Sicco Roorda van Eysinga – zijn eigen vijand - Hans Vervoort
Sicco Roorda van Eysinga – zijn eigen vijand - Hans Vervoort
Sicco Roorda van Eysinga – zijn eigen vijand - Hans Vervoort
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
als een trein, maar chefs die op hun strepen stonden,<br />
vonden in <strong>Roorda</strong> een onverdraaglijk vrijpostige ondergeschikte die<br />
absoluut niet kon leren dat ancienniteit of een hogere rang rècht gaf<br />
op gelijk.<br />
Bij het doorbladeren <strong>van</strong> allerlei tijdschriften waaraan <strong>Roorda</strong> ooit<br />
meewerkte, stuitten we op het blad Oost en West, waar in de<br />
jaargang 1878 twee series persoon lijke herinneringen voor kwamen,<br />
die deels betrekking hadden op <strong>zijn</strong> diensttijd.<br />
De eerste reeks gaf een opsomming <strong>van</strong> al <strong>zijn</strong> goede ervaringen met<br />
de Ja<strong>van</strong>en en in dat verband kwamen <strong>Roorda</strong>'s werkzaamheden aan<br />
de mond <strong>van</strong> de Solo-rivier aan de orde:<br />
"Den 27sten Augustus 1851 zette ik als tweede-luitenant der genie,<br />
voet aan wal te Tandjong Wedoro, op een kleinen delta, gevormd<br />
door twee armen der Solo-rivier. Sinds jaren bedreigde het door haar<br />
afgevoerde slib de groote vaart in Straat Madoera. Ik was belast met<br />
den aanleg <strong>van</strong> een stroomleider <strong>van</strong> breuksteen, met een opening<br />
<strong>van</strong> honderd ellen voor de kleine vaart, in hare monding. De delta<br />
was bewoond door ongeveer honderd inlanders. De controleur en<br />
waarnemend assistent-resident te Gresik K. had gelast, dat daaglijks<br />
honderd heeredienstplichtigen uit den omtrek te mijner beschikking<br />
zouden worden gesteld. Reeds na vier dagen zond ik de gedwongen<br />
arbeiders weg, onder dankbetuiging aan de controleur voor <strong>zijn</strong><br />
goede bedoeling. Wel wees hij mij op de vermoede lijke nadeelige<br />
gevolgen mijner onvoorzichtigheid, maar ik vertrouwde op de Ja<strong>van</strong>en<br />
en zij beschaamden toen mijn vertrouwen evenmin als ooit.<br />
Ik had in die vier dagen een proef doen nemen omtrent de hoeveelheid<br />
steen, die een inlander, op taak werkende, in een dag kon<br />
breken en was gekomen tot het cijfer 3/4 . De ontwerper had een proef<br />
genomen met het werken op dagloon door geoefende inlandsche<br />
sappeurs, had slechts het cijfer 1/2 verkregen en daarop de begroting<br />
gegrond. Volgens mijne manier won dus de Staat vijftig ten honderd.<br />
Maar neen, het was niet mijn manier. Ik had in 1846 te Willem I, als<br />
opzichthebbende over de aardewerken, de voordeelen, <strong>van</strong> den arbeid<br />
op taak, aldaar ingevoerd door den Kapitein-ingenieur G.H.<br />
Uhlenbeck leeren waardeeren.<br />
Vóór <strong>zijn</strong> komst luierden de soldaten aldaar op het werk <strong>van</strong> zonsopgang<br />
tot zonsondergang. Na <strong>zijn</strong> optreding waren zij reeds des<br />
morgens om negen uur in de kazernes terug, na ieder een kubieke el<br />
te hebben ontgraven, veel meer dan zij vroeger in een geheelen dag<br />
leverden.