Bijlage toelichting 2 cultuurhistorie CVN - Gemeente Apeldoorn
Bijlage toelichting 2 cultuurhistorie CVN - Gemeente Apeldoorn
Bijlage toelichting 2 cultuurhistorie CVN - Gemeente Apeldoorn
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
24<br />
Afb. 14. Eekschillers<br />
Rond 1840 kwam er vanuit Zuid-Amerika Quebrachohout naar Nederland. Het looizuurgehalte van<br />
dit hout was driemaal hoger dan dat van de eiken op de Veluwe. Vanaf die tijd verloor de eikenhakhoutindustrie<br />
langzaam haar positie. Eind 19e eeuw gingen de leerlooierijen daarnaast ook<br />
over op nieuwe, synthetische looistoffen die beter en sneller werkten. De markt voor de eek zakte<br />
hierdoor verder in elkaar. Eikenhakhoutbossen werden daarna nog wel gebruikt als productie voor<br />
brandhout, maar de opkomst van steenkool, cokes en petroleum maakt definitief een einde aan het<br />
nut van eikenhakhout. Veel eikenhakhoutbossen zijn dan ook verdwenen en omgevormd naar veelal<br />
grove-dennenbos. Hiervoor werden zelfs premies uitgekeerd van 50 gulden per hectare.<br />
De resterende eikenhakhoutpercelen bestaan vandaag de dag uit spaartelgen. De eiken werden<br />
tijdens de laatste kap op éénen gezet die mochten doorgroeien tot volwaardige bomen.<br />
4.1.2 Oude loofbossen en ingestoven randwallen<br />
Opgaand loofhout was na de middeleeuwen zeldzaam geworden op de Veluwe. Deze bossen waren<br />
belangrijk voor bouw- en sprokkelhout en konden in het bezit zijn van het koninklijk huis, kapittelen<br />
of omwonenden, maar dan in de vorm van een maalschap. Maalschappen waren gemeenschappen<br />
van omwonenden die gezamenlijk bos bezaten. De leden van een maalschap werden maalmannen<br />
genoemd en deze kozen gezamenlijk het bestuur van holtrichters. Holtrichters bepaalden welke<br />
gronden omgespit werden, welke gronden opnieuw ingepoot werden en welke bomen gekapt of<br />
gesnoeid werden.