orthoptie 2005 nr 2 5.0 v2 - International Orthoptic Association
orthoptie 2005 nr 2 5.0 v2 - International Orthoptic Association
orthoptie 2005 nr 2 5.0 v2 - International Orthoptic Association
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
DE ONTWIKKELING<br />
VAN EEN DIAGNOSTISCH PROTOCOL<br />
VOOR KINDEREN MET COMPLEXE VISUELE PROBLEMEN<br />
H.J.M. Verbunt-Brattinga, orthoptist, Sensis, Grave<br />
H.E.J.M. Lijnders-Kunen, orthopedagoog, Sensis, Grave<br />
M.P.J. Vervloed, universitair docent orthopedagogiek, Radboud Universiteit Nijmegen<br />
SAMENVATTING<br />
Middels een pilotonderzoek is een multidisciplinair<br />
onderzoeksprotocol ontwikkeld waarmee<br />
op stoornis- en beperkingniveau het visueel<br />
functioneren in kaart gebracht kan worden<br />
van kinderen met complexe visuele problemen.<br />
Dit zijn kinderen die beperkingen<br />
ondervinden in het visueel functioneren<br />
welke niet terug te voeren zijn op slechtziendheid<br />
gedefinieerd in termen van een<br />
verlaagde visus en/of een beperkt gezichtsveld.<br />
Bij deze kinderen is sprake van een<br />
combinatie van visueel sensorische, visueel<br />
perceptuele, oculomotorische en visuomotorische<br />
stoornissen. Hun anamnese is daarnaast<br />
risicovol voor het ontwikkelen van<br />
visuele stoornissen. De resultaten van de<br />
onderzoeken van tien kinderen worden beschreven.<br />
INLEIDING<br />
In toenemende mate worden medewerkers van<br />
Sensis, een organisatie voor zorg, onderwijs en<br />
diensten aan slechtziende en blinde mensen,<br />
geconfronteerd met vragen over kinderen met<br />
visuele beperkingen waarbij de primaire oorzaak<br />
niet ligt in een lage visus of een beperkt<br />
gezichtsveld, maar in een combinatie van visueel<br />
sensorische, visueel perceptuele, visuomotorische<br />
en oculomotorische stoornissen. Het<br />
merendeel van deze kinderen is niet blind of<br />
slechtziend volgens de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie<br />
(World Health Organisation,<br />
WHO). Slechtziendheid is gedefinieerd<br />
als een gezichtsscherpte minder dan 0,3 en/of<br />
een gezichtsveld kleiner dan 30° diameter<br />
(ICD-10, 1992). Een gezichtsscherpte van minder<br />
dan 0,05 en/of een gezichtsveld kleiner dan<br />
10° is gedefinieerd als (maatschappelijk) blind.<br />
Om de gevolgen van ziekten en aandoeningen te<br />
kunnen ordenen is de <strong>International</strong> Classification<br />
of Functioning, Disability and Health (ICF, 2001)<br />
ontworpen. De ICF is de herziene versie van de<br />
internationale classificatie van stoornissen, beperkingen<br />
en handicaps (ICIDH, 1993) en omvat<br />
de volgende aspecten: functies, anatomische<br />
eigenschappen (orgaanniveau), activiteiten (persoonsniveau)<br />
en participatie (sociaal niveau).<br />
Daarnaast is toegevoegd een lijst van externe en<br />
persoonlijke factoren welke het functioneren<br />
beïnvloeden.<br />
De aangemelde kinderen hebben problemen<br />
op het niveau van activiteiten zoals bijvoorbeeld<br />
S., een 12-jarig meisje met infantiele<br />
encefalopathie met als gevolg psychomotore<br />
retardatie, hemiparese links, microcefalie en<br />
epilepsie. De CT-scan toont bilaterale atrofie<br />
van de visuele cortex. Zij onderging een scheelziensoperatie<br />
op jonge leeftijd. Zij draagt een<br />
bril vanwege hypermetropie met astigmatisme.<br />
Vanwege een accommodatie-insufficiëntie droeg<br />
ze enige tijd een bifocale bril. Er is verder<br />
sprake van opticusatrofie en een licht verlaagde<br />
visus van 0,5. Het kleurenzien is intact en het<br />
contrastzien is voldoende. Het perifere gezichtsveld<br />
kan niet goed onderzocht worden. Zij is<br />
1
eeds bekend bij Sensis en bezoekt het speciaal<br />
onderwijs voor leerlingen met een visueel-verstandelijke<br />
beperking. Het visueel functioneren<br />
van S. op school is minder goed dan op basis<br />
van de visus verwacht zou worden, rekening<br />
houdend met haar cognitief niveau. Bijvoorbeeld<br />
blokken tellen in een toren lukt niet als<br />
de blokken dezelfde kleur hebben. Bij aparte<br />
aanbieding van materiaal presteert ze beter dan<br />
bij aanbieden van meerdere dingen tegelijk.<br />
Ook in oriëntatie en mobiliteit functioneert ze<br />
zwakker dan op basis van de visuele stoornis<br />
ingeschat wordt. Ze is onzeker in een nieuwe<br />
omgeving. S. merkt oneffenheden in de ondergrond<br />
niet op en heeft moeite met hoogteverschil<br />
en verandering in vloeroppervlak. Zij is<br />
een voorzichtig, onzeker meisje. Het is onduidelijk<br />
of het zien hierin een rol speelt of dat een<br />
en ander vooral motorisch en/of gedragsmatig<br />
bepaald is.<br />
Vanuit de huidige kennis proberen we de diagnostiek<br />
en begeleiding zo goed mogelijk af te<br />
stemmen op de hulpvragen. Echter zowel binnen<br />
de diagnostiek als binnen de begeleiding<br />
merken we dat de gangbare middelen en<br />
methodieken, zoals we die hanteren bij slechtziende<br />
kinderen met een verlaagde visus en/of<br />
een beperkt gezichtsveld, wel bruikbaar maar<br />
niet toereikend zijn voor deze groep kinderen<br />
met complexe visuele problemen*. Naast specifieke<br />
kennis en expertise ontbreekt het ook<br />
aan een duidelijk beleid voor toelating tot<br />
onderzoek, advies en begeleiding bij deze speciale<br />
groep kinderen. Naar aanleiding hiervan<br />
heeft in de periode 2002-2004 bij Sensis het<br />
project ‘kinderen met complexe visuele problemen’plaatsgevonden.<br />
* Kinderen met cerebrale visuele stoornissen (CVI) kunnen<br />
onderdeel uitmaken van deze groep. Omdat er verschillende<br />
definities gehanteerd worden van CVI en<br />
omdat de doelgroep die ons voor ogen staat breder kan<br />
zijn dan de doelgroep CVI, is gekozen voor de term kinderen<br />
met complexe visuele problemen. We realiseren<br />
ons dat dit geen bestaande diagnostische groep is.<br />
DOELSTELLING<br />
De doelstellingen van het project werden als<br />
volgt geformuleerd:<br />
1. het verbeteren van de multidisciplinaire<br />
diagnostiek en handelingsgerichte advisering<br />
bij kinderen met complexe visuele problemen<br />
2. het komen tot beleidsaanbevelingen met<br />
betrekking tot diagnostiek en begeleiding<br />
van kinderen met complexe visuele problemen.<br />
MATERIAAL EN METHODEN<br />
PARTICIPANTEN<br />
Kinderen uit een aantal risicogroepen kwamen<br />
in aanmerking:<br />
• de neonatale at risk kinderen, premature<br />
kinderen<br />
• kinderen met aanlegstoornissen van de<br />
hersenen<br />
• kinderen met congenitale hersenbeschadiging,<br />
bijvoorbeeld periventriculaire leucomalacie,<br />
intraventriculaire haemorragie,<br />
infantiele encefalopathie<br />
• kinderen met verworven hersenletsel, bijvoorbeeld<br />
na contusio cerebri, anoxie, cerebraal<br />
vasculair accident<br />
• kinderen met onbegrepen ontwikkelingsachterstand.<br />
Uiteindelijk werden tien kinderen via de aanmeldings-<br />
en begeleidingsteams van de regionale<br />
centra en de scholen van Sensis aangemeld bij<br />
het diagnostisch centrum van Sensis in Grave.<br />
Aan de ouders werd toestemming gevraagd en<br />
gekregen voor deelname aan het onderzoek en<br />
het gebruiken van de onderzoeksbevindingen<br />
voor publicatie.<br />
De kinderen werden geselecteerd aan de hand<br />
van de volgende criteria:<br />
INCLUSIECRITERIA<br />
• kalenderleeftijd 4 – 12 jaar<br />
• mentale ontwikkelingsleeftijd > 3,5 jaar<br />
2
• 0,1 < visus < 0,6 (uiteindelijk werd een aantal<br />
kinderen toegelaten met een betere<br />
visus: zie resultaten en discussie)<br />
• de anamnese bevat risico’s voor (het ontwikkelen<br />
van) visuele stoornissen<br />
• een visueel sensorische stoornis in combinatie<br />
met een of meerdere andere vermoede<br />
visuele stoornissen: oculomotorisch-,<br />
visuomotorisch- of visueel perceptuele<br />
stoornis. Er kunnen additionele neurologische-<br />
of ontwikkelingsproblemen zijn<br />
• beperkingen in het visueel functioneren in<br />
het dagelijks leven welke niet volledig verklaard<br />
kunnen worden uit een visueel sensorische<br />
stoornis<br />
• coöperatief, redelijke taakwerkhouding.<br />
Exclusiecriteria<br />
• ernstige mentale retardatie<br />
• autisme<br />
• dyslexie.<br />
PROCEDURE<br />
Om de stoornissen in de verschillende visuele<br />
functiegebieden en de beperkingen in het visueel<br />
functioneren in het dagelijks leven in kaart<br />
te brengen was multidisciplinair onderzoek<br />
noodzakelijk. Het onderzoek omvatte achtereenvolgens<br />
een anamnestisch en sociaal onderzoek<br />
door de maatschappelijk werkende,<br />
een oogheelkundig onderzoek door de oogarts,<br />
een visueel functieonderzoek door de orthoptist,<br />
een psychologisch onderzoek door de gedragswetenschapper<br />
en een motorisch onderzoek<br />
door de kinderfysiotherapeut. Op basis<br />
van een literatuuronderzoek en de theoretische<br />
kennis van het visueel systeem werd een keuze<br />
gemaakt uit bestaande testmaterialen.Voor het<br />
anamnestisch onderzoek werd een vragenlijst<br />
samengesteld. Met name als de visus betrekkelijk<br />
normaal is, is een goede anamnese van<br />
belang voor het onderkennen van onder meer<br />
cerebrale visuele stoornissen (CVI) (Dutton<br />
2001). Beperkingen in het visueel functioneren<br />
werden in vijf gebieden geïnventariseerd, te<br />
weten algemeen visueel, sociaal contact en<br />
communicatie, ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen),<br />
oriëntatie en mobiliteit en<br />
nabijtaken. Indien van toepassing werden relevante<br />
gegevens opgevraagd bij behandelend<br />
specialisten. Naast gegevens van de oogarts<br />
waren met name gegevens van de kinderarts en<br />
de kinderneuroloog belangrijk. Ook gegevens<br />
van behandelende paramedici en eerder verrichte<br />
psychologische onderzoeken werden<br />
relevant geacht.<br />
Het oogheelkundig onderzoek was een regulier<br />
oogheelkundig onderzoek met onder meer<br />
refractiebepaling in cycloplegie, fundoscopie en<br />
spleetlamponderzoek.<br />
Het visueel functieonderzoek omvatte onderzoek<br />
naar de visus (afstand en nabij) met speciale<br />
aandacht voor crowding en voor accommodatiestoornissen,<br />
onderzoek naar contrastzien,<br />
kleurenzien en binoculair zien en gezichtsveldonderzoek.<br />
Bij het onderzoek van de oculomotoriek<br />
werd speciale aandacht besteed aan de kwaliteit<br />
van de volgbewegingen, blikverplaatsen en<br />
saccadische oogbeweging, aan optokinetische<br />
nystagmus en vestibulo-oculaire reflex.<br />
Het psychologisch onderzoek richtte zich vooral<br />
op de visueel-perceptuele functies en had het<br />
karakter van een neuropsychologisch onderzoek.<br />
Vanuit de wetenschap dat kinderen met een hersenbeschadiging<br />
in de posteriore visuele banen<br />
een verhoogd risico lopen op visuele perceptieproblemen<br />
(Atkinson 2000, Van den Hout 2002)<br />
werden de subtests van het psychologisch onderzoek<br />
zo samengesteld dat gedifferentieerd kon<br />
worden in stoornissen ten gevolge van beschadiging<br />
in de dorsale (waar en hoe) en ventrale (wat<br />
en wie) banen. De volgende functies werden<br />
onderzocht: objectherkenning, vormwaarneming,<br />
visuo-spatiële waarneming, figuur-achtergrondwaarneming,<br />
gestalt closure (herkennen van<br />
figuren op basis van onvolledige informatie),<br />
visueel geheugen, waarnemen van gezichtsuitdrukkingen,<br />
waarnemen van richting, visuomotorische<br />
functies en detailwaarneming. Voor<br />
een goede interpretatie van de resultaten was het<br />
noodzakelijk eerst het performale IQ van het<br />
kind vast te stellen.<br />
3
Het kinderfysiotherapeutisch onderzoek tenslotte<br />
omvatte in ieder geval een motoscopisch<br />
onderzoek (onderzoek naar de kwaliteit van<br />
bewegen), waarbij vooral gekeken werd naar de<br />
samenhang tussen het visueel functioneren en<br />
houding en motoriek. Daarnaast was er aandacht<br />
voor de andere zintuiglijke functies (tactiel,<br />
auditief, vestibulair, proprioceptief) en voor<br />
de sensomotorische integratie. Indien nodig<br />
werd hiernaar verder onderzoek verricht.<br />
Afhankelijk van de vraagstelling en de motorische<br />
diagnose werd onderzoek verricht naar<br />
het motorisch ontwikkelingsniveau (motometrie).<br />
Bij kinderen met een ernstige cerebrale<br />
bewegingsstoornis of evidente ontwikkelingsachterstand<br />
werd geen motorisch ontwikkelingsniveau<br />
bepaald. Dit bleek niet relevant<br />
voor het beantwoorden van de vragen ten aanzien<br />
van het visueel functioneren.<br />
Alle onderzoekers legden een aantal gedragingen<br />
vast die tijdens het onderzoek geobserveerd<br />
werden zoals alertheid, concentratie,<br />
motivatie, oogcontact, visuele attentie, spontaan<br />
verkorten van de kijkafstand.Van alle kinderen<br />
werden video-opnamen gemaakt tijdens<br />
de onderzoeken ten behoeve van nadere analyse<br />
van de visuele gedragingen.<br />
Naast een beschrijvende rapportage van de<br />
onderzoeksgegevens, werden de resultaten<br />
vastgelegd in een database in Excel. Alle onderzoeks-<br />
en observatieonderdelen werden daarvoor<br />
uitgebreid beschreven in een codeboek<br />
zodat gestandaardiseerd onderzoek kon plaatsvinden<br />
bij alle kinderen. Er werd zoveel mogelijk<br />
gebruik gemaakt van onderzoeksinstrumenten<br />
welke getoetst zijn op validiteit en<br />
betrouwbaarheid. De onderzoeken vonden bij<br />
alle kinderen onder dezelfde (licht)omstandigheden<br />
plaats (500 lux op tafelhoogte).<br />
ANALYSE<br />
Gezien het kleine aantal kinderen en de<br />
heterogene samenstelling van de pilotgroep is<br />
statistische analyse niet mogelijk. Het onderzoek<br />
is daarom descriptief van aard.<br />
RESULTATEN<br />
De onderzoeksgroep bestond uit zes jongens<br />
en vier meisjes tussen vijf en twaalf jaar, gemiddelde<br />
leeftijd 8,4 jaar (tabel 1). Bij negen<br />
van de tien kinderen was sprake van een neurologische<br />
aandoening en bij zeven kinderen<br />
werden elders cerebrale afwijkingen gevonden<br />
met beeldvormende technieken (MRI, CT-scan,<br />
echo). Bij één kind was sprake van een onbegrepen<br />
ontwikkelingsachterstand.<br />
Alle kinderen waren bekend bij een oogarts. Strabismus<br />
kwam voor bij acht kinderen, in de<br />
meeste gevallen exotropie (n=6), een keer na<br />
operatie voor esotropie. Drie kinderen hadden<br />
een DVD. Van de twee kinderen met een rechte<br />
oogstand had alleen kind 9 ook stereopsis. Bij vijf<br />
kinderen was sprake van nystagmus, manifest<br />
(n=2) of latent (n=3). Bij twee kinderen werd in<br />
de opgevraagde oogheelkundige gegevens opticopathie<br />
respectievelijk opticusatrofie vermeld,<br />
bij oogheelkundig onderzoek bleken vijf kinderen<br />
in meer of mindere mate afwijkende papillen<br />
te hebben (tabel 2). Bij vier kinderen was sprake<br />
van een brekingsafwijking van meer dan 3 dioptrieën<br />
(sferisch equivalent). Slechts één kind had<br />
een visus < 0,3, het WHO-criterium voor slechtziendheid,<br />
vijf kinderen hadden een visus > 0,6<br />
en voldeden dus niet aan het visuscriterium voor<br />
het project. Hierbij moet de kanttekening geplaatst<br />
worden dat niet altijd een Snellenvisus<br />
was bepaald. Op basis van de overige informatie<br />
vooraf werd voor deze kinderen toch besloten tot<br />
onderzoek. Opvallend was dat negen kinderen<br />
hinder ondervonden van crowding (binoculair<br />
bepaald). Bij acht kinderen was het gezichtsveld<br />
aangedaan. Dit waren vooral lichte beperkingen<br />
tussen 15 en 30 graden. Alleen kind 8 had een<br />
beperking van het gezichtsveld van meer dan 30<br />
graden. De hulpvragen van de kinderen betroffen<br />
onder meer wisselend visueel functioneren, visuele<br />
inattentie, onzekerheid bij bewegen, problemen<br />
met afstemmen in kijken en handelen,<br />
moeite met trap lopen en met overgangen in de<br />
vloer, gebrek aan visueel overzicht, trage verwerking<br />
van visuele informatie en problemen met<br />
ruimtelijke oriëntatie.<br />
4
Tabel 1.<br />
Voorgegevens<br />
KIND<br />
GESLACHT<br />
LEEFTIJD<br />
*MEDISCHE<br />
HOOFDDIAGNOSE<br />
* MRI * CT * ECHO * EEG<br />
OOGHEELKUNDIGE<br />
DIAGNOSE<br />
1 M 5 meningitis<br />
epilepsie<br />
bilaterale<br />
afwijkingen<br />
occipitaal en<br />
temporooccipitaal<br />
hypoplasie vermis<br />
niet verricht niet verricht geen gegevens exotropie met DVD<br />
2 M 10 microcephalus geen duidelijke<br />
afwijkingen<br />
lichte frontale<br />
corticale atrofie<br />
niet verricht normaal nystagmus<br />
hoge myopie<br />
exotropie<br />
3 M 7 encephalopathie niet verricht normaal niet verricht diffuus gestoord exotropie<br />
nystagmus latens<br />
hypermetropie<br />
met astigmatisme<br />
4 M 9 status na<br />
subarachnoidale<br />
bloeding<br />
haemorrhagische<br />
infarcering<br />
bdz. art.<br />
cerebri post.;<br />
links sub-insulair;<br />
links frontoparietaal;<br />
rechts parasagittaal<br />
frontaal;<br />
links cerebellair<br />
hydrocephalus niet verricht linker hemisfeer<br />
hypo-functionele<br />
afwijkingen<br />
cerebrale visuele<br />
stoornis<br />
VEP normaal<br />
5 M 6 intracerebrale<br />
bloeding<br />
2003 kleine<br />
restafwijking rechts<br />
periventriculair<br />
niet verricht<br />
graad II<br />
intracraniële<br />
bloeding<br />
geen gegevens<br />
esotropie<br />
nystagmus latens<br />
astigmatisme<br />
6 M 9 encephalopathie porencephale cyste<br />
linker hemisfeer<br />
idem MRI niet verricht afwijkend nystagmus<br />
opticopathie<br />
exotropie<br />
7 V 7 cerebrale parese niet verricht niet verricht cyste plexus<br />
chorioideus<br />
niet verricht<br />
acc.<br />
esotropie<br />
met DVD<br />
hypermetropie<br />
8 V 12 encephalopathie<br />
epilepsie<br />
geen gegevens<br />
bilat.atrofie<br />
visuele cortex<br />
en lobus occipitalis<br />
geen gegevens geen gegevens opticusatrofie<br />
sec.exotropie<br />
met DVD<br />
nystagmus latens<br />
hypermetropie<br />
met astigmatisme<br />
9 V 8 geen<br />
bijzonderheden<br />
niet verricht niet verricht niet verricht niet verricht hoge myopie<br />
VEP/ ERG<br />
normaal<br />
10 V 11 epilepsie geen gegevens geen gegevens geen gegevens afwijkend exotropie<br />
*: zoals verstrekt door derden (kinderarts/neuroloog/revalidatiearts/oogarts)<br />
Visueel-perceptuele bevindingen (tabel 3): het<br />
herkennen van figuren op basis van onvolledige<br />
informatie (gestalt closure) bleek bij zes<br />
van de acht kinderen lastig te zijn. Figuurachtergrondwaarneming<br />
was zwak op tenmin-<br />
ste een van de drie taken voor zeven van de<br />
negen kinderen. Het terugzoeken van onderdelen<br />
op een overzichtsplaat (detailwaarneming)<br />
bleek voor zes van de negen kinderen<br />
problemen op te leveren. De visuele attentietest<br />
5
Tabel 2.<br />
Oogheelkundig en visueel functieonderzoek<br />
KIND<br />
VISUS BIN.<br />
REFRACTIE * OS OF OD >+3 OF
Tabel 3.<br />
Neuropsychologisch functioneren<br />
VENTRAL STREAM<br />
DORSAL STREAM<br />
KIND<br />
OBJECT<br />
RECOGNITIE<br />
WAARNEMING<br />
GESTALT<br />
CLOSURE<br />
DETAIL<br />
WAARNEMING<br />
VISUEEL<br />
GEHEUGEN<br />
VORM-<br />
VISUO-<br />
MOTORISCHE<br />
FUNCTIES<br />
VISUOSPATIËLE<br />
WAARNEMING<br />
WAARNEMING<br />
VAN RICHTING<br />
FIGUUR<br />
ACHTERGROND<br />
1 - - + + + - -<br />
2 - - + + + + + + +<br />
3 + - - - - - +<br />
4 + + + + + + - +<br />
5 + + + + + + + - +<br />
6 + + + + + + + + +<br />
7 + - - - + + + -<br />
8 + + + + + + + +<br />
9 + + - - + + - +<br />
10 - +<br />
+ afwijkend, - normaal<br />
Tabel 4.<br />
Bewegingsonderzoek<br />
PATROON<br />
COÖRDINATIE<br />
ARMEN<br />
COÖRDINATIE<br />
BENEN<br />
VARIATIE<br />
ARMEN<br />
VARIATIE<br />
BENEN<br />
SPIERKRACHT<br />
CONTROLE<br />
KIND MOTOMETRIE LOOP-<br />
BEWEGINGS-<br />
BEWEGINGS-<br />
HOUDINGS-<br />
VOORKEURS-<br />
HOUDING<br />
ROMP<br />
1 Licht<br />
vertraagd<br />
+ + + - - + -<br />
2 Ernstig<br />
vertraagd<br />
+ + ++ - - + + +<br />
3 Licht<br />
vertraagd<br />
- + + - - + + -<br />
4 Ernstig<br />
vertraagd<br />
+ + + + + - -<br />
5 Licht<br />
vertraagd<br />
- + - - - + - -<br />
6 Pathologisch + ++ + + + - +<br />
7 Pathologisch + + ++ - + + -<br />
8 Pathologisch + + + + + + + +<br />
9 Normaal - + + - - + + +<br />
10<br />
+ matig, ++ zwak, - normaal<br />
7
Tabel 5. Algemeen functioneren<br />
PSYCHOLOOG ORTHOPTIST FYSIOTHERAPEUT<br />
KIND<br />
NON VERBALE IQ-SCORE<br />
(KAUFMAN SCORE)<br />
BEPERKING ALGEMEEN<br />
GEDRAG (CONCENTRATIE<br />
AANDACHT ETC)<br />
BEPERKING<br />
BASISVAARDIGHEDEN<br />
MAX. 11<br />
CVI VERSCHIJNSELEN<br />
MAX.10<br />
VISUELE ATTENTIE<br />
OOGCONTACT<br />
OPMERKEN OBSTAKELS<br />
AFSTAND SCHATTEN<br />
HOOGTEVERSCHIL SCHATTEN<br />
MOTORISCHE PLANNING<br />
UITVOEREN VERBALE<br />
OPDRACHT<br />
1 58 Ja 6 5 + - + + ++ + -<br />
2 54 Ja 6 3 + + + - - ++ +<br />
3 80-90 Ja 3 5 - - - - - - +<br />
4
Multidisciplinaire conclusie: uiteindelijk was bij<br />
acht van de tien kinderen inderdaad sprake van<br />
gecombineerde visuele stoornissen. Zeven kinderen<br />
hadden stoornissen op drie visuele functiegebieden<br />
en een kind op alle vier de visuele<br />
functiegebieden. Van de twee kinderen zonder<br />
gecombineerde stoornissen werd bij een kind<br />
(kind 10) de diagnostiek na de eerste onderzoeksdag<br />
afgebroken omdat duidelijk bleek dat<br />
de beperkingen in het visueel functioneren niet<br />
verklaard konden worden vanuit de visuele<br />
functies. Wel vertoonde zij afwijkend kijkgedrag<br />
dat zou kunnen passen bij een autisme<br />
spectrum stoornis. Deze diagnose was overigens<br />
nog niet eerder gesteld, anders was zij niet<br />
toegelaten voor onderzoek, daar autisme een<br />
exclusiecriterium is. Er werd geadviseerd elders<br />
vervolgonderzoek hiernaar te laten verrichten.<br />
Het tweede kind dat uiteindelijk niet tot de<br />
doelgroep behoorde (kind 9) had reeds een<br />
regulier diagnostisch onderzoek ondergaan.<br />
Vanaf haar vijfde jaar ontstonden er allerlei<br />
ontwikkelingsproblemen. Naast verminderde<br />
visus, die overigens door het dragen van de<br />
juiste bril inmiddels verbeterd was, bestond er<br />
een vermoeden dat er stoornissen in de visuele<br />
perceptie waren. Dit vermoeden werd met uitgebreid<br />
onderzoek niet bevestigd, maar er kon<br />
aangetoond worden dat de beperkingen welke<br />
dit meisje ondervond het gevolg waren van<br />
haar zwakke cognitieve mogelijkheden.<br />
Bij S. bleek de discrepantie tussen visus en het<br />
visueel- en schools functioneren verklaard te<br />
kunnen worden vanuit de stoornissen in de<br />
verschillende visuele functiegebieden. Er was<br />
niet alleen sprake van een verminderde visus<br />
maar ook van een beperkt gezichtsveld, hinder<br />
van crowding, visueel-perceptuele stoornissen<br />
en vertraagde verwerking van visuele informatie.<br />
Het voorzichtige, onzekere gedrag werd<br />
mede hierdoor bepaald. In het bewegen<br />
speelde daarnaast een zwak evenwicht een rol.<br />
S. had ook nog geen systematische kijkstrategie<br />
ontwikkeld.<br />
Voor alle kinderen bleken de onderzoekers in<br />
staat algemene handelingsadviezen te geven,<br />
alsmede meer specifieke adviezen vanuit de<br />
deelonderzoeken. De meer concrete adviezen<br />
waren op het terrein van omgevingsaanpassingen,<br />
visuele vaardigheidstraining, visueel afhankelijke<br />
taaktraining en het gebruik van compensatiestrategieën.<br />
Bij S. bleek kinderfysiotherapeutische<br />
behandeling wenselijk. In oriëntatie<br />
en mobiliteit kon gebruik gemaakt worden van<br />
haar goede kleurwaarneming met aandacht<br />
voor het aanleren van een systematische kijkstrategie.<br />
Materiaal moest recht voor haar aangeboden<br />
worden, waarbij gebruik gemaakt<br />
werd van een opzettafel. Daarnaast diende het<br />
materiaal eenvoudig, overzichtelijk en duidelijk<br />
gestructureerd aangeboden te worden. Verder<br />
werd geadviseerd de kijktijd te verlengen en<br />
vragen en opdrachten herhaald aan te bieden.<br />
Vervolgens werden de gegeven adviezen naast<br />
het handelingsplan van de school gelegd om<br />
aan de hand hiervan een taakanalyse te kunnen<br />
maken van de benodigde visuele vaardigheden.<br />
Evaluatie van de uitvoering van de gegeven<br />
adviezen alsmede van het effect hiervan op het<br />
visueel functioneren moet nog plaatsvinden.<br />
DISCUSSIE<br />
Beide doelstellingen van het project zijn voor<br />
een groot deel gerealiseerd. Het is mogelijk<br />
gebleken om met name op functieniveau het<br />
visueel functioneren vast te leggen. Het in kaart<br />
brengen van het visueel functioneren op niveau<br />
van activiteiten en participatie blijkt moeilijker.<br />
Ondermeer de hiervoor samengestelde vragenlijst<br />
behoeft nadere toetsing. De afname van<br />
het volledige, gestandaardiseerde onderzoeksprotocol<br />
kostte veel tijd. Na het pilotonderzoek<br />
is gekeken welke onderdelen van het onderzoeksprotocol<br />
de noodzakelijke en meest relevante<br />
informatie geven. Vanuit onze klinische<br />
ervaringen met deze tien kinderen en de analyse<br />
van de data is een gefaseerd protocol<br />
gemaakt. In de eerste fase wordt op alle onderdelen<br />
beperkt onderzoek verricht. Zo nodig<br />
vindt meer verfijnde vervolgdiagnostiek plaats.<br />
Om de geschiktheid van het diagnostisch protocol<br />
verder te verstevigen is het nodig gege-<br />
10
vens in een database te blijven verzamelen. De<br />
doelgroep is duidelijk: het gaat om kinderen die<br />
vaak niet slechtziend zijn volgens de geldende<br />
criteria van visus en gezichtsveld, maar die in<br />
het dagelijks leven wel duidelijk visuele beperkingen<br />
ondervinden en die daarnaast een<br />
belaste voorgeschiedenis hebben voor het ontwikkelen<br />
van visuele stoornissen, niet alleen<br />
visueel sensorisch, maar ook visueel perceptueel,<br />
visuomotorisch en oculomotorisch. Bij hen<br />
hebben we in het onderzoek naar de visuele<br />
functies en het visueel gedrag mogelijke verklaringen<br />
kunnen vinden voor de visuele beperkingen<br />
waarmee ze werden aangemeld. De<br />
gevonden stoornissen blijken op zich niet altijd<br />
even ernstig te zijn, maar omdat de kinderen op<br />
meerdere functiegebieden stoornissen hebben,<br />
treedt mogelijk een cumulatief of versterkend<br />
effect op, hetgeen leidt tot de beperkingen in<br />
het visueel functioneren. Alle kinderen ondervonden<br />
beperkingen in het visueel functioneren<br />
op meerdere van de geïnventariseerde<br />
gebieden, een kind zelfs op alle gebieden.<br />
De in- en exclusiecriteria bleken niet helemaal<br />
te voldoen. Immers vijf van de tien kinderen uit<br />
het pilotonderzoek bleken niet in aanmerking<br />
te komen voor onderzoek, terwijl de ernst van<br />
hun problemen wel aanleiding was voor een<br />
duidelijke hulpvraag. De visus-bovengrens van<br />
0,6 is discutabel. Wanneer een kind met een<br />
hogere visus wordt aangemeld met een duidelijke<br />
vraagstelling, opvallende visuele beperkingen<br />
en een risicovolle anamnese voor het<br />
ontwikkelen van visuele stoornissen, kan toch<br />
besloten worden tot onderzoek, zeker als er<br />
geen informatie over het gezichtsveld bekend is<br />
en de visus niet met Snellen optotypen bepaald<br />
is. Het gezichtsveld is niet expliciet als inclusiecriterium<br />
opgenomen. Niet omdat dit minder<br />
belangrijk is, maar omdat vanuit de voorgegevens<br />
hierover vaak niets bekend is. De visusondergrens<br />
kan gehandhaafd worden. Wanneer<br />
de visus lager is dan 0,1 is de invloed van de<br />
slechtziendheid op het functioneren dermate<br />
groot dat het moeilijk wordt te differentiëren<br />
tussen de verschillende visuele functiestoornissen.<br />
Binnen de projectgroep is discussie gevoerd of<br />
de aanwezigheid van beeldvormend onderzoek<br />
(CT, MRI, echo van de hersenen) als inclusiecriterium<br />
meegenomen moet worden. We concludeerden<br />
dat we dit nastreven, maar dat het niet<br />
beschikken over deze gegevens geen aanleiding<br />
vormt een kind uit te sluiten van onderzoek.<br />
Gegevens uit de MRI of CT-scan kunnen<br />
geconstateerde visuele stoornissen bevestigen,<br />
maar zijn niet strikt nodig om handelingsgerichte<br />
adviezen te geven. In die zin hebben de<br />
resultaten van de multidisciplinaire diagnostiek<br />
een grotere praktische relevantie.<br />
Er blijkt behoefte te bestaan aan de expertise met<br />
betrekking tot diagnostiek bij kinderen met complexe<br />
visuele problemen. Het kostte geen enkele<br />
moeite om uit de reguliere aanmeldingen tien<br />
kinderen te selecteren voor het pilotproject. De<br />
kinderen werden vooral door revalidatie-instellingen<br />
aangemeld en in mindere mate door oogartsen<br />
en orthoptisten, hoewel de meeste kinderen<br />
daar wel reeds bekend waren. Dit wordt<br />
mogelijk veroorzaakt door het feit dat oogartsen<br />
en orthoptisten zich bij het verwijzen vooral<br />
laten leiden door de visus- en gezichtsveldcriteria<br />
van de WHO. De Richtlijn Verwijzing van<br />
slechtzienden en blinden van het Nederlands<br />
Oogheelkundig Gezelschap (NOG 2004) biedt<br />
overigens al meer ruimte om te verwijzen bij<br />
hulpvragen die regulier niet beantwoord kunnen<br />
worden. Wellicht kan de gestructureerde klinische<br />
vragenlijst van Houliston, Dutton e.a.<br />
(1999) helpen bij het in kaart brengen van de<br />
visuele beperkingen in het dagelijks leven, zodat<br />
gerichte doorverwijzing in voorkomende gevallen<br />
mogelijk is. Omdat veel kinderen uit de doelgroep<br />
reeds onder orthoptische behandeling zijn<br />
vanwege scheelzien heeft met name de orthoptist<br />
een belangrijke rol bij het onderkennen van<br />
beperkingen in het visueel functioneren en het<br />
verwijzen voor verder onderzoek. Het onderzoeksprotocol<br />
kan opgenomen worden in het<br />
zorgaanbod van Sensis: er is vraag naar en het<br />
heeft onzes inziens een meerwaarde.<br />
De vraag is echter of dit onderzoek regulier, dat<br />
wil zeggen via de AWBZ, gefinancierd kan worden.<br />
Immers vooraf is bekend dat het kind niet<br />
11
voldoet aan de huidige indicatiecriteria van<br />
visus en gezichtsveld. Wel is vooraf bekend dat<br />
er visuele beperkingen zijn en dat sprake is van<br />
een belaste anamnese voor het ontwikkelen<br />
van visuele stoornissen op meerdere gebieden.<br />
Dit rechtvaardigt een multidisciplinair onderzoek<br />
naar de visuele functies.<br />
Samenvattend, met de gebruikte testbatterij<br />
zijn we beter in staat de visuele stoornissen op<br />
de verschillende gebieden te objectiveren en te<br />
differentiëren. Het objectiveren van de beperkingen<br />
in het visueel functioneren is met name<br />
in de intakefase moeilijk en behoeft verdere<br />
uitwerking. De specifieke onderzoeksbevindingen<br />
maken het mogelijk om gerichte adviezen<br />
te geven voor begeleiding/behandeling, zij het<br />
nog niet optimaal. Een vervolgproject gericht<br />
op begeleiding/behandeling bij kinderen met<br />
gecombineerde visuele stoornissen is daarom<br />
nodig. De doelgroep kinderen met complexe<br />
visuele problemen bestaat voor een groot deel<br />
uit kinderen die niet vallen binnen de WHOcriteria<br />
voor slechtziendheid. Instellingen voor<br />
visueel gehandicapten lijken als eerste aangewezen<br />
om deze kinderen te helpen omdat zij<br />
de benodigde expertise in huis hebben. Hiervoor<br />
is het wel noodzakelijk dat de huidige<br />
indicatiecriteria voor diagnostiek en begeleiding<br />
door deze instellingen voor blinden en<br />
slechtzienden worden aangepast. De indicatiecriteria<br />
moeten zich niet beperken tot criteria<br />
voor de visus en het gezichtsveld (visueel sensorische<br />
stoornissen). De (medische) diagnose,<br />
(vermoeden van) stoornissen in de andere<br />
visuele functiegebieden en de informatie over<br />
het visueel functioneren en de beperkingen die<br />
een kind daarin ondervindt zijn eveneens van<br />
belang bij de indicatiestelling. De ICF biedt<br />
hiervoor een goed kader.<br />
LITERATUUR<br />
ATKINSON J. -The developing visual brain.<br />
New York: Oxford University Press, 2000<br />
DUTTON G.N., JACOBSON L.K. -Cerebral<br />
visual impairment in children. Semin. Neonatol.<br />
dec. 2001, 6 (6): 477-485<br />
DUTTON G.N, BALLANTYNE J., BOYD G.,<br />
BRADNAM M., DAY R., MC. CULLOCH<br />
D., MACKIE R., PHILLIPS S., SAUNDERS<br />
K. -Cortical visual dysfunction in children:<br />
a clinical study. Eye, 1996: 10 :302-309<br />
DUTTON G.N., DAY R.E., MC. CULLOCH<br />
D.L. -Who is a visually impaired child A<br />
model is needed to address this question<br />
for children with cerebral visual impairment.<br />
Dev. Med. Child. Neurol.1999;<br />
41(3):212-3<br />
EKEN P., DE VRIES L.S.,VAN DER GRAAF Y.,<br />
MEINERS L.C.,VAN NIEUWENHUIZEN<br />
O. -Haemorrhagic-ischaemic lesion of the<br />
neonatal brain: correlation between cerebral<br />
visual impairment, neurodevelopmental<br />
outcome and MRI infancy. Dev. Med.<br />
Child. Neurol. 1995; 37(1):41-55<br />
EKEN P., DE VRIES L.S.,VAN NIEUWENHUI-<br />
ZEN O., SCHALIJ-DELFOS N.E., REITS<br />
D., SPEKREIJSE H. -Early predictors of<br />
cerebral visual impairment in infants with<br />
cystic leukomalacia. Neuropediatrics 1996;<br />
27(1):16-25<br />
EKEN P.,VAN NIEUWENHUIZEN O.,VAN<br />
DER GRAAF Y., SCHALIJ-DELFOS N.E.,<br />
DE VRIES L.S. -Relation between neonatal<br />
cranial ultrasound abnormalities and cerebral<br />
visual impairment in infancy. Dev.<br />
Med. Child. Neurol.1994; 36(1):3-15<br />
GUZZETTA A., MERCURI E., CIONI G. -<br />
Visual disorders in children with brain<br />
lesions, 2 Visual impairment associated<br />
with cerebral palsy. Europ. J. Paediatr. Neurol.<br />
2001; 5(3):115-9 Review<br />
13
HOULISTON M.J., TAGURI A.H., DUTTON<br />
G.N., HAJIVASSILIOU C.,YOUNG D.G. -<br />
Evidence of cognitive visual problems in<br />
children with hydrocephalus: a structured<br />
clinical history-taking strategy, Dev. Med.<br />
& Child Neur., 1999, 41: 297-306<br />
ICD-10 -<strong>International</strong> Classification of Diseases<br />
and Related Health Problems. Geneva:<br />
World Health Organization, 1992<br />
ICIDH -<strong>International</strong> Classification of Impairments,<br />
Disabilities, and Handicaps.<br />
Geneve: World Health Organization, 1993<br />
ICF -<strong>International</strong> Classification of Functioning,<br />
Disability, and Health. Geneva: World<br />
health Organization, 2001<br />
JACOBSON L.K., DUTTON G.N. -Periventricular<br />
leukomalacia: an important cause of<br />
visual and ocular motility dysfunction in<br />
children. Surv. Ophthalmol. 2000; 45(1):1-<br />
13<br />
JACOBSON L.K., LUNDIN S., FLODMARK<br />
O., ELLSTROM K.G. -Periventricular leukomaliacia<br />
causes visual impairment in preterm<br />
children. A study on the aetiologies of<br />
visual impairment in a population-based<br />
group of preterm children born 1989-95 in<br />
the county of Varmland, Sweden. Acta<br />
Ophthalmol. Scand. 1998;76(5):593-8<br />
JAN J.E., LYONS C.J., HEAVEN R.K., MAT-<br />
SUBA C. -Visual impairment due to a dyskinetic<br />
eye movement disorder in children<br />
with dyskinetic cerebral palsy. Dev. Med.<br />
Child. Neurol. 2001; 43(2): 108-12<br />
LANCI G., FAZZI E., UGGETTI C., CAVAL-<br />
LINI A., DANOVA S., EGITTO M.G.,<br />
GINEVRA O.F., SALATI R., BIANCHI P.E. -<br />
Cerebral visual impairment in periventricular<br />
leukomalacia. Neuropediatrics<br />
1998;29(3):145-50<br />
NOG -Richtlijn Verwijzing van slechtzienden<br />
en blinden. 2004<br />
PORRO G.L. -Vision and visual behavior in<br />
responsive and u<strong>nr</strong>esponsive neurologically<br />
impaired children. Proefschrift Universiteit<br />
Utrecht, 1998<br />
SENSIS -Projectverslag. Diagnostiek en advisering<br />
bij kinderen met complexe visuele<br />
problemen. De ontwikkeling van een diagnostisch<br />
protocol. 2004<br />
STIERS P.,VAN DEN HOUT B.M., HAERS M.,<br />
VERDERKELEN R., DE VRIES L.S.,VAN<br />
NIEUWENHUIZEN O.,VANDENBUS-<br />
SCHE E. -The variety of visual perceptual<br />
impairments in pre-school children with<br />
perinatal brain damage. Brain Dev. 2001;<br />
23(5):333-48<br />
VAN DEN HOUT M. -From cerebral visual to<br />
visual perceptual impairment : a prospective<br />
study of visual perceptual impairment in<br />
children at age 5 year with haemorrhagic or<br />
ischaemic lesions of the neonatal brain.<br />
Proefschrift Universiteit Utrecht, 2002.<br />
14
OCULAIRE VASCULAIRE LAESIES 1<br />
R.J.W. de Keizer<br />
hoogleraar oogheelkunde LUMC te Leiden<br />
Voordracht gehouden tijdens de Boerhaavecursus Kinderoogheelkunde II op 28 januari <strong>2005</strong> te Leiden<br />
INLEIDING<br />
De vasculaire laesies in en rond het visuele<br />
systeem kunnen bestaan uit een enkelvoudige<br />
of complexe groep afwijkingen. Men onderscheidt:<br />
- gelokaliseerde vormen van het ooglid, zoals<br />
capillair haemangioom, al of niet doorlopend<br />
in de oogkas<br />
- oculaire cerebrale vormen, zoals de phacomatosen<br />
of oculaire neurocutane laesies<br />
- arterio- en/of veneuze abnormale verbindingen<br />
- multipele vasculaire afwijkingen die in vele<br />
organen kunnen voorkomen met onder<br />
andere uitingen in en rond het oog.<br />
GELOKALISEERDE VORM<br />
HET CAPILLAIRE HAEMANGIOOM<br />
Deze vasculaire afwijking is de meest frequente<br />
tumor op kinderleeftijd. 2.6% tot 10% van de<br />
kinderen jonger dan één jaar heeft een zichtbaar<br />
haemangioom, eenderde al bij de geboorte,<br />
tweederde binnen enkele weken [Haik<br />
et al. 1994].<br />
We onderscheiden vier typen:<br />
1. het gemakkelijk te herkennen oppervlakkige<br />
type, die bij druk bleker wordt, een aardbeipatroon<br />
heeft en vervormbaar is<br />
2. het diepe type. Meestal is aanvullende beeldvorming<br />
nodig om bijvoorbeeld een neuroen<br />
rhabdomyosarcoom te differentiëren<br />
3. we onderscheiden ook een combinatie van<br />
beide typen meer subcutaan gelegen<br />
4. systemisch, volgens sommige studies<br />
komen bij een kwart van de patiënten ook<br />
haemangiomen elders op het lichaam voor.<br />
Extra alert dient men te zijn op de intestinale<br />
lokalisaties met bloedverlies en thrombopenie,<br />
ook wel het syndroom van Kasalbach Merrit<br />
genoemd. Bij deze multipele haemangiomen is<br />
onderzoek door de kinderarts altijd van belang.<br />
De blauwe waas is bij het haemangioom vaak<br />
wel te herkennen en het haemangioom is<br />
meestal wel indrukbaar. Soms is de diagnose<br />
gemakkelijker door het ooglid om te klappen<br />
zodat het haemangioom zichtbaar wordt onder<br />
de conjunctiva/fornix.<br />
Combinaties van de verschillende typen komen<br />
ook voor, zoals de combinatie ooglid/orbita. De<br />
grootste problemen geven de ptosis en het<br />
volume van de tumor omdat beiden astigmatisme<br />
en amblyopie kunnen induceren (41-60%<br />
amblyopie en 36% strabismus) [Foster et al 2002].<br />
De behandeling is gericht op het voorkomen<br />
van amblyopie door middel van intensieve<br />
orthoptische begeleiding. In het eerste jaar<br />
neemt het haemangioom in volume toe, na de<br />
negende tot twaalfde maand involueert het<br />
geleidelijk tot het vijfde tot zevende jaar. Indien<br />
nodig kan hierna een cosmetische behandeling<br />
bij de rest van het haemangioom plaatsvinden.<br />
Frequent kinderophthalmologisch en orthoptisch<br />
onderzoek met amblyopiebehandeling<br />
zijn nodig. Als het ooglid progressief gesloten<br />
1.<br />
) Onder redactie van R.J.W. de Keizer, M. Swart-v.d. Berg en N.E. Schalij-Delfos. Met toestemming overgenomen<br />
met enige aanvullingen uit ISBN 90-6767-566-0<br />
15
aakt ontstaat er gevaar op deprivatie amblyopie.<br />
Wanneer het astigmatisme toeneemt is<br />
agressievere behandeling noodzakelijk met<br />
intralesionaal steroïden, eventueel oraal toegediend<br />
(tabel 1) en met als medebehandelaar de<br />
kinderendocrinoloog [Kunstner 1982].<br />
Tabel 1.<br />
Differentiaaldiagnose haemangiomen bij<br />
jonge kinderen<br />
- Capillair haemangioom<br />
- Caverneus haemangioom<br />
- Arterioveneuze malformatie<br />
- Dermoid<br />
- Neurofibroom<br />
- Heamangiopericytoom<br />
- Histiocytose X<br />
- Rhabdomyosarcoma<br />
- Dacryocystocele<br />
- Encephalocele<br />
Indien er alsnog problemen ontstaan, of bij<br />
ernstige multiple haemangioomvormen en<br />
thrombopenie, is interferonbehandeling geïndiceerd.<br />
Wanneer duidelijk aan- en afvoerende<br />
vaten worden waargenomen is zelfs embolisatie<br />
te overwegen [de Keizer 1987].<br />
LASER-technieken zijn in opkomst maar deze<br />
zijn uitsluitend voor de oppervlakkige capillaire<br />
typen. Chirurgie is moeilijk vanwege de kans<br />
op veel bloedverlies. De scheidingsvlakken zijn<br />
chirurgisch nauwelijks of niet te onderscheiden<br />
en er is een grote kans op littekenvorming.<br />
Deze behandeling voor de cosmetiek vindt<br />
daarom pas plaats rond het negende jaar.<br />
HET LYMPHANGIOOM OF HAEM-LYMPHANGIOOM<br />
In de literatuur bestaat veel discussie over wat het<br />
lymphangioom of haem-lymphangioom nu<br />
eigenlijk voor een afwijking is, maar de laesie<br />
gaat in ieder geval uit van pluri-potente embryonale<br />
endotheelcellen (controverse Wright: haemangioma<br />
versus Jakobiec: lymphangioma) [de<br />
Keizer 1985]. Vaak is het een combinatie van<br />
haem- en lymphangioom en er kunnen enkele<br />
jaren zelfs variceuze aspecten ontstaan. De Amerikaanse<br />
Orbital Society deelt deze laesie daarom<br />
in in de ‘no flow’malformaties = type 1.<br />
Men onderscheidt drie typen:<br />
- oppervlakkig,<br />
- diep<br />
- een combinatie.<br />
De eerste symptomen ontstaan pas op de kinderleeftijd,<br />
maar we zagen toch al enkele kinderen<br />
rond het eerste jaar (in ongeveer eenderde<br />
van de gevallen). Het beloop van deze<br />
vasculaire laesies per individuele patiënt is niet<br />
goed te voorspellen maar er zijn wel enige klinische<br />
overeenkomsten. De laesie kan er bleek<br />
uitzien of rood/blauw doorschemeren. Een laesie<br />
in de orbita kan plots bloeden (door neo’s<br />
volgens Rootman) met visusdaling en proptosis<br />
als gevolg, of kan toenemen door een respiratoire<br />
infectie of door toename van de cysteinhoud<br />
zonder een echte celproliferatie. De<br />
histopathologie is beter te begrijpen als de laesies<br />
beschouwd worden als een spectrum van<br />
vasculaire hamartomen met dezelfde fundamentele<br />
componenten en relatieve hemodynamische<br />
isolatie [Rootman 2003].<br />
De afwijking is in principe niet te behandelen<br />
maar de gevolgen moeten zoveel mogelijk worden<br />
weggenomen: dat wil zeggen dreigende<br />
blindheid voorkomen door volumevermindering<br />
en bij gemakkelijke toegankelijkheid door<br />
middel van cyste-extirpatie-debulking. Deze<br />
ingreep geeft echter dezelfde chirurgische problemen<br />
als bij het capillaire haemangioom.<br />
Ook is er kans op sterke toename van het postoperatieve<br />
oedeem. CO 2-laser zou een mogelijkheid<br />
zijn met minder problemen. Steroïden<br />
hebben geen effect. Wij hebben een aantal<br />
malen met succes bij een intraorbitale bloeding<br />
in de cyste, met massa, in plaats van uitwendig<br />
debulking, onder CT/ECHO na MRI-analyse,<br />
intralesionale puncties uitgevoerd om de cyste<br />
te ontlasten. Soms krijgen we te maken met<br />
een zeer uitgebreide complexe laesie die intralesionale<br />
shunts bevat of een vasculaire<br />
veneuze intracerebrale uitbreiding heeft, met<br />
daardoor diagnostische moeilijkheden.<br />
16
CEREBRO-VASCULAIRE<br />
MALFORMATIES<br />
Lasjaunias [Luo et al. 2003] heeft betreffende<br />
het ontstaan van de vasculaire malformaties,<br />
geprobeerd nieuwe theorieën op te stellen. Hij<br />
beschouwt deze afwijkingen als aangeboren op<br />
basis van een stoornis in de embryonale ontwikkeling<br />
van de vasculaire morphogenesis.<br />
Ofschoon ze reeds bij de geboorte aanwezig<br />
zijn kunnen vasculaire malformaties pas op<br />
latere leeftijd symptomen gaan geven. In principe<br />
groeien en evolueren ze niet, maar ze kunnen<br />
groter worden onder invloed van haemodynamische<br />
veranderingen of specifieke<br />
triggers. Er is dus geen cellulaire proliferatie<br />
zoals bij haemangiomen. Het betreft een breed<br />
scala aan angiografische afwijkingen, gebaseerd<br />
op de onderliggende vaatafwijking (arterieel,<br />
capillair, capillair-veneus, veneus, lymphatic,<br />
veno-lymphatisch gelaat, orbita en cerebrale<br />
malformaties). Gedurende de vasculaire embryogenesis<br />
ontstaat uit de neurale lijstcellen de<br />
tunica media van deze vaten en groeit uit in de<br />
verschillende kieuwboge<strong>nr</strong>egio’s. De mesodermale<br />
endotheelcellen groeien op dezelfde manier<br />
uit. Indien hierin stoornissen optreden noemt<br />
Lasjaunias deze metameric transversale uitgroei<br />
het cerebrofaciale arterioveneuze metameric syndroom<br />
(CMVS).Volgens deze theorie ontstaan er<br />
dan de afwijkingen in kiewboogregio’s CMVS I, II<br />
en III.<br />
HET STURGE WEBER SYNDROOM<br />
(ENCEPHALOFACIALE ANGIOMATOSIS SYNDROOM)<br />
Deze afwijking is meestal gemakkelijk te herkennen<br />
aan de paarsrode vlek van het caverneuze<br />
haemangioom bijvoorbeeld van het gelaat met<br />
subcutaan lymphmalformatie “van de eerste tak<br />
van de trigeminus in het gelaat”, volgens Luo<br />
echter nu behorend tot de CMVS groep II. Soms<br />
is het haemangioom uitsluitend dieper in de huid<br />
gelegen waardoor het een andere kleur krijgt en<br />
moeilijker te herkennen is. Wanneer beide gelaatshelften<br />
zijn aangedaan is de differentiële<br />
diagnose nog moeilijker.<br />
Het definitief vaststellen van deze diagnose is<br />
van groot belang omdat cerebrale leptomeningeale<br />
angiomatosis (occlusie van de venulen en<br />
veneuze malformatie met secundaire cerebrale<br />
atrofie) vaak voorkomt met verkalkingen, epilepsie<br />
en mentale retardatie. Bijzondere complicaties<br />
zijn het op latere leeftijd ontstaan van<br />
een arterio-veneuze shunt in het haemangioom<br />
en een aandoening waarbij de gehele<br />
lichaamshelft is aangedaan met hypertrofie van<br />
de botten (het syndroom van Klippel-Trenauney).<br />
De lokalisatie van het haemangioom is ook van<br />
belang. Wanneer deze gelokaliseerd is op het<br />
voorhoofd zijn er occipitale afwijkingen te verwachten,<br />
bij wangafwijkingen meer pariëtale<br />
problemen. Een wijnvlek op het gelaat betekent<br />
niet altijd dat de patiënt een Sturge Weber syndroom<br />
heeft.<br />
Glaucoom is frequent (30-50%) en wordt veroorzaakt<br />
door een aangeboren kamerhoekafwijking<br />
met tegelijk een verhoogde episclerale<br />
veneuze druk. Men ziet dan op de oogbol<br />
de typische vaatveranderingen [de Keizer 1981<br />
en 1985]. Haemangiomen van de chorioidea<br />
zijn oranje van kleur en moeilijk te onderscheiden<br />
maar zouden volgens de literatuur frequent<br />
voorkomen.<br />
ANGIOMATOSIS RETINAE ET CONJUNCTIVAE VAN<br />
FRANCOIS NEETENS [NEETENS 1980]<br />
Hierbij worden gedilateerde retinavaten gevonden<br />
die getordeerd en in een regio gelokaliseerd<br />
zijn, met daarnaast conjunctivale angiomatosis<br />
en bilaterale angiomatosis van de huid<br />
maar niet in het trigeminusgebied (nervus V1).<br />
HAEMANGIOBLASTOMA, ZIEKTE VAN HIPPEL LINDAU<br />
Het syndroom is genoemd naar de Duitse oogarts<br />
Von Hippel [Hess 2000]. De prevalentie is<br />
in de orde van 1: 60.000. In families met deze<br />
angiomatosis dient na het tiende jaar elk half<br />
jaar gezocht te worden naar retinale hemangioblastomen.<br />
Deze beginnen klein en rond met<br />
sterk gedilateerde aan- en afvoerende arteriën.<br />
17
Indien aanwezig moeten ze meteen gelaserd<br />
worden aangezien een netvliesloslating kan<br />
optreden als gevolg van groei en uitzweten van<br />
excudaten, netvliesschade en loslating kan ontstaan<br />
met blindheid als gevolg. Bij lokalisatie<br />
op de papil kan fotodynamische behandeling<br />
worden overwogen.<br />
Essentieel is het uitsluiten van cerebellaire haemangioblastomen,<br />
nier- en pancreascystentumoren<br />
en het pheochromocytoom, maar deze<br />
komen in een latere levensfase tot uiting<br />
(meestal rond het 28-36e jaar). Genetische<br />
screening en vroegtijdige opsporing met frequent<br />
klinisch onderzoek zijn van groot belang.<br />
Het gendefect ligt op de korte arm van chromosoom<br />
3. Men heeft meer dan 32 kiembaanmutaties<br />
in het VHL gen aangetoond. DNAonderzoek<br />
uit witte bloedcellen is mogelijk en<br />
vrijwel 100% betrouwbaar. Voor DNA-onderzoek<br />
komen zowel haemangioblastoom patiënten<br />
met en zonder positieve familiegeschiedenis<br />
in aanmerking [Hess 2000].<br />
(ARTERIO)VENEUZE MALFORMATIES [DE KEIZER<br />
1981, 1985, 1987, 2003, ROOTMAN 2003]<br />
Deze malformaties zijn niet zo frequent maar<br />
zijn vooral van belang bij de differentiële diagnose<br />
van de andere haemangiomen.<br />
Qua veneuze malformaties onderscheiden we<br />
tegenwoordig het door Rootman ingevoerde<br />
schema geënt op de haemodynamiek, namelijk:<br />
- niet dilaterend (minimale verbindingen met<br />
het veneuze systeem)<br />
- wel dilaterende vaatafwijkingen.<br />
Deze veneuze malformaties zijn congenitale<br />
laesies met vlakke endotheelcellen, ze groeien<br />
niet (in vitro) en zijn omgeven door dysplastische<br />
cellen. Onder de dilaterende vormen vallen<br />
de laesies die onder invloed van de Valsalva<br />
manoeuvre (bijvoorbeeld persen op de hand)<br />
toenemen in omvang, oftewel een varix met<br />
duidelijke verbindingen naar het veneuze<br />
systeem (mogelijk omdat venen in het hoofdhals<br />
gebied geen kleppen hebben). In de<br />
meeste gevallen is dit hinderlijk maar niet<br />
gevaarlijk. Het is moeilijk te opereren en eigenlijk<br />
niet weg te nemen. Lasertechnieken zijn in<br />
ontwikkeling. Soms zijn sclerosetechnieken<br />
mogelijk mits er geen essentiële veneuze afvoer<br />
bestaat.<br />
De arterioveneuze malformaties kunnen zeer<br />
gelokaliseerd in het ooglid en de orbita voorkomen<br />
maar kunnen soms ook het hele vaatstelsel<br />
hierin betrekken (cerebraal, wang, maxillaris<br />
interna gebied, neus etcetera).<br />
SPECIFIEKE SYNDROMEN<br />
HET WYBURN- MASON SYNDROOM OF BONNET-<br />
DECHAUME-BLANC<br />
De retinale, gelaats- en cerebrale arterioveneuze<br />
malformaties zijn eenzijdig gelokaliseerd<br />
op het gelaat en volgen de “visual pathway”<br />
[Luo 2003, de Keizer 1981 en 1987].<br />
Deze multipele vasculaire afwijking is vooral<br />
van belang omdat de (arterio)veneuze malformatie<br />
(AVM) van het gelaat in omvang kan toenemen<br />
oftewel groeien. De AVM van de retina<br />
neemt daarentegen over het algemeen niet toe<br />
maar kan op latere leeftijd soms een secundaire<br />
verandering van de macula lutea laten ontstaan.<br />
De diagnose is van essentieel belang<br />
omdat de intracerebrale AVM kan gaan bloeden,<br />
met alle gevolgen van dien. Bij verdenking<br />
op deze angiomatosis is een MRI en angiografie<br />
geïndiceerd.<br />
NIET-SPECIFIEKE COMBINATIES<br />
Hoewel de symptomen bij deze orbita-periorbitale<br />
AVM’s in het algemeen pas optreden in<br />
het tweede of derde levensdecade kunnen ze<br />
op kinderleeftijd al voor problemen zorgen met<br />
bijvoorbeeld ernstige bloedingen na kleine<br />
ingrepen aan het neusslijmvlies, gingivae en<br />
oogleden [Theron 1974]. Een cerebrale AVM<br />
kan zich presenteren door middel van<br />
gestuwde venen op het voorhoofd, exophthal-<br />
18
mus, papiloedeem door intracraniële drukverhoging,<br />
neurologische verschijnselen zoals epilepsie<br />
en intracraniële of subarachnoidale bloedingen.<br />
Essentieel hierbij is dat gedilateerde<br />
venen op het gelaat ook een andere betekenis<br />
kunnen hebben, namelijk de afvoer van het<br />
normale cerebrale veneuze bloed door afsluiting<br />
van een vena jugularis of aanvoerende<br />
vaten.<br />
Een andere mogelijkheid is dat intracerebrale<br />
arterioveneuze malformaties hun arterioveneuze<br />
bloed via de sinus cavernosus en orbita<br />
afvoeren [de Keizer 1981, 1987 en 2003]. Deze<br />
AVM’s kunnen groeien en nemen dan omgevende<br />
weefsels en vaten in de tumor op (eerst<br />
functioneel, later anatomisch) [French 1977].<br />
Embolisatie is nodig.<br />
Een in de orbita gelokaliseerde AVM kan, door<br />
shunting van het caverneuze arteriële bloed,<br />
‘steal’mechanisme en visusvermindering door<br />
ischaemie of hypoxie opleveren.<br />
VERWORVEN VASCULAIRE LAESIES<br />
CAROTICO-CAVERNEUZE FISTEL<br />
[DE KEIZER 1981, 2003]<br />
Bij kinderen kan soms ook een carotico-caverneuze<br />
fistel, meestal van de directe soort, voorkomen<br />
door bijvoorbeeld een schedeltrauma.<br />
Pulserende exophthalmus, geruis in het hoofd<br />
en in een later stadium gedilateerde vaatlussen<br />
staan in de symptomatologie op de voorgrond.<br />
De nervus abducens is het meest aangedaan<br />
omdat deze vrij door de sinus cavernosus loopt<br />
en gevoelig is voor ischaemie en toegenomen<br />
druk [de Keizer 1981]. Intracranieel Doppler<br />
onderzoek en Doppler-onderzoek van de carotis-<br />
en orbitavaten kunnen van dienst zijn bij de<br />
diagnose. Embolisatie met ballon of coils zijn<br />
meestal reeds in een vroege fase aangewezen<br />
methoden om visusdaling, secundair glaucoom,<br />
cardiale insufficiëntie en intracraniële<br />
veneuze hypertensie te voorkomen [de Keizer<br />
2003, Luo et al. 2003].<br />
ANDERE SOORTEN CONGENITALE<br />
VASCULAIRE AFWIJKINGEN<br />
HET SYNDROOM VAN RENDU-OSLER-WEBER<br />
Dit syndroom betreft heriditaire hemorragische<br />
teleangiëctasiën (teleangiëctasie is primair een<br />
veneuze laesie). Deze zijn het gevolg van het<br />
embryonaal falen van remodelerend bindingseiwit<br />
(endoglin) [Luo et al. 2003].<br />
Het is een dominant erfelijke aandoening met<br />
multipele aneursysmata (mond, conjunctiva)<br />
met spider naevi welke in de tweede en derde<br />
levensdecade aanwezig zijn. Tevens bestaat er<br />
een polycytaemie en zijn er intracerebrale arterio-venueze<br />
shunts. Sporadisch wordt een<br />
veneuze varixachtige afwijking in de retina,<br />
opticus of orbita gesignaleerd.<br />
TELEANGIËCTASIËEN VOLGENS LOUIS BARR<br />
Dit is een zeldzame familiaire afwijking waarbij<br />
de typische uitgezette capillairen van de conjunctiva<br />
en huid op de voorgrond staan. Er<br />
worden geen orbita-afwijkingen gemeld maar<br />
wel progressief verlopende neurologische<br />
stoornissen op basis van cerebellaire pathologie<br />
en stoornissen in het immuunsysteem met een<br />
verhoogde kans op infecties en lymphomen.<br />
Stoornissen van de oogmotiliteit uiten zich<br />
vooral als oculaire motore apraxie [de Keizer<br />
1987].<br />
LITERATUUR<br />
FOSTER J.A., KATOWITZ J.A. -Benign Pediatric<br />
Eyelid tumors. In: Katowitz JA (ed)<br />
Pedriatric oculoplastic surgery. New York,<br />
Springer, 2002, Chap. 13: pp 217-244<br />
FRENCH L.A. -Surgical treatment of arteriovenous<br />
malformations. Clin. Neurosurg.<br />
1977;24:22-33<br />
HAIK B.G., KARCIOGLU Z.A., GORDON<br />
R.A., PECHOUS B.P. -Capillary Hemangi-<br />
19
oma (Infantile periocular Hemangioma).<br />
Surv. Ophthalmol. 1994;38:399-426<br />
HESS F.J. -Von Hippel-Lindau disease: clinical<br />
and genetic investigation in the Netherlands.<br />
Thesis 2000<br />
DE KEIZER R.J.W. -Spontane Carotico-caveneuze<br />
fistels, met Glaucoom en Doppler<br />
HTG analyses bij vasculaire laesies. Thesis<br />
1981. Schipper drukwerk Zaandijk<br />
DE KEIZER R.J.W. -Vascular disorders in the<br />
orbit and in the orbital region. In: Oosterhuis<br />
J.A. (ed) Ophthalmic tumours. Dordrecht,<br />
Junk, 1985: pp 247-270<br />
DE KEIZER R.J.W. -Vascular causes of diplopia.<br />
In: Sanders E.A.C.M., de Keizer R.J.W., Zee<br />
D.S. Eye Movements Disorders. Dordrecht,<br />
Martinus Nijhoff, 1987, Chap 10: pp 101-<br />
122<br />
DE KEIZER R.J.W. -Carotid -cavernous fistulas:<br />
ocular features, diagnostic and hemodynamic<br />
considerations in relation to visual<br />
impairment and morbidity. Orbit<br />
2003;22:121-142<br />
KUNSTNER B.J. -Intralesional corticosteroid<br />
injection for infantile adnexal haemangioma.<br />
Am. J. Ophthalmol. 1982;93:496-506<br />
LUO C.B., BHATTACHARYA J.J., FERREIRA<br />
M.S., ALVARAREX H., RODESCH G.,<br />
LASJAUNIAS P.L. -Cerebrofacial vascular<br />
disease. Orbit 2003;22:89-102<br />
NEETENS A., RUBBENS M.C. -Autosomal<br />
Dominant inborn Errors of Lipid Metabolism<br />
in Vascular Phacomatosis. Ann. Ophthalmol.<br />
1980;12:972-978<br />
ORCHARD P.J., SMITH C.M., WOODS W.G.,<br />
DAY D.L., DEHNER L.P., SHAPIRO R.<br />
-Treatment of haemangioendotheliomas<br />
with alpha interferon. Lancet 1989;2:565-<br />
567<br />
ROOTMAN J. -Vascular malformations of the<br />
orbit: hemodynamic concepts. Orbit 2003;<br />
22: 103-121<br />
ROOTMAN J., MAROTTA T.R., GRAEB D.A.<br />
-Vascular Lesions. In: Rootman J. (ed) Diseases<br />
of the orbit: a multidisciplinary approach.<br />
Philadelphia, Lippincott Williams &<br />
Wilkens, 2003, Chap. 13: pp 507-553<br />
THERON J., NEWTON T.H., HOYT W.F. -Unilateral<br />
retinocephalic vascular malformations.<br />
Neuroradiology 1974;7:185-196.<br />
20
VERENIGINGSNIEUWS<br />
VOORJAARSVERGADERING 2006<br />
De 113e Algemene Ledenvergadering voor leden en aspirantleden zal gehouden worden op vrijdag<br />
17 maart 2006 in het hoofdkantoor van de Unie, Unie Plaza, Multatulilaan 12 te Culemborg. U bent<br />
die dag telefonisch bereikbaar onder nummer 0345-851851.<br />
De agenda en het middagprogramma worden ook samen met de uitnodiging, routebeschrijving en<br />
factuur voor het middagprogramma en de lunch, naar alle leden toegestuurd.<br />
MIDDAGPROGRAMMA<br />
13.30 uur Diagnose Behandel Combinatie (DBC)<br />
M.Verbeek, Ministerie van VWS<br />
14:30 uur Contactlenzen bij kinderen<br />
M. van Beusekom, contactlensspecialist en optometrist<br />
15:15 uur Refractiechirurgie en <strong>orthoptie</strong><br />
M. Brouwer, orthoptist en optometrist OZR<br />
16.15 uur Sluiting.<br />
21
COMMISSIE KWALITEITSCRITERIA<br />
P. van der Does, D.C.P. van der Linden, H. van Andel,<br />
sectieleden commissie kwaliteitscriteria <strong>2005</strong> - 2010<br />
INLEIDING<br />
Vanaf juli <strong>2005</strong> lopen twee verschillende systemen van kwaliteitscriteria parallel: de kwaliteitscriteria,<br />
die gelden voor de periode 2000-<strong>2005</strong> en die voor de periode <strong>2005</strong>-2010. Deze criteria zijn door<br />
de paramedische beroepsgroepen vastgesteld en zijn uitgebreid terug te vinden op de website<br />
www.kwaliteitsregisterparamedici.nl (of www.<strong>orthoptie</strong>.nl). Vanwege deze nieuwe kwaliteitscriteria<br />
<strong>2005</strong>-2010 is de commissie kwaliteitscriteria opgericht.<br />
KWALITEITSCRITERIA <strong>2005</strong> - 2010<br />
De Kwaliteitscriteria <strong>2005</strong> – 2010 voor alle paramedische beroepsgroepen zijn:<br />
A. Werkervaring<br />
1600 uur patiën/cliënt gebonden werkzaamheden per vijf jaar, behaald in minimaal 36<br />
maanden .<br />
Deze berekening is gebaseerd op een gemiddelde van acht uur per week in vijf jaar , uitgaande<br />
van ongeveer 40 werkbare weken per jaar => 8 x 5 x 40 = 1600 uur<br />
B. Deskundigheidsbevordering<br />
160 punten totaal in vijf jaar waarvan:<br />
1. minimaal 40 punten zijn behaald uit het volgen van bij- en nascholingen (Internalisatie)<br />
2. minimaal 40 punten zijn behaald uit activiteiten behorend bij de categorieën Socialisatie,<br />
Externalisatie en Combinatie<br />
3. minimaal 40 punten zijn behaald uit geaccrediteerde activiteiten<br />
4. minimaal 40 punten vrij in te vullen.<br />
ad 1 : Internalisatie: onder deze categorie valt onder andere beroepsrelevante scholing, zoals<br />
bijvoorbeeld het NOG, NVvO vergaderingen etcetera. Hieronder valt echter ook<br />
beroepsgerelateerde scholing, zoals bijvoorbeeld een cursus stagebegeleiding, een cursus<br />
voor regiocontactpersoon of het bijwonen van een referaat op de Hogeschool<br />
Utrecht.<br />
ad 2a : Socialiseren: onder deze categorie valt bijvoorbeeld stagebegeleiding, deelname aan<br />
een regio-overleg met opgeleid regiocontactpersoon, audit, deelname<br />
aan beroepsgerelateerde commissies etcetera.<br />
ad 2b : Externalisatie: onder deze categorie vallen onder andere het ontwikkelen van proto-<br />
22
collen en richtlijnen, het schrijven van een artikel of poster, het verzorgen<br />
van een referaat.<br />
ad 2c : Combinatie: het geven van onderwijs, ontwikkelen van scholing etcetera.<br />
ad 3 : Onder geaccrediteerde activiteiten vallen activiteiten (bijvoorbeeld scholing) welke<br />
beoordeeld zijn door de stichting ADAP (Accreditatie Deskundigheidsbevorderende<br />
Activiteiten Paramedici). De scholing, die verplicht is gesteld door de NVvO, is geaccrediteerd.<br />
Het gaat hier om:<br />
• Fundoscopie (10 punten)<br />
• Classificatie orthoptische diagnostiek (12 punten)<br />
• Algemene pathologie/neuro-ophthalmologie (18 punten).<br />
TAKEN VAN DE COMMISSIE KWALITEITSCRITERIA<br />
De commissie kwaliteitscriteria heeft drie taken:<br />
1. toekennen van scholingspunten voor de leden die geregistreerd staan in het kwaliteitsregister<br />
<strong>2005</strong>-2010<br />
2. ‘Klachte<strong>nr</strong>egistratie’met betrekking tot de kwaliteitscriteria <strong>2005</strong>-2010<br />
3. gezamenlijk met de commissie deskundigheidsbevordering als vakinhoudelijk deskundige<br />
optreden voor de stichting ADAP.<br />
TOEKENNEN VAN SCHOLINGSPUNTEN<br />
Beroepsrelevante scholing is breed; niet alleen orthoptische scholing, maar bijvoorbeeld ook oogheelkundige<br />
scholing valt onder deze scholing. Er zijn twee commissies die scholingspunten toekennen:<br />
- commissie kwaliteitscriteria voor de periode <strong>2005</strong>-2010<br />
- commissie deskundigheidsbevordering voor de periode 2000-<strong>2005</strong>.<br />
Het kan voorkomen dat deze twee afzonderlijke commissies dezelfde scholing anders waarderen.<br />
Deze discrepantie komt voort uit het feit dat voor de criteria 2000-<strong>2005</strong> alleen punten toegekend<br />
worden aan orthoptische scholing, terwijl voor de criteria <strong>2005</strong>-2010 ook punten toegekend worden<br />
aan beroepsrelevante scholing.<br />
Scholingspunten voor de kwaliteitscriteria <strong>2005</strong>-2010 kunnen worden aangevraagd per e-mail of<br />
post, waarbij 1 studiebelastingsuur overeen komt met 1 scholingspunt.<br />
KLACHTENREGISTRATIE<br />
De kwaliteitscriteria voor (her)registratie in het Kwaliteitsregister Paramedici voor de periode <strong>2005</strong>-<br />
2010 zijn van tevoren vastgesteld. Klachten omtrent deze criteria kunnen kenbaar gemaakt worden<br />
door naar criteria<strong>2005</strong>-2010@<strong>orthoptie</strong>.nl een e-mail te sturen. Deze klachten worden geregistreerd<br />
en meegenomen in de ontwikkeling van de kwaliteitscriteria 2010-2015.<br />
23
COMMISSIE DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING<br />
COMMISSIE KWALITEITSCRITERIA<br />
KWALITEITSREGISTER<br />
- De commissie Deskundigheidsbevordering Orthoptie baseert zich bij het toekennen van na- en<br />
bijscholingspunten op de NVvO-criteria voor registratie in het kwaliteitsregister 2000-<strong>2005</strong>.<br />
- De commissie Kwaliteitscriteria Orthoptie baseert zich bij het toekennen van na- en bijscholingspunten<br />
op de NVvO-criteria voor registratie in het kwaliteitsregister <strong>2005</strong>-2010.<br />
CURSUSSEN<br />
De commissies kunnen alleen cursussen op (eventuele) scholingspunten waarderen als het volledige<br />
programma (met tijdsindeling van de voordrachten en met titel), bij voorkeur vooraf, bij haar<br />
bekend is.<br />
BEOORDELING SCHOLINGSPUNTEN<br />
Verzoeken om beoordeling van toe te kennen scholingspunten kunt u naar desbetreffende commissies<br />
sturen:<br />
VOOR DE CRITERIA 2000-<strong>2005</strong> KUNT U DEZE RICHTEN AAN:<br />
Commissie Deskundigheidsbevordering<br />
p/a S. Jansen<br />
Bovenboerseweg 35<br />
7946 AL Wanneperveen<br />
Per e-mail: criteria2000-<strong>2005</strong>@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />
VOOR DE CRITERIA <strong>2005</strong>-2010 KUNT U DEZE RICHTEN AAN:<br />
Commissie Kwaliteitscriteria<br />
UMC Utrecht, locatie AZU<br />
HuispostnummerL02.417, afdeling Oogheelkunde/Orthoptie<br />
Ter attentie van D. van de Linden/ P. van der Does<br />
Postbus 85500<br />
3508 GA Utrecht<br />
Per e-mail: criteria<strong>2005</strong>-2010@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />
24
SCHOLINGSPUNTEN<br />
JAARLIJKSE BIJEENKOMSTEN<br />
2000 - 2010 Punten Punten<br />
<strong>2005</strong>-2010 2000-<strong>2005</strong><br />
Voorjaarsvergadering NVvO 2 4<br />
Najaarsvergadering NVvO 2 2<br />
Symposium Orthoptie in werking - 6<br />
NOG, orthoptische dag 7 4<br />
NOG, per dag 7 -<br />
Dondersgezelschap 3 3<br />
ESA 18 18<br />
ISA 40 18<br />
IOA 18 20<br />
Ophthalmologica Belgica/BOG 2<br />
Jarestagung der Orthoptistinnen in zusammenarbeit mit dem<br />
Landesverband Niedersachsen der Artze für Kinderheilkunde<br />
und Jugendmedizin 6<br />
Cursus stagebegeleiding ‘Beoordelen orthoptische status’ 5 3<br />
Stagebegeleidersvergadering 3 2<br />
Publiceren van een artikel 15 7<br />
Publiceren van een case-report of referaat 5 7<br />
Poster of lezing tijdens (inter)nationaal congres 15 7<br />
2 x per jaar deelnemen aan regio-overleg 1 per uur 2<br />
Stagebegeleiding, per 5 dagen begeleiding 1 -<br />
EENMALIGE BIJEENKOMSTEN 2000-2010<br />
2006 Punten Punten<br />
<strong>2005</strong>-2010 2000-<strong>2005</strong><br />
Trainingsdag ‘Omgaan met tegengestelde belangen en conflicten’,<br />
Meppel, 31-01-06. (Internalisatie) 5 -<br />
Trainingsdag 2 regiocontactpersoon 20-01-06 7 -<br />
Trainingsdag 3 regiocontactpersoon 08-03-06 3 -<br />
26
<strong>2005</strong> Punten Punten<br />
<strong>2005</strong>-2010 2000-<strong>2005</strong><br />
Boerhaavecursus kinderoogheelkunde II, 28-01-05 nvt 2<br />
AAD te Düsseldorf, 4 en 5 maart <strong>2005</strong> nvt 5<br />
POAG cursus ‘Bijwerkingen van geneesmiddelen in<br />
de oogheelkunde’, 18-04-05 nvt 1<br />
Begeleiding chronische zieken: “Wat vraagt het”13-06-05 nvt 2<br />
David Taylor´s Retirement Symposium, 15 en 16 mei nvt 3<br />
Neurologie voordracht MS, Gorinchem, 21-06-05 nvt 2<br />
Child Vision Research Society, Bled Slovenië, 23, 24 en 25 juni <strong>2005</strong> nvt 4<br />
Podium Low Vision, Nieuwegein, 21-03-05 nvt 0<br />
Strabologischen Vormittag, Heidelberg, 18-06-05 nvt 3<br />
Controverse in de oogheelkunde UMCU, 30-09-05<br />
Educatieve avond OZOB, 25-10-05 2 1<br />
Jaarlijkse ontmoetingsdag InZicht,Den Haag, 25-11-05 5 1<br />
Bielschowsky Tagung, te Giessen, 19 en 20-11-05 11 9<br />
Oogheelkundige bijscholing Veldhoven 9-11-05 2<br />
Expert-meeting ziektebeleving niet-westerse<br />
culturen, Den Haag 10-11-05 5 0<br />
Bijeenkomst OOG/ZOG Berg en Dal 19-11-05 3 n.a<br />
Oogzorgnetwerkdag Rotterdam 17-11-05 2 n.a<br />
Trainingsdag 1 regiocontactpersoon 23-11-05 6 -<br />
VOVZ, 17e symposium Amsterdam, 18-11-05 5 0<br />
Workshop Therapietrouw 3M, wisselende data 5 5<br />
n.a = niet aangevraagd<br />
2004 Punten<br />
2000-<strong>2005</strong><br />
Workshop Therapietrouw 3M, wisselende data 5<br />
Symposium”Mari Gutter, 25 jaar orthoptist, 2004 2<br />
NPi cursus fundoscopie, 30-01-04 10<br />
BOD, regionaltagung, 07-01-04 2<br />
VISIO-symposium ‘Zet eens een andere bril op’02-02-04 1<br />
Cursus Luiten ‘Diabetes Mellitus in de oogzorg en oogheelkunde’, 08-03-04 1<br />
Jaarlijkse AAD (Duitsland), 20-03-04 4<br />
EUPO Congres Nijmegen, 2, 3, en 4 april 2004 11<br />
‘Ot en Zien’Congres Oogziekenhuis R´dam,16-04-04 5<br />
Bijeenkomst Kinderoogheelkunde (Bartimeus Zeist), 23-04-04 <br />
Cursus Luiten ‘EHBO en Reanimatie’, vanaf mei 2004 2<br />
Cursus Luiten ‘Kinderoogheelkunde’, 24-05-04 4<br />
NPi Cursus Oogklachten bij beeldschermwerk: Aanpak en Preventie, 24-06-04 10<br />
Retina World Congres Noordwijk, 02-07-04 0<br />
Symposium ‘Zicht op samenwerking’, 05-07-04 2<br />
Neuro Ophthalmologie Regio-overleg Leiden, 20-09-04 1<br />
Cursus Luiten ‘Diagnostische Farmaca’, 04-10-04 3<br />
Najaarsvergadering NVvO 4<br />
27
2003 Punten<br />
2000-<strong>2005</strong><br />
Minisymposium Accommodation and Aging Amsterdam, 10-01-03 2<br />
Interdisziplinares Neuro-ophthalmologisches symposium te Aachen, 10-01-03 3<br />
Boerhave cursus Kinderoogheelkunde, 24-01-03 2<br />
Cursus Luiten ‘Neuro-opthalmologie, deel 1’, 27-01-03 8<br />
Cursus Luiten ‘Neuro-opthalmologie, deel 2’ 5<br />
Nascholing PAOG VU ‘Bijwerkingen geneesmiddelen in de oogheelkunde’, 31-01-03 1<br />
AAD Düsseldorf, 08-03-03 6<br />
NPi Cursus fundoscopie, 14-03-03 10<br />
Schielbehandlung Interdiziplinär Düsseldorf, 22-03-03 6<br />
Symposium en workshop ‘Neurovisuele rehabilitation’, 16 en 17 mei 2003 8<br />
9th meeting CVRS child vision research Society, Zweden, 12, 13, en 14 juni 2003 12<br />
Lustrumdag NVvO en Opleiding Orthoptie, 12 september 2003 4<br />
Symposium ‘30jaar <strong>orthoptie</strong> in het CWZ’, 2-10-03 3<br />
Regionaltagung BOD Hamburg, 24-09-03 2<br />
(Cerebrale) Visusstoornissen bij kinderen met cerebrale parese, Utrecht, 05-11-03 4<br />
Najaarssymposium, vereniging revalidatie bij slechtziendheid kinderen en<br />
hulpmiddelen, 11-11-03 1<br />
Symposium Ontwikkelingen in de oogzorg, 18-11-03 2<br />
Rotterdam Amblyopie Meeting, 20-11-03 3<br />
15e Symposium VOVZ, 21-11-03 1<br />
Programma Benigne Paroxismale Positie Duizeligheid 2<br />
Najaars vergadering NVvO 4<br />
2002 Punten<br />
2000-<strong>2005</strong><br />
Nascholing <strong>orthoptie</strong> adhv ‘Capita Selecta Orthoptie’en ‘ Orthoptische<br />
Diagnostiek’, 7 en 8 januari 20<br />
Refereeravond UMC St Radboud, Nijmegen, 29-01-02 1<br />
AAD Düsseldorf, 08-03-02 6<br />
Augenmuskelparesen und nystagmusbedingte Kopfzwanghaltung, 09-03-02 6<br />
Symposium ‘Problematiek bij visuele beperkingen’, 12-04-02 1<br />
NPi cursus ‘Oogklachten bij beeldschermwerk, preventie en behandeling’ 10<br />
Regionaltagung Hamburg/Schleswig-Holstein, 18-09-02 3<br />
Symposium ‘Oog in Oog’, 03-10-02 1<br />
European Pediatric Ophthalmological Society, 4,5 en 6 october 3<br />
Cursus Luiten ‘Slechtziendheid’, 14-10-02 6<br />
‘Ontmoetingsdag Inzicht ‘ Den Haag, 31-10-02 2<br />
Najaarssymposium ‘Als meer dan het zien beperkt is’, 10-11-02 2<br />
Tagung der Bielschowsky Gesellschaft fur Schielforschung und des<br />
Berufsverbandes der Orthoptistinnen Deutschlands, 9 en 10 november 2002 8<br />
NPi Cursus fundoscopie, 22-11-02 10<br />
29
2001 Punten<br />
2000-<strong>2005</strong><br />
Nieuwe inzichten in de interventie van slechthorendheid en slechtziendheid bij<br />
mensen met een verstandelijke beperking, 12-01-01 2<br />
Strabologie und Kinderophthalmologie, München, 17-02-01 6<br />
Begeleiding Chronisch zieken: “Wat vraagt het!”, 30-05-01 2<br />
Child Vision Research Society, Parijs, 14, 15 en 16 juni 2001 14<br />
Strabismus congres van Bielschowsky, Regensburg, 7 en 8 juli 2001 9<br />
LVAO lesdag ‘Pathologie en Orbita’, 08-09-01 2<br />
Jahrestagung BOD, oktober 5<br />
Ophthalmologica Belgica/BOG, november 6<br />
Studiedag Bartiméus ‘Zien met je brein’, 22-11-01 6<br />
Sensis: ‘Orthoptisten die werken met jonge slechtziende kinderen’, 21-11-01 6<br />
Studiedag Bartiméus ‘Ontstaan van uitingsvormen van sluitingsdefecten’, 07-12-01 1<br />
Nascholing PAOG VU ‘Screening op diabetische retinopathie’, 13-12-01 2<br />
Cursus Scholing in Wetenschap, Module 1,2,3. 29-11-01, 31-10-01 en 20-12-01 20<br />
DATUM ONBEKEND<br />
Punten<br />
2000-<strong>2005</strong><br />
European Pediatric Ophthalmology Grou 3<br />
Strabologie und Neuro-ophthalmologie im neuen Jahrstausend 5<br />
Thema-avond Contactlenzen en de toepassingsmogelijkheden voor <strong>orthoptie</strong> 2<br />
BOG 28-11 en 29-11 Brussel 2<br />
Symposium Orthoptie in de XXe eeuw 3<br />
Strabologie und Kinderophthalmologie 6<br />
The 7th European Kraskin Interventional Skeffington Symposium on Vision 6<br />
30
CRITERIA VOOR PUBLICATIE<br />
IN HET TIJDSCHRIFT VOOR ORTHOPTIE PER JUNI <strong>2005</strong><br />
In feite zijn er bij publicatie in het Tijdschrift twee aspecten aan de orde. In de eerste plaats bestaat er<br />
een ‘reglement’voor de wijze waarop kopij moet worden aangeleverd. Deze regels hebben geen relatie<br />
met het toekennen van scholingspunten, maar ze dienen wel in acht te worden genomen bij de<br />
aanlevering. In de tweede plaats zijn er criteria geformuleerd die zijn gerelateerd aan scholingspunten.<br />
De volgende regels gelden voor aanlevering van kopij:<br />
• tekst op diskette of per e-mail sturen aan redactieadres (redactie@nvvo.nl)<br />
• illustraties zoveel mogelijk in oorspronkelijke vorm bijvoegen<br />
• ‘platte’tekst aanleveren (geen vetdruk, cursief of onderstreping)<br />
• afkortingen vermijden<br />
• letten op de sluitingsdatum voor kopij.<br />
De redactie behoudt zich het recht voor, eventueel in overleg met de auteur, redactionele wijzigingen in<br />
de tekst aan te brengen, respectievelijk de auteur te verzoeken de tekst redactioneel te herzien.<br />
Plaatsing van een artikel of casuïstiek in het Tijdschrift voor Orthoptie levert scholingspunten op.<br />
Om voor plaatsing in aanmerking te komen dient de aangeleverde tekst te voldoen aan de volgende<br />
criteria:<br />
1. taalgebruik<br />
2. vorm<br />
3. thema/inhoud<br />
4. lengte.<br />
ad 1.<br />
ad 2.<br />
ad 3.<br />
ad 4.<br />
Het taalgebruik in de aangeleverde tekst dient correct Nederlands (Engels) op basis van de<br />
voorkeursspelling te zijn. De leesbaarheid dient te worden ondersteund door het juiste gebruik<br />
van leestekens. De redactie is bereid daar enige ondersteuning in te bieden, maar herschrijft<br />
geen teksten.<br />
De opbouw van het artikel moet logisch zijn: inleiding, indeling hoofdtekst in paragrafen,<br />
conclusies/aanbevelingen, literatuurverwijzing (indien relevant). De opbouw dient van dien<br />
aard te zijn, dat het thema helder naar voren komt.<br />
De inhoud van het artikel moet relevant zijn in het kader van de <strong>orthoptie</strong>/oogheelkunde. Bij<br />
voorkeur dient het nieuwe inzichten te bevatten of een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling<br />
van de <strong>orthoptie</strong>. Wanneer een thema reeds bij herhaling is besproken in het Tijdschrift<br />
en het ter publicatie aangeboden artikel geen aanvulling daarop betekent, kan het worden<br />
geweigerd.<br />
De lengte van de tekst mag het aantal van 3000 woorden niet overschrijden, tenzij inhoud<br />
en opbouw daar aanleiding toe geven.<br />
Indien naar het oordeel van de redactie voldaan is aan de bovenstaande criteria zal het artikel<br />
geplaatst worden.<br />
De redactie van het Tijdschrift voor Orthoptie<br />
31
AGENDA<br />
BIJGEWERKT T/M 15 JANUARI 2006<br />
CONGRESSEN<br />
2006 februari 17-20 Brazilië ISA-congres te Sao-Paulo<br />
maart 17 Culemborg Algemene ledenvergadering NVvO<br />
22-23-24 Groningen NOG jaarvergadering<br />
mei 19 Rotterdam Donders Gezelschap<br />
november 17 Rotterdam Ot en Zien Congres<br />
2008 mei 28-31 Antwerpen XIth <strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> Congress *<br />
* www.ioacongres2008.org<br />
Docentenopleiding HGZO<br />
U bent orthoptist en u wilt docent worden<br />
Per september 2006 start de twee jaar durende eerstegraads<br />
Docentenopleiding HGZO, voor didactische en beroeps-inhoudelijke<br />
scholing. Voorlichtingsdagen zijn op dinsdagavond 14 februari, zaterdag<br />
11 maart, donderdagavond 6 april en zaterdag 22 april.<br />
Voor informatie en brochure:<br />
Vrije Universiteit, Faculteit Bewegingswetenschappen<br />
Werkgroep Docentenopleiding<br />
V.d. Boechorststraat 9<br />
1081 BT Amsterdam<br />
tel: 020-5988600<br />
http://docentenopleiding.fbw.vu.nl<br />
32
BESCHIKBAAR VOOR WAARNEMING<br />
Atsma-van der Schaaf, T. Groningerstraat 39, 9231 CJ Surhuisterveen, tel: 0512-363668<br />
Beemsterboer-Jansen, T.J.M. Rustenburgerweg 76, 1703 RZ Heerhugowaard, tel: 072-5711000<br />
Blom, T.<br />
Dorpsstraat 68, 2391 BK Hazerswoude-dorp,<br />
tel: 0172-231237/06-4040109B<br />
Bommel van, B Kerkweg 30, 3945 BN Cothen, tel: 0343-562122<br />
Degenen, die zich voor waarneming beschikbaar willen stellen, kunnen zich opgeven bij:<br />
A. Spaan, van der Meerstraat 14, 2023 DZ Haarlem, telefoon: 023-5250886.<br />
e-mail: aspaan@tiscalimail.nl<br />
Tot wederopzegging zal hun naam in het ‘Tijdschrift voor Orthoptie’verschijnen.<br />
In Kunststof maken wij:<br />
o Optio Children Lenti (optische zone Ø 30, 28 of 25mm in draaglens voor zéér<br />
hoge plus sterkte in zéér dunne uitvoering)<br />
o Optio (speciale glazen waarbij u zelf een bifocaal of trifocaal glas kunt<br />
samenstellen, ieder segment wordt separaat geproduceerd; bv verschillende<br />
prisma’s voor veraf en nabij)<br />
o Speciale prisma slijpingen t/m 20 dpt <br />
o Hoge Minus Lenti slijping (tot S-50,00)<br />
o Hoge Plus Lenti of Omega slijping<br />
o Slab-off slijping Ook op Multifocaal en Trifocaal<br />
o Aniseikonische slijpingen (tot 9%)<br />
o Combi cylinders en Buitentorisch<br />
o Filterlenzen (gepolariseerd, enkelvoudig,<br />
bifocaal en multifocaal t/m curve 8)<br />
o Multifocaal van +10 tot -16<br />
Voor meer informatie over de specials:<br />
Optical Low Vision Services<br />
de moucheronstraat 55, 2593 PX Den Haag, tel.:070 3836269,<br />
fax:070 3814613, www.slechtzienden.nl, info@slechtzienden.nl<br />
Hoge bifocale plus lens met<br />
alleen in het leesdeel<br />
33
RECENT VERSCHENEN ARTIKELEN<br />
AM J OPHTHALMOL<br />
Visual training: current status in ophthalmology • Helveston E.M. • <strong>2005</strong> Nov /140(5):903-10<br />
Changes of the lid fissure after surgery on horizontal extraocular muscles • Lagreze W.A., Gerling J.U.,<br />
Staubach F. • <strong>2005</strong> Dec /140(6):1145-6<br />
Decision analysis with Markov processes supports early surgery for large-angle infantile esotropia<br />
• Trikalinos T.A., Andreadis I.A., Asproudis I.C. • <strong>2005</strong> Nov /140(5):886-893<br />
BINOCUL VIS STRABISMUS Q<br />
Video vision development assessment in diagnosis and documentation of microtropia • Cibis G.W. • <strong>2005</strong><br />
/20(3):151-8<br />
BR J OPHTHALMOL<br />
Randomised clinical trial of the effectiveness of base-in prism reading glasses versus placebo reading<br />
glasses for symptomatic convergence insufficiency in children • Scheiman M., Cotter S., Rouse M.,<br />
Mitchell G.L., Kulp M., Cooper J., Borsting E.; Convergence Insufficiency Treatment Trial Study Group. • <strong>2005</strong><br />
Oct /89(10):1318-23<br />
CURR OPIN OPHTHALMOL<br />
Adjustable suture use in strabismus surgery • Buffenn A.N. • <strong>2005</strong> Oct /16(5):294-7<br />
GRAEFES ARCH CLIN EXP OPHTHALMOL<br />
Changes in astigmatism in children with congenital nystagmus • Jethani J., Prakash K., Vijayalakshmi P.,<br />
Parija S. • <strong>2005</strong> Dec /16:1-6<br />
Isometric force measured in human horizontal eye muscles attached to or detached from the globe<br />
• Lennerstrand G., Schiavi C., Tian S., Benassi M., Campos E.C. • <strong>2005</strong> Dec /6:1-6<br />
Normal values of distance heterophoria and fusional vergence ranges and effects of age • Palomo Alvarez<br />
C., Puell M.C., Sanchez-Ramos C.,Villena C. • <strong>2005</strong> Dec /6:1-4<br />
34
INVEST OPHTHALMOL VIS SCI<br />
Magnetic resonance imaging of the effects of horizontal rectus extraocular muscle surgery on pulley<br />
and globe positions and stability • Clark R.A., Demer J.L. • 2006 Jan /47(1):188-94<br />
J AAPOS<br />
The effect of bilateral horizontal rectus recession on visual acuity, ocular deviation or head posture<br />
in patients with nystagmus • Bagheri A., Farahi A.,Yazdani S. • <strong>2005</strong> Oct /9(5):433-7<br />
Contrast sensitivity in amblyopia: the fellow eye of untreated and successfully treated amblyopes •<br />
Chatzistefanou K.I.,Theodossiadis G.P., Damanakis A.G., Ladas I.D., Moschos M.N., Chimonidou E. • <strong>2005</strong> Oct<br />
/9(5):468-74<br />
J INTEGR NEUROSCI<br />
Strabismus and sensory-motor function of eye muscles • Lennerstrand G. • <strong>2005</strong> Dec /4(4):437-44<br />
J PEDIATR OPHTHALMOL STRABISMUS<br />
Evaluation of intranasal midazolam in refraction and fundus examination of young children with<br />
strabismus • Altintas O., Karabas V.L., Demirci G., Onur I., Caglar Y. • <strong>2005</strong> Nov-Dec /42(6):355-9<br />
Randot stereoacuity testing in young children • Kulp M.T., Mitchell G.L. • <strong>2005</strong> Nov-Dec /42(6):360-4<br />
Long-term results of hemihang-back lateral rectus recession • Rodrigues A.C., Nelson L.B. • <strong>2005</strong> Sep-Oct<br />
/42(5):296-9<br />
Acute onset concomitant esotropia: sensorial evaluation, prism adaptation test, and surgery planning<br />
• Savino G., Colucci D., Rebecchi M.T., Dickmann A. • <strong>2005</strong> Nov-Dec /42(6):342-8<br />
Effect of posterior tenectomy of the superior oblique on objective and subjective torsion in cases of<br />
superior oblique overaction • Sharma P., Saxena R., Rao B.V., Menon V. • <strong>2005</strong> Sep-Oct /42(5):284-9<br />
NAT REV NEUROSCI<br />
Critical period plasticity in local cortical circuits. Review • Hensch T.K. • <strong>2005</strong> Nov /6(11):877-88<br />
NATURE<br />
Eye-specific effects of binocular rivalry in the human lateral geniculate nucleus • Haynes J.D., Deichmann<br />
R., Rees G. • <strong>2005</strong> Nov 24 /438(7067):496-9<br />
35
OPHTHALMIC SURG LASERS<br />
IMAGING<br />
Extraocular muscle imaging in complex strabismus<br />
• Sa H.S., Kyung S.E., Oh S.Y. • <strong>2005</strong><br />
Nov-Dec /36(6):487-93<br />
OPHTHALMOLOGY<br />
New methods for quantifying diplopia • Holmes<br />
J.M., Leske D.A., Kupersmith M.J. • <strong>2005</strong> Nov<br />
/112(11):2035-9<br />
Idiopathic repetitive oculomotor nerve palsies<br />
in otherwise normal patients • Lee<br />
M.S., Egan R.A., Shults W.T., Lessell S. • <strong>2005</strong><br />
Dec /112(12):2225-6<br />
Van deze artikelen zijn veelal samenvattingen,<br />
soms ook de volledige tekst in Medline of Pubmed<br />
te vinden. In deze databank komt u via de<br />
NPi-website (www.paramedisch.org), via<br />
documentaire informatie, overige databanken,<br />
literatuurreferenties, Medline of Pubmed.<br />
Deze rubriek wordt verzorgd door Chr. de<br />
Weger-Zijlstra, orthoptist.<br />
De opmaak van deze rubriek is veranderd. De<br />
redactie heeft voor deze opmaak gekozen naar aanleiding<br />
van de opmerkingen tijdens de afgelopen<br />
najaarsvergadering.<br />
STRABISMUS<br />
Update on chronic progressive external ophthalmoplegia.<br />
Review • Bau V., Zierz S. • <strong>2005</strong><br />
Sep /13(3):133-42<br />
The Relationship between Convergence Insufficiency<br />
and ADHD* • Granet D.B.,<br />
Gomi C.F.,Ventura R., Miller-Scholte A. • <strong>2005</strong><br />
Dec /13(4):163-8<br />
Short-term motor and sensory outcomes in<br />
acquired nonaccommodative esotropia<br />
of childhood • Kitzmann A.S., Mohney<br />
B.G., Diehl N.N. • <strong>2005</strong> Sep /13(3):109-14<br />
Drift in ocular torsion during sustained head<br />
tilt • Pansell T., Tribukait A., Bolzani R.,<br />
Schworm H.D.,Ygge J. • <strong>2005</strong> Sep /13(3):115-<br />
21<br />
The management of posterior polar cataract:<br />
the role of patching and grading •<br />
Schroeder H.W. • <strong>2005</strong> Dec /13(4):153-6<br />
Final Report of the Early vs. Late Infantile Strabismus<br />
Surgery Study (ELISSS), a<br />
Controlled, Prospective, Multicenter<br />
Study • Simonsz H.J., Kolling G.H., Unnebrink<br />
K. • <strong>2005</strong> Dec;13(4):169-99<br />
36
ZIEKTE VAN LYME<br />
P. Heus, orthoptist, Bsc optometrist<br />
Medisch Centrum Alkmaar<br />
INLEIDING<br />
De laatste jaren is er in toenemende mate aandacht<br />
voor tekenbeten en de ziekte van Lyme.<br />
In kranten en tijdschriften wordt gewezen op<br />
de gevaren van een tekenbeet en de lezers<br />
worden uitgebreid geïnformeerd over mogelijkheden<br />
om een teek te verwijderen.<br />
Ook in de medische literatuur wordt de laatste<br />
jaren met regelmaat gepubliceerd over de<br />
ziekte van Lyme. Deze ziekte heeft een scala<br />
aan ziekteverschijnselen en kan ook oogheelkundige<br />
afwijkingen geven.<br />
Dit artikel zal gaan over de tekenbeet en de<br />
mogelijke gevolgen ervan. De verschillende<br />
kenmerken en stadia van de ziekte van Lyme<br />
zullen aan bod komen en de oogheelkundige<br />
afwijkingen worden besproken. De nu volgende<br />
casus illustreert dat de ziekte van Lyme in de<br />
oogheelkundige, optometrische en orthoptische<br />
praktijk voor kan komen.<br />
CASUS<br />
Een 54-jarige vrouw wordt via de neuroloog<br />
naar de oogarts verwezen in verband met<br />
plotseling ontstane horizontale binoculaire<br />
diplopie sinds twee weken.<br />
De patiënte werd binnen een paar dagen<br />
orthoptisch onderzocht (zie gegevens hiernaast).<br />
Er bleek een kleine tot matige abductiebeperking<br />
te zijn van het linkeroog. In de primaire<br />
stand was sprake van een esotropie OS, toenemend<br />
bij kijken op afstand. Op het Hessschema<br />
was een duidelijke abductiebeperking<br />
te zien. De diagnose nervus abducens (N.VI)-<br />
parese OS werd gesteld en een controle na<br />
drie à vier weken werd geadviseerd.<br />
Bij de controle na drie weken, bleek de patiënte<br />
opgenomen te zijn in het ziekenhuis. Er<br />
waren antistoffen aangetoond die zouden<br />
kunnen wijzen op de ziekte van Lyme. Ze<br />
kreeg inmiddels antibiotica toegediend. De<br />
patiënte merkte duidelijk verbetering in de<br />
oogbewegingen. Deze verbetering was ook<br />
objectief aantoonbaar bij het onderzoek.<br />
Bij de volgende orthoptische controles bleek<br />
dat de afwijking verder afnam. Na ongeveer<br />
twee maanden was de parese volledig hersteld.Verdere<br />
orthoptische controles werden<br />
niet afgesproken. Bij gezichtsveldonderzoek en<br />
oogdrukmeting na zes maanden werden geen<br />
bijzonderheden gevonden.<br />
ONDERZOEK<br />
VOD z.c.: 1.0 refractie: plano<br />
VOS z.c.: 0.5- n.c.: S+1.00=C-1.00 as 90°: 1.0<br />
Oogdruk : 16 mm Hg ODS (11.00 uur )<br />
(Goldmann<br />
applanatietonometrie)<br />
Oogstand: esotropie OS<br />
Motiliteit:<br />
abductiebeperking OS<br />
Cornea, media ODS: g.b.<br />
Fundi ODS: forse papilexcavaties<br />
EVALUATIE<br />
E1: hypermetropie en astigmatisme OS<br />
E2: mogelijk abducensparese OS<br />
E3: glaucoomsuspecte papillen<br />
PLAN<br />
P1: geen brilcorrectie nodig<br />
P2: orthoptisch onderzoek<br />
P3: gezichtsveldonderzoek en oogdrukcontrole<br />
over zes maanden<br />
37
TEEK<br />
De ziekte van Lyme wordt ook wel Lyme Borreliosis<br />
genoemd, naar de bacterie die de<br />
ziekte veroorzaakt: Borrelia Burgdorferi.<br />
Hoewel de ziekteverschijnselen al in het begin<br />
van de vorige eeuw beschreven werden, is de<br />
verantwoordelijke spirocheet (spiraalvormige<br />
bacterie) pas in 1982 ontdekt door Burgdorfer.<br />
In 1983 toonde Johnson aan dat het ging om<br />
een nieuw soort bacterie van het geslacht Borrelia.<br />
Als eerbetoon aan zijn ontdekker kreeg<br />
deze bacterie de naam Borrelia Burgdorferi.<br />
Besmetting met deze bacterie kan worden<br />
overgebracht door teken. De meest voorkomende<br />
teek in Europa is Ixodes Ricinus. Een<br />
teek is een spinachtig beestje, verwant aan de<br />
mijt (zie afbeelding 1). Het is een parasiet, die<br />
zich voedt met bloed van een gastheer.<br />
Afbeelding 1.<br />
(bron: www.saag.nl)<br />
Ontwikkelingsstadia Ixodes ricinus:<br />
boven: larve, nimf,<br />
onder: vrouwtje, mannetje<br />
De Ixodes Ricinus is een zogenoemde driegastherenparasiet:<br />
in elk stadium van zijn ontwikkeling<br />
zoekt de teek een nieuwe gastheer.<br />
Uit het eitje van een teek komt een larve (stadium<br />
I). De larve neemt een muis als gastheer<br />
en zuigt bloed. Indien deze muis besmet is<br />
met de bacterie Borrelia Burgdorferi, dan kan<br />
de larve ook besmet raken. De larve vervelt tot<br />
nimf (stadium II) en zoekt een nieuwe gastheer<br />
(muis, groter zoogdier of mens).Via<br />
speeksel van de nimf kan de tweede gastheer<br />
besmet raken. De nimf vervelt tot volwassen<br />
teek (stadium III). In dit stadium is pas onderscheid<br />
te zien tussen mannetjes en vrouwtjes<br />
(de vrouwtjes zijn groter). Zowel het mannetje<br />
als het vrouwtje zoeken een derde gastheer.<br />
Alleen de vrouwtjes kunnen een besmetting<br />
overbrengen.<br />
De kans dat een gastheer via een teek besmet<br />
wordt met de bacterie Borrelia Burgdorferi,<br />
hangt dus van een aantal factoren af: de teek,<br />
in welk stadium dan ook, moet eerst een<br />
besmette gastheer treffen. Pas dan kan de teek<br />
zelf besmet raken en de besmetting eventueel<br />
overbrengen op een nieuwe gastheer. De<br />
meeste besmettingen bij de teken worden<br />
gezien in het volwassen stadium, gevolgd door<br />
het stadium van de nimf. Het aantal besmette<br />
teken kan van jaar tot jaar en van plaats tot<br />
plaats verschillen. Gegevens over het percentage<br />
besmette teken zijn daarom van beperkte<br />
waarde.<br />
De kans op een tekenbeet is het grootst in<br />
natuurgebieden, stadsparken of tuinen. De<br />
periode dat teken actief zijn loopt van begin<br />
maart tot eind november.Verhoogde luchtvochtigheid,<br />
warmte en beweging van een<br />
mogelijke gastheer, alsmede een verhoogd<br />
koolzuurgehalte in uitgeademde lucht maken<br />
een teek actief en verhogen de kans op een<br />
beet.<br />
Als na een beet de teek op de juiste manier<br />
verwijderd wordt, is de kans op ziekte erg<br />
klein. 1,2 In veel gevallen echter wordt een<br />
tekenbeet niet opgemerkt, aangezien deze niet<br />
pijnlijk is en de teek vanzelf weer loslaat.<br />
LYME BORRELIOSIS<br />
Als een mens via een tekenbeet besmet wordt<br />
met de bacterie Borrelia Burgdorferi, kan dat<br />
leiden tot Lyme Borreliosis. Het lichaam kan<br />
drie tot zes weken na de tekenbeet antistoffen<br />
38
maken. Aanvankelijk gaat het om IgM-antistoffen<br />
en later vooral om IgG-antistoffen.<br />
Deze stoffen kunnen aangetoond worden in<br />
het bloed en in de cerebrospinale vloeistof.<br />
Als iemand positief test, dan is dit een aanwijzing,<br />
maar geen bewijs, voor Lyme Borreliosis.<br />
Anderzijds sluit een negatieve test Lyme Borreliosis<br />
niet uit.<br />
Geen enkele test is optimaal voor het stellen<br />
van de diagnose Lyme Borreliosis. Bij interpretatie<br />
van het bloedonderzoek is ook het klinisch<br />
beeld en de duur van de vermoedelijke<br />
besmetting van belang. De anamnese is in dit<br />
opzicht heel belangrijk; deze geeft informatie<br />
over de kans op besmetting (is iemand bijvoorbeeld<br />
in een bosrijke omgeving geweest)<br />
en de duur van een mogelijke besmetting.<br />
Als er een infectie ontstaat na besmetting met<br />
Borrelia Burgdorferi, dan is een aantal stadia te<br />
onderscheiden.<br />
Vroege Lyme Borreliosis<br />
In dit stadium is er sprake van een lokale<br />
huidinfectie. Het plekje van de beet kan uitgroeien<br />
tot een grotere rode plek die in het<br />
midden weer verbleekt. Deze afwijking wordt<br />
‘erythema migrans’genoemd (afbeelding 2).<br />
Afbeelding 2. Erythema migrans kan in verschillende<br />
vormen voorkomen.<br />
(bronnen: Centers for Disease Control and Prevention<br />
(CDC) USA<br />
Dit verschijnsel ontstaat meestal binnen drie<br />
weken tot drie maanden na de beet en er zijn<br />
veel variaties mogelijk. Er ontstaan zelden<br />
blaasjes of schilfers. Deze lokale huidafwijking<br />
wordt niet in alle gevallen opgemerkt.<br />
Een meer zeldzame huidafwijking die in dit<br />
stadium voorkomt, is het Borrelia Lymfocytoom:<br />
een blauw-rode zwelling van een paar<br />
centimeter op de plaats van de beet.<br />
Vroege gedissemineerde Lyme Borreliosis<br />
De Borrelia-Borgdurferibacterie kan zich via<br />
het bloed verspreiden en zo op allerlei plaatsen<br />
in het lichaam terechtkomen. Bij Lyme<br />
Borreliosis worden aandoeningen van het<br />
zenuwstelsel, de gewrichten en het hart<br />
gezien.<br />
Neuroborreliosis<br />
Het zenuwstelsel kan op verschillende<br />
plaatsen in het lichaam aangedaan worden.<br />
Zo komt bij Lyme Borreliosis hersenvliesontsteking<br />
voor. Deze hersenvliesontsteking<br />
geeft vaak geringe verschijnselen,<br />
zonder nekstijfheid.Voor het stellen van de<br />
diagnose Lyme Borreliosis moeten antistoffen<br />
aantoonbaar zijn.<br />
Ook hersenzenuwen kunnen ontsteken.<br />
Voorkomende paresen zijn de nervus facialis<br />
(N.VII-) parese of oogspierparesen<br />
(N.III, N.IV en N.VI).<br />
De zenuwen van het ruggenmerg kunnen<br />
ook ontstoken raken. Dit kan pijn geven<br />
aan een arm, been of aan de romp; soms is<br />
er sprake van krachtsverlies of een doof,<br />
tintelend gevoel. Indien er een ontsteking<br />
van het ruggenmerg is, dan kan dit<br />
krachtsverlies in beide benen geven evenals<br />
problemen met plassen.<br />
Neuroborreliosis ontstaat in 50% van de<br />
gevallen binnen een maand na erythema<br />
migrans. 1<br />
Lyme artritis<br />
Gewrichten kunnen gedurende een dag tot<br />
een paar maanden een ontstekingsreactie<br />
vertonen bij Lyme Borreliosis. Deze ontstekingsreactie<br />
komt het meest voor in het<br />
kniegewricht en is niet altijd pijnlijk. Ze<br />
ontstaat in 50% van de gevallen binnen<br />
drie maanden na erythema migrans, maar<br />
39
kan mogelijk ook nog na een jaar ontstaan. 1<br />
Lyme carditis<br />
Aandoeningen van het hart bij Lyme Borreliosis<br />
komen zelden voor. Een stoornis in<br />
de geleiding tussen boezem en kamer<br />
wordt gezien, evenals een ontsteking van<br />
het hart(-zakje). In geval van een ernstige<br />
geleidingsstoornis, kan er een trage hartslag<br />
zijn: de patiënt kan flauwvallen of<br />
benauwd zijn.<br />
Late Lyme Borreliosis<br />
Bij langdurig aanhouden (langer dan een jaar)<br />
van genoemde ziekteverschijnselen spreekt<br />
men van late Lyme Borreliosis.<br />
Een huidaandoening die in dit stadium gezien<br />
wordt is Acrodermatitis chronica atrophicans<br />
(zie afbeelding 3). Deze komt voor op armen<br />
en benen. Er is een rood-paarse huid, die aanvankelijk<br />
dik en warm is en na maanden of<br />
jaren papierdun wordt. Een klein deel van de<br />
mensen met deze huidaandoening heeft ook<br />
gewrichtsontstekingen. IgG-afweerstoffen zijn<br />
altijd aantoonbaar.<br />
Afbeelding 3.<br />
(bron: www.saag.nl)<br />
Acrodermatitis chronica atrophicans.<br />
De behandeling bestaat uit het toedienen van<br />
antibiotica. Orale antibiotica zijn in veel gevallen<br />
effectief. In bepaalde gevallen, onder<br />
andere bij neuroborreliosis en oculaire borreliosis,<br />
zijn intraveneuze antibiotica effectiever.<br />
Volgens sommige onderzoekers is er weinig<br />
verschil in effectiviteit tussen orale en intraveneuze<br />
antibiotica, anderen menen dat er nog<br />
1, 4, 15, 16, 20, 32, 33<br />
geen optimale behandeling bestaat.<br />
In veel gevallen is het herstel volledig, al kunnen<br />
er restverschijnselen blijven bestaan.<br />
In de Verenigde Staten is tijdelijk een vaccin<br />
voor Lyme Borreliosis verkrijgbaar geweest.<br />
Vanwege slechte verkoopcijfers is het weer van<br />
de markt gehaald, hoewel de effectiviteit bij<br />
onderzoeken aantoonbaar is.<br />
Lyme Borreliosis moet onder andere gedifferentieerd<br />
worden van reumatische aandoeningen,<br />
migraine, multiple sclerose, depressiviteit<br />
en psychische stoornissen. De diagnose Lyme<br />
Borreliosis is in veel gevallen niet voor de hand<br />
liggend, aangezien de tekenbeet en het eerste<br />
stadium, de erythema migrans, niet altijd<br />
opgemerkt worden. Daarnaast lijken de ziekteverschijnselen<br />
op veel andere aandoeningen.<br />
Als een patiënt zich presenteert met erythema<br />
migrans, is dit wel zeer suggestief voor Lyme<br />
Borreliosis. De anamnese kan veel informatie<br />
geven over een mogelijke besmetting. Indien<br />
bij bloedonderzoek afweerstoffen aangetoond<br />
kunnen worden, wijst dit ook in de richting<br />
van Lyme Borreliosis. De afwezigheid van<br />
andere ziekten en de combinatie van informatie<br />
uit testen en anamnese kunnen tot de juiste<br />
diagnose leiden.<br />
Post Lyme Borreliosis<br />
Er wordt ook wel gesproken van een vierde<br />
stadium bij Lyme Borreliosis. In deze categorie<br />
vallen mensen bij wie Lyme Borreliosis werd<br />
vastgesteld en die, ondanks een adequate<br />
behandeling volgens de richtlijnen, toch klachten<br />
blijven houden.Vermoeidheid, spier- en<br />
gewrichtspijnen, stemmings- en concentratiestoornissen<br />
worden genoemd.<br />
Er wordt gesuggereerd dat auto-immuunmechanismen<br />
een rol spelen bij de chronische<br />
klachten. Bij onderzoeken werd echter geen<br />
bewijs hiervoor gevonden. 3<br />
40
OOGHEELKUNDIGE VERSCHIJNSELEN<br />
In de literatuur zijn verschillende oogaandoeningen<br />
beschreven bij Lyme Borreliosis (tabel 1).<br />
Deze oogaandoeningen komen niet vaak voor<br />
en worden meestal pas in een later stadium<br />
van Lyme Borreliosis gezien. Als gevolg van<br />
Lyme Borreliosis kunnen structuren in en om<br />
het oog een ontstekingsreactie vertonen.<br />
Tevens worden neuro-ophthalmologische<br />
afwijkingen gezien.<br />
van Lyme Borreliosis voor kunnen komen.<br />
Keratitis daarentegen wordt in een later stadium<br />
gezien. Keratitis komt het meest als bilaterale<br />
aandoening voor, hoewel er ook unilaterale<br />
gevallen beschreven zijn.<br />
Anterieure uveïtis wordt door verschillende<br />
onderzoekers beschreven.<br />
De bilateraal tonische pupillen, genoemd in<br />
tabel 1, waren een restverschijnsel bij een<br />
patiënt die hersteld was van een bilaterale<br />
parese van de nervus facialis (N.VII) en nervus<br />
oculomotorius (N.III).<br />
VOORSEGMENT<br />
- folliculaire conjunctivitis<br />
- peri-orbitaal oedeem<br />
- blepharospasme<br />
- orbitale keratose<br />
- keratitis<br />
- episcleritis<br />
- uveïtis anterior<br />
- bilateraal tonische pupil<br />
ACHTERSEGMENT<br />
- uveïtis posterior, panuveïtis, vitritis<br />
- neuritis optica<br />
- opticusatrofie<br />
- papiloedeem<br />
- parapapillaire pigmentepitheelloslating<br />
- retinitis pigmentosa-achtig fundusbeeld<br />
- vasculitis<br />
- chorioretinitis<br />
- neuroretinitis (neuritis en retinitis)<br />
OOGSPIEREN<br />
- myositis<br />
- bewegingsbeperkingen ten gevolge van paresen van N.III,<br />
N.IV en/of N.VI<br />
Tabel 1.<br />
Overzicht van in de literatuur beschreven oculaire afwijkingen<br />
bij Lyme<br />
5, 7, 11, 12 13, 14, 17, 18, 19, 21, 22, 24, 25, 26, 29, 30, 31, 35<br />
Borreliosis.<br />
VOORSEGMENT<br />
Hoewel oculaire aandoeningen bij Lyme Borreliosis<br />
niet vaak voorkomen, wordt bij 10%<br />
van de patiënten een folliculaire conjunctivitis<br />
gezien. Conjunctivitis en episcleritis zijn oculaire<br />
aandoeningen die in een vroeg stadium<br />
ACHTERSEGMENT<br />
Ook in het achtersegment van het oog kunnen<br />
verschillende structuren een ontstekingsreactie<br />
vertonen als gevolg van een besmetting met<br />
Borrelia Burgdorferi. Zo worden (pan-)uveïtis,<br />
vitritis, vasculitis, chorioretinitis en neuroretinitis<br />
genoemd als oculaire afwijkingen bij<br />
Lyme Borreliosis. Ook kunnen er veranderingen<br />
aan de oogzenuw waargenomen worden ten<br />
gevolge van een ontsteking of door een verhoogde<br />
intracraniële druk. Deze afwijkingen<br />
aan de oogzenuw komen niet vaak voor. Bij een<br />
recent onderzoek door Sibony et al. (<strong>2005</strong>) werd<br />
geconcludeerd dat er nog onvoldoende bewijs is<br />
voor een oorzakelijk verband tussen Lyme Borreliosis<br />
en neuritis of neuroretinitis.<br />
Verder zijn er in een aantal onderzoeken veranderingen<br />
in het retinaal pigmentepitheel<br />
beschreven. Parapapillaire pigmentalteraties<br />
zouden mogelijk kunnen ontstaan doordat de<br />
bloed-hersenbarrière nabij de papil niet effectief<br />
genoeg is. Hierdoor krijgen de spirocheten<br />
de kans om vanuit het centrale zenuwstelsel<br />
onder het pigmentepitheel te komen. 21<br />
OOGSPIEREN<br />
Bij Lyme Borreliosis kunnen beperkingen van de<br />
oogbewegingen gezien worden. Deze oogbewegingsbeperkingen<br />
kunnen het gevolg zijn van<br />
het ontstoken raken van de oogspieren zelf<br />
41
(oculaire myositis) of van neuro-ophthalmologische<br />
afwijkingen. Paresen van de nervus oculomotorius<br />
(N.III), de nervus trochlearis (N.IV) en<br />
de nervus abducens (N.VI) kunnen voorkomen.<br />
TOT SLOT<br />
Oculaire afwijkingen bij Lyme Borreliosis worden<br />
waarschijnlijk te weinig herkend en gediagnosticeerd.<br />
Bovendien is Lyme Borreliosis bij<br />
bloedonderzoek niet altijd aantoonbaar. Daarbij<br />
komt dat de oculaire aandoeningen bij<br />
Lyme Borreliosis veel lijken op andere ziektebeelden.<br />
Gedifferentieerd moet onder andere<br />
worden van oculaire aandoeningen die gezien<br />
worden bij syphilis, toxoplasmose en multiple<br />
sclerose. In het geval van myositis moet gedifferentieerd<br />
worden van een pseudotumor<br />
orbitae en Graves’orbitopathie.<br />
Lyme Borreliosis kan vermoed worden bij ontstekingsreacties<br />
van het oog met ongebruikelijke<br />
spleetlamp- en fluorescentie-angiografiebevindingen.Voor<br />
het bevestigen van de<br />
diagnose Lyme Borreliosis moeten het bloed,<br />
eventueel de cerebrospinale vloeistof en<br />
humor aquaeus onderzocht worden op antistoffen.<br />
Ook het glasvocht zou cytologisch<br />
onderzocht kunnen worden.<br />
De oculaire aandoeningen bij Lyme Borreliosis<br />
reageren over het algemeen goed op antibiotica,<br />
al kunnen er restverschijnselen overblijven.<br />
Opgemerkt moet worden dat de oogheelkundige<br />
afwijkingen bij Lyme Borreliosis die tot nu<br />
toe in de literatuur beschreven zijn, vaak in de<br />
vorm van een case report gepresenteerd zijn.<br />
Van enkele van de genoemde aandoeningen<br />
zijn slechts een paar gevallen bekend. De<br />
vraag is dan ook of echt bewezen is dat deze<br />
aandoeningen het gevolg zijn van Lyme Borreliosis<br />
of dat mogelijk andere mechanismen een<br />
rol spelen. Men zou zich kunnen indenken dat<br />
een teek ook andere bacteriën over kan brengen,<br />
waarvan de gevolgen tot op heden niet<br />
precies bekend zijn en waardoor het ziektebeeld<br />
complexer wordt.<br />
Naarmate Lyme Borreliosis beter herkend wordt,<br />
zijn er meer gegevens beschikbaar voor onderzoek<br />
naar de gevolgen van Lyme Borreliosis.<br />
Voor patiënten is echter vooral van belang dat<br />
Lyme Borreliosis in een vroeg stadium herkend<br />
wordt. Dan kan een effectieve behandeling<br />
gegeven worden en kunnen de gevolgen van de<br />
ziekte beperkt blijven.<br />
LITERATUUR<br />
1. Stichting samenwerkende artsen- en adviesorganisaties<br />
gezondheidszorg. www.saag.nl<br />
2. Patiëntenvereniging Lyme.<br />
www.lymepatver.demon.nl<br />
3. Bolz D.D., Weis J.J. -Molecular Mimicry to Borrelia<br />
Burgdorferi: pathway to autoimmunity Autoimmunity<br />
2004 Aug;37(5):387-92<br />
4. Borg R., Dotevall L., Hagberg L., Maraspin V., Lotric-<br />
Furlan S., Cimperman J., Strle F. -Intravenous ceftriaxone<br />
compared with oral doxycycline for the treatment<br />
of Lyme neuroborreliosis. Scand J Infect Dis<br />
<strong>2005</strong>;37(6-7):449-54<br />
5. Brazis P.W., Lee A.G. -Optic disk edema with a<br />
macular star. Mayo Clin Proc. 1996 Dec;71(12):1162-6<br />
6. Cairns V., Godwin J. -Post-Lyme borreliosis syndrome:<br />
a meta-analysis of reported symptoms. Int J<br />
Epidemiol. <strong>2005</strong> Jul 22 (Epub ahead of print)<br />
7. Carvounis P.E., Mehta A.P., Geist C.E. -Orbital myositis<br />
associated with Borrelia Burgdorferi (Lyme disease)<br />
infection. Ophthalmology. 2004<br />
May;111(5):1023-8<br />
8. Coulter P., Lema C., Flayhart D., Linhardt A.S., Aucott<br />
J.N., Auwaerter P.G., Dumler J.S. -Two year evaluation<br />
of Borrelia Burgdorferi culture and supplemental<br />
tests for definitive diagnosis of Lyme Disease. J Clin<br />
Microbiol. <strong>2005</strong> Oct;43(10):5080-4<br />
9. DePietropaolo D.L., Powers J.H., Gill J.M., Foy A.J. -<br />
Diagnosis of Lyme Disease. Am Fam Physician. <strong>2005</strong><br />
Jul 15;72(2):297-304<br />
10. Duffy J. -Lyme disease: a clinical review. Minn Med<br />
1991 Jul;74(7):21-6<br />
11. Fatterpekar G., Gottesman R.I., Sacher M., Som P.M.<br />
-Orbital Lyme Disease: MR Imaging before and after<br />
42
Treatment: Case report. American Journal of<br />
Neuroradiology April 2002 23:657-659<br />
12. Fugimoto F., Ghanem R.C., Monteiro M.L. -Bilateral<br />
tonic pupil as the only remaining ophtalmic sign<br />
of Lime disease: case report. Arq Bras Oftalmol.<br />
<strong>2005</strong> May-Jun;68(3):381-4<br />
13. Gerhards H., Wollanke B. -Antibody titers against<br />
Borrelia in horses in serum and in eyes and occurrence<br />
of equine recurrent uveitis. Berl Munch Tierarztl<br />
Wochenschr 1996 Aug;109(8):273-8<br />
14. Golubic D.,Vinkovic T., Turk D., Hranilovic J., Slugan<br />
I. -Ocular manifestations of Lyme borreliosis in<br />
northwest Croatia. Lijec Vjesn 2004 May-Jun;126(5-<br />
6):124-8<br />
15. Halperin J.J. -Central nervous system lyme disease.<br />
Curr Neurol Neurosci Rep. <strong>2005</strong> Nov 5(6):446-52<br />
16. Hofmann H. -Lyme borreliosis Cutaneous manifestation.<br />
Hautarzt. <strong>2005</strong> Aug;56(8):783-96<br />
17. Karma A., Pirttila T.A.,Viljanen M.K., Lahde Y.E.,<br />
Raitta C.M. -Secondary retinitis pigmentosa and<br />
cerebral demyelination in Lyme borreliosis. Br J<br />
Ophtalmol 1993 Feb;77(2):120-2<br />
18. Karma A., Seppala I., Mikkila H., Kaakkola S.,Viljanen<br />
M., Tarkkanen A. -Diagnosis and clinical characteristics<br />
of ocular Lyme borreliosis. Am J Ophtahalmol<br />
1995 Feb;119(2):127-35<br />
19. Karma A., Stenborg T., Summanen P., Immonen I.,<br />
Mikkila H., Seppala I. -Long-term follow-up of chronic<br />
Lyme neuroretinitis. Retina 1996;16(6):505-9<br />
20. Karma A., Mikkila H. -Ocular manifestations and<br />
treatment of Lyme disease. Curr Opin Ophthalmol<br />
1996 Jun;7(3):7-12<br />
21. Koch F., Augustin A.J., Boker. -Neuroborreliosis<br />
with retinal pigment elithelium detachments. Ger J<br />
Ophthalmol 1996 Jan;5(1)12-5<br />
22. Miyashiro M.J.,Yee R.W., Patel G., Ruiz R.S. -Lyme<br />
disease associated with unilateral interstitial keratitis.<br />
Cornea 1999 Jan;18(1):115-6<br />
23. Mlodzikowska-Albrecht J., Zarowski M., Steinborn<br />
B., Winczewska-Witktor A., Gurda B., Wigowska-<br />
Sowinska J. -Bilateral facial nerve palsy in the<br />
course of neuroborreliosis in children-dynamics,<br />
laboratory tests and treatment. Rocz Akad Med Bialymst<br />
<strong>2005</strong>;50 Suppl 1:64-9<br />
24. Morales D.S., Siatkowski R.M., Howard C.W., Warman<br />
R. -Optic neuritis in children. Pediatr Ophthalmol<br />
Strabismus. 2000 Sep-Oct;37(5):254-9<br />
25. Niutta A., Barcaroli I., Palombi E. -Monolateral chorioretinitis<br />
with multiple foci in one case of Lyme<br />
disease. Ann Ophtalmol 1993 Jul;25(7):257-61<br />
26. Pradella S.P., Krause A., Muller A. -Acute Borrelia<br />
infection. Unilateral papillitis as isolated clinical<br />
manifestation. Ophtalmologe. 1997 Aug;94(8):591-4<br />
27. Rauter C., Hartung T. -Prevalence of Borrelia burgdorferi<br />
Sensu Lato Genospecies in Ixodes ricinus<br />
Ticks in Europe: a Metaanalysis. Appl Environ<br />
Microbiol <strong>2005</strong> Nov;71(11):7203-16<br />
28. Rothermel H., Hedges T.R. 3rd, Steere A.C. -Optic<br />
Neuropathy in children with Lyme disease. Pediatrics.<br />
2001 Aug;108(2):477-81<br />
29. Schubert H.D., Greenebaum E., Neu H.C. -Cytologically<br />
proven seronegative Lyme choroiditis and<br />
vitritis. Retina 1994;14(1):39-42<br />
30. Sherman M.D., Nozik R.A. -Other infections of the<br />
choroid and retina. Toxoplasmosis, histoplasmosis,<br />
Lyme disease, syphilis, tuberculosis and ocular<br />
toxocariasis. Infect Dis Clin North Am 1992<br />
Dec;6(4):893-908<br />
31. Smith J.L. -Neuro-ocular Lyme borreliosis. Neurol<br />
Clin 1991 Feb;9(1):35-53<br />
32. Stricker R.B., Lautin A., Burrascano J.J. -Lyme disease:<br />
point/counterpoint. Expert Rev Anti Infect Ther<br />
<strong>2005</strong> Apr;3(2):155-65<br />
33. Taylor R.S., Simpson I.N. -Review of treatment<br />
options for Lyme borreliosis. J Chemother <strong>2005</strong><br />
Sep;17 Suppl 2:3-16<br />
34. Wormser G.P. -Prevention of Lyme borreliosis.<br />
Wien Klin Wochenschr <strong>2005</strong> Jun;117(11-12):385-91<br />
35. Zrinscak O., Masnec-Paskvalin S., Corak M. Bacani<br />
B., Mandic Z. -Paralytic strabismus as a manifestation<br />
of Lyme borreliosis. Coll Antropol. <strong>2005</strong> 29<br />
Suppl 1:137-9<br />
36. Zagorski Z., Biziorek B., Haszcz D. -Ophthalmic<br />
manifestations in Lyme borreliosis. Przegl Epidemiol<br />
2002;56 Suppl 1:85-90<br />
37. Sibony P., Halperin J., Coyle P.K., Patel K. -Reactive<br />
Lyme serology in optic neuritis. J Neuroophtalmol<br />
<strong>2005</strong> Jun;25(2):71-82<br />
38. Marieb E.N. -Human Anatomy and Physiology.<br />
Third Edition. California: The Benjamin/Cummings<br />
Publishing Company, Inc, 1995<br />
39. Dirckx J.H. -Stedmans’s concise medical and allied<br />
health dictionary. Third edition. Baltimore: Williams&Wilkins,<br />
1997.<br />
44
HOE BENIGNE IS<br />
BENIGNE INTRACRANIËLE HYPERTENSIE<br />
PSEUDOTUMOR CEREBRI, EEN CASUS<br />
D.C.G.H. Poelma, orthoptist, Bsc optometrist,<br />
Maaslandziekenhuis Sittard<br />
INLEIDING<br />
Tijdens mijn spreekuur onderzocht ik een<br />
vrouw van 24 jaar met dubbelbeelden. Zij<br />
bleek een abducensparese te hebben, veroorzaakt<br />
door pseudotumor cerebri. Dit was de<br />
reden om dit onderwerp meer uit te diepen.<br />
De vraagstellingen die aan de orde komen<br />
zijn: wat zijn de klachten bij pseudotumor<br />
cerebri, wat is het klinische beeld, wat zijn de<br />
oorzaken en wat is de behandeling van pseudotumor<br />
cerebri Daarnaast rijst de vraag: hoe<br />
benigne is benigne intracraniële hypertensie<br />
Allereerst wordt de casus besproken en vervolgens<br />
wordt dieper ingegaan op bovengenoemde<br />
vragen.<br />
CASUS<br />
Een vrouw van 24 jaar bezocht met spoed onze<br />
polikliniek in verband met horizontale<br />
dubbelbeelden en hoofdpijn sinds twee weken.<br />
Ze was verder goed gezond en gebruikte geen<br />
medicijnen. Ze had geen hoge bloeddruk of diabetes<br />
en was niet bekend met allergieën. Wel<br />
rookte ze een pakje sigaretten per dag. In de<br />
familie komen geen ernstige oogaandoeningen<br />
voor. Ze draagt een bril waarmee ze goed ziet.<br />
ORTHOPTISCH ONDERZOEK<br />
Lang stereotest: Lang II pos 200”bgsec<br />
Covertest<br />
nabij m.e.c.: 10 prismadioptrieën esoforie<br />
Covertest<br />
veraf m.e.c.:<br />
16 prismadioptrieën esoforie<br />
tot esotropie<br />
Motiliteit:<br />
Hess-onderzoek:<br />
Convergentie:<br />
kleine abductiebeperking<br />
OS, bij kijken naar links<br />
treedt een duidelijke esotropie<br />
op.Verder geen<br />
afwijkingen<br />
abducensparese OS<br />
goed.<br />
Een fresnelprisma van 7 dioptrieën basis temporaal<br />
werd meegegeven. Hiermee had patiënte<br />
een rustig en enkel beeld op afstand.<br />
OOGHEELKUNDIG ONDERZOEK<br />
• Brilsterkte: R: S+1,75=C-4,25 as 20<br />
L: S+1,25=C-4,25 as 180<br />
AVOD m.e.c: 1.0<br />
AVOS m.e.c.: 0.9<br />
• De Ishihara kleurenzientest werd foutloos<br />
gedaan bij beide ogen en de pupillen tonen<br />
normale reacties. De bloeddruk was licht<br />
verhoogd: 147/87 mmHg.<br />
• Bij het spleetlamponderzoek zagen we heldere<br />
media en een diepe voorste oogkamer.<br />
De oogdruk, gemeten met de noncontacttonometer,<br />
bedroeg beiderzijds 11 Hg.<br />
Fundoscopie toont beiderzijds een fors<br />
papiloedeem, de maculae en periferie<br />
waren normaal.<br />
• Gezichtsveldonderzoek, een MRI-scan,<br />
bloedonderzoek en fluorescentie-angiografie<br />
werden afgesproken en de patiënte<br />
werd doorverwezen naar de neuroloog.<br />
• De MRI-scan toonde geen aanwijzingen<br />
voor een ruimte-innemend proces of<br />
andere afwijkingen. Intra-orbitaal waren er<br />
eveneens geen afwijkingen aantoonbaar.<br />
45
De neuroloog kon geen neurologische verklaring<br />
geven voor het uitgesproken papiloedeem.<br />
• Het gezichtsveldonderzoek (Humphrey<br />
Full Field 120 Point Screening Test) gaf het<br />
volgende beeld:<br />
OD: verspreide relatieve defecten, met<br />
name inferior, een iets vergrote blinde<br />
vlek en een absoluut defect inferior<br />
nasaal<br />
OS: vergrote blinde vlek.<br />
• Bloedonderzoek liet geen antistoffen zien<br />
tegen het Varicella Zoster-virus, het Herpes<br />
Simplex-virus, Borrelia Burgdorferi (Lyme)<br />
en Candida Albicans. Er waren geen aanwijzingen<br />
voor een recente virale infectie<br />
met betrekking tot HIV, Cytomegalovirus<br />
of het Epstein-Barvirus. Alleen de hoeveelheid<br />
thrombocyten en fibrinogeen waren<br />
verhoogd.<br />
Ook is de hematocriet iets te hoog voor<br />
een vrouw, maar dit past bij het rookpatroon<br />
van een pakje sigaretten per dag en<br />
het overgewicht (91 kg bij 1,65m).<br />
• Fluorescentie-angiografie toonde geen<br />
autofluorescentie van de papillen, wel een<br />
stuwingsbeeld. In de periferie en maculae<br />
waren geen afwijkingen zichtbaar.<br />
THERAPIE<br />
Er werd een afwachtend beleid gevoerd. Patiënte<br />
werd geadviseerd om af te vallen en te stoppen<br />
met roken.<br />
ORTHOPTISCH VERVOLGONDERZOEK<br />
Na een maand vond opnieuw een orthoptische<br />
controle plaats.<br />
Patiënte had nog af en toe last van dubbelbeelden,<br />
hoewel dit sterk verminderd was ten<br />
opzichte van een paar weken geleden. Het fresnelprisma<br />
werd niet meer als prettig ervaren.<br />
Wel waren de hoofdpijnklachten toegenomen.<br />
Covertest<br />
nabij m.e.c.:<br />
Covertest<br />
veraf m.e.c.:<br />
6 prismadioptrieën esoforie<br />
10 prismadioptrieën esoforie<br />
Motiliteit:<br />
spoor abductiebeperking OS<br />
lichte toename van de esoforie<br />
bij kijken naar links.<br />
Het fresnelprisma gaf zij weer terug daar zij er<br />
geen baat meer bij had.<br />
Zij werd ontslagen van verder orthoptisch<br />
onderzoek.<br />
OOGHEELKUNDIG VERVOLGONDERZOEK<br />
Oogheelkundig onderzoek toonde nog steeds<br />
een zeer duidelijk papiloedeem met afklemming<br />
van de vaten ODS zonder verdere bijzonderheden.<br />
De visus was gelijk aan die van<br />
het vorige bezoek.<br />
Er werd opnieuw een gezichtsveldonderzoek<br />
(Humphrey Central 30-2 Threshold Test)<br />
gedaan. Dit toonde aan beide ogen een vergrote<br />
blinde vlek en enkele verspreide relatieve<br />
defecten, met name inferior.<br />
OOGHEELKUNDIG VERVOLGONDERZOEK<br />
Na 1 1 /2 maand kwam zij terug voor controle:<br />
De visus was beiderzijds 1,0 met eigen correctie.<br />
Er was geen papiloedeem OD meer zichtbaar<br />
en het papiloedeem OS leek sterk verminderd.<br />
DIAGNOSE<br />
De diagnose pseudotumor cerebri werd als<br />
diagnose per exclusionem vastgesteld gezien<br />
het verloop en de bevindingen. Er is geen lumbaalpunctie<br />
uitgevoerd.<br />
Bij deze patiënte werd een expectatief beleid<br />
ten aanzien van de therapie gesteld zolang de<br />
visus goed bleef en het gezichtsveld niet verslechterde.<br />
Wel is de patiënte geadviseerd te stoppen met<br />
roken en het gewicht te controleren.<br />
Zij zou de daaropvolgende maanden onder<br />
controle van de oogarts blijven en regelmatig<br />
het bloed laten onderzoeken. Zij is echter niet<br />
meer terug geweest.<br />
47
PSEUDOTUMOR CEREBRI<br />
- pulsatile tinnitus: oorsuizen of een tringelend<br />
geluid in de oren, erger bij vooroverbuigen<br />
22,41<br />
- radiculaire pijn, meestal in de armen (een<br />
zeer zeldzaam symptoom)<br />
- Bij chronisch papiloedeem kan metamorfopsie<br />
door subretinaal vocht in de macula en plotseling<br />
visusverlies door een intraoculaire bloeding<br />
secundair aan peripapillaire subretinale neovascularisatie<br />
ontstaan. 6,9,14,18,20,23,36,42<br />
- Bell’s palsy (N.VII paralyse) 5,41<br />
DEFINITIE<br />
Pseudotumor cerebri (PTC) wordt ook wel<br />
benigne intracraniële hypertensie of idiopathische<br />
intracraniële hypertensie genoemd. Hierbij<br />
is sprake van een idiopatisch verhoogde<br />
intracraniële druk (meer dan 250 mmHg<br />
begindruk) met een normale ventrikelgrootte<br />
en normale samenstelling van het cerebrospinale<br />
vocht (CSF) in afwezigheid van een<br />
ruimte- innemend proces of een infectie.<br />
PTC is een klinisch syndroom waarbij tekenen<br />
en symptomen van verhoogde intracraniële<br />
druk (ICP) aanwezig zijn, maar waarin de<br />
mentale en neurologische functie niet aangedaan<br />
zijn. De diagnose wordt gesteld na<br />
andere oorzaken van intracraniële drukverhoging<br />
te hebben uitgesloten. 6,9,18,20,42<br />
SYMPTOMEN<br />
Tot de voornaamste klachten horen:<br />
- Hoofdpijn; dit is een pulserende matige<br />
hoofdpijn in het hele hoofd die dagelijks aanwezig<br />
is, maar die vaak ’s morgens erger is en<br />
erger wordt bij plotselinge bewegingen zoals<br />
hoesten. De hoofdpijn kan samengaan met<br />
fotofobie, nausea en overgeven. 6,9,14,16,20,23,36,42<br />
- Fluctuerende visuele verstoringen zoals het<br />
tijdelijk donker worden van het zicht gedurende<br />
enkele seconden, scotomen, verlies<br />
van perifeer zicht in een of beide ogen, flitsen,<br />
algemeen wazig zien en verminderd<br />
centraal zicht. Kenmerkend is dat het visusverlies<br />
vooral optreedt bij verandering van<br />
houding. Het kan mild tot ernstig van karakter<br />
zijn. 9,16,25,42<br />
- Dubbelbeelden door een unilaterale of bilaterale<br />
N.VI-parese, maar ook een N.IV- of<br />
N.III-parese kan voorkomen. 6,9,14,16,20,23,36,42<br />
Daarnaast kunnen patiënten klagen over:<br />
- duizeligheid<br />
- nekstijfheid (vaak bij kinderen) 2<br />
- trigeminusneuralgie: aangezichtspijn in één<br />
of meer van de drie takken van de nervus<br />
trigeminus (N.V) 41<br />
ONDERZOEK<br />
Tijdens het oogheelkundig onderzoek kunnen<br />
de volgende tekenen wijzen op PTC:<br />
- bilateraal papiloedeem. 9,14,18,20,42 Er zijn echter<br />
ook casussen bekend zonder papiloedeem.<br />
16,19<br />
- verminderde visus. Gedeeltelijke of complete<br />
monoculaire verminderde visus is vaak<br />
het eerste neurologische teken. 9,14,18,20,42<br />
- gezichtsveldafwijkingen, zoals inferonasale<br />
scotomen, bilaterale concentrische beperking<br />
en vergrote blinde vlekken 9,14,18,20,41,42<br />
- parese van de N.VI, N.III of N.IV. 3,21,39 Een<br />
N.VI-parese komt in 10-40% van de gevallen<br />
met PTC voor. Een N.VI-parese kan verklaard<br />
worden door een verplaatsing van de<br />
hersenstam waarbij druk ontstaat door het<br />
rotsbeen op de N.VI. 10,16,25,34,35 Een N.IIIparese<br />
is zeldzaam en kan dus ook een nietspecifiek<br />
teken zijn van verhoogde ICP. 28<br />
- skew deviation 3<br />
- bilaterale totale interne en externe ophthalmoplegie<br />
- N.V-neuralgie 42<br />
- facialisparese. 5<br />
Neurologisch onderzoek geeft:<br />
- verhoogde ICP. Hiervoor wordt een<br />
lumbaalpunctie uitgevoerd. De druk ligt tussen<br />
250 en 400 mm CSI.<br />
- De samenstelling van het CSF is normaal.<br />
- normale CT/MRI-scan; geen tumoren of verplaatsing<br />
van hersenstructuren. Bij atypische<br />
klinische kenmerken kan een CT- of MRIscan<br />
met contrast gebruikt worden. 23<br />
48
- neurologisch verder geen afwijkingen, geen<br />
verlammingen, gevoelsstoornissen of stoornissen<br />
van het bewustzijn of geheugen. 30<br />
De diagnose PTC kan alleen gesteld worden<br />
op grond van de volgende uitkomsten:<br />
een normale CT- of MRI-scan bij een verhoogde<br />
intracraniële druk en een normale<br />
samenstelling van de CSF en als alle andere<br />
mogelijke oorzaken zijn uitgesloten. 9,14,23,42,43<br />
MECHANISME<br />
Bij PTC is er sprake van een verhoogde liquordruk.<br />
Het hersenvocht wordt geproduceerd in<br />
de hersenkamers en stroomt naar de subarachnoïdale<br />
ruimten.Vervolgens wordt het in<br />
het bloed opgenomen door de arachnoïdale<br />
granulaties van Pacchioni. Dit is weefsel in de<br />
wand van de veneuze sinussen.<br />
Verhoging van de liquordruk kan komen door<br />
een afgenomen afvoer van liquor doordat de<br />
veneuze sinussen of de arachnoïdale granulaties<br />
verstopt raken of door een toegenomen<br />
productie.<br />
druk in de<br />
hersenkamers<br />
druk<br />
in de<br />
SAR<br />
verstopte sinus<br />
PSEUDOTUMOR<br />
hersenkamers<br />
hersenweefsel<br />
hersenvocht in de<br />
subarachnoïdale ruimten<br />
(SAR)<br />
open sinus<br />
HYDROCEFALIE<br />
druk in de<br />
hersenkamers<br />
verklevingen<br />
Bron: Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen (2004)<br />
Bij PTC is de druk overal in de liquorruimten<br />
hetzelfde. Hierdoor zijn de hersenkamers normaal<br />
van grootte of zelfs licht vernauwd. Deze<br />
vernauwing komt doordat er liquor uit de hersenen<br />
sijpelt naar het omringende weefsel,<br />
waardoor dit weefsel zwelt en er hersenoedeem<br />
ontstaat. 16,30,42<br />
OORZAAK<br />
PTC komt meestal voor bij vrouwen in de<br />
vruchtbare leeftijd tussen 20 en 50 jaar zonder<br />
verdere gezondheidsproblemen. Het kan ech-<br />
druk<br />
in de<br />
SAR<br />
ter ook bij mannen en kinderen voorkomen,<br />
maar dat is zeldzaam. 2,6,14,24 De verhouding<br />
vrouw : man is 8 : 1. 14<br />
In de literatuur is obesitas een van de meest<br />
voorkomende oorzaken van PTC.Vooral<br />
recente gewichtstoename geeft aanleiding tot<br />
het ontstaan van PTC. Het lijkt erop dat de<br />
productie van liquor twee tot vier keer hoger<br />
ligt bij obesitas. PTC bij obesitas komt bij 14<br />
op de 100.000 mensen voor. 14,41,42,43<br />
Tot de andere mogelijke oorzaken voor het<br />
ontstaan van PTC behoren:<br />
- Menstruele o<strong>nr</strong>egelmatigheden of hormonale<br />
veranderingen tijdens de zwangerschap<br />
(1 op 850 zwangere vrouwen), waarbij er een<br />
verminderde afvoer of een vergrote productie<br />
plaatsvindt. Ook bij stoornissen in schildklierhormonen<br />
of de bijnieren hypofysehormonen<br />
kan PTC voorkomen. 9,23,42<br />
- Bij het gebruik van de anticonceptiepil: hierdoor<br />
treedt een verstopping op van de<br />
veneuze sinussen door een verhoogde stolling<br />
van het bloed. 23<br />
- Door medicijnen als:<br />
- antibiotica van de tetracyclinegroep,<br />
cyclosporine 8<br />
- vitamine A in overdosering van meer dan<br />
100.000 U/dag (hypervitaminosis A) bij<br />
acnébehandeling of derivaten van vitamine<br />
A (bijvoorbeeld bij behandeling van<br />
leukemie bij kinderen) 1,2,33<br />
- groeihormoon bij de behandeling van<br />
dwerggroei<br />
- van schildklier afgeleide stoffen zoals amiodaron<br />
(gebruikt bij hartritmestoornissen)<br />
- het stoppen van steroïden na een lange<br />
periode van gebruik<br />
- bepaalde anti-epileptica als fenytoïne<br />
- levodopa (anti-Parkinson) 7,9,18,23,42,43<br />
- Als complicatie bij de ziekte van Lyme. Dit is<br />
echter zeldzaam bij volwassenen. 4,15,32<br />
- Systemic Lupus Erythematodes en de ziekte<br />
van Besnier-Boeck waarbij er verstopping<br />
van de veneuze sinussen of de granulaties<br />
van Pacchioni kan ontstaan 7,9,18,23,42,43<br />
49
- Nierfalen 37 , Addison’s disease 42 , bloedziekten<br />
(sickle cell disease, anemia) 9,12,13,44 , slaapapnoe<br />
(met name bij mannen) 24 en longziekten<br />
(cystic fibrosis; met name door de gebruikte<br />
medicatie) 26,27 worden ook genoemd in de<br />
literatuur.<br />
Een grotere kans op PTC is aanwezig als<br />
meerdere factoren samenkomen, zoals zwangerschap<br />
en obesitas of een combinatie van<br />
vitamine A en tetracyclinepreparaten voor de<br />
behandeling van acne. 7,9,18,23,42,43<br />
THERAPIE<br />
De therapie wordt gebaseerd op het papiloedeem,<br />
de gezichtsvelddefecten en de centrale<br />
visusdaling. Hiervoor is het zaak dit in een<br />
vroeg stadium van de ziekte vast te leggen en<br />
gedurende de behandelperiode verscheidene<br />
keren te herhalen, zodat veranderingen zichtbaar<br />
zijn. De behandeling is erop gericht om<br />
de ICP te verlagen en progressief visusverlies<br />
te voorkomen. Bij milde symptomen wordt er<br />
vaak voor gekozen om geen behandeling in te<br />
stellen. 9,14,42<br />
De behandeling is afhankelijk van de oorzaak<br />
en kan bestaan uit:<br />
- het staken van de medicijnen die PTC veroorzaken<br />
en het geven van plaatsvervangende<br />
medicijnen.<br />
- gewichtsverlies als overgewicht een rol<br />
speelt<br />
- diuretica zoals diamox (eerste keus), acetazolamide<br />
of furosemide<br />
- corticosteroïden<br />
- steroïden: dit is controversieel, omdat het<br />
stoppen van steroïden na een lange periode<br />
van gebruik ook PTC kan veroorzaken<br />
- herhaaldelijke lumbaalpuncties<br />
- een optic nerve sheath fenestration als het<br />
gezichtsvermogen ernstig bedreigd wordt. Er<br />
wordt dan een uitgang gemaakt voor het<br />
cerebrospinale vocht in de regio van de nervus<br />
opticus<br />
- het aanbrengen van een lumbo-peritoneale<br />
of ventriculo-peritoneale shunt. 6,7,9,14,42,43<br />
Wanneer verbetering uitblijft is het soms nodig<br />
de CT/MRI-scan te herhalen om een verborgen<br />
maligniteit uit te sluiten. Als follow-up<br />
wordt geadviseerd om elke drie weken de<br />
visus en fundi te controleren en het gezichtsveldonderzoek<br />
elke vijf weken te herhalen. 9,36<br />
PROGNOSE<br />
De prognose is goed. Als de ICP normaal is,<br />
verdwijnen de afwijkingen.<br />
In 10% van de gevallen treedt er echter blijvende<br />
visuele schade (centrale visusvermindering<br />
of gezichtsvelddefecten) op. In een heel<br />
klein percentage wordt het visusverlies erger<br />
door opticusatrofie als gevolg van progressief<br />
papiloedeem en deze patiënten kunnen uiteindelijk<br />
blind worden. In 10 tot 20% vindt<br />
een of meer herhalingen van PTC plaats. Ook<br />
kunnen bijwerkingen van de medicijnen of<br />
complicaties van de andere behandelmethoden<br />
optreden. 7,9,30,38,42<br />
Vroege diagnose en behandeling en strenge<br />
controle is essentieel voor het behoud van de<br />
visus en het gezichtsveld. 9,36<br />
Differentiaaldiagnose<br />
Voor de differentiaaldiagnose komen in aanmerking:<br />
- pseudopapiloedeem door drusen 9,16,18,42,43<br />
- Guillain Barré-syndroom, waarbij papiloedeem<br />
en verhoogde ICP aanwezig zijn. Het<br />
papiloedeem is meestal asymptomatisch of<br />
gaat samen met milde gezichtsvelddefecten<br />
zonder visusverlies. Het CSF heeft een hoog<br />
proteïne gehalte, in tegenstelling tot PTC<br />
waarbij de CSF normaal is. Ook bestaat bij<br />
dit syndroom een limbale zwakheid, hyporeflexia<br />
en polyradiculopathie. 17<br />
- Tolosa-Huntsyndroom: zeldzaam, samengaand<br />
met hoofdpijn en oogheelkundige<br />
verstoringen. PTC verschilt hiervan door zijn<br />
bilateraal papiloedeem. 11,29<br />
- Neuritis optica: hierbij is er sprake van acuut<br />
visusverlies, pijn bij oogbewegingen, een<br />
afferent pupildefect, geen verhoogde ICP en<br />
plaques in de witte stof die op een MRI-scan<br />
zichtbaar zijn. 9,16,18,42,43<br />
50
- Hydrocephalus door een infectie, tumor of<br />
een ander ruimte-innemend proces,<br />
waardoor de productie toeneemt of de<br />
afvoer vermindert. In tegenstelling tot PTC<br />
is hierbij de druk binnen de hersenkamers<br />
groter dan erbuiten, waardoor de hersenkamers<br />
uitzetten. 16,30,43<br />
- Optic disc vasculitis. Dit wordt gekarakteriseerd<br />
door een unilateraal papiloedeem,<br />
gedilateerde venen, tortuositas en peripapillaire<br />
bloedingen. 14<br />
- Ischaemische optic neuropathie: eerst unilateraal,<br />
later bilateraal, kan gepaard gaan met<br />
plotseling ernstig visusverlies. Daarnaast ziet<br />
men een afferent pupildefect en afwijkend<br />
bloedbeeld.<br />
- Diabetische papillitis: de patiënt is bekend<br />
met diabetes type I of een verhoogde bloedsuikerspiegel.<br />
9,16,18,42,43<br />
- Papillitis: hierbij is meestal sprake van unilaterale<br />
visusdaling en verminderd kleurenzien<br />
van het aangedane oog en cellen in het<br />
glasvocht. 25,40<br />
PTC BIJ KINDEREN<br />
Bij kinderen komt PTC minder voor. Ook hierbij<br />
is sprake van een normale CT- of MRI-scan<br />
met normale ventrikels, verhoogde ICP en een<br />
normale samenstelling van de CSF. 14,23,42,43 De<br />
oorzaak moet gezocht worden op een ander<br />
vlak dan bij volwassenen.Vaak is medicatie,<br />
met name hoge doses vitamine A of afgeleiden<br />
daarvan, de boosdoener. 1,2,33 Ook bij behandeling<br />
van dwerggroei met groeihormonen kan<br />
PTC ontstaan. PTC kan ook ontstaan als complicatie<br />
van de ziekte van Lyme. 4,15,32<br />
De verhouding jongens : meisjes is gelijk, in<br />
tegenstelling tot de verhouding man : vrouw<br />
in de groep volwassenen. 2,6,14,24<br />
Kinderen kunnen klagen over hoofdpijn of<br />
visusstoornissen, 6,9,14 maar vaak zijn de eerste<br />
klachten een stijve nek, 2 overgeven, dubbelbeelden<br />
door een N.VI-parese en strabismus.<br />
10,16 Een enkele keer kan het uitpuilen van<br />
de fontanel te zien zijn. Bij het oogheelkundig<br />
onderzoek ziet men net als bij volwassenen<br />
papiloedeem en gezichtsveldbeperkingen. 9,14,18<br />
Therapie in de vorm van medicatie (prednison)<br />
is vaak voldoende om de ICP te verminderen.<br />
Andere methoden zijn een lumboperitoneale<br />
shunt of herhaaldelijke lumbaalpuncties.<br />
De prognose is goed. Door het verlagen van de<br />
ICP zal het papiloedeem en de N.VI-parese<br />
verdwijnen. Een enkele keer blijft een esotropie<br />
bestaan. 6,7,9,14,42,43<br />
Ook voor deze groep geldt dat gezichtsvelddefecten<br />
en visusverlies na behandeling kunnen<br />
blijven bestaan. Als verdere therapie moet<br />
gedacht worden aan occlusietherapie en<br />
strabismuschirurgie.<br />
Het is belangrijk om deze aandoening te ontdekken,<br />
omdat het kan samengaan met ernstig<br />
visusverlies. 7,9,30,38,42<br />
CONCLUSIE<br />
Pseudotumor cerebri wordt gekenmerkt door<br />
een verhoogde ICP met een normale ventrikelgrootte<br />
en een normale samenstelling van<br />
het CSF in afwezigheid van een ruimte-innemend<br />
proces of een infectie.<br />
Het komt meestal voor bij vrouwen in de<br />
vruchtbare leeftijd tussen 20 en 50 jaar. De<br />
enige consistente oorzaak is vooralsnog obesitas<br />
of een recente gewichtstoename. Bij kinderen<br />
ligt de oorzaak in medicijngebruik of de<br />
ziekte van Lyme.<br />
De voornaamste klachten zijn hoofdpijn, fluctuerende<br />
visusstoornissen bij verandering van<br />
houding en dubbelbeelden. Oogheelkundig<br />
onderzoek toont bilateraal papiloedeem, vaak<br />
een verminderde visus en gezichtsveldafwijkingen.<br />
Een N.VI-, N.IV- of N.III-parese kan<br />
ook voorkomen. 6,9,14<br />
Om de diagnose te stellen moeten alle andere<br />
mogelijke oorzaken uitgesloten worden.<br />
De behandeling is gericht op het weghalen<br />
van de oorzaak en het verlagen van de ICP.<br />
51
Terugkomend op de vraag in de inleiding van dit<br />
artikel: “Hoe benigne is benigne intracraniële<br />
hypertensie”kan deze gelukkig positief beantwoord<br />
worden. De prognose is namelijk uitstekend,<br />
hoewel in een klein percentage blijvende<br />
schade of zelfs blindheid kan ontstaan.<br />
Frequente controles van visus, gezichtsveld en<br />
fundus zijn erg belangrijk om dit te voorkomen.<br />
LITERATUURLIJST<br />
1. Alemayehu W. -Pseudotumor cerebri (toxic<br />
effect of the ‘magic bullet’). Ethiop Med J.<br />
1995 Oct; 33(4):265-270<br />
2. Baker R.S., Baumann R.J., Buncic J.R. -Idiopathic<br />
intracranial hypertension (pseudotumor<br />
cerebri) in pediatric patients. Pediatr<br />
Neurol. 1989 Jan-Feb; 5(1):5-11<br />
3. Baker R.S., Buncic J.R. -Vertical ocular<br />
motility disturbance in pseudotumor cerebri.<br />
J Clin Neuroophthalmol. 1985 Mar;<br />
5(1):41-44<br />
4. Belman A.L., e.a. -Neurologic manifestations<br />
in children with North American<br />
Lyme disease. Neurology. 1993 Dec;<br />
43(12):2609-2614<br />
5. Capobianco D.J., Brazis P.W., Cheshire<br />
W.P. -Idiopathic intracranial hypertension<br />
and seventh nerve palsy. Headache. 1997<br />
May; 37(5):286-288<br />
6. Cinciripini G.S., e.a. -Idiopathic intracranial<br />
hypertension in prepubertal pediatric<br />
patients: characteristics, treatment, and<br />
outcome. Am J Ophthalmol. 1999 Feb;<br />
127(2):178-182<br />
7. Colebatch J.G., Lance J.W. -Benign intracranial<br />
hypertension. Aust J Ophthalmol.<br />
1983 Aug; 11(3):235-239<br />
8. Cruz O.A., Fogg S.G., Roper-Hall G. -Pseudotumor<br />
cerebri associated with cyclosporine<br />
use. Am. J. Ophthalmol 1996; 122 (3):<br />
436-437<br />
9. Cullom R.D., Chang B. -The wills eye<br />
manual. Philadelphia; J.B. Lippincott Company.<br />
1994; 2e druk, 270-274, 412<br />
10. Duus P. -Topical diagnosis in neurology.<br />
Stuttgart; Georg Thieme Verlag. 1989; 2e<br />
druk, 85-88, 101-113, 315<br />
11. Gruber H. -Eye and headache. Ophthalmologic<br />
findings in pseudotumor cerebri<br />
and Tolosa-Hunt syndrome. Wien Med<br />
Wochenschr. 1987 Jul 15; 137(13):293-294<br />
12. He<strong>nr</strong>y M., e.a. -Pseudotumor cerebri in<br />
children with sickle cell disease: a case<br />
series. Pediatrics. 2004 Mar; 113 (3 Pt<br />
1):e265-269<br />
13. Jeng M.R., e.a. -Pseudotumor cerebri in<br />
two adolescents with acquired aplastic anemia.<br />
J Pediatr Hematol Oncol. 2002 Dec;<br />
24(9):765-768<br />
14. Kabat A.G. -PTC: not-so-benign intracranial<br />
hypertension. American Academy of<br />
Optometry. 2002; 173-174<br />
15. Kan L., Sood S.K., Maytal J. -Pseudotumor<br />
cerebri in Lyme disease: a case report and<br />
literature review. Pediatr Neurol. 1998 May;<br />
18(5):439-441<br />
16. Kanski J.J. -Clinical ophthalmology.<br />
Oxford; Butterworth-Heinemann Ltd.<br />
1994; 3e druk, 476-478, 487-489<br />
17. Kharbanda P.S., e.a. -Visual loss with papiledema<br />
in Guillain-Barré syndrome. Neurology<br />
India. 2002; 50(4): 528-529<br />
18. Kline L.B., Bajandas F.J. -Neuro-ophthalmology<br />
review manual. Thorofare; Slack<br />
Incorporated. 1996; 4e druk, 83-91, 95-103,<br />
137-138, 142, 161-164, 167-172<br />
19. Krishna R., Kosmorsky G.S., Wright K.W.,<br />
-Pseudotumor cerebri sine papilledema<br />
with unilateral sixth nerve palsy. J Neuroophthalmol.<br />
1998 Mar; 18(1):53-55<br />
20. Kurlemann G., Schuierer G. -Benign intracranial<br />
hypertension in childhood-pseudotumor<br />
cerebri. Klin Pediatr. 1993 Sep-Oct;<br />
205(5):340-344<br />
21. Lee A.G. -Fourth nerve palsy in pseudotumor<br />
cerebri. 1995; Strabismus. 3:(2):57-59<br />
22. Lee A.G. -Pulsatile tinnitus as the presenting<br />
symptom of pseudotumor cerebri. J.<br />
Otolaryngology. 1996;25:(3);203-204<br />
23. Lee A.G, e.a. -Occult cerebral vascular causes<br />
of pseudotumor cerebri. Neuro-oph-<br />
52
thalmology. 1999; 21:157-163<br />
24. Lee A.G., e.a. -Sleep apnea and intracranial<br />
hypertension in men. Ophthalmology. 2002<br />
Mar; 109(3):482-485<br />
25. Lepore F.E. -False and non-localizing signs<br />
in neuro-ophthalmology. Current Opinion<br />
in Ophthalmology. 2002; 13: 371-374<br />
26. Levy B., e.a. -Intracranial hypertension and<br />
adult respiratory distress syndrome: usefulness<br />
of tracheal gas insufflation. J Trauma.<br />
1995 Oct; 39(4):799-801<br />
27. Lucidi V., e.a. Benign intracranial hypertension<br />
in an older child with cystic fibrosis.<br />
Pediatr Neurol. 1993 Nov-Dec; 9(6):494-<br />
495<br />
28. McCammon A., Kaufman H.H., Sears E.S. -<br />
Transient oculomotor paralysis in pseudotumor<br />
cerebri. Neurology. 1981 Feb;<br />
31(2):182-184<br />
29. Mein J., Trimble R. -Diagnosis and management<br />
of ocular motility disorders.<br />
Oxford; Blackwell Science Ltd, 1991; 2e<br />
druk, 296-297<br />
30. Moffat F.L. -Pseudotumor cerebri. Can J<br />
Neurol Sci. 1978 Nov; 5(4):431-436<br />
31. Nazir S.A., Siatkowski R.M. -Pseudotumor<br />
cerebri in idiopathic aplastic anemia. J<br />
AAPOS. 2003 Feb; 7(1):71-74<br />
32. Nord J.A., Karter D. -Lyme disease complicated<br />
with pseudotumor cerebri Clinical<br />
Infectious Diseases. 2003 Jul 15; 37(2):e25-<br />
e26<br />
33. Onwuchekwa A.C., e.a. -A 14-year-old<br />
Nigerian female with idiopathic intracranial<br />
hypertension. Afr Health Sci. 2002 Dec;<br />
2(3):124-126<br />
34. Peters G.B., Bahn S.J., Krohel G.B. -Cause<br />
and prognosis of non-traumatic VI nerve<br />
palsies in young adults. Ophthalmology.<br />
2002; 109 (10): 1925-1928<br />
35. Pilking R.F., Sabri K., Chaudhuri P.R. -<br />
Non-traumatic sixth nerve palsy in a young<br />
patient. Strabismus, <strong>2005</strong>; 13: 11-13<br />
36. Santos S., e.a. -Pseudotumor cerebri: analysis<br />
of our cases and review of the literature.<br />
Rev Neurol. 2001 Dec; 16-31;<br />
33(12):1106-1111<br />
37. Shaw D., Priestman W., McIntyre C.W.<br />
-Benign intracranial hypertension in a<br />
patient with chronic renal failure, precipitated<br />
by hemodialysis. Clin Nephrol. 2002<br />
Dec; 58(6):458-460<br />
38. Smith K.H., Wilkinson J.T., Brindley G.O.<br />
-Combined third and sixth nerve paresis<br />
following optic nerve sheath fenestration. J<br />
Clin Neuroophthalmol. 1992 Jun; 12(2):85-7<br />
39. Speer C., e.a. -Fourth cranial nerve palsy in<br />
pediatric patients with pseudotumor cerebri.<br />
Am J Ophthalmol. 1999 Feb;<br />
127(2):236-237<br />
40. Stilma J.S.,Voorn Th.B. -Praktische oogheelkunde.<br />
Houten; Bohn Stafleu van Loghum.<br />
1996; 2e druk, 231-232, 285<br />
41. Sugerman H.J., e.a. -Gastric surgery for<br />
pseudotumor cerebri associated with<br />
severe obesity. Ann Surg. 1999 May;<br />
229(5):634-640<br />
42. Walsh T.J. -Neuro-ophthalmology: clinical<br />
signs and symptoms. Philadelphia; Lea &<br />
Febiger. 1992; 3e druk, 38-42, 47-48, 150,<br />
510-511<br />
43. Wright K.W. -Textbook of ophthalmology.<br />
Baltimore; Williams & Wilkins. 1997; 1e<br />
druk, 154-158<br />
44. Yager J.Y., Hartfield D.S. -Neurologic manifestations<br />
of iron deficiency in childhood.<br />
Pediatr Neurol. 2002 Aug; 27(2):85-92.<br />
53
CONTACTLENZEN BIJ KINDEREN<br />
M. van Beusekom, optometrist<br />
INLEIDING<br />
Contactlenzen zijn uit onze huidige maatschappij<br />
niet meer weg te denken. Hoewel de<br />
schattingen uiteenlopen, dragen in Nederland<br />
op dit moment tussen de twee- en tweeënhalf<br />
miljoen mensen contactlenzen. De meeste<br />
mensen dragen zachte contactlenzen (65 –<br />
70%) de rest draagt vormstabiele (harde) lenzen.<br />
Deze laatste groep is de laatste jaren sterk<br />
aan het afnemen.<br />
In dit artikel zal kort de historie van de contactlens<br />
worden weergegeven. De verschillen<br />
tussen de diverse lenstypen zullen worden<br />
toegelicht en er zal worden ingegaan op de<br />
vraag waar contactlenzen binnen de orthoptische<br />
praktijk een taak kunnen vervullen. Tenslotte<br />
zal de vraag worden behandeld of contactlenzen<br />
een rol spelen bij de beheersing van<br />
de progressie van myopie.<br />
DE GESCHIEDENIS<br />
VAN DE CONTACTLENS<br />
Als we naar de ontstaansgeschiedenis van de<br />
contactlens kijken, dan wordt deze gekenmerkt<br />
door de verschuiving van sclerale lenzen naar<br />
corneale lenzen. Ook in de productietechniek<br />
van contactlenzen zien we een verschuiving van<br />
het maken van lenzen met behulp van mallen<br />
tot de hedendaagse submicrondraaitechnieken.<br />
Binnen de materialen zien we dat de eerste lenzen,<br />
die gemaakt waren van glas, al geruime tijd<br />
hebben plaatsgemaakt voor lenzen van hoogwaardige<br />
kunststoffen.<br />
In de periode die ligt tussen 1650 en 1850 zijn<br />
de eerste stappen in de contactologie gezet.<br />
Niet dat men bewust bezig was met de ontwikkeling<br />
van een contactlens. Deze eerste stappen<br />
bestonden in feite uit het toepassen van diverse<br />
methodieken om patiënten beter te laten zien.<br />
Hierbij gebruikte men bijvoorbeeld schaaltjes<br />
gevuld met gelatine, die op een oog werden<br />
geplaatst (J. F. William Herschel). In deze periode<br />
kwam T.Young met het idee om een o<strong>nr</strong>egelmatig<br />
hoornvlies af te dekken met een<br />
kunsthoornvlies, om zo de visus te verbeteren.<br />
De eerste ‘officiële’toepassing van een contactlens<br />
wordt toegeschreven aan X. Galezowski<br />
ergens tussen 1886 en 1889. Hij gebruikte<br />
gelatineschijfjes voor wondafdekking na staaroperaties<br />
(slechte wondsluiting). Hiermee<br />
introduceerde hij min of meer de eerste bandage<br />
contactlens.<br />
Gedurende de hierboven beschreven periode<br />
werden ook belangrijke stappen gezet in de ontwikkeling<br />
van instrumentarium voor het kunnen<br />
verrichten van allerlei metingen aan de ogen.<br />
Helmholtz, Donders en Graefe ontwikkelden een<br />
aantal meetinstrumenten waarmee de bolling<br />
van een hoornvlies kon worden gemeten om zo<br />
een eerste stap in de richting van het aanmeten<br />
van contactlenzen te kunnen zetten. De ideeën<br />
en principes die zij toen ontwikkelden, worden<br />
op dit moment nog steeds toegepast, zij het in<br />
een modernere vormgeving en geavanceerder.<br />
In de periode tussen 1890 en 1945 worden er<br />
wereldwijd diverse pogingen beschreven van<br />
het toepassen van allerlei soorten ‘contactlenzen’.<br />
Het belangrijkste toepassingsgebied is de<br />
keratoconus. Reeds toen wist men dat een van<br />
de weinige therapeutische oplossingen voor<br />
dit probleem een ‘contactlens’was. De allereerste<br />
toepassing van een ‘contactlens’in Nederland<br />
dateert uit 1892.<br />
54
ROL TWEEDE WERELDOORLOG<br />
Zoals bij vele disciplines binnen de medische<br />
wetenschap zijn er binnen de oogheelkunde<br />
gedurende de Tweede Wereldoorlog grote<br />
stappen voorwaarts gezet. Doordat de cockpitdaken<br />
van de Engelse Spitfiregevechtsvliegtuigen<br />
gemaakt waren van perspex, kregen vele<br />
piloten splinters van deze daken in hun ogen.<br />
Opvallend was dat dit materiaal in het oog<br />
prima verdragen werd, afgezien van de schade<br />
veroorzaakt door het binnendringen in het<br />
oog zelf. Door deze ontdekking is bijvoorbeeld<br />
het idee ontstaan om intraoculaire lenzen van<br />
perspex (pMMA) te maken en deze te implanteren.<br />
Ook is toen de contactlens uit pMMA<br />
ontwikkeld: de echte voorloper van onze huidige<br />
harde contactlens.<br />
SOORTEN CONTACTLENZEN<br />
Sinds midden jaren ‘60, toen de eerste zachte<br />
contactlenzen op de markt kwamen, zijn er<br />
feitelijk twee soorten contactlenzen. De twee<br />
basistypen zijn de harde (vormstabiele) en de<br />
zachte contactlenzen. Zowel de harde als de<br />
zachte contactlens kennen inmiddels diverse<br />
subtypen. Sinds 2000 is er een nieuwe generatie<br />
contactlens op de markt verschenen en dat<br />
is de siliconen hydrogel. In onderstaand<br />
schema is een overzicht van de soorten contactlenzen<br />
weergegeven.<br />
Zoals uit het schema blijkt kunnen contactlenzen<br />
op diverse manieren worden ingedeeld. Bij<br />
de vormstabiele lens wordt er in hoofdzaak<br />
een indeling gemaakt naar de vorm (bolling)<br />
van de lens en het soort correctie. Bij zachte<br />
lenzen wordt ook een indeling gemaakt naar<br />
correctie, maar ook de diverse materialen worden<br />
ingedeeld in groepen. De indeling die hier<br />
wordt weergegeven is de meest eenvoudige<br />
indeling. Officieel worden zachte lenzen ingedeeld<br />
volgens de FDA-indeling waarbij slechts<br />
een onderscheid wordt gemaakt tussen laag<br />
(
eweegt bij elke knipperslag. Omdat er altijd<br />
een deel van de cornea bedekt zal zijn door de<br />
lens en een ander deel niet, wordt deze beweging<br />
van de contactlens aanvankelijk gevoeld.<br />
Je moet aan het dragen van vormstabiele lenzen<br />
dus wennen. Deze gewenningsperiode<br />
kan in de praktijk tot wel zes weken duren.<br />
Eenmaal gewend aan de lens wordt de beweging<br />
niet meer gevoeld. Mocht er echter een<br />
stofje achter de lens terecht komen dan is dat<br />
natuurlijk geen prettig gevoel. Deze stofgevoeligheid<br />
en het feit dat de verlieskans van dit<br />
type lens groter is dan bij zachte lenzen,<br />
maken dat deze lens minder geschikt is voor<br />
bijvoorbeeld sporten. Het mindere comfort ten<br />
opzichte van de zachte lens, heeft ertoe geleid<br />
dat de populariteit van de vormstabiele lens<br />
minder is dan die van zachte lenzen. Op zich<br />
is dit jammer, want het mindere comfort is<br />
eigenlijk het enige minpunt van deze lenzen,<br />
verder hebben zij alleen maar voordelen ten<br />
opzichte van de zachte lenzen.<br />
ZACHTE LENZEN<br />
Zoals het woord al verraadt voelt deze lens op<br />
het oog zacht aan en geeft dus een zeer snelle<br />
gewenning. Dit komt doordat deze lenzen zijn<br />
gemaakt van een kunststof welke in staat is<br />
water op te nemen. Men kan dit vergelijken<br />
met een spons die in uitgedroogde toestand<br />
hard is, maar in contact met water het water<br />
opneemt en zacht wordt. In de zachte lens<br />
fungeert het opgenomen water als transportmiddel<br />
voor zuurstof. Helaas is de zuurstoftransporterende<br />
capaciteit van deze lenzen<br />
maar beperkt en zachte lenzen veroorzaken<br />
dus regelmatig zuurstoftekorten in het hoornvlies.<br />
Dit zuurstofprobleem neemt gedurende<br />
de dag toe door verdamping van traanvocht uit<br />
de contactlens. Doordat deze lenzen vocht<br />
opnemen vervuilen ze ook sneller; dat is de<br />
reden dat zachte lenzen zeer regelmatig moeten<br />
worden vervangen. Gangbare vervangingssystemen<br />
die tegenwoordig worden gehanteerd<br />
werken allemaal met vervangingsfrequenties van<br />
een maand of minder.<br />
SILICONEN HYDROGELS<br />
De nieuwste generatie contactlenzen wordt<br />
gemaakt van silicone<strong>nr</strong>ubber. Deze lenzen lijken<br />
sterk op de zachte lenzen, maar laten veel<br />
meer zuurstof door (ongeveer 10 tot 15 keer<br />
meer).Vanwege deze enorme zuurstofdoorlaatbaarheid<br />
zijn deze lenzen veel veiliger dan<br />
de huidige zachte contactlenzen. Tevens uitermate<br />
geschikt om bij kinderen toe te passen.<br />
Het zal nog een paar jaar duren voordat er ook<br />
in Nederland meer siliconenlenzen dan traditionele<br />
zachte lenzen worden toegepast. Ook<br />
zijn nog lang niet alle sterkten leverbaar in dit<br />
nieuwe revolutionaire materiaal.<br />
KINDEREN EN CONTACTLENZEN<br />
Binnen de <strong>orthoptie</strong> kunnen contactlenzen<br />
een prima rol vervullen als het gaat om het<br />
corrigeren van refractieafwijkingen.Vooral de<br />
hogere sterkten (sferisch en cilindrisch) zijn<br />
prima en wellicht beter te corrigeren met lenzen<br />
dan met een bril. Zeker bij de negatieve<br />
sterkten geven contactlenzen een betere netvliesafbeelding<br />
dan de correctie met een bril.<br />
Voor het dragen van contactlenzen is geen<br />
minimumleeftijd aan te geven. Contactlenzen<br />
worden soms al op een leeftijd van slechts<br />
enkele maanden toegepast, zij het dat dit<br />
natuurlijk in een zuiver therapeutische setting<br />
gebeurt (bijvoorbeeld bij congenitaal cataract).<br />
Het toepassen van contactlenzen in het algemeen<br />
is niet vrij van risico’s, zoals momenteel<br />
ook uit de media blijkt. Indien lenzen al op<br />
jonge leeftijd worden gedragen is het verstandig<br />
dat dit onder strikte begeleiding gebeurt.<br />
Orthoptie en contactlenzen<br />
Zoals hiervoor genoemd kunnen contactlenzen<br />
een goede aanvulling bieden in de orthoptische<br />
praktijk. Hierbij valt vooral te denken<br />
aan het corrigeren van anisometropieën, astigmatisme<br />
of o<strong>nr</strong>egelmatigheden van de cornea<br />
(na een corneatrauma).Voor het toepassen van<br />
contactlenzen binnen de orthoptische praktijk<br />
zal moeten worden samengewerkt met opto-<br />
56
metristen en/of contactlensspecialisten, zo<br />
mogelijk binnen dezelfde intramurale instelling.<br />
Er zal gewerkt moeten worden aan de hand van<br />
duidelijke afspraken. Binnen dit samenwerkingsverband<br />
is het de orthoptist die de sterkte van de<br />
lenzen bepaalt, hierbij is het aangeven van de<br />
brilsterkte voldoende. De optometrist of contactlensspecialist<br />
kan dit eenvoudig vertalen naar<br />
een contactlenssterkte. Het is de taak van de<br />
optometrist / contactlensspecialist om de<br />
gezondheid van de cornea te bewaken en te zorgen<br />
dat de contactlenzen zonder problemen<br />
gedragen kunnen worden.<br />
Wanneer er een lagere visus wordt gemeten<br />
dan bij een eerdere controle is het belangrijk<br />
om te beseffen dat dit ook kan worden veroorzaakt<br />
door de contactlens! Een reden om bijvoorbeeld<br />
de controles van <strong>orthoptie</strong> en optometrie<br />
te combineren.<br />
Wie is wie in contactlensland<br />
Voor het toepassen van contactlenzen binnen<br />
de <strong>orthoptie</strong>praktijk is het belangrijk te weten<br />
dat contactlenzen in Nederland mogen worden<br />
aangemeten door iedereen die dat maar<br />
wil. Met andere woorden: er zijn dus geen<br />
wettelijke bepalingen die aangeven wie wel en<br />
wie niet contactlenzen mag aanmeten. Iedereen<br />
mag zich contactlensspecialist noemen.<br />
Het is dus niet verstandig om patiënten naar<br />
een willekeurige opticien c.q. contactlensspecialist<br />
te sturen voor het aanmeten van contactlenzen.<br />
Er zal moeten worden gelet op een<br />
paar kenmerken.<br />
Om zeker te weten dat een contactlensspecialist<br />
tenminste een diploma heeft kan worden<br />
gevraagd naar het lidmaatschap van de ANVC<br />
(Algemene Nederlandse Vereniging van Contactlensspecialisten).<br />
Indien de contactlensspecialist<br />
lid is van deze vereniging kan men er<br />
in ieder geval van verzekerd zijn dat de contactlensspecialist<br />
beschikt over een diploma.<br />
Een andere mogelijkheid is om patiënten te<br />
sturen naar een optometrist. Omdat dit een<br />
beschermd beroep is staat vast, dat deze per-<br />
soon beschikt over de kennis om contactlenzen<br />
op een veilige manier toe te passen. In<br />
beide gevallen geldt dat er wel duidelijke<br />
werkafspraken moeten worden gemaakt.<br />
Welke lens<br />
Het is niet heel eenvoudig om even kort te<br />
zeggen welke lens in welk geval geschikt is,<br />
maar er is wel een algemene lijn aan te geven.<br />
Het belangrijkste gegeven in de keuze is de<br />
reden waarom er een contactlens wordt toegepast:<br />
is dit vanwege een cosmetische reden of<br />
betreft het een therapeutische overweging<br />
Ook de leeftijd speelt hier een rol, hoe jonger<br />
de kinderen zijn des te groter de noodzaak om<br />
bijvoorbeeld de siliconen hydrogels toe te passen.<br />
Het kan echter zijn dat er beperkingen<br />
gelden ten aanzien van bepaalde sterktes,<br />
waardoor er zal moeten worden uitgeweken<br />
naar een traditionele zachte contactlens.<br />
Als een kind wordt behandeld als gevolg van<br />
een corneatrauma, kan het toepassen van een<br />
siliconenlens bijvoorbeeld helemaal niet<br />
mogelijk zijn en is men aangewezen op een<br />
vormstabiele contactlens.Vooral bij heel jonge<br />
kinderen kan dit weer tot allerlei praktische<br />
problemen leiden. De optometrist / contactlensspecialist<br />
zal hier dus allemaal rekening<br />
mee moeten houden.<br />
Naast de keuze van de juiste contactlens (soms<br />
kan het een bepaalde periode duren voor de<br />
juiste is gevonden) ligt daar nog de uitdaging<br />
van het leren omgaan met contactlenzen. Het<br />
meest belangrijke aspect van deze instructie is<br />
het uithalen van contactlenzen. Een kind zal in<br />
staat moeten zijn zelfstandig de contactlenzen<br />
uit te nemen wanneer er sprake is van irritatie<br />
van het oog. Het inzetten van contactlenzen<br />
kan uiteraard door een van de ouders / verzorgers<br />
gebeuren. Het toepassen van lenzen op<br />
basis van permanent wear is, gelet op de infectierisico’s,<br />
absoluut af te raden. Toch zal de<br />
reden waarom lenzen gedragen gaan worden<br />
bepalen in hoeverre aan deze criteria de hand<br />
moet worden gehouden. Hoe noodzakelijker<br />
57
het is dat een kind een contactlens draagt, des<br />
te meer concessies zullen worden gedaan ten<br />
aanzien van het zelfstandig kunnen hanteren<br />
van de lenzen. Daar zal echter tegenover moeten<br />
staan dat de bewaking van de normale<br />
corneafysiologie in dat geval ook veel intensiever<br />
zal moeten plaatsvinden.<br />
TOT SLOT<br />
Contactlenzen verdienen ook binnen de<br />
<strong>orthoptie</strong> een duidelijke plaats. Binnen steeds<br />
meer praktijken wordt dit inmiddels ook<br />
onderkend en is de contactlens een waardevolle<br />
aanvulling geworden op het behandelaanbod.<br />
Ook ontwikkelingen binnen de contactlensindustrie<br />
zorgen ervoor dat we in de<br />
(nabije) toekomst ook veel beter bij jonge kinderen<br />
veilig contactlenzen kunnen aanmeten.<br />
Toch kan geen enkele ontwikkeling binnen de<br />
contactologie garanderen dat er geen complicaties<br />
optreden, waardoor bewaking van de<br />
corneafysiologie en interactie tussen contactlens<br />
en oog van essentieel belang blijft.<br />
Naast de toepassingen welke hiervoor zijn<br />
beschreven zijn er nog toepassingen op het<br />
gebied van filterlenzen voor tal van retinaaandoeningen<br />
zoals bijvoorbeeld achromatopsie.<br />
Binnen het kader van een artikel zijn al<br />
deze mogelijkheden echter niet te vangen.<br />
Ook deze beschrijving is kort en gaat slechts in<br />
op enkele aspecten van de toepassing van<br />
contactlenzen binnen de <strong>orthoptie</strong>. Wellicht<br />
dat in de toekomst zich meerdere gelegenheden<br />
zullen voordoen om dieper in te gaan op<br />
de toepassing van contactlenzen.<br />
58
VERENIGINGSNIEUWS<br />
Notulen van de 113e algemene ledenvergadering gehouden op vrijdag 17 maart 2006 te Culemborg<br />
De voorzitter opent de vergadering in aanwezigheid van 197 leden.<br />
De firma’s 3M, BSN Medical, Lohmann & Rauscher, Optical Low Vision Services, Eastbeco/Master•Aid<br />
en Medeco worden door de voorzitter welkom geheten en bedankt voor hun sponsoring.<br />
NOTULEN 112E VERGADERING 11-11-<strong>2005</strong><br />
Naar aanleiding van de notulen worden de volgende twee punten besproken:<br />
- ad blz. 20: de handleiding patiëntengegevens in de orthoptische praktijk is inmiddels aan de<br />
leden toegezonden.<br />
- ad blz. 24: er mag vanaf de leeftijd van drie maanden met cyclopentolaat 1.0% gedruppeld worden.<br />
De notulen worden goedgekeurd en ondertekend.<br />
INGEKOMEN STUKKEN<br />
- De secretaris deelt mee dat er twee ingekomen stukken zijn naar aanleiding van het na- en bijscholingprogramma,<br />
te weten:<br />
- een brief van A.J. Bakels, S.M. Jansen en A.E.L. Langenhorst<br />
- een brief van C. Kunnen, A. Oudijk, K. van Baarsen, J. de Vries, A. Rijkers en M. Droogh.<br />
- Het bestuur heeft overleg gehad met de Hogeschool Utrecht, naar aanleiding waarvan aan alle<br />
leden een voorstel van vrijstelling is toegestuurd. Bij punt 12 van de agenda wordt hier nader op<br />
ingegaan.<br />
JAARVERSLAG<br />
Er zijn geen vragen over het jaarverslag.<br />
FINANCIEEL JAAROVERZICHT<br />
De penningmeester geeft een toelichting op het financieel jaaroverzicht <strong>2005</strong> en de begroting 2006.<br />
De contributie voor 2007 blijft gelijk.<br />
VERSLAG KASCOMMISSIE<br />
R. Slagboom deelt namens de kascommissie mede dat de financiële bescheiden in orde zijn. De<br />
penningmeester wordt decharge verleend.<br />
BESTUURSMEDEDELINGEN<br />
ZONMW<br />
Samen met het NPi is er een uitgebreide Engelstalige vooraanvraag geschreven over het doelmatig<br />
verwijzen van kinderen met visusproblemen door de jeugdarts. Dit is door ZonMw afgewezen.<br />
Bezwaar aantekenen tegen dit besluit is niet mogelijk.<br />
59
DBC<br />
- De voorzitter geeft aan dat het bestuur een aantal acties heeft ondernomen inzake de problematiek<br />
rond de eerstelijns orthoptische verrichting en de basisverzekering per 1-1-2006 en de<br />
tweedelijnsproblematiek inzake de DBC's en de rol van de oogarts hierin. Er is een uitgebreide<br />
brief naar minister Hoogervorst gestuurd, waarin de situatie wordt uitgelegd.<br />
- Inspelend op de huidige situatie wordt een aantal voorlopige adviezen uitgelegd. Het bestuur<br />
stelt voor om de orthoptische verrichtingen zelfstandig te blijven verrichten en alleen op<br />
orthoptisch/oogheelkundige gronden een oogarts te consulteren. Het bestuur is zich ervan<br />
bewust dat dit een extra druk legt op de ziekenhuizen en de patiënten. Het NOG is op de<br />
hoogte van ons voorstel; ze betreuren het dat we op dit moment niet mee willen werken aan de<br />
invulling van de DBC’s maar hebben begrip voor onze situatie. De leden ondersteunen dit<br />
voorstel. Het bestuur spreekt de hoop uit op korte termijn een definitieve oplossing te kunnen<br />
mededelen.<br />
COMMISSIEDAG 10 FEBRUARI 2006<br />
- De voorzitter deelt mee dat op deze dag door de commissieleden de plannen voor 2006 zijn<br />
gepresenteerd. Daarna is er een workshop geweest met als titel: ‘de kracht van kleur’.<br />
Tenslotte deelt de voorzitter mee dat de certificaten persoonlijk aan het eind van het middagprogramma<br />
afgehaald kunnen worden; de certificaten worden niet nagezonden. Indien men vooraf<br />
niet heeft betaald, krijgt men het certificaat na betaling thuis gezonden.<br />
SECTIE 1: VERENIGINGSBELANGEN<br />
Regionalisatie<br />
- Door het CBO is in november, januari en maart een cursus voor regiocontactpersonen gegeven.<br />
- Nu alle regio-overleggen een opgeleide regiocontactpersoon hebben kan de commissie verder<br />
met de implementatie van het project Regionalisatie. Hoe dit traject eruit gaat zien zal in de<br />
loop van 2006 bekend gemaakt worden. De commissie zal de regio`s hierbij betrekken.<br />
- Op 25 april zal er een bijeenkomst voor reeds opgeleide regiocontactpersonen zijn. Deze bijeenkomst<br />
duurt een hele dag en zal door het CBO geleid worden.<br />
- Aan het eind van het jaar zal een werkconferentie gehouden worden voor alle regiocontactpersonen.<br />
Deze bijeenkomst zal in het teken staan van hoe het vervolgtraject Regionalisatie er verder<br />
uit komt te zien.<br />
PR-commissie<br />
- E. Molster deelt mee dat de nieuwsbrief naar 299 e-mailadressen wordt gestuurd. De ledenlijst<br />
op de website wordt elke twee maanden geactualiseerd tegelijk met het verschijnen van de<br />
nieuwsbrief.<br />
- Het e-mailadres zoals vermeld op de website wordt gebruikt voor het versturen van de nieuwsbrief.<br />
Wijzigingen in e-mailadressen moeten naar leden@<strong>orthoptie</strong>.nl gemaild worden.<br />
- Verder wordt meegedeeld dat een wachtkamerposter ontwikkeld is ter promotie van de website.<br />
Deze wordt in de stand uitgedeeld.<br />
- Ook is de CD-ROM met de presentatie ‘Orthoptie’aangepast en vernieuwd. Deze kan men<br />
aanvragen via de PR-commissie.<br />
- Tot slot doet de PR een oproep voor vier leden voor een werkgroep die het patiëntendeel van de<br />
60
website zal gaan uitbreiden met meer folders over verschillende orthoptische aandoeningen. Zij<br />
kunnen zich aanmelden via pr@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />
SECTIE 2: BEROEPSBELANGEN<br />
Unie Zorg en Welzijn<br />
- De UZW heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met vakbond Nu’91. Beide vakbonden<br />
vertegenwoordigen veel medewerkers uit de zorg. Ze gaan gezamenlijk de CAO-onderhandelingen<br />
voeren en zijn daardoor de grootste vakbond aan de onderhandelingstafel. Daardoor<br />
hebben ze onder andere meer invloed.<br />
Contactpersonen bij UZW: • Nieuwe coördinator: C. de Wildt<br />
• CAO-ziekenhuizen: S. de Zwart<br />
• CAO-UMC: W. Hovestad<br />
• FWG/beroepsprofielen: J. v.d. Weijden.<br />
- Internetvakbond<br />
De UZW heeft sinds kort een internetvakbondslidmaatschap. Deze leden worden vertegenwoordigd<br />
aan de onderhandelingstafel. Ze kunnen advies krijgen via internet.Verder zijn er<br />
kortingen op cursussen en loopbaanontwikkeling. In dit lidmaatschap zit geen individuele juridische<br />
bijstand bij arbeidsproblemen.<br />
Voor de toekomst is het doel om in een samenwerkingsverband met de NPCF een helpdesk<br />
voor belangenbehartiging voor werknemers, patiënten en verzekerden op te richten.<br />
Voor meer informatie: www.unie.nl<br />
- De UZW bestaat vijf jaar. Daarom wordt op 14 juni 2006 een lustrumcongres met als titel ‘Sneller<br />
bewegen’georganiseerd, met sprekers van het ministerie van VWS, ZN (Zorgverzekeraars<br />
Nederland), het FWG-bureau, de Unie en de NVZ (Nederlandse vereniging van ziekenhuizen).<br />
- CAO-UMC<br />
Er is een CAO-UMC tot stand gekomen met een looptijd van 1-6-<strong>2005</strong> tot 1-6-2007.Voornaamste<br />
verandering is een loonsverhoging van 1,5% op 1-4-2006 en 0,7% op 1-1-2007. Bovendien<br />
is er een verhoging van de eindejaarsuitkering per 1-12-<strong>2005</strong> van 0,75%.<br />
FUWAVAZ. De orthoptisten, die werkzaam zijn in de UMC’s, zijn ingedeeld in schaal 8, welke overeenkomt<br />
met FWG-schaal 50. Het UMC Nijmegen en Groningen zijn ingedeeld in schaal 9.<br />
- CAO-ziekenhuizen<br />
De looptijd van de huidige CAO was tot 1-1-2006. Inmiddels zijn de onderhandelingen voor<br />
een nieuwe CAO gestart. De onderhandelingen lopen zeer moeizaam. De NVZ wil decentralisatie,<br />
voorlopig op de onderdelen collectieve ziektekostenverzekering en de CAO sociale begeleiding,<br />
waaronder het seniorenbeleid. De NVZ wil het leeftijdsbewust personeelsbeleid<br />
afschaffen en daarvoor in de plaats een ander plan ontwikkelen in overleg met de OR’s.<br />
De leden van de vakbonden zijn in <strong>2005</strong> akkoord gegaan met de magere kortdurende CAOovereenkomst<br />
onder voorwaarde dat in 2006 betere eisen komen voor onder andere loon, de<br />
levensloopregeling, de ziektekoste<strong>nr</strong>egeling, scholingsactiviteiten, faciliteiten voor beroepsorganisaties,<br />
sociale begeleiding.<br />
De eisen en wensen van de vakbonden en de NVZ liggen op al deze punten ver uit elkaar.<br />
61
FWG 3.0<br />
- De herziening FWG 3.0 is in september <strong>2005</strong> afgerond. Uit de eigen jaarlijkse inventarisatie<br />
blijkt dat circa 80% van de orthoptisten ingedeeld is in loonschaal 50, 6% in schaal 45 en 14%<br />
in schaal 55. Uit het onderzoek van het FWG-bureau is geconcludeerd dat ca 40% ingedeeld<br />
hoort te zijn in schaal 45 en 60% in schaal 50. Zij hebben geen functie op niveau 55 aangetroffen.<br />
Oorzaken van dit verschil in functiewaardering zijn:<br />
• hogere inschaling van instellingen door tekort op de arbeidsmarkt<br />
• verouderde functiebeschrijvingen waardoor de waardering van de functie niet meer overeenkomt<br />
met de inhoud<br />
• grote variatie in functiebeschrijvingen<br />
• onbekendheid van het beroep<br />
• interviews van het FWG-bureau zijn voornamelijk met een Unit-manager of PZ-functionaris<br />
gehouden<br />
• zelfstandigheid is matig verwoord.<br />
Gezien de ontwikkelingen binnen de beroepsgroep is er een toezegging gedaan dat de orthoptisten<br />
in 2007 in plaats van 2009 een herziening krijgen.<br />
- De NVvO heeft een handleiding FWG 3.0 voor de functiebeschrijving van orthoptisten opgesteld.<br />
Hierin zit een format voor een functiebeschrijving voor FWG-schaal 50 en 55.<br />
Dit format kan gebruikt worden als basis voor het opstellen van een nieuwe functiebeschrijving<br />
of een verbetering van de huidige functiebeschrijving. Hij moet aangepast worden aan de eigen<br />
functie-inhoud.<br />
Het bestuur vraagt de leden om de huidige functiebeschrijving te vergelijken met de beschrijvingen<br />
uit de brochure. Men adviseert te vragen om een aanpassing of herziening als er een<br />
duidelijk verschil blijkt te zijn of wanneer de huidige omschrijving verouderd is.<br />
Hierdoor komt er in de toekomst meer uniformiteit in de functiebeschrijvingen. Bovendien zijn<br />
wij als vereniging beter voorbereid op een herziening in 2007.<br />
Men kan altijd een aanpassing aanvragen als de functiebeschrijving enkele jaren oud is of als<br />
deze verouderd is omdat de inhoud van de functie veranderd is.<br />
Men kan een herziening van de functiewaardering aanvragen:<br />
• als er een wijziging in het FWG-systeem is. Dit is momenteel niet van toepassing. Wel hebben<br />
de orthoptisten er een nieuwe ijkfunctie 50 bij gekregen.<br />
• als er een wezenlijke verandering van de functie-inhoud is door bijvoorbeeld verandering van<br />
taken en verantwoordelijkheden, na- en bijscholing en taakherschikking.<br />
De handleiding wordt ook op de website geplaatst en zal regelmatig aangepast worden.<br />
SECTIE 3: KWALITEITSZAKEN<br />
Stichting Kwaliteitsregister Paramedici, SKP<br />
- Een aantal orthoptisten heeft zich voor de eerste keer kunnen herregisteren in het kwaliteitsregister.<br />
Het SKP heeft hierover nog geen cijfers bekend gemaakt. Bij de eerste procedure van de<br />
periodieke registratie waren er 19 orthoptisten die binnen de steekproef vielen.<br />
Alle orthoptisten bleken aan hun scholingspunten te voldoen.<br />
62
- Zoals bekend lopen er nu twee systemen van kwaliteitscriteria naast elkaar.<br />
Voor vragen over de kwaliteitscriteria 2000-<strong>2005</strong> kan men mailen naar:<br />
Criteria2000-<strong>2005</strong>@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />
- Voor vragen over de kwaliteitscriteria <strong>2005</strong>-2010 kan men mailen naar:<br />
Criteria<strong>2005</strong>-2010@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />
ZonMw<br />
- Tijdens de vorige ledenvergadering berichtte W. Asjes over de door ZonMwtoegekende subsidie<br />
voor een implementatieonderzoek en proefimplementatie van complianceverbeterende methoden<br />
bij amblyopiepreventie.<br />
Op 1 mei aanstaande zal deze studiegroep starten:<br />
- De studiegroep bestaat uit ziekenhuizen in achterstandswijken in de vier grote steden.<br />
- De studiegroep zal per 1 september worden uitgebreid met 20 perifere ziekenhuizen verspreid<br />
over het hele land.<br />
- Gedurende het eerste studiejaar werkt de studieorthoptist zoals hij/zij gewend is te werken.<br />
- In de loop van het eerste jaar wordt aan de deelnemers een cursus compliance aangeboden.<br />
- In het tweede jaar wordt gebruik gemaakt van het compliancebevorderende programma.<br />
Het doel van het onderzoek is de therapietrouw te verbeteren door middel van informatie<br />
welke gericht is op het kind.<br />
Uiteindelijk zijn er twee eindmaten: kan een orthoptist effectiever werken en wat is de uitval<br />
tijdens behandeling. Daarnaast wordt in de vier grote steden de therapietrouw elektronisch<br />
gemeten met de ODM.<br />
W. Asjes doet een oproep aan orthoptisten die werkzaam zijn in perifere ziekenhuizen zich aan<br />
te melden voor deelname aan het onderzoek.<br />
Na- en bijscholing twee- en driejarig opgeleide orthoptisten<br />
- H. Jellema deelt mee dat er inmiddels twee cursusdagen zijn geweest in het kader van de naen<br />
bijscholing: Fundoscopie en AFNAF. Alle cursisten die de Fundoscopietoets hebben<br />
gemaakt, hebben deze met een voldoende afgerond. Het eerst Bachelordeelcertificaat zal<br />
binnenkort uitgereikt worden.<br />
- Naar aanleiding van ingekomen brieven heeft de examencommissie van de opleiding Orthoptie<br />
haar vrijstellingenbeleid geëvalueerd en aangepast. In het nieuwe beleid is het mogelijk vrijstelling<br />
te krijgen voor de onderdelen COD, Pathologie, AFNAF en Fundoscopie (voor optometristen)<br />
indien er een toetscijfer met een datum na 1 september 1997 overhandigd wordt. Hierdoor<br />
krijgt de cursist een vrijstelling voor het deelcertificaat van de Bachelor van de opleiding<br />
Orthoptie.Voor sommige cursussen moeten meerdere toetsen op de cijferlijst voldoende zijn<br />
afgerond na 1 september 1997.Voor AFNAF zijn dat vier van de zeven of acht toetsen (afhankelijk<br />
van het studiejaar),voor COD drie van de vijf, voor Pathologie alles of twee van de drie<br />
(afhankelijk van het studiejaar) en voor Fundoscopie zijn dat alle toetsen.Voor het aanvragen<br />
van wijzigingen in verband met het nieuwe beleid, is binnenkort een wijzigingsformulier op<br />
www.hu.nl en www.<strong>orthoptie</strong>.nl te vinden. Neuro-ophthalmologie, Kinderoogheelkunde en<br />
Notatie verslaglegging kennen geen vrijstellingen.<br />
- Voor de cursussen van het Kwaliteitsregister wordt nog wel een inspanning vereist in de vorm<br />
van aanwezigheid of het maken van de toets.<br />
Daarnaast is het mogelijk geworden om middels een instaptoets (meerkeuzetoets of opdracht<br />
voor COD een vrijstelling te behalen. Deze instaptoets kent geen herkansing. Indien een cursist<br />
onvoldoende voor de instaptoets scoort kan hij zich inschrijven voor de cursus met eindtoets of<br />
voor de eindtoets alleen. De eindtoets kent één herkansingsmogelijkheid.<br />
64
SECTIE 4: EXTERNE CONTACTEN<br />
EXTERNE CONTACTEN GEZONDHEIDSZORG<br />
OVN (Optometristen Vereniging Nederland)<br />
- In januari is overleg geweest tussen de NVvO en de OVN. De OVN heeft een handboek<br />
gemaakt met aanbevolen richtlijnen. Hierin wordt ook een richtlijn opgenomen over kinderen.<br />
De OVN heeft dit handboek opgestuurd naar de NVvO en om feedback gevraagd. Het is<br />
belangrijk dat hierover duidelijke afspraken gemaakt worden. Er is besloten om het een screenend<br />
onderzoek te noemen. De NVvO heeft advies gegeven over de onderzoeken, wanneer en<br />
naar wie verwezen moet worden. Aan de hand van deze feedback zal de NVvO het handboek<br />
nogmaals doornemen voordat het definitief wordt. Er moet hier goed naar gekeken worden<br />
omdat er op de richtlijnen goedkeuring van de NVvO zal staan.<br />
- Er wordt over gedacht om meer gezamenlijke notaties te hebben in beide beroepsgroepen, de<br />
notatiehandleidingen zullen uitgewisseld worden en met elkaar besproken worden. Uiteraard<br />
hebben wij met internationale notaties te maken, en is onze notatiehandleiding zoals die er nu<br />
is hierop gebaseerd. Er zal worden gekeken met de IOA, OCE en HU of er meer gezamenlijke<br />
mogelijkheden hierin zijn.<br />
Er is over gesproken om eenmaal per jaar een gezamenlijk regio-overleg orthoptisten/optometristen<br />
te houden; dit idee wordt opgepakt door sectie 1. Het hoe en wat is nog compleet onduidelijk,<br />
maar het idee staat er.<br />
AJN (Jeugdgezondheidszorg)<br />
Er is gewacht met het contact opnemen met de AJN in verband met ZonMw-subsidies. Aangezien<br />
de aanvraag bij ZonMw niet is doorgegaan, zal dit weer opgepakt worden.<br />
NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap)/LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging)<br />
Samen met S. Stravers, bestuurslid van sectie 3, is nogmaals een poging gedaan om in het tijdschrift<br />
Huisarts en Wetenschap een artikel geplaatst te krijgen Helaas is dit weer afgekeurd.<br />
We zullen nu een nieuw plan moeten maken om meer bekendheid bij de huisarts te krijgen.<br />
IOA (<strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> <strong>Association</strong>)<br />
Het XIth <strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> Congress vindt plaats van 28-31 mei 2008 te Antwerpen.<br />
Voor informatie: www.internationalorthoptics.org<br />
OVERIGE EXTERNE CONTACTEN<br />
NPCF (Nederlandse patiënten- en consumentenfederatie)<br />
- Kwaliteitscriteria vanuit patiëntenperspectief<br />
Het kwaliteitsbeleid van de NVvO heeft tot op heden al veel producten opgeleverd.<br />
- Om goede kwaliteit als orthoptist te kunnen bieden is het belangrijk om te weten wat de patiënt<br />
wil: wat ervaart de patiënt als kwaliteit Dit staat ook als speerpunt in het beleidsplan <strong>2005</strong>-<br />
2008.<br />
- De organisatie die met het ontwikkelen van instrumenten op dit gebied zijn sporen heeft verdiend<br />
is de NPCF, de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Op basis van gesprekken<br />
die er zijn geweest, is een voorstel gekomen van de NPCF voor de ontwikkeling van de criteria<br />
en tevens de implementatie daarvan in de vorm van een kwaliteitstraject. In dit kwaliteitstraject<br />
65
worden criteria (vanuit het perspectief van de cliënt) ontwikkeld; deze worden geoperationaliseerd<br />
in een toetsingsinstrument en voorzien in een kwaliteitsverbetertraject. Gezien het<br />
kostenplaatje hiervan heeft het bestuur van de NVvO besloten ook het NPi te vragen een<br />
offerte uit te brengen. De insteek van de offerten is wezenlijk verschillend.<br />
J. van Petegem legt aan de hand van een dia de verschillen uit.<br />
Het kostenplaatje van het NPi is € 21.930, het NPCF € 58.154.<br />
Het verschil in prijs zit voornamelijk in de personele inzet, de implementatie van de toetsing, de<br />
ondersteuning bij kwaliteitsverbetering en de certificering voor patiëntengerichte zorg.<br />
De voorkeur van het bestuur gaat uit naar het NPCF; het bestuur is zich ervan bewust dat het<br />
om een groot bedrag gaat.<br />
- Het bestuur vraagt aan de leden of er behoefte is aan een onderzoek ‘Kwaliteitscriteria vanuit<br />
patiëntenperspectief’. De meerderheid van de leden stemt toe.<br />
- Het bestuur wil de kosten van het onderzoek uit de reservekas halen. Het bestuur vraagt of de<br />
leden het hiermee eens zijn: de leden gaan akkoord.<br />
- J. van Petegem gaat nogmaals met het NPCF praten over de kosten van het onderzoek.<br />
Hogeschool Utrecht<br />
De opleiding <strong>orthoptie</strong> heeft dertien nieuwe aanmeldingen op dit moment voor het studiejaar<br />
2006-2007. In het nieuwe curriculum zal de seniorstage bestaan uit twee perioden van 15 weken.<br />
In principe zijn dit vijfdaagse stageweken, met de mogelijkheid voor de student om een aantal<br />
weken aan het artikel te werken. Daarnaast bestaat er een derde periode van 15 weken, de zogenaamde<br />
profileringstage. Deze stage kan naar eigen invulling worden vormgegeven, mits er een<br />
link met de oogzorg aanwezig is. Tijdens de stagebegeleidersvergadering van 24 april aanstaande<br />
wordt hier uitgebreid bij stilgestaan.<br />
RONDVRAAG<br />
Er zijn geen vragen.<br />
SLUITING<br />
De voorzitter sluit de vergadering.<br />
De volgende Algemene Ledenvergadering is op 10 oktober 2006.<br />
E. Aygün, secretaris<br />
Utrecht, april 2006<br />
67
LEDENBESTAND NVvO<br />
In <strong>2005</strong> hebben hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden in het ledenbestand van de<br />
NVvO.<br />
De volgende leden hebben hun lidmaatschap beëindigd:<br />
H.G. Brinks<br />
J. Loijenga-ten Harkel<br />
C.G.W. Dekkers-Hulshoff Pol<br />
G.J.H.M. Raven-Faessen<br />
V. Ekkel<br />
A. Rijkers<br />
P.M. van Es<br />
S.S. Tjon Atsoi<br />
A.G.M. Klaas-Stoel<br />
C. Wemes<br />
Door het bestuur werd het lidmaatschap beëindigd van:<br />
J.J. Kegel<br />
Als nieuwe leden hebben zich aangemeld:<br />
B.G. van Bommel<br />
J.B. Brandsema<br />
M.F. Brouwer<br />
M.C. Droogh<br />
N. el Fanissi<br />
A.R. Hessels<br />
D.M.A. Hollegien<br />
J. van Hooft-Hofmann<br />
E. de Jongh<br />
W. Koster<br />
T.C.M. Kramer<br />
C.M.E. Kunnen<br />
E. Lieverse<br />
E.H. Lucas<br />
M. Nordmann<br />
A.C. Oudijk<br />
H.J. van der Steeg<br />
S. van der Veen<br />
BESCHIKBAAR VOOR WAARNEMING<br />
Atsma-van der Schaaf, T. Groningerstraat 39, 9231 CJ Surhuisterveen, tel: 0512-363668<br />
Beemsterboer-Jansen, T.J.M. Rustenburgerweg 76, 1703 RZ Heerhugowaard, tel: 072-5711000<br />
Blom, T.<br />
Dorpsstraat 68, 2391 BK Hazerswoude-dorp,<br />
tel: 0172-231237/06-4040109B<br />
Bommel van, B Kerkweg 30, 3945 BN Cothen, tel: 0343-562122<br />
Degenen, die zich voor waarneming beschikbaar willen stellen, kunnen zich opgeven bij:<br />
A. Spaan, van der Meerstraat 14, 2023 DZ Haarlem, telefoon: 023-5250886.<br />
e-mail: jmspaan@tiscali.nl<br />
Tot wederopzegging zal hun naam in het ‘Tijdschrift voor Orthoptie’verschijnen.<br />
68
AGENDA<br />
BIJGEWERKT T/M 15 APRIL 2006<br />
CONGRESSEN<br />
2006 mei 19 Rotterdam Donders Gezelschap<br />
oktober 10 Culemborg Algemene ledenvergadering NVvO<br />
6 Amersfoort 3e Themadag Oog en werk<br />
november 10 Rotterdam Ot en Zien Congres<br />
2007 maart 28-30 Rotterdam NOG Jaarvergadering<br />
2008 mei 28-31 Antwerpen XIth <strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> Congress*<br />
* www.ioacongress2008.org<br />
In Kunststof maken wij:<br />
o Optio Children Lenti (optische zone Ø 30, 28 of 25mm in draaglens voor zéér<br />
hoge plus sterkte in zéér dunne uitvoering)<br />
o Optio (speciale glazen waarbij u zelf een bifocaal of trifocaal glas kunt<br />
samenstellen, ieder segment wordt separaat geproduceerd; bv verschillende<br />
prisma’s voor veraf en nabij)<br />
o Speciale prisma slijpingen t/m 20 dpt <br />
o Hoge Minus Lenti slijping (tot S-50,00)<br />
o Hoge Plus Lenti of Omega slijping<br />
o Slab-off slijping Ook op Multifocaal en Trifocaal<br />
o Aniseikonische slijpingen (tot 9%)<br />
o Combi cylinders en Buitentorisch<br />
o Filterlenzen (gepolariseerd, enkelvoudig,<br />
bifocaal en multifocaal t/m curve 8)<br />
o Multifocaal van +10 tot -16<br />
Voor meer informatie over de specials:<br />
Optical Low Vision Services<br />
de moucheronstraat 55, 2593 PX Den Haag, tel.:070 3836269,<br />
fax:070 3814613, www.slechtzienden.nl, info@slechtzienden.nl<br />
Hoge bifocale plus lens met<br />
alleen in het leesdeel<br />
69
RECENT VERSCHENEN ARTIKELEN<br />
AM J OPHTHALMOL<br />
Bilateral lateral rectus recession versus unilateral recess-resect procedure for exotropia with a<br />
dominant eye • JEOUNG J.W., LEE M.J., HWANG J.M. • 2006 Apr/141(4):683-8.<br />
Amblyopia: diagnostic and therapeutic options • WU C., HUNTER D.G. REVIEW • 2006 Jan/141(1):175-184<br />
BINOCUL VIS STRABISMUS Q.<br />
Confirmed: there is no correlation between the insertional distance between the nasal limbus and<br />
the insertion of the medial rectus muscle--and the size of the strabismus angle in infantile<br />
esotropia • MIMS J.L. 3RD • 2006/21(1):33-6<br />
The prevalence of specific reading disability in an amblyopic population. A preliminary report •<br />
KOKLANIS K., GEORGIEVSKI Z., BRASSINGTON K., BRETHERTON L • 2006/21(1):27-32.<br />
”Double elevator palsy" eye supraducts during stage II general anesthesia supporting hypothesis of<br />
(supra)nuclear etiology • MIMS J.L. 3RD • <strong>2005</strong>/20(4):199-204<br />
BR J OPHTHALMOL<br />
Change of refractive state and eye size in children of birth weight less than 1701 g • O'CONNOR A.R.,<br />
STEPHENSON T.J., JOHNSON A., TOBIN M.J., RATIB S., FIELDER A.R • 2006 Apr/90(4):456-60<br />
Do infants of birth weight less than 1500 g require additional long-term ophthalmic follow up •<br />
O'CONNOR A.R., STEWART C.E., SINGH J., FIELDER A.R • 2006 Apr/90(4):451-5<br />
In the absence of strabismus what constitutes a visual deficit in children • SHEA S.J., GACCON L • 2006<br />
Jan/90(1):40-3<br />
DOC OPHTHALMOL<br />
Asthenopia in Schoolchildren, <strong>Orthoptic</strong> and Ophthalmological Findings and<br />
Treatment • ABDI S., RYDBERG A • <strong>2005</strong> Sep/111(2):65-72 • EPUB 2006 FEB 28<br />
EYE CONTACT LENS<br />
Opaque contact lens treatment for older children with amblyopia • ANDERSON J.E., BROWN S.M., MATHEWS<br />
T.A., MATHEWS S.M • 2006 Mar/32(2):84-7<br />
INVEST OPHTHALMOL VIS SCI<br />
The repeatability of best corrected acuity in normal and amblyopic children 4 to 12 years of age •<br />
CHEN S.I., CHANDNA A., NORCIA A.M., PETTET M., STONE D • 2006 Feb/47(2):614-9<br />
Extraocular connective tissues: a role in human eye movements • MCCLUNG J.R., ALLMAN B.L., DIMITROVA<br />
D.M., GOLDBERG S.J. • 2006 Jan/47(1):202-5<br />
70
J AAPOS<br />
A prospective study of alternating occlusion before surgical alignment for infantile esotropia: oneyear<br />
postoperative motor results • ING M.R., NORCIA A., STAGER D. SR., BLACK B., HOFFMAN R., MAZOW<br />
M., TROIA S., SCOTT W., LAMBERT S • 2006 Feb/10(1):49-53<br />
Successful treatment of anisometropic amblyopia with spectacles alone • STEELE A.L., BRADFIELD Y.S.,<br />
KUSHNER B.J., FRANCE T.D., STRUCK M.C., GANGNON R.E • 2006 Feb/10(1):37-43<br />
Esotropia associated with early presbyopia caused by inappropriate muscle length adaptation •<br />
WRIGHT W.W., GOTZLER K.C., GUYTON D.L • <strong>2005</strong> Dec/9(6):563-6<br />
Ocular overelevation in adduction in craniosynostosis: is it the result of excyclorotation of the extraocular<br />
muscles • TAN K.P., SARGENT M.A., POSKITT K.J., LYONS C.J • <strong>2005</strong> Dec/9(6):550-7<br />
The effect of amblyopia therapy on ocular alignment • REPKA M.X., HOLMES J.M., MELIA B.M., BECK R.W.,<br />
GEARINGER M.D., TAMKINS S.M., WHEELER D.T.; PEDIATRIC EYE DISEASE INVESTIGATOR GROUP • <strong>2005</strong> Dec/9(6):542-5<br />
Risk factors for amblyopia in congenital anterior lens opacities • CEYHAN D., SCHNALL B.M., BRECKENRIDGE A.,<br />
FONTANAROSA J., LEHMAN S.S., CALHOUN J.C • <strong>2005</strong> Dec/9(6):537-41<br />
Characteristics and course of patients with deteriorated monofixation syndrome • HUNT M.G., KEECH<br />
R.V • <strong>2005</strong> Dec/9(6):533-6<br />
Long-term study of accommodative esotropia • LUDWIG I.H., IMBERMAN S.P., THOMPSON H.W., PARKS M.M • <strong>2005</strong><br />
Dec/9(6):522-6<br />
Can ophthalmologists repair the brain in infantile esotropia Early surgery, stereopsis, monofixation<br />
syndrome, and the legacy of Marshall Parks • TYCHSEN L • <strong>2005</strong> Dec/9(6):510-21<br />
J NEUROSCI<br />
Visual deprivation reactivates rapid ocular dominance plasticity in adult visual cortex • HE H.Y., HODOS<br />
W., QUINLAN E.M • 2006 Mar 15/26(11):2951-5<br />
J PEDIATR OPHTHALMOL STRABISMUS<br />
Strabismus in Down syndrome • YURDAKUL N.S., UGURLU S., MADEN A • 2006 Jan-Feb/43(1):27-30<br />
KLIN MONATSBL AUGENHEILKD<br />
Adaptation of visual distortions in children with strabismic amblyopia following strabismus surgery<br />
and occlusion therapy • FRONIUS M • 2006 Jan/223(1):52-8<br />
Surgical options in retraction syndrome • FRICKE J., NEUGEBAUER A., RUSSMANN W • 2006 Jan/223(1):42-7<br />
Management of consecutive exotropia -- operative therapy and diplopia testing • KOLLING G.H.,<br />
SCHMIDT-BACHER A • 2006 Jan/223(1):36-41<br />
Landolt C and snellen E acuity: differences in strabismus amblyopia • BECKER R., GRAF M • 2006<br />
Jan/223(1):24-8<br />
PEDIATR RES<br />
The genetic basis of complex strabismus • ENGLE E.C • 2006 Mar/59(3):343-8<br />
71
STRABISMUS<br />
The prenatal development of the human orbit • DE HAAN A.B., WILLEKENS B., KLOOSTER J., LOS A.A., VAN ZWIETEN<br />
J., BOTHA C.P., SPEKREIJSE H., SPEKREIJSE S.G., SIMONSZ H.J • 2006 Mar/14(1):51-6<br />
Amblyopia: contemporary clinical issues • WILLIAMS C., HARRAD R • 2006 Mar/14(1):43-50<br />
The treatment of amblyopia • HOLMES J.M., REPKA M.X., KRAKER R.T., CLARKE M.P • 2006 Mar/14(1):37-42<br />
Neuroimaging in human amblyopia • ANDERSON S.J, SWETTENHAM J.B • 2006 Mar/14(1):21-35<br />
Visual processing in amblyopia: human studies • LEVI D.M • 2006 Mar/14(1):11-9<br />
Visual processing in amblyopia: animal studies • KIORPES L • 2006 Mar/14(1):3-10<br />
SURV OPHTHALMOL<br />
Skew deviation revisited • BRODSKY M.C., DONAHUE S.P.,VAPHIADES M., BRANDT T • 2006 Mar-Apr/51(2):105-28<br />
Van deze artikelen zijn veelal samenvattingen, soms ook de volledige tekst in Medline of Pubmed<br />
te vinden. In deze databank komt u via de NPi-website (www.paramedisch.org), via documentaire<br />
informatie, overige databanken, literatuurreferenties, Medline of Pubmed.<br />
Deze rubriek wordt verzorgd door Chr. de Weger-Zijlstra, orthoptist.<br />
72