01.12.2014 Views

Een gevaarlijk brouwersleven - Leuvens Historisch Genootschap

Een gevaarlijk brouwersleven - Leuvens Historisch Genootschap

Een gevaarlijk brouwersleven - Leuvens Historisch Genootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Een</strong> <strong>gevaarlijk</strong> <strong>brouwersleven</strong><br />

Etienne Franckx<br />

In de beginjaren van1630 duikt in Leuven Jacobus Goffart op. Aangezien hij niet<br />

in de poorterslijst voorkomt is hij van <strong>Leuvens</strong>e komaf. Hij studeert aan de universiteit en<br />

promoveert als licentiaat in de beide rechten, zowel de civiele als de kerkelijke. Hij huwt<br />

met Catharina Meleyn, een vrouw van buiten Leuven en omdat het toen de gewoonte<br />

was om in de parochie van het meisje te huwen is het dus niet verwonderlijk dat er voordien<br />

van haar geen spoor te vinden is. Het paar vestigt zich aan de eerste ringmuur net<br />

naast de Minnenpoort.<br />

Ergens begin 1600 heeft een onbekende tekenaar een ganse reeks schetsen<br />

over onze stad gemaakt. Van de Minnenpoort zijn er twee beschikbaar die relevant zijn<br />

voor dit verhaal.<br />

De schets bovenaan is een doorkijk naar het Handbooghof, centraal voorbij<br />

de brug, getekend van op het begin van het huidige Mercatorpad. Het huis links van<br />

de brug is de thuis van de familie Goffaert, met links van de woning een muur met een<br />

deurtje erin. Die doorgang leidde naar de schietstand van de handboogschutters, die<br />

later hun naam aan de huidige groenzone hebben gegeven. Met een portie goede wil is<br />

deze locatie in gedachten gemakkelijk te reconstrueren, vandaar als hulp de bijhorende<br />

hedendaagse foto’s van op de zelfde standpunten.<br />

6


Daaronder dezelfde stadspoort maar een kwartdraai verder en enkele jaren<br />

eerder getekend. De toren staat nog onder dak en de muur, met doorgang tussen de<br />

woning en de toren, staat er al, maar het huis in kwestie nog niet. Daaruit kan afgeleid<br />

worden dat de woning van recentere datum is dan die van de tweede schets. Het is in<br />

die woning dat Joannes Franciscus zal opgroeien. Zijn vader is op dat moment net begonnen<br />

aan een dertigjarige politieke loopbaan die hem tot weesmeester, rentmeester,<br />

gildedeken en schepen zal leiden. Hij zal overlijden ergens voor 1688.<br />

Merkwaardig is dat enkel de laatste twee kinderen gedoopt zijn in Sint-Jakob,<br />

zoals het hoorde gelet op de ligging van hun woonplaats. De eerste drie, waaronder Jan<br />

zoals hij in de wandeling heet, zijn gedoopt in Sint-Pieter. Zijn ouders zijn dus tussen zijn<br />

geboorte op 16 januari 1641 en december 1643 hier komen wonen. Het moet in die tijd<br />

een boeiende omgeving zijn geweest voor een opgroeiend kind. <strong>Een</strong> extra grote (speel)<br />

tuin achter in het schuttersveld en een zeer drukke handelsweg voor de deur. Omdat zijn<br />

vader een rechtsgeleerde en geen brouwer was moest zoonlief ‘in de leer’ gaan bij een<br />

meester.<br />

Er zijn in het archief spijtig genoeg geen gegevens meer beschikbaar over de<br />

periode van zijn leertijd in het brouwersambacht, dus dan maar gecontroleerd gissen.<br />

Indien hij de geplogenheden van die tijd in ere hield zal hij op leer zijn gegaan rond 1664,<br />

op zijn 23ste, net zoals de meeste leerknapen. De zonen van actieve meesters werden<br />

meestal rond hun achttiende, als meesterzoon, zonder echte opleiding in het ambacht<br />

ingeschreven. De opleiding tot brouwmeester duurde minstens twee jaar alvorens de<br />

leerknaap ingezworen kon worden. Dikwijls was dat de vereiste om dan net nadien te<br />

gaan trouwen, hetgeen hij dus op 4 september 1667 in Leuven-kermissfeer deed.<br />

Hij stapte in het huwelijkbootje met Anna Maria Cremers, een meisje van over<br />

de vestingsmuur. Dat is de parochie Sint-Pieter en daar dan ook hun huwelijk ingezegend.<br />

Hij is het niet ver gaan zoeken. Daarmee begint hun omzwerving door de stad. Op<br />

vier jaar tijd worden er vier kinderen geboren in de parochie Sint-Pieter. Daarvan blijft enkel<br />

het oudste in leven. In 1674 woont het gezin in de parochie Sint-Michiel, waar het een<br />

tijdje blijft, waarna er weer een serie van vier kinderen volgt, weerom allen geboren in<br />

de parochie Sint-Pieter. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Jan in die periode in gehuurde<br />

brouwerijen gewerkt om zaad in het bakje te krijgen. In 1679 zet het gezin een grote stap<br />

<br />

Zij kopen in 1679 van domicella Louise Otto, een jonge weduwe, de brouwerij<br />

Den Gulden Arent in de Borchtstraat, het laatste deel van de huidige Mechelsestraat. Zij<br />

bevindt zich tussen de brouwerij De Meerminne links en de herberg Die Biehal rechts.<br />

Achteraan grenzen die panden aan het Klein Begijnhof. Dat hele huizenblok, samen met<br />

de kerk en het gasthuis van het Klein Begijnhof, dus tot aan de Sluisstraat, is het slachtoffer<br />

geworden van de sloopwoede van De Stella halverwege vorige eeuw en vervangen<br />

door magazijnen. Die opslagmastodonten gaan nu op hun beurt binnenkort tegen de<br />

grond. Het zal na al die jaren industrie opnieuw een woonzone worden.<br />

7


<strong>Een</strong> <strong>gevaarlijk</strong> <strong>brouwersleven</strong><br />

Vervolg<br />

Toen was dat the place to be voor een brouwer. Door de kering in de loop van<br />

de Dijle was er gemakkelijk aan water te komen en bovendien waren alle grote brouwerijen<br />

van die dagen in die omgeving gevestigd. Schuin over de deur was de brouwerij<br />

De Horen waar Sebastiaan Artois een kleine dertig jaar later de stiel zal gaan leren en<br />

nadien het zaad voor het huidige InBevconcern zal doen kiemen. Omdat die locatie goed<br />

in de markt lag moest er behoorlijk voor betaald worden en liep de kostprijs van het pand<br />

op tot 5100 gulden. Voor die prijs kocht men drie grote huizen op de Oude Markt. Omdat<br />

een vakman toen 12 stuivers per dag verdiende en er daarvan 20 in een gulden gingen,<br />

gaat het hier over 8500 werkdagen equivalent. Momenteel zouden we spreken we over<br />

een klein miljoen euro. Op die aankoop diende men dan nog eens één twintigste of 255<br />

gulden belasting te betalen. Zelfs toen werd de arbeider reeds uitgeperst.<br />

Hun brouwerij ligt in Sint-Geertrui, maar de laatste vier kinderen zijn gedoopt<br />

in Sint-Pieter, hetgeen laat vermoeden dat ze binnen de eerste ringmuur woonden en<br />

dat er enkel werd gebrouwen in Den Gulden Arend, niet gewoond. De brouwerij moet<br />

van goeden doen zijn geweest want Jan leidde er geregeld nieuwe leerknapen op. Het<br />

ging hun dus voor de wind. Eerst kwam Philips Heijn uit Zétrud-Lumay in dienst, die zijn<br />

leertijd afsloot in 1687, hetgeen wil zeggen dat hij deze aangevangen had begin 1685.<br />

Hij verdwijnt in de geschiedenis en doemt pas weer op in 1694, wanneer hij poorter en<br />

brouwmeester wordt, huwt en zelf aan het brouwen slaat. Door geldgebrek is hij waarschijnlijk<br />

buiten de stad als gezel-buitenbrouwer gaan werken om zijn startkapitaal te<br />

vergaren. Hij overlijdt in 1713 in Leuven.<br />

Na Philips neemt Jan als meester half 1687 Peeter<br />

Thibault in de leer. Tien maand later slaat het noodlot<br />

toe. Op 26 juni 1688, tijdens het brouwen, valt zijn leermeester<br />

soo deerlijck ende bij ongeluck inden siedenden<br />

brauwketel waernaer oock instantelijck de doodt is<br />

gevolght. <strong>Een</strong> jaar later verkoopt meester Jans moeder,<br />

die sinds 1666 weduwe is, uit geldelijke noodzaak de<br />

ouderlijke woning voor 1900 gulden.<br />

Het jongste kind van Jan en Anna Maria is bij Jans overlijden net geen vijf jaar<br />

en de oudste zoon rond de twintig. Anna Maria zit zonder broodwinner. Vandaar dat ze<br />

naar het ambacht gaat met de vraag om te mogen verder brouwen in eigen beheer. Op<br />

die manier kan ook de leerknaap zijn opleiding afronden. Leerknaap Peeter krijgt de<br />

toestemming om verder te brouwen en zal rond 1690 zelf meester worden. Hij blijft werkzaam<br />

in Leuven en sterft hier in 1743, net geen tachtig jaar, na een vruchtbaar leven.<br />

In 1693 is Guilliam Claes in Den Gulden Arent aan de slag als brouwer en heeft<br />

hij de zaak in huur van Anna Maria. Zij en haar kinderen verkopen in 1706 de brouwerij<br />

aan hun huurder en verlaten het pand. Van hun gelijknamige zoon is er in het <strong>Leuvens</strong>e<br />

na de verkoop geen spoor meer. Zij komt uiteindelijk terecht in de parochie Sint-Kwinten<br />

waar zij zich eind 1711 bij haar echtgenoot voegt in het eeuwige.<br />

8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!