07.03.2015 Views

Epiloog - Maieutiek

Epiloog - Maieutiek

Epiloog - Maieutiek

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Epiloog</strong><br />

Cursus Anatomie van het zelf<br />

Het gebied waar Taylor over spreekt betreft in onze opinie de ruimte die door Arendt wordt<br />

aangeduid als ruimte voor het handelen en spreken. Zij ziet dit als de ruimte waar het<br />

menselijke van de mens onze uniciteit gestalte krijgt. Duidelijker dan Arendt legt Taylor neer<br />

dat om die uniciteit te ervaren er ook een ervaren van “hetzelfde” moet zijn. Het maakt<br />

herkenning, empathie en saamhorigheid mogelijk.<br />

Van daag de dag lijkt het alsof dat bijna archaïsche woorden zijn die niet thuishoren in deze<br />

tijd en alleen opduiken bij niet-intellectuele, conservatieve stromingen (wij Nederlanders die<br />

de allochtonen naar huis willen sturen, regionale soap enz)<br />

Maar empathie en gedeelde ervaringen is niet iets wat wij achter kunnen laten in onze opmars<br />

richting een globaliserende wereld, maar hoe dan wel?<br />

Het idee van een ‘zelf’ heeft in de visie van Taylor een geschiedenis waarin we ons moeten<br />

verdiepen om te weten wat wij anno nu bedoelen als we zeggen “Ik wil mijzelf kunnen zijn”<br />

Daarnaast zit in de gedachte dat er bronnen van het zelf zijn ook het idee dat er sprake moet<br />

zijn van een doel, een oriëntatie, een punt buiten ons zelf waaraan wij aflezen of wij in de<br />

situatie en het gedrag dat wij nu ten toon spreiden juist onszelf zijn of juist niet. En omdat we<br />

zelden volledig onszelf zijn in onze ervaring moeten we een maat hebben die zegt of we van<br />

dat doel af bewegen of er juist naar toe gaan.<br />

In een cultuur, schrijft Taylor in zijn ‘Sources of the self’, waarin uitsluitend<br />

‘zelfverwerkelijking’ belangrijk wordt geacht, blijft er niets over wat als een verwerkelijking<br />

kan gelden. Met andere woorden: de privé-ruimte die mensen bevechten, is in onze tijd<br />

weliswaar groter en groter geworden, maar tegelijkertijd ook steeds leger en ijler; hun<br />

negatieve vrijheid is gegroeid, maar niet hun positieve vrijheid om op een betekenisvolle<br />

wijze iets met deze vrijheid te doen.<br />

De centrale vraag van Taylor is; waar liggen de bronnen van het zelf ?<br />

Daarachter liggen, zo blijkt gaandeweg het onderzoek, drie andere vragen;<br />

1. Hoe komt het dat onze zelfervaring er één is geworden die zich afspeelt rondom het<br />

autonoom subject?<br />

2. Hoe kan dit autonome subject zijn ‘zelf’ ervaren in relatie tot andere autonome<br />

subjecten?<br />

3. Kan het autonoom subject filosofisch worden gerechtvaardigd<br />

Taylor ziet vooral problemen ontstaan in onze tijd ten aanzien van betekenisverlening en<br />

moraliteit. In het taalspel van vandaag de dag worden betekenisverlening, gevoelens en<br />

betrokkenheid gezien als te overwinnen door procedures en objectiviteit. Die onthechte<br />

oplossing lijkt een metaniveau te zijn en daarmee recht te doen aan alle verschillende<br />

meningen die er vanuit de autonome subjecten ontstaan. De oplossing is dat<br />

betekenisverlening betrokkenheid en de daarop gebaseerde moraliteit tot privé-gebied<br />

verklaard worden en vervolgens worden procedures afgesproken waarlangs en waarbinnen die<br />

betekenissen en moraliteit zich mogen ophouden. Die oplossing wijst Taylor van de hand,<br />

zeker als enige oplossing. Veel fundamenteler wil hij laten zien dat ook de meest procedurele<br />

varianten uitgaan van betekenissen, van hyperwaarden, kortom van een ‘goed’ waar naartoe<br />

bewogen moet worden en een ‘minder goed’ of ‘slecht’ dat vermeden moet worden. Het<br />

1


verdient de voorkeur om er dan open over te zijn en die waarden, betekenissen en de<br />

moraliteit die daarmee samenhangt mee te wegen in onze worsteling tussen autonoom subject<br />

en samenleving.<br />

De vragen waarmee we begonnen zijn rondom het ‘zelf’ zijn eerder verdiept dan opgelost.<br />

Zeker in de aanvullingen die hedendaagse onderzoeken geven op de historische analyse van<br />

de bronnen van het zelf van Taylor. Om maar eens wat te noemen;<br />

Wat is het zelf? Hoe verhoudt ons lichaam zich tot onze zelfervaring?<br />

Hoe onthecht kunnen wij mensen over onszelf en de wereld nadenken?<br />

Zijn wij ons wel bewust van de complexiteit van dat autonome subject<br />

Realiseren we ons wel dat wij niet zozeer autonome subjecten zijn als wel groepsdieren die<br />

pas in de gemeenschap een plekje kunnen veroveren dat we ‘ik’ kunnen noemen en als<br />

‘mijzelf’ aanduiden?<br />

Toch heeft het denken van Taylor een aantal zaken duidelijk gemaakt. In dit slotcollege zullen<br />

we ook laten zien dat de aanvullingen uit recent onderzoek de positie van Taylor verhelderen<br />

en een mogelijk antwoord kunnen zijn op vragen waar hij mee blijft worstelen aan het eind<br />

van zijn onderzoek.<br />

1. Welke bronnen van het zelf zijn nu vormend voor onze huidige<br />

zelfervaring en waar zien we dat concreet in terug?<br />

a. Onthechte zelf ( wetenschap, economie, politiek – waarbij de laatste twee<br />

zichtbaar worstelen, plussen en minnen)<br />

b. Expressieve zelf/Natuur als bron (zelfontplooiing, milieu, gevoelsmensen,<br />

alleen intuïtie )<br />

c. Theïstische/spirituele bron (christendom, boeddhisme, iets-isme, feng shui, the<br />

secret )<br />

2. Hoe ligt de verhouding gemeenschap-autonoom subject en welke rol<br />

speelt onze aanleg daarin?<br />

a. Hoe autonoom is het autonoom subject<br />

b. Spiegelneuronen<br />

c. Groepsgedrag en moraliteit<br />

3. Heeft de ethisch- esthetische mens een waarheid? Of wat gebeurt er<br />

met de relatie tussen het schone het goed en het ware als we het aan<br />

het autonoom subject overlaten?<br />

a. Ethiek en esthetiek bij Nietzsche los van de waarheid<br />

b. Waarheid was gebied dat gedeeld werd, maar als er nu geen waarheid te<br />

vinden is?<br />

c. De rol van procedures, objectiviteit en idealen en hyperwaarden<br />

2


Ad 1 Welke bronnen van het zelf zijn nu vormend voor onze huidige<br />

zelfervaring en waar zien we dat concreet in terug?<br />

Nadat Taylor ons de eerste helft van het boek losmaakt van de vooronderstellingen die we<br />

hadden rondom ons zelf ( zoals van de gedachte ‘iedereen heeft een gelijksoortig zelf’) is er<br />

de ruimte ontstaan om met iets meer afstand naar dit westerse moderne zelf te kijken.<br />

Taylor beschrijft drie basale bronnen van het zelf van de moderne mens;<br />

Hij laat zien de er twee zichtbare hoofdlijnen zijn in ons denken over dat zelf.<br />

1. Daarbij loopt de ene lijn min of meer ononderbroken vanaf Descartes en Locke tot<br />

aan het moderne wetenschappelijke ideaal van onthechte rationaliteit.<br />

2. De andere lijn loopt vanaf Rousseau, wordt een tijd lang vooral benadrukt door<br />

kunstenaars en komt in de postmoderne filosofie aan een nieuwe verwoording.<br />

Tussendoor zijn er denkers die proberen de spagaat waarin deze splitsing van het zelf ons<br />

brengt op te heffen. Kant en Freud zijn bijvoorbeeld twee heel verschillende pogingen om het<br />

gevoel/ onze natuur onder te brengen bij de rede (middels de redelijke zedelijke mens en het<br />

über-ich)<br />

Nietzsche die ziet dat de mens deze padstelling voorbij moet komen maar zelf nog niet in<br />

staat is de tegenstelling op te heffen.<br />

Wij moderne mensen leven in twee werelden en komen daarmee behoorlijk goed uit de<br />

voeten, maar als we inzoomen op onze beslissingen of als het nodig is om conflicten op te<br />

lossen blijkt dat we heen en weer bewegen tussen een beroep op de onthechte rede ( dat moet<br />

nader onderzocht worden, zijn er ook cijfers over…) en een beroep op de of onze natuur ( dat<br />

ik kan het niet verantwoorden maar ik doe het toch want ik voel dat het nodig is)<br />

3. Daaronder en daarnaast is er nog een derde lijn. Dat is de bron die gevormd wordt<br />

door het theïsme. Dat was oorspronkelijk de belangrijkste bron voor de westerse mens,<br />

maar nu is het theïsme vaak verandert in een meer algemene spirituele bron die niet<br />

meer gekoppeld is aan geloof in God of Goden. Deze bron wordt vaak nauwelijks of<br />

niet benoemd en wordt zelfs niet noodzakelijk als zodanig ervaren. Waar het om gaat<br />

is dat er een kracht of invloed is -een metafysische bron- waaraan mensen<br />

ondergeschikt zijn, of die we als leidraad zouden moeten nemen.<br />

Deze drie bronnen vervullen een belangrijk plaats in de zelfervaring van de mens in 20 ste<br />

eeuw. Maar waarom zijn die bronnen zo belangrijk om te onderzoeken?<br />

Taylor heeft twee drijfveren van waaruit hij ‘Bronnen van het zelf’ schrijft.<br />

Ten eerste is er volgens hem de noodzaak om zicht te krijgen op de vlottende bronnen<br />

van het zelf om daarmee ruimte te creëren voor het aangaan van de dialoog met anderen die<br />

vanuit andere bronnen een ander zelf(beeld) hebben opgebouwd.<br />

Hij tast de vanzelfsprekendheid van ons zelfbeeld daarmee aan en plaatst het in een tijd en<br />

cultuurgebonden context. Onze zelfervaring lijkt daarmee teruggebracht te worden tot een<br />

constructie.<br />

Ten tweede wil Taylor wijzen op de rol van betekenisverlening in het menselijk<br />

bestaan. Hij wijst aan dat er -ook al verlaten bepaalde stromingen ontologisch alle ideeën van<br />

een gegeven betekenis of een inherente zinvolheid van het bestaan- altijd gedacht wordt<br />

vanuit een beter en daarmee is er impliciet sprake van een beeld van het goede. Dat<br />

onderliggende beeld van het goede wordt zelden erkent en soms zelfs expliciet ontkent. Dat<br />

heeft als consequentie dat opvattingen over het goede niet meer bediscussieerd kunnen<br />

worden.<br />

Men doet alsof procedures het conflict dat bestaat over wat te doen kunnen oplossen, maar<br />

laten daarmee de basis van waaruit die procedures worden vastgesteld buiten beschouwing.<br />

3


Taylor wil deze bronnen van betekenisverlening die wij blijkbaar steeds weer nodig hebben<br />

onder ogen komen en expliciteren. Hij noemt dit hyperwaarden<br />

Het gaat hem er niet om dat die waarden een constante zijn qua inhoud, hij laat zelf zien dat<br />

ze veranderen in de tijd, zo noemt hij o.a.:<br />

1. Ethiek van de strijder (klassieke wereld)<br />

2. Ethiek van de onthechte rede (Locke)<br />

3. Ethiek van gewone leven en het nut (Bacon, Mill en Bentham )<br />

4. Ethiek van het uitdrukken van je innerlijk (expressivisme m.n. in kunst)<br />

5. Ethiek van aanvaarden van zinloosheid (Schopenhauer, postmodernisme)<br />

De constante factor is niet de inhoud, maar hun aanwezigheid in onze zelfervaring.<br />

Taylor beschrijft hoe in de moderne tijd de betekenisverlening volledig in ons individuele<br />

innerlijk terecht is gekomen.<br />

Modern zelf kiest uit<br />

onderstaande<br />

bronnen en vermengt<br />

deze<br />

Theïsme e.a.<br />

Betekenisverlening<br />

vanuit metafysica<br />

Onthechte rede<br />

betekenis verlening<br />

mag geen rol spelen<br />

Expressivisme<br />

Betekenisverlening<br />

vanuit innerlijke<br />

natuur<br />

Wij zijn autonome subjecten, wij moeten onze eigen vrijheid gestalte geven. Maar het<br />

probleem dat zich aandient is hoe verhoudt die autonomie vanuit ons eigen ‘ik’ zich tot het<br />

ethisch handelen in meervoud.<br />

Taylor maakt duidelijk dat alle stromingen -ook degenen die zich tegen de moraal van hun tijd<br />

verzetten (b.v. kunstenaars in de 19 de eeuw)- uitgaan van een alternatief ‘goede’ dat gestalte<br />

moet krijgen. Er is niet alleen een tegen er is ook – maar zelden expliciet- sprake van een<br />

goede dat wordt nagestreefd.<br />

Het toppunt wordt bereikt in de tijd dat na (en in zekere zin tegenover) Schopenhauer en<br />

Nietzsche gedacht wordt dat het goed is om de zinloosheid dapper onder ogen te komen en in<br />

te zien dat alle menslievende moraal het gevolg is van disciplinerende machtuitoefening.<br />

Wat is dan het zelf nog? Het bevrijde zelf lijkt genoodzaakt te kiezen of vrijheid of<br />

menslievendheid.<br />

4


Ad 2 Hoe ligt de verhouding gemeenschap-autonoom subject en welke<br />

rol speelt onze aanleg daarin?<br />

Hier ligt de grote zorg van Taylor die hij ook beschrijft in ‘ De malaise van de moderniteit’.<br />

Hier in de loop van de twintigste eeuw ontstaat een op zichzelf teruggeworpen autonoom<br />

individu; een mens die niet meer kan communiceren over het delen van betekenissen en zorg<br />

om de wereld, zonder zichzelf en zijn vrijheid geweld aan te doen. Het is de cynische mens<br />

die ziet dat alle menslievendheid ontmaskerd moet worden als mooi verpakt eigenbelang.<br />

Taylor probeert met het aan de kaak stellen van dit beeld van het autonoom subject een weg<br />

uit deze malaise te vinden, maar loopt vast in een gebrek aan alternatieven. Hij blijft staan bij<br />

de conclusie dat het autonome zelf zich moet realiseren dat hij morele bronnen gebruikt en<br />

steeds weer uitvindt omdat we die bronnen van het schone het ware en het goede blijkbaar<br />

nodig hebben om ons zelf richting te geven. Daarmee maakt hij echter niet of onvoldoende<br />

duidelijk hoe we uit tegenstrijdige individuele bronnen tot een samenleving moeten komen<br />

die de tegenstellingen tussen de verschillende bronnen en hun interpretatie kan hanteren.<br />

Daar hebben we wellicht iets aan nieuwe bronnen van het zelf namelijk uit hersenonderzoek<br />

en primatenonderzoek.<br />

Empathie als natuurlijk gegeven en de ontdekking van spiegelneuronen als een aanwijsbare<br />

fysieke drager van de op de samenleving georiënteerde mens geven nieuwe impulsen aan de<br />

zoektocht van Taylor<br />

De Waal en empathie<br />

De Waal heeft onderzoek gedaan naar het gedrag van groepen primaten en trekt daaruit een<br />

aantal conclusies die voor het verhaal van Taylor aanvullend kunnen zijn;<br />

1. Allerlei dieren kennen een vorm van zelfbewustzijn. Ze herkennen zichzelf als<br />

zichzelf in de zogenaamde spiegeltest. De dieren die dit kunnen zijn zonder<br />

uitzondering groepsdieren<br />

2. Primaten die in groepen leven kennen empathie, die aanleiding kan zijn voor zowel<br />

het tonen van medeleven, als ook voor concurrentiegedrag en zelfs geweld.<br />

3. Het wij-gevoel is in eerste instantie gekoppeld aan de naaste familie, vervolgens aan<br />

de eigen groep, maar kan zich -door het afnemen van de schaarste- uitbreiden.<br />

4. Het meegevoel of de menslievende moraal zoals wij die kennen is niet het gevolg van<br />

ons loskomen van de natuur, is geen onthechte rede, maar komt voorbewust tot stand<br />

omdat wij groepsdieren zijn.<br />

Deze ontdekkingen lijken haaks te staan op het gevoel dat in de moderne tijd de relatie tussen<br />

individu en gemeenschap zo problematisch maakt. Hier is moraal van menslievendheid geen<br />

opgelegde moraal die een autonoom vrij zelf aan banden legt, maar hier is onze zelfervaring<br />

van meet af aan op het samenleven met anderen afgestemd.<br />

Spiegelneuronen<br />

In de afgelopen decennia werden de zogenoemde spiegelneuronen ontdekt. Het is de<br />

mogelijkheid van neuronen om in een voorbewust stadium te reageren op gedrag van anderen.<br />

Aansluitend bij het onderzoek van de Waal blijken we ons het best af te stemmen op gedrag<br />

van mensen die we als een ‘wij’ ervaren.<br />

5


Ook hier dus aanwijzingen dat wij van meet af aan gemeenschapswezens zijn. Maar nu is de<br />

conclusie zelfs gerechtvaardigd dat wij eerst een ‘wijgevoel’ hebben ( dat natuurlijk niet als<br />

zodanig wordt beleefd er is immers geen contrast met een ander gevoel)<br />

Pas in de interactie met andere mensen die wij imiteren en die ons ‘zelf’ op een voorbewust<br />

niveau beïnvloeden met ideeën, betekenissen en informatie komen we op enig moment tot een<br />

contrast met dit aanbod en daarin ervaren we – voor het eerst- een identiteit. Die identiteit<br />

wordt zichtbaar in de vorm van de peuter die zichzelf ‘ik’ noemt, in de ik-ervaring van<br />

uniciteit in de basisschoolleeftijd en in de strijd om autonomie van de puber.<br />

Het probleem is dat we op enig moment in onze geschiedenis zijn gaan doen alsof moraal iets<br />

was van volwassen mensen die in hun autonomie met elkaar besloten om een gemeenschap te<br />

gaan vormen. Daarin raakte zoek dat die saamhorigheid altijd deel is van onze uniciteit, dat<br />

het samenwerken en samenleven voorwaardelijk is voor iedere vorm van autonoom subject<br />

zijn en dat iedereen die zijn zelf uitdrukt in vrije expressie dat dus doet met en ten opzicht van<br />

iets dat hem is aangereikt.<br />

Taylor lijkt te suggereren dat het hebben van een hyperwaarde altijd op enigerlei wijze<br />

gekoppeld zou moeten zijn aan het hebben van een ideaal of een geloof. De Waal en het<br />

hersenonderzoek maken duidelijk dat een bepaalde vorm van op de gemeenschap gerichtheid<br />

ons niet eens vanuit een ideaal hoeft te bereiken maar dat het wellicht eerder omgekeerd is dat<br />

onze bouw als groepswezen met spiegelneuronen (en vermoedelijk allerlei andere op de groep<br />

aangesloten onderdelen) onze idealen richt op een eenheid tussen individueel overleven en het<br />

overleven van de groep die we zien en ervaren als ‘wij’<br />

Daarbij maakt de Waal duidelijk dat het wij zich alleen onder gunstige omstandigheden uit<br />

kan breiden tot een groter geheel.<br />

Twee vragen blijven open voor speculatie<br />

1. Is het zo dat dreiging van bijvoorbeeld het vernietigen van onze volledige habitat ( de<br />

planeet aarde) ons aanzet tot actie en zo ja zal dat dan ten koste gaan van een<br />

ondertussen opgerekt wij-gevoel?<br />

2. Is het zo dat actief bestrijden of oproepen van het gevoel van schaarste ( ruimte<br />

gebrek, gebrek aan veiligheid) ook een groter dan wel kleiner ‘wij’ oproept?<br />

Het lijkt ondertussen zonneklaar dat het autonoom subject niet bestaat, maar hoe komen we af<br />

van een moraliteit die het bevorderen van vrijheid alleen kan definiëren in een toenemende<br />

autonomie. Het idee van een vrijheid die bestaat in het doen waar je zin in hebt of het leven<br />

naar je eigen regels. Het autonoom subject lijkt in alledrie de bronnen te zijn aanvaard als<br />

basis van het menselijk zelf;<br />

Wat geloof ik? Wat kan ik kennen/weten? En wat voel ik?<br />

Als de dominee iets vertelt waar ik het niet mee eens ben kan ik de kerk verlaten. (Ik voel<br />

mezelf niet thuis bij deze geloofsinterpretatie)<br />

Als de wetenschap iets beweert wat mij niet plausibel lijkt kan ik weigeren deze kennis voor<br />

waar aan te nemen. ( Deze procedure lijkt me niet wetenschappelijk verantwoord, maar ik kan<br />

ook volstaan met dat klopt volgens mijzelf niet)<br />

In mijn gevoel kan ik strijden tegen die gevoelens die mijn autonomie lijken aan te tasten. ( Ik<br />

kies voor mezelf, alhoewel het me moeite kost om mijn man, vrouw, kind, familie, in de steek<br />

te laten)<br />

De moraliteit van deze autonome subjecten werd lange tijd nog volledig gevoed vanuit de<br />

heersende moraal van menslievendheid en zorg voor de ander en terughouding van impulsen.<br />

Maar nadat Nietzsche, Sartre en de postmodernen daar hun beklag over hebben gedaan is het<br />

volgen van de heersende moraal verdacht. Wat nu?<br />

6


Eerst was er het bewust omgaan met een tegen-moraal, maar nu die ook door en door<br />

geïnfiltreerd lijkt door andermans mening mag iedereen voor zichzelf kiezen en is aanvaarden<br />

van de zinloosheid een algemeen aanvaarde vorm van denken. Taylor vreest (en hij wordt in<br />

de Nederlandse filosofiewereld gesteund door recente geschriften als ‘Voorbij het dikke-ik’<br />

van Kunneman, ‘Tijd van onbehagen’ van Ad Verbrugge.) dat dit leidt tot een egoïstische<br />

mens die geen andere idealen heeft dan zelfbevrediging en die daaraan tegelijkertijd ten onder<br />

gaat omdat gedrevenheid door waarden/ idealen die ook met de gemeenschap te maken<br />

hebben noodzakelijk is om te overleven.<br />

Ad 3 Heeft de ethisch- esthetische mens een waarheid? Of wat gebeurt er<br />

met de relatie tussen het schone, het goede en het ware als we het aan het<br />

autonoom subject overlaten?<br />

Lange tijd leek het alsof het pad van de onthechte rede een veelbelovende oplossing bood<br />

tegen de willekeur van de individuele gevoelens. Zelfs na ontmaskering van ‘De Waarheid’<br />

en haar degradatie tot een zeer tijdelijke wetenschappelijke stand van zaken leek het toch een<br />

metaniveau te bieden voor alle botsende gevoelens en belangen van individuele autonome<br />

subjecten.<br />

Taylor maakt echter duidelijk dat hij een paar problemen ziet in dit pad van de onthechting.<br />

1. Na Locke werd in toenemende mate duidelijk dat werkelijke onthechting niet bestaat.<br />

Hedendaags hersenonderzoek toont aan dat er zonder emoties geen beslissingen<br />

mogelijk zijn. En we weten nu zelfs dat het bewuste denken pas zeer laat in een<br />

beslisprocedure deel gaat uitmaken van een beslissing. (het is wel echt ná-denken)<br />

2. Ook de onthechte rede heeft een doel nodig, een richting en komt daarmee of we<br />

willen of niet in aanraking met hyperwaarden. (Natuurbescherming? Waarom<br />

eigenlijk? Om als mens te overleven? Maar waarom eigenlijk? ) Die hyperwaarden<br />

moeten in het zicht komen om er bewust mee om te kunnen gaan.<br />

3. Geen enkele procedure van de onthechte rede leeft met de uiterste consequenties van<br />

zijn procedures (denk aan het Tante Bertha probleem van de utilitaristen)<br />

4. iedere vorm van de onthechte rede is in de geschiedenis achterhaald door<br />

voorschrijdend inzicht ( negers waren toch mensen, homoseksualiteit was geen ziekte<br />

of opvoedingsprobleem en iets dat zwaarder is dan lucht kon toch vliegen) Hoe<br />

verhoudt zich dat tot haar metaniveau?<br />

Nog los van de waardegeladenheid van de onthechte rede is er het probleem dat we als<br />

moderne autonome subjecten niet alleen gevoelig zijn voor die autonome rede maar haar<br />

waarheid toetsen met behulp van buiten die onthechte rede liggende maatstaven.<br />

We toetsen ons gevoel of dat van anderen aan de wetenschappelijke feiten, maar omgekeerd<br />

toetsen we wetenschappelijke feiten aan ons gevoel.<br />

Het is dus niet zo dat we algemeen aanvaarden dat de onthechte rede de kader schept en de<br />

procedures waarbinnen we onze individuele expressivistische verschillen uitdrukken. Het zou<br />

zelfs wel eens zo kunnen zijn dat we mensen nodig hebben die door de procedures heen<br />

breken om de onthechte rede, de wetenschap, de feitenkennis zelf verder te helpen.<br />

Taylor constateert ondertussen dat wij wel aan alle waarheid en aan het schone en het goede<br />

zijn gaan twijfelen onder leiding van filosofen en andere wetenschappers, maar dat we met de<br />

gevolgen van dat vacuüm nauwelijks kunnen leven. Wat begon met het ontmaskeren van de<br />

moraliteit als een vorm van gevaarlijk denken bij Nietzsche, lijkt gemeengoed te zijn<br />

geworden bij de mens van de ‘cynische rede’ zoals Sloterdijk ons in de jaren ‘80 te boek stelt.<br />

Nietzsche had echter wel degelijk een hyperwaarde, we moesten toe naar een tweede natuur<br />

waarin wij mensen én levensenergie én moraliteit gestalte konden geven; de Übermensch.<br />

7


Waaruit bestaat ons moderne zelf<br />

Wij halen voor onszelf onze waarden en onze opvattingen over het zelf uit drie bronnen:<br />

1. Theïsme ( waaronder ook deïsme, spiritualiteit, metafysica kunnen worden gerekend)<br />

2. Onthechte rede (pragmatisme, objectiviteit, procedurele waarheid)<br />

3. Expressivisme (innerlijke drijfveren, emoties, natuur, roeping)<br />

Wij denken min of meer in de volgende categorieën over onszelf;<br />

We zijn/hebben een zelf met een geest en een lichaam waarbij brein en geest<br />

nu op elkaar lijken te worden geplakt. Dan zijn wij materie. Maar tegelijkertijd<br />

is het brein veel plastischer dan altijd werd aangenomen.<br />

We zijn/hebben een zelf met een binnen en een buitenkant, die wel<br />

samenhangen, maar niet hetzelfde zijn. De grens tussen binnen en buiten blijkt<br />

bij nadere beschouwing ook niet zo goed te trekken. (zie Jenny Slatman in<br />

Vreemd lichaam)<br />

We zijn/hebben een zelf met emoties, intuïties, gevoel die daarmee in<br />

wisselwerking staat met de feiten die daardoor gekleurd worden waargenomen.<br />

Ik heb of ben een ‘zelf’ met een ik-ervaring en een zelfbewustzijn, die geen<br />

van drieën constant zijn maar wel in hun samenhang een continuüm<br />

bewerkstelligen zonder welke we spreken van een stoornis. ( Ik kan wel<br />

zeggen “ik was mezelf niet vandaag”, maar als ik niet meer weet dat ik dat<br />

over mijzelf zeg, dan heb ik een identiteitsstoornis)<br />

Dat wij deze wijze van denken over het zelf hebben is het gevolg van de geschiedenis. We<br />

hadden ook een heel ander beeld kunnen hebben. Dat we nu bezig zijn met een verandering<br />

rondom de neurobiologie van ons brein geeft aan hoe ingrijpend veranderende beelden<br />

kunnen zijn.<br />

Eerst dachten we dat ons gevoel in ons hart zat, nu is het hart een pomp.<br />

Toen dachten we dat ons ‘ik’ in ons hoofd zat, nu is het brein een ingewikkeld elektrisch<br />

circuit.<br />

Onze taal lijkt nog niet toegerust om al deze nieuwe zelfbeelden te verwoorden.<br />

Wat betekent dit voor mijzelf? Hoe anders moet dan de zelfervaring zijn van iemand die uit<br />

heel andere bronnen van het zelf put?<br />

De bronnen van het zelf zijn mede bepalend voor de richtingen die dat zelf wel en niet kiest<br />

en daarmee spelen waarderingen, hyperwaarden dus altijd een grote rol. Alle moraal<br />

terugbrengen tot procedures is dus onmogelijk, wat we met die procedures willen beogen is<br />

deel van onze historie ( menslievendheid of aandacht voor het opheffen van lijden zijn geen<br />

objectieve doelen, maar zelf uitingen van hyperwaarden)<br />

Taylor wil geen waardenrelativisme, maar aandacht voor de bronnen van het zelf en daarmee<br />

ruimte voor een dialoog over waarden.<br />

Taylor maakt de weg vrij voor hernieuwde aandacht voor de cultuur en tijdgebondenheid van<br />

datgene dat ons het meest na ligt; ons ‘zelf’.<br />

“Wij zijn onbekenden voor onszelf, wij mensen van de kennis,we kennen onszelf niet: dat<br />

heeft zijn reden. We hebben nooit naar onszelf gezocht” Zo opent Nietzsche zijn Genealogie<br />

van de moraal in 1887. Honderd jaar later probeert Taylor dit gebrek aan kennis over onszelf<br />

een invulling te geven.<br />

Theo Meereboer Petra Bolhuis, Baflo maart 2010<br />

8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!