Metaloterm G

Metaloterm G
Dubbelwandige gasafvoeren voor atmosferische, gasgestookte toestellen
Total Solutions in Chimney Systems

Inhoudsopgave
Toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Voorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Keuze diameter Metaloterm AG. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Bevestigingsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Opbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Verslepingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Dakdoorvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Uitmonding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Bijlage 1: Bepaling van diameter uit de tabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Bijlage 2: Constructiedetails . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Figuur 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Figuur 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Figuur 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Figuur 4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Figuur 5 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Figuur 5a . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Figuur 6 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Figuur 6a . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Figuur 7 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Figuur 8 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Figuur 8a . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Figuur 8b . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Figuur 8c . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Figuur 9 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Figuur 10 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Montage handleiding Metaloterm AG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

Installatievoorschrift METALOTERM AG
Toepassingsgebied:
METALOTERM AG is geschikt voor toepassing op stooktoestellen voor genormeerde
gasvormige brandstoffen met een rookgastemperatuur van maximaal 250°C en een
schoorsteenverlies van ≥ 17%.
Het rookkanaal dient in onderdruk-omstandigheden te functioneren, dat wil zeggen:
de heersende druk in het rookkanaal dient onder gebruiksomstandigheden altijd lager
te zijn dan de omgevingsdruk. METALOTERM AG is ongeschikt voor overdruk.
Gebruik uitsluitend originele METALOTERM AG onderdelen en accessoires.
Veranderingen en aanpassingen kunnen de goede werking nadelig beïnvloeden.
Eventuele aanspraken op garantie komen door dergelijke wijzigingen te vervallen.
Voorbereiding:
Alvorens met de installatie te beginnen wordt het beoogde tracé, de plaats van de
ravelingen, sparingen in wanden, vloeren en het dak, en eventuele obstakels als balken,
gordingen etc. ingemeten. Bij het aanbrengen van sparingen dient de sterkte van
de oorspronkelijke constructie niet ontoelaatbaar beïnvloed te worden.
De sparingen in de onbrandbare vloeren dienen 20 millimeter groter te zijn dan de uitwendige
diameter van het kanaal.
De minimale afstand van de buitenwand van het METALOTERM AG kanaal tot brandbare
materialen is 25 mm.
Binnen het gebouw, en bij doorvoering door een wand of vloer waar de voorgeschreven
brandwerendheid van de bouwconstructie nadelig beïnvloedt wordt, dient er een
omkokering toegepast te worden. Zie voorbeelden zoals aangegeven op pagina’s 8 t
/m 10. Deze uitvoeringen voldoen aan de eisen die gesteld worden met betrekking tot
de weerstand tegen branddoorslag-brandoverslag (WBDBO), zoals vermeld in het
Bouwbesluit met een minimum van 20 minuten.
Bij een brandwerendheid van 20 minuten is geen omkokering nodig. Hierbij dient echter
rekening gehouden te worden dat de oppervlakte-temperatuur van het AG-systeem
tot een afstand van 1 meter vanaf het toestel (de verbinding tussen toestel en
rookgasafvoer) hoger kan zijn dan 75K en dient de afstand tot brandbaar materiaal
50 i.p.v. 25 mm te bedragen.
Omkokeringen kunnen worden samengesteld uit:
- onbrandbare plaat met een minimumdikte van 12 mm (bijvoorbeeld Nobranda);
- metselwerk uit baksteen of kalkzandsteen, minimumdikte 50 mm;
- gasbetonblokken of gipsblokken, minimaal 50 mm dik;
- betonwanden.
Omkokeringen zijn in principe 4-zijdig, echter tegen wanden van metselwerk, beton
of gasbeton kunnen de omkokeringen 3-zijdig zijn. Indien het kanaal geplaatst wordt
in een hoek tussen twee samenkomende wanden bestaande uit één van de eerder
genoemde materialen kan de omkokering 2-zijdig samengesteld worden.
Materialen welke zich aan de binnenzijde van de omkokering bevinden dienen
onbrandbaar te zijn.
1
GASTEC G 11/97

Installatie:
Voorkeur verdient de opbouw van onderaf. Raadpleeg en volg de montagehandleiding,
welke in de verpakking van de metersecties is bijgevoegd. Een voorbeeldexemplaar
is als bijlage aan dit installatievoorschrift toegevoegd.
De montagehandleiding geeft belangrijke informatie over de juiste positie van de elementen.
Let vooral op de juiste stromingsrichting van de rookgassen zoals aangegeven op de
elementen. Een ondersteboven gemonteerd kanaal is niet toegestaan en zal tot
klachten leiden.
Keuze diameter METALOTERM AG:
De diameter wordt vooraf bepaald door de totale lengte, inclusief aansluitleiding en
het verloop van het rookkanaal (zoals bij inmeten is vastgesteld), de capaciteit en het
type toestel.
Een te grote of te kleine diameter kan leiden tot condensatie en/of verminderde trek in
het rookkanaal, waardoor er verbrandingsgassen in de verblijfsruimte kunnen stromen.
Een te geringe schoorsteenhoogte (minder dan 3 meter) kan problemen geven, vooral
bij het optreden van valwinden (tussen hoge gebouwen). De diameter kan benaderd
worden zoals aangegeven in bijlage 1 op pagina 4. Voor een uitgebreide berekening
van de afvoerdiameter dient de methode volgens NEN 2757 toegepast te
worden.
Bevestigingsmiddelen:
Nadat de toe te passen onderdelen bepaald zijn, wordt de hartlijn van het tracé op de
wanden aangebracht, en wordt de plaats van de bevestigingsmiddelen bepaald.
Vervolgens kunnen de bevestigingsmiddelen aangebracht worden waarbij men rekening
moet houden met een eventueel noodzakelijke omkokering.
Kies de lengte en de plaats van de secties zodanig, dat de verbinding tussen twee
elementen zich niet in een doorvoering bevindt en niet samenvalt met bevestigingshulpstukken.
Aansluiting:
Het stooktoestel wordt altijd aangesloten op het METALOTERM AG kanaal met
behulp van een aansluitstuk (code GA) waarbij het gewicht van de schoorsteen niet
rechtstreeks op het stooktoestel mag rusten. Alleen op deze manier wordt een vrije
thermische uitzetting gewaarborgd. Voor de verschillende uitvoeringen van de aansluitingen:
zie ook figuur 9 op pagina 20.
Opbouw:
Direct boven het aansluitstuk GA wordt het eerstvolgende element met behulp van
een muurbeugel aan de bouwkundige constructie bevestigd. Vervolgens worden alle
secties en eventuele bochten aangebracht en bevestigd. Tenminste voor elke eerste
bocht en na de volgende bocht dient er een bevestiging aan de bouwkundige constructie
aangebracht te worden, zoals aangegeven in de constructiedetails op pagina
7 e.v.
2

Verslepingen:
Indien verslepingen niet te vermijden zijn, dan dienen bochten spanningsvrij gemonteerd
te worden zoals aangegeven in figuur 1, pagina 7. Een rechte schoorsteen
garandeert de beste trek.
Dakdoorvoer:
Eventueel aanwezige omkokering moet door het dakbeschot aangebracht worden
(zie figuur 3 en 4 op pagina’s 9 en 10). Denk aan de afstand tot brandbare
materialen van 25 mm. Juist onder het dakbeschot dient een muurbeugel geplaatst
te worden.
Breng daarna de geëigende dakplaat en stormkraag aan zoals in figuur 10 op pagina
21 aangegeven is.
Uitmonding:
Goede werking:
Gebruik voor de uitmonding altijd de voorgeschreven Metaloterm trekkende kap
(code GK). De uitmondingshoogte wordt bepaald volgens de situatieschets volgens
figuur 8 en 8a op pagina’s 16 en 17, overeenkomstig met NEN 2757.
Hinder:
Ter voorkoming van hinder door de rookgassen ventilatie- en/of verbrandingsluchttoevoeropeningen
(van hetzelfde perceel) dient voldoende afstand in acht genomen
te worden. De korst mogelijke afstand tussen uitmonding en toevoer is bepalend.
Op pagina’s 18 en 19 is een overzicht opgenomen, conform de situaties 1, 8 en 9
uit NEN 2757.
Onderhoud:
Het rookkanaal moet 1 maal per jaar geïnspecteerd worden en eventueel geveegd.
Dit dient bij voorkeur door een erkend schoorsteenreinigingsbedrijf, aangesloten bij
de ASPB, te geschieden.
Algemeen:
Draag zorg voor een onbelemmerde toevoer van ventilatie- en verbrandingslucht, bij
voorkeur rechtstreeks van buiten. Hierdoor wordt onderdruk en dus rookgaslekkage
in de woning voorkomen.
3

Bijlage 1: Bepaling van diameter uit de tabel
Tabel 1 is geldig voor een enkelvoudige METALOTERM afvoerleiding
De kenmerkende afmetingen, zoals aangegeven in figuur 1, zijn:
- de totale hoogte (H), dat is de verticale afstand tussen de bovenkant van de trekonderbreker
en de onderkant van de schoorsteenkap;
- de horizontale lengte (L), dat is de horizontale afstand tussen de trekonderbreker
en het verticale gedeelte van de afvoerleiding.
Tabel 1 dient als volgt te worden gebruikt:
1. zoek in de eerste verticale kolom de totale hoogte (h) in m;
2. zoek naast de gevonden totale hoogte, in de tweede verticale kolom, de horizontale
lengte (l) in m (=0 voor een geheel verticale afvoer),
3. zoek in de daarnaast gelegen regel de capaciteit in kW die overeenkomt met de
basiscapaciteit van het toestel of de naastliggende hogere capaciteit;
4. ga van deze capaciteit omhoog en lees zodoende de diameter in mm van de
afvoerleiding af.
Een voorbeeld van een enkelvoudige afvoerleiding toont fig. 2. De gasketel heeft een
capaciteit van 38,38 kW en een trekonderbreker met een diameter van 150 mm.
Werkwijze:
Ga van boven naar beneden in de eerste kolom tot u de hoogte 6 meter vindt en daarnaast
de horizontale lengte 3 meter. In de kolom voor 130 mm diameter vindt u een
capaciteit van 39,19 kW
Condensatie:
Afvoerleidingen die een uitzonderlijk grote lengte hebben in verhouding tot hun
diameter, kunnen aanleiding geven tot condensatie. Een vuistregel om dat te
ontgaan luidt:
- totale lengte in m x 0,18 diameter in mm niet overschrijden waarin:
- totale lengte = totale hoogte + horizontale lengte (H + L).
Volgens deze regel zal een afvoerleiding van bijv. 100 mm diameter een totale lengte
van 0,18 x 100 = 18 m niet moeten overschrijden.
Minimale afvoerhoogte:
Zoals uit de tabel blijkt, is een totale hoogte van minder dan 1 m niet aan te bevelen.
Ingeval het gastoestel een luchtverhitter is die lucht uit een beperkte opstellingsruimte
aanzuigt, dient de totale hoogte niet minder dan 2 meter te zijn. Raadpleeg voor
ventilatie-openingen en afmetingen NEN 1078 en NEN 2757.
4

Verdere richtlijnen bij het bepalen van diameter en lengte:
Minimale diameter van de leiding. In geval de met de tabel gevonden diameter kleiner
is dan die van de trekonderbreker van het toestel, dient het volgende in acht te worden
genomen:
- wanneer de totale hoogte kleiner is dan 3 m en geheel verticaal, mag pas verkleind
worden na de eerste 0,5 m verticaal; bij voorkeur met niet méér dan één diameter
verkleining.
Compensatie voor extra bochten:
Voor capaciteiten, geldend voor enkelvoudige afvoerleidingen met horizontale gedeelten,
houdt de tabel rekening met twee bochten 90°, ergens tussen de trekonderbreker
en de afvoerkap.
a. 2 bochten van 90°
b. 1 bocht van 90° en 1 T-stuk
c. 4 bochten van 45°.
minimale hoogte
0.5 m
L
figuur 1
H
5
3 m
figuur 2
6 m

Tabel 1
- Tabel voor enkelvoudige afvoerleidingen.
- Maximum netto ketelcapaciteit in kW (1 kW = 0.86 Mcal)
- H en L in meters
- Diameter afvoerleiding in mm
H L 90 100 110 130 150 180 200
1.0 0.0
0.5
12.0
8.9
15.5
11,8
18.0
14.7
26.6
20.4
35.7
27.2
52.0
39.5
64.5
49.1
1.5 0.0
0.5
1.0
13.2
10.9
10.3
18.1
14.1
13.7
22.6
17.6
17.1
31.5
24.4
24.0
42.4
32.8
32.2
62.1
47.8
47.1
77.2
59.3
58.5
2.0 0.0
0.5
1.0
1.5
15.5
12.4
11.7
11.0
20.1
15.9
15.6
15.2
25.1
19.9
19.4
19.0
35.2
27.6
27.1
26.6
47.7
37.2
36.6
36.1
70.0
54.3
53.6
52.9
87.2
67.6
66.8
65.9
2.5 0.0
0.5
1.0
1.5
16.3
13.2
12.8
12.2
21.8
17.5
17.0
16.6
27.2
21.7
21.3
20.8
38.3
30.4
29.8
29.3
52.0
40.9
40.4
39.7
76.4
59.9
59.1
58.4
95.5
74.7
73.7
72.8
3.0 0.0
0.5
1.0
1.5
17.9
14.0
13.6
13.3
23.0
18.6
18.3
17.9
29.0
23.3
22.8
22.6
40.8
32.7
32.1
31.5
55.5
44.2
43.5
42.8
81.9
64.8
63.8
63.0
102.5
80.7
79.8
78.7
4.5 0.0
0.5
1.0
2.3
19.0
15.4
15.4
13.8
25.8
21.5
21.2
20.2
32.7
27.0
25.7
25.5
46.3
38.0
37.4
36.1
63.5
51.8
51.1
49.3
94.4
76.3
75.4
73,2
118.6
95.4
94.3
91.8
6.0 0.0
0.5
1.0
3.0
20.1
16.2
16.2
15.4
27.7
23.6
23.1
21.7
35.1
30.8
29.2
27.6
50.1
42.0
41.4
39.2
69.0
57.3
56.6
53.8
103.3
85.0
84.0
80.4
130.3
106.5
105.4
101.2
9.0 0.0
0.5
1.0
4.5
20.9
16.9
16.9
16.2
30.0
26.3
25.9
23.8
38,4
33.4
33.0
30.4
55.0
47.5
46.9
43.4
76.2
65.2
64.5
60.0
115.3
97.5
96.5
90.4
146.0
122.7
121.5
114.2
12.0 0.0
0.5
1.0
6.0
20.3
17.3
17.3
16.5
31.4
28.1
27.8
25.0
40.6
36.0
35.4
32.0
58.0
51.2
50.6
46.1
80.8
70.7
70.0
64.0
122.9
106.3
105.3
96.9
156.4
134.2
133.0
122.9
18.0 0.0
0.5
1.0
9.0
-
-
-
-
33.0
-
-
-
42.6
37.3
36.6
-
61.6
55.9
55.5
-
86.4
77.7
77.1
68.7
132.5
117.9
117.0
105.1
169.3
149.7
148.6
134.1
24.0 0.0
0.5
1.0
12,0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
89.6
82.1
81.5
-
138.0
125.3
124.4
-
177.0
159.7
158.6
140.7
30.0 0.0 - - - - - 141.8 182.1
0.5 - - - - - 130.5 166.7
1.0 - - - - - 129.7 165.7
6

Bijlage 2: Constructiedetails
Figuur 1
Montage paspijp
sectie A
muurbeugel (GKL)
De paspijp (schuifpijp) wordt gebruikt om een willekeurige restmaat tussen 100 en
300 mm te overbruggen. De paspijp laten schuiven over sectie A. Na montage de
paspijp borgen door de slangklem vast te draaien.
7
werkende
lengte
muurbeugel (GKL)
paspijp (GPP)

Figuur 2
Dakdoorvoer pannendak
trekkende kap (GK)
Metaloterm AG
elementen
lodenslabpan (GSL) of
verstelbare kunstofpan
trekkende kap (GK)
muurbeugel (GKL)
25 mm
Bij geïsoleerde daken ter plaatse de schuimisolatie verwijderen. De brandwerende
omkokering doortrekken tot boven de onbegaanbare vliering.
8
Zie figuur 7, 8, 8a
onbegaanbare
vliering
brandwerende omkokering

Figuur 3
Dakdoorvoer pannendak
trekkende kap (GK)
lodenslabpan (GSL)
Zie figuur 7, 8, 8a
muurbeugel (GKL)
begaanbare vliering
Bij geïsoleerde daken ter plaatse de schuimisolatie verwijderen. De brandwerende
omkokering doortrekken tot door het dakbeschot omdat de zolderverdieping begaanbaar
is.
9
Metaloterm-AG
elementen
stormkraag (GS)
25 mm
brandwerende omkokering

Figuur 4
Dakdoorvoer platdak
trekkende kap (GK)
Metaloterm AG
elementen
stormkraag (GS)
dakplaat platdak (GDP)
platdak
isolatie 50 mm (o.a. steenwol)
onbrandbaarA1
muurbeugel (GKL)
brandwerende
omkokering
Het gat in de afdekplaat van de bitumen heeft dezelfde diameter als de bovenkant
van de conus. Zo ontstaat na het afplakken de gewenste opstaande rand tegen de
conus.
10
zie figuur 7, 8, 8a
25 mm

Figuur 5
Doorvoering onbrandbare vloer; WBDBO: < 20 min.
Metaloterm-AG
elementen
muurbeugel (GKL)
onbrandbare vloer
brandwerende siliconenkit
(o.a. Promaseal S)
11
D uitw. + 20 mm
onbrandbaar
isolatiemateriaal
(o.a. steenwol
Klasse A1)

Figuur 5a
Doorvoering onbrandbare vloer; WBDBO: < 60 min.
Metaloterm-AG
elementen
muurbeugel (GKL)
onbrandbare vloer
brandwerende siliconenkit
(o.a. Promaseal S)
12
D uitw. + 20 mm
25 mm
onbrandbaar
isolatiemateriaal
(o.a. steenwol
Klasse A1)

Figuur 6
Doorvoering brandbare vloer: WBDBO: < 60 min.
brandwerende
omkokering
13
Metaloterm-AG
elementen
brandbare vloer
isolatie (o.a. steenwol)
onbrandbaar A1
muurbeugel (GKL)

Figuur 6a
Doorvoering brandbare vloer: WBDBO < 20 min.
14
Metaloterm-AG
elementen
afdekking met onbrandbare
plaat 10 mm.
o.a. Promatect-H
brandbare vloer
isolatie
(o.a. steenwol)
onbrandbaar A1
muurbeugel (GKL)

Figuur 7
Bevestiging Metaloterm-AG
B
A
A
A
ø mm A B
130 2 1,5
150 2 1,5
180 2 1,5
200 2 1,5
Maten in meters
NB. Bij een totale bouwhoogte > 20 meter dient een muurondersteuning toegepast
te worden.
15
B
A

Figuur 8
Belendende
bebouwing
Belendende
bebouwing
III
IV IV
10˚
< 15 m
16
α > 23˚
III
Uitmonding uitsluitend in gebied I toegestaan met trekkende kap (GK)
Uitmonding in gebied I & II toegestaan met trekkende kap (GK)
Uitmonding uitsluitend in gebied I toegestaan met trekkende kap (GK)
> 15 m
10˚
III
10˚
III
IV
I
II
α > 23˚
Uitmonding in gebied I & II toegestaan met trekkende kap (GK)
I
0.5 m
Uitmonding uitsluitend in gebied l toegestaan met trekkende kap (GK)
I

Figuur 8a
Gebied I uitmonding met trekkende kap (GK)
Gebied III uitmonding niet toegestaan
I
III
lijn volgens
formule
III
0.5 m
schuin dak
dakhelling
α < 23˚
I
0.5 m
0.8 m
schuindak
dakhelling
α > 23˚
Berekening van de uitmondingshoogte indien
de schoorsteen niet binnen 0.8 m uit de nok
door het dakvlak komt.
H = (0.5 + 0.16x(α-23)xa
H is de hoogte van de uitmonding ten
opzichte van het dakvlak (in m)
α is de dakhelling in °
a is de horizontale afstand tussen het hart
van de uitmonding en de nok (in m)
17
0.5 m
plat dak
I
III

Figuur 8b
∆H (in mtr.)
a belasting 10 kW
b belasting 20 kW
c belasting 30 kW
d belasting 40 kW
e belasting 50 kW
Uitmondingen (hinder):
Bovenstaande grafiek geldt voor de meest voorkomende situaties volgens NEN
2757; situatie 1, 6, 8, en 9 zoals weergegeven op de volgende pagina. Deze situaties
gelden voor een atmosferisch gestookt toestel waarvan de afvoer in onderdruk
is. De lengte “L” kan berekend worden middels de hierna volgende formule:
f. =
2.50
2.25
2.00
1.75
1.50
1.25
1.00
0.75
0.50
0.25
a
b
√belasting
c 1 . L + c 2 . ∆H
c
d e
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
L (mtr.).
Waarin:
L is de verbindingslijn tussen een niet afsluitbare ventilatieluchttoevoer of een
verbrandingsluchttoevoer en de rookgasuitmonding.
∆H is het hoogteverschil in meter tussen de niet afsluitbare ventilatieluchttoevoer
of een verbrandingsluchttoevoer en de rookgasuitmonding.
f is de factor welke maximaal 0.01 mag bedragen
c1 is een correctie factor welke in de hier geldige situatie 163 bedraagt
c2 is een correctie factor welke in de hier geldige situatie 325 bedraagt
18

Figuur 8c
D
D
A
D
A
D
75˚ >75˚
G G G G
T
T
>23˚
A
G A
T
>23˚ >23˚ >75˚
D D D G D
A
T
T
A
T
T
A
A
A A
Situatie 1
>23˚
D D D D G D Situatie 8
G/D A G/D G/D A G/D G/D A G/D
T
A
D
D
∆H
A
A
>23˚
T
>23˚
T
D
23˚ >23˚
T
D
h
T
∆H
A
D
>23˚
>75˚
G is de gevel
D is het dak
T is de toevoer
A is de afvoer
∆HH
is de verticale
afstand tussen
afvoer- en
toevoeropening.
>23˚
Situatie 6
Situatie 9

Figuur 9
Verbindingsleidingen Metaloterm-AG
GB 90
SITUATIE B
20
SITUATIE A

Figuur 10
Bij dakdoorvoeren (dakplaten en lodenslabpan) wordt de stormkraag (GS) gebruikt
om de kier tussen de schoorsteensectie en de conus van de dakplaat of lodenslab
inregenvrij te maken.
Schuif hiertoe de stormkraag om de schoorsteensectie welke door de dakplaat of
lodenslab is gevoerd, tot deze horizontaal op de opstand rust.
Zorg dat de sectie ter plaatse vetvrij is.
Teken rondom en langs de bovenzijde van de stormkraag de sectie af en schuif de
stormkraag omhoog.
Breng dan een rups kit op de aftekenlijn aan. Duw daarna de stormkraag in de kit en
draai vervolgens de slangklem op de stormkraag aan. De kit dient voor het grootste
deel aan de onderkant van de stormkraag te komen.
21
Metaloterm-AG
element
kitrups
conus van
de dakplaat
stormkraag (GS)

Montage handleiding METALOTERM AG
Systeembeschrijving
METALOTERM AG is een modulair dubbelwandig gasafvoersysteem.
De kenmerken van dit systeem zijn:
- aluminium binnenmantel
- thermisch verzinkte buitenmantel
- t/m ø 200 mm voldoet aan KOMO QA-keur
- “klik” sluiting
- dikte binnenwand 0,3 mm in ø 90 t/m 150 mm, 0,4 mm in ø 180 en 200 mm,
0,5 mm in ø 250 t/m 600 mm.
- dikte buitenwand 0,4 mm in ø 90 mm, 0,5 mm in ø 100 t/m 600 mm
Het Metaloterm AG systeem is verkrijgbaar in de inwendige diameters (in mm):
90, 100, 110, 130, 150, 180, 200, 250, 300, 350, 400, 450, 500, 600.
Toepassingsgebied
Metaloterm AG systeem is geschikt als rookgasafvoersysteem voor gasgestookte
toestellen zonder ventilator, met een schoorsteenverlies van ≥ 17 %, ook wel atmosferisch
gestookte toestellen genoemd. Tevens is dit systeem geschikt als luchttoevoer-
en luchtafvoersysteem. Het AG systeem functioneert alleen in onderdruk. De
maximale rookgastemperatuur is 250°C (zowel continu als incidenteel).
Overige toepassingen in overleg met de fabrikant.
Installatievoorschriften
Het rookgasafvoersysteem moet opgebouwd worden volgens de nationale regelgeving
en de voorschriften van de fabrikant, zoals aangegeven in de documentatie en
het installatievoorschrift AG. Beide worden op aanvraag kosteloos toegezonden.
Montage
Controleer alle onderdelen op eventuele beschadigingen. Het gasafvoersysteem van
onderaf installeren, dus vanaf het toestel richting de uitmonding. Altijd naar binnen
afwaterend monteren. De onderkant van de elementen is herkenbaar aan de rondom
aangebrachte ’vergrendelingsnokjes’. (zie fig. 1)
De montage geschiedt door de elementen in elkaar te schuiven tot de buitenwand
aansluit, d.w.z. dat de nokjes vergrendelen en de ‘klik’sluiting tot stand is gekomen.
(zie fig. 2). Bij montage moet een minimum afstand van tenminste 25 mm tot brandbare
materialen in acht worden genomen. Indien mogelijk het systeem in één rechte
lijn omhoog en door het dak laten lopen. AIs dit niet mogelijk is, kunnen bochten
(code GB 45 en/of GB 90) toegepast worden. Het systeem moet ondersteund worden
op regelmatige afstanden. Ondersteuning vindt plaats door middel van het
gebruik van muurbevestigingsbeugels (code GKL). Deze moeten ook toegepast wor-
22
GASTEC G 11/97

den direct voor en na bochten. Maximum afstand tussen deze beugels is 2 meter.
Eerst de beugel(s) bevestigen, daarna de elementen monteren en vastklemmen in de
beugels.
Om optische redenen verdient het aanbeveling om de naden, indien mogelijk, aan de
achterzijde en in elkaars verlengde te plaatsen.
Let op!
De elementen mogen niet ingekort worden. De ‘klik’ sluiting van de elementen komt
dan niet tot stand. Gebruik voor afwijkende lengtes de paspijp (code GPP).
figuur 1
figuur 2
23

© 1997 ONTOP METALOTERM
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door
middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van ONTOP B.V.
METALOTERM is een gedeponeerde handelsnaam.

Ontop B.V.
Postbus 135, 4330 AC Middelburg
Oude Veerseweg 23, 4332 SH Middelburg
Telefoon: +31 (0)118 689 900
Fax: +31 (0)118 689 999
E-mail: info.nl@metaloterm.com
Ontop Abgastechnik GmbH
Postfach 1340, 51657 Wiehl
Albert-Einstein-Straße 8, 51674 Wiehl
Telefon (0 22 61) 7 08 –0
Fax (0 22 61) 7 08 90 / 7 08 95
E-mail: info.de@metaloterm.com
www.metaloterm.com
Metaloterm France
ZAC du Mandinet
18 Rue des Campanules, 77185 Lognes
Téléphone: 01 64 62 12 30
Fax: 01 64 62 11 08
E-mail: info.fr@metaloterm.com
03.30 97.10.2.5 M