11.07.2015 Views

nr. 5 - KGK Deinze

nr. 5 - KGK Deinze

nr. 5 - KGK Deinze

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNSTVAN DEINZE EN DE LEIESTREEKCONTACTBLADVerschijnt tenminste 4 maal per jaarUitgiftekantoor : <strong>Deinze</strong>23e jaargang <strong>nr</strong>. 5oktober 2003Verantwoordelijke uitgever :Willy JonckheereWinkelstraat 369800 <strong>Deinze</strong>Tel. (09)386.32.78Postrekening 000 - 0434500 - 37, <strong>KGK</strong>-<strong>Deinze</strong>, p/a L. Matthijslaan 3-5, 9800 DEINZE


308175 JAAR K O K - K G K1928/1929 - 2003/2004Zoals in ons vorig nummer aangekondigd, vieren wij dit werkjaar een dubbel-feest.Op 28 februari 2004 herdenken wij dat KOK 75 jaar geleden officieel als vzw. van start ging.Maar dan was men al enkele maanden aan de slag, nl. sinds de stichtingsvergadering vannovember 1928.Dat vieren wij op vrijdag 21 november 2003I. Om 18.30u : academische zitting in de “Bietenoogstzaal” van het Museum van <strong>Deinze</strong> ende LeiestreekGastspreker: prof. dr. J. Art van de Universiteit Gent over “Het belang van de lokalegeschiedenis”Muzikale omlijsting: Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en DansEr is een bescheiden tentoonstelling over 75 jaar KOK-<strong>KGK</strong>II. Om 20.30u : vriendenmaal in het “Buurtcentrum De Rekkelinge”, Dés. Delcroixstraat 1,9800 <strong>Deinze</strong> (dit is een zijstraat van de K. Picquélaan).De leerlingen van het Sint-Theresia-Instituut verzorgen, onder leiding van mevrouw Cl.Malfait, een kaas- en wijnavond van de bovenste plank.Inschrijven is noodzakelijk en dient te gebeuren vóór donderdag 13 november 2003.Een inschrijvingsformulier vindt u op de achterkaft.


3082Het eerste deel is bijna klaar !!!Zoals bekend bereidt de Stad <strong>Deinze</strong> een nieuwe “Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>” voor.Deze publikatie zal in haar geheel drie delen omvatten:Deel I: <strong>Deinze</strong>-Petegem vanaf de Middeleuwen tot ongeveer 1800Deel II: <strong>Deinze</strong>-Petegem vanaf 1800 tot nuDeel III: Het platteland en de Deinse deelgemeenten vanaf de vroegste tijden tot nuDit project is ontstaan uit het initiatief van de Kring voor Geschiedenis en Kunst van <strong>Deinze</strong>en de Leiestreek (<strong>KGK</strong>), die verder ook de motor wil zijn van de hele realisatie.Voor de uitwerking werd beroep gedaan op een 25-tal specialisten onder leiding van decoördinatoren prof.em.dr. W. Prevenier, prof.em.dr. R. Van Eenoo en prof. dr. E. Thoen.Het eerste deel is momenteel ter perse. Het wordt een boekdeel van ongeveer 480 bladzijdenmet ca. 200 illustraties.U krijgt later de gelegenheid tot intekenen. Vandaag presenteren we u een overzicht van deinhoudstafel.1909. GESCHIEDENIS VAN DEINZEDEEL IDEINZE EN PETEGEM IN DE MIDDELEEUWEN EN DE NIEUWE TIJDENInhoudstafelTen geleide door burgemeester Jacques De RuyckWoord vooraf door Willy Jonckheere, voorzitter <strong>KGK</strong>Verantwoording door Walter Prevenier, coördinator en eindredacteurHoofdstuk I. Politiek en instellingen1. De stad in het graafschap Vlaanderen- <strong>Deinze</strong> vóór het ontstaan van de middeleeuwse stad (Luc Bauters en Morgan De Dapper)- Het ontstaan van stad en bestuurlijke entiteit (Walter Prevenier)- <strong>Deinze</strong> als heerlijkheid en als onderdeel van het graafschap Vlaanderen (Walter Prevenier)- <strong>Deinze</strong> binnen de politieke en bestuurlijke structuren van het graafschap Vlaanderen (WalterPrevenier)- <strong>Deinze</strong> binnen het Vlaams stedelijk netwerk (Walter Prevenier)- De cultus en de rituelen van de stedelijke identiteit (Walter Prevenier)2. De lenen in <strong>Deinze</strong> en Petegem (Rik Opsommer)3. De keuren en de vrijheden (Walter Prevenier)4. De stad en haar vorsten (Walter Prevenier en René Vermeir)- De politieke relatie met de landsheer- <strong>Deinze</strong> en de Vlaamse volksvertegenwoordiging- De financiële relatie met de Vlaamse centrale overheid- Bestuurlijke en rechterlijke samenwerking tussen stad en vorst5. De lokale instellingen (Walter Prevenier en René Vermeir)


3083- Het poorterschap verleent volwaardige burgerrechten- Het stadsbestuur als politiek en bestuurlijk orgaan- De schepenen als stedelijke rechtbank6. De specifieke bevoegdheden van de stadsmagistraat (Walter Prevenier en René Vermeir)- Bevoegdheden in de Middeleeuwen- Bevoegdheden in de Nieuwe Tijden7. Impact van oorlogen en crisissen op het dagelijks leven (Walter Prevenier en RenéVermeir)Hoofdstuk II. Economie en financiën1. Verkeersgeografische situatie (Peter Stabel en Johan Dambruyne)2. Het economisch leven (Peter Stabel en Johan Dambruyne)- Economische conjunctuur en vastgoedmarkt in de late Middeleeuwen- De schaduw van Gent en Bourgondië- De onmogelijkheid van een grote exportindustrie- Een grote nijverheid? Lakenproductie en textielhandel in het middeleeuwse <strong>Deinze</strong>- Interregionale handelsstromen en de lijnwaadmarkt van de 14e tot de 16e eeuw- De bouwnijverheid- De arbeidsmarkt- Economische activiteit in de 17e en de 18e eeuw: de uitbouw van een verzorgingscentrum3. <strong>Deinze</strong> als regionaal verzorgingscentrum (Peter Stabel en Johan Dambruyne)- Marktfuncties en stedelijke hiërarchie- De Deinse markt in de late Middeleeuwen- Marktverkeer in de late Middeleeuwen: de groei van <strong>Deinze</strong> als regionaal centrum- Bevoorradingspolitiek- De marktfuncties in de Nieuwe Tijden4. Stedelijke financiën (Peter Stabel en Johan Dambruyne)- Organisatie en controle- Verloop van inkomsten en uitgaven- Ontvangsten in de 15e en de vroege 16e eeuw- Uitgaven voor het bestuur van de stad in de 15e en de 16e eeuw- Stad en vorst: uitgaven en vorstelijke belastingen en krijgsuitgaven- Schuldbeheer- Financieel beleid en stadsbestuur: kleinschaligheid en beperkte middelen- Stadsfinanciën in de 17e en de 18e eeuwHoofdstuk III. Bevolking en sociale structuren1. Bevolking: omvang, demografische componenten en mobiliteit (Peter Stabel en JohanDambruyne)2. Verdeling van de rijkdom (Peter Stabel en Johan Dambruyne)3. Poorterstatuut en corporatieve identiteit (Peter Stabel en Johan Dambruyne)4. Sociale vangnetten (Walter Prevenier en Paul Huys)5. Gezondheidszorg- Ziekenzorg en ziekten in de Middeleeuwen (Walter Prevenier en Paul Huys)- Pest en epidemieën in de Middeleeuwen (Walter Prevenier)- Leven en dood te <strong>Deinze</strong> in de Nieuwe Tijden (Isabelle Devos)- Medische zorgvoorziening na 1500 (Paul Huys)


3084Hoofdstuk IV. Kerk en godsdienst1. Kerk en religie in de Middeleeuwen (Paul Trio)2. Protestantisme en godsdienstberoerten (Johan Decavele)3. De Contrareformatie en de 18e eeuw (Michel Cloet)Hoofdstuk V. Mentaliteit en gedragspatronen1. Familie, huwelijk en ambacht: bescherming en sociale controle- Ouders, kinderen en brede familie in de Middeleeuwen (Walter Prevenier)- Kortsluitingen in het familieleven in de Middeleeuwen (Walter Prevenier)- Sociale controle in de Middeleeuwen (Walter Prevenier)- Huwelijk en gezin in de Nieuwe Tijden (Isabelle Devos)2. Misdaad en straf (Walter Prevenier en René Vermeir)- Het strafrechtelijk werkterrein van vorst en stad- Het werkterrein van de kerkelijke instanties- Het terrein van de sociale controle door de ambachten- Waaier van straffen, sancties en strafmaten- Jurisdictie over <strong>Deinze</strong>naars buiten <strong>Deinze</strong>- Raakvlakken tussen burgerlijke en kerkelijke misdrijven3. Feesten en ontspanning (Walter Prevenier en René Vermeir)Hoofdstuk VI. Onderwijs, cultuur en kunst1. Onderwijs en opleiding (Hilde De Ridder-Symoens)2. Rederijkers en theaterleven (Anne - Laure Vandenbruaene)3. Architectuur en beeldende kunsten (Max Martens)Conclusies: de betekenis van <strong>Deinze</strong> in het Ancien Régime (Walter Prevenier)Algemene bibliografie – Sigla – Afkortingen – Verantwoording van de illustraties – CVvan de auteurs§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§1910. Verleidelijk verjaard. Industrieel erfgoed in <strong>Deinze</strong> en Oost-VlaanderenOp 28 februari ging in ons Museum de Algemene Vergadering van <strong>KGK</strong> door, metvoorstelling van jaarboek LXX en de studie over de toponymie van Astene.Op dezelfde avond werd ook de <strong>KGK</strong>-tentoonstelling geopend: “Verleidelijk verjaard.Industrieel erfgoed in <strong>Deinze</strong> en Oost-Vlaanderen”, die tot stand kwam door desamenwerking van het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel (MIAT) van de stadGent, <strong>KGK</strong>-lid Vic Wouters die een reeks schitterende foto’s van het Deins patrimoniumverzorgde en conservator Veerle Van Doorne en haar medewerkers die van het geheel eenprachtige tentoonstelling maakten.Als gastspreker werd die avond gevraagd de heer Patrick Viaene, ondervoorzitter van deStichting voor Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed (SIWE).Hij was zo vriendelijk om ons de tekst van zijn meeslepende voordracht ter hand te stellen,zodat de aanwezigen nogmaals de kans krijgen om zijn exposé te herlezen, en de afwezigenkunnen lezen wat ze gemist hebben.


3085“ Ik dank de organisatoren van deze tentoonstelling over het Industrieel Erfgoed in <strong>Deinze</strong> enin Oost-Vlaanderen, voor de unieke kans die zij mij vanavond bieden om in dit prestigieusmuseumkader een korte toespraak te houden over mijn zorgenkind en passie: het industrieelerfgoed. In deze preverkiezingstijd geef mijn verhaal graag een sprekende titel, namelijk:Omdat ons industrieel erfgoed belangrijk is!Deze slogan maakt meteen duidelijk, denk ik, dat er op het gebied van de studie, hetonderzoek over, en nog meer op het gebied van de waardering en de zinvolle herbestemmingvan het industrieel erfgoed in <strong>Deinze</strong> en de Oost-Vlaamse regio nog heel wat werk aan dewinkel is. Hoewel de industrieel-erfgoedtrein in Vlaanderen na ruim een kwarteeuw van“proefritjes en rodage” op kruissnelheid begint te rijden, stuit de studie, het behoud en hetherbestemmen van het industrieel patrimonium bij het grote publiek, niet het minst bij veelvan onze Vlaamse ondernemers helaas nog steeds op weerstand en onbegrip.“Industrieel – erfgoed” is nog voor velen nog steeds een soort “contradictio in terminis”.Waarom dat zo is, valt niet moeilijk te omschrijven. Bij de industrie van weleer doemt hetbeeld op van schroothopen, van vervuilde bodems, van troosteloze leegstand, sluikstorten,deprimerende restanten van stilgelegde machines, de herinnering aan penibelearbeidsomstandigheden en de uitbuiting van de kleine man en vrouw door het industrieelpatronaat van vroegere tijden. Wat moeten we vandaag met al dat oud ijzer? Het is eensynoniem voor overlast, een rem voor nieuwe economische impulsen, zeker in een regio alsde onze, waar elk stuk ruimte kostbaar is en optimaal benut dient te worden.Conclusie : zo snel mogelijk slopen, weg ermee, met die oude troep !Wie zo denkt gaat voorbij aan de waarde, aan de potenties van een belangrijk enonvervangbaar deel van ons cultuurpatrimonium. De waarde van het industrieel erfgoedsitueert zich op het historisch vlak, op het technologische niveau, op het volkskundig ensociaal vlak, maar ook op het economische en cultureel niveau, zeker bij zinvolleherbestemming ervan voor nieuwe functies.Dat het industrieel erfgoed een historische waarde heeft, zou anno 2003 toch stilaan eenevidentie moeten zijn : zonder de 200 jaar lange ontwikkeling in Vlaanderen van nijverheid,techniek, comfort en mobiliteit, zouden we hier vandaag nog vertoeven in de natijd van de18 e -eeuwse standenmaatschappij, rondschrijden in slecht verwarmde kastelen metgeparfumeerde allongepruiken, zijden habijten en spannende crinolines, of (zoals de meestenvan onze voorouders) het moeten stellen met een hongerloon, met een vochtige en donkereéénkamerwoning, omgeven door een ondervoed en analfabeet kroost.Meer dan klassieke componenten van ons bouwkundig erfgoed met grote K (kathedralen,kerken en kapellen, kazernes, kastelen, enz.) staat het industrieel erfgoed dicht bij de gewonemensen. Industriële relicten in steen en ijzer illustreren de fundamentele maatschappelijkeontwikkelingen en de emancipatiegolven vanaf het einde van de Ancien Régime-tijd tot onzeactuele laatindustriële, postindustriële leefwereld : de concentratie van de arbeid, de socialeontvoogding, de uitbouw van de dienstensector, de toename van het huishoudelijk comfort, devrije tijd en de mobiliteit.Maar industriële relicten hebben ook een technologische en wetenschappelijke waarde.Vanaf het einde van de 18 e -eeuw deden zich fenomenen voor, die ons werk en onzeomgeving in al hun aspecten sneller en grondiger omvormden dan ooit voordien geschiedde.


3086Aan de basis daarvan lagen technologische veranderingen en wijzigingen in de manier vanproduceren, ondersteund door wetenschappelijke vooruitgang. Deze veranderingen tradeneerst in Groot-Brittannië op en sloegen al gauw over op het Europese vasteland, het vroegst inBelgië.Cruciaal hierbij was de massale extractie en toepassing van steenkool als vervangmiddel vanhout. Steenkool werd zowel de nieuwe brandstof bij verwarming als een basisingrediënt voorde productie en verwerking van metalen, gebruikt voor de bouw van machines,fabrieksgebouwen, bruggen, schepen, de productie van spoorwegstaven en locomotieven.Dit verliep niet allemaal probleemloos: om ijzer van hoge kwaliteit te kunnen maken, omsteenkool en ijzererts optimaal te versmelten, moest steenkool eerst omgevormd worden totcokes. Al in 1709 werden in Engeland door Abraham Darby voor het eerst “verkookste”steenkolen gebruikt voor de vervaardiging van ruwijzer. Het werd de start van een nieuwemateriaaltechnologie die leidde tot de constructie en toepassing van de eerste bruikbarestoommachines in Engeland op het eind van de 18 e -eeuw, in Vlaanderen in de eerste decenniavan de 19 e -eeuw.Omstreeks het midden van de 18 e -eeuw werd eveneens de basis gelegd voorproductieverhoging in de textielsector door een spectaculaire mechanisatie van de apparatuur,het eerst door de uitvinding van de vliegende schietspoel bij weefgetouwen. De weverskonden nu sneller werken maar werden snel technisch werkloos door het gebrek aangesponnen draden: de spinners konden niet volgen! Dit gaf de onvermijdelijke “take-off” vande mechanisering van primitieve handspinmolens tot “spinning jennies”, “waterframes”,“mule jennies” en “selfactors” ! Door de technische voorsprong van de spintechnologieraakten nu weer de wevers op achterstand. En zo ontwikkelde de industriële technologie in deverschillende sectoren en subsectoren in een voortdurende en steeds snellere slingerbeweging!Het is nauwelijks te vatten dat bijna alle industriële en technische uitvindingen amper tweeeeuwen oud zijn.De volgende cijfers spreken boekdelen: men neemt aan dat tot omstreeks 1800 een Oost-Vlaamse handwever 2 à 3 meter stof per dag of 20 meter per week kon weven. In 1850weefde één arbeider met een mechanisch aangedreven weefgetouw meer dan 100 meter perweek, eigenlijk was het meer dan 200 meter vermits hij twee power-looms bediende. In 1910bediende één wever gemiddeld vier getouwen waarop hij 400 à 600 meter stof per weekrealiseerde. In 1970 was dit opgelopen tot ca. 2000 à 3000 meter…per dag!Maar er was nog meer aan de hand in de loop van de industriële periode: de stoomkracht vande eerste industriële revolutie werd na 1880 opgevolgd door de aandrijfkrachten en productenvan de tweede industriële revolutie: gas, petroleum en elektriciteit; gietijzer werd afgelostdoor staal, non-ferrometalen, composietmaterialen, beton en plastics.Vijf decennia geleden werden atoom- of kernenergie, kort daarop als tegenpool dealternatieve energieën en vooral de digitalisering ingevoerd en wereldwijd verspreid. Detraditionele sectoren verplaatsten zich grotendeels van de Westerse wereld naar lageloonlanden, met alle sociale gevolgen hier aan verbonden. Wij worden vandaag meegesleurddoor de ontembare stroomkracht van de “Derde Industriële Revolutie”! Het industrieelerfgoed illustreert en weerspiegelt treffend de boeiende en memorabele saga van het westerstechnologisch denken en handelen, waarvan we allen de vruchten dragen en die ons leven enwerk, voor de meeste mensen onbewust en onbemind, verder beïnvloeden.


3087Het industrieel erfgoed heeft ook een volkskundige en sociale waarde. Dit erfgoed bestaatnamelijk zowel uit prestigieuze bakens en herkenningspunten langs invalswegen en rivieren(denk maar aan <strong>Deinze</strong> met zijn grote maalderijen en voederbedrijven langsheen de Leie),maar ook uit bescheiden en minder opvallende getuigen, wat duidelijk blijkt uit de keuze vande gefotografeerde gebouwen en installaties op deze tentoonstelling.De talloze kleine werkhuizen, opgericht op achterkoeren van burgerhuizen langs de straat, deo zo karakteristieke rijen werkman- en opbrengsthuisjes langsheen onze Vlaamse steenwegen,ze vormen een treffende herinnering aan de soms penibele werk- en woonomstandighedenvan onze groot- en overgrootouders, die participeerden aan de sociale ontvoogdingsstrijdwelke geleid heeft tot de huidige democratische welvaartstaat waarvan we allen de vruchtendragen.Tenslotte heeft ons industrieel erfgoed tegelijk een architecturale, een culturele en zelfs eeneconomische waarde. Eenmaal in oude architecturale glans hersteld en herbestemd voornieuwe functies (woningen, kantoren, winkels, horecabedrijven, cultuurhuizen, noem maarop) draagt dit terug tot leven gebrachte erfgoed in belangrijke mate bij tot de hedendaagseidentiteit en de hedendaagse dynamiek van steden en gemeenten.Dames en heren, industrieel erfgoed is dus meer dan schroot, meer dan dode stenen en oudijzer : het kan fungeren als hefboom en als onderdak (letterlijk zelfs!) voor het stand komenvan nieuwe economische en sociale impulsen. Uit de voorbeelden gepresenteerd op dezetentoonstelling blijkt dat vandaag zowel de overheid als de private sector (soms beide samen)op dit vlak inspanningen leveren. Interessante pioniersprojecten inzake hergebruik vanindustriële gebouwen (vooral gestuurd door de overheid in meer achtergestelde buurten vangrotere steden als Gent, Ronse, Sint-Niklaas en Aalst) hebben door hun ondersteuning vanuitde lokale en regionale overheid de jongste jaren impulsen gegeven voor andere projecten,gedragen door de privé-sector!Meteen is aangegeven wie om het industrieel erfgoed bekommerd is : zowel de overheid alsde privé-sector. Niet te onderschatten in dit overzicht van de actoren is de permanentestimulans vanuit van de museumwereld. Ik denk hierbij niet alleen aan het Gentse MIAT, hetTextielmuseum te Ronse, het Spoorwegmuseum te Maldegem, het Lucifermuseum teGeraardsbergen maar ook aan dit museum. Het presenteren in dit museum, onder één dak, vankunst én materiële getuigenissen van de streek- en nijverheidgeschiedenis is veelbetekenend.De sterkte van dit museum is volgens mij persoonlijk dat het zowel schilderijen toont die opverbluffende wijze de landschappen en de arbeid in de Leiestreek voorstellen (we staan hierniet toevallig voor de magistrale “Bietenoogst” van Emile Claus) als anderzijds een staalkaartexposeert van de werktuigen en industriële producten die uit deze stad <strong>Deinze</strong> en haarommeland gebruikt en voortgekomen zijn : weefgetouwen, textilia, kinderwagens, speelgoedenzovoort. Met haar in 1990 gehouden tentoonstelling “<strong>Deinze</strong>, pionier van kinderartikelen”leverde conservator Veerle Van Doorne pionierswerk, dat vandaag een vervolg krijgt enongetwijfeld ook in de toekomst verder zal opgevolgd worden.De link tussen kunst en industrie wordt hier overigens ook geïllustreerd doordat de kern vande kunstafdeling voorheen toebehoorde aan lokale industriëlen, zoals (en niet het minst) aande familie Matthijs.


3088Nauwelijks te onderschatten zijn ook de impulsen voor de studie en het behoud van hetindustrieel erfgoed vanuit oudheidkundige genootschappen, de heemkundige kringen enerfgoedverenigingen, waarvan de werking, zeker in kleine steden en landelijke gemeentenbijna uitsluitend gedragen wordt door de onbetaalde vrijwilligers en de belangeloze inzet vanindividuele personen.De jarenlange inzet van de heer Laurent Vanhaesebroeck voor de geslaagde redding van demetalen spoorwegbrug te Grammene (de spreekwoordelijke aversie van de NMBS-directietegen het behoud van bepaalde onderdelen van haar patrimonium indachtig) verdient ons allerbewondering en verdient navolging.Het behoud van het industrieel erfgoed is een boeiende, nobele zaak maar ook een veelzijdigeen moeilijke taak. Moeilijk en veel doorzettingsvermogen vergend, door het interdisciplinairkarakter van elke reddingsoperatie, moeilijk ook door het heterogeen karakter van de her ender verspreide industriële relicten (typisch voor <strong>Deinze</strong> maar ook voor tal van andere Oost-Vlaamse steden en gemeenten, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de situatie in hetsteenkoolbekken van de Borinage, de wolstad Verviers of de havenstad Antwerpen). Dit allesbiedt een verklaring waarom de zorg voor het industrieel erfgoed in Oost-Vlaanderen (enVlaanderen in het algemeen) nogal schoorvoetend tot ontwikkeling kwam. Ook anderefactoren zoals de hoge maar terechte eisen van de overheid inzake de i<strong>nr</strong>ichting van oudenijverheidsgebouwen, bepaalde fiscale lasten bij hergebruik, de complexe regelgeving inzakeruimtelijke ordening (bijvoorbeeld omtrent de “zonevreemdheid van gebouwen”) steken somsstokken in de wielen.De leegstand van de merkwaardige voormalige Fabriek Beeusaert (“Romico”) in Petegem, deleegstand en afbraakplannen van de Mouterij Agneessens nabij de Markt van <strong>Deinze</strong>,nochtans voortreffelijk gerenoveerd omstreeks 1980 tot een dynamisch jeugdhuis zijn slechtseen paar illustraties hiervan...Anderzijds houden al deze moeilijkheden en beperkingen ook relatieve voordelen in:“initiatiefnemers-projectontwikkelaars” slagen er steeds meer in hun reddingsacties eenduidelijk maatschappelijke profilering te geven. De bevolking voelt zich vaak sterk betrokkenworden bij de herbestemmingsinitiatieven in hun buurt, stad, of gemeente. Maar ook hier is ernog veel nood aan bijkomende sensibilisering.Met het oog op een sterkere coördinatie tussen de industrieel-erfgoed actoren in Vlaanderenstartte de Stichting Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed in 1997 haar werking. Dezevereniging, waarvan ik beheerder en ondervoorzitter ben, werd intussen erkend door deVlaamse overheid als platformvereniging. Ons werkingsveld bestrijkt geheel Vlaanderen.Onze lokalen en uitvalsbasis bevinden zich in de, in extremis van de sloop geredde,graanmaalderij Van Orshoven aan de Vaartkom in Leuven, een site die zeer recentelijk alsMonument beschermd werd en nu uitgebouwd wordt tot een jong en dynamischcultuurcentrum en ook ruimte biedt aan ons documentatiecentrum en een bescheiden museumvoor industrieel en wetenschappelijk erfgoed. U bent er uiteraard welkom!Sinds 1980-1990 werd de broze industrieel-erfgoedbeweging in Vlaanderen dusgeconsolideerd. De tijd van praten en theoretiseren is voorbij. Elke vereniging werkt dejongste jaren met meer middelen op meer efficiënte en professionele manier dan voorheen,hoewel vrijwilligers onmisbaar blijven…


3089Dames en heren, de industriële archeologie en het industrieel erfgoed hebben de jongstedecennia ook gezorgd voor nieuwe impulsen in de Monumentenzorg. Richtinggevend is datin Vlaanderen door het decreet van 3 maart 1976 monumenten en landschappen omwille vanhun industrieel archeologische waarde beschermd kunnen worden, wellicht een unicum inWest-Europa. Heden zijn in Vlaanderen een 400-tal industriële gebouwen en installatiesbeschermd op een totaal van circa 8000 monumenten en landschappen. Dit lijkt veel maar isnog veel te weinig als men weet dat het merendeel van deze “industriële” monumentenbestaat uit wind- en watermolens! Er is dus nog werk aan de winkel, zeker als de ervaringleert dat wettelijke bescherming “op papier” onvoldoende is voor de effectieveinstandhouding van onze industriële monumenten. Om maar te zwijgen over de belabberdetoestand waarin het nog aanwezige roerend industrieel en technisch erfgoed verkeert in dezegebouwen. Denk bijvoorbeeld maar aan de “beschermde” stoommachine Vanden Kerchove inde niet-beschermde textielverdelingsfabriek Alsberge-Van Oost te Drongen. Of denk aan deoudste stoommachine van België in de voormalige jeneverstokerij Betsberg te Landskouter,die gelukkig beschermd is maar door haar integratie in een privé-woning zeer zelden door hetpubliek te zien is.“Wettelijke bescherming” heeft dus naast een juridische, vooral een symbolische betekenis.Ook wordt de beschermingsprocedure soms ingezet als het te laat is, er blijft veel fraais onderde slopershamers verdwijnen. Zelfs protestcampagnes kunnen de sloperij zelden tegengaan.Voor 1980 waren protestcampagnes overigens eerder uitzonderlijk. Van de unieketextielfabrieken La Lys, La Liève en Texas in Gent, de merkwaardige brouwerij Krüger teEeklo en zoveel andere waardevolle gebouwen bestaan vandaag alleen nog oude foto’s.…Dames en heren, ik denk dat iedereen een verantwoordelijkheid draagt inzake het behoud ende herwaardering van dit erfgoed. Neem nu het onderwijs, dat de ogen van de jeugd ka<strong>nr</strong>ichten naar dit erfgoed. Hoe schaars zijn de impulsen vanuit die hoek… In de Gentseuniversiteit bijvoorbeeld, in de jaren 1970 ooit de bakermat van de industriële archeologie inVlaanderen, groeide het vak industriële archeologie door besparingen nooit uit tot eenvolwaardige academische discipline. In het secundair onderwijs is de situatie nog minderrooskleurig. De historische en technische bagage van de Vlaamse jongeren is bedroevendlaag. Zelfs het voortbestaan van het leervak geschiedenis en aanverwante vakken staat reedsjaren op de helling.Ook een meer coherente visie en beleid vanwege de Vlaamse overheid zou welkom zijn. Dedialoog van de overheid met de bedrijfswereld en met de verenigingen, die bekommerd zijnom het industrieel erfgoed, is op mijn minst voor verbetering vatbaar. Een geïntegreerdetotaalvisie, waarbij de belangrijkste industriële relicten in Vlaanderen op harmonische wijzegeïntegreerd worden in een nieuw ruimtelijk ontwikkelingsplan, ontbreekt.In het buitenland heeft Vlaanderen het cultureel imago dat het verdient. Vlaanderen,geassocieerd met Bokrijk, windmolens, belforten en begijnhoven… Een vertekend beeld!Vlaanderen kan een voorbeeld nemen aan de grote professionaliteit van de erfgoedbewegingin onze buurlanden, royaal ondersteund door de overheid, overheid die (zoals in Engeland)fiscale gunstmaatregelen uitvaardigt voor nieuwe bedrijven die historische bedrijfsgebouwenbetrekken. Om slechts één voorbeeld in dit verband te noemen: de verrijzenis van de tot voorenkele jaren onbewoonde en vervallen fabriekskolonie Lanark, nabij Glasgow. Heden komenjaarlijks ongeveer 300.000 bezoekers naar dit afgelegen oord, met grote zorg door de NationalTrust en de private sector omgevormd tot woningen, kantoren, vakantieverblijven,bezoekerscentrum, handelszaken en horeca.


3090De Britten zijn kampioenen in het aantrekken van het groot publiek naar hun industrieelerfgoed. Ze verpakken een serieuze boodschap op een speelse manier en lokken bezoekers viainteractieve games naar dramatisch geladen historische plaatsen. In de pakhuizen van Wigan,de stad waar de schrijver Orwell leefde en werkte, participeren bezoekers aan steeds weerwisselende theaterscènes. Toen ik Wigan-Pier bezocht werd ik verkleed als 19 e -eeuwsestudent en werd voor één uur leerling in een Victoriaanse klas. De les werd onderbroken doorhet geroep van theaterstudenten, verkleed in de rol van stakende arbeiders, die de scholierenoptrommelden voor een optocht naar het huis van de directeur. Even later werd ik door nepstakingsbrekersnaar een volledig uitgeruste 19 e -eeuwse fabriek gebracht, waar ik genoot vaneen onvergetelijke rondleiding.Niet alleen Engeland kan (Oost-)Vlaanderen tot voorbeeld strekken. Dichter bij ons, inWallonië, draagt de gewestregering bij, vaak ook met aanzienlijke Europese middelen, tot eenmentaliteitswijziging in het behoud van het patrimonium en nieuwe culturele impulsen ineconomische “rampgebieden”.De mijnwerkplaatsen van Grand-Hornu nabij Mons-en-Borinage werden uitgebouwd tot eencultureel-toeristisch forum, waar op 17 september jl. het Waalse Museum voor HedendaagseKunst opengesteld werd. In de Charbonnage du Crachet te Frameries gingen in 2000 dedeuren open van het Wetenschappelijk Avonturenpark (PASS), vormgegeven door architectJean Nouvel. In 2001 opende de mijn Bois-du-Cazier te Marcinelle de deuren van het Muséede l’Industrie. De graanmolens “Moulins de la Meuse” te Beez nabij Namen werde<strong>nr</strong>ecentelijk omgevormd tot ministrieel archiefcentrum van het Waalse Gewest, deWolkaarderij en –spinnerij Simonis te Verviers worden heden gewoond door vele tientallengezinnen.Ook in Brussel werden zowel prestigieuze als laagdrempelige renovaties gerealiseerd. Viadoor het stadsbestuur aangemoedigde procedures van “collectieve aankoop” werden zeerrecent heel wat bedrijfsgebouwen omgevormd tot woningen.Dames en heren, als kunsthistoricus ben ik ervan overtuigd dat machines en fabrieken demens even sterk kunnen ontroeren als schilderijen of beeldhouwwerken. Daarop speelt deindustrieel erfgoedbeweging uiteraard in. Voor elke streek en land zijn de emotioneel geladenindustriële landschappen en artefacten uiteraard verschillend: in Nederland getuigenwindmolens, stuwen en poldergemalen van de onophoudelijke strijd tegen het water, Cuba zetzijn historische suiker- en sigarenfabrieken extra in de kijker, te Cap Canavaral, in Florida,werd de lanceerbasis en –toren van de Apolloraket, die aan mensen toeliet voor het eerst eenmaanwandeling te maken, een beschermd monument en bezoekerscentrum van eerste orde.Dames en heren, overal ter wereld helpt de valorisatie van technisch en industrieel erfgoedaan het versterken van de identiteit van land, streek of stad. “Kids Can” is de sprekende titelvan een educatief project dat ik bezocht in het “Museum of Industry” te Baltimore, vanoudsher bekend als pool van de voedingsnijverheid. In een gerekonstrueerde “Cannery”(konservenfabriek) zag ik hoe kinderen begeleid werden bij het inblikken van zelfmeegebracht voedsel. Kinderen, vaak met kansarme achtergronden en leerachterstand wordenactief deel van het werken in groep, maar worden ook geïnitieerd in de roots van de arbeid.Kortom, sociale en industriële geschiedenis als motor tot ontwikkeling van jonge mensen ineen steeds meer multiculturele samenleving!Met een beetje zelfvertrouwen en gerechtvaardigde pretentie zou <strong>Deinze</strong> het op zijn manierkunnen doen, bijvoorbeeld door met het uitstippelen van een educatief-toeristische industrieel


3091erfgoed-fietsroute langsheen voormalige én nog in bedrijf zijnde sites met als thema’s deagro-industrie, textiel, kinderwagens, speelgoed… Sensibilatie hoeft niet altijd prestigieus tezijn, het kan ook op een bescheiden manier.Dames en heren, ik rond mijn betoog af met volgend besluit:-Ons industrieel erfgoed is geen luxe, het is de driedimensionale illustratie van de arbeids- enlevensomstandigheden uit het bijna volledig achter ons liggend “industrieel tijdperk”,waarvan we de vruchten dragen en die we niet mogen vergeten, maar moeten behouden.-Behoud om het behoud is niet genoeg: zinvol herwaarderen en herbestemmen, integratie vanhet erfgoed in onze leefomgeving van vandaag moet de boodschap zijn.Ik wens te initiatiefnemers te feliciteren en te danken voor deze onmisbare tentoonstelling dieonze ogen opent “omdat industrieel erfgoed belangrijk is”.Ik dank u voor uw volgehouden aandacht.1911. Een merkwaardig aspect van de tragedie te Vinkt in 1940De tragedie van Vinkt kwam terug in de belangstelling bij het verschijnen van een briljantepolitieroman 1 , die eigenlijk ernstige kritiek levert op het minimaliseren van de rol van deDuitsers tijdens de oorlogen en het revisionisme. Wij werden daaraan herinnerd door ee<strong>nr</strong>ecent artikel in het Contactblad 2 .De auteur van de politieroman stelt in zijn werk, dat na de gebeurtenissen te Vinkt door deDuitsers en hun bondgenoten heel wat verkeerde informatie verspreid werd om de misdadente maskeren of in anderen hun schoenen te schuiven. Bovendien legt hij er de nadruk op, datin alle door hem geconsulteerde geschiedenisboeken de gebeurtenissen in Vinkt niet eensworden vermeld en de facto worden uitgewist.Bovendien wordt algemeen aangenomen, dat de Duitse troepen bij de inval in België in mei1940 een consigne hadden om zich tegenover de burgerbevolking correct te gedragen. Hetbloedbad van Vinkt, waarbij 86 burgers (51 Vinktenaren en 35 niet-Vinktenaren) zonderenige vorm van proces door de Duitsers doodgeschoten werden, schijnt een grote uitzonderinggeweest te zijn.Het proces van occulteren van de werkelijkheid begon onmiddellijk na de feiten. Tijdens deoorlog werd er in onze stad over de tragedie bitter weinig gesproken, hoewel Vinkt zo dichtbijligt. Dat contrasteerde fel met de levendige gesprekken die gedurende die 4 jaar gevoerdwerden over de gebeurtenissen van mei 1940 aan de Vaartbrug te <strong>Deinze</strong> zelf. Enig verbandtussen de twee tragedies werd niet gelegd. Naar verluidt zou Feldmarschall VONBRAUSCHITZ in augustus 1940 een onderzoek ingesteld hebben, maar het rapport daarvanzou onvindbaar zijn. De Livre de campagne van Majoor VELGHE, Commandant van het 3 eregiment Ardense Jagers 3 die de gevechten tussen het Duits en het Belgisch leger beschrijft,zag om begrijpelijke redenen het daglicht niet tijdens de oorlogsjaren. In november 1940herdacht de Vinktse bevolking haar ongelukkige dorpsgenoten “op grootse wijze”, en in maart1942 werd in Vinkt vanwege “het Ministerie” de toelating verkregen om op staatskosten eengans terrein te bestemmen voor de aanleg van een erebegraafplaats voor de burgerlijkeslachtoffers en soldaten.Het is pas na de oorlog, dat de waarheid in al haar gruwelijkheid aan het licht kwam.Uiteraard waren de feiten al 4 jaar oud, maar er waren genoeg getuigen, zelfs overlevenden,die het relaas konden brengen. De B.O.B. en de Rijkswacht stelden verschillende PV’s op 4 .Dat deed ook de Staatsveiligheid 5 . Er werd een uitvoerig verslag gepubliceerd door deOnderzoekscommissie voor Oorlogsmisdaden onder het voorzitterschap van Antoon


3092DELFOSSE 6 . Het telt vier hoofdstukken: Vinkt, Vinkt Centrum, Meigem en <strong>Deinze</strong>.Commentaren over dat verslag en over de gebeurtenissen zelf verschenen in de pers 7 enwerden afzonderlijk uitgegeven. De literatuur over de Ardense Jagers bevat eveneensbeschrijvingen en commentaren over de gebeurtenissen te Vinkt. Ter gelegenheid van deinhuldiging van het sober en waardig dodenmonument liet de toenmalige pastoor van Vinkt,de historisch geïnteresseerde E.H. Frans MICHEM, in januari 1968 de eerste druk verschijnenvan zijn “Vinkt in mei 1940” 8 . Dat werk kende talrijke “herziene” en “vermeerderde”herdrukken.Hoewel de feiten tijdens de oorlog geocculteerd werden, en na de oorlog “gerevisioneerd”,hebben zij wel degelijk plaats gevonden, en behoren zij nu tot “de geschiedenis”.Familiekundigen beschrijven de levensloop van hun voorouders, en situeren die in het kadervan tijd en ruimte. Zij worden derhalve met de “geschiedenis” geconfronteerd. Zij moeten ookde bestaande bronnen kennen en onderzoeken. Sommige bronnen zijn uitgegeven, andereonuitgegeven en moeten in de archieven opgespoord worden. Bij dat onderzoek van bronnenstoten de familiekundigen soms op gegevens, die van belang zijn voor de geschiedkundigen,zodat men kan spreken over beoefenaars van twee elkaar aanvullende of complementairewetenschappen.Overbekende bronnen, die inlichtingen over de voorouders verschaffen, zijn de registers vande Burgerlijke Stand, de parochieregisters, de geboorteaankondigingen, de doodsbrieven ende doodsprentjes. Maar daarnaast bestaan ook bronnen die inlichtingen verschaffen overaspecten van hun financiële toestand (vooral de belastingen), hun gerechtelijk verleden (deprocesstukken), hun godsdienstige en wijsgerige opvattingen, hun lichamelijke toestand(gezondheid en ziekte), hun beroep, hun opleiding en zo meer.Een merkwaardig aspect van de tragedie van Vinkt komt aan het licht bij het onderzoek vande gerechtelijke bronnen.<strong>Deinze</strong> is sinds het jaar 4 (1795) de zetel van een kanton met Vredegerecht, en dierechtsmacht produceerde in de loop van de jaren heel wat archief over burgerlijke zaken(verzoeningsprocedures, contentieuze rechtsmacht, willige rechtsmacht, akten vanfamilieraden) en strafzaken (vonnissen, strafdossiers, beschermcomité, parket bij depolitierechtbank). In sommige opzichten gaat het om een soort voortzetting van de nog oudereschepe<strong>nr</strong>egisters en ferieboeken. Een goudmijn voor familiekundigen, maar moeilijktoegankelijk. Er bestaan weliswaar jaarlijkse repertoria van de minuten van akten envonnissen, gegroepeerd in periodes van pakweg 17 jaar, maar zij hebben geen alfabetischenaamindex, zodat men alle nummers van het repertorium moet nagaan, en, ofschoon zij steeds“openbaar” geweest zijn, kan men gerust stellen, dat zij op die 200 jaar bitter weinig doorfamiliekundigen en geschiedkundigen op de rechtbank zelf geraadpleegd werden.In de zeventiger jaren besliste het Ministerie van Justitie dat omvangrijk archief over temaken aan het Rijksarchief 9 . De stukken van het Vredegerecht van <strong>Deinze</strong> tussen het jaar 4 en1914, met 7 gegroepeerde repertoria, werden “gestort” in de depots van het RijksarchiefBeveren-Waas. Daaraan waren toegevoegd de stukken tussen 1933 en 1940, met ee<strong>nr</strong>epertorium, dat gehecht werd aan het 7 e repertorium 10 . In 2000 volgde dan een 2 e overdracht,dat maal van de stukken tussen 1915 en 1932 en 1941 en 1972 11 .Om de toegankelijkheid te optimaliseren, besliste de Hoofdarchivaris van het AlgemeenRijksarchief de gegroepeerde repertoria van de Vredegerechten uit te geven in de reeks“Toegangen in Beperkte Oplage – Instruments de recherche à tirage limité” 12 .De goudmijn wacht nu alleen nog op de gouddelvers…De laatste 11 bladen van de 7 e “toegang in beperkte oplage” voeren als titel: “Repertorium derburgerlijke akten van het Vredegerecht van het kanton <strong>Deinze</strong>, gedurende het jaar 1900


3093veertig, inhoudende elf (11) bladen, gekoteerd en geparafeerd door eerste en laatste bladen,door Ons, ondergeteekende Vrederechter van gezegd kanton. Den eersten Januari 1900veertig. (get.) C. Fainquaers”, en als slotwoord “gesloten tegenwoordig repertorium mettweehonderd negen en zestig akten door Ons, Vrederechter van het kanton <strong>Deinze</strong>.”Even het repertorium bekijkenJAN1-1vFEB1v-2vMAR2v-3vAPR3v-4vMEI4v-5vJUN5vJUL5v-7AUG7-8vSEP8v-9OCT9-10NOV10-10vDEC10v-11194011bladenOvereenkomst 1 2 1 1 1 4 10Ontvoogding & 1 1 8 6 1 1 3 21curatorFamilieraad 2 5 5 4 1 2 25 15 2 8 4 3 76Notoriëteit4 3 7 3 2 1 21 5 11 1 58(spaarkas)Neerlegging 1 2 3verslagEnkwest 1 1Vrijwillig1 2 2 1 1 7verschijnenVoorbereidend1 1 2vonnisTussenvonnis 1 1Interlocutoir1 1vonnisEindvonnis 2 5 8 7 2 2 3 6 3 5 43Vonnis bij verstek 2 3 1 ³ 2 9Toelating Pro Deo 1 1RB Politie, 2 3 5 5 2 2 2 21eindvonnisVerklaring in 3 2 3 5 2 15beroepAkten en 19 23 21 28 12 3 39 47 14 36 9 18 269VonnissenOpvallend is de algemene activiteit van het Vredegerecht: slechts 3 akten en vonnissen in junien 9 in november, maar pieken van 47 akten en vonnissen in augustus, en 39 in juli.De hoge activiteit van juli is duidelijk te wijten aan een sterke stijging van het aantalfamilieraden (25, daar waar voor de 6 eerste maanden het gemiddelde ongeveer 3 was), en dievan augustus aan het hoge aantal familieraden (15), gekoppeld aan een stijging van het aantalakten van notoriëteit, afgeleverd voor de spaarkas (21).Het lijkt dus noodzakelijk de familieraden wat nader te bekijken, en ze met name uit tesplitsen over de 13 gemeenten van het kanton:AarseleAsteneJANFEB1MARAPRMEIJUNJULAUGSEPOCT1 1 2NOVDEC194014


3095Algemeen Rijksarchief, Toegangen in beperkte oplage, N°48 (repertoria VG <strong>Deinze</strong> 1871-1883), Brussel1999Algemeen Rijksarchief, Toegangen in beperkte oplage, N°49 (repertoria VG <strong>Deinze</strong> 1884-1904), Brussel1999Algemeen Rijksarchief, Toegangen in beperkte oplage, N°50 (repertoria VG <strong>Deinze</strong> 1905-1914 en 1933-1940), Brussel 199913. <strong>Deinze</strong>: JUL:BUYDAERTS-DE KEYZER, PEERS-DE BOURDERE, HEYE-VAN SEVEREN,DUCHATEAU-BEARELLE, ARNAUD-VAN LANDEGEM, VANDER CRUYSSEN-HAUTEKEETE, BEKAERT-BENTEIN, VANDE WALLE-DE SMEYTER, WALRAEVE-FRANCK,SCHEERLINCK-DE COSTER, DE LAVA-VAN QUICKENBORNE, HUYS-COOLSAET enVERWEE-DE CLERCQAUG: GRILLAERT-VANDE STEENE, DE WAELE-GEORGES en DUCHATEAU-JANSSENSSEP: BEYSENS-HALAINOCT: VANDE STEENE-HAUTEKEETE, DELBAERE-GEYSELS, DE VOS-VAN HOE enVANDER DONCKT-DENIJSNOV: DUCHATEAU-LOSSYDEC: VANDEN ABEELE-DE MOOR14. Vinkt: JUL: VAN HOE-DE KETELAERE, STEYAERT-VINCENT, SAELENS-LAMBRECHTS,VANDE VIJVER-VAN RIJSSEGEM en DE LOMBAERDE-VAN LAEREAUG: LECLUYSE-VERSTRAETE, VERMEULEN-COOPMAN, DE VLIEGHER-DE MULDER,LEMAN-HUYS, DHOSSCHE-CORNELIS en TIJTGAT-WOSTIJNSEP: HERTELEER-VAN LANDUYTNOV: VERSTRAETE-BAETSLE1912. Landvoogdes Maria van Hongarije bezoekt <strong>Deinze</strong> in 1533 & nog andere festiviteitenin onze stad (15 e – 16 e eeuw)Dit zijn losse aantekeningen uit diverse stadsrekeningen van <strong>Deinze</strong>. Ze houden verband metfeestvieren, blijde intredes en andere leuke gebeurtenissen die de dagelijkse sleur onderbrekenen een beetje kleur geven aan het leven van de stadsbewoners.We volgen de lijn van dechronologie en plaatsen sommige feiten in hun tijdscontext, al dan niet met enigecommentaar…De maeltijt vanden zotten biscop op alder kindren dach (1494)Uit de tweejaarlijkse stadsrekening maart 1494 – maart 1496 (Alg. Rijksarchief Brussel,Rekenkamers, <strong>nr</strong>. 33954, f° 16) :Betaald een som van 30 schellingen parisis aan de herbergier Michiel van Bee(t)sbrugghe “bijalder kindren dach savonts int jaer (14)94 voor een tonne biers gheschoncken bijder wet vanDinse (sic) ter maeltijt vanden zotten biscop”.Op Onnozele-Kinderendag (28 december – herdenking van de Kindermoord in Bethlehem doorHerodes) mochten de kinderen een “kinderbisschop” of “ezelsbisschop” kiezen, die het op die éne dag“in het zotte” voor het zeggen had (zie hiervoor H. Maes, in KOK-Kontaktblad VI, 7, sept. 1986, blz.697-698).Stadswijn op de bruiloft van barbier-chirurgijn Lahiers (1495)In diezelfde stadsrekening (<strong>nr</strong>. 33954, f° 29) lezen we dat op 8 november 1495 “wasgheschoncken vander stede weghe ter brulocht van meester Mathijs Lahiers cyrurgien (=chirurgijn) ende barbier vander stede in drie stoopen wijns”; deze huwelijkstraktatie kostte destad 25 schellingen parisis.Een stoop was een inhoudsmaat voor natte waren ter grootte van twee kannen, of zowat twee liter; driestopen was dus ongeveer zes liter wijn. A. Cassiman (Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>, blz. 131) maakt hiermelding van, maar hij gaf een verkeerde lezing van de naam, nl. Bahiers i.p.v. Lahiers. De


3096familienaam Lahier(s) zou volgens Fr. Debrabandere (blz. 827) een variante zijn van “Laillier =l’aillier” (ail = look), dus met de betekenis lookkweker, lookverkoper.Processie met de miraculeuze “spunne van Mariën” (1533)In de stadsrekening over de jaren 1532-1534 (rek. <strong>nr</strong>. 33971, f° 51r°) staat te lezen dat “uponzer vrauwen dach in piemaent (sic) 1533” in <strong>Deinze</strong> een processie uitging met “de spunnevan Mariën, ende es spunne van miraculen”. Op diezelfde dag speelden de gezellen van “deRetorijken van Deijnse een nijeuw ghedicht spel vander spunne van ma(riën) ende hoedat bijmiraculen quam te Deijnze”. Aan de maker of “facteur” van dit “zeer wel ghedicht endeghemaect” spel werd voor zijn dichtwerk twee pond parisis betaald en aan “de gheheeleRetoricke diet spel speelden” ook zes pond, of in totaal acht pond parisis.Een alleszins curieus gegeven is dit, want “spunne” is niets anders dan moedermelk, zog (WNT, dl. 14,kol. 2922, s.v. sponne; DE BO, Wvl. Wdb., s.v. speuns; KILIAEN, sponne = succus, lac). Wat ditverhaal over de miraculeuze spunne van Maria specifiek inhield en op welke (historische oflegendarische?) gebeurtenissen de aanwezigheid daarvan in <strong>Deinze</strong> zou kunnen teruggaan, is ons nietbekend. Werd die wonderbare Maria-relikwie naar <strong>Deinze</strong> meegebracht door een van de vijf<strong>Deinze</strong>naars die in 1532 naar het Oosten trokken om er tegen de Turken te gaan vechten? (Vgl. met dekruisvaarders die het H. Bloed naar Brugge meebrachten). Wie weet hier meer over? We zoeken in elkgeval verder. Misschien dat we iets vinden bij Cornelius Columbanus Vrancx (1531-1602), de auteurvan “De wercken, de mirakelen, het heyligh leven, de ghebeden en lofzanghen van de Moeder GodsMaria”, een Gentse druk (bij Gaultier Manilius) uit 1602. Het WNT geeft immers van Vrancx een paar“spon”-citaten, nl. “Als Jesus u(w) maech(d)elick spon ontfinck” en “Dat Maria hem met maechelickspon heeft ghesoocht”. Nog dit: A. Cassiman (a.w., blz. 186) vermeldt, naast dit “Spel der Spunne”van 1533, ook andere opvoeringen van Maria-stukken in <strong>Deinze</strong>, nl. een “Spel van Onser Vrauwen” in1522 en 1525 en een “Miracule van Onser Vrauwen” in 1530. Ging dit laatste ook over hetzelfdemoedermelk-gegeven? Indien ja, dan kon het mirakelstuk van 1530 niets te maken hebben met deDeinse Turkenbevechters van 1532! De vragen blijven voorlopig zonder antwoord…De hoogbaljuw woont een toneelopvoering bij in Petegem (1533)Niet alleen in <strong>Deinze</strong>, maar ook in Petegem (Knok?) hadden toneelopvoeringen plaats.Blijkens dezelfde stadsrekening (<strong>nr</strong>. 33971, f° 52r°) werd op 17 augustus 1533 in Petegem“een spel ghespeelt” waarvan de opvoering werd bijgewoond door Joos vanden Heede, dehoogbaljuw van <strong>Deinze</strong> “met zijner huusvrauwe ende de dochters van mijn(en) heere vanOlsene (= van de familie Lanchals?) ende andere goede mannen”. Na de opvoering werd,zoals dat blijkbaar hoorde, “hemlieden eenen bankette ghepresenteert”. Het kostte de stadskas4 ponden 16 schellingen parisis.Koningin Maria van Hongarije, landvoogdes, bezoekt <strong>Deinze</strong> (1533)Nog altijd blijkens diezelfde stadsrekening (<strong>nr</strong>. 33971, f° 52 r°-v°) was op 16 september 1533“ons ghenadighe vrauwe, de Conijnghinne van Honghern, Regente ende Gouvernante etc. teDeijnse” op bezoek. Zij werd “int clooster (= Sint-Margrieteklooster) ghelogiert ende bleefdaer snaechs ghelogiert ende heuren staet (= haar gevolg) was int zelve clooster ende indestede van Deijnse”. Aan Koningin Maria van Hongarije, onze landvoogdes (daatoe in 1531aangesteld door haar broer, Keizer Karel V), werd “ghepresenteert 24 cannen wijns, ten 6 sch.par. den stoop”, of in totaal een tractatie van 14 pond 8 sch. parisis.Tot haar gevolg behoorden uiteraard hoge edellieden, m.n. de graaf van Bueren, de heer van“Simpy” (sic) en de heer van Molembays. Ook deze drie heren kregen, samen, een tractatievan 24 kannen wijns aangeboden, hetzij nogmaals 14:8:0 pond par.Deze stadsrekening werd naderhand “ghehoort, ghexamineert ende ghesloten” (=goedgekeurd) door Jan Wouters, Raed ordinair in sKeysers Raedcamere, en door de Deinsehoogbaljuw Joos vanden Heede.


3097Aan Maria van Hongarije (1505-1558), gehuwd met Lajos II (die in 1526 tegen de Turkensneuvelde), werden in 1987 in Mechelen (“De Habsburgers en Mechelen”) en in 1993 inUtrecht-’s-Hertogenbosch (“Maria van Hongarije. Koningin tussen keizers en kunstenaars”)belangrijke tentoonstellingen (met interessante catalogi) gewijd. Maria van Hongarijebestuurde 24 jaar lang (1531-1555) de Nederlanden voor Keizer Karel en heeft al die tijd eenessentiële bemiddelende rol kunnen spelen.Paul HuysNr. 3871913. Vinkt en Meigem in mei 1940Onze collega’s in “Het Land van Nevele” verzorgden een nieuwe brochure over dedramatische gebeurtenissen in beide deelgemeenten, cfr. Het Land van Nevele,driemaandelijks tijdschrift van de heemkundige kring, jg. XXXIV, afl. 3, september 2003.Onder coördinatie van Stefaan De Groote werkten aan dit nummer mee:André Bollaert, Raf De Baene, Stefaan De Groote, Herman De Vilder, Jozef De Vlieger,Etienne D'Haenens, Olga D'Haenens, Ilse Ghekiere, Xavier Hanotte, Eleke Langeraert, JanLuyssaert, Daniël Pletinckx, Yvan Vandenbrande, Eline Vanonacker, Liesbeth Vandersypt,Céline VerhoyeNa de Inleiding en een brok Algemene informatie volgen de artikels:S. DE GROOTE, Vinkt en Meigem anno 1940S. DE GROOTE, De gebeurtenissen in Vinkt en Meigem eind mei 1940: een beknoptoverzichtR. DE BAENE en J. DE VLIEGER, Waarom een reflectieruimte in VinktD. PLETINCKX en S. DE GROOTE, De wetenschappelijke en concrete aanpak van dereflexieruimte in VinktA. BOLLAERT, De voorverkoop van de postzegel Ardeense Jagers vond in <strong>Deinze</strong> plaatsGetuigenissenE. VANONACKER, L. VANDERSYPT, Jozef De Vlieger verloor in Meigem zijn vader entanteH. DE VILDER, Elza Van Braeckel vluchtte in mei 1940 per fiets met twee kleine kinderenvan Tervuren naar MeigemE. LANGERAERT, Agnes De Vogelaere (Hansbeke) afkomstig uit Meigem vertelt haarverhaalI. GHEKIERE, Jacqueline Herteleer: “Dagenlang met de familie in grote angst rondzwervenin Vinkt, Meigem en Leerne”C. VERHOYE, Carlos Cocquyt (Poesele) hoorde over hem zeggen: “Der Junge ist zu jung, ersoll zurückfahren”S. DE GROOTE, Verpleegster Maria Van Haute: “Gekwetsten Meigem werden verzorgd inziekenhuis de Bijloke in Gent”Y. VANDENBRANDE, “Ik was twaalf jaar. De eerste tien meidagen waren zonnig en warm”S. DE GROOTE, Arsène Craeymeersch: “Onze hoeve lag tussen twee vuren en werd volledigverwoest”O. D’HAENENS, Noteerde haar belevenissenE. D’HAENENS, Als zestienjarige door het oog van de naald gekropen


3098Auteurs over VinktS. DE GROOTE, De Waalse schrijver Xavier Hanotte over Vinkt en het minimaliseren vanoorlogsmisdadenS. DE GROOTE, Monika van Paemel en “de vermaledijde vaders” in Vinkt en eldersArtikels en boeken over het onderwerpEr komt binnen afzienbare tijd een Reflectieruimte in VinktLidice, My Lai, Putten, Vinkt… zijn dorpen die plots werden gegrepen door niets ontziendoorlogsgeweld. Ook in Vinkt liet mei 1940 een diep litteken na. Na de oorlog werd in 1967-’68 een oorlogsmemoriaal opgericht, waarop alle 87 burgerslachtoffers vermeld worden. Eendorpscomité organiseert jaarlijks, samen met de Ardeense Jagers, een plechtige herdenkingvan deze slachtoffers.Enkele inwoners uit Vinkt, zoals Jozef De Vlieger en Raf De Baene meenden dat er meer kangebeuren. Zij hebben de jongste jaren intensief nagedacht op welke manier men de driegruwelijke dagen die het anders zo rustige dorp Vinkt in mei 1940 heeft doorgemaakt, nogbeter zou kunnen verankeren, op een manier die jong en oud het meest kan aanspreken.Jozef De Vlieger maakt als 10-jarige knaap dit alles mee. Samen met Peter Taghon, die reedsmeerdere belangrijke werken publiceerde over de Tweede Wereldoorlog, verzamelde hijgedurende al die jaren een enorme hoeveelheid informatie en een beklijvende serie van(vrijwel uitsluitend Duitse) foto's over Vinkt. Het is een indrukwekkend stuk nationaal enzelfs Europees erfgoed.Na jarenlang zoeken en tasten is geleidelijk aan de idee van een reflectieruimte gegroeid. Hetdoel is een ruimte die dank zij de moderne technologie de klassieke museumformuleoverstijgt, maar waarin zeker de herinneringen aan de gebeurtenissen van Vinkt mei 1940bewaard wordt. Er wordt tegelijkertijd een poging ondernomen om de confrontatie aan tegaan met de gebeurtenissen en de zinvragen die ze oproepen.De geplande bouw van een nieuw klooster in Vinkt tegen 2005 heeft op het vlak vaninfrastructuur één en ander in beweging gebracht en een interessante mogelijkheid geopend.Na een zoektocht voor financiële steun is het o.a. de provincie Oost-Vlaanderen die onderimpuls van gedeputeerde Alexander Vercamer bijspringt door voor de investeringen te zorgenen de richting van Ename aanwees voor de realisatie. Zijn vader, Roger Vercamer, leverde alsburgemeester van Vinkt reeds heel wat inspanningen om tot het monument te komen.Totaalproject bestaande uit website, educatief project en reflectieruimteHet Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting, dat een internationale faam geniet,stelt zijn technologische know-how ter beschikking om tot de realisatie van dezereflectieruimte te komen. Hiervoor werkt het Expertisecentrum, met steun van de ProvincieOost-Vlaanderen, een totaalproject uit dat bestaat uit een website, een educatief project en ee<strong>nr</strong>eflectieruimte in een in 2005 te realiseren nieuwbouw in het centrum van Vinkt. Eénonderdeel van de presentatie in deze reflectieruimte, nl. het Tijdsvenster Vinkt, werd reedsvoorgesteld op Open Monumentendag 2002 in de vrije basisschool van Vinkt. DitTijdsvenster bestaat uit een virtuele wandeling door het hedendaagse Vinkt waarin beelden uitmei 1940 werden verwerkt.Het globale project werd door de provincie vorig jaar op 28 augustus 2002 reeds voorgesteldvia een persconferentie. Dirk Callebaut van het Ename Expertisecentrum voorErfgoedontsluiting stelde toen: “Het belangrijkste materiaal hier bestaat uit de herinneringen


3099en de gevoelens van de inwoners van Vinkt en het feit dat zij er zich van bewust zijn dat hunverhaal een universele les bevat voor een wereld die nog steeds geplaagd wordt door geweld,onmenselijkheid en zinloze wreedheid jegens burgerslachtoffers in oorlogstijd. Deonmenselijkheid van de mens jegens zijn medemens tonen is vanzelfsprekend heel watmoeilijker dan een tiende-eeuws kasteel of een Romeins forum reconstrueren”.Naast de eigenlijke herdenkingsruimte in Vinkt wordt samen met de Erasmusschool in <strong>Deinze</strong>een educatief project voorbereid, dat getuigenissen van mensen, die de meidagen 1940meemaakten, plaatst tegenover de historische informatie. Hiervoor wordt een aangepasteversie gebruikt van de software, die het Ename Expertisecentrum samen met IBMontwikkelde om interactieve verhalen te creëren. Het resultaat zal een CD-ROM zijn waarmeehumaniorastudenten, door interactief verhalen en informatie te vergelijken en te combineren,kunnen leren hoe mensen deze gebeurtenissen ervaren, weergeven en verwerken. De oorlog inIrak maakt deze analyse opnieuw brandend actueel, spijtig genoeg.Ondertussen hebben een ruime groep mensen zich achter de idee van reflectieruimtegeschaard. In Vinkt zelf zijn dat o.a. Jozef De Vlieger, Raf De Baene, Jozef Verheye en oud-Vinktenaar Alexander Vercamer. Maar ook professor Sophie De Schaepdrijver die veel overde oorlog publiceerde, is zeer enthousiast.De inhoud van de reflectieruimte wordt geleverd door informatie en foto’s. Hierbij is hetarchief van de reeds vermelde Peter Taghon van groot belang. Maar ook andere personenhebben hun bijdragen geleverd. Het is de bedoeling om die informatie via bijkomendeinterviews nog verder aan te vullen en te verfijnen. Onder leiding van Daniël Pletinckx,coördinator van het Ename Expertisecentrum wordt het historische materiaal verwerkt in eenevocatie.Wat mogen we verwachten in de reflectieruimte?In de multifunctionele ruimte zal de bezoeker aan de hand van grote projectieschermen mei1940 in Vinkt kunnen ervaren, zowel in interactieve als in niet-interactieve vorm. Deinteractieve schermen laten een virtuele wandeling toe door het Vinkt van vandaag. Ditgebeurt door de confrontatie (superpositie) van oude foto's op de hedendaagse beelden.In eerste instantie wordt een afzonderlijk objectieve voorstelling van de feiten aangeboden.Eerst een historische situering met een zakelijke schets van de opkomst van Hitler en hetnazisme, de oorlogs- en veroveringspolitiek.Vervolgens komt de Achttiendaagse Veldtocht aan bod, met een situering van de slag omVinkt. Dan zijn er de gebeurtenissen in Vinkt en Meigem zelf, zo mogelijk chronologisch. Erkomen foto’s met een korte verklaring: waar en wat. Hierbij een eerste duiding, indienmogelijk, van het feit dat de Duitsers niet bepaald meer monsterachtig, abnormaler zijn danwij, via foto’s van het gewone leven.Er wordt dus een poging tot vraagstelling gedaan, eventueel duiding, in ieder geval tot denkenzetten, in een afzonderlijke ruimte via installaties, teksten, foto’s, beelden.Naast de beelden zijn er de verhalen van de mensen zelf. De informatieruimte zal de bezoekertoelaten op eigen tempo de omvangrijke informatie te raadplegen. Dit gebeurt aan de handvan de interactieve verhalen, gestructureerd volgens verschillende verhaallijnen. Het nieuwecomplex zal om meerdere redenen uniek zijn, ook voor de experten van Ename die doorgaanservaring hebben met archeologie. Want het erfgoed dat hier centraal staat, is immers geenverzameling archeologische vondsten of historische teksten, maar zijn in de eerste plaats de


3100herinneringen en de gevoelens van de inwoners van Vinkt. Het plan past binnen het conceptvan cultureel erfgoed. Het is de bedoeling om dit erfgoed zo in beeld te brengen dat het eenuniversele betekenis krijgt. Zo legt zogenaamde tijdsvenster-systeem op een beklijvendemanier de link tussen het verleden en het heden. Een belangrijke link, want dezereflectieruimte biedt geen informatie om de informatie, wel om de relevantie ervan voor dehedendaagse samenleving.In de komende periode worden ook de concepten vastgelegd voor het informatie- enbezinningsgedeelte van de herdenkingsruimte, en wordt een voorstel gemaakt voor eenwebsite over Vinkt, mei 1940. Dit project wordt begeleid door prof. Sophie De Schaepdrijverdie als historicus gespecialiseerd is in beide Wereldoorlogen.De initiatiefnemers in Vinkt denken ook al verder in de toekomst. Het is de intentie om eeninternationale werkgroep of comité samen te stellen met een link naar de andere plaatsen in dewereld waar dergelijke gebeurtenissen plaatsvonden.Daniël PLETINCKX en Stefaan DE GROOTE1914. Baron Joos Clemmen(1712-1802): laatste feodale Heer van PetegemJoos Clemmen werd in 1712 geboren te Welden bij Oudenaarde. Met weinig middelen trekthij als jongeling naar Gent om er koopman te worden. Op 31-jarige leeftijd treedt hij in hethuwelijk met Anna Theeus, dochter van een Gentse handelaar. Ze leefden lang (en gelukkig?)en hadden samen 16 kinderen!Door geslaagde speculaties en gedurfde investeringen werd hij snel een zakenman metaanzien. Hij had weldra een eigen katoendrukkerij en –ververij met 70 arbeiders. Intussenbegon de schatrijke Clemmen uit te kijken naar een waardige woonst. Zijn keuze vieluiteindelijk op een groot herenhuis in de Gentse Veldstraat. Dit huis werd later het hotelClemmen, nadat Judocus Clemmen de eerste Gentse katoenbaron was geworden. Voorheenbehoorde het huis aan de Gentse familie van Vaernewijk. Judocus Clemmen kocht hetimposante pandin 1771 voor de aardige som van 27.000gulden Vlaams.In de tuin achterin liet hij langs de Leie een pakhuis bouwen. Rond 1775 stelde hij reeds 500arbeiders te werk. Hij breidde zijn handelsactiviteiten steeds maar uit. Rond 1780 bezat hijook reeds een kleine vloot vissersboten te Oostende. Zelfs te Rijsel richtte hij een nieuwtextielbedrijf op.Hij was een vurige voorstander van keizer Jozef II, die hem op 31 juli 1789 in de adelstandverhief.Wellicht door aankoop wordt hij Heer van Petegem en van Boelare (onder Petegem).Het Goed te Boelare had hij kort voordien op 20 september 1786 gekocht in openbare veilingte Gent.Op 18 november 1791 verwerft hij zelfs de titel van baron.Door de Franse Revolutie werd alhier sinds 1795 een einde gesteld aan alle feodale rechtenvan de adel. Baron Judocus Clemmen was dus amper vier jaar de laatste feodale Heer vanPetegem. Zijn economische-sociale rol te Petegem was dus kortstondig en gering.Hij sterft op 23 januari 1802 op 90-jarige leeftijd in zijn patriciërswoning “Clemmen”. Hetpand lag in de Gentse Veldstraat schuin over het huis d’Hane-Steenhuyse.Naderhand gaat het huis Clemmen over in de handen van de gekende familie Vanderhaeghen.Rond 1947 maakt Arnould van der Haeghen bij testament dit huis over aan de Stad Gent. Hetwordt vandaag “Hotel Vander Haeghen” genoemd en het is ingericht als museum.Luc GOEMINNE


31011915. Lucie Oosterlick uit Astene miraculeus genezen in Nazareth (1557)Gelezen in een vier-eeuwen-oud boek, “Den tweeden cout der nichten, inhoudende veelschoone mirakelen van Maria ghebenedydt”, geschreven door Cornelius Columbanus Vrancx(abt van de Gentse Sint-Pietersabdij) en in 1601 gepubliceerd bij Gaultier Manilius te Gent(ex. in Univ. Bibl. Gent, <strong>nr</strong>. G-319).“Ontrent den jaere 1557 isser voor den aultaer van onse lieve Vrauwe te Nazaretten 1 ghenesengheweest een dochtere van Joos Oosterlick t’Astene gheboren ende gheheeten Lucie, diezynde xj ofte xij jaren oudt is van de mazelen creupel gheworden en ghebleven na veelmeesterie (= dokterszorg), totdat God heur moeder innegaf dat sy met eenighe van heurghebuere, mede nemende haer dochtere, gaen soude tot onse lieve Vrauwe van Nazarette endedat zy daer soude troost ontfanghen, midts offerende een wassen keersse van eenen ponde.Dwelck also haest was ghedaen, so heeft de dochtere gezontheyt en die moeder vertroostingheontfaen. Nae der handt is sy altijdt fraey ende sterck ghebleven, ende heeft haer tenhouwelicke begheven, waeraf noch veel ghetuyghen leven.”P. HUYSNr. 3881. In Nazareth werd een eerste bedevaartskapel opgericht in 1240 na een “miraculeuze” verschijning vanO.-L.-Vrouw aan de bisschop van Doornik, toen hij aldaar overnachtte op weg naar Drongen. I.v.m. deeeuwenoude devotie tot O.-L.-Vrouw van Nazareth leze men: Renaat van der Linden,“Bedevaartvaantjes in Oost-Vlaanderen” (Ledeberg, Erasmus, 1958), blz. 233-237 met afb. van een 18 eeeuws vaantje in houtsnede met als opschrift “Nazareth”. In het recentere boek“Mariabedevaartvaantjes. Verering van Onze-Lieve-Vrouw op 1175 vaantjes” (Brugge, Tabor, 1988),blz. 194, van dezelfde auteur is een latere lithografische druk van hetzelfde vaantje afgedrukt, maar methet opschrift “Nazareth bij Deynse”. Op de beide vaantjes heeft de kerk een slanke, spitse toren; detypische “peperbus”-toren dateert van 1861 en behoort bij de nieuwe kerk die werd opgericht tervervanging van de oude kerk die in 1860 was vernield door een blikseminslag.MuseumkroniekNog tot 30 november loopt in ons Museum de tentoonstelling van Gery De SmetGeboren in Merksem anno 1961 volgde hij de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten teGent en het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Tussen deverschillende prijzen die hij ontving valt vooral die op van de Jonge Belgische Schilderkunst.Als jonge schilder viel hij vooral op door een oeuvre waarin ideologieën en hun beeldentaalcentraal staan.De Smet werkt gewoonlijk in reeksen rond een bepaald thema.In het Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek gaat de reeks schilderijen, onder het motto“Leeuwenhart”, over mensen die, soms ook letterlijk, over de schreef gaan.In de verzameling werken is het een bonte stoet van godsdienstfanatici, drugverslaafden,politici, sportmensen, figuren in folkloristische kledij.De schilderijen, in acryl op doek, zijn ditmaal van uiteenlopend formaat.Er is ook een kunstboek dat uitgegeven wordt naar aanleiding van deze tentoonstelling


3102GeheugensteuntjePetegemnaren en Astenaren die nog niet in het bezit zijn van de toponymische studie van hun(deel)gemeente kunnen voorlopig nog een exemplaar verkrijgen van :L. GOEMINNE en T. VANHEE, Toponymie van Petegem-aan-de-Leie. Oude en nieuweplaatsnamen, <strong>Deinze</strong> 2000, 257pp. en 11 kaarten.Kostprijs: 12,39 euro.L. GOEMINNE en H. MAES, Toponymie van Astene. Oude en nieuwe plaatsnamen,<strong>Deinze</strong> 2003, 212pp. en 12 kaarten, waarvan 7 in kleur..Kostprijs 15 euro.Betaal bij voorkeur via overschrijving op000-0434500-37 van <strong>KGK</strong>-<strong>Deinze</strong>, L. Matthijslaan 3-5, 9800 <strong>Deinze</strong>U kan dan het boek afhalen aan de balie van het Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek.Wenst u het boek liever bij u in de postbus: geen nood. U betaalt per exemplaar 3 euro extraen we zorgen ervoor dat het u zo vlug mogelijk bezorgd wordt.INTEKENSTROOK VRIENDENMAAL 75 JAAR KOK-<strong>KGK</strong>in “De Rekkelinge”, D. Delcroixstraat 1, 9800 <strong>Deinze</strong>op vrijdag 21 november 2003 om 20.30u.Intekenstrook invullen (IN DRUKLETTERS aub.) en insturen uiterlijk vóór donderdag 13 november 2003 opvolgend adres: W. Jonckheere, Winkelstraat 36, 9800 <strong>Deinze</strong>.Epost kan ook op willy.jonckheere@pandora.be. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Naam en voornaam:Adres:Zal deelnemen aan het Vriendenmaal met …….personenen betaalt 20 euro per persoon oprekening 737-0093672-13 van <strong>KGK</strong>-<strong>Deinze</strong>, L. Matthijslaan 3-5, 9800 <strong>Deinze</strong>met vermelding: vriendenmaal novemberHet bedrag mag ook bezorgd worden aan de penningmeester D. Decock, Brielstraat 7, bus 5, 9800 <strong>Deinze</strong>.Datum:Handtekening:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!