OE39b SHL Zakelijke Comm. 2022-2023
het is een studiehandleiding
het is een studiehandleiding
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
7.2 Oefeningen
Oefening 1: alineaconstructie
Verdeel de onderstaande tekst in alinea´s en onderstreep de kernzinnen.
De skippybal-wedstrijd voor honderdjarigen liep uit hand. Alle skippyballen klapten uit elkaar, omdat
er punaises op de grond lagen. De deelnemers vielen op de grond en moesten door de EHBO’ers
worden behandeld. Gelukkig raakte niemand ernstig gewond. Alle skippyballers konden na afloop
lachen om het tafereel. Bij de volgende wedstrijd werden nieuwe regels ingevoerd. Alle ouderen
moesten een helm dragen en elleboogbeschermers. Verder mochten mensen van boven de 105 jaar
niet meedoen. Een skippyballer van 107 was hier enorm over teleurgesteld.
Oefening 2: signaalwoorden
Vul op de streepjes de juiste signaalwoorden in en benoem het verband (zie ook het
signaalwoordenschema in hoofdstuk 6).
1. Je wordt er doof van, de dreunende bassen jagen je hartritme op en de melodie is ondergeschikt;
_______ , ik vind hardcore maar niets.
2 Ik ga niet mee op survivalkamp. Ik heb er geen zin in, _______ heb ik er geen geld voor en
_______is mijn conditie slecht door een langdurige knieblessure.
3. We kunnen de order helaas niet tijdig uitvoeren, ______ ons productiebedrijf vertraging heeft
opgelopen.
4. Frankrijk en Spanje zijn populaire vakantiebestemmingen, _______ Griekenland en Italië.
5. Het aantal aanmeldingen voor onze trainingen is het laatste jaar enorm gestegen, _______
doordat de vraag in onze regio sterk is toegenomen, ________ doordat een concurrerend bureau
zich op een andere doelgroep is gaan richten.
6. Als je geen zin of tijd hebt om te sporten, kun je er op andere manieren voor zorgen dat je
voldoende lichaamsbeweging krijgt. Je kunt ______ wat vaker de fiets pakken.
Oefening 3: verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord in de onderstaande zinnen.
1. De afspraak met het hoofd van de afdeling dat / die over een halfjaar naar Parijs vertrekt,
vindt plaats in de vergaderruimte op de begane grond.
2. Ik werk nu alleen op zaterdag, wat / dat mij goed bevalt.
3. Het kabinet bespreekt vandaag het voorstel om deeltijd-WW te in te voeren. Die / Dat is
ingediend door de minister van Sociale Zaken.
4. Het vreemdste dat / wat ik las over de presidentsverkiezingen, was dat presentatie
het bijna altijd wint van inhoud.
5. Nieuwe medewerkers, waaraan / aan wie een introductiecursus wordt aangeboden,
30