31.01.2015 Views

orthoptie 2005 nr 2 5.0 v2 - International Orthoptic Association

orthoptie 2005 nr 2 5.0 v2 - International Orthoptic Association

orthoptie 2005 nr 2 5.0 v2 - International Orthoptic Association

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

DE ONTWIKKELING<br />

VAN EEN DIAGNOSTISCH PROTOCOL<br />

VOOR KINDEREN MET COMPLEXE VISUELE PROBLEMEN<br />

H.J.M. Verbunt-Brattinga, orthoptist, Sensis, Grave<br />

H.E.J.M. Lijnders-Kunen, orthopedagoog, Sensis, Grave<br />

M.P.J. Vervloed, universitair docent orthopedagogiek, Radboud Universiteit Nijmegen<br />

SAMENVATTING<br />

Middels een pilotonderzoek is een multidisciplinair<br />

onderzoeksprotocol ontwikkeld waarmee<br />

op stoornis- en beperkingniveau het visueel<br />

functioneren in kaart gebracht kan worden<br />

van kinderen met complexe visuele problemen.<br />

Dit zijn kinderen die beperkingen<br />

ondervinden in het visueel functioneren<br />

welke niet terug te voeren zijn op slechtziendheid<br />

gedefinieerd in termen van een<br />

verlaagde visus en/of een beperkt gezichtsveld.<br />

Bij deze kinderen is sprake van een<br />

combinatie van visueel sensorische, visueel<br />

perceptuele, oculomotorische en visuomotorische<br />

stoornissen. Hun anamnese is daarnaast<br />

risicovol voor het ontwikkelen van<br />

visuele stoornissen. De resultaten van de<br />

onderzoeken van tien kinderen worden beschreven.<br />

INLEIDING<br />

In toenemende mate worden medewerkers van<br />

Sensis, een organisatie voor zorg, onderwijs en<br />

diensten aan slechtziende en blinde mensen,<br />

geconfronteerd met vragen over kinderen met<br />

visuele beperkingen waarbij de primaire oorzaak<br />

niet ligt in een lage visus of een beperkt<br />

gezichtsveld, maar in een combinatie van visueel<br />

sensorische, visueel perceptuele, visuomotorische<br />

en oculomotorische stoornissen. Het<br />

merendeel van deze kinderen is niet blind of<br />

slechtziend volgens de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie<br />

(World Health Organisation,<br />

WHO). Slechtziendheid is gedefinieerd<br />

als een gezichtsscherpte minder dan 0,3 en/of<br />

een gezichtsveld kleiner dan 30° diameter<br />

(ICD-10, 1992). Een gezichtsscherpte van minder<br />

dan 0,05 en/of een gezichtsveld kleiner dan<br />

10° is gedefinieerd als (maatschappelijk) blind.<br />

Om de gevolgen van ziekten en aandoeningen te<br />

kunnen ordenen is de <strong>International</strong> Classification<br />

of Functioning, Disability and Health (ICF, 2001)<br />

ontworpen. De ICF is de herziene versie van de<br />

internationale classificatie van stoornissen, beperkingen<br />

en handicaps (ICIDH, 1993) en omvat<br />

de volgende aspecten: functies, anatomische<br />

eigenschappen (orgaanniveau), activiteiten (persoonsniveau)<br />

en participatie (sociaal niveau).<br />

Daarnaast is toegevoegd een lijst van externe en<br />

persoonlijke factoren welke het functioneren<br />

beïnvloeden.<br />

De aangemelde kinderen hebben problemen<br />

op het niveau van activiteiten zoals bijvoorbeeld<br />

S., een 12-jarig meisje met infantiele<br />

encefalopathie met als gevolg psychomotore<br />

retardatie, hemiparese links, microcefalie en<br />

epilepsie. De CT-scan toont bilaterale atrofie<br />

van de visuele cortex. Zij onderging een scheelziensoperatie<br />

op jonge leeftijd. Zij draagt een<br />

bril vanwege hypermetropie met astigmatisme.<br />

Vanwege een accommodatie-insufficiëntie droeg<br />

ze enige tijd een bifocale bril. Er is verder<br />

sprake van opticusatrofie en een licht verlaagde<br />

visus van 0,5. Het kleurenzien is intact en het<br />

contrastzien is voldoende. Het perifere gezichtsveld<br />

kan niet goed onderzocht worden. Zij is<br />

1


eeds bekend bij Sensis en bezoekt het speciaal<br />

onderwijs voor leerlingen met een visueel-verstandelijke<br />

beperking. Het visueel functioneren<br />

van S. op school is minder goed dan op basis<br />

van de visus verwacht zou worden, rekening<br />

houdend met haar cognitief niveau. Bijvoorbeeld<br />

blokken tellen in een toren lukt niet als<br />

de blokken dezelfde kleur hebben. Bij aparte<br />

aanbieding van materiaal presteert ze beter dan<br />

bij aanbieden van meerdere dingen tegelijk.<br />

Ook in oriëntatie en mobiliteit functioneert ze<br />

zwakker dan op basis van de visuele stoornis<br />

ingeschat wordt. Ze is onzeker in een nieuwe<br />

omgeving. S. merkt oneffenheden in de ondergrond<br />

niet op en heeft moeite met hoogteverschil<br />

en verandering in vloeroppervlak. Zij is<br />

een voorzichtig, onzeker meisje. Het is onduidelijk<br />

of het zien hierin een rol speelt of dat een<br />

en ander vooral motorisch en/of gedragsmatig<br />

bepaald is.<br />

Vanuit de huidige kennis proberen we de diagnostiek<br />

en begeleiding zo goed mogelijk af te<br />

stemmen op de hulpvragen. Echter zowel binnen<br />

de diagnostiek als binnen de begeleiding<br />

merken we dat de gangbare middelen en<br />

methodieken, zoals we die hanteren bij slechtziende<br />

kinderen met een verlaagde visus en/of<br />

een beperkt gezichtsveld, wel bruikbaar maar<br />

niet toereikend zijn voor deze groep kinderen<br />

met complexe visuele problemen*. Naast specifieke<br />

kennis en expertise ontbreekt het ook<br />

aan een duidelijk beleid voor toelating tot<br />

onderzoek, advies en begeleiding bij deze speciale<br />

groep kinderen. Naar aanleiding hiervan<br />

heeft in de periode 2002-2004 bij Sensis het<br />

project ‘kinderen met complexe visuele problemen’plaatsgevonden.<br />

* Kinderen met cerebrale visuele stoornissen (CVI) kunnen<br />

onderdeel uitmaken van deze groep. Omdat er verschillende<br />

definities gehanteerd worden van CVI en<br />

omdat de doelgroep die ons voor ogen staat breder kan<br />

zijn dan de doelgroep CVI, is gekozen voor de term kinderen<br />

met complexe visuele problemen. We realiseren<br />

ons dat dit geen bestaande diagnostische groep is.<br />

DOELSTELLING<br />

De doelstellingen van het project werden als<br />

volgt geformuleerd:<br />

1. het verbeteren van de multidisciplinaire<br />

diagnostiek en handelingsgerichte advisering<br />

bij kinderen met complexe visuele problemen<br />

2. het komen tot beleidsaanbevelingen met<br />

betrekking tot diagnostiek en begeleiding<br />

van kinderen met complexe visuele problemen.<br />

MATERIAAL EN METHODEN<br />

PARTICIPANTEN<br />

Kinderen uit een aantal risicogroepen kwamen<br />

in aanmerking:<br />

• de neonatale at risk kinderen, premature<br />

kinderen<br />

• kinderen met aanlegstoornissen van de<br />

hersenen<br />

• kinderen met congenitale hersenbeschadiging,<br />

bijvoorbeeld periventriculaire leucomalacie,<br />

intraventriculaire haemorragie,<br />

infantiele encefalopathie<br />

• kinderen met verworven hersenletsel, bijvoorbeeld<br />

na contusio cerebri, anoxie, cerebraal<br />

vasculair accident<br />

• kinderen met onbegrepen ontwikkelingsachterstand.<br />

Uiteindelijk werden tien kinderen via de aanmeldings-<br />

en begeleidingsteams van de regionale<br />

centra en de scholen van Sensis aangemeld bij<br />

het diagnostisch centrum van Sensis in Grave.<br />

Aan de ouders werd toestemming gevraagd en<br />

gekregen voor deelname aan het onderzoek en<br />

het gebruiken van de onderzoeksbevindingen<br />

voor publicatie.<br />

De kinderen werden geselecteerd aan de hand<br />

van de volgende criteria:<br />

INCLUSIECRITERIA<br />

• kalenderleeftijd 4 – 12 jaar<br />

• mentale ontwikkelingsleeftijd > 3,5 jaar<br />

2


• 0,1 < visus < 0,6 (uiteindelijk werd een aantal<br />

kinderen toegelaten met een betere<br />

visus: zie resultaten en discussie)<br />

• de anamnese bevat risico’s voor (het ontwikkelen<br />

van) visuele stoornissen<br />

• een visueel sensorische stoornis in combinatie<br />

met een of meerdere andere vermoede<br />

visuele stoornissen: oculomotorisch-,<br />

visuomotorisch- of visueel perceptuele<br />

stoornis. Er kunnen additionele neurologische-<br />

of ontwikkelingsproblemen zijn<br />

• beperkingen in het visueel functioneren in<br />

het dagelijks leven welke niet volledig verklaard<br />

kunnen worden uit een visueel sensorische<br />

stoornis<br />

• coöperatief, redelijke taakwerkhouding.<br />

Exclusiecriteria<br />

• ernstige mentale retardatie<br />

• autisme<br />

• dyslexie.<br />

PROCEDURE<br />

Om de stoornissen in de verschillende visuele<br />

functiegebieden en de beperkingen in het visueel<br />

functioneren in het dagelijks leven in kaart<br />

te brengen was multidisciplinair onderzoek<br />

noodzakelijk. Het onderzoek omvatte achtereenvolgens<br />

een anamnestisch en sociaal onderzoek<br />

door de maatschappelijk werkende,<br />

een oogheelkundig onderzoek door de oogarts,<br />

een visueel functieonderzoek door de orthoptist,<br />

een psychologisch onderzoek door de gedragswetenschapper<br />

en een motorisch onderzoek<br />

door de kinderfysiotherapeut. Op basis<br />

van een literatuuronderzoek en de theoretische<br />

kennis van het visueel systeem werd een keuze<br />

gemaakt uit bestaande testmaterialen.Voor het<br />

anamnestisch onderzoek werd een vragenlijst<br />

samengesteld. Met name als de visus betrekkelijk<br />

normaal is, is een goede anamnese van<br />

belang voor het onderkennen van onder meer<br />

cerebrale visuele stoornissen (CVI) (Dutton<br />

2001). Beperkingen in het visueel functioneren<br />

werden in vijf gebieden geïnventariseerd, te<br />

weten algemeen visueel, sociaal contact en<br />

communicatie, ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen),<br />

oriëntatie en mobiliteit en<br />

nabijtaken. Indien van toepassing werden relevante<br />

gegevens opgevraagd bij behandelend<br />

specialisten. Naast gegevens van de oogarts<br />

waren met name gegevens van de kinderarts en<br />

de kinderneuroloog belangrijk. Ook gegevens<br />

van behandelende paramedici en eerder verrichte<br />

psychologische onderzoeken werden<br />

relevant geacht.<br />

Het oogheelkundig onderzoek was een regulier<br />

oogheelkundig onderzoek met onder meer<br />

refractiebepaling in cycloplegie, fundoscopie en<br />

spleetlamponderzoek.<br />

Het visueel functieonderzoek omvatte onderzoek<br />

naar de visus (afstand en nabij) met speciale<br />

aandacht voor crowding en voor accommodatiestoornissen,<br />

onderzoek naar contrastzien,<br />

kleurenzien en binoculair zien en gezichtsveldonderzoek.<br />

Bij het onderzoek van de oculomotoriek<br />

werd speciale aandacht besteed aan de kwaliteit<br />

van de volgbewegingen, blikverplaatsen en<br />

saccadische oogbeweging, aan optokinetische<br />

nystagmus en vestibulo-oculaire reflex.<br />

Het psychologisch onderzoek richtte zich vooral<br />

op de visueel-perceptuele functies en had het<br />

karakter van een neuropsychologisch onderzoek.<br />

Vanuit de wetenschap dat kinderen met een hersenbeschadiging<br />

in de posteriore visuele banen<br />

een verhoogd risico lopen op visuele perceptieproblemen<br />

(Atkinson 2000, Van den Hout 2002)<br />

werden de subtests van het psychologisch onderzoek<br />

zo samengesteld dat gedifferentieerd kon<br />

worden in stoornissen ten gevolge van beschadiging<br />

in de dorsale (waar en hoe) en ventrale (wat<br />

en wie) banen. De volgende functies werden<br />

onderzocht: objectherkenning, vormwaarneming,<br />

visuo-spatiële waarneming, figuur-achtergrondwaarneming,<br />

gestalt closure (herkennen van<br />

figuren op basis van onvolledige informatie),<br />

visueel geheugen, waarnemen van gezichtsuitdrukkingen,<br />

waarnemen van richting, visuomotorische<br />

functies en detailwaarneming. Voor<br />

een goede interpretatie van de resultaten was het<br />

noodzakelijk eerst het performale IQ van het<br />

kind vast te stellen.<br />

3


Het kinderfysiotherapeutisch onderzoek tenslotte<br />

omvatte in ieder geval een motoscopisch<br />

onderzoek (onderzoek naar de kwaliteit van<br />

bewegen), waarbij vooral gekeken werd naar de<br />

samenhang tussen het visueel functioneren en<br />

houding en motoriek. Daarnaast was er aandacht<br />

voor de andere zintuiglijke functies (tactiel,<br />

auditief, vestibulair, proprioceptief) en voor<br />

de sensomotorische integratie. Indien nodig<br />

werd hiernaar verder onderzoek verricht.<br />

Afhankelijk van de vraagstelling en de motorische<br />

diagnose werd onderzoek verricht naar<br />

het motorisch ontwikkelingsniveau (motometrie).<br />

Bij kinderen met een ernstige cerebrale<br />

bewegingsstoornis of evidente ontwikkelingsachterstand<br />

werd geen motorisch ontwikkelingsniveau<br />

bepaald. Dit bleek niet relevant<br />

voor het beantwoorden van de vragen ten aanzien<br />

van het visueel functioneren.<br />

Alle onderzoekers legden een aantal gedragingen<br />

vast die tijdens het onderzoek geobserveerd<br />

werden zoals alertheid, concentratie,<br />

motivatie, oogcontact, visuele attentie, spontaan<br />

verkorten van de kijkafstand.Van alle kinderen<br />

werden video-opnamen gemaakt tijdens<br />

de onderzoeken ten behoeve van nadere analyse<br />

van de visuele gedragingen.<br />

Naast een beschrijvende rapportage van de<br />

onderzoeksgegevens, werden de resultaten<br />

vastgelegd in een database in Excel. Alle onderzoeks-<br />

en observatieonderdelen werden daarvoor<br />

uitgebreid beschreven in een codeboek<br />

zodat gestandaardiseerd onderzoek kon plaatsvinden<br />

bij alle kinderen. Er werd zoveel mogelijk<br />

gebruik gemaakt van onderzoeksinstrumenten<br />

welke getoetst zijn op validiteit en<br />

betrouwbaarheid. De onderzoeken vonden bij<br />

alle kinderen onder dezelfde (licht)omstandigheden<br />

plaats (500 lux op tafelhoogte).<br />

ANALYSE<br />

Gezien het kleine aantal kinderen en de<br />

heterogene samenstelling van de pilotgroep is<br />

statistische analyse niet mogelijk. Het onderzoek<br />

is daarom descriptief van aard.<br />

RESULTATEN<br />

De onderzoeksgroep bestond uit zes jongens<br />

en vier meisjes tussen vijf en twaalf jaar, gemiddelde<br />

leeftijd 8,4 jaar (tabel 1). Bij negen<br />

van de tien kinderen was sprake van een neurologische<br />

aandoening en bij zeven kinderen<br />

werden elders cerebrale afwijkingen gevonden<br />

met beeldvormende technieken (MRI, CT-scan,<br />

echo). Bij één kind was sprake van een onbegrepen<br />

ontwikkelingsachterstand.<br />

Alle kinderen waren bekend bij een oogarts. Strabismus<br />

kwam voor bij acht kinderen, in de<br />

meeste gevallen exotropie (n=6), een keer na<br />

operatie voor esotropie. Drie kinderen hadden<br />

een DVD. Van de twee kinderen met een rechte<br />

oogstand had alleen kind 9 ook stereopsis. Bij vijf<br />

kinderen was sprake van nystagmus, manifest<br />

(n=2) of latent (n=3). Bij twee kinderen werd in<br />

de opgevraagde oogheelkundige gegevens opticopathie<br />

respectievelijk opticusatrofie vermeld,<br />

bij oogheelkundig onderzoek bleken vijf kinderen<br />

in meer of mindere mate afwijkende papillen<br />

te hebben (tabel 2). Bij vier kinderen was sprake<br />

van een brekingsafwijking van meer dan 3 dioptrieën<br />

(sferisch equivalent). Slechts één kind had<br />

een visus < 0,3, het WHO-criterium voor slechtziendheid,<br />

vijf kinderen hadden een visus > 0,6<br />

en voldeden dus niet aan het visuscriterium voor<br />

het project. Hierbij moet de kanttekening geplaatst<br />

worden dat niet altijd een Snellenvisus<br />

was bepaald. Op basis van de overige informatie<br />

vooraf werd voor deze kinderen toch besloten tot<br />

onderzoek. Opvallend was dat negen kinderen<br />

hinder ondervonden van crowding (binoculair<br />

bepaald). Bij acht kinderen was het gezichtsveld<br />

aangedaan. Dit waren vooral lichte beperkingen<br />

tussen 15 en 30 graden. Alleen kind 8 had een<br />

beperking van het gezichtsveld van meer dan 30<br />

graden. De hulpvragen van de kinderen betroffen<br />

onder meer wisselend visueel functioneren, visuele<br />

inattentie, onzekerheid bij bewegen, problemen<br />

met afstemmen in kijken en handelen,<br />

moeite met trap lopen en met overgangen in de<br />

vloer, gebrek aan visueel overzicht, trage verwerking<br />

van visuele informatie en problemen met<br />

ruimtelijke oriëntatie.<br />

4


Tabel 1.<br />

Voorgegevens<br />

KIND<br />

GESLACHT<br />

LEEFTIJD<br />

*MEDISCHE<br />

HOOFDDIAGNOSE<br />

* MRI * CT * ECHO * EEG<br />

OOGHEELKUNDIGE<br />

DIAGNOSE<br />

1 M 5 meningitis<br />

epilepsie<br />

bilaterale<br />

afwijkingen<br />

occipitaal en<br />

temporooccipitaal<br />

hypoplasie vermis<br />

niet verricht niet verricht geen gegevens exotropie met DVD<br />

2 M 10 microcephalus geen duidelijke<br />

afwijkingen<br />

lichte frontale<br />

corticale atrofie<br />

niet verricht normaal nystagmus<br />

hoge myopie<br />

exotropie<br />

3 M 7 encephalopathie niet verricht normaal niet verricht diffuus gestoord exotropie<br />

nystagmus latens<br />

hypermetropie<br />

met astigmatisme<br />

4 M 9 status na<br />

subarachnoidale<br />

bloeding<br />

haemorrhagische<br />

infarcering<br />

bdz. art.<br />

cerebri post.;<br />

links sub-insulair;<br />

links frontoparietaal;<br />

rechts parasagittaal<br />

frontaal;<br />

links cerebellair<br />

hydrocephalus niet verricht linker hemisfeer<br />

hypo-functionele<br />

afwijkingen<br />

cerebrale visuele<br />

stoornis<br />

VEP normaal<br />

5 M 6 intracerebrale<br />

bloeding<br />

2003 kleine<br />

restafwijking rechts<br />

periventriculair<br />

niet verricht<br />

graad II<br />

intracraniële<br />

bloeding<br />

geen gegevens<br />

esotropie<br />

nystagmus latens<br />

astigmatisme<br />

6 M 9 encephalopathie porencephale cyste<br />

linker hemisfeer<br />

idem MRI niet verricht afwijkend nystagmus<br />

opticopathie<br />

exotropie<br />

7 V 7 cerebrale parese niet verricht niet verricht cyste plexus<br />

chorioideus<br />

niet verricht<br />

acc.<br />

esotropie<br />

met DVD<br />

hypermetropie<br />

8 V 12 encephalopathie<br />

epilepsie<br />

geen gegevens<br />

bilat.atrofie<br />

visuele cortex<br />

en lobus occipitalis<br />

geen gegevens geen gegevens opticusatrofie<br />

sec.exotropie<br />

met DVD<br />

nystagmus latens<br />

hypermetropie<br />

met astigmatisme<br />

9 V 8 geen<br />

bijzonderheden<br />

niet verricht niet verricht niet verricht niet verricht hoge myopie<br />

VEP/ ERG<br />

normaal<br />

10 V 11 epilepsie geen gegevens geen gegevens geen gegevens afwijkend exotropie<br />

*: zoals verstrekt door derden (kinderarts/neuroloog/revalidatiearts/oogarts)<br />

Visueel-perceptuele bevindingen (tabel 3): het<br />

herkennen van figuren op basis van onvolledige<br />

informatie (gestalt closure) bleek bij zes<br />

van de acht kinderen lastig te zijn. Figuurachtergrondwaarneming<br />

was zwak op tenmin-<br />

ste een van de drie taken voor zeven van de<br />

negen kinderen. Het terugzoeken van onderdelen<br />

op een overzichtsplaat (detailwaarneming)<br />

bleek voor zes van de negen kinderen<br />

problemen op te leveren. De visuele attentietest<br />

5


Tabel 2.<br />

Oogheelkundig en visueel functieonderzoek<br />

KIND<br />

VISUS BIN.<br />

REFRACTIE * OS OF OD >+3 OF


Tabel 3.<br />

Neuropsychologisch functioneren<br />

VENTRAL STREAM<br />

DORSAL STREAM<br />

KIND<br />

OBJECT<br />

RECOGNITIE<br />

WAARNEMING<br />

GESTALT<br />

CLOSURE<br />

DETAIL<br />

WAARNEMING<br />

VISUEEL<br />

GEHEUGEN<br />

VORM-<br />

VISUO-<br />

MOTORISCHE<br />

FUNCTIES<br />

VISUOSPATIËLE<br />

WAARNEMING<br />

WAARNEMING<br />

VAN RICHTING<br />

FIGUUR<br />

ACHTERGROND<br />

1 - - + + + - -<br />

2 - - + + + + + + +<br />

3 + - - - - - +<br />

4 + + + + + + - +<br />

5 + + + + + + + - +<br />

6 + + + + + + + + +<br />

7 + - - - + + + -<br />

8 + + + + + + + +<br />

9 + + - - + + - +<br />

10 - +<br />

+ afwijkend, - normaal<br />

Tabel 4.<br />

Bewegingsonderzoek<br />

PATROON<br />

COÖRDINATIE<br />

ARMEN<br />

COÖRDINATIE<br />

BENEN<br />

VARIATIE<br />

ARMEN<br />

VARIATIE<br />

BENEN<br />

SPIERKRACHT<br />

CONTROLE<br />

KIND MOTOMETRIE LOOP-<br />

BEWEGINGS-<br />

BEWEGINGS-<br />

HOUDINGS-<br />

VOORKEURS-<br />

HOUDING<br />

ROMP<br />

1 Licht<br />

vertraagd<br />

+ + + - - + -<br />

2 Ernstig<br />

vertraagd<br />

+ + ++ - - + + +<br />

3 Licht<br />

vertraagd<br />

- + + - - + + -<br />

4 Ernstig<br />

vertraagd<br />

+ + + + + - -<br />

5 Licht<br />

vertraagd<br />

- + - - - + - -<br />

6 Pathologisch + ++ + + + - +<br />

7 Pathologisch + + ++ - + + -<br />

8 Pathologisch + + + + + + + +<br />

9 Normaal - + + - - + + +<br />

10<br />

+ matig, ++ zwak, - normaal<br />

7


Tabel 5. Algemeen functioneren<br />

PSYCHOLOOG ORTHOPTIST FYSIOTHERAPEUT<br />

KIND<br />

NON VERBALE IQ-SCORE<br />

(KAUFMAN SCORE)<br />

BEPERKING ALGEMEEN<br />

GEDRAG (CONCENTRATIE<br />

AANDACHT ETC)<br />

BEPERKING<br />

BASISVAARDIGHEDEN<br />

MAX. 11<br />

CVI VERSCHIJNSELEN<br />

MAX.10<br />

VISUELE ATTENTIE<br />

OOGCONTACT<br />

OPMERKEN OBSTAKELS<br />

AFSTAND SCHATTEN<br />

HOOGTEVERSCHIL SCHATTEN<br />

MOTORISCHE PLANNING<br />

UITVOEREN VERBALE<br />

OPDRACHT<br />

1 58 Ja 6 5 + - + + ++ + -<br />

2 54 Ja 6 3 + + + - - ++ +<br />

3 80-90 Ja 3 5 - - - - - - +<br />

4


Multidisciplinaire conclusie: uiteindelijk was bij<br />

acht van de tien kinderen inderdaad sprake van<br />

gecombineerde visuele stoornissen. Zeven kinderen<br />

hadden stoornissen op drie visuele functiegebieden<br />

en een kind op alle vier de visuele<br />

functiegebieden. Van de twee kinderen zonder<br />

gecombineerde stoornissen werd bij een kind<br />

(kind 10) de diagnostiek na de eerste onderzoeksdag<br />

afgebroken omdat duidelijk bleek dat<br />

de beperkingen in het visueel functioneren niet<br />

verklaard konden worden vanuit de visuele<br />

functies. Wel vertoonde zij afwijkend kijkgedrag<br />

dat zou kunnen passen bij een autisme<br />

spectrum stoornis. Deze diagnose was overigens<br />

nog niet eerder gesteld, anders was zij niet<br />

toegelaten voor onderzoek, daar autisme een<br />

exclusiecriterium is. Er werd geadviseerd elders<br />

vervolgonderzoek hiernaar te laten verrichten.<br />

Het tweede kind dat uiteindelijk niet tot de<br />

doelgroep behoorde (kind 9) had reeds een<br />

regulier diagnostisch onderzoek ondergaan.<br />

Vanaf haar vijfde jaar ontstonden er allerlei<br />

ontwikkelingsproblemen. Naast verminderde<br />

visus, die overigens door het dragen van de<br />

juiste bril inmiddels verbeterd was, bestond er<br />

een vermoeden dat er stoornissen in de visuele<br />

perceptie waren. Dit vermoeden werd met uitgebreid<br />

onderzoek niet bevestigd, maar er kon<br />

aangetoond worden dat de beperkingen welke<br />

dit meisje ondervond het gevolg waren van<br />

haar zwakke cognitieve mogelijkheden.<br />

Bij S. bleek de discrepantie tussen visus en het<br />

visueel- en schools functioneren verklaard te<br />

kunnen worden vanuit de stoornissen in de<br />

verschillende visuele functiegebieden. Er was<br />

niet alleen sprake van een verminderde visus<br />

maar ook van een beperkt gezichtsveld, hinder<br />

van crowding, visueel-perceptuele stoornissen<br />

en vertraagde verwerking van visuele informatie.<br />

Het voorzichtige, onzekere gedrag werd<br />

mede hierdoor bepaald. In het bewegen<br />

speelde daarnaast een zwak evenwicht een rol.<br />

S. had ook nog geen systematische kijkstrategie<br />

ontwikkeld.<br />

Voor alle kinderen bleken de onderzoekers in<br />

staat algemene handelingsadviezen te geven,<br />

alsmede meer specifieke adviezen vanuit de<br />

deelonderzoeken. De meer concrete adviezen<br />

waren op het terrein van omgevingsaanpassingen,<br />

visuele vaardigheidstraining, visueel afhankelijke<br />

taaktraining en het gebruik van compensatiestrategieën.<br />

Bij S. bleek kinderfysiotherapeutische<br />

behandeling wenselijk. In oriëntatie<br />

en mobiliteit kon gebruik gemaakt worden van<br />

haar goede kleurwaarneming met aandacht<br />

voor het aanleren van een systematische kijkstrategie.<br />

Materiaal moest recht voor haar aangeboden<br />

worden, waarbij gebruik gemaakt<br />

werd van een opzettafel. Daarnaast diende het<br />

materiaal eenvoudig, overzichtelijk en duidelijk<br />

gestructureerd aangeboden te worden. Verder<br />

werd geadviseerd de kijktijd te verlengen en<br />

vragen en opdrachten herhaald aan te bieden.<br />

Vervolgens werden de gegeven adviezen naast<br />

het handelingsplan van de school gelegd om<br />

aan de hand hiervan een taakanalyse te kunnen<br />

maken van de benodigde visuele vaardigheden.<br />

Evaluatie van de uitvoering van de gegeven<br />

adviezen alsmede van het effect hiervan op het<br />

visueel functioneren moet nog plaatsvinden.<br />

DISCUSSIE<br />

Beide doelstellingen van het project zijn voor<br />

een groot deel gerealiseerd. Het is mogelijk<br />

gebleken om met name op functieniveau het<br />

visueel functioneren vast te leggen. Het in kaart<br />

brengen van het visueel functioneren op niveau<br />

van activiteiten en participatie blijkt moeilijker.<br />

Ondermeer de hiervoor samengestelde vragenlijst<br />

behoeft nadere toetsing. De afname van<br />

het volledige, gestandaardiseerde onderzoeksprotocol<br />

kostte veel tijd. Na het pilotonderzoek<br />

is gekeken welke onderdelen van het onderzoeksprotocol<br />

de noodzakelijke en meest relevante<br />

informatie geven. Vanuit onze klinische<br />

ervaringen met deze tien kinderen en de analyse<br />

van de data is een gefaseerd protocol<br />

gemaakt. In de eerste fase wordt op alle onderdelen<br />

beperkt onderzoek verricht. Zo nodig<br />

vindt meer verfijnde vervolgdiagnostiek plaats.<br />

Om de geschiktheid van het diagnostisch protocol<br />

verder te verstevigen is het nodig gege-<br />

10


vens in een database te blijven verzamelen. De<br />

doelgroep is duidelijk: het gaat om kinderen die<br />

vaak niet slechtziend zijn volgens de geldende<br />

criteria van visus en gezichtsveld, maar die in<br />

het dagelijks leven wel duidelijk visuele beperkingen<br />

ondervinden en die daarnaast een<br />

belaste voorgeschiedenis hebben voor het ontwikkelen<br />

van visuele stoornissen, niet alleen<br />

visueel sensorisch, maar ook visueel perceptueel,<br />

visuomotorisch en oculomotorisch. Bij hen<br />

hebben we in het onderzoek naar de visuele<br />

functies en het visueel gedrag mogelijke verklaringen<br />

kunnen vinden voor de visuele beperkingen<br />

waarmee ze werden aangemeld. De<br />

gevonden stoornissen blijken op zich niet altijd<br />

even ernstig te zijn, maar omdat de kinderen op<br />

meerdere functiegebieden stoornissen hebben,<br />

treedt mogelijk een cumulatief of versterkend<br />

effect op, hetgeen leidt tot de beperkingen in<br />

het visueel functioneren. Alle kinderen ondervonden<br />

beperkingen in het visueel functioneren<br />

op meerdere van de geïnventariseerde<br />

gebieden, een kind zelfs op alle gebieden.<br />

De in- en exclusiecriteria bleken niet helemaal<br />

te voldoen. Immers vijf van de tien kinderen uit<br />

het pilotonderzoek bleken niet in aanmerking<br />

te komen voor onderzoek, terwijl de ernst van<br />

hun problemen wel aanleiding was voor een<br />

duidelijke hulpvraag. De visus-bovengrens van<br />

0,6 is discutabel. Wanneer een kind met een<br />

hogere visus wordt aangemeld met een duidelijke<br />

vraagstelling, opvallende visuele beperkingen<br />

en een risicovolle anamnese voor het<br />

ontwikkelen van visuele stoornissen, kan toch<br />

besloten worden tot onderzoek, zeker als er<br />

geen informatie over het gezichtsveld bekend is<br />

en de visus niet met Snellen optotypen bepaald<br />

is. Het gezichtsveld is niet expliciet als inclusiecriterium<br />

opgenomen. Niet omdat dit minder<br />

belangrijk is, maar omdat vanuit de voorgegevens<br />

hierover vaak niets bekend is. De visusondergrens<br />

kan gehandhaafd worden. Wanneer<br />

de visus lager is dan 0,1 is de invloed van de<br />

slechtziendheid op het functioneren dermate<br />

groot dat het moeilijk wordt te differentiëren<br />

tussen de verschillende visuele functiestoornissen.<br />

Binnen de projectgroep is discussie gevoerd of<br />

de aanwezigheid van beeldvormend onderzoek<br />

(CT, MRI, echo van de hersenen) als inclusiecriterium<br />

meegenomen moet worden. We concludeerden<br />

dat we dit nastreven, maar dat het niet<br />

beschikken over deze gegevens geen aanleiding<br />

vormt een kind uit te sluiten van onderzoek.<br />

Gegevens uit de MRI of CT-scan kunnen<br />

geconstateerde visuele stoornissen bevestigen,<br />

maar zijn niet strikt nodig om handelingsgerichte<br />

adviezen te geven. In die zin hebben de<br />

resultaten van de multidisciplinaire diagnostiek<br />

een grotere praktische relevantie.<br />

Er blijkt behoefte te bestaan aan de expertise met<br />

betrekking tot diagnostiek bij kinderen met complexe<br />

visuele problemen. Het kostte geen enkele<br />

moeite om uit de reguliere aanmeldingen tien<br />

kinderen te selecteren voor het pilotproject. De<br />

kinderen werden vooral door revalidatie-instellingen<br />

aangemeld en in mindere mate door oogartsen<br />

en orthoptisten, hoewel de meeste kinderen<br />

daar wel reeds bekend waren. Dit wordt<br />

mogelijk veroorzaakt door het feit dat oogartsen<br />

en orthoptisten zich bij het verwijzen vooral<br />

laten leiden door de visus- en gezichtsveldcriteria<br />

van de WHO. De Richtlijn Verwijzing van<br />

slechtzienden en blinden van het Nederlands<br />

Oogheelkundig Gezelschap (NOG 2004) biedt<br />

overigens al meer ruimte om te verwijzen bij<br />

hulpvragen die regulier niet beantwoord kunnen<br />

worden. Wellicht kan de gestructureerde klinische<br />

vragenlijst van Houliston, Dutton e.a.<br />

(1999) helpen bij het in kaart brengen van de<br />

visuele beperkingen in het dagelijks leven, zodat<br />

gerichte doorverwijzing in voorkomende gevallen<br />

mogelijk is. Omdat veel kinderen uit de doelgroep<br />

reeds onder orthoptische behandeling zijn<br />

vanwege scheelzien heeft met name de orthoptist<br />

een belangrijke rol bij het onderkennen van<br />

beperkingen in het visueel functioneren en het<br />

verwijzen voor verder onderzoek. Het onderzoeksprotocol<br />

kan opgenomen worden in het<br />

zorgaanbod van Sensis: er is vraag naar en het<br />

heeft onzes inziens een meerwaarde.<br />

De vraag is echter of dit onderzoek regulier, dat<br />

wil zeggen via de AWBZ, gefinancierd kan worden.<br />

Immers vooraf is bekend dat het kind niet<br />

11


voldoet aan de huidige indicatiecriteria van<br />

visus en gezichtsveld. Wel is vooraf bekend dat<br />

er visuele beperkingen zijn en dat sprake is van<br />

een belaste anamnese voor het ontwikkelen<br />

van visuele stoornissen op meerdere gebieden.<br />

Dit rechtvaardigt een multidisciplinair onderzoek<br />

naar de visuele functies.<br />

Samenvattend, met de gebruikte testbatterij<br />

zijn we beter in staat de visuele stoornissen op<br />

de verschillende gebieden te objectiveren en te<br />

differentiëren. Het objectiveren van de beperkingen<br />

in het visueel functioneren is met name<br />

in de intakefase moeilijk en behoeft verdere<br />

uitwerking. De specifieke onderzoeksbevindingen<br />

maken het mogelijk om gerichte adviezen<br />

te geven voor begeleiding/behandeling, zij het<br />

nog niet optimaal. Een vervolgproject gericht<br />

op begeleiding/behandeling bij kinderen met<br />

gecombineerde visuele stoornissen is daarom<br />

nodig. De doelgroep kinderen met complexe<br />

visuele problemen bestaat voor een groot deel<br />

uit kinderen die niet vallen binnen de WHOcriteria<br />

voor slechtziendheid. Instellingen voor<br />

visueel gehandicapten lijken als eerste aangewezen<br />

om deze kinderen te helpen omdat zij<br />

de benodigde expertise in huis hebben. Hiervoor<br />

is het wel noodzakelijk dat de huidige<br />

indicatiecriteria voor diagnostiek en begeleiding<br />

door deze instellingen voor blinden en<br />

slechtzienden worden aangepast. De indicatiecriteria<br />

moeten zich niet beperken tot criteria<br />

voor de visus en het gezichtsveld (visueel sensorische<br />

stoornissen). De (medische) diagnose,<br />

(vermoeden van) stoornissen in de andere<br />

visuele functiegebieden en de informatie over<br />

het visueel functioneren en de beperkingen die<br />

een kind daarin ondervindt zijn eveneens van<br />

belang bij de indicatiestelling. De ICF biedt<br />

hiervoor een goed kader.<br />

LITERATUUR<br />

ATKINSON J. -The developing visual brain.<br />

New York: Oxford University Press, 2000<br />

DUTTON G.N., JACOBSON L.K. -Cerebral<br />

visual impairment in children. Semin. Neonatol.<br />

dec. 2001, 6 (6): 477-485<br />

DUTTON G.N, BALLANTYNE J., BOYD G.,<br />

BRADNAM M., DAY R., MC. CULLOCH<br />

D., MACKIE R., PHILLIPS S., SAUNDERS<br />

K. -Cortical visual dysfunction in children:<br />

a clinical study. Eye, 1996: 10 :302-309<br />

DUTTON G.N., DAY R.E., MC. CULLOCH<br />

D.L. -Who is a visually impaired child A<br />

model is needed to address this question<br />

for children with cerebral visual impairment.<br />

Dev. Med. Child. Neurol.1999;<br />

41(3):212-3<br />

EKEN P., DE VRIES L.S.,VAN DER GRAAF Y.,<br />

MEINERS L.C.,VAN NIEUWENHUIZEN<br />

O. -Haemorrhagic-ischaemic lesion of the<br />

neonatal brain: correlation between cerebral<br />

visual impairment, neurodevelopmental<br />

outcome and MRI infancy. Dev. Med.<br />

Child. Neurol. 1995; 37(1):41-55<br />

EKEN P., DE VRIES L.S.,VAN NIEUWENHUI-<br />

ZEN O., SCHALIJ-DELFOS N.E., REITS<br />

D., SPEKREIJSE H. -Early predictors of<br />

cerebral visual impairment in infants with<br />

cystic leukomalacia. Neuropediatrics 1996;<br />

27(1):16-25<br />

EKEN P.,VAN NIEUWENHUIZEN O.,VAN<br />

DER GRAAF Y., SCHALIJ-DELFOS N.E.,<br />

DE VRIES L.S. -Relation between neonatal<br />

cranial ultrasound abnormalities and cerebral<br />

visual impairment in infancy. Dev.<br />

Med. Child. Neurol.1994; 36(1):3-15<br />

GUZZETTA A., MERCURI E., CIONI G. -<br />

Visual disorders in children with brain<br />

lesions, 2 Visual impairment associated<br />

with cerebral palsy. Europ. J. Paediatr. Neurol.<br />

2001; 5(3):115-9 Review<br />

13


HOULISTON M.J., TAGURI A.H., DUTTON<br />

G.N., HAJIVASSILIOU C.,YOUNG D.G. -<br />

Evidence of cognitive visual problems in<br />

children with hydrocephalus: a structured<br />

clinical history-taking strategy, Dev. Med.<br />

& Child Neur., 1999, 41: 297-306<br />

ICD-10 -<strong>International</strong> Classification of Diseases<br />

and Related Health Problems. Geneva:<br />

World Health Organization, 1992<br />

ICIDH -<strong>International</strong> Classification of Impairments,<br />

Disabilities, and Handicaps.<br />

Geneve: World Health Organization, 1993<br />

ICF -<strong>International</strong> Classification of Functioning,<br />

Disability, and Health. Geneva: World<br />

health Organization, 2001<br />

JACOBSON L.K., DUTTON G.N. -Periventricular<br />

leukomalacia: an important cause of<br />

visual and ocular motility dysfunction in<br />

children. Surv. Ophthalmol. 2000; 45(1):1-<br />

13<br />

JACOBSON L.K., LUNDIN S., FLODMARK<br />

O., ELLSTROM K.G. -Periventricular leukomaliacia<br />

causes visual impairment in preterm<br />

children. A study on the aetiologies of<br />

visual impairment in a population-based<br />

group of preterm children born 1989-95 in<br />

the county of Varmland, Sweden. Acta<br />

Ophthalmol. Scand. 1998;76(5):593-8<br />

JAN J.E., LYONS C.J., HEAVEN R.K., MAT-<br />

SUBA C. -Visual impairment due to a dyskinetic<br />

eye movement disorder in children<br />

with dyskinetic cerebral palsy. Dev. Med.<br />

Child. Neurol. 2001; 43(2): 108-12<br />

LANCI G., FAZZI E., UGGETTI C., CAVAL-<br />

LINI A., DANOVA S., EGITTO M.G.,<br />

GINEVRA O.F., SALATI R., BIANCHI P.E. -<br />

Cerebral visual impairment in periventricular<br />

leukomalacia. Neuropediatrics<br />

1998;29(3):145-50<br />

NOG -Richtlijn Verwijzing van slechtzienden<br />

en blinden. 2004<br />

PORRO G.L. -Vision and visual behavior in<br />

responsive and u<strong>nr</strong>esponsive neurologically<br />

impaired children. Proefschrift Universiteit<br />

Utrecht, 1998<br />

SENSIS -Projectverslag. Diagnostiek en advisering<br />

bij kinderen met complexe visuele<br />

problemen. De ontwikkeling van een diagnostisch<br />

protocol. 2004<br />

STIERS P.,VAN DEN HOUT B.M., HAERS M.,<br />

VERDERKELEN R., DE VRIES L.S.,VAN<br />

NIEUWENHUIZEN O.,VANDENBUS-<br />

SCHE E. -The variety of visual perceptual<br />

impairments in pre-school children with<br />

perinatal brain damage. Brain Dev. 2001;<br />

23(5):333-48<br />

VAN DEN HOUT M. -From cerebral visual to<br />

visual perceptual impairment : a prospective<br />

study of visual perceptual impairment in<br />

children at age 5 year with haemorrhagic or<br />

ischaemic lesions of the neonatal brain.<br />

Proefschrift Universiteit Utrecht, 2002.<br />

14


OCULAIRE VASCULAIRE LAESIES 1<br />

R.J.W. de Keizer<br />

hoogleraar oogheelkunde LUMC te Leiden<br />

Voordracht gehouden tijdens de Boerhaavecursus Kinderoogheelkunde II op 28 januari <strong>2005</strong> te Leiden<br />

INLEIDING<br />

De vasculaire laesies in en rond het visuele<br />

systeem kunnen bestaan uit een enkelvoudige<br />

of complexe groep afwijkingen. Men onderscheidt:<br />

- gelokaliseerde vormen van het ooglid, zoals<br />

capillair haemangioom, al of niet doorlopend<br />

in de oogkas<br />

- oculaire cerebrale vormen, zoals de phacomatosen<br />

of oculaire neurocutane laesies<br />

- arterio- en/of veneuze abnormale verbindingen<br />

- multipele vasculaire afwijkingen die in vele<br />

organen kunnen voorkomen met onder<br />

andere uitingen in en rond het oog.<br />

GELOKALISEERDE VORM<br />

HET CAPILLAIRE HAEMANGIOOM<br />

Deze vasculaire afwijking is de meest frequente<br />

tumor op kinderleeftijd. 2.6% tot 10% van de<br />

kinderen jonger dan één jaar heeft een zichtbaar<br />

haemangioom, eenderde al bij de geboorte,<br />

tweederde binnen enkele weken [Haik<br />

et al. 1994].<br />

We onderscheiden vier typen:<br />

1. het gemakkelijk te herkennen oppervlakkige<br />

type, die bij druk bleker wordt, een aardbeipatroon<br />

heeft en vervormbaar is<br />

2. het diepe type. Meestal is aanvullende beeldvorming<br />

nodig om bijvoorbeeld een neuroen<br />

rhabdomyosarcoom te differentiëren<br />

3. we onderscheiden ook een combinatie van<br />

beide typen meer subcutaan gelegen<br />

4. systemisch, volgens sommige studies<br />

komen bij een kwart van de patiënten ook<br />

haemangiomen elders op het lichaam voor.<br />

Extra alert dient men te zijn op de intestinale<br />

lokalisaties met bloedverlies en thrombopenie,<br />

ook wel het syndroom van Kasalbach Merrit<br />

genoemd. Bij deze multipele haemangiomen is<br />

onderzoek door de kinderarts altijd van belang.<br />

De blauwe waas is bij het haemangioom vaak<br />

wel te herkennen en het haemangioom is<br />

meestal wel indrukbaar. Soms is de diagnose<br />

gemakkelijker door het ooglid om te klappen<br />

zodat het haemangioom zichtbaar wordt onder<br />

de conjunctiva/fornix.<br />

Combinaties van de verschillende typen komen<br />

ook voor, zoals de combinatie ooglid/orbita. De<br />

grootste problemen geven de ptosis en het<br />

volume van de tumor omdat beiden astigmatisme<br />

en amblyopie kunnen induceren (41-60%<br />

amblyopie en 36% strabismus) [Foster et al 2002].<br />

De behandeling is gericht op het voorkomen<br />

van amblyopie door middel van intensieve<br />

orthoptische begeleiding. In het eerste jaar<br />

neemt het haemangioom in volume toe, na de<br />

negende tot twaalfde maand involueert het<br />

geleidelijk tot het vijfde tot zevende jaar. Indien<br />

nodig kan hierna een cosmetische behandeling<br />

bij de rest van het haemangioom plaatsvinden.<br />

Frequent kinderophthalmologisch en orthoptisch<br />

onderzoek met amblyopiebehandeling<br />

zijn nodig. Als het ooglid progressief gesloten<br />

1.<br />

) Onder redactie van R.J.W. de Keizer, M. Swart-v.d. Berg en N.E. Schalij-Delfos. Met toestemming overgenomen<br />

met enige aanvullingen uit ISBN 90-6767-566-0<br />

15


aakt ontstaat er gevaar op deprivatie amblyopie.<br />

Wanneer het astigmatisme toeneemt is<br />

agressievere behandeling noodzakelijk met<br />

intralesionaal steroïden, eventueel oraal toegediend<br />

(tabel 1) en met als medebehandelaar de<br />

kinderendocrinoloog [Kunstner 1982].<br />

Tabel 1.<br />

Differentiaaldiagnose haemangiomen bij<br />

jonge kinderen<br />

- Capillair haemangioom<br />

- Caverneus haemangioom<br />

- Arterioveneuze malformatie<br />

- Dermoid<br />

- Neurofibroom<br />

- Heamangiopericytoom<br />

- Histiocytose X<br />

- Rhabdomyosarcoma<br />

- Dacryocystocele<br />

- Encephalocele<br />

Indien er alsnog problemen ontstaan, of bij<br />

ernstige multiple haemangioomvormen en<br />

thrombopenie, is interferonbehandeling geïndiceerd.<br />

Wanneer duidelijk aan- en afvoerende<br />

vaten worden waargenomen is zelfs embolisatie<br />

te overwegen [de Keizer 1987].<br />

LASER-technieken zijn in opkomst maar deze<br />

zijn uitsluitend voor de oppervlakkige capillaire<br />

typen. Chirurgie is moeilijk vanwege de kans<br />

op veel bloedverlies. De scheidingsvlakken zijn<br />

chirurgisch nauwelijks of niet te onderscheiden<br />

en er is een grote kans op littekenvorming.<br />

Deze behandeling voor de cosmetiek vindt<br />

daarom pas plaats rond het negende jaar.<br />

HET LYMPHANGIOOM OF HAEM-LYMPHANGIOOM<br />

In de literatuur bestaat veel discussie over wat het<br />

lymphangioom of haem-lymphangioom nu<br />

eigenlijk voor een afwijking is, maar de laesie<br />

gaat in ieder geval uit van pluri-potente embryonale<br />

endotheelcellen (controverse Wright: haemangioma<br />

versus Jakobiec: lymphangioma) [de<br />

Keizer 1985]. Vaak is het een combinatie van<br />

haem- en lymphangioom en er kunnen enkele<br />

jaren zelfs variceuze aspecten ontstaan. De Amerikaanse<br />

Orbital Society deelt deze laesie daarom<br />

in in de ‘no flow’malformaties = type 1.<br />

Men onderscheidt drie typen:<br />

- oppervlakkig,<br />

- diep<br />

- een combinatie.<br />

De eerste symptomen ontstaan pas op de kinderleeftijd,<br />

maar we zagen toch al enkele kinderen<br />

rond het eerste jaar (in ongeveer eenderde<br />

van de gevallen). Het beloop van deze<br />

vasculaire laesies per individuele patiënt is niet<br />

goed te voorspellen maar er zijn wel enige klinische<br />

overeenkomsten. De laesie kan er bleek<br />

uitzien of rood/blauw doorschemeren. Een laesie<br />

in de orbita kan plots bloeden (door neo’s<br />

volgens Rootman) met visusdaling en proptosis<br />

als gevolg, of kan toenemen door een respiratoire<br />

infectie of door toename van de cysteinhoud<br />

zonder een echte celproliferatie. De<br />

histopathologie is beter te begrijpen als de laesies<br />

beschouwd worden als een spectrum van<br />

vasculaire hamartomen met dezelfde fundamentele<br />

componenten en relatieve hemodynamische<br />

isolatie [Rootman 2003].<br />

De afwijking is in principe niet te behandelen<br />

maar de gevolgen moeten zoveel mogelijk worden<br />

weggenomen: dat wil zeggen dreigende<br />

blindheid voorkomen door volumevermindering<br />

en bij gemakkelijke toegankelijkheid door<br />

middel van cyste-extirpatie-debulking. Deze<br />

ingreep geeft echter dezelfde chirurgische problemen<br />

als bij het capillaire haemangioom.<br />

Ook is er kans op sterke toename van het postoperatieve<br />

oedeem. CO 2-laser zou een mogelijkheid<br />

zijn met minder problemen. Steroïden<br />

hebben geen effect. Wij hebben een aantal<br />

malen met succes bij een intraorbitale bloeding<br />

in de cyste, met massa, in plaats van uitwendig<br />

debulking, onder CT/ECHO na MRI-analyse,<br />

intralesionale puncties uitgevoerd om de cyste<br />

te ontlasten. Soms krijgen we te maken met<br />

een zeer uitgebreide complexe laesie die intralesionale<br />

shunts bevat of een vasculaire<br />

veneuze intracerebrale uitbreiding heeft, met<br />

daardoor diagnostische moeilijkheden.<br />

16


CEREBRO-VASCULAIRE<br />

MALFORMATIES<br />

Lasjaunias [Luo et al. 2003] heeft betreffende<br />

het ontstaan van de vasculaire malformaties,<br />

geprobeerd nieuwe theorieën op te stellen. Hij<br />

beschouwt deze afwijkingen als aangeboren op<br />

basis van een stoornis in de embryonale ontwikkeling<br />

van de vasculaire morphogenesis.<br />

Ofschoon ze reeds bij de geboorte aanwezig<br />

zijn kunnen vasculaire malformaties pas op<br />

latere leeftijd symptomen gaan geven. In principe<br />

groeien en evolueren ze niet, maar ze kunnen<br />

groter worden onder invloed van haemodynamische<br />

veranderingen of specifieke<br />

triggers. Er is dus geen cellulaire proliferatie<br />

zoals bij haemangiomen. Het betreft een breed<br />

scala aan angiografische afwijkingen, gebaseerd<br />

op de onderliggende vaatafwijking (arterieel,<br />

capillair, capillair-veneus, veneus, lymphatic,<br />

veno-lymphatisch gelaat, orbita en cerebrale<br />

malformaties). Gedurende de vasculaire embryogenesis<br />

ontstaat uit de neurale lijstcellen de<br />

tunica media van deze vaten en groeit uit in de<br />

verschillende kieuwboge<strong>nr</strong>egio’s. De mesodermale<br />

endotheelcellen groeien op dezelfde manier<br />

uit. Indien hierin stoornissen optreden noemt<br />

Lasjaunias deze metameric transversale uitgroei<br />

het cerebrofaciale arterioveneuze metameric syndroom<br />

(CMVS).Volgens deze theorie ontstaan er<br />

dan de afwijkingen in kiewboogregio’s CMVS I, II<br />

en III.<br />

HET STURGE WEBER SYNDROOM<br />

(ENCEPHALOFACIALE ANGIOMATOSIS SYNDROOM)<br />

Deze afwijking is meestal gemakkelijk te herkennen<br />

aan de paarsrode vlek van het caverneuze<br />

haemangioom bijvoorbeeld van het gelaat met<br />

subcutaan lymphmalformatie “van de eerste tak<br />

van de trigeminus in het gelaat”, volgens Luo<br />

echter nu behorend tot de CMVS groep II. Soms<br />

is het haemangioom uitsluitend dieper in de huid<br />

gelegen waardoor het een andere kleur krijgt en<br />

moeilijker te herkennen is. Wanneer beide gelaatshelften<br />

zijn aangedaan is de differentiële<br />

diagnose nog moeilijker.<br />

Het definitief vaststellen van deze diagnose is<br />

van groot belang omdat cerebrale leptomeningeale<br />

angiomatosis (occlusie van de venulen en<br />

veneuze malformatie met secundaire cerebrale<br />

atrofie) vaak voorkomt met verkalkingen, epilepsie<br />

en mentale retardatie. Bijzondere complicaties<br />

zijn het op latere leeftijd ontstaan van<br />

een arterio-veneuze shunt in het haemangioom<br />

en een aandoening waarbij de gehele<br />

lichaamshelft is aangedaan met hypertrofie van<br />

de botten (het syndroom van Klippel-Trenauney).<br />

De lokalisatie van het haemangioom is ook van<br />

belang. Wanneer deze gelokaliseerd is op het<br />

voorhoofd zijn er occipitale afwijkingen te verwachten,<br />

bij wangafwijkingen meer pariëtale<br />

problemen. Een wijnvlek op het gelaat betekent<br />

niet altijd dat de patiënt een Sturge Weber syndroom<br />

heeft.<br />

Glaucoom is frequent (30-50%) en wordt veroorzaakt<br />

door een aangeboren kamerhoekafwijking<br />

met tegelijk een verhoogde episclerale<br />

veneuze druk. Men ziet dan op de oogbol<br />

de typische vaatveranderingen [de Keizer 1981<br />

en 1985]. Haemangiomen van de chorioidea<br />

zijn oranje van kleur en moeilijk te onderscheiden<br />

maar zouden volgens de literatuur frequent<br />

voorkomen.<br />

ANGIOMATOSIS RETINAE ET CONJUNCTIVAE VAN<br />

FRANCOIS NEETENS [NEETENS 1980]<br />

Hierbij worden gedilateerde retinavaten gevonden<br />

die getordeerd en in een regio gelokaliseerd<br />

zijn, met daarnaast conjunctivale angiomatosis<br />

en bilaterale angiomatosis van de huid<br />

maar niet in het trigeminusgebied (nervus V1).<br />

HAEMANGIOBLASTOMA, ZIEKTE VAN HIPPEL LINDAU<br />

Het syndroom is genoemd naar de Duitse oogarts<br />

Von Hippel [Hess 2000]. De prevalentie is<br />

in de orde van 1: 60.000. In families met deze<br />

angiomatosis dient na het tiende jaar elk half<br />

jaar gezocht te worden naar retinale hemangioblastomen.<br />

Deze beginnen klein en rond met<br />

sterk gedilateerde aan- en afvoerende arteriën.<br />

17


Indien aanwezig moeten ze meteen gelaserd<br />

worden aangezien een netvliesloslating kan<br />

optreden als gevolg van groei en uitzweten van<br />

excudaten, netvliesschade en loslating kan ontstaan<br />

met blindheid als gevolg. Bij lokalisatie<br />

op de papil kan fotodynamische behandeling<br />

worden overwogen.<br />

Essentieel is het uitsluiten van cerebellaire haemangioblastomen,<br />

nier- en pancreascystentumoren<br />

en het pheochromocytoom, maar deze<br />

komen in een latere levensfase tot uiting<br />

(meestal rond het 28-36e jaar). Genetische<br />

screening en vroegtijdige opsporing met frequent<br />

klinisch onderzoek zijn van groot belang.<br />

Het gendefect ligt op de korte arm van chromosoom<br />

3. Men heeft meer dan 32 kiembaanmutaties<br />

in het VHL gen aangetoond. DNAonderzoek<br />

uit witte bloedcellen is mogelijk en<br />

vrijwel 100% betrouwbaar. Voor DNA-onderzoek<br />

komen zowel haemangioblastoom patiënten<br />

met en zonder positieve familiegeschiedenis<br />

in aanmerking [Hess 2000].<br />

(ARTERIO)VENEUZE MALFORMATIES [DE KEIZER<br />

1981, 1985, 1987, 2003, ROOTMAN 2003]<br />

Deze malformaties zijn niet zo frequent maar<br />

zijn vooral van belang bij de differentiële diagnose<br />

van de andere haemangiomen.<br />

Qua veneuze malformaties onderscheiden we<br />

tegenwoordig het door Rootman ingevoerde<br />

schema geënt op de haemodynamiek, namelijk:<br />

- niet dilaterend (minimale verbindingen met<br />

het veneuze systeem)<br />

- wel dilaterende vaatafwijkingen.<br />

Deze veneuze malformaties zijn congenitale<br />

laesies met vlakke endotheelcellen, ze groeien<br />

niet (in vitro) en zijn omgeven door dysplastische<br />

cellen. Onder de dilaterende vormen vallen<br />

de laesies die onder invloed van de Valsalva<br />

manoeuvre (bijvoorbeeld persen op de hand)<br />

toenemen in omvang, oftewel een varix met<br />

duidelijke verbindingen naar het veneuze<br />

systeem (mogelijk omdat venen in het hoofdhals<br />

gebied geen kleppen hebben). In de<br />

meeste gevallen is dit hinderlijk maar niet<br />

gevaarlijk. Het is moeilijk te opereren en eigenlijk<br />

niet weg te nemen. Lasertechnieken zijn in<br />

ontwikkeling. Soms zijn sclerosetechnieken<br />

mogelijk mits er geen essentiële veneuze afvoer<br />

bestaat.<br />

De arterioveneuze malformaties kunnen zeer<br />

gelokaliseerd in het ooglid en de orbita voorkomen<br />

maar kunnen soms ook het hele vaatstelsel<br />

hierin betrekken (cerebraal, wang, maxillaris<br />

interna gebied, neus etcetera).<br />

SPECIFIEKE SYNDROMEN<br />

HET WYBURN- MASON SYNDROOM OF BONNET-<br />

DECHAUME-BLANC<br />

De retinale, gelaats- en cerebrale arterioveneuze<br />

malformaties zijn eenzijdig gelokaliseerd<br />

op het gelaat en volgen de “visual pathway”<br />

[Luo 2003, de Keizer 1981 en 1987].<br />

Deze multipele vasculaire afwijking is vooral<br />

van belang omdat de (arterio)veneuze malformatie<br />

(AVM) van het gelaat in omvang kan toenemen<br />

oftewel groeien. De AVM van de retina<br />

neemt daarentegen over het algemeen niet toe<br />

maar kan op latere leeftijd soms een secundaire<br />

verandering van de macula lutea laten ontstaan.<br />

De diagnose is van essentieel belang<br />

omdat de intracerebrale AVM kan gaan bloeden,<br />

met alle gevolgen van dien. Bij verdenking<br />

op deze angiomatosis is een MRI en angiografie<br />

geïndiceerd.<br />

NIET-SPECIFIEKE COMBINATIES<br />

Hoewel de symptomen bij deze orbita-periorbitale<br />

AVM’s in het algemeen pas optreden in<br />

het tweede of derde levensdecade kunnen ze<br />

op kinderleeftijd al voor problemen zorgen met<br />

bijvoorbeeld ernstige bloedingen na kleine<br />

ingrepen aan het neusslijmvlies, gingivae en<br />

oogleden [Theron 1974]. Een cerebrale AVM<br />

kan zich presenteren door middel van<br />

gestuwde venen op het voorhoofd, exophthal-<br />

18


mus, papiloedeem door intracraniële drukverhoging,<br />

neurologische verschijnselen zoals epilepsie<br />

en intracraniële of subarachnoidale bloedingen.<br />

Essentieel hierbij is dat gedilateerde<br />

venen op het gelaat ook een andere betekenis<br />

kunnen hebben, namelijk de afvoer van het<br />

normale cerebrale veneuze bloed door afsluiting<br />

van een vena jugularis of aanvoerende<br />

vaten.<br />

Een andere mogelijkheid is dat intracerebrale<br />

arterioveneuze malformaties hun arterioveneuze<br />

bloed via de sinus cavernosus en orbita<br />

afvoeren [de Keizer 1981, 1987 en 2003]. Deze<br />

AVM’s kunnen groeien en nemen dan omgevende<br />

weefsels en vaten in de tumor op (eerst<br />

functioneel, later anatomisch) [French 1977].<br />

Embolisatie is nodig.<br />

Een in de orbita gelokaliseerde AVM kan, door<br />

shunting van het caverneuze arteriële bloed,<br />

‘steal’mechanisme en visusvermindering door<br />

ischaemie of hypoxie opleveren.<br />

VERWORVEN VASCULAIRE LAESIES<br />

CAROTICO-CAVERNEUZE FISTEL<br />

[DE KEIZER 1981, 2003]<br />

Bij kinderen kan soms ook een carotico-caverneuze<br />

fistel, meestal van de directe soort, voorkomen<br />

door bijvoorbeeld een schedeltrauma.<br />

Pulserende exophthalmus, geruis in het hoofd<br />

en in een later stadium gedilateerde vaatlussen<br />

staan in de symptomatologie op de voorgrond.<br />

De nervus abducens is het meest aangedaan<br />

omdat deze vrij door de sinus cavernosus loopt<br />

en gevoelig is voor ischaemie en toegenomen<br />

druk [de Keizer 1981]. Intracranieel Doppler<br />

onderzoek en Doppler-onderzoek van de carotis-<br />

en orbitavaten kunnen van dienst zijn bij de<br />

diagnose. Embolisatie met ballon of coils zijn<br />

meestal reeds in een vroege fase aangewezen<br />

methoden om visusdaling, secundair glaucoom,<br />

cardiale insufficiëntie en intracraniële<br />

veneuze hypertensie te voorkomen [de Keizer<br />

2003, Luo et al. 2003].<br />

ANDERE SOORTEN CONGENITALE<br />

VASCULAIRE AFWIJKINGEN<br />

HET SYNDROOM VAN RENDU-OSLER-WEBER<br />

Dit syndroom betreft heriditaire hemorragische<br />

teleangiëctasiën (teleangiëctasie is primair een<br />

veneuze laesie). Deze zijn het gevolg van het<br />

embryonaal falen van remodelerend bindingseiwit<br />

(endoglin) [Luo et al. 2003].<br />

Het is een dominant erfelijke aandoening met<br />

multipele aneursysmata (mond, conjunctiva)<br />

met spider naevi welke in de tweede en derde<br />

levensdecade aanwezig zijn. Tevens bestaat er<br />

een polycytaemie en zijn er intracerebrale arterio-venueze<br />

shunts. Sporadisch wordt een<br />

veneuze varixachtige afwijking in de retina,<br />

opticus of orbita gesignaleerd.<br />

TELEANGIËCTASIËEN VOLGENS LOUIS BARR<br />

Dit is een zeldzame familiaire afwijking waarbij<br />

de typische uitgezette capillairen van de conjunctiva<br />

en huid op de voorgrond staan. Er<br />

worden geen orbita-afwijkingen gemeld maar<br />

wel progressief verlopende neurologische<br />

stoornissen op basis van cerebellaire pathologie<br />

en stoornissen in het immuunsysteem met een<br />

verhoogde kans op infecties en lymphomen.<br />

Stoornissen van de oogmotiliteit uiten zich<br />

vooral als oculaire motore apraxie [de Keizer<br />

1987].<br />

LITERATUUR<br />

FOSTER J.A., KATOWITZ J.A. -Benign Pediatric<br />

Eyelid tumors. In: Katowitz JA (ed)<br />

Pedriatric oculoplastic surgery. New York,<br />

Springer, 2002, Chap. 13: pp 217-244<br />

FRENCH L.A. -Surgical treatment of arteriovenous<br />

malformations. Clin. Neurosurg.<br />

1977;24:22-33<br />

HAIK B.G., KARCIOGLU Z.A., GORDON<br />

R.A., PECHOUS B.P. -Capillary Hemangi-<br />

19


oma (Infantile periocular Hemangioma).<br />

Surv. Ophthalmol. 1994;38:399-426<br />

HESS F.J. -Von Hippel-Lindau disease: clinical<br />

and genetic investigation in the Netherlands.<br />

Thesis 2000<br />

DE KEIZER R.J.W. -Spontane Carotico-caveneuze<br />

fistels, met Glaucoom en Doppler<br />

HTG analyses bij vasculaire laesies. Thesis<br />

1981. Schipper drukwerk Zaandijk<br />

DE KEIZER R.J.W. -Vascular disorders in the<br />

orbit and in the orbital region. In: Oosterhuis<br />

J.A. (ed) Ophthalmic tumours. Dordrecht,<br />

Junk, 1985: pp 247-270<br />

DE KEIZER R.J.W. -Vascular causes of diplopia.<br />

In: Sanders E.A.C.M., de Keizer R.J.W., Zee<br />

D.S. Eye Movements Disorders. Dordrecht,<br />

Martinus Nijhoff, 1987, Chap 10: pp 101-<br />

122<br />

DE KEIZER R.J.W. -Carotid -cavernous fistulas:<br />

ocular features, diagnostic and hemodynamic<br />

considerations in relation to visual<br />

impairment and morbidity. Orbit<br />

2003;22:121-142<br />

KUNSTNER B.J. -Intralesional corticosteroid<br />

injection for infantile adnexal haemangioma.<br />

Am. J. Ophthalmol. 1982;93:496-506<br />

LUO C.B., BHATTACHARYA J.J., FERREIRA<br />

M.S., ALVARAREX H., RODESCH G.,<br />

LASJAUNIAS P.L. -Cerebrofacial vascular<br />

disease. Orbit 2003;22:89-102<br />

NEETENS A., RUBBENS M.C. -Autosomal<br />

Dominant inborn Errors of Lipid Metabolism<br />

in Vascular Phacomatosis. Ann. Ophthalmol.<br />

1980;12:972-978<br />

ORCHARD P.J., SMITH C.M., WOODS W.G.,<br />

DAY D.L., DEHNER L.P., SHAPIRO R.<br />

-Treatment of haemangioendotheliomas<br />

with alpha interferon. Lancet 1989;2:565-<br />

567<br />

ROOTMAN J. -Vascular malformations of the<br />

orbit: hemodynamic concepts. Orbit 2003;<br />

22: 103-121<br />

ROOTMAN J., MAROTTA T.R., GRAEB D.A.<br />

-Vascular Lesions. In: Rootman J. (ed) Diseases<br />

of the orbit: a multidisciplinary approach.<br />

Philadelphia, Lippincott Williams &<br />

Wilkens, 2003, Chap. 13: pp 507-553<br />

THERON J., NEWTON T.H., HOYT W.F. -Unilateral<br />

retinocephalic vascular malformations.<br />

Neuroradiology 1974;7:185-196.<br />

20


VERENIGINGSNIEUWS<br />

VOORJAARSVERGADERING 2006<br />

De 113e Algemene Ledenvergadering voor leden en aspirantleden zal gehouden worden op vrijdag<br />

17 maart 2006 in het hoofdkantoor van de Unie, Unie Plaza, Multatulilaan 12 te Culemborg. U bent<br />

die dag telefonisch bereikbaar onder nummer 0345-851851.<br />

De agenda en het middagprogramma worden ook samen met de uitnodiging, routebeschrijving en<br />

factuur voor het middagprogramma en de lunch, naar alle leden toegestuurd.<br />

MIDDAGPROGRAMMA<br />

13.30 uur Diagnose Behandel Combinatie (DBC)<br />

M.Verbeek, Ministerie van VWS<br />

14:30 uur Contactlenzen bij kinderen<br />

M. van Beusekom, contactlensspecialist en optometrist<br />

15:15 uur Refractiechirurgie en <strong>orthoptie</strong><br />

M. Brouwer, orthoptist en optometrist OZR<br />

16.15 uur Sluiting.<br />

21


COMMISSIE KWALITEITSCRITERIA<br />

P. van der Does, D.C.P. van der Linden, H. van Andel,<br />

sectieleden commissie kwaliteitscriteria <strong>2005</strong> - 2010<br />

INLEIDING<br />

Vanaf juli <strong>2005</strong> lopen twee verschillende systemen van kwaliteitscriteria parallel: de kwaliteitscriteria,<br />

die gelden voor de periode 2000-<strong>2005</strong> en die voor de periode <strong>2005</strong>-2010. Deze criteria zijn door<br />

de paramedische beroepsgroepen vastgesteld en zijn uitgebreid terug te vinden op de website<br />

www.kwaliteitsregisterparamedici.nl (of www.<strong>orthoptie</strong>.nl). Vanwege deze nieuwe kwaliteitscriteria<br />

<strong>2005</strong>-2010 is de commissie kwaliteitscriteria opgericht.<br />

KWALITEITSCRITERIA <strong>2005</strong> - 2010<br />

De Kwaliteitscriteria <strong>2005</strong> – 2010 voor alle paramedische beroepsgroepen zijn:<br />

A. Werkervaring<br />

1600 uur patiën/cliënt gebonden werkzaamheden per vijf jaar, behaald in minimaal 36<br />

maanden .<br />

Deze berekening is gebaseerd op een gemiddelde van acht uur per week in vijf jaar , uitgaande<br />

van ongeveer 40 werkbare weken per jaar => 8 x 5 x 40 = 1600 uur<br />

B. Deskundigheidsbevordering<br />

160 punten totaal in vijf jaar waarvan:<br />

1. minimaal 40 punten zijn behaald uit het volgen van bij- en nascholingen (Internalisatie)<br />

2. minimaal 40 punten zijn behaald uit activiteiten behorend bij de categorieën Socialisatie,<br />

Externalisatie en Combinatie<br />

3. minimaal 40 punten zijn behaald uit geaccrediteerde activiteiten<br />

4. minimaal 40 punten vrij in te vullen.<br />

ad 1 : Internalisatie: onder deze categorie valt onder andere beroepsrelevante scholing, zoals<br />

bijvoorbeeld het NOG, NVvO vergaderingen etcetera. Hieronder valt echter ook<br />

beroepsgerelateerde scholing, zoals bijvoorbeeld een cursus stagebegeleiding, een cursus<br />

voor regiocontactpersoon of het bijwonen van een referaat op de Hogeschool<br />

Utrecht.<br />

ad 2a : Socialiseren: onder deze categorie valt bijvoorbeeld stagebegeleiding, deelname aan<br />

een regio-overleg met opgeleid regiocontactpersoon, audit, deelname<br />

aan beroepsgerelateerde commissies etcetera.<br />

ad 2b : Externalisatie: onder deze categorie vallen onder andere het ontwikkelen van proto-<br />

22


collen en richtlijnen, het schrijven van een artikel of poster, het verzorgen<br />

van een referaat.<br />

ad 2c : Combinatie: het geven van onderwijs, ontwikkelen van scholing etcetera.<br />

ad 3 : Onder geaccrediteerde activiteiten vallen activiteiten (bijvoorbeeld scholing) welke<br />

beoordeeld zijn door de stichting ADAP (Accreditatie Deskundigheidsbevorderende<br />

Activiteiten Paramedici). De scholing, die verplicht is gesteld door de NVvO, is geaccrediteerd.<br />

Het gaat hier om:<br />

• Fundoscopie (10 punten)<br />

• Classificatie orthoptische diagnostiek (12 punten)<br />

• Algemene pathologie/neuro-ophthalmologie (18 punten).<br />

TAKEN VAN DE COMMISSIE KWALITEITSCRITERIA<br />

De commissie kwaliteitscriteria heeft drie taken:<br />

1. toekennen van scholingspunten voor de leden die geregistreerd staan in het kwaliteitsregister<br />

<strong>2005</strong>-2010<br />

2. ‘Klachte<strong>nr</strong>egistratie’met betrekking tot de kwaliteitscriteria <strong>2005</strong>-2010<br />

3. gezamenlijk met de commissie deskundigheidsbevordering als vakinhoudelijk deskundige<br />

optreden voor de stichting ADAP.<br />

TOEKENNEN VAN SCHOLINGSPUNTEN<br />

Beroepsrelevante scholing is breed; niet alleen orthoptische scholing, maar bijvoorbeeld ook oogheelkundige<br />

scholing valt onder deze scholing. Er zijn twee commissies die scholingspunten toekennen:<br />

- commissie kwaliteitscriteria voor de periode <strong>2005</strong>-2010<br />

- commissie deskundigheidsbevordering voor de periode 2000-<strong>2005</strong>.<br />

Het kan voorkomen dat deze twee afzonderlijke commissies dezelfde scholing anders waarderen.<br />

Deze discrepantie komt voort uit het feit dat voor de criteria 2000-<strong>2005</strong> alleen punten toegekend<br />

worden aan orthoptische scholing, terwijl voor de criteria <strong>2005</strong>-2010 ook punten toegekend worden<br />

aan beroepsrelevante scholing.<br />

Scholingspunten voor de kwaliteitscriteria <strong>2005</strong>-2010 kunnen worden aangevraagd per e-mail of<br />

post, waarbij 1 studiebelastingsuur overeen komt met 1 scholingspunt.<br />

KLACHTENREGISTRATIE<br />

De kwaliteitscriteria voor (her)registratie in het Kwaliteitsregister Paramedici voor de periode <strong>2005</strong>-<br />

2010 zijn van tevoren vastgesteld. Klachten omtrent deze criteria kunnen kenbaar gemaakt worden<br />

door naar criteria<strong>2005</strong>-2010@<strong>orthoptie</strong>.nl een e-mail te sturen. Deze klachten worden geregistreerd<br />

en meegenomen in de ontwikkeling van de kwaliteitscriteria 2010-2015.<br />

23


COMMISSIE DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING<br />

COMMISSIE KWALITEITSCRITERIA<br />

KWALITEITSREGISTER<br />

- De commissie Deskundigheidsbevordering Orthoptie baseert zich bij het toekennen van na- en<br />

bijscholingspunten op de NVvO-criteria voor registratie in het kwaliteitsregister 2000-<strong>2005</strong>.<br />

- De commissie Kwaliteitscriteria Orthoptie baseert zich bij het toekennen van na- en bijscholingspunten<br />

op de NVvO-criteria voor registratie in het kwaliteitsregister <strong>2005</strong>-2010.<br />

CURSUSSEN<br />

De commissies kunnen alleen cursussen op (eventuele) scholingspunten waarderen als het volledige<br />

programma (met tijdsindeling van de voordrachten en met titel), bij voorkeur vooraf, bij haar<br />

bekend is.<br />

BEOORDELING SCHOLINGSPUNTEN<br />

Verzoeken om beoordeling van toe te kennen scholingspunten kunt u naar desbetreffende commissies<br />

sturen:<br />

VOOR DE CRITERIA 2000-<strong>2005</strong> KUNT U DEZE RICHTEN AAN:<br />

Commissie Deskundigheidsbevordering<br />

p/a S. Jansen<br />

Bovenboerseweg 35<br />

7946 AL Wanneperveen<br />

Per e-mail: criteria2000-<strong>2005</strong>@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />

VOOR DE CRITERIA <strong>2005</strong>-2010 KUNT U DEZE RICHTEN AAN:<br />

Commissie Kwaliteitscriteria<br />

UMC Utrecht, locatie AZU<br />

HuispostnummerL02.417, afdeling Oogheelkunde/Orthoptie<br />

Ter attentie van D. van de Linden/ P. van der Does<br />

Postbus 85500<br />

3508 GA Utrecht<br />

Per e-mail: criteria<strong>2005</strong>-2010@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />

24


SCHOLINGSPUNTEN<br />

JAARLIJKSE BIJEENKOMSTEN<br />

2000 - 2010 Punten Punten<br />

<strong>2005</strong>-2010 2000-<strong>2005</strong><br />

Voorjaarsvergadering NVvO 2 4<br />

Najaarsvergadering NVvO 2 2<br />

Symposium Orthoptie in werking - 6<br />

NOG, orthoptische dag 7 4<br />

NOG, per dag 7 -<br />

Dondersgezelschap 3 3<br />

ESA 18 18<br />

ISA 40 18<br />

IOA 18 20<br />

Ophthalmologica Belgica/BOG 2<br />

Jarestagung der Orthoptistinnen in zusammenarbeit mit dem<br />

Landesverband Niedersachsen der Artze für Kinderheilkunde<br />

und Jugendmedizin 6<br />

Cursus stagebegeleiding ‘Beoordelen orthoptische status’ 5 3<br />

Stagebegeleidersvergadering 3 2<br />

Publiceren van een artikel 15 7<br />

Publiceren van een case-report of referaat 5 7<br />

Poster of lezing tijdens (inter)nationaal congres 15 7<br />

2 x per jaar deelnemen aan regio-overleg 1 per uur 2<br />

Stagebegeleiding, per 5 dagen begeleiding 1 -<br />

EENMALIGE BIJEENKOMSTEN 2000-2010<br />

2006 Punten Punten<br />

<strong>2005</strong>-2010 2000-<strong>2005</strong><br />

Trainingsdag ‘Omgaan met tegengestelde belangen en conflicten’,<br />

Meppel, 31-01-06. (Internalisatie) 5 -<br />

Trainingsdag 2 regiocontactpersoon 20-01-06 7 -<br />

Trainingsdag 3 regiocontactpersoon 08-03-06 3 -<br />

26


<strong>2005</strong> Punten Punten<br />

<strong>2005</strong>-2010 2000-<strong>2005</strong><br />

Boerhaavecursus kinderoogheelkunde II, 28-01-05 nvt 2<br />

AAD te Düsseldorf, 4 en 5 maart <strong>2005</strong> nvt 5<br />

POAG cursus ‘Bijwerkingen van geneesmiddelen in<br />

de oogheelkunde’, 18-04-05 nvt 1<br />

Begeleiding chronische zieken: “Wat vraagt het”13-06-05 nvt 2<br />

David Taylor´s Retirement Symposium, 15 en 16 mei nvt 3<br />

Neurologie voordracht MS, Gorinchem, 21-06-05 nvt 2<br />

Child Vision Research Society, Bled Slovenië, 23, 24 en 25 juni <strong>2005</strong> nvt 4<br />

Podium Low Vision, Nieuwegein, 21-03-05 nvt 0<br />

Strabologischen Vormittag, Heidelberg, 18-06-05 nvt 3<br />

Controverse in de oogheelkunde UMCU, 30-09-05<br />

Educatieve avond OZOB, 25-10-05 2 1<br />

Jaarlijkse ontmoetingsdag InZicht,Den Haag, 25-11-05 5 1<br />

Bielschowsky Tagung, te Giessen, 19 en 20-11-05 11 9<br />

Oogheelkundige bijscholing Veldhoven 9-11-05 2<br />

Expert-meeting ziektebeleving niet-westerse<br />

culturen, Den Haag 10-11-05 5 0<br />

Bijeenkomst OOG/ZOG Berg en Dal 19-11-05 3 n.a<br />

Oogzorgnetwerkdag Rotterdam 17-11-05 2 n.a<br />

Trainingsdag 1 regiocontactpersoon 23-11-05 6 -<br />

VOVZ, 17e symposium Amsterdam, 18-11-05 5 0<br />

Workshop Therapietrouw 3M, wisselende data 5 5<br />

n.a = niet aangevraagd<br />

2004 Punten<br />

2000-<strong>2005</strong><br />

Workshop Therapietrouw 3M, wisselende data 5<br />

Symposium”Mari Gutter, 25 jaar orthoptist, 2004 2<br />

NPi cursus fundoscopie, 30-01-04 10<br />

BOD, regionaltagung, 07-01-04 2<br />

VISIO-symposium ‘Zet eens een andere bril op’02-02-04 1<br />

Cursus Luiten ‘Diabetes Mellitus in de oogzorg en oogheelkunde’, 08-03-04 1<br />

Jaarlijkse AAD (Duitsland), 20-03-04 4<br />

EUPO Congres Nijmegen, 2, 3, en 4 april 2004 11<br />

‘Ot en Zien’Congres Oogziekenhuis R´dam,16-04-04 5<br />

Bijeenkomst Kinderoogheelkunde (Bartimeus Zeist), 23-04-04 <br />

Cursus Luiten ‘EHBO en Reanimatie’, vanaf mei 2004 2<br />

Cursus Luiten ‘Kinderoogheelkunde’, 24-05-04 4<br />

NPi Cursus Oogklachten bij beeldschermwerk: Aanpak en Preventie, 24-06-04 10<br />

Retina World Congres Noordwijk, 02-07-04 0<br />

Symposium ‘Zicht op samenwerking’, 05-07-04 2<br />

Neuro Ophthalmologie Regio-overleg Leiden, 20-09-04 1<br />

Cursus Luiten ‘Diagnostische Farmaca’, 04-10-04 3<br />

Najaarsvergadering NVvO 4<br />

27


2003 Punten<br />

2000-<strong>2005</strong><br />

Minisymposium Accommodation and Aging Amsterdam, 10-01-03 2<br />

Interdisziplinares Neuro-ophthalmologisches symposium te Aachen, 10-01-03 3<br />

Boerhave cursus Kinderoogheelkunde, 24-01-03 2<br />

Cursus Luiten ‘Neuro-opthalmologie, deel 1’, 27-01-03 8<br />

Cursus Luiten ‘Neuro-opthalmologie, deel 2’ 5<br />

Nascholing PAOG VU ‘Bijwerkingen geneesmiddelen in de oogheelkunde’, 31-01-03 1<br />

AAD Düsseldorf, 08-03-03 6<br />

NPi Cursus fundoscopie, 14-03-03 10<br />

Schielbehandlung Interdiziplinär Düsseldorf, 22-03-03 6<br />

Symposium en workshop ‘Neurovisuele rehabilitation’, 16 en 17 mei 2003 8<br />

9th meeting CVRS child vision research Society, Zweden, 12, 13, en 14 juni 2003 12<br />

Lustrumdag NVvO en Opleiding Orthoptie, 12 september 2003 4<br />

Symposium ‘30jaar <strong>orthoptie</strong> in het CWZ’, 2-10-03 3<br />

Regionaltagung BOD Hamburg, 24-09-03 2<br />

(Cerebrale) Visusstoornissen bij kinderen met cerebrale parese, Utrecht, 05-11-03 4<br />

Najaarssymposium, vereniging revalidatie bij slechtziendheid kinderen en<br />

hulpmiddelen, 11-11-03 1<br />

Symposium Ontwikkelingen in de oogzorg, 18-11-03 2<br />

Rotterdam Amblyopie Meeting, 20-11-03 3<br />

15e Symposium VOVZ, 21-11-03 1<br />

Programma Benigne Paroxismale Positie Duizeligheid 2<br />

Najaars vergadering NVvO 4<br />

2002 Punten<br />

2000-<strong>2005</strong><br />

Nascholing <strong>orthoptie</strong> adhv ‘Capita Selecta Orthoptie’en ‘ Orthoptische<br />

Diagnostiek’, 7 en 8 januari 20<br />

Refereeravond UMC St Radboud, Nijmegen, 29-01-02 1<br />

AAD Düsseldorf, 08-03-02 6<br />

Augenmuskelparesen und nystagmusbedingte Kopfzwanghaltung, 09-03-02 6<br />

Symposium ‘Problematiek bij visuele beperkingen’, 12-04-02 1<br />

NPi cursus ‘Oogklachten bij beeldschermwerk, preventie en behandeling’ 10<br />

Regionaltagung Hamburg/Schleswig-Holstein, 18-09-02 3<br />

Symposium ‘Oog in Oog’, 03-10-02 1<br />

European Pediatric Ophthalmological Society, 4,5 en 6 october 3<br />

Cursus Luiten ‘Slechtziendheid’, 14-10-02 6<br />

‘Ontmoetingsdag Inzicht ‘ Den Haag, 31-10-02 2<br />

Najaarssymposium ‘Als meer dan het zien beperkt is’, 10-11-02 2<br />

Tagung der Bielschowsky Gesellschaft fur Schielforschung und des<br />

Berufsverbandes der Orthoptistinnen Deutschlands, 9 en 10 november 2002 8<br />

NPi Cursus fundoscopie, 22-11-02 10<br />

29


2001 Punten<br />

2000-<strong>2005</strong><br />

Nieuwe inzichten in de interventie van slechthorendheid en slechtziendheid bij<br />

mensen met een verstandelijke beperking, 12-01-01 2<br />

Strabologie und Kinderophthalmologie, München, 17-02-01 6<br />

Begeleiding Chronisch zieken: “Wat vraagt het!”, 30-05-01 2<br />

Child Vision Research Society, Parijs, 14, 15 en 16 juni 2001 14<br />

Strabismus congres van Bielschowsky, Regensburg, 7 en 8 juli 2001 9<br />

LVAO lesdag ‘Pathologie en Orbita’, 08-09-01 2<br />

Jahrestagung BOD, oktober 5<br />

Ophthalmologica Belgica/BOG, november 6<br />

Studiedag Bartiméus ‘Zien met je brein’, 22-11-01 6<br />

Sensis: ‘Orthoptisten die werken met jonge slechtziende kinderen’, 21-11-01 6<br />

Studiedag Bartiméus ‘Ontstaan van uitingsvormen van sluitingsdefecten’, 07-12-01 1<br />

Nascholing PAOG VU ‘Screening op diabetische retinopathie’, 13-12-01 2<br />

Cursus Scholing in Wetenschap, Module 1,2,3. 29-11-01, 31-10-01 en 20-12-01 20<br />

DATUM ONBEKEND<br />

Punten<br />

2000-<strong>2005</strong><br />

European Pediatric Ophthalmology Grou 3<br />

Strabologie und Neuro-ophthalmologie im neuen Jahrstausend 5<br />

Thema-avond Contactlenzen en de toepassingsmogelijkheden voor <strong>orthoptie</strong> 2<br />

BOG 28-11 en 29-11 Brussel 2<br />

Symposium Orthoptie in de XXe eeuw 3<br />

Strabologie und Kinderophthalmologie 6<br />

The 7th European Kraskin Interventional Skeffington Symposium on Vision 6<br />

30


CRITERIA VOOR PUBLICATIE<br />

IN HET TIJDSCHRIFT VOOR ORTHOPTIE PER JUNI <strong>2005</strong><br />

In feite zijn er bij publicatie in het Tijdschrift twee aspecten aan de orde. In de eerste plaats bestaat er<br />

een ‘reglement’voor de wijze waarop kopij moet worden aangeleverd. Deze regels hebben geen relatie<br />

met het toekennen van scholingspunten, maar ze dienen wel in acht te worden genomen bij de<br />

aanlevering. In de tweede plaats zijn er criteria geformuleerd die zijn gerelateerd aan scholingspunten.<br />

De volgende regels gelden voor aanlevering van kopij:<br />

• tekst op diskette of per e-mail sturen aan redactieadres (redactie@nvvo.nl)<br />

• illustraties zoveel mogelijk in oorspronkelijke vorm bijvoegen<br />

• ‘platte’tekst aanleveren (geen vetdruk, cursief of onderstreping)<br />

• afkortingen vermijden<br />

• letten op de sluitingsdatum voor kopij.<br />

De redactie behoudt zich het recht voor, eventueel in overleg met de auteur, redactionele wijzigingen in<br />

de tekst aan te brengen, respectievelijk de auteur te verzoeken de tekst redactioneel te herzien.<br />

Plaatsing van een artikel of casuïstiek in het Tijdschrift voor Orthoptie levert scholingspunten op.<br />

Om voor plaatsing in aanmerking te komen dient de aangeleverde tekst te voldoen aan de volgende<br />

criteria:<br />

1. taalgebruik<br />

2. vorm<br />

3. thema/inhoud<br />

4. lengte.<br />

ad 1.<br />

ad 2.<br />

ad 3.<br />

ad 4.<br />

Het taalgebruik in de aangeleverde tekst dient correct Nederlands (Engels) op basis van de<br />

voorkeursspelling te zijn. De leesbaarheid dient te worden ondersteund door het juiste gebruik<br />

van leestekens. De redactie is bereid daar enige ondersteuning in te bieden, maar herschrijft<br />

geen teksten.<br />

De opbouw van het artikel moet logisch zijn: inleiding, indeling hoofdtekst in paragrafen,<br />

conclusies/aanbevelingen, literatuurverwijzing (indien relevant). De opbouw dient van dien<br />

aard te zijn, dat het thema helder naar voren komt.<br />

De inhoud van het artikel moet relevant zijn in het kader van de <strong>orthoptie</strong>/oogheelkunde. Bij<br />

voorkeur dient het nieuwe inzichten te bevatten of een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling<br />

van de <strong>orthoptie</strong>. Wanneer een thema reeds bij herhaling is besproken in het Tijdschrift<br />

en het ter publicatie aangeboden artikel geen aanvulling daarop betekent, kan het worden<br />

geweigerd.<br />

De lengte van de tekst mag het aantal van 3000 woorden niet overschrijden, tenzij inhoud<br />

en opbouw daar aanleiding toe geven.<br />

Indien naar het oordeel van de redactie voldaan is aan de bovenstaande criteria zal het artikel<br />

geplaatst worden.<br />

De redactie van het Tijdschrift voor Orthoptie<br />

31


AGENDA<br />

BIJGEWERKT T/M 15 JANUARI 2006<br />

CONGRESSEN<br />

2006 februari 17-20 Brazilië ISA-congres te Sao-Paulo<br />

maart 17 Culemborg Algemene ledenvergadering NVvO<br />

22-23-24 Groningen NOG jaarvergadering<br />

mei 19 Rotterdam Donders Gezelschap<br />

november 17 Rotterdam Ot en Zien Congres<br />

2008 mei 28-31 Antwerpen XIth <strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> Congress *<br />

* www.ioacongres2008.org<br />

Docentenopleiding HGZO<br />

U bent orthoptist en u wilt docent worden<br />

Per september 2006 start de twee jaar durende eerstegraads<br />

Docentenopleiding HGZO, voor didactische en beroeps-inhoudelijke<br />

scholing. Voorlichtingsdagen zijn op dinsdagavond 14 februari, zaterdag<br />

11 maart, donderdagavond 6 april en zaterdag 22 april.<br />

Voor informatie en brochure:<br />

Vrije Universiteit, Faculteit Bewegingswetenschappen<br />

Werkgroep Docentenopleiding<br />

V.d. Boechorststraat 9<br />

1081 BT Amsterdam<br />

tel: 020-5988600<br />

http://docentenopleiding.fbw.vu.nl<br />

32


BESCHIKBAAR VOOR WAARNEMING<br />

Atsma-van der Schaaf, T. Groningerstraat 39, 9231 CJ Surhuisterveen, tel: 0512-363668<br />

Beemsterboer-Jansen, T.J.M. Rustenburgerweg 76, 1703 RZ Heerhugowaard, tel: 072-5711000<br />

Blom, T.<br />

Dorpsstraat 68, 2391 BK Hazerswoude-dorp,<br />

tel: 0172-231237/06-4040109B<br />

Bommel van, B Kerkweg 30, 3945 BN Cothen, tel: 0343-562122<br />

Degenen, die zich voor waarneming beschikbaar willen stellen, kunnen zich opgeven bij:<br />

A. Spaan, van der Meerstraat 14, 2023 DZ Haarlem, telefoon: 023-5250886.<br />

e-mail: aspaan@tiscalimail.nl<br />

Tot wederopzegging zal hun naam in het ‘Tijdschrift voor Orthoptie’verschijnen.<br />

In Kunststof maken wij:<br />

o Optio Children Lenti (optische zone Ø 30, 28 of 25mm in draaglens voor zéér<br />

hoge plus sterkte in zéér dunne uitvoering)<br />

o Optio (speciale glazen waarbij u zelf een bifocaal of trifocaal glas kunt<br />

samenstellen, ieder segment wordt separaat geproduceerd; bv verschillende<br />

prisma’s voor veraf en nabij)<br />

o Speciale prisma slijpingen t/m 20 dpt <br />

o Hoge Minus Lenti slijping (tot S-50,00)<br />

o Hoge Plus Lenti of Omega slijping<br />

o Slab-off slijping Ook op Multifocaal en Trifocaal<br />

o Aniseikonische slijpingen (tot 9%)<br />

o Combi cylinders en Buitentorisch<br />

o Filterlenzen (gepolariseerd, enkelvoudig,<br />

bifocaal en multifocaal t/m curve 8)<br />

o Multifocaal van +10 tot -16<br />

Voor meer informatie over de specials:<br />

Optical Low Vision Services<br />

de moucheronstraat 55, 2593 PX Den Haag, tel.:070 3836269,<br />

fax:070 3814613, www.slechtzienden.nl, info@slechtzienden.nl<br />

Hoge bifocale plus lens met<br />

alleen in het leesdeel<br />

33


RECENT VERSCHENEN ARTIKELEN<br />

AM J OPHTHALMOL<br />

Visual training: current status in ophthalmology • Helveston E.M. • <strong>2005</strong> Nov /140(5):903-10<br />

Changes of the lid fissure after surgery on horizontal extraocular muscles • Lagreze W.A., Gerling J.U.,<br />

Staubach F. • <strong>2005</strong> Dec /140(6):1145-6<br />

Decision analysis with Markov processes supports early surgery for large-angle infantile esotropia<br />

• Trikalinos T.A., Andreadis I.A., Asproudis I.C. • <strong>2005</strong> Nov /140(5):886-893<br />

BINOCUL VIS STRABISMUS Q<br />

Video vision development assessment in diagnosis and documentation of microtropia • Cibis G.W. • <strong>2005</strong><br />

/20(3):151-8<br />

BR J OPHTHALMOL<br />

Randomised clinical trial of the effectiveness of base-in prism reading glasses versus placebo reading<br />

glasses for symptomatic convergence insufficiency in children • Scheiman M., Cotter S., Rouse M.,<br />

Mitchell G.L., Kulp M., Cooper J., Borsting E.; Convergence Insufficiency Treatment Trial Study Group. • <strong>2005</strong><br />

Oct /89(10):1318-23<br />

CURR OPIN OPHTHALMOL<br />

Adjustable suture use in strabismus surgery • Buffenn A.N. • <strong>2005</strong> Oct /16(5):294-7<br />

GRAEFES ARCH CLIN EXP OPHTHALMOL<br />

Changes in astigmatism in children with congenital nystagmus • Jethani J., Prakash K., Vijayalakshmi P.,<br />

Parija S. • <strong>2005</strong> Dec /16:1-6<br />

Isometric force measured in human horizontal eye muscles attached to or detached from the globe<br />

• Lennerstrand G., Schiavi C., Tian S., Benassi M., Campos E.C. • <strong>2005</strong> Dec /6:1-6<br />

Normal values of distance heterophoria and fusional vergence ranges and effects of age • Palomo Alvarez<br />

C., Puell M.C., Sanchez-Ramos C.,Villena C. • <strong>2005</strong> Dec /6:1-4<br />

34


INVEST OPHTHALMOL VIS SCI<br />

Magnetic resonance imaging of the effects of horizontal rectus extraocular muscle surgery on pulley<br />

and globe positions and stability • Clark R.A., Demer J.L. • 2006 Jan /47(1):188-94<br />

J AAPOS<br />

The effect of bilateral horizontal rectus recession on visual acuity, ocular deviation or head posture<br />

in patients with nystagmus • Bagheri A., Farahi A.,Yazdani S. • <strong>2005</strong> Oct /9(5):433-7<br />

Contrast sensitivity in amblyopia: the fellow eye of untreated and successfully treated amblyopes •<br />

Chatzistefanou K.I.,Theodossiadis G.P., Damanakis A.G., Ladas I.D., Moschos M.N., Chimonidou E. • <strong>2005</strong> Oct<br />

/9(5):468-74<br />

J INTEGR NEUROSCI<br />

Strabismus and sensory-motor function of eye muscles • Lennerstrand G. • <strong>2005</strong> Dec /4(4):437-44<br />

J PEDIATR OPHTHALMOL STRABISMUS<br />

Evaluation of intranasal midazolam in refraction and fundus examination of young children with<br />

strabismus • Altintas O., Karabas V.L., Demirci G., Onur I., Caglar Y. • <strong>2005</strong> Nov-Dec /42(6):355-9<br />

Randot stereoacuity testing in young children • Kulp M.T., Mitchell G.L. • <strong>2005</strong> Nov-Dec /42(6):360-4<br />

Long-term results of hemihang-back lateral rectus recession • Rodrigues A.C., Nelson L.B. • <strong>2005</strong> Sep-Oct<br />

/42(5):296-9<br />

Acute onset concomitant esotropia: sensorial evaluation, prism adaptation test, and surgery planning<br />

• Savino G., Colucci D., Rebecchi M.T., Dickmann A. • <strong>2005</strong> Nov-Dec /42(6):342-8<br />

Effect of posterior tenectomy of the superior oblique on objective and subjective torsion in cases of<br />

superior oblique overaction • Sharma P., Saxena R., Rao B.V., Menon V. • <strong>2005</strong> Sep-Oct /42(5):284-9<br />

NAT REV NEUROSCI<br />

Critical period plasticity in local cortical circuits. Review • Hensch T.K. • <strong>2005</strong> Nov /6(11):877-88<br />

NATURE<br />

Eye-specific effects of binocular rivalry in the human lateral geniculate nucleus • Haynes J.D., Deichmann<br />

R., Rees G. • <strong>2005</strong> Nov 24 /438(7067):496-9<br />

35


OPHTHALMIC SURG LASERS<br />

IMAGING<br />

Extraocular muscle imaging in complex strabismus<br />

• Sa H.S., Kyung S.E., Oh S.Y. • <strong>2005</strong><br />

Nov-Dec /36(6):487-93<br />

OPHTHALMOLOGY<br />

New methods for quantifying diplopia • Holmes<br />

J.M., Leske D.A., Kupersmith M.J. • <strong>2005</strong> Nov<br />

/112(11):2035-9<br />

Idiopathic repetitive oculomotor nerve palsies<br />

in otherwise normal patients • Lee<br />

M.S., Egan R.A., Shults W.T., Lessell S. • <strong>2005</strong><br />

Dec /112(12):2225-6<br />

Van deze artikelen zijn veelal samenvattingen,<br />

soms ook de volledige tekst in Medline of Pubmed<br />

te vinden. In deze databank komt u via de<br />

NPi-website (www.paramedisch.org), via<br />

documentaire informatie, overige databanken,<br />

literatuurreferenties, Medline of Pubmed.<br />

Deze rubriek wordt verzorgd door Chr. de<br />

Weger-Zijlstra, orthoptist.<br />

De opmaak van deze rubriek is veranderd. De<br />

redactie heeft voor deze opmaak gekozen naar aanleiding<br />

van de opmerkingen tijdens de afgelopen<br />

najaarsvergadering.<br />

STRABISMUS<br />

Update on chronic progressive external ophthalmoplegia.<br />

Review • Bau V., Zierz S. • <strong>2005</strong><br />

Sep /13(3):133-42<br />

The Relationship between Convergence Insufficiency<br />

and ADHD* • Granet D.B.,<br />

Gomi C.F.,Ventura R., Miller-Scholte A. • <strong>2005</strong><br />

Dec /13(4):163-8<br />

Short-term motor and sensory outcomes in<br />

acquired nonaccommodative esotropia<br />

of childhood • Kitzmann A.S., Mohney<br />

B.G., Diehl N.N. • <strong>2005</strong> Sep /13(3):109-14<br />

Drift in ocular torsion during sustained head<br />

tilt • Pansell T., Tribukait A., Bolzani R.,<br />

Schworm H.D.,Ygge J. • <strong>2005</strong> Sep /13(3):115-<br />

21<br />

The management of posterior polar cataract:<br />

the role of patching and grading •<br />

Schroeder H.W. • <strong>2005</strong> Dec /13(4):153-6<br />

Final Report of the Early vs. Late Infantile Strabismus<br />

Surgery Study (ELISSS), a<br />

Controlled, Prospective, Multicenter<br />

Study • Simonsz H.J., Kolling G.H., Unnebrink<br />

K. • <strong>2005</strong> Dec;13(4):169-99<br />

36


ZIEKTE VAN LYME<br />

P. Heus, orthoptist, Bsc optometrist<br />

Medisch Centrum Alkmaar<br />

INLEIDING<br />

De laatste jaren is er in toenemende mate aandacht<br />

voor tekenbeten en de ziekte van Lyme.<br />

In kranten en tijdschriften wordt gewezen op<br />

de gevaren van een tekenbeet en de lezers<br />

worden uitgebreid geïnformeerd over mogelijkheden<br />

om een teek te verwijderen.<br />

Ook in de medische literatuur wordt de laatste<br />

jaren met regelmaat gepubliceerd over de<br />

ziekte van Lyme. Deze ziekte heeft een scala<br />

aan ziekteverschijnselen en kan ook oogheelkundige<br />

afwijkingen geven.<br />

Dit artikel zal gaan over de tekenbeet en de<br />

mogelijke gevolgen ervan. De verschillende<br />

kenmerken en stadia van de ziekte van Lyme<br />

zullen aan bod komen en de oogheelkundige<br />

afwijkingen worden besproken. De nu volgende<br />

casus illustreert dat de ziekte van Lyme in de<br />

oogheelkundige, optometrische en orthoptische<br />

praktijk voor kan komen.<br />

CASUS<br />

Een 54-jarige vrouw wordt via de neuroloog<br />

naar de oogarts verwezen in verband met<br />

plotseling ontstane horizontale binoculaire<br />

diplopie sinds twee weken.<br />

De patiënte werd binnen een paar dagen<br />

orthoptisch onderzocht (zie gegevens hiernaast).<br />

Er bleek een kleine tot matige abductiebeperking<br />

te zijn van het linkeroog. In de primaire<br />

stand was sprake van een esotropie OS, toenemend<br />

bij kijken op afstand. Op het Hessschema<br />

was een duidelijke abductiebeperking<br />

te zien. De diagnose nervus abducens (N.VI)-<br />

parese OS werd gesteld en een controle na<br />

drie à vier weken werd geadviseerd.<br />

Bij de controle na drie weken, bleek de patiënte<br />

opgenomen te zijn in het ziekenhuis. Er<br />

waren antistoffen aangetoond die zouden<br />

kunnen wijzen op de ziekte van Lyme. Ze<br />

kreeg inmiddels antibiotica toegediend. De<br />

patiënte merkte duidelijk verbetering in de<br />

oogbewegingen. Deze verbetering was ook<br />

objectief aantoonbaar bij het onderzoek.<br />

Bij de volgende orthoptische controles bleek<br />

dat de afwijking verder afnam. Na ongeveer<br />

twee maanden was de parese volledig hersteld.Verdere<br />

orthoptische controles werden<br />

niet afgesproken. Bij gezichtsveldonderzoek en<br />

oogdrukmeting na zes maanden werden geen<br />

bijzonderheden gevonden.<br />

ONDERZOEK<br />

VOD z.c.: 1.0 refractie: plano<br />

VOS z.c.: 0.5- n.c.: S+1.00=C-1.00 as 90°: 1.0<br />

Oogdruk : 16 mm Hg ODS (11.00 uur )<br />

(Goldmann<br />

applanatietonometrie)<br />

Oogstand: esotropie OS<br />

Motiliteit:<br />

abductiebeperking OS<br />

Cornea, media ODS: g.b.<br />

Fundi ODS: forse papilexcavaties<br />

EVALUATIE<br />

E1: hypermetropie en astigmatisme OS<br />

E2: mogelijk abducensparese OS<br />

E3: glaucoomsuspecte papillen<br />

PLAN<br />

P1: geen brilcorrectie nodig<br />

P2: orthoptisch onderzoek<br />

P3: gezichtsveldonderzoek en oogdrukcontrole<br />

over zes maanden<br />

37


TEEK<br />

De ziekte van Lyme wordt ook wel Lyme Borreliosis<br />

genoemd, naar de bacterie die de<br />

ziekte veroorzaakt: Borrelia Burgdorferi.<br />

Hoewel de ziekteverschijnselen al in het begin<br />

van de vorige eeuw beschreven werden, is de<br />

verantwoordelijke spirocheet (spiraalvormige<br />

bacterie) pas in 1982 ontdekt door Burgdorfer.<br />

In 1983 toonde Johnson aan dat het ging om<br />

een nieuw soort bacterie van het geslacht Borrelia.<br />

Als eerbetoon aan zijn ontdekker kreeg<br />

deze bacterie de naam Borrelia Burgdorferi.<br />

Besmetting met deze bacterie kan worden<br />

overgebracht door teken. De meest voorkomende<br />

teek in Europa is Ixodes Ricinus. Een<br />

teek is een spinachtig beestje, verwant aan de<br />

mijt (zie afbeelding 1). Het is een parasiet, die<br />

zich voedt met bloed van een gastheer.<br />

Afbeelding 1.<br />

(bron: www.saag.nl)<br />

Ontwikkelingsstadia Ixodes ricinus:<br />

boven: larve, nimf,<br />

onder: vrouwtje, mannetje<br />

De Ixodes Ricinus is een zogenoemde driegastherenparasiet:<br />

in elk stadium van zijn ontwikkeling<br />

zoekt de teek een nieuwe gastheer.<br />

Uit het eitje van een teek komt een larve (stadium<br />

I). De larve neemt een muis als gastheer<br />

en zuigt bloed. Indien deze muis besmet is<br />

met de bacterie Borrelia Burgdorferi, dan kan<br />

de larve ook besmet raken. De larve vervelt tot<br />

nimf (stadium II) en zoekt een nieuwe gastheer<br />

(muis, groter zoogdier of mens).Via<br />

speeksel van de nimf kan de tweede gastheer<br />

besmet raken. De nimf vervelt tot volwassen<br />

teek (stadium III). In dit stadium is pas onderscheid<br />

te zien tussen mannetjes en vrouwtjes<br />

(de vrouwtjes zijn groter). Zowel het mannetje<br />

als het vrouwtje zoeken een derde gastheer.<br />

Alleen de vrouwtjes kunnen een besmetting<br />

overbrengen.<br />

De kans dat een gastheer via een teek besmet<br />

wordt met de bacterie Borrelia Burgdorferi,<br />

hangt dus van een aantal factoren af: de teek,<br />

in welk stadium dan ook, moet eerst een<br />

besmette gastheer treffen. Pas dan kan de teek<br />

zelf besmet raken en de besmetting eventueel<br />

overbrengen op een nieuwe gastheer. De<br />

meeste besmettingen bij de teken worden<br />

gezien in het volwassen stadium, gevolgd door<br />

het stadium van de nimf. Het aantal besmette<br />

teken kan van jaar tot jaar en van plaats tot<br />

plaats verschillen. Gegevens over het percentage<br />

besmette teken zijn daarom van beperkte<br />

waarde.<br />

De kans op een tekenbeet is het grootst in<br />

natuurgebieden, stadsparken of tuinen. De<br />

periode dat teken actief zijn loopt van begin<br />

maart tot eind november.Verhoogde luchtvochtigheid,<br />

warmte en beweging van een<br />

mogelijke gastheer, alsmede een verhoogd<br />

koolzuurgehalte in uitgeademde lucht maken<br />

een teek actief en verhogen de kans op een<br />

beet.<br />

Als na een beet de teek op de juiste manier<br />

verwijderd wordt, is de kans op ziekte erg<br />

klein. 1,2 In veel gevallen echter wordt een<br />

tekenbeet niet opgemerkt, aangezien deze niet<br />

pijnlijk is en de teek vanzelf weer loslaat.<br />

LYME BORRELIOSIS<br />

Als een mens via een tekenbeet besmet wordt<br />

met de bacterie Borrelia Burgdorferi, kan dat<br />

leiden tot Lyme Borreliosis. Het lichaam kan<br />

drie tot zes weken na de tekenbeet antistoffen<br />

38


maken. Aanvankelijk gaat het om IgM-antistoffen<br />

en later vooral om IgG-antistoffen.<br />

Deze stoffen kunnen aangetoond worden in<br />

het bloed en in de cerebrospinale vloeistof.<br />

Als iemand positief test, dan is dit een aanwijzing,<br />

maar geen bewijs, voor Lyme Borreliosis.<br />

Anderzijds sluit een negatieve test Lyme Borreliosis<br />

niet uit.<br />

Geen enkele test is optimaal voor het stellen<br />

van de diagnose Lyme Borreliosis. Bij interpretatie<br />

van het bloedonderzoek is ook het klinisch<br />

beeld en de duur van de vermoedelijke<br />

besmetting van belang. De anamnese is in dit<br />

opzicht heel belangrijk; deze geeft informatie<br />

over de kans op besmetting (is iemand bijvoorbeeld<br />

in een bosrijke omgeving geweest)<br />

en de duur van een mogelijke besmetting.<br />

Als er een infectie ontstaat na besmetting met<br />

Borrelia Burgdorferi, dan is een aantal stadia te<br />

onderscheiden.<br />

Vroege Lyme Borreliosis<br />

In dit stadium is er sprake van een lokale<br />

huidinfectie. Het plekje van de beet kan uitgroeien<br />

tot een grotere rode plek die in het<br />

midden weer verbleekt. Deze afwijking wordt<br />

‘erythema migrans’genoemd (afbeelding 2).<br />

Afbeelding 2. Erythema migrans kan in verschillende<br />

vormen voorkomen.<br />

(bronnen: Centers for Disease Control and Prevention<br />

(CDC) USA<br />

Dit verschijnsel ontstaat meestal binnen drie<br />

weken tot drie maanden na de beet en er zijn<br />

veel variaties mogelijk. Er ontstaan zelden<br />

blaasjes of schilfers. Deze lokale huidafwijking<br />

wordt niet in alle gevallen opgemerkt.<br />

Een meer zeldzame huidafwijking die in dit<br />

stadium voorkomt, is het Borrelia Lymfocytoom:<br />

een blauw-rode zwelling van een paar<br />

centimeter op de plaats van de beet.<br />

Vroege gedissemineerde Lyme Borreliosis<br />

De Borrelia-Borgdurferibacterie kan zich via<br />

het bloed verspreiden en zo op allerlei plaatsen<br />

in het lichaam terechtkomen. Bij Lyme<br />

Borreliosis worden aandoeningen van het<br />

zenuwstelsel, de gewrichten en het hart<br />

gezien.<br />

Neuroborreliosis<br />

Het zenuwstelsel kan op verschillende<br />

plaatsen in het lichaam aangedaan worden.<br />

Zo komt bij Lyme Borreliosis hersenvliesontsteking<br />

voor. Deze hersenvliesontsteking<br />

geeft vaak geringe verschijnselen,<br />

zonder nekstijfheid.Voor het stellen van de<br />

diagnose Lyme Borreliosis moeten antistoffen<br />

aantoonbaar zijn.<br />

Ook hersenzenuwen kunnen ontsteken.<br />

Voorkomende paresen zijn de nervus facialis<br />

(N.VII-) parese of oogspierparesen<br />

(N.III, N.IV en N.VI).<br />

De zenuwen van het ruggenmerg kunnen<br />

ook ontstoken raken. Dit kan pijn geven<br />

aan een arm, been of aan de romp; soms is<br />

er sprake van krachtsverlies of een doof,<br />

tintelend gevoel. Indien er een ontsteking<br />

van het ruggenmerg is, dan kan dit<br />

krachtsverlies in beide benen geven evenals<br />

problemen met plassen.<br />

Neuroborreliosis ontstaat in 50% van de<br />

gevallen binnen een maand na erythema<br />

migrans. 1<br />

Lyme artritis<br />

Gewrichten kunnen gedurende een dag tot<br />

een paar maanden een ontstekingsreactie<br />

vertonen bij Lyme Borreliosis. Deze ontstekingsreactie<br />

komt het meest voor in het<br />

kniegewricht en is niet altijd pijnlijk. Ze<br />

ontstaat in 50% van de gevallen binnen<br />

drie maanden na erythema migrans, maar<br />

39


kan mogelijk ook nog na een jaar ontstaan. 1<br />

Lyme carditis<br />

Aandoeningen van het hart bij Lyme Borreliosis<br />

komen zelden voor. Een stoornis in<br />

de geleiding tussen boezem en kamer<br />

wordt gezien, evenals een ontsteking van<br />

het hart(-zakje). In geval van een ernstige<br />

geleidingsstoornis, kan er een trage hartslag<br />

zijn: de patiënt kan flauwvallen of<br />

benauwd zijn.<br />

Late Lyme Borreliosis<br />

Bij langdurig aanhouden (langer dan een jaar)<br />

van genoemde ziekteverschijnselen spreekt<br />

men van late Lyme Borreliosis.<br />

Een huidaandoening die in dit stadium gezien<br />

wordt is Acrodermatitis chronica atrophicans<br />

(zie afbeelding 3). Deze komt voor op armen<br />

en benen. Er is een rood-paarse huid, die aanvankelijk<br />

dik en warm is en na maanden of<br />

jaren papierdun wordt. Een klein deel van de<br />

mensen met deze huidaandoening heeft ook<br />

gewrichtsontstekingen. IgG-afweerstoffen zijn<br />

altijd aantoonbaar.<br />

Afbeelding 3.<br />

(bron: www.saag.nl)<br />

Acrodermatitis chronica atrophicans.<br />

De behandeling bestaat uit het toedienen van<br />

antibiotica. Orale antibiotica zijn in veel gevallen<br />

effectief. In bepaalde gevallen, onder<br />

andere bij neuroborreliosis en oculaire borreliosis,<br />

zijn intraveneuze antibiotica effectiever.<br />

Volgens sommige onderzoekers is er weinig<br />

verschil in effectiviteit tussen orale en intraveneuze<br />

antibiotica, anderen menen dat er nog<br />

1, 4, 15, 16, 20, 32, 33<br />

geen optimale behandeling bestaat.<br />

In veel gevallen is het herstel volledig, al kunnen<br />

er restverschijnselen blijven bestaan.<br />

In de Verenigde Staten is tijdelijk een vaccin<br />

voor Lyme Borreliosis verkrijgbaar geweest.<br />

Vanwege slechte verkoopcijfers is het weer van<br />

de markt gehaald, hoewel de effectiviteit bij<br />

onderzoeken aantoonbaar is.<br />

Lyme Borreliosis moet onder andere gedifferentieerd<br />

worden van reumatische aandoeningen,<br />

migraine, multiple sclerose, depressiviteit<br />

en psychische stoornissen. De diagnose Lyme<br />

Borreliosis is in veel gevallen niet voor de hand<br />

liggend, aangezien de tekenbeet en het eerste<br />

stadium, de erythema migrans, niet altijd<br />

opgemerkt worden. Daarnaast lijken de ziekteverschijnselen<br />

op veel andere aandoeningen.<br />

Als een patiënt zich presenteert met erythema<br />

migrans, is dit wel zeer suggestief voor Lyme<br />

Borreliosis. De anamnese kan veel informatie<br />

geven over een mogelijke besmetting. Indien<br />

bij bloedonderzoek afweerstoffen aangetoond<br />

kunnen worden, wijst dit ook in de richting<br />

van Lyme Borreliosis. De afwezigheid van<br />

andere ziekten en de combinatie van informatie<br />

uit testen en anamnese kunnen tot de juiste<br />

diagnose leiden.<br />

Post Lyme Borreliosis<br />

Er wordt ook wel gesproken van een vierde<br />

stadium bij Lyme Borreliosis. In deze categorie<br />

vallen mensen bij wie Lyme Borreliosis werd<br />

vastgesteld en die, ondanks een adequate<br />

behandeling volgens de richtlijnen, toch klachten<br />

blijven houden.Vermoeidheid, spier- en<br />

gewrichtspijnen, stemmings- en concentratiestoornissen<br />

worden genoemd.<br />

Er wordt gesuggereerd dat auto-immuunmechanismen<br />

een rol spelen bij de chronische<br />

klachten. Bij onderzoeken werd echter geen<br />

bewijs hiervoor gevonden. 3<br />

40


OOGHEELKUNDIGE VERSCHIJNSELEN<br />

In de literatuur zijn verschillende oogaandoeningen<br />

beschreven bij Lyme Borreliosis (tabel 1).<br />

Deze oogaandoeningen komen niet vaak voor<br />

en worden meestal pas in een later stadium<br />

van Lyme Borreliosis gezien. Als gevolg van<br />

Lyme Borreliosis kunnen structuren in en om<br />

het oog een ontstekingsreactie vertonen.<br />

Tevens worden neuro-ophthalmologische<br />

afwijkingen gezien.<br />

van Lyme Borreliosis voor kunnen komen.<br />

Keratitis daarentegen wordt in een later stadium<br />

gezien. Keratitis komt het meest als bilaterale<br />

aandoening voor, hoewel er ook unilaterale<br />

gevallen beschreven zijn.<br />

Anterieure uveïtis wordt door verschillende<br />

onderzoekers beschreven.<br />

De bilateraal tonische pupillen, genoemd in<br />

tabel 1, waren een restverschijnsel bij een<br />

patiënt die hersteld was van een bilaterale<br />

parese van de nervus facialis (N.VII) en nervus<br />

oculomotorius (N.III).<br />

VOORSEGMENT<br />

- folliculaire conjunctivitis<br />

- peri-orbitaal oedeem<br />

- blepharospasme<br />

- orbitale keratose<br />

- keratitis<br />

- episcleritis<br />

- uveïtis anterior<br />

- bilateraal tonische pupil<br />

ACHTERSEGMENT<br />

- uveïtis posterior, panuveïtis, vitritis<br />

- neuritis optica<br />

- opticusatrofie<br />

- papiloedeem<br />

- parapapillaire pigmentepitheelloslating<br />

- retinitis pigmentosa-achtig fundusbeeld<br />

- vasculitis<br />

- chorioretinitis<br />

- neuroretinitis (neuritis en retinitis)<br />

OOGSPIEREN<br />

- myositis<br />

- bewegingsbeperkingen ten gevolge van paresen van N.III,<br />

N.IV en/of N.VI<br />

Tabel 1.<br />

Overzicht van in de literatuur beschreven oculaire afwijkingen<br />

bij Lyme<br />

5, 7, 11, 12 13, 14, 17, 18, 19, 21, 22, 24, 25, 26, 29, 30, 31, 35<br />

Borreliosis.<br />

VOORSEGMENT<br />

Hoewel oculaire aandoeningen bij Lyme Borreliosis<br />

niet vaak voorkomen, wordt bij 10%<br />

van de patiënten een folliculaire conjunctivitis<br />

gezien. Conjunctivitis en episcleritis zijn oculaire<br />

aandoeningen die in een vroeg stadium<br />

ACHTERSEGMENT<br />

Ook in het achtersegment van het oog kunnen<br />

verschillende structuren een ontstekingsreactie<br />

vertonen als gevolg van een besmetting met<br />

Borrelia Burgdorferi. Zo worden (pan-)uveïtis,<br />

vitritis, vasculitis, chorioretinitis en neuroretinitis<br />

genoemd als oculaire afwijkingen bij<br />

Lyme Borreliosis. Ook kunnen er veranderingen<br />

aan de oogzenuw waargenomen worden ten<br />

gevolge van een ontsteking of door een verhoogde<br />

intracraniële druk. Deze afwijkingen<br />

aan de oogzenuw komen niet vaak voor. Bij een<br />

recent onderzoek door Sibony et al. (<strong>2005</strong>) werd<br />

geconcludeerd dat er nog onvoldoende bewijs is<br />

voor een oorzakelijk verband tussen Lyme Borreliosis<br />

en neuritis of neuroretinitis.<br />

Verder zijn er in een aantal onderzoeken veranderingen<br />

in het retinaal pigmentepitheel<br />

beschreven. Parapapillaire pigmentalteraties<br />

zouden mogelijk kunnen ontstaan doordat de<br />

bloed-hersenbarrière nabij de papil niet effectief<br />

genoeg is. Hierdoor krijgen de spirocheten<br />

de kans om vanuit het centrale zenuwstelsel<br />

onder het pigmentepitheel te komen. 21<br />

OOGSPIEREN<br />

Bij Lyme Borreliosis kunnen beperkingen van de<br />

oogbewegingen gezien worden. Deze oogbewegingsbeperkingen<br />

kunnen het gevolg zijn van<br />

het ontstoken raken van de oogspieren zelf<br />

41


(oculaire myositis) of van neuro-ophthalmologische<br />

afwijkingen. Paresen van de nervus oculomotorius<br />

(N.III), de nervus trochlearis (N.IV) en<br />

de nervus abducens (N.VI) kunnen voorkomen.<br />

TOT SLOT<br />

Oculaire afwijkingen bij Lyme Borreliosis worden<br />

waarschijnlijk te weinig herkend en gediagnosticeerd.<br />

Bovendien is Lyme Borreliosis bij<br />

bloedonderzoek niet altijd aantoonbaar. Daarbij<br />

komt dat de oculaire aandoeningen bij<br />

Lyme Borreliosis veel lijken op andere ziektebeelden.<br />

Gedifferentieerd moet onder andere<br />

worden van oculaire aandoeningen die gezien<br />

worden bij syphilis, toxoplasmose en multiple<br />

sclerose. In het geval van myositis moet gedifferentieerd<br />

worden van een pseudotumor<br />

orbitae en Graves’orbitopathie.<br />

Lyme Borreliosis kan vermoed worden bij ontstekingsreacties<br />

van het oog met ongebruikelijke<br />

spleetlamp- en fluorescentie-angiografiebevindingen.Voor<br />

het bevestigen van de<br />

diagnose Lyme Borreliosis moeten het bloed,<br />

eventueel de cerebrospinale vloeistof en<br />

humor aquaeus onderzocht worden op antistoffen.<br />

Ook het glasvocht zou cytologisch<br />

onderzocht kunnen worden.<br />

De oculaire aandoeningen bij Lyme Borreliosis<br />

reageren over het algemeen goed op antibiotica,<br />

al kunnen er restverschijnselen overblijven.<br />

Opgemerkt moet worden dat de oogheelkundige<br />

afwijkingen bij Lyme Borreliosis die tot nu<br />

toe in de literatuur beschreven zijn, vaak in de<br />

vorm van een case report gepresenteerd zijn.<br />

Van enkele van de genoemde aandoeningen<br />

zijn slechts een paar gevallen bekend. De<br />

vraag is dan ook of echt bewezen is dat deze<br />

aandoeningen het gevolg zijn van Lyme Borreliosis<br />

of dat mogelijk andere mechanismen een<br />

rol spelen. Men zou zich kunnen indenken dat<br />

een teek ook andere bacteriën over kan brengen,<br />

waarvan de gevolgen tot op heden niet<br />

precies bekend zijn en waardoor het ziektebeeld<br />

complexer wordt.<br />

Naarmate Lyme Borreliosis beter herkend wordt,<br />

zijn er meer gegevens beschikbaar voor onderzoek<br />

naar de gevolgen van Lyme Borreliosis.<br />

Voor patiënten is echter vooral van belang dat<br />

Lyme Borreliosis in een vroeg stadium herkend<br />

wordt. Dan kan een effectieve behandeling<br />

gegeven worden en kunnen de gevolgen van de<br />

ziekte beperkt blijven.<br />

LITERATUUR<br />

1. Stichting samenwerkende artsen- en adviesorganisaties<br />

gezondheidszorg. www.saag.nl<br />

2. Patiëntenvereniging Lyme.<br />

www.lymepatver.demon.nl<br />

3. Bolz D.D., Weis J.J. -Molecular Mimicry to Borrelia<br />

Burgdorferi: pathway to autoimmunity Autoimmunity<br />

2004 Aug;37(5):387-92<br />

4. Borg R., Dotevall L., Hagberg L., Maraspin V., Lotric-<br />

Furlan S., Cimperman J., Strle F. -Intravenous ceftriaxone<br />

compared with oral doxycycline for the treatment<br />

of Lyme neuroborreliosis. Scand J Infect Dis<br />

<strong>2005</strong>;37(6-7):449-54<br />

5. Brazis P.W., Lee A.G. -Optic disk edema with a<br />

macular star. Mayo Clin Proc. 1996 Dec;71(12):1162-6<br />

6. Cairns V., Godwin J. -Post-Lyme borreliosis syndrome:<br />

a meta-analysis of reported symptoms. Int J<br />

Epidemiol. <strong>2005</strong> Jul 22 (Epub ahead of print)<br />

7. Carvounis P.E., Mehta A.P., Geist C.E. -Orbital myositis<br />

associated with Borrelia Burgdorferi (Lyme disease)<br />

infection. Ophthalmology. 2004<br />

May;111(5):1023-8<br />

8. Coulter P., Lema C., Flayhart D., Linhardt A.S., Aucott<br />

J.N., Auwaerter P.G., Dumler J.S. -Two year evaluation<br />

of Borrelia Burgdorferi culture and supplemental<br />

tests for definitive diagnosis of Lyme Disease. J Clin<br />

Microbiol. <strong>2005</strong> Oct;43(10):5080-4<br />

9. DePietropaolo D.L., Powers J.H., Gill J.M., Foy A.J. -<br />

Diagnosis of Lyme Disease. Am Fam Physician. <strong>2005</strong><br />

Jul 15;72(2):297-304<br />

10. Duffy J. -Lyme disease: a clinical review. Minn Med<br />

1991 Jul;74(7):21-6<br />

11. Fatterpekar G., Gottesman R.I., Sacher M., Som P.M.<br />

-Orbital Lyme Disease: MR Imaging before and after<br />

42


Treatment: Case report. American Journal of<br />

Neuroradiology April 2002 23:657-659<br />

12. Fugimoto F., Ghanem R.C., Monteiro M.L. -Bilateral<br />

tonic pupil as the only remaining ophtalmic sign<br />

of Lime disease: case report. Arq Bras Oftalmol.<br />

<strong>2005</strong> May-Jun;68(3):381-4<br />

13. Gerhards H., Wollanke B. -Antibody titers against<br />

Borrelia in horses in serum and in eyes and occurrence<br />

of equine recurrent uveitis. Berl Munch Tierarztl<br />

Wochenschr 1996 Aug;109(8):273-8<br />

14. Golubic D.,Vinkovic T., Turk D., Hranilovic J., Slugan<br />

I. -Ocular manifestations of Lyme borreliosis in<br />

northwest Croatia. Lijec Vjesn 2004 May-Jun;126(5-<br />

6):124-8<br />

15. Halperin J.J. -Central nervous system lyme disease.<br />

Curr Neurol Neurosci Rep. <strong>2005</strong> Nov 5(6):446-52<br />

16. Hofmann H. -Lyme borreliosis Cutaneous manifestation.<br />

Hautarzt. <strong>2005</strong> Aug;56(8):783-96<br />

17. Karma A., Pirttila T.A.,Viljanen M.K., Lahde Y.E.,<br />

Raitta C.M. -Secondary retinitis pigmentosa and<br />

cerebral demyelination in Lyme borreliosis. Br J<br />

Ophtalmol 1993 Feb;77(2):120-2<br />

18. Karma A., Seppala I., Mikkila H., Kaakkola S.,Viljanen<br />

M., Tarkkanen A. -Diagnosis and clinical characteristics<br />

of ocular Lyme borreliosis. Am J Ophtahalmol<br />

1995 Feb;119(2):127-35<br />

19. Karma A., Stenborg T., Summanen P., Immonen I.,<br />

Mikkila H., Seppala I. -Long-term follow-up of chronic<br />

Lyme neuroretinitis. Retina 1996;16(6):505-9<br />

20. Karma A., Mikkila H. -Ocular manifestations and<br />

treatment of Lyme disease. Curr Opin Ophthalmol<br />

1996 Jun;7(3):7-12<br />

21. Koch F., Augustin A.J., Boker. -Neuroborreliosis<br />

with retinal pigment elithelium detachments. Ger J<br />

Ophthalmol 1996 Jan;5(1)12-5<br />

22. Miyashiro M.J.,Yee R.W., Patel G., Ruiz R.S. -Lyme<br />

disease associated with unilateral interstitial keratitis.<br />

Cornea 1999 Jan;18(1):115-6<br />

23. Mlodzikowska-Albrecht J., Zarowski M., Steinborn<br />

B., Winczewska-Witktor A., Gurda B., Wigowska-<br />

Sowinska J. -Bilateral facial nerve palsy in the<br />

course of neuroborreliosis in children-dynamics,<br />

laboratory tests and treatment. Rocz Akad Med Bialymst<br />

<strong>2005</strong>;50 Suppl 1:64-9<br />

24. Morales D.S., Siatkowski R.M., Howard C.W., Warman<br />

R. -Optic neuritis in children. Pediatr Ophthalmol<br />

Strabismus. 2000 Sep-Oct;37(5):254-9<br />

25. Niutta A., Barcaroli I., Palombi E. -Monolateral chorioretinitis<br />

with multiple foci in one case of Lyme<br />

disease. Ann Ophtalmol 1993 Jul;25(7):257-61<br />

26. Pradella S.P., Krause A., Muller A. -Acute Borrelia<br />

infection. Unilateral papillitis as isolated clinical<br />

manifestation. Ophtalmologe. 1997 Aug;94(8):591-4<br />

27. Rauter C., Hartung T. -Prevalence of Borrelia burgdorferi<br />

Sensu Lato Genospecies in Ixodes ricinus<br />

Ticks in Europe: a Metaanalysis. Appl Environ<br />

Microbiol <strong>2005</strong> Nov;71(11):7203-16<br />

28. Rothermel H., Hedges T.R. 3rd, Steere A.C. -Optic<br />

Neuropathy in children with Lyme disease. Pediatrics.<br />

2001 Aug;108(2):477-81<br />

29. Schubert H.D., Greenebaum E., Neu H.C. -Cytologically<br />

proven seronegative Lyme choroiditis and<br />

vitritis. Retina 1994;14(1):39-42<br />

30. Sherman M.D., Nozik R.A. -Other infections of the<br />

choroid and retina. Toxoplasmosis, histoplasmosis,<br />

Lyme disease, syphilis, tuberculosis and ocular<br />

toxocariasis. Infect Dis Clin North Am 1992<br />

Dec;6(4):893-908<br />

31. Smith J.L. -Neuro-ocular Lyme borreliosis. Neurol<br />

Clin 1991 Feb;9(1):35-53<br />

32. Stricker R.B., Lautin A., Burrascano J.J. -Lyme disease:<br />

point/counterpoint. Expert Rev Anti Infect Ther<br />

<strong>2005</strong> Apr;3(2):155-65<br />

33. Taylor R.S., Simpson I.N. -Review of treatment<br />

options for Lyme borreliosis. J Chemother <strong>2005</strong><br />

Sep;17 Suppl 2:3-16<br />

34. Wormser G.P. -Prevention of Lyme borreliosis.<br />

Wien Klin Wochenschr <strong>2005</strong> Jun;117(11-12):385-91<br />

35. Zrinscak O., Masnec-Paskvalin S., Corak M. Bacani<br />

B., Mandic Z. -Paralytic strabismus as a manifestation<br />

of Lyme borreliosis. Coll Antropol. <strong>2005</strong> 29<br />

Suppl 1:137-9<br />

36. Zagorski Z., Biziorek B., Haszcz D. -Ophthalmic<br />

manifestations in Lyme borreliosis. Przegl Epidemiol<br />

2002;56 Suppl 1:85-90<br />

37. Sibony P., Halperin J., Coyle P.K., Patel K. -Reactive<br />

Lyme serology in optic neuritis. J Neuroophtalmol<br />

<strong>2005</strong> Jun;25(2):71-82<br />

38. Marieb E.N. -Human Anatomy and Physiology.<br />

Third Edition. California: The Benjamin/Cummings<br />

Publishing Company, Inc, 1995<br />

39. Dirckx J.H. -Stedmans’s concise medical and allied<br />

health dictionary. Third edition. Baltimore: Williams&Wilkins,<br />

1997.<br />

44


HOE BENIGNE IS<br />

BENIGNE INTRACRANIËLE HYPERTENSIE<br />

PSEUDOTUMOR CEREBRI, EEN CASUS<br />

D.C.G.H. Poelma, orthoptist, Bsc optometrist,<br />

Maaslandziekenhuis Sittard<br />

INLEIDING<br />

Tijdens mijn spreekuur onderzocht ik een<br />

vrouw van 24 jaar met dubbelbeelden. Zij<br />

bleek een abducensparese te hebben, veroorzaakt<br />

door pseudotumor cerebri. Dit was de<br />

reden om dit onderwerp meer uit te diepen.<br />

De vraagstellingen die aan de orde komen<br />

zijn: wat zijn de klachten bij pseudotumor<br />

cerebri, wat is het klinische beeld, wat zijn de<br />

oorzaken en wat is de behandeling van pseudotumor<br />

cerebri Daarnaast rijst de vraag: hoe<br />

benigne is benigne intracraniële hypertensie<br />

Allereerst wordt de casus besproken en vervolgens<br />

wordt dieper ingegaan op bovengenoemde<br />

vragen.<br />

CASUS<br />

Een vrouw van 24 jaar bezocht met spoed onze<br />

polikliniek in verband met horizontale<br />

dubbelbeelden en hoofdpijn sinds twee weken.<br />

Ze was verder goed gezond en gebruikte geen<br />

medicijnen. Ze had geen hoge bloeddruk of diabetes<br />

en was niet bekend met allergieën. Wel<br />

rookte ze een pakje sigaretten per dag. In de<br />

familie komen geen ernstige oogaandoeningen<br />

voor. Ze draagt een bril waarmee ze goed ziet.<br />

ORTHOPTISCH ONDERZOEK<br />

Lang stereotest: Lang II pos 200”bgsec<br />

Covertest<br />

nabij m.e.c.: 10 prismadioptrieën esoforie<br />

Covertest<br />

veraf m.e.c.:<br />

16 prismadioptrieën esoforie<br />

tot esotropie<br />

Motiliteit:<br />

Hess-onderzoek:<br />

Convergentie:<br />

kleine abductiebeperking<br />

OS, bij kijken naar links<br />

treedt een duidelijke esotropie<br />

op.Verder geen<br />

afwijkingen<br />

abducensparese OS<br />

goed.<br />

Een fresnelprisma van 7 dioptrieën basis temporaal<br />

werd meegegeven. Hiermee had patiënte<br />

een rustig en enkel beeld op afstand.<br />

OOGHEELKUNDIG ONDERZOEK<br />

• Brilsterkte: R: S+1,75=C-4,25 as 20<br />

L: S+1,25=C-4,25 as 180<br />

AVOD m.e.c: 1.0<br />

AVOS m.e.c.: 0.9<br />

• De Ishihara kleurenzientest werd foutloos<br />

gedaan bij beide ogen en de pupillen tonen<br />

normale reacties. De bloeddruk was licht<br />

verhoogd: 147/87 mmHg.<br />

• Bij het spleetlamponderzoek zagen we heldere<br />

media en een diepe voorste oogkamer.<br />

De oogdruk, gemeten met de noncontacttonometer,<br />

bedroeg beiderzijds 11 Hg.<br />

Fundoscopie toont beiderzijds een fors<br />

papiloedeem, de maculae en periferie<br />

waren normaal.<br />

• Gezichtsveldonderzoek, een MRI-scan,<br />

bloedonderzoek en fluorescentie-angiografie<br />

werden afgesproken en de patiënte<br />

werd doorverwezen naar de neuroloog.<br />

• De MRI-scan toonde geen aanwijzingen<br />

voor een ruimte-innemend proces of<br />

andere afwijkingen. Intra-orbitaal waren er<br />

eveneens geen afwijkingen aantoonbaar.<br />

45


De neuroloog kon geen neurologische verklaring<br />

geven voor het uitgesproken papiloedeem.<br />

• Het gezichtsveldonderzoek (Humphrey<br />

Full Field 120 Point Screening Test) gaf het<br />

volgende beeld:<br />

OD: verspreide relatieve defecten, met<br />

name inferior, een iets vergrote blinde<br />

vlek en een absoluut defect inferior<br />

nasaal<br />

OS: vergrote blinde vlek.<br />

• Bloedonderzoek liet geen antistoffen zien<br />

tegen het Varicella Zoster-virus, het Herpes<br />

Simplex-virus, Borrelia Burgdorferi (Lyme)<br />

en Candida Albicans. Er waren geen aanwijzingen<br />

voor een recente virale infectie<br />

met betrekking tot HIV, Cytomegalovirus<br />

of het Epstein-Barvirus. Alleen de hoeveelheid<br />

thrombocyten en fibrinogeen waren<br />

verhoogd.<br />

Ook is de hematocriet iets te hoog voor<br />

een vrouw, maar dit past bij het rookpatroon<br />

van een pakje sigaretten per dag en<br />

het overgewicht (91 kg bij 1,65m).<br />

• Fluorescentie-angiografie toonde geen<br />

autofluorescentie van de papillen, wel een<br />

stuwingsbeeld. In de periferie en maculae<br />

waren geen afwijkingen zichtbaar.<br />

THERAPIE<br />

Er werd een afwachtend beleid gevoerd. Patiënte<br />

werd geadviseerd om af te vallen en te stoppen<br />

met roken.<br />

ORTHOPTISCH VERVOLGONDERZOEK<br />

Na een maand vond opnieuw een orthoptische<br />

controle plaats.<br />

Patiënte had nog af en toe last van dubbelbeelden,<br />

hoewel dit sterk verminderd was ten<br />

opzichte van een paar weken geleden. Het fresnelprisma<br />

werd niet meer als prettig ervaren.<br />

Wel waren de hoofdpijnklachten toegenomen.<br />

Covertest<br />

nabij m.e.c.:<br />

Covertest<br />

veraf m.e.c.:<br />

6 prismadioptrieën esoforie<br />

10 prismadioptrieën esoforie<br />

Motiliteit:<br />

spoor abductiebeperking OS<br />

lichte toename van de esoforie<br />

bij kijken naar links.<br />

Het fresnelprisma gaf zij weer terug daar zij er<br />

geen baat meer bij had.<br />

Zij werd ontslagen van verder orthoptisch<br />

onderzoek.<br />

OOGHEELKUNDIG VERVOLGONDERZOEK<br />

Oogheelkundig onderzoek toonde nog steeds<br />

een zeer duidelijk papiloedeem met afklemming<br />

van de vaten ODS zonder verdere bijzonderheden.<br />

De visus was gelijk aan die van<br />

het vorige bezoek.<br />

Er werd opnieuw een gezichtsveldonderzoek<br />

(Humphrey Central 30-2 Threshold Test)<br />

gedaan. Dit toonde aan beide ogen een vergrote<br />

blinde vlek en enkele verspreide relatieve<br />

defecten, met name inferior.<br />

OOGHEELKUNDIG VERVOLGONDERZOEK<br />

Na 1 1 /2 maand kwam zij terug voor controle:<br />

De visus was beiderzijds 1,0 met eigen correctie.<br />

Er was geen papiloedeem OD meer zichtbaar<br />

en het papiloedeem OS leek sterk verminderd.<br />

DIAGNOSE<br />

De diagnose pseudotumor cerebri werd als<br />

diagnose per exclusionem vastgesteld gezien<br />

het verloop en de bevindingen. Er is geen lumbaalpunctie<br />

uitgevoerd.<br />

Bij deze patiënte werd een expectatief beleid<br />

ten aanzien van de therapie gesteld zolang de<br />

visus goed bleef en het gezichtsveld niet verslechterde.<br />

Wel is de patiënte geadviseerd te stoppen met<br />

roken en het gewicht te controleren.<br />

Zij zou de daaropvolgende maanden onder<br />

controle van de oogarts blijven en regelmatig<br />

het bloed laten onderzoeken. Zij is echter niet<br />

meer terug geweest.<br />

47


PSEUDOTUMOR CEREBRI<br />

- pulsatile tinnitus: oorsuizen of een tringelend<br />

geluid in de oren, erger bij vooroverbuigen<br />

22,41<br />

- radiculaire pijn, meestal in de armen (een<br />

zeer zeldzaam symptoom)<br />

- Bij chronisch papiloedeem kan metamorfopsie<br />

door subretinaal vocht in de macula en plotseling<br />

visusverlies door een intraoculaire bloeding<br />

secundair aan peripapillaire subretinale neovascularisatie<br />

ontstaan. 6,9,14,18,20,23,36,42<br />

- Bell’s palsy (N.VII paralyse) 5,41<br />

DEFINITIE<br />

Pseudotumor cerebri (PTC) wordt ook wel<br />

benigne intracraniële hypertensie of idiopathische<br />

intracraniële hypertensie genoemd. Hierbij<br />

is sprake van een idiopatisch verhoogde<br />

intracraniële druk (meer dan 250 mmHg<br />

begindruk) met een normale ventrikelgrootte<br />

en normale samenstelling van het cerebrospinale<br />

vocht (CSF) in afwezigheid van een<br />

ruimte- innemend proces of een infectie.<br />

PTC is een klinisch syndroom waarbij tekenen<br />

en symptomen van verhoogde intracraniële<br />

druk (ICP) aanwezig zijn, maar waarin de<br />

mentale en neurologische functie niet aangedaan<br />

zijn. De diagnose wordt gesteld na<br />

andere oorzaken van intracraniële drukverhoging<br />

te hebben uitgesloten. 6,9,18,20,42<br />

SYMPTOMEN<br />

Tot de voornaamste klachten horen:<br />

- Hoofdpijn; dit is een pulserende matige<br />

hoofdpijn in het hele hoofd die dagelijks aanwezig<br />

is, maar die vaak ’s morgens erger is en<br />

erger wordt bij plotselinge bewegingen zoals<br />

hoesten. De hoofdpijn kan samengaan met<br />

fotofobie, nausea en overgeven. 6,9,14,16,20,23,36,42<br />

- Fluctuerende visuele verstoringen zoals het<br />

tijdelijk donker worden van het zicht gedurende<br />

enkele seconden, scotomen, verlies<br />

van perifeer zicht in een of beide ogen, flitsen,<br />

algemeen wazig zien en verminderd<br />

centraal zicht. Kenmerkend is dat het visusverlies<br />

vooral optreedt bij verandering van<br />

houding. Het kan mild tot ernstig van karakter<br />

zijn. 9,16,25,42<br />

- Dubbelbeelden door een unilaterale of bilaterale<br />

N.VI-parese, maar ook een N.IV- of<br />

N.III-parese kan voorkomen. 6,9,14,16,20,23,36,42<br />

Daarnaast kunnen patiënten klagen over:<br />

- duizeligheid<br />

- nekstijfheid (vaak bij kinderen) 2<br />

- trigeminusneuralgie: aangezichtspijn in één<br />

of meer van de drie takken van de nervus<br />

trigeminus (N.V) 41<br />

ONDERZOEK<br />

Tijdens het oogheelkundig onderzoek kunnen<br />

de volgende tekenen wijzen op PTC:<br />

- bilateraal papiloedeem. 9,14,18,20,42 Er zijn echter<br />

ook casussen bekend zonder papiloedeem.<br />

16,19<br />

- verminderde visus. Gedeeltelijke of complete<br />

monoculaire verminderde visus is vaak<br />

het eerste neurologische teken. 9,14,18,20,42<br />

- gezichtsveldafwijkingen, zoals inferonasale<br />

scotomen, bilaterale concentrische beperking<br />

en vergrote blinde vlekken 9,14,18,20,41,42<br />

- parese van de N.VI, N.III of N.IV. 3,21,39 Een<br />

N.VI-parese komt in 10-40% van de gevallen<br />

met PTC voor. Een N.VI-parese kan verklaard<br />

worden door een verplaatsing van de<br />

hersenstam waarbij druk ontstaat door het<br />

rotsbeen op de N.VI. 10,16,25,34,35 Een N.IIIparese<br />

is zeldzaam en kan dus ook een nietspecifiek<br />

teken zijn van verhoogde ICP. 28<br />

- skew deviation 3<br />

- bilaterale totale interne en externe ophthalmoplegie<br />

- N.V-neuralgie 42<br />

- facialisparese. 5<br />

Neurologisch onderzoek geeft:<br />

- verhoogde ICP. Hiervoor wordt een<br />

lumbaalpunctie uitgevoerd. De druk ligt tussen<br />

250 en 400 mm CSI.<br />

- De samenstelling van het CSF is normaal.<br />

- normale CT/MRI-scan; geen tumoren of verplaatsing<br />

van hersenstructuren. Bij atypische<br />

klinische kenmerken kan een CT- of MRIscan<br />

met contrast gebruikt worden. 23<br />

48


- neurologisch verder geen afwijkingen, geen<br />

verlammingen, gevoelsstoornissen of stoornissen<br />

van het bewustzijn of geheugen. 30<br />

De diagnose PTC kan alleen gesteld worden<br />

op grond van de volgende uitkomsten:<br />

een normale CT- of MRI-scan bij een verhoogde<br />

intracraniële druk en een normale<br />

samenstelling van de CSF en als alle andere<br />

mogelijke oorzaken zijn uitgesloten. 9,14,23,42,43<br />

MECHANISME<br />

Bij PTC is er sprake van een verhoogde liquordruk.<br />

Het hersenvocht wordt geproduceerd in<br />

de hersenkamers en stroomt naar de subarachnoïdale<br />

ruimten.Vervolgens wordt het in<br />

het bloed opgenomen door de arachnoïdale<br />

granulaties van Pacchioni. Dit is weefsel in de<br />

wand van de veneuze sinussen.<br />

Verhoging van de liquordruk kan komen door<br />

een afgenomen afvoer van liquor doordat de<br />

veneuze sinussen of de arachnoïdale granulaties<br />

verstopt raken of door een toegenomen<br />

productie.<br />

druk in de<br />

hersenkamers<br />

druk<br />

in de<br />

SAR<br />

verstopte sinus<br />

PSEUDOTUMOR<br />

hersenkamers<br />

hersenweefsel<br />

hersenvocht in de<br />

subarachnoïdale ruimten<br />

(SAR)<br />

open sinus<br />

HYDROCEFALIE<br />

druk in de<br />

hersenkamers<br />

verklevingen<br />

Bron: Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen (2004)<br />

Bij PTC is de druk overal in de liquorruimten<br />

hetzelfde. Hierdoor zijn de hersenkamers normaal<br />

van grootte of zelfs licht vernauwd. Deze<br />

vernauwing komt doordat er liquor uit de hersenen<br />

sijpelt naar het omringende weefsel,<br />

waardoor dit weefsel zwelt en er hersenoedeem<br />

ontstaat. 16,30,42<br />

OORZAAK<br />

PTC komt meestal voor bij vrouwen in de<br />

vruchtbare leeftijd tussen 20 en 50 jaar zonder<br />

verdere gezondheidsproblemen. Het kan ech-<br />

druk<br />

in de<br />

SAR<br />

ter ook bij mannen en kinderen voorkomen,<br />

maar dat is zeldzaam. 2,6,14,24 De verhouding<br />

vrouw : man is 8 : 1. 14<br />

In de literatuur is obesitas een van de meest<br />

voorkomende oorzaken van PTC.Vooral<br />

recente gewichtstoename geeft aanleiding tot<br />

het ontstaan van PTC. Het lijkt erop dat de<br />

productie van liquor twee tot vier keer hoger<br />

ligt bij obesitas. PTC bij obesitas komt bij 14<br />

op de 100.000 mensen voor. 14,41,42,43<br />

Tot de andere mogelijke oorzaken voor het<br />

ontstaan van PTC behoren:<br />

- Menstruele o<strong>nr</strong>egelmatigheden of hormonale<br />

veranderingen tijdens de zwangerschap<br />

(1 op 850 zwangere vrouwen), waarbij er een<br />

verminderde afvoer of een vergrote productie<br />

plaatsvindt. Ook bij stoornissen in schildklierhormonen<br />

of de bijnieren hypofysehormonen<br />

kan PTC voorkomen. 9,23,42<br />

- Bij het gebruik van de anticonceptiepil: hierdoor<br />

treedt een verstopping op van de<br />

veneuze sinussen door een verhoogde stolling<br />

van het bloed. 23<br />

- Door medicijnen als:<br />

- antibiotica van de tetracyclinegroep,<br />

cyclosporine 8<br />

- vitamine A in overdosering van meer dan<br />

100.000 U/dag (hypervitaminosis A) bij<br />

acnébehandeling of derivaten van vitamine<br />

A (bijvoorbeeld bij behandeling van<br />

leukemie bij kinderen) 1,2,33<br />

- groeihormoon bij de behandeling van<br />

dwerggroei<br />

- van schildklier afgeleide stoffen zoals amiodaron<br />

(gebruikt bij hartritmestoornissen)<br />

- het stoppen van steroïden na een lange<br />

periode van gebruik<br />

- bepaalde anti-epileptica als fenytoïne<br />

- levodopa (anti-Parkinson) 7,9,18,23,42,43<br />

- Als complicatie bij de ziekte van Lyme. Dit is<br />

echter zeldzaam bij volwassenen. 4,15,32<br />

- Systemic Lupus Erythematodes en de ziekte<br />

van Besnier-Boeck waarbij er verstopping<br />

van de veneuze sinussen of de granulaties<br />

van Pacchioni kan ontstaan 7,9,18,23,42,43<br />

49


- Nierfalen 37 , Addison’s disease 42 , bloedziekten<br />

(sickle cell disease, anemia) 9,12,13,44 , slaapapnoe<br />

(met name bij mannen) 24 en longziekten<br />

(cystic fibrosis; met name door de gebruikte<br />

medicatie) 26,27 worden ook genoemd in de<br />

literatuur.<br />

Een grotere kans op PTC is aanwezig als<br />

meerdere factoren samenkomen, zoals zwangerschap<br />

en obesitas of een combinatie van<br />

vitamine A en tetracyclinepreparaten voor de<br />

behandeling van acne. 7,9,18,23,42,43<br />

THERAPIE<br />

De therapie wordt gebaseerd op het papiloedeem,<br />

de gezichtsvelddefecten en de centrale<br />

visusdaling. Hiervoor is het zaak dit in een<br />

vroeg stadium van de ziekte vast te leggen en<br />

gedurende de behandelperiode verscheidene<br />

keren te herhalen, zodat veranderingen zichtbaar<br />

zijn. De behandeling is erop gericht om<br />

de ICP te verlagen en progressief visusverlies<br />

te voorkomen. Bij milde symptomen wordt er<br />

vaak voor gekozen om geen behandeling in te<br />

stellen. 9,14,42<br />

De behandeling is afhankelijk van de oorzaak<br />

en kan bestaan uit:<br />

- het staken van de medicijnen die PTC veroorzaken<br />

en het geven van plaatsvervangende<br />

medicijnen.<br />

- gewichtsverlies als overgewicht een rol<br />

speelt<br />

- diuretica zoals diamox (eerste keus), acetazolamide<br />

of furosemide<br />

- corticosteroïden<br />

- steroïden: dit is controversieel, omdat het<br />

stoppen van steroïden na een lange periode<br />

van gebruik ook PTC kan veroorzaken<br />

- herhaaldelijke lumbaalpuncties<br />

- een optic nerve sheath fenestration als het<br />

gezichtsvermogen ernstig bedreigd wordt. Er<br />

wordt dan een uitgang gemaakt voor het<br />

cerebrospinale vocht in de regio van de nervus<br />

opticus<br />

- het aanbrengen van een lumbo-peritoneale<br />

of ventriculo-peritoneale shunt. 6,7,9,14,42,43<br />

Wanneer verbetering uitblijft is het soms nodig<br />

de CT/MRI-scan te herhalen om een verborgen<br />

maligniteit uit te sluiten. Als follow-up<br />

wordt geadviseerd om elke drie weken de<br />

visus en fundi te controleren en het gezichtsveldonderzoek<br />

elke vijf weken te herhalen. 9,36<br />

PROGNOSE<br />

De prognose is goed. Als de ICP normaal is,<br />

verdwijnen de afwijkingen.<br />

In 10% van de gevallen treedt er echter blijvende<br />

visuele schade (centrale visusvermindering<br />

of gezichtsvelddefecten) op. In een heel<br />

klein percentage wordt het visusverlies erger<br />

door opticusatrofie als gevolg van progressief<br />

papiloedeem en deze patiënten kunnen uiteindelijk<br />

blind worden. In 10 tot 20% vindt<br />

een of meer herhalingen van PTC plaats. Ook<br />

kunnen bijwerkingen van de medicijnen of<br />

complicaties van de andere behandelmethoden<br />

optreden. 7,9,30,38,42<br />

Vroege diagnose en behandeling en strenge<br />

controle is essentieel voor het behoud van de<br />

visus en het gezichtsveld. 9,36<br />

Differentiaaldiagnose<br />

Voor de differentiaaldiagnose komen in aanmerking:<br />

- pseudopapiloedeem door drusen 9,16,18,42,43<br />

- Guillain Barré-syndroom, waarbij papiloedeem<br />

en verhoogde ICP aanwezig zijn. Het<br />

papiloedeem is meestal asymptomatisch of<br />

gaat samen met milde gezichtsvelddefecten<br />

zonder visusverlies. Het CSF heeft een hoog<br />

proteïne gehalte, in tegenstelling tot PTC<br />

waarbij de CSF normaal is. Ook bestaat bij<br />

dit syndroom een limbale zwakheid, hyporeflexia<br />

en polyradiculopathie. 17<br />

- Tolosa-Huntsyndroom: zeldzaam, samengaand<br />

met hoofdpijn en oogheelkundige<br />

verstoringen. PTC verschilt hiervan door zijn<br />

bilateraal papiloedeem. 11,29<br />

- Neuritis optica: hierbij is er sprake van acuut<br />

visusverlies, pijn bij oogbewegingen, een<br />

afferent pupildefect, geen verhoogde ICP en<br />

plaques in de witte stof die op een MRI-scan<br />

zichtbaar zijn. 9,16,18,42,43<br />

50


- Hydrocephalus door een infectie, tumor of<br />

een ander ruimte-innemend proces,<br />

waardoor de productie toeneemt of de<br />

afvoer vermindert. In tegenstelling tot PTC<br />

is hierbij de druk binnen de hersenkamers<br />

groter dan erbuiten, waardoor de hersenkamers<br />

uitzetten. 16,30,43<br />

- Optic disc vasculitis. Dit wordt gekarakteriseerd<br />

door een unilateraal papiloedeem,<br />

gedilateerde venen, tortuositas en peripapillaire<br />

bloedingen. 14<br />

- Ischaemische optic neuropathie: eerst unilateraal,<br />

later bilateraal, kan gepaard gaan met<br />

plotseling ernstig visusverlies. Daarnaast ziet<br />

men een afferent pupildefect en afwijkend<br />

bloedbeeld.<br />

- Diabetische papillitis: de patiënt is bekend<br />

met diabetes type I of een verhoogde bloedsuikerspiegel.<br />

9,16,18,42,43<br />

- Papillitis: hierbij is meestal sprake van unilaterale<br />

visusdaling en verminderd kleurenzien<br />

van het aangedane oog en cellen in het<br />

glasvocht. 25,40<br />

PTC BIJ KINDEREN<br />

Bij kinderen komt PTC minder voor. Ook hierbij<br />

is sprake van een normale CT- of MRI-scan<br />

met normale ventrikels, verhoogde ICP en een<br />

normale samenstelling van de CSF. 14,23,42,43 De<br />

oorzaak moet gezocht worden op een ander<br />

vlak dan bij volwassenen.Vaak is medicatie,<br />

met name hoge doses vitamine A of afgeleiden<br />

daarvan, de boosdoener. 1,2,33 Ook bij behandeling<br />

van dwerggroei met groeihormonen kan<br />

PTC ontstaan. PTC kan ook ontstaan als complicatie<br />

van de ziekte van Lyme. 4,15,32<br />

De verhouding jongens : meisjes is gelijk, in<br />

tegenstelling tot de verhouding man : vrouw<br />

in de groep volwassenen. 2,6,14,24<br />

Kinderen kunnen klagen over hoofdpijn of<br />

visusstoornissen, 6,9,14 maar vaak zijn de eerste<br />

klachten een stijve nek, 2 overgeven, dubbelbeelden<br />

door een N.VI-parese en strabismus.<br />

10,16 Een enkele keer kan het uitpuilen van<br />

de fontanel te zien zijn. Bij het oogheelkundig<br />

onderzoek ziet men net als bij volwassenen<br />

papiloedeem en gezichtsveldbeperkingen. 9,14,18<br />

Therapie in de vorm van medicatie (prednison)<br />

is vaak voldoende om de ICP te verminderen.<br />

Andere methoden zijn een lumboperitoneale<br />

shunt of herhaaldelijke lumbaalpuncties.<br />

De prognose is goed. Door het verlagen van de<br />

ICP zal het papiloedeem en de N.VI-parese<br />

verdwijnen. Een enkele keer blijft een esotropie<br />

bestaan. 6,7,9,14,42,43<br />

Ook voor deze groep geldt dat gezichtsvelddefecten<br />

en visusverlies na behandeling kunnen<br />

blijven bestaan. Als verdere therapie moet<br />

gedacht worden aan occlusietherapie en<br />

strabismuschirurgie.<br />

Het is belangrijk om deze aandoening te ontdekken,<br />

omdat het kan samengaan met ernstig<br />

visusverlies. 7,9,30,38,42<br />

CONCLUSIE<br />

Pseudotumor cerebri wordt gekenmerkt door<br />

een verhoogde ICP met een normale ventrikelgrootte<br />

en een normale samenstelling van<br />

het CSF in afwezigheid van een ruimte-innemend<br />

proces of een infectie.<br />

Het komt meestal voor bij vrouwen in de<br />

vruchtbare leeftijd tussen 20 en 50 jaar. De<br />

enige consistente oorzaak is vooralsnog obesitas<br />

of een recente gewichtstoename. Bij kinderen<br />

ligt de oorzaak in medicijngebruik of de<br />

ziekte van Lyme.<br />

De voornaamste klachten zijn hoofdpijn, fluctuerende<br />

visusstoornissen bij verandering van<br />

houding en dubbelbeelden. Oogheelkundig<br />

onderzoek toont bilateraal papiloedeem, vaak<br />

een verminderde visus en gezichtsveldafwijkingen.<br />

Een N.VI-, N.IV- of N.III-parese kan<br />

ook voorkomen. 6,9,14<br />

Om de diagnose te stellen moeten alle andere<br />

mogelijke oorzaken uitgesloten worden.<br />

De behandeling is gericht op het weghalen<br />

van de oorzaak en het verlagen van de ICP.<br />

51


Terugkomend op de vraag in de inleiding van dit<br />

artikel: “Hoe benigne is benigne intracraniële<br />

hypertensie”kan deze gelukkig positief beantwoord<br />

worden. De prognose is namelijk uitstekend,<br />

hoewel in een klein percentage blijvende<br />

schade of zelfs blindheid kan ontstaan.<br />

Frequente controles van visus, gezichtsveld en<br />

fundus zijn erg belangrijk om dit te voorkomen.<br />

LITERATUURLIJST<br />

1. Alemayehu W. -Pseudotumor cerebri (toxic<br />

effect of the ‘magic bullet’). Ethiop Med J.<br />

1995 Oct; 33(4):265-270<br />

2. Baker R.S., Baumann R.J., Buncic J.R. -Idiopathic<br />

intracranial hypertension (pseudotumor<br />

cerebri) in pediatric patients. Pediatr<br />

Neurol. 1989 Jan-Feb; 5(1):5-11<br />

3. Baker R.S., Buncic J.R. -Vertical ocular<br />

motility disturbance in pseudotumor cerebri.<br />

J Clin Neuroophthalmol. 1985 Mar;<br />

5(1):41-44<br />

4. Belman A.L., e.a. -Neurologic manifestations<br />

in children with North American<br />

Lyme disease. Neurology. 1993 Dec;<br />

43(12):2609-2614<br />

5. Capobianco D.J., Brazis P.W., Cheshire<br />

W.P. -Idiopathic intracranial hypertension<br />

and seventh nerve palsy. Headache. 1997<br />

May; 37(5):286-288<br />

6. Cinciripini G.S., e.a. -Idiopathic intracranial<br />

hypertension in prepubertal pediatric<br />

patients: characteristics, treatment, and<br />

outcome. Am J Ophthalmol. 1999 Feb;<br />

127(2):178-182<br />

7. Colebatch J.G., Lance J.W. -Benign intracranial<br />

hypertension. Aust J Ophthalmol.<br />

1983 Aug; 11(3):235-239<br />

8. Cruz O.A., Fogg S.G., Roper-Hall G. -Pseudotumor<br />

cerebri associated with cyclosporine<br />

use. Am. J. Ophthalmol 1996; 122 (3):<br />

436-437<br />

9. Cullom R.D., Chang B. -The wills eye<br />

manual. Philadelphia; J.B. Lippincott Company.<br />

1994; 2e druk, 270-274, 412<br />

10. Duus P. -Topical diagnosis in neurology.<br />

Stuttgart; Georg Thieme Verlag. 1989; 2e<br />

druk, 85-88, 101-113, 315<br />

11. Gruber H. -Eye and headache. Ophthalmologic<br />

findings in pseudotumor cerebri<br />

and Tolosa-Hunt syndrome. Wien Med<br />

Wochenschr. 1987 Jul 15; 137(13):293-294<br />

12. He<strong>nr</strong>y M., e.a. -Pseudotumor cerebri in<br />

children with sickle cell disease: a case<br />

series. Pediatrics. 2004 Mar; 113 (3 Pt<br />

1):e265-269<br />

13. Jeng M.R., e.a. -Pseudotumor cerebri in<br />

two adolescents with acquired aplastic anemia.<br />

J Pediatr Hematol Oncol. 2002 Dec;<br />

24(9):765-768<br />

14. Kabat A.G. -PTC: not-so-benign intracranial<br />

hypertension. American Academy of<br />

Optometry. 2002; 173-174<br />

15. Kan L., Sood S.K., Maytal J. -Pseudotumor<br />

cerebri in Lyme disease: a case report and<br />

literature review. Pediatr Neurol. 1998 May;<br />

18(5):439-441<br />

16. Kanski J.J. -Clinical ophthalmology.<br />

Oxford; Butterworth-Heinemann Ltd.<br />

1994; 3e druk, 476-478, 487-489<br />

17. Kharbanda P.S., e.a. -Visual loss with papiledema<br />

in Guillain-Barré syndrome. Neurology<br />

India. 2002; 50(4): 528-529<br />

18. Kline L.B., Bajandas F.J. -Neuro-ophthalmology<br />

review manual. Thorofare; Slack<br />

Incorporated. 1996; 4e druk, 83-91, 95-103,<br />

137-138, 142, 161-164, 167-172<br />

19. Krishna R., Kosmorsky G.S., Wright K.W.,<br />

-Pseudotumor cerebri sine papilledema<br />

with unilateral sixth nerve palsy. J Neuroophthalmol.<br />

1998 Mar; 18(1):53-55<br />

20. Kurlemann G., Schuierer G. -Benign intracranial<br />

hypertension in childhood-pseudotumor<br />

cerebri. Klin Pediatr. 1993 Sep-Oct;<br />

205(5):340-344<br />

21. Lee A.G. -Fourth nerve palsy in pseudotumor<br />

cerebri. 1995; Strabismus. 3:(2):57-59<br />

22. Lee A.G. -Pulsatile tinnitus as the presenting<br />

symptom of pseudotumor cerebri. J.<br />

Otolaryngology. 1996;25:(3);203-204<br />

23. Lee A.G, e.a. -Occult cerebral vascular causes<br />

of pseudotumor cerebri. Neuro-oph-<br />

52


thalmology. 1999; 21:157-163<br />

24. Lee A.G., e.a. -Sleep apnea and intracranial<br />

hypertension in men. Ophthalmology. 2002<br />

Mar; 109(3):482-485<br />

25. Lepore F.E. -False and non-localizing signs<br />

in neuro-ophthalmology. Current Opinion<br />

in Ophthalmology. 2002; 13: 371-374<br />

26. Levy B., e.a. -Intracranial hypertension and<br />

adult respiratory distress syndrome: usefulness<br />

of tracheal gas insufflation. J Trauma.<br />

1995 Oct; 39(4):799-801<br />

27. Lucidi V., e.a. Benign intracranial hypertension<br />

in an older child with cystic fibrosis.<br />

Pediatr Neurol. 1993 Nov-Dec; 9(6):494-<br />

495<br />

28. McCammon A., Kaufman H.H., Sears E.S. -<br />

Transient oculomotor paralysis in pseudotumor<br />

cerebri. Neurology. 1981 Feb;<br />

31(2):182-184<br />

29. Mein J., Trimble R. -Diagnosis and management<br />

of ocular motility disorders.<br />

Oxford; Blackwell Science Ltd, 1991; 2e<br />

druk, 296-297<br />

30. Moffat F.L. -Pseudotumor cerebri. Can J<br />

Neurol Sci. 1978 Nov; 5(4):431-436<br />

31. Nazir S.A., Siatkowski R.M. -Pseudotumor<br />

cerebri in idiopathic aplastic anemia. J<br />

AAPOS. 2003 Feb; 7(1):71-74<br />

32. Nord J.A., Karter D. -Lyme disease complicated<br />

with pseudotumor cerebri Clinical<br />

Infectious Diseases. 2003 Jul 15; 37(2):e25-<br />

e26<br />

33. Onwuchekwa A.C., e.a. -A 14-year-old<br />

Nigerian female with idiopathic intracranial<br />

hypertension. Afr Health Sci. 2002 Dec;<br />

2(3):124-126<br />

34. Peters G.B., Bahn S.J., Krohel G.B. -Cause<br />

and prognosis of non-traumatic VI nerve<br />

palsies in young adults. Ophthalmology.<br />

2002; 109 (10): 1925-1928<br />

35. Pilking R.F., Sabri K., Chaudhuri P.R. -<br />

Non-traumatic sixth nerve palsy in a young<br />

patient. Strabismus, <strong>2005</strong>; 13: 11-13<br />

36. Santos S., e.a. -Pseudotumor cerebri: analysis<br />

of our cases and review of the literature.<br />

Rev Neurol. 2001 Dec; 16-31;<br />

33(12):1106-1111<br />

37. Shaw D., Priestman W., McIntyre C.W.<br />

-Benign intracranial hypertension in a<br />

patient with chronic renal failure, precipitated<br />

by hemodialysis. Clin Nephrol. 2002<br />

Dec; 58(6):458-460<br />

38. Smith K.H., Wilkinson J.T., Brindley G.O.<br />

-Combined third and sixth nerve paresis<br />

following optic nerve sheath fenestration. J<br />

Clin Neuroophthalmol. 1992 Jun; 12(2):85-7<br />

39. Speer C., e.a. -Fourth cranial nerve palsy in<br />

pediatric patients with pseudotumor cerebri.<br />

Am J Ophthalmol. 1999 Feb;<br />

127(2):236-237<br />

40. Stilma J.S.,Voorn Th.B. -Praktische oogheelkunde.<br />

Houten; Bohn Stafleu van Loghum.<br />

1996; 2e druk, 231-232, 285<br />

41. Sugerman H.J., e.a. -Gastric surgery for<br />

pseudotumor cerebri associated with<br />

severe obesity. Ann Surg. 1999 May;<br />

229(5):634-640<br />

42. Walsh T.J. -Neuro-ophthalmology: clinical<br />

signs and symptoms. Philadelphia; Lea &<br />

Febiger. 1992; 3e druk, 38-42, 47-48, 150,<br />

510-511<br />

43. Wright K.W. -Textbook of ophthalmology.<br />

Baltimore; Williams & Wilkins. 1997; 1e<br />

druk, 154-158<br />

44. Yager J.Y., Hartfield D.S. -Neurologic manifestations<br />

of iron deficiency in childhood.<br />

Pediatr Neurol. 2002 Aug; 27(2):85-92.<br />

53


CONTACTLENZEN BIJ KINDEREN<br />

M. van Beusekom, optometrist<br />

INLEIDING<br />

Contactlenzen zijn uit onze huidige maatschappij<br />

niet meer weg te denken. Hoewel de<br />

schattingen uiteenlopen, dragen in Nederland<br />

op dit moment tussen de twee- en tweeënhalf<br />

miljoen mensen contactlenzen. De meeste<br />

mensen dragen zachte contactlenzen (65 –<br />

70%) de rest draagt vormstabiele (harde) lenzen.<br />

Deze laatste groep is de laatste jaren sterk<br />

aan het afnemen.<br />

In dit artikel zal kort de historie van de contactlens<br />

worden weergegeven. De verschillen<br />

tussen de diverse lenstypen zullen worden<br />

toegelicht en er zal worden ingegaan op de<br />

vraag waar contactlenzen binnen de orthoptische<br />

praktijk een taak kunnen vervullen. Tenslotte<br />

zal de vraag worden behandeld of contactlenzen<br />

een rol spelen bij de beheersing van<br />

de progressie van myopie.<br />

DE GESCHIEDENIS<br />

VAN DE CONTACTLENS<br />

Als we naar de ontstaansgeschiedenis van de<br />

contactlens kijken, dan wordt deze gekenmerkt<br />

door de verschuiving van sclerale lenzen naar<br />

corneale lenzen. Ook in de productietechniek<br />

van contactlenzen zien we een verschuiving van<br />

het maken van lenzen met behulp van mallen<br />

tot de hedendaagse submicrondraaitechnieken.<br />

Binnen de materialen zien we dat de eerste lenzen,<br />

die gemaakt waren van glas, al geruime tijd<br />

hebben plaatsgemaakt voor lenzen van hoogwaardige<br />

kunststoffen.<br />

In de periode die ligt tussen 1650 en 1850 zijn<br />

de eerste stappen in de contactologie gezet.<br />

Niet dat men bewust bezig was met de ontwikkeling<br />

van een contactlens. Deze eerste stappen<br />

bestonden in feite uit het toepassen van diverse<br />

methodieken om patiënten beter te laten zien.<br />

Hierbij gebruikte men bijvoorbeeld schaaltjes<br />

gevuld met gelatine, die op een oog werden<br />

geplaatst (J. F. William Herschel). In deze periode<br />

kwam T.Young met het idee om een o<strong>nr</strong>egelmatig<br />

hoornvlies af te dekken met een<br />

kunsthoornvlies, om zo de visus te verbeteren.<br />

De eerste ‘officiële’toepassing van een contactlens<br />

wordt toegeschreven aan X. Galezowski<br />

ergens tussen 1886 en 1889. Hij gebruikte<br />

gelatineschijfjes voor wondafdekking na staaroperaties<br />

(slechte wondsluiting). Hiermee<br />

introduceerde hij min of meer de eerste bandage<br />

contactlens.<br />

Gedurende de hierboven beschreven periode<br />

werden ook belangrijke stappen gezet in de ontwikkeling<br />

van instrumentarium voor het kunnen<br />

verrichten van allerlei metingen aan de ogen.<br />

Helmholtz, Donders en Graefe ontwikkelden een<br />

aantal meetinstrumenten waarmee de bolling<br />

van een hoornvlies kon worden gemeten om zo<br />

een eerste stap in de richting van het aanmeten<br />

van contactlenzen te kunnen zetten. De ideeën<br />

en principes die zij toen ontwikkelden, worden<br />

op dit moment nog steeds toegepast, zij het in<br />

een modernere vormgeving en geavanceerder.<br />

In de periode tussen 1890 en 1945 worden er<br />

wereldwijd diverse pogingen beschreven van<br />

het toepassen van allerlei soorten ‘contactlenzen’.<br />

Het belangrijkste toepassingsgebied is de<br />

keratoconus. Reeds toen wist men dat een van<br />

de weinige therapeutische oplossingen voor<br />

dit probleem een ‘contactlens’was. De allereerste<br />

toepassing van een ‘contactlens’in Nederland<br />

dateert uit 1892.<br />

54


ROL TWEEDE WERELDOORLOG<br />

Zoals bij vele disciplines binnen de medische<br />

wetenschap zijn er binnen de oogheelkunde<br />

gedurende de Tweede Wereldoorlog grote<br />

stappen voorwaarts gezet. Doordat de cockpitdaken<br />

van de Engelse Spitfiregevechtsvliegtuigen<br />

gemaakt waren van perspex, kregen vele<br />

piloten splinters van deze daken in hun ogen.<br />

Opvallend was dat dit materiaal in het oog<br />

prima verdragen werd, afgezien van de schade<br />

veroorzaakt door het binnendringen in het<br />

oog zelf. Door deze ontdekking is bijvoorbeeld<br />

het idee ontstaan om intraoculaire lenzen van<br />

perspex (pMMA) te maken en deze te implanteren.<br />

Ook is toen de contactlens uit pMMA<br />

ontwikkeld: de echte voorloper van onze huidige<br />

harde contactlens.<br />

SOORTEN CONTACTLENZEN<br />

Sinds midden jaren ‘60, toen de eerste zachte<br />

contactlenzen op de markt kwamen, zijn er<br />

feitelijk twee soorten contactlenzen. De twee<br />

basistypen zijn de harde (vormstabiele) en de<br />

zachte contactlenzen. Zowel de harde als de<br />

zachte contactlens kennen inmiddels diverse<br />

subtypen. Sinds 2000 is er een nieuwe generatie<br />

contactlens op de markt verschenen en dat<br />

is de siliconen hydrogel. In onderstaand<br />

schema is een overzicht van de soorten contactlenzen<br />

weergegeven.<br />

Zoals uit het schema blijkt kunnen contactlenzen<br />

op diverse manieren worden ingedeeld. Bij<br />

de vormstabiele lens wordt er in hoofdzaak<br />

een indeling gemaakt naar de vorm (bolling)<br />

van de lens en het soort correctie. Bij zachte<br />

lenzen wordt ook een indeling gemaakt naar<br />

correctie, maar ook de diverse materialen worden<br />

ingedeeld in groepen. De indeling die hier<br />

wordt weergegeven is de meest eenvoudige<br />

indeling. Officieel worden zachte lenzen ingedeeld<br />

volgens de FDA-indeling waarbij slechts<br />

een onderscheid wordt gemaakt tussen laag<br />

(


eweegt bij elke knipperslag. Omdat er altijd<br />

een deel van de cornea bedekt zal zijn door de<br />

lens en een ander deel niet, wordt deze beweging<br />

van de contactlens aanvankelijk gevoeld.<br />

Je moet aan het dragen van vormstabiele lenzen<br />

dus wennen. Deze gewenningsperiode<br />

kan in de praktijk tot wel zes weken duren.<br />

Eenmaal gewend aan de lens wordt de beweging<br />

niet meer gevoeld. Mocht er echter een<br />

stofje achter de lens terecht komen dan is dat<br />

natuurlijk geen prettig gevoel. Deze stofgevoeligheid<br />

en het feit dat de verlieskans van dit<br />

type lens groter is dan bij zachte lenzen,<br />

maken dat deze lens minder geschikt is voor<br />

bijvoorbeeld sporten. Het mindere comfort ten<br />

opzichte van de zachte lens, heeft ertoe geleid<br />

dat de populariteit van de vormstabiele lens<br />

minder is dan die van zachte lenzen. Op zich<br />

is dit jammer, want het mindere comfort is<br />

eigenlijk het enige minpunt van deze lenzen,<br />

verder hebben zij alleen maar voordelen ten<br />

opzichte van de zachte lenzen.<br />

ZACHTE LENZEN<br />

Zoals het woord al verraadt voelt deze lens op<br />

het oog zacht aan en geeft dus een zeer snelle<br />

gewenning. Dit komt doordat deze lenzen zijn<br />

gemaakt van een kunststof welke in staat is<br />

water op te nemen. Men kan dit vergelijken<br />

met een spons die in uitgedroogde toestand<br />

hard is, maar in contact met water het water<br />

opneemt en zacht wordt. In de zachte lens<br />

fungeert het opgenomen water als transportmiddel<br />

voor zuurstof. Helaas is de zuurstoftransporterende<br />

capaciteit van deze lenzen<br />

maar beperkt en zachte lenzen veroorzaken<br />

dus regelmatig zuurstoftekorten in het hoornvlies.<br />

Dit zuurstofprobleem neemt gedurende<br />

de dag toe door verdamping van traanvocht uit<br />

de contactlens. Doordat deze lenzen vocht<br />

opnemen vervuilen ze ook sneller; dat is de<br />

reden dat zachte lenzen zeer regelmatig moeten<br />

worden vervangen. Gangbare vervangingssystemen<br />

die tegenwoordig worden gehanteerd<br />

werken allemaal met vervangingsfrequenties van<br />

een maand of minder.<br />

SILICONEN HYDROGELS<br />

De nieuwste generatie contactlenzen wordt<br />

gemaakt van silicone<strong>nr</strong>ubber. Deze lenzen lijken<br />

sterk op de zachte lenzen, maar laten veel<br />

meer zuurstof door (ongeveer 10 tot 15 keer<br />

meer).Vanwege deze enorme zuurstofdoorlaatbaarheid<br />

zijn deze lenzen veel veiliger dan<br />

de huidige zachte contactlenzen. Tevens uitermate<br />

geschikt om bij kinderen toe te passen.<br />

Het zal nog een paar jaar duren voordat er ook<br />

in Nederland meer siliconenlenzen dan traditionele<br />

zachte lenzen worden toegepast. Ook<br />

zijn nog lang niet alle sterkten leverbaar in dit<br />

nieuwe revolutionaire materiaal.<br />

KINDEREN EN CONTACTLENZEN<br />

Binnen de <strong>orthoptie</strong> kunnen contactlenzen<br />

een prima rol vervullen als het gaat om het<br />

corrigeren van refractieafwijkingen.Vooral de<br />

hogere sterkten (sferisch en cilindrisch) zijn<br />

prima en wellicht beter te corrigeren met lenzen<br />

dan met een bril. Zeker bij de negatieve<br />

sterkten geven contactlenzen een betere netvliesafbeelding<br />

dan de correctie met een bril.<br />

Voor het dragen van contactlenzen is geen<br />

minimumleeftijd aan te geven. Contactlenzen<br />

worden soms al op een leeftijd van slechts<br />

enkele maanden toegepast, zij het dat dit<br />

natuurlijk in een zuiver therapeutische setting<br />

gebeurt (bijvoorbeeld bij congenitaal cataract).<br />

Het toepassen van contactlenzen in het algemeen<br />

is niet vrij van risico’s, zoals momenteel<br />

ook uit de media blijkt. Indien lenzen al op<br />

jonge leeftijd worden gedragen is het verstandig<br />

dat dit onder strikte begeleiding gebeurt.<br />

Orthoptie en contactlenzen<br />

Zoals hiervoor genoemd kunnen contactlenzen<br />

een goede aanvulling bieden in de orthoptische<br />

praktijk. Hierbij valt vooral te denken<br />

aan het corrigeren van anisometropieën, astigmatisme<br />

of o<strong>nr</strong>egelmatigheden van de cornea<br />

(na een corneatrauma).Voor het toepassen van<br />

contactlenzen binnen de orthoptische praktijk<br />

zal moeten worden samengewerkt met opto-<br />

56


metristen en/of contactlensspecialisten, zo<br />

mogelijk binnen dezelfde intramurale instelling.<br />

Er zal gewerkt moeten worden aan de hand van<br />

duidelijke afspraken. Binnen dit samenwerkingsverband<br />

is het de orthoptist die de sterkte van de<br />

lenzen bepaalt, hierbij is het aangeven van de<br />

brilsterkte voldoende. De optometrist of contactlensspecialist<br />

kan dit eenvoudig vertalen naar<br />

een contactlenssterkte. Het is de taak van de<br />

optometrist / contactlensspecialist om de<br />

gezondheid van de cornea te bewaken en te zorgen<br />

dat de contactlenzen zonder problemen<br />

gedragen kunnen worden.<br />

Wanneer er een lagere visus wordt gemeten<br />

dan bij een eerdere controle is het belangrijk<br />

om te beseffen dat dit ook kan worden veroorzaakt<br />

door de contactlens! Een reden om bijvoorbeeld<br />

de controles van <strong>orthoptie</strong> en optometrie<br />

te combineren.<br />

Wie is wie in contactlensland<br />

Voor het toepassen van contactlenzen binnen<br />

de <strong>orthoptie</strong>praktijk is het belangrijk te weten<br />

dat contactlenzen in Nederland mogen worden<br />

aangemeten door iedereen die dat maar<br />

wil. Met andere woorden: er zijn dus geen<br />

wettelijke bepalingen die aangeven wie wel en<br />

wie niet contactlenzen mag aanmeten. Iedereen<br />

mag zich contactlensspecialist noemen.<br />

Het is dus niet verstandig om patiënten naar<br />

een willekeurige opticien c.q. contactlensspecialist<br />

te sturen voor het aanmeten van contactlenzen.<br />

Er zal moeten worden gelet op een<br />

paar kenmerken.<br />

Om zeker te weten dat een contactlensspecialist<br />

tenminste een diploma heeft kan worden<br />

gevraagd naar het lidmaatschap van de ANVC<br />

(Algemene Nederlandse Vereniging van Contactlensspecialisten).<br />

Indien de contactlensspecialist<br />

lid is van deze vereniging kan men er<br />

in ieder geval van verzekerd zijn dat de contactlensspecialist<br />

beschikt over een diploma.<br />

Een andere mogelijkheid is om patiënten te<br />

sturen naar een optometrist. Omdat dit een<br />

beschermd beroep is staat vast, dat deze per-<br />

soon beschikt over de kennis om contactlenzen<br />

op een veilige manier toe te passen. In<br />

beide gevallen geldt dat er wel duidelijke<br />

werkafspraken moeten worden gemaakt.<br />

Welke lens<br />

Het is niet heel eenvoudig om even kort te<br />

zeggen welke lens in welk geval geschikt is,<br />

maar er is wel een algemene lijn aan te geven.<br />

Het belangrijkste gegeven in de keuze is de<br />

reden waarom er een contactlens wordt toegepast:<br />

is dit vanwege een cosmetische reden of<br />

betreft het een therapeutische overweging<br />

Ook de leeftijd speelt hier een rol, hoe jonger<br />

de kinderen zijn des te groter de noodzaak om<br />

bijvoorbeeld de siliconen hydrogels toe te passen.<br />

Het kan echter zijn dat er beperkingen<br />

gelden ten aanzien van bepaalde sterktes,<br />

waardoor er zal moeten worden uitgeweken<br />

naar een traditionele zachte contactlens.<br />

Als een kind wordt behandeld als gevolg van<br />

een corneatrauma, kan het toepassen van een<br />

siliconenlens bijvoorbeeld helemaal niet<br />

mogelijk zijn en is men aangewezen op een<br />

vormstabiele contactlens.Vooral bij heel jonge<br />

kinderen kan dit weer tot allerlei praktische<br />

problemen leiden. De optometrist / contactlensspecialist<br />

zal hier dus allemaal rekening<br />

mee moeten houden.<br />

Naast de keuze van de juiste contactlens (soms<br />

kan het een bepaalde periode duren voor de<br />

juiste is gevonden) ligt daar nog de uitdaging<br />

van het leren omgaan met contactlenzen. Het<br />

meest belangrijke aspect van deze instructie is<br />

het uithalen van contactlenzen. Een kind zal in<br />

staat moeten zijn zelfstandig de contactlenzen<br />

uit te nemen wanneer er sprake is van irritatie<br />

van het oog. Het inzetten van contactlenzen<br />

kan uiteraard door een van de ouders / verzorgers<br />

gebeuren. Het toepassen van lenzen op<br />

basis van permanent wear is, gelet op de infectierisico’s,<br />

absoluut af te raden. Toch zal de<br />

reden waarom lenzen gedragen gaan worden<br />

bepalen in hoeverre aan deze criteria de hand<br />

moet worden gehouden. Hoe noodzakelijker<br />

57


het is dat een kind een contactlens draagt, des<br />

te meer concessies zullen worden gedaan ten<br />

aanzien van het zelfstandig kunnen hanteren<br />

van de lenzen. Daar zal echter tegenover moeten<br />

staan dat de bewaking van de normale<br />

corneafysiologie in dat geval ook veel intensiever<br />

zal moeten plaatsvinden.<br />

TOT SLOT<br />

Contactlenzen verdienen ook binnen de<br />

<strong>orthoptie</strong> een duidelijke plaats. Binnen steeds<br />

meer praktijken wordt dit inmiddels ook<br />

onderkend en is de contactlens een waardevolle<br />

aanvulling geworden op het behandelaanbod.<br />

Ook ontwikkelingen binnen de contactlensindustrie<br />

zorgen ervoor dat we in de<br />

(nabije) toekomst ook veel beter bij jonge kinderen<br />

veilig contactlenzen kunnen aanmeten.<br />

Toch kan geen enkele ontwikkeling binnen de<br />

contactologie garanderen dat er geen complicaties<br />

optreden, waardoor bewaking van de<br />

corneafysiologie en interactie tussen contactlens<br />

en oog van essentieel belang blijft.<br />

Naast de toepassingen welke hiervoor zijn<br />

beschreven zijn er nog toepassingen op het<br />

gebied van filterlenzen voor tal van retinaaandoeningen<br />

zoals bijvoorbeeld achromatopsie.<br />

Binnen het kader van een artikel zijn al<br />

deze mogelijkheden echter niet te vangen.<br />

Ook deze beschrijving is kort en gaat slechts in<br />

op enkele aspecten van de toepassing van<br />

contactlenzen binnen de <strong>orthoptie</strong>. Wellicht<br />

dat in de toekomst zich meerdere gelegenheden<br />

zullen voordoen om dieper in te gaan op<br />

de toepassing van contactlenzen.<br />

58


VERENIGINGSNIEUWS<br />

Notulen van de 113e algemene ledenvergadering gehouden op vrijdag 17 maart 2006 te Culemborg<br />

De voorzitter opent de vergadering in aanwezigheid van 197 leden.<br />

De firma’s 3M, BSN Medical, Lohmann & Rauscher, Optical Low Vision Services, Eastbeco/Master•Aid<br />

en Medeco worden door de voorzitter welkom geheten en bedankt voor hun sponsoring.<br />

NOTULEN 112E VERGADERING 11-11-<strong>2005</strong><br />

Naar aanleiding van de notulen worden de volgende twee punten besproken:<br />

- ad blz. 20: de handleiding patiëntengegevens in de orthoptische praktijk is inmiddels aan de<br />

leden toegezonden.<br />

- ad blz. 24: er mag vanaf de leeftijd van drie maanden met cyclopentolaat 1.0% gedruppeld worden.<br />

De notulen worden goedgekeurd en ondertekend.<br />

INGEKOMEN STUKKEN<br />

- De secretaris deelt mee dat er twee ingekomen stukken zijn naar aanleiding van het na- en bijscholingprogramma,<br />

te weten:<br />

- een brief van A.J. Bakels, S.M. Jansen en A.E.L. Langenhorst<br />

- een brief van C. Kunnen, A. Oudijk, K. van Baarsen, J. de Vries, A. Rijkers en M. Droogh.<br />

- Het bestuur heeft overleg gehad met de Hogeschool Utrecht, naar aanleiding waarvan aan alle<br />

leden een voorstel van vrijstelling is toegestuurd. Bij punt 12 van de agenda wordt hier nader op<br />

ingegaan.<br />

JAARVERSLAG<br />

Er zijn geen vragen over het jaarverslag.<br />

FINANCIEEL JAAROVERZICHT<br />

De penningmeester geeft een toelichting op het financieel jaaroverzicht <strong>2005</strong> en de begroting 2006.<br />

De contributie voor 2007 blijft gelijk.<br />

VERSLAG KASCOMMISSIE<br />

R. Slagboom deelt namens de kascommissie mede dat de financiële bescheiden in orde zijn. De<br />

penningmeester wordt decharge verleend.<br />

BESTUURSMEDEDELINGEN<br />

ZONMW<br />

Samen met het NPi is er een uitgebreide Engelstalige vooraanvraag geschreven over het doelmatig<br />

verwijzen van kinderen met visusproblemen door de jeugdarts. Dit is door ZonMw afgewezen.<br />

Bezwaar aantekenen tegen dit besluit is niet mogelijk.<br />

59


DBC<br />

- De voorzitter geeft aan dat het bestuur een aantal acties heeft ondernomen inzake de problematiek<br />

rond de eerstelijns orthoptische verrichting en de basisverzekering per 1-1-2006 en de<br />

tweedelijnsproblematiek inzake de DBC's en de rol van de oogarts hierin. Er is een uitgebreide<br />

brief naar minister Hoogervorst gestuurd, waarin de situatie wordt uitgelegd.<br />

- Inspelend op de huidige situatie wordt een aantal voorlopige adviezen uitgelegd. Het bestuur<br />

stelt voor om de orthoptische verrichtingen zelfstandig te blijven verrichten en alleen op<br />

orthoptisch/oogheelkundige gronden een oogarts te consulteren. Het bestuur is zich ervan<br />

bewust dat dit een extra druk legt op de ziekenhuizen en de patiënten. Het NOG is op de<br />

hoogte van ons voorstel; ze betreuren het dat we op dit moment niet mee willen werken aan de<br />

invulling van de DBC’s maar hebben begrip voor onze situatie. De leden ondersteunen dit<br />

voorstel. Het bestuur spreekt de hoop uit op korte termijn een definitieve oplossing te kunnen<br />

mededelen.<br />

COMMISSIEDAG 10 FEBRUARI 2006<br />

- De voorzitter deelt mee dat op deze dag door de commissieleden de plannen voor 2006 zijn<br />

gepresenteerd. Daarna is er een workshop geweest met als titel: ‘de kracht van kleur’.<br />

Tenslotte deelt de voorzitter mee dat de certificaten persoonlijk aan het eind van het middagprogramma<br />

afgehaald kunnen worden; de certificaten worden niet nagezonden. Indien men vooraf<br />

niet heeft betaald, krijgt men het certificaat na betaling thuis gezonden.<br />

SECTIE 1: VERENIGINGSBELANGEN<br />

Regionalisatie<br />

- Door het CBO is in november, januari en maart een cursus voor regiocontactpersonen gegeven.<br />

- Nu alle regio-overleggen een opgeleide regiocontactpersoon hebben kan de commissie verder<br />

met de implementatie van het project Regionalisatie. Hoe dit traject eruit gaat zien zal in de<br />

loop van 2006 bekend gemaakt worden. De commissie zal de regio`s hierbij betrekken.<br />

- Op 25 april zal er een bijeenkomst voor reeds opgeleide regiocontactpersonen zijn. Deze bijeenkomst<br />

duurt een hele dag en zal door het CBO geleid worden.<br />

- Aan het eind van het jaar zal een werkconferentie gehouden worden voor alle regiocontactpersonen.<br />

Deze bijeenkomst zal in het teken staan van hoe het vervolgtraject Regionalisatie er verder<br />

uit komt te zien.<br />

PR-commissie<br />

- E. Molster deelt mee dat de nieuwsbrief naar 299 e-mailadressen wordt gestuurd. De ledenlijst<br />

op de website wordt elke twee maanden geactualiseerd tegelijk met het verschijnen van de<br />

nieuwsbrief.<br />

- Het e-mailadres zoals vermeld op de website wordt gebruikt voor het versturen van de nieuwsbrief.<br />

Wijzigingen in e-mailadressen moeten naar leden@<strong>orthoptie</strong>.nl gemaild worden.<br />

- Verder wordt meegedeeld dat een wachtkamerposter ontwikkeld is ter promotie van de website.<br />

Deze wordt in de stand uitgedeeld.<br />

- Ook is de CD-ROM met de presentatie ‘Orthoptie’aangepast en vernieuwd. Deze kan men<br />

aanvragen via de PR-commissie.<br />

- Tot slot doet de PR een oproep voor vier leden voor een werkgroep die het patiëntendeel van de<br />

60


website zal gaan uitbreiden met meer folders over verschillende orthoptische aandoeningen. Zij<br />

kunnen zich aanmelden via pr@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />

SECTIE 2: BEROEPSBELANGEN<br />

Unie Zorg en Welzijn<br />

- De UZW heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met vakbond Nu’91. Beide vakbonden<br />

vertegenwoordigen veel medewerkers uit de zorg. Ze gaan gezamenlijk de CAO-onderhandelingen<br />

voeren en zijn daardoor de grootste vakbond aan de onderhandelingstafel. Daardoor<br />

hebben ze onder andere meer invloed.<br />

Contactpersonen bij UZW: • Nieuwe coördinator: C. de Wildt<br />

• CAO-ziekenhuizen: S. de Zwart<br />

• CAO-UMC: W. Hovestad<br />

• FWG/beroepsprofielen: J. v.d. Weijden.<br />

- Internetvakbond<br />

De UZW heeft sinds kort een internetvakbondslidmaatschap. Deze leden worden vertegenwoordigd<br />

aan de onderhandelingstafel. Ze kunnen advies krijgen via internet.Verder zijn er<br />

kortingen op cursussen en loopbaanontwikkeling. In dit lidmaatschap zit geen individuele juridische<br />

bijstand bij arbeidsproblemen.<br />

Voor de toekomst is het doel om in een samenwerkingsverband met de NPCF een helpdesk<br />

voor belangenbehartiging voor werknemers, patiënten en verzekerden op te richten.<br />

Voor meer informatie: www.unie.nl<br />

- De UZW bestaat vijf jaar. Daarom wordt op 14 juni 2006 een lustrumcongres met als titel ‘Sneller<br />

bewegen’georganiseerd, met sprekers van het ministerie van VWS, ZN (Zorgverzekeraars<br />

Nederland), het FWG-bureau, de Unie en de NVZ (Nederlandse vereniging van ziekenhuizen).<br />

- CAO-UMC<br />

Er is een CAO-UMC tot stand gekomen met een looptijd van 1-6-<strong>2005</strong> tot 1-6-2007.Voornaamste<br />

verandering is een loonsverhoging van 1,5% op 1-4-2006 en 0,7% op 1-1-2007. Bovendien<br />

is er een verhoging van de eindejaarsuitkering per 1-12-<strong>2005</strong> van 0,75%.<br />

FUWAVAZ. De orthoptisten, die werkzaam zijn in de UMC’s, zijn ingedeeld in schaal 8, welke overeenkomt<br />

met FWG-schaal 50. Het UMC Nijmegen en Groningen zijn ingedeeld in schaal 9.<br />

- CAO-ziekenhuizen<br />

De looptijd van de huidige CAO was tot 1-1-2006. Inmiddels zijn de onderhandelingen voor<br />

een nieuwe CAO gestart. De onderhandelingen lopen zeer moeizaam. De NVZ wil decentralisatie,<br />

voorlopig op de onderdelen collectieve ziektekostenverzekering en de CAO sociale begeleiding,<br />

waaronder het seniorenbeleid. De NVZ wil het leeftijdsbewust personeelsbeleid<br />

afschaffen en daarvoor in de plaats een ander plan ontwikkelen in overleg met de OR’s.<br />

De leden van de vakbonden zijn in <strong>2005</strong> akkoord gegaan met de magere kortdurende CAOovereenkomst<br />

onder voorwaarde dat in 2006 betere eisen komen voor onder andere loon, de<br />

levensloopregeling, de ziektekoste<strong>nr</strong>egeling, scholingsactiviteiten, faciliteiten voor beroepsorganisaties,<br />

sociale begeleiding.<br />

De eisen en wensen van de vakbonden en de NVZ liggen op al deze punten ver uit elkaar.<br />

61


FWG 3.0<br />

- De herziening FWG 3.0 is in september <strong>2005</strong> afgerond. Uit de eigen jaarlijkse inventarisatie<br />

blijkt dat circa 80% van de orthoptisten ingedeeld is in loonschaal 50, 6% in schaal 45 en 14%<br />

in schaal 55. Uit het onderzoek van het FWG-bureau is geconcludeerd dat ca 40% ingedeeld<br />

hoort te zijn in schaal 45 en 60% in schaal 50. Zij hebben geen functie op niveau 55 aangetroffen.<br />

Oorzaken van dit verschil in functiewaardering zijn:<br />

• hogere inschaling van instellingen door tekort op de arbeidsmarkt<br />

• verouderde functiebeschrijvingen waardoor de waardering van de functie niet meer overeenkomt<br />

met de inhoud<br />

• grote variatie in functiebeschrijvingen<br />

• onbekendheid van het beroep<br />

• interviews van het FWG-bureau zijn voornamelijk met een Unit-manager of PZ-functionaris<br />

gehouden<br />

• zelfstandigheid is matig verwoord.<br />

Gezien de ontwikkelingen binnen de beroepsgroep is er een toezegging gedaan dat de orthoptisten<br />

in 2007 in plaats van 2009 een herziening krijgen.<br />

- De NVvO heeft een handleiding FWG 3.0 voor de functiebeschrijving van orthoptisten opgesteld.<br />

Hierin zit een format voor een functiebeschrijving voor FWG-schaal 50 en 55.<br />

Dit format kan gebruikt worden als basis voor het opstellen van een nieuwe functiebeschrijving<br />

of een verbetering van de huidige functiebeschrijving. Hij moet aangepast worden aan de eigen<br />

functie-inhoud.<br />

Het bestuur vraagt de leden om de huidige functiebeschrijving te vergelijken met de beschrijvingen<br />

uit de brochure. Men adviseert te vragen om een aanpassing of herziening als er een<br />

duidelijk verschil blijkt te zijn of wanneer de huidige omschrijving verouderd is.<br />

Hierdoor komt er in de toekomst meer uniformiteit in de functiebeschrijvingen. Bovendien zijn<br />

wij als vereniging beter voorbereid op een herziening in 2007.<br />

Men kan altijd een aanpassing aanvragen als de functiebeschrijving enkele jaren oud is of als<br />

deze verouderd is omdat de inhoud van de functie veranderd is.<br />

Men kan een herziening van de functiewaardering aanvragen:<br />

• als er een wijziging in het FWG-systeem is. Dit is momenteel niet van toepassing. Wel hebben<br />

de orthoptisten er een nieuwe ijkfunctie 50 bij gekregen.<br />

• als er een wezenlijke verandering van de functie-inhoud is door bijvoorbeeld verandering van<br />

taken en verantwoordelijkheden, na- en bijscholing en taakherschikking.<br />

De handleiding wordt ook op de website geplaatst en zal regelmatig aangepast worden.<br />

SECTIE 3: KWALITEITSZAKEN<br />

Stichting Kwaliteitsregister Paramedici, SKP<br />

- Een aantal orthoptisten heeft zich voor de eerste keer kunnen herregisteren in het kwaliteitsregister.<br />

Het SKP heeft hierover nog geen cijfers bekend gemaakt. Bij de eerste procedure van de<br />

periodieke registratie waren er 19 orthoptisten die binnen de steekproef vielen.<br />

Alle orthoptisten bleken aan hun scholingspunten te voldoen.<br />

62


- Zoals bekend lopen er nu twee systemen van kwaliteitscriteria naast elkaar.<br />

Voor vragen over de kwaliteitscriteria 2000-<strong>2005</strong> kan men mailen naar:<br />

Criteria2000-<strong>2005</strong>@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />

- Voor vragen over de kwaliteitscriteria <strong>2005</strong>-2010 kan men mailen naar:<br />

Criteria<strong>2005</strong>-2010@<strong>orthoptie</strong>.nl<br />

ZonMw<br />

- Tijdens de vorige ledenvergadering berichtte W. Asjes over de door ZonMwtoegekende subsidie<br />

voor een implementatieonderzoek en proefimplementatie van complianceverbeterende methoden<br />

bij amblyopiepreventie.<br />

Op 1 mei aanstaande zal deze studiegroep starten:<br />

- De studiegroep bestaat uit ziekenhuizen in achterstandswijken in de vier grote steden.<br />

- De studiegroep zal per 1 september worden uitgebreid met 20 perifere ziekenhuizen verspreid<br />

over het hele land.<br />

- Gedurende het eerste studiejaar werkt de studieorthoptist zoals hij/zij gewend is te werken.<br />

- In de loop van het eerste jaar wordt aan de deelnemers een cursus compliance aangeboden.<br />

- In het tweede jaar wordt gebruik gemaakt van het compliancebevorderende programma.<br />

Het doel van het onderzoek is de therapietrouw te verbeteren door middel van informatie<br />

welke gericht is op het kind.<br />

Uiteindelijk zijn er twee eindmaten: kan een orthoptist effectiever werken en wat is de uitval<br />

tijdens behandeling. Daarnaast wordt in de vier grote steden de therapietrouw elektronisch<br />

gemeten met de ODM.<br />

W. Asjes doet een oproep aan orthoptisten die werkzaam zijn in perifere ziekenhuizen zich aan<br />

te melden voor deelname aan het onderzoek.<br />

Na- en bijscholing twee- en driejarig opgeleide orthoptisten<br />

- H. Jellema deelt mee dat er inmiddels twee cursusdagen zijn geweest in het kader van de naen<br />

bijscholing: Fundoscopie en AFNAF. Alle cursisten die de Fundoscopietoets hebben<br />

gemaakt, hebben deze met een voldoende afgerond. Het eerst Bachelordeelcertificaat zal<br />

binnenkort uitgereikt worden.<br />

- Naar aanleiding van ingekomen brieven heeft de examencommissie van de opleiding Orthoptie<br />

haar vrijstellingenbeleid geëvalueerd en aangepast. In het nieuwe beleid is het mogelijk vrijstelling<br />

te krijgen voor de onderdelen COD, Pathologie, AFNAF en Fundoscopie (voor optometristen)<br />

indien er een toetscijfer met een datum na 1 september 1997 overhandigd wordt. Hierdoor<br />

krijgt de cursist een vrijstelling voor het deelcertificaat van de Bachelor van de opleiding<br />

Orthoptie.Voor sommige cursussen moeten meerdere toetsen op de cijferlijst voldoende zijn<br />

afgerond na 1 september 1997.Voor AFNAF zijn dat vier van de zeven of acht toetsen (afhankelijk<br />

van het studiejaar),voor COD drie van de vijf, voor Pathologie alles of twee van de drie<br />

(afhankelijk van het studiejaar) en voor Fundoscopie zijn dat alle toetsen.Voor het aanvragen<br />

van wijzigingen in verband met het nieuwe beleid, is binnenkort een wijzigingsformulier op<br />

www.hu.nl en www.<strong>orthoptie</strong>.nl te vinden. Neuro-ophthalmologie, Kinderoogheelkunde en<br />

Notatie verslaglegging kennen geen vrijstellingen.<br />

- Voor de cursussen van het Kwaliteitsregister wordt nog wel een inspanning vereist in de vorm<br />

van aanwezigheid of het maken van de toets.<br />

Daarnaast is het mogelijk geworden om middels een instaptoets (meerkeuzetoets of opdracht<br />

voor COD een vrijstelling te behalen. Deze instaptoets kent geen herkansing. Indien een cursist<br />

onvoldoende voor de instaptoets scoort kan hij zich inschrijven voor de cursus met eindtoets of<br />

voor de eindtoets alleen. De eindtoets kent één herkansingsmogelijkheid.<br />

64


SECTIE 4: EXTERNE CONTACTEN<br />

EXTERNE CONTACTEN GEZONDHEIDSZORG<br />

OVN (Optometristen Vereniging Nederland)<br />

- In januari is overleg geweest tussen de NVvO en de OVN. De OVN heeft een handboek<br />

gemaakt met aanbevolen richtlijnen. Hierin wordt ook een richtlijn opgenomen over kinderen.<br />

De OVN heeft dit handboek opgestuurd naar de NVvO en om feedback gevraagd. Het is<br />

belangrijk dat hierover duidelijke afspraken gemaakt worden. Er is besloten om het een screenend<br />

onderzoek te noemen. De NVvO heeft advies gegeven over de onderzoeken, wanneer en<br />

naar wie verwezen moet worden. Aan de hand van deze feedback zal de NVvO het handboek<br />

nogmaals doornemen voordat het definitief wordt. Er moet hier goed naar gekeken worden<br />

omdat er op de richtlijnen goedkeuring van de NVvO zal staan.<br />

- Er wordt over gedacht om meer gezamenlijke notaties te hebben in beide beroepsgroepen, de<br />

notatiehandleidingen zullen uitgewisseld worden en met elkaar besproken worden. Uiteraard<br />

hebben wij met internationale notaties te maken, en is onze notatiehandleiding zoals die er nu<br />

is hierop gebaseerd. Er zal worden gekeken met de IOA, OCE en HU of er meer gezamenlijke<br />

mogelijkheden hierin zijn.<br />

Er is over gesproken om eenmaal per jaar een gezamenlijk regio-overleg orthoptisten/optometristen<br />

te houden; dit idee wordt opgepakt door sectie 1. Het hoe en wat is nog compleet onduidelijk,<br />

maar het idee staat er.<br />

AJN (Jeugdgezondheidszorg)<br />

Er is gewacht met het contact opnemen met de AJN in verband met ZonMw-subsidies. Aangezien<br />

de aanvraag bij ZonMw niet is doorgegaan, zal dit weer opgepakt worden.<br />

NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap)/LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging)<br />

Samen met S. Stravers, bestuurslid van sectie 3, is nogmaals een poging gedaan om in het tijdschrift<br />

Huisarts en Wetenschap een artikel geplaatst te krijgen Helaas is dit weer afgekeurd.<br />

We zullen nu een nieuw plan moeten maken om meer bekendheid bij de huisarts te krijgen.<br />

IOA (<strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> <strong>Association</strong>)<br />

Het XIth <strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> Congress vindt plaats van 28-31 mei 2008 te Antwerpen.<br />

Voor informatie: www.internationalorthoptics.org<br />

OVERIGE EXTERNE CONTACTEN<br />

NPCF (Nederlandse patiënten- en consumentenfederatie)<br />

- Kwaliteitscriteria vanuit patiëntenperspectief<br />

Het kwaliteitsbeleid van de NVvO heeft tot op heden al veel producten opgeleverd.<br />

- Om goede kwaliteit als orthoptist te kunnen bieden is het belangrijk om te weten wat de patiënt<br />

wil: wat ervaart de patiënt als kwaliteit Dit staat ook als speerpunt in het beleidsplan <strong>2005</strong>-<br />

2008.<br />

- De organisatie die met het ontwikkelen van instrumenten op dit gebied zijn sporen heeft verdiend<br />

is de NPCF, de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Op basis van gesprekken<br />

die er zijn geweest, is een voorstel gekomen van de NPCF voor de ontwikkeling van de criteria<br />

en tevens de implementatie daarvan in de vorm van een kwaliteitstraject. In dit kwaliteitstraject<br />

65


worden criteria (vanuit het perspectief van de cliënt) ontwikkeld; deze worden geoperationaliseerd<br />

in een toetsingsinstrument en voorzien in een kwaliteitsverbetertraject. Gezien het<br />

kostenplaatje hiervan heeft het bestuur van de NVvO besloten ook het NPi te vragen een<br />

offerte uit te brengen. De insteek van de offerten is wezenlijk verschillend.<br />

J. van Petegem legt aan de hand van een dia de verschillen uit.<br />

Het kostenplaatje van het NPi is € 21.930, het NPCF € 58.154.<br />

Het verschil in prijs zit voornamelijk in de personele inzet, de implementatie van de toetsing, de<br />

ondersteuning bij kwaliteitsverbetering en de certificering voor patiëntengerichte zorg.<br />

De voorkeur van het bestuur gaat uit naar het NPCF; het bestuur is zich ervan bewust dat het<br />

om een groot bedrag gaat.<br />

- Het bestuur vraagt aan de leden of er behoefte is aan een onderzoek ‘Kwaliteitscriteria vanuit<br />

patiëntenperspectief’. De meerderheid van de leden stemt toe.<br />

- Het bestuur wil de kosten van het onderzoek uit de reservekas halen. Het bestuur vraagt of de<br />

leden het hiermee eens zijn: de leden gaan akkoord.<br />

- J. van Petegem gaat nogmaals met het NPCF praten over de kosten van het onderzoek.<br />

Hogeschool Utrecht<br />

De opleiding <strong>orthoptie</strong> heeft dertien nieuwe aanmeldingen op dit moment voor het studiejaar<br />

2006-2007. In het nieuwe curriculum zal de seniorstage bestaan uit twee perioden van 15 weken.<br />

In principe zijn dit vijfdaagse stageweken, met de mogelijkheid voor de student om een aantal<br />

weken aan het artikel te werken. Daarnaast bestaat er een derde periode van 15 weken, de zogenaamde<br />

profileringstage. Deze stage kan naar eigen invulling worden vormgegeven, mits er een<br />

link met de oogzorg aanwezig is. Tijdens de stagebegeleidersvergadering van 24 april aanstaande<br />

wordt hier uitgebreid bij stilgestaan.<br />

RONDVRAAG<br />

Er zijn geen vragen.<br />

SLUITING<br />

De voorzitter sluit de vergadering.<br />

De volgende Algemene Ledenvergadering is op 10 oktober 2006.<br />

E. Aygün, secretaris<br />

Utrecht, april 2006<br />

67


LEDENBESTAND NVvO<br />

In <strong>2005</strong> hebben hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden in het ledenbestand van de<br />

NVvO.<br />

De volgende leden hebben hun lidmaatschap beëindigd:<br />

H.G. Brinks<br />

J. Loijenga-ten Harkel<br />

C.G.W. Dekkers-Hulshoff Pol<br />

G.J.H.M. Raven-Faessen<br />

V. Ekkel<br />

A. Rijkers<br />

P.M. van Es<br />

S.S. Tjon Atsoi<br />

A.G.M. Klaas-Stoel<br />

C. Wemes<br />

Door het bestuur werd het lidmaatschap beëindigd van:<br />

J.J. Kegel<br />

Als nieuwe leden hebben zich aangemeld:<br />

B.G. van Bommel<br />

J.B. Brandsema<br />

M.F. Brouwer<br />

M.C. Droogh<br />

N. el Fanissi<br />

A.R. Hessels<br />

D.M.A. Hollegien<br />

J. van Hooft-Hofmann<br />

E. de Jongh<br />

W. Koster<br />

T.C.M. Kramer<br />

C.M.E. Kunnen<br />

E. Lieverse<br />

E.H. Lucas<br />

M. Nordmann<br />

A.C. Oudijk<br />

H.J. van der Steeg<br />

S. van der Veen<br />

BESCHIKBAAR VOOR WAARNEMING<br />

Atsma-van der Schaaf, T. Groningerstraat 39, 9231 CJ Surhuisterveen, tel: 0512-363668<br />

Beemsterboer-Jansen, T.J.M. Rustenburgerweg 76, 1703 RZ Heerhugowaard, tel: 072-5711000<br />

Blom, T.<br />

Dorpsstraat 68, 2391 BK Hazerswoude-dorp,<br />

tel: 0172-231237/06-4040109B<br />

Bommel van, B Kerkweg 30, 3945 BN Cothen, tel: 0343-562122<br />

Degenen, die zich voor waarneming beschikbaar willen stellen, kunnen zich opgeven bij:<br />

A. Spaan, van der Meerstraat 14, 2023 DZ Haarlem, telefoon: 023-5250886.<br />

e-mail: jmspaan@tiscali.nl<br />

Tot wederopzegging zal hun naam in het ‘Tijdschrift voor Orthoptie’verschijnen.<br />

68


AGENDA<br />

BIJGEWERKT T/M 15 APRIL 2006<br />

CONGRESSEN<br />

2006 mei 19 Rotterdam Donders Gezelschap<br />

oktober 10 Culemborg Algemene ledenvergadering NVvO<br />

6 Amersfoort 3e Themadag Oog en werk<br />

november 10 Rotterdam Ot en Zien Congres<br />

2007 maart 28-30 Rotterdam NOG Jaarvergadering<br />

2008 mei 28-31 Antwerpen XIth <strong>International</strong> <strong>Orthoptic</strong> Congress*<br />

* www.ioacongress2008.org<br />

In Kunststof maken wij:<br />

o Optio Children Lenti (optische zone Ø 30, 28 of 25mm in draaglens voor zéér<br />

hoge plus sterkte in zéér dunne uitvoering)<br />

o Optio (speciale glazen waarbij u zelf een bifocaal of trifocaal glas kunt<br />

samenstellen, ieder segment wordt separaat geproduceerd; bv verschillende<br />

prisma’s voor veraf en nabij)<br />

o Speciale prisma slijpingen t/m 20 dpt <br />

o Hoge Minus Lenti slijping (tot S-50,00)<br />

o Hoge Plus Lenti of Omega slijping<br />

o Slab-off slijping Ook op Multifocaal en Trifocaal<br />

o Aniseikonische slijpingen (tot 9%)<br />

o Combi cylinders en Buitentorisch<br />

o Filterlenzen (gepolariseerd, enkelvoudig,<br />

bifocaal en multifocaal t/m curve 8)<br />

o Multifocaal van +10 tot -16<br />

Voor meer informatie over de specials:<br />

Optical Low Vision Services<br />

de moucheronstraat 55, 2593 PX Den Haag, tel.:070 3836269,<br />

fax:070 3814613, www.slechtzienden.nl, info@slechtzienden.nl<br />

Hoge bifocale plus lens met<br />

alleen in het leesdeel<br />

69


RECENT VERSCHENEN ARTIKELEN<br />

AM J OPHTHALMOL<br />

Bilateral lateral rectus recession versus unilateral recess-resect procedure for exotropia with a<br />

dominant eye • JEOUNG J.W., LEE M.J., HWANG J.M. • 2006 Apr/141(4):683-8.<br />

Amblyopia: diagnostic and therapeutic options • WU C., HUNTER D.G. REVIEW • 2006 Jan/141(1):175-184<br />

BINOCUL VIS STRABISMUS Q.<br />

Confirmed: there is no correlation between the insertional distance between the nasal limbus and<br />

the insertion of the medial rectus muscle--and the size of the strabismus angle in infantile<br />

esotropia • MIMS J.L. 3RD • 2006/21(1):33-6<br />

The prevalence of specific reading disability in an amblyopic population. A preliminary report •<br />

KOKLANIS K., GEORGIEVSKI Z., BRASSINGTON K., BRETHERTON L • 2006/21(1):27-32.<br />

”Double elevator palsy" eye supraducts during stage II general anesthesia supporting hypothesis of<br />

(supra)nuclear etiology • MIMS J.L. 3RD • <strong>2005</strong>/20(4):199-204<br />

BR J OPHTHALMOL<br />

Change of refractive state and eye size in children of birth weight less than 1701 g • O'CONNOR A.R.,<br />

STEPHENSON T.J., JOHNSON A., TOBIN M.J., RATIB S., FIELDER A.R • 2006 Apr/90(4):456-60<br />

Do infants of birth weight less than 1500 g require additional long-term ophthalmic follow up •<br />

O'CONNOR A.R., STEWART C.E., SINGH J., FIELDER A.R • 2006 Apr/90(4):451-5<br />

In the absence of strabismus what constitutes a visual deficit in children • SHEA S.J., GACCON L • 2006<br />

Jan/90(1):40-3<br />

DOC OPHTHALMOL<br />

Asthenopia in Schoolchildren, <strong>Orthoptic</strong> and Ophthalmological Findings and<br />

Treatment • ABDI S., RYDBERG A • <strong>2005</strong> Sep/111(2):65-72 • EPUB 2006 FEB 28<br />

EYE CONTACT LENS<br />

Opaque contact lens treatment for older children with amblyopia • ANDERSON J.E., BROWN S.M., MATHEWS<br />

T.A., MATHEWS S.M • 2006 Mar/32(2):84-7<br />

INVEST OPHTHALMOL VIS SCI<br />

The repeatability of best corrected acuity in normal and amblyopic children 4 to 12 years of age •<br />

CHEN S.I., CHANDNA A., NORCIA A.M., PETTET M., STONE D • 2006 Feb/47(2):614-9<br />

Extraocular connective tissues: a role in human eye movements • MCCLUNG J.R., ALLMAN B.L., DIMITROVA<br />

D.M., GOLDBERG S.J. • 2006 Jan/47(1):202-5<br />

70


J AAPOS<br />

A prospective study of alternating occlusion before surgical alignment for infantile esotropia: oneyear<br />

postoperative motor results • ING M.R., NORCIA A., STAGER D. SR., BLACK B., HOFFMAN R., MAZOW<br />

M., TROIA S., SCOTT W., LAMBERT S • 2006 Feb/10(1):49-53<br />

Successful treatment of anisometropic amblyopia with spectacles alone • STEELE A.L., BRADFIELD Y.S.,<br />

KUSHNER B.J., FRANCE T.D., STRUCK M.C., GANGNON R.E • 2006 Feb/10(1):37-43<br />

Esotropia associated with early presbyopia caused by inappropriate muscle length adaptation •<br />

WRIGHT W.W., GOTZLER K.C., GUYTON D.L • <strong>2005</strong> Dec/9(6):563-6<br />

Ocular overelevation in adduction in craniosynostosis: is it the result of excyclorotation of the extraocular<br />

muscles • TAN K.P., SARGENT M.A., POSKITT K.J., LYONS C.J • <strong>2005</strong> Dec/9(6):550-7<br />

The effect of amblyopia therapy on ocular alignment • REPKA M.X., HOLMES J.M., MELIA B.M., BECK R.W.,<br />

GEARINGER M.D., TAMKINS S.M., WHEELER D.T.; PEDIATRIC EYE DISEASE INVESTIGATOR GROUP • <strong>2005</strong> Dec/9(6):542-5<br />

Risk factors for amblyopia in congenital anterior lens opacities • CEYHAN D., SCHNALL B.M., BRECKENRIDGE A.,<br />

FONTANAROSA J., LEHMAN S.S., CALHOUN J.C • <strong>2005</strong> Dec/9(6):537-41<br />

Characteristics and course of patients with deteriorated monofixation syndrome • HUNT M.G., KEECH<br />

R.V • <strong>2005</strong> Dec/9(6):533-6<br />

Long-term study of accommodative esotropia • LUDWIG I.H., IMBERMAN S.P., THOMPSON H.W., PARKS M.M • <strong>2005</strong><br />

Dec/9(6):522-6<br />

Can ophthalmologists repair the brain in infantile esotropia Early surgery, stereopsis, monofixation<br />

syndrome, and the legacy of Marshall Parks • TYCHSEN L • <strong>2005</strong> Dec/9(6):510-21<br />

J NEUROSCI<br />

Visual deprivation reactivates rapid ocular dominance plasticity in adult visual cortex • HE H.Y., HODOS<br />

W., QUINLAN E.M • 2006 Mar 15/26(11):2951-5<br />

J PEDIATR OPHTHALMOL STRABISMUS<br />

Strabismus in Down syndrome • YURDAKUL N.S., UGURLU S., MADEN A • 2006 Jan-Feb/43(1):27-30<br />

KLIN MONATSBL AUGENHEILKD<br />

Adaptation of visual distortions in children with strabismic amblyopia following strabismus surgery<br />

and occlusion therapy • FRONIUS M • 2006 Jan/223(1):52-8<br />

Surgical options in retraction syndrome • FRICKE J., NEUGEBAUER A., RUSSMANN W • 2006 Jan/223(1):42-7<br />

Management of consecutive exotropia -- operative therapy and diplopia testing • KOLLING G.H.,<br />

SCHMIDT-BACHER A • 2006 Jan/223(1):36-41<br />

Landolt C and snellen E acuity: differences in strabismus amblyopia • BECKER R., GRAF M • 2006<br />

Jan/223(1):24-8<br />

PEDIATR RES<br />

The genetic basis of complex strabismus • ENGLE E.C • 2006 Mar/59(3):343-8<br />

71


STRABISMUS<br />

The prenatal development of the human orbit • DE HAAN A.B., WILLEKENS B., KLOOSTER J., LOS A.A., VAN ZWIETEN<br />

J., BOTHA C.P., SPEKREIJSE H., SPEKREIJSE S.G., SIMONSZ H.J • 2006 Mar/14(1):51-6<br />

Amblyopia: contemporary clinical issues • WILLIAMS C., HARRAD R • 2006 Mar/14(1):43-50<br />

The treatment of amblyopia • HOLMES J.M., REPKA M.X., KRAKER R.T., CLARKE M.P • 2006 Mar/14(1):37-42<br />

Neuroimaging in human amblyopia • ANDERSON S.J, SWETTENHAM J.B • 2006 Mar/14(1):21-35<br />

Visual processing in amblyopia: human studies • LEVI D.M • 2006 Mar/14(1):11-9<br />

Visual processing in amblyopia: animal studies • KIORPES L • 2006 Mar/14(1):3-10<br />

SURV OPHTHALMOL<br />

Skew deviation revisited • BRODSKY M.C., DONAHUE S.P.,VAPHIADES M., BRANDT T • 2006 Mar-Apr/51(2):105-28<br />

Van deze artikelen zijn veelal samenvattingen, soms ook de volledige tekst in Medline of Pubmed<br />

te vinden. In deze databank komt u via de NPi-website (www.paramedisch.org), via documentaire<br />

informatie, overige databanken, literatuurreferenties, Medline of Pubmed.<br />

Deze rubriek wordt verzorgd door Chr. de Weger-Zijlstra, orthoptist.<br />

72

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!