Opbouw INTERNET - Cardan.nl
Opbouw INTERNET - Cardan.nl
Opbouw INTERNET - Cardan.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hoe werkt internet ?<br />
Data encapsulatie<br />
Zoals in figuur 2.1 te zien is loopt de<br />
data van de applicatie door<br />
verschillende lagen van het netwerk<br />
communicatie model heen. Elke laag<br />
voegt aan de data wat informatie toe<br />
die voor die laag van belang is. Deze<br />
redundantie toevoegen maakt<br />
uiteraard de lengte van de pakketten<br />
groter. Afhankelijk van de lengte van<br />
de data, optie velden, e.d. kan een<br />
pakket een maximale lengte hebben.<br />
In figuur 2.2 staat de route die de data doorloopt en geeft aan welke laag de data<br />
encapsuleert met een header.<br />
De gebruikte datastructuren<br />
Applicaties die gebruik van TCP maken noemen de data die wordt verstuurd een 'stream',<br />
terwijl applicaties die gebruik maken van UDP refereren naar data als 'message'. TCP noemt<br />
data een 'segment', en UDP noemt het een 'pakket'. De Internetlaag noemt zijn data een<br />
'datagram'. De Netwerk Acces Laag noemt de data die hij het netwerk opstuurt of opvangt<br />
een 'frame' of 'pakket'. In figuur 2.3 staan de diverse datastructuren vermeld.<br />
Alle datastructuren die in figuur 2.3 zijn genoemd, hebben allemaal dezelfde betekenis<br />
namelijk data die verstuurd moet worden. De bijlage geeft schematisch de afhankelijkheid<br />
aan van de subprotocollen, en de volgende bijlage geeft weer hoe de communicatie verloopt<br />
tussen de protocollen onderling.<br />
TCP Service Model<br />
TCP levert aan de applicaties een<br />
betrouwbare verbinding door gebruik te<br />
maken van een virtuele connectie (vergelijk<br />
met het X.25 netwerk). Dit betekent dat er<br />
tussen twee processen die op twee<br />
verschillende machines draaien deze<br />
verbinding gebruikt kan worden om data<br />
van de ene proces naar de andere te<br />
versturen. Een proces draait meestal op<br />
een Internet host die bekend is door een<br />
Internet Protocol adres. Een host wordt geindentificeerd door zijn IP adres, en een poort op<br />
deze host wordt gekenmerkt door een 16 bits getal. Een combinatie van IP adres en poort<br />
nummer wordt een socket genoemd. Als een proces probeert te communiceren met een<br />
andere proces op een remote host, stuurt hij zijn eigen socket door. De remote host heeft<br />
ook een IP adres en een poort waarop een draait. Nu kan een TCP connectie worden<br />
aangeduid door de sockets van beidde hosts. Het is belangrijk te weten dat een socket in<br />
meer dan een verbinding kan worden gebruikt. Dit wordt geïllustreerd in figuur 2.4.<br />
Beschrijving van figuur 2.4:<br />
We zien dat er een tweetal connecties zijn opgebouwd, namelijk:<br />
1. Connectie: [193.78.240.1] (23) en [193.78.240.2] (1234)<br />
Connectie: [193.78.240.1] (23) en [193.78.240.13] (xxxx)<br />
2. We zien dat er een server telnet socket aanwezig is waarop cliënten kunnen verbinden:<br />
Well-known server Telnet socket: [193.78.240.1] (23)<br />
3. We zien dat er een cliënt telnet socket is:<br />
Cliënt Telnet socket: [193.78.240.2] (1234)<br />
Er zijn een aantal poorten gedefinieerd als Well-known sockets, waarop standaard<br />
processen draaien. Zo is bijvoorbeeld in figuur 2.4, poort 23 de standaard telnet socket van<br />
©opyright: Teus Groeneveld - www.cardan.<strong>nl</strong> Pag: 48