01.05.2013 Views

De betekenis van schoonheid - Topos

De betekenis van schoonheid - Topos

De betekenis van schoonheid - Topos

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Jaargang 14<br />

Nummer 1<br />

2004<br />

7 euro<br />

TOPOS<br />

Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />

Schoonheid<br />

Planologen moeten twisten over <strong>schoonheid</strong><br />

<strong>De</strong> kunst <strong>van</strong> het ontwerpen<br />

Welstandsbeleid op de schop<br />

Mooiland:<br />

een begrijpelijke en herbergzame wereld


Thema Redactioneel<br />

In mijn eerste jaar werd er ter inleiding <strong>van</strong> de studierichting<br />

landschapsarchitectuur een practicum gegeven<br />

waarbij iedereen een sportpark moest ontwerpen. Na een<br />

aantal weken fanatiek knutselen had ik naar eigen zeggen<br />

een prachtige maquette gemaakt. Ik gaf vol overgave een<br />

presentatie en de docenten knikten instemmend bij het<br />

horen <strong>van</strong> mijn relaas. Tot op het moment dat ik het woord<br />

‘mooi’ liet vallen. “Mooi?, mooi?” bulderde docent Dieter<br />

Boland, “Hoe weet jij nou wat mooi is?”. Met het schaamrood<br />

op m’n kaken en prikkende tranen luisterde ik naar<br />

de preek <strong>van</strong> Boland over het al dan niet mooi zijn <strong>van</strong> ontwerpen<br />

en dat ik dat als eerstejaars absoluut nog niet kon<br />

weten. Sindsdien gebruik ik het woord mooi niet meer in<br />

m’n presentaties, maar de vragen ‘Wat is mooi?’ en<br />

‘Bestaat <strong>schoonheid</strong>?’ zijn door m’n hoofd blijven spoken.<br />

Dit nummer gaat over <strong>schoonheid</strong>. <strong>De</strong> redactie heeft getracht<br />

de veelzijdigheid <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> zo goed mogelijk<br />

te belichten.<br />

Schoonheid wordt al snel geassocieerd met kunst en ontwerpen.<br />

Hoe kunst en het ontwerpen bijdragen aan het<br />

welslagen <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> het landschap wordt uiteen<br />

gezet door Michel Lafaille, Lucien den Arend en Liesbeth<br />

Melis. Lafaille ziet kunst als een opstap voor de tuin- en<br />

landschaparchitectuur om tot grotere <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> ontwerpen<br />

te komen. <strong>De</strong>n Arend verwoordt de voordelen <strong>van</strong><br />

LandArt door het niet werken met een programma.<br />

Hierdoor komen ontwerpen beter tot hun recht en bevordert<br />

wellicht de <strong>schoonheid</strong> er<strong>van</strong>. Melis daarentegen trekt in<br />

twijfel of kunst weliets toevoegt aan de openbare ruimte.<br />

Niet alleen de uiterlijke <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> het ontwerp is <strong>van</strong><br />

belang. Hoe het product verkocht wordt is evenzo belangrijk.<br />

<strong>De</strong> ethiek <strong>van</strong> esthetisch ontwerpen wordt door Kristof <strong>van</strong><br />

Assche uiteengezet. Hij houdt een pleidooi voor matigheid,<br />

helderheid, het argument en de gebruiker. Maar zegt daarbij<br />

dat de visuele verleiding <strong>van</strong> ontwerpen wel degelijk <strong>van</strong><br />

belang is.<br />

Welke rol heeft planologie in dit thema? Mark Hendriks<br />

vindt op zijn zoektocht naar de relatie tussen <strong>schoonheid</strong><br />

en planologie meerdere aanknopingspunten. Len de Klerk<br />

benadrukt dat planologen juist wel over <strong>schoonheid</strong> moet<br />

twisten. Leren <strong>van</strong> esthetiek speelt hierin een belangrijke<br />

rol. Agnes <strong>van</strong> den Berg laat tenslotte zien dat mensen uiteindelijk<br />

allemaal dezelfde voorkeur hebben voor bepaalde<br />

landschappen.<br />

Veel aspecten <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> komen aan bod. Waarschijnlijk<br />

dekt het nog niet de gehele lading. Maar wellicht<br />

wordt er een tipje <strong>van</strong> de sluier opgelicht <strong>van</strong> het prangende<br />

vraagstuk over wat <strong>schoonheid</strong> in ons vak precies is.<br />

Fotografie omslag: Henk <strong>van</strong> Aggelen<br />

2<br />

TOPOS / 01 / 2004<br />

<strong>De</strong> redactie wenst onze lezers nog een goed 2004. Op 1<br />

januari zijn er voor ons blad een aantal dingen veranderd.<br />

TOPOS is <strong>van</strong>af dit jaar onderdeel <strong>van</strong> Genius Loci, studievereniging<br />

<strong>van</strong> de opleiding Landschap, Planning en<br />

Ontwerp. In ons laatste nummer <strong>van</strong> 2003 hebben we dat<br />

al aangekondigd, in dit nummer kunt u zien dat het onder<br />

andere een uitgave op mooier papier heeft opgeleverd.<br />

Ook 2004 gaat weer drie nummers brengen. Dit nummer<br />

bijt de spits af, in de zomer gevolgd door ‘Sloop’ en in het<br />

najaar door ‘Bouw’. Met deze laatste nummers willen we<br />

inspelen op het actuele thema <strong>van</strong> de transformatie.<br />

Inhakend hierop organiseert TOPOS in samenwerking met<br />

de Buitelhucht (commissie <strong>van</strong> Genius Loci) op 28 april<br />

rondetafelgesprekken. <strong>De</strong> aankondiging <strong>van</strong> deze rondetafelgesprekken<br />

vindt u in de rubriek ‘TAPAS’ op pagina 54.<br />

Naast de thema’s die uitgewerkt zullen worden, zijn dit jaar<br />

steeds meer rubrieken een structureel onderdeel <strong>van</strong> de<br />

inhoud. Rubrieken als ‘Topnieuws’ en ‘Vakgeroep’ die vorig<br />

jaar zijn geïntroduceerd, keren voortaan ieder nummer terug.<br />

Dit jaar zal de redactie ook weer proberen om samenwerking<br />

met derden te zoeken. Een recent voorbeeld hier<strong>van</strong><br />

is de plaatsing <strong>van</strong> het artikel <strong>van</strong> Klaas Kerkstra uit<br />

‘Na de landbouw’ in Blauwe Kamer (nummer 1-2004) en<br />

in het tweede nummer <strong>van</strong> dit jaar een uitgave met het<br />

thema ‘Onderwijs’ waarin de beste afstudeervakken landschapsarchitectuur<br />

<strong>van</strong> Wageningen Universiteit 2002-<br />

2003 zijn gepubliceerd.<br />

Door op deze manier publiciteit te zoeken, proberen we de<br />

banden met de vakwereld verder aan te halen. <strong>De</strong> student,<br />

de universiteit en de vakwereld zullen ook dit jaar met een<br />

zorgvuldig afgewogen inhoud op hun wenken worden bediend.<br />

We hopen dat TOPOS u ook dit jaar kan inspireren.<br />

Veel leesplezier!


02 TOPOS Thema<br />

Schoonheid<br />

06 Over smaak valt te twisten<br />

<strong>De</strong> opkomst <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> in de planologie<br />

10 <strong>De</strong> charme <strong>van</strong> de sa<strong>van</strong>ne<br />

Onderzoek naar landschapsvoorkeuren<br />

12 Beeldende kunst laat geen <strong>van</strong>zelfsprekende verwachtingen toe<br />

16 <strong>De</strong> queeste naar <strong>schoonheid</strong><br />

Waarover niet gesproken wordt…<br />

19 <strong>De</strong> brede interpretatie <strong>van</strong> Land art<br />

Kunst en het landschap verweven<br />

22 Visuele verleiding<br />

Over ethiek en esthetiek in het ontwerp<br />

26 <strong>De</strong> <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />

Ruimtelijke planning en het <strong>schoonheid</strong>sbegrip<br />

39 Welstand in beweging<br />

Het nieuwe welstandsbeleid nader bekeken<br />

42 <strong>De</strong> welstandsnota als experiment<br />

45 God zij dank<br />

Column Willem den Ouden<br />

46 Essay<br />

Mooiland<br />

Naar een begrijpelijke en herbergzame wereld<br />

Rubrieken<br />

04 TOPnieuws<br />

21 Column Paul Roncken<br />

29 Dat vind ik nou mooi!<br />

30 Afstudeervakken<br />

30 Genius Fluvii<br />

Hoe ontwerp je met stromen?<br />

32 Amsterdamse School in tuinarchitectuur<br />

36 <strong>De</strong> ronde der beleving<br />

Beleving in de ruimtelijke planvorming<br />

49 Boeken<br />

53 Vakgeroep<br />

54 TAPAS<br />

Inhoud<br />

06<br />

16<br />

19<br />

30<br />

42<br />

TOPOS / 01 / 2004 3


TOPNIEUWS<br />

Mark Hendriks<br />

Nog te verschijnen Nota Ruimte<br />

zorgt voor opschudding<br />

<strong>De</strong> nieuwe Nota Ruimte, die waarschijnlijk<br />

in maart zal verschijnen,<br />

heeft al voor aardig wat opschudding<br />

gezorgd. In uitgelekte conceptversies<br />

komt naar voren dat diverse waardevolle<br />

landschappen genomineerd zijn<br />

voor woningbouw en dat inspraakmogelijkheden<br />

nauwelijks aanwezig<br />

zijn.<br />

Opvallend zijn de plannen <strong>van</strong> minister<br />

<strong>De</strong>kker om bouwen in het Groene<br />

Hart steeds meer toe te staan. In de<br />

nota legt zij een grote verantwoordelijkheid<br />

bij provincies en gemeenten.<br />

Critici zijn bang dat ‘alle remmen los<br />

gaan’ en natuurgebieden en<br />

karakteristieke landschappen worden<br />

aangetast door de grote bouwbehoefte.<br />

Gekscherend wordt er gesproken<br />

over het nut <strong>van</strong> de HSL tunnel.<br />

Miljoenen heeft het gekost om over een<br />

lengte <strong>van</strong> 7 kilometer de HSL lijn<br />

ondergronds te brengen, zodat het<br />

bovengrondse polderlandschap<br />

gespaard wordt. Nu is men bang dat<br />

de Nota Ruimte bouwen boven deze<br />

tunnel gewoon toestaat. Naast het<br />

Groene Hart worden ook de Friese<br />

Meren, de Veluwe en de omgeving<br />

<strong>van</strong> Valkenburg genoemd als potentiele<br />

bouwlocaties.<br />

<strong>De</strong> opvolger <strong>van</strong> de omstreden Vijfde<br />

Nota heeft tevens de woede gewekt<br />

<strong>van</strong> diverse natuur- en milieuorganisaties.<br />

<strong>De</strong>ze vinden dat zij en andere<br />

maatschappelijke organisaties en<br />

burgers buitenspel worden gezet in<br />

de discussie omtrent de Nota<br />

Ruimte. Minister <strong>De</strong>kker vindt dat<br />

burgers en organisaties hun wensen<br />

al hebben kunnen ventileren tijdens<br />

de inspraakprocedure <strong>van</strong> de Vijfde<br />

Nota.<br />

4 TOPOS / 01 / 2004<br />

Files in 2003 toegenomen<br />

Het aantal kilometer file op de snelwegen<br />

is in 2003 met 5,7 procent<br />

toegenomen ten opzichte <strong>van</strong> 2002.<br />

Dit blijkt uit de gegevens <strong>van</strong> de<br />

Verkeersinformatiedienst (VID) in<br />

Amsterdam. Van de 8760 uur die 2003<br />

telde, stond er 4495 uur file ergens in<br />

Nederland. <strong>De</strong> gemiddelde filelengte<br />

was 4 kilometer.<br />

<strong>De</strong> VID schrijft deze toename toe aan<br />

de extreme weeromstandigheden en<br />

de vele werkzaamheden. In het begin<br />

<strong>van</strong> 2003 zorgde veel neerslag voor<br />

extra lange filetijden en het mooie<br />

zomerweer zorgde voor veel recreatieverkeer<br />

op de weg. Maar lieft 6,2<br />

procent <strong>van</strong> de files (in 2002 was dat<br />

nog 5,5 procent) werd veroorzaakt<br />

door wegwerkzaamheden.<br />

In de file-hitparade is de A2 bij Everdingen<br />

richting Utrecht <strong>van</strong> de eerste<br />

plaats verdrongen door hetzelfde<br />

punt, maar dan richting <strong>De</strong>n Bosch.<br />

Haarlem-Zuid in de richting <strong>van</strong><br />

Amstelveen staat op de derde plaats.<br />

Wageningen wil weer gaan<br />

bouwen<br />

<strong>De</strong> komende jaren zullen in<br />

Wageningen acht- tot twaalfhonderd<br />

woningen verrijzen. Dit is tamelijk<br />

uniek, omdat de afgelopen jaren de<br />

woningbouw in de stad nagenoeg<br />

heeft stilgelegen. Het stadsbestuur<br />

denkt met een actievere aanpak de<br />

bouwstroom weer op gang te<br />

brengen.<br />

Dit jaar zal op verschillende locaties<br />

begonnen worden met het realiseren<br />

<strong>van</strong> voornamelijk koopwoningen. <strong>De</strong><br />

grootste locaties zijn Rustenburg<br />

(130), Noordwest (72), Haagsteeg<br />

(50) en Boomgaarden (48).<br />

Daarnaast zijn er nog tal <strong>van</strong> kleinere<br />

locaties en is de gemeente met ontwikkelaars<br />

in onderhandeling over<br />

vijftien potentiele locaties, zoals<br />

Pantarijn, Diedenoort en de mouterij<br />

<strong>van</strong> Bavaria.<br />

Het principe <strong>van</strong> inbreiding is leidend,<br />

maar de gemeente heeft al wel een<br />

uitbreidingslocatie voor handen:<br />

Wageningen-West aan de Lawickse<br />

Allee. Als zich op een <strong>van</strong> de inbreidingslocaties<br />

knelpunten voordoen,<br />

zal er in West aan de slag worden<br />

gegaan.<br />

<strong>De</strong>ze locatie is eveneens onderdeel<br />

<strong>van</strong> een om<strong>van</strong>grijk plan <strong>van</strong> de<br />

gemeenten Ede, Veenendaal, Rhenen<br />

en Wageningen om 30.000 extra<br />

woningen te bouwen in de Gelderse<br />

Vallei. <strong>De</strong> vier gemeenten presenteerden<br />

onlangs hun plannen in de<br />

regionale structuurvisie WERV aan<br />

de provincies Gelderland en Utrecht.<br />

Andere mogelijke nieuwbouwlocaties<br />

in deze visie zijn langs de Dreeslaan<br />

tussen Ede en Wageningen en langs<br />

dezelfde weg tussen Bennekom en<br />

Wageningen-Noord.<br />

Een belangrijke rol in het WERV is<br />

weggelegd voor het kennislandgoed<br />

WUR. <strong>De</strong>ze kennisintensieve schil<br />

moet in het noorden en westen <strong>van</strong><br />

de stad als overgang dienen tussen<br />

het Binnenveld en de bebouwde<br />

omgeving.


Wil de laatste boer het licht<br />

uitdoen?<br />

Dat het veenweidelandschap behouden<br />

moet blijven, staat vast. Maar de<br />

manier waarop nog niet. Dit is de<br />

belangrijkste conclusie die getrokken<br />

kon worden na het debat ‘Wil de<br />

laatste boer het licht uitdoen, deel 2’,<br />

dat door het tijdschrift Landwerk,<br />

Alterra en Hogeschool Larenstein op<br />

15 januari werd georganiseerd. Dit<br />

debat was het vervolg op een debat<br />

op 30 oktober vorig jaar, dat was georganiseerd<br />

naar aanleiding <strong>van</strong> de<br />

‘schokkende’ conclusies <strong>van</strong> Pieter<br />

Vereijken en Herman Agricola dat de<br />

boer binnen 10 jaar is verdwenen. In<br />

dit tweede debat werd ingezoomd op<br />

het veenweidegebied en de melkveehouderij.<br />

Vereijken was op 15 januari opnieuw<br />

present om zijn onderzoek toe te<br />

lichten. Hij blijft erbij dat de Nederlandse<br />

boer in een Europa zonder<br />

grenzen en de voortwoekerende<br />

prijzenslag niet kan overleven.<br />

Volgens hem moet ze of vertrekken<br />

naar het buitenland of blijven en zich<br />

richten op andere activiteiten. WLTOvoorzitter<br />

Jan Heijkoop ziet dat heel<br />

anders. Volgens hem blijft de boer,<br />

omdat de stad dat wil. “Stedelingen<br />

en boeren moeten afspraken over het<br />

beheer, gebruik en financiering <strong>van</strong><br />

het landelijk gebied.” Vereijken en Fer<br />

Felder <strong>van</strong> AM Wonen zien andere<br />

manieren om het landelijke karakter<br />

te behouden en financieren. Felder<br />

pleit voor het bouwen <strong>van</strong> meer<br />

‘Wassenaartjes’. “Mensen willen dat<br />

graag en het brengt geld in het laatje.”<br />

Team CS aan de slag met<br />

ontwerp Rotterdam CS<br />

Team CS, een combinatie <strong>van</strong><br />

Benthem Crouwel Architecten BV,<br />

Meyer en Van Schooten Architecten<br />

BV en West 8 landscape architects<br />

and urban design, is door Selectie<br />

Architect Rotterdam Centraal voorgedragen<br />

om het nieuwe treinstation<br />

<strong>van</strong> Rotterdam en haar omgeving<br />

vorm te geven.<br />

Team CS is gekozen uit 48 kandidaten.<br />

<strong>De</strong> visie <strong>van</strong> Team CS op het stationsgebouw<br />

als nieuw vervoersknooppunt<br />

en economische toplocatie, ruimtelijk<br />

ingepast in de omgeving, sprak de<br />

selectiecommissie sterk aan. Team<br />

CS is hierom door opdrachtgever<br />

Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam<br />

gevraagd een voorlopig ontwerp te<br />

maken.<br />

Stationsgebied moet Rotterdam een nieuwe<br />

impuls geven<br />

E-work vermindert files en<br />

ruimtebeslag<br />

Volgens de empirische studie ‘ICT,<br />

ruimte en mobiliteit’, uitgevoerd door<br />

MuConsult B.V. in opdracht <strong>van</strong> de<br />

Adviesdienst Verkeer en Vervoer, de<br />

ministeries <strong>van</strong> EZ, V en W en VROM<br />

en het Ruimtelijk Planbureau, leidt ework<br />

tot een netto vermindering <strong>van</strong><br />

het ruimtebeslag voor wonen en<br />

werken. E-work, elke vorm <strong>van</strong> werk<br />

dat op afstand <strong>van</strong> een bedrijfsvestiging<br />

wordt uitgevoerd, leidt namelijk<br />

niet tot een behoefte aan extra<br />

kamers thuis, maar het geeft bedrijven<br />

wel de kans op kantoorruimte te besparen.<br />

Aan de hand <strong>van</strong> drie thema’s<br />

- ‘e-work’, ‘business to consumer<br />

(B2C) e-commerce’ en ‘business to<br />

business (B2B) e-commerce’- zijn de<br />

belangrijkste vragen <strong>van</strong> de betrokken<br />

departementen gedefinieerd en<br />

beantwoord. Onder andere de ruimtelijke<br />

spreiding <strong>van</strong> zowel e-workers<br />

als bedrijven is onderzocht. Zo bevinden<br />

zich meer e-workers in de<br />

Randstad en wonen ze voornamelijk<br />

in de stadscentra of in de buurt <strong>van</strong><br />

stations. Bedrijven met e-workers in<br />

dienst komen juist relatief meer voor<br />

in dorpse en groenstedelijke gebieden<br />

in de provincies Noord-<br />

Brabant, Gelderland en Utrecht.<br />

Daarnaast zijn ook zij vaak dicht in de<br />

buurt <strong>van</strong> het station gevestigd.<br />

E-work leidt ook tot een betere spreiding<br />

<strong>van</strong> (auto)verplaatsingen over de<br />

dag. Hierdoor kan e-work bijdragen<br />

aan een afname <strong>van</strong> files of althans<br />

een verkorting daar<strong>van</strong>. B2C en B2B<br />

e-commerce en e-shopping kunnen<br />

in tegenstelling tot de positieve effecten<br />

<strong>van</strong> e-work tot een verkeerstoename<br />

leiden. Het netto-effect <strong>van</strong><br />

ICT op de vervoersbehoefte <strong>van</strong><br />

werken, handel en consumptie hangt<br />

uiteindelijk af <strong>van</strong> welk effect sterker<br />

is: de verkeersafname door e-work of<br />

de verkeerstoename door e-shopping<br />

en B2C en B2B e-commerce.<br />

Bart Wubben Redacteur TOPOS<br />

TOPOS / 01 / 2004 5


Over smaak valt te twisten<br />

<strong>De</strong> opkomst <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> in de planologie<br />

Schoonheid wordt in veel<br />

disciplines als het hoogst<br />

haalbare gezien. Maar hoe<br />

zit dat in de ruimtelijke<br />

ordening en dan met name<br />

de planologie? Dit zijn disciplines<br />

die meer op methodische<br />

programma’s lijken<br />

te rusten en waar het begrip<br />

<strong>schoonheid</strong> niet tussen<br />

lijkt te passen.<br />

Aan de hand <strong>van</strong> een historische<br />

beschouwing geeft<br />

professor Len de Klerk een<br />

pleidooi waarom <strong>schoonheid</strong><br />

juist wel een plek moet<br />

krijgen in de Nederlandse<br />

ruimtelijke ordening.<br />

Len de Klerk<br />

Hoogleraar Algemene Planologie<br />

Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam<br />

l.a.deKlerk@uva.nl<br />

6 TOPOS / 01 / 2004<br />

Wie alles heeft gaat <strong>schoonheid</strong> zoeken en<br />

begint over smaak te twisten. <strong>De</strong> “Volksbeweging<br />

tegen de Lelijkheid” heeft vorig<br />

jaar een manifest uitgegeven waarin wordt<br />

gepleit voor esthetica als grondbeginsel<br />

<strong>van</strong> de ruimtelijke ordening. <strong>De</strong> Volksbeweging<br />

klaagt dat het functionele tot in<br />

de haarvaten <strong>van</strong> ons gedrag is terug te<br />

vinden. Bij gebrek aan gemeenschappelijke<br />

sociale beginselen valt dit leven ‘alleen in<br />

het esthetische nog <strong>van</strong> <strong>betekenis</strong> te voorzien’<br />

(Hogerhuis & Van Oorschot, 2002).<br />

<strong>De</strong>ze postmoderne boodschap is al ouder<br />

en werd onder meer verkondigd door<br />

Kees Vuyk in <strong>De</strong> esthetisering <strong>van</strong> het wereldbeeld<br />

(1992). Daarin betoogt hij dat kwaliteitsoordelen<br />

over smaak, vormgeving en<br />

<strong>schoonheid</strong> de plaats hebben ingenomen<br />

<strong>van</strong> weggevallen collectieve maatschappijvisies<br />

en wetenschappelijk objectiveerbare<br />

programma’s.<br />

Volgens de Volkskrant <strong>van</strong> 20 oktober<br />

2003 beweert Virginia Postrel in The<br />

Substance of Style dat wij leven in het<br />

Tijdperk <strong>van</strong> de Esthetiek. Alles en<br />

iedereen is uit op <strong>schoonheid</strong> en stijl.<br />

Persoonlijke <strong>schoonheid</strong> komt uit potjes<br />

en onder het mes <strong>van</strong> de chirurg <strong>van</strong>daan.<br />

Ons wooninterieur wordt gestileerd.<br />

Het is zinloos dat aan de kaak te<br />

stellen. Is dit geldverspilling aan nutteloze<br />

zaken? Nee hoor. Stijl is expressie: I like<br />

that = I am like that (Postrel). Signalen<br />

uitzenden door in merkshirt X te lopen,<br />

tekent het zoeken naar verwante zielen.<br />

Critici zijn volgens Postrel gefrustreerd,<br />

omdat er niet één nieuwe, alom geldige<br />

stijl is, maar een constante dynamiek <strong>van</strong><br />

mengvormen, waarbinnen iedereen eigen<br />

keuzes maakt. Vluchtigheid is troef en<br />

daar krijgt de criticus geen vat op. <strong>De</strong><br />

wetenschapper evenmin, want die wordt<br />

voorbereid om structurele veranderingen<br />

te analyseren, geen structuurloze. Een<br />

aardig uitgangspunt voor een beschouwing<br />

over planologie en <strong>schoonheid</strong>.<br />

Planologie volgt eigen pad<br />

Schoonheid is opwindend. Traditioneel<br />

vertegenwoordigt zij het hoogste ideaal<br />

in de kunst. Schoonheid treft de ziel en<br />

doet verlangen naar het hoogste in de<br />

mens. ‘<strong>De</strong> hoge maatschappelijke positie<br />

<strong>van</strong> de kunst is aan die eigenschap te<br />

danken: door haar <strong>schoonheid</strong> verheft<br />

ze de samenleving’, schreef Auke <strong>van</strong><br />

der Woud (1997). Als wetenschap heeft<br />

de planologie weinig voeling met <strong>schoonheid</strong>.<br />

Als beoordelingscriterium en onderzoeksthema<br />

speelt <strong>schoonheid</strong> nauwelijks<br />

een rol. <strong>De</strong> wetenschappelijke planologie<br />

is geïnteresseerd in betrekkelijk saaie<br />

thema’s zoals planningprocessen, instrumentering,<br />

actoren, instituties, besturing,<br />

agendavorming. Een meer geografisch<br />

geïnspireerd thema, zoals ruimtelijke<br />

concepten, blijft met moeite de aandacht<br />

<strong>van</strong>gen, zo lijkt het.<br />

<strong>De</strong>ze ontwikkeling contrasteert met<br />

<strong>schoonheid</strong> als doel <strong>van</strong> ruimtelijke ordening,<br />

die na 1990 grote terreinwinst<br />

boekte op de programmering op basis<br />

<strong>van</strong> wetenschappelijke methodes. Een<br />

plan is een zoekinstrument geworden om<br />

ruimtelijke mogelijkheden te verkennen.<br />

Zodra het serieus wordt, spetteren de<br />

glossy ontwerpen <strong>van</strong> het papier en wordt<br />

<strong>schoonheid</strong> een belangrijk keuzecriterium,<br />

verpakt als kwaliteit.<br />

Als wrede heerseres over de ontwikkelingen<br />

beschikte de geschiedenis tot de<br />

volgende samenloop: op het moment<br />

dat de planologie zich loswrikte <strong>van</strong> de<br />

stedenbouw, ontworstelde de stedenbouw<br />

zich aan de esthetiek als doel <strong>van</strong><br />

het ontwerp. Joël Meijer de Casseres<br />

(1902-1990), constructeur <strong>van</strong> het begrip<br />

planologie, was nog als architect opgeleid.<br />

Hij ontwikkelde zich als regional planner<br />

in de geest <strong>van</strong> Geddes en Abercrombie.<br />

“<strong>De</strong> stedenbouw”, schreef hij in 1926,<br />

“is een door en door sociaal werk dat<br />

grondt op drie uiterst belangrijke sociale<br />

verschijnselen: de bevolkingsbeweging,<br />

de sociale verhoudingen en de economische<br />

toestanden.” In zijn boek<br />

Stedebouw (1926) verklaarde hij de sociologie<br />

als ‘wetenschap der samenleving’<br />

tot basis <strong>van</strong> de ruimtelijke planvorming.<br />

Vorm volgt functie<br />

In de tijd <strong>van</strong> Berlage omstreeks 1930,<br />

die zocht naar een harmonieus en monumentaal<br />

stadsbeeld, riepen moderne


architecten en stedenbouwkundigen om<br />

het hardst dat ze dat juist niet zochten.<br />

Ze wilden de stedelijke werkelijkheid<br />

ontleden zoals een chemicus de stoffen.<br />

Ze analyseerden de ruimtelijke basisbehoeften<br />

<strong>van</strong> de stedeling en vingen die in<br />

statistieken en vooruitberekeningen.<br />

<strong>De</strong>ze werden vervolgens omgezet naar<br />

de kleinste ruimtelijke cellen (woningen,<br />

bedrijfseenheden) en de infrastructuur<br />

en uitgelijnd op plattegronden. <strong>De</strong> vorm<br />

zou voortaan de functie volgen. Zo ontstond<br />

onze naoorlogse stad. Toch stak<br />

er schijn in de ontkenning <strong>van</strong> het esthetische.<br />

Natuurlijk waren ‘mooi’ of ‘lelijk’,<br />

‘interessant’ of ‘saai’ geen objectiveerbare<br />

criteria, maar de stedenbouwer was wel<br />

degelijk bezig met ‘plastische ruimtelijkheid’.<br />

Dat ‘plastische stadsbeeld’ was rond<br />

1970 ontstaan in nieuwe stadsdelen zoals<br />

Ommoord (Rotterdam) en de Bijlmermeer<br />

(Amsterdam).<br />

<strong>De</strong>ze aanpak <strong>van</strong> esthetiek ging terug tot<br />

de oorsprong <strong>van</strong> het modernisme, de<br />

losmaking <strong>van</strong> het beeld <strong>van</strong> de werkelijkheid.<br />

Het impressionisme was de eerste<br />

beweging waarin de waarnemer subjectief<br />

de waargenomen werkelijkheid interpreteerde.<br />

<strong>De</strong> volgende stap werd gezet door<br />

Picasso en Braque die het Kubisme ontwikkelden<br />

(1909) waarin de werkelijkheid<br />

tot primaire beelden en kleuren werd gereduceerd.<br />

Wonderlijk snel pikte Mondriaan<br />

dit op en ontwikkelde de Nederlandse<br />

bijdrage aan de moderne kunst,<br />

<strong>De</strong> Stijl. Hij wilde niet meer de werkelijkheid<br />

afbeelden, maar een <strong>van</strong> natuur afgeleide<br />

<strong>schoonheid</strong>. Een paar jaar later schilderde<br />

hij louter geometrische vlakken en<br />

lijnen in heldere kleuren. <strong>De</strong>ze composities<br />

verwijzen niet meer naar een realiteit,<br />

maar naar zichzelf. Het spel <strong>van</strong> lijnen en<br />

vlakken moest volgens hem bij de toeschouwer<br />

een gevoel <strong>van</strong> harmonie teweegbrengen.<br />

Daarmee werd de beeldende<br />

kunst onderdeel <strong>van</strong> de filosofie.<br />

Zonder theorie geen nieuwe stroming,<br />

schreef Tom Wolfe in zijn satirische verhandeling<br />

Het geschilderde woord; <strong>van</strong> Bauhaus<br />

tot ons huis (1981).<br />

<strong>De</strong> architectuur volgde. Gerrit Rietveld<br />

Het plasticisme dat Piet Mondriaan tussen 1914 en 1920 ontwikkelde: expressie <strong>van</strong> modernisme.<br />

ontwierp met het Schröder-huis aan de<br />

Prins Hendriklaan (nr. 50) in Utrecht<br />

meteen een nooit meer geëvenaard hoogtepunt<br />

(1919). Het huis is <strong>van</strong>uit het<br />

gebruik (de functies) <strong>van</strong> binnen naar buiten<br />

ontworpen. Exterieur en interieur vormen<br />

een volmaakt geheel <strong>van</strong> ruimtelijkheid.<br />

<strong>De</strong> buitenmuren lijken te zweven in de<br />

ruimte, de balkons lijken te zweven, ramen<br />

lopen door in de hoeken. Maar nu<br />

doe ik Mies <strong>van</strong> de Rohe, Frank Lloyd<br />

Wright en anderen tekort. In Van de<br />

Rohe’s paviljoen voor de Wereldtentoonstelling<br />

<strong>van</strong> Barcelona (1929) houd ik mijn<br />

adem in door de zeldzame ruimtelijkheid<br />

die het uitstraalt. <strong>De</strong> huizen <strong>van</strong> Wright<br />

in Chicago of nabij Pittsburgh zijn hoogtepunten<br />

<strong>van</strong> architectonische <strong>schoonheid</strong>.<br />

<strong>De</strong> relatie tussen <strong>schoonheid</strong> en architectuur<br />

loopt over de duurzaamheid <strong>van</strong> de<br />

constructie, de functionaliteit <strong>van</strong> het<br />

ontwerp (de plattegrond) en de <strong>schoonheid</strong><br />

als harmonieus en zinvol eindresultaat.<br />

<strong>De</strong>ze drie klassieke hoofdbeginselen beschreef<br />

Vitruvius in <strong>De</strong> Architectura uit<br />

25 vC. Na 1995 doken ze op in stukken<br />

<strong>van</strong> de toenmalige Rijksplanologische<br />

Dienst ter voorbereiding <strong>van</strong> de Vijfde<br />

Nota als toekomstwaarde, gebruikswaarde<br />

en esthetische waarde.<br />

Planologie volgt proceskunde<br />

Na verlies <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> als object<br />

rond 1930, raakte de planologie na 1970<br />

ook nog eens <strong>van</strong> haar ruimtelijk object<br />

verwijderd. Ze verzeilde in het land <strong>van</strong><br />

TOPOS / 01 / 2004 7


de planningsleer die universele toepassing<br />

claimde. Of het nu een nieuw<br />

stadsdeel, een onderwijsplan of gezondheidszorg<br />

betrof, de planning er<strong>van</strong> zou<br />

steeds moeten gehoorzamen naar dezelfde<br />

regels <strong>van</strong> rationaliteit en later interactiviteit.<br />

Met het management ging het dezelfde<br />

kant op. In 1988 was mijn nieuwe<br />

directeur ruimtelijke ordening <strong>van</strong> opleiding<br />

slavist, in een eerdere functie ziekenhuismanager<br />

en erna ging hij een mediaconcern<br />

leiden. Op zeker abstractieniveau<br />

is het allemaal een kwestie <strong>van</strong> strategie,<br />

doelen, middelen en geïnspireerde medewerkers.<br />

Wat in de wetenschappelijke planologie<br />

uit het zicht verdween, was studie op de<br />

vraag wat nou een goed plan is, was of<br />

zal zijn. Thema’s <strong>van</strong> goed en slecht, mooi<br />

en lelijk werden buiten de wetenschap om<br />

behandeld in eindeloze spraakverwarringen.<br />

Dit werd interactieve planning genoemd.<br />

Met name door zogenaamde<br />

deskundigen, die een luisterend oor leken<br />

te hebben voor opvattingen <strong>van</strong> burgers,<br />

maar hier totaal niks mee deden. Het is<br />

één <strong>van</strong> de donkere perioden <strong>van</strong> het vak<br />

geworden, die veel droevige kwaliteit,<br />

zoals de vele stadsvernieuwingswijken,<br />

heeft opgeleverd.<br />

Na 1995 keerde de koppeling tussen planologie<br />

en het ruimtelijke object weer<br />

terug. Ondertussen waren steeds meer<br />

planologen in de traditie <strong>van</strong> de sociale<br />

wetenschappen opgeleid. Daarin wordt<br />

aan de fysieke ruimte geen zelfstandige<br />

<strong>betekenis</strong> toegekend, maar is ingerichte<br />

of geordende ruimte één <strong>van</strong> de vele resultaten<br />

<strong>van</strong> sociaal handelen. Geografen<br />

bestuderen de ruimte niet alleen als neerslag<br />

<strong>van</strong> sociaal handelen, maar ook de<br />

weerslag er<strong>van</strong> op dat handelen.<br />

Stedenbouwkundigen en planologen<br />

bestuderen ingerichte ruimte ook als zelfstandig<br />

object dat luistert naar regels en<br />

opvattingen over inrichting en vormgeving.<br />

<strong>De</strong> ingerichte en geordende ruimte<br />

heeft immers een uitzonderlijk lange<br />

levensduur. Daarmee staat naar mijn opvatting<br />

het ruimtelijk plan als ontwerp<br />

<strong>van</strong> een wenselijke toekomst in het hart<br />

<strong>van</strong> de planologie.<br />

8 TOPOS / 01 / 2004<br />

<strong>De</strong> wijk Brandevoort <strong>van</strong> Leon Krier met op de achtergrond het Plan-Berlage voor Amsterdam-<br />

Zuid <strong>van</strong> 1904. In Brandevoort wordt veel geciteerd uit het Plan-Berlage. Beide plannen zijn<br />

geinspireerd door het streven naar een schilderachtig stadsbeeld.<br />

Vitruviaans gebod<br />

Terug naar het actuele pleidooi om het<br />

esthetische een substantiële rol te bezorgen<br />

in de ruimtelijke ordening. Vorm<br />

volgt functie lijkt in zijn tegendeel omgeslagen.<br />

Na 1990 beleefde de uit de architectuur<br />

voortgekomen blauwdrukplanning<br />

op projectniveau een ware zegetocht.<br />

In de ruimtelijke ordening is kwaliteit<br />

het gesprek <strong>van</strong> de dag geworden.<br />

‘Kwaliteit’ is de abstractie <strong>van</strong> mooi,<br />

duurzaam, interessant, bruikbaar, kortom,<br />

wat ik zou willen noemen het Vitruviaans<br />

gebod. Beeldvorming en ontwerpend<br />

onderzoeken zijn standaardpraktijken<br />

geworden in een wereld waarin<br />

het woord in toenemende mate wordt<br />

afgetroefd door het beeld. Lang was vorm<br />

in de architectuurleer <strong>betekenis</strong>loos. Tot<br />

in de 19 e eeuw was vorm een middel om<br />

een opvatting uit te drukken. <strong>De</strong> hoofdvraag<br />

was niet die naar de functie <strong>van</strong><br />

<strong>schoonheid</strong>, maar naar de ‘regels’ om die<br />

te scheppen (Van der Woud, 1997).<br />

Er resten mij twee conclusies. Over smaak<br />

moet getwist worden en smaak moet<br />

worden ontwikkeld door studie, oefening<br />

en ervaring. <strong>De</strong> planoloog moet weten<br />

dat architectuur niet over versiering gaat,<br />

maar over verhoudingen en volumes,<br />

over symmetrie als middel tot harmonie.<br />

Over symmetrie valt niet te twisten: die<br />

is er of niet. Waardering <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />

vereist opvoeding en opleiding. Net als<br />

de geschiedenis <strong>van</strong> het vak, is het onderdeel<br />

<strong>van</strong> de culturele baggage <strong>van</strong> de planoloog,<br />

dat in het algemeen zwak is ontwikkeld.<br />

Schoonheid leren genieten is<br />

doordringen in de compositie <strong>van</strong> de stad,<br />

de wijk, het gebouw. Net als een schilderij<br />

<strong>van</strong> Jeroen Bosch is Opus 111, Beethovens<br />

laatste pianosonate, een meesterwerk<br />

dat zich alleen na studie openbaart.<br />

Het is een complete symfonie, slechts<br />

geëvenaard door D 960, de laatste pianosonate<br />

<strong>van</strong> Schubert. Beide verdienen<br />

grondige analyse, studie en moeten vele<br />

malen worden beluisterd tot in onderdelen<br />

met de muzieknoten op schoot.<br />

Met de ruimtelijke kwaliteit is het niet<br />

anders. Ik wil bepleiten dat iedere planoloog<br />

wordt verplicht tot het volgen <strong>van</strong><br />

lessen in ‘<strong>schoonheid</strong> als ruimtelijke kwaliteit’<br />

in de vorm <strong>van</strong> compositieleer.<br />

Vergis u niet: compositieleer is een zeer<br />

analytisch vak! Alleen op grond <strong>van</strong> kennis<br />

kan <strong>schoonheid</strong> een vooraanstaand planologisch<br />

thema worden.


Een beeld <strong>van</strong> Brandevoort: retrostijl als <strong>schoonheid</strong>, losgemaakt <strong>van</strong> tijd en plaats.<br />

Literatuur<br />

- Marty Bax (2001), ‘Introductie’, in: Mondriaan<br />

compleet, Alphen aan den Rijn: Atrium.<br />

- Hans <strong>van</strong> der Cammen & Len de Klerk (2003),<br />

Ruimtelijke ordening <strong>van</strong> grachtengordel tot<br />

Vinexwijk. Utrecht: Het Spectrum.<br />

- Jan Heeling, Han Meyer, John Westrik (2002),<br />

Het ontwerp <strong>van</strong> de stadsplattegrond. Amsterdam:<br />

SUN. Bas Heijne’(2003), ‘Weg met de wezenloosheid’,<br />

NRCHandelsblad 21-03-2003.<br />

- Michiel Hogerhuis en Martijn <strong>van</strong> Oorschot<br />

(2002), Een zoektocht naar <strong>schoonheid</strong>, (RMNO en<br />

Habiforum) Utrecht: Lemma bv.<br />

- Virginia Postrel (2003), The substance of Style.<br />

How the Rise of Aesthetics is Remaking Commerce,<br />

Culture & Consciousness. New York, Harper &<br />

Collins.<br />

- Auke <strong>van</strong> der Woud (1997), Waarheid en<br />

karakter. Het debat over de bouwkunst 1840-1900.<br />

Rotterdam: Nai.<br />

Summary<br />

Planning is science. It is only interested<br />

in instruments, processes, actors,<br />

steering, etc. This while decorating<br />

our living space is all about beauty.<br />

But in planning, beauty is compared<br />

with taste and you cannot dispute<br />

taste.<br />

But if we look at the history, beauty always<br />

played a role in designing our<br />

cities and landscapes. Berlage,<br />

Mondriaan and Rietveld are Dutch examples<br />

of that. But planning also had<br />

big social influences. It got removed<br />

from its original spatial object. With<br />

things like beauty and ugliness was<br />

dealt outside the field of planning.<br />

And this didn’t yield good plans. So it<br />

is important to make beauty an essential<br />

part of planning. Planners<br />

need to develop their taste so they<br />

can quarrel about it.<br />

TOPOS / 01 / 2004 9


<strong>De</strong> charme <strong>van</strong> de sa<strong>van</strong>ne<br />

Onderzoek naar landschapsvoorkeuren<br />

Landschapsbeleving is een<br />

ingewikkeld fenomeen, dat<br />

amper te meten valt. Toch<br />

komen uit onderzoek naar<br />

landschapsvoorkeuren<br />

resultaten naar voren, die<br />

het inzicht in dit abstracte<br />

begrip vergroten.<br />

Agnes <strong>van</strong> den Berg geeft<br />

een overzicht.<br />

Agnes <strong>van</strong> den Berg<br />

Omgevingspsycholoog Alterra<br />

agnes.<strong>van</strong>denberg@wur.nl<br />

10 TOPOS / 01 / 2004<br />

Bij het begrip ‘landschapsbeleving’<br />

denken de meeste mensen aan een rijke<br />

ervaring met talloze schakeringen <strong>van</strong><br />

gevoelens, emoties, herinneringen en<br />

associaties. <strong>De</strong>ze lekenopvatting <strong>van</strong><br />

landschapsbeleving staat in schril contrast<br />

met de manier waarop de beleving <strong>van</strong><br />

natuur en landschap in de omgevingspsychologie<br />

meestal wordt gemeten en<br />

onderzocht. Aangezien de beleving zelf,<br />

de innerlijke ervaring <strong>van</strong> het landschap,<br />

niet direct toegankelijk is voor empirisch<br />

onderzoek, zijn omgevingspsychologen<br />

genoodzaakt om de beleving af te leiden<br />

uit <strong>van</strong> buitenaf meetbare gedragingen<br />

<strong>van</strong> mensen. Vrijwel alles wat er in de<br />

omgevingspsychologie bekend is over<br />

landschapbeleving is hierop gebaseerd.<br />

Dit betekent niet dat omgevingspsychologisch<br />

onderzoek geen waardevolle<br />

inzichten oplevert. Door systematische<br />

variatie <strong>van</strong> omgevingskenmerken,<br />

persoonlijke variabelen en contextuele<br />

factoren kan ook met betrekkelijk eenvoudige,<br />

globale gedragsmaten een goed<br />

inzicht worden verkregen in een complex<br />

fenomeen zoals landschapsbeleving.<br />

Eén <strong>van</strong> de meest bestudeerde gedragsmaten<br />

is de toekenning <strong>van</strong> een globaal<br />

waardeoordeel op een kwantitatieve<br />

schaal, bijvoorbeeld een rapportcijfer op<br />

een schaal <strong>van</strong> 1 (zeer negatief) tot 7 (zeer<br />

positief). Zo’n globaal waardeoordeel<br />

wordt ook wel ‘voorkeur’ (Engels:<br />

‘preference’) genoemd. In dit artikel<br />

bespreek ik de belangrijkste bevindingen<br />

<strong>van</strong> onderzoek naar landschapsvoorkeuren<br />

aan de hand <strong>van</strong> drie thema’s: de<br />

liefde voor natuur, de voorkeur voor<br />

sa<strong>van</strong>ne-achtige landschappen en verschillen<br />

in landschapsvoorkeuren.<br />

<strong>De</strong> liefde voor natuur<br />

In de eerste voorkeursstudies, die rond<br />

1970 werden uitgevoerd, gebruikte men<br />

dia’s <strong>van</strong> natuurlijke en stedelijke omgevingen<br />

door elkaar heen. Al snel bleek<br />

dat dit geen goede aanpak was. In een<br />

beroemd pioniersonderzoek <strong>van</strong> Kaplan,<br />

Kaplan & Wendt uit 1972 naar de relatie<br />

tussen visuele complexiteit (het aantal<br />

verschillende elementen in een omgeving)<br />

en omgevingsvoorkeuren bleek dat<br />

complexiteit geen voorspellende waarde<br />

had voor de voorkeuren wanneer foto’s<br />

<strong>van</strong> natuurlijke en stedelijke omgevingen<br />

tegelijkertijd werden onderzocht. Echter<br />

wanneer beide typen omgevingen apart<br />

werden beschouwd, werd een positief<br />

verband tussen complexiteit en voorkeuren<br />

gevonden in zowel het stedelijke<br />

als het natuurlijke domein: Hoe complexer<br />

de omgeving, hoe sterker de voorkeur .<br />

Een belangrijke uitkomst <strong>van</strong> het onderzoek<br />

<strong>van</strong> Kaplan, Kaplan & Wendt<br />

(1972) was dat natuurlijke omgevingen<br />

vrijwel zonder uitzondering positiever<br />

werden beoordeeld dan de stedelijke<br />

omgevingen. Zelfs middelmatige<br />

natuurlijke landschappen worden over<br />

het algemeen nog hoger gewaardeerd<br />

dan de meest aantrekkelijke stedelijke<br />

omgevingen. In Nederland komen<br />

historische stadskernen met oude bomen<br />

en grachten, waar oorspronkelijke stratenpatronen<br />

nog zichtbaar zijn, qua voorkeur<br />

nog het dichtst in de buurt <strong>van</strong> natuurlijke<br />

omgevingen (Coeterier, 1996).<br />

In de loop der jaren is veel bewijsmateriaal<br />

verzameld voor de grote voorkeur <strong>van</strong><br />

mensen voor natuur (zie Hartig & E<strong>van</strong>s,<br />

1993, voor een overzicht). Of er nu foto’s,<br />

video’s, computersimulaties of echte omgevingen<br />

worden getoond, natuurlijke<br />

omgevingen worden gemiddeld genomen<br />

vrijwel altijd positiever beoordeeld<br />

dan stedelijke omgevingen. Onderzoek<br />

met behulp <strong>van</strong> computersimulaties laat<br />

bovendien zien dat stedelijke omgevingen<br />

met natuurlijke elementen, zoals bomen<br />

of water, hoger worden gewaardeerd<br />

dan stedelijke omgevingen zonder<br />

natuurlijke elementen. Natuurlijke omgevingen<br />

met stedelijke elementen, zoals<br />

hoogspanningslijnen, wegen, huizen of<br />

auto’s, worden juist minder positief<br />

beoordeeld dan natuurlijke omgevingen<br />

zonder stedelijke elementen. Al deze<br />

bevindingen tonen overtuigend aan dat<br />

mensen een sterke voorkeur hebben<br />

voor natuur.<br />

Hoe kan de grote voorkeur <strong>van</strong> mensen<br />

voor natuur worden verklaard? <strong>De</strong> meeste<br />

omgevingspsychologen zoeken het ant-


woord in evolutionaire verklaringen.<br />

Een populaire verklaring luidt bijvoorbeeld<br />

dat de menselijke soort zich in de<br />

loop <strong>van</strong> haar ontstaansgeschiedenis heeft<br />

gespecialiseerd in het verwerken <strong>van</strong> informatie<br />

over natuurlijke omgevingen. Nog<br />

steeds vinden we het makkelijker, en daardoor<br />

aantrekkelijker, om informatie over<br />

natuurlijke omgevingen te verwerken dan<br />

informatie over stedelijke omgevingen<br />

(Heerwagen & Orians, 1993).<br />

Maar er zijn ook andere verklaringen.<br />

Sociaal-culturele verklaringen wijzen op het<br />

belang <strong>van</strong> cultureel overgedragen waarden<br />

en normen. Elke cultuur heeft een bepaalde<br />

visie op de relatie tussen natuur en<br />

mensen. <strong>De</strong>ze visie krijgen leden <strong>van</strong> die<br />

cultuur mee in hun opvoeding. Als in<br />

een bepaalde cultuur de heersende visie<br />

inhoudt dat de natuur goed en mooi is,<br />

dan betekent dit dus dat de leden <strong>van</strong><br />

die cultuur een voorkeur voor natuur<br />

aanleren. Een belangrijk argument voor<br />

sociaal-culturele verklaringen is dat mensen<br />

niet altijd een positieve houding tegenover<br />

de natuur gehad lijken te hebben.<br />

Vooral in de middeleeuwen leek er eerder<br />

sprake te zijn <strong>van</strong> een algemene afkeer<br />

<strong>van</strong> natuur dan een voorkeur.<br />

Voorkeuren <strong>van</strong> natuur lijken dus in de<br />

loop der jaren veranderd onder invloed<br />

<strong>van</strong> de heersende culturele opvattingen.<br />

Tot slot zouden ook individuele leerprocessen<br />

een rol kunnen spelen in de<br />

voorliefde voor natuur. Verschillende<br />

onderzoekers hebben er op gewezen dat<br />

voor de moderne westerling een bezoek<br />

aan de natuur vrijwel altijd gepaard gaat<br />

met allerlei aangename zaken. Van jongs<br />

af aan worden mensen elke keer wanneer<br />

ze de natuur bezoeken beloond, want<br />

als je in de natuur bent hoef je niet naar<br />

school of werk en niet aan sociale verplichtingen<br />

te voldoen. Hierdoor worden<br />

mensen als het ware ‘geconditioneerd’<br />

om natuur positief te waarderen.<br />

<strong>De</strong> sa<strong>van</strong>ne als ideaal<br />

Mensen hebben niet alleen een grote liefde<br />

voor natuur, maar ook een duidelijke<br />

voorkeur voor bepaalde soorten natuur.<br />

Kellert (1993) concludeert op basis <strong>van</strong><br />

een overzicht <strong>van</strong> onderzoeken naar landschapsvoorkeuren<br />

<strong>van</strong> Europeanen,<br />

Noord-Amerikanen en Aziaten dat deze<br />

een sterke voorkeur hebben voor sa<strong>van</strong>neachtige<br />

of parkachtige omgevingen.<br />

Typerende kenmerken voor dit soort landschappen<br />

zijn onder meer diepte, halfopenheid,<br />

verspreide groepjes met bomen<br />

en struiken, een met gras bedekte, nietdrassige<br />

bodem, aanwezigheid <strong>van</strong><br />

oppervlaktewater en afwezigheid <strong>van</strong><br />

dreiging en gevaar.<br />

<strong>De</strong> meeste onderzoekers gaan er <strong>van</strong> uit<br />

dat de voorkeur voor sa<strong>van</strong>ne-achtige<br />

omgevingen, net als de voorliefde voor<br />

natuur in het algemeen, is aangeboren.<br />

Ook al zijn de meeste mensen in de<br />

moderne tijd niet meer afhankelijk <strong>van</strong><br />

de natuur om te overleven, ze worden<br />

nog steeds geboren met een bereidheid<br />

om voorkeuren aan te leren voor omgevingen<br />

met kenmerken die in een ver<br />

verleden gunstig waren voor het overleven<br />

<strong>van</strong> hun voorouders (Orians,<br />

1980; Wilson, 1993). <strong>De</strong> Afrikaanse sa<strong>van</strong>ne,<br />

maar ook een Engels landschapspark,<br />

zijn gunstig voor het overleven,<br />

omdat ze kenmerken bezitten die voor-<br />

zien in twee belangrijke basisbehoeften:<br />

<strong>De</strong> behoefte om te schuilen, bijvoorbeeld<br />

voor grote roofdieren, en de behoefte om<br />

te verkennen, bijvoorbeeld om te weten<br />

waar voedsel te vinden is. Het zijn omgevingen<br />

“waar je kunt zien zonder zelf<br />

gezien te worden” (Appleton, 1975).<br />

Het idee <strong>van</strong> de sa<strong>van</strong>ne als aangeboren<br />

ideaalbeeld is aansprekend maar moeilijk<br />

te bewijzen. Er zijn wel enige onderzoeken<br />

waaruit blijkt dat vooral jonge<br />

kinderen een sterke voorkeur hebben<br />

voor sa<strong>van</strong>ne-achtige omgevingen. <strong>De</strong>ze<br />

voorkeur wordt minder naarmate mensen<br />

ouder worden (Balling en Falk,<br />

1982; Synek, 1998). Dit is in overeenstemming<br />

met evolutionaire verklaringen<br />

<strong>van</strong> landschapsvoorkeuren, omdat<br />

jonge kinderen nog relatief weinig beïnvloed<br />

zijn door culturele en individuele<br />

leerprocessen.<br />

Het onderzoek naar overeenkomsten in<br />

landschapsvoorkeuren is inmiddels over<br />

zijn hoogtepunt heen. Dit komt omdat<br />

de toonaangevende onderzoekers op dit<br />

gebied, Stephen en Rachel Kaplan en<br />

Roger Ulrich, zijn overgestapt op onderzoek<br />

naar de stressherstellende en gezondheidsbevorderende<br />

werking <strong>van</strong> natuur.<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk diende dit onderzoek naar<br />

stressherstellende effecten vooral ter<br />

onderbouwing <strong>van</strong> de gedachte dat landschapsvoorkeuren<br />

zijn aangeboren. Als<br />

kon worden bewezen dat mensen gezonder<br />

worden <strong>van</strong> contact met sa<strong>van</strong>neachtige<br />

omgevingen, zou dit een bevestiging<br />

zijn <strong>van</strong> de adaptieve functie <strong>van</strong><br />

landschapsvoorkeuren. Al gauw bleek<br />

dat alle soorten natuur het herstel <strong>van</strong><br />

stress bevorderen en dus niet alleen<br />

TOPOS / 01 / 2004 11


sa<strong>van</strong>ne-achtige landschappen (Van den<br />

Berg, Koole, en Van der Wulp, 2003).<br />

Het al dan niet optreden <strong>van</strong> stressherstellende<br />

effecten lijkt vooral te worden<br />

bepaald door de afwezigheid <strong>van</strong> gevaar,<br />

niet door de gelijkenis met de sa<strong>van</strong>ne.<br />

Verschillen in landschapsvoorkeuren<br />

<strong>De</strong> oplettende lezer heeft inmiddels gemerkt<br />

dat omgevingspsychologen weinig<br />

aandacht lijken te hebben voor verschillen<br />

tussen individuele mensen. <strong>De</strong>els kan dit<br />

worden verklaard uit de bevinding dat er<br />

op het niveau <strong>van</strong> voorkeuren ook veel<br />

opvallender overeenkomsten tussen<br />

mensen dan verschillen zijn. Maar dit<br />

betekent niet automatisch dat individuele<br />

verschillen niet bestaan, of onbelangrijk<br />

zijn. In mijn proefschrift (Van den Berg,<br />

1999; zie ook Van den Berg, Vlek &<br />

Coeterier, 1998) heb ik daarom wel aandacht<br />

besteed aan individuele verschillen<br />

in landschapsvoorkeuren. Uit dit onderzoek<br />

bleek dat verschillen in landschapsvoorkeuren<br />

tussen mensen zich toespitsen<br />

op de dimensie ruig - verzorgd,<br />

oftewel de mate waarin het landschap<br />

beïnvloed is door mensen. Hierbij gaat<br />

het niet zozeer om stedelijke elementen,<br />

zoals fabrieken en wegen, maar om de<br />

zichtbare menselijke bemoeienis met de<br />

groei en bloei <strong>van</strong> natuur. <strong>De</strong>ze verschillen<br />

blijken samen te hangen met sociaaldemografische<br />

kenmerken zoals opleidingsniveau,<br />

inkomen, leeftijd, agrarische<br />

achtergrond en lidmaatschap <strong>van</strong> natuuren<br />

milieuorganisaties. Mensen met een<br />

laag inkomen en opleidingsniveau, boeren<br />

en ouderen hebben over het algemeen<br />

een relatief sterke voorkeur voor verzorgde<br />

natuur, terwijl mensen met een<br />

hoog inkomen en opleidingsniveau,<br />

leden <strong>van</strong> natuur- en milieuorganisaties,<br />

en jonge volwassenen over het algemeen<br />

een relatief sterke voorkeur voor ruige<br />

natuur hebben.<br />

Alhoewel het voor de hand ligt om te<br />

denken dat verschillen in voorkeuren voor<br />

ruige en verzorgde natuur worden veroorzaakt<br />

door factoren die cultureel of individueel<br />

aangeleerd zijn, zoals jeugdervaringen<br />

en kennis over de natuur,<br />

12 TOPOS / 01 / 2004<br />

lijken deze factoren minder belangrijk dan<br />

gedacht. Weliswaar geldt dat deze factoren<br />

sterk <strong>van</strong> invloed zijn op de landschapsbeleving<br />

in ruime zin, maar wanneer het<br />

gaat om de snelle reacties zoals deze worden<br />

gemeten in het voorkeurenonderzoek<br />

zijn ze minder belangrijk. Iemand<br />

die is opgegroeid in een gecultiveerd<br />

landschap zoals Groningen, houdt dus<br />

niet per definitie meer <strong>van</strong> verzorgde<br />

natuur dan iemand die is opgegroeid in<br />

de wat ruigere duinstreek.<br />

<strong>De</strong> diepere verklaring voor verschillen in<br />

voorkeuren voor ruige en verzorgde<br />

natuur moet waarschijnlijk worden gezocht<br />

in behoeften en belangrijke levensdoelen<br />

<strong>van</strong> mensen. Sommige mensen<br />

zijn in hun leven meer gericht op veiligheid,<br />

andere meer op persoonlijke groei<br />

en ontplooiing. Uit verschillende onderzoeken<br />

blijkt dat mensen die in hun leven<br />

vooral gericht zijn op persoonlijke groei,<br />

een sterke voorkeur hebben voor ruige<br />

natuur dan mensen die in hun leven vooral<br />

op zoek zijn naar veiligheid.<br />

Bovendien blijkt dat de voorkeur voor<br />

ruige natuur significant vermindert wanneer<br />

de behoefte aan veiligheid wordt<br />

versterkt, bijvoorbeeld door mensen te<br />

herinneren aan hun eigen sterfelijkheid<br />

(Koole & Van den Berg, in druk).<br />

Mensen die de voorkeur geven aan ruige<br />

natuur, gaan meer lijken op boeren en<br />

lager opgeleiden wanneer ze worden herinnerd<br />

aan hun sterfelijkheid. <strong>De</strong>ze bevinding<br />

illustreert een belangrijk principe<br />

<strong>van</strong> landschapsbeleving: “Je kunt alleen<br />

<strong>van</strong> de ruige, wilde natuur houden als je<br />

je veilig voelt”.<br />

Literatuur<br />

- Appleton, J. (1975). The experience of landscape.<br />

Londen: Wiley.<br />

- Balling, J.D. & Falk, J.H. (1982). <strong>De</strong>velopment<br />

of visual preference for natural environments.<br />

Environment and Behavior, 14, 5-28.<br />

- Berg, A.E. <strong>van</strong> den (1999) Individual differences<br />

in the aesthetic evaluation of natural landscapes.<br />

Dissertatiereeks Kurt Lewin Instituut 1999-4.<br />

Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.<br />

- Berg, A.E. <strong>van</strong> den, Koole, S.L & Van der<br />

Wulp, N.Y (2003). Environmental preference<br />

and restoration: (How) are they related?<br />

Journal of Environmental Psychology, 23, 135-146.<br />

- Berg, A.E. <strong>van</strong> den, Vlek, C.A.J. & Coeterier,<br />

J.F. (1998). Group differences in the aesthetic<br />

evaluation of nature development plans:<br />

A multilevel approach. Journal of Environmental<br />

Psychology, 18, 141-157.<br />

- Coeterier, J.F. (1996). Dominant attributes in the<br />

perception and evaluation of the Dutch landscape.<br />

Landscape and Urban Planning, 34, 27-44.<br />

- Hartig, T. & E<strong>van</strong>s, G.W. (1993). Psychological<br />

foundations of nature experience. In T. Gärling<br />

& R.G. Golledge (Eds.), Behavior and environment:<br />

Psychological and geographical approaches (pp. 427-<br />

457). Amsterdam: Elsevier Science Publishers.<br />

- Heerwagen, J.H. & Orians, G.H. (1993).<br />

Humans, habitats and aesthetics. In: S.R.<br />

Kellert & E.O. Wilson (Eds.). The biophilia<br />

hypothesis. Washington, DC: Island press.<br />

- Kaplan, R., Kaplan, R. & Wendt, J.S. (1972).<br />

Rated preference and complexity for natural<br />

and urban visual material. Perception and<br />

Psychophysics, 12, 354-356.<br />

- Koole, S.L. & Berg, A.E. <strong>van</strong> den (in druk).<br />

Paradise lost and reclaimed: An existential motives<br />

analysis of human-nature relations. To be published<br />

in: J. Greenberg, S.L. Koole, & T. Pyszczinsky<br />

(Eds.), Handbook of experimental existential<br />

psychology. New York: Guildford.<br />

- Orians, G.H. (1980). Habitat selection:<br />

General theory and applications to human<br />

behavior. In: J.S. Lockard (Ed.), The evolution of<br />

human social behavior. New York: Elsevier.<br />

- Synek, E. (1998). Evolutionäre Ästhetik:<br />

Vergleich von prä- und postpubertären Landschaftspräferenzen.<br />

Diplomarbeit an der Naturwissenschaftlichen<br />

Fakultät der Universität Wien.<br />

- Wilson, E.O. (1984). Biophilia. Cambridge:<br />

Harvard University Press.<br />

Summary<br />

People tend to have a special love for<br />

nature. Nature sites are always more<br />

appreciated than city areas. This love<br />

can be explained by the cultural backgrounds<br />

of people. For most people<br />

nature is a place where you go for fun<br />

and relaxation. Nature is linked with<br />

happiness and therefor loved. The<br />

majority of people prefers one special<br />

kind of nature, the sa<strong>van</strong>nah. This can<br />

be explained by the fact that people<br />

from origin come from the sa<strong>van</strong>nah.<br />

Positive aspects of the sa<strong>van</strong>nah such<br />

as its openness and the opportunity<br />

to hide helped people survive. Even<br />

though, evolution brought people to<br />

other places than the sa<strong>van</strong>nah, his<br />

love for the sa<strong>van</strong>nah has remained.<br />

Although people have a lot in common<br />

about their preference for nature, there<br />

is a difference. This difference is the<br />

love of people for rough or prepared<br />

nature.


Beeldende kunst laat geen<br />

<strong>van</strong>zelfsprekende verwachtingen toe<br />

Kunst in de openbare<br />

ruimte lijkt actueler dan<br />

ooit. Kunst wil steeds<br />

meer onderdeel uitmaken<br />

<strong>van</strong> ruimtelijke<br />

en sociaal-culturele<br />

ontwikkelingen. Nu ook<br />

de overheid de kunst<br />

doelbewust wil inzetten<br />

bij de inrichting <strong>van</strong> onze<br />

leefomgeving, ontkomen<br />

we niet aan de vraag wat<br />

die kunst dan wel zou<br />

kunnen toevoegen, hoe<br />

dat dan zou moeten, en<br />

vooral waarom dat überhaupt<br />

nodig is.<br />

Liesbeth Melis<br />

Redacteur Open, tijdschrift <strong>van</strong> de<br />

Stichting Kunst en Openbare Ruimte<br />

lm@skor.nl<br />

Foto<br />

BTL Planburo<br />

“Het begrip cultuur is opgezwollen tot<br />

groteske proporties” schreef Sjoerd de<br />

Jong ruim een jaar geleden in het NRC-<br />

Handelsblad (<strong>De</strong> Jong, 2002). Het artikel<br />

begint treffend: “Cultuur verklaart inmiddels<br />

alles. Het ontsporen <strong>van</strong> Marokkaanse<br />

jeugd, het economische succes<br />

<strong>van</strong> het westen, het ontsporen <strong>van</strong> Antilliaanse<br />

jeugd, de fenomenale Nederlandse<br />

voetbalkunst, wat goed is aan<br />

Amerika, wat fout is aan Amerika, het<br />

Japanse mirakel, het ontsporen <strong>van</strong> het<br />

Japanse mirakel, en: het politieke succes<br />

<strong>van</strong> het westen.” Het begrip cultuur is<br />

zo ruim en glibberig geworden, dat het<br />

nauwelijks nog inhoud heeft. Cultuur<br />

blijkt niet alleen <strong>van</strong> alles te verklaren,<br />

maar lijkt ook allerlei problemen te kunnen<br />

oplossen. Sinds de lancering <strong>van</strong> het<br />

begrip ‘culturele planologie’ heeft ook de<br />

inrichting <strong>van</strong> Nederland plotsklaps weer<br />

een toekomstperspectief. Een perspectief<br />

<strong>van</strong> culturele aard, alsof voor de<br />

introductie er<strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> Nederland<br />

nauwelijks iets met cultuur te maken<br />

had. <strong>De</strong>ze door de overheid gevoelde<br />

behoefte aan culturele impulsen lijken<br />

vooral voort te komen uit de veranderende<br />

behoeftes <strong>van</strong> de samenleving, die<br />

zich in de jaren negentig steeds sterker<br />

ontwikkelde naar een belevingseconomie.<br />

Economische welvaart in combinatie<br />

met een sterk geïndividualiseerde<br />

samenleving maakten de weg vrij voor<br />

recreatie en ontspanning op grote schaal<br />

(Metz, 2002).<br />

Het pleidooi voor een cultuurpolitieke<br />

benadering <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> Nederland<br />

kwam dan ook niet als een verrassing.<br />

Het begrip ‘culturele planologie’<br />

werd door de politiek gelanceerd en ook<br />

de beeldende kunst kreeg naast de ruimtelijke<br />

ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur<br />

een taak te vervullen<br />

bij de inrichting <strong>van</strong> Nederland.<br />

Gestimuleerd door de overheid zou ze<br />

zich sterker moeten engageren met onze<br />

leefomgeving. Maar wordt hierbij cultuur<br />

niet verward met ‘meer tot de verbeelding<br />

sprekend’ met het behoud <strong>van</strong> cultureel<br />

erfgoed als belangrijkste goed, zoals de<br />

Nota Belvedère laat zien? <strong>De</strong> vraag is<br />

echter of de kunst zich zo niet voor het<br />

karretje <strong>van</strong> de overheid laat spannen.<br />

En welk karretje is dat dan precies? Hoe<br />

zou de kunst dat dan wel moeten doen,<br />

wat is de insteek <strong>van</strong> de kunst en waarom<br />

zou ze dat eigenlijk doen? 1<br />

Engagement<br />

Op zichzelf is de zoektocht naar engagement<br />

niets nieuws. Gedurende de hele<br />

twintigste eeuw hebben kunstenaars<br />

steeds opnieuw een rol voor de kunst<br />

opgeëist in de vormgeving <strong>van</strong> de leefomgeving.<br />

Van Mondriaan en Van<br />

Doesburg in de jaren twintig tot en met<br />

Constant in de jaren zestig. Nu weer<br />

zoekt de kunstenaar naar de rol die hij<br />

kan vervullen in de vormgeving en inrichting<br />

<strong>van</strong> onze leefomgeving, zij het<br />

met behulp <strong>van</strong> meer realistische en haalbare<br />

projecten gebaseerd op microstrategieën.<br />

Hierbij wordt niet ingezet op<br />

structurele en rigoureuze veranderingen,<br />

maar juist op wijzigingen door middel<br />

<strong>van</strong> kleine ingrepen, waarbij de gebruikers<br />

direct betrokken zijn. Dit gebeurt nu zowel<br />

<strong>van</strong>uit een individueel gevoelde behoefte<br />

als <strong>van</strong>uit een sterk door de overheid<br />

gestimuleerde wens (Reflect, 2003)<br />

Instellingen zoals SKOR (Stichting Kunst<br />

en Openbare Ruimte) hebben hiermee in<br />

opdracht <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> OC&W<br />

een extra taak gekregen.<br />

Vrijheid in denken<br />

Aan kunst die invloed wil hebben op de<br />

inrichting <strong>van</strong> onze leefomgeving zitten<br />

echter veel haken en ogen. Vaak gaat het<br />

om uitermate complexe en tijdrovende<br />

trajecten, waar diverse partijen bij betrokken<br />

zijn. Of het nu de aanleg <strong>van</strong> de HSLzuid,<br />

Vinex-wijken of de toekomst <strong>van</strong><br />

agrarisch Nederland betreft, het gaat om<br />

processen waarin de kunst slechts een<br />

marginale rol speelt. <strong>De</strong>sondanks is het<br />

de moeite waard te onderzoeken hoe<br />

kunstenaars hun perceptie <strong>van</strong> ontwikkelingen<br />

in de samenleving in kunnen<br />

zetten en hoe zij bepaalde planprocessen<br />

kunnen beïnvloeden of sturen. Het gevaar<br />

is echter groot dat de kunstenaar op<br />

de stoel <strong>van</strong> de architect, stedenbouwer<br />

TOPOS / 01 / 2004 13


of landschapsarchitect gaat zitten, welk<br />

vakmanschap hij of zij niet beheerst.<br />

Bovendien kan het kunstwerk zo het instrument<br />

worden in handen <strong>van</strong> bureaucraten,<br />

wetenschappers en welzijnswerkers.<br />

Volgens schrijver Mohamed Benzakour<br />

bestaat het gevaar dat kunst dient<br />

“om ermee te ondernemen, om er geld<br />

mee te verdienen, om toeristen te trekken,<br />

om Marokkanen <strong>van</strong> de straat te houden,<br />

om de stad een smoel te geven, en<br />

in het meest gunstige geval: als verschaffer<br />

<strong>van</strong> identiteit. Kunst is nauwelijks nog<br />

inzet <strong>van</strong> een louter culturele strijd, maar<br />

des te meer <strong>van</strong> een politieke oorlog”<br />

(Benzakour, 2002).<br />

Ook kunsthistoricus Camiel <strong>van</strong> Winkel<br />

heeft zo zijn twijfels en vragen bij deze<br />

toegenomen belangstelling voor beeldende<br />

kunst in de openbare ruimte. Hij<br />

constateert dat de vele debatten en symposia,<br />

die de terugkeer <strong>van</strong> het weer salonfähig<br />

worden <strong>van</strong> de openbare ruimte<br />

als werkterrein voor de beeldend kunstenaar,<br />

bijna altijd over het ‘wat’ en het<br />

‘hoe’ gaan, maar zelden over het ‘waarom’<br />

(Van Winkel, 2002). Volgens Van<br />

Winkel is dat opmerkelijk “aangezien de<br />

hernieuwde inzet <strong>van</strong> beeldende kunst<br />

in de openbare ruimte gepaard gaat met<br />

zwaar aangezette verwachtingen, die allesbehalve<br />

<strong>van</strong>zelfsprekend zijn”. Want verwachtingen<br />

zijn er zeker en het risico dat<br />

deze voortkomen uit naïviteit en opportunisme<br />

is levensgroot aanwezig. Zo’n<br />

twintig tot dertig jaar geleden legden<br />

sommige kunstenaars eveneens een groot<br />

maatschappelijk engagement aan de dag<br />

en dachten <strong>van</strong>uit die gedachte gevoelens<br />

<strong>van</strong> desoriëntatie, anonimiteit in de gebouwde<br />

omgeving te kunnen veranderen.<br />

Om te voorkomen dat het opnieuw uit<br />

de hand loopt en dezelfde deceptie ontstaat<br />

als twintig jaar geleden, is het volgens<br />

Van Winkel uitermate belangrijk dat<br />

“kunstenaars en hun lobbyisten erkennen<br />

dat de beeldende kunst geen vaststaande<br />

specialistische expertise vertegenwoordigt<br />

waarop zonder meer een beroep<br />

kan worden gedaan”. Slechts dan is<br />

er volgens hem nog hoop voor de toekomst.<br />

Immers, <strong>van</strong> kunst kan niet<br />

14 TOPOS / 01 / 2004<br />

verwacht worden dat zij ruimtelijk functionele<br />

en sociaal-economische problemen<br />

kan oplossen.<br />

Het is juist de vrijheid <strong>van</strong> de kunstenaar,<br />

het ontbreken <strong>van</strong> vaststaande specialistische<br />

expertise, waarmee de kunstenaar<br />

een bepaalde positie inneemt, die hem<br />

in staat stelt om <strong>van</strong>uit de kunst een bijdrage<br />

te leveren aan de culturele component<br />

<strong>van</strong> ruimtelijke ordening, stedenbouw<br />

en landschapsinrichting. Vanuit<br />

die vrijheid kan hij zich vrijelijk verplaatsen<br />

in één <strong>van</strong> de drie interactieve posities die<br />

volgens voormalig hoogleraar kunstgeschiedenis<br />

aan de TU Eindhoven Jean<br />

Leering de kunst in het publieke domein<br />

bepalen. Hij onderscheidt de volgende<br />

posities, namelijk die <strong>van</strong> de opdrachtnemer,<br />

de opdrachtgever en de gebruiker<br />

(Leering, 2001). <strong>De</strong> opdrachtgevers zijn<br />

te zien als initiatiefnemers <strong>van</strong> een werk<br />

<strong>van</strong> de gebouwde omgeving, en zijn verantwoordelijk<br />

voor de organisatorische<br />

activiteiten en kosten die met de opdracht<br />

samenhangt; de opdrachtnemers (de<br />

makers), die verantwoordelijk zijn voor<br />

de vormgeving <strong>van</strong> het werk; de gebruikers<br />

(kijkers, beschouwers), die aan het<br />

werk een actuele <strong>betekenis</strong> geven. Hij<br />

toont aan dat deze drie figuren zich in<br />

de loop der geschie-denis steeds anders<br />

tot elkaar verhouden en soms zelfs leiden<br />

tot een uitwisseling <strong>van</strong> posities.<br />

Door afhankelijk <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> de opgave<br />

één <strong>van</strong> die posities te kiezen kan de<br />

kunstenaar het perspectief <strong>van</strong> waaruit<br />

positie wordt gekozen verwisselen en<br />

zodoende wellicht de ge-stelde vraag<br />

aanscherpen en ontdoen <strong>van</strong> verborgen<br />

en/of oneigenlijke doelstellingen. <strong>De</strong><br />

vraag naar het waarom gaat dan vooraf<br />

aan het hoe en wat. Pas dan wordt het<br />

mogelijk om een <strong>betekenis</strong>volle kunstbijdrage<br />

te leveren aan de interactieve totstandkoming<br />

<strong>van</strong> de openbare ruimte en<br />

tot een oplossing te komen die het beste<br />

past bij de opgave.<br />

Verborgen doelstellingen<br />

Wanneer gewerkt wordt in de context <strong>van</strong><br />

de openbare ruimte is het belangrijk dat<br />

projecten zijn gericht op het problemati-<br />

seren en aanscherpen <strong>van</strong> de opgave en<br />

niet op het vervolmaken <strong>van</strong> het eigen<br />

oeuvre <strong>van</strong> de kunstenaar. Vaak zijn opdrachten<br />

niet helder en eenduidig geformuleerd.<br />

Verborgen doelstellingen spelen<br />

regelmatig mee, waarbij kunst wordt ingezet<br />

voor een strategie om binnen de<br />

eigen politieke constellatie voldoende<br />

draagvlak te creëren. Of kunst wordt gezien<br />

als middel tot citybranding zonder<br />

dat aan deze wens <strong>van</strong> tevoren duidelijk<br />

uitdrukking is gegeven. (Hierbij wordt<br />

met behulp <strong>van</strong> marketingtechnieken<br />

een stad bewust een specifieke identiteit<br />

gegeven.) Ook worden onder invloed<br />

<strong>van</strong> het heersende beleidsmatige pragmatisme<br />

verantwoordelijkheden neergelegd<br />

bij particuliere partijen en bij de consument.<br />

Het is dus niet alleen belangrijk<br />

dat de opdracht helder omschreven<br />

wordt, ook is moed nodig door vertrouwen<br />

te stellen in de adviserende instantie<br />

en in de kunstenaar. Daartoe<br />

dient de opdrachtgever zich open te stellen<br />

voor een kritische benadering en niet<br />

voor zichzelf het idee <strong>van</strong> wat kunst is<br />

of zou moeten zijn <strong>van</strong>tevoren in te<br />

vullen. Door oprechte nieuwsgierigheid<br />

te tonen naar wat de kunstenaar zou<br />

kunnen inbrengen en de verantwoordelijkheid<br />

te nemen, kan worden voorkomen<br />

dat de kunst verstrikt raakt tussen<br />

allerlei belangen. Door de vrije hand te<br />

geven aan de kunstenaar, hem of haar<br />

niet in de richting <strong>van</strong> een bepaalde oplossing<br />

te manoeuvreren, kunnen vragen<br />

scherper worden gesteld, doelstellingen<br />

helder worden geformuleerd en populistische<br />

oplossingen worden vermeden.<br />

Dan kunnen kunstenaars heel precies en<br />

in alle vrijheid op de opgave ingaan en<br />

hoeven zij niet <strong>van</strong>uit vooropgezette<br />

ideeën te handelen.<br />

Met name de kunstcommissies, die vaak<br />

als opdrachtgever optreden, lijken nog al<br />

eens in het verlengde <strong>van</strong> de politieke<br />

teneur te opereren. Zij nemen als bemiddelaar<br />

immers vaak de rol over <strong>van</strong> de<br />

overheden, die zichzelf niet competent<br />

genoeg achten de opdrachten te begeleiden.<br />

Maar ook al zouden ze niet in het<br />

verlengde <strong>van</strong> die politieke teneur op-


Rotondekunst<br />

treden, dan nog staan ze vaak machteloos<br />

omdat zij geen enkele politieke of financiële<br />

beslissingsbevoegdheid hebben.<br />

Nu de kunst zich weer een geëngageerde<br />

rol heeft aangemeten, treedt de kunstenaar<br />

zelf echter steeds meer op als opdrachtgever.<br />

<strong>De</strong> Rotterdamse kunstenaar Q.S.<br />

Serafijn pleit zelfs voor een ‘undercovermentaliteit’<br />

<strong>van</strong> de kunstenaar (Serafijn,<br />

2001). Als gevolg <strong>van</strong> deze undercoverstrategie<br />

kan volgens hem “de beeldend<br />

kunstenaar elk profiel aannemen, <strong>van</strong><br />

makelaar, politicus, architect, socioloog<br />

tot ecoloog om in samenwerking met<br />

externe deskundigen tot een beeld te<br />

komen”. Q. S. Serafijn ziet de rol <strong>van</strong> de<br />

kunstcommissies dan ook steeds meer<br />

verworden tot een figurantenrol.<br />

Doordat een nieuw type kunstenaar nu<br />

steeds vaker zijn of haar expertise inzet<br />

door een analyse <strong>van</strong> de context te geven<br />

en probleemoplossend te denken in<br />

visuele en conceptuele zin komt hij of<br />

zij nu oog in oog te staan met de<br />

opdrachtgever zelf, die immers het geld<br />

heeft en in eerste instantie de behoefte<br />

aan een bijdrage <strong>van</strong>uit de kunst heeft<br />

geuit. Wil de kunstcommissie nog een<br />

serieuze rol vervullen dan zal ook zij<br />

haar taken en verantwoordelijkheden<br />

moeten bijstellen. Meer nog dan voorheen<br />

zal zij moeten nagaan waarom die<br />

bijdrage <strong>van</strong>uit de kunst is gewenst, eerder<br />

dan zich zorgen te maken om het hoe en<br />

wat. Commissies zullen zelf initiatieven<br />

moeten ontplooien en vragen moeten<br />

stellen. Ze zullen zich veel meer als partner<br />

op moeten stellen dan als bemiddelaar.<br />

En omdat elke opgave uniek is, zijn hier<br />

geen standaardprocedures en geen standaardoplossingen<br />

voor te geven. Een<br />

juiste opdrachtformulering, een heldere<br />

vraag, een getalenteerde kunstenaar die<br />

in vrijheid kan denken; elke opdracht<br />

vereist een andere inzet, een andere positie<br />

en een andere oplossing zowel <strong>van</strong> de<br />

bemiddelende instantie als <strong>van</strong> de kunstenaar.<br />

Daar zijn nooit en te nimmer vaste<br />

recepten voor. Maar het is zeker zo belangrijk<br />

dat kunstenaars open en intelligent<br />

genoeg zijn om <strong>van</strong> de hem of haar geboden<br />

vrijheid gebruik te maken. Zulke<br />

kunstenaars zijn helaas schaars.<br />

Noot<br />

1. <strong>De</strong> implementatie <strong>van</strong> het begrip culturele<br />

planologie werd uitgebreid ter discussie<br />

gesteld door Hans Mommaas. Zie: Interview<br />

<strong>van</strong> Jan Goedman met Hans Mommaas,<br />

Ruimte en identiteit. <strong>De</strong> culturele dimensie<br />

<strong>van</strong> de ruimte’, in het TransFormaties E-Zine,<br />

nummer 1 juni 2001. Daarnaast formuleerde<br />

Hans Mommaas diverse discussiepunten over<br />

het begrip culturele planologie voor het<br />

Ronde Tafelgesprek op 7 November 2002 in<br />

opdracht <strong>van</strong> de Boekmanstichting,<br />

Amsterdam.<br />

Literatuur<br />

- Sjoerd de Jong, Gelijker dan de rest;<br />

Cultuurrelativisme en de ware westerse<br />

normen in NRC-Handelsblad, 4 oktober 2002.<br />

- Tracy Metz, Pret, NAi Uitgevers Rotterdam,<br />

2002.<br />

- Nieuw engagement, NAi Uitgevers, Rotterdam,<br />

2003.<br />

- Mohammed Benzakour, Welke kunst; welke<br />

openbare ruimte? in Interakta nr.5<br />

Grootstedelijke reflecties over kunst &<br />

Openbare ruimte. uitg. CFK Rotterdam, 2002<br />

- Camiel <strong>van</strong> Winkel, <strong>De</strong> grote uitverkoop, in<br />

Interakta nr.5 Grootstedelijke reflecties over<br />

kunst & Openbare ruimte. uitg. CFK<br />

Rotterdam, 2002.<br />

- Jean Leering, Beeld, Architectuur en Kunst<br />

Het samengaan <strong>van</strong> architectuur en beeldende<br />

kunst. Uitg. Thoth Bussum, 2001.<br />

- Q.S.Serafijn, Nieuw Opdrachtgeverschap, in<br />

Stedelijke restruimte A20. Het muizegaatje en<br />

verder. Uitgave Centrum Beeldende Kunst<br />

Rotterdam, oktober 2001.<br />

Summary<br />

Artists are stimulated by the government<br />

to engage themselves with our<br />

society, on the other hand engagement<br />

might lead to a deception such<br />

as 20 years ago, when artists tried to<br />

change feelings of disorientation and<br />

anonymity in the build environment.<br />

This pleads to set artists free, not<br />

pushed towards a specific solution,<br />

populistic art can be avoided. Artcommissions<br />

desiring to be a serious<br />

player considering art in public space,<br />

should adjust their tasks and responsibilities.<br />

More then ever they should<br />

figure out why a contribution of art is<br />

desired instead of worrying about how<br />

or what such a contribution should be.<br />

TOPOS / 01 / 2004 15


<strong>De</strong> queeste naar <strong>schoonheid</strong><br />

Waarover niet gesproken wordt…<br />

Michel Lafaille is tot zijn<br />

veertigste actief geweest in<br />

de theaterwereld en heeft<br />

pas op middelbare leeftijd<br />

de wereld <strong>van</strong> de tuin- en<br />

landschapsarchitectuur betreden.<br />

Een <strong>van</strong> de dingen<br />

die hem hierbij opviel, was<br />

dat er nooit over <strong>schoonheid</strong><br />

wordt gepraat. Veel<br />

plannen bevatten <strong>schoonheid</strong>,<br />

maar je kunt iets pas<br />

zien als je het kunt benoemen.<br />

Als de mens zich dagelijks<br />

bewust met <strong>schoonheid</strong><br />

zou omgeven, zou dit<br />

hem onherroepelijk dichter<br />

bij zijn hogere bestemming<br />

brengen. Lafaille ziet hierin<br />

een taak voor tuin- en landschapsarchitecten,<br />

maar<br />

ook voor de burger zelf.<br />

Michel Lafaille<br />

Landschapsarchitect<br />

info@michellafaille.nl<br />

16 TOPOS / 01 / 2004<br />

Op mijn vijftiende las ik in een damesblad<br />

een interview met de toentertijd beroemde<br />

Franse acteur Alain <strong>De</strong>lon, waarin hij<br />

zei dat hij de volgende zin de mooiste<br />

vond die hij kende: “She looked back to<br />

see if he looked back to see if she looked<br />

back to see is if he looked back at her.”<br />

Los <strong>van</strong> de vierdubbele verhaallijn en de<br />

creatie <strong>van</strong> een narratieve dramaturgie die<br />

in mijn geest een soort mini-Marcel<br />

Proust deed opborrelen, was ik het meest<br />

gefascineerd door het plein waarop deze<br />

actie zich afspeelde. Als ik deze woorden<br />

in mijn hoofd herhaal, zie ik steeds opnieuw<br />

hetzelfde parkachtige plein waarop<br />

jonge lindebomen staan in een eenvoudig<br />

grid, in een halfverharde ruimte die wordt<br />

vormgegeven door gietijzeren boombeschermers.<br />

Er staan eenvoudige banken<br />

waartussen duiven rondlopen. Er is wat<br />

vertraagd geluid <strong>van</strong> stadsdrukte, met<br />

daarin zeker een kerkklok en licht. Een<br />

plaats <strong>van</strong> hoop en toekomst, waarin<br />

het verhaal <strong>van</strong> de twee verliefde jonge<br />

mensen zich verder zou kunnen afspelen.<br />

Hun nu al complexe verhouding, die gebaseerd<br />

is op veronderstellingen en berust<br />

op wederzijdse beloftes en verwachtingen,<br />

kon alleen maar bestaan en overwinnen<br />

dankzij een zo helder en eenvoudig<br />

stadsplein.<br />

Op mijn achttiende zag ik een voorstelling<br />

<strong>van</strong> Shakespeare door het gezelschap <strong>van</strong><br />

Peter Brook in een lege fabriekshal te<br />

Brussel. Het was 1969 en zijn boek The<br />

Empty Space (Brook, 1968) maakte furore<br />

in de theater-wereld. Hoe kon iemand de<br />

ingewikkelde thematieken <strong>van</strong> Shakespeare<br />

op een zo eenvoudige manier in<br />

een immens lege ruimte laten leven en ze<br />

zelfs de voorjaars-zon <strong>van</strong> Florence meegeven?<br />

<strong>De</strong> acteurs zaten gehurkt tegen<br />

de afgebrokkelde muren en wachtten in<br />

volle concentratie hun beurt af, sprongen<br />

plots met volle energie op en lieten hun<br />

heldere stemmen als bergriviertjes door<br />

de hal klinken. Hun stemmen verwerden<br />

in de dialogen niet tot een bergstroom,<br />

maar bleven rond elkaar draaien tot op<br />

centimeters genaderd, totdat ze door een<br />

plotselinge wending <strong>van</strong> elkaar af stroomden.<br />

Geen decorstuk of rekwisiet, geen<br />

gewaad of kostuum, geen toneelspot of<br />

gefabriceerde rook kwam er aan te pas.<br />

Alleen ruimte. In mijn fantasie zag ik<br />

Peter Brook door Europa reizen op<br />

zoek naar alle lege fabrieken waarin hij<br />

met zijn troep zou kunnen spelen.<br />

Onbegrijpelijk zwijgen<br />

Het zijn slechts twee anekdotes om mijn<br />

keuze te verduidelijken, om mijn leven<br />

door te brengen met het maken <strong>van</strong><br />

<strong>schoonheid</strong>. Dit zou ertoe kunnen bijdragen<br />

dat het publiek en ik een stap dichter<br />

bij zelfverwerkelijking kunnen komen.<br />

Ik ben tot mijn veertigste actief geweest<br />

in de theaterwereld en een late leerling in<br />

de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />

Bezeten <strong>van</strong> de kunsten en verwante filosofie,<br />

wandelde ik laat de wereld <strong>van</strong> de<br />

‘buitenruimten’ binnen. Het is een wereld<br />

waar ik me in begin thuis te voelen. Het<br />

ontwerpproces, de analyse, de ruimtelijke<br />

compositie, de historische verwijzing, de<br />

continuïteit, functionaliteit en flexibiliteit<br />

zijn begrippen die <strong>van</strong>uit de literatuur een<br />

onderdeel <strong>van</strong> mijn denken zijn geworden.<br />

Toch blijft mij een distante vraag<br />

bevreemden. Een retorische vraag die men<br />

eigenlijk nooit hardop uitspreekt: waarom<br />

praat men nooit over <strong>schoonheid</strong>? Mag<br />

men in de rationele en analyserende cultuurwereld<br />

<strong>van</strong> de tuin- en landschapsarchitectuur<br />

niet spreken over iets wat de<br />

bedoeling heeft mooi te zijn? Is het een<br />

vorm <strong>van</strong> machteloze schaamte of misplaatste<br />

onbescheidenheid? Is het een<br />

schroom die een onvermogen moet verbergen<br />

of een puriteinse angst iets aan te<br />

roeren waarvoor men geen woorden<br />

heeft? “Of zwijgt men”, om met Ludwig<br />

Wittgenstein te spreken, “over datgene<br />

waarover men niet kan spreken?”<br />

<strong>De</strong> filosofische excursie<br />

In de dagelijkse conversatie worden de<br />

begrippen mooi, esthetisch of <strong>schoonheid</strong><br />

frequent verward en onbewust door<br />

elkaar gehaald. Met smaak of kunstzin<br />

er ook nog bij wordt de verwarring compleet.<br />

<strong>De</strong>ze verwarring leidt dan tot<br />

platitudes zoals “Over smaak valt niet te<br />

twisten”, maar dat is volgens de Duitse


filosoof Immanuel Kant een grote misvatting.<br />

Mijns inziens zouden wij uren en<br />

dagen over <strong>schoonheid</strong> moeten praten en<br />

redetwisten en de esthetiek zou tot onze<br />

triviale gesprekonderwerpen moeten behoren.<br />

Laat ons de leer <strong>van</strong> Kant erbij<br />

nemen zoals die te vinden is in de Analytik<br />

des Schönen, het eerste boek <strong>van</strong> de<br />

Kritik der Urteilskraft (Kant, 1790).<br />

Kant geeft ons vier gezichtspunten met<br />

daaruit volgend vier definities. Lezen we<br />

die achter elkaar dan ontstaat:<br />

- Smaak is het oordeelsvermogen over een<br />

object of over een voorstellingswijze door<br />

een welbehagen of onbehagen zonder<br />

enig belang. Het object <strong>van</strong> een dergelijk<br />

welbehagen noemt men schoon;<br />

- Schoon is datgene wat zonder begrip<br />

algemeen behaagt;<br />

- Schoonheid is de vorm <strong>van</strong> de doelmatigheid<br />

<strong>van</strong> een object, in zoverre de<br />

<strong>schoonheid</strong> zonder voorstelling <strong>van</strong> een<br />

doel in dat object wordt waargenomen;<br />

- Schoon is wat zonder begrip als object<br />

<strong>van</strong> een noodzakelijk welbehagen gekend<br />

wordt.<br />

Kant stelt dus dat de term ‘kunst’ slaat op<br />

werken die hun doel in zich dragen of<br />

waar<strong>van</strong> het doel geen ander doel overstijgt.<br />

Er is dus sprake <strong>van</strong> autonomie <strong>van</strong><br />

het esthetische oordeel dat los staat <strong>van</strong><br />

doelmatigheid of nuttigheid.<br />

Martin Heidegger stelt in zijn hoofdwerk<br />

Sein und Zeit (1927) dat de mens in de<br />

wereld is geworpen, niet berekend of gepland.<br />

Vanuit deze geworpenheid kunnen<br />

wij onze eigen mogelijkheden verstaan,<br />

die er niet zouden zijn als we gepland of<br />

berekend waren. <strong>De</strong> mens kan zichzelf<br />

ontdekken, wat volgens Heidegger synoniem<br />

is aan ontwerpen. <strong>De</strong> mens ontwerpt<br />

het zijn <strong>van</strong> zijn bestaan op een<br />

even oorspronkelijke manier als zijn werkelijke<br />

leven. Omdat de mens is, is hij<br />

reeds ontworpen en zal hij blijven ontwerpen<br />

zolang hij bestaat. <strong>De</strong> mens beschikt<br />

over mogelijkheden en die mogen niet<br />

definitief worden vastgelegd. Daarmee<br />

zou de ontwerper zijn toekomst worden<br />

ontnomen. Ann <strong>van</strong> Sevenant schrijft in<br />

haar boek Ademruimte (2000) hierover:<br />

<strong>De</strong> geworpenheid is de basis <strong>van</strong> het men-<br />

selijke bestaan, we ontwerpen altijd op<br />

basis <strong>van</strong> deze worp, maar die worp is<br />

geen eenrichtingsverkeer. We zijn niet alleen<br />

maar geworpen - dat zou ons onverschillig<br />

maken voor het geworpen zijn -<br />

wel worden we als het ware in mogelijkheden<br />

geworpen. Nog anders gezegd<br />

werpen we onszelf op de mogelijkheden<br />

waarin we geworpen worden, zijn we gericht<br />

op de toegeworpen mogelijkheden.<br />

Gerrit Teule schrijft in zijn boek Chaos en<br />

Liefde (Teule, 2000) over <strong>schoonheid</strong> het<br />

volgende: <strong>De</strong> structuren en trillingen in<br />

ons eonengeheugen resoneren met de<br />

structuren en trillingen die we in de<br />

buitenwereld waarnemen. <strong>De</strong>ze resonantie<br />

<strong>van</strong> trillingspatronen en structuren,<br />

morfische resonantie, is wat wij ervaren<br />

als <strong>schoonheid</strong>. We vinden mooi wat<br />

onze geest in de evolutie ooit heeft bedacht<br />

en geconstru-eerd. In zekere zin<br />

volgt het boek de gedachtegang <strong>van</strong><br />

Pierre Teilhard de Chardin, die luidt:<br />

“<strong>De</strong> menselijke soort heeft in de evolutie<br />

alle stadia doorgemaakt <strong>van</strong> de<br />

soorten onder hem, die minder bewust<br />

en complex zijn”. Tijdens dat evolutieproces<br />

is datgene, wat waardevol was<br />

voor de voortgang er<strong>van</strong>, in het geheugen<br />

<strong>van</strong> onze soort opgeslagen. Als we<br />

met Teilhard aannemen dat onze evolutie<br />

gericht is op de terugkeer in de<br />

Schepper, dan ervaren we datgene als<br />

<strong>schoonheid</strong>, wat ons het meest in de<br />

buurt brengt <strong>van</strong> ons einddoel. Het is<br />

het hoogste, waarin het esthetische en<br />

het ethische samenkomen.<br />

Dit zou betekenen dat als de mens zich<br />

dagelijks zou omgeven met <strong>schoonheid</strong>,<br />

hij een stap nader tot het doel <strong>van</strong> de zelfverwezenlijking<br />

zet. <strong>De</strong> dagelijkse buitenruimte<br />

leent zich uitermate voor dit doel<br />

en kan als instrument worden ingezet.<br />

Ontwerpers dienen zich dus wel degelijk<br />

te bedienen <strong>van</strong> begrippen als <strong>schoonheid</strong><br />

en esthetiek. Maar is dit voor de brede en<br />

onbekende gebruikersgroep (<strong>van</strong> de tuinbezitter<br />

tot het grote publiek in de stad)<br />

te realiseren? Wat zou dit in de bewustwording<br />

<strong>van</strong> de mensen oproepen? Is de<br />

mens op straat bereidt deze stap te zetten<br />

en kan hij die verantwoordelijkheid aan?<br />

TOPOS / 01 / 2004 17


<strong>De</strong> inhoud <strong>van</strong> een schilderij<br />

Nog niet zo lang geleden sneed een bezoeker<br />

in het Stedelijk Museum <strong>van</strong><br />

Amsterdam het monumentale schilderij<br />

<strong>van</strong> Barnett Newman ‘Who’s Afraid of<br />

Red, Yellow and Blue III’ aan flarden.<br />

<strong>De</strong> dader kon de aanwezigheid <strong>van</strong> het<br />

werk niet verdragen. <strong>De</strong>ze daad bracht de<br />

discussie over de inhoud en <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong><br />

dit schilderij op gang. Is een dergelijk schilderij<br />

louter de uitdrukking <strong>van</strong> een idee, of<br />

kan het ook een gevoel oproepen?<br />

“In het schilderen is het mij erom te doen<br />

dat het schilderij de mens een gevoel <strong>van</strong><br />

plaats geeft: dat hij weet dat hij er is, zodat<br />

hij zich <strong>van</strong> zichzelf bewust is”. <strong>De</strong>ze<br />

woorden <strong>van</strong> Barnett Newman hanteert<br />

Renée <strong>van</strong> de Vall als ijkpunt bij zijn<br />

boek Een subliem gevoel <strong>van</strong> plaats (1994).<br />

“Zo zien we de wereld,” betoogde René<br />

Magritte in een lezing in 1938 als commentaar<br />

op zijn versie <strong>van</strong> La Condition<br />

humaine. Hierin is een schilderij voor het<br />

uitzicht dat het afbeeldt gezet, zodanig<br />

dat ze alle twee in elkaar overlopen en niet<br />

meer te onderscheiden zijn. “We zien het<br />

als iets buiten onszelf, hoewel het alleen<br />

een geestelijke voorstelling is <strong>van</strong> iets dat<br />

we innerlijk ervaren. Wat achter de vensterruit<br />

<strong>van</strong> ons begrip ligt”, zegt Magritte,<br />

“heeft een tekening nodig voor we de<br />

vorm er<strong>van</strong> goed kunnen onderscheiden,<br />

laat staan genoegen beleven aan de waarneming.<br />

En cultuur, conventie en cognitie<br />

maken die tekening die op ons netvlies<br />

staat als de kwaliteit die wij als <strong>schoonheid</strong><br />

ervaren. ”<br />

Kunst <strong>van</strong> iedereen<br />

Net zoals kunstenaars, zouden architecten<br />

en ontwerpers <strong>van</strong> de buitenruimte de<br />

durf moeten tonen om <strong>schoonheid</strong> vorm<br />

te geven. In elk geval zouden ze de ambitie<br />

moeten bezitten om de mens te helpen<br />

en te leiden in zijn onbekende zoektocht<br />

naar <strong>schoonheid</strong>. Veel plannen en ontwerpen<br />

bezitten die <strong>schoonheid</strong>, maar er<br />

wordt niet over gesproken. Hoe kan het<br />

grote publiek, de tuinbezitter, de parken<br />

pleingebruiker, de automobilist, de<br />

natuurwandelaar, de bosrecreant of de<br />

stadstoerist ook maar een vermoeden<br />

18 TOPOS / 01 / 2004<br />

hebben <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong>, als de makers<br />

er<strong>van</strong> schromen erover te vertellen? Wie<br />

niets <strong>van</strong> paddestoelen weet, ziet nooit<br />

paddestoelen.<br />

Bij de architectuur <strong>van</strong> de ruimte komen<br />

zoveel en zulke uiteenlopende aspecten<br />

kijken, dat vergeleken met andere kunsten<br />

het een terrein is waarop synesthesieën<br />

(=constante verbinding tussen waarnemingen<br />

<strong>van</strong> verschillende zintuigen, red.)<br />

een complete toepassing vinden. Onze<br />

wereld evolueert naar een fase waarin de<br />

tuin- en landschapsarchitectuur als de<br />

meest algemene <strong>van</strong> alle kunsten kan beschouwd<br />

worden. Naast het feit dat de<br />

mens de door hem verstoorde balans in<br />

zijn wereld zélf kan herstellen, kan hij<br />

verder vorm geven aan zijn eigen bestemming,<br />

door een omgeving voor zichzelf<br />

te creëren, die een projectie vormt <strong>van</strong> zijn<br />

abstracte ideeën op de natuurlijke wereld.<br />

Dit zou een tuin- en landschapskunst<br />

kunnen opleveren op een historisch nooit<br />

vertoonde schaal. Misschien is het project<br />

New Babylon 1 <strong>van</strong> de Nederlandse schilder<br />

Constant daar wel een voorzet voor geweest;<br />

een project waarin hij een nieuwe<br />

mens introduceerde met een andere<br />

levenswijze: een spelend bezig zijn, niet<br />

op nuttigheid gericht, bouwend aan een<br />

nieuwe wereld: New Babylon. Wat we<br />

hieruit kunnen leren is, dat we beloftensvol<br />

moeten koersen om uit de branding<br />

te geraken; dat wil zeggen, we dienen<br />

op te leiden tot een nieuw, niet op nuttigheid<br />

gericht, menstype: de homo ludens.<br />

En dat niet alleen: de studenten dienen<br />

uitdragers te worden <strong>van</strong> het ‘homo<br />

ludens idee’. En evenals Constant<br />

aanzetters te worden tot (weder)opstand<br />

<strong>van</strong> de homo ludens.<br />

Noot<br />

1. <strong>De</strong> bron <strong>van</strong> de ‘New Babylon ideeën’ <strong>van</strong><br />

Constant is het boek Homo Ludens (1938)<br />

<strong>van</strong> cultuurfilosoof Huizinga.<br />

Literatuur<br />

- Peter Brook, The Empty Space; A book About<br />

Theatre, Atheneum New York, 1968.<br />

- Martin Heidegger, Sein und Zeit, 1927<br />

- Immanuel Kant, Kritik der Urteilskraft, 1790.<br />

- Barnett Newman, Een subliem gevoel <strong>van</strong><br />

plaats, Historische uitgeverij, 1994.<br />

- Gerrit Teule, Chaos en Liefde, Uitgeverij<br />

Sigma / de Ster Tilburg, 2000.<br />

Summary<br />

In the professional field of landscape<br />

architecture beauty is very little discussed.<br />

Many plans made by landscape<br />

architects contain beauty, but it<br />

can only be conceived when it is appointed.<br />

Beauty in our everyday-life<br />

environment could help us to get closer<br />

to our inner self. The author sees<br />

this as a task for landscape architects,<br />

but also for every person individually.


<strong>De</strong> brede interpretatie <strong>van</strong> Land art<br />

Kunst en het landschap verweven<br />

Kunst in het landschap<br />

is openbaar in de beste<br />

<strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> het woord.<br />

Het bereikt veel meer<br />

mensen dan de gebruikelijke<br />

werken die in<br />

woonkamers of musea<br />

hangen. Het landschap<br />

en stedelijke open ruimten<br />

behoren tot ons allen<br />

en de hierin aanwezige<br />

landschapsprojecten zijn<br />

kunstwerken die elke<br />

dag door iedereen<br />

kunnen worden ervaren.<br />

Wat is er mooier dan<br />

bomen die als onderdeel<br />

<strong>van</strong> kunstprojecten<br />

samen met de mensen<br />

om hen heen oud<br />

kunnen worden. Land<br />

art maakt dat mogelijk.<br />

Lucien den Arend<br />

Kunstenaar<br />

lucien@denarend.com<br />

Land art is net zo oud als de mensheid<br />

zelf. Het is slechts sinds korte tijd dat wij<br />

het kunst zijn gaan noemen. Waarschijnlijk<br />

hanteerde men in prehistorische tijden<br />

dezelfde motieven ten aanzien <strong>van</strong> interventies<br />

in het landschap als wij nu doen.<br />

Godsdienst en kunst hebben een gemeenschappelijk<br />

doel: het verschaffen <strong>van</strong><br />

een omgeving voor rituelen. Daar waar<br />

godsdienst de geestelijke emotie moest<br />

oproepen, baseert kunst zijn interpretatie<br />

naast het intellectueel ook op intuïtie. In<br />

de huidige tijd is kunst tot in het detail<br />

geformuleerd. Kunst is gerationaliseerd,<br />

geanalyseerd en gecategoriseerd.<br />

Land art onderscheidt zich <strong>van</strong> al het andere<br />

zoals een artefact <strong>van</strong> een natuurlijke<br />

rots. <strong>De</strong> ligging is bij voorkeur een natuurlijke<br />

omgeving. Menselijke interactie<br />

vestigt de aandacht op een nieuwe waarneming<br />

<strong>van</strong> de omgeving. Jammer genoeg<br />

wordt bij de meeste menselijke interventies<br />

in de natuur de genius loci genegeerd<br />

met soms desastreuze gevolgen.<br />

Karakteristiek voor Land art is het gebruik<br />

<strong>van</strong> lokale materialen en het zodanig herschikken<br />

er<strong>van</strong> dat het een nieuwe, overwogen<br />

situatie opleverd. Het introduceren<br />

<strong>van</strong> materialen of voorwerpen die niet<br />

in de omgeving <strong>van</strong> de plek zijn gevonden<br />

kan het begrip <strong>van</strong> Land art veranderen.<br />

Het <strong>van</strong>uit een heuvel naar beneden<br />

gieten <strong>van</strong> asfalt past niet in dit concept.<br />

Benadering<br />

Een architect ontwerpt plekken voor<br />

mensen om te gebruiken. Ten eerste dus<br />

om het te occuperen en ten tweede voor<br />

de visuele ervaring. Functionaliteit is het<br />

belangrijkste doel. Bij de kunstenaar gaat<br />

het om gevoel en sensatie, openbaring,<br />

om zuiver visueel genot. <strong>De</strong> daadwerkelijke<br />

mogelijkheid om de ruimte die hij<br />

ontwerpt te betreden is een vereiste. <strong>De</strong><br />

kunstenaar bepaalt de toegankelijkheid<br />

zelf.<br />

Het gaat om de functie <strong>van</strong> een gemodeleerde<br />

omgeving. Land art is het ultieme<br />

landschapsontwerp aangezien het niet<br />

gemaakt is om gebruikt te worden. Zijn<br />

functie is zuiver visueel en intellectueel.<br />

Zijn functie is ‘slechts’ kunst. Dit geeft<br />

de kunstenaar meer vrijheid dan de landschapsarchitect<br />

aangezien deze vastzit aan<br />

een programma <strong>van</strong> eisen.<br />

Wanneer wij langs onze snelwegen kunst<br />

zien, zijn wij getuigen <strong>van</strong> min of meer<br />

conventionele en plaatsgerelateerde ‘public<br />

art’. Vergrote beeldhouwwerken of<br />

zelfs schilderijen die zijn verlengd om<br />

zich aan de lengte <strong>van</strong> de weg aan te passen.<br />

Op deze manier wordt geen optimaal<br />

gebruik gemaakt <strong>van</strong> de kans voor kunst<br />

om haar grenzen te verleggen.<br />

In 1983 was ik één <strong>van</strong> de beeldhouwers<br />

die door het Ministerie <strong>van</strong> de Verkeer<br />

en Waterstaat werd gevraagd een studie<br />

te doen naar de mogelijkheden voor de<br />

combinatie <strong>van</strong> kunst en snelweg. <strong>De</strong> A15<br />

vormde het studieobject. In plaats <strong>van</strong><br />

het ontwerpen <strong>van</strong> ‘incidenten’ of langgerekte<br />

kunstwerken, bedacht ik de vergelijking<br />

met een compositie in een muziekstuk.<br />

<strong>De</strong> bewegende waarnemer, de automobilist,<br />

zou dan de gebeurtenissen ervaren<br />

zodra zij gebeurden.<br />

Gebruik makend <strong>van</strong> materialen en<br />

natuurlijke elementen uit de omgeving<br />

legde ik de goedkeuringscommissie diverse<br />

suggesties voor <strong>van</strong> hoe dit concept<br />

zou kunnen worden gerealiseerd op een<br />

schaal passend bij die <strong>van</strong> een snelweg in<br />

een landschap. Helaas koos de commissie<br />

weer voor een traditionele, beeldhouwkunstige<br />

oplossing.<br />

Het maken <strong>van</strong> Land art<br />

Ik heb nooit getracht mijn omgeving in<br />

kunst te veranderen. Het idee alleen al<br />

zou me hebben afgeschrikt.<br />

Beeldhouwen was breed genoeg voor me.<br />

Ik hield mij nog niet bezig met het verschil<br />

tussen Land art, Environmental art<br />

en een landschapsontwerp. Zoals ik het<br />

nu zie, is Land art een onderdeel <strong>van</strong><br />

Environmental art, die zowel in een<br />

natuurlijke als stedelijke omgeving een<br />

plek kan krijgen. Een landschapsontwerp<br />

hoeft geen kunst te zijn, hoewel er<br />

voorbeelden zijn waar het resultaat<br />

bewezen heeft niets minder te zijn.<br />

Ik besefte dat ik ten aanzien <strong>van</strong> het<br />

Nederlandse landschap een andere benadering<br />

zou moeten ontwikkelen voor<br />

TOPOS / 01 / 2004 19


20 TOPOS / 01 / 2004<br />

Homage to El Lissitzky<br />

Pieter Janszoon Saenredam Project<br />

mijn ontwerpen. Aangezien het een landschap<br />

betreft dat duidelijk hand-made is,<br />

zou kunst niet meteen een overtuigende<br />

indruk maken. Ik kwam tot de conclusie<br />

dat dit pas bereikt zou worden door een<br />

uitgebreidere analyse <strong>van</strong> het schaalniveau.<br />

Een project waarin dit duidelijk naar voren<br />

komt, is de brug die ik ontwierp over het<br />

Dirkslandkanaal. <strong>De</strong> brug is geconstrueerd<br />

uit elementaire vormen die loodrecht<br />

op elkaar staan. Een orthogonale formatie<br />

<strong>van</strong> betonnen vlakken vormt de brug<br />

zodanig, dat het zich <strong>van</strong> het landschap<br />

losmaakt en een afzonderlijke entiteit<br />

wordt. Een landmark in plaats <strong>van</strong> een<br />

gewone brug.<br />

Ik plantte ook parallelle rijen <strong>van</strong> Italiaanse<br />

populieren in een scherpe hoek aan de weg<br />

die de brug kruist, dit creëerde een interessant<br />

tijd- en ruimte-effect voor passerende<br />

automobilisten. Het planten <strong>van</strong><br />

rijen bomen parallel met de weg zou<br />

slechts de impact op het platteland benadrukt<br />

hebben. Door de bomen in een<br />

scherpe hoek te plaatsen, benadrukt de<br />

brug het land-schap veel meer.<br />

Geometrische constructie<br />

Mijn werk is geometrisch abstract waarin<br />

de invloeden <strong>van</strong> de wiskunde en de conceptuele<br />

benadering een belangrijke rol<br />

spelen. Ik bestudeer de transdimensionale<br />

afbakening <strong>van</strong> vorm, <strong>van</strong> binnen<br />

naar buiten. Een geometrische constructie<br />

is voor mij een manier om te tonen dat<br />

iets man-made is. Wat naar mijn idee, een<br />

primair kenmerk is <strong>van</strong> kunst. Sommige<br />

<strong>van</strong> mijn projecten met een duidelijk conceptueel<br />

aspect zijn o.a. het Pieter Janszoon<br />

Saenredam project en Merging Grids, homage<br />

to Cor Noltée.<br />

In 1991 nam ik deel aan een symposium<br />

in <strong>De</strong> Biesbosch. In een bestaande bedding<br />

plantte ik viermeter lange wilgenstaven<br />

in een strak raster. <strong>De</strong> titel <strong>van</strong> dit<br />

werk, Pieter Janszoon Saenredam project,<br />

verwijst naar de ongerijmdheid tussen<br />

mijn bijdrage en de originele rangschikking<br />

<strong>van</strong> de willekeurig geplante wilgen.<br />

Ik benadrukte mijn raster door de schors<br />

<strong>van</strong> de bovenkanten <strong>van</strong> de onlangs geplante<br />

takken tot de helft <strong>van</strong> de lengte


te pellen. Onder het gepelde deel groeiden<br />

de nieuwe takken. Uiteindelijk zal<br />

het geometrisch perfecte raster vrijwel onzichtbaar<br />

met de willekeurige bomen<br />

samengaan.<br />

Land art is geen beweging of stroming.<br />

Het hoeft ook niet per se teruggevonden<br />

te worden in het landschap. Land art is<br />

tijdloos. Iedere man-made ingreep in<br />

het landschap kan aanspraak maken op<br />

de titel Land art. Net zoals al het werk<br />

dat echt als zodanig bedoeld is.<br />

Summary<br />

Land art, according to Lucien den<br />

Arend ‘the ultimate landscape design’,<br />

is part of the Environmental<br />

art. His work is geometrically abstract<br />

in which mathematics and a<br />

conceptual approach play an important<br />

role. Geometrical constructions<br />

are his way to show that it is manmade.<br />

In his view land art is no<br />

movement or trend, it is timeless.<br />

Patina<br />

Mijn vriendin is mooi<br />

Mijn leven is daarom mooi<br />

Landschap heeft <strong>schoonheid</strong> als het er geleefd en geaccepteerd uitziet<br />

Het heeft patina<br />

Een laagje verwering<br />

Zonder patina is het te nieuw<br />

En wantrouw ik het<br />

Omdat ik heb geleerd dat wat mooi is<br />

Zo fragiel is dat het bij de minste verstoring uiteenvalt<br />

En weemoed achterlaat<br />

En de aanwezigheid <strong>van</strong> patina geeft aan dat het niet uiteen is gevallen<br />

Dat het sterk, stabiel, koppig, noest, eigenzinnig<br />

Bedreven, behendig, doorkneed, ervaren, geoefend, bekwaam<br />

Dwars, eigenwijs, star, halsstarrig, obstinaat, onbuigzaam<br />

Onverzettelijk, stijf, krampachtig, houterig, lomp, onhandig<br />

Stram, moeilijk, zwaar, pijnlijk, jichtig, moeizaam, onnatuurlijk<br />

Geforceerd, gemaakt, onecht, gewild, gedwongen, precieus<br />

Geaffecteerd, bekakt, deftig, fatsoenlijk, beschaafd, beleefd<br />

Civiel, correct, hoffelijk, voorkomend, ridderlijk, eerlijk<br />

Galant, hoofs, fair, edelmoedig, altruïstisch, onbaatzuchtig, gul<br />

Scheutig, joviaal, mild, nederig, buigzaam, meegaand, plooibaar<br />

Inschikkelijk, gewillig, gedwee, gehoorzaam, handelbaar, mak<br />

Flexibel, soepel, buigzaam, lenig, rank, veerkrachtig<br />

En temperamentvol is<br />

Dat alles is afleesbaar aan patina<br />

En dan doet het er natuurlijk ook toe waar dat patina op zit<br />

Maar de patina is dat wat niet te ontwerpen is<br />

Waar het opzit is te ontwerpen<br />

En dat moet voldoen aan een mooie mengvorm tussen klassieke<br />

herkenbaarheid en een modegevoelige stijl<br />

In zekere zin is ontwerpen bijzaak<br />

Het is meer een herhaling <strong>van</strong> zetten<br />

Een herhaling <strong>van</strong> klassiek en een herhaling <strong>van</strong> modegevoelig of zeitgeist<br />

En dan maar hopen dat patina er grip op krijgt<br />

En zo is dat ook bij mijn vriendin<br />

Haar ontwerp kent klassieke invloeden en een uiting <strong>van</strong> de tijdgeest<br />

Maar het is vooral de patina<br />

Waar ik helemaal weg <strong>van</strong> ben<br />

En die patina wordt almaar rijker<br />

En bovendien kan ik daar zelf nog invloed op hebben<br />

Op haar ontwerp heb ik geen invloed<br />

Paul Roncken<br />

TOPOS / 01 / 2004 21


Visuele verleiding<br />

Over ethiek en esthetiek in het ontwerp<br />

Een ontwerper is een verkoper.<br />

En een verkoper<br />

moet verleiden. Hij moet<br />

zijn klant verleiden om het<br />

product, in casu een ontwerp,<br />

aan te schaffen. Dat<br />

kan betekenen het ontwerp<br />

betalen, of -dat draagt de<br />

voorkeur weg- het ook nog<br />

uit te voeren. Tot zover niks<br />

aan de hand. <strong>De</strong> ontwerper,<br />

in ons geval de landschapsarchitect,<br />

heeft allerlei<br />

vaardigheden die erop gericht<br />

zijn een ontwerp te<br />

maken en het te verkopen.<br />

Het verkopen kan gebeuren<br />

na het vervaardigen<br />

<strong>van</strong> het ontwerp,<br />

door allerhande presentaties<br />

en het verschijnen op<br />

de juiste recepties in de<br />

juiste kleren; het kan ook<br />

gebeuren tijdens het eigenlijke<br />

productieproces.<br />

Kristof <strong>van</strong> Assche<br />

Leerstoelstoelgroep landgebruiksplanning<br />

WUR<br />

kristof.<strong>van</strong>assche@wur.nl<br />

22 TOPOS / 01 / 2004<br />

Hierbinnen kunnen we onderscheid aanbrengen<br />

tussen verschillende varianten<br />

<strong>van</strong> verleiding. Men kan de opdrachtgevers<br />

of mogelijke opdrachtgevers behagen<br />

door inhoudelijk op hun voorkeuren<br />

en gevoeligheden in te spelen, men<br />

kan ook spelen met de vorm, trachten<br />

visueel te verleiden. Daarover willen we<br />

het in dit stuk verder hebben, over de<br />

mogelijkheden en beperkingen <strong>van</strong> die<br />

visuele verleiding, over beeldtaal, over de<br />

ethische vragen die je soms kan koppelen<br />

aan de visuele verleiding.<br />

Beeldtaal<br />

Laten we beginnen met het concept<br />

‘beeldtaal’. Met beelden kun je <strong>betekenis</strong><br />

overbrengen, net als met een echte taal.<br />

Beeldtaal is geen taal in de letterlijke zin<br />

<strong>van</strong> het woord maar een tekensysteem<br />

<strong>van</strong> visuele tekens, dat door een groep<br />

gebruikers als samenhangend wordt gezien.<br />

Een teken is iets dat naar iets anders<br />

verwijst op grond <strong>van</strong> iets anders. Het<br />

woord ‘kat’ verwijst naar het concept kat<br />

op grond <strong>van</strong> een code, een regel die binnen<br />

het tekensysteem <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

taal bestaat en ons als gebruikers <strong>van</strong><br />

die taal bekend is.<br />

Nu kan men niet alle tekensystemen aan<br />

elkaar gelijk stellen en is het onmogelijk<br />

om de taal als model <strong>van</strong> alle andere tekensystemen<br />

te nemen. Er zijn bijvoorbeeld<br />

fundamentele verschillen tussen beeldtaal,<br />

als visueel tekensysteem, en echte taal.<br />

Bij echte taal kan <strong>betekenis</strong> overgedragen<br />

worden op een erg verfijnde, heldere<br />

manier door de grote hoeveelheid regels<br />

waarover voor iedereen duidelijkheid<br />

bestaat en door de indeling <strong>van</strong> de tekens<br />

die erg duidelijk is, op verschillende<br />

niveau’s.<br />

Maar beeldtaal werkt zo niet. Verschillende<br />

generaties kunsthistorici hebben zich over<br />

het probleem gebogen, hebben vaak getracht<br />

de metafoor <strong>van</strong> de taal en de tekst<br />

ver door te trekken (een schilderij is een<br />

tekst, een boek wordt getiteld ‘Reading<br />

Rembrandt’). Maar elke metafoor bevat<br />

een vergelijking en Cicero wist al te vertellen<br />

dat elke vergelijking mank loopt (als<br />

je hem maar ver genoeg doortrekt). Al<br />

die pogingen zijn stukgelopen. Hoe men<br />

het ook went of keert, een beeld kan niet<br />

ontleed worden in kleinere significante<br />

eenheden zoals een tekst of een zin. En<br />

als men al significante eenheden kan onderscheiden,<br />

dan zijn de regels voor het<br />

combineren <strong>van</strong> die eenheden om een<br />

bepaalde <strong>betekenis</strong> over te brengen veel<br />

minder duidelijk dan bij taal het geval is.<br />

Maar er zijn wel degelijk regels, er bestaat<br />

wel degelijk een visueel tekensysteem.<br />

Sommige dingen kunnen niet in schilderijen.<br />

Een landschap uit de 17 e eeuw<br />

zal geen grote vlekken rood bevatten, en<br />

een landschapsarchitectonisch ontwerp<br />

<strong>van</strong> 50 jaar geleden kon niet de gedaante<br />

<strong>van</strong> een collage aannemen. Er zijn regels,<br />

maar die zijn minder strikt afgebakend<br />

en door een kleinere groep gedeeld dan<br />

bij een taal. Bovendien vertoont beeldtaal,<br />

vooral door haar koppeling aan het<br />

artistieke domein, een bijzondere eigenschap:<br />

de taal vernieuwt zichzelf. <strong>De</strong>el<br />

<strong>van</strong> het spel <strong>van</strong> de kunst is af te wijken<br />

<strong>van</strong> bestaande codes <strong>van</strong> <strong>betekenis</strong>productie.<br />

Sinds de romantiek is er een<br />

sterkere eis <strong>van</strong> oorspronkelijkheid in de<br />

kunst gekomen, en daarmee een versnelling<br />

<strong>van</strong> de artistieke evolutie. Voordien<br />

bestond deze evolutie ook al, weken<br />

kunstenaars ook al systematisch af <strong>van</strong><br />

bestaande patronen. In de loop <strong>van</strong> de<br />

tijd werd steeds meer verwacht <strong>van</strong> kunst<br />

dat ze afweek, en begon de wijze <strong>van</strong> afwijken<br />

<strong>van</strong> allerlei conventies, ondermeer<br />

genreconventies, een belangrijk deel <strong>van</strong><br />

de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> het kunstwerk te worden.<br />

Kunst is daarom ook het meest<br />

lastige en interessante deel <strong>van</strong> de interpretatietheorie:<br />

een steeds groter deel <strong>van</strong><br />

het systeem bestaat uit regels om het systeem<br />

te veranderen, regels om de regels te<br />

veranderen.<br />

Uit voorgaande passages mag geconcludeerd<br />

worden dat de metafoor <strong>van</strong> het<br />

beeld als tekst niet te ver mag doorgetrokken<br />

worden. En dus dat de <strong>betekenis</strong><br />

<strong>van</strong> een beeld niet op eenzelfde precieze<br />

wijze ontleed kan worden als de <strong>betekenis</strong><br />

<strong>van</strong> een tekst en daarmee dat met een<br />

beeld niet een even precieze <strong>betekenis</strong><br />

kan overgebracht worden. Beelden


kunnen sneller overtuigen, dus een <strong>betekenis</strong><br />

overbrengen, dan woorden.<br />

Plaatjes in dictaten worden beter onthouden<br />

dan praatjes. Beelden hebben een<br />

grotere overtuigingskracht maar die kracht<br />

is moeilijker te geleiden - omwille <strong>van</strong> de<br />

kenmerken <strong>van</strong> beeldtaal en de verschillen<br />

met gewone taal net beschreven.<br />

Beeldtaal semiotisch<br />

C.S. Peirce, een <strong>van</strong> de aartsvaders <strong>van</strong> de<br />

interpretatietheorie oftewel semiotiek,<br />

onderscheidde al iconische tekens, symbolische<br />

en indexicale tekens.<br />

Symbolische tekens zijn met hun object<br />

verbonden op grond <strong>van</strong> een overeenkomst<br />

(het woord kat verwijst naar een<br />

concept kat door een afspraak).<br />

Indexicale tekens verwijzen naar hun<br />

object op grond <strong>van</strong> aangrenzendheid;<br />

dit kan ruimtelijke aangrenzendheid zijn<br />

of logische aangrenzendheid - causaliteit<br />

(een pootafdruk <strong>van</strong> een konijn verwijst<br />

indexicaal naar het konijn). Iconische<br />

tekens tenslotte verwijzen op grond <strong>van</strong><br />

gelijkenis naar hun object (een portretschilderij<br />

lijkt op de geportretteerde).<br />

Een echte taal functioneert door symbolische<br />

tekens: woorden zijn symbolisch.<br />

Een beeldtaal functioneert grotendeels<br />

door iconische tekens: de voorstellingen<br />

verwijzen doorgaans via gelijkenis naar<br />

iets uit de werkelijkheid.<br />

Bij Peirce is al duidelijk dat iconische tekens<br />

krachtiger zijn dan symbolische, en minder<br />

stuurbaar. Hoe groter de tussenkomst<br />

<strong>van</strong> de ratio, hoe preciezer de communicatie<br />

kan zijn, hoe helderder de boodschap<br />

en hoe minder krachtig deze boodschap<br />

overkomt. Precisie en kracht zijn<br />

omgekeerd evenredig. Elke visuele voorstelling<br />

is een selectie uit de werkelijkheid<br />

die volgens regels door een actief verstand<br />

eventjes begrepen moeten worden. Beeldtaal<br />

is krachtig, selectief, moeilijk stuurbaar<br />

(weinig precies), en gelieerd aan het<br />

artistieke domein. Beeldtaal staat meer<br />

dan gewone taal onder invloed <strong>van</strong> esthetiek.<br />

Voor ontwerpers, voor landschapsarchitecten<br />

die zich in een maatschappij<br />

bewegen waar ze allerlei personen en<br />

groepen dienen te overtuigen <strong>van</strong> de<br />

kwaliteit <strong>van</strong> hun ontwerpen, ligt het dus<br />

voor de hand te verleiden met beelden.<br />

Een artistieke tint komt vaak goed over<br />

en past bij het zelfbeeld dat men heeft,<br />

het biedt tegelijk de mogelijkheid om<br />

meer experimenteerruimte bij het ontwerpen<br />

te nemen. Mooie prenten en plannen<br />

verhelderen de ontwerpen voor beslissers<br />

en toekomstige gebruikers.<br />

Tekeningen maken de ontwerpen beter<br />

voorstelbaar voor leken, ze stellen in staat<br />

om alle kwaliteiten te belichten en door<br />

een slim gebruik <strong>van</strong> beeldtaal te<br />

versterken.<br />

Hernemen we even de andere kenmerken<br />

<strong>van</strong> beeldtaal. Ze is krachtig. Dat maakt<br />

haar aantrekkelijk. Ze is moeilijk stuurbaar.<br />

Dat maakt de kracht gevaarlijk.<br />

Men overtuigt mensen <strong>van</strong> iets, maar het<br />

is voor zender en ont<strong>van</strong>ger, voor ontwerper<br />

en publiek vaak niet helemaal<br />

duidelijk waar<strong>van</strong> het publiek overtuigd<br />

is. Mogelijk gaat een wethouder door de<br />

knieën voor een rode boom naast een<br />

brug terwijl die rode kleur of de hele<br />

boom door de ontwerper als decoratieve<br />

bladvulling, als niet- <strong>betekenis</strong>vol element<br />

<strong>van</strong> de beeldtaal is gezien. Stel de ontwerper<br />

laat de rode boom weg in de realisatie<br />

legt meer nadruk op de brug, omdat<br />

dat volgens hem de essentie is <strong>van</strong> het<br />

ontwerp is. Dan kan hij teleurgesteld<br />

zijn in een boze reactie <strong>van</strong> de wethouder,<br />

die de brug <strong>van</strong> bij het begin al niks vond.<br />

Beeldtaal is selectief. Dat hangt samen<br />

met de lage stuurbaarheid. Stel dat een<br />

andere wethouder de brug wel mooi<br />

vond, zoals voorgesteld op de tekening,<br />

dan kan die nog teleurgesteld reageren<br />

wanneer er groene schroeven en bouten<br />

opduiken die weliswaar vrij klein zijn<br />

maar voor hem wel het gerealiseerde beeld<br />

bepalen. En zo kan iedereen zich in het<br />

ootje genomen voelen door het gebruik<br />

<strong>van</strong> het verleidelijke beeld, ook wanneer<br />

de verleiding gewerkt heeft. Achteraf begint<br />

immers het verstand weer te werken<br />

en wordt de waarneming minder selectief<br />

en meer precies.<br />

Beeldtaal en de historie <strong>van</strong> visuele<br />

verleiding<br />

Uit de kenmerken <strong>van</strong> beeldtaal volgen<br />

een aantal voor- en nadelen <strong>van</strong> visuele<br />

verleiding. Nu zijn die niet nieuw voor<br />

landschapsarchitecten en andere ontwerpers.<br />

In de renaissance maakte Hans<br />

Vredeman de Vries gravures <strong>van</strong> tuinen<br />

met de planten in de complexe geometrische<br />

parterres meer dan levensgroot. <strong>De</strong><br />

parterres dienden immers vooral als<br />

achtergrond <strong>van</strong> dure exotische bollen als<br />

de tulp. Uitvergrote bolgewassen staan<br />

voor een mooie en elitaire tuin. In de<br />

barok was het gebruikelijk onder landschapsarchitecten<br />

om opdrachtgevers<br />

plannen te geven die meer symmetrisch<br />

waren dan echt mogelijk was, plannen<br />

en tekeningen die het park groter dan reëel<br />

voorstelden of waar meer dan mogelijk<br />

TOPOS / 01 / 2004 23


een overzicht wordt beloofd <strong>van</strong>uit het<br />

huis. Interessant is dat die opdrachtgevers<br />

(onbekend of ze zich opgelicht<br />

voelden) na realisatie, door kunstenaars<br />

dezelfde visuele verleiding laten gebruiken<br />

om anderen te overtuigen <strong>van</strong> de grootsheid<br />

<strong>van</strong> het geschilderde of getekende<br />

park en dus <strong>van</strong> eigenaar. JC Loudon,<br />

een <strong>van</strong> de eerste tuinschrijvers die voor<br />

de middenklasse schreef, wist in de illustraties<br />

<strong>van</strong> zijn boeken ook de suggestie<br />

te wekken dat het de tuin <strong>van</strong> een aristocraat<br />

betrof. En Le Corbusier tekende vaak<br />

een vlieguigje in de lucht, om het ontwerp<br />

meer kosmopolitisch en hedendaags te<br />

maken, in de lijn overigens <strong>van</strong> impressionistische<br />

schilders die ook vaak ‘la vie<br />

moderne’ uitbeeldden door stalen bruggen,<br />

stoomboten en rails subtiel in de<br />

landschappen te verwerken. Zo maken<br />

landschapsarchitecten gebruik <strong>van</strong> collages,<br />

een snel en effectief middel om de sfeer<br />

<strong>van</strong> een plek te scheppen zonder al te veel<br />

over die plek duidelijk te maken.<br />

24 TOPOS / 01 / 2004<br />

Verleiding <strong>van</strong> wie?<br />

Ontwerpers en kunstenaars hebben dus<br />

een lange traditie <strong>van</strong> visuele verleiding.<br />

Ontwerpers willen meer verleiden dan<br />

kunstenaars omdat ze meer dan dezen<br />

uit zijn op realisatie <strong>van</strong> hun ideeën, en<br />

daarvoor steun nodig hebben. Sinds<br />

begin 20 e eeuw heeft zich ook de artistieke<br />

a<strong>van</strong>t-garde ontwikkeld die zich minder<br />

om het publiek dan om de collega-kunstenaars<br />

bekommert en dus minder verleidt.<br />

Ze willen eerder de collegae overtuigen<br />

dan het publiek verleiden. Of we het<br />

werken met een publiek <strong>van</strong> andere kunstenaars<br />

voor ogen ook visuele verleiding<br />

kunnen noemen, is de vraag. Een kunstenaar<br />

kan interessant zijn voor de beroepsgenoten<br />

omdat hij moeite doet zijn kunst<br />

aan te passen aan hen, hij kan ook interesse<br />

wekken zonder deze moeite te doen.<br />

Hij kan pretenderen geen moeite te doen<br />

begrijpelijk en aantrekkelijk te zijn voor<br />

anderen, het imago <strong>van</strong> dwarsligger prefereren,<br />

en ondertussen toch meedeinen<br />

met de golven, haarfijn de nieuwste<br />

modes binnen hun wereld aanvoelen en<br />

er op inspelen. Slaagt dergelijke evenwichtsoefening,<br />

dan scoort men tweemaal:<br />

men komt authentiek over (staat<br />

interessant) en produceert dingen die zogezegd<br />

toevallig in de smaak vallen (altijd<br />

meegenomen). <strong>De</strong> verleiding is meervoudig,<br />

niet enkel visueel.<br />

Voor de kunstenaar die zich aan een groter<br />

publiek wil aanpassen, met minder kennis<br />

<strong>van</strong> de ingewikkelde codes en hun verschuiving<br />

binnen de artistieke discours,<br />

is het eenvoudiger te verleiden. Een minder<br />

complexe smaak valt sneller te bedienen<br />

met visuele middelen. <strong>De</strong> hedendaagse<br />

kunstenaar ziet zich daarbij voor<br />

een dilemma, anders gezegd een tweede<br />

evenwichtsoefening: succes wordt afgemeten<br />

aan reacties bij het publiek én de<br />

vakgenoten. Maar teveel publiek succes<br />

en teveel ‘toegiften aan het publiek’ garanderen<br />

problemen binnen de vakwereld.<br />

Visuele verleiding voor de artiesten sluit


vaak visuele verleiding voor het publiek<br />

uit. Of verleiding <strong>van</strong> artiesten stelt visuele<br />

verleiding tout court uit.<br />

Landschapsarchitecten, als ontwerpers <strong>van</strong><br />

grote ruimtes voor vele mensen, bevinden<br />

zich <strong>van</strong>uit dit gezichtspunt in een<br />

lastige positie. Artiest, intellectueel en<br />

ambachtsman tegelijk, maken ze deel uit<br />

<strong>van</strong> een wereld waarin artistieke criteria<br />

de boventoon voeren (niet alleen de esthetiek<br />

<strong>van</strong> de presentatie maar ook <strong>van</strong> het<br />

ontwerp zelf), een wereld waar een product<br />

moet gemaakt en verkocht worden;<br />

tot slot maken ze deel uit <strong>van</strong> een wereld<br />

waarin veel kennis achter een ontwerp<br />

dient te zitten, die niet volledig verhuld<br />

mag worden in een al te esthetiserend ontwerp.<br />

<strong>De</strong> dilemma’s <strong>van</strong> de artiest worden<br />

uitvergroot en uitgebreid. En aangezien<br />

het meestal gaat om grote projecten dus<br />

veel geld en belangen, dient de ontwerper<br />

alle beschikbare middelen in te zetten om<br />

staande te blijven in een krachtenspel dat<br />

uit zichzelf geneigd is naar een veilig gemiddelde<br />

en, in de ogen <strong>van</strong> de ontwerper,<br />

een nietszeggend resultaat.<br />

Ethisch verantwoorde verleiding?<br />

Maar, en hier komen we bij de vraagstelling<br />

uit de inleiding, de visuele verleiding<br />

die de ontwerper kan inzetten heeft<br />

zoals gezegd zijn schaduwzijden. En die<br />

schaduwzijden worden belangrijker als<br />

men de verantwoordelijkheid beschouwt<br />

die de ontwerper heeft, oftewel: de ethische<br />

kant <strong>van</strong> de zaak. Vaak verzint een<br />

ontwerper woon- en werkomgevingen<br />

voor veel mensen, met weinig invloed<br />

en geen ontwerpkennis. <strong>De</strong> landschapsarchitect<br />

is in een machtspositie, als zijn<br />

visuele verleiding slaagt.<br />

En macht brengt verantwoordelijkheid<br />

met zich mee. Men kan beargumenteren<br />

dat de eindbeslissing bij politici of ambtenaren<br />

valt. Dat mag formeel waar zijn,<br />

maar de beperkte kennis en tijd <strong>van</strong> veel<br />

openbare opdrachtgevers, evenals hun<br />

gevoeligheid voor de visuele verleiding<br />

<strong>van</strong> de ontwerpers, resulteren in een situatie<br />

waarbij de ontwerpers een aantal<br />

ontwerpbeslissingen op eigen houtje kunnen<br />

nemen. Wederom wordt de verant-<br />

woordelijkheid bij de landschapsarchitect<br />

gelegd.<br />

Omdat deze tenslotte met belastinggeld<br />

projecten voor de burgers maakt, is het<br />

legitiem te vragen deze verantwoordelijkheid<br />

serieus te nemen. En mag men vragen<br />

in de afwegingen tijdens het ontwerpproces<br />

en bij de verkoop dit in het achterhoofd<br />

te houden. Vanzelfsprekend blijven<br />

de geschetste dilemma’s bestaan voor<br />

de ontwerper, moet hij aan vaak tegenstrijdige<br />

eisen voldoen voor de verschillende<br />

werelden waar<strong>van</strong> hij deel uitmaakt.<br />

Toch dient men bij dit alles het<br />

belang <strong>van</strong> de gebruikers voorop te stellen.<br />

Men dient ambtenaren te overtuigen,<br />

maar ook projectontwikkelaars en andere<br />

ontwerpers overtuigen.Tijdens inspraakavonden<br />

en dergelijke moeten de gebruikers<br />

soms rechtstreeks overtuigd worden<br />

en elk publiek stelt andere eisen aan de<br />

visuele verleiding. Ons inziens moet de<br />

ontwerper in deze situatie zijn verantwoordelijkheid<br />

nemen, door naar de gebruikers<br />

en beslissers toe de visuele verleiding<br />

in te zetten met zelfbeheersing en<br />

te combineren met eerlijke afbeeldingen.<br />

Hoe graag men zich ook opstelt als artiest<br />

of als goed verkopende ambachtsman<br />

of intellectueel, er blijft de gebruiker die<br />

in een ontwerp zijn dagen moet slijten.<br />

Die gebruiker is er niet bij gebaat als de<br />

ontwerper in de eerste plaats andere<br />

kringen probeert te verleiden, door het<br />

ontwerp op hen af te stemmen of door<br />

dat in de presentatie te doen. Als iedereen<br />

door het plan verleid is, inclusief gebruikers,<br />

en na realisatie iedereen overtuigd<br />

blijft behalve de gebruikers, is er iets<br />

mis. Dan is de visuele verleiding <strong>van</strong> de<br />

architect ingezet op een wijze die ethisch<br />

en democratisch verwerpelijk is. Als de<br />

gebruikers geen inspraak hadden, en de<br />

beslissers visueel verleidt zijn, hangt een<br />

oordeel af <strong>van</strong> de intentie <strong>van</strong> de ontwerper.<br />

Indien hij de ambtenaren of politici<br />

verleidde met de intentie iets goeds<br />

voor de gebruikers te maken, zijn er geen<br />

ethische bezwaren, hoewel men democratisch<br />

bezwaar zou kunnen maken.<br />

Indien de ontwerper enkel voor roem bij<br />

andere ontwerpers of voor het veiligstel-<br />

len <strong>van</strong> een volgende opdracht bij dezelfde<br />

beslissers de verleiding gebruikte, blijft<br />

er een ethisch en een democratisch probleem.<br />

<strong>De</strong> maatschappij is niet gebaat bij een<br />

maquette <strong>van</strong> vijf meter, een biljartkeu<br />

om aan te wijzen en een zijden sjaaltje<br />

om een nieuw stadsdeel te verkopen.<br />

Misschien spreekt dergelijke voorstelling<br />

wethouders met veel ambitie en enige<br />

artistieke pretenties aan, maar als het besluit<br />

daardoor in een bepaalde richting<br />

gaat, heeft de argumentatie niets te maken<br />

met eigenschappen <strong>van</strong> het ontwerp die<br />

door gebruikers als kwaliteiten zullen<br />

onderscheiden worden. Dan is men volledig<br />

overgeleverd aan de goede wil <strong>van</strong><br />

de ontwerper. Hoe groter de verantwoordelijkheid,<br />

hoe groter de opdracht,<br />

hoe voorzichtiger men met de visuele<br />

verleiding dient om te gaan, zeker in geval<br />

<strong>van</strong> beperkte participatie in de planvorming.<br />

<strong>De</strong> oproep aan ontwerpers om<br />

steeds de gebruikers in het achterhoofd<br />

te houden, zeker bij de grote opdrachten.<br />

Ethiek en democratische principes vragen<br />

daarom, zelfs wanneer dat erg moeilijk<br />

is, zelfs wanneer die ene grote opdracht<br />

een reputatie kan maken of breken, zelfs<br />

wanneer voor die ene grote opdracht de<br />

verzamelde concurrentie de zwoelste en<br />

meest nietszeggende schilderingen tentoon<br />

stelt.<br />

Een pleidooi voor matigheid, voor<br />

helderheid, voor het argument en voor<br />

de gebruiker. Maar niet tegen de visuele<br />

verleiding.<br />

Summary<br />

A designer is a salesman, who tries<br />

to sell a product, i.c. a design.<br />

Therefore, he tries to seduce the customer,<br />

such as by using the language<br />

of the image. This language is not<br />

precise, yet can be powerful. This<br />

visual temptation has a long tradition<br />

in landscape architecture. It can help<br />

the landscape architect to convince,<br />

but it can also mislead clients. Visual<br />

temptation is ethically sound and often<br />

necessary, provided that it’s used<br />

with measure.<br />

TOPOS / 01 / 2004 25


<strong>De</strong> <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />

Ruimtelijke planning en het <strong>schoonheid</strong>sbegrip<br />

Als het gaat over <strong>schoonheid</strong><br />

en de ruimtelijke inrichting<br />

<strong>van</strong> Nederland, dan<br />

gaat het al snel over ontwerpen<br />

<strong>van</strong> gebouwen,<br />

parken en wijken. Het<br />

<strong>schoonheid</strong>sideaal <strong>van</strong><br />

architecten, stedenbouwers<br />

en landschapsarchitecten<br />

staat dan centraal.<br />

Maar hoe zit het met<br />

het <strong>schoonheid</strong>sbegrip <strong>van</strong><br />

de talloze planologen,<br />

adviseurs, beleidsmakers<br />

en politici die zich bezig<br />

houden met de inrichting<br />

<strong>van</strong> een gebied voordat het<br />

op de tekentafel <strong>van</strong> de ontwerper<br />

komt? TOPOS ging<br />

op zoek.<br />

Mark Hendriks<br />

Redacteur TOPOS<br />

mark.hendriks@wur.nl<br />

Foto’s<br />

Communicatiebureau de Lynx<br />

26 TOPOS / 01 / 2004<br />

Schoonheid wordt steeds belangrijker<br />

binnen de Nederlandse ruimte. Hoewel<br />

het begrip <strong>schoonheid</strong> in eerste instantie<br />

associaties oproept met kunst of met een<br />

vrouw, wordt er meer en meer nagedacht<br />

over de <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een gebouw, een<br />

wijk, natuur of agrarisch landschap.<br />

<strong>De</strong> conclusie <strong>van</strong> dit nadenken is niet bijster<br />

positief. “Nederland is lelijk” is een<br />

vaak gehoorde uitspraak. Steeds vaker kan<br />

men lezen over de verloedering en vervlakking<br />

<strong>van</strong> ons mooie landje. <strong>De</strong><br />

VINEX-wijken zijn lelijk, de Bijlmermeer<br />

is het schrikbeeld en witte schimmel bedreigt<br />

de Veluwe.<br />

Ontwerpdisciplines als landschapsarchitectuur,<br />

stedenbouw en architectuur<br />

spelen hier op in en proberen met vernieuwende<br />

ideeën de <strong>schoonheid</strong> in<br />

Nederland terug te brengen. <strong>De</strong>nk aan<br />

de talloze publicaties die over dit onderwerp<br />

zijn verschenen, of de oprichting<br />

<strong>van</strong> de Volksbeweging tegen de Lelijkheid<br />

en het Nederlands Genootschap voor<br />

Esthetica. Voormalig rijksbouwmeester<br />

Wytze Patijn zei dat “het de opdracht<br />

<strong>van</strong> de huidige ruimtelijke inrichters is<br />

om nieuwe <strong>schoonheid</strong> te scheppen.”<br />

Hier doelt hij vooral op de huidige en<br />

nieuwe generatie ontwerpers, die zich met<br />

hun eigen stijl en smaak moeten onderscheiden.<br />

Maar hoe onderscheiden planologen zich<br />

op dit vlak? Of adviseurs, beleidsmakers<br />

of politici? <strong>De</strong>ze vraag houdt me, naarmate<br />

ik de vakwereld leer kennen, steeds<br />

meer bezig. Het antwoord ligt niet voor<br />

het oprapen. Het lijkt erop dat <strong>schoonheid</strong><br />

in de vakwereld alleen voorbehouden<br />

lijkt aan de ontwerpende disciplines.<br />

Soms krijg ik het idee dat binnen de vakwereld<br />

de opvatting heerst, dat ‘ruimtelijke<br />

planning/ordening niets met<br />

<strong>schoonheid</strong> te maken heeft’.<br />

Bij de combinatie <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> en<br />

ruimtelijke planning is het moeilijk om<br />

concrete beelden te scheppen. Dat was<br />

ook te merken tijdens de voorbereiding<br />

<strong>van</strong> dit nummer. Heel snel kom je met<br />

het thema op ontwerpgerelateerde onderwerpen<br />

uit. Als redactie moesten we dan<br />

ook waken voor een evenwichtige invul-<br />

ling - dus <strong>van</strong>uit alle inrichtingsdisciplines<br />

- <strong>van</strong> dit nummer.<br />

Ik ben er altijd <strong>van</strong> overtuigd geweest dat<br />

ook in de niet-ontwerpende ruimtelijke<br />

disciplines <strong>schoonheid</strong>, op wat voor<br />

manier dan ook, een rol speelt. Hierop<br />

inhakend ben ik een soort <strong>van</strong> zoektocht<br />

begonnen naar de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> het begrip<br />

<strong>schoonheid</strong> in de ruimtelijke planning.<br />

Verscheidene mensen heb ik op deze<br />

‘tocht’ benaderd. Dit heeft geresulteerd<br />

in vier zienswijzen.<br />

Twee daar<strong>van</strong>, namelijk ‘Schoonheid ligt<br />

in het verleden’ en ‘Schoonheid ge<strong>van</strong>gen<br />

in andere begrippen’, hebben betrekking<br />

op het planresultaat, terwijl de twee zienswijzen<br />

‘Schoonheid afhankelijk <strong>van</strong> beeldvorming’<br />

en ‘Schoonheid als ondergeschikt<br />

aspect’, het planproces betreffen.<br />

1. Schoonheid ligt in het verleden<br />

Schoonheid komt in het landschap terug<br />

in het streekeigene ofwel de identiteit.<br />

Regionale differentiatie is een kwaliteit<br />

waardoor stad en land <strong>van</strong> elkaar te onderscheiden<br />

zijn, waardoor polderlandschappen<br />

en zandgebieden <strong>van</strong> elkaar<br />

verschillen en Zuid-Limburg anders is<br />

dan de Kop <strong>van</strong> Noord Holland. Maar<br />

regio-nale differentiatie staat onder druk.<br />

Verstedelijking en de diverse herinrichtingen<br />

zijn een gevaar voor de streekeigenheid.<br />

Niet in de laatste plaats omdat historische<br />

en culturele waarden verloren<br />

gaan. Het herverkavelen of bebouwen<br />

<strong>van</strong> eeuwenoude kavelpatronen, het slopen<br />

<strong>van</strong> oude boerderijen, de herinrichting<br />

<strong>van</strong> een historische binnenstad, het<br />

verleggen <strong>van</strong> een agrarische verbindingsweg,<br />

het dempen <strong>van</strong> wijken en sloten;<br />

het zijn allemaal ingrepen die de link met<br />

het verleden en daarmee de streekidentiteit<br />

verbreken.<br />

<strong>De</strong> <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een gebied ligt in die<br />

verbinding met het verleden. Zorgen het<br />

oude kerkje, een groep boerderijen, eeuwenoude<br />

bomen en het verkavelingpatroon<br />

ook na planvorming voor deze verbinding,<br />

dan ligt hierin de <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong><br />

het plan. <strong>De</strong> link met de historie vertelt de<br />

bewoner of bezoeker een verhaal, waardoor<br />

het landschap beter gewaardeerd wordt.


Het begrip oriëntatie hangt hiermee<br />

samen. Een gebied dat zich op basis <strong>van</strong><br />

historische en culturele kenmerken kan<br />

onderscheiden <strong>van</strong> anderen, geeft de bezoeker<br />

antwoord op de vraag ‘waar ben<br />

ik?’, terwijl het de bewoner misschien wel<br />

antwoord geeft op de vraag ‘wie ben ik?’.<br />

Daarin ligt het ‘mooie’ <strong>van</strong> een landschap<br />

met een streekeigen identiteit. Een herkenbaar<br />

landschap, waar mensen zich mee<br />

verbonden voelen.<br />

2. Schoonheid ge<strong>van</strong>gen in andere<br />

begrippen<br />

Schoonheid wordt in de ruimtelijke planning<br />

bijna nooit in de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> mooi<br />

gebruikt, omdat het te abstract is. Het<br />

<strong>schoonheid</strong>sbegrip zit vaak verborgen in<br />

andere termen.<br />

Schoonheid is het maakbare optimum in<br />

de afstemming tussen hoe iets er uit ziet<br />

en hoe iets functioneert. Hiervoor kent de<br />

ruimtelijke planning talloze benamingen<br />

zoals ruimtelijke kwaliteit, belevingswaarde,<br />

compleetheid, uitvoerbaarheid,<br />

netheid, variëteit, rommelzones, enzovoort.<br />

Enkele hier<strong>van</strong> nemen een speciale<br />

plaats in omdat ze de laatste tijd in de<br />

mode zijn, zoals ruimtelijke kwaliteit en<br />

belevingswaarde, of zijn gewoon een<br />

wezenlijk onderdeel <strong>van</strong> de planvorming,<br />

zoals uitvoerbaarheid.<br />

Het begrip ruimtelijke kwaliteit wordt te<br />

pas en te onpas gebruikt, maar is voor<br />

velen een moeilijk te hanteren begrip.<br />

Temeer omdat ruimtelijke kwaliteit op<br />

diverse manieren ingevuld kan worden.<br />

Naar mijn idee probeert ruimtelijke kwaliteit<br />

de twee in de planning recht tegenover<br />

elkaar staande begrippen - mooi en<br />

functioneel - te combineren. Het streven<br />

naar een bruikbaar landschap dat ook nog<br />

eens mooi is. Hiermee kom ik op het begrip<br />

belevingswaarde. Steeds meer wordt<br />

er in de planvorming rekening gehouden<br />

met het gegeven hoe een landschap be-<br />

Het landschap als onderwerp <strong>van</strong> gesprek<br />

leefd zal worden. <strong>De</strong> <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een<br />

gebied speelt hier een rol in.<br />

Een speciaal begrip is uitvoerbaarheid. Met<br />

andere woorden, een plan is mooi als het<br />

uitvoerbaar is. Zeker in een tijd waarin vele<br />

plannen sneuvelen wegens financieel gebrek<br />

of tijdsnood, herkennen plannenmakers<br />

<strong>schoonheid</strong> in een efficiënte en<br />

snelle uitvoerbaarheid.<br />

3. Schoonheid afhankelijk <strong>van</strong> mentale<br />

beelden<br />

<strong>De</strong> <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een plan is afhankelijk<br />

<strong>van</strong> beelden die het oproept in de hoofden<br />

<strong>van</strong> plannenmakers en belanghebbenden.<br />

<strong>De</strong> mentale beelden komen voort<br />

uit associatie. Associatie met eerdere persoonlijke<br />

belevenissen, bijvoorbeeld op<br />

vakantie of naar aanleiding <strong>van</strong> iets wat<br />

we op TV hebben gezien.<br />

In een planvormingsproces komt veel informatie<br />

vrij. <strong>De</strong>ze informatie heeft invloed<br />

op de verschillende individuele<br />

TOPOS / 01 / 2004 27


mentale beelden. Bij de één kan de informatie<br />

een positief effect hebben, bij de<br />

ander een negatief effect en bij weer een<br />

ander gaat de informatie gewoonweg verloren.<br />

Uiteindelijk zal een plan bij een persoon<br />

een aantal extreme beelden achterlaten<br />

die overwegend positief of negatief<br />

zijn. Zo kan een plan over lokalisering en<br />

inpassing <strong>van</strong> de Betuwelijn bij een omwonende<br />

het beeld oproepen <strong>van</strong> lawaai,<br />

grauwe containertreinen, grijze luchten<br />

en een desolaat landschap. Terwijl het bij<br />

een financiële overheidsmedewerker het<br />

beeld oproept <strong>van</strong> een razende trein door<br />

het prachtige Betuwelandschap als verbinding<br />

tussen Rotterdam en het Ruhrgebied,<br />

waardoor het geld binnenstroomt.<br />

Met de juiste presentatie kunnen plannen<br />

positieve associaties oproepen. Naast<br />

beeld speelt woordkeuze een essentiële<br />

rol. Met mooi beeld en mooie woorden<br />

kan een plan bij betrokkenen positieve<br />

beelden oproepen. Schoonheid is daar een<br />

onderdeel <strong>van</strong>.<br />

4. Schoonheid als ondergeschikt aspect<br />

Schoonheid heeft gedurende het planproces<br />

een ondergeschikte rol.<br />

Schoonheid zou te irrationeel zijn en daardoor<br />

moeilijk te verdedigen ten opzichte<br />

<strong>van</strong> bijvoorbeeld een begrip als functionaliteit.<br />

Schoonheid kent geen dimensies<br />

en is als iets onmeetbaars dus amper te<br />

verantwoorden.<br />

Plannenmakers hebben er ook vaak niets<br />

28 TOPOS / 01 / 2004<br />

aan om hun eigen <strong>schoonheid</strong>sideaal in<br />

een plan te verwerken. Het eindoordeel<br />

komt toch vaak <strong>van</strong> de toekomstige gebruikers<br />

of de opdrachtgever. Daar komt<br />

nog eens bij dat <strong>schoonheid</strong> eigenlijk<br />

pas na realisering te beoordelen is.<br />

In beginsel is <strong>schoonheid</strong> wel een criterium<br />

waar plannenmakers mee aan de slag<br />

kunnen gaan. Maar naarmate het planproces<br />

vordert lijkt <strong>schoonheid</strong> steeds<br />

weer het onderspit te moeten delven<br />

tegenover andere zaken. Zeker bij geldgebrek<br />

lijkt <strong>schoonheid</strong> als eerste overboord<br />

te worden gezet.<br />

Sommige plannenmakers praten over het<br />

gevaar <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong>. Volgens hen sterven<br />

teveel plannen in <strong>schoonheid</strong> omdat<br />

ellenlange discussies over ‘hoe iets eruit<br />

moet komen te zien’ ervoor zorgen dat<br />

de kern en de kaders <strong>van</strong> een plan uit het<br />

oog worden verloren.<br />

Concluderend kan worden gezegd dat<br />

<strong>schoonheid</strong> geen expliciete rol in de ruimtelijke<br />

planning lijkt te hebben. Het<br />

<strong>schoonheid</strong>sbegrip ligt verborgen in de<br />

historie <strong>van</strong> een gebied of speelt mee<br />

onder een andere naam. Tijdens het proces<br />

krijgt <strong>schoonheid</strong> vorm in de hoofden<br />

<strong>van</strong> betrokkenen of legt het af tegen<br />

andere zaken.<br />

Maar ook ruimtelijke planners kunnen niet<br />

om het pure <strong>schoonheid</strong>sideaal heen.<br />

Iedereen die werkt aan de inrichting <strong>van</strong><br />

de Nederland streeft in zijn of haar hart<br />

naar een schoon en mooi landschap.<br />

Planologen, adviseurs, beleidsmedewerkers<br />

en politici hebben persoonlijke<br />

ideeën over <strong>schoonheid</strong>. <strong>De</strong> één vindt een<br />

spontaan gegroeide en rommelige stadsrand<br />

prachtig, terwijl een ander zweert bij<br />

windmolens in de polder. Sommigen<br />

hebben een beeld <strong>van</strong> het<br />

tegenovergestelde, de lelijkheid: ‘Als het<br />

naar niet zo’n zootje wordt als in België’<br />

is een vaak gehoorde uitspraak.<br />

<strong>De</strong> vier zienswijzen geven in ieder geval<br />

inzicht op welke manier <strong>schoonheid</strong> een<br />

rol kan spelen in de ruimtelijke planning.<br />

Over <strong>schoonheid</strong> valt eigenlijk niet te<br />

twisten. Over de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />

in de ruimtelijke planning echter wel.<br />

Summary<br />

The aspect of beauty and esthetics<br />

seems to be reserved to designing<br />

disciplines like architecture, urban<br />

planning and landscape architecture.<br />

But how do planners, policy makers<br />

and advisors deal with the term of<br />

beauty in the world decorating the<br />

space. After talking to different professionals<br />

four ways of using beauty can<br />

be distinguished.<br />

1. Beauty is linked to the past,<br />

2. Beauty is caught in other terms,<br />

like quality and experience,<br />

3. Beauty is dependent of mental<br />

maps in people’s heads,<br />

4. Beauty plays no role at all.


Dat vind ik nou mooi!<br />

In dit nummer een speciale ‘Dat vind ik nou mooi!’.<br />

U vindt hier een <strong>van</strong> de inzendingen <strong>van</strong> de fotowedstrijd ‘<strong>De</strong><br />

mooiste plek’ die de Volkskrant in het najaar <strong>van</strong> 2003 organiseerde.<br />

We hebben gekozen voor twee plaatjes <strong>van</strong> het Valleikanaal<br />

in Leusden. In tekst en beeld legt Gerda <strong>van</strong> Ekris,<br />

eveneens uit Leusden, uit waarom dit voor haar de mooiste<br />

plek <strong>van</strong> Nederland is.<br />

Ochtend langs het Valleikanaal<br />

Al meer dan 20 jaar loop ik al dan niet met de<br />

hond dagelijks langs het Valleikanaal en iedere<br />

keer is het anders en bijna altijd is het mooi.<br />

Vooral op een vroege zomerochtend of zoals<br />

op de foto in de winter met verse sneeuw en<br />

een nevel over het weiland, de zon die er net<br />

doorkiert en net niet de schaduwkant <strong>van</strong> de<br />

Liniedijk heeft bereikt.<br />

Nog even dan gaat er hier gebouwd worden:<br />

hockeyvelden, boerderettes en meer <strong>van</strong> dat<br />

gruwelijks.<br />

Gerda <strong>van</strong> Ekris<br />

TOPOS / 02 / 2003 29


Genius Fluvii<br />

Hoe ontwerp je met stromen?<br />

Kilometers lange files op de<br />

wegen na een ongeluk,<br />

problemen met de binnenvaart<br />

in de zomer en het<br />

water tot aan de dijkkruin in<br />

de winter: onvoorziene<br />

gebeurtenissen lijken meer<br />

regel dan uitzondering te<br />

worden. Kan ruimtelijke<br />

ordening dergelijke<br />

problemen in de toekomst<br />

voorkomen? En hoe dan?<br />

Studenten landschapsarchitectuur<br />

Kees <strong>van</strong> Dam<br />

en Gertjan Jobse doen een<br />

poging.<br />

Kees <strong>van</strong> Dam & Gertjan Jobse<br />

kees_<strong>van</strong>dam@yahoo.com<br />

gertjan.jobse@wur.nl<br />

30 TOPOS / 01 / 2004<br />

Om de schaarse ruimte in de Nederlandse<br />

rivierdelta te ordenen is een scala aan instrumenten<br />

beschikbaar. Restrictief beleid<br />

voor bedrijfsvestiging is een vorm <strong>van</strong><br />

regulering, net als het verbod op bouwen<br />

in het rivierbed en de recent aangewezen<br />

noodoverloopgebieden. Toch kunnen<br />

onvoorziene gebeurtenissen de boel nog<br />

steeds flink in de war schoppen. <strong>De</strong> instrumenten<br />

voldoen dan niet in de specifieke<br />

situatie. Is ons ruimtegebruik wel geschikt<br />

voor maatwerk?<br />

Om deze vraag te beantwoorden gaan we<br />

een stapje terug. Waar je vaak begint met<br />

het uitvoeringsprogramma, kijken wij<br />

naar de factoren die deze programma’s<br />

bepalen. Ontwerpers en planners kijken<br />

naar ons idee nog te weinig naar de<br />

totstandkoming <strong>van</strong> de opgave, terwijl<br />

daar alles mee staat of valt. <strong>De</strong>ze uitvoeringsdrang<br />

is begrijpelijk, toch moet je<br />

af en toe de opgave durven te bevragen<br />

en herdefiniëren. Dit kan uiteindelijk<br />

leiden tot betere oplossingen.<br />

We beperken ons tot de processen achter<br />

de belangrijkste opgaven voor de komende<br />

jaren. Voor het rivierbeheer zijn dit<br />

waterstromen en voor bedrijventerreinen<br />

goederenstromen. We zijn op zoek gegaan<br />

naar kleine ingrepen, prototypen<br />

genaamd, om deze stromen in een gewenste<br />

richting te sturen. <strong>De</strong> keuze voor<br />

de twee stromen is logisch als je de veranderingen<br />

in ruimtegebruik overziet.<br />

<strong>De</strong> extremen in waterafvoer <strong>van</strong> de rivieren<br />

worden steeds groter, terwijl de capaciteit<br />

nauwelijks verandert. Als gevolg <strong>van</strong> globale<br />

productie vindt er steeds meer goederentransport<br />

plaats en is de druk voor bedrijfsvestiging<br />

op de ruimte groot.<br />

Hoe vind je de krachtenvelden achter de<br />

water- en goederenstromen? Een stroming<br />

is een onzichtbare beweging met<br />

een complexe structuur. Je kunt niet elke<br />

druppel of vrachtwagen volgen: alleen de<br />

bundel <strong>van</strong> verplaatsingen en de stopplekken<br />

zijn zichtbaar. Een reguliere analyse<br />

met kaarten en literatuur zou niet tot iets<br />

grijpbaars leiden, daarom is een andere<br />

methode ontwikkeld.<br />

<strong>De</strong> achterliggende gedachte is dat alleen<br />

patroonanalyse <strong>van</strong> de stromen geen in-<br />

zicht oplevert in de processen erachter.<br />

Zolang de verandering <strong>van</strong> stroming <strong>van</strong><br />

water en goederen niet voldoende wordt<br />

begrepen, blijft de ruimtelijke weerslag<br />

hier<strong>van</strong> steeds weer een verrassing. Hierdoor<br />

zal ruimtelijke planning altijd achterlopen<br />

op veranderingen en aan <strong>betekenis</strong><br />

verliezen. Een innovatieve benadering is<br />

dus nodig om ruimtelijke ordening <strong>van</strong><br />

nieuw elan te voorzien.<br />

Uitstapjes<br />

Om stromen beter te leren kennen, hebben<br />

we uitstapjes naar andere disciplines<br />

gemaakt. <strong>De</strong> stromenleer uit de ecologie en<br />

de Relativiteitstheorie leverden nieuwe inzichten<br />

op.<br />

<strong>De</strong> ecologie is interessant <strong>van</strong>wege haar<br />

theorievorming over de wisselwerking<br />

<strong>van</strong> natuurlijke patronen en processen in<br />

relatie tot organismen. Zo veroorzaken<br />

natuurlijke krachten een sturing naar<br />

minder ruimtelijke variatie en meer temporele<br />

variatie. Dit betekent dat in de<br />

ruimte grote continuïteit heerst en de tijd<br />

hierin onzekerheid en afwisseling brengt.<br />

Echter, elk levend organisme streeft naar<br />

ruimtelijke verschillen en temporele zekerheden.<br />

Om controle uit te oefenen op<br />

deze tegenovergestelde bewegingen, maakt<br />

het organisme gebruik <strong>van</strong> regulatoren.<br />

Ook in het waterbeheer wordt veel gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> regulatoren, zoals<br />

dijken, dammen, overlaten en sluizen.<br />

In ecologische theorieën ontstaan stromen<br />

door verschillen in ruimte en tijd:<br />

stroming <strong>van</strong> hoog naar laag, <strong>van</strong> een<br />

hoge naar een lage dichtheid. Dit is vergelijkbaar<br />

met water dat letterlijk <strong>van</strong> hoog<br />

naar laag stroomt, en met goederen die<br />

<strong>van</strong> aanbod naar vraag worden getransporteerd.<br />

<strong>De</strong> Relativiteitstheorie legt een relatie tussen<br />

ruimte en tijd. Einstein zegt hierin, dat<br />

ruimte wordt gemaakt door tijd, omdat<br />

ruimte alleen ruimte is als het overbruggen<br />

er<strong>van</strong> tijd vergt. Afstand is de tijd die<br />

het vergt een ruimte te overbruggen. Afstanden<br />

tussen plaatsen verschillen hierdoor<br />

sterk, afhankelijk <strong>van</strong> hun aansluiting<br />

op het netwerk. Einstein bewijst wat<br />

ons gevoel ons zegt. Je kunt dit vertalen


Methode; de aanpak kent drie fasen: theorie, analyse en ontwerp.<br />

naar een stedelijke agglomeratie, waarin je<br />

de tijd en afstand die het kost om ergens<br />

te komen, intekent op een isotijdenkaart<br />

en zo de relatieve bereikbaarheid en daarmee<br />

vestigingswensen <strong>van</strong> bedrijven ziet.<br />

Ongekende trends<br />

Na bestudering <strong>van</strong> de algemene kenmerken<br />

<strong>van</strong> stromen, zoomen we in op de<br />

water- en goederenstroom. Met een trendanalyse<br />

ontdekken we de drijvende krachten<br />

achter stromen. Het voert te ver deze<br />

hier uitvoerig te beschrijven, maar het belangrijkste<br />

is dat we onderscheid maken<br />

tussen gekende en ongekende trends. Ge-<br />

kende trends worden al benut.<br />

Ongekende trends daarentegen worden<br />

wel onderzocht, maar nog niet in praktijk<br />

gebracht. <strong>De</strong> toekomstige opgave (het<br />

toekomstige programma) ligt dus in de<br />

ongekende trends. Waar komen de<br />

toekomstige veranderingen uit voort?<br />

Wat zijn de ontwerpopgaven?<br />

Het huidige rivierbeleid in Nederland is<br />

gericht op verruiming <strong>van</strong> het rivierbed,<br />

maar is niet voldoende toekomstige<br />

hoogwaterproblematiek aan te pakken.<br />

Daarvoor zijn binnendijkse oplossingen<br />

- nieuwe regulatoren als groene rivieren,<br />

retentiebekkens en overloopgebieden<br />

nodig. <strong>De</strong>ze oplossingen kennen een<br />

grote ruimteclaim en de uitdaging ligt<br />

hier in het combineren <strong>van</strong> verschillende<br />

belangen. Meervoudig ruimtegebruik in<br />

natte gebieden dus!<br />

Aan de andere kant leiden de veranderende<br />

eisen <strong>van</strong> consument en producent tot<br />

veranderingen in goederenstromen. <strong>De</strong> afstand<br />

<strong>van</strong> industriële en commerciële gebieden<br />

tot infrastructuur en knooppunten<br />

wordt hierdoor steeds belangrijker. <strong>De</strong> bestaande<br />

waterwegen kunnen als alternatieve<br />

transportmodaliteit uitkomst bieden<br />

voor congestie op de wegen. <strong>De</strong> ontwerpopgave<br />

ligt dus in een innovatieve verbetering<br />

<strong>van</strong> de overslag <strong>van</strong> goederen.<br />

Broeinestenspel<br />

Hoe kun je antwoorden vinden op de<br />

ongekende trends? Hoe kom je <strong>van</strong> een<br />

analyse naar een ontwerp? We hanteerden<br />

het Broeinestenspel, dat fungeerde als<br />

groot experiment voor deze vragen. <strong>De</strong><br />

bedoeling was om mensen te laten nadenken<br />

over complexe problemen en hen<br />

tot oplossingen te laten komen, die los<br />

staan <strong>van</strong> de geijkte methoden.<br />

Nodig zijn een spelbord, tekenmateriaal<br />

en zes spelers. <strong>De</strong> voorzitter leidt, de reporter<br />

notuleert en het spel begint. <strong>De</strong><br />

eerste speler haalt iets weg (erase) waardoor<br />

problemen rijzen. Vervolgens laat<br />

de tweede speler iets ontstaan (originate),<br />

transformeert de derde iets (transform)<br />

en verplaatst de vierde iets (migrate). Dit<br />

herhaalt zich een aantal ronden, waarbij<br />

de acties op de kaart zich aftekenen.<br />

Het spel kenmerkt zich door de machteloosheid<br />

<strong>van</strong> het individu: iedere volgende<br />

speler kan je plan weer in de war schoppen.<br />

Als gedurende het spelverloop een gezamenlijk<br />

doel gevonden wordt, kan een<br />

versnelling <strong>van</strong> het spel ontstaan.<br />

Opvallend is, dat in het spel eerst vooral<br />

grote en later ook wel kleinere ingrepen<br />

worden gedaan. Daarbij wordt water in<br />

veel gevallen geassocieerd met wonen en<br />

natuur, terwijl het goederentransport<br />

vooral tot technische oplossingen leidt!<br />

Ook leverde de eerste spelronde beduidend<br />

minder op dan de tweede: waar men<br />

eerst vooral zoekt naar invulling <strong>van</strong> zijn<br />

TOPOS / 01 / 2004 31


Het Broeinestenspel in een leegstaand zwembad<br />

Broeinestenkaart voor het Noord-Brabants rivierengebied<br />

of haar rol, reageert men later beter op<br />

elkaar.<br />

<strong>De</strong>ze workshop heeft geen gouden eieren<br />

opgeleverd, maar luidde wel de overgang<br />

<strong>van</strong> analyse naar ontwerp in. We hebben<br />

daarbij inspiratie geput uit gedane ingrepen<br />

om tot prototypen te komen. <strong>De</strong>ze<br />

prototypen zijn ontwikkeld om programma’s<br />

(uitkomsten <strong>van</strong> de ongekende<br />

trends) te verweven. Ze combineren dus<br />

de water- en goederenstromen en dienen<br />

als motortjes <strong>van</strong> verandering. In de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> ruimtelijke modellen voor<br />

het studiegebied tussen Waalwijk en Oss<br />

hebben we de prototypen ingezet. <strong>De</strong> algemene<br />

voorwaarden worden voor een<br />

specifiek gebied uitgewerkt in een ontwerp.<br />

Gebiedsstromen<br />

Met input <strong>van</strong>uit het Broeinestenspel,<br />

verschillende veldverkenningen en een<br />

quick-scan <strong>van</strong> het provinciaal beleid hebben<br />

we de gebiedsanalyse gedaan. Het<br />

studiegebied is het Noord-Brabants rivierengebied,<br />

tussen de Maas en het zand.<br />

Het betreft geen uitgebreide studie, maar<br />

32 TOPOS / 01 / 2004<br />

slechts drie vragen om tot de broeinesten<br />

te komen: welke invloed heeft de onderlaag<br />

op de netwerk- en occupatielaag, hoe<br />

interfereren de netwerken en waar liggen<br />

de toekomstige claims?<br />

<strong>De</strong> antwoorden hierop zijn kort geformuleerd.<br />

Op de overgang tussen de zandgronden<br />

en de rivierklei ligt een band <strong>van</strong><br />

wegen en bewoning en langs de rivier zijn<br />

verscheidene dijkdorpen en vestingstadjes<br />

ontstaan. <strong>De</strong> snelwegen lopen veelal parallel<br />

met de grote rivieren of kruisen ze<br />

loodrecht. Het water raakt het wegennet<br />

in de havens en bij de randwegen <strong>van</strong> de<br />

steden liggen de belangrijkste knooppunten.<br />

Tenslotte liggen claims bij de<br />

oude overlaten voor noodoverloop en<br />

in de kommen voor waterretentie. In een<br />

aantal gebieden met deze waterclaim liggen<br />

stedelijke of industriële uitbreidingen gepland,<br />

zoals bij de havens <strong>van</strong> Waalwijk en<br />

Oss, en rond de A2 bij ’s-Hertogenbosch.<br />

<strong>De</strong> uitkomsten <strong>van</strong> de kaartanalyses zijn<br />

als lagen over elkaar gelegd. Sommige<br />

plekken blijken dan relatief rustig, terwijl<br />

het op andere punten rommelt. <strong>De</strong>ze<br />

broeinesten zijn de plaatsen waar voor<br />

de verweving <strong>van</strong> beide stromen kansen<br />

en bedreigingen liggen. Het betreft hier<br />

bijvoorbeeld een bedrijventerrein in een<br />

toekomstige overlaat, of de mogelijkheid<br />

om gemakkelijk overslag tussen weg- en<br />

watertransport te realiseren. <strong>De</strong> broeinesten<br />

zijn concrete uitkomsten <strong>van</strong> het<br />

onderzoek: hier kun je, door een slimme<br />

inzet <strong>van</strong> de prototypen, verwevingsmodellen<br />

ontwikkelen, die als ontwerp<br />

een functie, vorm en <strong>betekenis</strong> hebben.<br />

Ontwerp?<br />

Je kunt je na het lezen <strong>van</strong> dit artikel afvragen<br />

wat dit onderzoek met landschapsarchitectuur<br />

te maken heeft. Een terechte<br />

vraag, nadat zoveel andere disciplines<br />

zijn binnengesleept. <strong>De</strong> ontwerpfase<br />

kent in vergelijking met de analysefase<br />

een kleiner aandeel dan gebruikelijk.<br />

Toch heeft de aanpak beslist kenmerken<br />

<strong>van</strong> ontwerpen. Ontwerpen gebeurt<br />

eigenlijk tijdens het proces: het meest<br />

concreet tijdens de uitwerking <strong>van</strong> de<br />

prototypen voor het gebied, maar ook<br />

tijdens het onderzoek dat zowel analyse<br />

als plan dient. Ontwerpen is immers meer<br />

dan het bedenken <strong>van</strong> een leuke vorm.<br />

Het is ontwerpend onderzoek, door het<br />

zoeken naar inspiratie in ruimtelijke<br />

thema’s, de creatieve workshop, het uiteenleggen<br />

<strong>van</strong> de landschappelijke lagen in de<br />

gebiedsanalyse en de uitwerking <strong>van</strong><br />

modellen in het gebied. Hopelijk biedt<br />

deze methode handvatten voor toekomstig<br />

onderzoek naar de invloed <strong>van</strong><br />

complexe trends op de ruimte.


Amsterdamse School in tuinarchitectuur<br />

Het Walter Maas Huis in<br />

Bilthoven, een buitenplaats<br />

voor culturele<br />

verkenningen, wordt<br />

beheerd door de Maas-<br />

Nathan Stichting. <strong>De</strong>ze<br />

stichting heeft de vakgroeplandschapsarchitectuur<br />

gevraagd om een<br />

nieuwe tuin te ontwerpen<br />

die zou passen bij<br />

de stijl <strong>van</strong> het huis.<br />

<strong>De</strong>ze opdracht is aangeboden<br />

aan studenten en<br />

aangenomen door vier<br />

studentes, waar<strong>van</strong> twee<br />

deelnamen in de nieuwe<br />

vorm <strong>van</strong> atelier en twee<br />

in de oude vorm <strong>van</strong><br />

klein afstudeervak1 .<br />

Lidewij Schellevis<br />

lidewij.schellevis@wur.nl<br />

Het landhuis Gaudeamus werd in 1924<br />

door de toen 19-jarige Frantz Röntgen<br />

ontworpen in opdracht <strong>van</strong> zijn vader, de<br />

componist Julius Röntgen. Het huis is<br />

ontworpen in Amsterdamse School stijl.<br />

Julius Röntgen componeerde meer dan<br />

600 werken, waar<strong>van</strong> meer dan de helft<br />

in Huize Gaudeamus. Naast het componeren<br />

was het huis ook een plek waar<br />

concerten gegeven werden. Dit gebeurde<br />

in de ronde muziekkamer. Hij ontving<br />

hier gasten als Edvard Grieg en de cellist<br />

Pablo Casals met wie hij samen speelde<br />

en voor wie hij ook componeerde.<br />

Na het overlijden <strong>van</strong> Röntgen in 1932,<br />

kwam in 1940 de Duits-Joodse familie<br />

Maas in het huis wonen. <strong>De</strong> familie vestigde<br />

een pension in het huis, waarin zij<br />

op dat moment enkel Joodse gasten<br />

mocht ont<strong>van</strong>gen. Toen in 1942 de deportaties<br />

begonnen, richtte Walter Maas, de<br />

oudste zoon <strong>van</strong> het gezin, op zolder een<br />

onderduikplek in. Na vele invallen in het<br />

huis besloot hij om elders onderdak te<br />

vinden en zo ging hij <strong>van</strong> onderduikplek<br />

naar onderduikplek door Nederland. Zijn<br />

jongere broer Ernst wist met de hulp <strong>van</strong><br />

doktersverklaringen deportatie te voorkomen.<br />

<strong>De</strong> ouders Maas, Otto en Selma<br />

Maas, werden in 1943 via Vught en Wes-<br />

Huize Gaudeamus<br />

terbork naar Sobibor in Polen gedeporteerd,<br />

waar zij vrijwel direct stierven.<br />

Toen Walter Maas in mei 1945 terugkeerde<br />

naar Huize Gaudeamus, wilde hij wat<br />

terug doen voor het Nederlandse volk<br />

dat hem zo geholpen had gedurende de<br />

oorlogsjaren. Hij constateerde dat er weinig<br />

tot niets werd gedaan voor jonge componisten<br />

die zich bezighielden met moderne<br />

muziek en besloot zijn huis open<br />

te stellen voor deze jonge componisten<br />

en musici. Gaudeamus was tenslotte een<br />

muziekhuis. In 1945 werd er dan ook de<br />

Stichting Gaudeamus opgericht. Heden<br />

ten dage is deze stichting (die sinds 1983<br />

gevestigd is in Amsterdam) een internationaal<br />

zeer bekend en gerenommeerd<br />

instituut.<br />

Walter Maas overleed op 1 december 1992.<br />

Op 1 december 1993 werd Huize Gaudeamus<br />

omgedoopt tot Walter Maas<br />

Huis. In 1998/1999 is het monumentale<br />

huis volledig gerestaureerd en nu is het<br />

tijd voor de tuin.<br />

Het Walter Maas Huis is voornamelijk<br />

gebouwd in Amsterdamse School stijl<br />

en daarom was de opdracht een Amsterdamse<br />

School tuin te ontwerpen. Voordat<br />

die ontworpen kon worden moest er<br />

meer onderzoek gedaan worden naar de<br />

TOPOS / 01 / 2004 33


Amsterdamse School stijl en zijn aanwezigheid<br />

in de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />

Hierbij komen vragen aan de orde<br />

als “Was er samenwerking of een band<br />

tussen architecten en landschapsarchitecten<br />

in de periode 1910-1930?” en “Zijn<br />

er ontwikkelingen in die periode in de<br />

architectuur, de tuin- en landschapsarchitectuur<br />

en de samenleving waarin overeenkomsten<br />

gezien kunnen worden?”<br />

<strong>De</strong> Amsterdamse School stijl<br />

<strong>De</strong> Amsterdamse School stijl is een expressionistische<br />

bouwstijl uit de periode<br />

1910-1930 die karakteristieke gebouwen<br />

heeft opgeleverd.<br />

<strong>De</strong> Amsterdamse School architecten<br />

werkten vaak individueel, er was geen afgesproken<br />

manier <strong>van</strong> werken en vormgeven,<br />

maar ze hadden wel veel overeenkomsten<br />

in ideeën en karakteristieken.<br />

<strong>De</strong> stroming kan gekarakteriseerd worden<br />

door expressieve en plastische gebouwen<br />

met veel variatie in ritmes en volumes.<br />

In tegenstelling tot Berlage maakte de<br />

Amsterdamse School architecten een laag<br />

om de constructie zodat die niet zichtbaar<br />

was. <strong>De</strong>ze laag was meestal zeer plastisch.<br />

<strong>De</strong>ze plasticiteit, vaak gebruikt in hoeken,<br />

was niet functioneel voor het gebouw<br />

op zich, maar wel voor het totaalbeeld.<br />

Hiervoor werd voornamelijk baksteen<br />

gebruikt, <strong>van</strong>wege de beperkte grootte<br />

en daardoor vele mogelijkheden <strong>van</strong><br />

deze bouwstenen.<br />

<strong>De</strong> architecten probeerden de functie <strong>van</strong><br />

een gebouw te symboliseren in de vorm<br />

er<strong>van</strong>. Er werd vrijwel geen rekening gehouden<br />

met de toekomstige gebruiker<br />

<strong>van</strong> een gebouw. Ze gebruikten veel vormen<br />

uit de natuur zoals de kristalvorm<br />

en de schelpvorm, dit deden ze omdat<br />

ze een gebouw wilden maken als een levend<br />

organisme. Ze zagen en gebouw<br />

ook als één geheel, een beeldhouwwerk<br />

waar steeds wat afgehaald en uitgehakt<br />

wordt in plaats <strong>van</strong> aan vast gemaakt.<br />

<strong>De</strong> vormentaal <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />

School stijl zal eerst begrepen moeten<br />

worden voordat een tuin in dezelfde stijl<br />

ontworpen kan worden. Dit hebben wij<br />

gedaan door stijlkarakteristieken te filteren<br />

uit gebouwen <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />

School architecten Kramer, Blaauw, Van<br />

34 TOPOS / 01 / 2004<br />

der Meij, Staal en <strong>De</strong> Klerk.<br />

Hieruit zijn elf ontwerpprincipes naar<br />

voren gekomen die veel voorkomen in<br />

de Amsterdamse School gebouwen. Het<br />

proces <strong>van</strong> het vertalen <strong>van</strong> een karakteristiek<br />

naar een principe kan gedaan worden<br />

in vier stappen. Het begint bij een foto<br />

<strong>van</strong> een voorbeeld, de volgende stap is<br />

een overlay <strong>van</strong> deze foto, een derde stap<br />

een vereenvoudiging <strong>van</strong> deze tekening<br />

en de laatste en belangrijkste stap is de<br />

abstractie hier<strong>van</strong> dat fungeert als een<br />

principe.<br />

<strong>De</strong> ontwerpprincipes kunnen gebruikt<br />

worden om een Amsterdamse School<br />

tuin te ontwerpen. <strong>De</strong> tuin ontwerpen<br />

<strong>van</strong>uit deze vormentaal hebben wij de<br />

sculpturale benadering genoemd. <strong>De</strong>ze<br />

benadering maakt de samenhang tussen<br />

huis en tuin erg duidelijk.<br />

Maar ook kan ontworpen worden met de<br />

ideeën <strong>van</strong> Amsterdamse School. Door<br />

de zogenaamde zeitgeist die, diezelfde<br />

periode alle vormen <strong>van</strong> kunst beïnvloedt<br />

<strong>van</strong> deze zeitgeist, zo ook architectuur en<br />

tuinarchitectuur. <strong>De</strong> ontbrekende kennis<br />

over de beweegredenen <strong>van</strong> Amsterdamse<br />

School architecten kan ingevuld worden<br />

door begrip <strong>van</strong> de zeitgeist. Daarvoor is<br />

onderzoek nodig naar de invloeden die<br />

de Amsterdamse School stijl ondervond<br />

en <strong>van</strong> de sociale situatie <strong>van</strong> Nederland,<br />

in het bijzonder <strong>van</strong> Amsterdam.<br />

<strong>De</strong> invloeden en de sociale situatie<br />

<strong>De</strong> Amsterdamse School stijl heeft zijn<br />

oorsprong in het begin <strong>van</strong> de twintigste<br />

eeuw in Amsterdam. In die periode verkeerde<br />

Amsterdam in een goede economische<br />

situatie en had daardoor te maken<br />

met een groei <strong>van</strong> het aantal inwoners.<br />

Al deze mensen hadden een woning nodig<br />

welke nieuw gebouwd moesten worden.<br />

<strong>De</strong> arbeiderswoningen uit die tijd<br />

waren erg smal en hadden een gebrek aan<br />

licht en frisse lucht wat epidemieën veroorzaakte.<br />

<strong>De</strong> staat <strong>van</strong> deze huizen vergrootte<br />

ook nog de kans op brand. <strong>De</strong>ze<br />

slechte woonomstandigheden voor de<br />

arbeiders kwam doordat de gemeente zich<br />

niet mengde in woningbouwmarkt en<br />

de particuliere bouwsector bouwden niet<br />

genoeg huizen voor de groeiende arbeidersbevolking.<br />

Maar door de goede eco-<br />

Plastische hoek<br />

nomische situatie, konden de particuliere<br />

bouwsector en de woningbouwverenigingen<br />

nu wel goede huizen bouwen<br />

waarbij de gemeente de supervisie nam.<br />

<strong>De</strong> inmenging <strong>van</strong> de gemeente in de<br />

stadsontwikkeling en huizenbouw leidde<br />

tot goede resultaten, op sociaal én artistiek<br />

vlak. <strong>De</strong> meeste nieuwe huizen werden<br />

gebouwd in de Amsterdamse School<br />

stijl. <strong>De</strong> Amsterdamse gemeente prefereerde<br />

deze stijl en gaf alle bouwopdrachten<br />

aan Amsterdamse School architecten.<br />

Dat is ook de reden dat de stijl eind jaren<br />

’20 de belangrijkste bleef terwijl het er<br />

eigenlijk al bergafwaarts mee ging. Het<br />

echte einde <strong>van</strong> de Amsterdamse School<br />

stijl werd veroorzaakt door de grote<br />

sociaal-economische crisis <strong>van</strong> 1930 die<br />

leidde tot zuinigheid. <strong>De</strong> benadering <strong>van</strong><br />

de stedenbouw veranderden <strong>van</strong> een artistieke<br />

naar een wetenschappelijke.<br />

In Amsterdamse School zijn invloeden te<br />

zien <strong>van</strong> andere stromingen, zoals Arts<br />

& Crafts en Expressionisme. Het Engelse<br />

Arts & Crafts is ontstaan tijdens de industriële<br />

revolutie en had als doel de opleving<br />

en hervorming <strong>van</strong> het vakmanschap.<br />

Kunst moest handgemaakt zijn, want dat<br />

was de voorwaarde voor <strong>schoonheid</strong> en<br />

arbeidsvreugde. In Amsterdamse School<br />

is de voorkeur voor eerlijke materialen en<br />

handwerk ook zichtbaar. Het Duitse expressionisme<br />

had veel invloed; de hang<br />

naar natuur, de interesse voor primitieve<br />

kunst, het nemen <strong>van</strong> de vorm <strong>van</strong> een


gebouw als uitgangspunt waren ook voor<br />

de Amsterdamse School architecten belangrijke<br />

uitgangspunten.<br />

Amsterdamse School vs<br />

tuinarchitectuur<br />

<strong>De</strong> architecten <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />

School ontwierpen, naast gebouwen, ook<br />

interieurs, straatmeubilair en bruggen,<br />

maar zelden is er een tuin ontworpen in<br />

deze stijl. <strong>De</strong> tuinen die aanwezig waren<br />

bij de Amsterdamse School gebouwen<br />

kwamen qua vormentaal niet overeen met<br />

de gebouwen.<br />

<strong>De</strong> tuinarchitectuur in de tijd <strong>van</strong> de<br />

Amsterdamse School bestond uit meerdere<br />

stijlen, zoals de Natural Style, de<br />

Architectonische Stijl en de Gemengde<br />

Stijl, maar geen <strong>van</strong> alle hoorde bij de<br />

Amsterdamse School.<br />

Er waren dus wel tuinen bij de Amsterdamse<br />

School gebouwen, maar deze<br />

waren niet ontworpen door tuinarchitecten.<br />

<strong>De</strong> architecten ontwierpen de tuinen<br />

zelf, maar behandelde de tuin niet op<br />

dezelfde wijze als de gebouwen en meubels.<br />

Wellicht dachten de Amsterdamse<br />

School architecten anders over het uiterlijk<br />

<strong>van</strong> een tuin dan <strong>van</strong> een huis.<br />

Misschien vonden ze dat een tuin gewoon<br />

natuur moest zijn met enkel een grasveld<br />

en een terras uitgespaard. Dit past in de<br />

denkwijze <strong>van</strong> het expressionisme en zou<br />

betekenen dat de Amsterdamse School<br />

tuin niet overeenkomt met de vormen<br />

<strong>van</strong> Amsterdamse School, maar met de<br />

ideeën. Dit noemen we een functionele<br />

benadering, aangezien Amsterdamse<br />

School architecten natuur als functioneel<br />

beschouwden. Bij de reconstructie <strong>van</strong><br />

een tuin bij een Amsterdamse School<br />

huis kan je dan kiezen voor de huidige<br />

omringende natuur, die vaak weinig aanwezig<br />

is, of voor de natuur die er was in<br />

de tijd dat het huis gebouwd werd. In het<br />

geval <strong>van</strong> het Walter Maas Huis zou dat<br />

heide met naaldbomen en berken zijn.<br />

Een andere benadering <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />

School tuin is de ‘decor benadering’<br />

wat inhoudt dat een tuin eenvoudig<br />

moet zijn zodat het geen aandacht weg<br />

neemt <strong>van</strong> het huis. <strong>De</strong> tuin functioneert<br />

dan dus als decor voor het huis. Aan<br />

Amsterdamse School huizen is vaak veel<br />

te zien, dus ook deze benadering kan<br />

passen bij de Amsterdamse School stijl.<br />

Conclusie<br />

Het is onmogelijk om te achterhalen hoe<br />

Amsterdamse School architecten dachten<br />

over het ontwerpen <strong>van</strong> tuinen. Banden<br />

tussen architecten en tuinarchitecten zijn<br />

niet duidelijk aanwezig en er is weinig<br />

bekend over de tuinen die wel zijn ontworpen.<br />

<strong>De</strong> opdracht een tuin te ontwerpen voor<br />

het Walter Maas Huis in Amsterdamse<br />

School stijl kan <strong>van</strong>uit verschillende kanten<br />

benaderd worden: een functionele benadering,<br />

een decor benadering en een<br />

sculpturale benadering. Eén <strong>van</strong> deze benadering<br />

tezamen met het programma<br />

<strong>van</strong> eisen en de persoonlijke visie <strong>van</strong> de<br />

architect levert waarschijnlijk een goede<br />

Amsterdamse School tuin op.<br />

Met de kennis opgedaan uit het onderzoek<br />

ontwerpen wij alle vier een eigen<br />

Amsterdamse School tuin voor het Walter<br />

Maas Huis. Hierbij zal iedereen de<br />

Amsterdamse School tuin op haar eigen<br />

manier benaderen, daarbij rekening houdend<br />

met de muzikale geschiedenis <strong>van</strong><br />

het huis. Uiteindelijk zal de Maas-Nathan<br />

Stichting kiezen welk ontwerp (of delen<br />

Principe ‘Materiaal overschrijdt zijn verwachting’<br />

er<strong>van</strong>) hun het best past bij hun interpretatie<br />

<strong>van</strong> een Amsterdamse School tuin<br />

en hun wensen.<br />

<strong>De</strong> methode om stijlkarakteristieken om<br />

te zetten naar ontwerpprincipes kan voor<br />

elke stijl gebruikt worden. Samen met een<br />

onderzoek naar de zeitgeist en de eigen interpretatie<br />

<strong>van</strong> de architect kan dan voor<br />

iedere bouwstijl de juiste tuin ontworpen<br />

worden.<br />

Noot<br />

1. Dit project is gedaan door: Lara Brand,<br />

Christina Dornbusch, Rozemarijn Pera en<br />

Lidewij Schellevis, onder begeleiding <strong>van</strong><br />

Paul Roncken en extern begeleiders Joof<br />

Tummers en Frank Meijer <strong>van</strong> MTD<br />

Landschapsarchitecten.<br />

Literatuur<br />

- www.waltermaashuis.nl<br />

- Scriptie Amsterdamse School garden,<br />

A garden design for the Walter Maas Huis, L.<br />

Brand, C. Dornbusch, R. Pera, L.Schellevis,<br />

Wageningen 2004<br />

TOPOS / 01 / 2004 35


<strong>De</strong> ronde der beleving<br />

Beleving in de ruimtelijke planvorming<br />

Omdat mensen waarden en<br />

<strong>betekenis</strong>sen toekennen<br />

aan hun omgeving, moet<br />

hiermee rekening worden<br />

gehouden bij het maken <strong>van</strong><br />

ruimtelijke plannen. Dit<br />

vraagt echter wel om een<br />

andere opzet <strong>van</strong> planvorming<br />

dan het traditionele<br />

planningsproces.<br />

In zijn scriptie ‘<strong>De</strong> Ronde<br />

der Beleving’ 1 gaat Martijn<br />

<strong>van</strong> Bakel op zoek naar<br />

mogelijkheden om aspecten<br />

die betrekking hebben op<br />

de beleving <strong>van</strong> de omgeving<br />

mee te nemen in<br />

ruimtelijke planningsvraagstukken.<br />

Martijn <strong>van</strong> Bakel<br />

martijn_<strong>van</strong>_bakel@hotmail.com<br />

36 TOPOS / 01 / 2004<br />

Nederland bouwt maar door en door.<br />

Aan de rand <strong>van</strong> de stad schieten nieuwe<br />

woonwijken als paddestoelen uit de<br />

grond en langs snelwegen ontwikkelen de<br />

bedrijventerrein zich in rap tempo. Ook<br />

in binnensteden verandert het beeld snel.<br />

Lege plekken worden opgevuld en verwaarloosde<br />

fabrieksterreinen opgeknapt.<br />

Buiten de stad moet de ecologische<br />

hoofdstructuur gerealiseerd worden, waartoe<br />

landbouwgronden worden opgekocht<br />

en ingericht als nieuwe natuur.<br />

Al deze ontwikkelingen richten zich voornamelijk<br />

op het realiseren <strong>van</strong> functionele<br />

programma’s. Taakstellingen voor aantallen<br />

woningen, vierkante meters kantooroppervlak,<br />

hectaren bedrijventerreinen en<br />

hectaren natuurgebied.<br />

<strong>De</strong> omgeving heeft echter naast de functies<br />

die het herbergt, ook <strong>betekenis</strong>sen<br />

voor mensen. Dan gaat het over de beleving<br />

<strong>van</strong> de omgeving, wat mensen er<br />

waardevol aan vinden, maar ook over<br />

identiteiten <strong>van</strong> gebieden. Door programma’s<br />

te realiseren, verandert het beeld <strong>van</strong><br />

de omgeving en breek je in op de bestaande<br />

beleving en waardering <strong>van</strong> de omgeving.<br />

<strong>De</strong> ruimtelijke ordening houdt tot<br />

nu toe weinig rekening met deze aspecten.<br />

Naast het programma zou beleving integraal<br />

moeten worden meegenomen in<br />

ruimtelijke inrichtingsopgaven.<br />

Over beleving, identiteit en<br />

<strong>betekenis</strong>sen<br />

Het begrip identiteit duikt de laatste jaren<br />

veelvuldig op. Voor deze ontwikkeling zijn<br />

een viertal hoofdoorzaken aan te duiden.<br />

Allereerst is de huidige maatschappij sterk<br />

netwerkgericht, waardoor processen als<br />

globalisering en individualisering leidend<br />

zijn voor maatschappelijke ontwikkelingen.<br />

Als een soort tegenreactie op deze<br />

netwerksamenleving ontstaat er een steeds<br />

sterkere hang naar een gedeelde identiteit,<br />

dat wat mensen op lokaal en regionaal<br />

niveau met elkaar bindt.<br />

Het tweede is niet zozeer een oorzaak,<br />

maar meer een gegeven. Het landschap<br />

kent een drietal dimensies 2 , die samenhangen<br />

met de drie menselijke vermogens<br />

denken, willen en voelen. Het ware land-<br />

schap is de fysieke werkelijkheid en draait<br />

om feiten. Het juiste landschap bevindt<br />

zich in de sociale werkelijkheid en draait<br />

om normen. Onze huidige ruimtelijke<br />

ordening bevindt zich in dit domein.<br />

Het waarachtige landschap betreft het innerlijk,<br />

waarbij waarden en <strong>betekenis</strong>sen een<br />

rol spelen. <strong>De</strong>ze drie dimensies ‘maken’<br />

dus al eeuwen het landschap, maar de geschiedenis<br />

heeft laten zien dat vaak één<br />

dimensie overheerst in het denken over<br />

en werken aan de inrichting <strong>van</strong> ons land.<br />

Op dit moment is dat de juiste dimensie.<br />

Recht doen aan de drie dimensies <strong>van</strong> het<br />

landschap, betekent dus ook aandacht<br />

voor het waarachtige landschap bij ruimtelijke<br />

inrichting.<br />

Daarnaast wordt de ruimte ook steeds<br />

meer als belevenis gezien en ervaren. Het<br />

boek Pret (2003) <strong>van</strong> Tracy Metz geeft<br />

inzicht in de ruimtelijke gevolgen <strong>van</strong> de<br />

beleve-nismaatschappij.<br />

Als laatste is de sterk toenemende invloed<br />

<strong>van</strong> burgers op de ruimtelijke ordening<br />

een oorzaak voor de groeiende aandacht<br />

voor beleving. Burgers redeneren vaak<br />

<strong>van</strong>uit de eigen leef- en dus ook belevingswereld.<br />

Interactieve planvorming biedt<br />

mogelijkheden voor deze inbreng.<br />

Het woord ‘beleving’ is in het voorgaande<br />

al veel gebruikt. Beleven is het innerlijk<br />

ervaren <strong>van</strong> iets. Beleving zelf is eigenlijk<br />

niet direct interessant, het gaat met name<br />

om de <strong>betekenis</strong>sen die de ruimte en elementen<br />

of gebeurtenissen in die ruimte<br />

hebben voor de bewoners en gebruikers<br />

er<strong>van</strong>. Dit raakt aan het begrip identiteit.<br />

Identiteit gaat over de eigenheid <strong>van</strong> de<br />

omgeving en de <strong>betekenis</strong>(sen) er<strong>van</strong> voor<br />

de mensen.<br />

Betekenis is dus eigenlijk een betere term,<br />

terwijl het begrip beleving meer oproept<br />

bij mensen. <strong>De</strong> term <strong>betekenis</strong> gaat over<br />

een sociale constructie, het wordt door een<br />

groep bepaald. Dit neemt niet weg dat de<br />

uiteindelijke beleving zelf in het hoofd<br />

<strong>van</strong> het individu plaatsvindt.<br />

<strong>De</strong> <strong>betekenis</strong>sen die de omgeving voor<br />

een mens heeft, komen veelal in de vorm<br />

<strong>van</strong> verhalen naar buiten. Mensen vertellen<br />

over hun omgeving, wat ze er bijvoorbeeld<br />

hebben meegemaakt en in die ver-


halen zitten <strong>betekenis</strong>sen verscholen. Die<br />

krijg je dus niet direct op een presenteerblaadje,<br />

maar zul je als onderzoeker uit<br />

die verhalen moeten ‘filteren’.<br />

Case: Aanpak Stationsgebied Utrecht 3<br />

Het stationsgebied in Utrecht is al sinds<br />

de bouw in de jaren ’60 economisch gezien<br />

een groot succes. Maar door de vele<br />

hoekjes, niveau’s en kale betonwanden is<br />

het met de sociale veiligheid slecht gesteld.<br />

Eind tachtiger jaren gaan de eerste plannen<br />

voor een uitgebreide renovatie <strong>van</strong> het<br />

stationsgebied <strong>van</strong> start. <strong>De</strong> gemeente<br />

Utrecht werkt samen met private partijen<br />

in het Utrecht City Project (UCP). In de<br />

loop der jaren verdwijnt het item sociale<br />

veiligheid echter steeds meer naar de achtergrond<br />

en komen er allerlei grootstedelijke<br />

ambities voor in de plaats. Het project<br />

lijkt los te komen <strong>van</strong> de alledaagse<br />

Utrechtse werkelijkheid.<br />

Eind jaren ’90 stappen twee partijen om<br />

financiële redenen uit het project en lijkt<br />

het ten einde. <strong>De</strong> gemeente Utrecht en de<br />

NS gaan echter door. Als Leefbaar Utrecht,<br />

Impressie Catharijnesingel (bron : Projectorganisatie Stationsgebied Gemeente Utrecht)<br />

die al eerder haar ongenoegen over het<br />

project had geuit, vervolgens de gemeenteraadsverkiezingen<br />

wint, is het wederom<br />

afgelopen. <strong>De</strong> problemen in het stationsgebied<br />

zijn echter niet verdwenen en iedereen<br />

is er<strong>van</strong> overtuigd dat niets doen geen<br />

optie is. <strong>De</strong> planvorming wordt wederom<br />

hervat met enkel de gemeente als<br />

trekker. Men heeft geleerd <strong>van</strong> het verleden<br />

en wil ditmaal een stationsgebied creëren<br />

voor de Utrechters. Daartoe worden twee<br />

onderscheidende visies ontwikkeld, waaruit<br />

de Utrechters vervolgens in een referendum<br />

mogen kiezen welke visie uitgewerkt<br />

gaat worden.<br />

Voor het ontwikkelen <strong>van</strong> deze twee visies<br />

gaan de plannenmakers op zoek naar ‘wat<br />

de Utrechters willen’ en ‘welk stationsgebied<br />

bij Utrecht past’. Hiertoe worden<br />

participatieavonden georganiseerd, waarop<br />

de Utrechtse identiteit en waarden centraal<br />

staan. Mede op basis <strong>van</strong> deze inspraakavonden<br />

worden de visies 1 en A gepresenteerd.<br />

4 Visie A heeft een ruim en<br />

groen opgezet stationsgebied voor ogen,<br />

terwijl visie 1 staat voor een compact en<br />

hoogstedelijk stationsgebied.<br />

Geheel volgens verwachting kiest Utrecht<br />

massaal voor visie A. Ook bij de uitwerking<br />

<strong>van</strong> visie A tot Masterplan zoeken<br />

de plannenmakers samen met de Utrechters<br />

expliciet naar stijlen, waarden en sferen.<br />

Wat moeten de verschillende plekken<br />

binnen dat stationsgebied uitstralen?<br />

Wat moeten ze ‘zijn’?<br />

Een voorbeeld <strong>van</strong> een planelement dat<br />

sterk op beleving is gericht, is het terugbrengen<br />

<strong>van</strong> het water in de Catharijnesingel.<br />

Men grijpt terug op vroeger tijden,<br />

naar het Utrecht <strong>van</strong> vóór Hoog Catharijne,<br />

toen de historische binnenstad nog<br />

geheel werd omsloten door singels.<br />

In de planvorming rond het stationsgebied<br />

komen <strong>van</strong>uit de optiek <strong>van</strong> beleving<br />

en <strong>betekenis</strong>sen een aantal opmerkelijke<br />

zaken naar voren.<br />

Van een werkelijk inhoudelijke bijdrage<br />

<strong>van</strong> de burgers aan de plannen is geen<br />

sprake. Het uitgebreide participatietraject<br />

lijkt voornamelijk te dienen om het vertrouwen<br />

<strong>van</strong> de burgers terug te winnen<br />

en draagvlak te creëren voor de plannen.<br />

TOPOS / 01 / 2004 37


Vergeleken met de grote weerstand tegen<br />

de UCP-plannen is dat tot op heden<br />

goed gelukt. Het mee mogen kijken en<br />

(beperkt) meedoen in de keuken <strong>van</strong> de<br />

Utrechtse plannenmakerij, lijkt bij veel<br />

burgers veel weerstand weg te nemen.<br />

Door de participatie sterk <strong>van</strong>uit identiteit<br />

en waarden te benaderen, is het voor de<br />

burger mogelijk meer <strong>van</strong>uit zijn eigen<br />

leefwereld te denken en in te brengen.<br />

Daarnaast bieden identiteiten en waarden<br />

de mogelijkheid een globaler plan te ontwikkelen,<br />

waartegen minder weerstand<br />

ontstaat.<br />

Bij de participatie is men uitgegaan <strong>van</strong><br />

‘de Utrechtse identiteit’ en een aantal basiswaarden,<br />

<strong>van</strong> waaruit men verschillende<br />

delen <strong>van</strong> het stationsgebied verder kan<br />

invullen. Een gebied heeft echter niet één<br />

identiteit, zeker een complex gebied als<br />

het Utrechtse stationsgebied niet. Dit<br />

maakt het extra moeilijk om <strong>van</strong>uit identiteit<br />

en waarden de goede invulling te<br />

geven aan het plan.<br />

<strong>De</strong> plannenmakers propageren een stationsgebied<br />

te willen bouwen voor de<br />

Utrechters. Door de beperkte opzet <strong>van</strong><br />

de participatie weten zij echter niet te achterhalen<br />

wat de Utrechters willen. Verder<br />

zou de vraag gesteld kunnen worden<br />

waarom een stationsgebied voor de<br />

Utrechters zelf te willen bouwen als zij<br />

niet de hoofdgebruikers zijn <strong>van</strong> dit<br />

gebied? Dat zijn de treinreizigers en<br />

(winkel)bezoekers en die stellen hele andere<br />

eisen aan het stationsgebied. Het lijkt<br />

wel of door het voorop stellen <strong>van</strong> de<br />

wensen <strong>van</strong> de Utrechters, de realiteit <strong>van</strong><br />

het gebied uit het oog wordt verloren.<br />

Met een eenvoudige ruimtelijke analyse<br />

kan worden nagegaan welke delen <strong>van</strong> het<br />

plangebied voor wie bedoeld zijn en dus<br />

ook wie je daarvoor in het planproces<br />

moet betrekken.<br />

Verschillen tussen de visies werden onder<br />

andere verwoord in de vorm <strong>van</strong> ‘sfeertrefwoorden’;<br />

Visie A is Maastricht, organisch<br />

en ontspannen en visie 1 is Rotterdam,<br />

allure en bedrijvig. Ook dit pretendeert<br />

dat het stationsgebied één identiteit<br />

heeft, terwijl dit juist verschillend is voor<br />

de diverse plekken binnen het gebied.<br />

38 TOPOS / 01 / 2004<br />

Zo zou het station zelf bijvoorbeeld meer<br />

visie 1 zijn en de gebieden aansluitend<br />

aan de binnenstad meer visie A.<br />

Toekomst<br />

<strong>De</strong> cases Utrecht roept onder andere de<br />

vraag op wat voor burgers nu de belangrijkste<br />

reden is om te participeren in ruimtelijke<br />

planvorming. Gaat het hen echt om<br />

inhoudelijke invloed of juist om procesmatige<br />

invloed (meedoen en -kijken)?<br />

Ervaringen uit dit onderzoek doen mij<br />

neigen naar het laatste. Meer aandacht is<br />

dus gewenst voor de proceskant <strong>van</strong> de<br />

ruimtelijke ordening en hoe je met burgers<br />

communiceert over plannen.<br />

Beleving is geen star iets en vast te leggen<br />

voor de toekomst. Ook hier geldt dat in<br />

het verleden/heden behaalde resultaten<br />

geen garantie bieden voor de toekomst.<br />

Beleving en <strong>betekenis</strong>geving is, ondanks<br />

de sociale component, een sterk persoonlijk<br />

iets. Recht doen aan ieders beleving<br />

lijkt dan ook een onmogelijke zaak. Dat<br />

zie je ook in Utrecht. Men wil een gebied<br />

bouwen met de Utrechtse identiteit, maar<br />

gaat eraan voorbij dat de mensen hier heel<br />

verschillend over kunnen denken.<br />

Dat wil echter nog niet zeggen dat je maar<br />

niet aan belevingsinclusieve planvorming<br />

moet doen. Het kan planvorming alleen<br />

maar inte-ressanter maken en het is juist<br />

een uitdaging de verhalen, ervaringen en<br />

herinneringen <strong>van</strong> burgers mee te nemen<br />

in het planproces. Het biedt de mogelijkheid<br />

op een andere manier het contact<br />

aan te gaan met de bewoners en gebruikers<br />

<strong>van</strong> een gebied, waardoor het proces<br />

leuker wordt (zowel voor burger als plannenmaker),<br />

inzichtelijker en met meer<br />

vertrouwen <strong>van</strong> de burger.<br />

Wellicht zit het bouwen aan een <strong>betekenis</strong>volle<br />

omgeving wel juist in het steeds<br />

blijven toevoegen <strong>van</strong> nieuwe elementen<br />

aan de ruimte. Ruimtelijke inrichting moet<br />

eigenlijk een mix zijn <strong>van</strong> bewaren <strong>van</strong><br />

bestaande elementen en waarden, durven<br />

toevoegen <strong>van</strong> nieuwe dingen en wellicht<br />

ook terughalen <strong>van</strong> verloren zaken. <strong>De</strong><br />

inrichting is vaak een product <strong>van</strong> zijn<br />

eigen tijd en juist door verschillende tijdslagen<br />

door elkaar te laten zien, krijg je<br />

een gelaagd landschap <strong>van</strong> verschillende<br />

identiteiten, tijdsgeesten, functies, waaraan<br />

iedereen zijn eigen <strong>betekenis</strong>sen kan<br />

toekennen.<br />

Noten<br />

1. Dit artikel is grotendeels gebaseerd op de<br />

scriptie ‘<strong>De</strong> Ronde der Beleving’, een<br />

verkennend onderzoek naar de mogelijkheden<br />

<strong>van</strong> belevingsinclusieve planvorming.<br />

M. <strong>van</strong> Bakel, Amersfoort, 2003. Dit afstudeervak<br />

is gedaan bij DHV Milieu en Infrastructuur<br />

BV, in het kader <strong>van</strong> het project ‘Het emotionele<br />

landschap’.<br />

2. Maarten Jacobs <strong>van</strong> leerstoelgroep SRA<br />

heeft veel meer geschreven over deze<br />

driedeling.<br />

3. Zie ook: www.utrecht.nl/stationsgebied<br />

4. Er is bewust gekozen voor de benamingen<br />

‘visie 1’ en ‘visie A’ om elke schijn <strong>van</strong> onderlinge<br />

hiërarchie te vermijden.<br />

Literatuur<br />

- Pret! Leisure en landschap. Tracy Metz, NAi<br />

uitgevers, Rotterdam, 2003.


Welstand in beweging<br />

Het nieuwe welstandsbeleid nader bekeken<br />

<strong>De</strong> wijziging <strong>van</strong> de<br />

Woningwet in 2003 heeft<br />

grote consequenties<br />

voor het welstandsbeleid<br />

<strong>van</strong> gemeenten. Ze werden<br />

door het ministerie<br />

<strong>van</strong> VROM voor een eenvoudige<br />

keuze gesteld:<br />

of het welstandsbeleid<br />

vastleggen in een welstandsnota,<br />

of alle bouwwerken<br />

binnen het gemeentelijk<br />

grondgebied<br />

welstandsvrij verklaren.<br />

Die laatste weg lijken<br />

maar weinig gemeenten<br />

gekozen te hebben. <strong>De</strong><br />

meeste gemeenten<br />

streven ernaar op 1 juli<br />

2004 een door de gemeenteraadgoedgekeurde<br />

nota in bezit te<br />

hebben. Maar hoe gaan<br />

gemeenten daarbij te<br />

werk?<br />

Kees de Graaf & Anne<br />

Marie Nannen<br />

Projectbureau Welstand op een<br />

Nieuwe Leest<br />

project@fw.nl<br />

Welstand is een thema dat bij burgers en<br />

professionals veel emoties kan oproepen.<br />

<strong>De</strong> commissies <strong>van</strong> deskundigen die in<br />

Nederland sinds de instelling <strong>van</strong> de<br />

Woningwet de bouwplannen beoordelen,<br />

staan soms bloot aan hevige kritiek.<br />

Kritiek die met name betrekking heeft op<br />

de subjectieve beoordeling <strong>van</strong> plannen<br />

en de sfeer <strong>van</strong> ‘achterkamertjesoverleg’<br />

die rond het functioneren <strong>van</strong> de commissies<br />

zou hangen. Tegenover deze kritiek<br />

zijn evenzovele argumenten ‘pro’ welstandstoezicht<br />

aan te voeren. Aangezien<br />

Nederland een dichtbevolkt land is en de<br />

ruimte beperkt, lopen bouwactiviteiten<br />

vaak voor iedereen in het oog. Met bouwplannen<br />

beïnvloeden burgers en bedrijven<br />

de kwaliteit <strong>van</strong> de bebouwde omgeving<br />

en de waarde daar<strong>van</strong> voor buren en andere<br />

belanghebbenden. In de Verenigde<br />

Staten, waar veel meer wordt verhuisd en<br />

het belang <strong>van</strong> een waardevast bezit veel<br />

groter is, ziet men dit heel duidelijk in en<br />

worden soms in privaatrechtelijke contracten<br />

strenge eisen gesteld aan de architectonische<br />

verschijningsvorm <strong>van</strong> bouwwerken.<br />

In Nederland lijkt deze Amerikaanse<br />

ontwikkeling, met name door de<br />

‘ontspanning’ op sommige regionale<br />

woningmarkten, niet ver weg. Door deze<br />

ontspanning is de stijging <strong>van</strong> de waarde<br />

<strong>van</strong> een woning geen uitgemaakte zaak<br />

meer. Een goed ontwerp <strong>van</strong> de woning<br />

en de woonomgeving kan dus bijdragen<br />

aan het waardebehoud op termijn.<br />

Nieuwe wet<br />

Aan bezwaren <strong>van</strong> ‘subjectiviteit’ en<br />

‘achterkamertjesoverleg’ is inmiddels tegemoet<br />

gekomen door een verandering in<br />

de wetgeving. Op 1 januari 2003 is de<br />

nieuwe Woningwet <strong>van</strong> kracht geworden,<br />

waardoor de welstandszorg in Nederland<br />

ingrijpend is veranderd. Gemeenten die<br />

welstandsbeleid willen voeren zijn verplicht<br />

een welstandsnota te maken, waarin<br />

de randvoorwaarden en uitgangspunten<br />

voor de ruimtelijke kwaliteit <strong>van</strong><br />

de gemeente worden aangegeven.<br />

Welstandscommissies krijgen daarmee een<br />

kader aangereikt waarbinnen zij bouwplannen<br />

kunnen beoordelen. Eenmaal<br />

per jaar legt de commissie schriftelijk verantwoording<br />

af aan de gemeenteraad over<br />

het gevoerde beleid. Voor het lokale bestuur,<br />

voor de burgers, voor indieners<br />

<strong>van</strong> bouwplannen en voor de commissieleden<br />

zelf geeft dit nieuwe welstandsbeleid<br />

meer helderheid. Zo zijn de indieners<br />

<strong>van</strong> bouwplannen minder ‘overgeleverd’<br />

aan de soms persoonlijke en daarmee<br />

subjectieve inzichten <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de<br />

welstandscommissie, waarin veelal architecten<br />

zitting hebben.<br />

<strong>De</strong> commissie moet gaan werken aan de<br />

hand <strong>van</strong> de genoemde welstandsnota,<br />

zodat voorafgaand aan de toetsing bekend<br />

is welke criteria de commissie hanteert.<br />

In het kader <strong>van</strong> de bevordering <strong>van</strong><br />

de rechtszekerheid en gelijkheid <strong>van</strong> de<br />

burgers is dat een uitstekende zaak.<br />

Gemeenten die per 1 juli 2004 niet over<br />

een welstandsnota beschikken, verklaren<br />

daarmee het gemeentelijk grondgebied<br />

‘welstandsvrij’. Bouwplannen in dergelijke<br />

gemeenten worden dan nog wel aan<br />

algemene beleidslijnen getoetst (zoals het<br />

bestemmingsplan en de bouwveiligheid),<br />

maar niet op meer op de redelijke eisen<br />

<strong>van</strong> welstand. <strong>De</strong> meeste gemeenten, behalve<br />

bijvoorbeeld de gemeente Boekel,<br />

kiezen niet voor deze marsroute. Zij kiezen<br />

voor een gemeentelijke welstandsnota.<br />

Criteria<br />

Gemeenten moeten dus een objectiever<br />

welstandsbeleid gaan voeren. Dat betekent<br />

dat er heldere toetsingscriteria voor bouwplannen<br />

moeten worden opgesteld. In<br />

de tot nu toe opgestelde welstandsnota’s<br />

worden vier soorten criteria gehanteerd.<br />

Dit zijn algemene criteria, gebiedsgerichte<br />

criteria, sneltoets criteria en criteria voor<br />

specifieke bouwwerken.<br />

Algemene welstandscriteria 1 vormen de<br />

basis <strong>van</strong> de welstandsbeoordeling.<br />

Vooral daar waar de specifieke criteria<br />

weinig houvast bieden, bepalen de algemene<br />

criteria welke redelijke eisen <strong>van</strong> welstand<br />

<strong>van</strong> kracht zijn. <strong>De</strong> algemene criteria<br />

hebben betrekking op zaken als de<br />

relatie tussen vorm, gebruik en constructie,<br />

de relatie tussen het bouwwerk<br />

TOPOS / 01 / 2004 39


en omgeving, de schaal en maatverhoudingen<br />

en de gebruikte materialen. <strong>De</strong>ze<br />

criteria maken het ook mogelijk om<br />

bouwplannen te beoordelen die niet in<br />

de onderstaande categorieën vallen, bijvoorbeeld<br />

omdat er sprake is <strong>van</strong> vernieuwende<br />

architectuur. Veel gemeenten<br />

willen dergelijke architectuur niet bij voorbaat<br />

uitsluiten, aangezien daarmee onbedoeld<br />

de kans op historiserende ontwerpen<br />

zou worden vergroot.<br />

Gebiedsgerichte criteria zijn nieuw in het<br />

welstandsbeleid. Ze zijn gebaseerd op een<br />

beschrijving en een beeldanalyse <strong>van</strong> een<br />

gebied. Een gemeente deelt haar grondgebied<br />

op in een aantal deelgebieden. Van<br />

deze gebieden wordt eerst een stedenbouwkundige<br />

analyse gemaakt, om vervolgens<br />

tot een waardebepaling te komen<br />

die past binnen het gemeentelijke beleid<br />

op het gebied <strong>van</strong> de ruimtelijke ordening.<br />

Nadat een welstandsniveau is geformuleerd<br />

(welstandsvrij, gewoon of streng)<br />

kan worden overgegaan tot het formuleren<br />

<strong>van</strong> criteria waarmee de welstandscommissie<br />

plannen kan beoordelen.<br />

<strong>De</strong> sneltoetscriteria (ook wel loketcriteria<br />

genoemd) zijn bedoeld voor niet- ingrijpende<br />

bouwplannen waarvoor een ‘lichte<br />

bouwvergunning’ <strong>van</strong> kracht is. Het gaat<br />

dan om dakkapellen, aan- of uitbouwen,<br />

erfafscheidingen, bijgebouwen en kozijnen<br />

gevelwijzigingen aan de voor- of zijkant<br />

<strong>van</strong> een huis. <strong>De</strong> ambtenaar Bouwen<br />

Woningtoezicht kan door B&W<br />

gemachtigd worden om dergelijke nietingrijpende<br />

bouwplannen snel te toetsen.<br />

Wanneer het bouwplan aan de voorwaarden<br />

voldoet hoeft het niet door de welstandscommissie<br />

goedgekeurd te worden.<br />

Tenslotte de criteria voor specifieke bouwwerken.<br />

Elke gemeente kan de bouwwerken<br />

die zeer beeldbepalend en specifiek<br />

zijn voor haar gemeente apart beschrijven<br />

in de welstandsnota. Gedacht<br />

kan worden aan bijvoorbeeld de Saksische<br />

boerderijen in Drenthe, de Apeldoornse<br />

huisjes in Apeldoorn en de houten opslagloodsen<br />

in Zaanstad. Het is handig<br />

voor opdrachtgevers om te weten aan<br />

welke criteria een bepaald type gebouw<br />

40 TOPOS / 01 / 2004<br />

Opstellen <strong>van</strong> nieuw welstandsbeleid leidt in veel gemeenten tot meer bewustwording ten<br />

aanzien <strong>van</strong> de bebouwde omgeving.<br />

moet voldoen bij het maken <strong>van</strong> ver/herbouwplannen.<br />

Dat er een beschrijving is<br />

<strong>van</strong> bepaalde gebouwtypen wil overigens<br />

niet zeggen dat de verbouwing altijd historiserend<br />

moet zijn. Soms kan een eigentijdse<br />

verbouwing de bestaande karakteristiek<br />

juist sterker naar voren brengen.<br />

Druk bezig<br />

Op dit moment zijn veel gemeenten druk<br />

bezig de bovenstaande analyses te verrichten<br />

en de bijbehorende criteria op te stellen.<br />

Hoe ze daarbij te werk gaan, werd<br />

onlangs duidelijk uit een onderzoek naar<br />

de welstandsnota’s <strong>van</strong> 17 gemeenten 2 .<br />

Hieruit konden enkele conclusies worden<br />

getrokken.<br />

<strong>De</strong> nota wordt vaak voorbereid door een<br />

kleine groep ambtenaren en stedenbouwkundigen.<br />

<strong>De</strong>ze werken onder grote tijdsdruk<br />

om de deadline <strong>van</strong> 1 juli 2004 te<br />

halen. Gemeenten kunnen er voor kiezen<br />

welstand in te passen in een meer integrale<br />

visie op de gehele ruimtelijke ontwikkeling.<br />

Mede gezien de tijdsdruk is dat niet<br />

de weg die de meeste gemeenten kiezen.<br />

Over het nieuwe welstandsbeleid worden<br />

gemeenteraadsleden en burgers pas in een<br />

zeer laat stadium geïnformeerd. Van een<br />

breed draagvlak is daardoor nog geen<br />

sprake, zodat meer aandacht moet worden<br />

besteed aan communicatie om dit te<br />

verhelpen.<br />

Dat gemeenten in tijdnood lijken te komen<br />

wordt vooral veroorzaakt door het<br />

feit dat het maken <strong>van</strong> een welstandsnota<br />

voor gemeenten een geheel nieuwe<br />

materie is. Het gaat om een nieuw en<br />

specialistisch instrument. Gemeenten zijn<br />

wel bekend met bijvoorbeeld beeldkwaliteitplannen,<br />

maar een welstandsnota is<br />

veel uitgebreider en gedetailleerder <strong>van</strong><br />

aard. <strong>De</strong>ze vergt bovendien de inzet <strong>van</strong><br />

meerdere disciplines, waaronder stedenbouw,<br />

architectuur, cultuurhistorie en<br />

ruimtelijke ordening. Bovendien staat welstand<br />

nog steeds niet hoog op de politieke<br />

agenda, zo blijkt uit de inventarisatie.<br />

<strong>De</strong> eerder genoemde gemeente Boekel is<br />

hier een goed voorbeeld <strong>van</strong>. <strong>De</strong>ze Brabantse<br />

gemeente heeft in september 2003<br />

besloten geen welstandsnota te maken.<br />

Burgemeester Van de Vondervoort lichtte<br />

het raadsbesluit als volgt toe 3 : “Wie<br />

zijn wij dat wij voor de mensen eventjes<br />

gaan bepalen wat mooi of lelijk is? Dat


Aan de kleine bouwwerken - bijvoorbeeld zonnepanelen - kunnen gemeenten aparte eisen<br />

stellen, de zogenaamde sneltoetscriteria.<br />

is toch zeer aanmatigend! Nee, toen wij<br />

de kans kregen om een einde te maken<br />

aan de beknotting <strong>van</strong> de mensheid door<br />

de welstandscommissies hebben we hier<br />

in de raad meteen gezegd: hup, daar stappen<br />

we <strong>van</strong>af ”. In Boekel is men niet<br />

bang voor burgers die zich te buiten zullen<br />

gaan aan allerlei extravagante bouwplannen.<br />

Kleine gemeenten staan dicht bij<br />

de burgers en kunnen werken aan hechte<br />

sociale gemeenschappen. In dergelijke gemeenschappen<br />

is de sociale controle groot<br />

en zullen mensen niet gauw geneigd zijn<br />

gekke dingen te doen, die uit de pas lopen<br />

met de rest <strong>van</strong> de lokale samenleving, zo<br />

maakte Van de Vondervoort duidelijk.<br />

Schaalniveau<br />

Overigens wordt welstand voor meer<br />

zaken gebruikt dan alleen bouwplannen<br />

in een gemeente. Er is ook sprake <strong>van</strong> welstandsbeleid<br />

voor hogere schaalniveaus.<br />

Zo is in 2003 een aparte welstandscommissie<br />

ingesteld voor de rijksweg A12,<br />

nadat eerder al vergelijkbare commissies<br />

voor de HSL-zuid en voor de Betuwelijn<br />

waren geformeerd. <strong>De</strong> reconstructie <strong>van</strong><br />

de A12, tussen <strong>De</strong>n Haag en Zevenaar,<br />

is één <strong>van</strong> de tien zogenoemde Grote<br />

Projecten in de Architectuurnota ‘Ontwerpen<br />

aan Nederland, architectuurbeleid<br />

2001- 2004’. Als gevolg <strong>van</strong> de spoedwet<br />

wegverbreding worden hier op korte termijn<br />

bepaalde weggedeelten onder handen<br />

genomen en krijgt een aantal gemeenten<br />

langs de snelweg bouwaanvragen<br />

voorgelegd. <strong>De</strong> Federatie Welstand heeft<br />

de overkoepelende welstandscommissie<br />

samengesteld om de kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

vormgeving bij de reconstructie <strong>van</strong> de<br />

A12 te bewaken. <strong>De</strong> overkoepelende<br />

welstandscommissie zal namens lokale<br />

en regionale commissies het vooroverleg<br />

voeren met Rijkswaterstaat over het basisontwerp<br />

en vervolgens over de concrete<br />

bouwplannen. Soms is ook sprake <strong>van</strong><br />

gemeentegrensoverstijgend beleid op het<br />

gebied <strong>van</strong> welstand. Acht gemeenten in<br />

Noord-Groningen, die eerder gezamenlijk<br />

een landschappelijk raamwerk lieten<br />

ontwikkelen voor hun regio, hebben een<br />

regionale welstandsnota opgesteld. 4 Het<br />

raamwerk bevat voorstellen om gemeenteoverschrijdende<br />

landschappelijke structuren<br />

en elementen als aanknopingspunten<br />

te gebruiken voor ruimtelijke ontwik-<br />

kelingen. <strong>De</strong> regionale welstandsnota borduurt<br />

hier op voort, door gemeenteoverschrijdende<br />

bebouwingskarakteristieken<br />

te benoemen, zoals boerderijen en bepaalde<br />

dorpsstructuren, en deze te verwerken<br />

in het welstandsbeleid. Evenals landschapsstructuren<br />

stoppen bebouwingskarakteristieken<br />

namelijk vaak niet bij de<br />

gemeentegrens. Een regionale aanpak kan<br />

zodoende bijdragen aan een eenduidige<br />

aanpak <strong>van</strong> minder wenselijk geachte bebouwing.<br />

Overigens moeten de afzonderlijke<br />

gemeenteraden ieder voor hun eigen<br />

gemeente een welstandsnota vaststellen.<br />

Uit de regionale nota nemen de gemeenten<br />

die gedeelten over die voor hen rele<strong>van</strong>t<br />

zijn.<br />

Bewustwording<br />

Het nieuwe welstandsbeleid is goed voor<br />

de lokale bewustwording <strong>van</strong> ruimtelijke<br />

kwaliteit en een betere verankering <strong>van</strong><br />

welstand in het gemeentelijk beleid, zo is<br />

de laatste tijd duidelijk geworden. In sommige<br />

gemeenten betekent het opstellen<br />

<strong>van</strong> de welstandsnota de start <strong>van</strong> een bewustwordingsproces<br />

inzake ruimtelijk<br />

kwaliteitsbeleid. Door de analyse <strong>van</strong> de<br />

bestaande kwaliteiten <strong>van</strong> een gemeente<br />

worden politici, burgers en professionals<br />

gedwongen bewust te bepalen welke ontwikkelingen<br />

in hun gemeente wel wenselijk<br />

zijn en welke niet. Men gaat met andere<br />

ogen naar de gebouwde omgeving<br />

kijken. Bovendien wordt de relatie <strong>van</strong><br />

welstand en de welstandscommissie met<br />

andere beleidsvelden (stedenbouw, ruimtelijke<br />

ordening) geïntensiveerd. Los <strong>van</strong><br />

de inhoud <strong>van</strong> de nota’s is dat een belangrijk<br />

winstpunt.<br />

<strong>De</strong> belangrijke slotvraag is natuurlijk: in<br />

hoeverre nu met een goed ingericht welstandsbeleid<br />

de ruimtelijke kwaliteit <strong>van</strong><br />

een gemeente kan worden bewaakt. Is het<br />

100% afdoende om verrommeling tegen<br />

te gaan? Nee, <strong>van</strong> een dergelijk afdoende<br />

instrument is geen sprake. Integraal ruimtelijk<br />

kwaliteitsbeleid vereist een gemeentelijke<br />

inzet op alle fronten: <strong>van</strong> stedenbouw<br />

en grondbeleid in de prille fase <strong>van</strong><br />

ontwikkelingen tot en met het dagelijks<br />

TOPOS / 01 / 2004 41


eheer <strong>van</strong> de openbare ruimte. Maar het<br />

vernieuwde welstandstoezicht draagt wel<br />

bij aan een helder gemeentelijk beleid inzake<br />

de bouwplannen die worden ontwikkeld.<br />

Ook daarmee is de kwaliteit <strong>van</strong><br />

de gebouwde omgeving gebaat.<br />

Noten<br />

1. Zie voor deze algemene criteria het handzame<br />

boekje <strong>van</strong> voormalig rijksbouwmeester<br />

Tjeerd Dijkstra: ‘Architectonische kwaliteit,<br />

een notitie over architectuurbeleid’, Rotterdam<br />

2001, Uitgeverij 010.<br />

2. Het rapport is opgesteld door Maurice<br />

Bogie, werkzaam bij het Gelders Genootschap,<br />

en op te vragen bij bij het Projectbureau<br />

Welstand op een Nieuwe Leest.<br />

3. Interview in Nieuwsbrief Welstand op een<br />

Nieuwe Leest 7, december 2003.<br />

4. <strong>De</strong>ze nota is opgesteld door Bureau<br />

Middelkoop, Haarlem. <strong>De</strong> pro’s en contra’s<br />

<strong>van</strong> de nota worden toegelicht door medewerker<br />

Thijs <strong>van</strong> der Steeg in een artikel in<br />

‘Noorderbreedte’, dat voorjaar 2004 verschijnt.<br />

Summary<br />

With changing the Law on housing,<br />

Dutch municipalities will be selfresponsible<br />

for checking new buildings<br />

on aesthetic and designing<br />

requirements. This will take effect on<br />

July 1 st . Because of this action municipalities<br />

are quite busy making<br />

‘Welstandnota’s’. With this document,<br />

a commission can check new buildings<br />

by means of different criteria.<br />

These are:<br />

- common criteria,<br />

- criteria focused on a specific place,<br />

- quick test criteria (in case of a<br />

dormer),<br />

- criteria for special buildings.<br />

With these new rules, checking the<br />

appearance of new buildings or developments<br />

is not only for the lower<br />

scale. Also on a high scale, projects<br />

are tested, like the HSL route.<br />

42 TOPOS / 01 / 2004<br />

Aan nieuwbouwwijken kunnnen andere gebiedscriteria worden verbonden dan bijvoorbeeld<br />

oude stadswijken.<br />

Projectbureau Welstand op een Nieuwe Leest<br />

<strong>De</strong> staatssecretarissen <strong>van</strong> VROM en OCenW kondigden bij de aanbieding<br />

<strong>van</strong> het Voorstel tot wijziging <strong>van</strong> de Woningwet aan de Tweede<br />

Kamer (september 1999) een stimuleringsprogramma aan om gemeenten,<br />

welstandscommissies en andere betrokken partijen te<br />

enthousiasmeren, te informeren en te ondersteunen bij de vernieuwing<br />

<strong>van</strong> het welstandstoezicht. Voor het stimuleringsprogramma is een<br />

tijdelijk projectbureau opgericht, dat in een periode <strong>van</strong> twee jaar een<br />

intensieve impuls moet geven aan de beoogde vernieuwing. Het bureau<br />

is ondergebracht bij de Federatie Welstand, die al fungeert als centraal<br />

informatie- en ondersteuningspunt op het terrein <strong>van</strong> de welstandszorg.<br />

Het Projectbureau Welstand op een Nieuwe Leest stimuleert en ondersteunt<br />

het lokale bestuur, provinciale welstandsorganisaties en andere<br />

betrokken partijen bij de vernieuwing <strong>van</strong> de welstand. Het bureau verzorgt<br />

actieve onderlinge communicatie, verzamelt en verspreidt voorbeelden<br />

en bevordert de onderlinge kennisuitwisseling. Hierbij wordt<br />

nauw samengewerkt met de ministeries <strong>van</strong> OCenW en VROM, en met<br />

het Ontwerpatelier Rijksbouwmeester, de Federatie Welstand, de VNG,<br />

de BNA, de bnSP, de NVTL en Architectuur Lokaal.


<strong>De</strong> welstandsnota als experiment<br />

Kees de Graaf en Anne<br />

Marie Nannen beschreven<br />

in hun artikel de<br />

ontwikkeling rondom het<br />

nieuwe welstandstoezicht.<br />

Veel gemeenten<br />

zijn nog druk bezig met<br />

het vervaardigen <strong>van</strong><br />

hun eigen welstandsnota.<br />

Sommige schrijven<br />

de nota zelf, andere<br />

huren hiervoor particuliere<br />

bedrijven in. Eén<br />

daar<strong>van</strong> is Veenenbos<br />

en Bosch landschapsarchitecten.<br />

Dit bureau<br />

uit Arnhem maakte<br />

nota’s voor de gemeenten<br />

Twenterand en Hof<br />

<strong>van</strong> Twente.<br />

Peter Veenstra<br />

Redacteur TOPOS<br />

p__v@hotmail.com<br />

In januari 2003 is de Woningwet vernieuwd.<br />

Hiermee heeft de individuele<br />

burger meer vrijheid gekregen, onder<br />

andere doordat meer bouwsels vergunningsvrij<br />

zijn verklaard. Daarnaast schrijft<br />

de woningwet voor dat gemeenten per 1<br />

juli 2004 een welstandsnota moeten<br />

hebben. Dit komt voort uit kritiek op<br />

de huidige welstandscommissies, die er<br />

niet altijd even consistente en duidelijke<br />

uitgangspunten op na houden. Met het<br />

invoeren <strong>van</strong> de welstandsnota worden<br />

gemeentes gedwongen zelf hun welstandsbeleid<br />

te formuleren, iets wat voorheen<br />

door de welstandscommissies zelf<br />

werd gedaan. In deze welstandsnota<br />

moeten duidelijke criteria staan, waaraan<br />

een bouwwerk moet voldoen. Hierdoor<br />

moet het welstandstoezicht transparant,<br />

efficiënt, toetsbaar en openbaar worden,<br />

en niet meer beperkingen met zich mee<br />

brengen dan noodzakelijk. Zonder deze<br />

nota is er na 1 juli geen welstandstoezicht<br />

meer mogelijk, dus haasten veel gemeentes<br />

zich om de welstandsnota op tijd af<br />

te hebben. <strong>De</strong> inhoud <strong>van</strong> de nota staat<br />

vrij en verschilt dus per gemeente, <strong>van</strong> een<br />

paar kantjes tekst tot boekwerken <strong>van</strong><br />

400 pagina’s.<br />

Wie schrijft de welstandsnota?<br />

Elke provincie heeft <strong>van</strong> oudsher een welstandsorganisatie:<br />

Libau in Groningen,<br />

het Gelders Genootschap in Gelderland<br />

en het Oversticht in Overijssel. Vroeger<br />

formeerde deze organisatie de welstandscommissies.<br />

Met de nieuwe woningwet<br />

hebben de welstandsorganisaties hun<br />

<strong>van</strong>zelfsprekende rol verloren en kunnen<br />

gemeentes zelf hun welstandscommissie<br />

samenstellen. Dat kost veel tijd, daarom<br />

maken met name de kleinere gemeenten<br />

nog steeds gebruik <strong>van</strong> de diensten <strong>van</strong><br />

de provinciale welstandsorganisaties.<br />

<strong>De</strong>ze hebben flink hun best gedaan om<br />

hun werk te behouden en in de aanloop<br />

naar de welstandsnota’s symposia georganiseerd,<br />

voorbeeldnota’s en zelfs<br />

voorbeeld-inhoudsopgaves opgesteld.<br />

Door deze lichte vorm <strong>van</strong> hersenspoeling<br />

zijn veel nota’s op elkaar gaan<br />

lijken. Sommige gemeentes schrijven de<br />

nota’s zelf, andere besteden het werk uit.<br />

Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten<br />

heeft twee nota’s vervaardigd,<br />

voor de gemeente Twenterand ten noorden<br />

<strong>van</strong> Almelo en de gemeente Hof<br />

<strong>van</strong> Twente ten westen <strong>van</strong> Hengelo.<br />

Opbouw<br />

Het zijn twee kleurrijke documenten <strong>van</strong><br />

rond de 100 pagina’s, vol illustraties en<br />

foto’s. Beide nota’s hebben dezelfde opbouw.<br />

Ze beginnen in deel 1 met een uitleg<br />

<strong>van</strong> beleid en procedures. Ook worden<br />

hierin de intenties uitgesproken met de<br />

nota niet alleen criteria voor het welstandsbeleid<br />

vast te stellen, maar ook op een<br />

TOPOS / 01 / 2004 43


Criteria<br />

Doel <strong>van</strong> de regels voor dit deelgebied is<br />

om de karakteristieke vervlechting <strong>van</strong><br />

de bebouwingsensembles met het omliggende<br />

landschap te behouden en te versterken.<br />

In de gevelbehandeling voegt<br />

nieuwbouw zich op een aantal essentiële<br />

punten naar de bestaande kenmerken.<br />

Plaatsing<br />

- In lijn met de huidige opbouw is de<br />

opzet <strong>van</strong> de erven losjes.<br />

- <strong>De</strong> nieuwbouw voegt zich in het ensemble<br />

<strong>van</strong>gebouwen. Vanaf de omliggende<br />

wegen ligt nieuwbouw niet dominant<br />

in het zicht.<br />

Hoofdvorm<br />

- Nieuwbouw moet in maat in een passende<br />

verhouding staan tot de bestaande<br />

bebouwing.<br />

- Het huis krijgt een lage kap.<br />

- Huis, stal en schuur hebben een eenvoudige<br />

hoofdvorm.<br />

- <strong>De</strong> stal en de schuur hebben een kap.<br />

Gevel<br />

-<strong>De</strong> gevel <strong>van</strong> het hoofdgebouw heeft<br />

een opbouw met verticale elementen.<br />

- <strong>De</strong> huizen worden in baksteen en/of<br />

in hout gebouwd.<br />

- <strong>De</strong> gevels <strong>van</strong> alle gebouwen zijn bescheiden<br />

en evenwichtig. Ze zijn harmonisch<br />

<strong>van</strong> opzet.<br />

- <strong>De</strong> stal en de schuur kunnen in alle,<br />

mist deugdelijke, materialen worden uitgevoerd.<br />

<strong>De</strong>taillering<br />

- <strong>De</strong> gevels <strong>van</strong> alle gebouwen worden<br />

in gedekte kleuren gehouden.<br />

- <strong>De</strong> daken <strong>van</strong> de huizen en boerderijen<br />

worden in matte gebakken pannen en/of<br />

in riet uitgevoerd.<br />

- <strong>De</strong> daken <strong>van</strong> de stallen en schuren<br />

worden rood of donkergrijs gehouden.<br />

Erf<br />

- Het voorerf kent een representieve, het<br />

bedrijfsdeel een zakelijke inrichting.<br />

- Op het erf staan de bomen los, in een<br />

groep of op een rij.<br />

- Op de erven worden eiken geplant.<br />

44 TOPOS / 01 / 2004<br />

Zonering Twenterand<br />

meer algemene manier de ruimtelijke kwaliteit<br />

te bevorderen. <strong>De</strong>el 2 bevat een analyse<br />

<strong>van</strong> de gemeente en haar context.<br />

Dit leidt tot een ontwikkelingskaart: hierin<br />

staat welke gebieden behoudend worden<br />

benaderd en welke progressief. <strong>De</strong><br />

analyse en de ontwikkelingskaart vormen<br />

de basis voor de indeling in deelgebieden,<br />

die in deel 3 worden voorzien <strong>van</strong> gebiedsgerichte<br />

criteria. <strong>De</strong>ze criteria variëren <strong>van</strong><br />

“alle materialen, mits deugdelijk, zijn<br />

mogelijk” tot “de bebouwing staat in de<br />

rooilijn en kent aan de onderzijde een<br />

plint”. In deel 4 worden objectgerichte<br />

criteria behandeld, voor onder andere<br />

schuttingen en dakkapellen.<br />

Inhoudelijke verschillen<br />

<strong>De</strong> vergelijkbare aanpak heeft in de twee<br />

welstandsnota’s tot een totaal verschillend<br />

resultaat geleid, voornamelijk door twee<br />

factoren: de aard <strong>van</strong> het landschap, de<br />

dorpen en de stadjes én de keuzes <strong>van</strong><br />

het gemeentebestuur. Gemeente Hof<br />

<strong>van</strong> Twente kent heel weinig landschappelijke<br />

verschillen, het is een patchwork<br />

<strong>van</strong> kampen, essen, landgoederen en bospercelen.<br />

In de stadjes en dorpen bepalen<br />

met name de oude centra en de linten het<br />

beeld. Op basis hier<strong>van</strong> is een kaart gemaakt<br />

<strong>van</strong> de beoogde dynamiek in de<br />

gemeente. <strong>De</strong>ze is bepalend geweest voor<br />

de indeling in deelgebieden.<br />

In Twenterand zijn de landschappelijke<br />

verschillen juist heel duidelijk aanwezig.<br />

Karakteristiek voor dat landschap is het<br />

contrast tussen het oude romantische dekzandgebied<br />

in het westen en het jongere<br />

rationele veengebied in het oosten.<br />

Daarnaast is een aantal karakteristieke<br />

dorpslinten aan te wijzen. Dit maakt dat<br />

de indeling in deelgebieden hier voornamelijk<br />

op de in het landschap aanwezige<br />

differentiatie berust.<br />

Opvallend is dat in beide nota’s, hoewel<br />

dat formeel niet tot het welstandsbeleid<br />

hoort, ook criteria zijn ontwikkeld voor<br />

de inrichting <strong>van</strong> de erven op het platteland.<br />

Naast de landschappelijke en stedenbouwkundige<br />

opbouw heeft het gemeentebestuur<br />

duidelijke kleur aan de<br />

nota’s gegeven. <strong>De</strong> gemeente is immers<br />

eindverantwoordelijk voor het welstandsbeleid.<br />

In de nota voor Twenterand zijn<br />

hierdoor voor een aantal gebieden geen<br />

welstandsregels opgenomen. <strong>De</strong> afgelopen<br />

maanden hebben de nota’s ter inzage<br />

gelegen. In Twenterand zullen per<br />

deelgebied folders worden vervaardigd.<br />

Experiment<br />

Het is niet zo dat de welstandscommissie<br />

nu niets meer te doen heeft. Veenenbos<br />

en Bosch heeft de regels zo ruim mogelijk<br />

opgesteld. “Bij de totstandkoming <strong>van</strong>


welstandsnota’s zien we nogal eens een<br />

strijd tussen juristen en architecten oplaaien.<br />

Juristen bepleiten strikte regels,<br />

terwijl architecten juist voor losse regels<br />

zijn. Losse regels betekenen namelijk<br />

veel debat, en dat biedt de mogelijkheid<br />

voor architectonische vernieuwing.” Om<br />

daar een schepje bovenop te doen, doet<br />

Veenenbos en Bosch voorin de nota’s de<br />

uitnodiging, de regels op een creatieve<br />

manier te interpreteren. Dit wordt geïllustreerd<br />

met foto’s <strong>van</strong> architectuur waarin<br />

creatief met bouwregels is omgesprongen.<br />

Hierdoor krijgt de nota meer de vorm<br />

<strong>van</strong> een inspiratiebron, dan een boek met<br />

ge- en verboden. ”Wij gaan niet bepalen<br />

wat esthetisch goed is,” zegt Jeroen Bosch.<br />

<strong>De</strong> uitwerking <strong>van</strong> de welstandsnota is<br />

sowieso maar afwachten.<br />

Harm Veenenbos: “Wat dat betreft is het<br />

één groot experiment. Alleen door blijvende<br />

discussie en afstemming met andere<br />

planningsinstrumenten, zal het experiment<br />

welstandsnota slagen. Maar het<br />

is in ieder geval aardig, dat door de invoering<br />

<strong>van</strong> de welstandsnota heel Nederland<br />

als een lappendeken in kaart wordt<br />

gebracht.” Misschien een idee voor de<br />

volgende nieuwe kaart <strong>van</strong> Nederland...<br />

Summary<br />

From this July every municipality in<br />

the Netherlands is obliged to develop<br />

a note for aesthetic appearance.<br />

Without this note, supervision on aesthetic<br />

appearance will not be possible<br />

anymore. Veenenbos and Bosch<br />

landscape architects has developed<br />

two notes for aesthetic appearance,<br />

for the municipality of Hof <strong>van</strong> Twente<br />

and Twenterand. In the notes there’s<br />

space left for architectural discussion,<br />

and creative interpretation of the rules<br />

is encouraged. Another notable feature<br />

is the fact that the rural area is included,<br />

as opposed to earlier policy<br />

for aesthetic appearance.<br />

God zij dank<br />

Er zijn geen onbegaafden in de hemel. Nog nooit heb ik een verprutste wolkenlucht<br />

gezien. Vooral niet boven Nederland, want daar verdringen zich de grote<br />

landschapschilders <strong>van</strong> weleer. Als in de vroege morgen Aelbert Cuyp onder<br />

een koepel <strong>van</strong> ceruleum lucht en velden met stofgoud kleurt, loodst Jacob<br />

<strong>van</strong> Ruisdael <strong>van</strong>uit het noordwesten met een aanwakkerende bries een<br />

reeks stapelwolken naar binnen. Somber en paars. Geluidloos schuiven hun<br />

langgerekte schaduwen over zijn uitverkoren landschap.<br />

Onderstrepen hun eigen pracht. Dan ziet Jan <strong>van</strong> Goyen kans de wind te doen<br />

krimpen. Okergrauwe wolkenflarden jagen nu over. Matzilver wordt het licht.<br />

Aan de horizon is het even roze in het grijs. <strong>De</strong> eerste regenbui. Waar ter wereld<br />

wisselen de luchten zo snel. Een weervoorspeller op onze televisie kan het<br />

handenwringen niet meer laten. Soms, bij zuidenwind, houden de schilders<br />

zich muisstil. Doen een stap terug. Vol eerbied voor de grootste <strong>van</strong> allen,<br />

Claude Lorrain. Als in een kathedraal valt nu het licht. Het komt <strong>van</strong> alle kanten.<br />

Kleuren lossen op tot een onhoorbare klank. Lucht en land zijn een zinderend<br />

geheel. Wat een glorie.<br />

Doch wat een frustatie voor de Rijksverkavelaars hier beneden. Zij zouden de<br />

wolkenluchten willen systematiseren. Met gerantsoeneerde zonneschijn. Met<br />

gereglementeerde regenbuien. Alles voor de intensieve landbouw en veeteelt.<br />

Daarvoor hebben zij reeds het fijnmazige, gedurende eeuwen organisch gegroeide<br />

Hollandse landschap platgebulldozerd. Grootschalig gemaakt. Het<br />

waterpeil verlaagd. <strong>De</strong> plantengroei verpauperd. <strong>De</strong> vogels verjaagd. Door een<br />

doodverkaveld landschap gaan nu in lange rijen de tractoren met protesterende<br />

boeren. Zij zijn misleid door de overheid. Het systeem blijkt niet te deugen.<br />

Wat een ellende voor de ingenieurs <strong>van</strong> Waterstaat. Die onvoorspelbare wolkenluchten<br />

moeten gepacificeerd. Zoals zij <strong>van</strong> het avontuurlijke Zeeland de<br />

sufste <strong>van</strong> alle provincies hebben gemaakt. Eerst dan kunnen zij een veiligheid<br />

garanderen <strong>van</strong> een ieder tot op de jongste dag.<br />

En wat een verdriet voor een aantal hoogwaardigheidsbekleders langs onze<br />

grote rivieren. Ondubbelzinnig hebben zij hun weerzin laten blijken tegen de<br />

bewonderaars <strong>van</strong> het unieke rivierenlandschap. “We moeten hen koudstellen”,<br />

beweert een burgemeester in een vergadering. “Laat de wetgever ingrijpen”,<br />

roept een dijkgraaf in de krant. “Een strafbaar feit: uitlokking <strong>van</strong> geweld”, oordeelt<br />

een Betuwse baron voor de televisie over een kunstenaar die op de dijk<br />

hardhandig in elkaar werd geslagen, omdat hij pleitte voor ophoging <strong>van</strong> de<br />

Waaldijk zonder het landschap al te zeer aan te tasten.<br />

Maar God zij dank! Het is onmogelijk dat de autoriteiten, of de ingenieurs <strong>van</strong><br />

Waterstaat, of de Rijksverkavelaars ook in den hogen hun invloed doen gelden<br />

via connecties. Om Cuyp en Ruisdael, Lorrain en Van Goyen te laten belasteren,<br />

bedreigen en wegjagen. Om daarna de wolkenluchten te laten systematiseren,<br />

zoals nu al in minder dan dertig jaar driekwart <strong>van</strong> het Nederlandse landschap<br />

liefdeloos op de schop is genomen. Geen denken aan! Er zijn immers geen onbegaafden<br />

in de hemel!<br />

Willem den Ouden<br />

Landschapschilder<br />

wdenouden@planet.nl<br />

Dit verhaal verscheen eerder in de rubriek ‘Nederland verandert, of u dat nu wilt of niet’ in<br />

het jaarverslag <strong>van</strong> Kasteel Groeneveld, 1995.<br />

TOPOS / 01 / 2004 45


ESSAY<br />

Mooiland<br />

Naar een begrijpelijke en herbergzame wereld<br />

Schoonheid is een moeilijk<br />

te vatten begrip. Een individueel<br />

begrip dat amper<br />

volgens vastomlijnde normen<br />

te definiëren valt.<br />

Toch moet het belang <strong>van</strong><br />

esthetiek in de inrichting<br />

<strong>van</strong> de ruimte niet onderschat<br />

worden. <strong>De</strong> vorm en<br />

uiterlijke vertoning <strong>van</strong><br />

objecten zijn onmisbare<br />

schakels tussen persoonlijke<br />

gevoelens en de<br />

fysieke leefomgeving.<br />

Klaas Kerkstra<br />

Leerstoelgroep landschapsarchitectuur<br />

WUR<br />

46 TOPOS / 01 / 2004<br />

1. Mooi, een ongemakkelijk onderwerp.<br />

Moeilijk te verteren. Wat we mooi<br />

vinden weten we heel goed, maar waarom<br />

- wat het is dat iets mooi maakt - is eigenlijk<br />

niet onder woorden te brengen.<br />

Of, zoals Neerlands Hoop het ooit treffend<br />

formuleerde: “<strong>De</strong> Zeeuwse wateren<br />

zijn ook prachtig, zoals in alle folders<br />

staat, maar ze missen dat wat het wad<br />

heeft en zich niet be-schrijven laat.”<br />

Op één of andere manier onttrekt<br />

<strong>schoonheid</strong> zich aan een afdoende definitie.<br />

Rede en logica kunnen er geen vat<br />

op krijgen. Het lijkt wel alsof <strong>schoonheid</strong><br />

sprakeloos maakt. Een woordloze<br />

gewaarwording <strong>van</strong> de zintuiglijke werkelijkheid<br />

<strong>van</strong> ons bestaan. Kan een zo<br />

ongrijpbaar begrip dan wel serieus worden<br />

genomen? Louter subjectief en gericht<br />

op het uiterlijk <strong>van</strong> dingen. Een zaak<br />

<strong>van</strong> persoonlijke smaak, waarover misschien<br />

veel te zeggen is, maar niets dat<br />

aanspraak kan maken op algemene geldigheid.<br />

‘Over smaak valt niet te twisten’<br />

zegt de één. ‘Beauty is in the eye of the<br />

beholder’ zegt de ander. Maar beiden bedoelen<br />

hetzelfde: je kunt alles wat je maar<br />

wilt mooi vinden, als je maar bedenkt<br />

dat dit strikt individueel is. Wat mooi is<br />

moet iedereen zelf weten.<br />

<strong>De</strong> reductie <strong>van</strong> het esthetisch oordeel tot<br />

persoonlijke smaak past wellicht heel goed<br />

bij de snelle wereld <strong>van</strong> productdesign<br />

en mode - waar vormgeving ook functioneert<br />

als middel tot kunstmatige veroudering<br />

- maar heeft als nadeel een volstrekte<br />

esthetische willekeur ten aanzien<br />

<strong>van</strong> de openbare ruimte. Als er geen algemene<br />

regels kunnen worden geformuleerd,<br />

is er niets dat als uitgangspunt kan<br />

dienen voor de ruimtelijke kwaliteit die<br />

we zeggen na te streven.<br />

2. Het hier aangeduide esthetisch relativisme<br />

is een gevolg <strong>van</strong> de inéénstorting<br />

<strong>van</strong> de klassieke <strong>schoonheid</strong>sleer,<br />

waar<strong>van</strong> het grondaxioma luidde dat<br />

<strong>schoonheid</strong> inherent is aan het object<br />

voorzover dit in overeenstemming is met<br />

de universele harmonie. <strong>De</strong>ze harmonie,<br />

die ligt in de juiste plaats en de juiste<br />

maatverhouding <strong>van</strong> de samenstellende<br />

delen ten opzichte <strong>van</strong> elkaar en ten opzichte<br />

<strong>van</strong> harmonische proporties, is afgeleid<br />

<strong>van</strong> de getallenleer <strong>van</strong> Pythagoras<br />

en zijn ontdekking <strong>van</strong> de wiskundige<br />

basis <strong>van</strong> de muzikale harmonie. Proportionaliteit<br />

vormde de kern <strong>van</strong> het<br />

klassieke denken over de werkelijkheid en<br />

beïnvloedde niet alleen de esthetica, maar<br />

ook de ethiek.<br />

Hoewel het klassieke denkmodel niet geheel<br />

is verdwenen, heeft het sinds de 18 e<br />

eeuw zijn dominante positie verloren.<br />

<strong>De</strong> opvatting dat bepaalde maatverhoudingen<br />

à priori mooi zouden zijn werd<br />

al tegen het einde <strong>van</strong> de 17 e eeuw ter discussie<br />

gesteld door de Franse architect<br />

Claude Perrault, die verklaarde dat aangename<br />

maatverhoudingen een gevolg zijn<br />

<strong>van</strong> gewenning en dat het onmogelijk is<br />

muzikale harmonie in visuele proporties<br />

te vertalen.<br />

<strong>De</strong> totale ommekeer in het denken vond<br />

plaats in Engeland, waar auteurs zoals<br />

William Hogarth, David Hume en<br />

Edmund Burke ieder verband tussen<br />

wiskunde en <strong>schoonheid</strong> verwierpen.<br />

Voor hen is <strong>schoonheid</strong> geen kwaliteit<br />

<strong>van</strong> een object maar een subjectieve gevoeligheid.<br />

Rationaliteit staat in hun ogen<br />

de <strong>schoonheid</strong> eerder in de weg want ‘de<br />

verhevenheid of <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> vormen<br />

komt geheel voort uit de associaties die<br />

ze bij ons oproepen of uit de eigenschappen<br />

die ze voor ons uitdrukken’.<br />

Het is het appèl aan gevoel en verbeelding<br />

dat een ding mooi maakt, niet een<br />

vooraf gegeven abstracte norm.<br />

<strong>De</strong>ze ontwikkeling <strong>van</strong> de esthetica culmineert<br />

in het werk <strong>van</strong> de Duitse filosoof<br />

Immanuel Kant. In zijn opvatting<br />

is <strong>schoonheid</strong> gefundeerd in het verband<br />

tussen zintuiglijkheid en idee, tussen het<br />

uitdrukkingsmiddel en het uitgedrukte.<br />

Met andere woorden het enige werkelijke<br />

argument voor het mooie en het lelijke<br />

is de al dan niet doelmatig aangewende<br />

uitdrukkingsvorm. Wat en hoe iets wordt<br />

uitgedrukt is niet aan algemeen geldende<br />

regels onderwerpen. Waar het op aankomt<br />

is de verbeeldingskracht als bindmiddel<br />

tussen idee en voorstelling.


3. Voor de architectuur betekende<br />

18 e eeuwse gevoelsesthetica ook en breuk<br />

met het Vitruviaanse concept dat een fundamentele<br />

samenhang tussen gebruik,<br />

constructie en de <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> de<br />

vorm postuleerde. Het schone als gevoelscategorie<br />

werd tegenover de rationaliteit<br />

<strong>van</strong> constructie en gebruik - het<br />

nuttige - gesitueerd. In de woorden <strong>van</strong><br />

Oscar Wilde : “Alle kunst is volmaakt<br />

nutteloos”.<br />

Om te ontsnappen aan de dreiging <strong>van</strong><br />

oppervlakkigheid en willekeur heeft de<br />

Moderne Beweging in de architectuur<br />

getracht een nieuw rationeel fundament<br />

te scheppen. <strong>De</strong>ze beweging keerde zich<br />

zowel tegen het klassieke academische,<br />

als tegen het subjectieve eclecticisme <strong>van</strong><br />

de 19 e eeuw. Maatschappelijke en technische<br />

ontwikkelingen vragen om nieuwe<br />

ontwerpopgaven die niet met oude antwoorden<br />

opgelost kunnen worden.<br />

Nieuwe opgaven en nieuwe technieken<br />

vragen om een nieuwe architectuur, die<br />

de maatschappelijke vooruitgang kan<br />

accommoderen en symboliseren. Een<br />

vooruitgang gebaseerd op de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> de wetenschap en de rationele<br />

toepassing daar<strong>van</strong>. <strong>De</strong> rationele toepassing<br />

<strong>van</strong> kennis aangaande gebruik, materiaal<br />

en constructie vormde de kern <strong>van</strong><br />

de moderne architectuur. Schoonheid is<br />

daar<strong>van</strong> een afgeleide. <strong>De</strong> architect Otto<br />

Wagner bracht zijn studenten een aantal<br />

regels bij. Zo moet de moderne en creatieve<br />

architect vooruitkijken en niet het<br />

verleden bestuderen. Verder moet de architectonische<br />

vorm altijd worden ontwikkeld<br />

<strong>van</strong>uit de constructie. Tenslotte<br />

was Wagner er<strong>van</strong> overtuigd dat iets wat<br />

onpraktisch is niet mooi kan zijn.<br />

Met deze moderne benadering wordt de<br />

wetenschappelijke analyse een onmisbaar<br />

onderdeel <strong>van</strong> het ontwerpproces. Met<br />

betrekking tot de vormgeving kan de<br />

moderne opvatting in twee beroemde<br />

credo’s worden samengevat: ‘vorm volgt<br />

functie’ en ‘minder is meer’ (vert. red.).<br />

In de praktijk betekende dit een afwijzing<br />

<strong>van</strong> het nutteloze ornament en het gebruik<br />

<strong>van</strong> elementaire geometrische<br />

vormen: het vlak, de lijn en de schoenen-<br />

doos. Met de stelling dat de vorm, die<br />

noodzakelijkerwijs voortvloeit uit gebruik<br />

en constructie per definitie mooi<br />

is, meende het modernisme een bevredigende<br />

oplossing te hebben gevonden.<br />

In terugblik zou men wellicht beter kunnen<br />

zeggen dat het modernisme door<br />

het wegdefiniëren <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> als<br />

aparte categorie de legitimatie leverde om<br />

het probleem dood te zwijgen. Het paste<br />

niet in het jargon <strong>van</strong> de moderne a<strong>van</strong>tgarde.<br />

Vergeleken met technische vooruitgang<br />

en sociaal engagement klinkt de<br />

term <strong>schoonheid</strong> eerder reactionair dan<br />

vernieuwend.<br />

Een naïeve benadering die er uiteindelijk<br />

toe heeft geleid dat functionaliteit en efficiency<br />

in de praktijk de overhand kregen<br />

en het onderscheid tussen architectuur<br />

en bouwen vervaagde. Gevolg hier<strong>van</strong> is<br />

een dehumanisering <strong>van</strong> de architectuur<br />

en een zielloze uniformering <strong>van</strong> de gebouwde<br />

omgeving en het besef dat de<br />

moderne architectuur in zijn ongebreidelde<br />

vernieuwingsdrang kennelijk toch iets<br />

is vergeten. Iets wat eigenlijk niet vergeten<br />

mag worden. <strong>De</strong> effecten <strong>van</strong> het moderne<br />

bouwen op de leefomgeving maken de<br />

conclusie onontkoombaar dat niet alle<br />

vernieuwing als vooruitgang kan worden<br />

beschouwd en dat vorm en <strong>schoonheid</strong><br />

los <strong>van</strong> gebruik en construc-tie een eigen<br />

functie hebben. En dat juist de symbolische<br />

en emotionele <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> de<br />

vorm het wezen <strong>van</strong> de architectuur raakt.<br />

<strong>De</strong> architectuurhistoricus N. Pensner<br />

formuleert het in zijn inleiding tot de<br />

Europese Bouwkunst als volgt: “Een<br />

fietsenstalling is een bouwwerk. Lincoln<br />

Cathedral is architectuur.” Het verschil<br />

zit in de esthetische intentie. Niet het gebruiksprogramma<br />

of de constructietechniek<br />

zijn in zijn ogen beslissend, maar<br />

het achterliggende idee, dat in de vorm<br />

tot uitdrukking komt. Daarmee zijn we<br />

min of meer terug bij de opvatting <strong>van</strong><br />

Kant en dient zich de vraag naar de grondslagen<br />

<strong>van</strong> het esthetische opnieuw aan.<br />

4. Wat nu? Want we bouwen gewoon<br />

verder. En op een schaal zoals nooit<br />

eerder in de geschiedenis is vertoond.<br />

Onze totale leefomgeving is voorwerp<br />

geworden <strong>van</strong> op modernisering gerichte<br />

transformatie. <strong>De</strong> resultaten daar<strong>van</strong>,<br />

die we om ons heen kunnen waarnemen,<br />

doen beseffen dat het probleem <strong>van</strong> de<br />

<strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> onze omgeving dringender<br />

is dan ooit. Het steriele modernisme<br />

is ver<strong>van</strong>gen door een postmoderne<br />

kakofonie zonder harmonie en samenhang.<br />

Chaos in plaats <strong>van</strong> monotonie<br />

ofwel kwaad wordt met kwaad bestreden.<br />

Misschien wordt het tijd dat we Kant<br />

gelijk geven. Schoonheid kan niet op objectieve,<br />

universele waarheden gebaseerd<br />

worden. <strong>De</strong> opvatting <strong>van</strong> Kant betekent<br />

ook dat het waarheidsgehalte <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />

niet ligt in esthetische theorieën,<br />

maar in de ervaring <strong>van</strong> mensen, op het<br />

grensvlak <strong>van</strong> rede en zintuiglijkheid.<br />

Architectuur heeft weliswaar analyse en<br />

kritische reflectie nodig, maar de uiteindelijke<br />

legitimatie <strong>van</strong> een ontwerp ligt in<br />

het resultaat. Niet in een vooraf gestelde<br />

algemene norm of wetenschappelijke<br />

verklaring. <strong>De</strong> filosoof Heidegger stelt<br />

in dit verband dat <strong>schoonheid</strong> juist het<br />

verschijnen <strong>van</strong> de waarheid in het kunstwerk<br />

is. <strong>De</strong> kunst schept zijn eigen waarheid.<br />

<strong>De</strong> esthetica kan niet meer zijn dan<br />

de wijsgerige overdenking <strong>van</strong> het feitelijke<br />

kunstgebeuren. <strong>De</strong>ze gedachtegang<br />

maakt het mogelijk met andere ogen naar<br />

de tegenstelling tussen de objectieve klassieke<br />

esthetica en de subjectieve romantische<br />

esthetica te kijken. Wellicht moeten<br />

zij niet als concurrerende, exclusieve waarheden<br />

worden opgevat, maar als aspecten<br />

<strong>van</strong> de esthetische ervaring.<br />

Aanvullingen ten opzichte <strong>van</strong> elkaar en<br />

een afspiegeling <strong>van</strong> de gelaagdheid <strong>van</strong><br />

het <strong>schoonheid</strong>sbegrip. F. Snijders<br />

(Procesdenken, 1985) formuleert deze<br />

gedachte als volgt: “Het classicisme heeft<br />

zijn waarheid of het reflexieve niveau (dat<br />

niet anders dan classicistisch kan zijn),<br />

maar kan niet meer zijn dan een benadering<br />

<strong>van</strong> de procesmatige pre-reflexieve<br />

werkelijkheid (het domein <strong>van</strong> de romantische<br />

waarheden).”<br />

<strong>De</strong> erkenning <strong>van</strong> deze gelaagdheid opent<br />

nieuwe wegen. Naar een revisie <strong>van</strong> het<br />

TOPOS / 01 / 2004 47


modernisme door verbreding <strong>van</strong> het<br />

functiebegrip, maar ook naar een hernieuwde<br />

beschouwing <strong>van</strong> de <strong>betekenis</strong><br />

<strong>van</strong> de architectonische traditie en de<br />

bruikbaarheid <strong>van</strong> de modellen die zij<br />

kan opleveren. Misschien moeten we ook<br />

erkennen dat er niet één oplossing, één<br />

vormconcept voor iedere opgave en situatie<br />

bestaat. En dat we naar analogie <strong>van</strong><br />

de klassieke bouwordes, verschillende<br />

esthetische ordes zouden moeten onderscheiden.<br />

Hiervoor zou de 19 e eeuwse<br />

indeling in het schone, het sublieme en<br />

het schilderachtige model kunnen staan.<br />

Categorieën die elk op zichzelf legitiem<br />

zijn, maar passend in verschillende situaties.<br />

Maar om niet in dezelfde kuil te vallen<br />

als het modernisme moeten wij inzien<br />

dat zij ieder hun eigen plaats moeten<br />

hebben.<br />

5. Eén <strong>van</strong> de mogelijkheden om<br />

dit te realiseren is het integreren <strong>van</strong> de<br />

karakteristieke kwaliteiten <strong>van</strong> plek en<br />

context in het ontwerp. Vitruvius wijst<br />

daar op als hij ingaat op het belang <strong>van</strong><br />

een zorgvuldige plaatskeuze en de noodzaak<br />

het ontwikkelde vormconcept aan te<br />

passen aan de omstandigheden op de<br />

bouwplaats. Ondanks de toepassing <strong>van</strong><br />

algemene regels kan het gebouw zo een<br />

eigen identiteit krijgen.<br />

Het negeren <strong>van</strong> de eigenschappen en<br />

kwaliteiten <strong>van</strong> de plaats of het gegeven<br />

landschap vormt één <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

punten <strong>van</strong> kritiek die de modernisering<br />

<strong>van</strong> meet af aan heeft begeleid. En heeft<br />

ook mede de aanzet gevormd tot het<br />

ontstaan <strong>van</strong> de landschapsarchitectuur<br />

in zijn hedendaagse gedaante. Zo vormde<br />

het landschap mede de inspiratiebron<br />

voor de ontwikkeling <strong>van</strong> een eigen romantisch<br />

idioom (de Engelse landschapsstijl)<br />

los <strong>van</strong> de formaliteit <strong>van</strong> de<br />

bouwkundige architectuur. Een idioom<br />

dat zich richtte op het schilderachtige en<br />

het sublieme als tegenpool <strong>van</strong> de steeds<br />

verder oprukkende rationalisering. En<br />

hierin schuilt meer dan ooit de belangrijkste<br />

opgave: het scheppen <strong>van</strong> een omgeving<br />

die niet alleen recht doet aan utiliteit-<br />

en efficiency eisen, maar ook aan de<br />

veelzijdige gevoelens die de mens met<br />

zijn leefomgeving verbindt. Een omgeving<br />

waarin de mens zich kan herkennen<br />

48 TOPOS / 01 / 2004<br />

en waarbij hij zich thuis kan voelen. Een<br />

begrijpelijke wereld, die voldoet aan onze<br />

materiële eisen maar ook ruimte biedt<br />

voor de gevoelsmatige kanten <strong>van</strong> het<br />

bestaan. Een omgeving “waarin de ziel<br />

zichzelf weerspiegeld ziet”.<br />

Bij gebrek aan een universele theorie zou<br />

de Genius Loci, naast gebruik en constructie,<br />

een belangrijk uitgangspunt kunnen<br />

zijn bij de vormgeving <strong>van</strong> onze omgeving.<br />

Een uitgangspunt dat niet alleen<br />

de ontwerper soelaas biedt, maar ook de<br />

verbinding kan leggen met de belevingswereld<br />

<strong>van</strong> diegenen die in de producten<br />

<strong>van</strong> de architectuur moeten leven.<br />

Schoonheid dient niet tot redeloos genot,<br />

maar als middel ‘om de omloop der ziel<br />

wanneer hij in disharmonie is geraakt, te<br />

ordenen en in een klank te brengen met<br />

zich zelf.’ Plato (Timaeus 47-48) wist het<br />

al: <strong>schoonheid</strong> is niet leuk, maar een serieuze<br />

zaak. “Mooi is datgene wat ons<br />

doet beseffen hoezeer we in harmonie<br />

zijn met onszelf en via onze subjectiviteit<br />

met de werkelijkheid als geheel.” In<br />

dit opzicht is Kant het geheel met Plato<br />

eens. Vorm en zintuiglijkheid zijn geen<br />

oppervlakkige bijzaken maar noodzakelijke<br />

schakels tussen onze binnenwereld<br />

en de omgeving. <strong>De</strong> ervaring <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />

verschaft troost in een vaak onbegrijpelijke<br />

en onherbergzame wereld.<br />

“Want wij gaan en de <strong>schoonheid</strong> blijft”<br />

(Joseph Brodsky, Kade der Ongeneeslijken,<br />

1992).


BOEKEN<br />

Plannen met principes<br />

S2N, de Strategie <strong>van</strong> de Twee<br />

Netwerken revisited<br />

Carmen Aalbers, Jos Jonkhof (red.)<br />

Uitgeverij Aeneas en Alterra<br />

ISBN 90-75365-52-7<br />

Begin 2003 verruilde Sybrand Tjallingii<br />

zijn baan bij Alterra voor die bij TU<br />

<strong>De</strong>lft. Naar aanleiding <strong>van</strong> zijn vertrek<br />

is een ‘liber Amicorum’ samengesteld.<br />

Hierin wordt de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> de Strategie<br />

<strong>van</strong> de Twee Netwerken (S2N),<br />

waar Tjallingii de geestelijk vader <strong>van</strong><br />

is, uiteengezet. Centraal in deze ‘verzamelbundel’<br />

staan een vijftal ‘Sterprojecten’<br />

<strong>van</strong> S2N, te weten:<br />

Morrapark-Drachten, Wageningen-<br />

Ecopolis, de Valleistad (Ede-<br />

Veenendaal-Bennekom-Wageningen),<br />

Waalsprong-Nijmegen en de Eo-<br />

Wijers inzending Chaining Waters.<br />

S2N werd opnieuw actueel na de constatering<br />

<strong>van</strong> enkele wetenschappelijke<br />

raden dat het concept Netwerkstad<br />

onvoldoende handvaten biedt<br />

voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een integrale<br />

strategische visie op de ruimtelijke<br />

inrichting <strong>van</strong> Nederland. In reactie<br />

daarop pleitte de SER in 2001 voor<br />

een overgang <strong>van</strong> blauwdrukplanologie<br />

naar ontwikkelingsplanologie<br />

door middel <strong>van</strong> ‘organiserende principes’,<br />

zoals S2N. Watersystemen en<br />

verkeersnetwerken vormen in S2N de<br />

belangrijkste dragers voor ruimtegebruik.<br />

Het verkeersnetwerk stuurt de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> hoogdynamische<br />

economische activiteiten als bedrijvigheid,<br />

intensieve recreatie en stedelijke<br />

voorzieningen. Het watersysteem<br />

draagt de ontwikkeling <strong>van</strong> laagdynamische<br />

functies als natuurontwikkeling,<br />

drinkwaterwinning en extensieve<br />

recreatie. <strong>De</strong> woonfunctie bevindt zich<br />

hier tussenin. Met S2N wordt beoogd<br />

om te komen tot inrichtingsplannen<br />

die door de betrokkenen worden ondersteund,<br />

waarin de ecologische potenties<br />

en specifieke elementen in de<br />

eigen leefomgeving worden benut en<br />

er duurzaam wordt omgesprongen<br />

met de natuurlijke hulpbronnen.<br />

Na de bespreking <strong>van</strong> de vijf Sterprojecten<br />

volgt een beschouwing over de<br />

communicatieve waarde <strong>van</strong> de strategie.<br />

Planprocessen moeten volgens<br />

S2N gezien worden als leerprocessen,<br />

waarin flexibiliteit, ‘learning by doing’ en<br />

participatie <strong>van</strong> betrokkenen een grote<br />

rol moeten spelen. Uit de tussenbalans<br />

kan worden geconcludeerd dat<br />

de invulling <strong>van</strong> de watersysteembenadering<br />

in lokale en regionale inrichtingsplannen<br />

heeft bijgedragen aan<br />

de kwaliteit <strong>van</strong> water, natuur, recreatie<br />

en wonen. Op nationaal niveau adviseert<br />

de SER om de ordende principes<br />

<strong>van</strong> S2N opnieuw onder de aandacht<br />

te brengen. Toch liggen er nog uitdagingen<br />

voor S2N. Zo komt het sturende<br />

karakter <strong>van</strong> de verkeersnetwerken nog<br />

niet voldoende uit de verf. Daarnaast<br />

vraagt het werkproces <strong>van</strong> S2N om eigen<br />

initiatief <strong>van</strong> betrokkenen, maatoplossingen<br />

en handelingsruimte. Dit<br />

vereist andere instrumenten dan de<br />

huidige ruimtelijke ordeningspraktijk.<br />

Het boek is kernachtig geschreven en<br />

heeft een luchtige structuur. Dit laatste<br />

is toe te schrijven aan de vormgeving<br />

<strong>van</strong> de tweetalige uitgave (Engels en<br />

Nederlands). Een kritiekpunt is dat uit<br />

een aantal plankaartjes en illustraties<br />

zonder de nodige voorkennis niet veel<br />

opgemaakt kan worden. Verder lijkt het<br />

of de schrijvers met name de breedte<br />

<strong>van</strong> S2N hebben willen beschrijven. Dit<br />

is nuttig wanneer het een eerste kennismaking<br />

<strong>van</strong> de lezer met S2N<br />

betreft, maar de toegevoegde waarde<br />

<strong>van</strong> het boekje is hierdoor gering. Aan<br />

de andere kant is dit misschien inherent<br />

aan de doelstelling om een ‘liber<br />

Amicorum’ samen te stellen. <strong>De</strong> lezer<br />

heeft in ieder geval de stand <strong>van</strong> zaken<br />

rond S2N helder voor ogen.<br />

Paul Rijken<br />

Forum - Euroscapes<br />

onder redactie <strong>van</strong> Broesi, Janink,<br />

Veldhuis en Nio<br />

MUST Publishers samen met AetA,<br />

Amsterdam 2003<br />

ISBN 90 806351 2 X<br />

Prijs 25,00 euro<br />

Een nieuwe uitgave <strong>van</strong> AetA en een<br />

uitgave <strong>van</strong> MUST in een. Het nieuwe<br />

format zoals reeds in 2002 is aangekondigd<br />

heeft hiermee zijn eerste<br />

boek afgeleverd. Dit boek, een tijdschrift<br />

mag je deze editie <strong>van</strong> Forum<br />

inderdaad niet meer noemen, draagt<br />

de titel Euroscapes. ‘Euro’ staat hierin<br />

voor de entiteit Europa, ‘scape’ staat<br />

voor de fysieke neerslag <strong>van</strong> het gebruik<br />

<strong>van</strong> ruimte, aldus Robert Broesi<br />

in zijn inleidend artikel Euroscapes.<br />

In dit eerste hoofdstuk wordt gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> de inmiddels beproefde<br />

‘atlas methode’. <strong>De</strong> hierin weergegeven<br />

beelden getiteld ‘Verschuivende<br />

territoria’, ‘Vele Europa’s’ en ‘Keuzemenu<br />

Europa’ zijn zeer illustratief. <strong>De</strong>ze<br />

beelden laten, samen met een heldere<br />

opbouw <strong>van</strong> de tekst, de mogelijkheden<br />

zien die zich binnen Europa op<br />

het ontwerpende vlak bevinden wanneer<br />

men eens een andere bril opzet.<br />

Dit eerste hoofdstuk laat ook goed de<br />

in het voorwoord uitgesproken uitgangspositie<br />

<strong>van</strong> de auteurs zien.<br />

“Eenheidsdenken in Europa” staat<br />

volgens de auteurs namelijk “niet gelijk<br />

met overal hetzelfde willen”. Het huidige<br />

Euroscape is niet de fysieke neerslag<br />

<strong>van</strong> één Europa, maar <strong>van</strong> een<br />

scala aan definities binnen dit Europa<br />

die een eigen territorium optrekken.<br />

Maar wat betekent dit nu allemaal voor<br />

de ontwerpende disciplines? Het antwoord<br />

aldus Broesi is een simpele:<br />

“Eén Europa, met een ruimtelijke orde<br />

die het specifieke moet versterken”.<br />

Kijken we naar de overige bijdragen<br />

TOPOS / 01 / 2004 49


aan dit boek, dan blijkt al snel dat deze<br />

ogenschijnlijke simpelheid wordt ingehaald<br />

door de werkelijkheid <strong>van</strong> alledag.<br />

Het hoge abstractieniveau waar de<br />

uitgangspunten in uitblinken, laten zich<br />

toch zeer moeilijk concretiseren. Het<br />

sterkst is het boek dan ook waar vastgehouden<br />

wordt aan een zeker abstractieniveau.<br />

Wanneer in hoofdstuk<br />

twee wordt ingegaan op het nationale<br />

cultuurmuseum lijkt het dan ook even<br />

of het boek al meteen de richting kwijt<br />

is. Maar aan het eind <strong>van</strong> het hoofdstuk<br />

wordt de draad toch weer opgepakt.<br />

Problemen of kansen die met globalisering<br />

komen (en ook gaan) worden<br />

aan de hand <strong>van</strong> hoofdstukken als Het<br />

Nationale Cultuurmuseum (branding),<br />

Ethnoscapes (politiek & integratie), Together<br />

(nieuwe kolonies), Borderscapes<br />

(Europese Ruimtelijke Ordening)<br />

en Funscapes (capsules) in zowel<br />

Nederlands als Engels behandeld.<br />

Met deze hoofdstukken wordt het positieve<br />

<strong>van</strong> de globalisering binnen<br />

Europa opgepakt en als uitgangspunt<br />

genomen bij het zoeken naar de oplossingen.<br />

Hierdoor komen oplossingen<br />

zoals in het Together door Angelika<br />

Fuchs en Wouter Veldhuis worden<br />

aangedragen toch wat simpeltjes over.<br />

Hier wordt een vrijwel rechte lijn <strong>van</strong><br />

nieuwe kolonies naar de toekomstige<br />

inrichting <strong>van</strong> het land getrokken. <strong>De</strong><br />

mogelijkheden die nieuwe kolonies<br />

met zich meebrengen zouden een antwoord<br />

kunnen bieden op de leegloop<br />

in het landelijk gebied en de Vinex.<br />

Het gevaar <strong>van</strong> het stichten <strong>van</strong> deze<br />

nieuwe kolonies wordt in Funscapes<br />

onderzocht. Enigszins argwanend<br />

wordt hierin gekeken naar de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> capsules, wat nieuwe kolonies<br />

zouden kunnen worden.<br />

Na het lezen <strong>van</strong> het boek moet ik<br />

constateren dat er, door globalisering,<br />

inderdaad mogelijkheden zijn voor lokale<br />

economieën. Bij het zoeken naar<br />

antwoorden op globalisering zal ook<br />

zeker een rol weggelegd zijn voor de<br />

ruimtelijke disciplines. Toch zijn het<br />

de antwoorden die in dit boek ontbreken.<br />

Uiteindelijk is dit boek meer een<br />

beschrijving <strong>van</strong> processen zoals ze<br />

plaatsvinden, een eerste zoektocht<br />

die de richting aangeeft waar we naartoe<br />

moeten, dan een handvat waarmee<br />

je concreet te werk kan gaan.<br />

Bart Wubben Redacteur TOPOS<br />

50 TOPOS / 01 / 2004<br />

Wie is bang voor de stad?<br />

Martin Woestenburg, Arjen Buijs &<br />

Wim Timmermans (redactie)<br />

Uitgeverij Blauwdruk<br />

ISBN 90 75271107<br />

Prijs 12,50 euro<br />

Wat hebben ruimtelijke ordening,<br />

natuur en verstedelijking met elkaar<br />

te maken? Alles, zo stelt de bundeling<br />

essays die onlangs bij uitgeverij<br />

Blauwdruk is verschenen. <strong>De</strong>rtien<br />

teksten komen in de drie hoofdstukken,<br />

te weten stromen, beelden en<br />

functies aan de orde. Het veertiende<br />

essays is een fotoserie <strong>van</strong> alledaagse<br />

situaties. <strong>De</strong> foto’s laten zien wat de<br />

teksten zeggen: natuur is een onderdeel<br />

<strong>van</strong> de maatschappij en daarom<br />

moeten de wensen <strong>van</strong> mensen<br />

centraal staan in het natuurbeleid.<br />

Het hoofdstuk ‘stromen’ gaat over<br />

maatschappelijke trends. Het platteland<br />

verandert steeds meer in een<br />

consumptielandschap, waarin iedereen<br />

snel wil kunnen genieten <strong>van</strong> een<br />

weldadige rust. Andere essays proberen<br />

grip te krijgen op de gevolgen<br />

<strong>van</strong> maatschappelijke veranderingen<br />

zoals individualisering, en op het beeld<br />

dat mensen <strong>van</strong> natuur hebben. Dit is<br />

de opmaat voor het hoofdstuk<br />

‘beelden’. Om beelden te vertalen in<br />

concrete inrichtingsvoorstellen kun je<br />

proberen ‘vrijplaatsen’ en ‘sublieme<br />

plekken’ te creëren, waar de wisselwerking<br />

tussen cultuur en natuur zo<br />

groot mogelijk is. Naast een portie<br />

creatieve dwarsheid is een stevige<br />

sociaal-economische basis de hoofdmoot<br />

voor het hoofdstuk ‘functies’:<br />

huizenprijzen, groen wonen en het<br />

perspectief <strong>van</strong> de landbouw.<br />

Hiermee is de cirkel rond; tijd voor een<br />

poëtische afsluiting in vijf liefdes, met<br />

als doel beleidsmakers een nieuw<br />

analysekader aan te bieden.<br />

<strong>De</strong> rode draad is helder: de ideeën die<br />

bestaan over natuur zijn voornamelijk<br />

stedelijke beelden; natuurbescherming<br />

heeft haar wortels in de stad,<br />

maar is te lang het domein <strong>van</strong> experts<br />

- met eigen natuurbeelden - geweest.<br />

<strong>De</strong>ze beelden volstaan niet meer,<br />

sterker nog: groen Nederland is bang<br />

voor de stad. Het boek is een pleidooi<br />

om stad en natuur meer op elkaar te<br />

betrekken en daarbij meer naar stedelingen<br />

te luisteren.<br />

Opvallend is dat deze noot juist komt<br />

<strong>van</strong> een nieuwe groep experts. <strong>De</strong><br />

behandelde thema’s zijn weliswaar<br />

universeel, maar kunnen alleen in<br />

een dichtbevolkt kikkerlandje, waar<br />

het landschap studieonderwerp <strong>van</strong><br />

een groep deskundigen is, zo minutieus<br />

als hier beschreven worden.<br />

Een waarschuwing daarom voor je<br />

gaat lezen: de geldigheid is beperkt<br />

tot de dichtbevolkte gebieden <strong>van</strong> de<br />

<strong>De</strong>ltametropool en de grote steden.<br />

<strong>De</strong> teruggang <strong>van</strong> natuur in kwetsbare<br />

ecosystemen is er niet mee gestopt,<br />

integendeel. Met het opheffen <strong>van</strong><br />

grenzen tussen stad en natuur krijgt<br />

de mens een nieuwe verantwoordelijkheid.<br />

Het is zeer de vraag of je dat<br />

zomaar aan consumenten kunt overlaten.<br />

Is het niet beter zowel mensenwensen<br />

als hardcore natuurbescherming<br />

een plek in het beleid te geven?<br />

‘Cultuur’ spiegelt zich immers aan de<br />

natuur die zij kent. Het antwoord op<br />

vragen over de organisatie <strong>van</strong> beheer<br />

en inrichting, nieuwe opdrachtgevers<br />

en de rol <strong>van</strong> deskundigen zelf ontbreekt<br />

in het boek. Artikelen over dit<br />

onderwerp hadden in de plaats gekund<br />

<strong>van</strong> de reeds bekende verhalen,<br />

en hadden daarmee overlap tussen de<br />

artikelen kunnen voorkomen.<br />

Het is niet het eerste boek over dit thema,<br />

maar de nieuwe bijdragen zijn een<br />

inspirerende aanvulling voor iedereen<br />

die zich met het thema bezighoudt.<br />

Prettig is bovendien dat er niet veel met<br />

cijfers en bronnen gegooid wordt; de<br />

journalistieke saus komt de leesbaarheid<br />

ten goede.<br />

Over een paar jaar is het tijd voor iets


anders; de vraag naar nieuwe (voor-<br />

)beelden blijft immers bestaan. We<br />

verbreden het natuurbeleid <strong>van</strong> ecologen<br />

en functionalisten met beleving<br />

en gaan de straat op! Het volgende<br />

boek over dit thema moet vol staan<br />

met concrete ontwerpen, echte plannen<br />

en interviews met nieuwe en oude<br />

Nederlanders. Wie durft?<br />

Gertjan Jobse<br />

Reflect #01<br />

Nieuw engagement<br />

In architectuur, kunst en vormgeving<br />

NAi-Uitgevers<br />

ISBN 90-5662-346-X<br />

Prijs 19,50 euro<br />

<strong>De</strong> essaybundel Nieuw engagement<br />

<strong>van</strong> NAi-Uitgevers is de eerste uit de<br />

serie Reflect. Met de Reflect-serie wil<br />

NAi-Uitgevers de aandacht vestigen<br />

op rele<strong>van</strong>te maatschappelijke thema’s<br />

voor de architectuur, stedenbouw,<br />

kunst en vormgeving.<br />

25 auteurs laten hun licht schijnen<br />

over het thema engagement in de<br />

vorm <strong>van</strong> beschouwingen en posities.<br />

<strong>De</strong> beschouwingen zijn wat langere<br />

verhalen waarin de auteur het thema<br />

<strong>van</strong>uit zijn/haar invalshoek behandelt,<br />

die zorgen voor de structuur <strong>van</strong> het<br />

boek. <strong>De</strong> posities zijn kortere verhalen<br />

met een zelf gekozen onderwerp <strong>van</strong><br />

de schrijver die aansluiten bij deze<br />

beschouwingen. Door de 25 verschillende<br />

ideeën en meningen komt de<br />

diversiteit en complexiteit <strong>van</strong> het<br />

thema engagement goed naar voren.<br />

<strong>De</strong> toenemende discussie over maatschappelijke<br />

onderwerpen is de aan-<br />

leiding voor het thema engagement.<br />

<strong>De</strong> meeste schrijvers vinden het een<br />

juiste ontwikkeling dat architecten,<br />

kunstenaars en vormgevers zich weer<br />

afvragen wat het maatschappelijk<br />

belang is <strong>van</strong> hun werk. Toch klinkt er<br />

een soort angst door dat het engagement<br />

<strong>van</strong> nu zal terug zakken naar het<br />

engagement <strong>van</strong> de jaren 60/70 <strong>van</strong><br />

de vorige eeuw. In die periode was<br />

maatschappelijk engagement een<br />

onderdeel <strong>van</strong> politieke bewegingen<br />

met bijbehorende ideologie. <strong>De</strong> ‘taak’<br />

<strong>van</strong> de architect, kunstenaar en vormgever<br />

vloeide hier logisch uit voort.<br />

Het engagement <strong>van</strong> nu is een stuk<br />

complexer, dat blijkt wel uit de lange,<br />

breed uiteengezette beschouwingen<br />

en de enorme diversiteit <strong>van</strong> verhalen<br />

die aangeven dat engagement niet in<br />

een paar woorden te <strong>van</strong>gen is. <strong>De</strong>ze<br />

diversiteit aan invalshoeken maakt het<br />

boek wel erg interessant. Iedere beschouwing<br />

snijdt een bepaald onderwerp<br />

aan waarop de posities weer<br />

reageren.<br />

<strong>De</strong> complexiteit <strong>van</strong> engagement zorgt<br />

er voor dat het geen ‘lekker’ lees boek<br />

is geworden, je moet er echt voor gaan<br />

zitten. Het geeft ook veel stof om over<br />

na te denken. In het ene stuk zal je je<br />

helemaal kunnen vinden, het andere<br />

verhaal lees je niet eens uit. Maar<br />

doordat het is vormgegeven in een<br />

essaybundel is het boek makkelijk<br />

weg te leggen om je gedacht nog<br />

eens over de verhalen te laten gaan.<br />

Al met al is het een boek dat mensen<br />

die zich afvragen wat het maatschappelijk<br />

belang <strong>van</strong> hun vak is en of<br />

architectuur, kunst en vormgeving ook<br />

nog meer is dan alleen iets moois<br />

maken is zeer zal aanspreken.<br />

Famke Bakker Redacteur TOPOS<br />

Architectuur en Landschap<br />

Clemens Steenbergen en Wouter Reh<br />

THOTH<br />

ISBN 90 6868 279 2<br />

Prijs 55,00 euro<br />

Begeleid door essays, wordt in<br />

“Architectuur en landschap” een dertigtal<br />

klassieke Europese tuinen en landschappen<br />

uitvoerig geanalyseerd in<br />

woord en in beeld. Het boek is opgedeeld<br />

in drie delen, waarin respectievelijk<br />

Italiaanse renaissancetuinen,<br />

Franse Baroktuinen en Engelse landschapstuinen<br />

aan bod komen. Elk<br />

deel wordt ingeleid door een verhandeling<br />

over de stijlesthetiek in relatie tot<br />

de maatschappelijke ontwikkelingen.<br />

<strong>De</strong> eerste versie <strong>van</strong> dit boek verscheen<br />

al in 1985. Dankzij de later<br />

geschreven proefschriften <strong>van</strong> beide<br />

auteurs, de analysetekeningen <strong>van</strong><br />

vele studenten en luchtfoto’s <strong>van</strong><br />

Pandion is Architectuur en Landschap<br />

in vergelijking met de eerste versie<br />

qua inhoud en om<strong>van</strong>g aanzienlijk<br />

toegenomen.<br />

Architectuur en Landschap is zeker niet<br />

het eerste boek dat verschijnt over de<br />

klassiekers uit de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />

Toch voegt het veel toe<br />

aan de bestaande boeken als “The<br />

Landscape of Man” of het ramsjboek<br />

“Europese tuinkunst <strong>van</strong> de Oudheid<br />

tot heden”. <strong>De</strong> grote verdienste <strong>van</strong><br />

dit boek is dat het de ontwerpen uit<br />

het stof <strong>van</strong> de geschiedenis weet te<br />

trekken, dankzij gedetailleerde analysekaarten<br />

en beschrijvingen <strong>van</strong> het<br />

ontwerp en het ontwerpproces. Juist<br />

deze “hardcore” architectuurinformatie<br />

maken het waardevol, meer dan de<br />

geschiedenislessen die er tussendoor<br />

staan. Als je de jaartallen in het boek<br />

wegdenkt, zou je je kunnen voorstellen,<br />

dat het om beschrijvingen <strong>van</strong> net aangelegde<br />

buitenplaatsen gaat.<br />

Axonometrieën, doorsnedes, 3dhoogtemodellen<br />

en perspectiefstudies<br />

illustreren de ontwerpkeuzes <strong>van</strong> de<br />

ontwerper. Zelf hopen de auteurs de<br />

lezer inzicht te geven in de denkstappen<br />

<strong>van</strong> de “grootmeesters”. Net als<br />

met schaken, leert men <strong>van</strong> het naspelen<br />

<strong>van</strong> hun partijen, niet om<br />

vervolgens dezelfde partij nog eens te<br />

spelen, maar om inspiratie op te doen.<br />

Inspirerend is het zeker.<br />

Peter Veenstra Redacteur TOPOS<br />

TOPOS / 01 / 2004 51


52 TOPOS / 01 / 2004<br />

[advertenties]


NVTL jaarthema onderwijs<br />

Een nieuw jaar, nieuwe kansen en dat<br />

is ook iets wat we het nieuwe bestuur<br />

<strong>van</strong> de NVTL mee moeten geven. Na<br />

een rumoerig vertrek <strong>van</strong> het vorige<br />

bestuur in de nazomer <strong>van</strong> 2003 is op<br />

20 november het nieuwe bestuur gekozen.<br />

Het eerder aangestelde voorlopige<br />

bestuur is uitgebreid, waarmee<br />

het bestuur nu bestaat uit: Hanneke<br />

Toes, Michiel Veldkamp, Charlotte<br />

Buys, Jantine Schinkelshoek, Han<br />

Thijssen en Arjan Nienhuis.<br />

Dit gebeurde op de in Wageningen<br />

gehouden ledenvergadering. Aan<br />

deze vergadering gingen twee inleidingen<br />

vooraf. <strong>De</strong>ze inleidingen,<br />

gegeven door Klaas Kerkstra en<br />

Yusuck Koh, gaven aan dat het jaarthema<br />

‘Onderwijs’ nog steeds leeft.<br />

Dit thema is belangrijk voor de leerstoelgroep<br />

en voor landschapsarchitectuur<br />

in het algemeen, omdat met dit<br />

thema aandacht kan worden geschonken<br />

aan de inhoudelijke kant <strong>van</strong><br />

het onderwijs maar ook aan promotie<br />

er<strong>van</strong>.<br />

Wetenschapswinkelprijs 2003<br />

Opnieuw heeft de leerstoelgroep<br />

Landgebruiksplanning de landelijke<br />

Wetenschapswinkelprijs gewonnen.<br />

Ging deze prijs, die pas twee jaar<br />

bestaat, vorig jaar nog naar Klaske<br />

Nijland met haar onderzoeksproject<br />

‘<strong>De</strong> Glind in de Toekomst’, dit jaar was<br />

het de beurt aan Koen Willems met<br />

het project ‘<strong>De</strong> Bergsche Maasveren’.<br />

Hoe komt het dat voor de tweede<br />

maal de Wageningse Wetenschapswinkel<br />

de prijs pakt? Een verklaring<br />

is dat de Wageningse Wetenschapswinkel<br />

alleen vragen oppakt waar<br />

een groot draagvlak binnen de maatschappij<br />

voor is, of voor gecreëerd<br />

kan worden. “Het gaat hierbij altijd<br />

om organisaties die het onderzoek<br />

zelf niet uit kunnen voeren omdat zij<br />

de expertise missen”, zo zegt Elsje<br />

Oosterkamp <strong>van</strong> de Wageningse<br />

Wetenschapswinkel. <strong>De</strong>ze werkwijze<br />

werpt kennelijk niet alleen vruchten af<br />

in de jurybeoordeling, maar ook in de<br />

maatschappij.<br />

Toch is de toekomst <strong>van</strong> de Wetenschapswinkel<br />

onzeker. Volgend jaar<br />

zal de Wetenschapswinkel het met<br />

maar een persoon moeten bolwerken.<br />

Dit kan de kwaliteit <strong>van</strong> zowel<br />

de opgaven als de begeleiding<br />

schaden. Jan <strong>van</strong> Nieuwenhuize,<br />

VAKGEROEP<br />

Bart Wubben<br />

begeleider <strong>van</strong> Wetenschapswinkelprojecten<br />

<strong>van</strong>uit de opleiding<br />

blijft positief: “<strong>De</strong> Wetenschapswinkel<br />

heeft de laatste jaren voortdurend<br />

onder vuur gelegen. Toch is het de<br />

voortvarende managers en bestuurders<br />

niet gelukt om dit laatste waardevolle<br />

onderdeel <strong>van</strong> de oude<br />

structuur helemaal met de grond<br />

gelijk te maken. <strong>De</strong> leerstoelgroep<br />

Landgebruiksplanning heeft al heel<br />

wat projecten samen met en onder<br />

de vlag <strong>van</strong> de Wetenschapswinkel<br />

gedaan en veelal met bevredigende<br />

resultaten.”<br />

Afronding eerste ontwerp ateliers<br />

Een voor Wageningen nieuwe wijze<br />

<strong>van</strong> ontwerpend onderzoek heeft zijn<br />

eerste producten opgeleverd. In<br />

september 2003 zijn de eerste drie<br />

zelfstandige ontwerpateliers gestart.<br />

<strong>De</strong>ze ateliers hebben ontwerpend<br />

onderzoek gedaan naar ecologie in de<br />

stad, de allocatie <strong>van</strong> verstedelijking in<br />

de omgeving <strong>van</strong> <strong>De</strong>venter en naar de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />

School in de tuinarchitectuur. Twee<br />

groepen <strong>van</strong> circa 10 en één <strong>van</strong> vier<br />

personen hebben aan de hand <strong>van</strong><br />

concrete opdrachten de onderzoeken<br />

uitgevoerd.<br />

<strong>De</strong>ze onderzoeken zullen als input<br />

dienen voor het onderzoek <strong>van</strong> de<br />

leerstoelgroep Landschapsarchitectuur,<br />

maar beantwoorden ook concrete<br />

vragen uit de maatschappij. Zo<br />

zijn voor het Walter Maashuis in Bilthoven<br />

vier ontwerpvoorstellen ingediend<br />

<strong>van</strong> waaruit zij verder gaan<br />

werken naar het definitieve ontwerp<br />

<strong>van</strong> de tuin bij dit huis in de door hen<br />

gewenste Amsterdamse Schoolstijl.<br />

Inmiddels gaan er in januari weer twee<br />

nieuwe ateliers <strong>van</strong> start. Het gaat om<br />

het atelier ‘Zuid-Limburg’ onder leiding<br />

<strong>van</strong> Peter Vrijlandt en Klaas Kerkstra<br />

en atelier ‘Narratie in Twente’ onder<br />

leiding <strong>van</strong> Michiel den Ruiter. <strong>De</strong>ze<br />

ateliers zullen hun producten naar<br />

verwachting in mei 2004 opleveren.<br />

Het Forum gebouw krijgt vorm<br />

Op 17 december is het ontwerp voor<br />

het Forum gebouw gepresenteerd. In<br />

september 2006 zal al het onderwijs<br />

<strong>van</strong> onder meer het departement<br />

Omgevingswetenschappen hierheen<br />

verhuizen. In de vorm <strong>van</strong> plattegronden,<br />

maquettes en impressies<br />

kon een maand lang kennis genomen<br />

worden <strong>van</strong> de nieuwbouwplannen.<br />

Dit gebouw, dat een plaats zal krijgen<br />

op het kennislandgoed WUR op de<br />

hoek <strong>van</strong> de Droevendaalsesteeg<br />

met de Bornsesteeg, zal een aandachtstrekker<br />

worden. Het Forum<br />

gebouw gaat het grootste gedeelte <strong>van</strong><br />

het cursorisch onderwijs huisvesten<br />

en ook de studieverenigingen zullen<br />

hier een ruimte krijgen.<br />

Maar het Forum gebouw werd niet als<br />

enige gepresenteerd. Ook de twee<br />

andere nieuwe gebouwen die binnen<br />

het Masterplan <strong>van</strong> B+B worden geplaatst,<br />

het Atlas gebouw en het<br />

gebouw <strong>van</strong> Kenniseenheid Plant,<br />

waren te zien.<br />

Archiprix presentaties in <strong>De</strong>lft<br />

In de Blokkenhal <strong>van</strong> de TU-<strong>De</strong>lft wordt<br />

dit jaar voor de negende keer de tentoonstelling<br />

<strong>van</strong> de Archiprix gehouden.<br />

<strong>De</strong> Wageningse inzendingen voor de<br />

tentoonstelling met de beste afstudeerplannen<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse opleidingen<br />

op het gebied <strong>van</strong> architectuur,<br />

stedenbouw en landschapsarchitectuur,<br />

laten een goed overzicht zien<br />

<strong>van</strong> de reikwijdte <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

landschapsarchitectuur. <strong>De</strong> projecten<br />

Nutopia* Solutions for Suburbia <strong>van</strong><br />

Eric-Jan Pleijster en Cees <strong>van</strong> der<br />

Veeken en Watering the Garden City<br />

<strong>van</strong> TOPOS-redacteur Peter Veenstra<br />

schetsen op beeldende wijze waar de<br />

kracht <strong>van</strong> de landschapsarchitectuur<br />

ligt. <strong>De</strong>ze kracht ligt op zowel de regionale<br />

schaal als in oplossingen voor<br />

herstructurering <strong>van</strong> naoorlogse<br />

wijken. <strong>De</strong> inzendingen zijn tijdens de<br />

in het najaar <strong>van</strong> 2003 gehouden<br />

‘afstudeertentoonstelling’ gekozen tot<br />

de beste plannen <strong>van</strong> hun jaar. Dat<br />

mogen ze nu in nationaal verband<br />

gaan waarmaken op een expositie<br />

waar ze het op moeten nemen tegen<br />

veel architectuurgeweld.<br />

En architectuurgeweld is het. Er is door<br />

de architectuurinzendingen weer flink<br />

uitgepakt met opzienbarende<br />

maquettes. <strong>De</strong> vraag is natuurlijk of de<br />

Wageningse inzendingen dit jaar een<br />

kans maken. Die kans is er, vooral<br />

wanneer men kijkt naar de thematiek<br />

<strong>van</strong> de andere landschapsarchitectuurinzendingen.<br />

<strong>De</strong> thematiek die daarin<br />

wordt aangesneden is die <strong>van</strong> de<br />

herontwikkeling <strong>van</strong> mijnbouwgebieden<br />

of het teruggeven <strong>van</strong> land aan het<br />

water. Dit zijn thema’s die het ruimtelijk<br />

debat inmiddels niet meer domineren.<br />

TOPOS / 01 / 2004 53


TAPAS<br />

bouwen voor de eeuwigheid,<br />

conserveren om het verleden,<br />

slopen slopen in in het het heden<br />

heden<br />

Rondetafelgesprekken over het kind<br />

<strong>van</strong> de rekening<br />

Datum: 28 april, 13:30uur tot 16:30uur<br />

Plaats: <strong>De</strong> Hucht<br />

Kosten: 2 Euro<br />

Inschrijven en informatie:<br />

st.buitelhucht@wur.nl<br />

Cursus<br />

<strong>De</strong> wijk op de schop<br />

Voor iedereen die te maken heeft met<br />

de herstructurering <strong>van</strong> na-oorlogse<br />

wijken en andere stedelijke<br />

vernieuwingsprojecten.<br />

Vanaf 9 maart in verschillende<br />

steden.<br />

www.nirov.nl<br />

Heb je een<br />

ADVERTENTIE / TAPAS / COLLOQUIUM<br />

mail dan naar st.topos@wur.nl<br />

54 TOPOS / 01 / 2004<br />

Lelijk<br />

is<br />

geen<br />

argument<br />

Toonbeelden<br />

<strong>van</strong> de<br />

wederopbouw<br />

in Nederland<br />

1940-1965<br />

Nijmegen<br />

Mariënburgkapel<br />

2 februari - 14 maart<br />

Voor informatie over meer<br />

tentoonstellingslocaties en data:<br />

www.monumentenzorg.nl<br />

Future for the European countryside?<br />

New perspectives on rural development<br />

Een internationaal congres over hoe het platteland zou<br />

moeten ontwikkelen tegen het licht.<br />

Met Nikiforos Sivenas, Bernd Voss, Prof. Peter Midmore,<br />

Prof. John Bryden<br />

Plaats: Conferentie Centrum ‘<strong>De</strong> Wageningse Berg’, Wageningen<br />

Datum en tijd: 29 april, 2004 9.00u - 18.00u<br />

Kosten: 40 euro, studenten 10 euro<br />

Informatie: ruw@ruw.nl<br />

Grensverleggende landschapsarchitectuur<br />

Het studiejaar 2003/2004 <strong>van</strong> de Academie voor Bouwkunst in Maastricht staat in het teken <strong>van</strong> de internationale samenwerking op het gebied <strong>van</strong> stedelijke<br />

en ruimtelijke ontwikkeling in de Euregio. Van 11 februari t/m 24 maart organiseert het Vitruvianum i.s.m. de Academie een reeks lezingen in Heerlen.<br />

10.3.4 Levende waterlandschappen Caspar Slijpen Landschapsarchitect, Maastricht<br />

17.3.4 Save us from quantity u.a.p.S, Parijs<br />

24.3.4 Gardener’s world H+N+S Landschapsarchitecten, Utrecht<br />

Reserveren: vitruvianum@heerlen.nl (noodzakelijk) Informatie: www.academie<strong>van</strong>bouwkunst.com/Landschap.pdf<br />

Het<br />

Het<br />

Russische<br />

Russische<br />

Landschap<br />

Landschap<br />

overzichtstentoonstelling<br />

met belangrijke<br />

werken <strong>van</strong><br />

I<strong>van</strong> Sjisjkin,<br />

Isaak Levitan en<br />

Archip Koeïndzji.<br />

tot 19 april in het Groninger<br />

museum<br />

www.groninger-museum.nl<br />

KAARTEN UITGELEGD<br />

Met speciale aandacht voor<br />

beroemde kartografen als Blaeu,<br />

Van <strong>De</strong>venter en Kraijenhoff.<br />

Tot 12 april 2004<br />

Locatie: Utrechts<br />

Universiteitsmuseum<br />

Informatie: www.uu.nl


TOPOS Perodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />

TOPOS<br />

Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />

TOPOS<br />

Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />

TOPOS<br />

Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />

Abonnement<br />

Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd <strong>van</strong> een jaar. Na het<br />

voldoen <strong>van</strong> de abonnementsgeld ont<strong>van</strong>g ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />

heeft gebracht. Het abonnementsgeld <strong>van</strong> 15 euro maak ik onder vermelding <strong>van</strong> mijn naam en<br />

adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. TOPOS te Wageningen.<br />

Naam (Bureau)<br />

Straat<br />

Postcode<br />

Telefoonnummer<br />

Woonplaats<br />

E-mail<br />

Plaats Datum Handtekening<br />

Abonnement<br />

Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd <strong>van</strong> een jaar. Na het<br />

voldoen <strong>van</strong> de abonnementsgeld ont<strong>van</strong>g ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />

heeft gebracht. Het abonnementsgeld <strong>van</strong> 15 euro maak ik onder vermelding <strong>van</strong> mijn naam en<br />

adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. TOPOS te Wageningen.<br />

Naam (Bureau)<br />

Straat<br />

Postcode<br />

Telefoonnummer<br />

Woonplaats<br />

E-mail<br />

Plaats Datum Handtekening<br />

Abonnement<br />

Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd <strong>van</strong> een jaar. Na het<br />

voldoen <strong>van</strong> de abonnementsgeld ont<strong>van</strong>g ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />

heeft gebracht. Het abonnementsgeld <strong>van</strong> 15 euro maak ik onder vermelding <strong>van</strong> mijn naam en<br />

adres over op rekeningnummer 397090486 t.n.v. TOPOS te Wageningen.<br />

Naam (Bureau)<br />

Straat<br />

Postcode<br />

Telefoonnummer<br />

Woonplaats<br />

E-mail<br />

Plaats Datum Handtekening


Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />

TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen<br />

Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />

TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen<br />

Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />

TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen


Jornt Schroder<br />

Redactie<br />

Ilva Noorda<br />

Vormgeving<br />

Famke Bakker<br />

Eindredactie<br />

Bart Wubben<br />

Redactie<br />

Sandra Perez<br />

Raatgerink<br />

Redactie<br />

Mark Hendriks<br />

Redactie<br />

Peter Veenstra<br />

Redactie<br />

COLOFON<br />

TOPOS is de periodiek <strong>van</strong> de<br />

studierichting Landschap, Planning en<br />

Ontwerp en het Laboratorium voor Ruimtelijke<br />

Planvorming <strong>van</strong> Wageningen Universiteit.<br />

Het blad wordt gemaakt door<br />

studenten en verschijnt driemaal per<br />

jaar.<br />

Abonnementen<br />

Een abonnement op het tijdschrift TOPOS<br />

kost 15 Euro per jaar. Bij overmaking <strong>van</strong><br />

dit bedrag op rek.nr. 397090846 ten name<br />

<strong>van</strong> TOPOS in Wageningen, krijgt u de<br />

reeds verschenen nummers <strong>van</strong> het betreffende<br />

jaar en de nieuwe nummers<br />

toegestuurd. Een abonnement op TOPOS<br />

loopt <strong>van</strong> januari tot december.<br />

Opzeggingen dienen voor 1 december<br />

te geschieden. Leden <strong>van</strong> de studievereniging<br />

Genius Loci en medewerkers<br />

<strong>van</strong> het Laboratorium voor Ruimtelijke<br />

Planvorming ont<strong>van</strong>gen TOPOS gratis.<br />

Voor inlichtingen kunt u mailen naar:<br />

st.topos@wur.nl<br />

Redactie<br />

Famke Bakker, Mark Hendriks, Sandra<br />

Perez Raatgerink, Jornt Schroder, Peter<br />

Veenstra, Bart Wubben<br />

Eindredactie<br />

Famke Bakker<br />

Vormgeving<br />

Ilva Noorda<br />

Met medewerking <strong>van</strong><br />

Henk <strong>van</strong> Aggelen, Martijn <strong>van</strong> Bakel, Kees<br />

<strong>van</strong> Dam, Gerda <strong>van</strong> Ekris, Gertjan Jobse,<br />

Lidewij Schellevis, Paul Rijken, Paul<br />

Roncken<br />

Bestuur<br />

Bart Wubben (voorzitter), Mark Hendriks<br />

(secretaris), Bart-Jan Davidse (penningmeester)<br />

Redactieadres<br />

Redactiekamer TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen<br />

tel. 0317-484245<br />

E-mail<br />

st.topos@wur.nl<br />

Internet<br />

www.topos-magazine.tk<br />

Druk<br />

NEXTPRINT, Rosmalen<br />

Oplage<br />

450 exemplaren<br />

Registratie<br />

ISSN 1572-302X<br />

TOPOS / 02 / 2003 57


Rotondekunst<br />

- <strong>De</strong> Lier<br />

- Groesbeek<br />

- Heilige Landstichting<br />

- Beuningen<br />

Rotondekunst<br />

- <strong>De</strong> Lier<br />

- Groesbeek<br />

- Heilige Landstichting<br />

- Beuningen<br />

TOP<br />

LANDSCHAPPEN<br />

Rotondekunst<br />

- <strong>De</strong> Lier<br />

- Groesbeek<br />

- Heilige Landstichting<br />

- Beuningen<br />

Rotondekunst<br />

- <strong>De</strong> Lier<br />

- Groesbeek<br />

- Heilige Landstichting<br />

- Beuningen<br />

In de serie Toplandschappen belicht TOPOS bijzondere plekken in de stedelijke buitenruimte en<br />

het rurale landschap. Heeft U ook een suggestie voor Toplandschappen, mail: st.topos@wur.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!