18.11.2014 Views

0248;mestvergisting op boerderijniveau.pdf - BiogaS

0248;mestvergisting op boerderijniveau.pdf - BiogaS

0248;mestvergisting op boerderijniveau.pdf - BiogaS

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting<br />

van mest en biomassa<br />

Woonhuis<br />

WKKinstallatie<br />

Teruglevering aan<br />

het energiebedrijf<br />

Stallen<br />

Biogas<strong>op</strong>slag<br />

© Ecogas international B.V.<br />

Mest, stalmest<br />

Vergiste<br />

mest<br />

Elektriciteit<br />

Bemesting<br />

Warmte<br />

Mest<br />

Biogas<br />

’s-Hertogenbosch, januari 2003<br />

In <strong>op</strong>dracht van:


Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting<br />

van mest en biomassa<br />

Opdrachtgever:<br />

Contactpersoon:<br />

Opdrachtnemer:<br />

Contactpersonen:<br />

Auteurs:<br />

Klankbordgroep:<br />

NOVEM B.V.<br />

Dhr. Ir. F.H.G. Nillesen<br />

HAS KennisTransfer<br />

Dhr. Ing. P.A.E. Lemmens<br />

Dhr. Ir. J.A.J.L. van der Wee<br />

Dhr. R.H.C. van der Leeden<br />

Dhr. P.P.M.J. van Roovert<br />

Dhr. A.H.M. van de Wassenberg<br />

Mevr. R. Kalf<br />

(Projectbureau Duurzame Energie)<br />

Dhr. Ir. W.vd. Hulst<br />

(Prov. Noord-Brabant / GTD)<br />

Dhr. Ir. S.M. Smeulders<br />

(ministerie VROM)<br />

Dhr. Drs. F. Stouthart<br />

(SRE / Milieudienst Regio Eindhoven)<br />

Dhr. P.J.M.M. Lemmens<br />

(Prov. Limburg)<br />

Dhr. Ir. J.H.G. Tuinte<br />

(ministerie van LNV)<br />

’s-Hertogenbosch, januari 2003


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Voorwoord<br />

Voor u ligt de rapportage van de technische en juridische procedures die in kaart zijn<br />

gebracht om de vergunningverlener en de initiatiefnemer te ondersteunen bij het<br />

realiseren van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />

Het project is uitgevoerd door HAS KennisTransfer in <strong>op</strong>dracht van NOVEM in het<br />

kader van het programma Duurzame Energie Nederland (DEN). NOVEM verzorgt dit<br />

programma voor het ministerie van Economische Zaken. Een onderdeel van het<br />

programma is het ondersteunen van gemeenten bij het inventariseren van het<br />

Duurzame Energie potentieel met behulp van de duurzame energie scan.<br />

Mestvergisting is een belangrijk onderdeel van het Duurzame Energiepotentieel <strong>op</strong><br />

gemeentelijk niveau, maar biedt nog veel onduidelijkheden omtrent wet- en<br />

regelgeving.<br />

Het rapport is dusdanig modulair <strong>op</strong>gezet dat er in de toekomst de mogelijkheid<br />

bestaat om relatief eenvoudig de informatie uit het rapport te verwerken in een<br />

webpagina.<br />

Deze bureaustudie is uitgevoerd door drie afstudeerders van de HAS Den Bosch, die<br />

begeleid werden door een zestal adviseurs van HAS KennisTransfer, respectievelijk<br />

dhr. J. Janssen, dhr. M. Geurts van Kessel, dhr. C. Klaver, dhr. P. Lemmens, Mevr.<br />

A. Spierings en dhr. J. van der Wee. Deze adviseurs hebben elk advies gegeven <strong>op</strong><br />

hun eigen vakgebied uit het rapport, te weten technologie, techniek, ruimtelijke<br />

ordening, milieuwetgeving en bedrijfseconomie.<br />

Daarnaast is voorafgaande aan het project een klankbordgroep samengesteld,<br />

bestaande uit deskundigen <strong>op</strong> het gebied van <strong>mestvergisting</strong> in Nederland. Deze<br />

mensen hebben een aanzienlijke meerwaarde weten te bieden aan dit rapport door<br />

hun praktische kennis met ons te delen. Er kan vanuit gegaan worden dat de<br />

informatie in dit rapport, is afgeleid van de laatste nieuwe ontwikkelingen <strong>op</strong> het<br />

gebied van wet- en regelgeving tot 1 januari 2003. Er dient echter rekening<br />

gehouden te worden met het feit dat er voortdurend veranderingen zijn in wetten,<br />

regels en beleid omtrent <strong>mestvergisting</strong> en het afvalstoffenbeleid in relatie tot covergisting.<br />

HAS KennisTransfer wil alle mensen bedanken die informatie beschikbaar hebben<br />

gesteld voor de tot standkoming van dit rapport.<br />

Tenslotte wil HAS KennisTransfer langs deze weg ook de leden van de<br />

klankbordgroep, mevr. R. Kalf (PDE), dhr. W. van der Hulst (GTD), dhr. M. Lemmens<br />

(Prov. Limburg), dhr. F. Stouthart (MRE) en dhr. J. Tuinte (LNV) bijzonder bedanken<br />

voor hun bijdrage aan dit rapport.<br />

‘s-Hertogenbosch, januari 2003<br />

HAS KennisTransfer<br />

Advies:<br />

Dhr. J. Janssen<br />

Dhr. M. Geurts van Kessel,<br />

Dhr. C. Klaver<br />

Dhr. P. Lemmens<br />

Mevr. A. Spierings<br />

Dhr. J. van der Wee<br />

Uitvoering:<br />

Dhr. R. van der Leeden<br />

Dhr. P. van Roovert<br />

Dhr. A. van de Wassenberg<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />

III


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Inhouds<strong>op</strong>gave<br />

VOORWOORD ...................................................................................................................................III<br />

SAMENVATTING .............................................................................................................................VII<br />

1 INLEIDING....................................................................................................................................1<br />

1.1 DOELSTELLING.............................................................................................................................1<br />

1.2 LEESWIJZER..................................................................................................................................1<br />

2 AFBAKENING MESTVERGISTING OP BOERDERIJNIVEAU...........................................3<br />

2.1 STROOMSCHEMA AFBAKENING MESTVERGISTING OP BOERDERIJNIVEAU......................................3<br />

2.2 TOELICHTING STROOMSCHEMA BOERDERIJNIVEAU ......................................................................4<br />

3 TECHNOLOGIE / TECHNIEK...................................................................................................7<br />

3.1 TECHNOLOGISCHE ASPECTEN MESTVERGISTING...........................................................................7<br />

3.1.1 Principe <strong>mestvergisting</strong>...........................................................................................................7<br />

3.1.2 Biochemische achtergrond....................................................................................................10<br />

3.1.3 Ontzwaveling biogas .............................................................................................................12<br />

3.1.4 Digestaat ...............................................................................................................................13<br />

3.2 TECHNISCHE ASPECTEN MESTVERGISTING..................................................................................13<br />

3.2.1 Type vergistingsinstallaties ...................................................................................................13<br />

3.2.2 Benutting van biogas.............................................................................................................16<br />

3.2.3 Mestverwerkingstechnieken...................................................................................................18<br />

3.2.4 Arbeid....................................................................................................................................20<br />

3.2.5 Processchema <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> ................................................................21<br />

3.3 AANZET MODULE TECHNIEK / TECHNOLOGIE..............................................................................22<br />

3.3.1 Stroomschema techniek/technologie .....................................................................................22<br />

3.3.2 Toelichting stroomschema techniek / technologie.................................................................23<br />

3.4 BIOGASBENUTTING.....................................................................................................................31<br />

3.4.1 Stroomschema biogasbenutting.............................................................................................31<br />

3.4.2 Toelichting stroomschema biogasbenutting..........................................................................32<br />

3.5 DOCUMENTATIE TECHNIEK/TECHNOLOGIE ................................................................................34<br />

4 RUIMTELIJKE ORDENING.....................................................................................................35<br />

4.1 STROOMSCHEMA WET RUIMTELIJKE ORDENING .........................................................................35<br />

4.2 TOELICHTING WET RUIMTELIJKE ORDENING ..............................................................................36<br />

4.2.1 Algemene beleidsregels.........................................................................................................36<br />

4.2.2 Ruimtelijk beleid <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> ............................................................36<br />

4.2.3 Beschikbare ruimte binnen het bouwblok..............................................................................37<br />

4.2.4 Het bestemmingsplan ............................................................................................................37<br />

4.2.5 Het herzien van een bestemmingsplan in het kort .................................................................39<br />

4.3 BOUWVERGUNNING....................................................................................................................39<br />

4.3.1 Hoofdlijnen bouwvergunning................................................................................................39<br />

4.3.2 De bouwvergunningprocedure..............................................................................................40<br />

4.3.3 Publicatie bouwaanvraag .....................................................................................................41<br />

4.3.4 Voorschriften bouwvergunning .............................................................................................42<br />

4.3.5 Intrekken bouwvergunning....................................................................................................42<br />

4.3.6 Rechtsbescherming................................................................................................................42<br />

4.3.7 Openbaar register .................................................................................................................42<br />

4.4 COÖRDINATIE BOUWVERGUNNING MET DE MILIEUVERGUNNING................................................42<br />

4.5 DOCUMENTATIE RUIMTELIJKE ORDENING..................................................................................44<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />

IV


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5 MILIEUWETGEVING ...............................................................................................................45<br />

5.1 VERGUNNINGVERLENING M.B.T. DE WET MILIEUBEHEER...........................................................45<br />

5.2 TOELICHTING STROOMSCHEMA WET MILIEUBEHEER..................................................................49<br />

5.3 MILIEURANDVOORWAARDEN VERGUNNINGVERLENING MESTVERGISTING.................................51<br />

5.3.1 Toetsingskader lucht .............................................................................................................51<br />

5.3.2 Toetsingskader Bodem ..........................................................................................................53<br />

5.3.3 Toetsingskader Geluidshinder...............................................................................................53<br />

5.3.4 Toetsingskader Afvalstoffen ..................................................................................................54<br />

5.3.5 Toetsingskader Veiligheid.....................................................................................................55<br />

5.3.6 Toetsingskader Energie.........................................................................................................57<br />

5.3.7 Toetsingskader Hygiëne ........................................................................................................57<br />

5.4 BESLUIT EMISSIE-EISEN STOOKINSTALLATIES MILIEUBEHEER B ................................................58<br />

5.4.1 Inrichtingen waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is......................................................................58<br />

5.4.2 Stookinstallatie waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is.................................................................59<br />

5.4.3 Emissie-eisen.........................................................................................................................59<br />

5.4.4 Meetverplichting ...................................................................................................................61<br />

5.4.5 Storingen en voorvallen ........................................................................................................62<br />

5.5 MESTSTOFFENWET .....................................................................................................................62<br />

5.6 DOCUMENTATIE MILIEUWETGEVING..........................................................................................63<br />

6 CO-VERGISTING.......................................................................................................................64<br />

6.1 TECHNOLOGISCH ........................................................................................................................64<br />

6.2 TECHNIEK...................................................................................................................................65<br />

6.3 WETGEVING ...............................................................................................................................66<br />

6.3.1 Wet milieubeheer...................................................................................................................66<br />

6.3.2 Wet ruimtelijke ordening.......................................................................................................67<br />

6.3.3 Meststoffenwet.......................................................................................................................67<br />

6.4 BEDRIJFSECONOMIE BIJ CO-VERGISTING.....................................................................................68<br />

6.5 DOCUMENTATIE CO-VERGISTING ...............................................................................................70<br />

7 BEDRIJFSECONOMIE..............................................................................................................71<br />

7.1 TOELICHTING REKENMODEL.......................................................................................................71<br />

7.2 BEDRIJFSGEGEVENS....................................................................................................................73<br />

7.3 METHAANPRODUCTIE.................................................................................................................76<br />

7.4 TECHNIEK...................................................................................................................................77<br />

7.5 BESPARING.................................................................................................................................78<br />

7.6 OPBRENGST ................................................................................................................................79<br />

7.7 FISCAAL VOORDEEL....................................................................................................................79<br />

7.8 INVESTERING..............................................................................................................................81<br />

7.9 SALDO ........................................................................................................................................81<br />

7.10 TOELICHTING VOORBEELDREKENMODEL ...............................................................................82<br />

7.11 DOCUMENTATIE BEDRIJFSECONOMIE.....................................................................................83<br />

8 BUURTNIVEAU / CENTRALE MESTVERGISTING ...........................................................84<br />

8.1 BEVOEGD GEZAG........................................................................................................................84<br />

8.2 LOCATIE VAN DE CENTRALE MESTVERGISTINGSINSTALLATIE.....................................................84<br />

8.3 VERGUNNINGVERLENING M.B.T WET MILIEUBEHEER.................................................................85<br />

9 DISCUSSIE...................................................................................................................................87<br />

10 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...................................................................................89<br />

10.1 CONCLUSIES...........................................................................................................................89<br />

10.2 AANBEVELINGEN ...................................................................................................................91<br />

LITERATUURLIJST...........................................................................................................................94<br />

LIJST VAN BEGRIPPEN....................................................................................................................96<br />

LIJST VAN AFKORTINGEN.............................................................................................................99<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />

V


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

BIJLAGE 1: CATEGORIEËN VAN INRICHTINGEN (BIJLAGE 1, IVB)................................100<br />

BIJLAGE 2: BIOGASOPBRENGST DIERLIJKE MEST.............................................................105<br />

BIJLAGE 3: BIOGASOPBRENGST CO-PRODUCTEN ..............................................................106<br />

BIJLAGE 4: REKENMODEL ..........................................................................................................107<br />

BIJLAGE 5: VOORBEELD REKENMODEL ................................................................................114<br />

BIJLAGE 6: LEVERANCIERS VERGISTINGSINSTALLATIES ..............................................121<br />

BIJLAGE 7: LEVERANCIERS VAN INSTALLATIEONDERDELEN ......................................124<br />

BIJLAGE 8: ALGEMENE ORGANISATIES DUURZAME ENERGIE .....................................126<br />

BIJLAGE 9: KENNISDRAGERS.....................................................................................................128<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />

VI


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Samenvatting<br />

De Nederlandse overheid richt zich de laatste jaren <strong>op</strong> het stimuleren van duurzame<br />

energie projecten. NOVEM voert in <strong>op</strong>dracht van het Ministerie van economische<br />

zaken het programma Duurzame Energie Nederland (DEN) uit. Een onderdeel van<br />

dat programma is het ondersteunen van gemeenten bij het inventariseren van het<br />

Duurzame Energie (DE) potentieel met behulp van de duurzame energie scan.<br />

Mestvergisting kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van<br />

duurzame energie in Nederland.<br />

Er is bij gemeenten, maar ook andere betrokkenen, zoals initiatiefnemers en<br />

belanghebbende omwonenden, onvoldoende bekend over de technische en<br />

milieuhygiënische randvoorwaarden van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Daarom is er<br />

behoefte aan een plan van aanpak voor het omgaan met, en het beoordelen en<br />

behandelen van aanvragen voor <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. HAS<br />

KennisTransfer heeft in <strong>op</strong>dracht van NOVEM een plan van aanpak geschreven,<br />

waarmee gemeenten en initiatiefnemers ondersteund worden bij het doen realiseren<br />

van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />

De mogelijkheden die bestaan voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland<br />

zijn in dit rapport uitgewerkt voor vier modules, te weten techniek/technologie,<br />

ruimtelijke ordening, milieuwetgeving en bedrijfseconomie. In deze modules wordt<br />

zowel de technische als economische haalbaarheid van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> voor met name de initiatiefnemer weergegeven. Met name wordt<br />

voor de vergunningverlener met behulp van stroomschema’s stapsgewijs uitgewerkt<br />

in hoeverre <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is toegestaan, volgens ruimtelijke<br />

ordening aspecten en voor milieu aspecten en wordt tevens de mogelijkheden voor<br />

co-vergisting toegelicht.<br />

Mestvergisting is een microbiologisch proces waarbij organische stof uit biomassa<br />

onder anaërobe omstandigheden door methaanvormende bacteriën vergist wordt.<br />

Het ontstane biogas uit <strong>mestvergisting</strong> wordt in een gasmotor verbrand en omgezet<br />

in elektriciteit en warmte. Deze energie kan gebruikt worden <strong>op</strong> het eigen bedrijf of<br />

geleverd worden aan derden (bijv. een energiebedrijf). De uitvergiste mest kan als<br />

dierlijke meststof <strong>op</strong> landbouwgrond worden aangewend.<br />

De vergisting van organische stof is een temperatuursafhankelijk proces. Bij een<br />

hogere temperatuur verlo<strong>op</strong>t het proces sneller, de biogasproductie wordt echter niet<br />

significant hoger. Mesofiele <strong>mestvergisting</strong> in combinatie met een volledig geroerd<br />

systeem met constante inhoud is vaak de meest geschikte <strong>op</strong>tie voor vergisting <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>. Het mesofiele proces is het minst gevoelig voor pH- en<br />

temperatuurschommelingen en de volledig geroerde vergister heeft normaliter de<br />

kortste terugverdientijd, vraagt weinig arbeid en is relatief gemakkelijk realiseerbaar.<br />

Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een vrijstelling van het<br />

bestemmingsplan en een bouwvergunning vereist. Voor de bouwvergunning is vooral<br />

de wetgeving <strong>op</strong> het gebied van ruimtelijke ordening, met name het<br />

bestemmingsplan, bepalend. Tijdig vooroverleg tussen initiatiefnemer en gemeente<br />

is dan ook van essentieel belang om tot een gestroomlijnde vergunningverlening te<br />

komen. De algemene lijn van het ruimtelijke ordeningsbeleid is dat er terughoudend<br />

moet worden omgegaan met verstening van het buitengebied. Zolang een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sactiviteit valt onder het begrip “normale agrarische bedrijfsvoering” is<br />

<strong>mestvergisting</strong> in het buitengebied toegestaan.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />

VII


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Een <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit is een vorm van mestverwerking en is daarom een<br />

vergunningplichtige activiteit in de zin van de Wet milieubeheer (Wm). Inrichtingen<br />

voor het verwerken van >10 m³ dierlijke mest zijn immers vergunningplichtig. Voor<br />

vergisting van uitsluitend dierlijke mest, afkomstig van het eigen bedrijf<br />

(<strong>boerderijniveau</strong>) is er een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 7.1 Ivb bij de<br />

gemeente. De grens tussen gemeente en GS als bevoegd gezag ligt bij een<br />

capaciteit van 25.000 m³ per jaar van buiten de inrichting afkomstig.<br />

In de milieuvergunning moeten richtlijnen voor de volgende milieurandvoorwaarden<br />

<strong>op</strong>genomen worden; lucht, bodem, geluidhinder, afvalstoffen, veiligheid, energie en<br />

hygiëne. Voor de gasmotor worden echter geen emissie-eisen <strong>op</strong>genomen in de<br />

milieuvergunning. Hiervoor geldt een aparte regeling, het Besluit Emissie-eisen<br />

Stookinstallaties Milieubeheer B. Dit besluit heeft betrekking <strong>op</strong> de emissie van<br />

stikstofoxiden door de verbranding van biogas. De Nederlandse emissie Richtlijn<br />

(NeR) wordt bij het toetsingskader lucht wel <strong>op</strong>genomen in de milieuvergunning,<br />

maar beperkt zich tot procesemissies, dus emissie uit de vergistingssilo (met name<br />

NH 3 ). Tenslotte gelden er regels ten aanzien van het in of <strong>op</strong> de bodem brengen van<br />

dierlijke meststoffen, dus ook voor digestaat. Het Besluit Gebruik Dierlijke<br />

Meststoffen (BGDM) stelt regels over emissie-arm aanwenden en uitrijtijdstippen. Het<br />

Besluit kwaliteit en gebruik Overig Organische Meststoffen (BOOM) is van<br />

toepassing wanneer mengsels van dierlijke mest en overige organische meststoffen<br />

(>50 %) worden vergist. Het BOOM stelt vooral regels ten aanzien van gehalte-eisen<br />

voor o.a. zware metalen.<br />

Steeds meer breekt het inzicht door dat vergisting van uitsluitend dierlijke mest<br />

economisch niet haalbaar is. Om het rendement van de installatie te verhogen is het<br />

interessant om co-producten toe te voegen aan het vergistingsproces.<br />

Co-producten vergisten die afkomstig zijn van de eigen inrichting en voortkomen uit<br />

de normale agrarische activiteiten (denk aan stalmest, vaste mestsoorten,<br />

voerresten, enz.), wordt gezien als normale agrarische bedrijfsvoering. Zodra<br />

organische afvalstoffen worden toegevoegd, is een ontheffing van het ministerie van<br />

LNV, via RIKILT, noodzakelijk om het digestaat juridisch als zijnde meststof te<br />

mogen aanwenden <strong>op</strong> landbouwgrond.<br />

Het toevoegen van organische producten die van buiten de inrichting afkomstig zijn,<br />

leidt met de huidige wet- en regelgeving juridisch gezien in elke hoeveelheid tot<br />

afvalverwerking. Wanneer co-producten van derden worden toegevoegd, stijgt dit uit<br />

boven de normale agrarische en stelt de Wro verdergaande eisen aan de locatie. Dit<br />

houdt in dat de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie in het algemeen verwezen wordt naar een<br />

daartoe aangewezen bedrijventerrein.<br />

Per bedrijfssituatie zal de haalbaarheid van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie onderzocht<br />

moeten worden. Of een afzonderlijke vergistingsinstallatie haalbaar is, blijkt<br />

afhankelijk te zijn van diverse factoren. De belangrijkste factoren zijn <strong>op</strong>brengsten<br />

van de installatie enerzijds, deze zijn vooral afhankelijk van de biogas<strong>op</strong>brengst uit<br />

een m³ biomassa vertaald in <strong>op</strong>brengsten uit elektriciteit en warmte, en de kosten<br />

van de installatie anderzijds. De investeringsruimte van het betreffende bedrijf speelt<br />

hier een hoofdrol in. De investering kan sterk afhangen van de reeds aanwezige<br />

onderdelen van de installatie, met name bestaande mest<strong>op</strong>slagen. In hoeverre<br />

subsidies en fiscale regelingen benut kunnen worden, bepaalt mede de haalbaarheid<br />

van het initiatief.<br />

Naast <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is voor relatief kleine bedrijven,<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau of centrale <strong>mestvergisting</strong> interessant. Zodra een<br />

bedrijf een functie vervult van <strong>mestvergisting</strong> voor derden, stijgt dit uit boven de<br />

normale agrarische bedrijfsvoering en is er aanleiding om ook vanuit de ruimtelijke<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />

VIII


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

ordening nadere eisen te stellen aan de locatie. Bij de beoordeling van een locatie<br />

voor centrale <strong>mestvergisting</strong> in het buitengebied wordt getoetst <strong>op</strong> schaalaspecten,<br />

landschappelijke en cultuurhistorische waarde, milieubelasting naar de omgeving,<br />

infrastructuur, verkeersbelasting en (indien mogelijk) benutting van de bestaande dan<br />

wel vrijkomende (agrarische) bebouwing. Voor buurtvergisting worden vergelijkbare<br />

eisen gesteld aan de installatie. De grens tussen de gemeente en GS als bevoegd<br />

gezag ligt ook hier bij meer dan 25.000 m³ van buiten de inrichting afkomstige<br />

dierlijke meststoffen. Wordt er echter meer dan 36.000 m³ (100 m³ per dag) vergist,<br />

dient er naast de Wm-vergunning ook een beoordelingsnotitie voor een Milieu Effect<br />

Rapportage (MER) te worden <strong>op</strong>gesteld.<br />

Samenvattend blijkt dat door onduidelijkheid in wet- en regelgeving <strong>mestvergisting</strong> in<br />

Nederland niet of nauwelijks van de grond komt. Wanneer uitsluitend mest van de<br />

eigen inrichting wordt vergist is vergunningverlening in principe geen probleem.<br />

Daartegenover staat dat <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> met gebruik van<br />

uitsluitend dierlijke mest slechts haalbaar is bij relatief grote bedrijfsomvang en covergisting<br />

in de meeste gevallen noodzakelijk is om de investering rendabel te<br />

maken. Op dit gebied liggen grote knelpunten met betrekking tot afvalverwerking en<br />

normale agrarische bedrijfsvoering. Tot slot biedt clustering van in elkaars nabijheid<br />

gelegen bedrijven economisch perspectief om <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

rendabel te maken.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa'<br />

IX


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

1 Inleiding<br />

Mestvergisting is een microbiologisch proces waarbij organische stof door bacteriën<br />

gefermenteerd wordt. Hierbij ontstaat biogas dat kan worden omgezet in warmte en<br />

elektriciteit. Het biogas wordt verbrand in een gasmotor die een generator aandrijft.<br />

Hiermee kan financieel voordeel behaald worden door besparingen <strong>op</strong> het eigen<br />

gebruik van aardgas en elektriciteit, of door een deel van de warmte en elektriciteit<br />

terug te leveren aan derden. (Tijmensen et al., 2002)<br />

De uitvergiste mest kan alsnog voor bodembemesting gebruikt worden, waarbij zelfs<br />

voordelen bestaan ten <strong>op</strong>zichte van verse dierlijke mest. Mestvergisting biedt<br />

bovendien voordelen voor het milieu vanwege minder emissie van broeikasgassen<br />

uit de mest. Tenslotte kunnen de voordelen van bemesting met vergiste mest ten<br />

<strong>op</strong>zichte van verse mest een besparing <strong>op</strong>leveren in anorganische meststoffen.<br />

Mestvergisting maakt het dus mogelijk om via een tussenstap extra rendement te<br />

halen uit dierlijke mest.<br />

Toch komt <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland niet of nauwelijks van de<br />

grond. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat er veel onduidelijkheid bestaat over de<br />

vergunningverlening van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />

Er is behoefte aan een plan van aanpak voor het omgaan met, en het beoordelen en<br />

behandelen van aanvragen voor <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Er is<br />

geconstateerd dat zowel de technische kennis over, en het inzicht in de toepassing<br />

en omzetting van mest in energie door middel van vergisting, als de kennis en het<br />

overzicht van de procedures <strong>op</strong> het gebied van ruimtelijke ordening en<br />

vergunningverlening, binnen het gemeentelijke apparaat tekort schiet en veelal<br />

geheel ontbreekt. Er is bij gemeenten, maar ook bij andere betrokken zoals<br />

initiatiefnemers en belanghebbende omwonenden, onvoldoende bekend over de<br />

technische en milieuhygiënische randvoorwaarden van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />

Ook ontbreekt het vaak aan helder inzicht in de mogelijkheden die in het kader van<br />

de ruimtelijke ordening binnen bepaalde bestemmingen aanwezig zijn, dan wel<br />

gecreëerd kunnen worden, terwijl vaak ook onduidelijkheid bestaat over welke eisen<br />

noodzakelijkerwijs of in alle redelijkheid in een (milieu-)vergunning kunnen of moeten<br />

worden <strong>op</strong>genomen.<br />

1.1 Doelstelling<br />

De doelstelling van dit project is te komen tot een praktisch plan van aanpak,<br />

voorzien van stroomschema’s waarmee gemeenten initiatieven voor het <strong>op</strong>richten<br />

van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kunnen beoordelen en vervolgens<br />

(doen) realiseren. Hiermee moeten zij in staat kunnen zijn, alle relevante aspecten<br />

die daarbij een rol spelen <strong>op</strong> adequate wijze in de te verlenen vergunning <strong>op</strong> te<br />

nemen en daar<strong>op</strong> efficiënt te controleren. Tevens vormt dit project een leidraad voor<br />

initiatiefnemers om te kunnen beoordelen of <strong>mestvergisting</strong> mogelijk en/of haalbaar<br />

is voor zijn of haar specifieke bedrijfssituatie.<br />

1.2 Leeswijzer<br />

Bij <strong>mestvergisting</strong> zijn een viertal modules belangrijk die ieder in een apart hoofdstuk<br />

aan de orde zullen komen. In hoofdstuk 2 wordt allereerst <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> middels een stroomschema afgebakend worden. Vervolgens wordt in<br />

hoofdstuk 3 de eerste module: “technologische en technische aspecten van het<br />

vergistingsproces” beschreven. Hierbij komt het vergistingsproces en de uitvoering<br />

van de installatie aan de orde.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 1


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan <strong>op</strong> de wetgeving met betrekking tot Ruimtelijke<br />

Ordening die belangrijk is voor de bestemming en uitvoering van de<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Op de Milieuwetgeving wordt vervolgens in hoofdstuk 5<br />

dieper ingegaan. Hierin worden de eisen beschreven die in de milieuvergunning<br />

gesteld moeten worden aan <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Hoofdstuk 6 handelt over covergisting.<br />

De regelgeving met betrekking tot afvalverwerking is momenteel nog zeer<br />

diffuus, daarom zal in dit hoofdstuk expliciet aan de orde komen welke<br />

mogelijkheden er zijn voor co-vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. In hoofdstuk 7 worden<br />

de bedrijfseconomische aspecten van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> beschreven.<br />

Hierin is eveneens het onderdeel co-vergisting meegenomen. Hoofdstuk 8 geeft<br />

belangrijke informatie over buurt-/centrale vergisting. Dit hoofdstuk geeft aanvullende<br />

eisen voor buurt-/centrale vergisting, die reeds bij <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

aan de orde zijn gekomen. Discussiepunten die ontstaan naar aanleiding van deze<br />

bureaustudie komen in hoofdstuk 9 aan de orde.<br />

Tenslotte worden in het hoofdstuk 10 conclusies getrokken en aanbevelingen<br />

gedaan, wat de stand van zaken is met betrekking tot vergunningverlening en het<br />

vergroten van de rentabiliteit van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. In<br />

de aanbevelingen worden suggesties gedaan voor veranderingen die moeten zorgen<br />

dat voor gemeentelijke en provinciale overheden (onbedoelde) drempels te aanzien<br />

van de realisatie van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kunnen worden<br />

weggenomen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 2


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

2 Afbakening <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

Mestvergisting kan zowel <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> als <strong>op</strong> buurt-/centraalniveau uitgevoerd<br />

worden. Omdat er juridische verschillen bestaan tussen boerderij- en buurt-/centraalniveau,<br />

wordt in dit hoofdstuk middels een stroomschema en bijbehorende toelichting<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> afgebakend.<br />

2.1 Stroomschema afbakening <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

De afbakening is weergegeven in onderstaande stroomschema. Buurt-<br />

/centraalniveau komt in hoofdstuk 8 aan de orde. Verder wordt <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> onderverdeeld in drie richtingen. Voor deze drie richtingen zullen de<br />

in de grijze vakken genoemde modules behandeld worden.<br />

A. Is er sprake van <strong>mestvergisting</strong>?<br />

B. Is de mest afkomstig uit één eigen<br />

inrichting ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

1.1 Boerderijniveau 2.1 Buurtniveau / Centraal (H8)<br />

1.2 Worden er co-producten<br />

toegevoegd ?<br />

Nee<br />

Ja<br />

1.3.1 Eigen mest 1.2.1 Zijn de co-producten<br />

afkomstig van derden?<br />

Technisch /<br />

Technologisch(H3)<br />

Nee<br />

1.3.2 Eigen mest<br />

en eigen c<strong>op</strong>roducten<br />

Ja<br />

1.3.3 Eigen mest<br />

en co-producten<br />

van derden<br />

Technisch /<br />

Technologisch (§6.2, 6.3)<br />

Bedrijfseconomisch<br />

(H7)<br />

Milieu<br />

(H5)<br />

Technisch /<br />

Technologisch (§6.2, 6.3)<br />

Ruimtelijke Ordening (H4)<br />

Bedrijfseconomisch<br />

(H7)<br />

Milieu<br />

(H8)<br />

Bedrijfseconomisch<br />

(H7)<br />

Milieu<br />

(§6.4.1)<br />

Ruimtelijke Ordening<br />

(§6.4.2, H8)<br />

Ruimtelijke Ordening<br />

(§6.4.2)<br />

Figuur 2.1 Stroomschema afbakening <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 3


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

2.2 Toelichting stroomschema <strong>boerderijniveau</strong><br />

Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> wordt afgebakend volgens figuur 2.1 <strong>op</strong> de vorige<br />

pagina. Een toelichting <strong>op</strong> het stroomschema <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> volgt<br />

hieronder.<br />

Stappen:<br />

A. Is er sprake van <strong>mestvergisting</strong>?<br />

Mestvergisting is het omzetten van organische stof uit dierlijke mest of andere<br />

organische producten met behulp van methaanvormende bacteriën. Bij dit<br />

proces ontstaat biogas, dat bestaat uit CH 4 , CO 2 , H 2 S, H 2 O. Het biogas kan<br />

gebruikt worden voor het <strong>op</strong>wekken van elektrische en/of thermische energie.<br />

B. Is de mest, die wordt vergist, afkomstig uit één eigen inrichting?<br />

Als één inrichting wordt beschouwd: De tot een zelfde onderneming of<br />

instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of<br />

functionele binding hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.<br />

In de praktijk wordt onder “inrichting” verstaan: alle bouwwerken en<br />

installaties die gevestigd zijn <strong>op</strong> één bouwblok. Stallen <strong>op</strong> een andere locatie<br />

kunnen wel tot één bedrijf horen, maar worden over het algemeen niet tot<br />

dezelfde inrichting gerekend. Iedere inrichting heeft meestal ook een eigen<br />

Wm-vergunning. Toch is het begrip inrichting onder invloed van jurisprudentie<br />

enigszins rekbaar. Wanneer verschillende bedrijfslocaties technische,<br />

organisatorische en functionele binding met elkaar hebben, kunnen deze toch<br />

als één inrichting aangemerkt worden.<br />

Het bevoegd gezag bepaalt uiteindelijk per afzonderlijk geval of meerdere<br />

bedrijfslocaties toch tot dezelfde inrichting horen. Blijkt uit deze beoordeling<br />

dat verschillende bedrijfslocaties van één en hetzelfde bedrijf tot één<br />

inrichting behoren, dan kan de <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit tot <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> worden gerekend. (Infomil, 2001)<br />

Door middel van deze vraagstelling wordt er een onderscheid gemaakt<br />

tussen de verschillende niveaus waar<strong>op</strong> <strong>mestvergisting</strong> plaats kan vinden,<br />

namelijk <strong>boerderijniveau</strong> of buurtniveau / centrale <strong>mestvergisting</strong>.<br />

Ja, de mest is afkomstig uit één eigen inrichting. Er is sprake van<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Vervolg het stroomschema bij<br />

punt 1.1.<br />

Nee, de mest is afkomstig uit meerdere inrichtingen. Er is sprake<br />

van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau / centraal niveau. Vervolg het<br />

stroomschema bij 2.1.<br />

1.1 Boerderijniveau<br />

Er wordt biomassa vergist <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Dit houdt in dat de biomassa<br />

die vergist gaat worden afkomstig is van één inrichting welke in gebruik is van<br />

de initiatiefnemer.<br />

2.1 Buurt-/Centraalniveau<br />

Er wordt biomassa vergist <strong>op</strong> buurt-/centraalniveau. Dit houdt in dat de<br />

biomassa afkomstig is van buiten de eigen inrichting. Er kan echter ook<br />

biomassa van de eigen inrichting worden vergist, samen met biomassa<br />

afkomstig van derden. Dit wordt kort behandeld in hoofdstuk 8.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 4


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

1.2 Worden er co-producten toegevoegd?<br />

Deze vraag is bedoeld om te bepalen of er naast dierlijke mest ook nog<br />

andere organische reststromen aan het vergistingsproces worden<br />

toegevoegd. Onder dierlijke meststoffen behoren: drijfmest en stapelbare<br />

dierlijke mest. De overige organische rest-/afvalproducten die eventueel aan<br />

het vergistingsproces worden toegevoegd, worden ook wel co-producten<br />

genoemd.<br />

Deze stap is van essentieel belang voor de soort installatie, de benodigde<br />

installatieonderdelen, de gas<strong>op</strong>brengst, de benodigde vergunningen en<br />

dergelijke.<br />

Nee, er worden geen co-producten aan het vergistingsproces<br />

toegevoegd. Dit houdt dus in dat er alleen dierlijke mest en<br />

eventueel stapelbare mest afkomstig van de eigen inrichting<br />

vergist zullen gaan worden. Stapelbare mest wordt juridisch niet<br />

gezien als zijnde een co-product. In de praktijk wordt dit wel als<br />

co-product aan het vergistingsproces toegevoegd. Vervolg het<br />

stroomschema bij 1.3.1.<br />

Ja, er worden co-producten aan het vergistingsproces<br />

toegevoegd. Dit houdt in dat er naast dierlijke en stapelbare mest<br />

afkomstig van de eigen inrichting ook andere bedrijfseigen<br />

organische producten worden toegevoegd. Hierbij valt te denken<br />

aan producten als voerresten, kuilmaïs, stro, slootmaaisel,<br />

enzovoorts. Indien er co-producten aan het proces worden<br />

toegevoegd, dan wordt het proces co-vergisting genoemd in plaats<br />

van <strong>mestvergisting</strong>. Bij co-vergisting is echter van groot belang dat<br />

de co-producten niet als afvalstof worden aangemerkt. Op het<br />

onderwerp co-vergisting wordt nader ingegaan in Hoofdstuk 6.<br />

Vervolg het stroomschema bij 1.2.1.<br />

1.3.1 Eigen mest<br />

Er wordt alleen mest vergist die afkomstig is van de eigen inrichting.<br />

Onder mest wordt verstaan: Drijfmest afkomstig van rundvee en varkens,<br />

maar ook stapelbare meststoffen zoals pluimveemest en stalmest. De<br />

consequenties hiervan worden uitgewerkt <strong>op</strong> elk van de relevante aspecten,<br />

namelijk technisch / technologisch, bedrijfseconomisch, ruimtelijke ordening<br />

en milieu. Dit zal gebeuren in de stroomschema’s van de bijbehorende<br />

hoofdstukken.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 5


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

1.2.1 Zijn de co-producten afkomstig van derden?<br />

Door deze vraag wordt er een onderscheid gemaakt tussen co-producten<br />

afkomstig van de eigen inrichting en co-producten afkomstig van derden. Dit<br />

onderscheid is van groot belang voor de wet- en regelgeving met betrekking<br />

tot <strong>mestvergisting</strong>.<br />

Nee, er worden alleen co-producten afkomstig van de eigen<br />

inrichting toegevoegd. Het kan hierbij gaan om producten zoals<br />

voerresten en stro van de eigen inrichting. Of dat de co-producten<br />

afkomstig zijn van de eigen inrichting is hierbij een belangrijk<br />

criterium. Co-producten van de eigen inrichting, die voortgekomen<br />

zijn uit de normale agrarische bedrijfsvoering, worden namelijk niet<br />

als afvalstof aangemerkt en mogen daarom vergist worden.<br />

Vervolg het stroomschema bij 1.3.2.<br />

Ja, er worden co-producten afkomstig van derden vergist.<br />

Naast eventuele co-producten afkomstig van de eigen inrichting<br />

worden er ook co-producten van derden vergist. Het kan hierbij<br />

gaan om zuiveringsslib, bermmaaisel, GFT-afval, plantaardige<br />

vetten, enzovoorts. Het vergisten van deze co-producten is<br />

mogelijk indien ze niet als afval worden getypeerd. Het vergisten<br />

van bovengenoemde producten <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is momenteel<br />

nog zeer problematisch en aanvullend beleid is hiervoor zeker<br />

nodig. Vervolg het stroomschema bij 1.3.3.<br />

1.3.2 Eigen mest en eigen co-producten<br />

Er worden dierlijke mest en co-producten van de eigen inrichting vergist.<br />

Vervolgens kunnen de consequenties hiervan <strong>op</strong> het gebied van<br />

techniek/technologie, bedrijfseconomie, ruimtelijke ordening en milieu worden<br />

uitgewerkt. Verdere uitleg omtrent co-vergisting met betrekking tot de<br />

verschillende modules is <strong>op</strong>genomen in het hoofdstuk 6.<br />

1.3.3 Eigen mest en co-producten van derden<br />

Er wordt dierlijke mest van de eigen inrichting vergist. Daarnaast worden ook<br />

co-producten van derden aan het vergistingsproces toegevoegd. Bij deze<br />

<strong>op</strong>tie is het natuurlijk ook mogelijk dat co-producten afkomstig van de eigen<br />

inrichting aan het proces worden toegevoegd. Vervolgens kunnen de<br />

consequenties hiervan <strong>op</strong> het gebied van techniek / technologie,<br />

bedrijfseconomie, ruimtelijke ordening en milieu worden uitgewerkt. Verdere<br />

uitleg omtrent co-vergisting met betrekking tot de verschillende modules is<br />

<strong>op</strong>genomen in hoofdstuk 6.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 6


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3 Technologie / techniek<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan <strong>op</strong> de technologische en technische achtergronden<br />

van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Allereerst zal worden beschreven hoe het principe<br />

van <strong>mestvergisting</strong> verlo<strong>op</strong>t, waarbij de factoren die van belang zijn bij het proces<br />

afzonderlijk worden beschreven. Daarnaast worden de verschillende biochemische<br />

stappen in de reactor nader uitgewerkt. Vervolgens worden de verschillende<br />

reactortypen uitgelegd en tenslotte staat beschreven wat er met de diverse<br />

producten uit de installatie gedaan kan worden.<br />

3.1 TECHNOLOGISCHE ASPECTEN MESTVERGISTING<br />

3.1.1 Principe <strong>mestvergisting</strong><br />

Vergisting is het afbreken van organische stof in biomassa onder anaërobe<br />

(zuurstofloze) omstandigheden met behulp van methaanvormende microorganismen.<br />

Deze biomassa kan bestaan uit mest, maar er kunnen ook diverse<br />

andere organische producten aan het mengsel worden toegevoegd.<br />

Bij het vergistingsproces ontstaat biogas, een gasmengsel dat voor 60-65% bestaat<br />

uit methaan en voor 35-40% uit CO 2 . Het bevat verder een kleine fractie H 2 S en NH 3<br />

en een verzadigde hoeveelheid water. Het uiteindelijke doel van <strong>mestvergisting</strong> is het<br />

produceren van biogas uit mest en eventuele co-producten, waarbij biogas omgezet<br />

kan worden in warmte en elektriciteit in een gasmotor, of enkel in warmte in een<br />

warmwaterketel. (Korsten et al., HAS KennisTransfer, 2002)<br />

Het vergistingsproces is te verdelen in twee hoofdstappen, de zure vergisting en de<br />

methaanvergisting. De zure vergisting vormt vooral vluchtige vetzuren. Bij de<br />

methaanvergisting worden deze vetzuren omgezet in CO 2 en CH 4 . Het verlo<strong>op</strong> van<br />

het vergistingsproces is afhankelijk van een aantal factoren, namelijk:<br />

• de temperatuur<br />

• de zuurgraad<br />

• verblijftijd<br />

• C/N-verhouding<br />

• procesremmende stoffen (zware metalen, medicijnen)<br />

• menging<br />

• drogestofgehalte<br />

Hieronder zullen deze factoren afzonderlijk beschreven worden.<br />

3.1.1.1 Temperatuur<br />

De temperatuur van het gehele proces is van invloed <strong>op</strong> de snelheid waarmee het<br />

vergistingsproces verlo<strong>op</strong>t. Bij een hogere temperatuur verlo<strong>op</strong>t het proces sneller,<br />

waardoor er meer biogas in een kortere tijd vrijkomt. De totale hoeveelheid biogas<br />

die vrijkomt blijft echter gelijk. Er zijn hierbij drie zones te onderscheiden, namelijk:<br />

• psychrofiele zone: 0 – 20°C, <strong>op</strong>timum 17°C<br />

• mesofiele zone: 20 – 45°C, <strong>op</strong>timum 33°C<br />

• thermofiele zone: 45 – 75°C, <strong>op</strong>timum 55°C<br />

De <strong>op</strong>timumtemperatuur in een zone is de temperatuur waarbij het vergistingsproces<br />

in deze zone <strong>op</strong>timaal verlo<strong>op</strong>t. Hierbij is de biogas<strong>op</strong>brengst dus maximaal en de<br />

vergistingsduur minimaal.<br />

Psychrofiele vergisting (ook wel koude vergisting genoemd) is het proces van<br />

vergisting dat zich afspeelt bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 17°C. Psychrofiele<br />

vergisting treedt altijd <strong>op</strong> bij het <strong>op</strong>slaan van mest in traditionele kelders of silo’s<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 7


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

(spontane vergisting). Bij psychrofiele vergisting wordt meestal niet geïsoleerd en<br />

weinig of niet verwarmd. Investeringskosten zijn dus relatief laag.<br />

Deze manier van vergisting is niet geschikt om toe te passen in een aparte vergister,<br />

het biogas komt namelijk maar heel langzaam vrij. Onder de 25°C zal de<br />

gas<strong>op</strong>brengst snel afnemen, doordat de activiteit en vooral de groei van de bacteriën<br />

temperatuursafhankelijk is. Als de temperatuur van het vergistingsproces onder de<br />

15°C ligt, is de gas<strong>op</strong>brengst minder dan 30% van de maximale <strong>op</strong>brengst. De<br />

verblijftijd van de mest in een psychrofiele reactor kan wel <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot meer dan 100<br />

dagen. Daarom zal dit proces niet worden toegepast bij <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>.<br />

Mesofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 33°C. Bij<br />

voorkeur moet de temperatuur tussen de 30 en 40°C blijven. Deze temperatuur is<br />

uitermate geschikt om in de vergistingsreactor toe te passen. De methaanvormende<br />

bacteriën in dit proces zijn namelijk niet zo gevoelig voor veranderingen in de<br />

temperatuur of de zuurgraad in de reactor. Zeker <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is dit een aan te<br />

bevelen proces. De verblijftijd van de mest bij dit proces kan variëren van 15 – 40<br />

dagen afhankelijk van de mestsoort en het type reactor.<br />

Thermofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 55°C. Voordeel<br />

van de hogere temperatuur is dat het biogas sneller vrijkomt, waardoor volstaan kan<br />

worden met een kortere verblijftijd (10 – 20 dagen). De totale hoeveelheid biogas die<br />

vrijkomt is echter niet hoger dan bij mesofiele vergisting. Het biogas komt alleen<br />

sneller vrij. Het CH 4 -gehalte in het biogas is bij een thermofiel proces gemiddeld 3%<br />

lager dan bij een mesofiel proces.<br />

Nadeel van het thermofiele proces is dat er relatief veel energie toegevoerd moet<br />

worden, om de mest in de reactor <strong>op</strong> temperatuur te houden. De methaanvormende<br />

bacteriën zijn bij thermofiele vergisting uitermate gevoelig voor schommelingen in<br />

temperatuur en zuurgraad. Een kleine schommeling van de zuurgraad kan al fataal<br />

zijn voor de thermofiele methaanvormende bacteriën. Temperatuurschommelingen in<br />

de vergister van 1 tot 2°C zijn geen probleem. Wanneer de temperatuur meer dan 2<br />

tot 3°C schommelt neemt de gasproductie af. Door de hogere temperatuur is het vrije<br />

NH 3 -gehalte in de vergistende mest hoger (het evenwicht tussen NH 3 en NH 4 + ,<br />

verschuift richting NH 3 ). Het vergistingsproces is hier gevoelig voor, adaptie van de<br />

methaanbacteriën aan de vrije NH 3 kan dit echter ondervangen.<br />

Dit proces is echter in Nederland nog nooit <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> toegepast. Doordat de<br />

vergister kleiner kan worden gebouwd en er zo <strong>op</strong> de kosten kan worden bespaard,<br />

zijn er <strong>op</strong> termijn wellicht mogelijkheden voor thermofiele vergisting. (Korsten et al.,<br />

HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001; de Ruijter, 2001)<br />

3.1.1.2 Zuurgraad<br />

Hydrolyse is mogelijk in een breed pH-traject. De <strong>op</strong>timale pH van verzuring van<br />

koolhydraten bedraagt 5,5 – 6,0 en van eiwitten 7,0 – 7,5. De <strong>op</strong>timale pH voor<br />

methaanvorming bedraagt 7,5 – 8,5. Mest (pH 7,5 – 8,0) bevat een hoog gehalte aan<br />

pH-bufferende stoffen zoals HCO 3 - , NH 3 en PO 4 3- . Hydrolyse, verzuring en<br />

methaanvorming van mest in een gemengde reactor zal nauwelijks pH<br />

veranderingen teweegbrengen, als echter veel gemakkelijk afbreekbare koolhydraten<br />

in de vorm van co-producten aan de mest worden toegevoegd, bestaat het gevaar<br />

van verzuring van de reactorinhoud tot zelfs pH


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.1.1.3 Verblijftijd<br />

Er dient een minimale verblijftijd van de mest in de reactor te worden aangehouden<br />

in verband met het uitspoelen van de methaanvormende bacteriën. Het aanhouden<br />

van deze verblijftijd is noodzakelijk, omdat de methaanvormende bacteriën langzaam<br />

groeien en dan nog niet voldoende nieuwe bacteriën hebben aangemaakt. Er is ook<br />

sprake van een maximale verblijftijd. Bij een verblijftijd groter dan deze maximale<br />

verblijftijd is de biogasproductie dermate laag, dat de warmtebehoefte van de reactor<br />

groter is dan de calorische waarde van het gevormde biogas. (Korsten et al., HAS<br />

KennisTransfer, 2002)<br />

3.1.1.4 C/N-verhouding<br />

Voor de energievoorziening van de bacteriën zijn koolstof (C) en zuurstof (O) nodig.<br />

Verder zijn voor de eiwitvoorziening en de bacterievermeerdering nog waterstof (H),<br />

stikstof (N), zwavel (S) en fosfor (P) nodig. Daarnaast zijn er ook nog<br />

spoorelementen en ijzer nodig.<br />

Bij een lage C/N-verhouding is er veel stikstof en weinig koolstof aanwezig. Is er<br />

teveel stikstof aanwezig dan kunnen de bacteriën afsterven. Bij een te lage N-<br />

concentratie zal er niet voldoende koolstof worden omgezet. Een C/N-verhouding<br />

van 30 is het beste compromis. (Korsten et al., HAS KennisTransfer, 2002)<br />

3.1.1.5 Procesremmende stoffen<br />

Zware metalen en eventueel in de mest aanwezige medicijnen (antibiotica) hebben<br />

een negatieve invloed <strong>op</strong> het vergistingsproces. Zij remmen het proces namelijk af,<br />

waardoor er minder biogas wordt geproduceerd. Daarnaast worden deze stoffen niet<br />

vergist. Ze blijven dus aanwezig in het digestaat. Hierdoor kunnen de zware metalen<br />

<strong>op</strong> het land en in de bodem terechtkomen, wanneer het digestaat <strong>op</strong> het land wordt<br />

uitgereden.<br />

3.1.1.6 Menging<br />

Voor het verlo<strong>op</strong> van het vergistingsproces is het van belang dat er goed gemengd<br />

wordt. Hierdoor wordt de inhoud homogeen door de reactor verdeeld. Daarnaast<br />

wordt de afbraaksnelheid ook groter, omdat de bacteriën door het mengen<br />

intensiever in contact komen met de voeding. Er kunnen plaatselijk minder goede<br />

procesomstandigheden <strong>op</strong>treden door <strong>op</strong>h<strong>op</strong>ingen van voeding, verontreinigingen,<br />

afbraakproducten en temperatuursverschillen. Deze worden door goed mengen<br />

voorkomen. Tenslotte is menging ook van belang om drijflagen, schuimvorming in de<br />

reactor en <strong>op</strong>h<strong>op</strong>ing van zand onder in de reactor te voorkomen.<br />

3.1.1.7 Drogestofgehalte<br />

Het drogestofgehalte van de mest is ook van invloed <strong>op</strong> het verlo<strong>op</strong> van het<br />

vergistingsproces. Het drogestofgehalte van het te vergisten materiaal mag<br />

maximaal 15% bedragen bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister. Bij een volledig geroerde<br />

vergister mag het drogestofgehalte maximaal 8-10% bedragen. Deze typen<br />

vergisters zullen in hoofdstuk 3 verder worden besproken. In tabel 3.1 staan een<br />

aantal verschillende producten weergegeven met daarbij het drogestofgehalte, de<br />

biogas<strong>op</strong>brengst en het aantal kWh.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 9


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Tabel 3.1 Biogas- en kWh-<strong>op</strong>brengst per mestsoort<br />

Mestsoort DS% Biogas<strong>op</strong>brengst (m³/ton) kWh<br />

Vleesvarkenmest 9 27 48<br />

Zeugenmest 5 15 27<br />

Rundveemest 10 14 26<br />

Kippenmest 25 82 147<br />

Bermgras 30 120 216<br />

Maïs 30 150 270<br />

Plantaardig vet 100 560 1000<br />

(HASKennisTransfer, 2002)<br />

De meest gangbare mestsoorten om te vergisten zijn vleesvarkens-, zeugen- en<br />

rundveemest. Hiervan is ook de meeste mest beschikbaar. Daarnaast is het<br />

drogestofgehalte van deze soorten mest niet zo hoog. Aan deze stromen mest<br />

kunnen weer andere producten, zoals kippenmest, bermgras, maïs en plantaardig<br />

vet worden toegevoegd, die de biogas <strong>op</strong>brengst aanzienlijk verhogen.<br />

3.1.2 Biochemische achtergrond<br />

Deze paragraaf behandelt de biochemische achtergrond van het vergistingsproces.<br />

Aan het vergistingsproces neemt een groot aantal verschillende micro-organismen<br />

deel. Dit proces kenmerkt zicht door anaërobe omstandigheden, dat wil zeggen dat<br />

het proces zich afspeelt in een zuurstofloze omgeving. De micro-organismen zetten<br />

complex, organisch materiaal om in CH 4 , CO 2 , H 2 O, H 2 S en NH 3 . Het<br />

vergistingsproces kan worden <strong>op</strong>gedeeld in vier fasen. Deze zijn:<br />

• hydrolyse<br />

• fermentatie (zuurvorming)<br />

• acetogenese<br />

• methanogenese<br />

In figuur 3.1 wordt het gehele vergistingsproces schematisch weergegeven.<br />

Hydrolyse:<br />

koolhydraten eiwitten vetten<br />

monomere<br />

suikers<br />

aminozuren<br />

hogere<br />

vetzuren<br />

glycerol<br />

Acidogenese:<br />

vetzuren + alcohol<br />

H 2 + CO 2 + NH 3 + H 2 S<br />

Acetogenese:<br />

azijnzuur + H 2 + CO 2<br />

mierezuur + methanol<br />

Methanogenese:<br />

CH 4 + CO 2<br />

Figuur 3.1 Schematische weergave vergistingsproces<br />

(Korsten et al., HAS KennisTransfer, 2002)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 10


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.1.2.1 Hydrolyse<br />

In de eerste fase van het proces (de hydrolyse) worden complexe, niet <strong>op</strong>geloste<br />

bi<strong>op</strong>olymeren (dit zijn vetten, eiwitten en koolhydraten) omgezet in minder complexe,<br />

<strong>op</strong>geloste verbindingen door inwerking van extracellulaire enzymen. Deze enzymen<br />

worden gevormd door fermentatieve bacteriën die deze <strong>op</strong>geloste stoffen door de<br />

celwand en membraan kunnen <strong>op</strong>nemen. Dit kunnen ze niet bij on<strong>op</strong>geloste<br />

bi<strong>op</strong>olymeren.<br />

Koolhydraten worden ook wel sachariden genoemd. Zij bestaan uit <strong>op</strong>geloste monoen<br />

disachariden en niet <strong>op</strong>geloste polysachariden. De mono- en disachariden<br />

kunnen al wel in de bacteriecel worden <strong>op</strong>genomen, daarom is de hydrolyse alleen<br />

voor de polysachariden. Hieronder volgen enkele voorbeelden van sachariden:<br />

Monosachariden:<br />

• druivensuiker (D-glucose);<br />

• vruchtensuiker (D-fructose).<br />

Disachariden:<br />

• moutsuiker (maltose);<br />

• biet-/rietsuiker (sacharose);<br />

• melksuiker (lactose).<br />

Polysachariden:<br />

• amylose (zetmeel);<br />

• chitine;<br />

• (hemi-)cellulose.<br />

Eiwitten bestaan uit lange ketens van aminozuren. De extracellulaire enzymen<br />

knippen de ketens tot losse aminozuren. Een kenmerk van aminozuren is de<br />

aanwezigheid van een NH2-groep en een carboxylgroep (COOH). Een voorbeeld van<br />

een aminozuur is alanine.<br />

Vetten zijn <strong>op</strong>gebouwd uit een glycerolmolecuul en drie hogere vetzuren.<br />

Voorbeelden hiervan zijn palmatinezuur en stearinezuur).<br />

3.1.2.2 Acidogenese<br />

Na het omzetten de niet-<strong>op</strong>geloste bi<strong>op</strong>oIymeren in minder complexe, <strong>op</strong>geloste<br />

verbindingen, volgt de acidogenese ofwel de verzuringsfase. In de cellen van de<br />

fermentatieve bacteriën worden <strong>op</strong>geloste organische verbindingen omgezet in een<br />

reeks eenvoudige verbindingen. Een aantal producten die daarbij vrijkomen zijn:<br />

• vluchtige vetzuren<br />

• alcoholen<br />

• waterstofgas (H 2 )<br />

• koolzuurgas (CO 2 )<br />

• ammoniak (NH 3 )<br />

Deze producten hebben door hun samenstelling een verzurende invloed <strong>op</strong> de<br />

omgeving. Daarom wordt de fermentatiefase ook wel de zuurvormende fase<br />

genoemd.<br />

3.1.2.3 Acetogenese<br />

Hierbij vindt biochemische omzetting plaats van de in de fermentatiefase ontstane<br />

organische stoffen. Naast azijnzuur (CH 3 COOH), koolzuurgas (CO 2 ) en waterstof<br />

(H 2 ) ontstaat er ook nieuw celmateriaal.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 11


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.1.2.4 Methanogenese<br />

In deze fase worden azijnzuur, waterstof en koolzuurgas omgezet in biogas. Dit<br />

biogas bestaat voornamelijk uit methaangas (CH 4 ) en koolzuurgas. Deze omzetting<br />

vindt plaats volgens de volgende reactievergelijkingen. Deze fase wordt ook wel de<br />

methaanvormende fase genoemd. (Korsten, et al. HAS KennisTransfer, 2002)<br />

CH 3 COO ⎯ + H 2 O CH 4 + HCO 3¯<br />

HCO 3¯ + H + + 4 H 2 CH 4 + 3 H 2 O<br />

4 CH 3 OH 3 CH 4 + CO 2 + 2 H 2 O<br />

4 HCOO¯ + 2 H + CH 4 + CO 2 + 2 HCO 3¯<br />

3.1.3 Ontzwaveling biogas<br />

Het biogas bestaat voor 50 tot 85% uit methaan (CH 4 ), voor 15 tot 50% uit koolzuur<br />

(CO 2 ). Daarnaast zijn er ook nog 0 tot 0,2% waterstof (H 2 ), 0 tot 0,2% stikstof (N 2 ), 0<br />

tot 1% zwavelwaterstof (H 2 S) en enkele sporen van vluchtige organische<br />

componenten aanwezig. Zwavelwaterstof is schadelijk voor de motor van de<br />

warmtekrachtk<strong>op</strong>peling en voor het leidingnetwerk. H 2 S tast namelijk metalen als<br />

ijzer, k<strong>op</strong>er en brons aan. Het is daardoor aan te bevelen om het leidingnetwerk, dat<br />

voor de ontzwaveling zit, niet van deze metalen te maken. Om zwavelwaterstof uit<br />

het biogas te verwijderen zijn diverse technieken voorhanden.<br />

Sinds enige tijd wordt biogas ontzwaveld door een kleine hoeveelheid lucht aan het<br />

biogas toe te voegen, rechtstreeks in de gas<strong>op</strong>slag. Afhankelijk van de hoeveelheid<br />

H 2 S in het biogas moet er 2 tot 6 vol.% lucht aan het biogas worden toegevoegd.<br />

Wanneer een beperkte hoeveelheid lucht wordt toegevoegd aan het biogas, ontstaat<br />

een reactie met de sulfide oxiderende bacteriën. Uit deze reactie ontstaat als tussen<br />

product elementair zwavel, die als vaste stof terug te vinden is in het digestaat.<br />

Wordt er echter teveel lucht toegevoerd, dan verlo<strong>op</strong>t een tweede reactie. Hierbij<br />

wordt de elementaire zwavel omgezet tot zwavelzuur. Dit zwavelzuur zal in de mest<br />

weer omgezet worden in zwavelwaterstof, zodat er geen verwijdering van deze<br />

ongewenste stof heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt biogas in lucht een uiterst<br />

explosief mengsel. Een juiste dosering van de toegevoerde lucht is uiterst belangrijk.<br />

De reductie van H 2 S is afhankelijk van de temperatuur, de reactietijd, de hoeveelheid<br />

en de plaats van luchttoevoer. Bij goede omstandigheden kan er een reductie<br />

plaatsvinden van 95% tot een concentratiedaling onder de 50 ppm.<br />

Deze methode kan vrij eenvoudig toegepast worden met goedk<strong>op</strong>e materialen. Een<br />

meetinstrument dat het zwavelwaterstofgehalte in het biogas meet, kan indiceren of<br />

er iets meer of iets minder lucht aan het biogas toegevoegd moeten worden. Dit<br />

toevoegen kan uiterst eenvoudig gebeuren met bijvoorbeeld een simpel aquarium<br />

pompje. Deze methode werkt uiterst effectief tegen lage kosten, tegenwoordig is<br />

deze methode dan ook het meest toegepast bij <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>.<br />

Ook kan er ijzerchloride (FeCl 3 ) gedoseerd worden in de reactor. Een reductie tot<br />

minder dan 100 ppm. is in het verleden gehaald. Deze hierdoor bereikte zuivering is<br />

meestal niet voldoende waardoor er een extra nazuivering nodig kan zijn.<br />

Het biogas kan biologisch gezuiverd worden door middel van een vastbedreactor.<br />

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een waterscrubber (adsorptie) in combinatie met<br />

een biologische ontzwavelingsunit. Bij dit principe wordt water over een filter<br />

gesprenkeld. In het filterbed komen water en lucht elkaar in tegenstroom tegen. Aan<br />

het biogas wordt 4 – 6 vol.% lucht toegevoegd voordat deze de zuivering ingaat. Het<br />

filterbed biedt de mogelijkheid voor scrubben en het laten groeien van<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 12


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

ontzwavelende micro-organismen. Hierbij ontstaat zwavelzuur dat terug te vinden is<br />

in het digestaat.<br />

Tenslotte kan er ook gekozen worden om het biogas door een kist met vetvrije<br />

roestende ijzerkrullen leiden. Bij deze methode kan de kist met ijzerkrullen<br />

geregenereerd worden, waardoor deze steeds <strong>op</strong>nieuw gebruikt kunnen worden.<br />

Nadeel van deze methode is dat er veel warmte vrijkomt bij regeneratie.<br />

(Korsten et al.,HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

3.1.4 Digestaat<br />

De uitvergiste mest wordt ook wel digestaat genoemd. Het digestaat uit een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie kan nog altijd als meststof toegediend worden <strong>op</strong> het land.<br />

Wat de gevolgen zijn voor de uitrijmogelijkheden van digestaat waarin ook c<strong>op</strong>roducten<br />

meevergist zijn, worden beschreven in hoofdstuk 6, covergisting.<br />

Digestaat toedienen <strong>op</strong> landbouwgrond kent voor- en nadelen ten <strong>op</strong>zichte van verse<br />

dierlijke mest. De meest bekende voordelen zijn:<br />

Bij <strong>mestvergisting</strong> is geen sprake van mineralenverliezen na vergisting. De gehalten<br />

N, P en K zijn immers gelijk. Alleen de vorm waarin deze stoffen in het digestaat<br />

aanwezig zijn, is veranderd. De dunne fractie van vergiste mest heeft een hogere<br />

werkingscoëfficiënt dan gewone mest, door het hoge aandeel minerale stikstof.<br />

Tijdens het vergistingsproces wordt een groot deel van de organisch gebonden<br />

stikstof omgezet in minerale stikstof. Hierdoor kan <strong>op</strong> kunstmest stikstof bespaard<br />

worden. De werking stijgt van ca. 65% naar 80% van N-totaal. Het gehalte aan<br />

ammoniak stijgt tot 75% van N-totaal. Een groter gedeelte van de stikstof uit de mest<br />

is hierdoor direct beschikbaar voor het gewas. Voor een aantal gewassen is een<br />

snelle werking gunstig, bijvoorbeeld voor grasland en aardappelen (DLV adviesgroep<br />

NV 2002).<br />

3.2 Technische aspecten <strong>mestvergisting</strong><br />

Een vergistingsinstallatie is een technisch geheel waarin gebruik wordt gemaakt van<br />

natuurlijke processen om uit biomassa, energie te halen. Vergisten is het anaëroob<br />

afbreken van organisch materiaal door bacteriën. Via vergisting of fermentatie van de<br />

organische stof in de biomassa wordt biogas gevormd, dat na (biologische)<br />

ontzwaveling uiteindelijk verbrand kan worden in bijvoorbeeld een gasmotor (Warmte<br />

krachtk<strong>op</strong>peling). Hierbij wordt groene elektriciteit en warmte geproduceerd. Dit stelt<br />

de veehouder in staat voor een groot deel in zijn eigen energiebehoefte te voorzien<br />

en eventueel energie te leveren aan het energienet of andere verbruikers.<br />

Een vergistingsinstallatie kan <strong>op</strong>gedeeld worden in drie functionele delen: de<br />

productie van biogas, de benutting van biogas en de voor- en na-<strong>op</strong>slag van mest.<br />

In dit hoofdstuk zullen de verschillende onderdelen worden beschreven met de<br />

bijbehorende functie. Behalve de vergister zelf, zal ook beschreven worden hoe de<br />

<strong>op</strong>slag van processtoffen kan plaatsvinden. Tenslotte volgt een beschrijving van de<br />

benutting van het biogas volgens diverse systemen. (Stimuland Overijssel, CCS,<br />

Ecofys, 2002)<br />

3.2.1 Type vergistingsinstallaties<br />

Vergisters zijn in twee hoofdtypen in te delen: pr<strong>op</strong>stroomsystemen en volledig<br />

geroerde systemen. De volledig geroerde systemen kunnen vervolgens nog<br />

ingedeeld worden in vergisters met constante inhoud en vergisters met variabele<br />

inhoud. Tenslotte zal ook nog de tweetrapsvergister aan bod komen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 13


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Om elk type installatie te beschermen is het noodzakelijk om alle ingaande verse<br />

mest te filteren in een grove zeef met een maaswijdte van circa 100 mm². Door grote<br />

vervuilingen zoals hout, ijzer, injectienaalden, stenen, enz. uit de mest te halen,<br />

wordt de gevoelige delen van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie beschermd. Denk hierbij<br />

aan pompen en mengvijzels.<br />

3.2.1.1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />

De pr<strong>op</strong>stroomvergister (ook wel doorstroomvergister genoemd) werkt volgens het<br />

“first in – first out”-principe. Dit wil zeggen dat de verse mest die het eerste de<br />

vergister ingaat, er ook als eerste vergiste mest weer uitkomt. In de reactor vindt<br />

geen menging van mest met verschillende verblijftijden plaats. De mest gaat als een<br />

volume pakketje, met een constante snelheid door de pr<strong>op</strong>stromer. Door het niet<br />

mengen van mest met verschillende verblijftijden, komt de tijd die een volume<br />

pakketje erover doet van het begin tot het eind, overeen met de totale verblijftijd van<br />

de mest in de reactor.<br />

Bij traditionele pr<strong>op</strong>stroomvergisters werd de mest aanvankelijk niet gemengd.<br />

Hierdoor traden problemen <strong>op</strong> met drijf- en bezinklagen. Moderne<br />

pr<strong>op</strong>stroomvergisters worden daarom partieel geroerd met een langzaam l<strong>op</strong>ende as<br />

met bladen in een horizontale tank. Door deze manier van mengen is er wel een<br />

verticale menging en geen horizontale. De verblijftijd in de vergister is dus nog<br />

steeds van vrijwel alle mest gelijk. Pr<strong>op</strong>stroomvergisters hebben doorgaans een<br />

verblijftijd van circa 20 dagen bij rundveemest en 15 dagen bij varkensmest. In het<br />

begin van de vergister zitten nog weinig methaanbacteriën, aan het eind heel veel.<br />

Door de geringe menging en door een klein deel van de vergiste mest weer terug te<br />

pompen naar het begin van de vergister, worden er ook methaanbacteriën in de<br />

verse mest gebracht. De biogasproductie komt hierdoor sneller <strong>op</strong> gang en is minder<br />

gevoelig voor veranderingen in samenstelling en processtoringen.<br />

Het vergistingsproces wordt in twee fasen (tweetrapsproces) doorl<strong>op</strong>en, namelijk:<br />

voorfermentatie en nafermentatie. In de eerste fase wordt de mest <strong>op</strong>gewarmd,<br />

gehydrolyseerd en verzuurd. In een tweede silo, speelt de methaanvormende silo<br />

zich af. Het grootste gedeelte van het biogas wordt geproduceerd in het tweede<br />

gedeelte. Voordeel van deze methode is het creëren van een verbeterde<br />

leefomgeving door het scheiden van deze twee groepen bacteriën. Elk van de<br />

bacteriën soort heeft een <strong>op</strong>timale pH en verblijftijd. Hierdoor kan de biomassa beter<br />

werken dan in een gemengd systeem waarbij de temperatuur en verblijftijd afwijken<br />

van het <strong>op</strong>timum.<br />

Omdat bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister alle mest een nagenoeg gelijke verblijftijd heeft<br />

en voor de bacteriëngroepen een <strong>op</strong>timale pH en verblijftijd heersen vanwege het<br />

twee fasen systeem, produceert in theorie een pr<strong>op</strong>stroomvergister 10% meer biogas<br />

dan een volledig geroerd systeem.<br />

Pr<strong>op</strong>stroomvergisters kunnen vloeistoffen tot maximaal 15% d.s. verwerken. De<br />

laatste jaren worden steeds vaker combinaties toegepast van doorstroomvergisters<br />

en <strong>op</strong>slag van vergiste mest in een silo met gas<strong>op</strong>slag. Deze silo fungeert als<br />

navergister, het biogas dat na de hoofdvergister nog vrij komt uit het digestaat kan<br />

dan alsnog <strong>op</strong>gevangen worden in een gaszak boven de silo. (Van Lent en van<br />

Dooren, 2001)<br />

Door goede isolatie blijft het warmtegebruik van de vergister beperkt tot 20 – 30%<br />

van de totale warmteproductie.<br />

Het elektriciteitverbruik van de biogasinstallatie zelf bedraagt, bij installaties <strong>op</strong><br />

boerderijschaal, circa 2,5% per dag. (Tijmensen, et al., 2002)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 14


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.2.1.2 Volledig geroerde reactoren<br />

Bij volledige geroerde systemen wordt de mest in een horizontale silo gebracht en<br />

via mechanische roerders of biogasrecirculatie in beweging gehouden. Een volledig<br />

geroerde vergister wordt daarom ook wel staande vergister genoemd. Het mengen<br />

van de biomassa is noodzakelijk om een intensief contact tussen de voeding en de<br />

anaërobe bacteriën te krijgen. Door het roeren zijn er geen problemen met drijf- en<br />

bezinklagen. In de praktijk wordt gemiddeld iedere 4 uur, circa 15 minuten geroerd.<br />

De verblijftijd van een volledig geroerd systeem is ca. 40 – 60 dagen. De verblijftijd is<br />

gemiddeld lang genoeg, maar de mest blijft deels korter en deels langer in de<br />

vergister. Door het verschil in verblijftijden is de gas<strong>op</strong>brengst iets lager, dan bij<br />

pr<strong>op</strong>stroomvergisters.<br />

Bij een volledig geroerd systeem zijn er twee mogelijkheden:<br />

• een vergister met een constante inhoud;<br />

• een vergister met een variabele inhoud.<br />

Een vergister met constante inhoud bestaat uit een silo waarin de hoeveelheid mest<br />

weinig fluctueert. Op gezette tijden wordt een kleine hoeveelheid verse mest aan de<br />

vergistingsilo toegevoegd, tegelijkertijd lo<strong>op</strong>t een zelfde hoeveelheid digestaat over<br />

uit de vergistingsilo. In de silo bevindt zich dus mest met verschillende verblijftijden.<br />

Het digestaat wat uit de silo overlo<strong>op</strong>t bevat daarom niet alleen mest die nagenoeg<br />

volledig is uitgegist, maar ook mest waaruit nog een hoeveelheid biogas kan<br />

ontwijken. Tijdens de <strong>op</strong>slag van het digestaat koelt deze langzaam af, waarbij nog<br />

een aanzienlijke hoeveelheid biogas geproduceerd wordt.<br />

Door het digestaat in een aparte afgesloten silo <strong>op</strong> te slaan, met een mogelijkheid<br />

om het biogas van de nagisting ook <strong>op</strong> te vangen, kan dit de totale biogas<strong>op</strong>brengst<br />

verhogen met 10%.<br />

Een vergister met variabele inhoud werkt volgens hetzelfde principe als het systeem<br />

met constante inhoud. Bij constante inhoudsystemen is echter geen navergistingssilo<br />

of digestaat<strong>op</strong>slagsilo nodig. Bij deze vergisters, die dus tevens dienen als<br />

mest<strong>op</strong>slag, kan de verblijftijd <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot 6 maanden of meer. Omdat de<br />

mestproductie en dus ook het vergistingsproces continu doorlo<strong>op</strong>t, wordt bij het<br />

verwijderen van het digestaat uit de vergistingssilo ook niet uitvergiste mest<br />

afgevoerd. Hierdoor zal de biogasproductie enigszins lager zijn dan van een<br />

pr<strong>op</strong>stroomvergister. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

Volledig geroerde reactoren zijn alleen geschikt voor dunne vloeistoffen (maximaal 8<br />

– 10% drogestof). Bij een hoger droge stofgehalte van de reactorinhoud treden<br />

problemen <strong>op</strong> met het mengen van de mest.<br />

Nadeel van dit systeem is dat veel proceswarmte nodig is om de mest <strong>op</strong><br />

temperatuur te houden. Dit wordt enigszins gecompenseerd door een langere<br />

verblijftijd en door te vergisten <strong>op</strong> een lagere temperatuur. Middels recentelijk<br />

ontwikkelde doorvoersystemen is het ook mogelijk om vaste mest (of andere vaste<br />

stoffen) toe te voegen aan een volledig geroerde reactor. Zolang het droge<br />

stofgehalte niet boven de 10% uitkomt, is bijmengen van vaste stoffen goed mogelijk.<br />

3.2.1.3 Tweetrapsvergister<br />

Naast de normale volledig geroerde vergister, wordt tenslotte nog de<br />

tweetrapsvergister onderscheiden. De tweetrapsvergister is een systeem waarbij het<br />

proces wordt <strong>op</strong>gedeeld in twee fases in afzonderlijke reactoren.<br />

In de eerste reactor vinden de eerste twee deelprocessen plaats en in de tweede<br />

vinden de andere twee deelprocessen plaats.<br />

Bij mest (en zuiveringsslib van RWZI’s) is sprake van een groot aandeel moeilijk<br />

hydrolyseerbare organische stof (cellulose, hemicellulose, etc.)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 15


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

De hydrolysesnelheid is laag en is snelheidsbepalend (en dus niet de<br />

methaanvorming) Het <strong>op</strong>splitsen van het vergistingsproces, bestaande uit vier<br />

deelprocessen, in een tweetrapsysteem is in technologisch <strong>op</strong>zicht daardoor niet<br />

zinvol en zeker <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> financieel niet aantrekkelijk. Dit type vergister zal<br />

daarom verder niet aan bod komen.<br />

3.2.2 Benutting van biogas<br />

Nadat biogas is verkregen door <strong>mestvergisting</strong> zijn er een drietal mogelijkheden om<br />

dit gas om te zetten in bruikbare energie:<br />

• biogas <strong>op</strong>werken naar aardgas;<br />

• biogas omzetten in elektriciteit en warmte via een brandstofcel;<br />

• biogas omzetten in elektriciteit en warmte via een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling<br />

(WKK).<br />

3.2.2.1 Biogas <strong>op</strong>werken naar aardgas<br />

Voor dit proces is het belangrijk te werken met een liggende vergistingsreactor of wel<br />

een pr<strong>op</strong>stroomvergister. De mest wordt hierbij aan de ene kant in de reactor<br />

gebracht en lo<strong>op</strong>t vervolgens naar de andere kant, volgens het first in-first out<br />

principe. Er wordt bij de winning van biogas een scheiding gemaakt tussen voorgas<br />

en hoofdgas. Bij een gemengde reactor wordt het voorgas en hoofdgas tegelijkertijd<br />

gewonnen uit dezelfde gaszak, deze twee kunnen dus bij dit systeem niet<br />

afzonderlijk gewonnen worden.<br />

Het voorgas is het gas dat vrijkomt in het voorste één derde deel van de<br />

vergistingsreactor. Dit bevat relatief weinig methaan (58%). Het voorgas wordt benut<br />

voor verwarming van de vergister. Het biogas dat in de achterste twee derde deel<br />

van de vergister wordt geproduceerd bevat meer methaan (68%). Dit gas kan<br />

gereinigd worden van CO 2 , H 2 S en water met behulp van een chemische gaswasser.<br />

Deze techniek voor reiniging van CO 2 is afkomstig uit de tuinbouw. Daar wordt in<br />

kassen overdag CO 2 toegevoegd dat ’s nachts juist weer wordt verwijderd. Voor<br />

zover bekend wordt dit proces nog niet bij biogas toegepast. Het gereinigde gas zou<br />

vervolgens geleverd kunnen worden aan het net. (Nijssen, et al., 1997)<br />

De levering van <strong>op</strong>gewerkt biogas aan het aardgasnet blijkt echter financieel<br />

volstrekt onhaalbaar. Het gas moet namelijk onder hoge druk in het gasnet gebracht<br />

worden. Dit is erg duur en kost veel energie. Bovendien is methaan net als aardgas<br />

een reukloos gas. Om gaslekken snel <strong>op</strong> te sporen wordt daarom aan aardgas een<br />

geurspoor toegevoegd. Dit zou ook voor <strong>op</strong>gewerkt biogas noodzakelijk zijn. De<br />

dosering van dit geurspoor komt erg precies. Investeringen in apparatuur voor de<br />

gascompressie en voor het toevoegen van een geurspoor zijn voor<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> volstrekt oninteressant. Een ander<br />

probleem is de afzet van aardgas in de zomer. Doordat aardgas met name gebruikt<br />

wordt voor verwarming van woningen is het gasverbruik in de zomer veel lager dan<br />

in de winter. Het gas dat door een biogasinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> geleverd kan<br />

worden, zou in de zomer een te groot deel van de totale gasafname uit het net zijn.<br />

Schommeling in de biogaskwaliteit hebben daardoor een te grote invloed <strong>op</strong> de<br />

kwaliteit van het aardgas. De nutsbedrijven zullen om deze reden het <strong>op</strong>werken van<br />

biogas tot aardgas niet toejuichen. Deze <strong>op</strong>tie kan dus vooralsnog als niet<br />

interessant worden beschouwd en is daarom ook niet verder uitgewerkt. (Van Lent<br />

en van Dooren, 2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 16


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.2.2.2 Biogas via brandstofcellen omzetten in elektriciteit en warmte<br />

Biogas kan ook omgezet worden in elektriciteit door gebruik te maken van een<br />

brandstofcel. In een brandstofcel wordt waterstofgas met lucht door elektrodes<br />

geleid. Hierdoor vindt een chemische reactie plaats waarbij water wordt gevormd en<br />

elektrische energie vrij komt. Er vindt echter geen explosieve reactie plaats zoals in<br />

een verbrandingsmotor.<br />

Het voordeel van gebruik van een brandstofcel is het hoge elektrische rendement:<br />

maximaal ca. 55% elektrisch en 35% thermisch. Het thermische rendement is mede<br />

afhankelijk van de temperatuur waar<strong>op</strong> de warmte beschikbaar moet komen. Voor<br />

toepassing <strong>op</strong> het veehouderijbedrijf is een temperatuur van ongeveer 80°C<br />

voldoende. Dan kan een warmterendement van 35% gehaald worden. De<br />

geproduceerde warmte kan vrijwel volledig <strong>op</strong> het veehouderijbedrijf benut worden.<br />

Wanneer de warmtebehoefte van de vergister in de winter hoger is dan de standaard<br />

leverantie van de brandstofcel, kan de cel bijgesteld worden. Het warmterendement<br />

kan dan worden <strong>op</strong>gevoerd ten koste van het elektrische rendement. Zo kan ervoor<br />

gezorgd worden dat aan de warmtebehoefte van de biogasinstallatie steeds wordt<br />

voldaan. Er zijn diverse typen brandstofcellen. Deze typen onderscheiden zich door<br />

de gebruikte materialen van de elektrodes en de werktemperatuur. Voor gebruik met<br />

biogas zou een gesmolten carbonaat brandstofcel (molten carbonate fuel cell,<br />

MCFC) het beste passen. Bij de MCFC die nu door het ECN te Petten ontwikkeld<br />

wordt, hoeft het waterstof niet buiten de brandstofcel afgescheiden te worden, maar<br />

gebeurt dit in de brandstofcel zelf. In dit type MCFC is ook CO 2 nodig als katalysator.<br />

Biogas bestaat juist uit deze twee gassen. Wel is de MCFC gevoelig voor<br />

verontreinigingen in de gassen. Met name de resten van H 2 S in biogas zullen<br />

daarom verwijderd moeten worden. (Nijssen, et al. 1997)<br />

Naar verwachting is de eerste demonstratieversie van deze brandstofcel gereed in<br />

2005. Op dat moment zal de kostprijs van deze cel waarschijnlijk nog zo hoog zijn<br />

dat deze niet kan concurreren met de huidige gasmotoren. Deze toepassing is<br />

daarom hier niet verder uitgewerkt. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

3.2.2.3 Biogas via een WKK omzetten in elektriciteit en warmte<br />

Biogas kan als brandstof gebruikt worden in een zuigermotor voor het aandrijven van<br />

een generator. In de moderne WKK-installaties wordt gebruik gemaakt van<br />

aangepaste dieselmotoren. Vroeger werd gebruik gemaakt van benzinemotoren met<br />

een rendement van 24%, een dieselmotor daarentegen heeft een rendement van<br />

maximaal 40%.<br />

In de praktijk halen de moderne WKK’s een elektrisch rendement van 35% en een<br />

thermisch rendement van ca. 55%. De WKK levert bij toepassing in een situatie met<br />

biogas ruim voldoende warmte voor verwarming van de mestvergister.<br />

Onder de 20 kW zijn de WKK-installaties meestal nog wel benzinemotoren (Gas-<br />

Otto-principe), die ook <strong>op</strong> (bio)gas kunnen draaien. Grotere installaties werken met<br />

zogenaamde Zündstrahl motoren. Zündstrahl motoren hebben een hoger elektrische<br />

rendement (30-35%, i.p.v. 20-25% bij gasmotoren) en ze hebben een langere<br />

levensduur. Bij Zündstrahl motoren wordt ca. 10% diesel mee verbrand. Hierdoor<br />

mag het CH 4 -gehalte in het biogas lager zijn en meer variëren. Nadeel is dat deze<br />

motoren roet uitstoten (vanwege de verbranding van diesel), continu een beetje<br />

diesel verbruiken en meer geluid produceren. Beide typen motoren kunnen werken<br />

als er geen biogas is; <strong>op</strong> benzine, respectievelijk diesel. Op dat moment fungeren de<br />

WKK’s als noodstroomaggregaat.<br />

De levensduur van gasmotoren kan sterk uiteenl<strong>op</strong>en van circa 7.000 tot 70.000<br />

bedrijfsuren.)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 17


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Wat generatoren betreft zijn er twee mogelijkheden: een asynchrone of een<br />

synchrone generator. Een asynchrone generator heeft als voordeel dat deze door de<br />

netspanning gereguleerd wordt. Deze geeft dus altijd de juiste frequentie en fase als<br />

de netspanning. Daarom is dus geen dure synchronisatie apparatuur nodig. Nadeel<br />

is dat, wanneer de netspanning uitvalt, de gasmotor niet kan werken. Tevens is het<br />

vollast rendement van een asynchrone generator iets lager dan van een synchrone<br />

generator. Een synchrone generator is duurder, omdat deze een nauwkeurige<br />

motorregeling vraagt. Hiervoor moet dus extra apparatuur voor aangeschaft worden.<br />

De stroomproductie varieert tussen de 1,1 en 1,9 kWh per m³ biogas.<br />

De thermische energie die de verbrandingsmotor produceert, kan direct of indirect<br />

gebruikt worden voor de verwarming van gebouwen of installaties. Een deel van de<br />

thermische energie kan worden teruggevoerd naar de vergister om de mest mee <strong>op</strong><br />

te warmen. Circa 28% van de totale energie uit biogas moet weer gebruikt worden<br />

om de mest mee <strong>op</strong> te warmen.<br />

Recente ontwikkelingen <strong>op</strong> het gebied van WKK-installaties bieden de mogelijkheid<br />

om rendementen te halen van 38% Elektriciteit, 48% Warmte en slechts 14% verlies.<br />

Met behulp van moderne technieken wordt niet alleen extra warmte teruggewonnen<br />

uit het koelwater van de gasmotor, maar ook een deel van de thermische energie in<br />

de uitlaatgassen wordt teruggewonnen. (Nijssen, et al., 1997; Van Lent en van<br />

Dooren, 2001)<br />

3.2.3 Mestverwerkingstechnieken<br />

Het vergisten van drijfmest kan gezien worden als een voorbewerking <strong>op</strong><br />

verdergaande mestverwerkingstechnieken. Mestvergisting is immers ook een vorm<br />

van mestverwerking. Het grote verschil tussen <strong>mestvergisting</strong> en andere<br />

mestverwerkingstechnieken is de energiebehoefte. Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />

levert energie, terwijl elke andere vorm van mestverwerking (behalve verbranden)<br />

energie kost. De gebruikte techniek is sterk bepalend voor de producten en<br />

afvalstromen die ontstaan en de mogelijkheden om deze af te zetten. Niettemin<br />

moge duidelijk zijn, dat zeer veel verschillende constellaties mogelijk zijn, mede<br />

afhankelijk van de mestsamenstelling. Hieronder zullen slechts <strong>op</strong>slag en<br />

voorbehandeling, mestscheiding, membraanscheiding en beluchting beschreven<br />

worden. Deze technieken worden het meest toegepast bij rundvee- en<br />

varkensdrijfmest, voorgaand of volgend <strong>op</strong> een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>.<br />

Als voorbehandeling van aangevoerde en te verwerken grondstoffen (mest,<br />

organische reststromen), kunnen de volgende stappen voor een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie belangrijk zijn:<br />

• inname (registratie, weging en bemonstering);<br />

• overslag in een <strong>op</strong>slagvoorziening;<br />

• verwijdering van grove delen;<br />

• verkleining of versnijding;<br />

• menging van grondstoffen.<br />

Vooral voor <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties waarbij mest van derden of co-producten naar<br />

de inrichting worden aangevoerd is het uiterst belangrijk dat er goed geadministreerd<br />

wordt hoeveel mineralen er <strong>op</strong> de inrichting worden aan- of afgevoerd. In verband<br />

met tracking and tracing en het MINAS-systeem moeten alle mineralen worden<br />

geregistreerd om <strong>op</strong>h<strong>op</strong>ing van grote hoeveelheden mineralen <strong>op</strong> één inrichting te<br />

voorkomen.<br />

Doel van het <strong>op</strong>slaan is ervoor zorgen dat de installatie voldoende grondstoffen heeft<br />

om de capaciteit volledig te benutten en het <strong>op</strong>vangen van fluctuaties bij aanvoer en<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 18


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

afvoer. Belangrijk voor de manier van <strong>op</strong>slag is of er sprake is van een vloeibaar<br />

product of stapelbaar product. De wijze van <strong>op</strong>slag dient zodanig te zijn dat<br />

beginproduct, eventuele tussenproducten en eindproducten niet met elkaar in<br />

aanraking komen in verband met contaminatie.<br />

Verwijdering van grove delen, verkleining/versnijding en menging van grondstoffen<br />

hebben alle tot doel om verst<strong>op</strong>pingen in het verwerkingsproces te voorkomen en het<br />

product voor eventuele verdere verwerking geschikt te maken.<br />

Volgend <strong>op</strong> de <strong>mestvergisting</strong> kan het digestaat gescheiden worden. Het doel van<br />

het scheidingsproces is het scheiden van de mest in een dunne en een dikke fractie.<br />

Kenmerkend voor scheiding is dat met name de resterende organische stof in het<br />

digestaat en fosfaat zich <strong>op</strong>h<strong>op</strong>en in de dikke fractie. Er zijn diverse mogelijkheden<br />

om mest te scheiden in dunne en dikke fractie. Bijvoorbeeld door gebruik te maken<br />

van (zeef)banden, vijzelpersen en trilzeven, decanters. Daarnaast bestaan er<br />

scheidingsprocessen die veelal <strong>op</strong> colloïdaal niveau werken en waarbij de<br />

<strong>op</strong>pervlakte-eigenschappen van deeltjes worden benut. Technieken waarbij in dit<br />

geval gebruik van gemaakt wordt zijn strofilters, microfilters, decanteercentrifuges en<br />

bezinkinstallaties. De eerst genoemde scheidingsprocessen worden in het algemeen<br />

het meeste toegepast als scheidingsstap na de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie.<br />

Op <strong>boerderijniveau</strong> worden geforceerde scheidingsprocessen nauwelijks toegepast<br />

omdat de installaties kostbaar en de gebruikte principes van complexe aard zijn.<br />

Centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties zijn vaker gericht <strong>op</strong> het totaal beeld van<br />

mestverwerking tot de afzonderlijke bestanddelen van de mest. Hierbij worden wel<br />

scheidingsprocessen toegepast.<br />

Met behulp van membranen kunnen gesuspendeerde en eventuele <strong>op</strong>geloste stoffen<br />

geconcentreerd worden in het digestaat. Het water wordt doorgelaten en het grootste<br />

deel van de <strong>op</strong>geloste en gesuspendeerde stoffen worden tegengehouden. Het<br />

resultaat is een vrij schone waterstroom en een dikke fractie. In tegenstelling tot de<br />

eerder genoemde scheidingsprocessen, is het scheiden met behulp van membranen<br />

alleen mogelijk voor dunne meststromen. Onder membraanscheiding worden<br />

processen zoals microfiltratie, ultrafiltratie en omgekeerde osmose verstaan. De<br />

verschillen tussen de membraanprocessen worden bepaald door de grootte van de<br />

filterporiën, die bij omgekeerde osmose het kleinst zijn en bij microfiltratie het grootst.<br />

(Infomil, 2001)<br />

Tenslotte kan het digestaat ook nog verwerkt worden middels beluchting. Beluchting<br />

is gericht <strong>op</strong> het afbreken van organische componenten en het verwijderen van<br />

stikstof uit de mest. Bijkomend voordeel van beluchten is dat de geuremissie van de<br />

beluchte mest lager is dan van onbehandelde mest en dat een deel van de<br />

organische stof (BZV) wordt omgezet. Bacteriën zetten dan organische componenten<br />

om in CO 2 en water. Door te beluchten treedt nitrificatie <strong>op</strong>, waarbij ammonium wordt<br />

omgezet in nitraat. Door dit afvalwater ook te behandelen in een anaëroob milieu<br />

zetten andere bacteriën onder afbraak van organische stof het nitraat weer om in<br />

luchtstikstof. De geurreductie heeft bij digestaat vooral een effect <strong>op</strong> de<br />

ammoniakgeuremissie. Om overbelasting van het bacteriologische proces te<br />

voorkomen en niet <strong>op</strong> een zeer hoog energieverbruik uit te komen dit proces pas<br />

uitvoerbaar bij lagere concentraties (


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

De meest bekende en meest gebruikte technieken voor digestaatverwerking <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> zijn hierboven besproken. Deze technieken worden ook veel<br />

toegepast <strong>op</strong> centrale mestverwerkingsinstallaties. Andere technieken zijn ook<br />

mogelijk, maar om hier dieper <strong>op</strong> in te gaan valt buiten deze bureaustudie.<br />

3.2.4 Arbeid<br />

De arbeidsbehoefte van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie is doorgaans laag. De<br />

installatie vergt echter wel iedere dag aandacht. Dagelijkse controle en onderhoud<br />

van de installatie vergt gemiddeld 8 tot 15 uur per maand. Dit betreft werkzaamheden<br />

zoals vloeistofniveaus controleren van de WKK, zwavelgehalte en methaangehalte<br />

controleren en <strong>op</strong>tische controle van de gehele installatie. Naast dagelijkse controle<br />

en onderhoud is een kleine hoeveelheid arbeid vereist om eventuele reparaties uit te<br />

voeren en preventief onderhoud te plegen (denk aan olieverversen).<br />

Bij de aanschaf van een installatie is goede voorlichting over het systeem en hulp bij<br />

het <strong>op</strong>starten uiterst belangrijk. Wanneer de installatie goed uitgelegd wordt tijdens<br />

de installatie en <strong>op</strong>startperiode, bespaart dit uiteindelijk veel tijd gedurende het<br />

verdere gebruik van het systeem. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 20


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.2.5 Processchema mestve rgisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

Uit bovenstaande onderdelen kan een werkende installatie worden samengesteld.<br />

Een voorbeeld van een dergelijke installatie is te zien in onderstaande<br />

processchema.<br />

Stallen<br />

Opslag<br />

mest<br />

Co-vergisting<br />

(Opslag co-producten)<br />

Woonhuis<br />

Afscheiding grove<br />

vervuilingen (<strong>op</strong>tie)<br />

Warmte leveren<br />

aan derden<br />

(b.v. glastuinbouw)<br />

Menging mest<br />

met co-product<br />

Mestverwerking<br />

(<strong>op</strong>tie)<br />

Warmte<br />

gebruiken als<br />

warmte<strong>op</strong>slag<br />

Direct in<br />

vergister<br />

Navergister<br />

en/of<br />

eind<strong>op</strong>slag<br />

Elektriciteit leveren<br />

aan derden<br />

(b.v. energiebedrijf)<br />

Vergister<br />

Warmte gebruiken<br />

voor het drogen van<br />

mest<br />

Noodvoorziening<br />

(b.v. fakkelinstallatie)<br />

Uitrijden <strong>op</strong><br />

het eigen land<br />

Afvoeren naar<br />

derden<br />

Legenda<br />

Mest<br />

Co-producten<br />

Digestaat<br />

Biogas<br />

Warmte<br />

Elektriciteit<br />

WKK-motor<br />

(Elektriciteit en<br />

warmte)<br />

Figuur 3.2 Processchema <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

Gas<strong>op</strong>slag<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 21


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.3 Aanzet module techniek / technologie<br />

Iedere inrichting wordt gekenmerkt door specifieke aspecten. Daarom is ook iedere<br />

vergistingsinstallatie verschillend omdat deze dient te worden aangepast aan de<br />

kenmerken van de inrichting.<br />

3.3.1 Stroomschema techniek/technologie<br />

Om hulp te bieden bij het maken van de juiste keuzen voor de afzonderlijke<br />

onderdelen van de installatie, die zijn toegespitst <strong>op</strong> de eisen van de eigen inrichting,<br />

is onderstaande stroomschema met bijbehorende toelichting <strong>op</strong>gesteld.<br />

1. Eigen mest in <strong>op</strong>slag<br />

2. Roeren/mengen<br />

3. Grove zeef<br />

Opslag zeefresidu<br />

4. Mengtank Voorbewerking<br />

c<strong>op</strong>roduct/<br />

5. Type vergister vaste mest<br />

Co-product/<br />

vaste mest<br />

in <strong>op</strong>slag<br />

5.1. Pr<strong>op</strong>stroomvergister,<br />

eventueel digestaat<strong>op</strong>slag<br />

nodig afhankelijk van de<br />

digestaatverwerkingstechniek<br />

5.2. Volledig geroerde<br />

vergister, constante<br />

inhoud, eventueel<br />

digestaat<strong>op</strong>slag nodig<br />

afhankelijk van de<br />

digestaatverwerkingstechniek<br />

5.3. Volledig<br />

geroerde vergister<br />

met variabele inhoud<br />

6. Soort proces<br />

6.1. Psychrofiel 6.2. Mesofiel<br />

6.3. Thermofiel<br />

7. Producten<br />

A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />

B. Digestaat in <strong>op</strong>slag<br />

Stroomschema<br />

biogasbenutting<br />

Figuur 3.3 Stroomschema techniek/technologie<br />

Legenda<br />

1 mogelijkheid<br />

Beide mogelijkheden<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 22


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.3.2 Toelichting stroomschema techniek / technologie<br />

Het stroomschema heeft betrekking <strong>op</strong> de techniek/technologie van <strong>mestvergisting</strong><br />

en eventueel co-vergisting.<br />

Stappen:<br />

1. Eigen mest in <strong>op</strong>slag<br />

De mest wordt vaak <strong>op</strong>geslagen in een mestkelder, mestsilo, mestbassin of<br />

mestzak. Indien <strong>mestvergisting</strong> wordt toegepast is het aan te bevelen om de<br />

verse mest niet te lang <strong>op</strong> te slaan, alvorens te vergisten. Er vindt dan al<br />

spontane vergisting plaats, waardoor er biogas verloren gaat. In sommige<br />

gevallen is het echter noodzakelijk om de mest voor korte tijd <strong>op</strong> te slaan,<br />

bijvoorbeeld als de mestproductie niet constant is (zoals bij beweiding van<br />

rundvee) of als deze niet meteen vergist kan worden (zoals bij een<br />

pr<strong>op</strong>stroomvergister). Voor iedere type vergister geldt hoe constanter de<br />

mesttoevoer, hoe hoger het vergistingsrendement. Een constantere mesttoevoer<br />

vereist in het algemeen een grotere mest<strong>op</strong>slag. In vrijwel alle gevallen zal de<br />

verse mest vóór vergisting in een <strong>op</strong>slag worden bewaard. De grootte van de<br />

<strong>op</strong>slag dient per situatie te worden vastgesteld.<br />

2. Roeren/Mengen<br />

De mest dient voordat deze de vergister in gaat regelmatig gemengd te worden,<br />

zodat er geen bezink- en drijflagen ontstaan. Aanbevolen wordt om minimaal één<br />

keer per dag verse mest aan het vergistingsproces toe te voegen. Het is<br />

raadzaam om de mest te mengen voor het toevoegen. Daarnaast ontstaat er<br />

door het mengen ook een homogener mengsel wat ten goede komt aan het<br />

vergistingsproces. De mest is door menging ook makkelijker te verpompen. De<br />

mest kan <strong>op</strong> de volgende manieren gemengd worden, namelijk:<br />

• mechanisch, bijvoorbeeld door te mengen met een vijzel of mixer;<br />

• hydraulisch, bijvoorbeeld door de mest met een pomp rond te pompen;<br />

• pneumatisch, bijvoorbeeld door lucht / biogas door de mest te sturen.<br />

3. Grove zeef<br />

Deze stap in het proces is <strong>op</strong>tioneel. Het is wel sterk aan te bevelen om de mest<br />

door een grove zeef te sturen, voordat deze de vergister in gaat. Een maaswijdte<br />

van 100 mm² volstaat voor deze zeef. De zeef dient ervoor om vreemde objecten<br />

uit de mest te verwijderen, zoals stukken hout, halsbanden, injectienaalden en<br />

ongedierte. Dit is belangrijk om de pompen en de rest van de installatie te<br />

beschermen. Alles wat uit de mest wordt verwijderd dient apart te worden<br />

<strong>op</strong>geslagen, in een zogenaamde <strong>op</strong>slag zeefresidu. Het verkregen zeefresidu<br />

dient afgezet te worden naar een afvalverwerkingsbedrijf of vuilstortplaats. Het<br />

zal hierbij maar om een kleine hoeveelheid gaan, er dient immers voorkomen te<br />

worden dat dit soort objecten in de <strong>op</strong>slag terechtkomen.<br />

4. Mengtank<br />

De co-producten en/of vaste dierlijke meststoffen van het eigen bedrijf die aan<br />

het vergistingsproces toegevoegd kunnen worden, zijn te onderscheiden in een<br />

aantal soorten, namelijk:<br />

a) Vaste dierlijke meststoffen, zoals bijvoorbeeld stalmest of stapelbare<br />

kuikenmest.<br />

b) Organische (bedrijfseigen) reststromen, zoals bijvoorbeeld voerresten,<br />

kuilmaïs, stro, andere energieteelten, of perssappen.<br />

c) Eigen organische afvalstoffen, zoals GFT-afval, slootmaaisel,<br />

gewasresten enz.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 23


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Vaste dierlijke meststoffen zijn juridisch geen co-producten. Aangezien vaste<br />

dierlijke mest als bijproduct aan het vergistingsproces wordt toegevoegd en vaak<br />

een voorbewerking noodzakelijk is, kan vaste dierlijke mest echter vergeleken<br />

worden met vaste co-producten.<br />

Deze co-producten of vaste dierlijke mestsoorten worden <strong>op</strong> het bedrijf zelf<br />

geproduceerd en ontstaan gedurende de normale agrarische bedrijfsvoering.<br />

Deze co-producten en vaste dierlijke mestsoorten kunnen niet allemaal <strong>op</strong> het<br />

moment dat ze ontstaan aan het vergistingsproces worden toegevoegd. Deze<br />

stoffen komen meestal onregelmatig beschikbaar en dienen dus gedurende een<br />

bepaalde periode <strong>op</strong>geslagen te worden. Denk hierbij aan de maïsoogst of het<br />

maaien van bermen en sloten in het najaar. De <strong>op</strong>slag dient dusdanig plaats te<br />

vinden dat er zo min mogelijk emissie plaatsvindt naar de lucht en de bodem.<br />

Hierdoor zullen de co-producten afgesloten <strong>op</strong>geslagen moeten worden,<br />

eventueel <strong>op</strong> een vloeistofdichte ondergrond.<br />

Het is belangrijk dat de co-producten vrij zijn van allerlei vreemde objecten, zoals<br />

ongedierte, blikjes, enz. Alvorens de co-producten en vaste dierlijke mestsoorten<br />

aan de vergister worden toegevoegd, zullen de meeste vaste/stapelbare<br />

producten verkleind moeten worden, zodat ze in een later stadium verpompbaar<br />

zijn. Het zal hierbij vooral gaan om vaste mest met veel stro, mislukte oogst,<br />

bietenloof, stro, GFT-afval en sloot- of bermmaaisel. Voerresten,<br />

vleeskuikenmest en leghennenmest zullen vaak voldoende klein zijn om in de<br />

vergister gebracht te worden. Maïs zal <strong>op</strong> het land worden gehakseld en<br />

vervolgens worden ingekuild. Hierdoor is deze al klein genoeg voor vergisting.<br />

Water<strong>op</strong>losbare vloeibare co-producten plus olie en vetrijke co-producten<br />

kunnen rechtstreeks aan de voor<strong>op</strong>slagput gedoceerd worden.<br />

Nu de co-producten zodanig verkleind zijn, is het zaak om ze te mengen met de<br />

drijfmest. Dit is niet altijd noodzakelijk want vloeibare of poedervormige c<strong>op</strong>roducten<br />

worden vaak direct aan het vergister toegevoegd. Het mengen kan<br />

gebeuren in een kleine tank waar de co-producten toegevoegd worden. Door de<br />

co-producten eerst met drijfmest te vermengen zal het product makkelijker in de<br />

vergister te pompen zijn. Om een goede menging te verkrijgen tussen de<br />

drijfmest en het co-product / vaste dierlijke mest dient er in de mengtank een<br />

roerinstallatie aanwezig te zijn. Na menging kan de biomassa vanuit de mengtank<br />

in de vergister worden gepompt.<br />

5. Type vergister<br />

Vervolgens is het zaak om een type vergister te kiezen 1 . Dit kan een<br />

pr<strong>op</strong>stroomvergister of een volledig geroerde vergister zijn. Bij de volledig<br />

geroerde vergister kan er nog onderscheid gemaakt worden tussen de vergister<br />

met constante inhoud of variabele inhoud. Het is belangrijk te weten dat het<br />

digestaat nadat het uit de vergister komt nog nagist. Hierbij komt nog biogas vrij.<br />

Om de rentabiliteit van de vergister te vergroten is het van belang om ook dit<br />

biogas <strong>op</strong> te vangen. Daarnaast wordt emissie van het broeikasgas CH 4<br />

voorkomen. De hoeveelheid biogas die bij napvergisting vrijkomt is afhankelijk<br />

van de verblijftijd in de reactor en van het type reactor. Bij de volledig geroerde<br />

vergister met constante inhoud zal het meeste napvergisting plaats vinden.<br />

Vervolgens zal het digestaat in iets mindere mate navergisten bij een<br />

pr<strong>op</strong>stroomvergister, omdat de hele partij gelijkmatig doorvergist is. Bij de<br />

volledig geroerde vergister met variabele inhoud zal de nagisting het minst zijn,<br />

de verblijftijd is immers veel langer. Alleen de mest die het laatste is toegevoegd,<br />

1 Voor criteria om te komen tot een keuze van het type vergister zie volgende pagina.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 24


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

kan een kortere verblijftijd hebben gehad dan eigenlijk noodzakelijk is om hieruit<br />

al het potentiële biogas te kunnen laten vormen.<br />

Voor ieder type vergister is het belangrijk dat de biomassa homogeen is, zodat<br />

deze verpompbaar blijft en om te voorkomen dat er drijflagen ontstaan. Hiervoor<br />

dient de biomassa gemengd te worden. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister heeft een eigen<br />

mengsysteem. Voor de andere twee type vergisters zijn verschillende <strong>op</strong>ties<br />

mogelijk namelijk:<br />

• mechanisch, bijvoorbeeld door te mengen met een vijzel of mixer;<br />

• hydraulisch, bijvoorbeeld door de mest met een pomp rond te pompen;<br />

• pneumatisch, bijvoorbeeld door lucht / biogas door de mest te sturen.<br />

In onderstaand kader wordt enkele criteria aangehaald die de keuze van het type<br />

vergister kunnen bepalen. Op voorhand is niet aan te geven welk type vergister<br />

gekozen dient te worden dit is veelal afhankelijk van de specifieke bedrijfssituatie.<br />

Belangrijke criteria voor de keuze van het type vergister:<br />

• Het type en de grootte van de mest<strong>op</strong>slag die momenteel <strong>op</strong> het bedrijf aanwezig<br />

is.<br />

De reeds bestaande <strong>op</strong>slag kan eventueel worden omgebouwd tot<br />

mestvergister, waardoor er kosten bespaard kunnen worden. De bestaande<br />

mest<strong>op</strong>slag kan ook dienst gaan doen als navergister en / of eind<strong>op</strong>slag van<br />

het digestaat bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister of een volledig geroerde vergister<br />

met constante inhoud.<br />

• Het drogestofpercentage van het de biomassa die in de vergister vergist dient te<br />

worden.<br />

Het drogestofpercentage van de mest die vergist zal gaan worden is<br />

belangrijk voor de keuze van het type vergister. Bij <strong>mestvergisting</strong> is het<br />

gebruikelijk te kiezen voor een volledig gemengde vergister indien het<br />

drogestof gehalte van het te vergiste mengsel ≤ 10% bedraagt. Indien<br />

drogere mest en bijv. snijmaïs vergist gaat worden dan is<br />

pr<strong>op</strong>stroomvergisting een goede keuze. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister kan<br />

namelijk een biomassa met een drogestofpercentage variërend tot 15 à 20%<br />

vergisten. Een volledig geroerde vergister kan slechts biomassa vergisten<br />

met een drogestofpercentage van maximaal 10%. (Van Lent en van Dooren,<br />

2001)<br />

• De gewenste verblijftijd van de mest in de vergister.<br />

Als de vergister ook als tijdelijke <strong>op</strong>slag voor het digestaat moet dienen, is het<br />

aan te bevelen om een volledig geroerde vergister te kiezen met variabele<br />

inhoud. Hierbij is de verblijftijd van de mest in de vergister namelijk langer.<br />

Ook bij ombouw van de huidige mest<strong>op</strong>slag zal de volledig geroerde vergister<br />

in aanmerking kunnen komen.<br />

• De prijs van de verschillende typen vergisters<br />

Ook de prijs van de verschillende typen vergisters heeft invloed <strong>op</strong> de te<br />

maken keuze. Zo zal de volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

meestal goedk<strong>op</strong>er zijn, als er een bestaande mest<strong>op</strong>slag omgebouwd kan<br />

worden. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister zal echter in de meeste gevallen het<br />

duurste zijn. De meest voor de hand liggende <strong>op</strong>tie voor een<br />

vergistingsinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, zal een volledig geroerde vergister<br />

zijn.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 25


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />

De pr<strong>op</strong>stroomvergister is een vergister waarbij mest aan de reactor wordt<br />

toegevoegd en er digestaat uit de reactor verdwijnt volgens het “first in-first out”<br />

principe. Deze reactor geeft de hoogste biogas<strong>op</strong>brengst omdat alle mest even<br />

lang in de reactor verblijft, waardoor alle mest een even lange verblijftijd heeft. De<br />

mest dient semi-continu toegevoegd te worden. Dit wil zeggen dat de reactor de<br />

mest in porties krijgt toegediend. Het is hierbij aan te bevelen om de reactor<br />

minimaal 1 keer per dag te voeden. Hoe frequenter de reactor binnen een etmaal<br />

wordt gevoed, hoe constanter het te vergiste mengsel en dus zo min mogelijk<br />

schommelingen voor de micro-organismen. De pH en de temperatuur blijven bij<br />

frequent toevoegen beter constant, dit is voordelig voor het vergistingsproces. In<br />

de reactor dient de mest geroerd te worden. Dit wordt in een pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />

gedaan door een draaiende as met bladen in een horizontale tank. Het roeren is<br />

van belang om drijf- en bezinklagen te voorkomen.<br />

Het is bij dit type reactor noodzakelijk om een voor<strong>op</strong>slag van mest te hebben om<br />

een constante aanvoer van mest te garanderen. Daarnaast is er ook een <strong>op</strong>slag<br />

nodig voor het digestaat. Deze digestaat<strong>op</strong>slag is niet noodzakelijk als het<br />

digestaat na vergisting direct verder wordt verwerkt. Het is echter wel aan te<br />

bevelen om een buffer te hebben waarin het digestaat <strong>op</strong>gevangen kan worden<br />

als een storing <strong>op</strong>treedt in het verdere verwerkingstraject. Bij dit type reactor<br />

dient een klein deel van het digestaat teruggepompt te worden naar het begin<br />

van de reactor omdat het digestaat de methaanvormende bacteriën bevat. Dit is<br />

noodzakelijk om het gistingsproces, door enting met methaanvormende bacteriën<br />

voor aan in de reactor snel <strong>op</strong> gang te krijgen. Ook is zinvol om in de<br />

digestaat<strong>op</strong>slag het geproduceerde biogas <strong>op</strong> te vangen om zo de rentabiliteit<br />

van de vergister te verhogen. Het is echter zeer belangrijk dat het digestaat<br />

gescheiden wordt <strong>op</strong>geslagen van de verse mest. Een pr<strong>op</strong>stroomvergister is<br />

geschikt voor vloeistoffen met een drogestofgehalte tot 15%-20%. Het<br />

vergistingsproces bestaat uit 2 delen, namelijk de voorfermentatie en de<br />

nafermentatie. De biogas<strong>op</strong>brengst bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister, met dezelfde<br />

input, is 10% hoger als bij volledig gemengde reactoren.<br />

(HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

Sterke punten van de pr<strong>op</strong>stroomvergister:<br />

• Hogere biogas<strong>op</strong>brengst t.o.v. volledig geroerd systeem met even lange<br />

verblijftijd van de mest.<br />

• Door het terugpompen van digestaat naar het begin van de reactor komt de<br />

biogasproductie sneller <strong>op</strong> gang, waardoor deze minder gevoelig is voor<br />

veranderingen in de mestsamenstelling en processtoringen.<br />

• Het digestaat bevat minder ziektekiemen.<br />

Zwakke punten van de pr<strong>op</strong>stroomvergister:<br />

• Een deel van het digestaat dient teruggevoerd te worden naar het begin van<br />

de vergister.<br />

• Er is een voor<strong>op</strong>slag van mest en een na<strong>op</strong>slag van digestaat nodig.<br />

• Relatief hoge investering, vooral in roerwerk en pompen. Of de investering<br />

daadwerkelijk hoog is, hangt veel af van het rendement van de vergister. Dit<br />

geldt natuurlijk in principe voor iedere vergister.<br />

• Veel slijtage door groot aantal bewegende delen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 26


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

De volledig geroerde vergister met constante inhoud is een systeem waarbij de<br />

verse mest volledig wordt vermengd met bijna vergiste mest. Niet alle mest heeft<br />

dus een even lange verblijftijd in de reactor. Bij dit type vergister verl<strong>op</strong>en de zure<br />

gisting en de methaanvergisting in dezelfde reactor, waardoor er nooit de<br />

<strong>op</strong>timale condities heersen voor beide processen. De gas<strong>op</strong>brengst is daarom<br />

nooit maximaal. Het gehele proces speelt zich af in één reactor.<br />

Een volledig geroerde vergister kan vloeistoffen vergisten met een drogestof<br />

percentage van maximaal 10%. In dit type reactor heeft de mest (afhankelijk van<br />

de mestsoort) een <strong>op</strong>timale verblijfduur van ongeveer 20 à 25 dagen bij mesofiele<br />

vergisting waardoor de vergister ook dienst kan doen als tijdelijke <strong>op</strong>slag. Een<br />

veel grotere verblijftijd heeft geen zin omdat daarna geen significante<br />

hoeveelheid gas meer wordt gevormd. Bij de reactor met constante inhoud blijft<br />

de inhoud van de vergister ongeveer <strong>op</strong> hetzelfde niveau. Deze reactor kan<br />

gezien worden als een vat waarbij er een deel van het digestaat uitlo<strong>op</strong>t, als er<br />

een hoeveelheid verse mest wordt toegevoegd. Er is dan ook nog een <strong>op</strong>slag<br />

nodig voor het digestaat. Vooral bij dit type vergister is het aan te bevelen om het<br />

biogas, dat in de digestaat<strong>op</strong>slag ontstaat door nagisting, <strong>op</strong> te vangen om zo de<br />

rentabiliteit van de installatie te verhogen. Hierbij is het zaak om het digestaat<br />

gescheiden van de verse mest <strong>op</strong> te slaan.<br />

(HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

Sterke punten van de volledig geroerde vergister met constante inhoud:<br />

• De vergister kan dienst doen als tijdelijke <strong>op</strong>slag van mest door de langere<br />

verblijftijd, tot wel 20 à 25 dagen bij mesofiele vergisting.<br />

• Als er reeds een <strong>op</strong>slagsilo voor de mest aanwezig is, kan deze in veel<br />

gevallen omgebouwd worden tot een volledig geroerde vergister.<br />

Zwakke punten van de volledig geroerde vergister met constante inhoud:<br />

• Volledig geroerde vergisters kunnen stoffen vergisten met maximaal 10%<br />

droge stof.<br />

• De gas<strong>op</strong>brengst is niet <strong>op</strong>timaal, omdat niet alle mest even ver vergist is.<br />

• Er is veel proceswarmte nodig om de mest <strong>op</strong> temperatuur te houden.<br />

• 1/3 van de mest dient altijd in de vergister te blijven, een deel van de<br />

methaanvormende bacteriën moeten in de vergister blijven om het<br />

vergistingsproces <strong>op</strong>gang te houden.<br />

• Reactor is niet kiemvrij, omdat niet geheel vergiste mest al bij het digestaat<br />

zit.<br />

5.3 Volledig geroerde vergister met variabele inhoud<br />

De volledig geroerde vergister met variabele inhoud, is een vergister waarbij de<br />

verse mest volledig wordt vermengd met bijna vergiste mest. Niet alle mest heeft<br />

dus een even lange verblijftijd in de reactor. Bij dit type vergister verl<strong>op</strong>en de zure<br />

gisting en de methaanvergisting in dezelfde reactor, waardoor er nooit de<br />

<strong>op</strong>timale condities heersen voor beide processen. De gas<strong>op</strong>brengst is daarom<br />

nooit maximaal. Het gehele proces speelt zich af in één reactor.<br />

Een volledig geroerde vergister kan maar vloeistoffen vergisten met een<br />

drogestof percentage van maximaal 10%. Bij de volledig geroerde vergister met<br />

variabele inhoud neemt echter het niveau van de vloeistof in de vergister steeds<br />

toe. De vergister dient tevens als <strong>op</strong>slag van het digestaat, er is dus geen<br />

navergister nodig. Doordat het digestaat in de vergister blijft, heeft deze vaak een<br />

behoorlijk grote inhoud. De verblijftijd van de mest kan wel <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot 5<br />

maanden doordat de vergister tevens als <strong>op</strong>slag dienst doet. Bij het uitrijden van<br />

het digestaat gaat er biogas uit de mest verloren, die nog niet <strong>op</strong>timaal vergist is.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 27


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Daarnaast mag het digestaat nooit allemaal uit de vergister worden gehaald, de<br />

methaanvormende bacteriën verdwijnen uit de vergister en het vergistingsproces<br />

st<strong>op</strong>t. (HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

Sterke punten van de volledig geroerde vergister met variabele inhoud:<br />

• De vergister kan dienst doen als tijdelijke <strong>op</strong>slag van mest door de langere<br />

verblijftijd, welke wel kan <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot 5 maanden.<br />

• Als er reeds een <strong>op</strong>slagruimte voor mest aanwezig is, kan deze omgebouwd<br />

worden tot een vergister.<br />

Zwakke punten van de volledig geroerde vergister met variabele inhoud:<br />

• Volledig geroerde vergisters kunnen stoffen vergisten met maximaal 10%<br />

droge stof.<br />

• De gas<strong>op</strong>brengst is niet <strong>op</strong>timaal, omdat niet alle mest even ver vergist is.<br />

Het is wel te verwachten dat de biogas<strong>op</strong>brengst bij dit type vergister enkele<br />

procenten hoger is dan bij de volledig geroerde vergister met constante<br />

inhoud, doordat de mest bij dit type reactor verder is uitgegist. Slechts een<br />

klein gedeelte van de mest heeft maar een kortere verblijftijd gehad als<br />

eigenlijk nodig was.<br />

• Er is veel proceswarmte nodig om het proces <strong>op</strong> temperatuur te houden.<br />

• 1/3 van de mest dient altijd in de vergister te blijven, omdat anders alle<br />

methaanvormende bacteriën verdwijnen, waardoor het proces niet meer<br />

verlo<strong>op</strong>t.<br />

6. Soort proces<br />

Het vergistingsproces kan wat betreft de temperatuur <strong>op</strong> drie manieren verl<strong>op</strong>en,<br />

namelijk psychrofiel, mesofiel of thermofiel. De keuze hiervan bepaalt de snelheid<br />

waarmee het biogas wordt gevormd en dus de verblijftijd van de mest in de<br />

reactor en daarmee ook de reactorgrootte.<br />

6.1 Psychrofiel<br />

Psychrofiele vergisting is het proces van vergisting dat zich afspeelt zonder dat<br />

enige warmte aan het proces wordt toegevoegd. Psychrofiele vergisting is<br />

namelijk het proces van vergisting dat altijd <strong>op</strong>treedt bij het <strong>op</strong>slaan van mest in<br />

de traditionele kelders of silo’s (spontane vergisting). Psychrofiele vergisting<br />

wordt niet veel toegepast in de praktijk, want het biogas komt namelijk maar heel<br />

langzaam vrij. De verblijftijd van de mest in de reactor kan wel <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en tot meer<br />

dan 100 dagen. Daarom zal dit proces niet worden toegepast bij<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />

(Korsten, et al., HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

6.2 Mesofiel<br />

Mesofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 33°C. Bij<br />

voorkeur speelt dit proces zich af tussen de 30 en 40°C. Deze temperatuur is<br />

uitermate geschikt om in de vergistingsreactor toe te passen. De<br />

methaanvormende bacteriën in dit proces zijn namelijk niet zo gevoelig voor<br />

veranderingen in de temperatuur of de zuurgraad in de reactor. Zeker <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> is dit een aan te bevelen proces. De verblijftijd van de mest bij dit<br />

proces kan variëren van 15-40 dagen afhankelijk van de mestsoort en type<br />

reactor. (Korsten, et al. HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren,<br />

2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 28


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

6.3 Thermofiel<br />

Thermofiele vergisting speelt zich af bij een <strong>op</strong>timumtemperatuur van 55°C.<br />

Voordeel van de hogere temperatuur is dat het biogas sneller vrijkomt, waardoor<br />

volstaan kan worden met een kortere verblijftijd (10-20 dagen). De totale<br />

hoeveelheid biogas die vrijkomt is echter niet hoger dan bij mesofiele vergisting.<br />

Het CH 4 -gehalte in het biogas is bij een thermofiel proces gemiddeld 3% lager<br />

dan bij een mesofiel proces. Nadeel van dit proces is dat er erg veel warmte in<br />

het proces gest<strong>op</strong>t moet worden om de mest in de reactor <strong>op</strong> temperatuur te<br />

houden. De methaanvormende bacteriën zijn bij thermofiele vergisting uitermate<br />

gevoelig voor schommelingen in temperatuur en zuurgraad. Een kleine<br />

schommeling van de zuurgraad kan al fataal zijn voor de thermofiele<br />

methaanvormende bacteriën. Dit proces is echter in Nederland nog nooit <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> toegepast geweest. Op grote schaal is het proces toegepast bij<br />

o.a. Biorek Elzendorp, Promest en proefbedrijf Sterksel. Ook hier bleek<br />

thermofiele vergisting te gevoelig voor schommelingen. Thermofiele vergisting is<br />

<strong>op</strong> dit moment dan ook nog zeker niet aan te bevelen.<br />

(Korsten, et al., HAS KennisTransfer, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

7. Producten<br />

Bij de vergisting van mest ontstaan 2 producten, namelijk biogas en digestaat.<br />

Met het biogas kan door middel van een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling (WKK)<br />

elektriciteit en warmte worden <strong>op</strong>gewekt. Zie voor de verschillende<br />

mogelijkheden het “schema biogasbenutting”. Het digestaat moet je zowel<br />

juridisch, als technologisch inhoudelijk nog steeds zien als dierlijke mest, met<br />

bijbehorende (on)mogelijkheden.<br />

A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />

Het biogas bestaat voor 50 tot 85 vol.% uit methaan (CH 4 ), voor 15 tot 50 vol.%<br />

uit koolzuur (CO 2 ). Daarnaast zijn er ook nog 0 tot 0,2 vol.% waterstof (H 2 ), 0 tot<br />

0,2 vol.% stikstof (N 2), 0 tot 1 vol% zwavelwaterstof (H 2 S) en sporen van<br />

vluchtige organische componenten aanwezig. Het zwavelwaterstof is schadelijk<br />

voor de motor van de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling en voor het leidingnetwerk.<br />

Zwavelwaterstof tast namelijk metalen als ijzer, k<strong>op</strong>er en brons aan. Het is<br />

daarom aan te bevelen om het leidingnetwerk, dat voor de ontzwaveling zit, niet<br />

van deze metalen te maken. H 2 S moet dus uit het biogas verwijderd worden om<br />

de installatie te sparen.<br />

Methoden voor het verwijderen van zwavelwaterstof uit het biogas:<br />

1. Het toevoegen van een kleine hoeveelheid lucht aan het biogas in de<br />

gas<strong>op</strong>slag. Afhankelijk van de hoeveelheid H 2S in het biogas moet er 2 tot 6<br />

vol.% lucht aan het biogas worden toegevoegd. Door een reactie met de<br />

sulfide oxiderende bacteriën ontstaat elementair zwavel, wat terug te vinden<br />

is in het digestaat. De reductie van H 2S is afhankelijk van de temperatuur, de<br />

reactietijd, de hoeveelheid en de plaats van luchttoevoer. Bij goede<br />

omstandigheden kan er een reductie plaatsvinden van 95% tot een<br />

concentratiedaling onder de 50 ppm. Een overdosering van lucht moet<br />

worden voorkomen omdat biogas in lucht explosief wordt bij een<br />

volumepercentage van 6 tot 12 vol.%. Deze methode werkt uiterst effectief en<br />

is goedko<strong>op</strong>. Daarom is deze methode veruit de beste in combinatie met een<br />

vergistingsinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />

2. IJzerchloride (FeCl3) doseren in de reactor. Een reductie tot minder dan 100<br />

ppm is in het verleden gehaald. Deze hierdoor bereikte zuivering is over het<br />

algemeen voldoende. Er wordt vaak gestreefd naar 200 ppm.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 29


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3. Het biogas kan biologisch gezuiverd worden door middel van een<br />

vastbedreactor. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een waterscrubber<br />

(adsorptie) in combinatie met een biologische ontzwavelingsunit. Bij dit<br />

principe wordt water over een filter gesprenkeld. In het filterbed komen water<br />

en lucht elkaar in tegenstroom tegen. Aan het biogas wordt 4 – 6 vol.% lucht<br />

toegevoegd voordat deze de zuivering ingaat. Het filterbed biedt de<br />

mogelijkheid voor scrubben en het laten groeien van ontzwavelende microorganismen.<br />

Hierbij ontstaat zwavelzuur dat terug te vinden is in het<br />

digestaat.<br />

4. Het biogas door een kist met vetvrije roestende ijzerkrullen leiden. Bij deze<br />

methode kan de kist met ijzerkrullen door middel van doorleiden van lucht<br />

geregenereerd worden, waardoor deze steeds <strong>op</strong>nieuw gebruikt kunnen<br />

worden. Nadeel van deze methode is dat er veel warmte vrijkomt bij<br />

regeneratie.<br />

(Korsten, et al. 2002; Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

Het biogas zal <strong>op</strong>geslagen dienen te worden, omdat de biogasproductie niet altijd<br />

precies overeenkomt met de brandstofbehoefte van de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling.<br />

Het biogas kan worden <strong>op</strong>geslagen in een gaszak welke bijvoorbeeld boven in de<br />

vergister geplaatst kan worden. Als de elektriciteitsproductie <strong>op</strong> de pieken in de<br />

stroomvraag wordt afgestemd, is er een relatief grote gaszak nodig met een<br />

<strong>op</strong>slagcapaciteit van ongeveer één dag. De grootte van de gaszak hangt dus af<br />

van het doel dat wordt nagestreefd met de elektriciteitsproductie.<br />

Indien het biogas door omstandigheden niet kan worden omgezet in warmte en<br />

elektriciteit dan dient het biogas verbrand te worden in een fakkelinstallatie. Dit is<br />

noodzakelijk omdat het methaan uit het biogas een belangrijke bijdrage levert<br />

aan het broeikaseffect en dus niet zomaar in de lucht terecht mag komen.<br />

B. Digestaat in <strong>op</strong>slag<br />

Het digestaat is de vloeibare substantie die er overblijft nadat de mest met<br />

eventueel co-product is vergist. Om problemen met de wetgeving te voorkomen<br />

dient het digestaat zowel juridisch als technologisch inhoudelijk nog steeds<br />

aangemerkt te worden als zijnde mestproduct. Door alleen mest te vergisten, is<br />

het digestaat volgens het Meststoffenbesluit nog steeds een toegelaten<br />

mestsoort en niet een afvalproduct.<br />

Bij vergisting worden gemakkelijk afbreekbare organische stoffen in de mest<br />

omgezet in eenvoudige verbindingen (zie figuur 3.1). Hierdoor komen organisch<br />

gebonden mineralen vrij (mineralisatie van N,P en K). De vrijgekomen mineralen<br />

zijn sneller <strong>op</strong>neembaar voor de plant. Door gericht gebruik te maken van dit<br />

voordeel is minder kunstmest nodig. De moeilijk afbreekbare organische stoffen<br />

(onder meer hout- en humusachtige stoffen) worden niet of zeer beperkt<br />

afgebroken. Deze stoffen werken bij bemesting van grond als bodemverbeteraar .<br />

Naast de betere beschikbare nutriënten en het behoud van de<br />

bodemverbeterende eigenschappen, is de mest homogener en constanter van<br />

samenstelling. Een ander voordeel is een lagere geuremissie in vergelijking met<br />

onvergiste mest. Tijdens het vergistingsproces neemt, door de in de meeste<br />

gevallen verhoogde temperatuur, de hoeveelheid onkruidzaden en ziektekiemen<br />

af. Eventueel kan een extra sanitatiestap worden toegepast om het eindproduct<br />

kiem- en vrijwel onkruidzadenvrij te maken. Bij het saniteren oftewel<br />

pasteuriseren dient het digestaat gedurende één uur verwarmt te zijn tot<br />

60-70 ºC. (Stimuland, CCS, Ecofys, 2002)<br />

Door het toevoegen van co-producten is meestal (behalve bij stapelbare mest)<br />

het nutriëntengehalte lager dan bij uitsluitend verse mest, dit komt door het<br />

toevoegen van relatief veel product (veel C) met lage gehalten aan N,P en K. De<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 30


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

mineralen die met het co-product toegevoegd worden, moeten meegenomen<br />

worden met de mineralenboekhouding. Alleen wanneer het co-product van het<br />

eigen bedrijf afkomstig is en het digestaat wordt aangewend <strong>op</strong> het eigen bedrijf,<br />

is het netto-effect nul <strong>op</strong> de mineralenbalans.<br />

Naast hierboven beschreven verschillen tussen input (mest) en output (digestaat)<br />

zijn er ook nog andere verschillen aan te merken. De verschillen zullen hieronder<br />

<strong>op</strong>genomen worden. Er wordt hierbij steeds over het digestaat gesproken.<br />

• N-org gebonden aan snel afbreekbare organische stof, is omgezet in<br />

ammonium. Dit is 5-25% van alle N die in de mest zit.<br />

• pH is iets hoger en dus is er meer NH 3 emissie.<br />

• Het digestaat is minder geschikt voor verdere verwerking. Doordat er<br />

meer colloïden aanwezig zijn, is scheiden alleen mogelijk met behulp<br />

van polymeren. (Van den Berg, 2002)<br />

3.4 Biogasbenutting<br />

Na vergisting van biomassa ontstaat als hoofdproduct biogas. Biogas kan echter <strong>op</strong><br />

diverse manieren omgezet worden in energie.<br />

3.4.1 Stroomschema biogasbenutting<br />

De verschillende manieren die momenteel bestaan of nog in ontwikkeling zijn, staan<br />

beschreven in onderstaande figuur 3.4.<br />

A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />

A.1. WKK<br />

(warmte + elektriciteit)<br />

A.2.Opwerken tot<br />

aardgas (warmte)<br />

A.3. Brandstofcel<br />

(warmte + elektriciteit)<br />

Eigen gebruik warmte<br />

/ elektriciteit<br />

Leveren aan derden<br />

warmte / elektriciteit<br />

Figuur 3.4 Stroomschema biogasbenutting<br />

Legenda<br />

Er kan maar 1 mogelijkheid<br />

gekozen worden.<br />

Beide mogelijkheden kunnen<br />

benut worden.<br />

Momenteel nog in ontwikkeling.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 31


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.4.2 Toelichting stroomschema biogasbenutting<br />

Stappen:<br />

A. Biogas in <strong>op</strong>slag<br />

Het biogas zal <strong>op</strong>geslagen dienen te worden, omdat de biogasproductie niet altijd<br />

precies overeenkomt met de hoeveelheid die nodig is voor verbranding in de<br />

warmtekrachtk<strong>op</strong>peling. Het biogas kan worden <strong>op</strong>geslagen in een gaszak welke<br />

bijvoorbeeld boven in de vergister geplaatst kan worden. Als bijvoorbeeld de<br />

elektriciteitsproductie <strong>op</strong> de pieken in de stroomvraag wordt afgestemd is er een<br />

relatief grote gaszak nodig met een <strong>op</strong>slagcapaciteit van ongeveer één dag. De<br />

grootte van de gaszak hangt dus af van het doel dat wordt nagestreefd met de<br />

elektriciteitsproductie. Indien het biogas door omstandigheden niet kan worden<br />

omgezet in warmte en elektriciteit, dient het biogas verbrand te worden in een<br />

fakkelinstallatie. Dit is omdat het methaan uit het biogas een belangrijke bijdrage<br />

levert aan het broeikaseffect en dus niet zomaar in de lucht terecht mag komen.<br />

Er zijn 3 manieren om biogas om te zetten in warmte en / of elektriciteit namelijk<br />

door middel van een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling, door <strong>op</strong>werken tot aardgas of door<br />

middel van een brandstofcel.<br />

A.1WarmteKrachtK<strong>op</strong>peling (WKK)<br />

Bij een warmtekrachtk<strong>op</strong>peling wordt het biogas, nadat het ontdaan is van<br />

zwavelwaterstof, door een benzine- of een aangepaste dieselmotor geleid. Dit<br />

biogas drijft de motor aan. De mechanische kracht van de motor wordt middels<br />

een generator omgezet in elektriciteit. Het koelwater van de motor levert<br />

daarnaast ook nog thermische energie. Doorgaans hebben de huidige motoren<br />

een elektrisch rendement van 32,5% en een thermisch rendement van 55%. De<br />

elektriciteit kan (voor een deel) <strong>op</strong> het eigen bedrijf worden gebruikt. Het<br />

overschot kan dan aan het net worden teruggeleverd tegen een vergoeding per<br />

kilowattuur (kWh). Ook de warmte kan worden gebruikt. Deze is namelijk voor<br />

een deel nodig om het de mest in de vergister <strong>op</strong> temperatuur te houden.<br />

Daarnaast is de warmte ook te gebruiken voor de verwarming van stallen, zoals<br />

in de varkenshouderij gebruikelijk is. Mede hierdoor zullen de afzetmogelijkheden<br />

van de warmte voor melkveehouderijbedrijven beperkt zijn. Ook kan het digestaat<br />

gedroogd worden door de vrijgekomen warmte. Tenslotte kan de warmte ook bij<br />

derden worden afgezet, zoals bij een glastuinbouwbedrijf of een ander soort<br />

bedrijf dat warmte vraagt. Voorwaarde is echter wel dat dit bedrijf redelijk dicht in<br />

de buurt gelegen is, in verband met de warmteverliezen. In een enkel geval kan<br />

het zo zijn dat er een glastuinbouwbedrijf in de omgeving van de vergister<br />

gevestigd is. In dat geval is het ook mogelijk om de CO 2 , die vrijkomt bij<br />

verbranding van het biogas in de WKK, te leveren aan dat bedrijf.<br />

Indien er geen bestemming voor de warmte gevonden kan worden gaat deze<br />

verloren. Dit heeft echter een negatieve invloed <strong>op</strong> de rentabiliteit van de<br />

<strong>mestvergisting</strong>.<br />

(Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

A.2Opwerken tot aardgas<br />

Een andere mogelijkheid om het biogas te benutten is het <strong>op</strong>werken hiervan tot<br />

aardgas. Hierbij dient het biogas ontdaan te worden van koolzuur, water en<br />

zwavelwaterstof, zodat het methaan overblijft. Het is echter niet noodzakelijk om<br />

alle CO 2 te verwijderen, circa 15 vol.% levert geen problemen <strong>op</strong> (zie tabel 3.2.,<br />

samenstelling aardgas) Vervolgens kan het gezuiverde gas worden geleverd aan<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 32


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

het aardgasnet. Om het aardgas te kunnen leveren aan het net dient dit onder<br />

hoge druk te gebeuren. Daarnaast moet er ook een geur aan het gas worden<br />

toegevoegd om zo een eventueel lek <strong>op</strong> te kunnen sporen. Deze apparatuur<br />

vraagt een erg grote investering. Daarnaast is er in de winter een vele grotere<br />

vraag naar aardgas dan in de zomer. Hierdoor heeft het aandeel gas van de<br />

vergister een veel te grote invloed <strong>op</strong> de totale hoeveelheid aardgas in de zomer.<br />

Schommelingen in de kwaliteit van het aardgas hebben een te grote invloed <strong>op</strong><br />

het aardgasnet. Het <strong>op</strong>gewekte aardgas kan aan het net worden geleverd of het<br />

kan (voor een deel) zelf worden benut. Het is zelfs mogelijk om het biogas in een<br />

geiser te verbranden om zo bijvoorbeeld te zorgen voor verwarming bij de biggen.<br />

(Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

Tabel 3.2 Samenstelling aardgas i.r.t. biogas<br />

Bestanddelen Aardgas (vol. %) Biogas (vol. %)<br />

CH4 ± 90 50 – 85<br />

CO2 1 – 10 15 - 50<br />

N2 < 1 0 – 0,2<br />

H2S < 1 0 – 1<br />

H2O < 1 0 – 0,2<br />

Vluchtige organische componenten - nihil<br />

Alkanen < 10 nihil<br />

A.3Brandstofcel<br />

Biogas kan ook omgezet worden in elektriciteit door gebruik te maken van een<br />

brandstofcel. In een brandstofcel wordt waterstofgas met lucht door elektrodes<br />

geleid. Hierdoor vindt een chemische reactie plaats waarbij water wordt gevormd<br />

en elektrische energie vrij komt. Er vindt echter geen explosieve reactie plaats<br />

zoals in een verbrandingsmotor.<br />

Het voordeel van gebruik van een brandstofcel is het hoge elektrische<br />

rendement: maximaal ca. 55% elektrisch en 35% thermisch. Het thermische<br />

rendement is mede afhankelijk van de temperatuur waar<strong>op</strong> de warmte<br />

beschikbaar moet komen. Voor toepassing <strong>op</strong> het veehouderijbedrijf is een<br />

temperatuur van ongeveer 80°C voldoende. Dan kan een warmterendement van<br />

35% gehaald worden. De geproduceerde warmte kan vrijwel volledig <strong>op</strong> het<br />

veehouderijbedrijf benut worden. Wanneer de warmtebehoefte van de vergister in<br />

de winter hoger is dan de standaard leverantie van de brandstofcel, kan de cel<br />

bijgesteld worden. Het warmterendement kan dan worden <strong>op</strong>gevoerd ten koste<br />

van het elektrische rendement. Zo kan ervoor gezorgd worden dat aan de<br />

warmtebehoefte van de biogasinstallatie steeds wordt voldaan. Er zijn diverse<br />

typen brandstofcellen. Deze typen onderscheiden zich door de gebruikte<br />

materialen van de elektrodes en de werktemperatuur. Voor gebruik met biogas<br />

zou een gesmolten carbonaat brandstofcel (molten carbonate fuel cell, MCFC)<br />

het beste passen. Bij de MCFC die nu door het ECN te Petten ontwikkeld wordt,<br />

hoeft het waterstof niet buiten de brandstofcel afgescheiden te worden, maar<br />

gebeurt dit in de brandstofcel zelf. In dit type MCFC is ook CO 2 nodig als<br />

katalysator. Biogas bestaat juist uit deze twee gassen. Wel is de MCFC gevoelig<br />

voor verontreinigingen in de gassen. Met name de resten van H 2 S in biogas<br />

zullen daarom verwijderd moeten worden. (Nijssen, et al. 1997)<br />

Naar verwachting is de eerste demonstratieversie van deze brandstofcel gereed<br />

in 2005. Op dat moment zal de kostprijs van deze cel waarschijnlijk nog zo hoog<br />

zijn dat deze niet kan concurreren met de huidige gasmotoren. Deze toepassing<br />

is daarom hier niet verder uitgewerkt. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 33


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.5 Documentatie Techniek/Technologie<br />

Literatuurverwijzingen:<br />

- Berg, S. van den (2002), Businessplan Boerderij Plus, ROB Agri-Power;<br />

Enschede, Cornelissen Consulting Services B.V., versie 1<br />

- DLV Adviesgroep NV (2002), Mest de groene motor.<br />

- Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag.<br />

- Korsten, G. et al. (2002), Ontwikkelingen van een informatiesysteem voor<br />

vergisten van mest in combinatie met organische reststromen <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>, Den Bosch: HAS KennisTransfer.<br />

- Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

Nederlandse melkvee- en varkensbedrijven.<br />

- Nijssen, J., et al. (1997), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> Nederlandse<br />

melkveebedrijven, publicatie 122, PR Lelystad<br />

- Ruijter, K. de, e.a. (2001) Leidraad Mest, beleidskader voor<br />

mestbewerkingsinitiatieven; Prov. N-Br.<br />

- Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys (2002); Haal meer uit mest!, duurzame<br />

energie uit mest: kansen voor veehouders, Deventer.<br />

- Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />

<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />

Leveranciers van vergistingsinstallaties: (Zie voor een uitgebreid overzicht bijlage 6)<br />

- <strong>BiogaS</strong> International<br />

- Biogas Nederland<br />

- Biorek<br />

- Biothane Systems International<br />

- Ecogas International B.V.<br />

- Funki Manura A/S – Benelux<br />

- Grontmij Water and Waste management<br />

- HCG<br />

- Host B.V.<br />

- Linde BRV<br />

- LIPP GmbH<br />

- Planet Energietechniek GmbH<br />

- TEWE Elektronik GmbH & Co. KG<br />

- Thecogas Biogastechniek B.V.<br />

- WISA Umweltschutz GmbH<br />

- Wolter & Dros Biowatt<br />

Leveranciers van installatie onderdelen: (zie een voor uitgebreid overzicht bijlage 7)<br />

- A.E.H Power B.V.<br />

- Bos Benelux B.V.<br />

- Distrimex Pompen<br />

- FAN Separator<br />

- ISS Industrial Storage Systems / PAS Opslagsystemen B.V.<br />

- Smits Constructies B.V.<br />

- Wiefferink B.V.<br />

- Willems groep<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 34


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

4 Ruimtelijke ordening<br />

Voor de <strong>op</strong>richting van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kunnen de<br />

volgende vergunningen nodig zijn:<br />

• vrijstelling van het bestemmingsplan, indien de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie niet<br />

binnen het bestaand bestemmingsplan past;<br />

• bouwvergunning;<br />

• milieuvergunning.<br />

Met betrekking tot de Wet ruimtelijke ordening dient het initiatief, tot het <strong>op</strong>starten<br />

van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie, te passen in het ruimtelijke ordeningbeleid<br />

(bestemmingsplan) en heeft de ondernemer tevens een bouwvergunning nodig. In dit<br />

hoofdstuk zullen deze twee aspecten uitgebreid aan de orde komen met<br />

respectievelijk vrijstelling bestemmingsplan in § 4.2 en bouwvergunning in § 4.3. Alle<br />

facetten omtrent milieuwetgeving in relatie tot <strong>mestvergisting</strong> zullen in hoofdstuk 5<br />

besproken worden.<br />

4.1 Stroomschema Wet ruimtelijke ordening<br />

Onderstaand stroomschema, figuur 4.1, geeft antwoord <strong>op</strong> de vraag in hoeverre<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is toegestaan in relatie tot ruimtelijke ordening. Het<br />

stroomschema heeft alleen betrekking <strong>op</strong> vergisting van dierlijke mest, afkomstig van<br />

de eigen inrichting. Ruimtelijke ordening in relatie tot het vergisten van mest en c<strong>op</strong>roducten<br />

komt in het hoofdstuk 6 co-vergisting aan de orde.<br />

Is er sprake van (mest)vergisting<br />

binnen de normale agrarische<br />

bedrijfsvoering? Toets hiervoor aan<br />

het bestemmingsplan!<br />

Nee<br />

Buurtniveau/centrale<br />

<strong>mestvergisting</strong><br />

Ja<br />

Is er sprake van<br />

<strong>mestvergisting</strong> binnen<br />

bestaande of in<br />

plannen geregelde<br />

bouwblokken?<br />

Nee<br />

Uitbreiding bouwblok is nodig.<br />

Aanvraag past binnen het<br />

Toetsingskader van het huidige<br />

bestemmingsplan/streekplan ?<br />

Ja<br />

Ja<br />

Nee<br />

Is er sprake van<br />

<strong>mestvergisting</strong> binnen een<br />

bestaand bouwwerk?<br />

Ja<br />

Nee<br />

Nieuwbouw<br />

Ja<br />

Aanvraag voldoet niet aan<br />

het bestemmingsplan.<br />

Bestemmingsplan dient<br />

herzien te worden. Neem<br />

hiervoor contact <strong>op</strong> met uw<br />

gemeente!<br />

Bouwvergunning vereist<br />

Figuur 4.1 Stroomschema ruimtelijke ordening<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 35


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

4.2 Toelichting Wet ruimtelijke ordening<br />

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt dat in streek- en bestemmingsplannen<br />

wordt aangegeven welke functies in welke gebiedscategorieën zijn toegestaan dan<br />

wel zich kunnen ontwikkelen. Het bestemmingsplan is juridisch bindend. Bij het<br />

<strong>op</strong>richten van gebouwen of het inrichten van processen vindt de juridische<br />

verankering van hetgeen in een bestemmingsplan is vastgelegd plaats bij het al dan<br />

niet verlenen van een bouwvergunning. Het voorzien in bepaalde maatschappelijke<br />

behoeften dient vanwege het samenspel tussen provincie en gemeente tevens<br />

verankerd te zijn in het streekplan. (www.bestemmingsplan.nl)<br />

4.2.1 Algemene beleidsregels<br />

De algemene lijn van het ruimtelijke ordeningsbeleid is dat er terughoudend moet<br />

worden omgegaan met elke toevoeging aan de verstening van het buitengebied,<br />

verder dient aantasting voorkomen te worden en de kwaliteit van het landelijk gebied<br />

dient zoveel mogelijk hersteld te worden. Om de diversiteit in het buitengebied te<br />

behouden en te vergroten wordt in sterke mate aangesloten bij landschappelijke,<br />

cultuurhistorische en ecologische kenmerken. Waar, in het buitengebied, deze<br />

kenmerken minder prominent aanwezig zijn en waar bestaande verstening geen<br />

probleem vormt, stuit vestiging van een <strong>mestvergisting</strong>installaties (zonder enigerlei<br />

toevoeging aan de verstening) <strong>op</strong> minder problemen. Om deze redenen wordt<br />

onderscheidt gemaakt in:<br />

• het <strong>op</strong>richten van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie binnen bestaande gebouwen;<br />

• het <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong>richten van gebouwen, loodsen en stallen etc. voor<br />

<strong>mestvergisting</strong> waardoor de veehouderij nieuwe kansen krijgt;<br />

• <strong>mestvergisting</strong> van mest afkomstig van het eigen bedrijf;<br />

• <strong>mestvergisting</strong> van mest afkomstig van derden.<br />

Alleen de eerste drie situaties zijn van belang bij dit onderzoek. Mest van derden valt<br />

buiten de onderzoeks<strong>op</strong>dracht, omdat dit gezien wordt als centrale <strong>mestvergisting</strong>. In<br />

hoofdstuk 8 wordt nog even kort ingegaan om dit onderdeel, maar deze <strong>op</strong>tie is niet<br />

specifiek uitgewerkt. (Infomil, 2001)<br />

4.2.2 Ruimtelijk beleid <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

Vergisting van mest van het eigen bedrijf, te vestigen binnen bestaande agrarische<br />

inrichting en binnen de grenzen van vergunde of in plannen geregelde bouwblokken,<br />

is <strong>op</strong> grond van ruimtelijk beleid een vrijheid van bedrijfsinrichting van agrarische<br />

bedrijven (zoals die past in artikel 10 van de Wet ruimtelijke ordening) en biedt dus<br />

wat betreft ruimtelijke ordening mogelijkheden. Een dergelijke vorm van<br />

<strong>mestvergisting</strong> kan beschouwd worden als integraal onderdeel van de normale<br />

agrarische bedrijfsvoering en wordt daarom aangemerkt als een agrarische activiteit.<br />

Dit blijft binnen het bestaande bouwblok dus toegestaan. Indien uitbreiding van het<br />

bouwblok nodig is, dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. In artikel 10 Wro<br />

is geregeld dat de bepalingen over de structuur van agrarische bedrijven in een<br />

bestemmingsplan niet kunnen worden <strong>op</strong>genomen, wel bepalingen met betrekking<br />

tot <strong>op</strong>pervlakten, brandveiligheid, bouwhoogten en bouwtechnische vereisten.<br />

(Infomil, 2001; Tijmensen, et al., 2002)<br />

Sommige provincies en gemeenten hebben een gedetailleerd beleid wat betreft<br />

locatiekeuze. Zo stellen zij soms ook eisen aan de maximale verwerkingscapaciteit<br />

die <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> plaats mag vinden. In Brabant wordt hiervoor een maximale<br />

verwerkingscapaciteit van 25.000 ton per jaar aan gegeven. Eenduidig beleid is hier<br />

echter niet over en verschilt per provincie.<br />

Het is van belang dat er al tijdens de ideefase vooroverleg is tussen de aanvrager en<br />

het bevoegd gezag (vaak de gemeente). Een gedegen vooroverleg, waarbij beide<br />

partijen zijn geïnformeerd en hun kennis inzake <strong>mestvergisting</strong> uitwisselen is zeer<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 36


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

belangrijk voor de beeldvorming van beide partijen en geeft inzicht in de<br />

mogelijkheden en beperkingen die worden gesteld aan de installatie. Het is van<br />

belang dat zowel wordt overlegd met de milieuafdeling als met de ruimtelijke<br />

ordeningsafdeling van het bevoegd gezag. Het is misschien zinvol om eens gaan te<br />

kijken bij een bestaande <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Hier kunnen vaak al veel vragen<br />

<strong>op</strong>gehelderd worden. In een vooroverleg kunnen al veel zaken worden behandeld<br />

wat de vergunningsprocedure stroomlijnt. Tijdens een vooroverleg moet bijvoorbeeld<br />

al ter sprake komen of een wijziging van het bestemmingsplan nodig is en of er extra<br />

vooronderzoeken nodig zijn. Indien geen extra vooronderzoeken nodig zijn, kan veel<br />

tijd bespaard worden.<br />

Let <strong>op</strong><br />

Zodra een bedrijf ook een functie vervult voor <strong>mestvergisting</strong> van dierlijke mest of het<br />

vergisten van organische reststromen/afvalstoffen, die van buiten de inrichting<br />

afkomstig is dan stijgt dit in iedere hoeveelheid uit boven de normale agrarische<br />

bedrijfsvoering en is er aanleiding om ook vanuit de ruimtelijke ordening nadere<br />

eisen aan de locatie te stellen. Er zal hiervoor een uitgebreide RO-procedure gevolgd<br />

moeten worden waarbij toetsing plaats moet vinden <strong>op</strong> lokaal en/of regionaal<br />

ruimtelijke ordening beleid. De installatie wordt dan namelijk getypeerd als<br />

afvalverwerkingsinstallatie en het verkrijgen van een vergunning voor<br />

afvalverwerking is <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> nagenoeg onmogelijk. Voor verdere informatie<br />

omtrent co-vergisting en <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau wordt verwezen naar<br />

hoofdstuk 6 en 8.<br />

(Infomil, 2001)<br />

4.2.3 Beschikbare ruimte binnen het bouwblok<br />

Voor nieuwbouw moet de veehouder ruimte <strong>op</strong> of bij het bedrijf beschikbaar hebben.<br />

Voor de vergunningverlening is het eenvoudiger dat de uitbreiding binnen het<br />

bouwblok kan blijven. Voor aanpassingen aan bestaande constructies voor<br />

<strong>mestvergisting</strong> hoeft de initiatiefnemer geen ruimte van het bedrijf <strong>op</strong> te offeren aan<br />

de vergistingsinstallatie. Wel is er eventueel nog ruimte nodig voor na-<strong>op</strong>slag. Dit is<br />

een pluspunt t.o.v. nieuwbouw waarbij wel grond<strong>op</strong>pervlakte en ruimte wordt<br />

geclaimd door de vergistingsinstallatie. Hoeveel ruimte er beschikbaar/nodig is <strong>op</strong><br />

een bedrijf is per bedrijfssituatie en vergisterkeuze afhankelijk, zodat daar verder<br />

geen algemeen oordeel over te geven is.<br />

4.2.4 Het bestemmingsplan<br />

Het bestemmingsplan is het belangrijkste toetsingskader voor een bouwvergunning.<br />

Dit houdt onder andere in dat wanneer een uitzonderingsgebied (waardevol natuurof<br />

landelijkgebied) in de nabijheid van de boerderij ligt, dit grote problemen voor de<br />

aanvraag kan betekenen. Een voorbeeld van een uitzonderingsgebied is een zuur<br />

gevoelig gebied. Plannen welke een invloed hebben <strong>op</strong> het bestemmingsplan zijn het<br />

Waterhuishoudingsplan, het Beleidsplan natuur- en landschap, het Provinciaal<br />

Milieubeleidsplan en het Streekplan.<br />

Er zijn drie mogelijkheden wat betreft het bestemmingsplan in relatie tot de bouw van<br />

een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie:<br />

• de bouw van een vergister past binnen het bestaande bestemmingsplan;<br />

• de bouw van een vergister past niet binnen het bestaande bestemmingsplan;<br />

• de bouw van een vergister past binnen het bestaande bestemmingsplan,<br />

maar de bouwkavel dient uitgebreid te worden.<br />

Voor de bouw van een vergister zijn er dus twee redenen waarom wijziging van het<br />

bestemmingsplan nodig is. Aangezien een vergistingsinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

normaal gezien kan worden als een vorm van normale agrarische bedrijfsvoering<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 37


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

past deze, indien er voldoende ruimte <strong>op</strong> het bouwblok is, binnen het bestaande<br />

bestemmingsplan. Voor uitbreiding van het bouwblok dient het bestemmingsplan<br />

altijd getoetst te worden en dienen er goede argumenten aangedragen te worden.<br />

Veel gemeente hebben daarvoor niet de capaciteit en laten dat over aan de<br />

initiatiefnemer. De provincie heeft bij zo een wijziging van het bestemmingsplan veel<br />

invloed. Zij geeft de gemeente het raamwerk onder meer in de vorm van een<br />

streekplan, waaraan het bestemmingsplan of de bestemmingswijziging moet<br />

voldoen.<br />

Het is aan te raden om al in een vroeg stadium met de gemeente te gaan praten. In<br />

een eerste gesprek kan gepolst worden wat de mogelijkheden zijn. Op deze manier<br />

zijn je plannen al bij de gemeente bekend en dat vergroot de kans van slagen. Indien<br />

door het bevoegd gezag ingegaan wordt <strong>op</strong> de aanvraag tot wijziging, dan kan<br />

wijziging van het bestemmingsplan <strong>op</strong>gestart worden via een zogenaamde artikel 19-<br />

procedure (herzieningsprocedure) of een Zelfstandige Project Procedure (ZPP). Wat<br />

de procedure is voor een herziening staat beschreven in § 4.2.5. Voor wijziging van<br />

het bestemmingsplan is in principe de gemeente het bevoegd gezag, in een aantal<br />

gevallen is de provincie er bij betrokken.<br />

Een bestemmingsplan is een bijzonder ruimtelijk plan. Het is namelijk het enige<br />

ruimtelijke plan dat juridisch bindend is. Het is bindend voor iedereen, dus voor<br />

burgers, bedrijven, instellingen en overheden. Een bestemmingsplan zegt iets over<br />

het gebruik van de grond en de <strong>op</strong>stallen en het bepaalt de bouwmogelijkheden van<br />

de grond.<br />

Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen, te weten:<br />

• een toelichting<br />

• een plankaart<br />

• voorschriften<br />

De toelichting is er voor om de bedoeling van het plan te verduidelijken. De juridische<br />

kracht komt voort uit de voorschriften en de plankaart. Op de plankaart wordt de<br />

precieze bestemming aangegeven. De voorschriften geven de regels die<br />

aangehouden moeten worden voor die bestemming. Er zijn diverse soorten regels<br />

mogelijk over bijvoorbeeld de locatie waar gebouwd mag worden, de bouwhoogte en<br />

de manier waar<strong>op</strong> de grond en <strong>op</strong>stallen gebruikt mogen worden. In het landelijke<br />

gebied wordt er vaak ook een stelsel van aanlegvergunningen <strong>op</strong>genomen.<br />

Uit de voorstaande twee alinea’s blijkt dat de juiste bestemming met de juiste<br />

bouwvoorschriften erg belangrijk zijn als u iets wilt ondernemen of bouwen! Wat is de<br />

bestemming van een bepaald perceel? Is er naast het bestemmingsplan nog meer<br />

van belang bij het bouwen. Wat is er van belang bij het bouwen?<br />

Een bestemmingsplan heeft 2 functies; een functie om de ruimte te beheren en een<br />

tweede functie om een gebied te ontwikkelen. Indien een initiatief niet past binnen<br />

het huidige bouwblok dan is het mogelijk dat het bestemmingsplan hiervoor moet<br />

worden aangepast. Hiervoor moet een uitgebreide herzieningsprocedure worden<br />

gevoerd. Het is ook mogelijk om vrijstelling te verlenen van de bepalingen van een<br />

bestemmingsplan.<br />

Als er geen ontwikkelingen zijn, beschrijft het bestemmingsplan de situatie zoals die<br />

<strong>op</strong> dat moment is. Om te voorkomen dat voor allerlei kleine 'ontwikkelingen' als<br />

bijvoorbeeld het bouwen van een garage bij een woning steeds een aanpassing van<br />

het bestemmingsplan nodig is, worden er in bestemmingsplannen al bepaalde<br />

bouwmogelijkheden gegeven. (www.bestemmingsplan.nl)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 38


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

4.2.5 Het herzien van een bestemmingsplan in het kort<br />

Omdat de bepalingen van een bestemmingsplan grote gevolgen kunnen hebben, is<br />

er een zware procedure gek<strong>op</strong>peld aan het herzien van het bestemmingsplan. De<br />

procedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Een gemeente kan een<br />

bestemmingsplan herzien omdat het huidige plan verouderd is, of omdat de<br />

gemeente een ontwikkeling mogelijk wil maken die in het geldende plan niet mogelijk<br />

is. Het mogelijk maken van een bepaalde ontwikkeling kan gebeuren omdat de<br />

gemeente dat zelf wil, maar ook omdat iemand daar om gevraagd heeft en de<br />

gemeente het een goed plan vindt.<br />

Hieronder wordt de procedure kort gegeven.<br />

1. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan peilt de gemeente de mening<br />

van de bevolking en andere belanghebbenden. Dit is de inspraak. Hoe dit<br />

precies is geregeld kunt u nalezen in de inspraakverordening.<br />

2. De gemeente stel een ontwerpbestemmingsplan <strong>op</strong>.<br />

3. Het ontwerpbestemmingsplan ligt 4 weken ter inzage. Iedereen kan<br />

schriftelijke zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad.<br />

4. Binnen 8 weken of -als er zienswijzen zijn kenbaar gemaakt binnen 4<br />

maanden stelt de gemeente het plan vast.<br />

5. Binnen 4 weken ligt het vastgestelde plan ter inzage. Er is dan 4 weken de<br />

tijd om schriftelijk bedenkingen bij Gedeputeerde Staten (GS) in te brengen,<br />

die daarna mondeling kunnen worden toegelicht.<br />

6. Binnen 12 weken of -als bedenkingen zijn ingebracht- binnen 6 maanden,<br />

volgt het besluit van GS inzake de goedkeuring.<br />

7. Het besluit van GS ligt gedurende 6 weken met het bestemmingsplan ter<br />

inzage bij de gemeente.<br />

8. Beroep is mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van<br />

State. De Raad van State heeft 12 maanden de tijd voor de beslissing <strong>op</strong> het<br />

beroep.<br />

4.3 Bouwvergunning<br />

Zowel voor nieuwbouw van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie of extra <strong>op</strong>slag als voor<br />

ombouw van een kelder of silo voor <strong>mestvergisting</strong> is een bouwvergunning nodig.<br />

Voor deze vergunning is met name het bestemmingsplan en de Woningwet<br />

bepalend. Echter iedere gemeente (bevoegd gezag) zal al naar gelang de specifieke<br />

situatie in de gemeente hier invulling aan geven.<br />

Het is moeilijk aan te geven wat de specifieke knelpunten kunnen zijn voor de<br />

verschillende systemen en de onderlinge voor- en nadelen t.a.v. de bouwvergunning.<br />

Een belangrijk algemeen punt is of de nieuwbouw binnen het bouwblok van het<br />

bedrijf blijft, want dan is wijziging van het bestemmingsplan, wat vaak een tijdrovende<br />

aangelegenheid is, niet nodig. In de meeste gevallen is binnen de grenzen van het<br />

bouwblok <strong>op</strong> een agrarisch bedrijf nog voldoende ruimte voor uitbreiding, zodat dit<br />

doorgaans geen problemen <strong>op</strong> zal leveren. (Tijmensen, et al., 2002)<br />

4.3.1 Hoofdlijnen bouwverg unning<br />

De bouwvergunning is wettelijk ingekaderd in de Woningwet (WW). In artikel 40, lid 1<br />

WW is bepaald dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een<br />

vergunning van B&W. Wanneer het initiatief past binnen het bestaande<br />

bestemmingsplan dan is de gemeente de bevoegde instantie voor de<br />

bouwvergunning. Doorgaans is dit de gemeentelijke afdeling die zich met bouw- en<br />

woningtoezicht bezighoudt.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 39


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

De bouwvergunning dient al in een vroeg stadium te worden aangevraagd, gezien de<br />

vaak lange doorlo<strong>op</strong>tijden. De aanvraag kan echter pas worden ingediend als<br />

tegelijkertijd of eerder een ontvankelijke milieuaanvraag wordt of is ingediend.<br />

Bouwactiviteiten zijn ten behoeve van het vergunningstelsel ingedeeld in drie<br />

categorieën:<br />

• vergunningsvrije activiteiten (Art.43 WW);<br />

• meldingsplichtige activiteiten (Art.42 WW);<br />

• vergunningsplichtige activiteiten (Art.40 WW).<br />

De <strong>op</strong>richting van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie valt onder een<br />

bouwvergunningspichtige activiteit.<br />

Als een bouwvergunning aangevraagd wordt of een melding wordt verricht, dan<br />

wordt eerst gekeken of deze ontvankelijk is. Dit houdt in dat bekeken wordt of de<br />

aanvraag compleet is. Een aanvraag is niet-ontvankelijk en wordt dus geweigerd<br />

indien:<br />

• het bouwwerk waar<strong>op</strong> de aanvraag betrekking heeft in strijd is met het<br />

bouwbesluit 2 ;<br />

• het bouwwerk niet voldoet aan de bouwverordening;<br />

• het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan;<br />

• het bouwwerk niet voldoet aan de redelijke eisen van de welstand.<br />

(HAS KennisTransfer, 2002)<br />

4.3.2 De bouwvergunningpr ocedure<br />

De Woningwet regelt de procedure die gevolgd moet worden bij<br />

bouwvergunningaanvraag en -verlening (of weigering). Bij deze procedure is ook de<br />

Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) van belang. De procedure is van belang voor<br />

zowel de aanvrager van een vergunning als voor de belanghebbenden bij een<br />

aanvraag (bijvoorbeeld buren).<br />

1. Een bouwvergunning (of melding) wordt gevraagd.<br />

2. De gemeente doet melding van de aanvraag in een dag-, nieuws- of huis-aanhuis-blad.<br />

3. Als uw aanvraag niet compleet is (ontvankelijk) stelt de gemeente u een termijn<br />

waarbinnen u uw aanvraag compleet kunt maken. Hierbij kan bijvoorbeeld ook<br />

goedkeuring van de brandweer noodzakelijk zijn.<br />

4. Binnen 13 weken moet een beslissing worden genomen <strong>op</strong> uw aanvraag voor<br />

een bouwvergunning. Bij een melding is deze termijn 5 weken. In bijzondere<br />

situaties moet een aanvraag aangehouden worden. De gemeente kan de<br />

beslistermijn voor een bouwvergunning eenmaal met 13 weken verlengen. Als<br />

voor de vergunningverlening een vrijstelling van het bestemmingsplan gegeven<br />

moet worden gelden de maximale beslistermijnen niet.<br />

5. Na verlening (of weigering) van een bouwvergunning (of melding) start de termijn<br />

van 6 weken waarin bezwaar gemaakt kan worden tegen de beslissing. In deze<br />

termijn kunt u ook een voorl<strong>op</strong>ige voorziening (een schorsing) bij de President<br />

van de Rechtbank vragen. Informeer bij de gemeente tot welke datum bezwaar<br />

exact mogelijk is.<br />

6. Mocht het bezwaar ongegrond worden verklaard dan kunt u beroep instellen bij<br />

de Rechtbank. Dat moet binnen 6 weken.<br />

7. Tegen de uitkomst van het beroep kunt u in hoger beroep gaan bij de Afdeling<br />

Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat moet binnen 6 weken.<br />

(Lindeman, 2002)<br />

2 Het bouwbesluit bevat alle technische bepalingen (bouwtechnisch en inrichtingtechnisch) en de<br />

gemeenteraad heeft hiervoor een aanvullende bevoegdheid.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 40


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

vooroverleg<br />

indienen aanvraag<br />

ontvankelijkheid<br />

toetsing<br />

verlening/<br />

weigering<br />

bedenkingen<br />

13 weken(26)*<br />

* termijn van 13<br />

weken kan<br />

worden verdaagd<br />

met ten hoogste<br />

13 weken<br />

6 weken<br />

heroverweging<br />

beroep<br />

6 weken<br />

Figuur 4.2 Procedure bouwvergunning<br />

(Lindeman, 2002)<br />

Een schematische weergave van een bouwvergunningaanvraag, waarin wordt<br />

uitgegaan van een standaardsituatie waarbij het bouwwerk past in het<br />

bestemmingsplan, is in figuur 4.2. weergegeven.<br />

Als u een vergunning aanvraagt dan rekent de gemeente hier kosten voor; de<br />

legeskosten. Leges worden berekend <strong>op</strong> de aanvraag, niet <strong>op</strong> de verlening. Hoe<br />

hoog de leges zijn, is geregeld in de gemeentelijke legesverordening.<br />

Let <strong>op</strong><br />

De hiervoor beschreven procedure begint met het feit dat er een bouwvergunning<br />

aangevraagd wordt. Het is verstandig dat u als initiatiefnemer eerst uitzoekt of het<br />

überhaupt mogelijk is om een vergunning te verkrijgen. Ook bij de aanvraag van de<br />

bouwvergunning is het uiterst belangrijk dat er vooroverleg en goede communicatie<br />

is met het bevoegd gezag.<br />

Zoals eerder vermeld zijn vooral de bepalingen van het bestemmingsplan zijn van<br />

belang. Als tot het aanvragen van een bouwvergunning over wordt gegaan, beginnen<br />

diverse termijnen te l<strong>op</strong>en. Een daarvan is dat u binnen een beperkt aantal weken<br />

moet zorgen voor een ontvankelijke (volledige) aanvraag.<br />

4.3.3 Publicatie bouwaanvr aag<br />

Alle bouwaanvragen moeten worden gepubliceerd binnen 2 weken na ontvangst.<br />

Volgens artikel 58 WW moeten B&W de eigenaar of hoofdgebruiker van een naburig<br />

ander gebouw, binnen 2 weken na de dag waar<strong>op</strong> de vergunning van rechtswege is<br />

verleend, van deze verlening in kennis stellen. Onder de term ‘naburig’ wordt<br />

verstaan een in de buurt liggend bouwwerk/perceel waarvan de eigenaar of<br />

hoofdgebruiker een rechtstreeks belang heeft bij het bouwen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 41


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

4.3.4 Voorschriften bouwvergunning<br />

Artikel 56, lid 3 WW bepaalt dat aan de bouwvergunning slechts voorschriften<br />

kunnen worden verbonden waaraan het bouwwerk moet voldoen.<br />

Een bouwvergunning kan <strong>op</strong> hoofdlijnen worden verleend. Deze vergunning kan zich<br />

richten <strong>op</strong> het casco, in relatie tot het bestemmingsplan en de welstand. De nadere<br />

technische toetsing geschiedt dan stapsgewijs en in de voorwaarden is dan bepaald<br />

dat pas mag worden begonnen met bouwen als de voor de desbetreffende stap<br />

benodigde bescheiden zijn ingediend en goedgekeurd door B&W. Wordt gebruik<br />

gemaakt van de mogelijkheid bepaalde gegevens gefaseerd te verstrekken, dan<br />

verdient het aanbeveling de voorwaarde <strong>op</strong> te nemen dat moet worden gebouwd<br />

overeenkomstig het bouwbesluit.<br />

Het is ook mogelijk een bouwvergunning te verlenen onder de voorwaarde dat wordt<br />

voldaan aan de welstandseisen. Tevens kan in de bouwvergunning de voorwaarde<br />

worden <strong>op</strong>genomen dat pas met de bouw mag worden begonnen nadat gebleken is<br />

dat de bodem niet zodanig is verontreinigd, dat <strong>op</strong> het terrein niet mag worden<br />

gebouwd.<br />

4.3.5 Intrekken bouwvergun ning<br />

In artikel 59 WW is aangegeven in welke gevallen B&W een bouwvergunning kunnen<br />

intrekken. Dit kan het geval zijn als gedurende een in de bouwverordening bepaalde<br />

termijn (bijvoorbeeld 6 maanden) geen begin met de bouwwerkzaamheden is<br />

gemaakt.<br />

4.3.6 Rechtsbescherming<br />

Tegen alle besluiten omtrent vergunningverlening, meldingen en vrijstellingen kan<br />

eerst een bezwaarschrift worden ingediend bij het bestuursorgaan dat de beslissing<br />

heeft genomen. Vervolgens kan een beroep bij de rechtbank, respectievelijk hoger<br />

beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABR) worden<br />

ingesteld.<br />

4.3.7 Openbaar register<br />

B&W moeten <strong>op</strong> grond van artikel 57 een <strong>op</strong>enbaar register instellen, waarin het<br />

volgende bijgehouden moet worden:<br />

• aanvragen om een bouwvergunning;<br />

• meldingen;<br />

• verleende bouwvergunningen;<br />

• meldingen waarmee is ingestemd;<br />

• het voldoen aan voorwaarden in de bouwvergunning.<br />

(HAS KennisTransfer, 2002)<br />

4.4 Coördinatie bouwvergunning met de milieuvergunning<br />

Om te voorkomen dat in verschillende vergunningstelsels die bij het <strong>op</strong>richten van<br />

bouwwerken van belang zijn, na elkaar besluiten worden genomen die strijdig zijn<br />

met elkaar, is er een afstemmingsregeling vastgesteld. Uitgangspunt is een<br />

gelijktijdige indiening van de aanvraag voor de bouw- en milieuvergunning. De<br />

milieuvergunning kan ook eerder worden aangevraagd. In dat geval moet bij de<br />

bouwaanvraag een afschrift van de aanvraag (of vergunning) worden overlegd. De<br />

bouwaanvraag kan wel later, maar niet eerder dan de aanvraag om de<br />

milieuvergunning worden ingediend. Zolang de milieuvergunning nog niet is verleend<br />

wordt de bouwvergunning aangehouden. Aanhouding is niet meer nodig als de<br />

milieuvergunning bijna van kracht is, dit indien:<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 42


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

De milieuvergunning:<br />

• gelijk is aan de ontwerpvergunning en er geen bedenkingen zijn ingebracht;<br />

• als tijdens de beroepstermijn geen voorl<strong>op</strong>ige voorziening is gevraagd;<br />

• als dat wel het geval is, als <strong>op</strong> dat verzoek is beslist, ongeacht de beslissing.<br />

Als de bouwvergunning moet worden aangehouden, moeten B&W dit aan de<br />

aanvrager mededelen. Als aanhouding eindigt (bij verlening van de<br />

milieuvergunning) moeten B&W de bouwvergunning binnen 5 weken verlenen <strong>op</strong><br />

straffe van fictieve bouwvergunning. Van belang is nog dat de aanvrager van de<br />

bouwvergunning 5 weken de gelegenheid krijgt zijn bouwplan aan te passen indien<br />

de milieuvergunning bouwtechnische gevolgen heeft. De aanhouding duurt totdat de<br />

milieuvergunning is verleend. Het spreekt voor zich dat wanneer de bouwvergunning<br />

wordt aangevraagd <strong>op</strong> het moment dat de milieuvergunning al verleend is, er geen<br />

aanhoudingsplicht geldt. (HAS KennisTransfer, 2002)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 43


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

4.5 Documentatie Ruimtelijke Ordening<br />

Literatuurverwijzingen:<br />

- Infomil (2001), Juridische aspecten vergunningverlening mestbewerking en –\<br />

verwerking, handreiking vergunningverlening mestbewerking en –verwerking,<br />

Den Haag<br />

- Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag<br />

- HAS KennisTransfer (2002), Leidraad biomassa; deel drijfmest, Den Bosch<br />

- Lindeman, J. (2002), Vergunningverlening en informatievoorziening<br />

kleinschalige bio-energiecentrales, Arnhem<br />

- Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />

<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />

Achtergrondinformatie:<br />

- Algemene Wet Bestuursrecht (AwB)<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: AwB<br />

- Wet ruimtelijke ordening (Wro)<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: ruimtelijke ordening<br />

- Woningwet (WW)<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: woningwet<br />

Websites:<br />

- www.bestemmingsplan.nl<br />

- www.infomil.nl<br />

- www.vrom.nl<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 44


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5 Milieuwetgeving<br />

Mestvergisting is een ideaal procédé voor schoon hergebruik van biomassa en<br />

<strong>op</strong>wekking van duurzame energie uit mest. Maar het is ook een extreem voorbeeld<br />

van innovatie die vastlo<strong>op</strong>t in een moeilijk te doorgronden complex van wetten en<br />

regels. Allereerst zal onder andere het begrip “inrichting” uitgewerkt worden (§5.1),<br />

vervolgens wordt het stroomschema toegelicht waarin aangegeven wordt welke<br />

vergunning is vereist en wie hierbij het bevoegd gezag is (§5.2), de inhoud van de<br />

milieuvergunning komt in §5.3 aan de orde. §5.4 beschrijft de emissierichtlijnen die<br />

gesteld worden aan de WKK om tenslotte de eisen van de Meststoffenwet weer te<br />

geven ten aanzien van het <strong>op</strong>- of in de bodem brengen van het digestaat (§5.5).<br />

5.1 Vergunningverlening m.b.t. de Wet milieubeheer<br />

Voor de milieuvergunning dienen enkele belangrijke juridische vragen beantwoordt te<br />

worden, namelijk: (Infomil, 2001)<br />

1. Is <strong>mestvergisting</strong>, een Wm-vergunningplichtige activiteit of niet?<br />

2. Is er sprake van <strong>mestvergisting</strong> of van afvalstoffenvergisting in de zin van het<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm (Ivb)?<br />

Landbouwbedrijven zijn inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, daarom<br />

vallen zij onder de systematiek van vergunningen en algemene regels. Er is sprake<br />

van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, wanneer aan twee eisen wordt<br />

voldaan:<br />

A. De activiteit moet gedekt worden door de begripsomschrijving van “inrichting”.<br />

Als één inrichting wordt beschouwd: de tot een zelfde onderneming of instelling<br />

behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele<br />

binding hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. (Infomil, 2001)<br />

In de praktijk wordt onder “inrichting” verstaan: alle bouwwerken en installaties<br />

die gevestigd zijn <strong>op</strong> één bouwblok. Stallen <strong>op</strong> een andere locatie kunnen wel tot<br />

één bedrijf horen, maar worden over het algemeen niet tot dezelfde inrichting<br />

gerekend. Iedere inrichting heeft meestal ook een eigen Wm-vergunning. Toch is<br />

het begrip inrichting onder invloed van jurisprudentie enigszins rekbaar. Wanneer<br />

verschillende bedrijfslocaties technische, organisatorische en functionele binding<br />

met elkaar hebben, kunnen deze toch als één inrichting aangemerkt worden.<br />

Het bevoegd gezag bepaalt uiteindelijk per afzonderlijk geval of meerdere<br />

bedrijfslocaties toch tot dezelfde inrichting horen. Blijkt uit deze beoordeling dat<br />

verschillende bedrijfslocaties van één en hetzelfde bedrijf niet tot één inrichting<br />

behoren, dan kan <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> één bedrijfslocatie met mest van alle<br />

bedrijfslocaties, niet tot <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> gerekend worden.<br />

B. De activiteit moet zijn aangewezen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

Milieubeheer.<br />

De volgende landbouwbedrijven die aan de definitie van “inrichting” voldoen zijn<br />

vergunningplichtig;<br />

• Inrichtingen voor het bewerken, verwerken, <strong>op</strong>slaan of overslaan van meer<br />

dan 10 m³/jaar dierlijke of andere organische meststoffen (bijlage I, categorie<br />

7.1 Ivb, onder a, en categorie 7.2 Ivb).<br />

• Verder kan een landbouwbedrijf met een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />

vergunningplichtig zijn vanwege het motorisch vermogen (bijlage I, categorie<br />

1.1, Ivb). (Infomil, 2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 45


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Uit voorafgaande kan geconcludeerd worden dat een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie die<br />

meer dan 10 m³/jaar aan dierlijke of andere organische meststoffen verwerkt een<br />

vergunningplichtige activiteit is. Wanneer het motorisch vermogen van de<br />

verbrandingsmotor in de WKK groter is dan 1,5 kW, is de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />

vergunningsplichtig. (Koeman, 1998/1999)<br />

Een milieuvergunning bestaat uit een <strong>op</strong>richtingsvergunning met eventuele<br />

aanvullende veranderingsvergunningen. Wordt door een vergunde inrichting enkel en<br />

alleen een milieuvergunning aangevraagd voor een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie, dus<br />

kan in de meeste gevallen volstaan worden met een wijzigingsvergunning.<br />

Een revisievergunning is bedoeld voor situaties waarbij in de lo<strong>op</strong> der jaren meerdere<br />

vergunningen zijn verleend (een <strong>op</strong>richtingsvergunning en allerlei<br />

wijzigingsvergunningen), waarin door de bomen het bos niet meer zichtbaar is. De<br />

revisievergunning moet overzicht brengen; deze komt in plaats van alle eerder<br />

verleende vergunningen. Bij een revisievergunning worden de voorschriften <strong>op</strong>nieuw<br />

geformuleerd. Het bevoegd gezag bepaalt of een revisievergunning nodig is. De<br />

wettekst stelt daarvoor als voorwaarden dat een wijzigingsvergunning als bedoeld in<br />

artikel 8.1, lid 1, onder b, Wm is aangevraagd en dat voor die inrichting al eerder een<br />

of meer milieuvergunningen zijn verleend.<br />

De vergunningsplicht geldt niet voor de inrichtingen die in een AMvB <strong>op</strong> basis van<br />

artikel 8.40 Wm zijn aangewezen. Het plaatsen van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie is<br />

hierboven beschreven als mestverwerking en is derhalve een vergunningplichtige<br />

activiteit. Een vergunningplichtige activiteit valt daarom echter buiten de<br />

werkingssfeer van de AMvB’s. Binnen de AMvB melkrundveehouderijen is slechts<br />

mestbewerking toegestaan, in de vorm van het mengen of roeren van dierlijke of<br />

overige organische meststoffen. Door het plaatsen van een vergistingsinstallatie kan<br />

het bedrijf niet meer voldoen aan de richtlijnen van de AMvB, met het gevolg dat er<br />

voor de gehele inrichting een compleet nieuwe milieuvergunning <strong>op</strong>gesteld moet<br />

worden. (Infomil, 2001)<br />

In de AMvB mestbassins (1997) staat beschreven dat mest<strong>op</strong>slagen waarin geen<br />

beluchting, geforceerde vergisting of een andere be- of verwerking van dunne mest<br />

plaatsvindt, behoudens mengen of roeren, valt onder de besluitvoering van deze<br />

AMvB. Mest<strong>op</strong>slagen die gebruikt worden voor <strong>op</strong>slag van verse mest vóór de<br />

vergister of voor digestaat<strong>op</strong>slag ná de vergister (zonder navergistingsgas<strong>op</strong>vang),<br />

vallen dus onder de werkingssfeer van het besluit mestbassins Milieubeheer. De<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zelf, is dus niet te plaatsen onder dit besluit.<br />

Om de vergunningverlening van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie te vergemakkelijken is<br />

het aan te raden om de installatie te toetsen aan de richtlijnen zoals beschreven in<br />

de AMvB mestbassins. In de aanbevelingen zal beschreven worden, in hoeverre het<br />

relevant is om <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties te toetsen aan de uitvoeringsregels van het<br />

besluit mestbassins.<br />

De Wm-vergunning komt tot stand volgens de zogenaamde “uitgebreide<br />

voorbereidingsprocedure” van afd. 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb),<br />

aangevuld met de bijzondere bepalingen van afd. 13.2 van de Wm. In essentie<br />

komen de bepalingen er<strong>op</strong> neer dat tegen de besluiten bezwaar en beroep<br />

aangetekend kan worden door de belanghebbenden. Bezwaar wordt ingediend bij<br />

het bevoegd gezag, een beroep daarentegen bij de rechter (Afdeling<br />

Bestuursrechtspraak van de Raad van State). (Infomil, 2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 46


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

In figuur 5.1 is schematisch weergegeven hoe het traject van de<br />

milieuvergunningaanvraag verlo<strong>op</strong>t.<br />

vooroverleg<br />

indienen aanvraag<br />

beoordeling<br />

ontvankelijkheid<br />

12 weken<br />

verlening/<br />

weigering<br />

Inspraak<br />

(hoorzitting)<br />

4 weken<br />

Max. 6 maanden<br />

beschikking<br />

beroep<br />

6 weken<br />

Figuur 5.1 Procedure vergunning Wet Milieubeheer (Lindeman, 2002)<br />

De maximale doorlo<strong>op</strong>tijd voor de aanvraag van een Wm-vergunning is 13 weken<br />

(met nog een mogelijk uitstel van 13 weken) na volledige indiening (hierbij is de tijd<br />

voor de vooronderzoeken niet meegenomen). Het eerste contact met de gemeente<br />

dient daarom zeker acht maanden voor het begin van de bouw van de installatie te<br />

worden gelegd. Aanbevolen wordt om minimaal van een jaar uit te gaan.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 47


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Uit figuur 5.2, stroomschema <strong>mestvergisting</strong> of afvalstoffenvergisting in de zin van<br />

het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm, kan vervolgens achterhaald worden<br />

welke categorie van de milieuvergunning van toepassing is <strong>op</strong> het betreffende<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinitiatief en wie daarbij het bevoegd gezag is.<br />

1. Vergisting van dierlijke<br />

of overige organische<br />

meststoffen?<br />

Ja<br />

2. Worden afvalstoffen<br />

toegevoegd tijdens het<br />

vergisten van dierlijk of<br />

overige organische<br />

meststoffen?<br />

Ja<br />

Nee<br />

4. Is er sprake van het vergisten<br />

van meer dan 25.000 m³ per<br />

jaar van buiten de inrichting<br />

afkomstige dierlijke meststoffen?<br />

Ja<br />

Nee<br />

3. Worden de tijdens het<br />

vergisten van dierlijke of<br />

overige organische<br />

meststoffen toegevoegde<br />

afvalstoffen van buiten de<br />

inrichting aangevoerd?<br />

4.1 Er is een Wmvergunning<br />

nodig <strong>op</strong> basis<br />

van 7.4 Ivb bij GS<br />

4.2 Er is een Wmvergunning<br />

nodig <strong>op</strong> basis<br />

van 7.1 Ivb bij de<br />

gemeente<br />

Ja<br />

3.1 Er is een Wmvergunning<br />

nodig<br />

<strong>op</strong> basis van 28.4c<br />

Ivb bij GS<br />

Nee<br />

3.2 Er is een Wmvergunning<br />

nodig <strong>op</strong><br />

basis van 28.1b Ivb bij<br />

de gemeente<br />

Mestvergisting<br />

Mestverwerking<br />

Afvalstoffenvergisting<br />

Afvalverwerking<br />

Figuur 5.2. Stroomschema <strong>mestvergisting</strong> of afvalstoffenvergisting in de zin van het Inrichtingen- en<br />

vergunningenbesluit Wm<br />

(Infomil, 2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 48


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.2 Toelichting stroomschema Wet milieubeheer<br />

Ieder type vergistingsactiviteit dient per situatie beoordeelt te worden door het<br />

bevoegd gezag. Het bevoegd gezag bepaalt dan onder welke categorie de activiteit<br />

valt. De stappen uit figuur 5.2 worden hieronder nader uitgewerkt.<br />

Stappen:<br />

1. Er is sprake van vergisting van dierlijke of overige organische<br />

meststoffen<br />

Ja, er is sprake van <strong>mestvergisting</strong>. Ga door naar stap 2.<br />

2. Worden afvalstoffen toegevoegd tijdens het vergisten van dierlijke of<br />

overige organische meststoffen?<br />

Ja, ga door bij stap 3.<br />

In artikel 1.1 Wm wordt omschreven wat afvalstoffen zijn: ”Stoffen, preparaten<br />

of producten, waarvan de houder zich (met het oog <strong>op</strong> verwijdering daarvan)<br />

ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Ondanks deze<br />

definitie blijft er onzekerheid bestaan over wanneer er sprake is van<br />

afvalstoffen.<br />

Co-producten en vaste dierlijke meststoffen die afkomstig zijn van binnen de<br />

eigen inrichting, kunnen in principe onderverdeeld worden in drie categorieën:<br />

a) Vaste dierlijke meststoffen, zoals bijvoorbeeld stalmest of stapelbare<br />

kuikenmest.<br />

b) Organische reststromen, bijvoorbeeld voerresten, maïs, stro of andere<br />

energieteelten.<br />

c) Organische afvalstoffen, zoals GFT-afval, gewasresten, slootmaaisel,<br />

enz.<br />

Het vergisten van voerresten of bijproducten, zoals stro en maïs zullen in de<br />

regel weinig problemen <strong>op</strong>leveren. Deze stoffen zijn producten die<br />

voortkomen uit de normale agrarische bedrijfsvoering en worden daarom niet<br />

expliciet als afvalstof aangemerkt. Echter wanneer bedrijfsafvalstoffen zoals<br />

slootmaaisel of GFT worden toegevoegd, ontstaan problemen omtrent het<br />

begrip afval. Wanneer namelijk tijdens de <strong>mestvergisting</strong>activiteit afvalstoffen<br />

worden toegevoegd, leidt dit in elke hoeveelheid tot afvalverwerking.<br />

Nee, ga door bij stap 4.<br />

3. Worden tijdens het vergisten van dierlijke of overige organische<br />

meststoffen toegevoegde afvalstoffen van buiten de inrichting<br />

aangevoerd?<br />

Co-producten die afkomstig zijn van buiten de inrichting worden <strong>op</strong> dit<br />

moment altijd als afvalstof aangemerkt. Uitzondering hier<strong>op</strong> is bewerkte<br />

compost, omdat deze als niet-afvalstof wordt aangemerkt. Het begrip afval is<br />

echter voortdurend aan verandering onderhevig, <strong>op</strong> basis van jurisprudentie<br />

is de wetgever ook niet éénduidig over de aanduiding van bepaalde<br />

organische reststromen als afvalstof (denk hierbij aan maïs, stro, enz).<br />

3.1 Ja, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 28.4c Ivb,<br />

Gedeputeerde Staten is hierbij het bevoegd gezag.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 49


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

3.2 Nee, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 28.1.b Ivb,<br />

de gemeente is hierbij het bevoegd gezag.<br />

4. Is er sprake van het vergisten van meer dan 25.000 m³ van buiten de<br />

inrichting afkomstige dierlijke meststoffen?<br />

4.1 Ja, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 7.4 Ivb bij<br />

GS.<br />

Zodra een bedrijf ook een functie vervult voor de vergisting van mest van<br />

derden, stijgt dit uit boven de normale agrarische bedrijfsvoering en wordt dit<br />

getypeerd als centrale <strong>mestvergisting</strong>.<br />

4.2 Nee, er is een Wm-vergunning nodig <strong>op</strong> basis van 7.1 Ivb bij<br />

de gemeente.<br />

Vergisting van mest binnen de eigen inrichting behoort tot de normale<br />

agrarische bedrijfsvoering, dit wordt dus gezien als een vrijheid van<br />

bedrijfsinrichting van agrarische bedrijven.<br />

Dit bedrijfstype wordt aangeduid als <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>.<br />

Wanneer de capaciteit van de vergistingsinstallatie meer bedraagt dan<br />

25.000 m³ per jaar is niet meer de gemeente het bevoegd gezag, maar<br />

gedeputeerde staten. Dit betekent niet automatisch dat er per definitie<br />

verdergaande eisen gesteld gaan worden aan de installatie.<br />

Is de capaciteit van de installatie echter groter dan 36.000 m³ per jaar (100 m³<br />

per dag), is het vergistingsinitiatief een activiteit zoals omschreven in<br />

categorie 18,2 van onderdeel D van de bijlage van het gewijzigde Besluit<br />

M.E.R. 1994. Ten aanzien van dit onderdeel D is de procedure als bedoeld in<br />

de artikelen 7.8a tot en met 7.8d van de Wet milieubeheer van toepassing.<br />

Het betreft hier de procedurevoorschriften bij het ondernemen van<br />

activiteiten, aangewezen krachten artikel 7.4 (m.e.r-beoordelingsplicht). Op<br />

grond van dit artikel moet het bevoegd gezag bij deze activiteiten bepalen of<br />

voor de activiteit, vanwege de bijzondere omstandigheden waarin zij wordt<br />

ondernomen, een milieu-effectrapportage moet worden gemaakt.<br />

Deze bijzondere omstandigheden kunnen betrekking hebben <strong>op</strong>:<br />

a. de kenmerken van de activiteiten;<br />

b. de plaats waar de activiteit plaatsvindt;<br />

c. de samenhang met andere activiteiten ter plaatse (cumulatie);<br />

d. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die<br />

de activiteit kan hebben.<br />

In het boek “Afwegen en oordelen; Handreiking voor de m.e.r.-<br />

beoordelingsplicht”, uitgegeven door het Ministerie van VROM 1999, wordt<br />

nader ingegaan <strong>op</strong> deze omstandigheden en criteria. Indien het bevoegd<br />

gezag aan de hand van deze omstandigheden en criteria van mening is dat<br />

er sprake is van “bijzondere omstandigheden”, dient, ten behoeve van de<br />

besluitvorming over de activiteit, de m.e.r.-procedure te worden doorl<strong>op</strong>en.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 50


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.3 Milieurandvoorwaarden vergunningverlening <strong>mestvergisting</strong><br />

De volgende milieurandvoorwaarden spelen een belangrijke rol bij de<br />

vergunningverlening van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />

1. Lucht<br />

2. Bodem<br />

3. Geluidhinder<br />

4. Afvalstoffen<br />

5. Veiligheid<br />

6. Energie<br />

7. Hygiëne<br />

De milieuvergunning kan <strong>op</strong>gebouwd worden aan de hand van bovenstaande zeven<br />

milieurandvoorwaarden. Hoe deze in de vergunning ingevuld moeten worden voor<br />

een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie is beschreven in onderstaande subparagrafen.<br />

5.3.1 Toetsingskader lucht<br />

In dit hoofdstuk zijn de hoofdlijnen van het in ontwikkeling zijnde beleid t.a.v.<br />

emissies naar de lucht ten gevolge van <strong>mestvergisting</strong>activiteiten uiteengezet. Het is<br />

mogelijk dat door de in ontwikkeling zijnde mestwetgeving en het meer beschikbaar<br />

komen van emissiegegevens dit beleid <strong>op</strong> onderdelen zal moeten worden<br />

aangepast.<br />

Voor mestverwerkingsinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is als beleidsuitgangspunt<br />

gehanteerd dat de vergunningaanvraag moet worden getoetst aan de regelgeving<br />

voor ammoniak zoals die momenteel voor veehouderijbedrijven in ontwikkeling is.<br />

(Infomil, 2001)<br />

In het algemeen kan worden gesteld dat voor de beoordeling van emissies naar de<br />

lucht als gevolg van <strong>mestvergisting</strong>, afhankelijk van de toegepaste technieken en/of<br />

activiteiten, een of meerdere van de volgende normstelsels van toepassing kunnen<br />

zijn:<br />

• de Nederlandse emissie Richtlijn Lucht (NeR), met daarin <strong>op</strong>genomen de<br />

Bijzondere Regeling Mestverwerkende bedrijven;<br />

• de Circulaire emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en afval;<br />

• het Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties Milieubeheer B (BEES-B).<br />

De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) stelt regels m.b.t. beslissingen inzake<br />

vergunningen krachtens de Wet milieubeheer, voor zover het ammoniakemissie uit<br />

dierenverblijven van veehouderijen betreft. Deze wet stelt dus geen regels ten<br />

aanzien van ammoniakemissie uit <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. De richtlijnen waaraan<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties moeten voldoen, zijn beschreven in de Nederlandse<br />

emissie Richtlijn (NeR). De NeR heeft een algemene geaccepteerde waarde, de<br />

emissierichtlijnen zijn immers bepaald aan de hand van gedegen onderzoek door<br />

gerenommeerde onderzoeksinstellingen.<br />

Nederlandse emissie Richtlijn Lucht (NeR)<br />

Het doel van de NeR is ten eerste het harmoniseren van de milieuvergunningen met<br />

betrekking tot emissies naar de lucht en ten tweede het verschaffen van informatie<br />

over de stand der techniek <strong>op</strong> het gebied van emissiebeperking. De NeR is bedoeld<br />

voor eenieder die hierbij betrokken is, zoals gemeenten en provincies, maar ook<br />

bedrijven, adviesbureaus en particulieren.<br />

De NeR is vastgesteld door de gezamenlijke overheden - provincies, gemeenten en<br />

het rijk - met de industrie in een adviserende rol. De NeR heeft geen formele<br />

wettelijke status. Het is de bedoeling dat de NeR wordt gebruikt als richtlijn voor de<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 51


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

vergunningverlening. Eventueel afwijken van de NeR is daarom mogelijk, het moet<br />

dan wel adequaat worden gemotiveerd voor de rechter.<br />

De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties, die overeenkomen met de<br />

stand der techniek van emissiebeperking. Daarnaast zijn er uitzonderingsbepalingen<br />

voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Deze worden in de NeR aangeduid als<br />

bijzondere regelingen. De concentratie-eisen zijn gegeven per (chemische) stof of<br />

per klasse van stoffen. (www.infomil.nl; www.pde.nl)<br />

De bedoeling van het toepassen van de NeR is om de omvang van de emissies naar<br />

de lucht te beperken. Deze omvang moet worden gereduceerd met maatregelen die<br />

overeenkomen met de stand der techniek en die redelijkerwijs te verlangen zijn. Voor<br />

de beoordeling van de relevantie van emissies geeft de NeR drempelwaarden per<br />

component, aangeduid als de grensmassastroom. De relevantie van de emissie, en<br />

daarmee de hoogte van de grensmassastroom, hangt af van de schadelijkheid van<br />

de vrijkomende stoffen. Hoe schadelijker de stof, hoe lager de grensmassastroom.<br />

Daarom ligt de grensmassastroom voor verschillende stofklassen <strong>op</strong> verschillende<br />

niveaus. De massastroom moet worden bepaald voor situaties onder 'normaal'<br />

bedrijf.<br />

De NeR onderscheidt zeven categorieën van chemische stoffen, met per categorie<br />

een onderverdeling in klassen (zie § 3.2 van de NeR). Per categorie en stofklasse<br />

gelden een grensmassastroom en een concentratie-eis. Als de emissie van een stof,<br />

die kan <strong>op</strong>treden bij een proces, zodanig is dat de grensmassastroom kan worden<br />

overschreden, is het onder normale omstandigheden redelijk om daaraan bepaalde<br />

eisen te stellen. Daarnaast zijn in de NeR een aantal verbijzonderingen voor<br />

specifieke activiteiten of bedrijfstakken <strong>op</strong>genomen. Deze worden aangeduid als<br />

bijzondere regelingen.<br />

Bijzondere regeling Mestverwerkende bedrijven<br />

Op <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties is de Bijzondere Regeling Mestverwerkende bedrijven<br />

(uit de NeR, A1, voorheen 3.5/18) van toepassing. Deze is oorspronkelijk bedoelt<br />

voor afzonderlijke, grootschalige mestverwerkende bedrijven. Uit deze bijzondere<br />

regeling valt te herleiden dat de als gevolg van het totaal aan activiteiten van een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinrichting (dus inclusief <strong>op</strong>slag, bewerking, etc.) de<br />

emissieconcentraties van NH 3 gelimiteerd wordt tot maximaal 5 mg/Nm³. Deze<br />

emissie-eis is scherper dan de algemene eisen van de NeR, namelijk 200 mg/m³, bij<br />

een grensmassastroom van 5 kg/h. In de bijzondere regeling zijn geen<br />

grensmassastromen weergegeven.<br />

Inspectierichtlijn mestverwerkingsinstallaties<br />

Het ministerie van VROM heeft in februari 2001 de Richtlijn<br />

mestverwerkingsinstallaties uitgebracht. Voor mestverwerking <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

wordt namelijk gesteld dat de genoemde regeling NeR niet van toepassing is, omdat<br />

deze is <strong>op</strong>gesteld voor grootschalige mestverwerkingsinstallaties. Door het<br />

ontbreken van emissiegegevens is onduidelijk of de emissie-eis voor ammoniak (5<br />

mg/m³) redelijkerwijs haalbaar is. Het <strong>op</strong>leggen van deze eis zou betekenen dat<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> onmogelijk wordt gemaakt. Daarom komt de<br />

Richtlijn met een drempelwaarde voor het beoordelen van de ammoniakemissie. De<br />

ammoniakemissie ten gevolge van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

mag ten hoogste 5% bedragen van de ammoniakemissie uit de bij de boerderij<br />

behorende dierverblijven, gebaseerd <strong>op</strong> de drempelwaarden voor Groen<br />

Labelstallen. (Infomil, 2001)<br />

Naast mogelijke ammoniak en geuremissies uit de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie vindt<br />

daarnaast ook NO x -emissie plaats, door de gasmotor uit de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 52


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Het uitgangspunt voor de NO x -emissies is dat de emissie zo laag mogelijk moet zijn<br />

(ALARA) 3 . Bij <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties komt hoogcalorisch gas (biogas) vrij dat<br />

vervolgens nuttig aangewend kan worden voor energie<strong>op</strong>wekking. Bij de verbranding<br />

van biogas ontstaan de verbrandingsgassen NO x en CO 2 . De verbranding vindt<br />

plaats in een zuigermotor. Voor deze stookinstallaties zullen veelal (afhankelijk van<br />

het type en de capaciteit) de emissie-eisen voor NO x van BEES B van toepassing<br />

zijn. De richtlijnen van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties Milieubeheer B<br />

staan weergegeven in § 5.4. (Pronk, 2002)<br />

5.3.2 Toetsingskader Bodem<br />

Bij een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zijn twee aspecten van belang bij het<br />

toetsingskader Bodem. Ten eerste de eisen die gesteld worden aan het aanwenden<br />

van het digestaat en ten tweede de bouwtechnische eisen die gesteld worden aan de<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie.<br />

De Wet milieubeheer beperkt zich tot de “inrichting”. In het “Inrichtingen en<br />

vergunningenbesluit” (Ivb) worden de categorieën activiteiten beschreven. De<br />

landbouwgronden (weiland, grasland, bouwland, e.d.) worden door de Rechter<br />

doorgaans niet tot de inrichting gerekend. Ook het uitrijden van<br />

meststoffen/bodemverbeteraars wordt niet gezien als een bedrijvigheid die binnen<br />

een zekere begrenzing pleegt te worden verricht, hetgeen wil zeggen dat het begrip<br />

inrichting van de Wet milieubeheer niet van toepassing is.<br />

Zaken <strong>op</strong> een veehouderijbedrijf die te maken hebben met mestafzet, zoals kwaliteit<br />

van bewerkte of onbewerkte mest, gebruik van de mest, e.d. vallen dus onder de<br />

werking van de Meststoffenwet en niet onder de Wet milieubeheer. In § 5.5 zal apart<br />

aandacht geschonken worden aan de meststoffenwet.<br />

Er worden echter wel eisen gesteld in de milieuvergunning over bouwtechnische<br />

eisen van de installatie, zodat verontreiniging van de bodem zoveel mogelijk wordt<br />

voorkomen.<br />

Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie moet conform de zorgplicht voor de bodem zoals<br />

bepaald in de Wet bodembescherming (Wbb) worden beheerd.<br />

In de milieuvergunning moeten maatregelen met betrekking tot bodempreventie zijn<br />

vastgelegd. Mestvergistingsinstallaties moeten zijn voorzien van vloeistofdichte<br />

verhardingen overeenkomstig de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming<br />

bedrijfsmatige activiteiten (NRB), van waaruit een gecontroleerde afvoer van<br />

vloeibare stromen mogelijk is (via molgoten, putten, riool, etc.) en waardoor emissies<br />

naar de bodem worden voorkomen. In de NRB zijn aspecten met betrekking tot<br />

monitoring en controle van voorzieningen beschreven. In beschermingsgebieden<br />

kunnen Provincies of Gemeenten aanvullende eisen stellen aan voorzieningen ter<br />

bescherming van bodem en grondwater.<br />

5.3.3 Toetsingskader Geluidshinder<br />

De geluidsemissie die t.g.v. de <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit ontstaat, moet worden<br />

getoetst aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (publicatie<br />

VROM/DGM, MBG 98065226), of aan het <strong>op</strong> basis van deze handreiking door het<br />

bevoegde gezag vastgestelde lokale geluidsbeleid.<br />

In de AMvB’s mestbassins en melkrundveehouderijen worden eveneens<br />

grenswaarden gegeven voor agrarische bedrijven. In § 5.1 is reeds beschreven dat<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties niet vallen onder de regelingen van de 8.40-besluiten,<br />

3 ALARA (As Low As Reasonable Achievable) is een criterium <strong>op</strong> basis waarvan kan worden beoordeeld welke<br />

milieu en kwaliteitsprestaties van installaties redelijkerwijs kunnen worden geëist in relatie tot de financieeleconomische<br />

kosten van de benodigde voorzorgs- en beheersmaatregelen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 53


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

maar de gestelde grenswaarden kunnen wel gebruikt worden als richtlijn voor<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties (zie tabel 5.2). Deze waarden worden gemeten <strong>op</strong> enig<br />

punt 50 meter van de inrichting.<br />

Tabel 5.2 Grenswaarde geluidshinder<br />

Grenswaarde (LAeq) in Dag<br />

Avond<br />

Nacht<br />

dB(A)<br />

(06.00 – 19.00) (19.00 – 22.00) (22.00 – 06.00)<br />

Landelijk gebied met veel<br />

agrarische activiteiten<br />

40 35 30<br />

(Min. LNV, Besluit mestbassins Milieubeheer, 1997)<br />

Onverminderd bovenstaande voorschriften, mogen incidentele verhogingen van<br />

geluidsniveaus, die een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en<br />

installaties, alsmede van de in de inrichting verrichte werkzaamheden, niet meer<br />

bedragen dan de piekwaarde zoals gegeven staan in tabel 5.3.<br />

Tabel 5.3 Piekwaarde geluidshinder<br />

Grenswaarde (LAeq) in<br />

dB(A)<br />

Landelijk gebied met veel<br />

agrarische activiteiten<br />

(Min. LNV, Besluit mestbassins Milieubeheer, 1997)<br />

Dag<br />

Avond<br />

Nacht<br />

(06.00 – 19.00) (19.00 – 22.00) (22.00 – 06.00)<br />

70 65 60<br />

Met behulp van vergunningvoorschriften kan hinder worden voorkomen en beperkt.<br />

De aard van de geluidsbronnen is echter zo verschillend dat niet voor iedere<br />

inrichting gelijke vergunningvoorschriften kunnen worden vastgesteld.<br />

De gemeente zal bovenstaande richtlijn moeten toesnijden <strong>op</strong> de specifieke<br />

omstandigheden in het betreffende gebeid, deze waarden kunnen niet zonder meer<br />

gebruikt worden voor de vergunningverlening.<br />

Bij een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zal de geluidsproductie hoofdzakelijk veroorzaakt<br />

worden door de gasmotor uit de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling. Inbouwen van de WKK in<br />

een afgesloten en geïsoleerde ruimte, kan een aanzienlijke reductie betekenen van<br />

de hoeveelheid geproduceerd geluid door de installatie.<br />

Als algemene norm kan gesteld worden dat er in de vergunning voor geluid geen<br />

onderscheid gemaakt dient te worden voor inrichtingen met of zonder een<br />

vergistingsinstallatie. Meestal zal het bevoegd gezag een geluidsonderzoek laten<br />

uitvoeren waaruit blijkt of aan de gestelde waarden voldaan wordt.<br />

5.3.4 Toetsingskader Afvals toffen<br />

De afvalstoffen die bij een <strong>mestvergisting</strong>sactiviteit ontstaan, moeten worden<br />

<strong>op</strong>geslagen en afgevoerd overeenkomstig de eigenschappen van de afvalstof. In de<br />

praktijk zijn dit vooral de afvalstoffen die uitgefilterd worden in het grove filter. De<br />

drijfmest wordt gefilterd door een zeeffilter van circa 100 mm², alvorens de mest in de<br />

vergistingsinstallatie te pompen. In dit filter worden slechts grove delen uit de mest<br />

gehaald die beschadigingen aan de draaiende delen van de installatie (mestpompen,<br />

roerders) kunnen veroorzaken. Denk hierbij vooral aan stenen, stukken hout,<br />

metaaldelen, enzovoort.<br />

Voor wat betreft de afvalpreventie en afvalscheiding kan worden aangesloten bij de<br />

voorschriften zoals die in de huidige besluiten <strong>op</strong> grond van art. 8.40 Wet<br />

milieubeheer worden gebruikt. Er zullen namelijk door de aanwezigheid van een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie niet meer afvalstoffen vrijkomen <strong>op</strong> het bedrijf dan onder<br />

normale omstandigheden.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 54


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.3.5 Toetsingskader Veiligheid<br />

Aangenomen mag worden dat <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> niet onder de<br />

werkingssfeer van het Besluit risico’s zware ongevallen Milieubeheer 1999 (Brzo ’99)<br />

valt. Wel is het denkbaar dat zich bij een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie incidenten kunnen<br />

voordoen die mogelijk gevolgen hebben voor de omgeving. In een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie wordt immers biogas geproduceerd dat brandbaar is. In<br />

aanwezigheid van voldoende zuurstof is biogas zelfs explosief. Om de veiligheid van<br />

de installatie te waarborgen, is het belangrijk om de biogasinstallatie te toetsen aan<br />

de eisen die de plaatselijke brandweer of eventueel de gemeente stelt. Deze<br />

deskundigen kunnen specifieke eisen geven voor de veiligheid van biogasinstallaties<br />

in het algemeen. Belangrijke aandachtspunten zijn: overdrukbeveiliging, gaslekken<br />

en biogasverwerking c.q. –<strong>op</strong>slag bij uitval van de WKK. De vergister, eventueel de<br />

navergister en overige procesonderdelen waarin biogas wordt geproduceerd moeten<br />

daarom ook voorzien zijn van een automatisch in werking tredende drukbeveiliging.<br />

Bij toepassing van een computergestuurd beveiligingssysteem moet het systeem niet<br />

uit kunnen vallen door stroomstoringen of fouten in de procesbesturing. Tevens<br />

mogen de WKK en de vergister/gas<strong>op</strong>slag niet in dezelfde ruimte ondergebracht<br />

worden.<br />

Indien door omstandigheden een overschot aan biogas ontstaat, is het noodzakelijk<br />

dat de vergistingsinstallatie uitgerust wordt met een voorziening om het biogas <strong>op</strong><br />

een verantwoorde wijze af te voeren. Een kleine vergistingsinstallatie kan volstaan<br />

met een overdrukbeveiliging, waarmee het overtollige gas rechtstreeks in de<br />

atmosfeer wordt geloosd. Het direct lozen van grote hoeveelheden onverbrand<br />

biogas in de atmosfeer is niet toegestaan vanwege veiligheids- en milieutechnische<br />

redenen. Een mengsel van biogas met lucht vormt een uiterst explosief mengsel dat<br />

gevaar voor de omgeving kan <strong>op</strong>leveren. Daarnaast is het belangrijkste bestanddeel<br />

van biogas, namelijk methaan (CH 4 ), een 21 maal zo sterk broeikasgas als CO 2<br />

(kooldioxide). Door het methaangas rechtstreeks <strong>op</strong> de atmosfeer te lozen wordt de<br />

ozonlaag in zeer sterke mate aangetast.<br />

Wanneer de uitlaat<strong>op</strong>ening echter <strong>op</strong> enige hoogte is geplaatst, zal het gas zich sterk<br />

verdunnen in de buitenlucht en geen explosiegevaar meer <strong>op</strong>leveren. De<br />

schadelijkheid voor de ozonlaag blijft bestaan.<br />

Daarnaast kan een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie ook uitgerust worden met een<br />

noodfakkel. Deze noodfakkel kan het overtollige biogas dan alsnog verbranden.<br />

Hierbij ontstaan de normale verbrandingsproducten zoals CO 2 en H 2 O. De<br />

verbrandingsgassen zijn veel minder schadelijk voor de ozonlaag. Een noodfakkel is<br />

echter een dure investering. Daarnaast zullen aan de noodfakkel ook<br />

bouwtechnische eisen gesteld worden voor hoogte en zichtbaarheid van de vlam.<br />

Voor een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is het meestal geoorloofd om<br />

het overtollige biogas in de buitenlucht te lozen. De hoeveelheid biogas die geloosd<br />

wordt is gering, dit komt immers het rendement niet ten goede. Daarnaast zal in een<br />

goed werkende installatie voldoende bufferruimte bestaan om vrijwel nooit biogas te<br />

moeten lozen. Het bevoegd gezag moet hiervoor echter een afweging maken tussen<br />

de risico’s en de milieutechnische gevolgen enerzijds en de kosten die een<br />

betreffend beveiligingssysteem met zich mee brengen anderzijds. De risico’s moeten<br />

worden beoordeeld volgens de bepalingen zoals deze beschreven staan in de<br />

richtlijn gevarenzone-indeling.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 55


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Gasdetectie<br />

In de inrichting dient een (draagbaar c.q. mobiel) gasdetectiesysteem voor methaan<br />

(CH 4 ) en zwavelwaterstof (H 2 S) aanwezig te zijn. Op geschikte plaatsen dient met<br />

het gasdetectiesysteem regelmatig te worden gemeten naar de aanwezigheid van<br />

zwavelwaterstof en methaan. De resultaten van de metingen dienen in een logboek<br />

te worden bijgehouden.<br />

Gevarenzone-indeling<br />

Voor de inrichting dient, met betrekking tot gasontploffinggevaar van het aanwezige<br />

biogas, een gevarenzone-indeling te worden <strong>op</strong>gesteld. Hiervoor dient de<br />

Nederlandse Praktijkrichtlijn 7910 (NPR 7910; Gevarenzone-indeling met betrekking<br />

tot gasontploffingsgevaar) te worden gehanteerd. De constructievormen van het<br />

elektrisch materieel moeten worden afgestemd <strong>op</strong> de mate van gasontploffingsgevaar<br />

in de nabijheid van de vergister en de WKK.<br />

Werkzaamheden zoals onderhoud, reparatie en nieuwbouw binnen de gevarenzones<br />

mogen slechts met toestemming van de bedrijfsleiding plaatsvinden. Bij deze<br />

toestemming moet zijn aangegeven:<br />

• welke maatregelen moeten worden getroffen teneinde brand en/of explosies<br />

te voorkomen;<br />

• welke middelen moeten worden gebruikt om brand te bestrijden en andere<br />

ongewenste situaties ongedaan te maken;<br />

• welke werkzaamheden verricht mogen worden;<br />

• de duur van de werkzaamheden;<br />

• de uit te voeren controles voordat met de werkzaamheden mag worden<br />

begonnen;<br />

• hoe een veilige situatie gedurende de werkzaamheden wordt gewaarborgd.<br />

Brandpreventie<br />

De initiatiefnemer dient ter goedkeuring van het bevoegd gezag een soort<br />

brandpreventieplan te overleggen. In dit plan dient aandacht te zijn besteed aan:<br />

• Aard, uitvoering en situering van:<br />

- blusmiddelen;<br />

- systemen voor detectie, melding en bestrijding;<br />

- bluswatervoorziening en –voorraad;<br />

- <strong>op</strong>vang van verontreinigd bluswater.<br />

• De plaatsen waar <strong>op</strong>en vuur en roken verboden is.<br />

• De wijze en frequentie van inspectie <strong>op</strong> werking, staat en situering van<br />

blusmiddelen, detectie- en bestrijdingssystemen.<br />

Alle brandblusmiddelen, brandbestrijdings- en brandbeveiligingssystemen moeten<br />

steeds:<br />

• voor onmiddellijk gebruik gereed zijn;<br />

• in goede staat van onderhoud verkeren;<br />

• goed bereikbaar zijn;<br />

• als zodanig herkenbaar zijn.<br />

Het terrein en het wegenstelsel dienen zodanig te zijn ingericht en de<br />

toegankelijkheid moet zodanig te zijn bewaakt, dat elke deel van de inrichting ten alle<br />

tijde goed te bereiken is.<br />

In de gehele inrichting moeten die plaatsen en die gebouwen, waar <strong>op</strong>en vuur en<br />

roken verboden is, zoals binnen de gevarenzones, duidelijk zijn aangegeven door<br />

middel van <strong>op</strong>schriften of pictogrammen conform NEN 3011 (NEN 3011 heeft<br />

betrekking <strong>op</strong> Veiligheidskleuren en tekens).<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 56


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.3.6 Toetsingskader Energie<br />

In de circulaire “Energie in de milieuvergunning" is een advies gegeven over de wijze<br />

waar<strong>op</strong> het bevoegd gezag met het onderwerp energie in het kader van de Wet<br />

milieubeheer kan omgaan. Daarnaast is de circulaire bedoeld om meer eenheid te<br />

brengen in de wijze waar<strong>op</strong> de vergunningverlener met het onderwerp energie<br />

omgaat.<br />

Bovendien zijn voorbeeldvoorschriften <strong>op</strong>genomen. Deze circulaire geeft voldoende<br />

richting aan de wijze waar<strong>op</strong> het aspect energie in de milieuvergunning voor een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie kan worden beoordeeld. Bij de te doorl<strong>op</strong>en stappen kan<br />

de vergunningverlener ervan uitgaan dat een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie geen MJAbedrijf<br />

4 is. (Min. EZ/Min. VROM, Energie in de milieuvergunning, 1999)<br />

5.3.7 Toetsingskader Hygië ne<br />

Het toetsingskader Hygiëne is veelal vrij in te vullen door het bevoegd gezag,<br />

hieronder zullen enkele aandachtspunten genoemd worden die een rol spelen bij<br />

hygiënevoorschriften van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie.<br />

In het algemeen moet de inrichting schoon en ordelijk worden gehouden en in goede<br />

staat van onderhoud verkeren. Deze voorschriften zijn <strong>op</strong>genomen in artikel 1.1a<br />

Wm (algemene zorgplicht) van de Wet milieubeheer.<br />

Daarnaast mag de besturingsunit van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie niet vrij<br />

toegankelijk zijn. De bedieningsorganen van de installatie dienen ondergebracht te<br />

worden in een deugdelijk af te sluiten ruimte.<br />

Het ontgassen, doorblazen of reinigen van tankauto’s, tanks, leidingen e.d. waarbij<br />

dampen in de buitenlucht worden gebracht, is niet toegestaan. Enige toevoeging van<br />

stoffen aan de procesapparatuur dient in een gesloten systeem plaats te vinden.<br />

Om verspreiding van stof, zand of ander fijnkorrelig materiaal naar de omgeving te<br />

voorkomen dient het verharde gedeelte van het terrein zonodig te worden besproeid,<br />

geveegd of gezogen of dienen anderszins zodanige maatregelen te worden<br />

genomen, dat geen stofhinder voor de omgeving <strong>op</strong>treedt.<br />

De afvalstoffen die afkomstig zijn uit het grove filter, dienen <strong>op</strong> een ordelijke en nette<br />

wijze <strong>op</strong>geslagen te worden. De afvalstoffen dienen te worden bewaard in goed<br />

gesloten vaten, bakken of containers of een dergelijk <strong>op</strong>slagsysteem van<br />

onbrandbaar materiaal. Deze afvalstoffen moeten minimaal één maal per jaar<br />

afgevoerd worden naar een daarvoor aangewezen afvalverwerkingsbedrijf of<br />

(gemeentelijke) stortplaats.<br />

Buiten gebruik gestelde installaties en procesapparatuur moeten zijn gereinigd en<br />

ontdaan van mest. Open leidingen moeten worden afgeblind.<br />

Tenslotte worden ook voorschriften gesteld aan het exporteren van digestaat. Om<br />

digestaat te mogen exporteren is een RVV-erkenning vereist, waarin aangegeven<br />

wordt dat de mest tenminste 70°C gedurende 1 uur moet zijn geweest of er moet <strong>op</strong><br />

een andere manier aan te tonen zijn dat het digestaat vrij is van Salmonella en<br />

Enterobacteriën. Of deze hygiënisatie voor of na de vergisting gebeurt is van<br />

ondergeschikt belang. Is een partij mest eenmaal schoon geworden in het proces,<br />

dan dient herbesmetting te worden voorkomen. Hierom eist de RVV o.a. aparte<br />

<strong>op</strong>slag van schoon en vuil product, aparte afvoerwegen, e.d.<br />

De milieu-effecten van ontsmetting en in het bijzonder de emissies hierbij worden in<br />

de milieuvergunning meegenomen.<br />

4 MJA-bedrijf: een bedrijf waarvan de energiebesparingsdoelstelling van de branche en het individuele bedrijf<br />

bekend zijn middels een bedrijfsenergieplan.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 57


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.4 Besluit emissie-eisen stookinstallaties Milieubeheer B<br />

Het Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties Milieubeheer B (BEES B) heeft betrekking<br />

<strong>op</strong> de uitworp (“emissie”) van stikstofoxiden (NO x ), zwaveloxiden (SO 2 ) en stof als<br />

gevolg van verbranding van kolen, zware stookolie, gasolie en gasvormige<br />

brandstoffen in stookinstallaties van bepaalde inrichtingen. (Infomil, Leidraad Bees B,<br />

1999)<br />

In onderstaande tekst wordt de inhoud van BEES B alleen gegeven voor het<br />

verbranden van biogas in zogenaamde warmtekrachtk<strong>op</strong>pelingen (zuigermotor).<br />

Voor stookinstallaties die biogas verbranden gelden vooral emissie-eisen van<br />

stikstofoxiden (NO x ). Bij verbranding van gas komt immers geen stof vrij en door het<br />

ontzwavelen van het biogas alvorens het gas te verbranden in de WKK, zal de<br />

emissie van zwaveloxiden eveneens minimaal zijn. Biogasontzwaveling is nodig om<br />

de levensduur van de zuigermotor te garanderen. Hieronder zullen de<br />

aandachtspunten uit het Bees B gegeven worden, die voor een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie met daaraan gek<strong>op</strong>peld een WKK-installatie, belangrijk<br />

zijn.<br />

5.4.1 Inrichtingen waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is<br />

BEES B is zowel van toepassing <strong>op</strong> inrichtingen die een vergunning <strong>op</strong> grond van de<br />

Wet milieubeheer (Wm) nodig hebben als <strong>op</strong> in het kader van de Wm nietvergunningplichtige<br />

inrichtingen, zoals inrichtingen die onder een algemene<br />

maatregel van bestuur (AMvB) vallen. Bees B is concreet van toepassing <strong>op</strong> alle<br />

categorieën van inrichtingen van bijlage I (zie bijlage 1) van het Inrichtingen en<br />

vergunningenbesluit Milieubeheer (Ivb) met uitzondering van:<br />

• de in Bees A genoemde categorieën;<br />

• categorie 28 van het Ivb, voor zover het betreft installaties binnen een<br />

dergelijke inrichting voor de verbranding van afvalstoffen.<br />

De eisen van Bees B gelden echter rechtstreeks en behoeven dus niet in de<br />

vergunning te worden <strong>op</strong>genomen. Indien de gemeente het bevoegd gezag is, mag<br />

er van worden uitgegaan dat Bees B van toepassing is. Indien de provincie het<br />

bevoegd gezag is, dan kan Bees A van toepassing zijn, maar ook Bees B. Dit laatste<br />

kan het geval zijn wanneer de inrichting niet valt onder een categorie die is<br />

aangewezen in Bees A, maar waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Voorbeeld<br />

hiervan is een inrichting die afvalstoffen vergist.<br />

De relatie tussen Bees B en Bees A behelst in de meeste gevallen het volgende:<br />

In Bees B zijn eisen gesteld voor de meest voorkomende situaties. Bees A regelt<br />

meer, maar ziet ook niet <strong>op</strong> alle verbrandingsemissies. Indien sprake is van<br />

verbrandingsemissie 5 , maar Bees B geen eisen stelt, zou in de vergunning een eis<br />

kunnen worden <strong>op</strong>genomen die afgeleid wordt van Bees A of van Bees B.<br />

Tenslotte bestaat bovendien een relatie tussen Bees B en de Nederlandse emissie<br />

Richtlijn (NeR). Hierbij heeft Bees B uitsluitend betrekking <strong>op</strong> verbrandingsemissies<br />

van stookinstallaties. De Nederlandse emissie Richtlijn ziet primair <strong>op</strong><br />

procesemissies.<br />

5 Onder verbrandingsemissies wordt verstaan: emissies die ontstaan indien een brandstof wordt gebruikt met het<br />

doel de ontstane energie te gebruiken.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 58


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.4.2 Stookinstallatie waar<strong>op</strong> Bees B van toepassing is<br />

In combinatie met een mestvergister, wordt het biogas in de regel met een<br />

warmtekrachtk<strong>op</strong>peling omgezet in elektrische energie en thermische energie. Een<br />

WKK maakt gebruik van een zuigermotor.<br />

Een zuigermotor is een stookinstallatie, bestaande uit een toestel waarin een door<br />

verbranding van brandstof verkregen gasmengsel een zuiger in beweging brengt<br />

voor de aandrijving van een werktuig (artikel 1, lid 1, onder k). Een zuigermotor valt<br />

onder Bees B als daarin gasolie (diesel) of gasvormige brandstoffen (zoals aardgas,<br />

biogas, stortgas) of een mengsel van deze brandstoffen wordt verstookt en als deze<br />

wordt gebruikt voor de aandrijving van (artikel 2, lid 1, onder b):<br />

• een elektrische generator of gascompressor in respectievelijk een<br />

warmtekracht- of warmtepompinstallatie;<br />

• een pomp of compressor, die continu gebruikt wordt voor de productie of het<br />

transport van aardgas en die ontworpen is voor een jaarlijkse bedrijfstijd van<br />

ten minste 5000 uren.<br />

Dit rapport beperkt zich tot stookinstallaties die gebruik maken van een zuigermotor<br />

in combinatie met een elektrische generator. De gebruikte brandstof is voornamelijk<br />

biogas, afkomstig uit het vergistingsproces, eventueel als een mengsel van gasolie<br />

(diesel) en biogas. Deze laatste combinatie is van toepassing bij<br />

warmtekrachtk<strong>op</strong>pelingen die werken volgens het Zündstrahl-principe (<strong>op</strong>starten <strong>op</strong><br />

diesel en vervolgens biogas bijmengen) Noodstroomvoorzieningen vallen echter niet<br />

onder Bees B. Bij een noodstroomaggregaat gaat het alleen om de levering van<br />

elektriciteit en wordt de warmte niet nuttig benut. Dit is echter wel het geval bij een<br />

warmtekrachtk<strong>op</strong>peling.<br />

5.4.3 Emissie-eisen<br />

De emissie-eisen voor zuigermotoren zijn gebaseerd <strong>op</strong> de bestrijding van NO x -<br />

uitworp overeenkomstig met de stand der techniek. Daar waar de stand der techniek<br />

niet eenduidig in eisen is vast te leggen, is bij de eis een bandbreedte aangegeven.<br />

De vergunningverlener kan in die gevallen in het belang van het voorkomen of<br />

beperken van luchtverontreiniging binnen die bandbreedte een scherpere eis stellen<br />

(voorschrift 8B.3). Onder bandbreedte wordt dus verstaan de ruimte die is gegeven<br />

om strengere eisen te stellen dan de in het Bees vastgelegde basis eis. De emissieeisen<br />

worden regelmatig geëvalueerd om na te gaan of deze gelet <strong>op</strong> de<br />

ontwikkeling van de stand der techniek en de kwaliteit van het milieu aanpassing<br />

noodzakelijk zijn. (Infomil, Leidraad Bees B, 1999)<br />

Bij vergunningverlening aan een inrichting kan het bevoegd gezag dus in bepaalde<br />

gevallen van de basis emissie-eisen van Bees B afwijken. Deze afwijkende emissieeisen<br />

dienen, in tegenstelling tot de basiseisen uit Bees B, in de vergunning te<br />

worden vastgelegd. Daarnaast bestaat voor de volgende situaties de mogelijkheid<br />

om een strengere eis te stellen zonder dat de eerdere bedoelde bandbreedtes in<br />

acht behoeven te worden genomen. (voorschrift 8B.4):<br />

• indien de aanvrager of houder van de vergunning bereid en in staat is om aan<br />

een strengere emissie-eis te voldoen;<br />

• indien de installatie volgens de actuele stand der techniek aan een strengere<br />

emissie-eis kan voldoen.<br />

De huidige nationale wetgeving is momenteel onvoldoende toegesneden <strong>op</strong> de<br />

omstandigheden van een toenemende inzet van biomassa en afval als secundaire<br />

brandstof. Een herijking van het huidige emissiebeleid voor energiewinning uit<br />

biomassa en afval is dus noodzakelijk om adequaat in te kunnen spelen <strong>op</strong> de<br />

nieuwe ontwikkelingen. In de circulaire: emissiebeleid voor energiewinning uit<br />

biomassa en afval zijn de emissie-eisen voor stookinstallaties <strong>op</strong> biogas <strong>op</strong>genomen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 59


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

De emissiewaarden <strong>op</strong>genomen in deze circulaire zullen worden <strong>op</strong>genomen in de<br />

regelgeving; het Bees A en B zullen daartoe worden aangepast. Tot die tijd gelden<br />

de emissie-eisen uit de circulaire als richtlijn. Voor alle aanvullende eisen, buiten de<br />

emissie-eisen om, kan echter wel verwezen worden naar de Bees B richtlijn.<br />

De NO x -norm bedraagt 100 mg/Nm³ bij 6% O 2 (70 mg/Nm³ bij 11% O 2 ), tenzij de<br />

betreffende installatie een energetisch rendement haalt van ten minste 40%<br />

elektriciteitsequivalenten (Eel-eq) of hoger, in dat geval bedraagt de norm 200 mg/m³<br />

bij 6% O 2 (10 mg/m³ bij 11% O 2 ). Voor de berekening van het energetisch rendement<br />

wordt het thermische rendement vermenigvuldigd met een factor 0,47 en <strong>op</strong>geteld bij<br />

het elektrisch rendement.<br />

(Pronk, 2002)<br />

De aanvullende NO x -eisen zoals die voor zuigermotoren in het Bees B is <strong>op</strong>genomen<br />

wordt hieronder beschreven. De emissie-eisen uit de circulaire zullen <strong>op</strong> termijn in de<br />

emissie-eisen van het Bees B aangepast worden.<br />

Bij de NO x -eis voor een zuigermotor wordt nagenoeg altijd een “rendementsfactor”<br />

toegepast. Deze factor bedraagt 1/30 van het motorrendement. Het motorrendement<br />

is het procentuele aandeel van de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen<br />

dat bij de hoogste belasting waarbij de zuigermotor continu kan worden bedreven bij<br />

ISO luchtcondities in arbeid wordt omgezet. Het motorrendement varieert van ca.<br />

30% voor oudere gasmotoren tot ca. 38% voor de nieuwste gasmotoren. Bij een<br />

motorrendement van 35% bedraagt de rendementsfactor 1,17. Een NOx-eis van<br />

bijvoorbeeld 140 g/GJ maal 1/30 van het motorrendement bedraagt in dat geval: 140<br />

maal 1,17 = 164 g/GJ.<br />

Bij zuigermotoren dient de emissie te worden teruggerekend <strong>op</strong> ISO-luchtcondities<br />

en te worden betrokken <strong>op</strong> de warmte-inhoud van de toegevoegde brandstof. De<br />

ISO-luchtcondities zijn als volgt: een temperatuur van 288 K, een druk van 101,3 kPa<br />

en een relatieve luchtvochtigheid van 60%.<br />

Bij een zuigermotor mag, indien de temperatuur van de aangezogen lucht lager is<br />

dan 288 K en de vochtigheid van de aangezogen lucht hoger is dan 0,0063 kg water<br />

per kg lucht, de gemeten waarde gelijk worden gesteld aan de naar de ISOluchtcondities<br />

gecorrigeerde waarde (artikel 19, lid 2, onder a van de Regeling<br />

meetmethoden). In andere gevallen mag 95% van de gemeten waarde gelijk worden<br />

gesteld aan de naar ISO-luchtcondities gecorrigeerde waarde.<br />

De emissie-eisen van Bees B zijn <strong>op</strong>genomen in tabel 5.4 hieronder.<br />

Tabel 5.4 Emissie-eisen voor zuigermotoren<br />

Brandstof Asvermogen NOx-emissie-eis Voorschrift Opmerkingen<br />

≥ 50% gas ≤ 50 kW 800 g/GJ* 7.2 Bij ander gas dan aardgas geldt<br />

eis per 1-1-2000; strengere eis is<br />

te stellen tot en met 270 g/GJ<br />

maal de rendementsfactor<br />

(voorschrift 8B.3, onder g)<br />

≥ 50% gas › 50 kW 140 g/GJ* 7.1 onder a,<br />

2°<br />

Bij ander gas dan aardgas geldt<br />

eis per 1-1-2000; strengere eis is<br />

te stellen tot en met 100 g/GJ<br />

maal de rendementsfactor<br />

(voorschrift 8B.3, onder h)<br />

‹ 50% gas ≤ 50 kW 400 g/GJ* 7.1 onder b Strengere eis is te stellen tot en<br />

met 150 g/GJ maal de<br />

rendementsfactor (voorschrift<br />

8B.3, onder i)<br />

‹ 50% gas › 50 kW 1200 g/GJ* 7.2 Strengere eis is te stellen tot en<br />

met 400 g/GJ maal de<br />

rendementsfactor (voorschrift<br />

8B.3, onder g)<br />

* maal 1/30 van het motorrendement<br />

(Infomil, Leidraad Bees B, 1999)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 60


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.4.4 Meetverplichting<br />

Voor alle onder Bees B vallende stookinstallaties geldt een meetverplichting om vast<br />

te stellen of aan de in Bees B gestelde emissie-eisen voldaan wordt. De<br />

meetverplichting is omschreven in § 10 van de bijlage van Bees B en in de Regeling<br />

meetmethoden. In Bees B is de te hanteren meetstrategie beschreven, zoals welk<br />

meetregime van toepassing is, wanneer gemeten moet worden en onder welke<br />

condities dit moet geschieden. De Regeling meetmethoden geeft nadere<br />

voorschriften over hoe de meting feitelijk moet worden uitgevoerd.<br />

Er wordt onderscheid gemaakt tussen continue en afzonderlijke metingen. Voor<br />

zuigermotoren wordt alleen een afzonderlijke meting van NO x verricht.<br />

De afzonderlijke meting moet zo spoedig mogelijk na het van kracht worden van de<br />

emissie-eis, doch uiterlijk 4 weken nadien worden verricht en vervolgens iedere 3<br />

jaar worden herhaald (voorschrift 10.3.15). Er moet gemeten worden bij de hoogste<br />

belasting een gasmotor continu kan worden bedreven.<br />

De meetresultaten alsmede andere gegevens die nodig zijn om te kunnen<br />

beoordelen of overeenkomstig Bees B is gehandeld dienen door degene die de<br />

inrichting drijft in de inrichting ter beschikking te worden gehouden voor controle door<br />

het bevoegd gezag. Voor de afzonderlijke meting moeten deze gegevens gedurende<br />

de verdere levensduur van de stookinstallatie beschikbaar zijn. Het bevoegd gezag<br />

kan ter zake nadere eisen stellen in de vergunning. Zo kan het bevoegd gezag<br />

bijvoorbeeld eisen dat het meetrapport binnen een bepaalde tijd na uitvoering van de<br />

meting voor controle aan het bevoegd gezag ter beschikking wordt gesteld.<br />

Voor de afzonderlijke meting van NO x zijn onder andere artikel 15, lid 1, onder b en<br />

lid 2, onder b, van de Regeling meetmethoden van belang. In artikel 16, leden 1 en 2,<br />

van de Regeling meetmethoden is aangegeven dat de afzonderlijke meting ten<br />

minste uit drie metingen dient te bestaan. De meetduur mag in principe niet meer<br />

dan een half uur bedragen en dient uitgevoerd te worden door degene die de<br />

inrichting drijft of door een derde.<br />

De meetresultaten van de voorgeschreven metingen en de bewerking daarvan naar<br />

standaardcondities dienen in een rapport te worden vastgelegd (artikel 21, Regeling<br />

meetmethoden). Tevens dient daarin te worden vermeld de voor elke component of<br />

parameter toegepaste meetmethode en de bedrijfscondities van de stookinstallatie<br />

voor zover gegevens daarover noodzakelijk zijn voor de vaststelling of aan de van<br />

toepassing zijnde emissie-eis wordt voldaan. Tenminste moet in het meetrapport<br />

ingegaan worden <strong>op</strong> zaken als:<br />

• een eenduidige beschrijving van het emissiepunt;<br />

• alle gemeten componenten, zoals NO x en O 2 ;<br />

• de concentraties voor elke deelmeting;<br />

• de belasting van de stookinstallaties;<br />

• de datum en het tijdstip van de meting;<br />

• de toegepaste meetapparatuur (methode, type, nauwkeurigheid);<br />

• de meetinstantie.<br />

Aan de emissie-eis is voldaan indien alle meetuitkomsten die deel uitmaken van een<br />

meting, aan de emissie-eis voldoen. In de toelichting bij de Regeling meetmethoden<br />

is vermeld dat bij de beoordeling van de meetresultaten de nauwkeurigheidsmarges<br />

van de meetmethode ten gunste van de houder van de inrichting worden uitgelegd.<br />

Indien één van de meetuitkomsten die onderdeel uitmaakt van de emissie-eis ligt<br />

mag binnen een door het bevoegd gezag vast te stellen periode <strong>op</strong> grond van een<br />

serie andere metingen alsnog worden vastgesteld of aan de emissie-eis is voldaan<br />

(voorschriften 10.2.11, 10.2.12, 10.3.8, 10.3.9, 10.4.8, 10.4.9). (Infomil, Leidraad<br />

Bees B, 1999)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 61


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.4.5 Storingen en voorvalle n<br />

In hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer is bepaald dat onmiddellijk maatregelen<br />

genomen moeten worden bij storingen en voorvallen. Verder geldt een<br />

meldingsplicht. Het bevoegd gezag kan <strong>op</strong> grond van voorschrift 8.2 van Bees B in<br />

een nadere eis een termijn vastleggen waarbinnen de stookinstallatie in geval van<br />

storingen waarbij de NO x -eis wordt overschreden in gebruik mag zijn.<br />

In de praktijk moet een vergunninghouder een registratiesysteem bij houden van het<br />

aantal draaiuren en storingen (datum, tijdstip en tijdsduur vermelden en reden van<br />

een eventuele storing of bedrijfsstilstand) van de gasmotor.<br />

5.5 Meststoffenwet<br />

Ten aanzien van het <strong>op</strong> of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen of overige<br />

organische meststoffen zijn twee besluiten uit de Meststoffenwet van toepassing,<br />

namelijk het Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen (BGDM) en het Besluit kwaliteit en<br />

gebruik Overige Organische Meststoffen (BOOM).Het BGDM is van toepassing <strong>op</strong><br />

meststoffen, bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel d 6 van de Meststoffenwet, die<br />

geheel of gedeeltelijk bestaan uit uitwerpselen van dieren. Uitvergiste mest<br />

(digestaat) waarbij de input alleen bestond uit dierlijke meststoffen als bedoeld in<br />

artikel 1, eerste lid onderdeel e 7 valt dus onder het BGDM.<br />

Het BGDM stelt regels ten aanzien van emissie-arm aanwenden van de dierlijke<br />

meststof in de bodem en de tijdstippen waar<strong>op</strong> dit mag gebeuren.<br />

Wanneer een mengsel van dierlijke mest en overige meststoffen voor meer dan 50%<br />

uit overig organisch materiaal bestaat, wordt het mengsel aangemerkt als een<br />

overige organische meststof, vallend onder het BOOM. (BOOM, Besluit kwaliteit en<br />

gebruik Overig Organische meststoffen van 24 februari 1998 staatsblad nr. 86). Een<br />

onder het BOOM vallende meststof moet voldoen aan gehalte-eisen voor o.a. zware<br />

metalen. (Pronk, 2001)<br />

Ingevolge artikel 5 van het BGDM 1998 is het verboden om dierlijke meststoffen aan<br />

te wenden <strong>op</strong> grasland, bouwland, braakland of niet-beteelde grond, tenzij de<br />

dierlijke meststoffen emissie-arm worden aangewend. Voor het aanwenden van<br />

digestaat gelden dezelfde eisen. Deze eisen zijn ook complementair aan de MINASregeling<br />

van de Meststoffenwet. In het Besluit gebruik meststoffen geldt voor BOOMmeststoffen<br />

geen verplichting tot emissiearme aanwending. BOOM-meststoffen en<br />

kunstmest mogen volgens het BGM jaarrond worden aangewend, tenzij het perceel<br />

zeer nat is of winterirrigatie kent (regels van de EU) Zuiveringsslib of onder BOOMvallende<br />

mengsels met dierlijke mest moeten echter wél emissie-arm worden<br />

aangewend en er geldt dezelfde periode waarin niet mag worden aangewend als bij<br />

gewone dierlijke mest (zie in het BOOM-besluit § 5 en bijlage V).<br />

De relatie van het BGDM en het BOOM met co-vergisting zal verder worden<br />

uitgewerkt in hoofdstuk 6, co-vergisting.<br />

6 Artikel I lid 1d: Meststoffen: Producten die bestemd zijn om:<br />

1. te worden toegevoegd aan grond of aan een groeimedium en die geheel of<br />

gedeeltelijk bestaan uit stoffen, organismen daaronder begrepen, of mengsels van<br />

stoffen, die als zodanig kunnen dienen om grond of groeimedium geschikt of beter<br />

geschikt te maken als voedingsbodem voor planten;<br />

2. te worden gebruikt als groeimedium;<br />

3. te worden gebruikt als voedsel voor planten of delen van planten, voor zover deze<br />

producten niet reeds zijn begrepen onder 1 of 2.<br />

7 Artikel I lid 1e: Dierlijke meststoffen<br />

Meststoffen of producten die geheel of grotendeels bestaan uit uitwerpselen van de in bijlage A bij deze wet<br />

<strong>op</strong>genomen diersoorten, onderverdeeld in categorieën per soort, daaronder begrepen de door mestscheiding of<br />

andere vormen van be- of verwerking van meststoffen verkregen waterige fractie.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 62


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

5.6 Documentatie Milieuwetgeving<br />

Literatuurverwijzingen:<br />

- Infomil (2001), Juridische aspecten vergunningverlening mestbewerking en –<br />

verwerking, handreiking vergunningverlening mestbewerking en –verwerking,<br />

Den Haag.<br />

- Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag.<br />

- Infomil (1999), Leidraad Bees B, Den Haag.<br />

- Koeman, N., (1998), Milieuwetgeving 98/99, Deventer.<br />

- Lindeman, J. (2002), Vergunningverlening en informatievoorziening<br />

kleinschalige bioenergiecentrales, Arnhem.<br />

- Min. LNV (1997), Besluit Mestbassins Milieubeheer, Den Haag.<br />

- Min. EZ/VROM (1999), Energie in de milieuvergunning, Den<br />

Haag.http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../vi<br />

ews/infomil/xsl/artikel&PosIdt=00000609&ItmIdt=00000609&SitIdt=00000002<br />

&VarIdt=00000001&referrer=00000001<br />

- Pronk, J. (2002), Circulaire: Emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa<br />

en afval, Den Haag.<br />

- Pronk, J. (2001), Wijziging van de Meststoffenwet in verband met een<br />

aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende<br />

mineralenheffing en de mestafzetovereenkomsten, Den Haag.<br />

Achtergrond informatie:<br />

- AMvB Melkrundveehouderijen<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Melkrundveehouderij<br />

- AMvB Mestbassins<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Mestbassins<br />

- Algemene Wet bestuursrecht<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: AwB<br />

- Besluit emissie eisen stookinstallaties A en B<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Bees<br />

- Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen (BGDM)<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Besluit Gebruik<br />

Meststoffen<br />

- Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: IvB<br />

- Meststoffenwet<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Meststoffenwet<br />

- Nederlandse emissie Richtlijn (NeR)<br />

http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../views/in<br />

fomil/xsl/magazine&PosIdt=00000135&ItmIdt=00000135&SitIdt=00000002&V<br />

arIdt=00000001&referrer=00000134<br />

- Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB)<br />

http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../views/in<br />

fomil/xsl/artikel&PosIdt=00000032&ItmIdt=00000032&SitIdt=00000002&VarId<br />

t=00000001&referrer=00000001<br />

- Wet Ammoniak en Veehouderij<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen Wet Ammoniak en<br />

Veehouderij<br />

- Wet Bodembescherming<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Wbb<br />

- Wet milieubeheer<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: Milieubeheer<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 63


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

6 Co-vergisting<br />

Steeds meer breekt het inzicht door, dat vergisting van alleen mest economisch vaak<br />

niet haalbaar is. Om het rendement van de installatie te verhogen is het interessant<br />

om overige organische stoffen toe te voegen aan het vergistingsproces. Hierbij kan<br />

gedacht worden aan producten die afkomstig zijn van de eigen inrichting, maar ook<br />

van buiten de inrichting. Bij het zoeken naar co-producten komt men al snel uit <strong>op</strong><br />

buiten de inrichting afkomstige producten. Dergelijke producten kunnen bestaan uit<br />

energieteelten of organische reststromen (oogstresten, gras of hooi van<br />

natuurgraslanden, e.d.) Vaker zal echter sprake zijn van afval in de zin van Wet<br />

milieubeheer.<br />

In Nederland bestaat er <strong>op</strong> het moment nog veel discussie over de vraag in hoeverre<br />

co-vergisting wel of niet dient te worden toegepast. Enkele van de bezwaren die naar<br />

voren worden gebracht zijn:<br />

• De onzekerheid of het vergistingsproduct voldoet aan de normen in het<br />

Meststoffenbesluit en dús <strong>op</strong> het land mag worden uitgereden.<br />

• De aanwezigheid van ziektekiemen in het eindproduct bij toepassing van<br />

bepaalde co-substraten van dierlijke oorsprong (onder andere Salmonella,<br />

BSE, varkenspest en MKZ).<br />

• Het principe dat bij mest ander organisch materiaal wordt gevoegd, dat vaak<br />

gekarakteriseerd zal zijn als afval. Afval heeft veel consequenties voor de<br />

wetgeving, die van toepassing is <strong>op</strong> de verwerkingsactiviteit (<strong>mestvergisting</strong>)<br />

en <strong>op</strong> het resulterende product (digestaat).<br />

Tegenover deze bezwaren staan enkele duidelijke voordelen:<br />

• Veel mogelijke co-producten zijn rijk aan organische stof (en relatief arm aan<br />

N, P en K) waardoor de gas<strong>op</strong>brengst en dus de rentabiliteit van een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie sterk kan toenemen en er geen of weinig invloed is<br />

<strong>op</strong> de Minas van een inrichting.<br />

• In plaats van het afvoeren van biomassa van het bedrijf of uit het gebied,<br />

hetgeen transport en dus energie kost, levert deze biomassa door vergisting<br />

extra biogas <strong>op</strong> en dus waardevolle duurzame energie.<br />

Een alles omvattende term voor het vergisten van een mengsel van dierlijke<br />

meststoffen met overige organische stoffen is co-vergisting. Overige organische<br />

stoffen kunnen daarom ook als co-producten aangemerkt worden.<br />

Achtereenvolgens worden voor co-vergisting, de deelonderwerpen technologie,<br />

techniek, wetgeving en bedrijfseconomie verder beschreven.<br />

6.1 Technologisch<br />

De productie van biogas uit dierlijke mest en ander organisch materiaal is een<br />

techniek om <strong>op</strong> duurzame wijze energie te produceren. Dierlijke mest en organisch<br />

materiaal zijn veelal <strong>op</strong> ruime schaal beschikbaar voor co-vergisting. Het organische<br />

afval van strikt alleen plantaardige oorsprong betreft grotendeels afvallen die al in de<br />

landbouw worden toegepast als meststof of als veevoer: bijvoorbeeld bietenblad,<br />

fruitafval, groente ‘doordraai’ en bermgras. De aanvoer van extra mineralen naar de<br />

landbouw is hierdoor minimaal. Naast energieproductie wordt door het<br />

vergistingsproces de bemestende waarde van dierlijke mest en de overige<br />

grondstoffen verhoogd.<br />

De bemestende waarde is hoger, want doordat organische stof wordt afgebroken<br />

zullen stikstof en fosfaat meer in anorganische vorm aanwezig zijn. Door het beter<br />

benutbaar zijn van de mineralen in de mest, kan het kunstmestgebruik omlaag.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 64


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

In een co-vergistingsinstallatie worden biogas en digestaat geproduceerd. Biogas<br />

kan worden omgezet in elektriciteit en warmte. Deze producten dienen eventueel<br />

voor eigen gebruik bij een ‘vergister <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>’ en bij een grootschaliger<br />

installatie zullen de producten aan diverse afnemers worden geleverd. Denk hierbij<br />

aan elektriciteit via het elektriciteitsnet, warmte aan afnemers in de directe nabijheid<br />

en meststoffen aan land- en tuinbouwbedrijven in de nabijheid van de installatie.<br />

Biogas bestaat voor circa 60% uit methaan en verder grotendeels uit koolzuurgas<br />

(CO 2 ). Uit het biogas kan duurzame elektriciteit en warmte worden geproduceerd in<br />

warmtekrachtinstallaties.<br />

Overigens wordt bij traditionele mest<strong>op</strong>slag ook een hoeveelheid methaan gevormd,<br />

maar dit verdwijnt dan als schadelijk broeikasgas. Bij anaërobe vergisting wordt de<br />

methaanproductie uit de biomassa zelfs gestimuleerd en nuttig toegepast.<br />

In Duitsland en Denemarken wordt deze technologie <strong>op</strong> grote schaal toegepast voor<br />

de productie van duurzame energie. In Nederland wordt in de waterzuivering<br />

eveneens <strong>op</strong> grote schaal biogas geproduceerd via vergistingsprocessen.<br />

Zie bijlage 3 voor droge-/organische stofgehalten en biogas<strong>op</strong>brengsten van diverse<br />

co-producten.<br />

6.2 Techniek<br />

Co-vergisting vindt plaats in een afgesloten reactorvat, waarin micro-organismen in<br />

afwezigheid van zuurstof biogas produceren uit organische stof. Deze organische<br />

stof is dus niet alleen afkomstig uit drijfmest, maar ook uit ander organisch materiaal.<br />

Naast energie worden vloeibare meststoffen geproduceerd.<br />

Bij de keuze van co-producten dan wel de voorbehandeling zijn enkele aspecten van<br />

belang:<br />

• Vrij van zand e.a. bezinkbare, niet of matig afbreekbare stoffen. In een<br />

vergistingstank vormen bezinkingslagen een groot probleem. Ook<br />

veroorzaakt zand slijtage aan- en kans <strong>op</strong> verst<strong>op</strong>pingen van pompen e.d.<br />

Via een bezinkingsstap is vaak al veel zand af te scheiden. Uiteraard moet<br />

het co-product dan wel al verpompbaar zijn.<br />

• Goed vermalen. Te grof materiaal, zeker als het ook veel vezels bevat, zoals<br />

hout, maar ook bermgras, verteert niet of te traag. Deeltjes moeten niet groter<br />

zijn dan enkele millimeters.<br />

• Het drogestofgehalte van het co-product. Een te hoog drogestofgehalte van<br />

co-producten maakt verpompen onmogelijk en levert het gevaar <strong>op</strong> van te<br />

dikke biomassa in de reactor, waardoor menging ervan niet meer goed<br />

mogelijk is. Een te laag drogestofpercentage (organische stofgehalte) levert<br />

slechts te weinig biogas <strong>op</strong>. (Van Lent en van Dooren, 2001, Nijssen, et al.,<br />

1997)<br />

Daarnaast is een gecontroleerde toevoer van co-producten aan het<br />

vergistingsproces noodzakelijk. Sterke fluctuaties in temperatuur, zuurgraad en de<br />

hoeveelheid beschikbaar af te breken organische stof kunnen de micro-biologische<br />

p<strong>op</strong>ulatie remmen, zodat het vergistingsproces stagneert of zelfs st<strong>op</strong>t. Opnieuw<br />

<strong>op</strong>starten van de vergistingsinstallatie kost veel tijd en vermindert daardoor de<br />

hoeveelheid geproduceerd biogas <strong>op</strong> jaarbasis enorm. De meeste co-producten<br />

moeten dan ook in kleine porties met een frequentie van bijvoorbeeld 1 à 2 keer per<br />

etmaal worden ingebracht. Goede menging in de vergistingstank wordt uiteraard nog<br />

meer van belang.<br />

Het is dus zaak dat getracht wordt om een constante stroom van co-producten te<br />

generen. Een constante toevoer naar de vergister van biomassa met een nagenoeg<br />

gelijke samenstelling, is echter zeer moeilijk te realiseren. Door de temperatuur en de<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 65


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

zuurgraad constant te houden is co-vergisting mogelijk met de huidige<br />

vergistingssystemen.<br />

Het vergiste mengsel kan technisch <strong>op</strong> dezelfde wijze als verse dierlijke mest worden<br />

toegepast. Op het gebied van wet- en regelgeving zitten hier nog enkele haken en<br />

ogen aan.<br />

6.3 Wetgeving<br />

Co-vergisting heeft juridische consequenties ten aanzien van de volgende wetgeving:<br />

1. de Wet milieubeheer;<br />

2. de Wet ruimtelijke ordening;<br />

3. de Meststoffenwet.<br />

In de volgende paragrafen zullen de consequenties per wet worden uitgewerkt. Als<br />

referentie geldt het vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen.<br />

6.3.1 Wet milieubeheer<br />

In het stappenplan Wet milieubeheer wordt aangegeven welke milieuvergunning<br />

noodzakelijk is bij co-vergisting <strong>op</strong> boerderijschaal en wie hierbij het bevoegd gezag<br />

is. Voor vergistingsinstallaties <strong>op</strong> boerderijschaal waarin alleen eigen mest en<br />

organische reststromen, niet zijnde afval, worden vergist is een eenvoudige<br />

milieuvergunning <strong>op</strong> grond van categorie 7.4 of 28.1b Ivb, af te geven door de<br />

gemeente, meestal voldoende.<br />

Worden er echter afval-producten toegevoegd van buiten de inrichting, dan moet een<br />

vergunning worden aangevraagd <strong>op</strong> grond van categorie 28.4.c.I° Ivb (zie figuur 4.2),<br />

waarbij Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is.<br />

Een belangrijke vraag is dus, of het te vergisten co-product een afvalstof is of niet. In<br />

artikel 1.1 van de Wm wordt omschreven wat afvalstoffen zijn: ”Stoffen, preparaten of<br />

producten, waarvan de houder zich, met het oog <strong>op</strong> verwijdering daarvan, ontdoet,<br />

voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.<br />

Mest, die ter bevordering van de gewasgroei aan de bodem wordt toegevoegd, is<br />

geen afvalstof maar een meststof. Gewasafval of slootveegsel van het eigen bedrijf<br />

worden doorgaans niet aangemerkt als afvalstof. Er is immers nog geen sprake van<br />

“zich ontdoen”. Ook natuurhooi, gras of energieteelt zijn geen afval, het zijn immers<br />

bewust geteelde / geoogste (bij)producten. Daarentegen worden gewasresten van<br />

andere bedrijven, GFT-afval, bermgras, frituurvet, vis- en diermeel, slachtafval, swill<br />

en groenafval wel algemeen beschouwd als afvalstof. Over vele bijproducten uit de<br />

voedingsmiddelenindustrie, zoals bierbostel, bestaat verschil van mening of dit wel of<br />

geen afvalstof is. Een door de Raad van State gehanteerd criterium is, dat indien het<br />

product zonder verdere bewerkingen als grondstof kan worden gebruikt, het geen<br />

afval is.<br />

Indien meststoffen worden gestort, verbrand of vernietigd dan is er sprake van<br />

afvalstoffenverwerking. Dergelijke activiteiten vallen namelijk onder het<br />

afvalstoffenregime, waar<strong>op</strong> categorie 28 van bijlage I van het Ivb (zie bijlage 1) van<br />

toepassing is.<br />

Indien wordt co-vergist met mest, dan treden de volgende juridische consequenties<br />

<strong>op</strong>:<br />

• Toetsen <strong>op</strong> doelmatig beheer van die afvalstof.<br />

In eerste instantie wordt dan getoetst of co-vergisting, gevolgd door nuttig<br />

gebruik als meststof, (gelijkwaardig is aan) de in het landelijk afvalstoffenplan<br />

genoemde beste wijze van verwerking. Een gedetailleerde toets of het<br />

digestaat als meststof kan worden aangemerkt, volgt echter in de<br />

Meststoffenwet. Op grond van de Wet milieubeheer art. 22 lid 5 geldt de<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 66


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

doelmatig-beheer-toets niet voor erkende meststoffen, ook niet als ze wel<br />

afvalstof zijn, dus worden gestort, verbrand of vernietigd.<br />

• Vergunningen zijn tijdelijk voor maximaal 10 jaar (Wm art 8.17 lid 2):<br />

• de lozing <strong>op</strong> de riolering wordt deels gereguleerd met de Wvo i.p.v. de Wm<br />

(aanwijzing categorieën art 19 Wvo); en<br />

• er gelden zwaardere verplichtingen t.a.v. milieuzorg, metingen, registraties en<br />

rapportages.<br />

6.3.2 Wet ruimtelijke ordening<br />

Het algemene principe is, dat agrarische activiteiten in het buitengebied kunnen<br />

plaatsvinden. Grootschalige, industriële activiteiten kunnen niet in het buitengebied<br />

plaatsvinden. Per gemeente en per provincie zullen de grenzen tussen<br />

“ondersteunend aan agrarisch” en “industrie” anders worden getrokken. Overleg over<br />

uw conceptplannen; er zijn gemeenten en provincies waar ook co-vergisting in<br />

bepaalde verhoudingen met afval wel wordt toegestaan.<br />

6.3.3 Meststoffenwet<br />

De meststoffenwet is vastgesteld om de handel en het gebruik van meststoffen te<br />

reguleren. Een criterium is dus, dat meststoffen bemestende waarde hebben. De<br />

kwaliteitseisen die gelden voor meststoffen zijn vastgelegd in de Meststoffenwet<br />

(1947) en zoals die zijn <strong>op</strong>genomen in de lijst van Meststoffen (artikel 2 en 3 van het<br />

Meststoffenbesluit 1977). Bijlage 1 van dit Besluit bevat een lijst van diverse<br />

producten, die als meststof “erkend” zijn en dus vrij verhandeld en toegepast mogen<br />

worden.<br />

Deze lijst bevat een belangrijke onderverdeling in drie soorten: dierlijke meststoffen<br />

(meststoffen die geheel of grotendeels bestaan uit uitwerpselen van dieren), overige<br />

organische meststoffen en anorganische meststoffen (kunstmeststoffen).<br />

Hieronder is weergegeven welke combinaties van stoffen wel of niet zijn toegestaan<br />

voor co-vergisting en wanneer sprake is van meststoffen of afvalstoffen.<br />

1. “Erkende” meststoffen mengen en vervolgens vergisten, om daarna <strong>op</strong><br />

landbouwgrond aan te wenden, is toegestaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan<br />

een mengsel van drijfmest met vaste dierlijke meststoffen zoals stapelbare<br />

kuikenmest of stalmest.<br />

2. Wanneer middels het mengen van de diverse grondstoffen een meststof<br />

wordt gemaakt die niet <strong>op</strong> de lijst van bijlage 1 van de meststoffenbeschikking<br />

staat, dan is het verboden deze meststof te verhandelen of aan te wenden.<br />

Van dit verbod kan echter een ontheffing worden verleend. Met deze<br />

ontheffing kan het digestaat toch als meststof worden verhandeld en gebruikt.<br />

Deze ontheffing is in het kader van de Meststoffenwet aan te vragen bij het<br />

ministerie van LNV. Het Rijksinstituut voor kwaliteit in land- en<br />

tuinbouwproducten (RIKILT) in Wageningen brengt daartoe advies uit aan het<br />

ministerie van LNV <strong>op</strong> basis van de verwachte samenstelling van het vergiste<br />

mengsel. Soms is hiervoor een bemestingsonderzoek noodzakelijk. Deze<br />

procedure leidt tot kostbare vertraging in de realisatie van een project. Ook is<br />

de verstrekte vergunning slechts van voorl<strong>op</strong>ige aard. Een definitieve<br />

ontheffing wordt pas verstrekt <strong>op</strong> basis van een analyse van het echte<br />

vergiste mengsel, dus ná de daadwerkelijke <strong>op</strong>start van de<br />

vergistingsinstallatie. Bovendien is deze ontheffing maximaal 5 jaar geldig.<br />

Het investeringsrisico wordt hierdoor wel erg hoog.<br />

3. Voor overige organische meststoffen (bereid uit meer dan 50 massa-% c<strong>op</strong>roduct)<br />

gelden eisen uit het BOOM t.a.v. de maximaal per hectare per jaar<br />

<strong>op</strong> te brengen tonnages én de gehalten aan zware metalen, PAK’s e.d..<br />

Boven de 50% overig organisch materiaal (compost, zwarte grond,<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 67


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

zuiveringsslib) is dus het BOOM (Besluit kwaliteit en gebruik overige<br />

organische meststoffen van 24 februari 1998) van toepassing. Voor dierlijke<br />

mest gelden deze gehalte-eisen niet. Om nu te voorkomen dat net iets minder<br />

dan 50% zwaar vervuilde organische stof wordt co-vergist met iets meer dan<br />

50% dierlijke mest zal het RIKILT ook de BOOM-eisen stellen aan het<br />

mengsel van deze co-producten met dierlijke meststoffen.<br />

4 Worden digestaat of ander organisch materiaal aangemerkt als meststof, dan<br />

zijn de onderstaande eisen en besluiten van kracht:<br />

• Besluit Gebruik Meststoffen (emissie-arme aanwending,<br />

aanwendingsverbod in winter e.d. Dit geldt ook voor BOOM-meststoffen).<br />

Aanwendingsverbod in de winter geldt ook voor waterige fractie van<br />

dierlijke meststoffen en voor kunstmest (zijn mogelijke producten na<br />

vervolgbewerkingen na vergisting).<br />

• MINAS: Het heeft de voorkeur om bedrijfseigen mest te wegen en te<br />

bemonsteren voorafgaande aan de vergisting. Anders moet naast weging<br />

en bemonstering van het digestaat ook het via het co-product<br />

aangevoerde N en P door weging en bemonstering worden bepaald.<br />

De BRL K10011 voor “Organische meststoffen en bodemverbeterende middelen van<br />

Dierlijke Oorsprong” geeft aan welke toevoegmiddelen en hulpstoffen bij de<br />

vergisting van mest gebruikt kunnen worden. In het algemeen kan gezegd worden:<br />

• Opmenging van het ingangsmateriaal met additieven en hulpstoffen is<br />

toegestaan, mits zij als “meststof” vallen onder de vigerende wet- en<br />

regelgeving. Het ontstane mengsel moet een “meststof” in de zin van de<br />

meststoffenwet (1947) zijn.<br />

• Stoffen die voorkomen <strong>op</strong> de rode lijst van de Eur<strong>op</strong>ese Verordening<br />

Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) zijn niet toegestaan om als additief<br />

toegepast te worden. Stoffen die volgens de Eural worden aangeduid als<br />

“gevaarlijk” zijn niet toegestaan om als additief toegepast te worden.<br />

• Het eindmengsel moet minimaal 10 gewichtsprocenten <strong>op</strong> droge stofbasis<br />

meststoffen en het totaal aan hulpstoffen mag maximaal 5 gewichtsprocenten<br />

<strong>op</strong> droge stofbasis bevatten.<br />

6.4 Bedrijfseconomie bij co-vergisting<br />

De financiële <strong>op</strong>brengsten van een vergistingsinstallatie waarin alleen drijfmest wordt<br />

vergist, zijn beperkt. Dit komt omdat er in verhouding tot andere organische stoffen<br />

relatief weinig biogas wordt geproduceerd uit één m³ dierlijke mest. Een goede <strong>op</strong>tie<br />

om de biogas<strong>op</strong>brengst van een vergistingsinstallatie en daarmee de rentabiliteit te<br />

vergroten, is door co-vergisting van andere organische producten.<br />

Dergelijke organische producten hebben een hoger percentage organische stof dan<br />

mest en leveren daarom relatief veel biogas per m³ product. Andere <strong>op</strong>brengsten<br />

kunnen worden verkregen door afval in te nemen. Eind 2002 brengt verwerking van<br />

afval € 30,- tot meer dan € 100,- per ton <strong>op</strong>.<br />

De belangrijkste kosten zijn gerelateerd aan het geschikt maken van de<br />

vergistingsinstallatie als co-vergister voor andere organische producten. (Novem,<br />

Energie uit het landelijk gebied, 2002) Daarnaast zijn er eventueel investeringen<br />

nodig voor de <strong>op</strong>slag van co-producten. Om de biomassa zo constant mogelijk van<br />

samenstelling te houden is een <strong>op</strong>slagmogelijkheid voor de co-producten meestal<br />

vereist. Bermmaaisel is bijvoorbeeld een co-product dat circa tweemaal per jaar<br />

vrijkomt, terwijl de hoeveelheid veel te groot is om direct aan de vergister toe te<br />

voegen. Een <strong>op</strong>slagmogelijkheid biedt dan uitkomst om toch het gehele jaar een<br />

gedoseerde hoeveelheid bermgras toe te kunnen voegen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 68


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Een andere belangrijke kostenpost, zeker indien afval wordt covergist, bestaat uit<br />

managementskosten. Metingen en bemonsteringen, onderzoeks- meet- en<br />

rapportageverplichtingen naar het Wm-bevoegd gezag, ontheffingen voor de<br />

meststoffenwet met al het bijbehorende overleg vormen uiteindelijk een aanzienlijke<br />

post.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 69


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

6.5 Documentatie Co-vergisting<br />

Literatuurverwijzing:<br />

- Boo, ir. W. de (1999), Statusrapport Co-vergisting 1999, Bleiswijk<br />

- Boo, W. de en T. Schomaker (Haskoning) (1993), Vergisting van dierlijke<br />

mest met energierijke additieven (Deense praktijk en Nederlandse<br />

perspectieven), Delft: Samenvatting<br />

- Kuhn (1995), Anhaltswerte, stoffdaten sowie Biogasausbeuten von<br />

Wirtschaftsdünger und relevanten Kosubstraten<br />

- Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

Nederlandse melkvee en varkensbedrijven<br />

- Nijssen, J., et al. (1997), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> Nederlandse<br />

melkveebedrijven, publicatie 122, PR Lelystad<br />

- Novem, Energie uit het landelijk gebied, het gebruik van agrarische<br />

reststromen voor duurzame energie<strong>op</strong>wekking.<br />

Achtergrondinformatie:<br />

- Eur<strong>op</strong>ese afvalstoffen richtlijn (Eural)<br />

http://www.infomil.nl/asp/get.asp?xdl=../views/infomil/xdl/Page&xsl=../views/in<br />

fomil/xsl/artikel&PosIdt=00000625&ItmIdt=00000625&SitIdt=00000002&VarId<br />

t=00000001&referrer=00000001<br />

- Meststoffenwet 1947<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: meststoffenwet<br />

- Meststoffenbesluit 1977<br />

http://wetten.sdu.nl/cgi-bin/login/anonymous/ invullen: meststoffenbesluit<br />

Websites Co-vergisting Duitsland/Denemarken<br />

- www.biogas.at<br />

- www.bayern.de/LFU/luft/biogas/biogas4.htm<br />

- www.fachverband-biogas.de<br />

- www.fee-ev.de/prod-eng.htm<br />

- www.haase-energietechniek.de<br />

- www.kriegfischer.de<br />

- www.schwarting-umwelt.de<br />

Websites Waterzuivering met vergistingstechnologie<br />

- www.lenntech.com<br />

- www.mourik.com<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 70


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

7 Bedrijfseconomie<br />

De wet- en regelgeving omtrent <strong>mestvergisting</strong> is tot nu toe hoofdzakelijk aan de<br />

orde gekomen. Natuurlijk is het voor een ondernemer van belang te weten of de<br />

investering in een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie rendabel is. Om een indicatie te geven is<br />

een rekenmodel ontwikkeld. Met dit rekenmodel wordt aan de hand van een aantal<br />

bedrijfsgegevens onder andere berekend hoe groot de verschillende onderdelen van<br />

de installatie moeten zijn en wordt uiteindelijk de rentabiliteit van de installatie<br />

bepaald. In bijlage 4 is een blanco rekenmodel als voorbeeld weergegeven.<br />

Belangrijk: Het rekenmodel geeft een indicatie van de <strong>op</strong>brengsten en kosten<br />

van een mestvergister en een WKK voor een bedrijf.<br />

De rentabiliteit van de vergistingsinstallatie is afhankelijk van de bedrijfssituatie. Het<br />

is aan te bevelen om bij verschillende leveranciers of adviserende instanties<br />

specifiekere informatie <strong>op</strong> te vragen. In bijlage 6, 7 en 8 wordt een overzicht gegeven<br />

van diverse leveranciers van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties, aanverwante onderdelen en<br />

adviserende bedrijven ten aanzien van <strong>mestvergisting</strong>. Vooral het nuttig kunnen<br />

aanwenden van de vrijkomende warmte van de WKK is van invloed <strong>op</strong> de<br />

rentabiliteit.<br />

7.1 Toelichting rekenmodel<br />

In figuur 7.1 is te zien in welke volgorde het rekenmodel doorl<strong>op</strong>en moet worden. Het<br />

rekenmodel is uitgevoerd in het programma Microsoft Excel. Per rekenschema zullen<br />

de belangrijkste aandachtpunten worden toegelicht. Om het invullen van het<br />

rekenmodel te vergemakkelijken worden de vakjes, die ingevuld dienen te worden,<br />

met een oranje kleur aangegeven. De gebruikte waarden met betrekking tot<br />

methaanproductie, kosten en <strong>op</strong>brengsten zijn aan diverse literatuurbronnen<br />

ontleend.<br />

Voor degenen die onbekend zijn met het programma Microsoft Excel, zullen hier<br />

eerst de belangrijkste symbolen, die nodig zijn voor het gebruik van het rekenmodel,<br />

uitgelegd worden. Het rekenmodel wordt ge<strong>op</strong>end door <strong>op</strong> de CD-ROM <strong>op</strong> de<br />

bestandsnaam “rekenmodel.xls” te klikken.<br />

In de meeste gevallen zal voor het <strong>op</strong>enen van het rekenmodel gevraagd worden of<br />

de macro’s ingeschakeld mogen worden. Bij deze vraag moet altijd “Macro’s<br />

Inschakelen” of “Enable Macro’s” worden gekozen. Nu zal het rekenmodel worden<br />

<strong>op</strong>gestart. De in het rekenprogramma gebruikte symbolen zien er als volgt uit:<br />

Invulvak (oranje). In de gekleurde vakken kunnen de<br />

noodzakelijke gegevens worden ingevuld.<br />

Scroll bar. Hiermee is het mogelijk om van links naar rechts of van<br />

boven naar beneden of visa versa door het rekenschema te<br />

bladeren. Dit is mogelijk door <strong>op</strong> de pijltjes te drukken, zowel<br />

horizontaal als verticaal.<br />

Invulvak (oranje) met een <strong>op</strong>merking. Alle vakjes met een rode<br />

driehoek rechtsboven hebben een <strong>op</strong>merking. Deze <strong>op</strong>merking is<br />

te zien door met de cursor <strong>op</strong> het vakje te gaan staan.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 71


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Deze vakjes geven indicaties of aanwijzingen aan, hetgeen er in<br />

een betreffend oranje vakje ingevuld moet of kan worden.<br />

Volgende<br />

Link. Deze link biedt de mogelijkheid om naar het volgende<br />

rekenschema te gaan, door er<strong>op</strong> te klikken. Met de link “vorige”<br />

gaat u terug naar het vorige rekenschema. Daarnaast zijn <strong>op</strong> het<br />

eerste blad links weergegeven om de gegevens <strong>op</strong> te slaan, uit te<br />

printen of <strong>op</strong>nieuw te beginnen met het invullen.<br />

Om het programma af te sluiten moet u in de werkbalk naar “Bestand” of “File” gaan.<br />

Vervolgens klikt u dan <strong>op</strong> “Afsluiten” of “Exit”. Het kan dan zijn dat er wordt gevraagd<br />

of u de wijzigingen wilt <strong>op</strong>slaan. Deze kunt u dan <strong>op</strong>slaan door <strong>op</strong> “Ja” of “Yes” te<br />

klikken. Het is aan te bevelen om de wijzigingen onder een andere naam <strong>op</strong> te slaan.<br />

Indien wijzigingen niet <strong>op</strong>geslagen hoeven te worden kies dan voor “Nee” of “No”.<br />

In de volgende paragrafen zullen de rekenschema’s in het rekenmodel individueel<br />

worden toegelicht. Hierbij zal worden aangegeven wat er ingevuld moet en<br />

uitgerekend gaat worden. Daarnaast zullen ook de gemaakte aannames bij de<br />

berekeningen worden vermeld, evenals de brongegevens. Figuur 7.1 geeft aan hoe<br />

het model doorl<strong>op</strong>en dient te worden en geeft aan in welke paragraaf de toelichting<br />

te vinden is.<br />

7.2 BEDRIJFSGEGEVENS<br />

7.3 METHAANPRODUCTIE<br />

7.4 TECHNIEK<br />

7.5 BESPARING<br />

7.6 OPBRENGST<br />

7.7 FISCAAL VOORDEEL<br />

7.8 INVESTERING<br />

7.9 SALDO<br />

Figuur 7.1 Stroomschema bedrijfseconomie<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 72


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

7.2 Bedrijfsgegevens<br />

Voordat het rekenmodel de haalbaarheid van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie van een<br />

specifiek bedrijf kan doorrekenen, is het noodzakelijk een aantal bedrijfsgegevens in<br />

te vullen in het rekenschema “Bedrijfsgegevens. Een voorbeeld van het rekenmodel<br />

is te vinden in bijlage 5.<br />

MESTPRODUCTIE<br />

Als eerste wordt de drijfmestproductie berekend van het gemiddeld aantal aanwezige<br />

dieren. De drijfmestproductie per jaar is de hoeveelheid mest die in de mest<strong>op</strong>slag<br />

terechtkomt. Bij melkvee is dus de mestproductie in de wei niet meegenomen bij<br />

beperkt of onbeperkt weiden. Deze hoeveelheid mest is namelijk niet beschikbaar<br />

voor vergisting.<br />

In dit rekenmodel is uitsluitend gerekend met dierlijke mest, afkomstig van de<br />

rundvee- en varkenshouderij. Op de eerste plaats zijn dit de twee meest<br />

voorkomende mestsoorten in de Nederlandse veehouderij. Op de tweede plaats<br />

vormen deze mestsoorten een goede basis voor wat betreft drogestofpercentage en<br />

organische stofgehalte, zodat de methaanvormende bacteriën zich goed kunnen<br />

ontwikkelen. Daarnaast is het mogelijk om kippenmest toe te voegen: dit wordt<br />

echter niet als basisgrondstof voor <strong>mestvergisting</strong> gezien. Kippenmest wordt wel<br />

meegenomen als zijnde co-product. Ten eerste is kippenmest te droog om<br />

onverdund aan drijfmest afkomstig van bijvoorbeeld de rundvee- of varkenshouderij<br />

toegevoegd te worden aan een vergistingsinstallatie. Ten tweede heeft kippenmest<br />

een hoger energetisch rendement ten <strong>op</strong>zichte van rundvee- en varkensmest.<br />

Daarom lijkt vergassing of verbranding een betere <strong>op</strong>tie voor deze mestsoort.<br />

Rundvee<br />

Voor de berekening van de mestproductie van het rundvee moet als eerste, bij het<br />

toegepaste voedersysteem (zoals beperkt weiden, onbeperkt weiden,<br />

zomerstalvoedering of summerfeeding), het aantal dagen ingevuld worden dat dit<br />

systeem per jaar wordt toegepast (dus maximaal 365 dagen). Hierbij moet ook een<br />

keuze gemaakt worden naar de gemiddelde 305-dagenproductie van het melkvee.<br />

De 305-dagenproducties moet liggen tussen de 6.000 en de 10.000 kg. Er kan<br />

slechts in stappen van 1.000 kg een melkproductie per dier gekozen worden, omdat<br />

de invloed van de hoogte van de melkproductie <strong>op</strong> de mestproductie niet van dien<br />

aard is dat dit grote consequenties heeft voor het eindresultaat. Vervolgens moet in<br />

de volgende kolom het aantal stuks vee worden aangegeven waar<strong>op</strong> dit<br />

voedersysteem van toepassing is. Aan de hand van deze gegevens wordt dan de<br />

drijfmestproductie in de <strong>op</strong>slag berekend. In de volgende kolom moet het percentage<br />

mest dat beschikbaar komt voor vergisting, ingevuld worden. Aan de hand hiervan<br />

wordt het aantal m³ mest dat per jaar beschikbaar is voor de vergisting berekend. Dit<br />

kan alle mest zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Het is belangrijk om te weten dat het<br />

aantal dagen van <strong>op</strong>stallen in de winter automatisch berekend wordt aan de hand<br />

van het aantal weidedagen. Hierbij dient er<strong>op</strong> gelet te worden, dat het aantal dagen<br />

van de beweiding en de <strong>op</strong>stalling samen 365 bedraagt.<br />

Bij het jongvee en de kalveren dient het aantal staldagen ingevuld te worden,<br />

evenals het betreffende aantal stuks vee. Bij de vleesstieren dient het aantal stuks,<br />

dat gemiddeld over een jaar aanwezig is, ingevuld te worden. (Praktijkonderzoek<br />

Veehouderij, 2002; Van Lent en van Dooren, 2001 )<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 73


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Varkens<br />

Om de totale mestproductie te kunnen berekenen, moet het aantal stuks zeugen<br />

en/of vleesvarkens dat gemiddeld per jaar aanwezig is, ingevuld worden. In de kolom<br />

“beschikbaar voor vergisting” dient het percentage mest, dat beschikbaar komt voor<br />

vergisting, ingevuld worden. Dit kan alle mest zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Bij<br />

varkens is er in het rekenmodel geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende<br />

voedersystemen. (Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002; Van Lent en van Dooren,<br />

2001)<br />

HUIDIGE OPSLAGCAPACITEIT MEST<br />

Bij de huidige <strong>op</strong>slagcapaciteit mest moet per type <strong>op</strong>slag aangegeven worden<br />

hoeveel m³ mest<strong>op</strong>slag beschikbaar is. Deze <strong>op</strong>slag kan eventueel worden gebruikt<br />

als na<strong>op</strong>slag van het digestaat. In een aantal gevallen zal het mogelijk zijn om de<br />

bestaande mest<strong>op</strong>slag om te bouwen tot mestvergister. Deze mogelijkheid wordt in<br />

dit rekenmodel niet meegenomen, omdat de bestaande mest<strong>op</strong>slag meestal niet de<br />

ideale vergisterinhoud heeft. Daarnaast is het eenvoudiger en in de meeste gevallen<br />

ook goedk<strong>op</strong>er om een nieuwe vergister te bouwen. Er zal hierbij echter wel worden<br />

aangegeven wanneer het voor de betreffende inrichting mogelijk kan zijn om de<br />

huidige mest<strong>op</strong>slag om te bouwen tot mestvergister. In het rekenmodel wordt er<br />

vanuit gegaan dat er <strong>op</strong> het bedrijf voldoende <strong>op</strong>slagcapaciteit is om de mest voor<br />

het vergisten en het digestaat na het vergisten apart <strong>op</strong> te slaan. Is er niet voldoende<br />

na<strong>op</strong>slag aanwezig voor het digestaat dan kan het beste gekozen worden voor een<br />

volledig geroerde vergister met variabele inhoud. De vergister doet dan tevens dienst<br />

als digestaat<strong>op</strong>slag, tot het moment dat het digestaat uitgereden kan of mag worden.<br />

GEGEVENS VOOR NORMVERBRUIK WARMTE EN ELEKTRICITEIT<br />

Bij de gegevens voor normverbruik warmte en elektriciteit is het noodzakelijk om het<br />

aantal gezinsleden en bij een melkveebedrijf ook het melkquotum te vermelden. Aan<br />

de hand hiervan wordt in het rekenschema “Besparing” het elektriciteits- en<br />

warmteverbruik van het bedrijf en het gezin volgens de norm berekend. Het jaar<br />

waarin geïnvesteerd wordt in de vergister is ook van belang om het fiscale voordeel<br />

te kunnen berekenen.<br />

TYPE VERGISTER<br />

Vervolgens dient aangegeven te worden voor welk type vergister gekozen wordt.<br />

Hierbij kan gekozen worden tussen een pr<strong>op</strong>stroomvergister, een volledige geroerde<br />

vergister met constante inhoud en een volledig geroerde vergister met variabele<br />

inhoud. Aanvullende informatie over deze typen vergisters kan gevonden worden in<br />

de toelichting <strong>op</strong> het stroomschema techniek/technologie (§3.3.1). Wordt er voor een<br />

volledig geroerde vergister met variabele inhoud gekozen dan moet een gemiddelde<br />

verblijftijd van de mest in de vergister worden ingevuld. Wordt voor een van de<br />

andere typen vergisters gekozen, dan hoeft hier niets te worden ingevuld. Bij een<br />

volledig geroerde vergister met variabele inhoud is de verblijftijd afhankelijk van de<br />

<strong>op</strong>slagduur van de mest in de vergister. Dit type vergister kan het beste gekozen<br />

worden als er onvoldoende <strong>op</strong>slagcapaciteit <strong>op</strong> het bedrijf aanwezig is om het<br />

digestaat apart van de mest <strong>op</strong> te slaan.<br />

Nadat de keuze van het type vergister is gemaakt, moet het soort proces gekozen<br />

worden. Er is de mogelijkheid om te kiezen tussen een mesofiel en een thermofiel<br />

proces, zie voor meer informatie eveneens de toelichting <strong>op</strong> het stroomschema<br />

techniek/technologie (§3.3.1). Aan de hand van het soort proces en het type vergister<br />

wordt de gemiddelde verblijftijd van de mest in de vergister bepaald. In de<br />

onderstaande tabel staat aangegeven wat de gemiddelde verblijftijd van de mest in<br />

de vergister is. Deze verblijftijd is als vaste waarde aangenomen bij respectievelijk<br />

het type vergister en het soort proces.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 74


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Tabel 7.1 Gemiddelde verblijftijd van de mest in de vergister<br />

Type vergister Mesofiel proces Thermofiel proces<br />

Pr<strong>op</strong>stroomvergister 21 dagen 15 dagen<br />

Volledig geroerde vergister, constante inhoud 30 dagen 21 dagen<br />

Volledig geroerde vergister, variabele inhoud 31-365 dagen 31-365 dagen<br />

HUIDIG VERBRUIK BEDRIJF EN WONING<br />

Om de besparing van elektriciteit en warmte te kunnen berekenen, zijn het huidige<br />

verbruik van elektriciteit (piek- en dalverbruik) en aardgas van belang. Dit verbruik is<br />

terug te vinden <strong>op</strong> de jaarafrekening van het energiebedrijf. Is dit verbruik echter niet<br />

bekend, dan zal het programma hiervoor een standaardnorm invullen. De gebruikte<br />

normen voor het energieverbruik van het bedrijf en privé staan in de tabellen 7.2 en<br />

7.3 weergegeven.<br />

Tabel 7.2 De normen voor het elektriciteits- en warmteverbruik per jaar.<br />

Elektriciteitverbruik<br />

Melkvee 5,6 kWh/100 kg melk (64%<br />

piektarief en 36% daltarief)<br />

Zeugen 190 kWh/gemiddeld aanwezig<br />

dier (52% piektarief en 48%<br />

daltarief)<br />

Vleesvarkens 36 kWh/gemiddeld aanwezig dier<br />

(53% piektarief en 47% daltarief)<br />

(Tijmensen, et al., 2002)<br />

Tabel 7.3 Normen privé-elektriciteitsverbruik per jaar.<br />

Aantal personen Elektriciteitsverbruik (in kWh)<br />

1 2020<br />

2 3025<br />

3 3830<br />

4 4325<br />

5 4810<br />

Het privé-warmteverbruik bedraagt 96.900 MJ per jaar.<br />

(Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys, 2002)<br />

Warmteverbruik<br />

17 MJ/100 kg melk<br />

4.100 MJ/gemiddeld aanwezig<br />

dier<br />

420 MJ/gemiddeld aanwezig<br />

dier<br />

HUIDIGE PRIJZEN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS<br />

Voor de berekening van de besparing is het ook van belang dat de huidige prijzen<br />

voor elektriciteit en aardgas worden ingevuld. Deze prijzen zijn terug te vinden <strong>op</strong> de<br />

jaarafrekening van het energiebedrijf.<br />

TOEVOEGINGEN<br />

Naast drijfmest kunnen er ook voor een deel vaste mest of andere co-producten aan<br />

de vergister worden toegevoegd. De investering in de vergister wordt hierdoor wel<br />

hoger. Het voordeel is echter dat er meer biogas geproduceerd wordt per m³ product.<br />

De producten die in het rekenmodel toegevoegd kunnen worden, mogen volgens de<br />

huidige wetgeving aan het vergistingsproces worden toegevoegd, mits deze<br />

afkomstig zijn van de eigen inrichting. Er kunnen nog andere co-producten worden<br />

toegevoegd, zoals bijvoorbeeld plantaardig vet, bermgras, enz, mits deze van de<br />

eigen inrichting afkomstig zijn (zie hoofdstuk 6). Deze producten zijn echter niet in<br />

het rekenmodel meegenomen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 75


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bij het toevoegen van co-producten is het belangrijk dat het drogestofpercentage van<br />

de vergisterinhoud niet te hoog wordt. Hierdoor is de hoeveelheid co-product die<br />

toegevoegd mag worden beperkt. In dit rekenmodel wordt hier echter geen rekening<br />

mee gehouden. Zoals reeds in hoofdstuk 6 is beschreven, moet er bij co-vergisting<br />

goed gelet worden <strong>op</strong> wisselende omstandigheden in de vergister. Het constant<br />

houden van de temperatuur en zuurgraad zijn belangrijk om de p<strong>op</strong>ulatie<br />

methaanvormende bacteriën in stand te houden.<br />

7.3 Methaanproductie<br />

Aan de hand van de ingevulde bedrijfsgegevens, kan de methaanproductie worden<br />

berekend. Deze wordt apart berekend voor drijfmest en de toegevoegde c<strong>op</strong>roducten.<br />

Daarom zullen ze hierna ook apart worden toegelicht.<br />

DRIJFMEST<br />

Als eerste wordt het aantal m³ drijfmest dat per jaar vergist zal gaan worden,<br />

omgerekend in tonnen drijfmest. Dit wordt gedaan aan de hand van de dichtheid van<br />

de mest. De dichtheid van rundveemest bedraagt 1.005 kg/m³. De dichtheid van<br />

zeugen- en vleesvarkensmest is respectievelijk 1.024 kg/m³ en 1.040 kg/m³.<br />

Om de methaanproductie uit het vergistingsproces te kunnen berekenen, is het<br />

organische stofpercentage van de mest nodig. Mochten de percentages van de<br />

drijfmest <strong>op</strong> een bedrijf afwijken, dan kunnen deze in de kolom “o.s.% zelf” zelf<br />

worden veranderd. Aan de hand van het organische stofpercentage kan het aantal<br />

tonnen organische stof worden berekend.<br />

Met behulp van het aantal ton organische stof in de mest kan de methaanproductie<br />

worden berekend. Deze methaanproductie is verder afhankelijk van het type<br />

vergister, het proces en dus ook de verblijftijd van de mest in de vergister. Voor<br />

rundveemest bedraagt de gemiddelde productie 0,17 m³ methaan per kg organische<br />

stof. Voor varkensmest is de gemiddelde productie 0,29 m³ methaan per kg<br />

organische stof.<br />

Naast de soort drijfmest zijn dus ook het soort proces en het type vergister van<br />

invloed <strong>op</strong> de methaanproductie. Per type vergister en per soort proces wordt de<br />

gemiddelde methaanproductie per kg organische stof aangepast. Zo blijkt dat het<br />

methaangehalte bij thermofiele vergisting gemiddelde ongeveer 3% lager ligt dan bij<br />

mesofiele vergisting. Daarom wordt de methaanproductie bij thermofiele vergisting<br />

met 3% verlaagd ten <strong>op</strong>zichte van mesofiele vergisting.<br />

Zoals reeds is beschreven heeft ook het type vergister invloed <strong>op</strong> de<br />

methaanproductie. Zo zal mest in de volledig geroerde vergister met variabele<br />

inhoud beter uitgisten door de langere verblijftijd, de totale methaanproductie wordt<br />

hierdoor enigszins hoger dan bij een volledig geroerde vergister met constante<br />

inhoud. Er wordt verondersteld dat de methaanproductie bij een volledig geroerde<br />

vergister met variabele inhoud, 5% hoger is dan bij een volledig geroerde vergister<br />

met constante inhoud. Bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister wordt verondersteld dat de<br />

methaanproductie 10% hoger is ten <strong>op</strong>zichte van een volledig geroerde vergister met<br />

constante inhoud. De pr<strong>op</strong>stroomvergister heeft weliswaar de kortste verblijftijd, maar<br />

de porties mest hebben wel allemaal een gelijke verblijftijd. In de volledig geroerde<br />

vergisters bestaat er spreiding in de verblijftijd, door het afvoeren van nog niet geheel<br />

uitgegiste mest uit de vergister. De mate van spreiding aan verblijftijd is van invloed<br />

<strong>op</strong> de methaanproductie van de vergister. (Van Lent en van Dooren, 2001;<br />

Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 76


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

TOEVOEGINGEN<br />

Naast drijfmest kunnen in het rekenmodel ook vaste mestsoorten en co-producten<br />

worden toegevoegd. In het rekenschema “Bedrijfsgegevens” wordt aangegeven<br />

hoeveel ton er van een bepaald product wordt toegevoegd. Aan de hand van deze<br />

gegevens wordt in het rekenschema “Methaanproductie” berekend hoeveel methaan<br />

er vrijkomt door vergisting van het product. In tabel 7.4 staat weergegeven welke<br />

waarden zijn gebruikt om te berekenen hoeveel methaan er vrijkomt bij vergisting<br />

van een co-product.<br />

Tabel 7.4 Methaanproductie van vaste mest en co-producten.<br />

Product Soort Aantal m³<br />

biogas per<br />

ton materiaal<br />

Aantal m³<br />

methaan per<br />

kg organische<br />

stof<br />

Aantal m³<br />

biogas per kg<br />

organische<br />

stof.<br />

Vaste mest Rundvee 82 1<br />

Leghennen 0,29 2 0,48<br />

Vleeskuikens 0,29 2 0,48<br />

Co-producten Restproducten 80 1<br />

Snijmaïs 150 1<br />

Gras 70 1<br />

Graanstro 0,42 0,70 3<br />

Ad 1. De methaanproductie is berekend door een methaangehalte van 60% aan te<br />

houden. Er wordt dus vanuit gegaan dat 60% van het ontstane biogas,<br />

methaan is.<br />

Ad 2. De organische stofpercentages van leghennen- en vleeskuikenmest worden<br />

aangehouden <strong>op</strong> respectievelijk 37% en 50%. De hoeveelheid methaan wordt<br />

dus berekend door respectievelijk 37% en 50% van de hoeveelheid<br />

toegevoegd product, te vermenigvuldigen met 0,29 m³ methaan/kg<br />

organische stof.<br />

Ad 3. Het organische stofpercentage van graanstro bedraagt 21%. Door deze<br />

hoeveelheid organische stof te vermenigvuldigen met 0,7 m³ biogas/kg o.s.<br />

wordt de hoeveelheid biogas berekend. Aan de hand van een geschat<br />

methaanpercentage van 60% wordt de hoeveelheid methaan berekend.<br />

(Tijmensen, et al., 2002; Korsten et al., 2002; Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002)<br />

7.4 Techniek<br />

Om de investering te kunnen bepalen, moet de inhoud van de vergister en de grootte<br />

van de warmtekrachtk<strong>op</strong>peling worden berekend. Deze worden in dit rekenschema<br />

berekend, alsmede de energiebehoefte van de vergistingsinstallatie.<br />

MINIMALE INHOUD VERGISTER<br />

De minimale inhoud van de vergister wordt berekend door als eerste de hoeveelheid<br />

biomassa te bepalen die <strong>op</strong> jaarbasis vergist wordt. Hiervoor wordt bij de<br />

toevoegingen aan de hand van de dichtheid het aantal m³ co-product berekend dat<br />

per jaar aan de vergister wordt toegevoegd. Dit wordt <strong>op</strong>geteld bij de hoeveelheid<br />

drijfmest die per jaar vergist zal gaan worden. De minimale inhoud van de vergister<br />

wordt dan berekend door de hoeveelheid biomassa die per jaar in de vergister wordt<br />

gebracht, te delen door de bedrijfstijd van de vergister per jaar en vervolgens te<br />

vermenigvuldigen met de verblijftijd van de biomassa in de vergister. Hierbij is de<br />

bedrijfstijd van de vergister <strong>op</strong> 355 dagen per jaar gesteld. In verband met eventueel<br />

onderhoud en werkzaamheden is de bedrijfstijd niet <strong>op</strong> 365 dagen gesteld. De<br />

verblijftijd is afhankelijk van het type vergister en het soort proces.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 77


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

De inhoud van de vergister, die <strong>op</strong> deze manier wordt berekend is de minimale<br />

inhoud. Als er meer biomassa wordt vergist of als de verblijftijd in werkelijkheid<br />

langer is dan aangegeven, zal de inhoud van de vergister te klein zijn. Daarom is het<br />

aan te bevelen om enige overcapaciteit in te calculeren. Daarnaast is het mogelijk<br />

om het biogas <strong>op</strong> te slaan boven in de vergister, hiervoor moet de vergister dan ook<br />

groter zijn. Er dient dan een gas<strong>op</strong>vang in de vorm van een gaszak, boven in de<br />

vergister geplaatst te worden.<br />

WARMTE EN ELEKTRICITEIT NODIG VOOR DE VERGISTER<br />

De vergister heeft warmte nodig om <strong>op</strong>gewarmd te worden tot 35 of 55°C, afhankelijk<br />

van het soort proces. Daarnaast hebben de pompen, het roerwerk van de vergister<br />

en de WKK elektriciteit nodig om te kunnen draaien of <strong>op</strong> te kunnen starten.<br />

De gemiddelde elektriciteitsvraag van de vergister kan worden berekend door 2,5%<br />

van de elektriciteits<strong>op</strong>brengst van de WKK te nemen, als zijnde de benodigde<br />

elektriciteit voor het gehele systeem. De benodigde hoeveelheid warmte voor de<br />

vergister wordt berekend aan de hand van de volgende formule:<br />

Hoeveelheid mest x soortelijke warmte mest x (temperatuur vergister –<br />

temperatuur mest) x (1+ extra warmte nodig door warmteverlies)<br />

Hierbij is de soortelijk warmte van mest 4,2 kJ/kgK en de extra warmte benodigd voor<br />

het warmteverlies ongeveer 33%. (Van Lent en van Dooren, 2001)<br />

BEPALING VERMOGEN WARMTEKRACHTKOPPELING<br />

Het minimale vermogen van de WKK wordt bepaald door als eerste de energieinhoud<br />

van het methaan in kWh om te rekenen. Hierbij is de energie-inhoud van 1 m³<br />

methaan gesteld <strong>op</strong> 39,8 MJ. Aan de hand van de bedrijfstijd van de vergister (welke<br />

gesteld is <strong>op</strong> 355 dagen x 24 uur, in verband met onderhoud) wordt de<br />

brutocapaciteit van de WKK berekend. Met behulp van het elektrische rendement<br />

van een gemiddelde WKK van 32,5% kan het vermogen van de WKK worden<br />

bepaald. Hierbij is het aan te bevelen om het vermogen van de WKK groter te nemen<br />

dan hierbij berekend is, omdat de WKK anders bij een hogere gasproductie de<br />

hoeveelheid methaan niet meer kan verwerken. Wordt de installatie bijvoorbeeld<br />

uitgebreid met co-vergisting, kan de capaciteit van de WKK niet meer toereikend zijn.<br />

Bovendien zijn WKK’s pas leverbaar vanaf een capaciteit van ongeveer 20 kW. Het<br />

gemiddelde warmte rendement van een WKK bedraagt ongeveer 55%. (Van Lent en<br />

van Dooren, 2001)<br />

7.5 Besparing<br />

Een deel van de elektriciteit en warmte kan door het bedrijf zelf worden verbruikt.<br />

Hierbij is er geen rekening gehouden met de invloed van zomer of winter en dag of<br />

nacht. Er is dus aangenomen dat het verbruik van warmte en elektriciteit constant<br />

over de dag verdeeld is gedurende het gehele jaar.<br />

Als in het rekenschema “Bedrijfsgegevens” niets is ingevuld bij het huidige<br />

energieverbruik dan worden in dit rekenschema het elektriciteits- en warmteverbruik<br />

berekend aan de hand van de daarvoor geldende normen. Zie voor deze normen de<br />

tabellen 7.2 en 7.3. Zijn deze gegevens wel ingevuld, dan worden de werkelijke<br />

bedrijfsgegevens meegenomen. Door het deel van de elektriciteit dat <strong>op</strong> het bedrijf<br />

zelf verbruikt kan worden, te vermenigvuldigen met de huidige elektriciteitsprijzen<br />

zoals deze in het rekenschema “Bedrijfsgegevens” zijn ingevuld, wordt de totale<br />

besparing van elektriciteit <strong>op</strong> het bedrijf berekend. De totale besparing aan warmte<br />

wordt <strong>op</strong> dezelfde manier berekend als de besparing aan elektriciteit, alleen wordt de<br />

besparing aan warmte omgerekend naar aardgas, omdat hier makkelijker een prijs<br />

voor bepaald kan worden. Hierbij wordt de besparing van het aantal m³ “aardgas”,<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 78


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

vermenigvuldigd met de huidige aardgasprijs. Er wordt hier rekening gehouden met<br />

een verlies aan warmte door onder andere transport, of doordat er meer warmte<br />

wordt geproduceerd dan er nodig is. Dit verlies is geschat <strong>op</strong> 40%. Het is belangrijk<br />

te weten dat de besparing wel wordt uitgedrukt in aardgas, terwijl het geen aardgas<br />

is.<br />

7.6 Opbrengst<br />

Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie wordt doorgaans pas aangeschaft wanneer blijkt dat<br />

deze rendabel geëxploiteerd kan worden <strong>op</strong> het bedrijf. Daarom wordt in dit<br />

rekenschema de <strong>op</strong>brengst berekend bij levering van de elektriciteit en warmte.<br />

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen levering van alle <strong>op</strong>gewekte elektriciteit en<br />

warmte (<strong>op</strong>tie 1) en levering van de overtollige elektriciteit en warmte (<strong>op</strong>tie 2). Dat<br />

laatste houdt in dat alleen de warmte en de elektriciteit aan derden worden geleverd,<br />

die niet <strong>op</strong> het eigen bedrijf benut kunnen worden. In dit rekenschema behoeft alleen<br />

de terugleververgoeding bij levering van elektriciteit aan het elektriciteitsbedrijf en de<br />

eventuele vergoeding voor levering van warmte aan derden ingevuld te worden. Of<br />

er warmte aan derden geleverd kan worden hangt af van de mogelijkheden in de<br />

omgeving van het bedrijf. Er zijn mogelijkheden om warmte te leveren aan<br />

bijvoorbeeld een nabij gelegen glastuinbouwbedrijf. Indien er geen afzet voor de<br />

overtollige warmte gevonden kan worden, behoeft er hierbij geen prijs te worden<br />

ingevuld.<br />

7.7 Fiscaal voordeel<br />

De vraag of <strong>mestvergisting</strong> voor een bepaald bedrijf rendabel is, hangt in grote mate<br />

af van de mogelijkheden om de fiscale voorzieningen, (de Vrije Afschrijving MILieuinvesteringen<br />

(VAMIL), de Energie InvesteringsAftrek (EIA) en de Milieu<br />

InvesteringsAftrek (MIA)), te benutten.<br />

Dit rekenschema berekent aan de hand van de winst van het bedrijf de te betalen<br />

belasting voor en na de investering, waarbij rekening wordt gehouden met de VAMIL<br />

en de EIA. Hieruit kan het fiscale voordeel dat met de investering wordt behaald,<br />

berekend worden. Er wordt alleen rekening gehouden met de VAMIL en de EIA,<br />

omdat deze combinatie het gunstigste is. Om de benuttingsmogelijkheden van de<br />

fiscale voorzieningen te berekenen moet de winst van het bedrijf vanaf 3 jaar voor de<br />

investering tot en met 6 jaar na de investering worden ingevuld. De fiscale<br />

voorzieningen kunnen gedurende deze periode worden benut.<br />

De overheid geeft een aanzet om de maatschappelijke kosten van het gebruik van<br />

fossiele energie te doorbreken door middel van de vergroening van het<br />

belastingstelsel. Het gebruik van fossiele energie wordt belast met de Regulerende<br />

EnergieBelasting (REB), ook wel Ecotax genoemd. De producent van groene energie<br />

ontvangt subsidie per kWh, welke afkomstig is van de REB. De afnemer van groene<br />

energie is vrijgesteld van de REB.<br />

In tabel 7.5 staan de tarieven voor Regulerende energiebelasting weergegeven.<br />

Tabel 7.5 Tarieven voor Regulerende energiebelasting<br />

Energiebron: Elektriciteit Bedragen (in eurocenten, excl. BTW)<br />

0 – 10.000 kWh 6,01<br />

10.000 – 50.000 kWh 2,00<br />

50.000 – 10 mln. kWh 0,61<br />

(Praktijkonderzoek Veehouderij, 2002)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 79


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Naast de toeslag <strong>op</strong> de productie van groene energie komt <strong>mestvergisting</strong> ook in<br />

aanmerking voor drie fiscale regelingen, namelijk de VAMIL, de EIA en de MIA. Deze<br />

fiscale regelingen richten zich <strong>op</strong> het behalen van een belastingvoordeel door een vrij<br />

in te vullen afschrijvingsbeleid. Ze zullen hierna afzonderlijk worden toegelicht.<br />

VAMIL<br />

Een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> valt onder de VAMIL (de regeling<br />

Vrije Afschrijving MILieuinvesteringen). VAMIL is een regeling die ondernemers een<br />

liquiditeits- en rentevoordeel biedt, wanneer geïnvesteerd wordt in milieuvriendelijke<br />

bedrijfsmiddelen. Ondernemers die VAMIL voor hun bedrijfsmiddel aanvragen<br />

mogen dit willekeurig of vrij afschrijven. Binnen drie maanden na het aangaan van de<br />

verplichting moet de investering worden gemeld bij het bureau<br />

InvesteringsRegelingen en Willekeurige Afschrijving (IRWA) in Breda. Voor<br />

toekenning van de VAMIL moet het algemeen energetisch rendement 8 van de<br />

installatie minimaal 35% bedragen. Naast deze eis moet er een netto-<strong>op</strong>brengst van<br />

energie zijn over de gehele keten van voorbehandeling tot en met het eindproduct en<br />

een gedeelte van de niet nuttig aangewende mechanische of thermische energie.<br />

Door deze eisen moet er in vrijwel elke situatie een (gedeeltelijke) afzet van warmte<br />

mogelijk zijn, omdat het elektrische rendement van een WKK rond de 32,5% ligt.<br />

EIA<br />

De EnergieInvesteringsAftrek (EIA) is van toepassing <strong>op</strong> energiebesparende<br />

bedrijfsmiddelen die <strong>op</strong> de Energielijst staan vermeld. Als de EIA van toepassing is<br />

<strong>op</strong> een bepaald bedrijfsmiddel dan mag 55% van de jaarinvesteringskosten<br />

(aanschaf- en voortbrengingskosten) worden afgetrokken van de fiscale winst in het<br />

kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel is aangeschaft Deze 55% van de investering<br />

mag dus extra worden afgeschreven. Dit mag worden gedaan tussen 3 jaar voor en<br />

6 jaar na het moment van investeren. Van voorgaande jaren mag dus belasting<br />

worden teruggevraagd. Voor de toekenning van de EIA moet het algemeen<br />

energetisch rendement, net als voor toekenning van de VAMIL, minimaal 35% zijn.<br />

Voor toekenning van de EIA moet er ook een netto-<strong>op</strong>brengst van energie zijn.<br />

Omdat het bruto elektrisch rendement van een gasmotor (WKK) <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

normaliter rond de 30% ligt, betekent dit dat de vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> alleen<br />

in aanmerking komt voor de EIA en VAMIL-regeling, indien er (gedeeltelijke)<br />

warmteafzet mogelijk is.<br />

MIA<br />

Als de MilieuInvesteringsAftrek van toepassing is <strong>op</strong> een bepaald milieuvriendelijk<br />

bedrijfsmiddel dan mag 40% van het investeringsbedrag in mindering worden<br />

gebracht <strong>op</strong> de fiscale winst. Het percentage aftrek is afhankelijk van de<br />

milieueffecten en de gangbaarheid van het bedrijfsmiddel.<br />

Veel investeringen in bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de MIA, komen<br />

ook in aanmerking voor de VAMIL. Op sommige technieken die voor de VAMIL in<br />

aanmerking komen, is ook de EIA van toepassing. Een bedrijfsmiddel kan niet voor<br />

EIA en MIA in aanmerking komen. EIA en VAMIL kunnen wel gecombineerd worden.<br />

Per bedrijf zal het voordeel <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> van de EIA en VAMIL variëren<br />

afhankelijk van de winst van het bedrijf. De winst van het bedrijf bepaalt namelijk<br />

welk belastingtarief gehanteerd wordt en hoe snel de afschrijving kan plaatsvinden.<br />

Hoe groter de winst van het bedrijf, des te meer wordt er bespaard door EIA en<br />

8 Het energetisch rendement is het elektrisch rendement + 2/3x het thermisch rendement voor nuttig<br />

aangewende warmte.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 80


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

VAMIL. De laatste jaren zijn de winsten in de agrarische sector echter niet zo hoog,<br />

zodat geen maximaal gebruik kan worden gemaakt van de bovenstaande fiscale<br />

regelingen bij investering in een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Hiervoor is een andere<br />

constructie bedacht. Zo kan een onderneming (Bijvoorbeeld: Energiebedrijf,<br />

verzekeringsmaatschappij, akkerbouwers en andere denkbare investeerders) een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie plaatsen <strong>op</strong> het bedrijf van een agrariër. Door de hogere<br />

winsten van een onderneming is deze beter in staat om de fiscale mogelijkheden<br />

maximaal te benutten. De agrariër kan dan de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie leasen van<br />

de onderneming. Doordat deze de fiscale mogelijkheden kan benutten is het voor de<br />

agrariër mogelijk om de installatie voor een lagere prijs te leasen. Na verlo<strong>op</strong> van tijd<br />

kan de agrariër de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie alsnog k<strong>op</strong>en.<br />

Groenleningen<br />

Naast de genoemde fiscale mogelijkheden is het mogelijk om voor<br />

energiebesparende investeringen een goedk<strong>op</strong>ere lening te verkrijgen. Deze<br />

groenlening heeft over het algemeen een rentepercentage dat 0,5 tot 0,75% lager is<br />

dan het marktpercentage. Momenteel ligt het rentepercentage van een groenlening<br />

rond de 4,5%. De groenleningen zijn leningen bij groenfondsen die investeren in<br />

duurzame projecten. Doordat zij hiermee belastingvoordelen hebben kunnen zij een<br />

lager rentetarief hanteren.<br />

(Tijmensen, et al. 2002; Van den Berg, 2002; Korsten, et al., 2002; www.senter.nl )<br />

7.8 Investering<br />

De kosten van de benodigde investering zijn van belang om de haalbaarheid van de<br />

investering te kunnen bepalen. Daarom worden in dit rekenschema de investeringsen<br />

exploitatiekosten berekend.<br />

De investeringskosten voor de vergister en de WKK zijn afgeleid uit de literatuur. De<br />

exploitatiekosten van de vergister en de WKK zijn hier ook van afgeleid. Bij de<br />

berekening van de investerings- en exploitatiekosten zijn de daaruit berekende<br />

prijzen met ongeveer 10% verhoogd om enigszins rekening te houden met de<br />

gestegen prijzen. Er is aangenomen dat het gemiddelde rentepercentage 4,5%<br />

bedraagt. Daarnaast is er bij een pr<strong>op</strong>stroomvergister aangenomen dat de kosten<br />

hiervan ongeveer 25% hoger zullen zijn per m³ vergisterinhoud, dan bij een volledig<br />

geroerde vergister. Het verschil in geïnvesteerde vermogen wordt veroorzaakt door<br />

de complexere bouw van de pr<strong>op</strong>stroomvergister. Aan de hand van het berekende<br />

fiscale voordeel in het vorige rekenschema, wordt de netto-investering berekend. Dat<br />

zijn de daadwerkelijke investeringskosten voor de WKK en de vergister waarbij<br />

rekening is gehouden met het behaalde fiscale voordeel door de investering. (Van<br />

Lent en van Dooren, 2001)<br />

7.9 Saldo<br />

Uiteindelijk is het belangrijk om te weten of er een positief resultaat wordt behaald<br />

met de investering. In dit rekenschema worden daarom het saldo (baten – kosten) en<br />

de terugverdientijd van de investering berekend.<br />

Het saldo bij levering van de overtollige warmte en elektriciteit (<strong>op</strong>tie 2) valt hoger uit<br />

dan het saldo bij levering van alle warmte en elektriciteit (<strong>op</strong>tie 1). Dit komt doordat<br />

de elektriciteit die <strong>op</strong> het eigen bedrijf wordt verbruikt tegen de prijs wordt<br />

gewaardeerd die de verbruiker betaalt voor de aanko<strong>op</strong> van elektriciteit.<br />

Als het saldo negatief blijkt te zijn, dan wil dit niet per definitie zeggen dat<br />

<strong>mestvergisting</strong> niet rendabel is voor het betreffende bedrijf. Zoals eerder vermeld<br />

geeft dit rekenmodel een indicatie van de kosten en <strong>op</strong>brengsten. Het saldo hangt<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 81


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

namelijk af van eventueel reeds aanwezige onderdelen, zoals een mestsilo die tot<br />

vergister omgebouwd kan worden. Daarnaast zullen er ook verschillen zijn per<br />

leverancier. In dit rekenmodel is daar geen rekening mee gehouden. Mocht u<br />

geïnteresseerd zijn in <strong>mestvergisting</strong> dan is het altijd verstandig om u verder te laten<br />

informeren bij een aantal leveranciers van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Zie hiervoor<br />

bijlagen 6 en 7.<br />

7.10 Toelichting voorbeeldrekenmodel<br />

Om de toelichting <strong>op</strong> het rekenmodel enigszins te concretiseren is een<br />

voorbeeldbedrijf uitgewerkt. Dit voorbeeld is te vinden in bijlage 5.<br />

Op het voorbeeldbedrijf zijn 130 melkkoeien aanwezig. Deze hebben een<br />

gemiddelde 305-dagenproductie van 9.000 kg melk. Het totale melkquotum bedraagt<br />

1.170.000 kg melk. De koeien worden vanaf 1 mei tot en met 30 september (153<br />

dagen) beperkt geweid. De resterende tijd van het jaar (212 dagen) staan de koeien<br />

<strong>op</strong> stal. Daarnaast zijn er nog 60 stuks jongvee ouder dan 1 jaar aanwezig. Deze<br />

l<strong>op</strong>en vanaf 1 mei tot en met 31 oktober (184 dagen) buiten. De resterende tijd (181<br />

dagen) van het jaar staat het jongvee <strong>op</strong> stal. Het jongvee jonger dan 1 jaar (65<br />

stuks)staat altijd <strong>op</strong> stal.<br />

Op het bedrijf zijn naast melkvee ook 55 vleesstieren aanwezig. Hiervan zijn 25 stuks<br />

ouder dan 1 jaar. Alle stieren staan het gehele jaar <strong>op</strong> stal. Tenslotte houdt het bedrijf<br />

nog 140 fokzeugen en 1.100 vleesvarkens. Alle <strong>op</strong> het bedrijf geproduceerde mest is<br />

beschikbaar voor vergisting.<br />

De huidige <strong>op</strong>slagcapaciteit voor de mest bedraagt 2.050 m³. Deze bestaat uit een<br />

mestkelder van 450 m³, een mestsilo van 600 m³ en een mestbassin van 1.000 m³.<br />

Het gezin van de ondernemer bestaat uit 4 personen. Het elektriciteitsverbruik <strong>op</strong> het<br />

bedrijf bedraagt 15.000 kWh (piektarief) en 13.000 kWh (daltarief) per jaar. Er wordt<br />

per jaar 20.000 m³ aardgas <strong>op</strong> het bedrijf verbruikt.<br />

De ondernemer wil in 2003 investeren in een mesofiele volledig geroerde vergister<br />

met constante inhoud. Er zullen ook co-producten afkomstig van het eigen bedrijf<br />

aan de vergister worden toegevoegd. Dit zijn voornamelijk 25 ton vaste rundveemest,<br />

20 ton restproducten, 150 ton snijmaïs en 100 ton gras. De teruglevergoeding van<br />

groene stroom bedraagt 8,5 €-cent per kWh geleverde stroom. De warmte wordt <strong>op</strong><br />

het eigen bedrijf gebruikt voor verwarming van de varkensstal.<br />

Nadat de winst van het bedrijf de 3 voorgaande jaren en de te verwachten winst van<br />

de 6 komende jaren zijn ingevuld, berekent het rekenmodel vervolgens het<br />

verwachte resultaat van de investering.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 82


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

7.11 Documentatie Bedrijfseconomie<br />

Literatuurverwijzingen:<br />

- Berg, S. van den (2002), Businessplan Boerderij Plus, ROB Agri-Power;<br />

Enschede, Cornelissen Consulting Services B.V., versie 1<br />

- Korsten, G. e.a. (2002), Ontwikkelingen van een informatiesysteem voor<br />

vergisten van mest in combinatie met organische reststromen <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>, Den Bosch: HAS KennisTransfer<br />

- Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

Nederlandse melkvee en varkensbedrijven<br />

- Praktijkonderzoek Veehouderij (2002), Kwantitatieve Informatie Veehouderij<br />

(KWIN) 2002-2003, Lelystad.<br />

- Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys (2002); Haal meer uit mest!, duurzame<br />

energie uit mest: kansen voor veehouders, Deventer.<br />

- Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />

<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />

Websites:<br />

- www.greenprices.com<br />

- www.infomil.nl<br />

- www.novem.nl<br />

- www.senter.nl<br />

- www.vrom.nl<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 83


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

8 Buurtniveau / centrale <strong>mestvergisting</strong><br />

Naast <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> kan er ook <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau of<br />

centrale <strong>mestvergisting</strong> plaatsvinden. Deze vergisting berust volgens hetzelfde<br />

technologische principe als <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Na de vergisting zal<br />

het biogas ook door een WKK verbrand worden, waarbij warmte en elektriciteit<br />

ontstaan.<br />

Bij centrale <strong>mestvergisting</strong> zal het digestaat echter in de meeste gevallen na het<br />

vergistingsproces nog een aantal bewerkingen ondergaan. Allereerst kan het<br />

digestaat mechanisch gescheiden worden in een dunne en dikke fractie, al of niet<br />

met behulp van synthetische polymeren. Indien het digestaat nagecomposteerd<br />

wordt, dan moet iets minder lang vergist worden om nog gemakkelijk afbreekbare<br />

organische stof voor het composteringsproces over te houden. Daarnaast bieden<br />

membraanscheidingstechnieken (o.a. Ultrafiltratie, Microfiltratie) mogelijkheden,<br />

waarna het digestaat vervolgens door een ammoniakstripper geleid kan worden.<br />

Hierbij ontstaat dan een N-concentraat (mest <strong>op</strong> maat). Na de ammoniakstripper kan<br />

er nog omgekeerde osmose worden uitgevoerd, deze wordt ook wel hyperfiltratie<br />

genoemd. Hierbij ontstaan dan schoon water en een PK-concentraat. Dit N-<br />

concentraat en het PK-concentraat kunnen in de landbouw worden toegepast als<br />

meststof. Hiermee kan kunstmest worden uitgespaard. Het schone water kan worden<br />

geloosd <strong>op</strong> het <strong>op</strong>pervlaktewater. Hiervoor is echter wel een Wvo-vergunning nodig.<br />

Ook mag de waterige fractie in sommige gevallen <strong>op</strong> het riool worden geloosd.<br />

Hiervoor is het noodzakelijk dat de RWZI over voldoende capaciteit beschikt om de N<br />

en P uit het water te verwijderen. Hier is ook een Wvo-vergunning voor nodig.<br />

8.1 Bevoegd gezag<br />

Bij <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> buurtniveau is de vergister gevestigd <strong>op</strong> één inrichting. Er wordt<br />

echter mest vergist die afkomstig is van zowel de eigen inrichting als van andere<br />

inrichtingen, vaak in de buurt van de vergister. Deze vorm van <strong>mestvergisting</strong> is<br />

eigenlijk te beschouwen als een aparte vorm van buurtvergisting. Momenteel gelden<br />

hiervoor namelijk nog dezelfde eisen <strong>op</strong> het gebied van ruimtelijke ordening en<br />

milieubeheer als voor centrale <strong>mestvergisting</strong>. Daarom zal in het vervolg van de tekst<br />

alleen nog maar worden gesproken over centrale <strong>mestvergisting</strong>.<br />

Bij centrale <strong>mestvergisting</strong> wordt mest vergist, afkomstig van een aantal<br />

verschillende inrichtingen. Ook kunnen hierbij co-producten worden toegevoegd.<br />

Belangrijk is het om te weten dat de gemeente het bevoegde gezag is tot een<br />

capaciteit van 25.000 m³ mest. Bij een capaciteit van de installatie van 25.000 m³ of<br />

meer is de provincie het bevoegd gezag. Dat houdt in dat de gemeente<br />

respectievelijk de provincie dient te beslissen over de vergunningen van de<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Is de capaciteit van de installatie 36.000 m³ (100 ton per<br />

dag) of meer dan is het bedrijf ook MER-plichtig. Er dient in dat geval een<br />

beoordelingsnotitie voor een Milieu Effect Rapportage <strong>op</strong>gesteld te worden.<br />

8.2 Locatie van de centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />

Zodra een inrichting een functie vervult voor de vergisting van mest van derden, stijgt<br />

dit uit boven de normale agrarische bedrijfsvoering en is er aanleiding om ook vanuit<br />

de Ruimtelijke Ordening nadere eisen te stellen aan de locatie.<br />

Bij de beoordeling van een locatie voor centrale <strong>mestvergisting</strong> in het buitengebied<br />

wordt getoetst <strong>op</strong> schaalaspecten, landschappelijke en cultuurhistorische waarde,<br />

milieubelasting naar de omgeving, infrastructuur/verkeersbelasting en (indien<br />

enigszins mogelijk) benutting van de bestaande dan wel vrijkomende bebouwing.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 84


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

De hoofdlijnen voor vestiging van een centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie zijn:<br />

• Installaties voor centrale <strong>mestvergisting</strong> worden in eerste instantie gevestigd <strong>op</strong><br />

bedrijventerreinen. De provincies geven in het streekplan, een Reconstructieplan<br />

of een uitwerking van deze plannen, locaties voor <strong>mestvergisting</strong> aan. De<br />

provincie bepaalt in het streekplan of in het reconstructieplan, in welke kernen<br />

centrale <strong>mestvergisting</strong> kunnen worden benut, c.q. in welke kernen een<br />

bedrijfsterrein wordt bestemd.<br />

• Indien er aantoonbaar onvoldoende mogelijkheden zijn <strong>op</strong> een bedrijventerrein is<br />

het mogelijk dat een centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie wordt gevestigd in<br />

vrijkomende agrarische bebouwing (vab) of perspectief locaties. Dit is echter<br />

alleen mogelijk als het betreffende gebied volgens de Reconstructiewet is<br />

aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied. Het is hierbij belangrijk dat de<br />

kwaliteit van de ruimte er niet <strong>op</strong> achteruit gaat. Dat houdt in dat er geen<br />

bebouwing buiten het bouwblok bij mag komen. Centrale<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties kunnen ook worden toegestaan in deze gebieden als<br />

er ook buiten een vab geen mogelijkheden voor vestiging bestaan. Borging van<br />

de kwaliteit van de ruimte weegt hierbij nog zwaarder dan bij vestiging in een vab.<br />

• In verwervingsgebieden zoals aangegeven in de Reconstructiewet is alleen<br />

vestiging van centrale <strong>mestvergisting</strong> toegestaan in een vab <strong>op</strong> een zogenaamde<br />

sterlocatie. Hierbij is ook de inhoudelijke borging van de kwaliteit van de ruimte<br />

van belang.<br />

• Vestiging van een centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie binnen de<br />

extensiveringsgebieden of de groene contourgebieden volgens de Vijfde Nota<br />

ruimtelijke ordening is niet toegestaan.<br />

(Infomil, 2001)<br />

De Reconstructiewet is echter van toepassing <strong>op</strong> 1/3de deel van Nederland.<br />

Bovenstaande punt 2 en 3 zijn dus niet van toepassing <strong>op</strong> inrichtingen die buiten een<br />

reconstructiegebied vallen.<br />

Bij de hiervoor genoemde vestigingsmogelijkheden wordt vooruit gel<strong>op</strong>en <strong>op</strong> de<br />

uitvoeringsregeling van de Reconstructiewet. Deze wet is 1 juni 2002 in werking<br />

getreden. Sindsdien zijn regionale commissies bezig gebiedsaanduidingen <strong>op</strong> te<br />

stellen. De plannen van de commissies moeten door Gedeputeerde Staten van de<br />

betreffende provincie en door de ministers van VROM en LNV goedgekeurd worden,<br />

alvorens rechtsgeldig te zijn. Zolang deze gebiedsaanduidingen niet definitief<br />

rechtsgeldig zijn, kan worden overwogen om in plaats van de<br />

landbouwontwikkelingsgebieden en de sterlocaties de huidige<br />

bestemmingsplancategorie “agrarisch gebruik met niet-grondgebonden productie” te<br />

hanteren. De mogelijkheden die er zijn voor vestiging van een centrale<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie in een vab in deze gebieden zullen wel door de provincie<br />

nader onderzocht moeten worden. Wanneer een geschikte locatie is gevonden, dient<br />

een bouwvergunning en milieuvergunning aangevraagd te worden voor de bouw van<br />

een vergistingsinstallatie.<br />

8.3 Vergunningverlening m.b.t. Wet milieubeheer<br />

Voor centrale <strong>mestvergisting</strong> is net als voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> een<br />

vergunning nodig volgens de Wet milieubeheer. Aan de hand van figuur 8.1 is te<br />

achterhalen volgens welke artikelen en bij welk bevoegd gezag er een Wmvergunning<br />

aangevraagd dient te worden. De eisen die de Wm-vergunning aan een<br />

centrale <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie stelt zijn vergelijkbaar met de eisen die aan een<br />

mestvergister <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> worden gesteld. Deze kunnen eventueel aangevuld<br />

worden conform de richtlijnen die gelden voor bedrijven <strong>op</strong> bedrijventerreinen. Het<br />

voert te ver om deze hier allemaal te behandelen, de gestelde eisen kunnen bekeken<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 85


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

worden bij de toelichting <strong>op</strong> het stroomschema Wet milieubeheer bij <strong>mestvergisting</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Indien de capaciteit van de <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie groter is<br />

dan 36.000 m³ (100 ton per dag) dient er naast de Wm-vergunning ook een<br />

beoordelingsnotitie voor een Milieu Effect Rapportage (MER) <strong>op</strong>gesteld te worden.<br />

1. Vergisting van<br />

dierlijke of overige<br />

organische meststoffen?<br />

Ja<br />

2. Worden afvalstoffen<br />

toegevoegd tijdens het<br />

vergisten van dierlijk of<br />

overige organische<br />

meststoffen?<br />

Ja<br />

Nee<br />

4. Is er sprake van het<br />

vergisten van meer dan<br />

25.000 m³ per jaar van buiten<br />

de inrichting afkomstige<br />

Ja<br />

Nee<br />

3. Worden de tijdens het<br />

vergisten van dierlijke of<br />

overige organische<br />

meststoffen toegevoegde<br />

afvalstoffen van buiten de<br />

inrichting aangevoerd?<br />

4.1 Er is een Wmvergunning<br />

nodig<br />

<strong>op</strong> basis van 7.4<br />

Ivb bij GS<br />

4.2 Er is een Wmvergunning<br />

nodig <strong>op</strong><br />

basis van 7.1 Ivb bij<br />

de gemeente<br />

Ja<br />

3.1 Er is een<br />

Wm-vergunning<br />

nodig <strong>op</strong> basis<br />

van 28.4c Ivb bij<br />

Nee<br />

3.2 Er is een Wmvergunning<br />

nodig <strong>op</strong><br />

basis van 28.1b Ivb<br />

bij de gemeente<br />

Centrale <strong>mestvergisting</strong><br />

Mestvergisting <strong>op</strong><br />

Boerderijniveau<br />

Afvalverwerking<br />

Figuur 8.1: Stroomschema afvalstoffenverwerking en centrale <strong>mestvergisting</strong> in de<br />

zin van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm.<br />

(Infomil, 2001)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 86


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

9 Discussie<br />

Vergunningverlening en totstandkoming van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> stuit<br />

momenteel nog <strong>op</strong> verschillende problemen. Over veel van deze problemen l<strong>op</strong>en de<br />

meningen van diverse deskundigen sterk uiteen. Het is uiterst belangrijk dat er<br />

consistentie ontstaat onder de betrokken (vergunningverlenende) instanties, om<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland een kans te geven. Enkele<br />

discutabele punten zijn tijdens de totstandkoming van dit rapport naar voren<br />

gekomen, zoals:<br />

• Schaalgrootte<br />

De schaalgrootte van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties lo<strong>op</strong>t sterk uiteen. In<br />

hoeverre een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie nog tot “<strong>boerderijniveau</strong>” behoort is in<br />

veel gevallen discutabel. Capaciteitsgrenzen worden in sommige provincies<br />

wel gegeven, terwijl andere provincies hier weinig tot niets over zeggen. Om<br />

een gezamenlijk initiatief van enkele relatief kleinere bedrijven toch conform<br />

de regelgeving omtrent <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> te kunnen<br />

beoordelen, is het van belang dat er een capaciteitsgrens aan <strong>boerderijniveau</strong><br />

gesteld wordt, zodat een duidelijk onderscheid ontstaat tussen <strong>mestvergisting</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, buurt-/centraal-niveau en grootschalige installaties.<br />

Richtlijnen hieromtrent kunnen vervolgens <strong>op</strong>gesteld worden <strong>op</strong> deze<br />

capaciteitsgrens.<br />

• Voordelen digestaat<br />

Het is onduidelijk in hoeverre de geclaimde voordelen van digestaat ten<br />

<strong>op</strong>zichte van verse mest, terug te vinden zijn in groeiresultaten van gewassen<br />

in de praktijk. Er wordt over het algemeen aangenomen dat vergiste mest<br />

meerwaarde heeft ten <strong>op</strong>zichte van onvergiste mest. Onder andere worden<br />

genoemd: betere beschikbaarheid van mineralen, minder onkruidzaden en<br />

verlaagde kiemkracht onkruidzaden en minder dierpathogene microorganismen.<br />

Negatieve kanten worden niet of nauwelijks genoemd. Als<br />

nadeel wordt beschouwd dat door het hogere aandeel mineralen stikstof de<br />

kans <strong>op</strong> uitspoeling groter is. Het is nog niet duidelijk wat de<br />

landbouwkundige(en daardoor ook: economische) waarde is bij aanwending<br />

van het digestaat ten <strong>op</strong>zichte van verse mest en in hoeverre co-producten<br />

hier een rol in spelen.<br />

• AMvB mestbassins<br />

Vergunningverlening rond <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties is nog zeer complex. De<br />

toetsingskaders in de vergunning worden momenteel ingevuld met richtlijnen<br />

uit diverse beleidskaders. Een <strong>mestvergisting</strong>stank verschilt qua uitvoering<br />

echter weinig van een conventioneel mest<strong>op</strong>slagsysteem. De richtlijnen voor<br />

conventionele mest<strong>op</strong>slagsystemen staan weergegeven in de AMvB<br />

Mestbassins. In de AMvB mestbassins staat echter beschreven dat<br />

geforceerde vergisting niet is <strong>op</strong>genomen in dit besluit. Toch zou het<br />

denkbaar zijn dat bij het <strong>op</strong>stellen van een milieuvergunning voor een<br />

vergistingsinstallatie, met de vergistingstank in het bijzonder, aansluiting<br />

plaatsvindt de eisen uit de AMvB mestbassins. Door aanvullende eisen te<br />

stellen binnen AMvB mestbassins kan vergunningverlening eenvoudiger<br />

worden.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 87


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

• Co-vergisting met agrarische restproducten van derden<br />

Co-vergisting met producten die van buiten de inrichting afkomstig zijn, leidt in<br />

juridisch <strong>op</strong>zicht in elke hoeveelheid tot afvalverwerking. Afvalverwerking<br />

behoort niet tot de normale agrarische bedrijfsvoering. Wanneer echter c<strong>op</strong>roducten<br />

vergist worden, die voortkomen uit agrarische activiteiten van<br />

derden, is de vraag of vergisting van deze co-producten uitgelegd kan worden<br />

als een ondersteunende activiteit aan de normale agrarische bedrijfsvoering.<br />

Discussie bestaat dus nog over de mogelijkheid om co-producten,<br />

voortgekomen uit agrarische activiteiten van derden, te vergisten <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong> zonder daarbij aangemerkt te worden als<br />

afvalstoffenverwerker.<br />

• Afvalverwerkingsinstallatie<br />

Bij co-vergisting van organische producten die niet als meststof aangemerkt<br />

worden en van buiten de inrichting afkomstig zijn, wordt deze inrichting al snel<br />

aangemerkt als afvalstoffenverwerker. Wanneer vergisting van deze<br />

organische reststromen <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> wordt toegestaan, bestaat het<br />

gevaar dat er, mocht het betreffende agrarische bedrijf st<strong>op</strong>pen danwel<br />

verplaatst worden, technische installaties in het buitengebied komen te staan<br />

die <strong>op</strong> een economisch interessant schaalniveau ingezet kunnen worden voor<br />

bijvoorbeeld “daadwerkelijke” afvalverwerking.<br />

• Clustering van bedrijven<br />

Door clustering van bedrijven voor <strong>mestvergisting</strong> kunnen risico’s ontstaan<br />

met betrekking tot dierziekte-insleep. Er wordt immers ongehygiëniseerde<br />

mest van diverse bedrijven, naar één locatie vervoerd. Het is echter de vraag<br />

of er niet een vergelijkbaar risico bestaat, wanneer geen of minder onderling<br />

mesttransport plaatsvindt. Denk bijvoorbeeld aan gemengde<br />

akkerbouw/veehouderij bedrijven die momenteel (zonder vergisting) ook al<br />

mest aanvoeren van derden of mestdistributeurs die nu ook al mest van<br />

verschillende bedrijven bij elkaar laat komen. Op welke wijze moet er<br />

omgegaan worden met eisen ten aanzien van aanvoeren van verse mest,<br />

naar één locatie en wat zijn de gevolgen wanneer er ook nog eens c<strong>op</strong>roducten<br />

van buiten de inrichting worden aangevoerd? Kan er niet <strong>op</strong><br />

dezelfde manier worden omgegaan met mestaanvoer, van verse mest voor<br />

vergisting, als met de huidige regelgeving voor mesttransport tussen<br />

agrarische bedrijven?<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 88


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

10 Conclusies en aanbevelingen<br />

Dit rapport geeft ondersteuning bij het doen realiseren inzake vergunningverlening en<br />

haalbaarheid, van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland, voor<br />

zowel initiatiefnemers als vergunningverleners. Daarnaast wordt uitvoerig<br />

beschreven welke technische en bedrijfseconomische mogelijkheden er zijn voor<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> in Nederland.<br />

10.1 Conclusies<br />

• Mestvergisting kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de ambitieuze<br />

doelstelling van duurzame energie<strong>op</strong>wekking in Nederland en het past binnen het<br />

beleid van de Nederlandse overheid om het Duurzame Energie potentieel te<br />

verhogen. Maatschappelijke voordelen van <strong>mestvergisting</strong> zijn onder andere<br />

vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen en vermindering van de<br />

uitstoot van schadelijke broeikasgassen.<br />

• Mestvergisting geeft toegevoegde waarde aan mest. De bemestende waarde van<br />

vergiste mest blijft bestaan en wordt zelfs beter, door betere homogeniteit en<br />

beschikbaarheid van mineralen. Daarnaast neemt het aantal onkruidzaden en<br />

dierlijke pathogenen micro-organismen af. Belangrijkste meerwaarde blijven<br />

echter de extra <strong>op</strong>brengsten die gegenereerd worden uit productie en afzet van<br />

warmte en elektriciteit.<br />

• Mesofiele vergisting in combinatie met een volledig geroerd systeem met<br />

constante inhoud is vaak de meest geschikte <strong>op</strong>tie voor vergisting <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>. Dit komt door:<br />

- Het mesofiele proces is minder gevoelig voor pH- en<br />

temperatuursschommelingen ten <strong>op</strong>zichte van het thermofiele proces.<br />

- Een volledig geroerde vergister met constante inhoud heeft de kortste<br />

terugverdientijd, vraagt weinig arbeid, bestaande <strong>op</strong>slagsystemen zijn om te<br />

bouwen tot dit type vergister en is hierdoor relatief gemakkelijk realiseerbaar.<br />

- De duurzaamheid van de installatie is sterk verbeterd door technische<br />

vooruitgang (automatisering en betere materialen) gedurende de laatste<br />

twintig jaar.<br />

Opmerking bij deze punten is dat de specifieke bedrijfssituatie van grote invloed<br />

is <strong>op</strong> de juiste keuze van het type vergister.<br />

• Onduidelijke wet- en regelgeving vormen belemmeringen in het realiseren van<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, zodat <strong>mestvergisting</strong> in Nederland<br />

niet of nauwelijks van de grond komt.<br />

Voor mestverwerking <strong>op</strong> het eigen bedrijf met uitsluitend eigen mest, doen zich<br />

geen of nauwelijks knelpunten bij de vergunningverlening voor, zeker wanneer er<br />

binnen het bouwblok nog voldoende ruimte is. Hetzelfde geldt voor de<br />

grootschalige installaties. Bij deze gevallen zijn de procedures en het<br />

toetsingskader voor het vergunningverlenend gezag helder. Grote knelpunten<br />

bestaan bij situaties waarbij mest van buiten de eigen inrichting vergist wordt (al<br />

dan niet in combinatie met mest van de eigen inrichting) en bij co-vergisting.<br />

• Tijdig vooroverleg tussen initiatiefnemer en vergunningverlener is van essentieel<br />

belang om tot een ontvankelijke bouw- en milieuvergunning te komen. Al tijdens<br />

de ideefase dient de initiatiefnemer contact <strong>op</strong> te nemen met de gemeente.<br />

Hierdoor kunnen procedures voor bouw- en milieuvergunning <strong>op</strong> elkaar<br />

afgestemd kunnen worden. Hierbij dient de lange lo<strong>op</strong>tijd (1/2 tot >1 jaar) van<br />

beide vergunningaanvragen in acht genomen te worden.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 89


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

• Zodra mest vergist wordt die afkomstig is van buiten de eigen inrichting, stijgt dit<br />

volgens de Wet ruimtelijke ordening uit boven de normale agrarische<br />

bedrijfsvoering. De Wro stelt vervolgens aanvullende eisen aan de locatie. In de<br />

praktijk betekent dit dat de installatie verwezen wordt naar een daartoe<br />

aangewezen bedrijventerrein.<br />

• Mestvergisting is een vorm van mestverwerking en is daarom een<br />

vergunningplichtige activiteit. De aard en samenstelling van de dierlijke mest<br />

wordt immers veranderd.<br />

• De milieutechnische eisen die gesteld worden aan de uitvoering van de<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie in de milieuvergunning, zijn niet eenduidig in<br />

regelgeving vastgelegd en variëren hierdoor sterk, afhankelijk van het bevoegd<br />

gezag. Er bestaat veel onduidelijkheid over emissienormen (geur, geluid, e.d.)<br />

van vergistingsinstallaties, zodat vaak (onterecht) strenge eisen gesteld worden.<br />

Daarnaast is <strong>mestvergisting</strong> in veel beleidskaders niet genoemd, hierdoor is<br />

onduidelijk welke normen gehanteerd dienen te worden voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>.<br />

• Om <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> financieel aantrekkelijk te maken is het in<br />

de meeste gevallen noodzakelijk om co-vergisting toe te passen. Het toevoegen<br />

van organische producten die van buiten de inrichting afkomstig zijn, leidt echter<br />

met de huidige wet- en regelgeving in elke hoeveelheid in juridisch <strong>op</strong>zicht tot<br />

afvalverwerking. Aangezien afvalverwerking in het agrarisch buitengebied door<br />

het huidige ruimtelijke ordeningsbeleid niet toegestaan wordt, moet eveneens<br />

gezocht worden naar een geschikte locatie voor een dergelijk initiatief. Ook hier<br />

wordt de initiatiefnemer vaak verwezen naar een daartoe aangewezen<br />

bedrijventerrein. Co-vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is momenteel alleen mogelijk<br />

met co-producten die afkomstig zijn uit de normale agrarische bedrijfsvoering van<br />

de eigen inrichting.<br />

• De Wet milieubeheer stelt geen specifieke eisen aan de vergistinginstallatie die<br />

co-vergisting in de weg staan. In de Meststoffenwet worden daarentegen wel<br />

eisen gesteld aan digestaat toepassing in de landbouw ten aanzien van gehalten<br />

voor zware metalen in het digestaat, over emissie-arme aanwending en<br />

uitrijtijdstippen.<br />

• Per bedrijfssituatie zal de bedrijfseconomische haalbaarheid van een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie vastgesteld moeten worden. Deze haalbaarheid is<br />

afhankelijk van diverse factoren zoals: schaalgrootte, bedrijfssituatie,<br />

samenstelling van de mest, warmte- en elektriciteitsbenutting en de benodigde<br />

arbeid. Daarnaast is de investeringsruimte van het betreffende bedrijf van belang.<br />

Indien de investeringsruimte <strong>op</strong> een bedrijf te klein is om de vergister middels een<br />

eigen investering aan te schaffen, kan ook gedacht worden aan een<br />

leaseconstructie of een externe financiering van bijvoorbeeld een energiebedrijf.<br />

• Bij het verbranden van biogas in een WKK ontstaan warmte en elektriciteit. Een<br />

bestemming voor de elektriciteitsproductie is geen probleem, want deze kan voor<br />

eigen gebruik benut worden of aan derden(bijv. een energiebedrijf) worden<br />

geleverd. Om extra meer<strong>op</strong>brengsten te halen uit de installatie en zodoende de<br />

rentabiliteit te vergroten is het belangrijk dat de warmteproductie ook benut wordt.<br />

Warmte kan niet altijd geheel <strong>op</strong> het eigen bedrijf benut worden, zoals bij rundvee<br />

het geval is. Voor de overproductie aan warmte dient een <strong>op</strong>lossing gezocht te<br />

worden. Het is daarom, indien dit redelijkerwijs mogelijk is, zinvol om<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 90


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

mogelijkheden voor warmtebenutting bij bijvoorbeeld glastuinbouw en of<br />

kuikenbroederij na te gaan. Een afweging tussen kosten en baten van<br />

warmtelevering speelt vervolgens een belangrijke rol.<br />

• Financiële stimulering in de vorm van subsidies en groenleningen zijn zeer<br />

belangrijk bij het rendabel maken van een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Indien<br />

bijvoorbeeld <strong>op</strong>timaal van de subsidieregelingen VAMIL en EIA gebruik gemaakt<br />

kan worden, levert dit een aanzienlijk fiscaal voordeel <strong>op</strong>. Het probleem is echter<br />

dat door de mindere winstgevendheid in agrarische sector vaak niet <strong>op</strong>timaal<br />

gebruik gemaakt kan worden van deze fiscale regelingen en het daarnaast ieder<br />

jaar onzeker is of de overheid deze regelingen beschikbaar stelt.<br />

• De prijs die de initiatiefnemer in Nederland ontvangt (± 8,5 €-cent/kWh) voor<br />

levering van elektriciteit aan het energiebedrijf, staan niet in verhouding tot wat<br />

een initiatiefnemer in Duitsland ontvangt (± 18 €-cent/kWh). Ook hier is het ieder<br />

jaar onzeker welke vergoedingsprijs gehanteerd wordt, terwijl bijvoorbeeld in<br />

Duitsland contracten afgesloten worden voor een gegarandeerde prijs gedurende<br />

20 jaar. Door het ontbreken van een gegarandeerde vaste afneemprijs is het<br />

moeilijk de investering in een vergistinginstallatie rendabel te maken en komt covergisting<br />

al snel om de hoek kijken.<br />

• Clustering van bedrijven voor <strong>mestvergisting</strong> is momenteel nog niet mogelijk,<br />

omdat dit uitstijgt boven de normale agrarische bedrijfsvoering. Om het duurzaam<br />

energiepotentieel te vergroten en <strong>mestvergisting</strong> voor kleinere landbouwbedrijven<br />

aantrekkelijk te maken is echter buurtvergisting interessant<br />

10.2 Aanbevelingen<br />

In deze bureaustudie zijn enkele knelpunten voor <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong><br />

naar voren gekomen, met name <strong>op</strong> het gebied van vergunningverlening.<br />

Verdergaand onderzoek en aanpassingen zijn belangrijke aandachtspunten om meer<br />

draagvlak te creëren bij overheid, provincie, gemeente en andere betrokkenen voor<br />

<strong>mestvergisting</strong> in het algemeen. Aan de hand van deze knelpunten zijn de volgende<br />

aanbevelingen gedaan:<br />

• Toegevoegde waarde digestaat<br />

Mest in onbewerkte vorm wordt momenteel veelal gezien als een product, dat<br />

in combinatie met kunstmeststoffen, de bodemvruchtbaarheid kan verbeteren.<br />

Digestaat wordt gezien als een vergelijkbare meststof. In literatuur staat<br />

beschreven dat digestaat een financiële meerwaarde heeft ten <strong>op</strong>zichte van<br />

verse mest. In de praktijk moet echter met gedegen onderzoek deze<br />

voordelen nog bevestigd worden. Denk bij voordelen onder andere aan<br />

betere beschikbaarheid van de mineralen, verlaging van het aantal<br />

onkruidzaden en dierlijke pathogenen, minder viskeus en daardoor betere<br />

verspreidbaarheid.<br />

Het is nog niet duidelijk wat de landbouwkundige(en daardoor ook:<br />

economische) waarde is bij aanwending van het digestaat ten <strong>op</strong>zichte van<br />

verse mest en in hoeverre co-producten hier een rol in spelen. Als uit<br />

onderzoek blijkt dat het digestaat voordelen heeft ten aanzien van snellere<br />

beschikbaarheid van mineralen ten <strong>op</strong>zichte van verse mest, kan bespaard<br />

worden <strong>op</strong> de kunstmestgift. Het verminderde gebruik van kunstmeststoffen<br />

heeft vervolgens weer een positief effect <strong>op</strong> het milieu.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 91


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

• Eenduidige normen<br />

Gedurende deze bureaustudie is gebleken dat de wetgever geen of weinig<br />

eenduidige normen hanteert voor de eisen die gesteld worden aan een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallatie. Er bestaat met name veel onduidelijkheid over de<br />

geluids- en geurnormen. De onduidelijkheid over de redelijkerwijs haalbare<br />

richtlijnen veroorzaakt dat er vaak strenge normen gehanteerd worden bij de<br />

vergunningverlening van <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties. Gedegen onderzoek<br />

naar emissies kan het bevoegd gezag vernieuwende richtlijnen geven, die in<br />

de juiste verhouding staan tot <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties.<br />

Door deze emissies te onderzoeken bij reeds gerealiseerde installaties in<br />

binnen- of buitenland, kan hierin duidelijkheid worden verschaft. Aan de hand<br />

van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen vervolgens de nieuwe normen<br />

worden vastgesteld. Op deze manier wordt het mogelijk om een eenduidiger<br />

beleid te hanteren en dus de vergunningverlening te vergemakkelijken.<br />

• AMvB Mestbassins<br />

Aangezien een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie qua uitvoering vergelijkbaar is met<br />

een conventionele mestsilo, is het redelijkerwijs denkbaar dat<br />

overeenkomstige eisen gesteld worden voor beide typen mestsilo’s. In de<br />

AMvB Mestbassins staat echter expliciet beschreven dat het besluit niet van<br />

toepassing is <strong>op</strong> mestsilo’s waarin geforceerde vergisting plaats vindt. Aan te<br />

bevelen is om bij de vergunningverlening voor een <strong>mestvergisting</strong>sinstallatie<br />

toch te kijken of de richtlijnen van het AMvB Mestbassins toepasbaar zijn voor<br />

uitsluitend de vergistingstank. Om eenduidige regels te creëren voor expliciet<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong> is het zinvol om eisen voor de<br />

gehele installatie <strong>op</strong> te nemen in een apart besluit; AMvB<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinstallaties <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, of het bestaande AMvB<br />

Mestbassins aanvullen met eisen ten aanzien van <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>boerderijniveau</strong>.<br />

• Begrip “inrichting”<br />

Het begrip “inrichting” dient ruimer geïnterpreteerd te mogen worden volgens<br />

de Wet milieubeheer, zodat bedrijven met meerdere bedrijfslocaties (<strong>op</strong><br />

verschillende bouwblokken) aangemerkt worden als één inrichting. Dit<br />

betekent vervolgens dat de mest van al deze verschillende bouwblokken,<br />

naar één bouwblok getransporteerd mag worden om daar in een<br />

“gezamenlijke” installatie te vergisten. Dit is nog uit te leggen als normale<br />

agrarische bedrijfsvoering. Gezamenlijke vergisting is zinvol met het oog <strong>op</strong><br />

de huidige ontwikkelingen in de agrarische sector, waarbij uitbreiding van<br />

inrichtingen veelal gezocht wordt in het aank<strong>op</strong>en van reeds bestaande<br />

bedrijven.<br />

• Clustering van bedrijven<br />

Om het duurzame energie potentieel te vergroten en kleinere<br />

landbouwbedrijven de mogelijkheid te bieden om <strong>mestvergisting</strong> voor hun<br />

bedrijf eveneens rendabel te maken, is het aan te bevelen om clustering van<br />

bedrijven toe te staan. Hierbij moet bewerkstelligd worden dat enkele in<br />

elkaars nabijheid gelegen relatief kleinere bedrijven een<br />

<strong>mestvergisting</strong>sinitiatief <strong>op</strong> kunnen zetten conform de richtlijnen van<br />

<strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Belangrijk hierbij is een maximum voor de<br />

totale hoeveelheid te vergisten mest <strong>op</strong> jaarbasis. In de milieuvergunning<br />

moeten vervolgens aanvullende eisen gesteld worden voor de onderlinge<br />

transportbewegingen en andere hygiënemaatregelen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 92


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

• Co-vergisting<br />

Vergisting van alleen mest, blijkt veelal economisch niet haalbaar.<br />

Voorgesteld dient te worden om bepaalde co-producten die van buiten de<br />

inrichting afkomstig zijn en die eventueel niet uit een agrarisch activiteit<br />

voortkomen (denk aan plantaardig vet, flotatieslib, enz.), vrij te stellen voor<br />

vergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>. Om grenzen te stellen aan de maximale<br />

hoeveelheid te verwerken biomassa, zodat de activiteit nog aangemerkt wordt<br />

als <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, moeten richtlijnen voor een maximale<br />

massa-menghoeveelheid en een maximale hoeveelheid geproduceerd biogas<br />

<strong>op</strong>gesteld worden. Door deze richtlijnen kan vergisting van mest met<br />

(afval)stoffen van buiten het bedrijf uitgelegd worden als zijnde een<br />

ondersteunende activiteit aan de normale agrarische bedrijfsvoering.<br />

• Samenstelling digestaat<br />

Een ander punt waar onvoldoende duidelijkheid over bestaat, is de<br />

samenstelling van het digestaat, zeker als het gaat over het toevoegen van<br />

verschillende co-producten aan de mestvergister. Het RIKILT moet vaak<br />

uitsluitsel geven of een bepaald mengsel van diverse organische materialen<br />

nog als meststof aangemerkt kan worden. Door te onderzoeken wat de<br />

samenstelling van het digestaat is na het toevoegen van verschillende c<strong>op</strong>roducten<br />

in verschillende hoeveelheden en andere samenstellingen te<br />

toetsen aan kwaliteitsnormen biedt co-vergisting meer perspectief, vooral <strong>op</strong><br />

het gebied van wet- en regelgeving.<br />

• Afschermen afvalverwerking in agrarisch buitengebied<br />

Indien co-vergisting van organische producten, die van buiten de inrichting<br />

afkomstig zijn <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>, wordt toegestaan, dienen mogelijke<br />

problemen ondervangen te worden ten aanzien van het achterblijven van<br />

technische installaties in het buitengebied, die <strong>op</strong> een economisch interessant<br />

schaalniveau ingezet kunnen worden. Er moet onderzocht worden hoe in de<br />

vergunning kan worden <strong>op</strong>genomen dat geen (grootschalige)<br />

afvalverwerkende bedrijven zich kunnen vestigen <strong>op</strong> een vrijgekomen<br />

agrarische inrichting waar co-vergisting van afvalstoffen (afvalverwerking)<br />

was toegestaan. Denkbaar is dat de installatie gebonden gaat worden aan de<br />

eigenaar van de inrichting of aan een agrarische activiteit om zodoende<br />

misbruik te voorkomen.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 93


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Literatuurlijst<br />

1. Administratiefrechtelijke Beslissingen, Rechtspraak Bestuursrecht, Afvalstof, nr.<br />

244, 245 en 246.<br />

2. Altorf, L (2002), Biogas in de varkenshouderij, ‘s- Hertogenbosch: Scriptie;<br />

Biogas<br />

3. Anonymus, Beschikking mestverwerking<br />

4. Anonymus (2002), Inbreng voor agenda LOOM<br />

5. Anonymus (1999), Integratie warmte/kracht en warmtepomp blijkt mogelijk,<br />

Energieconsulent nr.5, deel energie & techniek<br />

6. Anonymus (2002), Mest be/-verwerking vanuit ecologisch ic duurzaam<br />

perspectief, Criteria voor De LEIDRAAD t.b.v. vergunningverlening<br />

mestverwerking<br />

7. Anonymus (2002), Stappenplan voor het realiseren van duurzame energie uit<br />

hout- en snoeiafval<br />

8. Berg, S. van den (2002), Businessplan Boerderij Plus, ROB Agri-Power;<br />

Enschede, Cornelissen Consulting Services B.V., versie 1<br />

9. BIOREK AGRO BV, Scenario’s voor de <strong>op</strong>zet van mestverwerking (Werkgroep<br />

“Reconstructie de HILVER”), Nuenen<br />

10. Boo, ir. W. de (1999), Statusrapport Co-vergisting 1999, Bleiswijk<br />

11. Boo, W. de en T. Schomaker (Haskoning) (1993), Vergisting van dierlijke mest<br />

met energierijke additieven (Deense praktijk en Nederlandse perspectieven),<br />

Delft: Samenvatting<br />

12. Buiter, M., G. Posma, G. Zanstra (2000), Mestverwerking in duurzaam<br />

perspectief, Leusden, ETC Ecoculture<br />

13. Buiter, M., Winter, J. de (1999), Duurzaamheidsanalyse van technieken voor<br />

bewerking en <strong>op</strong>waardering van mest i.o.v. Rabobank Nederland, Leusden<br />

14. Coöperatie Bio Recycling De Kempen u.a., Rendabele <strong>mestvergisting</strong> een<br />

ut<strong>op</strong>ie??, Casteren<br />

15. DLV Adviesgroep NV (2002), Mest de groene motor.<br />

16. Ecogas International BV, Geld verdienen met mest is mogelijk, Oldenzaal<br />

17. Ecogas International BV (2000), Nieuwsbrief Nr.3, Oldenzaal: Publicaties t.b.v.<br />

Ecogas vergistingsinstallatie<br />

18. Infomil (1999), Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B, Leidraad<br />

Bees B<br />

19. Infomil (2001), Juridische aspecten vergunningverlening mestbewerking en –<br />

verwerking, handreiking vergunningverlening mestbewerking en –verwerking,<br />

Den Haag<br />

20. Infomil (2001), Mestverwerkingsinstallaties, Den Haag<br />

21. HAS KennisTransfer (2002), Leidraad biomassa; deel drijfmest, Den Bosch<br />

22. Hulst, W. van der (2002), Project beleidsregels vergunningverlening en de<br />

leidraad mest<br />

23. Hulst, W. van der (2001), Lozingen mestverwerking, Publicatie van<br />

beleidsmedewerker afdeling Vergunningen en Beleid Prov. N-Br.<br />

24. Koeman, N., (1998), Milieuwetgeving 98/99, Deventer<br />

25. Korsten, G. e.a. (2002), Ontwikkelingen van een informatiesysteem voor<br />

vergisten van mest in combinatie met organische reststromen <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>,<br />

Den Bosch: HAS KennisTransfer<br />

26. Kuhn (1995), Anhaltswerte, stoffdaten sowie Biogasausbeuten von<br />

Wirtschaftsdünger und relevanten Kosubstraten<br />

27. Lent, A. van en H. van Dooren (2001), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong><br />

Nederlandse melkvee en varkensbedrijven<br />

28. Lindeman, J. (2002), Vergunningverlening en informatievoorziening kleinschalige<br />

bio-energiecentrales, Arnhem<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 94


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

29. Meijden, D. van der (2000), Milieurecht in de praktijk, Sauwerd<br />

30. Nijssen, J., et al. (1997), Perspectieven <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> Nederlandse<br />

melkveebedrijven, publicatie 122, PR Lelystad<br />

31. Novem, Energie uit het landelijk gebied, het gebruik van agrarische reststromen<br />

voor duurzame energie<strong>op</strong>wekking.<br />

32. Novem, (2002), Met de wind in de rug, Utrecht: Cd-rom duurzame energie uit<br />

windkracht<br />

33. Oogst, Groene stroom uit mest stagneert door regels, nr. 37 jaargang 15,<br />

13 september 2002, blz. 32<br />

34. Praktijkonderzoek Veehouderij (2002), Kwantitatieve Informatie Veehouderij<br />

(KWIN) 2002-2003, Lelystad.<br />

35. Praktijkonderzoek Veehouderij (2002), Resultaten van scheiding van wel en niet<br />

vergiste varkensmengmest <strong>op</strong> Praktijkcentrum Sterksel.<br />

36. Pronk, J. (2002), Circulaire: emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en<br />

afval, Den Haag<br />

37. Pronk, J. (2001), Wijziging van de Meststoffenwet in verband met een<br />

aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen<br />

en de mestafzetovereenkomsten, Den Haag<br />

38. Roos, P. (1998), VROM-beleid inzake de toepassing van vergistingstechnieken<br />

39. Ruijter, K. de, e.a. (2001) Leidraad Mest, beleidskader voor<br />

mestbewerkingsinitiatieven; Prov. N-Br.<br />

40. Schomaker, T. en P. Roeleveld (1997), Nieuwe lozingseisen beperken slibgisting<br />

als duurzame energiebron<br />

41. Stimuland Overijssel, CCS, Ecofys (2002); Haal meer uit mest!, duurzame<br />

energie uit mest: kansen voor veehouders, Deventer.<br />

42. Tijmensen, M. et al. (2002), <strong>mestvergisting</strong> <strong>op</strong> boerderijschaal in bestaande<br />

<strong>op</strong>slagsystemen, Utrecht; EcoFys, CLM en IMAG-Wageningen.<br />

Internet:<br />

43. www.bestemmingsplan.nl<br />

44. www.biomaster.nl<br />

45. www.duurzame-energie.nlwww.lei.nl<br />

46. www.ecn.nl<br />

47. www.ecofys.nl<br />

48. www.infomil.nl<br />

49. www.novem.nl<br />

50. www.robklimaat.nl<br />

51. www.senter.nl<br />

52. www.vcm-mestverwerking.be<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 95


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Lijst van begrippen<br />

• Acetogene fase Het omzetten van organische stoffen in azijnzuur, koolzuurgas<br />

en waterstof, waarbij nieuw microbiologisch celmateriaal wordt<br />

gevormd.<br />

• Acidogenese fase Het omzetten van <strong>op</strong>geloste organische verbindingen in een<br />

reeks eenvoudige verbindingen, zoals vluchtige vetzuren en<br />

alcohol.<br />

• Additieven stoffen die ter vergelijking en/of ter verhoging van de<br />

gebruikswaarde van de andere eindproducten van<br />

mestbewerking of mestverwerking worden toegevoegd.<br />

• Afvalstoffen Stoffen, preparaten of producten, waarvan de houder zich, met<br />

het oog <strong>op</strong> verwijdering daarvan, ontdoet, voornemens is zich<br />

te ontdoen of zich moet ontdoen, o.a. gft-afval, bermgras,<br />

slootmaaisel, gewasresten.<br />

• ALARA (As Low As Reasonable Achievable) is een criterium <strong>op</strong> basis<br />

waarvan kan worden beoordeeld welke milieu en<br />

kwaliteitsprestaties van installaties redelijkerwijs kunnen<br />

worden geëist in relatie tot de financieel-economische kosten<br />

van de benodigde voorzorgs- en beheersmaatregelen.<br />

• Anaëroob Vergisting zonder zuurstof.<br />

• Bees-B Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties<br />

• Bewerken Het uitvoeren van fysische of chemische handelingen met een<br />

(grond)stof, halffabrikaat of product om de eigenschappen of<br />

samenstelling daarvan te veranderen.<br />

• Biogas Een uit biomassa ontstaan gasmengsel wat bestaat uit<br />

voornamelijk methaan en koolstofdioxide.<br />

• Biomassa Gewassen en natuurlijke producten welke kunnen worden<br />

gebruikt voor de <strong>op</strong>wekking van bruikbare energie<br />

Officieel: De biologisch afbreekbare fractie van producten,<br />

afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief<br />

plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante<br />

bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel<br />

en huishoudelijk afval.<br />

• Broeikasgas Gassen welke een verhoging van het broeikaseffect <strong>op</strong> aarde<br />

teweeg kunnen brengen. Koolstofdioxide (CO 2 ) is hiervan de<br />

referentie (schadelijkheidfactor 1), maar methaan en lachgas<br />

zijn als broeikasgas veel schadelijker.<br />

• Buurtniveau De vergistingsinstallatie is gevestigd <strong>op</strong> één inrichting, waar<br />

mest van zowel de eigen inrichting als van inrichtingen in de<br />

directe omgeving vergist wordt.<br />

• Capaciteit Indien de capaciteit is gerelateerd aan de werkzaamheden van<br />

de inrichting, wordt met de capaciteit gedoeld <strong>op</strong> de maximaal<br />

realiseerbare werkzaamheid per gegeven tijdseenheid. Hierbij<br />

dient tevens rekening te worden gehouden met het<br />

daadwerkelijke gebruik van de installatie. Indien de installatie<br />

niet volcontinu maar slechts gedurende een bepaalde periode<br />

per jaar wordt gebruikt, dient dit in de capaciteit tot uitdrukking<br />

te komen.<br />

• Co-producten (Synoniem: Co-substraten) Organische rest-/afvalstromen die<br />

aan het vergistingsproces kunnen worden toegevoegd.<br />

• Co-vergisting Gecombineerde vergisting van dierlijke mest en organische<br />

reststromen gericht <strong>op</strong> de productie van biogas en digestaat.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 96


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

• Dierlijke Organische meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid,<br />

meststoffen onderdeel d en e van de meststoffenwet die geheel of<br />

gedeeltelijk bestaan uit uitwerpselen van dieren, waaronder<br />

mede wordt begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde<br />

maag- en darminhoud van dieren.<br />

• Digestaat Een meststof die bestaat uit vergiste biomassa, hetgeen kan<br />

bestaan uit ofwel vergiste dierlijke mest, ofwel uit een vergist<br />

mengsel van dierlijke mest en andere organische reststromen.<br />

• Doorlo<strong>op</strong>tijd De tijd benodigd voor het verkrijgen van alle benodigde<br />

vergunningen voor een vergistingsinstallatie.<br />

• Emissie-arm Het gebruiken van dierlijke meststoffen overeenkomstig de<br />

voorschriften die voor de desbetreffende situatie zijn<br />

<strong>op</strong>genomen in het Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen.<br />

• Emissies Uitworp, uitstoot van vloeibare, gasvormige en vaste stoffen<br />

(stofdeeltjes), of van geluid, naar lucht, water of naar bodem.<br />

• Energieteelt Biomassa speciaal verbouwd voor de <strong>op</strong>wekking van energie<br />

(bijvoorbeeld door vergisting).<br />

• Externe VeiligheidAspecten van veiligheid die samenhangen met risico’s van<br />

activiteiten voor hun omgeving. Het gaat hierbij om risico’s die<br />

verbonden zijn met het gebruik, de <strong>op</strong>slag en het transport van<br />

gevaarlijke stoffen.<br />

• Geurhinder De waarneming van geur die door waarnemers in de directe<br />

omgeving (straal


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

• Methanogenese Het omzetten van azijnzuur, waterstof en koolzuurgas in<br />

biogas.<br />

• Mineralen Anorganische nutriënten: o.a. stikstof, kalium en fosfor.<br />

• Nutriënten Belangrijkste voedingsstoffen van een plant,<br />

te weten N, P en K.<br />

• Organische Meststoffen waarvoor een algemene of bijzondere ontheffing is<br />

meststoffen verleend <strong>op</strong> basis van het meststoffenbesluit 1977. Deze<br />

meststoffen staan vermeld <strong>op</strong> de lijst van meststoffen<br />

behorende bij de meststoffenbeschikking 1997.<br />

• Organische Biomassastromen die als bijproduct of afval vrijkomen tijdens<br />

reststromen economische processen van productie en consumptie. Het<br />

betreft hier met name bijproducten uit landbouw, zoals<br />

bijvoorbeeld voerresten, kuilmaïs, stro, andere energieteelten,<br />

of perssappen.<br />

• Psychrofiel Temperatuurbereik voor een vergister lager dan 20°C en<br />

werkingsgebied van een mesofiele bacterie.<br />

• Swill Organische reststromen zoals: over datum geraakte groenteen<br />

fruit uit supermarkten en organische afvallen uit<br />

grootkeukens en levensmiddelenindustrie. Deze afvallen zijn<br />

bijzonder geschikt voor vergisting aangezien ze vaak een<br />

warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor de<br />

organische materialen min of meer ontsloten zijn voor<br />

microbiologische afbraakprocessen, zoals vergisting.<br />

• Thermofiel Temperatuurbereik voor een vergister hoger dan 45°C en<br />

werkingsgebied van een mesofiele bacterie.<br />

• Toetsingskaders Kaders voor identificatie, beoordeling en toetsing van<br />

kwaliteitseisen.<br />

• Ultrafiltratie Het water wordt door een membraan geleid met zeer fijne<br />

<strong>op</strong>eningen, waardoor de deeltjes gescheiden worden van het<br />

water. De poriën van de membranen zijn klein genoeg om alle<br />

bacteriën te verwijderen.<br />

• Vaste meststoffen Dierlijke meststoffen die niet verpompbaar en redelijkerwijs<br />

stapelbaar zijn.<br />

• Verblijftijd De tijd dat een hoeveelheid biomassa gemiddeld in de<br />

vergister aanwezig is.<br />

• Vergisting Het omzetten van organische droge stof in biomassa tot biogas<br />

en digestaat onder invloed van bacteriën.<br />

• Warmte/Kracht Een in dit geval <strong>op</strong> biogas aangedreven motor met<br />

generatorset waar (of WKK) zowel de uitgaande elektriciteit als<br />

de uitgaande warmte nuttig van kunnen worden gebruikt.<br />

• Waterige fractie Dierlijke meststoffen, waarvan het drogestofpercentage kleiner<br />

dan 5% is en die ontstaan door ofwel een systeem van<br />

gescheiden bewaring van dierlijke meststoffen ofwel door een<br />

systeem waarbij dierlijke meststoffen worden gescheiden.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 98


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Lijst van afkortingen<br />

• ALARA As Low As Reasonable Achievable<br />

• AMvB Algemene maatregel van Bestuur<br />

• Art. Artikel<br />

• Bees-B Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties B<br />

• BGDM Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen<br />

• BGM Besluit Gebruik Meststoffen<br />

• BOOM Besluit kwaliteit en gebruik Overige Organische Meststoffen<br />

• BRL Beoordelingsrichtlijn<br />

• EIA Energie Investerings Aftrek<br />

• Eural Eur<strong>op</strong>ese afvalstoffenlijst<br />

• EVOA Eur<strong>op</strong>ese Verordening Overbrenging Afvalstoffen<br />

• GFT-afval Groente, Fruit en Tuin afval<br />

• GS Gedeputeerde Staten<br />

• Ivb Inrichtingen en vergunningbesluit Wet milieubeheer<br />

• MCFC Molten Carbonate Fuel Cell<br />

• M.E.R. Milieu Effect Rapportage<br />

• MIA Milieu Investerings Aftrek<br />

• Minas Mineralenaangiftesysteem<br />

• NeR Nederlandse emissie Richtlijn<br />

• NRB Nederlandse Richtlijn Bodembescherming<br />

• Mw Meststoffenwet<br />

• LNV Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij<br />

• ppm parts per million<br />

• REB Regulerende Energiebelasting (Ecotax)<br />

• RIKILT Rijksinstituut voor kwaliteit in land- en tuinbouwproducten<br />

• RVV Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees<br />

• RWZI Rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

• Vab Vrijgekomen agrarische bebouwing<br />

• VAMIL Vrije Afschrijving MILieu-investeringen<br />

• VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en<br />

Milieubeheer<br />

• Wav Wet ammoniak en veehouderij<br />

• Wbb Wet bodembescherming<br />

• Wm Wet milieubeheer<br />

• Wro Wet ruimtelijke ordening<br />

• Wvo Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 99


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 1: Categorieën van inrichtingen (bijlage 1, Ivb)<br />

Bijlage I. behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer<br />

Categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de wet, en<br />

categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, van de wet, ten<br />

aanzien waarvan gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn<br />

Categorie 1<br />

1.1. Inrichtingen waar:<br />

a. een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk<br />

vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het<br />

gezamenlijk vermogen een elektromotor met een vermogen van 0,25 kW of minder<br />

buiten beschouwing blijft;<br />

b. een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of een<br />

gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening<br />

van het gezamenlijk vermogen een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25<br />

kW of minder buiten beschouwing blijft;<br />

c. een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het verstoken van<br />

brandstoffen met een thermisch vermogen of een gezamenlijk thermisch vermogen<br />

groter dan 130 kW.<br />

1.2. Voor de toepassing van onderdeel 1.1 blijven buiten beschouwing:<br />

a. elektromotoren, verbrandingsmotoren en installaties voor het verstoken van<br />

brandstoffen die tijdelijk in een bepaalde omgeving aanwezig zijn;<br />

b. elektromotoren, die in een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voor<br />

bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, ten behoeve van dat gebouw worden<br />

aangewend;<br />

c. elektromotoren van bruggen, viaducten verkeerstunnels en andere ondergronds<br />

gelegen bouwwerken voor vervoer van personen of goederen en beweegbare<br />

waterkeringen.<br />

1.3. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />

behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen:<br />

a. waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een<br />

totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;<br />

b. voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 50 MW of<br />

meer;<br />

c. voor het beproeven van:<br />

1°. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het<br />

afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer;<br />

2°. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer;<br />

3°. straalmotoren of -turbines met een <strong>op</strong> as overgebracht vermogen van 250 kW of<br />

meer;<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 100


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

d. voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet<br />

in een gesloten gebouw geïnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer.<br />

Categorie 7<br />

7.1. Inrichtingen voor:<br />

a. het bewerken, verwerken, <strong>op</strong>slaan of overslaan van dierlijke of overige organische<br />

meststoffen;<br />

b. het vervaardigen, bewerken, <strong>op</strong>slaan of overslaan van anorganische<br />

nitraathoudende meststoffen.<br />

7.2. Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder a, blijft buiten beschouwing het<br />

<strong>op</strong>slaan van 10 m 3 of minder dierlijke of andere organische vaste meststoffen.<br />

7.3. Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder b, blijft buiten beschouwing het<br />

<strong>op</strong>slaan of overslaan van 1000 kg of minder anorganische nitraathoudende<br />

meststoffen die als gevolg van hun ammoniumnitraatgehalte niet kunnen ontploffen.<br />

7.4. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />

behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen voor het bewerken<br />

of verwerken van van buiten de inrichting afkomstige dierlijke meststoffen met een<br />

capaciteit ten aanzien daarvan van 25.10 3 m 3 per jaar of meer.<br />

Categorie 28<br />

28.1. Inrichtingen voor:<br />

a. het <strong>op</strong>slaan van:<br />

1°. huishoudelijke afvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5<br />

m 3 of meer;<br />

2°. bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m 3 of<br />

meer;<br />

3°. 5 of meer autowrakken;<br />

4°. gevaarlijke afvalstoffen;<br />

b. het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;<br />

c. het storten van afvalstoffen;<br />

d. het anderszins <strong>op</strong> of in de bodem brengen van afvalstoffen.<br />

28.2. Voor de toepassing van onderdeel 28.1 worden onder huishoudelijke<br />

afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen niet begrepen dierlijke of overige organische<br />

meststoffen, niet zijnde zuiveringsslib, tenzij sprake is van het verbranden of<br />

vernietigen van die meststoffen dan wel het storten van die meststoffen.<br />

28.3. Voor de toepassing van onderdeel 28.1 blijven buiten beschouwing:<br />

a. inrichtingen voor het uitsluitend <strong>op</strong>slaan, behandelen of reinigen van afvalwater;<br />

b. inrichtingen voor zover het betreft werken waarbij, anders dan voor het <strong>op</strong>slaan:<br />

1°. minder dan 1 m 3 huishoudelijke afvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht;<br />

2°. minder dan 50 m 3 bedrijfsafvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht;<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 101


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

c. werken als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit bodem- en<br />

<strong>op</strong>pervlaktewaterenbescherming waarin als bouwstof worden gebruikt afvalstoffen,<br />

die kunnen worden aangemerkt als bouwstof als bedoeld in artikel 1, eerste lid,<br />

onder b, van dat besluit.<br />

d. inrichtingen voor het <strong>op</strong>slaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan<br />

kentekenhouders door een daartoe aangewezen organisatie of instantie of in het<br />

kader van onderzoek door politie of justitie;<br />

f. [Abusievelijk is door Stb. 1999/293 onderdeel f i.p.v. e toegevoegd.]inrichtingen<br />

voor het in <strong>op</strong>pervlaktewateren <strong>op</strong> of in de bodem brengen van onderhoudsspecie<br />

van de klasse 0, 1 of 2, overeenkomstig de classificatie krachtens het Besluit<br />

vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, indien deze onderhoudsspecie ten<br />

hoogste dezelfde klasse heeft als de bodem van het <strong>op</strong>pervlaktewater waarin de<br />

onderhoudsspecie wordt gebracht, met uitzondering van inrichtingen die niet in <strong>op</strong>en<br />

verbinding staan met ander <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />

28.4. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />

behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen voor:<br />

a. het <strong>op</strong>slaan van de volgende afvalstoffen:<br />

1°. van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven huishoudelijke<br />

afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 35 m 3 of meer;<br />

2°. van buiten de inrichting afkomstige zuiveringsslib, kolenreststoffen of afvalgips<br />

met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.10 3 m 3 of meer;<br />

3°. van buiten de inrichting afkomstige verontreinigde grond met een capaciteit ten<br />

aanzien daarvan van 10.10 3 m 3 of meer;<br />

4°. 5 of meer autowrakken;<br />

5°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;<br />

6°. andere dan de onder 1° tot en met 5° genoemde van buiten de inrichting<br />

afkomstige afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50 m 3 of meer;<br />

b. het overslaan van van buiten de inrichting afkomstige:<br />

1°. huishoudelijke afvalstoffen of van buiten de inrichting afkomstige<br />

bedrijfsafvalstoffen met een <strong>op</strong>slagcapaciteit ten aanzien daarvan van 1.10 3 m 3 of<br />

meer;<br />

2°. gevaarlijke afvalstoffen;<br />

c.<br />

1°. het ontwateren, microbiologisch of anderszins biologisch of chemisch omzetten,<br />

agglomereren, deglomereren, mechanisch, fysisch of chemisch scheiden, mengen,<br />

verdichten of thermisch behandelen - anders dan verbranden - van van buiten de<br />

inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;<br />

2°. het bewerken, verwerken of vernietigen - anders dan verbranden - van van buiten<br />

de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;<br />

d. het bewerken, verwerken of vernietigen van autowrakken;<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 102


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

e. het verbranden van:<br />

1°. van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen;<br />

2°. van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen;<br />

3°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;<br />

f. het <strong>op</strong> of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen<br />

of gevaarlijke afvalstoffen om deze stoffen daar te laten;<br />

g. het geheel of gedeeltelijk vernietigen van van buiten de inrichting afkomstige<br />

genetisch gemodificeerde organismen als afvalstoffen of voorkomend in afvalstoffen.<br />

28.5. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />

behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen voor het verdichten,<br />

scheuren, knippen of breken van schroot van ferro- of non-ferrometalen door middel<br />

van mechanische werktuigen met een motorisch vermogen of een gezamenlijk<br />

motorisch vermogen van 25 kW of meer.<br />

28.6. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen,<br />

behorende tot deze categorie, voor zover het betreft werken waarbij, anders dan voor<br />

het <strong>op</strong>slaan:<br />

a. 1 m 3 of meer huishoudelijke afvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht, tenzij<br />

het werk deel uitmaakt van een inrichting en de afvalstoffen uit die inrichting<br />

afkomstig zijn;<br />

b. 50 m 3 of meer bedrijfsafvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht, tenzij het<br />

werk deel uitmaakt van een inrichting en de afvalstoffen uit die inrichting afkomstig<br />

zijn;<br />

c. gevaarlijke afvalstoffen <strong>op</strong> of in de bodem worden gebracht.<br />

28.7. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 1°, 2°, 3° en 6°, en onder c,<br />

1°, blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het uitsluitend <strong>op</strong>slaan, bewerken,<br />

verwerken of vernietigen - anders dan verbranden van de volgende afvalstoffen:<br />

a. papier;<br />

b. textiel;<br />

c. ferro- of non-ferrometalen;<br />

d. schroot;<br />

e. glas.<br />

28.8. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 1°, 5°, en 6°, blijven buiten<br />

beschouwing inrichtingen voor het <strong>op</strong>slaan, ter uitvoering van een verplichting tot<br />

inname van afvalstoffen, <strong>op</strong>gelegd bij een algemene maatregel van bestuur<br />

krachtens artikel 10.17 of artikel 15.32, eerste en tweede lid, van de Wet<br />

milieubeheer, van de betrokken afvalstoffen, uitsluitend voor zover die afvalstoffen<br />

zijn afgegeven door of ingezameld bij particuliere huishoudens.<br />

28.9. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 5°, blijven buiten<br />

beschouwing:<br />

a. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden <strong>op</strong>geslagen, die zijn<br />

afgegeven door of ingezameld bij particuliere huishoudens en bestaan uit:<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 103


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

1°. producten die zijn aangewezen krachtens het Besluit kca-logo, of<br />

2°. andere dan de onder 1° bedoelde producten, voor zover zodanige producten door<br />

degene die de inrichting drijft, aan particulieren ter beschikking worden gesteld;<br />

b. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden <strong>op</strong>geslagen, die zijn<br />

ontstaan bij bouw-, onderhouds-, of herstelwerkzaamheden die buiten de inrichting<br />

zijn verricht door degene die de inrichting drijft;<br />

c. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden <strong>op</strong>geslagen, die zijn<br />

afgegeven door of ingezameld bij particuliere huishoudens, met een capaciteit ten<br />

aanzien daarvan van minder dan 35 m 3 .<br />

28.10 Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder c, onder 1°, blijven buiten<br />

beschouwing inrichtingen voor het uitsluitend ontwateren, microbiologisch of<br />

anderszins biologisch of chemisch omzetten van verontreinigde baggerspecie, met<br />

een capaciteit ten aanzien daarvan van minder dan 10.10 3 m 3 .<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 104


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 2: Biogas<strong>op</strong>brengst dierlijke mest<br />

Biogas*<br />

Productie/dierplaats Dichtheid<br />

% ds % ods m3/kg ods m3/ton ton/jaar liter/dag kg/m3 GVE<br />

Melk/zoogkoeien 10,0 8,1 0,30 24,3 21,8 59,43 1005 1,00<br />

Jongvee 4,0 3,0 0,29 8,7 10,9 29,71 1005 0,50<br />

Vleesstieren 11,0 8,2 0,40 32,8 7,5 19,76 1040 1,20<br />

Vleeskalveren 7,5 3,2 0,29 9,3 3,8 10,01 1040 0,30<br />

Vleesvarkens 8,0 7,1 0,44 31,2 1,2 3,16 1040 0,16<br />

Zeugen 5,6 4,0 0,45 18,0 5,4 14,23 1040 0,33<br />

Kippen 43,0 32,6 0,46 150,0 0,019 0,076 681 0,009<br />

Schapen 28,5 6,9 0,45 31,1 2,3 7,00 900 0,10<br />

Paarden 28 21,0 0,35<br />

* CH 4-gehalte: ±60%<br />

(Van den Berg, 2002)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 105


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 3: Biogas<strong>op</strong>brengst co-producten<br />

Biomassastromen Droge stof Org. droge stof Biogas (60% CH4)<br />

[%] [% ds] [kg ods/ton] [m 3 /kg ods] [m 3 /ton stof]<br />

Reststromen landbouw<br />

Gras 26,0-82,0 67,0-98,0 174,2 – 803,6 0,5 87,1 – 401,8<br />

Klaver 20 80 160 0,4 – 0,5 64 – 80<br />

Stro 85-90 85-89 722,5 – 801 0,3 – 0,8 216,8 – 640,8<br />

Stro van maïs 86 72 619 0,6 – 0,7 371,4 – 433,3<br />

Bietenblad 15-18 78-80 117 - 144 0,4 – 0,5 46,8 – 77<br />

Aardappelloof 25 79 197,5 0,5 – 0,6 98,8 – 118,5<br />

Loof 85 82 697 0,400 278,8<br />

Agro-industriële reststromen<br />

GFT 29,0 63,0 182,7 0,260 47,5<br />

Fruitafval 17,0 75,0 127,5 0,375 47,8<br />

Groenteafval 5-20 76-90 38 - 180 0.400 15,2 – 72<br />

Appelslib 2-3,7 94-95 18,8 – 35,15 0,330 6,2 – 11,6<br />

Aardappelslib 12-15 90 108 - 135 0,250 27 – 33,8<br />

Melasseslib 80,0 95,0 760,0 0,450 342,0<br />

Bietenk<strong>op</strong>pen 16,0 78,5 125,6 0,450 56,5<br />

Kruiden 87,0 87,0 756,9 0,450 340,6<br />

Bermgras 53,0 55,0 291,5 0,400 116,6<br />

Oogstresten 40-50 30-93 120 - 465 0,400 48 – 186<br />

Oliezaadrestant 92,0 97,0 892,4 0,600 535,4<br />

Gemeentelijk afval en slachtafval<br />

Bioafval 40-75 30-70 120 - 525 0,2 - 0,6 24 – 315<br />

Snoeiafval 12 87-93 104,4 – 111,6 0,600 62,4 – 67,0<br />

Flotatieslib 5-24 83-98 41,5 – 235,2 0,6 - 0,8 24,9 – 118<br />

Vet 2-70 69-99 13,8 - 693 0,700 9,7 – 485,1<br />

Maaginhoud(varken) 12-15 80-84 96 - 126 0,2 - 0,3 19,2 – 37,8<br />

Pensinhoud 15,0 85,0 127,5 0,500 63,8<br />

Bloedmeel 90,0 80,0 720,0 0,600 432,0<br />

Bierbostel 18,3 96,5 176,6 0,410 72,4<br />

Swill 9-37 74-98 66,6 – 362,6 0,5 – 0,7 33,3 – 253,8<br />

(Van den Berg, 2002; Kuhn, 1995)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 106


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 4: Rekenmodel<br />

BEDRIJFSGEGEVENS<br />

MESTPRODUCTIE<br />

Drijfmest<br />

305-dagen<br />

melkproductie<br />

Aantal stal- of<br />

weidedagen<br />

Aantal stuks<br />

vee<br />

Mestproductie<br />

m³/jaar in <strong>op</strong>slag<br />

Beschikbaar voor<br />

vergisting<br />

Weideperiode m³ % m³<br />

Melkvee Beperkt weiden 6.000 kg stuks<br />

7.000 kg stuks<br />

8.000 kg stuks<br />

9.000 kg stuks<br />

10.000 kg stuks<br />

Subtotaal<br />

Onbeperkt weiden 6.000 kg stuks<br />

7.000 kg stuks<br />

8.000 kg stuks<br />

9.000 kg stuks<br />

10.000 kg stuks<br />

Subtotaal<br />

Zomerstalvoedering 6.000 kg stuks<br />

7.000 kg stuks<br />

8.000 kg stuks<br />

9.000 kg stuks<br />

10.000 kg stuks<br />

Subtotaal<br />

Stalperiode<br />

Summerfeeding 6.000 kg 365 stuks<br />

7.000 kg 365 stuks<br />

8.000 kg 365 stuks<br />

9.000 kg 365 stuks<br />

10.000 kg 365 stuks<br />

Subtotaal<br />

Totaal melkvee<br />

Jongvee > 1 jaar stuks<br />

< 1 jaar stuks<br />

Vleesstieren > 1 jaar stuks<br />

< 1 jaar stuks<br />

Zeugen gemiddeld aanwezige dieren stuks<br />

Vleesvarkens gemiddeld aanwezige dieren stuks<br />

HUIDIGE OPSLAGCAPACITEIT MEST<br />

Mestkelder m³<br />

Mestsilo m³<br />

Mestbassin m³<br />

Mestzak m³<br />

Totaal m³<br />

GEGEVENS VOOR NORMVERBRUIK WARMTE EN ELEKTRICITEIT<br />

Aantal gezinsleden<br />

Jaarproductie melk (alleen bij melkvee)<br />

kg<br />

Invullen in welk jaartal er in een vergister geïnvesteerd wordt.<br />

TYPE VERGISTER<br />

1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />

2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

3 Volledig geroerde vergister met variabele inhoud<br />

Keuze soort vergister<br />

Vul 1, 2 of 3 in<br />

1 Mesofiel<br />

2 Thermofiel<br />

Keuze soort proces<br />

Vul 1of 2 in<br />

dagen<br />

Verblijftijd<br />

dagen<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 107


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

HUIDIGE VERBRUIK BEDRIJF EN WONING<br />

Verbruik elektriciteit / jaar (piekuren)<br />

Verbruik elektriciteit / jaar (daluren)<br />

Totaal verbruik electriciteit / jaar<br />

kWh<br />

kWh<br />

kWh<br />

Verbruik aardgas / jaar m³<br />

HUIDIGE PRIJZEN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS<br />

Elektriciteitsprijs (piekuren) €/kWh U moet hier de huidige elektriciteitsprijs invullen<br />

Elektriciteitsprijs (daluren) €/kWh U moet hier de huidige elektriciteitsprijs invullen<br />

Aardgasprijs €/m³ U moet hier de huidige aardgasprijs invullen<br />

TOEVOEGINGEN<br />

Soort product dat eventueel wordt toegevoegd per jaar:<br />

Vaste mest: Rundvee ton<br />

Leghennen<br />

ton<br />

Vleeskuikens<br />

ton<br />

Co-producten: Restproducten ton<br />

Snijmaïs<br />

ton<br />

Gras<br />

ton<br />

Graanstro<br />

ton<br />

METHAANPRODUCTIE<br />

Drijfmest<br />

Beschikbaar voor<br />

vergisting<br />

Beschikbaar<br />

voor vergisting<br />

o.s.%<br />

zelf<br />

o.s.%<br />

norm<br />

aantal<br />

ton o.s.<br />

Methaanproductie<br />

Totaal melkvee m³ ton 6,6 m³<br />

Jongvee > 1 jaar m³ ton 6,6 m³<br />

Kalveren < 1 jaar m³ ton 1,5 m³<br />

Vleesstieren > 1 jaar m³ ton 6,6 m³<br />

< 1 jaar m³ ton 1,5 m³<br />

Zeugen m³ ton 3,5 m³<br />

Vleesvarkens m³ ton 6 m³<br />

Totaal m³<br />

Beschikbaar voor<br />

Toevoegingen<br />

vergisting<br />

Methaanproductie<br />

Vaste mest: Rundvee ton m³<br />

Leghennen ton m³<br />

Vleeskuikens ton m³<br />

Co-producten:<br />

Restproducten ton m³<br />

Snijmaïs ton m³<br />

Gras ton m³<br />

Graanstro ton m³<br />

Totaal ton m³<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 108


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

TECHNIEK<br />

MINIMALE INHOUD VERGISTER<br />

Mestproductie per jaar m³<br />

Toegevoegde c<strong>op</strong>roducten per jaar m³<br />

Verblijftijd biomassa in de vergister<br />

dagen<br />

Bedrijfstijd vergister per jaar<br />

355 dagen<br />

Minimale inhoud vergister m³<br />

Warmte en elektriciteit nodig voor de vergister<br />

Hoeveelheid mest m³<br />

Gem. temperatuur mest in <strong>op</strong>slag(en) °C Vul de temperatuur in<br />

Soort proces<br />

Temperatuur vergister °C<br />

Elektriciteitsvraag vergister<br />

Warmtevraag vergister<br />

kWh<br />

MJ<br />

BEPALING VERMOGEN WARMTEKRACHTKOPPELING<br />

Hoeveelheid methaan m³<br />

Energie-inhoud (MJ)<br />

MJ<br />

Energieinhoud (kWh)<br />

kWh<br />

Bedrijfstijd vergister (355 dagen x 24 uur)<br />

8.520 uur<br />

Brutocapaciteit installatie<br />

kW<br />

Thermisch rendement WKK 55,00 %<br />

Elektrisch rendement WKK 32,50 %<br />

Elektrisch vermogen WKK<br />

kWe<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 109


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

BESPARING<br />

ELEKTRICITEIT<br />

Elektriciteitsproductie per jaar:<br />

Soort vergister:<br />

Elektriciteitsproductie<br />

kWh<br />

Verbruik elektriciteit volgens norm:<br />

Dal-uren Piek-uren<br />

Melkveehouderij kWh kWh<br />

Zeugen kWh kWh<br />

Vleesvarkens kWh kWh<br />

Gemiddeld privé-verbruik kWh kWh<br />

Totaal verbruik kWh kWh<br />

Totale hoeveelheid elektriciteit<br />

kWh<br />

Verbruik elektriciteit <strong>op</strong> het bedrijf:<br />

Vergister<br />

Elektriciteit (piekuren)<br />

Elektriciteit (daluren)<br />

Totaal<br />

kWh<br />

kWh<br />

kWh<br />

kWh<br />

Besparing elektriciteitsverbruik €<br />

WARMTE<br />

Warmteproductie vergister door WKK per jaar:<br />

Soort vergister:<br />

Warmteproductie<br />

MJ<br />

Te benutten warmte<br />

MJ<br />

Omgerekend in aardgas m³<br />

Verbruik warmte volgens norm:<br />

Melkveehouderij<br />

MJ<br />

Zeugen<br />

MJ<br />

Vleesvarkens<br />

MJ<br />

Gemiddeld privé-verbruik<br />

MJ<br />

Totaal verbruik<br />

MJ<br />

Totale hoeveelheid aardgas m³<br />

Verbruik warmte <strong>op</strong> het bedrijf:<br />

Hoeveelheid warmte nodig voor vergister<br />

MJ<br />

Warmte nodig <strong>op</strong> het bedrijf<br />

MJ<br />

Aantal m³ aardgas m³<br />

Besparing aardgasverbruik €<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 110


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

OPBRENGST<br />

OPTIE 1:<br />

OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE ELEKTRICITEIT<br />

Aantal m³ Energie-inhoud Elektriciteit<br />

methaan (MJ)<br />

(in kWh)<br />

OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE WARMTE<br />

Aantal m³<br />

methaan<br />

Energie-inhoud<br />

(MJ)<br />

Warmte<br />

(in MJ)<br />

Terugleverprijs<br />

per kWh (in €)<br />

€<br />

Vul hier een prijs in<br />

Vergoeding<br />

per MJ (in €)<br />

Totaal<strong>op</strong>brengst<br />

Totaal<strong>op</strong>brengst<br />

Warmteproductie<br />

Te benutten warmte €<br />

Vul hier een prijs in<br />

OPTIE 2:<br />

OPBRENGST BIJ LEVERING OVERTOLLIGE ELEKTRICITEIT EN WARMTE<br />

Soort vergister:<br />

Elektriciteit<br />

Productie Eigen verbruik Leveren aan het net<br />

Terugleverprijs in €/kWh Totale <strong>op</strong>brengst<br />

kWh kWh kWh 0 €<br />

Warmte<br />

Te benutten warmte Eigen verbruik Leveren aan derden<br />

Vergoeding in €/m³ Totale <strong>op</strong>brengst<br />

MJ MJ MJ<br />

Omgerekend naar aardgas<br />

m³ m³ m³ 0 €<br />

FISCAAL VOORDEEL<br />

Totale VAMIL/EIA € 0<br />

Nog te benutten VAMIL/EIA € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

-3 -2 -1 0 1 2 3 4 5<br />

Winst voor VAMIL/EIA<br />

Af: VAMIL/EIA € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Winst na VAMIL/EIA € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Te betalen belasting voor investering € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Te betalen belasting na investering € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Belastingvoordeel € 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 111


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

INVESTERING<br />

INVESTERINGSKOSTEN BIJ NIEUWBOUW VAN DE VERGISTER<br />

Bruto-investering vergister:<br />

Bouwkundig Technisch Totaal<br />

Vergister € € €<br />

Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € € €<br />

Totaal € € €<br />

Extra investering co-vergisting: €<br />

Totale bruto-investering €<br />

Fiscaal voordeel %<br />

Vergister WKK Co-vergisting Totaal<br />

Bruto-investering € € € €<br />

Fiscaal voordeel € € € €<br />

Netto-investering € € € €<br />

EXPLOITATIEKOSTEN<br />

Bouwkundig Technisch Totaal<br />

Afschrijving<br />

Vergister € € €<br />

Extra investeringen co-vergisting €<br />

Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € € €<br />

Totaal afschrijving €<br />

Onderhoud en verzekering<br />

Vergister € € €<br />

Extra investering co-vergisting €<br />

Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € € €<br />

Totaal onderhoud en verzekering €<br />

Rente (4,5%) €<br />

Totale kosten €<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 112


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

SALDO<br />

Optie 1: Optie 2:<br />

Bij levering van alle<br />

warmte en elektriciteit<br />

Bij levering overtollige<br />

warmte en elektriciteit<br />

Baten:<br />

Opbrengst elektriciteit € €<br />

Opbrengst warmte € €<br />

Besparing elektriciteit €<br />

Besparing warmte €<br />

Totaal baten € €<br />

Kosten:<br />

Afschrijving € €<br />

Onderhoud en verzekering € €<br />

Rente € €<br />

Totaal kosten € €<br />

Saldo € €<br />

TERUGVERDIENTIJD<br />

Netto-investering € €<br />

Bruto jaarlasten:<br />

Saldo € €<br />

Afschrijving € €<br />

Totale bruto jaarlasten € €<br />

Terugverdientijd (jaren)<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 113


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 5: Voorbeeld rekenmodel<br />

BEDRIJFSGEGEVENS<br />

MESTPRODUCTIE<br />

Drijfmest<br />

305-dagen<br />

melkproductie<br />

Aantal stal- of<br />

weidedagen<br />

Aantal stuks<br />

vee<br />

Mestproductie<br />

m³/jaar in <strong>op</strong>slag<br />

Beschikbaar voor<br />

vergisting<br />

Weideperiode m³ % m³<br />

Melkvee Beperkt weiden 6.000 kg stuks<br />

7.000 kg stuks<br />

8.000 kg stuks<br />

9.000 kg 153 130 stuks 656 100 656<br />

10.000 kg stuks<br />

Subtotaal 656 656<br />

Onbeperkt weiden 6.000 kg stuks<br />

7.000 kg stuks<br />

8.000 kg stuks<br />

9.000 kg stuks<br />

10.000 kg stuks<br />

Subtotaal<br />

Zomerstalvoedering 6.000 kg stuks<br />

7.000 kg stuks<br />

8.000 kg stuks<br />

9.000 kg stuks<br />

10.000 kg stuks<br />

Subtotaal<br />

Stalperiode<br />

Summerfeeding 6.000 kg 365 stuks<br />

7.000 kg 365 stuks<br />

8.000 kg 365 stuks<br />

9.000 kg 212 130 stuks 1791 100 1791<br />

10.000 kg 365 stuks<br />

Subtotaal 1791 1791<br />

Totaal melkvee 2448 2448<br />

Jongvee > 1 jaar 181 60 stuks 272 100 272<br />

< 1 jaar 365 65 stuks 285 100 285<br />

Vleesstieren > 1 jaar 25 stuks 237 100 237<br />

< 1 jaar 30 stuks 131 100 131<br />

Zeugen gemiddeld aanwezige dieren 140 stuks 700 100 700<br />

Vleesvarkens gemiddeld aanwezige dieren 1100 stuks 1210 100 1210<br />

HUIDIGE OPSLAGCAPACITEIT MEST<br />

Mestkelder 450 m³<br />

Mestsilo 600 m³<br />

Mestbassin 1.000 m³<br />

Mestzak m³<br />

Totaal 2050 m³<br />

Het is in uw situatie misschien mogelijk om de huidige mest<strong>op</strong>slag om te bouwen tot vergister.<br />

GEGEVENS VOOR NORMVERBRUIK WARMTE EN ELEKTRICITEIT<br />

Aantal gezinsleden 4<br />

Jaarproductie melk (alleen bij melkvee)<br />

1.170.000 kg<br />

Invullen in welk jaartal er in een vergister geïnvesteerd wordt. 2003<br />

TYPE VERGISTER<br />

1 Pr<strong>op</strong>stroomvergister<br />

2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

3 Volledig geroerde vergister met variabele inhoud<br />

Keuze soort vergister<br />

2 Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Keuze soort proces<br />

1 Mesofiel<br />

2 Thermofiel<br />

1Mesofiel<br />

dagen<br />

Verblijftijd<br />

30 dagen<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 114


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

HUIDIGE VERBRUIK BEDRIJF EN WONING<br />

Verbruik elektriciteit / jaar (piekuren)<br />

Verbruik elektriciteit / jaar (daluren)<br />

Totaal verbruik electriciteit / jaar<br />

15.000 kWh<br />

13.000 kWh<br />

28000 kWh<br />

Verbruik aardgas / jaar 20.000 m³<br />

HUIDIGE PRIJZEN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS<br />

Elektriciteitsprijs (piekuren) €/kWh 0,13<br />

Elektriciteitsprijs (daluren) €/kWh 0,07<br />

Aardgasprijs €/m³ 0,3<br />

TOEVOEGINGEN<br />

Soort product dat eventueel wordt toegevoegd per jaar:<br />

Vaste mest: Rundvee 25 ton<br />

Leghennen<br />

ton<br />

Vleeskuikens<br />

ton<br />

Co-producten: Restproducten 20 ton<br />

Snijmaïs<br />

150 ton<br />

Gras<br />

100 ton<br />

Graanstro<br />

ton<br />

METHAANPRODUCTIE<br />

Beschikbaar voor<br />

Beschikbaar<br />

o.s.%<br />

zelf<br />

o.s.%<br />

norm<br />

aantal<br />

ton o.s.<br />

Methaanproductie<br />

Drijfmest<br />

vergisting voor vergisting<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Totaal melkvee 2448 m³ 2460 ton 6,6 162 27601 m³<br />

Jongvee > 1 jaar 272 m³ 273 ton 6,6 18 3061 m³<br />

Kalveren < 1 jaar 285 m³ 286 ton 1,5 4 730 m³<br />

Vleesstieren > 1 jaar 237 m³ 238 ton 6,6 16 2675 m³<br />

< 1 jaar 131 m³ 132 ton 1,5 2 337 m³<br />

Zeugen 700 m³ 717 ton 3,5 25 7276 m³<br />

Vleesvarkens 1210 m³ 1258 ton 6 76 21896 m³<br />

Totaal 63576 m³<br />

Beschikbaar voor<br />

Toevoegingen<br />

Vaste mest: Rundvee<br />

vergisting<br />

25 ton<br />

Methaanproductie<br />

1230 m³<br />

Leghennen ton m³<br />

Vleeskuikens ton m³<br />

Co-producten:<br />

Restproducten 20 ton 960 m³<br />

Snijmaïs 150 ton 13500 m³<br />

Gras 100 ton 4200 m³<br />

Graanstro ton m³<br />

Totaal 295 ton 19890 m³<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 115


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

TECHNIEK<br />

MINIMALE INHOUD VERGISTER<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Mestproductie per jaar 5283 m³<br />

Toegevoegde c<strong>op</strong>roducten per jaar 568 m³<br />

Verblijftijd biomassa in de vergister<br />

30 dagen<br />

Bedrijfstijd vergister per jaar<br />

355 dagen<br />

Minimale inhoud vergister 494 m³<br />

Warmte en elektriciteit nodig voor de vergister<br />

Hoeveelheid mest 5283 m³<br />

Gem. temperatuur mest in <strong>op</strong>slag(en) 15 °C<br />

Soort proces<br />

Mesofiel<br />

Temperatuur vergister 33 °C<br />

Elektriciteitsvraag vergister<br />

Warmtevraag vergister<br />

7497 kWh<br />

539408 MJ<br />

BEPALING VERMOGEN WARMTEKRACHTKOPPELING<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Hoeveelheid methaan 83466 m³<br />

Energie-inhoud (MJ)<br />

3321949 MJ<br />

Energieinhoud (kWh)<br />

922764 kWh<br />

Bedrijfstijd vergister (355 dagen x 24 uur)<br />

8.520 uur<br />

Brutocapaciteit installatie<br />

108 kW<br />

Thermisch rendement WKK 55,00 %<br />

Elektrisch rendement WKK 32,50 %<br />

Elektrisch vermogen WKK<br />

35 kWe<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 116


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

BESPARING<br />

ELEKTRICITEIT<br />

Elektriciteitsproductie per jaar:<br />

Soort vergister:<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Elektriciteitsproductie<br />

299898<br />

kWh<br />

Verbruik elektriciteit volgens norm:<br />

Dal-uren Piek-uren<br />

Melkveehouderij 23587 kWh 41933 kWh<br />

Zeugen 12768 kWh 13832 kWh<br />

Vleesvarkens 18612 kWh 20988 kWh<br />

Gemiddeld privé-verbruik 2163 kWh 2163 kWh<br />

Totaal verbruik 57130 kWh 78915 kWh<br />

Totale hoeveelheid elektriciteit<br />

136045 kWh<br />

Verbruik elektriciteit <strong>op</strong> het bedrijf:<br />

Vergister<br />

Elektriciteit (piekuren)<br />

Elektriciteit (daluren)<br />

Totaal<br />

7497 kWh<br />

15000 kWh<br />

13000 kWh<br />

35497 kWh<br />

Besparing elektriciteitsverbruik € 3610<br />

WARMTE<br />

Warmteproductie vergister door WKK per jaar:<br />

Soort vergister:<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Warmteproductie<br />

1827072 MJ<br />

Te benutten warmte<br />

1096243 MJ<br />

Omgerekend in aardgas 34582 m³<br />

Verbruik warmte volgens norm:<br />

Melkveehouderij<br />

198900 MJ<br />

Zeugen<br />

574000 MJ<br />

Vleesvarkens<br />

462000 MJ<br />

Gemiddeld privé-verbruik<br />

96900 MJ<br />

Totaal verbruik<br />

1331800 MJ<br />

Totale hoeveelheid aardgas 42013 m³<br />

Verbruik warmte <strong>op</strong> het bedrijf:<br />

Hoeveelheid warmte nodig voor vergister 539408 MJ<br />

Warmte nodig <strong>op</strong> het bedrijf<br />

634000 MJ<br />

Aantal m³ aardgas 37016 m³<br />

Besparing aardgasverbruik € 10375<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 117


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

OPBRENGST<br />

OPTIE 1:<br />

OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE ELEKTRICITEIT<br />

Aantal m³ Energie-inhoud Elektriciteit Terugleverprijs<br />

methaan (MJ)<br />

(in kWh) per kWh (in €)<br />

Totaal<strong>op</strong>brengst<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

83466 3321949 299898 0,085 € 25491<br />

OPBRENGST BIJ LEVERING VAN ALLE WARMTE<br />

Aantal m³ Energie-inhoud Warmte Vergoeding<br />

methaan (MJ)<br />

(in MJ) per MJ (in €)<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Warmteproductie 83466 3321949 1827072<br />

Te benutten warmte 1096243 0 €<br />

Vul hier een prijs in<br />

OPTIE 2:<br />

OPBRENGST BIJ LEVERING OVERTOLLIGE ELEKTRICITEIT EN WARMTE<br />

Totaal<strong>op</strong>brengst<br />

Soort vergister:<br />

Volledig geroerde vergister met constante inhoud<br />

Elektriciteit<br />

Productie Eigen verbruik Leveren aan het net<br />

Terugleverprijs in €/kWh Totale <strong>op</strong>brengst<br />

299898 kWh 35497 kWh 264401 kWh 0,085 € 22474<br />

Warmte<br />

Te benutten warmte Eigen verbruik Leveren aan derden<br />

Vergoeding in €/m³ Totale <strong>op</strong>brengst<br />

1096243 MJ 1173408 MJ MJ<br />

Omgerekend naar aardgas<br />

34582 m³ 37016 m³ m³ 0,3 €<br />

FISCAAL VOORDEEL<br />

Totale VAMIL/EIA € 157.069<br />

Nog te benutten VAMIL/EIA € 157.069 122.069 122.069 92.069 82.069 57.069 42.069 2.069 0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

Winst voor VAMIL/EIA 35.000 -5.000 30.000 10.000 25.000 15.000 40.000 30.000 25.000<br />

Af: VAMIL/EIA € 35.000 0 30.000 10.000 25.000 15.000 40.000 2.069 0<br />

Winst na VAMIL/EIA € 0 -5.000 0 0 0 0 0 27.931 25.000<br />

Te betalen belasting voor investering € 12.701 0 10.601 3.235 8.619 4.853 14.801 10.601 8.619<br />

Te betalen belasting na investering € 0 0 0 0 0 0 0 9.732 8.619<br />

Belastingvoordeel € 12.701 0 10.601 3.235 8.619 4.853 14.801 869 0<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 118


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

INVESTERING<br />

INVESTERINGSKOSTEN BIJ NIEUWBOUW VAN DE VERGISTER<br />

Bruto-investering vergister:<br />

Bouwkundig Technisch Totaal<br />

Vergister € 92952 € 30984 € 123936<br />

Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € 7060 € 21181 € 28242<br />

Totaal € 100012 € 52165 € 152178<br />

Extra investering co-vergisting: € 32609<br />

Totale bruto-investering € 184787<br />

Fiscaal voordeel 30 %<br />

Vergister WKK Co-vergisting Totaal<br />

Bruto-investering € 123936 € 28242 € 32609 € 184787<br />

Fiscaal voordeel € 37344 € 8510 € 9826 € 55679<br />

Netto-investering € 86592 € 19732 € 22783 € 129108<br />

EXPLOITATIEKOSTEN<br />

Bouwkundig Technisch Totaal<br />

Afschrijving<br />

Vergister € 3247 € 2706 € 5953<br />

Extra investeringen co-vergisting € 2848<br />

Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € 247 € 1850 € 2097<br />

Totaal afschrijving € 10898<br />

Onderhoud en verzekering<br />

Vergister € 930 € 1549 € 2479<br />

Extra investering co-vergisting € 1630<br />

Warmtekrachtk<strong>op</strong>peling € 71 € 2118 € 2189<br />

Totaal onderhoud en verzekering € 6298<br />

Rente (4,5%) € 4158<br />

Totale kosten € 21353<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 119


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

SALDO<br />

Optie 1: Optie 2:<br />

Bij levering van alle<br />

warmte en elektriciteit<br />

Bij levering overtollige<br />

warmte en elektriciteit<br />

Baten:<br />

Opbrengst elektriciteit € 25491 € 22474<br />

Opbrengst warmte € 0 €<br />

0<br />

Besparing elektriciteit € 3610<br />

Besparing warmte € 10375<br />

Totaal baten € 25491 € 36458<br />

Kosten:<br />

Afschrijving € 10898 € 10898<br />

Onderhoud en verzekering € 6298 € 6298<br />

Rente € 4158 € 4158<br />

Totaal kosten € 21353 € 21353<br />

Saldo € 4138 € 15105<br />

TERUGVERDIENTIJD<br />

Netto-investering € 129108 € 129108<br />

Bruto jaarlasten:<br />

Saldo € 4138 € 15105<br />

Afschrijving € 10898 € 10898<br />

Totale bruto jaarlasten € 15036 € 26003<br />

Terugverdientijd (jaren) 9 5<br />

• Optie 2 wordt <strong>op</strong>tie 1, indien alle warmte en elektriciteit worden verkocht<br />

(exclusief warmtebehoefte vergister).<br />

• Optie 1: het is meestal moeilijk om warmte aan derden te leveren, daarom zal de<br />

<strong>op</strong>brengst aan warmte meestal € 0,- zijn. Bij gebruik van een deel van de<br />

elektriciteit en warmte, kunnen <strong>op</strong>tie 1 (geen eigen gebruik) en <strong>op</strong>tie 2 (wel eigen<br />

gebruik), met elkaar vergeleken worden.<br />

• De warmtebenutting zal per specifieke bedrijfssituatie de nodige technische<br />

aanpassingen vragen. Bijvoorbeeld verschillende temperatuurcircuits.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 120


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 6: Leveranciers vergistingsinstallaties<br />

<strong>BiogaS</strong> International<br />

Dhr. A.L. Wittendorp<br />

Postbus 130<br />

7890 AC Klazienaveen<br />

Tel: 0591 390 096<br />

Fax: 0591 390 091<br />

E-mail: info@biogas.nl<br />

Website: http://www.biogas.nl<br />

Turnkey levering <strong>mestvergisting</strong>,<br />

financiering en afzet eindproducten.<br />

Biogas Nederland<br />

Dhr. D. Meijerink<br />

Wollinghuizerweg 89<br />

9541 VA Vlagtwedde<br />

Tel: 0599 326 901<br />

Fax: 0599 326 790<br />

E-mail: dick.meijerink@wxs.nl<br />

Website: http://www.biogas-nederland.nl<br />

Biorek<br />

Dhr. G. Gosselink<br />

Postbus 58<br />

5670 AB Nuenen<br />

Tel: 040 258 12 29<br />

Fax: 040 258 12 50<br />

E-mail: biorekagro.bv@agroweb.nl<br />

Website: http://www.bioscan.dk<br />

Eventueel nascheiding digestaat<br />

Biothane Systems Int.<br />

Postbus 5068<br />

2600 GB Delft<br />

Tel: 015 270 01 11<br />

Fax: 015 256 09 27<br />

E-mail: sales@biothane.nl<br />

Website :http://www.biothane.nl<br />

Ecogas International B.V.<br />

Dhr. Th.J. Bijman<br />

Postbus 335<br />

7570 AH Oldenzaal<br />

Tel: 0541 471603<br />

Fax: 0541 512499<br />

E-mail: office@ecogas.nl<br />

Website: http://www.ecogas.nl<br />

Haalbaarheidsonderzoek/ Quick scan, levering complete <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties,<br />

begeleiding milieuvergunningaanvraag en teruglevering groene stroom.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 121


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Funki Manura A/S-Benelux<br />

Dhr. F. Lelieveld<br />

De Hork 8<br />

5431 NS Cuijk<br />

Tel: 0485 350 678<br />

Fax: 0485 350 797<br />

E-mail: info@funki-manura.com<br />

Website: www.funki-manura.com<br />

Grontmij Water and Waste Management<br />

Dhr. L. Luning<br />

Postbus 203<br />

3730 AE De Bilt<br />

Tel: 030 694 32 10<br />

Fax: 030 695 63 66<br />

Website: http://www.grontmij.nl<br />

HCG<br />

Dhr. A. Grooters<br />

Pekelwerk 12<br />

9663 AW Nieuwe Pekela<br />

Tel: 0597 666 666<br />

Fax: 0597 646 942<br />

E-mail: agrooter@hcg.hbg.nl<br />

Website: www.hcg-ic.nl<br />

Host B.V.<br />

Industrieplein 3<br />

7553 LL Hengelo<br />

Postbus 920<br />

7550 AX Hengelo<br />

Tel: 074 240 1807<br />

Fax: 074 240 1810<br />

E-mail: info@host.nl<br />

Website: www.host.nl<br />

Linde BRV<br />

Dhr. J. Driegen<br />

Drieslag 30<br />

8251 JZ Dronten<br />

Tel: 0321 387964<br />

Fax: 0321 338853<br />

E-mail: linde-brv@planet.nl<br />

Turnkey levering met evt. scheidings-,<br />

verkleinings-, vergistings-, composteringsen<br />

droogtechnieken. Mestvergisting vanaf<br />

circa 3000 m 3 mest per jaar. Ook afvalwater<br />

en slibbehandeling.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 122


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

LIPP GmbH<br />

Industriestraße<br />

D-73497 Tannhausen<br />

Tel: +49 (0) 7964 9003-0<br />

Fax: +49 (0) 7964 9003-27<br />

E-mail: info@lipp-system.de<br />

Website: www.lipp-system.de<br />

Planet Energietechniek GmbH<br />

Master Esch 35<br />

D-48691 Vreden<br />

Tel: +49 (0) 2564 97 565<br />

Fax: +49 (0) 2564 33 715<br />

E-mail: info@planet-biogas.com<br />

Website: www.planet-biogas.com<br />

TEWE Elektronik GmbH & Co. KG<br />

Karl-Benz-Straße 17<br />

D-48691 Vreden<br />

Tel: +49 (0) 25 64 9 35 50<br />

Fax: +49 (0) 25 64 3 37 15<br />

E-mail: info@tewe.com<br />

Website: www.tewe.com<br />

Thecogas Biogastechniek B.V.<br />

Dhr. Th. J. Bijman<br />

Tramstraat 32<br />

7241 CK Lochem<br />

Tel: 0573 256 446<br />

Fax: 0573 259 048<br />

Website: www.thecogas.nl<br />

WISA Umweltschutz GmbH<br />

Dhr. H.P. Winkler<br />

Lindenstrasse 17a<br />

D-39606 Iden<br />

Tel: +49 (0) 39390 82 000<br />

Fax: +49 (0) 39341 50 163<br />

E-mail: Biogaswisa@aol.com<br />

Website: www.biogas-wisa.de<br />

Wolter & Dros Biowatt<br />

Dhr. J. Schucking<br />

Postbus 2483<br />

7500 CL Enschede<br />

Tel: 053 4807444<br />

Fax: 053 5361433<br />

biowatt@wolterendros.nl<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 123


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 7: Leveranciers van installatieonderdelen<br />

A.E.H. Power B.V.<br />

Dhr. W.J.M. Klinkenberg<br />

Maasstraat 48<br />

5995 ND Kessel-Eik<br />

Tel: 077 462 14 85<br />

Fax: 077 462 22 65<br />

E-mail: webmaster@aehpower.nl<br />

Website: www.aehpower.nl<br />

Bouw, verko<strong>op</strong> en verhuur van WarmteKrachtK<strong>op</strong>pelingen<br />

Bos Benelux B.V.<br />

Planckstraat 57<br />

3316 GS Dordrecht<br />

Tel: 078 652 0101<br />

Fax: 078 617 0101<br />

E-mail: info@bosbenelux.com<br />

Website: www.bosbenelux.com<br />

Leverancier van Bauer, Bos Benelux, Vogelsang, Landia; Pompen, mixers, scheiders<br />

filtratiesystemen en mest<strong>op</strong>slagsystemen<br />

Distrimex pompen<br />

Edisonstraat 12<br />

7000 AL Doetinchem<br />

Tel: 0314 368 444<br />

Fax: 0314 335 047<br />

E-mail: info@distrimex.nl<br />

Website: www.distrimex.nl<br />

Leverancier van BBA, Intersigma, Tsurumi en Wangen pompen<br />

FAN Separator<br />

59510 Herzfeld<br />

Germany<br />

Tel: +49 (0) 2923 6100<br />

Fax: +49 (0) 2923 610100<br />

E-mail: FAN@fan-separator.com<br />

Mestscheiders, vijzelpersen<br />

ISS Industrial Storage Systems / PAS <strong>op</strong>slagsystemen B.V.<br />

Dhr. H. Vos<br />

De Giek 31<br />

9206 AS Drachten<br />

Tel: 0512 582 058<br />

Fax: 0512 518 933<br />

E-mail: sales@isstanks.nl<br />

Website: www.isstanks.nl<br />

www.pastanks.nl<br />

Mest<strong>op</strong>slagsystemen<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 124


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Smits Constructies B.V.<br />

Peelstraat 5A<br />

5446 NA Wanroij<br />

Tel: 0485 453 396<br />

Fax: 0485 455 022<br />

Website: www.smitsbv.com<br />

Pompinstallaties, filterinstallaties en <strong>op</strong>slagsystemen<br />

Wiefferink B.V.<br />

Textielstraat 16<br />

7575 CA Oldenzaal<br />

Postbus 335<br />

7570 AH Oldenzaal<br />

Tel: 0541 571 616<br />

Fax: 0541 512 499<br />

E-mail: info@wiefferink.nl<br />

Website: www.wiefferink.nl<br />

Leverancier van foliebassins en mestzakken<br />

Willems groep<br />

Postbus 105<br />

7270 AC Borculo<br />

Tel: 0545 255 000<br />

Fax: 0545 255 099<br />

E-mail: info@willemsgroep.nl<br />

Website: www.willemsgroep.nl<br />

Mestverwerkingsinstallaties, scheidingstechnieken en afvalwaterbehandeling<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 125


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 8: Algemene organisaties Duurzame Energie<br />

Bureau Investeringsregelingen en Willekeurige Afschrijving<br />

Postbus 3338<br />

4480 DH Breda<br />

Tel: 076 522 90 44<br />

Infomil<br />

Grote Marktstraat 43<br />

2511 BH Den Haag<br />

Postbus 30732<br />

2500 GS Den Haag<br />

Tel: 070 361 05 75<br />

Fax: 070 363 33 33<br />

E-mail: info@infomil.nl<br />

Website: www.infomil.nl<br />

Beleid en regelgeving, (toetsingskader lucht, water, bodem, energie, afval, geluid,<br />

veiligheid, etc.) technieken, rookgasreiniging en diverse links.<br />

Informatie Centrum Biomassa<br />

Postbus 342<br />

7300 AH Apeldoorn<br />

Tel: 055 549 33 44<br />

Fax: 055 549 32 87<br />

Ministerie van VROM<br />

Economische Fiscale Instrumenten/ IPC660<br />

Rijnstraat 8<br />

2515 XP Den Haag<br />

Postbus 30945<br />

2500 GX Den Haag<br />

Tel: 070 339 40 70<br />

Website: www.vrom.nl<br />

Novem<br />

Catharijnesingel 59<br />

Postbus 8242<br />

3505 RE Utrecht<br />

Tel: 030 239 34 88<br />

Fax: 030 231 64 91<br />

E-mail: info@novem.nl<br />

Website: www.novem.nl<br />

Beschikbaarheid biomassa, conversietechnieken, studies (project, haalbaarheid,<br />

evaluatie), diverse links. (www.biomasster.nl; www.robklimaat.nl)<br />

Projectbureau Duurzame Energie<br />

Postbus 10<br />

6800 AA Arnhem<br />

Tel: 026 355 74 00<br />

E-mail: info@duurzame-energie.nl<br />

Website: www.pde.nl<br />

D.E. beleid, beschikbaarheid biomassa, conversietechnieken, leveranciersgegevens,<br />

prijsinformatie, studiewijzer en diverse links.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 126


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Senter<br />

Dokter van Deenweg 108<br />

Postbus 10073<br />

8000 GB Zwolle<br />

Tel: 038 455 35 53<br />

Fax: 038 454 02 25<br />

E-mail: Info@senter.nl<br />

Website: www.senter.nl<br />

Subsidiewijzer<br />

Stichting Platform Bio-Energie<br />

Postbus 8283<br />

3503 RG Utrecht<br />

Tel: 030 219 13 42<br />

Fax: 030 219 51 15<br />

E-mail: pbe@wxs4all.nl<br />

Website: www.wxs4all.pbe.nl<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 127


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

Bijlage 9: Kennisdragers<br />

Advies, onderzoek, ingenieursbureaus.<br />

Arcadis Heidemij<br />

Postbus 660<br />

5140 AR Waalwijk<br />

Tel: 0416 344 044<br />

Fax: 0416 672 300<br />

BTG Biomass Technology Group B.V.<br />

Postbus 217<br />

7500 AE Enschede<br />

Tel: 053 489 28 97<br />

Fax: 053 489 31 16<br />

Website: www.btgworld.com<br />

CCS<br />

Emmastraat 119<br />

7513 BB Enschede<br />

Tel: 053 482 20 07<br />

Fax: 053 482 20 01<br />

E-mail: info@cocos.nl<br />

Website: www.cocos.nl<br />

Energie advies<br />

CLM Centrum Landbouw en Milieu<br />

Amsterdamsestraatweg 877<br />

3555 HL Utrecht<br />

Postbus 10015<br />

3505 AA Utrecht<br />

Tel: 030 244 13 01<br />

Fax: 030 244 13 18<br />

E-mail: clm@clm.nl<br />

Website: www.clm.nl<br />

DLV adviesgroep NV<br />

Bezoekadres Dr. W. Dreeslaan 1<br />

Bennekom<br />

Postbus 7001<br />

6700 CA Wageningen<br />

Tel: 0317 491 600<br />

Fax: 0317 460 400<br />

E-mail: Webredactie@dlv.agro.nl<br />

Website: www.dlv.nl<br />

Technische en economische advisering, subsidieadvies, Milieu- en<br />

bouwvergunningen, bemestingsadviezen en mineralenmanagement.<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 128


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

ECN Energieonderzoek Centrum Nederland<br />

Westerduinweg 3<br />

Postbus 1<br />

1755 ZG Petten<br />

Tel: 0224 564 949<br />

Fax: 0224 564 480<br />

E-mail: info@ecn.nl<br />

Website: www.ecn.nl<br />

Samenstelling biomassastromen, assamenstellingen, diverse links<br />

Ecofys BV<br />

Postbus 8408<br />

3505 RK Utrecht<br />

Kanaalweg 16-G<br />

3526 KL Utrecht<br />

Tel: 030 280 83 00<br />

Fax: 030 280 83 01<br />

E-mail: info@ecofys.nl<br />

Website: www.ecofys.nl<br />

Grontmij<br />

Postbus 14<br />

3730 AA De Bilt<br />

Tel: 030 694 32 10<br />

Fax: 030 695 63 66<br />

Website: www.grontmij.nl<br />

HAS Den Bosch<br />

Postbus 90108<br />

5200 MA ‘s-Hertogenbosch<br />

Sportlaan/Onderwijsboulevard 221<br />

5223 AZ ’s-Hertogenbosch<br />

Tel: 073 69 23 700<br />

Fax: 073 69 23 799<br />

E-mail: hasdb@hasdb.nl<br />

Website: www.hasdenbosch.nl<br />

HAS KennisTransfer<br />

Postbus 90108<br />

5200 MA ’s-Hertogenbosch<br />

Sportlaan/Onderwijsboulevard 221<br />

5223 AZ ’s-Hertogenbosch<br />

Tel: 073 69 23 637<br />

Fax: 073 69 23 640<br />

E-mail: HASKennisTransfer@hasdb.nl<br />

Website: www.haskennistransfer.nl<br />

Haskoning<br />

Postbus 151<br />

6500 AD Nijmegen<br />

Tel: 024 328 42 84<br />

Fax: 024 323 93 46<br />

E-mail: webmaster@royalhaskoning.com<br />

Website: www.royalhaskoning.com<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 129


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

IMAG-DLO B.V.<br />

Gebouw 127, Mansholtlaan 10-12<br />

Wageningen<br />

Postbus 43<br />

6700 AA Wageningen<br />

Tel: 0317 476 300 (centrale)<br />

Tel: 0317 476 406 (receptie)<br />

Fax: 0317 425 670<br />

E-mail: postkamer@imag.wag-ur.nl<br />

Website: www.imag.dlo.nl<br />

KEMA Nederland B.V.<br />

Postbus 9035<br />

6800 ET Arnhem<br />

Tel: 026 356 91 11<br />

Fax: 026 442 90 93<br />

E-mail: information@kema.nl<br />

Website: www.kema.nl<br />

Praktijkonderzoek Veehouderij<br />

Postbus 2176<br />

8203 AD Lelystad<br />

Tel: 0320 293 569<br />

Fax: 0320 241 584<br />

E-mail: webmaster@pv.agro.nl<br />

Website: www.pv-wageningen.nl<br />

Ervaringen <strong>mestvergisting</strong>sinstallaties proefbedrijven, mestscheidingsproeven<br />

vergiste mest.<br />

PricewaterhouseCo<strong>op</strong>ers afd. Milieuadvies<br />

Postbus 30715<br />

2500 GS Den Haag<br />

Tel: 070 342 61 94<br />

Fax: 070 342 60 75<br />

Stimuland<br />

Postbus 126<br />

7400 AC Deventer<br />

Tel: 0570 662 391<br />

Fax: 0570 662 392<br />

E-mail: stimuland@glto.nl<br />

Website: www.stimuland.nl<br />

Tauw Milieu B.V.<br />

Handelskade 11<br />

Postbus 133<br />

7400 AC Deventer<br />

Tel: 0570 699 911<br />

Fax: 0570 699 666<br />

E-mail: info.deventer@tauw.nl<br />

Website: www.tauw.nl<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 130


'Mestvergisting <strong>op</strong> <strong>boerderijniveau</strong>'<br />

TNO-MEP Milieu, Energie en Procesinnovatie<br />

Laan van Westenenk 501<br />

Postbus 342<br />

7300 AH Apeldoorn<br />

Tel: 055 549 34 93<br />

Fax: 055 549 37 40<br />

E-mail: S.vanLoo@mep.tno.nl<br />

Website: www.mep.tno.nl<br />

Witteveen + Bos Raadgevende Ingenieurs<br />

Postbus 233<br />

7400 AE Deventer<br />

Tel: 0570 697 911<br />

Fax: 0570 697 344<br />

E-mail: info@witbo.nl<br />

Website: www.witteveenbos.nl<br />

'Vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa' 131

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!