De betekenis van schoonheid - Topos
De betekenis van schoonheid - Topos
De betekenis van schoonheid - Topos
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Jaargang 14<br />
Nummer 1<br />
2004<br />
7 euro<br />
TOPOS<br />
Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />
Schoonheid<br />
Planologen moeten twisten over <strong>schoonheid</strong><br />
<strong>De</strong> kunst <strong>van</strong> het ontwerpen<br />
Welstandsbeleid op de schop<br />
Mooiland:<br />
een begrijpelijke en herbergzame wereld
Thema Redactioneel<br />
In mijn eerste jaar werd er ter inleiding <strong>van</strong> de studierichting<br />
landschapsarchitectuur een practicum gegeven<br />
waarbij iedereen een sportpark moest ontwerpen. Na een<br />
aantal weken fanatiek knutselen had ik naar eigen zeggen<br />
een prachtige maquette gemaakt. Ik gaf vol overgave een<br />
presentatie en de docenten knikten instemmend bij het<br />
horen <strong>van</strong> mijn relaas. Tot op het moment dat ik het woord<br />
‘mooi’ liet vallen. “Mooi?, mooi?” bulderde docent Dieter<br />
Boland, “Hoe weet jij nou wat mooi is?”. Met het schaamrood<br />
op m’n kaken en prikkende tranen luisterde ik naar<br />
de preek <strong>van</strong> Boland over het al dan niet mooi zijn <strong>van</strong> ontwerpen<br />
en dat ik dat als eerstejaars absoluut nog niet kon<br />
weten. Sindsdien gebruik ik het woord mooi niet meer in<br />
m’n presentaties, maar de vragen ‘Wat is mooi?’ en<br />
‘Bestaat <strong>schoonheid</strong>?’ zijn door m’n hoofd blijven spoken.<br />
Dit nummer gaat over <strong>schoonheid</strong>. <strong>De</strong> redactie heeft getracht<br />
de veelzijdigheid <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> zo goed mogelijk<br />
te belichten.<br />
Schoonheid wordt al snel geassocieerd met kunst en ontwerpen.<br />
Hoe kunst en het ontwerpen bijdragen aan het<br />
welslagen <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> het landschap wordt uiteen<br />
gezet door Michel Lafaille, Lucien den Arend en Liesbeth<br />
Melis. Lafaille ziet kunst als een opstap voor de tuin- en<br />
landschaparchitectuur om tot grotere <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> ontwerpen<br />
te komen. <strong>De</strong>n Arend verwoordt de voordelen <strong>van</strong><br />
LandArt door het niet werken met een programma.<br />
Hierdoor komen ontwerpen beter tot hun recht en bevordert<br />
wellicht de <strong>schoonheid</strong> er<strong>van</strong>. Melis daarentegen trekt in<br />
twijfel of kunst weliets toevoegt aan de openbare ruimte.<br />
Niet alleen de uiterlijke <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> het ontwerp is <strong>van</strong><br />
belang. Hoe het product verkocht wordt is evenzo belangrijk.<br />
<strong>De</strong> ethiek <strong>van</strong> esthetisch ontwerpen wordt door Kristof <strong>van</strong><br />
Assche uiteengezet. Hij houdt een pleidooi voor matigheid,<br />
helderheid, het argument en de gebruiker. Maar zegt daarbij<br />
dat de visuele verleiding <strong>van</strong> ontwerpen wel degelijk <strong>van</strong><br />
belang is.<br />
Welke rol heeft planologie in dit thema? Mark Hendriks<br />
vindt op zijn zoektocht naar de relatie tussen <strong>schoonheid</strong><br />
en planologie meerdere aanknopingspunten. Len de Klerk<br />
benadrukt dat planologen juist wel over <strong>schoonheid</strong> moet<br />
twisten. Leren <strong>van</strong> esthetiek speelt hierin een belangrijke<br />
rol. Agnes <strong>van</strong> den Berg laat tenslotte zien dat mensen uiteindelijk<br />
allemaal dezelfde voorkeur hebben voor bepaalde<br />
landschappen.<br />
Veel aspecten <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> komen aan bod. Waarschijnlijk<br />
dekt het nog niet de gehele lading. Maar wellicht<br />
wordt er een tipje <strong>van</strong> de sluier opgelicht <strong>van</strong> het prangende<br />
vraagstuk over wat <strong>schoonheid</strong> in ons vak precies is.<br />
Fotografie omslag: Henk <strong>van</strong> Aggelen<br />
2<br />
TOPOS / 01 / 2004<br />
<strong>De</strong> redactie wenst onze lezers nog een goed 2004. Op 1<br />
januari zijn er voor ons blad een aantal dingen veranderd.<br />
TOPOS is <strong>van</strong>af dit jaar onderdeel <strong>van</strong> Genius Loci, studievereniging<br />
<strong>van</strong> de opleiding Landschap, Planning en<br />
Ontwerp. In ons laatste nummer <strong>van</strong> 2003 hebben we dat<br />
al aangekondigd, in dit nummer kunt u zien dat het onder<br />
andere een uitgave op mooier papier heeft opgeleverd.<br />
Ook 2004 gaat weer drie nummers brengen. Dit nummer<br />
bijt de spits af, in de zomer gevolgd door ‘Sloop’ en in het<br />
najaar door ‘Bouw’. Met deze laatste nummers willen we<br />
inspelen op het actuele thema <strong>van</strong> de transformatie.<br />
Inhakend hierop organiseert TOPOS in samenwerking met<br />
de Buitelhucht (commissie <strong>van</strong> Genius Loci) op 28 april<br />
rondetafelgesprekken. <strong>De</strong> aankondiging <strong>van</strong> deze rondetafelgesprekken<br />
vindt u in de rubriek ‘TAPAS’ op pagina 54.<br />
Naast de thema’s die uitgewerkt zullen worden, zijn dit jaar<br />
steeds meer rubrieken een structureel onderdeel <strong>van</strong> de<br />
inhoud. Rubrieken als ‘Topnieuws’ en ‘Vakgeroep’ die vorig<br />
jaar zijn geïntroduceerd, keren voortaan ieder nummer terug.<br />
Dit jaar zal de redactie ook weer proberen om samenwerking<br />
met derden te zoeken. Een recent voorbeeld hier<strong>van</strong><br />
is de plaatsing <strong>van</strong> het artikel <strong>van</strong> Klaas Kerkstra uit<br />
‘Na de landbouw’ in Blauwe Kamer (nummer 1-2004) en<br />
in het tweede nummer <strong>van</strong> dit jaar een uitgave met het<br />
thema ‘Onderwijs’ waarin de beste afstudeervakken landschapsarchitectuur<br />
<strong>van</strong> Wageningen Universiteit 2002-<br />
2003 zijn gepubliceerd.<br />
Door op deze manier publiciteit te zoeken, proberen we de<br />
banden met de vakwereld verder aan te halen. <strong>De</strong> student,<br />
de universiteit en de vakwereld zullen ook dit jaar met een<br />
zorgvuldig afgewogen inhoud op hun wenken worden bediend.<br />
We hopen dat TOPOS u ook dit jaar kan inspireren.<br />
Veel leesplezier!
02 TOPOS Thema<br />
Schoonheid<br />
06 Over smaak valt te twisten<br />
<strong>De</strong> opkomst <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> in de planologie<br />
10 <strong>De</strong> charme <strong>van</strong> de sa<strong>van</strong>ne<br />
Onderzoek naar landschapsvoorkeuren<br />
12 Beeldende kunst laat geen <strong>van</strong>zelfsprekende verwachtingen toe<br />
16 <strong>De</strong> queeste naar <strong>schoonheid</strong><br />
Waarover niet gesproken wordt…<br />
19 <strong>De</strong> brede interpretatie <strong>van</strong> Land art<br />
Kunst en het landschap verweven<br />
22 Visuele verleiding<br />
Over ethiek en esthetiek in het ontwerp<br />
26 <strong>De</strong> <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />
Ruimtelijke planning en het <strong>schoonheid</strong>sbegrip<br />
39 Welstand in beweging<br />
Het nieuwe welstandsbeleid nader bekeken<br />
42 <strong>De</strong> welstandsnota als experiment<br />
45 God zij dank<br />
Column Willem den Ouden<br />
46 Essay<br />
Mooiland<br />
Naar een begrijpelijke en herbergzame wereld<br />
Rubrieken<br />
04 TOPnieuws<br />
21 Column Paul Roncken<br />
29 Dat vind ik nou mooi!<br />
30 Afstudeervakken<br />
30 Genius Fluvii<br />
Hoe ontwerp je met stromen?<br />
32 Amsterdamse School in tuinarchitectuur<br />
36 <strong>De</strong> ronde der beleving<br />
Beleving in de ruimtelijke planvorming<br />
49 Boeken<br />
53 Vakgeroep<br />
54 TAPAS<br />
Inhoud<br />
06<br />
16<br />
19<br />
30<br />
42<br />
TOPOS / 01 / 2004 3
TOPNIEUWS<br />
Mark Hendriks<br />
Nog te verschijnen Nota Ruimte<br />
zorgt voor opschudding<br />
<strong>De</strong> nieuwe Nota Ruimte, die waarschijnlijk<br />
in maart zal verschijnen,<br />
heeft al voor aardig wat opschudding<br />
gezorgd. In uitgelekte conceptversies<br />
komt naar voren dat diverse waardevolle<br />
landschappen genomineerd zijn<br />
voor woningbouw en dat inspraakmogelijkheden<br />
nauwelijks aanwezig<br />
zijn.<br />
Opvallend zijn de plannen <strong>van</strong> minister<br />
<strong>De</strong>kker om bouwen in het Groene<br />
Hart steeds meer toe te staan. In de<br />
nota legt zij een grote verantwoordelijkheid<br />
bij provincies en gemeenten.<br />
Critici zijn bang dat ‘alle remmen los<br />
gaan’ en natuurgebieden en<br />
karakteristieke landschappen worden<br />
aangetast door de grote bouwbehoefte.<br />
Gekscherend wordt er gesproken<br />
over het nut <strong>van</strong> de HSL tunnel.<br />
Miljoenen heeft het gekost om over een<br />
lengte <strong>van</strong> 7 kilometer de HSL lijn<br />
ondergronds te brengen, zodat het<br />
bovengrondse polderlandschap<br />
gespaard wordt. Nu is men bang dat<br />
de Nota Ruimte bouwen boven deze<br />
tunnel gewoon toestaat. Naast het<br />
Groene Hart worden ook de Friese<br />
Meren, de Veluwe en de omgeving<br />
<strong>van</strong> Valkenburg genoemd als potentiele<br />
bouwlocaties.<br />
<strong>De</strong> opvolger <strong>van</strong> de omstreden Vijfde<br />
Nota heeft tevens de woede gewekt<br />
<strong>van</strong> diverse natuur- en milieuorganisaties.<br />
<strong>De</strong>ze vinden dat zij en andere<br />
maatschappelijke organisaties en<br />
burgers buitenspel worden gezet in<br />
de discussie omtrent de Nota<br />
Ruimte. Minister <strong>De</strong>kker vindt dat<br />
burgers en organisaties hun wensen<br />
al hebben kunnen ventileren tijdens<br />
de inspraakprocedure <strong>van</strong> de Vijfde<br />
Nota.<br />
4 TOPOS / 01 / 2004<br />
Files in 2003 toegenomen<br />
Het aantal kilometer file op de snelwegen<br />
is in 2003 met 5,7 procent<br />
toegenomen ten opzichte <strong>van</strong> 2002.<br />
Dit blijkt uit de gegevens <strong>van</strong> de<br />
Verkeersinformatiedienst (VID) in<br />
Amsterdam. Van de 8760 uur die 2003<br />
telde, stond er 4495 uur file ergens in<br />
Nederland. <strong>De</strong> gemiddelde filelengte<br />
was 4 kilometer.<br />
<strong>De</strong> VID schrijft deze toename toe aan<br />
de extreme weeromstandigheden en<br />
de vele werkzaamheden. In het begin<br />
<strong>van</strong> 2003 zorgde veel neerslag voor<br />
extra lange filetijden en het mooie<br />
zomerweer zorgde voor veel recreatieverkeer<br />
op de weg. Maar lieft 6,2<br />
procent <strong>van</strong> de files (in 2002 was dat<br />
nog 5,5 procent) werd veroorzaakt<br />
door wegwerkzaamheden.<br />
In de file-hitparade is de A2 bij Everdingen<br />
richting Utrecht <strong>van</strong> de eerste<br />
plaats verdrongen door hetzelfde<br />
punt, maar dan richting <strong>De</strong>n Bosch.<br />
Haarlem-Zuid in de richting <strong>van</strong><br />
Amstelveen staat op de derde plaats.<br />
Wageningen wil weer gaan<br />
bouwen<br />
<strong>De</strong> komende jaren zullen in<br />
Wageningen acht- tot twaalfhonderd<br />
woningen verrijzen. Dit is tamelijk<br />
uniek, omdat de afgelopen jaren de<br />
woningbouw in de stad nagenoeg<br />
heeft stilgelegen. Het stadsbestuur<br />
denkt met een actievere aanpak de<br />
bouwstroom weer op gang te<br />
brengen.<br />
Dit jaar zal op verschillende locaties<br />
begonnen worden met het realiseren<br />
<strong>van</strong> voornamelijk koopwoningen. <strong>De</strong><br />
grootste locaties zijn Rustenburg<br />
(130), Noordwest (72), Haagsteeg<br />
(50) en Boomgaarden (48).<br />
Daarnaast zijn er nog tal <strong>van</strong> kleinere<br />
locaties en is de gemeente met ontwikkelaars<br />
in onderhandeling over<br />
vijftien potentiele locaties, zoals<br />
Pantarijn, Diedenoort en de mouterij<br />
<strong>van</strong> Bavaria.<br />
Het principe <strong>van</strong> inbreiding is leidend,<br />
maar de gemeente heeft al wel een<br />
uitbreidingslocatie voor handen:<br />
Wageningen-West aan de Lawickse<br />
Allee. Als zich op een <strong>van</strong> de inbreidingslocaties<br />
knelpunten voordoen,<br />
zal er in West aan de slag worden<br />
gegaan.<br />
<strong>De</strong>ze locatie is eveneens onderdeel<br />
<strong>van</strong> een om<strong>van</strong>grijk plan <strong>van</strong> de<br />
gemeenten Ede, Veenendaal, Rhenen<br />
en Wageningen om 30.000 extra<br />
woningen te bouwen in de Gelderse<br />
Vallei. <strong>De</strong> vier gemeenten presenteerden<br />
onlangs hun plannen in de<br />
regionale structuurvisie WERV aan<br />
de provincies Gelderland en Utrecht.<br />
Andere mogelijke nieuwbouwlocaties<br />
in deze visie zijn langs de Dreeslaan<br />
tussen Ede en Wageningen en langs<br />
dezelfde weg tussen Bennekom en<br />
Wageningen-Noord.<br />
Een belangrijke rol in het WERV is<br />
weggelegd voor het kennislandgoed<br />
WUR. <strong>De</strong>ze kennisintensieve schil<br />
moet in het noorden en westen <strong>van</strong><br />
de stad als overgang dienen tussen<br />
het Binnenveld en de bebouwde<br />
omgeving.
Wil de laatste boer het licht<br />
uitdoen?<br />
Dat het veenweidelandschap behouden<br />
moet blijven, staat vast. Maar de<br />
manier waarop nog niet. Dit is de<br />
belangrijkste conclusie die getrokken<br />
kon worden na het debat ‘Wil de<br />
laatste boer het licht uitdoen, deel 2’,<br />
dat door het tijdschrift Landwerk,<br />
Alterra en Hogeschool Larenstein op<br />
15 januari werd georganiseerd. Dit<br />
debat was het vervolg op een debat<br />
op 30 oktober vorig jaar, dat was georganiseerd<br />
naar aanleiding <strong>van</strong> de<br />
‘schokkende’ conclusies <strong>van</strong> Pieter<br />
Vereijken en Herman Agricola dat de<br />
boer binnen 10 jaar is verdwenen. In<br />
dit tweede debat werd ingezoomd op<br />
het veenweidegebied en de melkveehouderij.<br />
Vereijken was op 15 januari opnieuw<br />
present om zijn onderzoek toe te<br />
lichten. Hij blijft erbij dat de Nederlandse<br />
boer in een Europa zonder<br />
grenzen en de voortwoekerende<br />
prijzenslag niet kan overleven.<br />
Volgens hem moet ze of vertrekken<br />
naar het buitenland of blijven en zich<br />
richten op andere activiteiten. WLTOvoorzitter<br />
Jan Heijkoop ziet dat heel<br />
anders. Volgens hem blijft de boer,<br />
omdat de stad dat wil. “Stedelingen<br />
en boeren moeten afspraken over het<br />
beheer, gebruik en financiering <strong>van</strong><br />
het landelijk gebied.” Vereijken en Fer<br />
Felder <strong>van</strong> AM Wonen zien andere<br />
manieren om het landelijke karakter<br />
te behouden en financieren. Felder<br />
pleit voor het bouwen <strong>van</strong> meer<br />
‘Wassenaartjes’. “Mensen willen dat<br />
graag en het brengt geld in het laatje.”<br />
Team CS aan de slag met<br />
ontwerp Rotterdam CS<br />
Team CS, een combinatie <strong>van</strong><br />
Benthem Crouwel Architecten BV,<br />
Meyer en Van Schooten Architecten<br />
BV en West 8 landscape architects<br />
and urban design, is door Selectie<br />
Architect Rotterdam Centraal voorgedragen<br />
om het nieuwe treinstation<br />
<strong>van</strong> Rotterdam en haar omgeving<br />
vorm te geven.<br />
Team CS is gekozen uit 48 kandidaten.<br />
<strong>De</strong> visie <strong>van</strong> Team CS op het stationsgebouw<br />
als nieuw vervoersknooppunt<br />
en economische toplocatie, ruimtelijk<br />
ingepast in de omgeving, sprak de<br />
selectiecommissie sterk aan. Team<br />
CS is hierom door opdrachtgever<br />
Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam<br />
gevraagd een voorlopig ontwerp te<br />
maken.<br />
Stationsgebied moet Rotterdam een nieuwe<br />
impuls geven<br />
E-work vermindert files en<br />
ruimtebeslag<br />
Volgens de empirische studie ‘ICT,<br />
ruimte en mobiliteit’, uitgevoerd door<br />
MuConsult B.V. in opdracht <strong>van</strong> de<br />
Adviesdienst Verkeer en Vervoer, de<br />
ministeries <strong>van</strong> EZ, V en W en VROM<br />
en het Ruimtelijk Planbureau, leidt ework<br />
tot een netto vermindering <strong>van</strong><br />
het ruimtebeslag voor wonen en<br />
werken. E-work, elke vorm <strong>van</strong> werk<br />
dat op afstand <strong>van</strong> een bedrijfsvestiging<br />
wordt uitgevoerd, leidt namelijk<br />
niet tot een behoefte aan extra<br />
kamers thuis, maar het geeft bedrijven<br />
wel de kans op kantoorruimte te besparen.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> drie thema’s<br />
- ‘e-work’, ‘business to consumer<br />
(B2C) e-commerce’ en ‘business to<br />
business (B2B) e-commerce’- zijn de<br />
belangrijkste vragen <strong>van</strong> de betrokken<br />
departementen gedefinieerd en<br />
beantwoord. Onder andere de ruimtelijke<br />
spreiding <strong>van</strong> zowel e-workers<br />
als bedrijven is onderzocht. Zo bevinden<br />
zich meer e-workers in de<br />
Randstad en wonen ze voornamelijk<br />
in de stadscentra of in de buurt <strong>van</strong><br />
stations. Bedrijven met e-workers in<br />
dienst komen juist relatief meer voor<br />
in dorpse en groenstedelijke gebieden<br />
in de provincies Noord-<br />
Brabant, Gelderland en Utrecht.<br />
Daarnaast zijn ook zij vaak dicht in de<br />
buurt <strong>van</strong> het station gevestigd.<br />
E-work leidt ook tot een betere spreiding<br />
<strong>van</strong> (auto)verplaatsingen over de<br />
dag. Hierdoor kan e-work bijdragen<br />
aan een afname <strong>van</strong> files of althans<br />
een verkorting daar<strong>van</strong>. B2C en B2B<br />
e-commerce en e-shopping kunnen<br />
in tegenstelling tot de positieve effecten<br />
<strong>van</strong> e-work tot een verkeerstoename<br />
leiden. Het netto-effect <strong>van</strong><br />
ICT op de vervoersbehoefte <strong>van</strong><br />
werken, handel en consumptie hangt<br />
uiteindelijk af <strong>van</strong> welk effect sterker<br />
is: de verkeersafname door e-work of<br />
de verkeerstoename door e-shopping<br />
en B2C en B2B e-commerce.<br />
Bart Wubben Redacteur TOPOS<br />
TOPOS / 01 / 2004 5
Over smaak valt te twisten<br />
<strong>De</strong> opkomst <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> in de planologie<br />
Schoonheid wordt in veel<br />
disciplines als het hoogst<br />
haalbare gezien. Maar hoe<br />
zit dat in de ruimtelijke<br />
ordening en dan met name<br />
de planologie? Dit zijn disciplines<br />
die meer op methodische<br />
programma’s lijken<br />
te rusten en waar het begrip<br />
<strong>schoonheid</strong> niet tussen<br />
lijkt te passen.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> een historische<br />
beschouwing geeft<br />
professor Len de Klerk een<br />
pleidooi waarom <strong>schoonheid</strong><br />
juist wel een plek moet<br />
krijgen in de Nederlandse<br />
ruimtelijke ordening.<br />
Len de Klerk<br />
Hoogleraar Algemene Planologie<br />
Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam<br />
l.a.deKlerk@uva.nl<br />
6 TOPOS / 01 / 2004<br />
Wie alles heeft gaat <strong>schoonheid</strong> zoeken en<br />
begint over smaak te twisten. <strong>De</strong> “Volksbeweging<br />
tegen de Lelijkheid” heeft vorig<br />
jaar een manifest uitgegeven waarin wordt<br />
gepleit voor esthetica als grondbeginsel<br />
<strong>van</strong> de ruimtelijke ordening. <strong>De</strong> Volksbeweging<br />
klaagt dat het functionele tot in<br />
de haarvaten <strong>van</strong> ons gedrag is terug te<br />
vinden. Bij gebrek aan gemeenschappelijke<br />
sociale beginselen valt dit leven ‘alleen in<br />
het esthetische nog <strong>van</strong> <strong>betekenis</strong> te voorzien’<br />
(Hogerhuis & Van Oorschot, 2002).<br />
<strong>De</strong>ze postmoderne boodschap is al ouder<br />
en werd onder meer verkondigd door<br />
Kees Vuyk in <strong>De</strong> esthetisering <strong>van</strong> het wereldbeeld<br />
(1992). Daarin betoogt hij dat kwaliteitsoordelen<br />
over smaak, vormgeving en<br />
<strong>schoonheid</strong> de plaats hebben ingenomen<br />
<strong>van</strong> weggevallen collectieve maatschappijvisies<br />
en wetenschappelijk objectiveerbare<br />
programma’s.<br />
Volgens de Volkskrant <strong>van</strong> 20 oktober<br />
2003 beweert Virginia Postrel in The<br />
Substance of Style dat wij leven in het<br />
Tijdperk <strong>van</strong> de Esthetiek. Alles en<br />
iedereen is uit op <strong>schoonheid</strong> en stijl.<br />
Persoonlijke <strong>schoonheid</strong> komt uit potjes<br />
en onder het mes <strong>van</strong> de chirurg <strong>van</strong>daan.<br />
Ons wooninterieur wordt gestileerd.<br />
Het is zinloos dat aan de kaak te<br />
stellen. Is dit geldverspilling aan nutteloze<br />
zaken? Nee hoor. Stijl is expressie: I like<br />
that = I am like that (Postrel). Signalen<br />
uitzenden door in merkshirt X te lopen,<br />
tekent het zoeken naar verwante zielen.<br />
Critici zijn volgens Postrel gefrustreerd,<br />
omdat er niet één nieuwe, alom geldige<br />
stijl is, maar een constante dynamiek <strong>van</strong><br />
mengvormen, waarbinnen iedereen eigen<br />
keuzes maakt. Vluchtigheid is troef en<br />
daar krijgt de criticus geen vat op. <strong>De</strong><br />
wetenschapper evenmin, want die wordt<br />
voorbereid om structurele veranderingen<br />
te analyseren, geen structuurloze. Een<br />
aardig uitgangspunt voor een beschouwing<br />
over planologie en <strong>schoonheid</strong>.<br />
Planologie volgt eigen pad<br />
Schoonheid is opwindend. Traditioneel<br />
vertegenwoordigt zij het hoogste ideaal<br />
in de kunst. Schoonheid treft de ziel en<br />
doet verlangen naar het hoogste in de<br />
mens. ‘<strong>De</strong> hoge maatschappelijke positie<br />
<strong>van</strong> de kunst is aan die eigenschap te<br />
danken: door haar <strong>schoonheid</strong> verheft<br />
ze de samenleving’, schreef Auke <strong>van</strong><br />
der Woud (1997). Als wetenschap heeft<br />
de planologie weinig voeling met <strong>schoonheid</strong>.<br />
Als beoordelingscriterium en onderzoeksthema<br />
speelt <strong>schoonheid</strong> nauwelijks<br />
een rol. <strong>De</strong> wetenschappelijke planologie<br />
is geïnteresseerd in betrekkelijk saaie<br />
thema’s zoals planningprocessen, instrumentering,<br />
actoren, instituties, besturing,<br />
agendavorming. Een meer geografisch<br />
geïnspireerd thema, zoals ruimtelijke<br />
concepten, blijft met moeite de aandacht<br />
<strong>van</strong>gen, zo lijkt het.<br />
<strong>De</strong>ze ontwikkeling contrasteert met<br />
<strong>schoonheid</strong> als doel <strong>van</strong> ruimtelijke ordening,<br />
die na 1990 grote terreinwinst<br />
boekte op de programmering op basis<br />
<strong>van</strong> wetenschappelijke methodes. Een<br />
plan is een zoekinstrument geworden om<br />
ruimtelijke mogelijkheden te verkennen.<br />
Zodra het serieus wordt, spetteren de<br />
glossy ontwerpen <strong>van</strong> het papier en wordt<br />
<strong>schoonheid</strong> een belangrijk keuzecriterium,<br />
verpakt als kwaliteit.<br />
Als wrede heerseres over de ontwikkelingen<br />
beschikte de geschiedenis tot de<br />
volgende samenloop: op het moment<br />
dat de planologie zich loswrikte <strong>van</strong> de<br />
stedenbouw, ontworstelde de stedenbouw<br />
zich aan de esthetiek als doel <strong>van</strong><br />
het ontwerp. Joël Meijer de Casseres<br />
(1902-1990), constructeur <strong>van</strong> het begrip<br />
planologie, was nog als architect opgeleid.<br />
Hij ontwikkelde zich als regional planner<br />
in de geest <strong>van</strong> Geddes en Abercrombie.<br />
“<strong>De</strong> stedenbouw”, schreef hij in 1926,<br />
“is een door en door sociaal werk dat<br />
grondt op drie uiterst belangrijke sociale<br />
verschijnselen: de bevolkingsbeweging,<br />
de sociale verhoudingen en de economische<br />
toestanden.” In zijn boek<br />
Stedebouw (1926) verklaarde hij de sociologie<br />
als ‘wetenschap der samenleving’<br />
tot basis <strong>van</strong> de ruimtelijke planvorming.<br />
Vorm volgt functie<br />
In de tijd <strong>van</strong> Berlage omstreeks 1930,<br />
die zocht naar een harmonieus en monumentaal<br />
stadsbeeld, riepen moderne
architecten en stedenbouwkundigen om<br />
het hardst dat ze dat juist niet zochten.<br />
Ze wilden de stedelijke werkelijkheid<br />
ontleden zoals een chemicus de stoffen.<br />
Ze analyseerden de ruimtelijke basisbehoeften<br />
<strong>van</strong> de stedeling en vingen die in<br />
statistieken en vooruitberekeningen.<br />
<strong>De</strong>ze werden vervolgens omgezet naar<br />
de kleinste ruimtelijke cellen (woningen,<br />
bedrijfseenheden) en de infrastructuur<br />
en uitgelijnd op plattegronden. <strong>De</strong> vorm<br />
zou voortaan de functie volgen. Zo ontstond<br />
onze naoorlogse stad. Toch stak<br />
er schijn in de ontkenning <strong>van</strong> het esthetische.<br />
Natuurlijk waren ‘mooi’ of ‘lelijk’,<br />
‘interessant’ of ‘saai’ geen objectiveerbare<br />
criteria, maar de stedenbouwer was wel<br />
degelijk bezig met ‘plastische ruimtelijkheid’.<br />
Dat ‘plastische stadsbeeld’ was rond<br />
1970 ontstaan in nieuwe stadsdelen zoals<br />
Ommoord (Rotterdam) en de Bijlmermeer<br />
(Amsterdam).<br />
<strong>De</strong>ze aanpak <strong>van</strong> esthetiek ging terug tot<br />
de oorsprong <strong>van</strong> het modernisme, de<br />
losmaking <strong>van</strong> het beeld <strong>van</strong> de werkelijkheid.<br />
Het impressionisme was de eerste<br />
beweging waarin de waarnemer subjectief<br />
de waargenomen werkelijkheid interpreteerde.<br />
<strong>De</strong> volgende stap werd gezet door<br />
Picasso en Braque die het Kubisme ontwikkelden<br />
(1909) waarin de werkelijkheid<br />
tot primaire beelden en kleuren werd gereduceerd.<br />
Wonderlijk snel pikte Mondriaan<br />
dit op en ontwikkelde de Nederlandse<br />
bijdrage aan de moderne kunst,<br />
<strong>De</strong> Stijl. Hij wilde niet meer de werkelijkheid<br />
afbeelden, maar een <strong>van</strong> natuur afgeleide<br />
<strong>schoonheid</strong>. Een paar jaar later schilderde<br />
hij louter geometrische vlakken en<br />
lijnen in heldere kleuren. <strong>De</strong>ze composities<br />
verwijzen niet meer naar een realiteit,<br />
maar naar zichzelf. Het spel <strong>van</strong> lijnen en<br />
vlakken moest volgens hem bij de toeschouwer<br />
een gevoel <strong>van</strong> harmonie teweegbrengen.<br />
Daarmee werd de beeldende<br />
kunst onderdeel <strong>van</strong> de filosofie.<br />
Zonder theorie geen nieuwe stroming,<br />
schreef Tom Wolfe in zijn satirische verhandeling<br />
Het geschilderde woord; <strong>van</strong> Bauhaus<br />
tot ons huis (1981).<br />
<strong>De</strong> architectuur volgde. Gerrit Rietveld<br />
Het plasticisme dat Piet Mondriaan tussen 1914 en 1920 ontwikkelde: expressie <strong>van</strong> modernisme.<br />
ontwierp met het Schröder-huis aan de<br />
Prins Hendriklaan (nr. 50) in Utrecht<br />
meteen een nooit meer geëvenaard hoogtepunt<br />
(1919). Het huis is <strong>van</strong>uit het<br />
gebruik (de functies) <strong>van</strong> binnen naar buiten<br />
ontworpen. Exterieur en interieur vormen<br />
een volmaakt geheel <strong>van</strong> ruimtelijkheid.<br />
<strong>De</strong> buitenmuren lijken te zweven in de<br />
ruimte, de balkons lijken te zweven, ramen<br />
lopen door in de hoeken. Maar nu<br />
doe ik Mies <strong>van</strong> de Rohe, Frank Lloyd<br />
Wright en anderen tekort. In Van de<br />
Rohe’s paviljoen voor de Wereldtentoonstelling<br />
<strong>van</strong> Barcelona (1929) houd ik mijn<br />
adem in door de zeldzame ruimtelijkheid<br />
die het uitstraalt. <strong>De</strong> huizen <strong>van</strong> Wright<br />
in Chicago of nabij Pittsburgh zijn hoogtepunten<br />
<strong>van</strong> architectonische <strong>schoonheid</strong>.<br />
<strong>De</strong> relatie tussen <strong>schoonheid</strong> en architectuur<br />
loopt over de duurzaamheid <strong>van</strong> de<br />
constructie, de functionaliteit <strong>van</strong> het<br />
ontwerp (de plattegrond) en de <strong>schoonheid</strong><br />
als harmonieus en zinvol eindresultaat.<br />
<strong>De</strong>ze drie klassieke hoofdbeginselen beschreef<br />
Vitruvius in <strong>De</strong> Architectura uit<br />
25 vC. Na 1995 doken ze op in stukken<br />
<strong>van</strong> de toenmalige Rijksplanologische<br />
Dienst ter voorbereiding <strong>van</strong> de Vijfde<br />
Nota als toekomstwaarde, gebruikswaarde<br />
en esthetische waarde.<br />
Planologie volgt proceskunde<br />
Na verlies <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> als object<br />
rond 1930, raakte de planologie na 1970<br />
ook nog eens <strong>van</strong> haar ruimtelijk object<br />
verwijderd. Ze verzeilde in het land <strong>van</strong><br />
TOPOS / 01 / 2004 7
de planningsleer die universele toepassing<br />
claimde. Of het nu een nieuw<br />
stadsdeel, een onderwijsplan of gezondheidszorg<br />
betrof, de planning er<strong>van</strong> zou<br />
steeds moeten gehoorzamen naar dezelfde<br />
regels <strong>van</strong> rationaliteit en later interactiviteit.<br />
Met het management ging het dezelfde<br />
kant op. In 1988 was mijn nieuwe<br />
directeur ruimtelijke ordening <strong>van</strong> opleiding<br />
slavist, in een eerdere functie ziekenhuismanager<br />
en erna ging hij een mediaconcern<br />
leiden. Op zeker abstractieniveau<br />
is het allemaal een kwestie <strong>van</strong> strategie,<br />
doelen, middelen en geïnspireerde medewerkers.<br />
Wat in de wetenschappelijke planologie<br />
uit het zicht verdween, was studie op de<br />
vraag wat nou een goed plan is, was of<br />
zal zijn. Thema’s <strong>van</strong> goed en slecht, mooi<br />
en lelijk werden buiten de wetenschap om<br />
behandeld in eindeloze spraakverwarringen.<br />
Dit werd interactieve planning genoemd.<br />
Met name door zogenaamde<br />
deskundigen, die een luisterend oor leken<br />
te hebben voor opvattingen <strong>van</strong> burgers,<br />
maar hier totaal niks mee deden. Het is<br />
één <strong>van</strong> de donkere perioden <strong>van</strong> het vak<br />
geworden, die veel droevige kwaliteit,<br />
zoals de vele stadsvernieuwingswijken,<br />
heeft opgeleverd.<br />
Na 1995 keerde de koppeling tussen planologie<br />
en het ruimtelijke object weer<br />
terug. Ondertussen waren steeds meer<br />
planologen in de traditie <strong>van</strong> de sociale<br />
wetenschappen opgeleid. Daarin wordt<br />
aan de fysieke ruimte geen zelfstandige<br />
<strong>betekenis</strong> toegekend, maar is ingerichte<br />
of geordende ruimte één <strong>van</strong> de vele resultaten<br />
<strong>van</strong> sociaal handelen. Geografen<br />
bestuderen de ruimte niet alleen als neerslag<br />
<strong>van</strong> sociaal handelen, maar ook de<br />
weerslag er<strong>van</strong> op dat handelen.<br />
Stedenbouwkundigen en planologen<br />
bestuderen ingerichte ruimte ook als zelfstandig<br />
object dat luistert naar regels en<br />
opvattingen over inrichting en vormgeving.<br />
<strong>De</strong> ingerichte en geordende ruimte<br />
heeft immers een uitzonderlijk lange<br />
levensduur. Daarmee staat naar mijn opvatting<br />
het ruimtelijk plan als ontwerp<br />
<strong>van</strong> een wenselijke toekomst in het hart<br />
<strong>van</strong> de planologie.<br />
8 TOPOS / 01 / 2004<br />
<strong>De</strong> wijk Brandevoort <strong>van</strong> Leon Krier met op de achtergrond het Plan-Berlage voor Amsterdam-<br />
Zuid <strong>van</strong> 1904. In Brandevoort wordt veel geciteerd uit het Plan-Berlage. Beide plannen zijn<br />
geinspireerd door het streven naar een schilderachtig stadsbeeld.<br />
Vitruviaans gebod<br />
Terug naar het actuele pleidooi om het<br />
esthetische een substantiële rol te bezorgen<br />
in de ruimtelijke ordening. Vorm<br />
volgt functie lijkt in zijn tegendeel omgeslagen.<br />
Na 1990 beleefde de uit de architectuur<br />
voortgekomen blauwdrukplanning<br />
op projectniveau een ware zegetocht.<br />
In de ruimtelijke ordening is kwaliteit<br />
het gesprek <strong>van</strong> de dag geworden.<br />
‘Kwaliteit’ is de abstractie <strong>van</strong> mooi,<br />
duurzaam, interessant, bruikbaar, kortom,<br />
wat ik zou willen noemen het Vitruviaans<br />
gebod. Beeldvorming en ontwerpend<br />
onderzoeken zijn standaardpraktijken<br />
geworden in een wereld waarin<br />
het woord in toenemende mate wordt<br />
afgetroefd door het beeld. Lang was vorm<br />
in de architectuurleer <strong>betekenis</strong>loos. Tot<br />
in de 19 e eeuw was vorm een middel om<br />
een opvatting uit te drukken. <strong>De</strong> hoofdvraag<br />
was niet die naar de functie <strong>van</strong><br />
<strong>schoonheid</strong>, maar naar de ‘regels’ om die<br />
te scheppen (Van der Woud, 1997).<br />
Er resten mij twee conclusies. Over smaak<br />
moet getwist worden en smaak moet<br />
worden ontwikkeld door studie, oefening<br />
en ervaring. <strong>De</strong> planoloog moet weten<br />
dat architectuur niet over versiering gaat,<br />
maar over verhoudingen en volumes,<br />
over symmetrie als middel tot harmonie.<br />
Over symmetrie valt niet te twisten: die<br />
is er of niet. Waardering <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />
vereist opvoeding en opleiding. Net als<br />
de geschiedenis <strong>van</strong> het vak, is het onderdeel<br />
<strong>van</strong> de culturele baggage <strong>van</strong> de planoloog,<br />
dat in het algemeen zwak is ontwikkeld.<br />
Schoonheid leren genieten is<br />
doordringen in de compositie <strong>van</strong> de stad,<br />
de wijk, het gebouw. Net als een schilderij<br />
<strong>van</strong> Jeroen Bosch is Opus 111, Beethovens<br />
laatste pianosonate, een meesterwerk<br />
dat zich alleen na studie openbaart.<br />
Het is een complete symfonie, slechts<br />
geëvenaard door D 960, de laatste pianosonate<br />
<strong>van</strong> Schubert. Beide verdienen<br />
grondige analyse, studie en moeten vele<br />
malen worden beluisterd tot in onderdelen<br />
met de muzieknoten op schoot.<br />
Met de ruimtelijke kwaliteit is het niet<br />
anders. Ik wil bepleiten dat iedere planoloog<br />
wordt verplicht tot het volgen <strong>van</strong><br />
lessen in ‘<strong>schoonheid</strong> als ruimtelijke kwaliteit’<br />
in de vorm <strong>van</strong> compositieleer.<br />
Vergis u niet: compositieleer is een zeer<br />
analytisch vak! Alleen op grond <strong>van</strong> kennis<br />
kan <strong>schoonheid</strong> een vooraanstaand planologisch<br />
thema worden.
Een beeld <strong>van</strong> Brandevoort: retrostijl als <strong>schoonheid</strong>, losgemaakt <strong>van</strong> tijd en plaats.<br />
Literatuur<br />
- Marty Bax (2001), ‘Introductie’, in: Mondriaan<br />
compleet, Alphen aan den Rijn: Atrium.<br />
- Hans <strong>van</strong> der Cammen & Len de Klerk (2003),<br />
Ruimtelijke ordening <strong>van</strong> grachtengordel tot<br />
Vinexwijk. Utrecht: Het Spectrum.<br />
- Jan Heeling, Han Meyer, John Westrik (2002),<br />
Het ontwerp <strong>van</strong> de stadsplattegrond. Amsterdam:<br />
SUN. Bas Heijne’(2003), ‘Weg met de wezenloosheid’,<br />
NRCHandelsblad 21-03-2003.<br />
- Michiel Hogerhuis en Martijn <strong>van</strong> Oorschot<br />
(2002), Een zoektocht naar <strong>schoonheid</strong>, (RMNO en<br />
Habiforum) Utrecht: Lemma bv.<br />
- Virginia Postrel (2003), The substance of Style.<br />
How the Rise of Aesthetics is Remaking Commerce,<br />
Culture & Consciousness. New York, Harper &<br />
Collins.<br />
- Auke <strong>van</strong> der Woud (1997), Waarheid en<br />
karakter. Het debat over de bouwkunst 1840-1900.<br />
Rotterdam: Nai.<br />
Summary<br />
Planning is science. It is only interested<br />
in instruments, processes, actors,<br />
steering, etc. This while decorating<br />
our living space is all about beauty.<br />
But in planning, beauty is compared<br />
with taste and you cannot dispute<br />
taste.<br />
But if we look at the history, beauty always<br />
played a role in designing our<br />
cities and landscapes. Berlage,<br />
Mondriaan and Rietveld are Dutch examples<br />
of that. But planning also had<br />
big social influences. It got removed<br />
from its original spatial object. With<br />
things like beauty and ugliness was<br />
dealt outside the field of planning.<br />
And this didn’t yield good plans. So it<br />
is important to make beauty an essential<br />
part of planning. Planners<br />
need to develop their taste so they<br />
can quarrel about it.<br />
TOPOS / 01 / 2004 9
<strong>De</strong> charme <strong>van</strong> de sa<strong>van</strong>ne<br />
Onderzoek naar landschapsvoorkeuren<br />
Landschapsbeleving is een<br />
ingewikkeld fenomeen, dat<br />
amper te meten valt. Toch<br />
komen uit onderzoek naar<br />
landschapsvoorkeuren<br />
resultaten naar voren, die<br />
het inzicht in dit abstracte<br />
begrip vergroten.<br />
Agnes <strong>van</strong> den Berg geeft<br />
een overzicht.<br />
Agnes <strong>van</strong> den Berg<br />
Omgevingspsycholoog Alterra<br />
agnes.<strong>van</strong>denberg@wur.nl<br />
10 TOPOS / 01 / 2004<br />
Bij het begrip ‘landschapsbeleving’<br />
denken de meeste mensen aan een rijke<br />
ervaring met talloze schakeringen <strong>van</strong><br />
gevoelens, emoties, herinneringen en<br />
associaties. <strong>De</strong>ze lekenopvatting <strong>van</strong><br />
landschapsbeleving staat in schril contrast<br />
met de manier waarop de beleving <strong>van</strong><br />
natuur en landschap in de omgevingspsychologie<br />
meestal wordt gemeten en<br />
onderzocht. Aangezien de beleving zelf,<br />
de innerlijke ervaring <strong>van</strong> het landschap,<br />
niet direct toegankelijk is voor empirisch<br />
onderzoek, zijn omgevingspsychologen<br />
genoodzaakt om de beleving af te leiden<br />
uit <strong>van</strong> buitenaf meetbare gedragingen<br />
<strong>van</strong> mensen. Vrijwel alles wat er in de<br />
omgevingspsychologie bekend is over<br />
landschapbeleving is hierop gebaseerd.<br />
Dit betekent niet dat omgevingspsychologisch<br />
onderzoek geen waardevolle<br />
inzichten oplevert. Door systematische<br />
variatie <strong>van</strong> omgevingskenmerken,<br />
persoonlijke variabelen en contextuele<br />
factoren kan ook met betrekkelijk eenvoudige,<br />
globale gedragsmaten een goed<br />
inzicht worden verkregen in een complex<br />
fenomeen zoals landschapsbeleving.<br />
Eén <strong>van</strong> de meest bestudeerde gedragsmaten<br />
is de toekenning <strong>van</strong> een globaal<br />
waardeoordeel op een kwantitatieve<br />
schaal, bijvoorbeeld een rapportcijfer op<br />
een schaal <strong>van</strong> 1 (zeer negatief) tot 7 (zeer<br />
positief). Zo’n globaal waardeoordeel<br />
wordt ook wel ‘voorkeur’ (Engels:<br />
‘preference’) genoemd. In dit artikel<br />
bespreek ik de belangrijkste bevindingen<br />
<strong>van</strong> onderzoek naar landschapsvoorkeuren<br />
aan de hand <strong>van</strong> drie thema’s: de<br />
liefde voor natuur, de voorkeur voor<br />
sa<strong>van</strong>ne-achtige landschappen en verschillen<br />
in landschapsvoorkeuren.<br />
<strong>De</strong> liefde voor natuur<br />
In de eerste voorkeursstudies, die rond<br />
1970 werden uitgevoerd, gebruikte men<br />
dia’s <strong>van</strong> natuurlijke en stedelijke omgevingen<br />
door elkaar heen. Al snel bleek<br />
dat dit geen goede aanpak was. In een<br />
beroemd pioniersonderzoek <strong>van</strong> Kaplan,<br />
Kaplan & Wendt uit 1972 naar de relatie<br />
tussen visuele complexiteit (het aantal<br />
verschillende elementen in een omgeving)<br />
en omgevingsvoorkeuren bleek dat<br />
complexiteit geen voorspellende waarde<br />
had voor de voorkeuren wanneer foto’s<br />
<strong>van</strong> natuurlijke en stedelijke omgevingen<br />
tegelijkertijd werden onderzocht. Echter<br />
wanneer beide typen omgevingen apart<br />
werden beschouwd, werd een positief<br />
verband tussen complexiteit en voorkeuren<br />
gevonden in zowel het stedelijke<br />
als het natuurlijke domein: Hoe complexer<br />
de omgeving, hoe sterker de voorkeur .<br />
Een belangrijke uitkomst <strong>van</strong> het onderzoek<br />
<strong>van</strong> Kaplan, Kaplan & Wendt<br />
(1972) was dat natuurlijke omgevingen<br />
vrijwel zonder uitzondering positiever<br />
werden beoordeeld dan de stedelijke<br />
omgevingen. Zelfs middelmatige<br />
natuurlijke landschappen worden over<br />
het algemeen nog hoger gewaardeerd<br />
dan de meest aantrekkelijke stedelijke<br />
omgevingen. In Nederland komen<br />
historische stadskernen met oude bomen<br />
en grachten, waar oorspronkelijke stratenpatronen<br />
nog zichtbaar zijn, qua voorkeur<br />
nog het dichtst in de buurt <strong>van</strong> natuurlijke<br />
omgevingen (Coeterier, 1996).<br />
In de loop der jaren is veel bewijsmateriaal<br />
verzameld voor de grote voorkeur <strong>van</strong><br />
mensen voor natuur (zie Hartig & E<strong>van</strong>s,<br />
1993, voor een overzicht). Of er nu foto’s,<br />
video’s, computersimulaties of echte omgevingen<br />
worden getoond, natuurlijke<br />
omgevingen worden gemiddeld genomen<br />
vrijwel altijd positiever beoordeeld<br />
dan stedelijke omgevingen. Onderzoek<br />
met behulp <strong>van</strong> computersimulaties laat<br />
bovendien zien dat stedelijke omgevingen<br />
met natuurlijke elementen, zoals bomen<br />
of water, hoger worden gewaardeerd<br />
dan stedelijke omgevingen zonder<br />
natuurlijke elementen. Natuurlijke omgevingen<br />
met stedelijke elementen, zoals<br />
hoogspanningslijnen, wegen, huizen of<br />
auto’s, worden juist minder positief<br />
beoordeeld dan natuurlijke omgevingen<br />
zonder stedelijke elementen. Al deze<br />
bevindingen tonen overtuigend aan dat<br />
mensen een sterke voorkeur hebben<br />
voor natuur.<br />
Hoe kan de grote voorkeur <strong>van</strong> mensen<br />
voor natuur worden verklaard? <strong>De</strong> meeste<br />
omgevingspsychologen zoeken het ant-
woord in evolutionaire verklaringen.<br />
Een populaire verklaring luidt bijvoorbeeld<br />
dat de menselijke soort zich in de<br />
loop <strong>van</strong> haar ontstaansgeschiedenis heeft<br />
gespecialiseerd in het verwerken <strong>van</strong> informatie<br />
over natuurlijke omgevingen. Nog<br />
steeds vinden we het makkelijker, en daardoor<br />
aantrekkelijker, om informatie over<br />
natuurlijke omgevingen te verwerken dan<br />
informatie over stedelijke omgevingen<br />
(Heerwagen & Orians, 1993).<br />
Maar er zijn ook andere verklaringen.<br />
Sociaal-culturele verklaringen wijzen op het<br />
belang <strong>van</strong> cultureel overgedragen waarden<br />
en normen. Elke cultuur heeft een bepaalde<br />
visie op de relatie tussen natuur en<br />
mensen. <strong>De</strong>ze visie krijgen leden <strong>van</strong> die<br />
cultuur mee in hun opvoeding. Als in<br />
een bepaalde cultuur de heersende visie<br />
inhoudt dat de natuur goed en mooi is,<br />
dan betekent dit dus dat de leden <strong>van</strong><br />
die cultuur een voorkeur voor natuur<br />
aanleren. Een belangrijk argument voor<br />
sociaal-culturele verklaringen is dat mensen<br />
niet altijd een positieve houding tegenover<br />
de natuur gehad lijken te hebben.<br />
Vooral in de middeleeuwen leek er eerder<br />
sprake te zijn <strong>van</strong> een algemene afkeer<br />
<strong>van</strong> natuur dan een voorkeur.<br />
Voorkeuren <strong>van</strong> natuur lijken dus in de<br />
loop der jaren veranderd onder invloed<br />
<strong>van</strong> de heersende culturele opvattingen.<br />
Tot slot zouden ook individuele leerprocessen<br />
een rol kunnen spelen in de<br />
voorliefde voor natuur. Verschillende<br />
onderzoekers hebben er op gewezen dat<br />
voor de moderne westerling een bezoek<br />
aan de natuur vrijwel altijd gepaard gaat<br />
met allerlei aangename zaken. Van jongs<br />
af aan worden mensen elke keer wanneer<br />
ze de natuur bezoeken beloond, want<br />
als je in de natuur bent hoef je niet naar<br />
school of werk en niet aan sociale verplichtingen<br />
te voldoen. Hierdoor worden<br />
mensen als het ware ‘geconditioneerd’<br />
om natuur positief te waarderen.<br />
<strong>De</strong> sa<strong>van</strong>ne als ideaal<br />
Mensen hebben niet alleen een grote liefde<br />
voor natuur, maar ook een duidelijke<br />
voorkeur voor bepaalde soorten natuur.<br />
Kellert (1993) concludeert op basis <strong>van</strong><br />
een overzicht <strong>van</strong> onderzoeken naar landschapsvoorkeuren<br />
<strong>van</strong> Europeanen,<br />
Noord-Amerikanen en Aziaten dat deze<br />
een sterke voorkeur hebben voor sa<strong>van</strong>neachtige<br />
of parkachtige omgevingen.<br />
Typerende kenmerken voor dit soort landschappen<br />
zijn onder meer diepte, halfopenheid,<br />
verspreide groepjes met bomen<br />
en struiken, een met gras bedekte, nietdrassige<br />
bodem, aanwezigheid <strong>van</strong><br />
oppervlaktewater en afwezigheid <strong>van</strong><br />
dreiging en gevaar.<br />
<strong>De</strong> meeste onderzoekers gaan er <strong>van</strong> uit<br />
dat de voorkeur voor sa<strong>van</strong>ne-achtige<br />
omgevingen, net als de voorliefde voor<br />
natuur in het algemeen, is aangeboren.<br />
Ook al zijn de meeste mensen in de<br />
moderne tijd niet meer afhankelijk <strong>van</strong><br />
de natuur om te overleven, ze worden<br />
nog steeds geboren met een bereidheid<br />
om voorkeuren aan te leren voor omgevingen<br />
met kenmerken die in een ver<br />
verleden gunstig waren voor het overleven<br />
<strong>van</strong> hun voorouders (Orians,<br />
1980; Wilson, 1993). <strong>De</strong> Afrikaanse sa<strong>van</strong>ne,<br />
maar ook een Engels landschapspark,<br />
zijn gunstig voor het overleven,<br />
omdat ze kenmerken bezitten die voor-<br />
zien in twee belangrijke basisbehoeften:<br />
<strong>De</strong> behoefte om te schuilen, bijvoorbeeld<br />
voor grote roofdieren, en de behoefte om<br />
te verkennen, bijvoorbeeld om te weten<br />
waar voedsel te vinden is. Het zijn omgevingen<br />
“waar je kunt zien zonder zelf<br />
gezien te worden” (Appleton, 1975).<br />
Het idee <strong>van</strong> de sa<strong>van</strong>ne als aangeboren<br />
ideaalbeeld is aansprekend maar moeilijk<br />
te bewijzen. Er zijn wel enige onderzoeken<br />
waaruit blijkt dat vooral jonge<br />
kinderen een sterke voorkeur hebben<br />
voor sa<strong>van</strong>ne-achtige omgevingen. <strong>De</strong>ze<br />
voorkeur wordt minder naarmate mensen<br />
ouder worden (Balling en Falk,<br />
1982; Synek, 1998). Dit is in overeenstemming<br />
met evolutionaire verklaringen<br />
<strong>van</strong> landschapsvoorkeuren, omdat<br />
jonge kinderen nog relatief weinig beïnvloed<br />
zijn door culturele en individuele<br />
leerprocessen.<br />
Het onderzoek naar overeenkomsten in<br />
landschapsvoorkeuren is inmiddels over<br />
zijn hoogtepunt heen. Dit komt omdat<br />
de toonaangevende onderzoekers op dit<br />
gebied, Stephen en Rachel Kaplan en<br />
Roger Ulrich, zijn overgestapt op onderzoek<br />
naar de stressherstellende en gezondheidsbevorderende<br />
werking <strong>van</strong> natuur.<br />
Aan<strong>van</strong>kelijk diende dit onderzoek naar<br />
stressherstellende effecten vooral ter<br />
onderbouwing <strong>van</strong> de gedachte dat landschapsvoorkeuren<br />
zijn aangeboren. Als<br />
kon worden bewezen dat mensen gezonder<br />
worden <strong>van</strong> contact met sa<strong>van</strong>neachtige<br />
omgevingen, zou dit een bevestiging<br />
zijn <strong>van</strong> de adaptieve functie <strong>van</strong><br />
landschapsvoorkeuren. Al gauw bleek<br />
dat alle soorten natuur het herstel <strong>van</strong><br />
stress bevorderen en dus niet alleen<br />
TOPOS / 01 / 2004 11
sa<strong>van</strong>ne-achtige landschappen (Van den<br />
Berg, Koole, en Van der Wulp, 2003).<br />
Het al dan niet optreden <strong>van</strong> stressherstellende<br />
effecten lijkt vooral te worden<br />
bepaald door de afwezigheid <strong>van</strong> gevaar,<br />
niet door de gelijkenis met de sa<strong>van</strong>ne.<br />
Verschillen in landschapsvoorkeuren<br />
<strong>De</strong> oplettende lezer heeft inmiddels gemerkt<br />
dat omgevingspsychologen weinig<br />
aandacht lijken te hebben voor verschillen<br />
tussen individuele mensen. <strong>De</strong>els kan dit<br />
worden verklaard uit de bevinding dat er<br />
op het niveau <strong>van</strong> voorkeuren ook veel<br />
opvallender overeenkomsten tussen<br />
mensen dan verschillen zijn. Maar dit<br />
betekent niet automatisch dat individuele<br />
verschillen niet bestaan, of onbelangrijk<br />
zijn. In mijn proefschrift (Van den Berg,<br />
1999; zie ook Van den Berg, Vlek &<br />
Coeterier, 1998) heb ik daarom wel aandacht<br />
besteed aan individuele verschillen<br />
in landschapsvoorkeuren. Uit dit onderzoek<br />
bleek dat verschillen in landschapsvoorkeuren<br />
tussen mensen zich toespitsen<br />
op de dimensie ruig - verzorgd,<br />
oftewel de mate waarin het landschap<br />
beïnvloed is door mensen. Hierbij gaat<br />
het niet zozeer om stedelijke elementen,<br />
zoals fabrieken en wegen, maar om de<br />
zichtbare menselijke bemoeienis met de<br />
groei en bloei <strong>van</strong> natuur. <strong>De</strong>ze verschillen<br />
blijken samen te hangen met sociaaldemografische<br />
kenmerken zoals opleidingsniveau,<br />
inkomen, leeftijd, agrarische<br />
achtergrond en lidmaatschap <strong>van</strong> natuuren<br />
milieuorganisaties. Mensen met een<br />
laag inkomen en opleidingsniveau, boeren<br />
en ouderen hebben over het algemeen<br />
een relatief sterke voorkeur voor verzorgde<br />
natuur, terwijl mensen met een<br />
hoog inkomen en opleidingsniveau,<br />
leden <strong>van</strong> natuur- en milieuorganisaties,<br />
en jonge volwassenen over het algemeen<br />
een relatief sterke voorkeur voor ruige<br />
natuur hebben.<br />
Alhoewel het voor de hand ligt om te<br />
denken dat verschillen in voorkeuren voor<br />
ruige en verzorgde natuur worden veroorzaakt<br />
door factoren die cultureel of individueel<br />
aangeleerd zijn, zoals jeugdervaringen<br />
en kennis over de natuur,<br />
12 TOPOS / 01 / 2004<br />
lijken deze factoren minder belangrijk dan<br />
gedacht. Weliswaar geldt dat deze factoren<br />
sterk <strong>van</strong> invloed zijn op de landschapsbeleving<br />
in ruime zin, maar wanneer het<br />
gaat om de snelle reacties zoals deze worden<br />
gemeten in het voorkeurenonderzoek<br />
zijn ze minder belangrijk. Iemand<br />
die is opgegroeid in een gecultiveerd<br />
landschap zoals Groningen, houdt dus<br />
niet per definitie meer <strong>van</strong> verzorgde<br />
natuur dan iemand die is opgegroeid in<br />
de wat ruigere duinstreek.<br />
<strong>De</strong> diepere verklaring voor verschillen in<br />
voorkeuren voor ruige en verzorgde<br />
natuur moet waarschijnlijk worden gezocht<br />
in behoeften en belangrijke levensdoelen<br />
<strong>van</strong> mensen. Sommige mensen<br />
zijn in hun leven meer gericht op veiligheid,<br />
andere meer op persoonlijke groei<br />
en ontplooiing. Uit verschillende onderzoeken<br />
blijkt dat mensen die in hun leven<br />
vooral gericht zijn op persoonlijke groei,<br />
een sterke voorkeur hebben voor ruige<br />
natuur dan mensen die in hun leven vooral<br />
op zoek zijn naar veiligheid.<br />
Bovendien blijkt dat de voorkeur voor<br />
ruige natuur significant vermindert wanneer<br />
de behoefte aan veiligheid wordt<br />
versterkt, bijvoorbeeld door mensen te<br />
herinneren aan hun eigen sterfelijkheid<br />
(Koole & Van den Berg, in druk).<br />
Mensen die de voorkeur geven aan ruige<br />
natuur, gaan meer lijken op boeren en<br />
lager opgeleiden wanneer ze worden herinnerd<br />
aan hun sterfelijkheid. <strong>De</strong>ze bevinding<br />
illustreert een belangrijk principe<br />
<strong>van</strong> landschapsbeleving: “Je kunt alleen<br />
<strong>van</strong> de ruige, wilde natuur houden als je<br />
je veilig voelt”.<br />
Literatuur<br />
- Appleton, J. (1975). The experience of landscape.<br />
Londen: Wiley.<br />
- Balling, J.D. & Falk, J.H. (1982). <strong>De</strong>velopment<br />
of visual preference for natural environments.<br />
Environment and Behavior, 14, 5-28.<br />
- Berg, A.E. <strong>van</strong> den (1999) Individual differences<br />
in the aesthetic evaluation of natural landscapes.<br />
Dissertatiereeks Kurt Lewin Instituut 1999-4.<br />
Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.<br />
- Berg, A.E. <strong>van</strong> den, Koole, S.L & Van der<br />
Wulp, N.Y (2003). Environmental preference<br />
and restoration: (How) are they related?<br />
Journal of Environmental Psychology, 23, 135-146.<br />
- Berg, A.E. <strong>van</strong> den, Vlek, C.A.J. & Coeterier,<br />
J.F. (1998). Group differences in the aesthetic<br />
evaluation of nature development plans:<br />
A multilevel approach. Journal of Environmental<br />
Psychology, 18, 141-157.<br />
- Coeterier, J.F. (1996). Dominant attributes in the<br />
perception and evaluation of the Dutch landscape.<br />
Landscape and Urban Planning, 34, 27-44.<br />
- Hartig, T. & E<strong>van</strong>s, G.W. (1993). Psychological<br />
foundations of nature experience. In T. Gärling<br />
& R.G. Golledge (Eds.), Behavior and environment:<br />
Psychological and geographical approaches (pp. 427-<br />
457). Amsterdam: Elsevier Science Publishers.<br />
- Heerwagen, J.H. & Orians, G.H. (1993).<br />
Humans, habitats and aesthetics. In: S.R.<br />
Kellert & E.O. Wilson (Eds.). The biophilia<br />
hypothesis. Washington, DC: Island press.<br />
- Kaplan, R., Kaplan, R. & Wendt, J.S. (1972).<br />
Rated preference and complexity for natural<br />
and urban visual material. Perception and<br />
Psychophysics, 12, 354-356.<br />
- Koole, S.L. & Berg, A.E. <strong>van</strong> den (in druk).<br />
Paradise lost and reclaimed: An existential motives<br />
analysis of human-nature relations. To be published<br />
in: J. Greenberg, S.L. Koole, & T. Pyszczinsky<br />
(Eds.), Handbook of experimental existential<br />
psychology. New York: Guildford.<br />
- Orians, G.H. (1980). Habitat selection:<br />
General theory and applications to human<br />
behavior. In: J.S. Lockard (Ed.), The evolution of<br />
human social behavior. New York: Elsevier.<br />
- Synek, E. (1998). Evolutionäre Ästhetik:<br />
Vergleich von prä- und postpubertären Landschaftspräferenzen.<br />
Diplomarbeit an der Naturwissenschaftlichen<br />
Fakultät der Universität Wien.<br />
- Wilson, E.O. (1984). Biophilia. Cambridge:<br />
Harvard University Press.<br />
Summary<br />
People tend to have a special love for<br />
nature. Nature sites are always more<br />
appreciated than city areas. This love<br />
can be explained by the cultural backgrounds<br />
of people. For most people<br />
nature is a place where you go for fun<br />
and relaxation. Nature is linked with<br />
happiness and therefor loved. The<br />
majority of people prefers one special<br />
kind of nature, the sa<strong>van</strong>nah. This can<br />
be explained by the fact that people<br />
from origin come from the sa<strong>van</strong>nah.<br />
Positive aspects of the sa<strong>van</strong>nah such<br />
as its openness and the opportunity<br />
to hide helped people survive. Even<br />
though, evolution brought people to<br />
other places than the sa<strong>van</strong>nah, his<br />
love for the sa<strong>van</strong>nah has remained.<br />
Although people have a lot in common<br />
about their preference for nature, there<br />
is a difference. This difference is the<br />
love of people for rough or prepared<br />
nature.
Beeldende kunst laat geen<br />
<strong>van</strong>zelfsprekende verwachtingen toe<br />
Kunst in de openbare<br />
ruimte lijkt actueler dan<br />
ooit. Kunst wil steeds<br />
meer onderdeel uitmaken<br />
<strong>van</strong> ruimtelijke<br />
en sociaal-culturele<br />
ontwikkelingen. Nu ook<br />
de overheid de kunst<br />
doelbewust wil inzetten<br />
bij de inrichting <strong>van</strong> onze<br />
leefomgeving, ontkomen<br />
we niet aan de vraag wat<br />
die kunst dan wel zou<br />
kunnen toevoegen, hoe<br />
dat dan zou moeten, en<br />
vooral waarom dat überhaupt<br />
nodig is.<br />
Liesbeth Melis<br />
Redacteur Open, tijdschrift <strong>van</strong> de<br />
Stichting Kunst en Openbare Ruimte<br />
lm@skor.nl<br />
Foto<br />
BTL Planburo<br />
“Het begrip cultuur is opgezwollen tot<br />
groteske proporties” schreef Sjoerd de<br />
Jong ruim een jaar geleden in het NRC-<br />
Handelsblad (<strong>De</strong> Jong, 2002). Het artikel<br />
begint treffend: “Cultuur verklaart inmiddels<br />
alles. Het ontsporen <strong>van</strong> Marokkaanse<br />
jeugd, het economische succes<br />
<strong>van</strong> het westen, het ontsporen <strong>van</strong> Antilliaanse<br />
jeugd, de fenomenale Nederlandse<br />
voetbalkunst, wat goed is aan<br />
Amerika, wat fout is aan Amerika, het<br />
Japanse mirakel, het ontsporen <strong>van</strong> het<br />
Japanse mirakel, en: het politieke succes<br />
<strong>van</strong> het westen.” Het begrip cultuur is<br />
zo ruim en glibberig geworden, dat het<br />
nauwelijks nog inhoud heeft. Cultuur<br />
blijkt niet alleen <strong>van</strong> alles te verklaren,<br />
maar lijkt ook allerlei problemen te kunnen<br />
oplossen. Sinds de lancering <strong>van</strong> het<br />
begrip ‘culturele planologie’ heeft ook de<br />
inrichting <strong>van</strong> Nederland plotsklaps weer<br />
een toekomstperspectief. Een perspectief<br />
<strong>van</strong> culturele aard, alsof voor de<br />
introductie er<strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> Nederland<br />
nauwelijks iets met cultuur te maken<br />
had. <strong>De</strong>ze door de overheid gevoelde<br />
behoefte aan culturele impulsen lijken<br />
vooral voort te komen uit de veranderende<br />
behoeftes <strong>van</strong> de samenleving, die<br />
zich in de jaren negentig steeds sterker<br />
ontwikkelde naar een belevingseconomie.<br />
Economische welvaart in combinatie<br />
met een sterk geïndividualiseerde<br />
samenleving maakten de weg vrij voor<br />
recreatie en ontspanning op grote schaal<br />
(Metz, 2002).<br />
Het pleidooi voor een cultuurpolitieke<br />
benadering <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> Nederland<br />
kwam dan ook niet als een verrassing.<br />
Het begrip ‘culturele planologie’<br />
werd door de politiek gelanceerd en ook<br />
de beeldende kunst kreeg naast de ruimtelijke<br />
ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur<br />
een taak te vervullen<br />
bij de inrichting <strong>van</strong> Nederland.<br />
Gestimuleerd door de overheid zou ze<br />
zich sterker moeten engageren met onze<br />
leefomgeving. Maar wordt hierbij cultuur<br />
niet verward met ‘meer tot de verbeelding<br />
sprekend’ met het behoud <strong>van</strong> cultureel<br />
erfgoed als belangrijkste goed, zoals de<br />
Nota Belvedère laat zien? <strong>De</strong> vraag is<br />
echter of de kunst zich zo niet voor het<br />
karretje <strong>van</strong> de overheid laat spannen.<br />
En welk karretje is dat dan precies? Hoe<br />
zou de kunst dat dan wel moeten doen,<br />
wat is de insteek <strong>van</strong> de kunst en waarom<br />
zou ze dat eigenlijk doen? 1<br />
Engagement<br />
Op zichzelf is de zoektocht naar engagement<br />
niets nieuws. Gedurende de hele<br />
twintigste eeuw hebben kunstenaars<br />
steeds opnieuw een rol voor de kunst<br />
opgeëist in de vormgeving <strong>van</strong> de leefomgeving.<br />
Van Mondriaan en Van<br />
Doesburg in de jaren twintig tot en met<br />
Constant in de jaren zestig. Nu weer<br />
zoekt de kunstenaar naar de rol die hij<br />
kan vervullen in de vormgeving en inrichting<br />
<strong>van</strong> onze leefomgeving, zij het<br />
met behulp <strong>van</strong> meer realistische en haalbare<br />
projecten gebaseerd op microstrategieën.<br />
Hierbij wordt niet ingezet op<br />
structurele en rigoureuze veranderingen,<br />
maar juist op wijzigingen door middel<br />
<strong>van</strong> kleine ingrepen, waarbij de gebruikers<br />
direct betrokken zijn. Dit gebeurt nu zowel<br />
<strong>van</strong>uit een individueel gevoelde behoefte<br />
als <strong>van</strong>uit een sterk door de overheid<br />
gestimuleerde wens (Reflect, 2003)<br />
Instellingen zoals SKOR (Stichting Kunst<br />
en Openbare Ruimte) hebben hiermee in<br />
opdracht <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> OC&W<br />
een extra taak gekregen.<br />
Vrijheid in denken<br />
Aan kunst die invloed wil hebben op de<br />
inrichting <strong>van</strong> onze leefomgeving zitten<br />
echter veel haken en ogen. Vaak gaat het<br />
om uitermate complexe en tijdrovende<br />
trajecten, waar diverse partijen bij betrokken<br />
zijn. Of het nu de aanleg <strong>van</strong> de HSLzuid,<br />
Vinex-wijken of de toekomst <strong>van</strong><br />
agrarisch Nederland betreft, het gaat om<br />
processen waarin de kunst slechts een<br />
marginale rol speelt. <strong>De</strong>sondanks is het<br />
de moeite waard te onderzoeken hoe<br />
kunstenaars hun perceptie <strong>van</strong> ontwikkelingen<br />
in de samenleving in kunnen<br />
zetten en hoe zij bepaalde planprocessen<br />
kunnen beïnvloeden of sturen. Het gevaar<br />
is echter groot dat de kunstenaar op<br />
de stoel <strong>van</strong> de architect, stedenbouwer<br />
TOPOS / 01 / 2004 13
of landschapsarchitect gaat zitten, welk<br />
vakmanschap hij of zij niet beheerst.<br />
Bovendien kan het kunstwerk zo het instrument<br />
worden in handen <strong>van</strong> bureaucraten,<br />
wetenschappers en welzijnswerkers.<br />
Volgens schrijver Mohamed Benzakour<br />
bestaat het gevaar dat kunst dient<br />
“om ermee te ondernemen, om er geld<br />
mee te verdienen, om toeristen te trekken,<br />
om Marokkanen <strong>van</strong> de straat te houden,<br />
om de stad een smoel te geven, en<br />
in het meest gunstige geval: als verschaffer<br />
<strong>van</strong> identiteit. Kunst is nauwelijks nog<br />
inzet <strong>van</strong> een louter culturele strijd, maar<br />
des te meer <strong>van</strong> een politieke oorlog”<br />
(Benzakour, 2002).<br />
Ook kunsthistoricus Camiel <strong>van</strong> Winkel<br />
heeft zo zijn twijfels en vragen bij deze<br />
toegenomen belangstelling voor beeldende<br />
kunst in de openbare ruimte. Hij<br />
constateert dat de vele debatten en symposia,<br />
die de terugkeer <strong>van</strong> het weer salonfähig<br />
worden <strong>van</strong> de openbare ruimte<br />
als werkterrein voor de beeldend kunstenaar,<br />
bijna altijd over het ‘wat’ en het<br />
‘hoe’ gaan, maar zelden over het ‘waarom’<br />
(Van Winkel, 2002). Volgens Van<br />
Winkel is dat opmerkelijk “aangezien de<br />
hernieuwde inzet <strong>van</strong> beeldende kunst<br />
in de openbare ruimte gepaard gaat met<br />
zwaar aangezette verwachtingen, die allesbehalve<br />
<strong>van</strong>zelfsprekend zijn”. Want verwachtingen<br />
zijn er zeker en het risico dat<br />
deze voortkomen uit naïviteit en opportunisme<br />
is levensgroot aanwezig. Zo’n<br />
twintig tot dertig jaar geleden legden<br />
sommige kunstenaars eveneens een groot<br />
maatschappelijk engagement aan de dag<br />
en dachten <strong>van</strong>uit die gedachte gevoelens<br />
<strong>van</strong> desoriëntatie, anonimiteit in de gebouwde<br />
omgeving te kunnen veranderen.<br />
Om te voorkomen dat het opnieuw uit<br />
de hand loopt en dezelfde deceptie ontstaat<br />
als twintig jaar geleden, is het volgens<br />
Van Winkel uitermate belangrijk dat<br />
“kunstenaars en hun lobbyisten erkennen<br />
dat de beeldende kunst geen vaststaande<br />
specialistische expertise vertegenwoordigt<br />
waarop zonder meer een beroep<br />
kan worden gedaan”. Slechts dan is<br />
er volgens hem nog hoop voor de toekomst.<br />
Immers, <strong>van</strong> kunst kan niet<br />
14 TOPOS / 01 / 2004<br />
verwacht worden dat zij ruimtelijk functionele<br />
en sociaal-economische problemen<br />
kan oplossen.<br />
Het is juist de vrijheid <strong>van</strong> de kunstenaar,<br />
het ontbreken <strong>van</strong> vaststaande specialistische<br />
expertise, waarmee de kunstenaar<br />
een bepaalde positie inneemt, die hem<br />
in staat stelt om <strong>van</strong>uit de kunst een bijdrage<br />
te leveren aan de culturele component<br />
<strong>van</strong> ruimtelijke ordening, stedenbouw<br />
en landschapsinrichting. Vanuit<br />
die vrijheid kan hij zich vrijelijk verplaatsen<br />
in één <strong>van</strong> de drie interactieve posities die<br />
volgens voormalig hoogleraar kunstgeschiedenis<br />
aan de TU Eindhoven Jean<br />
Leering de kunst in het publieke domein<br />
bepalen. Hij onderscheidt de volgende<br />
posities, namelijk die <strong>van</strong> de opdrachtnemer,<br />
de opdrachtgever en de gebruiker<br />
(Leering, 2001). <strong>De</strong> opdrachtgevers zijn<br />
te zien als initiatiefnemers <strong>van</strong> een werk<br />
<strong>van</strong> de gebouwde omgeving, en zijn verantwoordelijk<br />
voor de organisatorische<br />
activiteiten en kosten die met de opdracht<br />
samenhangt; de opdrachtnemers (de<br />
makers), die verantwoordelijk zijn voor<br />
de vormgeving <strong>van</strong> het werk; de gebruikers<br />
(kijkers, beschouwers), die aan het<br />
werk een actuele <strong>betekenis</strong> geven. Hij<br />
toont aan dat deze drie figuren zich in<br />
de loop der geschie-denis steeds anders<br />
tot elkaar verhouden en soms zelfs leiden<br />
tot een uitwisseling <strong>van</strong> posities.<br />
Door afhankelijk <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> de opgave<br />
één <strong>van</strong> die posities te kiezen kan de<br />
kunstenaar het perspectief <strong>van</strong> waaruit<br />
positie wordt gekozen verwisselen en<br />
zodoende wellicht de ge-stelde vraag<br />
aanscherpen en ontdoen <strong>van</strong> verborgen<br />
en/of oneigenlijke doelstellingen. <strong>De</strong><br />
vraag naar het waarom gaat dan vooraf<br />
aan het hoe en wat. Pas dan wordt het<br />
mogelijk om een <strong>betekenis</strong>volle kunstbijdrage<br />
te leveren aan de interactieve totstandkoming<br />
<strong>van</strong> de openbare ruimte en<br />
tot een oplossing te komen die het beste<br />
past bij de opgave.<br />
Verborgen doelstellingen<br />
Wanneer gewerkt wordt in de context <strong>van</strong><br />
de openbare ruimte is het belangrijk dat<br />
projecten zijn gericht op het problemati-<br />
seren en aanscherpen <strong>van</strong> de opgave en<br />
niet op het vervolmaken <strong>van</strong> het eigen<br />
oeuvre <strong>van</strong> de kunstenaar. Vaak zijn opdrachten<br />
niet helder en eenduidig geformuleerd.<br />
Verborgen doelstellingen spelen<br />
regelmatig mee, waarbij kunst wordt ingezet<br />
voor een strategie om binnen de<br />
eigen politieke constellatie voldoende<br />
draagvlak te creëren. Of kunst wordt gezien<br />
als middel tot citybranding zonder<br />
dat aan deze wens <strong>van</strong> tevoren duidelijk<br />
uitdrukking is gegeven. (Hierbij wordt<br />
met behulp <strong>van</strong> marketingtechnieken<br />
een stad bewust een specifieke identiteit<br />
gegeven.) Ook worden onder invloed<br />
<strong>van</strong> het heersende beleidsmatige pragmatisme<br />
verantwoordelijkheden neergelegd<br />
bij particuliere partijen en bij de consument.<br />
Het is dus niet alleen belangrijk<br />
dat de opdracht helder omschreven<br />
wordt, ook is moed nodig door vertrouwen<br />
te stellen in de adviserende instantie<br />
en in de kunstenaar. Daartoe<br />
dient de opdrachtgever zich open te stellen<br />
voor een kritische benadering en niet<br />
voor zichzelf het idee <strong>van</strong> wat kunst is<br />
of zou moeten zijn <strong>van</strong>tevoren in te<br />
vullen. Door oprechte nieuwsgierigheid<br />
te tonen naar wat de kunstenaar zou<br />
kunnen inbrengen en de verantwoordelijkheid<br />
te nemen, kan worden voorkomen<br />
dat de kunst verstrikt raakt tussen<br />
allerlei belangen. Door de vrije hand te<br />
geven aan de kunstenaar, hem of haar<br />
niet in de richting <strong>van</strong> een bepaalde oplossing<br />
te manoeuvreren, kunnen vragen<br />
scherper worden gesteld, doelstellingen<br />
helder worden geformuleerd en populistische<br />
oplossingen worden vermeden.<br />
Dan kunnen kunstenaars heel precies en<br />
in alle vrijheid op de opgave ingaan en<br />
hoeven zij niet <strong>van</strong>uit vooropgezette<br />
ideeën te handelen.<br />
Met name de kunstcommissies, die vaak<br />
als opdrachtgever optreden, lijken nog al<br />
eens in het verlengde <strong>van</strong> de politieke<br />
teneur te opereren. Zij nemen als bemiddelaar<br />
immers vaak de rol over <strong>van</strong> de<br />
overheden, die zichzelf niet competent<br />
genoeg achten de opdrachten te begeleiden.<br />
Maar ook al zouden ze niet in het<br />
verlengde <strong>van</strong> die politieke teneur op-
Rotondekunst<br />
treden, dan nog staan ze vaak machteloos<br />
omdat zij geen enkele politieke of financiële<br />
beslissingsbevoegdheid hebben.<br />
Nu de kunst zich weer een geëngageerde<br />
rol heeft aangemeten, treedt de kunstenaar<br />
zelf echter steeds meer op als opdrachtgever.<br />
<strong>De</strong> Rotterdamse kunstenaar Q.S.<br />
Serafijn pleit zelfs voor een ‘undercovermentaliteit’<br />
<strong>van</strong> de kunstenaar (Serafijn,<br />
2001). Als gevolg <strong>van</strong> deze undercoverstrategie<br />
kan volgens hem “de beeldend<br />
kunstenaar elk profiel aannemen, <strong>van</strong><br />
makelaar, politicus, architect, socioloog<br />
tot ecoloog om in samenwerking met<br />
externe deskundigen tot een beeld te<br />
komen”. Q. S. Serafijn ziet de rol <strong>van</strong> de<br />
kunstcommissies dan ook steeds meer<br />
verworden tot een figurantenrol.<br />
Doordat een nieuw type kunstenaar nu<br />
steeds vaker zijn of haar expertise inzet<br />
door een analyse <strong>van</strong> de context te geven<br />
en probleemoplossend te denken in<br />
visuele en conceptuele zin komt hij of<br />
zij nu oog in oog te staan met de<br />
opdrachtgever zelf, die immers het geld<br />
heeft en in eerste instantie de behoefte<br />
aan een bijdrage <strong>van</strong>uit de kunst heeft<br />
geuit. Wil de kunstcommissie nog een<br />
serieuze rol vervullen dan zal ook zij<br />
haar taken en verantwoordelijkheden<br />
moeten bijstellen. Meer nog dan voorheen<br />
zal zij moeten nagaan waarom die<br />
bijdrage <strong>van</strong>uit de kunst is gewenst, eerder<br />
dan zich zorgen te maken om het hoe en<br />
wat. Commissies zullen zelf initiatieven<br />
moeten ontplooien en vragen moeten<br />
stellen. Ze zullen zich veel meer als partner<br />
op moeten stellen dan als bemiddelaar.<br />
En omdat elke opgave uniek is, zijn hier<br />
geen standaardprocedures en geen standaardoplossingen<br />
voor te geven. Een<br />
juiste opdrachtformulering, een heldere<br />
vraag, een getalenteerde kunstenaar die<br />
in vrijheid kan denken; elke opdracht<br />
vereist een andere inzet, een andere positie<br />
en een andere oplossing zowel <strong>van</strong> de<br />
bemiddelende instantie als <strong>van</strong> de kunstenaar.<br />
Daar zijn nooit en te nimmer vaste<br />
recepten voor. Maar het is zeker zo belangrijk<br />
dat kunstenaars open en intelligent<br />
genoeg zijn om <strong>van</strong> de hem of haar geboden<br />
vrijheid gebruik te maken. Zulke<br />
kunstenaars zijn helaas schaars.<br />
Noot<br />
1. <strong>De</strong> implementatie <strong>van</strong> het begrip culturele<br />
planologie werd uitgebreid ter discussie<br />
gesteld door Hans Mommaas. Zie: Interview<br />
<strong>van</strong> Jan Goedman met Hans Mommaas,<br />
Ruimte en identiteit. <strong>De</strong> culturele dimensie<br />
<strong>van</strong> de ruimte’, in het TransFormaties E-Zine,<br />
nummer 1 juni 2001. Daarnaast formuleerde<br />
Hans Mommaas diverse discussiepunten over<br />
het begrip culturele planologie voor het<br />
Ronde Tafelgesprek op 7 November 2002 in<br />
opdracht <strong>van</strong> de Boekmanstichting,<br />
Amsterdam.<br />
Literatuur<br />
- Sjoerd de Jong, Gelijker dan de rest;<br />
Cultuurrelativisme en de ware westerse<br />
normen in NRC-Handelsblad, 4 oktober 2002.<br />
- Tracy Metz, Pret, NAi Uitgevers Rotterdam,<br />
2002.<br />
- Nieuw engagement, NAi Uitgevers, Rotterdam,<br />
2003.<br />
- Mohammed Benzakour, Welke kunst; welke<br />
openbare ruimte? in Interakta nr.5<br />
Grootstedelijke reflecties over kunst &<br />
Openbare ruimte. uitg. CFK Rotterdam, 2002<br />
- Camiel <strong>van</strong> Winkel, <strong>De</strong> grote uitverkoop, in<br />
Interakta nr.5 Grootstedelijke reflecties over<br />
kunst & Openbare ruimte. uitg. CFK<br />
Rotterdam, 2002.<br />
- Jean Leering, Beeld, Architectuur en Kunst<br />
Het samengaan <strong>van</strong> architectuur en beeldende<br />
kunst. Uitg. Thoth Bussum, 2001.<br />
- Q.S.Serafijn, Nieuw Opdrachtgeverschap, in<br />
Stedelijke restruimte A20. Het muizegaatje en<br />
verder. Uitgave Centrum Beeldende Kunst<br />
Rotterdam, oktober 2001.<br />
Summary<br />
Artists are stimulated by the government<br />
to engage themselves with our<br />
society, on the other hand engagement<br />
might lead to a deception such<br />
as 20 years ago, when artists tried to<br />
change feelings of disorientation and<br />
anonymity in the build environment.<br />
This pleads to set artists free, not<br />
pushed towards a specific solution,<br />
populistic art can be avoided. Artcommissions<br />
desiring to be a serious<br />
player considering art in public space,<br />
should adjust their tasks and responsibilities.<br />
More then ever they should<br />
figure out why a contribution of art is<br />
desired instead of worrying about how<br />
or what such a contribution should be.<br />
TOPOS / 01 / 2004 15
<strong>De</strong> queeste naar <strong>schoonheid</strong><br />
Waarover niet gesproken wordt…<br />
Michel Lafaille is tot zijn<br />
veertigste actief geweest in<br />
de theaterwereld en heeft<br />
pas op middelbare leeftijd<br />
de wereld <strong>van</strong> de tuin- en<br />
landschapsarchitectuur betreden.<br />
Een <strong>van</strong> de dingen<br />
die hem hierbij opviel, was<br />
dat er nooit over <strong>schoonheid</strong><br />
wordt gepraat. Veel<br />
plannen bevatten <strong>schoonheid</strong>,<br />
maar je kunt iets pas<br />
zien als je het kunt benoemen.<br />
Als de mens zich dagelijks<br />
bewust met <strong>schoonheid</strong><br />
zou omgeven, zou dit<br />
hem onherroepelijk dichter<br />
bij zijn hogere bestemming<br />
brengen. Lafaille ziet hierin<br />
een taak voor tuin- en landschapsarchitecten,<br />
maar<br />
ook voor de burger zelf.<br />
Michel Lafaille<br />
Landschapsarchitect<br />
info@michellafaille.nl<br />
16 TOPOS / 01 / 2004<br />
Op mijn vijftiende las ik in een damesblad<br />
een interview met de toentertijd beroemde<br />
Franse acteur Alain <strong>De</strong>lon, waarin hij<br />
zei dat hij de volgende zin de mooiste<br />
vond die hij kende: “She looked back to<br />
see if he looked back to see if she looked<br />
back to see is if he looked back at her.”<br />
Los <strong>van</strong> de vierdubbele verhaallijn en de<br />
creatie <strong>van</strong> een narratieve dramaturgie die<br />
in mijn geest een soort mini-Marcel<br />
Proust deed opborrelen, was ik het meest<br />
gefascineerd door het plein waarop deze<br />
actie zich afspeelde. Als ik deze woorden<br />
in mijn hoofd herhaal, zie ik steeds opnieuw<br />
hetzelfde parkachtige plein waarop<br />
jonge lindebomen staan in een eenvoudig<br />
grid, in een halfverharde ruimte die wordt<br />
vormgegeven door gietijzeren boombeschermers.<br />
Er staan eenvoudige banken<br />
waartussen duiven rondlopen. Er is wat<br />
vertraagd geluid <strong>van</strong> stadsdrukte, met<br />
daarin zeker een kerkklok en licht. Een<br />
plaats <strong>van</strong> hoop en toekomst, waarin<br />
het verhaal <strong>van</strong> de twee verliefde jonge<br />
mensen zich verder zou kunnen afspelen.<br />
Hun nu al complexe verhouding, die gebaseerd<br />
is op veronderstellingen en berust<br />
op wederzijdse beloftes en verwachtingen,<br />
kon alleen maar bestaan en overwinnen<br />
dankzij een zo helder en eenvoudig<br />
stadsplein.<br />
Op mijn achttiende zag ik een voorstelling<br />
<strong>van</strong> Shakespeare door het gezelschap <strong>van</strong><br />
Peter Brook in een lege fabriekshal te<br />
Brussel. Het was 1969 en zijn boek The<br />
Empty Space (Brook, 1968) maakte furore<br />
in de theater-wereld. Hoe kon iemand de<br />
ingewikkelde thematieken <strong>van</strong> Shakespeare<br />
op een zo eenvoudige manier in<br />
een immens lege ruimte laten leven en ze<br />
zelfs de voorjaars-zon <strong>van</strong> Florence meegeven?<br />
<strong>De</strong> acteurs zaten gehurkt tegen<br />
de afgebrokkelde muren en wachtten in<br />
volle concentratie hun beurt af, sprongen<br />
plots met volle energie op en lieten hun<br />
heldere stemmen als bergriviertjes door<br />
de hal klinken. Hun stemmen verwerden<br />
in de dialogen niet tot een bergstroom,<br />
maar bleven rond elkaar draaien tot op<br />
centimeters genaderd, totdat ze door een<br />
plotselinge wending <strong>van</strong> elkaar af stroomden.<br />
Geen decorstuk of rekwisiet, geen<br />
gewaad of kostuum, geen toneelspot of<br />
gefabriceerde rook kwam er aan te pas.<br />
Alleen ruimte. In mijn fantasie zag ik<br />
Peter Brook door Europa reizen op<br />
zoek naar alle lege fabrieken waarin hij<br />
met zijn troep zou kunnen spelen.<br />
Onbegrijpelijk zwijgen<br />
Het zijn slechts twee anekdotes om mijn<br />
keuze te verduidelijken, om mijn leven<br />
door te brengen met het maken <strong>van</strong><br />
<strong>schoonheid</strong>. Dit zou ertoe kunnen bijdragen<br />
dat het publiek en ik een stap dichter<br />
bij zelfverwerkelijking kunnen komen.<br />
Ik ben tot mijn veertigste actief geweest<br />
in de theaterwereld en een late leerling in<br />
de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />
Bezeten <strong>van</strong> de kunsten en verwante filosofie,<br />
wandelde ik laat de wereld <strong>van</strong> de<br />
‘buitenruimten’ binnen. Het is een wereld<br />
waar ik me in begin thuis te voelen. Het<br />
ontwerpproces, de analyse, de ruimtelijke<br />
compositie, de historische verwijzing, de<br />
continuïteit, functionaliteit en flexibiliteit<br />
zijn begrippen die <strong>van</strong>uit de literatuur een<br />
onderdeel <strong>van</strong> mijn denken zijn geworden.<br />
Toch blijft mij een distante vraag<br />
bevreemden. Een retorische vraag die men<br />
eigenlijk nooit hardop uitspreekt: waarom<br />
praat men nooit over <strong>schoonheid</strong>? Mag<br />
men in de rationele en analyserende cultuurwereld<br />
<strong>van</strong> de tuin- en landschapsarchitectuur<br />
niet spreken over iets wat de<br />
bedoeling heeft mooi te zijn? Is het een<br />
vorm <strong>van</strong> machteloze schaamte of misplaatste<br />
onbescheidenheid? Is het een<br />
schroom die een onvermogen moet verbergen<br />
of een puriteinse angst iets aan te<br />
roeren waarvoor men geen woorden<br />
heeft? “Of zwijgt men”, om met Ludwig<br />
Wittgenstein te spreken, “over datgene<br />
waarover men niet kan spreken?”<br />
<strong>De</strong> filosofische excursie<br />
In de dagelijkse conversatie worden de<br />
begrippen mooi, esthetisch of <strong>schoonheid</strong><br />
frequent verward en onbewust door<br />
elkaar gehaald. Met smaak of kunstzin<br />
er ook nog bij wordt de verwarring compleet.<br />
<strong>De</strong>ze verwarring leidt dan tot<br />
platitudes zoals “Over smaak valt niet te<br />
twisten”, maar dat is volgens de Duitse
filosoof Immanuel Kant een grote misvatting.<br />
Mijns inziens zouden wij uren en<br />
dagen over <strong>schoonheid</strong> moeten praten en<br />
redetwisten en de esthetiek zou tot onze<br />
triviale gesprekonderwerpen moeten behoren.<br />
Laat ons de leer <strong>van</strong> Kant erbij<br />
nemen zoals die te vinden is in de Analytik<br />
des Schönen, het eerste boek <strong>van</strong> de<br />
Kritik der Urteilskraft (Kant, 1790).<br />
Kant geeft ons vier gezichtspunten met<br />
daaruit volgend vier definities. Lezen we<br />
die achter elkaar dan ontstaat:<br />
- Smaak is het oordeelsvermogen over een<br />
object of over een voorstellingswijze door<br />
een welbehagen of onbehagen zonder<br />
enig belang. Het object <strong>van</strong> een dergelijk<br />
welbehagen noemt men schoon;<br />
- Schoon is datgene wat zonder begrip<br />
algemeen behaagt;<br />
- Schoonheid is de vorm <strong>van</strong> de doelmatigheid<br />
<strong>van</strong> een object, in zoverre de<br />
<strong>schoonheid</strong> zonder voorstelling <strong>van</strong> een<br />
doel in dat object wordt waargenomen;<br />
- Schoon is wat zonder begrip als object<br />
<strong>van</strong> een noodzakelijk welbehagen gekend<br />
wordt.<br />
Kant stelt dus dat de term ‘kunst’ slaat op<br />
werken die hun doel in zich dragen of<br />
waar<strong>van</strong> het doel geen ander doel overstijgt.<br />
Er is dus sprake <strong>van</strong> autonomie <strong>van</strong><br />
het esthetische oordeel dat los staat <strong>van</strong><br />
doelmatigheid of nuttigheid.<br />
Martin Heidegger stelt in zijn hoofdwerk<br />
Sein und Zeit (1927) dat de mens in de<br />
wereld is geworpen, niet berekend of gepland.<br />
Vanuit deze geworpenheid kunnen<br />
wij onze eigen mogelijkheden verstaan,<br />
die er niet zouden zijn als we gepland of<br />
berekend waren. <strong>De</strong> mens kan zichzelf<br />
ontdekken, wat volgens Heidegger synoniem<br />
is aan ontwerpen. <strong>De</strong> mens ontwerpt<br />
het zijn <strong>van</strong> zijn bestaan op een<br />
even oorspronkelijke manier als zijn werkelijke<br />
leven. Omdat de mens is, is hij<br />
reeds ontworpen en zal hij blijven ontwerpen<br />
zolang hij bestaat. <strong>De</strong> mens beschikt<br />
over mogelijkheden en die mogen niet<br />
definitief worden vastgelegd. Daarmee<br />
zou de ontwerper zijn toekomst worden<br />
ontnomen. Ann <strong>van</strong> Sevenant schrijft in<br />
haar boek Ademruimte (2000) hierover:<br />
<strong>De</strong> geworpenheid is de basis <strong>van</strong> het men-<br />
selijke bestaan, we ontwerpen altijd op<br />
basis <strong>van</strong> deze worp, maar die worp is<br />
geen eenrichtingsverkeer. We zijn niet alleen<br />
maar geworpen - dat zou ons onverschillig<br />
maken voor het geworpen zijn -<br />
wel worden we als het ware in mogelijkheden<br />
geworpen. Nog anders gezegd<br />
werpen we onszelf op de mogelijkheden<br />
waarin we geworpen worden, zijn we gericht<br />
op de toegeworpen mogelijkheden.<br />
Gerrit Teule schrijft in zijn boek Chaos en<br />
Liefde (Teule, 2000) over <strong>schoonheid</strong> het<br />
volgende: <strong>De</strong> structuren en trillingen in<br />
ons eonengeheugen resoneren met de<br />
structuren en trillingen die we in de<br />
buitenwereld waarnemen. <strong>De</strong>ze resonantie<br />
<strong>van</strong> trillingspatronen en structuren,<br />
morfische resonantie, is wat wij ervaren<br />
als <strong>schoonheid</strong>. We vinden mooi wat<br />
onze geest in de evolutie ooit heeft bedacht<br />
en geconstru-eerd. In zekere zin<br />
volgt het boek de gedachtegang <strong>van</strong><br />
Pierre Teilhard de Chardin, die luidt:<br />
“<strong>De</strong> menselijke soort heeft in de evolutie<br />
alle stadia doorgemaakt <strong>van</strong> de<br />
soorten onder hem, die minder bewust<br />
en complex zijn”. Tijdens dat evolutieproces<br />
is datgene, wat waardevol was<br />
voor de voortgang er<strong>van</strong>, in het geheugen<br />
<strong>van</strong> onze soort opgeslagen. Als we<br />
met Teilhard aannemen dat onze evolutie<br />
gericht is op de terugkeer in de<br />
Schepper, dan ervaren we datgene als<br />
<strong>schoonheid</strong>, wat ons het meest in de<br />
buurt brengt <strong>van</strong> ons einddoel. Het is<br />
het hoogste, waarin het esthetische en<br />
het ethische samenkomen.<br />
Dit zou betekenen dat als de mens zich<br />
dagelijks zou omgeven met <strong>schoonheid</strong>,<br />
hij een stap nader tot het doel <strong>van</strong> de zelfverwezenlijking<br />
zet. <strong>De</strong> dagelijkse buitenruimte<br />
leent zich uitermate voor dit doel<br />
en kan als instrument worden ingezet.<br />
Ontwerpers dienen zich dus wel degelijk<br />
te bedienen <strong>van</strong> begrippen als <strong>schoonheid</strong><br />
en esthetiek. Maar is dit voor de brede en<br />
onbekende gebruikersgroep (<strong>van</strong> de tuinbezitter<br />
tot het grote publiek in de stad)<br />
te realiseren? Wat zou dit in de bewustwording<br />
<strong>van</strong> de mensen oproepen? Is de<br />
mens op straat bereidt deze stap te zetten<br />
en kan hij die verantwoordelijkheid aan?<br />
TOPOS / 01 / 2004 17
<strong>De</strong> inhoud <strong>van</strong> een schilderij<br />
Nog niet zo lang geleden sneed een bezoeker<br />
in het Stedelijk Museum <strong>van</strong><br />
Amsterdam het monumentale schilderij<br />
<strong>van</strong> Barnett Newman ‘Who’s Afraid of<br />
Red, Yellow and Blue III’ aan flarden.<br />
<strong>De</strong> dader kon de aanwezigheid <strong>van</strong> het<br />
werk niet verdragen. <strong>De</strong>ze daad bracht de<br />
discussie over de inhoud en <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong><br />
dit schilderij op gang. Is een dergelijk schilderij<br />
louter de uitdrukking <strong>van</strong> een idee, of<br />
kan het ook een gevoel oproepen?<br />
“In het schilderen is het mij erom te doen<br />
dat het schilderij de mens een gevoel <strong>van</strong><br />
plaats geeft: dat hij weet dat hij er is, zodat<br />
hij zich <strong>van</strong> zichzelf bewust is”. <strong>De</strong>ze<br />
woorden <strong>van</strong> Barnett Newman hanteert<br />
Renée <strong>van</strong> de Vall als ijkpunt bij zijn<br />
boek Een subliem gevoel <strong>van</strong> plaats (1994).<br />
“Zo zien we de wereld,” betoogde René<br />
Magritte in een lezing in 1938 als commentaar<br />
op zijn versie <strong>van</strong> La Condition<br />
humaine. Hierin is een schilderij voor het<br />
uitzicht dat het afbeeldt gezet, zodanig<br />
dat ze alle twee in elkaar overlopen en niet<br />
meer te onderscheiden zijn. “We zien het<br />
als iets buiten onszelf, hoewel het alleen<br />
een geestelijke voorstelling is <strong>van</strong> iets dat<br />
we innerlijk ervaren. Wat achter de vensterruit<br />
<strong>van</strong> ons begrip ligt”, zegt Magritte,<br />
“heeft een tekening nodig voor we de<br />
vorm er<strong>van</strong> goed kunnen onderscheiden,<br />
laat staan genoegen beleven aan de waarneming.<br />
En cultuur, conventie en cognitie<br />
maken die tekening die op ons netvlies<br />
staat als de kwaliteit die wij als <strong>schoonheid</strong><br />
ervaren. ”<br />
Kunst <strong>van</strong> iedereen<br />
Net zoals kunstenaars, zouden architecten<br />
en ontwerpers <strong>van</strong> de buitenruimte de<br />
durf moeten tonen om <strong>schoonheid</strong> vorm<br />
te geven. In elk geval zouden ze de ambitie<br />
moeten bezitten om de mens te helpen<br />
en te leiden in zijn onbekende zoektocht<br />
naar <strong>schoonheid</strong>. Veel plannen en ontwerpen<br />
bezitten die <strong>schoonheid</strong>, maar er<br />
wordt niet over gesproken. Hoe kan het<br />
grote publiek, de tuinbezitter, de parken<br />
pleingebruiker, de automobilist, de<br />
natuurwandelaar, de bosrecreant of de<br />
stadstoerist ook maar een vermoeden<br />
18 TOPOS / 01 / 2004<br />
hebben <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong>, als de makers<br />
er<strong>van</strong> schromen erover te vertellen? Wie<br />
niets <strong>van</strong> paddestoelen weet, ziet nooit<br />
paddestoelen.<br />
Bij de architectuur <strong>van</strong> de ruimte komen<br />
zoveel en zulke uiteenlopende aspecten<br />
kijken, dat vergeleken met andere kunsten<br />
het een terrein is waarop synesthesieën<br />
(=constante verbinding tussen waarnemingen<br />
<strong>van</strong> verschillende zintuigen, red.)<br />
een complete toepassing vinden. Onze<br />
wereld evolueert naar een fase waarin de<br />
tuin- en landschapsarchitectuur als de<br />
meest algemene <strong>van</strong> alle kunsten kan beschouwd<br />
worden. Naast het feit dat de<br />
mens de door hem verstoorde balans in<br />
zijn wereld zélf kan herstellen, kan hij<br />
verder vorm geven aan zijn eigen bestemming,<br />
door een omgeving voor zichzelf<br />
te creëren, die een projectie vormt <strong>van</strong> zijn<br />
abstracte ideeën op de natuurlijke wereld.<br />
Dit zou een tuin- en landschapskunst<br />
kunnen opleveren op een historisch nooit<br />
vertoonde schaal. Misschien is het project<br />
New Babylon 1 <strong>van</strong> de Nederlandse schilder<br />
Constant daar wel een voorzet voor geweest;<br />
een project waarin hij een nieuwe<br />
mens introduceerde met een andere<br />
levenswijze: een spelend bezig zijn, niet<br />
op nuttigheid gericht, bouwend aan een<br />
nieuwe wereld: New Babylon. Wat we<br />
hieruit kunnen leren is, dat we beloftensvol<br />
moeten koersen om uit de branding<br />
te geraken; dat wil zeggen, we dienen<br />
op te leiden tot een nieuw, niet op nuttigheid<br />
gericht, menstype: de homo ludens.<br />
En dat niet alleen: de studenten dienen<br />
uitdragers te worden <strong>van</strong> het ‘homo<br />
ludens idee’. En evenals Constant<br />
aanzetters te worden tot (weder)opstand<br />
<strong>van</strong> de homo ludens.<br />
Noot<br />
1. <strong>De</strong> bron <strong>van</strong> de ‘New Babylon ideeën’ <strong>van</strong><br />
Constant is het boek Homo Ludens (1938)<br />
<strong>van</strong> cultuurfilosoof Huizinga.<br />
Literatuur<br />
- Peter Brook, The Empty Space; A book About<br />
Theatre, Atheneum New York, 1968.<br />
- Martin Heidegger, Sein und Zeit, 1927<br />
- Immanuel Kant, Kritik der Urteilskraft, 1790.<br />
- Barnett Newman, Een subliem gevoel <strong>van</strong><br />
plaats, Historische uitgeverij, 1994.<br />
- Gerrit Teule, Chaos en Liefde, Uitgeverij<br />
Sigma / de Ster Tilburg, 2000.<br />
Summary<br />
In the professional field of landscape<br />
architecture beauty is very little discussed.<br />
Many plans made by landscape<br />
architects contain beauty, but it<br />
can only be conceived when it is appointed.<br />
Beauty in our everyday-life<br />
environment could help us to get closer<br />
to our inner self. The author sees<br />
this as a task for landscape architects,<br />
but also for every person individually.
<strong>De</strong> brede interpretatie <strong>van</strong> Land art<br />
Kunst en het landschap verweven<br />
Kunst in het landschap<br />
is openbaar in de beste<br />
<strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> het woord.<br />
Het bereikt veel meer<br />
mensen dan de gebruikelijke<br />
werken die in<br />
woonkamers of musea<br />
hangen. Het landschap<br />
en stedelijke open ruimten<br />
behoren tot ons allen<br />
en de hierin aanwezige<br />
landschapsprojecten zijn<br />
kunstwerken die elke<br />
dag door iedereen<br />
kunnen worden ervaren.<br />
Wat is er mooier dan<br />
bomen die als onderdeel<br />
<strong>van</strong> kunstprojecten<br />
samen met de mensen<br />
om hen heen oud<br />
kunnen worden. Land<br />
art maakt dat mogelijk.<br />
Lucien den Arend<br />
Kunstenaar<br />
lucien@denarend.com<br />
Land art is net zo oud als de mensheid<br />
zelf. Het is slechts sinds korte tijd dat wij<br />
het kunst zijn gaan noemen. Waarschijnlijk<br />
hanteerde men in prehistorische tijden<br />
dezelfde motieven ten aanzien <strong>van</strong> interventies<br />
in het landschap als wij nu doen.<br />
Godsdienst en kunst hebben een gemeenschappelijk<br />
doel: het verschaffen <strong>van</strong><br />
een omgeving voor rituelen. Daar waar<br />
godsdienst de geestelijke emotie moest<br />
oproepen, baseert kunst zijn interpretatie<br />
naast het intellectueel ook op intuïtie. In<br />
de huidige tijd is kunst tot in het detail<br />
geformuleerd. Kunst is gerationaliseerd,<br />
geanalyseerd en gecategoriseerd.<br />
Land art onderscheidt zich <strong>van</strong> al het andere<br />
zoals een artefact <strong>van</strong> een natuurlijke<br />
rots. <strong>De</strong> ligging is bij voorkeur een natuurlijke<br />
omgeving. Menselijke interactie<br />
vestigt de aandacht op een nieuwe waarneming<br />
<strong>van</strong> de omgeving. Jammer genoeg<br />
wordt bij de meeste menselijke interventies<br />
in de natuur de genius loci genegeerd<br />
met soms desastreuze gevolgen.<br />
Karakteristiek voor Land art is het gebruik<br />
<strong>van</strong> lokale materialen en het zodanig herschikken<br />
er<strong>van</strong> dat het een nieuwe, overwogen<br />
situatie opleverd. Het introduceren<br />
<strong>van</strong> materialen of voorwerpen die niet<br />
in de omgeving <strong>van</strong> de plek zijn gevonden<br />
kan het begrip <strong>van</strong> Land art veranderen.<br />
Het <strong>van</strong>uit een heuvel naar beneden<br />
gieten <strong>van</strong> asfalt past niet in dit concept.<br />
Benadering<br />
Een architect ontwerpt plekken voor<br />
mensen om te gebruiken. Ten eerste dus<br />
om het te occuperen en ten tweede voor<br />
de visuele ervaring. Functionaliteit is het<br />
belangrijkste doel. Bij de kunstenaar gaat<br />
het om gevoel en sensatie, openbaring,<br />
om zuiver visueel genot. <strong>De</strong> daadwerkelijke<br />
mogelijkheid om de ruimte die hij<br />
ontwerpt te betreden is een vereiste. <strong>De</strong><br />
kunstenaar bepaalt de toegankelijkheid<br />
zelf.<br />
Het gaat om de functie <strong>van</strong> een gemodeleerde<br />
omgeving. Land art is het ultieme<br />
landschapsontwerp aangezien het niet<br />
gemaakt is om gebruikt te worden. Zijn<br />
functie is zuiver visueel en intellectueel.<br />
Zijn functie is ‘slechts’ kunst. Dit geeft<br />
de kunstenaar meer vrijheid dan de landschapsarchitect<br />
aangezien deze vastzit aan<br />
een programma <strong>van</strong> eisen.<br />
Wanneer wij langs onze snelwegen kunst<br />
zien, zijn wij getuigen <strong>van</strong> min of meer<br />
conventionele en plaatsgerelateerde ‘public<br />
art’. Vergrote beeldhouwwerken of<br />
zelfs schilderijen die zijn verlengd om<br />
zich aan de lengte <strong>van</strong> de weg aan te passen.<br />
Op deze manier wordt geen optimaal<br />
gebruik gemaakt <strong>van</strong> de kans voor kunst<br />
om haar grenzen te verleggen.<br />
In 1983 was ik één <strong>van</strong> de beeldhouwers<br />
die door het Ministerie <strong>van</strong> de Verkeer<br />
en Waterstaat werd gevraagd een studie<br />
te doen naar de mogelijkheden voor de<br />
combinatie <strong>van</strong> kunst en snelweg. <strong>De</strong> A15<br />
vormde het studieobject. In plaats <strong>van</strong><br />
het ontwerpen <strong>van</strong> ‘incidenten’ of langgerekte<br />
kunstwerken, bedacht ik de vergelijking<br />
met een compositie in een muziekstuk.<br />
<strong>De</strong> bewegende waarnemer, de automobilist,<br />
zou dan de gebeurtenissen ervaren<br />
zodra zij gebeurden.<br />
Gebruik makend <strong>van</strong> materialen en<br />
natuurlijke elementen uit de omgeving<br />
legde ik de goedkeuringscommissie diverse<br />
suggesties voor <strong>van</strong> hoe dit concept<br />
zou kunnen worden gerealiseerd op een<br />
schaal passend bij die <strong>van</strong> een snelweg in<br />
een landschap. Helaas koos de commissie<br />
weer voor een traditionele, beeldhouwkunstige<br />
oplossing.<br />
Het maken <strong>van</strong> Land art<br />
Ik heb nooit getracht mijn omgeving in<br />
kunst te veranderen. Het idee alleen al<br />
zou me hebben afgeschrikt.<br />
Beeldhouwen was breed genoeg voor me.<br />
Ik hield mij nog niet bezig met het verschil<br />
tussen Land art, Environmental art<br />
en een landschapsontwerp. Zoals ik het<br />
nu zie, is Land art een onderdeel <strong>van</strong><br />
Environmental art, die zowel in een<br />
natuurlijke als stedelijke omgeving een<br />
plek kan krijgen. Een landschapsontwerp<br />
hoeft geen kunst te zijn, hoewel er<br />
voorbeelden zijn waar het resultaat<br />
bewezen heeft niets minder te zijn.<br />
Ik besefte dat ik ten aanzien <strong>van</strong> het<br />
Nederlandse landschap een andere benadering<br />
zou moeten ontwikkelen voor<br />
TOPOS / 01 / 2004 19
20 TOPOS / 01 / 2004<br />
Homage to El Lissitzky<br />
Pieter Janszoon Saenredam Project<br />
mijn ontwerpen. Aangezien het een landschap<br />
betreft dat duidelijk hand-made is,<br />
zou kunst niet meteen een overtuigende<br />
indruk maken. Ik kwam tot de conclusie<br />
dat dit pas bereikt zou worden door een<br />
uitgebreidere analyse <strong>van</strong> het schaalniveau.<br />
Een project waarin dit duidelijk naar voren<br />
komt, is de brug die ik ontwierp over het<br />
Dirkslandkanaal. <strong>De</strong> brug is geconstrueerd<br />
uit elementaire vormen die loodrecht<br />
op elkaar staan. Een orthogonale formatie<br />
<strong>van</strong> betonnen vlakken vormt de brug<br />
zodanig, dat het zich <strong>van</strong> het landschap<br />
losmaakt en een afzonderlijke entiteit<br />
wordt. Een landmark in plaats <strong>van</strong> een<br />
gewone brug.<br />
Ik plantte ook parallelle rijen <strong>van</strong> Italiaanse<br />
populieren in een scherpe hoek aan de weg<br />
die de brug kruist, dit creëerde een interessant<br />
tijd- en ruimte-effect voor passerende<br />
automobilisten. Het planten <strong>van</strong><br />
rijen bomen parallel met de weg zou<br />
slechts de impact op het platteland benadrukt<br />
hebben. Door de bomen in een<br />
scherpe hoek te plaatsen, benadrukt de<br />
brug het land-schap veel meer.<br />
Geometrische constructie<br />
Mijn werk is geometrisch abstract waarin<br />
de invloeden <strong>van</strong> de wiskunde en de conceptuele<br />
benadering een belangrijke rol<br />
spelen. Ik bestudeer de transdimensionale<br />
afbakening <strong>van</strong> vorm, <strong>van</strong> binnen<br />
naar buiten. Een geometrische constructie<br />
is voor mij een manier om te tonen dat<br />
iets man-made is. Wat naar mijn idee, een<br />
primair kenmerk is <strong>van</strong> kunst. Sommige<br />
<strong>van</strong> mijn projecten met een duidelijk conceptueel<br />
aspect zijn o.a. het Pieter Janszoon<br />
Saenredam project en Merging Grids, homage<br />
to Cor Noltée.<br />
In 1991 nam ik deel aan een symposium<br />
in <strong>De</strong> Biesbosch. In een bestaande bedding<br />
plantte ik viermeter lange wilgenstaven<br />
in een strak raster. <strong>De</strong> titel <strong>van</strong> dit<br />
werk, Pieter Janszoon Saenredam project,<br />
verwijst naar de ongerijmdheid tussen<br />
mijn bijdrage en de originele rangschikking<br />
<strong>van</strong> de willekeurig geplante wilgen.<br />
Ik benadrukte mijn raster door de schors<br />
<strong>van</strong> de bovenkanten <strong>van</strong> de onlangs geplante<br />
takken tot de helft <strong>van</strong> de lengte
te pellen. Onder het gepelde deel groeiden<br />
de nieuwe takken. Uiteindelijk zal<br />
het geometrisch perfecte raster vrijwel onzichtbaar<br />
met de willekeurige bomen<br />
samengaan.<br />
Land art is geen beweging of stroming.<br />
Het hoeft ook niet per se teruggevonden<br />
te worden in het landschap. Land art is<br />
tijdloos. Iedere man-made ingreep in<br />
het landschap kan aanspraak maken op<br />
de titel Land art. Net zoals al het werk<br />
dat echt als zodanig bedoeld is.<br />
Summary<br />
Land art, according to Lucien den<br />
Arend ‘the ultimate landscape design’,<br />
is part of the Environmental<br />
art. His work is geometrically abstract<br />
in which mathematics and a<br />
conceptual approach play an important<br />
role. Geometrical constructions<br />
are his way to show that it is manmade.<br />
In his view land art is no<br />
movement or trend, it is timeless.<br />
Patina<br />
Mijn vriendin is mooi<br />
Mijn leven is daarom mooi<br />
Landschap heeft <strong>schoonheid</strong> als het er geleefd en geaccepteerd uitziet<br />
Het heeft patina<br />
Een laagje verwering<br />
Zonder patina is het te nieuw<br />
En wantrouw ik het<br />
Omdat ik heb geleerd dat wat mooi is<br />
Zo fragiel is dat het bij de minste verstoring uiteenvalt<br />
En weemoed achterlaat<br />
En de aanwezigheid <strong>van</strong> patina geeft aan dat het niet uiteen is gevallen<br />
Dat het sterk, stabiel, koppig, noest, eigenzinnig<br />
Bedreven, behendig, doorkneed, ervaren, geoefend, bekwaam<br />
Dwars, eigenwijs, star, halsstarrig, obstinaat, onbuigzaam<br />
Onverzettelijk, stijf, krampachtig, houterig, lomp, onhandig<br />
Stram, moeilijk, zwaar, pijnlijk, jichtig, moeizaam, onnatuurlijk<br />
Geforceerd, gemaakt, onecht, gewild, gedwongen, precieus<br />
Geaffecteerd, bekakt, deftig, fatsoenlijk, beschaafd, beleefd<br />
Civiel, correct, hoffelijk, voorkomend, ridderlijk, eerlijk<br />
Galant, hoofs, fair, edelmoedig, altruïstisch, onbaatzuchtig, gul<br />
Scheutig, joviaal, mild, nederig, buigzaam, meegaand, plooibaar<br />
Inschikkelijk, gewillig, gedwee, gehoorzaam, handelbaar, mak<br />
Flexibel, soepel, buigzaam, lenig, rank, veerkrachtig<br />
En temperamentvol is<br />
Dat alles is afleesbaar aan patina<br />
En dan doet het er natuurlijk ook toe waar dat patina op zit<br />
Maar de patina is dat wat niet te ontwerpen is<br />
Waar het opzit is te ontwerpen<br />
En dat moet voldoen aan een mooie mengvorm tussen klassieke<br />
herkenbaarheid en een modegevoelige stijl<br />
In zekere zin is ontwerpen bijzaak<br />
Het is meer een herhaling <strong>van</strong> zetten<br />
Een herhaling <strong>van</strong> klassiek en een herhaling <strong>van</strong> modegevoelig of zeitgeist<br />
En dan maar hopen dat patina er grip op krijgt<br />
En zo is dat ook bij mijn vriendin<br />
Haar ontwerp kent klassieke invloeden en een uiting <strong>van</strong> de tijdgeest<br />
Maar het is vooral de patina<br />
Waar ik helemaal weg <strong>van</strong> ben<br />
En die patina wordt almaar rijker<br />
En bovendien kan ik daar zelf nog invloed op hebben<br />
Op haar ontwerp heb ik geen invloed<br />
Paul Roncken<br />
TOPOS / 01 / 2004 21
Visuele verleiding<br />
Over ethiek en esthetiek in het ontwerp<br />
Een ontwerper is een verkoper.<br />
En een verkoper<br />
moet verleiden. Hij moet<br />
zijn klant verleiden om het<br />
product, in casu een ontwerp,<br />
aan te schaffen. Dat<br />
kan betekenen het ontwerp<br />
betalen, of -dat draagt de<br />
voorkeur weg- het ook nog<br />
uit te voeren. Tot zover niks<br />
aan de hand. <strong>De</strong> ontwerper,<br />
in ons geval de landschapsarchitect,<br />
heeft allerlei<br />
vaardigheden die erop gericht<br />
zijn een ontwerp te<br />
maken en het te verkopen.<br />
Het verkopen kan gebeuren<br />
na het vervaardigen<br />
<strong>van</strong> het ontwerp,<br />
door allerhande presentaties<br />
en het verschijnen op<br />
de juiste recepties in de<br />
juiste kleren; het kan ook<br />
gebeuren tijdens het eigenlijke<br />
productieproces.<br />
Kristof <strong>van</strong> Assche<br />
Leerstoelstoelgroep landgebruiksplanning<br />
WUR<br />
kristof.<strong>van</strong>assche@wur.nl<br />
22 TOPOS / 01 / 2004<br />
Hierbinnen kunnen we onderscheid aanbrengen<br />
tussen verschillende varianten<br />
<strong>van</strong> verleiding. Men kan de opdrachtgevers<br />
of mogelijke opdrachtgevers behagen<br />
door inhoudelijk op hun voorkeuren<br />
en gevoeligheden in te spelen, men<br />
kan ook spelen met de vorm, trachten<br />
visueel te verleiden. Daarover willen we<br />
het in dit stuk verder hebben, over de<br />
mogelijkheden en beperkingen <strong>van</strong> die<br />
visuele verleiding, over beeldtaal, over de<br />
ethische vragen die je soms kan koppelen<br />
aan de visuele verleiding.<br />
Beeldtaal<br />
Laten we beginnen met het concept<br />
‘beeldtaal’. Met beelden kun je <strong>betekenis</strong><br />
overbrengen, net als met een echte taal.<br />
Beeldtaal is geen taal in de letterlijke zin<br />
<strong>van</strong> het woord maar een tekensysteem<br />
<strong>van</strong> visuele tekens, dat door een groep<br />
gebruikers als samenhangend wordt gezien.<br />
Een teken is iets dat naar iets anders<br />
verwijst op grond <strong>van</strong> iets anders. Het<br />
woord ‘kat’ verwijst naar het concept kat<br />
op grond <strong>van</strong> een code, een regel die binnen<br />
het tekensysteem <strong>van</strong> de Nederlandse<br />
taal bestaat en ons als gebruikers <strong>van</strong><br />
die taal bekend is.<br />
Nu kan men niet alle tekensystemen aan<br />
elkaar gelijk stellen en is het onmogelijk<br />
om de taal als model <strong>van</strong> alle andere tekensystemen<br />
te nemen. Er zijn bijvoorbeeld<br />
fundamentele verschillen tussen beeldtaal,<br />
als visueel tekensysteem, en echte taal.<br />
Bij echte taal kan <strong>betekenis</strong> overgedragen<br />
worden op een erg verfijnde, heldere<br />
manier door de grote hoeveelheid regels<br />
waarover voor iedereen duidelijkheid<br />
bestaat en door de indeling <strong>van</strong> de tekens<br />
die erg duidelijk is, op verschillende<br />
niveau’s.<br />
Maar beeldtaal werkt zo niet. Verschillende<br />
generaties kunsthistorici hebben zich over<br />
het probleem gebogen, hebben vaak getracht<br />
de metafoor <strong>van</strong> de taal en de tekst<br />
ver door te trekken (een schilderij is een<br />
tekst, een boek wordt getiteld ‘Reading<br />
Rembrandt’). Maar elke metafoor bevat<br />
een vergelijking en Cicero wist al te vertellen<br />
dat elke vergelijking mank loopt (als<br />
je hem maar ver genoeg doortrekt). Al<br />
die pogingen zijn stukgelopen. Hoe men<br />
het ook went of keert, een beeld kan niet<br />
ontleed worden in kleinere significante<br />
eenheden zoals een tekst of een zin. En<br />
als men al significante eenheden kan onderscheiden,<br />
dan zijn de regels voor het<br />
combineren <strong>van</strong> die eenheden om een<br />
bepaalde <strong>betekenis</strong> over te brengen veel<br />
minder duidelijk dan bij taal het geval is.<br />
Maar er zijn wel degelijk regels, er bestaat<br />
wel degelijk een visueel tekensysteem.<br />
Sommige dingen kunnen niet in schilderijen.<br />
Een landschap uit de 17 e eeuw<br />
zal geen grote vlekken rood bevatten, en<br />
een landschapsarchitectonisch ontwerp<br />
<strong>van</strong> 50 jaar geleden kon niet de gedaante<br />
<strong>van</strong> een collage aannemen. Er zijn regels,<br />
maar die zijn minder strikt afgebakend<br />
en door een kleinere groep gedeeld dan<br />
bij een taal. Bovendien vertoont beeldtaal,<br />
vooral door haar koppeling aan het<br />
artistieke domein, een bijzondere eigenschap:<br />
de taal vernieuwt zichzelf. <strong>De</strong>el<br />
<strong>van</strong> het spel <strong>van</strong> de kunst is af te wijken<br />
<strong>van</strong> bestaande codes <strong>van</strong> <strong>betekenis</strong>productie.<br />
Sinds de romantiek is er een<br />
sterkere eis <strong>van</strong> oorspronkelijkheid in de<br />
kunst gekomen, en daarmee een versnelling<br />
<strong>van</strong> de artistieke evolutie. Voordien<br />
bestond deze evolutie ook al, weken<br />
kunstenaars ook al systematisch af <strong>van</strong><br />
bestaande patronen. In de loop <strong>van</strong> de<br />
tijd werd steeds meer verwacht <strong>van</strong> kunst<br />
dat ze afweek, en begon de wijze <strong>van</strong> afwijken<br />
<strong>van</strong> allerlei conventies, ondermeer<br />
genreconventies, een belangrijk deel <strong>van</strong><br />
de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> het kunstwerk te worden.<br />
Kunst is daarom ook het meest<br />
lastige en interessante deel <strong>van</strong> de interpretatietheorie:<br />
een steeds groter deel <strong>van</strong><br />
het systeem bestaat uit regels om het systeem<br />
te veranderen, regels om de regels te<br />
veranderen.<br />
Uit voorgaande passages mag geconcludeerd<br />
worden dat de metafoor <strong>van</strong> het<br />
beeld als tekst niet te ver mag doorgetrokken<br />
worden. En dus dat de <strong>betekenis</strong><br />
<strong>van</strong> een beeld niet op eenzelfde precieze<br />
wijze ontleed kan worden als de <strong>betekenis</strong><br />
<strong>van</strong> een tekst en daarmee dat met een<br />
beeld niet een even precieze <strong>betekenis</strong><br />
kan overgebracht worden. Beelden
kunnen sneller overtuigen, dus een <strong>betekenis</strong><br />
overbrengen, dan woorden.<br />
Plaatjes in dictaten worden beter onthouden<br />
dan praatjes. Beelden hebben een<br />
grotere overtuigingskracht maar die kracht<br />
is moeilijker te geleiden - omwille <strong>van</strong> de<br />
kenmerken <strong>van</strong> beeldtaal en de verschillen<br />
met gewone taal net beschreven.<br />
Beeldtaal semiotisch<br />
C.S. Peirce, een <strong>van</strong> de aartsvaders <strong>van</strong> de<br />
interpretatietheorie oftewel semiotiek,<br />
onderscheidde al iconische tekens, symbolische<br />
en indexicale tekens.<br />
Symbolische tekens zijn met hun object<br />
verbonden op grond <strong>van</strong> een overeenkomst<br />
(het woord kat verwijst naar een<br />
concept kat door een afspraak).<br />
Indexicale tekens verwijzen naar hun<br />
object op grond <strong>van</strong> aangrenzendheid;<br />
dit kan ruimtelijke aangrenzendheid zijn<br />
of logische aangrenzendheid - causaliteit<br />
(een pootafdruk <strong>van</strong> een konijn verwijst<br />
indexicaal naar het konijn). Iconische<br />
tekens tenslotte verwijzen op grond <strong>van</strong><br />
gelijkenis naar hun object (een portretschilderij<br />
lijkt op de geportretteerde).<br />
Een echte taal functioneert door symbolische<br />
tekens: woorden zijn symbolisch.<br />
Een beeldtaal functioneert grotendeels<br />
door iconische tekens: de voorstellingen<br />
verwijzen doorgaans via gelijkenis naar<br />
iets uit de werkelijkheid.<br />
Bij Peirce is al duidelijk dat iconische tekens<br />
krachtiger zijn dan symbolische, en minder<br />
stuurbaar. Hoe groter de tussenkomst<br />
<strong>van</strong> de ratio, hoe preciezer de communicatie<br />
kan zijn, hoe helderder de boodschap<br />
en hoe minder krachtig deze boodschap<br />
overkomt. Precisie en kracht zijn<br />
omgekeerd evenredig. Elke visuele voorstelling<br />
is een selectie uit de werkelijkheid<br />
die volgens regels door een actief verstand<br />
eventjes begrepen moeten worden. Beeldtaal<br />
is krachtig, selectief, moeilijk stuurbaar<br />
(weinig precies), en gelieerd aan het<br />
artistieke domein. Beeldtaal staat meer<br />
dan gewone taal onder invloed <strong>van</strong> esthetiek.<br />
Voor ontwerpers, voor landschapsarchitecten<br />
die zich in een maatschappij<br />
bewegen waar ze allerlei personen en<br />
groepen dienen te overtuigen <strong>van</strong> de<br />
kwaliteit <strong>van</strong> hun ontwerpen, ligt het dus<br />
voor de hand te verleiden met beelden.<br />
Een artistieke tint komt vaak goed over<br />
en past bij het zelfbeeld dat men heeft,<br />
het biedt tegelijk de mogelijkheid om<br />
meer experimenteerruimte bij het ontwerpen<br />
te nemen. Mooie prenten en plannen<br />
verhelderen de ontwerpen voor beslissers<br />
en toekomstige gebruikers.<br />
Tekeningen maken de ontwerpen beter<br />
voorstelbaar voor leken, ze stellen in staat<br />
om alle kwaliteiten te belichten en door<br />
een slim gebruik <strong>van</strong> beeldtaal te<br />
versterken.<br />
Hernemen we even de andere kenmerken<br />
<strong>van</strong> beeldtaal. Ze is krachtig. Dat maakt<br />
haar aantrekkelijk. Ze is moeilijk stuurbaar.<br />
Dat maakt de kracht gevaarlijk.<br />
Men overtuigt mensen <strong>van</strong> iets, maar het<br />
is voor zender en ont<strong>van</strong>ger, voor ontwerper<br />
en publiek vaak niet helemaal<br />
duidelijk waar<strong>van</strong> het publiek overtuigd<br />
is. Mogelijk gaat een wethouder door de<br />
knieën voor een rode boom naast een<br />
brug terwijl die rode kleur of de hele<br />
boom door de ontwerper als decoratieve<br />
bladvulling, als niet- <strong>betekenis</strong>vol element<br />
<strong>van</strong> de beeldtaal is gezien. Stel de ontwerper<br />
laat de rode boom weg in de realisatie<br />
legt meer nadruk op de brug, omdat<br />
dat volgens hem de essentie is <strong>van</strong> het<br />
ontwerp is. Dan kan hij teleurgesteld<br />
zijn in een boze reactie <strong>van</strong> de wethouder,<br />
die de brug <strong>van</strong> bij het begin al niks vond.<br />
Beeldtaal is selectief. Dat hangt samen<br />
met de lage stuurbaarheid. Stel dat een<br />
andere wethouder de brug wel mooi<br />
vond, zoals voorgesteld op de tekening,<br />
dan kan die nog teleurgesteld reageren<br />
wanneer er groene schroeven en bouten<br />
opduiken die weliswaar vrij klein zijn<br />
maar voor hem wel het gerealiseerde beeld<br />
bepalen. En zo kan iedereen zich in het<br />
ootje genomen voelen door het gebruik<br />
<strong>van</strong> het verleidelijke beeld, ook wanneer<br />
de verleiding gewerkt heeft. Achteraf begint<br />
immers het verstand weer te werken<br />
en wordt de waarneming minder selectief<br />
en meer precies.<br />
Beeldtaal en de historie <strong>van</strong> visuele<br />
verleiding<br />
Uit de kenmerken <strong>van</strong> beeldtaal volgen<br />
een aantal voor- en nadelen <strong>van</strong> visuele<br />
verleiding. Nu zijn die niet nieuw voor<br />
landschapsarchitecten en andere ontwerpers.<br />
In de renaissance maakte Hans<br />
Vredeman de Vries gravures <strong>van</strong> tuinen<br />
met de planten in de complexe geometrische<br />
parterres meer dan levensgroot. <strong>De</strong><br />
parterres dienden immers vooral als<br />
achtergrond <strong>van</strong> dure exotische bollen als<br />
de tulp. Uitvergrote bolgewassen staan<br />
voor een mooie en elitaire tuin. In de<br />
barok was het gebruikelijk onder landschapsarchitecten<br />
om opdrachtgevers<br />
plannen te geven die meer symmetrisch<br />
waren dan echt mogelijk was, plannen<br />
en tekeningen die het park groter dan reëel<br />
voorstelden of waar meer dan mogelijk<br />
TOPOS / 01 / 2004 23
een overzicht wordt beloofd <strong>van</strong>uit het<br />
huis. Interessant is dat die opdrachtgevers<br />
(onbekend of ze zich opgelicht<br />
voelden) na realisatie, door kunstenaars<br />
dezelfde visuele verleiding laten gebruiken<br />
om anderen te overtuigen <strong>van</strong> de grootsheid<br />
<strong>van</strong> het geschilderde of getekende<br />
park en dus <strong>van</strong> eigenaar. JC Loudon,<br />
een <strong>van</strong> de eerste tuinschrijvers die voor<br />
de middenklasse schreef, wist in de illustraties<br />
<strong>van</strong> zijn boeken ook de suggestie<br />
te wekken dat het de tuin <strong>van</strong> een aristocraat<br />
betrof. En Le Corbusier tekende vaak<br />
een vlieguigje in de lucht, om het ontwerp<br />
meer kosmopolitisch en hedendaags te<br />
maken, in de lijn overigens <strong>van</strong> impressionistische<br />
schilders die ook vaak ‘la vie<br />
moderne’ uitbeeldden door stalen bruggen,<br />
stoomboten en rails subtiel in de<br />
landschappen te verwerken. Zo maken<br />
landschapsarchitecten gebruik <strong>van</strong> collages,<br />
een snel en effectief middel om de sfeer<br />
<strong>van</strong> een plek te scheppen zonder al te veel<br />
over die plek duidelijk te maken.<br />
24 TOPOS / 01 / 2004<br />
Verleiding <strong>van</strong> wie?<br />
Ontwerpers en kunstenaars hebben dus<br />
een lange traditie <strong>van</strong> visuele verleiding.<br />
Ontwerpers willen meer verleiden dan<br />
kunstenaars omdat ze meer dan dezen<br />
uit zijn op realisatie <strong>van</strong> hun ideeën, en<br />
daarvoor steun nodig hebben. Sinds<br />
begin 20 e eeuw heeft zich ook de artistieke<br />
a<strong>van</strong>t-garde ontwikkeld die zich minder<br />
om het publiek dan om de collega-kunstenaars<br />
bekommert en dus minder verleidt.<br />
Ze willen eerder de collegae overtuigen<br />
dan het publiek verleiden. Of we het<br />
werken met een publiek <strong>van</strong> andere kunstenaars<br />
voor ogen ook visuele verleiding<br />
kunnen noemen, is de vraag. Een kunstenaar<br />
kan interessant zijn voor de beroepsgenoten<br />
omdat hij moeite doet zijn kunst<br />
aan te passen aan hen, hij kan ook interesse<br />
wekken zonder deze moeite te doen.<br />
Hij kan pretenderen geen moeite te doen<br />
begrijpelijk en aantrekkelijk te zijn voor<br />
anderen, het imago <strong>van</strong> dwarsligger prefereren,<br />
en ondertussen toch meedeinen<br />
met de golven, haarfijn de nieuwste<br />
modes binnen hun wereld aanvoelen en<br />
er op inspelen. Slaagt dergelijke evenwichtsoefening,<br />
dan scoort men tweemaal:<br />
men komt authentiek over (staat<br />
interessant) en produceert dingen die zogezegd<br />
toevallig in de smaak vallen (altijd<br />
meegenomen). <strong>De</strong> verleiding is meervoudig,<br />
niet enkel visueel.<br />
Voor de kunstenaar die zich aan een groter<br />
publiek wil aanpassen, met minder kennis<br />
<strong>van</strong> de ingewikkelde codes en hun verschuiving<br />
binnen de artistieke discours,<br />
is het eenvoudiger te verleiden. Een minder<br />
complexe smaak valt sneller te bedienen<br />
met visuele middelen. <strong>De</strong> hedendaagse<br />
kunstenaar ziet zich daarbij voor<br />
een dilemma, anders gezegd een tweede<br />
evenwichtsoefening: succes wordt afgemeten<br />
aan reacties bij het publiek én de<br />
vakgenoten. Maar teveel publiek succes<br />
en teveel ‘toegiften aan het publiek’ garanderen<br />
problemen binnen de vakwereld.<br />
Visuele verleiding voor de artiesten sluit
vaak visuele verleiding voor het publiek<br />
uit. Of verleiding <strong>van</strong> artiesten stelt visuele<br />
verleiding tout court uit.<br />
Landschapsarchitecten, als ontwerpers <strong>van</strong><br />
grote ruimtes voor vele mensen, bevinden<br />
zich <strong>van</strong>uit dit gezichtspunt in een<br />
lastige positie. Artiest, intellectueel en<br />
ambachtsman tegelijk, maken ze deel uit<br />
<strong>van</strong> een wereld waarin artistieke criteria<br />
de boventoon voeren (niet alleen de esthetiek<br />
<strong>van</strong> de presentatie maar ook <strong>van</strong> het<br />
ontwerp zelf), een wereld waar een product<br />
moet gemaakt en verkocht worden;<br />
tot slot maken ze deel uit <strong>van</strong> een wereld<br />
waarin veel kennis achter een ontwerp<br />
dient te zitten, die niet volledig verhuld<br />
mag worden in een al te esthetiserend ontwerp.<br />
<strong>De</strong> dilemma’s <strong>van</strong> de artiest worden<br />
uitvergroot en uitgebreid. En aangezien<br />
het meestal gaat om grote projecten dus<br />
veel geld en belangen, dient de ontwerper<br />
alle beschikbare middelen in te zetten om<br />
staande te blijven in een krachtenspel dat<br />
uit zichzelf geneigd is naar een veilig gemiddelde<br />
en, in de ogen <strong>van</strong> de ontwerper,<br />
een nietszeggend resultaat.<br />
Ethisch verantwoorde verleiding?<br />
Maar, en hier komen we bij de vraagstelling<br />
uit de inleiding, de visuele verleiding<br />
die de ontwerper kan inzetten heeft<br />
zoals gezegd zijn schaduwzijden. En die<br />
schaduwzijden worden belangrijker als<br />
men de verantwoordelijkheid beschouwt<br />
die de ontwerper heeft, oftewel: de ethische<br />
kant <strong>van</strong> de zaak. Vaak verzint een<br />
ontwerper woon- en werkomgevingen<br />
voor veel mensen, met weinig invloed<br />
en geen ontwerpkennis. <strong>De</strong> landschapsarchitect<br />
is in een machtspositie, als zijn<br />
visuele verleiding slaagt.<br />
En macht brengt verantwoordelijkheid<br />
met zich mee. Men kan beargumenteren<br />
dat de eindbeslissing bij politici of ambtenaren<br />
valt. Dat mag formeel waar zijn,<br />
maar de beperkte kennis en tijd <strong>van</strong> veel<br />
openbare opdrachtgevers, evenals hun<br />
gevoeligheid voor de visuele verleiding<br />
<strong>van</strong> de ontwerpers, resulteren in een situatie<br />
waarbij de ontwerpers een aantal<br />
ontwerpbeslissingen op eigen houtje kunnen<br />
nemen. Wederom wordt de verant-<br />
woordelijkheid bij de landschapsarchitect<br />
gelegd.<br />
Omdat deze tenslotte met belastinggeld<br />
projecten voor de burgers maakt, is het<br />
legitiem te vragen deze verantwoordelijkheid<br />
serieus te nemen. En mag men vragen<br />
in de afwegingen tijdens het ontwerpproces<br />
en bij de verkoop dit in het achterhoofd<br />
te houden. Vanzelfsprekend blijven<br />
de geschetste dilemma’s bestaan voor<br />
de ontwerper, moet hij aan vaak tegenstrijdige<br />
eisen voldoen voor de verschillende<br />
werelden waar<strong>van</strong> hij deel uitmaakt.<br />
Toch dient men bij dit alles het<br />
belang <strong>van</strong> de gebruikers voorop te stellen.<br />
Men dient ambtenaren te overtuigen,<br />
maar ook projectontwikkelaars en andere<br />
ontwerpers overtuigen.Tijdens inspraakavonden<br />
en dergelijke moeten de gebruikers<br />
soms rechtstreeks overtuigd worden<br />
en elk publiek stelt andere eisen aan de<br />
visuele verleiding. Ons inziens moet de<br />
ontwerper in deze situatie zijn verantwoordelijkheid<br />
nemen, door naar de gebruikers<br />
en beslissers toe de visuele verleiding<br />
in te zetten met zelfbeheersing en<br />
te combineren met eerlijke afbeeldingen.<br />
Hoe graag men zich ook opstelt als artiest<br />
of als goed verkopende ambachtsman<br />
of intellectueel, er blijft de gebruiker die<br />
in een ontwerp zijn dagen moet slijten.<br />
Die gebruiker is er niet bij gebaat als de<br />
ontwerper in de eerste plaats andere<br />
kringen probeert te verleiden, door het<br />
ontwerp op hen af te stemmen of door<br />
dat in de presentatie te doen. Als iedereen<br />
door het plan verleid is, inclusief gebruikers,<br />
en na realisatie iedereen overtuigd<br />
blijft behalve de gebruikers, is er iets<br />
mis. Dan is de visuele verleiding <strong>van</strong> de<br />
architect ingezet op een wijze die ethisch<br />
en democratisch verwerpelijk is. Als de<br />
gebruikers geen inspraak hadden, en de<br />
beslissers visueel verleidt zijn, hangt een<br />
oordeel af <strong>van</strong> de intentie <strong>van</strong> de ontwerper.<br />
Indien hij de ambtenaren of politici<br />
verleidde met de intentie iets goeds<br />
voor de gebruikers te maken, zijn er geen<br />
ethische bezwaren, hoewel men democratisch<br />
bezwaar zou kunnen maken.<br />
Indien de ontwerper enkel voor roem bij<br />
andere ontwerpers of voor het veiligstel-<br />
len <strong>van</strong> een volgende opdracht bij dezelfde<br />
beslissers de verleiding gebruikte, blijft<br />
er een ethisch en een democratisch probleem.<br />
<strong>De</strong> maatschappij is niet gebaat bij een<br />
maquette <strong>van</strong> vijf meter, een biljartkeu<br />
om aan te wijzen en een zijden sjaaltje<br />
om een nieuw stadsdeel te verkopen.<br />
Misschien spreekt dergelijke voorstelling<br />
wethouders met veel ambitie en enige<br />
artistieke pretenties aan, maar als het besluit<br />
daardoor in een bepaalde richting<br />
gaat, heeft de argumentatie niets te maken<br />
met eigenschappen <strong>van</strong> het ontwerp die<br />
door gebruikers als kwaliteiten zullen<br />
onderscheiden worden. Dan is men volledig<br />
overgeleverd aan de goede wil <strong>van</strong><br />
de ontwerper. Hoe groter de verantwoordelijkheid,<br />
hoe groter de opdracht,<br />
hoe voorzichtiger men met de visuele<br />
verleiding dient om te gaan, zeker in geval<br />
<strong>van</strong> beperkte participatie in de planvorming.<br />
<strong>De</strong> oproep aan ontwerpers om<br />
steeds de gebruikers in het achterhoofd<br />
te houden, zeker bij de grote opdrachten.<br />
Ethiek en democratische principes vragen<br />
daarom, zelfs wanneer dat erg moeilijk<br />
is, zelfs wanneer die ene grote opdracht<br />
een reputatie kan maken of breken, zelfs<br />
wanneer voor die ene grote opdracht de<br />
verzamelde concurrentie de zwoelste en<br />
meest nietszeggende schilderingen tentoon<br />
stelt.<br />
Een pleidooi voor matigheid, voor<br />
helderheid, voor het argument en voor<br />
de gebruiker. Maar niet tegen de visuele<br />
verleiding.<br />
Summary<br />
A designer is a salesman, who tries<br />
to sell a product, i.c. a design.<br />
Therefore, he tries to seduce the customer,<br />
such as by using the language<br />
of the image. This language is not<br />
precise, yet can be powerful. This<br />
visual temptation has a long tradition<br />
in landscape architecture. It can help<br />
the landscape architect to convince,<br />
but it can also mislead clients. Visual<br />
temptation is ethically sound and often<br />
necessary, provided that it’s used<br />
with measure.<br />
TOPOS / 01 / 2004 25
<strong>De</strong> <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />
Ruimtelijke planning en het <strong>schoonheid</strong>sbegrip<br />
Als het gaat over <strong>schoonheid</strong><br />
en de ruimtelijke inrichting<br />
<strong>van</strong> Nederland, dan<br />
gaat het al snel over ontwerpen<br />
<strong>van</strong> gebouwen,<br />
parken en wijken. Het<br />
<strong>schoonheid</strong>sideaal <strong>van</strong><br />
architecten, stedenbouwers<br />
en landschapsarchitecten<br />
staat dan centraal.<br />
Maar hoe zit het met<br />
het <strong>schoonheid</strong>sbegrip <strong>van</strong><br />
de talloze planologen,<br />
adviseurs, beleidsmakers<br />
en politici die zich bezig<br />
houden met de inrichting<br />
<strong>van</strong> een gebied voordat het<br />
op de tekentafel <strong>van</strong> de ontwerper<br />
komt? TOPOS ging<br />
op zoek.<br />
Mark Hendriks<br />
Redacteur TOPOS<br />
mark.hendriks@wur.nl<br />
Foto’s<br />
Communicatiebureau de Lynx<br />
26 TOPOS / 01 / 2004<br />
Schoonheid wordt steeds belangrijker<br />
binnen de Nederlandse ruimte. Hoewel<br />
het begrip <strong>schoonheid</strong> in eerste instantie<br />
associaties oproept met kunst of met een<br />
vrouw, wordt er meer en meer nagedacht<br />
over de <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een gebouw, een<br />
wijk, natuur of agrarisch landschap.<br />
<strong>De</strong> conclusie <strong>van</strong> dit nadenken is niet bijster<br />
positief. “Nederland is lelijk” is een<br />
vaak gehoorde uitspraak. Steeds vaker kan<br />
men lezen over de verloedering en vervlakking<br />
<strong>van</strong> ons mooie landje. <strong>De</strong><br />
VINEX-wijken zijn lelijk, de Bijlmermeer<br />
is het schrikbeeld en witte schimmel bedreigt<br />
de Veluwe.<br />
Ontwerpdisciplines als landschapsarchitectuur,<br />
stedenbouw en architectuur<br />
spelen hier op in en proberen met vernieuwende<br />
ideeën de <strong>schoonheid</strong> in<br />
Nederland terug te brengen. <strong>De</strong>nk aan<br />
de talloze publicaties die over dit onderwerp<br />
zijn verschenen, of de oprichting<br />
<strong>van</strong> de Volksbeweging tegen de Lelijkheid<br />
en het Nederlands Genootschap voor<br />
Esthetica. Voormalig rijksbouwmeester<br />
Wytze Patijn zei dat “het de opdracht<br />
<strong>van</strong> de huidige ruimtelijke inrichters is<br />
om nieuwe <strong>schoonheid</strong> te scheppen.”<br />
Hier doelt hij vooral op de huidige en<br />
nieuwe generatie ontwerpers, die zich met<br />
hun eigen stijl en smaak moeten onderscheiden.<br />
Maar hoe onderscheiden planologen zich<br />
op dit vlak? Of adviseurs, beleidsmakers<br />
of politici? <strong>De</strong>ze vraag houdt me, naarmate<br />
ik de vakwereld leer kennen, steeds<br />
meer bezig. Het antwoord ligt niet voor<br />
het oprapen. Het lijkt erop dat <strong>schoonheid</strong><br />
in de vakwereld alleen voorbehouden<br />
lijkt aan de ontwerpende disciplines.<br />
Soms krijg ik het idee dat binnen de vakwereld<br />
de opvatting heerst, dat ‘ruimtelijke<br />
planning/ordening niets met<br />
<strong>schoonheid</strong> te maken heeft’.<br />
Bij de combinatie <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> en<br />
ruimtelijke planning is het moeilijk om<br />
concrete beelden te scheppen. Dat was<br />
ook te merken tijdens de voorbereiding<br />
<strong>van</strong> dit nummer. Heel snel kom je met<br />
het thema op ontwerpgerelateerde onderwerpen<br />
uit. Als redactie moesten we dan<br />
ook waken voor een evenwichtige invul-<br />
ling - dus <strong>van</strong>uit alle inrichtingsdisciplines<br />
- <strong>van</strong> dit nummer.<br />
Ik ben er altijd <strong>van</strong> overtuigd geweest dat<br />
ook in de niet-ontwerpende ruimtelijke<br />
disciplines <strong>schoonheid</strong>, op wat voor<br />
manier dan ook, een rol speelt. Hierop<br />
inhakend ben ik een soort <strong>van</strong> zoektocht<br />
begonnen naar de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> het begrip<br />
<strong>schoonheid</strong> in de ruimtelijke planning.<br />
Verscheidene mensen heb ik op deze<br />
‘tocht’ benaderd. Dit heeft geresulteerd<br />
in vier zienswijzen.<br />
Twee daar<strong>van</strong>, namelijk ‘Schoonheid ligt<br />
in het verleden’ en ‘Schoonheid ge<strong>van</strong>gen<br />
in andere begrippen’, hebben betrekking<br />
op het planresultaat, terwijl de twee zienswijzen<br />
‘Schoonheid afhankelijk <strong>van</strong> beeldvorming’<br />
en ‘Schoonheid als ondergeschikt<br />
aspect’, het planproces betreffen.<br />
1. Schoonheid ligt in het verleden<br />
Schoonheid komt in het landschap terug<br />
in het streekeigene ofwel de identiteit.<br />
Regionale differentiatie is een kwaliteit<br />
waardoor stad en land <strong>van</strong> elkaar te onderscheiden<br />
zijn, waardoor polderlandschappen<br />
en zandgebieden <strong>van</strong> elkaar<br />
verschillen en Zuid-Limburg anders is<br />
dan de Kop <strong>van</strong> Noord Holland. Maar<br />
regio-nale differentiatie staat onder druk.<br />
Verstedelijking en de diverse herinrichtingen<br />
zijn een gevaar voor de streekeigenheid.<br />
Niet in de laatste plaats omdat historische<br />
en culturele waarden verloren<br />
gaan. Het herverkavelen of bebouwen<br />
<strong>van</strong> eeuwenoude kavelpatronen, het slopen<br />
<strong>van</strong> oude boerderijen, de herinrichting<br />
<strong>van</strong> een historische binnenstad, het<br />
verleggen <strong>van</strong> een agrarische verbindingsweg,<br />
het dempen <strong>van</strong> wijken en sloten;<br />
het zijn allemaal ingrepen die de link met<br />
het verleden en daarmee de streekidentiteit<br />
verbreken.<br />
<strong>De</strong> <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een gebied ligt in die<br />
verbinding met het verleden. Zorgen het<br />
oude kerkje, een groep boerderijen, eeuwenoude<br />
bomen en het verkavelingpatroon<br />
ook na planvorming voor deze verbinding,<br />
dan ligt hierin de <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong><br />
het plan. <strong>De</strong> link met de historie vertelt de<br />
bewoner of bezoeker een verhaal, waardoor<br />
het landschap beter gewaardeerd wordt.
Het begrip oriëntatie hangt hiermee<br />
samen. Een gebied dat zich op basis <strong>van</strong><br />
historische en culturele kenmerken kan<br />
onderscheiden <strong>van</strong> anderen, geeft de bezoeker<br />
antwoord op de vraag ‘waar ben<br />
ik?’, terwijl het de bewoner misschien wel<br />
antwoord geeft op de vraag ‘wie ben ik?’.<br />
Daarin ligt het ‘mooie’ <strong>van</strong> een landschap<br />
met een streekeigen identiteit. Een herkenbaar<br />
landschap, waar mensen zich mee<br />
verbonden voelen.<br />
2. Schoonheid ge<strong>van</strong>gen in andere<br />
begrippen<br />
Schoonheid wordt in de ruimtelijke planning<br />
bijna nooit in de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> mooi<br />
gebruikt, omdat het te abstract is. Het<br />
<strong>schoonheid</strong>sbegrip zit vaak verborgen in<br />
andere termen.<br />
Schoonheid is het maakbare optimum in<br />
de afstemming tussen hoe iets er uit ziet<br />
en hoe iets functioneert. Hiervoor kent de<br />
ruimtelijke planning talloze benamingen<br />
zoals ruimtelijke kwaliteit, belevingswaarde,<br />
compleetheid, uitvoerbaarheid,<br />
netheid, variëteit, rommelzones, enzovoort.<br />
Enkele hier<strong>van</strong> nemen een speciale<br />
plaats in omdat ze de laatste tijd in de<br />
mode zijn, zoals ruimtelijke kwaliteit en<br />
belevingswaarde, of zijn gewoon een<br />
wezenlijk onderdeel <strong>van</strong> de planvorming,<br />
zoals uitvoerbaarheid.<br />
Het begrip ruimtelijke kwaliteit wordt te<br />
pas en te onpas gebruikt, maar is voor<br />
velen een moeilijk te hanteren begrip.<br />
Temeer omdat ruimtelijke kwaliteit op<br />
diverse manieren ingevuld kan worden.<br />
Naar mijn idee probeert ruimtelijke kwaliteit<br />
de twee in de planning recht tegenover<br />
elkaar staande begrippen - mooi en<br />
functioneel - te combineren. Het streven<br />
naar een bruikbaar landschap dat ook nog<br />
eens mooi is. Hiermee kom ik op het begrip<br />
belevingswaarde. Steeds meer wordt<br />
er in de planvorming rekening gehouden<br />
met het gegeven hoe een landschap be-<br />
Het landschap als onderwerp <strong>van</strong> gesprek<br />
leefd zal worden. <strong>De</strong> <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een<br />
gebied speelt hier een rol in.<br />
Een speciaal begrip is uitvoerbaarheid. Met<br />
andere woorden, een plan is mooi als het<br />
uitvoerbaar is. Zeker in een tijd waarin vele<br />
plannen sneuvelen wegens financieel gebrek<br />
of tijdsnood, herkennen plannenmakers<br />
<strong>schoonheid</strong> in een efficiënte en<br />
snelle uitvoerbaarheid.<br />
3. Schoonheid afhankelijk <strong>van</strong> mentale<br />
beelden<br />
<strong>De</strong> <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> een plan is afhankelijk<br />
<strong>van</strong> beelden die het oproept in de hoofden<br />
<strong>van</strong> plannenmakers en belanghebbenden.<br />
<strong>De</strong> mentale beelden komen voort<br />
uit associatie. Associatie met eerdere persoonlijke<br />
belevenissen, bijvoorbeeld op<br />
vakantie of naar aanleiding <strong>van</strong> iets wat<br />
we op TV hebben gezien.<br />
In een planvormingsproces komt veel informatie<br />
vrij. <strong>De</strong>ze informatie heeft invloed<br />
op de verschillende individuele<br />
TOPOS / 01 / 2004 27
mentale beelden. Bij de één kan de informatie<br />
een positief effect hebben, bij de<br />
ander een negatief effect en bij weer een<br />
ander gaat de informatie gewoonweg verloren.<br />
Uiteindelijk zal een plan bij een persoon<br />
een aantal extreme beelden achterlaten<br />
die overwegend positief of negatief<br />
zijn. Zo kan een plan over lokalisering en<br />
inpassing <strong>van</strong> de Betuwelijn bij een omwonende<br />
het beeld oproepen <strong>van</strong> lawaai,<br />
grauwe containertreinen, grijze luchten<br />
en een desolaat landschap. Terwijl het bij<br />
een financiële overheidsmedewerker het<br />
beeld oproept <strong>van</strong> een razende trein door<br />
het prachtige Betuwelandschap als verbinding<br />
tussen Rotterdam en het Ruhrgebied,<br />
waardoor het geld binnenstroomt.<br />
Met de juiste presentatie kunnen plannen<br />
positieve associaties oproepen. Naast<br />
beeld speelt woordkeuze een essentiële<br />
rol. Met mooi beeld en mooie woorden<br />
kan een plan bij betrokkenen positieve<br />
beelden oproepen. Schoonheid is daar een<br />
onderdeel <strong>van</strong>.<br />
4. Schoonheid als ondergeschikt aspect<br />
Schoonheid heeft gedurende het planproces<br />
een ondergeschikte rol.<br />
Schoonheid zou te irrationeel zijn en daardoor<br />
moeilijk te verdedigen ten opzichte<br />
<strong>van</strong> bijvoorbeeld een begrip als functionaliteit.<br />
Schoonheid kent geen dimensies<br />
en is als iets onmeetbaars dus amper te<br />
verantwoorden.<br />
Plannenmakers hebben er ook vaak niets<br />
28 TOPOS / 01 / 2004<br />
aan om hun eigen <strong>schoonheid</strong>sideaal in<br />
een plan te verwerken. Het eindoordeel<br />
komt toch vaak <strong>van</strong> de toekomstige gebruikers<br />
of de opdrachtgever. Daar komt<br />
nog eens bij dat <strong>schoonheid</strong> eigenlijk<br />
pas na realisering te beoordelen is.<br />
In beginsel is <strong>schoonheid</strong> wel een criterium<br />
waar plannenmakers mee aan de slag<br />
kunnen gaan. Maar naarmate het planproces<br />
vordert lijkt <strong>schoonheid</strong> steeds<br />
weer het onderspit te moeten delven<br />
tegenover andere zaken. Zeker bij geldgebrek<br />
lijkt <strong>schoonheid</strong> als eerste overboord<br />
te worden gezet.<br />
Sommige plannenmakers praten over het<br />
gevaar <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong>. Volgens hen sterven<br />
teveel plannen in <strong>schoonheid</strong> omdat<br />
ellenlange discussies over ‘hoe iets eruit<br />
moet komen te zien’ ervoor zorgen dat<br />
de kern en de kaders <strong>van</strong> een plan uit het<br />
oog worden verloren.<br />
Concluderend kan worden gezegd dat<br />
<strong>schoonheid</strong> geen expliciete rol in de ruimtelijke<br />
planning lijkt te hebben. Het<br />
<strong>schoonheid</strong>sbegrip ligt verborgen in de<br />
historie <strong>van</strong> een gebied of speelt mee<br />
onder een andere naam. Tijdens het proces<br />
krijgt <strong>schoonheid</strong> vorm in de hoofden<br />
<strong>van</strong> betrokkenen of legt het af tegen<br />
andere zaken.<br />
Maar ook ruimtelijke planners kunnen niet<br />
om het pure <strong>schoonheid</strong>sideaal heen.<br />
Iedereen die werkt aan de inrichting <strong>van</strong><br />
de Nederland streeft in zijn of haar hart<br />
naar een schoon en mooi landschap.<br />
Planologen, adviseurs, beleidsmedewerkers<br />
en politici hebben persoonlijke<br />
ideeën over <strong>schoonheid</strong>. <strong>De</strong> één vindt een<br />
spontaan gegroeide en rommelige stadsrand<br />
prachtig, terwijl een ander zweert bij<br />
windmolens in de polder. Sommigen<br />
hebben een beeld <strong>van</strong> het<br />
tegenovergestelde, de lelijkheid: ‘Als het<br />
naar niet zo’n zootje wordt als in België’<br />
is een vaak gehoorde uitspraak.<br />
<strong>De</strong> vier zienswijzen geven in ieder geval<br />
inzicht op welke manier <strong>schoonheid</strong> een<br />
rol kan spelen in de ruimtelijke planning.<br />
Over <strong>schoonheid</strong> valt eigenlijk niet te<br />
twisten. Over de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />
in de ruimtelijke planning echter wel.<br />
Summary<br />
The aspect of beauty and esthetics<br />
seems to be reserved to designing<br />
disciplines like architecture, urban<br />
planning and landscape architecture.<br />
But how do planners, policy makers<br />
and advisors deal with the term of<br />
beauty in the world decorating the<br />
space. After talking to different professionals<br />
four ways of using beauty can<br />
be distinguished.<br />
1. Beauty is linked to the past,<br />
2. Beauty is caught in other terms,<br />
like quality and experience,<br />
3. Beauty is dependent of mental<br />
maps in people’s heads,<br />
4. Beauty plays no role at all.
Dat vind ik nou mooi!<br />
In dit nummer een speciale ‘Dat vind ik nou mooi!’.<br />
U vindt hier een <strong>van</strong> de inzendingen <strong>van</strong> de fotowedstrijd ‘<strong>De</strong><br />
mooiste plek’ die de Volkskrant in het najaar <strong>van</strong> 2003 organiseerde.<br />
We hebben gekozen voor twee plaatjes <strong>van</strong> het Valleikanaal<br />
in Leusden. In tekst en beeld legt Gerda <strong>van</strong> Ekris,<br />
eveneens uit Leusden, uit waarom dit voor haar de mooiste<br />
plek <strong>van</strong> Nederland is.<br />
Ochtend langs het Valleikanaal<br />
Al meer dan 20 jaar loop ik al dan niet met de<br />
hond dagelijks langs het Valleikanaal en iedere<br />
keer is het anders en bijna altijd is het mooi.<br />
Vooral op een vroege zomerochtend of zoals<br />
op de foto in de winter met verse sneeuw en<br />
een nevel over het weiland, de zon die er net<br />
doorkiert en net niet de schaduwkant <strong>van</strong> de<br />
Liniedijk heeft bereikt.<br />
Nog even dan gaat er hier gebouwd worden:<br />
hockeyvelden, boerderettes en meer <strong>van</strong> dat<br />
gruwelijks.<br />
Gerda <strong>van</strong> Ekris<br />
TOPOS / 02 / 2003 29
Genius Fluvii<br />
Hoe ontwerp je met stromen?<br />
Kilometers lange files op de<br />
wegen na een ongeluk,<br />
problemen met de binnenvaart<br />
in de zomer en het<br />
water tot aan de dijkkruin in<br />
de winter: onvoorziene<br />
gebeurtenissen lijken meer<br />
regel dan uitzondering te<br />
worden. Kan ruimtelijke<br />
ordening dergelijke<br />
problemen in de toekomst<br />
voorkomen? En hoe dan?<br />
Studenten landschapsarchitectuur<br />
Kees <strong>van</strong> Dam<br />
en Gertjan Jobse doen een<br />
poging.<br />
Kees <strong>van</strong> Dam & Gertjan Jobse<br />
kees_<strong>van</strong>dam@yahoo.com<br />
gertjan.jobse@wur.nl<br />
30 TOPOS / 01 / 2004<br />
Om de schaarse ruimte in de Nederlandse<br />
rivierdelta te ordenen is een scala aan instrumenten<br />
beschikbaar. Restrictief beleid<br />
voor bedrijfsvestiging is een vorm <strong>van</strong><br />
regulering, net als het verbod op bouwen<br />
in het rivierbed en de recent aangewezen<br />
noodoverloopgebieden. Toch kunnen<br />
onvoorziene gebeurtenissen de boel nog<br />
steeds flink in de war schoppen. <strong>De</strong> instrumenten<br />
voldoen dan niet in de specifieke<br />
situatie. Is ons ruimtegebruik wel geschikt<br />
voor maatwerk?<br />
Om deze vraag te beantwoorden gaan we<br />
een stapje terug. Waar je vaak begint met<br />
het uitvoeringsprogramma, kijken wij<br />
naar de factoren die deze programma’s<br />
bepalen. Ontwerpers en planners kijken<br />
naar ons idee nog te weinig naar de<br />
totstandkoming <strong>van</strong> de opgave, terwijl<br />
daar alles mee staat of valt. <strong>De</strong>ze uitvoeringsdrang<br />
is begrijpelijk, toch moet je<br />
af en toe de opgave durven te bevragen<br />
en herdefiniëren. Dit kan uiteindelijk<br />
leiden tot betere oplossingen.<br />
We beperken ons tot de processen achter<br />
de belangrijkste opgaven voor de komende<br />
jaren. Voor het rivierbeheer zijn dit<br />
waterstromen en voor bedrijventerreinen<br />
goederenstromen. We zijn op zoek gegaan<br />
naar kleine ingrepen, prototypen<br />
genaamd, om deze stromen in een gewenste<br />
richting te sturen. <strong>De</strong> keuze voor<br />
de twee stromen is logisch als je de veranderingen<br />
in ruimtegebruik overziet.<br />
<strong>De</strong> extremen in waterafvoer <strong>van</strong> de rivieren<br />
worden steeds groter, terwijl de capaciteit<br />
nauwelijks verandert. Als gevolg <strong>van</strong> globale<br />
productie vindt er steeds meer goederentransport<br />
plaats en is de druk voor bedrijfsvestiging<br />
op de ruimte groot.<br />
Hoe vind je de krachtenvelden achter de<br />
water- en goederenstromen? Een stroming<br />
is een onzichtbare beweging met<br />
een complexe structuur. Je kunt niet elke<br />
druppel of vrachtwagen volgen: alleen de<br />
bundel <strong>van</strong> verplaatsingen en de stopplekken<br />
zijn zichtbaar. Een reguliere analyse<br />
met kaarten en literatuur zou niet tot iets<br />
grijpbaars leiden, daarom is een andere<br />
methode ontwikkeld.<br />
<strong>De</strong> achterliggende gedachte is dat alleen<br />
patroonanalyse <strong>van</strong> de stromen geen in-<br />
zicht oplevert in de processen erachter.<br />
Zolang de verandering <strong>van</strong> stroming <strong>van</strong><br />
water en goederen niet voldoende wordt<br />
begrepen, blijft de ruimtelijke weerslag<br />
hier<strong>van</strong> steeds weer een verrassing. Hierdoor<br />
zal ruimtelijke planning altijd achterlopen<br />
op veranderingen en aan <strong>betekenis</strong><br />
verliezen. Een innovatieve benadering is<br />
dus nodig om ruimtelijke ordening <strong>van</strong><br />
nieuw elan te voorzien.<br />
Uitstapjes<br />
Om stromen beter te leren kennen, hebben<br />
we uitstapjes naar andere disciplines<br />
gemaakt. <strong>De</strong> stromenleer uit de ecologie en<br />
de Relativiteitstheorie leverden nieuwe inzichten<br />
op.<br />
<strong>De</strong> ecologie is interessant <strong>van</strong>wege haar<br />
theorievorming over de wisselwerking<br />
<strong>van</strong> natuurlijke patronen en processen in<br />
relatie tot organismen. Zo veroorzaken<br />
natuurlijke krachten een sturing naar<br />
minder ruimtelijke variatie en meer temporele<br />
variatie. Dit betekent dat in de<br />
ruimte grote continuïteit heerst en de tijd<br />
hierin onzekerheid en afwisseling brengt.<br />
Echter, elk levend organisme streeft naar<br />
ruimtelijke verschillen en temporele zekerheden.<br />
Om controle uit te oefenen op<br />
deze tegenovergestelde bewegingen, maakt<br />
het organisme gebruik <strong>van</strong> regulatoren.<br />
Ook in het waterbeheer wordt veel gebruik<br />
gemaakt <strong>van</strong> regulatoren, zoals<br />
dijken, dammen, overlaten en sluizen.<br />
In ecologische theorieën ontstaan stromen<br />
door verschillen in ruimte en tijd:<br />
stroming <strong>van</strong> hoog naar laag, <strong>van</strong> een<br />
hoge naar een lage dichtheid. Dit is vergelijkbaar<br />
met water dat letterlijk <strong>van</strong> hoog<br />
naar laag stroomt, en met goederen die<br />
<strong>van</strong> aanbod naar vraag worden getransporteerd.<br />
<strong>De</strong> Relativiteitstheorie legt een relatie tussen<br />
ruimte en tijd. Einstein zegt hierin, dat<br />
ruimte wordt gemaakt door tijd, omdat<br />
ruimte alleen ruimte is als het overbruggen<br />
er<strong>van</strong> tijd vergt. Afstand is de tijd die<br />
het vergt een ruimte te overbruggen. Afstanden<br />
tussen plaatsen verschillen hierdoor<br />
sterk, afhankelijk <strong>van</strong> hun aansluiting<br />
op het netwerk. Einstein bewijst wat<br />
ons gevoel ons zegt. Je kunt dit vertalen
Methode; de aanpak kent drie fasen: theorie, analyse en ontwerp.<br />
naar een stedelijke agglomeratie, waarin je<br />
de tijd en afstand die het kost om ergens<br />
te komen, intekent op een isotijdenkaart<br />
en zo de relatieve bereikbaarheid en daarmee<br />
vestigingswensen <strong>van</strong> bedrijven ziet.<br />
Ongekende trends<br />
Na bestudering <strong>van</strong> de algemene kenmerken<br />
<strong>van</strong> stromen, zoomen we in op de<br />
water- en goederenstroom. Met een trendanalyse<br />
ontdekken we de drijvende krachten<br />
achter stromen. Het voert te ver deze<br />
hier uitvoerig te beschrijven, maar het belangrijkste<br />
is dat we onderscheid maken<br />
tussen gekende en ongekende trends. Ge-<br />
kende trends worden al benut.<br />
Ongekende trends daarentegen worden<br />
wel onderzocht, maar nog niet in praktijk<br />
gebracht. <strong>De</strong> toekomstige opgave (het<br />
toekomstige programma) ligt dus in de<br />
ongekende trends. Waar komen de<br />
toekomstige veranderingen uit voort?<br />
Wat zijn de ontwerpopgaven?<br />
Het huidige rivierbeleid in Nederland is<br />
gericht op verruiming <strong>van</strong> het rivierbed,<br />
maar is niet voldoende toekomstige<br />
hoogwaterproblematiek aan te pakken.<br />
Daarvoor zijn binnendijkse oplossingen<br />
- nieuwe regulatoren als groene rivieren,<br />
retentiebekkens en overloopgebieden<br />
nodig. <strong>De</strong>ze oplossingen kennen een<br />
grote ruimteclaim en de uitdaging ligt<br />
hier in het combineren <strong>van</strong> verschillende<br />
belangen. Meervoudig ruimtegebruik in<br />
natte gebieden dus!<br />
Aan de andere kant leiden de veranderende<br />
eisen <strong>van</strong> consument en producent tot<br />
veranderingen in goederenstromen. <strong>De</strong> afstand<br />
<strong>van</strong> industriële en commerciële gebieden<br />
tot infrastructuur en knooppunten<br />
wordt hierdoor steeds belangrijker. <strong>De</strong> bestaande<br />
waterwegen kunnen als alternatieve<br />
transportmodaliteit uitkomst bieden<br />
voor congestie op de wegen. <strong>De</strong> ontwerpopgave<br />
ligt dus in een innovatieve verbetering<br />
<strong>van</strong> de overslag <strong>van</strong> goederen.<br />
Broeinestenspel<br />
Hoe kun je antwoorden vinden op de<br />
ongekende trends? Hoe kom je <strong>van</strong> een<br />
analyse naar een ontwerp? We hanteerden<br />
het Broeinestenspel, dat fungeerde als<br />
groot experiment voor deze vragen. <strong>De</strong><br />
bedoeling was om mensen te laten nadenken<br />
over complexe problemen en hen<br />
tot oplossingen te laten komen, die los<br />
staan <strong>van</strong> de geijkte methoden.<br />
Nodig zijn een spelbord, tekenmateriaal<br />
en zes spelers. <strong>De</strong> voorzitter leidt, de reporter<br />
notuleert en het spel begint. <strong>De</strong><br />
eerste speler haalt iets weg (erase) waardoor<br />
problemen rijzen. Vervolgens laat<br />
de tweede speler iets ontstaan (originate),<br />
transformeert de derde iets (transform)<br />
en verplaatst de vierde iets (migrate). Dit<br />
herhaalt zich een aantal ronden, waarbij<br />
de acties op de kaart zich aftekenen.<br />
Het spel kenmerkt zich door de machteloosheid<br />
<strong>van</strong> het individu: iedere volgende<br />
speler kan je plan weer in de war schoppen.<br />
Als gedurende het spelverloop een gezamenlijk<br />
doel gevonden wordt, kan een<br />
versnelling <strong>van</strong> het spel ontstaan.<br />
Opvallend is, dat in het spel eerst vooral<br />
grote en later ook wel kleinere ingrepen<br />
worden gedaan. Daarbij wordt water in<br />
veel gevallen geassocieerd met wonen en<br />
natuur, terwijl het goederentransport<br />
vooral tot technische oplossingen leidt!<br />
Ook leverde de eerste spelronde beduidend<br />
minder op dan de tweede: waar men<br />
eerst vooral zoekt naar invulling <strong>van</strong> zijn<br />
TOPOS / 01 / 2004 31
Het Broeinestenspel in een leegstaand zwembad<br />
Broeinestenkaart voor het Noord-Brabants rivierengebied<br />
of haar rol, reageert men later beter op<br />
elkaar.<br />
<strong>De</strong>ze workshop heeft geen gouden eieren<br />
opgeleverd, maar luidde wel de overgang<br />
<strong>van</strong> analyse naar ontwerp in. We hebben<br />
daarbij inspiratie geput uit gedane ingrepen<br />
om tot prototypen te komen. <strong>De</strong>ze<br />
prototypen zijn ontwikkeld om programma’s<br />
(uitkomsten <strong>van</strong> de ongekende<br />
trends) te verweven. Ze combineren dus<br />
de water- en goederenstromen en dienen<br />
als motortjes <strong>van</strong> verandering. In de ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> ruimtelijke modellen voor<br />
het studiegebied tussen Waalwijk en Oss<br />
hebben we de prototypen ingezet. <strong>De</strong> algemene<br />
voorwaarden worden voor een<br />
specifiek gebied uitgewerkt in een ontwerp.<br />
Gebiedsstromen<br />
Met input <strong>van</strong>uit het Broeinestenspel,<br />
verschillende veldverkenningen en een<br />
quick-scan <strong>van</strong> het provinciaal beleid hebben<br />
we de gebiedsanalyse gedaan. Het<br />
studiegebied is het Noord-Brabants rivierengebied,<br />
tussen de Maas en het zand.<br />
Het betreft geen uitgebreide studie, maar<br />
32 TOPOS / 01 / 2004<br />
slechts drie vragen om tot de broeinesten<br />
te komen: welke invloed heeft de onderlaag<br />
op de netwerk- en occupatielaag, hoe<br />
interfereren de netwerken en waar liggen<br />
de toekomstige claims?<br />
<strong>De</strong> antwoorden hierop zijn kort geformuleerd.<br />
Op de overgang tussen de zandgronden<br />
en de rivierklei ligt een band <strong>van</strong><br />
wegen en bewoning en langs de rivier zijn<br />
verscheidene dijkdorpen en vestingstadjes<br />
ontstaan. <strong>De</strong> snelwegen lopen veelal parallel<br />
met de grote rivieren of kruisen ze<br />
loodrecht. Het water raakt het wegennet<br />
in de havens en bij de randwegen <strong>van</strong> de<br />
steden liggen de belangrijkste knooppunten.<br />
Tenslotte liggen claims bij de<br />
oude overlaten voor noodoverloop en<br />
in de kommen voor waterretentie. In een<br />
aantal gebieden met deze waterclaim liggen<br />
stedelijke of industriële uitbreidingen gepland,<br />
zoals bij de havens <strong>van</strong> Waalwijk en<br />
Oss, en rond de A2 bij ’s-Hertogenbosch.<br />
<strong>De</strong> uitkomsten <strong>van</strong> de kaartanalyses zijn<br />
als lagen over elkaar gelegd. Sommige<br />
plekken blijken dan relatief rustig, terwijl<br />
het op andere punten rommelt. <strong>De</strong>ze<br />
broeinesten zijn de plaatsen waar voor<br />
de verweving <strong>van</strong> beide stromen kansen<br />
en bedreigingen liggen. Het betreft hier<br />
bijvoorbeeld een bedrijventerrein in een<br />
toekomstige overlaat, of de mogelijkheid<br />
om gemakkelijk overslag tussen weg- en<br />
watertransport te realiseren. <strong>De</strong> broeinesten<br />
zijn concrete uitkomsten <strong>van</strong> het<br />
onderzoek: hier kun je, door een slimme<br />
inzet <strong>van</strong> de prototypen, verwevingsmodellen<br />
ontwikkelen, die als ontwerp<br />
een functie, vorm en <strong>betekenis</strong> hebben.<br />
Ontwerp?<br />
Je kunt je na het lezen <strong>van</strong> dit artikel afvragen<br />
wat dit onderzoek met landschapsarchitectuur<br />
te maken heeft. Een terechte<br />
vraag, nadat zoveel andere disciplines<br />
zijn binnengesleept. <strong>De</strong> ontwerpfase<br />
kent in vergelijking met de analysefase<br />
een kleiner aandeel dan gebruikelijk.<br />
Toch heeft de aanpak beslist kenmerken<br />
<strong>van</strong> ontwerpen. Ontwerpen gebeurt<br />
eigenlijk tijdens het proces: het meest<br />
concreet tijdens de uitwerking <strong>van</strong> de<br />
prototypen voor het gebied, maar ook<br />
tijdens het onderzoek dat zowel analyse<br />
als plan dient. Ontwerpen is immers meer<br />
dan het bedenken <strong>van</strong> een leuke vorm.<br />
Het is ontwerpend onderzoek, door het<br />
zoeken naar inspiratie in ruimtelijke<br />
thema’s, de creatieve workshop, het uiteenleggen<br />
<strong>van</strong> de landschappelijke lagen in de<br />
gebiedsanalyse en de uitwerking <strong>van</strong><br />
modellen in het gebied. Hopelijk biedt<br />
deze methode handvatten voor toekomstig<br />
onderzoek naar de invloed <strong>van</strong><br />
complexe trends op de ruimte.
Amsterdamse School in tuinarchitectuur<br />
Het Walter Maas Huis in<br />
Bilthoven, een buitenplaats<br />
voor culturele<br />
verkenningen, wordt<br />
beheerd door de Maas-<br />
Nathan Stichting. <strong>De</strong>ze<br />
stichting heeft de vakgroeplandschapsarchitectuur<br />
gevraagd om een<br />
nieuwe tuin te ontwerpen<br />
die zou passen bij<br />
de stijl <strong>van</strong> het huis.<br />
<strong>De</strong>ze opdracht is aangeboden<br />
aan studenten en<br />
aangenomen door vier<br />
studentes, waar<strong>van</strong> twee<br />
deelnamen in de nieuwe<br />
vorm <strong>van</strong> atelier en twee<br />
in de oude vorm <strong>van</strong><br />
klein afstudeervak1 .<br />
Lidewij Schellevis<br />
lidewij.schellevis@wur.nl<br />
Het landhuis Gaudeamus werd in 1924<br />
door de toen 19-jarige Frantz Röntgen<br />
ontworpen in opdracht <strong>van</strong> zijn vader, de<br />
componist Julius Röntgen. Het huis is<br />
ontworpen in Amsterdamse School stijl.<br />
Julius Röntgen componeerde meer dan<br />
600 werken, waar<strong>van</strong> meer dan de helft<br />
in Huize Gaudeamus. Naast het componeren<br />
was het huis ook een plek waar<br />
concerten gegeven werden. Dit gebeurde<br />
in de ronde muziekkamer. Hij ontving<br />
hier gasten als Edvard Grieg en de cellist<br />
Pablo Casals met wie hij samen speelde<br />
en voor wie hij ook componeerde.<br />
Na het overlijden <strong>van</strong> Röntgen in 1932,<br />
kwam in 1940 de Duits-Joodse familie<br />
Maas in het huis wonen. <strong>De</strong> familie vestigde<br />
een pension in het huis, waarin zij<br />
op dat moment enkel Joodse gasten<br />
mocht ont<strong>van</strong>gen. Toen in 1942 de deportaties<br />
begonnen, richtte Walter Maas, de<br />
oudste zoon <strong>van</strong> het gezin, op zolder een<br />
onderduikplek in. Na vele invallen in het<br />
huis besloot hij om elders onderdak te<br />
vinden en zo ging hij <strong>van</strong> onderduikplek<br />
naar onderduikplek door Nederland. Zijn<br />
jongere broer Ernst wist met de hulp <strong>van</strong><br />
doktersverklaringen deportatie te voorkomen.<br />
<strong>De</strong> ouders Maas, Otto en Selma<br />
Maas, werden in 1943 via Vught en Wes-<br />
Huize Gaudeamus<br />
terbork naar Sobibor in Polen gedeporteerd,<br />
waar zij vrijwel direct stierven.<br />
Toen Walter Maas in mei 1945 terugkeerde<br />
naar Huize Gaudeamus, wilde hij wat<br />
terug doen voor het Nederlandse volk<br />
dat hem zo geholpen had gedurende de<br />
oorlogsjaren. Hij constateerde dat er weinig<br />
tot niets werd gedaan voor jonge componisten<br />
die zich bezighielden met moderne<br />
muziek en besloot zijn huis open<br />
te stellen voor deze jonge componisten<br />
en musici. Gaudeamus was tenslotte een<br />
muziekhuis. In 1945 werd er dan ook de<br />
Stichting Gaudeamus opgericht. Heden<br />
ten dage is deze stichting (die sinds 1983<br />
gevestigd is in Amsterdam) een internationaal<br />
zeer bekend en gerenommeerd<br />
instituut.<br />
Walter Maas overleed op 1 december 1992.<br />
Op 1 december 1993 werd Huize Gaudeamus<br />
omgedoopt tot Walter Maas<br />
Huis. In 1998/1999 is het monumentale<br />
huis volledig gerestaureerd en nu is het<br />
tijd voor de tuin.<br />
Het Walter Maas Huis is voornamelijk<br />
gebouwd in Amsterdamse School stijl<br />
en daarom was de opdracht een Amsterdamse<br />
School tuin te ontwerpen. Voordat<br />
die ontworpen kon worden moest er<br />
meer onderzoek gedaan worden naar de<br />
TOPOS / 01 / 2004 33
Amsterdamse School stijl en zijn aanwezigheid<br />
in de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />
Hierbij komen vragen aan de orde<br />
als “Was er samenwerking of een band<br />
tussen architecten en landschapsarchitecten<br />
in de periode 1910-1930?” en “Zijn<br />
er ontwikkelingen in die periode in de<br />
architectuur, de tuin- en landschapsarchitectuur<br />
en de samenleving waarin overeenkomsten<br />
gezien kunnen worden?”<br />
<strong>De</strong> Amsterdamse School stijl<br />
<strong>De</strong> Amsterdamse School stijl is een expressionistische<br />
bouwstijl uit de periode<br />
1910-1930 die karakteristieke gebouwen<br />
heeft opgeleverd.<br />
<strong>De</strong> Amsterdamse School architecten<br />
werkten vaak individueel, er was geen afgesproken<br />
manier <strong>van</strong> werken en vormgeven,<br />
maar ze hadden wel veel overeenkomsten<br />
in ideeën en karakteristieken.<br />
<strong>De</strong> stroming kan gekarakteriseerd worden<br />
door expressieve en plastische gebouwen<br />
met veel variatie in ritmes en volumes.<br />
In tegenstelling tot Berlage maakte de<br />
Amsterdamse School architecten een laag<br />
om de constructie zodat die niet zichtbaar<br />
was. <strong>De</strong>ze laag was meestal zeer plastisch.<br />
<strong>De</strong>ze plasticiteit, vaak gebruikt in hoeken,<br />
was niet functioneel voor het gebouw<br />
op zich, maar wel voor het totaalbeeld.<br />
Hiervoor werd voornamelijk baksteen<br />
gebruikt, <strong>van</strong>wege de beperkte grootte<br />
en daardoor vele mogelijkheden <strong>van</strong><br />
deze bouwstenen.<br />
<strong>De</strong> architecten probeerden de functie <strong>van</strong><br />
een gebouw te symboliseren in de vorm<br />
er<strong>van</strong>. Er werd vrijwel geen rekening gehouden<br />
met de toekomstige gebruiker<br />
<strong>van</strong> een gebouw. Ze gebruikten veel vormen<br />
uit de natuur zoals de kristalvorm<br />
en de schelpvorm, dit deden ze omdat<br />
ze een gebouw wilden maken als een levend<br />
organisme. Ze zagen en gebouw<br />
ook als één geheel, een beeldhouwwerk<br />
waar steeds wat afgehaald en uitgehakt<br />
wordt in plaats <strong>van</strong> aan vast gemaakt.<br />
<strong>De</strong> vormentaal <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />
School stijl zal eerst begrepen moeten<br />
worden voordat een tuin in dezelfde stijl<br />
ontworpen kan worden. Dit hebben wij<br />
gedaan door stijlkarakteristieken te filteren<br />
uit gebouwen <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />
School architecten Kramer, Blaauw, Van<br />
34 TOPOS / 01 / 2004<br />
der Meij, Staal en <strong>De</strong> Klerk.<br />
Hieruit zijn elf ontwerpprincipes naar<br />
voren gekomen die veel voorkomen in<br />
de Amsterdamse School gebouwen. Het<br />
proces <strong>van</strong> het vertalen <strong>van</strong> een karakteristiek<br />
naar een principe kan gedaan worden<br />
in vier stappen. Het begint bij een foto<br />
<strong>van</strong> een voorbeeld, de volgende stap is<br />
een overlay <strong>van</strong> deze foto, een derde stap<br />
een vereenvoudiging <strong>van</strong> deze tekening<br />
en de laatste en belangrijkste stap is de<br />
abstractie hier<strong>van</strong> dat fungeert als een<br />
principe.<br />
<strong>De</strong> ontwerpprincipes kunnen gebruikt<br />
worden om een Amsterdamse School<br />
tuin te ontwerpen. <strong>De</strong> tuin ontwerpen<br />
<strong>van</strong>uit deze vormentaal hebben wij de<br />
sculpturale benadering genoemd. <strong>De</strong>ze<br />
benadering maakt de samenhang tussen<br />
huis en tuin erg duidelijk.<br />
Maar ook kan ontworpen worden met de<br />
ideeën <strong>van</strong> Amsterdamse School. Door<br />
de zogenaamde zeitgeist die, diezelfde<br />
periode alle vormen <strong>van</strong> kunst beïnvloedt<br />
<strong>van</strong> deze zeitgeist, zo ook architectuur en<br />
tuinarchitectuur. <strong>De</strong> ontbrekende kennis<br />
over de beweegredenen <strong>van</strong> Amsterdamse<br />
School architecten kan ingevuld worden<br />
door begrip <strong>van</strong> de zeitgeist. Daarvoor is<br />
onderzoek nodig naar de invloeden die<br />
de Amsterdamse School stijl ondervond<br />
en <strong>van</strong> de sociale situatie <strong>van</strong> Nederland,<br />
in het bijzonder <strong>van</strong> Amsterdam.<br />
<strong>De</strong> invloeden en de sociale situatie<br />
<strong>De</strong> Amsterdamse School stijl heeft zijn<br />
oorsprong in het begin <strong>van</strong> de twintigste<br />
eeuw in Amsterdam. In die periode verkeerde<br />
Amsterdam in een goede economische<br />
situatie en had daardoor te maken<br />
met een groei <strong>van</strong> het aantal inwoners.<br />
Al deze mensen hadden een woning nodig<br />
welke nieuw gebouwd moesten worden.<br />
<strong>De</strong> arbeiderswoningen uit die tijd<br />
waren erg smal en hadden een gebrek aan<br />
licht en frisse lucht wat epidemieën veroorzaakte.<br />
<strong>De</strong> staat <strong>van</strong> deze huizen vergrootte<br />
ook nog de kans op brand. <strong>De</strong>ze<br />
slechte woonomstandigheden voor de<br />
arbeiders kwam doordat de gemeente zich<br />
niet mengde in woningbouwmarkt en<br />
de particuliere bouwsector bouwden niet<br />
genoeg huizen voor de groeiende arbeidersbevolking.<br />
Maar door de goede eco-<br />
Plastische hoek<br />
nomische situatie, konden de particuliere<br />
bouwsector en de woningbouwverenigingen<br />
nu wel goede huizen bouwen<br />
waarbij de gemeente de supervisie nam.<br />
<strong>De</strong> inmenging <strong>van</strong> de gemeente in de<br />
stadsontwikkeling en huizenbouw leidde<br />
tot goede resultaten, op sociaal én artistiek<br />
vlak. <strong>De</strong> meeste nieuwe huizen werden<br />
gebouwd in de Amsterdamse School<br />
stijl. <strong>De</strong> Amsterdamse gemeente prefereerde<br />
deze stijl en gaf alle bouwopdrachten<br />
aan Amsterdamse School architecten.<br />
Dat is ook de reden dat de stijl eind jaren<br />
’20 de belangrijkste bleef terwijl het er<br />
eigenlijk al bergafwaarts mee ging. Het<br />
echte einde <strong>van</strong> de Amsterdamse School<br />
stijl werd veroorzaakt door de grote<br />
sociaal-economische crisis <strong>van</strong> 1930 die<br />
leidde tot zuinigheid. <strong>De</strong> benadering <strong>van</strong><br />
de stedenbouw veranderden <strong>van</strong> een artistieke<br />
naar een wetenschappelijke.<br />
In Amsterdamse School zijn invloeden te<br />
zien <strong>van</strong> andere stromingen, zoals Arts<br />
& Crafts en Expressionisme. Het Engelse<br />
Arts & Crafts is ontstaan tijdens de industriële<br />
revolutie en had als doel de opleving<br />
en hervorming <strong>van</strong> het vakmanschap.<br />
Kunst moest handgemaakt zijn, want dat<br />
was de voorwaarde voor <strong>schoonheid</strong> en<br />
arbeidsvreugde. In Amsterdamse School<br />
is de voorkeur voor eerlijke materialen en<br />
handwerk ook zichtbaar. Het Duitse expressionisme<br />
had veel invloed; de hang<br />
naar natuur, de interesse voor primitieve<br />
kunst, het nemen <strong>van</strong> de vorm <strong>van</strong> een
gebouw als uitgangspunt waren ook voor<br />
de Amsterdamse School architecten belangrijke<br />
uitgangspunten.<br />
Amsterdamse School vs<br />
tuinarchitectuur<br />
<strong>De</strong> architecten <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />
School ontwierpen, naast gebouwen, ook<br />
interieurs, straatmeubilair en bruggen,<br />
maar zelden is er een tuin ontworpen in<br />
deze stijl. <strong>De</strong> tuinen die aanwezig waren<br />
bij de Amsterdamse School gebouwen<br />
kwamen qua vormentaal niet overeen met<br />
de gebouwen.<br />
<strong>De</strong> tuinarchitectuur in de tijd <strong>van</strong> de<br />
Amsterdamse School bestond uit meerdere<br />
stijlen, zoals de Natural Style, de<br />
Architectonische Stijl en de Gemengde<br />
Stijl, maar geen <strong>van</strong> alle hoorde bij de<br />
Amsterdamse School.<br />
Er waren dus wel tuinen bij de Amsterdamse<br />
School gebouwen, maar deze<br />
waren niet ontworpen door tuinarchitecten.<br />
<strong>De</strong> architecten ontwierpen de tuinen<br />
zelf, maar behandelde de tuin niet op<br />
dezelfde wijze als de gebouwen en meubels.<br />
Wellicht dachten de Amsterdamse<br />
School architecten anders over het uiterlijk<br />
<strong>van</strong> een tuin dan <strong>van</strong> een huis.<br />
Misschien vonden ze dat een tuin gewoon<br />
natuur moest zijn met enkel een grasveld<br />
en een terras uitgespaard. Dit past in de<br />
denkwijze <strong>van</strong> het expressionisme en zou<br />
betekenen dat de Amsterdamse School<br />
tuin niet overeenkomt met de vormen<br />
<strong>van</strong> Amsterdamse School, maar met de<br />
ideeën. Dit noemen we een functionele<br />
benadering, aangezien Amsterdamse<br />
School architecten natuur als functioneel<br />
beschouwden. Bij de reconstructie <strong>van</strong><br />
een tuin bij een Amsterdamse School<br />
huis kan je dan kiezen voor de huidige<br />
omringende natuur, die vaak weinig aanwezig<br />
is, of voor de natuur die er was in<br />
de tijd dat het huis gebouwd werd. In het<br />
geval <strong>van</strong> het Walter Maas Huis zou dat<br />
heide met naaldbomen en berken zijn.<br />
Een andere benadering <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />
School tuin is de ‘decor benadering’<br />
wat inhoudt dat een tuin eenvoudig<br />
moet zijn zodat het geen aandacht weg<br />
neemt <strong>van</strong> het huis. <strong>De</strong> tuin functioneert<br />
dan dus als decor voor het huis. Aan<br />
Amsterdamse School huizen is vaak veel<br />
te zien, dus ook deze benadering kan<br />
passen bij de Amsterdamse School stijl.<br />
Conclusie<br />
Het is onmogelijk om te achterhalen hoe<br />
Amsterdamse School architecten dachten<br />
over het ontwerpen <strong>van</strong> tuinen. Banden<br />
tussen architecten en tuinarchitecten zijn<br />
niet duidelijk aanwezig en er is weinig<br />
bekend over de tuinen die wel zijn ontworpen.<br />
<strong>De</strong> opdracht een tuin te ontwerpen voor<br />
het Walter Maas Huis in Amsterdamse<br />
School stijl kan <strong>van</strong>uit verschillende kanten<br />
benaderd worden: een functionele benadering,<br />
een decor benadering en een<br />
sculpturale benadering. Eén <strong>van</strong> deze benadering<br />
tezamen met het programma<br />
<strong>van</strong> eisen en de persoonlijke visie <strong>van</strong> de<br />
architect levert waarschijnlijk een goede<br />
Amsterdamse School tuin op.<br />
Met de kennis opgedaan uit het onderzoek<br />
ontwerpen wij alle vier een eigen<br />
Amsterdamse School tuin voor het Walter<br />
Maas Huis. Hierbij zal iedereen de<br />
Amsterdamse School tuin op haar eigen<br />
manier benaderen, daarbij rekening houdend<br />
met de muzikale geschiedenis <strong>van</strong><br />
het huis. Uiteindelijk zal de Maas-Nathan<br />
Stichting kiezen welk ontwerp (of delen<br />
Principe ‘Materiaal overschrijdt zijn verwachting’<br />
er<strong>van</strong>) hun het best past bij hun interpretatie<br />
<strong>van</strong> een Amsterdamse School tuin<br />
en hun wensen.<br />
<strong>De</strong> methode om stijlkarakteristieken om<br />
te zetten naar ontwerpprincipes kan voor<br />
elke stijl gebruikt worden. Samen met een<br />
onderzoek naar de zeitgeist en de eigen interpretatie<br />
<strong>van</strong> de architect kan dan voor<br />
iedere bouwstijl de juiste tuin ontworpen<br />
worden.<br />
Noot<br />
1. Dit project is gedaan door: Lara Brand,<br />
Christina Dornbusch, Rozemarijn Pera en<br />
Lidewij Schellevis, onder begeleiding <strong>van</strong><br />
Paul Roncken en extern begeleiders Joof<br />
Tummers en Frank Meijer <strong>van</strong> MTD<br />
Landschapsarchitecten.<br />
Literatuur<br />
- www.waltermaashuis.nl<br />
- Scriptie Amsterdamse School garden,<br />
A garden design for the Walter Maas Huis, L.<br />
Brand, C. Dornbusch, R. Pera, L.Schellevis,<br />
Wageningen 2004<br />
TOPOS / 01 / 2004 35
<strong>De</strong> ronde der beleving<br />
Beleving in de ruimtelijke planvorming<br />
Omdat mensen waarden en<br />
<strong>betekenis</strong>sen toekennen<br />
aan hun omgeving, moet<br />
hiermee rekening worden<br />
gehouden bij het maken <strong>van</strong><br />
ruimtelijke plannen. Dit<br />
vraagt echter wel om een<br />
andere opzet <strong>van</strong> planvorming<br />
dan het traditionele<br />
planningsproces.<br />
In zijn scriptie ‘<strong>De</strong> Ronde<br />
der Beleving’ 1 gaat Martijn<br />
<strong>van</strong> Bakel op zoek naar<br />
mogelijkheden om aspecten<br />
die betrekking hebben op<br />
de beleving <strong>van</strong> de omgeving<br />
mee te nemen in<br />
ruimtelijke planningsvraagstukken.<br />
Martijn <strong>van</strong> Bakel<br />
martijn_<strong>van</strong>_bakel@hotmail.com<br />
36 TOPOS / 01 / 2004<br />
Nederland bouwt maar door en door.<br />
Aan de rand <strong>van</strong> de stad schieten nieuwe<br />
woonwijken als paddestoelen uit de<br />
grond en langs snelwegen ontwikkelen de<br />
bedrijventerrein zich in rap tempo. Ook<br />
in binnensteden verandert het beeld snel.<br />
Lege plekken worden opgevuld en verwaarloosde<br />
fabrieksterreinen opgeknapt.<br />
Buiten de stad moet de ecologische<br />
hoofdstructuur gerealiseerd worden, waartoe<br />
landbouwgronden worden opgekocht<br />
en ingericht als nieuwe natuur.<br />
Al deze ontwikkelingen richten zich voornamelijk<br />
op het realiseren <strong>van</strong> functionele<br />
programma’s. Taakstellingen voor aantallen<br />
woningen, vierkante meters kantooroppervlak,<br />
hectaren bedrijventerreinen en<br />
hectaren natuurgebied.<br />
<strong>De</strong> omgeving heeft echter naast de functies<br />
die het herbergt, ook <strong>betekenis</strong>sen<br />
voor mensen. Dan gaat het over de beleving<br />
<strong>van</strong> de omgeving, wat mensen er<br />
waardevol aan vinden, maar ook over<br />
identiteiten <strong>van</strong> gebieden. Door programma’s<br />
te realiseren, verandert het beeld <strong>van</strong><br />
de omgeving en breek je in op de bestaande<br />
beleving en waardering <strong>van</strong> de omgeving.<br />
<strong>De</strong> ruimtelijke ordening houdt tot<br />
nu toe weinig rekening met deze aspecten.<br />
Naast het programma zou beleving integraal<br />
moeten worden meegenomen in<br />
ruimtelijke inrichtingsopgaven.<br />
Over beleving, identiteit en<br />
<strong>betekenis</strong>sen<br />
Het begrip identiteit duikt de laatste jaren<br />
veelvuldig op. Voor deze ontwikkeling zijn<br />
een viertal hoofdoorzaken aan te duiden.<br />
Allereerst is de huidige maatschappij sterk<br />
netwerkgericht, waardoor processen als<br />
globalisering en individualisering leidend<br />
zijn voor maatschappelijke ontwikkelingen.<br />
Als een soort tegenreactie op deze<br />
netwerksamenleving ontstaat er een steeds<br />
sterkere hang naar een gedeelde identiteit,<br />
dat wat mensen op lokaal en regionaal<br />
niveau met elkaar bindt.<br />
Het tweede is niet zozeer een oorzaak,<br />
maar meer een gegeven. Het landschap<br />
kent een drietal dimensies 2 , die samenhangen<br />
met de drie menselijke vermogens<br />
denken, willen en voelen. Het ware land-<br />
schap is de fysieke werkelijkheid en draait<br />
om feiten. Het juiste landschap bevindt<br />
zich in de sociale werkelijkheid en draait<br />
om normen. Onze huidige ruimtelijke<br />
ordening bevindt zich in dit domein.<br />
Het waarachtige landschap betreft het innerlijk,<br />
waarbij waarden en <strong>betekenis</strong>sen een<br />
rol spelen. <strong>De</strong>ze drie dimensies ‘maken’<br />
dus al eeuwen het landschap, maar de geschiedenis<br />
heeft laten zien dat vaak één<br />
dimensie overheerst in het denken over<br />
en werken aan de inrichting <strong>van</strong> ons land.<br />
Op dit moment is dat de juiste dimensie.<br />
Recht doen aan de drie dimensies <strong>van</strong> het<br />
landschap, betekent dus ook aandacht<br />
voor het waarachtige landschap bij ruimtelijke<br />
inrichting.<br />
Daarnaast wordt de ruimte ook steeds<br />
meer als belevenis gezien en ervaren. Het<br />
boek Pret (2003) <strong>van</strong> Tracy Metz geeft<br />
inzicht in de ruimtelijke gevolgen <strong>van</strong> de<br />
beleve-nismaatschappij.<br />
Als laatste is de sterk toenemende invloed<br />
<strong>van</strong> burgers op de ruimtelijke ordening<br />
een oorzaak voor de groeiende aandacht<br />
voor beleving. Burgers redeneren vaak<br />
<strong>van</strong>uit de eigen leef- en dus ook belevingswereld.<br />
Interactieve planvorming biedt<br />
mogelijkheden voor deze inbreng.<br />
Het woord ‘beleving’ is in het voorgaande<br />
al veel gebruikt. Beleven is het innerlijk<br />
ervaren <strong>van</strong> iets. Beleving zelf is eigenlijk<br />
niet direct interessant, het gaat met name<br />
om de <strong>betekenis</strong>sen die de ruimte en elementen<br />
of gebeurtenissen in die ruimte<br />
hebben voor de bewoners en gebruikers<br />
er<strong>van</strong>. Dit raakt aan het begrip identiteit.<br />
Identiteit gaat over de eigenheid <strong>van</strong> de<br />
omgeving en de <strong>betekenis</strong>(sen) er<strong>van</strong> voor<br />
de mensen.<br />
Betekenis is dus eigenlijk een betere term,<br />
terwijl het begrip beleving meer oproept<br />
bij mensen. <strong>De</strong> term <strong>betekenis</strong> gaat over<br />
een sociale constructie, het wordt door een<br />
groep bepaald. Dit neemt niet weg dat de<br />
uiteindelijke beleving zelf in het hoofd<br />
<strong>van</strong> het individu plaatsvindt.<br />
<strong>De</strong> <strong>betekenis</strong>sen die de omgeving voor<br />
een mens heeft, komen veelal in de vorm<br />
<strong>van</strong> verhalen naar buiten. Mensen vertellen<br />
over hun omgeving, wat ze er bijvoorbeeld<br />
hebben meegemaakt en in die ver-
halen zitten <strong>betekenis</strong>sen verscholen. Die<br />
krijg je dus niet direct op een presenteerblaadje,<br />
maar zul je als onderzoeker uit<br />
die verhalen moeten ‘filteren’.<br />
Case: Aanpak Stationsgebied Utrecht 3<br />
Het stationsgebied in Utrecht is al sinds<br />
de bouw in de jaren ’60 economisch gezien<br />
een groot succes. Maar door de vele<br />
hoekjes, niveau’s en kale betonwanden is<br />
het met de sociale veiligheid slecht gesteld.<br />
Eind tachtiger jaren gaan de eerste plannen<br />
voor een uitgebreide renovatie <strong>van</strong> het<br />
stationsgebied <strong>van</strong> start. <strong>De</strong> gemeente<br />
Utrecht werkt samen met private partijen<br />
in het Utrecht City Project (UCP). In de<br />
loop der jaren verdwijnt het item sociale<br />
veiligheid echter steeds meer naar de achtergrond<br />
en komen er allerlei grootstedelijke<br />
ambities voor in de plaats. Het project<br />
lijkt los te komen <strong>van</strong> de alledaagse<br />
Utrechtse werkelijkheid.<br />
Eind jaren ’90 stappen twee partijen om<br />
financiële redenen uit het project en lijkt<br />
het ten einde. <strong>De</strong> gemeente Utrecht en de<br />
NS gaan echter door. Als Leefbaar Utrecht,<br />
Impressie Catharijnesingel (bron : Projectorganisatie Stationsgebied Gemeente Utrecht)<br />
die al eerder haar ongenoegen over het<br />
project had geuit, vervolgens de gemeenteraadsverkiezingen<br />
wint, is het wederom<br />
afgelopen. <strong>De</strong> problemen in het stationsgebied<br />
zijn echter niet verdwenen en iedereen<br />
is er<strong>van</strong> overtuigd dat niets doen geen<br />
optie is. <strong>De</strong> planvorming wordt wederom<br />
hervat met enkel de gemeente als<br />
trekker. Men heeft geleerd <strong>van</strong> het verleden<br />
en wil ditmaal een stationsgebied creëren<br />
voor de Utrechters. Daartoe worden twee<br />
onderscheidende visies ontwikkeld, waaruit<br />
de Utrechters vervolgens in een referendum<br />
mogen kiezen welke visie uitgewerkt<br />
gaat worden.<br />
Voor het ontwikkelen <strong>van</strong> deze twee visies<br />
gaan de plannenmakers op zoek naar ‘wat<br />
de Utrechters willen’ en ‘welk stationsgebied<br />
bij Utrecht past’. Hiertoe worden<br />
participatieavonden georganiseerd, waarop<br />
de Utrechtse identiteit en waarden centraal<br />
staan. Mede op basis <strong>van</strong> deze inspraakavonden<br />
worden de visies 1 en A gepresenteerd.<br />
4 Visie A heeft een ruim en<br />
groen opgezet stationsgebied voor ogen,<br />
terwijl visie 1 staat voor een compact en<br />
hoogstedelijk stationsgebied.<br />
Geheel volgens verwachting kiest Utrecht<br />
massaal voor visie A. Ook bij de uitwerking<br />
<strong>van</strong> visie A tot Masterplan zoeken<br />
de plannenmakers samen met de Utrechters<br />
expliciet naar stijlen, waarden en sferen.<br />
Wat moeten de verschillende plekken<br />
binnen dat stationsgebied uitstralen?<br />
Wat moeten ze ‘zijn’?<br />
Een voorbeeld <strong>van</strong> een planelement dat<br />
sterk op beleving is gericht, is het terugbrengen<br />
<strong>van</strong> het water in de Catharijnesingel.<br />
Men grijpt terug op vroeger tijden,<br />
naar het Utrecht <strong>van</strong> vóór Hoog Catharijne,<br />
toen de historische binnenstad nog<br />
geheel werd omsloten door singels.<br />
In de planvorming rond het stationsgebied<br />
komen <strong>van</strong>uit de optiek <strong>van</strong> beleving<br />
en <strong>betekenis</strong>sen een aantal opmerkelijke<br />
zaken naar voren.<br />
Van een werkelijk inhoudelijke bijdrage<br />
<strong>van</strong> de burgers aan de plannen is geen<br />
sprake. Het uitgebreide participatietraject<br />
lijkt voornamelijk te dienen om het vertrouwen<br />
<strong>van</strong> de burgers terug te winnen<br />
en draagvlak te creëren voor de plannen.<br />
TOPOS / 01 / 2004 37
Vergeleken met de grote weerstand tegen<br />
de UCP-plannen is dat tot op heden<br />
goed gelukt. Het mee mogen kijken en<br />
(beperkt) meedoen in de keuken <strong>van</strong> de<br />
Utrechtse plannenmakerij, lijkt bij veel<br />
burgers veel weerstand weg te nemen.<br />
Door de participatie sterk <strong>van</strong>uit identiteit<br />
en waarden te benaderen, is het voor de<br />
burger mogelijk meer <strong>van</strong>uit zijn eigen<br />
leefwereld te denken en in te brengen.<br />
Daarnaast bieden identiteiten en waarden<br />
de mogelijkheid een globaler plan te ontwikkelen,<br />
waartegen minder weerstand<br />
ontstaat.<br />
Bij de participatie is men uitgegaan <strong>van</strong><br />
‘de Utrechtse identiteit’ en een aantal basiswaarden,<br />
<strong>van</strong> waaruit men verschillende<br />
delen <strong>van</strong> het stationsgebied verder kan<br />
invullen. Een gebied heeft echter niet één<br />
identiteit, zeker een complex gebied als<br />
het Utrechtse stationsgebied niet. Dit<br />
maakt het extra moeilijk om <strong>van</strong>uit identiteit<br />
en waarden de goede invulling te<br />
geven aan het plan.<br />
<strong>De</strong> plannenmakers propageren een stationsgebied<br />
te willen bouwen voor de<br />
Utrechters. Door de beperkte opzet <strong>van</strong><br />
de participatie weten zij echter niet te achterhalen<br />
wat de Utrechters willen. Verder<br />
zou de vraag gesteld kunnen worden<br />
waarom een stationsgebied voor de<br />
Utrechters zelf te willen bouwen als zij<br />
niet de hoofdgebruikers zijn <strong>van</strong> dit<br />
gebied? Dat zijn de treinreizigers en<br />
(winkel)bezoekers en die stellen hele andere<br />
eisen aan het stationsgebied. Het lijkt<br />
wel of door het voorop stellen <strong>van</strong> de<br />
wensen <strong>van</strong> de Utrechters, de realiteit <strong>van</strong><br />
het gebied uit het oog wordt verloren.<br />
Met een eenvoudige ruimtelijke analyse<br />
kan worden nagegaan welke delen <strong>van</strong> het<br />
plangebied voor wie bedoeld zijn en dus<br />
ook wie je daarvoor in het planproces<br />
moet betrekken.<br />
Verschillen tussen de visies werden onder<br />
andere verwoord in de vorm <strong>van</strong> ‘sfeertrefwoorden’;<br />
Visie A is Maastricht, organisch<br />
en ontspannen en visie 1 is Rotterdam,<br />
allure en bedrijvig. Ook dit pretendeert<br />
dat het stationsgebied één identiteit<br />
heeft, terwijl dit juist verschillend is voor<br />
de diverse plekken binnen het gebied.<br />
38 TOPOS / 01 / 2004<br />
Zo zou het station zelf bijvoorbeeld meer<br />
visie 1 zijn en de gebieden aansluitend<br />
aan de binnenstad meer visie A.<br />
Toekomst<br />
<strong>De</strong> cases Utrecht roept onder andere de<br />
vraag op wat voor burgers nu de belangrijkste<br />
reden is om te participeren in ruimtelijke<br />
planvorming. Gaat het hen echt om<br />
inhoudelijke invloed of juist om procesmatige<br />
invloed (meedoen en -kijken)?<br />
Ervaringen uit dit onderzoek doen mij<br />
neigen naar het laatste. Meer aandacht is<br />
dus gewenst voor de proceskant <strong>van</strong> de<br />
ruimtelijke ordening en hoe je met burgers<br />
communiceert over plannen.<br />
Beleving is geen star iets en vast te leggen<br />
voor de toekomst. Ook hier geldt dat in<br />
het verleden/heden behaalde resultaten<br />
geen garantie bieden voor de toekomst.<br />
Beleving en <strong>betekenis</strong>geving is, ondanks<br />
de sociale component, een sterk persoonlijk<br />
iets. Recht doen aan ieders beleving<br />
lijkt dan ook een onmogelijke zaak. Dat<br />
zie je ook in Utrecht. Men wil een gebied<br />
bouwen met de Utrechtse identiteit, maar<br />
gaat eraan voorbij dat de mensen hier heel<br />
verschillend over kunnen denken.<br />
Dat wil echter nog niet zeggen dat je maar<br />
niet aan belevingsinclusieve planvorming<br />
moet doen. Het kan planvorming alleen<br />
maar inte-ressanter maken en het is juist<br />
een uitdaging de verhalen, ervaringen en<br />
herinneringen <strong>van</strong> burgers mee te nemen<br />
in het planproces. Het biedt de mogelijkheid<br />
op een andere manier het contact<br />
aan te gaan met de bewoners en gebruikers<br />
<strong>van</strong> een gebied, waardoor het proces<br />
leuker wordt (zowel voor burger als plannenmaker),<br />
inzichtelijker en met meer<br />
vertrouwen <strong>van</strong> de burger.<br />
Wellicht zit het bouwen aan een <strong>betekenis</strong>volle<br />
omgeving wel juist in het steeds<br />
blijven toevoegen <strong>van</strong> nieuwe elementen<br />
aan de ruimte. Ruimtelijke inrichting moet<br />
eigenlijk een mix zijn <strong>van</strong> bewaren <strong>van</strong><br />
bestaande elementen en waarden, durven<br />
toevoegen <strong>van</strong> nieuwe dingen en wellicht<br />
ook terughalen <strong>van</strong> verloren zaken. <strong>De</strong><br />
inrichting is vaak een product <strong>van</strong> zijn<br />
eigen tijd en juist door verschillende tijdslagen<br />
door elkaar te laten zien, krijg je<br />
een gelaagd landschap <strong>van</strong> verschillende<br />
identiteiten, tijdsgeesten, functies, waaraan<br />
iedereen zijn eigen <strong>betekenis</strong>sen kan<br />
toekennen.<br />
Noten<br />
1. Dit artikel is grotendeels gebaseerd op de<br />
scriptie ‘<strong>De</strong> Ronde der Beleving’, een<br />
verkennend onderzoek naar de mogelijkheden<br />
<strong>van</strong> belevingsinclusieve planvorming.<br />
M. <strong>van</strong> Bakel, Amersfoort, 2003. Dit afstudeervak<br />
is gedaan bij DHV Milieu en Infrastructuur<br />
BV, in het kader <strong>van</strong> het project ‘Het emotionele<br />
landschap’.<br />
2. Maarten Jacobs <strong>van</strong> leerstoelgroep SRA<br />
heeft veel meer geschreven over deze<br />
driedeling.<br />
3. Zie ook: www.utrecht.nl/stationsgebied<br />
4. Er is bewust gekozen voor de benamingen<br />
‘visie 1’ en ‘visie A’ om elke schijn <strong>van</strong> onderlinge<br />
hiërarchie te vermijden.<br />
Literatuur<br />
- Pret! Leisure en landschap. Tracy Metz, NAi<br />
uitgevers, Rotterdam, 2003.
Welstand in beweging<br />
Het nieuwe welstandsbeleid nader bekeken<br />
<strong>De</strong> wijziging <strong>van</strong> de<br />
Woningwet in 2003 heeft<br />
grote consequenties<br />
voor het welstandsbeleid<br />
<strong>van</strong> gemeenten. Ze werden<br />
door het ministerie<br />
<strong>van</strong> VROM voor een eenvoudige<br />
keuze gesteld:<br />
of het welstandsbeleid<br />
vastleggen in een welstandsnota,<br />
of alle bouwwerken<br />
binnen het gemeentelijk<br />
grondgebied<br />
welstandsvrij verklaren.<br />
Die laatste weg lijken<br />
maar weinig gemeenten<br />
gekozen te hebben. <strong>De</strong><br />
meeste gemeenten<br />
streven ernaar op 1 juli<br />
2004 een door de gemeenteraadgoedgekeurde<br />
nota in bezit te<br />
hebben. Maar hoe gaan<br />
gemeenten daarbij te<br />
werk?<br />
Kees de Graaf & Anne<br />
Marie Nannen<br />
Projectbureau Welstand op een<br />
Nieuwe Leest<br />
project@fw.nl<br />
Welstand is een thema dat bij burgers en<br />
professionals veel emoties kan oproepen.<br />
<strong>De</strong> commissies <strong>van</strong> deskundigen die in<br />
Nederland sinds de instelling <strong>van</strong> de<br />
Woningwet de bouwplannen beoordelen,<br />
staan soms bloot aan hevige kritiek.<br />
Kritiek die met name betrekking heeft op<br />
de subjectieve beoordeling <strong>van</strong> plannen<br />
en de sfeer <strong>van</strong> ‘achterkamertjesoverleg’<br />
die rond het functioneren <strong>van</strong> de commissies<br />
zou hangen. Tegenover deze kritiek<br />
zijn evenzovele argumenten ‘pro’ welstandstoezicht<br />
aan te voeren. Aangezien<br />
Nederland een dichtbevolkt land is en de<br />
ruimte beperkt, lopen bouwactiviteiten<br />
vaak voor iedereen in het oog. Met bouwplannen<br />
beïnvloeden burgers en bedrijven<br />
de kwaliteit <strong>van</strong> de bebouwde omgeving<br />
en de waarde daar<strong>van</strong> voor buren en andere<br />
belanghebbenden. In de Verenigde<br />
Staten, waar veel meer wordt verhuisd en<br />
het belang <strong>van</strong> een waardevast bezit veel<br />
groter is, ziet men dit heel duidelijk in en<br />
worden soms in privaatrechtelijke contracten<br />
strenge eisen gesteld aan de architectonische<br />
verschijningsvorm <strong>van</strong> bouwwerken.<br />
In Nederland lijkt deze Amerikaanse<br />
ontwikkeling, met name door de<br />
‘ontspanning’ op sommige regionale<br />
woningmarkten, niet ver weg. Door deze<br />
ontspanning is de stijging <strong>van</strong> de waarde<br />
<strong>van</strong> een woning geen uitgemaakte zaak<br />
meer. Een goed ontwerp <strong>van</strong> de woning<br />
en de woonomgeving kan dus bijdragen<br />
aan het waardebehoud op termijn.<br />
Nieuwe wet<br />
Aan bezwaren <strong>van</strong> ‘subjectiviteit’ en<br />
‘achterkamertjesoverleg’ is inmiddels tegemoet<br />
gekomen door een verandering in<br />
de wetgeving. Op 1 januari 2003 is de<br />
nieuwe Woningwet <strong>van</strong> kracht geworden,<br />
waardoor de welstandszorg in Nederland<br />
ingrijpend is veranderd. Gemeenten die<br />
welstandsbeleid willen voeren zijn verplicht<br />
een welstandsnota te maken, waarin<br />
de randvoorwaarden en uitgangspunten<br />
voor de ruimtelijke kwaliteit <strong>van</strong><br />
de gemeente worden aangegeven.<br />
Welstandscommissies krijgen daarmee een<br />
kader aangereikt waarbinnen zij bouwplannen<br />
kunnen beoordelen. Eenmaal<br />
per jaar legt de commissie schriftelijk verantwoording<br />
af aan de gemeenteraad over<br />
het gevoerde beleid. Voor het lokale bestuur,<br />
voor de burgers, voor indieners<br />
<strong>van</strong> bouwplannen en voor de commissieleden<br />
zelf geeft dit nieuwe welstandsbeleid<br />
meer helderheid. Zo zijn de indieners<br />
<strong>van</strong> bouwplannen minder ‘overgeleverd’<br />
aan de soms persoonlijke en daarmee<br />
subjectieve inzichten <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de<br />
welstandscommissie, waarin veelal architecten<br />
zitting hebben.<br />
<strong>De</strong> commissie moet gaan werken aan de<br />
hand <strong>van</strong> de genoemde welstandsnota,<br />
zodat voorafgaand aan de toetsing bekend<br />
is welke criteria de commissie hanteert.<br />
In het kader <strong>van</strong> de bevordering <strong>van</strong><br />
de rechtszekerheid en gelijkheid <strong>van</strong> de<br />
burgers is dat een uitstekende zaak.<br />
Gemeenten die per 1 juli 2004 niet over<br />
een welstandsnota beschikken, verklaren<br />
daarmee het gemeentelijk grondgebied<br />
‘welstandsvrij’. Bouwplannen in dergelijke<br />
gemeenten worden dan nog wel aan<br />
algemene beleidslijnen getoetst (zoals het<br />
bestemmingsplan en de bouwveiligheid),<br />
maar niet op meer op de redelijke eisen<br />
<strong>van</strong> welstand. <strong>De</strong> meeste gemeenten, behalve<br />
bijvoorbeeld de gemeente Boekel,<br />
kiezen niet voor deze marsroute. Zij kiezen<br />
voor een gemeentelijke welstandsnota.<br />
Criteria<br />
Gemeenten moeten dus een objectiever<br />
welstandsbeleid gaan voeren. Dat betekent<br />
dat er heldere toetsingscriteria voor bouwplannen<br />
moeten worden opgesteld. In<br />
de tot nu toe opgestelde welstandsnota’s<br />
worden vier soorten criteria gehanteerd.<br />
Dit zijn algemene criteria, gebiedsgerichte<br />
criteria, sneltoets criteria en criteria voor<br />
specifieke bouwwerken.<br />
Algemene welstandscriteria 1 vormen de<br />
basis <strong>van</strong> de welstandsbeoordeling.<br />
Vooral daar waar de specifieke criteria<br />
weinig houvast bieden, bepalen de algemene<br />
criteria welke redelijke eisen <strong>van</strong> welstand<br />
<strong>van</strong> kracht zijn. <strong>De</strong> algemene criteria<br />
hebben betrekking op zaken als de<br />
relatie tussen vorm, gebruik en constructie,<br />
de relatie tussen het bouwwerk<br />
TOPOS / 01 / 2004 39
en omgeving, de schaal en maatverhoudingen<br />
en de gebruikte materialen. <strong>De</strong>ze<br />
criteria maken het ook mogelijk om<br />
bouwplannen te beoordelen die niet in<br />
de onderstaande categorieën vallen, bijvoorbeeld<br />
omdat er sprake is <strong>van</strong> vernieuwende<br />
architectuur. Veel gemeenten<br />
willen dergelijke architectuur niet bij voorbaat<br />
uitsluiten, aangezien daarmee onbedoeld<br />
de kans op historiserende ontwerpen<br />
zou worden vergroot.<br />
Gebiedsgerichte criteria zijn nieuw in het<br />
welstandsbeleid. Ze zijn gebaseerd op een<br />
beschrijving en een beeldanalyse <strong>van</strong> een<br />
gebied. Een gemeente deelt haar grondgebied<br />
op in een aantal deelgebieden. Van<br />
deze gebieden wordt eerst een stedenbouwkundige<br />
analyse gemaakt, om vervolgens<br />
tot een waardebepaling te komen<br />
die past binnen het gemeentelijke beleid<br />
op het gebied <strong>van</strong> de ruimtelijke ordening.<br />
Nadat een welstandsniveau is geformuleerd<br />
(welstandsvrij, gewoon of streng)<br />
kan worden overgegaan tot het formuleren<br />
<strong>van</strong> criteria waarmee de welstandscommissie<br />
plannen kan beoordelen.<br />
<strong>De</strong> sneltoetscriteria (ook wel loketcriteria<br />
genoemd) zijn bedoeld voor niet- ingrijpende<br />
bouwplannen waarvoor een ‘lichte<br />
bouwvergunning’ <strong>van</strong> kracht is. Het gaat<br />
dan om dakkapellen, aan- of uitbouwen,<br />
erfafscheidingen, bijgebouwen en kozijnen<br />
gevelwijzigingen aan de voor- of zijkant<br />
<strong>van</strong> een huis. <strong>De</strong> ambtenaar Bouwen<br />
Woningtoezicht kan door B&W<br />
gemachtigd worden om dergelijke nietingrijpende<br />
bouwplannen snel te toetsen.<br />
Wanneer het bouwplan aan de voorwaarden<br />
voldoet hoeft het niet door de welstandscommissie<br />
goedgekeurd te worden.<br />
Tenslotte de criteria voor specifieke bouwwerken.<br />
Elke gemeente kan de bouwwerken<br />
die zeer beeldbepalend en specifiek<br />
zijn voor haar gemeente apart beschrijven<br />
in de welstandsnota. Gedacht<br />
kan worden aan bijvoorbeeld de Saksische<br />
boerderijen in Drenthe, de Apeldoornse<br />
huisjes in Apeldoorn en de houten opslagloodsen<br />
in Zaanstad. Het is handig<br />
voor opdrachtgevers om te weten aan<br />
welke criteria een bepaald type gebouw<br />
40 TOPOS / 01 / 2004<br />
Opstellen <strong>van</strong> nieuw welstandsbeleid leidt in veel gemeenten tot meer bewustwording ten<br />
aanzien <strong>van</strong> de bebouwde omgeving.<br />
moet voldoen bij het maken <strong>van</strong> ver/herbouwplannen.<br />
Dat er een beschrijving is<br />
<strong>van</strong> bepaalde gebouwtypen wil overigens<br />
niet zeggen dat de verbouwing altijd historiserend<br />
moet zijn. Soms kan een eigentijdse<br />
verbouwing de bestaande karakteristiek<br />
juist sterker naar voren brengen.<br />
Druk bezig<br />
Op dit moment zijn veel gemeenten druk<br />
bezig de bovenstaande analyses te verrichten<br />
en de bijbehorende criteria op te stellen.<br />
Hoe ze daarbij te werk gaan, werd<br />
onlangs duidelijk uit een onderzoek naar<br />
de welstandsnota’s <strong>van</strong> 17 gemeenten 2 .<br />
Hieruit konden enkele conclusies worden<br />
getrokken.<br />
<strong>De</strong> nota wordt vaak voorbereid door een<br />
kleine groep ambtenaren en stedenbouwkundigen.<br />
<strong>De</strong>ze werken onder grote tijdsdruk<br />
om de deadline <strong>van</strong> 1 juli 2004 te<br />
halen. Gemeenten kunnen er voor kiezen<br />
welstand in te passen in een meer integrale<br />
visie op de gehele ruimtelijke ontwikkeling.<br />
Mede gezien de tijdsdruk is dat niet<br />
de weg die de meeste gemeenten kiezen.<br />
Over het nieuwe welstandsbeleid worden<br />
gemeenteraadsleden en burgers pas in een<br />
zeer laat stadium geïnformeerd. Van een<br />
breed draagvlak is daardoor nog geen<br />
sprake, zodat meer aandacht moet worden<br />
besteed aan communicatie om dit te<br />
verhelpen.<br />
Dat gemeenten in tijdnood lijken te komen<br />
wordt vooral veroorzaakt door het<br />
feit dat het maken <strong>van</strong> een welstandsnota<br />
voor gemeenten een geheel nieuwe<br />
materie is. Het gaat om een nieuw en<br />
specialistisch instrument. Gemeenten zijn<br />
wel bekend met bijvoorbeeld beeldkwaliteitplannen,<br />
maar een welstandsnota is<br />
veel uitgebreider en gedetailleerder <strong>van</strong><br />
aard. <strong>De</strong>ze vergt bovendien de inzet <strong>van</strong><br />
meerdere disciplines, waaronder stedenbouw,<br />
architectuur, cultuurhistorie en<br />
ruimtelijke ordening. Bovendien staat welstand<br />
nog steeds niet hoog op de politieke<br />
agenda, zo blijkt uit de inventarisatie.<br />
<strong>De</strong> eerder genoemde gemeente Boekel is<br />
hier een goed voorbeeld <strong>van</strong>. <strong>De</strong>ze Brabantse<br />
gemeente heeft in september 2003<br />
besloten geen welstandsnota te maken.<br />
Burgemeester Van de Vondervoort lichtte<br />
het raadsbesluit als volgt toe 3 : “Wie<br />
zijn wij dat wij voor de mensen eventjes<br />
gaan bepalen wat mooi of lelijk is? Dat
Aan de kleine bouwwerken - bijvoorbeeld zonnepanelen - kunnen gemeenten aparte eisen<br />
stellen, de zogenaamde sneltoetscriteria.<br />
is toch zeer aanmatigend! Nee, toen wij<br />
de kans kregen om een einde te maken<br />
aan de beknotting <strong>van</strong> de mensheid door<br />
de welstandscommissies hebben we hier<br />
in de raad meteen gezegd: hup, daar stappen<br />
we <strong>van</strong>af ”. In Boekel is men niet<br />
bang voor burgers die zich te buiten zullen<br />
gaan aan allerlei extravagante bouwplannen.<br />
Kleine gemeenten staan dicht bij<br />
de burgers en kunnen werken aan hechte<br />
sociale gemeenschappen. In dergelijke gemeenschappen<br />
is de sociale controle groot<br />
en zullen mensen niet gauw geneigd zijn<br />
gekke dingen te doen, die uit de pas lopen<br />
met de rest <strong>van</strong> de lokale samenleving, zo<br />
maakte Van de Vondervoort duidelijk.<br />
Schaalniveau<br />
Overigens wordt welstand voor meer<br />
zaken gebruikt dan alleen bouwplannen<br />
in een gemeente. Er is ook sprake <strong>van</strong> welstandsbeleid<br />
voor hogere schaalniveaus.<br />
Zo is in 2003 een aparte welstandscommissie<br />
ingesteld voor de rijksweg A12,<br />
nadat eerder al vergelijkbare commissies<br />
voor de HSL-zuid en voor de Betuwelijn<br />
waren geformeerd. <strong>De</strong> reconstructie <strong>van</strong><br />
de A12, tussen <strong>De</strong>n Haag en Zevenaar,<br />
is één <strong>van</strong> de tien zogenoemde Grote<br />
Projecten in de Architectuurnota ‘Ontwerpen<br />
aan Nederland, architectuurbeleid<br />
2001- 2004’. Als gevolg <strong>van</strong> de spoedwet<br />
wegverbreding worden hier op korte termijn<br />
bepaalde weggedeelten onder handen<br />
genomen en krijgt een aantal gemeenten<br />
langs de snelweg bouwaanvragen<br />
voorgelegd. <strong>De</strong> Federatie Welstand heeft<br />
de overkoepelende welstandscommissie<br />
samengesteld om de kwaliteit <strong>van</strong> de<br />
vormgeving bij de reconstructie <strong>van</strong> de<br />
A12 te bewaken. <strong>De</strong> overkoepelende<br />
welstandscommissie zal namens lokale<br />
en regionale commissies het vooroverleg<br />
voeren met Rijkswaterstaat over het basisontwerp<br />
en vervolgens over de concrete<br />
bouwplannen. Soms is ook sprake <strong>van</strong><br />
gemeentegrensoverstijgend beleid op het<br />
gebied <strong>van</strong> welstand. Acht gemeenten in<br />
Noord-Groningen, die eerder gezamenlijk<br />
een landschappelijk raamwerk lieten<br />
ontwikkelen voor hun regio, hebben een<br />
regionale welstandsnota opgesteld. 4 Het<br />
raamwerk bevat voorstellen om gemeenteoverschrijdende<br />
landschappelijke structuren<br />
en elementen als aanknopingspunten<br />
te gebruiken voor ruimtelijke ontwik-<br />
kelingen. <strong>De</strong> regionale welstandsnota borduurt<br />
hier op voort, door gemeenteoverschrijdende<br />
bebouwingskarakteristieken<br />
te benoemen, zoals boerderijen en bepaalde<br />
dorpsstructuren, en deze te verwerken<br />
in het welstandsbeleid. Evenals landschapsstructuren<br />
stoppen bebouwingskarakteristieken<br />
namelijk vaak niet bij de<br />
gemeentegrens. Een regionale aanpak kan<br />
zodoende bijdragen aan een eenduidige<br />
aanpak <strong>van</strong> minder wenselijk geachte bebouwing.<br />
Overigens moeten de afzonderlijke<br />
gemeenteraden ieder voor hun eigen<br />
gemeente een welstandsnota vaststellen.<br />
Uit de regionale nota nemen de gemeenten<br />
die gedeelten over die voor hen rele<strong>van</strong>t<br />
zijn.<br />
Bewustwording<br />
Het nieuwe welstandsbeleid is goed voor<br />
de lokale bewustwording <strong>van</strong> ruimtelijke<br />
kwaliteit en een betere verankering <strong>van</strong><br />
welstand in het gemeentelijk beleid, zo is<br />
de laatste tijd duidelijk geworden. In sommige<br />
gemeenten betekent het opstellen<br />
<strong>van</strong> de welstandsnota de start <strong>van</strong> een bewustwordingsproces<br />
inzake ruimtelijk<br />
kwaliteitsbeleid. Door de analyse <strong>van</strong> de<br />
bestaande kwaliteiten <strong>van</strong> een gemeente<br />
worden politici, burgers en professionals<br />
gedwongen bewust te bepalen welke ontwikkelingen<br />
in hun gemeente wel wenselijk<br />
zijn en welke niet. Men gaat met andere<br />
ogen naar de gebouwde omgeving<br />
kijken. Bovendien wordt de relatie <strong>van</strong><br />
welstand en de welstandscommissie met<br />
andere beleidsvelden (stedenbouw, ruimtelijke<br />
ordening) geïntensiveerd. Los <strong>van</strong><br />
de inhoud <strong>van</strong> de nota’s is dat een belangrijk<br />
winstpunt.<br />
<strong>De</strong> belangrijke slotvraag is natuurlijk: in<br />
hoeverre nu met een goed ingericht welstandsbeleid<br />
de ruimtelijke kwaliteit <strong>van</strong><br />
een gemeente kan worden bewaakt. Is het<br />
100% afdoende om verrommeling tegen<br />
te gaan? Nee, <strong>van</strong> een dergelijk afdoende<br />
instrument is geen sprake. Integraal ruimtelijk<br />
kwaliteitsbeleid vereist een gemeentelijke<br />
inzet op alle fronten: <strong>van</strong> stedenbouw<br />
en grondbeleid in de prille fase <strong>van</strong><br />
ontwikkelingen tot en met het dagelijks<br />
TOPOS / 01 / 2004 41
eheer <strong>van</strong> de openbare ruimte. Maar het<br />
vernieuwde welstandstoezicht draagt wel<br />
bij aan een helder gemeentelijk beleid inzake<br />
de bouwplannen die worden ontwikkeld.<br />
Ook daarmee is de kwaliteit <strong>van</strong><br />
de gebouwde omgeving gebaat.<br />
Noten<br />
1. Zie voor deze algemene criteria het handzame<br />
boekje <strong>van</strong> voormalig rijksbouwmeester<br />
Tjeerd Dijkstra: ‘Architectonische kwaliteit,<br />
een notitie over architectuurbeleid’, Rotterdam<br />
2001, Uitgeverij 010.<br />
2. Het rapport is opgesteld door Maurice<br />
Bogie, werkzaam bij het Gelders Genootschap,<br />
en op te vragen bij bij het Projectbureau<br />
Welstand op een Nieuwe Leest.<br />
3. Interview in Nieuwsbrief Welstand op een<br />
Nieuwe Leest 7, december 2003.<br />
4. <strong>De</strong>ze nota is opgesteld door Bureau<br />
Middelkoop, Haarlem. <strong>De</strong> pro’s en contra’s<br />
<strong>van</strong> de nota worden toegelicht door medewerker<br />
Thijs <strong>van</strong> der Steeg in een artikel in<br />
‘Noorderbreedte’, dat voorjaar 2004 verschijnt.<br />
Summary<br />
With changing the Law on housing,<br />
Dutch municipalities will be selfresponsible<br />
for checking new buildings<br />
on aesthetic and designing<br />
requirements. This will take effect on<br />
July 1 st . Because of this action municipalities<br />
are quite busy making<br />
‘Welstandnota’s’. With this document,<br />
a commission can check new buildings<br />
by means of different criteria.<br />
These are:<br />
- common criteria,<br />
- criteria focused on a specific place,<br />
- quick test criteria (in case of a<br />
dormer),<br />
- criteria for special buildings.<br />
With these new rules, checking the<br />
appearance of new buildings or developments<br />
is not only for the lower<br />
scale. Also on a high scale, projects<br />
are tested, like the HSL route.<br />
42 TOPOS / 01 / 2004<br />
Aan nieuwbouwwijken kunnnen andere gebiedscriteria worden verbonden dan bijvoorbeeld<br />
oude stadswijken.<br />
Projectbureau Welstand op een Nieuwe Leest<br />
<strong>De</strong> staatssecretarissen <strong>van</strong> VROM en OCenW kondigden bij de aanbieding<br />
<strong>van</strong> het Voorstel tot wijziging <strong>van</strong> de Woningwet aan de Tweede<br />
Kamer (september 1999) een stimuleringsprogramma aan om gemeenten,<br />
welstandscommissies en andere betrokken partijen te<br />
enthousiasmeren, te informeren en te ondersteunen bij de vernieuwing<br />
<strong>van</strong> het welstandstoezicht. Voor het stimuleringsprogramma is een<br />
tijdelijk projectbureau opgericht, dat in een periode <strong>van</strong> twee jaar een<br />
intensieve impuls moet geven aan de beoogde vernieuwing. Het bureau<br />
is ondergebracht bij de Federatie Welstand, die al fungeert als centraal<br />
informatie- en ondersteuningspunt op het terrein <strong>van</strong> de welstandszorg.<br />
Het Projectbureau Welstand op een Nieuwe Leest stimuleert en ondersteunt<br />
het lokale bestuur, provinciale welstandsorganisaties en andere<br />
betrokken partijen bij de vernieuwing <strong>van</strong> de welstand. Het bureau verzorgt<br />
actieve onderlinge communicatie, verzamelt en verspreidt voorbeelden<br />
en bevordert de onderlinge kennisuitwisseling. Hierbij wordt<br />
nauw samengewerkt met de ministeries <strong>van</strong> OCenW en VROM, en met<br />
het Ontwerpatelier Rijksbouwmeester, de Federatie Welstand, de VNG,<br />
de BNA, de bnSP, de NVTL en Architectuur Lokaal.
<strong>De</strong> welstandsnota als experiment<br />
Kees de Graaf en Anne<br />
Marie Nannen beschreven<br />
in hun artikel de<br />
ontwikkeling rondom het<br />
nieuwe welstandstoezicht.<br />
Veel gemeenten<br />
zijn nog druk bezig met<br />
het vervaardigen <strong>van</strong><br />
hun eigen welstandsnota.<br />
Sommige schrijven<br />
de nota zelf, andere<br />
huren hiervoor particuliere<br />
bedrijven in. Eén<br />
daar<strong>van</strong> is Veenenbos<br />
en Bosch landschapsarchitecten.<br />
Dit bureau<br />
uit Arnhem maakte<br />
nota’s voor de gemeenten<br />
Twenterand en Hof<br />
<strong>van</strong> Twente.<br />
Peter Veenstra<br />
Redacteur TOPOS<br />
p__v@hotmail.com<br />
In januari 2003 is de Woningwet vernieuwd.<br />
Hiermee heeft de individuele<br />
burger meer vrijheid gekregen, onder<br />
andere doordat meer bouwsels vergunningsvrij<br />
zijn verklaard. Daarnaast schrijft<br />
de woningwet voor dat gemeenten per 1<br />
juli 2004 een welstandsnota moeten<br />
hebben. Dit komt voort uit kritiek op<br />
de huidige welstandscommissies, die er<br />
niet altijd even consistente en duidelijke<br />
uitgangspunten op na houden. Met het<br />
invoeren <strong>van</strong> de welstandsnota worden<br />
gemeentes gedwongen zelf hun welstandsbeleid<br />
te formuleren, iets wat voorheen<br />
door de welstandscommissies zelf<br />
werd gedaan. In deze welstandsnota<br />
moeten duidelijke criteria staan, waaraan<br />
een bouwwerk moet voldoen. Hierdoor<br />
moet het welstandstoezicht transparant,<br />
efficiënt, toetsbaar en openbaar worden,<br />
en niet meer beperkingen met zich mee<br />
brengen dan noodzakelijk. Zonder deze<br />
nota is er na 1 juli geen welstandstoezicht<br />
meer mogelijk, dus haasten veel gemeentes<br />
zich om de welstandsnota op tijd af<br />
te hebben. <strong>De</strong> inhoud <strong>van</strong> de nota staat<br />
vrij en verschilt dus per gemeente, <strong>van</strong> een<br />
paar kantjes tekst tot boekwerken <strong>van</strong><br />
400 pagina’s.<br />
Wie schrijft de welstandsnota?<br />
Elke provincie heeft <strong>van</strong> oudsher een welstandsorganisatie:<br />
Libau in Groningen,<br />
het Gelders Genootschap in Gelderland<br />
en het Oversticht in Overijssel. Vroeger<br />
formeerde deze organisatie de welstandscommissies.<br />
Met de nieuwe woningwet<br />
hebben de welstandsorganisaties hun<br />
<strong>van</strong>zelfsprekende rol verloren en kunnen<br />
gemeentes zelf hun welstandscommissie<br />
samenstellen. Dat kost veel tijd, daarom<br />
maken met name de kleinere gemeenten<br />
nog steeds gebruik <strong>van</strong> de diensten <strong>van</strong><br />
de provinciale welstandsorganisaties.<br />
<strong>De</strong>ze hebben flink hun best gedaan om<br />
hun werk te behouden en in de aanloop<br />
naar de welstandsnota’s symposia georganiseerd,<br />
voorbeeldnota’s en zelfs<br />
voorbeeld-inhoudsopgaves opgesteld.<br />
Door deze lichte vorm <strong>van</strong> hersenspoeling<br />
zijn veel nota’s op elkaar gaan<br />
lijken. Sommige gemeentes schrijven de<br />
nota’s zelf, andere besteden het werk uit.<br />
Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten<br />
heeft twee nota’s vervaardigd,<br />
voor de gemeente Twenterand ten noorden<br />
<strong>van</strong> Almelo en de gemeente Hof<br />
<strong>van</strong> Twente ten westen <strong>van</strong> Hengelo.<br />
Opbouw<br />
Het zijn twee kleurrijke documenten <strong>van</strong><br />
rond de 100 pagina’s, vol illustraties en<br />
foto’s. Beide nota’s hebben dezelfde opbouw.<br />
Ze beginnen in deel 1 met een uitleg<br />
<strong>van</strong> beleid en procedures. Ook worden<br />
hierin de intenties uitgesproken met de<br />
nota niet alleen criteria voor het welstandsbeleid<br />
vast te stellen, maar ook op een<br />
TOPOS / 01 / 2004 43
Criteria<br />
Doel <strong>van</strong> de regels voor dit deelgebied is<br />
om de karakteristieke vervlechting <strong>van</strong><br />
de bebouwingsensembles met het omliggende<br />
landschap te behouden en te versterken.<br />
In de gevelbehandeling voegt<br />
nieuwbouw zich op een aantal essentiële<br />
punten naar de bestaande kenmerken.<br />
Plaatsing<br />
- In lijn met de huidige opbouw is de<br />
opzet <strong>van</strong> de erven losjes.<br />
- <strong>De</strong> nieuwbouw voegt zich in het ensemble<br />
<strong>van</strong>gebouwen. Vanaf de omliggende<br />
wegen ligt nieuwbouw niet dominant<br />
in het zicht.<br />
Hoofdvorm<br />
- Nieuwbouw moet in maat in een passende<br />
verhouding staan tot de bestaande<br />
bebouwing.<br />
- Het huis krijgt een lage kap.<br />
- Huis, stal en schuur hebben een eenvoudige<br />
hoofdvorm.<br />
- <strong>De</strong> stal en de schuur hebben een kap.<br />
Gevel<br />
-<strong>De</strong> gevel <strong>van</strong> het hoofdgebouw heeft<br />
een opbouw met verticale elementen.<br />
- <strong>De</strong> huizen worden in baksteen en/of<br />
in hout gebouwd.<br />
- <strong>De</strong> gevels <strong>van</strong> alle gebouwen zijn bescheiden<br />
en evenwichtig. Ze zijn harmonisch<br />
<strong>van</strong> opzet.<br />
- <strong>De</strong> stal en de schuur kunnen in alle,<br />
mist deugdelijke, materialen worden uitgevoerd.<br />
<strong>De</strong>taillering<br />
- <strong>De</strong> gevels <strong>van</strong> alle gebouwen worden<br />
in gedekte kleuren gehouden.<br />
- <strong>De</strong> daken <strong>van</strong> de huizen en boerderijen<br />
worden in matte gebakken pannen en/of<br />
in riet uitgevoerd.<br />
- <strong>De</strong> daken <strong>van</strong> de stallen en schuren<br />
worden rood of donkergrijs gehouden.<br />
Erf<br />
- Het voorerf kent een representieve, het<br />
bedrijfsdeel een zakelijke inrichting.<br />
- Op het erf staan de bomen los, in een<br />
groep of op een rij.<br />
- Op de erven worden eiken geplant.<br />
44 TOPOS / 01 / 2004<br />
Zonering Twenterand<br />
meer algemene manier de ruimtelijke kwaliteit<br />
te bevorderen. <strong>De</strong>el 2 bevat een analyse<br />
<strong>van</strong> de gemeente en haar context.<br />
Dit leidt tot een ontwikkelingskaart: hierin<br />
staat welke gebieden behoudend worden<br />
benaderd en welke progressief. <strong>De</strong><br />
analyse en de ontwikkelingskaart vormen<br />
de basis voor de indeling in deelgebieden,<br />
die in deel 3 worden voorzien <strong>van</strong> gebiedsgerichte<br />
criteria. <strong>De</strong>ze criteria variëren <strong>van</strong><br />
“alle materialen, mits deugdelijk, zijn<br />
mogelijk” tot “de bebouwing staat in de<br />
rooilijn en kent aan de onderzijde een<br />
plint”. In deel 4 worden objectgerichte<br />
criteria behandeld, voor onder andere<br />
schuttingen en dakkapellen.<br />
Inhoudelijke verschillen<br />
<strong>De</strong> vergelijkbare aanpak heeft in de twee<br />
welstandsnota’s tot een totaal verschillend<br />
resultaat geleid, voornamelijk door twee<br />
factoren: de aard <strong>van</strong> het landschap, de<br />
dorpen en de stadjes én de keuzes <strong>van</strong><br />
het gemeentebestuur. Gemeente Hof<br />
<strong>van</strong> Twente kent heel weinig landschappelijke<br />
verschillen, het is een patchwork<br />
<strong>van</strong> kampen, essen, landgoederen en bospercelen.<br />
In de stadjes en dorpen bepalen<br />
met name de oude centra en de linten het<br />
beeld. Op basis hier<strong>van</strong> is een kaart gemaakt<br />
<strong>van</strong> de beoogde dynamiek in de<br />
gemeente. <strong>De</strong>ze is bepalend geweest voor<br />
de indeling in deelgebieden.<br />
In Twenterand zijn de landschappelijke<br />
verschillen juist heel duidelijk aanwezig.<br />
Karakteristiek voor dat landschap is het<br />
contrast tussen het oude romantische dekzandgebied<br />
in het westen en het jongere<br />
rationele veengebied in het oosten.<br />
Daarnaast is een aantal karakteristieke<br />
dorpslinten aan te wijzen. Dit maakt dat<br />
de indeling in deelgebieden hier voornamelijk<br />
op de in het landschap aanwezige<br />
differentiatie berust.<br />
Opvallend is dat in beide nota’s, hoewel<br />
dat formeel niet tot het welstandsbeleid<br />
hoort, ook criteria zijn ontwikkeld voor<br />
de inrichting <strong>van</strong> de erven op het platteland.<br />
Naast de landschappelijke en stedenbouwkundige<br />
opbouw heeft het gemeentebestuur<br />
duidelijke kleur aan de<br />
nota’s gegeven. <strong>De</strong> gemeente is immers<br />
eindverantwoordelijk voor het welstandsbeleid.<br />
In de nota voor Twenterand zijn<br />
hierdoor voor een aantal gebieden geen<br />
welstandsregels opgenomen. <strong>De</strong> afgelopen<br />
maanden hebben de nota’s ter inzage<br />
gelegen. In Twenterand zullen per<br />
deelgebied folders worden vervaardigd.<br />
Experiment<br />
Het is niet zo dat de welstandscommissie<br />
nu niets meer te doen heeft. Veenenbos<br />
en Bosch heeft de regels zo ruim mogelijk<br />
opgesteld. “Bij de totstandkoming <strong>van</strong>
welstandsnota’s zien we nogal eens een<br />
strijd tussen juristen en architecten oplaaien.<br />
Juristen bepleiten strikte regels,<br />
terwijl architecten juist voor losse regels<br />
zijn. Losse regels betekenen namelijk<br />
veel debat, en dat biedt de mogelijkheid<br />
voor architectonische vernieuwing.” Om<br />
daar een schepje bovenop te doen, doet<br />
Veenenbos en Bosch voorin de nota’s de<br />
uitnodiging, de regels op een creatieve<br />
manier te interpreteren. Dit wordt geïllustreerd<br />
met foto’s <strong>van</strong> architectuur waarin<br />
creatief met bouwregels is omgesprongen.<br />
Hierdoor krijgt de nota meer de vorm<br />
<strong>van</strong> een inspiratiebron, dan een boek met<br />
ge- en verboden. ”Wij gaan niet bepalen<br />
wat esthetisch goed is,” zegt Jeroen Bosch.<br />
<strong>De</strong> uitwerking <strong>van</strong> de welstandsnota is<br />
sowieso maar afwachten.<br />
Harm Veenenbos: “Wat dat betreft is het<br />
één groot experiment. Alleen door blijvende<br />
discussie en afstemming met andere<br />
planningsinstrumenten, zal het experiment<br />
welstandsnota slagen. Maar het<br />
is in ieder geval aardig, dat door de invoering<br />
<strong>van</strong> de welstandsnota heel Nederland<br />
als een lappendeken in kaart wordt<br />
gebracht.” Misschien een idee voor de<br />
volgende nieuwe kaart <strong>van</strong> Nederland...<br />
Summary<br />
From this July every municipality in<br />
the Netherlands is obliged to develop<br />
a note for aesthetic appearance.<br />
Without this note, supervision on aesthetic<br />
appearance will not be possible<br />
anymore. Veenenbos and Bosch<br />
landscape architects has developed<br />
two notes for aesthetic appearance,<br />
for the municipality of Hof <strong>van</strong> Twente<br />
and Twenterand. In the notes there’s<br />
space left for architectural discussion,<br />
and creative interpretation of the rules<br />
is encouraged. Another notable feature<br />
is the fact that the rural area is included,<br />
as opposed to earlier policy<br />
for aesthetic appearance.<br />
God zij dank<br />
Er zijn geen onbegaafden in de hemel. Nog nooit heb ik een verprutste wolkenlucht<br />
gezien. Vooral niet boven Nederland, want daar verdringen zich de grote<br />
landschapschilders <strong>van</strong> weleer. Als in de vroege morgen Aelbert Cuyp onder<br />
een koepel <strong>van</strong> ceruleum lucht en velden met stofgoud kleurt, loodst Jacob<br />
<strong>van</strong> Ruisdael <strong>van</strong>uit het noordwesten met een aanwakkerende bries een<br />
reeks stapelwolken naar binnen. Somber en paars. Geluidloos schuiven hun<br />
langgerekte schaduwen over zijn uitverkoren landschap.<br />
Onderstrepen hun eigen pracht. Dan ziet Jan <strong>van</strong> Goyen kans de wind te doen<br />
krimpen. Okergrauwe wolkenflarden jagen nu over. Matzilver wordt het licht.<br />
Aan de horizon is het even roze in het grijs. <strong>De</strong> eerste regenbui. Waar ter wereld<br />
wisselen de luchten zo snel. Een weervoorspeller op onze televisie kan het<br />
handenwringen niet meer laten. Soms, bij zuidenwind, houden de schilders<br />
zich muisstil. Doen een stap terug. Vol eerbied voor de grootste <strong>van</strong> allen,<br />
Claude Lorrain. Als in een kathedraal valt nu het licht. Het komt <strong>van</strong> alle kanten.<br />
Kleuren lossen op tot een onhoorbare klank. Lucht en land zijn een zinderend<br />
geheel. Wat een glorie.<br />
Doch wat een frustatie voor de Rijksverkavelaars hier beneden. Zij zouden de<br />
wolkenluchten willen systematiseren. Met gerantsoeneerde zonneschijn. Met<br />
gereglementeerde regenbuien. Alles voor de intensieve landbouw en veeteelt.<br />
Daarvoor hebben zij reeds het fijnmazige, gedurende eeuwen organisch gegroeide<br />
Hollandse landschap platgebulldozerd. Grootschalig gemaakt. Het<br />
waterpeil verlaagd. <strong>De</strong> plantengroei verpauperd. <strong>De</strong> vogels verjaagd. Door een<br />
doodverkaveld landschap gaan nu in lange rijen de tractoren met protesterende<br />
boeren. Zij zijn misleid door de overheid. Het systeem blijkt niet te deugen.<br />
Wat een ellende voor de ingenieurs <strong>van</strong> Waterstaat. Die onvoorspelbare wolkenluchten<br />
moeten gepacificeerd. Zoals zij <strong>van</strong> het avontuurlijke Zeeland de<br />
sufste <strong>van</strong> alle provincies hebben gemaakt. Eerst dan kunnen zij een veiligheid<br />
garanderen <strong>van</strong> een ieder tot op de jongste dag.<br />
En wat een verdriet voor een aantal hoogwaardigheidsbekleders langs onze<br />
grote rivieren. Ondubbelzinnig hebben zij hun weerzin laten blijken tegen de<br />
bewonderaars <strong>van</strong> het unieke rivierenlandschap. “We moeten hen koudstellen”,<br />
beweert een burgemeester in een vergadering. “Laat de wetgever ingrijpen”,<br />
roept een dijkgraaf in de krant. “Een strafbaar feit: uitlokking <strong>van</strong> geweld”, oordeelt<br />
een Betuwse baron voor de televisie over een kunstenaar die op de dijk<br />
hardhandig in elkaar werd geslagen, omdat hij pleitte voor ophoging <strong>van</strong> de<br />
Waaldijk zonder het landschap al te zeer aan te tasten.<br />
Maar God zij dank! Het is onmogelijk dat de autoriteiten, of de ingenieurs <strong>van</strong><br />
Waterstaat, of de Rijksverkavelaars ook in den hogen hun invloed doen gelden<br />
via connecties. Om Cuyp en Ruisdael, Lorrain en Van Goyen te laten belasteren,<br />
bedreigen en wegjagen. Om daarna de wolkenluchten te laten systematiseren,<br />
zoals nu al in minder dan dertig jaar driekwart <strong>van</strong> het Nederlandse landschap<br />
liefdeloos op de schop is genomen. Geen denken aan! Er zijn immers geen onbegaafden<br />
in de hemel!<br />
Willem den Ouden<br />
Landschapschilder<br />
wdenouden@planet.nl<br />
Dit verhaal verscheen eerder in de rubriek ‘Nederland verandert, of u dat nu wilt of niet’ in<br />
het jaarverslag <strong>van</strong> Kasteel Groeneveld, 1995.<br />
TOPOS / 01 / 2004 45
ESSAY<br />
Mooiland<br />
Naar een begrijpelijke en herbergzame wereld<br />
Schoonheid is een moeilijk<br />
te vatten begrip. Een individueel<br />
begrip dat amper<br />
volgens vastomlijnde normen<br />
te definiëren valt.<br />
Toch moet het belang <strong>van</strong><br />
esthetiek in de inrichting<br />
<strong>van</strong> de ruimte niet onderschat<br />
worden. <strong>De</strong> vorm en<br />
uiterlijke vertoning <strong>van</strong><br />
objecten zijn onmisbare<br />
schakels tussen persoonlijke<br />
gevoelens en de<br />
fysieke leefomgeving.<br />
Klaas Kerkstra<br />
Leerstoelgroep landschapsarchitectuur<br />
WUR<br />
46 TOPOS / 01 / 2004<br />
1. Mooi, een ongemakkelijk onderwerp.<br />
Moeilijk te verteren. Wat we mooi<br />
vinden weten we heel goed, maar waarom<br />
- wat het is dat iets mooi maakt - is eigenlijk<br />
niet onder woorden te brengen.<br />
Of, zoals Neerlands Hoop het ooit treffend<br />
formuleerde: “<strong>De</strong> Zeeuwse wateren<br />
zijn ook prachtig, zoals in alle folders<br />
staat, maar ze missen dat wat het wad<br />
heeft en zich niet be-schrijven laat.”<br />
Op één of andere manier onttrekt<br />
<strong>schoonheid</strong> zich aan een afdoende definitie.<br />
Rede en logica kunnen er geen vat<br />
op krijgen. Het lijkt wel alsof <strong>schoonheid</strong><br />
sprakeloos maakt. Een woordloze<br />
gewaarwording <strong>van</strong> de zintuiglijke werkelijkheid<br />
<strong>van</strong> ons bestaan. Kan een zo<br />
ongrijpbaar begrip dan wel serieus worden<br />
genomen? Louter subjectief en gericht<br />
op het uiterlijk <strong>van</strong> dingen. Een zaak<br />
<strong>van</strong> persoonlijke smaak, waarover misschien<br />
veel te zeggen is, maar niets dat<br />
aanspraak kan maken op algemene geldigheid.<br />
‘Over smaak valt niet te twisten’<br />
zegt de één. ‘Beauty is in the eye of the<br />
beholder’ zegt de ander. Maar beiden bedoelen<br />
hetzelfde: je kunt alles wat je maar<br />
wilt mooi vinden, als je maar bedenkt<br />
dat dit strikt individueel is. Wat mooi is<br />
moet iedereen zelf weten.<br />
<strong>De</strong> reductie <strong>van</strong> het esthetisch oordeel tot<br />
persoonlijke smaak past wellicht heel goed<br />
bij de snelle wereld <strong>van</strong> productdesign<br />
en mode - waar vormgeving ook functioneert<br />
als middel tot kunstmatige veroudering<br />
- maar heeft als nadeel een volstrekte<br />
esthetische willekeur ten aanzien<br />
<strong>van</strong> de openbare ruimte. Als er geen algemene<br />
regels kunnen worden geformuleerd,<br />
is er niets dat als uitgangspunt kan<br />
dienen voor de ruimtelijke kwaliteit die<br />
we zeggen na te streven.<br />
2. Het hier aangeduide esthetisch relativisme<br />
is een gevolg <strong>van</strong> de inéénstorting<br />
<strong>van</strong> de klassieke <strong>schoonheid</strong>sleer,<br />
waar<strong>van</strong> het grondaxioma luidde dat<br />
<strong>schoonheid</strong> inherent is aan het object<br />
voorzover dit in overeenstemming is met<br />
de universele harmonie. <strong>De</strong>ze harmonie,<br />
die ligt in de juiste plaats en de juiste<br />
maatverhouding <strong>van</strong> de samenstellende<br />
delen ten opzichte <strong>van</strong> elkaar en ten opzichte<br />
<strong>van</strong> harmonische proporties, is afgeleid<br />
<strong>van</strong> de getallenleer <strong>van</strong> Pythagoras<br />
en zijn ontdekking <strong>van</strong> de wiskundige<br />
basis <strong>van</strong> de muzikale harmonie. Proportionaliteit<br />
vormde de kern <strong>van</strong> het<br />
klassieke denken over de werkelijkheid en<br />
beïnvloedde niet alleen de esthetica, maar<br />
ook de ethiek.<br />
Hoewel het klassieke denkmodel niet geheel<br />
is verdwenen, heeft het sinds de 18 e<br />
eeuw zijn dominante positie verloren.<br />
<strong>De</strong> opvatting dat bepaalde maatverhoudingen<br />
à priori mooi zouden zijn werd<br />
al tegen het einde <strong>van</strong> de 17 e eeuw ter discussie<br />
gesteld door de Franse architect<br />
Claude Perrault, die verklaarde dat aangename<br />
maatverhoudingen een gevolg zijn<br />
<strong>van</strong> gewenning en dat het onmogelijk is<br />
muzikale harmonie in visuele proporties<br />
te vertalen.<br />
<strong>De</strong> totale ommekeer in het denken vond<br />
plaats in Engeland, waar auteurs zoals<br />
William Hogarth, David Hume en<br />
Edmund Burke ieder verband tussen<br />
wiskunde en <strong>schoonheid</strong> verwierpen.<br />
Voor hen is <strong>schoonheid</strong> geen kwaliteit<br />
<strong>van</strong> een object maar een subjectieve gevoeligheid.<br />
Rationaliteit staat in hun ogen<br />
de <strong>schoonheid</strong> eerder in de weg want ‘de<br />
verhevenheid of <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> vormen<br />
komt geheel voort uit de associaties die<br />
ze bij ons oproepen of uit de eigenschappen<br />
die ze voor ons uitdrukken’.<br />
Het is het appèl aan gevoel en verbeelding<br />
dat een ding mooi maakt, niet een<br />
vooraf gegeven abstracte norm.<br />
<strong>De</strong>ze ontwikkeling <strong>van</strong> de esthetica culmineert<br />
in het werk <strong>van</strong> de Duitse filosoof<br />
Immanuel Kant. In zijn opvatting<br />
is <strong>schoonheid</strong> gefundeerd in het verband<br />
tussen zintuiglijkheid en idee, tussen het<br />
uitdrukkingsmiddel en het uitgedrukte.<br />
Met andere woorden het enige werkelijke<br />
argument voor het mooie en het lelijke<br />
is de al dan niet doelmatig aangewende<br />
uitdrukkingsvorm. Wat en hoe iets wordt<br />
uitgedrukt is niet aan algemeen geldende<br />
regels onderwerpen. Waar het op aankomt<br />
is de verbeeldingskracht als bindmiddel<br />
tussen idee en voorstelling.
3. Voor de architectuur betekende<br />
18 e eeuwse gevoelsesthetica ook en breuk<br />
met het Vitruviaanse concept dat een fundamentele<br />
samenhang tussen gebruik,<br />
constructie en de <strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> de<br />
vorm postuleerde. Het schone als gevoelscategorie<br />
werd tegenover de rationaliteit<br />
<strong>van</strong> constructie en gebruik - het<br />
nuttige - gesitueerd. In de woorden <strong>van</strong><br />
Oscar Wilde : “Alle kunst is volmaakt<br />
nutteloos”.<br />
Om te ontsnappen aan de dreiging <strong>van</strong><br />
oppervlakkigheid en willekeur heeft de<br />
Moderne Beweging in de architectuur<br />
getracht een nieuw rationeel fundament<br />
te scheppen. <strong>De</strong>ze beweging keerde zich<br />
zowel tegen het klassieke academische,<br />
als tegen het subjectieve eclecticisme <strong>van</strong><br />
de 19 e eeuw. Maatschappelijke en technische<br />
ontwikkelingen vragen om nieuwe<br />
ontwerpopgaven die niet met oude antwoorden<br />
opgelost kunnen worden.<br />
Nieuwe opgaven en nieuwe technieken<br />
vragen om een nieuwe architectuur, die<br />
de maatschappelijke vooruitgang kan<br />
accommoderen en symboliseren. Een<br />
vooruitgang gebaseerd op de ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> de wetenschap en de rationele<br />
toepassing daar<strong>van</strong>. <strong>De</strong> rationele toepassing<br />
<strong>van</strong> kennis aangaande gebruik, materiaal<br />
en constructie vormde de kern <strong>van</strong><br />
de moderne architectuur. Schoonheid is<br />
daar<strong>van</strong> een afgeleide. <strong>De</strong> architect Otto<br />
Wagner bracht zijn studenten een aantal<br />
regels bij. Zo moet de moderne en creatieve<br />
architect vooruitkijken en niet het<br />
verleden bestuderen. Verder moet de architectonische<br />
vorm altijd worden ontwikkeld<br />
<strong>van</strong>uit de constructie. Tenslotte<br />
was Wagner er<strong>van</strong> overtuigd dat iets wat<br />
onpraktisch is niet mooi kan zijn.<br />
Met deze moderne benadering wordt de<br />
wetenschappelijke analyse een onmisbaar<br />
onderdeel <strong>van</strong> het ontwerpproces. Met<br />
betrekking tot de vormgeving kan de<br />
moderne opvatting in twee beroemde<br />
credo’s worden samengevat: ‘vorm volgt<br />
functie’ en ‘minder is meer’ (vert. red.).<br />
In de praktijk betekende dit een afwijzing<br />
<strong>van</strong> het nutteloze ornament en het gebruik<br />
<strong>van</strong> elementaire geometrische<br />
vormen: het vlak, de lijn en de schoenen-<br />
doos. Met de stelling dat de vorm, die<br />
noodzakelijkerwijs voortvloeit uit gebruik<br />
en constructie per definitie mooi<br />
is, meende het modernisme een bevredigende<br />
oplossing te hebben gevonden.<br />
In terugblik zou men wellicht beter kunnen<br />
zeggen dat het modernisme door<br />
het wegdefiniëren <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong> als<br />
aparte categorie de legitimatie leverde om<br />
het probleem dood te zwijgen. Het paste<br />
niet in het jargon <strong>van</strong> de moderne a<strong>van</strong>tgarde.<br />
Vergeleken met technische vooruitgang<br />
en sociaal engagement klinkt de<br />
term <strong>schoonheid</strong> eerder reactionair dan<br />
vernieuwend.<br />
Een naïeve benadering die er uiteindelijk<br />
toe heeft geleid dat functionaliteit en efficiency<br />
in de praktijk de overhand kregen<br />
en het onderscheid tussen architectuur<br />
en bouwen vervaagde. Gevolg hier<strong>van</strong> is<br />
een dehumanisering <strong>van</strong> de architectuur<br />
en een zielloze uniformering <strong>van</strong> de gebouwde<br />
omgeving en het besef dat de<br />
moderne architectuur in zijn ongebreidelde<br />
vernieuwingsdrang kennelijk toch iets<br />
is vergeten. Iets wat eigenlijk niet vergeten<br />
mag worden. <strong>De</strong> effecten <strong>van</strong> het moderne<br />
bouwen op de leefomgeving maken de<br />
conclusie onontkoombaar dat niet alle<br />
vernieuwing als vooruitgang kan worden<br />
beschouwd en dat vorm en <strong>schoonheid</strong><br />
los <strong>van</strong> gebruik en construc-tie een eigen<br />
functie hebben. En dat juist de symbolische<br />
en emotionele <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> de<br />
vorm het wezen <strong>van</strong> de architectuur raakt.<br />
<strong>De</strong> architectuurhistoricus N. Pensner<br />
formuleert het in zijn inleiding tot de<br />
Europese Bouwkunst als volgt: “Een<br />
fietsenstalling is een bouwwerk. Lincoln<br />
Cathedral is architectuur.” Het verschil<br />
zit in de esthetische intentie. Niet het gebruiksprogramma<br />
of de constructietechniek<br />
zijn in zijn ogen beslissend, maar<br />
het achterliggende idee, dat in de vorm<br />
tot uitdrukking komt. Daarmee zijn we<br />
min of meer terug bij de opvatting <strong>van</strong><br />
Kant en dient zich de vraag naar de grondslagen<br />
<strong>van</strong> het esthetische opnieuw aan.<br />
4. Wat nu? Want we bouwen gewoon<br />
verder. En op een schaal zoals nooit<br />
eerder in de geschiedenis is vertoond.<br />
Onze totale leefomgeving is voorwerp<br />
geworden <strong>van</strong> op modernisering gerichte<br />
transformatie. <strong>De</strong> resultaten daar<strong>van</strong>,<br />
die we om ons heen kunnen waarnemen,<br />
doen beseffen dat het probleem <strong>van</strong> de<br />
<strong>schoonheid</strong> <strong>van</strong> onze omgeving dringender<br />
is dan ooit. Het steriele modernisme<br />
is ver<strong>van</strong>gen door een postmoderne<br />
kakofonie zonder harmonie en samenhang.<br />
Chaos in plaats <strong>van</strong> monotonie<br />
ofwel kwaad wordt met kwaad bestreden.<br />
Misschien wordt het tijd dat we Kant<br />
gelijk geven. Schoonheid kan niet op objectieve,<br />
universele waarheden gebaseerd<br />
worden. <strong>De</strong> opvatting <strong>van</strong> Kant betekent<br />
ook dat het waarheidsgehalte <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />
niet ligt in esthetische theorieën,<br />
maar in de ervaring <strong>van</strong> mensen, op het<br />
grensvlak <strong>van</strong> rede en zintuiglijkheid.<br />
Architectuur heeft weliswaar analyse en<br />
kritische reflectie nodig, maar de uiteindelijke<br />
legitimatie <strong>van</strong> een ontwerp ligt in<br />
het resultaat. Niet in een vooraf gestelde<br />
algemene norm of wetenschappelijke<br />
verklaring. <strong>De</strong> filosoof Heidegger stelt<br />
in dit verband dat <strong>schoonheid</strong> juist het<br />
verschijnen <strong>van</strong> de waarheid in het kunstwerk<br />
is. <strong>De</strong> kunst schept zijn eigen waarheid.<br />
<strong>De</strong> esthetica kan niet meer zijn dan<br />
de wijsgerige overdenking <strong>van</strong> het feitelijke<br />
kunstgebeuren. <strong>De</strong>ze gedachtegang<br />
maakt het mogelijk met andere ogen naar<br />
de tegenstelling tussen de objectieve klassieke<br />
esthetica en de subjectieve romantische<br />
esthetica te kijken. Wellicht moeten<br />
zij niet als concurrerende, exclusieve waarheden<br />
worden opgevat, maar als aspecten<br />
<strong>van</strong> de esthetische ervaring.<br />
Aanvullingen ten opzichte <strong>van</strong> elkaar en<br />
een afspiegeling <strong>van</strong> de gelaagdheid <strong>van</strong><br />
het <strong>schoonheid</strong>sbegrip. F. Snijders<br />
(Procesdenken, 1985) formuleert deze<br />
gedachte als volgt: “Het classicisme heeft<br />
zijn waarheid of het reflexieve niveau (dat<br />
niet anders dan classicistisch kan zijn),<br />
maar kan niet meer zijn dan een benadering<br />
<strong>van</strong> de procesmatige pre-reflexieve<br />
werkelijkheid (het domein <strong>van</strong> de romantische<br />
waarheden).”<br />
<strong>De</strong> erkenning <strong>van</strong> deze gelaagdheid opent<br />
nieuwe wegen. Naar een revisie <strong>van</strong> het<br />
TOPOS / 01 / 2004 47
modernisme door verbreding <strong>van</strong> het<br />
functiebegrip, maar ook naar een hernieuwde<br />
beschouwing <strong>van</strong> de <strong>betekenis</strong><br />
<strong>van</strong> de architectonische traditie en de<br />
bruikbaarheid <strong>van</strong> de modellen die zij<br />
kan opleveren. Misschien moeten we ook<br />
erkennen dat er niet één oplossing, één<br />
vormconcept voor iedere opgave en situatie<br />
bestaat. En dat we naar analogie <strong>van</strong><br />
de klassieke bouwordes, verschillende<br />
esthetische ordes zouden moeten onderscheiden.<br />
Hiervoor zou de 19 e eeuwse<br />
indeling in het schone, het sublieme en<br />
het schilderachtige model kunnen staan.<br />
Categorieën die elk op zichzelf legitiem<br />
zijn, maar passend in verschillende situaties.<br />
Maar om niet in dezelfde kuil te vallen<br />
als het modernisme moeten wij inzien<br />
dat zij ieder hun eigen plaats moeten<br />
hebben.<br />
5. Eén <strong>van</strong> de mogelijkheden om<br />
dit te realiseren is het integreren <strong>van</strong> de<br />
karakteristieke kwaliteiten <strong>van</strong> plek en<br />
context in het ontwerp. Vitruvius wijst<br />
daar op als hij ingaat op het belang <strong>van</strong><br />
een zorgvuldige plaatskeuze en de noodzaak<br />
het ontwikkelde vormconcept aan te<br />
passen aan de omstandigheden op de<br />
bouwplaats. Ondanks de toepassing <strong>van</strong><br />
algemene regels kan het gebouw zo een<br />
eigen identiteit krijgen.<br />
Het negeren <strong>van</strong> de eigenschappen en<br />
kwaliteiten <strong>van</strong> de plaats of het gegeven<br />
landschap vormt één <strong>van</strong> de belangrijkste<br />
punten <strong>van</strong> kritiek die de modernisering<br />
<strong>van</strong> meet af aan heeft begeleid. En heeft<br />
ook mede de aanzet gevormd tot het<br />
ontstaan <strong>van</strong> de landschapsarchitectuur<br />
in zijn hedendaagse gedaante. Zo vormde<br />
het landschap mede de inspiratiebron<br />
voor de ontwikkeling <strong>van</strong> een eigen romantisch<br />
idioom (de Engelse landschapsstijl)<br />
los <strong>van</strong> de formaliteit <strong>van</strong> de<br />
bouwkundige architectuur. Een idioom<br />
dat zich richtte op het schilderachtige en<br />
het sublieme als tegenpool <strong>van</strong> de steeds<br />
verder oprukkende rationalisering. En<br />
hierin schuilt meer dan ooit de belangrijkste<br />
opgave: het scheppen <strong>van</strong> een omgeving<br />
die niet alleen recht doet aan utiliteit-<br />
en efficiency eisen, maar ook aan de<br />
veelzijdige gevoelens die de mens met<br />
zijn leefomgeving verbindt. Een omgeving<br />
waarin de mens zich kan herkennen<br />
48 TOPOS / 01 / 2004<br />
en waarbij hij zich thuis kan voelen. Een<br />
begrijpelijke wereld, die voldoet aan onze<br />
materiële eisen maar ook ruimte biedt<br />
voor de gevoelsmatige kanten <strong>van</strong> het<br />
bestaan. Een omgeving “waarin de ziel<br />
zichzelf weerspiegeld ziet”.<br />
Bij gebrek aan een universele theorie zou<br />
de Genius Loci, naast gebruik en constructie,<br />
een belangrijk uitgangspunt kunnen<br />
zijn bij de vormgeving <strong>van</strong> onze omgeving.<br />
Een uitgangspunt dat niet alleen<br />
de ontwerper soelaas biedt, maar ook de<br />
verbinding kan leggen met de belevingswereld<br />
<strong>van</strong> diegenen die in de producten<br />
<strong>van</strong> de architectuur moeten leven.<br />
Schoonheid dient niet tot redeloos genot,<br />
maar als middel ‘om de omloop der ziel<br />
wanneer hij in disharmonie is geraakt, te<br />
ordenen en in een klank te brengen met<br />
zich zelf.’ Plato (Timaeus 47-48) wist het<br />
al: <strong>schoonheid</strong> is niet leuk, maar een serieuze<br />
zaak. “Mooi is datgene wat ons<br />
doet beseffen hoezeer we in harmonie<br />
zijn met onszelf en via onze subjectiviteit<br />
met de werkelijkheid als geheel.” In<br />
dit opzicht is Kant het geheel met Plato<br />
eens. Vorm en zintuiglijkheid zijn geen<br />
oppervlakkige bijzaken maar noodzakelijke<br />
schakels tussen onze binnenwereld<br />
en de omgeving. <strong>De</strong> ervaring <strong>van</strong> <strong>schoonheid</strong><br />
verschaft troost in een vaak onbegrijpelijke<br />
en onherbergzame wereld.<br />
“Want wij gaan en de <strong>schoonheid</strong> blijft”<br />
(Joseph Brodsky, Kade der Ongeneeslijken,<br />
1992).
BOEKEN<br />
Plannen met principes<br />
S2N, de Strategie <strong>van</strong> de Twee<br />
Netwerken revisited<br />
Carmen Aalbers, Jos Jonkhof (red.)<br />
Uitgeverij Aeneas en Alterra<br />
ISBN 90-75365-52-7<br />
Begin 2003 verruilde Sybrand Tjallingii<br />
zijn baan bij Alterra voor die bij TU<br />
<strong>De</strong>lft. Naar aanleiding <strong>van</strong> zijn vertrek<br />
is een ‘liber Amicorum’ samengesteld.<br />
Hierin wordt de <strong>betekenis</strong> <strong>van</strong> de Strategie<br />
<strong>van</strong> de Twee Netwerken (S2N),<br />
waar Tjallingii de geestelijk vader <strong>van</strong><br />
is, uiteengezet. Centraal in deze ‘verzamelbundel’<br />
staan een vijftal ‘Sterprojecten’<br />
<strong>van</strong> S2N, te weten:<br />
Morrapark-Drachten, Wageningen-<br />
Ecopolis, de Valleistad (Ede-<br />
Veenendaal-Bennekom-Wageningen),<br />
Waalsprong-Nijmegen en de Eo-<br />
Wijers inzending Chaining Waters.<br />
S2N werd opnieuw actueel na de constatering<br />
<strong>van</strong> enkele wetenschappelijke<br />
raden dat het concept Netwerkstad<br />
onvoldoende handvaten biedt<br />
voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een integrale<br />
strategische visie op de ruimtelijke<br />
inrichting <strong>van</strong> Nederland. In reactie<br />
daarop pleitte de SER in 2001 voor<br />
een overgang <strong>van</strong> blauwdrukplanologie<br />
naar ontwikkelingsplanologie<br />
door middel <strong>van</strong> ‘organiserende principes’,<br />
zoals S2N. Watersystemen en<br />
verkeersnetwerken vormen in S2N de<br />
belangrijkste dragers voor ruimtegebruik.<br />
Het verkeersnetwerk stuurt de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> hoogdynamische<br />
economische activiteiten als bedrijvigheid,<br />
intensieve recreatie en stedelijke<br />
voorzieningen. Het watersysteem<br />
draagt de ontwikkeling <strong>van</strong> laagdynamische<br />
functies als natuurontwikkeling,<br />
drinkwaterwinning en extensieve<br />
recreatie. <strong>De</strong> woonfunctie bevindt zich<br />
hier tussenin. Met S2N wordt beoogd<br />
om te komen tot inrichtingsplannen<br />
die door de betrokkenen worden ondersteund,<br />
waarin de ecologische potenties<br />
en specifieke elementen in de<br />
eigen leefomgeving worden benut en<br />
er duurzaam wordt omgesprongen<br />
met de natuurlijke hulpbronnen.<br />
Na de bespreking <strong>van</strong> de vijf Sterprojecten<br />
volgt een beschouwing over de<br />
communicatieve waarde <strong>van</strong> de strategie.<br />
Planprocessen moeten volgens<br />
S2N gezien worden als leerprocessen,<br />
waarin flexibiliteit, ‘learning by doing’ en<br />
participatie <strong>van</strong> betrokkenen een grote<br />
rol moeten spelen. Uit de tussenbalans<br />
kan worden geconcludeerd dat<br />
de invulling <strong>van</strong> de watersysteembenadering<br />
in lokale en regionale inrichtingsplannen<br />
heeft bijgedragen aan<br />
de kwaliteit <strong>van</strong> water, natuur, recreatie<br />
en wonen. Op nationaal niveau adviseert<br />
de SER om de ordende principes<br />
<strong>van</strong> S2N opnieuw onder de aandacht<br />
te brengen. Toch liggen er nog uitdagingen<br />
voor S2N. Zo komt het sturende<br />
karakter <strong>van</strong> de verkeersnetwerken nog<br />
niet voldoende uit de verf. Daarnaast<br />
vraagt het werkproces <strong>van</strong> S2N om eigen<br />
initiatief <strong>van</strong> betrokkenen, maatoplossingen<br />
en handelingsruimte. Dit<br />
vereist andere instrumenten dan de<br />
huidige ruimtelijke ordeningspraktijk.<br />
Het boek is kernachtig geschreven en<br />
heeft een luchtige structuur. Dit laatste<br />
is toe te schrijven aan de vormgeving<br />
<strong>van</strong> de tweetalige uitgave (Engels en<br />
Nederlands). Een kritiekpunt is dat uit<br />
een aantal plankaartjes en illustraties<br />
zonder de nodige voorkennis niet veel<br />
opgemaakt kan worden. Verder lijkt het<br />
of de schrijvers met name de breedte<br />
<strong>van</strong> S2N hebben willen beschrijven. Dit<br />
is nuttig wanneer het een eerste kennismaking<br />
<strong>van</strong> de lezer met S2N<br />
betreft, maar de toegevoegde waarde<br />
<strong>van</strong> het boekje is hierdoor gering. Aan<br />
de andere kant is dit misschien inherent<br />
aan de doelstelling om een ‘liber<br />
Amicorum’ samen te stellen. <strong>De</strong> lezer<br />
heeft in ieder geval de stand <strong>van</strong> zaken<br />
rond S2N helder voor ogen.<br />
Paul Rijken<br />
Forum - Euroscapes<br />
onder redactie <strong>van</strong> Broesi, Janink,<br />
Veldhuis en Nio<br />
MUST Publishers samen met AetA,<br />
Amsterdam 2003<br />
ISBN 90 806351 2 X<br />
Prijs 25,00 euro<br />
Een nieuwe uitgave <strong>van</strong> AetA en een<br />
uitgave <strong>van</strong> MUST in een. Het nieuwe<br />
format zoals reeds in 2002 is aangekondigd<br />
heeft hiermee zijn eerste<br />
boek afgeleverd. Dit boek, een tijdschrift<br />
mag je deze editie <strong>van</strong> Forum<br />
inderdaad niet meer noemen, draagt<br />
de titel Euroscapes. ‘Euro’ staat hierin<br />
voor de entiteit Europa, ‘scape’ staat<br />
voor de fysieke neerslag <strong>van</strong> het gebruik<br />
<strong>van</strong> ruimte, aldus Robert Broesi<br />
in zijn inleidend artikel Euroscapes.<br />
In dit eerste hoofdstuk wordt gebruik<br />
gemaakt <strong>van</strong> de inmiddels beproefde<br />
‘atlas methode’. <strong>De</strong> hierin weergegeven<br />
beelden getiteld ‘Verschuivende<br />
territoria’, ‘Vele Europa’s’ en ‘Keuzemenu<br />
Europa’ zijn zeer illustratief. <strong>De</strong>ze<br />
beelden laten, samen met een heldere<br />
opbouw <strong>van</strong> de tekst, de mogelijkheden<br />
zien die zich binnen Europa op<br />
het ontwerpende vlak bevinden wanneer<br />
men eens een andere bril opzet.<br />
Dit eerste hoofdstuk laat ook goed de<br />
in het voorwoord uitgesproken uitgangspositie<br />
<strong>van</strong> de auteurs zien.<br />
“Eenheidsdenken in Europa” staat<br />
volgens de auteurs namelijk “niet gelijk<br />
met overal hetzelfde willen”. Het huidige<br />
Euroscape is niet de fysieke neerslag<br />
<strong>van</strong> één Europa, maar <strong>van</strong> een<br />
scala aan definities binnen dit Europa<br />
die een eigen territorium optrekken.<br />
Maar wat betekent dit nu allemaal voor<br />
de ontwerpende disciplines? Het antwoord<br />
aldus Broesi is een simpele:<br />
“Eén Europa, met een ruimtelijke orde<br />
die het specifieke moet versterken”.<br />
Kijken we naar de overige bijdragen<br />
TOPOS / 01 / 2004 49
aan dit boek, dan blijkt al snel dat deze<br />
ogenschijnlijke simpelheid wordt ingehaald<br />
door de werkelijkheid <strong>van</strong> alledag.<br />
Het hoge abstractieniveau waar de<br />
uitgangspunten in uitblinken, laten zich<br />
toch zeer moeilijk concretiseren. Het<br />
sterkst is het boek dan ook waar vastgehouden<br />
wordt aan een zeker abstractieniveau.<br />
Wanneer in hoofdstuk<br />
twee wordt ingegaan op het nationale<br />
cultuurmuseum lijkt het dan ook even<br />
of het boek al meteen de richting kwijt<br />
is. Maar aan het eind <strong>van</strong> het hoofdstuk<br />
wordt de draad toch weer opgepakt.<br />
Problemen of kansen die met globalisering<br />
komen (en ook gaan) worden<br />
aan de hand <strong>van</strong> hoofdstukken als Het<br />
Nationale Cultuurmuseum (branding),<br />
Ethnoscapes (politiek & integratie), Together<br />
(nieuwe kolonies), Borderscapes<br />
(Europese Ruimtelijke Ordening)<br />
en Funscapes (capsules) in zowel<br />
Nederlands als Engels behandeld.<br />
Met deze hoofdstukken wordt het positieve<br />
<strong>van</strong> de globalisering binnen<br />
Europa opgepakt en als uitgangspunt<br />
genomen bij het zoeken naar de oplossingen.<br />
Hierdoor komen oplossingen<br />
zoals in het Together door Angelika<br />
Fuchs en Wouter Veldhuis worden<br />
aangedragen toch wat simpeltjes over.<br />
Hier wordt een vrijwel rechte lijn <strong>van</strong><br />
nieuwe kolonies naar de toekomstige<br />
inrichting <strong>van</strong> het land getrokken. <strong>De</strong><br />
mogelijkheden die nieuwe kolonies<br />
met zich meebrengen zouden een antwoord<br />
kunnen bieden op de leegloop<br />
in het landelijk gebied en de Vinex.<br />
Het gevaar <strong>van</strong> het stichten <strong>van</strong> deze<br />
nieuwe kolonies wordt in Funscapes<br />
onderzocht. Enigszins argwanend<br />
wordt hierin gekeken naar de ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> capsules, wat nieuwe kolonies<br />
zouden kunnen worden.<br />
Na het lezen <strong>van</strong> het boek moet ik<br />
constateren dat er, door globalisering,<br />
inderdaad mogelijkheden zijn voor lokale<br />
economieën. Bij het zoeken naar<br />
antwoorden op globalisering zal ook<br />
zeker een rol weggelegd zijn voor de<br />
ruimtelijke disciplines. Toch zijn het<br />
de antwoorden die in dit boek ontbreken.<br />
Uiteindelijk is dit boek meer een<br />
beschrijving <strong>van</strong> processen zoals ze<br />
plaatsvinden, een eerste zoektocht<br />
die de richting aangeeft waar we naartoe<br />
moeten, dan een handvat waarmee<br />
je concreet te werk kan gaan.<br />
Bart Wubben Redacteur TOPOS<br />
50 TOPOS / 01 / 2004<br />
Wie is bang voor de stad?<br />
Martin Woestenburg, Arjen Buijs &<br />
Wim Timmermans (redactie)<br />
Uitgeverij Blauwdruk<br />
ISBN 90 75271107<br />
Prijs 12,50 euro<br />
Wat hebben ruimtelijke ordening,<br />
natuur en verstedelijking met elkaar<br />
te maken? Alles, zo stelt de bundeling<br />
essays die onlangs bij uitgeverij<br />
Blauwdruk is verschenen. <strong>De</strong>rtien<br />
teksten komen in de drie hoofdstukken,<br />
te weten stromen, beelden en<br />
functies aan de orde. Het veertiende<br />
essays is een fotoserie <strong>van</strong> alledaagse<br />
situaties. <strong>De</strong> foto’s laten zien wat de<br />
teksten zeggen: natuur is een onderdeel<br />
<strong>van</strong> de maatschappij en daarom<br />
moeten de wensen <strong>van</strong> mensen<br />
centraal staan in het natuurbeleid.<br />
Het hoofdstuk ‘stromen’ gaat over<br />
maatschappelijke trends. Het platteland<br />
verandert steeds meer in een<br />
consumptielandschap, waarin iedereen<br />
snel wil kunnen genieten <strong>van</strong> een<br />
weldadige rust. Andere essays proberen<br />
grip te krijgen op de gevolgen<br />
<strong>van</strong> maatschappelijke veranderingen<br />
zoals individualisering, en op het beeld<br />
dat mensen <strong>van</strong> natuur hebben. Dit is<br />
de opmaat voor het hoofdstuk<br />
‘beelden’. Om beelden te vertalen in<br />
concrete inrichtingsvoorstellen kun je<br />
proberen ‘vrijplaatsen’ en ‘sublieme<br />
plekken’ te creëren, waar de wisselwerking<br />
tussen cultuur en natuur zo<br />
groot mogelijk is. Naast een portie<br />
creatieve dwarsheid is een stevige<br />
sociaal-economische basis de hoofdmoot<br />
voor het hoofdstuk ‘functies’:<br />
huizenprijzen, groen wonen en het<br />
perspectief <strong>van</strong> de landbouw.<br />
Hiermee is de cirkel rond; tijd voor een<br />
poëtische afsluiting in vijf liefdes, met<br />
als doel beleidsmakers een nieuw<br />
analysekader aan te bieden.<br />
<strong>De</strong> rode draad is helder: de ideeën die<br />
bestaan over natuur zijn voornamelijk<br />
stedelijke beelden; natuurbescherming<br />
heeft haar wortels in de stad,<br />
maar is te lang het domein <strong>van</strong> experts<br />
- met eigen natuurbeelden - geweest.<br />
<strong>De</strong>ze beelden volstaan niet meer,<br />
sterker nog: groen Nederland is bang<br />
voor de stad. Het boek is een pleidooi<br />
om stad en natuur meer op elkaar te<br />
betrekken en daarbij meer naar stedelingen<br />
te luisteren.<br />
Opvallend is dat deze noot juist komt<br />
<strong>van</strong> een nieuwe groep experts. <strong>De</strong><br />
behandelde thema’s zijn weliswaar<br />
universeel, maar kunnen alleen in<br />
een dichtbevolkt kikkerlandje, waar<br />
het landschap studieonderwerp <strong>van</strong><br />
een groep deskundigen is, zo minutieus<br />
als hier beschreven worden.<br />
Een waarschuwing daarom voor je<br />
gaat lezen: de geldigheid is beperkt<br />
tot de dichtbevolkte gebieden <strong>van</strong> de<br />
<strong>De</strong>ltametropool en de grote steden.<br />
<strong>De</strong> teruggang <strong>van</strong> natuur in kwetsbare<br />
ecosystemen is er niet mee gestopt,<br />
integendeel. Met het opheffen <strong>van</strong><br />
grenzen tussen stad en natuur krijgt<br />
de mens een nieuwe verantwoordelijkheid.<br />
Het is zeer de vraag of je dat<br />
zomaar aan consumenten kunt overlaten.<br />
Is het niet beter zowel mensenwensen<br />
als hardcore natuurbescherming<br />
een plek in het beleid te geven?<br />
‘Cultuur’ spiegelt zich immers aan de<br />
natuur die zij kent. Het antwoord op<br />
vragen over de organisatie <strong>van</strong> beheer<br />
en inrichting, nieuwe opdrachtgevers<br />
en de rol <strong>van</strong> deskundigen zelf ontbreekt<br />
in het boek. Artikelen over dit<br />
onderwerp hadden in de plaats gekund<br />
<strong>van</strong> de reeds bekende verhalen,<br />
en hadden daarmee overlap tussen de<br />
artikelen kunnen voorkomen.<br />
Het is niet het eerste boek over dit thema,<br />
maar de nieuwe bijdragen zijn een<br />
inspirerende aanvulling voor iedereen<br />
die zich met het thema bezighoudt.<br />
Prettig is bovendien dat er niet veel met<br />
cijfers en bronnen gegooid wordt; de<br />
journalistieke saus komt de leesbaarheid<br />
ten goede.<br />
Over een paar jaar is het tijd voor iets
anders; de vraag naar nieuwe (voor-<br />
)beelden blijft immers bestaan. We<br />
verbreden het natuurbeleid <strong>van</strong> ecologen<br />
en functionalisten met beleving<br />
en gaan de straat op! Het volgende<br />
boek over dit thema moet vol staan<br />
met concrete ontwerpen, echte plannen<br />
en interviews met nieuwe en oude<br />
Nederlanders. Wie durft?<br />
Gertjan Jobse<br />
Reflect #01<br />
Nieuw engagement<br />
In architectuur, kunst en vormgeving<br />
NAi-Uitgevers<br />
ISBN 90-5662-346-X<br />
Prijs 19,50 euro<br />
<strong>De</strong> essaybundel Nieuw engagement<br />
<strong>van</strong> NAi-Uitgevers is de eerste uit de<br />
serie Reflect. Met de Reflect-serie wil<br />
NAi-Uitgevers de aandacht vestigen<br />
op rele<strong>van</strong>te maatschappelijke thema’s<br />
voor de architectuur, stedenbouw,<br />
kunst en vormgeving.<br />
25 auteurs laten hun licht schijnen<br />
over het thema engagement in de<br />
vorm <strong>van</strong> beschouwingen en posities.<br />
<strong>De</strong> beschouwingen zijn wat langere<br />
verhalen waarin de auteur het thema<br />
<strong>van</strong>uit zijn/haar invalshoek behandelt,<br />
die zorgen voor de structuur <strong>van</strong> het<br />
boek. <strong>De</strong> posities zijn kortere verhalen<br />
met een zelf gekozen onderwerp <strong>van</strong><br />
de schrijver die aansluiten bij deze<br />
beschouwingen. Door de 25 verschillende<br />
ideeën en meningen komt de<br />
diversiteit en complexiteit <strong>van</strong> het<br />
thema engagement goed naar voren.<br />
<strong>De</strong> toenemende discussie over maatschappelijke<br />
onderwerpen is de aan-<br />
leiding voor het thema engagement.<br />
<strong>De</strong> meeste schrijvers vinden het een<br />
juiste ontwikkeling dat architecten,<br />
kunstenaars en vormgevers zich weer<br />
afvragen wat het maatschappelijk<br />
belang is <strong>van</strong> hun werk. Toch klinkt er<br />
een soort angst door dat het engagement<br />
<strong>van</strong> nu zal terug zakken naar het<br />
engagement <strong>van</strong> de jaren 60/70 <strong>van</strong><br />
de vorige eeuw. In die periode was<br />
maatschappelijk engagement een<br />
onderdeel <strong>van</strong> politieke bewegingen<br />
met bijbehorende ideologie. <strong>De</strong> ‘taak’<br />
<strong>van</strong> de architect, kunstenaar en vormgever<br />
vloeide hier logisch uit voort.<br />
Het engagement <strong>van</strong> nu is een stuk<br />
complexer, dat blijkt wel uit de lange,<br />
breed uiteengezette beschouwingen<br />
en de enorme diversiteit <strong>van</strong> verhalen<br />
die aangeven dat engagement niet in<br />
een paar woorden te <strong>van</strong>gen is. <strong>De</strong>ze<br />
diversiteit aan invalshoeken maakt het<br />
boek wel erg interessant. Iedere beschouwing<br />
snijdt een bepaald onderwerp<br />
aan waarop de posities weer<br />
reageren.<br />
<strong>De</strong> complexiteit <strong>van</strong> engagement zorgt<br />
er voor dat het geen ‘lekker’ lees boek<br />
is geworden, je moet er echt voor gaan<br />
zitten. Het geeft ook veel stof om over<br />
na te denken. In het ene stuk zal je je<br />
helemaal kunnen vinden, het andere<br />
verhaal lees je niet eens uit. Maar<br />
doordat het is vormgegeven in een<br />
essaybundel is het boek makkelijk<br />
weg te leggen om je gedacht nog<br />
eens over de verhalen te laten gaan.<br />
Al met al is het een boek dat mensen<br />
die zich afvragen wat het maatschappelijk<br />
belang <strong>van</strong> hun vak is en of<br />
architectuur, kunst en vormgeving ook<br />
nog meer is dan alleen iets moois<br />
maken is zeer zal aanspreken.<br />
Famke Bakker Redacteur TOPOS<br />
Architectuur en Landschap<br />
Clemens Steenbergen en Wouter Reh<br />
THOTH<br />
ISBN 90 6868 279 2<br />
Prijs 55,00 euro<br />
Begeleid door essays, wordt in<br />
“Architectuur en landschap” een dertigtal<br />
klassieke Europese tuinen en landschappen<br />
uitvoerig geanalyseerd in<br />
woord en in beeld. Het boek is opgedeeld<br />
in drie delen, waarin respectievelijk<br />
Italiaanse renaissancetuinen,<br />
Franse Baroktuinen en Engelse landschapstuinen<br />
aan bod komen. Elk<br />
deel wordt ingeleid door een verhandeling<br />
over de stijlesthetiek in relatie tot<br />
de maatschappelijke ontwikkelingen.<br />
<strong>De</strong> eerste versie <strong>van</strong> dit boek verscheen<br />
al in 1985. Dankzij de later<br />
geschreven proefschriften <strong>van</strong> beide<br />
auteurs, de analysetekeningen <strong>van</strong><br />
vele studenten en luchtfoto’s <strong>van</strong><br />
Pandion is Architectuur en Landschap<br />
in vergelijking met de eerste versie<br />
qua inhoud en om<strong>van</strong>g aanzienlijk<br />
toegenomen.<br />
Architectuur en Landschap is zeker niet<br />
het eerste boek dat verschijnt over de<br />
klassiekers uit de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />
Toch voegt het veel toe<br />
aan de bestaande boeken als “The<br />
Landscape of Man” of het ramsjboek<br />
“Europese tuinkunst <strong>van</strong> de Oudheid<br />
tot heden”. <strong>De</strong> grote verdienste <strong>van</strong><br />
dit boek is dat het de ontwerpen uit<br />
het stof <strong>van</strong> de geschiedenis weet te<br />
trekken, dankzij gedetailleerde analysekaarten<br />
en beschrijvingen <strong>van</strong> het<br />
ontwerp en het ontwerpproces. Juist<br />
deze “hardcore” architectuurinformatie<br />
maken het waardevol, meer dan de<br />
geschiedenislessen die er tussendoor<br />
staan. Als je de jaartallen in het boek<br />
wegdenkt, zou je je kunnen voorstellen,<br />
dat het om beschrijvingen <strong>van</strong> net aangelegde<br />
buitenplaatsen gaat.<br />
Axonometrieën, doorsnedes, 3dhoogtemodellen<br />
en perspectiefstudies<br />
illustreren de ontwerpkeuzes <strong>van</strong> de<br />
ontwerper. Zelf hopen de auteurs de<br />
lezer inzicht te geven in de denkstappen<br />
<strong>van</strong> de “grootmeesters”. Net als<br />
met schaken, leert men <strong>van</strong> het naspelen<br />
<strong>van</strong> hun partijen, niet om<br />
vervolgens dezelfde partij nog eens te<br />
spelen, maar om inspiratie op te doen.<br />
Inspirerend is het zeker.<br />
Peter Veenstra Redacteur TOPOS<br />
TOPOS / 01 / 2004 51
52 TOPOS / 01 / 2004<br />
[advertenties]
NVTL jaarthema onderwijs<br />
Een nieuw jaar, nieuwe kansen en dat<br />
is ook iets wat we het nieuwe bestuur<br />
<strong>van</strong> de NVTL mee moeten geven. Na<br />
een rumoerig vertrek <strong>van</strong> het vorige<br />
bestuur in de nazomer <strong>van</strong> 2003 is op<br />
20 november het nieuwe bestuur gekozen.<br />
Het eerder aangestelde voorlopige<br />
bestuur is uitgebreid, waarmee<br />
het bestuur nu bestaat uit: Hanneke<br />
Toes, Michiel Veldkamp, Charlotte<br />
Buys, Jantine Schinkelshoek, Han<br />
Thijssen en Arjan Nienhuis.<br />
Dit gebeurde op de in Wageningen<br />
gehouden ledenvergadering. Aan<br />
deze vergadering gingen twee inleidingen<br />
vooraf. <strong>De</strong>ze inleidingen,<br />
gegeven door Klaas Kerkstra en<br />
Yusuck Koh, gaven aan dat het jaarthema<br />
‘Onderwijs’ nog steeds leeft.<br />
Dit thema is belangrijk voor de leerstoelgroep<br />
en voor landschapsarchitectuur<br />
in het algemeen, omdat met dit<br />
thema aandacht kan worden geschonken<br />
aan de inhoudelijke kant <strong>van</strong><br />
het onderwijs maar ook aan promotie<br />
er<strong>van</strong>.<br />
Wetenschapswinkelprijs 2003<br />
Opnieuw heeft de leerstoelgroep<br />
Landgebruiksplanning de landelijke<br />
Wetenschapswinkelprijs gewonnen.<br />
Ging deze prijs, die pas twee jaar<br />
bestaat, vorig jaar nog naar Klaske<br />
Nijland met haar onderzoeksproject<br />
‘<strong>De</strong> Glind in de Toekomst’, dit jaar was<br />
het de beurt aan Koen Willems met<br />
het project ‘<strong>De</strong> Bergsche Maasveren’.<br />
Hoe komt het dat voor de tweede<br />
maal de Wageningse Wetenschapswinkel<br />
de prijs pakt? Een verklaring<br />
is dat de Wageningse Wetenschapswinkel<br />
alleen vragen oppakt waar<br />
een groot draagvlak binnen de maatschappij<br />
voor is, of voor gecreëerd<br />
kan worden. “Het gaat hierbij altijd<br />
om organisaties die het onderzoek<br />
zelf niet uit kunnen voeren omdat zij<br />
de expertise missen”, zo zegt Elsje<br />
Oosterkamp <strong>van</strong> de Wageningse<br />
Wetenschapswinkel. <strong>De</strong>ze werkwijze<br />
werpt kennelijk niet alleen vruchten af<br />
in de jurybeoordeling, maar ook in de<br />
maatschappij.<br />
Toch is de toekomst <strong>van</strong> de Wetenschapswinkel<br />
onzeker. Volgend jaar<br />
zal de Wetenschapswinkel het met<br />
maar een persoon moeten bolwerken.<br />
Dit kan de kwaliteit <strong>van</strong> zowel<br />
de opgaven als de begeleiding<br />
schaden. Jan <strong>van</strong> Nieuwenhuize,<br />
VAKGEROEP<br />
Bart Wubben<br />
begeleider <strong>van</strong> Wetenschapswinkelprojecten<br />
<strong>van</strong>uit de opleiding<br />
blijft positief: “<strong>De</strong> Wetenschapswinkel<br />
heeft de laatste jaren voortdurend<br />
onder vuur gelegen. Toch is het de<br />
voortvarende managers en bestuurders<br />
niet gelukt om dit laatste waardevolle<br />
onderdeel <strong>van</strong> de oude<br />
structuur helemaal met de grond<br />
gelijk te maken. <strong>De</strong> leerstoelgroep<br />
Landgebruiksplanning heeft al heel<br />
wat projecten samen met en onder<br />
de vlag <strong>van</strong> de Wetenschapswinkel<br />
gedaan en veelal met bevredigende<br />
resultaten.”<br />
Afronding eerste ontwerp ateliers<br />
Een voor Wageningen nieuwe wijze<br />
<strong>van</strong> ontwerpend onderzoek heeft zijn<br />
eerste producten opgeleverd. In<br />
september 2003 zijn de eerste drie<br />
zelfstandige ontwerpateliers gestart.<br />
<strong>De</strong>ze ateliers hebben ontwerpend<br />
onderzoek gedaan naar ecologie in de<br />
stad, de allocatie <strong>van</strong> verstedelijking in<br />
de omgeving <strong>van</strong> <strong>De</strong>venter en naar de<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> de Amsterdamse<br />
School in de tuinarchitectuur. Twee<br />
groepen <strong>van</strong> circa 10 en één <strong>van</strong> vier<br />
personen hebben aan de hand <strong>van</strong><br />
concrete opdrachten de onderzoeken<br />
uitgevoerd.<br />
<strong>De</strong>ze onderzoeken zullen als input<br />
dienen voor het onderzoek <strong>van</strong> de<br />
leerstoelgroep Landschapsarchitectuur,<br />
maar beantwoorden ook concrete<br />
vragen uit de maatschappij. Zo<br />
zijn voor het Walter Maashuis in Bilthoven<br />
vier ontwerpvoorstellen ingediend<br />
<strong>van</strong> waaruit zij verder gaan<br />
werken naar het definitieve ontwerp<br />
<strong>van</strong> de tuin bij dit huis in de door hen<br />
gewenste Amsterdamse Schoolstijl.<br />
Inmiddels gaan er in januari weer twee<br />
nieuwe ateliers <strong>van</strong> start. Het gaat om<br />
het atelier ‘Zuid-Limburg’ onder leiding<br />
<strong>van</strong> Peter Vrijlandt en Klaas Kerkstra<br />
en atelier ‘Narratie in Twente’ onder<br />
leiding <strong>van</strong> Michiel den Ruiter. <strong>De</strong>ze<br />
ateliers zullen hun producten naar<br />
verwachting in mei 2004 opleveren.<br />
Het Forum gebouw krijgt vorm<br />
Op 17 december is het ontwerp voor<br />
het Forum gebouw gepresenteerd. In<br />
september 2006 zal al het onderwijs<br />
<strong>van</strong> onder meer het departement<br />
Omgevingswetenschappen hierheen<br />
verhuizen. In de vorm <strong>van</strong> plattegronden,<br />
maquettes en impressies<br />
kon een maand lang kennis genomen<br />
worden <strong>van</strong> de nieuwbouwplannen.<br />
Dit gebouw, dat een plaats zal krijgen<br />
op het kennislandgoed WUR op de<br />
hoek <strong>van</strong> de Droevendaalsesteeg<br />
met de Bornsesteeg, zal een aandachtstrekker<br />
worden. Het Forum<br />
gebouw gaat het grootste gedeelte <strong>van</strong><br />
het cursorisch onderwijs huisvesten<br />
en ook de studieverenigingen zullen<br />
hier een ruimte krijgen.<br />
Maar het Forum gebouw werd niet als<br />
enige gepresenteerd. Ook de twee<br />
andere nieuwe gebouwen die binnen<br />
het Masterplan <strong>van</strong> B+B worden geplaatst,<br />
het Atlas gebouw en het<br />
gebouw <strong>van</strong> Kenniseenheid Plant,<br />
waren te zien.<br />
Archiprix presentaties in <strong>De</strong>lft<br />
In de Blokkenhal <strong>van</strong> de TU-<strong>De</strong>lft wordt<br />
dit jaar voor de negende keer de tentoonstelling<br />
<strong>van</strong> de Archiprix gehouden.<br />
<strong>De</strong> Wageningse inzendingen voor de<br />
tentoonstelling met de beste afstudeerplannen<br />
<strong>van</strong> de Nederlandse opleidingen<br />
op het gebied <strong>van</strong> architectuur,<br />
stedenbouw en landschapsarchitectuur,<br />
laten een goed overzicht zien<br />
<strong>van</strong> de reikwijdte <strong>van</strong> de Nederlandse<br />
landschapsarchitectuur. <strong>De</strong> projecten<br />
Nutopia* Solutions for Suburbia <strong>van</strong><br />
Eric-Jan Pleijster en Cees <strong>van</strong> der<br />
Veeken en Watering the Garden City<br />
<strong>van</strong> TOPOS-redacteur Peter Veenstra<br />
schetsen op beeldende wijze waar de<br />
kracht <strong>van</strong> de landschapsarchitectuur<br />
ligt. <strong>De</strong>ze kracht ligt op zowel de regionale<br />
schaal als in oplossingen voor<br />
herstructurering <strong>van</strong> naoorlogse<br />
wijken. <strong>De</strong> inzendingen zijn tijdens de<br />
in het najaar <strong>van</strong> 2003 gehouden<br />
‘afstudeertentoonstelling’ gekozen tot<br />
de beste plannen <strong>van</strong> hun jaar. Dat<br />
mogen ze nu in nationaal verband<br />
gaan waarmaken op een expositie<br />
waar ze het op moeten nemen tegen<br />
veel architectuurgeweld.<br />
En architectuurgeweld is het. Er is door<br />
de architectuurinzendingen weer flink<br />
uitgepakt met opzienbarende<br />
maquettes. <strong>De</strong> vraag is natuurlijk of de<br />
Wageningse inzendingen dit jaar een<br />
kans maken. Die kans is er, vooral<br />
wanneer men kijkt naar de thematiek<br />
<strong>van</strong> de andere landschapsarchitectuurinzendingen.<br />
<strong>De</strong> thematiek die daarin<br />
wordt aangesneden is die <strong>van</strong> de<br />
herontwikkeling <strong>van</strong> mijnbouwgebieden<br />
of het teruggeven <strong>van</strong> land aan het<br />
water. Dit zijn thema’s die het ruimtelijk<br />
debat inmiddels niet meer domineren.<br />
TOPOS / 01 / 2004 53
TAPAS<br />
bouwen voor de eeuwigheid,<br />
conserveren om het verleden,<br />
slopen slopen in in het het heden<br />
heden<br />
Rondetafelgesprekken over het kind<br />
<strong>van</strong> de rekening<br />
Datum: 28 april, 13:30uur tot 16:30uur<br />
Plaats: <strong>De</strong> Hucht<br />
Kosten: 2 Euro<br />
Inschrijven en informatie:<br />
st.buitelhucht@wur.nl<br />
Cursus<br />
<strong>De</strong> wijk op de schop<br />
Voor iedereen die te maken heeft met<br />
de herstructurering <strong>van</strong> na-oorlogse<br />
wijken en andere stedelijke<br />
vernieuwingsprojecten.<br />
Vanaf 9 maart in verschillende<br />
steden.<br />
www.nirov.nl<br />
Heb je een<br />
ADVERTENTIE / TAPAS / COLLOQUIUM<br />
mail dan naar st.topos@wur.nl<br />
54 TOPOS / 01 / 2004<br />
Lelijk<br />
is<br />
geen<br />
argument<br />
Toonbeelden<br />
<strong>van</strong> de<br />
wederopbouw<br />
in Nederland<br />
1940-1965<br />
Nijmegen<br />
Mariënburgkapel<br />
2 februari - 14 maart<br />
Voor informatie over meer<br />
tentoonstellingslocaties en data:<br />
www.monumentenzorg.nl<br />
Future for the European countryside?<br />
New perspectives on rural development<br />
Een internationaal congres over hoe het platteland zou<br />
moeten ontwikkelen tegen het licht.<br />
Met Nikiforos Sivenas, Bernd Voss, Prof. Peter Midmore,<br />
Prof. John Bryden<br />
Plaats: Conferentie Centrum ‘<strong>De</strong> Wageningse Berg’, Wageningen<br />
Datum en tijd: 29 april, 2004 9.00u - 18.00u<br />
Kosten: 40 euro, studenten 10 euro<br />
Informatie: ruw@ruw.nl<br />
Grensverleggende landschapsarchitectuur<br />
Het studiejaar 2003/2004 <strong>van</strong> de Academie voor Bouwkunst in Maastricht staat in het teken <strong>van</strong> de internationale samenwerking op het gebied <strong>van</strong> stedelijke<br />
en ruimtelijke ontwikkeling in de Euregio. Van 11 februari t/m 24 maart organiseert het Vitruvianum i.s.m. de Academie een reeks lezingen in Heerlen.<br />
10.3.4 Levende waterlandschappen Caspar Slijpen Landschapsarchitect, Maastricht<br />
17.3.4 Save us from quantity u.a.p.S, Parijs<br />
24.3.4 Gardener’s world H+N+S Landschapsarchitecten, Utrecht<br />
Reserveren: vitruvianum@heerlen.nl (noodzakelijk) Informatie: www.academie<strong>van</strong>bouwkunst.com/Landschap.pdf<br />
Het<br />
Het<br />
Russische<br />
Russische<br />
Landschap<br />
Landschap<br />
overzichtstentoonstelling<br />
met belangrijke<br />
werken <strong>van</strong><br />
I<strong>van</strong> Sjisjkin,<br />
Isaak Levitan en<br />
Archip Koeïndzji.<br />
tot 19 april in het Groninger<br />
museum<br />
www.groninger-museum.nl<br />
KAARTEN UITGELEGD<br />
Met speciale aandacht voor<br />
beroemde kartografen als Blaeu,<br />
Van <strong>De</strong>venter en Kraijenhoff.<br />
Tot 12 april 2004<br />
Locatie: Utrechts<br />
Universiteitsmuseum<br />
Informatie: www.uu.nl
TOPOS Perodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />
TOPOS<br />
Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />
TOPOS<br />
Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />
TOPOS<br />
Periodiek <strong>van</strong> het Laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />
Abonnement<br />
Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd <strong>van</strong> een jaar. Na het<br />
voldoen <strong>van</strong> de abonnementsgeld ont<strong>van</strong>g ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />
heeft gebracht. Het abonnementsgeld <strong>van</strong> 15 euro maak ik onder vermelding <strong>van</strong> mijn naam en<br />
adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. TOPOS te Wageningen.<br />
Naam (Bureau)<br />
Straat<br />
Postcode<br />
Telefoonnummer<br />
Woonplaats<br />
E-mail<br />
Plaats Datum Handtekening<br />
Abonnement<br />
Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd <strong>van</strong> een jaar. Na het<br />
voldoen <strong>van</strong> de abonnementsgeld ont<strong>van</strong>g ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />
heeft gebracht. Het abonnementsgeld <strong>van</strong> 15 euro maak ik onder vermelding <strong>van</strong> mijn naam en<br />
adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. TOPOS te Wageningen.<br />
Naam (Bureau)<br />
Straat<br />
Postcode<br />
Telefoonnummer<br />
Woonplaats<br />
E-mail<br />
Plaats Datum Handtekening<br />
Abonnement<br />
Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd <strong>van</strong> een jaar. Na het<br />
voldoen <strong>van</strong> de abonnementsgeld ont<strong>van</strong>g ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />
heeft gebracht. Het abonnementsgeld <strong>van</strong> 15 euro maak ik onder vermelding <strong>van</strong> mijn naam en<br />
adres over op rekeningnummer 397090486 t.n.v. TOPOS te Wageningen.<br />
Naam (Bureau)<br />
Straat<br />
Postcode<br />
Telefoonnummer<br />
Woonplaats<br />
E-mail<br />
Plaats Datum Handtekening
Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />
TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen<br />
Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />
TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen<br />
Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />
TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen
Jornt Schroder<br />
Redactie<br />
Ilva Noorda<br />
Vormgeving<br />
Famke Bakker<br />
Eindredactie<br />
Bart Wubben<br />
Redactie<br />
Sandra Perez<br />
Raatgerink<br />
Redactie<br />
Mark Hendriks<br />
Redactie<br />
Peter Veenstra<br />
Redactie<br />
COLOFON<br />
TOPOS is de periodiek <strong>van</strong> de<br />
studierichting Landschap, Planning en<br />
Ontwerp en het Laboratorium voor Ruimtelijke<br />
Planvorming <strong>van</strong> Wageningen Universiteit.<br />
Het blad wordt gemaakt door<br />
studenten en verschijnt driemaal per<br />
jaar.<br />
Abonnementen<br />
Een abonnement op het tijdschrift TOPOS<br />
kost 15 Euro per jaar. Bij overmaking <strong>van</strong><br />
dit bedrag op rek.nr. 397090846 ten name<br />
<strong>van</strong> TOPOS in Wageningen, krijgt u de<br />
reeds verschenen nummers <strong>van</strong> het betreffende<br />
jaar en de nieuwe nummers<br />
toegestuurd. Een abonnement op TOPOS<br />
loopt <strong>van</strong> januari tot december.<br />
Opzeggingen dienen voor 1 december<br />
te geschieden. Leden <strong>van</strong> de studievereniging<br />
Genius Loci en medewerkers<br />
<strong>van</strong> het Laboratorium voor Ruimtelijke<br />
Planvorming ont<strong>van</strong>gen TOPOS gratis.<br />
Voor inlichtingen kunt u mailen naar:<br />
st.topos@wur.nl<br />
Redactie<br />
Famke Bakker, Mark Hendriks, Sandra<br />
Perez Raatgerink, Jornt Schroder, Peter<br />
Veenstra, Bart Wubben<br />
Eindredactie<br />
Famke Bakker<br />
Vormgeving<br />
Ilva Noorda<br />
Met medewerking <strong>van</strong><br />
Henk <strong>van</strong> Aggelen, Martijn <strong>van</strong> Bakel, Kees<br />
<strong>van</strong> Dam, Gerda <strong>van</strong> Ekris, Gertjan Jobse,<br />
Lidewij Schellevis, Paul Rijken, Paul<br />
Roncken<br />
Bestuur<br />
Bart Wubben (voorzitter), Mark Hendriks<br />
(secretaris), Bart-Jan Davidse (penningmeester)<br />
Redactieadres<br />
Redactiekamer TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen<br />
tel. 0317-484245<br />
E-mail<br />
st.topos@wur.nl<br />
Internet<br />
www.topos-magazine.tk<br />
Druk<br />
NEXTPRINT, Rosmalen<br />
Oplage<br />
450 exemplaren<br />
Registratie<br />
ISSN 1572-302X<br />
TOPOS / 02 / 2003 57
Rotondekunst<br />
- <strong>De</strong> Lier<br />
- Groesbeek<br />
- Heilige Landstichting<br />
- Beuningen<br />
Rotondekunst<br />
- <strong>De</strong> Lier<br />
- Groesbeek<br />
- Heilige Landstichting<br />
- Beuningen<br />
TOP<br />
LANDSCHAPPEN<br />
Rotondekunst<br />
- <strong>De</strong> Lier<br />
- Groesbeek<br />
- Heilige Landstichting<br />
- Beuningen<br />
Rotondekunst<br />
- <strong>De</strong> Lier<br />
- Groesbeek<br />
- Heilige Landstichting<br />
- Beuningen<br />
In de serie Toplandschappen belicht TOPOS bijzondere plekken in de stedelijke buitenruimte en<br />
het rurale landschap. Heeft U ook een suggestie voor Toplandschappen, mail: st.topos@wur.nl