15.01.2013 Views

Volledig rapport Tendens - IrisZorg

Volledig rapport Tendens - IrisZorg

Volledig rapport Tendens - IrisZorg

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

TENDENS<br />

Trends in Wonen, Werken en Middelengebruik<br />

Editie 2011-2012<br />

De Gelderse sociale kwetsbaarheid- en middelenmonitor.


TENDENS:<br />

Trends in Wonen, Werken en Middelengebruik<br />

De Gelderse sociale kwetsbaarheid- en middelenmonitor.<br />

Editie 2011-2012


Colofon<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 is een uitgave van <strong>IrisZorg</strong> door de dienst<br />

Onderzoek & Ontwikkeling in samenwerking met de dienst Preventie.<br />

Redactie:<br />

Dhr. Harmen Beurmanjer MSc. (projectcoördinator) 1<br />

Mw. Drs. Mary de Jong 2<br />

Mw. Irmgard Poelmans 2<br />

Mw. Dr. Gerdien de Weert-van Oene (projectleider) 1<br />

1 Dienst Onderzoek & Ontwikkeling<br />

2 Dienst Preventie<br />

Opdrachtgever:<br />

Raad van Bestuur <strong>IrisZorg</strong><br />

Eindredactie:<br />

René Vossen<br />

Vormgeving:<br />

Madelief Brandsma grafisch ontwerp<br />

Drukker:<br />

Wöhrmann Print Service<br />

Deze uitgave is te downloaden via www.iriszorg.nl<br />

<strong>IrisZorg</strong><br />

Dienst Onderzoek & Ontwikkeling<br />

Postbus 351<br />

6800 AJ Arnhem<br />

T: 088 606 1800<br />

F: 088 606 1693<br />

@ o&o@iriszorg.nl<br />

www.iriszorg.nl<br />

© 2012 <strong>IrisZorg</strong>, Arnhem


Voorwoord<br />

“Alcohol is de basis voor een feest. Dat wordt de hele avond gedronken. Alcohol heb je nodig om<br />

losser te worden en om in de sfeer te komen”. “Geen alcohol, geen feest”. Dit zijn twee uitspraken<br />

uit onze panelstudie onder uitgaande jongeren in Gelderland. De uitspraken kunnen echter net<br />

zo goed van 30’ers, 40’ers of 65-plussers komen. Alcohol is overal in onze maatschappij: thuis, in<br />

het café, de bioscoop, de voetbalkantine en bij de meeste feestelijke gelegenheden wordt alcohol<br />

geserveerd. Het gebruik ervan komt voor onder alle lagen van de bevolking en is breed geaccepteerd<br />

in de Nederlandse samenleving. Dit zien we ook terug in de verslavingszorg: ongeveer<br />

de helft van alle hulpvragen is alcoholgerelateerd. Het gebruik van alcohol is dus helaas niet voor<br />

iedereen een feestelijke aangelegenheid.<br />

Misschien in mindere mate, maar in veel groepen ook geaccepteerd, is het gebruik van drugs.<br />

Cannabis is hiervan de meest gebruikte, maar heel wat Nederlanders hebben in hun leven ook wel<br />

eens ecstasy of cocaïne gebruikt.<br />

Onder de naam <strong>Tendens</strong> doen wij al jaren trendonderzoek naar ontwikkelingen in middelengebruik<br />

onder jongeren in Gelderland. Bij deze editie 2011-2012 is echter sprake van een trendbreuk.<br />

Vanaf heden worden in <strong>Tendens</strong> niet alleen jongeren maar alle leeftijdcategorieën bestudeerd op<br />

hun middelengebruik en -misbruik. Daarnaast hebben we de focus ook verbreed naar de thema’s<br />

Wonen en Werken. Ontwikkelingen op deze gebieden kunnen zowel gevolgen hebben voor de<br />

verslavingszorg als de maatschappelijke opvang in de regio. <strong>Tendens</strong> heeft vanaf deze editie dan<br />

ook drie onderzoekslijnen: Wonen, Werken en Middelengebruik. Deze drie pijlers representeren de<br />

problematiek waar veel cliënten van <strong>IrisZorg</strong> mee kampen.<br />

<strong>Tendens</strong> is een beleidsinstrument geworden voor beleidsmakers, bestuurders, behandelaren<br />

en overheden. Met <strong>Tendens</strong> kunnen zij hun beleid afstemmen op de meest actuele situatie en<br />

voorspellingen over verdere ontwikkelingen in de regio. Het is ook een kennisbron met informatie<br />

over verschillende middelen en geeft inzicht in groepen gebruikers. Verder bevat het achtergrondinformatie<br />

over ondermeer werklozen, voortijdige schoolverlaters, armoede, daklozen en zwerfjongeren.<br />

Samenvattend, het is een naslagwerk voor iedereen met interesse in middelen, verslaving en/of<br />

maatschappelijke opvang.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 laat zien dat probleemjongeren in onze samenleving veel aandacht verdienen.<br />

Echter, andere jongeren, en ook volwassenen en ouderen, verdienen daarbij ons aller aandacht,<br />

hetzij op verschillende probleemgebieden.<br />

Met onze netwerkpartners en financiers blijven we voortdurend op zoek naar preventiemaatregelen<br />

en interventies om deze groepen te ondersteunen. Iedereen die in de knoop zit of hierin dreigt te<br />

raken verdient adequate ondersteuning. Hier blijven wij ons dan ook met overtuiging voor inzetten.<br />

U toch ook?<br />

Don Olthof<br />

Voorzitter Raad van Bestuur <strong>IrisZorg</strong><br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Voorwoord 3


Verklarende woordenlijst en afkortingen<br />

Actueel gebruik Maandprevalentie. gebruik in de afgelopen vier weken.<br />

AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.<br />

Binge drinken Zes of meer glazen alcohol drinken op één gelegenheid.<br />

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek.<br />

DIMS Drugs Informatie en Monitoring Systeem.<br />

E-MOVO Elektronische MOnitor en Voorlichting.<br />

GGD Gemeentelijke GezondheidsDiensten.<br />

IVO Instituut voor VerslavingsOnderzoek.<br />

IVZ Stichting InformatieVoorziening Zorg.<br />

JJI Justitiële JeugdInrichting.<br />

LADIS Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem.<br />

LWOO LeerWegOndersteunend Onderwijs.<br />

MDI Monitor Drugs Incidenten.<br />

MO Maatschappelijke Opvang.<br />

OGGZ Openbare Geestelijke GezondheidsZorg.<br />

OMZ Onderzoekscentrum Maatschappelijke Zorg.<br />

Ooit-gebruik Lifetime prevalentie. Gebruik ooit in het leven.<br />

PrO PraktijkOnderwijs.<br />

Rave parties Dance-evenementen, ook wel House Parties genoemd.<br />

REC-4 Cluster-4 scholen.<br />

Recent gebruik Jaarprevalentie. gebruik in het afgelopen jaar.<br />

SCP Sociaal Cultureel Planbureau.<br />

VSV Voortijdige schoolverlaters.<br />

WEB Wet Educatie en Beroepsonderwijs.<br />

WMO Wet Maatschappelijke Opvang.<br />

WWB Wet Werk en Bijstand.<br />

4 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Verklarende woordenlijst en afkortingen


inhoudsopgaVe<br />

Voorwoord 3<br />

Verklarende woordenlijst en afkortingen 4<br />

Belangrijkste trends in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong> 8<br />

Hoofdstuk 1 Inleiding 9<br />

Hoofdstuk 2 Methoden 13<br />

2.1 <strong>IrisZorg</strong> onderzoek 14<br />

2.2 Bronnenonderzoek 15<br />

2.2.1 Belangrijke Bronnenlijst 15<br />

Hoofdstuk 3 Sociaal demografische ontwikkelingen 17<br />

3.1 Inleiding 18<br />

3.2 Landelijke ontwikkelingen 18<br />

3.3 Regionale ontwikkelingen 21<br />

3.4 Samenvattende conclusies en trends sociaaldemografische ontwikkelingen 24<br />

Hoofdstuk 4 Wonen 26<br />

4.1 Sociale kwetsbaarheid 28<br />

4.2 Definities 29<br />

4.3 Dakloosheid in Nederland 30<br />

4.4 Dakloosheid in Gelderland 34<br />

4.5 Maatschappelijke opvang binnen Iriszorg 36<br />

4.6 Samenvattende conclusies en trends wonen 37<br />

Hoofdstuk 5 Werken 39<br />

5.1 Landelijke gegevens over werken 41<br />

5.1.1 Werkloosheid 41<br />

5.1.2 Jeugdwerkloosheid 44<br />

5.1.3 Voortijdige schoolverlaters 45<br />

5.1.4 Armoede in Nederland 46<br />

5.2 Regionale gegevens over werken 47<br />

5.2.1 Werkloosheid in Gelderland 47<br />

5.2.2 Jeugdwerkloosheid in Gelderland 48<br />

5.2.3 Voortijdig schoolverlaten in Gelderland 48<br />

5.2.4 Armoede in Gelderland 50<br />

5.3 Samenvattende conclusies en trends werken 50<br />

Hoofdstuk 6 Alcohol 52<br />

6.1 Inleiding 53<br />

6.2 Landelijke gegevens over het gebruik van alcohol 53<br />

6.2.1 Prevalentie en incidentie 53<br />

6.2.2 Alcoholgebruik bij jongeren 54<br />

6.2.3 Alcoholgebruik door bijzondere groepen jongeren 56<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Inhoudsopgave 5


6.2.4 Alcohol en hulpverlening 60<br />

6.2.5 Verkrijgbaarheid van alcohol 65<br />

6.3 Regionale gegevens over het gebruik van alcohol 66<br />

6.3.1 Volwassenen en alcohol in Gelderland 66<br />

6.3.2 Ouderen en alcohol in Gelderland 67<br />

6.3.3 Jongeren en alcohol in Gelderland 68<br />

6.3.4 Alcohol en hulpverlening in Gelderland 76<br />

6.4 Samenvattende conclusies en trends alcohol 78<br />

Hoofdstuk 7 Cannabis 80<br />

7.1 Inleiding 81<br />

7.2 Landelijke gegevens over het gebruik van cannabis 81<br />

7.2.1 Prevalentie en incidentie 81<br />

7.2.2 Cannabisgebruik bij jongeren 84<br />

7.2.3 Cannabisgebruik door bijzondere groepen jongeren 86<br />

7.2.4 Cannabis en hulpverlening 89<br />

7.3 Regionale gegevens over het gebruik van cannabis 92<br />

7.3.1 Prevalentie en incidentie 92<br />

7.3.2 Jongeren en cannabis in Gelderland 93<br />

7.3.3 Cannabis en hulpverlening in Gelderland 98<br />

7.4 Samenvattende conclusies en trends cannabis 101<br />

Hoofdstuk 8 Cocaïne 103<br />

8.1 Inleiding 104<br />

8.2 Landelijke gegevens over het gebruik van cocaïne 104<br />

8.2.1 Prevalentie en incidentie 104<br />

8.2.2 Cocaïnegebruik bij jongeren 106<br />

8.2.3 Cocaïnegebruik door bijzondere groepen jongeren 107<br />

8.2.4 Cocaïne en hulpverlening 108<br />

8.3 Regionale gegevens over het gebruik van cocaïne 112<br />

8.3.1 Prevalentie en incidentie 112<br />

8.3.1 Jongeren en cocaïne in Gelderland 113<br />

8.3.2 Cocaïne en hulpverlening in Gelderland 117<br />

8.4 Samenvattende conclusies en trends cocaïne 120<br />

Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 123<br />

9.1 Inleiding 124<br />

9.2 Landelijke gegevens over het gebruik van ecstasy en amfetamine 124<br />

9.2.1 Prevalentie en incidentie 124<br />

9.2.2 Ecstasy- en amfetaminegebruik bij jongeren 126<br />

9.2.3 Ecstasy- en amfetaminegebruik door bijzondere groepen jongeren 128<br />

9.2.4 Ecstasy, amfetamine en hulpverlening 130<br />

9.3 Regionale gegevens over het gebruik van ecstasy en amfetamine 133<br />

9.3.1 Prevalentie en incidentie 133<br />

9.3.2 Jongeren en ecstasy en amfetamine in Gelderland 134<br />

9.3.3 Ecstasy, Amfetamine en hulpverlening in Gelderland 141<br />

9.4 Samenvattende conclusies en trends ecstasy & amfetamine 146<br />

6 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Inhoudsopgave


Hoofdstuk 10 GHB 148<br />

10.1 Inleiding 149<br />

10.2 Landelijke gegevens over het gebruik van GHB 149<br />

10.2.1 Prevalentie en incidentie 149<br />

10.2.2 GHB-gebruik bij jongeren 150<br />

10.2.3 GHB-gebruik door bijzondere groepen jongeren 150<br />

10.2.4 GHB en hulpverlening 152<br />

10.3 Regionale gegevens over het gebruik van GHB 156<br />

10.3.1 Prevalentie en incidentie 156<br />

10.3.2 Jongeren en GHB in Gelderland 157<br />

10.3.3 GHB en hulpverlening in Gelderland 160<br />

10.4 Samenvattende conclusies en trends GHB 163<br />

Hoofdstuk 11 Opiaten 165<br />

11.1 Inleiding 166<br />

11.2 Landelijke gegevens over het gebruik van opiaten 166<br />

11.2.1 Prevalentie en incidentie 166<br />

11.2.2 Opiaatgebruik bij jongeren 166<br />

11.2.3 Opiaatgebruik door bijzondere groepen jongeren 166<br />

11.2.4 Opiaten en hulpverlening 167<br />

11.3 Regionale gegevens over het gebruik van opiaten 171<br />

11.3.1 Prevalentie en incidentie 171<br />

11.3.2 Jongeren en opiaten in Gelderland 172<br />

11.3.3 Opiaten en hulpverlening in Gelderland 173<br />

11.4 Samenvattende conclusies en trends opiaten 175<br />

Hoofdstuk 12 Overige middelen in Gelderland 176<br />

12.1 Online-gaming-verslaving 177<br />

12.2 Energiedrank 178<br />

12.3 Lachgas 180<br />

12.4 Ketamine 181<br />

12.5 LSD 184<br />

12.6 Paddo’s 186<br />

12.7 Overige informatie uit regionaal onderzoek 187<br />

12.8 Samenvattende conclusies en trends overige middelen 190<br />

Literatuurlijst 192<br />

Bijlagen 197<br />

Bijlage I Het abc van de drugs 198<br />

Bijlage II Opzet van de panelstudie 205<br />

Bijlage III Panelleden en hun netwerk 209<br />

Bijlage IV Overzicht netwerken panelstudie 2011 (T 10) <strong>Tendens</strong> 2012 216<br />

Bijlage V Uitgaan en Middelen onderzoeksopzet en demografie per stad 220<br />

Bijlage VI Opzet Drugsinfromatie en Monitoringsysteem (DIMS) 224<br />

Bijlage VII Aantallen en soorten drugs die zijn getest bij de testservice 225<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Inhoudsopgave 7


Belangrijkste trends in het werkgeBied Van irisZorg<br />

De samenstelling van de Gelderse bevolking is aan het veranderen. De bevolking gaat in verschillende<br />

gemeentes krimpen. Verder treedt bijna overal vergrijzing op, in het bijzonder in de krimpgebieden.<br />

In de meeste grote steden gaat het proces van vergrijzing langzamer dan in kleinere<br />

steden en is de omvang hiervan meer beperkt.<br />

De groep sociaal kwetsbare mensen gaat toenemen en daarmee het aantal mensen met problemen<br />

rond wonen en werken. In samenhang hiermee gaan mogelijk ook meer mensen risico lopen<br />

voor problematisch middelen gebruik.<br />

Alcohol blijft het grootste probleemmiddel in de regio. Het aantal mensen dat aanklopt voor hulp in<br />

verband met problematisch alcoholgebruik is de laatste jaren stabiel. We zien wel een stijging van<br />

de gemiddelde leeftijd van de hulpvragers. Onverantwoord alcoholgebruik komt in de regio voor<br />

onder grote groepen jongeren, volwassenen en ouderen.<br />

We zien een toename in de hulpvraag vanwege cannabis bij de verslavingszorg. Cannabis is het<br />

grootste probleemmiddel onder jongeren in de regio. In de laatste 6 jaar nam het aantal hulpvragers<br />

in de leeftijd van 18 tot 29 jaar met problematisch cannabisgebruik met 40% toe.<br />

Cocaïne lijkt in bepaalde delen van de regio aan populariteit te winnen. Het aantal hulpvragen bij<br />

<strong>IrisZorg</strong> daalt wel licht, voornamelijk onder jongeren tussen de 18 en 29 jaar. Het middel zelf wordt<br />

steeds vaker versneden met andere stoffen.<br />

Verslaving aan ecstasy komt nauwelijks voor in de regio. De ecstasypillen in de regio lijken gemiddeld<br />

een hogere dosis MDMA te bevatten dan in eerdere jaren.<br />

Het aantal amfetaminegebruikers dat zich meldt voor hulp bij <strong>IrisZorg</strong> is beperkt. De zuiverheid<br />

van de amfetamine lijkt te dalen. Het middel wordt steeds vaker gemixt met andere stoffen.<br />

Bij jongeren tussen de 18 en 29 jaar zien we een toename in de hulpvraag bij GHB. Het aantal<br />

GHB- verslaafden dat zich bij <strong>IrisZorg</strong> meldt is vooralsnog beperkt, wel zien we jaarlijks een toename<br />

van dit aantal. In de regio gebeuren relatief veel ernstige incidenten met GHB.<br />

Het aantal opiaatverslaafden zien we afnemen. Daarnaast komen er weinig nieuwe verslaafden<br />

bij en is de groep steeds meer aan het vergrijzen. Dit brengt wel met zich mee dat deze groep<br />

patiënten meer te maken krijgt met chronische ziekten en aandoeningen die gepaard gaan met<br />

het ouder worden.<br />

Gameverslaving is in opkomst; steeds meer jonge mannen melden zich bij <strong>IrisZorg</strong> voor hulp.<br />

In deze <strong>Tendens</strong> is soms gebruik gemaakt van landelijke cijfers om daarmee een indruk te geven<br />

van de omvang van de problematiek in de regio. Dit is gedaan omdat op regionaal niveau er<br />

maar beperkte informatie beschikbaar is over de omvang van sociale kwetsbaarheid en middelengebruik.<br />

Veel onderzoek richt zich op bepaalde subgroepen, maar cijfers over grote groepen in<br />

de regio ontbreken bij veel thema’s. Onderzoek hiernaar is belangrijk voor het onderbouwen en<br />

toetsen van effectief beleid.<br />

8 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Belangrijkste trends in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong>


Hoofdstuk 1<br />

INLEIDING<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 1 Inleiding 9


<strong>Tendens</strong> is sinds 2003 de Gelderse alcohol- en drugsmonitor. Sinds die tijd geeft het jaarlijks de<br />

belangrijkste trends weer op het gebied van alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen<br />

in de regio. Na een grondige evaluatie is <strong>Tendens</strong> in 2011 een nieuwe weg ingeslagen.<br />

De monitor moet een nieuw en breed overzicht geven, gericht op alle (potentiële) doelgroepen van<br />

<strong>IrisZorg</strong> met als nieuwe titel: <strong>Tendens</strong>: Trends in Wonen, Werken en Middelengebruik.<br />

In de nieuwe <strong>Tendens</strong> zetten we trends en cijfers op het gebied van wonen, werken en middelengebruik<br />

in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong> af tegen landelijke cijfers. Hiermee proberen we vier vragen<br />

te beantwoorden:<br />

1. Wat zijn de actuele regionale ontwikkelingen in dak- en thuisloosheid, armoede en huisuitzettingen?<br />

2. Wat zijn de actuele regionale ontwikkelingen in middelengebruik? Hierbij letten we op demografie<br />

en bevolkingopbouw, aantallen gebruikers, kenmerken van gebruikers, middelen van<br />

gebruik (eventueel nieuwe middelen), gebruiksfrequentie, dosering en toediening, negatieve<br />

effecten/gezondheidsrisico’s en verkrijgbaarheid.<br />

3. Hoe verhouden bovenstaande regionale ontwikkelingen zich tot ontwikkelingen in andere<br />

regio’s in Nederland?<br />

4. Wat zijn de verwachtingen van toekomstige regionale ontwikkelingen in middelengebruik en<br />

dak- en thuisloosheid?<br />

Het doel van <strong>Tendens</strong> is om aan de hand van waargenomen trends aandachtsgebieden te inventariseren<br />

die van invloed zijn op de toekomstige hulpvragen op het gebied van wonen, werken en<br />

middelen, die vanuit de maatschappij op <strong>IrisZorg</strong> kunnen afkomen.<br />

<strong>Tendens</strong> analyseert trends op basis van een combinatie van verschillende invalshoeken: bronnenonderzoek,<br />

eigen onderzoek en cliëntengegevens van <strong>IrisZorg</strong>. Daarbij vergelijken we het werkgebied<br />

van <strong>IrisZorg</strong> ook steeds met de rest van Nederland. Hierdoor kunnen we regionale trends<br />

onderscheiden van landelijke. Dit maakt <strong>Tendens</strong> tot een regionale monitor die over zijn grenzen<br />

kan kijken en landelijke en regionale trends los van elkaar en in samenhang kan bestuderen.<br />

Het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong> bevindt zich voornamelijk in Gelderland, maar strekt zich uit tot in<br />

Flevoland, Overijssel en een puntje van Limburg. Dit hebben we weergegeven in Figuur 1.1.<br />

10 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 1 Inleiding


Figuur 1.1 Werkgebied <strong>IrisZorg</strong><br />

Leeswijzer<br />

De drie thema’s wonen, werken en middelen zijn terug te vinden als hoofdstukken in deze <strong>Tendens</strong>.<br />

Daarbij moeten we opmerken dat het thema middelen is verdeeld over hoofdstukken die elk op<br />

hun beurt handelen over een specifiek middel. Hiervoor hebben we gekozen omdat de problematiek,<br />

prevalentie van gebruik en hulpvraag per middel verschillen. Achtergrondinformatie over de<br />

besproken middelen is opgenomen in bijlage I.<br />

Voorafgaand aan het bespreken van de drie thema’s staan we eerst stil bij sociaal demografische<br />

ontwikkelingen in Nederland en Gelderland.<br />

In de middelenhoofdstukken starten we met landelijke prevalentiecijfers. Daarbij maken we bij de<br />

middelenhoofdstukken steeds een onderscheid tussen de volwassen populatie en jongeren/jongvolwassenen.<br />

Verder nemen we per middel cijfers rond incidenten en hulpvraag mee. De regionale<br />

prevalentiecijfers zijn op een vergelijkbare manier weergegeven. De resultaten van de panelstudie<br />

zijn in deze paragrafen opgenomen.<br />

Wanneer het gaat om de thema’s wonen en werken, hebben we in deze hoofdstukken eerst een<br />

legitimatie gegeven waarom deze thema’s zijn opgenomen, samen met een nadere definiëring<br />

van deze begrippen en elementen daarvan. De focus ligt vooral op sociaal kwetsbare groepen en<br />

de omvang hiervan in de samenleving. Ook hier maken we een vergelijking tussen landelijke en<br />

regionale ontwikkelingen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 1 Inleiding 11


Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een (samenvattende) conclusie, aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

en het benoemen van aandachtsgebieden.<br />

Dankwoord<br />

Aan de totstandkoming van deze <strong>Tendens</strong> hebben veel mensen meegewerkt. Dank gaat uit naar<br />

iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan dit boek. Onder meer de collega’s van de afdelingen<br />

Onderzoek & Ontwikkeling, Communicatie en Preventie die allen een rol hebben gespeeld bij de<br />

totstandkoming. Bijzondere dank gaat uit naar Marleen Ernst, Stefanie Geven, de peers van <strong>IrisZorg</strong><br />

en de panelleden. Wij bedanken verder Jeroen Wisselink van het LADIS en Neeltje Vogels van het<br />

Trimbos Instituut voor het beschikbaar stellen van grafisch materiaal.<br />

12 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 1 Inleiding


Hoofdstuk 2<br />

METHODEN<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 2 Methoden 13


Aan de basis van <strong>Tendens</strong> ligt een combinatie van eigen onderzoek en bronnenonderzoek. Hierbij<br />

bestaat het eigen onderzoek uit een mix van kwalitatief en kwantitatief onderzoek en is het bronnenonderzoek<br />

uitsluitend kwantitatief van aard.<br />

In dit hoofdstuk lichten we het eigen onderzoek en het bronnen onderzoek nader toe. Voor het<br />

beschrijven van trends in middelengebruik hebben we deels het model van de Nationale Drug<br />

Monitor (Van Laar et.al., 2011) van het Trimbos Instituut gebruikt.<br />

2.1 irisZorg onderZoek<br />

Panelstudie van <strong>IrisZorg</strong><br />

In 2003 is <strong>IrisZorg</strong> (destijds De Grift, Gelders centrum voor verslavingszorg) van start gegaan met<br />

een panelstudie in haar verzorgingsgebied (Roomer en Poelmans, 2004). De panelstudie is een<br />

beschrijvend onderzoeksinstrument, waarin doorlopend kwalitatieve gegevens worden verzameld<br />

over drugsgebruik inclusief alcohol, in netwerken van Gelderse jongeren en jongvolwassenen. De<br />

panelstudie gaat niet over de ‘doorsneejongeren’. Doordat de representativiteit van deze steekproef<br />

beperkt is, zal de panelstudie in het bijzonder gebruikt worden om bepaalde waargenomen<br />

trends te illustreren. Een volledige beschrijving van de panelstudie is opgenomen in bijlage II tot IV.<br />

Uitgaan en middelenonderzoek<br />

Dit onderzoek is deels gebaseerd op een eerdere studie die in de editie 2005-2006 in <strong>Tendens</strong><br />

stond (Roomer & Akoule, 2006). In het huidige onderzoek hebben we jongeren gevraagd naar hun<br />

middelengebruik en uitgaansgedrag. Dat deden we tijdens de vrijdagavond in het uitgaansgebied,<br />

in de gemeenten Arnhem, Nijmegen, Ede, Tiel en Doetinchem, vijf kerngemeenten van <strong>IrisZorg</strong>.<br />

Het onderzoek geeft inzicht in eventuele verschillen tussen de steden met betrekking tot uitgaande<br />

jongeren en middelengebruik. Dit onderzoek vindt jaarlijks plaats en zal een monitorfunctie krijgen<br />

binnen <strong>Tendens</strong>. In bijlage V is een volledige beschrijving van het onderzoek opgenomen.<br />

Drugsinformatie en Monitoringsysteem (DIMS)<br />

De DIMS beoogt steeds een zo actueel mogelijk beeld van de Nederlandse markt van recreatieve<br />

drugs te kunnen geven. Aan het DIMS-netwerk nemen instellingen voor verslavingzorg deel met<br />

een testservice voor uitgaansdrugs. <strong>IrisZorg</strong> is één van deze instellingen met twee testlocaties,<br />

in Nijmegen en Arnhem, en een inleverpunt in Ede. Bezoekers van testservices laten hun pillen<br />

testen om duidelijkheid te krijgen over de samenstelling. Ze hopen daarmee de uitwerking beter te<br />

kunnen inschatten. Vaak willen ze daarnaast graag weten of ze hebben gekregen wat de dealer<br />

hen heeft voorgespiegeld.<br />

Deze resultaten van alle ingeleverde drugs in de regio gebruiken we om een beeld te kunnen<br />

schetsen van de Gelderse markt in recreatieve drugs. In bijlage VI en VII is een volledige beschrijving<br />

van het onderzoek opgenomen.<br />

Inforay cliëntenregistratiesysteem van <strong>IrisZorg</strong> verslavingszorg<br />

In het Inforay-registratiesysteem staan actuele en historische cijfers over de cliëntenpopulatie van<br />

het cluster behandeling van <strong>IrisZorg</strong>. Gegevens uit dit systeem zijn verzameld met als doel een<br />

overzicht te kunnen geven van het aantal cliënten in de verslavingszorg naar probleemmiddel in de<br />

laatste jaren. Hiermee geven we in <strong>Tendens</strong> trends in de regionale verslavingshulpvraag weer.<br />

14 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 2 Methoden


Clever cliëntenregistratiesysteem van <strong>IrisZorg</strong> maatschappelijke opvang<br />

In het Clever registratiesysteem staan actuele en historische cijfers over de cliëntenpopulatie van<br />

het cluster maatschappelijke opvang van <strong>IrisZorg</strong>. We hebben gegevens uit dit systeem verzameld<br />

om een overzicht te kunnen geven van het aantal cliënten in de maatschappelijke opvang naar<br />

type voorziening. Hiermee geven we in <strong>Tendens</strong> een overzicht van het aantal hulpvragen per type<br />

maatschappelijke opvangvoorziening in de regio.<br />

2.2 BronnenonderZoek<br />

Naast eigen onderzoek hebben we voor <strong>Tendens</strong> ook gebruikgemaakt van al bestaande landelijke<br />

en regionale bronnen. Voor het verzamelen hiervan hebben we verschillende methodes gebruikt.<br />

In de eerste plaats hebben we websites bezocht van bekende instituten/instellingen die zich bezighouden<br />

met onderzoek naar de thema’s wonen, werken en middelengebruik. Enkele voorbeelden<br />

hiervan zijn het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Onderzoekscentrum Maatschappelijke<br />

Zorg (Omz), Trimbos Instituut, Instituut voor VerslavingsOnderzoek (IVO), Landelijk Alcohol en Drugs<br />

Informatie Systeem (LADIS), locale Gemeentelijke GezondheidsDiensten (GGD) en de provincie<br />

Gelderland.<br />

Verder hebben we van deze instituten/instellingen monitors naar de verschillende themagebieden<br />

gebruikt voor het verzamelen van additionele bronnen. Voor het thema middelengebruik is hiervan<br />

in de regel veel meer specifieke informatie beschikbaar dan voor de thema’s wonen en werken.<br />

In de onderstaande lijst hebben we de meest gebruikte bronnen van <strong>Tendens</strong> 2011-2012 vermeld.<br />

Hierbij hebben we een onderverdeling gemaakt naar thema waarover de bron informatie geeft.<br />

Sommige bronnen geven over meerdere thema’s informatie, de bron is dan geplaatst onder het<br />

thema waarvoor deze de meeste informatie aanlevert. Achter elke bron staat tussen haakjes het<br />

jaar van publicatie.<br />

2.2.1 Belangrijke Bronnenlijst<br />

Sociaaldemografische ontwikkelingen<br />

• CBS Bevolking (2012).<br />

• Regionale prognose 2009-2040: Vergrijzing en omslag van groei naar krimp (2010).<br />

• Bevolkingsprognose Gelderland 2010 (2010).<br />

Wonen<br />

• CBS Dakloosheid (2010).<br />

• Monitor Stedelijk Kompas 2010 (2011).<br />

• Telling zwerfjongeren 2010 (2011).<br />

• Handreiking OGGZ in de WMO (2006).<br />

• Kosten en baten van Maatschappelijke opvang (2011).<br />

Werken<br />

• CBS Beroepsbevolking (2012).<br />

• Arbeidsmarktmonitor Gelderland (2012).<br />

• Armoedesignalement 2011 (2011).<br />

• Voortijdige Schoolverlaters Atlas (2012).<br />

• Middelengebruik en Voortijdige schoolverlaters (2009).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 2 Methoden 15


Middelengebruik<br />

• Gebruik/problematisch gebruik<br />

- Nationale Drug monitor 2010 (2011).<br />

- Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik (2011).<br />

- HBSC: Health Behavior in School-aged Children (2009).<br />

- Peilstationonderzoek Scholieren (2007).<br />

- Kwetsbare groepen jeugdigen en (problematisch) middelengebruik (2010).<br />

- Feestmeter 2008-2009 (2010).<br />

- Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen (2009).<br />

- Experimenteel en problematisch genotsmiddelengebruik door jongeren in het Speciaal<br />

Onderwijs en de Residentiële Jeugdzorg (2009).<br />

- GGD Volwassenenmonitor (2009).<br />

- GGD Ouderenmonitor (2010).<br />

- GGD E-MOVO (2008).<br />

• Incidenten<br />

- Dutch Hospital Data (2011).<br />

- Monitor DrugsIncidenten (2011).<br />

• Hulpverlening<br />

- Kerncijfers Verslavingszorg 2010 (2011).<br />

16 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 2 Methoden


Hoofdstuk 3<br />

SOCIAAL­<br />

DEMOGRAFISCHE<br />

ONTWIKKELINGEN<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaal-demografische ontwikkelingen 17


3.1 inleiding<br />

In dit hoofdstuk staan we stil bij demografische ontwikkelingen in de toekomst, op landelijk en regionaal<br />

gebied. Hierbij kijken we naast bevolkingsomvang en -groei ook naar leeftijdsopbouw van de<br />

populatie. Voor de beschrijving van trends hebben we vooral gebruikgemaakt van gegevens van<br />

het Centraal Bureau voor de Statistiek en van bevolkingsprognoses van de provincie Gelderland.<br />

3.2 landelijke ontwikkelingen<br />

Bevolkingsomvang in Nederland<br />

Nederland heeft op 01-01-2012 een bevolking van ongeveer 16,7 miljoen mensen. Dit is een<br />

toename ten opzicht van het jaar 2000, waarin Nederland ongeveer 15,9 miljoen inwoners telde.<br />

De bevolkingsomvang zal de komende jaren naar verwachting gestaag blijven toenemen, naar<br />

ongeveer 17,7 miljoen in 2030 (figuur 3.1).<br />

aantal mensen x 1000<br />

17800<br />

17600<br />

17400<br />

17200<br />

17000<br />

16800<br />

16600<br />

16400<br />

16200<br />

16000<br />

2011 2015 2020 2025 2030<br />

Figuur 3.1 Bevolkingsgroeiprognose Nederland tussen 2011-2030.<br />

Bron: CBS, 2012.<br />

De Nederlandse bevolking groeit gemiddeld genomen de komende decennia, maar deze trend<br />

vindt niet in alle regio’s en steden plaats (figuur 3.2). In de komende jaren zal in bepaalde delen van<br />

Nederland juist een krimp van het aantal inwoners te zien zijn, vooral aan de randen van het land.<br />

Momenteel is er al sprake van krimp in het noordoosten van Groningen, het zuiden van Limburg<br />

en het zuiden van Zeeland. Daarnaast verwacht men de komende twintig jaar ook een daling van<br />

het aantal inwoners in de Achterhoek. De vergrijzing is de voornaamste reden voor het feit dat er<br />

krimp optreedt aan de randen van Nederland. In deze gebieden worden minder kinderen geboren<br />

dan elders. Daar bovenop komt nog dat jongeren vaak wegtrekken naar de centralere delen van<br />

Nederland vanwege studie en werk (De Jong en Van Duin, 2009).<br />

18 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen


Figuur 3.2 Bevolkingsgroeiprognose Nederland tussen 2008-2025 op gemeenteniveau.<br />

Bron: De Jong en Van Duin, 2009<br />

Naast de krimp in bepaalde regio’s zijn er ook delen van Nederland waar juist een sterke stijging<br />

van het aantal inwoners plaatsvindt. Deze bevolkingsgroei zien we vooral in de Randstad en dan in<br />

het bijzonder in de vier grote steden en Almere. Buiten de Randstad verwacht men vooral groei in<br />

universiteitssteden of steden met een sterke economische structuur. Het gaat hierbij dan bijvoorbeeld<br />

om steden als Groningen, Nijmegen, Amersfoort, Tilburg en Zwolle.<br />

In grote steden is de bevolkingsgroei het gevolg van natuurlijke aanwas en buitenlandse migratie.<br />

Jongeren trekken vaak naar de grote steden voor studie of een eerste baan, waardoor er daar<br />

relatief veel kinderen worden geboren. De randgemeenten van grote steden groeien vaak doordat<br />

jonge stellen naar de nieuwbouwlocaties hier verhuizen voor het stichten van een gezin. Immigranten<br />

hebben vaak een voorkeur voor de Randstad vanwege werk en de aanwezigheid van landgenoten<br />

(De Jong en Van Duin, 2009).<br />

Leeftijdsopbouw in Nederland<br />

Nederland telt in 2011 ongeveer 16,7 miljoen inwoners. Jongeren tussen de 0-20 jaar vormen 23%<br />

hiervan met 3,9 miljoen. De populatie volwassenen tussen de 20-65 jaar bestaat uit 10,1 miljoen<br />

(61%) en het aantal mensen van 65 jaar of ouder is ongeveer 2,6 miljoen (16%) in 2011.<br />

De leeftijdsopbouw van de bevolking in Nederland zal in de periode 2011-2030 gaan veranderen.<br />

Het aantal jongeren in de leeftijd van 0-20 jaar daalt in deze periode met ongeveer 150.000. Het<br />

aantal volwassenen tussen de 20-65 jaar daalt in dezelfde periode met ruim 400.000. De groep<br />

65+ zal in de periode 2011-2030 daarentegen sterk toenemen, van ongeveer 2,6 miljoen naar<br />

4,2 miljoen. Dit hangt samen met de vergrijzing van de babyboomgeneratie en de toegenomen<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen 19


levensverwachting. In figuur 3.3 hebben we de verwachting ten aanzien van de samenstelling van<br />

de Nederlandse bevolking weergegeven in termen van leeftijdsopbouw voor de periode 2011-<br />

2030. In 2030 zal de Nederlandse bevolking naar verwachting voor 21% bestaan uit 0-20 jarigen,<br />

voor 55% uit 20-65 jarigen en voor 24% uit 65-plussers.<br />

percentage<br />

100%<br />

90%<br />

80%<br />

70%<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

2011 2015 2020 2025 2030<br />

Figuur 3.3 Bevolkingssamenstelling in Nederland in de periode 2011-2030.<br />

Bron: CBS, 2012.<br />

20 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen<br />

0-20 jaar<br />

20-65 jaar<br />

65 jaar en ouder<br />

De vergrijzing doet zich voor in alle regio’s van Nederland (De Jong en Van Duin, 2009). Zeeland,<br />

Limburg en Drenthe zijn momenteel de meest vergrijsde provincies en zullen dit in de toekomst ook<br />

blijven. Deze provincies hebben verder relatief weinig twintigers, dertigers en jonge kinderen in hun<br />

bevolking.<br />

De provincie Flevoland vormt de hekkensluiter qua vergrijzing, zowel nu als in de komende jaren.<br />

Dit komt doordat in Flevoland relatief veel nieuwbouwlocaties aanwezig zijn, die vooral jonge<br />

gezinnen aantrekken.<br />

Op gemeenteniveau verwacht men in de komende decennia overal een sterke vergrijzing. In het<br />

zuiden van Limburg, Zeeland, Drenthe en het oosten van Groningen en Gelderland is het percentage<br />

ouderen het hoogst. Op dit moment wonen in deze gebieden al relatief veel 65-plussers.<br />

In Nederland zijn er drie typen gemeenten waar de vergrijzing op dit moment significant lager is<br />

dan elders (De Jong en Van Duin, 2009). De eerste hiervan is de zogenoemde ‘biblebelt’. Dit is een<br />

denkbeeldige strook van gemeenten, die loopt van Zeeland, via de onderkant van Zuid-Holland en<br />

zuidwestelijk Gelderland langs de Veluwe naar het westen van Overijssel. In deze regio’s wonen<br />

traditioneel veel (bevindelijk) gereformeerden en hervormden. Deze hebben vaak grote gezinnen<br />

met relatief veel kinderen, waardoor het percentage ouderen in deze streek in de toekomst onder<br />

het gemiddelde blijft.<br />

De tweede categorie bestaat uit gemeenten met veel nieuwbouwwoningen. Voorbeelden hiervan<br />

zijn Almere en Lelystad. Deze gemeenten hebben nu nog een laag aandeel ouderen, maar ook<br />

hier zal in de komende jaren sterke vergrijzing optreden.


De laatste categorie bestaat uit grote steden en studentensteden. Door onder meer selectieve<br />

migratie blijft het aandeel ouderen in deze steden lager dan gemiddeld. De vergrijzing wordt ook<br />

hier in de toekomst geremd doordat jongeren uit andere gemeenten blijvend door de grote steden<br />

worden aangetrokken.<br />

3.3 regionale ontwikkelingen<br />

Gelderland bestaat uit zes verschillende regio’s die weergegeven zijn figuur 3.4. Dit zijn de regio<br />

Achterhoek in het oosten, De Vallei in het westen, Noord-Veluwe in het noorden, Rivierenland in<br />

het zuidwesten, Stadsregio (Arnhem-Nijmegen) in het midden/zuiden en de Stedendriehoek in het<br />

midden/noorden. Aan de hand van deze indeling zullen we stilstaan bij de demografische ontwikkelingen<br />

in de provincie.<br />

Figuur 3.4 Regio-indeling van Gelderland<br />

Bron: Provincie Gelderland<br />

Bevolkingsomvang in Gelderland<br />

De Gelderse bevolking telt op 01-01-2012 ongeveer 2 miljoen inwoners. Dit aantal zal verder<br />

groeien tot ongeveer 2.054.000 in 2030. Vanaf 2032 zal de totale Gelderse bevolking naar<br />

verwachting voor het eerst langzaam krimpen. Krimp kan regionaal echter al veel eerder inzetten<br />

(Provincie Gelderland, 2010). In figuur 3.5 hebben we de verwachte inwonersaantallen van de vijf<br />

Gelderse regio’s voor de komende twintig jaar weergegeven.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen 21


aantal inwoners x 1000<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

2010 2015 2020 2025 2030<br />

Achterhoek 300 297 292 286 279<br />

Arnhem-Nijmegen 688 698 707 714 718<br />

De Vallei 246 255 264 273 281<br />

Noord-Veluwe 195 199 203 207 210<br />

Rivierenland 253 255 255 255 255<br />

Stedendriehoek 314 314 313 312 310<br />

Figuur 3.5 Inwonersaantallen Gelderse regio’s in de periode 2010-2030.<br />

Bron: Provincie Gelderland 2010.<br />

In de Achterhoek is er op dit moment al sprake van een teruglopend inwonersaantal. De komende<br />

twintig jaar zal het aantal inwoners hier naar verwachting van ongeveer 300.000 in 2010, teruglopen<br />

naar 279.000 in 2030.<br />

De stadsregio Arnhem-Nijmegen heeft het grootste inwonersaantal van de Gelderse regio’s,<br />

namelijk: 688.000 in 2010. Tot en met 2030 wordt er een groei van circa 30.000 inwoners verwacht<br />

ten opzichte van 2010.<br />

In De Vallei wordt de komende jaren een groei van het aantal inwoners verwacht. De bevolkingsomvang<br />

zal hier van ongeveer 246.000 inwoners in 2010, toenemen naar 281.000 in 2030.<br />

De regio Noord-Veluwe zal naar verwachting ook iets groeien in inwoneraantal in dezelfde<br />

periode. Van ongeveer 195.000 in 2010 naar 210.000 inwoners in 2030.<br />

In Rivierenland blijft het aantal inwoners de komende twintig jaar nagenoeg gelijk op 255.000<br />

inwoners.<br />

Tot slot is er de regio Stedendriehoek, met 314.000 inwoners in 2010. Dit aantal blijft de komende<br />

jaren nagenoeg gelijk (Provincie Gelderland, 2010).<br />

De gevolgen van bevolkingskrimp in bepaalde regio’s kunnen heel verschillend uitpakken. Krimp<br />

kan als probleem, maar ook als oplossing worden gezien. Demografische krimp kan leiden tot<br />

leegstand en verloedering. Dit kan weer tot gevolg hebben dat mensen (nog meer) wegtrekken en<br />

de krimp nog groter wordt. Krimp kan ook leiden tot een verlaging van de druk op verschillende<br />

terreinen in een regio. Hierbij kan gedacht worden aan milieu, woningmarkt en arbeidsmarkt<br />

(Van Nimwegen & Heering, 2009).<br />

22 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen


Bevolkingsopbouw naar leeftijd in Gelderland<br />

De leeftijdsopbouw van de Gelderse bevolking komt grotendeels overeen met de landelijke cijfers<br />

in 2011. 24% is jonger dan 20 jaar, 60% is tussen de 20 en 65 jaar en 16% is 65 jaar en ouder in<br />

Gelderland. Door ontgroening en vergrijzing zal de bevolkingspiramide in Gelderland in de<br />

komende decennia echter gaan veranderen. Het percentage 65-plussers zal de komende jaren<br />

sneller stijgen dan dat van Nederland. Rond 2019 is gemiddeld een op de vijf Gelderlanders<br />

65-plusser. Dit punt wordt in de Stedendriehoek en de Achterhoek, de meest vergrijsde regio’s in<br />

Gelderland, in 2014 al bereikt. Vergrijzing en ontgroening komen relatief vaker voor in kleine en<br />

middelgrote gemeenten. In grote gemeenten kan er sprake zijn van een tegengestelde ontwikkeling.<br />

Hierbij speelt selectieve migratie een belangrijke rol (Provincie Gelderland 2010).<br />

In de figuren 3.6 en 3.7 is de toekomstverwachting met betrekking tot de bevolkingsgroei en de<br />

vergrijsde gebieden weergegeven voor de jaren 2020 en 2030.<br />

Figuur 3.6 Bevolkingsontwikkeling per gemeente in 2008-2020 en gemeenten met 25% of meer 65-plussers.<br />

Bron: Provincie Gelderland 2010.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen 23


Figuur 3.7 Bevolkingsontwikkeling per gemeente in 2008-2030 en gemeenten met 25% of meer 65-plussers.<br />

Bron: Provincie Gelderland 2010.<br />

In vrijwel alle (sterke) groeigebieden blijft het percentage 65-plussers tot 2020 onder de 25%. Rond<br />

2030 blijven alleen de Vallei, delen van Noord-Veluwe en een aantal grote steden nog onder deze<br />

grens. In vrijwel alle krimpgebieden zal naast bevolkingskrimp ook sterke vergrijzing een rol spelen<br />

(Provincie Gelderland 2010).<br />

3.4 samenVattende conclusies en trends<br />

sociaaldemografische ontwikkelingen<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

De Nederlandse bevolking groeit de komende jaren gestaag door, maar regionaal zijn er grote verschillen.<br />

In de Randstad en de grote steden daarbuiten verwacht men groei tot sterke groei. In grote<br />

delen van Zeeland, Limburg, de Achterhoek, Drenthe en Groningen ziet men een tegenoverstelde<br />

trend, hier is sprake van krimp tot sterke krimp van het aantal inwoners in de komende jaren.<br />

Een andere belangrijke ontwikkeling is de vergrijzing van de Nederlandse populatie. Het aantal<br />

65-plussers neemt in de periode 2011-2030 toe van 2,6 miljoen naar 4,2 miljoen. Vergrijzing zien<br />

we in alle regio’s van Nederland, maar zal het sterkst zijn in Zeeland, Limburg en Drenthe.<br />

24 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen


Regionale ontwikkelingen<br />

• In de provincie Gelderland verwacht men een vergelijkbare trend als op landelijk niveau.<br />

De bevolkingsomvang is in 2011 iets meer dan 2 miljoen en men verwacht dat dit aantal in<br />

de komende twintig jaar met ongeveer 50.000 zal toenemen. Daarna wordt een lichte krimp<br />

verwacht.<br />

• Tussen gemeenten zien we echter grote verschillen. In de Vallei, evenals in grote delen van<br />

Noord-Veluwe en grote gemeenten, zoals Nijmegen, Arnhem, Zutphen en Tiel wordt een stijging<br />

verwacht van het aantal inwoners, hoger dan het landelijk gemiddelde. Dit, terwijl men in grote<br />

delen van Rivierenland, de Achterhoek en Stedendriehoek juist een (sterke) daling van het aantal<br />

inwoners verwacht. De daling in deze gemeenten is nu al aan de gang en in 2030 zullen de<br />

meeste van deze gemeenten 5% tot 15% in inwoneraantal zijn gekrompen.<br />

• De belangrijkste ontwikkeling wat betreft de leeftijdsopbouw wordt ook in Gelderland gevormd<br />

door de vergrijzing. Men verwacht dat in 2019 een op de vijf Gelderlanders 65 jaar of ouder is. In<br />

de Stedendriehoek en de Achterhoek, de meest vergrijsde regio’s, zal dit punt al bereikt worden<br />

in 2014, terwijl de ontwikkeling in de vergrijzing in de Vallei langzamer gaat. Door selectieve<br />

migratie blijft de bevolkingsopbouw in grote steden als Arnhem en Nijmegen relatief jong, maar<br />

ook hier zal het aantal 65-plussers in de komende jaren toenemen.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong>:<br />

• In verschillende gemeenten zal het aantal inwoners de komende jaren krimpen, vooral in de<br />

Achterhoek.<br />

• Vergrijzing treedt op in de gehele regio, maar vooral in de Stedendriehoek en de Achterhoek.<br />

• In vrijwel alle krimpgebieden zal naast bevolkingskrimp ook (sterke) vergrijzing van de populatie<br />

optreden.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 3 Sociaaldemografische ontwikkelingen 25


26 <strong>Tendens</strong> 2012 Hoofdstuk 4 Wonen<br />

Hoofdstuk 4<br />

WONEN<br />

Hoofdstuk 4<br />

WONEN


Het thema wonen is nieuw in <strong>Tendens</strong> en richt zich voornamelijk op dakloosheid of op de dreiging<br />

daarvan. Voor het beschrijven van de situatie in Nederland en Gelderland hebben we in veel gevallen<br />

gebruikgemaakt van de Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011) van het Trimbos<br />

Instituut.<br />

Nederland is opgedeeld in centrumgemeenten, waarvan er vijf in Gelderland liggen. Deze vijf<br />

beslaan het grootste gedeelte van de provincie. De grote gemeenten Zutphen en Harderwijk vallen<br />

hier buiten omdat ze onder centrumgemeenten vallen buiten Gelderland (respectievelijk Zwolle en<br />

Deventer). Cijfers over deze twee steden hebben we wel waar mogelijk genoemd.<br />

Figuur 4.1 Centrumgemeenten in Gelderland.<br />

Bron: Spectrum.<br />

Naar (potentiële) dakloosheid in Nederland wordt veel minder onderzoek gedaan dan naar<br />

middelengebruik en bovendien wordt er vaak gewerkt met schattingen. Daarnaast zijn er veel<br />

maatschappelijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op het aantal daklozen. Dit maakt<br />

het beschrijven van trends lastig. Desondanks hebben we geprobeerd op basis van zoveel<br />

mogelijk recente cijfers en beleidsplannen een beeld te geven van de regio Gelderland.<br />

Aan het begin van het hoofdstuk zullen we eerst stilstaan bij het begrip sociale kwetsbaarheid en<br />

de verschillende typen en definities van dakloosheid.<br />

4.1 sociale kwetsBaarheid<br />

Mensen worden als sociaal kwetsbaar omschreven wanneer het hen niet lukt om op eigen kracht<br />

bepaalde moeilijkheden en tegenslagen te overwinnen en het leven op de door hen gewenste<br />

manier vorm te geven (Wolf, 2006). Naar deze groep gaat binnen de Openbare Geestelijke<br />

GezondheidsZorg (OGGZ) de meeste aandacht uit. Vanaf 2007 is de OGGZ als prestatieveld 8<br />

opgenomen in de Wet Maatschappelijke Opvang (WMO).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen 27


Sociaal kwetsbaren binnen de OGGZ-doelgroep zijn onder meer mensen die:<br />

• Niet of onvoldoende in staat zijn om in eigen basisvoorwaarden te voorzien (dak boven het<br />

hoofd, voedsel, inkomen, sociale contacten en zelfverzorging).<br />

• Meerdere problemen tegelijkertijd hebben, waaronder bijvoorbeeld sociaal isolement, verwaarlozing<br />

van eigen lichamelijk functioneren en dat van eventuele kinderen, problemen met (huiselijk)<br />

geweld, vervuiling van de woonruimte en/of van de woonomgeving, overlastgevend gedrag,<br />

gebrek aan vaste of stabiele woonruimte, schulden, psychische problemen en verslavingsproblemen;<br />

• Vanuit het perspectief van professionele hulpverleners niet de zorg krijgen die zij nodig<br />

hebben om zich in de samenleving te handhaven en;<br />

• Geen hulpvraag stellen waar de reguliere hulverlening een antwoord op heeft.<br />

Familie, buren en omstanders vragen meestal om hulp, waardoor vaak sprake is van een<br />

ongevraagde bemoeienis of hulpverlening.<br />

Deze mensen lopen een verhoogde kans op maatschappelijke uitval en dakloosheid.<br />

Verschillende risicofactoren spelen hierbij een rol (Wolf, 2006). In tabel 4.1 staat een overzicht van<br />

deze factoren. Daarnaast zijn ook beschermende factoren genoemd.<br />

Tabel 4.1 Risicofactoren en beschermende factoren voor dakloosheid en maatschappelijke uitval.<br />

Risicofactoren Armoede<br />

Werkloosheid<br />

Discriminatie<br />

28 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen<br />

Structurele factoren Psychosociale factoren<br />

Beschermende factoren Toegang tot kwaliteitszorg en<br />

onderwijs<br />

Levensloopbestendige wijken<br />

Bron: Wolf, 2006.<br />

Psychische stoornissen<br />

Traumatische ervaringen<br />

Isolement<br />

Persoonlijke competenties<br />

Sociale steun uit persoonlijk<br />

netwerk<br />

Sociaal kwetsbare mensen voelen zich vaak in de steek gelaten, ervaren weinig binding (meer) met<br />

de samenleving en beschouwen zich als buitenstaanders. Ondanks de negatieve situatie waarin<br />

deze mensen zich bevinden, houden zij meestal hoop op een beter bestaan. Deze hoop, samen<br />

met veerkracht, vormen belangrijke beschermende factoren (Wolf, 2012).<br />

Door middel van vroegtijdige signalering en het bieden van adequate zorg kan men dakloosheid<br />

en maatschappelijke uitval voorkomen. Zonder deze hulp kunnen sociaal kwetsbaren in een neerwaartse<br />

spiraal terechtkomen. Dit proces van uitval, maar ook het proces van herstel is weergegeven<br />

in de OGGZ-ladder in figuur 4.2.


Zelfstandig wonen<br />

zelfredzaam<br />

Zelfstandig wonen<br />

met risico’s<br />

Zelfstandig wonen<br />

multiprobleemsituaties<br />

Acute crisissituaties<br />

PROCES VAN UITVAL<br />

Op straat, dakloos 4<br />

Figuur 4.2 OGGZ-ladder van uitval en herstel.<br />

Bron: Wolf, 2006 en Bergen, 2006.<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3<br />

PROCES VAN HERSTEL<br />

Zelfstandig wonen<br />

zelfredzaam<br />

Zelfstandig wonen<br />

nazorg en waakvlam<br />

Begeleid & beschermd<br />

wonen & ambulante<br />

woonbegeleiding<br />

Intramuraal wonen<br />

Op straat, dakloos<br />

ALGEMENE BEVOLKING<br />

RISICO IN DE<br />

GEMEENSCHAP<br />

KWETSBAAR IN DE<br />

GEMEENSCHAP<br />

KWETSBAAR IN<br />

INSTITUTIES<br />

KWETSBAAR<br />

OP STRAAT<br />

De OGGZ-ladder is ingedeeld op basis van de hoeveelheid, ernst en complexiteit van de problemen<br />

waarmee mensen te maken hebben. Daarnaast is in de ladder weergegeven welke soort hulp<br />

zij nodig hebben om weer aansluiting te vinden bij de maatschappij. Wanneer mensen geen of<br />

ontoereikende ondersteuning krijgen, kan er maatschappelijke uitval optreden. In het model wordt<br />

dit omschreven als het proces van uitval aan de linkerkant. Daar tegenover staan mensen die wel<br />

adequate zorg ontvangen en daarmee juist een grotere kans hebben op maatschappelijk herstel.<br />

Dit wordt in het model omschreven als het proces van herstel aan de rechterkant.<br />

4.2 definities<br />

In het hoofdstuk ‘Wonen’ gebruiken we de volgende definities om onderscheid te maken tussen de<br />

diverse vormen van dakloosheid die in Nederland van elkaar onderscheiden worden.<br />

• Feitelijke dakloosheid: Dit is van toepassing op personen die niet beschikken over een eigen<br />

woonruimte en die voor een slaapplek gedurende de nacht ten minste één nacht (in de maand)<br />

zijn aangewezen op buiten slapen ofwel overnachten in de openlucht en in overdekte openbare<br />

ruimten, en binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief<br />

eendaagse noodopvang, of binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzichten<br />

op een slaapplek voor de daarop volgende nacht (Coumans et al, 2009).<br />

• Residentiële dakloosheid: Dit is van toepassing op personen die als bewoner staan ingeschreven<br />

bij instellingen voor maatschappelijke opvang (Cebeon, 2011).<br />

• Zwerfjongeren: Zwerfjongeren zijn feitelijk of residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige<br />

problemen (Brummelhuis & Drouven, 2011).<br />

• Potentiële dakloosheid: Voor de groep potentieel daklozen gebruiken gemeenten verschillende<br />

definities (Planije & Tuynman, 2011). In deze definities kunnen we twee hoofdgroepen onderscheiden:<br />

een zogeheten brede definitie en een smalle definitie.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen 29


- De brede definitie van potentiële daklozen die sommige gemeenten hanteren, omvat de<br />

gehele doelgroep van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de Openbare Geestelijke<br />

Gezondheidszorg (OGGz) als onderdeel van de Wet maatschappelijke ondersteuning<br />

(Wmo). Dit betreft sociaal kwetsbare personen met meervoudige problematiek die onvoldoende<br />

zelfredzaam zijn.<br />

- De smalle definitie wordt gehanteerd door de meeste gemeenten. Hierin worden specifieke<br />

doelgroepen aangewezen als risicogroepen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om voormalig daklozen<br />

die weer woonruimte hebben of om mensen die vrijkomen uit detentie en niet over<br />

huisvesting beschikken.<br />

4.3 dakloosheid in nederland<br />

Feitelijk daklozen<br />

Het CBS (Coumans et al, 2009) schat in 2009 het aantal feitelijk daklozen van 18 tot 65 jaar in<br />

Nederland op ruim 17.700. Deze schatting is opgebouwd uit ongeveer 5.200 geobserveerde daklozen<br />

in de registers en een zogeheten bijgeschat aantal van ongeveer 12.600. Dit komt neer op<br />

ongeveer 17 daklozen per 10.000 inwoners.<br />

Het onderzoek toont verder aan dat deze groep qua persoonskenmerken sterk afwijkt van de algemene<br />

populatie. In de groep daklozen zijn mannen oververtegenwoordigd, evenals 30-50-jarigen,<br />

ongehuwden en niet-westerse allochtonen. Daarnaast zijn vrouwen, 50-plussers en gehuwden<br />

ondervertegenwoordigd. Het aantal westerse allochtonen en 18-30-jarigen wijkt niet af van de gemiddelde<br />

populatie. Hieruit kan een profiel worden opgemaakt van de daklozenpopulatie in Nederland:<br />

• 80% van deze groep is man (47% van de gehele Nederlandse bevolking is man);<br />

• 57% is tussen de 30 en 50 jaar met een gemiddelde van 40 jaar. Van de gehele Nederlandse<br />

bevolking behoort 46% tot deze leeftijdsgroep;<br />

• 70% van de daklozen is ongehuwd; Nederlandse bevolking: 40%;<br />

• 6% is getrouwd, waar dit landelijk ongeveer de helft van de populatie betreft;<br />

• 36% is van niet-westerse allochtone afkomst. Bij de Nederlandse bevolking is dit 11%.<br />

De Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011) <strong>rapport</strong>eert dat er meer gemeenten zijn<br />

waar het aantal feitelijk daklozen daalt, dan gemeenten waar het aantal stijgt. Er zijn negentien<br />

gemeenten die het aantal feitelijk daklozen voor een tweede (of meer) keer hebben geteld. Het<br />

aantal feitelijk daklozen blijkt gelijk te zijn gebleven in vier van deze negentien gemeenten, in zes<br />

gemeenten wordt een stijging ge<strong>rapport</strong>eerd en in negen een daling.<br />

De daling van het aantal feitelijk daklozen kan niet met zekerheid worden toegeschreven aan<br />

succes van beleid. Bij zeven van de negen dalers kan dit (deels) gelegen hebben aan een definitiewijziging<br />

of aan het gebruik van een andere methode van tellen, dan bij de eerste meting. Vier van<br />

deze negen gemeenten schrijven de daling toe aan hun beleid: zij brengen feitelijk daklozen onder<br />

in woonvoorzieningen of kunnen hen beter doorgeleiden en doorverwijzen.<br />

De stijging bij enkele gemeenten kan evenmin worden toegeschreven aan falend beleid. Hier<br />

spelen bij twee gemeenten ook een definitiewijziging of een andere manier van tellen een rol. Twee<br />

andere gemeenten stellen dat door de financiële crisis (meer) mensen hun schulden niet meer<br />

kunnen betalen en daardoor dakloos worden. Bij de laatste twee gemeenten wordt de stijging juist<br />

gezien als een succes van hun beleid. In een hiervan worden daklozen door betere bemoeizorg en<br />

doorgeleiding beter gesignaleerd en geregistreerd. In de andere gemeente verbetert de registratie<br />

en neemt de capaciteit van de opvang toe, waardoor er meer daklozen worden geregistreerd.<br />

30 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen


Residentieel daklozen<br />

Het aantal residentieel daklozen wordt in 2011 op 13.000 geschat (Cebeon, 2011). Wanneer men<br />

kijkt naar het totaal aantal mensen dat gedurende een heel jaar gebruik maakt van maatschappelijke<br />

opvang, komt het aantal een stuk hoger uit: op ongeveer 50.000 (Tuynman & Planije, 2011).<br />

In dit laatstgenoemde aantal worden ook mensen meegeteld die slechts enkele nachten gebruik<br />

hebben gemaakt van de maatschappelijke opvang.<br />

In de Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011) hebben slechts 17 van de 39 centrumgemeenten<br />

hun gegevens over residentiële daklozen geactualiseerd. In 9 hiervan stijgt het aantal<br />

ten opzichte van de eerdere meting; bij 5 gemeenten wordt een daling ge<strong>rapport</strong>eerd en bij 3 blijft<br />

het aantal ongeveer gelijk. Veel gemeenten noemen als belangrijkste oorzaak van de stijging de<br />

betere registratie van residentieel daklozen bij instellingen. Daarnaast wordt in 3 gemeenten de<br />

toename toegeschreven aan de uitbreiding van capaciteit van opvangvoorzieningen. De gemeenten<br />

die dalingen <strong>rapport</strong>eren, hebben over het algemeen geen reden hiervoor opgegeven.<br />

Zwerfjongeren<br />

In een recent landelijk onderzoek heeft men geprobeerd het aantal zwerfjongeren in Nederland<br />

in kaart te brengen voor 2010 (Brummelhuis & Drouven, 2011). Dit aantal wordt in 2010 op jaarbasis<br />

rond de 9.000 geschat en op peildatum rond de 4.000 jongeren. Deze getallen zijn hoger ten<br />

opzichte van eerdere schattingen uit 2004 en 2007 door de Algemene Rekenkamer. Het aantal ligt<br />

in 2007 niet alleen lager, men hanteert ook een ruimere definitie voor het meten in vergelijking met<br />

2010. Er lijkt volgens het onderzoek sprake te zijn van een stijging in het aantal zwerfjongeren in<br />

Nederland. Door de afwijking in gebruikte onderzoeksmethoden, is dit echter niet met 100% zekerheid<br />

vast te stellen en zijn er ook alternatieve verklaringen mogelijk.<br />

De Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011) schat dat er in 2009 in totaal 6.200 zwerfjongeren<br />

zijn. Er zijn 17 centrumgemeenten die (minstens) voor de tweede keer het aantal zwerfjongeren<br />

in hun regio <strong>rapport</strong>eerden. Bij 7 van hen wordt een daling geconstateerd, bij 8 een stijging<br />

en bij 2 blijft het aantal stabiel. De meeste gemeenten hebben geen verklaring voor de veranderingen<br />

in cijfers en slechts 3 gemeenten schrijven veranderingen toe aan hun beleid.<br />

Er zijn verschillende risicofactoren en stressoren die bijdragen aan de kans op de dakloosheid bij<br />

jongeren. Meestal gaat het om een combinatie van problemen en/of ingrijpende gebeurtenissen<br />

waardoor jongeren aansluiting bij de maatschappij (dreigen te) verliezen. Veelgenoemde factoren<br />

zijn traumatische gebeurtenissen, problemen in de relationele sfeer, onvoldoende vaardigheden<br />

en middelenmisbruik. Langzaam houden jongeren op met meedoen in de maatschappij. Schoolproblemen<br />

en –verzuim nemen toe, er is sprake van (jeugd)werkeloosheid en de aansluiting bij<br />

andere maatschappelijke instituties gaat verloren. De kwaliteit van leven komt op vrijwel alle condities<br />

onder druk te staan. Kenmerkend is in veel gevallen het beperkte en fragiele sociale netwerk<br />

bij zwerfjongeren (Altena, Oliemeulen & Wolf 2010).<br />

In een literatuurstudie uit 2010 (Jeeninga, 2010) worden de persoonskenmerken beschreven van<br />

zwerfjongeren in Nederland. In de tabel 4.2 zijn de belangrijkste bevindingen weergegeven.<br />

Onderstaande gegevens zijn afkomstig uit verschillende onderzoeken, daardoor kunnen in de<br />

gevonden percentages (grote) spreidingen zitten.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen 31


Tabel 4.2 Kenmerken van zwerfjongeren.<br />

Kenmerk Verdeling Kenmerk<br />

Geslacht 63-73% jongens/jonge mannen.<br />

27-37% meisjes/jonge vrouwen, waarvan een kwart tot de helft<br />

een kind heeft en/of zwanger is.<br />

16-17% is jonge ouder.<br />

Leeftijd 14-25 jaar, afhankelijk van gehanteerde leeftijdsgrenzen.<br />

Grootste groep (58%) is 16-21 jaar.<br />

Nationaliteit/etniciteit 38%-65% is allochtoon.<br />

6% is vluchteling/asielzoeker.<br />

Opleiding Relatief laag opleidingsniveau:<br />

51-62% heeft basisonderwijs als hoogst afgeronde opleiding.<br />

19-39% heeft IVBO/VMBO als hoogst afgeronde opleiding.<br />

Werkervaring en inkomen Weinig werkervaring en weinig inkomen:<br />

48-55% geen werkervaring.<br />

10-23% inkomen uit werk.<br />

13-34% inkomen uit uitkering/studiefinanciering.<br />

14-26% inkomen uit illegale activiteiten.<br />

40-60% geen inkomen.<br />

Schulden 57-79% heeft schulden.<br />

Gemiddelde schuld € 3.500-6.000.<br />

Schulden variëren van € 40-70.000.<br />

Gezinssituatie Vaak sprake van problematische gezinssituatie:<br />

57-67% gescheiden ouders.<br />

40-50% weggelopen van huis.<br />

50-60% contact met jeugdzorg en/of kinderbescherming.<br />

21-37% is Onder Toezicht Stelling uitgesproken (OTS).<br />

34-70% internaatverleden.<br />

Traumatische ervaringen Vaak sprake van traumatische ervaringen.<br />

Ongeveer 25% heeft meervoudige traumatische ervaringen<br />

(vooral alcohol- en drugsverslaving van ouders, mishandeling of<br />

geweld binnen gezin, verwaarlozing, seksueel misbruik).<br />

Middelengebruik 35-60% drugsmisbruik en/of drugsverslaafd.<br />

6-10% problemen met alcohol en/of alcoholverslaafd.<br />

32 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen


Gezondheid Lichamelijk klachten gerelateerd aan alcohol- en drugsgebruik.<br />

42% Recent problemen met gebit.<br />

12-33% geen ziektekostenverzekering.<br />

Psychische klachten.<br />

40% psychische problemen (vooral ADHD, bipolaire stoornissen,<br />

borderline, schizofrenie en depressieve klachten).<br />

23% zwakbegaafd/verstandelijk gehandicapt.<br />

25% ooit suïcidepoging ondernomen.<br />

Contacten politie en justitie 47-84% bekend bij politie/justitie (waarvan 35-40% in detentie).<br />

40% vormt bedreiging voor veiligheid.<br />

40% tekortschietende (zelf)bescherming.<br />

Sociaal netwerk Geringe eigenwaarde, negatief zelfbeeld.<br />

Passief en vermijdend naar omgeving.<br />

Beperkt sociaal netwerk (omvang en kwaliteit).<br />

Bron: Zwerfjongeren omvang, kenmerken en zorgbehoeften. Jeeninga, 2010<br />

Potentieel daklozen<br />

Van dertig centrumgemeenten was een omvangschatting van de groep potentieel of dreigend<br />

daklozen bekend. Alle schattingen samen komen neer op een groep van ongeveer 33.000<br />

mensen die tot de doelgroep behoren. Dit duidt erop dat de meeste gemeenten niet de brede<br />

definitie toepassen, aangezien de OGGz-doelgroep recentelijk nog werd geschat op 150.000<br />

(De Neeling, 2011). Het centrum voor beleidsondersteunend onderzoek schat de groep potentieel<br />

daklozen op ongeveer 60.000 (Cebeon, 2011). Deze schatting komt voort uit de stedelijke kompassen<br />

en tellingen van langdurig arme huishoudens met betalingsachterstanden.<br />

Voor de Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011) leverden negen gemeenten cijfers aan<br />

van een tweede (of meer) meting. Vijf hiervan <strong>rapport</strong>eerden een lager aantal potentieel daklozen<br />

ten opzichte van de meting een jaar eerder. Bij twee gemeenten werd een stijging ge<strong>rapport</strong>eerd<br />

en bij twee bleef het aantal ongeveer gelijk. Gemeenten meldden geen duidelijke oorzaken voor<br />

de fluctuaties in aantallen.<br />

Huisuitzettingen<br />

Ontruimingen van huizen kunnen plaatsvinden om verschillende redenen. Een veel voorkomende<br />

reden is huurachterstand. Daarnaast kunnen ernstige overlast of hennepplantages ook redenen<br />

zijn voor huisuitzetting.<br />

In het Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011) zijn van twintig centrumgemeenten cijfers<br />

beschikbaar over het verloop in huisuitzettingen. Deze cijfers zijn alleen afkomstig van wooncorporaties.<br />

In vrijwel alle gemeenten constateerde men een daling in het aantal huisuitzettingen. Deze<br />

daling varieerde van enkele procenten tot de helft bij een enkele gemeente. De procentuele daling<br />

is in veel gemeenten nog groter wanneer men rekening houdt met toegenomen aantal coöperatiewoningen<br />

in die regio.<br />

Ook de vereniging voor woningcorporaties Aedes (2011) meldde dat er van 2009 op 2010 weer een<br />

daling heeft plaatsgevonden in het aantal huisuitzettingen in Nederland van 5.022 naar 4.616. In<br />

de gevallen waar het fout gaat, is vaak sprake van een zogeheten ‘tweede kans beleid’. In 73% van<br />

de 17.420 gevallen waarin een ontruimingsvonnis vanwege huurachterstand door de rechter werd<br />

uitgesproken werd alsnog een regeling getroffen tussen huurder en corporatie.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen 33


4.4 dakloosheid in gelderland<br />

Feitelijk daklozen in Gelderland<br />

In 2008 hebben verschillende centrumgemeenten in Gelderland regionale kompassen opgesteld<br />

waarin ze een schatting geven van het aantal feitelijk daklozen op dat moment.<br />

Tabel 4.2 Schatting van het aantal feitelijk daklozen naar centrumgemeente in Gelderland.<br />

Centrumgemeente Schatting aantal feitelijk daklozen<br />

Doetinchem 222<br />

Apeldoorn 300<br />

Arnhem 420<br />

Nijmegen/Rivierenland 150-200<br />

Ede Onbekend, nulmeting zou in 2011 worden<br />

uitgevoerd.<br />

Bron: Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011).<br />

Volgens de Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011) hebben de meeste Gelderse<br />

centrumgemeenten ten opzichte van landelijke cijfers een gemiddeld aantal feitelijk daklozen, in<br />

vergelijking met de centrumgemeenten in de rest van Nederland.<br />

Alle centrumgemeenten geven aan dat ze het aantal feitelijk daklozen willen verminderen. In<br />

de regio’s lopen hiervoor inmiddels verschillende projecten. Een voorbeeld in centrumgemeente<br />

Doetinchem is het aanbieden van individuele trajecten aan daklozen. Hierdoor zijn tussen 2008 en<br />

eind 2010 in totaal 60 daklozen naar een woonplek gestroomd.<br />

Residentieel daklozen in Gelderland<br />

Door verschillende centrumgemeenten in Gelderland zijn regionale kompassen opgesteld waarin<br />

een schatting werd gegeven van het aantal residentieel daklozen op dat moment.<br />

Tabel 4.3 Schatting van het aantal residentieel daklozen naar centrumgemeente in Gelderland.<br />

Centrumgemeente Schatting aantal residentieel daklozen<br />

Doetinchem 251 (2008)<br />

Apeldoorn 412 (2010)<br />

Arnhem 98 (2010)<br />

Nijmegen/Rivierenland 600-650 (2008)<br />

Ede onbekend<br />

Bron: Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011).<br />

34 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen


De centrumgemeenten werken aan de vermindering van het aantal residentiële daklozen. Hiervoor<br />

hebben de diverse gemeenten doelstellingen opgesteld en projecten gestart.<br />

Apeldoorn heeft zich tot doel gesteld om in 2011 alle residentieel daklozen met kortdurend verblijf<br />

(korter dan een jaar) te screenen op mogelijkheden voor doorstroom naar zelfstandig wonen,<br />

eventueel aangevuld met woonbegeleiding. Eventueel kunnen ook andere alternatieven worden<br />

geboden en worden de mogelijkheden voor AWBZ-financiering optimaal benut. De centrumgemeente<br />

verwacht dit doel te halen. Voor residentieel daklozen die langdurig verblijven op voorziening<br />

het Hoogeland in Beekbergen loopt een specifiek plan van aanpak voor de doorstroom en de<br />

omschakeling van gemeentefinanciering naar AWBZ-financiering.<br />

Zwerfjongeren in Gelderland<br />

Het aantal zwerfjongeren in Gelderland is niet exact bekend. Uit een quick scan van vijf centrumgemeenten<br />

blijkt dat het aantal ergens tussen de 315 en 600 zou schommelen (Willems, 2009).<br />

Tabel 4.4 Schatting van het aantal zwerfjongeren naar centrumgemeente in Gelderland.<br />

Centrumgemeente Schatting aantal zwerfjongeren<br />

Doetinchem 25-50<br />

Apeldoorn 100-150<br />

Arnhem 100-150<br />

Nijmegen/Rivierenland Onder de 18 jaar: 40-73<br />

Boven de 18 jaar: 50-150<br />

Ede 0-25<br />

Bron: Zwerfjongerenbeleid in Gelderland (Willems, 2009).<br />

Voor het terugbrengen van het aantal zwerfjongeren zijn in bijna alle centrumgemeenten in<br />

Gelderland al projecten gestart of concrete plannen gemaakt.<br />

In Arnhem is het doel zwerfjongeren individueel te ondersteunen en een traject aan te bieden,<br />

afgestemd op hun leefsituatie, zodat zij weer kunnen participeren in de samenleving. In 2009 zijn<br />

in totaal 40 trajecten gestart en 10 jongeren uitgestroomd naar huisvesting, inkomen en contact<br />

met de hulpverlening. In 2010 zijn er 42 trajecten gestart, 12 uitgestroomd en nog 77 jongeren in de<br />

doelgroep waar nog naar gekeken moet worden, maar die wel aan een instelling zijn gekoppeld.<br />

Huisuitzettingen in Gelderland<br />

Het aantal huisuitzettingen, gemeten bij woningcorporaties in Gelderland, lijkt relatief te dalen.<br />

Hoewel deze daling niet altijd goed te zien is, moet er rekening gehouden worden met het toegenomen<br />

aantal corporatiewoningen (Planije & Tuynman, 2011). De onderstaande tabel betreft het<br />

aantal huisuitzettingen dat is uitgesproken en ook is doorgegaan.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen 35


Tabel 4.5 Aantal huisuitzettingen dat doorging naar centrumgemeente in Gelderland.<br />

Centrumgemeente Nulmeting Tussenmeting<br />

Achterhoek 100 (2006) 86 (2010)<br />

Apeldoorn (gemeente) 64 (2008) 69 (2011)<br />

Arnhem 205 (2009) 200 (2010)<br />

Nijmegen 133 (2007) 87 (2010)<br />

Ede onbekend onbekend<br />

Bron: Monitor Stedelijk Kompas (Planije & Tuynman, 2011).<br />

Veel centrumgemeenten hebben het doel om huisuitzettingen zoveel mogelijk te voorkomen.<br />

Daarnaast probeert men daar dakloosheid als gevolg van huisuitzetting in (vrijwel) alle gevallen<br />

te voorkomen. Een voorbeeld van een project: in Nijmegen zijn diverse wijkteams die vroegtijdig<br />

ingrijpen bij probleemhuishoudens om huisuitzetting te voorkomen.<br />

4.5 maatschappelijke opVang Binnen irisZorg<br />

De maatschappelijke opvangtak (MO) van <strong>IrisZorg</strong> bestrijkt een groot gebied, verspreid over drie<br />

provincies. Het aantal cliënten binnen de maatschappelijke opvang van <strong>IrisZorg</strong> ligt jaarlijks rond<br />

de 5.500. In tabel 4.5 is het aantal cliënten van de laatste vier jaar weegegeven.<br />

Tabel 4.6 Maatschappelijke opvang cliënten van <strong>IrisZorg</strong> naar kalenderjaar voor de periode<br />

2008-2011.<br />

36 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen<br />

2008 2009 2010 2011<br />

MO Cliënten 5.441 5.355 5.404 5.744<br />

Bron: jaarverslagen <strong>IrisZorg</strong>.<br />

In figuur 4.3 is het percentage MO-cliënten weergegeven naar type MO-voorziening van <strong>IrisZorg</strong><br />

voor het kalenderjaar 2011. Dagopvang en Activiteiten vormen de grootste groep cliënten in de MO<br />

van <strong>IrisZorg</strong>.


16%<br />

12%<br />

10%<br />

13%<br />

10%<br />

39%<br />

Outreaching<br />

Dagopvang/Activiteiten<br />

Begeleid wonen<br />

Crisisopvang<br />

Nachtopvang<br />

Woonvoorzieningen<br />

Figuur 4.3 Percentage maatschappelijke opvang cliënten bij <strong>IrisZorg</strong> in 2011 naar type zorg.<br />

4.6 samenVattende conclusies en trends wonen<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

In het begin van dit hoofdstuk hebben we al genoemd dat harde cijfers over (potentiële) dakloosheid<br />

ontbreken. Daarnaast hanteert men verschillende definities, wat het vergelijken van regio’s<br />

lastig maakt.<br />

Het is op basis van de beschikbare gegevens moeilijk om voorspellingen te doen over het verloop<br />

van het aantal daklozen in Nederland. Gezien alle programma’s die ter preventie/vermindering zijn<br />

opgezet, zouden we een daling kunnen verwachten. De economische crisis en (komende) bezuinigingen<br />

zorgen echter voor onzekerheid voor het voortbestaan van diverse projecten. Daarnaast<br />

kunnen de economische en politieke ontwikkelingen ook leiden tot verhoogde werkloosheid onder<br />

diverse (kwetsbare) groepen, wat op zijn beurt weer een (extra) risicofactor vormt voor dakloosheid.<br />

Regionale ontwikkelingen<br />

• Van veel regio’s in Gelderland bestaan alleen (ruwe) schattingen over het aantal daklozen. Soms<br />

zijn er echter helemaal geen cijfers over aantallen bekend. Daarnaast lijkt men verschillende<br />

definities van (potentiële) dakloosheid te hanteren, wat vergelijking tussen centrumgemeenten<br />

lastig maakt.<br />

• In het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong> hebben veel centrumgemeenten plannen gemaakt om (potentiële)<br />

dakloosheid de komende jaren aan te pakken en het aantal daklozen te verminderen.<br />

Hiervoor zijn diverse projecten en regelingen gestart.<br />

• Het voortbestaan van deze projecten en het aantal mensen dat er een beroep op doet, is sterk<br />

afhankelijk van economische en politieke ontwikkelingen. De uitwerkingen hiervan voor de<br />

komende jaren zijn echter onduidelijk. De kans is echter groot dat budgetten ter preventie van<br />

(potentiële) dakloosheid zullen dalen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen 37


• Er bestaat daarnaast de mogelijkheid dat meer mensen een beroep doen op regelingen als<br />

gevolg van toegenomen werkloosheid en gedaalde financiële draagkracht. Hierdoor groeit de<br />

groep sociaal kwetsbaren in de maatschappij.<br />

• Deze twee bovenstaande scenario’s samen, leiden tot een kleiner aanbod en een verhoogde<br />

vraag naar maatschappelijke opvang.<br />

• De exacte gevolgen voor de hulpvraag en het aantal hiervan zijn pas te bepalen als bekend is<br />

wat er met het beleid rond maatschappelijke opvang gaat gebeuren.<br />

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• Om trends in de verschillende vormen van dakloosheid te kunnen bestuderen, is uniformiteit een<br />

belangrijk thema. Dit houdt onder meer in dat men in verschillende regio’s dezelfde definities<br />

van de verschillende vormen van dakloosheid toepast, over een langere periode. Hierdoor kan<br />

systematischer het aantal mensen met woonproblemen in kaart worden gebracht, trends en de<br />

effecten van interventies hierin worden bestudeerd.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• De effecten van economische en politieke ontwikkelingen op de maatschappelijke opvang zijn<br />

vooralsnog niet exact duidelijk. We verwachten op korte termijn echter eerder verslechtering, dan<br />

verbetering van de vooruitzichten. Hierdoor kunnen initiatieven om dakloosheid tegen te gaan in<br />

de knel komen.<br />

• Sociaal kwetsbare groepen zijn hierbij extra gevoelig voor de gevolgen van (financiële) tegenslagen,<br />

aangezien zij onder normale omstandigheden al moeite hebben hun leven op de door<br />

hen gewenste manier vorm te geven. Enkele voorbeelden van deze groep zijn mensen die leven<br />

in armoede, werklozen, mensen met psychische problematiek en mensen in sociaal isolement.<br />

• In het licht van bezuinigingen en van de verwachte groei van het aantal sociaal kwetsbaren<br />

verwachten we een scheefgroei tussen aanbod en vraag binnen de maatschappelijke opvang.<br />

In die zin dat het waarschijnlijk moeilijker wordt voor de hulpverlening en <strong>IrisZorg</strong> om aan de<br />

toenemende vraag te voldoen.<br />

38 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 4 Wonen


Hoofdstuk 5<br />

WERKEN<br />

Hoofdstuk 5<br />

WERKEN<br />

<strong>Tendens</strong> 2012 Hoofdstuk 5 Werken 39


In deze editie van <strong>Tendens</strong> bespreken we voor het eerst het thema ‘Werken’. Werken is, of het nu<br />

gaat om betaald werk of vrijwilligerswerk, een vorm van maatschappelijke participatie. Dit heeft<br />

zowel een meerwaarde voor het individu als voor de maatschappij. Vanuit de overheid krijgt<br />

participatie veel aandacht en zijn er vele projecten om mensen (weer) deel te laten nemen aan de<br />

maatschappij.<br />

De overheid probeert onder meer met behulp van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet maatschappelijke<br />

ondersteuning (Wmo) de maatschappelijke participatie te vergroten.<br />

• De WWB biedt ondersteuning bij arbeidinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten.<br />

Werk gaat hierbij voor inkomen, met het doel mensen zo snel mogelijk weer aan betaald werk te<br />

kunnen helpen.<br />

• De Wmo wordt ook wel de participatiewet genoemd. Het doel hiervan is de maatschappelijke<br />

participatie vergroten van mensen: ‘meedoen in de samenleving’.<br />

De visie van <strong>IrisZorg</strong> is dat het leefgebied dagbesteding, werk & activiteiten een belangrijk punt van<br />

aandacht is in de behandeling van de cliënt. Samen met de cliënt zoeken we naar mogelijkheden<br />

om de zelfredzaamheid op dit gebied te vergroten. Dit leefgebied is dus een vast onderdeel van de<br />

hulpverlening.<br />

Om deze reden besteden we in <strong>Tendens</strong> een apart hoofdstuk aan dit thema. Het is daarbij uiteraard<br />

niet zo dat er sprake is van een een-op-een relatie tussen werkgerelateerde problematiek (lees:<br />

werkloosheid) en de noodzaak tot behandeling of begeleiding bij <strong>IrisZorg</strong>. Met andere woorden:<br />

niet elke werkloze komt in zodanige problemen dat begeleiding bij <strong>IrisZorg</strong> nodig wordt, maar<br />

werkloosheid kan wel een risicofactor vormen voor middelengebruik, financiële problematiek en<br />

woongerelateerde problematiek. Het omgekeerde is overigens wel waar: bij veel mensen die problemen<br />

hebben rond middelengebruik en/of dakloosheid, is sprake van een gemis aan (zinvolle)<br />

dagbesteding cq. werk.<br />

Maatschappelijke participatie is een breed begrip. In deze <strong>Tendens</strong> zullen we vooral stilstaan bij<br />

werkloosheid en risicogroepen daarvoor, zoals voortijdige schoolverlaters. De reden waarom we<br />

ervoor gekozen hebben om voortijdig schoolverlaten in dit hoofdstuk van <strong>Tendens</strong> op te nemen, is<br />

tweeledig. Enerzijds bemoeilijkt voortijdig schoolverlaten de weg naar de arbeidsmarkt en anderzijds<br />

lijkt middelengebruik een rol te spelen bij voortijdig schoolverlaten. Er zijn diverse onderzoeken<br />

gedaan om determinanten voor schooluitval op te sporen. Recentelijk is er ook meer aandacht<br />

gekomen voor middelengebruik als voorspeller van schooluitval in Nederland. In een studie van het<br />

Trimbos Instituut (Ter Bogt, Van Lieshout, Doornwaard & Eijkemans, 2009) bij middelbare scholieren<br />

van diverse niveaus op verschillende middelbare scholen constateerde men dat middelengebruik<br />

een uniek deel van de kans op schooluitval kan verklaren. Deze resultaten worden onderschreven<br />

door onderzoek in de Verenigde Staten. In een studie van Franklin en Streeter (1995) bij highschool<br />

schoolverlaters (gemiddelde leeftijd 17 jaar) <strong>rapport</strong>eert 21% van de respondenten alcohol en/<br />

of drugproblemen als reden voor het vroegtijdig schoolverlaten. Daarnaast vinden Yamada et al.<br />

(1996) - bij een groep van 672 scholieren in de leeftijd van 17 en 18 jaar - dat regelmatig drinken<br />

en/of het gebruik van cannabis tot een significante reductie leidt van de kans dat scholieren hun<br />

school afmaken. Verder constateren diverse andere onderzoeken dat vroegtijdige schoolverlaters<br />

vaker experimenteren met drugs dan scholieren die hun school wel afmaken (Gfroerer et all.,<br />

1997; Swain et all., 1997; Guagliardo et all., 1998). Twee studies in Nieuw Zeeland (Fergusson et al.,<br />

1996; Fergusson & Hornwood; 1997) tonen verder aan dat scholieren die voor hun 15 de regelmatig<br />

cannabis gebruiken een 8 keer zo grote kans hebben op vroegtijdig schoolverlaten, dan scholieren<br />

die niet gebruiken. Vergelijkbare resultaten vinden we in onder meer Australië (Lynskey et al., 2003)<br />

40 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken


en de VS (Brook & Balka, 1999; Green & Ensminger, 2006). Verschillende andere studies vinden<br />

hetzelfde verband voor drugsgebruik in het algemeen als unieke variabele die bijdraagt aan de<br />

prevalentie van schooluitval (Bray et al., 2000; Register et al., 2001; McClusky et al., 2002; Newcomb<br />

et al., 2002; Drapala, 2006). Met betrekking tot alcohol toont Noors onderzoek (Wichstrom, 1998)<br />

aan dat regelmatige alcohol-intoxicatie bijdraagt aan de voorspelling van vroegtijdig schoolverlaten<br />

bij scholieren in de leeftijd van 12 tot 20 jaar. Dee & Evans (2003) tonen tevens aan dat scholieren die<br />

vanaf hun 15 de regelmatig drinken, vaker vroegtijdig schoolverlater worden, dan scholieren die later<br />

beginnen met drinken. Dit effect wordt sterker naarmate scholieren meer drinken op jongere leeftijd.<br />

Tot slot besteden we in dit hoofdstuk van <strong>Tendens</strong> ook nog aandacht aan armoede in Nederland<br />

en in de regio Gelderland. Hierbij gaan we vooral in op risicogroepen voor armoede in de Nederlandse<br />

samenleving, aangezien armoede een belangrijke risicofactor is voor maatschappelijke<br />

uitval (Wolf, 2006).<br />

In het hoofdstuk Wonen hebben we het thema sociale kwetsbaarheid al besproken; werk en inkomen<br />

spelen hierbij een belangrijke rol. De trends op dit gebied worden in dit hoofdstuk verder besproken.<br />

5.1 landelijke gegeVens oVer werken<br />

5.1.1 Werkloosheid<br />

De laatste paar jaar stijgt het percentage werklozen onder de beroepsbevolking in Nederland.<br />

Maar in 2011 doet zich stabilisatie voor en is het percentage werklozen onder de beroepsbevolking,<br />

met ongeveer vijfeneenhalf procent, even hoog als dat in 2010. Het percentage werklozen van de<br />

beroepsbevolking onder vrouwen is al jaren hoger dan dat bij mannen (CBS, 2012)<br />

percentage<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

Mannen 2,5 3,4 4,8 5,7 5,5 4,4 3,5 3,2 4,5 5<br />

Vrouwen 4,9 5,2 6,2 7,4 7,8 6,8 5,7 4,7 5,2 6<br />

Totaal 3,5 4,1 5,4 6,4 6,5 5,5 4,5 3,8 4,8 5,4<br />

Figuur 5.1 Percentage werklozen van de beroepsbevolking in de periode 2001-2010 in Nederland. Ten tijde van<br />

het schrijven van deze editie van <strong>Tendens</strong> waren de cijfers over 2011 nog niet bekend.<br />

Bron: CBS, 2012.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken 41


Met betrekking tot het opleidingsniveau zijn er verschillen in het percentage werkelozen onder de<br />

bevolking. Het werkloosheidspercentage ligt het hoogst onder laagopgeleiden en het laagst onder<br />

hoogopgeleiden (CBS, 2012).<br />

percentage<br />

10<br />

42 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010<br />

laag 8,3 7,1 6,1 7,4 8,7<br />

midden 5,2 4,3 3,5 4,5 5,1<br />

hoog 3,5 2,8 2,6 3,2 3,7<br />

Figuur 5.2 Werkloosheid naar opleidingsniveau in de periode 2006-2010 in Nederland.<br />

Bron: CBS, 2012.<br />

Naast opleidingsniveau lijkt ook het hebben van een startkwalificatie van invloed te zijn op het werkeloosheidspercentage.<br />

Mensen met een startkwalificatie hebben minstens een afgeronde havo- of<br />

vwo-opleiding of een basisberoepsopleiding (mbo-2; dat wil zeggen niveau 2 van de kwaliteitsstructuur<br />

zoals die is vastgelegd in de wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)). Mensen die niet<br />

over een van deze afgeronde opleidingen beschikken, zijn gemiddeld vaker werkloos (zie figuur<br />

5.3) dan mensen die wel een startkwalificatie hebben (CBS, 2012). Mensen zonder startkwalificatie<br />

vormen een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Ze werken relatief vaak in beroepen met een<br />

lage werkzekerheid, met tijdelijke arbeidscontracten en in conjunctuurgevoelige sectoren (De Vries,<br />

Wolbers en Van der Velden, 2004). Een bijkomend probleem voor deze groep is dat zij gemakkelijk<br />

verdrongen kunnen worden door hoger opgeleide werknemers die lager gekwalificeerd werk doen<br />

(Wanner 2005; Wanner 2009). Verder doen laagopgeleiden vaker fysiek zwaar belastend werk en<br />

lopen ze zo grotere fysieke risico’s (Allen en De Grip, 2007; Jettinghof en Smulders, 2008).<br />

De achterstand in kennis bij mensen zonder startkwalificatie wordt verder vergroot doordat werkgevers<br />

vaak minder in hen investeren dan in hoger opgeleide werknemers (Fouarge, De Grip en<br />

Nelen, 2009).<br />

Verder hebben niet-werkende laagopgeleiden een kleinere kans op het vinden van een reguliere<br />

baan en juist een grotere kans om in de bijstand te belanden dan andere niet-werkenden. Ze zijn<br />

gemiddeld ook langer werkloos (De Graaf-Zijl, Groot en Hop, 2006).


percentage<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010<br />

Met startkwalificatie 4,5 3,7 3,1 4 4,5<br />

Zonder startkwalificatie 8,3 7,1 6,1 7,4 8,7<br />

Figuur 5.3 Werkeloosheid en het hebben van een startkwalificatie in de periode 2006-2010 in Nederland.<br />

Bron: CBS, 2012.<br />

Er zijn verschillen met betrekking tot etniciteit. De werkloosheid onder autochtonen is in 2010<br />

gemiddeld (4,5%) lager dan die bij allochtonen (10,5%). Verder zijn er ook grote verschillen tussen<br />

de westerse en niet-westerse allochtonen. In deze laatste groep ligt het werkloosheidspercentage<br />

gemiddeld bijna twee keer zo hoog als dat onder westerse allochtonen (CBS, 2012). De werkloosheid<br />

onder niet-westerse allochtonen is vooral hoger onder Marokkanen en personen uit het<br />

Midden-Oosten. De toename in werkeloosheid bij niet-westerse vrouwen is hoger dan die bij nietwesterse<br />

mannen (CBS, 2011).<br />

Verschillende onderzoeken hebben de achterstand van niet-westerse allochtonen aangetoond<br />

(Van Tubergen en Maas, 2006; OECD, 2008). Zowel het opleidingsniveau als het inkomen van deze<br />

groep is lager. Deze achterstand zou onder meer te maken hebben met slechte beheersing van de<br />

Nederlandse taal, cultuurverschillen en het onvoldoende aanwezig zijn van specifieke vaardigheden<br />

die nodig zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt (Zorlu en Hartog, 2008; Hartog en Zorlu 2009).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken 43


percentage<br />

44 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010<br />

Autochtonen 4,3 3,7 3,1 3,9 4,5<br />

Westerse allochtonen 6,8 5,7 5 6,1 6,5<br />

Niet-westerse allochtonen 14,2 10,2 8,9 10,9 12,6<br />

Figuur 5.4 Werkloosheid naar etniciteit in de periode 2006-2010 in Nederland.<br />

Bron: CBS, 2012.<br />

5.1.2 Jeugdwerkloosheid<br />

Nederland heeft al jaren een van de laagste jeugdwerkloosheidpercentages van Europa. Door de<br />

economische crisis in 2008 neemt het aantal echter weer toe. Vanaf de tweede helft van 2010 daalt<br />

het aantal werkloze jongeren juist, om vervolgens halverwege 2011 weer toe te nemen. Gemiddeld<br />

genomen, over heel 2011, zijn er 83.000 jongeren tussen de 15 en 25 jaar werkloos. Door de toename<br />

die halverwege 2011 inzette, ligt dit aantal in december 2011 alweer op 91.000. De daling die<br />

tussen 2010 en 2011 zichtbaar is in figuur 5.5, is in december 2011 alweer voor een groot gedeelte<br />

verdwenen. In vergelijking met december 2010 is er een jaar later zelfs sprake van een stijging met<br />

4.000 werkloze jongeren (CBS,2012).


aantal x 1.000<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Werkloze jongeren 96 116 108 88 82 76 99 100 83<br />

Figuur 5.5 Jongerenwerkloosheid in de periode 2003-2011 in Nederland.<br />

Bron: CBS, 2012.<br />

5.1.3 Voortijdige schoolverlaters<br />

Jongeren tussen de 12 en 23 jaar die niet over een startkwalificatie beschikken en het onderwijs<br />

verlaten, worden voortijdige schoolverlaters genoemd (VSV) (VSV Atlas, 2011). Het hebben van een<br />

starkwalificatie helpt jongeren makkelijker aan een baan op de arbeidsmarkt. Dat het ontbreken<br />

van een startkwalificatie de kans op werkloosheid vergroot, is in figuur 5.3 en de begeleidende<br />

tekst terug te zien. In Nederland is terugdringen van voortijdig schoolverlaten een belangrijk agendapunt<br />

binnen de politiek. Het kabinet Balkenende IV had het doel om het aantal VSV van 71.000<br />

per jaar in 2002 terug te brengen naar 35.000 in 2012. Het kabinet Rutte wil dat dit aantal in 2016<br />

nog maximaal 25.000 per jaar is. Om dit te bewerkstelligen, is de campagne ‘Aanval op de Uitval’<br />

opgezet in het schooljaar 2005-2006.<br />

Voortijdig schoolverlaten komt het meeste voor in het derde en vierde jaar van het VMBO, vooral<br />

in de basisberoepsgerichte leerweg. Daarnaast nemen we ook veel uitval waar in het eerste en<br />

tweede jaar van het MBO (Meng, Coenen, Ramaekers & Büchner, 2009; Centraal Planbureau,<br />

2006; Wartenbergh et al., 2008).<br />

Het aantal VSV daalt de laatste jaren, wat betekent dat er meer jongeren met een startkwalificatie<br />

de arbeidsmarkt bereiken. Uit de meeste recente cijfers blijkt dat er in het schooljaar 2009-2010<br />

iets minder dan 40.000 schoolverlaters zijn. Dit is tien procent van het totale aantal leerplichtige<br />

jongeren en betekent een daling ten opzichte van eerdere jaren. De daling is echter minder sterk<br />

dan in de twee voorgaande jaren. In 2009-2010 ligt het percentage VSV op gemiddeld 3 procent.<br />

In het voorgezet onderwijs is dit percentage 1 procent en op het MBO 7,5 procent (VSV Atlas, 2011).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken 45


aantal VSV<br />

70000<br />

60000<br />

50000<br />

40000<br />

30000<br />

20000<br />

10000<br />

46 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken<br />

0<br />

2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010<br />

Aantal VSV 58600 52700 50900 46800 41800 39900<br />

Figuur 5.6 Aantal voortijdige schoolverlaters per schooljaar.<br />

Bron: VSV-Atlas 2011<br />

5.1.4 Armoede in Nederland<br />

Volgens het Armoedesignalement (CBS/SCP, 2011) zal de armoede in Nederland de komende jaren<br />

gaan stijgen. Om armoede te beschrijven gebruikt het SCP twee grenzen. De laagste grens toont<br />

aan hoeveel mensen te weinig geld hebben voor een minimaal pakket noodzakelijke goederen:<br />

voedsel, kleding, huisvesting en persoonlijke verzorging. De hogere grens houdt daarnaast<br />

rekening met bescheiden uitgaven voor recreatie en sociale participatie. In <strong>Tendens</strong> hanteren we<br />

de hogere grens om armoede te definiëren. De lage-inkomensgrens is de grens die voor alle jaren<br />

en voor alle huishoudens eenzelfde koopkracht vertegenwoordigt. De hoogte ervan is geënt op<br />

het bijstandsniveau van een alleenstaande in 1979 (CBS). In 2010 heeft ongeveer acht procent van<br />

de 6,9 miljoen huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Verwacht wordt dat dit<br />

percentage in 2011 zal stijgen naar 8 en tot 8,5% in 2012. Ondanks deze stijging blijft het aandeel<br />

huishoudens met een laag inkomen percentueel kleiner dan in de periode 2000-2006. In deze<br />

periode ligt dit percentage arme mensen in Nederland tussen de 9 en 12%<br />

Sommige groepen in de samenleving lopen meer risico dan andere. In 2010 kampt 26% van de<br />

eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen met armoede. Deze groep loopt daarmee<br />

van alle onderscheiden groepen het meeste risico. Deze groep liep ook in voorgaande jaren<br />

het meeste risico, hoewel er sprake is van een dalende trend. Andere grote groepen zijn alleenstaanden<br />

tot 65 jaar (17%), en niet-westerse huishoudens (23%) met een inkomen onder de lage<br />

inkomensgrens. Niet-westerse huishoudens hebben een drie keer zo groot risico op armoede dan<br />

gemiddeld en bijna vier keer zoveel als autochtone huishoudens.<br />

Huishoudens met een bijstandsuitkering moeten meestal (in 65% van de gevallen) rondkomen van<br />

een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Bij huishoudens met een werkloosheidsuitkering of<br />

een arbeidsongeschiktheidsuitkering is dit ongeveer in 20% van de gezinnen het geval. Voor zelfstandigen<br />

ligt het percentage in 2010 op 14% en voor ouderen met een pensioen op slechts 3%.<br />

Verder is het risico op langdurige armoede het grootst bij eenoudergezinnen met minderjarige


kinderen en bij niet-westerse huishoudens. Gerangschikt naar inkomstenbron lopen mensen in de<br />

bijstand met 37% het hoogste risico.<br />

Ongeveer eenderde van de groep die in armoede leeft, wordt gevormd door jongeren onder de 18<br />

jaar, terwijl zij slechts eenvijfde van de populatie vormen. Kinderen hebben daarmee een bovengemiddeld<br />

risico op armoede. In Nederland is ongeveer 1 op de 10 kinderen arm; bij hen bestaat<br />

ook een grotere kans op langdurige armoede. Men verwacht dat in 2012 deze groep verder zal<br />

groeien (CBS/SCP , 2011). De kans op armoede neemt toe naarmate het aantal broers en/of zussen<br />

toeneemt. Dit is vooral het geval bij eenoudergezinnen met 3 of meer kinderen onder de 18 jaar<br />

(50%). Het merendeel van de arme kinderen woont bij beide ouders.<br />

Ouderen zijn van alle leeftijdscategorieën naar verhouding het minst vaak arm; ook hier verwacht<br />

men echter een (beperkte) toename in armoede. De armoede is bij ouderen relatief vaak langdurig:<br />

41% van de arme ouderen verkeert al minstens drie jaar in die situatie. In tegenstelling tot<br />

sommige andere arme groepen, beschikken ouderen relatief vaak over vermogen.<br />

Een groot gedeelte van de groep armen bestaat uit werkenden. Opvallend hierbij is dat de helft van<br />

hen in 2010 zelfstandig ondernemer is. Het aandeel armen is de laatste jaren toegenomen, maar<br />

dit kan (deels) verklaard worden door de toename in het aantal zelfstandigen.<br />

Armoede komt verhoudingsgewijs het meest voor in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De vijf<br />

armste postcodegebieden liggen in deze drie gemeenten. Van de top-20 bevindt de helft zich in<br />

Rotterdam. Verder scoren verschillende gemeenten in het noorden van het land relatief hoog.<br />

5.2 regionale gegeVens oVer werken<br />

5.2.1 Werkloosheid in Gelderland<br />

In Gelderland ligt het werkeloosheidspercentage al meerdere jaren onder het landelijk gemiddelde.<br />

Het is na Zeeland en Utrecht de provincie met het laagste werkloosheidspercentage van Nederland.<br />

Het werkloosheidspercentage in Gelderland volgt de laatste jaren wel dezelfde stijgende trend als<br />

het landelijke cijfer, maar blijft beneden gemiddeld (CBS, 2011).<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010<br />

Nederland 5,5 4,5 3,8 4,8 5,4<br />

Gelderland 4,7 4 3,6 4 4,8<br />

Figuur 5.7 Werkloosheidspercentage in de provincie Gelderland en in Nederland over de periode 2006-2010.<br />

Bron: CBS, Beroepsbevolking; Kerncijfers provincie. 2011.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken 47


5.2.2 Jeugdwerkloosheid in Gelderland<br />

De jeugdwerkeloosheid lijkt de laatste jaren in Gelderland, ondanks schommelingen, te zijn toegenomen.<br />

Vooral onder de groep 20-24 jarigen is er in het laatste kwartaal van 2011 een duidelijke<br />

stijging zichtbaar in het aantal werklozen. De groep werklozen jonger dan 20 jaar schommelt sinds<br />

halverwege 2009 rond de 1.000 in deze provincie. Voor de komende jaren wordt een stijging in<br />

beide aantallen verwacht, omdat nieuwkomers op de arbeidsmarkt vaak als eersten de gevolgen<br />

van een economische neergang merken (Walsweer, 2010). Omdat ze minder werkervaring hebben<br />

dan oudere concurrenten en er minder vacatures zijn, komen ze moeilijk aan een baan. Wanneer<br />

ze wel een baan vinden, krijgen ze vaak een tijdelijk contract. Hierdoor worden zij in moeilijke tijden<br />

als eersten ontslagen. Vooral jonge laagopgeleiden die werk zoeken, zullen het moeilijk krijgen,<br />

aangezien zij gemakkelijk verdrongen kunnen worden door midden- en hoogopgeleiden.<br />

aantal personen<br />

40.000<br />

35.000<br />

30.000<br />

25.000<br />

20.000<br />

15.000<br />

10.000<br />

5.000<br />

0<br />

48 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken<br />

jan-07<br />

apr-07<br />

jul-07<br />

okt-07<br />

jan-08<br />

apr-08<br />

jul-08<br />

okt-08<br />

jan-09<br />

apr-09<br />

jul-09<br />

okt-09<br />

jan-10<br />

apr-10<br />

jul-10<br />

Gelderland 20-25 jaar Nederland 20-25 jaar<br />

okt-10<br />

jan-11<br />

apr-11<br />

jul-11<br />

okt-11<br />

Figuur 5.8 Jeugdwerkloosheid in de provincie Gelderland en in Nederland over de periode januari 2007 tot en<br />

met november 2011.<br />

Bron: Arbeidsmarktmonitor Gelderland, Provincie Gelderland, 2012.<br />

5.2.3 Voortijdig schoolverlaten in Gelderland<br />

Het aantal VSV daalt de laatste jaren, ook in Gelderland. In 2009-2010 is het percentage VSV<br />

gemiddeld voor heel Nederland drie procent. Van de verschillende regio’s in Gelderland scoort<br />

alleen de Achterhoek onder het gemiddelde. Noord-west Veluwe scoort op het landelijk gemiddelde,<br />

en de Stedendriehoek, Arnhem/Nijmegen en Rivierenland scoren er boven (VSV Atlas, 2011)<br />

(zie figuur 5.9).


4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Stedendriehoek<br />

Achterhoek<br />

Arnhem/Nijmegen<br />

Rivierenland<br />

Noord-west-Veluwe<br />

Landelijk<br />

Figuur 5.9 VSV-percentage in de provincie Gelderland naar regio in 2009-2010.<br />

Hoewel de percentages VSV rond het landelijk gemiddelde liggen, zijn er grote verschillen in de<br />

ontwikkeling ten opzichte van het jaar 2005-2006. Landelijk daalt het aantal VSV met ongeveer<br />

25% in de periode tussen 2005-2006 en 2009-2010. Alle regio’s in Gelderland blijven onder dit<br />

afnamepercentage en in de regio Rivierenland wordt nauwelijks een daling waargenomen. Alleen<br />

de Stedendriehoek en de Achterhoek komen enigszins in de buurt van het landelijk gemiddelde<br />

(VSV Atlas, 2011). Het is niet duidelijk waarom de daling in Gelderland in sommige gebieden lager<br />

ligt dan het landelijk gemiddelde.<br />

percentage<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Stedendriehoek<br />

Achterhoek<br />

Arnhem/<br />

Nijmegen<br />

Rivierenland<br />

Noord-west<br />

Veluwe<br />

Landelijk<br />

2009 20,8 21,2 11 3,2 12,9 24,9<br />

Figuur 5.10 Daling in VSV-percentage in de provincie Gelderland naar regio in 2009-2010 ten opzichte van<br />

2005-2006.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken 49


5.2.4 Armoede in Gelderland<br />

Het is niet exact bekend welk percentage gezinnen in de provincie Gelderland onder de lage-inkomensgrens<br />

leeft. In 2010 moest ongeveer acht procent van de huishoudens in Nederland rondkomen<br />

van een inkomen onder deze grens. Er zijn echter grote verschillen tussen gemeenten: de<br />

percentages gezinnen onder de armoedegrens variëren tussen de drie en veertien. In de regel geldt<br />

hierbij dat hoe meer inwoners een gemeente heeft, hoe hoger het percentage huishoudens met een<br />

laag inkomen. Ter vergelijking: in gemeenten met minder dan 10.000 inwoners is het percentage<br />

gemiddeld ongeveer zes procent, tegenover ongeveer zeven procent voor gemeenten met 50.000<br />

tot 100.000 inwoners. Het hoogst ligt het percentage in steden met meer dan 250.000 inwoners; in<br />

Gelderland liggen echter geen steden van die omvang. In figuur 5.10 is het aandeel huishoudens met<br />

een laag inkomen in 2009 weergegeven. In Gelderland vallen de steden Arnhem en Nijmegen op:<br />

beide steden staan in de toptien van Nederland. Verder zijn in de gemeenten Zutphen en Wageningen<br />

hoge percentages gevonden in vergelijking met de rest van de provincie (CBS/SCP, 2011).<br />

Figuur 5.11 Aandeel huishoudens met een laag inkomen per gemeente in 2009.<br />

Bron: CBS (regionale inkomensstatistiek).<br />

5.3 samenVattende conclusies en trends werken<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

De werkloosheid lijkt weer te gaan stijgen de komende jaren. Veel groepen zullen hier in de maatschappij<br />

mee te maken krijgen. Risicogroepen zullen hierbij een verhoogde kans lopen werkloos te<br />

worden en/of te blijven. Dit treft mensen zonder startkwalificatie of met een laag opleidingsniveau,<br />

en niet-westerse allochtonen waarschijnlijk extra hard.<br />

50 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken


Bij jongeren zijn er de laatste jaren veel fluctuaties in werkloosheid. Eind 2011 lijkt het aantal weer<br />

wat te stijgen ten opzichte van een jaar eerder. Gezien de economische vooruitzichten is het<br />

waarschijnlijk dat het aantal werkloze jongeren zal gaan stijgen de komende jaren. Daarentegen<br />

daalt bij jongeren het aantal voortijdige schoolverlaters (VSV) in Nederland. Bij VSV lijkt onder meer<br />

(problematisch) middelengebruik een belangrijke rol te spelen. Een hierop gerichte interventie zou<br />

kunnen bijdragen aan een verdere daling van het aantal VSV.<br />

De armoede in Nederland gaat de komende jaren waarschijnlijk stijgen, vooral bij mensen met een<br />

bijstandsuitkering. Kinderen in eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen lopen hierbij een<br />

extra grote kans om in de (langdurige) armoede te belanden. Ouderen hebben statistische gezien<br />

een kleine kans op armoede. Ouderen die echter al arm zijn, hebben relatief gezien wel een grote<br />

kans op langdurige armoede. Niet alleen mensen zonder werk lopen kans op armoede, het aantal<br />

zelfstandigen in armoede neemt ook al enkele jaren toe. Gezien de economische ontwikkelingen<br />

zal deze trend zich waarschijnlijk verder voortzetten. Armoede komt vooral voor in grote steden in<br />

de Randstad, het noorden en het uiterste zuiden van het land.<br />

Regionale ontwikkelingen<br />

• Op het gebied van werkloosheid doet de provincie Gelderland het in vergelijking met de rest van<br />

Nederland al jaren relatief goed en scoort qua werkloosheid onder het landelijke gemiddelde.<br />

• Toch zal ook de werkloosheid in Gelderland waarschijnlijk de komende jaren gaan stijgen als gevolg<br />

van economische ontwikkelingen. Deze trend verwacht men zowel bij jongeren als bij volwassen.<br />

• Net zoals landelijk het geval is, hebben ook in Gelderland risicogroepen een verhoogde kans op<br />

werkloosheid. Risicogroepen zijn: allochtonen (vooral niet-westerse), laagopgeleiden en mensen<br />

zonder startkwalificatie (waaronder voortijdige schoolverlaters).<br />

• Het aantal voortijdige schoolverlaters daalt in Gelderland. De afname is in Gelderland kleiner<br />

dan in de rest van Nederland.<br />

• Met betrekking tot armoede wordt in Gelderland een toename verwacht, evenals in de rest van<br />

Nederland.<br />

• De Gelderse steden Arnhem en Nijmegen scoren vrij hoog en staan beide in de Nederlandse top<br />

tien van steden met de grootste armoede.<br />

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• Om vroegtijdig schoolverlaten als gevolg van middelengebruik tegen te gaan, kan men risicogroepen<br />

in kaart brengen door middel van onderzoek. Dit maakt vroegsignalering mogelijk en<br />

kan bijdragen aan het opzetten van interventies die leiden tot een vermindering van het aantal<br />

voortijdige schoolverlaters. Dit kan dan weer leiden tot een verhoging van de maatschappelijke<br />

participatie van de jongeren op latere leeftijd. Ook de rol die middelengebruik hierbij speelt, dient<br />

met onderzoek nader geëxploreerd te worden. Een onderzoeksplan is hiervoor al opgesteld<br />

door de instelling.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• We verwachten een stijging van het aantal werklozen. Bepaalde groepen zoals allochtonen,<br />

laagopgeleiden en mensen zonder startkwalificatie (voortijdige schoolverlaters) hebben hierbij<br />

een verhoogd risico.<br />

• Armoede is een recent toenemend probleem dat ook in Gelderland een rol speelt. Dit leidt tot<br />

een groei van de groep sociaal kwetsbaren die risico lopen op maatschappelijke uitval.<br />

• Het terugbrengen van het aantal voortijdige schoolverlaters is een blijvend aandachtspunt.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 5 Werken 51


Hoofdstuk 6<br />

ALCOHOL<br />

52 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis <strong>Tendens</strong> 2012 Hoofdstuk 6 ALcohol 52


6.1 inleiding<br />

Het middel<br />

Alcohol is een eeuwenoud volksmiddel dat in de regel gedronken wordt. De werkzame stof in<br />

alcohol is ethanol, dat een verdovende werking heeft op de gebruiker. Alcohol is een natuurproduct<br />

dat ontstaat door gisting van gerst (bier) of druiven (wijn). In bier zit meestal rond de 5% alcohol, in<br />

wijn meestal rond de 12% en in gedistilleerd, zoals jenever 35%. Maar er is ook drank met een nog<br />

hoger alcoholpercentage.<br />

6.2 landelijke gegeVens oVer het geBruik Van alcohol<br />

6.2.1 Prevalentie en incidentie<br />

Alcohol is veruit het populairste bewustzijnbeïnvloedende middel in Nederland. Gemiddeld heeft<br />

ongeveer 84% van de bevolking van 18 jaar en ouder in het laatste jaar alcohol gebruikt (Van Rooij<br />

et al., 2011). Mannen scoren hierbij gemiddeld hoger dan vrouwen op elke vorm van alcoholgebruik.<br />

Van de actuele drinkers drinkt ongeveer 22% bijna dagelijks.<br />

percentage<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Totaal Mannen Vrouwen<br />

Recent gebruik*<br />

Actueel gebruik**<br />

6 of meer glazen op één dag***<br />

Figuur 6.1 Alcoholgebruik onder de Nederlandse bevolking in de leeftijd van 15-64 jaar.<br />

Bron: NPO, IVO (Van Rooij et al., 2011).<br />

*In de afgelopen 12 maanden<br />

** In de afgelopen maand<br />

*** In de afgelopen 6 maanden<br />

Het percentage actuele drinkers neemt toe met de leeftijd (Van Rooij et al., 2011). Het percentage<br />

dat 6 of meer glazen alcohol op een avond gebruikt, beter bekend als ‘binge drinken’, neemt juist<br />

af met de leeftijd. Actueel alcoholgebruik onder inwoners van niet-stedelijke gebieden ligt hoger<br />

(80%) dan dat onder inwoners van zeer stedelijke gebieden (71%). Dit geldt ook voor binge drinken.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 53


percentage<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

Actueel drinken* 72 74 79<br />

Binge drinken** 37 34 27<br />

54 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

0<br />

15-24 25-44 45-65<br />

Figuur 6.2. Actueel alcoholgebruik en binge drinken onder de Nederlandse bevolking in de leeftijd van 15-64 jaar.<br />

Bron: NPO, IVO (Van Rooij et al., 2011).<br />

* In de afgelopen maand.<br />

** 6 of meer glazen alcohol op één dag.<br />

Met betrekking tot binge drinken zien we over de gehele bevolking een daling in het laatste peiljaar<br />

ten opzichte van eerdere metingen. In 2009 ligt het percentage binge drinkers in de samenleving<br />

op 32%, waar dit in 2005 nog 35% was en in 2001 40%.<br />

6.2.2 Alcoholgebruik bij jongeren<br />

Alcohol blijft een populair middel onder jongeren. Het is vaak makkelijk verkrijgbaar en relatief<br />

goedkoop. Media berichten regelmatig over excessief alcoholgebruik onder de jeugd waardoor<br />

het soms lijkt alsof er onder jongeren steeds meer overmatig gedronken wordt. Het landelijke<br />

peilstation scholieren meet elke vier jaar onder meer alcoholgebruik bij schoolgaande jongeren<br />

tussen de 12 en 18 jaar. Vanaf het moment van de start van de metingen in 1988, tot 2007, zijn er<br />

verschillende trends waargenomen in het alcoholgebruik onder de jeugd (Monshouwer et al.,<br />

2008). Tussen 1988 en 1999 nemen we een lichte daling waar in het ooit-gebruik van alcohol bij<br />

deze leeftijdsgroep. Het percentage daalt van 79% naar 74%. Daarna volgt een stijging naar 85%<br />

in 2003, weer gevolgd door een daling naar 79% in 2007.<br />

Ten tijde van het schrijven van deze editie is de meting van 2011 nog niet beschikbaar. Wel laat<br />

een vergelijkbaar onderzoek (Van Dorsselaer et al., 2010) tussen 2007 en 2009 een daling zien bij<br />

scholieren van 12-16 jaar. Het percentage jongeren dat ooit wel eens alcohol heeft gebruikt, daalt<br />

van 76% naar 66% en het percentage dat in de laatste 4 weken nog alcohol heeft gebruikt, daalt<br />

van 45% naar 37%. Het verschil in ooit-gebruik is echter alleen significant voor jongeren van 12-15<br />

jaar. Het actuele gebruik daalt alleen bij 12-13 jarigen.


percentage<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

2003 2005 2007 2009<br />

12 jaar 71 61 56 41<br />

13 jaar 80 70 66 54<br />

14 jaar 88 82 81 70<br />

15 jaar 90 88 89 84<br />

16 jaar 90 86 91 85<br />

Figuur 6.3 Trends onder scholieren tussen de 12 en 16 jaar in ooit-gebruik van alcohol.<br />

Bronnen: HBSC (2005, 2009) en Peilstationonderzoek scholieren (2003, 2007), (Van Dorsselaer et al., 2010).<br />

Ondanks de waargenomen daling heeft 41% van de 12-jarigen al ervaring met alcohol. Dit percentage<br />

is ruim verdubbeld op 15-jarige leeftijd naar 84% (2009).<br />

Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar de gevolgen van alcoholgebruik door jongeren.<br />

Recent heeft men onder meer aangetoond dat er een direct verband is tussen de startleeftijd van<br />

alcoholgebruik en de kans op alcoholafhankelijkheid op latere leeftijd. Grant en collega’s (2001)<br />

voeren een onderzoek hiernaar uit onder ruim 42.000 personen. Zij vinden dat jongeren die voor<br />

hun 14 de beginnen met drinken 45% kans hebben om op latere leeftijd een afhankelijkheid van<br />

alcohol te ontwikkelen. Ter vergelijking, jongeren die pas vanaf 21 jaar beginnen met drinken<br />

hebben hierop 10% kans. Deze resultaten worden in 2006 bevestigd door Hingson en collega’s.<br />

Zij vinden verder ook dat hoe jonger mensen beginnen met drinken, des te hardnekkiger de<br />

afhankelijkheid op latere leeftijd is en men vaker terugvalt in problematisch gebruik. Verder gaat<br />

de afhankelijkheid bij de groep jongeren die vroeg start met drinken op latere leeftijd gepaard met<br />

meer en langdurige alcoholgerelateerde problemen, dan bij jongeren die pas later zijn begonnen<br />

met drinken en afhankelijk zijn geworden.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 55


percentage<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

12 jaar 31 23 16 10<br />

13 jaar 43 36 27 20<br />

14 jaar 63 54 46 39<br />

15 jaar 71 69 68 60<br />

16 jaar 74 71 74 71<br />

56 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

2003 2005 2007 2009<br />

Figuur 6.4 Trends onder scholieren tussen de 12 en 16 jaar in actueel gebruik van alcohol<br />

Bronnen: HBSC (2005, 2009) en Peilstationonderzoek scholieren (2003, 2007), (Van Dorsselaer et al., 2010).<br />

6.2.3 Alcoholgebruik door bijzondere groepen jongeren<br />

Uitgaande jongeren<br />

In het uitgaansleven is alcohol nog altijd een populair middel. Veel jongeren drinken tijdens het<br />

uitgaan, maar toch worden tussen 2001 en 2009 bij bepaalde leeftijdsgroepen grote dalingen<br />

gevonden in het percentage jongeren dat drinkt tijdens het uitgaan (Bieleman et al. 2010). Zo daalt<br />

het aantal 13-jarigen dat drinkt tijdens het uitgaan van 39% naar 6%. Bij 14- en 15-jarigen daalt dit<br />

percentage in dezelfde periode van 74% naar 42%. Bij de 16- en 17-jarigen vindt men geen verandering:<br />

daar drinken negen van de tien jongeren alcohol tijdens het uitgaan.<br />

Dit laatste getal vindt men ook onder bezoekers van grootschalige party’s (Trimbos/UvA, 2010);<br />

tussen mannen en vrouwen is hierbij geen verschil. Met betrekking tot opleidingsniveau constateert<br />

men wel verschil: hoogopgeleiden (94%) zijn vaker actuele drinker dan laagopgeleiden (87%).<br />

Verder kijken de auteurs in dit onderzoek naar het alcoholgebruik onder club- en discotheekbezoekers:<br />

92% van hen is actuele drinker. 9% <strong>rapport</strong>eert (bijna) dagelijks te gebruiken en ongeveer 86%<br />

<strong>rapport</strong>eert binge drinken. Men vindt geen verschillen met betrekking tot actueel drinken en binge<br />

drinken tussen de verschillende regio’s in Nederland.<br />

Keten<br />

In 2009 is er een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van zogenoemde ‘keten’ in Nederlandse<br />

gemeenten. Deze worden omschreven als semiparticuliere settingen zoals schuren of<br />

caravans waarin jongeren samenkomen voor de gezelligheid en om te drinken (Intraval, 2010). Bij<br />

138 gemeenten (32%) is bekend dat er zich in hun regio een of meerdere van deze keten bevinden.<br />

Deze worden het vaakst aangetroffen in de provincies Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland.


Naar deze keten zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd met tegenstrijdige resultaten. Het is<br />

daarom op dit moment niet mogelijk een goede schatting te maken van de mate van alcoholconsumptie<br />

binnen deze gelegenheden (Trimbos Instituut, 2011).<br />

Uit onderzoek van de Monitor Alcoholverstrekking komt naar voren dat ongeveer 10% van de<br />

ondervraagden in de leeftijd van 13-17 jaar wel eens een keet bezoekt (Bieleman et al., 2007). Het<br />

aantal jongeren onder hen dat alcohol drinkt, is in de periode 2006-2009 toegenomen van 60%<br />

naar 75%. Ook de gemiddelde hoeveelheid nam toe: in 2009 is dit 5,5 glas per persoon, terwijl dit<br />

in 2005 nog 4,8 glas was.<br />

Onderzoek in Noord-Holland onder jongere bezoekers van keten wijst uit dat het alcoholgebruik<br />

hier gemiddeld twee tot drie keer vaker voorkomt dan onder jongeren in reguliere horecagelegenheden<br />

(Van Dijk en Hövell, 2009).<br />

Kwetsbare groepen<br />

Bepaalde groepen jongeren lopen meer risico voor middelenproblematiek en verslaving dan reguliere<br />

schoolgaande jongeren. Dit hangt samen met verschillende risicokenmerken van personen,<br />

bijvoorbeeld gedragsproblemen en psychische problemen. Hoe meer risicokenmerken iemand<br />

heeft, des te groter de kans op het ontwikkelen van (psychische) stoornissen. Daarnaast kan een<br />

stoornis leiden tot één of meerdere andere stoornissen. Om ontsporing bij kwetsbare groepen te<br />

voorkomen, is het belangrijk dat zo vroeg mogelijk aandacht besteed wordt aan de risicokenmerken<br />

en de daaraan ten grondslag liggende oorzaken (Snoek et al., 2010).<br />

De prevalentie van alcoholgebruik onder scholieren in het speciaal onderwijs is, zowel wat betreft<br />

ooit-gebruik als wat betreft actueel alcoholgebruik, lager dan die onder hun leeftijdsgenoten in het<br />

reguliere onderwijs (Keppers et al., 2009a).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 57


percentage<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

REC-4 62 77 84 24 45 65<br />

Pro 51 64 74 19 39 55<br />

Lwoo 57 76 79 25 46 61<br />

Regulier 62 85 92 21 56 77<br />

58 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

12-13 jaar 14-15 jaar 16 jaar 12-13 jaar 14-15 jaar 16 jaar<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Figuur 6.5 Ervaring met alcohol onder leerlingen van het speciaal en regulier onderwijs in 2008.<br />

Bron: Trimbos-instituut, Kepper et al., 2009.<br />

Legenda: REC-4= Cluster-4 scholen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.;<br />

PrO= PraktijkOnderwijs, voor moeilijk lerende kinderen.;<br />

LWOO= LeerWegOndersteunend Onderwijs, voor leerlingen die extra begeleiding behoeven.<br />

In ditzelfde onderzoek van Keppers e.a. is ook gekeken naar dronkenschap en binge drinken:<br />

hier scoort het speciaal onderwijs gemiddeld hoger dan het reguliere onderwijs op beide punten<br />

(Kepper et al., 2009).


percentage<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

12-13 jaar 14-15 jaar 16 jaar 12-13 jaar 14-15 jaar 16 jaar<br />

Dronken geweest* Binge drinken*<br />

REC-4 28 49 71 72 89 89<br />

Pro 31 39 45 76 91 92<br />

Lwoo 22 41 46 76 87 80<br />

Regulier 17 41 53 50 66 76<br />

Figuur 6.6 Drinkgedrag onder leerlingen van het speciaal en regulier onderwijs 2008.<br />

Bron: Trimbos-instituut, Kepper et al., 2009. *Percentage van de actuele drinkers.<br />

Een landelijk onderzoek onder jongens in de residentiële jeugdzorg laat een gemiddeld iets hoger<br />

alcoholgebruik zien in vergelijking met jongeren in het reguliere onderwijs (Kepper et al., 2009).<br />

Jongens in de leeftijd van 14-15 jaar en van 16 jaar, verblijvend in de residentiële jeugdzorg, zijn<br />

vaker dronken geweest en doen meer aan binge drinken dan leeftijdsgenoten in het reguliere<br />

onderwijs.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 59


percentage<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

60 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

0<br />

12-13 jaar 14-15 jaar 16 jaar 12-13 jaar 14-15 jaar 16 jaar<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Residentiële Jeugdzorg 73 95 96 31 67 72<br />

Regulier 62 85 92 21 56 77<br />

Tabel 6.7 Ervaring met alcohol onder jongens in de residentiële jeugdzorg en het regulier onderwijs.<br />

Bron: Trimbos-instituut, Kepper et al., 2009.<br />

In onderzoek naar middelengebruik onder jongens in justitiële jeugdinrichtingen wordt in vergelijking<br />

met ‘reguliere jongeren’ een hoge prevalentie van alcoholgebruik gevonden (Kepper et<br />

al., 2009b). 70% van de jongeren is actueel gebruiker voor hij werd gedetineerd. Tussen de 70 en<br />

80% van hen is dronken geweest in de afgelopen maand. Ongeveer één op de drie gedetineerde<br />

jongeren heeft tijdens het verblijf alcohol gebruikt.<br />

6.2.4 Alcohol en hulpverlening<br />

Hulpvragen rond alcoholgebruik in de verslavingszorg<br />

Bij de verslavingszorg kloppen in 2010 meer dan 36.000 mensen aan voor hulp in verband met een<br />

alcoholprobleem. In de afgelopen tien jaar is hun aantal met 50% toegenomen (zie figuur 6.8). Na<br />

deze jarenlange groei, lijkt er nu stabilisatie plaats te vinden (Ouwehand et al., 2011). Bijna de helft<br />

van alle hulpvragen in de verslavingssector is alcoholgerelateerd. Bij ongeveer 30% van de hulpvragers<br />

is sprake van nog een andere middelenverslaving of van gokken. Drie van de vier mensen<br />

die hulp zoeken in verband met alcoholproblemen, is man.<br />

De gemiddelde leeftijd van de hulpvragers is 46 jaar; tien jaar geleden was dit 44 jaar. Dit kan<br />

verklaard worden door een toename in 55-plussers die hulp zoeken. Deze groep kenmerkt zich<br />

door een hoger percentage vrouwen (30%), hoofdzakelijk autochtonen (90%), vaker hoger opgeleid<br />

(32%) en minder vaak meervoudige verslaving (13%) (Wisselink et al., 2010). De grootste groep<br />

hulpvragers bij alcohol wordt echter gevormd door 40-54 jarigen. Het aantal jongeren dat hulp<br />

zoekt voor alcoholproblemen blijft laag: in 2010 melden zich landelijk ongeveer 400 jongeren onder<br />

de 20 jaar voor hulp.


Tabel 6.1 Overzicht alcoholhulpvragers 2010.<br />

Demografie<br />

Aantal hulpzoekers 36.203<br />

Man : Vrouw 74 : 26<br />

Gemiddelde Leeftijd 45,9 Jaar<br />

Aandeel 25- 4,7%<br />

Aandeel 55+ 24,8%<br />

Aandeel autochtoon 85,0%<br />

Aantal per 100.000 inwoners 218<br />

Problematiek<br />

Aandeel in verslavingszorg 47,0%<br />

Enkelvoudig : meervoudig 74 : 26<br />

Eerste inschrijving ooit 22%<br />

Gemiddeld aantal contacten/cliënt 23<br />

Bron: IVZ (Ouwehand et al., 2011).<br />

aantal cliënten<br />

40000<br />

35000<br />

30000<br />

25000<br />

20000<br />

15000<br />

10000<br />

5000<br />

0<br />

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

Aantal cliënten 22353 23849 26874 29518 31073 30208 33100 33205 34646 36203<br />

Figuur 6.8. Aantal hulpvragers voor alcohol als primaire problematiek; 2001-2010.<br />

Bron: Ladis <strong>rapport</strong>ages 2002-2011.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 61


De toename van hulpvraag bij alcoholgebruik in het eerste decennium van de 21 ste eeuw is een<br />

trend die vrijwel overal in Nederland wordt gezien. In bepaalde regio’s ligt het aantal hulpvragen<br />

per 100.000 inwoners hoger dan het landelijke gemiddelde. In 2001 leggen 141 per 100.000<br />

mensen in Nederland een hulpvraag neer voor alcohol; dit aantal is anno 2010 gestegen naar 218<br />

per 100.000 inwoners. In vrijwel alle grote en middelgrote steden in Nederland ligt de gemiddelde<br />

hulpvraag per 100.000 inwoners hoger dan het landelijk gemiddelde. Verder lijken er in de noordelijke<br />

provincies en in delen van Noord- en Zuid-Holland, Overijssel en Gelderland meer hulpvragen<br />

in 2010 dan in de rest van Nederland. Deze verschillen zijn weergegeven in figuur 6.9.<br />

Figuur 6.9 Aantal hulpvragers alcoholproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links) en<br />

2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

Ziekenhuisopnames<br />

Uit onderzoek (Van der Lely et al., 2011) blijkt dat het aantal jongeren/kinderen dat met een acute<br />

alcoholvergiftiging moet worden opgenomen in een ziekenhuis, in de periode 2007-2010 jaarlijks<br />

stijgt. De getallen in de onderstaande tabel zijn bovendien nog een onderschatting van het<br />

werkelijke aantal omdat het hier alleen jongeren betreft die door een kinderarts zijn gezien. Zo<br />

zijn jongeren die in het ziekenhuis door een andere arts dan een kinderarts worden gezien, niet<br />

meegenomen. Daarnaast zijn er waarschijnlijk ook nog gevallen die door (huis)artsen buiten het<br />

ziekenhuis behandeld zijn.<br />

62 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol


Tabel 6.2 alcoholgerelateerde spoedopnames bij jongeren in de periode 2007-2010.<br />

Aantal meldingen van alcoholgerelateerde<br />

spoedopnames door kinderartsen<br />

2007 2008 2009 2010<br />

297 337 500 684<br />

Stijging ten opzichte van voorgaand jaar - 13% 48% 37%<br />

Aantal bruikbare vragenlijsten (respons) 231 288 440 566<br />

Bron: Universiteit Twente, Van der Lely et al., 2011.<br />

Het betreft hier ongeveer even vaak jongens als meisjes in de leeftijd van 11 tot 17 jaar. De gemiddelde<br />

leeftijd is 15 jaar. Deze groep vormt een doorsnee van Nederlandse leeftijdsgenoten, ook qua<br />

schoolniveau. Verder blijkt dat het bijna altijd gaat om jongeren met een Nederlandse achtergrond.<br />

De alcohol is in de meeste gevallen aangereikt door vrienden en in één op de drie gevallen door<br />

een commerciële partij (horeca, supermarkt, slijterij etc.). In bijna alle gevallen lopen de kinderen<br />

de alcoholvergiftiging op zonder dat hun ouders er bij zijn. Dit vindt in 38% van de gevallen thuis of<br />

in een keet plaats, in 23% van de gevallen op straat en in 16% in een horecagelegenheid.<br />

Bij aankomst in het ziekenhuis zijn de meeste jongeren buiten bewustzijn voor gemiddeld drie uur,<br />

in enkele gevallen oplopend tot 48 uur. Ongeveer 10% van hen is op de intensive care behandeld.<br />

In veel gevallen blijven ze één of meerdere dagen in het ziekenhuis.<br />

Niet alleen jongeren belanden door (overmatig) alcoholgebruik in het ziekenhuis. De Dutch Hospital<br />

Data (DHD) registreert in 2009 ruim 5.900 ziekenhuisopnames waarbij de hoofddiagnose een<br />

alcoholgerelateerde aandoening is. Meest voorkomend is alcoholmisbruik, met 40% van het totaal.<br />

Andere diagnosen zijn onder meer alcoholische leverziekte (23%), alcoholafhankelijkheid (18%),<br />

intoxicatie en toxische gevolgen van alcohol (10%) en alcoholpsychosen (7%). Als nevendiagnose<br />

is alcoholproblematiek goed voor bijna 12.500 gevallen. De meest voorkomende hoofddiagnose<br />

hierbij wordt gevormd door ongevallen (34%). De genoemde aantallen zijn waarschijnlijk een<br />

onderschatting van het werkelijke aantal omdat de rol van alcohol niet in alle gevallen (h)erkend<br />

of geregistreerd wordt. In de onderstaande figuur is de trend weergegeven in klinische opnames<br />

gerelateerd aan alcoholproblematiek.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 63


aantal opnames<br />

16000<br />

14000<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

Alcohol Nevendiagnose 10116 9949 10291 10899 11991 11546 11689 11975 13717 12459<br />

Alcohol hoofddiagnose 3923 3880 4254 4239 4501 4553 4855 5634 5983 5908<br />

64 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

Figuur 6.10 Klinische opnames in algemene ziekenhuizen gerelateerd aan alcohol.<br />

Bron: Uit Van Laar et al, (2011), uit de Dutch Hospital Data<br />

Sinds 1998 vindt er een geleidelijke stijging plaats in het aantal ziekenhuisopnames waarbij<br />

alcoholproblematiek de hoofddiagnose is. Dit aantal lijkt nu gestabiliseerd te zijn en in 2009 neemt<br />

men zelfs een lichte daling waar met 1%. Ziekenhuisopnames waarbij alcoholproblematiek als<br />

nevendiagnose een rol speelt, nemen tot 2008 toe. In 2009 zien we echter een plotselinge daling<br />

van 9%. Sommige mensen worden meerdere keren per jaar opgenomen; in 2009 gaat het in<br />

totaal om 15.714 unieke personen. Hiervan is 71% man en de gemiddelde leeftijd van deze groep<br />

patiënten is 47 jaar.<br />

Eerstehulpbezoek op raveparty’s<br />

In een onderzoek onder bezoekers van eerstehulpposten op raveparty’s worden over een periode<br />

van 12 jaar middelengerelateerde incidenten bijgehouden (Krul et al., 2011). In totaal bezoeken<br />

10.100 mensen (0,3%) van de ongeveer 3.800.000 bezoekers in de periode 1997-2008 de eerstehulppost<br />

in verband met middelengebruik. Problemen door (overmatig) alcoholgebruik vormen in<br />

ruim een op de vijf gevallen de oorzaak. Verder zijn er bezoekers die hulp zoeken in verband met<br />

combinatiegebruik van alcohol en een ander middel. Ecstasy (11,2%) komt hierbij het meest voor,<br />

gevolgd door cannabis (3%) en GHB (1%).<br />

Incidenten met alcohol doen zich weinig voor op deze gelegenheden. De mensen die er wel problemen<br />

mee hebben, voelen zich vaak ziek, misselijk en/of duizelig. Het merendeel van de ge<strong>rapport</strong>eerde<br />

incidenten met alcohol is niet ernstig en vergt weinig tot geen medische hulp.


6.2.5 Verkrijgbaarheid van alcohol<br />

Alcohol is in Nederland legaal verkrijgbaar in supermarkten, slijterijen en horeca. Onder deze laatste<br />

categorie vallen ondermeer cafés, discotheken, clubs, restaurants, sportkantines en bioscopen.<br />

Hoewel alcohol op tal van plaatsen verkrijgbaar is, gelden er wel enkele wettelijke bepalingen<br />

omtrent leeftijd waarop men alcohol mag kopen. Voor het kopen van bier en wijn dient de aankoper<br />

16 jaar of ouder te zijn, voor sterke drank mag dit vanaf 18 jaar.<br />

Recent onderzoek van de Universiteit Twente (Van Hoof & Krokké., 2011) laat echter zien dat deze<br />

wetten in de praktijk maar beperkt worden nageleefd. Voor dit onderzoek worden 58 jongeren<br />

van 14 en 15 jaar oud op pad gestuurd om bij diverse verkooppunten alcohol te kopen. Volgens<br />

de Drank- en horecawet dienen verkopers vast te stellen of iemand oud genoeg is om alcohol te<br />

mogen kopen, voordat het ook werkelijk verkocht mag worden. In totaal worden 1.338 aankooppogingen<br />

gedaan door heel Nederland, voor zowel zwak alcoholhoudende als zwaar alcoholhoudende<br />

drank. Het onderzoek wijst uit dat in meer dan de helft van de gevallen niet naar legitimatie<br />

wordt gevraagd. Bij thuisbezorging zelfs nooit en in sportkantines maar 6% van de keren. In supermarkten<br />

en slijterijen wordt bij de aankoop van zwak alcoholhoudende drank wat vaker gevraagd<br />

naar legitimatie, respectievelijk in 56% en 61% van de gevallen. Bij de aankoop van zwaar alcoholhoudende<br />

drank in slijterijen wordt in twee derde van de gevallen naar een identiteitsbewijs<br />

gevraagd. Bij slechts 7 van de 402 bezoeken aan slijterijen wordt de jongere de toegang ontzegd,<br />

zoals zou moeten gebeuren volgens de Drank- en horecawet.<br />

Verder blijkt dat zelfs wanneer jongeren nog niet oud genoeg zijn voor een aankoop, het in veel<br />

gevallen nog steeds wordt verkocht, zie tabel.<br />

Tabel 6.3 Overzicht van type verkooppunten en correcte naleving<br />

Typeverkooppunt Aantal aankooppogingen<br />

ID gevraagd Correcte naleving %<br />

Supermarkt 409 249 (61%) 121 (30%)<br />

Slijterijen (


6.3 regionale gegeVens oVer het geBruik Van alcohol<br />

6.3.1 Volwassenen en alcohol in Gelderland<br />

Uit de Volwassenenmonitor (2009) van de GGD in 2008 zijn verschillende gegevens bekend over<br />

het percentage volwassenen in de regio dat alcohol gebruikt. In figuur 6.11 staat het percentage<br />

mensen dat in de laatste 12 maanden alcohol heeft gebruikt van drie GGD regio’s in het werkgebied<br />

van <strong>IrisZorg</strong> en het landelijk gemiddelde. Van de regio Gelderland Midden zijn geen cijfers<br />

beschikbaar.<br />

percentage<br />

90<br />

85<br />

80<br />

Gelre-IJssel 85<br />

Rivierenland 81<br />

Nijmegen 89<br />

NL 84<br />

66 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

75<br />

% Alcoholgebruik in het afgelopen jaar<br />

Figuur 6.11 Recent alcoholgebruik in Gelderland onder volwassenen tussen de 18 en 65 jaar in vergelijking met<br />

Nederland.<br />

Bron: GGD Volwassenenmonitor (2009)<br />

De Gelderse GGD-regio’s schommelen qua percentage recent alcoholgebruik rond het Nederlands<br />

gemiddelde. Wanneer we dit percentage koppelen aan het aantal volwassenen in Gelderland,<br />

komt dit neer op ruim 1 miljoen recente gebruikers in Gelderland in de leeftijd van 18 tot 65 jaar.<br />

Over het gemiddelde actuele alcoholgebruik onder volwassenen zijn in Gelderland geen cijfers<br />

beschikbaar. Het recente alcoholgebruik ligt om en nabij het Nederlands gemiddelde en we<br />

verwachten dat dit ongeveer hetzelfde zal zijn bij het percentage actuele gebruikers. Dit zou betekenen<br />

dat ongeveer drie op de vier volwassenen in Gelderland een actuele gebruiker van alcohol<br />

is. Omgerekend zijn er in Gelderland dan ongeveer 900.000 actuele gebruikers van alcohol in de<br />

leeftijd van 18 tot 65 jaar.<br />

De GGD volwassenenmonitor meet daarnaast ook het percentage volwassenen dat zich niet houdt<br />

aan de voorschriften van het voedingscentrum voor verantwoord alcoholgebruik. Het voedingscentrum<br />

omschrijft verantwoord alcoholgebruik als:<br />

• Matig zijn. Mannen maximaal 2-3 glazen per dag en vrouwen maximaal 1-2 glazen per dag.<br />

• Geen grote hoeveelheden achter elkaar drinken (meer dan 5 glazen voor mannen en meer dan<br />

3 glazen voor vrouwen).<br />

• Niet elke dag drinken om gewenning te voorkomen.


In figuur 6.12 is per GGD-regio het percentage volwassenen weergegeven dat niet voldoet aan één<br />

of meerdere criteria van de Richtlijn Verantwoord Alcoholgebruik. Van de regio Gelderland Midden<br />

waren geen cijfers beschikbaar.<br />

percentage<br />

40<br />

20<br />

0<br />

% met onverantwoord alcoholgebruik<br />

Gelre-IJssel 31<br />

Rivierenland 25<br />

Nijmegen 35<br />

Oost-NL 32<br />

Figuur 6.12 Percentage volwassenen in de leeftijd van 18-65 jaar dat niet voldoet aan de voorschriften omtrent<br />

verantwoord alcoholgebruik per regio in Gelderland.<br />

Bron: GGD Volwassenenmonitor 2009.<br />

In Gelderland gebruikt 25 tot 35 procent van de volwassenen op een niet-verantwoorde manier<br />

alcohol. Wanneer we dit afzetten tegen het aantal volwassenen in Gelderland, betreft dit tussen de<br />

300.000 en 400.000 mensen in de provincie. In de regio Nijmegen ligt het percentage het hoogst.<br />

Dit wijkt echter niet heel veel af van het gemiddelde percentage van heel Oost-Nederland. Mannen<br />

houden zich vaker niet aan de voorgeschreven criteria dan vrouwen.<br />

6.3.2 Ouderen en alcohol in Gelderland<br />

Alcoholgebruik bij ouderen in Gelderland wordt gemeten door middel van de ouderenmonitor,<br />

die wordt uitgevoerd door de regionale afdelingen van de GGD. Uit de diverse ouderenmonitors<br />

van 2010 komt naar voren dat 20 à 25 procent van de Gelderlanders van 65 jaar of ouder zich niet<br />

houdt aan het advies omtrent verantwoord alcoholgebruik van het Voedingscentrum. Omgerekend<br />

naar het aantal ouderen in de regio Gelderland, komt dit neer op 70.000 à 80.000 ouderen die<br />

zich niet houden aan de normen van het voedingscentrum. Dit komt vaker voor bij mannen dan bij<br />

vrouwen. Van de regio Gelderland Midden waren geen cijfers beschikbaar.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 67


percentage<br />

26<br />

25<br />

24<br />

23<br />

22<br />

21<br />

20<br />

19<br />

68 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

% ouderen onverantwoord alcoholgebruik<br />

Rivierenland<br />

Noord-Veluwe<br />

Nijmegen<br />

Achterhoek<br />

Noord-Veluwe<br />

Stedendriehoek<br />

Gelderland Totaal<br />

Figuur 6.13 Percentage ouderen dat per week meer drinkt dan geadviseerd wordt door de gezondheidsraad in<br />

Gelderland naar regio.<br />

Bron: Ouderenmonitor 2010; Rivierenland, Noord-Veluwe, Nijmegen, Achterhoek en Stedendriehoek.<br />

6.3.3 Jongeren en alcohol in Gelderland<br />

Alcoholgebruik onder schoolgaande jongeren in Gelderland is in 2007 onderzocht in het E-MOVO<br />

onderzoek. Hierin wordt de provincie onderverdeeld in vier regio’s. Tussen de 64% en 67% van de<br />

scholieren in het onderzoek heeft ooit alcohol gedronken.<br />

In 2007 ziet men - ten opzichte van 2003 - een daling in het aantal schoolgaande jongeren die <strong>rapport</strong>eren<br />

actuele drinker te zijn. De daling wordt in alle vier de regio’s gezien. Ongeveer de helft van<br />

de jongeren in het onderzoek zegt in de laatste vier weken alcohol te hebben gedronken. Dit komt<br />

overeen met het gemiddelde percentage van Oost-Nederland.<br />

percentage<br />

70%<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

Gelre-IJssel Gelderland Midden Rivierenland Nijmegen<br />

2003 66% 63% 52% 62%<br />

2007 51% 49% 50% 51%<br />

Figuur 6.14. Percentage actuele drinkers onder tweede- en vierdeklassers in Gelderland naar regio.<br />

Bron: E-MOVO <strong>rapport</strong>ages GGD-en Gelre-IJssel, Gelderland-Midden, Rivierenland, Nijmegen.


Hoewel het actuele alcoholgebruik daalt, blijven de verschillen tussen de tweede- en vierdeklassers<br />

groot. In de regio’s Gelre-IJssel en Nijmegen is 29% van de tweedeklassers actuele drinker,<br />

versus 74% van de vierdeklassers.<br />

Schoolniveau en alcoholgebruik onder jongeren<br />

Met betrekking tot schoolniveau zien we dat VMBO’ers vaker actuele drinker zijn dan leerlingen op<br />

de HAVO en het VWO.<br />

percentage<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

Gelre-IJssel Arnhem Rivierenland Nijmegen<br />

VMBO 57% 54% 51% 56%<br />

HAVO/VWO 46% 43% 47% 48%<br />

Figuur 6.15 Percentage actuele drinkers onder tweede- en vierdeklassers in Gelderland naar niveau in 2007.<br />

Bron: E-MOVO <strong>rapport</strong>ages GGD-en Gelre-IJssel, Gelderland-Midden, Rivierenland, Nijmegen.<br />

Ruim eenderde van de respondenten geeft aan in de afgelopen vier weken wel eens vijf of meer<br />

eenheden per gelegenheid te hebben gedronken. Dit percentage ligt hoger onder vierdeklassers.<br />

Het aantal jongeren dat indrinkt voor het uitgaan, lijkt de laatste jaren te zijn toegenomen in de regio.<br />

Hier is in 2007 voor het eerst aandacht aan besteed. Indrinken gebeurt meestal thuis met vrienden.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 69


percentage<br />

70 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Gelre-IJssel<br />

Gelderland<br />

Midden<br />

Rivierenland Nijmegen<br />

% Binge drinken in de laatste 4 weken 35 34 33 38<br />

% Indrinkers in de laatste 4 weken 25 23 21 29<br />

Figuur 6.16. Percentage binge- en indrinkers onder tweede- en vierdeklassers in Gelderland naar regio in 2007.<br />

Bron: E-MOVO <strong>rapport</strong>ages GGD-en Gelre-IJssel, Gelderland-Midden, Rivierenland, Nijmegen.<br />

De jongeren in het onderzoek (14- en 16-jarigen) <strong>rapport</strong>eren dat in rond 40 procent van de<br />

gevallen hun ouders het alcoholgebruik goedkeuren of er niks van zeggen. In een onderzoek van<br />

<strong>IrisZorg</strong> en GGD naar de mening van ouders in de regio’s Nijmegen (Nieuwenhuizen et al., 2011) en<br />

Rivierenland (<strong>IrisZorg</strong>, 2011) komen veel lagere percentages naar boven. In beide studies vindt 90%<br />

van de ouders van kinderen onder de 16 jaar het niet goed als hun kind alcohol drinkt. Dat percentage<br />

is aanzienlijk lager bij ouders van kinderen ouder dan 16 jaar: 10%.<br />

De methode van onderzoek tussen de twee onderzoeken verschilt op een belangrijk punt: in het<br />

E-MOVO-onderzoek is aan jongeren gevraagd iets te zeggen over de opvattingen van hun ouders<br />

over alcoholgebruik, terwijl in de andere studies de ouders zijn ondervraagd. Deze laatste percentages<br />

zijn hierdoor gevoelig voor de invloed van sociaal wenselijke antwoorden.<br />

Uitgaande jongeren<br />

Uit het Uitgaan & Middelen-onderzoek (<strong>IrisZorg</strong> 2011) blijkt dat de lifetime prevalentie van alcoholgebruik<br />

onder uitgaande jongeren 94% is. De maandprevalentie is 90%. Dit komt overeen met<br />

landelijke cijfers. Het ooit-gebruik bij mannen is 92% en het actuele gebruik is 89%. Bij vrouwen<br />

liggen de cijfers respectievelijk op 95% en 90%.


percentage<br />

105<br />

100<br />

95<br />

90<br />

85<br />

80<br />

75<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen<br />

% Ooit gebruik mannen 100 85,7 91,7 97,6<br />

% Ooit gebruik vrouwen 91,3 92,9 97,2 95,9<br />

% Actueel gebruik mannen 97,9 84,3 83,4 92,7<br />

% Actueel gebruik vrouwen 88,4 89,3 94,5 91,8<br />

Figuur 6.17 Percentages gebruik van alcohol onder mannen en vrouwen in Gelderland in de leeftijd van 15-29 jaar.<br />

De groep actuele drinkers gebruikt gemiddeld op 2,65 dagen per week alcohol. Bij mannen ligt dit<br />

gemiddelde iets hoger dan bij vrouwen. Het aantal mannen dat meer dagen van de week wel dan<br />

niet drinkt, varieert per gemeente, maar is gemiddeld 29%. Bij vrouwen is dit gemiddeld 10%.<br />

aantal dagen per week<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Mannen 3,3 2,4 3,2 2,9 2,6<br />

Vrouwen 2,7 1,8 2,6 2,6 2<br />

Figuur 6.18 Gemiddeld aantal dagen alcohol in de week bij mannen en vrouwin Gelderland in de leeftijd van<br />

15-29 jaar.<br />

.<br />

Tiel<br />

96,3<br />

100<br />

91,6<br />

91,4<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 71


% 4 of meer dagen alcohol per week<br />

50<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Mannen 44,7 20,3 33,3 26,3 21,1<br />

Vrouwen 24,2 0 26,5 27,3 9,7<br />

72 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Figuur 6.19 Mannen en vrouwen in Gelderland in de leeftijd van 15-29 jaar die vier of meer dagen per week<br />

alcohol drinken.<br />

Actuele drinkers consumeren gemiddeld 14 alcoholische eenheden per week. In het weekend,<br />

gemiddeld 11 glazen, wordt vaker gedronken dan doordeweeks, gemiddeld 3 glazen. Mannen<br />

drinken gemiddeld 17 glazen per week en vrouwen gemiddeld 10 glazen. Opvallend hierbij is dat<br />

de geïnterviewde vrouwen in Ede meer drinken dan vrouwen in de overige steden.<br />

aantal eenheden alcohol<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Doordeweeks Weekend Totaal week Doordeweeks Weekend Totaal week<br />

Mannen Vrouwen<br />

Arnhem 4,4 12,4 16,8 2 7,6 9,6<br />

Doetinchem 2,3 13,3 15,6 1,1 6,7 7,8<br />

Ede 3,6 13,7 17,3 3,8 10,2 14<br />

Nijmegen 4,9 13,8 18,7 2,5 6 8,5<br />

Tiel 4,2 12 16,2 1 9,6 10,6<br />

Figuur 6.20 Aantal eenheden alcohol per week bij uitgaande mannen en vrouwen in Gelderland in de leeftijd<br />

van 15-29 jaar.


Dronkenschap onder uitgaande jongeren komt het meest voor in Nijmegen. Alleen in Arnhem<br />

scoren mannen afzonderlijk hier hoger op.<br />

percentage<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Nooit 1 tot 10 keer meer dan 10 Nooit 1 tot 10 keer meer dan 10<br />

Mannen Vrouwen<br />

Arnhem 6,3 27,7 66 6,5 58 35,5<br />

Doetinchem 5,2 51,7 43,1 12 64 24<br />

Ede 4,2 61,9 33,3 11,7 61,7 26,4<br />

Nijmegen 2,4 35,1 62,5 12,5 26,6 60,9<br />

Tiel 10,3 41 48,7 6,3 49,9 43,8<br />

Figuur 6.21 Dronkenschap onder uitgaande mannen en vrouwen in Gelderland in de leeftijd van 15-29 jaar<br />

Panelstudie<br />

In de jaarlijkse panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> worden jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers bevraagd op hun signalen over alcohol- en drugsgebruik.<br />

In 2011 is het alcoholgebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande jongeren en<br />

hangjongeren in kaart gebracht. Hierbij is de aandacht specifiek gericht op de achtergronden en<br />

wijzen van gebruik en de verkrijgbaarheid van alcohol. In bijlage IV vindt u een schematische weergave<br />

van de kenmerken van de jongeren per netwerk. De schattingen van het aantal gebruikers en<br />

de frequentie van gebruik per netwerk is weergegeven in bijlage III.<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

Alcohol blijft het meest populaire middel onder jongeren uit de panelstudie. In alle netwerken<br />

drinken jongens en meiden bier, mixjes en/of pure sterke drank. Uitgaan zonder alcohol is voor de<br />

meesten geen optie. In bijna alle netwerken vormen de ‘drinkers’ dan ook een duidelijke meerderheid<br />

(75-100%).<br />

De jonkies van de groep zijn vooral de drinkers. Dit gebeurt vooral in het weekend. Ze drinken al<br />

wel veel, meestal bier. Goedkope halve liters van de supermarkt of soms sterke drank uit de Duitse<br />

supermarkt.<br />

Petra (jongerenwerker 46 )<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 73


Bij jongeren in de panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> hangt alcoholgebruik meestal samen met stappen in het<br />

weekend. In de uitgaanders netwerken met hbo- en universiteitsstudenten van Jack 61 , Felice 57 en<br />

Milou 66 drinken relatief veel jongvolwassenen (40-100%) bijna dagelijks. Zij doen dit tot maximaal<br />

zo’n vijf glazen per dag. De uitgaande jongeren in deze netwerken hebben kennis van de risico’s<br />

van alcohol, maar kiezen er wel voor om veel en vaak te drinken.<br />

Terwijl gebruik van drugs als cannabis en ecstasy vaak verbonden is met een bepaalde setting -<br />

blowen doe je op een hangplek en ecstasy slik je vooral op een party - kan het drinken van een<br />

biertje overal plaatsvinden: thuis, op straat, in een café, in een discotheek, op een party en tentfeest.<br />

Het fenomeen indrinken - thuis, in een goedkoop café of op straat - komt daarbij steeds ter sprake:<br />

een vast ritueel om ‘alvast in de uitgaanssfeer te komen’. Mike (politie 21a ) komt het standaard tegen<br />

als hij surveilleert tijdens uitgaansavonden in het centrum van zijn stad. In haar dorp houden Jannie<br />

(jongere 67+ ) en haar vrienden bij het indrinken rekening met dergelijk ‘blauw’ op straat.<br />

In korte tijd, zo’n drie kwartier, wordt er veel alcohol gedronken. Ook sterke alcoholische dranken.<br />

Flessen Goldstrike worden gedeeld. Half acht begint het feest, half zeven wordt er verzameld.<br />

Mike (politie 21a )<br />

Plaats van indrinken verschilt: bij iemand thuis of in het bos. Als de politie niet controleert, ook op<br />

straat. Politie neemt steeds dezelfde mensen om te controleren. Als ze een 13-14-jarige zien met<br />

een breezer, zijn ze niet zo streng. Ze moeten het flesje leeggieten en hun ID laten zien. Als het<br />

vaker gebeurt, worden ze strenger.<br />

Jannie (jongere 67+ )<br />

Motief, effect en imago<br />

Stappen met alcohol staat voor gezelligheid, samen plezier hebben en ontspanning. ‘Geen<br />

alcohol, geen feest’, zoals Riny (portier 9a ) zegt. In het netwerk van Felice wordt alcohol ook gecombineerd<br />

met andere drugs.<br />

Alcohol is de basis voor een feest. Dat wordt de hele avond gedronken. Alcohol heb je nodig om<br />

losser te worden en om in de sfeer te komen. Daarna komen de andere middelen.<br />

Felice (uitgaander 57 )<br />

Het is een uitlaatklep na een gewone week met school of werk. ‘Het hoort er gewoon bij, altijd<br />

al’, aldus meerdere panelleden. Met zo’n positief imago kunnen jongeren dan ook legio redenen<br />

aangeven om drank te nuttigen. Al met al vertelt men vooral dat alcohol hen losser maakt – meer<br />

praten, meer durven, vrolijker zijn. Ook drinken jongeren om ‘lekker vaag te zijn en zat te worden’.<br />

Veel drinken heeft een stoer imago onder een deel van de jongeren, maar sommigen gaan echt<br />

te ver in hun gedrag.<br />

Meer drinken staat stoer. Je kan het hebben en je kan het betalen.<br />

Jan (jongerenwerker 67 )<br />

Uit de panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> komt naar voren dat jongeren zich niet zo druk maken over de<br />

risico’s die met alcoholgebruik samengaan. Ook het hebben van een kater vindt men erbij horen.<br />

Dat zij zich de volgende dag brak en suf voelen door een kater of wellicht te veel geld uitgegeven<br />

hebben, nemen de jongeren die veel drinken op de koop toe. Het fenomeen alcoholvergiftiging of<br />

‘comazuipen’ wordt door geen van de panelleden genoemd als reden om minder te drinken.<br />

74 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol


De politie krijgt wel regelmatig klachten van buurtbewoners over de uitgelaten, indrinkende jongeren<br />

in hun wijken. Ze maken een hoop herrie in de nachtelijke uren en laten rotzooi achter. Ook het<br />

plassen in portiekjes wordt zeker niet gewaardeerd, vertelt Abel (politie, 22a ).<br />

Ook trekken groepjes met veel bombarie van indrinkplek naar uitgaanslocaties, waarbij regelmatig<br />

vernielingen worden aangericht.<br />

Johan (jongerenwerker 40a ).<br />

Alcohol was een aantal jaren geleden ‘not done’ onder jongens met allochtone ouders. Twee<br />

jongerenwerkers merken dat dit begint te veranderen in hun netwerken.<br />

Het wordt meer geaccepteerd door iets oudere Marokkaanse en Turkse jongeren. Er is iets minder<br />

weerstand tegen alcohol. Jongere jongens zijn meer anti-alcohol.<br />

Johan (jongerenwerker 40a )<br />

Dosering, toediening en markt<br />

Het aantal alcoholische consumpties per persoon op een uitgaansavond loopt sterk uiteen: 15 tot<br />

20 glazen is het meest genoemde aantal, waarbij het meestal om bier gaat. Daarnaast zijn de<br />

mixjes populair. De horeca verkoopt deze in glazen en als shotjes; kleine mixdrankjes met namen<br />

als zatte herder, dropshot en nekschot. Een panellid signaleert dat vooral deze mixjes steeds populairder<br />

worden in zijn café.<br />

Alcoholgebruik beperkt zich in tegenstelling tot de meeste andere genotmiddelen niet tot specifieke<br />

bijeenkomsten en evenementen. Daarnaast zien sommige groepen het als een manier om (extra)<br />

gezellige sfeer te creëren in sociale situaties. Naast sociale acceptatie, heeft gebruik soms ook een<br />

statusverhogend imago bij bepaalde jongeren.<br />

Er wordt door jongens veel bier gedronken, maar de shotjes worden populairder dan ze al waren.<br />

Voor shotjes geldt over het algemeen dat ze in één keer achterover worden geslagen. Daardoor<br />

wordt er ook redelijk veel gedronken.<br />

Riny (portier 9a ).<br />

Bij het indrinken wordt ook wel het sterkere, pure spul ingezet. In drie netwerken van hangjongeren<br />

gaat dan de fles whisky rond. De liefhebbers drinken op dat moment zo’n kwart tot een halve fles<br />

whisky van 70 cl per persoon. Ook voetbalsupporters gebruiken sterke drank als aanvulling op het<br />

bier tijdens de wedstrijd en in het café.<br />

Jongeren noemen de horeca als belangrijkste leverancier van alcohol. Hier betaalt men ongeveer<br />

€ 2,10 tot € 2,30 voor een biertje en € 3,30 tot € 3,50 voor een glas huiswijn.<br />

Voor de mixjes zijn er variabele prijzen tussen de € 3,75 en € 6,60, afhankelijk van de locatie en de<br />

soort mix. Daarnaast halen jongeren goedkope halve liters bier en goedkope mixjes bij de supermarkten<br />

en, mits voorradig, bij Duitse tankstations en een friettent in de buurt. Voetbalsupporters<br />

kunnen hun bier halen achter de tribune. In de jongerencentra in deze studie wordt alleen bier en<br />

voorgemixte blikjes verkocht. Ze kosten € 1,20 per stuk. In de ‘indrink’-cafés betaalt men € 1,-<br />

voor bier of wijn en € 1,20 voor een shotje. In de jongerencentra en voetbalstadions wordt alleen<br />

zwakalcoholische drank verkocht. Liefhebbers van sterke drank en mensen die de prijzen te hoog<br />

vinden, laten zich hierdoor niet tegenhouden. De flesjes sterke drank worden mee naar binnen<br />

gesmokkeld. ‘Dat gaat gemakkelijker dan bier binnensmokkelen’, aldus Ben (voetbalsupporter 21b ).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 75


6.3.4 Alcohol en hulpverlening in Gelderland<br />

Primaire alcoholproblematiek bij <strong>IrisZorg</strong><br />

Het aantal hulpvragen met primaire alcoholproblematiek bij <strong>IrisZorg</strong> ligt al enkele jaren rond de<br />

2.400 per jaar. Bij het cluster Behandeling van <strong>IrisZorg</strong> hebben veertigers het grootste aandeel<br />

onder de cliënten die zich melden met een primair alcoholprobleem. De laatste paar jaren is er<br />

sprake van een dalende trend in dit aantal. Onder 55-plussers lijkt juist een stijging plaats te vinden<br />

in het aantal mensen dat zich bij <strong>IrisZorg</strong> meldt met een primair alcoholprobleem. In de andere<br />

leeftijdscategorieën blijft het aantal stabiel. Jongeren vormen nog steeds een zeer kleine groep van<br />

het aantal cliënten binnen <strong>IrisZorg</strong> met een primair alcoholprobleem.<br />

aantal cliënten<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

76 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

18- jaar 15 32 28 23 11 6<br />

18-29 jaar 212 268 218 234 215 218<br />

30-41 jaar 603 655 589 593 592 553<br />

41-53 jaar 975 1114 990 951 903 864<br />

54-65 jaar 471 543 538 561 573 589<br />

65+ 93 119 91 114 124 140<br />

Figuur 6.22 <strong>IrisZorg</strong> cliënten met een primair alcoholprobleem.<br />

NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.<br />

Bron: <strong>IrisZorg</strong> Inforay cliëntenregistratie.<br />

Regionale spreiding hulpvragers alcoholproblematiek<br />

In figuur 6.23 is de eerdergenoemde landelijke stijging in hulpvraag per 100.000 inwoners duidelijk<br />

zichtbaar. Er is in de regio Gelderland sprake van een aantal verschillen tussen gemeenten.<br />

Zo scoort in 2001 alleen Zutphen in de hoogste categorie. In 2010 is dit uitgebreid met Apeldoorn,<br />

Arnhem, Doetinchem, Doesburg, Winterswijk en Nijmegen. Verder scoren de gemeenten Berkelland<br />

en Zevenaar ook duidelijk hoger dan de rest van Gelderland. In de meeste gemeenten in de<br />

provincie wordt een stijging waargenomen tussen 2001 en 2010 (Ouwehand et al., 2011).


Figuur 6.23 Aantal hulpvragers alcoholproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

Klinische hulpverlening cocaïne bij <strong>IrisZorg</strong>: jeugd<br />

In de Jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> is in 2010 en 2011 bij 37 van de 166 opgenomen jongeren primaire,<br />

secundaire of tertiaire alcoholproblematiek vastgesteld. De diagnose alcoholafhankelijkheid is<br />

vastgesteld bij 16 jongeren en alcoholmisbruik bij 17 jongeren.<br />

Het is nog lastig om te spreken van trends omdat de cijfers over 2010 betrekking hebben op 9<br />

maanden (de jeugdkliniek opende haar deuren op 1 april 2010).<br />

Alcoholproblematiek (als primair probleem) vormt in aantal de tweede problematiek (samen met<br />

amfetaminegebruik) bij de cliënten van de jeugdkliniek, na cannabisproblematiek.<br />

aantallen cliënten<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

primair secundair tertiair afhankelijkheid misbruik<br />

2010 10 4 1 8 8<br />

2011 6 12 4 8 9<br />

Figuur 6.24. Aantallen cliënten jeugdkliniek <strong>IrisZorg</strong> met primaire, secundaire of tertiaire alcoholproblematiek,<br />

en aantallen cliënten bij wie de diagnose alcoholafhankelijkheid of alcoholmisbruik is gesteld; 2010 en 2011.<br />

NB: cijfers 2010 hebben betrekking op de maanden vanaf 1-4-2010.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 77


6.4 samenVattende conclusies en trends alcohol<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

Alcohol blijft een veel gebruikt en populair middel in alle leeftijdscategorieën. Het is tevens het<br />

grootste probleemmiddel in onze samenleving. Het middel is makkelijk verkrijgbaar, ook voor<br />

jongeren onder de 16 jaar.<br />

Onder jongeren wordt gemiddeld op steeds latere leeftijd voor het eerst alcohol gebruikt. Toch<br />

hebben twee op de vijf jongeren in het reguliere onderwijs op hun twaalfde al ervaring met dit<br />

middel. Op vijftienjarige leeftijd is dit aantal toegenomen tot ruim vier op de vijf.<br />

Ook actueel gebruik van alcohol bij jonge tieners daalt, maar is desalniettemin nog steeds hoog als<br />

we rekening houden met het feit dat zij officieel nog geen alcohol mogen kopen. Bij twaalfjarigen is<br />

één op de tien actuele gebruiker en bij vijftienjarigen is dit toegenomen tot zes op de tien jongeren<br />

in het reguliere onderwijs.<br />

Onder specifieke probleemgroepen zoals de jongeren in de jeugdzorg, JJI’s en in het speciaal<br />

onderwijs liggen de percentages jongeren met ervaring met alcoholgebruik hoger dan onder<br />

jongeren in het reguliere onderwijs.<br />

Ondanks de dalingen in ooit-gebruik en actueel gebruik blijven binge drinken en indrinken populair<br />

bij een groot aantal jongeren. Het aantal alcoholgerelateerde spoedopnames onder jongeren stijgt<br />

nog steeds elk jaar en is niet terug te voeren tot een unieke probleemgroep. Integendeel, deze<br />

jongeren vormen juist een afspiegeling van de doorsnee Nederlandse jongeren, met een ondervertegenwoordiging<br />

van allochtone jongeren. Het aantal opnames in algemene ziekenhuizen voor<br />

alcoholgerelateerde problematiek lijkt na jaren van groei wat te stabiliseren. Het betreft hier vaak<br />

geen jongeren, maar juist volwassenen met een gemiddelde leeftijd van 47 jaar.<br />

Hoewel alcohol na ecstasy het meest wordt genoemd als oorzaak van het behandelen op de<br />

eerste hulp bij rave party’s, is het percentage incidenten op het totaal aantal bezoekers klein. Combinatiegebruik<br />

verhoogt de kans op incidenten, maar ook deze aantallen zijn bij dit soort feesten<br />

verwaarloosbaar, afgezet tegen het aantal bezoekers.<br />

Regionale ontwikkelingen<br />

• In de regio Gelderland is er sprake van vergelijkbare trends als op landelijk niveau. Ongeveer<br />

85% van de Gelderse bevolking tussen de 18 en 65 is actueel drinker. Dit komt overeen met<br />

ongeveer 1 miljoen mensen.<br />

• Volwassenen en ouderen in Gelderland lijken in regionaal onderzoek wat onderbelicht, ook<br />

grote groepen in deze leeftijdscategorieën drinken meer dan verantwoord is.<br />

• Ongeveer de helft van de Gelderse middelbare scholieren is actueel drinker. Het percentage<br />

actuele drinkers hangt samen met leeftijd onder scholieren.<br />

• Onder uitgaande jongeren in de regio ligt dit percentage veel hoger dan het gemiddelde van<br />

jongeren in het reguliere onderwijs.<br />

• Van de uitgaande jongeren in 5 grote gemeenten in Gelderland is 90% actuele drinker. Uitgaande<br />

mannen drinken gemiddeld meer dagen en meer eenheden per week dan vrouwen in Gelderland.<br />

Een relatief grote groep onder hen drinkt gemiddeld meer dan 20 eenheden alcohol per<br />

week. Dit komt ook uit de panelstudie naar voren. Hierin wordt benadrukt dat alcohol bij elke<br />

gelegenheid past of soms zelfs hoort. Indrinken is hierbij geen uitzondering: alcohol lijkt de basis<br />

voor een feestje bij een grote groep jongeren. Er wordt zowel bier als sterke drank gedronken,<br />

dit laatste vooral bij indrinken.<br />

78 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol


Hulpvraag rond alcohol<br />

• Ondanks het ogenschijnlijk forse alcoholgebruik onder jongeren melden zij zich maar in een<br />

klein aantal gevallen om deze reden bij de hulpverlening.<br />

• In veel gemeenten in Gelderland zijn relatief veel mensen in behandeling voor problematisch<br />

gebruik. Vooralsnog lijkt het totaal aantal hulpvragers voor primair alcoholgebruik bij <strong>IrisZorg</strong> niet<br />

toe te nemen; wel worden de hulpvragers gemiddeld steeds ouder.<br />

• Men ziet een toename in het aantal 54-plussers dat hulp zoekt voor alcoholgebruik de laatste<br />

jaren. Gezien de vergrijzing zal de groep ouderen in aantal toenemen.<br />

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• In de provincie Gelderland bevinden zich in bepaalde subregio’s relatief veel keten. De alcoholconsumptie<br />

zou hier hoger liggen dan elders in horecagelegenheden. Onderzoek kan uitwijzen<br />

of dit ook in Gelderland het geval is<br />

• Veel 65-plussers drinken meer dan verantwoord wordt geacht. Deze groep is onderbelicht in<br />

onderzoek naar alcoholgebruik.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• Ongeveer één op de drie volwassenen in Gelderland drinkt meer/vaker dan verantwoord wordt<br />

geacht.<br />

• Ongeveer één op de vier 65-plussers in Gelderland drinkt meer/vaker dan verantwoord wordt<br />

geacht. Door vergrijzing zal deze groep de komende jaren in omvang toenemen.<br />

• Het aantal jongeren dat voor het 16 de jaar begint met drinken, daalt, maar is desalniettemin nog<br />

steeds hoog.<br />

• (Fors) Alcoholgebruik lijkt voor veel jongeren nog steeds een voorwaarde voor het hebben van<br />

een leuke avond.<br />

• Bepaalde groepen jongeren, zoals jongeren in de jeugdzorg of speciaal onderwijs zijn extra<br />

kwetsbaar voor alcoholmisbruik.<br />

• Alcohol is nog steeds voor jongeren onder de 16 relatief makkelijk aan te schaffen in winkels en<br />

horeca, zowel lichte als sterke drank.<br />

• Er treedt stabilisatie op van het aantal hulpvragen omtrent alcoholgebruik bij de verslavingszorg.<br />

De gemiddelde leeftijd van mensen die hulp vragen neemt toe, er lijkt vergrijzing op te treden bij<br />

hulpvragers omtrent alcoholgebruik.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 6 Alcohol 79


80 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

Hoofdstuk 7<br />

CANNABIS


7.1 inleiding<br />

Het middel<br />

Cannabis (Cannabis Sativa) is een plant. De psychoactieve stoffen in die plant worden samen ook<br />

cannabis genoemd. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Gedroogde vrouwelijke bloemen,<br />

stengels of bladeren staan bekend als wiet (marihuana of weed). Een tweede product is hasj (stuff).<br />

Dit zijn samengeperste brokken of plakken van de hars die de bladeren en bloemen afscheiden.<br />

7.2 landelijke gegeVens oVer het geBruik Van cannaBis<br />

7.2.1 Prevalentie en incidentie<br />

In 2009 geeft ongeveer één op de vier mensen aan weleens cannabis te hebben gebruikt. Ruim<br />

4% van hen is actuele gebruiker (Rodenburg et al., 2007; Van Rooij et al., 2011). Dit is een lichte<br />

stijging in vergelijking met vorige metingen. Mogelijk hangt dit samen met het feit dat er in 2009<br />

een andere meetmethode is gebruikt. In de meting van 2009 konden respondenten vragen beantwoorden<br />

op een laptop zonder dat de interviewer deze kon zien. Tijdens eerdere metingen werden<br />

antwoorden eerst aan de interviewer doorgegeven en daarna door deze ingevoerd. De nieuwe,<br />

meer anonieme, manier van afnemen van interviews kan van invloed zijn op de antwoorden van<br />

respondenten.<br />

aantal cliënten<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1997 2001 2005 2009<br />

mannen 24,5 23,6 29,1 32,9<br />

vrouwen 13,6 15,3 16,1 18,4<br />

totaal 19,1 19,5 22,6 25,7<br />

Figuur 7.1 Lifetime prevalentie van cannabisgebruik onder 15-64 jarigen (percentages) totaal en naar geslacht;<br />

1997-2009.<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO.<br />

NB: In 2009 is er een andere onderzoeksmethoden gebruikt. Dit heeft mogelijk invloed gehad op de gevonden percentages.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 81


percentage<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

mannen 7,1 7,2 7,8 9,8<br />

vrouwen 3,8 3,8 3,1 4,2<br />

totaal 5,5 5,5 5,3 7<br />

82 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

1997 2001 2005 2009<br />

Figuur 7.2 Jaarprevalentie van cannabisgebruik onder 15-64 jarigen (percentages) totaal en naar geslacht;<br />

1997-2009.<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO.<br />

NB: In 2009 is er een andere onderzoeksmethoden gebruikt. Dit heeft mogelijk invloed gehad op de gevonden percentages.<br />

percentage<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

1997 2001 2005 2009<br />

mannen 4,2 4,8 5,2 6,3<br />

vrouwen 1,8 1,9 1,5 2<br />

totaal 3 3,4 3,3 4,2<br />

Figuur 7.3 Maandprevalentie van cannabisgebruik onder 15-64 jarigen (percentages) totaal en naar geslacht;<br />

1997-2009.<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO.<br />

NB: In 2009 is er een andere onderzoeksmethoden gebruikt. Dit heeft mogelijk invloed gehad op de gevonden percentages.<br />

Ongeveer één op de drie actuele cannabisgebruikers gebruikt (bijna) dagelijks; dit komt neer op<br />

1,3% van de populatie tussen de 15-64 jaar. Mannen gebruiken vaker cannabis dan vrouwen.<br />

Cannabis is het meest populair onder jongeren en jongvolwassenen. Jongeren in de leeftijdsgroep<br />

15-24 jaar hebben gemiddeld een tweemaal zo hoge jaarprevalentie van gebruik dan 25-44 jarigen<br />

en een achtmaal zo hoge jaarprevalentie dan 45-64 jarigen. De gemiddelde startleeftijd voor<br />

cannabisgebruik is 16,4 jaar.


percentage<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar<br />

Recent 16,1 7,7 2,2<br />

Aktueel 8,3 5,1 1,4<br />

Figuur 7.4 Cannabisgebruikers in Nederland 2009 naar leeftijd als percentage van actueel en recentgebruik.<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO (Van Rooij et al, 2011).<br />

Urbanisatie en cannabisgebruik<br />

Cannabis wordt meer gebruikt in grote steden dan op het platteland. In 2009 is het percentage<br />

mensen dat ervaring heeft met cannabis in ‘zeer sterk stedelijke’ gebieden ongeveer twee keer<br />

groter dan in matig, weinig en niet-stedelijke gebieden. Overigens behoren geen van de gemeenten<br />

in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong> tot de categorie ‘zeer sterk stedelijk’ (verg. tabel 7.1).<br />

Tabel 7.1 Cannabisgebruik naar urbanisatiegraad onder mensen tussen de 15 en 64 jaar.<br />

Ooit Recent Actueel<br />

Zeer sterk stedelijk* 38,7% 12,6% 8,2%<br />

Sterk stedelijk** 27,5% 6,9% 3,7%<br />

Matig stedelijk*** 22,8% 5,6% 3,0%<br />

Weinig stedelijk**** 17,5% 4,7% 3,0%<br />

Niet-stedelijk***** 18,5% 4,3% 2,6%<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO) 2009, IVO.<br />

* Gemeenten met meer dan 2.500 adressen per vierkante kilometer. Dit zijn Amsterdam, Delft, Den Haag, Groningen, Haarlem,<br />

Leiden, Rijswijk, Rotterdam, Schiedam, Utrecht, Vlaardingen en Voorburg.<br />

** Gemeenten met 1.500-2.500 adressen per vierkante kilometer.<br />

*** Gemeenten met 1.000-1.500 adressen per vierkante kilometer.<br />

**** Gemeenten met 500-1.000 adressen per vierkante kilometer.<br />

***** Gemeenten met minder dan 500 adressen per vierkante kilometer.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 83


7.2.2 Cannabisgebruik bij jongeren<br />

Onderzoek onder scholieren laat de laatste tien jaar een dalende trend zien in cannabisgebruik. Dit<br />

betreft zowel ooit, recent als actueel gebruik en is te zien bij jongens en bij meisjes (Van Dorsselaer<br />

et al., 2010; Monshouwer et al., 2008). In 2009 heeft 12% van de jongeren ooit cannabis gebruikt en<br />

gebruikt 5% in de maand voorafgaand aan het interview.<br />

percentage<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Totaal 17,4 16,1 14,2 13,2 11,8<br />

Jongens 19,7 17,1 15,6 14,6 13,6<br />

Meisjes 15,1 15 12,8 11,7 9,9<br />

84 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

2001 2003 2005 2007 2009<br />

Figuur 7.5 Trends onder scholieren tussen 12 en 16 jaar in ooit-gebruik van cannabis.<br />

Bronnen: HBSC (2001, 2005, 2009) en Peilstationonderzoek scholieren (2003, 2007), (Van Dorsselaer et al., 2010).


percentage<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2001 2003 2005 2007 2009<br />

Totaal 14,4 12,6 11,7 10,6 9,3<br />

Jongens 16,5 13,4 13,1 11,7 10,9<br />

Meisjes 12,2 11,8 10,3 9,5 7,7<br />

Figuur 7.6 Trends onder scholieren tussen 12 en 16 jaar in recent gebruik van cannabis.<br />

Bronnen: HBSC (2001, 2005, 2009) en Peilstationonderzoek scholieren (2003, 2007), (Van Dorsselaer et al., 2010).<br />

percentage<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Totaal<br />

Jongens<br />

Meisjes<br />

2003 2005 2007 2009<br />

7,7 7 6,4 5,3<br />

8,7 8,4 7,2 6,7<br />

6,6 5,6 5,6 3,9<br />

Figuur 7.7 Trends onder scholieren tussen 12 en 16 jaar in actueel gebruik van cannabis.<br />

Bronnen: HBSC (2001, 2005, 2009) en Peilstationonderzoek scholieren (2003, 2007), (Van Dorsselaer et al., 2010).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 85


Verschillen tussen jongens en meisje in cannabisgebruik blijven bestaan. Bij jongens ligt het<br />

gebruik hoger dan bij meisjes (Van Dorsselaer et al., 2010). Verschillen tussen schoolniveaus en<br />

verschillende groepen naar etniciteit treffen we niet aan.<br />

percentage<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Jongens 0,9 4,2 12,3 24,3 35,4<br />

Meisjes 0 2,8 8,8 20 22,1<br />

86 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar<br />

Figuur 7.8 Ervaring met cannabis van scholieren tussen 12 en 16 jaar naar leeftijd.<br />

Bron: HBSC-onderzoek 2009 (Van Dorsselaer et al., 2010).<br />

7.2.3 Cannabisgebruik door bijzondere groepen jongeren<br />

Onder bepaalde groepen jongeren ligt het percentage cannabisgebruikers hoger dan bij de<br />

gemiddelde populatie jongeren. Deze groepen en hun cannabisgebruik lichten we hieronder<br />

verder toe.<br />

Uitgaande jongeren en jongvolwassenen<br />

Onder Amsterdamse uitgaande jongeren wordt het middelengebruik bestudeerd door middel van<br />

de Antenne-Monitor. Hierbij doet men onderzoek in het uitgaansleven op verschillenden plaatsen<br />

in de stad, zoals café’s, clubs en coffeeshops.<br />

In 2009 heeft meer dan 90% van de coffeeshopbezoekers in de laatste maand voorafgaande aan de<br />

meting cannabis gebruikt. Hiervan rookt driekwart (bijna) dagelijks, gemiddeld bijna 4 joints per dag.<br />

Mannen, werkloze en niet-studerende coffeeshopbezoekers roken het meest (Nabben et al., 2010).<br />

Landelijk onderzoek naar middelengebruik op grootschalige party’s laat zien dat daar gemiddeld<br />

30% van de bezoekers een actuele cannabisgebruiker is. Op het moment van de meting heeft 17%<br />

geblowd, gemiddeld roken de gebruikers 2,4 joints op die avond (Van de Poel et al, 2010).


percentage<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar<br />

Jongens 0,2 1,2 5,9 13,1 17,2<br />

Meisjes 0 1,9 4,3 6,9 7,2<br />

Figuur 7.9 Actueel gebruik van cannabis onder scholieren tussen 12 en 16 jaar naar leeftijd.<br />

Bron: HBSC-onderzoek 2009 (Van Dorsselaer et al., 2010).<br />

Dit onderzoek richt zich ook op bezoekers van clubs en discotheken door het hele land in verschillende<br />

regio’s. In de regio’s west (28%), zuid (24%) en midden (24%) liggen de percentages actuele<br />

gebruikers het hoogst. Noord (17%) en Oost (18%) scoren beduidend lager. Het landelijke gemiddelde<br />

percentage actuele cannabisgebruikers onder clubbezoekers ligt rond de 24%. Tien procent<br />

heeft op de avond van het onderzoek zelf geblowd, met een gemiddelde van 1,8 joints.<br />

Dekkers et al. (2010) voeren een onderzoek uit onder uitgaande jongeren in Den Haag en vinden<br />

een lager percentage cannabisgebruikers. Hier is 12% actuele gebruiker en blowt 4% elke dag. Het<br />

verschil kan mogelijk verklaard worden door de kenmerken van de steekproef (in Den Haag zijn de<br />

respondenten gemiddeld jonger en vaker van het vrouwelijk geslacht).<br />

Kwetsbare groepen<br />

Bepaalde groepen jongeren lopen meer risico voor middelenproblematiek en verslaving dan<br />

reguliere schoolgaande jongeren. Dit hangt samen met verschillende risicokenmerken van personen,<br />

zoals bijvoorbeeld gedragsproblemen en psychische problemen. Hoe meer risicokenmerken<br />

iemand heeft, des te groter is bij hem of haar de kans op het ontwikkelen van (psychische) stoornissen.<br />

Daarnaast kan een stoornis leiden tot één of meerdere andere stoornissen. Om ontsporing bij<br />

kwetsbare groepen te voorkomen, is het belangrijk dat men zo vroeg mogelijk aandacht besteedt<br />

aan de risicokenmerken en de daaraan ten grondslag liggende oorzaken (Snoek et al., 2010).<br />

Actueel cannabisgebruik komt relatief veel voor bij zwerfjongeren, hangjongeren, jongeren in justitiële<br />

jeugdinrichtingen en in de jeugdzorg. Onderzoek in 2006 laat zien dat bijna de helft van de<br />

jongeren in de Amsterdamse jeugdzorg actueel cannabisgebruiker is. Hiervan gebruikt ongeveer<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 87


eenderde dagelijks, wat neerkomt op 15% van het totale aantal jongeren in de jeugdzorg (Nabben<br />

et al., 2007). Tussen jongens en meisjes vinden we geen verschil.<br />

Recent onderzoek door het Trimbos Instituut (Kepper et al., 2011) laat zien dat een grote groep<br />

jongeren in de jeugdzorg gemiddeld veel eerder ervaring opdoet met cannabis, dan jongeren<br />

in dezelfde leeftijd binnen het regulier onderwijs. Het onderzoek bestudeert ook het gebruik bij<br />

jongeren met gedragsproblemen en/of leerstoornissen op het speciaal onderwijs. Jongeren met<br />

gedragsproblemen op REC-4 scholen hebben gemiddeld vaker ervaring met cannabis dan jongeren<br />

in het regulier onderwijs.<br />

percentage<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

12 tot 13 jr 4 20,4 6 32,6<br />

14 tot 15 jr 17,2 42 16 66,7<br />

16 jaar 30 54,1 22,2 68,6<br />

88 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

regulier REC-4 Pro + LWOO jeugdzorg<br />

Figuur 7.10. Percentages ooit-gebruik van cannabis onder jongeren in regulier en speciaal onderwijs en in<br />

residentiële jeugdzorg. Bron: Kepper et al (2009).<br />

Legenda: REC-4 = Cluster-4 scholen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen;<br />

PrO= PraktijkOnderwijs, voor moeilijk lerende kinderen;<br />

LWOO= LeerWegOndersteunend Onderwijs, voor leerlingen die extra begeleiding behoeven.<br />

In een eerder onderzoek onder jongens in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) constateert men dat<br />

ruim zes op de tien (65%) jongens cannabis hebben gebruikt in de maand voorafgaand aan hun<br />

detentie. Binnen alle leeftijdscategorieën verschillen de jongens daarmee significant van hun<br />

leeftijdsgenoten in de gemiddelde populatie (Kepper et al. 2009). Verder is bekend dat 64% van<br />

de jongens in de justitiële jeugdinrichting <strong>rapport</strong>eert tijdens verblijf cannabis gebruikt te hebben.<br />

percentage<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

landelijk (jongens) JJI<br />

12 tot 13 jr 5 54<br />

14 tot 15 jr 14 62<br />

16 jaar 29 70<br />

Figuur 7.11. Percentages actueel gebruik van cannabis onder jongens algemeen en verblijvend in JJI.<br />

Bron: Kepper et al (2009).


7.2.4 Cannabis en hulpverlening<br />

Hulpvragen rond cannabisgebruik in de verslavingszorg<br />

In 2009 zijn er landelijk bijna 11.000 mensen die hulp zoeken bij de verslavingszorg in verband met<br />

cannabisproblematiek. Bij ongeveer een op de drie hulpvragen is sprake van meervoudige problematiek.<br />

De gemiddelde leeftijd van de hulpvragers ligt in vergelijking met die bij alcoholproblematiek<br />

laag, op gemiddeld 28 jaar. Problematiek rond cannabisgebruik is nog steeds grotendeels een<br />

jongerenaangelegenheid, maar de laatste jaren nemen we een toename van probleemgebruikers<br />

onder 30-plussers waar (Ouwehand et al., 2011).<br />

Tabel 7.2. Overzicht Cannabis hulpvragers 2010.<br />

Demografie<br />

Aantal hulpzoekers 10.971<br />

Man : Vrouw 80 : 20<br />

Gemiddelde Leeftijd 28,4 jaar<br />

Aandeel 25- 41,4%<br />

Aandeel 55+ 1,1%<br />

Aandeel autochtoon 79,8%<br />

Aantal per 100.000 inwoners 66<br />

Problematiek<br />

Aandeel in verslavingszorg 14,4%<br />

Enkelvoudig : meervoudig 66 : 34<br />

Eerste inschrijving ooit 37%<br />

Gemiddeld aantal contacten/cliënt 17<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

In het laatste decennium is het aantal mensen met een hulpvraag rond cannabis in Nederland verdrievoudigd<br />

(Ouwehand et al., 2011): van 22 per 100.000 in 2001 naar 66 per 100.000 in 2010. Deze<br />

stijging lijkt voorlopig nog door te zetten (figuur 7.12). Het aandeel van hulpvragers rond dit middel<br />

is gestegen van 7% in 2003 naar 14% in 2010.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 89


aantal<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

0<br />

Lijn 1 4485 5456 6100 6544 8017 8410 8863 10971<br />

90 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

Figuur 7.12. Aantal hulpvragers voor cannabis als primaire problematiek; 2003-2010.<br />

Bron: Ladis <strong>rapport</strong>ages 2003-2010.<br />

In figuur 7.13 is de stijgende trend in de hulpvraag in verband met cannabisgebruik weergegeven<br />

per landelijke regio. In 2001 zoeken tussen 1 en 50 per 100.000 inwoners hulp in verband met cannabisgebruik<br />

en is er weinig variatie tussen de verschillende regio’s. Hooguit kunnen we opmerken<br />

dat in het noorden de cannabishulpvraag laag is. In 2010 is dit beeld veranderd: in dat jaar zijn er<br />

meerdere regio’s aan te wijzen waar de cannabishulpvraag hoger ligt dan 125 per 100.000 inwoners.<br />

Regio’s in het noorden van het land behoren ook tot deze laatste categorie.<br />

Figuur 7.13. Aantal hulpvragers cannabisproblematiek per 100.000 inwoners 2001 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.


Ziekenhuisopnames<br />

Het aantal ziekenhuisopnames voor cannabis is relatief gering. In de Dutch Hospital Data (DHD)<br />

van 2009 worden 75 personen opgenomen in verband met cannabismisbruik of -verslaving als<br />

hoofddiagnose. Het gaat dan vooral om cannabismisbruik. Tussen 2000 en 2009 is sprake van<br />

een lichte toename van dit aantal opnames (Van Laar et al., 2011).<br />

Bij ongeveer een op de vier nevendiagnoses voor drugsmisbruik of verslaving speelt cannabis een<br />

rol: in 2009 gaat het dan om 520 personen. Ook hier lijkt sprake te zijn van een stijgende trend: het<br />

aantal nevendiagnoses voor cannabismisbruik neemt tussen 2008 en 2009 toe met 9%. Meest<br />

voorkomende hoofddiagnose hierbij is psychose (in 22% van de gevallen).<br />

Ruim driekwart (78%) van de mensen met een hoofd- of nevendiagnose voor cannabis (in 2009:<br />

595 personen) is man, met een gemiddelde leeftijd van 31 jaar. De grootste groep hiervan is in de<br />

leeftijd van 20-24 jaar, gevolgd door de leeftijdsgroepen 25 tot 29 jaar en 15 tot 19 jaar.<br />

aantal ziekenhuisopnames<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

Cannabis als<br />

nevendiagnose<br />

Cannabis als<br />

hoofddiagnose<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

193 249 230 246 322 299 377 399 476 520<br />

24 38 33 46 56 62 54 69 57 75<br />

Figuur 7.14 Klinische opnames in algemene ziekenhuizen gerelateerd aan cannabisgebruik. Weergegeven is<br />

het aantal diagnoses. In deze figuur is niet gecorrigeerd voor dubbeltellingen van personen.<br />

Bron: Uit Van Laar et al, (2011), uit de Dutch Hospital Data<br />

Eerstehulpbezoek op Rave party’s<br />

In een onderzoek onder bezoekers van eerstehulpposten op rave party’s houdt men over een periode<br />

van twaalf jaar middelengerelateerde incidenten bij (Krul et al., 2011). In totaal bezoeken 10.100<br />

mensen (0,3%) van de ongeveer 3.800.000 bezoekers in de periode 1997-2008 de eerstehulppost<br />

in verband met middelengebruik. Problemen door (overmatig) cannabisgebruik vormen hiervan<br />

de oorzaak in ongeveer 2% van de gevallen (190 personen). Cannabis in combinatie met alcohol is<br />

verantwoordelijk voor ongeveer 3% van alle middelengerelateerde problematiek (384 personen).<br />

Incidenten met cannabisgebruik doen zich weinig voor op deze gelegenheden. Het merendeel van<br />

de ge<strong>rapport</strong>eerde incidenten met cannabis is niet ernstig en vergt weinig tot geen medische hulp.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 91


Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

De MDI laat in figuur 7.15 zien welk percentage van de incidenten in Nederland cannabisgerelateerd<br />

is. Onder toeristen in Amsterdam zijn veruit de meeste intoxicaties cannabisgerelateerd.<br />

Wanneer we alleen kijken naar niet-toeristen in Amsterdam valt het percentage veel lager uit:<br />

ongeveer 15%. In de rest van Nederland is iets meer dan één op de vijf incidenten cannabisgerelateerd.<br />

Bij eerstehulpposten op dancefeesten is dit minder dan één op de tien.<br />

In januari tot augustus 2011 is in 30% van de incidenten cannabis in het spel, al dan niet gecombineerd<br />

met andere middelen. Dit maakt cannabis na alcohol de meest voorkomende drug bij de<br />

ge<strong>rapport</strong>eerde incidenten in de MDI.<br />

In 70% van de gevallen met een cannabisgerelateerd incident betreft het een lichte intoxicatie, in<br />

25% is er sprake van matige intoxicatie en 5% is ernstig geïntoxiceerd.<br />

Figuur 7.15 Drugsincidenten in Nederland.<br />

Bron: Vogels, 2011<br />

7.3 regionale gegeVens oVer het geBruik Van cannaBis<br />

7.3.1 Prevalentie en incidentie<br />

Er zijn weinig gegevens bekend over het cannabisgebruik onder de Gelderse bevolking. Uit de<br />

laatste volwassenenmonitor van diverse GGD’s in de regio komen sterke regionale verschillen naar<br />

voren (zie figuur 7.16). De GGD regio Nijmegen wijkt qua gemiddeld cannabisgebruik niet af van het<br />

landelijk gemiddelde. In de regio’s Rivierenland en Gelre-IJssel ligt het ooit-gebruik en het actuele<br />

gebruik van cannabis gemiddeld lager dan het Nederlands gemiddelde. Van de regio Gelderland<br />

Midden zijn geen data beschikbaar.<br />

Net als bij de landelijke cijfers komt cannabisgebruik vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.<br />

Onder volwassenen komt cannabisgebruik het meest voor in de leeftijd van 19-35 jaar.<br />

92 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis


percentage<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Rivierenland Nijmegen Gelre-IJssel NL<br />

Ooit-gebruik 14 26 14 26<br />

Actueel gebruik 2 4 2 4<br />

Figuur 7.16 Cannabisgebruik in Gelderland onder volwassen per GGD regio.<br />

Bron: Gelderse GGD Volwassenenmonitor 2009.<br />

Een opvallende uitschieter in Gelderland met betrekking tot cannabisgebruik is de gemeente<br />

Nijmegen. Het ooit-gebruik lag hier op 35% en het actuele gebruik op 6%, dit is eveneens boven het<br />

landelijk gemiddelde. Deze cijfers trekken het gemiddelde van de GGD regio Nijmegen sterk naar<br />

boven. De meeste gemeenten in Gelderland, waarvan cijfers bekend zijn, scoren qua ooit-gebruik<br />

en actueel gebruik van cannabis onder het landelijk gemiddelde. Het aantal actuele gebruikers<br />

berekenen voor de hele provincie is lastig aangezien er tussen de regio’s grote verschillen zijn en<br />

van regio Midden geen cijfers beschikbaar zijn. Als we ervan uitgaan dat het aantal actuele gebruikers<br />

ergens tussen de 2% en 4% ligt, ligt dit aantal onder de volwassen populatie ergens tussen de<br />

24.000 en 48.000 in Gelderland.<br />

7.3.2 Jongeren en cannabis in Gelderland<br />

Cannabisgebruik onder jongeren in Gelderland is in 2007 onderzocht in het kader van het<br />

E-MOVO-onderzoek, de regionale gezondheids- en welzijnsmonitor onder scholieren. In de regio’s<br />

Gelre-IJssel en Rivierenland wordt een daling geconstateerd in ooit-gebruik en in actueel gebruik<br />

in vergelijking met de meting in 2003. In de regio’s Gelderland Midden en Nijmegen is dit niet het<br />

geval. In regio Nijmegen zien we wel een daling bij de tweedeklassers, maar een stijging bij de<br />

vierdeklassers. Daarmee is het percentage ooit-gebruik en actueel gebruik onder scholieren in<br />

regio Nijmegen hoger dan in de andere regio’s. Ook in vergelijking met heel Oost-Nederland lijkt<br />

cannabisgebruik vaker voor te komen in regio Nijmegen. De rest van de regio’s zit allemaal rond<br />

het gemiddelde van Oost-Nederland.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 93


percentage<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

ooit 13 14 14 21 14<br />

actueel 6 7 6 11 7<br />

94 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

Gelre-IJssel Gelderland-MI Rivierenland Nijmegen Oost-Nederland<br />

Figuur 7.17. Percentages ooit-gebruik en actueel gebruik van cannabis onder scholieren in de GGD-regio’s; 2007.<br />

Bron: E-MOVO, 2008.<br />

Vierdeklassers hadden gemiddeld vaker ervaring met cannabis dan tweedeklassers. In de regio<br />

Rivierenland is de maandprevalentie in 2007 2% bij de tweedeklassers en 11% bij de vierdeklassers.<br />

In de regio Nijmegen zijn deze cijfers respectievelijk 4% en 18%. Jongens melden vaker cannabisgebruik<br />

dan meisjes.<br />

Met betrekking tot schoolniveau blijken in Nijmegen en Rivierenland VMBO-leerlingen vaker ervaring<br />

met cannabis te hebben, dan leerlingen van HAVO en VWO. Het merendeel van de ouders is,<br />

volgens de leerlingen, niet op de hoogte van het cannabisgebruik van hun kinderen.<br />

Uitgaande jongeren in Gelderland<br />

Uit het Uitgaan & Middelen-onderzoek (<strong>IrisZorg</strong> 2011) blijkt dat de lifetime prevalentie van cannabisgebruik<br />

onder uitgaande jongeren 61% en het actuele gebruik 25% is. Het ooit-gebruik bij<br />

mannen is 64% en het actuele gebruik 27%. De cijfers bij vrouwen zijn respectievelijk: 57% en 22%.<br />

Ter vergelijking: landelijk onderzoek naar middelengebruik op grootschalige party’s laat zien dat<br />

daar gemiddeld 30% van de bezoekers een actuele cannabisgebruiker is. In het Uitgaan & Middelen<br />

Onderzoek van <strong>IrisZorg</strong> is het uitgaanspubliek evenwel rondlopend in stadscentra benaderd.<br />

Op basis van deze vergelijking kunnen we daarom niet stellen dat cannabisgebruik in de Gelderse<br />

gemeenten, waar de uitgaanders zijn geënquêteerd, in frequentie afwijkt van landelijke gemiddelden.<br />

Het cannabisgebruik varieert tussen de steden. Vooral Nijmegen springt eruit met een maandprevalentie<br />

van 50% onder de mannelijke respondenten. Dit kan mogelijk deels verklaard worden<br />

door een relatief grote groep hangjongeren die tijdens de uitgaansavond de enquête heeft ingevuld.<br />

Mannen scoren niet overal hoger als actuele gebruiker: in Arnhem en Tiel geven de vrouwelijke<br />

respondenten iets vaker dan mannen aan dat ze in de afgelopen maand cannabis gebruikt<br />

hebben (Zie figuur 7.18 & 7.19).


percentage<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

man 60,8 56,5 50 87,5 76,6<br />

vrouw 59,7 46,4 44,4 57,5 71,4<br />

Figuur 7.18. Ooit-gebruik van cannabis onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

percentage<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Arnhem Doentinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

man 21,7 27,5 16,7 50 21,4<br />

vrouw 25,4 10,6 11,1 32,5 25,7<br />

Figuur 7.19. Actueel gebruik van cannabis onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

Resultaten Panelstudie<br />

In de jaarlijkse panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> worden jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers bevraagd op hun signalen over alcohol- en drugsgebruik.<br />

In 2011 hebben we het cannabisgebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande<br />

jongeren en hangjongeren in kaart gebracht. Hierbij is de aandacht specifiek gericht op de<br />

achtergronden en wijzen van gebruik en de verkrijgbaarheid van cannabis. In bijlage IV vindt u een<br />

schematische weergave van de kenmerken van de jongeren per netwerk. De schattingen van het<br />

aantal gebruikers en de frequentie van gebruik per netwerk is weergegeven in bijlage III.<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

Blowen is al jaren een populair tijdverdrijf onder jongeren uit de panelstudie van <strong>IrisZorg</strong>. In<br />

nagenoeg alle netwerken van de panelstudie roken jongeren hun ‘jonko’ (oftewel wiet, tuin, sjakie,<br />

pretshaggie, wiewiet, of gewoon joint). In bijna de helft van die netwerken (9) blowt driekwart of<br />

meer van de jongeren. In groepen waarin opvallend weinig jeugd blowt, blijkt de gemiddelde<br />

leeftijd jonger (< 18 jaar) of juist ouder (> 25 jaar) te zijn dan in die van de rest van de groepen.<br />

De jongvolwassenen zien dat de combinatie van een volgende levensfase met andere en meer<br />

verantwoordelijkheden moeilijk samengaat met veelvuldig blowen. Ook is het werkende leven al<br />

vermoeiend genoeg en hebben zij minder behoefte aan cannabis om in te slapen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 95


Een gedeelte blowt alleen in het weekend of tijdens feesten, of in gezelschap. Dan is het zoiets als<br />

een biertje: het hoort erbij, sfeerverhogend. De dagelijkse blowers blowen vaker alleen. Zij zijn ook<br />

minder serieus met hun studie en toekomst bezig, minder gemotiveerd.<br />

Felice (uitgaander 57 )<br />

Blowen doe je thuis, op straat of in het bos. Of je dat ook bij je ouders thuis doet, hangt af van de<br />

houding van de ouders tegenover blowen en of ze überhaupt weten dat je blowt. Cannabis hoort<br />

niet bij het levendige uitgaan in discotheken of op party’s. Soms roken jongeren hun joint op een<br />

tentfeest of in een café, maar daar zitten de uitbaters niet altijd op te wachten.<br />

Het wordt wel geaccepteerd dat er in het café geblowd wordt. Maar toch liever niet dan wel.<br />

Het meeblowen wordt als vervelend ervaren.<br />

Henk (uitgaander 64 a )<br />

In een groep hebben blowers zo hun rolverdeling met bijbehorende status. Zo vertellen Lot<br />

(straathoekwerker 47 ) en Jan (jongerenwerker 67 ) over de leverancier die de wiet haalt bij de dealer of<br />

coffeeshop, de draaier en de ‘verantwoordelijke’ die iedereen een beetje in de gaten houdt.<br />

Er zijn meestal 2,3 vaste draaiers in de groep, omdat zij het beste draaien. Zij blowen ook als eerste,<br />

daarna degene die de wiet betaald heeft. Een goede draaier wordt gewaardeerd in de groep.<br />

Lot (straathoekwerker 47 )<br />

Een paar voelen zich extra verantwoordelijk voor de rest. Ze houden elkaar in de gaten. Als het te<br />

veel wordt, zeggen ze dat: ‘Je bent niet meer gezellig’.<br />

Jan (jongerenwerker 67 )<br />

Motief, effect en imago<br />

‘Een beetje chillen, meestal samen met je vrienden, en de dagelijkse beslommeringen ver weg van<br />

het hier en nu; een lekkere gewoonte die ook wel wat stoer voelt.’ Deze omschrijving komt uit de<br />

panelstudie naar voren als het beeld dat jongeren hebben van blowen.<br />

Naast die ontspanning en blowen uit gewoonte, zoekt een deel van de cannabisliefhebbers gericht<br />

naar vergetelheid. Hun doel is niets meer voelen of zich anders voelen. Dit speelt bijvoorbeeld bij<br />

de meiden die in de prostitutie werken, vertelt jeugdhulpverlener Ella 69 .<br />

Ze blowen om hun leven draaglijk te maken en niet bezig te zijn met hun problemen. Maar door het<br />

blowen zijn ze niet in staat om aan hun problemen te werken. Veel hebben een psychische stoornis<br />

en gebruiken om deze te onderdrukken. De meesten vinden zichzelf ook verslaafd en zien ook wel<br />

dat door het blowen hun ontwikkeling in de weg staat, maar ze zien niet hoe ze moeten stoppen en<br />

willen ook niet stoppen. In de toekomst willen ze wel stoppen, maar niet op dit moment. Blowen is<br />

hun houvast. Veel meiden hebben in hun jeugd ook te weinig meegekregen om iets van hun leven<br />

te maken. Dus dan wordt het heel moeilijk. De meiden die in de prostitutie zitten, blowen ook om<br />

dat draaglijk te maken. ‘zonder blowen kan ik dit niet doen’.<br />

Ella (jeugdhulpverlener 69 )<br />

96 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis


Jongeren met problemen lijken soms te vluchten in cannabisgebruik. Hierdoor is het risico van<br />

een vicieuze cirkel en een neerwaartse spiraal groot. Hét nadeel van cannabis is namelijk dat de<br />

ontspanning kan doorslaan naar een passief en lam gevoel. Hevige blowers willen hun problemen<br />

vergeten. Zij zien hun situatie als vrij uitzichtloos en onderschatten hun mogelijkheden om een<br />

uitweg te vinden. Hierdoor blijft hun leven zoals het is, wat voor hen een reden is om door te gaan<br />

met blowen.<br />

Een deel van de blowers zou wel willen stoppen om bovenstaande reden, of vanwege ruzie met<br />

hun omgeving of dreigende schulden. Dit speelt ook bij veel jongvolwassenen met wie Lot (straathoekwerker<br />

47 ) contact heeft. ‘het zit ze tot hier’, wijzend tot onder zijn neus. Maar bij het minderen<br />

zien de blowers een aantal obstakels op hun weg. Geestelijke afhankelijkheid, angst buiten de<br />

groep te vallen en hun problemen te moeten onderkennen, schaamte om hulp te zoeken bij de<br />

verslavingszorg en moeilijk in kunnen slapen spelen daarbij een rol.<br />

Dosering, toediening en markt<br />

In de meeste netwerken in de panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> gebruiken jongeren vooral wiet. De dosis<br />

varieert van één tot drie joints per keer, met een enkele keer een uitschieter naar vijf joints, mede<br />

afhankelijk van beschikbaarheid van geld en wiet. Meestal blowen jongeren het, maar in een paar<br />

netwerken is ook de waterpijp populair.<br />

Sisha of zoiets. De Marokkaanse jongens nemen hierin het initiatief, de rest neemt het over.<br />

Ze gebruiken het voor appel-tabak en wiet. Nu zijn ze aan het experimenteren wat ze nog meer<br />

met de waterpijp kunnen doen, zoals alcohol in plaats van water in het reservoir.<br />

Jan (jongerenwerker 67 ).<br />

Hasj is slechts in drie netwerken in meer of mindere mate welkom. Kees en Valerio (jongere en<br />

jongerenwerker 54 ) wijten dit aan de verschillen in werking van de soorten cannabis.<br />

Wiet is populairder, slaat beter aan. Wiet is relaxt en chill. Hasj maakt je op een bepaalde manier<br />

gefocust en scherp, is dus minder relaxt en chill. Het sluit minder goed aan bij de motieven.<br />

Kees & Valerio (jongere en jongerenwerker 54 )<br />

Voor liefhebbers onder de 18 jaar is het tegenwoordig moeilijker om aan wiet van de coffeeshop<br />

te komen, vertelt Lot (straathoekwerker 47b ). Een deel van de jongeren, ook die van boven de 18<br />

jaar, zoeken hun heil bij thuisdealers of kweken hun eigen wiet. Ook al is deze vaak van mindere<br />

kwaliteit.<br />

Eerder hingen 18-minners rond de coffeeshop en vroegen 18-plussers om wat wiet voor ze mee<br />

te nemen. Coffeeshops en gemeente zijn echter strenger geworden: toezichthouders, gemeente<br />

en medewerkers van de shop surveilleren vaker op overlast rond de shop, medewerkers ruimen<br />

peuken op en sturen 18-minners weg. Als ze merken dat 18-plussers aan de jongeren geven,<br />

mogen ook zij niet meer in de shop. Daarom willen 18-plussers ook niet meer voor hen halen. Wel<br />

als de 18-minners er zelf niet bij zijn. De shops willen ook vaker samenwerking met straathoekwerk.<br />

Lot (straathoekwerker 47b ).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 97


Sinds een jaar is er een growshop in het dorp en de jongeren die blowen zijn aan het kweken<br />

gegaan. Ze houden zich wel aan het maximale aantal planten, maar er komt toch wel heel veel<br />

wiet vanaf. Dit verkopen ze dan. Sommigen hebben ook planten binnen staan, met lampen, maar<br />

de meesten kweken buiten. Dit is hét gespreksonderwerp. Het lijkt wel of er nergens anders over<br />

gepraat kan worden.<br />

Petra (jongerenwerker 46 )<br />

7.3.3 Cannabis en hulpverlening in Gelderland<br />

Primaire cannabisproblematiek bij <strong>IrisZorg</strong><br />

Bij het cluster Behandeling van <strong>IrisZorg</strong> melden zich in 2009 ongeveer 950 personen met een<br />

primaire hulpvraag rond cannabisgebruik. Dit zijn vooral jongvolwassenen en hun aantal groeit al<br />

enkele jaren. In de periode 2006-2011 neemt het aantal jongvolwassenen dat zich bij <strong>IrisZorg</strong> meldt<br />

met een primair cannabisprobleem met ruim 40% toe.<br />

Het aantal minderjarigen dat zich aanmeldt, verdubbelt in diezelfde periode, maar blijft in absolute<br />

aantallen nog laag. Toch draagt dit gegeven bij aan het vermoeden dat in de regio van <strong>IrisZorg</strong> het<br />

aantal probleemgebruikers onder jongvolwassenen dat hulp zal zoeken voor cannabisgebruik, de<br />

komende jaren verder zal stijgen.<br />

aantal cliënten <strong>IrisZorg</strong><br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

18- 36 56 45 46 71 71<br />

18-29 305 389 350 412 457 523<br />

30-41 189 235 192 185 229 247<br />

42+ 80 122 102 78 82 97<br />

98 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Figuur 20. <strong>IrisZorg</strong> cliënten met primaire cannabisproblematiek.<br />

Bron: <strong>IrisZorg</strong> Inforay cliëntenregistratie.<br />

NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.


Regionale spreiding hulpvragers cannabisproblematiek<br />

In figuur 7.21 is de stijgende trend in hulpvraag rond cannabisgebruik zichtbaar. In 2001 ligt de<br />

prevalentie van de hulpvraag voor cannabisproblemen in de regio Gelderland – net als overigens<br />

landelijk – tussen de 1 en 25 personen per 100.000 inwoners. In 2010 is dit beeld veranderd en zien<br />

we in de provincie Gelderland veel gemeenten waar het aantal hulpvragers per 100.000 inwoners<br />

voor cannabis dubbel zo hoog is als het landelijk gemiddelde. Dit zijn van noord naar zuid: Heerde,<br />

Ermelo, Apeldoorn, Zutphen en Doetinchem. Verder is de cannabishulpvraag in de gemeenten<br />

Lochem, Arnhem, Rheden en Nijmegen eveneens hoger dan het landelijk gemiddelde. De hulpvraag<br />

bij cannabisproblematiek ligt in Gelderland in 2010 hoger dan in de meeste andere provincies.<br />

Figuur 7.21. Regionale spreiding cannabis hulpvraag 2001 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

Klinische hulpvraag cannabis bij jeugdkliniek <strong>IrisZorg</strong><br />

Een eerste analyse van gegevens van 166 cliënten bij de jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong>, over de periode<br />

april 2010 tot november 2011 leert dat 74% van hen een probleem heeft rond cannabisgebruik:<br />

primair (55%), secundair (16%) of tertiair (3%). Ruim de helft van deze hulpvragers is tussen de 18 en<br />

22 jaar oud.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 99


aantallen cliënten<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

2010 40 12 3 43 2<br />

2011 49 15 2 56 1<br />

100 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

primair secundair tertiair afhankelijkheid misbruik<br />

Figuur 7.22. Aantallen cliënten jeugdkliniek <strong>IrisZorg</strong> met primaire, secundaire of tertiaire cannabisproblematiek,<br />

en aantallen cliënten bij wie de diagnose cannabisafhankelijkheid of cannabismisbruik is gesteld; 2010 en 2011.<br />

NB: cijfers 2010 hebben betrekking op de maanden vanaf 1-4-2010.<br />

Figuur 7.22 laat de aantallen cliënten zien bij wie cannabisgebruik een primair, secundair of tertiair<br />

probleem vormt. In 2011 wordt bij 56 jongeren de diagnose cannabisafhankelijkheid vastgesteld.<br />

Cannabisproblematiek neemt onder de cliënten van de jeugdkliniek de eerste plaats in.<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

In Gelderland zijn twee peilregio’s voor de MDI actief: Ede/Arnhem en Nijmegen. Gelderland wijkt<br />

qua percentage cannabisincidenten niet veel af van het landelijk gemiddelde. Dit landelijk gemiddelde<br />

wordt echter sterk omhoog getrokken door Amsterdam. In vergelijking met de meeste<br />

andere peilregio’s worden in Gelderland weinig cannabisgerelateerde incidenten gemeld bij de MDI.<br />

Figuur 7.23 Drugsincidenten per peilstation.<br />

Bron: Trimbos, Vogels, 2011.


7.4 samenVattende conclusies en trends cannaBis<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

Cannabisgebruik is in Nederland het meest populair onder jongeren en jongvolwassenen. Traditioneel<br />

scoren mannen gemiddeld hoger op alle vormen van gebruik dan vrouwen. Het gebruik<br />

onder schoolgaande jongeren is in het laatste decennium teruggelopen. Toch is ruim een op de 20<br />

jongeren tussen de 12 en 16 jaar actuele gebruiker. Dit maakt cannabis het meest populaire nietlegale<br />

middel onder jongeren in Nederland.<br />

Onder bepaalde kwetsbare groepen jongeren ligt het gebruik hoger. Zo gebruiken jongeren met<br />

gedragsproblemen en jongeren die verblijven binnen de jeugdzorg of JJI’s vaker op jonge leeftijd al<br />

cannabis dan hun ‘gemiddelde’ leeftijdsgenoten. Deze kwetsbare jongeren lopen door hun hogere<br />

gebruik en door andere problemen een significant grotere kans op het ontwikkelen van verslaving,<br />

dan de gemiddelde jongere in het reguliere onderwijs.<br />

Incidenten met cannabis komen relatief weinig voor. Wanneer cannabis echter gebruikt wordt in<br />

combinatie met andere middelen wordt de kans op incidenten groter.<br />

Regionale ontwikkelingen<br />

• Het gebruik van cannabis onder volwassenen ligt in de meeste Gelderse regio’s lager dan het<br />

Nederlands gemiddelde.<br />

• Het gebruik van cannabis onder scholieren is in de meeste Gelderse regio’s ongeveer gelijk aan<br />

het gemiddelde in Oost-Nederland. Volgens de scholieren zijn de meeste ouders niet op de<br />

hoogte van dat gebruik.<br />

• De GGD-regio Nijmegen vormt in beide bovenstaande gevallen een uitzondering. Zowel onder<br />

volwassenen als onder scholieren ligt het ooit-gebruik en het actuele gebruik hier hoger dan in<br />

de andere Gelderse regio’s.<br />

• Ook het cannabisgebruik onder uitgaande jongeren in Nijmegen ligt hoger dan dat van uitgaande<br />

jongeren in andere Gelderse steden.<br />

• Cannabis wordt maar weinig tijdens het uitgaan zelf gebruikt en dient vooral ter ontspanning.<br />

Een deel van de dagelijkse blowers gebruikt gericht om problemen te vergeten of om even niets<br />

meer te voelen. Sommigen van hen zouden liever stoppen, maar zien niet hoe ze dat voor elkaar<br />

moeten krijgen. Ze belanden hierdoor in een vicieuze cirkel.<br />

• Wiet is in de regel populairder dan hasj. Gezien de hoge kosten van het middel gaan sommige<br />

jongeren zelf wiet kweken of kopen bij thuisdealers. Wat men hier verbouwt of koopt, is van<br />

mindere kwaliteit dan in de coffeeshop.<br />

• Het is voor jongeren onder de 18 niet of nauwelijks mogelijk om cannabis in een coffeeshop te<br />

kopen.<br />

Hulpvraag rond cannabis<br />

• In de hulpverlening is de laatste jaren een stijging te zien onder het aantal jongeren dat hulp<br />

vraagt in verband met cannabisgebruik. In zes jaar tijd zagen we bij <strong>IrisZorg</strong> een stijging van<br />

meer dan 40% onder jongeren tussen de 18 en 29 jaar. Hoewel het aantal jongeren onder de 18<br />

jaar dat hulp zoekt bij <strong>IrisZorg</strong> absoluut gezien klein is, zien we ook daar een stijgende trend.<br />

• We verwachten dat het aantal jongeren onder de 30 jaar dat met een primair cannabisprobleem<br />

hulp zoekt bij <strong>IrisZorg</strong> op korte termijn aanvankelijk verder zal toenemen. Doordat minder jongeren<br />

jong beginnen met blowen, zal het aantal hulpvragen zich op de langere termijn echter gaan<br />

stabiliseren.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 101


• Ook onder dertigers hebben we een stijging waargenomen van 25% in de periode 2006-2011.<br />

Deze stijging is echter minder consequent over de jaren en het is lastig te voorspellen hoe deze<br />

zich verder zal voortzetten.<br />

• In de provincie Gelderland is het aantal hulpvragers per 100.000 inwoners voor een aantal<br />

gemeenten ruim dubbel zo hoog dan het landelijk gemiddelde. Hulpvragen die gerelateerd zijn<br />

aan cannabis, lijken in Gelderland meer voor te komen en sneller te zijn gestegen in de afgelopen<br />

jaren dan in andere provincies in Nederland.<br />

• Incidenten die zijn gerelateerd aan cannabisgebruik komen in Gelderland relatief weinig voor in<br />

vergelijking met andere regio’s.<br />

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• Regionaal onderzoek opzetten naar kwetsbare groepen voor verslaving in Gelderland. Hierbij<br />

kan men denken aan het middelengebruik bij jongeren met psychische problemen en/of<br />

gedragsproblemen, en aan schooluitvallers.<br />

• Cannabisgebruik in de verschillende Gelderse regio’s blijven monitoren. Hierbij verdient de regio<br />

Nijmegen bijzondere aandacht gezien het hoge percentage cannabisgebruikers aldaar.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• Het cannabisgebruik onder volwassenen en scholieren ligt in de regio Nijmegen (veel) hoger dan<br />

in de rest van Gelderland.<br />

• Er is weinig bekend over het cannabisgebruik onder kwetsbare groepen jongeren in de regio.<br />

Deze groepen hebben een verhoogde kans op problematisch middelengebruik.<br />

• We verwachten dat het aantal jongeren onder de 30 jaar dat op korte termijn met een primair<br />

cannabisprobleem hulp zoekt bij <strong>IrisZorg</strong> verder zal toenemen.<br />

• In Gelderland zijn verschillende regio’s met een hoog percentage hulpvragers voor cannabisgebruik.<br />

Dit zijn gemeenten als Ermelo, Apeldoorn, Zutphen, Doetinchem, Arnhem en Nijmegen.<br />

102 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis


103 <strong>Tendens</strong> 2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne<br />

Hoofdstuk 8<br />

COCAÏNE<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 103


8.1 inleiding<br />

Het middel<br />

Cocaïne wordt onttrokken aan de bladeren van de cocaplant, die van oorsprong in Peru en Bolivia<br />

voorkomt. Snuifcocaïne is een kristalachtig wit poeder. Basecoke of gekookte coke bestaat uit witte<br />

of gele kristallen. Gekookte coke ontstaat na verhitting van een oplossing van cocaïnepoeder en<br />

een basisch middel, zoals natriumcarbonaat ammonia.<br />

8.2 landelijke gegeVens oVer het geBruik Van cocaïne<br />

8.2.1 Prevalentie en incidentie<br />

In Nederland zijn er in 2009 naar schatting 55.000 actuele cocaïnegebruikers. Deze schatting komt<br />

van het Nationale Prevalentie Onderzoek. Naar alle waarschijnlijkheid ligt het aantal cocaïnegebruikers<br />

in werkelijkheid hoger, omdat in het bevolkingsonderzoek van het NPO probleemgebruikers<br />

van harddrugs ondervertegenwoordigd zijn (NPO, Rodenburg et a; 2007; Van Rooij et al., 2011).<br />

Het Nationaal Prevalentie Onderzoek vindt in 2009 een hogere lifetime prevalentie van cocaïnegebruik<br />

dan in de jaren daarvoor. Mogelijk hangt dit samen met het feit dat er in 2009 een andere<br />

meetmethode is gebruikt (verg. § 7.2.1).<br />

percentage<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

1997 2001 2005 2009<br />

ooit 2,6 2,1 3,4 5,2<br />

recent 0,7 0,7 0,6 0,5<br />

actueel 0,3 0,4 0,1 0,4<br />

Figuur 8.1. Gebruik van cocaïne onder de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder (percentages); 1997-2009.<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO.<br />

Recent gebruik = Gebruik in het afgelopen jaar.<br />

Actueel gebruik = Gebruik in de afgelopen maand.<br />

NB: In 2009 is er een andere onderzoeksmethoden gebruikt. Dit heeft mogelijk invloed gehad op de gevonden toename van de<br />

prevalentie van cocaïnegebruik in dat jaar.<br />

Het ooit-gebruik van cocaïne komt het meest voor in de leeftijdsgroep van 24-44 jaar, gevolgd door<br />

15-24 jaar, en is het laagst bij de groep 45-64 jaar (figuur 8.2). In 2009 ligt zowel het ooit-gebruik<br />

als het recent gebruik bij mannen hoger dan bij vrouwen (figuur 8.3). Het aantal actuele gebruikers<br />

is te klein om tussen groepen te kunnen differentiëren.<br />

104 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne


Cocaïne lijkt populairder in stedelijke gebieden dan in niet-stedelijke gebieden. Recent gebruik ligt<br />

op 2% in zeer stedelijke gebieden, tegenover 0,5% in weinig stedelijke en 0,7% in niet-stedelijke<br />

gebieden.<br />

percentage<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar<br />

ooit-gebruik 4,8 8 2,5<br />

recent gebruik 2,4 1,5 0,2<br />

Figuur 8.2 Cocaïnegebruikers in Nederland 2009 naar leeftijd als percentage van ooit-gebruik en recent gebruik.<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO. (Van Rooij et al., 2011).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 105


percentage<br />

ooit-gebruik<br />

106 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

recent gebruik<br />

mannen vrouwen<br />

7,8 2,5<br />

1,8 0,5<br />

Figuur 8.3 Cocaïnegebruikers in Nederland 2009 naar geslacht als percentage van ooit-gebruik en recent<br />

gebruik.<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO. (Van Rooij et al., 2011).<br />

8.2.2 Cocaïnegebruik bij jongeren<br />

Cocaïne is in vergelijking met alcohol en cannabis minder populair onder scholieren. In de leeftijdsgroep<br />

van 15-24 jaar ligt het ooit-gebruik van cocaïne op 5% (Van Rooij et al., 2011). Recent<br />

gebruik komt onder scholieren, net als overigens in de hele Nederlandse samenleving, vaker voor<br />

bij jongens dan bij meisjes (2% versus 0,5%) en is met ruim 2% het hoogst bij jongeren tussen de 15<br />

en 24 jaar. Het recente gebruik komt het meest voor bij jongeren in zeer stedelijke gebieden en het<br />

minst in weinig of niet-stedelijke gebieden.<br />

Uit het Peilstation scholieren (Monshouwer et al., 2008) blijkt dat er al enkele jaren een daling<br />

plaatsvindt in het percentage leerlingen dat ervaring heeft met cocaïne (ooit-gebruik). Echter, het<br />

percentage actuele gebruikers is redelijk stabiel en is in 2007: 0,8%.


percentage<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

1988 1992 1996 1999 2003 2007<br />

ooit-gebruik 1,2 1,6 3 2,8 2,2 1,7<br />

actueel gebruik 0,4 0,4 1,1 1,2 0,8 0,8<br />

Figuur 8.4 Trends onder scholieren tussen de 12 en 16 jaar in gebruik van cocaïne.<br />

Bron: NPO, Monshouwer et al., 2008.<br />

8.2.3 Cocaïnegebruik door bijzondere groepen jongeren<br />

Uitgaande jongeren<br />

Cocaïnegebruik - en dan vooral het snuiven ervan - is onder uitgaande jongeren relatief populair.<br />

Het gebruik zou in alle regio’s van Nederland voorkomen (Doekhie et al., 2010). Onder uitgaanders<br />

in clubs in Amsterdam nemen we tussen 2003 en 2008 een daling waar in het percentage ooitgebruikers<br />

van 39% naar 33%. Het percentage actuele gebruikers blijft stabiel op 14% (Benschop,<br />

Nabben en Korf, 2010). Onderzoek onder sleutelfiguren geeft aan dat in het zuiden van het land de<br />

laatste jaren een inhaalslag is gemaakt; het gaat hierbij vooral om dorpsjeugd die in het weekend<br />

gebruikt (Doekhie et al., 2010).<br />

Cocaïne blijft relatief populair bij bezoekers van party’s en clubs, zo blijkt uit landelijk onderzoek<br />

(Van der Poel et al., 2010). Ongeveer 12% van de bezoekers, speciaal in de leeftijdsgroep van 25 tot<br />

29 jaar, is actueel gebruiker. Van de bezoekers van clubs en discotheken (gemiddelde leeftijd 22<br />

jaar) heeft 16% ervaring met cocaïne en is 5% actueel gebruiker. Er zijn wel regionale verschillen:<br />

in het Oosten en Noorden van het land is het actueel gebruik rond de 3%, waar in het Zuiden en<br />

Westen 6% wordt gevonden.<br />

Kwetsbare groepen<br />

Bepaalde groepen jongeren lopen meer risico voor middelenproblematiek en verslaving dan reguliere<br />

scholieren. Dit hangt samen met verschillende risicokenmerken van personen, bijvoorbeeld<br />

gedragsproblemen en psychische problemen. Hoe meer risicokenmerken iemand heeft, des te<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 107


groter de kans op het ontwikkelen van (psychische) stoornissen. Daarnaast kan een stoornis leiden<br />

tot één of meerdere andere stoornissen. Om ontsporing bij kwetsbare groepen te voorkomen, is<br />

het belangrijk dat men zo vroeg mogelijk aandacht besteedt aan de risicokenmerken en de daaraan<br />

ten grondslag liggende oorzaken (Snoek et al., 2010).<br />

In vergelijking met jongeren op reguliere scholen, vinden we een relatief frequent cocaïnegebruik<br />

bij jongeren in het speciaal onderwijs, vooral in de leeftijdsgroepen van 14-15 en 16 jaar. Vooral<br />

cocaïnegebruik onder 16-jarigen in het REC-4 onderwijs is met 13% relatief hoog. Hierbij moeten we<br />

aantekenen dat het hier om een kleine groep jongeren gaat: nog geen 2% van de totale populatie<br />

scholieren (Kepper et al., 2009).<br />

In hetzelfde onderzoek onder jongeren in de jeugdzorg vinden we ook hogere percentages dan bij<br />

de gemiddelde populatie met betrekking tot ooit-gebruik. Gemiddeld heeft 18% van de jongens van<br />

12-16 jaar in de jeugdzorg ooit cocaïne gebruikt.<br />

percentage<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

12- 13 jaar 0,9 1,1 1,7 0,6<br />

14-15 jaar 1,7 6,5 2,4 2,5<br />

16 jaar 2,5 13,1 3,2 2<br />

108 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne<br />

regulier REC-4 Pro LWOO<br />

Figuur 8.5. Percentages ooit-gebruik van cocaïne onder jongeren in het speciaal en regulier onderwijs.<br />

Bron: (Kepper et al., 2009).<br />

Legenda: REC-4= Cluster-4 scholen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.<br />

PrO= PraktijkOnderwijs, voor moeilijk lerende kinderen.<br />

LWOO= LeerWegOndersteunend Onderwijs, voor leerlingen die extra begeleiding behoeven.<br />

Onderzoek onder jongens tussen de 13 en 18 jaar in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) levert hoge percentages<br />

ooit-gebruik van cocaïne op. Gemiddeld heeft 18% voor detentie wel eens cocaïne gebruikt.<br />

Voor 13-14 jarigen in JJI ligt dit percentage op 13%, voor 15-16 jarigen op 17% en voor 17-18 jarigen op<br />

21%. Ongeveer 4% geeft aan tijdens verblijf in de JJI cocaïne te hebben gebruikt (Kepper et al., 2009).<br />

Sleutelfiguren in de Antenne monitor van 2009 <strong>rapport</strong>eren dat bij sommige groepen dak- en<br />

thuisloze (probleem) jongeren met crack geëxperimenteerd wordt (Nabben et al., 2010).<br />

8.2.4 Cocaïne en hulpverlening<br />

Hulpvragen rond cocaïnegebruik in de verslavingszorg<br />

In 2010 zijn er landelijk ongeveer 9.500 hulpvragers met cocaïnegebruik als primair probleem;<br />

ongeveer 85% van deze cliënten is al eerder in behandeling geweest. Bij cocaïne hulpvragers lijken<br />

de begrippen ‘onderhoudszorg’ en ‘draaideurcliënt’ steeds meer van toepassing te zijn. Net als bij<br />

alcohol stijgt de gemiddelde leeftijd van de hulpvragers. Het aantal jongeren onder de 25 jaar met<br />

een cocaïnehulpvraag is in 2010 minder dan 10% (Ouwehand et al., 2011).


Tabel 8.1. Cocaïnehulpvragers 2010.<br />

Demografie<br />

Aantal hulpzoekers 9.437<br />

Man : Vrouw 83 : 17 %<br />

Gemiddelde Leeftijd 36,6 Jaar<br />

Aandeel 25- 9,7%<br />

Aandeel 55+ 3,8%<br />

Aandeel autochtoon 71,9%<br />

Aantal per 100.000 inwoners 57<br />

Problematiek<br />

Aandeel in verslavingszorg 12,4%<br />

Crack : Snuifcoke 55 : 45 %<br />

Enkelvoudig : meervoudig 39 : 61 %<br />

Eerste inschrijving ooit 14%<br />

Gemiddeld aantal contacten/cliënt 28<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

In de jaren 90 is er sprake van een sterke toename in de hulpvraag voor cocaïnegebruik Deze trend<br />

zet zich in 2000 aanvankelijk voort, totdat rond 2004 een stabilisatie optreedt. In 2010 is sprake<br />

van een lichte daling in de hulpvraag rond cocaïne (figuur 8.6). Het aandeel van hulpvragers rond<br />

dit middel is afgenomen van 15% in 2001 naar 12% in 2010. cocaïne is inmiddels door cannabis<br />

verdrongen van de derde naar de vierde plaats qua aandeel in de totale hulpvraag.<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

0<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

aantal hulpvragers 9216 9999 9824 9599 9981 9686 9993 9437<br />

Figuur 8.6. Aantal hulpvragers voor cocaïne als primaire problematiek; 2003-2010.<br />

Bron: Ladis <strong>rapport</strong>ages 2004-2011.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 109


Hoewel het aantal hulpvragers met cocaïne als primair probleem in 2010 iets afneemt ten opzichte<br />

van 2009, is hun aantal altijd nog hoger dan dat in 2001. In dat jaar leggen 42 per 100.000 inwoners<br />

in Nederland een hulpvraag neer rond cocaïnegebruik. Dit aantal neemt toe naar 57 per<br />

100.000 in 2010. Hierbij is sprake van regionale verschillen zoals blijkt uit figuur 8.7. In 2001 is in<br />

enkele grote steden (Amsterdam, Rotterdam) sprake van een hulpvraag door 101-125 personen per<br />

100.000 inwoners. In de regio Noord-Brabant vragen tussen 50 en 100 personen hulp in verband<br />

met cocaïnegebruik. In 2010 is te zien dat de hulpvraag niet alleen in Amsterdam en Rotterdam,<br />

maar ook in Enschede is toegenomen naar meer dan 125 personen per 100.000 inwoners. Maar<br />

ook in Utrecht, Groningen, Arnhem, Den Bosch en Breda ligt de prevalentie van de hulpvraag<br />

boven de 100 per 100.000 inwoners.<br />

Figuur 8.7. Totaal aantal hulpvragers cocaïneproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

Ziekenhuisopnames<br />

Het aantal ziekenhuisopnames voor cocaïne is beperkt. In de Dutch Hospital Data (DHD) van 2009<br />

stelt men 100 keer cocaïnemisbruik of -verslaving als hoofddiagnose en 637 keer als nevendiagnose.<br />

Deze laatste groep lijkt, ondanks fluctuaties, de laatste jaren te zijn toegenomen. De groei<br />

tussen 2008 en 2009 was 3%.<br />

658 mensen worden één of meerdere keren opgenomen in het ziekenhuis voor cocaïnegebruik.<br />

Het merendeel van deze ziekenhuisopnames betreft mannen (78%); qua leeftijd is er sprake van<br />

een evenwichtige spreiding over de leeftijdsgroepen.<br />

110 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne


aantal<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

Hoofddiagnose 67 81 84 80 89 101 90 114 131 100<br />

Nevendiagnose 377 451 562 506 551 547 514 607 617 637<br />

Figuur 8.8. Klinische opnames in algemene ziekenhuizen gerelateerd aan cocaïne. Weergegeven is het aantal<br />

diagnoses; in deze figuur is niet gecorrigeerd voor dubbeltellingen van personen.<br />

Bron: Uit Van Laar et al, (2011), uit de Dutch Hospital Data<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

De MDI laat in figuur 8.9 zien welk percentage incidenten cocaïnegerelateerd is, gekleurd in paars.<br />

Opvallend is het grote verschil tussen Amsterdam en de rest van Nederland. Waar cocaïne in<br />

Amsterdam verantwoordelijk is voor de helft van alle incidenten, is dit in de rest van Nederland<br />

‘slechts’ bij 10% van de incidenten het geval. Incidenten met cocaïne zijn in ruim 40% van de gevallen<br />

licht, ruim 40% is matig en in iets meer dan 10% van de gevallen is het ernstig (Vogels, 2011).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 111


Figuur 8.9 Drugsincidenten in Nederland.<br />

Bron: Vogels, 2011.<br />

8.3 regionale gegeVens oVer het geBruik Van cocaïne<br />

8.3.1 Prevalentie en incidentie<br />

Er bestaan geen regionale cijfers over het cocaïnegebruik onder de Gelderse bevolking. In de volwassenenmonitor<br />

uit 2008 van de regionale GGD wordt wel gevraagd naar ervaring met harddrugs<br />

in het algemeen. Onderstaande cijfers vormen geen goede indicatie van het cocaïnegebruik onder<br />

volwassenen in Gelderland, maar geven wel verschillen weer in harddrugsgebruik tussen de regio’s.<br />

percentage<br />

112 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Rivierenland 3 1<br />

Nijmegen 10 1<br />

Figuur 8.10 Harddrugsgebruik in Gelderland onder volwassenen in de leeftijd van 18-65 jaar.<br />

Bron: GGD Volwassenenmonitor, 2009


Het gemiddelde actuele gebruik van harddrugs ligt in Gelderland voor alle regio’s voor zover<br />

bekend op ongeveer 1%. In het ooit-gebruik nemen we wel een verschil waar: in de regio Nijmegen<br />

hebben meer volwassenen ooit harddrugs gebruikt in vergelijking met de andere regio’s.<br />

Vooralsnog moeten we er dus van uitgaan dat de prevalentie van cocaïnegebruik onder de<br />

volwassen bevolking van de regio Gelderland gelijk is aan de landelijk bekende prevalenties van<br />

5,2% voor de lifetime-, 0,5% voor de jaar- en 0,4% voor de maandprevalentie. Het gaat dan om<br />

ongeveer 62.000 personen in de regio die ooit cocaïne hebben gebruikt en 4.800 personen die de<br />

afgelopen maand cocaïne gebruikten.<br />

8.3.2 Jongeren en cocaïne in Gelderland<br />

De E-MOVO studie vraagt naast alcohol en cannabis ook naar harddrugsgebruik onder jongeren.<br />

Hierbij worden echter niet specifieke middelen uitgevraagd. De percentages kunnen daarom niet<br />

verder uitgesplitst worden naar verschillende typen harddrugs.<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Gelderland Midden 4 2<br />

Rivierenland 3 2<br />

Nijmegen 5 3<br />

Oost-Nederland 4 2<br />

Figuur 8.11 Harddrugsgebruik onder schoolgaande jongeren in klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs in<br />

Gelderland<br />

Bron: E-MOVO <strong>rapport</strong>ages GGD- en Gelre-IJssel, Gelderland-Midden, Rivierenland, Nijmegen.<br />

Uitgaande jongeren in Gelderland<br />

Uit het Uitgaan & Middelen-onderzoek (<strong>IrisZorg</strong> 2011) blijkt dat de lifetime prevalentie van cocaïnegebruik<br />

onder uitgaande jongeren 10% en het actuele gebruik 2% is. Het ooit-gebruik bij mannen is<br />

10% en het actuele gebruik is 2%. De cijfers bij vrouwen zijn respectievelijk: 11% en 2%.<br />

Ter vergelijking: Landelijk onderzoek naar middelengebruik op grootschalige party’s laat zien dat<br />

daar gemiddeld 12% van de bezoekers een actuele cocaïnegebruiker is. In het Uitgaan & Middelen<br />

Onderzoek van <strong>IrisZorg</strong> is echter het uitgaanspubliek, rondlopend in stadscentra benaderd. Op<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 113


asis van deze vergelijking kan daarom niet gesteld worden dat cocaïnegebruik in de Gelderse<br />

gemeenten, waar de uitgaanders zijn geënquêteerd, in frequentie afwijkt van landelijke gemiddelden.<br />

Het cocaïnegebruik (snuiven) varieert tussen de steden: in Arnhem is er bij zowel mannen als<br />

vrouwen sprake van meer ooit-gebruik en actueel gebruik dan in andere steden. De leeftijd van<br />

de respondenten ligt in deze stad echter gemiddeld iets hoger dan die in de andere steden. Het<br />

hogere cocaïnegebruik kan hiermee verband houden. Mannen hebben gemiddeld vaker ervaring<br />

met cocaïne dan vrouwen in de meeste steden.<br />

percentage<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

man<br />

vrouw<br />

114 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

21,3 2,8 8,3 7,5 9,5<br />

19,1 0 11,1 0 8,6<br />

Figuur 8.12. Ooit-gebruik van cocaïne onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

percentage<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

man<br />

vrouw<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

4,3 1,4 0 2,5 0<br />

2,9 0 2,8 0 2,9<br />

Figuur 8.13. Actueel gebruik van cocaïne onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

In hetzelfde onderzoek wordt jongeren ook gevraagd naar hun ervaringen met basecoke. Dit<br />

middel is door één vrouw in Arnhem ooit-gebruikt, mannen hebben er iets meer ervaring mee.


Tabel 8.2 Gebruik van basecoke door uitgaande Gelderse mannen in de leeftijdscategorie van 15-29 jaar (n=225).<br />

Stad Ooit-gebruik<br />

%<br />

Arnhem 2,1 0<br />

Doetinchem 1,4 0<br />

Ede 0 0<br />

Nijmegen 5,0 2,5<br />

Tiel 2,4 0<br />

Actueel gebruik<br />

%<br />

Panelstudie<br />

In de jaarlijkse panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> bevragen we jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers op hun signalen over alcohol- en drugsgebruik. In<br />

2011 is het cocaïnegebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande jongeren en hangjongeren<br />

in kaart gebracht. Hierbij hebben we de aandacht specifiek gericht op de achtergronden en wijzen<br />

van gebruik en de verkrijgbaarheid van cocaïne. In bijlage IV vindt u een schematische weergave<br />

van de kenmerken van de jongeren per netwerk. De schattingen van het aantal gebruikers en de<br />

frequentie van gebruik per netwerk is weergegeven in bijlage III.<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

In tweederde (68%) van de netwerken, zowel uitgaanders als hangjongeren, snuiven jongeren en<br />

jongvolwassenen cocaïne. Meestal betreft het hier zo’n 10 tot 20% van de mensen in de grotere<br />

netwerken. In alle eerdere panelstudies van <strong>Tendens</strong> kwam duidelijk naar voren dat het daarbij<br />

vooral om 20-plussers in stadse netwerken ging. Dit jaar is het onderscheid in leeftijd en mate van<br />

stedelijkheid minder zichtbaar en zien we meer cokegebruik onder jongeren en in dorpen.<br />

Voorheen waren het toch de stadse jongeren uit ofwel achterstandsgebieden of juist de hippe<br />

stappers. Nu komt het in alle groepen voor en zeker onder de stappers uit de omliggende dorpen.<br />

Abel (politie 22a )<br />

Wekelijks cokegebruik komt in de meeste netwerken niet of nauwelijks voor. Men beperkt het veelal<br />

tot maximaal één keer per maand. Opvallend is het wekelijks coke snuiven door een paar dak- en<br />

thuisloze meiden, aangezien het duur is en hun financiële situatie veelal zorgwekkend is. Jeugdhulpverlener<br />

Ella 69 vertelt dat bij een deel van hen cokegebruik mede een oorzaak is van hun problemen.<br />

Bij anderen is het een vorm van omgaan met hun situatie, zoals werken in de prostitutie.<br />

Coke snuiven komt in alle settings voor, maar is geconcentreerd in discotheken, cafés en op party’s.<br />

Een paar liefhebbers hebben een uitgesproken voorkeur voor een setting, waarbij vermeende<br />

(sociale) controle een rol speelt. Een groep voetbalsupporters gebruikt mede om die reden bijvoorbeeld<br />

meer coke tijdens uitwedstrijden dan bij thuiswedstrijden, vertelt Ben (voetbalsupporter 21b ).<br />

Feline ziet dat bij thuisfeestjes.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 115


Coke wordt het meest gebruikt op thuisfeestjes. Coke is toch lastiger om stiekem te doen dan pillen<br />

en thuis hoef je nergens op te letten.<br />

Feline (uitgaander 57 )<br />

Motief, effect en imago<br />

Cocaïne (Wit, Snats, Witte Waas, SOS, Snuif) is geliefd om het oppeppende effect; het geeft meer<br />

energie, alertheid en het maakt de gebruiker meer zelfverzekerd. Ben 21b vermoedt dat het de<br />

voetbalsupporters dat zetje extra geeft om de confrontatie met de supporters van de tegenstander<br />

aan te durven gaan. Verder blijft de combinatie met alcohol geroemd. Met coke ga je het dronken<br />

gevoel van alcohol tegen en kun je meer en langer drinken. Enkele uitgaanders in het panel<br />

vinden coke een prettiger werking hebben dan ecstasy: het werkt meteen, is beter te reguleren<br />

en je wordt er niet ziek van. Zeker in de tijd dat de ecstasy van lage kwaliteit is, speelt dit een rol.<br />

Hierdoor nemen vrienden eerder coke dan ecstasy aan van vreemden, aldus Milou (uitgaander 66 ).<br />

Daarnaast is cocaïne sowieso relatief gemakkelijk te krijgen. Volgens panelleden spelen beide<br />

motivaties mee in het feit dat cocaïne, net als voorgaande jaren, meer impulsief gebruikt wordt dan<br />

ecstasy. In het netwerk van Frederik, Hendrik en Jan wordt cokegebruik wel van tevoren gepland.<br />

We rijden meestal met elkaar mee in auto’s naar party’s. Soms gaan we met het openbaar vervoer.<br />

Voor we gaan, gebruiken we speed of coke. En we roken wat wietjes van tevoren of in de auto.<br />

Het is gebruikelijk om vóór je naar binnen gaat, nog wat te nemen. Ook wordt er wel wat in de auto<br />

achtergelaten voor later. Bij de ingang wordt iedereen gefouilleerd, dus verstoppen we de middelen<br />

waar niet wordt gefouilleerd. Meestal heeft iemand voor zichzelf mee. Snuiven doe je vaak met z’n<br />

tweeën bij de wc’s. Met pillen zoek je even een stil hoekje op.<br />

Hendrik & Jan (jongeren 36a )<br />

Naast de prettige effecten van cocaïne zien panelleden ook de nadelen van het gebruik. Zo<br />

worden gebruikers sneller opgefokt tot agressief en lopen vechtpartijen sneller uit de hand.<br />

Als je zelf pillen op hebt en de andere coke kan dat wel eens botsen. Cokegebruikers gaan heel<br />

popie Jopie doen en heel veel praten, als je pillen hebt geslikt wil je juist veel minder praten en<br />

lekker in de flow zitten. Dat kan wel eens botsen.<br />

Feline (uitgaande 57 )<br />

Ook benoemen zij het middel als ‘link’ omdat steeds meer willen en verslaving snel op de loer<br />

liggen. Omdat coke een duur middel is, kunnen ook financiële problemen de kop opsteken.<br />

Dit heeft ook invloed op de sfeer in het café, merkt Riny (portier 9a ).<br />

De sfeer verandert enorm als er veel coke gebruikt wordt. Het wordt een kutsfeer, iedereen let op<br />

iedereen, want iedereen krijgt nog geld van elkaar.<br />

Riny (portier 9a )<br />

Dosering, toediening en markt<br />

Coke wordt gesnoven via een lijntje of sleutelpunt in de neus (‘sleutelen’). Meestal gebruikt men<br />

een halve tot een hele gram per uitgaansavond. Als de financiële draagkracht dat niet toelaat,<br />

wordt deze hoeveelheid door meerdere mensen in de groep gedeeld. De prijs van cocaïne is vrij<br />

constant, namelijk tussen 40 en 50 euro per gram.<br />

116 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne


Liefhebbers hebben een vaste dealer, maar kopen ook wel via bekenden of vreemden op straat<br />

of in uitgaansgelegenheden. Ook portiers worden als dealers genoemd. Het middel komt meer<br />

vanzelf op je pad dan andere uitgaansmiddelen, zoals ecstasy, zeggen meerdere panelleden.<br />

Bij coke valt op dat het ook aangeboden wordt, zonder dat je er naar vraagt. De vraag kun je wat<br />

regelen, gaat vaak over coke. Het lijkt de meest voorkomende handeldrugs te zijn in publieke<br />

uitgaanssetting. Marc (jongere 56 )<br />

8.3.3 Cocaïne en hulpverlening in Gelderland<br />

Primaire cocaïneproblematiek bij <strong>IrisZorg</strong><br />

Bij het cluster Behandeling van <strong>IrisZorg</strong> is het aantal cliënten dat zich jaarlijks meldt met een primair<br />

cocaïneprobleem teruggelopen van ongeveer 600 in 2006 naar ongeveer 500 in 2011. Jongvolwassenen<br />

in de leeftijd van 18-29 jaar vormden de grootste groep hulpvragers in verband met primaire<br />

cocaïneproblemen. Het aantal hulpvragers in deze leeftijdscategorie is aan het afnemen (figuur<br />

8.14). De daling in deze groep verklaart 80% van de daling in het totaal aantal primaire cocaïneclienten<br />

bij <strong>IrisZorg</strong>. Dertigers vormen binnen <strong>IrisZorg</strong> de grootste groep cliënten met betrekking tot<br />

cocaïne en er lijkt bij deze groep geen sprake te zijn van een echte stijgende of dalende trend. Dit<br />

laatste zien we ook terug bij veertigers en vroege vijftigers (de 42-53 jarigen): ook hun aantal is over<br />

de laatste zes jaar vrij stabiel. Onder 54-plussers is het aantal primaire cocaïneverslaafden jaarlijks<br />

relatief klein. De cijfers zijn enkel gebaseerd op het aantal primaire hulpvragen en vormen daarom<br />

een onderschatting van het totaal aantal hulpvragers.<br />

percentage<br />

300<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

18- jaar 3 4 4 4 6 1<br />

18-29 jaar 242 241 194 188 160 162<br />

30-41 jaar 233 271 244 240 242 229<br />

42-53 106 116 94 108 93 90<br />

54+ jaar 20 27 28 21 24 27<br />

Figuur 8.14 Aantal hulpvragers bij primaire cocaïneproblematiek bij <strong>IrisZorg</strong>; 2006-2011.<br />

Bron: <strong>IrisZorg</strong> Inforay cliëntenregistratie.<br />

NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 117


Regionale spreiding hulpvragers cocaïneproblematiek<br />

Landelijke cijfers laten in de periode 2001-2010 een lichte stijging zien van het aantal hulpvragen<br />

vanwege cocaïnegebruik. Deze stijging is terug te vinden in de regio Gelderland. In 2001 is de<br />

cocaïnehulpvraag in deze regio laag, met uitzondering van die in de gemeente Arnhem (76-100<br />

personen per 100.000 inwoners). In 2010 is te zien dat de hulpvraag in een aantal gemeenten<br />

in deze regio is toegenomen. De gemeente Zutphen vormt hierbij een opvallende uitschieter. In<br />

2001 is het aantal hulpvragers in verband met cocaïne in deze gemeente nog onder gemiddeld, in<br />

tegenstelling tot 2010 waar het ruim boven het landelijk gemiddelde uitstijgt. In de regio Apeldoorn<br />

wordt een iets minder sterke, maar vergelijkbare trend gezien. Ook in Arnhem en Nijmegen is<br />

een stijging te zien, vergelijkbaar met die in veel andere grote steden in Nederland. Tot slot valt in<br />

Gelderland de gemeente Doesburg op als opmerkelijke stijger. Gezien het relatief geringe aantal<br />

inwoners van deze gemeente is de kans op vertekening door een kleine groep echter groot.<br />

Figuur 8.15. Totaal aantal hulpvragers cocaïneproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links) en 2010<br />

(rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

Klinische hulpverlening cocaïne bij <strong>IrisZorg</strong>: jeugd<br />

In de Jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> in Tiel is in 2010 in totaal bij 12 van de 74 opgenomen jongeren cocaineproblematiek<br />

vastgesteld (16%). In 2011 is dit het geval bij 14 van de 89 opgenomen jongeren<br />

(eveneens 16%). Het gaat daarbij om cocaïnegebruik als primaire, secundaire of tertiaire problematiek<br />

(figuur 8.16).<br />

De diagnose cocaïneafhankelijkheid (DSM-IV diagnose 304.20 is bij 10 jongeren gesteld in 2010 en<br />

bij 9 jongeren in 2011. Misbruik van cocaïne (DSM-IV diagnose 305.60) is bij respectievelijk 8 en 6<br />

jongeren vastgesteld (figuur 8.16).<br />

118 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne


aantallen cliënten<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

primair secundair tertiair afhankelijkheid misbruik<br />

2010 4 2 6 10 8<br />

2011 6 4 4 9 6<br />

Figuur 8.16. Aantallen cliënten jeugdkliniek <strong>IrisZorg</strong> met primaire, secundaire of tertiaire cocaïneproblematiek,<br />

en aantallen cliënten bij wie de diagnose cocaïneafhankelijkheid of cocaïnemisbruik is gesteld; 2010 en 2011.<br />

Hoewel het hier lijkt alsof er sprake is van een toename van de primaire en secundaire cocaïneproblematiek,<br />

is dit een vertekening, omdat de jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> pas per 1 april 2010 haar<br />

deuren heeft geopend. Er is dus eerder sprake van een afname. Wat betreft primaire problematiek<br />

neemt cocaïne – samen met gamen en amfetaminegebruik - de vierde plek in bij de jongeren van<br />

de jeugdkliniek na cannabis, alcohol, en GHB.<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

In Gelderland zijn twee peilregio’s voor de MDI actief: Ede/Arnhem en Nijmegen. Gelderland wijkt<br />

qua percentage cocaïne-incidenten niet veel af van het landelijk gemiddelde. Incidenten lijken relatief<br />

vaak voor te komen in de regio Nijmegen in vergelijking met de regio Ede/Arnhem (Vogels, 2011).<br />

Figuur 8.17 Drugsincidenten per peilstation.<br />

Bron: Trimbos, Vogels, 2011<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 119


Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS)<br />

Er worden in 2011 opvallend veel cocaïnemonsters in Nijmegen aangeleverd bij de testservice: 24%<br />

van het totaal. In Arnhem gaat het bij 9% van alle aangeleverde samples om cocaïne. Landelijk<br />

gezien ligt dit aantal op ongeveer 11%. Er is geen eenduidige verklaring voor dit verschil.<br />

In de 160 aangeleverde cocaïnemonsters is het gemiddelde percentage cocaïne 46%. Dit percentage<br />

is in eerdere jaren hoger.<br />

percentage<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

120 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne<br />

10<br />

0<br />

2008 2009 2010 2011<br />

cocaïne gehalte 57 50 51 46<br />

Figuur 8.18 Percentage cocaïne in aangeleverde cocaïnemonsters bij de DIMS over de laatste 4 jaar.<br />

Bron: DIMS 2012.<br />

In totaal zijn 14 verschillende versnijdingmiddelen aangetroffen in de cocaïnemonsters. De stoffen<br />

die het meest voorkomen zijn: levamisol (in 97 monsters) en fenacetine (in 55 monsters). Beide middelen<br />

zijn niet onschuldig. Er zijn aanwijzingen dat levamisol schade veroorzaakt aan het afweersysteem<br />

en fenacetine mogelijk kankerverwekkend is en nierschade kan veroorzaken. Een relatief<br />

nieuw versnijdingmiddel is hydroxine; dit middel werd 21 keer gesignaleerd.<br />

8.4 samenVattende conclusies en trends cocaïne<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

In vergelijking met middelen als alcohol en cannabis is cocaïne veel minder populair bij de Nederlandse<br />

bevolking. Ongeveer 1 op de 20 mensen heeft ervaring met cocaïne. Het recente gebruik<br />

ligt het hoogst onder jongeren (15-24 jaar), maar het ooit-gebruik komt juist weer meer voor onder<br />

mensen in de leeftijd van 25-44 jaar. Mannen hebber vaker ervaring met dit middel dan vrouwen.<br />

Onder scholieren is de laatste jaren sprake van een daling van het ooit-gebruik van cocaïne. Het<br />

actuele gebruik blijft wel ongeveer gelijk. Onder bepaalde groepen uitgaanders is cocaïne, net als


ecstasy en amfetamine, relatief populair. Dit betreft vooral bezoekers van party’s, discotheken en<br />

clubs. Gebruik lijkt bij het uitgaanspubliek het vaakst voor te komen onder twintigers.<br />

Bij bepaalde kwetsbare groepen treffen we meer gebruikers aan dan in de gemiddelde populatie.<br />

Het gaat hierbij om jongeren in het speciaal onderwijs met gedragsproblemen, jongeren in de<br />

jeugdzorg en jongeren verblijvend in justitiële jeugdinstellingen.<br />

Regionale ontwikkelingen<br />

• Er is weinig bekend over het cocaïnegebruik onder de bevolking van Gelderland. Men schat dat<br />

het aantal volwassen actuele gebruikers iets onder de 5.000 ligt; dit komt overeen met 0,4% van<br />

de Gelderse bevolking.<br />

• Onder het reguliere uitgaanspubliek heeft gemiddeld iets minder dan een op de tien ondervraagden<br />

in de regio Gelderland ervaring met cocaïne. De lifetimeprevalentie is vooral hoog in<br />

de gemeente Arnhem, wat mogelijk samenhangt met de iets hogere leeftijd van de respondenten<br />

in deze gemeente. Actueel gebruik komt weinig voor onder het reguliere uitgaanspubliek.<br />

• Ervaring met basecoke komt onder het uitgaanspubliek nauwelijks voor.<br />

• In de panelstudie wordt in tweederde van de netwerken van uitgaanders en hangjongeren<br />

weleens cocaïne gebruikt. Het gaat daarbij om een klein percentage van de deelnemers per netwerk.<br />

Meestal gebruiken ze maximaal eens per maand cocaïne en concentreert het gebruik zich<br />

vooral in uitgaansgelegenheden. Over het algemeen gebruikt men een halve tot hele gram per<br />

uitgaansavond. Volgens een panellid is cocaïne nu een van de meest voorkomende harddrugs<br />

in de publieke uitgaanssettings en wordt het vaak aangeboden zonder dat men er naar vraagt.<br />

• Voetbalsupporters zouden vooral tijdens uitwedstrijden gebruiken, waardoor zij eerder de confrontatie<br />

met supporters van de tegenstander durven aangaan.<br />

• De combinatie met alcohol blijft populair omdat dit het dronken gevoel tegengaat en er langer<br />

kan worden doorgegaan. Cocaïne is volgens enkelen een fijner middel dan ecstasy omdat het<br />

beter te reguleren is, en het zou relatief makkelijk verkrijgbaar zijn.<br />

• Incidenten met cocaïne doen zich veel vaker voor in Nijmegen dan in de regio Ede/Arnhem.<br />

• Cocaïnemonsters worden vaker ingeleverd bij de testsservice in de regio Nijmegen dan in de<br />

regio Ede/Arnhem (en landelijk).<br />

• Het vorige punt in combinatie met de signalen uit panelstudie die aangeven dat cocaïne een<br />

van meest prominente middelen in het uitgaanscircuit zou zijn, kan wijzen op een opmars van<br />

cocaïne in de regio, in het bijzonder Nijmegen.<br />

• Cocaïne wordt de laatste jaren minder sterk en vrijwel altijd versneden met andere middelen;<br />

sommige hiervan brengen additioneel risico met zich mee bovenop het gebruik van cocaïne zelf.<br />

Hulpvraag rond cocaïne<br />

• Het aantal hulpvragers met cocaïne als primair probleem daalt licht bij <strong>IrisZorg</strong>.<br />

• Tegelijkertijd zien we wel een stijging van het aantal hulpvragen bij cocaïnegebruik in Gelderland<br />

per 100.000 inwoners. Deze tegenstrijdigheid kan mogelijk verklaard worden door het gegeven<br />

dat veel cocaïneverslaafden vaak een poly-drugsverslaving hebben. Hierdoor kan het zijn dat<br />

een andere middel dan cocaïne geregistreerd wordt als primair probleem, maar dat een cliënt<br />

ook voor cocaïnegebruik in behandeling is.<br />

• Bij <strong>IrisZorg</strong> is de grootste groep probleemgebruikers tussen de 30 en 41 jaar oud. Het aantal<br />

twintigers dat hulp zoekt is de laatste jaren voorzichtig aan het dalen.<br />

• De hulpvraag neemt vooral toe in de grotere steden. In de regio Gelderland valt Zutphen in het<br />

bijzonder op als gemeente waar sprake is van een grote hulpvraag rond cocaïne.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne 121


Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• Er zijn weinig cijfers omtrent cocaïnegebruik in Gelderland. Nieuw onderzoek kan hier inzicht in<br />

verschaffen. Hierbij zou zowel gekeken moeten worden naar de algemene bevolking als naar<br />

het gebruik onder kwetsbare groepen in de regio.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• Cocaïnegebruik in Gelderland ligt onder uitgaande jongeren in Arnhem vrij hoog en is in de regio<br />

Nijmegen mogelijk in opmars.<br />

• Cocaïne wordt steeds meer versneden met andere middelen, die niet ongevaarlijk zijn.<br />

• Het aantal primaire hulpvragen bij cocaïnegebruik lijkt te dalen bij <strong>IrisZorg</strong>, voornamelijk bij<br />

twintigers. Maar het totaal aantal hulpvragen als secundair en tertiair rond cocaïne is de laatste<br />

jaren gestegen in Gelderland. Deze ogenschijnlijke tegenstelling hangt samen met de wijze van<br />

registratie.<br />

122 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 8 Cocaïne


Hoofdstuk 9<br />

ECSTASY &<br />

AMFETAMINE<br />

Hoofdstuk intro's def.indd 9 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 24-05-12 16:32<br />

123


9.1 inleiding<br />

In dit hoofdstuk bespreken we twee middelen, ecstasy en amfetamine. Beide middelen vallen<br />

onder de psychostimulantia en worden in veel onderzoeken gezamenlijk bestudeerd. In dit hoofdstuk<br />

bestuderen we beide middelen zoveel mogelijk apart. Waar dit niet gebeurt, is dit duidelijk<br />

aangegeven.<br />

Het middel<br />

> ecstasy<br />

Ecstasy is een verzamelnaam. Het middel wordt ook wel als XTC geschreven, en bevat de werkzame<br />

stof MDMA (3,4-methyleendioxy-methamfetamine). Het heeft een stimulerend en bewustzijnsveranderend<br />

effect. Soms worden pillen verkocht als ecstasy, maar bevatten ze geen MDMA.<br />

Naast MDMA treffen we soms ook varianten hiervan in ecstasy aan, zoals MethyleenDioxEthylAmfetamine<br />

(MDEA) en MethyleenDioxyAmfetamine (MDA) (Bron: Trimbos Instituut).<br />

> amfetamine<br />

Amfetamine is een synthetische drug met een stimulerende werking. Het werd oorspronkelijk<br />

gebruikt als medicijn en wordt meestal als poeder verkocht. Incidenteel wordt het ook als pil of<br />

als capsule verkocht. Het heeft een sterke (chemische) geur en smaak. Het wordt door gebruikers<br />

meestal gesnoven of geslikt (Trimbos Instituut).<br />

9.2 landelijke gegeVens oVer het geBruik Van ecstasy en<br />

amfetamine<br />

9.2.1 Prevalentie en incidentie<br />

Het Nationaal Prevalentie Onderzoek (NPO, Rodenburg et al., 2007; Van Rooij et al., 2011) doet<br />

onder meer onderzoek naar ecstasy- en amfetaminegebruik onder de Nederlandse bevolking<br />

(15-64 jaar). In de onderstaande tabellen zijn de resultaten van de laatste vier metingen weergegeven.<br />

De prevalentie van ecstasygebruik in 2009 is hoger dan die in de voorgaande jaren.<br />

Mogelijk hangt dit samen met het feit dat in 2009 een andere methode is gebruikt (verg. § 7.2.1).<br />

Tabel 9.1 Ecstasygebruik onder mensen tussen 15 en 64 jaar; 2009.<br />

Ecstasy<br />

124 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine<br />

1997 2001 2005 2009***<br />

Ooit-gebruik 2,3% 3,2% 4,3% 6,2%<br />

Recent gebruik* 0,8% 1,1% 1,2% 1,4%<br />

Actueel gebruik** 0,3% 0,3% 0,4% 0,5%<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO.<br />

*Gebruik in het afgelopen jaar.<br />

**Gebruik in de afgelopen maand.<br />

***In 2009 is er een andere onderzoeksmethode gebruikt, dit heeft mogelijk invloed gehad op de gevonden percentages.


Tabel 9.2 Amfetaminegebruik onder mensen tussen 15 en 64 jaar; 2009.<br />

Amfetamine<br />

1997 2001 2005 2009***<br />

Ooit-gebruik 2,2% 2,0% 2,1% 3,1%<br />

Recent gebruik* 0,4% 0,4% 0,3% 0,4%<br />

Actueel gebruik** 0,1% 0,0% 0,2% 0,2%<br />

Bron: Nationaal Peilstation Onderzoek (NPO), IVO.<br />

*Gebruik in het afgelopen jaar.<br />

**Gebruik in de afgelopen maand<br />

***In 2009 is er een andere onderzoeksmethode gebruikt, dit heeft mogelijk invloed gehad op de gevonden percentages.<br />

Tussen 1997 en 2005 zien we een stijging in het ooit-gebruik van ecstasy. Door de verandering<br />

van meetmethode kunnen we niet met zekerheid stellen of deze trend doorzet. Amfetamine is in<br />

vergelijking met ecstasy een minder populair middel. De lifetimeprevalentie (aangegeven als ‘ooitgebruik’)<br />

schommelt hier iets boven de 2% gemiddeld.<br />

Het actueel gebruik van ecstasy en amfetamine ligt in beide gevallen beneden de 0,5%; dit is over<br />

de vier metingen stabiel. Deze cijfers vormen echter een onderschatting van de werkelijke prevalentie.<br />

Probleemgebruikers van harddrugs zullen waarschijnlijk ondervertegenwoordigd zijn in de<br />

steekproef van het NPO vanwege dakloosheid of verblijf in diverse verslavingsinstellingen. Deze<br />

bewering is waarschijnlijk in mindere mate van toepassing bij xtc.<br />

Beide middelen worden vaker door mannen geprobeerd dan door vrouwen. Ruim 8% van de<br />

mannen heeft ervaring met ecstasy, tegenover 4% van de vrouwen. Voor amfetamine is dit respectievelijk<br />

bijna 5% en ongeveer 1,5% (Van Rooij et al., 2011).<br />

Verder ligt het ooit-gebruik voor ecstasy hoger in stedelijke dan in niet-stedelijke gebieden. Voor<br />

amfetamine zien we geen verschil met betrekking tot de graad van verstedelijking.<br />

De lifetimeprevalentie van beide middelen is het hoogst bij mensen in de leeftijd van 25-44 jaar,<br />

gevolgd door 15-24 jaar en 45-64 jaar (Van Rooij et al., 2011). De percentages recente en actuele<br />

gebruikers zijn voor beide middelen te klein om verder uit te splitsen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 125


percentage<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Ecstasy 6 11,3 1,2<br />

Amfetamine 3,1 5 1,3<br />

126 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine<br />

15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar<br />

Figuur 9.1 Ooit-gebruikers van Ecstasy en Amfetamine in Nederland 2009 naar leeftijd.<br />

Bron: Van Rooij et al., 2011.<br />

9.2.2 Ecstasy- en amfetaminegebruik bij jongeren<br />

Van de 15-24 jarigen heeft 6% ervaring met ecstasy. Gemiddeld proberen jongeren dit middel<br />

voor het eerst op 17,3-jarige leeftijd. Met amfetamine heeft 3,1% van de 15-24 jarigen ervaring en<br />

gemiddeld gebruiken ze het voor het eerst met 17,4 jaar (Van Rooij et al., 2011).<br />

Onderzoek bij scholieren tussen de 12 en 18 jaar in het reguliere onderwijs toont een daling in ooitgebruik<br />

van ecstasy en amfetamine aan het einde van vorige eeuw. Inmiddels is deze daling weer<br />

gestabiliseerd (Monshouwer et al., 2008). Een zelfde trend wordt gezien voor actueel gebruik.


percentage<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

1992 1996 1999 2003 2007<br />

Ooit 3,4 5,8 3,8 2,9 2,4<br />

Actueel 1 2,3 1,4 1,2 0,8<br />

Figuur 9.2 Trends onder scholieren tussen de 12 en 18 jaar in gebruik van ecstasy.<br />

Bron: Peilstationonderzoek scholieren (Monshouwer et al., 2008).<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

1992 1996 1999 2003 2007<br />

Ooit 2,2 5,3 2,8 2,2 1,9<br />

Actueel 0,6 1,9 1,1 0,8 0,8<br />

Figuur 9.3 Trends onder scholieren tussen de 12 en 18 jaar in gebruik van Amfetamine.<br />

Bron: Peilstationonderzoek scholieren (Monshouwer et al., 2008).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 127


9.2.3 Ecstasy- en amfetaminegebruik door bijzondere groepen jongeren<br />

Onder bepaalde groepen jongeren ligt het percentage ecstasy- en amfetaminegebruikers hoger<br />

dan bij de totale populatie jongeren. Deze groepen en hun gebruik worden hierna verder toegelicht.<br />

Voor het overzicht bespreken we ecstasy en amfetamine zoveel mogelijk apart. Waar dit niet<br />

gebeurt, staat dit expliciet vermeld.<br />

Bepaalde groepen jongeren lopen meer risico voor middelenproblematiek en verslaving dan reguliere<br />

scholieren. Dit hangt samen met verschillende risicokenmerken van personen, bijvoorbeeld<br />

gedragsproblemen en psychische problemen. Hoe meer risicokenmerken iemand heeft, des te<br />

groter de kans op het ontwikkelen van (psychische) stoornissen. Daarnaast kan een stoornis leiden<br />

tot één of meerdere andere stoornissen. Om ontsporing bij kwetsbare groepen te voorkomen, is<br />

het belangrijk dat zo vroeg mogelijk aandacht besteed wordt aan de risicokenmerken en de daaraan<br />

ten grondslag liggende oorzaken (Snoek et al., 2010).<br />

Ecstasy<br />

Onder bezoekers van festivals en party’s vinden we een relatief hoog percentage gebruik van<br />

ecstasy (Van der Poel et al., 2010): 24% <strong>rapport</strong>eert actuele gebruiker te zijn. We vinden ook<br />

verschillen per leeftijdscategorie. Het hoogst ligt het actuele gebruik in de groep 30-35 jaar (33%),<br />

het laagst (14%) is dit bij bezoekers jonger dan 20 jaar. Gemiddeld wordt er op een avond 1,7 pil<br />

gebruikt.<br />

Bij onderzoek onder bezoekers van clubs en discotheken vinden we een lager percentage actueel<br />

gebruik van rond de 9%, terwijl het ooit-gebruik rond de 23% ligt. Het actuele gebruik is het hoogst<br />

in de provincies Noord- en Zuid-Holland (12,3%) en het laagst in de noordelijke provincies (4,8%),<br />

Overijssel en Gelderland (5,6%).<br />

Deze onderzoeken tonen verder aan dat ecstasy vaak gecombineerd wordt met andere middelen,<br />

voornamelijk alcohol, maar ook met cocaïne, amfetamine en GHB.<br />

In het speciaal onderwijs <strong>rapport</strong>eren leerlingen op REC-4 scholen vaker gebruik van ecstasy dan<br />

in het praktijkonderwijs, leerwegondersteunend onderwijs en reguliere onderwijs (Kepper et al.,<br />

2009).<br />

percentage<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

12 tot 13 jr 0,8 3,1 1,4 2<br />

14 tot 15 jr 2,5 10,1 3,5 1,9<br />

16 jaar 3,2 17,9 3,2 5,3<br />

128 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine<br />

regulier REC-4 PRO LWOO<br />

Figuur 9.4. Percentages ooit-gebruik van ecstasy onder jongeren in regulier en speciaal onderwijs.<br />

Bron: Kepper et al (2009).<br />

Legenda: REC-4 = Cluster-4 scholen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.<br />

PrO = PraktijkOnderwijs, voor moeilijk lerende kinderen.<br />

LWOO= LeerWegOndersteunend Onderwijs, voor leerlingen die extra begeleiding behoeven.


Ook bij jongeren in de jeugdzorg wordt een hoger ooit-gebruik van ecstasy ge<strong>rapport</strong>eerd dan bij<br />

jongeren van dezelfde leeftijd in het reguliere onderwijs. Gemiddeld heeft 1 op de 5 (21%) jongeren<br />

in de jeugdzorg wel eens ecstasy gebruikt, tegenover ongeveer 2% bij jongeren in het reguliere<br />

onderwijs (Kepper et al., 2009).<br />

Bij jongens (13-18 jaar) die verblijven in JJI’s treffen we eveneens een hoger percentage ooit-gebruikers<br />

aan: 15% <strong>rapport</strong>eert voorafgaand aan detentie ooit ecstasy gebruikt te hebben. 5% geeft aan<br />

tijdens verblijf in de inrichting te hebben gebruikt (Kepper et al., 2009).<br />

Amfetamine<br />

Onder bezoekers van festivals en party’s vinden we een relatief hoog percentage gebruik van<br />

amfetamine (Van der Poel et al., 2010). Rond de 7% van de ondervraagden is actueel gebruiker<br />

en per avond gebruikt men gemiddeld 0,7 gram. Gemiddeld heeft 6% de avond van de meting<br />

gebruikt, waarvan ongeveer de helft in combinatie met alcohol.<br />

Bij onderzoek onder bezoekers van clubs en discotheken <strong>rapport</strong>eert gemiddeld 3% actueel<br />

gebruiker te zijn en 13% ooit wel eens ervaring te hebben gehad met amfetamine. Net als bij<br />

ecstasy vinden we het hoogste percentage (5%) actuele gebruikers in Noord- en Zuid-Holland.<br />

Het laagste percentage actuele gebruikers vinden we in de zuidelijke provincies (2%).<br />

In het speciaal onderwijs zien we voor amfetamine een zelfde beeld als voor ecstasy. Leerlingen op<br />

REC-4 scholen <strong>rapport</strong>eren vaker gebruik van amfetamine dan leerlingen in het praktijkonderwijs,<br />

leerwegondersteunend onderwijs en regulier onderwijs (Kepper et al., 2009).<br />

percentage<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

regulier REC-4 PRO LWOO<br />

12 tot 13 jr 0,9 3,2 1 0,6<br />

14 tot 15 jr 2,4 7,1 1,3 1,6<br />

16 jaar 2,3 11,9 1,6 2<br />

Figuur 9.5. Percentages ooit-gebruik van amfetamine onder jongeren in regulier en speciaal onderwijs en in<br />

residentiële jeugdzorg.<br />

Bron: Kepper et al (2009).<br />

Legenda: REC-4 = Cluster-4 scholen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.<br />

PrO = PraktijkOnderwijs, voor moeilijk lerende kinderen.<br />

LWOO = LeerWegOndersteunend Onderwijs, voor leerlingen die extra begeleiding behoeven.<br />

Bij jongeren in de jeugdzorg treffen we eveneens een verhoogd percentage ooit-gebruikers van<br />

amfetamine aan in vergelijking met de reguliere populatie. 16% geeft aan ooit ervaring te hebben<br />

opgedaan met amfetamine (Kepper et al., 2009). Eveneens <strong>rapport</strong>eren jongens (13-18 jaar) in<br />

JJI’s een hoger percentage ooit-gebruik van amfetamine. Gemiddeld heeft 9% voorafgaand aan<br />

detentie amfetamine gebruikt. Daarnaast verklaart 3% gebruikt te hebben tijdens het verblijf in de<br />

inrichting.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 129


9.2.4 Ecstasy, amfetamine en hulpverlening<br />

Hulpvragen ecstasy- en amfetaminegebruik in de verslavingszorg<br />

Rond de 1.800 mensen zoeken jaarlijks hulp voor amfetamine- of ecstasygebruik. Dit aantal is<br />

stabiel sinds 2007 (Ouwehand et al., 2011). Amfetamine- en ecstasyproblematiek zien we veel bij<br />

jongeren: 42% van de hulpvragers is jonger dan 25 jaar. Dit aantal is dalende: in 2004 is dit percentage<br />

nog 49%. In ongeveer 60% van de gevallen is er secundaire problematiek aanwezig, zoals<br />

cannabis-, alcohol- en cocaïnegebruik.<br />

Tabel 9.3 Overzicht Ecstasy en Armfetamine hulpvragers 2010<br />

Demografie<br />

Aantal hulpzoekers 1805<br />

Man : Vrouw 78 : 22<br />

Gemiddelde Leeftijd 29,3 Jaar<br />

Aandeel 25- 42,0%<br />

Aandeel 55+ 0,9%<br />

Aandeel autochtoon 92,9%<br />

Aantal per 100000 inwoners 11<br />

Problematiek<br />

Aandeel in verslavingszorg 2,4%<br />

Enkelvoudig : meervoudig 38 : 62<br />

Eerste inschrijving ooit 23,5%<br />

Gemiddeld aantal contacten/cliënt 23<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011<br />

Onderstaande figuur geeft de ontwikkeling weer van de ecstasy- en amfetaminehulpvraag van<br />

2003-2010. Hierbij is een toenemende hulpvraag zichtbaar van 2003 tot 2007 in de amfetaminegerelateerde<br />

hulpvraag. Bij ecstasy is de hulpvraag beperkt en vrij stabiel. In de jaren 2007 en 2008<br />

is er in de LADIS-<strong>rapport</strong>ages niet apart ge<strong>rapport</strong>eerd over de omvang van de ecstasy-hulpvraag.<br />

In 2010 wordt gesteld dat de hulpvraag voor amfetamine en ecstasy op ongeveer hetzelfde niveau<br />

ligt als in de twee voorgaande jaren. In 2010 wordt in de LADIS-<strong>rapport</strong>age niet apart ge<strong>rapport</strong>eerd<br />

over amfetamine en ecstasy.<br />

130 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine


aantal<br />

2000<br />

1500<br />

1000<br />

500<br />

0<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

amfetamine 735 954 1118 1215 1473 1446 1504 1504<br />

ecstasy 277 291 293 228 154 154<br />

Figuur 9.6. Aantal hulpvragers voor amfetamine en/of ecstasy als primaire problematiek; 2003-2010.<br />

Bron: LADIS-<strong>rapport</strong>ages 2003-2010.<br />

Figuur 9.7 laat zien dat de hulpvraag in verband met amfetamine en ecstasygebruik in 2001<br />

in vooral de noordelijke regio’s in het land zeer beperkt was. Alleen in Breda is sprake van een<br />

aanzienlijke hulpvraag rond deze middelen. In 2010 is er in alle regio’s in het land sprake van een<br />

toegenomen hulpvraag. Dit is vooral het geval in het zuidoosten van het land.<br />

Figuur 9.7 Totaal aantal hulpvragers ecstasy- en amfetamineproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links)<br />

en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

Ziekenhuisopnames<br />

Bij ziekenhuisopnames die worden geregistreerd door de Dutch Hospital Date (DHD) worden<br />

ecstasy en amfetamines gezamenlijk gerekend tot de groep psychostimulantia. Deze worden niet<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 131


afzonderlijk, maar gezamenlijk gemeten. Het aantal gevallen is zeer beperkt voor deze groep.<br />

Er lijkt echter de laatste jaren een stijging op te treden in het aantal gestelde hoofddiagnoses voor<br />

psychostimulantia. Van 2008 naar 2009 wordt een stijging ge<strong>rapport</strong>eerd van 35%. In het aantal<br />

nevendiagnoses zien we in datzelfde jaar juist een daling van 12%. Wanneer we dubbeltellingen<br />

verwijderen, zijn er in 2009 ongeveer 190 unieke personen die één of meerdere keren in het ziekenhuis<br />

belanden voor psychostimulantia-gebruik. Ruim één op de vier is in de leeftijd van 20-24 jaar<br />

en driekwart is man.<br />

aantal<br />

160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Nevendiagnose 61 58 70 63 108 82 88 136 145 127<br />

Hoofddiagnose 29 36 29 30 40 45 39 56 54 73<br />

132 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

Figuur 9.8 Klinische opnames in algemene ziekenhuizen gerelateerd aan psychostimulantia.<br />

Aantal diagnoses in deze figuur is niet gecorrigeerd voor dubbeltellingen van personen.<br />

Bron: Uit Van Laar et al, (2011), uit de Dutch Hospital Data<br />

Eerstehulpbezoek op Rave party’s<br />

In een onderzoek onder bezoekers van eerstehulpposten op rave party’s worden over een periode<br />

van twaalf jaar middelengerelateerde incidenten bijgehouden (Krul et al., 2011). In totaal<br />

bezoeken 10.100 mensen (0,3%) van de ongeveer 3.800.000 bezoekers in de periode 1997-2008<br />

de eerstehulppost in verband met middelengebruik. Problemen door (overmatig) ecstasygebruik<br />

vormen hierbij in één op de drie gevallen de oorzaak van het bezoek en daarmee zijn dit de meest<br />

voorkomende problemen. 11% van alle middelengerelateerde problematiek bij deze hulpposten<br />

komt voort uit combinatiegebruik van ecstasy en alcohol. Een kanttekening hierbij is op zijn plaats,<br />

omdat ecstasygebruikers vaak de behoefte krijgen aan sociaal contact na gebruik en zich zo<br />

eerder melden met een klein probleem ten opzichte van gebruikers van andere middelen. Het<br />

aantal serieuze incidenten met ecstasy neemt de laatste jaren af en is relatief gering.<br />

Voor amfetamine ligt het aantal bezoeken lager: circa 3% van het totaal. De combinatie amfetaminen<br />

en ecstasy wordt in iets minder dan 4% van de gevallen door bezoekers ge<strong>rapport</strong>eerd.


Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

De MDI laat in figuur 9.9 zien welk percentage incidenten ecstasy- en amfetaminegerelateerd zijn.<br />

In Nederland, zonder Amsterdam, vormen deze beide ongeveer 10% van het totale aantal incidenten<br />

in 2011.<br />

Op de EHBO’s op dancefeesten is een heel ander beeld zichtbaar: daar is meer dan 60% van alle<br />

incidenten ecstasy-gerelateerd. Zoals we al eerder hebben vermeld, kan het type middel hier ook<br />

een rol in spelen. Amfetamine staat op dancefeesten pas als vierde genoteerd als het gaat om<br />

incidenten en het is daarmee een ‘klein’ middel.<br />

Bij ecstasy is in ruim viervijfde van de gevallen sprake van lichte intoxicatie, ruim 10% van de<br />

meldingen is matig geïntoxiceerd en slechts een klein percentage ernstig. Bij amfetamine komen<br />

matige en ernstige intoxicaties beide tweemaal zo vaak voor als bij ecstasy. Het aantal mensen dat<br />

zich meldt in verband met ecstasy ligt gemiddeld bijna negen keer hoger dan het aantal mensen<br />

dat komt in verband met amfetamine.<br />

Figuur 9.9 Drugsincidenten in Nederland.<br />

Bron: Vogels, 2011.<br />

9.3 regionale gegeVens oVer het geBruik Van ecstasy en<br />

amfetamine<br />

9.3.1 Prevalentie en incidentie<br />

Er bestaan geen regionale cijfers over het ecstasy- en amfetaminegebruik onder de Gelderse<br />

bevolking. In de volwassenenmonitor uit 2008 van de regionale GGD wordt wel gevraagd naar<br />

ervaring met harddrugs in het algemeen. Onderstaande cijfers zijn echter geen goede indicatie<br />

van het ecstasy- en amfetaminegebruik onder volwassenen in Gelderland, maar geven wel verschillen<br />

tussen de regio’s weer in harddrugsgebruik.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 133


percentage<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Rivierenland 3 1<br />

Nijmegen 10 1<br />

134 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Figuur 9.10 Harddrugsgebruik in Gelderland onder volwassenen in de leeftijd van 18-65 jaar.<br />

Bron: GGD Volwassenenmonitor, 2009.<br />

Het gemiddelde actuele gebruik van harddrugs ligt in Gelderland voor alle regio’s voor zover<br />

bekend op ongeveer 1%. In het ooit-gebruik nemen we wel een verschil waar: in de regio Nijmegen<br />

hebben significant meer volwassenen ooit harddrugs gebruikt in vergelijking met de andere<br />

regio’s. Deze cijfers geven geen goede indicatie van het ecstasy- en amfetaminegebruik onder<br />

volwassenen in Gelderland.<br />

Vooralsnog moeten we er dus van uitgaan dat de prevalentie van ecstasy- en amfetaminegebruik<br />

onder de volwassen bevolking van de regio Gelderland gelijk is aan de landelijk bekende prevalenties.<br />

Voor ecstasy is dit 6,2% voor de lifetimeprevalentie, 1,4% voor de jaarprevalentie en 0,5% voor<br />

de maandprevalentie. Het gaat dan om ongeveer 75.000 personen in de regio die ooit ecstasy<br />

hebben gebruikt en 6.000 personen die de afgelopen maand ecstasy gebruikten.<br />

Voor amfetamine is dit 3,1% voor de lifetimeprevalentie, 0,4% voor de jaarprevalentie en 0,2% voor<br />

de maandprevalentie. Het gaat dan om ongeveer 37.000 personen in de regio die ooit amfetamine<br />

hebben gebruikt en 2.400 personen die de afgelopen maand amfetamine gebruikten.<br />

Jongeren in Gelderland<br />

De EMOVO van 2007 vraagt naast alcohol en cannabis ook naar harddrugsgebruik onder jongeren.<br />

Hierbij worden echter niet specifieke middelen uitgevraagd, en vraagt men alleen naar harddrugs<br />

in zijn algemeenheid. De percentages kunnen daarom niet verder uitgesplitst worden naar<br />

verschillende typen harddrugs.


percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Gelderland Midden 4 2<br />

Rivierenland 3 2<br />

Nijmegen 5 3<br />

Oost-Nederland 4 2<br />

Figuur 9.11 Harddrugsgebruik onder schoolgaande jongeren in klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs in<br />

Gelderland.<br />

Bron: EMOVO, 2008.<br />

9.3.2 Jongeren en ecstasy en amfetamine in Gelderland<br />

Ecstasy<br />

Uit het Uitgaan & Middelen-onderzoek (<strong>IrisZorg</strong> 2011) blijkt dat de lifetime prevalentie van ecstasygebruik<br />

onder uitgaande jongeren 15% en het actuele gebruik 2% is. Het ooit-gebruik bij mannen is<br />

17% en het actuele gebruik 2%. De cijfers bij vrouwen zijn respectievelijk 14% en 2%.<br />

Ter vergelijking: Landelijk onderzoek naar middelengebruik op grootschalige party’s laat zien dat<br />

daar gemiddeld 24% van de bezoekers een actuele ecstasygebruiker is. In het Uitgaan & Middelen<br />

Onderzoek van <strong>IrisZorg</strong> is echter het uitgaanspubliek, rondlopend in stadscentra benaderd.<br />

Op basis van deze vergelijking kunnen we daarom niet stellen dat ecstasygebruik in de Gelderse<br />

gemeenten, waar de uitgaanders zijn geënquêteerd, in frequentie afwijkt van landelijke gemiddelden.<br />

De lifetimeprevalentie van ecstasygebruik ligt onder mannen en vrouwen in Arnhem hoger dan in<br />

andere steden. De leeftijd van de respondenten lag in deze stad echter gemiddeld iets hoger dan<br />

in andere steden.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 135


percentage<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

man 31,1 5,8 8,3 15 16,3<br />

vrouw 20,3 10,7 5,6 13,6 5,7<br />

Figuur 9.12. Ooit-gebruik van ecstasy onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

man<br />

vrouw<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

2,1 2,9 0 5 0<br />

2,9 0 0 0 0<br />

Figuur 9.13. Actueel gebruik van ecstasy onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

Panelstudie ecstasy<br />

In de jaarlijkse panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> worden jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers gevraagd naar hun signalen over alcohol- en<br />

drugsgebruik. In 2011 is het ecstasygebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande jongeren<br />

en hangjongeren in kaart gebracht. Hierbij is de aandacht specifiek gericht op de achtergronden<br />

en wijzen van gebruik, en de verkrijgbaarheid van ecstacy. In bijlage IV vindt u een schematische<br />

weergave van de kenmerken van de jongeren per netwerk. De schattingen van het aantal gebruikers<br />

en de frequentie van gebruik per netwerk is weergegeven in bijlage III.<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

In ruim de helft van de netwerken (64%) gebruiken jongeren ecstasy oftewel MDMA. Dit geldt bij<br />

zowel uitgaanders als bij hangjongeren. Onder uitgaanders slikken meer jongeren deze pillen,<br />

namelijk 75-100% per netwerk, terwijl dit bij hangjongeren 5-25% is.<br />

Meestal is ecstasy een middel dat een tot enkele keren per maand of nog minder frequent gebruikt<br />

wordt.<br />

Bij wekelijks gebruik is het roeseffect -het ‘love’-gevoel - beduidend minder aanwezig. Het is dan<br />

ook opvallend dat in vier netwerken, vooral hangjongeren, mensen wel elke week een of meer<br />

pilletjes nuttigen.<br />

136 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine


Ecstasy hoort nog steeds in de eerste plaats in het uitgaansleven, vooral bij grote party’s en festivals.<br />

De laatste jaren organiseren reguliere uitgaanscentra vaker ‘doelgroepgerichte’ feesten, zoals<br />

techno- of hardstylefeesten, waarbij ecstasy ook gewild is.<br />

Niet in tentfeesten. Dan zijn er te veel bekenden. Je ziet er dan zo verwilderd uit.<br />

Hendrik & Jan (Jongeren 36a )<br />

Toch wordt slikken van ecstasy in 2011 ook gedaan op hangplekken en thuis, zowel bij een thuisfeestje<br />

als op een gewone avond. In voorgaande jaren werd dit niet of nauwelijks gesignaleerd.<br />

Hoe vaak dit gebeurt, verschilt per netwerk.<br />

Motief, effect en imago<br />

Voor de meeste liefhebbers staat ecstasy voor een lekker, speciaal gevoel en de harmonische sfeer<br />

die het met zich meebrengt. De roes van ‘even weg van de wereld en alles loslaten’, aldus Jack<br />

(uitgaander 61 )<br />

Het lekkere van ecstasy is het lekkere euforische gevoel. Het wause gevoel. Je kan beter genieten<br />

van de muziek. Met pillen kom je meer ‘in’ de muziek. Je komt in een trance. Verder is het kletsen<br />

met andere mensen leuk. Gesprekken zijn heel los, nooit negatief. Je voelt je geestelijk ontremt, je<br />

durft meer en bent zekerder.<br />

Iris & Eva (uitgaanderd 71 )<br />

Daarnaast zorgt ecstasy voor meer energie, waardoor je langer door kunt gaan. Deze combinatie<br />

draagt bij aan een meer positief imago dan de puur oppeppende amfetamine. Dit klinkt ook door<br />

in de lieflijke bijnamen, zoals snoepje, knabbel, klinkertje, klavertje.<br />

Meestal is ecstasy-gebruik een geplande actie, gereserveerd voor speciale gelegenheden. Het<br />

is niet vaak dat gebruikers zich laten verleiden tot spontaan een pilletje slikken. Dit speelt wel op<br />

thuisfeestjes in haar omgeving, omdat mensen meer huisvoorraad ecstasy hebben, zegt Milou<br />

(uitgaander 66) . Mloezie (uitgaander 70 ) omschrijft treffend een uitgaansavond met ecstasy.<br />

Ze gaan met een busje naar het feest toe. Bij de deur treffen ze nog een aantal anderen die vanuit<br />

een andere plaats komen. Ze gaan eerst acclimatiseren, sfeer proeven. Een lekker plekje zoeken<br />

waar ze die avond of dag gaan staan. Iets drinken en dan begint het feesten en gaat iedereen ook<br />

zijn eerste pil slikken. Dat doen de meesten op de wc. Anders valt het te veel op. Later op de avond<br />

wordt er vaker in het openbaar geslikt en gesnoven, dan doet iedereen het. In het begin als de<br />

pillen werken, willen de meesten heel veel praten en aardig zijn voor elkaar. Ze zijn dan heel erg<br />

op elkaar gericht. Wat later begint het energieke van een pil te werken en wordt er meer gedanst.<br />

Op het moment dat het effect van de pil wat gaat zakken wordt er of bijgeslikt of een blowtje<br />

gerookt om het gevoel vast te houden. Op het eind van de avond of dagfeest is iedereen wel moe,<br />

maar niemand heeft zin om naar huis te gaan. Iedereen wil de sfeer van het feest vasthouden en<br />

niet naar huis. Meestal blijven ze ook tot het eind. Daarna met het busje naar huis. Iedereen gaat<br />

dan naar zijn eigen huis.<br />

Mloezie (uitgaander 70 )<br />

Gebruikers zien ook nadelen van ecstasy-gebruik, zoals misselijkheid, hartkloppingen, paniek en<br />

de gigantische kater de dagen erna en een kapotte mond en spierpijn door de malende aken.<br />

Vervelend, vinden zij, maar voor de meesten niet voldoende reden om minder ecstasy te slikken.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 137


Je moet best vaak overgeven na een half uur of heel uur nadat je geslikt hebt. Dat doe je meestal<br />

buiten. Dat doen veel gebruikers. Soms is het buiten best druk.<br />

Feline (uitgaander 57 )<br />

Een panellid ziet een verband tussen hun vele ecstasy-gebruik en een minder goed geheugen en<br />

concentratievermogen bij zichzelf en een paar bekenden.<br />

Dosering, toediening en markt<br />

In 2009-2010 maakte de ecstasymarkt een flinke dip; laaggedoseerde pillen en pillen met het<br />

ziekmakende Mccp. MDMA-liefhebbers lieten massaal hun pillen testen. Eind 2010 trekt de markt<br />

weer aan. Momenteel zijn er weer meer pillen op de markt en is de dosering MDMA in de pillen<br />

behoorlijk hoog. Hierdoor durven gebruikers weer meer te vertrouwen op hun dealer. Dit zorgt voor<br />

een afname van het aantal bezoekers van de testservice. Rick 60 , werkzaam bij de testservice, ziet<br />

dat sommigen hun pillen nu achteraf komen testen. Zij zijn benieuwd of er toch ook andere stoffen<br />

in zitten, die hun heviger aanvallen van misselijkheid kunnen verklaren. Deze misselijkheid blijkt<br />

echter veelal te wijten aan een hoge dosering MDMA. Al met al lijken ideeën over de kwaliteit van<br />

ecstasy vooral directe invloed te hebben op de afweging een pil te laten testen en minder op de<br />

afweging om een pil wel of niet te gebruiken.<br />

Meestal wordt ecstasy geslikt in pilvorm, in enkele gevallen ook als kristallen. Kristallen als alternatief<br />

is minder aan de orde dan voorgaande jaren, nu de pillen zo hoog gedoseerd zijn, meent<br />

Rick 60 . Kristallen zijn namelijk wel zuiver, maar moeilijker te doseren. In één netwerk snuiven jongeren<br />

MDMA-poeder:<br />

Zo’n vijf tot tien keer per jaar MDMA-poeder snuiven in het weekend tijdens het hangen. Steeds<br />

even een periode en dan weer rustig aan.<br />

Hendrik & Jan (jongeren 36a )<br />

Dealers en vrienden zijn de leveranciers van ecstasy voor de gebruikers. De pillen kosten meestal<br />

tussen € 2,50 en € 5,-, afhankelijk van de kwaliteit en afgenomen hoeveelheid. Voor kristal betaalt<br />

men € 20 - €25,- per gram.<br />

Eén persoon haalt bijvoorbeeld honderd pillen, ook voor iedereen een voorraadje. Via afspraak<br />

als we hem tegenkomen. Het is een normale jongen. We kopen nooit in een uitgaansgelegenheid.<br />

Meestal laten we er een of twee testen. De laatste tijd minder vaak testen in verband met goed<br />

vertrouwen in de dealer. Bij een nieuwe dealer zullen we weer meer pillen laten testen in het begin.<br />

Jack (uitgaander 61 )<br />

Amfetamine<br />

Uit het Uitgaan & Middelen-onderzoek (<strong>IrisZorg</strong> 2011) blijkt dat de lifetime prevalentie van amfetaminegebruik<br />

onder uitgaande jongeren 10% en het actuele gebruik 2% is. Het ooit-gebruik bij<br />

mannen is 12% en het actuele gebruik 2%. De cijfers bij vrouwen zijn respectievelijk 6% en 1%.<br />

Ter vergelijking: Landelijk onderzoek naar middelengebruik op grootschalige party’s laat zien dat<br />

daar gemiddeld 7% van de bezoekers een actuele amfetaminegebruiker is. In het Uitgaan & Middelen<br />

Onderzoek van <strong>IrisZorg</strong> is echter het uitgaanspubliek, rondlopend in stadscentra benaderd.<br />

Op basis van deze vergelijking kunnen we daarom niet stellen dat amfetaminegebruik in de Gelderse<br />

gemeenten, waar de uitgaanders zijn geënquêteerd, in frequentie afwijkt van landelijke gemiddelden.<br />

138 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine


In het Uitgaan & Middelen Onderzoek vinden we voor amfetamine vergelijkbare resultaten als bij<br />

ecstasy. Ook hier scoren mannen en vrouwen in Arnhem gemiddeld hoger op ooit-gebruik dan in<br />

de andere steden.<br />

percentage<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

man<br />

vrouw<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

23,4 7,2 12,5 12,5 7,2<br />

11,6 0 5,6 0 5,7<br />

Figuur 9.14. Ooit-gebruik van amfetamine onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

man<br />

vrouw<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

2,1 2,9 0 5 0<br />

2,9 0 0 0 0<br />

Figuur 9.15. Actueel gebruik van amfetamine onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

Panelstudie amfetamine<br />

In de jaarlijkse panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> worden jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers bevraagd op hun signalen over alcohol- en drugsgebruik.<br />

In 2011 hebben we het amfetaminegebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande<br />

jongeren en hangjongeren in kaart gebracht. Hierbij hebben we de aandacht specifiek gericht op<br />

de achtergronden en wijzen van gebruik en de verkrijgbaarheid van amfetamine. In bijlage IV vindt<br />

u een schematische weergave van de kenmerken van de jongeren per netwerk. De schattingen<br />

van het aantal gebruikers en de frequentie van gebruik per netwerk is weergegeven in bijlage III.<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

In 14 van de netwerken (64%) gebruiken jongeren amfetamine. Dit is zowel bij de uitgaanders<br />

(8) als bij de hangjongeren (6) een meerderheid. In 90% van de netwerken waarin amfetamine<br />

gebruikt wordt, is ook cocaïne snuiven aan de orde. Beide zijn pepmiddelen, waarbij amfetamine<br />

als het mindere broertje van cocaïne wordt gezien. Dit wil overigens niet altijd zeggen dat coke-<br />

en amfetaminegebruik door dezelfde personen gebeurt. In de netwerken waarbij geen signalen<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 139


van amfetaminegebruik zijn, zijn de jongeren erg jong (gemiddeld 17 jaar) en/of worden er in het<br />

geheel geen pepmiddelen gebruikt.<br />

Amfetamine snuiven of slikken gebeurt in alle soorten uitgaansgelegenheden, op straat en thuis.<br />

Het meest passend vind men het bij de hardstyle- en hardcoremuziek van grote party’s. En niet<br />

zozeer in cafés. Dan is het alleen bij gebrek aan coke, aldus Hendrik (jongere 36a ). En Johan (jongerenwerker<br />

40a ) vertelt dat hij het eigenlijk meer ziet bij medewerkers van cafés dan bij de bezoekers.<br />

In de zes netwerken van hangjongeren speelt gebruik van dit pepmiddel elk weekend, voor minimaal<br />

een deel van de groep. In twee dorpse hangjongerengroepen is ook dagelijks gebruik aan de orde.<br />

In de uitgaansnetwerken speelt het minder frequent, namelijk vooral maandelijks of nog minder vaak.<br />

Vorige jaren was er in de dorpse jongerennetwerken meer sprake van amfetaminegebruik dan in<br />

de stadse netwerken. Jongerenwerker Johan 40a legt daarbij een verband met het kleinere aantal<br />

hardcorefeesten in de stad, vergeleken met het platteland. In de panelstudie van 2011 signaleren<br />

we dit verschil in amfetaminegebruik minder duidelijk.<br />

Motief, effect en imago<br />

Bommen! Hard gaan! Los gaan! Dat zijn de meest voorkomende kreten die we horen bij vragen<br />

naar het waarom van amfetaminegebruik. Amfetamine staat voor uit je dak gaan op een grote<br />

hoeveelheid hakkende beats per minuut. Daarbij passen bijnamen als Pep en Snelle. Professionele<br />

chauffeurs gebruiken het om wakker te blijven tijdens de rit, vertellen panelleden.<br />

Voor een klein deel van de gebruikers is amfetaminegebruik een dagelijkse of wekelijkse gewoonte<br />

geworden. Het gevoel afhankelijk van amfetamine te zijn om te kunnen functioneren in het leven,<br />

steekt daarbij de kop op. Daarbij maken jongeren in een groep het voor elkaar ook moeilijk om te<br />

minderen, blijkt onder meer uit de reactie van Hendrik en Jan (jongeren 36a )<br />

Het eerste wat je doet als je binnenkomt in het weekend is amfetamine pakken (…) Het<br />

amfetamine gebruik is ieder zijn eigen verantwoordelijkheid. Het gebruik wordt onder elkaar<br />

opgehemeld. Geintjes als je niet gebruikt: ‘Watje!’ Als ze willen stoppen met amfetamine, geven ze<br />

dit meestal niet toe tegenover elkaar.<br />

Hendrik en Jan (jongeren 36a )<br />

Amfetamine is in tegenstelling tot coke niet statusverhogend. Daarvoor is het te goedkoop en heeft<br />

het te veel vervelende bijwerkingen. Op de party zelf vinden gebruikers het meestal prettig, hoewel<br />

ook dan mensen klagen over misselijkheid, hoofdpijn, prikkelbaarheid, paranoia, zweetaanvallen,<br />

hartkloppingen et cetera. Het ergste zijn echter de dagen erna. Nog steeds niet kunnen slapen,<br />

geen energie meer. ‘Verrot’ noemen gebruikers het ook wel.<br />

Door de week ga je naar de klote. Sommigen kunnen dan niet meer werken.<br />

Hendrik en Jan (jongeren 36a )<br />

Voor een aantal jongeren geeft dit de doorslag om te stoppen of drastisch te minderen met amfetaminegebruik,<br />

zoals ook die bij Marc (jongere 56 ) in zijn netwerk.<br />

Het lijkt er op dat de gevolgen van amfetaminegebruik als te heftig, groots worden ervaren, het te<br />

veel het dagelijkse leven beïnvloedt.<br />

Marc (jongere 56 )<br />

140 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine


Dosering, toediening en markt<br />

Amfetamine wordt ook in Gelderland zowel gesnoven als geslikt. Snuiven gebeurt via een lijntje,<br />

sleutelpunt of snuifbullet. De dosering per keer verschilt sterk per persoon. Voor een hele avondwordt<br />

een hoeveelheid van een halve tot hele gram het meest genoemd.<br />

De prijs van amfetamine was al laag, maar is nog verder gezakt. In 2011 betaalde men tussen de<br />

vijf en tien euro per gram bij een dealer. Een amfetaminedealer is voor iemand die even zoekt, niet<br />

ver uit de buurt. Deze handel speelt zich zowel op straat af, bijvoorbeeld vanuit een auto, als vanuit<br />

huis, op party’s en in uitgaansgelegenheden zelf.<br />

Eén persoon in de groep regelt het. De rest heeft geen contact met de dealer. Het gaat gemakkelijk,<br />

er is altijd wel wat te krijgen.<br />

Jack (uitgaander 61 )<br />

9.3.3 Ecstasy, Amfetamine en hulpverlening in Gelderland<br />

Primaire ecstasy- en amfetamineproblematiek bij <strong>IrisZorg</strong><br />

Het aantal mensen met primair een probleem rond ecstasy bij <strong>IrisZorg</strong> is klein en dalende. In 2011<br />

doen 8 personen een hulpvraag bij <strong>IrisZorg</strong> met ecstasy als primair probleem. Waar in 2006 twintigers<br />

de grootste groep vormen, is dit in 2011 niet meer zo en is ook het totale aantal patiënten met<br />

een primaire ecstasy-hulpvraag op jaarbasis tot onder de 10 gedaald.<br />

aantal cliënten<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

18- jaar 4 1 4 4 0 1<br />

18-29 jaar 15 12 8 9 8 3<br />

30-41 jaar 4 6 2 3 2 3<br />

41+ jaar 2 2 2 2 1 1<br />

Figuur 9.16 Cliënten met een primaire ecstasy-gerelateerde hulpvraag bij <strong>IrisZorg</strong>.<br />

Bron: <strong>IrisZorg</strong> Inforay cliëntenregistratie.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 141


NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.<br />

In 2011 leggen 130 personen een hulpvraag neer bij <strong>IrisZorg</strong> in verband met een amfetaminegerelateerd<br />

probleem. Het aantal primaire amfetamineverslaafden bij <strong>IrisZorg</strong> is in de afgelopen jaren<br />

vrijwel constant gebleven. In vergelijking met ecstasy zijn er relatief veel primaire amfetamineverslaafden<br />

bij <strong>IrisZorg</strong>. Wanneer we dit aantal vergelijken met middelen als alcohol, cannabis en<br />

cocaïne, vormen ook de primair amfetamineverslaafden een kleine groep binnen de verslavingstak<br />

van <strong>IrisZorg</strong>.<br />

aantal cliënten<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

18- jaar 9 8 8 11 13 10<br />

18-29 jaar 73 75 76 78 69 79<br />

30-41 jaar 15 21 19 31 30 30<br />

41+ jaar 12 16 13 12 10 11<br />

142 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Figuur 9.17 Cliënten met een primaire amfetamineverslaving bij <strong>IrisZorg</strong>.<br />

Bron: <strong>IrisZorg</strong> Inforay cliëntenregistratie.<br />

NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.<br />

Regionale spreiding hulpvragers ecstasy en amfetamine hulpvragers<br />

In het laatste decennium is het aantal mensen dat hulp vraagt voor ecstasy of amfetamine toegenomen<br />

van 5 naar 11 per 100.000 inwoners. In Gelderland is in die periode vooral een stijging<br />

te zien in een aantal gemeenten ten noorden van de Veluwe, Rivierenland en in Doetinchem. Een<br />

opvallende uitschieter hierbij is de gemeente Elburg, waar het aantal hulpvragers ongeveer drie<br />

keer hoger ligt dan het landelijk gemiddelde.


Figuur 9.18 Totaal aantal hulpvragers ecstasy en amfetamineproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links)<br />

en 2010 (rechts).<br />

Klinische hulpvraag rond ecstasy en amfetamine bij <strong>IrisZorg</strong>: jeugd<br />

Een eerste analyse van gegevens van 166 cliënten bij de jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> over de periode<br />

april 2010 tot november 2011 leert dat 4% van hen een probleem heeft rond ecstasygebruik: primair<br />

(0%), secundair (1%) of tertiair (3%). Ruim de helft van deze hulpvragers is tussen de 18 en 22 jaar<br />

oud. Ecstasy komt wat betreft de omvang van de hulpvraag bij de jeugdkliniek op de achtste plaats.<br />

aantallen cliënten<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

primair secundair tertiair<br />

2010 0 1 2<br />

2011 0 1 2<br />

Figuur 9.19. Aantallen cliënten jeugdkliniek <strong>IrisZorg</strong> met primaire, secundaire of tertiaire ecstasyproblematiek;<br />

2010 en 2011.<br />

NB: cijfers 2010 hebben betrekking op de maanden vanaf 1-4-2010.<br />

In diezelfde periode heeft 26% van de opgenomen jongeren een probleem rond amfetaminegebruik:<br />

primair (10%), secundair (10%) of tertiair (6%). Amfetamine komt wat betreft de omvang<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 143


van de hulpvraag bij de jeugdkliniek op de tweede plaats, samen met alcohol. In totaal 23 van de<br />

jongeren (13%) kregen de diagnose amfetamine-afhankelijkheid en 15 (9%) de diagnose amfetaminemisbruik.<br />

aantallen cliënten<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

primair secundair tertiair amfetamine afh amfetamine misbr<br />

2010 4 8 5 10 6<br />

2011 12 8 6 13 9<br />

Figuur 9.20. Aantallen cliënten jeugdkliniek <strong>IrisZorg</strong> met primaire, secundaire of tertiaire amfetamineproblematiek,<br />

en met de diagnose amfetamine-afhankelijkheid of -misbruik; 2010 en 2011.<br />

NB: cijfers 2010 hebben betrekking op de maanden vanaf 1-4-2010.<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

In Gelderland zijn twee peilregio’s voor de MDI actief: Ede/Arnhem en Nijmegen. In Nijmegen ligt<br />

het percentage incidenten met ecstasy en amfetamine in 2011 iets hoger dan in de regio Ede/<br />

Arnhem. De regio Nijmegen lijkt iets boven het landelijk gemiddelde te liggen als het gaat om<br />

incidenten met amfetamine. Voor ecstasy scoort Nijmegen ongeveer gemiddeld. In de regio Ede/<br />

Arnhem ligt het aantal incidenten met ecstasy juist lager dan het landelijke gemiddelde, terwijl het<br />

aantal incidenten met amfetamine gemiddeld is.<br />

Figuur 9.21 Drugsincidenten per peilstation.<br />

Bron: Vogels, 2011<br />

144 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine


Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS)<br />

Ecstasy blijft het meest aangeleverde middel bij de testservices in Arnhem en Nijmegen. Ook<br />

landelijk wordt dit middel het vaakst getest. In 2011 zijn in verhouding met 2010 iets minder ecstasymonsters<br />

aangeleverd. De gevaarlijke stof MCPP is in 2011 bijna verdwenen.<br />

aantal pillen<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

2008 2009 2010 2011<br />

MDMA 303 569 503 443<br />

mCPP 34 170 29 12<br />

geen MDMA 30 433 54 57<br />

Figuur 9.22 Inhoud van aangeleverde ecstasy pillen bij de DIMS.<br />

Ten opzichte van 2010 nemen we in 2011 een behoorlijke verschuiving waar van lage naar hogere<br />

doseringen MDMA in pillen. Dat brengt risico’s met zich mee. Gebruikers die hun pil niet laten<br />

testen, lopen risico om hogere doseringen MDMA binnen te krijgen dan voorheen; dit is overigens<br />

een landelijke trend. Bij de geteste pillen in Arnhem en Nijmegen komen gemiddeld meer hoog<br />

gedoseerde pillen voor. In Arnhem en Nijmegen heeft 67% van de pillen een hoger gehalte MDMA<br />

dan 100 mg. Landelijk is 61% van de geteste pillen hoger gedoseerd dan 100 mg MDMA.<br />

verhouding categorie<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

2010 2011<br />

Figuur 9.23 Inhoud van aangeleverde ecstasypillen bij de DIMS naar MDMA-gehalte.<br />

>150 mg MDMA<br />

101-150 mg MDMA<br />

51-100 mg MDMA<br />

1- 50 mg MDMA<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 145


Bij de testservice zijn in 2011 meer amfetaminemonsters (108) aangeleverd dan in 2010 (85). De<br />

pillen zijn in 2011 lager gedoseerd dan een jaar eerder. In 2011 ligt het gemiddelde percentage<br />

amfetamine op 45%, tegenover 58% in 2010. Het gehalte cafeïne is daarentegen juist toegenomen.<br />

Vaak betekent een lager gehalte amfetamine in een amfetaminemonster een hoger gehalte<br />

cafeïne. In 70% van alle geteste amfetaminepoeders zit cafeïne.<br />

Verder treffen we in 2011 de stof 4-methylamfetamine vaker aan dan een jaar eerder. Deze stof<br />

zit in vijftien geteste monsters. 4-methylamfetamine, ook wel 4-AM genoemd, is risicovoller dan<br />

amfetamine. De vijftien monsters worden verspreid over het jaar ingeleverd. We kunnen niet direct<br />

van een stijging spreken.<br />

9.4 samenVattende conclusies en trends ecstasy &<br />

amfetamine<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

• Ecstasy- en amfetaminegebruik komt onder de doorsnee bevolking relatief weinig voor. Het<br />

lijken vooral middelen voor specifieke groepen uitgaanders en bepaalde probleemjongeren. Bij<br />

de groepen uitgaanders moeten we denken aan bezoekers van party’s, clubs en discotheken.<br />

Verder ligt het percentage gebruikers bij jongeren met gedragsproblemen, verblijvend in de<br />

jeugdzorg of in JJI’s hoger dan gemiddeld.<br />

• Hoewel het aantal incidenten met beide middelen absoluut gezien laag is, lijkt er wel sprake te<br />

zijn van een stijgende trend in het aantal ziekenhuisopnames. Verschillende bronnen laten zien<br />

dat bij dancefeesten ecstasy veruit het grootste aantal incidenten met middelen veroorzaakt.<br />

Het gaat hierbij echter in het merendeel van de gevallen om lichte intoxicaties. Hoewel het aantal<br />

incidenten met amfetamine vele malen kleiner is, zijn de intoxicaties gemiddeld ernstiger.<br />

Regionale ontwikkelingen<br />

• Er is weinig bekend over het ecstasygebruik onder de volwassen bevolking van Gelderland. Men<br />

schat dat het aantal volwassen actuele gebruikers iets onder de 6.000 ligt; dit komt overeen met<br />

0,5% van de Gelderse bevolking.<br />

• Voor amfetamine geldt hetzelfde. Men schat dat het aantal volwassen actuele gebruikers iets<br />

onder de 2.400 ligt; dit komt overeen met 0,2% van de Gelderse bevolking.<br />

• In het uitgaansleven in Gelderland lijken vooral jongeren in Arnhem vaker ervaring te hebben<br />

met ecstasy en amfetamine ten opzichte van andere steden. Actueel gebruik van beide middelen<br />

komt echter sporadisch voor. Dit ligt waarschijnlijk aan het feit dat bij reguliere uitgaansgelegenheden<br />

is gemeten, waar het gebruik een stuk minder vaak voorkomt dan op de eerder<br />

genoemde speciale feesten en locaties.<br />

• Onder hangjongeren in Gelderland lijken ecstasy en amfetamine een stuk populairder. Deze jongeren<br />

gebruiken dan vooral op bepaalde muziek- en themafeesten. Ecstasy geeft de jongeren<br />

een euforisch gevoel, meer zelfvertrouwen en energie. Het gebruik vindt op feesten vooral plaats<br />

in de toiletruimten, maar later op de avond kan het ook gewoon plaatsvinden op de dansvloer.<br />

• De Panelstudie signaleert dat sommige jongeren ook de negatieve effecten van ecstasy ervaren,<br />

maar dat niet zien als reden om te stoppen of te minderen.<br />

• Gemiddeld zijn de gebruikers van amfetamine wat ouder, en het middel is vooral populair bij<br />

hangjongeren. Zij gebruiken het om lekker los te gaan en dat dan meestal in het weekend.<br />

Slechts een klein deel gebruikt dagelijks.<br />

146 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine


• Velen ervaren ook de negatieve kanten van het gebruik, vooral de kater in de dagen na gebruik.<br />

Sommige jongeren lijken elkaar aan te moedigen te blijven gebruiken, maar een ander deel kiest<br />

er juist voor ermee te stoppen, omdat het te veel invloed heeft op het dagelijks leven.<br />

• Uit de incidentenmonitor komt naar voren dat er in Nijmegen gemiddeld iets meer incidenten<br />

met amfetamine zijn dan landelijk. Bovendien komen in Nijmegen gemiddeld twee keer zo veel<br />

incidenten voor dan in de regio Ede/Arnhem.<br />

• Bij de testservice in de regio wordt ecstasy nog steeds het vaakst getest. Het aantal sterk gedoseerde<br />

pillen lijkt toe te nemen en ligt voor de regio hoger dan het landelijk gemiddelde. Uit de<br />

panelstudie kwam naar voren dat verschillende jongeren hun pillen minder vaak laten testen<br />

dan eerder omdat ze hun dealer meer vertrouwen dan een jaar eerder.<br />

• Dit tezamen met de toegenomen sterkte van de (ecstasy)pillen zou ertoe kunnen leiden dat<br />

gebruikers eerder overdoseren, omdat ze denken dat de pillen minder sterk zijn dan ze in werkelijkheid<br />

zijn.<br />

• Bij amfetamine wordt er juist een daling gezien in de sterkte van de aangeleverde monsters. Ook<br />

trof men vaker 4-methylamfetamine aan. Gebruik van dit middel brengt meer risico’s met zich<br />

mee dan reguliere amfetamine.<br />

Hulpvraag rond ecstasy en amfetamine<br />

• Primaire ecstasyproblematiek komt al jaren nauwelijks voor bij <strong>IrisZorg</strong> en het aantal is de afgelopen<br />

jaren nog verder gedaald.<br />

• Primaire amfetamineverslaving zien we vaker; het aantal hulpvragers is stabiel.<br />

• Opvallend is dat er in de gemeente Doetinchem, enkele gemeenten in Rivierenland en ten<br />

noorden van de Veluwe relatief veel hulpvragers voorkomen met een ecstasy- of amfetaminehulpvraag.<br />

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• De samenstelling van ecstasypillen lijkt voortdurend te veranderen. Monitoring van de samenstelling<br />

van pillen blijft daarom belangrijk.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• In veel ecstasypillen in Gelderland treft men recent een hoog MDMA-gehalte aan.<br />

• Geteste amfetamine lijkt juist te dalen in sterkte en wordt vaker gemixt met andere stoffen.<br />

• Het gebruik van ecstasy en amfetamine komt vooral voor onder (hang)jongeren en op speciale<br />

themafeesten.<br />

• Bij kwetsbare groepen jongeren zijn ecstasy en amfetamine populairder dan bij gemiddelde<br />

jongeren in het regulier onderwijs.<br />

• Hulpvraag omtrent het gebruik van ecstasy en amfetamine is relatief beperkt, zowel landelijk<br />

als regionaal. In Gelderland lijken in Noord-Veluwe, Rivierenland en Doetinchem relatief veel<br />

mensen hulp te zoeken met betrekking tot het gebruik van beide middelen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 9 Ecstasy & Amfetamine 147


148 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

Hoofdstuk 10<br />

GHB


10.1 inleiding<br />

Het middel<br />

GHB is vooral bekend onder zijn afkorting, die staat voor gammahydroxyboterzuur. Het is een wat<br />

stroperige, kleurloze vloeistof die zeer zout smaakt. Het middel is relatief eenvoudig zelf te maken<br />

en op internet circuleren recepten hiervoor.<br />

10.2 landelijke gegeVens oVer het geBruik Van ghB<br />

10.2.1 Prevalentie en incidentie<br />

GHB is in vergelijking met de eerder besproken middelen een vrij nieuw middel. Er is daarom ook<br />

nog veel minder (systematisch) onderzoek naar gedaan. Uit het NPO van 2009 <strong>rapport</strong>eert 1,3%<br />

van de bevolking tussen de 15 en 64 jaar weleens GHB gebruikt te hebben (Van Rooij et al., 2011).<br />

Mannen hebben hierbij vaker ervaring met het middel dan vrouwen (1,6% versus 0,9%).<br />

percentage<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

15-24 jarigen 25-44 jarigen 45-64 jarigen<br />

Ooit-gebruik 1,7 2,2 0,1<br />

figuur 10.1 Ooit-gebruik van GHB naar leeftijdscategorie; 2009.<br />

Bron: Van Rooij et al., 2011.<br />

In totaal <strong>rapport</strong>eert 0,4% van de volwassen bevolking recent GHB gebruikt te hebben en heeft 0,2%<br />

actueel gebruikt. Dit laatste leidt tot de schatting dat er in 2009 ongeveer 33.000 actuele GHB-gebruikers<br />

moeten zijn. Deze cijfers vormen echter een onderschatting van het werkelijke aantal. Probleemgebruikers<br />

van harddrugs zullen waarschijnlijk ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB 149


10.2.2 GHB-gebruik bij jongeren<br />

Het gebruik van GHB is onder jongeren in het regulier voortgezet onderwijs relatief weinig populair.<br />

In een meting van het peilstationonderzoek in 2007 vinden we een lifetimeprevalentie van 0,6%<br />

onder jongeren van 12-18 jaar (Monshouwer et al., 2008). Deze meting is evenwel enigszins gedateerd<br />

en daarom mogelijk niet representatief voor de huidige situatie.<br />

10.2.3 GHB-gebruik door bijzondere groepen jongeren<br />

Het gebruik van GHB wordt nog niet zo lang uitgebreid onderzocht als bijvoorbeeld de middelen<br />

alcohol, cocaïne en heroïne. De gebruikers van GHB zijn daarom minder goed in kaart gebracht.<br />

Er zouden echter wel verschillende groepen van gebruikers te onderscheiden zijn. Het Trimbos<br />

Instituut publiceert recent een onderzoek over typering van GHB-gebruikers (Voorham & Buitenhuis,<br />

2012).<br />

Uit dit onderzoek komt naar voren dat GHB-gebruik steeds algemener lijkt te worden. Het middel<br />

wordt naast de homo- en after-partyscene steeds meer gesignaleerd op mainstream feesten<br />

en buiten het partycircuit. In regio’s buiten de Randstad wordt het middel meestal buiten het<br />

uitgaanscircuit gebruikt. Verder is het middel niet enkel meer een drug voor de 25-plusser, maar<br />

wordt het ook gesignaleerd bij 16- en 17-jarigen.<br />

Het gebruik van GHB zou over het algemeen vooral in groepsverband met vrienden plaatsvinden.<br />

Vaak in uitgaansgelegenheden en huisfeesten. Een kleine groep gebruikers gaat steeds vaker<br />

gebruiken en raakt afhankelijk van het middel. De groep laat zich kenmerken door comorbiditeit<br />

met andere verslavingen en psychische problemen.<br />

GHB-gebruikers zouden anno 2012 een zeer diverse populatie vormen; we kunnen hierin drie<br />

globale subgroepen onderscheiden.<br />

• De eerste subgroep wordt gevormd door de uitgaanders. Op mainstream feesten en festivals<br />

wordt het middel gebruikt door een brede groep aanwezigen. Gebruik in cafés en keten wordt<br />

ook gesignaleerd, maar enkel in Noord-Brabant en de Achterhoek.<br />

• Een tweede groep gebruikers betreft de gemarginaliseerde groepen. Dit zijn gebruikers met een<br />

verstoord levensritme, die GHB en andere middelen lang kunnen gebruiken zonder dat het hun<br />

dagelijks functioneren verstoort. Hierbij kunnen we denken aan werklozen en voortijdige schoolverlaters<br />

die experimenteren met verschillende middelen.<br />

• De laatste groep wordt gevormd door thuisgebruikers. Dit is een groep waarop weinig zicht is en<br />

uit diverse type gebruikers bestaat. Een groep hierbinnen zijn mensen die vooral op huisfeesten<br />

experimenteren met GHB. Daarnaast zijn er mensen die dagelijks gebruiken en afhankelijkheid<br />

hebben ontwikkeld. Deze groep bestaat zowel uit geïsoleerde individuele gebruikers als uit<br />

mensen die samen met anderen dagelijks GHB gebruiken.<br />

Ten tijde van het schrijven van deze <strong>Tendens</strong> zijn er meerdere landelijke studies gaande onder<br />

GHB-gebruikers. De resultaten hiervan worden in volgende edities van <strong>Tendens</strong> meegenomen.<br />

Uitgaande jongeren<br />

In onderzoek onder clubbezoekers in Amsterdam in de afgelopen jaren, is aanvankelijk een<br />

stijging in het ooit-gebruik en het actueel gebruik van GHB gevonden. Bij de laatste meting in 2008<br />

nemen we een stabilisering van het gebruik waar (Benschop et al., 2009).<br />

150 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB


percentage<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

1998 2003 2008<br />

ooit-gebruik 10,4 17,8 15,7<br />

actueel gebruik 2,4 4,2 4,7<br />

Figuur 10.2 GHB-gebruik onder clubbezoekers in Amsterdam.<br />

Bron: Benschop et al., 2009.<br />

Bij een onderzoek naar middelengebruik onder bezoekers van party’s en festivals <strong>rapport</strong>eert 14%<br />

van de respondenten ervaring te hebben met GHB en is 5% actuele gebruiker (van de Poel et al.,<br />

2010). De actuele gebruikers hebben een gemiddelde leeftijd van 23 jaar.<br />

Dit onderzoek wordt ook uitgevoerd onder bezoekers van clubs en discotheken. Het percentage<br />

ooit-gebruikers ligt hier op 6% en het percentage actuele gebruikers op ongeveer 2%. Het merendeel<br />

van de gebruikers die de avond van de meting gebruikt hebben, zijn mannen tussen 20 en 29 jaar.<br />

Kwetsbare groepen<br />

Bepaalde groepen jongeren lopen meer risico voor middelenproblematiek en verslaving dan reguliere<br />

scholieren. Dit hangt samen met verschillende risicokenmerken van personen, bijvoorbeeld<br />

gedragsproblemen en psychische problemen. Hoe meer risicokenmerken iemand heeft, des te<br />

groter de kans op het ontwikkelen van (psychische) stoornissen. Daarnaast kan een stoornis leiden<br />

tot één of meerdere andere stoornissen. Om ontsporing bij kwetsbare groepen te voorkomen, is<br />

het belangrijk dat men zo vroeg mogelijk aandacht besteed aan de risicokenmerken en de daaraan<br />

ten grondslag liggende oorzaken (Snoek et al., 2010).<br />

Waar men in het reguliere onderwijs relatief weinig GHB-gebruik <strong>rapport</strong>eert, is in het speciaal<br />

onderwijs een andere trend zichtbaar. Het ooit-gebruik ligt hier hoger, de percentages staan in<br />

onderstaande figuur.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB 151


percentage<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

12 tot 13 jr 0,3 4,7 5,7 5<br />

14 tot 15 jr 0,8 3,5 5,2 3,1<br />

16 jaar 0,8 7,1 3,9 4<br />

152 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB<br />

regulier REC-4 PRO LwOO<br />

Figuur 10.3. Percentages ooit-gebruik van GHB onder jongeren in regulier en speciaal onderwijs.<br />

Bron: Kepper et al (2009).<br />

Legenda: REC-4= Cluster-4 scholen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.<br />

PrO= PraktijkOnderwijs, voor moeilijk lerende kinderen.<br />

LWOO= LeerWegOndersteunend Onderwijs, voor leerlingen die extra begeleiding behoeven.<br />

In de jeugdzorg wordt GHB-gebruik ook vaker waargenomen dan bij jongeren in het regulier<br />

onderwijs. Van de jongeren tussen de 13 en 18 jaar in de jeugdzorg heeft 8% ooit GHB gebruikt en<br />

is 1% actueel gebruiker. Jongens in dezelfde leeftijdscategorie die in een JJI verblijven, <strong>rapport</strong>eren<br />

ongeveer 5% ooit-gebruik en 3% in de maand voorafgaande aan hun verblijf.<br />

10.2.4 GHB en hulpverlening<br />

GHB wordt pas sinds 2007 als aparte problematiek geregistreerd, hoewel men er in de verslavingszorg<br />

al enige tijd mee bekend was. Vanaf 2009 is GHB apart vermeld in de LADIS-<strong>rapport</strong>ages.<br />

De laatste jaren zien we een sterke toename in de hulpvraag bij dit middel, hoewel het aantal<br />

hulpvragen in de verslavingszorg absoluut gezien vrij klein is (Ouwehand et al., 2011). In ongeveer<br />

de helft van de gevallen is er sprake van secundaire problematiek, in combinatie met alcohol,<br />

cocaïne, amfetamine en/of cannabis. De meeste mensen die hulp zoeken voor dit middel hebben<br />

dit al minstens een keer eerder gedaan. De hulpvraag voor dit middel lijkt vooralsnog sterk geregionaliseerd<br />

in Noord-Brabant, en in de noordelijke en oostelijke provincies.


Tabel 10.1 Overzicht GHB hulpvragers 2010.<br />

Demografie<br />

Aantal hulpzoekers 524<br />

Man : Vrouw 67 : 33<br />

Gemiddelde Leeftijd 28 Jaar<br />

Aandeel 25- 36%<br />

Aandeel 55+


In figuur 10.4 is de stijgende trend in de hulpvraag rond GHB-gebruik weergegeven per landelijke<br />

regio. In 2007 is de hulpvraag voor dit middel zeer beperkt en in veel regio’s geheel afwezig. Er is<br />

een beperkte hulpvraag in enkele noordelijke en in enkele zuidelijke gemeenten.<br />

In 2010 is dit beeld veranderd: in dat jaar kunnen we meerdere regio’s aanwijzen waar de GHBhulpvraag<br />

hoger ligt dan 25 per 100.000 inwoners. Evenals in 2007 is de hulpvraag in het westen<br />

van het land beperkt. Vooral in noordelijke en zuidelijke regio’s zijn er gemeenten waar de hulpvraag<br />

flink is toegenomen in het afgelopen decennium.<br />

Figuur 10.5. Totaal aantal hulpvragers GHB-problematiek per 100.000 inwoners in 2007 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011<br />

Ziekenhuisopnames<br />

In een onderzoek naar ongevallen waarbij drugs en alcohol betrokken zijn, zien we een grote<br />

stijging met betrekking tot GHB. Van patiënten bij een Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) afdeling<br />

wordt de reden van opname geregistreerd (Nijman, 2011). In de periode 2003-2009 meldt men een<br />

verzesvoudiging van het aantal ongevallen waarbij GHB in het spel was. In 2009 zijn dit er rond de<br />

1.200 op jaarbasis, wat ongeveer neerkomt op 23 slachtoffers per week.<br />

In 7 op de 10 gevallen is het slachtoffer een man en in ruim de helft van de gevallen behoort deze<br />

tot de leeftijdscategorie van 20-29 jaar.<br />

154 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB


Tabel 10.2 GHB-incidenten naar geslacht en leeftijd; 2009.<br />

Leeftijd Mannen Vrouwen<br />

0-14 - 3%<br />

15-24 43% 54%<br />

25-54 57% 42%<br />

Onbekend < 1% 2%<br />

Naar geslacht 69% 31%<br />

Bron: Letsel informatie systeem (2008).<br />

In ongeveer 1 op de 3 gevallen is bekend dat het slachtoffer ook alcohol had gebruikt. Verder <strong>rapport</strong>eert<br />

men naast GHB ook in mindere mate gebruik van ecstasy, amfetamine en cocaïne.<br />

Ruim 40% van de slachtoffers moet worden opgenomen in het ziekenhuis; de helft van hen wordt<br />

opgenomen op de intensive care. 59% van de behandelingen vindt plaats in het weekend.<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

De MDI laat in figuur 10.5 zien welk percentage van de incidenten GHB-gerelateerd is, gekleurd in<br />

groen. In Nederland - zonder Amsterdam - is in 2011 iets minder dan 30% van alle incidenten GHBgerelateerd,<br />

op dancefeesten is dit ruim 20%. Intoxicaties met GHB zijn gemiddeld genomen zwaarder<br />

dan intoxicaties met andere middelen. Zo is 30% hiervan ernstig, ruim 40% matig en iets minder<br />

dan 30% licht. Dit maakt GHB een middel met een van de hoogste percentages ernstige intoxicaties.<br />

Een eerdere meting van de MDI laat zien dat in drie van de vier gevallen de patiënt een man was. In<br />

de helft van de gevallen is er sprake van combinatiegebruik met alcohol (Vogels & Croes, 2011).<br />

Figuur 10.6 Drugsincidenten in Nederland.<br />

Bron: Vogels, 2011.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB 155


Eerstehulpbezoek op rave party’s<br />

In een onderzoek onder bezoekers van eerstehulpposten op rave party’s houdt men over een periode<br />

van twaalf jaar middelengerelateerde incidenten bij (Krul et al., 2011). In totaal bezoeken 10.100<br />

mensen (0,3%) van de ongeveer 3.800.000 bezoekers in de periode 1997-2008 de eerstehulppost<br />

in verband met middelengebruik. Problemen door (overmatig) GHB-gebruik vormen hiervan in<br />

2,5% van de gevallen de oorzaak. Combinatiegebruik met ecstasy en alcohol vormt respectievelijk<br />

ongeveer 2% en 1% van de redenen om de eerste hulp te bezoeken. Hoewel incidenten met GHB<br />

zelden levensbedreigend zijn, is er vaak wel professionele medische hulp nodig. Gebruikers van<br />

GHB (al dan niet gecombineerd met ecstasy of alcohol) hebben van alle gebruikers de grootste<br />

kans op een ernstige intoxicatie.<br />

10.3 regionale gegeVens oVer het geBruik Van ghB<br />

10.3.1 Prevalentie en incidentie<br />

Er bestaan geen regionale cijfers over het GHB-gebruik onder de Gelderse bevolking. In de volwassenenmonitor<br />

uit 2008 van de regionale GGD wordt wel gevraagd naar ervaring met harddrugs in<br />

het algemeen. Onderstaande cijfers zijn geen goede indicatie van het GHB-gebruik onder volwassenen<br />

in Gelderland, maar geven wel verschillen tussen de regio’s weer in harddrugsgebruik.<br />

percentage<br />

156 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Rivierenland 3 1<br />

Nijmegen 10 1<br />

Figuur 10.7 Harddrugsgebruik in Gelderland onder volwassenen in de leeftijd van 18-65 jaar.<br />

Bron: GGD Volwassenenmonitor, 2009.<br />

Het gemiddelde actuele gebruik van harddrugs ligt in Gelderland voor alle regio’s voor zover<br />

bekend op ongeveer 1%. In het ooit-gebruik nemen we wel een verschil waar: in de regio Nijmegen<br />

hebben meer volwassenen ooit harddrugs gebruikt dan in de andere regio’s. De cijfers in figuur<br />

10.6 geven dus geen goede indicatie van het GHB-gebruik onder volwassenen in Gelderland.<br />

Vooralsnog moeten we er daarom van uitgaan dat de prevalentie van GHB-gebruik onder de<br />

volwassen bevolking van de regio Gelderland gelijk is aan de landelijk bekende prevalenties van<br />

1,6% voor lifetime, 0,4% voor de jaar- en 0,2% voor de maandprevalentie (Van Rooij et al., 2011). Het<br />

gaat dan om ongeveer 19.000 personen in de regio die ooit GHB hebben gebruikt en om 2.400<br />

personen die in de afgelopen maand GHB gebruikten.


10.3.2 Jongeren en GHB in Gelderland<br />

De E-MOVO studie van 2007 vraagt naast alcohol en cannabis ook naar harddrugsgebruik onder<br />

jongeren. Maar hierbij worden niet specifieke middelen uitgevraagd en wordt alleen gevraagd<br />

naar harddrugs in zijn algemeenheid. De percentages kunnen daarom niet verder uitgesplitst<br />

worden naar verschillende typen harddrugs.<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Gelderland Midden 4 2<br />

Rivierenland 3 2<br />

Nijmegen 5 3<br />

Oost-Nederland 4 2<br />

Figuur 10.8 Harddrugsgebruik onder schoolgaande jongeren in klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs in<br />

Gelderland.<br />

Bron: E-MOVO, 2008.<br />

Uitgaande jongeren<br />

Uit het Uitgaan & Middelen-onderzoek (<strong>IrisZorg</strong> 2011) blijkt dat de lifetime prevalentie van GHBgebruik<br />

onder uitgaande jongeren 6% en het actuele gebruik 1% is. Het ooit-gebruik bij mannen<br />

is 7% en het actuele gebruik 1%. De cijfers bij vrouwen zijn respectievelijk 6% en 0% aangezien er<br />

geen vrouwen zijn die in dit onderzoek actueel gebruik <strong>rapport</strong>eren.<br />

Ter vergelijking: landelijk onderzoek naar middelengebruik op grootschalige party’s laat zien dat<br />

daar gemiddeld 5% van de bezoekers een actuele GHB-gebruiker is. In het Uitgaan & Middelen<br />

Onderzoek van <strong>IrisZorg</strong> is echter het uitgaanspubliek, rondlopend in stadscentra benaderd. Op<br />

basis van deze vergelijking kan men daarom niet stellen dat GHB-gebruik in de Gelderse gemeenten,<br />

waar de uitgaanders zijn geënquêteerd, in frequentie afwijkt van landelijke gemiddelden.<br />

Actueel gebruik van GHB wordt in dit onderzoek door drie mannen gemeld. Ook het ooit-gebruik is<br />

in de meeste steden betrekkelijk laag, met uitzondering van Arnhem waar ruim 1 op de 10 uitgaanders<br />

<strong>rapport</strong>eert ervaring te hebben met het middel. De leeftijd van de respondenten ligt in deze<br />

stad gemiddeld iets hoger dan in de andere steden.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB 157


percentage<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

man 12,7 4,3 4,2 7,5 4,8<br />

vrouw 11,6 3,6 2,8 0 5,7<br />

Figuur 10.9. Ooit-gebruik van GHB onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

percentage<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

man<br />

vrouw<br />

158 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

2,1 1,4 0 2,5 0<br />

0 0 0 0 0<br />

Figuur 10.10. Actueel gebruik van GHB onder uitgaanspubliek in Gelderland naar geslacht (n=418); 2011.<br />

Resultaten panelstudie<br />

In de jaarlijkse panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> worden jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers bevraagd op hun signalen over alcohol- en drugsgebruik.<br />

In 2011 is het GHB-gebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande jongeren en<br />

hangjongeren in kaart gebracht. Hierbij is de aandacht specifiek gericht op de achtergronden en<br />

wijzen van gebruik en de verkrijgbaarheid van GHB. In bijlage IV vindt u een schematische weergave<br />

van de kenmerken van de jongeren per netwerk. De schattingen van het aantal gebruikers en<br />

de frequentie van gebruik per netwerk is weergegeven in bijlage III.<br />

Wat betreft de prevalentie van GHB-gebruik kan op basis van de panelstudie worden geconcludeerd<br />

dat in de helft van de netwerken van de panelstudie GHB-gebruik wordt gesignaleerd. Als<br />

GHB gebruikt wordt in een groep, betreft het meestal een klein deel (10%) van de jongeren. Bij de<br />

voetbalsupporters en in een netwerk van hangjongeren is het middel populairder; daar gebruikt<br />

40-50% van de jongeren GHB.<br />

GHB drinken is iets wat de meeste liefhebbers in de panelstudie hooguit eens per maand doen.<br />

Het liefst in een discotheek, op een grote party of party thuis, ook door de hangjongeren. De voetbalsupporters<br />

in deze panelstudie doen dit zowel voor, tijdens als na de wedstrijd. Net als in 2010<br />

wordt dagelijks GHB-gebruik niet genoemd door panelleden. Johan (jongerenwerker 40a ) signaleert<br />

in meerdere netwerken van hangjongeren nu alleen gebruik in het uitgaansleven, niet op straat.<br />

Enkele jaren geleden waren dagelijks gebruik en gebruik op straat nog wel aan de orde.


De genoemde dosering GHB verschilt sterk per netwerk bij panelleden; van een half tot vijf buisjes<br />

(5 ml) per uitgaansavond. Meestal neemt men een half tot een heel buisje per keer.<br />

De jongens nemen vier ml per keer, de meiden minder. Vaak meerdere keren. Dan na een of twee<br />

uur bijnemen tot 12 tot 20 ml.<br />

Marc (jongere 56 )<br />

GHB is een prettig middel om te downen als je te hard gaat met pepmiddelen, vertellen jongeren.<br />

Ook zien ze het als een alternatief voor alcohol. Net als aangeschoten zijn, geeft het, volgens hen,<br />

een losser gevoel, ook op seksueel gebied.<br />

Ze zeggen dat ze er nuchter van worden, een heldere geest van krijgen na gebruik van andere<br />

drugs, zoals cocaïne. Hier worden ze rustige van en kunnen ze lekker slapen.<br />

Ben (voetbalsupporter 21b )<br />

Het is een goed alternatief voor alcohol. Dit is wel alleen als je oplet met de dosering. Positief is dat<br />

je er niet brak van wordt.<br />

Marc (jongere 56 )<br />

GHB maken de jongeren zelf of zij kopen het, eventueel via vrienden, bij een dealer. Ook verkopen<br />

zij het zelfgemaakte drankje aan anderen. Jongerenwerker Johan 40 ziet de zelfmakers vooral in de<br />

oudere groep. ‘Dat doe je niet als je nog thuis woont’, aldus Johan. Naast buisjes en frisdrankflessen<br />

dienen ook flügelflesjes als inpakmateriaal. De genoemde prijs is zo’n vijf euro per buisje.<br />

In enkele netwerken van de panelstudie wordt een toename van GHB-gebruik gesignaleerd, namelijk<br />

onder de voetbalsupporters en een groep uitgaanders. Meerdere panelleden melden echter een<br />

stabilisatie of een afname van het aantal gebruikers. Portiers merken dit bijvoorbeeld indirect.<br />

We vinden ook geen lege buisjes meer.<br />

Riny (portier 9a )<br />

Het risico op out gaan (bewusteloosheid) wordt het meest genoemd als reden om geen GHB te drinken<br />

door panelleden van <strong>IrisZorg</strong>. Anderen vinden dat ze te loom en stoned worden van GHB, dan<br />

wel dat het prettige gevoel door pillen en cocaïne door GHB vermindert. Marc noemt ook het flippen.<br />

GHB moet je niet gebruiken. Het is rotspul. Eén slechte ervaring met out gaan en de rest is er dan<br />

ook klaar mee.<br />

Hendrik & Jan (jongeren 36a )<br />

Negatief effect is flippen, niet helemaal bij zijn. Wel bewegen en raar doen. Dit gebeurt vaak door te<br />

weinig eten in combinatie met in te korte tijd te veel GHB. Sommigen letten niet zo op dosering, die<br />

lijken flippen wel fijn te vinden.<br />

Marc (jongere 56 )<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB 159


10.3.3 GHB en hulpverlening in Gelderland<br />

Primaire GHB-problematiek bij <strong>IrisZorg</strong><br />

Bij het cluster Behandeling van <strong>IrisZorg</strong> melden zich in 2011 76 cliënten met primaire GHB-problematiek.<br />

Het aantal cliënten dat zich met deze problemen meldt, is sinds 2006 toegenomen: van 6<br />

in 2006 naar 76 in 2011. Er is vooral sprake van een toename bij de jongvolwassenen van 18 tot 29<br />

jaar, en in iets mindere mate bij de dertigers.<br />

Het absolute aantal cliënten met een probleem rond GHB-gebruik is nog steeds klein, zeker wanneer<br />

dit wordt afgezet tegen de totale populatie cliënten van <strong>IrisZorg</strong>. De toename van het aantal<br />

cliënten lijkt vooralsnog door te zetten. Onderstaande cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het<br />

aantal cliënten dat hulp zoekt bij <strong>IrisZorg</strong> in verband met GHB-gebruik. De cijfers zijn enkel gebaseerd<br />

op het aantal primaire hulpvragen en vormen daarom een onderschatting van het totale<br />

aantal hulpvragers.<br />

aantal cliënten<br />

50<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

18- jaar 0 0 1 1 1 0<br />

18-29 jaar 2 6 20 33 40 45<br />

30-41 jaar 4 5 10 15 19 21<br />

41+ jaar 0 2 4 4 6 10<br />

160 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Figuur 10.11 Cliënten bij <strong>IrisZorg</strong> met primaire GHB-problematiek.<br />

Bron: <strong>IrisZorg</strong> Inforay cliëntenregistratie.<br />

NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.<br />

Regionale spreiding hulpvragers GHB-problematiek<br />

Het LADIS registreert het aantal hulpvragers per gemeente. In figuur 10.12 is in de provincie Gelderland<br />

in 2010 een stijging te zien ten opzichte van 2007. Net zoals in de meeste regio’s in Nederland<br />

zijn er in 2007 in de provincie Gelderland maar een paar of geen GHB-cliënten in beeld bij de ver-


slavingszorg. In 2010 zijn er in veel meer regio’s hulpvragers voor GHB. In de provincie Gelderland is<br />

er vooral sprake van een toegenomen hulpvraag in de gemeente Arnhem.<br />

Figuur 10.12. Totaal aantal hulpvragers GHB-problematiek per 100.000 inwoners in 2007 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011<br />

Klinische hulpvraag GHB bij <strong>IrisZorg</strong>: jeugd<br />

Een eerste analyse van gegevens van 166 cliënten bij de jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> over de periode<br />

april 2010 tot november 2011 leert dat 12% van hen een probleem heeft rond GHB-gebruik: primair<br />

(9%), secundair (2,5%) of tertiair (0,5%). Alle jongeren die GHB gebruiken zijn ouder dan 20 jaar.<br />

aantallen cliënten<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

primair secundair tertiair<br />

2010 6 2 0<br />

2011 9 2 1<br />

Figuur 10.11. Aantallen cliënten jeugdkliniek <strong>IrisZorg</strong> met primaire, secundaire of tertiaire cannabisproblematiek,<br />

en aantallen cliënten bij wie de diagnose cannabisafhankelijkheid of cannabismisbruik is gesteld; 2010 en 2011.<br />

NB: cijfers 2010 hebben betrekking op de maanden vanaf 1-4-2010.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB 161


Figuur 10.11 laat de aantallen cliënten zien bij wie GHB-gebruik een primair, secundair of tertiair<br />

probleem vormt. In absolute aantallen gaat het om een beperkt aantal jongeren. Een diagnose<br />

GHB-afhankelijkheid of -misbruik wordt nog niet gesteld. Als primair probleem neemt GHB in de<br />

jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> een vierde plaats in, na cannabis, alcohol en amfetamine.<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

In Gelderland zijn twee peilregio’s voor de MDI actief: Ede/Arnhem en Nijmegen. In beide regio’s<br />

vormen incidenten met GHB met respectievelijk 40% en 30% procentueel de grootste groep. In<br />

steden als Eindhoven en Groningen zien we een vergelijkbare situatie. Bij de steden in de Randstad<br />

ligt dit percentage een stuk lager, hier ligt het percentage incidenten met GHB tussen de 10% en 15%.<br />

Figuur 10.12 Drugsincidenten per peilstation.<br />

Bron: Trimbos, Vogels, 2011<br />

Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS)<br />

Er worden in Arnhem en Nijmegen relatief weinig GHB-monsters aangeleverd bij de DIMS. De<br />

afname van aangeleverde GHB in 2009 en 2010 en de toename in 2011, zijn toe te schrijven aan<br />

de capaciteit van het laboratorium van DIMS. In 2009 en 2010 is het zo druk geweest dat ecstasymonsters<br />

voorrang kregen bij het laboratorium. In alle geteste GHB zit ook daadwerkelijk GHB en in<br />

geen enkel monster zitten nog andere werkzame stoffen. De dosis GHB in de geteste monsters is<br />

constant.<br />

162 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB


aantal aangeleverde monsters<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2008 2009 2010 2011<br />

GHB 25 13 9 19<br />

Figuur 10.13 Aantal aangeleverde GHB Monsters in Gelderland.<br />

10.4 samenVattende conclusies en trends ghB<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

• GHB is een relatief nieuw middel in vergelijking met de andere hoofdmiddelen die besproken<br />

worden in deze <strong>Tendens</strong>. Het is geen volksmiddel zoals alcohol en de specifieke gebruikersgroepen<br />

zijn nog veel minder goed in kaart gebracht dan bij bijvoorbeeld ecstasy. Belangrijke<br />

bevinding is dan ook dat er eerst nog meer onderzoek moet plaatsvinden voordat er hierover<br />

nadere uitspraken gedaan kunnen worden. Vooralsnog lijkt GHB een klein middel, maar het is in<br />

opmars. Onder bepaalde groepen uitgaanders is het middel populair; daarnaast is er een groep<br />

thuisgebruikers. Vooral deze laatste groep is moeilijk in kaart te brengen, totdat ze eventueel bij<br />

de hulpverlening aankloppen. Dit doen zij echter vaak pas na een langere periode van problematisch<br />

gebruik.<br />

Regionale ontwikkelingen<br />

• Er is weinig bekend over het GHB-gebruik onder de volwassen bevolking van Gelderland. Landelijk<br />

onderzoek suggereert dat 0,2% van de populatie actueel gebruiker is. In Gelderland zou het<br />

dan gaan om 2.400 actuele GHB-gebruikers<br />

• Opvallend is dat het aantal gebruikers in de regio Gelderland niet echt lijkt toe te nemen, maar<br />

het aantal probleemgebruikers en het aantal incidenten met GHB wel.<br />

• Het middel zorgt voor relatief veel incidenten in vergelijking met andere middelen. Daarnaast zijn<br />

de GHB-incidenten gemiddeld ernstiger dan die bij andere middelen<br />

• Actueel gebruik wordt in het reguliere uitgaansleven maar weinig gezien.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB 163


• Ook uit de panelstudie in de regio blijkt dat GHB meer iets is van hangjongeren dan van uitgaanders.<br />

Het GHB-gebruik dat gesignaleerd wordt is incidenteel en meestal eens per maand.<br />

• Het out-gaan bij GHB is voor sommigen een reden om niet (meer) te gebruiken. Vooralsnog is er<br />

sprake van stabilisatie en/of daling van het aantal gebruikers in de panelstudie.<br />

Hulpvraag rond GHB<br />

• In de hulpverlening zien we de laatste jaren een sterke toename in het aantal GHB-verslaafden,<br />

zowel landelijk als regionaal. Desondanks blijft het een in aantal beperkte groep patiënten, bij<br />

wie vaak sprake is van polydruggebruik.<br />

• De groei van deze groep lijkt vooralsnog door te zetten en er wordt dan ook een verdere stijging<br />

van het aantal hulpvragen verwacht.<br />

• Ernstige verslaving van GHB kan het beste klinisch behandeld worden vanwege de kans op<br />

ernstige ontwenningsverschijnselen.<br />

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• De groepen die GHB gebruiken, moeten verder onderzocht en in kaart gebracht worden. Dit<br />

maakt het bestuderen van trends makkelijker en op deze manier kan preventie gerichter worden<br />

ingezet. Dit gebeurt landelijk al in studies van onder meer het Trimbos Instituut en het IVO.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied <strong>IrisZorg</strong><br />

• Het hoge percentage (ernstige) gezondheidsincidenten met GHB in de regio.<br />

• Toename van het aantal probleemgebruikers, met name in de leeftijd van 18-29 jaar.<br />

• De ernstige ontwenningsverschijnselen die gepaard kunnen gaan bij het stoppen na een periode<br />

van intensief GHB-gebruik.<br />

164 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 10 GHB


Hoofdstuk 11<br />

OPIATEN<br />

Hoofdstuk intro's def.indd 11 24-05-12 16:31<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis 165


11.1 inleiding<br />

Het middel<br />

Een van de meest bekende opiaten is heroïne. De heroïne die men in Nederland verkoopt, is voornamelijk<br />

bruine heroïne. Het is een halfsynthetische drug die wordt gemaakt uit morfine, dat weer<br />

wordt gewonnen uit de papaverbol. Heroïne wordt vaak vermengd met paracetamol en/of andere<br />

stoffen, de zuiverheid van heroïne varieert tussen de 20% en 60% (bron: Trimbos).<br />

Een ander veel gebruikt opiaat is methadon, dat vaak wordt voorgeschreven aan heroïnegebruikers<br />

als vervanging van heroïne om regelmaat te creëren in hun leven.<br />

11.2 landelijke gegeVens oVer het geBruik Van opiaten<br />

11.2.1 Prevalentie en incidentie<br />

Opiaatgebruik is in Nederland relatief zeldzaam onder de algemene bevolking. Het nationaal<br />

prevalentie onderzoek (Van Rooij et al., 2011) constateert in de peiling van 2009 dat 0,5% van de<br />

bevolking ooit ervaring heeft opgedaan met heroïne. Het percentage actuele gebruikers is al<br />

jaren kleiner dan 0,1%. Bij deze cijfers moeten we wel een slag om de arm houden, aangezien het<br />

waarschijnlijk om een onderschatting gaat. Problematische harddrugsgebruikers zullen waarschijnlijk<br />

ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef van het NPO vanwege dakloosheid of verblijf<br />

in verslavingsdiverse instellingen.<br />

Het Trimbos Instituut (2010) schat het aantal problematische opiaatgebruikers in Nederland in 2010<br />

op ongeveer 17.700. Van ongeveer 80% van de geregistreerde heroïnegebruikers in Nederland is<br />

bekend dat zij ook methadon gebruiken.<br />

11.2.2 Opiaatgebruik bij jongeren<br />

Het percentage jongeren van 12-18 jaar in het reguliere onderwijs dat ooit ervaring heeft opgedaan<br />

met heroïne, schommelt al jaren rond de 1% (Monshouwer et al., 2008). In 2007 heeft 0,6% van de<br />

jongens nog de afgelopen maand heroïne gebruikt, bij meisje is dit 0,2%.<br />

11.2.3 Opiaatgebruik door bijzondere groepen jongeren<br />

Onder bepaalde groepen jongeren ligt het percentage opiaatgebruikers soms hoger dan bij de<br />

gemiddelde populatie jongeren. Deze groepen en hun gebruik worden hieronder verder toegelicht.<br />

Uitgaande jongeren<br />

In het uitgaansleven wordt het gebruik van opiaten nauwelijks gesignaleerd. De meeste onderzoeken<br />

onder bezoekers van cafés/clubs (Benschop et al., 2009), party’s/festivals en discotheken (Van<br />

der Poel et al., 2010) <strong>rapport</strong>eren een ooit-gebruik tussen de 1,0% en 1,5%. Het actuele gebruik is<br />

gemiddeld ongeveer 0,1% bij deze groepen.<br />

Kwetsbare groepen<br />

Bepaalde groepen jongeren lopen meer risico voor middelenproblematiek en verslaving dan reguliere<br />

scholieren. Dit hangt samen met verschillende risicokenmerken van personen, bijvoorbeeld<br />

gedragsproblemen en psychische problemen. Hoe meer risicokenmerken iemand heeft, des te<br />

groter de kans op het ontwikkelen van (psychische) stoornissen. Daarnaast kan een stoornis leiden<br />

tot één of meerdere andere stoornissen. Om ontsporing bij kwetsbare groepen te voorkomen, is<br />

166 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten


het belangrijk dat men zo vroeg mogelijk aandacht besteedt aan de risicokenmerken en de daaraan<br />

ten grondslagliggende oorzaken (Snoek et al., 2010).<br />

Onderzoek onder leerlingen op het speciaal onderwijs laat zien dat op REC-4 scholen vaker ervaring<br />

is opgedaan met opiaten dan in het reguliere onderwijs. Leerlingen van het praktijkonderwijs<br />

en leerwegondersteunend onderwijs verschillen niet van leerlingen in het reguliere onderwijs.<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

REC-4 Pro Lwoo Regulier onderwijs<br />

12 tot 13 jr 3,2 1 0,6 0,4<br />

14 tot 15 jr 3,6 1,5 1,4 1,1<br />

16 jaar 4,8 0,8 4,7 1<br />

Figuur 11.1 Percentages ooit-gebruik van opiaten onder jongeren in het speciaal en regulier onderwijs.<br />

Bron: (Kepper et al., 2009).<br />

Legenda: REC-4= Cluster-4 scholen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.<br />

PrO= PraktijkOnderwijs, voor moeilijk lerende kinderen.<br />

LWOO= eerWegOndersteunend Onderwijs, voor leerlingen die extra begeleiding behoeven.<br />

Jongens tussen de 17-18 jaar die verblijven in een JJI hebben gemiddeld vaker ervaring met opiaten<br />

dan jongeren in het reguliere onderwijs (respectievelijk 7% versus 2%). Er wordt geen opiaatgebruik<br />

ge<strong>rapport</strong>eerd tijdens het verblijf in de inrichting (Kepper et al., 2009).<br />

11.2.4 Opiaten en hulpverlening<br />

Het Trimbos Instituut (2010) schat het aantal problematische opiaatgebruikers in Nederland in 2010<br />

op ongeveer 17.700. Dit is een daling ten opzichte van de schatting uit 2001 die ergens tussen de<br />

25.000 en 39.000 lag. In het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) zijn ongeveer<br />

12.300 problematische opiaatgebruikers geregistreerd in 2010 (Ouwehand et al., 2011).<br />

In het laatste decennium is het aantal mensen met een hulpvraag omtrent opiaten gedaald in<br />

Nederland (Ouwehand et al., 2011) van 105 per 100.000 in 2001 naar 74 per 100.000 in 2010. In de<br />

verschillende grote steden in de Randstad, Middelburg, Heerlen, Kerkrade, Leeuwarden en Groningen<br />

ligt in 2010 het aantal hulpvragers per 100.000 inwoners hoger dan in de rest van Nederland.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten 167


Figuur 11.2 Totaal aantal hulpvragers opiatenproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011<br />

Problematische opiaatgebruikers vormen een vrij constante groep, waarbij weinig instroom en uitstroom<br />

van gebruikers plaatsvindt. Ongeveer 95% is al langere tijd in beeld bij de verslavingszorg<br />

en ontvangt vooral methadon onderhoudszorg. Dit zal ook in de toekomst blijven gebeuren. Ruim<br />

80% is aangemeld bij een methadon- en/of heroïneproject.<br />

Bij deze groep is sprake van vergrijzing door de toename van het aantal 55- en 65-plusssers. Men<br />

verwacht dat deze trend zich de komende jaren verder zal voort zetten. Ongeveer tweederde van<br />

de problematische opiaatgebruikers heeft een poly-drugprobleem. Cocaïne en andere opiaten zijn<br />

hierbij de meest voorkomende middelen.<br />

168 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten


Tabel 11.1 Overzicht Opiaten hulpvragers 2010.<br />

Demografie<br />

Aantal hulpzoekers 12.313<br />

Man : Vrouw 80 : 20<br />

Gemiddelde Leeftijd 45,1 jaar<br />

Aandeel 25- 1,1%<br />

Aandeel 55+ 13,6%<br />

Aandeel autochtoon 66,2%<br />

Aantal per 100000 inwoners 74<br />

Problematiek<br />

Aandeel in verslavingszorg 16,1%<br />

Intraveneus gebruik 8%<br />

Enkelvoudig : meervoudig 42 : 58<br />

Eerste inschrijving ooit 4,1%<br />

Gemiddeld aantal contacten/cliënt (excl.<br />

Methadon)<br />

Gemiddeld aantal innames/methadoncliënt 228<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011<br />

Ziekenhuisopnames<br />

Bij ziekenhuisopnames die worden geregistreerd door de Dutch Hospital Date (DHD), worden<br />

nauwelijks mensen opgenomen met een hoofddiagnose gerelateerd aan opiaten. In 2009 zijn dit<br />

er in totaal 65. Het aantal mensen dat is opgenomen met een nevendiagnose opiaatmisbruik of<br />

-afhankelijkheid ligt in dat jaar hoger, en wel op 580. De meest voorkomende hoofddiagnose bij<br />

deze laatste groep wordt gevormd door ziekte en symptomen van de ademhalingswegen (29%).<br />

In totaal worden 547 unieke personen één of meerdere keren opgenomen in een ziekenhuis met<br />

een diagnose gerelateerd aan opiaten. Hiervan is het merendeel man (73%) met een gemiddelde<br />

leeftijd van 44 jaar. De meeste patiënten behoren tot de leeftijdsgroep 40-54 jaar (56%).<br />

37<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten 169


aantal<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

Nevendiagnose 558 634 674 606 556 594 476 525 542 580<br />

Hoofddiagnose 75 81 88 51 57 61 78 84 79 65<br />

Figuur 11.3 Klinische opnames in algemene ziekenhuizen gerelateerd aan opiaatgebruik. Weergegeven is het<br />

aantal diagnoses. In deze figuur is niet gecorrigeerd voor dubbeltellingen van personen.<br />

Bron: Uit Van Laar et al, (2011), uit de Dutch Hospital Data<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

De MDI laat in grafiek 11.4 zien welk percentage incidenten opiaatgerelateerd is, gekleurd in lichtblauw.<br />

Incidenten met opiaten vormen landelijk gezien een relatief klein percentage van het aantal<br />

incidenten met middelen. Wel zijn de incidenten in 30% van de gevallen ernstig. In ongeveer 40%<br />

zijn de incidenten matig en in 30% licht. Opiaten behoren hiermee tot de middelen met de meest<br />

voorkomende matige en ernstige intoxicaties.<br />

170 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten


Figuur 11.4 Drugsincidenten in Nederland.<br />

Bron: Vogels, 2011.<br />

11.3 regionale gegeVens oVer het geBruik Van opiaten<br />

11.3.1 Prevalentie en incidentie<br />

Er zijn geen regionale cijfers voorhanden over het opiaatgebruik onder de Gelderse bevolking. In<br />

de volwassenenmonitor uit 2008 van de regionale GGD wordt wel gevraagd naar ervaring met<br />

harddrugs in het algemeen. De cijfers in figuur 11.5 zijn geen goede indicatie van het opiaatgebruik<br />

onder volwassenen in Gelderland, maar geven wel verschillen tussen de regio’s weer in harddrugsgebruik.<br />

percentage<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Rivierenland 3 1<br />

Nijmegen 10 1<br />

Figuur 11.5 Harddrugsgebruik in Gelderland onder volwassenen in de leeftijd van 18-65 jaar.<br />

Bron: GGD Volwassenenmonitor, 2009.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten 171


Het gemiddelde actuele gebruik van harddrugs ligt in Gelderland voor alle regio’s voor zover<br />

bekend op ongeveer 1%. In het ooit-gebruik nemen we wel een verschil waar: in de regio Nijmegen<br />

hebben meer volwassenen ooit harddrugs gebruikt dan in de andere regio’s.<br />

Vooralsnog moeten we er dus van uitgaan dat de prevalentie van opiaatgebruik onder de volwassen<br />

bevolking van de regio Gelderland gelijk is aan de landelijk bekende prevalenties van 0,5%<br />

voor de lifetime-, < 0,1% voor de maandprevalentie. Het gaat dan om ongeveer 6.000 personen in<br />

de regio die ooit opiaten hebben gebruikt en minder dan 1.200 personen die de afgelopen maand<br />

opiaten gebruikten.<br />

11.3.2 Jongeren en opiaten in Gelderland<br />

De E-MOVO studie van 2007 vraagt naast alcohol en cannabis ook naar harddrugsgebruik onder<br />

jongeren. Hierbij worden echter niet specifieke middelen uitgevraagd en wordt alleen gevraagd<br />

naar harddrugs in zijn algemeenheid. De percentages kunnen daarom niet verder uitgesplitst<br />

worden naar verschillende typen harddrugs.<br />

percentage<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Ooit-gebruik Actueel gebruik<br />

Gelre-IJssel 3 1<br />

Gelderland Midden 4 2<br />

Rivierenland 3 2<br />

Nijmegen 5 3<br />

Oost-Nederland 4 2<br />

Figuur 11.6 Harddrugsgebruik onder schoolgaande jongeren in klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs in<br />

Gelderland<br />

Bron: EMOVO, 2008<br />

Bijzondere groepen<br />

Uitgaande jongeren in Gelderland<br />

Heroïnegebruik lijkt volgens de resultaten vrijwel niet gebruikt te worden onder uitgaande jongeren<br />

in Gelderland. In totaal <strong>rapport</strong>eren vier mensen ooit ervaring te hebben gehad met het middel,<br />

onder wie één persoon in de afgelopen 4 weken.<br />

172 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten


Resultaten Panelstudie<br />

In de jaarlijkse panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> worden jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers bevraagd op hun signalen over alcohol- en drugsgebruik.<br />

Op deze manier kunnen we trends in dit middelengebruik zien en volgen. In 2011 is het<br />

opiaatgebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande jongeren en hangjongeren in kaart<br />

gebracht.<br />

Geen van de panelleden van <strong>IrisZorg</strong> <strong>rapport</strong>eert opiaatgebruik in zijn of haar netwerk. Onder<br />

uitgaande jongeren en hangjongeren speelt het middel (zo goed als) geen rol in Gelderland.<br />

11.3.3 Opiaten en hulpverlening in Gelderland<br />

Primaire opiaatproblematiek bij <strong>IrisZorg</strong><br />

Bij het cluster Behandeling van <strong>IrisZorg</strong> is sinds de periode 2006-2011 het aantal cliënten dat zich<br />

meldt met een primair heroïneprobleem teruggelopen van 710 naar 575. In de laatste 6 jaar meldt<br />

zich slechts 1 keer een cliënt onder de 18 jaar met opiaatgebruik. De groep cliënten met opiaatgebruik<br />

in de leeftijdscategorie 18-29 jaar was al klein en daalde de laatste jaren nog verder. In de<br />

leeftijdscategorie 30-41 jaar nemen we zelfs meer dan een halvering van het aantal cliënten met<br />

opiaatgebruik waar. De meeste cliënten behoren tot de leeftijdscategorie 42-53 jaar en dit aantal<br />

blijft stabiel. Onder 54-plussers zien we de laatste jaren juist een stijging en verdubbelt het aantal<br />

cliënten. Er is dus sprake van ontgroening en vergrijzing in de groep primair opiaatafhankelijken bij<br />

<strong>IrisZorg</strong>.<br />

aantal cliënten<br />

350<br />

300<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

18- 0 0 1 0 0 0<br />

18-29 jaar 46 49 40 34 30 24<br />

30-41 jaar 315 291 256 203 165 140<br />

42-53 jaar 308 329 320 313 306 314<br />

54+ 41 46 60 64 86 97<br />

Figuur 11.7 Cliënten bij <strong>IrisZorg</strong> met primaire opiaatproblematiek.<br />

Bron: <strong>IrisZorg</strong> Inforay cliëntenregistratie.<br />

NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten 173


Regionale spreiding hulpvragers opiaatproblematiek<br />

In Gelderland ligt het aantal hulpvragers voor opiaatproblematiek in 2001 lager dan het gemiddelde<br />

in Nederland. In 2010 is het aantal hulpvragers in vrijwel alle gemeenten in Gelderland<br />

gedaald tot onder het landelijk gemiddelde. Alleen in Arnhem en Zutphen liggen de aantallen nog<br />

duidelijk hoger dan het landelijk gemiddelde, ondanks de daling die zich in het afgelopen decennium<br />

ook in deze twee steden heeft voorgedaan.<br />

Figuur 11.8 Totaal aantal hulpvragers opiatenproblematiek per 100.000 inwoners in 2001 (links) en 2010 (rechts).<br />

Bron: Ouwehand et al., 2011.<br />

Monitor drugsincidenten (MDI)<br />

In Gelderland zijn twee peilregio’s voor de MDI actief: Ede/Arnhem en Nijmegen. Gelderland wijkt<br />

qua percentage opiaten-incidenten niet veel af van het landelijk gemiddelde. Incidenten komen<br />

iets vaker voor in de regio Ede/Arnhem dan in de regio Nijmegen.<br />

174 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten


Grafiek 11.9 Drugsincidenten per peilstation.<br />

Bron: Trimbos, Vogels, 2011.<br />

11.4 samenVattende conclusies en trends opiaten<br />

Landelijke ontwikkelingen<br />

• Opiaatgebruik komt slechts voor bij een kleine groep mensen in Nederland. Onder jongeren en<br />

in het uitgaansleven nemen we het nauwelijks waar. Bij enkele groepen jongeren met gedrags-<br />

en justitiële problemen signaleren we gebruik van het middel iets vaker dan gemiddeld. Het<br />

aantal incidenten met opiaten is niet heel groot in vergelijking met de meeste andere middelen.<br />

De ernst van het incident is daarentegen vaak veel groter dan bij andere middelen.<br />

Regionale ontwikkelingen en hulpvraag rond opiaten<br />

• Er is weinig bekend over het opiaatgebruik onder de bevolking van Gelderland. Men schat dat<br />

het aantal volwassen actuele gebruikers in Gelderland minder dan 0,1% is.<br />

• Onder jongeren in Gelderland komt vrijwel geen opiaatgebruik voor.<br />

• Dit beeld wordt bevestigd met de hulpverleningscijfers van <strong>IrisZorg</strong>. Het aantal primair opiaatafhankelijken<br />

neemt bij <strong>IrisZorg</strong> in zijn totaal af. De daling wordt vooral gezien bij mensen onder de<br />

41 jaar. Onder de 54-plussers zien we juist een toename. Er is qua hulpvraag dus zowel sprake<br />

van ontgroening als van vergrijzing. Deze trend lijkt zich de komende jaren verder door te gaan<br />

zetten op zowel regionaal als landelijk niveau.<br />

Aandachtsgebied in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• Opiaatverslaving lijkt als een van de weinige middelenverslavingen echt op zijn retour. Vooral<br />

gebruikers die al lang verslaafd zijn, blijven over en er komen weinig nieuwe opiaatverslaafden<br />

bij. De gemiddelde opiaatgebruiker wordt steeds ouder en dit kan gevolgen hebben voor de<br />

hulpvraag. Zo zal deze groep naast verslavingsproblematiek ook steeds meer gaan kampen<br />

met algemene ouderdomsklachten en chronische somatische aandoeningen.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 11 Opiaten 175


176 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 7 Cannabis<br />

Hoofdstuk 12<br />

OVERIGE<br />

MIDDELEN


Naast de eerder besproken meer bekende middelen hebben we in de regionale onderzoeken van<br />

<strong>IrisZorg</strong> nog naar een aantal andere middelen gekeken. Het gaat hierbij om onderzoeksgegevens<br />

uit het Inforay Cliëntenregistratiesysteem, het Uitgaan en Middelen Onderzoek, Drugsinfromatie en<br />

Monitoringsysteem (DIMS) en de Panelstudie.<br />

De panelstudie heeft naast een beschrijvende, ook een verkennende functie voor nieuwe middelen.<br />

Per middel bespreken we in dit hoofdstuk kort de resultaten.<br />

Voor de panelstudie van <strong>IrisZorg</strong> worden jongeren en sleutelfiguren als horecamedewerkers,<br />

jongerenwerkers en straathoekwerkers bevraagd op hun signalen over alcohol- en drugsgebruik.<br />

In 2011 is het middelengebruik van jongeren in 22 netwerken van uitgaande jongeren en hangjongeren<br />

in kaart gebracht. In bijlage IV vindt u een schematische weergave van de kenmerken van de<br />

jongeren per netwerk. De schattingen van het aantal gebruikers en de frequentie van gebruik per<br />

netwerk is weergegeven in bijlage III.<br />

12.1 online-gaming-VerslaVing<br />

Verslaving wordt gewoonlijk in verband gebracht met het overmatige, obsessieve en ongecontroleerde<br />

gebruik van alcohol en middelen (drugs) zoals heroïne en cocaïne. Daarnaast is de laatste<br />

decennia het idee in opkomst dat ook bepaalde gedragingen kenmerken van een verslaving<br />

kunnen hebben. Men spreekt in een dergelijk geval van een gedragsverslaving, zoals bijvoorbeeld<br />

internet-, game-, eet-, seksverslaving (Grant, Brewer, & Potenza, 2006; Marks, 1990).<br />

Lemmens (2006) beschrijft dat gedragsverslavingen kunnen ontstaan uit vrijwel elk belonend<br />

gedrag, omdat mensen zich aangetrokken voelen tot handelingen waar ze zich goed door voelen.<br />

Bij een gedragsverslaving wordt een bepaalde activiteit steeds prominenter in het leven van een<br />

persoon en deze activiteit gaat uiteindelijk het leven beheersen. De verslaving zorgt ervoor dat ze<br />

deze activiteit nodig hebben om zich goed te voelen.<br />

Mark Griffiths is expert op het gebied van pathologisch en compulsief gedrag en heeft de afgelopen<br />

jaren onderzoek gedaan naar de mogelijkheden en kenmerken van gameverslaving. Volgens<br />

Griffiths (2004) kan iemand in theorie verslaafd zijn aan games omdat gameverslaving voldoet aan<br />

de zes criteria die de DSM IV (APA, 1994) gebruikt voor fysieke verslavingen.<br />

Overmatig gamen wordt niet officieel erkend als stoornis in zowel Amerika als Europa, mede<br />

omdat er nog relatief weinig wetenschappelijk onderzoek naar is gedaan. Het is vooralsnog niet<br />

geheel duidelijk welke elementen gamen verslavend maken, maar het lijkt er op dat de zogeheten<br />

Massively Multiplayer Online Role Playing Game (MMORPG) in vergelijking met andere games het<br />

meest verslavend zijn. Dit zijn role-playing games waarbij spelers van over de hele wereld online<br />

samen komen in een virtuele (fantasie)wereld (Van Rooij, 2011).<br />

In 2010 zijn bij <strong>IrisZorg</strong> voor het eerst cliënten aangemeld die behandeling zoeken voor hun gameverslaving.<br />

Het aantal neemt in 2011 toe, maar blijft absoluut nog klein. In beide jaren is er één<br />

vrouw die zich meldt; het overgrote deel betreft mannen in de leeftijd van 18-29 jaar.<br />

De jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> in Tiel neemt tussen maart 2010 en december 2011 in totaal negen<br />

jongeren op in verband met primaire gamingproblematiek. Gemiddeld zijn zij op 11,6-jarige leeftijd<br />

begonnen met dit gedrag (startleeftijd lag tussen de 7 en 16 jaar). Bij de opname in de kliniek is er<br />

sprake van gemiddeld 5,5 jaar gamen. Bij tweederde van hen speelt cannabisgebruik als secundair<br />

probleem. In totaal geeft 10% van de jongeren die zich in de genoemde periode bij de jeugdkliniek<br />

aanmelden aan een probleem rond gamen te hebben.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 177


aantal cliënten<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2009 2010 2011<br />

18- jaar 0 5 9<br />

18-29 jaar 0 9 16<br />

30+ 0 2 3<br />

Figuur 12.1 Primaire online-gameverslaving bij <strong>IrisZorg</strong>.<br />

Bron: Inforay <strong>IrisZorg</strong>.<br />

NB. Deze cijfers vormen een onder<strong>rapport</strong>age van het werkelijke aantal probleemgebruikers dat zich meldt bij <strong>IrisZorg</strong> omdat<br />

hierbij alleen naar primaire verslavingsproblematiek wordt gekeken. Wanneer secundaire middelenproblematiek wordt meegewogen,<br />

zullen de aantallen hoger uitvallen.<br />

12.2 energiedrank<br />

Het middel<br />

Blikjes energiedrank bevatten relatief hoge concentraties cafeïne en suiker en hebben een stimulerend<br />

effect op de gebruiker. Gemiddeld bevat een blikje van 250 milliliter 80mg cafeïne, er komen<br />

echter steeds meer blikjes van 500 milliliter, die dus 160 mg bevatten.<br />

Verder bevatten drankjes regelmatig guarana (Paullinia cupana); deze bes bevat van zichzelf hoge<br />

concentraties cafeïne.<br />

Energiedrankjes bevatten gemiddeld tussen de 105 á 149 gram suiker per liter. Dit komt neer op<br />

ongeveer 9 suikerklontjes per blikje van 250 milliliter.<br />

Tot slot bevatten de meeste energiedrankjes ook nog grote hoeveelheden taurine en glucuronolacton.<br />

Het is vooralsnog niet precies duidelijk welke effecten deze stoffen (in hoge dosis) hebben op<br />

het menselijk lichaam (OIVO, 2010).<br />

Gebruik onder uitgaande jongeren in Gelderland<br />

In het Uitgaan & Middelen Onderzoek is aan jongeren gevraagd hoeveel blikjes energiedrank zij<br />

gemiddeld drinken per week. De percentages actueel gebruik verschillen per stad en geslacht,<br />

en fluctueren tussen de 40% en 67%. De jongeren die weleens energiedrank drinken, geven aan<br />

gemiddeld tussen de 4 en bijna 9 blikjes per week te drinken. Vrouwen in Ede vormen hierbij een<br />

opmerkelijke uitschieter naar boven.<br />

178 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen


percentage<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Mannen 39,6 64,3 66,7 63,4 48,8<br />

Vrouwen 50,7 42,9 61,1 58,3 60<br />

Figuur 12.2 Actueel gebruik energiedrank onder uitgaande jongeren tussen van 15-29 jaar naar stad en geslacht.<br />

aantal blikjes<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Mannen 5,5 5,1 5,1 4,3 6,1<br />

Vrouwen 4 4,1 8,8 6 6,2<br />

Figuur 12.3 Aantal blikjes energiedrank bij actueel gebruik per week onder uitgaande jongeren tussen van<br />

15-29 jaar naar stad en geslacht.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 179


12.3 lachgas<br />

Middel<br />

Lachgas wordt onder andere gebruikt als drijfgas voor levensmiddelen en als narcosemiddel in de<br />

geneeskunde. Het is een kleurloos, niet irriterend gas, dat in gasflessen geleverd wordt. De werkzame<br />

stof is di-stikstofmonoxide (N2O). Gebruik vindt plaats door inhalatie.<br />

Panelstudie<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

In vijf netwerken (23%) inhaleren jongeren wel eens lachgas. Meestal beperkt het zich tot een<br />

kleiner groepje jongeren. Zij wagen zich hooguit eens per maand, maar meestal veel minder<br />

vaak aan een ballonnetje lachgas. In de drie uitgaandersnetwerken zag men het roesmiddel in de<br />

periode voor de panelstudie echter populairder worden. In discotheken, op party’s en festivals kan<br />

lachgas aanwezig zijn. Hendrik en Jan (jongeren 36a ) zien het verder heel veel op illegale (‘underground’)<br />

feesten.<br />

Twee jaar geleden zag je op feesten, festivals en zo vijf ballonnen. Nu veel meer, het is duidelijk<br />

aanwezig. Het is een hip ‘een dingetje’.<br />

Milou (uitgaander 66 )<br />

Voor Jack (uitgaander 61 ) en zijn bekenden speelt het alleen thuis, bijvoorbeeld voordat ze naar een<br />

poppodium gaan:<br />

Nu thuis op preparty in plaats van eerder op afterparty.<br />

Jack (uitgaander 61 )<br />

Lachgas is iets voor speciale gelegenheden, overigens zonder dat het als iets groots wordt gezien.<br />

Het is voor jongeren geen echte drug, maar meer als ‘iets erbij’.<br />

Een gelegenheidsdrug, als het er is. Als het er niet is, wordt het niet gemist.<br />

Hendrik & Jan (jongere 36a )<br />

Motief, effect en imago<br />

Lachgas wordt via ballonnetjes of rechtstreeks vanuit de gaspatroon oftewel cap geïnhaleerd. In<br />

deze panelstudie wordt het aantal ballonnetjes c.q. patronen per uitgaansavond tussen de twee<br />

en tien geschat.<br />

Jongeren in de panelstudie vinden het een prettige bijkomstigheid dat het gemakkelijk verkrijgbaar is.<br />

Als grapje, als extraatje. En bijna gratis!<br />

Johan (jongerenwerker 40a )<br />

Dosering, toediening en markt<br />

Op een feest kost een ballon ongeveer € 2,-, vertelt Hendrik (jongere 36a ). Bij thuisfeestjes worden<br />

ze ook wel gratis uitgedeeld. Voor een gaspatroon betaalt men € 0,50 bij de groothandel of iets<br />

meer bij zaken als Blokker. Jack (uitgaander 61 ) vertelt dat er bij het aanschuiven aan de kassa een<br />

grappig sfeertje ontstaat:<br />

180 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen


We halen één of twee dozen bij de groothandel. De dozen vallen wel op onder gebruikers aan de<br />

kassa.<br />

Jack 61<br />

Milou (uitgaander 66 ) heeft daarnaast het idee dat zij niet bang hoeft te zijn voor ‘fout’ gaan in tegenstelling<br />

tot sommige andere drugs.<br />

Het wordt niet gezien als drugs. Het is een korte ervaring, leuk om mee te maken.<br />

Milou 66<br />

Gebruik onder uitgaande jongeren in Gelderland<br />

In het Uitgaan & Middelen Onderzoek hebben relatief veel jongeren in het verleden ervaring opgedaan<br />

met lachgas. Zeven mensen hebben dit middel in de laatste 4 weken gebruikt.<br />

percentage<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Ooit-gebruik mannen 12,7 4,3 20,8 15 14,3<br />

Ooit-gebruik vrouwen 14,7 3,6 8,3 4,5 0<br />

Actueel gebruik mannen 2,1 1,4 0 2,5 2,4<br />

Actueel gebruik vrouwen 4,4 0 0 0 0<br />

Figuur 12.4 Ervaring met lachgas onder uitgaande jongeren tussen van 15-29 jaar naar stad en geslacht.<br />

12.4 ketamine<br />

Middel<br />

Ketamine is een narcosemiddel dat wordt toegepast bij diergeneeskundige operaties en in de<br />

humane geneeskunde in ambulances en bij de behandeling van chronische (zenuw)pijn. In de<br />

jaren ‘70 wordt ketamine als genotsmiddel ontdekt. Op de drugsmarkt is ketamine meestal verkrijgbaar<br />

als poeder. Soms is ketamine ook verkrijgbaar als injectievloeistof (Trimbos Instituut).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 181


Panelstudie<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

Ketamine, oftewel K of Keta, is een tripmiddel dat meestal door een relatief klein publiek gewaardeerd<br />

wordt. In 2011 horen we in vijf netwerken (3 uitgaanders, 2 hangjongeren) geluiden over het<br />

snuiven van het psychedelische poeder. Het betreft meestal een klein deel van de jongeren, die het<br />

één keer in de paar maanden gebruikt op vooral thuisfeestjes en undergroundparty’s. Soms ook<br />

op andere grote party’s. ‘Maar alleen als de rest op is’, vertelt Feline (uitgaander 57 ).<br />

Hendrik en Jan 36a zagen in hun dorp ketamine vaker in het straatbeeld verschijnen. Ze zien in het<br />

afgelopen jaar vooral dat meer jongeren het gebruiken, niet dat ze het frequenter gebruiken. Al is<br />

dit met gemiddeld één keer per maand wel vaker dan in het uitgaansleven. Jongerenwerker Johan 40a<br />

is het middel juist helemaal niet meer tegengekomen in de groepen waar hij contact mee heeft.<br />

Motief, effect en imago<br />

Bij de dorpsjongeren is het imago van ketamine in de afgelopen periode totaal de andere kant<br />

opgegaan, vertellen Hendrik en Jan 36a .<br />

Eerst was er afkeer, nu is het juist meer populair. We zijn het meer normaal gaan vinden.<br />

Hendrik en Jan (jongere 36a )<br />

Ketamine kan een behoorlijk heftig tripmiddel zijn als het in een zeer hoge dosering gebruikt wordt.<br />

Het kan leiden tot volledige bewegingsloosheid met een ultiem gevoel van tijdloosheid, K-hole,<br />

genoemd. Feline 57 en haar vrienden roemen het lekkere effect van het middel. Waarschijnlijk<br />

gebruiken zij het in een lagere dosering.<br />

Je wordt er behoorlijk actief van, beetje instabiel gevoel. Beetje trippy, maar niet erg sterk. Iedereen<br />

vind het lekker. Het is niet zo heftig.<br />

Felice (uitgaander 57 )<br />

Dosering en toediening<br />

Uit een gram ketamine kunnen ongeveer 40 tot 50 lijntjes gelegd worden (Benschop e.a., 2011).<br />

Onze panelleden geven aan dat een dosis van 3-4 lijntjes, oftewel 60-100 mg in hun netwerk<br />

gebruikelijk is. Erg prettig is het snuiven zelf overigens niet, omschrijft Feline 57 :<br />

Het snuiven is wel heel erg pijnlijk, veel pijnlijker als coke.<br />

De prijs van een gram ketamine ligt bij vaste dealers op 20 tot 25 euro per gram. Eén avondje trippen<br />

op ketamine kost dus slechts zo’n twee euro.<br />

Gebruik onder uitgaande jongeren in Gelderland<br />

In het Uitgaan & Middelen Onderzoek wordt het middel weinig aangetroffen, in Doetinchem en Ede<br />

zelfs helemaal niet.<br />

182 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen


percentage<br />

5<br />

4,5<br />

4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Ooit-gebruik mannen 2,1 0 0 2,5 0<br />

Ooit-gebruik vrouwen 4,3 0 0 0 2,9<br />

Actueel gebruik mannen 0 0 0 2,5 0<br />

Actueel gebruik vrouwen 0 0 0 0 0<br />

Figuur 12.5 Ervaring met ketamine onder uitgaande jongeren tussen van 15-29 jaar naar stad en geslacht.<br />

DIMS gegevens<br />

Het aantal ketaminemonsters dat jaarlijks wordt aangeleverd bij de DIMS in Gelderland is klein.<br />

aantal<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2008 2009 2010 2011<br />

ketamine 10 5 13 8<br />

Figuur 12.6 Aangeleverde ketaminemonsters bij de DIMS in Gelderland in 2008-2011.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 183


12.5 lsd<br />

Het middel<br />

De werkzame stof in LSD is d-lysergzuurdiethyl-amide. Het komt voornamelijk voor in kleurig<br />

bedrukte vloeipapiertjes, geïmpregneerd met LSD, kleine tabletjes en pilletjes worden in mindere<br />

mate waargenomen.<br />

Panelstudie<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

Net als in voorgaande jaren wordt het gebruik van LSD in de panelstudie weinig gesignaleerd. In<br />

2011 werd het gezien in drie netwerken (14%) bij een zeer beperkt aantal jongeren. Alleen in het<br />

hangjongerennetwerk van Marc 56 wordt het door meerdere mensen gewaardeerd. Maar ook zij<br />

vinden dit iets voor speciale momenten en gebruiken het maximaal eens per kwartaal (in de zomer<br />

iets meer). Rick (medewerker testservice 60 ) vernam voorgaande jaren nog enkele signalen van<br />

bezoekers over LSD-gebruik, maar in 2011 was dit aantal nihil.<br />

Waar Feline 57 meldt dat een enkeling in haar netwerk tript op LSD in een discotheek of op een<br />

party, is dit in het netwerk van Marc niet aan de orde. Die jongeren kiezen hiervoor een vertrouwde<br />

omgeving of een mooie afgelegen plek in het park of bos.<br />

Er zijn geen positieve ervaringen met het gebruik op een feest en in de stad. Drukte met veel<br />

mensen. Het blijkt dan een tegenovergestelde wereld te zijn voor de gebruiker, waarin heel veel<br />

mensen wild zijn door alcohol. Van daaruit is er zorg voor omgeving en gezelschap, die wordt<br />

gekozen.<br />

Marc (jongere 56 )<br />

Motief, effect en imago<br />

Marc 56 omschrijft het speciale effect op filosofische wijze:<br />

Het is een ‘uitje’, het wordt een trip genoemd zoals een reis maken. Gebruikers zeggen dat LSD<br />

gebruik het ego klein maakt en het bewustzijn verrijkt.<br />

Marc (jongere 56 )<br />

Wie gebruiken dit middel, waar, hoe vaak?<br />

Het gebruik van LSD lijkt seizoensgebonden en actueel gebruik beperkt zich tot een kleine groep<br />

jongeren. Mannen hebben gemiddeld meer ervaring met het middel dan vrouwen.<br />

Gebruik onder uitgaande jongeren in Gelderland<br />

In het Uitgaan & Middelen Onderzoek wordt gebruik van het middel weinig ge<strong>rapport</strong>eerd, in<br />

Doetinchem en Ede zelfs helemaal niet.<br />

184 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen


percentage<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Ooit-gebruik mannen 6,4 0 0 7,5 2,4<br />

Ooit-gebruik vrouwen 2,9 0 0 4,5 2,9<br />

Actueel gebruik mannen 0 0 0 2,5 0<br />

Actueel gebruik vrouwen 0 0 0 0 0<br />

Figuur 12.7 Ervaring met LSD onder uitgaande jongeren tussen van 15-29 jaar naar stad en geslacht.<br />

DIMS-gegevens LSD<br />

Het aantal LSD-monsters dat wordt aangeleverd bij de DIMS in Nederland is jaarlijks zeer laag. In<br />

Gelderland ligt het aantal monsters al verscheidene jaren onder de 10 per jaar.<br />

aantal<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

2008 2009 2010 2011<br />

LSD 0 4 7 6<br />

Figuur 12.8 Aangeleverde LSDmonsters bij de DIMS in Gelderland in 2008-2011.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 185


12.6 paddo’s<br />

Het middel<br />

Paddenstoelen zijn natuurproducten en ze groeien over de hele wereld, ook in Nederland. Ze<br />

behoren tot de oudst bekende tripmiddelen. Vooral in Midden- en Zuid-Amerika spelen ze al duizenden<br />

jaren een rol bij religieuze gelegenheden (Trimbos Instituut).<br />

Aantal netwerken, gebruiksfrequentie en setting<br />

In totaal vier netwerken (18%) signaleren panelleden gebruik van paddo’s, waarbij de verdeling<br />

gelijk is over de uitgaanders- en hangjongerennetwerken. In drie andere netwerken waar het in<br />

eerdere jaren nog wel werd waargenomen, is dit in 2011 niet meer het geval.<br />

In de netwerken waar de psychedelische paddenstoelen wel enigszins populair zijn, worden ze<br />

hooguit eens per maand tot eens per kwartaal gebruikt. Volgens Henk (uitgaander 64b ) heeft vooral<br />

de alternatieve trance- en punkliefhebber in zijn omgeving een voorkeur voor paddenstoelen, in<br />

hun geval truffels. Zo’n truffeltrip is iets voor buiten, dus het eten van truffels speelt bij hen alleen als<br />

het mooi weer is. Ook in Marc’s netwerk (jongere 56 ) vindt men, net als bij LSD, een rustige, mooie<br />

plek in het park of bos dan wel een vertrouwde omgeving vereist voor een paddotrip.<br />

Motief, effect en imago<br />

In het netwerk van Marc 56 omschrijven jongeren het trippen door LSD of paddo’s als een reis<br />

maken, waarbij het bewustzijn verrijkt wordt.<br />

Markt<br />

Sinds december 2008 vallen zowel gedroogde als verse paddo’s onder de opiumwet, zo niet de<br />

truffels. Dit betekent dat truffels wel, maar paddo’s niet verkocht mogen worden. Desondanks<br />

melden verscheidene panelleden dat deze in 2011 nog verkrijgbaar zijn in de plaatselijke smartshops.<br />

Jongeren in Johan’s netwerk kopen het ook wel via thuistelers of gaan zelf aan het kweken<br />

met een paddokit.<br />

In de stad wordt de verkoop gedoogd. Kun je overal in smartshops krijgen. Heeft te maken met<br />

handhaving. Medewerker van de gemeente: ‘Politie heeft geen capaciteit. Gemeente heeft geen geld’.<br />

Johan (jongerenwerker 40a )<br />

Gebruik onder uitgaande jongeren in Gelderland<br />

In het Uitgaan & Middelen Onderzoek werd het gebruik van paddo’s in alle steden ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />

Mannen hebben gemiddeld meer ervaring met het middel dan vrouwen. Vooral Arnhem en Nijmegen<br />

scoren in vergelijking met de andere steden hoog.<br />

186 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen


percentage<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Arnhem Doetinchem Ede Nijmegen Tiel<br />

Ooit-gebruik mannen 14,9 5,7 0 17,5 7<br />

Ooit-gebruik vrouwen 2,9 0 5,6 4,5 0<br />

Actueel gebruik mannen 0 1,4 0 5 2,3<br />

Actueel gebruik vrouwen 0 0 0 0 0<br />

Figuur 12.9 Ervaring met paddo’s onder uitgaande jongeren tussen van 15-29 jaar naar stad en geslacht.<br />

12.7 oVerige informatie uit regionaal onderZoek<br />

Combinatiegebruik in Gelderland<br />

Het combineren van drugs is van alle tijden en ook in deze panelstudie speelt alcohol daarbij de<br />

hoofdrol. ‘Alcohol is de basis voor een feest’, zoals Feline (uitgaander 57 ) ’De rest wordt er bovenop<br />

gestapeld’. De gevolgen daarvan worden verschillend ingeschat, vertelt Milou (uitgaander 66 ).<br />

Mannen drinken veelal evenveel als ze normaal drinken. Mannen houden minder rekening met<br />

eventuele negatieve gevolgen van de combinatie. Plus dat ze graag wat in handen willen hebben.<br />

Vrouwen drinken dan minder alcohol dan normaal.<br />

Milou (uitgaander 66 )<br />

Jack (uitgaander 61 ) vertelt dat vooraf nadenken over combi’s in zijn netwerk ook niet echt aan de<br />

orde is. Eventuele negatieve effecten zoals niet slapen worden wel ingecalculeerd, maar neemt<br />

men op de koop toe.<br />

De combi cocaïne en alcohol is nog altijd favoriet. In de helft van de netwerken wordt dit stel gezamenlijk<br />

gebruikt. Het gunt de feestganger een langere stapavond, omdat deze door de oppepper<br />

het dronken effect van alcohol minder voelt. De combi amfetamine en alcohol wordt ook wel als<br />

zodanig gebruikt. Feline vindt daarnaast het losse van alcohol en het zelfverzekerde gevoel van<br />

coke lekker samen. Riny 9a bekijkt het vanuit het perspectief van de horeca:<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 187


Voor gebruikers misschien fijn, maar voor de horeca slecht. De sfeer gaat eraan kapot. Als een<br />

kroeg een naam heeft dat er coke gebruikt wordt, dan trekt dat de verkeerde mensen en dan wordt<br />

de sfeer nog slechter.<br />

Riny (portier 9a )<br />

Cannabis en alcohol of een ‘pepper’ (ecstasy, amfetamine of cocaïne) bij elkaar gebruiken is<br />

meer een kwestie van gewoonte bij hangjongeren. Ze blowen gedurende de dag al en bij gelegenheid<br />

drinken zij er een biertje bij of slikken ze er een pilletje bij.<br />

Op de zoektocht naar een climax wordt een combinatie van peppers prettig gevonden. Onder meer<br />

Milou 66 , Frederik en Jan 36a vinden tijdens het uitgaan ecstasy prettig samengaan met amfetamine.<br />

Van de ecstasy krijg je een lekkere waas of roes en het is sociaal stimulerend. De amfetamine geeft<br />

energie. Dan kun je doorgaan als ecstasy uitgewerkt is. Pas de laatste anderhalf uur nemen we<br />

alcohol of een slaapmiddel of iets dergelijks.<br />

Frederik & Jan (jongeren 36a )<br />

Beoogd effect van combineren met peppers is het krijgen van meer energie, om de eindstreep te<br />

halen. Het volledige feest mee te krijgen. Ongewenste effecten zijn misselijkheid en hoofdpijn<br />

tijdens gebruik, en moe en geen energie na gebruik.<br />

Rick (medewerker testservice 60 )<br />

GHB na pepgebruik werkt prima als downer, bijvoorbeeld als afterdrug na een stapnacht. Marc<br />

(jongere 56 ) ziet vooral een optimale combinatie van GHB na ecstasy.<br />

De scherpe kantjes van de ecstasy worden er mee afgenomen. Scherpe kantjes ofwel negatieve<br />

kanten van ecstasy, zoals te veel opgepept wordt, toch hard gaan. GHB zorgt er ook voor dat de<br />

ecstasy-gebruiker nog meer opfleurt en vrolijker wordt.<br />

Marc (jongere 56 )<br />

Overige middelen uit de Panelstudie<br />

In een kwart van de netwerken vangen panelleden signalen op over mephedrone oftewel ‘Miauw<br />

Miauw’. In één van die netwerken zijn de signalen daadwerkelijk actueel. In het netwerk van<br />

Sander (jongerenwerker 68 ) worden de korreltjes (‘speldeknopjes’), geslikt of met cola gedronken.<br />

Net als bij ecstasy, waarvoor het ook als vervanger dient, is vooral het euforische effect van<br />

mephedrone geliefd in dat netwerk. Aan het bijbehorende oppeppende effect heeft niet iedereen<br />

behoefte. Maar noch die bijwerking noch klachten als hoofdpijn, misselijkheid en zweetaanvallen<br />

weerhoudt hen van het slikken van het goedje. Tot maart 2010 was mephedrone vrij verkrijgbaar in<br />

de smartshops. Dit gaf het een onschuldig imago: iets voor de beginnende, lichte drugsgebruiker.<br />

Inmiddels valt het onder de Geneesmiddelenwet, maar huisdealers en internet bieden uitkomst<br />

voor de mephedroneliefhebbers. Zij betalen dan ongeveer € 12,- voor een zakje van een halve<br />

gram korreltjes. Anderen, zoals Jack (uitgaander 61 ) en zijn medestappers concludeerden echter<br />

‘liever terug te gaan naar good old ecstasy. Voor hen is mephedrone uit.<br />

In vier netwerken wordt het medicijn Ritalin recreatief geslikt om het amfetamine-achtige effect.<br />

Bijvoorbeeld om het bezopen effect van alcohol tegen te gaan en het feest af te kunnen maken.<br />

Men kan het voor een lage prijs via een dealer krijgen. Maar ook geven jongeren die het voorge-<br />

188 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen


schreven krijgen van een arts het zonder winstoogmerk door aan bekenden. Johan (jongerenwerker<br />

40a ) verbindt de toename van het gebruik van ritalin als drug in zijn netwerk daarom aan het<br />

toegenomen aantal jongeren dat het op artsvoorschrift krijgt.<br />

Net als voorgaande jaren spelen drugs als poppers, 2cb, 4mfp en smartmiddelen zoals ecodrugs<br />

en energizers een marginale rol in deze panelstudie. Het gebruik beperkt zich tot een paar<br />

liefhebbers of experimenteerders in een zeer beperkt aantal netwerken, en meestal hooguit enkele<br />

malen per jaar. Jack (uitgaander 61 ) en zijn vrienden gebruiken bijvoorbeeld een paar keer per jaar<br />

een kwart gram van het stimulerende 4mfp in een discotheek of thuis. Het kost hen dan ongeveer<br />

€ 20,- per gram, maar is moeilijk te krijgen. Slaap- en kalmeringsmiddelen dienen in een paar<br />

netwerken om te downen na gebruik van oppeppende middelen, zoals in de omgeving van Hendrik<br />

en Jan (jongeren 36a ):<br />

Na amfetaminegebruik, alleen door weekendamfetaminegebruikers. De rest die vaker amfetamine<br />

gebruikt, slaapt vanzelf na amfetaminegebruik.<br />

In hun uitgaandersnetwerk vernamen Iris en Eva 71 geruchten over een soort hallucinerende worteltjes,<br />

Baby Ruth Rose genaamd. Daarnaast zou Blue 69, een blauw drankje met alcohol en MDMA,<br />

misschien weer terug zijn van weggeweest.<br />

Overige middelen in Gelderland bij de DIMS<br />

De laatste jaren worden er soms ‘nieuwe’ middelen aangeleverd bij de DIMS. Deze worden ook<br />

wel ‘legal highs’ of ‘research chemicals’ genoemd. De middelen worden vaak via internet aangeboden.<br />

Deze drugs worden heel af en toe bij de testservice aangeleverd. Het gaat in 2011 om zes<br />

monsters. Tweemaal werd er poeder met mephedrone aangeleverd en tweemaal een poeder met<br />

4-mfp. In de overige gevallen ging het om een onbekende stof.<br />

Monsters van het middel 2-cb worden jaarlijks een paar keer aangeleverd in Gelderland. Het<br />

aantal is zeer laag en ligt al jaren onder de 10 monsters per jaar.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 189


aantal<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

2-CB 4 7 8 2<br />

190 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen<br />

2008 2009 2010 2011<br />

Figuur 12.10 Aangeleverde 2CBmonsters bij de DIMS in Gelderland in 2008-2011.<br />

Bron: DIMS 2012.<br />

12.8 samenVattende conclusies en trends oVerige<br />

middelen<br />

Naast de eerder besproken zeven bekende middelen worden er in Gelderland ook nog verschillende<br />

andere middelen gebruikt.<br />

• Online-gameverslaving is wat dat betreft een vreemde eend in de bijt, aangezien het een nietmiddelengebonden<br />

verslaving betreft. Het is een nieuw fenomeen waarover nog relatief weinig<br />

bekend is uit de wetenschappelijke literatuur.<br />

• Hulpvragen voor problematisch gamen zullen waarschijnlijk verder gaan toenemen nu er landelijk<br />

steeds meer aandacht voor is. Dit maakt het waarschijnlijker dat overmatige gamers en hun<br />

omgeving eerder het gedrag als een probleem gaan herkennen en daarvoor hulp zullen gaan<br />

zoeken. Aangezien de jeugdkliniek van <strong>IrisZorg</strong> expert is op het gebied van behandeling van<br />

gameverslaving zal deze mogelijk ook meer cliënten aan gaan trekken, ook van buiten de regio.<br />

• Energiedrank lijkt populair onder de uitgaande jeugd in Gelderland, ruim de helft is actueel<br />

gebruiker. Gemiddeld worden tussen de 5 á 6 blikjes per week geconsumeerd. Hierbij zijn ook<br />

jongeren die per week gemiddeld (veel) meer gebruiken.<br />

• Het gebruik van lachgas komt in Gelderland onder bepaalde groepen uitgaande jongeren voor. Het<br />

is vrij verkrijgbaar en goedkoop en heeft een goed imago omdat er weinig mis zou kunnen gaan.<br />

• Ketamine is een klein middel in het Gelderse uitgaansleven, het gebruik komt af en toe voor<br />

bij bepaalde groepen en wint bij dorpsjongeren aan populariteit. Het middel wordt in relatief<br />

lage concentraties gebruikt waardoor de negatieve effecten op korte termijn niet of nauwelijks<br />

ervaren worden. Ook al doet het snuiven ervan soms pijn, dit lijkt het gebruik niet af te remmen,<br />

mogelijk speelt de lage prijs van het middel hierbij een rol.


• Het middel LSD ziet men weinig in de onderzoeken in de regio Gelderland. De weinige jongeren<br />

die er in de panelstudie ervaring mee hebben, gebruiken het middel niet op regelmatige basis.<br />

• Het gebruik van paddo’s lijkt af te nemen. De personen die ze gebruiken doen dat beperkt en het<br />

gebruik is deels seizoensgeboden. Relatief veel jongeren in het Uitgaan & Middelen Onderzoek<br />

hebben ervaring met paddo’s in het verleden, het actuele gebruik is echter beperkt.<br />

• Combinatiegebruik van middelen komt nog steeds veel voor en lijkt voor verschillende gebruikers<br />

een gewoonte. Middelen worden gecombineerd om negatieve effecten van bepaalde andere<br />

middelen op te vangen. Veel gebruikers zijn zich niet bewust van de additionele risico’s die<br />

daarmee gepaard gaan. Alcohol wordt het meest gecombineerd met andere middelen, vooral<br />

stimulerende middelen.<br />

• Mephedrone wordt in een aantal netwerken van Gelderland gesignaleerd, het gebruik is echter<br />

beperkt en lijkt vooralsnog niet toe te nemen.<br />

• Ritalin wordt ongeveer evenveel waargenomen. Het gebruik hiervan neemt niet af. Opvallend is<br />

dat jongeren dit voorgeschreven medicijn delen met vrienden om te gebruiken als partydrug.<br />

• Verder is er nog een aantal middelen gesignaleerd dat zeer beperkt gebruikt wordt door<br />

groepen die graag experimenteren. Het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen wordt ook<br />

gesignaleerd, maar vooral om de effecten van oppeppende middelen te verminderen, zodat<br />

men na het stappen makkelijker kan slapen.<br />

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek<br />

• Hulp zoeken voor overmatig gamen is een nieuwe trend. De groep jongeren die zich hiervoor<br />

meldt bij de jeugdkliniek dient verder in kaart te worden gebracht. <strong>IrisZorg</strong> is onlangs een jeugdmonitor<br />

gestart die hierbij kan helpen.<br />

• Nieuwe en kleine ‘oude’ middelen moeten onderdeel blijven van onderzoek en preventie, zo kan<br />

problematisch of risicovol gebruik tijdig gesignaleerd worden.<br />

Aandachtsgebieden in het werkgebied van <strong>IrisZorg</strong><br />

• De hulpvraag voor gameverslaving neemt toe, het betreft vooral jonge mannen onder de 30 jaar.<br />

• Energiedrank wordt door een groot deel van de uitgaande jongeren in Gelderland gebruikt,<br />

waarbij een relatief grote groep (veel) meer gebruikt dan verantwoord wordt geacht.<br />

• Combinatiegebruik van middelen komt nog steeds vaak voor onder drugsgebruikende jongeren<br />

in Gelderland.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Hoofdstuk 12 Overige middelen 191


literatuurlijst<br />

Altena, A., Oliemeulen, L., Wolf, J. (2010). Dakloosheid bij jongeren: Risico’s, routes en mogelijkheden tot preventie.<br />

Nijmegen: UMC St Radboud.<br />

APA (American Psychiatric Association). (1994). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Washington<br />

(DC): American Psychiatric Association.<br />

Benschop, A., Nabben, T., Korf, D. (2009). Antenne 2008: trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers.<br />

Amsterdam: Rozenberg Publishers.<br />

Bernstein, G. A., & Borchardt, C. M. (1996). School refusal: Family constellation and family functioning. Journal of<br />

Anxiety Disorders, 10(1), 1–19.<br />

Bieleman, B., Kruize, A., Zimmerman, C. (2010). Monitor alcoholverstrekking jongeren 2009: naleving leeftijdsgrenzen<br />

16 en 18 jaar Drank- en horecawet: tweejaarlijkse metingen 1999-2009. Groningen: Intraval.<br />

Bray, J. W., Zarkin, G. A., Ringwalt, C., and Junfeng, Q. I. (2000). The relationship between marijuana initiation<br />

and dropping out of high school. Health Economics 9: 9–18.<br />

Brook, J. S., & Balka, E. B. (1999). The risks for late adolescence of early adolescent marijuana use. American<br />

Journal of Public Health, 89, 1549–1554.<br />

Brummelhuis, K., Drouven, L. (2011). Telling Zwerfjongeren Aantallen op basis van definitie 2010 Enschede:<br />

bureau HHM.<br />

Cebeon (2011). Kosten en baten van Maatschappelijke opvang Bouwstenen voor effectieve inzet van publieke<br />

middelen.<br />

Centraal Planbureau. (2006). Voortijdig schoolverlaten in Nederland: Omvang, beleid en resultaten. Den Haag:<br />

Centraal Planbureau.<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek/Sociaal en Cultureel Planbureau. (2011). Armoedesignalement 2011. Den Haag.<br />

Coumans, A.M, P. van der Heijden, M. Cruyff, J. Wolf en H. Schmeets (2010). Dakloos in Nederland. Bevolkingstrends,<br />

58(4), pp. 55-60. Heerlen/Leidschenveen: CBS.<br />

De Neeling. (2011). Broodnodig: De ontwikkeling van kennis voor de openbare geestelijke gezondheidszorg.<br />

Den Haag: Gezondheidsraad.<br />

De Wit , W., & Dekkers, H. (1997). Drop-out of startkwalificatie. Omvang, achtergronden en gevolgen van voortijdig<br />

schoolverlaten in de eerste vijf jaren voortgezet onderwijs. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 22, 211-227.<br />

Dee, T. S., and Evans, W. N. (2003). Teen drinking and educational attainment: Evidence from two-sample instrumental<br />

variables estimates. Journal of Labor Economics 21: 178–209.<br />

Dekkers, C., Grund, J.P., Van Dijk, A. (2010). Uitgaan en genotmiddelengebruik in Den Haag: gegevens over<br />

2008-2009 uit een Internet-survey onderzoek. Epidemiologisch Bulletin, 45 4): 12-22.<br />

Doekhie, J., Nabben, T., Korf, D.J. (2010). NL.Trendwatch: gebruikersmarkt uitgaansdrugs in Nederland, 2008-<br />

2009. Amsterdam: Rozenberg.<br />

Drapela, L. A. (2006). Investigating the effects of family, peer, and school domains on postdropout drug use.<br />

Youth & Society 37:316–347.<br />

192 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Literatuurlijst


Fergusson, D. M., and Horwood, L. J. (1997). Early onset cannabis use and psychosocial adjustment in young<br />

adults. Addiction 92: 279–296.<br />

Fergusson, D. M., Lynskey, M. T., and Horwood, L. J. (1996). The short-term consequences of early onset cannabis<br />

use. Journal of Abnormal Child Psychology 24: 499.<br />

Franklin, C., and Streeter, C. L. (1995). Assessment of middle class youth at risk to dropout: School, psychological<br />

and family correlates. Children and Youth Services Review 17(3): 433–448.<br />

Gfroerer, J. C., Greenblatt, J. C., and Wright, D. A. (1997). Substance use in the US college-age population: Differences<br />

according to educational status and living arrangement.. American Journal of Public Health 87: 62–65.<br />

Gfroerer, J., Wright, D., and Kopstein, A. (1997). Prevalence of youth substance use: The impact of methodological<br />

differences between two national survey. Drug and Alcohol Dependence 47: 19–30.<br />

Grant, J., E., J. A. Brewer, M. N. Potenza, (2006). “Neurobiology of Substance and Behavioral Addictions.” CNS<br />

Spectrums 11(12):924-30.<br />

Green, K. M., and Ensminger, M. E. (2006). Adult social behavioral effects of heavy adolescent marijuana use<br />

among African Americans. Developmental Psychology 42: 1168–1178.<br />

Griffiths, M. D. (2005). A ‘components’ model of addiction within a biopsychosocial framework. Journal of Substance<br />

Use, 10(4), 191-197.<br />

Guagliardo, M. F., Huang, Z., Hicks, J., and D_Angelo, L. (1998). Increased drug use among old-for-grade and<br />

dropout urban adolescents. American Journal of Preventive Medicine 15: 42– 48.<br />

Hardre, P. L., & Reeve, J. (2003). A motivational model of rural students’ intentions to persist in, versus drop out<br />

of, high school. Journal of Educational Psychology, 95, 347-356.<br />

Hartog, J. & A. Zorlu, (2009). How Important is Homeland Education for Refugees’ Economic Position in the<br />

Netherlands?, In: Journal of Population Economics 22 (1), p. 219–246.<br />

Herweijer, L. (2008). Gestruikeld voor de start: de school verlaten zonder startkwalificatie. Den Haag: Sociaal<br />

Cultureel Planbureau.<br />

Hoeven-Mulder, H., Boluijt, P., Loman, I., Timmerman-Kok, C. (2008). Gezondheid en leefstijl van jongeren in de<br />

regio Gelre-IJssel. Resultaten van E-MOVO 2007 is een onderdeel van deGezondheidsatlas van de regio Gelre-<br />

IJssel. Apeldoorn: GGD regio Gelre-IJssel.<br />

Intraval (2010). Inventarisatie Hokken en Keten Nederland 2009. Groningen: Intraval.<br />

Jeeninga, W. (2010). Zwerfjongeren omvang, kenmerken en zorgbehoeften: ‘Een literatuurstudie in het kader<br />

van het project ‘Kennismakelaar’. Tilburg: UvT.<br />

Kennely, L., & Monrad, M. (2007). Approaches to dropout prevention: Heeding early warning signs with appropriate<br />

interventions. Washington, DC: American Institutes for Research.<br />

Kepper, A., Veen, V., Monshouwer, K., Stevens, G., Drost, W., De Voorne, T., Vollebergh, W. (2009b). Middelengebruik<br />

bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen. Het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en harddrugs bij<br />

jongens met en zonder PIJ-maatregel. Utrecht: Universiteit Utrecht.<br />

Kepper, A., Van Dorsselaer, S., Monshouwer, K., Vollebergh, W. (2009a). Experimenteel en problematisch genotmiddelengebruik<br />

door jongeren in het Speciaal Onderwijs en de Residentiële Jeugdzorg (EXPLORE): resultaten<br />

meting oktober - december 2008. Utrecht: Trimbos-Instituut.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Literatuurlijst 193


Krul, J., Blankers, M., Girbes, A.R.J. (2011). Substance-Related Health problems during Rave Parties in the Netherlands<br />

(1997-2008). PLoS ONE 6(12).<br />

Lynskey, M. T., Coffey, C., Degenhardt, L., Carlin, J. B., and Patton, G. (2003). A longitudinal study of the effects of<br />

adolescent cannabis use on high school completion. Addiction 98: 685–692.<br />

Lemmens, J. S. (2006). Gameverslaving. Probleemgebruik herkennen, begrijpen en overwinnen. Amsterdam:<br />

Uitgeverij SWP<br />

Marks, I. (1990). Non-chemical (behaviourial) addictions. British Journal of Addiction, 85, 1389–1394.<br />

Marks, G. N., & Fleming, N. (1999). Early school leaving in Australia: Findings from the<br />

1995 year 9 LSAY cohort. Camberwell: Australian Council for Educational Research.<br />

McCluskey, C. P., Krohn, M. D., Lizotte, A. J., & Rodriguez, M. L. (2002). Early substance use and school achievement:<br />

An examination of Latino, white and African American youth. Journal of Drug Issues, 32, 921–944.<br />

Meng, C., Coenen, J., Ramaekers, G., & Büchner, C. (2009). Zonder diploma: Aanleiding, Kansen en Toekomstintenties.<br />

Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.<br />

Ministerie van OC&W. (2006). Bestel in Beeld 2006. Den Haag.<br />

Ministerie van OC&W. (2011). VSV-Atlas: Totaaloverzicht Nederland Aanval op schooluitval, Convenantjaar 2009-<br />

2010: Nieuwe voortijdige schoolverlaters, Definitieve cijfers 4e editie. Den Haag.<br />

Moerman, M. (2009). Hoe Gezond zijn jongeren in Rivierenland? Resultaten van het E-MOVO onderzoek 2007<br />

naar de gezondheid, welzijn en leefstijl van leerlingen in de tweede en vierde klas voorgezet onderwijs. Tiel:<br />

GGD Rivierenland.<br />

Moerman, M. (2011). Ouderen in Rivierenland 2011: Resultaten van een onder naar gezondheid en welzijn van<br />

65-plussers. Tiel: GGD Rivierenland.<br />

Moerman, M., Van der Velde, M. (2009). Gezondheidsonderzoek Volwassenen 2008 - 2009: Regio Rivierenland.<br />

Tiel: GGD Rivierenland<br />

Monshouwer, K., Verdurmen, J., Van Dorsselaer, S., Smit, E., Gorter, A., Vollebergh, W. (2008). Jeugd en riskant<br />

gedrag 2007: kerngegevens uit het Peilstationsonderzoek scholieren: roken, drinken, drugsgebruik en gokken<br />

onder scholieren vanaf tien jaar. Utrecht: Trimbos-Instituut.<br />

Nabben, T., Benschop, A., Korf, D.J. (2007). Antenne 2006: trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers.<br />

Amsterdam: Rozenberg Publishers.<br />

Nabben, T., Benschop, A., Korf, D.J. (2010). Antenne 2009: trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers.<br />

Amsterdam: Rozenberg Publishers.<br />

Newcomb, M. D., Abbott, R. D., Catalano, R. F., Hawkins, D., Battin-Pearson, S., and Hill, K. (2002). Mediational<br />

and deviance theories of late high school failure: Process roles of structural strains, academic competence, and<br />

general versus specific problem behaviors. Journal of Counseling Psychology 49: 172–186.<br />

Nijman, S. (2011). Ongevallen waar alcohol of drugs bij betrokken zijn. Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid.<br />

OECD. (2008) Jobs for immigrants, Labour market integration in Belgium. France, The Netherlands and Portugal,<br />

Vol. 2. Paris.<br />

Onderzoeks- en Informatiecentrum van Verbruikers Organisaties (OIVO). (2010). Energiedrankjes. Brussel:<br />

Stichting van openbaar nut.<br />

194 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Literatuurlijst


Oude Groeniger, I., Bluijt, P., De Rover, C., De Weert, L. (2011). Ouderenmonitor 2010: Resultaten van de regio<br />

Achterhoek. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel.<br />

Oude Groeniger, I., Bluijt, P., De Rover, C., De Weert, L. (2011). Ouderenmonitor 2010: Resultaten van de regio<br />

Noord-Veluwe. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel.<br />

Oude Groeniger, I., Bluijt, P., De Rover, C., De Weert, L. (2011). Ouderenmonitor 2010: Resultaten van de regio<br />

Stedendriehoek. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel.<br />

Ouwehand A.W., Wisselink D.J., Kuijpers W.G.T., Van Delden, E.B. (2011). Kerncijfers verslavingszorg 2010. Landelijk<br />

Alcohol en Drugs Informatie Systeem. Houten.<br />

Place, M., Hulsmeier, J., Davis, S., & Taylor, E. (2000). School refusal: A changing problem which requires a<br />

change of approach? Clinical Child Psychology and Psychiatry, 5(3), 345–355.<br />

Planije, M., & Tuynman, M. (2011) Monitor Stedelijk Kompas 2010: plan van aanpak maatschappelijke opvang in<br />

39 centrumgemeenten. Utrecht: Trimbos Instituut.<br />

Rexwinkel, H., De Jong, N., Dezentjé, J., Ekelmans, M., Joosten, J. (2008). Gezondheid, Welzijn en Leefstijl van<br />

Jongeren. Regio Gelderland Midden. Resultaten van het E-MOVO onderzoek 2007.<br />

Rodenburg, G., Spijkerman, R., Van den Eijnden, R., Van de Mheen, D. (2007). Nationaal prevalentieonderzoek<br />

middelengebruik 2005. Rotterdam: IVO.<br />

Roomer, A. en Akouele, T. (2006): Alcohol, Drugs & Verkeer. Een onderzoek onder bezoekers van coffeeshops<br />

en grootschalige discotheken in de regio Nijmegen (Nederland)- Kleve (Duitsland). Arnhem, De Grift.<br />

Snoek, A., Wits, E., Van der Stel, J., Van de Mheen, D. (2010). Kwetsbare groepen (kwetsbare groepen jeugdigen<br />

en (problematisch) middelengebruik: visie en interventiematrix. Rotterdam: IVO.<br />

Swaim, R. C., Bates, S. C., and Chavez, E. L. (1998). Structural equation socialization model of substance use<br />

among Mexican- American and white non-Hispanic school dropouts. Journal<br />

of Adolescent Health 23: 128–138.<br />

Ter Bogt, T., Van Lieshout, M., Doornwaard, S., and Eijkemans, Y. (2009). Middelengebruik en voortijdig<br />

schoolverlaten: twee onderzoeken naar de actuele en gepercipieerde rol van alcohol en cannabis in relatie tot<br />

spijbelen, schoolprestaties, motivatie en uitval. Utrecht: Trimbos-Instituut.<br />

Terpstra J.S. (2011). Ouderenmonitor 2010: resultaten regio Nijmegen. Nijmegen: GGD Regio Nijmegen.<br />

Terpstra J.S. (2009). Volwassenenmonitor 2009: resultaten regio Nijmegen. Nijmegen: GGD Regio Nijmegen.<br />

Timmerman-Kok, C., Oude Groeninger, I., (2009). Volwassenen in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van het<br />

volwassenenonderzoek. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel.<br />

Traag, T., & Van der Velden, R. K. W. (2008). Early school-leaving in the Netherlands. The role of student-, family-<br />

and school factors for early school-leaving in lower bsecondary education. Maastricht: Research Centre for<br />

Education and the Labour Market.<br />

Trimbos-Instituut/Universiteit van Amsterdam (2010). Voorlopige cijfers onderzoek “Uit onder invloed”<br />

2008/2009. Utrecht/Amsterdam: Trimbos-Instituut/Universiteit van Amsterdam. Van Bergen, A. (2006). Factsheet<br />

OGGZ en Wmo. Utrecht: NIZW.<br />

Van Hoof, J., Krokké, J. (2011). Alcoholverkoop aan Jongeren. Een landelijk nalevingsonderzoek. Enschede:<br />

Universiteit Twente.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Literatuurlijst 195


Van der Lely, N., Van Dalen, W., Van Hoof, J., Rodrigues Pereira, R. (2011). Alcoholintoxicaties bij jongeren in<br />

Nederland: een onderzoek bij kinderafdelingen in Nederlandse ziekenhuizen. Cijfers van 2007, 2008, 2009, 2010.<br />

Van der Star, M. (2008). E-MOVO 2007/2008 Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de regio Nijmegen.<br />

Resultaten van E-MOVO 2007/2008 bij 13 tot 16 jarigen. Nijmegen: GGD Regio Nijmegen.<br />

Van der Poel, A., Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Van Laar, M. (2010). Feestmeter 2008-2009: uitgaan<br />

en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos-Instituut/Bonger Instituut.<br />

Van der Werf, G. P. C., Lubbers, M. J., & Kuyper, H. (2002). Het interne rendement van het voortgezet onderwijs.<br />

Groningen: GION.<br />

Van Dijk, M., Van Hovell, C. (2009). Hokken en keten in West-Friesland nuchter bekeken. Purmerend: Primo NH.<br />

Van Dorsselaer, S., De Looze, M., Vermeulen-Smit, E., De Roos, S., Verdurmen, J., Ter Bogt, T., Vollebergh, W.<br />

(2010). HBSC 2009: gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Van Laar, M.W., Cruts, A.A.N., Van Ooyen-Houben, M.M.J., Meijer, R.F., Croes, E.A., Brunt, T., Ketelaars, A.P.M.<br />

(2011). Nationale Drug Monitor: Jaarbericht 2010. Utrecht: Trimbos Instituut.<br />

Van Rooij, A. J. (2011). Online Video Game Addiction. Exploring a new phenomenon [PhD Thesis]. Rotterdam, The<br />

Netherlands: Erasmus University Rotterdam<br />

Van Rooij, A. J., Schoenmakers, T. M., Van de Mheen, D. (2011). Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik<br />

2009: De kerncijfers. Rotterdam, IVO.<br />

Van Tubergen, F., & I. Maas, I.. (2006). Allochtonen in Nederland in internationaal perspectief. Amsterdam<br />

University Press, Amsterdam.<br />

Vogels, N. (2011). Symposium Drugsgerelateerde gezondheidsincidenten. Utrecht: Trimbos Instituut.<br />

Vogels, N., Croes, E. (2011). Monitor Drugs Incidenten: factsheet 2010. Utrecht: Trimbos-Instituut.<br />

Voorham, L., Buitehuis, S. (2012). GHB-gebruik(ers) in beeld: Een typering van de GHB-gebruiker en hun bereikbaarheid.<br />

Utrecht: Trimbos Instituut.<br />

Walsmeer, M. (2010). Provinciale Economische Verkenning 2010- 2015. Provincie Gelderland.<br />

Wartenbergh, F., Brukx, D., Roelofs, M., Van den Broek, A., Hövels, B., Thomassen, M., et al. (2008). Studentenmonitor<br />

mbo 2007: Kernindicatoren, studiekeuze, tevredenheid, onderwijsloopbaan, internationalisering,<br />

financiën en voortijdig schoolverlaten. Nijmegen: ResearchNed/KBA.<br />

Wichstrøm, L. (1998). Alcohol intoxication and school dropout. Drug and Alcohol Review 17: 413–421.<br />

Williams C. A., D. R., and Grimes, P. W. (2001). Adolescent drug use and educational attainment. Education<br />

Economics 9: 1–18.<br />

Wolf, J. (2006). Handreiking OGGz in de Wmo. In: Gereedschapskist Wmo. Den Haag: Ministerie van VWS.<br />

Wolf, J. (2012). Herstelwerk: Een klachtgerichte basismethodiek voor kwetsbare mensen. Nijmegen: UMC St. Radboud.<br />

Yamada, T., Kendix, M., and Yamada, T. (1996). The impact of alcohol consumption and marijuana use on high<br />

school graduation. Health Economics 5: 77–92.<br />

Zorlu, A. & Hartog, J. (2008). Employment assimilation of immigrants in the Netherlands: catching up and the<br />

irrelevance of education. IZA Discussion paper No. 3534.<br />

196 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Literatuurlijst


BIJLAGEN<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlagen 197


Bijlage i het aBc Van de drugs<br />

In dit drugsalfabet treft u een beschrijving aan van alle middelen die in de in de tekst van <strong>Tendens</strong><br />

2009 worden genoemd, en meer.<br />

Absint is een sterk alcoholische drank (60-80% alcohol) met een heldergroene kleur, gemaakt van<br />

alcoholische extracten van onder meer de absintalsem. De Absintalsem is een struik van ongeveer<br />

een meter hoog, die onder andere in Zwitserland groeit. De plant bevat een vluchtige olie die<br />

rijk is aan thujon. Thujon heeft een soortgelijke farmacologische werking als THC, de bekendste<br />

werkzame stof in hasj en wiet. Vanwege de bittere smaak wordt absint zelden puur gedronken.<br />

Om deze smaak te verzachten worden aan absint anijs of pepermuntblad, koriander en andere<br />

kruiden toegevoegd. Omdat het dan nog erg bitter smaakt wordt het tenslotte aangelengd met<br />

suikerwater. Hoge doseringen absint kunnen hallucinerend werken. Chronisch gebruik van absint<br />

veroorzaakt ernstige hersenbeschadiging gekenmerkt door psychose, hallucinaties en intellectuele<br />

aftakeling. De ziekte met deze symptomen werd in de 19de eeuw absinthisme genoemd.<br />

Alcohol (ethanol) is een vloeistof die in diverse percentages in verschillende dranken kan voorkomen.<br />

Het ontstaat door de gisting van bijvoorbeeld gerst (bier) of druiven (wijn). Alcohol wordt via<br />

de maag en dunne darm opgenomen in het bloed. De lever breekt de alcohol af. De werking van<br />

alcohol berust op een verdoving van het centrale zenuwstelsel, waardoor tijdelijk de remmingen<br />

van het gedrag wegvallen. Ook het reactievermogen en de motoriek verminderen hierdoor. Alcohol<br />

kent een groot risico op lichamelijke- en geestelijke afhankelijkheid en tolerantie. De grootste<br />

risico’s van overmatig alcoholgebruik zijn – al dan niet herstelbare – schade aan hersenen, lever,<br />

alvleesklier en nieren, verminderde potentie en sociale problemen.<br />

Alruin (Mandragora Officinarum) is een plant uit de Nachtschadenfamilie. De Wolfskers, Bilzekruid<br />

en Doornappel zijn van dezelfde familie. Alruin bevat atropine. Volgens de overlevering was de<br />

alruin in de Middeleeuwen een magische plant, die groeide uit het zaad van een onschuldig opgehangen<br />

man. Alruin is sterk hallucinerend en net als bij andere planten uit de Nachtschadenfamilie<br />

is het gebruik erg riskant.<br />

Atropine is ook afkomstig uit planten van de Nachtschadenfamilie (Solanaceae), maar kan ook<br />

chemisch worden vervaardigd. Planten uit deze familie zijn wel in tuincentra verkrijgbaar, maar<br />

mogen niet in smartshops worden verkocht. In Nederland groeien ook verscheidene soorten in het<br />

wild, zoals de doornappel en het bilzekruid. Atropine werkt als tripmiddel. Het geeft gezichts- en<br />

gehoorshallucinaties. Atropine geeft een verwijding van de pupillen, die dagen kan aanhouden.<br />

Het lastige van atropine is dat het heel erg van persoon tot persoon verschilt bij welke dosering zich<br />

problemen voordoen.<br />

Benzylpiperazine is een stimulerend middel. De effecten zijn vergelijkbaar met amfetamine: verhoogde<br />

hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur. Vooral in de VS wordt deze stof veelvuldig in<br />

pillen aangetroffen die als XTC worden verkocht.<br />

Bilzekruid (Hyoscyamus Noger) is een één- tot tweejarige plant uit de Nachtschadenfamilie. De<br />

Doornappel, Alruin en Wolfskers zijn van dezelfde familie. Bilzekruid bevat diverse stoffen, waarvan<br />

atropine de bekendste is.<br />

198 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage I


Blauwe winde (Morning Glory): de actieve bestanddelen bevinden zich in de zaden van de deze<br />

sierplant. Het gaat om minstens zes stoffen die men lysergische zuren noemt, of lysergic acid<br />

amides (LSA). Deze zijn verwant aan LSD en hebben een gelijksoortige hallucinogene werking.<br />

Cafeïne is een stimulerende stof die vermoeidheid onderdrukt. In tegenstelling tot wat veel mensen<br />

denken leidt gebruik niet tot verhoging van concentratie. Het is te vinden in koffie, thee en cola en<br />

energiedrankjes. Deze laatste bevatten vaak hoge doseringen cafeïne en zijn populair onder veel<br />

jongeren. Cafeïne werkt anderhalf tot vijf uur. Bij overdosering kunnen ongewenste effecten zoals<br />

hartkloppingen, rillingen, angst en slapeloosheid optreden. Bij regelmatig gebruik kan afhankelijkheid<br />

optreden.<br />

Cafeïne wordt soms ook in pilvorm verkocht en soms wordt het toegevoegd aan andere drugs;<br />

cafeïne is het meest voorkomende versnijdingmiddel bij amfetamine.<br />

Cannabis (hasj en wiet): de belangrijkste werkzame stoffen in cannabis zijn THC, CBD en CB. Hasj<br />

is de tot blokken geperste hars van de bloemen van de plant Cannabis Sativa. Wiet bestaat uit<br />

de gedroogde bloemtoppen van de vrouwelijke plant. Hasj en wiet zijn softdrugs. Hasjolie is een<br />

harddrug. Deze olie is een tinctuur van de THC bevattende delen van de plant. Hasj en wiet kunnen<br />

worden gerookt in een pijpje, sigaret (joint) of waterpijp (blowen). Cannabis kan ook worden gegeten<br />

(spacecake) of gedronken (thee). Een relatief nieuwe manier van gebruiken die op roken lijkt, is<br />

vaporiseren. Omdat de cannabis hierbij niet verbrandt, komt er geen teer vrij. De stoffen CB en CBD<br />

zorgen voor een verdovend effect, de THC voor een hallucinogeen effect. Hasj en wiet versterken<br />

de stemming van het moment en zorgen voor een verhoogde fantasie, zin in eten, een lacherig<br />

gevoel en een tijdelijke stoornis van het korte termijngeheugen. Cannabis is verder slaapverwekkend.<br />

Er zijn medische toepassingen, onder andere bij chemotherapie om misselijkheid tegen te<br />

gaan. Bij iemand die niet goed in zijn vel zit, kan cannabis verkeerd vallen. Een te hoge dosis kan<br />

heftige angstgevoelens of neerslachtigheid veroorzaken. Lange termijnrisico’s bij roken is schade<br />

aan de longen en longkanker. Mensen die veel en vaak cannabis gebruiken kunnen geremd<br />

worden in hun ontwikkeling. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat er een relatie is tussen cannabisgebruik<br />

en het ontstaan van psychische stoornissen zoals depressie, schizofrenie en angst. Hasj<br />

en wiet geven geen lichamelijke afhankelijkheid of tolerantie. Wel kan geestelijke afhankelijkheid<br />

ontstaan.<br />

Cialis bevat de werkzame stof tadalafil. Cialis, een gele pil, wordt in het medische circuit gebruikt<br />

bij de behandeling van erectiestoornissen. Het werkt alleen als de man in een staat van seksuele<br />

opwinding verkeert. Cialis helpt dan de erectie te verbeteren. De bijnaam ‘weekendpil’ verwijst<br />

naar de lange werkingsduur van Cialis, deze kan aanhouden tot 36 uur. Voordeel van deze langdurige<br />

werking is dat men de pil niet vlak voor het hebben seks hoeft in te nemen.<br />

Cocaïne is verkrijgbaar als wit poeder of als harde, witte of bruingele brokken (crack, gekookte<br />

coke). Cocaïne kan gesnoven en gespoten worden en eventueel gerookt. Wordt de cocaïne gesnoven<br />

dan beginnen de effecten na een paar minuten. Deze effecten houden vijftien minuten tot een<br />

uur aan. Het roken van snuifcocaïne is niet efficiënt, omdat een groot deel al verbrand is voordat<br />

het in de longen komt.<br />

Wanneer de cocaïne door een chemisch proces wordt bewerkt tot gekookte coke dan geeft het<br />

roken ervan wel een optimaal effect. De werking van gekookte coke is in vergelijking met de<br />

snuifcocaïne sneller en explosiever. Binnen dertig seconden wordt de piek bereikt. Het heftig<br />

oppeppend effect duurt slechts een paar minuten en verandert al snel in een ‘crash’: opgefokte<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage I 199


neerslachtigheid. De stimulerende werking van cocaïne geeft de gebruiker het euforische gevoel<br />

alles aan te kunnen. Honger en vermoeidheid verdwijnen en het zelfvertrouwen neemt toe. De<br />

lichaamstemperatuur en de hartslagfrequentie stijgen en de pupillen worden groter. Risico’s voor<br />

de gezondheid zijn vergelijkbaar met die van amfetamine. Het roken van gekookte coke kan longschade<br />

opleveren. Cocaïne en gekookte coke veroorzaken geen tolerantie en lichamelijke afhankelijkheid,<br />

maar wel een (grote) geestelijke afhankelijkheid. Zowel bij snuiven als roken is er na<br />

gebruik een hunkering naar het middel. Omdat de effecten van gekookte coke heviger zijn wordt<br />

ook de hunkering als heviger ervaren dan bij snuiven.<br />

Damiana (Turnera Diffusa) is een kleine aromatische plant met gele tot oranje-achtige bloemen.<br />

De plant groeit in de tropische delen van Zuid- en Midden-Amerika waaronder Brazilië, Mexico en<br />

Californië. Damiana kan worden gerookt of gedronken als thee. Het heeft een reputatie als afrodisiacum.<br />

Het psychoactieve effect van Damiana wordt wel vergeleken met dat van cannabis, maar<br />

dan milder. Damiana is voor zover bekend niet lichamelijk- of geestelijk verslavend.<br />

Doornappel (Datura Stramonium) is een plant met stoffen die nauw verwant zijn aan atropine.<br />

Doornappel is verwant aan Bilzekruid, Alruin en Wolfskers, die alle behoren tot de nachtschade<br />

familie (Solanaceae). De bladeren van de doornappel zijn te roken of men kan er thee van trekken<br />

maken. Het middel geeft sterke hallucinaties. Doornappelgebruik brengt grote risico’s met zich<br />

mee. De Navajo-Indianen hadden een veelzeggende bijnaam voor de plant: ‘imbeciel-maker’.<br />

Ephedra was tot april 2004 onder andere verkrijgbaar in de smartshops onder namen als Herbal<br />

Ecstasy, Ephedra en Herbal Speed. Ephedra-houdende producten peppen de gebruiker op en<br />

onderdrukken de vermoeidheid. Personen met hart- en vaatziekten lopen in het bijzonder risico<br />

wanneer zij het middel gebruiken. Hartkloppingen en verhoogde bloeddruk zijn bekende effecten.<br />

Ephedra kan verder leiden tot geestelijke afhankelijkheid. Lichamelijke afhankelijkheid en tolerantie<br />

ontstaan niet.<br />

Fenacetine was de voorloper van paracetamol en werd in het verleden verkocht als pijnstiller. De<br />

stof wordt in het lichaam grotendeels omgezet in paracetamol. Het wordt soms als versnijdingmiddel<br />

gebruikt voor cocaïne of amfetamine. Fenacetine is mogelijk kankerverwekkend. Bij chronisch<br />

gebruik kan nierschade optreden.<br />

Guarañá is een vrucht die ondermeer in Venezuela groeit en in het noordelijke deel van Brazilië.<br />

Guarañá bevat een hoog gehalte aan guaranine, een stof met dezelfde chemische samenstelling<br />

als cafeïne. In de smartshop is guarañá in pil- en poedervorm verkrijgbaar. Guarañá wordt<br />

gebruikt als eetlustremmer en als stimulerend middel.<br />

GHB staat voor GammaHydroxyButyraat-Boterzuur. Een aantal jaren terug werd het ook wel<br />

eens – onjuist – ‘liquid ecstasy’ genoemd. GHB wordt doorgaans als oplossing in flesjes verkocht<br />

en soms in poedervorm. De gebruiker mengt de oplossing vaak met frisdrank vanwege de zoute<br />

smaak. In kleine hoeveelheden werkt het ontremmend, waardoor de gebruiker zich euforisch<br />

voelt. Bij te hoge dosering kan de gebruiker in een vier uur durende coma raken. Het risico hierop<br />

is groot, omdat een overdosering nauwelijks groter is dan de ideale dosis. Een ander belangrijk<br />

risico is de versterkende werking die de combinatie met alcohol kan uitlokken, hierdoor kan zelfs<br />

ademstilstand optreden. Psychische afhankelijkheid kan in sommige gevallen optreden. Ook kan<br />

er bij regelmatige gebruikers sprake zijn van tolerantieontwikkeling. De effecten van GHB worden<br />

200 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage I


dan iets minder gevoeld. Bij dagelijks GHB-gebruik zal er lichamelijke afhankelijkheid ontstaan<br />

(gewenning door sterke tolerantieontwikkeling) en kunnen er ontwenningsverschijnselen zoals<br />

slapeloosheid, angst en beven optreden. GHB werd in de media de ‘rapedrug’ genoemd, hoewel<br />

alcohol veel vaker bij seksueel misbruik in het spel is.<br />

Heroïne is een opiaat, dat via morfine uit ruwe opium wordt bereid. Heroïne ziet eruit als een korrelig<br />

(wit, grijs of bruin) poeder. Deze korreltjes kunnen ‘gechineesd’ worden. De heroïne wordt daarvoor<br />

op wat aluminiumfolie verhit boven een vlam en de rook wordt opgesnoven. Na oplossing<br />

in water kan het ook gespoten worden. Snuiven is ook mogelijk. De verdovende werking veroorzaakt<br />

een pijnstillend en ademhalingsremmend effect en een gevoel van euforie. Heroïne dempt<br />

negatieve gevoelens zoals pijn en verdriet. Tolerantie en lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid<br />

treden snel op. Overdosering kent grote risico’s, zoals bewustzijnsverlies en ademstilstand. Door<br />

onzorgvuldig spuiten kunnen infectieziektes en spuitabcessen optreden. Vanwege de verdovende<br />

werking merken gebruikers soms ziektes niet op, waardoor deze kunnen verergeren.<br />

Ibogaïne is afkomstig uit de wortels van een Afrikaanse plant, de Tabernanthe Iboga. In lage dosis<br />

kan ibogaïne stimulerend werken. In hoge dosis heeft het een hallucinogene werking. Van ibogaine<br />

wordt beweerd dat het in staat is om een verslaving aan opiaten te doorbreken. Het zou de trek<br />

verminderen en onthoudingsverschijnselen tegengaan. Het is niet bekend in hoeverre ibogaïne<br />

een effectief afkickmiddel is.<br />

Kava kava is een plantaardig ingrediënt afkomstig van de plant Piper Methysticum. Kava kava<br />

heeft waarschijnlijk een rustgevend effect. Het wordt gebruikt als alternatief slaap- en kalmeringsmiddel.<br />

In verband met het risico op leverbeschadigingen, is de verkoop van kava kava in Nederland<br />

en verschillende andere landen sinds 2002 verboden.<br />

Ketamine is een dissociatief tripmiddel. Dit betekent dat de gebruiker een scheiding tussen<br />

lichaam en geest ervaart, waarbij de trip wordt beleefd in een waanwereld. Kortstondige, maar<br />

hevige psychische storingen kunnen optreden, zoals desoriëntatie, levendige en vaak beangstigende<br />

dromen en hallucinaties. Ketamine kan geslikt, gesnoven of gespoten worden. Ketamine<br />

kan leiden tot geestelijke afhankelijkheid. Lichamelijke afhankelijkheid treedt niet op. Ketamine<br />

wordt ook medicinaal gebruikt als narcosemiddel.<br />

Khat zijn de blaadjes en takken van de plant Catha Edulis Forsk. De belangrijkste werkzame stof<br />

van Khat is cathinon. Khat wordt voornamelijk gebruikt in enkele Arabische en Afrikaanse landen<br />

zoals Jemen, Somalië en Kenia. Khat heeft een stimulerende werking, het kan praatzucht, opwinding<br />

en een lichte euforie veroorzaken. Overmatig gebruik kan leiden tot stemmingswisselingen<br />

en emotionele labiliteit. Bij chronisch gebruik van Khat kunnen gebruikers uitgeput raken en last<br />

krijgen van langdurige slapeloosheid, lusteloosheid en hallucinaties. Chronisch gebruik kan ook<br />

leiden tot impotentie en geheugenstoornissen.<br />

Kolanoot: gedroogd embryo van een vrucht afkomstig van de kolaboom. Deze boom komt voor<br />

als bijgewas op cacaoplantages. De kolanoot wordt in West Afrika en delen van Azië gekauwd.<br />

Naast cafeïne en kolanine bevat de gedroogde vrucht theobromine, een opwekkende stof. Extracten<br />

van kolanoten worden gebruikt in Coca Cola.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage I 201


L-5-Hydroxy-Tryptofaan (5-htp) is een verbinding die ontstaat uit L-Tryptofaan en zich daarna<br />

weer omzet in serotonine. Volgens gebruikers helpt 5-htp de ecstasydip tegen te gaan. Wetenschappelijk<br />

is dit effect niet bewezen.<br />

Lachgas: De werkzame stof in lachgas is stikstofmonoxide (N2O). Dit narcosemiddel heeft een kort<br />

sterk roeseffect en een nawerking die lang kan duren. Doorgaans wordt het in ballonnen op party’s<br />

aangeboden. De gebruiker ademt het gas vanuit de ballon in. Ook kan het in de vorm van gaspatronen<br />

worden gekocht. Bij rechtstreekse inhalatie vanuit de gaspatroon loopt de gebruiker het<br />

risico dat zijn longen bevriezen. Nadelige bijwerkingen van lachgas zijn misselijkheid, duizeligheid<br />

en hoofdpijn. Lichamelijke afhankelijkheid en tolerantie treden niet op. Geestelijke afhankelijkheid<br />

is theoretisch wel mogelijk.<br />

Lidocaïne wordt soms in de tandartspraktijk gebruikt om lokaal te verdoven. Cocaïne wordt soms<br />

versneden met lidocaïne. Chemisch verschilt lidocaïne sterk van cocaïne. Lidocaïne heeft geen<br />

psychoactieve werking.<br />

LSD is een chemisch eindproduct van een stof die in de Moederkoornschimmel zit. Op de (illegale)<br />

markt wordt het meestal verkocht als kleurige papiertjes (papertrip), die met LSD zijn geïmpregneerd<br />

en soms als zeer kleine pilletjes (microdots). Na orale inname van de papertrip of pil beleeft<br />

de gebruiker sterke visuele hallucinaties. Nadelige effecten en risico’s zijn een ‘bad trip’ of flippen<br />

en eventuele flashback. Bij een flashback kan tot lange tijd na het gebruik het effect opnieuw optreden.<br />

LSD maakt niet lichamelijk afhankelijk. Geestelijke afhankelijkheid is theoretisch mogelijk.<br />

mCPP (meta-Chloor-Phenyl-Piperazine) verhoogt net als MDMA de serotoninewerking in de hersenen.<br />

De effecten van mCPP kunnen sterk wisselen. Sommige mensen vinden het prettig en vergelijken<br />

het met MDMA. Veel gebruikers geven echter negatieve effecten aan, zoals misselijkheid,<br />

duizeligheid, angsten, hallucinaties, onrust, rillingen, hoofdpijn enzovoort. Het belangrijkste nadeel<br />

van mCPP is haar onvoorspelbaarheid. In tegenstelling tot MDMA werkt mCPP weinig stimulerend.<br />

Methamfetamine kan geslikt, gerookt (Crystal-meth, Ice), gespoten en gesnoven worden. De<br />

effecten zijn vergelijkbaar met amfetamine, alleen anderhalf tot twee maal zo sterk. Methamfetamine<br />

komt weinig voor in Nederland. In de Verenigde Staten is amfetamine bijna altijd methamfetamine.<br />

Methamfetamine kent geen lichamelijke afhankelijkheid. Geestelijke afhankelijkheid kan<br />

wel optreden en is groter dan bij amfetamine. In Nederland komt het DIMS methamfetamine bijna<br />

uitsluitend in pilvorm tegen.<br />

Methylone lijkt chemisch gezien heel sterk op MDMA. Het werd van eind 2004 tot begin 2005<br />

verkocht in diverse smartshops onder merknamen als Explosion.<br />

Muira Puama (Ptychotepalum Oladoides) is een boom die voorkomt in de regenwouden van Brazilië.<br />

Het gebruikte plantendeel is de wortelschors. In het Nederlands betekent ‘muira puama’ letterlijk<br />

potentiehout. In enkele afrodisiaca zit muira puama. Het zou de lustgevoelens en geslachtsdrift<br />

moeten stimuleren. Over lichamelijke of geestelijke afhankelijkheid is niets bekend.<br />

Opium is het gedroogde melksap van de onrijpe zaadbol van de Papaver Somniferum. Opium is<br />

donkerbruin/zwart van kleur. Het wordt puur gerookt in een opiumpijp (opium schuiven), gespoten,<br />

gegeten of gedronken als thee. Uit opium kan morfine worden gemaakt; morfine is de grondstof<br />

202 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage I


voor heroïne. Opium heeft een remmende, roesopwekkende, pijnstillende en dempende werking.<br />

Lichamelijke afhankelijkheid, geestelijke afhankelijkheid en tolerantie treden snel op.<br />

Paddo’s (hallucinogene paddenstoeltjes) bevatten de stof psilocybine en/ of psilocine. Het gehalte<br />

aan werkzame stoffen verschilt van paddo tot paddo. Psilocybine en psilocine geven een tripeffect<br />

(hallucinaties) waarbij je de werkelijkheid anders beleeft. Deze hallucinaties zijn minder hevig<br />

dan bij LSD-gebruik, maar de sterkte van een paddenstoel is moeilijk te voorspellen. Lichamelijke<br />

afhankelijkheid treedt niet op bij het gebruik van paddo’s. Het heeft geen zin om binnen enkele<br />

dagen na elkaar te gebruiken, omdat ze dan geen effect meer hebben. Geestelijke afhankelijkheid<br />

van paddo’s komt weinig voor.<br />

Passiebloem (Passifloraceae) wordt in de smartshop verkocht in de vorm van gedroogde bladeren<br />

en stengels. Passiebloem wordt ook vaak verwerkt in rustgevende kruidenmixen voor thee, rookmixen<br />

en pillen. Passiebloem zou volgens een smartshopfolder een kalmerend en licht pijnstillend<br />

effect hebben. Bij grotere hoeveelheden zou het mild hallucinerend zijn.<br />

Peyote cactus (Lophophora Williamsii) komt oorspronkelijk voor in Zuid-Texas en Noord-Mexico en<br />

bevat de psychoactieve stof mescaline. De Peyote cactus wordt vaak gesneden en daarna vaak<br />

gedroogd. Die schijven kunnen worden gekauwd. Na inname wordt de gebruiker vaak misselijk en<br />

ziek. De kans op geestelijke afhankelijkheid is klein.<br />

Piperonal (of heliotropine) is een stof die soms voorkomt in ecstasypillen. Piperonal wordt als<br />

grondstof voor MDMA (ecstasy) en MDA gebruikt. Piperonal kan klachten als irritatie aan de mond<br />

en keel of hoofdpijn en duizeligheid veroorzaken.<br />

Poppers worden (illegaal) verkocht in flesjes of capsules. De vluchtige vloeistof, meestal amylnitriet<br />

of butylnitriet, met een indringende geur wordt op een zakdoek gedruppeld of rechtstreeks<br />

uit het flesje opgesnoven. Het gebruik van poppers geeft het gevoel high te zijn en meer energie<br />

te hebben. Ze worden vooral gebruikt bij seksueel contact. Poppers maken dat aanraken prettig<br />

(erotisch) aanvoelt. Door het spierverslappende effect ontspant de anale kringspier. Dit vergemakkelijkt<br />

de penetratie.<br />

Procaïne is een lokaal verdovingsmiddel. Het lijkt op lidocaïne. Het heeft geen psycho-actieve<br />

werking. Procaïne wordt soms aangetroffen als versnijdingsmiddel in cocaïne.<br />

Salvia Divinorum is een oorspronkelijk uit Mexico afkomstige plant. De plant, of een extract van<br />

deze plant, wordt verkocht in de smartshop. De bladeren (of het extract) van de Salvia Divinorum<br />

worden gerookt of gekauwd. De werkzame stof in deze plant is Salvinorin A. Salvia Divinorum is<br />

een sterk tripmiddel. De effecten zijn zoals bij elk middel afhankelijk van de dosis, de manier van<br />

gebruiken en de persoon. Er worden effecten genoemd als coördinatieverlies, verlies van individueel<br />

bewustzijn, visioenen, het gevoel te verdingelijken, of het gevoel terug te reizen in de tijd.<br />

Het komt voor dat de gebruiker zich tijdens de trip totaal niet meer bewust is van zijn omgeving.<br />

Slaap- en kalmeringsmiddelen zijn medicijnen die een dempende werking hebben op de hersenactiviteit<br />

en het centrale zenuwstelsel. Ze helpen bij onrust, angst en slaapproblemen. De middelen<br />

die het meest worden gebruikt, hebben als verzamelnaam ‘benzodiazepines’. Het grootste risico is<br />

dat van de afhankelijkheid. Andere drugs en alcohol laten de gebruiker vaak nog ruimte om te ont-<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage I 203


dekken dat hij met het onderdrukken van problemen bezig is. Bij slaap- en kalmeringsmiddelen is<br />

dat onderdrukken juist de bedoeling en dat maakt het risico van geestelijke afhankelijkheid groot.<br />

Speed (amfetamine), is vooral verkrijgbaar in poedervorm maar ook wel in pillen en capsules. De<br />

stimulerende werking van amfetamine maakt de gebruiker drukker, minder vermoeid en euforisch<br />

en geeft zelfvertrouwen. De pupillen worden groter en de bloeddruk stijgt. Vaak is een malende<br />

kaakbeweging te zien door de motorische onrust die dit middel veroorzaakt. Nadelige bijwerkingen<br />

zijn hoofdpijn, hartkloppingen, agressie en oververmoeidheid. Omdat honger niet meer wordt<br />

gevoeld en de gebruiker lichamelijk actiever wordt, kan vermagering optreden. Bij dansen bestaat<br />

het risico op uitdroging en oververhitting. Hoewel tolerantie optreedt, veroorzaken deze middelen<br />

geen lichamelijke afhankelijkheid. Geestelijke afhankelijkheid treedt wel op en kan erg sterk zijn.<br />

Viagra bevat de werkzame stof sildenafil. Viagra ziet er uit als blauwe ruitvormige tablet. Het<br />

wordt in het medische circuit gebruikt bij de behandeling van erectiestoornissen. Viagra is geen<br />

geslachtsdriftprikkelend middel en heeft geen oppeppende werking. Viagra kan alleen werken als<br />

de man in een staat van seksuele opwinding verkeert. Na gebruik wordt het krijgen en behouden<br />

van een erectie tot een periode van vier a vijf uur vergemakkelijkt.<br />

Wild lettuce (Lactuca Virosa) is in Nederland bekend als Gifsla. Het wordt gebruikt in een ontspannende<br />

en verzachtende kruidenthee. Volgens een smartshopfolder is de werking vergelijkbaar met opium<br />

en zou het zorgen voor een betere nachtrust en helpen tegen rusteloze en zenuwachtige gevoelens.<br />

Wolfskers (Atropa Belladonna) is een vaste plant uit de Nachtschadenfamilie. De Alruin, Doornappel<br />

en Bilzekruid zijn van dezelfde familie. Wolfkers is bekend om zijn bessen, die atropine bevatten.<br />

De Latijnse naam Bella-donna is het Italiaanse woord voor mooie vrouw. Vrouwen druppelden<br />

tijdens de Renaissance de atropine uit de plant in hun ogen om de pupillen te verwijden en de<br />

ogen een donkerder en glanzender uiterlijk te verlenen.<br />

XTC/Ecstasy of MDMA is een aan amfetamine verwante stof. Het wordt meestal verkocht als pil en<br />

eventueel als poeder, kristal of capsule. Ecstasy is een drug met een dubbele werking. Aan de ene<br />

kant geeft het een prettig, ontspannen, knuffelig gevoel dat wordt veroorzaakt door het vrijkomen<br />

van extra serotonine in het bloed (entactogene werking). Aan de andere kant pept het op en krijgt<br />

de gebruiker het idee dat langer doorgegaan kan worden met bijvoorbeeld feesten. De risico’s bij<br />

gebruik zijn oververmoeidheid, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, uitdroging en oververhitting.<br />

De lange termijnrisico’s zijn nog weinig onderzocht, wel is bekend dat ecstasy depressies en<br />

psychoses kan versterken. Lichamelijke afhankelijkheid en tolerantie treden niet op. Ecstasy kan<br />

de gebruiker geestelijk afhankelijk maken. Aan ecstasy verwante stoffen zijn o.a. MDA en MDEA.<br />

MDMA werkt vier tot zes uur. MDA heeft een sterker entactogeen effect en werkt langer, tot wel<br />

twaalf uur. MDEA heeft een sterker oppeppend effect en duurt korter, tussen de drie en vijf uur.<br />

Yohimbe is de naam van de gedroogde bast van een boom (Pausinystalia Yohimbe) die groeit in<br />

de tropische wouden van West-Afrika. De werking van Yohimbe wordt voornamelijk veroorzaakt<br />

door de stof Yohimbine. Yohimbe wordt in Kameroen gebruikt tegen impotentie als gevolg van<br />

hekserij. In de westerse geneeskunde wordt Yohimbe gebruikt bij de behandeling van prostaatproblemen,<br />

frigiditeit en impotentie. Verder wordt het gebruikt als lokaal verdovingsmiddel. Yohimbe<br />

werkt vaatverwijdend in de huid (o.a. in geslachtsorganen), bloeddrukverlagend en pupilverwijdend.<br />

Yohimbe wordt in smartshops verkocht als afrodisiacum en als potentieverhogend middel.<br />

204 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage I


Bijlage ii opZet Van de panelstudie<br />

In 2003 is <strong>IrisZorg</strong> (destijds De Grift, Gelders centrum voor verslavingszorg) van start gegaan met<br />

een panelstudie in haar verzorgingsgebied (Roomer en Poelmans, 2004). Deze studie is vormgegeven<br />

met medewerking van het Instituut Bonger, grondlegger van de Amsterdam Antenne<br />

(Korf, Nabben en Benschop, 2002). De panelstudie is een beschrijvend onderzoeksinstrument,<br />

waarin doorlopend kwalitatieve gegevens worden verzameld over drugsgebruik inclusief alcohol<br />

in netwerken van Gelderse jongeren en jongvolwassen. De panelstudie gaat niet over de ‘doorsneejongeren’.<br />

Wel kunnen nieuwe ontwikkelingen een algemeen karakter krijgen die via trendsetters<br />

doorzetten naar trendvolgers en die zich daarna bij een breder publiek manifesteren (Korf et<br />

al, 2002). Doordat de representativiteit van de deze steekproef beperkt is zal de panelstudie met<br />

name gebruikt worden om bepaalde waargenomen trends te illustreren.<br />

Verantwoording doelgroep en onderwerp<br />

Trends beginnen vaak bij jongeren. Ook onder volwassenen en ouderen zijn uiteraard trends<br />

waar te nemen in middelengebruik. Deze gaan echter veel minder snel. De panelstudie is hiervoor<br />

geen geschikt middel. De trends onder volwassenen en ouderen zijn voldoende te volgen via de<br />

bestaande volwassenen – en ouderenmonitors van de GGD.<br />

Bij het thema wonen zijn geen snelle trends in te verwachten en zodoende vertrouwen we hierop<br />

de informatie vand regionale kompassen. Mochten hier interessante ontwikkelingen aan het licht<br />

komen, dan kan alsnog een kwalitatief onderzoek gedaan worden. Dit is dan echter geen monitor,<br />

dus valt niet onder <strong>Tendens</strong>. Anders wordt de doelgroep c.q. het onderzoeksonderwerp ook te<br />

breed.<br />

Internet incl. gamen: Jongeren die veel bezig zijn met internet/gamen zijn moeilijk te vinden met<br />

een panelstudie. De jaarlijkse monitor Jongeren en internet van het IVO geeft landelijke ontwikkelingen<br />

aan.<br />

Gokken gebeurt steeds meer via internet en dus buiten het sociale gezichtsveld. Daarvoor is een<br />

panelstudie niet geschikt. Er is voldoende informatie beschikbaar vanuit landelijke kwantitatieve<br />

monitors.<br />

Methodiek<br />

Het panelonderzoek doorloopt verschillende fasen:<br />

1. Bepalen van benodigde netwerken en bijbehorende panelleden<br />

2. Selectie van panelleden<br />

3. Interviewen van panelleden<br />

4. Analyse van de interviews<br />

5. Conclusies<br />

Soms komt een waardevolle sleutelfiguur met diens netwerk in zicht, zonder dat hier gericht op<br />

werd gezocht. Fase 1 is in dat geval overgeslagen.<br />

1. Bepalen van benodigde netwerken en bijbehorende sleutelfiguren<br />

Voor het bepalen van benodigde netwerken wordt gekeken naar die netwerken die vermoedelijk<br />

optreden als trendsetters in ontwikkelingen in alcohol- en drugsgebruik en gokken. Dit zijn veelal<br />

jongeren en jongvolwassenen. Deze netwerken zijn onderverdeeld in drie categorieën netwerken:<br />

uitgaanders, hangjongeren en probleemjongeren. Deze onderverdeling is ontstaan door de<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage II 205


verschillende manieren in hoe er met alcohol- en drugsgebruik wordt omgaan. De omgang met<br />

gebruik wordt namelijk vooral bepaald door de sociale context en functie van het gebruik, bijv.<br />

vermaak, ontspanning, langer door kunnen gaan, problemen wegduwen. De sociale context en<br />

functie van gebruik zijn belangrijk voor het inzicht krijgen in actuele geruchten, signalen en trends.<br />

Er wordt gestreefd naar<br />

• Balans tussen categorieën uitgaanders, hangjongeren en probleemjongeren. Hierbij zijn de<br />

uitgaansnetwerken verhoudingsgewijs oververtegenwoordigd. Het uitgaansleven is namelijk<br />

een dynamische wereld, waarin hypes en trends op het gebied van mode, muziek, maar ook<br />

van alcohol en drugs elkaar snel opvolgen.<br />

• Zo groot mogelijke diversiteit van netwerken en locaties.<br />

Het verzorgingsgebied van <strong>IrisZorg</strong> verslavingszorg is opgesplitst in twee regio’s: Midden (Arnhem,<br />

Gelderse Vallei, Achterhoek en Liemers) en Zuid (Rivierenland en Nijmegen). Het aantal netwerken<br />

ligt ieder jaar rond de dertig, maar is niet constant. De tijdelijkheid waarmee de netwerken bestaan<br />

is hiervan de belangrijkste oorzaak.<br />

De netwerken die al bekend zijn uit de vorige panelstudies dienen steeds als basis voor de daaropvolgende<br />

panelstudie. Zo nodig worden andere netwerken gezocht ter vervanging of uitbreiding.<br />

Dit gebeurt op basis van geruchten en signalen betreffende alcohol- en druggebruik in bepaalde<br />

(andere) netwerken of settings, die uit de vorige <strong>Tendens</strong>onderzoeken naar voren kwamen. Daarna<br />

wordt bekeken wat voor profiel sleutelfiguur informatie zou kunnen geven over een netwerk. Bij<br />

een uitgaansgelegenheid is dit bijvoorbeeld een uitgaander, barmedewerker of portier. Het is in de<br />

afgelopen jaren gebleken dat de meeste netwerken niet langer dan twee of drie jaar bestaan. Ook<br />

dit is een reden om steeds weer nieuwe netwerken te zoeken.<br />

2. Selectie van panelleden<br />

Bij de netwerken worden sleutelfiguren gezocht die mogelijk kunnen fungeren als panellid. Dit<br />

gebeurt via andere sleutelfiguren die al in zicht zijn bij de onderzoekers. Dit kunnen panelleden zijn,<br />

maar ook personen met wie buiten het panel contact is, zoals veldwerkers van <strong>IrisZorg</strong>, mensen uit<br />

de horeca en jongeren.<br />

De panelleden staan centraal in deze panelstudie. Het selecteren en samenstellen van het panel<br />

is een zorgvuldige zaak. Niet iedereen is geschikt als panellid. Een panellid moet voldoen aan de<br />

volgende criteria:<br />

• Hij of zij moet voldoende inzicht hebben in trends in de drugswereld en kennis hebben over<br />

drugs;<br />

• Hij of zij moet een sleutelpositie innemen en serieus worden genomen door het netwerk;<br />

• Hij of zij bevindt zich in een netwerk met minimaal 10 jongeren of bevindt zich in meerdere kleinere<br />

netwerken 1 ;<br />

• Hij of zij heeft regelmatig contact met een netwerk van jongeren en jongvolwassenen tot en met<br />

28 jaar;<br />

• Hij of zij moet een zekere reflectie hebben en helikopterview kunnen toepassen;<br />

• Hij of zij moet zich bevinden in een netwerk of locatie dat zich grotendeels beweegt in het verzorgingsgebied<br />

van <strong>IrisZorg</strong> verslavingszorg.<br />

1. Het kleinste netwerk vertegenwoordigt tien jongeren en jongvolwassenen, het grootste netwerk heeft een omvang van<br />

meer dan vijfhonderd jongeren en jongvolwassenen<br />

206 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage II


Aan de hand van een (telefonisch) voorgesprek wordt bepaald of een sleutelfiguur geschikt is als<br />

panellid. In dit gesprek wordt uitleg gegeven over het onderzoek en de selectiecriteria worden<br />

doorgenomen.<br />

3. Interviewen van panelleden<br />

Panelleden worden jaarlijks face-to-face en zoveel mogelijk onafhankelijk van elkaar geïnterviewd.<br />

Hiermee wordt voorkomen dat er vertekeningen optreden doordat panelleden elkaar onderling<br />

beïnvloeden of napraten. Voor de interviews van de panelleden wordt gebruikt gemaakt van een<br />

semigestructureerde vragenlijst gebaseerd op die van de jaarlijkse uitgave Antenne en de vragenlijst<br />

van het onderzoek ‘Dörkumse Jongeleu veur wie zoepen en blowen te wiet gaot’ (Bouwens en<br />

de Rover, 2001). Naast de basisvragen die elk jaar terugkomen, worden jaarlijks wisselende vragen<br />

toegevoegd aan de hand van actuele ontwikkelingen.<br />

Panelleden worden niet zozeer geïnterviewd over hun eigen gebruik, maar over wat zij waarnemen<br />

in hun sociaal netwerk. Eigen ervaringen met middelengebruik worden wel ingezet om deze<br />

waarnemingen meer beeldend te maken. Ieder panellid vertegenwoordigt een netwerk of locatie<br />

waar alcohol en/ of drugs worden gebruikt. Dit kan een netwerk zijn in de privésfeer, bijvoorbeeld<br />

een vriendengroep of beroepsmatig, bijvoorbeeld een groep jongeren begeleid door een jongerenwerker.<br />

De meeste panelleden hebben zicht op één netwerk. In enkele gevallen heeft een panellid zicht<br />

op meer dan één netwerk. Een voorbeeld hiervan is een jongerenwerker die iets kan vertellen over<br />

een groep jongeren die in zijn jongerencentrum komt, maar ook over een groep Marokkaanse<br />

jongeren in zijn stad.<br />

In principe vormt één persoon één panellid. In enkele gevallen bestaat een panelnummer uit<br />

meerdere personen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan personen die partners of collega’s zijn. In die<br />

gevallen vormen meerdere personen één panellid, en wordt het interview face to face groepsgewijs<br />

afgenomen.<br />

De interviews vinden jaarlijks plaats in het voorjaar. De tijdsduur van een interview varieert van één<br />

tot drie uur. Dit gebeurt bij op een locatie naar wens van het panellid. Alle interviews zijn zo snel<br />

mogelijk, meestal binnen één dag uitgewerkt om zo weinig mogelijk informatie te verliezen.<br />

Om de anonimiteit van de panelleden en uitgaansgelegenheden te waarborgen worden zij gecodeerd<br />

weergegeven. Zo worden panelleden aangeduid met een nummer en bij degenen die meer<br />

dan één netwerk bestrijken, met een toevoeging van de letter a en b voor de afzonderlijke netwerken.<br />

Panelleden, kleine dorpen en horecagelegenheden hebben een fictieve naam gekregen om<br />

de anonimiteit te garanderen en te beschermen tegen derden.<br />

4. Analyse van de interviews<br />

Voor de analyse worden gegevens afkomstig uit de verschillende interviews rondom het gebruik<br />

van een middel samengevoegd. Bij de afwegingen rondom de verslaglegging zoals de wijze van<br />

omschrijven, is een onderscheid gemaakt tussen geruchten, signalen, trends en hypes in middelengebruik:<br />

• Gerucht: verhaal dat panelleden ter ore is gekomen en moeilijk is te traceren en hierdoor ook niet<br />

te controleren.<br />

• Signaal: duidelijk waarneembare ontwikkeling die panelleden is opgevallen maar waarbij (nog)<br />

niet gesproken kan worden van een trend.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage II 207


• Trend: resultaat van een cumulatie van verschillende ontwikkelingen die al langer aan de gang<br />

zijn. Duidelijke verspreiding van een ‘nieuw’ middel of van een ‘nieuwe’ toedieningwijze, dan wel<br />

een opleving van ‘oude’ middelen of toedieningwijzen over uiteenlopende netwerken.<br />

• Hypes zijn vluchtige fenomenen die snel wegebben. Zij kunnen wel enige empirische basis<br />

hebben, maar het gaat doorgaans toch vooral om anekdotische verhalen die vaak in de media<br />

worden opgeklopt.<br />

Als eerste ontstaat een gerucht, vervolgens kan dit uitgroeien tot een signaal en vervolgens een<br />

trend worden. In de conclusie worden alleen de signalen en trends weergegeven. (Nabben et al,<br />

2008).<br />

5. Conclusies trekken<br />

Vanuit de analyse worden conclusies getrokken over de ontwikkelingen in alcohol- en druggebruik<br />

in vergelijking met de panelstudie van de jaren daarvoor. Daarbij wordt geconcludeerd of iets<br />

daadwerkelijk een trend is of nog een signaal is.<br />

Dit resulteert in een beschrijvende weergave van de actuele ontwikkelingen in alcohol- en drugsgebruik<br />

onder uitgaanders, hang- en probleemjongeren en jongvolwassenen tot 30 jaar. Deze<br />

worden afgezet tegen de resultaten van de vier voorgaande jaren. Deze resultaten dienen ter<br />

illustratie van informatie uit andere bronnen.<br />

208 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage II


Bijlage iii panelleden en hun netwerken<br />

In deze bijlage introduceren we de panelleden en netwerken die ze vertegenwoordigen. Alle<br />

netwerken bevinden zich in het midden of zuiden van Gelderland. Een panellid kan als jongere<br />

deel uitmaken van het netwerk dat hij/zij in de studie vertegenwoordigt, maar ook een professional<br />

die in het kader van zijn of haar werk goed zicht heeft op een bepaalde groep. Bijvoorbeeld een<br />

jeugdhulpverlener die dakloze jongeren begeleidt.<br />

De panelstudie 2011 maakt onderscheid tussen twee categorieën netwerken: uitgaanders en<br />

hangjongeren. Ieder netwerk heeft een nummer, eventueel aangevuld met een letter. Een schematisch<br />

overzicht van het panel met alle kenmerken per netwerk treft u aan in bijlage IV.<br />

De verschillende categorieën vertonen onderling enige overlap. Zo kunnen hangjongeren in een<br />

bepaalde wijk, uitgaanders zijn in het centrum van de stad. Met de indeling in categorieën willen<br />

we meer inzicht krijgen in de sociale context van het gebruik van alcohol en drugs. De indeling<br />

dient dus niet strikt te worden geïnterpreteerd.<br />

Categorie uitgaanders<br />

De categorie uitgaanders omvat jongeren en jongvolwassenen die veel uitgaan in discotheken en<br />

cafés en/of zich in het party- of festivalcircuit begeven. Ook bezoekers van coffee- en smartshops,<br />

voetbalwedstrijden en thuisfeesten vallen in deze categorie. De uitgaanders worden vertegenwoordigd<br />

door uitgaande jongeren en door panelleden die werkzaam zijn in horecagelegenheden,<br />

in het jongerenwerk of bij de politie. In totaal omvat deze categorie twaalf panelleden met<br />

twaalf netwerken.<br />

Categorie hangjongeren<br />

Hangjongeren houden zich met vrienden op in openbare ruimten, zoals de straat, een park of een<br />

winkelcentrum. Netwerken van hangjongeren houden veelal niet lang stand. Vriendenkringen en<br />

bezigheden kunnen snel veranderen. Vaak maken jongeren in deze categorie deel uit van meerdere<br />

groepen, die qua gedrag van elkaar kunnen verschillen. Tien panelleden vertegenwoordigen<br />

in totaal tien netwerken. Sommige panelleden zijn zelf hangjongere, andere hebben een functie<br />

als straathoekwerker, jongerenwerker, jeugdhulpverlener of veldwerker.<br />

Panel uitgaande jongeren<br />

Riny (9a) werkt als portier bij een jongerencafé in een stad. De jongeren die hier komen zijn gemiddeld<br />

18 jaar en zijn vooral scholier. Het café is een zogenaamd ‘indrinkcafé’. Het wordt er dan ook<br />

vroeger druk dan in de cafés in de rest van de de binnenstad. Bezoekers lopen ook in de loop<br />

van de avond en nacht in en uit. Per uitgaansavond komen zo’n 200 jongeren, merendeels van<br />

Nederlandse afkomst, om met elkaar te kletsen en naar elkaar te kijken met vooral veel alcohol en<br />

voor een beperkte groep een snuif coke. Dansen gebeurt er niet echt op de gedraaide populaire en<br />

‘feestmuziek’.<br />

Mike (21a) heeft als werker in de zorg voor jongeren inzicht in het brede uitgaansleven van vooral<br />

Nederlandse jeugd in een van de Gelderse steden. Hij ziet honderden jongeren onder de 16 jaar<br />

die de maandelijkse teenparty bezoeken. Het alcoholvrije karakter van het feest wordt deels teniet<br />

gedaan door de tieners die vooraf in het centrum in drie kwartier veel alcohol drinken. De ongeveer<br />

800 iets oudere jongeren bezoeken naast de gelegenheden in het centrum ook wekelijks de<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage III 209


discotheken in de omgeving. Er wordt vooral actuele hitparademuziek gedraaid. Alvorens in de<br />

af en aan rijdende discobussen daar naar toe te stappen, verzamelen zij in het centrum en in de<br />

stadswijken om al drinkend, ook sterke drank, alvast in de stemming te komen. ’s Nachts komen<br />

zij in grote colonnes weer terug. ‘Dan komen om 4 uur ’s nachts of eerder wel 300, 400 jongeren<br />

terug in de stad’, aldus Mike. Sommige groepen blijven op een uitgaansavond buiten hangen; op<br />

je favoriete hangplek kletsen en lachen met een blik bier in je handen.<br />

Mike zag eerdere jaren vaak dealers van ongeveer 25 jaar. Nu signaleert hij jongere dealers, zoals<br />

in een specifiek netwerk van jongeren rond 20 jaar die zich bezighouden met dealen en loverboypraktijken.<br />

Om te dealen ritselen zij loopjongens, waarvan Mike het IQ niet hoger inschat dan 75.<br />

Ben (21b) heeft als steward contact met een supportersgroep van een regionale voetbalclub. De<br />

harde kern bestaat uit zo’n 50 tot 75, voornamelijk Nederlandse mannen van gemiddeld begin 20<br />

jaar. Daarom heen cirkelt een grotere groep meelopers, waarvoor meedoen en erbij horen belangrijk<br />

is. De jongeren – broertjes van – willen zich bewijzen ten opzichte van de ouderen – de broers- ,<br />

en houden zich bezig met drugs gebruiken en dealen en het organiseren van confrontaties met<br />

andere supportersgroepen. De supporters ontmoeten elkaar in een café in de stad en hebben<br />

verder contact via een eigen website. Gezamenlijk bezoeken ze in het hele land de uitwedstrijden<br />

van hun club. Veel supporters gaan samen in het hele land houseparty’s, maar ook met anderen<br />

dan hun clubgenoten.<br />

Abel (22a) werkt als wijkagent in een binnenstad en heeft zo zicht op duizenden uitgaanders<br />

tussen de 14 en 40 jaar. Abel schat in dat 70% van hen Nederlands is. De rest bestaat uit jongens<br />

en meiden met onder andere Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse ouders. Het<br />

uitgaansgebied is verdeeld in verscheidene delen, waarvan één vooral gericht is op middelbare<br />

scholieren. In een ander deel zit onder meer een indrinkcafé. Van hieruit gaan jongeren naar<br />

andere gelegenheden. ‘De overlast voor de buurt is op dit moment wel groot, door schreeuwende<br />

jongeren, plassen in portiekjes en indrinken in steegjes’, vertelt Abel. De meeste uitgaanders<br />

komen op de fiets, ook uit de omliggende dorpen.<br />

Sinds een aantal jaren heeft Abel het drugsbeleid van de politie zien veranderen. ‘Politie heeft<br />

niet de mogelijkheid om het bezit van harddrugs voor eigen gebruik aan te pakken. Ze kunnen<br />

het alleen in beslag nemen. Een uurtje later loopt de aangehouden persoon weer gewoon rond<br />

in de stad. Dat geeft een verkeerd signaal af. Horecaeigenaren halen er geen politie meer bij als<br />

iemand harddrug in het bezit heeft. Als ze dat doen moeten ze even geduld hebben voordat de<br />

politie komt. Een horeca eigenaar of portier moet dan toch bij die persoon blijven en dat kost veel<br />

tijd als het druk is. Vervolgens kan politie het alleen maar in beslag nemen. Je ziet dus dat horeca<br />

eigenaren het zelf gaan oplossen. Abel vindt vooral dat de signaalfunctie van iemand aanhouden<br />

belangrijk is. ‘Op deze manier lijkt het of het allemaal maar gewoon is’, meent hij.<br />

Kees en Valerio (54) zijn verbonden aan een jongerencentrum in een stad. De ene als vaste<br />

bezoeker, de andere als medewerker. In totaal bezoeken ongeveer 25 jongeren bijna dagelijks het<br />

centrum, verdeeld in een jongere (12-16 jaar) en een oudere groep (16-24 jaar). Hun afkomst is zeer<br />

divers: Nederlands, Surinaams, Antilliaans, Turks, Marokkaans, maar ook, minder voor de hand<br />

liggend, andere Europese landen en Centraal-Amerika. Als het centrum dicht is, hangt vooral de<br />

jongere groep op het plein of in het stadscentrum. ‘Jointjes roken en dronken worden’, aldus Kees<br />

en Valerio. De ouderen spreken ook thuis af. De verschillen in groepen blijken ook uit hun muzikale<br />

voorkeuren: de ‘jonkies’ gaan voor hardcore, terwijl de ouderen rap en reggae prefereren. Ze<br />

delen liefde voor dure kledingmerken als Dolce & Gabbana, Replay en Armani. Stappen doen ze in<br />

210 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage III


lokale discotheken en cafés. De ouderen rijden ook met de auto naar Index in Duitsland. Hun middelengebruik<br />

bestaat vooral uit alcohol en cannabis.<br />

Feline (57) gaat graag met een groep van tien, vooral mannelijke studentenvrienden stappen in<br />

een Gelderse stad, en bezoekt met hen regelmatig grote festivals en af en toe een concert. Avonden<br />

met minimal style house zijn favoriet. Momenteel verplaatsen de feestjes zich van dansavonden<br />

in poppodium en kroegbezoek naar thuis. Feline vindt thuisfeestjes eigenlijk ideaal. ‘Je hoeft<br />

niet bang te zijn dat beveiliging ziet dat je gebruikt; je kan openlijk gebruiken. En omdat je niet meer<br />

naar huis hoeft, ben je ook minder bevreesd voor teveel gebruiken’. Af en toe een groot feest is<br />

geweldig: ‘Je voelt je met een vreemde groep mensen verbonden in een ander soort wereld, die<br />

los staat van de dagelijkse realiteit’. Nadelen van een feest is dat het vaak ver weg is en lang duurt.<br />

De kater is groot en de hersteltijd is lang. Een slaapadres is dan het prettigst. ‘Het is namelijk niet<br />

leuk om de BOB te zijn en niet te kunnen drinken of drugs gebruiken’. Afhankelijk van de plaats<br />

waar ze zijn zijn Feline en haar vrienden zowel in voor peppers, met een voorkeur voor xtc en coke,<br />

als trippen met paddo’s of lds.<br />

Rick (60) spreekt als medewerker van een testservice 1 vooral jongeren en jongvolwassen die<br />

houden van stappen in reguliere uitgaanscentra en op grotere party’s. Meestal betreft dat iets<br />

meer jongens dan meiden van gemiddeld 25 jaar en van Nederlandse afkomst. De party’s worden<br />

als een specialer uitje gezien. Het gaat daar meer om muziek en dansen dan in het reguliere<br />

uitgaan, waarbij vooral veel alcohol gedronken wordt. Partygangers besluiten veelal van te voren<br />

om wel of niet drugs te gebruiken. In veel groepen gebruikt niet iedereen op alle party’s, wat niet<br />

altijd samenhangt met het moeten besturen van de auto op de weg terug. Verder valt Rick op dat<br />

de drugsliefhebbers in dit circuit vaak meer denken te weten dan ze in werkelijkheid doen. ‘Als ze<br />

merken dat dit het geval is, staan ze in het algemeen open voor informatie en een gesprek over<br />

hun drugsgebruik’<br />

Jack (61) heeft een netwerk van zo’n 100 hbo- en universiteitstudenten om zich heen. Hij vertelt<br />

over het uitgaansleven van de kern van die groep, bestaande uit zo’n 25 heren en dames van<br />

Nederlandse afkomst en met een gemiddelde leeftijd van 25 jaar. Hun favoriete stapplekken zijn<br />

een poppodium, discotheken en houseparties, waarbij het voor hen vooral gaat om de avonden<br />

waar techno zoals minimal techno en electro wordt gedraaid. Zij prijzen zich gelukkig dat deze<br />

elke twee weken wel ergens in de stad worden georganiseerd. Experimenteren met drugs hoort<br />

bij hun levensstijl, ook met de minder voor de hand liggende zoals 2cb en ketamine. ‘Omdat we<br />

dit op zeer bewuste wijze doen, komt niemand in de problemen. We leggen ons zelf beperkingen<br />

op. Er is zelfreflectie. Het loopt niet uit de klauwen. We vertellen het tegen elkaar, spreken elkaar<br />

aan’, aldus Jack. Qua drugsgebruik ziet hij op grote party’s meer dan in de discotheek. Logisch,<br />

vindt Jack, omdat een avond in een discotheek zo’n 5 uur duurt, tegenover zo’n 10 uur op een party.<br />

Een stapavondje begint meestal bij iemand thuis, vertelt Jack. ‘Meestal spreken we van te voren af<br />

met de groep. Het is leuker om eerder af te spreken. Rond 12 á 1 uur gaan we er naar toe. Van te<br />

voren drinken we wat biertjes, gewoon voor de gezelligheid’. Naast stappen houdt deze groep van<br />

bezigheden als koken, naar de bioscoop gaan, kaarten en reizen.<br />

1 Bij een testservice kunnen bezoekers hun pillen en poeders laten testen op o.a. hoeveelheid werkzame en mogelijk<br />

verstorende stoffen. Hierbij worden zij geïnformeerd over de werking en risico’s van de betreffende middelen om een meer<br />

weloverwogen keuze mbt druggebruik te kunnen maken.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage III 211


Henk (64b) behoort tot een groep alternatieve uitgaanders; de ‘metal groep’. Zo’n 15 mensen van<br />

gemiddeld 27 jaar, merendeels mannen, vormen daarvan de harde kern. Een aantal van hen studeert.<br />

De meerderheid van hen is echter vrijgesteld van werk en studeren vanwege psychiatrische<br />

problemen. Ze ontmoeten elkaar vooral bij iemand thuis, ergens in de natuur en in een alternatief<br />

café , waar ze spelletjes spelen, maar vooral bier drinken en veel praten. Het discussiëren is<br />

kenmerkend voor de groep, vertelt Henk. ‘Over van alles wordt gediscussieerd. Vaak gaat het over<br />

politiek’. Verder bezoeken ze een muziekcafé in de stad, concerten en af en toe een krakersfeest.<br />

Qua muziek houden ze metal en industrial, met alle variaties daarin. Ze bespelen zelf ook instrumenten.<br />

Overigens zie je aan hun uiterlijk niet dat ze van metal houden. Hun kleding is eerder<br />

alternatief, waar vooral geen logo op te zien mag zijn. Qua drugsgebruik beperkt het zich vooral tot<br />

alcohol drinken en blowen<br />

Milou (66) behoort tot een vriendengroep, waarvan het grootste deel studeert aan de kunstacademie.<br />

Ze houden niet van ‘getut’ en zijn niet bezig met kledingmerken. Iedereen draagt waar<br />

die zich lekker in voelt. Daarom gaan ze graag uit in dancings, die ze omschrijft als ‘Geen zitcafé,<br />

overal staan mensen. Er is muziek, er kan gedanst worden. Het is één grote ruime met vaak niet<br />

specifieke dansvloer. Overal kan gedanst worden’. Daar vinden ze de ontspanning die ze zoeken,<br />

vooral na een intensieve studietijd: nieuwe relaxte mensen, beetje gek kunnen doen en soms flink<br />

zuipen. Ook de thuisfeestjes die gepland en ongepland op hun pad komen zijn er om te ontspannen<br />

in gezellige, wat lacherige sfeer van vrijheid, blijheid. Qua muziekstijl houden ze zowel van wat<br />

meer alternatieve rock en indie pop met als tegenhanger techno op de grote party’s en festivals<br />

die ze bezoeken. De open sfeer die zij willen hebben, straalt ook uit naar hun middelengebruik<br />

dat in het teken staat van genieten en experimenteren. In de groep is, naast het vertrouwde pilsje,<br />

interesse in XTC, speed, coke, lachgas en voor een enkeling GHB.<br />

Mloezie (70) en haar stapvrienden (Nederlands, gemiddeld 25 jaar) gaan eens in de een á twee<br />

maanden los op hardcorefeesten – en festivals. Buitenfestivals vinden ze het leukste: beter dan<br />

binnen in een bedompte zaal en het duurt langer. Drugs als XTC, speed en coke verhogen de<br />

feestvreugde. Even los van hun gewone wereldje dat zich afspeelt in rustige kleinere dorpen op het<br />

platteland. Door de week volgen ze een opleiding of werken inmiddels. Voetbal en paardrijden zijn<br />

hun favoriete bezigheden in hun vrije tijd en in het weekend gaan ze samen naar de kroeg.<br />

De groep waarmee Iris en Rosa (71) uitgaan onderscheidt zich van de andere beschreven groepen;<br />

iets ouder (gemiddeld 30 jaar), merendeels vrouw. Ze gaan uit in discotheken en verschillende<br />

soorten party’s. ‘Het van te voren bij elkaar komen is een belangrijk onderdeel van de avond.<br />

De feesten in erotic style zijn daarom het leukste. Je mag daar ook niet binnen met een jeans en<br />

sneakers’, vertellen Iris en Rosa. Ze vinden het heerlijk om in een gezellige sfeer waar iedereen<br />

aardig voor elkaar is, zo op te gaan in de muziek dat ze in een soort trance raken. Alcohol past<br />

daar niet zo bij, XTC en speed des te meer. ‘De stapwereld is een andere wereld. Heerlijk als je er in<br />

zit, maakt snel contact en nieuwe vrienden, maar als je er uit bent, ben je er uit. Het is eigenlijk een<br />

neppe wereld, stapvrienden zijn geen echte vrienden. Maar dat weet je en het is niet erg. Het is fijn<br />

om er af en toe in te zitten, maar heb geen verwachtingen’.<br />

212 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage III


Panel hangjongeren<br />

Frederik en Jan (36a) zien elkaar, en nog zo’n 50 andere jongeren, bijna dagelijks in en rondom<br />

het jongerencentrum van hun dorp, waar Hendrik als jongerenwerker werkt. De jongeren zijn<br />

gemiddeld ongeveer 20 jaar en hebben beroepen als installateur, wegenbouwer en chauffeur. Of<br />

volgen een vakopleiding aan het VMBO of ROC hiervoor. Ze vermaken zich actief met straatvoetbal<br />

en skaten. Ze spelen computerspelletjes op de laptop op de laptop in de auto. Altijd onder het<br />

genot van een joint en meer dan de helft vult dit aan met een dagelijkse portie speed. In het weekend<br />

gaan ze los op een party of tentfeest, waaraan drugsgebruik als speed, coke en ketamine<br />

onlosmakelijk verbonden zijn.<br />

Johan (40) heeft als jongerenwerker zicht op honderden hangjongeren in de stad. Ze zijn tussen<br />

de 13 en 24 jaar en hebben een diverse afkomst. Hun opleiding is veelal VMBO-MBO, en een deel<br />

werkt inmiddels. Een wisselend aandeel van hen is werkeloos. De jongeren komen uit alle delen<br />

van de stad. Zij vermaken zich doorgaans in hun eigen buurt met onder meer muziek luisteren en<br />

maken, dansen, voetbal, vechtsporten en gamen. Maar op donderdag zijn ze tijdens koopavond<br />

in het centrum te vinden: shoppen en daarna flaneren met je nieuwe aanwinsten. Een vaste groep<br />

gaat naar de stad om uit te gaan, vooral in de kleinere danscafés, waarbij vaak flink ingedronken<br />

wordt in bijvoorbeeld het stadspark. Voor de buurt geeft dit vaak overlast door herrie en rotzooi.<br />

Een deel van de groepen bezoekt ook grote party’s, waaronder undergroundparty’s. Qua middelengebruik<br />

zijn alcohol en cannabis sowieso favoriet, en voor de partygangers komen daar ook xtc,<br />

coke en speed bij. Johan en zijn collega’s signaleren steeds meer allochtone jongeren en autochtone<br />

volkswijkjongeren worden ingezet in de straathandel, soms zijn ze niet ouder dan 13 jaar.<br />

Petra (46) werkt als jongerenwerker in een dorp op het platteland met een groep van 25 jongeren<br />

van gemiddeld 18 jaar. De harde kern heeft geen dagbesteding, de rest hangt erom heen. ‘Het is<br />

een bijzondere groep. Ze zijn allemaal geen makkelijke jongens en meisjes. Ze hebben allemaal<br />

wel wat problemen. Bij de ene is dat groter dan bij de anderen. Een paar jongens zijn werkloos,<br />

hebben geen opleiding, hebben amper woonruimte. Zijn bijna thuisloos. Bij één hebben de ouders<br />

gezegd dat hij niet meer thuis mag wonen. Maar het lukt hem ook niet om zelf woonruimte te<br />

zoeken, hij logeert nu bij vrienden’. Anderzijds zijn er jongens in de groep, die netjes naar school<br />

gaan, huiswerk maken en soms wat dingen uithalen die niet mogen, maar waar Petra wel het<br />

vermoeden van heeft dat ze het gaan redden. Deze jongens is heel fysiek, er wordt veel gestoeid,<br />

maar dat loopt vaak uit op echte ruzie en dan vallen er rake klappen. ‘Dan kijken ze elkaar twee<br />

dagen niet aan en dan doen ze weer gewoon tegen elkaar. Zaken worden niet uitgepraat’ Er is<br />

geen leider of loyaliteit in de groep. Ze zijn ieder voor zich en ze zullen nooit wat voor een ander<br />

doen, als ze daar geen belang bij hebben. Toch is de groepsdruk heel groot. Geld is heel belangrijk<br />

bij de jongeren en dat hebben ze allemaal te weinig. Ze komen ook op niet legale wijze aan<br />

extra geld. Ze hosselen, verkopen wiet, die ze zelf kweken. Verder gaan ze ongeveer een keer per<br />

maand naar een hardcore party, waar ze vooral speed gebruiken. Ze hebben het wel vaker over<br />

partybezoek, maar vaak hebben ze toch geen geld voor een kaartje.<br />

Lot (47a) bouwt als straathoekwerker contact op met een nieuwe groep van zo’n 9 jongeren in een<br />

stadse voorrangswijk. Er zitten een paar meiden bij en zijn allemaal van Nederlandse afkomst. Op<br />

een vaste plek in de wijk kletsen en blowen ze dagelijks een uurtje. ‘Even lekker niets en slap lullen’,<br />

aldus Lot. Om deze jongeren van gemiddeld 17-18 jaar, cirkelt vaak een oudere bekende huisdealer.<br />

Qua muziek houden ze van Hollands en house (’stampmuziek’) Lot vermoedt dat de buurtbewoners<br />

er niet blij mee zijn, dat de groep de volumeknop in de auto graag omhoog draait. De<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage III 213


jongeren denken hier zelf anders over. Agenten die een beeld van de jongeren proberen te krijgen,<br />

ervaren zij als bot. En ze moeten regelmatig hun ID laten zien, ‘alsof we overlast bezorgen’.<br />

Joyce (50) bereikt als jongerenwerker meerdere keer per week met losse contacten ongeveer<br />

50 jongeren, zowel individueel als in groepen. De vijf groepen in de gemeenten waarin zij werkt,<br />

bestaan uit 5 tot 20 personen, merendeels jongens en gemiddeld 18 jaar. Het dagelijkse leven<br />

bestaat voor de werkenden uit de groep uit hard werken in simpele, praktische banen en in het<br />

weekend zich klemzuipen. De schoolgaanders van VMBO en ROC, veelal niveau 1 en 2, spijbelen<br />

regelmatig. ‘Het gevoel geen toekomstperspectief te hebben, speelt sterk onder deze jongeren’,<br />

vertelt Joyce, ‘Ze brengen hun tijd door met vermaken met niks, staan, hangen en slap ouwehoeren<br />

over niks’. Er zijn erbij die racistische uitspraken doen en hakenkruizen maken. Vissen is een<br />

geliefde bezigheid. Op vrijdagavond blijven ze in de dorpen en hangen ze rond de jongerensoos<br />

en friettent. Op zaterdag gaan ze naar de stad, waar ze soms een discotheek bezoeken en anders<br />

wat rondzwerven in het centrum. In de zomer gaan ze naar lokale tentfeesten. Het merendeel van<br />

de jongeren blowt, waarvan ongeveer de helft dagelijks. Verder speelt wekelijks speedgebruik<br />

onder een deel van hen, mits de financiën het toelaten.<br />

Marc (56) ziet tweewekelijks een groep van 20 vrienden (gemiddeld 21 jaar) uit de stad die bij<br />

elkaar thuis komen en elkaar ontmoeten in het centrum. Naast een meerderheid met een Nederlandse<br />

afkomst bestaat de groep voor een derde uit jongeren van diverse afkomst.<br />

De meesten van hen studeren of werk, vooral op mbo- of hbo-niveau. ‘Ze zijn ergens mee bezig,<br />

willen ergens voor gaan’, aldus Marc. In hun vrije tijd houden ze van chillen bij vrienden thuis of<br />

buiten, als het mooi weer is, en uitgaan. Vanuit die ontspannen instelling staan ze open voor<br />

verschillende drugs. Ze zijn gesteld op hun dagelijkse of wekelijkse joint. Tijdens het uitgaan in<br />

discotheek, cafés en de regelmatige (after) party’s met hun favoriete hardcore- en hardstylemuziek<br />

hoort voor hen een pilletje xtc, een snuifje coke of een slokje ghb.<br />

Jan (67) heeft in het dorp waar hij als outreachend jongerenwerker werkt, contact met zo’n 30<br />

tieners van gemiddeld 16 jaar. Ook Jannie (67a) behoort daartoe. De meesten zitten nog op school,<br />

vooral VMBO. Het is een gemeleerde groep van vooral Nederlandse, Marokkaanse en Turkse<br />

jongeren, die onder meer dezelfde interesse hebben voor het zelf maken van en luisteren naar<br />

Nederlandse rap. De inloop van het jongerencentrum is hun vaste uitvalsbasis. Verder hebben ze<br />

geen vaste hangplek, ze trekken rond door het dorp. Soms blijven zij een avond op een plek en is<br />

er wat verloop. Eerst staan er vijf, even later twintig, dan weer vier. Overleven noemen ze het zelf.<br />

Om half tien gaat het centrum dicht. Nu even overleven, als ze nog niet naar huis willen’. Ze drinken<br />

de hele dag energydrinks ‘met bakken tegelijk’. Blowen doet de ene wel, de andere niet. Alcohol<br />

drinken op straat doen er een paar stiekem. ‘Soms sturen onbekende agenten ze weg van een<br />

ontmoetingsplek waar ze gedoogd worden. Dan is het heibel. Dan kost het de vaste wijkagenten<br />

en jongerenwerkers weer moeite om het contact met de jongeren te herstellen’.<br />

Sander (68) heeft als jongerenwerker contacten met vijf jongerengroepen in verschillende dorpen<br />

en gemeenten. Deze jongeren zijn gemiddeld 17 jaar en op een paar met een Turkse, Marokkaanse,<br />

Molukse of Joegoslavische achtergrond na, allemaal van Nederlandse herkomst. Hiphop<br />

en hardstyle zijn hun favoriete muziekstijlen. Hun hangplek is voor hen een ontmoetingsplek waar<br />

zij samen kletsen, blowen, sporten en muziek luisteren. Dit kan een plek buiten zijn of een keet<br />

op privéterrein, welke ook dient als verzamelpunt voor vertrek aan het begin en voor afscheid<br />

ter afronding van een stapavond. Sander: ‘Dat geeft een hoop kabaal tot middernacht en in het<br />

214 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage III


weekend ook tussen 3 en 4 uur’. Dat uitgaansleven speelt zich af in cafés, op feesten in de regio<br />

of danceparty’s in een naburige Gelderse stad. Bij de meesten beperkt het middelengebruik zich<br />

tot grote hoeveelheden alcohol en blowen. Anderen peppen zich op met xtc, speed of cocaïne op<br />

party’s. Een pluspunt van gebruik op party’s is de anonimiteit, waardoor gebruikers de drugs nog<br />

beter beleven, terwijl op een hangplek de vertrouwde sfeer juist prettig voelt.<br />

Sander ziet een duidelijk verschil in gebruik tussen zwerfjongeren in zijn omgeving en deze thuiswonende<br />

jongeren. ‘De zwerfjongeren leven vaak in een hardere, agressieve wereld. Zij gebruiken<br />

minder extreem om overdag vaag te zijn en het leven anders ervaren. De thuiswoners zijn over het<br />

algemeen grenzenlozer. Wellicht omdat ze een thuis hebben: een bed, veiligheid, structuur, zorg’<br />

Ella (69) begeleidt als jeugdhulpverlener 10-15 dak –en thuisloze meiden tussen 15 en 25 jaar.<br />

Sommige van deze meiden hebben een plek bij een vriend of familie. Anderen zitten vaak in de<br />

bibliotheek, coffeeshop en in de zomer in het park. Daar vallen ze waarschijnlijk niet zo op. ’Ze zijn<br />

redelijk goed verzorgd, omdat ze niet willen laten zien dat ze geen thuis hebben’, aldus Ella. Vaak<br />

spelen er problemen rondom seksualiteit en loverboys. Dit project probeert te voorkomen dat de<br />

meiden in de prostitutie terecht komen. Momenteel hebben vier van hen hebben daar ervaring<br />

in. De meeste meiden blowen elke dag. Dat maakt voor hen het leven draaglijk; problemen niet<br />

voelen en onderdrukken van symptomen van een psychische stoornis. Dit belemmert hun ontwikkeling,<br />

maar ze willen liever nu nog niet stoppen. Blowen is hun houvast. Veel meiden hebben in<br />

hun jeugd weinig vaardigheden meegekregen om iets van hun leven te maken en hebben heel<br />

negatieve ervaringen met hulpverlening. Contact maken en vertrouwen kweken met geduld, door<br />

goed luisteren naar hen en soms iets leuks met hen te gaan doen, is dus erg belangrijk.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage III 215


Bijlage iV oVerZicht netwerken panelstudie 2011 (t 10)<br />

tendens 2012<br />

Uitgaanders (12 netwerken)<br />

Code Naam Functie Groep Stad, dorp, pl 1 Regio N<br />

9a Riny portier Uitgaanders: Regulier Stad Zuid 200<br />

21a Mike jongerenwerker Uitgaanders: Regulier Stad Zuid >1000<br />

21b Ben voetbalsupporter Uitgaanders: voetbalsupporters Stad Oost 50-75<br />

22a Abel politie Uitgaanders: Regulier Stad Zuid >1000<br />

54 Kees &<br />

Jeroen<br />

jongerenwerker<br />

en jongere<br />

216 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage IV<br />

UItgaanders: jongerencentrum Stad Midden 25<br />

57 Feline uitgaander Uitgaanders regulier, party’s Stad Midden 10<br />

60 Rick medewerker<br />

testservice<br />

Klanten Testservice Stad Midden 30<br />

61 Jack uItgaander Uitgaanders Regulier: house, party Stad Zuid 25<br />

64b Henk uItgaander Uitgaanders:Metal Stad Zuid 15<br />

66 Milou uItgaander UItgaanders regulier, thuisfeest Stad Zuid 15<br />

70 Mloezie uItgaander UItgaandersHardcore PL Zuid 5<br />

71 Iris &<br />

Rosa<br />

uItgaander UItgaanders regulier, harddance<br />

old school erotic party’s<br />

Stad<br />

Dorp<br />

Zuid 20


1 Pl= platteland<br />

2 Items als beroep/opleiding en muziekstijl, bijv. verschillende stijlen House, zijn soms moeilijk in te schatten door panelleden.<br />

In dit schema zijn de door panelleden gebruikte termen weergegeven.<br />

3 Setting: club/disco, café/lounge, party groot, coffeeshop, publiek domein (straat, hangplek), privé + afterparty’s, illegale<br />

party’s.<br />

4 Frequentie van bezoek: +++ dagelijks, ++ wekelijks, + maandelijks, - elk kwartaal, -- nooit/zelden. Niet alle panelleden<br />

konden dit per setting aangeven.<br />

Leeftijd (gem.) Sekse % V Etniciteit Beroep/opleiding Setting 3 + freq 4 Muziek<br />

16-25 jaar (18) 50% 95% Nl<br />

4% Tu/Ma<br />

1% divers<br />

12-21 jaar 40% 95% Nl<br />

5% Tu, divers<br />

16-30 jaar (20) 0% 95% Nl<br />

5% divers<br />

14-40 jaar (23) 50% 70% Nl<br />

10% Tu/MA<br />

10% Su/Ant<br />

10% divers<br />

12 -24 jaar 1% 10% Nl<br />

30% Tu/Ma<br />

20% Su/Ant<br />

40% divers<br />

Meest Scholier<br />

Enkelen werkend<br />

Scholier<br />

Student<br />

90% Scholier, student<br />

& werkend<br />

10% werk-, studieloos<br />

Scholier<br />

Student MBO<br />

30% werk-studieloos<br />

Club/disco Populair<br />

Club/disco<br />

Café/lounge<br />

Publ. dom.<br />

Club/disco<br />

Café/lounge<br />

Party groot<br />

Club/disco<br />

Café/lounge<br />

Club/disco +<br />

Café/lounge++<br />

Coffeeshop +++<br />

Publ. Dom +++<br />

Privé/afterparty +++<br />

22-26 jaar (23) 10% 100% Nl Student Club/disco +<br />

Café/lounge<br />

Party groot +<br />

Privé/afterparty+<br />

Illegale party - -<br />

20-50 jaar (25) 40% 90% Nl<br />

10% divers<br />

Divers Club/disco ++<br />

Café/lounge ++<br />

Party groot +<br />

Privé/afterparty +<br />

Illegale party<br />

22-28 jaar (25) 50% 100% Nl Student HBO-Uni Club/disco +<br />

Café/lounge +<br />

Party groot –<br />

Coffeeshop ++<br />

Privé/afterparty +<br />

Illegale party - -<br />

23-31 jaar (27) 25% 100% Nl < 50% student<br />

50% vrijgesteld<br />

werk-studieloos<br />

23-30 jaar (26) 50% 100% Nl Student kunst 70%<br />

Werkend 30%<br />

21-30 jaar (25) 50% 100% Nl 50% werkt<br />

50% student MBO<br />

20-45 jaar (30) 60% 100% Nl Werkend<br />

Werkeloos<br />

MBO<br />

Club/disco +<br />

Café/lounge ++<br />

Concert +<br />

Publ. Dom. +++<br />

Privé/afterparty –<br />

Illegale party –<br />

(krakersfeetsen)<br />

Club/disco ++<br />

Café/lounge ++<br />

Party groot ++<br />

Publ. Dom ++<br />

Privé/afterparty ++<br />

Populair<br />

Hardcore<br />

Hardstyle<br />

NL-talig<br />

Harcore<br />

Reggae<br />

Rap<br />

Minimal Style<br />

Dance: o.a.<br />

hardstyle,<br />

techno<br />

Minimal techno<br />

Electro<br />

Hardstyle<br />

Metal<br />

Industrial<br />

Alternatief:<br />

indiepop & rock<br />

Jaren 80 tot nu<br />

Techno<br />

Party groot ++ Hardstyle<br />

Club/disco –<br />

Party groot –<br />

Privé/afterparty –<br />

Divers, o.a.<br />

hardcore, trance<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage IV 217


Hangjongeren (10 netwerken)<br />

Code Naam Functie Groep Stad, dorp, pl 1 Regio N<br />

36a Frederik,<br />

Hendrik<br />

& Jan<br />

jongerenwerker<br />

jongeren<br />

218 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage IV<br />

Hangjongeren Dorp Zuid 50<br />

40a Johan jongerenwerker Hangjongeren Stad Zuid 300<br />

46 Petra jongerenwerker Hangjongeren Dorp<br />

Pl<br />

Oost 25<br />

47b Lot straathoekwerker Hangjongeren Stad Midden 15<br />

50 Joyce jongerenwerker Hangjongeren Stad<br />

Dorp<br />

pl<br />

Zuid 20<br />

56 Marc jongere Hangjongeren Stad Midden 20<br />

67 Jan Jongerenwerker Hangjongeren Dorp<br />

Pl<br />

Midden 15<br />

67a Jannie Jongere Hangjongeren Dorp Midden 25<br />

68 Sander jongerenwerker Hangjongeren Dorp<br />

Pl<br />

69 Ella Jeugdhulpverlener<br />

Oost 25<br />

Dak- en thuisloze jongeren Stad Zuid 15


Leeftijd (gem.) Sekse % V Etniciteit Beroep/opleiding Setting 3 + freq 4 Muziek<br />

16-26 jaar (20) 20% 100% Nl VMBO-MBO<br />

10% werkloos<br />

13-24 jaar (17) 30% 50% Nl<br />

25% Tu/Ma<br />

25% Su/Ant/<br />

Afr<br />

VMBO-MBO<br />

Werkend<br />

Werkloos<br />

(variabel in aandeel)<br />

15-22 jaar (18) 5% 100% Nl 60% school<br />

30 % werkt<br />

10 % werkloos<br />

16-21 jaar (17) 20% 100% Nl VMBO-MBO 50%<br />

Werkend 50%<br />

Club/Disco --<br />

Café/lounge +<br />

Party groot -<br />

Coffeeshop +<br />

Publ. dom +++<br />

Privé+ afterparty -<br />

Illegale party -<br />

Club/disco<br />

Café/lounge<br />

Publ. Dom.<br />

Party groot +<br />

Publ.dom +++<br />

Hardcore<br />

NL-talig<br />

Zeer divers:<br />

Dubstep, Hardhouse,<br />

Populair<br />

etc.<br />

Hardcore<br />

R&B<br />

Reggae<br />

NL-rap<br />

Publ. Dom. +++ NL-talig<br />

House<br />

16-20 jaar (18) 25% 100% Nl VMBO-MBO Club/disco –<br />

Café/lounge<br />

Party groot<br />

Coffeeshop ++<br />

Publiek Dom.+++<br />

18-24 jaar (21) 50% 70% Nl<br />

30% divers<br />

13-17 jaar (16) 30% 30% Nl<br />

40% Tu/Ma<br />

30% divers<br />

13-25 jaar (17) 30% 30% Nl<br />

40% Tu/Ma<br />

30% divers<br />

16-20 jaar (17) 40% 95% Nl<br />

5% Tu/Ma/<br />

divers<br />

15-25 jaar (18) 100% 85% Nl<br />

10% Su/Ant<br />

5% Tu/ma<br />

MBO-HBO<br />

Werkend<br />

Enkele werk-studieloos<br />

80% scholier, vooral<br />

VMBO<br />

10% werkt<br />

10% werk/studieloos<br />

Enkelen thuisloos<br />

Scholier<br />

MBO<br />

VMBO<br />

MBO<br />

Werkend<br />

Club/disco ++<br />

Café/lounge ++<br />

Party groot +<br />

Coffeeshop<br />

Privé/afterparty ++<br />

Club/disco +<br />

Party groot - -<br />

Publ. Dom +++<br />

Privé/afterparty –<br />

Club/disco +<br />

Café/lounge ++<br />

Party groot –<br />

Publ. Dom +++<br />

Café/lounge ++<br />

Party groot –<br />

Publ. Dom ++<br />

Privé/afterparty ++<br />

House<br />

Trance<br />

Hardcore<br />

Hardstyle<br />

NL-rap<br />

NL-rap<br />

Hip Hop<br />

Hardstyle<br />

Divers: van hardcore<br />

tot alternatief<br />

1 Pl= platteland<br />

2 Items als beroep/opleiding en muziekstijl, bijv. verschillende stijlen House, zijn soms moeilijk in te schatten door panelleden.<br />

In dit schema zijn de door panelleden gebruikte termen weergegeven.<br />

3 Setting: club/disco, café/lounge, party groot, coffeeshop, publiek domein (straat, hangplek), privé + afterparty’s, illegale<br />

party’s.<br />

4 Frequentie van bezoek: +++ dagelijks, ++ wekelijks, + maandelijks, - elk kwartaal, -- nooit/zelden. De frequentie is niet<br />

altijd aan te geven door een panellid.<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage IV 219


Bijlage V uitgaan en middelen onderZoeksopZet en<br />

demografie per stad<br />

1 Inleiding<br />

In het kader van de monitor <strong>Tendens</strong> van Iriszorg wordt er onderzoek gedaan in de werkregio van<br />

Iriszorg naar ondermeer middelengebruik onder jongeren. Deze monitor houdt zich bezig met het<br />

bestuderen van trends in wonen, werken en middelengebruik. Een belangrijke plek waar jongeren<br />

met middelen wekelijks in aanraking komen is tijdens het uitgaan. Dit is naast hun school ook één<br />

van de belangrijkste plekken waar jongeren samenkomen. Het huidige onderzoek wordt opgezet<br />

om zicht te krijgen op het uitgaansgedrag van jongeren en de middelen die zij gebruiken. De studie<br />

is deels geïnspireerd door een vergelijkbaar onderzoek van Iriszorg uit 2006 (Roomer & Akoule).<br />

De centrale vraag binnen het onderzoek is; Hoe ziet het middelengebruik onder uitgaande Gelderse<br />

jongeren eruit? Deze vraag is onderverdeeld in twee subvragen: 1) Wat is de prevalentie van<br />

middelengebruik? en 2) Is er verschil in middelengebruik tussen verschillende steden in Gelderland?<br />

Het huidige onderzoek heeft als belangrijkste doel inzicht geven in middelengebruik onder jongeren<br />

in Gelderse steden. Deze data kunnen in <strong>Tendens</strong> vergeleken worden met landelijke onderzoeken<br />

om zo te bestuderen of er afwijkingen zijn van het landelijk gemiddelde. Daarnaast geeft de<br />

studie inzicht in mogelijke verschillen tussen steden qua middelengebruik onder jongeren.<br />

2 Methoden<br />

2.1 Respondenten<br />

Het onderzoek zal worden gehouden in vijf kerngemeentes van Iriszorg; Arnhem, Nijmegen,<br />

Ede, Tiel en Doetinchem. In overleg met de diverse politiekorpsen in de regio zijn in elke stad de<br />

voornaamste uitgaansgebieden in kaart gebracht. In deze gebieden zullen onder het uitgaande<br />

publiek schriftelijk vragenlijsten worden afgenomen. Het doel is om per stad uiteindelijk minimaal<br />

70 ingevulde vragenlijsten terug te krijgen, waarmee de totaal aantal op minimaal 350 ingevulde<br />

vragenlijsten komt. Respondenten krijgen als beloning voor het invullen van de lijst een “glowstick”.<br />

Deze vallen juist ’s avonds op waardoor hopelijk meer jongeren bereid zijn de vragenlijst in te vullen<br />

en anderzijds voor enquêteurs duidelijk is wie al een vragenlijst hebben ingevuld.<br />

2.2 Meetinstrument<br />

De vragenlijst die wordt gebruikt voor dit onderzoek bestaat uit verschillende thema’s, hieronder<br />

worden ze kort besproken. De opzet van de lijst is deels gebaseerd op de lijst gebruikt in een<br />

onderzoek van Iriszorg naar middelengebruik onder discotheekbezoekers uit 2006 (Roomer &<br />

Akoule).<br />

Achtergrond<br />

Hieronder vallen sociaal demografische variabelen als leeftijd, geslacht, woonplaats, opleidingsniveau<br />

en werk.<br />

Uitgaan<br />

Dit betreft twee vragen naar hoeveel dagen mensen per week uitgaan en met hoeveel mensen.<br />

Daarnaast wordt gevraagd of mensen vooraf aan het uitgaan al alcohol gebruikt hebben en hoeveel.<br />

220 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage V


Roken<br />

Hierbij wordt gevraagd naar het rookgedrag van ondervraagde van vandaag, afgelopen vier<br />

weken en ooit gebruik.<br />

Alcohol<br />

Hierbij wordt gevraagd naar het drinkgedrag van ondervraagde van vandaag, afgelopen vier<br />

weken en ooit gebruik. Daarnaast wordt gevraagd hoeveel dagen per week gemiddeld alcohol<br />

gebruikt wordt. Verder dient te worden aangegeven hoeveel glazen alcohol de ondervraagde<br />

drinkt doordeweeks en in het weekend. Tot slot wordt gevraagd om aan te geven hoe vaak men<br />

dronken is geweest.<br />

Drugs<br />

Hierbij wordt gevraagd naar het drugsgebruik van ondervraagde van vandaag, afgelopen vier<br />

weken en ooit gebruik. Het gaat hierbij om de middelen: cannabis, amfetamine, XTC, paddo’s,<br />

cocaïne, heroïne, GHB, lachgas, LSD en ketamine. Daarnaast is er nog ruimte voor de ondervraagde<br />

om zelf een middel in te vullen en daarvoor de drie vragen te beantwoorden. Tot slot<br />

wordt er ook nog naar het gebruik van energiedrank gevraagd. Dit middel is weliswaar geen drug,<br />

maar bevat wel psychoactieve stoffen.<br />

2.3 Procedure<br />

In elke van de vijf gemeenten werden op een vrijdagavond eenmalig tussen 21:30 en 24:00 vragenlijsten<br />

afgenomen in het uitgaansgebied. Er is voor deze tijd gekozen omdat er veel jongeren rond<br />

deze tijd nog nuchter zijn. Daarnaast speelt beschikbaarheid van vragenlijstafnemers ook een rol.<br />

Deze laatste bestaan uit een groep stagiaires van Iriszorg bij de afdeling preventie die maatschappelijk<br />

werk aan Hogeschool Arnhem Nijmegen studeren, beter bekend als “peers”. Zij zijn reeds<br />

door Iriszorg getraind in contact leggen met jongeren en bekend met het afnemen van vragenlijsten.<br />

Per locatie gaan er tussen de vijf en acht peers mee met een begeleider vanuit preventie.<br />

Zij hebben van tevoren instructie gekregen over hoe de vragenlijst af te nemen en daarnaast een<br />

toelichting bij elke vraag om eventuele onduidelijkheden uit te leggen.<br />

3 Resultaten: Demografie per stad.<br />

3.1 Demografie<br />

In komende subparagrafen word steeds besproken hoeveel vragenlijsten er per stad zijn ingevuld.<br />

Daarnaast worden algemene demografische kenmerken besproken zoals man/vrouw-verhouding,<br />

leeftijd en doordeweekse bezigheid.<br />

3.1.1 Arnhem<br />

Uit Arnhem kwamen in totaal 129 ingevulde lijsten terug en leverde daarmee het grootste aantal<br />

lijsten aan van alle steden. 12 vragenlijsten hiervan werden nog wel verwijderd omdat de respondenten<br />

30 jaar of ouder waren. Zodoende kwam de n op 117 uit.<br />

Het merendeel van de respondenten zijn vrouwen (59%) met gemiddelde leeftijd van 20,9 jaar<br />

(standaarddeviatie: 4,0). Ze zijn hierbij iets jonger dan de mannen (41%), die een gemiddelde<br />

leeftijd hebben van 22,2 jaar (sd: 4,9). Het grootste gedeelte (61,5%) ging naar het middelbaar of<br />

voortgezet onderwijs, gevolgd door werken (31%) en overig (7,5%).<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage V 221


100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

Figuur 1.1 Man/Vrouw verdeling in Arnhem.<br />

222 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage V<br />

Vrouwen; 69<br />

Mannen; 48<br />

3.1.2 Doetinchem<br />

In Doetinchem werden in totaal 109 vragenlijsten ingevuld, 11 hiervan waren ingevuld door respondenten<br />

van 30 jaar of ouder en zodoende verwijderd. De n voor Doetinchem komt dus neer op 98.<br />

Van deze respondenten was 70% man en 30% vrouw. De leeftijd lag vrij dicht bij elkaar, mannen<br />

waren gemiddeld 18,3 (sd: 3,1) en vrouwen 18,0 (sd:2,5) jaar. De overgrote meerderheid was<br />

schoolgaand (87,8%), de overige respondenten werkten (12,2%).<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

Figuur 1.2 Man/Vrouw verdeling in Doetinchem.<br />

Vrouwen; 29<br />

Mannen; 69<br />

3.1.3 Ede<br />

Ede leverde in 60 respondenten op, hiervan hoefde geen vragenlijsten verwijderd te worden. De<br />

meerderheid betrof vrouwen (60%). Gemiddeld waren zij 19,2 jaar (sd:3,7), de mannen waren<br />

gemiddeld 20,8 jaar (sd:3,0). Iets meer dan de helft ging naar school (58,3%), gevolgd door werk<br />

(36,7%) en overig (5%).<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

Figuur 1.3 Man/Vrouw verdeling in Ede.<br />

Vrouwen; 36<br />

Mannen; 24


3.1.4 Nijmegen<br />

De grootste stad van Gelderland leverde 68 ingevulde vragenlijsten op. Drie hiervan werden verwijderd<br />

in verband met de leeftijd van de respondenten. Het totaal ingevulde en geschikte vragenlijsten<br />

kwam uit 65.<br />

Mannen waren in de meerderheid met 63,5% en hadden een gemiddelde leeftijd van 19,5 (sd:3,3),<br />

vrouwen waren gemiddeld 18,4 jaar (sd:3,4). De meerderheid was schoolgaand (73,9%), gevolgd<br />

door werken (21,5%) en overig (4,6%).<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

Figuur 1.4 Man/Vrouw verdeling in Nijmegen.<br />

Vrouwen; 24<br />

Mannen; 41<br />

3.1.5 Tiel<br />

Uit Tiel kwamen 79 ingevulde vragenlijsten terug, hiervan werd 1 verwijderd vanwege de leeftijd<br />

van de respondent. Het totaal ingevulde en geschikte vragenlijsten kwam uit 78.<br />

Van de respondenten was 55,1% man en 44,9% vrouw. Mannen waren gemiddeld ouder met<br />

19,7 jaar (sd: 3,1) ten opzichte van vrouwen die gemiddeld 18,5 jaar waren (sd:1,9). Viervijfde was<br />

schoolgaand (79,5%), 17,9% werkte en 2,6% overig.<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

Figuur 1.5 Man/Vrouw verdeling in Tiel.<br />

Vrouwen; 35<br />

Mannen; 43<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage V 223


Bijlage Vi opZet drugsinfromatie en<br />

monitoringsysteem (dims)<br />

Het DIMS heeft een monitor- en een surveillancetaak. Met de monitorfunctie beoogt DIMS steeds<br />

een zo actueel mogelijk beeld van de Nederlandse markt van recreatieve drugs te kunnen geven.<br />

De surveillance is bedoeld om bedreigingen van de volksgezondheid in een vroeg stadium te herkennen<br />

en te neutraliseren. Wanneer ergens stoffen worden aangetroffen met een direct gevaar<br />

voor de volksgezondheid, volgen onmiddellijk waarschuwingscampagnes. Aan het DIMS-netwerk<br />

nemen instellingen voor verslavingzorg deel met een testservice voor uitgaansdrugs. <strong>IrisZorg</strong> is met<br />

twee testlocaties, in Nijmegen en Arnhem, en een inleverpunt in Ede, één van deze instellingen.<br />

Hoe gaat het testen in zijn werk?<br />

Bezoekers van testservices laten hun pillen op de eerste plaats testen om duidelijkheid te<br />

krijgen over de samenstelling. Ze hopen daarmee de uitwerking beter te kunnen inschatten.<br />

Vaak willen ze daarnaast graag weten of ze hebben gekregen wat de dealer hen heeft<br />

voorgespiegeld.<br />

Een bezoeker komt met zijn pil, poeder of vloeistof bij de testservice in Arnhem of Nijmegen.<br />

Gaat het om een pil dan stelt de tester een paar standaardvragen en doet een paar testjes<br />

aan de hand van de uiterlijke kenmerken van de pil en een zuurtest. Hij kijkt vervolgens of<br />

de pil voorkomt op de herkenningslijst. Op deze lijst staan de pillen die recent in het laboratorium<br />

zijn geanalyseerd. De lijst wordt wekelijks door het DIMS-bureau geactualiseerd.<br />

Wanneer de pil op deze lijst staat krijgt de bezoeker meteen uitsluitsel over de aard en het<br />

gehalte van de werkzame stof en eventuele andere stoffen. Staat de pil niet op de lijst, dan<br />

kan hij worden opgestuurd naar het laboratorium. De bezoeker is dan wel zijn deze pil kwijt,<br />

maar kan na een week bellen voor de testuitslag. Voor poeders, capsules en vloeistoffen is<br />

er geen herkenningslijst. Middelen in deze vorm moeten altijd naar het laboratorium worden<br />

gestuurd. Bij het inleverpunt in Ede wordt niet getest, alle monsters worden hier naar het<br />

laboratorium doorgestuurd.<br />

DIMS brengt jaarlijks het DIMS-<strong>rapport</strong> uit met de landelijke resultaten van deze monitor. Het gaat<br />

om resultaten als ontwikkelingen in het aantal aangeboden monsters van een bepaald middel, de<br />

aard en het gehalte van de werkzame stof en eventuele andere stoffen. Omdat <strong>IrisZorg</strong> ook eigen<br />

testservices en een inleverpunt heeft, heeft zij ook regionale DIMS-resultaten in haar bezit. Door<br />

deze te analyseren en tegen het licht van voorgaande en nationale ontwikkelingen te houden,<br />

worden conclusies getrokken over de ontwikkelingen in de markt van pillen en poeders in het<br />

werkgebied van <strong>IrisZorg</strong> verslavingszorg. Tot op heden wordt deze analyse verzorgd door afdeling<br />

Preventie.<br />

224 <strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage VI


Bijlage Vii aantallen en soorten drugs die Zijn getest<br />

Bij de testserVice<br />

Bij de testservices van <strong>IrisZorg</strong> in Arnhem en Nijmegen zijn in totaal 870 monsters aangeleverd in<br />

2011. Dit is ongeveer evenveel als in 2010. In figuur 1 zijn het aantal monsters van de meest ingeleverde<br />

middelen weergegeven. In figuur 2 staat de dosering van de ingeleverde ecstasy pillen die<br />

MDMA bevatten.<br />

aantal monsters<br />

350<br />

300<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

MDMA Cocaïne Amfetamine GHB Ketamine LSD<br />

Nijmegen 303 132 75 15 3 6<br />

Arnhem 240 28 33 4 5 0<br />

Figuur 1 Het aantal ingeleverde monsters per stad, naar middel in 2011.<br />

aantal monsters<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

1- 50 mg MDMA 35 27<br />

51-100 mg MDMA 227 121<br />

101-150 mg MDMA 131 217<br />

>150 mg MDMA 27 84<br />

Figuur 2 De dosering MDMA in ingeleverde ecstasy pillen in 2011.<br />

2010 2011<br />

<strong>Tendens</strong> 2011-2012 Bijlage VII 225


© 2012 <strong>IrisZorg</strong>, Arnhem

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!