12.07.2015 Views

Eberspächer Technische beschrijving ... - Equipment

Eberspächer Technische beschrijving ... - Equipment

Eberspächer Technische beschrijving ... - Equipment

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

M<strong>Technische</strong> <strong>beschrijving</strong>InbouwhandleidingGebruiksaanwijzingOnderhoudsaanwijzingenEberspächerJ. EberspächerGmbH & Co. KGEberspächerstr. 24D -73730 EsslingenTelefoon (algemeen)(0711) 939-00Telefax(0711) 939-0500www.eberspaecher.comMotoronafhankelijke waterverwarmingHYDRONIC M voor dieselVerwarmingBestelnr.HYDRONIC M D 10 W – 12 volt 25 2160 05 00 00HYDRONIC M D 10 W – 24 volt 25 2161 05 00 00Deze documentatie na de inbouw van deverwarming a.u.b. aan de gebruiker overhandigen.25 2160 90 97 36 NL 12.2004 Wijzigingen voorbehouden Printed in Germany © J. Eberspächer GmbH & Co. KG


1 InleidingInhoudsopgaveHoofdstuk Naam hoofdstuk Inhoud hoofdstuk Pagina12345678InleidingProduct-informatieInbouwBedrijf en functieElektrischeaansluitingStoringOnderhoudServiceMilieuIndex• Inhoudsopgave ........................................................................................... 2• Doel van deze documentatie ..................................................................... 3• Speciale schrijfwijzen, weergaven en pictogrammen ............................... 4• Belangrijke informatie voor de aanvang van werkzaamheden .................. 4• Wettelijke voorschriften ......................................................................... 5, 6• Veiligheidsaanwijzingen voor inbouw en gebruik .................................. 6, 7• Bescherming tegen ongevallen ................................................................. 7• Leveringsomvang ................................................................................... 8, 9• <strong>Technische</strong> gegevens ............................................................................... 10• Hoofdafmetingen ....................................................................................... 11• Inbouwplaats ............................................................................................ 12• Montage van een verwarming – 24 Volt in een voertuig voorhet vervoer van gevaarlijke stoffen volgens ADR / ADR99 ....................... 12• Toelaatbare inbouwstanden ..................................................................... 13• Montage en bevestiging ........................................................................... 13• Fabrieksplaatje ......................................................................................... 14• Aansluiting op de koelwaterkringloop ............................................. 15 – 18• Uitlaatgasafvoer ........................................................................................ 19• Verbrandingsluchttoevoer ......................................................................... 20• Brandstofverzorging ......................................................................... 21 – 25• Gebruiksaanwijzing .................................................................................. 26• Eerste in gebruikname .............................................................................. 26• Belangrijke aanwijzingen voor het gebruik .............................................. 26• Functie<strong>beschrijving</strong> ................................................................................... 26• Stuur- en beveiligingsvoorzieningen / NOOD-UIT ..................................... 27• Bedrading van de verwarming .................................................................. 28• Verklaring voor elektrische schema’s ................................................ 28, 29• Elektrische schema’s aan het einde van deze documentatie• Bij eventuele storingen de volgende punten controleren ......................... 30• Verhelpen van storingen ........................................................................... 30• Onderhoudsaanwijzingen ......................................................................... 30• Service ..................................................................................................... 30• Certificering .............................................................................................. 31• Afvoeren van oude materialen .................................................................. 31• EG-conformiteitsverklaring ........................................................................ 31• Trefwoordenregister ........................................................................... 32, 33• Afkortingen index ..................................................................................... 332


1 InleidingDoel van deze documentatieDeze documentatie heeft als doel deinbouwwerkplaats bij de inbouw van de verwarmingte ondersteunen en de gebruiker alle belangrijkeinformatie over de verwarming te geven.Om de diverse informaties snel te kunnen vinden isin hoofdstuk 8 een index weergegeven.1InleidingHier vindt U belangrijke, inleidende informatievoor de inbouw van de verwarming alsook overde opbouw van deze documentatie.5Elektrische aansluitingHier vindt u informatie over de elektrischeaansluitingen en componenten van deverwarming.2Product-informatieHier vindt U informatie betreffende deleveringsomvang, de technische gegevens en deafmetingen van de verwarming.6Storing / Onderhoud / ServiceHier vindt U informatie bij eventueel optredendestoringen, het verhelpen van storingen, hetonderhoud en telefoon / faxnummer voorservice.3InbouwHier vindt U belangrijke informatie enaanwijzingen die van belang zijn bij de inbouwvan de verwarming.7MilieuHier vindt U informatie over de certificering,afvoer van oude materialen en de EGconformiteitsverklaring.4Bedrijf en functieHier vindt U informatie voor het bedrijf en defunctie van de verwarming.8IndexHier vindt U het trefwoordenregister en deafkortingen index.3


1 InleidingSpeciale schrijfwijzen, weergaven enpictogrammenIn deze documentatie worden verschillendeonderwerpen door bijzondere schrijfwijzen enpictogrammen weergegeven.Betekenissen en overeenkomstig handelen kunt Uuit de volgende voorbeelden halen.Bijzondere schrijfwijzen en weergavenEen punt (•) geeft een opsomming aan, welke dooreen titel ingeleid wordt.Volgt na een punt een ingesprongen streep (–), valtdeze opsomming onder het onderwerp van de punt.PictogrammenVoorschrift!Dit pictogram met de aanduiding „Voorschrift!“ verwijstnaar een wettelijk voorschrift.Wordt dit voorschrift niet in acht genomen, voert dittot het vervallen van de typegoedkeuring van deverwarming en tot uitsluiting van garantie enaansprakelijkheid van de zijde van de firmaJ. Eberspächer GmbH & Co. KG.Gevaar!Dit pictogram met de aanwijzing „Gevaar!“ verwijstnaar een dreigend gevaar voor lichaam engezondheid. Wordt deze aanwijzing niet in achtgenomen, kan onder omstandigheden lichamelijkletsel of dood het gevolg zijn.Let op!Dit pictogram met de aanwijzing „Let op!“ verwijstnaar een gevaarlijke situatie voor een persoon en / ofhet product.Wordt deze aanwijzing niet in acht genomen, kanpersoonlijk letsel en / of schade aan materiaal hetgevolg zijn.Opletten a.u.b.!Deze aanwijzing geeft een aanbeveling voor hetgebruik, of een nuttige tip voor de inbouw van deverwarming aan.Belangrijke informatie voor de aanvangvan werkzaamhedenToepassingsgebied van de verwarmingDe motoronafhankelijke waterverwarming kan metinachtneming van het verwarmingsvermogen in devolgende voer- en vaartuigen worden ingebouwd:• Allerlei soorten vrachtwagens• Bouwmachines• Arbeidsmachines in de agrarische sector• Boten, schepen en jachtenOpletten a.u.b.!De inbouw van de verwarming in vrachtwagens,welke voor het vervoer van gevaarlijke stoffen volgensADR / ADR99 ingezet worden, is toegestaan.Doel van de verwarming (door middel van devoertuig-eigen warmtewisselaar)• Voorverwarmen, ruiten ontdooien• Verwarmen en warm houden van:– Voertuig- resp. bouwmachinecabines– Vrachtruimten– Scheepscabines– Personen- en manschappentransportruimten– Voertuigmotoren en aggregatenOp basis van hun opbouw en functionele doel is deverwarming voor de volgende toepassingen niettoegelaten:• Langdurige permanente werking, bijv. voor hetvoorverwarmen en verwarmen van:– Woonruimten– Garages– Werkplaatsbarakken, weekendhuizen enblokhutten– Woonboten e.a.Let op!Veiligheidsaanwijzing voor de toepassing en hetgebruiksdoel• De verwarming mag alleen voor het door defabrikant aangegeven gebruiksdoel onderinachtneming van de bij iedere verwarmingbijgeleverde „documentatie“ toegepast en gebruiktworden.4


1 InleidingWettelijke voorschriftenVoor de inbouw in motorvoertuigen werd voor hetverwarmingstoestel door het Duitse Ministerie vanVerkeer (Kraftfahrt-Bundesamt) een „EGtypegoedkeuring“en een „EMC-typegoedkeuring“ metde volgende officiële typegoedkeuringstekens –vermeld op het fabrieksplaatje van deverwarmingstoestellen – verleend.HYDRONIC M EG- e1 00 0027EMC- e1 02 1066Voorschrift!Richtlijn 2001/56/EG van het Europese Parlementen de Raad• Plaatsing van de verwarming– Delen van de carrosserie en andere onderdelendie zich in de buurt van de verwarming bevinden,dienen tegen buitensporige hitte en mogelijkebrandstof- of olieverontreiniging te wordenbeschermd.– De verwarming mag, zelfs bij oververhitting, geenbrandgevaar opleveren. Aan deze vereiste wordtgeacht te zijn voldaan indien bij de installatie vooreen voldoende afstand tot alle onderdelen en eenbehoorlijke ventilatie wordt gezorgd, indien nodigdoor het gebruik van vuurvaste materialen ofhitteschilden.– In het geval van voertuigen van categorie M 1, M 2,M 3 en N mag het verwarmingssysteem niet in depassagiersruimte worden geplaatst. Het magechter wel worden geïnstalleerd in eendoeltreffend afgedichte behuizing die aan debovengenoemde eisen voldoet.– Het fabrieksplaatje, dan wel een duplicaathiervan, moet zo worden geplaatst dat hetgemakkelijk leesbaar is wanneer de verwarming inhet voertuig is geïnstalleerd.– Bij de plaatsing van de verwarming dienen alleredelijkerwijze te verwachten voorzorgen teworden genomen, zodat de kans op letsel ofbeschadiging van eigendommen tot een minimumwordt beperkt.• Brandstoftoevoer– De vulopening mag niet in de passagiersruimteworden aangebracht en moet van eendoeltreffende dop worden voorzien om het morsenvan brandstof te voorkomen.– In geval van een vloeibare-brandstof verwarming,met een van de brandstofvoorziening van hetvoertuig onafhankelijk brandstofreservoir, dientduidelijk te worden aangegeven welk typebrandstof gebruikt moet worden en waar devulopening van de brandstoftank zich bevindt.– Bij de vulopening moet de aanwijzing wordenaangebracht dat de verwarming moet wordenuitgeschakeld voordat er brandstof wordtbijgevuld.• Uitlaatgassysteem– De uitlaat moet zo worden geplaatst dat er via deventilatievoorzieningen, luchtinlaten of openramen geen uitlaatgassen in het voertuig binnenkunnen komen.• Verbrandingsluchttoevoer– De lucht voor de verbrandingskamer van deverwarming mag niet aan de passagiersruimte vanhet voertuig worden onttrokken.– De verbrandingsluchtinlaat dient zodanig teworden geplaatst of afgeschermd dat verstoppingdoor voorwerpen onwaarschijnlijk moet wordengeacht.• Verklikkerinrichting– Een duidelijk zichtbare verklikkerinrichting in hetgezichtsveld van de bediener moet aangevenwanneer het verwarmingssysteem op brandstof isin- of uitgeschakeld.5


1 InleidingWettelijke voorschriftenVoorschrift!Montage van de verwarming in een voertuig voorhet vervoer van gevaarlijke stoffen volgens ADR /ADR99• Voor de inbouw van de verwarming in voertuigen voorhet vervoer van gevaarlijke stoffen moeten bovendiende voorschriften van het ADR / ADR99 aangehoudenworden. Uitgebreide informatie met betrekking tot devoorschriften van ADR / ADR99 zijn in hetinformatieblad met nummer 25 2161 95 15 80weergegeven (zie ook pag. 12 en 27).Opletten a.u.b.!• Het opvolgen van de wettelijke voorschriften en deveiligheidsaanwijzingen is noodzakelijk om evt.aanspraak te kunnen maken op garantie ofaansprakelijkheid.Bij het niet opvolgen van de wettelijke voorschriftenen veiligheidsaanwijzingen, alsook bij nietterzakekundige reparatie en gebruik van nietoriginele onderdelen vervalt de garantie en voert dittot uitsluiting van enige aansprakelijkheid van dezijde van de Fa. J. Eberspächer GmbH & Co. KG.• Voor de achteraf-inbouw van de verwarming moetende voorschriften en aanwijzingen uit dezeinbouwaanwijzing opgevolgd worden.• De wettelijke voorschriften zijn bindend en moetenin landen waar geen specifieke voorschriften geldentoch aangehouden worden.• Bij de inbouw van de verwarming in voer- envaartuigen, welke niet onder de wegenverkeerswetvallen (bijv. schepen), moeten de daarvoor geldendevoorschriften aangehouden worden.• Tijdens het inbouwen van de verwarming in specialevoertuigen moeten de voor dergelijke voertuigengelden voorschriften in acht worden genomen.• Overige inbouweisen zijn in de desbetreffendehoofdstukken van deze documentatie weergegeven.Veiligheidsaanwijzingen voor inbouw engebruikGevaar!Letsel-, brand- en vergiftigingsgevaar• Voor de aanvang van alle werkzaamheden de voerofvaartuigaccu loskoppelen.• Voor werkzaamheden aan de verwarming, deverwarming uitschakelen en alle hete componentenlaten afkoelen.• In gesloten ruimten, bijv. in garages ofparkeergarages mag de verwarming niet gebruiktworden.Let op!Veiligheidsaanwijzingen voor inbouw en gebruik• De verwarming mag alleen door een door defabrikant geautoriseerde JE-partner volgens devoorschriften uit deze documentatie, eventueelspeciale inbouwvoorschriften ingebouwd of in gevalvan reparatie of garantie gerepareerd worden.• Reparaties door niet-geautoriseerde derden en / ofmet niet-originele reserveonderdelen zijn gevaarlijken derhalve niet toegestaan, hierdoor wordt detypegoedkeuring van de verwarming buiten werkinggesteld en leiden daarmee bij vrachtwagens onderbepaalde omstandigheden tot het vervallen van detypegoedkeuring van het voertuig.• Volgende maatregelen zijn niet toegestaan:– Veranderingen aan relevante onderdelen.– Toepassen van door de Fa. Eberspächer nietvrijgegeven vreemde artikelen.– Afwijkingen bij de inbouw of bij het gebruik van dewettelijke, veiligheids- en / of functierelevantevoorschriften welke in deze documentatiebeschreven worden.Dit geldt in het bijzonder voor de elektrischebedrading, de brandstofverzorging, deverbrandingslucht en de uitlaatgasafvoer.• Bij inbouw of reparatie mogen alleen origineletoebehoren en originele onderdelen gebruiktworden.6


1 InleidingVeiligheidsaanwijzingen voor inbouw engebruikLet op!Veiligheidsaanwijzingen voor inbouw en gebruik• Voor de bediening van de verwarming mogen alleende door de Fa. Eberspächer vrijgegevenbedieningselementen toegepast worden.Toepassen van andere bedieningselementen kan totfunctiestoringen leiden.• Voor het opnieuw inbouwen van de verwarming ineen ander voertuig, de met water doorstroomdeonderdelen van de verwarming met schoon waterdoorspoelen.• Bij elektrische laswerkzaamheden aan het voertuigmoet ter bescherming van het stuurapparaat depluskabel van de accu los gemaakt worden en aande massa gelegd worden.• Niet toegestaan is het gebruik van de verwarming,daar waar zich ontvlambare dampen of stof kunnenvormen, bijv. in de buurt van een– brandstofopslagplaats– kolenopslagplaats– houtopslagplaats– graanopslagplaats of gelijksoortige.• Voor het bijvullen van koelmiddel alleen het door devoertuigfabrikant toegestane middel gebruiken, ziehet instructieboekje van het voertuig. Het mengenmet niet toegestaan koelmiddel kan totbeschadigingen aan de motor en de verwarmingleiden.• Na het uitschakelen van de verwarming mag denaloop niet, door bijv. bedienen van demassaschakelaar, vroegtijdig afgebroken worden,behalve bij nooduitschakeling.Bescherming tegen ongevallenAls basis moeten de algemene voorschriften voor hetvoorkomen van ongevallen en de desbetreffendewerkplaats- en bedrijfsbeschermings-aanwijzingen inacht genomen worden.• Bij het tanken moet de verwarming altijduitgeschakeld zijn.• De inbouwruimte van de verwarming, voor zoverdeze in een beschermkast o.i.d. gemonteerd is, isgeen opbergruimte en moet vrij blijven.In het bijzonder brandstof-reservetankjes,oliebussen, spuitbussen, gaspatronen,brandblussers, poetslappen, kledingstukken, papiere.d. mogen niet op of naast de verwarmingopgeborgen of getransporteerd worden.• Defecte zekeringen mogen alleen door zekeringenmet de voorgeschreven waarde vervangen worden.• Lekt brandstof uit het brandstofsysteem van deverwarming (lekkage), de schade direct bij eenEberspächer-Servicepartner laten verhelpen/repareren.7


2Product-informatieLeveringsomvangAantal / omschrijvingBestelnr.Verklaring bij figuur „leveringsomvang“ op pag. 91 HYDRONIC MD 10 W – 12 volt 25 2160 05 00 00Daarbij apart te bestellen:1 Universele inbouwset 25 2160 80 00 001 Bedieningselement –1 HYDRONIC MD 10 W -24 volt 25 2161 05 00 00Daarbij apart te bestellen:1 Universele inbouwset 25 2160 80 00 001 Bedieningselement –* Bedieningselementen zie prijslijst c.q.toebehorencatalogus.Leveringsomvang voor verwarmingPos.-nr.Omschrijving1 Verwarming2 Doseerpomp3 RelaisLeveringsomvang voor universele inbouwsetPos.-nr.Omschrijving4 Uitlaatgeluiddemper5 Kabelboom, verwarming6 Kabelboom, plus7 Houder, verwarming8 Flexibele uitlaatleiding9 Kabelbandjes (10 x)10 Leiding, Ø 6 x 211 Aanzuiggeluiddemper voorverbrandingslucht12 Slang, 5 x 313 Leiding, Ø 4 x 114 Waterslang15 WaterslangKabelbomen(A) Kabelstreng „Bedieningselementen“(B) Kabelstreng „Ventilatorbesturing“(C) Pluskabel(D) MassakabelOpletten a.u.b.!Artikelen zonder pos.-nr. zijn kleine delen en in plasticzakjes verpakt.Zijn voor de inbouw meer artikelen noodzakelijk, ziehiervoor de toebehorencatalogus.8


2Product-informatieLeveringsomvang9


2Product-informatie<strong>Technische</strong> gegevensVerwarmingWarmtemediumRegeling van de capaciteitCapaciteit (Watt)Brandstofverbruik (l/h)Elektrisch verbruik (Watt)in werking – 12 voltin werking – 24 volttijdens starten – 12 volttijdens starten – 24 voltin de regelpauze „UIT“Nominale spanningSpanningsbereik• Onderste spanningsgrens:Een in de besturing ingebouwde beveiligingtegen te lage spanning schakelt de verwarmingbij het bereiken van de spanningsgrens uit.• Bovenste spanningsgrens:Een in de besturing ingebouwde overspanningsbeveiligingschakelt de verwarming bij hetbereiken van de spanningsgrens uit.Toegestane bedrijfsdrukWatercapaciteit van de waterpomptegen 0,14 barMinimale watercapaciteit van de verwarmingBrandstofZie ook „Brandstofkwaliteitdieselverwarming“, pagina 25.Toelaatbare omgevingstemperatuur BedrijfOpslagOntstoringsgraadGewicht met besturing en waterpomp,zonder doseerpompHYDRONIC MKoelvloeistofPower Hoog Midden Laag9500 7200 3200 15001,2 0,9 0,4 0,18125 80 48 36115 73 45 331391372412 volt 24 volt10,5 volt 20 volt15 volt 30 volttot 2,0 bar overdruk1.400 l/h500 l/hDiesel – gebruikelijk(DIN EN 590)–40 °C tot +80 °C–40 °C tot +85 °C3 voor UKW, 4 voor KW, 5 voor MW/LWca. 6,5 kgLet op!Veiligheidsaanwijzing voor de technische gegevensDe technische gegevens moeten aangehoudenworden, omdat anders functiestoringen mogelijk zijn. Alle technische gegevens ±10 %10


2Product-informatieHoofdafmetingenABVWAWEUitlaatgasBrandstofVerbrandingsluchtWaterafvoerWateraanvoer11


3InbouwInbouwplaatsDe motorruimte is de inbouwplaats van deverwarming.De verwarming moet onder het minimalekoelvloeistofpeil (expansievat, radiateur,warmtewisselaar van het voertuig) wordengemonteerd, zodat de warmtewisselaar vande verwarming en de waterpomp automatischkunnen worden ontlucht.Inbouwvoorbeeld verwarming in een vrachtautoOpletten a.u.b.!• Bij een vrachtwagen wordt de waterverwarming bijvoorkeur onder de bestuurderscabine in de buurtvan de motor op de in de lengterichting liggendechassisbalk gemonteerd.• De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij ditonderwerp op pagina 4 – 7 in acht nemen.• De in de inbouwaanwijzing gemaakteinbouwvoorstellen zijn voorbeelden.Andere inbouwplaatsen zijn ook toegestaan, mitsaan de in deze inbouwaanwijzing gegeveninbouweisen wordt voldaan.• Verdere inbouwinformatie (bijv. voor boten enschepen) is bij de fabrikant op aanvraag teverkrijgen.• Toelaatbare inbouwstanden, alsookomgevingstemperaturen in acht nemen. Verwarming Uitlaatleiding met uitlaatgeluiddemper Verbrandingsluchtaanzuigdemper Ventilatorrelais Zekeringhouder Bedieningselement Doseerpomp TankaansluitingMontage van een verwarming – 24 Volt ineen voertuig voor het vervoer vangevaarlijke stoffen volgens ADR / ADR99Voor de inbouw van de verwarming in voertuigen voorhet vervoer van gevaarlijke stoffen moeten bovendiende voorschriften van het ADR / ADR99 aangehoudenworden.Met de desbetreffende elektrische bekabeling voldoetde verwarming aan de voorschriften van het ADR /ADR99, zie hiervoor de elektrische schema’s aan heteind van deze documentatie.Uitgebreide informatie bij de voorschriften voorADR / ADR99 is in het informatieblad metdruknummer 25 2161 95 15 80 weergegeven.12


3InbouwToelaatbare inbouwstandenDe verwarming moet bij voorkeur in de normale stand,horizontaal met de uitlaatgasaansluiting naarbeneden, worden ingebouwd.Afhankelijk van de inbouwomstandigheden kan deverwarming in de toelaatbare zwenkbereiken wordeningebouwd, zie schets.Wanneer de verwarming in werking is kunnen deweergegeven normale c.q. maximale inbouwpositiestot +15° in alle richtingen afwijken. Deze afwijkingen,die ontstaan doordat het voertuig scheef staat,hebben geen invloed op de werking van deverwarming.Normale stand met toegestane zwenkbereiken• Zwenkbereik van de normale stand tot max. 70°naar boven gezwenkt – de wateraansluiting van deverwarming wijst naar boven.• Zwenkbereik van de normale stand tot max. 20° naarlinks om de lengte-as gezwenkt – de wateraansluitingvan de verwarming wijst naar boven.Montage en bevestigingDe apparaathouder uit de inbouwset met de 4 boutenM8 en 4 veerringen op de verwarming bevestigen(aandraaimoment 12 +0,5 Nm).De apparaathouder samen met de verwarming op eengeschikte plaats in het voertuig bevestigen. Verwarming Apparaathouder Bevestigingspunten, apparaathouder-voertuig Bevestigingspunten, apparaathouder-verwarming13


3InbouwFabrieksplaatjeHet fabrieksplaatje zit voor op de verwarmingbevestigd. Het 2e fabrieksplaatje (duplicaat) wordtmet de verwarming meegeleverd.Indien dit nodig is kan de inbouwer hetduplicaatplaatje goed zichtbaar op de verwarmingc.q. in de buurt van de verwarming plakken.Opletten a.u.b.!De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij ditonderwerp op pagina 5 in acht nemen. Fabrieksplaatje14


3InbouwAansluiting op de koelwaterkringloopDe verwarming wordt met behulp van dewatertoevoerslang van de voertuigmotor naar dewarmtewisselaar in de koelwaterkringloopgeïntegreerd, hiervoor zijn er drie inbouwvarianten.Deze inbouwvarianten zijn op de pagina’s16 – 18 beschreven.Gevaar!Gevaar voor verwondingen en verbranding!Het koelmiddel en de onderdelen van de koelsysteembereiken hoge temperaturen.• Onderdelen waar water doorheen stroomt zodanigplaatsen en bevestigen dat mensen, dieren oftemperatuurgevoelig materiaal niet aan hogetemperaturen worden blootgesteld door straling/aanraking.• Voordat werkzaamheden aan het koelsysteemtworden uitgevoerd, moet de verwarming wordenuitgeschakeld en moet worden gewacht tot alleonderdelen voldoende zijn afgekoeld, eventueelveiligheidshandschoenen dragen.Opletten a.u.b.!• Tijdens het inbouwen van de verwarming dedoorstroomrichting van de koelwaterkringloop inacht nemen.• De verwarming en de waterslangen voor hetaansluiten op de koelwaterkringloop met koelmiddelvullen.• De waterslangen zonder knikken en mogelijkstijgend verleggen.• Tijdens het verleggen van de waterslangen er opletten dat er voldoende afstand tot hetevoertuigonderdelen blijft bestaan.• Alle waterslangen / waterleidingen tegen schurenen te hoge temperaturen beschermen.• Alle slangverbindingen met slangklemmenvastzetten.• Na 2 bedrijfsuren van het voertuig of 100 geredenkilometer de slangklemmen nogmaals goedvastdraaien.• De minimale watercapaciteit kan alleen dan wordengegarandeerd, wanneer het temperatuurverschil vanhet verwarmingsmedium tussen wateraanvoer enwaterafvoer tijdens de werking niet hoger wordt dan10 K.• In het koelsysteem mogen alleen overdrukventielenmet een openingsdruk van min. 0,4 – max. 2 barworden gebruikt.• Als corrosiebescherming moet de koelvloeistof hetgehele jaar min. 10 % antivries bevatten.• Bij lage temperaturen moet de koelvloeistofvoldoende antivries bevatten.• Voor de eerste in gebruikname van de verwarmingof nadat de koelvloeistof is vervangen, moet degehele koelwaterkringloop met inbegrip van deverwarming, aan de hand van de instructies van devoertuigfabrikant geheel worden ontlucht.• Alleen door de voertuigfabrikant toegestanekoelvloeistof bijvullen.15


3InbouwAansluiting op de koelwaterkringloopDe verwarming met terugslagventiel in dekoelwaterkringloop integrerenDe watertoevoerslang van de voertuigmotor naar dewarmtewisselaar van het voertuig losmaken en hetterugslagventiel plaatsen.De verwarming met de waterslangen op hetterugslagventiel aansluiten.Voordeel:Eenvoudige montage.VerwarmingskarakteristiekBij een ingeschakelde verwarming wordt de warmtenaar de voertuig-eigen warmtewisselaar en devoertuigmotor gestuurd.Nadat het koelmiddel een temperatuur van ca. 55 °Cheeft bereikt – afhankelijk van de gekozenventilatorinstelling – wordt de voertuigventilatoringeschakeld en wordt de warmte in devoertuigcabine geblazen.Nadeel:De voertuigmotor wordt permanent doorstroomt,waardoor bij grotere voertuigen een effectievecabineverwarming vrijwel onmogelijk wordt. Verwarming Terugslagventiel Warmtewisselaar VoertuigmotorOpletten a.u.b.!De pos. wordt niet meegeleverd met de „inbouwset“.Bestelnr. zie toebehoren-catalogus.16


3InbouwAansluiting op de koelwaterkringloopVerwarming met terugslagventiel, thermostaat enT-stuk in de koelwaterkringloop integrerenDe watertoevoerslang van de voertuigmotor naar dewarmtewisselaar van het voertuig losmaken en hetterugslagventiel plaatsen.De waterretourslang van de warmtewisselaar naar devoertuigmotor van het voertuig losmaken en het T-stuk plaatsen.De verwarming en de thermostaat met waterslangenop het terugslagventiel en op het T-stuk – zoals deschets aangeeft – aansluiten.OptieBovendien kan een magneetklep in de waterkringloopworden geplaatst.Wanneer deze geopend is wordt voor een bypass omde thermostaat gezorgd en zorgt tevens vanaf hetbegin van het verwarmen voor het voorverwarmen vande motor.Verwarmingskarakteristiek• Kleine koelwaterkringloop – snelle verwarmingvan de voertuigcabineAllereerst wordt tot een koelwatertemperatuur vanca. 70 °C de warmte van de verwarming alleentoegevoegd aan de voertuig-eigen warmtewisselaar.De voertuigventilator wordt bij ca. 55 °Cingeschakeld.• Grote koelwaterkringloop – verwarming van devoertuigcabine en extra motorverwarmingWanneer de temperatuur van het koelwater verderstijgt, schakelt de thermostaat langzaam over op degrote kringloop (volledige omschakeling is bij ca.75 °C bereikt). Verwarming Terugslagventiel Thermostaat T-stuk Warmtewisselaar Voertuigmotor Magneetklep(optie)Opletten a.u.b.!De pos. en worden niet meegeleverd metde „inbouwset“.Bestelnr. zie toebehoren-catalogus.Werking van de thermostaatKleine koelwaterkringloopKoelmiddeltemperatuur 75 °C:Aansluiting pos.1 – open naar verwarmingAansluiting pos.2 – gesloten naar T-stukAansluiting pos.3 – open naar terugslagventielOpletten a.u.b.!De thermostaat met de aansluitingen en –zoals in de schets is weergegeven – in dewaterkringloop integreren.17


3InbouwAansluiting op de koelwaterkringloopDe verwarming met behulp van een elektrischemagneetklep in de koelwaterkringloop integrerenDe watertoevoerslang van de voertuigmotor naar dewarmtewisselaar van het voertuig losmaken en het T-stuk plaatsen.De waterretourslang van de warmtewisselaar naar devoertuigmotor van het voertuig losmaken en deelektrische magneetklep plaatsen.De verwarming en de elektrische magneetklep metwaterslangen op het T-stuk – zoals de schetsaangeeft – aansluiten.VerwarmingskarakteristiekEen temperatuuronafhankelijke keuze tussen kleineen grote koelwaterkringloop is mogelijk.OptieBovendien kan een terugslagventiel in de waterkringloopworden geplaatst.Dit voorkomt rendementsverliezen van devoertuigverwarming wanneer de verwarming isuitgeschakeld. Verwarming Elektrischemagneetklep T-stuk Warmtewisselaar Voertuigmotor Terugslagventiel(optie)Opletten a.u.b.!De pos. en worden niet meegeleverd metde „inbouwset“.Bestelnr. zie toebehoren-catalogus.18


3InbouwUitlaatgasafvoer(Schets bij de uitlaatgasafvoer zie pag. 20)Uitlaatgasafvoer monterenIn de leveringsomvang van de universele inbouwset iseen flexibele uitlaatslang, inw.-Ø 30 mm, 1300 mmlang en een uitlaatgeluiddemper opgenomen.De flexibele uitlaatleiding kan afhankelijk van deinbouwomstandigheden tot 20 cm ingekort of tot max.2 m verlengd worden.De uitlaatgeluiddemper aan het voertuig op eengeschikte plaats bevestigen.De flexibele uitlaatleiding vanaf de verwarming naarde uitlaatgeluiddemper voeren en met de slangklemmenvastzetten.Wanneer dit noodzakelijk is, de flexibele uitlaatleidingbovendien met bevestigingsbeugels op geschikteplaatsen in het voertuig bevestigen.Aan de uitlaatgeluiddemper het uitlaat eindstukje meteen einddop plaatsen en met een slangklembevestigen.Gevaar!Verbrandings- en vergiftigingsgevaar!Bij iedere verbranding ontstaan hoge temperaturen engiftige uitlaatgassen.Daarom mag niet afgeweken worden van de regelsvoor de uitlaatgasafvoer welke in deze <strong>beschrijving</strong>weergegeven zijn.• Tijdens ingeschakelde verwarming geenwerkzaamheden in de omgeving van deuitlaatgasafvoer uitvoeren.• Bij werkzaamheden aan het uitlaatsysteem, eerst deverwarming uitschakelen en wachten totdat alledelen voldoende zijn afgekoeld, indien nodighandschoenen dragen.• Geen uitlaatgassen inademen.Let op!Veiligheidsaanwijzingen voor de uitlaatgasafvoer!• De uitlaatgas uitstroomopening moet buitenuitkomen.• De uitlaatleiding mag niet buiten de zijdelingsebegrenzingen van het voertuig uitsteken.• De uitlaatleiding licht dalend monteren, indien nodigop het laagste punt een gaatje van ca. Ø 5 mmvoor condensafvoer aanbrengen.• Belangrijke voertuigdelen mogen in hun functie nietnadelig beïnvloed worden (genoeg afstandbewaren).• Uitlaatleiding met voldoende afstand totwarmtegevoelige delen monteren. In het bijzondermoet daarbij op brandstofleidingen (van kunststof ofmetaal), elektrische bekabeling alsook opremleidingen e.a. gelet worden!• Uitlaatleidingen moeten stevig (aanbevolenrichtwaarde: op afstanden van 50 cm) bevestigdworden om schade door trillingen te voorkomen.• Uitlaatgasafvoer zo monteren, dat de uitlaatgassenniet als verbrandingslucht aangezogen kunnenworden.• De uitlaatgas uitstroomopening mag niet door vuil ofsneeuw kunnen verstoppen.• De uitlaatgas uitstroomopening niet tegen derijrichting in monteren.• De uitlaatgeluiddemper moet apart aan het voertuigvastgemaakt worden.Opletten a.u.b.!• De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij ditonderwerp op pagina 4 – 7 in acht nemen.• Het laatste stukje uitlaatslang moet duidelijk korterzijn als de flexibele uitlaatleiding tussen deverwarming en de uitlaatgeluiddemper.19


3InbouwVerbrandingsluchttoevoerVerbrandingsluchttoevoer monterenIn de leveringsomvang in de universele inbouwset iseen aanzuiggeluiddemper, inw.-Ø 25 mm, voor deverbrandingslucht opgenomen.Indien nodig kan de aanzuiggeluiddemper met eenflexibele leiding, inw.-Ø 25 mm tot max. 2 m wordenverlengd.Bij het verleggen van de aanzuiggeluiddemper en deflexibele leiding nauwe bochten voorkomen.De aanzuiggeluiddemper en eventueel de flexibeleleiding met bevestigingsklemmen en kabelbandjes opgeschikte plaatsen in het voertuig bevestigen.Na beëindigen van de werkzaamheden een einddopop de aanzuiggeluiddemper c.q. de flexibele leidingplaatsen.Opletten a.u.b.!• De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij ditonderwerp op pagina 4 – 7 in acht nemen.• Zie voor het bestelnr. van de flexibele leiding detoebehorencatalogus.Let op!Veiligheidsaanwijzingen voor deverbrandingsluchttoevoer!• De verbrandingsluchtopening moet altijd vrij zijn.• Verbrandingsluchtaanzuigopening zo monteren, datuitlaatgassen niet als verbrandingslucht aangezogenkunnen worden.• Verbrandingsluchtaanzuigopening niet tegen derijwind in monteren.• Verbrandingsluchtaanzuigopening mag niet door vuilof sneeuw kunnen verstoppen.• De verbrandingsluchttoevoer licht aflopendmonteren, indien nodig op het laagste punt eenafvoergaatje van ca. Ø 5 mm voor condenswateraanbrengen.tot max. 2 mvan 0,2 m tot max. 2 m Verwarming Aanzuiggeluiddemper voor de verbrandingslucht Flexibele uitlaatleiding Uitlaatgeluiddemper Flexibel uitlaat eindstukje met einddop Verlenging van de aanzuiggeluiddemper metbehulp van een flexibele leiding, inw.-Ø 25 mm.20


3InbouwBrandstofverzorgingDoseerpomp en brandstoftank monteren, debrandstofleidingen wegleggenBij de montage van de doseerpomp, bij het wegleggenvan de brandstofleidingen en de montage vaneen brandstoftank moeten de volgendeveiligheidsaanwijzingen in acht worden genomen.Afwijkingen van de hier gegeven aanwijzingen zijnniet toegestaan.Worden deze niet in acht genomen kunnenfunctiestoringen optreden.Gevaar!Brand-, explosie-, vergiftigings- en letselgevaar!Voorzichtig bij de omgang met brandstof.• Voor het tanken en bij werkzaamheden aan debrandstofverzorging de voertuigmotor en deverwarming uitschakelen.• Brandstofleidingen zo wegleggen, dat bewegendedelen van het voertuig, bewegende delen van demotor en dergelijke geen nadelige invloed op dedegelijkheid van deze leidingen kunnen uitoefenen.• Brandstofvoerende delen moeten tegenbedrijfsstorende warmte beschermd worden.• Brandstofleidingen nooit in de omgeving vanuitlaatdelen van het voertuig of van de motorwegleggen of daaraan bevestigen.Bij kruisen van uitlaatdelen altijd voldoende afstandin acht nemen, indien nodig hitteschilden monteren.• Wegdruppelende brandstof of brandstofdamp magzich niet kunnen verzamelen of aan hete delen ofelektrische voorzieningen kunnen ontsteken.• Bij verbindingen van brandstofleidingen met eenbrandstofslang de brandstofleidingen altijd tegenelkaar aan monteren, zodat zich geen luchtbellenkunnen vormen.• Vermijdt open vuur bij de omgang met brandstof.• Niet roken.• Brandstofdamp niet inademen.• Huidcontact vermijden.Let op!Veiligheidsaanwijzingen voor het wegleggen vanbrandstofleidingen!• Brandstofslangen en -leidingen alleen met eenscherp mes inkorten.De uiteinden mogen niet ingedrukt of gerafeld zijn.• Brandstofleidingen van de doseerpomp naar deverwarming liefst stijgend wegleggen.• Brandstofleidingen moeten stevig bevestigd worden,om schade en / of geluidsvorming door trillingen tevermijden (aanbevolen richtwaarde: op afstandenvan ca. 50 cm).• Brandstofleidingen moeten tegen mechanischebeschadigingen beschermd zijn. Juiste montage Verkeerde montage – luchtbelvormingVeiligheidsaanwijzingen voor brandstofleidingen enbrandstoftanks in bussen• Bij bussen mogen de brandstofleidingen enbrandstoftanks zich niet in de passagiers- ofbestuurderscabine bevinden.• Brandstoftanks moeten bij bussen zodanigingebouwd worden, dat in geval van brand deuitgangen niet direct in gevaar gebracht worden.Opletten a.u.b.!De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij ditonderwerp op pagina 4 – 7 in acht nemen.21


3InbouwBrandstofverzorgingBrandstofafname met T-stuk uit debrandstoftoevoerleiding van de tankarmatuurnaar de voertuigmotor Brandstoftoevoerleiding vanaf de tankaansluiting –T-stuk voor de opvoerpomp in debrandstoftoevoerleiding koppelen. Brandstofretourleiding van de tankaansluiting Doseerpomp T-stuk Brandstoffilter – alleen bij kans op vuile brandstofnoodzakelijk Brandstofslang, 5 x 3 (di = Ø 5 mm) Brandstofleiding, 6 x 1 (di = Ø 4 mm) Brandstofleiding, 4 x 1 (di = Ø 2 mm) Brandstofslang, 5 x 3 (di = Ø 5 mm), ca. 50 mm lang Brandstofslang, 3,5 x 3 (di = Ø 3,5 mm),ca. 50 mm lang Naar voertuigmotor, mechanische brandstofofinspuitpomp.Toelaatbare leidinglengtenZuigzijdea = max. 2 mOpletten a.u.b.!Drukzijdeb = min. 1,5 m – max. 6 mDe pos. en worden niet meegeleverd met de„inbouwset“. Bestelnr. zie toebehoren-catalogus.Toelaatbare inbouwstand van het T-stukBij inbouw van een T-stuk de in de figuurweergegeven inbouwstand in acht nemen. Doorstroomrichting – vanaf de tank Doorstroomrichting – naar de motor22


3InbouwBrandstofverzorgingBrandstofafname met tankaansluiting –zuigleiding, ingebouwd in de voertuigtank Tankaansluiting voor metalen tank –di = Ø 4 mm, du = Ø 6 mm Doseerpomp Brandstoffilter – alleen bij kans op vuile brandstofnoodzakelijk. Brandstofslang, 5 x 3 (di = Ø 5 mm) Brandstofleiding, 6 x 1 (di = Ø 4 mm) Brandstofslang, 5 x 3 (di = Ø 5 mm), ca. 50 mm lang Brandstofleiding, 4 x 1 (di = Ø 2 mm) Brandstofslang, 3,5 x 3 (di = Ø 3,5 mm),ca. 50 mm langToelaatbare leidinglengtenZuigzijdea = max. 2 mOpletten a.u.b.!Drukzijdeb = min. 1,5 m – max. 6 mDe pos. en worden niet meegeleverd met de„inbouwset“.Bestelnr. zie toebehoren-catalogus.Let op!Veiligheidsaanwijzingen voor debrandstofverzorging!• De toevoer van de brandstof mag niet doorzwaartekracht of overdruk in de brandstoftankplaatsvinden.• De brandstofafname na de voertuigeigenopvoerpomp is niet toegestaan.• Bij drukken in de brandstofleiding boven 0,2 bartot max. 2,0 bar moet een drukregelaar (bestelnr.22 1000 20 09 00) of een aparte tankaansluitingtoegepast worden.• Bij drukken in de brandstofleiding boven 2,0 bar ofbij een terugslagventiel in de retourleiding (in detank) moet een aparte tankaansluiting toegepastworden.• Bij plaatsen van een T-stuk in een kunststofleidingaltijd steunhulzen in de kunststofleiding monteren.Het T-stuk en de kunststofleiding met de juiste maatbrandstofslangen verbinden en met slangklemmengoed vastzetten.23


3InbouwBrandstofverzorgingInbouwstand van de doseerpompDe doseerpomp altijd met de perszijde naar bovenstijgend inbouwen.Hierbij is iedere inbouwstand boven 15° toegestaan,echter gaat de voorkeur uit naar een inbouwstandtussen 15° en 35°. Inbouwstand in het bereik 0° – 15° is niet toegestaan. Voorkeur inbouwstand tussen 15° – 35°. Inbouwstand tussen 35° – 90° is toegestaan.Toelaatbare zuig- en drukhoogten van dedoseerpompDrukhoogte van de voertuigtank naar de doseerpomp:a = max. 1000 mmZuighoogte bij drukloze voertuigtank:b = max. 750 mmZuighoogte bij een voertuigtank, waarin bij de afnameonderdruk ontstaat (ventiel met 0,03 bar in detankdop):b = max. 400 mmDrukhoogte van de doseerpomp naar de verwarming:c = max. 2000 mmOpletten a.u.b.!Tankontluchting controleren. Aansluiting aan verwarming Max. brandstofspiegel Min. brandstofspiegelLet op!Veiligheidsaanwijzingen voor de inbouw van dedoseerpomp!• Doseerpomp altijd met de perszijde naar bovenstijgend inbouwen – minimaal 15°.• Doseerpomp en filter tegen ontoelaatbare warmtebeschermen, niet in de buurt van uitlaatdempers enuitlaatleidingen monteren.24


3InbouwBrandstofverzorgingBrandstofkwaliteitDe verwarming werkt probleemloos methandelsgebruikelijke dieselbrandstof, volgens DIN EN590, welke normaal voor voertuigen getankt wordt.Brandstof voor speciale gevallenIn speciale gevallen (boven 0 °C) kan voor deverwarming ook lichte stookolie of petroleum gebruiktworden.Brandstof bij lage temperaturenOpletten a.u.b.!• Bijmengen van afgewerkte olie is niet toegestaan!• De brandstofleidingen en de doseerpomp moeten natanken van winter- of koudediesel resp. deaangegeven mengsels door de verwarming15 minuten in bedrijf te nemen met de nieuwebrandstof gevuld worden!Toepassen van Bio-diesel (PME)De verwarming is niet goedgekeurd voor gebruik metBio-diesel.Een aanpassing aan de gangbare wintertemperaturenwordt door de raffinaderijen resp. tankstationsautomatisch doorgevoerd (winterdiesel).Problemen kunnen daarom alleen bij extreem lagetemperaturen optreden – zoals ook met devoertuigmotor – zie hiervoor hetvoertuiginstructieboekje.Wordt voor de verwarming brandstof uit een apartetank gebruikt, dan moeten de volgende regels in achtworden genomen:Bij temperaturen boven 0 °C kan iedere soortdieselbrandstof volgens DIN EN 590 gebruikt worden.Is bij lage temperaturen geen speciale dieselbrandstofbeschikbaar, dan kan petroleum of benzine, volgensonderstaande tabel, toegevoegd worden.Temperatuur Winterdiesel Bijmenging–20 °C tot –25 °C 100 % ––25 °C tot –40 °C 150 %* 50 % petroleumof benzine* of 100 % speciale koudediesel (arctic-diesel)25


4Bedrijf en functieGebruiksaanwijzingDe verwarming wordt via een bedieningselementingeschakeld.Bij het bedieningselement wordt een uitgebreidehandleiding geleverd, welke door het inbouwstationaan de gebruiker meegegeven wordt.Eerste in gebruiknameDe onderstaand genoemde punten moeten tijdens deeerste in gebruikname door de inbouwwerkplaatsworden gecontroleerd.• Na het inbouwen van de verwarming moet hetkoelsysteem alsmede het gehele brandstofsysteemzorgvuldig worden ontlucht. Hiervoor de geldendevoorschriften van de fabrikant in acht nemen.• Voor het proefdraaien de koelwaterkringloopopenen (de temperatuurregelaar op „WARM“ zetten).• Tijdens het proefdraaien van de verwarming moetenalle water- en brandstofaansluitingen op goedeafdichting en goed vastzitten gecontroleerd worden.• Gaat de verwarming tijdens het bedrijf op storing,moet met behulp van een diagnoseapparaat deoorzaak uitgelezen en verholpen worden.Belangrijke aanwijzingen voor het gebruikVeiligheidscontrole voor de start doorvoerenNa langere bedrijfspauzen (zomermaanden) moet dezekering gemonteerd en / of de verwarming op deaccu(‘s) aangesloten worden.Alle onderdelen op goede montage controleren(indien nodig de schroeven of bouten natrekken).Het brandstofsysteem door zichtcontrole op juistedichtheid controleren.Voor het inschakelenVoor het inschakelen c.q. voorprogrammeren van deverwarming de verwarmingshendel van het voertuigop „WARM“ (maximale stand) zetten en de ventilatorop „langzaam“ (gering stroomverbruik) instellen.Bij voertuigen met verwarmingsautomaat voor hetuitschakelen van het contact de verwarmingshendelop „MAX.“ zetten en de gewenste klepstand op„OPEN“ instellen.Verwarmen op grote hoogtenBij verwarmen op grote hoogten het volgende in achtnemen:• Gebruik op hoogten tot 1500 m:– Onbeperkt verwarmen mogelijk.• Gebruik op hoogten boven 1500 m:– Bij een kortstondig verblijf (bijv.pasoverschrijdingen of rustpauzen) is verwarmenzonder problemen mogelijk.– Bij een langer verblijf (bijv. wintercamping) is eenhoogteaanpassing van de brandstofverzorging nodig.Functie<strong>beschrijving</strong>InschakelenMet het inschakelen licht de controlelamp in hetbedieningselement (miniklok, moduleklok....) op.De waterpomp en de verbrandingsluchtventilatorbeginnen te draaien en na een bepaald programmamet voorspoelen en voorgloeien, zorgen de gloeistiften de brandstofdoseerpomp ervoor dat de verbrandingin gang wordt gezet.Wanneer een stabiele vlam is gevormd, wordt degloeistift tijdgestuurd uitgeschakeld.Tijdens bedrijfWanneer de verwarming voor de eerste keer wordtgestart, werkt deze net zolang op de stand „POWER”,tot• de watertemperatuur de schakeldrempel „POWER”/„HOOG” overschrijdtof• de maximale bedrijfstijd op deze stand van 2 uurwordt overschreden.Aansluitend regelt de verwarming, afhankelijk van dewarmtebehoefte, in op de standen „HOOG – MIDDEL– LAAG – UIT”.Wanneer de warmtebehoefte in de stand „LAAG” zolaag is dat de koelwatertemperatuur een temperatuurvan 85 °C bereikt, wordt de verwarming automatischvan de stand „LAAG” in de stand „UIT” gezet. Dit sluitaan op de nalooptijd van 210 seconden. Dewaterpomp draait tot het opnieuw starten van deverwarming door.Nadat het koelwater tot ca. 70 °C is afgekoeld, startde verwarming in de stand „MIDDEL”.Wanneer de koelwatertemperatuur ca. 55 °C wordt,schakelt de temperatuurvoeler de voertuigventilator in.TemperatuurverlagingAlleen tijdens het rijden en bij een ingeschakeldeverwarming wordt de temperatuurverlaging actief.De regelstanden worden eerder bereikt en hetregelgedrag van de verwarming wordt aan degeringere warmtebehoefte aangepast.De temperatuurverlaging is mogelijk door de pluskabel(D+) op stekker B1, klem A2, van de verwarming aante sluiten (zie elektrische schema's zijn aan het eindevan deze documentatie te vinden).26


4Bedrijf en functieStuur- en beveiligingsvoorzieningenDe verwarming is voorzien van de onderstaandebesturings- en veiligheidsvoorzieningen.• Ontsteekt de verwarming binnen 105 sec. na hetbegin van de brandstoftoevoer niet, wordtautomatisch de start herhaald.Wanneer de verwarming na nogmaals 75 sec.brandstoftoevoer niet inschakelt, volgt eenstoringsuitschakeling.Na een achtereenvolgende reeks van eenontoelaatbaar aantal startpogingen, wordt debesturing geblokkeerd*.• Gaat de vlam tijdens de werking vanzelf uit, wordtautomatisch een nieuwe start doorgevoerd.Wanneer de verwarming binnen een tijdsbestek van105 sec. na een hernieuwde brandstoftoevoer nietwordt ontstoken, volgt er storingsuitschakeling.Door kort uit en weer in te schakelen kan destoringsuitschakeling weer opgeheven worden.• In geval van oververhitting (bijv. watertekort, slechtontluchte koelwaterkringloop) wordt deoververhittingsvoeler geactiveerd, debrandstoftoevoer wordt onderbroken en volgt er eenstoringsuitschakeling.Nadat de oververhittingsoorzaak is weggenomenkan de verwarming door uit en weer in te schakelenopnieuw gestart worden (voorwaarde: deverwarming is voldoende afgekoeld,koelwatertemperatuur


5Elektrische aansluitingBekabeling van de verwarmingDe verwarming dient volgens de EMC-richtlijnenelektrisch aangesloten te worden.Let op!Veiligheidsaanwijzingen voor de bekabeling van deverwarming!Door ondeskundige ingrepen kan de EMC beïnvloedworden, daarom moet het volgende in acht wordengenomen:• Bij de elektrische leidingen moet erop gelet worden,dat hun isolatie niet beschadigd wordt. Vermijdt hetvolgende:Doorschuren, afknikken, inklemmen of warmteinwerking.• Bij waterdichte stekkers moeten de niet gebruikteaansluitingen met blindstopjes, vuil- en waterdichtafgesloten worden.• Elektrische stekker- en massaverbindingen moetencorrosievrij en vast gemonteerd zijn.• Stekker- en massaverbindingen buiten hetvoertuiginterieur met contactbeschermingsmiddelinvetten.Opletten a.u.b.!Bij de elektrische bekabeling van de verwarming,alsook van het bedieningselement moet het volgendein acht genomen worden:• Elektrische leidingen, schakel- en stuurapparatenmoeten in het voertuig zo gemonteerd zijn, dat hunfunctie onder normale bedrijfsomstandigheden nietnadelig beïnvloed kan worden (bijv. doorwarmteinwerking, vochtigheid e.d.).• De volgende kabeldoorsneden, tussen accu(‘s) enverwarming dienen aangehouden te worden.Daardoor wordt de max. toelaatbare spanningsvalover de leidingen van 0,5 V bij 12 V resp. 1 V bij24 V nominale spanning niet overschreden.Kabeldoorsnede bij een kabellengte (pluskabel+ massakabel):– tot 5 m = kabeldoorsnede 4 mm 2– van 5 m tot 8 m = kabeldoorsnede 6 mm 2• Is de aansluiting van de pluskabel in dezekeringenkast van het voertuig (bijv. klem 30),moet ook de voertuig-eigen kabellengte van deaccu naar de zekeringenkast bij de totale lengtein de berekening worden meegenomen. Indiennodig moet deze opnieuw gedimensioneerdworden.• Niet gebruikte kabeluiteinden isoleren.Onderdelenlijst voor de elektrischeschema’s HYDRONIC M – 12 volt/24 volten de bedieningselementen1.1 Elektromotor1.2 Gloeistift1.5 Oververhittingsvoeler1.12 Vlamvoeler1.13 Temperatuurvoeler2.1 Stuurapparaat2.2 Doseerpomp2.5.7 Relais, voertuigventilator2.5.18 Relais, omschakelen waterkringloop – indiennodig door klant in te bouwen2.7 Hoofdzekering 12 Volt = 20 A24 Volt = 15 A2.7.1 Zekering, bediening 5 A2.7.5 Zekering, voertuigventilator 25 A2.12 Waterpomp2.15.1 Temperatuurvoeler, extern2.15.9 Temperatuursensor, buitentemperatuur3.1.2 Schakelaar, verwarmen (permanente werking)3.1.16 Drukknop, afstandsbediening3.1.18 Drukknop, CALLTRONIC3.2.9 Schakelklok (timer)3.2.12 Schakelklok (timer), mini3.3.6 Afstandsbediening stationaire deel TP41i3.3.7 Afstandsbediening stationaire deel TP53.3.8 Afstandsbediening, CALLTRONIC3.8.3 Antenne3.9.1 Diagnose-apparaat, (JE-diagnose)5.1 Accu5.10 Voertuigventilatora) Aansluiting voor bedieningsvoorzieningb) Externe aansturing waterpomp (met plussignaal)c) Omschakeling waterkringloop: Relais sluit bij eenwatertemperatuur van 68°C en opent bij 63°Cd) Ontsteking (klem +15)f) Verlichting, (klem 58)g) Aansluiting verwarmingh) Ontsteking (klem +15)i) Aansluiting, externe verwarmingsknopk) Draden in stekker B2, B3 of B4 aansluitenl) Temperatuurverlaging (met plussignaal)x) Draden onderbrekena2) Diagnosea3) Inschakelsignaal S+a4) Voeding plus, +30a5) Voeding massa, –31a6) (+) Accu hoofdschakelaar(Diode: bestelnr. 208 00 012)28


5Elektrische aansluitingOnderdelenlijst voor de elektrischeschema’s HYDRONIC M – ADR / ADR99 –12 volt / 24 volt en de edieningselementen1.1 Elektromotor1.2 Gloeistift1.5 Oververhittingsvoeler1.12 Vlamvoeler1.13 Temperatuurvoeler2.1 Stuurapparaat2.2 Doseerpomp2.5.7 Relais, voertuigventilator2.5.18 Relais, omschakelen waterkringloop – indiennodig door klant in te bouwen2.7 Hoofdzekering 12 Volt = 20 A24 Volt = 15 A2.7.1 Zekering, bediening 5 A2.7.5 Zekering, voertuigventilator 25 A2.12 Waterpomp3.1.2 Schakelaar, verwarmen (permanente werking)3.2.9 Schakelklok (timer)5.1 Accu’s5.2.1 Accu hoofdschakelaar(werking bijv. via contactslot gescheiden)5.2.2 Massaschakelaar(NOODSTOP-functie bij ADR / ADR99)5.10 Voertuigventilatora) Aansluiting voor bedieningsvoorzieningb) Externe aansturing waterpomp (metplussignaal)c) Bij ADR / ADR99 D+ (dynamo)d) Bij ADR / ADR99HA- (PTO/nevenaandrijving) plusschakelinge) Omschakeling waterkringloop: Relais sluit bij eenwatertemperatuur van 68 °C en opent bij 63 °C(met temperatuurverlaging 58 °C / 45 °C)f) Ontsteking (klem +15)k) Draden in stekker B2 of B5 aansluitenl) Aansluiting verwarmingm) Verlichting, (klem 58)n) Aansluiting, externe verwarmingsknopp) Temperatuurverlaging (met plussignaal)r) Bij toepassing van slechts één schakelelementvoor pos. 5.2.1 en 5.2.2 moet gewaarborgdzijn, dat bij bedienen van de functie „Openenvan de accuhoofdschakelaar“ (NOOD-UITfunctiebij ADR / ADR99) de schakelaar altijddirect (zonder te letten op de toestand van deverwarming) opent en alle stroomkringen vande verwarming van de accu onderbreekt.x) Draden onderbrekena1) ADR / ADR99 – retourmeldinga2) Diagnosea3) Inschakelsignaal S+a4) Voeding plus, +30a5) Voeding massa, –31a6) (+) Accu hoofdschakelaar aansturen(Diode: bestelnr. 208 00 012)Kabelkleurenrt = roodbl = blauwws = witsw = zwartgn = groengr = grijsge = geelvi = violetStekker- en contactbehuizingen zijn vanaf dekabelinvoerzijde weergegeven.Opletten a.u.b.!De elektrische schema’s zijn aan het einde van dezedocumentatie te vinden.29


6Storing / Onderhoud / ServiceBij eventuele storingen de volgendepunten controleren• Start de verwarming na het inschakelen niet:– Verwarming uit- en weer inschakelen.• Start de verwarming dan nog niet, dan controlerenof:– er voldoende brandstof in de tank is– de zekeringen in orde zijn– elektrische leidingen, verbindingen enaansluitingen in orde zijn– Verbrandingsluchttoevoer of uitlaatgasafvoer nietverstopt zijn?• De openingen van de verbrandingsluchttoevoer ende uitlaatgasafvoer moeten na langere stilstandeerst gecontroleerd en indien nodig gereinigdworden.Verhelpen van storingenWanneer de verwarming ook na controle van dezepunten in storing blijft of anderszins niet goed werkt,verzoeken wij u om contact op te nemen met:• Bij het inbouwen vanaf fabriek met uwdealerwerkplaats.• Bij het naderhand inbouwen met uwinbouwwerkplaats.Onderhoudsaanwijzingen• Schakel de verwarming ook buiten hetgebruiksseizoen ca. éénmaal per maand gedurendeca. 10 minuten in.• Voor iedere gebruiksperiode moet met deverwarming proef gedraaid worden.Ontstaat er een lang aanhoudende sterke rook,treden er abnormale verbrandingsgeluiden op ofontstaat er een duidelijke geur van brandstof ofoververhitte elektrische / elektronische onderdelen,moet de verwarming uitgeschakeld worden en doorverwijderen van de zekeringen buiten bedrijf gesteldworden.Opnieuw in gebruik nemen mag pas na eengrondige controle van door Eberspächer geschooldevakmensen.ServiceHeeft U technische vragen of een probleem met Uwverwarming dan kunt U zich wenden tot de volgendeservicenummers:HotlineTel. 0049(0)800 / 12 34 300Fax-HotlineTel. 0049(0)1805 / 26 26 24Opletten a.u.b.!Wij verzoeken u om er op te letten datgarantieaanspraken kunnen vervallen, wanneer deverwarming door derden of door het inbouwen vanniet-originele onderdelen wordt gewijzigd.30


7MilieuCertificeringDe hoge kwaliteit van de Eberspächer producten isde sleutel tot ons succes.Om deze kwaliteit te garanderen, hebben wij in derichting van kwaliteitsmanagement (QM) allearbeidsprocessen in de onderneming georganiseerd.Tegelijkertijd werken wij aan een continue verbeteringvan de productkwaliteit, om aan de steeds groeiendeeisen van de gebruikers te kunnen voldoen.Wat voor het veiligstellen van de kwaliteit nodig is,wordt in internationale normen vastgelegd.Deze kwaliteit is zeer omvangrijk.Dit betreft producten, fabricageprocessen en klantenleveranciersbetrekkingen.Officieel toegelaten keuringsinstanties hebben hetsysteem gecontroleerd en goedgekeurd. Dit is doormiddel van de desbetreffende certificatenaangegeven.De Fa. Eberspächer heeft zich reeds voor de volgendestandaards gekwalificeerd:Kwaliteitsmanagement conformDIN EN ISO 9001:2000 en ISO/TS 16949:1999EG-conformiteitsverklaringVoor het volgende apparaatVerwarming type HYRONIC Mwordt hiermede bevestigd, dat het apparaat voldoetaan de afschermeisen welke in Richtlijn 89 / 336 /EEG van de Raad betreffende de onderlingeaanpassing van de wetgevingen van de Lid-Stateninzake elektromagnetische compatibiliteit, vastgelegdzijn.Deze verklaring geldt voor alle exemplaren, dievolgens de werktekeningen HYDRONIC M – welkebestanddelen van deze verklaring zijn – gefabriceerdworden.Voor de beoordeling van de resultaten met betrekkingop de elektromagnetische verdraagzaamheid werdende onderstaande normen/richtlijnen gebruikt:• EN 50081 – 1 Basisvorm storingsuitzending.• EN 50082 – 1 Basisvorm storingsbestendigheid.• 72 / 245 / EEG – Wijzigingstoestand 95 / 54 / EEGbetreffende de onderdrukking van radiostoringen.Milieumanagementsysteem conformDIN EN ISO 14001:1996Afvoeren van oude materialenAfvoeren van oude materialenOude apparaten, defecte onderdelen enverpakkingsmateriaal zijn over het algemeen naarsoort te scheiden, zodat indien gewenst alle delenmilieuvriendelijk afgevoerd resp. hergebruikt kunnenworden.Hierbij gelden elektromotoren, stuurapparaten ensensoren (bijv. temperatuurvoelers) als „elektro-afval“.Uit elkaar halen van de verwarmingDe verwarming kan volgens de geldendestoringssleutel en reparatiehandleiding in onderdelenuit elkaar gehaald worden.VerpakkingDe verpakking van de verwarmingen kan voor eeneventuele terugzending bewaard worden.31


8IndexTrefwoordenregister pagina A – ZTrefwoordPaginaTrefwoordPaginaAADR / ADR99 ....................................... 2, 4, 6, 12, 29Afkortingen index ................................................... 33Afvoeren van oude materialen .................................. 31BBedrijfsdruk ............................................................... 10Bedrijfstoestand .......................................................... 5Bekabeling ............................................................... 28Bescherming tegen ongevallen .................................. 7Besturingsvoorziening ............................................... 27Bevestiging ............................................................... 13Bio-diesel .................................................................. 25Brandstof .................................................................. 10Brandstofafname ............................................... 22, 23Brandstofkwaliteit ..................................................... 25Brandstofleiding ........................................................ 21Brandstoftank ........................................................... 21Brandstoftoevoer ........................................................ 5Brandstoftoevoerleidingen ........................................ 22Brandstofverbruik ..................................................... 10Brandstofverzorging ......................................... 21 – 25CCapaciteit ................................................................. 10Certificering .............................................................. 31Conformiteitsverklaring ............................................. 31DDiesel – gebruikelijk ................................................. 10Doseerpomp .............................................. 8, 9, 21, 24Drukhoogte ............................................................... 24Drukzijde ........................................................... 22, 23Dwangmatige uitschakeling ..................................... 27EEerste in gebruikname .............................................. 26Elektrisch stroomverbruik ......................................... 10Elektrische schema's aan heteinde van deze documentatieEMC-richtlijnen ......................................................... 28FFabrieksplaatje ......................................................... 14Fax-Hotline ............................................................... 30Functie<strong>beschrijving</strong> ................................................... 26GGebruiksaanwijzing .................................................. 26Gevaarlijke stoffen ....................................... 2, 4, 6, 12Gewicht.................................................................... 10HHoofdafmetingen ...................................................... 11Hoogten .................................................................... 26Hotline ...................................................................... 30IInbouwplaats ............................................................ 12Inbouwstand ................................................ 13, 22, 24Inbouwvoorbeeld ...................................................... 12Index .................................................................. 32, 33Inhoudsopgave ............................................................ 2Inschakelen .............................................................. 26KKeurmerk .................................................................... 5Koelwaterkringloop ......................................... 15 – 18LLeidinglengten ................................................... 22, 23Leveringsomvang ................................................. 8 – 9MMagneetventiel ......................................................... 18Milieu ........................................................................ 31Minimale watercapaciteit ......................................... 10Montage ................................................................... 13NNominale spanning ................................................... 10Nood-uit .................................................................... 27Normale stand .......................................................... 13OOmgevingstemperatuur ............................................ 10Onderdelenlijst .................................................. 28, 29Onderhoudsaanwijzing ............................................. 30Ontstoringsgraad ...................................................... 10Opslag ...................................................................... 10PPictogrammen ............................................................ 4Plaatsing .................................................................... 5RRegeling van de capaciteit ...................................... 10SService ..................................................................... 30Spanningsbereik ...................................................... 10Spanningsgrens ........................................................ 10Storing ..................................................................... 3032


8IndexTrefwoordenregister pagina A – ZTrefwoordPaginaTTankaansluiting ........................................................ 23Tankarmatuur ........................................................... 22<strong>Technische</strong> gegevens ............................................... 10Terugslagventiel ................................................. 16, 17Thermostaat ............................................................. 17Tijdens bedrijf ........................................................... 26Toepassingsdoel / Gebruiksdoel ................................. 4Toepassingsgebied ..................................................... 4Trefwoordenregister ........................................... 32, 33T-stuk ....................................................................... 22UUitlaatgas ................................................................. 19Uitlaatgasafvoer ........................................................ 19Uitlaatgassysteem ....................................................... 5Universele inbouwset .................................................. 8VVeiligheidskeuring ..................................................... 26Veiligheidsvoorziening ............................................... 27Verbrandingslucht ..................................................... 20Verbrandingsluchttoevoer ......................................... 20Verbruik .................................................................... 10Verhelpen van storingen ........................................... 30Verwarmingsperiode ................................................. 30Voorschriften ........................................................ 4 – 6Afkortingen indexADREuropese overeenstemming over het internationalevervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.ADR99Voorschriften voor gevaarlijke stoffen in Frankrijk.EG-typegoedkeuringVoor de inbouw van verwarmingen in motorvoertuigenis voor de verwarming door een desbetreffendeinstantie een goedkeuring afgegeven.EMC-richtlijnenElektromagnetische verdraagzaamheid.JE-partnerJ. Eberspächer-partnerPMEBiodiesel volgens DIN V 51606.WWarmtekarakteristiek ...................................... 16 – 18Warmtemedium ......................................................... 10Wateraanvoer ........................................................... 11Waterafvoer .............................................................. 11Watercapaciteit ........................................................ 10ZZuighoogte ............................................................... 24Zuigleiding ................................................................ 23Zuigzijde ............................................................ 22, 2333


Elektrisch schema HYDRONIC M – 12 volt / 24 volt25 2160 00 96 02 AOnderdelenlijst pagina 28, 2934


Elektrisch schema – bedieningselementen deel 1Onderdelenlijst pagina 28, 2925 2160 00 96 02 A35


Elektrisch schema – bedieningselementen deel 2Onderdelenlijst pagina 28, 2925 2044 00 96 03 B36


Elektrisch schema – bedieningselementen deel 3Onderdelenlijst pagina 28, 2925 2044 00 96 03 B37


Elektrisch schema HYDRONIC M – ADR / ADR99 – 12 volt / 24 volt25 2160 00 96 03 BOnderdelenlijst pagina 28, 2938


Elektrisch schema – bedieningselementen ADR / ADR9925 2160 00 96 03 BOnderdelenlijst pagina 28, 2939

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!