0248;mestvergisting op boerderijniveau.pdf - BiogaS
0248;mestvergisting op boerderijniveau.pdf - BiogaS
0248;mestvergisting op boerderijniveau.pdf - BiogaS
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting<br />
van mest en biomassa<br />
Woonhuis<br />
WKKinstallatie<br />
Teruglevering aan<br />
het energiebedrijf<br />
Stallen<br />
Biogas<strong>op</strong>slag<br />
© Ecogas international B.V.<br />
Mest, stalmest<br />
Vergiste<br />
mest<br />
Elektriciteit<br />
Bemesting<br />
Warmte<br />
Mest<br />
Biogas<br />
’s-Hertogenbosch, januari 2003<br />
In <strong>op</strong>dracht van:
Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting<br />
van mest en biomassa<br />
Opdrachtgever:<br />
Contactpersoon:<br />
Opdrachtnemer:<br />
Contactpersonen:<br />
Auteurs:<br />
Klankbordgroep:<br />
NOVEM B.V.<br />
Dhr. Ir. F.H.G. Nillesen<br />
HAS KennisTransfer<br />
Dhr. Ing. P.A.E. Lemmens<br />
Dhr. Ir. J.A.J.L. van der Wee<br />
Dhr. R.H.C. van der Leeden<br />
Dhr. P.P.M.J. van Roovert<br />
Dhr. A.H.M. van de Wassenberg<br />
Mevr. R. Kalf<br />
(Projectbureau Duurzame Energie)<br />
Dhr. Ir. W.vd. Hulst<br />
(Prov. Noord-Brabant / GTD)<br />
Dhr. Ir. S.M. Smeulders<br />
(ministerie VROM)<br />
Dhr. Drs. F. Stouthart<br />
(SRE / Milieudienst Regio Eindhoven)<br />
Dhr. P.J.M.M. Lemmens<br />
(Prov. Limburg)<br />
Dhr. Ir. J.H.G. Tuinte<br />
(ministerie van LNV)<br />
’s-Hertogenbosch, januari 2003
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Voorwoord<br />
Voor u ligt de rapportage van de technische en juridische procedures die in kaart zijn<br />
gebracht om de vergunningverlener en de initiatiefnemer te ondersteunen bij het<br />
realiseren van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />
Het project is uitgevoerd door HAS KennisTransfer in <strong>op</strong>dracht van NOVEM in het<br />
kader van het programma Duurzame Energie Nederland (DEN). NOVEM verzorgt dit<br />
programma voor het ministerie van Economische Zaken. Een onderdeel van het<br />
programma is het ondersteunen van gemeenten bij het inventariseren van het<br />
Duurzame Energie potentieel met behulp van de duurzame energie scan.<br />
Mestvergisting is een belangrijk onderdeel van het Duurzame Energiepotentieel <strong>op</strong><br />
gemeentelijk niveau, maar biedt nog veel onduidelijkheden omtrent wet- en<br />
regelgeving.<br />
Het rapport is dusdanig modulair <strong>op</strong>gezet dat er in de toekomst de mogelijkheid<br />
bestaat om relatief eenvoudig de informatie uit het rapport te verwerken in een<br />
webpagina.<br />
Deze bureaustudie is uitgevoerd door drie afstudeerders van de HAS Den Bosch, die<br />
begeleid werden door een zestal adviseurs van HAS KennisTransfer, respectievelijk<br />
dhr. J. Janssen, dhr. M. Geurts van Kessel, dhr. C. Klaver, dhr. P. Lemmens, Mevr.<br />
A. Spierings en dhr. J. van der Wee. Deze adviseurs hebben elk advies gegeven <strong>op</strong><br />
hun eigen vakgebied uit het rapport, te weten technologie, techniek, ruimtelijke<br />
ordening, milieuwetgeving en bedrijfseconomie.<br />
Daarnaast is voorafgaande aan het project een klankbordgroep samengesteld,<br />
bestaande uit deskundigen <strong>op</strong> het gebied van <strong>mestvergisting</strong> in Nederland. Deze<br />
mensen hebben een aanzienlijke meerwaarde weten te bieden aan dit rapport door<br />
hun praktische kennis met ons te delen. Er kan vanuit gegaan worden dat de<br />
informatie in dit rapport, is afgeleid van de laatste nieuwe ontwikkelingen <strong>op</strong> het<br />
gebied van wet- en regelgeving tot 1 januari 2003. Er dient echter rekening<br />
gehouden te worden met het feit dat er voortdurend veranderingen zijn in wetten,<br />
regels en beleid omtrent <strong>mestvergisting</strong> en het afvalstoffenbeleid in relatie tot covergisting.<br />
HAS KennisTransfer wil alle mensen bedanken die informatie beschikbaar hebben<br />
gesteld voor de tot standkoming van dit rapport.<br />
Tenslotte wil HAS KennisTransfer langs deze weg ook de leden van de<br />
klankbordgroep, mevr. R. Kalf (PDE), dhr. W. van der Hulst (GTD), dhr. M. Lemmens<br />
(Prov. Limburg), dhr. F. Stouthart (MRE) en dhr. J. Tuinte (LNV) bijzonder bedanken<br />
voor hun bijdrage aan dit rapport.<br />
‘s-Hertogenbosch, januari 2003<br />
HAS KennisTransfer<br />
Advies:<br />
Dhr. J. Janssen<br />
Dhr. M. Geurts van Kessel,<br />
Dhr. C. Klaver<br />
Dhr. P. Lemmens<br />
Mevr. A. Spierings<br />
Dhr. J. van der Wee<br />
Uitvoering:<br />
Dhr. R. van der Leeden<br />
Dhr. P. van Roovert<br />
Dhr. A. van de Wassenberg<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />
III
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Inhouds<strong>op</strong>gave<br />
VOORWOORD ...................................................................................................................................III<br />
SAMENVATTING .............................................................................................................................VII<br />
1 INLEIDING....................................................................................................................................1<br />
1.1 DOELSTELLING.............................................................................................................................1<br />
1.2 LEESWIJZER..................................................................................................................................1<br />
2 AFBAKENING MESTVERGISTING OP BOERDERIJNIVEAU...........................................3<br />
2.1 STROOMSCHEMA AFBAKENING MESTVERGISTING OP BOERDERIJNIVEAU......................................3<br />
2.2 TOELICHTING STROOMSCHEMA BOERDERIJNIVEAU ......................................................................4<br />
3 TECHNOLOGIE / TECHNIEK...................................................................................................7<br />
3.1 TECHNOLOGISCHE ASPECTEN MESTVERGISTING...........................................................................7<br />
3.1.1 Principe <strong>mestvergisting</strong>...........................................................................................................7<br />
3.1.2 Biochemische achtergrond....................................................................................................10<br />
3.1.3 Ontzwaveling biogas .............................................................................................................12<br />
3.1.4 Digestaat ...............................................................................................................................13<br />
3.2 TECHNISCHE ASPECTEN MESTVERGISTING..................................................................................13<br />
3.2.1 Type vergistingsinstallaties ...................................................................................................13<br />
3.2.2 Benutting van biogas.............................................................................................................16<br />
3.2.3 Mestverwerkingstechnieken...................................................................................................18<br />
3.2.4 Arbeid....................................................................................................................................20<br />
3.2.5 Processchema <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> ................................................................21<br />
3.3 AANZET MODULE TECHNIEK / TECHNOLOGIE..............................................................................22<br />
3.3.1 Stroomschema techniek/technologie .....................................................................................22<br />
3.3.2 Toelichting stroomschema techniek / technologie.................................................................23<br />
3.4 BIOGASBENUTTING.....................................................................................................................31<br />
3.4.1 Stroomschema biogasbenutting.............................................................................................31<br />
3.4.2 Toelichting stroomschema biogasbenutting..........................................................................32<br />
3.5 DOCUMENTATIE TECHNIEK/TECHNOLOGIE ................................................................................34<br />
4 RUIMTELIJKE ORDENING.....................................................................................................35<br />
4.1 STROOMSCHEMA WET RUIMTELIJKE ORDENING .........................................................................35<br />
4.2 TOELICHTING WET RUIMTELIJKE ORDENING ..............................................................................36<br />
4.2.1 Algemene beleidsregels.........................................................................................................36<br />
4.2.2 Ruimtelijk beleid <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> ............................................................36<br />
4.2.3 Beschikbare ruimte binnen het bouwblok..............................................................................37<br />
4.2.4 Het bestemmingsplan ............................................................................................................37<br />
4.2.5 Het herzien van een bestemmingsplan in het kort .................................................................39<br />
4.3 BOUWVERGUNNING....................................................................................................................39<br />
4.3.1 Hoofdlijnen bouwvergunning................................................................................................39<br />
4.3.2 De bouwvergunningprocedure..............................................................................................40<br />
4.3.3 Publicatie bouwaanvraag .....................................................................................................41<br />
4.3.4 Voorschriften bouwvergunning .............................................................................................42<br />
4.3.5 Intrekken bouwvergunning....................................................................................................42<br />
4.3.6 Rechtsbescherming................................................................................................................42<br />
4.3.7 Openbaar register .................................................................................................................42<br />
4.4 COÖRDINATIE BOUWVERGUNNING MET DE MILIEUVERGUNNING................................................42<br />
4.5 DOCUMENTATIE RUIMTELIJKE ORDENING..................................................................................44<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />
IV
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5 MILIEUWETGEVING ...............................................................................................................45<br />
5.1 VERGUNNINGVERLENING M.B.T. DE WET MILIEUBEHEER...........................................................45<br />
5.2 TOELICHTING STROOMSCHEMA WET MILIEUBEHEER..................................................................49<br />
5.3 MILIEURANDVOORWAARDEN VERGUNNINGVERLENING MESTVERGISTING.................................51<br />
5.3.1 Toetsingskader lucht .............................................................................................................51<br />
5.3.2 Toetsingskader Bodem ..........................................................................................................53<br />
5.3.3 Toetsingskader Geluidshinder...............................................................................................53<br />
5.3.4 Toetsingskader Afvalstoffen ..................................................................................................54<br />
5.3.5 Toetsingskader Veiligheid.....................................................................................................55<br />
5.3.6 Toetsingskader Energie.........................................................................................................57<br />
5.3.7 Toetsingskader Hygiëne ........................................................................................................57<br />
5.4 BESLUIT EMISSIE-EISEN STOOKINSTALLATIES MILIEUBEHEER B ................................................58<br />
5.4.1 Inrichtingen waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is......................................................................58<br />
5.4.2 Stookinstallatie waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is.................................................................59<br />
5.4.3 Emissie-eisen.........................................................................................................................59<br />
5.4.4 Meetverplichting ...................................................................................................................61<br />
5.4.5 Storingen en voorvallen ........................................................................................................62<br />
5.5 MESTSTOFFENWET .....................................................................................................................62<br />
5.6 DOCUMENTATIE MILIEUWETGEVING..........................................................................................63<br />
6 CO-VERGISTING.......................................................................................................................64<br />
6.1 TECHNOLOGISCH ........................................................................................................................64<br />
6.2 TECHNIEK...................................................................................................................................65<br />
6.3 WETGEVING ...............................................................................................................................66<br />
6.3.1 Wet milieubeheer...................................................................................................................66<br />
6.3.2 Wet ruimtelijke ordening.......................................................................................................67<br />
6.3.3 Meststoffenwet.......................................................................................................................67<br />
6.4 BEDRIJFSECONOMIE BIJ CO-VERGISTING.....................................................................................68<br />
6.5 DOCUMENTATIE CO-VERGISTING ...............................................................................................70<br />
7 BEDRIJFSECONOMIE..............................................................................................................71<br />
7.1 TOELICHTING REKENMODEL.......................................................................................................71<br />
7.2 BEDRIJFSGEGEVENS....................................................................................................................73<br />
7.3 METHAANPRODUCTIE.................................................................................................................76<br />
7.4 TECHNIEK...................................................................................................................................77<br />
7.5 BESPARING.................................................................................................................................78<br />
7.6 OPBRENGST ................................................................................................................................79<br />
7.7 FISCAAL VOORDEEL....................................................................................................................79<br />
7.8 INVESTERING..............................................................................................................................81<br />
7.9 SALDO ........................................................................................................................................81<br />
7.10 TOELICHTING VOORBEELDREKENMODEL ...............................................................................82<br />
7.11 DOCUMENTATIE BEDRIJFSECONOMIE.....................................................................................83<br />
8 BUURTNIVEAU / CENTRALE MESTVERGISTING ...........................................................84<br />
8.1 BEVOEGD GEZAG........................................................................................................................84<br />
8.2 LOCATIE VAN DE CENTRALE MESTVERGISTINGSINSTALLATIE.....................................................84<br />
8.3 VERGUNNINGVERLENING M.B.T WET MILIEUBEHEER.................................................................85<br />
9 DISCUSSIE...................................................................................................................................87<br />
10 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...................................................................................89<br />
10.1 CONCLUSIES...........................................................................................................................89<br />
10.2 AANBEVELINGEN ...................................................................................................................91<br />
LITERATUURLIJST...........................................................................................................................94<br />
LIJST VAN BEGRIPPEN....................................................................................................................96<br />
LIJST VAN AFKORTINGEN.............................................................................................................99<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />
V
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
BIJLAGE 1: CATEGORIEËN VAN INRICHTINGEN (BIJLAGE 1, IVB)................................100<br />
BIJLAGE 2: BIOGASOPBRENGST DIERLIJKE MEST.............................................................105<br />
BIJLAGE 3: BIOGASOPBRENGST CO-PRODUCTEN ..............................................................106<br />
BIJLAGE 4: REKENMODEL ..........................................................................................................107<br />
BIJLAGE 5: VOORBEELD REKENMODEL ................................................................................114<br />
BIJLAGE 6: LEVERANCIERS VERGISTINGSINSTALLATIES ..............................................121<br />
BIJLAGE 7: LEVERANCIERS VAN INSTALLATIEONDERDELEN ......................................124<br />
BIJLAGE 8: ALGEMENE ORGANISATIES DUURZAME ENERGIE .....................................126<br />
BIJLAGE 9: KENNISDRAGERS.....................................................................................................128<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />
VI
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Samenvatting<br />
De Nederlandse overheid richt zich de laatste jaren <strong>op</strong> het stimuleren van duurzame<br />
energie projecten. NOVEM voert in <strong>op</strong>dracht van het Ministerie van economische<br />
zaken het programma Duurzame Energie Nederland (DEN) uit. Een onderdeel van<br />
dat programma is het ondersteunen van gemeenten bij het inventariseren van het<br />
Duurzame Energie (DE) potentieel met behulp van de duurzame energie scan.<br />
Mestvergisting kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van<br />
duurzame energie in Nederland.<br />
Er is bij gemeenten, maar ook andere betrokkenen, zoals initiatiefnemers en<br />
belanghebbende omwonenden, onvoldoende bekend over de technische en<br />
milieuhygiënische randvoorwaarden van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Daarom is er<br />
behoefte aan een plan van aanpak voor het omgaan met, en het beoordelen en<br />
behandelen van aanvragen voor <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. HAS<br />
KennisTransfer heeft in <strong>op</strong>dracht van NOVEM een plan van aanpak geschreven,<br />
waarmee gemeenten en initiatiefnemers ondersteund worden bij het doen realiseren<br />
van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />
De mogelijkheden die bestaan voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland<br />
zijn in dit rapport uitgewerkt voor vier modules, te weten techniek/technologie,<br />
ruimtelijke ordening, milieuwetgeving en bedrijfseconomie. In deze modules wordt<br />
zowel de technische als economische haalbaarheid van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> voor met name de initiatiefnemer weergegeven. Met name wordt<br />
voor de vergunningverlener met behulp van stroomschema’s stapsgewijs uitgewerkt<br />
in hoeverre <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is toegestaan, volgens ruimtelijke<br />
ordening aspecten en voor milieu aspecten en wordt tevens de mogelijkheden voor<br />
co-vergisting toegelicht.<br />
Mestvergisting is een microbiologisch proces waarbij organische stof uit biomassa<br />
onder anaërobe omstandigheden door methaanvormende bacteriën vergist wordt.<br />
Het ontstane biogas uit <strong>mestvergisting</strong> wordt in een gasmotor verbrand en omgezet<br />
in elektriciteit en warmte. Deze energie kan gebruikt worden <strong>op</strong> het eigen bedrijf of<br />
geleverd worden aan derden (bijv. een energiebedrijf). De uitvergiste mest kan als<br />
dierlijke meststof <strong>op</strong> landbouwgrond worden aangewend.<br />
De vergisting van organische stof is een temperatuursafhankelijk proces. Bij een<br />
hogere temperatuur verlo<strong>op</strong>t het proces sneller, de biogasproductie wordt echter niet<br />
significant hoger. Mesofiele <strong>mestvergisting</strong> in combinatie met een volledig geroerd<br />
systeem met constante inhoud is vaak de meest geschikte <strong>op</strong>tie voor vergisting <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>. Het mesofiele proces is het minst gevoelig voor pH- en<br />
temperatuurschommelingen en de volledig geroerde vergister heeft normaliter de<br />
kortste terugverdientijd, vraagt weinig arbeid en is relatief gemakkelijk realiseerbaar.<br />
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een vrijstelling van het<br />
bestemmingsplan en een bouwvergunning vereist. Voor de bouwvergunning is vooral<br />
de wetgeving <strong>op</strong> het gebied van ruimtelijke ordening, met name het<br />
bestemmingsplan, bepalend. Tijdig vooroverleg tussen initiatiefnemer en gemeente<br />
is dan ook van essentieel belang om tot een gestroomlijnde vergunningverlening te<br />
komen. De algemene lijn van het ruimtelijke ordeningsbeleid is dat er terughoudend<br />
moet worden omgegaan met verstening van het buitengebied. Zolang een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sactiviteit valt onder het begrip “normale agrarische bedrijfsvoering” is<br />
<strong>mestvergisting</strong> in het buitengebied toegestaan.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />
VII
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Een <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit is een vorm van mestverwerking en is daarom een<br />
vergunningplichtige activiteit in de zin van de Wet milieubeheer (Wm). Inrichtingen<br />
voor het verwerken van >10 m³ dierlijke mest zijn immers vergunningplichtig. Voor<br />
vergisting van uitsluitend dierlijke mest, afkomstig van het eigen bedrijf<br />
(<strong>boerderijniveau</strong>) is er een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 7.1 Ivb bij de<br />
gemeente. De grens tussen gemeente en GS als bevoegd gezag ligt bij een<br />
capaciteit van 25.000 m³ per jaar van buiten de inrichting afkomstig.<br />
In de milieuvergunning moeten richtlijnen voor de volgende milieurandvoorwaarden<br />
<strong>op</strong>genomen worden; lucht, bodem, geluidhinder, afvalstoffen, veiligheid, energie en<br />
hygiëne. Voor de gasmotor worden echter geen emissie-eisen <strong>op</strong>genomen in de<br />
milieuvergunning. Hiervoor geldt een aparte regeling, het Besluit Emissie-eisen<br />
Stookinstallaties Milieubeheer B. Dit besluit heeft betrekking <strong>op</strong> de emissie van<br />
stikstofoxiden door de verbranding van biogas. De Nederlandse emissie Richtlijn<br />
(NeR) wordt bij het toetsingskader lucht wel <strong>op</strong>genomen in de milieuvergunning,<br />
maar beperkt zich tot procesemissies, dus emissie uit de vergistingssilo (met name<br />
NH 3 ). Tenslotte gelden er regels ten aanzien van het in of <strong>op</strong> de bodem brengen van<br />
dierlijke meststoffen, dus ook voor digestaat. Het Besluit Gebruik Dierlijke<br />
Meststoffen (BGDM) stelt regels over emissie-arm aanwenden en uitrijtijdstippen. Het<br />
Besluit kwaliteit en gebruik Overig Organische Meststoffen (BOOM) is van<br />
toepassing wanneer mengsels van dierlijke mest en overige organische meststoffen<br />
(>50 %) worden vergist. Het BOOM stelt vooral regels ten aanzien van gehalte-eisen<br />
voor o.a. zware metalen.<br />
Steeds meer breekt het inzicht door dat vergisting van uitsluitend dierlijke mest<br />
economisch niet haalbaar is. Om het rendement van de installatie te verhogen is het<br />
interessant om co-producten toe te voegen aan het vergistingsproces.<br />
Co-producten vergisten die afkomstig zijn van de eigen inrichting en voortkomen uit<br />
de normale agrarische activiteiten (denk aan stalmest, vaste mestsoorten,<br />
voerresten, enz.), wordt gezien als normale agrarische bedrijfsvoering. Zodra<br />
organische afvalstoffen worden toegevoegd, is een ontheffing van het ministerie van<br />
LNV, via RIKILT, noodzakelijk om het digestaat juridisch als zijnde meststof te<br />
mogen aanwenden <strong>op</strong> landbouwgrond.<br />
Het toevoegen van organische producten die van buiten de inrichting afkomstig zijn,<br />
leidt met de huidige wet- en regelgeving juridisch gezien in elke hoeveelheid tot<br />
afvalverwerking. Wanneer co-producten van derden worden toegevoegd, stijgt dit uit<br />
boven de normale agrarische en stelt de Wro verdergaande eisen aan de locatie. Dit<br />
houdt in dat de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie in het algemeen verwezen wordt naar een<br />
daartoe aangewezen bedrijventerrein.<br />
Per bedrijfssituatie zal de haalbaarheid van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie onderzocht<br />
moeten worden. Of een afzonderlijke vergistingsinstallatie haalbaar is, blijkt<br />
afhankelijk te zijn van diverse factoren. De belangrijkste factoren zijn <strong>op</strong>brengsten<br />
van de installatie enerzijds, deze zijn vooral afhankelijk van de biogas<strong>op</strong>brengst uit<br />
een m³ biomassa vertaald in <strong>op</strong>brengsten uit elektriciteit en warmte, en de kosten<br />
van de installatie anderzijds. De investeringsruimte van het betreffende bedrijf speelt<br />
hier een hoofdrol in. De investering kan sterk afhangen van de reeds aanwezige<br />
onderdelen van de installatie, met name bestaande mest<strong>op</strong>slagen. In hoeverre<br />
subsidies en fiscale regelingen benut kunnen worden, bepaalt mede de haalbaarheid<br />
van het initiatief.<br />
Naast <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is voor relatief kleine bedrijven,<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau of centrale <strong>mestvergisting</strong> interessant. Zodra een<br />
bedrijf een functie vervult van <strong>mestvergisting</strong> voor derden, stijgt dit uit boven de<br />
normale agrarische bedrijfsvoering en is er aanleiding om ook vanuit de ruimtelijke<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />
VIII
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
ordening nadere eisen te stellen aan de locatie. Bij de beoordeling van een locatie<br />
voor centrale <strong>mestvergisting</strong> in het buitengebied wordt getoetst <strong>op</strong> schaalaspecten,<br />
landschappelijke en cultuurhistorische waarde, milieubelasting naar de omgeving,<br />
infrastructuur, verkeersbelasting en (indien mogelijk) benutting van de bestaande dan<br />
wel vrijkomende (agrarische) bebouwing. Voor buurtvergisting worden vergelijkbare<br />
eisen gesteld aan de installatie. De grens tussen de gemeente en GS als bevoegd<br />
gezag ligt ook hier bij meer dan 25.000 m³ van buiten de inrichting afkomstige<br />
dierlijke meststoffen. Wordt er echter meer dan 36.000 m³ (100 m³ per dag) vergist,<br />
dient er naast de Wm-vergunning ook een beoordelingsnotitie voor een Milieu Effect<br />
Rapportage (MER) te worden <strong>op</strong>gesteld.<br />
Samenvattend blijkt dat door onduidelijkheid in wet- en regelgeving <strong>mestvergisting</strong> in<br />
Nederland niet of nauwelijks van de grond komt. Wanneer uitsluitend mest van de<br />
eigen inrichting wordt vergist is vergunningverlening in principe geen probleem.<br />
Daartegenover staat dat <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> met gebruik van<br />
uitsluitend dierlijke mest slechts haalbaar is bij relatief grote bedrijfsomvang en covergisting<br />
in de meeste gevallen noodzakelijk is om de investering rendabel te<br />
maken. Op dit gebied liggen grote knelpunten met betrekking tot afvalverwerking en<br />
normale agrarische bedrijfsvoering. Tot slot biedt clustering van in elkaars nabijheid<br />
gelegen bedrijven economisch perspectief om <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
rendabel te maken.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />
IX
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
1 Inleiding<br />
Mestvergisting is een microbiologisch proces waarbij organische stof door bacteriën<br />
gefermenteerd wordt. Hierbij ontstaat biogas dat kan worden omgezet in warmte en<br />
elektriciteit. Het biogas wordt verbrand in een gasmotor die een generator aandrijft.<br />
Hiermee kan financieel voordeel behaald worden door besparingen <strong>op</strong> het eigen<br />
gebruik van aardgas en elektriciteit, of door een deel van de warmte en elektriciteit<br />
terug te leveren aan derden. (Tijmensen et al., 2002)<br />
De uitvergiste mest kan alsnog voor bodembemesting gebruikt worden, waarbij zelfs<br />
voordelen bestaan ten <strong>op</strong>zichte van verse dierlijke mest. Mestvergisting biedt<br />
bovendien voordelen voor het milieu vanwege minder emissie van broeikasgassen<br />
uit de mest. Tenslotte kunnen de voordelen van bemesting met vergiste mest ten<br />
<strong>op</strong>zichte van verse mest een besparing <strong>op</strong>leveren in anorganische meststoffen.<br />
Mestvergisting maakt het dus mogelijk om via een tussenstap extra rendement te<br />
halen uit dierlijke mest.<br />
Toch komt <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland niet of nauwelijks van de<br />
grond. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat er veel onduidelijkheid bestaat over de<br />
vergunningverlening van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />
Er is behoefte aan een plan van aanpak voor het omgaan met, en het beoordelen en<br />
behandelen van aanvragen voor <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Er is<br />
geconstateerd dat zowel de technische kennis over, en het inzicht in de toepassing<br />
en omzetting van mest in energie door middel van vergisting, als de kennis en het<br />
overzicht van de procedures <strong>op</strong> het gebied van ruimtelijke ordening en<br />
vergunningverlening, binnen het gemeentelijke apparaat tekort schiet en veelal<br />
geheel ontbreekt. Er is bij gemeenten, maar ook bij andere betrokken zoals<br />
initiatiefnemers en belanghebbende omwonenden, onvoldoende bekend over de<br />
technische en milieuhygiënische randvoorwaarden van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />
Ook ontbreekt het vaak aan helder inzicht in de mogelijkheden die in het kader van<br />
de ruimtelijke ordening binnen bepaalde bestemmingen aanwezig zijn, dan wel<br />
gecreëerd kunnen worden, terwijl vaak ook onduidelijkheid bestaat over welke eisen<br />
noodzakelijkerwijs of in alle redelijkheid in een (milieu-)vergunning kunnen of moeten<br />
worden <strong>op</strong>genomen.<br />
1.1 Doelstelling<br />
De doelstelling van dit project is te komen tot een praktisch plan van aanpak,<br />
voorzien van stroomschema’s waarmee gemeenten initiatieven voor het <strong>op</strong>richten<br />
van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kunnen beoordelen en vervolgens<br />
(doen) realiseren. Hiermee moeten zij in staat kunnen zijn, alle relevante aspecten<br />
die daarbij een rol spelen <strong>op</strong> adequate wijze in de te verlenen vergunning <strong>op</strong> te<br />
nemen en daar<strong>op</strong> efficiënt te controleren. Tevens vormt dit project een leidraad voor<br />
initiatiefnemers om te kunnen beoordelen of <strong>mestvergisting</strong> mogelijk en/of haalbaar<br />
is voor zijn of haar specifieke bedrijfssituatie.<br />
1.2 Leeswijzer<br />
Bij <strong>mestvergisting</strong> zijn een viertal modules belangrijk die ieder in een apart hoofdstuk<br />
aan de orde zullen komen. In hoofdstuk 2 wordt allereerst <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> middels een stroomschema afgebakend worden. Vervolgens wordt in<br />
hoofdstuk 3 de eerste module: “technologische en technische aspecten van het<br />
vergistingsproces” beschreven. Hierbij komt het vergistingsproces en de uitvoering<br />
van de installatie aan de orde.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 1
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan <strong>op</strong> de wetgeving met betrekking tot Ruimtelijke<br />
Ordening die belangrijk is voor de bestemming en uitvoering van de<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Op de Milieuwetgeving wordt vervolgens in hoofdstuk 5<br />
dieper ingegaan. Hierin worden de eisen beschreven die in de milieuvergunning<br />
gesteld moeten worden aan <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Hoofdstuk 6 handelt over covergisting.<br />
De regelgeving met betrekking tot afvalverwerking is momenteel nog zeer<br />
diffuus, daarom zal in dit hoofdstuk expliciet aan de orde komen welke<br />
mogelijkheden er zijn voor co-vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. In hoofdstuk 7 worden<br />
de bedrijfseconomische aspecten van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> beschreven.<br />
Hierin is eveneens het onderdeel co-vergisting meegenomen. Hoofdstuk 8 geeft<br />
belangrijke informatie over buurt-/centrale vergisting. Dit hoofdstuk geeft aanvullende<br />
eisen voor buurt-/centrale vergisting, die reeds bij <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
aan de orde zijn gekomen. Discussiepunten die ontstaan naar aanleiding van deze<br />
bureaustudie komen in hoofdstuk 9 aan de orde.<br />
Tenslotte worden in het hoofdstuk 10 conclusies getrokken en aanbevelingen<br />
gedaan, wat de stand van zaken is met betrekking tot vergunningverlening en het<br />
vergroten van de rentabiliteit van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. In<br />
de aanbevelingen worden suggesties gedaan voor veranderingen die moeten zorgen<br />
dat voor gemeentelijke en provinciale overheden (onbedoelde) drempels te aanzien<br />
van de realisatie van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kunnen worden<br />
weggenomen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 2
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
2 Afbakening <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
Mestvergisting kan zowel <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> als <strong>op</strong> buurt-/centraalniveau uitgevoerd<br />
worden. Omdat er juridische verschillen bestaan tussen boerderij- en buurt-/centraalniveau,<br />
wordt in dit hoofdstuk middels een stroomschema en bijbehorende toelichting<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> afgebakend.<br />
2.1 Stroomschema afbakening <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
De afbakening is weergegeven in onderstaande stroomschema. Buurt-<br />
/centraalniveau komt in hoofdstuk 8 aan de orde. Verder wordt <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> onderverdeeld in drie richtingen. Voor deze drie richtingen zullen de<br />
in de grijze vakken genoemde modules behandeld worden.<br />
A. Is er sprake van <strong>mestvergisting</strong>?<br />
B. Is de mest afkomstig uit één eigen<br />
inrichting ?<br />
Ja<br />
Nee<br />
1.1 Boerderijniveau 2.1 Buurtniveau / Centraal (H8)<br />
1.2 Worden er co-producten<br />
toegevoegd ?<br />
Nee<br />
Ja<br />
1.3.1 Eigen mest 1.2.1 Zijn de co-producten<br />
afkomstig van derden?<br />
Technisch /<br />
Technologisch(H3)<br />
Nee<br />
1.3.2 Eigen mest<br />
en eigen c<strong>op</strong>roducten<br />
Ja<br />
1.3.3 Eigen mest<br />
en co-producten<br />
van derden<br />
Technisch /<br />
Technologisch (§6.2, 6.3)<br />
Bedrijfseconomisch<br />
(H7)<br />
Milieu<br />
(H5)<br />
Technisch /<br />
Technologisch (§6.2, 6.3)<br />
Ruimtelijke Ordening (H4)<br />
Bedrijfseconomisch<br />
(H7)<br />
Milieu<br />
(H8)<br />
Bedrijfseconomisch<br />
(H7)<br />
Milieu<br />
(§6.4.1)<br />
Ruimtelijke Ordening<br />
(§6.4.2, H8)<br />
Ruimtelijke Ordening<br />
(§6.4.2)<br />
Figuur 2.1 Stroomschema afbakening <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 3
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
2.2 Toelichting stroomschema <strong>boerderijniveau</strong><br />
Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> wordt afgebakend volgens figuur 2.1 <strong>op</strong> de vorige<br />
pagina. Een toelichting <strong>op</strong> het stroomschema <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> volgt<br />
hieronder.<br />
Stappen:<br />
A. Is er sprake van <strong>mestvergisting</strong>?<br />
Mestvergisting is het omzetten van organische stof uit dierlijke mest of andere<br />
organische producten met behulp van methaanvormende bacteriën. Bij dit<br />
proces ontstaat biogas, dat bestaat uit CH 4 , CO 2 , H 2 S, H 2 O. Het biogas kan<br />
gebruikt worden voor het <strong>op</strong>wekken van elektrische en/of thermische energie.<br />
B. Is de mest, die wordt vergist, afkomstig uit één eigen inrichting?<br />
Als één inrichting wordt beschouwd: De tot een zelfde onderneming of<br />
instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of<br />
functionele binding hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.<br />
In de praktijk wordt onder “inrichting” verstaan: alle bouwwerken en<br />
installaties die gevestigd zijn <strong>op</strong> één bouwblok. Stallen <strong>op</strong> een andere locatie<br />
kunnen wel tot één bedrijf horen, maar worden over het algemeen niet tot<br />
dezelfde inrichting gerekend. Iedere inrichting heeft meestal ook een eigen<br />
Wm-vergunning. Toch is het begrip inrichting onder invloed van jurisprudentie<br />
enigszins rekbaar. Wanneer verschillende bedrijfslocaties technische,<br />
organisatorische en functionele binding met elkaar hebben, kunnen deze toch<br />
als één inrichting aangemerkt worden.<br />
Het bevoegd gezag bepaalt uiteindelijk per afzonderlijk geval of meerdere<br />
bedrijfslocaties toch tot dezelfde inrichting horen. Blijkt uit deze beoordeling<br />
dat verschillende bedrijfslocaties van één en hetzelfde bedrijf tot één<br />
inrichting behoren, dan kan de <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit tot <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> worden gerekend. (Infomil, 2001)<br />
Door middel van deze vraagstelling wordt er een onderscheid gemaakt<br />
tussen de verschillende niveaus waar<strong>op</strong> <strong>mestvergisting</strong> plaats kan vinden,<br />
namelijk <strong>boerderijniveau</strong> of buurtniveau / centrale <strong>mestvergisting</strong>.<br />
Ja, de mest is afkomstig uit één eigen inrichting. Er is sprake van<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Vervolg het stroomschema bij<br />
punt 1.1.<br />
Nee, de mest is afkomstig uit meerdere inrichtingen. Er is sprake<br />
van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau / centraal niveau. Vervolg het<br />
stroomschema bij 2.1.<br />
1.1 Boerderijniveau<br />
Er wordt biomassa vergist <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Dit houdt in dat de biomassa<br />
die vergist gaat worden afkomstig is van één inrichting welke in gebruik is van<br />
de initiatiefnemer.<br />
2.1 Buurt-/Centraalniveau<br />
Er wordt biomassa vergist <strong>op</strong> buurt-/centraalniveau. Dit houdt in dat de<br />
biomassa afkomstig is van buiten de eigen inrichting. Er kan echter ook<br />
biomassa van de eigen inrichting worden vergist, samen met biomassa<br />
afkomstig van derden. Dit wordt kort behandeld in hoofdstuk 8.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 4
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
1.2 Worden er co-producten toegevoegd?<br />
Deze vraag is bedoeld om te bepalen of er naast dierlijke mest ook nog<br />
andere organische reststromen aan het vergistingsproces worden<br />
toegevoegd. Onder dierlijke meststoffen behoren: drijfmest en stapelbare<br />
dierlijke mest. De overige organische rest-/afvalproducten die eventueel aan<br />
het vergistingsproces worden toegevoegd, worden ook wel co-producten<br />
genoemd.<br />
Deze stap is van essentieel belang voor de soort installatie, de benodigde<br />
installatieonderdelen, de gas<strong>op</strong>brengst, de benodigde vergunningen en<br />
dergelijke.<br />
Nee, er worden geen co-producten aan het vergistingsproces<br />
toegevoegd. Dit houdt dus in dat er alleen dierlijke mest en<br />
eventueel stapelbare mest afkomstig van de eigen inrichting<br />
vergist zullen gaan worden. Stapelbare mest wordt juridisch niet<br />
gezien als zijnde een co-product. In de praktijk wordt dit wel als<br />
co-product aan het vergistingsproces toegevoegd. Vervolg het<br />
stroomschema bij 1.3.1.<br />
Ja, er worden co-producten aan het vergistingsproces<br />
toegevoegd. Dit houdt in dat er naast dierlijke en stapelbare mest<br />
afkomstig van de eigen inrichting ook andere bedrijfseigen<br />
organische producten worden toegevoegd. Hierbij valt te denken<br />
aan producten als voerresten, kuilmaïs, stro, slootmaaisel,<br />
enzovoorts. Indien er co-producten aan het proces worden<br />
toegevoegd, dan wordt het proces co-vergisting genoemd in plaats<br />
van <strong>mestvergisting</strong>. Bij co-vergisting is echter van groot belang dat<br />
de co-producten niet als afvalstof worden aangemerkt. Op het<br />
onderwerp co-vergisting wordt nader ingegaan in Hoofdstuk 6.<br />
Vervolg het stroomschema bij 1.2.1.<br />
1.3.1 Eigen mest<br />
Er wordt alleen mest vergist die afkomstig is van de eigen inrichting.<br />
Onder mest wordt verstaan: Drijfmest afkomstig van rundvee en varkens,<br />
maar ook stapelbare meststoffen zoals pluimveemest en stalmest. De<br />
consequenties hiervan worden uitgewerkt <strong>op</strong> elk van de relevante aspecten,<br />
namelijk technisch / technologisch, bedrijfseconomisch, ruimtelijke ordening<br />
en milieu. Dit zal gebeuren in de stroomschema’s van de bijbehorende<br />
hoofdstukken.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 5
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
1.2.1 Zijn de co-producten afkomstig van derden?<br />
Door deze vraag wordt er een onderscheid gemaakt tussen co-producten<br />
afkomstig van de eigen inrichting en co-producten afkomstig van derden. Dit<br />
onderscheid is van groot belang voor de wet- en regelgeving met betrekking<br />
tot <strong>mestvergisting</strong>.<br />
Nee, er worden alleen co-producten afkomstig van de eigen<br />
inrichting toegevoegd. Het kan hierbij gaan om producten zoals<br />
voerresten en stro van de eigen inrichting. Of dat de co-producten<br />
afkomstig zijn van de eigen inrichting is hierbij een belangrijk<br />
criterium. Co-producten van de eigen inrichting, die voortgekomen<br />
zijn uit de normale agrarische bedrijfsvoering, worden namelijk niet<br />
als afvalstof aangemerkt en mogen daarom vergist worden.<br />
Vervolg het stroomschema bij 1.3.2.<br />
Ja, er worden co-producten afkomstig van derden vergist.<br />
Naast eventuele co-producten afkomstig van de eigen inrichting<br />
worden er ook co-producten van derden vergist. Het kan hierbij<br />
gaan om zuiveringsslib, bermmaaisel, GFT-afval, plantaardige<br />
vetten, enzovoorts. Het vergisten van deze co-producten is<br />
mogelijk indien ze niet als afval worden getypeerd. Het vergisten<br />
van bovengenoemde producten <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is momenteel<br />
nog zeer problematisch en aanvullend beleid is hiervoor zeker<br />
nodig. Vervolg het stroomschema bij 1.3.3.<br />
1.3.2 Eigen mest en eigen co-producten<br />
Er worden dierlijke mest en co-producten van de eigen inrichting vergist.<br />
Vervolgens kunnen de consequenties hiervan <strong>op</strong> het gebied van<br />
techniek/technologie, bedrijfseconomie, ruimtelijke ordening en milieu worden<br />
uitgewerkt. Verdere uitleg omtrent co-vergisting met betrekking tot de<br />
verschillende modules is <strong>op</strong>genomen in het hoofdstuk 6.<br />
1.3.3 Eigen mest en co-producten van derden<br />
Er wordt dierlijke mest van de eigen inrichting vergist. Daarnaast worden ook<br />
co-producten van derden aan het vergistingsproces toegevoegd. Bij deze<br />
<strong>op</strong>tie is het natuurlijk ook mogelijk dat co-producten afkomstig van de eigen<br />
inrichting aan het proces worden toegevoegd. Vervolgens kunnen de<br />
consequenties hiervan <strong>op</strong> het gebied van techniek / technologie,<br />
bedrijfseconomie, ruimtelijke ordening en milieu worden uitgewerkt. Verdere<br />
uitleg omtrent co-vergisting met betrekking tot de verschillende modules is<br />
<strong>op</strong>genomen in hoofdstuk 6.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 6
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3 Technologie / techniek<br />
In dit hoofdstuk wordt ingegaan <strong>op</strong> de technologische en technische achtergronden<br />
van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Allereerst zal worden beschreven hoe het principe<br />
van <strong>mestvergisting</strong> verlo<strong>op</strong>t, waarbij de factoren die van belang zijn bij het proces<br />
afzonderlijk worden beschreven. Daarnaast worden de verschillende biochemische<br />
stappen in de reactor nader uitgewerkt. Vervolgens worden de verschillende<br />
reactortypen uitgelegd en tenslotte staat beschreven wat er met de diverse<br />
producten uit de installatie gedaan kan worden.<br />
3.1 TECHNOLOGISCHE ASPECTEN MESTVERGISTING<br />
3.1.1 Principe <strong>mestvergisting</strong><br />
Vergisting is het afbreken van organische stof in biomassa onder anaërobe<br />
(zuurstofloze) omstandigheden met behulp van methaanvormende microorganismen.<br />
Deze biomassa kan bestaan uit mest, maar er kunnen ook diverse<br />
andere organische producten aan het mengsel worden toegevoegd.<br />
Bij het vergistingsproces ontstaat biogas, een gasmengsel dat voor 60-65% bestaat<br />
uit methaan en voor 35-40% uit CO 2 . Het bevat verder een kleine fractie H 2 S en NH 3<br />
en een verzadigde hoeveelheid water. Het uiteindelijke doel van <strong>mestvergisting</strong> is het<br />
produceren van biogas uit mest en eventuele co-producten, waarbij biogas omgezet<br />
kan worden in warmte en elektriciteit in een gasmotor, of enkel in warmte in een<br />
warmwaterketel. (Korsten et al., HAS KennisTransfer, 2002)<br />
Het vergistingsproces is te verdelen in twee hoofdstappen, de zure vergisting en de<br />
methaanvergisting. De zure vergisting vormt vooral vluchtige vetzuren. Bij de<br />
methaanvergisting worden deze vetzuren omgezet in CO 2 en CH 4 . Het verlo<strong>op</strong> van<br />
het vergistingsproces is afhankelijk van een aantal factoren, namelijk:<br />
• de temperatuur<br />
• de zuurgraad<br />
• verblijftijd<br />
• C/N-verhouding<br />
• procesremmende stoffen (zware metalen, medicijnen)<br />
• menging<br />
• drogestofgehalte<br />
Hieronder zullen deze factoren afzonderlijk beschreven worden.<br />
3.1.1.1 Temperatuur<br />
De temperatuur van het gehele proces is van invloed <strong>op</strong> de snelheid waarmee het<br />
vergistingsproces verlo<strong>op</strong>t. Bij een hogere temperatuur verlo<strong>op</strong>t het proces sneller,<br />
waardoor er meer biogas in een kortere tijd vrijkomt. De totale hoeveelheid biogas<br />
die vrijkomt blijft echter gelijk. Er zijn hierbij drie zones te onderscheiden, namelijk:<br />
• psychrofiele zone: 0 – 20°C, <strong>op</strong>timum 17°C<br />
• mesofiele zone: 20 – 45°C, <strong>op</strong>timum 33°C<br />
• thermofiele zone: 45 – 75°C, <strong>op</strong>timum 55°C<br />
De <strong>op</strong>timumtemperatuur in een zone is de temperatuur waarbij het vergistingsproces<br />
in deze zone <strong>op</strong>timaal verlo<strong>op</strong>t. Hierbij is de biogas<strong>op</strong>brengst dus maximaal en de<br />
vergistingsduur minimaal.<br />
Psychrofiele vergisting (ook wel koude vergisting genoemd) is het proces van<br />
vergisting dat zich afspeelt bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 17°C. Psychrofiele<br />
vergisting treedt altijd <strong>op</strong> bij het <strong>op</strong>slaan van mest in traditionele kelders of silo’s<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 7
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
(spontane vergisting). Bij psychrofiele vergisting wordt meestal niet geïsoleerd en<br />
weinig of niet verwarmd. Investeringskosten zijn dus relatief laag.<br />
Deze manier van vergisting is niet geschikt om toe te passen in een aparte vergister,<br />
het biogas komt namelijk maar heel langzaam vrij. Onder de 25°C zal de<br />
gas<strong>op</strong>brengst snel afnemen, doordat de activiteit en vooral de groei van de bacteriën<br />
temperatuursafhankelijk is. Als de temperatuur van het vergistingsproces onder de<br />
15°C ligt, is de gas<strong>op</strong>brengst minder dan 30% van de maximale <strong>op</strong>brengst. De<br />
verblijftijd van de mest in een psychrofiele reactor kan wel <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot meer dan 100<br />
dagen. Daarom zal dit proces niet worden toegepast bij <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>.<br />
Mesofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 33°C. Bij<br />
voorkeur moet de temperatuur tussen de 30 en 40°C blijven. Deze temperatuur is<br />
uitermate geschikt om in de vergistingsreactor toe te passen. De methaanvormende<br />
bacteriën in dit proces zijn namelijk niet zo gevoelig voor veranderingen in de<br />
temperatuur of de zuurgraad in de reactor. Zeker <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is dit een aan te<br />
bevelen proces. De verblijftijd van de mest bij dit proces kan variëren van 15 – 40<br />
dagen afhankelijk van de mestsoort en het type reactor.<br />
Thermofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 55°C. Voordeel<br />
van de hogere temperatuur is dat het biogas sneller vrijkomt, waardoor volstaan kan<br />
worden met een kortere verblijftijd (10 – 20 dagen). De totale hoeveelheid biogas die<br />
vrijkomt is echter niet hoger dan bij mesofiele vergisting. Het biogas komt alleen<br />
sneller vrij. Het CH 4 -gehalte in het biogas is bij een thermofiel proces gemiddeld 3%<br />
lager dan bij een mesofiel proces.<br />
Nadeel van het thermofiele proces is dat er relatief veel energie toegevoerd moet<br />
worden, om de mest in de reactor <strong>op</strong> temperatuur te houden. De methaanvormende<br />
bacteriën zijn bij thermofiele vergisting uitermate gevoelig voor schommelingen in<br />
temperatuur en zuurgraad. Een kleine schommeling van de zuurgraad kan al fataal<br />
zijn voor de thermofiele methaanvormende bacteriën. Temperatuurschommelingen in<br />
de vergister van 1 tot 2°C zijn geen probleem. Wanneer de temperatuur meer dan 2<br />
tot 3°C schommelt neemt de gasproductie af. Door de hogere temperatuur is het vrije<br />
NH 3 -gehalte in de vergistende mest hoger (het evenwicht tussen NH 3 en NH 4 + ,<br />
verschuift richting NH 3 ). Het vergistingsproces is hier gevoelig voor, adaptie van de<br />
methaanbacteriën aan de vrije NH 3 kan dit echter ondervangen.<br />
Dit proces is echter in Nederland nog nooit <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> toegepast. Doordat de<br />
vergister kleiner kan worden gebouwd en er zo <strong>op</strong> de kosten kan worden bespaard,<br />
zijn er <strong>op</strong> termijn wellicht mogelijkheden voor thermofiele vergisting. (Korsten et al.,<br />
HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001; de Ruijter, 2001)<br />
3.1.1.2 Zuurgraad<br />
Hydrolyse is mogelijk in een breed pH-traject. De <strong>op</strong>timale pH van verzuring van<br />
koolhydraten bedraagt 5,5 – 6,0 en van eiwitten 7,0 – 7,5. De <strong>op</strong>timale pH voor<br />
methaanvorming bedraagt 7,5 – 8,5. Mest (pH 7,5 – 8,0) bevat een hoog gehalte aan<br />
pH-bufferende stoffen zoals HCO 3 - , NH 3 en PO 4 3- . Hydrolyse, verzuring en<br />
methaanvorming van mest in een gemengde reactor zal nauwelijks pH<br />
veranderingen teweegbrengen, als echter veel gemakkelijk afbreekbare koolhydraten<br />
in de vorm van co-producten aan de mest worden toegevoegd, bestaat het gevaar<br />
van verzuring van de reactorinhoud tot zelfs pH
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.1.1.3 Verblijftijd<br />
Er dient een minimale verblijftijd van de mest in de reactor te worden aangehouden<br />
in verband met het uitspoelen van de methaanvormende bacteriën. Het aanhouden<br />
van deze verblijftijd is noodzakelijk, omdat de methaanvormende bacteriën langzaam<br />
groeien en dan nog niet voldoende nieuwe bacteriën hebben aangemaakt. Er is ook<br />
sprake van een maximale verblijftijd. Bij een verblijftijd groter dan deze maximale<br />
verblijftijd is de biogasproductie dermate laag, dat de warmtebehoefte van de reactor<br />
groter is dan de calorische waarde van het gevormde biogas. (Korsten et al., HAS<br />
KennisTransfer, 2002)<br />
3.1.1.4 C/N-verhouding<br />
Voor de energievoorziening van de bacteriën zijn koolstof (C) en zuurstof (O) nodig.<br />
Verder zijn voor de eiwitvoorziening en de bacterievermeerdering nog waterstof (H),<br />
stikstof (N), zwavel (S) en fosfor (P) nodig. Daarnaast zijn er ook nog<br />
spoorelementen en ijzer nodig.<br />
Bij een lage C/N-verhouding is er veel stikstof en weinig koolstof aanwezig. Is er<br />
teveel stikstof aanwezig dan kunnen de bacteriën afsterven. Bij een te lage N-<br />
concentratie zal er niet voldoende koolstof worden omgezet. Een C/N-verhouding<br />
van 30 is het beste compromis. (Korsten et al., HAS KennisTransfer, 2002)<br />
3.1.1.5 Procesremmende stoffen<br />
Zware metalen en eventueel in de mest aanwezige medicijnen (antibiotica) hebben<br />
een negatieve invloed <strong>op</strong> het vergistingsproces. Zij remmen het proces namelijk af,<br />
waardoor er minder biogas wordt geproduceerd. Daarnaast worden deze stoffen niet<br />
vergist. Ze blijven dus aanwezig in het digestaat. Hierdoor kunnen de zware metalen<br />
<strong>op</strong> het land en in de bodem terechtkomen, wanneer het digestaat <strong>op</strong> het land wordt<br />
uitgereden.<br />
3.1.1.6 Menging<br />
Voor het verlo<strong>op</strong> van het vergistingsproces is het van belang dat er goed gemengd<br />
wordt. Hierdoor wordt de inhoud homogeen door de reactor verdeeld. Daarnaast<br />
wordt de afbraaksnelheid ook groter, omdat de bacteriën door het mengen<br />
intensiever in contact komen met de voeding. Er kunnen plaatselijk minder goede<br />
procesomstandigheden <strong>op</strong>treden door <strong>op</strong>h<strong>op</strong>ingen van voeding, verontreinigingen,<br />
afbraakproducten en temperatuursverschillen. Deze worden door goed mengen<br />
voorkomen. Tenslotte is menging ook van belang om drijflagen, schuimvorming in de<br />
reactor en <strong>op</strong>h<strong>op</strong>ing van zand onder in de reactor te voorkomen.<br />
3.1.1.7 Drogestofgehalte<br />
Het drogestofgehalte van de mest is ook van invloed <strong>op</strong> het verlo<strong>op</strong> van het<br />
vergistingsproces. Het drogestofgehalte van het te vergisten materiaal mag<br />
maximaal 15% bedragen bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister. Bij een volledig geroerde<br />
vergister mag het drogestofgehalte maximaal 8-10% bedragen. Deze typen<br />
vergisters zullen in hoofdstuk 3 verder worden besproken. In tabel 3.1 staan een<br />
aantal verschillende producten weergegeven met daarbij het drogestofgehalte, de<br />
biogas<strong>op</strong>brengst en het aantal kWh.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 9
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Tabel 3.1 Biogas- en kWh-<strong>op</strong>brengst per mestsoort<br />
Mestsoort DS% Biogas<strong>op</strong>brengst (m³/ton) kWh<br />
Vleesvarkenmest 9 27 48<br />
Zeugenmest 5 15 27<br />
Rundveemest 10 14 26<br />
Kippenmest 25 82 147<br />
Bermgras 30 120 216<br />
Maïs 30 150 270<br />
Plantaardig vet 100 560 1000<br />
(HASKennisTransfer, 2002)<br />
De meest gangbare mestsoorten om te vergisten zijn vleesvarkens-, zeugen- en<br />
rundveemest. Hiervan is ook de meeste mest beschikbaar. Daarnaast is het<br />
drogestofgehalte van deze soorten mest niet zo hoog. Aan deze stromen mest<br />
kunnen weer andere producten, zoals kippenmest, bermgras, maïs en plantaardig<br />
vet worden toegevoegd, die de biogas <strong>op</strong>brengst aanzienlijk verhogen.<br />
3.1.2 Biochemische achtergrond<br />
Deze paragraaf behandelt de biochemische achtergrond van het vergistingsproces.<br />
Aan het vergistingsproces neemt een groot aantal verschillende micro-organismen<br />
deel. Dit proces kenmerkt zicht door anaërobe omstandigheden, dat wil zeggen dat<br />
het proces zich afspeelt in een zuurstofloze omgeving. De micro-organismen zetten<br />
complex, organisch materiaal om in CH 4 , CO 2 , H 2 O, H 2 S en NH 3 . Het<br />
vergistingsproces kan worden <strong>op</strong>gedeeld in vier fasen. Deze zijn:<br />
• hydrolyse<br />
• fermentatie (zuurvorming)<br />
• acetogenese<br />
• methanogenese<br />
In figuur 3.1 wordt het gehele vergistingsproces schematisch weergegeven.<br />
Hydrolyse:<br />
koolhydraten eiwitten vetten<br />
monomere<br />
suikers<br />
aminozuren<br />
hogere<br />
vetzuren<br />
glycerol<br />
Acidogenese:<br />
vetzuren + alcohol<br />
H 2 + CO 2 + NH 3 + H 2 S<br />
Acetogenese:<br />
azijnzuur + H 2 + CO 2<br />
mierezuur + methanol<br />
Methanogenese:<br />
CH 4 + CO 2<br />
Figuur 3.1 Schematische weergave vergistingsproces<br />
(Korsten et al., HAS KennisTransfer, 2002)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 10
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.1.2.1 Hydrolyse<br />
In de eerste fase van het proces (de hydrolyse) worden complexe, niet <strong>op</strong>geloste<br />
bi<strong>op</strong>olymeren (dit zijn vetten, eiwitten en koolhydraten) omgezet in minder complexe,<br />
<strong>op</strong>geloste verbindingen door inwerking van extracellulaire enzymen. Deze enzymen<br />
worden gevormd door fermentatieve bacteriën die deze <strong>op</strong>geloste stoffen door de<br />
celwand en membraan kunnen <strong>op</strong>nemen. Dit kunnen ze niet bij on<strong>op</strong>geloste<br />
bi<strong>op</strong>olymeren.<br />
Koolhydraten worden ook wel sachariden genoemd. Zij bestaan uit <strong>op</strong>geloste monoen<br />
disachariden en niet <strong>op</strong>geloste polysachariden. De mono- en disachariden<br />
kunnen al wel in de bacteriecel worden <strong>op</strong>genomen, daarom is de hydrolyse alleen<br />
voor de polysachariden. Hieronder volgen enkele voorbeelden van sachariden:<br />
Monosachariden:<br />
• druivensuiker (D-glucose);<br />
• vruchtensuiker (D-fructose).<br />
Disachariden:<br />
• moutsuiker (maltose);<br />
• biet-/rietsuiker (sacharose);<br />
• melksuiker (lactose).<br />
Polysachariden:<br />
• amylose (zetmeel);<br />
• chitine;<br />
• (hemi-)cellulose.<br />
Eiwitten bestaan uit lange ketens van aminozuren. De extracellulaire enzymen<br />
knippen de ketens tot losse aminozuren. Een kenmerk van aminozuren is de<br />
aanwezigheid van een NH2-groep en een carboxylgroep (COOH). Een voorbeeld van<br />
een aminozuur is alanine.<br />
Vetten zijn <strong>op</strong>gebouwd uit een glycerolmolecuul en drie hogere vetzuren.<br />
Voorbeelden hiervan zijn palmatinezuur en stearinezuur).<br />
3.1.2.2 Acidogenese<br />
Na het omzetten de niet-<strong>op</strong>geloste bi<strong>op</strong>oIymeren in minder complexe, <strong>op</strong>geloste<br />
verbindingen, volgt de acidogenese ofwel de verzuringsfase. In de cellen van de<br />
fermentatieve bacteriën worden <strong>op</strong>geloste organische verbindingen omgezet in een<br />
reeks eenvoudige verbindingen. Een aantal producten die daarbij vrijkomen zijn:<br />
• vluchtige vetzuren<br />
• alcoholen<br />
• waterstofgas (H 2 )<br />
• koolzuurgas (CO 2 )<br />
• ammoniak (NH 3 )<br />
Deze producten hebben door hun samenstelling een verzurende invloed <strong>op</strong> de<br />
omgeving. Daarom wordt de fermentatiefase ook wel de zuurvormende fase<br />
genoemd.<br />
3.1.2.3 Acetogenese<br />
Hierbij vindt biochemische omzetting plaats van de in de fermentatiefase ontstane<br />
organische stoffen. Naast azijnzuur (CH 3 COOH), koolzuurgas (CO 2 ) en waterstof<br />
(H 2 ) ontstaat er ook nieuw celmateriaal.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 11
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.1.2.4 Methanogenese<br />
In deze fase worden azijnzuur, waterstof en koolzuurgas omgezet in biogas. Dit<br />
biogas bestaat voornamelijk uit methaangas (CH 4 ) en koolzuurgas. Deze omzetting<br />
vindt plaats volgens de volgende reactievergelijkingen. Deze fase wordt ook wel de<br />
methaanvormende fase genoemd. (Korsten, et al. HAS KennisTransfer, 2002)<br />
CH 3 COO ⎯ + H 2 O CH 4 + HCO 3¯<br />
HCO 3¯ + H + + 4 H 2 CH 4 + 3 H 2 O<br />
4 CH 3 OH 3 CH 4 + CO 2 + 2 H 2 O<br />
4 HCOO¯ + 2 H + CH 4 + CO 2 + 2 HCO 3¯<br />
3.1.3 Ontzwaveling biogas<br />
Het biogas bestaat voor 50 tot 85% uit methaan (CH 4 ), voor 15 tot 50% uit koolzuur<br />
(CO 2 ). Daarnaast zijn er ook nog 0 tot 0,2% waterstof (H 2 ), 0 tot 0,2% stikstof (N 2 ), 0<br />
tot 1% zwavelwaterstof (H 2 S) en enkele sporen van vluchtige organische<br />
componenten aanwezig. Zwavelwaterstof is schadelijk voor de motor van de<br />
warmtekrachtk<strong>op</strong>peling en voor het leidingnetwerk. H 2 S tast namelijk metalen als<br />
ijzer, k<strong>op</strong>er en brons aan. Het is daardoor aan te bevelen om het leidingnetwerk, dat<br />
voor de ontzwaveling zit, niet van deze metalen te maken. Om zwavelwaterstof uit<br />
het biogas te verwijderen zijn diverse technieken voorhanden.<br />
Sinds enige tijd wordt biogas ontzwaveld door een kleine hoeveelheid lucht aan het<br />
biogas toe te voegen, rechtstreeks in de gas<strong>op</strong>slag. Afhankelijk van de hoeveelheid<br />
H 2 S in het biogas moet er 2 tot 6 vol.% lucht aan het biogas worden toegevoegd.<br />
Wanneer een beperkte hoeveelheid lucht wordt toegevoegd aan het biogas, ontstaat<br />
een reactie met de sulfide oxiderende bacteriën. Uit deze reactie ontstaat als tussen<br />
product elementair zwavel, die als vaste stof terug te vinden is in het digestaat.<br />
Wordt er echter teveel lucht toegevoerd, dan verlo<strong>op</strong>t een tweede reactie. Hierbij<br />
wordt de elementaire zwavel omgezet tot zwavelzuur. Dit zwavelzuur zal in de mest<br />
weer omgezet worden in zwavelwaterstof, zodat er geen verwijdering van deze<br />
ongewenste stof heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt biogas in lucht een uiterst<br />
explosief mengsel. Een juiste dosering van de toegevoerde lucht is uiterst belangrijk.<br />
De reductie van H 2 S is afhankelijk van de temperatuur, de reactietijd, de hoeveelheid<br />
en de plaats van luchttoevoer. Bij goede omstandigheden kan er een reductie<br />
plaatsvinden van 95% tot een concentratiedaling onder de 50 ppm.<br />
Deze methode kan vrij eenvoudig toegepast worden met goedk<strong>op</strong>e materialen. Een<br />
meetinstrument dat het zwavelwaterstofgehalte in het biogas meet, kan indiceren of<br />
er iets meer of iets minder lucht aan het biogas toegevoegd moeten worden. Dit<br />
toevoegen kan uiterst eenvoudig gebeuren met bijvoorbeeld een simpel aquarium<br />
pompje. Deze methode werkt uiterst effectief tegen lage kosten, tegenwoordig is<br />
deze methode dan ook het meest toegepast bij <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>.<br />
Ook kan er ijzerchloride (FeCl 3 ) gedoseerd worden in de reactor. Een reductie tot<br />
minder dan 100 ppm. is in het verleden gehaald. Deze hierdoor bereikte zuivering is<br />
meestal niet voldoende waardoor er een extra nazuivering nodig kan zijn.<br />
Het biogas kan biologisch gezuiverd worden door middel van een vastbedreactor.<br />
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een waterscrubber (adsorptie) in combinatie met<br />
een biologische ontzwavelingsunit. Bij dit principe wordt water over een filter<br />
gesprenkeld. In het filterbed komen water en lucht elkaar in tegenstroom tegen. Aan<br />
het biogas wordt 4 – 6 vol.% lucht toegevoegd voordat deze de zuivering ingaat. Het<br />
filterbed biedt de mogelijkheid voor scrubben en het laten groeien van<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 12
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
ontzwavelende micro-organismen. Hierbij ontstaat zwavelzuur dat terug te vinden is<br />
in het digestaat.<br />
Tenslotte kan er ook gekozen worden om het biogas door een kist met vetvrije<br />
roestende ijzerkrullen leiden. Bij deze methode kan de kist met ijzerkrullen<br />
geregenereerd worden, waardoor deze steeds <strong>op</strong>nieuw gebruikt kunnen worden.<br />
Nadeel van deze methode is dat er veel warmte vrijkomt bij regeneratie.<br />
(Korsten et al.,HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
3.1.4 Digestaat<br />
De uitvergiste mest wordt ook wel digestaat genoemd. Het digestaat uit een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie kan nog altijd als meststof toegediend worden <strong>op</strong> het land.<br />
Wat de gevolgen zijn voor de uitrijmogelijkheden van digestaat waarin ook c<strong>op</strong>roducten<br />
meevergist zijn, worden beschreven in hoofdstuk 6, covergisting.<br />
Digestaat toedienen <strong>op</strong> landbouwgrond kent voor- en nadelen ten <strong>op</strong>zichte van verse<br />
dierlijke mest. De meest bekende voordelen zijn:<br />
Bij <strong>mestvergisting</strong> is geen sprake van mineralenverliezen na vergisting. De gehalten<br />
N, P en K zijn immers gelijk. Alleen de vorm waarin deze stoffen in het digestaat<br />
aanwezig zijn, is veranderd. De dunne fractie van vergiste mest heeft een hogere<br />
werkingscoëfficiënt dan gewone mest, door het hoge aandeel minerale stikstof.<br />
Tijdens het vergistingsproces wordt een groot deel van de organisch gebonden<br />
stikstof omgezet in minerale stikstof. Hierdoor kan <strong>op</strong> kunstmest stikstof bespaard<br />
worden. De werking stijgt van ca. 65% naar 80% van N-totaal. Het gehalte aan<br />
ammoniak stijgt tot 75% van N-totaal. Een groter gedeelte van de stikstof uit de mest<br />
is hierdoor direct beschikbaar voor het gewas. Voor een aantal gewassen is een<br />
snelle werking gunstig, bijvoorbeeld voor grasland en aardappelen (DLV adviesgroep<br />
NV 2002).<br />
3.2 Technische aspecten <strong>mestvergisting</strong><br />
Een vergistingsinstallatie is een technisch geheel waarin gebruik wordt gemaakt van<br />
natuurlijke processen om uit biomassa, energie te halen. Vergisten is het anaëroob<br />
afbreken van organisch materiaal door bacteriën. Via vergisting of fermentatie van de<br />
organische stof in de biomassa wordt biogas gevormd, dat na (biologische)<br />
ontzwaveling uiteindelijk verbrand kan worden in bijvoorbeeld een gasmotor (Warmte<br />
krachtk<strong>op</strong>peling). Hierbij wordt groene elektriciteit en warmte geproduceerd. Dit stelt<br />
de veehouder in staat voor een groot deel in zijn eigen energiebehoefte te voorzien<br />
en eventueel energie te leveren aan het energienet of andere verbruikers.<br />
Een vergistingsinstallatie kan <strong>op</strong>gedeeld worden in drie functionele delen: de<br />
productie van biogas, de benutting van biogas en de voor- en na-<strong>op</strong>slag van mest.<br />
In dit hoofdstuk zullen de verschillende onderdelen worden beschreven met de<br />
bijbehorende functie. Behalve de vergister zelf, zal ook beschreven worden hoe de<br />
<strong>op</strong>slag van processtoffen kan plaatsvinden. Tenslotte volgt een beschrijving van de<br />
benutting van het biogas volgens diverse systemen. (Stimuland Overijssel, CCS,<br />
Ecofys, 2002)<br />
3.2.1 Type vergistingsinstallaties<br />
Vergisters zijn in twee hoofdtypen in te delen: pr<strong>op</strong>stroomsystemen en volledig<br />
geroerde systemen. De volledig geroerde systemen kunnen vervolgens nog<br />
ingedeeld worden in vergisters met constante inhoud en vergisters met variabele<br />
inhoud. Tenslotte zal ook nog de tweetrapsvergister aan bod komen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 13
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Om elk type installatie te beschermen is het noodzakelijk om alle ingaande verse<br />
mest te filteren in een grove zeef met een maaswijdte van circa 100 mm². Door grote<br />
vervuilingen zoals hout, ijzer, injectienaalden, stenen, enz. uit de mest te halen,<br />
wordt de gevoelige delen van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie beschermd. Denk hierbij<br />
aan pompen en mengvijzels.<br />
3.2.1.1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />
De pr<strong>op</strong>stroomvergister (ook wel doorstroomvergister genoemd) werkt volgens het<br />
“first in – first out”-principe. Dit wil zeggen dat de verse mest die het eerste de<br />
vergister ingaat, er ook als eerste vergiste mest weer uitkomt. In de reactor vindt<br />
geen menging van mest met verschillende verblijftijden plaats. De mest gaat als een<br />
volume pakketje, met een constante snelheid door de pr<strong>op</strong>stromer. Door het niet<br />
mengen van mest met verschillende verblijftijden, komt de tijd die een volume<br />
pakketje erover doet van het begin tot het eind, overeen met de totale verblijftijd van<br />
de mest in de reactor.<br />
Bij traditionele pr<strong>op</strong>stroomvergisters werd de mest aanvankelijk niet gemengd.<br />
Hierdoor traden problemen <strong>op</strong> met drijf- en bezinklagen. Moderne<br />
pr<strong>op</strong>stroomvergisters worden daarom partieel geroerd met een langzaam l<strong>op</strong>ende as<br />
met bladen in een horizontale tank. Door deze manier van mengen is er wel een<br />
verticale menging en geen horizontale. De verblijftijd in de vergister is dus nog<br />
steeds van vrijwel alle mest gelijk. Pr<strong>op</strong>stroomvergisters hebben doorgaans een<br />
verblijftijd van circa 20 dagen bij rundveemest en 15 dagen bij varkensmest. In het<br />
begin van de vergister zitten nog weinig methaanbacteriën, aan het eind heel veel.<br />
Door de geringe menging en door een klein deel van de vergiste mest weer terug te<br />
pompen naar het begin van de vergister, worden er ook methaanbacteriën in de<br />
verse mest gebracht. De biogasproductie komt hierdoor sneller <strong>op</strong> gang en is minder<br />
gevoelig voor veranderingen in samenstelling en processtoringen.<br />
Het vergistingsproces wordt in twee fasen (tweetrapsproces) doorl<strong>op</strong>en, namelijk:<br />
voorfermentatie en nafermentatie. In de eerste fase wordt de mest <strong>op</strong>gewarmd,<br />
gehydrolyseerd en verzuurd. In een tweede silo, speelt de methaanvormende silo<br />
zich af. Het grootste gedeelte van het biogas wordt geproduceerd in het tweede<br />
gedeelte. Voordeel van deze methode is het creëren van een verbeterde<br />
leefomgeving door het scheiden van deze twee groepen bacteriën. Elk van de<br />
bacteriën soort heeft een <strong>op</strong>timale pH en verblijftijd. Hierdoor kan de biomassa beter<br />
werken dan in een gemengd systeem waarbij de temperatuur en verblijftijd afwijken<br />
van het <strong>op</strong>timum.<br />
Omdat bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister alle mest een nagenoeg gelijke verblijftijd heeft<br />
en voor de bacteriëngroepen een <strong>op</strong>timale pH en verblijftijd heersen vanwege het<br />
twee fasen systeem, produceert in theorie een pr<strong>op</strong>stroomvergister 10% meer biogas<br />
dan een volledig geroerd systeem.<br />
Pr<strong>op</strong>stroomvergisters kunnen vloeistoffen tot maximaal 15% d.s. verwerken. De<br />
laatste jaren worden steeds vaker combinaties toegepast van doorstroomvergisters<br />
en <strong>op</strong>slag van vergiste mest in een silo met gas<strong>op</strong>slag. Deze silo fungeert als<br />
navergister, het biogas dat na de hoofdvergister nog vrij komt uit het digestaat kan<br />
dan alsnog <strong>op</strong>gevangen worden in een gaszak boven de silo. (Van Lent en van<br />
Dooren, 2001)<br />
Door goede isolatie blijft het warmtegebruik van de vergister beperkt tot 20 – 30%<br />
van de totale warmteproductie.<br />
Het elektriciteitverbruik van de biogasinstallatie zelf bedraagt, bij installaties <strong>op</strong><br />
boerderijschaal, circa 2,5% per dag. (Tijmensen, et al., 2002)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 14
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.2.1.2 Volledig geroerde reactoren<br />
Bij volledige geroerde systemen wordt de mest in een horizontale silo gebracht en<br />
via mechanische roerders of biogasrecirculatie in beweging gehouden. Een volledig<br />
geroerde vergister wordt daarom ook wel staande vergister genoemd. Het mengen<br />
van de biomassa is noodzakelijk om een intensief contact tussen de voeding en de<br />
anaërobe bacteriën te krijgen. Door het roeren zijn er geen problemen met drijf- en<br />
bezinklagen. In de praktijk wordt gemiddeld iedere 4 uur, circa 15 minuten geroerd.<br />
De verblijftijd van een volledig geroerd systeem is ca. 40 – 60 dagen. De verblijftijd is<br />
gemiddeld lang genoeg, maar de mest blijft deels korter en deels langer in de<br />
vergister. Door het verschil in verblijftijden is de gas<strong>op</strong>brengst iets lager, dan bij<br />
pr<strong>op</strong>stroomvergisters.<br />
Bij een volledig geroerd systeem zijn er twee mogelijkheden:<br />
• een vergister met een constante inhoud;<br />
• een vergister met een variabele inhoud.<br />
Een vergister met constante inhoud bestaat uit een silo waarin de hoeveelheid mest<br />
weinig fluctueert. Op gezette tijden wordt een kleine hoeveelheid verse mest aan de<br />
vergistingsilo toegevoegd, tegelijkertijd lo<strong>op</strong>t een zelfde hoeveelheid digestaat over<br />
uit de vergistingsilo. In de silo bevindt zich dus mest met verschillende verblijftijden.<br />
Het digestaat wat uit de silo overlo<strong>op</strong>t bevat daarom niet alleen mest die nagenoeg<br />
volledig is uitgegist, maar ook mest waaruit nog een hoeveelheid biogas kan<br />
ontwijken. Tijdens de <strong>op</strong>slag van het digestaat koelt deze langzaam af, waarbij nog<br />
een aanzienlijke hoeveelheid biogas geproduceerd wordt.<br />
Door het digestaat in een aparte afgesloten silo <strong>op</strong> te slaan, met een mogelijkheid<br />
om het biogas van de nagisting ook <strong>op</strong> te vangen, kan dit de totale biogas<strong>op</strong>brengst<br />
verhogen met 10%.<br />
Een vergister met variabele inhoud werkt volgens hetzelfde principe als het systeem<br />
met constante inhoud. Bij constante inhoudsystemen is echter geen navergistingssilo<br />
of digestaat<strong>op</strong>slagsilo nodig. Bij deze vergisters, die dus tevens dienen als<br />
mest<strong>op</strong>slag, kan de verblijftijd <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot 6 maanden of meer. Omdat de<br />
mestproductie en dus ook het vergistingsproces continu doorlo<strong>op</strong>t, wordt bij het<br />
verwijderen van het digestaat uit de vergistingssilo ook niet uitvergiste mest<br />
afgevoerd. Hierdoor zal de biogasproductie enigszins lager zijn dan van een<br />
pr<strong>op</strong>stroomvergister. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
Volledig geroerde reactoren zijn alleen geschikt voor dunne vloeistoffen (maximaal 8<br />
– 10% drogestof). Bij een hoger droge stofgehalte van de reactorinhoud treden<br />
problemen <strong>op</strong> met het mengen van de mest.<br />
Nadeel van dit systeem is dat veel proceswarmte nodig is om de mest <strong>op</strong><br />
temperatuur te houden. Dit wordt enigszins gecompenseerd door een langere<br />
verblijftijd en door te vergisten <strong>op</strong> een lagere temperatuur. Middels recentelijk<br />
ontwikkelde doorvoersystemen is het ook mogelijk om vaste mest (of andere vaste<br />
stoffen) toe te voegen aan een volledig geroerde reactor. Zolang het droge<br />
stofgehalte niet boven de 10% uitkomt, is bijmengen van vaste stoffen goed mogelijk.<br />
3.2.1.3 Tweetrapsvergister<br />
Naast de normale volledig geroerde vergister, wordt tenslotte nog de<br />
tweetrapsvergister onderscheiden. De tweetrapsvergister is een systeem waarbij het<br />
proces wordt <strong>op</strong>gedeeld in twee fases in afzonderlijke reactoren.<br />
In de eerste reactor vinden de eerste twee deelprocessen plaats en in de tweede<br />
vinden de andere twee deelprocessen plaats.<br />
Bij mest (en zuiveringsslib van RWZI’s) is sprake van een groot aandeel moeilijk<br />
hydrolyseerbare organische stof (cellulose, hemicellulose, etc.)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 15
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
De hydrolysesnelheid is laag en is snelheidsbepalend (en dus niet de<br />
methaanvorming) Het <strong>op</strong>splitsen van het vergistingsproces, bestaande uit vier<br />
deelprocessen, in een tweetrapsysteem is in technologisch <strong>op</strong>zicht daardoor niet<br />
zinvol en zeker <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> financieel niet aantrekkelijk. Dit type vergister zal<br />
daarom verder niet aan bod komen.<br />
3.2.2 Benutting van biogas<br />
Nadat biogas is verkregen door <strong>mestvergisting</strong> zijn er een drietal mogelijkheden om<br />
dit gas om te zetten in bruikbare energie:<br />
• biogas <strong>op</strong>werken naar aardgas;<br />
• biogas omzetten in elektriciteit en warmte via een brandstofcel;<br />
• biogas omzetten in elektriciteit en warmte via een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling<br />
(WKK).<br />
3.2.2.1 Biogas <strong>op</strong>werken naar aardgas<br />
Voor dit proces is het belangrijk te werken met een liggende vergistingsreactor of wel<br />
een pr<strong>op</strong>stroomvergister. De mest wordt hierbij aan de ene kant in de reactor<br />
gebracht en lo<strong>op</strong>t vervolgens naar de andere kant, volgens het first in-first out<br />
principe. Er wordt bij de winning van biogas een scheiding gemaakt tussen voorgas<br />
en hoofdgas. Bij een gemengde reactor wordt het voorgas en hoofdgas tegelijkertijd<br />
gewonnen uit dezelfde gaszak, deze twee kunnen dus bij dit systeem niet<br />
afzonderlijk gewonnen worden.<br />
Het voorgas is het gas dat vrijkomt in het voorste één derde deel van de<br />
vergistingsreactor. Dit bevat relatief weinig methaan (58%). Het voorgas wordt benut<br />
voor verwarming van de vergister. Het biogas dat in de achterste twee derde deel<br />
van de vergister wordt geproduceerd bevat meer methaan (68%). Dit gas kan<br />
gereinigd worden van CO 2 , H 2 S en water met behulp van een chemische gaswasser.<br />
Deze techniek voor reiniging van CO 2 is afkomstig uit de tuinbouw. Daar wordt in<br />
kassen overdag CO 2 toegevoegd dat ’s nachts juist weer wordt verwijderd. Voor<br />
zover bekend wordt dit proces nog niet bij biogas toegepast. Het gereinigde gas zou<br />
vervolgens geleverd kunnen worden aan het net. (Nijssen, et al., 1997)<br />
De levering van <strong>op</strong>gewerkt biogas aan het aardgasnet blijkt echter financieel<br />
volstrekt onhaalbaar. Het gas moet namelijk onder hoge druk in het gasnet gebracht<br />
worden. Dit is erg duur en kost veel energie. Bovendien is methaan net als aardgas<br />
een reukloos gas. Om gaslekken snel <strong>op</strong> te sporen wordt daarom aan aardgas een<br />
geurspoor toegevoegd. Dit zou ook voor <strong>op</strong>gewerkt biogas noodzakelijk zijn. De<br />
dosering van dit geurspoor komt erg precies. Investeringen in apparatuur voor de<br />
gascompressie en voor het toevoegen van een geurspoor zijn voor<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> volstrekt oninteressant. Een ander<br />
probleem is de afzet van aardgas in de zomer. Doordat aardgas met name gebruikt<br />
wordt voor verwarming van woningen is het gasverbruik in de zomer veel lager dan<br />
in de winter. Het gas dat door een biogasinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> geleverd kan<br />
worden, zou in de zomer een te groot deel van de totale gasafname uit het net zijn.<br />
Schommeling in de biogaskwaliteit hebben daardoor een te grote invloed <strong>op</strong> de<br />
kwaliteit van het aardgas. De nutsbedrijven zullen om deze reden het <strong>op</strong>werken van<br />
biogas tot aardgas niet toejuichen. Deze <strong>op</strong>tie kan dus vooralsnog als niet<br />
interessant worden beschouwd en is daarom ook niet verder uitgewerkt. (Van Lent<br />
en van Dooren, 2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 16
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.2.2.2 Biogas via brandstofcellen omzetten in elektriciteit en warmte<br />
Biogas kan ook omgezet worden in elektriciteit door gebruik te maken van een<br />
brandstofcel. In een brandstofcel wordt waterstofgas met lucht door elektrodes<br />
geleid. Hierdoor vindt een chemische reactie plaats waarbij water wordt gevormd en<br />
elektrische energie vrij komt. Er vindt echter geen explosieve reactie plaats zoals in<br />
een verbrandingsmotor.<br />
Het voordeel van gebruik van een brandstofcel is het hoge elektrische rendement:<br />
maximaal ca. 55% elektrisch en 35% thermisch. Het thermische rendement is mede<br />
afhankelijk van de temperatuur waar<strong>op</strong> de warmte beschikbaar moet komen. Voor<br />
toepassing <strong>op</strong> het veehouderijbedrijf is een temperatuur van ongeveer 80°C<br />
voldoende. Dan kan een warmterendement van 35% gehaald worden. De<br />
geproduceerde warmte kan vrijwel volledig <strong>op</strong> het veehouderijbedrijf benut worden.<br />
Wanneer de warmtebehoefte van de vergister in de winter hoger is dan de standaard<br />
leverantie van de brandstofcel, kan de cel bijgesteld worden. Het warmterendement<br />
kan dan worden <strong>op</strong>gevoerd ten koste van het elektrische rendement. Zo kan ervoor<br />
gezorgd worden dat aan de warmtebehoefte van de biogasinstallatie steeds wordt<br />
voldaan. Er zijn diverse typen brandstofcellen. Deze typen onderscheiden zich door<br />
de gebruikte materialen van de elektrodes en de werktemperatuur. Voor gebruik met<br />
biogas zou een gesmolten carbonaat brandstofcel (molten carbonate fuel cell,<br />
MCFC) het beste passen. Bij de MCFC die nu door het ECN te Petten ontwikkeld<br />
wordt, hoeft het waterstof niet buiten de brandstofcel afgescheiden te worden, maar<br />
gebeurt dit in de brandstofcel zelf. In dit type MCFC is ook CO 2 nodig als katalysator.<br />
Biogas bestaat juist uit deze twee gassen. Wel is de MCFC gevoelig voor<br />
verontreinigingen in de gassen. Met name de resten van H 2 S in biogas zullen<br />
daarom verwijderd moeten worden. (Nijssen, et al. 1997)<br />
Naar verwachting is de eerste demonstratieversie van deze brandstofcel gereed in<br />
2005. Op dat moment zal de kostprijs van deze cel waarschijnlijk nog zo hoog zijn<br />
dat deze niet kan concurreren met de huidige gasmotoren. Deze toepassing is<br />
daarom hier niet verder uitgewerkt. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
3.2.2.3 Biogas via een WKK omzetten in elektriciteit en warmte<br />
Biogas kan als brandstof gebruikt worden in een zuigermotor voor het aandrijven van<br />
een generator. In de moderne WKK-installaties wordt gebruik gemaakt van<br />
aangepaste dieselmotoren. Vroeger werd gebruik gemaakt van benzinemotoren met<br />
een rendement van 24%, een dieselmotor daarentegen heeft een rendement van<br />
maximaal 40%.<br />
In de praktijk halen de moderne WKK’s een elektrisch rendement van 35% en een<br />
thermisch rendement van ca. 55%. De WKK levert bij toepassing in een situatie met<br />
biogas ruim voldoende warmte voor verwarming van de mestvergister.<br />
Onder de 20 kW zijn de WKK-installaties meestal nog wel benzinemotoren (Gas-<br />
Otto-principe), die ook <strong>op</strong> (bio)gas kunnen draaien. Grotere installaties werken met<br />
zogenaamde Zündstrahl motoren. Zündstrahl motoren hebben een hoger elektrische<br />
rendement (30-35%, i.p.v. 20-25% bij gasmotoren) en ze hebben een langere<br />
levensduur. Bij Zündstrahl motoren wordt ca. 10% diesel mee verbrand. Hierdoor<br />
mag het CH 4 -gehalte in het biogas lager zijn en meer variëren. Nadeel is dat deze<br />
motoren roet uitstoten (vanwege de verbranding van diesel), continu een beetje<br />
diesel verbruiken en meer geluid produceren. Beide typen motoren kunnen werken<br />
als er geen biogas is; <strong>op</strong> benzine, respectievelijk diesel. Op dat moment fungeren de<br />
WKK’s als noodstroomaggregaat.<br />
De levensduur van gasmotoren kan sterk uiteenl<strong>op</strong>en van circa 7.000 tot 70.000<br />
bedrijfsuren.)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 17
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Wat generatoren betreft zijn er twee mogelijkheden: een asynchrone of een<br />
synchrone generator. Een asynchrone generator heeft als voordeel dat deze door de<br />
netspanning gereguleerd wordt. Deze geeft dus altijd de juiste frequentie en fase als<br />
de netspanning. Daarom is dus geen dure synchronisatie apparatuur nodig. Nadeel<br />
is dat, wanneer de netspanning uitvalt, de gasmotor niet kan werken. Tevens is het<br />
vollast rendement van een asynchrone generator iets lager dan van een synchrone<br />
generator. Een synchrone generator is duurder, omdat deze een nauwkeurige<br />
motorregeling vraagt. Hiervoor moet dus extra apparatuur voor aangeschaft worden.<br />
De stroomproductie varieert tussen de 1,1 en 1,9 kWh per m³ biogas.<br />
De thermische energie die de verbrandingsmotor produceert, kan direct of indirect<br />
gebruikt worden voor de verwarming van gebouwen of installaties. Een deel van de<br />
thermische energie kan worden teruggevoerd naar de vergister om de mest mee <strong>op</strong><br />
te warmen. Circa 28% van de totale energie uit biogas moet weer gebruikt worden<br />
om de mest mee <strong>op</strong> te warmen.<br />
Recente ontwikkelingen <strong>op</strong> het gebied van WKK-installaties bieden de mogelijkheid<br />
om rendementen te halen van 38% Elektriciteit, 48% Warmte en slechts 14% verlies.<br />
Met behulp van moderne technieken wordt niet alleen extra warmte teruggewonnen<br />
uit het koelwater van de gasmotor, maar ook een deel van de thermische energie in<br />
de uitlaatgassen wordt teruggewonnen. (Nijssen, et al., 1997; Van Lent en van<br />
Dooren, 2001)<br />
3.2.3 Mestverwerkingstechnieken<br />
Het vergisten van drijfmest kan gezien worden als een voorbewerking <strong>op</strong><br />
verdergaande mestverwerkingstechnieken. Mestvergisting is immers ook een vorm<br />
van mestverwerking. Het grote verschil tussen <strong>mestvergisting</strong> en andere<br />
mestverwerkingstechnieken is de energiebehoefte. Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />
levert energie, terwijl elke andere vorm van mestverwerking (behalve verbranden)<br />
energie kost. De gebruikte techniek is sterk bepalend voor de producten en<br />
afvalstromen die ontstaan en de mogelijkheden om deze af te zetten. Niettemin<br />
moge duidelijk zijn, dat zeer veel verschillende constellaties mogelijk zijn, mede<br />
afhankelijk van de mestsamenstelling. Hieronder zullen slechts <strong>op</strong>slag en<br />
voorbehandeling, mestscheiding, membraanscheiding en beluchting beschreven<br />
worden. Deze technieken worden het meest toegepast bij rundvee- en<br />
varkensdrijfmest, voorgaand of volgend <strong>op</strong> een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>.<br />
Als voorbehandeling van aangevoerde en te verwerken grondstoffen (mest,<br />
organische reststromen), kunnen de volgende stappen voor een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie belangrijk zijn:<br />
• inname (registratie, weging en bemonstering);<br />
• overslag in een <strong>op</strong>slagvoorziening;<br />
• verwijdering van grove delen;<br />
• verkleining of versnijding;<br />
• menging van grondstoffen.<br />
Vooral voor <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties waarbij mest van derden of co-producten naar<br />
de inrichting worden aangevoerd is het uiterst belangrijk dat er goed geadministreerd<br />
wordt hoeveel mineralen er <strong>op</strong> de inrichting worden aan- of afgevoerd. In verband<br />
met tracking and tracing en het MINAS-systeem moeten alle mineralen worden<br />
geregistreerd om <strong>op</strong>h<strong>op</strong>ing van grote hoeveelheden mineralen <strong>op</strong> één inrichting te<br />
voorkomen.<br />
Doel van het <strong>op</strong>slaan is ervoor zorgen dat de installatie voldoende grondstoffen heeft<br />
om de capaciteit volledig te benutten en het <strong>op</strong>vangen van fluctuaties bij aanvoer en<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 18
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
afvoer. Belangrijk voor de manier van <strong>op</strong>slag is of er sprake is van een vloeibaar<br />
product of stapelbaar product. De wijze van <strong>op</strong>slag dient zodanig te zijn dat<br />
beginproduct, eventuele tussenproducten en eindproducten niet met elkaar in<br />
aanraking komen in verband met contaminatie.<br />
Verwijdering van grove delen, verkleining/versnijding en menging van grondstoffen<br />
hebben alle tot doel om verst<strong>op</strong>pingen in het verwerkingsproces te voorkomen en het<br />
product voor eventuele verdere verwerking geschikt te maken.<br />
Volgend <strong>op</strong> de <strong>mestvergisting</strong> kan het digestaat gescheiden worden. Het doel van<br />
het scheidingsproces is het scheiden van de mest in een dunne en een dikke fractie.<br />
Kenmerkend voor scheiding is dat met name de resterende organische stof in het<br />
digestaat en fosfaat zich <strong>op</strong>h<strong>op</strong>en in de dikke fractie. Er zijn diverse mogelijkheden<br />
om mest te scheiden in dunne en dikke fractie. Bijvoorbeeld door gebruik te maken<br />
van (zeef)banden, vijzelpersen en trilzeven, decanters. Daarnaast bestaan er<br />
scheidingsprocessen die veelal <strong>op</strong> colloïdaal niveau werken en waarbij de<br />
<strong>op</strong>pervlakte-eigenschappen van deeltjes worden benut. Technieken waarbij in dit<br />
geval gebruik van gemaakt wordt zijn strofilters, microfilters, decanteercentrifuges en<br />
bezinkinstallaties. De eerst genoemde scheidingsprocessen worden in het algemeen<br />
het meeste toegepast als scheidingsstap na de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie.<br />
Op <strong>boerderijniveau</strong> worden geforceerde scheidingsprocessen nauwelijks toegepast<br />
omdat de installaties kostbaar en de gebruikte principes van complexe aard zijn.<br />
Centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties zijn vaker gericht <strong>op</strong> het totaal beeld van<br />
mestverwerking tot de afzonderlijke bestanddelen van de mest. Hierbij worden wel<br />
scheidingsprocessen toegepast.<br />
Met behulp van membranen kunnen gesuspendeerde en eventuele <strong>op</strong>geloste stoffen<br />
geconcentreerd worden in het digestaat. Het water wordt doorgelaten en het grootste<br />
deel van de <strong>op</strong>geloste en gesuspendeerde stoffen worden tegengehouden. Het<br />
resultaat is een vrij schone waterstroom en een dikke fractie. In tegenstelling tot de<br />
eerder genoemde scheidingsprocessen, is het scheiden met behulp van membranen<br />
alleen mogelijk voor dunne meststromen. Onder membraanscheiding worden<br />
processen zoals microfiltratie, ultrafiltratie en omgekeerde osmose verstaan. De<br />
verschillen tussen de membraanprocessen worden bepaald door de grootte van de<br />
filterporiën, die bij omgekeerde osmose het kleinst zijn en bij microfiltratie het grootst.<br />
(Infomil, 2001)<br />
Tenslotte kan het digestaat ook nog verwerkt worden middels beluchting. Beluchting<br />
is gericht <strong>op</strong> het afbreken van organische componenten en het verwijderen van<br />
stikstof uit de mest. Bijkomend voordeel van beluchten is dat de geuremissie van de<br />
beluchte mest lager is dan van onbehandelde mest en dat een deel van de<br />
organische stof (BZV) wordt omgezet. Bacteriën zetten dan organische componenten<br />
om in CO 2 en water. Door te beluchten treedt nitrificatie <strong>op</strong>, waarbij ammonium wordt<br />
omgezet in nitraat. Door dit afvalwater ook te behandelen in een anaëroob milieu<br />
zetten andere bacteriën onder afbraak van organische stof het nitraat weer om in<br />
luchtstikstof. De geurreductie heeft bij digestaat vooral een effect <strong>op</strong> de<br />
ammoniakgeuremissie. Om overbelasting van het bacteriologische proces te<br />
voorkomen en niet <strong>op</strong> een zeer hoog energieverbruik uit te komen dit proces pas<br />
uitvoerbaar bij lagere concentraties (
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
De meest bekende en meest gebruikte technieken voor digestaatverwerking <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> zijn hierboven besproken. Deze technieken worden ook veel<br />
toegepast <strong>op</strong> centrale mestverwerkingsinstallaties. Andere technieken zijn ook<br />
mogelijk, maar om hier dieper <strong>op</strong> in te gaan valt buiten deze bureaustudie.<br />
3.2.4 Arbeid<br />
De arbeidsbehoefte van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie is doorgaans laag. De<br />
installatie vergt echter wel iedere dag aandacht. Dagelijkse controle en onderhoud<br />
van de installatie vergt gemiddeld 8 tot 15 uur per maand. Dit betreft werkzaamheden<br />
zoals vloeistofniveaus controleren van de WKK, zwavelgehalte en methaangehalte<br />
controleren en <strong>op</strong>tische controle van de gehele installatie. Naast dagelijkse controle<br />
en onderhoud is een kleine hoeveelheid arbeid vereist om eventuele reparaties uit te<br />
voeren en preventief onderhoud te plegen (denk aan olieverversen).<br />
Bij de aanschaf van een installatie is goede voorlichting over het systeem en hulp bij<br />
het <strong>op</strong>starten uiterst belangrijk. Wanneer de installatie goed uitgelegd wordt tijdens<br />
de installatie en <strong>op</strong>startperiode, bespaart dit uiteindelijk veel tijd gedurende het<br />
verdere gebruik van het systeem. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 20
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.2.5 Processchema mestve rgisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
Uit bovenstaande onderdelen kan een werkende installatie worden samengesteld.<br />
Een voorbeeld van een dergelijke installatie is te zien in onderstaande<br />
processchema.<br />
Stallen<br />
Opslag<br />
mest<br />
Co-vergisting<br />
(Opslag co-producten)<br />
Woonhuis<br />
Afscheiding grove<br />
vervuilingen (<strong>op</strong>tie)<br />
Warmte leveren<br />
aan derden<br />
(b.v. glastuinbouw)<br />
Menging mest<br />
met co-product<br />
Mestverwerking<br />
(<strong>op</strong>tie)<br />
Warmte<br />
gebruiken als<br />
warmte<strong>op</strong>slag<br />
Direct in<br />
vergister<br />
Navergister<br />
en/of<br />
eind<strong>op</strong>slag<br />
Elektriciteit leveren<br />
aan derden<br />
(b.v. energiebedrijf)<br />
Vergister<br />
Warmte gebruiken<br />
voor het drogen van<br />
mest<br />
Noodvoorziening<br />
(b.v. fakkelinstallatie)<br />
Uitrijden <strong>op</strong><br />
het eigen land<br />
Afvoeren naar<br />
derden<br />
Legenda<br />
Mest<br />
Co-producten<br />
Digestaat<br />
Biogas<br />
Warmte<br />
Elektriciteit<br />
WKK-motor<br />
(Elektriciteit en<br />
warmte)<br />
Figuur 3.2 Processchema <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
Gas<strong>op</strong>slag<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 21
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.3 Aanzet module techniek / technologie<br />
Iedere inrichting wordt gekenmerkt door specifieke aspecten. Daarom is ook iedere<br />
vergistingsinstallatie verschillend omdat deze dient te worden aangepast aan de<br />
kenmerken van de inrichting.<br />
3.3.1 Stroomschema techniek/technologie<br />
Om hulp te bieden bij het maken van de juiste keuzen voor de afzonderlijke<br />
onderdelen van de installatie, die zijn toegespitst <strong>op</strong> de eisen van de eigen inrichting,<br />
is onderstaande stroomschema met bijbehorende toelichting <strong>op</strong>gesteld.<br />
1. Eigen mest in <strong>op</strong>slag<br />
2. Roeren/mengen<br />
3. Grove zeef<br />
Opslag zeefresidu<br />
4. Mengtank Voorbewerking<br />
c<strong>op</strong>roduct/<br />
5. Type vergister vaste mest<br />
Co-product/<br />
vaste mest<br />
in <strong>op</strong>slag<br />
5.1. Pr<strong>op</strong>stroomvergister,<br />
eventueel digestaat<strong>op</strong>slag<br />
nodig afhankelijk van de<br />
digestaatverwerkingstechniek<br />
5.2. Volledig geroerde<br />
vergister, constante<br />
inhoud, eventueel<br />
digestaat<strong>op</strong>slag nodig<br />
afhankelijk van de<br />
digestaatverwerkingstechniek<br />
5.3. Volledig<br />
geroerde vergister<br />
met variabele inhoud<br />
6. Soort proces<br />
6.1. Psychrofiel 6.2. Mesofiel<br />
6.3. Thermofiel<br />
7. Producten<br />
A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />
B. Digestaat in <strong>op</strong>slag<br />
Stroomschema<br />
biogasbenutting<br />
Figuur 3.3 Stroomschema techniek/technologie<br />
Legenda<br />
1 mogelijkheid<br />
Beide mogelijkheden<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 22
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.3.2 Toelichting stroomschema techniek / technologie<br />
Het stroomschema heeft betrekking <strong>op</strong> de techniek/technologie van <strong>mestvergisting</strong><br />
en eventueel co-vergisting.<br />
Stappen:<br />
1. Eigen mest in <strong>op</strong>slag<br />
De mest wordt vaak <strong>op</strong>geslagen in een mestkelder, mestsilo, mestbassin of<br />
mestzak. Indien <strong>mestvergisting</strong> wordt toegepast is het aan te bevelen om de<br />
verse mest niet te lang <strong>op</strong> te slaan, alvorens te vergisten. Er vindt dan al<br />
spontane vergisting plaats, waardoor er biogas verloren gaat. In sommige<br />
gevallen is het echter noodzakelijk om de mest voor korte tijd <strong>op</strong> te slaan,<br />
bijvoorbeeld als de mestproductie niet constant is (zoals bij beweiding van<br />
rundvee) of als deze niet meteen vergist kan worden (zoals bij een<br />
pr<strong>op</strong>stroomvergister). Voor iedere type vergister geldt hoe constanter de<br />
mesttoevoer, hoe hoger het vergistingsrendement. Een constantere mesttoevoer<br />
vereist in het algemeen een grotere mest<strong>op</strong>slag. In vrijwel alle gevallen zal de<br />
verse mest vóór vergisting in een <strong>op</strong>slag worden bewaard. De grootte van de<br />
<strong>op</strong>slag dient per situatie te worden vastgesteld.<br />
2. Roeren/Mengen<br />
De mest dient voordat deze de vergister in gaat regelmatig gemengd te worden,<br />
zodat er geen bezink- en drijflagen ontstaan. Aanbevolen wordt om minimaal één<br />
keer per dag verse mest aan het vergistingsproces toe te voegen. Het is<br />
raadzaam om de mest te mengen voor het toevoegen. Daarnaast ontstaat er<br />
door het mengen ook een homogener mengsel wat ten goede komt aan het<br />
vergistingsproces. De mest is door menging ook makkelijker te verpompen. De<br />
mest kan <strong>op</strong> de volgende manieren gemengd worden, namelijk:<br />
• mechanisch, bijvoorbeeld door te mengen met een vijzel of mixer;<br />
• hydraulisch, bijvoorbeeld door de mest met een pomp rond te pompen;<br />
• pneumatisch, bijvoorbeeld door lucht / biogas door de mest te sturen.<br />
3. Grove zeef<br />
Deze stap in het proces is <strong>op</strong>tioneel. Het is wel sterk aan te bevelen om de mest<br />
door een grove zeef te sturen, voordat deze de vergister in gaat. Een maaswijdte<br />
van 100 mm² volstaat voor deze zeef. De zeef dient ervoor om vreemde objecten<br />
uit de mest te verwijderen, zoals stukken hout, halsbanden, injectienaalden en<br />
ongedierte. Dit is belangrijk om de pompen en de rest van de installatie te<br />
beschermen. Alles wat uit de mest wordt verwijderd dient apart te worden<br />
<strong>op</strong>geslagen, in een zogenaamde <strong>op</strong>slag zeefresidu. Het verkregen zeefresidu<br />
dient afgezet te worden naar een afvalverwerkingsbedrijf of vuilstortplaats. Het<br />
zal hierbij maar om een kleine hoeveelheid gaan, er dient immers voorkomen te<br />
worden dat dit soort objecten in de <strong>op</strong>slag terechtkomen.<br />
4. Mengtank<br />
De co-producten en/of vaste dierlijke meststoffen van het eigen bedrijf die aan<br />
het vergistingsproces toegevoegd kunnen worden, zijn te onderscheiden in een<br />
aantal soorten, namelijk:<br />
a) Vaste dierlijke meststoffen, zoals bijvoorbeeld stalmest of stapelbare<br />
kuikenmest.<br />
b) Organische (bedrijfseigen) reststromen, zoals bijvoorbeeld voerresten,<br />
kuilmaïs, stro, andere energieteelten, of perssappen.<br />
c) Eigen organische afvalstoffen, zoals GFT-afval, slootmaaisel,<br />
gewasresten enz.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 23
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Vaste dierlijke meststoffen zijn juridisch geen co-producten. Aangezien vaste<br />
dierlijke mest als bijproduct aan het vergistingsproces wordt toegevoegd en vaak<br />
een voorbewerking noodzakelijk is, kan vaste dierlijke mest echter vergeleken<br />
worden met vaste co-producten.<br />
Deze co-producten of vaste dierlijke mestsoorten worden <strong>op</strong> het bedrijf zelf<br />
geproduceerd en ontstaan gedurende de normale agrarische bedrijfsvoering.<br />
Deze co-producten en vaste dierlijke mestsoorten kunnen niet allemaal <strong>op</strong> het<br />
moment dat ze ontstaan aan het vergistingsproces worden toegevoegd. Deze<br />
stoffen komen meestal onregelmatig beschikbaar en dienen dus gedurende een<br />
bepaalde periode <strong>op</strong>geslagen te worden. Denk hierbij aan de maïsoogst of het<br />
maaien van bermen en sloten in het najaar. De <strong>op</strong>slag dient dusdanig plaats te<br />
vinden dat er zo min mogelijk emissie plaatsvindt naar de lucht en de bodem.<br />
Hierdoor zullen de co-producten afgesloten <strong>op</strong>geslagen moeten worden,<br />
eventueel <strong>op</strong> een vloeistofdichte ondergrond.<br />
Het is belangrijk dat de co-producten vrij zijn van allerlei vreemde objecten, zoals<br />
ongedierte, blikjes, enz. Alvorens de co-producten en vaste dierlijke mestsoorten<br />
aan de vergister worden toegevoegd, zullen de meeste vaste/stapelbare<br />
producten verkleind moeten worden, zodat ze in een later stadium verpompbaar<br />
zijn. Het zal hierbij vooral gaan om vaste mest met veel stro, mislukte oogst,<br />
bietenloof, stro, GFT-afval en sloot- of bermmaaisel. Voerresten,<br />
vleeskuikenmest en leghennenmest zullen vaak voldoende klein zijn om in de<br />
vergister gebracht te worden. Maïs zal <strong>op</strong> het land worden gehakseld en<br />
vervolgens worden ingekuild. Hierdoor is deze al klein genoeg voor vergisting.<br />
Water<strong>op</strong>losbare vloeibare co-producten plus olie en vetrijke co-producten<br />
kunnen rechtstreeks aan de voor<strong>op</strong>slagput gedoceerd worden.<br />
Nu de co-producten zodanig verkleind zijn, is het zaak om ze te mengen met de<br />
drijfmest. Dit is niet altijd noodzakelijk want vloeibare of poedervormige c<strong>op</strong>roducten<br />
worden vaak direct aan het vergister toegevoegd. Het mengen kan<br />
gebeuren in een kleine tank waar de co-producten toegevoegd worden. Door de<br />
co-producten eerst met drijfmest te vermengen zal het product makkelijker in de<br />
vergister te pompen zijn. Om een goede menging te verkrijgen tussen de<br />
drijfmest en het co-product / vaste dierlijke mest dient er in de mengtank een<br />
roerinstallatie aanwezig te zijn. Na menging kan de biomassa vanuit de mengtank<br />
in de vergister worden gepompt.<br />
5. Type vergister<br />
Vervolgens is het zaak om een type vergister te kiezen 1 . Dit kan een<br />
pr<strong>op</strong>stroomvergister of een volledig geroerde vergister zijn. Bij de volledig<br />
geroerde vergister kan er nog onderscheid gemaakt worden tussen de vergister<br />
met constante inhoud of variabele inhoud. Het is belangrijk te weten dat het<br />
digestaat nadat het uit de vergister komt nog nagist. Hierbij komt nog biogas vrij.<br />
Om de rentabiliteit van de vergister te vergroten is het van belang om ook dit<br />
biogas <strong>op</strong> te vangen. Daarnaast wordt emissie van het broeikasgas CH 4<br />
voorkomen. De hoeveelheid biogas die bij napvergisting vrijkomt is afhankelijk<br />
van de verblijftijd in de reactor en van het type reactor. Bij de volledig geroerde<br />
vergister met constante inhoud zal het meeste napvergisting plaats vinden.<br />
Vervolgens zal het digestaat in iets mindere mate navergisten bij een<br />
pr<strong>op</strong>stroomvergister, omdat de hele partij gelijkmatig doorvergist is. Bij de<br />
volledig geroerde vergister met variabele inhoud zal de nagisting het minst zijn,<br />
de verblijftijd is immers veel langer. Alleen de mest die het laatste is toegevoegd,<br />
1 Voor criteria om te komen tot een keuze van het type vergister zie volgende pagina.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 24
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
kan een kortere verblijftijd hebben gehad dan eigenlijk noodzakelijk is om hieruit<br />
al het potentiële biogas te kunnen laten vormen.<br />
Voor ieder type vergister is het belangrijk dat de biomassa homogeen is, zodat<br />
deze verpompbaar blijft en om te voorkomen dat er drijflagen ontstaan. Hiervoor<br />
dient de biomassa gemengd te worden. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister heeft een eigen<br />
mengsysteem. Voor de andere twee type vergisters zijn verschillende <strong>op</strong>ties<br />
mogelijk namelijk:<br />
• mechanisch, bijvoorbeeld door te mengen met een vijzel of mixer;<br />
• hydraulisch, bijvoorbeeld door de mest met een pomp rond te pompen;<br />
• pneumatisch, bijvoorbeeld door lucht / biogas door de mest te sturen.<br />
In onderstaand kader wordt enkele criteria aangehaald die de keuze van het type<br />
vergister kunnen bepalen. Op voorhand is niet aan te geven welk type vergister<br />
gekozen dient te worden dit is veelal afhankelijk van de specifieke bedrijfssituatie.<br />
Belangrijke criteria voor de keuze van het type vergister:<br />
• Het type en de grootte van de mest<strong>op</strong>slag die momenteel <strong>op</strong> het bedrijf aanwezig<br />
is.<br />
De reeds bestaande <strong>op</strong>slag kan eventueel worden omgebouwd tot<br />
mestvergister, waardoor er kosten bespaard kunnen worden. De bestaande<br />
mest<strong>op</strong>slag kan ook dienst gaan doen als navergister en / of eind<strong>op</strong>slag van<br />
het digestaat bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister of een volledig geroerde vergister<br />
met constante inhoud.<br />
• Het drogestofpercentage van het de biomassa die in de vergister vergist dient te<br />
worden.<br />
Het drogestofpercentage van de mest die vergist zal gaan worden is<br />
belangrijk voor de keuze van het type vergister. Bij <strong>mestvergisting</strong> is het<br />
gebruikelijk te kiezen voor een volledig gemengde vergister indien het<br />
drogestof gehalte van het te vergiste mengsel ≤ 10% bedraagt. Indien<br />
drogere mest en bijv. snijmaïs vergist gaat worden dan is<br />
pr<strong>op</strong>stroomvergisting een goede keuze. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister kan<br />
namelijk een biomassa met een drogestofpercentage variërend tot 15 à 20%<br />
vergisten. Een volledig geroerde vergister kan slechts biomassa vergisten<br />
met een drogestofpercentage van maximaal 10%. (Van Lent en van Dooren,<br />
2001)<br />
• De gewenste verblijftijd van de mest in de vergister.<br />
Als de vergister ook als tijdelijke <strong>op</strong>slag voor het digestaat moet dienen, is het<br />
aan te bevelen om een volledig geroerde vergister te kiezen met variabele<br />
inhoud. Hierbij is de verblijftijd van de mest in de vergister namelijk langer.<br />
Ook bij ombouw van de huidige mest<strong>op</strong>slag zal de volledig geroerde vergister<br />
in aanmerking kunnen komen.<br />
• De prijs van de verschillende typen vergisters<br />
Ook de prijs van de verschillende typen vergisters heeft invloed <strong>op</strong> de te<br />
maken keuze. Zo zal de volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
meestal goedk<strong>op</strong>er zijn, als er een bestaande mest<strong>op</strong>slag omgebouwd kan<br />
worden. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister zal echter in de meeste gevallen het<br />
duurste zijn. De meest voor de hand liggende <strong>op</strong>tie voor een<br />
vergistingsinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, zal een volledig geroerde vergister<br />
zijn.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 25
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />
De pr<strong>op</strong>stroomvergister is een vergister waarbij mest aan de reactor wordt<br />
toegevoegd en er digestaat uit de reactor verdwijnt volgens het “first in-first out”<br />
principe. Deze reactor geeft de hoogste biogas<strong>op</strong>brengst omdat alle mest even<br />
lang in de reactor verblijft, waardoor alle mest een even lange verblijftijd heeft. De<br />
mest dient semi-continu toegevoegd te worden. Dit wil zeggen dat de reactor de<br />
mest in porties krijgt toegediend. Het is hierbij aan te bevelen om de reactor<br />
minimaal 1 keer per dag te voeden. Hoe frequenter de reactor binnen een etmaal<br />
wordt gevoed, hoe constanter het te vergiste mengsel en dus zo min mogelijk<br />
schommelingen voor de micro-organismen. De pH en de temperatuur blijven bij<br />
frequent toevoegen beter constant, dit is voordelig voor het vergistingsproces. In<br />
de reactor dient de mest geroerd te worden. Dit wordt in een pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />
gedaan door een draaiende as met bladen in een horizontale tank. Het roeren is<br />
van belang om drijf- en bezinklagen te voorkomen.<br />
Het is bij dit type reactor noodzakelijk om een voor<strong>op</strong>slag van mest te hebben om<br />
een constante aanvoer van mest te garanderen. Daarnaast is er ook een <strong>op</strong>slag<br />
nodig voor het digestaat. Deze digestaat<strong>op</strong>slag is niet noodzakelijk als het<br />
digestaat na vergisting direct verder wordt verwerkt. Het is echter wel aan te<br />
bevelen om een buffer te hebben waarin het digestaat <strong>op</strong>gevangen kan worden<br />
als een storing <strong>op</strong>treedt in het verdere verwerkingstraject. Bij dit type reactor<br />
dient een klein deel van het digestaat teruggepompt te worden naar het begin<br />
van de reactor omdat het digestaat de methaanvormende bacteriën bevat. Dit is<br />
noodzakelijk om het gistingsproces, door enting met methaanvormende bacteriën<br />
voor aan in de reactor snel <strong>op</strong> gang te krijgen. Ook is zinvol om in de<br />
digestaat<strong>op</strong>slag het geproduceerde biogas <strong>op</strong> te vangen om zo de rentabiliteit<br />
van de vergister te verhogen. Het is echter zeer belangrijk dat het digestaat<br />
gescheiden wordt <strong>op</strong>geslagen van de verse mest. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister is<br />
geschikt voor vloeistoffen met een drogestofgehalte tot 15%-20%. Het<br />
vergistingsproces bestaat uit 2 delen, namelijk de voorfermentatie en de<br />
nafermentatie. De biogas<strong>op</strong>brengst bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister, met dezelfde<br />
input, is 10% hoger als bij volledig gemengde reactoren.<br />
(HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
Sterke punten van de pr<strong>op</strong>stroomvergister:<br />
• Hogere biogas<strong>op</strong>brengst t.o.v. volledig geroerd systeem met even lange<br />
verblijftijd van de mest.<br />
• Door het terugpompen van digestaat naar het begin van de reactor komt de<br />
biogasproductie sneller <strong>op</strong> gang, waardoor deze minder gevoelig is voor<br />
veranderingen in de mestsamenstelling en processtoringen.<br />
• Het digestaat bevat minder ziektekiemen.<br />
Zwakke punten van de pr<strong>op</strong>stroomvergister:<br />
• Een deel van het digestaat dient teruggevoerd te worden naar het begin van<br />
de vergister.<br />
• Er is een voor<strong>op</strong>slag van mest en een na<strong>op</strong>slag van digestaat nodig.<br />
• Relatief hoge investering, vooral in roerwerk en pompen. Of de investering<br />
daadwerkelijk hoog is, hangt veel af van het rendement van de vergister. Dit<br />
geldt natuurlijk in principe voor iedere vergister.<br />
• Veel slijtage door groot aantal bewegende delen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 26
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
De volledig geroerde vergister met constante inhoud is een systeem waarbij de<br />
verse mest volledig wordt vermengd met bijna vergiste mest. Niet alle mest heeft<br />
dus een even lange verblijftijd in de reactor. Bij dit type vergister verl<strong>op</strong>en de zure<br />
gisting en de methaanvergisting in dezelfde reactor, waardoor er nooit de<br />
<strong>op</strong>timale condities heersen voor beide processen. De gas<strong>op</strong>brengst is daarom<br />
nooit maximaal. Het gehele proces speelt zich af in één reactor.<br />
Een volledig geroerde vergister kan vloeistoffen vergisten met een drogestof<br />
percentage van maximaal 10%. In dit type reactor heeft de mest (afhankelijk van<br />
de mestsoort) een <strong>op</strong>timale verblijfduur van ongeveer 20 à 25 dagen bij mesofiele<br />
vergisting waardoor de vergister ook dienst kan doen als tijdelijke <strong>op</strong>slag. Een<br />
veel grotere verblijftijd heeft geen zin omdat daarna geen significante<br />
hoeveelheid gas meer wordt gevormd. Bij de reactor met constante inhoud blijft<br />
de inhoud van de vergister ongeveer <strong>op</strong> hetzelfde niveau. Deze reactor kan<br />
gezien worden als een vat waarbij er een deel van het digestaat uitlo<strong>op</strong>t, als er<br />
een hoeveelheid verse mest wordt toegevoegd. Er is dan ook nog een <strong>op</strong>slag<br />
nodig voor het digestaat. Vooral bij dit type vergister is het aan te bevelen om het<br />
biogas, dat in de digestaat<strong>op</strong>slag ontstaat door nagisting, <strong>op</strong> te vangen om zo de<br />
rentabiliteit van de installatie te verhogen. Hierbij is het zaak om het digestaat<br />
gescheiden van de verse mest <strong>op</strong> te slaan.<br />
(HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
Sterke punten van de volledig geroerde vergister met constante inhoud:<br />
• De vergister kan dienst doen als tijdelijke <strong>op</strong>slag van mest door de langere<br />
verblijftijd, tot wel 20 à 25 dagen bij mesofiele vergisting.<br />
• Als er reeds een <strong>op</strong>slagsilo voor de mest aanwezig is, kan deze in veel<br />
gevallen omgebouwd worden tot een volledig geroerde vergister.<br />
Zwakke punten van de volledig geroerde vergister met constante inhoud:<br />
• Volledig geroerde vergisters kunnen stoffen vergisten met maximaal 10%<br />
droge stof.<br />
• De gas<strong>op</strong>brengst is niet <strong>op</strong>timaal, omdat niet alle mest even ver vergist is.<br />
• Er is veel proceswarmte nodig om de mest <strong>op</strong> temperatuur te houden.<br />
• 1/3 van de mest dient altijd in de vergister te blijven, een deel van de<br />
methaanvormende bacteriën moeten in de vergister blijven om het<br />
vergistingsproces <strong>op</strong>gang te houden.<br />
• Reactor is niet kiemvrij, omdat niet geheel vergiste mest al bij het digestaat<br />
zit.<br />
5.3 Volledig geroerde vergister met variabele inhoud<br />
De volledig geroerde vergister met variabele inhoud, is een vergister waarbij de<br />
verse mest volledig wordt vermengd met bijna vergiste mest. Niet alle mest heeft<br />
dus een even lange verblijftijd in de reactor. Bij dit type vergister verl<strong>op</strong>en de zure<br />
gisting en de methaanvergisting in dezelfde reactor, waardoor er nooit de<br />
<strong>op</strong>timale condities heersen voor beide processen. De gas<strong>op</strong>brengst is daarom<br />
nooit maximaal. Het gehele proces speelt zich af in één reactor.<br />
Een volledig geroerde vergister kan maar vloeistoffen vergisten met een<br />
drogestof percentage van maximaal 10%. Bij de volledig geroerde vergister met<br />
variabele inhoud neemt echter het niveau van de vloeistof in de vergister steeds<br />
toe. De vergister dient tevens als <strong>op</strong>slag van het digestaat, er is dus geen<br />
navergister nodig. Doordat het digestaat in de vergister blijft, heeft deze vaak een<br />
behoorlijk grote inhoud. De verblijftijd van de mest kan wel <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot 5<br />
maanden doordat de vergister tevens als <strong>op</strong>slag dienst doet. Bij het uitrijden van<br />
het digestaat gaat er biogas uit de mest verloren, die nog niet <strong>op</strong>timaal vergist is.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 27
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Daarnaast mag het digestaat nooit allemaal uit de vergister worden gehaald, de<br />
methaanvormende bacteriën verdwijnen uit de vergister en het vergistingsproces<br />
st<strong>op</strong>t. (HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
Sterke punten van de volledig geroerde vergister met variabele inhoud:<br />
• De vergister kan dienst doen als tijdelijke <strong>op</strong>slag van mest door de langere<br />
verblijftijd, welke wel kan <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot 5 maanden.<br />
• Als er reeds een <strong>op</strong>slagruimte voor mest aanwezig is, kan deze omgebouwd<br />
worden tot een vergister.<br />
Zwakke punten van de volledig geroerde vergister met variabele inhoud:<br />
• Volledig geroerde vergisters kunnen stoffen vergisten met maximaal 10%<br />
droge stof.<br />
• De gas<strong>op</strong>brengst is niet <strong>op</strong>timaal, omdat niet alle mest even ver vergist is.<br />
Het is wel te verwachten dat de biogas<strong>op</strong>brengst bij dit type vergister enkele<br />
procenten hoger is dan bij de volledig geroerde vergister met constante<br />
inhoud, doordat de mest bij dit type reactor verder is uitgegist. Slechts een<br />
klein gedeelte van de mest heeft maar een kortere verblijftijd gehad als<br />
eigenlijk nodig was.<br />
• Er is veel proceswarmte nodig om het proces <strong>op</strong> temperatuur te houden.<br />
• 1/3 van de mest dient altijd in de vergister te blijven, omdat anders alle<br />
methaanvormende bacteriën verdwijnen, waardoor het proces niet meer<br />
verlo<strong>op</strong>t.<br />
6. Soort proces<br />
Het vergistingsproces kan wat betreft de temperatuur <strong>op</strong> drie manieren verl<strong>op</strong>en,<br />
namelijk psychrofiel, mesofiel of thermofiel. De keuze hiervan bepaalt de snelheid<br />
waarmee het biogas wordt gevormd en dus de verblijftijd van de mest in de<br />
reactor en daarmee ook de reactorgrootte.<br />
6.1 Psychrofiel<br />
Psychrofiele vergisting is het proces van vergisting dat zich afspeelt zonder dat<br />
enige warmte aan het proces wordt toegevoegd. Psychrofiele vergisting is<br />
namelijk het proces van vergisting dat altijd <strong>op</strong>treedt bij het <strong>op</strong>slaan van mest in<br />
de traditionele kelders of silo’s (spontane vergisting). Psychrofiele vergisting<br />
wordt niet veel toegepast in de praktijk, want het biogas komt namelijk maar heel<br />
langzaam vrij. De verblijftijd van de mest in de reactor kan wel <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot meer<br />
dan 100 dagen. Daarom zal dit proces niet worden toegepast bij<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />
(Korsten, et al., HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
6.2 Mesofiel<br />
Mesofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 33°C. Bij<br />
voorkeur speelt dit proces zich af tussen de 30 en 40°C. Deze temperatuur is<br />
uitermate geschikt om in de vergistingsreactor toe te passen. De<br />
methaanvormende bacteriën in dit proces zijn namelijk niet zo gevoelig voor<br />
veranderingen in de temperatuur of de zuurgraad in de reactor. Zeker <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> is dit een aan te bevelen proces. De verblijftijd van de mest bij dit<br />
proces kan variëren van 15-40 dagen afhankelijk van de mestsoort en type<br />
reactor. (Korsten, et al. HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren,<br />
2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 28
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
6.3 Thermofiel<br />
Thermofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 55°C.<br />
Voordeel van de hogere temperatuur is dat het biogas sneller vrijkomt, waardoor<br />
volstaan kan worden met een kortere verblijftijd (10-20 dagen). De totale<br />
hoeveelheid biogas die vrijkomt is echter niet hoger dan bij mesofiele vergisting.<br />
Het CH 4 -gehalte in het biogas is bij een thermofiel proces gemiddeld 3% lager<br />
dan bij een mesofiel proces. Nadeel van dit proces is dat er erg veel warmte in<br />
het proces gest<strong>op</strong>t moet worden om de mest in de reactor <strong>op</strong> temperatuur te<br />
houden. De methaanvormende bacteriën zijn bij thermofiele vergisting uitermate<br />
gevoelig voor schommelingen in temperatuur en zuurgraad. Een kleine<br />
schommeling van de zuurgraad kan al fataal zijn voor de thermofiele<br />
methaanvormende bacteriën. Dit proces is echter in Nederland nog nooit <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> toegepast geweest. Op grote schaal is het proces toegepast bij<br />
o.a. Biorek Elzendorp, Promest en proefbedrijf Sterksel. Ook hier bleek<br />
thermofiele vergisting te gevoelig voor schommelingen. Thermofiele vergisting is<br />
<strong>op</strong> dit moment dan ook nog zeker niet aan te bevelen.<br />
(Korsten, et al., HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
7. Producten<br />
Bij de vergisting van mest ontstaan 2 producten, namelijk biogas en digestaat.<br />
Met het biogas kan door middel van een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling (WKK)<br />
elektriciteit en warmte worden <strong>op</strong>gewekt. Zie voor de verschillende<br />
mogelijkheden het “schema biogasbenutting”. Het digestaat moet je zowel<br />
juridisch, als technologisch inhoudelijk nog steeds zien als dierlijke mest, met<br />
bijbehorende (on)mogelijkheden.<br />
A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />
Het biogas bestaat voor 50 tot 85 vol.% uit methaan (CH 4 ), voor 15 tot 50 vol.%<br />
uit koolzuur (CO 2 ). Daarnaast zijn er ook nog 0 tot 0,2 vol.% waterstof (H 2 ), 0 tot<br />
0,2 vol.% stikstof (N 2), 0 tot 1 vol% zwavelwaterstof (H 2 S) en sporen van<br />
vluchtige organische componenten aanwezig. Het zwavelwaterstof is schadelijk<br />
voor de motor van de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling en voor het leidingnetwerk.<br />
Zwavelwaterstof tast namelijk metalen als ijzer, k<strong>op</strong>er en brons aan. Het is<br />
daarom aan te bevelen om het leidingnetwerk, dat voor de ontzwaveling zit, niet<br />
van deze metalen te maken. H 2 S moet dus uit het biogas verwijderd worden om<br />
de installatie te sparen.<br />
Methoden voor het verwijderen van zwavelwaterstof uit het biogas:<br />
1. Het toevoegen van een kleine hoeveelheid lucht aan het biogas in de<br />
gas<strong>op</strong>slag. Afhankelijk van de hoeveelheid H 2S in het biogas moet er 2 tot 6<br />
vol.% lucht aan het biogas worden toegevoegd. Door een reactie met de<br />
sulfide oxiderende bacteriën ontstaat elementair zwavel, wat terug te vinden<br />
is in het digestaat. De reductie van H 2S is afhankelijk van de temperatuur, de<br />
reactietijd, de hoeveelheid en de plaats van luchttoevoer. Bij goede<br />
omstandigheden kan er een reductie plaatsvinden van 95% tot een<br />
concentratiedaling onder de 50 ppm. Een overdosering van lucht moet<br />
worden voorkomen omdat biogas in lucht explosief wordt bij een<br />
volumepercentage van 6 tot 12 vol.%. Deze methode werkt uiterst effectief en<br />
is goedko<strong>op</strong>. Daarom is deze methode veruit de beste in combinatie met een<br />
vergistingsinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />
2. IJzerchloride (FeCl3) doseren in de reactor. Een reductie tot minder dan 100<br />
ppm is in het verleden gehaald. Deze hierdoor bereikte zuivering is over het<br />
algemeen voldoende. Er wordt vaak gestreefd naar 200 ppm.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 29
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3. Het biogas kan biologisch gezuiverd worden door middel van een<br />
vastbedreactor. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een waterscrubber<br />
(adsorptie) in combinatie met een biologische ontzwavelingsunit. Bij dit<br />
principe wordt water over een filter gesprenkeld. In het filterbed komen water<br />
en lucht elkaar in tegenstroom tegen. Aan het biogas wordt 4 – 6 vol.% lucht<br />
toegevoegd voordat deze de zuivering ingaat. Het filterbed biedt de<br />
mogelijkheid voor scrubben en het laten groeien van ontzwavelende microorganismen.<br />
Hierbij ontstaat zwavelzuur dat terug te vinden is in het<br />
digestaat.<br />
4. Het biogas door een kist met vetvrije roestende ijzerkrullen leiden. Bij deze<br />
methode kan de kist met ijzerkrullen door middel van doorleiden van lucht<br />
geregenereerd worden, waardoor deze steeds <strong>op</strong>nieuw gebruikt kunnen<br />
worden. Nadeel van deze methode is dat er veel warmte vrijkomt bij<br />
regeneratie.<br />
(Korsten, et al. 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
Het biogas zal <strong>op</strong>geslagen dienen te worden, omdat de biogasproductie niet altijd<br />
precies overeenkomt met de brandstofbehoefte van de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling.<br />
Het biogas kan worden <strong>op</strong>geslagen in een gaszak welke bijvoorbeeld boven in de<br />
vergister geplaatst kan worden. Als de elektriciteitsproductie <strong>op</strong> de pieken in de<br />
stroomvraag wordt afgestemd, is er een relatief grote gaszak nodig met een<br />
<strong>op</strong>slagcapaciteit van ongeveer één dag. De grootte van de gaszak hangt dus af<br />
van het doel dat wordt nagestreefd met de elektriciteitsproductie.<br />
Indien het biogas door omstandigheden niet kan worden omgezet in warmte en<br />
elektriciteit dan dient het biogas verbrand te worden in een fakkelinstallatie. Dit is<br />
noodzakelijk omdat het methaan uit het biogas een belangrijke bijdrage levert<br />
aan het broeikaseffect en dus niet zomaar in de lucht terecht mag komen.<br />
B. Digestaat in <strong>op</strong>slag<br />
Het digestaat is de vloeibare substantie die er overblijft nadat de mest met<br />
eventueel co-product is vergist. Om problemen met de wetgeving te voorkomen<br />
dient het digestaat zowel juridisch als technologisch inhoudelijk nog steeds<br />
aangemerkt te worden als zijnde mestproduct. Door alleen mest te vergisten, is<br />
het digestaat volgens het Meststoffenbesluit nog steeds een toegelaten<br />
mestsoort en niet een afvalproduct.<br />
Bij vergisting worden gemakkelijk afbreekbare organische stoffen in de mest<br />
omgezet in eenvoudige verbindingen (zie figuur 3.1). Hierdoor komen organisch<br />
gebonden mineralen vrij (mineralisatie van N,P en K). De vrijgekomen mineralen<br />
zijn sneller <strong>op</strong>neembaar voor de plant. Door gericht gebruik te maken van dit<br />
voordeel is minder kunstmest nodig. De moeilijk afbreekbare organische stoffen<br />
(onder meer hout- en humusachtige stoffen) worden niet of zeer beperkt<br />
afgebroken. Deze stoffen werken bij bemesting van grond als bodemverbeteraar .<br />
Naast de betere beschikbare nutriënten en het behoud van de<br />
bodemverbeterende eigenschappen, is de mest homogener en constanter van<br />
samenstelling. Een ander voordeel is een lagere geuremissie in vergelijking met<br />
onvergiste mest. Tijdens het vergistingsproces neemt, door de in de meeste<br />
gevallen verhoogde temperatuur, de hoeveelheid onkruidzaden en ziektekiemen<br />
af. Eventueel kan een extra sanitatiestap worden toegepast om het eindproduct<br />
kiem- en vrijwel onkruidzadenvrij te maken. Bij het saniteren oftewel<br />
pasteuriseren dient het digestaat gedurende één uur verwarmt te zijn tot<br />
60-70 ºC. (Stimuland, CCS, Ecofys, 2002)<br />
Door het toevoegen van co-producten is meestal (behalve bij stapelbare mest)<br />
het nutriëntengehalte lager dan bij uitsluitend verse mest, dit komt door het<br />
toevoegen van relatief veel product (veel C) met lage gehalten aan N,P en K. De<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 30
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
mineralen die met het co-product toegevoegd worden, moeten meegenomen<br />
worden met de mineralenboekhouding. Alleen wanneer het co-product van het<br />
eigen bedrijf afkomstig is en het digestaat wordt aangewend <strong>op</strong> het eigen bedrijf,<br />
is het netto-effect nul <strong>op</strong> de mineralenbalans.<br />
Naast hierboven beschreven verschillen tussen input (mest) en output (digestaat)<br />
zijn er ook nog andere verschillen aan te merken. De verschillen zullen hieronder<br />
<strong>op</strong>genomen worden. Er wordt hierbij steeds over het digestaat gesproken.<br />
• N-org gebonden aan snel afbreekbare organische stof, is omgezet in<br />
ammonium. Dit is 5-25% van alle N die in de mest zit.<br />
• pH is iets hoger en dus is er meer NH 3 emissie.<br />
• Het digestaat is minder geschikt voor verdere verwerking. Doordat er<br />
meer colloïden aanwezig zijn, is scheiden alleen mogelijk met behulp<br />
van polymeren. (Van den Berg, 2002)<br />
3.4 Biogasbenutting<br />
Na vergisting van biomassa ontstaat als hoofdproduct biogas. Biogas kan echter <strong>op</strong><br />
diverse manieren omgezet worden in energie.<br />
3.4.1 Stroomschema biogasbenutting<br />
De verschillende manieren die momenteel bestaan of nog in ontwikkeling zijn, staan<br />
beschreven in onderstaande figuur 3.4.<br />
A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />
A.1. WKK<br />
(warmte + elektriciteit)<br />
A.2.Opwerken tot<br />
aardgas (warmte)<br />
A.3. Brandstofcel<br />
(warmte + elektriciteit)<br />
Eigen gebruik warmte<br />
/ elektriciteit<br />
Leveren aan derden<br />
warmte / elektriciteit<br />
Figuur 3.4 Stroomschema biogasbenutting<br />
Legenda<br />
Er kan maar 1 mogelijkheid<br />
gekozen worden.<br />
Beide mogelijkheden kunnen<br />
benut worden.<br />
Momenteel nog in ontwikkeling.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 31
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.4.2 Toelichting stroomschema biogasbenutting<br />
Stappen:<br />
A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />
Het biogas zal <strong>op</strong>geslagen dienen te worden, omdat de biogasproductie niet altijd<br />
precies overeenkomt met de hoeveelheid die nodig is voor verbranding in de<br />
warmtekrachtk<strong>op</strong>peling. Het biogas kan worden <strong>op</strong>geslagen in een gaszak welke<br />
bijvoorbeeld boven in de vergister geplaatst kan worden. Als bijvoorbeeld de<br />
elektriciteitsproductie <strong>op</strong> de pieken in de stroomvraag wordt afgestemd is er een<br />
relatief grote gaszak nodig met een <strong>op</strong>slagcapaciteit van ongeveer één dag. De<br />
grootte van de gaszak hangt dus af van het doel dat wordt nagestreefd met de<br />
elektriciteitsproductie. Indien het biogas door omstandigheden niet kan worden<br />
omgezet in warmte en elektriciteit, dient het biogas verbrand te worden in een<br />
fakkelinstallatie. Dit is omdat het methaan uit het biogas een belangrijke bijdrage<br />
levert aan het broeikaseffect en dus niet zomaar in de lucht terecht mag komen.<br />
Er zijn 3 manieren om biogas om te zetten in warmte en / of elektriciteit namelijk<br />
door middel van een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling, door <strong>op</strong>werken tot aardgas of door<br />
middel van een brandstofcel.<br />
A.1WarmteKrachtK<strong>op</strong>peling (WKK)<br />
Bij een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling wordt het biogas, nadat het ontdaan is van<br />
zwavelwaterstof, door een benzine- of een aangepaste dieselmotor geleid. Dit<br />
biogas drijft de motor aan. De mechanische kracht van de motor wordt middels<br />
een generator omgezet in elektriciteit. Het koelwater van de motor levert<br />
daarnaast ook nog thermische energie. Doorgaans hebben de huidige motoren<br />
een elektrisch rendement van 32,5% en een thermisch rendement van 55%. De<br />
elektriciteit kan (voor een deel) <strong>op</strong> het eigen bedrijf worden gebruikt. Het<br />
overschot kan dan aan het net worden teruggeleverd tegen een vergoeding per<br />
kilowattuur (kWh). Ook de warmte kan worden gebruikt. Deze is namelijk voor<br />
een deel nodig om het de mest in de vergister <strong>op</strong> temperatuur te houden.<br />
Daarnaast is de warmte ook te gebruiken voor de verwarming van stallen, zoals<br />
in de varkenshouderij gebruikelijk is. Mede hierdoor zullen de afzetmogelijkheden<br />
van de warmte voor melkveehouderijbedrijven beperkt zijn. Ook kan het digestaat<br />
gedroogd worden door de vrijgekomen warmte. Tenslotte kan de warmte ook bij<br />
derden worden afgezet, zoals bij een glastuinbouwbedrijf of een ander soort<br />
bedrijf dat warmte vraagt. Voorwaarde is echter wel dat dit bedrijf redelijk dicht in<br />
de buurt gelegen is, in verband met de warmteverliezen. In een enkel geval kan<br />
het zo zijn dat er een glastuinbouwbedrijf in de omgeving van de vergister<br />
gevestigd is. In dat geval is het ook mogelijk om de CO 2 , die vrijkomt bij<br />
verbranding van het biogas in de WKK, te leveren aan dat bedrijf.<br />
Indien er geen bestemming voor de warmte gevonden kan worden gaat deze<br />
verloren. Dit heeft echter een negatieve invloed <strong>op</strong> de rentabiliteit van de<br />
<strong>mestvergisting</strong>.<br />
(Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
A.2Opwerken tot aardgas<br />
Een andere mogelijkheid om het biogas te benutten is het <strong>op</strong>werken hiervan tot<br />
aardgas. Hierbij dient het biogas ontdaan te worden van koolzuur, water en<br />
zwavelwaterstof, zodat het methaan overblijft. Het is echter niet noodzakelijk om<br />
alle CO 2 te verwijderen, circa 15 vol.% levert geen problemen <strong>op</strong> (zie tabel 3.2.,<br />
samenstelling aardgas) Vervolgens kan het gezuiverde gas worden geleverd aan<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 32
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
het aardgasnet. Om het aardgas te kunnen leveren aan het net dient dit onder<br />
hoge druk te gebeuren. Daarnaast moet er ook een geur aan het gas worden<br />
toegevoegd om zo een eventueel lek <strong>op</strong> te kunnen sporen. Deze apparatuur<br />
vraagt een erg grote investering. Daarnaast is er in de winter een vele grotere<br />
vraag naar aardgas dan in de zomer. Hierdoor heeft het aandeel gas van de<br />
vergister een veel te grote invloed <strong>op</strong> de totale hoeveelheid aardgas in de zomer.<br />
Schommelingen in de kwaliteit van het aardgas hebben een te grote invloed <strong>op</strong><br />
het aardgasnet. Het <strong>op</strong>gewekte aardgas kan aan het net worden geleverd of het<br />
kan (voor een deel) zelf worden benut. Het is zelfs mogelijk om het biogas in een<br />
geiser te verbranden om zo bijvoorbeeld te zorgen voor verwarming bij de biggen.<br />
(Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
Tabel 3.2 Samenstelling aardgas i.r.t. biogas<br />
Bestanddelen Aardgas (vol. %) Biogas (vol. %)<br />
CH4 ± 90 50 – 85<br />
CO2 1 – 10 15 - 50<br />
N2 < 1 0 – 0,2<br />
H2S < 1 0 – 1<br />
H2O < 1 0 – 0,2<br />
Vluchtige organische componenten - nihil<br />
Alkanen < 10 nihil<br />
A.3Brandstofcel<br />
Biogas kan ook omgezet worden in elektriciteit door gebruik te maken van een<br />
brandstofcel. In een brandstofcel wordt waterstofgas met lucht door elektrodes<br />
geleid. Hierdoor vindt een chemische reactie plaats waarbij water wordt gevormd<br />
en elektrische energie vrij komt. Er vindt echter geen explosieve reactie plaats<br />
zoals in een verbrandingsmotor.<br />
Het voordeel van gebruik van een brandstofcel is het hoge elektrische<br />
rendement: maximaal ca. 55% elektrisch en 35% thermisch. Het thermische<br />
rendement is mede afhankelijk van de temperatuur waar<strong>op</strong> de warmte<br />
beschikbaar moet komen. Voor toepassing <strong>op</strong> het veehouderijbedrijf is een<br />
temperatuur van ongeveer 80°C voldoende. Dan kan een warmterendement van<br />
35% gehaald worden. De geproduceerde warmte kan vrijwel volledig <strong>op</strong> het<br />
veehouderijbedrijf benut worden. Wanneer de warmtebehoefte van de vergister in<br />
de winter hoger is dan de standaard leverantie van de brandstofcel, kan de cel<br />
bijgesteld worden. Het warmterendement kan dan worden <strong>op</strong>gevoerd ten koste<br />
van het elektrische rendement. Zo kan ervoor gezorgd worden dat aan de<br />
warmtebehoefte van de biogasinstallatie steeds wordt voldaan. Er zijn diverse<br />
typen brandstofcellen. Deze typen onderscheiden zich door de gebruikte<br />
materialen van de elektrodes en de werktemperatuur. Voor gebruik met biogas<br />
zou een gesmolten carbonaat brandstofcel (molten carbonate fuel cell, MCFC)<br />
het beste passen. Bij de MCFC die nu door het ECN te Petten ontwikkeld wordt,<br />
hoeft het waterstof niet buiten de brandstofcel afgescheiden te worden, maar<br />
gebeurt dit in de brandstofcel zelf. In dit type MCFC is ook CO 2 nodig als<br />
katalysator. Biogas bestaat juist uit deze twee gassen. Wel is de MCFC gevoelig<br />
voor verontreinigingen in de gassen. Met name de resten van H 2 S in biogas<br />
zullen daarom verwijderd moeten worden. (Nijssen, et al. 1997)<br />
Naar verwachting is de eerste demonstratieversie van deze brandstofcel gereed<br />
in 2005. Op dat moment zal de kostprijs van deze cel waarschijnlijk nog zo hoog<br />
zijn dat deze niet kan concurreren met de huidige gasmotoren. Deze toepassing<br />
is daarom hier niet verder uitgewerkt. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 33
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.5 Documentatie Techniek/Technologie<br />
Literatuurverwijzingen:<br />
- Berg, S. van den (2002), Businessplan Boerderij Plus, ROB Agri-Power;<br />
Enschede, Cornelissen Consulting Services B.V., versie 1<br />
- DLV Adviesgroep NV (2002), Mest de groene motor.<br />
- Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag.<br />
- Korsten, G. et al. (2002), Ontwikkelingen van een informatiesysteem voor<br />
vergisten van mest in combinatie met organische reststromen <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>, Den Bosch: HAS KennisTransfer.<br />
- Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
Nederlandse melkvee- en varkensbedrijven.<br />
- Nijssen, J., et al. (1997), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> Nederlandse<br />
melkveebedrijven, publicatie 122, PR Lelystad<br />
- Ruijter, K. de, e.a. (2001) Leidraad Mest, beleidskader voor<br />
mestbewerkingsinitiatieven; Prov. N-Br.<br />
- Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys (2002); Haal meer uit mest!, duurzame<br />
energie uit mest: kansen voor veehouders, Deventer.<br />
- Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />
<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />
Leveranciers van vergistingsinstallaties: (Zie voor een uitgebreid overzicht bijlage 6)<br />
- <strong>BiogaS</strong> International<br />
- Biogas Nederland<br />
- Biorek<br />
- Biothane Systems International<br />
- Ecogas International B.V.<br />
- Funki Manura A/S – Benelux<br />
- Grontmij Water and Waste management<br />
- HCG<br />
- Host B.V.<br />
- Linde BRV<br />
- LIPP GmbH<br />
- Planet Energietechniek GmbH<br />
- TEWE Elektronik GmbH & Co. KG<br />
- Thecogas Biogastechniek B.V.<br />
- WISA Umweltschutz GmbH<br />
- Wolter & Dros Biowatt<br />
Leveranciers van installatie onderdelen: (zie een voor uitgebreid overzicht bijlage 7)<br />
- A.E.H Power B.V.<br />
- Bos Benelux B.V.<br />
- Distrimex Pompen<br />
- FAN Separator<br />
- ISS Industrial Storage Systems / PAS Opslagsystemen B.V.<br />
- Smits Constructies B.V.<br />
- Wiefferink B.V.<br />
- Willems groep<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 34
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
4 Ruimtelijke ordening<br />
Voor de <strong>op</strong>richting van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kunnen de<br />
volgende vergunningen nodig zijn:<br />
• vrijstelling van het bestemmingsplan, indien de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie niet<br />
binnen het bestaand bestemmingsplan past;<br />
• bouwvergunning;<br />
• milieuvergunning.<br />
Met betrekking tot de Wet ruimtelijke ordening dient het initiatief, tot het <strong>op</strong>starten<br />
van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie, te passen in het ruimtelijke ordeningbeleid<br />
(bestemmingsplan) en heeft de ondernemer tevens een bouwvergunning nodig. In dit<br />
hoofdstuk zullen deze twee aspecten uitgebreid aan de orde komen met<br />
respectievelijk vrijstelling bestemmingsplan in § 4.2 en bouwvergunning in § 4.3. Alle<br />
facetten omtrent milieuwetgeving in relatie tot <strong>mestvergisting</strong> zullen in hoofdstuk 5<br />
besproken worden.<br />
4.1 Stroomschema Wet ruimtelijke ordening<br />
Onderstaand stroomschema, figuur 4.1, geeft antwoord <strong>op</strong> de vraag in hoeverre<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is toegestaan in relatie tot ruimtelijke ordening. Het<br />
stroomschema heeft alleen betrekking <strong>op</strong> vergisting van dierlijke mest, afkomstig van<br />
de eigen inrichting. Ruimtelijke ordening in relatie tot het vergisten van mest en c<strong>op</strong>roducten<br />
komt in het hoofdstuk 6 co-vergisting aan de orde.<br />
Is er sprake van (mest)vergisting<br />
binnen de normale agrarische<br />
bedrijfsvoering? Toets hiervoor aan<br />
het bestemmingsplan!<br />
Nee<br />
Buurtniveau/centrale<br />
<strong>mestvergisting</strong><br />
Ja<br />
Is er sprake van<br />
<strong>mestvergisting</strong> binnen<br />
bestaande of in<br />
plannen geregelde<br />
bouwblokken?<br />
Nee<br />
Uitbreiding bouwblok is nodig.<br />
Aanvraag past binnen het<br />
Toetsingskader van het huidige<br />
bestemmingsplan/streekplan ?<br />
Ja<br />
Ja<br />
Nee<br />
Is er sprake van<br />
<strong>mestvergisting</strong> binnen een<br />
bestaand bouwwerk?<br />
Ja<br />
Nee<br />
Nieuwbouw<br />
Ja<br />
Aanvraag voldoet niet aan<br />
het bestemmingsplan.<br />
Bestemmingsplan dient<br />
herzien te worden. Neem<br />
hiervoor contact <strong>op</strong> met uw<br />
gemeente!<br />
Bouwvergunning vereist<br />
Figuur 4.1 Stroomschema ruimtelijke ordening<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 35
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
4.2 Toelichting Wet ruimtelijke ordening<br />
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt dat in streek- en bestemmingsplannen<br />
wordt aangegeven welke functies in welke gebiedscategorieën zijn toegestaan dan<br />
wel zich kunnen ontwikkelen. Het bestemmingsplan is juridisch bindend. Bij het<br />
<strong>op</strong>richten van gebouwen of het inrichten van processen vindt de juridische<br />
verankering van hetgeen in een bestemmingsplan is vastgelegd plaats bij het al dan<br />
niet verlenen van een bouwvergunning. Het voorzien in bepaalde maatschappelijke<br />
behoeften dient vanwege het samenspel tussen provincie en gemeente tevens<br />
verankerd te zijn in het streekplan. (www.bestemmingsplan.nl)<br />
4.2.1 Algemene beleidsregels<br />
De algemene lijn van het ruimtelijke ordeningsbeleid is dat er terughoudend moet<br />
worden omgegaan met elke toevoeging aan de verstening van het buitengebied,<br />
verder dient aantasting voorkomen te worden en de kwaliteit van het landelijk gebied<br />
dient zoveel mogelijk hersteld te worden. Om de diversiteit in het buitengebied te<br />
behouden en te vergroten wordt in sterke mate aangesloten bij landschappelijke,<br />
cultuurhistorische en ecologische kenmerken. Waar, in het buitengebied, deze<br />
kenmerken minder prominent aanwezig zijn en waar bestaande verstening geen<br />
probleem vormt, stuit vestiging van een <strong>mestvergisting</strong>installaties (zonder enigerlei<br />
toevoeging aan de verstening) <strong>op</strong> minder problemen. Om deze redenen wordt<br />
onderscheidt gemaakt in:<br />
• het <strong>op</strong>richten van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie binnen bestaande gebouwen;<br />
• het <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong>richten van gebouwen, loodsen en stallen etc. voor<br />
<strong>mestvergisting</strong> waardoor de veehouderij nieuwe kansen krijgt;<br />
• <strong>mestvergisting</strong> van mest afkomstig van het eigen bedrijf;<br />
• <strong>mestvergisting</strong> van mest afkomstig van derden.<br />
Alleen de eerste drie situaties zijn van belang bij dit onderzoek. Mest van derden valt<br />
buiten de onderzoeks<strong>op</strong>dracht, omdat dit gezien wordt als centrale <strong>mestvergisting</strong>. In<br />
hoofdstuk 8 wordt nog even kort ingegaan om dit onderdeel, maar deze <strong>op</strong>tie is niet<br />
specifiek uitgewerkt. (Infomil, 2001)<br />
4.2.2 Ruimtelijk beleid <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
Vergisting van mest van het eigen bedrijf, te vestigen binnen bestaande agrarische<br />
inrichting en binnen de grenzen van vergunde of in plannen geregelde bouwblokken,<br />
is <strong>op</strong> grond van ruimtelijk beleid een vrijheid van bedrijfsinrichting van agrarische<br />
bedrijven (zoals die past in artikel 10 van de Wet ruimtelijke ordening) en biedt dus<br />
wat betreft ruimtelijke ordening mogelijkheden. Een dergelijke vorm van<br />
<strong>mestvergisting</strong> kan beschouwd worden als integraal onderdeel van de normale<br />
agrarische bedrijfsvoering en wordt daarom aangemerkt als een agrarische activiteit.<br />
Dit blijft binnen het bestaande bouwblok dus toegestaan. Indien uitbreiding van het<br />
bouwblok nodig is, dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. In artikel 10 Wro<br />
is geregeld dat de bepalingen over de structuur van agrarische bedrijven in een<br />
bestemmingsplan niet kunnen worden <strong>op</strong>genomen, wel bepalingen met betrekking<br />
tot <strong>op</strong>pervlakten, brandveiligheid, bouwhoogten en bouwtechnische vereisten.<br />
(Infomil, 2001; Tijmensen, et al., 2002)<br />
Sommige provincies en gemeenten hebben een gedetailleerd beleid wat betreft<br />
locatiekeuze. Zo stellen zij soms ook eisen aan de maximale verwerkingscapaciteit<br />
die <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> plaats mag vinden. In Brabant wordt hiervoor een maximale<br />
verwerkingscapaciteit van 25.000 ton per jaar aan gegeven. Eenduidig beleid is hier<br />
echter niet over en verschilt per provincie.<br />
Het is van belang dat er al tijdens de ideefase vooroverleg is tussen de aanvrager en<br />
het bevoegd gezag (vaak de gemeente). Een gedegen vooroverleg, waarbij beide<br />
partijen zijn geïnformeerd en hun kennis inzake <strong>mestvergisting</strong> uitwisselen is zeer<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 36
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
belangrijk voor de beeldvorming van beide partijen en geeft inzicht in de<br />
mogelijkheden en beperkingen die worden gesteld aan de installatie. Het is van<br />
belang dat zowel wordt overlegd met de milieuafdeling als met de ruimtelijke<br />
ordeningsafdeling van het bevoegd gezag. Het is misschien zinvol om eens gaan te<br />
kijken bij een bestaande <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Hier kunnen vaak al veel vragen<br />
<strong>op</strong>gehelderd worden. In een vooroverleg kunnen al veel zaken worden behandeld<br />
wat de vergunningsprocedure stroomlijnt. Tijdens een vooroverleg moet bijvoorbeeld<br />
al ter sprake komen of een wijziging van het bestemmingsplan nodig is en of er extra<br />
vooronderzoeken nodig zijn. Indien geen extra vooronderzoeken nodig zijn, kan veel<br />
tijd bespaard worden.<br />
Let <strong>op</strong><br />
Zodra een bedrijf ook een functie vervult voor <strong>mestvergisting</strong> van dierlijke mest of het<br />
vergisten van organische reststromen/afvalstoffen, die van buiten de inrichting<br />
afkomstig is dan stijgt dit in iedere hoeveelheid uit boven de normale agrarische<br />
bedrijfsvoering en is er aanleiding om ook vanuit de ruimtelijke ordening nadere<br />
eisen aan de locatie te stellen. Er zal hiervoor een uitgebreide RO-procedure gevolgd<br />
moeten worden waarbij toetsing plaats moet vinden <strong>op</strong> lokaal en/of regionaal<br />
ruimtelijke ordening beleid. De installatie wordt dan namelijk getypeerd als<br />
afvalverwerkingsinstallatie en het verkrijgen van een vergunning voor<br />
afvalverwerking is <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> nagenoeg onmogelijk. Voor verdere informatie<br />
omtrent co-vergisting en <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau wordt verwezen naar<br />
hoofdstuk 6 en 8.<br />
(Infomil, 2001)<br />
4.2.3 Beschikbare ruimte binnen het bouwblok<br />
Voor nieuwbouw moet de veehouder ruimte <strong>op</strong> of bij het bedrijf beschikbaar hebben.<br />
Voor de vergunningverlening is het eenvoudiger dat de uitbreiding binnen het<br />
bouwblok kan blijven. Voor aanpassingen aan bestaande constructies voor<br />
<strong>mestvergisting</strong> hoeft de initiatiefnemer geen ruimte van het bedrijf <strong>op</strong> te offeren aan<br />
de vergistingsinstallatie. Wel is er eventueel nog ruimte nodig voor na-<strong>op</strong>slag. Dit is<br />
een pluspunt t.o.v. nieuwbouw waarbij wel grond<strong>op</strong>pervlakte en ruimte wordt<br />
geclaimd door de vergistingsinstallatie. Hoeveel ruimte er beschikbaar/nodig is <strong>op</strong><br />
een bedrijf is per bedrijfssituatie en vergisterkeuze afhankelijk, zodat daar verder<br />
geen algemeen oordeel over te geven is.<br />
4.2.4 Het bestemmingsplan<br />
Het bestemmingsplan is het belangrijkste toetsingskader voor een bouwvergunning.<br />
Dit houdt onder andere in dat wanneer een uitzonderingsgebied (waardevol natuurof<br />
landelijkgebied) in de nabijheid van de boerderij ligt, dit grote problemen voor de<br />
aanvraag kan betekenen. Een voorbeeld van een uitzonderingsgebied is een zuur<br />
gevoelig gebied. Plannen welke een invloed hebben <strong>op</strong> het bestemmingsplan zijn het<br />
Waterhuishoudingsplan, het Beleidsplan natuur- en landschap, het Provinciaal<br />
Milieubeleidsplan en het Streekplan.<br />
Er zijn drie mogelijkheden wat betreft het bestemmingsplan in relatie tot de bouw van<br />
een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie:<br />
• de bouw van een vergister past binnen het bestaande bestemmingsplan;<br />
• de bouw van een vergister past niet binnen het bestaande bestemmingsplan;<br />
• de bouw van een vergister past binnen het bestaande bestemmingsplan,<br />
maar de bouwkavel dient uitgebreid te worden.<br />
Voor de bouw van een vergister zijn er dus twee redenen waarom wijziging van het<br />
bestemmingsplan nodig is. Aangezien een vergistingsinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
normaal gezien kan worden als een vorm van normale agrarische bedrijfsvoering<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 37
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
past deze, indien er voldoende ruimte <strong>op</strong> het bouwblok is, binnen het bestaande<br />
bestemmingsplan. Voor uitbreiding van het bouwblok dient het bestemmingsplan<br />
altijd getoetst te worden en dienen er goede argumenten aangedragen te worden.<br />
Veel gemeente hebben daarvoor niet de capaciteit en laten dat over aan de<br />
initiatiefnemer. De provincie heeft bij zo een wijziging van het bestemmingsplan veel<br />
invloed. Zij geeft de gemeente het raamwerk onder meer in de vorm van een<br />
streekplan, waaraan het bestemmingsplan of de bestemmingswijziging moet<br />
voldoen.<br />
Het is aan te raden om al in een vroeg stadium met de gemeente te gaan praten. In<br />
een eerste gesprek kan gepolst worden wat de mogelijkheden zijn. Op deze manier<br />
zijn je plannen al bij de gemeente bekend en dat vergroot de kans van slagen. Indien<br />
door het bevoegd gezag ingegaan wordt <strong>op</strong> de aanvraag tot wijziging, dan kan<br />
wijziging van het bestemmingsplan <strong>op</strong>gestart worden via een zogenaamde artikel 19-<br />
procedure (herzieningsprocedure) of een Zelfstandige Project Procedure (ZPP). Wat<br />
de procedure is voor een herziening staat beschreven in § 4.2.5. Voor wijziging van<br />
het bestemmingsplan is in principe de gemeente het bevoegd gezag, in een aantal<br />
gevallen is de provincie er bij betrokken.<br />
Een bestemmingsplan is een bijzonder ruimtelijk plan. Het is namelijk het enige<br />
ruimtelijke plan dat juridisch bindend is. Het is bindend voor iedereen, dus voor<br />
burgers, bedrijven, instellingen en overheden. Een bestemmingsplan zegt iets over<br />
het gebruik van de grond en de <strong>op</strong>stallen en het bepaalt de bouwmogelijkheden van<br />
de grond.<br />
Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen, te weten:<br />
• een toelichting<br />
• een plankaart<br />
• voorschriften<br />
De toelichting is er voor om de bedoeling van het plan te verduidelijken. De juridische<br />
kracht komt voort uit de voorschriften en de plankaart. Op de plankaart wordt de<br />
precieze bestemming aangegeven. De voorschriften geven de regels die<br />
aangehouden moeten worden voor die bestemming. Er zijn diverse soorten regels<br />
mogelijk over bijvoorbeeld de locatie waar gebouwd mag worden, de bouwhoogte en<br />
de manier waar<strong>op</strong> de grond en <strong>op</strong>stallen gebruikt mogen worden. In het landelijke<br />
gebied wordt er vaak ook een stelsel van aanlegvergunningen <strong>op</strong>genomen.<br />
Uit de voorstaande twee alinea’s blijkt dat de juiste bestemming met de juiste<br />
bouwvoorschriften erg belangrijk zijn als u iets wilt ondernemen of bouwen! Wat is de<br />
bestemming van een bepaald perceel? Is er naast het bestemmingsplan nog meer<br />
van belang bij het bouwen. Wat is er van belang bij het bouwen?<br />
Een bestemmingsplan heeft 2 functies; een functie om de ruimte te beheren en een<br />
tweede functie om een gebied te ontwikkelen. Indien een initiatief niet past binnen<br />
het huidige bouwblok dan is het mogelijk dat het bestemmingsplan hiervoor moet<br />
worden aangepast. Hiervoor moet een uitgebreide herzieningsprocedure worden<br />
gevoerd. Het is ook mogelijk om vrijstelling te verlenen van de bepalingen van een<br />
bestemmingsplan.<br />
Als er geen ontwikkelingen zijn, beschrijft het bestemmingsplan de situatie zoals die<br />
<strong>op</strong> dat moment is. Om te voorkomen dat voor allerlei kleine 'ontwikkelingen' als<br />
bijvoorbeeld het bouwen van een garage bij een woning steeds een aanpassing van<br />
het bestemmingsplan nodig is, worden er in bestemmingsplannen al bepaalde<br />
bouwmogelijkheden gegeven. (www.bestemmingsplan.nl)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 38
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
4.2.5 Het herzien van een bestemmingsplan in het kort<br />
Omdat de bepalingen van een bestemmingsplan grote gevolgen kunnen hebben, is<br />
er een zware procedure gek<strong>op</strong>peld aan het herzien van het bestemmingsplan. De<br />
procedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Een gemeente kan een<br />
bestemmingsplan herzien omdat het huidige plan verouderd is, of omdat de<br />
gemeente een ontwikkeling mogelijk wil maken die in het geldende plan niet mogelijk<br />
is. Het mogelijk maken van een bepaalde ontwikkeling kan gebeuren omdat de<br />
gemeente dat zelf wil, maar ook omdat iemand daar om gevraagd heeft en de<br />
gemeente het een goed plan vindt.<br />
Hieronder wordt de procedure kort gegeven.<br />
1. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan peilt de gemeente de mening<br />
van de bevolking en andere belanghebbenden. Dit is de inspraak. Hoe dit<br />
precies is geregeld kunt u nalezen in de inspraakverordening.<br />
2. De gemeente stel een ontwerpbestemmingsplan <strong>op</strong>.<br />
3. Het ontwerpbestemmingsplan ligt 4 weken ter inzage. Iedereen kan<br />
schriftelijke zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad.<br />
4. Binnen 8 weken of -als er zienswijzen zijn kenbaar gemaakt binnen 4<br />
maanden stelt de gemeente het plan vast.<br />
5. Binnen 4 weken ligt het vastgestelde plan ter inzage. Er is dan 4 weken de<br />
tijd om schriftelijk bedenkingen bij Gedeputeerde Staten (GS) in te brengen,<br />
die daarna mondeling kunnen worden toegelicht.<br />
6. Binnen 12 weken of -als bedenkingen zijn ingebracht- binnen 6 maanden,<br />
volgt het besluit van GS inzake de goedkeuring.<br />
7. Het besluit van GS ligt gedurende 6 weken met het bestemmingsplan ter<br />
inzage bij de gemeente.<br />
8. Beroep is mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van<br />
State. De Raad van State heeft 12 maanden de tijd voor de beslissing <strong>op</strong> het<br />
beroep.<br />
4.3 Bouwvergunning<br />
Zowel voor nieuwbouw van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie of extra <strong>op</strong>slag als voor<br />
ombouw van een kelder of silo voor <strong>mestvergisting</strong> is een bouwvergunning nodig.<br />
Voor deze vergunning is met name het bestemmingsplan en de Woningwet<br />
bepalend. Echter iedere gemeente (bevoegd gezag) zal al naar gelang de specifieke<br />
situatie in de gemeente hier invulling aan geven.<br />
Het is moeilijk aan te geven wat de specifieke knelpunten kunnen zijn voor de<br />
verschillende systemen en de onderlinge voor- en nadelen t.a.v. de bouwvergunning.<br />
Een belangrijk algemeen punt is of de nieuwbouw binnen het bouwblok van het<br />
bedrijf blijft, want dan is wijziging van het bestemmingsplan, wat vaak een tijdrovende<br />
aangelegenheid is, niet nodig. In de meeste gevallen is binnen de grenzen van het<br />
bouwblok <strong>op</strong> een agrarisch bedrijf nog voldoende ruimte voor uitbreiding, zodat dit<br />
doorgaans geen problemen <strong>op</strong> zal leveren. (Tijmensen, et al., 2002)<br />
4.3.1 Hoofdlijnen bouwverg unning<br />
De bouwvergunning is wettelijk ingekaderd in de Woningwet (WW). In artikel 40, lid 1<br />
WW is bepaald dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een<br />
vergunning van B&W. Wanneer het initiatief past binnen het bestaande<br />
bestemmingsplan dan is de gemeente de bevoegde instantie voor de<br />
bouwvergunning. Doorgaans is dit de gemeentelijke afdeling die zich met bouw- en<br />
woningtoezicht bezighoudt.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 39
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
De bouwvergunning dient al in een vroeg stadium te worden aangevraagd, gezien de<br />
vaak lange doorlo<strong>op</strong>tijden. De aanvraag kan echter pas worden ingediend als<br />
tegelijkertijd of eerder een ontvankelijke milieuaanvraag wordt of is ingediend.<br />
Bouwactiviteiten zijn ten behoeve van het vergunningstelsel ingedeeld in drie<br />
categorieën:<br />
• vergunningsvrije activiteiten (Art.43 WW);<br />
• meldingsplichtige activiteiten (Art.42 WW);<br />
• vergunningsplichtige activiteiten (Art.40 WW).<br />
De <strong>op</strong>richting van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie valt onder een<br />
bouwvergunningspichtige activiteit.<br />
Als een bouwvergunning aangevraagd wordt of een melding wordt verricht, dan<br />
wordt eerst gekeken of deze ontvankelijk is. Dit houdt in dat bekeken wordt of de<br />
aanvraag compleet is. Een aanvraag is niet-ontvankelijk en wordt dus geweigerd<br />
indien:<br />
• het bouwwerk waar<strong>op</strong> de aanvraag betrekking heeft in strijd is met het<br />
bouwbesluit 2 ;<br />
• het bouwwerk niet voldoet aan de bouwverordening;<br />
• het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan;<br />
• het bouwwerk niet voldoet aan de redelijke eisen van de welstand.<br />
(HAS KennisTransfer, 2002)<br />
4.3.2 De bouwvergunningpr ocedure<br />
De Woningwet regelt de procedure die gevolgd moet worden bij<br />
bouwvergunningaanvraag en -verlening (of weigering). Bij deze procedure is ook de<br />
Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) van belang. De procedure is van belang voor<br />
zowel de aanvrager van een vergunning als voor de belanghebbenden bij een<br />
aanvraag (bijvoorbeeld buren).<br />
1. Een bouwvergunning (of melding) wordt gevraagd.<br />
2. De gemeente doet melding van de aanvraag in een dag-, nieuws- of huis-aanhuis-blad.<br />
3. Als uw aanvraag niet compleet is (ontvankelijk) stelt de gemeente u een termijn<br />
waarbinnen u uw aanvraag compleet kunt maken. Hierbij kan bijvoorbeeld ook<br />
goedkeuring van de brandweer noodzakelijk zijn.<br />
4. Binnen 13 weken moet een beslissing worden genomen <strong>op</strong> uw aanvraag voor<br />
een bouwvergunning. Bij een melding is deze termijn 5 weken. In bijzondere<br />
situaties moet een aanvraag aangehouden worden. De gemeente kan de<br />
beslistermijn voor een bouwvergunning eenmaal met 13 weken verlengen. Als<br />
voor de vergunningverlening een vrijstelling van het bestemmingsplan gegeven<br />
moet worden gelden de maximale beslistermijnen niet.<br />
5. Na verlening (of weigering) van een bouwvergunning (of melding) start de termijn<br />
van 6 weken waarin bezwaar gemaakt kan worden tegen de beslissing. In deze<br />
termijn kunt u ook een voorl<strong>op</strong>ige voorziening (een schorsing) bij de President<br />
van de Rechtbank vragen. Informeer bij de gemeente tot welke datum bezwaar<br />
exact mogelijk is.<br />
6. Mocht het bezwaar ongegrond worden verklaard dan kunt u beroep instellen bij<br />
de Rechtbank. Dat moet binnen 6 weken.<br />
7. Tegen de uitkomst van het beroep kunt u in hoger beroep gaan bij de Afdeling<br />
Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat moet binnen 6 weken.<br />
(Lindeman, 2002)<br />
2 Het bouwbesluit bevat alle technische bepalingen (bouwtechnisch en inrichtingtechnisch) en de<br />
gemeenteraad heeft hiervoor een aanvullende bevoegdheid.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 40
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
vooroverleg<br />
indienen aanvraag<br />
ontvankelijkheid<br />
toetsing<br />
verlening/<br />
weigering<br />
bedenkingen<br />
13 weken(26)*<br />
* termijn van 13<br />
weken kan<br />
worden verdaagd<br />
met ten hoogste<br />
13 weken<br />
6 weken<br />
heroverweging<br />
beroep<br />
6 weken<br />
Figuur 4.2 Procedure bouwvergunning<br />
(Lindeman, 2002)<br />
Een schematische weergave van een bouwvergunningaanvraag, waarin wordt<br />
uitgegaan van een standaardsituatie waarbij het bouwwerk past in het<br />
bestemmingsplan, is in figuur 4.2. weergegeven.<br />
Als u een vergunning aanvraagt dan rekent de gemeente hier kosten voor; de<br />
legeskosten. Leges worden berekend <strong>op</strong> de aanvraag, niet <strong>op</strong> de verlening. Hoe<br />
hoog de leges zijn, is geregeld in de gemeentelijke legesverordening.<br />
Let <strong>op</strong><br />
De hiervoor beschreven procedure begint met het feit dat er een bouwvergunning<br />
aangevraagd wordt. Het is verstandig dat u als initiatiefnemer eerst uitzoekt of het<br />
überhaupt mogelijk is om een vergunning te verkrijgen. Ook bij de aanvraag van de<br />
bouwvergunning is het uiterst belangrijk dat er vooroverleg en goede communicatie<br />
is met het bevoegd gezag.<br />
Zoals eerder vermeld zijn vooral de bepalingen van het bestemmingsplan zijn van<br />
belang. Als tot het aanvragen van een bouwvergunning over wordt gegaan, beginnen<br />
diverse termijnen te l<strong>op</strong>en. Een daarvan is dat u binnen een beperkt aantal weken<br />
moet zorgen voor een ontvankelijke (volledige) aanvraag.<br />
4.3.3 Publicatie bouwaanvr aag<br />
Alle bouwaanvragen moeten worden gepubliceerd binnen 2 weken na ontvangst.<br />
Volgens artikel 58 WW moeten B&W de eigenaar of hoofdgebruiker van een naburig<br />
ander gebouw, binnen 2 weken na de dag waar<strong>op</strong> de vergunning van rechtswege is<br />
verleend, van deze verlening in kennis stellen. Onder de term ‘naburig’ wordt<br />
verstaan een in de buurt liggend bouwwerk/perceel waarvan de eigenaar of<br />
hoofdgebruiker een rechtstreeks belang heeft bij het bouwen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 41
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
4.3.4 Voorschriften bouwvergunning<br />
Artikel 56, lid 3 WW bepaalt dat aan de bouwvergunning slechts voorschriften<br />
kunnen worden verbonden waaraan het bouwwerk moet voldoen.<br />
Een bouwvergunning kan <strong>op</strong> hoofdlijnen worden verleend. Deze vergunning kan zich<br />
richten <strong>op</strong> het casco, in relatie tot het bestemmingsplan en de welstand. De nadere<br />
technische toetsing geschiedt dan stapsgewijs en in de voorwaarden is dan bepaald<br />
dat pas mag worden begonnen met bouwen als de voor de desbetreffende stap<br />
benodigde bescheiden zijn ingediend en goedgekeurd door B&W. Wordt gebruik<br />
gemaakt van de mogelijkheid bepaalde gegevens gefaseerd te verstrekken, dan<br />
verdient het aanbeveling de voorwaarde <strong>op</strong> te nemen dat moet worden gebouwd<br />
overeenkomstig het bouwbesluit.<br />
Het is ook mogelijk een bouwvergunning te verlenen onder de voorwaarde dat wordt<br />
voldaan aan de welstandseisen. Tevens kan in de bouwvergunning de voorwaarde<br />
worden <strong>op</strong>genomen dat pas met de bouw mag worden begonnen nadat gebleken is<br />
dat de bodem niet zodanig is verontreinigd, dat <strong>op</strong> het terrein niet mag worden<br />
gebouwd.<br />
4.3.5 Intrekken bouwvergun ning<br />
In artikel 59 WW is aangegeven in welke gevallen B&W een bouwvergunning kunnen<br />
intrekken. Dit kan het geval zijn als gedurende een in de bouwverordening bepaalde<br />
termijn (bijvoorbeeld 6 maanden) geen begin met de bouwwerkzaamheden is<br />
gemaakt.<br />
4.3.6 Rechtsbescherming<br />
Tegen alle besluiten omtrent vergunningverlening, meldingen en vrijstellingen kan<br />
eerst een bezwaarschrift worden ingediend bij het bestuursorgaan dat de beslissing<br />
heeft genomen. Vervolgens kan een beroep bij de rechtbank, respectievelijk hoger<br />
beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABR) worden<br />
ingesteld.<br />
4.3.7 Openbaar register<br />
B&W moeten <strong>op</strong> grond van artikel 57 een <strong>op</strong>enbaar register instellen, waarin het<br />
volgende bijgehouden moet worden:<br />
• aanvragen om een bouwvergunning;<br />
• meldingen;<br />
• verleende bouwvergunningen;<br />
• meldingen waarmee is ingestemd;<br />
• het voldoen aan voorwaarden in de bouwvergunning.<br />
(HAS KennisTransfer, 2002)<br />
4.4 Coördinatie bouwvergunning met de milieuvergunning<br />
Om te voorkomen dat in verschillende vergunningstelsels die bij het <strong>op</strong>richten van<br />
bouwwerken van belang zijn, na elkaar besluiten worden genomen die strijdig zijn<br />
met elkaar, is er een afstemmingsregeling vastgesteld. Uitgangspunt is een<br />
gelijktijdige indiening van de aanvraag voor de bouw- en milieuvergunning. De<br />
milieuvergunning kan ook eerder worden aangevraagd. In dat geval moet bij de<br />
bouwaanvraag een afschrift van de aanvraag (of vergunning) worden overlegd. De<br />
bouwaanvraag kan wel later, maar niet eerder dan de aanvraag om de<br />
milieuvergunning worden ingediend. Zolang de milieuvergunning nog niet is verleend<br />
wordt de bouwvergunning aangehouden. Aanhouding is niet meer nodig als de<br />
milieuvergunning bijna van kracht is, dit indien:<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 42
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
De milieuvergunning:<br />
• gelijk is aan de ontwerpvergunning en er geen bedenkingen zijn ingebracht;<br />
• als tijdens de beroepstermijn geen voorl<strong>op</strong>ige voorziening is gevraagd;<br />
• als dat wel het geval is, als <strong>op</strong> dat verzoek is beslist, ongeacht de beslissing.<br />
Als de bouwvergunning moet worden aangehouden, moeten B&W dit aan de<br />
aanvrager mededelen. Als aanhouding eindigt (bij verlening van de<br />
milieuvergunning) moeten B&W de bouwvergunning binnen 5 weken verlenen <strong>op</strong><br />
straffe van fictieve bouwvergunning. Van belang is nog dat de aanvrager van de<br />
bouwvergunning 5 weken de gelegenheid krijgt zijn bouwplan aan te passen indien<br />
de milieuvergunning bouwtechnische gevolgen heeft. De aanhouding duurt totdat de<br />
milieuvergunning is verleend. Het spreekt voor zich dat wanneer de bouwvergunning<br />
wordt aangevraagd <strong>op</strong> het moment dat de milieuvergunning al verleend is, er geen<br />
aanhoudingsplicht geldt. (HAS KennisTransfer, 2002)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 43
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
4.5 Documentatie Ruimtelijke Ordening<br />
Literatuurverwijzingen:<br />
- Infomil (2001), Juridische aspecten vergunningverlening mestbewerking en –\<br />
verwerking, handreiking vergunningverlening mestbewerking en –verwerking,<br />
Den Haag<br />
- Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag<br />
- HAS KennisTransfer (2002), Leidraad biomassa; deel drijfmest, Den Bosch<br />
- Lindeman, J. (2002), Vergunningverlening en informatievoorziening<br />
kleinschalige bio-energiecentrales, Arnhem<br />
- Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />
<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />
Achtergrondinformatie:<br />
- Algemene Wet Bestuursrecht (AwB)<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: AwB<br />
- Wet ruimtelijke ordening (Wro)<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: ruimtelijke ordening<br />
- Woningwet (WW)<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: woningwet<br />
Websites:<br />
- www.bestemmingsplan.nl<br />
- www.infomil.nl<br />
- www.vrom.nl<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 44
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5 Milieuwetgeving<br />
Mestvergisting is een ideaal procédé voor schoon hergebruik van biomassa en<br />
<strong>op</strong>wekking van duurzame energie uit mest. Maar het is ook een extreem voorbeeld<br />
van innovatie die vastlo<strong>op</strong>t in een moeilijk te doorgronden complex van wetten en<br />
regels. Allereerst zal onder andere het begrip “inrichting” uitgewerkt worden (§5.1),<br />
vervolgens wordt het stroomschema toegelicht waarin aangegeven wordt welke<br />
vergunning is vereist en wie hierbij het bevoegd gezag is (§5.2), de inhoud van de<br />
milieuvergunning komt in §5.3 aan de orde. §5.4 beschrijft de emissierichtlijnen die<br />
gesteld worden aan de WKK om tenslotte de eisen van de Meststoffenwet weer te<br />
geven ten aanzien van het <strong>op</strong>- of in de bodem brengen van het digestaat (§5.5).<br />
5.1 Vergunningverlening m.b.t. de Wet milieubeheer<br />
Voor de milieuvergunning dienen enkele belangrijke juridische vragen beantwoordt te<br />
worden, namelijk: (Infomil, 2001)<br />
1. Is <strong>mestvergisting</strong>, een Wm-vergunningplichtige activiteit of niet?<br />
2. Is er sprake van <strong>mestvergisting</strong> of van afvalstoffenvergisting in de zin van het<br />
Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm (Ivb)?<br />
Landbouwbedrijven zijn inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, daarom<br />
vallen zij onder de systematiek van vergunningen en algemene regels. Er is sprake<br />
van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, wanneer aan twee eisen wordt<br />
voldaan:<br />
A. De activiteit moet gedekt worden door de begripsomschrijving van “inrichting”.<br />
Als één inrichting wordt beschouwd: de tot een zelfde onderneming of instelling<br />
behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele<br />
binding hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. (Infomil, 2001)<br />
In de praktijk wordt onder “inrichting” verstaan: alle bouwwerken en installaties<br />
die gevestigd zijn <strong>op</strong> één bouwblok. Stallen <strong>op</strong> een andere locatie kunnen wel tot<br />
één bedrijf horen, maar worden over het algemeen niet tot dezelfde inrichting<br />
gerekend. Iedere inrichting heeft meestal ook een eigen Wm-vergunning. Toch is<br />
het begrip inrichting onder invloed van jurisprudentie enigszins rekbaar. Wanneer<br />
verschillende bedrijfslocaties technische, organisatorische en functionele binding<br />
met elkaar hebben, kunnen deze toch als één inrichting aangemerkt worden.<br />
Het bevoegd gezag bepaalt uiteindelijk per afzonderlijk geval of meerdere<br />
bedrijfslocaties toch tot dezelfde inrichting horen. Blijkt uit deze beoordeling dat<br />
verschillende bedrijfslocaties van één en hetzelfde bedrijf niet tot één inrichting<br />
behoren, dan kan <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> één bedrijfslocatie met mest van alle<br />
bedrijfslocaties, niet tot <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> gerekend worden.<br />
B. De activiteit moet zijn aangewezen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
Milieubeheer.<br />
De volgende landbouwbedrijven die aan de definitie van “inrichting” voldoen zijn<br />
vergunningplichtig;<br />
• Inrichtingen voor het bewerken, verwerken, <strong>op</strong>slaan of overslaan van meer<br />
dan 10 m³/jaar dierlijke of andere organische meststoffen (bijlage I, categorie<br />
7.1 Ivb, onder a, en categorie 7.2 Ivb).<br />
• Verder kan een landbouwbedrijf met een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />
vergunningplichtig zijn vanwege het motorisch vermogen (bijlage I, categorie<br />
1.1, Ivb). (Infomil, 2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 45
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Uit voorafgaande kan geconcludeerd worden dat een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie die<br />
meer dan 10 m³/jaar aan dierlijke of andere organische meststoffen verwerkt een<br />
vergunningplichtige activiteit is. Wanneer het motorisch vermogen van de<br />
verbrandingsmotor in de WKK groter is dan 1,5 kW, is de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />
vergunningsplichtig. (Koeman, 1998/1999)<br />
Een milieuvergunning bestaat uit een <strong>op</strong>richtingsvergunning met eventuele<br />
aanvullende veranderingsvergunningen. Wordt door een vergunde inrichting enkel en<br />
alleen een milieuvergunning aangevraagd voor een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie, dus<br />
kan in de meeste gevallen volstaan worden met een wijzigingsvergunning.<br />
Een revisievergunning is bedoeld voor situaties waarbij in de lo<strong>op</strong> der jaren meerdere<br />
vergunningen zijn verleend (een <strong>op</strong>richtingsvergunning en allerlei<br />
wijzigingsvergunningen), waarin door de bomen het bos niet meer zichtbaar is. De<br />
revisievergunning moet overzicht brengen; deze komt in plaats van alle eerder<br />
verleende vergunningen. Bij een revisievergunning worden de voorschriften <strong>op</strong>nieuw<br />
geformuleerd. Het bevoegd gezag bepaalt of een revisievergunning nodig is. De<br />
wettekst stelt daarvoor als voorwaarden dat een wijzigingsvergunning als bedoeld in<br />
artikel 8.1, lid 1, onder b, Wm is aangevraagd en dat voor die inrichting al eerder een<br />
of meer milieuvergunningen zijn verleend.<br />
De vergunningsplicht geldt niet voor de inrichtingen die in een AMvB <strong>op</strong> basis van<br />
artikel 8.40 Wm zijn aangewezen. Het plaatsen van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie is<br />
hierboven beschreven als mestverwerking en is derhalve een vergunningplichtige<br />
activiteit. Een vergunningplichtige activiteit valt daarom echter buiten de<br />
werkingssfeer van de AMvB’s. Binnen de AMvB melkrundveehouderijen is slechts<br />
mestbewerking toegestaan, in de vorm van het mengen of roeren van dierlijke of<br />
overige organische meststoffen. Door het plaatsen van een vergistingsinstallatie kan<br />
het bedrijf niet meer voldoen aan de richtlijnen van de AMvB, met het gevolg dat er<br />
voor de gehele inrichting een compleet nieuwe milieuvergunning <strong>op</strong>gesteld moet<br />
worden. (Infomil, 2001)<br />
In de AMvB mestbassins (1997) staat beschreven dat mest<strong>op</strong>slagen waarin geen<br />
beluchting, geforceerde vergisting of een andere be- of verwerking van dunne mest<br />
plaatsvindt, behoudens mengen of roeren, valt onder de besluitvoering van deze<br />
AMvB. Mest<strong>op</strong>slagen die gebruikt worden voor <strong>op</strong>slag van verse mest vóór de<br />
vergister of voor digestaat<strong>op</strong>slag ná de vergister (zonder navergistingsgas<strong>op</strong>vang),<br />
vallen dus onder de werkingssfeer van het besluit mestbassins Milieubeheer. De<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zelf, is dus niet te plaatsen onder dit besluit.<br />
Om de vergunningverlening van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie te vergemakkelijken is<br />
het aan te raden om de installatie te toetsen aan de richtlijnen zoals beschreven in<br />
de AMvB mestbassins. In de aanbevelingen zal beschreven worden, in hoeverre het<br />
relevant is om <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties te toetsen aan de uitvoeringsregels van het<br />
besluit mestbassins.<br />
De Wm-vergunning komt tot stand volgens de zogenaamde “uitgebreide<br />
voorbereidingsprocedure” van afd. 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb),<br />
aangevuld met de bijzondere bepalingen van afd. 13.2 van de Wm. In essentie<br />
komen de bepalingen er<strong>op</strong> neer dat tegen de besluiten bezwaar en beroep<br />
aangetekend kan worden door de belanghebbenden. Bezwaar wordt ingediend bij<br />
het bevoegd gezag, een beroep daarentegen bij de rechter (Afdeling<br />
Bestuursrechtspraak van de Raad van State). (Infomil, 2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 46
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
In figuur 5.1 is schematisch weergegeven hoe het traject van de<br />
milieuvergunningaanvraag verlo<strong>op</strong>t.<br />
vooroverleg<br />
indienen aanvraag<br />
beoordeling<br />
ontvankelijkheid<br />
12 weken<br />
verlening/<br />
weigering<br />
Inspraak<br />
(hoorzitting)<br />
4 weken<br />
Max. 6 maanden<br />
beschikking<br />
beroep<br />
6 weken<br />
Figuur 5.1 Procedure vergunning Wet Milieubeheer (Lindeman, 2002)<br />
De maximale doorlo<strong>op</strong>tijd voor de aanvraag van een Wm-vergunning is 13 weken<br />
(met nog een mogelijk uitstel van 13 weken) na volledige indiening (hierbij is de tijd<br />
voor de vooronderzoeken niet meegenomen). Het eerste contact met de gemeente<br />
dient daarom zeker acht maanden voor het begin van de bouw van de installatie te<br />
worden gelegd. Aanbevolen wordt om minimaal van een jaar uit te gaan.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 47
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Uit figuur 5.2, stroomschema <strong>mestvergisting</strong> of afvalstoffenvergisting in de zin van<br />
het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm, kan vervolgens achterhaald worden<br />
welke categorie van de milieuvergunning van toepassing is <strong>op</strong> het betreffende<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinitiatief en wie daarbij het bevoegd gezag is.<br />
1. Vergisting van dierlijke<br />
of overige organische<br />
meststoffen?<br />
Ja<br />
2. Worden afvalstoffen<br />
toegevoegd tijdens het<br />
vergisten van dierlijk of<br />
overige organische<br />
meststoffen?<br />
Ja<br />
Nee<br />
4. Is er sprake van het vergisten<br />
van meer dan 25.000 m³ per<br />
jaar van buiten de inrichting<br />
afkomstige dierlijke meststoffen?<br />
Ja<br />
Nee<br />
3. Worden de tijdens het<br />
vergisten van dierlijke of<br />
overige organische<br />
meststoffen toegevoegde<br />
afvalstoffen van buiten de<br />
inrichting aangevoerd?<br />
4.1 Er is een Wmvergunning<br />
nodig <strong>op</strong> basis<br />
van 7.4 Ivb bij GS<br />
4.2 Er is een Wmvergunning<br />
nodig <strong>op</strong> basis<br />
van 7.1 Ivb bij de<br />
gemeente<br />
Ja<br />
3.1 Er is een Wmvergunning<br />
nodig<br />
<strong>op</strong> basis van 28.4c<br />
Ivb bij GS<br />
Nee<br />
3.2 Er is een Wmvergunning<br />
nodig <strong>op</strong><br />
basis van 28.1b Ivb bij<br />
de gemeente<br />
Mestvergisting<br />
Mestverwerking<br />
Afvalstoffenvergisting<br />
Afvalverwerking<br />
Figuur 5.2. Stroomschema <strong>mestvergisting</strong> of afvalstoffenvergisting in de zin van het Inrichtingen- en<br />
vergunningenbesluit Wm<br />
(Infomil, 2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 48
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.2 Toelichting stroomschema Wet milieubeheer<br />
Ieder type vergistingsactiviteit dient per situatie beoordeelt te worden door het<br />
bevoegd gezag. Het bevoegd gezag bepaalt dan onder welke categorie de activiteit<br />
valt. De stappen uit figuur 5.2 worden hieronder nader uitgewerkt.<br />
Stappen:<br />
1. Er is sprake van vergisting van dierlijke of overige organische<br />
meststoffen<br />
Ja, er is sprake van <strong>mestvergisting</strong>. Ga door naar stap 2.<br />
2. Worden afvalstoffen toegevoegd tijdens het vergisten van dierlijke of<br />
overige organische meststoffen?<br />
Ja, ga door bij stap 3.<br />
In artikel 1.1 Wm wordt omschreven wat afvalstoffen zijn: ”Stoffen, preparaten<br />
of producten, waarvan de houder zich (met het oog <strong>op</strong> verwijdering daarvan)<br />
ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Ondanks deze<br />
definitie blijft er onzekerheid bestaan over wanneer er sprake is van<br />
afvalstoffen.<br />
Co-producten en vaste dierlijke meststoffen die afkomstig zijn van binnen de<br />
eigen inrichting, kunnen in principe onderverdeeld worden in drie categorieën:<br />
a) Vaste dierlijke meststoffen, zoals bijvoorbeeld stalmest of stapelbare<br />
kuikenmest.<br />
b) Organische reststromen, bijvoorbeeld voerresten, maïs, stro of andere<br />
energieteelten.<br />
c) Organische afvalstoffen, zoals GFT-afval, gewasresten, slootmaaisel,<br />
enz.<br />
Het vergisten van voerresten of bijproducten, zoals stro en maïs zullen in de<br />
regel weinig problemen <strong>op</strong>leveren. Deze stoffen zijn producten die<br />
voortkomen uit de normale agrarische bedrijfsvoering en worden daarom niet<br />
expliciet als afvalstof aangemerkt. Echter wanneer bedrijfsafvalstoffen zoals<br />
slootmaaisel of GFT worden toegevoegd, ontstaan problemen omtrent het<br />
begrip afval. Wanneer namelijk tijdens de <strong>mestvergisting</strong>activiteit afvalstoffen<br />
worden toegevoegd, leidt dit in elke hoeveelheid tot afvalverwerking.<br />
Nee, ga door bij stap 4.<br />
3. Worden tijdens het vergisten van dierlijke of overige organische<br />
meststoffen toegevoegde afvalstoffen van buiten de inrichting<br />
aangevoerd?<br />
Co-producten die afkomstig zijn van buiten de inrichting worden <strong>op</strong> dit<br />
moment altijd als afvalstof aangemerkt. Uitzondering hier<strong>op</strong> is bewerkte<br />
compost, omdat deze als niet-afvalstof wordt aangemerkt. Het begrip afval is<br />
echter voortdurend aan verandering onderhevig, <strong>op</strong> basis van jurisprudentie<br />
is de wetgever ook niet éénduidig over de aanduiding van bepaalde<br />
organische reststromen als afvalstof (denk hierbij aan maïs, stro, enz).<br />
3.1 Ja, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 28.4c Ivb,<br />
Gedeputeerde Staten is hierbij het bevoegd gezag.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 49
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
3.2 Nee, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 28.1.b Ivb,<br />
de gemeente is hierbij het bevoegd gezag.<br />
4. Is er sprake van het vergisten van meer dan 25.000 m³ van buiten de<br />
inrichting afkomstige dierlijke meststoffen?<br />
4.1 Ja, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 7.4 Ivb bij<br />
GS.<br />
Zodra een bedrijf ook een functie vervult voor de vergisting van mest van<br />
derden, stijgt dit uit boven de normale agrarische bedrijfsvoering en wordt dit<br />
getypeerd als centrale <strong>mestvergisting</strong>.<br />
4.2 Nee, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 7.1 Ivb bij<br />
de gemeente.<br />
Vergisting van mest binnen de eigen inrichting behoort tot de normale<br />
agrarische bedrijfsvoering, dit wordt dus gezien als een vrijheid van<br />
bedrijfsinrichting van agrarische bedrijven.<br />
Dit bedrijfstype wordt aangeduid als <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />
Wanneer de capaciteit van de vergistingsinstallatie meer bedraagt dan<br />
25.000 m³ per jaar is niet meer de gemeente het bevoegd gezag, maar<br />
gedeputeerde staten. Dit betekent niet automatisch dat er per definitie<br />
verdergaande eisen gesteld gaan worden aan de installatie.<br />
Is de capaciteit van de installatie echter groter dan 36.000 m³ per jaar (100 m³<br />
per dag), is het vergistingsinitiatief een activiteit zoals omschreven in<br />
categorie 18,2 van onderdeel D van de bijlage van het gewijzigde Besluit<br />
M.E.R. 1994. Ten aanzien van dit onderdeel D is de procedure als bedoeld in<br />
de artikelen 7.8a tot en met 7.8d van de Wet milieubeheer van toepassing.<br />
Het betreft hier de procedurevoorschriften bij het ondernemen van<br />
activiteiten, aangewezen krachten artikel 7.4 (m.e.r-beoordelingsplicht). Op<br />
grond van dit artikel moet het bevoegd gezag bij deze activiteiten bepalen of<br />
voor de activiteit, vanwege de bijzondere omstandigheden waarin zij wordt<br />
ondernomen, een milieu-effectrapportage moet worden gemaakt.<br />
Deze bijzondere omstandigheden kunnen betrekking hebben <strong>op</strong>:<br />
a. de kenmerken van de activiteiten;<br />
b. de plaats waar de activiteit plaatsvindt;<br />
c. de samenhang met andere activiteiten ter plaatse (cumulatie);<br />
d. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die<br />
de activiteit kan hebben.<br />
In het boek “Afwegen en oordelen; Handreiking voor de m.e.r.-<br />
beoordelingsplicht”, uitgegeven door het Ministerie van VROM 1999, wordt<br />
nader ingegaan <strong>op</strong> deze omstandigheden en criteria. Indien het bevoegd<br />
gezag aan de hand van deze omstandigheden en criteria van mening is dat<br />
er sprake is van “bijzondere omstandigheden”, dient, ten behoeve van de<br />
besluitvorming over de activiteit, de m.e.r.-procedure te worden doorl<strong>op</strong>en.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 50
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.3 Milieurandvoorwaarden vergunningverlening <strong>mestvergisting</strong><br />
De volgende milieurandvoorwaarden spelen een belangrijke rol bij de<br />
vergunningverlening van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />
1. Lucht<br />
2. Bodem<br />
3. Geluidhinder<br />
4. Afvalstoffen<br />
5. Veiligheid<br />
6. Energie<br />
7. Hygiëne<br />
De milieuvergunning kan <strong>op</strong>gebouwd worden aan de hand van bovenstaande zeven<br />
milieurandvoorwaarden. Hoe deze in de vergunning ingevuld moeten worden voor<br />
een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie is beschreven in onderstaande subparagrafen.<br />
5.3.1 Toetsingskader lucht<br />
In dit hoofdstuk zijn de hoofdlijnen van het in ontwikkeling zijnde beleid t.a.v.<br />
emissies naar de lucht ten gevolge van <strong>mestvergisting</strong>activiteiten uiteengezet. Het is<br />
mogelijk dat door de in ontwikkeling zijnde mestwetgeving en het meer beschikbaar<br />
komen van emissiegegevens dit beleid <strong>op</strong> onderdelen zal moeten worden<br />
aangepast.<br />
Voor mestverwerkingsinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is als beleidsuitgangspunt<br />
gehanteerd dat de vergunningaanvraag moet worden getoetst aan de regelgeving<br />
voor ammoniak zoals die momenteel voor veehouderijbedrijven in ontwikkeling is.<br />
(Infomil, 2001)<br />
In het algemeen kan worden gesteld dat voor de beoordeling van emissies naar de<br />
lucht als gevolg van <strong>mestvergisting</strong>, afhankelijk van de toegepaste technieken en/of<br />
activiteiten, een of meerdere van de volgende normstelsels van toepassing kunnen<br />
zijn:<br />
• de Nederlandse emissie Richtlijn Lucht (NeR), met daarin <strong>op</strong>genomen de<br />
Bijzondere Regeling Mestverwerkende bedrijven;<br />
• de Circulaire emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en afval;<br />
• het Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties Milieubeheer B (BEES-B).<br />
De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) stelt regels m.b.t. beslissingen inzake<br />
vergunningen krachtens de Wet milieubeheer, voor zover het ammoniakemissie uit<br />
dierenverblijven van veehouderijen betreft. Deze wet stelt dus geen regels ten<br />
aanzien van ammoniakemissie uit <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. De richtlijnen waaraan<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties moeten voldoen, zijn beschreven in de Nederlandse<br />
emissie Richtlijn (NeR). De NeR heeft een algemene geaccepteerde waarde, de<br />
emissierichtlijnen zijn immers bepaald aan de hand van gedegen onderzoek door<br />
gerenommeerde onderzoeksinstellingen.<br />
Nederlandse emissie Richtlijn Lucht (NeR)<br />
Het doel van de NeR is ten eerste het harmoniseren van de milieuvergunningen met<br />
betrekking tot emissies naar de lucht en ten tweede het verschaffen van informatie<br />
over de stand der techniek <strong>op</strong> het gebied van emissiebeperking. De NeR is bedoeld<br />
voor eenieder die hierbij betrokken is, zoals gemeenten en provincies, maar ook<br />
bedrijven, adviesbureaus en particulieren.<br />
De NeR is vastgesteld door de gezamenlijke overheden - provincies, gemeenten en<br />
het rijk - met de industrie in een adviserende rol. De NeR heeft geen formele<br />
wettelijke status. Het is de bedoeling dat de NeR wordt gebruikt als richtlijn voor de<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 51
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
vergunningverlening. Eventueel afwijken van de NeR is daarom mogelijk, het moet<br />
dan wel adequaat worden gemotiveerd voor de rechter.<br />
De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties, die overeenkomen met de<br />
stand der techniek van emissiebeperking. Daarnaast zijn er uitzonderingsbepalingen<br />
voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Deze worden in de NeR aangeduid als<br />
bijzondere regelingen. De concentratie-eisen zijn gegeven per (chemische) stof of<br />
per klasse van stoffen. (www.infomil.nl; www.pde.nl)<br />
De bedoeling van het toepassen van de NeR is om de omvang van de emissies naar<br />
de lucht te beperken. Deze omvang moet worden gereduceerd met maatregelen die<br />
overeenkomen met de stand der techniek en die redelijkerwijs te verlangen zijn. Voor<br />
de beoordeling van de relevantie van emissies geeft de NeR drempelwaarden per<br />
component, aangeduid als de grensmassastroom. De relevantie van de emissie, en<br />
daarmee de hoogte van de grensmassastroom, hangt af van de schadelijkheid van<br />
de vrijkomende stoffen. Hoe schadelijker de stof, hoe lager de grensmassastroom.<br />
Daarom ligt de grensmassastroom voor verschillende stofklassen <strong>op</strong> verschillende<br />
niveaus. De massastroom moet worden bepaald voor situaties onder 'normaal'<br />
bedrijf.<br />
De NeR onderscheidt zeven categorieën van chemische stoffen, met per categorie<br />
een onderverdeling in klassen (zie § 3.2 van de NeR). Per categorie en stofklasse<br />
gelden een grensmassastroom en een concentratie-eis. Als de emissie van een stof,<br />
die kan <strong>op</strong>treden bij een proces, zodanig is dat de grensmassastroom kan worden<br />
overschreden, is het onder normale omstandigheden redelijk om daaraan bepaalde<br />
eisen te stellen. Daarnaast zijn in de NeR een aantal verbijzonderingen voor<br />
specifieke activiteiten of bedrijfstakken <strong>op</strong>genomen. Deze worden aangeduid als<br />
bijzondere regelingen.<br />
Bijzondere regeling Mestverwerkende bedrijven<br />
Op <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties is de Bijzondere Regeling Mestverwerkende bedrijven<br />
(uit de NeR, A1, voorheen 3.5/18) van toepassing. Deze is oorspronkelijk bedoelt<br />
voor afzonderlijke, grootschalige mestverwerkende bedrijven. Uit deze bijzondere<br />
regeling valt te herleiden dat de als gevolg van het totaal aan activiteiten van een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinrichting (dus inclusief <strong>op</strong>slag, bewerking, etc.) de<br />
emissieconcentraties van NH 3 gelimiteerd wordt tot maximaal 5 mg/Nm³. Deze<br />
emissie-eis is scherper dan de algemene eisen van de NeR, namelijk 200 mg/m³, bij<br />
een grensmassastroom van 5 kg/h. In de bijzondere regeling zijn geen<br />
grensmassastromen weergegeven.<br />
Inspectierichtlijn mestverwerkingsinstallaties<br />
Het ministerie van VROM heeft in februari 2001 de Richtlijn<br />
mestverwerkingsinstallaties uitgebracht. Voor mestverwerking <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
wordt namelijk gesteld dat de genoemde regeling NeR niet van toepassing is, omdat<br />
deze is <strong>op</strong>gesteld voor grootschalige mestverwerkingsinstallaties. Door het<br />
ontbreken van emissiegegevens is onduidelijk of de emissie-eis voor ammoniak (5<br />
mg/m³) redelijkerwijs haalbaar is. Het <strong>op</strong>leggen van deze eis zou betekenen dat<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> onmogelijk wordt gemaakt. Daarom komt de<br />
Richtlijn met een drempelwaarde voor het beoordelen van de ammoniakemissie. De<br />
ammoniakemissie ten gevolge van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
mag ten hoogste 5% bedragen van de ammoniakemissie uit de bij de boerderij<br />
behorende dierverblijven, gebaseerd <strong>op</strong> de drempelwaarden voor Groen<br />
Labelstallen. (Infomil, 2001)<br />
Naast mogelijke ammoniak en geuremissies uit de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie vindt<br />
daarnaast ook NO x -emissie plaats, door de gasmotor uit de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 52
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Het uitgangspunt voor de NO x -emissies is dat de emissie zo laag mogelijk moet zijn<br />
(ALARA) 3 . Bij <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties komt hoogcalorisch gas (biogas) vrij dat<br />
vervolgens nuttig aangewend kan worden voor energie<strong>op</strong>wekking. Bij de verbranding<br />
van biogas ontstaan de verbrandingsgassen NO x en CO 2 . De verbranding vindt<br />
plaats in een zuigermotor. Voor deze stookinstallaties zullen veelal (afhankelijk van<br />
het type en de capaciteit) de emissie-eisen voor NO x van BEES B van toepassing<br />
zijn. De richtlijnen van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties Milieubeheer B<br />
staan weergegeven in § 5.4. (Pronk, 2002)<br />
5.3.2 Toetsingskader Bodem<br />
Bij een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zijn twee aspecten van belang bij het<br />
toetsingskader Bodem. Ten eerste de eisen die gesteld worden aan het aanwenden<br />
van het digestaat en ten tweede de bouwtechnische eisen die gesteld worden aan de<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie.<br />
De Wet milieubeheer beperkt zich tot de “inrichting”. In het “Inrichtingen en<br />
vergunningenbesluit” (Ivb) worden de categorieën activiteiten beschreven. De<br />
landbouwgronden (weiland, grasland, bouwland, e.d.) worden door de Rechter<br />
doorgaans niet tot de inrichting gerekend. Ook het uitrijden van<br />
meststoffen/bodemverbeteraars wordt niet gezien als een bedrijvigheid die binnen<br />
een zekere begrenzing pleegt te worden verricht, hetgeen wil zeggen dat het begrip<br />
inrichting van de Wet milieubeheer niet van toepassing is.<br />
Zaken <strong>op</strong> een veehouderijbedrijf die te maken hebben met mestafzet, zoals kwaliteit<br />
van bewerkte of onbewerkte mest, gebruik van de mest, e.d. vallen dus onder de<br />
werking van de Meststoffenwet en niet onder de Wet milieubeheer. In § 5.5 zal apart<br />
aandacht geschonken worden aan de meststoffenwet.<br />
Er worden echter wel eisen gesteld in de milieuvergunning over bouwtechnische<br />
eisen van de installatie, zodat verontreiniging van de bodem zoveel mogelijk wordt<br />
voorkomen.<br />
Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie moet conform de zorgplicht voor de bodem zoals<br />
bepaald in de Wet bodembescherming (Wbb) worden beheerd.<br />
In de milieuvergunning moeten maatregelen met betrekking tot bodempreventie zijn<br />
vastgelegd. Mestvergistingsinstallaties moeten zijn voorzien van vloeistofdichte<br />
verhardingen overeenkomstig de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming<br />
bedrijfsmatige activiteiten (NRB), van waaruit een gecontroleerde afvoer van<br />
vloeibare stromen mogelijk is (via molgoten, putten, riool, etc.) en waardoor emissies<br />
naar de bodem worden voorkomen. In de NRB zijn aspecten met betrekking tot<br />
monitoring en controle van voorzieningen beschreven. In beschermingsgebieden<br />
kunnen Provincies of Gemeenten aanvullende eisen stellen aan voorzieningen ter<br />
bescherming van bodem en grondwater.<br />
5.3.3 Toetsingskader Geluidshinder<br />
De geluidsemissie die t.g.v. de <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit ontstaat, moet worden<br />
getoetst aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (publicatie<br />
VROM/DGM, MBG 98065226), of aan het <strong>op</strong> basis van deze handreiking door het<br />
bevoegde gezag vastgestelde lokale geluidsbeleid.<br />
In de AMvB’s mestbassins en melkrundveehouderijen worden eveneens<br />
grenswaarden gegeven voor agrarische bedrijven. In § 5.1 is reeds beschreven dat<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties niet vallen onder de regelingen van de 8.40-besluiten,<br />
3 ALARA (As Low As Reasonable Achievable) is een criterium <strong>op</strong> basis waarvan kan worden beoordeeld welke<br />
milieu en kwaliteitsprestaties van installaties redelijkerwijs kunnen worden geëist in relatie tot de financieeleconomische<br />
kosten van de benodigde voorzorgs- en beheersmaatregelen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 53
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
maar de gestelde grenswaarden kunnen wel gebruikt worden als richtlijn voor<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties (zie tabel 5.2). Deze waarden worden gemeten <strong>op</strong> enig<br />
punt 50 meter van de inrichting.<br />
Tabel 5.2 Grenswaarde geluidshinder<br />
Grenswaarde (LAeq) in Dag<br />
Avond<br />
Nacht<br />
dB(A)<br />
(06.00 – 19.00) (19.00 – 22.00) (22.00 – 06.00)<br />
Landelijk gebied met veel<br />
agrarische activiteiten<br />
40 35 30<br />
(Min. LNV, Besluit mestbassins Milieubeheer, 1997)<br />
Onverminderd bovenstaande voorschriften, mogen incidentele verhogingen van<br />
geluidsniveaus, die een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en<br />
installaties, alsmede van de in de inrichting verrichte werkzaamheden, niet meer<br />
bedragen dan de piekwaarde zoals gegeven staan in tabel 5.3.<br />
Tabel 5.3 Piekwaarde geluidshinder<br />
Grenswaarde (LAeq) in<br />
dB(A)<br />
Landelijk gebied met veel<br />
agrarische activiteiten<br />
(Min. LNV, Besluit mestbassins Milieubeheer, 1997)<br />
Dag<br />
Avond<br />
Nacht<br />
(06.00 – 19.00) (19.00 – 22.00) (22.00 – 06.00)<br />
70 65 60<br />
Met behulp van vergunningvoorschriften kan hinder worden voorkomen en beperkt.<br />
De aard van de geluidsbronnen is echter zo verschillend dat niet voor iedere<br />
inrichting gelijke vergunningvoorschriften kunnen worden vastgesteld.<br />
De gemeente zal bovenstaande richtlijn moeten toesnijden <strong>op</strong> de specifieke<br />
omstandigheden in het betreffende gebeid, deze waarden kunnen niet zonder meer<br />
gebruikt worden voor de vergunningverlening.<br />
Bij een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zal de geluidsproductie hoofdzakelijk veroorzaakt<br />
worden door de gasmotor uit de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling. Inbouwen van de WKK in<br />
een afgesloten en geïsoleerde ruimte, kan een aanzienlijke reductie betekenen van<br />
de hoeveelheid geproduceerd geluid door de installatie.<br />
Als algemene norm kan gesteld worden dat er in de vergunning voor geluid geen<br />
onderscheid gemaakt dient te worden voor inrichtingen met of zonder een<br />
vergistingsinstallatie. Meestal zal het bevoegd gezag een geluidsonderzoek laten<br />
uitvoeren waaruit blijkt of aan de gestelde waarden voldaan wordt.<br />
5.3.4 Toetsingskader Afvals toffen<br />
De afvalstoffen die bij een <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit ontstaan, moeten worden<br />
<strong>op</strong>geslagen en afgevoerd overeenkomstig de eigenschappen van de afvalstof. In de<br />
praktijk zijn dit vooral de afvalstoffen die uitgefilterd worden in het grove filter. De<br />
drijfmest wordt gefilterd door een zeeffilter van circa 100 mm², alvorens de mest in de<br />
vergistingsinstallatie te pompen. In dit filter worden slechts grove delen uit de mest<br />
gehaald die beschadigingen aan de draaiende delen van de installatie (mestpompen,<br />
roerders) kunnen veroorzaken. Denk hierbij vooral aan stenen, stukken hout,<br />
metaaldelen, enzovoort.<br />
Voor wat betreft de afvalpreventie en afvalscheiding kan worden aangesloten bij de<br />
voorschriften zoals die in de huidige besluiten <strong>op</strong> grond van art. 8.40 Wet<br />
milieubeheer worden gebruikt. Er zullen namelijk door de aanwezigheid van een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie niet meer afvalstoffen vrijkomen <strong>op</strong> het bedrijf dan onder<br />
normale omstandigheden.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 54
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.3.5 Toetsingskader Veiligheid<br />
Aangenomen mag worden dat <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> niet onder de<br />
werkingssfeer van het Besluit risico’s zware ongevallen Milieubeheer 1999 (Brzo ’99)<br />
valt. Wel is het denkbaar dat zich bij een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie incidenten kunnen<br />
voordoen die mogelijk gevolgen hebben voor de omgeving. In een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie wordt immers biogas geproduceerd dat brandbaar is. In<br />
aanwezigheid van voldoende zuurstof is biogas zelfs explosief. Om de veiligheid van<br />
de installatie te waarborgen, is het belangrijk om de biogasinstallatie te toetsen aan<br />
de eisen die de plaatselijke brandweer of eventueel de gemeente stelt. Deze<br />
deskundigen kunnen specifieke eisen geven voor de veiligheid van biogasinstallaties<br />
in het algemeen. Belangrijke aandachtspunten zijn: overdrukbeveiliging, gaslekken<br />
en biogasverwerking c.q. –<strong>op</strong>slag bij uitval van de WKK. De vergister, eventueel de<br />
navergister en overige procesonderdelen waarin biogas wordt geproduceerd moeten<br />
daarom ook voorzien zijn van een automatisch in werking tredende drukbeveiliging.<br />
Bij toepassing van een computergestuurd beveiligingssysteem moet het systeem niet<br />
uit kunnen vallen door stroomstoringen of fouten in de procesbesturing. Tevens<br />
mogen de WKK en de vergister/gas<strong>op</strong>slag niet in dezelfde ruimte ondergebracht<br />
worden.<br />
Indien door omstandigheden een overschot aan biogas ontstaat, is het noodzakelijk<br />
dat de vergistingsinstallatie uitgerust wordt met een voorziening om het biogas <strong>op</strong><br />
een verantwoorde wijze af te voeren. Een kleine vergistingsinstallatie kan volstaan<br />
met een overdrukbeveiliging, waarmee het overtollige gas rechtstreeks in de<br />
atmosfeer wordt geloosd. Het direct lozen van grote hoeveelheden onverbrand<br />
biogas in de atmosfeer is niet toegestaan vanwege veiligheids- en milieutechnische<br />
redenen. Een mengsel van biogas met lucht vormt een uiterst explosief mengsel dat<br />
gevaar voor de omgeving kan <strong>op</strong>leveren. Daarnaast is het belangrijkste bestanddeel<br />
van biogas, namelijk methaan (CH 4 ), een 21 maal zo sterk broeikasgas als CO 2<br />
(kooldioxide). Door het methaangas rechtstreeks <strong>op</strong> de atmosfeer te lozen wordt de<br />
ozonlaag in zeer sterke mate aangetast.<br />
Wanneer de uitlaat<strong>op</strong>ening echter <strong>op</strong> enige hoogte is geplaatst, zal het gas zich sterk<br />
verdunnen in de buitenlucht en geen explosiegevaar meer <strong>op</strong>leveren. De<br />
schadelijkheid voor de ozonlaag blijft bestaan.<br />
Daarnaast kan een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie ook uitgerust worden met een<br />
noodfakkel. Deze noodfakkel kan het overtollige biogas dan alsnog verbranden.<br />
Hierbij ontstaan de normale verbrandingsproducten zoals CO 2 en H 2 O. De<br />
verbrandingsgassen zijn veel minder schadelijk voor de ozonlaag. Een noodfakkel is<br />
echter een dure investering. Daarnaast zullen aan de noodfakkel ook<br />
bouwtechnische eisen gesteld worden voor hoogte en zichtbaarheid van de vlam.<br />
Voor een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is het meestal geoorloofd om<br />
het overtollige biogas in de buitenlucht te lozen. De hoeveelheid biogas die geloosd<br />
wordt is gering, dit komt immers het rendement niet ten goede. Daarnaast zal in een<br />
goed werkende installatie voldoende bufferruimte bestaan om vrijwel nooit biogas te<br />
moeten lozen. Het bevoegd gezag moet hiervoor echter een afweging maken tussen<br />
de risico’s en de milieutechnische gevolgen enerzijds en de kosten die een<br />
betreffend beveiligingssysteem met zich mee brengen anderzijds. De risico’s moeten<br />
worden beoordeeld volgens de bepalingen zoals deze beschreven staan in de<br />
richtlijn gevarenzone-indeling.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 55
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Gasdetectie<br />
In de inrichting dient een (draagbaar c.q. mobiel) gasdetectiesysteem voor methaan<br />
(CH 4 ) en zwavelwaterstof (H 2 S) aanwezig te zijn. Op geschikte plaatsen dient met<br />
het gasdetectiesysteem regelmatig te worden gemeten naar de aanwezigheid van<br />
zwavelwaterstof en methaan. De resultaten van de metingen dienen in een logboek<br />
te worden bijgehouden.<br />
Gevarenzone-indeling<br />
Voor de inrichting dient, met betrekking tot gasontploffinggevaar van het aanwezige<br />
biogas, een gevarenzone-indeling te worden <strong>op</strong>gesteld. Hiervoor dient de<br />
Nederlandse Praktijkrichtlijn 7910 (NPR 7910; Gevarenzone-indeling met betrekking<br />
tot gasontploffingsgevaar) te worden gehanteerd. De constructievormen van het<br />
elektrisch materieel moeten worden afgestemd <strong>op</strong> de mate van gasontploffingsgevaar<br />
in de nabijheid van de vergister en de WKK.<br />
Werkzaamheden zoals onderhoud, reparatie en nieuwbouw binnen de gevarenzones<br />
mogen slechts met toestemming van de bedrijfsleiding plaatsvinden. Bij deze<br />
toestemming moet zijn aangegeven:<br />
• welke maatregelen moeten worden getroffen teneinde brand en/of explosies<br />
te voorkomen;<br />
• welke middelen moeten worden gebruikt om brand te bestrijden en andere<br />
ongewenste situaties ongedaan te maken;<br />
• welke werkzaamheden verricht mogen worden;<br />
• de duur van de werkzaamheden;<br />
• de uit te voeren controles voordat met de werkzaamheden mag worden<br />
begonnen;<br />
• hoe een veilige situatie gedurende de werkzaamheden wordt gewaarborgd.<br />
Brandpreventie<br />
De initiatiefnemer dient ter goedkeuring van het bevoegd gezag een soort<br />
brandpreventieplan te overleggen. In dit plan dient aandacht te zijn besteed aan:<br />
• Aard, uitvoering en situering van:<br />
- blusmiddelen;<br />
- systemen voor detectie, melding en bestrijding;<br />
- bluswatervoorziening en –voorraad;<br />
- <strong>op</strong>vang van verontreinigd bluswater.<br />
• De plaatsen waar <strong>op</strong>en vuur en roken verboden is.<br />
• De wijze en frequentie van inspectie <strong>op</strong> werking, staat en situering van<br />
blusmiddelen, detectie- en bestrijdingssystemen.<br />
Alle brandblusmiddelen, brandbestrijdings- en brandbeveiligingssystemen moeten<br />
steeds:<br />
• voor onmiddellijk gebruik gereed zijn;<br />
• in goede staat van onderhoud verkeren;<br />
• goed bereikbaar zijn;<br />
• als zodanig herkenbaar zijn.<br />
Het terrein en het wegenstelsel dienen zodanig te zijn ingericht en de<br />
toegankelijkheid moet zodanig te zijn bewaakt, dat elke deel van de inrichting ten alle<br />
tijde goed te bereiken is.<br />
In de gehele inrichting moeten die plaatsen en die gebouwen, waar <strong>op</strong>en vuur en<br />
roken verboden is, zoals binnen de gevarenzones, duidelijk zijn aangegeven door<br />
middel van <strong>op</strong>schriften of pictogrammen conform NEN 3011 (NEN 3011 heeft<br />
betrekking <strong>op</strong> Veiligheidskleuren en tekens).<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 56
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.3.6 Toetsingskader Energie<br />
In de circulaire “Energie in de milieuvergunning" is een advies gegeven over de wijze<br />
waar<strong>op</strong> het bevoegd gezag met het onderwerp energie in het kader van de Wet<br />
milieubeheer kan omgaan. Daarnaast is de circulaire bedoeld om meer eenheid te<br />
brengen in de wijze waar<strong>op</strong> de vergunningverlener met het onderwerp energie<br />
omgaat.<br />
Bovendien zijn voorbeeldvoorschriften <strong>op</strong>genomen. Deze circulaire geeft voldoende<br />
richting aan de wijze waar<strong>op</strong> het aspect energie in de milieuvergunning voor een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie kan worden beoordeeld. Bij de te doorl<strong>op</strong>en stappen kan<br />
de vergunningverlener ervan uitgaan dat een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie geen MJAbedrijf<br />
4 is. (Min. EZ/Min. VROM, Energie in de milieuvergunning, 1999)<br />
5.3.7 Toetsingskader Hygië ne<br />
Het toetsingskader Hygiëne is veelal vrij in te vullen door het bevoegd gezag,<br />
hieronder zullen enkele aandachtspunten genoemd worden die een rol spelen bij<br />
hygiënevoorschriften van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie.<br />
In het algemeen moet de inrichting schoon en ordelijk worden gehouden en in goede<br />
staat van onderhoud verkeren. Deze voorschriften zijn <strong>op</strong>genomen in artikel 1.1a<br />
Wm (algemene zorgplicht) van de Wet milieubeheer.<br />
Daarnaast mag de besturingsunit van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie niet vrij<br />
toegankelijk zijn. De bedieningsorganen van de installatie dienen ondergebracht te<br />
worden in een deugdelijk af te sluiten ruimte.<br />
Het ontgassen, doorblazen of reinigen van tankauto’s, tanks, leidingen e.d. waarbij<br />
dampen in de buitenlucht worden gebracht, is niet toegestaan. Enige toevoeging van<br />
stoffen aan de procesapparatuur dient in een gesloten systeem plaats te vinden.<br />
Om verspreiding van stof, zand of ander fijnkorrelig materiaal naar de omgeving te<br />
voorkomen dient het verharde gedeelte van het terrein zonodig te worden besproeid,<br />
geveegd of gezogen of dienen anderszins zodanige maatregelen te worden<br />
genomen, dat geen stofhinder voor de omgeving <strong>op</strong>treedt.<br />
De afvalstoffen die afkomstig zijn uit het grove filter, dienen <strong>op</strong> een ordelijke en nette<br />
wijze <strong>op</strong>geslagen te worden. De afvalstoffen dienen te worden bewaard in goed<br />
gesloten vaten, bakken of containers of een dergelijk <strong>op</strong>slagsysteem van<br />
onbrandbaar materiaal. Deze afvalstoffen moeten minimaal één maal per jaar<br />
afgevoerd worden naar een daarvoor aangewezen afvalverwerkingsbedrijf of<br />
(gemeentelijke) stortplaats.<br />
Buiten gebruik gestelde installaties en procesapparatuur moeten zijn gereinigd en<br />
ontdaan van mest. Open leidingen moeten worden afgeblind.<br />
Tenslotte worden ook voorschriften gesteld aan het exporteren van digestaat. Om<br />
digestaat te mogen exporteren is een RVV-erkenning vereist, waarin aangegeven<br />
wordt dat de mest tenminste 70°C gedurende 1 uur moet zijn geweest of er moet <strong>op</strong><br />
een andere manier aan te tonen zijn dat het digestaat vrij is van Salmonella en<br />
Enterobacteriën. Of deze hygiënisatie voor of na de vergisting gebeurt is van<br />
ondergeschikt belang. Is een partij mest eenmaal schoon geworden in het proces,<br />
dan dient herbesmetting te worden voorkomen. Hierom eist de RVV o.a. aparte<br />
<strong>op</strong>slag van schoon en vuil product, aparte afvoerwegen, e.d.<br />
De milieu-effecten van ontsmetting en in het bijzonder de emissies hierbij worden in<br />
de milieuvergunning meegenomen.<br />
4 MJA-bedrijf: een bedrijf waarvan de energiebesparingsdoelstelling van de branche en het individuele bedrijf<br />
bekend zijn middels een bedrijfsenergieplan.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 57
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.4 Besluit emissie-eisen stookinstallaties Milieubeheer B<br />
Het Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties Milieubeheer B (BEES B) heeft betrekking<br />
<strong>op</strong> de uitworp (“emissie”) van stikstofoxiden (NO x ), zwaveloxiden (SO 2 ) en stof als<br />
gevolg van verbranding van kolen, zware stookolie, gasolie en gasvormige<br />
brandstoffen in stookinstallaties van bepaalde inrichtingen. (Infomil, Leidraad Bees B,<br />
1999)<br />
In onderstaande tekst wordt de inhoud van BEES B alleen gegeven voor het<br />
verbranden van biogas in zogenaamde warmtekrachtk<strong>op</strong>pelingen (zuigermotor).<br />
Voor stookinstallaties die biogas verbranden gelden vooral emissie-eisen van<br />
stikstofoxiden (NO x ). Bij verbranding van gas komt immers geen stof vrij en door het<br />
ontzwavelen van het biogas alvorens het gas te verbranden in de WKK, zal de<br />
emissie van zwaveloxiden eveneens minimaal zijn. Biogasontzwaveling is nodig om<br />
de levensduur van de zuigermotor te garanderen. Hieronder zullen de<br />
aandachtspunten uit het Bees B gegeven worden, die voor een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie met daaraan gek<strong>op</strong>peld een WKK-installatie, belangrijk<br />
zijn.<br />
5.4.1 Inrichtingen waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is<br />
BEES B is zowel van toepassing <strong>op</strong> inrichtingen die een vergunning <strong>op</strong> grond van de<br />
Wet milieubeheer (Wm) nodig hebben als <strong>op</strong> in het kader van de Wm nietvergunningplichtige<br />
inrichtingen, zoals inrichtingen die onder een algemene<br />
maatregel van bestuur (AMvB) vallen. Bees B is concreet van toepassing <strong>op</strong> alle<br />
categorieën van inrichtingen van bijlage I (zie bijlage 1) van het Inrichtingen en<br />
vergunningenbesluit Milieubeheer (Ivb) met uitzondering van:<br />
• de in Bees A genoemde categorieën;<br />
• categorie 28 van het Ivb, voor zover het betreft installaties binnen een<br />
dergelijke inrichting voor de verbranding van afvalstoffen.<br />
De eisen van Bees B gelden echter rechtstreeks en behoeven dus niet in de<br />
vergunning te worden <strong>op</strong>genomen. Indien de gemeente het bevoegd gezag is, mag<br />
er van worden uitgegaan dat Bees B van toepassing is. Indien de provincie het<br />
bevoegd gezag is, dan kan Bees A van toepassing zijn, maar ook Bees B. Dit laatste<br />
kan het geval zijn wanneer de inrichting niet valt onder een categorie die is<br />
aangewezen in Bees A, maar waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Voorbeeld<br />
hiervan is een inrichting die afvalstoffen vergist.<br />
De relatie tussen Bees B en Bees A behelst in de meeste gevallen het volgende:<br />
In Bees B zijn eisen gesteld voor de meest voorkomende situaties. Bees A regelt<br />
meer, maar ziet ook niet <strong>op</strong> alle verbrandingsemissies. Indien sprake is van<br />
verbrandingsemissie 5 , maar Bees B geen eisen stelt, zou in de vergunning een eis<br />
kunnen worden <strong>op</strong>genomen die afgeleid wordt van Bees A of van Bees B.<br />
Tenslotte bestaat bovendien een relatie tussen Bees B en de Nederlandse emissie<br />
Richtlijn (NeR). Hierbij heeft Bees B uitsluitend betrekking <strong>op</strong> verbrandingsemissies<br />
van stookinstallaties. De Nederlandse emissie Richtlijn ziet primair <strong>op</strong><br />
procesemissies.<br />
5 Onder verbrandingsemissies wordt verstaan: emissies die ontstaan indien een brandstof wordt gebruikt met het<br />
doel de ontstane energie te gebruiken.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 58
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.4.2 Stookinstallatie waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is<br />
In combinatie met een mestvergister, wordt het biogas in de regel met een<br />
warmtekrachtk<strong>op</strong>peling omgezet in elektrische energie en thermische energie. Een<br />
WKK maakt gebruik van een zuigermotor.<br />
Een zuigermotor is een stookinstallatie, bestaande uit een toestel waarin een door<br />
verbranding van brandstof verkregen gasmengsel een zuiger in beweging brengt<br />
voor de aandrijving van een werktuig (artikel 1, lid 1, onder k). Een zuigermotor valt<br />
onder Bees B als daarin gasolie (diesel) of gasvormige brandstoffen (zoals aardgas,<br />
biogas, stortgas) of een mengsel van deze brandstoffen wordt verstookt en als deze<br />
wordt gebruikt voor de aandrijving van (artikel 2, lid 1, onder b):<br />
• een elektrische generator of gascompressor in respectievelijk een<br />
warmtekracht- of warmtepompinstallatie;<br />
• een pomp of compressor, die continu gebruikt wordt voor de productie of het<br />
transport van aardgas en die ontworpen is voor een jaarlijkse bedrijfstijd van<br />
ten minste 5000 uren.<br />
Dit rapport beperkt zich tot stookinstallaties die gebruik maken van een zuigermotor<br />
in combinatie met een elektrische generator. De gebruikte brandstof is voornamelijk<br />
biogas, afkomstig uit het vergistingsproces, eventueel als een mengsel van gasolie<br />
(diesel) en biogas. Deze laatste combinatie is van toepassing bij<br />
warmtekrachtk<strong>op</strong>pelingen die werken volgens het Zündstrahl-principe (<strong>op</strong>starten <strong>op</strong><br />
diesel en vervolgens biogas bijmengen) Noodstroomvoorzieningen vallen echter niet<br />
onder Bees B. Bij een noodstroomaggregaat gaat het alleen om de levering van<br />
elektriciteit en wordt de warmte niet nuttig benut. Dit is echter wel het geval bij een<br />
warmtekrachtk<strong>op</strong>peling.<br />
5.4.3 Emissie-eisen<br />
De emissie-eisen voor zuigermotoren zijn gebaseerd <strong>op</strong> de bestrijding van NO x -<br />
uitworp overeenkomstig met de stand der techniek. Daar waar de stand der techniek<br />
niet eenduidig in eisen is vast te leggen, is bij de eis een bandbreedte aangegeven.<br />
De vergunningverlener kan in die gevallen in het belang van het voorkomen of<br />
beperken van luchtverontreiniging binnen die bandbreedte een scherpere eis stellen<br />
(voorschrift 8B.3). Onder bandbreedte wordt dus verstaan de ruimte die is gegeven<br />
om strengere eisen te stellen dan de in het Bees vastgelegde basis eis. De emissieeisen<br />
worden regelmatig geëvalueerd om na te gaan of deze gelet <strong>op</strong> de<br />
ontwikkeling van de stand der techniek en de kwaliteit van het milieu aanpassing<br />
noodzakelijk zijn. (Infomil, Leidraad Bees B, 1999)<br />
Bij vergunningverlening aan een inrichting kan het bevoegd gezag dus in bepaalde<br />
gevallen van de basis emissie-eisen van Bees B afwijken. Deze afwijkende emissieeisen<br />
dienen, in tegenstelling tot de basiseisen uit Bees B, in de vergunning te<br />
worden vastgelegd. Daarnaast bestaat voor de volgende situaties de mogelijkheid<br />
om een strengere eis te stellen zonder dat de eerdere bedoelde bandbreedtes in<br />
acht behoeven te worden genomen. (voorschrift 8B.4):<br />
• indien de aanvrager of houder van de vergunning bereid en in staat is om aan<br />
een strengere emissie-eis te voldoen;<br />
• indien de installatie volgens de actuele stand der techniek aan een strengere<br />
emissie-eis kan voldoen.<br />
De huidige nationale wetgeving is momenteel onvoldoende toegesneden <strong>op</strong> de<br />
omstandigheden van een toenemende inzet van biomassa en afval als secundaire<br />
brandstof. Een herijking van het huidige emissiebeleid voor energiewinning uit<br />
biomassa en afval is dus noodzakelijk om adequaat in te kunnen spelen <strong>op</strong> de<br />
nieuwe ontwikkelingen. In de circulaire: emissiebeleid voor energiewinning uit<br />
biomassa en afval zijn de emissie-eisen voor stookinstallaties <strong>op</strong> biogas <strong>op</strong>genomen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 59
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
De emissiewaarden <strong>op</strong>genomen in deze circulaire zullen worden <strong>op</strong>genomen in de<br />
regelgeving; het Bees A en B zullen daartoe worden aangepast. Tot die tijd gelden<br />
de emissie-eisen uit de circulaire als richtlijn. Voor alle aanvullende eisen, buiten de<br />
emissie-eisen om, kan echter wel verwezen worden naar de Bees B richtlijn.<br />
De NO x -norm bedraagt 100 mg/Nm³ bij 6% O 2 (70 mg/Nm³ bij 11% O 2 ), tenzij de<br />
betreffende installatie een energetisch rendement haalt van ten minste 40%<br />
elektriciteitsequivalenten (Eel-eq) of hoger, in dat geval bedraagt de norm 200 mg/m³<br />
bij 6% O 2 (10 mg/m³ bij 11% O 2 ). Voor de berekening van het energetisch rendement<br />
wordt het thermische rendement vermenigvuldigd met een factor 0,47 en <strong>op</strong>geteld bij<br />
het elektrisch rendement.<br />
(Pronk, 2002)<br />
De aanvullende NO x -eisen zoals die voor zuigermotoren in het Bees B is <strong>op</strong>genomen<br />
wordt hieronder beschreven. De emissie-eisen uit de circulaire zullen <strong>op</strong> termijn in de<br />
emissie-eisen van het Bees B aangepast worden.<br />
Bij de NO x -eis voor een zuigermotor wordt nagenoeg altijd een “rendementsfactor”<br />
toegepast. Deze factor bedraagt 1/30 van het motorrendement. Het motorrendement<br />
is het procentuele aandeel van de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen<br />
dat bij de hoogste belasting waarbij de zuigermotor continu kan worden bedreven bij<br />
ISO luchtcondities in arbeid wordt omgezet. Het motorrendement varieert van ca.<br />
30% voor oudere gasmotoren tot ca. 38% voor de nieuwste gasmotoren. Bij een<br />
motorrendement van 35% bedraagt de rendementsfactor 1,17. Een NOx-eis van<br />
bijvoorbeeld 140 g/GJ maal 1/30 van het motorrendement bedraagt in dat geval: 140<br />
maal 1,17 = 164 g/GJ.<br />
Bij zuigermotoren dient de emissie te worden teruggerekend <strong>op</strong> ISO-luchtcondities<br />
en te worden betrokken <strong>op</strong> de warmte-inhoud van de toegevoegde brandstof. De<br />
ISO-luchtcondities zijn als volgt: een temperatuur van 288 K, een druk van 101,3 kPa<br />
en een relatieve luchtvochtigheid van 60%.<br />
Bij een zuigermotor mag, indien de temperatuur van de aangezogen lucht lager is<br />
dan 288 K en de vochtigheid van de aangezogen lucht hoger is dan 0,0063 kg water<br />
per kg lucht, de gemeten waarde gelijk worden gesteld aan de naar de ISOluchtcondities<br />
gecorrigeerde waarde (artikel 19, lid 2, onder a van de Regeling<br />
meetmethoden). In andere gevallen mag 95% van de gemeten waarde gelijk worden<br />
gesteld aan de naar ISO-luchtcondities gecorrigeerde waarde.<br />
De emissie-eisen van Bees B zijn <strong>op</strong>genomen in tabel 5.4 hieronder.<br />
Tabel 5.4 Emissie-eisen voor zuigermotoren<br />
Brandstof Asvermogen NOx-emissie-eis Voorschrift Opmerkingen<br />
≥ 50% gas ≤ 50 kW 800 g/GJ* 7.2 Bij ander gas dan aardgas geldt<br />
eis per 1-1-2000; strengere eis is<br />
te stellen tot en met 270 g/GJ<br />
maal de rendementsfactor<br />
(voorschrift 8B.3, onder g)<br />
≥ 50% gas › 50 kW 140 g/GJ* 7.1 onder a,<br />
2°<br />
Bij ander gas dan aardgas geldt<br />
eis per 1-1-2000; strengere eis is<br />
te stellen tot en met 100 g/GJ<br />
maal de rendementsfactor<br />
(voorschrift 8B.3, onder h)<br />
‹ 50% gas ≤ 50 kW 400 g/GJ* 7.1 onder b Strengere eis is te stellen tot en<br />
met 150 g/GJ maal de<br />
rendementsfactor (voorschrift<br />
8B.3, onder i)<br />
‹ 50% gas › 50 kW 1200 g/GJ* 7.2 Strengere eis is te stellen tot en<br />
met 400 g/GJ maal de<br />
rendementsfactor (voorschrift<br />
8B.3, onder g)<br />
* maal 1/30 van het motorrendement<br />
(Infomil, Leidraad Bees B, 1999)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 60
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.4.4 Meetverplichting<br />
Voor alle onder Bees B vallende stookinstallaties geldt een meetverplichting om vast<br />
te stellen of aan de in Bees B gestelde emissie-eisen voldaan wordt. De<br />
meetverplichting is omschreven in § 10 van de bijlage van Bees B en in de Regeling<br />
meetmethoden. In Bees B is de te hanteren meetstrategie beschreven, zoals welk<br />
meetregime van toepassing is, wanneer gemeten moet worden en onder welke<br />
condities dit moet geschieden. De Regeling meetmethoden geeft nadere<br />
voorschriften over hoe de meting feitelijk moet worden uitgevoerd.<br />
Er wordt onderscheid gemaakt tussen continue en afzonderlijke metingen. Voor<br />
zuigermotoren wordt alleen een afzonderlijke meting van NO x verricht.<br />
De afzonderlijke meting moet zo spoedig mogelijk na het van kracht worden van de<br />
emissie-eis, doch uiterlijk 4 weken nadien worden verricht en vervolgens iedere 3<br />
jaar worden herhaald (voorschrift 10.3.15). Er moet gemeten worden bij de hoogste<br />
belasting een gasmotor continu kan worden bedreven.<br />
De meetresultaten alsmede andere gegevens die nodig zijn om te kunnen<br />
beoordelen of overeenkomstig Bees B is gehandeld dienen door degene die de<br />
inrichting drijft in de inrichting ter beschikking te worden gehouden voor controle door<br />
het bevoegd gezag. Voor de afzonderlijke meting moeten deze gegevens gedurende<br />
de verdere levensduur van de stookinstallatie beschikbaar zijn. Het bevoegd gezag<br />
kan ter zake nadere eisen stellen in de vergunning. Zo kan het bevoegd gezag<br />
bijvoorbeeld eisen dat het meetrapport binnen een bepaalde tijd na uitvoering van de<br />
meting voor controle aan het bevoegd gezag ter beschikking wordt gesteld.<br />
Voor de afzonderlijke meting van NO x zijn onder andere artikel 15, lid 1, onder b en<br />
lid 2, onder b, van de Regeling meetmethoden van belang. In artikel 16, leden 1 en 2,<br />
van de Regeling meetmethoden is aangegeven dat de afzonderlijke meting ten<br />
minste uit drie metingen dient te bestaan. De meetduur mag in principe niet meer<br />
dan een half uur bedragen en dient uitgevoerd te worden door degene die de<br />
inrichting drijft of door een derde.<br />
De meetresultaten van de voorgeschreven metingen en de bewerking daarvan naar<br />
standaardcondities dienen in een rapport te worden vastgelegd (artikel 21, Regeling<br />
meetmethoden). Tevens dient daarin te worden vermeld de voor elke component of<br />
parameter toegepaste meetmethode en de bedrijfscondities van de stookinstallatie<br />
voor zover gegevens daarover noodzakelijk zijn voor de vaststelling of aan de van<br />
toepassing zijnde emissie-eis wordt voldaan. Tenminste moet in het meetrapport<br />
ingegaan worden <strong>op</strong> zaken als:<br />
• een eenduidige beschrijving van het emissiepunt;<br />
• alle gemeten componenten, zoals NO x en O 2 ;<br />
• de concentraties voor elke deelmeting;<br />
• de belasting van de stookinstallaties;<br />
• de datum en het tijdstip van de meting;<br />
• de toegepaste meetapparatuur (methode, type, nauwkeurigheid);<br />
• de meetinstantie.<br />
Aan de emissie-eis is voldaan indien alle meetuitkomsten die deel uitmaken van een<br />
meting, aan de emissie-eis voldoen. In de toelichting bij de Regeling meetmethoden<br />
is vermeld dat bij de beoordeling van de meetresultaten de nauwkeurigheidsmarges<br />
van de meetmethode ten gunste van de houder van de inrichting worden uitgelegd.<br />
Indien één van de meetuitkomsten die onderdeel uitmaakt van de emissie-eis ligt<br />
mag binnen een door het bevoegd gezag vast te stellen periode <strong>op</strong> grond van een<br />
serie andere metingen alsnog worden vastgesteld of aan de emissie-eis is voldaan<br />
(voorschriften 10.2.11, 10.2.12, 10.3.8, 10.3.9, 10.4.8, 10.4.9). (Infomil, Leidraad<br />
Bees B, 1999)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 61
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.4.5 Storingen en voorvalle n<br />
In hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer is bepaald dat onmiddellijk maatregelen<br />
genomen moeten worden bij storingen en voorvallen. Verder geldt een<br />
meldingsplicht. Het bevoegd gezag kan <strong>op</strong> grond van voorschrift 8.2 van Bees B in<br />
een nadere eis een termijn vastleggen waarbinnen de stookinstallatie in geval van<br />
storingen waarbij de NO x -eis wordt overschreden in gebruik mag zijn.<br />
In de praktijk moet een vergunninghouder een registratiesysteem bij houden van het<br />
aantal draaiuren en storingen (datum, tijdstip en tijdsduur vermelden en reden van<br />
een eventuele storing of bedrijfsstilstand) van de gasmotor.<br />
5.5 Meststoffenwet<br />
Ten aanzien van het <strong>op</strong> of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen of overige<br />
organische meststoffen zijn twee besluiten uit de Meststoffenwet van toepassing,<br />
namelijk het Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen (BGDM) en het Besluit kwaliteit en<br />
gebruik Overige Organische Meststoffen (BOOM).Het BGDM is van toepassing <strong>op</strong><br />
meststoffen, bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel d 6 van de Meststoffenwet, die<br />
geheel of gedeeltelijk bestaan uit uitwerpselen van dieren. Uitvergiste mest<br />
(digestaat) waarbij de input alleen bestond uit dierlijke meststoffen als bedoeld in<br />
artikel 1, eerste lid onderdeel e 7 valt dus onder het BGDM.<br />
Het BGDM stelt regels ten aanzien van emissie-arm aanwenden van de dierlijke<br />
meststof in de bodem en de tijdstippen waar<strong>op</strong> dit mag gebeuren.<br />
Wanneer een mengsel van dierlijke mest en overige meststoffen voor meer dan 50%<br />
uit overig organisch materiaal bestaat, wordt het mengsel aangemerkt als een<br />
overige organische meststof, vallend onder het BOOM. (BOOM, Besluit kwaliteit en<br />
gebruik Overig Organische meststoffen van 24 februari 1998 staatsblad nr. 86). Een<br />
onder het BOOM vallende meststof moet voldoen aan gehalte-eisen voor o.a. zware<br />
metalen. (Pronk, 2001)<br />
Ingevolge artikel 5 van het BGDM 1998 is het verboden om dierlijke meststoffen aan<br />
te wenden <strong>op</strong> grasland, bouwland, braakland of niet-beteelde grond, tenzij de<br />
dierlijke meststoffen emissie-arm worden aangewend. Voor het aanwenden van<br />
digestaat gelden dezelfde eisen. Deze eisen zijn ook complementair aan de MINASregeling<br />
van de Meststoffenwet. In het Besluit gebruik meststoffen geldt voor BOOMmeststoffen<br />
geen verplichting tot emissiearme aanwending. BOOM-meststoffen en<br />
kunstmest mogen volgens het BGM jaarrond worden aangewend, tenzij het perceel<br />
zeer nat is of winterirrigatie kent (regels van de EU) Zuiveringsslib of onder BOOMvallende<br />
mengsels met dierlijke mest moeten echter wél emissie-arm worden<br />
aangewend en er geldt dezelfde periode waarin niet mag worden aangewend als bij<br />
gewone dierlijke mest (zie in het BOOM-besluit § 5 en bijlage V).<br />
De relatie van het BGDM en het BOOM met co-vergisting zal verder worden<br />
uitgewerkt in hoofdstuk 6, co-vergisting.<br />
6 Artikel I lid 1d: Meststoffen: Producten die bestemd zijn om:<br />
1. te worden toegevoegd aan grond of aan een groeimedium en die geheel of<br />
gedeeltelijk bestaan uit stoffen, organismen daaronder begrepen, of mengsels van<br />
stoffen, die als zodanig kunnen dienen om grond of groeimedium geschikt of beter<br />
geschikt te maken als voedingsbodem voor planten;<br />
2. te worden gebruikt als groeimedium;<br />
3. te worden gebruikt als voedsel voor planten of delen van planten, voor zover deze<br />
producten niet reeds zijn begrepen onder 1 of 2.<br />
7 Artikel I lid 1e: Dierlijke meststoffen<br />
Meststoffen of producten die geheel of grotendeels bestaan uit uitwerpselen van de in bijlage A bij deze wet<br />
<strong>op</strong>genomen diersoorten, onderverdeeld in categorieën per soort, daaronder begrepen de door mestscheiding of<br />
andere vormen van be- of verwerking van meststoffen verkregen waterige fractie.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 62
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
5.6 Documentatie Milieuwetgeving<br />
Literatuurverwijzingen:<br />
- Infomil (2001), Juridische aspecten vergunningverlening mestbewerking en –<br />
verwerking, handreiking vergunningverlening mestbewerking en –verwerking,<br />
Den Haag.<br />
- Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag.<br />
- Infomil (1999), Leidraad Bees B, Den Haag.<br />
- Koeman, N., (1998), Milieuwetgeving 98/99, Deventer.<br />
- Lindeman, J. (2002), Vergunningverlening en informatievoorziening<br />
kleinschalige bioenergiecentrales, Arnhem.<br />
- Min. LNV (1997), Besluit Mestbassins Milieubeheer, Den Haag.<br />
- Min. EZ/VROM (1999), Energie in de milieuvergunning, Den<br />
Haag.http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../vi<br />
ews/infomil/xsl/artikel&PosIdt=00000609&ItmIdt=00000609&SitIdt=00000002<br />
&VarIdt=00000001&referrer=00000001<br />
- Pronk, J. (2002), Circulaire: Emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa<br />
en afval, Den Haag.<br />
- Pronk, J. (2001), Wijziging van de Meststoffenwet in verband met een<br />
aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende<br />
mineralenheffing en de mestafzetovereenkomsten, Den Haag.<br />
Achtergrond informatie:<br />
- AMvB Melkrundveehouderijen<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Melkrundveehouderij<br />
- AMvB Mestbassins<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Mestbassins<br />
- Algemene Wet bestuursrecht<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: AwB<br />
- Besluit emissie eisen stookinstallaties A en B<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Bees<br />
- Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen (BGDM)<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Besluit Gebruik<br />
Meststoffen<br />
- Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: IvB<br />
- Meststoffenwet<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Meststoffenwet<br />
- Nederlandse emissie Richtlijn (NeR)<br />
http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../views/in<br />
fomil/xsl/magazine&PosIdt=00000135&ItmIdt=00000135&SitIdt=00000002&V<br />
arIdt=00000001&referrer=00000134<br />
- Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB)<br />
http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../views/in<br />
fomil/xsl/artikel&PosIdt=00000032&ItmIdt=00000032&SitIdt=00000002&VarId<br />
t=00000001&referrer=00000001<br />
- Wet Ammoniak en Veehouderij<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen Wet Ammoniak en<br />
Veehouderij<br />
- Wet Bodembescherming<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Wbb<br />
- Wet milieubeheer<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Milieubeheer<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 63
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
6 Co-vergisting<br />
Steeds meer breekt het inzicht door, dat vergisting van alleen mest economisch vaak<br />
niet haalbaar is. Om het rendement van de installatie te verhogen is het interessant<br />
om overige organische stoffen toe te voegen aan het vergistingsproces. Hierbij kan<br />
gedacht worden aan producten die afkomstig zijn van de eigen inrichting, maar ook<br />
van buiten de inrichting. Bij het zoeken naar co-producten komt men al snel uit <strong>op</strong><br />
buiten de inrichting afkomstige producten. Dergelijke producten kunnen bestaan uit<br />
energieteelten of organische reststromen (oogstresten, gras of hooi van<br />
natuurgraslanden, e.d.) Vaker zal echter sprake zijn van afval in de zin van Wet<br />
milieubeheer.<br />
In Nederland bestaat er <strong>op</strong> het moment nog veel discussie over de vraag in hoeverre<br />
co-vergisting wel of niet dient te worden toegepast. Enkele van de bezwaren die naar<br />
voren worden gebracht zijn:<br />
• De onzekerheid of het vergistingsproduct voldoet aan de normen in het<br />
Meststoffenbesluit en dús <strong>op</strong> het land mag worden uitgereden.<br />
• De aanwezigheid van ziektekiemen in het eindproduct bij toepassing van<br />
bepaalde co-substraten van dierlijke oorsprong (onder andere Salmonella,<br />
BSE, varkenspest en MKZ).<br />
• Het principe dat bij mest ander organisch materiaal wordt gevoegd, dat vaak<br />
gekarakteriseerd zal zijn als afval. Afval heeft veel consequenties voor de<br />
wetgeving, die van toepassing is <strong>op</strong> de verwerkingsactiviteit (<strong>mestvergisting</strong>)<br />
en <strong>op</strong> het resulterende product (digestaat).<br />
Tegenover deze bezwaren staan enkele duidelijke voordelen:<br />
• Veel mogelijke co-producten zijn rijk aan organische stof (en relatief arm aan<br />
N, P en K) waardoor de gas<strong>op</strong>brengst en dus de rentabiliteit van een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie sterk kan toenemen en er geen of weinig invloed is<br />
<strong>op</strong> de Minas van een inrichting.<br />
• In plaats van het afvoeren van biomassa van het bedrijf of uit het gebied,<br />
hetgeen transport en dus energie kost, levert deze biomassa door vergisting<br />
extra biogas <strong>op</strong> en dus waardevolle duurzame energie.<br />
Een alles omvattende term voor het vergisten van een mengsel van dierlijke<br />
meststoffen met overige organische stoffen is co-vergisting. Overige organische<br />
stoffen kunnen daarom ook als co-producten aangemerkt worden.<br />
Achtereenvolgens worden voor co-vergisting, de deelonderwerpen technologie,<br />
techniek, wetgeving en bedrijfseconomie verder beschreven.<br />
6.1 Technologisch<br />
De productie van biogas uit dierlijke mest en ander organisch materiaal is een<br />
techniek om <strong>op</strong> duurzame wijze energie te produceren. Dierlijke mest en organisch<br />
materiaal zijn veelal <strong>op</strong> ruime schaal beschikbaar voor co-vergisting. Het organische<br />
afval van strikt alleen plantaardige oorsprong betreft grotendeels afvallen die al in de<br />
landbouw worden toegepast als meststof of als veevoer: bijvoorbeeld bietenblad,<br />
fruitafval, groente ‘doordraai’ en bermgras. De aanvoer van extra mineralen naar de<br />
landbouw is hierdoor minimaal. Naast energieproductie wordt door het<br />
vergistingsproces de bemestende waarde van dierlijke mest en de overige<br />
grondstoffen verhoogd.<br />
De bemestende waarde is hoger, want doordat organische stof wordt afgebroken<br />
zullen stikstof en fosfaat meer in anorganische vorm aanwezig zijn. Door het beter<br />
benutbaar zijn van de mineralen in de mest, kan het kunstmestgebruik omlaag.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 64
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
In een co-vergistingsinstallatie worden biogas en digestaat geproduceerd. Biogas<br />
kan worden omgezet in elektriciteit en warmte. Deze producten dienen eventueel<br />
voor eigen gebruik bij een ‘vergister <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>’ en bij een grootschaliger<br />
installatie zullen de producten aan diverse afnemers worden geleverd. Denk hierbij<br />
aan elektriciteit via het elektriciteitsnet, warmte aan afnemers in de directe nabijheid<br />
en meststoffen aan land- en tuinbouwbedrijven in de nabijheid van de installatie.<br />
Biogas bestaat voor circa 60% uit methaan en verder grotendeels uit koolzuurgas<br />
(CO 2 ). Uit het biogas kan duurzame elektriciteit en warmte worden geproduceerd in<br />
warmtekrachtinstallaties.<br />
Overigens wordt bij traditionele mest<strong>op</strong>slag ook een hoeveelheid methaan gevormd,<br />
maar dit verdwijnt dan als schadelijk broeikasgas. Bij anaërobe vergisting wordt de<br />
methaanproductie uit de biomassa zelfs gestimuleerd en nuttig toegepast.<br />
In Duitsland en Denemarken wordt deze technologie <strong>op</strong> grote schaal toegepast voor<br />
de productie van duurzame energie. In Nederland wordt in de waterzuivering<br />
eveneens <strong>op</strong> grote schaal biogas geproduceerd via vergistingsprocessen.<br />
Zie bijlage 3 voor droge-/organische stofgehalten en biogas<strong>op</strong>brengsten van diverse<br />
co-producten.<br />
6.2 Techniek<br />
Co-vergisting vindt plaats in een afgesloten reactorvat, waarin micro-organismen in<br />
afwezigheid van zuurstof biogas produceren uit organische stof. Deze organische<br />
stof is dus niet alleen afkomstig uit drijfmest, maar ook uit ander organisch materiaal.<br />
Naast energie worden vloeibare meststoffen geproduceerd.<br />
Bij de keuze van co-producten dan wel de voorbehandeling zijn enkele aspecten van<br />
belang:<br />
• Vrij van zand e.a. bezinkbare, niet of matig afbreekbare stoffen. In een<br />
vergistingstank vormen bezinkingslagen een groot probleem. Ook<br />
veroorzaakt zand slijtage aan- en kans <strong>op</strong> verst<strong>op</strong>pingen van pompen e.d.<br />
Via een bezinkingsstap is vaak al veel zand af te scheiden. Uiteraard moet<br />
het co-product dan wel al verpompbaar zijn.<br />
• Goed vermalen. Te grof materiaal, zeker als het ook veel vezels bevat, zoals<br />
hout, maar ook bermgras, verteert niet of te traag. Deeltjes moeten niet groter<br />
zijn dan enkele millimeters.<br />
• Het drogestofgehalte van het co-product. Een te hoog drogestofgehalte van<br />
co-producten maakt verpompen onmogelijk en levert het gevaar <strong>op</strong> van te<br />
dikke biomassa in de reactor, waardoor menging ervan niet meer goed<br />
mogelijk is. Een te laag drogestofpercentage (organische stofgehalte) levert<br />
slechts te weinig biogas <strong>op</strong>. (Van Lent en van Dooren, 2001, Nijssen, et al.,<br />
1997)<br />
Daarnaast is een gecontroleerde toevoer van co-producten aan het<br />
vergistingsproces noodzakelijk. Sterke fluctuaties in temperatuur, zuurgraad en de<br />
hoeveelheid beschikbaar af te breken organische stof kunnen de micro-biologische<br />
p<strong>op</strong>ulatie remmen, zodat het vergistingsproces stagneert of zelfs st<strong>op</strong>t. Opnieuw<br />
<strong>op</strong>starten van de vergistingsinstallatie kost veel tijd en vermindert daardoor de<br />
hoeveelheid geproduceerd biogas <strong>op</strong> jaarbasis enorm. De meeste co-producten<br />
moeten dan ook in kleine porties met een frequentie van bijvoorbeeld 1 à 2 keer per<br />
etmaal worden ingebracht. Goede menging in de vergistingstank wordt uiteraard nog<br />
meer van belang.<br />
Het is dus zaak dat getracht wordt om een constante stroom van co-producten te<br />
generen. Een constante toevoer naar de vergister van biomassa met een nagenoeg<br />
gelijke samenstelling, is echter zeer moeilijk te realiseren. Door de temperatuur en de<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 65
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
zuurgraad constant te houden is co-vergisting mogelijk met de huidige<br />
vergistingssystemen.<br />
Het vergiste mengsel kan technisch <strong>op</strong> dezelfde wijze als verse dierlijke mest worden<br />
toegepast. Op het gebied van wet- en regelgeving zitten hier nog enkele haken en<br />
ogen aan.<br />
6.3 Wetgeving<br />
Co-vergisting heeft juridische consequenties ten aanzien van de volgende wetgeving:<br />
1. de Wet milieubeheer;<br />
2. de Wet ruimtelijke ordening;<br />
3. de Meststoffenwet.<br />
In de volgende paragrafen zullen de consequenties per wet worden uitgewerkt. Als<br />
referentie geldt het vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen.<br />
6.3.1 Wet milieubeheer<br />
In het stappenplan Wet milieubeheer wordt aangegeven welke milieuvergunning<br />
noodzakelijk is bij co-vergisting <strong>op</strong> boerderijschaal en wie hierbij het bevoegd gezag<br />
is. Voor vergistingsinstallaties <strong>op</strong> boerderijschaal waarin alleen eigen mest en<br />
organische reststromen, niet zijnde afval, worden vergist is een eenvoudige<br />
milieuvergunning <strong>op</strong> grond van categorie 7.4 of 28.1b Ivb, af te geven door de<br />
gemeente, meestal voldoende.<br />
Worden er echter afval-producten toegevoegd van buiten de inrichting, dan moet een<br />
vergunning worden aangevraagd <strong>op</strong> grond van categorie 28.4.c.I° Ivb (zie figuur 4.2),<br />
waarbij Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is.<br />
Een belangrijke vraag is dus, of het te vergisten co-product een afvalstof is of niet. In<br />
artikel 1.1 van de Wm wordt omschreven wat afvalstoffen zijn: ”Stoffen, preparaten of<br />
producten, waarvan de houder zich, met het oog <strong>op</strong> verwijdering daarvan, ontdoet,<br />
voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.<br />
Mest, die ter bevordering van de gewasgroei aan de bodem wordt toegevoegd, is<br />
geen afvalstof maar een meststof. Gewasafval of slootveegsel van het eigen bedrijf<br />
worden doorgaans niet aangemerkt als afvalstof. Er is immers nog geen sprake van<br />
“zich ontdoen”. Ook natuurhooi, gras of energieteelt zijn geen afval, het zijn immers<br />
bewust geteelde / geoogste (bij)producten. Daarentegen worden gewasresten van<br />
andere bedrijven, GFT-afval, bermgras, frituurvet, vis- en diermeel, slachtafval, swill<br />
en groenafval wel algemeen beschouwd als afvalstof. Over vele bijproducten uit de<br />
voedingsmiddelenindustrie, zoals bierbostel, bestaat verschil van mening of dit wel of<br />
geen afvalstof is. Een door de Raad van State gehanteerd criterium is, dat indien het<br />
product zonder verdere bewerkingen als grondstof kan worden gebruikt, het geen<br />
afval is.<br />
Indien meststoffen worden gestort, verbrand of vernietigd dan is er sprake van<br />
afvalstoffenverwerking. Dergelijke activiteiten vallen namelijk onder het<br />
afvalstoffenregime, waar<strong>op</strong> categorie 28 van bijlage I van het Ivb (zie bijlage 1) van<br />
toepassing is.<br />
Indien wordt co-vergist met mest, dan treden de volgende juridische consequenties<br />
<strong>op</strong>:<br />
• Toetsen <strong>op</strong> doelmatig beheer van die afvalstof.<br />
In eerste instantie wordt dan getoetst of co-vergisting, gevolgd door nuttig<br />
gebruik als meststof, (gelijkwaardig is aan) de in het landelijk afvalstoffenplan<br />
genoemde beste wijze van verwerking. Een gedetailleerde toets of het<br />
digestaat als meststof kan worden aangemerkt, volgt echter in de<br />
Meststoffenwet. Op grond van de Wet milieubeheer art. 22 lid 5 geldt de<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 66
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
doelmatig-beheer-toets niet voor erkende meststoffen, ook niet als ze wel<br />
afvalstof zijn, dus worden gestort, verbrand of vernietigd.<br />
• Vergunningen zijn tijdelijk voor maximaal 10 jaar (Wm art 8.17 lid 2):<br />
• de lozing <strong>op</strong> de riolering wordt deels gereguleerd met de Wvo i.p.v. de Wm<br />
(aanwijzing categorieën art 19 Wvo); en<br />
• er gelden zwaardere verplichtingen t.a.v. milieuzorg, metingen, registraties en<br />
rapportages.<br />
6.3.2 Wet ruimtelijke ordening<br />
Het algemene principe is, dat agrarische activiteiten in het buitengebied kunnen<br />
plaatsvinden. Grootschalige, industriële activiteiten kunnen niet in het buitengebied<br />
plaatsvinden. Per gemeente en per provincie zullen de grenzen tussen<br />
“ondersteunend aan agrarisch” en “industrie” anders worden getrokken. Overleg over<br />
uw conceptplannen; er zijn gemeenten en provincies waar ook co-vergisting in<br />
bepaalde verhoudingen met afval wel wordt toegestaan.<br />
6.3.3 Meststoffenwet<br />
De meststoffenwet is vastgesteld om de handel en het gebruik van meststoffen te<br />
reguleren. Een criterium is dus, dat meststoffen bemestende waarde hebben. De<br />
kwaliteitseisen die gelden voor meststoffen zijn vastgelegd in de Meststoffenwet<br />
(1947) en zoals die zijn <strong>op</strong>genomen in de lijst van Meststoffen (artikel 2 en 3 van het<br />
Meststoffenbesluit 1977). Bijlage 1 van dit Besluit bevat een lijst van diverse<br />
producten, die als meststof “erkend” zijn en dus vrij verhandeld en toegepast mogen<br />
worden.<br />
Deze lijst bevat een belangrijke onderverdeling in drie soorten: dierlijke meststoffen<br />
(meststoffen die geheel of grotendeels bestaan uit uitwerpselen van dieren), overige<br />
organische meststoffen en anorganische meststoffen (kunstmeststoffen).<br />
Hieronder is weergegeven welke combinaties van stoffen wel of niet zijn toegestaan<br />
voor co-vergisting en wanneer sprake is van meststoffen of afvalstoffen.<br />
1. “Erkende” meststoffen mengen en vervolgens vergisten, om daarna <strong>op</strong><br />
landbouwgrond aan te wenden, is toegestaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan<br />
een mengsel van drijfmest met vaste dierlijke meststoffen zoals stapelbare<br />
kuikenmest of stalmest.<br />
2. Wanneer middels het mengen van de diverse grondstoffen een meststof<br />
wordt gemaakt die niet <strong>op</strong> de lijst van bijlage 1 van de meststoffenbeschikking<br />
staat, dan is het verboden deze meststof te verhandelen of aan te wenden.<br />
Van dit verbod kan echter een ontheffing worden verleend. Met deze<br />
ontheffing kan het digestaat toch als meststof worden verhandeld en gebruikt.<br />
Deze ontheffing is in het kader van de Meststoffenwet aan te vragen bij het<br />
ministerie van LNV. Het Rijksinstituut voor kwaliteit in land- en<br />
tuinbouwproducten (RIKILT) in Wageningen brengt daartoe advies uit aan het<br />
ministerie van LNV <strong>op</strong> basis van de verwachte samenstelling van het vergiste<br />
mengsel. Soms is hiervoor een bemestingsonderzoek noodzakelijk. Deze<br />
procedure leidt tot kostbare vertraging in de realisatie van een project. Ook is<br />
de verstrekte vergunning slechts van voorl<strong>op</strong>ige aard. Een definitieve<br />
ontheffing wordt pas verstrekt <strong>op</strong> basis van een analyse van het echte<br />
vergiste mengsel, dus ná de daadwerkelijke <strong>op</strong>start van de<br />
vergistingsinstallatie. Bovendien is deze ontheffing maximaal 5 jaar geldig.<br />
Het investeringsrisico wordt hierdoor wel erg hoog.<br />
3. Voor overige organische meststoffen (bereid uit meer dan 50 massa-% c<strong>op</strong>roduct)<br />
gelden eisen uit het BOOM t.a.v. de maximaal per hectare per jaar<br />
<strong>op</strong> te brengen tonnages én de gehalten aan zware metalen, PAK’s e.d..<br />
Boven de 50% overig organisch materiaal (compost, zwarte grond,<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 67
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
zuiveringsslib) is dus het BOOM (Besluit kwaliteit en gebruik overige<br />
organische meststoffen van 24 februari 1998) van toepassing. Voor dierlijke<br />
mest gelden deze gehalte-eisen niet. Om nu te voorkomen dat net iets minder<br />
dan 50% zwaar vervuilde organische stof wordt co-vergist met iets meer dan<br />
50% dierlijke mest zal het RIKILT ook de BOOM-eisen stellen aan het<br />
mengsel van deze co-producten met dierlijke meststoffen.<br />
4 Worden digestaat of ander organisch materiaal aangemerkt als meststof, dan<br />
zijn de onderstaande eisen en besluiten van kracht:<br />
• Besluit Gebruik Meststoffen (emissie-arme aanwending,<br />
aanwendingsverbod in winter e.d. Dit geldt ook voor BOOM-meststoffen).<br />
Aanwendingsverbod in de winter geldt ook voor waterige fractie van<br />
dierlijke meststoffen en voor kunstmest (zijn mogelijke producten na<br />
vervolgbewerkingen na vergisting).<br />
• MINAS: Het heeft de voorkeur om bedrijfseigen mest te wegen en te<br />
bemonsteren voorafgaande aan de vergisting. Anders moet naast weging<br />
en bemonstering van het digestaat ook het via het co-product<br />
aangevoerde N en P door weging en bemonstering worden bepaald.<br />
De BRL K10011 voor “Organische meststoffen en bodemverbeterende middelen van<br />
Dierlijke Oorsprong” geeft aan welke toevoegmiddelen en hulpstoffen bij de<br />
vergisting van mest gebruikt kunnen worden. In het algemeen kan gezegd worden:<br />
• Opmenging van het ingangsmateriaal met additieven en hulpstoffen is<br />
toegestaan, mits zij als “meststof” vallen onder de vigerende wet- en<br />
regelgeving. Het ontstane mengsel moet een “meststof” in de zin van de<br />
meststoffenwet (1947) zijn.<br />
• Stoffen die voorkomen <strong>op</strong> de rode lijst van de Eur<strong>op</strong>ese Verordening<br />
Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) zijn niet toegestaan om als additief<br />
toegepast te worden. Stoffen die volgens de Eural worden aangeduid als<br />
“gevaarlijk” zijn niet toegestaan om als additief toegepast te worden.<br />
• Het eindmengsel moet minimaal 10 gewichtsprocenten <strong>op</strong> droge stofbasis<br />
meststoffen en het totaal aan hulpstoffen mag maximaal 5 gewichtsprocenten<br />
<strong>op</strong> droge stofbasis bevatten.<br />
6.4 Bedrijfseconomie bij co-vergisting<br />
De financiële <strong>op</strong>brengsten van een vergistingsinstallatie waarin alleen drijfmest wordt<br />
vergist, zijn beperkt. Dit komt omdat er in verhouding tot andere organische stoffen<br />
relatief weinig biogas wordt geproduceerd uit één m³ dierlijke mest. Een goede <strong>op</strong>tie<br />
om de biogas<strong>op</strong>brengst van een vergistingsinstallatie en daarmee de rentabiliteit te<br />
vergroten, is door co-vergisting van andere organische producten.<br />
Dergelijke organische producten hebben een hoger percentage organische stof dan<br />
mest en leveren daarom relatief veel biogas per m³ product. Andere <strong>op</strong>brengsten<br />
kunnen worden verkregen door afval in te nemen. Eind 2002 brengt verwerking van<br />
afval € 30,- tot meer dan € 100,- per ton <strong>op</strong>.<br />
De belangrijkste kosten zijn gerelateerd aan het geschikt maken van de<br />
vergistingsinstallatie als co-vergister voor andere organische producten. (Novem,<br />
Energie uit het landelijk gebied, 2002) Daarnaast zijn er eventueel investeringen<br />
nodig voor de <strong>op</strong>slag van co-producten. Om de biomassa zo constant mogelijk van<br />
samenstelling te houden is een <strong>op</strong>slagmogelijkheid voor de co-producten meestal<br />
vereist. Bermmaaisel is bijvoorbeeld een co-product dat circa tweemaal per jaar<br />
vrijkomt, terwijl de hoeveelheid veel te groot is om direct aan de vergister toe te<br />
voegen. Een <strong>op</strong>slagmogelijkheid biedt dan uitkomst om toch het gehele jaar een<br />
gedoseerde hoeveelheid bermgras toe te kunnen voegen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 68
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Een andere belangrijke kostenpost, zeker indien afval wordt covergist, bestaat uit<br />
managementskosten. Metingen en bemonsteringen, onderzoeks- meet- en<br />
rapportageverplichtingen naar het Wm-bevoegd gezag, ontheffingen voor de<br />
meststoffenwet met al het bijbehorende overleg vormen uiteindelijk een aanzienlijke<br />
post.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 69
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
6.5 Documentatie Co-vergisting<br />
Literatuurverwijzing:<br />
- Boo, ir. W. de (1999), Statusrapport Co-vergisting 1999, Bleiswijk<br />
- Boo, W. de en T. Schomaker (Haskoning) (1993), Vergisting van dierlijke<br />
mest met energierijke additieven (Deense praktijk en Nederlandse<br />
perspectieven), Delft: Samenvatting<br />
- Kuhn (1995), Anhaltswerte, stoffdaten sowie Biogasausbeuten von<br />
Wirtschaftsdünger und relevanten Kosubstraten<br />
- Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
Nederlandse melkvee en varkensbedrijven<br />
- Nijssen, J., et al. (1997), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> Nederlandse<br />
melkveebedrijven, publicatie 122, PR Lelystad<br />
- Novem, Energie uit het landelijk gebied, het gebruik van agrarische<br />
reststromen voor duurzame energie<strong>op</strong>wekking.<br />
Achtergrondinformatie:<br />
- Eur<strong>op</strong>ese afvalstoffen richtlijn (Eural)<br />
http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../views/in<br />
fomil/xsl/artikel&PosIdt=00000625&ItmIdt=00000625&SitIdt=00000002&VarId<br />
t=00000001&referrer=00000001<br />
- Meststoffenwet 1947<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: meststoffenwet<br />
- Meststoffenbesluit 1977<br />
http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: meststoffenbesluit<br />
Websites Co-vergisting Duitsland/Denemarken<br />
- www.biogas.at<br />
- www.bayern.de/LFU/luft/biogas/biogas4.htm<br />
- www.fachverband-biogas.de<br />
- www.fee-ev.de/prod-eng.htm<br />
- www.haase-energietechniek.de<br />
- www.kriegfischer.de<br />
- www.schwarting-umwelt.de<br />
Websites Waterzuivering met vergistingstechnologie<br />
- www.lenntech.com<br />
- www.mourik.com<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 70
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
7 Bedrijfseconomie<br />
De wet- en regelgeving omtrent <strong>mestvergisting</strong> is tot nu toe hoofdzakelijk aan de<br />
orde gekomen. Natuurlijk is het voor een ondernemer van belang te weten of de<br />
investering in een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie rendabel is. Om een indicatie te geven is<br />
een rekenmodel ontwikkeld. Met dit rekenmodel wordt aan de hand van een aantal<br />
bedrijfsgegevens onder andere berekend hoe groot de verschillende onderdelen van<br />
de installatie moeten zijn en wordt uiteindelijk de rentabiliteit van de installatie<br />
bepaald. In bijlage 4 is een blanco rekenmodel als voorbeeld weergegeven.<br />
Belangrijk: Het rekenmodel geeft een indicatie van de <strong>op</strong>brengsten en kosten<br />
van een mestvergister en een WKK voor een bedrijf.<br />
De rentabiliteit van de vergistingsinstallatie is afhankelijk van de bedrijfssituatie. Het<br />
is aan te bevelen om bij verschillende leveranciers of adviserende instanties<br />
specifiekere informatie <strong>op</strong> te vragen. In bijlage 6, 7 en 8 wordt een overzicht gegeven<br />
van diverse leveranciers van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties, aanverwante onderdelen en<br />
adviserende bedrijven ten aanzien van <strong>mestvergisting</strong>. Vooral het nuttig kunnen<br />
aanwenden van de vrijkomende warmte van de WKK is van invloed <strong>op</strong> de<br />
rentabiliteit.<br />
7.1 Toelichting rekenmodel<br />
In figuur 7.1 is te zien in welke volgorde het rekenmodel doorl<strong>op</strong>en moet worden. Het<br />
rekenmodel is uitgevoerd in het programma Microsoft Excel. Per rekenschema zullen<br />
de belangrijkste aandachtpunten worden toegelicht. Om het invullen van het<br />
rekenmodel te vergemakkelijken worden de vakjes, die ingevuld dienen te worden,<br />
met een oranje kleur aangegeven. De gebruikte waarden met betrekking tot<br />
methaanproductie, kosten en <strong>op</strong>brengsten zijn aan diverse literatuurbronnen<br />
ontleend.<br />
Voor degenen die onbekend zijn met het programma Microsoft Excel, zullen hier<br />
eerst de belangrijkste symbolen, die nodig zijn voor het gebruik van het rekenmodel,<br />
uitgelegd worden. Het rekenmodel wordt ge<strong>op</strong>end door <strong>op</strong> de CD-ROM <strong>op</strong> de<br />
bestandsnaam “rekenmodel.xls” te klikken.<br />
In de meeste gevallen zal voor het <strong>op</strong>enen van het rekenmodel gevraagd worden of<br />
de macro’s ingeschakeld mogen worden. Bij deze vraag moet altijd “Macro’s<br />
Inschakelen” of “Enable Macro’s” worden gekozen. Nu zal het rekenmodel worden<br />
<strong>op</strong>gestart. De in het rekenprogramma gebruikte symbolen zien er als volgt uit:<br />
Invulvak (oranje). In de gekleurde vakken kunnen de<br />
noodzakelijke gegevens worden ingevuld.<br />
Scroll bar. Hiermee is het mogelijk om van links naar rechts of van<br />
boven naar beneden of visa versa door het rekenschema te<br />
bladeren. Dit is mogelijk door <strong>op</strong> de pijltjes te drukken, zowel<br />
horizontaal als verticaal.<br />
Invulvak (oranje) met een <strong>op</strong>merking. Alle vakjes met een rode<br />
driehoek rechtsboven hebben een <strong>op</strong>merking. Deze <strong>op</strong>merking is<br />
te zien door met de cursor <strong>op</strong> het vakje te gaan staan.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 71
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Deze vakjes geven indicaties of aanwijzingen aan, hetgeen er in<br />
een betreffend oranje vakje ingevuld moet of kan worden.<br />
Volgende<br />
Link. Deze link biedt de mogelijkheid om naar het volgende<br />
rekenschema te gaan, door er<strong>op</strong> te klikken. Met de link “vorige”<br />
gaat u terug naar het vorige rekenschema. Daarnaast zijn <strong>op</strong> het<br />
eerste blad links weergegeven om de gegevens <strong>op</strong> te slaan, uit te<br />
printen of <strong>op</strong>nieuw te beginnen met het invullen.<br />
Om het programma af te sluiten moet u in de werkbalk naar “Bestand” of “File” gaan.<br />
Vervolgens klikt u dan <strong>op</strong> “Afsluiten” of “Exit”. Het kan dan zijn dat er wordt gevraagd<br />
of u de wijzigingen wilt <strong>op</strong>slaan. Deze kunt u dan <strong>op</strong>slaan door <strong>op</strong> “Ja” of “Yes” te<br />
klikken. Het is aan te bevelen om de wijzigingen onder een andere naam <strong>op</strong> te slaan.<br />
Indien wijzigingen niet <strong>op</strong>geslagen hoeven te worden kies dan voor “Nee” of “No”.<br />
In de volgende paragrafen zullen de rekenschema’s in het rekenmodel individueel<br />
worden toegelicht. Hierbij zal worden aangegeven wat er ingevuld moet en<br />
uitgerekend gaat worden. Daarnaast zullen ook de gemaakte aannames bij de<br />
berekeningen worden vermeld, evenals de brongegevens. Figuur 7.1 geeft aan hoe<br />
het model doorl<strong>op</strong>en dient te worden en geeft aan in welke paragraaf de toelichting<br />
te vinden is.<br />
7.2 BEDRIJFSGEGEVENS<br />
7.3 METHAANPRODUCTIE<br />
7.4 TECHNIEK<br />
7.5 BESPARING<br />
7.6 OPBRENGST<br />
7.7 FISCAAL VOORDEEL<br />
7.8 INVESTERING<br />
7.9 SALDO<br />
Figuur 7.1 Stroomschema bedrijfseconomie<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 72
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
7.2 Bedrijfsgegevens<br />
Voordat het rekenmodel de haalbaarheid van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie van een<br />
specifiek bedrijf kan doorrekenen, is het noodzakelijk een aantal bedrijfsgegevens in<br />
te vullen in het rekenschema “Bedrijfsgegevens. Een voorbeeld van het rekenmodel<br />
is te vinden in bijlage 5.<br />
MESTPRODUCTIE<br />
Als eerste wordt de drijfmestproductie berekend van het gemiddeld aantal aanwezige<br />
dieren. De drijfmestproductie per jaar is de hoeveelheid mest die in de mest<strong>op</strong>slag<br />
terechtkomt. Bij melkvee is dus de mestproductie in de wei niet meegenomen bij<br />
beperkt of onbeperkt weiden. Deze hoeveelheid mest is namelijk niet beschikbaar<br />
voor vergisting.<br />
In dit rekenmodel is uitsluitend gerekend met dierlijke mest, afkomstig van de<br />
rundvee- en varkenshouderij. Op de eerste plaats zijn dit de twee meest<br />
voorkomende mestsoorten in de Nederlandse veehouderij. Op de tweede plaats<br />
vormen deze mestsoorten een goede basis voor wat betreft drogestofpercentage en<br />
organische stofgehalte, zodat de methaanvormende bacteriën zich goed kunnen<br />
ontwikkelen. Daarnaast is het mogelijk om kippenmest toe te voegen: dit wordt<br />
echter niet als basisgrondstof voor <strong>mestvergisting</strong> gezien. Kippenmest wordt wel<br />
meegenomen als zijnde co-product. Ten eerste is kippenmest te droog om<br />
onverdund aan drijfmest afkomstig van bijvoorbeeld de rundvee- of varkenshouderij<br />
toegevoegd te worden aan een vergistingsinstallatie. Ten tweede heeft kippenmest<br />
een hoger energetisch rendement ten <strong>op</strong>zichte van rundvee- en varkensmest.<br />
Daarom lijkt vergassing of verbranding een betere <strong>op</strong>tie voor deze mestsoort.<br />
Rundvee<br />
Voor de berekening van de mestproductie van het rundvee moet als eerste, bij het<br />
toegepaste voedersysteem (zoals beperkt weiden, onbeperkt weiden,<br />
zomerstalvoedering of summerfeeding), het aantal dagen ingevuld worden dat dit<br />
systeem per jaar wordt toegepast (dus maximaal 365 dagen). Hierbij moet ook een<br />
keuze gemaakt worden naar de gemiddelde 305-dagenproductie van het melkvee.<br />
De 305-dagenproducties moet liggen tussen de 6.000 en de 10.000 kg. Er kan<br />
slechts in stappen van 1.000 kg een melkproductie per dier gekozen worden, omdat<br />
de invloed van de hoogte van de melkproductie <strong>op</strong> de mestproductie niet van dien<br />
aard is dat dit grote consequenties heeft voor het eindresultaat. Vervolgens moet in<br />
de volgende kolom het aantal stuks vee worden aangegeven waar<strong>op</strong> dit<br />
voedersysteem van toepassing is. Aan de hand van deze gegevens wordt dan de<br />
drijfmestproductie in de <strong>op</strong>slag berekend. In de volgende kolom moet het percentage<br />
mest dat beschikbaar komt voor vergisting, ingevuld worden. Aan de hand hiervan<br />
wordt het aantal m³ mest dat per jaar beschikbaar is voor de vergisting berekend. Dit<br />
kan alle mest zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Het is belangrijk om te weten dat het<br />
aantal dagen van <strong>op</strong>stallen in de winter automatisch berekend wordt aan de hand<br />
van het aantal weidedagen. Hierbij dient er<strong>op</strong> gelet te worden, dat het aantal dagen<br />
van de beweiding en de <strong>op</strong>stalling samen 365 bedraagt.<br />
Bij het jongvee en de kalveren dient het aantal staldagen ingevuld te worden,<br />
evenals het betreffende aantal stuks vee. Bij de vleesstieren dient het aantal stuks,<br />
dat gemiddeld over een jaar aanwezig is, ingevuld te worden. (Praktijkonderzoek<br />
Veehouderij, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001 )<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 73
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Varkens<br />
Om de totale mestproductie te kunnen berekenen, moet het aantal stuks zeugen<br />
en/of vleesvarkens dat gemiddeld per jaar aanwezig is, ingevuld worden. In de kolom<br />
“beschikbaar voor vergisting” dient het percentage mest, dat beschikbaar komt voor<br />
vergisting, ingevuld worden. Dit kan alle mest zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Bij<br />
varkens is er in het rekenmodel geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende<br />
voedersystemen. (Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002; Van Lent en van Dooren,<br />
2001)<br />
HUIDIGE OPSLAGCAPACITEIT MEST<br />
Bij de huidige <strong>op</strong>slagcapaciteit mest moet per type <strong>op</strong>slag aangegeven worden<br />
hoeveel m³ mest<strong>op</strong>slag beschikbaar is. Deze <strong>op</strong>slag kan eventueel worden gebruikt<br />
als na<strong>op</strong>slag van het digestaat. In een aantal gevallen zal het mogelijk zijn om de<br />
bestaande mest<strong>op</strong>slag om te bouwen tot mestvergister. Deze mogelijkheid wordt in<br />
dit rekenmodel niet meegenomen, omdat de bestaande mest<strong>op</strong>slag meestal niet de<br />
ideale vergisterinhoud heeft. Daarnaast is het eenvoudiger en in de meeste gevallen<br />
ook goedk<strong>op</strong>er om een nieuwe vergister te bouwen. Er zal hierbij echter wel worden<br />
aangegeven wanneer het voor de betreffende inrichting mogelijk kan zijn om de<br />
huidige mest<strong>op</strong>slag om te bouwen tot mestvergister. In het rekenmodel wordt er<br />
vanuit gegaan dat er <strong>op</strong> het bedrijf voldoende <strong>op</strong>slagcapaciteit is om de mest voor<br />
het vergisten en het digestaat na het vergisten apart <strong>op</strong> te slaan. Is er niet voldoende<br />
na<strong>op</strong>slag aanwezig voor het digestaat dan kan het beste gekozen worden voor een<br />
volledig geroerde vergister met variabele inhoud. De vergister doet dan tevens dienst<br />
als digestaat<strong>op</strong>slag, tot het moment dat het digestaat uitgereden kan of mag worden.<br />
GEGEVENS VOOR NORMVERBRUIK WARMTE EN ELEKTRICITEIT<br />
Bij de gegevens voor normverbruik warmte en elektriciteit is het noodzakelijk om het<br />
aantal gezinsleden en bij een melkveebedrijf ook het melkquotum te vermelden. Aan<br />
de hand hiervan wordt in het rekenschema “Besparing” het elektriciteits- en<br />
warmteverbruik van het bedrijf en het gezin volgens de norm berekend. Het jaar<br />
waarin geïnvesteerd wordt in de vergister is ook van belang om het fiscale voordeel<br />
te kunnen berekenen.<br />
TYPE VERGISTER<br />
Vervolgens dient aangegeven te worden voor welk type vergister gekozen wordt.<br />
Hierbij kan gekozen worden tussen een pr<strong>op</strong>stroomvergister, een volledige geroerde<br />
vergister met constante inhoud en een volledig geroerde vergister met variabele<br />
inhoud. Aanvullende informatie over deze typen vergisters kan gevonden worden in<br />
de toelichting <strong>op</strong> het stroomschema techniek/technologie (§3.3.1). Wordt er voor een<br />
volledig geroerde vergister met variabele inhoud gekozen dan moet een gemiddelde<br />
verblijftijd van de mest in de vergister worden ingevuld. Wordt voor een van de<br />
andere typen vergisters gekozen, dan hoeft hier niets te worden ingevuld. Bij een<br />
volledig geroerde vergister met variabele inhoud is de verblijftijd afhankelijk van de<br />
<strong>op</strong>slagduur van de mest in de vergister. Dit type vergister kan het beste gekozen<br />
worden als er onvoldoende <strong>op</strong>slagcapaciteit <strong>op</strong> het bedrijf aanwezig is om het<br />
digestaat apart van de mest <strong>op</strong> te slaan.<br />
Nadat de keuze van het type vergister is gemaakt, moet het soort proces gekozen<br />
worden. Er is de mogelijkheid om te kiezen tussen een mesofiel en een thermofiel<br />
proces, zie voor meer informatie eveneens de toelichting <strong>op</strong> het stroomschema<br />
techniek/technologie (§3.3.1). Aan de hand van het soort proces en het type vergister<br />
wordt de gemiddelde verblijftijd van de mest in de vergister bepaald. In de<br />
onderstaande tabel staat aangegeven wat de gemiddelde verblijftijd van de mest in<br />
de vergister is. Deze verblijftijd is als vaste waarde aangenomen bij respectievelijk<br />
het type vergister en het soort proces.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 74
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Tabel 7.1 Gemiddelde verblijftijd van de mest in de vergister<br />
Type vergister Mesofiel proces Thermofiel proces<br />
Pr<strong>op</strong>stroomvergister 21 dagen 15 dagen<br />
Volledig geroerde vergister, constante inhoud 30 dagen 21 dagen<br />
Volledig geroerde vergister, variabele inhoud 31-365 dagen 31-365 dagen<br />
HUIDIG VERBRUIK BEDRIJF EN WONING<br />
Om de besparing van elektriciteit en warmte te kunnen berekenen, zijn het huidige<br />
verbruik van elektriciteit (piek- en dalverbruik) en aardgas van belang. Dit verbruik is<br />
terug te vinden <strong>op</strong> de jaarafrekening van het energiebedrijf. Is dit verbruik echter niet<br />
bekend, dan zal het programma hiervoor een standaardnorm invullen. De gebruikte<br />
normen voor het energieverbruik van het bedrijf en privé staan in de tabellen 7.2 en<br />
7.3 weergegeven.<br />
Tabel 7.2 De normen voor het elektriciteits- en warmteverbruik per jaar.<br />
Elektriciteitverbruik<br />
Melkvee 5,6 kWh/100 kg melk (64%<br />
piektarief en 36% daltarief)<br />
Zeugen 190 kWh/gemiddeld aanwezig<br />
dier (52% piektarief en 48%<br />
daltarief)<br />
Vleesvarkens 36 kWh/gemiddeld aanwezig dier<br />
(53% piektarief en 47% daltarief)<br />
(Tijmensen, et al., 2002)<br />
Tabel 7.3 Normen privé-elektriciteitsverbruik per jaar.<br />
Aantal personen Elektriciteitsverbruik (in kWh)<br />
1 2020<br />
2 3025<br />
3 3830<br />
4 4325<br />
5 4810<br />
Het privé-warmteverbruik bedraagt 96.900 MJ per jaar.<br />
(Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys, 2002)<br />
Warmteverbruik<br />
17 MJ/100 kg melk<br />
4.100 MJ/gemiddeld aanwezig<br />
dier<br />
420 MJ/gemiddeld aanwezig<br />
dier<br />
HUIDIGE PRIJZEN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS<br />
Voor de berekening van de besparing is het ook van belang dat de huidige prijzen<br />
voor elektriciteit en aardgas worden ingevuld. Deze prijzen zijn terug te vinden <strong>op</strong> de<br />
jaarafrekening van het energiebedrijf.<br />
TOEVOEGINGEN<br />
Naast drijfmest kunnen er ook voor een deel vaste mest of andere co-producten aan<br />
de vergister worden toegevoegd. De investering in de vergister wordt hierdoor wel<br />
hoger. Het voordeel is echter dat er meer biogas geproduceerd wordt per m³ product.<br />
De producten die in het rekenmodel toegevoegd kunnen worden, mogen volgens de<br />
huidige wetgeving aan het vergistingsproces worden toegevoegd, mits deze<br />
afkomstig zijn van de eigen inrichting. Er kunnen nog andere co-producten worden<br />
toegevoegd, zoals bijvoorbeeld plantaardig vet, bermgras, enz, mits deze van de<br />
eigen inrichting afkomstig zijn (zie hoofdstuk 6). Deze producten zijn echter niet in<br />
het rekenmodel meegenomen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 75
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bij het toevoegen van co-producten is het belangrijk dat het drogestofpercentage van<br />
de vergisterinhoud niet te hoog wordt. Hierdoor is de hoeveelheid co-product die<br />
toegevoegd mag worden beperkt. In dit rekenmodel wordt hier echter geen rekening<br />
mee gehouden. Zoals reeds in hoofdstuk 6 is beschreven, moet er bij co-vergisting<br />
goed gelet worden <strong>op</strong> wisselende omstandigheden in de vergister. Het constant<br />
houden van de temperatuur en zuurgraad zijn belangrijk om de p<strong>op</strong>ulatie<br />
methaanvormende bacteriën in stand te houden.<br />
7.3 Methaanproductie<br />
Aan de hand van de ingevulde bedrijfsgegevens, kan de methaanproductie worden<br />
berekend. Deze wordt apart berekend voor drijfmest en de toegevoegde c<strong>op</strong>roducten.<br />
Daarom zullen ze hierna ook apart worden toegelicht.<br />
DRIJFMEST<br />
Als eerste wordt het aantal m³ drijfmest dat per jaar vergist zal gaan worden,<br />
omgerekend in tonnen drijfmest. Dit wordt gedaan aan de hand van de dichtheid van<br />
de mest. De dichtheid van rundveemest bedraagt 1.005 kg/m³. De dichtheid van<br />
zeugen- en vleesvarkensmest is respectievelijk 1.024 kg/m³ en 1.040 kg/m³.<br />
Om de methaanproductie uit het vergistingsproces te kunnen berekenen, is het<br />
organische stofpercentage van de mest nodig. Mochten de percentages van de<br />
drijfmest <strong>op</strong> een bedrijf afwijken, dan kunnen deze in de kolom “o.s.% zelf” zelf<br />
worden veranderd. Aan de hand van het organische stofpercentage kan het aantal<br />
tonnen organische stof worden berekend.<br />
Met behulp van het aantal ton organische stof in de mest kan de methaanproductie<br />
worden berekend. Deze methaanproductie is verder afhankelijk van het type<br />
vergister, het proces en dus ook de verblijftijd van de mest in de vergister. Voor<br />
rundveemest bedraagt de gemiddelde productie 0,17 m³ methaan per kg organische<br />
stof. Voor varkensmest is de gemiddelde productie 0,29 m³ methaan per kg<br />
organische stof.<br />
Naast de soort drijfmest zijn dus ook het soort proces en het type vergister van<br />
invloed <strong>op</strong> de methaanproductie. Per type vergister en per soort proces wordt de<br />
gemiddelde methaanproductie per kg organische stof aangepast. Zo blijkt dat het<br />
methaangehalte bij thermofiele vergisting gemiddelde ongeveer 3% lager ligt dan bij<br />
mesofiele vergisting. Daarom wordt de methaanproductie bij thermofiele vergisting<br />
met 3% verlaagd ten <strong>op</strong>zichte van mesofiele vergisting.<br />
Zoals reeds is beschreven heeft ook het type vergister invloed <strong>op</strong> de<br />
methaanproductie. Zo zal mest in de volledig geroerde vergister met variabele<br />
inhoud beter uitgisten door de langere verblijftijd, de totale methaanproductie wordt<br />
hierdoor enigszins hoger dan bij een volledig geroerde vergister met constante<br />
inhoud. Er wordt verondersteld dat de methaanproductie bij een volledig geroerde<br />
vergister met variabele inhoud, 5% hoger is dan bij een volledig geroerde vergister<br />
met constante inhoud. Bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister wordt verondersteld dat de<br />
methaanproductie 10% hoger is ten <strong>op</strong>zichte van een volledig geroerde vergister met<br />
constante inhoud. De pr<strong>op</strong>stroomvergister heeft weliswaar de kortste verblijftijd, maar<br />
de porties mest hebben wel allemaal een gelijke verblijftijd. In de volledig geroerde<br />
vergisters bestaat er spreiding in de verblijftijd, door het afvoeren van nog niet geheel<br />
uitgegiste mest uit de vergister. De mate van spreiding aan verblijftijd is van invloed<br />
<strong>op</strong> de methaanproductie van de vergister. (Van Lent en van Dooren, 2001;<br />
Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 76
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
TOEVOEGINGEN<br />
Naast drijfmest kunnen in het rekenmodel ook vaste mestsoorten en co-producten<br />
worden toegevoegd. In het rekenschema “Bedrijfsgegevens” wordt aangegeven<br />
hoeveel ton er van een bepaald product wordt toegevoegd. Aan de hand van deze<br />
gegevens wordt in het rekenschema “Methaanproductie” berekend hoeveel methaan<br />
er vrijkomt door vergisting van het product. In tabel 7.4 staat weergegeven welke<br />
waarden zijn gebruikt om te berekenen hoeveel methaan er vrijkomt bij vergisting<br />
van een co-product.<br />
Tabel 7.4 Methaanproductie van vaste mest en co-producten.<br />
Product Soort Aantal m³<br />
biogas per<br />
ton materiaal<br />
Aantal m³<br />
methaan per<br />
kg organische<br />
stof<br />
Aantal m³<br />
biogas per kg<br />
organische<br />
stof.<br />
Vaste mest Rundvee 82 1<br />
Leghennen 0,29 2 0,48<br />
Vleeskuikens 0,29 2 0,48<br />
Co-producten Restproducten 80 1<br />
Snijmaïs 150 1<br />
Gras 70 1<br />
Graanstro 0,42 0,70 3<br />
Ad 1. De methaanproductie is berekend door een methaangehalte van 60% aan te<br />
houden. Er wordt dus vanuit gegaan dat 60% van het ontstane biogas,<br />
methaan is.<br />
Ad 2. De organische stofpercentages van leghennen- en vleeskuikenmest worden<br />
aangehouden <strong>op</strong> respectievelijk 37% en 50%. De hoeveelheid methaan wordt<br />
dus berekend door respectievelijk 37% en 50% van de hoeveelheid<br />
toegevoegd product, te vermenigvuldigen met 0,29 m³ methaan/kg<br />
organische stof.<br />
Ad 3. Het organische stofpercentage van graanstro bedraagt 21%. Door deze<br />
hoeveelheid organische stof te vermenigvuldigen met 0,7 m³ biogas/kg o.s.<br />
wordt de hoeveelheid biogas berekend. Aan de hand van een geschat<br />
methaanpercentage van 60% wordt de hoeveelheid methaan berekend.<br />
(Tijmensen, et al., 2002; Korsten et al., 2002; Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002)<br />
7.4 Techniek<br />
Om de investering te kunnen bepalen, moet de inhoud van de vergister en de grootte<br />
van de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling worden berekend. Deze worden in dit rekenschema<br />
berekend, alsmede de energiebehoefte van de vergistingsinstallatie.<br />
MINIMALE INHOUD VERGISTER<br />
De minimale inhoud van de vergister wordt berekend door als eerste de hoeveelheid<br />
biomassa te bepalen die <strong>op</strong> jaarbasis vergist wordt. Hiervoor wordt bij de<br />
toevoegingen aan de hand van de dichtheid het aantal m³ co-product berekend dat<br />
per jaar aan de vergister wordt toegevoegd. Dit wordt <strong>op</strong>geteld bij de hoeveelheid<br />
drijfmest die per jaar vergist zal gaan worden. De minimale inhoud van de vergister<br />
wordt dan berekend door de hoeveelheid biomassa die per jaar in de vergister wordt<br />
gebracht, te delen door de bedrijfstijd van de vergister per jaar en vervolgens te<br />
vermenigvuldigen met de verblijftijd van de biomassa in de vergister. Hierbij is de<br />
bedrijfstijd van de vergister <strong>op</strong> 355 dagen per jaar gesteld. In verband met eventueel<br />
onderhoud en werkzaamheden is de bedrijfstijd niet <strong>op</strong> 365 dagen gesteld. De<br />
verblijftijd is afhankelijk van het type vergister en het soort proces.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 77
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
De inhoud van de vergister, die <strong>op</strong> deze manier wordt berekend is de minimale<br />
inhoud. Als er meer biomassa wordt vergist of als de verblijftijd in werkelijkheid<br />
langer is dan aangegeven, zal de inhoud van de vergister te klein zijn. Daarom is het<br />
aan te bevelen om enige overcapaciteit in te calculeren. Daarnaast is het mogelijk<br />
om het biogas <strong>op</strong> te slaan boven in de vergister, hiervoor moet de vergister dan ook<br />
groter zijn. Er dient dan een gas<strong>op</strong>vang in de vorm van een gaszak, boven in de<br />
vergister geplaatst te worden.<br />
WARMTE EN ELEKTRICITEIT NODIG VOOR DE VERGISTER<br />
De vergister heeft warmte nodig om <strong>op</strong>gewarmd te worden tot 35 of 55°C, afhankelijk<br />
van het soort proces. Daarnaast hebben de pompen, het roerwerk van de vergister<br />
en de WKK elektriciteit nodig om te kunnen draaien of <strong>op</strong> te kunnen starten.<br />
De gemiddelde elektriciteitsvraag van de vergister kan worden berekend door 2,5%<br />
van de elektriciteits<strong>op</strong>brengst van de WKK te nemen, als zijnde de benodigde<br />
elektriciteit voor het gehele systeem. De benodigde hoeveelheid warmte voor de<br />
vergister wordt berekend aan de hand van de volgende formule:<br />
Hoeveelheid mest x soortelijke warmte mest x (temperatuur vergister –<br />
temperatuur mest) x (1+ extra warmte nodig door warmteverlies)<br />
Hierbij is de soortelijk warmte van mest 4,2 kJ/kgK en de extra warmte benodigd voor<br />
het warmteverlies ongeveer 33%. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />
BEPALING VERMOGEN WARMTEKRACHTKOPPELING<br />
Het minimale vermogen van de WKK wordt bepaald door als eerste de energieinhoud<br />
van het methaan in kWh om te rekenen. Hierbij is de energie-inhoud van 1 m³<br />
methaan gesteld <strong>op</strong> 39,8 MJ. Aan de hand van de bedrijfstijd van de vergister (welke<br />
gesteld is <strong>op</strong> 355 dagen x 24 uur, in verband met onderhoud) wordt de<br />
brutocapaciteit van de WKK berekend. Met behulp van het elektrische rendement<br />
van een gemiddelde WKK van 32,5% kan het vermogen van de WKK worden<br />
bepaald. Hierbij is het aan te bevelen om het vermogen van de WKK groter te nemen<br />
dan hierbij berekend is, omdat de WKK anders bij een hogere gasproductie de<br />
hoeveelheid methaan niet meer kan verwerken. Wordt de installatie bijvoorbeeld<br />
uitgebreid met co-vergisting, kan de capaciteit van de WKK niet meer toereikend zijn.<br />
Bovendien zijn WKK’s pas leverbaar vanaf een capaciteit van ongeveer 20 kW. Het<br />
gemiddelde warmte rendement van een WKK bedraagt ongeveer 55%. (Van Lent en<br />
van Dooren, 2001)<br />
7.5 Besparing<br />
Een deel van de elektriciteit en warmte kan door het bedrijf zelf worden verbruikt.<br />
Hierbij is er geen rekening gehouden met de invloed van zomer of winter en dag of<br />
nacht. Er is dus aangenomen dat het verbruik van warmte en elektriciteit constant<br />
over de dag verdeeld is gedurende het gehele jaar.<br />
Als in het rekenschema “Bedrijfsgegevens” niets is ingevuld bij het huidige<br />
energieverbruik dan worden in dit rekenschema het elektriciteits- en warmteverbruik<br />
berekend aan de hand van de daarvoor geldende normen. Zie voor deze normen de<br />
tabellen 7.2 en 7.3. Zijn deze gegevens wel ingevuld, dan worden de werkelijke<br />
bedrijfsgegevens meegenomen. Door het deel van de elektriciteit dat <strong>op</strong> het bedrijf<br />
zelf verbruikt kan worden, te vermenigvuldigen met de huidige elektriciteitsprijzen<br />
zoals deze in het rekenschema “Bedrijfsgegevens” zijn ingevuld, wordt de totale<br />
besparing van elektriciteit <strong>op</strong> het bedrijf berekend. De totale besparing aan warmte<br />
wordt <strong>op</strong> dezelfde manier berekend als de besparing aan elektriciteit, alleen wordt de<br />
besparing aan warmte omgerekend naar aardgas, omdat hier makkelijker een prijs<br />
voor bepaald kan worden. Hierbij wordt de besparing van het aantal m³ “aardgas”,<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 78
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
vermenigvuldigd met de huidige aardgasprijs. Er wordt hier rekening gehouden met<br />
een verlies aan warmte door onder andere transport, of doordat er meer warmte<br />
wordt geproduceerd dan er nodig is. Dit verlies is geschat <strong>op</strong> 40%. Het is belangrijk<br />
te weten dat de besparing wel wordt uitgedrukt in aardgas, terwijl het geen aardgas<br />
is.<br />
7.6 Opbrengst<br />
Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie wordt doorgaans pas aangeschaft wanneer blijkt dat<br />
deze rendabel geëxploiteerd kan worden <strong>op</strong> het bedrijf. Daarom wordt in dit<br />
rekenschema de <strong>op</strong>brengst berekend bij levering van de elektriciteit en warmte.<br />
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen levering van alle <strong>op</strong>gewekte elektriciteit en<br />
warmte (<strong>op</strong>tie 1) en levering van de overtollige elektriciteit en warmte (<strong>op</strong>tie 2). Dat<br />
laatste houdt in dat alleen de warmte en de elektriciteit aan derden worden geleverd,<br />
die niet <strong>op</strong> het eigen bedrijf benut kunnen worden. In dit rekenschema behoeft alleen<br />
de terugleververgoeding bij levering van elektriciteit aan het elektriciteitsbedrijf en de<br />
eventuele vergoeding voor levering van warmte aan derden ingevuld te worden. Of<br />
er warmte aan derden geleverd kan worden hangt af van de mogelijkheden in de<br />
omgeving van het bedrijf. Er zijn mogelijkheden om warmte te leveren aan<br />
bijvoorbeeld een nabij gelegen glastuinbouwbedrijf. Indien er geen afzet voor de<br />
overtollige warmte gevonden kan worden, behoeft er hierbij geen prijs te worden<br />
ingevuld.<br />
7.7 Fiscaal voordeel<br />
De vraag of <strong>mestvergisting</strong> voor een bepaald bedrijf rendabel is, hangt in grote mate<br />
af van de mogelijkheden om de fiscale voorzieningen, (de Vrije Afschrijving MILieuinvesteringen<br />
(VAMIL), de Energie InvesteringsAftrek (EIA) en de Milieu<br />
InvesteringsAftrek (MIA)), te benutten.<br />
Dit rekenschema berekent aan de hand van de winst van het bedrijf de te betalen<br />
belasting voor en na de investering, waarbij rekening wordt gehouden met de VAMIL<br />
en de EIA. Hieruit kan het fiscale voordeel dat met de investering wordt behaald,<br />
berekend worden. Er wordt alleen rekening gehouden met de VAMIL en de EIA,<br />
omdat deze combinatie het gunstigste is. Om de benuttingsmogelijkheden van de<br />
fiscale voorzieningen te berekenen moet de winst van het bedrijf vanaf 3 jaar voor de<br />
investering tot en met 6 jaar na de investering worden ingevuld. De fiscale<br />
voorzieningen kunnen gedurende deze periode worden benut.<br />
De overheid geeft een aanzet om de maatschappelijke kosten van het gebruik van<br />
fossiele energie te doorbreken door middel van de vergroening van het<br />
belastingstelsel. Het gebruik van fossiele energie wordt belast met de Regulerende<br />
EnergieBelasting (REB), ook wel Ecotax genoemd. De producent van groene energie<br />
ontvangt subsidie per kWh, welke afkomstig is van de REB. De afnemer van groene<br />
energie is vrijgesteld van de REB.<br />
In tabel 7.5 staan de tarieven voor Regulerende energiebelasting weergegeven.<br />
Tabel 7.5 Tarieven voor Regulerende energiebelasting<br />
Energiebron: Elektriciteit Bedragen (in eurocenten, excl. BTW)<br />
0 – 10.000 kWh 6,01<br />
10.000 – 50.000 kWh 2,00<br />
50.000 – 10 mln. kWh 0,61<br />
(Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 79
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Naast de toeslag <strong>op</strong> de productie van groene energie komt <strong>mestvergisting</strong> ook in<br />
aanmerking voor drie fiscale regelingen, namelijk de VAMIL, de EIA en de MIA. Deze<br />
fiscale regelingen richten zich <strong>op</strong> het behalen van een belastingvoordeel door een vrij<br />
in te vullen afschrijvingsbeleid. Ze zullen hierna afzonderlijk worden toegelicht.<br />
VAMIL<br />
Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> valt onder de VAMIL (de regeling<br />
Vrije Afschrijving MILieuinvesteringen). VAMIL is een regeling die ondernemers een<br />
liquiditeits- en rentevoordeel biedt, wanneer geïnvesteerd wordt in milieuvriendelijke<br />
bedrijfsmiddelen. Ondernemers die VAMIL voor hun bedrijfsmiddel aanvragen<br />
mogen dit willekeurig of vrij afschrijven. Binnen drie maanden na het aangaan van de<br />
verplichting moet de investering worden gemeld bij het bureau<br />
InvesteringsRegelingen en Willekeurige Afschrijving (IRWA) in Breda. Voor<br />
toekenning van de VAMIL moet het algemeen energetisch rendement 8 van de<br />
installatie minimaal 35% bedragen. Naast deze eis moet er een netto-<strong>op</strong>brengst van<br />
energie zijn over de gehele keten van voorbehandeling tot en met het eindproduct en<br />
een gedeelte van de niet nuttig aangewende mechanische of thermische energie.<br />
Door deze eisen moet er in vrijwel elke situatie een (gedeeltelijke) afzet van warmte<br />
mogelijk zijn, omdat het elektrische rendement van een WKK rond de 32,5% ligt.<br />
EIA<br />
De EnergieInvesteringsAftrek (EIA) is van toepassing <strong>op</strong> energiebesparende<br />
bedrijfsmiddelen die <strong>op</strong> de Energielijst staan vermeld. Als de EIA van toepassing is<br />
<strong>op</strong> een bepaald bedrijfsmiddel dan mag 55% van de jaarinvesteringskosten<br />
(aanschaf- en voortbrengingskosten) worden afgetrokken van de fiscale winst in het<br />
kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel is aangeschaft Deze 55% van de investering<br />
mag dus extra worden afgeschreven. Dit mag worden gedaan tussen 3 jaar voor en<br />
6 jaar na het moment van investeren. Van voorgaande jaren mag dus belasting<br />
worden teruggevraagd. Voor de toekenning van de EIA moet het algemeen<br />
energetisch rendement, net als voor toekenning van de VAMIL, minimaal 35% zijn.<br />
Voor toekenning van de EIA moet er ook een netto-<strong>op</strong>brengst van energie zijn.<br />
Omdat het bruto elektrisch rendement van een gasmotor (WKK) <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
normaliter rond de 30% ligt, betekent dit dat de vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> alleen<br />
in aanmerking komt voor de EIA en VAMIL-regeling, indien er (gedeeltelijke)<br />
warmteafzet mogelijk is.<br />
MIA<br />
Als de MilieuInvesteringsAftrek van toepassing is <strong>op</strong> een bepaald milieuvriendelijk<br />
bedrijfsmiddel dan mag 40% van het investeringsbedrag in mindering worden<br />
gebracht <strong>op</strong> de fiscale winst. Het percentage aftrek is afhankelijk van de<br />
milieueffecten en de gangbaarheid van het bedrijfsmiddel.<br />
Veel investeringen in bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de MIA, komen<br />
ook in aanmerking voor de VAMIL. Op sommige technieken die voor de VAMIL in<br />
aanmerking komen, is ook de EIA van toepassing. Een bedrijfsmiddel kan niet voor<br />
EIA en MIA in aanmerking komen. EIA en VAMIL kunnen wel gecombineerd worden.<br />
Per bedrijf zal het voordeel <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> van de EIA en VAMIL variëren<br />
afhankelijk van de winst van het bedrijf. De winst van het bedrijf bepaalt namelijk<br />
welk belastingtarief gehanteerd wordt en hoe snel de afschrijving kan plaatsvinden.<br />
Hoe groter de winst van het bedrijf, des te meer wordt er bespaard door EIA en<br />
8 Het energetisch rendement is het elektrisch rendement + 2/3x het thermisch rendement voor nuttig<br />
aangewende warmte.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 80
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
VAMIL. De laatste jaren zijn de winsten in de agrarische sector echter niet zo hoog,<br />
zodat geen maximaal gebruik kan worden gemaakt van de bovenstaande fiscale<br />
regelingen bij investering in een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Hiervoor is een andere<br />
constructie bedacht. Zo kan een onderneming (Bijvoorbeeld: Energiebedrijf,<br />
verzekeringsmaatschappij, akkerbouwers en andere denkbare investeerders) een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie plaatsen <strong>op</strong> het bedrijf van een agrariër. Door de hogere<br />
winsten van een onderneming is deze beter in staat om de fiscale mogelijkheden<br />
maximaal te benutten. De agrariër kan dan de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie leasen van<br />
de onderneming. Doordat deze de fiscale mogelijkheden kan benutten is het voor de<br />
agrariër mogelijk om de installatie voor een lagere prijs te leasen. Na verlo<strong>op</strong> van tijd<br />
kan de agrariër de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie alsnog k<strong>op</strong>en.<br />
Groenleningen<br />
Naast de genoemde fiscale mogelijkheden is het mogelijk om voor<br />
energiebesparende investeringen een goedk<strong>op</strong>ere lening te verkrijgen. Deze<br />
groenlening heeft over het algemeen een rentepercentage dat 0,5 tot 0,75% lager is<br />
dan het marktpercentage. Momenteel ligt het rentepercentage van een groenlening<br />
rond de 4,5%. De groenleningen zijn leningen bij groenfondsen die investeren in<br />
duurzame projecten. Doordat zij hiermee belastingvoordelen hebben kunnen zij een<br />
lager rentetarief hanteren.<br />
(Tijmensen, et al. 2002; Van den Berg, 2002; Korsten, et al., 2002; www.senter.nl )<br />
7.8 Investering<br />
De kosten van de benodigde investering zijn van belang om de haalbaarheid van de<br />
investering te kunnen bepalen. Daarom worden in dit rekenschema de investeringsen<br />
exploitatiekosten berekend.<br />
De investeringskosten voor de vergister en de WKK zijn afgeleid uit de literatuur. De<br />
exploitatiekosten van de vergister en de WKK zijn hier ook van afgeleid. Bij de<br />
berekening van de investerings- en exploitatiekosten zijn de daaruit berekende<br />
prijzen met ongeveer 10% verhoogd om enigszins rekening te houden met de<br />
gestegen prijzen. Er is aangenomen dat het gemiddelde rentepercentage 4,5%<br />
bedraagt. Daarnaast is er bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister aangenomen dat de kosten<br />
hiervan ongeveer 25% hoger zullen zijn per m³ vergisterinhoud, dan bij een volledig<br />
geroerde vergister. Het verschil in geïnvesteerde vermogen wordt veroorzaakt door<br />
de complexere bouw van de pr<strong>op</strong>stroomvergister. Aan de hand van het berekende<br />
fiscale voordeel in het vorige rekenschema, wordt de netto-investering berekend. Dat<br />
zijn de daadwerkelijke investeringskosten voor de WKK en de vergister waarbij<br />
rekening is gehouden met het behaalde fiscale voordeel door de investering. (Van<br />
Lent en van Dooren, 2001)<br />
7.9 Saldo<br />
Uiteindelijk is het belangrijk om te weten of er een positief resultaat wordt behaald<br />
met de investering. In dit rekenschema worden daarom het saldo (baten – kosten) en<br />
de terugverdientijd van de investering berekend.<br />
Het saldo bij levering van de overtollige warmte en elektriciteit (<strong>op</strong>tie 2) valt hoger uit<br />
dan het saldo bij levering van alle warmte en elektriciteit (<strong>op</strong>tie 1). Dit komt doordat<br />
de elektriciteit die <strong>op</strong> het eigen bedrijf wordt verbruikt tegen de prijs wordt<br />
gewaardeerd die de verbruiker betaalt voor de aanko<strong>op</strong> van elektriciteit.<br />
Als het saldo negatief blijkt te zijn, dan wil dit niet per definitie zeggen dat<br />
<strong>mestvergisting</strong> niet rendabel is voor het betreffende bedrijf. Zoals eerder vermeld<br />
geeft dit rekenmodel een indicatie van de kosten en <strong>op</strong>brengsten. Het saldo hangt<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 81
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
namelijk af van eventueel reeds aanwezige onderdelen, zoals een mestsilo die tot<br />
vergister omgebouwd kan worden. Daarnaast zullen er ook verschillen zijn per<br />
leverancier. In dit rekenmodel is daar geen rekening mee gehouden. Mocht u<br />
geïnteresseerd zijn in <strong>mestvergisting</strong> dan is het altijd verstandig om u verder te laten<br />
informeren bij een aantal leveranciers van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Zie hiervoor<br />
bijlagen 6 en 7.<br />
7.10 Toelichting voorbeeldrekenmodel<br />
Om de toelichting <strong>op</strong> het rekenmodel enigszins te concretiseren is een<br />
voorbeeldbedrijf uitgewerkt. Dit voorbeeld is te vinden in bijlage 5.<br />
Op het voorbeeldbedrijf zijn 130 melkkoeien aanwezig. Deze hebben een<br />
gemiddelde 305-dagenproductie van 9.000 kg melk. Het totale melkquotum bedraagt<br />
1.170.000 kg melk. De koeien worden vanaf 1 mei tot en met 30 september (153<br />
dagen) beperkt geweid. De resterende tijd van het jaar (212 dagen) staan de koeien<br />
<strong>op</strong> stal. Daarnaast zijn er nog 60 stuks jongvee ouder dan 1 jaar aanwezig. Deze<br />
l<strong>op</strong>en vanaf 1 mei tot en met 31 oktober (184 dagen) buiten. De resterende tijd (181<br />
dagen) van het jaar staat het jongvee <strong>op</strong> stal. Het jongvee jonger dan 1 jaar (65<br />
stuks)staat altijd <strong>op</strong> stal.<br />
Op het bedrijf zijn naast melkvee ook 55 vleesstieren aanwezig. Hiervan zijn 25 stuks<br />
ouder dan 1 jaar. Alle stieren staan het gehele jaar <strong>op</strong> stal. Tenslotte houdt het bedrijf<br />
nog 140 fokzeugen en 1.100 vleesvarkens. Alle <strong>op</strong> het bedrijf geproduceerde mest is<br />
beschikbaar voor vergisting.<br />
De huidige <strong>op</strong>slagcapaciteit voor de mest bedraagt 2.050 m³. Deze bestaat uit een<br />
mestkelder van 450 m³, een mestsilo van 600 m³ en een mestbassin van 1.000 m³.<br />
Het gezin van de ondernemer bestaat uit 4 personen. Het elektriciteitsverbruik <strong>op</strong> het<br />
bedrijf bedraagt 15.000 kWh (piektarief) en 13.000 kWh (daltarief) per jaar. Er wordt<br />
per jaar 20.000 m³ aardgas <strong>op</strong> het bedrijf verbruikt.<br />
De ondernemer wil in 2003 investeren in een mesofiele volledig geroerde vergister<br />
met constante inhoud. Er zullen ook co-producten afkomstig van het eigen bedrijf<br />
aan de vergister worden toegevoegd. Dit zijn voornamelijk 25 ton vaste rundveemest,<br />
20 ton restproducten, 150 ton snijmaïs en 100 ton gras. De teruglevergoeding van<br />
groene stroom bedraagt 8,5 €-cent per kWh geleverde stroom. De warmte wordt <strong>op</strong><br />
het eigen bedrijf gebruikt voor verwarming van de varkensstal.<br />
Nadat de winst van het bedrijf de 3 voorgaande jaren en de te verwachten winst van<br />
de 6 komende jaren zijn ingevuld, berekent het rekenmodel vervolgens het<br />
verwachte resultaat van de investering.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 82
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
7.11 Documentatie Bedrijfseconomie<br />
Literatuurverwijzingen:<br />
- Berg, S. van den (2002), Businessplan Boerderij Plus, ROB Agri-Power;<br />
Enschede, Cornelissen Consulting Services B.V., versie 1<br />
- Korsten, G. e.a. (2002), Ontwikkelingen van een informatiesysteem voor<br />
vergisten van mest in combinatie met organische reststromen <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>, Den Bosch: HAS KennisTransfer<br />
- Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
Nederlandse melkvee en varkensbedrijven<br />
- Praktijkonderzoek Veehouderij (2002), Kwantitatieve Informatie Veehouderij<br />
(KWIN) 2002-2003, Lelystad.<br />
- Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys (2002); Haal meer uit mest!, duurzame<br />
energie uit mest: kansen voor veehouders, Deventer.<br />
- Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />
<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />
Websites:<br />
- www.greenprices.com<br />
- www.infomil.nl<br />
- www.novem.nl<br />
- www.senter.nl<br />
- www.vrom.nl<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 83
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
8 Buurtniveau / centrale <strong>mestvergisting</strong><br />
Naast <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kan er ook <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau of<br />
centrale <strong>mestvergisting</strong> plaatsvinden. Deze vergisting berust volgens hetzelfde<br />
technologische principe als <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Na de vergisting zal<br />
het biogas ook door een WKK verbrand worden, waarbij warmte en elektriciteit<br />
ontstaan.<br />
Bij centrale <strong>mestvergisting</strong> zal het digestaat echter in de meeste gevallen na het<br />
vergistingsproces nog een aantal bewerkingen ondergaan. Allereerst kan het<br />
digestaat mechanisch gescheiden worden in een dunne en dikke fractie, al of niet<br />
met behulp van synthetische polymeren. Indien het digestaat nagecomposteerd<br />
wordt, dan moet iets minder lang vergist worden om nog gemakkelijk afbreekbare<br />
organische stof voor het composteringsproces over te houden. Daarnaast bieden<br />
membraanscheidingstechnieken (o.a. Ultrafiltratie, Microfiltratie) mogelijkheden,<br />
waarna het digestaat vervolgens door een ammoniakstripper geleid kan worden.<br />
Hierbij ontstaat dan een N-concentraat (mest <strong>op</strong> maat). Na de ammoniakstripper kan<br />
er nog omgekeerde osmose worden uitgevoerd, deze wordt ook wel hyperfiltratie<br />
genoemd. Hierbij ontstaan dan schoon water en een PK-concentraat. Dit N-<br />
concentraat en het PK-concentraat kunnen in de landbouw worden toegepast als<br />
meststof. Hiermee kan kunstmest worden uitgespaard. Het schone water kan worden<br />
geloosd <strong>op</strong> het <strong>op</strong>pervlaktewater. Hiervoor is echter wel een Wvo-vergunning nodig.<br />
Ook mag de waterige fractie in sommige gevallen <strong>op</strong> het riool worden geloosd.<br />
Hiervoor is het noodzakelijk dat de RWZI over voldoende capaciteit beschikt om de N<br />
en P uit het water te verwijderen. Hier is ook een Wvo-vergunning voor nodig.<br />
8.1 Bevoegd gezag<br />
Bij <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau is de vergister gevestigd <strong>op</strong> één inrichting. Er wordt<br />
echter mest vergist die afkomstig is van zowel de eigen inrichting als van andere<br />
inrichtingen, vaak in de buurt van de vergister. Deze vorm van <strong>mestvergisting</strong> is<br />
eigenlijk te beschouwen als een aparte vorm van buurtvergisting. Momenteel gelden<br />
hiervoor namelijk nog dezelfde eisen <strong>op</strong> het gebied van ruimtelijke ordening en<br />
milieubeheer als voor centrale <strong>mestvergisting</strong>. Daarom zal in het vervolg van de tekst<br />
alleen nog maar worden gesproken over centrale <strong>mestvergisting</strong>.<br />
Bij centrale <strong>mestvergisting</strong> wordt mest vergist, afkomstig van een aantal<br />
verschillende inrichtingen. Ook kunnen hierbij co-producten worden toegevoegd.<br />
Belangrijk is het om te weten dat de gemeente het bevoegde gezag is tot een<br />
capaciteit van 25.000 m³ mest. Bij een capaciteit van de installatie van 25.000 m³ of<br />
meer is de provincie het bevoegd gezag. Dat houdt in dat de gemeente<br />
respectievelijk de provincie dient te beslissen over de vergunningen van de<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Is de capaciteit van de installatie 36.000 m³ (100 ton per<br />
dag) of meer dan is het bedrijf ook MER-plichtig. Er dient in dat geval een<br />
beoordelingsnotitie voor een Milieu Effect Rapportage <strong>op</strong>gesteld te worden.<br />
8.2 Locatie van de centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />
Zodra een inrichting een functie vervult voor de vergisting van mest van derden, stijgt<br />
dit uit boven de normale agrarische bedrijfsvoering en is er aanleiding om ook vanuit<br />
de Ruimtelijke Ordening nadere eisen te stellen aan de locatie.<br />
Bij de beoordeling van een locatie voor centrale <strong>mestvergisting</strong> in het buitengebied<br />
wordt getoetst <strong>op</strong> schaalaspecten, landschappelijke en cultuurhistorische waarde,<br />
milieubelasting naar de omgeving, infrastructuur/verkeersbelasting en (indien<br />
enigszins mogelijk) benutting van de bestaande dan wel vrijkomende bebouwing.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 84
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
De hoofdlijnen voor vestiging van een centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zijn:<br />
• Installaties voor centrale <strong>mestvergisting</strong> worden in eerste instantie gevestigd <strong>op</strong><br />
bedrijventerreinen. De provincies geven in het streekplan, een Reconstructieplan<br />
of een uitwerking van deze plannen, locaties voor <strong>mestvergisting</strong> aan. De<br />
provincie bepaalt in het streekplan of in het reconstructieplan, in welke kernen<br />
centrale <strong>mestvergisting</strong> kunnen worden benut, c.q. in welke kernen een<br />
bedrijfsterrein wordt bestemd.<br />
• Indien er aantoonbaar onvoldoende mogelijkheden zijn <strong>op</strong> een bedrijventerrein is<br />
het mogelijk dat een centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie wordt gevestigd in<br />
vrijkomende agrarische bebouwing (vab) of perspectief locaties. Dit is echter<br />
alleen mogelijk als het betreffende gebied volgens de Reconstructiewet is<br />
aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied. Het is hierbij belangrijk dat de<br />
kwaliteit van de ruimte er niet <strong>op</strong> achteruit gaat. Dat houdt in dat er geen<br />
bebouwing buiten het bouwblok bij mag komen. Centrale<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties kunnen ook worden toegestaan in deze gebieden als<br />
er ook buiten een vab geen mogelijkheden voor vestiging bestaan. Borging van<br />
de kwaliteit van de ruimte weegt hierbij nog zwaarder dan bij vestiging in een vab.<br />
• In verwervingsgebieden zoals aangegeven in de Reconstructiewet is alleen<br />
vestiging van centrale <strong>mestvergisting</strong> toegestaan in een vab <strong>op</strong> een zogenaamde<br />
sterlocatie. Hierbij is ook de inhoudelijke borging van de kwaliteit van de ruimte<br />
van belang.<br />
• Vestiging van een centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie binnen de<br />
extensiveringsgebieden of de groene contourgebieden volgens de Vijfde Nota<br />
ruimtelijke ordening is niet toegestaan.<br />
(Infomil, 2001)<br />
De Reconstructiewet is echter van toepassing <strong>op</strong> 1/3de deel van Nederland.<br />
Bovenstaande punt 2 en 3 zijn dus niet van toepassing <strong>op</strong> inrichtingen die buiten een<br />
reconstructiegebied vallen.<br />
Bij de hiervoor genoemde vestigingsmogelijkheden wordt vooruit gel<strong>op</strong>en <strong>op</strong> de<br />
uitvoeringsregeling van de Reconstructiewet. Deze wet is 1 juni 2002 in werking<br />
getreden. Sindsdien zijn regionale commissies bezig gebiedsaanduidingen <strong>op</strong> te<br />
stellen. De plannen van de commissies moeten door Gedeputeerde Staten van de<br />
betreffende provincie en door de ministers van VROM en LNV goedgekeurd worden,<br />
alvorens rechtsgeldig te zijn. Zolang deze gebiedsaanduidingen niet definitief<br />
rechtsgeldig zijn, kan worden overwogen om in plaats van de<br />
landbouwontwikkelingsgebieden en de sterlocaties de huidige<br />
bestemmingsplancategorie “agrarisch gebruik met niet-grondgebonden productie” te<br />
hanteren. De mogelijkheden die er zijn voor vestiging van een centrale<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie in een vab in deze gebieden zullen wel door de provincie<br />
nader onderzocht moeten worden. Wanneer een geschikte locatie is gevonden, dient<br />
een bouwvergunning en milieuvergunning aangevraagd te worden voor de bouw van<br />
een vergistingsinstallatie.<br />
8.3 Vergunningverlening m.b.t. Wet milieubeheer<br />
Voor centrale <strong>mestvergisting</strong> is net als voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> een<br />
vergunning nodig volgens de Wet milieubeheer. Aan de hand van figuur 8.1 is te<br />
achterhalen volgens welke artikelen en bij welk bevoegd gezag er een Wmvergunning<br />
aangevraagd dient te worden. De eisen die de Wm-vergunning aan een<br />
centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie stelt zijn vergelijkbaar met de eisen die aan een<br />
mestvergister <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> worden gesteld. Deze kunnen eventueel aangevuld<br />
worden conform de richtlijnen die gelden voor bedrijven <strong>op</strong> bedrijventerreinen. Het<br />
voert te ver om deze hier allemaal te behandelen, de gestelde eisen kunnen bekeken<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 85
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
worden bij de toelichting <strong>op</strong> het stroomschema Wet milieubeheer bij <strong>mestvergisting</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Indien de capaciteit van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie groter is<br />
dan 36.000 m³ (100 ton per dag) dient er naast de Wm-vergunning ook een<br />
beoordelingsnotitie voor een Milieu Effect Rapportage (MER) <strong>op</strong>gesteld te worden.<br />
1. Vergisting van<br />
dierlijke of overige<br />
organische meststoffen?<br />
Ja<br />
2. Worden afvalstoffen<br />
toegevoegd tijdens het<br />
vergisten van dierlijk of<br />
overige organische<br />
meststoffen?<br />
Ja<br />
Nee<br />
4. Is er sprake van het<br />
vergisten van meer dan<br />
25.000 m³ per jaar van buiten<br />
de inrichting afkomstige<br />
Ja<br />
Nee<br />
3. Worden de tijdens het<br />
vergisten van dierlijke of<br />
overige organische<br />
meststoffen toegevoegde<br />
afvalstoffen van buiten de<br />
inrichting aangevoerd?<br />
4.1 Er is een Wmvergunning<br />
nodig<br />
<strong>op</strong> basis van 7.4<br />
Ivb bij GS<br />
4.2 Er is een Wmvergunning<br />
nodig <strong>op</strong><br />
basis van 7.1 Ivb bij<br />
de gemeente<br />
Ja<br />
3.1 Er is een<br />
Wm-vergunning<br />
nodig <strong>op</strong> basis<br />
van 28.4c Ivb bij<br />
Nee<br />
3.2 Er is een Wmvergunning<br />
nodig <strong>op</strong><br />
basis van 28.1b Ivb<br />
bij de gemeente<br />
Centrale <strong>mestvergisting</strong><br />
Mestvergisting <strong>op</strong><br />
Boerderijniveau<br />
Afvalverwerking<br />
Figuur 8.1: Stroomschema afvalstoffenverwerking en centrale <strong>mestvergisting</strong> in de<br />
zin van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm.<br />
(Infomil, 2001)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 86
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
9 Discussie<br />
Vergunningverlening en totstandkoming van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> stuit<br />
momenteel nog <strong>op</strong> verschillende problemen. Over veel van deze problemen l<strong>op</strong>en de<br />
meningen van diverse deskundigen sterk uiteen. Het is uiterst belangrijk dat er<br />
consistentie ontstaat onder de betrokken (vergunningverlenende) instanties, om<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland een kans te geven. Enkele<br />
discutabele punten zijn tijdens de totstandkoming van dit rapport naar voren<br />
gekomen, zoals:<br />
• Schaalgrootte<br />
De schaalgrootte van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties lo<strong>op</strong>t sterk uiteen. In<br />
hoeverre een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie nog tot “<strong>boerderijniveau</strong>” behoort is in<br />
veel gevallen discutabel. Capaciteitsgrenzen worden in sommige provincies<br />
wel gegeven, terwijl andere provincies hier weinig tot niets over zeggen. Om<br />
een gezamenlijk initiatief van enkele relatief kleinere bedrijven toch conform<br />
de regelgeving omtrent <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> te kunnen<br />
beoordelen, is het van belang dat er een capaciteitsgrens aan <strong>boerderijniveau</strong><br />
gesteld wordt, zodat een duidelijk onderscheid ontstaat tussen <strong>mestvergisting</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, buurt-/centraal-niveau en grootschalige installaties.<br />
Richtlijnen hieromtrent kunnen vervolgens <strong>op</strong>gesteld worden <strong>op</strong> deze<br />
capaciteitsgrens.<br />
• Voordelen digestaat<br />
Het is onduidelijk in hoeverre de geclaimde voordelen van digestaat ten<br />
<strong>op</strong>zichte van verse mest, terug te vinden zijn in groeiresultaten van gewassen<br />
in de praktijk. Er wordt over het algemeen aangenomen dat vergiste mest<br />
meerwaarde heeft ten <strong>op</strong>zichte van onvergiste mest. Onder andere worden<br />
genoemd: betere beschikbaarheid van mineralen, minder onkruidzaden en<br />
verlaagde kiemkracht onkruidzaden en minder dierpathogene microorganismen.<br />
Negatieve kanten worden niet of nauwelijks genoemd. Als<br />
nadeel wordt beschouwd dat door het hogere aandeel mineralen stikstof de<br />
kans <strong>op</strong> uitspoeling groter is. Het is nog niet duidelijk wat de<br />
landbouwkundige(en daardoor ook: economische) waarde is bij aanwending<br />
van het digestaat ten <strong>op</strong>zichte van verse mest en in hoeverre co-producten<br />
hier een rol in spelen.<br />
• AMvB mestbassins<br />
Vergunningverlening rond <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties is nog zeer complex. De<br />
toetsingskaders in de vergunning worden momenteel ingevuld met richtlijnen<br />
uit diverse beleidskaders. Een <strong>mestvergisting</strong>stank verschilt qua uitvoering<br />
echter weinig van een conventioneel mest<strong>op</strong>slagsysteem. De richtlijnen voor<br />
conventionele mest<strong>op</strong>slagsystemen staan weergegeven in de AMvB<br />
Mestbassins. In de AMvB mestbassins staat echter beschreven dat<br />
geforceerde vergisting niet is <strong>op</strong>genomen in dit besluit. Toch zou het<br />
denkbaar zijn dat bij het <strong>op</strong>stellen van een milieuvergunning voor een<br />
vergistingsinstallatie, met de vergistingstank in het bijzonder, aansluiting<br />
plaatsvindt de eisen uit de AMvB mestbassins. Door aanvullende eisen te<br />
stellen binnen AMvB mestbassins kan vergunningverlening eenvoudiger<br />
worden.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 87
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
• Co-vergisting met agrarische restproducten van derden<br />
Co-vergisting met producten die van buiten de inrichting afkomstig zijn, leidt in<br />
juridisch <strong>op</strong>zicht in elke hoeveelheid tot afvalverwerking. Afvalverwerking<br />
behoort niet tot de normale agrarische bedrijfsvoering. Wanneer echter c<strong>op</strong>roducten<br />
vergist worden, die voortkomen uit agrarische activiteiten van<br />
derden, is de vraag of vergisting van deze co-producten uitgelegd kan worden<br />
als een ondersteunende activiteit aan de normale agrarische bedrijfsvoering.<br />
Discussie bestaat dus nog over de mogelijkheid om co-producten,<br />
voortgekomen uit agrarische activiteiten van derden, te vergisten <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong> zonder daarbij aangemerkt te worden als<br />
afvalstoffenverwerker.<br />
• Afvalverwerkingsinstallatie<br />
Bij co-vergisting van organische producten die niet als meststof aangemerkt<br />
worden en van buiten de inrichting afkomstig zijn, wordt deze inrichting al snel<br />
aangemerkt als afvalstoffenverwerker. Wanneer vergisting van deze<br />
organische reststromen <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> wordt toegestaan, bestaat het<br />
gevaar dat er, mocht het betreffende agrarische bedrijf st<strong>op</strong>pen danwel<br />
verplaatst worden, technische installaties in het buitengebied komen te staan<br />
die <strong>op</strong> een economisch interessant schaalniveau ingezet kunnen worden voor<br />
bijvoorbeeld “daadwerkelijke” afvalverwerking.<br />
• Clustering van bedrijven<br />
Door clustering van bedrijven voor <strong>mestvergisting</strong> kunnen risico’s ontstaan<br />
met betrekking tot dierziekte-insleep. Er wordt immers ongehygiëniseerde<br />
mest van diverse bedrijven, naar één locatie vervoerd. Het is echter de vraag<br />
of er niet een vergelijkbaar risico bestaat, wanneer geen of minder onderling<br />
mesttransport plaatsvindt. Denk bijvoorbeeld aan gemengde<br />
akkerbouw/veehouderij bedrijven die momenteel (zonder vergisting) ook al<br />
mest aanvoeren van derden of mestdistributeurs die nu ook al mest van<br />
verschillende bedrijven bij elkaar laat komen. Op welke wijze moet er<br />
omgegaan worden met eisen ten aanzien van aanvoeren van verse mest,<br />
naar één locatie en wat zijn de gevolgen wanneer er ook nog eens c<strong>op</strong>roducten<br />
van buiten de inrichting worden aangevoerd? Kan er niet <strong>op</strong><br />
dezelfde manier worden omgegaan met mestaanvoer, van verse mest voor<br />
vergisting, als met de huidige regelgeving voor mesttransport tussen<br />
agrarische bedrijven?<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 88
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
10 Conclusies en aanbevelingen<br />
Dit rapport geeft ondersteuning bij het doen realiseren inzake vergunningverlening en<br />
haalbaarheid, van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland, voor<br />
zowel initiatiefnemers als vergunningverleners. Daarnaast wordt uitvoerig<br />
beschreven welke technische en bedrijfseconomische mogelijkheden er zijn voor<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland.<br />
10.1 Conclusies<br />
• Mestvergisting kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de ambitieuze<br />
doelstelling van duurzame energie<strong>op</strong>wekking in Nederland en het past binnen het<br />
beleid van de Nederlandse overheid om het Duurzame Energie potentieel te<br />
verhogen. Maatschappelijke voordelen van <strong>mestvergisting</strong> zijn onder andere<br />
vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen en vermindering van de<br />
uitstoot van schadelijke broeikasgassen.<br />
• Mestvergisting geeft toegevoegde waarde aan mest. De bemestende waarde van<br />
vergiste mest blijft bestaan en wordt zelfs beter, door betere homogeniteit en<br />
beschikbaarheid van mineralen. Daarnaast neemt het aantal onkruidzaden en<br />
dierlijke pathogenen micro-organismen af. Belangrijkste meerwaarde blijven<br />
echter de extra <strong>op</strong>brengsten die gegenereerd worden uit productie en afzet van<br />
warmte en elektriciteit.<br />
• Mesofiele vergisting in combinatie met een volledig geroerd systeem met<br />
constante inhoud is vaak de meest geschikte <strong>op</strong>tie voor vergisting <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>. Dit komt door:<br />
- Het mesofiele proces is minder gevoelig voor pH- en<br />
temperatuursschommelingen ten <strong>op</strong>zichte van het thermofiele proces.<br />
- Een volledig geroerde vergister met constante inhoud heeft de kortste<br />
terugverdientijd, vraagt weinig arbeid, bestaande <strong>op</strong>slagsystemen zijn om te<br />
bouwen tot dit type vergister en is hierdoor relatief gemakkelijk realiseerbaar.<br />
- De duurzaamheid van de installatie is sterk verbeterd door technische<br />
vooruitgang (automatisering en betere materialen) gedurende de laatste<br />
twintig jaar.<br />
Opmerking bij deze punten is dat de specifieke bedrijfssituatie van grote invloed<br />
is <strong>op</strong> de juiste keuze van het type vergister.<br />
• Onduidelijke wet- en regelgeving vormen belemmeringen in het realiseren van<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, zodat <strong>mestvergisting</strong> in Nederland<br />
niet of nauwelijks van de grond komt.<br />
Voor mestverwerking <strong>op</strong> het eigen bedrijf met uitsluitend eigen mest, doen zich<br />
geen of nauwelijks knelpunten bij de vergunningverlening voor, zeker wanneer er<br />
binnen het bouwblok nog voldoende ruimte is. Hetzelfde geldt voor de<br />
grootschalige installaties. Bij deze gevallen zijn de procedures en het<br />
toetsingskader voor het vergunningverlenend gezag helder. Grote knelpunten<br />
bestaan bij situaties waarbij mest van buiten de eigen inrichting vergist wordt (al<br />
dan niet in combinatie met mest van de eigen inrichting) en bij co-vergisting.<br />
• Tijdig vooroverleg tussen initiatiefnemer en vergunningverlener is van essentieel<br />
belang om tot een ontvankelijke bouw- en milieuvergunning te komen. Al tijdens<br />
de ideefase dient de initiatiefnemer contact <strong>op</strong> te nemen met de gemeente.<br />
Hierdoor kunnen procedures voor bouw- en milieuvergunning <strong>op</strong> elkaar<br />
afgestemd kunnen worden. Hierbij dient de lange lo<strong>op</strong>tijd (1/2 tot >1 jaar) van<br />
beide vergunningaanvragen in acht genomen te worden.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 89
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
• Zodra mest vergist wordt die afkomstig is van buiten de eigen inrichting, stijgt dit<br />
volgens de Wet ruimtelijke ordening uit boven de normale agrarische<br />
bedrijfsvoering. De Wro stelt vervolgens aanvullende eisen aan de locatie. In de<br />
praktijk betekent dit dat de installatie verwezen wordt naar een daartoe<br />
aangewezen bedrijventerrein.<br />
• Mestvergisting is een vorm van mestverwerking en is daarom een<br />
vergunningplichtige activiteit. De aard en samenstelling van de dierlijke mest<br />
wordt immers veranderd.<br />
• De milieutechnische eisen die gesteld worden aan de uitvoering van de<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie in de milieuvergunning, zijn niet eenduidig in<br />
regelgeving vastgelegd en variëren hierdoor sterk, afhankelijk van het bevoegd<br />
gezag. Er bestaat veel onduidelijkheid over emissienormen (geur, geluid, e.d.)<br />
van vergistingsinstallaties, zodat vaak (onterecht) strenge eisen gesteld worden.<br />
Daarnaast is <strong>mestvergisting</strong> in veel beleidskaders niet genoemd, hierdoor is<br />
onduidelijk welke normen gehanteerd dienen te worden voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>.<br />
• Om <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> financieel aantrekkelijk te maken is het in<br />
de meeste gevallen noodzakelijk om co-vergisting toe te passen. Het toevoegen<br />
van organische producten die van buiten de inrichting afkomstig zijn, leidt echter<br />
met de huidige wet- en regelgeving in elke hoeveelheid in juridisch <strong>op</strong>zicht tot<br />
afvalverwerking. Aangezien afvalverwerking in het agrarisch buitengebied door<br />
het huidige ruimtelijke ordeningsbeleid niet toegestaan wordt, moet eveneens<br />
gezocht worden naar een geschikte locatie voor een dergelijk initiatief. Ook hier<br />
wordt de initiatiefnemer vaak verwezen naar een daartoe aangewezen<br />
bedrijventerrein. Co-vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is momenteel alleen mogelijk<br />
met co-producten die afkomstig zijn uit de normale agrarische bedrijfsvoering van<br />
de eigen inrichting.<br />
• De Wet milieubeheer stelt geen specifieke eisen aan de vergistinginstallatie die<br />
co-vergisting in de weg staan. In de Meststoffenwet worden daarentegen wel<br />
eisen gesteld aan digestaat toepassing in de landbouw ten aanzien van gehalten<br />
voor zware metalen in het digestaat, over emissie-arme aanwending en<br />
uitrijtijdstippen.<br />
• Per bedrijfssituatie zal de bedrijfseconomische haalbaarheid van een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie vastgesteld moeten worden. Deze haalbaarheid is<br />
afhankelijk van diverse factoren zoals: schaalgrootte, bedrijfssituatie,<br />
samenstelling van de mest, warmte- en elektriciteitsbenutting en de benodigde<br />
arbeid. Daarnaast is de investeringsruimte van het betreffende bedrijf van belang.<br />
Indien de investeringsruimte <strong>op</strong> een bedrijf te klein is om de vergister middels een<br />
eigen investering aan te schaffen, kan ook gedacht worden aan een<br />
leaseconstructie of een externe financiering van bijvoorbeeld een energiebedrijf.<br />
• Bij het verbranden van biogas in een WKK ontstaan warmte en elektriciteit. Een<br />
bestemming voor de elektriciteitsproductie is geen probleem, want deze kan voor<br />
eigen gebruik benut worden of aan derden(bijv. een energiebedrijf) worden<br />
geleverd. Om extra meer<strong>op</strong>brengsten te halen uit de installatie en zodoende de<br />
rentabiliteit te vergroten is het belangrijk dat de warmteproductie ook benut wordt.<br />
Warmte kan niet altijd geheel <strong>op</strong> het eigen bedrijf benut worden, zoals bij rundvee<br />
het geval is. Voor de overproductie aan warmte dient een <strong>op</strong>lossing gezocht te<br />
worden. Het is daarom, indien dit redelijkerwijs mogelijk is, zinvol om<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 90
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
mogelijkheden voor warmtebenutting bij bijvoorbeeld glastuinbouw en of<br />
kuikenbroederij na te gaan. Een afweging tussen kosten en baten van<br />
warmtelevering speelt vervolgens een belangrijke rol.<br />
• Financiële stimulering in de vorm van subsidies en groenleningen zijn zeer<br />
belangrijk bij het rendabel maken van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Indien<br />
bijvoorbeeld <strong>op</strong>timaal van de subsidieregelingen VAMIL en EIA gebruik gemaakt<br />
kan worden, levert dit een aanzienlijk fiscaal voordeel <strong>op</strong>. Het probleem is echter<br />
dat door de mindere winstgevendheid in agrarische sector vaak niet <strong>op</strong>timaal<br />
gebruik gemaakt kan worden van deze fiscale regelingen en het daarnaast ieder<br />
jaar onzeker is of de overheid deze regelingen beschikbaar stelt.<br />
• De prijs die de initiatiefnemer in Nederland ontvangt (± 8,5 €-cent/kWh) voor<br />
levering van elektriciteit aan het energiebedrijf, staan niet in verhouding tot wat<br />
een initiatiefnemer in Duitsland ontvangt (± 18 €-cent/kWh). Ook hier is het ieder<br />
jaar onzeker welke vergoedingsprijs gehanteerd wordt, terwijl bijvoorbeeld in<br />
Duitsland contracten afgesloten worden voor een gegarandeerde prijs gedurende<br />
20 jaar. Door het ontbreken van een gegarandeerde vaste afneemprijs is het<br />
moeilijk de investering in een vergistinginstallatie rendabel te maken en komt covergisting<br />
al snel om de hoek kijken.<br />
• Clustering van bedrijven voor <strong>mestvergisting</strong> is momenteel nog niet mogelijk,<br />
omdat dit uitstijgt boven de normale agrarische bedrijfsvoering. Om het duurzaam<br />
energiepotentieel te vergroten en <strong>mestvergisting</strong> voor kleinere landbouwbedrijven<br />
aantrekkelijk te maken is echter buurtvergisting interessant<br />
10.2 Aanbevelingen<br />
In deze bureaustudie zijn enkele knelpunten voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />
naar voren gekomen, met name <strong>op</strong> het gebied van vergunningverlening.<br />
Verdergaand onderzoek en aanpassingen zijn belangrijke aandachtspunten om meer<br />
draagvlak te creëren bij overheid, provincie, gemeente en andere betrokkenen voor<br />
<strong>mestvergisting</strong> in het algemeen. Aan de hand van deze knelpunten zijn de volgende<br />
aanbevelingen gedaan:<br />
• Toegevoegde waarde digestaat<br />
Mest in onbewerkte vorm wordt momenteel veelal gezien als een product, dat<br />
in combinatie met kunstmeststoffen, de bodemvruchtbaarheid kan verbeteren.<br />
Digestaat wordt gezien als een vergelijkbare meststof. In literatuur staat<br />
beschreven dat digestaat een financiële meerwaarde heeft ten <strong>op</strong>zichte van<br />
verse mest. In de praktijk moet echter met gedegen onderzoek deze<br />
voordelen nog bevestigd worden. Denk bij voordelen onder andere aan<br />
betere beschikbaarheid van de mineralen, verlaging van het aantal<br />
onkruidzaden en dierlijke pathogenen, minder viskeus en daardoor betere<br />
verspreidbaarheid.<br />
Het is nog niet duidelijk wat de landbouwkundige(en daardoor ook:<br />
economische) waarde is bij aanwending van het digestaat ten <strong>op</strong>zichte van<br />
verse mest en in hoeverre co-producten hier een rol in spelen. Als uit<br />
onderzoek blijkt dat het digestaat voordelen heeft ten aanzien van snellere<br />
beschikbaarheid van mineralen ten <strong>op</strong>zichte van verse mest, kan bespaard<br />
worden <strong>op</strong> de kunstmestgift. Het verminderde gebruik van kunstmeststoffen<br />
heeft vervolgens weer een positief effect <strong>op</strong> het milieu.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 91
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
• Eenduidige normen<br />
Gedurende deze bureaustudie is gebleken dat de wetgever geen of weinig<br />
eenduidige normen hanteert voor de eisen die gesteld worden aan een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Er bestaat met name veel onduidelijkheid over de<br />
geluids- en geurnormen. De onduidelijkheid over de redelijkerwijs haalbare<br />
richtlijnen veroorzaakt dat er vaak strenge normen gehanteerd worden bij de<br />
vergunningverlening van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Gedegen onderzoek<br />
naar emissies kan het bevoegd gezag vernieuwende richtlijnen geven, die in<br />
de juiste verhouding staan tot <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />
Door deze emissies te onderzoeken bij reeds gerealiseerde installaties in<br />
binnen- of buitenland, kan hierin duidelijkheid worden verschaft. Aan de hand<br />
van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen vervolgens de nieuwe normen<br />
worden vastgesteld. Op deze manier wordt het mogelijk om een eenduidiger<br />
beleid te hanteren en dus de vergunningverlening te vergemakkelijken.<br />
• AMvB Mestbassins<br />
Aangezien een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie qua uitvoering vergelijkbaar is met<br />
een conventionele mestsilo, is het redelijkerwijs denkbaar dat<br />
overeenkomstige eisen gesteld worden voor beide typen mestsilo’s. In de<br />
AMvB Mestbassins staat echter expliciet beschreven dat het besluit niet van<br />
toepassing is <strong>op</strong> mestsilo’s waarin geforceerde vergisting plaats vindt. Aan te<br />
bevelen is om bij de vergunningverlening voor een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />
toch te kijken of de richtlijnen van het AMvB Mestbassins toepasbaar zijn voor<br />
uitsluitend de vergistingstank. Om eenduidige regels te creëren voor expliciet<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is het zinvol om eisen voor de<br />
gehele installatie <strong>op</strong> te nemen in een apart besluit; AMvB<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, of het bestaande AMvB<br />
Mestbassins aanvullen met eisen ten aanzien van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>boerderijniveau</strong>.<br />
• Begrip “inrichting”<br />
Het begrip “inrichting” dient ruimer geïnterpreteerd te mogen worden volgens<br />
de Wet milieubeheer, zodat bedrijven met meerdere bedrijfslocaties (<strong>op</strong><br />
verschillende bouwblokken) aangemerkt worden als één inrichting. Dit<br />
betekent vervolgens dat de mest van al deze verschillende bouwblokken,<br />
naar één bouwblok getransporteerd mag worden om daar in een<br />
“gezamenlijke” installatie te vergisten. Dit is nog uit te leggen als normale<br />
agrarische bedrijfsvoering. Gezamenlijke vergisting is zinvol met het oog <strong>op</strong><br />
de huidige ontwikkelingen in de agrarische sector, waarbij uitbreiding van<br />
inrichtingen veelal gezocht wordt in het aank<strong>op</strong>en van reeds bestaande<br />
bedrijven.<br />
• Clustering van bedrijven<br />
Om het duurzame energie potentieel te vergroten en kleinere<br />
landbouwbedrijven de mogelijkheid te bieden om <strong>mestvergisting</strong> voor hun<br />
bedrijf eveneens rendabel te maken, is het aan te bevelen om clustering van<br />
bedrijven toe te staan. Hierbij moet bewerkstelligd worden dat enkele in<br />
elkaars nabijheid gelegen relatief kleinere bedrijven een<br />
<strong>mestvergisting</strong>sinitiatief <strong>op</strong> kunnen zetten conform de richtlijnen van<br />
<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Belangrijk hierbij is een maximum voor de<br />
totale hoeveelheid te vergisten mest <strong>op</strong> jaarbasis. In de milieuvergunning<br />
moeten vervolgens aanvullende eisen gesteld worden voor de onderlinge<br />
transportbewegingen en andere hygiënemaatregelen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 92
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
• Co-vergisting<br />
Vergisting van alleen mest, blijkt veelal economisch niet haalbaar.<br />
Voorgesteld dient te worden om bepaalde co-producten die van buiten de<br />
inrichting afkomstig zijn en die eventueel niet uit een agrarisch activiteit<br />
voortkomen (denk aan plantaardig vet, flotatieslib, enz.), vrij te stellen voor<br />
vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Om grenzen te stellen aan de maximale<br />
hoeveelheid te verwerken biomassa, zodat de activiteit nog aangemerkt wordt<br />
als <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, moeten richtlijnen voor een maximale<br />
massa-menghoeveelheid en een maximale hoeveelheid geproduceerd biogas<br />
<strong>op</strong>gesteld worden. Door deze richtlijnen kan vergisting van mest met<br />
(afval)stoffen van buiten het bedrijf uitgelegd worden als zijnde een<br />
ondersteunende activiteit aan de normale agrarische bedrijfsvoering.<br />
• Samenstelling digestaat<br />
Een ander punt waar onvoldoende duidelijkheid over bestaat, is de<br />
samenstelling van het digestaat, zeker als het gaat over het toevoegen van<br />
verschillende co-producten aan de mestvergister. Het RIKILT moet vaak<br />
uitsluitsel geven of een bepaald mengsel van diverse organische materialen<br />
nog als meststof aangemerkt kan worden. Door te onderzoeken wat de<br />
samenstelling van het digestaat is na het toevoegen van verschillende c<strong>op</strong>roducten<br />
in verschillende hoeveelheden en andere samenstellingen te<br />
toetsen aan kwaliteitsnormen biedt co-vergisting meer perspectief, vooral <strong>op</strong><br />
het gebied van wet- en regelgeving.<br />
• Afschermen afvalverwerking in agrarisch buitengebied<br />
Indien co-vergisting van organische producten, die van buiten de inrichting<br />
afkomstig zijn <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, wordt toegestaan, dienen mogelijke<br />
problemen ondervangen te worden ten aanzien van het achterblijven van<br />
technische installaties in het buitengebied, die <strong>op</strong> een economisch interessant<br />
schaalniveau ingezet kunnen worden. Er moet onderzocht worden hoe in de<br />
vergunning kan worden <strong>op</strong>genomen dat geen (grootschalige)<br />
afvalverwerkende bedrijven zich kunnen vestigen <strong>op</strong> een vrijgekomen<br />
agrarische inrichting waar co-vergisting van afvalstoffen (afvalverwerking)<br />
was toegestaan. Denkbaar is dat de installatie gebonden gaat worden aan de<br />
eigenaar van de inrichting of aan een agrarische activiteit om zodoende<br />
misbruik te voorkomen.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 93
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Literatuurlijst<br />
1. Administratiefrechtelijke Beslissingen, Rechtspraak Bestuursrecht, Afvalstof, nr.<br />
244, 245 en 246.<br />
2. Altorf, L (2002), Biogas in de varkenshouderij, ‘s- Hertogenbosch: Scriptie;<br />
Biogas<br />
3. Anonymus, Beschikking mestverwerking<br />
4. Anonymus (2002), Inbreng voor agenda LOOM<br />
5. Anonymus (1999), Integratie warmte/kracht en warmtepomp blijkt mogelijk,<br />
Energieconsulent nr.5, deel energie & techniek<br />
6. Anonymus (2002), Mest be/-verwerking vanuit ecologisch ic duurzaam<br />
perspectief, Criteria voor De LEIDRAAD t.b.v. vergunningverlening<br />
mestverwerking<br />
7. Anonymus (2002), Stappenplan voor het realiseren van duurzame energie uit<br />
hout- en snoeiafval<br />
8. Berg, S. van den (2002), Businessplan Boerderij Plus, ROB Agri-Power;<br />
Enschede, Cornelissen Consulting Services B.V., versie 1<br />
9. BIOREK AGRO BV, Scenario’s voor de <strong>op</strong>zet van mestverwerking (Werkgroep<br />
“Reconstructie de HILVER”), Nuenen<br />
10. Boo, ir. W. de (1999), Statusrapport Co-vergisting 1999, Bleiswijk<br />
11. Boo, W. de en T. Schomaker (Haskoning) (1993), Vergisting van dierlijke mest<br />
met energierijke additieven (Deense praktijk en Nederlandse perspectieven),<br />
Delft: Samenvatting<br />
12. Buiter, M., G. Posma, G. Zanstra (2000), Mestverwerking in duurzaam<br />
perspectief, Leusden, ETC Ecoculture<br />
13. Buiter, M., Winter, J. de (1999), Duurzaamheidsanalyse van technieken voor<br />
bewerking en <strong>op</strong>waardering van mest i.o.v. Rabobank Nederland, Leusden<br />
14. Coöperatie Bio Recycling De Kempen u.a., Rendabele <strong>mestvergisting</strong> een<br />
ut<strong>op</strong>ie??, Casteren<br />
15. DLV Adviesgroep NV (2002), Mest de groene motor.<br />
16. Ecogas International BV, Geld verdienen met mest is mogelijk, Oldenzaal<br />
17. Ecogas International BV (2000), Nieuwsbrief Nr.3, Oldenzaal: Publicaties t.b.v.<br />
Ecogas vergistingsinstallatie<br />
18. Infomil (1999), Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B, Leidraad<br />
Bees B<br />
19. Infomil (2001), Juridische aspecten vergunningverlening mestbewerking en –<br />
verwerking, handreiking vergunningverlening mestbewerking en –verwerking,<br />
Den Haag<br />
20. Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag<br />
21. HAS KennisTransfer (2002), Leidraad biomassa; deel drijfmest, Den Bosch<br />
22. Hulst, W. van der (2002), Project beleidsregels vergunningverlening en de<br />
leidraad mest<br />
23. Hulst, W. van der (2001), Lozingen mestverwerking, Publicatie van<br />
beleidsmedewerker afdeling Vergunningen en Beleid Prov. N-Br.<br />
24. Koeman, N., (1998), Milieuwetgeving 98/99, Deventer<br />
25. Korsten, G. e.a. (2002), Ontwikkelingen van een informatiesysteem voor<br />
vergisten van mest in combinatie met organische reststromen <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>,<br />
Den Bosch: HAS KennisTransfer<br />
26. Kuhn (1995), Anhaltswerte, stoffdaten sowie Biogasausbeuten von<br />
Wirtschaftsdünger und relevanten Kosubstraten<br />
27. Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />
Nederlandse melkvee en varkensbedrijven<br />
28. Lindeman, J. (2002), Vergunningverlening en informatievoorziening kleinschalige<br />
bio-energiecentrales, Arnhem<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 94
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
29. Meijden, D. van der (2000), Milieurecht in de praktijk, Sauwerd<br />
30. Nijssen, J., et al. (1997), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> Nederlandse<br />
melkveebedrijven, publicatie 122, PR Lelystad<br />
31. Novem, Energie uit het landelijk gebied, het gebruik van agrarische reststromen<br />
voor duurzame energie<strong>op</strong>wekking.<br />
32. Novem, (2002), Met de wind in de rug, Utrecht: Cd-rom duurzame energie uit<br />
windkracht<br />
33. Oogst, Groene stroom uit mest stagneert door regels, nr. 37 jaargang 15,<br />
13 september 2002, blz. 32<br />
34. Praktijkonderzoek Veehouderij (2002), Kwantitatieve Informatie Veehouderij<br />
(KWIN) 2002-2003, Lelystad.<br />
35. Praktijkonderzoek Veehouderij (2002), Resultaten van scheiding van wel en niet<br />
vergiste varkensmengmest <strong>op</strong> Praktijkcentrum Sterksel.<br />
36. Pronk, J. (2002), Circulaire: emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en<br />
afval, Den Haag<br />
37. Pronk, J. (2001), Wijziging van de Meststoffenwet in verband met een<br />
aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen<br />
en de mestafzetovereenkomsten, Den Haag<br />
38. Roos, P. (1998), VROM-beleid inzake de toepassing van vergistingstechnieken<br />
39. Ruijter, K. de, e.a. (2001) Leidraad Mest, beleidskader voor<br />
mestbewerkingsinitiatieven; Prov. N-Br.<br />
40. Schomaker, T. en P. Roeleveld (1997), Nieuwe lozingseisen beperken slibgisting<br />
als duurzame energiebron<br />
41. Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys (2002); Haal meer uit mest!, duurzame<br />
energie uit mest: kansen voor veehouders, Deventer.<br />
42. Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />
<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />
Internet:<br />
43. www.bestemmingsplan.nl<br />
44. www.biomaster.nl<br />
45. www.duurzame-energie.nlwww.lei.nl<br />
46. www.ecn.nl<br />
47. www.ecofys.nl<br />
48. www.infomil.nl<br />
49. www.novem.nl<br />
50. www.robklimaat.nl<br />
51. www.senter.nl<br />
52. www.vcm-mestverwerking.be<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 95
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Lijst van begrippen<br />
• Acetogene fase Het omzetten van organische stoffen in azijnzuur, koolzuurgas<br />
en waterstof, waarbij nieuw microbiologisch celmateriaal wordt<br />
gevormd.<br />
• Acidogenese fase Het omzetten van <strong>op</strong>geloste organische verbindingen in een<br />
reeks eenvoudige verbindingen, zoals vluchtige vetzuren en<br />
alcohol.<br />
• Additieven stoffen die ter vergelijking en/of ter verhoging van de<br />
gebruikswaarde van de andere eindproducten van<br />
mestbewerking of mestverwerking worden toegevoegd.<br />
• Afvalstoffen Stoffen, preparaten of producten, waarvan de houder zich, met<br />
het oog <strong>op</strong> verwijdering daarvan, ontdoet, voornemens is zich<br />
te ontdoen of zich moet ontdoen, o.a. gft-afval, bermgras,<br />
slootmaaisel, gewasresten.<br />
• ALARA (As Low As Reasonable Achievable) is een criterium <strong>op</strong> basis<br />
waarvan kan worden beoordeeld welke milieu en<br />
kwaliteitsprestaties van installaties redelijkerwijs kunnen<br />
worden geëist in relatie tot de financieel-economische kosten<br />
van de benodigde voorzorgs- en beheersmaatregelen.<br />
• Anaëroob Vergisting zonder zuurstof.<br />
• Bees-B Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties<br />
• Bewerken Het uitvoeren van fysische of chemische handelingen met een<br />
(grond)stof, halffabrikaat of product om de eigenschappen of<br />
samenstelling daarvan te veranderen.<br />
• Biogas Een uit biomassa ontstaan gasmengsel wat bestaat uit<br />
voornamelijk methaan en koolstofdioxide.<br />
• Biomassa Gewassen en natuurlijke producten welke kunnen worden<br />
gebruikt voor de <strong>op</strong>wekking van bruikbare energie<br />
Officieel: De biologisch afbreekbare fractie van producten,<br />
afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief<br />
plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante<br />
bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel<br />
en huishoudelijk afval.<br />
• Broeikasgas Gassen welke een verhoging van het broeikaseffect <strong>op</strong> aarde<br />
teweeg kunnen brengen. Koolstofdioxide (CO 2 ) is hiervan de<br />
referentie (schadelijkheidfactor 1), maar methaan en lachgas<br />
zijn als broeikasgas veel schadelijker.<br />
• Buurtniveau De vergistingsinstallatie is gevestigd <strong>op</strong> één inrichting, waar<br />
mest van zowel de eigen inrichting als van inrichtingen in de<br />
directe omgeving vergist wordt.<br />
• Capaciteit Indien de capaciteit is gerelateerd aan de werkzaamheden van<br />
de inrichting, wordt met de capaciteit gedoeld <strong>op</strong> de maximaal<br />
realiseerbare werkzaamheid per gegeven tijdseenheid. Hierbij<br />
dient tevens rekening te worden gehouden met het<br />
daadwerkelijke gebruik van de installatie. Indien de installatie<br />
niet volcontinu maar slechts gedurende een bepaalde periode<br />
per jaar wordt gebruikt, dient dit in de capaciteit tot uitdrukking<br />
te komen.<br />
• Co-producten (Synoniem: Co-substraten) Organische rest-/afvalstromen die<br />
aan het vergistingsproces kunnen worden toegevoegd.<br />
• Co-vergisting Gecombineerde vergisting van dierlijke mest en organische<br />
reststromen gericht <strong>op</strong> de productie van biogas en digestaat.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 96
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
• Dierlijke Organische meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid,<br />
meststoffen onderdeel d en e van de meststoffenwet die geheel of<br />
gedeeltelijk bestaan uit uitwerpselen van dieren, waaronder<br />
mede wordt begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde<br />
maag- en darminhoud van dieren.<br />
• Digestaat Een meststof die bestaat uit vergiste biomassa, hetgeen kan<br />
bestaan uit ofwel vergiste dierlijke mest, ofwel uit een vergist<br />
mengsel van dierlijke mest en andere organische reststromen.<br />
• Doorlo<strong>op</strong>tijd De tijd benodigd voor het verkrijgen van alle benodigde<br />
vergunningen voor een vergistingsinstallatie.<br />
• Emissie-arm Het gebruiken van dierlijke meststoffen overeenkomstig de<br />
voorschriften die voor de desbetreffende situatie zijn<br />
<strong>op</strong>genomen in het Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen.<br />
• Emissies Uitworp, uitstoot van vloeibare, gasvormige en vaste stoffen<br />
(stofdeeltjes), of van geluid, naar lucht, water of naar bodem.<br />
• Energieteelt Biomassa speciaal verbouwd voor de <strong>op</strong>wekking van energie<br />
(bijvoorbeeld door vergisting).<br />
• Externe VeiligheidAspecten van veiligheid die samenhangen met risico’s van<br />
activiteiten voor hun omgeving. Het gaat hierbij om risico’s die<br />
verbonden zijn met het gebruik, de <strong>op</strong>slag en het transport van<br />
gevaarlijke stoffen.<br />
• Geurhinder De waarneming van geur die door waarnemers in de directe<br />
omgeving (straal
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
• Methanogenese Het omzetten van azijnzuur, waterstof en koolzuurgas in<br />
biogas.<br />
• Mineralen Anorganische nutriënten: o.a. stikstof, kalium en fosfor.<br />
• Nutriënten Belangrijkste voedingsstoffen van een plant,<br />
te weten N, P en K.<br />
• Organische Meststoffen waarvoor een algemene of bijzondere ontheffing is<br />
meststoffen verleend <strong>op</strong> basis van het meststoffenbesluit 1977. Deze<br />
meststoffen staan vermeld <strong>op</strong> de lijst van meststoffen<br />
behorende bij de meststoffenbeschikking 1997.<br />
• Organische Biomassastromen die als bijproduct of afval vrijkomen tijdens<br />
reststromen economische processen van productie en consumptie. Het<br />
betreft hier met name bijproducten uit landbouw, zoals<br />
bijvoorbeeld voerresten, kuilmaïs, stro, andere energieteelten,<br />
of perssappen.<br />
• Psychrofiel Temperatuurbereik voor een vergister lager dan 20°C en<br />
werkingsgebied van een mesofiele bacterie.<br />
• Swill Organische reststromen zoals: over datum geraakte groenteen<br />
fruit uit supermarkten en organische afvallen uit<br />
grootkeukens en levensmiddelenindustrie. Deze afvallen zijn<br />
bijzonder geschikt voor vergisting aangezien ze vaak een<br />
warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor de<br />
organische materialen min of meer ontsloten zijn voor<br />
microbiologische afbraakprocessen, zoals vergisting.<br />
• Thermofiel Temperatuurbereik voor een vergister hoger dan 45°C en<br />
werkingsgebied van een mesofiele bacterie.<br />
• Toetsingskaders Kaders voor identificatie, beoordeling en toetsing van<br />
kwaliteitseisen.<br />
• Ultrafiltratie Het water wordt door een membraan geleid met zeer fijne<br />
<strong>op</strong>eningen, waardoor de deeltjes gescheiden worden van het<br />
water. De poriën van de membranen zijn klein genoeg om alle<br />
bacteriën te verwijderen.<br />
• Vaste meststoffen Dierlijke meststoffen die niet verpompbaar en redelijkerwijs<br />
stapelbaar zijn.<br />
• Verblijftijd De tijd dat een hoeveelheid biomassa gemiddeld in de<br />
vergister aanwezig is.<br />
• Vergisting Het omzetten van organische droge stof in biomassa tot biogas<br />
en digestaat onder invloed van bacteriën.<br />
• Warmte/Kracht Een in dit geval <strong>op</strong> biogas aangedreven motor met<br />
generatorset waar (of WKK) zowel de uitgaande elektriciteit als<br />
de uitgaande warmte nuttig van kunnen worden gebruikt.<br />
• Waterige fractie Dierlijke meststoffen, waarvan het drogestofpercentage kleiner<br />
dan 5% is en die ontstaan door ofwel een systeem van<br />
gescheiden bewaring van dierlijke meststoffen ofwel door een<br />
systeem waarbij dierlijke meststoffen worden gescheiden.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 98
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Lijst van afkortingen<br />
• ALARA As Low As Reasonable Achievable<br />
• AMvB Algemene maatregel van Bestuur<br />
• Art. Artikel<br />
• Bees-B Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties B<br />
• BGDM Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen<br />
• BGM Besluit Gebruik Meststoffen<br />
• BOOM Besluit kwaliteit en gebruik Overige Organische Meststoffen<br />
• BRL Beoordelingsrichtlijn<br />
• EIA Energie Investerings Aftrek<br />
• Eural Eur<strong>op</strong>ese afvalstoffenlijst<br />
• EVOA Eur<strong>op</strong>ese Verordening Overbrenging Afvalstoffen<br />
• GFT-afval Groente, Fruit en Tuin afval<br />
• GS Gedeputeerde Staten<br />
• Ivb Inrichtingen en vergunningbesluit Wet milieubeheer<br />
• MCFC Molten Carbonate Fuel Cell<br />
• M.E.R. Milieu Effect Rapportage<br />
• MIA Milieu Investerings Aftrek<br />
• Minas Mineralenaangiftesysteem<br />
• NeR Nederlandse emissie Richtlijn<br />
• NRB Nederlandse Richtlijn Bodembescherming<br />
• Mw Meststoffenwet<br />
• LNV Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij<br />
• ppm parts per million<br />
• REB Regulerende Energiebelasting (Ecotax)<br />
• RIKILT Rijksinstituut voor kwaliteit in land- en tuinbouwproducten<br />
• RVV Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees<br />
• RWZI Rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
• Vab Vrijgekomen agrarische bebouwing<br />
• VAMIL Vrije Afschrijving MILieu-investeringen<br />
• VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en<br />
Milieubeheer<br />
• Wav Wet ammoniak en veehouderij<br />
• Wbb Wet bodembescherming<br />
• Wm Wet milieubeheer<br />
• Wro Wet ruimtelijke ordening<br />
• Wvo Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 99
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 1: Categorieën van inrichtingen (bijlage 1, Ivb)<br />
Bijlage I. behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer<br />
Categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de wet, en<br />
categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, van de wet, ten<br />
aanzien waarvan gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn<br />
Categorie 1<br />
1.1. Inrichtingen waar:<br />
a. een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk<br />
vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het<br />
gezamenlijk vermogen een elektromotor met een vermogen van 0,25 kW of minder<br />
buiten beschouwing blijft;<br />
b. een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of een<br />
gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening<br />
van het gezamenlijk vermogen een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25<br />
kW of minder buiten beschouwing blijft;<br />
c. een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het verstoken van<br />
brandstoffen met een thermisch vermogen of een gezamenlijk thermisch vermogen<br />
groter dan 130 kW.<br />
1.2. Voor de toepassing van onderdeel 1.1 blijven buiten beschouwing:<br />
a. elektromotoren, verbrandingsmotoren en installaties voor het verstoken van<br />
brandstoffen die tijdelijk in een bepaalde omgeving aanwezig zijn;<br />
b. elektromotoren, die in een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voor<br />
bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, ten behoeve van dat gebouw worden<br />
aangewend;<br />
c. elektromotoren van bruggen, viaducten verkeerstunnels en andere ondergronds<br />
gelegen bouwwerken voor vervoer van personen of goederen en beweegbare<br />
waterkeringen.<br />
1.3. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />
behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen:<br />
a. waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een<br />
totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;<br />
b. voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 50 MW of<br />
meer;<br />
c. voor het beproeven van:<br />
1°. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het<br />
afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer;<br />
2°. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer;<br />
3°. straalmotoren of -turbines met een <strong>op</strong> as overgebracht vermogen van 250 kW of<br />
meer;<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 100
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
d. voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet<br />
in een gesloten gebouw geïnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer.<br />
Categorie 7<br />
7.1. Inrichtingen voor:<br />
a. het bewerken, verwerken, <strong>op</strong>slaan of overslaan van dierlijke of overige organische<br />
meststoffen;<br />
b. het vervaardigen, bewerken, <strong>op</strong>slaan of overslaan van anorganische<br />
nitraathoudende meststoffen.<br />
7.2. Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder a, blijft buiten beschouwing het<br />
<strong>op</strong>slaan van 10 m 3 of minder dierlijke of andere organische vaste meststoffen.<br />
7.3. Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder b, blijft buiten beschouwing het<br />
<strong>op</strong>slaan of overslaan van 1000 kg of minder anorganische nitraathoudende<br />
meststoffen die als gevolg van hun ammoniumnitraatgehalte niet kunnen ontploffen.<br />
7.4. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />
behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen voor het bewerken<br />
of verwerken van van buiten de inrichting afkomstige dierlijke meststoffen met een<br />
capaciteit ten aanzien daarvan van 25.10 3 m 3 per jaar of meer.<br />
Categorie 28<br />
28.1. Inrichtingen voor:<br />
a. het <strong>op</strong>slaan van:<br />
1°. huishoudelijke afvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5<br />
m 3 of meer;<br />
2°. bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m 3 of<br />
meer;<br />
3°. 5 of meer autowrakken;<br />
4°. gevaarlijke afvalstoffen;<br />
b. het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;<br />
c. het storten van afvalstoffen;<br />
d. het anderszins <strong>op</strong> of in de bodem brengen van afvalstoffen.<br />
28.2. Voor de toepassing van onderdeel 28.1 worden onder huishoudelijke<br />
afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen niet begrepen dierlijke of overige organische<br />
meststoffen, niet zijnde zuiveringsslib, tenzij sprake is van het verbranden of<br />
vernietigen van die meststoffen dan wel het storten van die meststoffen.<br />
28.3. Voor de toepassing van onderdeel 28.1 blijven buiten beschouwing:<br />
a. inrichtingen voor het uitsluitend <strong>op</strong>slaan, behandelen of reinigen van afvalwater;<br />
b. inrichtingen voor zover het betreft werken waarbij, anders dan voor het <strong>op</strong>slaan:<br />
1°. minder dan 1 m 3 huishoudelijke afvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht;<br />
2°. minder dan 50 m 3 bedrijfsafvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht;<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 101
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
c. werken als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit bodem- en<br />
<strong>op</strong>pervlaktewaterenbescherming waarin als bouwstof worden gebruikt afvalstoffen,<br />
die kunnen worden aangemerkt als bouwstof als bedoeld in artikel 1, eerste lid,<br />
onder b, van dat besluit.<br />
d. inrichtingen voor het <strong>op</strong>slaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan<br />
kentekenhouders door een daartoe aangewezen organisatie of instantie of in het<br />
kader van onderzoek door politie of justitie;<br />
f. [Abusievelijk is door Stb. 1999/293 onderdeel f i.p.v. e toegevoegd.]inrichtingen<br />
voor het in <strong>op</strong>pervlaktewateren <strong>op</strong> of in de bodem brengen van onderhoudsspecie<br />
van de klasse 0, 1 of 2, overeenkomstig de classificatie krachtens het Besluit<br />
vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, indien deze onderhoudsspecie ten<br />
hoogste dezelfde klasse heeft als de bodem van het <strong>op</strong>pervlaktewater waarin de<br />
onderhoudsspecie wordt gebracht, met uitzondering van inrichtingen die niet in <strong>op</strong>en<br />
verbinding staan met ander <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />
28.4. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />
behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen voor:<br />
a. het <strong>op</strong>slaan van de volgende afvalstoffen:<br />
1°. van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven huishoudelijke<br />
afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 35 m 3 of meer;<br />
2°. van buiten de inrichting afkomstige zuiveringsslib, kolenreststoffen of afvalgips<br />
met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.10 3 m 3 of meer;<br />
3°. van buiten de inrichting afkomstige verontreinigde grond met een capaciteit ten<br />
aanzien daarvan van 10.10 3 m 3 of meer;<br />
4°. 5 of meer autowrakken;<br />
5°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;<br />
6°. andere dan de onder 1° tot en met 5° genoemde van buiten de inrichting<br />
afkomstige afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50 m 3 of meer;<br />
b. het overslaan van van buiten de inrichting afkomstige:<br />
1°. huishoudelijke afvalstoffen of van buiten de inrichting afkomstige<br />
bedrijfsafvalstoffen met een <strong>op</strong>slagcapaciteit ten aanzien daarvan van 1.10 3 m 3 of<br />
meer;<br />
2°. gevaarlijke afvalstoffen;<br />
c.<br />
1°. het ontwateren, microbiologisch of anderszins biologisch of chemisch omzetten,<br />
agglomereren, deglomereren, mechanisch, fysisch of chemisch scheiden, mengen,<br />
verdichten of thermisch behandelen - anders dan verbranden - van van buiten de<br />
inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;<br />
2°. het bewerken, verwerken of vernietigen - anders dan verbranden - van van buiten<br />
de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;<br />
d. het bewerken, verwerken of vernietigen van autowrakken;<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 102
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
e. het verbranden van:<br />
1°. van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen;<br />
2°. van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen;<br />
3°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;<br />
f. het <strong>op</strong> of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen<br />
of gevaarlijke afvalstoffen om deze stoffen daar te laten;<br />
g. het geheel of gedeeltelijk vernietigen van van buiten de inrichting afkomstige<br />
genetisch gemodificeerde organismen als afvalstoffen of voorkomend in afvalstoffen.<br />
28.5. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />
behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen voor het verdichten,<br />
scheuren, knippen of breken van schroot van ferro- of non-ferrometalen door middel<br />
van mechanische werktuigen met een motorisch vermogen of een gezamenlijk<br />
motorisch vermogen van 25 kW of meer.<br />
28.6. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />
behorende tot deze categorie, voor zover het betreft werken waarbij, anders dan voor<br />
het <strong>op</strong>slaan:<br />
a. 1 m 3 of meer huishoudelijke afvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht, tenzij<br />
het werk deel uitmaakt van een inrichting en de afvalstoffen uit die inrichting<br />
afkomstig zijn;<br />
b. 50 m 3 of meer bedrijfsafvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht, tenzij het<br />
werk deel uitmaakt van een inrichting en de afvalstoffen uit die inrichting afkomstig<br />
zijn;<br />
c. gevaarlijke afvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht.<br />
28.7. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 1°, 2°, 3° en 6°, en onder c,<br />
1°, blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het uitsluitend <strong>op</strong>slaan, bewerken,<br />
verwerken of vernietigen - anders dan verbranden van de volgende afvalstoffen:<br />
a. papier;<br />
b. textiel;<br />
c. ferro- of non-ferrometalen;<br />
d. schroot;<br />
e. glas.<br />
28.8. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 1°, 5°, en 6°, blijven buiten<br />
beschouwing inrichtingen voor het <strong>op</strong>slaan, ter uitvoering van een verplichting tot<br />
inname van afvalstoffen, <strong>op</strong>gelegd bij een algemene maatregel van bestuur<br />
krachtens artikel 10.17 of artikel 15.32, eerste en tweede lid, van de Wet<br />
milieubeheer, van de betrokken afvalstoffen, uitsluitend voor zover die afvalstoffen<br />
zijn afgegeven door of ingezameld bij particuliere huishoudens.<br />
28.9. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 5°, blijven buiten<br />
beschouwing:<br />
a. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden <strong>op</strong>geslagen, die zijn<br />
afgegeven door of ingezameld bij particuliere huishoudens en bestaan uit:<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 103
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
1°. producten die zijn aangewezen krachtens het Besluit kca-logo, of<br />
2°. andere dan de onder 1° bedoelde producten, voor zover zodanige producten door<br />
degene die de inrichting drijft, aan particulieren ter beschikking worden gesteld;<br />
b. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden <strong>op</strong>geslagen, die zijn<br />
ontstaan bij bouw-, onderhouds-, of herstelwerkzaamheden die buiten de inrichting<br />
zijn verricht door degene die de inrichting drijft;<br />
c. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden <strong>op</strong>geslagen, die zijn<br />
afgegeven door of ingezameld bij particuliere huishoudens, met een capaciteit ten<br />
aanzien daarvan van minder dan 35 m 3 .<br />
28.10 Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder c, onder 1°, blijven buiten<br />
beschouwing inrichtingen voor het uitsluitend ontwateren, microbiologisch of<br />
anderszins biologisch of chemisch omzetten van verontreinigde baggerspecie, met<br />
een capaciteit ten aanzien daarvan van minder dan 10.10 3 m 3 .<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 104
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 2: Biogas<strong>op</strong>brengst dierlijke mest<br />
Biogas*<br />
Productie/dierplaats Dichtheid<br />
% ds % ods m3/kg ods m3/ton ton/jaar liter/dag kg/m3 GVE<br />
Melk/zoogkoeien 10,0 8,1 0,30 24,3 21,8 59,43 1005 1,00<br />
Jongvee 4,0 3,0 0,29 8,7 10,9 29,71 1005 0,50<br />
Vleesstieren 11,0 8,2 0,40 32,8 7,5 19,76 1040 1,20<br />
Vleeskalveren 7,5 3,2 0,29 9,3 3,8 10,01 1040 0,30<br />
Vleesvarkens 8,0 7,1 0,44 31,2 1,2 3,16 1040 0,16<br />
Zeugen 5,6 4,0 0,45 18,0 5,4 14,23 1040 0,33<br />
Kippen 43,0 32,6 0,46 150,0 0,019 0,076 681 0,009<br />
Schapen 28,5 6,9 0,45 31,1 2,3 7,00 900 0,10<br />
Paarden 28 21,0 0,35<br />
* CH 4-gehalte: ±60%<br />
(Van den Berg, 2002)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 105
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 3: Biogas<strong>op</strong>brengst co-producten<br />
Biomassastromen Droge stof Org. droge stof Biogas (60% CH4)<br />
[%] [% ds] [kg ods/ton] [m 3 /kg ods] [m 3 /ton stof]<br />
Reststromen landbouw<br />
Gras 26,0-82,0 67,0-98,0 174,2 – 803,6 0,5 87,1 – 401,8<br />
Klaver 20 80 160 0,4 – 0,5 64 – 80<br />
Stro 85-90 85-89 722,5 – 801 0,3 – 0,8 216,8 – 640,8<br />
Stro van maïs 86 72 619 0,6 – 0,7 371,4 – 433,3<br />
Bietenblad 15-18 78-80 117 - 144 0,4 – 0,5 46,8 – 77<br />
Aardappelloof 25 79 197,5 0,5 – 0,6 98,8 – 118,5<br />
Loof 85 82 697 0,400 278,8<br />
Agro-industriële reststromen<br />
GFT 29,0 63,0 182,7 0,260 47,5<br />
Fruitafval 17,0 75,0 127,5 0,375 47,8<br />
Groenteafval 5-20 76-90 38 - 180 0.400 15,2 – 72<br />
Appelslib 2-3,7 94-95 18,8 – 35,15 0,330 6,2 – 11,6<br />
Aardappelslib 12-15 90 108 - 135 0,250 27 – 33,8<br />
Melasseslib 80,0 95,0 760,0 0,450 342,0<br />
Bietenk<strong>op</strong>pen 16,0 78,5 125,6 0,450 56,5<br />
Kruiden 87,0 87,0 756,9 0,450 340,6<br />
Bermgras 53,0 55,0 291,5 0,400 116,6<br />
Oogstresten 40-50 30-93 120 - 465 0,400 48 – 186<br />
Oliezaadrestant 92,0 97,0 892,4 0,600 535,4<br />
Gemeentelijk afval en slachtafval<br />
Bioafval 40-75 30-70 120 - 525 0,2 - 0,6 24 – 315<br />
Snoeiafval 12 87-93 104,4 – 111,6 0,600 62,4 – 67,0<br />
Flotatieslib 5-24 83-98 41,5 – 235,2 0,6 - 0,8 24,9 – 118<br />
Vet 2-70 69-99 13,8 - 693 0,700 9,7 – 485,1<br />
Maaginhoud(varken) 12-15 80-84 96 - 126 0,2 - 0,3 19,2 – 37,8<br />
Pensinhoud 15,0 85,0 127,5 0,500 63,8<br />
Bloedmeel 90,0 80,0 720,0 0,600 432,0<br />
Bierbostel 18,3 96,5 176,6 0,410 72,4<br />
Swill 9-37 74-98 66,6 – 362,6 0,5 – 0,7 33,3 – 253,8<br />
(Van den Berg, 2002; Kuhn, 1995)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 106
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 4: Rekenmodel<br />
BEDRIJFSGEGEVENS<br />
MESTPRODUCTIE<br />
Drijfmest<br />
305-dagen<br />
melkproductie<br />
Aantal stal- of<br />
weidedagen<br />
Aantal stuks<br />
vee<br />
Mestproductie<br />
m³/jaar in <strong>op</strong>slag<br />
Beschikbaar voor<br />
vergisting<br />
Weideperiode m³ % m³<br />
Melkvee Beperkt weiden 6.000 kg stuks<br />
7.000 kg stuks<br />
8.000 kg stuks<br />
9.000 kg stuks<br />
10.000 kg stuks<br />
Subtotaal<br />
Onbeperkt weiden 6.000 kg stuks<br />
7.000 kg stuks<br />
8.000 kg stuks<br />
9.000 kg stuks<br />
10.000 kg stuks<br />
Subtotaal<br />
Zomerstalvoedering 6.000 kg stuks<br />
7.000 kg stuks<br />
8.000 kg stuks<br />
9.000 kg stuks<br />
10.000 kg stuks<br />
Subtotaal<br />
Stalperiode<br />
Summerfeeding 6.000 kg 365 stuks<br />
7.000 kg 365 stuks<br />
8.000 kg 365 stuks<br />
9.000 kg 365 stuks<br />
10.000 kg 365 stuks<br />
Subtotaal<br />
Totaal melkvee<br />
Jongvee > 1 jaar stuks<br />
< 1 jaar stuks<br />
Vleesstieren > 1 jaar stuks<br />
< 1 jaar stuks<br />
Zeugen gemiddeld aanwezige dieren stuks<br />
Vleesvarkens gemiddeld aanwezige dieren stuks<br />
HUIDIGE OPSLAGCAPACITEIT MEST<br />
Mestkelder m³<br />
Mestsilo m³<br />
Mestbassin m³<br />
Mestzak m³<br />
Totaal m³<br />
GEGEVENS VOOR NORMVERBRUIK WARMTE EN ELEKTRICITEIT<br />
Aantal gezinsleden<br />
Jaarproductie melk (alleen bij melkvee)<br />
kg<br />
Invullen in welk jaartal er in een vergister geïnvesteerd wordt.<br />
TYPE VERGISTER<br />
1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />
2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
3 Volledig geroerde vergister met variabele inhoud<br />
Keuze soort vergister<br />
Vul 1, 2 of 3 in<br />
1 Mesofiel<br />
2 Thermofiel<br />
Keuze soort proces<br />
Vul 1of 2 in<br />
dagen<br />
Verblijftijd<br />
dagen<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 107
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
HUIDIGE VERBRUIK BEDRIJF EN WONING<br />
Verbruik elektriciteit / jaar (piekuren)<br />
Verbruik elektriciteit / jaar (daluren)<br />
Totaal verbruik electriciteit / jaar<br />
kWh<br />
kWh<br />
kWh<br />
Verbruik aardgas / jaar m³<br />
HUIDIGE PRIJZEN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS<br />
Elektriciteitsprijs (piekuren) €/kWh U moet hier de huidige elektriciteitsprijs invullen<br />
Elektriciteitsprijs (daluren) €/kWh U moet hier de huidige elektriciteitsprijs invullen<br />
Aardgasprijs €/m³ U moet hier de huidige aardgasprijs invullen<br />
TOEVOEGINGEN<br />
Soort product dat eventueel wordt toegevoegd per jaar:<br />
Vaste mest: Rundvee ton<br />
Leghennen<br />
ton<br />
Vleeskuikens<br />
ton<br />
Co-producten: Restproducten ton<br />
Snijmaïs<br />
ton<br />
Gras<br />
ton<br />
Graanstro<br />
ton<br />
METHAANPRODUCTIE<br />
Drijfmest<br />
Beschikbaar voor<br />
vergisting<br />
Beschikbaar<br />
voor vergisting<br />
o.s.%<br />
zelf<br />
o.s.%<br />
norm<br />
aantal<br />
ton o.s.<br />
Methaanproductie<br />
Totaal melkvee m³ ton 6,6 m³<br />
Jongvee > 1 jaar m³ ton 6,6 m³<br />
Kalveren < 1 jaar m³ ton 1,5 m³<br />
Vleesstieren > 1 jaar m³ ton 6,6 m³<br />
< 1 jaar m³ ton 1,5 m³<br />
Zeugen m³ ton 3,5 m³<br />
Vleesvarkens m³ ton 6 m³<br />
Totaal m³<br />
Beschikbaar voor<br />
Toevoegingen<br />
vergisting<br />
Methaanproductie<br />
Vaste mest: Rundvee ton m³<br />
Leghennen ton m³<br />
Vleeskuikens ton m³<br />
Co-producten:<br />
Restproducten ton m³<br />
Snijmaïs ton m³<br />
Gras ton m³<br />
Graanstro ton m³<br />
Totaal ton m³<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 108
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
TECHNIEK<br />
MINIMALE INHOUD VERGISTER<br />
Mestproductie per jaar m³<br />
Toegevoegde c<strong>op</strong>roducten per jaar m³<br />
Verblijftijd biomassa in de vergister<br />
dagen<br />
Bedrijfstijd vergister per jaar<br />
355 dagen<br />
Minimale inhoud vergister m³<br />
Warmte en elektriciteit nodig voor de vergister<br />
Hoeveelheid mest m³<br />
Gem. temperatuur mest in <strong>op</strong>slag(en) °C Vul de temperatuur in<br />
Soort proces<br />
Temperatuur vergister °C<br />
Elektriciteitsvraag vergister<br />
Warmtevraag vergister<br />
kWh<br />
MJ<br />
BEPALING VERMOGEN WARMTEKRACHTKOPPELING<br />
Hoeveelheid methaan m³<br />
Energie-inhoud (MJ)<br />
MJ<br />
Energieinhoud (kWh)<br />
kWh<br />
Bedrijfstijd vergister (355 dagen x 24 uur)<br />
8.520 uur<br />
Brutocapaciteit installatie<br />
kW<br />
Thermisch rendement WKK 55,00 %<br />
Elektrisch rendement WKK 32,50 %<br />
Elektrisch vermogen WKK<br />
kWe<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 109
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
BESPARING<br />
ELEKTRICITEIT<br />
Elektriciteitsproductie per jaar:<br />
Soort vergister:<br />
Elektriciteitsproductie<br />
kWh<br />
Verbruik elektriciteit volgens norm:<br />
Dal-uren Piek-uren<br />
Melkveehouderij kWh kWh<br />
Zeugen kWh kWh<br />
Vleesvarkens kWh kWh<br />
Gemiddeld privé-verbruik kWh kWh<br />
Totaal verbruik kWh kWh<br />
Totale hoeveelheid elektriciteit<br />
kWh<br />
Verbruik elektriciteit <strong>op</strong> het bedrijf:<br />
Vergister<br />
Elektriciteit (piekuren)<br />
Elektriciteit (daluren)<br />
Totaal<br />
kWh<br />
kWh<br />
kWh<br />
kWh<br />
Besparing elektriciteitsverbruik €<br />
WARMTE<br />
Warmteproductie vergister door WKK per jaar:<br />
Soort vergister:<br />
Warmteproductie<br />
MJ<br />
Te benutten warmte<br />
MJ<br />
Omgerekend in aardgas m³<br />
Verbruik warmte volgens norm:<br />
Melkveehouderij<br />
MJ<br />
Zeugen<br />
MJ<br />
Vleesvarkens<br />
MJ<br />
Gemiddeld privé-verbruik<br />
MJ<br />
Totaal verbruik<br />
MJ<br />
Totale hoeveelheid aardgas m³<br />
Verbruik warmte <strong>op</strong> het bedrijf:<br />
Hoeveelheid warmte nodig voor vergister<br />
MJ<br />
Warmte nodig <strong>op</strong> het bedrijf<br />
MJ<br />
Aantal m³ aardgas m³<br />
Besparing aardgasverbruik €<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 110
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
OPBRENGST<br />
OPTIE 1:<br />
OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE ELEKTRICITEIT<br />
Aantal m³ Energie-inhoud Elektriciteit<br />
methaan (MJ)<br />
(in kWh)<br />
OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE WARMTE<br />
Aantal m³<br />
methaan<br />
Energie-inhoud<br />
(MJ)<br />
Warmte<br />
(in MJ)<br />
Terugleverprijs<br />
per kWh (in €)<br />
€<br />
Vul hier een prijs in<br />
Vergoeding<br />
per MJ (in €)<br />
Totaal<strong>op</strong>brengst<br />
Totaal<strong>op</strong>brengst<br />
Warmteproductie<br />
Te benutten warmte €<br />
Vul hier een prijs in<br />
OPTIE 2:<br />
OPBRENGST BIJ LEVERING OVERTOLLIGE ELEKTRICITEIT EN WARMTE<br />
Soort vergister:<br />
Elektriciteit<br />
Productie Eigen verbruik Leveren aan het net<br />
Terugleverprijs in €/kWh Totale <strong>op</strong>brengst<br />
kWh kWh kWh 0 €<br />
Warmte<br />
Te benutten warmte Eigen verbruik Leveren aan derden<br />
Vergoeding in €/m³ Totale <strong>op</strong>brengst<br />
MJ MJ MJ<br />
Omgerekend naar aardgas<br />
m³ m³ m³ 0 €<br />
FISCAAL VOORDEEL<br />
Totale VAMIL/EIA € 0<br />
Nog te benutten VAMIL/EIA € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
-3 -2 -1 0 1 2 3 4 5<br />
Winst voor VAMIL/EIA<br />
Af: VAMIL/EIA € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Winst na VAMIL/EIA € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Te betalen belasting voor investering € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Te betalen belasting na investering € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Belastingvoordeel € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 111
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
INVESTERING<br />
INVESTERINGSKOSTEN BIJ NIEUWBOUW VAN DE VERGISTER<br />
Bruto-investering vergister:<br />
Bouwkundig Technisch Totaal<br />
Vergister € € €<br />
Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € € €<br />
Totaal € € €<br />
Extra investering co-vergisting: €<br />
Totale bruto-investering €<br />
Fiscaal voordeel %<br />
Vergister WKK Co-vergisting Totaal<br />
Bruto-investering € € € €<br />
Fiscaal voordeel € € € €<br />
Netto-investering € € € €<br />
EXPLOITATIEKOSTEN<br />
Bouwkundig Technisch Totaal<br />
Afschrijving<br />
Vergister € € €<br />
Extra investeringen co-vergisting €<br />
Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € € €<br />
Totaal afschrijving €<br />
Onderhoud en verzekering<br />
Vergister € € €<br />
Extra investering co-vergisting €<br />
Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € € €<br />
Totaal onderhoud en verzekering €<br />
Rente (4,5%) €<br />
Totale kosten €<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 112
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
SALDO<br />
Optie 1: Optie 2:<br />
Bij levering van alle<br />
warmte en elektriciteit<br />
Bij levering overtollige<br />
warmte en elektriciteit<br />
Baten:<br />
Opbrengst elektriciteit € €<br />
Opbrengst warmte € €<br />
Besparing elektriciteit €<br />
Besparing warmte €<br />
Totaal baten € €<br />
Kosten:<br />
Afschrijving € €<br />
Onderhoud en verzekering € €<br />
Rente € €<br />
Totaal kosten € €<br />
Saldo € €<br />
TERUGVERDIENTIJD<br />
Netto-investering € €<br />
Bruto jaarlasten:<br />
Saldo € €<br />
Afschrijving € €<br />
Totale bruto jaarlasten € €<br />
Terugverdientijd (jaren)<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 113
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 5: Voorbeeld rekenmodel<br />
BEDRIJFSGEGEVENS<br />
MESTPRODUCTIE<br />
Drijfmest<br />
305-dagen<br />
melkproductie<br />
Aantal stal- of<br />
weidedagen<br />
Aantal stuks<br />
vee<br />
Mestproductie<br />
m³/jaar in <strong>op</strong>slag<br />
Beschikbaar voor<br />
vergisting<br />
Weideperiode m³ % m³<br />
Melkvee Beperkt weiden 6.000 kg stuks<br />
7.000 kg stuks<br />
8.000 kg stuks<br />
9.000 kg 153 130 stuks 656 100 656<br />
10.000 kg stuks<br />
Subtotaal 656 656<br />
Onbeperkt weiden 6.000 kg stuks<br />
7.000 kg stuks<br />
8.000 kg stuks<br />
9.000 kg stuks<br />
10.000 kg stuks<br />
Subtotaal<br />
Zomerstalvoedering 6.000 kg stuks<br />
7.000 kg stuks<br />
8.000 kg stuks<br />
9.000 kg stuks<br />
10.000 kg stuks<br />
Subtotaal<br />
Stalperiode<br />
Summerfeeding 6.000 kg 365 stuks<br />
7.000 kg 365 stuks<br />
8.000 kg 365 stuks<br />
9.000 kg 212 130 stuks 1791 100 1791<br />
10.000 kg 365 stuks<br />
Subtotaal 1791 1791<br />
Totaal melkvee 2448 2448<br />
Jongvee > 1 jaar 181 60 stuks 272 100 272<br />
< 1 jaar 365 65 stuks 285 100 285<br />
Vleesstieren > 1 jaar 25 stuks 237 100 237<br />
< 1 jaar 30 stuks 131 100 131<br />
Zeugen gemiddeld aanwezige dieren 140 stuks 700 100 700<br />
Vleesvarkens gemiddeld aanwezige dieren 1100 stuks 1210 100 1210<br />
HUIDIGE OPSLAGCAPACITEIT MEST<br />
Mestkelder 450 m³<br />
Mestsilo 600 m³<br />
Mestbassin 1.000 m³<br />
Mestzak m³<br />
Totaal 2050 m³<br />
Het is in uw situatie misschien mogelijk om de huidige mest<strong>op</strong>slag om te bouwen tot vergister.<br />
GEGEVENS VOOR NORMVERBRUIK WARMTE EN ELEKTRICITEIT<br />
Aantal gezinsleden 4<br />
Jaarproductie melk (alleen bij melkvee)<br />
1.170.000 kg<br />
Invullen in welk jaartal er in een vergister geïnvesteerd wordt. 2003<br />
TYPE VERGISTER<br />
1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />
2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
3 Volledig geroerde vergister met variabele inhoud<br />
Keuze soort vergister<br />
2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Keuze soort proces<br />
1 Mesofiel<br />
2 Thermofiel<br />
1Mesofiel<br />
dagen<br />
Verblijftijd<br />
30 dagen<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 114
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
HUIDIGE VERBRUIK BEDRIJF EN WONING<br />
Verbruik elektriciteit / jaar (piekuren)<br />
Verbruik elektriciteit / jaar (daluren)<br />
Totaal verbruik electriciteit / jaar<br />
15.000 kWh<br />
13.000 kWh<br />
28000 kWh<br />
Verbruik aardgas / jaar 20.000 m³<br />
HUIDIGE PRIJZEN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS<br />
Elektriciteitsprijs (piekuren) €/kWh 0,13<br />
Elektriciteitsprijs (daluren) €/kWh 0,07<br />
Aardgasprijs €/m³ 0,3<br />
TOEVOEGINGEN<br />
Soort product dat eventueel wordt toegevoegd per jaar:<br />
Vaste mest: Rundvee 25 ton<br />
Leghennen<br />
ton<br />
Vleeskuikens<br />
ton<br />
Co-producten: Restproducten 20 ton<br />
Snijmaïs<br />
150 ton<br />
Gras<br />
100 ton<br />
Graanstro<br />
ton<br />
METHAANPRODUCTIE<br />
Beschikbaar voor<br />
Beschikbaar<br />
o.s.%<br />
zelf<br />
o.s.%<br />
norm<br />
aantal<br />
ton o.s.<br />
Methaanproductie<br />
Drijfmest<br />
vergisting voor vergisting<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Totaal melkvee 2448 m³ 2460 ton 6,6 162 27601 m³<br />
Jongvee > 1 jaar 272 m³ 273 ton 6,6 18 3061 m³<br />
Kalveren < 1 jaar 285 m³ 286 ton 1,5 4 730 m³<br />
Vleesstieren > 1 jaar 237 m³ 238 ton 6,6 16 2675 m³<br />
< 1 jaar 131 m³ 132 ton 1,5 2 337 m³<br />
Zeugen 700 m³ 717 ton 3,5 25 7276 m³<br />
Vleesvarkens 1210 m³ 1258 ton 6 76 21896 m³<br />
Totaal 63576 m³<br />
Beschikbaar voor<br />
Toevoegingen<br />
Vaste mest: Rundvee<br />
vergisting<br />
25 ton<br />
Methaanproductie<br />
1230 m³<br />
Leghennen ton m³<br />
Vleeskuikens ton m³<br />
Co-producten:<br />
Restproducten 20 ton 960 m³<br />
Snijmaïs 150 ton 13500 m³<br />
Gras 100 ton 4200 m³<br />
Graanstro ton m³<br />
Totaal 295 ton 19890 m³<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 115
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
TECHNIEK<br />
MINIMALE INHOUD VERGISTER<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Mestproductie per jaar 5283 m³<br />
Toegevoegde c<strong>op</strong>roducten per jaar 568 m³<br />
Verblijftijd biomassa in de vergister<br />
30 dagen<br />
Bedrijfstijd vergister per jaar<br />
355 dagen<br />
Minimale inhoud vergister 494 m³<br />
Warmte en elektriciteit nodig voor de vergister<br />
Hoeveelheid mest 5283 m³<br />
Gem. temperatuur mest in <strong>op</strong>slag(en) 15 °C<br />
Soort proces<br />
Mesofiel<br />
Temperatuur vergister 33 °C<br />
Elektriciteitsvraag vergister<br />
Warmtevraag vergister<br />
7497 kWh<br />
539408 MJ<br />
BEPALING VERMOGEN WARMTEKRACHTKOPPELING<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Hoeveelheid methaan 83466 m³<br />
Energie-inhoud (MJ)<br />
3321949 MJ<br />
Energieinhoud (kWh)<br />
922764 kWh<br />
Bedrijfstijd vergister (355 dagen x 24 uur)<br />
8.520 uur<br />
Brutocapaciteit installatie<br />
108 kW<br />
Thermisch rendement WKK 55,00 %<br />
Elektrisch rendement WKK 32,50 %<br />
Elektrisch vermogen WKK<br />
35 kWe<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 116
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
BESPARING<br />
ELEKTRICITEIT<br />
Elektriciteitsproductie per jaar:<br />
Soort vergister:<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Elektriciteitsproductie<br />
299898<br />
kWh<br />
Verbruik elektriciteit volgens norm:<br />
Dal-uren Piek-uren<br />
Melkveehouderij 23587 kWh 41933 kWh<br />
Zeugen 12768 kWh 13832 kWh<br />
Vleesvarkens 18612 kWh 20988 kWh<br />
Gemiddeld privé-verbruik 2163 kWh 2163 kWh<br />
Totaal verbruik 57130 kWh 78915 kWh<br />
Totale hoeveelheid elektriciteit<br />
136045 kWh<br />
Verbruik elektriciteit <strong>op</strong> het bedrijf:<br />
Vergister<br />
Elektriciteit (piekuren)<br />
Elektriciteit (daluren)<br />
Totaal<br />
7497 kWh<br />
15000 kWh<br />
13000 kWh<br />
35497 kWh<br />
Besparing elektriciteitsverbruik € 3610<br />
WARMTE<br />
Warmteproductie vergister door WKK per jaar:<br />
Soort vergister:<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Warmteproductie<br />
1827072 MJ<br />
Te benutten warmte<br />
1096243 MJ<br />
Omgerekend in aardgas 34582 m³<br />
Verbruik warmte volgens norm:<br />
Melkveehouderij<br />
198900 MJ<br />
Zeugen<br />
574000 MJ<br />
Vleesvarkens<br />
462000 MJ<br />
Gemiddeld privé-verbruik<br />
96900 MJ<br />
Totaal verbruik<br />
1331800 MJ<br />
Totale hoeveelheid aardgas 42013 m³<br />
Verbruik warmte <strong>op</strong> het bedrijf:<br />
Hoeveelheid warmte nodig voor vergister 539408 MJ<br />
Warmte nodig <strong>op</strong> het bedrijf<br />
634000 MJ<br />
Aantal m³ aardgas 37016 m³<br />
Besparing aardgasverbruik € 10375<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 117
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
OPBRENGST<br />
OPTIE 1:<br />
OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE ELEKTRICITEIT<br />
Aantal m³ Energie-inhoud Elektriciteit Terugleverprijs<br />
methaan (MJ)<br />
(in kWh) per kWh (in €)<br />
Totaal<strong>op</strong>brengst<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
83466 3321949 299898 0,085 € 25491<br />
OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE WARMTE<br />
Aantal m³ Energie-inhoud Warmte Vergoeding<br />
methaan (MJ)<br />
(in MJ) per MJ (in €)<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Warmteproductie 83466 3321949 1827072<br />
Te benutten warmte 1096243 0 €<br />
Vul hier een prijs in<br />
OPTIE 2:<br />
OPBRENGST BIJ LEVERING OVERTOLLIGE ELEKTRICITEIT EN WARMTE<br />
Totaal<strong>op</strong>brengst<br />
Soort vergister:<br />
Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />
Elektriciteit<br />
Productie Eigen verbruik Leveren aan het net<br />
Terugleverprijs in €/kWh Totale <strong>op</strong>brengst<br />
299898 kWh 35497 kWh 264401 kWh 0,085 € 22474<br />
Warmte<br />
Te benutten warmte Eigen verbruik Leveren aan derden<br />
Vergoeding in €/m³ Totale <strong>op</strong>brengst<br />
1096243 MJ 1173408 MJ MJ<br />
Omgerekend naar aardgas<br />
34582 m³ 37016 m³ m³ 0,3 €<br />
FISCAAL VOORDEEL<br />
Totale VAMIL/EIA € 157.069<br />
Nog te benutten VAMIL/EIA € 157.069 122.069 122.069 92.069 82.069 57.069 42.069 2.069 0<br />
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
Winst voor VAMIL/EIA 35.000 -5.000 30.000 10.000 25.000 15.000 40.000 30.000 25.000<br />
Af: VAMIL/EIA € 35.000 0 30.000 10.000 25.000 15.000 40.000 2.069 0<br />
Winst na VAMIL/EIA € 0 -5.000 0 0 0 0 0 27.931 25.000<br />
Te betalen belasting voor investering € 12.701 0 10.601 3.235 8.619 4.853 14.801 10.601 8.619<br />
Te betalen belasting na investering € 0 0 0 0 0 0 0 9.732 8.619<br />
Belastingvoordeel € 12.701 0 10.601 3.235 8.619 4.853 14.801 869 0<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 118
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
INVESTERING<br />
INVESTERINGSKOSTEN BIJ NIEUWBOUW VAN DE VERGISTER<br />
Bruto-investering vergister:<br />
Bouwkundig Technisch Totaal<br />
Vergister € 92952 € 30984 € 123936<br />
Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € 7060 € 21181 € 28242<br />
Totaal € 100012 € 52165 € 152178<br />
Extra investering co-vergisting: € 32609<br />
Totale bruto-investering € 184787<br />
Fiscaal voordeel 30 %<br />
Vergister WKK Co-vergisting Totaal<br />
Bruto-investering € 123936 € 28242 € 32609 € 184787<br />
Fiscaal voordeel € 37344 € 8510 € 9826 € 55679<br />
Netto-investering € 86592 € 19732 € 22783 € 129108<br />
EXPLOITATIEKOSTEN<br />
Bouwkundig Technisch Totaal<br />
Afschrijving<br />
Vergister € 3247 € 2706 € 5953<br />
Extra investeringen co-vergisting € 2848<br />
Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € 247 € 1850 € 2097<br />
Totaal afschrijving € 10898<br />
Onderhoud en verzekering<br />
Vergister € 930 € 1549 € 2479<br />
Extra investering co-vergisting € 1630<br />
Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € 71 € 2118 € 2189<br />
Totaal onderhoud en verzekering € 6298<br />
Rente (4,5%) € 4158<br />
Totale kosten € 21353<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 119
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
SALDO<br />
Optie 1: Optie 2:<br />
Bij levering van alle<br />
warmte en elektriciteit<br />
Bij levering overtollige<br />
warmte en elektriciteit<br />
Baten:<br />
Opbrengst elektriciteit € 25491 € 22474<br />
Opbrengst warmte € 0 €<br />
0<br />
Besparing elektriciteit € 3610<br />
Besparing warmte € 10375<br />
Totaal baten € 25491 € 36458<br />
Kosten:<br />
Afschrijving € 10898 € 10898<br />
Onderhoud en verzekering € 6298 € 6298<br />
Rente € 4158 € 4158<br />
Totaal kosten € 21353 € 21353<br />
Saldo € 4138 € 15105<br />
TERUGVERDIENTIJD<br />
Netto-investering € 129108 € 129108<br />
Bruto jaarlasten:<br />
Saldo € 4138 € 15105<br />
Afschrijving € 10898 € 10898<br />
Totale bruto jaarlasten € 15036 € 26003<br />
Terugverdientijd (jaren) 9 5<br />
• Optie 2 wordt <strong>op</strong>tie 1, indien alle warmte en elektriciteit worden verkocht<br />
(exclusief warmtebehoefte vergister).<br />
• Optie 1: het is meestal moeilijk om warmte aan derden te leveren, daarom zal de<br />
<strong>op</strong>brengst aan warmte meestal € 0,- zijn. Bij gebruik van een deel van de<br />
elektriciteit en warmte, kunnen <strong>op</strong>tie 1 (geen eigen gebruik) en <strong>op</strong>tie 2 (wel eigen<br />
gebruik), met elkaar vergeleken worden.<br />
• De warmtebenutting zal per specifieke bedrijfssituatie de nodige technische<br />
aanpassingen vragen. Bijvoorbeeld verschillende temperatuurcircuits.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 120
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 6: Leveranciers vergistingsinstallaties<br />
<strong>BiogaS</strong> International<br />
Dhr. A.L. Wittendorp<br />
Postbus 130<br />
7890 AC Klazienaveen<br />
Tel: 0591 390 096<br />
Fax: 0591 390 091<br />
E-mail: info@biogas.nl<br />
Website: http://www.biogas.nl<br />
Turnkey levering <strong>mestvergisting</strong>,<br />
financiering en afzet eindproducten.<br />
Biogas Nederland<br />
Dhr. D. Meijerink<br />
Wollinghuizerweg 89<br />
9541 VA Vlagtwedde<br />
Tel: 0599 326 901<br />
Fax: 0599 326 790<br />
E-mail: dick.meijerink@wxs.nl<br />
Website: http://www.biogas-nederland.nl<br />
Biorek<br />
Dhr. G. Gosselink<br />
Postbus 58<br />
5670 AB Nuenen<br />
Tel: 040 258 12 29<br />
Fax: 040 258 12 50<br />
E-mail: biorekagro.bv@agroweb.nl<br />
Website: http://www.bioscan.dk<br />
Eventueel nascheiding digestaat<br />
Biothane Systems Int.<br />
Postbus 5068<br />
2600 GB Delft<br />
Tel: 015 270 01 11<br />
Fax: 015 256 09 27<br />
E-mail: sales@biothane.nl<br />
Website :http://www.biothane.nl<br />
Ecogas International B.V.<br />
Dhr. Th.J. Bijman<br />
Postbus 335<br />
7570 AH Oldenzaal<br />
Tel: 0541 471603<br />
Fax: 0541 512499<br />
E-mail: office@ecogas.nl<br />
Website: http://www.ecogas.nl<br />
Haalbaarheidsonderzoek/ Quick scan, levering complete <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties,<br />
begeleiding milieuvergunningaanvraag en teruglevering groene stroom.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 121
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Funki Manura A/S-Benelux<br />
Dhr. F. Lelieveld<br />
De Hork 8<br />
5431 NS Cuijk<br />
Tel: 0485 350 678<br />
Fax: 0485 350 797<br />
E-mail: info@funki-manura.com<br />
Website: www.funki-manura.com<br />
Grontmij Water and Waste Management<br />
Dhr. L. Luning<br />
Postbus 203<br />
3730 AE De Bilt<br />
Tel: 030 694 32 10<br />
Fax: 030 695 63 66<br />
Website: http://www.grontmij.nl<br />
HCG<br />
Dhr. A. Grooters<br />
Pekelwerk 12<br />
9663 AW Nieuwe Pekela<br />
Tel: 0597 666 666<br />
Fax: 0597 646 942<br />
E-mail: agrooter@hcg.hbg.nl<br />
Website: www.hcg-ic.nl<br />
Host B.V.<br />
Industrieplein 3<br />
7553 LL Hengelo<br />
Postbus 920<br />
7550 AX Hengelo<br />
Tel: 074 240 1807<br />
Fax: 074 240 1810<br />
E-mail: info@host.nl<br />
Website: www.host.nl<br />
Linde BRV<br />
Dhr. J. Driegen<br />
Drieslag 30<br />
8251 JZ Dronten<br />
Tel: 0321 387964<br />
Fax: 0321 338853<br />
E-mail: linde-brv@planet.nl<br />
Turnkey levering met evt. scheidings-,<br />
verkleinings-, vergistings-, composteringsen<br />
droogtechnieken. Mestvergisting vanaf<br />
circa 3000 m 3 mest per jaar. Ook afvalwater<br />
en slibbehandeling.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 122
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
LIPP GmbH<br />
Industriestraße<br />
D-73497 Tannhausen<br />
Tel: +49 (0) 7964 9003-0<br />
Fax: +49 (0) 7964 9003-27<br />
E-mail: info@lipp-system.de<br />
Website: www.lipp-system.de<br />
Planet Energietechniek GmbH<br />
Master Esch 35<br />
D-48691 Vreden<br />
Tel: +49 (0) 2564 97 565<br />
Fax: +49 (0) 2564 33 715<br />
E-mail: info@planet-biogas.com<br />
Website: www.planet-biogas.com<br />
TEWE Elektronik GmbH & Co. KG<br />
Karl-Benz-Straße 17<br />
D-48691 Vreden<br />
Tel: +49 (0) 25 64 9 35 50<br />
Fax: +49 (0) 25 64 3 37 15<br />
E-mail: info@tewe.com<br />
Website: www.tewe.com<br />
Thecogas Biogastechniek B.V.<br />
Dhr. Th. J. Bijman<br />
Tramstraat 32<br />
7241 CK Lochem<br />
Tel: 0573 256 446<br />
Fax: 0573 259 048<br />
Website: www.thecogas.nl<br />
WISA Umweltschutz GmbH<br />
Dhr. H.P. Winkler<br />
Lindenstrasse 17a<br />
D-39606 Iden<br />
Tel: +49 (0) 39390 82 000<br />
Fax: +49 (0) 39341 50 163<br />
E-mail: Biogaswisa@aol.com<br />
Website: www.biogas-wisa.de<br />
Wolter & Dros Biowatt<br />
Dhr. J. Schucking<br />
Postbus 2483<br />
7500 CL Enschede<br />
Tel: 053 4807444<br />
Fax: 053 5361433<br />
biowatt@wolterendros.nl<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 123
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 7: Leveranciers van installatieonderdelen<br />
A.E.H. Power B.V.<br />
Dhr. W.J.M. Klinkenberg<br />
Maasstraat 48<br />
5995 ND Kessel-Eik<br />
Tel: 077 462 14 85<br />
Fax: 077 462 22 65<br />
E-mail: webmaster@aehpower.nl<br />
Website: www.aehpower.nl<br />
Bouw, verko<strong>op</strong> en verhuur van WarmteKrachtK<strong>op</strong>pelingen<br />
Bos Benelux B.V.<br />
Planckstraat 57<br />
3316 GS Dordrecht<br />
Tel: 078 652 0101<br />
Fax: 078 617 0101<br />
E-mail: info@bosbenelux.com<br />
Website: www.bosbenelux.com<br />
Leverancier van Bauer, Bos Benelux, Vogelsang, Landia; Pompen, mixers, scheiders<br />
filtratiesystemen en mest<strong>op</strong>slagsystemen<br />
Distrimex pompen<br />
Edisonstraat 12<br />
7000 AL Doetinchem<br />
Tel: 0314 368 444<br />
Fax: 0314 335 047<br />
E-mail: info@distrimex.nl<br />
Website: www.distrimex.nl<br />
Leverancier van BBA, Intersigma, Tsurumi en Wangen pompen<br />
FAN Separator<br />
59510 Herzfeld<br />
Germany<br />
Tel: +49 (0) 2923 6100<br />
Fax: +49 (0) 2923 610100<br />
E-mail: FAN@fan-separator.com<br />
Mestscheiders, vijzelpersen<br />
ISS Industrial Storage Systems / PAS <strong>op</strong>slagsystemen B.V.<br />
Dhr. H. Vos<br />
De Giek 31<br />
9206 AS Drachten<br />
Tel: 0512 582 058<br />
Fax: 0512 518 933<br />
E-mail: sales@isstanks.nl<br />
Website: www.isstanks.nl<br />
www.pastanks.nl<br />
Mest<strong>op</strong>slagsystemen<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 124
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Smits Constructies B.V.<br />
Peelstraat 5A<br />
5446 NA Wanroij<br />
Tel: 0485 453 396<br />
Fax: 0485 455 022<br />
Website: www.smitsbv.com<br />
Pompinstallaties, filterinstallaties en <strong>op</strong>slagsystemen<br />
Wiefferink B.V.<br />
Textielstraat 16<br />
7575 CA Oldenzaal<br />
Postbus 335<br />
7570 AH Oldenzaal<br />
Tel: 0541 571 616<br />
Fax: 0541 512 499<br />
E-mail: info@wiefferink.nl<br />
Website: www.wiefferink.nl<br />
Leverancier van foliebassins en mestzakken<br />
Willems groep<br />
Postbus 105<br />
7270 AC Borculo<br />
Tel: 0545 255 000<br />
Fax: 0545 255 099<br />
E-mail: info@willemsgroep.nl<br />
Website: www.willemsgroep.nl<br />
Mestverwerkingsinstallaties, scheidingstechnieken en afvalwaterbehandeling<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 125
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 8: Algemene organisaties Duurzame Energie<br />
Bureau Investeringsregelingen en Willekeurige Afschrijving<br />
Postbus 3338<br />
4480 DH Breda<br />
Tel: 076 522 90 44<br />
Infomil<br />
Grote Marktstraat 43<br />
2511 BH Den Haag<br />
Postbus 30732<br />
2500 GS Den Haag<br />
Tel: 070 361 05 75<br />
Fax: 070 363 33 33<br />
E-mail: info@infomil.nl<br />
Website: www.infomil.nl<br />
Beleid en regelgeving, (toetsingskader lucht, water, bodem, energie, afval, geluid,<br />
veiligheid, etc.) technieken, rookgasreiniging en diverse links.<br />
Informatie Centrum Biomassa<br />
Postbus 342<br />
7300 AH Apeldoorn<br />
Tel: 055 549 33 44<br />
Fax: 055 549 32 87<br />
Ministerie van VROM<br />
Economische Fiscale Instrumenten/ IPC660<br />
Rijnstraat 8<br />
2515 XP Den Haag<br />
Postbus 30945<br />
2500 GX Den Haag<br />
Tel: 070 339 40 70<br />
Website: www.vrom.nl<br />
Novem<br />
Catharijnesingel 59<br />
Postbus 8242<br />
3505 RE Utrecht<br />
Tel: 030 239 34 88<br />
Fax: 030 231 64 91<br />
E-mail: info@novem.nl<br />
Website: www.novem.nl<br />
Beschikbaarheid biomassa, conversietechnieken, studies (project, haalbaarheid,<br />
evaluatie), diverse links. (www.biomasster.nl; www.robklimaat.nl)<br />
Projectbureau Duurzame Energie<br />
Postbus 10<br />
6800 AA Arnhem<br />
Tel: 026 355 74 00<br />
E-mail: info@duurzame-energie.nl<br />
Website: www.pde.nl<br />
D.E. beleid, beschikbaarheid biomassa, conversietechnieken, leveranciersgegevens,<br />
prijsinformatie, studiewijzer en diverse links.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 126
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Senter<br />
Dokter van Deenweg 108<br />
Postbus 10073<br />
8000 GB Zwolle<br />
Tel: 038 455 35 53<br />
Fax: 038 454 02 25<br />
E-mail: Info@senter.nl<br />
Website: www.senter.nl<br />
Subsidiewijzer<br />
Stichting Platform Bio-Energie<br />
Postbus 8283<br />
3503 RG Utrecht<br />
Tel: 030 219 13 42<br />
Fax: 030 219 51 15<br />
E-mail: pbe@wxs4all.nl<br />
Website: www.wxs4all.pbe.nl<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 127
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
Bijlage 9: Kennisdragers<br />
Advies, onderzoek, ingenieursbureaus.<br />
Arcadis Heidemij<br />
Postbus 660<br />
5140 AR Waalwijk<br />
Tel: 0416 344 044<br />
Fax: 0416 672 300<br />
BTG Biomass Technology Group B.V.<br />
Postbus 217<br />
7500 AE Enschede<br />
Tel: 053 489 28 97<br />
Fax: 053 489 31 16<br />
Website: www.btgworld.com<br />
CCS<br />
Emmastraat 119<br />
7513 BB Enschede<br />
Tel: 053 482 20 07<br />
Fax: 053 482 20 01<br />
E-mail: info@cocos.nl<br />
Website: www.cocos.nl<br />
Energie advies<br />
CLM Centrum Landbouw en Milieu<br />
Amsterdamsestraatweg 877<br />
3555 HL Utrecht<br />
Postbus 10015<br />
3505 AA Utrecht<br />
Tel: 030 244 13 01<br />
Fax: 030 244 13 18<br />
E-mail: clm@clm.nl<br />
Website: www.clm.nl<br />
DLV adviesgroep NV<br />
Bezoekadres Dr. W. Dreeslaan 1<br />
Bennekom<br />
Postbus 7001<br />
6700 CA Wageningen<br />
Tel: 0317 491 600<br />
Fax: 0317 460 400<br />
E-mail: Webredactie@dlv.agro.nl<br />
Website: www.dlv.nl<br />
Technische en economische advisering, subsidieadvies, Milieu- en<br />
bouwvergunningen, bemestingsadviezen en mineralenmanagement.<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 128
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
ECN Energieonderzoek Centrum Nederland<br />
Westerduinweg 3<br />
Postbus 1<br />
1755 ZG Petten<br />
Tel: 0224 564 949<br />
Fax: 0224 564 480<br />
E-mail: info@ecn.nl<br />
Website: www.ecn.nl<br />
Samenstelling biomassastromen, assamenstellingen, diverse links<br />
Ecofys BV<br />
Postbus 8408<br />
3505 RK Utrecht<br />
Kanaalweg 16-G<br />
3526 KL Utrecht<br />
Tel: 030 280 83 00<br />
Fax: 030 280 83 01<br />
E-mail: info@ecofys.nl<br />
Website: www.ecofys.nl<br />
Grontmij<br />
Postbus 14<br />
3730 AA De Bilt<br />
Tel: 030 694 32 10<br />
Fax: 030 695 63 66<br />
Website: www.grontmij.nl<br />
HAS Den Bosch<br />
Postbus 90108<br />
5200 MA ‘s-Hertogenbosch<br />
Sportlaan/Onderwijsboulevard 221<br />
5223 AZ ’s-Hertogenbosch<br />
Tel: 073 69 23 700<br />
Fax: 073 69 23 799<br />
E-mail: hasdb@hasdb.nl<br />
Website: www.hasdenbosch.nl<br />
HAS KennisTransfer<br />
Postbus 90108<br />
5200 MA ’s-Hertogenbosch<br />
Sportlaan/Onderwijsboulevard 221<br />
5223 AZ ’s-Hertogenbosch<br />
Tel: 073 69 23 637<br />
Fax: 073 69 23 640<br />
E-mail: HASKennisTransfer@hasdb.nl<br />
Website: www.haskennistransfer.nl<br />
Haskoning<br />
Postbus 151<br />
6500 AD Nijmegen<br />
Tel: 024 328 42 84<br />
Fax: 024 323 93 46<br />
E-mail: webmaster@royalhaskoning.com<br />
Website: www.royalhaskoning.com<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 129
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
IMAG-DLO B.V.<br />
Gebouw 127, Mansholtlaan 10-12<br />
Wageningen<br />
Postbus 43<br />
6700 AA Wageningen<br />
Tel: 0317 476 300 (centrale)<br />
Tel: 0317 476 406 (receptie)<br />
Fax: 0317 425 670<br />
E-mail: postkamer@imag.wag-ur.nl<br />
Website: www.imag.dlo.nl<br />
KEMA Nederland B.V.<br />
Postbus 9035<br />
6800 ET Arnhem<br />
Tel: 026 356 91 11<br />
Fax: 026 442 90 93<br />
E-mail: information@kema.nl<br />
Website: www.kema.nl<br />
Praktijkonderzoek Veehouderij<br />
Postbus 2176<br />
8203 AD Lelystad<br />
Tel: 0320 293 569<br />
Fax: 0320 241 584<br />
E-mail: webmaster@pv.agro.nl<br />
Website: www.pv-wageningen.nl<br />
Ervaringen <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties proefbedrijven, mestscheidingsproeven<br />
vergiste mest.<br />
PricewaterhouseCo<strong>op</strong>ers afd. Milieuadvies<br />
Postbus 30715<br />
2500 GS Den Haag<br />
Tel: 070 342 61 94<br />
Fax: 070 342 60 75<br />
Stimuland<br />
Postbus 126<br />
7400 AC Deventer<br />
Tel: 0570 662 391<br />
Fax: 0570 662 392<br />
E-mail: stimuland@glto.nl<br />
Website: www.stimuland.nl<br />
Tauw Milieu B.V.<br />
Handelskade 11<br />
Postbus 133<br />
7400 AC Deventer<br />
Tel: 0570 699 911<br />
Fax: 0570 699 666<br />
E-mail: info.deventer@tauw.nl<br />
Website: www.tauw.nl<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 130
'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />
TNO-MEP Milieu, Energie en Procesinnovatie<br />
Laan van Westenenk 501<br />
Postbus 342<br />
7300 AH Apeldoorn<br />
Tel: 055 549 34 93<br />
Fax: 055 549 37 40<br />
E-mail: S.vanLoo@mep.tno.nl<br />
Website: www.mep.tno.nl<br />
Witteveen + Bos Raadgevende Ingenieurs<br />
Postbus 233<br />
7400 AE Deventer<br />
Tel: 0570 697 911<br />
Fax: 0570 697 344<br />
E-mail: info@witbo.nl<br />
Website: www.witteveenbos.nl<br />
'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 131