27.11.2014 Views

Vakblad Cement - Abt

Vakblad Cement - Abt

Vakblad Cement - Abt

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

interview<br />

Op zoek naar de grenzen van het vak<br />

Rob Nijsse<br />

54<br />

6 2 0 10<br />

Rob Nijsse


1<br />

1 Rob Nijse in het Educatorium<br />

in Utrecht, met<br />

externe wapening duidelijk<br />

zichtbaar foto: Ivar Pel<br />

Rob Nijsse is misschien wel de bekendste constructeur<br />

van Nederland. Veel architecten noemen hem<br />

als favoriete gesprekspartner. Ook studenten<br />

hebben Nijsse inmiddels gevonden als vraagbaak<br />

voor constructieve problemen. Het vak van<br />

constructief ontwerper lijkt hem dus op het lijf<br />

geschreven. Toch kwam zijn keuze voor civiele techniek<br />

destijds min of meer toevallig tot stand.<br />

“Ik heb altijd een hele brede belangstelling gehad: geschiedenis,<br />

archeologie, biologie, chirurgie. Ik ben zeer gefascineerd<br />

door het Romeinse Rijk. Ik ben opgegroeid in Castricum en<br />

daar werden destijds grote forenzenwijken aangelegd, waarbij<br />

ook het nodige werd gevonden uit de Romeinse tijd. Als een<br />

soort schatgraver liep ik dan percelen af om te kijken of ik wat<br />

kon vinden. Verder speelde ik altijd in de duinen en de zee en<br />

herken inmiddels bijna alle vogels als ik ze hoor fluiten. En van<br />

het feit dat ik geen chirurg ben geworden, heb ik nog altijd een<br />

beetje spijt. Ik help mijn kinderen graag als ze bijvoorbeeld een<br />

wondje hebben.”<br />

Vanuit Castricum fietst hij elke dag naar het lyceum in Beverwijk<br />

om daar HBS-B te doen. Als hij op zijn 16de zijn diploma<br />

haalt, weet hij aanvankelijk niet wat hij vervolgens moet gaan<br />

doen. “Het was eind jaren zestig. We zetten ons eigenlijk overal<br />

tegen af: lang haar tot op je schouders, met je brommer door<br />

de duinen crossen; dat vond ik veel interessanter.”<br />

Delft<br />

Hij twijfelt nog even over een studie medicijnen, maar de kort<br />

daarvoor ingestelde numerus fixus schrikt hem af. Dan<br />

wekken tijdens een vakantiebezoek de Deltawerken zijn interesse.<br />

“Vooral de schaal vond ik interessant: de mens die de<br />

natuur probeert te beheersen.” Als hij dit thuis meldt, schrijft<br />

CV<br />

naam prof.ir. Rob Nijsse<br />

leeftijd 57<br />

opleiding HTS, Amsterdam, TH Delft<br />

werkgevers ABT


interview<br />

foto: Ivar Pel<br />

zijn vader hem in voor de studie weg- en waterbouwkunde aan<br />

de HTS in Amsterdam. “Ik slaagde dat eerste jaar niet eens met<br />

geweldige cijfers, maar raakte zo wel in de techniek betrokken.”<br />

Hij besluit dan direct door te gaan naar de TH in Delft. “Ik had<br />

met wiskunde en mechanica weliswaar een soort start<br />

gemaakt, maar dat eerste jaar in Delft was toch vooral verder<br />

theorie opbouwen.”<br />

Na twee jaar forenzen en op kamers, vertrekt hij naar een<br />

nieuwe studentenflat en kiest definitief voor Delft als woonplaats.<br />

“Ik kwam op een heel leuke verdieping, met mensen die<br />

alle in dezelfde omstandigheden verkeerden als ik. Allemaal<br />

verschillende studierichtingen weliswaar, maar heel inspirerend,<br />

want iedereen maakte andere dingen mee. We hielpen<br />

elkaar ook: een medestudent die wiskunde studeerde legde me<br />

bijvoorbeeld de differentiaalvergelijking perfect uit. Sommige<br />

mensen zie ik nog steeds! Dat is dus echt een band voor het<br />

leven geworden.”<br />

Zo raakt hij ook in het Delftse circuit verzeild. Hij wordt heel<br />

actief in de studentenbeweging en zit zelfs namens de studenten<br />

bij Civiele techniek in het bestuur. “Het was middenin de<br />

democratiseringsgolf. Dat ging zelfs zover dat we soms ons<br />

eigen cijfer mochten bepalen!” Hij neemt tevens zitting in het<br />

bestuur van de studentenflat. “Ik ben overal ingerold, maar<br />

vond het tegelijk ook leuk, omdat ik de kans kreeg mee te<br />

praten. De ingenieur staat toch middenin de maatschappij en<br />

moet niet maar als een verstrooide professor in een ivoren<br />

toren allemaal orakels gaan verkondigen. Werd voor de eerste<br />

Maasvlakte op de Berenplaat nog een mooie broedkolonie van<br />

vogels gewoon platgeveegd, nu wordt op de tweede Maasvlakte<br />

een heel stuk gereserveerd om de natuur te creëren. Werden er<br />

ook niet eens zo lang geleden nog plannen ontwikkeld om een<br />

keurige dijk langs en tussen alle Waddeneilanden aan te<br />

leggen? Meer en meer zie je doordringen dat de natuur maakbaar<br />

is: ingenieurs kunnen de omstandigheden zó manipuleren<br />

en beïnvloeden dat de natuur zich weer terugvecht.”<br />

gebouw zette hij als een soort puzzeltje in elkaar.” Ook moeilijke<br />

vakken, als schaalconstructies, elasticiteitstheorie en nietlineair<br />

elastisch rekenen blijven noodzakelijk, maar gelukkig<br />

biedt de komst van de computer uitkomst. “In het begin<br />

moesten we daarvoor nog speciaal naar de faculteit Wiskunde.<br />

We gebruikten ponskaarten om de algoritmes te schrijven en<br />

berekeningen uit te voeren. Dat is eigenlijk de sleutel tot ons<br />

vak geweest. Tot dan konden we slechts delen van een gebouw<br />

uitrekenen, soms met heel ingewikkelde formules, aan de hand<br />

van ingewikkelde boeken, vol met tabellen van allerlei platen<br />

in diverse belastingscombinaties. Nu konden we een heel<br />

gebouw tot een ruimtelijk model modelleren en doorrekenen.”<br />

Oosterhoff was verbonden aan zowel de faculteit Civiele techniek<br />

als aan de faculteit Bouwkunde. “Hij bewoog zich eigenlijk<br />

tussen beide vakgebieden in. Dat is ook een goede positie<br />

voor een constructief ontwerper. Architecten geven vormen<br />

aan en hebben bepaalde ideeën van het beeld van een gebouw,<br />

maar dat moet door constructeurs concreet worden gemaakt.”<br />

2<br />

Civiele Bouwkunde<br />

Civiele Bouwkunde spreekt hem van alle specialisaties het<br />

meest aan. Een van de hoogleraren in die richting is professor<br />

Oosterhoff, tevens oprichter van ABT. “In zijn lessen wandelde<br />

hij meermalen in enkele seconden met simpele modellen door<br />

een waanzinnig ingewikkelde constructie en een complex<br />

56<br />

6 2 0 10<br />

Rob Nijsse


2 In het EXPO2000-paviljoen staat geen<br />

kolom boven elkaar; de constructie wisselt<br />

van staal naar beton en zelfs naar boomstammen<br />

foto: Hans Werlemann<br />

3 Minnaert-gebouw in Utrecht<br />

3<br />

Hij studeert af op een idee van futuroloog Rudolf Das. “Een<br />

groot piramidevormig gebouw met binnenin een sporthal en<br />

allerlei ruimtes die geen daglicht behoefden, daaromheen een<br />

schil van woningen, met – toen al – zonnepanelen. Dat<br />

gebouw heb ik helemaal constructief uitgewerkt tot een<br />

werkend model. Ook de energiehuishouding hoorde daar<br />

overigens bij.” Oosterhoff adviseert hem vervolgens bij ABT<br />

langs te gaan, en daar wordt hij aangenomen. “Na alle positieve<br />

ervaringen met hem was dat eigenlijk een wens die in vervulling<br />

ging.”<br />

kanaalplaten en hoedliggers; lekker goedkoop en de aannemer<br />

bouwt er graag mee. Je verdient een goede boterham en hebt<br />

een gezond bedrijf. Wij willen echter ook met de kwaliteit en<br />

diepgang van onze constructies in de voorste linies blijven.<br />

Daarom willen we sommige projecten gewoon hebben; omdat<br />

er een beroemd architect bij zit of omdat de opdrachtgever iets<br />

bijzonders wil. Dat noemen wij de A-projecten. Vaak zijn het<br />

publieke projecten, waarmee we veel publiciteit kunnen genereren<br />

en onze naam in de markt kunnen bevestigen. Daarvoor<br />

proberen we onze uiterste best te doen, en als we daarbij op<br />

Bureaufilosofie<br />

ABT hanteert de bureaufilosofie te realiseren wat de architect<br />

voor ogen staat, binnen de kaders gesteld door de opdrachtgever.<br />

Daar kan Nijsse zich volledig in vinden: “Een constructeur<br />

bedenkt niet hoe iets eruit ziet, maar is wel verantwoordelijk<br />

voor hoe het eruit zal zien. Of het een lang en slank kolommetje<br />

wordt met een mooie kapiteel erbovenop of een forse<br />

betonpaal van vierkant 50 cm met 4 Ø16 en 2 Ø32 en beugels<br />

Ø8 om de 650. Ik zal nooit een gebouw kunnen ontwerpen.<br />

Een vorm lukt nog wel, zoals een overkapping van een stadion,<br />

maar niet een gebouw dat door mensen en voor functies<br />

gebruikt moet worden. Ik vind het ook helemaal niet interessant<br />

hoeveel toiletten er nodig zijn.”<br />

Op het bureau ziet hij direct wie constructief ontwerper en wie<br />

constructeur is. “Sommigen willen gewoon moeilijke opgaven;<br />

daar bijten ze zich in vast, zoeken alles uit, berekenen allerlei<br />

alternatieven en komen dan met de beste oplossing. Anderen<br />

rekenen gewoon een balk uit en bepalen de wapening. Weer<br />

anderen willen niet alleen die moeilijke opgave oplossen, maar<br />

ook in overleg gaan met de architect en vragen: ‘Waarom wil je<br />

het eigenlijk zo?’ Met die benadering kun je hem veel beter<br />

helpen zijn ideeën te realiseren.”<br />

Toch ziet ook ABT de noodzaak van goed ondernemerschap.<br />

“In de vrije markteconomie moet je altijd aan je werk verdienen,<br />

anders ben je gewoon onverstandig bezig. Je kunt wel een<br />

mooi gebouw willen maken en de betonprijs willen winnen,<br />

maar je moet ook gewoon een skelet kunnen neerzetten van<br />

kolommen in een stramien waar nog auto’s tussen passen, met<br />

“Als je als constructeur niet eerst duizend<br />

keer een stalen balk hebt uitgerekend,<br />

bouw je geen gevoel op”<br />

nul resultaat kunnen uitkomen is dat acceptabel. Op die<br />

projecten zetten we ook bewust jonge, talentvolle mensen in.<br />

Maar daarnaast doen ook wij projecten die gewoon geld opleveren.<br />

Een bepaald percentage van die winst reserveren we om<br />

in het bedrijf te investeren, om beter te worden.”<br />

Die jonge mensen moeten overigens toch wel al minimaal vijf<br />

jaar ervaring hebben. “Toen ik bij ABT binnenkwam, dacht<br />

ook ik meteen: nu ga ik het Feyenoordstadion of de Martinihal<br />

ontwerpen. Maar ik moest eerst gewoon balken, vloeren en<br />

poeren uitrekenen voor het Academisch Ziekenhuis in Leiden.<br />

En dat is essentieel: als je als constructeur of constructief<br />

ontwerper niet eerst duizend keer een stalen balk hebt uitgerekend,<br />

met verschillende lengtes en configuraties, bouw je geen<br />

gevoel op. Ik kan nu naar een plattegrond kijken en zeggen:<br />

‘Dat moet een HE 300B zijn’. Soms vergis ik me en moet het<br />

een HE 320B zijn, maar zeker géén HE 200B.”<br />

Conservatieve normen?<br />

Het feit dat de normen zo streng zijn geworden, is volgens<br />

Nijsse de wurggreep waarin het vak zich bevindt: “Construc-<br />

Rob Nijsse 6 2 0 10 57


interview<br />

4 Een typische schets waar Rob<br />

Nijsse graag gebruik van maakt<br />

tijdens het ontwerpproces<br />

5 Beeldenmuseum in Scheveningen<br />

4<br />

ties werden vijftig jaar geleden allemaal gebouwd met vloeren<br />

van 8 cm dik en 5 m overspanning voor de balken. Dat gaf<br />

overigens wel problemen met kruip, doorbuiging en scheurvorming.<br />

Maar toen ik begon kon je pons nog uitrekenen in<br />

een keurig kegeltje en mocht je de helft van de treksterkte<br />

toelaten. Nu zijn er zulke ingewikkelde formules, dat ik niet<br />

eens begrijp hoe ze in elkaar zitten. We kunnen ze alleen maar<br />

met de computer berekenen; bovendien moeten er dan altijd<br />

deuvels worden ingestort of kolomplaten worden toegepast. En<br />

over de elasticiteitsmodulus van beton zijn dikke boeken<br />

geschreven; niemand kan er meer wat concreets van zeggen,<br />

dus rekent iedereen verplicht met de laagste waarde, E = 10<br />

000 MPa! Maar men zit niet meer te duwen aan de grenzen<br />

van het materiaal. Als je ervoor zorgt dat het goed gewapend<br />

is, desnoods voorgespannen, dan heb je geen scheurvorming<br />

en kun je een E-modulus van 30 000 krijgen, met dus veel<br />

minder doorbuiging. De normen dwingen ons dus constructies<br />

zwaar en degelijk te ontwerpen, zonder kans dat er ook<br />

maar iets gebeurt. Maar ja, dat eist de maatschappij van ons.<br />

Als er een balkon naar beneden komt, vraagt iedereen zich af<br />

hoe dat kon gebeuren. Laatst nog schreef een <strong>Cement</strong>columnist:<br />

‘Eigenlijk zou volgens de statistiek in Nederland elk jaar<br />

één balk naar beneden moeten komen als we alle faalkansen<br />

combineren.’ Dat klopt misschien wel, maar een balk komt<br />

alleen naar beneden als er echt grove fouten zijn gemaakt en<br />

niet omdat de statistiek dat vereist.”<br />

De veiligheid zou feitelijk veel meer gebaat zijn bij verscherping<br />

van het toezicht op de uitvoering. Ook in een onafhankelijke<br />

controle van de berekeningen gelooft Nijsse sterk:<br />

“Niemand kan zichzelf controleren. Bovendien zijn het vaak de<br />

kleine dingen die fout gaan, maar wel enorme consequenties<br />

hebben. Nu pakken aannemers het besteksontwerp en gaan dat<br />

helemaal opnieuw doorrekenen. Dat doen ze om de faalkansen<br />

eruit te halen en meerwerk op te sporen. Constructieve fouten<br />

kunnen ze niet altijd in het meerwerk onderbrengen, maar<br />

door dat falen ondervinden ze wel hinder in de uitvoering.<br />

Aannemers moeten dat echter niet naar zich toetrekken. Wij<br />

moeten als constructeurs ervoor zorgen dat we een berekening<br />

indienen die goed is.”<br />

Kwaliteitscontroles binnen het eigen bedrijf zullen nooit<br />

voldoen. “Het Duitse instituut van Prüfingenieur vind ik de<br />

beste garantie voor de veiligheid. Een Prüfingenieur moet<br />

namelijk niet alleen de berekeningen, maar ook de uitvoering<br />

controleren. Zijn enige taak is fouten opsporen. Aanvankelijk<br />

stond ik daar heel negatief tegenover, maar al snel zag ik dat hij<br />

“Een balk komt alleen naar beneden als<br />

er echt grove fouten zijn gemaakt en niet<br />

omdat de statistiek dat vereist”<br />

me niet alleen dwong 100% alert te zijn, maar ook hielp<br />

bepaalde situaties in de uitvoering te vermijden. Het vergt wel<br />

een omslag in denken. Niet zeggen: ‘Het zijn maar een paar<br />

staafjes die ontbreken of het is vrijdag en die bekisting moet<br />

vol’. Op een gegeven moment komt er schade en dan zit iedereen<br />

al gauw op een veel grotere onkostenpost.”<br />

Opdrachtgevers<br />

Die Prüfingenieur moet dan wel door de opdrachtgever<br />

worden betaald. “Alle actuele problemen in de bouw, door<br />

instortende balkons of toneeltorens, komen toch mede doordat<br />

de opdrachtgever de constructeur te weinig betaalt? Het<br />

verbaast me dat in al die rechtszaken, zoals in Maastricht, de<br />

opdrachtgever buitenspel blijft. Hij dwingt zijn aannemer en<br />

adviseurs de laagste prijs af, waardoor iedereen gaat bezuinigen<br />

op allerlei taken, met alle gevolgen van dien. Terecht dus<br />

dat de opdrachtgever die Prüfingenieur moet betalen. Hij wil<br />

toch een goed gebouw en niet het goedkoopste gebouw?”<br />

Omdat het hen zelf aan bouwdeskundigheid ontbreekt, huren<br />

opdrachtgevers voor de directievoering vaak projectmanagementbureaus<br />

in. “Dat hoeft geen probleem te zijn. Voorwaarde<br />

is wel dat ze oog hebben voor het belang van het project in het<br />

algemeen, en niet dat ze alleen maar proberen alles zo goedkoop<br />

mogelijk bij elkaar te shoppen. Als je vervolgens alleen<br />

58<br />

6 2 0 10<br />

Rob Nijsse


5<br />

maar offertes krijgt die op een minimum zijn gebaseerd, dan<br />

weet je dat je risico’s loopt. Het is zo makkelijk om op prijs te<br />

selecteren. In de huidige neergaande economie zijn bedrijven<br />

helemáál geneigd om naar de uiterste ondergrens te gaan, in de<br />

hoop weer een jaartje te kunnen overleven en dan volgend jaar<br />

maar de betere opdrachten te krijgen. Als verantwoord<br />

projectmanagementbureau moet je dan toch een reële prijs<br />

willen betalen.”<br />

Druppelsgewijs komen er nu aanbestedingen waar op kwaliteit<br />

wordt geselecteerd. “Het is een lovenswaardig streven om<br />

aspecten als prijs, kwaliteit, presentatie en plan van aanpak<br />

allemaal voor een bepaald percentage mee te laten tellen. Maar<br />

de kinderziektes zijn er nog niet uit, want té vaak nog domineert<br />

de prijs. Laatst weer werd bij een aanbesteding braaf<br />

beloofd de prijs voor 30% mee te laten tellen; de laagste prijs<br />

zou bij weging 100 punten krijgen en de hoogste 50 punten.<br />

Voor de presentatie bleek de weging echter tussen 70 en 75<br />

punten te liggen! Dan kun je nog zo’n mooie presentatie<br />

houden, maar als er een constructeur meedoet zonder enige<br />

ervaring op dat bepaalde terrein, dan telt dat verschil op dat<br />

criterium maar minimaal mee en is de prijs toch weer het<br />

allerbelangrijkste.“<br />

Dit systeem hoeft de vrije inschrijving niet te dwarsbomen.<br />

“Kleine bureaus en jong talent mogen van mij best een kans<br />

krijgen, zolang de overheid er dan maar wel voor zorgt dat een<br />

relatieve kolos als ABT, met alle bijbehorende overhead, niet<br />

alléén op prijs moet concurreren met het spreekwoordelijke<br />

bureau op zolder. Dat kan alleen als de overheid ervoor zorgt<br />

dat ze goed wordt geadviseerd. We moeten niet star vasthouden<br />

aan de eisen van de Europese aanbesteding, zoals het<br />

noemen van referentieprojecten, want als je dan niet eerder<br />

een bibliotheek hebt gebouwd, zúl je het ook nooit bouwen.<br />

Zorg echter wel dat iedereen technisch en financieel zijn werk<br />

goed kan doen. Een prijsvraag bijvoorbeeld is niet alleen leuk;<br />

nee, je zult er als opdrachtgever ook de nodige inspanningen<br />

voor moeten doen. Als je, bijvoorbeeld zoals in Arnhem, het<br />

beste station van de wereld wilt hebben en daarom een van de<br />

beste ontwerpers van de wereld uitnodigt, en die geeft een<br />

prachtig ontwerp af, dan moet je wel zeker weten dat je dat ook<br />

kunt betalen.”<br />

Architecten<br />

Aan twee projecten bewaart Nijsse in het bijzonder goede<br />

herinneringen: het Educatorium in Utrecht (foto 1) en het<br />

EXPO2000-paviljoen in Hannover (foto 2). “Bij het Educatorium<br />

vormden we met de architecten een heel leuk team van<br />

adviseurs. Binnen een redelijk kader hebben we de grenzen<br />

van het mogelijke opgezocht. Er zitten hele leuke constructies<br />

in, zoals de wapening die uit een dunne betonplaat met 20 m<br />

overspanning komt. Het was wel duur en moeilijk in de uitvoering,<br />

maar mede dankzij de aannemer is het toch goed gelukt.”<br />

Ook het EXPO2000-paviljoen bevat hele bijzondere constructies.<br />

“In dat gebouw staat werkelijk geen kolom boven elkaar,<br />

wisselt de constructie van staal naar beton en zelfs naar boomstammen,<br />

en daar had niemand ook enige ervaring mee. De<br />

Prüfingenieur viel bijna van zijn stoel af toen we hem vertelden<br />

dat we boomstammen wilden gaan toepassen in plaats van<br />

gezaagde balken.”<br />

Als je respect hebt voor elkaar, dan accepteer je ook eerder<br />

elkaars grenzen. “Natuurlijk is het ook voor mij veel makkelijker<br />

alles zwaar, dik en degelijk te maken; dan slaap ik elke<br />

nacht heel erg goed, maar dan krijg je geen spectaculair<br />

gebouw. Ik kan ook proberen te bereiken wat de architect voor<br />

ogen heeft. Hij moet dan wel accepteren dat niet alles lukt.”<br />

Eén favoriete architect heeft hij niet. “Ik werk graag met Bjarne<br />

Rob Nijsse 6 2 0 10 59


interview<br />

stellen dat iets niet kan. Als een architect bijvoorbeeld geen<br />

kolom in een gevel wil, maar je hebt wel iets nodig om de<br />

bovenliggende balk te dragen, moet je hem naar zijn argumentering<br />

vragen en vervolgens daarop reageren. Met een beetje<br />

creativiteit kom je tot een voorstel waarmee iedereen tevreden<br />

is; dan los je als constructief ontwerper het probleem op dat de<br />

architect op jouw bord legt. Soms kun je ook in goed overleg<br />

met de architect zeggen: ‘Om jouw beeld te kunnen realiseren<br />

móeten we die moeilijke en dus dure constructie maken, maar<br />

dan zullen we ergens anders in het gebouw iets veel goedkoper<br />

moeten doen. Ook daarmee kun je als constructief ontwerper<br />

sturen en beïnvloeden.”<br />

6<br />

Nijsse wil in elk project minstens één bijzondere constructie<br />

stoppen. “Een grote overspanning kun je bijvoorbeeld ook<br />

maken met een onderspannen ligger in plaats van een dikke<br />

balk. Een vloer met daaronder een activiteit waar veel kolommen<br />

niet wenselijk zijn, kun je met een paar mooie, grote<br />

kolommen dragen; die laat je bijvoorbeeld onderaan slank<br />

beginnen en bovenin uitwaaieren, zodat de dwarskracht ook<br />

goed wordt ingeleid. Zo daag je je constructeurs uit en blijf je<br />

de grenzen van het vak opzoeken. In een heel conventioneel<br />

museum stelden we voor om het dak van glas te maken. De<br />

architect was laaiend enthousiast; hij had nog een budget voor<br />

kunst en wilde dat wel hiervoor gebruiken. Als je het vertrouwen<br />

van de architect wilt hebben, moet je kunnen laten zien<br />

wat je zoal gedaan hebt. Als je niet meer kunt laten zien dan<br />

een balk op twee steunpunten, dan maak je geen indruk.“<br />

Mastenbroek, WillemJan Neutelings, Liesbeth van der Pol, Ben<br />

van Berkel en de drie mensen van MVRDV. Zij willen ook<br />

gewoon bouwen, niet alleen maar mooie artikelen schrijven<br />

met computerbeelden. Verder heb ik ontzag voor Rem Koolhaas.<br />

Hij heeft een heel helder beeld in zijn hoofd. Als ik<br />

vervolgens zeg: ‘Dat kan niet’, vraagt hij: ‘Waarom niet?’ Hij<br />

reageert en past desgewenst zijn ontwerp aan. Als je merkt dat<br />

een architect luistert en bereid is iets te accepteren, dan komt<br />

ontzag vanzelf. Let wel: ik ben nog nooit een architect tegengekomen<br />

die helemaal begrijpt hoe een constructie in elkaar zit.<br />

Dat interesseert ze ook niet. Ze willen alleen maar weten<br />

waarom iets niet werkt.”<br />

Constructief spel<br />

Constructeurs hebben nogal eens moeite met die benadering.<br />

“Constructeurs denken wiskundig en hebben de neiging de<br />

waarheid absoluut te zien. Maar die waarheid is plooibaar: als<br />

kleine dingen veranderen, komt er ook net iets anders uit je<br />

sommetje. Kap een discussie niet te snel af door simpelweg te<br />

Onderwijs<br />

Alweer geruime tijd draagt Nijsse zijn filosofie ook over op<br />

studenten. Eerst was hij enkele jaren gasthoogleraar aan de<br />

Universiteit van Gent; sinds 2007 is hij praktijkhoogleraar<br />

draagconstructies aan de faculteit Bouwkunde van de TU in<br />

Delft. “Ik wil kennis bijbrengen en vul de gereedschapskist van<br />

de studenten. Dat is vervelend werk, maar noodzakelijk willen<br />

ze betere en mooiere gebouwen maken. Ze moeten bijvoorbeeld<br />

weten dat de doorbuiging bij vrij opgelegd een factor 5 is<br />

van aan beide zijden ingeklemd. Daar kunnen ze later als<br />

architect hun voordeel mee doen. Ik vertel in het eerste jaar<br />

ook altijd over grotere overspanningen: als een eenvoudige<br />

balk niet meer voldoet, moet je een vakwerk toepassen. Dan<br />

leg ik uit hoe een vakwerk zich vanaf de Romeinen ontwikkeld<br />

heeft, tot een Vierendeelligger aan toe. Zo geef ik vanuit de<br />

constructie aan dat er meer mogelijk is.”<br />

Tussen studenten in België en Nederland ziet hij grote verschillen:<br />

“In België is het altijd doodstil in de collegezaal. Ze luisteren<br />

aandachtig, geïnteresseerd, er worden geen bemoeiachtige<br />

vragen tussendoor gesteld en bijna iedereen komt. In Delft<br />

komt in de eerste colleges nog 80%, aan het eind is het 50%.<br />

60<br />

6 2 0 10<br />

Rob Nijsse

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!