05.09.2013 Views

Concepten - Topos

Concepten - Topos

Concepten - Topos

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Jaargang 16<br />

Nummer 3<br />

2006<br />

7 euro<br />

TOPOS<br />

Periodiek van het Laboratorium voor Ruimtelijke Planvorming<br />

<strong>Concepten</strong>


I n h o u d<br />

08 <strong>Concepten</strong>, perceptie en wetenschap<br />

Waarom we zonder concepten hopeloos verloren zouden zijn<br />

Maarten Jacobs<br />

2 TOPOS / 03 / 2006<br />

Artikelen<br />

12 Concept, conceptie, conceptueel, concipiëren<br />

Meto Vroom<br />

16 De Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />

Van concept naar uitvoering<br />

Rienke Groot<br />

24 De lagenbenadering in de ruimtelijke planning<br />

Over de waarde van de Nederlandse club sandwich<br />

Janneke Hagens<br />

28 SPOIL<br />

Conceptual design for the reuse of Copenhagen’s clean surplus soil<br />

Tobias Behr, Jan Heersche en Matthias Hartmann<br />

32 For experts only<br />

Over concepten die marginaliseren en uitsluiten<br />

Martijn Duineveld en Raoul Beunen<br />

36 Een verlangen dat planvat<br />

Over het concept als verbinder<br />

Hans Venhuizen<br />

08<br />

12<br />

16<br />

24<br />

28


32<br />

36<br />

40<br />

44<br />

48<br />

Rubrieken<br />

04 Redactioneel<br />

Henk-Jan Kooij<br />

05 Caperton<br />

Renée de Waal<br />

15 Column<br />

Kristof van Assche<br />

20 Forum<br />

Joren Jacobs en Henk-Jan Kooij<br />

47 Wad vind ik nou mooi!<br />

Lotte Bontje<br />

Onderwijs<br />

40 De torens van Ladonia<br />

De strijd tussen wens en werkelijkheid<br />

Raoul Beunen en Jeroen Neuvel<br />

44 Karakteristieke processen van ontwikkelingsplanologie<br />

Interactie en macht in theorie en praktijk<br />

Joline Santen<br />

48 Ontwerpen met water en de paradox van veiligheid en<br />

vermaak<br />

Ofwel hoe (landschap)ontwerpers een oplossing vinden voor de<br />

spanning tussen de gevaren en aantrekkingskracht van water<br />

Rosie Brader<br />

52 Positionering van de cultuurhistorische waarden in de<br />

locatieontwikkeling<br />

Eveline de Kock<br />

51 Onderwijscolumn<br />

55 Boeken<br />

TOPOS / 03 / 2006 3


<strong>Concepten</strong><br />

<strong>Concepten</strong> is het thema van dit nummer. Waarom<br />

concepten? Op het eerste gezicht is het een thema<br />

dat bindend is voor zowel planners als ontwerpers.<br />

Op het eerste gezicht wel ja, maar als je naar de<br />

betekenis van het concept gaat dan zie je al snel dat<br />

de vork toch iets anders in de steel zit wat betreft de<br />

betekenis van het concept in de beide disciplines. En<br />

dat is typisch voor een concept.<br />

Een concept betekent altijd iets anders voor<br />

verschillende mensen. Neem nou de afbeelding op<br />

de voorkant van dit exemplaar van de TOPOS. Ik zie<br />

dan zo voor me dat een team van planners,<br />

landschapsarchitecten, ambtenaren en anderen rond<br />

de tafel zitten en met de visie voor een gebied bezig<br />

zijn. Eerst worden de steden en dorpen ingekleurd,<br />

dan de infrastructuur zoals wegen, kanalen en<br />

spoorlijnen. Het selecte gezelschap discussieert<br />

gezamelijk over de toekomst van het gebied: wat zijn<br />

de sterke punten, wat zijn de zwakke punten en waar<br />

willen we naartoe? En dan, door een speling van het<br />

lot ziet de planner, de landschapsarchitect of de<br />

ambtenaar – wie van de drie het geweest is laat ik<br />

aan de fantasie van de lezer over – in een bevlieging<br />

de vorm van een aap in het concept dat ze zojuist<br />

geschetst hebben.<br />

Hij of zij probeert de overige aanwezigen in de<br />

koffiepauze van de kracht van het concept te<br />

overtuigen. Immers, een planconcept dat op een aap<br />

lijkt spreekt tot de verbeelding. Waren het niet de<br />

apen die een belangrijke rol speelden in het ‘Jungle<br />

book’? Denk aan de kracht die het concept heeft,<br />

iedereen zal dit concept onthouden en tot uitvoer<br />

brengen.<br />

En voor je het weet woon je als burger in een gebied<br />

dat ‘de aap’ wordt genoemd. Een enkeling die een<br />

select clubje planners en landschapsarchitecten weet<br />

te overtuigen, heeft grote invloed op jou<br />

leefomgeving. Als eerzame burger heb je niets in de<br />

melk te brokkelen. De laatste strohalm is dan de<br />

gekozen volksvertegenwoordiger, maar of die echt<br />

oog zal hebben voor wat het volk wíl en wat<br />

democratisch is? Helaas zal niemand zich afvragen<br />

waar we met zijn allen in godsnaam mee bezig zijn.<br />

4 TOPOS / 03 / 2006<br />

Zo wordt een planconcept dat door een klein clubje<br />

bedacht wordt, goedgekeurd door het volgende<br />

kleine clubje mensen. Zo wordt het planconcept ‘de<br />

aap’ een waarheid die aangeeft wat er met de ruimte<br />

om ons heen moet gaan gebeuren. In elke volgende<br />

discussie over de inrichting van ons landschap wordt<br />

weer gewapperd met ‘de aap’, om een bepaalde<br />

ruimtelijke ontwikkeling te legitimeren. Een<br />

herdefinitie van het concept blijkt schier onmogelijk.<br />

Het concept zit zo diep ingebakken dat het minstens<br />

nog 30 jaar zal duren – todat de bedenkers van het<br />

concept met pensioen gaan – eer het concept ter<br />

discussie gesteld kan worden.<br />

En zo kan het gebeuren dat 5.034 jaar later, wanneer<br />

de golven al enkele malen ons landje hebben<br />

overspoeld, een nieuwe beschaving zich zal afvragen<br />

waarom wij in ’s hemelsnaam onze steden, dorpen<br />

en infrastructuur zo ingericht hebben dat er vanuit de<br />

lucht een aap zichtbaar is.<br />

Zochten deze primitievelingen contact met de goden?<br />

Henk-Jan Kooij<br />

Eindredacteur <strong>Concepten</strong><br />

Redactioneel


Caperton<br />

In de rubriek Caperton doet de redactie van TOPOS<br />

verslag van nieuws in de categoriën ‘onderwijs’,<br />

‘onderzoek’, ‘praktijk’ en ‘aankondigingen’. Caperton is de<br />

naam van het land tussen twee afwateringskanalen van<br />

verschillende dorpen. Het is het land tussen verschillende<br />

werelden; de plek waar nieuws zich kan verzamelen.<br />

Lekker groen! volkstuinen,<br />

traditie & vernieuwing<br />

De functie en locaties van de volkstuinen in Nederland<br />

veranderen. Fungeerden zij voorheen vooral als extra<br />

voedselbron, tegenwoordig hebben de volkstuinen steeds<br />

meer een sociale en recreatieve functie. Waren zij vooral<br />

gelegen op aantrekkelijke locaties in en om de steden, nu<br />

worden deze gebieden steeds meer bedreigd door<br />

bijvoorbeeld woningbouw en veranderende infrastructuur.<br />

Te zien tot en met 7 januari in Kasteel Groenveld in<br />

Baarn.<br />

Het Onderwijs Team<br />

Het OT is vanaf heden elke ochtend bereikbaar in het OT<br />

kantoor, wat voorlopig nog gehuisvest is kamer 020 in de<br />

Hucht.<br />

Die grote leegte<br />

De toekomst van het Markermeer houdt Nederland al<br />

anderhalve eeuw bezig. Een nieuwe uitbreidingswijk voor<br />

Amsterdam, een nieuwe luchthaven of ruimte voor boeren<br />

uit de bollenstreek? Of toch een groot natuur- en<br />

recreatiegebied? Over de mogelijke bestemmingen van het<br />

Markermeergebied bestaan veel verschillende meningen.<br />

De tentoonstelling ‘Die groote leegte’ 150 jaar toekomst van<br />

het Markermeer toont tal van van bijzondere kaarten,<br />

documenten, maquettes, foto- en filmmateriaal en geeft zo<br />

een indringend beeld van de plannen die in de loop der tijd<br />

voor de inrichting van het gebied zijn ontwikkeld. De<br />

tentoonstelling is te zien vanaf 24 september tot en met 22<br />

april 2007 in het Nieuw Land Erfgoedcentrum in Lelystad.<br />

Meer informatie:<br />

http://www.nieuwlanderfgoedcentrum.nl/<br />

Promotie: van oude dingen,<br />

de mensen, die voorbij gaan...<br />

Op 22 december 2006, 16.00 uur zal Martijn Duineveld zijn<br />

dissertatie ‘Van oude dingen, de mensen, die voorbij<br />

gaan… Over de voorwaarden meer recht te kunnen doen<br />

aan de door burgers gewaardeerde cultuurhistories’<br />

verdedigen in de aula van Wageningen Universiteit.<br />

In zijn dissertatie betoogt Martijn Duineveld dat als de<br />

overheid meer ‘draagvlak’ wil voor haar cultuurhistorisch<br />

beleid, zij meer recht zal moeten doen aan de wensen van<br />

verschillende groepen burgers. Dat is niet eenvoudig<br />

volgens hem. De omgang met cultuurhistorie en in het<br />

bijzonder archeologie wordt in Nederland gedomineerd<br />

door een kleine elite van aan de overheid verbonden<br />

‘experts’. Deze experts zijn georganiseerd in een min of<br />

meer gesloten beleidswereld. Daardoor wordt er voorbij<br />

gegaan aan de wensen van uiteenlopende groepen<br />

mensen. Daaraan recht doen impliceert dat de geslotenheid<br />

van het cultuurhistorisch beleidsveld moet worden<br />

doorbroken. Hoewel zijn dissertatie zich beperkt tot de<br />

wereld van de archeologie, zijn de uitkomsten daarvan<br />

zeker relevant voor andere beleidsvelden waarbinnen de<br />

ambitie bestaat het beleid van de overheid te<br />

democratiseren.<br />

Martijn is onderzoeker bij de leerstoelgroep Sociaalruimtelijke<br />

analyse. Het onderzoek werd uitgevoerd onder<br />

begeleiding van professor Jaap Lengkeek (hoogleraar<br />

Sociaal Ruimtelijke analyse, Wageningen Universiteit).<br />

Geïnteresseerden zijn van harte welkom de verdediging en<br />

de aansluitende receptie bij te wonen. Het wordt, volgens<br />

Martijn, een dag om nooit meer te vergeten. Wie zijn wij om<br />

aan zijn woorden te twijfelen?<br />

TOPOS / 03 / 2006 5


6 TOPOS / 03 / 2006<br />

Promotie: the production of<br />

mindscapes<br />

Op 10 november, 16.00 uur zal Maarten Jacobs zijn<br />

proefschrift verdedigen in de aula van Wageningen<br />

Universiteit. In ‘the production of mindscapes: a<br />

comprehensive theory of landscape experience’ wordt een<br />

theorie ontwikkeld die beschrijft hoe landschapsbeleving<br />

werkt, hoe verschillende factoren de wijze waarop<br />

landschappen beleefd worden kunnen beïnvloeden, en<br />

welke hersenprocessen landschapsbeleving realiseren.<br />

Verschillende disciplinaire benaderingen (onder andere<br />

omgevingspsychologie, fenomenologie, humane geografie)<br />

worden binnen deze theorie geïnterpreteerd en met elkaar<br />

verbonden. Maarten Jacobs is docent bij de leerstoelgroep<br />

Sociaal-ruimtelijke analyse. Het onderzoek werd<br />

uitgevoerd onder begeleiding van<br />

professor Jaap Lengkeek (hoogleraar<br />

Sociaal Ruimtelijke analyse,<br />

Wageningen Universiteit) en dr. Hans<br />

Dooremalen (docent<br />

bewustzijnsfilosofie, vakgroep<br />

Rationality and Non-reduction,<br />

Universiteit Tilburg).<br />

Geïnteresseerden zijn van harte<br />

welkom de verdediging en de<br />

aansluitende receptie bij te wonen.<br />

Aaron Betsky verlaat het NAi<br />

Aaron Betsky, directeur van het Nederlands<br />

Architectuurinstituut (NAi), verlaat per 27 oktober 2006 het<br />

internationale instituut waaraan hij vijf en een half jaar<br />

leiding gaf. Betsky treedt op 21 november 2006 in dienst<br />

als directeur van het Cincinnati Art Museum, een van de<br />

oudste en grotere kunstmusea in de Verenigde Staten. De<br />

Raad van Toezicht en medewerkers van het NAi betreuren<br />

het vertrek van hun directeur zeer, maar hebben alle begrip<br />

voor deze stap die Betsky nieuwe uitdagingen en kansen<br />

biedt in zijn vaderland. Op korte termijn start de Raad van<br />

Toezicht, onder voorzitterschap van Hans Andersson, de<br />

procedure om een nieuwe directeur te vinden voor het NAi.<br />

bron: NAi Press op 29 augustus 2006<br />

Heeft u nieuws of suggesties voor de rubriek Caperton dan<br />

kunt u dit e-mailen naar de redactie, st.topos@wur.nl onder<br />

vermelding van ‘nieuws’. De redactie behoudt zich het recht<br />

voor een selectie te maken van ingezonden berichten.


TOPOS / 03 / 2006 7


<strong>Concepten</strong>, perceptie en wetenschap<br />

Waarom we zonder concepten hopeloos verloren zouden zijn<br />

Bij het woord ‘concept’<br />

denken we al snel aan iets<br />

intellectueels en ingewikkelds,<br />

bijvoorbeeld aan wetenschap-<br />

pelijke concepten of filoso-<br />

fische concepten. <strong>Concepten</strong><br />

spelen echter tevens een<br />

essentiële rol in onze alledaag-<br />

se belevingswereld: zonder<br />

concepten zou deze alleen uit<br />

complete chaos bestaan. In dit<br />

artikel volgt een onderbouwing<br />

van deze bewering, en een<br />

uitleg van de wijze waarop wij<br />

deze concepten ontwikkelen.<br />

Tenslotte wordt een vergelijking<br />

gemaakt tussen mentale<br />

concepten, die een rol spelen<br />

in onze alledaagse belevings-<br />

wereld, en wetenschappelijke<br />

con-cepten, die een rol spelen<br />

in de constructie van weten-<br />

schappelijk begrip.<br />

Maarten Jacobs<br />

Universitair docent Sociaal-ruimtelijke<br />

analyse, Wageningen Universiteit<br />

Onderzoeker, centrum Landschap, Alterra<br />

maarten.jacobs@wur.nl<br />

8 TOPOS / 03 / 2006<br />

Weg met de camera<br />

Perceptie is de beleving van objecten in<br />

de buitenwereld, bijvoorbeeld het<br />

ervaren van een boom. In eerste instantie<br />

zouden we kunnen denken dat perceptie<br />

ongeveer hetzelfde werkt als een camera.<br />

Zoals een camera de buiten-wereld op<br />

natuurgetrouwe wijze registreert op<br />

grond van de prikkels die op de lens<br />

vallen, zo creëren wij een afspiegeling<br />

van de buitenwereld in onze psyche op<br />

grond van de prikkels die worden opgevangen<br />

door onze zintuigen.<br />

Natuurlijk werken een camera en onze<br />

hersenen anders, maar het functionele<br />

principe blijft hetzelfde. Buiten staat<br />

een boom met bepaalde eigenschappen,<br />

en als wij ernaar kijken zien wij die<br />

boom met die eigenschappen. De<br />

camera-metafoor van perceptie wordt<br />

echter serieus uitgedaagd door de<br />

volgende (gedachten-) experimenten.<br />

Experiment 1: kijken naar een bekende. Als<br />

we het gezicht van een bekende zien,<br />

dan ervaren wij wat we zien direct als<br />

het gezicht van een bekende. De prikkels<br />

die op ons netvlies vallen, zijn echter<br />

nooit precies hetzelfde: er zijn altijd<br />

details die anders zijn, zoals de lichtval.<br />

Beleven is dus meer dan een passief<br />

registreren; in de herkenning zit een<br />

element van creatieve constructie.<br />

Experiment 2: Chinese karakters. In figuur<br />

1 zullen de meesten direct Chinese<br />

karakters herkennen.<br />

Deze herkenning vindt waarschijnlijk<br />

niet plaats op grond van het feit dat we<br />

ooit geleerd hebben dat deze specifieke<br />

symbolen Chinese karakters zijn.<br />

Misschien is het wel een neptekening,<br />

die geen echte Chinese karakters uitdrukt.<br />

We zien Chinese karakters, omdat ze<br />

lijken op voorstellingen van Chinese<br />

karakters die wij reeds tot onze<br />

beschikking hebben. (En om irritaties<br />

te voorkomen: het zijn echte Chinese<br />

karakters, die ‘succes’ betekenen.)<br />

Experiment 3: de Kanisza driehoek.<br />

Kijkend naar figuur 2 beleven wij een<br />

driehoek.<br />

Maar waar is die driehoek dan? Het<br />

plaatje bestaat uit drie zwarte stippen<br />

met inkepingen die gericht zijn op het<br />

midden. Een driehoek is niet inherent<br />

aanwezig in deze afbeelding. Toch<br />

kunnen we het niet vermijden dat we<br />

een driehoek ervaren. We voegen met<br />

andere woorden iets toe aan de visuele<br />

prikkels die onze zintuigen opvangen,<br />

alvorens wij een ervaring hebben.<br />

Experiment 4: ambigue plaatjes. In figuur 3<br />

kunnen we zowel een eendenkop als<br />

een konijnenkop zien.<br />

Onze ervaring van het plaatje kan dus<br />

veranderen, terwijl de binnenkomende<br />

prikkels hetzelfde zijn.<br />

Deze experimenten tonen aan dat er<br />

‘iets’ in onze psyche moet zijn, op grond<br />

waarvan wij de via onze zintuigen binnenkomende<br />

prikkels organiseren en<br />

interpreteren. De camerametafoor is<br />

daarmee onhoudbaar. Zonder dat ‘iets’<br />

kunnen wij geen bekende dan wel onbekende<br />

zaken herkennen, iets beleven<br />

dat niet inherent is aan de prikkels, of<br />

bepaalde prikkels op meerdere manieren<br />

ervaren, allemaal capaciteiten waarover<br />

een camera niet beschikt. Dat ‘iets’ in<br />

onze psyche bestaat uit concepten.<br />

Omdat het begrip ‘concept’ op verschillende<br />

manieren wordt gebruikt<br />

(zoals bijvoorbeeld in de uitdrukkingen<br />

‘wetenschappelijke concepten’ of<br />

‘planconcepten’), zal ik ter aanduiding<br />

van concepten zoals die zijn opgeslagen<br />

in de psyche de term ‘mentale concepten’<br />

hanteren.<br />

Mentale concepten<br />

Wat zijn mentale concepten, en wat doen<br />

ze eigenlijk? Volgens Howard (1987) is<br />

een mentaal concept ‘a mental representation<br />

of a category, which allows us to<br />

sort stimuli into instances and


noninstances’. Sperber en Wilson (1998)<br />

omschrijven een mentaal concept als<br />

‘an enduring mental structure, which is<br />

capable of playing different discriminatory<br />

or inferential roles on different occasions<br />

in an individual’s mental life’.<br />

Mentale concepten zijn structuren in de<br />

individuele psyche, waarmee we kunnen<br />

discrimineren tussen stimuli (bijvoorbeeld<br />

iets al dan niet als boom kunnen<br />

herkennen). Mentale concepten moeten<br />

we niet verwarren met woorden.<br />

Mentale concepten hoeven helemaal<br />

niet talig te zijn. We kunnen bijvoorbeeld<br />

bepaalde vormen herkennen waar<br />

we geen woorden voor hebben, en we<br />

zijn in staat om meer kleuren blauw van<br />

elkaar te onderscheiden dan we woorden<br />

voor blauwtinten hebben (uit onderzoek<br />

blijkt dat we ongeveer vijf miljoen<br />

kleuren van elkaar kunnen onderscheiden,<br />

en dat is meer dan het aantal<br />

woorden dat het lexicon van welke<br />

natuurlijke taal ook bevat). Sommige<br />

mentale concepten kunnen echter<br />

eenvoudig met woorden worden verbonden,<br />

zoals het concept boom en het<br />

woord ‘boom’.<br />

In onze psyches zitten miljoenen<br />

mentale concepten opgeslagen. Deze<br />

mentale concepten zijn met elkaar<br />

verbonden in netwerken. Zo is iemand’s<br />

mentale concept voor boom een<br />

netwerk van visuele mentale concepten<br />

voor bomen (hoe zien bomen eruit),<br />

auditieve mentale concepten (hoe klinkt<br />

het ruisen van blaadjes in de wind),<br />

cognitieve mentale concepten (hoe zijn<br />

bomen opgebouwd, hoe werken ze<br />

fysiologisch), enzovoorts. Onze<br />

psychische structuur bestaat dus uit<br />

onvoorstelbaar veel mentale concepten,<br />

met talloze onderlinge verbindingen.<br />

Zonder deze mentale concepten zou<br />

onze beleving volstrekt, maar dan ook<br />

helemaal volstrekt, betekenisloos zijn.<br />

We zouden alleen maar honderd procent<br />

chaos kunnen beleven, te vergelijken<br />

met de sneeuw op TV als er geen<br />

kanaalontvangst is (maar dan nog erger,<br />

want onze beleving van deze sneeuw is<br />

toch al een beetje gestructureerd).<br />

Zonder mentale concepten zouden we<br />

een bombardement aan prikkels binnenkrijgen,<br />

waar we vervolgens niets mee<br />

kunnen. De binnenkomende prikkels<br />

leiden tot sensatie, maar sensatie is nog<br />

geen perceptie: eerst vinden er allerlei<br />

informatieverwerkende processen<br />

plaats, waarmee de informatie wordt<br />

gedeconstrueerd, georganiseerd en<br />

geïnterpreteerd met behulp van deze<br />

mentale concepten. Meestal zijn we ons<br />

niet bewust van het verschil tussen<br />

sensatie, de ervaring van ruwe betekenisloze<br />

informatie, en perceptie, de<br />

ervaring van georganiseerde, betekenisvolle<br />

voorstellingen, omdat de tussenliggende<br />

informatieverwerkende processen<br />

in de regel nogal snel verlopen.<br />

Soms echter wordt het verschil duidelijk,<br />

zoals bij figuur 4. Neem even de tijd<br />

om ernaar te kijken, totdat je ziet wat<br />

het voorstelt (tip: er staat een woord).<br />

Als je begint te kijken, dan zie je een<br />

chaotische verzameling onregelmatige<br />

zwarte vormen met een witte balk<br />

erdoor. Na een tijdje doemt opeens het<br />

woord ‘seeing’ op. We zijn ons grotendeels<br />

niet bewust van het tussenliggende<br />

informatieverwerkende proces. Het<br />

woord verschijnt schijnbaar plotseling.<br />

Als we het woord zien, dan hebben we<br />

ons visuele mentale concept voor dit<br />

woord weten te koppelen aan het<br />

plaatje, waardoor we opeens in staat<br />

zijn om uit de relatieve chaos (sensatie)<br />

een betekenisvolle voorstelling te<br />

creëren. Iemand die zich niet de juiste<br />

mentale concepten heeft eigengemaakt<br />

voorafgaand aan het zien van dit plaatje,<br />

zal het woord nooit kunnen zien. Maar<br />

hoe komen we dan aan deze mentale<br />

concepten?<br />

De geboorte van mentale concepten<br />

Virgil is de naam van een patiënt van de<br />

neurochirurg Oliver Sacks, die<br />

verschillende fascinerende boeken heeft<br />

geschreven over mensen met<br />

afwijkende belevingswerelden. Virgil<br />

werd kort na zijn geboorte blind. De<br />

diagnose was retinitis pigmentosa, een<br />

ongeneeslijke ziekte. Op zijn vijfenveertigste<br />

levensjaar werd opnieuw een<br />

diagnose gesteld, waaruit bleek dat zijn<br />

blindheid het gevolg was van een<br />

andere afwijking, die met een operatieve<br />

ingreep kon worden hersteld. Aldus<br />

geschiedde. En Virgil kon weer zien.<br />

Aanvankelijk was hij natuurlijk zeer<br />

verguld, maar na een paar dagen werd<br />

hij zich bewust van een groot probleem.<br />

Zijn vrouw schreef hierover het volgende<br />

in haar dagboek: als een baby die net<br />

leert zien, alles is nieuw, spannend en<br />

eng, hij weet niet wat zien betekent<br />

(Sacks, 1995). Het probleem was dat<br />

Virgil niet over de visuele mentale<br />

concepten beschikte waarmee hij<br />

betekenis kon toekennen aan zijn<br />

visuele sensaties. De visuele belevingswereld<br />

van Virgil kunnen we ons voorstellen<br />

als de visuele ervaring die wij<br />

hadden bij het kijken naar figuur 4<br />

voordat we het woord ‘seeing’ zagen:<br />

een verzameling chaotische vormen,<br />

die praktisch betekenisloos is.<br />

Omdat Virgil altijd blind is geweest,<br />

heeft hij nooit visuele mentale concepten<br />

gevormd in zijn psyche. En, helaas<br />

voor hem, als je vijfenveertig bent, dan<br />

kun je deze mentale concepten nooit<br />

meer goed aanleren. Er zijn bepaalde<br />

kritische periodes in het leven, waarin<br />

prikkels nodig zijn om visuele mentale<br />

concepten te vormen. Dit blijkt bijvoorbeeld<br />

uit proeven met muizen. Jonge<br />

muizen die in hun eerste levensmaanden<br />

gedurende een periode van<br />

een paar weken worden uitgesloten van<br />

visuele stimulatie (bijvoorbeeld door ze<br />

in het volstrekte donker te zetten),<br />

leren nooit meer goed zien. Mentale<br />

concepten verwerven we dus gedurende<br />

de loop van ons leven, onder invloed<br />

van stimulering door prikkels die onze<br />

zintuigen opvangen uit de<br />

buitenwereld.<br />

TOPOS / 03 / 2006 9


De neuroloog Kandel heeft het achterliggende<br />

neurale mechanisme van de<br />

vorming van mentale concepten<br />

ontrafeld, een prestatie waarvoor hij in<br />

1995 de Nobelprijs voor de geneeskunde<br />

ontving. Onze hersenen bestaan<br />

uit ongeveer honderd miljard hersencellen,<br />

neuronen, die met elkaar<br />

verbonden zijn door middel van<br />

synapsen en dendrieten. Als een neuron<br />

is geactiveerd gaat er een stroompje<br />

door het synaps, dat weer wordt<br />

gedetecteerd door een dendriet van een<br />

andere neuron dat met de synaps is<br />

verbonden. Dit leidt tot activering van<br />

een volgend neuron. Tussen de synaps<br />

en de dendriet zit echter een kloofje.<br />

Dit kloofje wordt overbrugd doordat<br />

het geactiveerde neuron neurotransmitters<br />

vrijlaat die door de dendriet van<br />

het volgende neuron worden opgevangen.<br />

Kandel (2001) ontdekte echter<br />

dat neurotransmitters meer doen dan<br />

signalen doorgeven van de ene naar de<br />

andere hersencel: ze veranderen de<br />

genexpressie van hersencellen.<br />

Bepaalde genen worden geactiveerd, en<br />

zetten via een complexe keten van<br />

chemische processen aan tot versterking<br />

van bestaande verbindingen en<br />

de creatie van nieuwe verbindingen<br />

tussen hersencellen. Met andere<br />

woorden: de neurale circuits in onze<br />

hersenen veranderen voortdurend<br />

onder invloed van activering. Dat<br />

specifieke neurale circuits coderen voor<br />

specifieke mentale concepten wordt<br />

10 TOPOS / 03 / 2006<br />

figuur 1: chinese karakters figuur 2: de kamikaze driehoek<br />

gedemonstreerd door een onderzoek<br />

van Newsome et al. (1989). Zij trainden<br />

eerst rhesusaapjes om hun arm op te<br />

steken als zij stippen naar links zagen<br />

bewegen. Daarna spoorden zij het<br />

specifieke neurale circuit op dat was<br />

geactiveerd tijdens hun ervaring van<br />

beweging naar links, met andere woorden<br />

het circuit dat codeert voor hun mentale<br />

concept beweging naar links.<br />

Vervolgens implanteerden zij een<br />

elektrode tegen dit specifieke circuit in<br />

de hersenen van de aapjes. In een<br />

experiment lieten zij de aapjes stippen<br />

zien die ad random bewogen. Op het<br />

moment echter dat de onderzoekers<br />

lichte stroompjes toedienden aan de<br />

aapjes, dan staken de aapjes hun arm<br />

op. Met andere woorden, zij ervaarden<br />

beweging naar links, omdat hun mentale<br />

concept werkzaam was, ook al bewogen<br />

de stippen ad random. Kortom, mentale<br />

concepten maken we ons eigen,<br />

gedurende ons leven, onder invloed van<br />

prikkelingen, die aanzetten tot de<br />

vorming van neurale circuits, die<br />

coderen voor mentale concepten.<br />

Wetenschappelijke concepten<br />

Vanuit dit perspectief van mentale<br />

concepten en de noodzakelijke rol die<br />

ze spelen in het construeren van een<br />

betekenisvolle belevingswereld, kunnen<br />

we naar wetenschappelijke concepten<br />

kijken. Het is dan geen uitputtende<br />

analyse van wat wetenschappelijke<br />

concepten precies zijn, maar een korte<br />

vergelijkende analyse vanuit een bepaald<br />

gezichtspunt.<br />

Via onze ogen knalt er per seconde tien<br />

miljoen bits aan informatie onze<br />

hersenen binnen. Onze bewustzijnscapaciteit<br />

kan dit helemaal niet aan. We<br />

scheppen ordening in deze chaos door<br />

mentale concepten te gebruiken, die<br />

leiden tot het reduceren van de overweldigende<br />

hoeveelheid informatie tot<br />

enkele zinvolle percepten, waar we iets<br />

mee kunnen. Wat mentale concepten<br />

doen voor onze alledaagse belevingswereld,<br />

dat doen wetenschappelijke<br />

concepten voor wetenschappelijke<br />

activiteit, en de productie van, noem<br />

het maar, intellectueel analytische<br />

kennis. De werkelijkheid is oneindig<br />

complex en divers, en daarom kunnen<br />

we de werkelijkheid als zodanig niet<br />

onderzoeken. Om deze complexiteit als<br />

onderzoeker te lijf te gaan, zijn we<br />

gedwongen wetenschappelijke concepten<br />

te hanteren, waarmee we onze<br />

onderzoeksactiviteiten reduceren,<br />

waarmee we orde scheppen in de<br />

chaotische werkelijkheid. Zoals ons<br />

alledaagse begrip van de wereld om ons<br />

heen mogelijk wordt gemaakt door het<br />

construeren van netwerken van mentale<br />

concepten, zo wordt ons wetenschappelijke<br />

begrip van de wereld<br />

mogelijk gemaakt door het bouwen van<br />

netwerken van wetenschappelijke<br />

concepten.


Zijn wetenschappelijke concepten dan<br />

niets anders dan een deelverzameling<br />

van mentale concepten, dat wil zeggen,<br />

een specifiek type mentale concepten?<br />

Ja en nee. Ja, omdat het wetenschappelijk<br />

begrip van een persoon inderdaad bestaat<br />

uit netwerken van specifieke mentale<br />

concepten. Nee, omdat wetenschappelijke<br />

kennis publieke kennis is. Ook al<br />

begrijpt iemand iets, we kunnen pas<br />

spreken van wetenschappelijke kennis<br />

als dit begrip wordt gedeeld met<br />

anderen. Einstein was niet tevreden<br />

met zijn inzicht dat later bekend is<br />

geworden als de relativiteitstheorie.<br />

Nee, hij moest zich veel moeite<br />

getroosten om zijn mentale concepten<br />

die dit inzicht vormden om te zetten in<br />

taal, zodat het ook door anderen<br />

begrepen kon worden. Hij moest<br />

uitleggen dat hij met het concept<br />

relativiteit bedoelde dat ruimte en tijd<br />

vanuit een waarnemer relatief zijn ten<br />

opzichte van een andere waarnemer,<br />

dat de verhoudingen in ruimte en tijd<br />

tussen twee waarnemers worden<br />

bepaald door de snelheid van de<br />

waarnemers ten opzichte van elkaar, en<br />

dat deze verhoudingen exact zijn uit te<br />

rekenen door middel van de zogenoemde<br />

Lorenz-transformaties. Andere natuurkundigen<br />

lazen zijn publicatie, en dit<br />

leidde ertoe dat zij nieuwe netwerken<br />

van mentale concepten gingen vormen<br />

die de relativiteitstheorie representeerden,<br />

en die, althans tot in bepaalde mate,<br />

overeenkwamen met het netwerk van<br />

figuur 3: ambigue afbeelding figuur 4: sensatie en perceptie<br />

mentale concepten dat Einstein in zijn<br />

hoofd had.<br />

Wetenschappelijke concepten zijn dus<br />

meer dan specifieke mentale concepten<br />

van een bepaald persoon: ze bestaan<br />

pas als ze letterlijk zijn vertaald in taal<br />

en zijn begrepen door andere wetenschappers,<br />

wat leidt tot overeenkomsten<br />

in netwerken van mentale concepten<br />

onder leden van een wetenschappelijke<br />

gemeenschap. Einstein is dood, maar<br />

het wetenschappelijke concept relativiteit<br />

is springlevend.<br />

Literatuur<br />

- Howard, J. (1987). Concepts and schemata.<br />

London: Cassell Educational.<br />

- Kandel, E. R. (2001). The molecular biology<br />

of memory storage: a dialogue between genes<br />

and synapses. Science, 294(5494), 1113-1120.<br />

- Newsome, W., Britten, K. & Movshon, A.<br />

(1989). Neural correlates of a peceptual decision.<br />

Nature, 341, 52-54.<br />

- Sacks, O. (1995). Wel en niet zien. In: O. Sacks,<br />

Een antropoloog op Mars, zeven paradoxale `<br />

verhalen. Amsterdam: Meulenhof.<br />

- Sperber, D. & en Wilson, D. (1998). The<br />

mapping between the public and the mental<br />

lexicon. In: P. Carruthers & J, Boucher, Thought<br />

and language. Cambridge: CUP.<br />

Summary<br />

Mental concepts play an inferential<br />

and necessary role in the information<br />

processing bringing about meaningful<br />

experiences, as experiments<br />

demonstrate. Without mental<br />

concepts, our experiences would be<br />

fully chaotic. Mental concepts are<br />

created during the course of life, under<br />

influence of neural stimulation, leading<br />

to an alteration of neural circuits that<br />

code for mental concepts. Scientific<br />

concepts resemble mental concepts<br />

with respect to their conditional<br />

inferential role in making sense of the<br />

world. However, scientific concepts<br />

are different from mental concepts in<br />

the sense that the former are public,<br />

while the latter are private.<br />

TOPOS / 03 / 2006 11


Concept, conceptie, conceptueel, concipiëren<br />

Concept. Conceptie.<br />

Conceptueel. Concipiëren.<br />

Betekenis: kladversie,<br />

denkbeeld of gedachte, stap in<br />

een plannings- of ontwerp-<br />

proces. Begrippen die we<br />

allemaal kennen en hanteren,<br />

die onderling slechts subtiel<br />

verschillen. Maar wat is nu de<br />

juiste interpretatie van deze<br />

begrippen? En wat is het<br />

verschil precies, wanneer we<br />

ze gebruiken in het dagelijks<br />

leven of als we in deze termen<br />

over ons vakgebied praten?<br />

De redactie vroeg emeritus<br />

hoogleraar landschaps-<br />

architectuur Meto Vroom om<br />

uitleg. Met behulp van zijn<br />

nieuwe Lexicon van de tuin-<br />

en landschapsarchitectuur<br />

geeft hij weer wat de betekenis<br />

is van concepten in en voor de<br />

ruimtelijke planning en de<br />

landschapsarchitectuur.<br />

Meto J. Vroom<br />

Emeritus hoogleraar Landschapsarchitectuur,<br />

Wageningen Universiteit<br />

12 TOPOS / 03 / 2006<br />

De cursief gedrukte woorden verwijzen naar<br />

lemma’s in het Lexicon van de tuin- en<br />

landschapsarchitectuur<br />

Wat betekent nu eigenlijk het woord<br />

‘concept’? We kunnen vooropstellen dat<br />

we te maken hebben met een breed begrip<br />

dat – mits heel algemeen geformuleerd<br />

– op diverse levensterreinen van<br />

toepassing is, maar qua inhoud niet altijd<br />

hetzelfde is. Een concept kan concreet,<br />

abstract of theoretisch zijn en zo de<br />

grondslag voor theorievorming behelzen.<br />

In de ruimtelijke planning is een planconcept<br />

(of planningsconcept) weliswaar<br />

verwant met een ontwerpconcept<br />

in de landschapsarchitectuur en in de<br />

industriële vormgeving, maar het is toch<br />

niet hetzelfde, terwijl het in de beeldende<br />

kunsten en de literatuur weer een<br />

andere lading heeft.<br />

Eigenlijk is het woord ‘concept’ zoals we<br />

dat gebruiken in de planning en het ontwerp<br />

taalkundig niet correct. Immers, de<br />

nieuwe van Dale noemt het ‘voorlopige<br />

formulering van een geschrift’ en daar<br />

gaat het ons niet om. Een voor ons doel<br />

meer toepasselijke woord is ‘conceptie’,<br />

dat uitgelegd wordt als ‘wording, schepping,<br />

bevatting, vorming van een begrip<br />

in de geest’ en ook ‘scheppende gedachte’.<br />

Deze uitleg wordt bevestigd bij het<br />

werkwoord ‘concipiëren’: ‘in de geest<br />

vormen, volgens een zeker plan schetsen<br />

(synoniem ontwerpen)’, en tenslotte<br />

wordt ‘conceptuele kunst’ of ‘conceptual<br />

art’ aangeduid als: ‘een kunstopvatting<br />

in de moderne kunst, het eerst gepropageerd<br />

door Marcel Duchamp, waarbij<br />

het idee (concept) centraal staat en de<br />

verbeelding daaraan ondergeschikt is’.<br />

Tot zover de definities in van Dale. Ze<br />

zijn wel wat algemeen maar ze laten wel<br />

zien dat het voor ruimtelijke planners<br />

en ontwerpers een kernbegrip is: het<br />

duidt op een vitaal moment – of een vitale<br />

fase – in elk plannings- en ontwerpproces.<br />

Wat is nu een ruimtelijk planconcept,<br />

zoals toegepast in de Ruimtelijke<br />

Ordening?<br />

Hidding (2002) citeert: ‘een ruimtelijk<br />

plan-concept geeft in kernachtige vorm,<br />

via woord en ook via beeld, uitdrukking<br />

aan de wijze waarop een actor aankijkt<br />

tegen de gewenste ontwikkeling van de<br />

ruimtelijke inrichting, alsmede de aard<br />

van de interventies die noodzakelijk<br />

worden geacht’. Een bekend planconcept<br />

is het ‘Groene Hart’, dat is een open<br />

gebied, omsloten door een hoefijzervormige<br />

reeks van verstedelijkte gebieden,<br />

dat volgens de rijksoverheid zo<br />

moet blijven.<br />

Planconcepten drukken de intenties van<br />

de planner uit ten aanzien van een toekomstige<br />

situatie, zoals bijvoorbeeld het<br />

streven naar behoud van bepaalde kwaliteiten<br />

ofwel het juist ingrijpend vernieuwen<br />

van de bestaande situatie. Men<br />

denkt dus in heel algemene termen over<br />

gewenste toestanden of processen. De<br />

opeenvolgende nota’s Ruimtelijke Ordening<br />

van de regering staan er vol van.<br />

Theoretisch concepten zoals beschreven<br />

door Vrijlandt (2006) hebben een hoger<br />

abstractieniveau, ze vormen een samenhangend<br />

stelsel van voorstellingen,<br />

gedachten, wensbeelden. We kunnen<br />

deze voorbeelden als concepten vooraf<br />

beschrijven: ze zijn richtinggevend voor<br />

planningsprocessen in het algemeen.<br />

Ze berusten op ideaalvoorstellingen<br />

omtrent de meest gewenste samenleving<br />

en brengen de daarbij behorende<br />

ruimtelijke inrichting tot uiting. Idealen<br />

en ideologiën, paradigmas, maatschappijopvattingen<br />

en politieke standpunten<br />

spelen een rol. Ze zijn heel algemeen<br />

geformuleerd, maar ze kunnen wel een<br />

zekere uitwerking krijgen in modellen en<br />

scenarios.<br />

In de geschiedenis van de stedebouwkunde<br />

spelen concepten vooraf een<br />

grote rol. De filosofische basis heeft<br />

hier in de loop der geschiedenis een<br />

wisselende uitwerking gekregen in<br />

concrete planning en vormgeving, zoals<br />

uitvoerig beschreven door Geoffrey<br />

Broadbent in zijn ‘Emerging concepts<br />

in urban space design’.


Kleefmann (1984) gaat nader in op de<br />

conceptvorming binnen of tijdens een<br />

planningsproces. Hij onderscheidt in<br />

principe twee werkwijzen bij het maken<br />

van ruimtelijke plannen. De eerste<br />

noemt hij het ‘overkragen’, waarbij<br />

getracht wordt om al redenerend de<br />

kloof tussen een bekende of kenbare<br />

bestaande toestand en een nieuwe,<br />

nagestreefde toestand te overbruggen<br />

en een spoor vooruit te bouwen naar<br />

de toekomstige situatie. De logica<br />

domineert.<br />

De tweede omschrijft hij als het<br />

‘sprongen maken’ waarbij ‘met inzet<br />

van fantasie en creativiteit’ verschillende<br />

mogelijke nieuwe toestanden worden<br />

verzonnen. Het logische proces wordt<br />

hier aangevuld met het creatieve.<br />

Daaruit ontstaan verschillende mogelijkheden<br />

en potenties die ook in modellen<br />

of scenarios nader uitgewerkt kunnen<br />

worden. Hoewel Kleefmann het woord<br />

concept in zijn betoog niet gebruikt is<br />

het duidelijk dat deze activiteit daarop<br />

duidt.<br />

Wat is een ontwerpconcept in de tuin-<br />

en landschapsarchitectuur?<br />

Binnen het Wageningse onderwijs in de<br />

landschaparchitectuur kwam het denken<br />

in concepten in zwang in de loop van<br />

de zeventiger jaren van de 20 ste eeuw.<br />

Aanleiding was de crisis die ontstaan<br />

was binnen de tot dan gevolgde werkwijze<br />

bij complexe ontwerpopgaven,<br />

die primair berustte op de terrein- en<br />

de landschapsanalyse, ook wel aan te<br />

duiden als een analyse van systemen.<br />

Deze was ingevoerd in de jaren zestig<br />

op grond van de stelling dat een ontwerper<br />

ruimtelijke ingrepen in een<br />

bestaande situatie slechts kon voorbereiden<br />

wanneer hij het object van<br />

bewerking grondig kende. Aangezien<br />

het kennen van een complexe werkelijkheid<br />

– of het nu een plek is of een<br />

regio – in zijn totaliteit echter het<br />

bevattingsvermogen van het menselijk<br />

brein ver te boven gaat werd het onvermijdelijk<br />

geacht om die werkelijkheid te<br />

ontleden in een aantal componenten.<br />

Men kan dit een vorm van reductie noemen.<br />

De uiteengerafelde componenten<br />

konden in de analyse apart bestudeerd,<br />

gekarakteriseerd en vervolgens<br />

gewaardeerd worden in samenhang met<br />

geformuleerde ontwerpdoelstellingen.<br />

Daarmee werd het ontwerpen – althans<br />

deels – een wetenschappelijk<br />

onderbouwde bezigheid, die door de herkenbaarheid<br />

van de genomen stappen<br />

en beslissingen ook heel democratisch<br />

was. Iedereen werd verondersteld de<br />

onontkoombaarheid van het logische<br />

betoog te kunnen volgen en controleren.<br />

De toepassing van deze methode bleek<br />

echter niet zonder problemen te<br />

verlopen. Om in de loop van een<br />

ontwerpproces terug te keren van de<br />

uiteengerafelde en geanalyseerde delen<br />

van een terrein of landschap naar een<br />

territorium-als-geheel bleek al moeilijk.<br />

Werkelijk frusterend was echter de<br />

ervaring dat – ook al kende de ontwerper<br />

de relaties en affiniteiten tussen het<br />

terrein en vormen van gebruik, en<br />

beschikte over duidelijk omschreven<br />

ontwerpdoelstellingen, waardoor het geheel<br />

dus goed beredeneerd kon worden –<br />

daaruit zelden een ruimtelijk ontwerp<br />

voortvloeide. Er is blijkbaar meer nodig<br />

en dat méér bestaat uit het genereren<br />

van een ruimtelijk concept. Er moet<br />

een idee, een voorstelling, een beeld<br />

bestaan bij de ontwerper omtrent<br />

datgene wat hij kan en wil. Zo’n ruimtelijke<br />

ideaalvoorstelling moet daarbij<br />

gaandeweg evolueren van een vage naar<br />

een meer concrete vormgeving.<br />

In Nederland lijkt de term te zijn overgewaaid<br />

van de industriële design-wereld<br />

uit de jaren tachtig van de 20 ste eeuw,<br />

waarin vakmanschap gecombineerd<br />

werd met persoonlijke expressie en<br />

originele ideeën die men ‘concepten’<br />

ging noemen. De Rietveldstoel kan als<br />

een vroege voorloper worden beschouwd<br />

(Kuilman, 2006).<br />

Pogingen tot verklaring van het ontstaan<br />

van concepten zoals beschreven in de<br />

vakliteratuur van architecten en land-<br />

schapsarchitecten berusten op de stelling<br />

dat ideeëen, of de verbeeldingskracht<br />

van een ontwerper, in de loop van de<br />

tijd opgebouwd worden door het leren<br />

waarnemen van de bestaande dagelijkse<br />

omgeving en het opslaan daarvan in<br />

zijn geheugen als herinneringsbeeld.<br />

Daarbij speelt het zien van gelijkenissen<br />

tussen beelden via associaties en het herkennen<br />

van metaforen en samenhangen een<br />

belangrijke rol (Warnau, 1990).<br />

Die opgeslagen referentiebeelden worden<br />

in het ontwerp toegepast en geleidelijk<br />

in beeld gebracht tijdens het proces van<br />

schetsen. Men kan dit de creatieve fase<br />

of het creatieve moment in het ontwerpproces<br />

noemen waarbij de intuïtie een<br />

belangrijke rol speelt (Foqué, 1975). Zij<br />

wordt ondersteund, zoals Meeus (1984)<br />

beschrijft, door hulpmiddelen die een<br />

ontwerper in de loop van zijn professioneel<br />

bestaan geleidelijk in zijn<br />

geheugen opbouwt en die zich lenen<br />

voor interpretatie in nieuwe situaties.<br />

Daarnaast spelen motieven en thema’s een<br />

rol. Motieven zijn vaste manieren van<br />

weergeven die tot het gereedschap van<br />

de ontwerper behoren en die je kunt<br />

leren. Vormcategorieën als lijnen, assen<br />

en bogen horen daartoe. Verder moet<br />

er een kennis zijn van de ontwerpmiddelen<br />

en die kun je ook leren. Op grond van<br />

dergelijke aangeleerde regels in combinatie<br />

met idealen en ideologieën (de<br />

innerlijke overtuigingen) en gevat in<br />

een hedendaagse ontwerpstijl ontstaat<br />

een nieuw beeld, uitgewerkt in de vorm<br />

van een ontwerp.<br />

Al die gebruikte termen horen bij de fase<br />

van de conceptvorming in een ontwerpproces.<br />

Daarmee kun je zeggen dat die<br />

conceptuele fase van het ontwerpproces<br />

niet een precies aan te duiden moment<br />

is maar een samengaan voorstelt van tal<br />

van passieve en actieve cerebrale en<br />

emotionele momenten, al met al iets<br />

wat zich niet precies laat benoemen en<br />

beschrijven. Het blijft een ietwat geheimzinnig<br />

en wetenschappelijk niet te<br />

verklaren proces. Men kan het proberen<br />

TOPOS / 03 / 2006 13


Een afgebroken zuil en poort met handgranaten symboliseren leven en dood in de tuin van Hamilton Finlay (Schotland).<br />

te verklaren als het creatieve moment in<br />

een ontwerproces, maar het is eigenlijk<br />

een hele serie momenten waarin<br />

allerhande zaken dooreenlopen. ‘It is<br />

precisely the imagination – a certain mysterious,<br />

fantastical or poetical quality –<br />

from which a park derives the rationale<br />

of its existence’ (Baljon, 1992).<br />

Een construct, zoals beschreven in het<br />

lexicon, gaat een stap verder in de zin<br />

dat het een meer concreet voorstelbaar<br />

beeld is.<br />

Conceptuele kunst zoals we die onder<br />

meer in voorbeelden van ‘land art’<br />

vinden maakt veel gebruik van symbolen<br />

en metaforen. Deze kunstvorm beoogt<br />

niet primair om gevoelens van schoonheidservaring<br />

op te roepen, maar om<br />

de ervaren werkelijkheid te proble-<br />

14 TOPOS / 03 / 2006<br />

matiseren, om beschouwers ‘op het verkeerde<br />

been’ te zetten, om een intellectuele<br />

discussie te stimuleren en daarmee<br />

nieuwe ideeën te genereren. De tuin van<br />

Hamilton Finlay in Schotland, vormt<br />

hiervan een treffend voorbeeld.<br />

Afgebroken zuilen symboliseren het<br />

korte leven van de mens, palladiaanse<br />

kolommen staan naast modellen van<br />

moderne vliegdekschepen en handgranaten<br />

op de zuilen ter weerszijden<br />

van een poort verwijzen naar de dood.<br />

Conceptuele kunst kan in het algemeen<br />

dus als een voedingsbron voor de<br />

fantasiewereld van de ontwerper gezien<br />

worden.<br />

Al met al kunnen we concluderen dat<br />

een concept op verschillende fasen in<br />

plannings- en ontwerpprocessen kan<br />

worden gevormd, en daarbij variëren<br />

kan van een beredeneerd ideaal vooraf<br />

– tot een creatieve sprong tijdens – een<br />

ontwerpproces, waarbij de nodige<br />

tussenvormen kunnen worden onderscheiden.<br />

Het begrip laat zich dus niet<br />

op eenvoudige wijze preciseren en<br />

definiëren en het behoort daarmee tot<br />

de vage begrippen in de ontwerpwereld.


Noten<br />

- Baljon L. (1992). Designing Parks.<br />

Architecture & Natura Press Amsterdam<br />

- Broadbent G. (1990). Emerging<br />

Concepts in Urban Space Design. Van<br />

Nostrand Reinhold London New York<br />

- Hidding M. (2002). Planning voor stad en<br />

land. Uitgeverij Coutinho Bussum blz 110<br />

- Kleefmann F. (1984). Planning als<br />

zoekinstrument. VUGA s’ Gravenhage blz<br />

102-110<br />

- Foqué R. (1975). Ontwerpsystemen. Aula<br />

paperback blz. 30 e.v.<br />

- Kuilman D. 2006. “Fokker Friendship wint<br />

de Beste Nederlandse Design Verkiezing” in:<br />

NRC Handelsblad 5 Mei blz 21<br />

- Meeus J.H.A. 1984. Op zoek naar een<br />

instrumentarium voor de ontwerpkritiek in de<br />

landschapsarchitectuur. Proefschrift<br />

Wageningen<br />

- Vrijlandt P. 2006. <strong>Concepten</strong> in de<br />

landschapsarchitectuur Leerstoelgroep<br />

Landschapsarchitectuur LAR 30806 blz 5-<br />

7<br />

- Warnau H. 1990. Ontwerpdoelstellingen in de<br />

landschapsarchitectuur. Tijdschrift PLAN nr<br />

5/6<br />

Summary<br />

The making of concepts is a vital<br />

phase in the process of spatial<br />

planning and landscape architecture.<br />

For spatial planning a concept shows<br />

mainly the intention of the planner<br />

towards a future situation, in broad<br />

terms, and points out directions for<br />

planning processes in general. Next to<br />

that concepts are used in the planning<br />

process itself to bring in creativity.<br />

In landscape architecture the analysis<br />

of the landscapes and a clear program<br />

are starting points for a design. Next<br />

to that the designer needs an idea, an<br />

image of what he wants to make to<br />

produce a good design. For this he<br />

needs the conceptual phase that<br />

consists of observation and sketching<br />

based on intuition. Design expressions<br />

and the design style play an important<br />

role to visualise the message a<br />

designer wants to carry out.<br />

Conceptual art wants to shock people<br />

and cause intellectual discussion. To<br />

realise this, images and metaphors<br />

are used, which makes this form of art<br />

known as conceptual.<br />

Column<br />

Les 1: de waarde van concepten<br />

Wat is een concept? Een concept is een idee. Wat is het precies? Het is<br />

alles wat verschillende disciplines die over ideeёn denken, zeggen. Wat kan<br />

je doen met concepten? Alles wat je met ideeёn kan doen. Wat is een concept<br />

in planning? Zowat alles.<br />

Maar ook een paar dingen in het bijzonder: sommige plannings-tradities<br />

kennen een grote waarde toe aan dingen die ze ‘planningsconcepten’ noemen.<br />

Een planningsconcept is vaak een metafoor: iets is als iets anders. Naar iets<br />

kijken alsof het iets anders is, kan je iets leren over dat iets; het kan een analytische<br />

waarde hebben. Daarnaast kan er een retorische waarde zijn: het<br />

kan partijen binden aan een idee voor de toekomst. Het concept ‘de ruimte<br />

is een netwerk’ bijvoorbeeld, kan het resultaat van onderhandeling zijn, het<br />

kan ook vooraf gaan aan onderhandeling, dat proces versoepelen.<br />

In elk geval blijft het concept een concept, blijft het een sociale constructie,<br />

iets wat gevormd wordt in en door verwijzing naar andere concepten (en<br />

nooit direct naar een materiёle werkelijkheid). Verschuivingen in de denkwereld<br />

van een organisatie, van een land, zijn verschuivingen in de conceptuele<br />

wereld, veranderingen in de koppeling en begrenzing van concepten. Die<br />

verschuivingen gebeuren de hele tijd, veroorzaken een constant verglijden<br />

van betekenis en rol van concepten<br />

In planning betekent dat vele dingen. In het geval van de grote richtinggevende<br />

planningsconcepten betekent het dat er constant druk zal staan op<br />

de concepten. De druk is variabel, omdat het concept nu eens beter, dan<br />

weer slechter zal passen in de denkwerelden die bepalend zijn voor planning.<br />

Dat doet niets af aan de waarde van dergelijke concepten in het algemeen;<br />

integendeel, het is net de voorspelling van dergelijke druk die de grote<br />

concepten in het leven riep, het is net de waarde van dergelijke concepten<br />

om de druk een tijd te weerstaan.<br />

Voor een democratische planning kan men zich niet uitsluitend verlaten op<br />

grote richtinggevende concepten. <strong>Concepten</strong> met een retorische functie op<br />

de korte en de middellange termijn dienen constant geproduceerd te worden,<br />

en daarbij kunnen planning en ontwerp naadloos op elkaar aansluiten.<br />

Ontwerpen kunnen een onderhandeling versoepelen. De ontwerpspecifieke<br />

vervloeiing van vorm en inhoud, van vormen en concepten, kan op zijn<br />

beurt weer een concept worden dat eenheid in de groep genereert.<br />

Laat ons de analytische concepten niet vergeten: in planning kunnen ze<br />

uit verschillende disciplines stammen, en om de analyse van ruimtelijke<br />

processen zo inclusief mogelijk te maken, dient de evenwaardigheid van<br />

disciplines daarbij gevrijwaard te worden. Indien een discipline de arena<br />

teveel domineert, krijgen standaardanalyses en dus standaardoplossingen<br />

langzaam de overhand. Sommige analytische concepten zullen direct<br />

metaforisch zijn, andere rusten op een dieperliggende metaforische basis:<br />

de vooronderstellingen van een theorie zijn vrijwel altijd metaforisch.<br />

Eerlijke, effectieve en democratische planning zal altijd moeten streven naar<br />

maximale inclusiviteit van perspectieven. Een variatie aan vormen van en<br />

rollen voor concepten is daarbij onmisbaar. Daaraan voorafgaand: inzicht<br />

in die veelvoudigheid.<br />

Kristof Van Assche<br />

TOPOS / 03 / 01 / 20066 / 2004 15


De Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />

Van concept naar uitvoering<br />

De Nieuwe Hollandse Water-<br />

linie is een indrukwekkende<br />

toepassing van militaire<br />

strategie om in tijden van<br />

oorlog de steden Amster-<br />

dam, Rotterdam, Den Haag<br />

en Utrecht te verdedigen<br />

tegen vijanden uit het<br />

oosten. Via een ingenieus<br />

waterbeheersingssysteem<br />

konden laag gelegen<br />

stukken land onder water<br />

gezet worden (inundatie),<br />

waardoor een onoverbrug-<br />

bare hindernis ontstond<br />

voor de vijand. De door-<br />

gangen (accessen) op de<br />

hogere, droge gronden<br />

verdedigde men met forten,<br />

schansen, batterijen en<br />

oude vestingsteden. Water<br />

werd een unieke bond-<br />

genoot in de strijd tegen de<br />

vijand.<br />

De Nieuwe Hollandse<br />

Waterlinie is inmiddels een<br />

begraven militair geheim<br />

waar een eigentijdse strijd<br />

gestreden wordt: een<br />

koortsachtige belangen-<br />

strijd om de ruimte.<br />

Rienke Groot<br />

Medewerker ontwerp en ruimtelijke<br />

kwaliteit, Projectbureau Nieuwe Hollandse<br />

Waterlinie<br />

r.groot@minlnv.nl<br />

Paul Berends<br />

Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />

16 TOPOS / 03 / 2006<br />

Korte geschiedenis<br />

Vanaf het sluiten van de Unie van<br />

Utrecht in 1579 gaat de dan nog jonge<br />

Republiek, bestaande uit Holland en<br />

Utrecht, een gemeenschappelijke defensie<br />

voeren. Werd tot nu toe slechts lokaal<br />

gebruik gemaakt van het inzetten van<br />

water als verdedigingsmiddel, van af dit<br />

moment is er sprake van plannen voor<br />

een echte verdedigingslinie. Hierbij<br />

wordt optimaal gebruik gemaakt van<br />

de geografische omstandigheden om<br />

een zo groot mogelijk gebied te kunnen<br />

verdedigen. Er wordt gekozen voor een<br />

inundatielinie tussen Muiden en de Lek.<br />

In het rampjaar 1672 wordt de linie<br />

volledig in stelling gebracht en staan<br />

grote delen van het land onder water.<br />

Ondanks de strenge vorst die de linie<br />

plaatselijk passeerbaar maakte, houdt<br />

de linie stand. Mede hierdoor overleefde<br />

de Republiek het Rampjaar.<br />

De Hollandse Waterlinie<br />

Na het vertrek van de Fransen in 1673<br />

werd door de Staten van Holland besloten<br />

om de linie duurzamer in te richten.<br />

Tot nu toe werden de inundaties bij een<br />

dreigende oorlogssituatie improviserend<br />

uitgevoerd door dijken door te steken<br />

en schansen op te werpen. Hierdoor<br />

kwamen te veel en te grote poldergebieden<br />

te lange tijd onder water te staan. De<br />

bewoners van de te inunderen gebieden<br />

waren om begrijpelijke redenen niet<br />

gelukkig met de inundaties. Zeker bij<br />

gebruik van zout water uit de Zuiderzee<br />

waren de landerijen nadien nog lang<br />

onbruikbaar. Vaak probeerden de lokale<br />

bewoners de inundaties te saboteren of<br />

de militairen om te kopen. Daarom<br />

werd besloten de inundaties gecontroleerder<br />

plaats te laten vinden en de<br />

inlaatpunten beter te beschermen. Er<br />

werden op diverse plaatsen inlaatsluizen<br />

geplaatst, tijdelijke werken werden verbeterd<br />

tot permanente fortificaties en in<br />

Nieuwpoort is de inlaatsluis voor inundaties<br />

zelfs in een overkluizing onder<br />

het stadhuis gebouwd, beschermd tegen<br />

eventuele boze boeren.<br />

Napoleon gaf de eerste aanzet tot het<br />

in oostelijke richting uitbreiden van de<br />

Hollandse Waterlinie zodat ook Utrecht<br />

binnen de linie kwam te liggen. Een<br />

belangrijke rol daarbij speelde Cornelis<br />

Kraijenhoff, arts en patriot met een<br />

grote militaire belangstelling.<br />

Kraijenhoff leidde Napoleon rond<br />

langs de linie en maakte deel uit van de<br />

commissie die van Napoleon de opdracht<br />

kreeg de plannen uit te werken. Na de<br />

val van Napoleon is het dan ook Kraijenhoff<br />

die de verbeteringsplannen voor<br />

de waterlinie opnieuw naar voren brengt.<br />

In de negentiende eeuw werd de waterlinie<br />

verder geperfectioneerd tot een<br />

optimaal inundatiestelsel. De grote te<br />

inunderen gebieden aan de beide kanten<br />

van de Lek werden teruggebracht tot<br />

gebieden met een breedte van enkele<br />

kilometers. Om Utrecht beter te kunnen<br />

verdedigen werd een nieuwe ring van<br />

forten ruim om de stad heen gelegd om<br />

de hoger gelegen delen (die niet geïnundeerd<br />

konden worden) te beschermen.<br />

De uitvinding van nieuw type geschut<br />

en granaten leidde tot vele, vaak kostbare,<br />

aanpassingen en veranderingen van de<br />

Waterlinie. Tussen 1815 en 1940 zijn,<br />

naar de huidige maatstaven omgerekend,<br />

vele tientallen miljarden euro’s in de<br />

Nieuwe Hollandse Waterlinie geïnvesteerd.<br />

Daarmee is het waarschijnlijk de<br />

grootste infrastructurele ingreep in ons<br />

land geweest.<br />

Hoewel drie keer in staat van verdediging<br />

gebracht, heeft deze linie haar verdedigende<br />

taak nooit echt kunnen<br />

bewijzen. In 1963 verloor de Nieuwe<br />

Hollandse Waterlinie definitief haar<br />

militaire functie.<br />

Hernieuwde waardering van de<br />

Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />

Na de Tweede Wereldoorlog verloor de<br />

Waterlinie haar militaire functie door<br />

moderne tactische ontwikkelingen en<br />

een andere kijk op veiligheid. De<br />

Waterlinie raakte in vergetelheid. De<br />

geïsoleerde en verborgen onderdelen


van de Linie, destijds in bezit van Defensie,<br />

kregen nauwelijks belangstelling. De<br />

forten lagen verscholen, bijna onzichtbaar<br />

vanaf de openbare weg. Slechts<br />

weinigen wisten iets van hun oorspronkelijke<br />

functie. Geleidelijk aan ontstonden<br />

echter diverse initiatieven om de tastbare<br />

restanten en de geschiedenis van de<br />

Hollandse Waterlinie te waarderen. In<br />

de jaren negentig ontstond ook politiek<br />

het besef dat behoud en ontwikkeling<br />

van dit uitzonderlijk cultuurhistorisch<br />

monument belangrijk is.<br />

Nationaal project<br />

Vroeger was de Nieuwe Hollandse<br />

Waterlinie een permanent nationaal<br />

project waarbij de verdediging van het<br />

land de éénzijdige, sturende rol van het<br />

Rijk legitimeerde. De erkenning van de<br />

cultuurhistorische én landschappelijke<br />

waarde van de Linie maakt de Waterlinie<br />

opnieuw tot een nationaal project. In<br />

de Nota Belvedere (1999) en in de Derde<br />

Architectuurnota (2000) wordt de Linie<br />

voor het eerst zo genoemd. Recent krijgt<br />

de Linie ook als landschappelijke eenheid<br />

erkenning als één van de 20 Nationale<br />

Landschappen in de Nota Ruimte.<br />

Onder het Belvedere credo “Behoud<br />

door Ontwikkeling” heeft het Projectbureau<br />

Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />

samen met vele andere belanghebbenden<br />

hard gewerkt om de Waterlinie economisch,<br />

cultureel en landschappelijk ook<br />

voor de toekomst een functie te geven<br />

als herkenbare ruimtelijke eenheid. Dit<br />

heeft in 2002 geresulteerd in het Linieperspectief<br />

Panorama Krayenhoff. Op<br />

dit ogenblik wordt alles uit de kast<br />

getrokken om tot een goed uitvoeringsprogramma<br />

te komen. Daarmee is een<br />

belangrijke transitiefase bereikt: van visie<br />

naar uitvoering.<br />

Van visie naar uitvoering<br />

De visie<br />

Het Linieperspectief Panorama<br />

Krayenhoff beschrijft de bescherming<br />

en ontwikkeling van het historische<br />

linielandschap. Doel van dit gezamenlijk<br />

gedragen visiedocument is het bepalen<br />

van een gemeenschappelijke ruimtelijke<br />

koers voor de hele Linie en geeft een<br />

aanzet voor provinciale planologische<br />

verankering. Dit vergt maatregelen van<br />

velerlei aard. Met planologische beperkingen<br />

en monumentale veiligstelling is<br />

veel te bereiken, maar in vele gevallen is<br />

het ook mogelijk de ruimtelijke veranderingen<br />

die zich gepland of autonoom<br />

in het Liniegebied voordoen, zodanig<br />

in te richten dat ze de eigenschappen<br />

van de Waterlinie (het ‘waterlinieprofiel’)<br />

ondersteunen en manifester maken. Dit<br />

typische waterlinieprofiel wordt gekenmerkt<br />

door de volgende hoofdpunten:<br />

1. De militaire hoofdverdedigingslijn<br />

accentueren;<br />

2. De voormalige inundatievlakten en<br />

schootsvelden open houden;<br />

3. Verdichten ten westen van de<br />

hoofdverdedigingslijn.<br />

Van oudsher werd de westzijde van de<br />

linie gekenmerkt door verdichting en<br />

de oostzijde door openheid. Ten<br />

westen van de ‘hoofdverdedigingslijn’<br />

was immers het te verdedigen gebied,<br />

waar veilig gewoond kon worden. Ten<br />

oosten moest het gebied open blijven<br />

om de vijand te kunnen zien aankomen.<br />

Kringenwet<br />

Om de openheid te garanderen was de<br />

Kringenwet opgesteld. Deze wet legde<br />

ruim een eeuw lang nieuwbouw aan<br />

banden om in geval van een vijandelijke<br />

aanvalvrij schootsveld te houden; alleen<br />

houten huizen werden toegestaan welke<br />

nog steeds het linielandschap typeren<br />

nabij de forten en batterijen. Omdat de<br />

Kringenwet pas in 1963 werd afgeschaft<br />

heeft het een nog steeds zichtbaar stempel<br />

gedrukt op de ruimtelijke ordening<br />

van het Waterliniegebied. Hieraan danken<br />

we de op sommige plekken goed<br />

bewaarde open polders en de scherpe<br />

stadsrand aan de oostkant van Utrecht.<br />

De grote hoeveelheid nieuwbouw van<br />

na de jaren ‘60 maakt het speuren naar<br />

deze oorspronkelijk verboden kringen<br />

echter lastig.<br />

Ambitie<br />

De confrontatie tussen essentiële liniekenmerken<br />

enerzijds en ruimtelijke<br />

ontwikkelingen anderzijds speelt zich<br />

af op alle schaalniveaus. De ambitie bij<br />

al deze confrontaties moet zijn: de linie<br />

beschouwen als onderlegger van ruimtelijke<br />

ontwikkelingen. Wanneer de<br />

Waterlinie als sectoraal belang wordt<br />

beschouwd, wordt de linie concurrerend<br />

met alle andere ruimtelijke en programmatische<br />

eisen in een gebied. Dit brengt<br />

het gevaar met zich mee dat de linie als<br />

last gezien wordt. Wanneer we de linie<br />

beschouwen als integrale (ontwerp)opgave,<br />

dan krijgt ze een ander perspectief. De<br />

linie wordt daarmee ineens een krachtige<br />

drager van het gebied. Er ontstaat een<br />

provinciaal grensoverschrijdende en<br />

identiteitsbepalende eenheid. Deze<br />

cultuurhistorische kwaliteit kan goed<br />

tot expressie komen door de basisstructuur<br />

van de linie te gebruiken als<br />

onderlegger voor rangschikking en<br />

ontwikkeling van het ruimtegebruik in<br />

Midden-Nederland. De aanwezigheid<br />

van een dergelijk structurerend element<br />

onderscheidt de Randstad nu al van<br />

andere stedelijke agglomeraties. Behoud<br />

en versterking ervan zullen in de toekomst<br />

van beslissende betekenis blijken voor<br />

recreatie, toerisme en het internationale<br />

vestigingsmilieu. Uit studies blijkt dat<br />

omgevingskwaliteit één van de sturende<br />

factoren is waarmee tegenwoordig tussen<br />

stedelijke gebieden geconcurreerd wordt<br />

om de vestiging van internationale<br />

bedrijven en de daarmee gepaard gaande<br />

werkgelegenheid. De Randstad moet<br />

zich, met dit soort ‘eigen’ landschappelijke<br />

middelen, onderscheiden van concurrenten<br />

als Kopenhagen, Stockholm en<br />

München.<br />

Strategie<br />

In de omgang met cultuurhistorie in de<br />

ruimtelijke ordening zijn verschillende<br />

strategieën denkbaar. Zonder eigentijdse<br />

bestemming heeft de linie weinig toekomst.<br />

Welke strategie ook gekozen<br />

wordt, het realiseren van eigentijdse<br />

bestemmingen zal daar altijd onderdeel<br />

TOPOS / 03 / 2006 17


Kaart Uitbreidingsplan Utrecht, Berlage 1920. Goed zichtbaar is de invloed van de Waterlinie:<br />

niet bouwen in de schootsvelden.<br />

Houten huizen in verboden kring bij Weesp: om vrij schootveld te garanderen mocht in de<br />

directe omgeving van een fort alleen in hout gebouwd worden.<br />

Nieuwbouw in hout vlakbij fort Vijfhuizen (Stelling van Amsterdam) als verwijzing naar de verboden<br />

kring.<br />

18 TOPOS / 03 / 2006<br />

van uitmaken. ‘Behoud door ontwikkeling’<br />

is de strategie waarop ingezet<br />

wordt. Binnen deze strategie zijn verscheidene<br />

varianten mogelijk. Gedifferentieerd<br />

omgaan met de ontwikkeling<br />

van de linie is aan te raden. Een project<br />

op een dergelijke schaal vereist een<br />

slimme combinatie van toelatings- en<br />

ontwikkelingsplanologie.<br />

Nee…<br />

Allereerst gaat het in het nationaal<br />

landschap om de te beschermen, te<br />

herstellen en te versterken waarden van<br />

de Waterlinie, met het accent op de<br />

kernkwaliteiten volgens de Nota Ruimte:<br />

openheid, rust en samenhang. Hiermee<br />

wordt nee gezegd tegen ontwikkelingen<br />

die deze kwaliteiten dreigen aan te tasten.<br />

Deze kwaliteiten zijn schaarse goederen<br />

in dit deel van Nederland, waardoor het<br />

extra belangrijk wordt deze te behouden<br />

en waar mogelijk te versterken. Hierbij<br />

past het hanteren van de Belvederecontour<br />

als grens van het gebied en<br />

hierbinnen een stringent beschermings-<br />

en handhavingsbeleid.<br />

… tenzij<br />

De ervaring in Nederland leert ons dat<br />

toelatingsplanologie vaak tekort schiet,<br />

het papier is geduldig maar de zeggingskracht<br />

en handhaving ontbreken<br />

waardoor datgene wat beschermd dient<br />

te worden alsnog verdwijnt zonder<br />

nieuwe mogelijkheden te scheppen.<br />

Ook kunnen zich maatschappelijke en<br />

bestuurlijke opgaven voordoen die het<br />

belang van de Linie te boven gaan. Er<br />

kunnen aanleidingen zijn om van deze<br />

nee-hoofdlijn af te wijken, bijvoorbeeld<br />

daar waar de autonome ontwikkeling<br />

om een (ander) antwoord vanuit de<br />

Waterlinie vraagt of daar waar doelen<br />

vanuit de Waterlinie niet via het toelatingsregime<br />

te realiseren zijn. Daarvan<br />

is in ieder geval in de verdichtinggebieden<br />

sprake.<br />

Uitvoering<br />

Sinds de vaststelling van Panorama<br />

Krayenhoff concentreert het Nationaal<br />

Project zich op het opstellen van een<br />

ontwikkelingsprogramma dat richtinggevend<br />

is voor de uitvoering. Het


Linieperspectief is immers een visie,<br />

nog geen uitgewerkt inrichtingsplan.<br />

De uitvoering is georganiseerd in zeven<br />

gebiedsgerichte projectenveloppen en<br />

één rijksenveloppe. De enveloppen<br />

omvatten elk een groot aantal projecten<br />

die in ontwerp, uitvoering en exploitatie<br />

met elkaar te maken hebben. Er zijn<br />

inmiddels gebiedsgerichte enveloppecommissies<br />

geïnstalleerd, die op basis<br />

van een gezamenlijk vastgestelde<br />

inhoudsopgave eigen uitvoeringsprogramma’s<br />

opstellen. De uitdaging is nu<br />

om de uitvoeringsprogramma’s van de<br />

verschillende enveloppen samen te<br />

smeden tot één Liniebrede ambitie.<br />

Ontwerpopgaven<br />

Vroeger was de Waterlinie een weermiddel<br />

ter bescherming van het economisch en<br />

bestuurlijk hart van Nederland. Nu vormt<br />

de Linie een bijzondere megasingel aan<br />

de oostgrens van de Randstad, op de<br />

grens van druk, stedelijk gebied naar<br />

rustig, landelijk gebied. De Linie laat in<br />

bodemkundig, hydrologisch en landschappelijke<br />

zin een zeer gedifferentieerd<br />

beeld zien en ze neemt een bijzondere<br />

positie in op de overgang van hoog<br />

naar laag Nederland. Met de veelzijdigheid<br />

van de Waterlinie neemt de kans<br />

op ontwerpsynergie rond de tekentafel<br />

toe. Toekenning van nieuwe functies<br />

aan de cultuurhistorische elementen en<br />

de ruimtelijke opgaven kunnen elkaar<br />

versterken. Goede voorbeelden te over:<br />

In Munnikenland, westelijk van Zaltbommel,<br />

op het snijpunt van Waal en<br />

Waterlinie, liggen inrichtingskansen<br />

binnen handbereik. Het gaat om de<br />

driehoek van Brakel tot de afgedamde<br />

Maas, die vooral gekenmerkt wordt<br />

door waardevolle stroomdalflora,<br />

rivierlandschap, het schitterende slot<br />

Loevestein als attractiepunt en beperkt<br />

landbouwkundig gebruik. De impact<br />

van voorgenomen ingrepen in het<br />

kader van ‘meer ruimte voor de rivier’<br />

op het omringende gebied is heel<br />

groot. En daarin ligt het geheim van de<br />

meerwaarde verscholen: maatregelen<br />

voor rivierverruiming vormen een<br />

belangrijke motor voor het omringende<br />

liniegebied. Landinwaarts verbindt de<br />

Waterlinie via de hoofdverdedigingslijn<br />

de voorgenomen ingrepen bij de Noordwaard<br />

(rivierverruiming) en Munnikenland<br />

(dijkverlegging). Cultuurhistorie<br />

verbindt regiobelang met veiligheid tegen<br />

hoogwater. Dijkverlegging, restauratie<br />

van de forten, recreatiebelang, nieuwe<br />

natuur, maar ook onderwerpen als buitendijks<br />

bouwen, waterfronten, doorsnijding<br />

door infrastructuur en verplaatsing van<br />

bedrijventerreinen zijn onderwerpen die<br />

ineens met elkaar in verband worden<br />

gebracht.<br />

Dit soort voorbeelden vragen om een<br />

geïntegreerde benadering en inzet van<br />

alle partijen. Dan blijken er verrassende<br />

mogelijkheden te zijn om ons landschap<br />

duurzaam te ontwikkelen en te behouden<br />

dankzij de structuur en identiteit van de<br />

Waterlinie. Toch moeten we oplettend<br />

zijn. De inrichting van Nederland<br />

ontwikkelt zich in een razend tempo.<br />

Infrastructuur versnippert met forse<br />

lijnen het landschap, bebouwing verdicht,<br />

open ruimte wordt steeds spaarzamer.<br />

We moeten oppassen dat de Waterlinie<br />

niet opnieuw – en deze keer voorgoed -<br />

verdwijnt.<br />

De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een<br />

nationaal geschenk. Lange tijd verborgen,<br />

maar nu weer bruikbaar als ordenend<br />

instrument. De komende jaren moet<br />

echter blijken of het verhaal sterk genoeg<br />

is om plannen en tekentafelschetsen<br />

ook echt tot uitvoering te brengen.<br />

Belangentegenstellingen zullen er altijd<br />

blijven, maar slimme en ambitieuze<br />

ontwerpoplossingen kunnen van de<br />

Linie een krachtige, duurzame structuur<br />

maken. Daarbij zijn ontwerpdilemma’s<br />

niet uitgesloten. We sluiten af met een<br />

mooie hoofdbreker:<br />

De kracht van de linie zat altijd in het<br />

onzichtbare. Het militair systeem moest<br />

voor de vijand onherkenbaar zijn.<br />

Wanneer we echter in de toekomst de<br />

linie duidelijk in ons landschap willen<br />

manifesteren, zullen we kleur moeten<br />

bekennen en de linie moeten tonen.<br />

Onbekend maakt immers onbemind.<br />

Voor het voortbestaan van de forten en<br />

vooral de linie als landschappelijk systeem<br />

zijn publieke aandacht en toegankelijkheid<br />

cruciale factoren.<br />

Hoe balanceren we tussen deze twee<br />

werelden en wanneer ga je als ontwerper<br />

de grens over? Het antwoord is niet<br />

eenduidig. De Linie is zo divers dat ook<br />

hier een gedifferentieerde omgang is<br />

aan te raden. Gedegen kennis van hoe<br />

de Linie in elkaar zit, is de basis van een<br />

goede omgang. Begrip van het landschap,<br />

voorbeeldenboeken, een waterlinieatlas<br />

en historische bronnen vormen hierbij<br />

onontbeerlijke bagage.<br />

Literatuur:<br />

- Panorama Krayenhoff, Linieperspectief.<br />

Stuurgroep Nationaal Project NHW, Utrecht (2004).<br />

- Sterk Water, de Hollandse waterlinie. Chris Will,<br />

Utrecht (2002).<br />

- Advies Kwaliteitsteam aan Liniecommissie over<br />

adressering enveloppen. Utrecht (2005).<br />

- Uitvoeringsprogramma NHW – concept 2.<br />

Projectbureau NHW, Utrecht (mei 2006).<br />

- www.hollandsewaterlinie.nl<br />

Summary<br />

The ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’<br />

(New Dutch Waterline) was a military<br />

line of defence that extended from the<br />

former Zuiderzee near Muiden to the<br />

Biesbosch. The line was established<br />

as a protective ring approximately 85<br />

km long and 3–5 km wide around the<br />

Dutch cities of Muiden, Utrecht,<br />

Vreeswijk and Gorinchem to protect<br />

the west of Holland. The primary<br />

element of defence was water. This<br />

was thanks to an ingenious water<br />

management system comprising<br />

sluices, flood canals, and existing<br />

waterways and dikes. To show how<br />

cultural history can be interwoven with<br />

spatial design, the government has<br />

launched the Nieuwe Hollandse<br />

Waterlinie as a National Project. Since<br />

1999, the Nieuwe Hollandse<br />

Waterlinie Project Office has created a<br />

spatial plan for the Nieuwe Hollandse<br />

Waterlinie and consulted with many<br />

parties (Panorama Krayenhoff).<br />

TOPOS / 03 / 2006 19


FORUM<br />

Joren Jacobs & Henk-Jan Kooij<br />

Onlangs is er veel commotie ontstaan rond de geplande verbinding tussen de snelwegen A6 en A9.<br />

Deze verbinding richt zich volgens Rijkswaterstaat op verbetering van de bereikbaarheid tussen<br />

Schiphol, Amsterdam en Almere. De files rijzen immers de pan uit, waardoor de economische ontwikkeling<br />

van de regio in de knel dreigt te raken. Hoewel er meerdere alternatieven uitgewerkt zijn,<br />

lijkt er bij de overheid een lichte voorkeur te bestaan voor de A6-A9-tunnelvariant. De tegenstanders<br />

van een verbinding tussen de A6 en A9 hebben zich verenigd in het Platform tegen A6-A9, waaronder<br />

een groot aantal organisaties. Volgens het Platform vormt de verbinding een bedreiging voor<br />

de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het gebied tussen Amsterdam, Almere, het Gooi en<br />

Abcoude. Ook brengt de verbinding ernstige schade toe aan drie Nationale Landschappen, zoals het<br />

Groene Hart, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Platform wijst met<br />

name op de gevolgen van de verbinding voor ’s lands eerste natuurgebied: het Naardermeer. Het<br />

lijkt erop dat het volgende kabinet voor een lastige keuze staat. De redactie van TOPOS staat<br />

gelukkig niet in de schoenen van de overheid, maar is wel benieuwd naar welke kant de weegschaal<br />

zal doorslaan: infrastructuur en economie of natuur, cultuurhistorie en landschap?<br />

20 TOPOS / 03 / 2006<br />

Basisvarianten verbindingsalternatief<br />

bron: Alternatieven- en Variantennota Planstudie Schiphol - Amsterdam - Almere<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Januari 2006


Wim Heijman<br />

Bijzonder hoogleraar ruimtelijke economie aan<br />

Wageningen Universiteit<br />

De basis voor een goede besluitvorming over infrastructurele<br />

projecten is een kosten-batenanalyse.<br />

Het probleem hierbij is dat sommige kosten en baten<br />

zich niet of moeilijk in geld laten uitdrukken. Bij een<br />

mogelijk kabinetsbesluit vóór de A6-A9 tunnelvariant<br />

kan een aantal kanttekeningen worden geplaatst.<br />

Een analyse van de in geld waardeerbare baten en<br />

lasten volgens de zogenoemde oei-methode van de<br />

tunnelvariant en het zogenoemde stroomlijnalternatief<br />

waarbij bestaande wegen (waaronder de A9) worden<br />

verbreed, valt voor beide alternatieven negatief uit.<br />

Hierbij worden de aanlegkosten van beide varianten<br />

afgewogen tegen de baten (hoofdzakelijk de gedisconteerde<br />

verwachte reistijdwinsten). Er dient wel te<br />

worden opgemerkt dat bij deze afweging de schade<br />

aan de natuur zelfs nog niet is inbegrepen. Het tunnelalternatief<br />

brengt waarschijnlijk meer schade toe<br />

aan de natuur dan het stroomlijnalternatief. De tunnel<br />

verstoort namelijk een relatief ongerept gebied met<br />

veel natuur, waaronder het Naardermeer. Niet aanleggen<br />

dus die tunnel!<br />

De vraag is bovendien aan de orde of de regering de<br />

alsmaar toenemende verkeersdruk in de Randstand<br />

moet oplossen met steeds meer wegen of dat dat<br />

probleem moet worden aangepakt met rekeningrijden<br />

en beter openbaar vervoer. Op termijn is het<br />

rekeningrijden in de randstad niet te vermijden. De<br />

regering zou dat eerst moeten invoeren voordat men<br />

besluit om grootschalige investeringen in het wegennet<br />

te doen, die achteraf mischien onnodig blijken te<br />

zijn en bovendien het probleem niet definitief kunnen<br />

oplossen omdat voor ieder opgelost knelpunt er wel<br />

een andere bottleneck in de plaats komt.<br />

Men zou zich ook kunnen bezinnen op de oorzaak<br />

van het woon-werkverkeer. Om omvangrijke verkeersstromen<br />

tegen te gaan, verdient het aanbeveling<br />

het werk naar de mensen toe te brengen of de<br />

mensen naar het werk te laten verhuizen in plaats<br />

van de mensen naar het werk te laten reizen. Dit<br />

zou betekenen dat verplaatsing van de bedrijvigheid<br />

uit de randstad naar onder andere Flevoland meer<br />

gestimuleerd moet worden of dat er in de regio’s met<br />

veel economische bedrijvigheid er meer ruimte voor<br />

woningbouw moet komen. Een kosten-batenanalyse<br />

waarbij dergelijke belangrijke strategische alternatieven<br />

niet in de beoordeling worden betrokken, is<br />

slechts van beperkte waarde. Het leidt met name af<br />

van de kern van de zaak, namelijk het vraagstuk van<br />

de ruimtelijke concentratie en deconcentratie van<br />

bedrijvigheid met de daarbij behorende transportproblematiek.<br />

Dit moet in een breder verband worden<br />

bekeken dan een simpele kosten-batenanalyse van<br />

twee infrastructurele varianten.<br />

Michiel Brink<br />

Landschapsarchitect bij Royal Haskoning<br />

Infrastructuur of (stads)landschap? Als dat de vraag<br />

is hebben wij goed nieuws.<br />

Rijkswaterstaat nodigde begin dit jaar belangstellenden<br />

uit om hun creativiteit en deskundigheid in<br />

te zetten voor het ontwikkelen van nieuwe, dan wel<br />

verbeterde inpassingsvarianten voor één of meer<br />

tracédelen van de planstudie naar de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere.<br />

Als team van Royal Haskoning<br />

en Witteveen+Bos zijn we deze uitdaging graag<br />

aangegaan en hebben we een visie met de titel ‘de<br />

Ontknoping’ neergelegd hoe de verkeerskundige<br />

verbetering van de corridor kan leiden tot een verbetering<br />

van het woon- en leefklimaat in Amstelveen,<br />

Amsterdam Zuidoost en de Vechtstreek. “De Ontknoping”<br />

won de tweede prijs.<br />

Als eerste scheidt ‘de Ontknoping’ doorgaand en<br />

bestemmingsverkeer in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere.<br />

Het grote aantal in- en uitvoegmomenten<br />

wordt vervangen door een beperkt aantal wissel-<br />

en keuzepunten waar men zich kan voegen in het<br />

lokale wegennet of kan kiezen voor een doorgaande<br />

route. Daarbij laat ‘de Ontknoping’ zien hoe het woon-<br />

en leefklimaat langs de snelweg kan verbeteren. In<br />

Amstelveen en Amsterdam Zuidoost wordt de A9 in<br />

een tunnelbak gelegd en gedeeltelijk overkluisd. Op<br />

de plaats van de huidige A9 komen de ‘Amstelveen<br />

Avenue’ en de ‘Bijlmer Boulevard’: lanen van allure,<br />

volledig opgenomen in het stedelijk weefsel. In de<br />

Vechtstreek worden de afslagen van de A1 vervangen<br />

door een parallelstructuur en duikt de snelweg in<br />

een ‘aquatunnel’ onder de Vecht: een nieuw Zicht op<br />

Muiden, minder verkeerslandschap, méér Vechtlandschap!<br />

Naar mijn idee is de vraag of de verbinding A6-A9<br />

TOPOS / 03 / 2006 21


door of onder de Aetsveldsche Polder moet gaan dus<br />

ook geen vraag. De verbetering van het bestaande<br />

A9 tracé kan en moet een kwaliteitsimpuls betekenen<br />

voor het (stads)landschap waar de huidige A9 doorheen<br />

gaat!<br />

Voor meer informatie:<br />

m.brink@royalhaskoning.com<br />

http://www.schiphol-amsterdam-almere.nl<br />

Rinus Jaarsma<br />

Universitair hoofddocent bij de leerstoelgroep<br />

Landgebruiksplanning aan Wageningen Universiteit<br />

Een kort antwoord: de weegschaal slaat door naar de<br />

economie. We hebben met zijn allen namelijk vastgesteld<br />

dat de schoorsteen van BV Nederland moet<br />

roken. Alleen in perifere gebieden, waar bovendien<br />

weinig kiezers wonen, kan de overheid daar wel eens<br />

van afwijken (zoals bij de Waddenzee). In andere gevallen<br />

gaat voorrang voor natuur/landschap gewoon<br />

teveel geld kosten…<br />

Omdat het antwoord ook iets uitgebreider mag zijn, is<br />

er gelukkig nog enige ruimte voor nuancering, toegespitst<br />

op de casus verbinding A6-A9.<br />

Wanneer gekozen wordt voor een aanzienlijke groei<br />

van Almere, binnen het verband van een stedelijk<br />

netwerk met daarin onder meer Amsterdam, betekent<br />

dat een toekomstige vervoersstroom die de capaciteit<br />

van de huidige infrastructuur (ver) overstijgt. Niets<br />

doen is dan geen optie. Een verbinding A6-A9 is wel<br />

één van de opties, net als verbreding van bestaande<br />

wegen of aanleg van een snelweg door het IJmeer.<br />

Voor een afweging van “alle” opties hebben we in ons<br />

land uitvoerige en zorgvuldige procedures met elkaar<br />

afgesproken. Actiegroepen in brede zin kunnen zich<br />

hierbij roeren, maar hebben niet het exclusieve recht<br />

om door hen als ongewenst beschouwde ontwikkelingen<br />

tegen te houden.<br />

Aanleg van een weg is nooit een doel op zich. Dat<br />

geldt ook voor de verbindingsweg A6-A9. Overigens<br />

zal deze weg helemaal niet DOOR het Naardermeer<br />

lopen, zoals de spoorlijn Hilversum-Amsterdam dat<br />

doet. Sterker nog, vergeleken met het bestaande<br />

tracé van de A1 blijft de nieuwe weg op ruime afstand<br />

van het meer. Verder valt te verwachten dat een zorg-<br />

22 TOPOS / 03 / 2006<br />

vuldige inpassing, bijvoorbeeld een verdiepte aanleg,<br />

veel milieueffecten aanzienlijk kan beperken. Dat<br />

geldt temeer wanneer de weg in een tunnel zou komen.<br />

Dat kost een paar centen extra, maar daarvoor<br />

kun je dan het eeuwenoude Geinlandschap tussen<br />

A6 en A9 open houden. Dat Geinlandschap lijkt mij<br />

door deze casus namelijk veel ernstiger bedreigd dan<br />

het Naardermeer.<br />

Theo Jacobs<br />

Oud-kernlid Actie Amelisweerd van 1970 tot<br />

1982<br />

Meer dan 30 jaar geleden sprak de Aktiegroep<br />

Amelisweerd (tegen de aanleg van Rijksweg 27 door<br />

de unieke rivierbossen van de Amelisweerden en<br />

Rhijnauwen ten oosten van de stad Utrecht) zich uit<br />

voor een integrale verkeers- en vervoersplanning.<br />

Het is schrijnend, maar ook verbijsterend, dat anno<br />

2006 het oudste natuurmonument van Nederland, het<br />

Naardermeer, met erkenning als Europese habitat,<br />

het natuurgebied dat vele Nederlanders kennen en in<br />

die hoedanigheid als van vanzelfsprekende waarde<br />

wordt beschouwd, ten offer dreigt te vallen of op z’n<br />

minst ernstig aangetast dreigt te worden door de<br />

aanleg van een nieuw weggedeelte tussen de A6 en<br />

de A9.<br />

Het is zo schrijnend omdat 30 jaar geleden eensluidende<br />

argumenten werden gebruikt, zoals het vastlopen<br />

van het verkeer, en daarmee schade aan de<br />

economische vooruitgang. Hieruit spreekt opnieuw<br />

dat verkeersaanwas en economie gezien worden als<br />

autonome grootheden, waarbij wij ons bij voorbaat<br />

dienen neer te leggen. Voortdurend spreekt een gebrek<br />

aan daadkracht en creativiteit.<br />

Laten we nu eens met volle overtuiging en met inzet<br />

van al onze kennis kijken naar de ruimtelijke problemen<br />

met een open blik en wellicht met het doel<br />

Nederland niet alleen gidsland te maken van onze<br />

kunstjes op het gebied van de waterbeheersing (Waterstaat),<br />

maar ook op het gebied van omgaan met<br />

schaarse ruimte, en onder ogen zien dat niet zozeer<br />

de wegen dichtslibben, maar Nederland zodanig<br />

verdicht dat er ernstige problemen zijn en zich nog<br />

zullen manifesteren met betrekking tot natuur, gezondheid<br />

en sociale samenleving.<br />

Het is van evident belang dat Nederland zich her-


oriënteert op zijn economie, niet alleen vanwege de<br />

knellende ruimte maar zeker ook vanwege de snelle<br />

globale ontwikkelingen. Laat Nederland het voortouw<br />

nemen om een duurzame economie te ontwikkelen;<br />

dit houdt tegelijkertijd in een evenwichtig omgaan met<br />

de ruimte.<br />

Ondertussen kunnen denktanks een jaar lang de<br />

ruimte nemen om de verkeersbehoefte in beeld te<br />

brengen en alternatieven te zoeken met openbaar<br />

vervoer, rekeningrijden, spreiding van werktijden,<br />

thuiswerk(centra), en wat dies meer zij, met het doel<br />

om met dit soort idiote plannen (A6-A9) niet meer<br />

bezig te hoeven zijn. De huidige minister van Verkeer<br />

en Waterstaat, mevrouw Peijs, heeft hierop reeds een<br />

voorschot genomen, door, constaterend dat Rijkswaterstaat<br />

goed is in wegenplanning en aanleg, maar<br />

verder geen kaas gegeten heeft van een meer integrale<br />

aanpak, een commissie in het leven te roepen,<br />

die daarvoor meer oog zal hebben.<br />

Laat de strijd om het Naardermeer een keerpunt zijn,<br />

hetgeen 30 jaar geleden bij de aktie Amelisweerd niet<br />

gelukt is.<br />

Raoul Beunen<br />

Onderzoeker bij de leerstoelgroep Landgebruiksplanning<br />

aan Wageningen Universiteit<br />

Waar een wil is, is een weg. Dit geldt voor zowel de<br />

mensen die graag een weg willen aanleggen als voor<br />

diegenen die de weg niet willen. Alle partijen zullen<br />

argumenten voor hun standpunt aandragen en proberen<br />

om hun visie te realiseren. Het vraagstuk van de<br />

A6-A9 is een mooi voorbeeld van een planningsproces<br />

waarin actoren met zeer verschillende meningen<br />

en belangen strijden om het gebruik van de ruimte.<br />

Wat mij verontrust is dat in de discussies over dergelijke<br />

besluiten vaak wordt geschermd met kostenbatenanalyses,<br />

m.e.r.-procedures of vergelijkbare<br />

instrumenten. Met dergelijke instrumenten wordt een<br />

soort van objectieve keuze gesuggereerd. Dat bieden<br />

ze uiteraard niet en ze worden dan ook vooral<br />

gebruikt om keuzes te rationaliseren, legitimeren of te<br />

depolitiseren. Bedenkt eens hoe vaak dergelijke projecten<br />

worden gestopt als gevolg van de uitkomst van<br />

een dergelijke analyse? Uiteraard kunnen eerder genoemde<br />

instrumenten bruikbaar zijn om de verschillende<br />

voor- en nadelen op een rij te zetten en inzicht<br />

te krijgen in de gevolgen, maar niet de instrumenten<br />

maken de keuze, dat doen mensen. Het uiteindelijke<br />

besluit over het wel of niet aanleggen van een weg is<br />

immers een politieke keuze. Politici moeten zich niet<br />

verschuilen achter experts, rapporten of procedures,<br />

maar daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen; ook<br />

als blijkt dat het project weer veel duurder uitpakt en<br />

de files alles behalve opgelost zijn. Er zou vanuit de<br />

wetenschap veel meer aandacht moeten zijn voor de<br />

wijze waarop dergelijke instrumenten worden gebruikt<br />

in de politieke strijd, welke waarden ze benadrukken,<br />

welke aspecten ze verdrukken en hoe dit de<br />

besluitvorming beïnvloedt. Dit in plaats van alleen<br />

maar nieuwere en zogenaamd betere instrumenten te<br />

ontwikkelen.<br />

Zelf vind ik overigens dat deze weg er niet hoeft te<br />

komen, ook niet in een tunnel. Mijn voorkeur gaat uit<br />

naar het behoud van natuur en dus naar andere oplossingen<br />

voor de genoemde verkeersproblematiek.<br />

TOPOS / 03 / 2006 23


De lagenbenadering in de ruimtelijke planning<br />

Over de waarde van de Nederlandse club sandwich<br />

Ruimtelijke concepten zijn<br />

populair in de Nederlandse<br />

planning. We definiëren een<br />

concept hier als een pakketje<br />

van ruimtelijke informatie,<br />

visies en retoriek – met een<br />

specifiek (metaforisch) label,<br />

zoals stedelijk netwerk of<br />

groene hart. Studie naar het<br />

‘werkelijke’ gebruik van<br />

dergelijke concepten in<br />

diverse beleidspraktijken kan<br />

inzicht geven in de wijze<br />

waarop de ruimte wordt<br />

geanalyseerd en ambities<br />

worden verbeeld. Bovendien<br />

vertelt een concept ons iets<br />

over een planningscultuur. In<br />

dit artikel bestuderen we een<br />

actueel en typisch concept in<br />

de Nederlandse planning,<br />

vanuit deze invalshoek. We<br />

pakken de lagenbenadering<br />

uit.<br />

Janneke E. Hagens<br />

Leerstoelgroep Landgebruiksplanning,<br />

Wageningen Universiteit<br />

janneke.hagens@wur.nl<br />

24 TOPOS / 03 / 2006<br />

Introductie van een sandwichformule 1<br />

Het concept van ‘de lagenbenadering’<br />

is populair in ruimtelijke planning. In<br />

recente beleidsdocumenten, ontwerpen<br />

en debatten komen we het concept<br />

veelvuldig tegen. Doorgaans wordt de<br />

lagenbenadering gebruikt als concept -<br />

van symbool tot werkwijze - om het<br />

Nederlandse landschap te representeren.<br />

De lagenbenadering is als zodanig een<br />

samenspel van drie lagen: een ondergrondlaag<br />

(fysiek milieu), een netwerkenlaag<br />

(infrastructuur) en een occupatielaag<br />

(ruimtegebruik). Elke laag wordt<br />

gekenmerkt door een eigen dynamiek:<br />

de ontwikkel- of hersteltijd van de<br />

betreffende functies in een laag. In<br />

recent gebruik van de lagenbenadering<br />

in planning en ontwerp wordt vooral<br />

verwezen naar de laatste rijksnota’s<br />

ruimtelijke ordening als bron 2 . De lagenbenadering<br />

is een hype geworden. Dit<br />

vertelt ons nog niks over de kwaliteit<br />

van het concept. Daarnaast is het verbeelden<br />

in dergelijke landschapslagen<br />

niet nieuw in planning en ontwerp. Het<br />

denken in lagen, en in het bijzonder het<br />

denken in samenspel van mens en landschap,<br />

is vooral typisch Nederlands.<br />

Het nut en de noodzaak, en bovenal de<br />

trots op dit denken, blijkt bijvoorbeeld<br />

uit het Nederlandse paviljoen op de<br />

Wereldtentoonstelling Expo 2000 in<br />

Hannover. Onder het motto ‘Nederland<br />

schept ruimte’ stond het paviljoen voor<br />

‘…een stapeling van landschappen die het<br />

thema van deze Expo (mens-natuur-techniek)<br />

verbeeld, maar waarmee ook de specifiek<br />

Nederlandse maakbaarheid van natuur en<br />

landschap wordt duidelijk gemaakt’. 3 Door<br />

zijn gelaagde verschijning kreeg het<br />

paviljoen bijnamen als lagentaart, bigmac<br />

en club sandwich.<br />

Wat levert het denken in lagen, samenhang<br />

en dynamiek op? Wat zijn kansen<br />

en risico’s van het actuele gebruik van<br />

het lagenbenadering-concept, in vergelijking<br />

met het gebruik in theorie?<br />

Hoe werkt het lagen-verhaal in de<br />

praktijk? Om deze vragen te beantwoorden<br />

focussen we op de waarde van<br />

de lagenbenadering ‘op papier’ en ‘in<br />

praktijk’. We kijken, in beide gevallen,<br />

naar de inhoud (kennis) en de sturing<br />

(consequenties) van het concept. 4<br />

De lagenbenadering op papier<br />

De lagenbenadering is een hulpmiddel<br />

om het complexe landschap inzichtelijk<br />

te maken. Drie kenmerken vormen<br />

samen de inhoud van het concept. In<br />

haar naam ligt ten eerste al de focus op<br />

het verbeelden in lagen. Een tweede<br />

belangrijk kenmerk is het tijdsaspect<br />

van elke laag. Dat betreft bijvoorbeeld<br />

100 tot 500 jaar als ‘levensduur’ voor de<br />

ondergrondlaag, 50 tot 100 jaar voor de<br />

netwerkenlaag en 25 tot 50 jaar voor de<br />

occupatielaag. 5 Daarnaast is er aandacht<br />

voor het samenspel van de lagen.<br />

Deze samenhang is logisch: de ‘realiteit’<br />

is immers één geheel. Specifieker kan<br />

gesteld worden dat de ondergrondlaag<br />

en (vervolgens) de netwerkenlaag<br />

‘voorwaarden’ stellen aan andere lagen.<br />

Bijvoorbeeld: de bodemgesteldheid en<br />

aanwezige infrastructuur bepalen mogelijkheden<br />

voor een bedrijventerrein.<br />

Maar ook geldt dat de occupatielaag,<br />

zoals dat bedrijventerrein, van invloed<br />

is op de kwaliteiten van ondergrond en<br />

netwerken.<br />

Zoals gezegd is het concept van de lagenbenadering<br />

populair, maar niet nieuw<br />

en niet uniek. Voorgangers gaan ook in<br />

op vergelijkbare ruimte- en tijdsaspecten.<br />

‘Ruimtelijke verkenningen’ naar ‘het<br />

belang van een goede ondergrond’ 6<br />

noemt onder andere de cascobenadering<br />

en de strategie van de twee netwerken<br />

(S2N) als inspiratiebron. Ook wordt<br />

verwezen naar de historicus Fernard<br />

Braudel als leermeester. Braudel (1902-<br />

1985) was lid van de Annales School<br />

van historie. Deze groep kenmerkte<br />

zich door haar ‘totaalbeschrijvingen’<br />

van gebieden, waarbij diverse disciplines<br />

als klimaat, demografie, landbouw en<br />

communicatie werden geïntegreerd.<br />

Braudel schreef onder meer drie boekdelen<br />

met een uitgebreide analyse van<br />

het Middellandse Zeegebied in de 16e


eeuw. Elk deel wordt gekenmerkt door<br />

een eigen tijdsdimensie. Het eerste deel<br />

is het landschap en de mens: over geografische<br />

tijd, ‘longue durée’, welke nauwelijks<br />

waarneembaar is. Het tweede deel is de<br />

samenleving en de staat: over sociale tijd,<br />

conjuncturen en trends, langzaam maar<br />

waarneembaar. En het derde deel gaat<br />

over de politiek en het individu: over dagelijkse<br />

tijd, nauwelijks van invloed op de totale<br />

geschiedenis. 7 Dergelijk inzicht kan gebruikt<br />

worden als aanvullende kennis<br />

binnen de lagenbenadering.<br />

De lagenbenadering is een concept in<br />

planning en - daarom - méér dan een<br />

analytisch concept welke ‘objectieve’<br />

kennis geeft over de ruimte-tijd situatie.<br />

Planning gaat over ambities, dus niet<br />

alleen over ‘concrete’ ruimte, maar ook<br />

over ‘abstracte’ ruimte, en de interacties<br />

tussen beide 8 . Dus heeft een concept<br />

als de lagenbenadering in de context<br />

van planning en ontwerp ook een ambitieuze<br />

of sturende rol. De sturende rol<br />

van de lagenbenadering zit volgens de<br />

eerder genoemde rijksnota’s vooral in<br />

de samenhang van de lagen. Zo noemt<br />

de laatste nota ruimte in haar sturingsfilosofie<br />

de lagenbenadering als manier<br />

om integrale afwegingen te maken in<br />

het belang van ruimtelijke kwaliteit. De<br />

nota meldt: ‘van de drie lagen … is er niet<br />

één het belangrijkst voor de ruimtelijke ontwikkeling’<br />

én ‘[t]egelijkertijd ligt ook in de<br />

lagenbenadering besloten dat vooral een onderliggende<br />

laag condities stelt aan een bovenliggende.’<br />

9 Een planner kan dus prioriteiten<br />

stellen in beleid en ontwerp, met behulp<br />

van de lagenbenadering. Voorgaand<br />

citaat geeft echter al aan dat er geen<br />

eenvoudige en eenduidige toepassing<br />

bestaat, noch op papier noch in praktijk.<br />

Uit volgende tekst zal ook blijken dat<br />

ruimtelijk inzicht naar ruimtelijke<br />

consequenties, die in praktijk relevant<br />

maar vaag is.<br />

De lagenbenadering in praktijk<br />

Een geslaagd concept op papier staat<br />

niet garant voor succes in praktijk. Het<br />

verschil tussen papier en praktijk komt<br />

onder meer door de kracht van context<br />

en interpretaties van gebruikers. Het is juist<br />

de gebruiker die, vanuit haar eigen wereld,<br />

de ‘werkelijke’ waarde bepaalt van een<br />

concept. Deze is afhankelijk van haar<br />

taak, omgeving, perspectief, middelen,<br />

macht, competenties en het moment. 10<br />

Als voorbeeld: zelfs - of juist - binnen<br />

opeenvolgende rijksnota’s verschilt de<br />

waarde van de lagenbenadering. In de<br />

nimmer goedgekeurde vijfde nota was<br />

de lagenbenadering vooral een analysemethode,<br />

in tegenstelling tot de actuele<br />

nota ruimte, waarin de lagenbenadering<br />

onderdeel is van de zogenaamde sturingsfilosofie.<br />

1 In dit geval bepaalt onder<br />

meer het politieke moment de waarde<br />

van de lagenbenadering. We kunnen dus<br />

beter spreken over lagenbenaderingen in<br />

plaats van dé lagenbenadering.<br />

Vanuit dit perspectief reflecteren we<br />

verder op de aspecten inhoud en sturingsfuncties<br />

in praktijk, in vergelijking met de<br />

waarde op papier. In praktijk zal blijken<br />

dat er respectievelijk kansen worden<br />

gemist en dat er veel verwarring over<br />

toepassing en conclusies bestaat.<br />

Met betrekking tot de inhoud van de<br />

lagenbenadering blijken gebruikers een<br />

aantal kansen te missen wat betreft de<br />

kwaliteiten ‘samenhang’ en ‘dynamiek’<br />

van de lagenbenadering. Velen blijven<br />

te eng trouw aan het hiërarchische lagenlabel<br />

van het concept en beschrijven<br />

slechts beperkt (consequenties van) de<br />

tijdsdimensies en de afhankelijkheid<br />

tussen de lagen. Wellicht is dit logisch,<br />

omdat samenhang en dynamiek juist<br />

aspecten zijn die moeilijk zijn te verbeelden<br />

en te beschrijven. 11 Dit wordt<br />

versterkt in een beleidscultuur die nog<br />

altijd wordt gedomineerd door statische<br />

tweedimensionale producten.<br />

Bovendien zien veel planners en ontwerpers<br />

geen noodzaak in het benadrukken<br />

van samenhang tussen lagen, omdat zij<br />

vanuit één bepaalde functie werken, bijvoorbeeld<br />

als stedenbouwer of voor<br />

TOPOS / 03 / 2006 25


26 TOPOS / 03 / 2006<br />

natuurontwikkeling. Zulke constateringen<br />

over ‘beperkte’ benutting van inhoudelijke<br />

kansen zijn ook leerzaam bij pogingen<br />

om de lagenbenadering inhoudelijk te<br />

verbeteren. Immers, de mate van succes<br />

van inhoudelijke verbetering, is uiteindelijk<br />

afhankelijk van de werkelijke toepassing<br />

en interpretaties in praktijk.<br />

Een ‘zinvolle’ inzet van de lagenbenadering<br />

wordt ten eerste bemoeilijkt door<br />

de foute illusie dat de lagenbenadering<br />

een eenduidig antwoord kan geven op<br />

ruimtelijke vragen. Wat betreft deze sturingsrol<br />

van de lagenbenadering in praktijk,<br />

is de invloed van de diverse achtergronden<br />

en intenties van gebruikers extra<br />

groot. Terwijl verschillende actoren het<br />

vaak nog wel eens zijn over het ruimtelijk<br />

inzicht die de toepassing van de<br />

lagenbenadering biedt, is er dikwijls onenigheid<br />

óf onwetendheid over de meerdere<br />

mogelijke consequenties van deze<br />

kennis. Ter illustratie: voor betrokken<br />

overheden van het project Westergouwe<br />

in Zuid-Holland geldt een andere (waarde<br />

van de) lagenbenadering dan voor de<br />

‘Moordrechtse Milieuvereniging de<br />

Zuidplaspolder’. Laatstgenoemde stelt:<br />

‘Uitgaande van die lagenbenadering is het<br />

gebied ten zuiden van rijksweg A20 ongeschikt<br />

voor verstedelijking. Wij begrijpen dan<br />

ook niet waarom het Rijk toestemming gaf<br />

voor Westergouwe. De wijk komt waar het<br />

eigenlijk niet kan. (…) het stadbestuur [blijft]<br />

benadrukken dat de lagenbenadering wel<br />

degelijk is toegepast. Echter, de eerste ideeën<br />

laten zien, dat van die bewering niks klopt.’ 12<br />

Bovenop het - vanzelfsprekende - verschil<br />

in interpretatie bestaat het risico van<br />

ontkenning van deze uiteenlopende<br />

interpretaties. Ontkenning kan leiden tot<br />

zinloze conflicten in plaats van zinvolle<br />

conflicten, ofwel patstellingen in plaats<br />

van debatten. Daarnaast toont bovenstaand<br />

citaat dat een concept als de lagenbenadering<br />

een sterk retorische functie<br />

heeft.<br />

Conclusie en discussie over een<br />

sandwich-concept<br />

Zoals het Nederlandse paviljoen van de


Expo 2000 werd beschreven als symbool<br />

van ‘de Nederlandse maakbaarheid’,<br />

zo kunnen we ook de lagenbenadering<br />

beschouwen als typisch symbool voor<br />

de Nederlandse planningscultuur. De<br />

lagenbenadering omvat enerzijds erkenning<br />

en simpel inzicht in de complexe<br />

ruimtelijke opgaven van het Nederlandse<br />

landschap. Anderzijds omvat zij<br />

suggesties om deze complexiteit stuurbaar<br />

te maken, bijvoorbeeld door het<br />

stellen van prioriteiten tussen lagen.<br />

Een typisch Nederlands probleem ontstaat<br />

vervolgens, als de som van deze<br />

twee (paradoxale) punten wordt opgevat<br />

als de mogelijkheid een eenduidig<br />

en allesomvattend antwoord te geven<br />

op een complexe ruimtelijke vraag. Wat<br />

dan vergeten wordt, is dat het oplossen<br />

van ruimtelijke opgaven meestal niet op<br />

eenduidige en conflictloze wijze kan gebeuren,<br />

onder meer vanwege de diverse<br />

achtergronden en interpretaties van<br />

betrokkenen. De lagenbenadering biedt<br />

kansen voor onder meer probleemanalyses<br />

en discussie over de (gewenste)<br />

ruimtelijke situatie van gebieden. Er is<br />

echter geen één ‘juist’ gebruik, zeker<br />

niet qua sturing en besluitvorming.<br />

De populariteit van de lagenbenadering<br />

zegt dus weinig over de kwaliteit van het<br />

concept. Is de lagenbenadering dan een<br />

geslaagd concept? Ter inspiratie en vergelijking<br />

kunnen we alternatieven voor<br />

de lagenbenadering bekijken. Wat is het<br />

nut en de meerwaarde (of het gevaar)<br />

van de eveneens populaire netwerkmetafoor?<br />

13 Welke metaforen gebruiken<br />

andere landen om hun landschap te conceptualiseren?<br />

En zijn dit zinvolle alternatieven<br />

voor het Nederlandse lagendenken?<br />

(Hoe) zou een metafoor als<br />

‘mozaïek’ 14 haar werk doen in de Nederlandse<br />

planningscultuur? Past deze<br />

metafoor beter bij de ‘werkelijkheid’<br />

van het Nederlandse landschap? Of<br />

botst deze met het Nederlandse ideaal<br />

van orde en ordening? En waarom combineren<br />

we eigenlijk de realiteit van het<br />

landschap met een sturingsideaal in één<br />

concept? Voorlopig is de lagenbena-<br />

dering onderdeel van de Nederlandse<br />

planning. De uitdaging is om kritisch te<br />

zijn op de consequenties achter haar<br />

schijnbare eenvoud.<br />

Noten<br />

1 www.vandale.nl - sand•wich•for•mu•le (de<br />

~) : werkwijze waarin twee uitersten<br />

gecombineerd worden, bv. theorie en<br />

praktijk of muziek, zang en informatie<br />

2 a. Ministerie VROM (2001) Ruimte maken,<br />

ruimte delen: Vijfde Nota over de Ruimtelijke<br />

Ordening 2000/2020: vastgesteld door de<br />

ministerraad op 15 december 2000, Den Haag,<br />

Min.VROM<br />

b. Ministerie VROM (2006), Nota ruimte:<br />

ruimte voor ontwikkeling. Dl. 4. Tekst na de<br />

parlementaire instemming, Den Haag, Min.<br />

VROM<br />

3 Vollaard P., Expo 2000 – NL (29 mei 2000)<br />

via www.classic.archined.nl/news/0005/<br />

Expo-01.html (mei 2006).<br />

4 Cf: Zonneveld W. (1991) Conceptvorming in<br />

de ruimtelijke planning, Amsterdam,<br />

Planologisch en Demografisch Instituut.<br />

5 De Hoog M., Sijmons D., Verschuuren S.,<br />

‘Herontwerp van het Laagland’ In: Frieling D.<br />

H. (1998) Metropolitane debat, Bussum,<br />

Thoth.<br />

6 Ministerie VROM (2001) Ruimtelijke<br />

verkenningen 2000: jaarboek Rijksplanologische<br />

Dienst, Den Haag, RPD.<br />

7 a. Zie 6<br />

b. Braudel F. (1992) De Middellandse Zee – De<br />

Mediterrane wereld ten tijde van Filips II, [3<br />

delen]<br />

c. www.britannica.com: Annales School &<br />

Fernard Braudel (mei 2006)<br />

NB. Kritiek op Braudel betreft onder<br />

andere de minimalisering van de rol van<br />

politiek en macht.<br />

8 Perry D. C. (2003) ‘Making Space:<br />

Planning as a Mode of Thought, p. 142-165<br />

In: Campbell S. & Fainstein S. S. (2003)<br />

Readings in planning theory, Malden, Blackwell<br />

9 Zie 1b, p. 26<br />

10 Cf.: a. Barnes T.J. & Duncan J.S. (1992)<br />

Writing worlds: discourse, text and metaphor in the<br />

representation of landscape, London, Routledge<br />

b. Hajer M. A. (2004) Coalitions, practices and<br />

meaning in environmental politics: From Acid<br />

Rain to BSE. “Discourse Analysis in the<br />

Social Sciences: Theories and Methods”.<br />

Utrecht, Nethur<br />

c. Jensen O.B. & Richardson T. (2004),<br />

Making European space: mobility, power and<br />

territorial identity, London, Routledge<br />

11 Cf.: Healey P. (2004) The treatment of space<br />

and place in the new strategic spatial planning in<br />

Europe. International Journal of Urban and<br />

Regional Research, 28, 45-67.<br />

12 Goudsche Courant, 26 maart 2005,<br />

Westergouwe - ‘Het moet altijd meer, nooit minder’<br />

13 Voor populariteit van de<br />

netwerkmetafoor en divers gebruik in<br />

planning, zie o.a.: Albrechts L. &<br />

Mandelbaum S. J. (editors) (2005) The<br />

network society: a new context for planning?<br />

London [etc.]: Routledge.<br />

Voor vergelijking, zie: Priemus H (2002)<br />

Netwerkbenadering alternatief voor<br />

lagenbenadering, Geografie 11 (5)<br />

14) Prof. R. Forman gebruikt de metafoor<br />

van ‘mozaïek’ als (ontwerp) concept,<br />

gebaseerd op landschapsecologie, en<br />

gebruikt voor o.a. planning van het<br />

metropolitane landschap van Barcelona:<br />

Mosaico territorial para la región<br />

metropolitana de Barcelona, (Editorial<br />

Gustavo Gili, 2004)<br />

Summary<br />

The layer approach concept, also<br />

called strata approach, is a popular<br />

spatial concept in Dutch planning.<br />

However, its popularity is no direct<br />

guarantee for success. The concept<br />

has been used to represent the<br />

landscape by three interacting layers<br />

(surface, networks, occupation), each<br />

characterized by its own dynamics.<br />

This paper studies the concept in<br />

theory and in practice. The ‘real’ value<br />

of the concept in practice is heavily<br />

dependent on the user and its<br />

interpretations. We observe missed<br />

opportunities with regard<br />

to inherent qualities of the concept.<br />

Moreover, we describe ambiguity<br />

around steering-possibilities. We<br />

argue that the layer approach is<br />

emblematic for Dutch planning culture.<br />

Planners should be critical about its<br />

use. The concept offers simple and<br />

helpful spatial insights. However,<br />

following steering consequences often<br />

result in useless conflicts (as<br />

deadlocks) instead of useful conflicts<br />

(as debates).<br />

TOPOS / 03 / 2006 27


SPOIL<br />

Conceptual design for the reuse of Copenhagen’s clean surplus soil<br />

Started as a burg next to the<br />

Sound, Copenhagen is<br />

nowadays with over 500.000<br />

inhabitants Denmark’s<br />

largest city. Being capital of<br />

Denmark, Copenhagen is<br />

also the central city in what<br />

is known as ‘Storkøbenhavn’<br />

(Greater Copenhagen) with<br />

about 1,4 million inhabitants,<br />

over a quarter of Denmark’s<br />

whole population. The city<br />

was and is growing rapidly,<br />

swallowing a lot of its<br />

surrounding land and<br />

creating its own, special<br />

problems.<br />

One of these problems is the<br />

accumulation of large amounts<br />

of clean surplus soil. To<br />

generate ideas about what to<br />

do with this clean soil a<br />

student competition was<br />

organised. This article<br />

describes our contribution to<br />

the competition, named<br />

‘S(P)OIL’. The contribution<br />

was done as a project during<br />

our study at the Royal<br />

Veterinary and Agricultural<br />

University in Frederiksberg.<br />

Tobias Behr<br />

student Landscape Architecture at the<br />

Technical university Munich<br />

tobiasbehr@gmx.de<br />

Jan Heersche<br />

student Landscape Architecture at<br />

Wageningen University<br />

jan.heersche@wur.nl<br />

Matthias Hartmann<br />

student Landscape Architecture at the<br />

Technical university Munich<br />

prometoys@gmx.de<br />

28 TOPOS / 03 / 2006<br />

General problem<br />

‘Building activity in Greater Copenhagen<br />

is thundering along. The building<br />

industry is in a regular boom with<br />

housing as well as business projects and<br />

all indications are that the top has not<br />

yet been reached’. 1 This enormous increase<br />

in building and construction<br />

activity, already lasting for several years,<br />

is causing a constant accumulation of<br />

surplus soil. The amount measured<br />

approximately 12 million cubic meters<br />

of clean and contaminated soil in 2001<br />

alone. 2<br />

Surplus soil has traditionally been<br />

dumped into disused raw material pits,<br />

equalizing the landscape again.<br />

However, a change in the Nature Protection<br />

Law (Miljøbeskyttelsesloven)<br />

made this strategy more difficult, since<br />

these quarries are considered to be of<br />

high ecological value and their capacity<br />

is generally reaching its limit. The Soil<br />

Contamination Act, which came into<br />

force on 1. January 2000, set up new<br />

regulations, demanding notification of<br />

soil transport in certain cases.<br />

As the accumulation of surplus soil can<br />

be expected to continue, new strategies<br />

have to be developed to be able to deal<br />

with this upcoming challenge.<br />

Therefore the Greater Copenhagen<br />

Authority (HUR, Hovedstadens<br />

Udviklingsråd), a politically-governed<br />

regional organisation covering the<br />

Greater Copenhagen region, organized<br />

a student competition in spring 2005<br />

with the title: ‘Clean Soil – perspectives<br />

for the Danish landscape’. The aim of<br />

the competition was to generate ideas<br />

that can function as inspiration for both<br />

public and private developers and how<br />

to use huge amounts of especially clean<br />

soil in a way that they take technical,<br />

aesthetical, functional and recreational<br />

goals into account. 3<br />

Our competition entry with the title<br />

‘S(P)OIL’ presents a conceptual idea,<br />

re-using the clean surplus soil within<br />

the area of Greater Copenhagen.<br />

Copenhagen’s first landscape ring – Københavns<br />

indre fæstningsring – built for defence<br />

The second landscape ring – Vestvoldsringen<br />

– bringing the defence up to date<br />

The third landscape ring, connecting recreational<br />

areas in between the fingers<br />

The planned, fourth landscape ring – the ‘Ny<br />

Grøn Ring’ – providing for the need of recreation<br />

and soil disposal


Lynge<br />

Lillerød<br />

Ganløse<br />

Hørsholm<br />

Farum<br />

Roskilde<br />

Birkerød<br />

Historical background<br />

During Copenhagen’s development from<br />

a small village to the current metropolitan<br />

area, the ways in which the city<br />

has utilised and developed its surrounding<br />

landscape has changed. The<br />

following examples from Copenhagen’s<br />

historical development illustrate and<br />

support this thesis.<br />

Smørumnedre<br />

Taastrup<br />

Karlslunde<br />

The significant development of Copenhagen<br />

started in the year 1167 when<br />

Bishop Absalon built a fortress in the<br />

village of Havn. This fortress, named<br />

‘Slotsholmen’, can still be found in<br />

Copenhagen.<br />

Traders (Købmænd in Danish) and<br />

bargemen found a good place to live<br />

around the fortress, and soon the name<br />

‘Havn’ changed into ‘Køpmannaehafn’,<br />

now ‘København’. 4 Because of this expansion<br />

and the growing importance<br />

of the city, a defence system was needed<br />

to protect the city from hostile<br />

invasions. This defence system grew<br />

periodically to become what is today<br />

known as ‘Københavns indre fæstningsring’,<br />

representing the city’s early intervention<br />

in the surrounding landscape.<br />

The ramparts required open land in<br />

front of them and demarcation zones<br />

prevented building in a wide ring around<br />

the city.<br />

Until the middle of the 19 th century,<br />

Copenhagen stayed within these ramparts.<br />

In course of time they became<br />

obsolete and were partly demolished<br />

and partly transformed into a series of<br />

parks and gardens. Ørstedsparken,<br />

Botanisk Have and Østreanlæg are<br />

examples of the successful transformation<br />

of former ramparts into parks.<br />

The ring of parks was quickly subsumed<br />

by the growing city which now<br />

made use of the previous demarcation<br />

zone.<br />

As the city expanded and the range of<br />

artillery increased, new protection<br />

defences were built in the late 19 th and<br />

early 20 th century. This new defence<br />

system formed a second landscape ring<br />

around Copenhagen – Vestvoldsringen.<br />

These defences never had to prove their<br />

functionality, they became useless almost<br />

before they were finished.<br />

Consequently, also Vestvoldsringen was<br />

like Københavns indre fæstningsring<br />

transformed into a recreational area.<br />

To avoid uncontrolled urban sprawl in<br />

the larger area around Copenhagen, the<br />

further city development was based on<br />

the ‘Fingerplan’ of 1947, which has never<br />

been a policy itself, but had remarkable<br />

impact on the development of Greater<br />

Copenhagen. Before that, the landscape<br />

surrounding the city had undergone a<br />

change in paradigm. The need for protection<br />

of the city was outdated and the<br />

TOPOS / 03 / 2006 29


The path accessing the Green Ring and the<br />

initial spots<br />

The process starts. Two hills being created<br />

after two years within a range of about one<br />

kilometre from the built areas<br />

After five years each ‘finger’ has one hill in its<br />

direct surrounding<br />

With the launching of the new Region Plan<br />

2017, the process of building hills comes to<br />

an end. New ideas have to be found<br />

30 TOPOS / 03 / 2006<br />

need for recreational areas took over as<br />

the number of citizens was increased<br />

enormously. To provide sufficient green<br />

open space for the growing population,<br />

the space in between the ‘fingers’ of<br />

the city was dedicated to recreational<br />

use. In order to connect those Green<br />

Wedges (‘Grøne Kiler’), as the areas are<br />

called, a third landscape ring was<br />

developed. This ring runs in north-south<br />

direction, along Mølleådal and Store<br />

Vejleådal.<br />

As Copenhagen’s city development is<br />

still an ongoing process today and the<br />

fingers are still being prolonged, the<br />

latest Regional Plan has identified the<br />

opportunity to develop a New Green<br />

Ring (‘Ny Grøn Ring’).<br />

Dynamic hill development<br />

The development of this fourth ring<br />

offers the opportunity to transform the<br />

problem of surplus soil into a landscape<br />

benefit.<br />

Once again the city can build its surrounding<br />

landscape to meet the needs<br />

of the time. Hills are created from the<br />

surplus soil. Hills in general will act as<br />

foci in the landscape. ‘The eye is drawn<br />

by their contrast with lower-lying topography<br />

and vertical emphasis. They can<br />

be used in design to attract users to a<br />

place. They can be endpoints to journeys,<br />

central points or places to climb<br />

and overlook the landscape and its activities.’<br />

5 Their formation will strengthen<br />

the experience of different landscapes<br />

and enrich the Ny Grøn Ring with<br />

recreational value.<br />

The Ny Grøn Ring is made up of a<br />

walking/cycle route, which travels<br />

through areas with different landscape<br />

character, varying from hilly in the<br />

north to flat further to the south.<br />

The hills of consciously artificial shape<br />

provide views over the different landscapes<br />

which have never been<br />

experienced before. They even introduce<br />

the possibility for new activities.<br />

‘Natural and artificial mounds and<br />

mounts attract people to climb, view,<br />

roll, chase and sit or fly kites. There is<br />

pleasure and security in occupying a<br />

raised position’. 5<br />

The hills themselves are not competing<br />

with the surrounding landscape. Due to<br />

their clearly artificial shape, they state<br />

their connection to the city and the<br />

surrounding landscape by making them<br />

experience able from a different point<br />

of view - but no association with a<br />

natural landscape element is possible.<br />

The development of the hills can be<br />

experienced as a dynamic process. Each<br />

year a new hill can be explored and<br />

interpreted in many different ways for a<br />

large variety of activities. They are placed<br />

in different surrounding topographies<br />

and can be of different shape, wooded<br />

or bare.<br />

Because every year one hill is developed,<br />

people do not have to wait for years to<br />

see the result of a large project. Already<br />

after the first year the first hill will be<br />

ready to use. Every year the shape, size<br />

and use of a new hill will be a surprise,<br />

which will increase the involvement of<br />

people to the project.<br />

To make sure that the hills are easily<br />

accessible, they will be well connected<br />

to the planned route through the Ny<br />

Grøn Ring. Therefore it is essential that<br />

the hills are constantly equally spread<br />

along the route. So even if the process<br />

of hill creation is not sustained over the<br />

long term, the pattern of hills provides<br />

equal distances for the whole area.<br />

Additional hills simply increase the<br />

frequency/density of the pattern.<br />

For optimal use, a recreational area<br />

should be developed within a range of<br />

approximately one kilometre from a<br />

village or neighbourhood. 6 Since the<br />

hills are considered to be recreational<br />

areas, the first hills should be developed<br />

close to the urban edges of Greater<br />

Copenhagen. Once all locations close<br />

to the edges are equipped, it is time to<br />

continue spreading in between the<br />

fingers.


The hills add a new information layer to the existing landscape, telling<br />

about the city’s growth and development<br />

The development of the hills is closely<br />

connected to the Regionplan 2005,<br />

developed by the Greater Copenhagen<br />

Authority. This Regionplan is valid until<br />

2030. By this time over twenty hills can<br />

have been created and the time has come<br />

to stop the process. A new Regionplan<br />

will be an appropriate possibility to think<br />

about new ideas for clean surplus soil<br />

as well.<br />

Structural and Secondary<br />

information layers<br />

Peter Latz points out the contemporary<br />

relevance of today’s developments and<br />

describes the process as the following<br />

“With a few new structural layers the<br />

‘useless’ becomes attractive and creates<br />

new uses. Specific architecture for<br />

specific uses does not need to be built.<br />

The imagination lets the existing ones<br />

be re-interpreted and used in new ways”. 7<br />

(2002). Nevertheless, relying on the<br />

common practice of converting<br />

obsolete areas into positively perceived<br />

spaces, may result in loosing chances<br />

today.<br />

The hills are attached to the existing<br />

landscape as a new structural and informative<br />

layer, serving as landmarks and<br />

points of focus in the landscape, at the<br />

same time representing the activity of<br />

urban development because each hill is<br />

shaped from the clean surplus soil of<br />

the building activity of one year. They<br />

are the logical result of a development<br />

which is characterized by the simultaneous<br />

consumption of and need for<br />

open space – in combination with<br />

disposing huge amounts of clean<br />

surplus soil.<br />

All winning contributions can be found at www.hur.dk<br />

(look for ‘Ren jord idékonkurrence’ under ‘plan’)<br />

A new way of experiencing the landscape is made possible by the<br />

hills. Instead of experiencing it from the ‘inside’ you can now look at it<br />

from the ‘outside’<br />

Endnotes<br />

1 http://www.copcap.com/composite-9357.htm<br />

2 Mortensen, L.B. et al, Jordstrømme i Danmark,<br />

within: Miljøproject nr. 886, 2004<br />

3 http://www.hur.dk<br />

4 Grote spectrum encyclopedie; deel 10/Jordanië-<br />

Kubrick, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen<br />

1978<br />

5 Dee, C. Form and fabric in landscape architecture; a<br />

visual introduction, London 2001<br />

6 http://www.sl.kvl.dk/Publikationer/<br />

Udgivelser/PopulaerPublicationer/<br />

NaturOgSundhed_haefte.aspx?<br />

Katid={D28373CC-6EF3-4EF8-B097-<br />

6D83FABF209E}<br />

7 <strong>Topos</strong> – About Landscape, Callwey 2002<br />

8 http://nl.wikipedia.org/wiki/kopenhagen<br />

TOPOS / 03 / 2006 31


For experts only<br />

Over concepten die marginaliseren en uitsluiten<br />

Het betrekken van burgers bij<br />

het opstellen van beleid en<br />

plannen is de laatste jaren een<br />

belangrijk vraagstuk voor<br />

planners en ontwerpers. De<br />

kennis en waarden van de<br />

burgers moeten daarvoor in<br />

relatie worden gebracht met de<br />

kennis van experts. Martijn<br />

Duineveld en Raoul Beunen<br />

betogen dat de wijze waarop<br />

niet-experts in sommige<br />

wetenschappelijke concepten<br />

ten opzichte van experts<br />

worden gepositioneerd de<br />

inbreng van burgers juist<br />

marginaliseert, in plaats van<br />

vergroot. Dit inzicht kan<br />

planners, ontwerpers en andere<br />

experts bewuster maken van de<br />

macht die de door hun<br />

gefabriceerde concepten<br />

produceren.<br />

Martijn Duineveld<br />

Onderzoeker leerstoelgroep Sociaalruimtelijke<br />

analyse, Wageningen<br />

Universiteit<br />

martijn.duineveld@wur.nl<br />

Raoul Beunen<br />

Onderzoeker leerstoelgroep<br />

Landgebruiksplanning, Wageningen<br />

Universiteit<br />

raoul.beunen@wur.nl<br />

32 TOPOS / 03 / 2006<br />

Aandacht voor de wensen van<br />

burgers<br />

Het zal weinigen zijn ontgaan dat er<br />

een politiek-maatschappelijke ambitie<br />

bestaat de burgers meer te betrekken<br />

bij het (ruimtelijk) beleid van de overheid<br />

(Hajer en Wagenaar, 2003).<br />

Hiervoor zijn theorieën, concepten en<br />

methoden ontwikkeld, zoals interactieve<br />

en participatieve planningsbenaderingen<br />

(Woerkum, 2000). Een<br />

vooronderstelling die aan sommige van<br />

deze benaderingen ten grondslag ligt is<br />

dat de kennis en waarden die burgers<br />

aan het landschap toekennen moeten<br />

worden geïntegreerd met de kennis en<br />

waarden van experts, zoals planologen,<br />

ecologen, hydrologen, economen en<br />

cultuurhistorici. Daarom worden de kennis<br />

en waarden van experts in sommige<br />

theorieën, concepten en methoden gepositioneerd<br />

ten opzichte van die van<br />

niet-experts.<br />

In dit artikel zetten we een aantal kritische<br />

kanttekeningen bij deze ontwikkelingen.<br />

De wijze waarop niet-experts<br />

worden gepositioneerd ten opzichte<br />

van experts heeft namelijk consequenties<br />

voor de invloed die deze actoren hebben<br />

op het besluitvormingsproces. We zullen<br />

laten zien dat sommige concepten<br />

en conceptualiseringen werken als<br />

machtsfactoren, die de invloed van nietexperts<br />

nauwelijks vergroten. In tegendeel:<br />

ze kunnen zelfs leiden tot de uitsluiting<br />

of marginalisering van burgers,<br />

amateurs, leken en andere niet-experts.<br />

Deze inzichten zijn voor ruimtelijke<br />

planners en ontwerpers uitermate<br />

relevant. Ze kunnen als gereedschap<br />

worden gebruikt om allerlei ogenschijnlijk<br />

democratische ontwikkelingen in de<br />

ruimtelijke ordening kritisch te analyseren<br />

en zonodig te demonteren.<br />

Feiten & Waarden<br />

Dit artikel gaat over de wijze waarop<br />

verschillende kennis ten opzichte van<br />

elkaar wordt gepositioneerd. Kennis<br />

speelt een belangrijke rol bij het plannen<br />

en ontwerpen. Veelal wordt hierbij<br />

een onderscheid gemaakt tussen feiten


en waarden, tussen facts and values.<br />

Feiten worden dan verbonden met<br />

experts. Zij hebben wetenschappelijk<br />

onderzoek gedaan en de resultaten daarvan<br />

zijn hard, het zijn objectieve feiten.<br />

Waarden worden veelal geassocieerd<br />

met niet-experts. Zij gaan af op hun<br />

gevoel, hun intuïtie, of hun beleving.<br />

Deze waarden zijn niet hard maar, zo<br />

wordt geleerd, subjectief, persoonlijk,<br />

verschillend en wisselend (Hidding,<br />

Kolen, and Spek, 2001). Het onderscheid<br />

tussen feiten en waarden wordt<br />

niet alleen gebruikt in planning- en<br />

ontwerppraktijken maar ook in de<br />

wetenschap. Wetenschap moet immers<br />

zuiver zijn en blijven, wetenschap moet<br />

zich bezighouden met de feiten. Al het<br />

andere is fictie, ideologie, gevoel of<br />

mythe…<br />

Dit lijkt logisch maar is het ook juist? Is<br />

dit conceptuele onderscheid tussen<br />

feiten en waarden wel zo hard als wordt<br />

beweerd? Is dit onderscheid überhaupt<br />

wel te maken? Onze stelling is van niet.<br />

Volgens ons wordt dit onderscheid<br />

gebruikt om bepaalde kennis te minimaliseren<br />

of zelfs helemaal opzij te<br />

schuiven.<br />

Een onjuiste vooronderstelling…<br />

Wijdverbreid is de, met het onderscheid<br />

tussen feiten en waarden verbonden,<br />

vooronderstelling dat wetenschappers<br />

een directere toegang hebben tot de<br />

werkelijkheid dan niet-wetenschappers<br />

(Latour, 1999; Latour, 2004). Deze<br />

vooronderstelling is onder andere bestreden<br />

door Bruno Latour (Latour,<br />

2004). In verschillende studies naar de<br />

productie van kennis binnen de exacte<br />

wetenschappen heeft hij het sociale karakter<br />

daarvan blootgelegd. Hij heeft<br />

laten zien dat wetenschappelijke objecten,<br />

feiten, kennis en waarheden niet<br />

gevonden of ontdekt worden. Ze worden<br />

geproduceerd, in interactie met de<br />

werkelijkheid. Ze zijn het resultaat van<br />

wetenschappelijke praktijken die bestaan<br />

uit complexe, hybride netwerken<br />

van tekstuele en niet-tekstuele handelingen<br />

(Latour, 1999).<br />

Samen met de theorieën en analyses<br />

van ondermeer Kuhn (Kuhn, 1970) en<br />

Fischer (Fischer, 2000) geven die van<br />

Latour voldoende aanleiding om de<br />

vooronderstelling te bekritiseren dat<br />

experts een directe toegang tot de realiteit<br />

hebben en objectieve kennis kunnen<br />

produceren. Wetenschappelijke kennis,<br />

waarheden, feiten, normen, waarden,<br />

etc. zijn geen benamingen van objectieve,<br />

universele zaken. Het zijn benamingen<br />

van zaken die worden geproduceerd<br />

binnen wetenschappelijke<br />

disciplines, volgens de daarbinnen<br />

bestaande impliciete en expliciete<br />

afspraken over de wijze waarop kennis<br />

moet worden geproduceerd. Experts en<br />

niet-experts kunnen daarom ook niet<br />

ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd<br />

door een verschil te veronderstellen<br />

in de toegang die ze tot de werkelijkheid<br />

hebben. Mogelijke en actuele<br />

verschillen tussen experts en nietexperts<br />

komen voort uit de verschillen<br />

tussen de praktijken waarbinnen ze<br />

kennis produceren. Soms vertonen<br />

wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke<br />

praktijken overeenkomsten en<br />

soms verschillen ze. Hetzelfde geldt<br />

voor de uitkomsten van de praktijken:<br />

de geproduceerde kennis, objecten,<br />

feiten, waarheden, waarden, etc.<br />

De marginaliserende macht van<br />

concepten<br />

Zonder het zelf te erkennen is Latour<br />

in sterke mate beïnvloed door het werk<br />

van Michel Foucault. Foucault heeft<br />

veel geschreven over kennisproductie:<br />

Wat is kennis? Hoe komt het tot stand?<br />

Hoe verhoudt kennis zich tot andere<br />

kennis? Foucault laat in zijn werken<br />

zien dat er een constante strijd woedt<br />

over verschillende soorten kennis en de<br />

inzet daarvan. In deze strijd wordt<br />

bepaald welke kennis wel relevant is en<br />

welke niet. Het veronderstellen van een<br />

scherpe scheiding tussen wetenschappelijke<br />

en niet-wetenschappelijke kennis<br />

is illustratief voor deze kennisstrijd. De<br />

classificatie ‘wetenschappelijk’ bestempelt<br />

bepaalde kennis immers superieur ten<br />

opzichte van andere soorten kennis.<br />

Foucault (2003) maakt een onderscheid<br />

tussen twee soorten ondergeschikte<br />

kennis (“subjugated knowledges”). De eerste<br />

is die kennis waarvan men zich in een<br />

zekere tijd, binnen een bepaalde<br />

context, bewust is maar welke wordt<br />

gemaskeerd, verborgen of onzichtbaar<br />

gemaakt. De tweede is volgens Foucault<br />

“a whole series of knowledges that have been<br />

disqualified as nonconceptual knowledges, as<br />

insufficiently elaborated knowledges: naive<br />

knowledges, hierarchically inferior knowledges,<br />

knowledges that are below the<br />

required level of erudition or scientificity.”<br />

Dit type kennis wordt in een hiërarchische<br />

kennisverhouding geplaatst ten<br />

opzichte van andere soorten kennis:<br />

“They are located low down on most official<br />

hierachies of ideas (…). Certainly they are<br />

ranked ‘beneath’ science. They are the<br />

discourses of the madman, the delinquent, the<br />

pervert and other persons (…).”<br />

Voorbeelden daarvan geeft Foucault in<br />

zijn boek: ‘Madness and civilization: a<br />

history of insanity in the Age of Reason’<br />

(Foucault, 2001). Hij laat daarin zien<br />

hoe, door de geschiedenis heen veranderlijk<br />

gebleken, categorieën zijn ingezet<br />

om het denken, spreken en handelen<br />

van ‘de normale’ mens van ‘de gek’ te<br />

onderscheiden. De tegenstelling tussen<br />

rede en waanzin is en wordt gebruikt<br />

om te reguleren welke subjecten, uitspraken<br />

en praktijken binnen een<br />

maatschappij als redelijk worden gezien<br />

en welke niet. Bijvoorbeeld door verbale<br />

en andere uitingen van mensen die niet<br />

binnen ‘normale’ denkbeelden passen<br />

als gestoord te categoriseren. De<br />

consequentie daarvan kan zijn dat de<br />

‘abnormale’ mens het spreken wordt<br />

ontnomen, door hem op te sluiten<br />

bijvoorbeeld.<br />

Hoewel burgers, leken, amateurs en<br />

andere niet-experts in allerlei concepten,<br />

theorieën en beleidsnota’s niet met<br />

gekken worden vergeleken, zijn in de<br />

wijze waarop hun kennis en waarden<br />

ten opzichte van experts worden geposi-<br />

tioneerd min of meer dezelfde mechanismen<br />

te herkennen. De niet-experts<br />

TOPOS / 03 / 2006 33


worden, inclusief de door hun geproduceerde<br />

kennis en waarden, in een<br />

hiërarchische verhouding ten opzichte<br />

van experts geplaatst. In de gesuggereerde<br />

hiërarchie staan de juist veronderstelde<br />

objectieve en universele wetenschappelijke<br />

kennis en waarden boven<br />

de onjuist veronderstelde emotionele,<br />

subjectieve kennis en waarden van nietexperts.<br />

De kennis en waarden van<br />

niet-experts worden daardoor ten<br />

opzichte van expertkennis gemarginaliseerd<br />

en zo weten experts hun eigen<br />

superieure posities als producenten van<br />

objectieve kennis en gegronde waarden<br />

te bevestigen. De vooronderstelling laat<br />

zich daarom interpreteren als een factor<br />

die de macht van experts om uitspraken<br />

te doen over de waarde en betekenis<br />

van en de gewenste omgang met de<br />

ruimte in stand houdt en misschien<br />

zelfs versterkt.<br />

Implicaties voor planning- en<br />

ontwerppraktijken<br />

Met de inzichten uit het voorgaande<br />

zullen we nu naar planning- en<br />

34 TOPOS / 03 / 2006<br />

ontwerppraktijken kijken. Daarbinnen<br />

is de inbreng van experts altijd erg<br />

groot geweest. Overbekende voorbeelden<br />

zijn de ingenieurs die het land<br />

optimaliseerden voor grootschalige<br />

landbouw en de waterhuishouding<br />

aanpasten aan de gestelde eisen. Later<br />

is deze rol deels overgenomen door<br />

ecologen die met het concept Ecologische<br />

Hoofdstructuur hun kennis<br />

richtinggevend hebben gemaakt bij de<br />

inrichting van de groene ruimte. Frank<br />

Fischer (Fischer, 2000) gaat uitgebreid<br />

in op de rol van expertkennis in beleid.<br />

Ook hij laat zien dat de macht van de<br />

experts daarbinnen erg groot is en dat<br />

hun kennis vaak bepalend is bij de<br />

besluitvorming. Volgens hem worden<br />

wetenschappelijke feiten gebruikt om<br />

keuzes in de besluitvorming te legitimeren.<br />

Men stelt bijvoorbeeld dat<br />

gezien de feiten er geen andere keuze<br />

mogelijk is of dat er eigenlijk geen<br />

keuze te maken was. Volgens deze<br />

technocratische opvatting moet het<br />

publieke domein met rationele,<br />

analytische en wetenschappelijke<br />

methoden beschermd worden tegen de<br />

irrationaliteit en willekeur van de<br />

politiek. Paul Frissen stelt dan ook in<br />

navolging van Fischer vast dat besluitvorming<br />

voor een groot deel buiten de<br />

politiek plaatsvindt. Besluiten worden<br />

steeds vaker door ambtenaren en experts<br />

genomen en minder door burgers<br />

en politici (Frissen, 1996). Daardoor<br />

worden andere kennis, ideeën en waarden<br />

van de besluitvorming uitgesloten.<br />

Ondanks de dominantie van experts in<br />

de besluitvorming over ruimtelijke<br />

ordening en ontwerp is er ook altijd<br />

verzet geweest tegen hun technocratische<br />

inrichtingsideeën. Het verzet<br />

tegen natuurontwikkelingsprojecten, is<br />

daarvan een voorbeeld. Niet iedereen is<br />

gelukkig met de aanleg van nieuwe<br />

natuurgebieden en ook natuurbeschermers<br />

onderling zijn het niet altijd eens<br />

over hoe deze gebieden er uit moeten<br />

zien. Een ander voorbeeld wordt door<br />

Bent Flyvbjerg geven. In zijn boek<br />

‘Rationality & Power’ beschrijft hij het<br />

besluitvormingsproces rondom het<br />

autovrij maken van het centrum van de


stad Aalborg (Flyvbjerg, 1998). Hij laat<br />

zien dat verschillende partijen die hierbij<br />

een rol spelen elk andere kennis<br />

relevant vinden en dat kennis geproduceerd<br />

wordt om besluiten te legitimeren.<br />

Planning en ontwerp behelst<br />

dus veel meer dan het simpelweg<br />

toepassen van (expert) kennis.<br />

Terugkomend bij het uitgangspunt dat<br />

burgers meer betrokken moeten worden<br />

bij het ruimtelijk beleid van de overheid<br />

is de vraag: waar komt deze<br />

ambitie vandaan? Komt deze voort uit<br />

het idee dat we onze democratie anders<br />

moeten invullen of uit de verwachting<br />

dat problemen bij de realisatie van<br />

plannen daarmee opgelost kunnen<br />

worden? Veel verzet tegen plannen is<br />

immers het gevolg van het feit dat<br />

mensen vinden dat hun belangen niet<br />

voldoende zijn meegenomen bij het<br />

besluitvormingsproces. De uitsluiting<br />

van mensen en hun kennis en waarden<br />

is dan ook de kern van veel problemen<br />

en conflicten. Het is echter de vraag of<br />

het betrekken van deze “dwarsliggers”<br />

middels concepten die hen bewust of<br />

onbewust marginaliseren of uitsluiten,<br />

dit knelpunt wél oplost. Zelfs als dit<br />

met de beste bedoeling gebeurt, geldt<br />

dat de kern van de problemen en<br />

conflicten daarmee niet wordt aangepakt.<br />

Niet voor niets is er de nodige<br />

terughoudendheid over en kritiek op<br />

allerlei inspraakprocedures en interactieve<br />

planvormingsprocessen. Het<br />

betrekken van burgers heeft dan ook<br />

alleen zin als men daadwerkelijk iets<br />

met hun inbreng wil doen; en dat<br />

betekent een inhoudelijke wijziging<br />

van plannen en ontwerpen. Als dit<br />

laatste ongewenst is, dan is het de vraag<br />

wat het betrekken van burgers<br />

überhaupt voor zin heeft.<br />

Experts wees waakzaam<br />

In planning en ontwerp zullen altijd<br />

keuzes gemaakt moeten worden, daarover<br />

geen twijfel. We mogen echter niet<br />

vergeten dat alle keuzes politieke keuzes<br />

zijn en nimmer te objectiveren.<br />

Verschillende kennis kan daarbij een rol<br />

spelen en niet alle kennis kan even<br />

belangrijk zijn. Maar als we vinden dat<br />

burgers meer betrokken moeten worden<br />

bij besluitvorming, moeten we ook<br />

accepteren dat hun kennis en waarden<br />

een grotere rol gaan spelen. Daarvoor<br />

zullen we moeten accepteren dat kennis<br />

niet in dualistische categorieën (feiten<br />

vs. waarden, objectief vs. subjectief) is<br />

op te delen. Er zijn er ontelbaar meer<br />

mogelijk, en ook deze indelingen bepalen<br />

we zelf. Niet zogenaamde feiten,<br />

maar wij mensen, bepalen wat belangrijk<br />

is, wie en wat we willen meenemen<br />

in beleid en welke keuzes we maken.<br />

Achter sommige theorieën, methoden<br />

en concepten die tot doel hebben de<br />

kennis en waarden van burgers te<br />

betrekken bij het ruimtelijk beleid gaan<br />

waarschijnlijk de beste bedoelingen<br />

schuil. Maar in plaats dat ze ervoor<br />

zorgen dat burgers meer kunnen worden<br />

betrokken, marginaliseren deze<br />

concepten ze bij voorbaat. In de praktijk<br />

kan dit er bijvoorbeeld toe leiden<br />

dat men voorbij gaat aan het feit dat<br />

burgers het landschap op verschillende<br />

wijze kunnen construeren en daar<br />

verschillende soorten kennis en waarden<br />

aan kunnen toekennen, die onmogelijk<br />

in een hiërarchische verhouding<br />

tot de kennis en waarden van de<br />

experts te positioneren zijn.<br />

De belangrijke boodschap van dit verhaal<br />

is dat met inzichten in wat kennis<br />

is, hoe deze geconstrueerd wordt en<br />

hoe de productie en inzet van kennis<br />

samenhangt met macht, er veel<br />

kritischer gekeken kan worden naar<br />

allerlei ontwikkelingen in de ruimtelijke<br />

ordening. Veronderstellingen die aan<br />

concepten ten grondslag liggen kunnen<br />

dan veel scherper zichtbaar worden<br />

gemaakt en er kan worden gekeken of<br />

deze wel een oplossing bieden voor de<br />

gestelde problemen. Dus, geachte<br />

experts, bezint eer u met de productie<br />

van een wetenschappelijk concept<br />

begint en deze de wereld in helpt. De<br />

beoogde effecten daarvan kunnen wel<br />

eens tegenovergesteld zijn aan de<br />

oorspronkelijke intenties.<br />

Literatuur<br />

- Fischer, Frank (2000) Citizens, Experts and the<br />

Environment: The Politics of Local Knowledge.<br />

Durham, London: Duke University Press<br />

- Flyvbjerg, Bent (1998) Rationality and power:<br />

democracy in practice. Chicago: University of<br />

Chicago Press<br />

- Foucault, M. (2003) “Society Must Be Defended”<br />

Lectures at the College de France, 1975-1976.<br />

New York: Picador<br />

- Foucault, M. (2001) Madness and civilization: a<br />

history of insanity in the Age of Reason. London:<br />

Routledge<br />

- Frissen, P.H.A (1996) De virtuele staat. Politiek,<br />

bestuur, technologie: een postmodern verhaal.<br />

Schoonhoven: Academic Service<br />

- Hajer, M., en H. Wagenaar (eds.) (2003)<br />

Deliberative policy analysis: understanding governance in<br />

the network society. Cambridge: Cambridge<br />

University Press<br />

- Hidding, M. C., J. Kolen, en T. Spek (2001) De<br />

biografie van het landschap. In: J. H. F. Bloemers and<br />

M. H. Wijnen (eds.), Bodemarchief in behoud en<br />

ontwikkeling: de conceptuele grondslagen. Assen:<br />

NWO<br />

- Kuhn, T. S. (1970) Structure of scientific revolutions.<br />

Chicago: The University of Chicago Press<br />

- Latour, Bruno (1999) Pandora’s hope: essays on the<br />

reality of science studies. London: Harvard<br />

University Press<br />

- Latour, Bruno (2004) Politics of nature: how to<br />

bring the sciences into democracy. London: Harvard<br />

University Press<br />

- Woerkum, C.J. van (2000) Communicatie en<br />

interactieve beleidsvorming. Alphen aan den Rijn:<br />

Samsom<br />

Summary<br />

There is a tendency among planners<br />

and policy makers to increase the<br />

involvement of citizens in policy<br />

processes. Therefore scientist<br />

produce concepts in which the<br />

knowledge of citizens, often named<br />

local or non-experts knowledge, can<br />

be combined with expert-knowledge.<br />

In this article Martijn Duineveld en<br />

Raoul Beunen argue that some of<br />

these concepts are based on wrong<br />

notions of the differences between<br />

expert and non-expert knowledge. As<br />

a result, these concepts, opposed to<br />

their original intentions, are<br />

marginalizing the non-experts.<br />

Consequently participatory problems<br />

within planning and design practices<br />

are not solved.<br />

TOPOS / 03 / 2006 35


Een verlangen dat planvat<br />

Over het concept als verbinder<br />

Het begrip concept wordt op<br />

heel uiteenlopende manieren<br />

toegepast en ingezet in kunst,<br />

architectuur of ruimtelijke<br />

ordening. Het kan duiden op<br />

een bepaalde denk- of<br />

ontwerphouding, op de<br />

verbeelding van een idee, op<br />

een tijdelijke situatie of op iets<br />

dat nog niet af is. In die laatste<br />

toepassing vind je concept<br />

vaak als voorvoegsel bij<br />

ontwerp, plan, rapport of<br />

verslag, waarmee de voorlopige<br />

status van dat product wordt<br />

aangegeven. Een concept is<br />

echter vooral ‘iets van zichzelf’.<br />

Een concept verbindt het<br />

verlangen om iets tot stand te<br />

brengen, oftewel een ambitie,<br />

met de randvoorwaarden van<br />

de omgeving waarbinnen die<br />

ambitie gestalte moet gaan<br />

krijgen. Dankzij het concept<br />

kan de ambitie ‘planvatten’ in<br />

die omgeving.<br />

Hans Venhuizen<br />

Directeur Bureau Venhuizen.<br />

www.bureauvenhuizen.com<br />

desk@bureauvenhuizen.com<br />

36 TOPOS / 03 / 2006<br />

Ieder ontwerpproces bestaat grofweg uit<br />

drie fasen die in relatie staan tot elkaar,<br />

maar die ook over een zekere autonomie<br />

beschikken.<br />

Het begint met verlangen of ambitie. Dat<br />

is de motor voor iedere daad. Zonder verlangen<br />

geen actie zou je kunnen zeggen.<br />

De ambitie of het verlangen kan van alle<br />

tijden zijn en is niet persé plaatsgebonden.<br />

Eten is een ambitie van alle tijden<br />

die in verschillende omstandigheden tot<br />

ontwerpen voor keukens, restaurants of<br />

landbouwgebieden kan leiden. De specificaties<br />

van de ambitie worden aan het<br />

begin van ieder ontwerpproces in kaart<br />

gebracht. Een ontwerpproces eindigt<br />

met een plan. Dit is de wijze waarop de<br />

ambitie uiteindelijk gestalte krijgt binnen<br />

de specifieke omgeving. Die omgeving<br />

kan fysiek zijn, maar ook financieel, sociaal,<br />

cultureel en politiek. Ook de specificaties<br />

van de omgeving worden aan<br />

het begin van het ontwerpproces<br />

opgetekend.<br />

Tussen ambitie en plan ligt het concept.<br />

Nadat de ambitie en omgeving zijn gespecificeerd,<br />

begint de conceptontwikkeling.<br />

Tijdens de conceptontwikkeling<br />

wordt hiërarchie aangebracht in de verschillende<br />

specificaties en worden deze<br />

optimaal op elkaar toegepast. Het concept<br />

kan uitspraken doen over de vormgeving<br />

of de materialisering en betrekt<br />

hier idealiter ook de beperkingen van<br />

de situatie in. Op een afgelegen eiland<br />

waar de aanvoer van materialen lastig is,<br />

is het zinvol om de beperkingen die dat<br />

oplevert in het concept te betrekken,<br />

omdat het niet betrekken daarvan het<br />

realiseren van het concept heel lastig<br />

zou kunnen maken. Maar wanneer de<br />

aanvoer van materialen onbeperkt is en<br />

de budgetten tot in de hemel reiken, is<br />

er geen dwingende reden daar in het<br />

concept rekening mee te houden.<br />

Na het vaststellen van het concept kan<br />

het project in de planfase verder worden<br />

uitgewerkt en toegepast op de gedetailleerde<br />

specificaties van de locatie. Bij<br />

iedere ontwerpbeslissing kan het concept<br />

als leidraad worden ingezet.<br />

Door het concept te beschouwen als<br />

schakel tussen ambitie en plan en de<br />

autonome kracht ervan te erkennen, is<br />

het mogelijk om het concept in allerlei<br />

situaties te benoemen, te beoordelen of<br />

opnieuw in te brengen in een ontwerpproces.<br />

Dan is het zelfs mogelijk om met<br />

een groep niet-ontwerpers aan conceptontwikkeling<br />

te doen. Ik zal eerst deze<br />

benadering van het concept verduidelijken<br />

aan de hand van een aantal illustraties,<br />

alvorens onze conceptmachine<br />

uit de doeken te doen.<br />

Van piercing tot vuurtoren<br />

Figuur 1 - piercingshop<br />

Dit is de etalage van een piercingshop<br />

waarin één op één modellen van<br />

gepiercte delen van het menselijk<br />

lichaam zijn uitgestald.<br />

De ambitie die hieruit spreekt is de menselijke<br />

behoefte om zich als individu te<br />

onderscheiden van anderen. In een omgeving<br />

waarin iedereen zijn best doet<br />

om op te vallen, is het echter lastig om<br />

je te onderscheiden. Opvallen is afwijken<br />

van het gebruikelijke en dus moet<br />

je bij het vervullen van deze ambitie<br />

voortdurend de grens opzoeken van<br />

wat nog als anders kan worden ervaren.<br />

Dat kan de grens van bewondering zijn<br />

of van afschuw opwekken. Het afwijken<br />

moet daarnaast ook als zodanig<br />

worden herkend en erkend. Vandaar<br />

dat er trends en groepen ontstaan die<br />

hun afwijken binnen de grenzen van<br />

bepaalde regels vormgeven.<br />

Het concept dat hieruit is ontstaan is het<br />

jezelf profileren met het moedwillig, uitbundig<br />

en sierlijk beschadigen van je<br />

intieme lichaamsdelen. De piercingshop<br />

zorgt voor de vormgeving, regulering en<br />

de profilering van de afwijking.<br />

Figuur 2 – worstverkoper<br />

Dit is een worstverkoper op een van de<br />

toeristische pleinen van Berlijn.


1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

De ambitie die we hier zien is om op een<br />

plek waar doorgaans veel publiek komt<br />

de in Berlijn populaire braadworst te verkopen.<br />

Het was voor de man met dit<br />

verlangen echter onmogelijk om op deze<br />

locatie een vergunning voor een snackbar<br />

te krijgen. Hij kon wel een ‘ventvergunning’<br />

krijgen die is bedoeld voor de<br />

mobiele verkopers van souvenirs en<br />

sieraden.<br />

Dit heeft geleid tot het concept van een<br />

mobiele barbecue die door twee mensen<br />

wordt bediend. Terwijl de ene de worsten<br />

braadt en daarbij voortdurend in beweging<br />

blijft (vanwege de ventvergunning)<br />

zorgt de ander voor de aanvoer van de<br />

verse waar uit een op een fiets gemonteerde<br />

koelbox.<br />

Figuur 3 – wonders of the world<br />

Hier zien we een groepje Chinezen die<br />

zich laten fotograferen voor de piramide<br />

van Cheops. Op de achtergrond zien<br />

we een achtbaan, bomen en een stukje<br />

Eiffeltoren.<br />

Uit alles spreekt het verlangen naar het<br />

maken van een wereldreis. China is zich<br />

sinds de jaren tachtig steeds meer gaan<br />

openstellen. China kan hierdoor eenvoudiger<br />

worden bezocht en andersom<br />

kunnen Chinezen zelf ook eenvoudiger<br />

het land verlaten om met eigen ogen de<br />

wereldwonderen te aanschouwen. Maar<br />

er zijn ook beperkingen. De belangrijkste<br />

is de levensstandaard van veel Chinezen,<br />

die dermate laag is dat een wereldreis<br />

enkel voor de Chinese happy few is<br />

weggelegd.<br />

Dit leidde tot het concept van het ‘Wonders<br />

of the World’ park in Shenzen, in<br />

het zuiden van China. Hier zijn alle<br />

bezienswaardigheden van de wereld in<br />

schaalmodellen nagebouwd. Fraai geënsceneerd<br />

ook, zodat je je er goed voor<br />

kunt laten fotograferen. Het hebben van<br />

het bewijs van het bezoek is voor Chinezen<br />

namelijk nóg belangrijker dan het<br />

wonder werkelijk met eigen ogen te hebben<br />

aanschouwd.<br />

Figuur 4 – flat<br />

Dit is de gevel van een flatgebouw in<br />

Berlijn, waar een schildering van<br />

verschillende gevels op aangebracht is.<br />

Hierin zien we een illustratie van het verlangen<br />

naar een stedelijke omgeving die<br />

rijk is aan kleur en afwisseling. De omgeving<br />

waarin deze ambitie gestalte kreeg<br />

is verre van gekleurd. Het is wijk zoals<br />

die in de jaren tachtig in het voormalige<br />

Oost-Duitsland werden gebouwd en<br />

die bestaat uit extreem gestandaardiseerde<br />

en grijze woonblokken. De flatgebouwen<br />

zijn echter degelijk en het is te<br />

duur om ze af te breken en te vervangen<br />

door de gewenste stedelijke omgeving.<br />

Als alternatief voor het afbreken van<br />

de flatgebouwen is het concept van de<br />

wandschildering bedacht. De gebouwen<br />

kunnen blijven staan en worden bewoond,<br />

maar laten nu een woonomgeving zien<br />

die niet meer monotoon is, maar juist<br />

vol afwisseling.<br />

Figuur 5 – Kuala Lumpur<br />

Deze flatgebouwen in een buitenwijk<br />

van Kuala Lumpur zijn modern, maar<br />

hebben traditionele daken.<br />

Hieruit spreekt de ambitie om waar<br />

mogelijk kenmerken van traditie en<br />

originele cultuur te bewaren in een snel<br />

verstedelijkend landschap. Het is een<br />

combinatie van oud en nieuw: het dorpse<br />

Kampong huis waarin één familie woont<br />

en de condomiumflats die als paddenstoelen<br />

de grond uit schieten.<br />

In dit concept lijken de Kampong huizen<br />

er eerst te zijn geweest, maar dan<br />

wel met de flatgebouwen als basement.<br />

De flats zijn omhooggeschoten en dragen<br />

nu de oorspronkelijke huizen als<br />

dak.<br />

Figuur 6 – vuurtorens in barendrecht<br />

Op deze foto en tekening staan<br />

(inmiddels gerealiseerde)<br />

vuurtorenachtige woningen in<br />

Barendrecht, ten zuiden van<br />

TOPOS / 03 / 2006 37


6 7<br />

Rotterdam.<br />

Goed wonen is hier de eerste ambitie,<br />

maar dat hoeft niet persé te leiden tot<br />

een vuurtorenwoning. Het was dan ook<br />

de ambitie om in het ontwerp van de<br />

woning de specifieke kwaliteiten van de<br />

plek uit te drukken, dat leidde tot dit<br />

concept. Met de vorm van vuurtorens<br />

zou de nabijheid van de zee (op 35 kilometer!),<br />

de geschiedenis van de scheepvaart<br />

(6 vuurtorens op een rij!) en het<br />

waterkarakter van de omgeving (in werkelijkheid<br />

drassige veengrond!) het<br />

beste tot zijn recht komen.<br />

Dit is nu een typisch voorbeeld van een<br />

fopconcept. De herinnering aan de nabijheid<br />

van de zee is in dit geval slechts<br />

een schijnvertoning om de dure woningen<br />

beter verkoopbaar te maken. Het<br />

zijn woningen die van alle moderne<br />

gemakken zijn voorzien, maar die zijn<br />

overgoten met een naar het uiterlijk van<br />

vuurtorens verwijzende saus. Ze zijn veel<br />

te laag, staan te ver van de kust, staan in<br />

een rij van zes en zijn ook helemaal niet<br />

ingericht om adequaat als vuurtoren te<br />

kunnen functioneren. Het concept is<br />

hier dan ook niet ‘vuurtoren’ of ‘verbondenheid<br />

met het water en de zee’,<br />

maar ‘bijzondere, gekke woning die<br />

goed verkoopt’.<br />

Als het tot uitdrukking brengen van de<br />

verbondenheid met het water echt de<br />

ambitie was geweest, hadden de mogelijkheden<br />

voor bijzondere concepten voor<br />

het oprapen gelegen. De woonwijk is<br />

38 TOPOS / 03 / 2006<br />

namelijk gebouwd op een voormalig<br />

moeras wat betekende dat rioleringsputten<br />

die op vrijdag waren gelegd op<br />

maandag al weer tot op onzichtbare<br />

diepte in de bodem waren verdwenen.<br />

In plaats van vuurtorenwoningen vroeg<br />

deze locatie feitelijk om ‘amfibische woningen’<br />

(een concept dat als prijsvraag<br />

is uitgeschreven door Bureau Venhuizen,<br />

voor informatie: www.amfibischwonen.<br />

nl) oftewel woningen die met de drassigheid<br />

van de locatie geen problemen<br />

zouden hebben.<br />

Conceptmachine<br />

Figuur 7 – the making of<br />

Het maken van een ruimtelijk ontwerp<br />

is vooral weggelegd voor professionals.<br />

Natuurlijk zijn er geslaagde experimenten<br />

waarbij bewoners worden uitgenodigd<br />

om mee te ontwerpen. Maar dat<br />

leidt niet per definitie tot goede ruimtelijke<br />

ontwerpen. Over het algemeen geldt<br />

toch dat niet-professionals in bekende<br />

vormgeving denken, terwijl professionals<br />

in staat zijn om nieuwe vormen te<br />

laten ontstaan.<br />

Dat neemt niet weg dat bij het opstellen<br />

van de randvoorwaarden voor het<br />

ontwerp en het ontwikkelen van de<br />

concepten wél iedereen kan worden<br />

betrokken. Om een brede groep belangstellenden<br />

een effectieve rol te laten<br />

spelen bij het ontwikkelen van ruimtelijke<br />

concepten ontwierp Bureau Venhuizen<br />

de spelmethode ‘The making of’.<br />

(Zie figuur 8 – the making of)<br />

Het spel volgt altijd op een fase van inventariseren<br />

waarin in kaart wordt gebracht<br />

wat er speelt en welke verlangens<br />

er leven. Deze informatie wordt door<br />

Bureau Venhuizen vertaald in een matrix.<br />

Hierin staan op de x-as fenomenen<br />

(specificaties van de omgeving) en op<br />

de y-as de ambities (verlangens en wensen<br />

voor een plek of situatie). Het spel<br />

werkt als een conceptmachine, dat wil<br />

zeggen dat de deelnemers zelf de eerder<br />

genoemde hiërarchie in de specificaties<br />

van 7 de ambitie en de omgeving aanbren-<br />

gen. Deelnemers aan het spel krijgen een<br />

opgave voorgelegd die bestaat uit een<br />

ambitie en een fenomeen. Ze moeten<br />

een voorstel doen voor het uitvoeren<br />

van die ambitie waarbij ze gebonden<br />

zijn aan de specifieke eisen van een fenomeen.<br />

Bijvoorbeeld ‘Maak een plan om<br />

de rivieroever geschikt te maken voor<br />

recreatie, maar laat het weidse uitzicht<br />

vanaf de rivierdijk in tact’ of ‘Maak een<br />

ontwerp voor het park dat geld<br />

oplevert in plaats van geld kost’. Door<br />

8<br />

de ambities met verschillende fenomenen<br />

te combineren wordt duidelijk wat<br />

wel of niet werkt of wenselijk is.<br />

Kortom, er worden concepten ontwikkeld<br />

die de ontwerper vervolgens in een<br />

plan kan uitwerken. De setting met<br />

tafels, een speelbord op de vloer, een<br />

spelleider, een visualisator en de strijd<br />

om de eerste plaats maken het tot een<br />

echt spel.<br />

Het spel biedt mogelijkheden om in een<br />

ontspannen sfeer ideeën te ontwikkelen<br />

9<br />

met een hoge realiteitswaarde. De ambi-


ties en fenomenen zetten de deelnemers<br />

op het juiste spoor, zonder hun creativiteit<br />

te beperken. Het spel hoeft geen<br />

kant-en-klare oplossingen op te leveren<br />

en het is ook geen bezwaar als de voorstellen<br />

niet gerealiseerd kunnen worden.<br />

Het doel van het spel is ideeën op te<br />

sporen die in het verdere planproces<br />

van waarde kunnen zijn.<br />

De conceptmachine is inmiddels op<br />

verschillende schaalniveaus toegepast.<br />

Om de ruimtelijke mogelijkheden van<br />

een geplande zandafgraving in Winssen<br />

te onderzoeken, om ingrepen in kaart<br />

te brengen die een menselijke maat<br />

konden toevoegen aan de wijk Marzahn<br />

in Berlijn, bij een open planproces voor<br />

de herinrichting van het Mheenpark in<br />

Apeldoorn en bij het laten zien van de<br />

mogelijkheden voor de Beemsterpolder<br />

om zich te ontwikkelen op basis van de<br />

eigen kwaliteiten.<br />

In Apeldoorn speelden we met de meest<br />

concrete opgave: de herinrichting van<br />

een wijkpark. Na een inventarisatie van<br />

wensen en voorwaarden is de matrix<br />

met ambities en fenomenen opgesteld,<br />

waarmee zo’n vijftig bewoners het spel<br />

speelden. De resultaten uit ‘The making<br />

of ’ zoals een avontuurlijke speelplaats<br />

voor kinderen aan het water, een hondenuitlaatplaats<br />

die ook voor niet-hondenbezitters<br />

iets toevoegt aan het park en<br />

een entrée die deel uit maakt van het<br />

park, zijn verwoord in een ontwerpopgave<br />

aan de ontwerpers. Zij hebben<br />

vervolgens een voorstel gemaakt dat na<br />

akkoord van de bewoners is uitgevoerd.<br />

Figuur 9: waterwijk<br />

In de Beemster was de opgave minder<br />

concreet en veel breder. Hier ging het<br />

om het bedenken van concepten voor<br />

ruimtelijke ontwikkelingen met het<br />

bijzondere karakter van de werelderfgoedpolder<br />

als vertrekpunt.<br />

Deelnemers bogen zich over kwesties als<br />

de mogelijkheden van waterberging voor<br />

recreatie of woningbouw, van energiewinning<br />

voor de uitstraling van het erfgoed<br />

en van vrijkomende bebouwing<br />

op de erven voor de woonvoorzieningen.<br />

Een aantal van de concepten rondom<br />

waterberging en erven is in een<br />

case-studie verder uitgewerkt, zoals een<br />

waterwijk.<br />

In beide voorbeelden is het concept de<br />

verbinder tussen het verlangen en het<br />

plan. In Apeldoorn is dit verlangen via<br />

het concept vrij direct omgezet in een<br />

ontwerp. In de Beemster zijn we nog<br />

aan het studeren op manieren om de<br />

ontwikkelde concepten te verankeren in<br />

de planvorming.<br />

Geen glijmiddel<br />

Bureau Venhuizen ontwikkelt vernieuwende<br />

concepten of zorgt ervoor dat die<br />

concepten ontstaan via bijvoorbeeld<br />

‘The making of’. Het experiment schuilt<br />

daarbij niet enkel in het ontwikkelen<br />

van die concepten, maar vooral in het<br />

aantonen dat deze concepten om te<br />

zetten zijn in een plan. Op welke schaal<br />

8 9<br />

en in welke gedaante ook.<br />

Voor ons is een concept dus geen glijmiddel<br />

voor de woningmarkt of een<br />

marketingterm. Het is ook geen onaf<br />

ontwerp of alleen maar een interessant<br />

idee. Het concept slaat een brug tussen<br />

de ambitie en de wijze waarop die gerealiseerd<br />

kan worden. Het concept<br />

zorgt ervoor dat een verlangen<br />

optimaal kan planvatten.<br />

Verantwoording illustraties:<br />

figuur 1 t/m 6: Hans Venhuizen<br />

figuur 7: Dieuwertje Komen<br />

figuur 8: Martin Leclercq<br />

figuur 9: Patrick Mc Cabe<br />

Summary<br />

The notion of concept is often applied<br />

to a temporary situation or to<br />

something that isn’t final yet. But a<br />

concept is also something in itself. A<br />

concept connects the desire to make<br />

or do something (that is ambition) with<br />

the conditions of the situation in which<br />

the desire must take shape. Thanks to<br />

the concept, the desire can become<br />

design. When you look at the concept<br />

as an autonomous connector, it’s<br />

possible to see, understand and judge<br />

the concept in all sort of situations -<br />

whether a piercingshop, an<br />

amusement park or lighthouse<br />

dwellings. It becomes even possible to<br />

develop concepts with a group of nondesigners.<br />

For that last purpose<br />

Bureau Venhuizen designed the<br />

game-method called ‘The making of’.<br />

TOPOS / 03 / 2006 39


De torens van Ladonia<br />

De strijd tussen wens en werkelijkheid<br />

In juli 2006 hebben de<br />

Wageningse studenten<br />

landschapsarchitectuur en<br />

ruimtelijke planning een<br />

excursie naar Denemarken en<br />

Zweden gemaakt. De excursie,<br />

met bezoeken aan de havens<br />

van Hamburg, Kopenhagen,<br />

Helsingborg, Malmö en Lado-<br />

nia, heeft vele interessante en<br />

leuke voorbeelden opgeleverd<br />

van mensen die hun dromen<br />

en ideeën omzetten in daden<br />

en daarmee prachtige resul-<br />

taten boeken. Zij gebruiken<br />

daarvoor hun kennis, hun<br />

middelen, hun medestanders.<br />

De ervaringen tijdens deze<br />

excursie willen we aangrijpen<br />

om te laten zien dat planning<br />

mensenwerk is en kan worden<br />

gezien als een strijd van<br />

actieve en ambitieuze mensen.<br />

Van mensen die ideeën<br />

omzetten in werkelijkheid.<br />

Raoul Beunen en Jeroen Neuvel<br />

Promovendi leerstoelgroep<br />

Landgebruiksplanning Wageningen<br />

Universiteit<br />

raoul.beunen@wur.nl<br />

jeroen.neuvel@wur.nl<br />

40 TOPOS / 03 / 2006<br />

Ons verhaal begint op Highway nr. 1.<br />

Dit is niet de belangrijkste snelweg van<br />

Zweden of Denemarken, maar de toegangsweg<br />

tot Ladonia. Ladonia is een<br />

klein landje aan de zuidwestkust van<br />

Zweden. Highway nr. 1 is wat velen zullen<br />

beschrijven als een smal pad dat door<br />

het bos slingert en dat de wandelaar na<br />

een steile afdaling aan de kustlijn brengt.<br />

Voor anderen is de weg een symbool<br />

van vrijheid. Klauterend over het stenige<br />

pad komt de wandelaar bij de ingang<br />

van een eerste houten bouwsel dat de<br />

kunstenaar Lars Vilks hier heeft laten<br />

verrijzen. Tegen de steile helling aan<br />

vormen de gladgepolijste takken, die kriskras<br />

door elkaar heen aan elkaar geslagen<br />

zijn met dikke spijkers, een houten<br />

tunnel die vanuit het bos afdaalt naar<br />

de kust. Vanuit deze tunnel is het mogelijk<br />

een eerste blik te werpen op de<br />

andere bouwsels die hier zijn neergezet.<br />

Een aantal houten torens die op vergelijkbare<br />

wijze zijn gebouwd en een<br />

stenen kunstwerk. Het lijkt er wel op<br />

alsof op deze plek een jongensdroom<br />

om hutten te bouwen met tunnels en<br />

uitkijktorens, is verwezenlijkt. Terwijl<br />

de artiest Lars Vilks een groep van zo’n<br />

dertig Wageningse Landschapsarchitecten<br />

en Planners rondleidt door zijn<br />

levenswerk, wordt hij bewonderend<br />

door drommen andere (voornamelijk<br />

Zweedse) toeristen aangekeken. Wanneer<br />

hij voorbij is stoten ze elkaar voorzichtig<br />

aan. Is dat niet die kunstenaar?<br />

Hoe anders was dit 25 jaar geleden toen<br />

na twee jaar werken zijn eerste gebouw<br />

van aangespoeld hout (dat hij Nimis,<br />

Latijn voor te veel, heeft genoemd) werd<br />

ontdekt door de autoriteiten. Zij waren<br />

aanzienlijk minder enthousiast over het<br />

bouwwerk, dan de toeristen nu. Het<br />

bouwwerk is gebouwd in een beschermd<br />

natuurgebied en zonder vergunning.<br />

Vilks wordt dan ook gesommeerd het<br />

bouwwerk te verwijderen, een beslissing<br />

die in 1983 ook door de hoogste<br />

Zweedse rechtbank wordt erkend.<br />

In plaats van het verwijderen van het<br />

kunstwerk, verkoopt Vilks het kunst-<br />

werk aan een Duitse kunstenaar waardoor<br />

het gebouw blijft staan en Vilks<br />

wordt vrijgesproken van verdere vervolging.<br />

Vilks bouwt ondertussen verder aan een<br />

tweede kunstwerk. Ditmaal van steen<br />

en beton: Arx (Latijn voor vesting), een<br />

ruim 300 pagina’s tellend boek. Evenals<br />

Nimis leidt ook dit bouwwerk tot een<br />

rechtzaak. De hoogste Zweedse rechtbank<br />

besluit in 1995 Vilks een geldboete<br />

op te leggen voor het bouwen van Arx.<br />

Om dit te financieren verkoopt Vilks<br />

de verschillende pagina’s van het boek<br />

aan ruim 300 verschillende eigenaren,<br />

waardoor Vilks de boete kan betalen en<br />

bovendien niet langer de eigenaar meer<br />

is van Arx en daar ook niet meer voor<br />

vervolgd kan worden. In 1996 roept<br />

Vilks de plek waarop zijn torens zijn<br />

gebouwd uit tot een vrijstaat: Ladonia.<br />

Het spel tussen de Zweedse kunstenaar<br />

en de Zweedse overheid eindigt niet<br />

met deze gebeurtenis, maar duurt nog<br />

steeds voort 1 .<br />

Het verhaal van Lars Vilks, zijn kunstwerken<br />

en de staat Ladonia bevat vele<br />

aspecten die voor planners interessant<br />

zijn. Het begint met de vraag welke<br />

functie een bepaald gebied moet vervullen;<br />

natuur, recreatie, kunst? Hierover<br />

zijn vele meningen. Veel ruimtelijke<br />

planningsprocessen zijn te kenmerken<br />

als een al dan niet bedekte strijd over<br />

(visies over) de toekomstige inrichting<br />

van de ruimte waarbij verschillende<br />

ideeën, ambities, belangen, waarden,<br />

normen, overtuigingen etc. een rol<br />

spelen.<br />

Lars Vilks weet dit spel uitstekend te<br />

spelen, met als resultaat dat zijn houten<br />

torens nog fier overeind staan. Deze<br />

strijd, die we als een planningsproces<br />

kunnen karakteriseren, is een interessant<br />

onderwerp van studie. Vragen die<br />

opkomen zijn bijvoorbeeld: welke tactieken<br />

gebruiken de verschillende actoren,<br />

hoe gebruiken ze regels en hoe<br />

omzeilen ze deze? Een ander interessant<br />

aspect van deze strijd vanuit sociaal-


wetenschappelijk oogpunt, is dat geen<br />

enkele visie objectief als beste visie vast<br />

te stellen is. Percepties van problemen<br />

kunnen verschillen en er is vaak meer<br />

dan één oplossing voor die problemen<br />

voor handen. De vraag die hierbij<br />

opkomt is: wat maakt dat een bepaalde<br />

visie uiteindelijk wordt gekozen, terwijl<br />

andere visies worden genegeerd of<br />

verworpen?<br />

In het geval van Ladonia is deze strategische<br />

strijd om de ruimte heel goed<br />

zichtbaar. De partijen en hun verschillende<br />

visies zijn herkenbaar. Ditzelfde<br />

geldt voor de strategische strijd die ze<br />

voeren. Voorbeelden van het strategisch<br />

handelen zijn de rechtzaken die worden<br />

gestart, het uithalen van handige trucs<br />

zoals het verkopen van kunstwerken,<br />

maar ook het rondleiden van toeristen<br />

om op die manier een grote schare medestanders<br />

te verwerven, waardoor het<br />

voor de autoriteiten lastiger wordt om<br />

iets tegen de kunstwerken te ondernemen,<br />

vormt een belangrijke strategie.<br />

Lars Vilks weet veel zaken in zijn eigen<br />

voordeel te draaien, of zoals hij het<br />

zelf zegt: “Everything has a positive<br />

side”.<br />

Het strategische spel om de inrichting<br />

van de ruimte is niet alleen terug te<br />

vinden in de vrijstaat Ladonia. Een<br />

dergelijke strategische strijd is er ook<br />

geweest bij alle andere projecten die we<br />

bezichtigd hebben. Ook hier hebben<br />

verschillende partijen, met verschillende<br />

belangen en visies, strijd geleverd over<br />

wat er moest gebeuren met de ruimte.<br />

Het voorlopige resultaat hiervan hebben<br />

we bewonderd, maar zeer waarschijnlijk<br />

gaat deze strijd nog steeds door.<br />

Trek bijvoorbeeld eens een parallel met<br />

de toren zo’n honderd kilometer verderop<br />

in Malmö. De Turning Torso, zoals<br />

deze toren is genoemd, rijst met 190<br />

meter een heel eind boven de stad uit.<br />

Het idee van deze toren is ook van een<br />

kunstenaar, Santiago Calatrava, een<br />

Spaanse architect. De toren maakt deel<br />

TOPOS / 03 / 2006 41


42 TOPOS / 03 / 2006<br />

uit van een grootschalig project gericht<br />

op de herontwikkeling van de haven van<br />

Malmö. Velen vinden de nieuwe wijk<br />

met kantoren en woningen prachtig en<br />

menig planner en (landschaps-) architect<br />

vergaapt zich bij de ‘Turning Torso’,<br />

een symbool voor de ontwikkeling van<br />

Malmö. Anderen zijn kritischer en vinden<br />

dat het geld beter besteed had kunnen<br />

worden aan andere projecten in de<br />

stad. Een voorbeeld daarvan zijn de<br />

studenten die t-shirts verkopen met de<br />

tekst “Fucking Torso” waarop de toren<br />

wordt afgebeeld als een opgestoken<br />

middelvinger. Een van de kritieken die<br />

wordt geuit is dat de wijk voornamelijk<br />

ontwikkeld is voor de bovenste laag van<br />

de bevolking 2 . Om de hoge werkloosheid<br />

in Malmö aan te pakken (in de<br />

jaren ‘60 en ‘70 van de twintigste eeuw<br />

zijn de textielindustrie en de scheepsbouwindustrie<br />

grotendeels uit Malmö<br />

verdwenen) zijn plannen gesmeed om<br />

nieuwe bedrijven aan te trekken. Men<br />

besloot zich niet langer op de zware<br />

industrie te richten, maar besloot om<br />

Malmö te transformeren tot kennisstad<br />

en zich te richten op het aantrekken<br />

van ‘hoog-waardige dienstverlening’.<br />

Een aantrekkelijke woonomgeving voor<br />

het hoogopgeleide personeel wordt<br />

als een belangrijke voorwaarde gezien<br />

om deze nieuwe, kennisintensieve<br />

bedrijven aan te trekken.<br />

Het resultaat is dat het havengebied is<br />

ontwikkeld tot een gebied waar veel<br />

hoogopgeleiden zich hebben gevestigd.<br />

Daarnaast heeft ook de Universiteit van<br />

Malmö (gesticht in 1998 met inmiddels<br />

21.000 studenten!) een plek gekregen in<br />

het nieuwe havengebied. Om de nieuwe<br />

stroom studenten te huisvesten zijn diverse<br />

woningen voor studenten gebouwd<br />

in het nieuwe havengebied.<br />

Het project kent ook een schaduwkant.<br />

Voor de lager opgeleiden en immigranten<br />

(40% van de bevolking in Malmö is<br />

niet in Zweden geboren, maar komt uit<br />

landen als voormalig Joegoslavië, Oost-<br />

Afrika, Iran of Irak) zijn de huizenprijzen<br />

zo hoog dat zij in de nieuwe wijk<br />

geen betaalbare woning kunnen vinden.<br />

Critici van het havenproject pleiten er<br />

daarom voor om meer in de wijken van<br />

de armere bevolking te investeren in<br />

plaats van zich blind te staren op wijken<br />

exclusief voor hoogopgeleiden.<br />

Een zelfde kritische noot kan gemaakt<br />

worden voor de ontwikkelingen aan de<br />

overkant van de Øresund, de zeestraat<br />

tussen Denemarken en Zweden. In<br />

Kopenhagen, van waaruit de Turning<br />

Torso in Malmö zichtbaar is, is men<br />

niet minder ambitieus geweest. Ook<br />

daar wordt hard gewerkt aan de herontwikkeling<br />

van het oude havengebied<br />

en de oude marinebasis. Cultuurhistorie<br />

heeft een belangrijke plek gekregen in<br />

het ontwerp van de nieuwe wijk.<br />

Bestaande gebouwen zijn zoveel mogelijk<br />

gehandhaafd en getransformeerd<br />

tot exclusieve woon- of werklocaties.<br />

Zo zijn een torpedobootloods en vliegtuighangar<br />

omgebouwd tot woningbouwlocatie<br />

en kantoorruimte. Het<br />

handhaven en transformeren van de<br />

bestaande gebouwen is wel duurder dan<br />

sloop en nieuwbouw. Mede hierdoor<br />

zijn de exclusieve locaties (zowel huur<br />

als koop) onbetaalbaar voor mensen<br />

met een laag inkomen.<br />

Aan de herontwikkeling van beide<br />

havengebieden is net als bij de realisatie<br />

van Ladonia een heel proces vooraf<br />

gegaan 3 . Een proces waarin (zij het<br />

misschien minder zichtbaar en duidelijk<br />

dan in Ladonia) voor- en tegenstanders<br />

elkaar bestreden hebben. De winnaars<br />

zijn inmiddels bekend, maar de critici<br />

zijn er nog steeds. En wanneer je je niet<br />

verliest in de schoonheid van de architectuur<br />

is ook hier planning als strijd<br />

zichtbaar.<br />

De Deen Bent Flyvberg (1998) heeft<br />

een boek geschreven waarin hij de strijd<br />

over het al dan niet autovrij maken van<br />

het centrum van de stad Aalborg tot in<br />

detail behandeld 4 . Hij laat hierin ook<br />

zien hoe verschillende partijen strategisch<br />

handelen om zo het gebruik van<br />

de ruimte volgens eigen visie te


ealiseren. Een dergelijk boek kan ook<br />

over de torens in Ladonia of de haven<br />

in Kopenhagen of Malmö geschreven<br />

worden. Een dergelijk boek kan over<br />

elk ruimtelijk plan of project worden<br />

geschreven. De ene keer, zoals in Aalborg<br />

of Ladonia, zal dat een spannend<br />

verhaal zijn, vol met intriges, de andere<br />

keer zal het verhaal wat saaier zijn.<br />

Kern van al deze verhalen is echter dat<br />

het planningsproces een strijd is tussen<br />

verschillende partijen. Een strijd waarin<br />

kennis, regels, communicatie, geld, et<br />

cetera strategisch worden ingezet. Een<br />

volgende vraag die we na deze beschrijvingen<br />

kunnen stellen is: wat betekent<br />

deze karakterisering van planning als<br />

strijd nu voor planners en architecten?<br />

Ten eerste kan gesteld worden dat<br />

planning als strijd niet per definitie als<br />

negatief opgevat dient te worden.<br />

Natuurlijk zijn we geneigd om te kijken<br />

naar de verliezers van het machtsspel<br />

en sympathie te voelen voor de kunstenaar<br />

die wordt tegengewerkt of de<br />

mensen met lage inkomens in Malmö<br />

of Kopenhagen. Het bewustzijn van<br />

deze onderdrukte belangen (bijvoorbeeld<br />

door een gebrek aan organiserend<br />

vermogen) kan de planner mogelijkheden<br />

bieden om deze belangen weer in<br />

het keuzeproces te betrekken. Maar het<br />

machtsspel heeft ook positieve kanten.<br />

Naast verliezers kent een strijd namelijk<br />

ook winnaars. Planning als strijd kan<br />

ook positief opgevat worden. Het biedt<br />

mensen met ambitie de mogelijkheid<br />

om dankzij het planningssysteem (zoals<br />

in Malmö of Kopenhagen) of ondanks<br />

het planningssysteem (zoals in Ladonia)<br />

dromen en ambities over de toekomstige<br />

ruimtelijke inrichting te verwezenlijken.<br />

De strijd in het planningsproces is daarom<br />

niet alleen een onderdrukkende<br />

kracht, maar ook een vormende kracht 5 .<br />

Een tweede punt dat deze manier van<br />

kijken naar voren heeft gebracht is dat<br />

er zelden maar één probleemdefinitie<br />

of oplossing mogelijk is. Planning is<br />

niet vaak een strijd om één, maar om<br />

meerdere visies. Er is altijd wat te kiezen<br />

en er is niet, zoals sommige mensen<br />

je wellicht willen voordoen een objectief<br />

beste keuze 6 . Hoe de wereld eruit<br />

moet komen te zien, wat het beste plan<br />

is, of wie er mag meebeslissen over dit<br />

plan kan niet objectief of wetenschappelijk<br />

worden bepaald. Subjectieve<br />

waarden, normen en overtuigingen<br />

spelen hierbij een rol. Doordat verschillende<br />

partijen vanuit verschillende referentiekaders<br />

planningsproblemen en<br />

oplossingen beoordelen is het onwaarschijnlijk<br />

dat zij allen tot dezelfde weloverwogen<br />

keuze zullen komen. Er zijn<br />

veel perspectieven op de werkelijkheid<br />

en nog meer ideeën over de toekomst.<br />

Voor planners in onderzoek en praktijk<br />

is het van belang om inzicht te krijgen<br />

in dit strategische spel en hoe het gespeeld<br />

wordt. Het helpt ons kritisch te<br />

zijn tegenover visies en plannen, het<br />

helpt ons om onderdrukte belangen te<br />

lokaliseren en waar gewenst een plek in<br />

het planningsproces te geven of het<br />

helpt ons bij het spelen van het spel om<br />

bepaalde ambities en dromen te verwezenlijken.<br />

Het helpt ons om maatschappelijke<br />

discussies te starten over de<br />

uitkomsten van planningsprocessen en<br />

kan ons helpen planningsprocessen<br />

transparanter te maken. Op deze<br />

manieren kan de beschreven manier<br />

van kijken (planning als strijd) planners<br />

in onderzoek en praktijk helpen een<br />

bijdrage leveren in de strijd tussen wens<br />

en werkelijkheid.<br />

Noten<br />

1 Op de internetsite http://www.ladonia.net/<br />

docs/history.html wordt de geschiedenis van<br />

Ladonia uitvoerig beschreven. Hier kun je je<br />

trouwens ook inschrijven als staatsburgers van<br />

deze vrijstaat.<br />

2 Meer informatie over de voor- en tegenstanders<br />

van de Turning Torso is te vinden in een artikel<br />

in the Guaridan: http://arts.guardian.co.uk/<br />

features/story/0,11710,1558344,00.html.<br />

3 Richardson en Jensen beschrijven in hun boek<br />

een case studie naar de rol van Europees beleid<br />

bij de ontwikkelingen in de Øresund regio. Zij<br />

geven daarin een kritische beschouwing van de<br />

power-rationalities die in dit proces een rol<br />

hebben gespeeld. Jensen, O.B. en Richardson, T.,<br />

2004. Making European Space. Mobility, power<br />

and territorial identity. Routledge, London.<br />

4 - Flyvbjerg, B., 1998. Rationality & Power. The<br />

University of Chicago Press, Chicago.<br />

5 Foucault is wellicht de meest bekende schrijver<br />

die over repressive en oppressieve power heeft<br />

geschreven; zie Foucault, M., M. Bertani 2003.<br />

Society Must be Defended: Lectures at the<br />

College de France, 1975-76. Picador, New York.<br />

Of Lambrechts, M. 1982. Michel Foucault<br />

Excerpten & Kritieken. Sun, Nijmegen.<br />

6 Fischer geeft een uitvoerige en kritische<br />

beschouwing van de onderzoeksvelden die zich<br />

bezig houden met beleidsanalyses: Fischer, F.,<br />

2003. Reframing Public Policy. Discursive Politics<br />

and Deliberative Practices. Oxford University<br />

Press, New York.<br />

Summary<br />

In July 2006 a group of students in<br />

landscape architecture and spatial<br />

planning at Wageningen University<br />

made an excursion to Denmark and<br />

Sweden. The harbours of Hamburg,<br />

Copenhagen, Helsinborg, and Malmö,<br />

and the tiny country of Ladonia were<br />

visited during this trip. The inspiration<br />

the writers got from all these projects<br />

was used to write this article about<br />

people who follow their dreams in<br />

order to create something. The article<br />

presents planning as a continuous<br />

struggle between people with different<br />

ideas. More insight in this struggle can<br />

help us to be more critical towards the<br />

processes and outcomes of planning<br />

practices.<br />

TOPOS / 03 / 2006 43


Karakteristieke processen van ontwikkelinsplanologie<br />

Interactie en macht in theorie en praktijk<br />

De Wetenschappelijke Raad<br />

voor het Regeringsbeleid<br />

heeft in 1998 met het rapport<br />

‘Ruimtelijke Ontwikkelings-<br />

politiek’ een aanzet gegeven<br />

tot het concept ontwik-<br />

kelingsplanologie. In deze<br />

afstudeerscriptie is onderzoek<br />

gedaan naar karakteristieke<br />

processen van ontwikkelings-<br />

planologie. Om hiertoe te<br />

komen is eerst de opkomst<br />

van ontwikkelingsplanologie<br />

in Nederland onderzocht.<br />

Vervolgens is een aantal<br />

karakteristieken van ontwik-<br />

kelingsplanologie benoemd<br />

en zijn twee karakteristieken<br />

uitgewerkt. Deze twee<br />

karakteristieken, interactie en<br />

macht, zijn vervolgens<br />

toegepast in de praktijk.<br />

Joline Santen<br />

Afgestudeerd student Landgebruiksplanning<br />

joline@santenonline.nl<br />

44 TOPOS / 03 / 2006<br />

Introductie<br />

In dit afstudeervak is eerst de geschiedenis<br />

van de ruimtelijke ordening vanaf<br />

1960 behandeld, waarin drie typen planologie<br />

te onderscheiden zijn: blauwdrukplanning,<br />

procesplanning en omgevingsplanning.<br />

Onder andere naar aanleiding<br />

van discussies over omgevingsplanning<br />

heeft de Wetenschappelijke Raad voor<br />

het Regeringsbeleid in 1998 het rapport<br />

Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek geschreven.<br />

Het begrip Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek<br />

werd al snel ontwikkelingsplanologie<br />

of gebiedsgericht werken<br />

(Ministerie van VROM, 2003).<br />

Het is duidelijk dat ontwikkelingsplanologie,<br />

weliswaar in verschillende vormen,<br />

al vanaf 1998 wordt gebruikt. De vraag<br />

die al jaren speelt is echter wat ontwikkelingsplanologie<br />

is en welke processen<br />

karakteristiek zijn voor dit ‘nieuwe’ concept.<br />

Deze vragen zijn in dit afstudeervak<br />

onderzocht.<br />

Uit een analyse van vijf rapporten over<br />

ontwikkelingsplanologie bleek dat met<br />

name interactief, gebiedsgericht, toekomstgericht<br />

en uitvoeringsgericht<br />

werken als karakteristieke processen van<br />

ontwikkelingsplanologie beschouwd<br />

worden. Met interactief werken wordt<br />

het integraal samenwerken met private<br />

partijen en maatschappelijke organisaties<br />

bedoeld. Gebiedsgericht werken betekent<br />

dat er rekening gehouden wordt<br />

met de regionale kenmerken van een<br />

gebied en dat er maatwerk plaatsvindt.<br />

Toekomstgericht werken wil zeggen dat<br />

open en verenigde planconcepten<br />

gebruikt worden, waarbij de toekomst<br />

in zekere mate flexibel is.<br />

Uitvoeringsgericht werken betekent dat<br />

de planvorming gekoppeld wordt aan<br />

de financiering. Tijdens de planvormingsfase<br />

wordt al rekening gehouden met<br />

de uitvoeringsmogelijkheden.<br />

De vier genoemde karakteristieke processen<br />

worden over het algemeen als<br />

karakteristieke processen van ontwikkelingsplanologie<br />

gezien. Maar wat houden<br />

deze karakteristieke processen in de<br />

praktijk in en wat maakt ontwikkelingsplanologie<br />

nieuw als deze processen al<br />

bestonden?<br />

Karakteristieken<br />

Niet het interactief, gebiedsgericht, uitvoeringsgericht<br />

en toekomstgericht<br />

werken is nieuw aan ontwikkelingsplanologie,<br />

maar het schaalniveau waarop deze<br />

karakteristieken worden toegepast en<br />

de combinatie van karakteristieken.<br />

Op basis van theorieën van Habermas<br />

(in: Healey, 1997), Healey (1997) en<br />

Forester (2000) is interactief werken in<br />

het theoretisch kader uitgewerkt.<br />

Interactie is de basis van ontwikkelingsplanologie.<br />

Zonder interactie tussen<br />

verschillende beleidsvelden, maar ook<br />

tussen overheid, maatschappij en private<br />

partijen kan ontwikkelingsplanologie<br />

niet ontstaan. Doordat interactie een hele<br />

belangrijke karakteristiek is van ontwikkelingsplanologie<br />

en doordat interactie<br />

tussen veel verschillende partijen met<br />

diverse achtergronden, kennis en belangen<br />

plaatsvindt, is macht een karakteristiek<br />

die niet achterwege gelaten kan<br />

worden vanwege de vele koppelingen<br />

met interactie bij de toepassing van<br />

ontwikkelingsplanologie. Met de theorie<br />

van Habermas, communicatieve rationaliteit,<br />

wordt een relatie gelegd tussen<br />

interactie en macht (in: Healey, 1997).<br />

In deze theorie stelt Habermas onder<br />

andere dat alle actoren de kans moeten<br />

krijgen om hun standpunt te verdedigen,<br />

begrip tegenover elkaar moeten tonen<br />

en open kaart moeten spelen.<br />

Daarnaast moeten bestaande machtsverschillen<br />

zoveel mogelijk geneutraliseerd<br />

worden zodat macht zo min mogelijk<br />

invloed heeft op het bereiken van<br />

consensus.<br />

Om ontwikkelingsplanologie in de<br />

praktijk te analyseren is ervoor gekozen<br />

de twee karakteristieken interactie en<br />

macht te operationaliseren. Beide karakteristieken<br />

zijn onderverdeeld in drie<br />

subkenmerken.<br />

Interactie<br />

Volgens de communicatieve rationaliteitstheorie<br />

van Habermas (in: Healey, 1997)<br />

en volgens Healey (1997), Forester


(2000) en Hajer & Wagenaar (2003) is<br />

het van belang om alle actoren te betrekken<br />

bij een project waarbij ontwikkelingsplanologie<br />

wordt toegepast. Hierdoor<br />

kunnen belangen worden gedeeld en<br />

conflicten worden uitgesproken. Op<br />

deze manier kan een gemeenschappelijk<br />

gedragen inzicht worden gecreëerd.<br />

Volgens het machtsmodel van Innes en<br />

Booher (2000) zijn het ontstaan van<br />

netwerk(en) van nieuwe actoren en het<br />

creëren van afhankelijkheid van belang.<br />

Het ontstaan van een nieuw netwerk<br />

van alle betrokkenen is van belang om<br />

een gemeenschappelijke basis te creëren.<br />

Op het moment dat er een nieuw netwerk<br />

is ontstaan van alle betrokkenen<br />

zijn alle (tegenstrijdige) belangen en<br />

eventuele conflicten op tafel gelegd.<br />

Nadat er een nieuw netwerk is ontstaan,<br />

kan gesproken worden over de afhankelijkheid<br />

van partijen onderling. Daarbij<br />

kunnen afspraken gemaakt worden over<br />

samenwerking tussen partijen, waardoor<br />

het risico voor de ontwikkeling van het<br />

gebied door alle partijen gedragen<br />

wordt.<br />

Het laatste subkenmerk van interactie is<br />

de interactie tussen actor en structuur.<br />

Hiervoor is de structuratietheorie van<br />

Giddens gebruikt (in: Healey, 1997). Het<br />

gaat erom dat een actor bewust invloed<br />

uitoefent op de structuur, ofwel dat een<br />

individu bewust invloed uitoefent op de<br />

maatschappij, zijn omgeving. Een actor<br />

kan door invloed uit te oefenen in elke<br />

fase van het project het eindresultaat van<br />

het project beïnvloeden. Idealiter, als er<br />

sprake is van een transparant proces, zal<br />

een actor niet zonder overleg met andere<br />

actoren het project bewust beïnvloeden.<br />

Ook het hele netwerk kan bewust invloed<br />

uitoefenen op het project, waardoor het<br />

hele netwerk en de afhankelijkheid<br />

sterker wordt.<br />

Macht<br />

Een subkenmerk van interactie is dat er<br />

een nieuw netwerk of meerdere nieuwe<br />

netwerken ontstaan. Elke actor is zich<br />

weliswaar bewust van de afhankelijkheid<br />

ten opzichte van andere actoren, maar<br />

heeft zijn eigen rol omdat het zijn belangen<br />

vanuit de eigen achtergrond vertegenwoordigt<br />

(Burie, 1982). Het is zaak om<br />

deze verschillende belangen, die tegenstrijdig<br />

kunnen zijn, boven tafel te<br />

krijgen.<br />

Er kan onderscheid gemaakt worden<br />

tussen twee type actoren: stakeholders<br />

en shareholders. Stakeholders worden<br />

gezien als gebruikers van het gebied.<br />

Shareholders zijn meer dan gebruikers<br />

alleen en hebben een financieel belang<br />

in het project. Doordat shareholders<br />

een financieel belang hebben in het<br />

project is het vaak zo dat shareholders<br />

dezelfde belangen vertegenwoordigen,<br />

ook al kan er tussen shareholders onderling<br />

concurrentie plaatsvinden.<br />

Een tweede subkenmerk van macht is<br />

transparant handelen. Doordat er bij<br />

ontwikkelingsplanologie veel uiteenlopende<br />

partijen met verschillende<br />

achtergronden bij een project betrokken<br />

worden en iedereen zijn eigen belang<br />

heeft, is het voor het vertrouwen en de<br />

afhankelijkheid goed als actoren zo veel<br />

mogelijk transparant handelen.<br />

Transparant handelen helpt bij het versterken<br />

van het netwerk en de onderlinge<br />

afhankelijkheid.<br />

Het derde subkenmerk zijn machtsbronnen.<br />

Elke actor heeft toegang tot bepaalde<br />

bronnen om macht uit te oefenen<br />

op het project, andere actoren of randvoorwaarden.<br />

Een sterk netwerk en<br />

onderlinge afhankelijkheid is van belang<br />

om ervoor te zorgen dat niet elke actor<br />

zijn eigen machtsbronnen inzet. Als elke<br />

actor duidelijk zijn beschikbare machtsbronnen<br />

communiceert kunnen de<br />

machtsbronnen van een individuele<br />

actor het hele netwerk ten goede komen.<br />

Burie (1982) heeft een vijftal machtsbronnen<br />

benoemd. De eerste is benodigdheden,<br />

waaronder immateriële en<br />

materiele zaken als grond of financiële<br />

middelen vallen. Probleemoplossingen<br />

(technisch, juridisch of financieel) zijn<br />

de tweede bron. Informatie over het<br />

project, randvoorwaarden of betrokkenen<br />

is de derde machtsbron. De vierde<br />

machtsbron is de relatie met andere<br />

actoren, die positief (bondgenootschap)<br />

of negatief (vijand) kan zijn. De laatste<br />

bron is identiteit. Een actor kan door<br />

zijn goede of juist slechte optreden in<br />

bijvoorbeeld een ander project een<br />

bepaalde identiteit hebben. Het is van<br />

belang dit te signaleren om transparant<br />

te kunnen handelen.<br />

Toepassing karakteristieken<br />

Ligging<br />

Eén van de voorbeeldprojecten voor<br />

ontwikkelingsplanologie uit de Nota<br />

Ruimte is de Bloemendalerpolder /<br />

KNSF-terrein tussen Muiden en Weesp.<br />

Tussen Muiden en Weesp liggen de<br />

Bloemendalerpolder en de Gemeenschapspolder.<br />

Ten noorden van de A1<br />

en ten westen van Muiden ligt het KNSF<br />

terrein. KNSF staat voor Koninklijke<br />

Nederlandse Springstoffenfabriek. Dit<br />

terrein is in de 18 e eeuw ontstaan toen<br />

de kruitfabriek gebouwd werd. Nu is<br />

het KNSF-terrein in eigendom van<br />

KNSF Vastgoed, één van de private<br />

partijen betrokken bij het project. De<br />

Bloemendalerpolder is grotendeels in<br />

handen van drie projectontwikkelaars.<br />

De Gemeenschapspolder is voor het<br />

grootste gedeelte in handen van het<br />

Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL).<br />

Project<br />

Na de zware explosie van een vuurwerkfabriek<br />

in een woonwijk in Enschede<br />

(13 mei 2000) is een discussie begonnen<br />

over de sluiting van kruitfabrieken<br />

nabij woonwijken. Ook het KNSFterrein<br />

in Muiden kwam zo ter discussie<br />

te staan. Daarnaast was de Bloemendalerpolder<br />

in het Streekplan Noord-<br />

Holland Zuid (2003) genoemd als<br />

mogelijke locatie voor woningbouwontwikkeling.<br />

Aangezien publieke partijen<br />

het niet eens leken te worden is begin<br />

2005 besloten twee sporen te volgen,<br />

een creatief en een formeel spoor. In<br />

het formele spoor werd de nadruk<br />

gelegd op procedures als streekplanuitwerking<br />

en bestemmingsplannen. In het<br />

creatieve spoor werd besloten een zogenaamd<br />

Ontwerpatelier in te stellen,<br />

TOPOS / 03 / 2006 45


waarin ontwerpers van gemeenten en<br />

provincie in het gebied gezamenlijk<br />

werkten aan een toekomstvisie. Hierbij<br />

zijn ook de private partijen zijdelings<br />

betrokken. Maatschappelijke organisaties<br />

en burgers hebben tijdens dit Ontwerpatelier<br />

eveneens de kans gehad hun<br />

kennis en mening over het gebied en<br />

het ontwerp te delen met de ontwerpers.<br />

Interactie<br />

Namens de publieke partijen zijn de<br />

gemeenten Muiden en Weesp bij het<br />

project betrokken, evenals het Hoogheemraadschap<br />

Amstel, Gooi en Vecht.<br />

De ministeries van Verkeer en Waterstaat<br />

(V&W), Landbouw, Natuur en<br />

Voedselkwaliteit (LNV) en Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Ordening en<br />

Milieubeheer (VROM) zijn betrokken<br />

bij het project, maar minder actief dan<br />

gemeenten en waterschap. De provincie<br />

Noord-Holland is trekker van het project.<br />

Geconcludeerd kan worden dat de publieke<br />

partijen goed vertegenwoordigd<br />

zijn in het project. Private partijen zijn<br />

ook actief betrokken bij het project.<br />

Alle grote grondeigenaren, KNSF Vastgoed,<br />

Van Erk / Rehorst Bouw, Van<br />

Wijnen / Blauwhoed en AM Wonen /<br />

IJmere zijn als shareholders betrokken<br />

bij het project. Door het Ontwerpatelier<br />

is de betrokkenheid van burgers<br />

en maatschappelijke organisaties<br />

gewaarborgd.<br />

Na een moeizame start van de samenwerking<br />

tussen publieke partijen onderling<br />

en private partijen met publieke<br />

partijen is bij het Ontwerpatelier een<br />

nieuw netwerk ontstaan van publieke<br />

partijen. Ook de vier private partijen<br />

vormen een netwerk. Een publiekprivate<br />

samenwerkingsovereenkomst is<br />

nog niet getekend, maar staat wel op de<br />

agenda, waardoor een derde netwerk<br />

zal ontstaan. Met dit netwerk tonen alle<br />

partijen afhankelijkheid ten opzichte<br />

van elkaar.<br />

Een voorbeeld van interactie tussen actor<br />

en structuur is de invloed van de wethouder<br />

van Weesp op de negatieve instelling<br />

van de gemeenteraad van Weesp.<br />

46 TOPOS / 03 / 2006<br />

De wethouder heeft de gemeenteraad<br />

doen inzien dat het beter is positief<br />

mee te werken aan dit project dan een<br />

negatieve houding te tonen, aangezien<br />

het project uiteindelijk toch wel<br />

doorgang zou vinden.<br />

Macht<br />

Door het Ontwerpatelier is invulling<br />

gegeven aan transparant handelen.<br />

Doordat het Ontwerpatelier in het<br />

oude postkantoor in Muiden zat was<br />

het voor private partijen, maatschappelijke<br />

organisaties en burgers mogelijk hun<br />

mening te geven over de ontwikkelingen<br />

in de Bloemendalerpolder en op het<br />

KNSF-terrein.<br />

Voor tegenstrijdige belangen en conflicten<br />

en een juridische probleemoplossing<br />

(een machtsbron) is het niet verlenen<br />

van een kapvergunning een goed voorbeeld.<br />

KNSF Vastgoed vroeg bij de<br />

gemeente Muiden een kapvergunning<br />

aan om een gedeelte van het bos op het<br />

KNSF-terrein te mogen kappen. De<br />

gemeente Muiden heeft deze aanvraag<br />

de maximale termijn laten liggen en<br />

uiteindelijk niet gehonoreerd. KNSF<br />

Vastgoed is vervolgens naar de rechter<br />

gestapt. De rechter werd dus de<br />

probleemoplossing van het conflict.<br />

Conclusies<br />

Ontwikkelingsplanologie is geen nieuw<br />

concept, maar een combinatie van concepten<br />

die al bestonden. De combinatie<br />

van oude concepten en het regionale<br />

schaalniveau maakt ontwikkelingsplanologie<br />

een nieuw concept.<br />

Karakteristieke processen van dit nieuwe<br />

concept zijn onder andere interactie en<br />

macht. Deze karakteristieke processen<br />

zullen ook in de toekomst bij toepassing<br />

van ontwikkelingsplanologie van<br />

belang zijn, aangezien interactie en macht<br />

de kern van het concept ontwikkelingsplanologie<br />

zijn. In de toekomst kan<br />

blijken dat deze karakteristieke<br />

processen andere subkenmerken hebben<br />

of dat er meerdere karakteristieke processen<br />

van ontwikkelingsplanologie zijn.<br />

Literatuur<br />

- Burie (1982) Het machtsspel van mensen: over<br />

organisaties en hoe die met elkaar omgaan. Deventer:<br />

Van Loghum Slaterus.<br />

- Forester, J. (2000) The Deliberative Practcioner:<br />

Encouraging Participatory Planning Processes.<br />

Massachusetts: MIT Press.<br />

- Hajer, M. & Wagenaar, H. (2003) Deliberative<br />

Policy Analysis. Understanding Governance in the<br />

Network Society. Cambridge: Cambridge University<br />

Press<br />

- Healey, P. (1997) Collaborative Planning. Shaping<br />

Places in Fragmented Societies. London: Macmillan.<br />

- Innes, J. & Booher, D. (2000) ‘Planning<br />

Institutions in the Network Society: Theory for<br />

Collaborative Planning’ in: The Revival of Strategic<br />

Planning, Salet, W. & Faludi, A. (eds). Amsterdam:<br />

Koninklijke Akademie van Wetenschappen, pp.<br />

175-189.<br />

- Ministeries VROM, LNV, V&W, EZ (2004)<br />

Nota Ruimte. Ruimte voor ontwikkeling. Den Haag:<br />

VROM<br />

- Provincie Noord-Holland (2003) Streekplan<br />

Noord-Holland Zuid. Haarlem: Provincie Noord-<br />

Holland.<br />

- VROM (2003) Van hindermacht naar<br />

ontwikkelkracht ? Eindrapportage van de projectgroep<br />

ontwikkelingsplanologie. Den Haag: VROM.<br />

Summary<br />

Development Planning Policy, a new<br />

planning concept, is introduced in the<br />

National Spatial Strategy (VROM,<br />

2004). Many different characteristics<br />

and definitions are given to this new<br />

planning concept. In this thesis,<br />

interactivity and power are two<br />

characteristics that are made<br />

concrete. Three sub-characteristics<br />

are given for both interactivity and<br />

power to operationalize the two main<br />

characteristics. These subcharacteristics<br />

are applied to the case<br />

Bloemendalerpolder / KNSF-terrein<br />

(near Amsterdam), one of the twelve<br />

pilots out of the National Spatial<br />

Strategy (VROM, 2004).<br />

Development Planning Policy did not<br />

appear to be a total new concept. The<br />

combination of different concepts and<br />

the focus on regional scale make the<br />

concept of Development Planning<br />

Policy a new concept in the<br />

Netherlands.


Wad vind ik nou mooi!<br />

Terschelling ligt op ons te wachten<br />

in de avondzon.<br />

Het eiland met de vele landschappen.<br />

Het bos, de duinen,<br />

het strand, de weiden en natuurlijk<br />

het wad. Maar we moeten<br />

nog even wachten op het laagtij.<br />

Dan gaan we het wad op.<br />

Eerst kijken we vanaf de dijk. Vogels<br />

krijsen. Voor de rest is het<br />

stil. Hoe ligt het wad er vandaag<br />

bij? De patronen zijn nooit het<br />

zelfde. Stroompjes veranderen,<br />

geulen verleggen zich. Met onze<br />

hoofden in de wind.<br />

De toeristen roepen ‘Hup wadworm!’<br />

bij een spannende<br />

ingraafwedstrijd tussen de<br />

wadworm en zeeduizendpoot.<br />

Onwennig pakken ze voor het<br />

eerst een krab vast. Iemand spot<br />

slobbereenden. Vader en zoon<br />

trekken een vies gezicht als ze<br />

beide een kokkel eten. Moeders<br />

kijken bezorgd toe hoe het hele<br />

gezin onder de modder zit. En<br />

dan komt het mooiste; het slik.<br />

De toeristen gillen, ik lach en<br />

steek een helpende hand toe.<br />

De groepen komen weer terug<br />

bij de dijk. De toeristen nemen<br />

afscheid. We gaan terug naar<br />

de tent en gaan zitten in de zon.<br />

Een biertje in de hand. Langzaam<br />

droogt het slik aan onze<br />

benen op.<br />

Het wad is oneindig...<br />

Lotte Bontje<br />

TOPOS / 03 / 2006 47


Ontwerpen met water en de paradox van veiligheid<br />

en vermaak<br />

Ofwel hoe (landschap)ontwerpers een oplossing vinden voor de spanning<br />

tussen de gevaren en de aantrekkingskracht van water<br />

Een klein afstudeervak bij<br />

toegepaste filosofie, maar<br />

dan wel over landschaps-<br />

ontwerp. Liefst nog iets met<br />

water, ook... Zo begon mijn<br />

zoektocht naar ontworpen<br />

antwoorden op de paradox<br />

van veiligheid en vermaak.<br />

Het vinden van ‘the one and<br />

only solution’ was niet de<br />

pretentie. Een zo breed<br />

mogelijk scala aan oplos-<br />

singen ontdekken wel. Het<br />

werd dus een verkennende<br />

(literatuur)studie. Lees hier<br />

het verslag van een ontdek-<br />

kingsreis naar spannende<br />

ontwerpen die toch ook<br />

veilig zijn, naar prikkelende<br />

oplossingen, ideeën die<br />

aanzetten tot denken en<br />

simpelweg – ik geef het<br />

eerlijk toe – naar mooie<br />

plaatjes.<br />

Rosie Brader<br />

Student Landschapsarchitectuur<br />

rosiebrader@gmail.com<br />

48 TOPOS / 03 / 2006<br />

Een stadje aan een mooie rivier overstroomt<br />

gemiddeld eens in de 10 jaar. De bewoners<br />

zijn voorbereid op deze overstromingen; op de<br />

begane grond liggen tegels en bewaart men geen<br />

waardevolle spullen, slapen gebeurt op de<br />

bovenverdiepingen. Dit alles helpt echter niet<br />

tegen de stank, vochtigheid, terugkerende<br />

onzekerheid, onbereikbaarheid. De inwoners<br />

waarderen het contact met de rivier, het uitzicht<br />

vanuit het centrum over het water en de<br />

recreatieve mogelijkheden die de oevers bieden,<br />

omdat ze zo direct aan het water gelegen zijn.<br />

Het liefst wil men natuurlijk beide: zowel<br />

droge voeten, de zekerheid van de bescherming,<br />

als de geneugten van het frisse, stromende<br />

rivierwater. Zou er een middenweg mogelijk zijn?<br />

In mijn scriptie behandel ik eerst de<br />

meer theoretische achtergronden van<br />

de centrale vraag. Het draait hier zowel<br />

om historische ontwikkelingen als om<br />

het verkennen van huidige maatschappelijke<br />

trends. Begrippen als de veiligheidsutopie,<br />

de risicomaatschappij, het verlangen<br />

naar de kust, democratisering van vermaak,<br />

perceptie van risico, Nederlands waterlandschap,<br />

ruimte voor water en verzekeren als oplossing<br />

komen aan bod. De zoektocht spitst<br />

zich dan toe op tien praktijkvoorbeelden.<br />

Tien ontwerpen waarin de paradox van<br />

veiligheid en vermaak mogelijk een rol<br />

speelt. Aan de hand van de ontdekte<br />

theorie ga ik op zoek naar de hierin<br />

gevonden balans tussen veiligheid en<br />

vermaak. Hopend op ideeën die inspirerend,<br />

nieuw, praktisch of mooi zijn.<br />

You name it! Misschien kan het fictieve<br />

stadje er ideeën voor een aantrekkelijke,<br />

veilige rivieroever uit destilleren.<br />

In dit artikel zal ik niet proberen dit<br />

geheel samen te vatten. De hoofdlijnen<br />

van het theoretische deel worden duidelijk<br />

gemaakt door het belichten van een<br />

selectie van de bovengenoemde begrippen.<br />

Vervolgens zal ik één ontwerp gebruiken<br />

om tot conclusies te komen. Hiermee<br />

hoop ik een idee te geven van de<br />

inhoud van mijn scriptie en misschien<br />

zelfs wel aan te zetten tot verder lezen.<br />

Of, beter nog, tot vreugdevolle herkenning<br />

van de paradox van veiligheid<br />

en vermaak bij het bestuderen van<br />

andere ontwerpen.<br />

Veiligheid en vitaliteit<br />

Voor een omschrijving van het fenomeen<br />

de paradox van veiligheid en vermaak<br />

ga ik te rade bij Hans Boutellier. In zijn<br />

boek De Veiligheidsutopie bespreekt hij de<br />

aanwezigheid van de paradox van veiligheid<br />

en vitaliteit in onze postmoderne<br />

samenleving. Hij vat vermaak op als<br />

een vorm van vitaliteit. Daarom kan<br />

Boutellier’s theorie over veiligheid en<br />

vitaliteit dienen als startpunt van mijn<br />

studie naar veiligheid en vermaak.<br />

Boutellier omschrijft onze huidige<br />

maatschappij als een samenleving die<br />

zich kenmerkt door een grote mate van<br />

beweeglijkheid en diversiteit. Individualisering<br />

en het zoeken naar een eigen<br />

identiteit ziet hij als zeer invloedrijke<br />

trends. Deze trends vormen de basis<br />

van het verlangen naar vrijheid,<br />

keuzemogelijkheden en speciale<br />

belevenissen. Boutellier signaleert hier<br />

een grote hang naar vitaliteit.<br />

Daarnaast signaleert hij het verdwijnen<br />

van de ‘Grote Verhalen’ (bijvoorbeeld<br />

religie) en een daarmee samenhangend<br />

‘moreel onbehagen’. Mensen gaan op<br />

zoek naar andere vormen van zekerheid<br />

en bescherming. Zij verwachten meer<br />

veiligheidsgaranties van de overheid, of<br />

verzekeren zich tegen terroristische<br />

aanslagen. Het morele onbehagen ziet<br />

Boutellier als de bron van het verlangen<br />

naar zowel vrijheid als naar bescherming.<br />

En daarmee als de bron van het utopische<br />

verlangen naar het samengaan van<br />

deze twee. “Men wil … zoiets als ‘veilige<br />

vrijheid’.” (Boutellier, 2003)<br />

Dat verraadt meteen zijn standpunt<br />

over de mogelijkheid om dit samengaan<br />

te realiseren. “De oplossing van deze<br />

paradox van veiligheid en vitaliteit


Maquette: toekomstige situatie westelijk deel Hafen City óf Concept ontwerp Openbare Ruimte<br />

bestaat eenvoudigweg niet.” (Boutellier,<br />

2003) Hij omschrijft dus eigenlijk geen<br />

paradox, maar een daadwerkelijke tegenstelling.<br />

Als ditzelfde voor de ‘paradox’<br />

van veiligheid en vermaak geldt, zouden<br />

de twee uitersten – ultieme veiligheid<br />

en topvermaak – dus nooit in één ontwerp<br />

verenigd kunnen worden. Het lijkt<br />

voorlopig meer kloppend de relatie<br />

tussen beide bestempelen als een spanning.<br />

De aantrekkingskracht van water<br />

Wat zijn nou de mechanismen achter<br />

vermaak, aantrekkingskracht en water?<br />

Iedereen wordt wel eens ‘gepakt’ door<br />

de aanwezigheid van water, de frisheid,<br />

de kleur, het geluid. Ook vestigt de mens<br />

zich van oudsher vaak aan rivieren of<br />

zeeën. Maar ons huidige wereldbeeld<br />

verschilt nogal van dat in vorige eeuwen.<br />

Is er wel altijd aantrekkingskracht van<br />

water op de mens geweest? In zijn boek<br />

Het verlangen naar de kust geeft Alain<br />

Corbin een zeer uitgebreide analyse van<br />

de complexe ontwikkeling van de gevoelens<br />

rond zee en kust vanaf de 17 e<br />

eeuw.<br />

Rond 1600 was de mogelijke aantrekkingskracht<br />

van zee of kust niet algemeen<br />

geaccepteerd. In het collectieve geheugen<br />

waren voornamelijk zeer negatieve<br />

referenties te vinden. Denk hierbij aan<br />

de zondvloed, de oerchaos, ziektes, de<br />

gevaren van het zeevaren. In de 17 e<br />

eeuw werden de eerste tekenen van<br />

waardering van de oceanen zichtbaar.<br />

Uit de toenemende waardering van de<br />

kracht en intelligentie van de mens<br />

kwam een voorliefde voor tekenen van<br />

be- of overheersing door de mens voort<br />

(havens, forten dammen). Vervolgens<br />

raakte de Grand Tour in de mode,<br />

waarin de Klassieke geschriften letterlijk<br />

nagereisd werden. De volgende ontwikkeling<br />

die het beeld van zee en kust<br />

beïnvloede, was de opkomst van de<br />

(medische) wetenschap. De zee kreeg<br />

allerlei helende eigenschappen toegedicht.<br />

Ook meer begrip van geologie en de<br />

werking van de natuur, verminderden<br />

de angst voor de oceaan. Ze ging zelfs<br />

symbool staan voor oneindige veranderlijkheid,<br />

dynamiek en vitaliteit.<br />

De opkomst van de arcadische traditie<br />

bracht nieuwe aandacht voor het<br />

landschap met zich mee: waardering<br />

van het sublieme en waardering van het<br />

pittoreske. Het waarderen van zee,<br />

oceaan en kust vond ook plaats vanuit<br />

deze twee verschillende invalshoeken.<br />

Badplaatsen kwamen op, maar het<br />

waren aristocratische bolwerken. Er<br />

werd vooral gebaad vanwege de helende<br />

effecten, maar er om heen ontwikkelde<br />

zich een sociaal gebeuren dat ook gezonde<br />

aristocraten naar de kustplaatsen<br />

lokte. De industriële revolutie bracht<br />

voor het eerst vrije tijd en betaalbaar<br />

vervoer (trein) voor de grote massa.<br />

Hiermee werd vertoeven aan zee ineens<br />

voor velen bereikbaar. De trek naar de<br />

kust was geboren…<br />

In het postmoderne tijdperk is recreatie<br />

ook economisch gezien een grote speler.<br />

Het is de tijd van de beleveniseconomie<br />

(interview Hans Mommaas, ROM nr.5).<br />

Voldoen aan het verlangen van de<br />

mensen om vermaakt te worden, kan<br />

veel geld opleveren. Een verklaring<br />

voor de opnieuw sterk aanwezige trek<br />

naar de kust ligt misschien niet alleen in<br />

deze hang naar fun. Jacobs (2002) stelt,<br />

dat zij ook gedeeltelijk samenhangt met<br />

de huidige cultuurcrisis – denk ook aan<br />

Boutellier. Een behoefte aan liminaliteitservaringen<br />

1 zorgt voor extra<br />

interesse in ‘de belevenis van de kust’<br />

(Jacobs, 1999). Men heeft behoefte aan<br />

ruimte voor het beleven van grenzen,<br />

het ondergaan van de oerkracht van de<br />

natuur en het ritme van de zee, leidend<br />

tot het zich losmaken van vaste kaders.<br />

Dit vraagt dus om een heel ander soort<br />

ontwerpen dan die voor fun en pret. In<br />

het ene geval is behoefte aan uitgestippelde<br />

routes, kant en klare belevenissen,<br />

in het andere vooral aan ruimte, of<br />

non-ontwerp.<br />

De spanning tussen veiligheid en<br />

vermaak in ‘het ontwerpen aan<br />

waterrijk Nederland’<br />

Vaak wordt gesproken over de ‘omslag<br />

van strijd naar dialoog’ in het Nederlandse<br />

waterbeleid. Voorbeelden zijn Ruimte<br />

voor de Rivier, en WB21 met de trits<br />

vasthouden – bergen – afvoeren. Hangt het<br />

ontstaan van deze nieuwe richtingen<br />

misschien samen met de spanning<br />

tussen veiligheid en vermaak?<br />

Om dit uit te zoeken heb ik eerst het<br />

huidige Nederlandse beleid ten aanzien<br />

van overstromingsgevaar bekeken. Veel<br />

TOPOS / 03 / 2006 49


Animatie: terrassen bij de Marina<br />

normen zijn verouderd, nooit aangepast<br />

aan economische groei en andere<br />

veranderingen in de maatschappij. Wel<br />

zijn er recent verscheidene beleidsstukken<br />

verschenen die hier alarmerend<br />

over berichten. Dat er inderdaad iets op<br />

gang is gekomen, is misschien wel extra<br />

zichtbaar door overal opduikende kreten<br />

als dialoog, ruimte en water accommoderen.<br />

Uit een zeer oppervlakkige vergelijking<br />

met het beleid in andere landen blijkt<br />

dat in die landen (VS, VK, Japan,<br />

Duitsland, Frankrijk) geen aanwijsbare<br />

reactie op de spanning tussen veiligheid<br />

en vermaak plaatsvindt. Dus de<br />

hypothese dat onze ‘omslag’ een reactie<br />

is op de in ons land erg sterke roep om<br />

bescherming door de overheid, wordt<br />

niet ontkracht. Het – op verscheidene<br />

wijzen – faciliteren van ‘ruimte voor<br />

water’ is dus een van de oplossingsrichtingen<br />

die uit verschillende ontwerpen<br />

naar voren zal komen.<br />

Een van de ontwerpen<br />

Het zou natuurlijk leuk zijn om meerdere<br />

projecten te bespreken, ik houd het<br />

echter kort. Daarom één ontwerp waarin<br />

verschillende oplossingsrichtingen<br />

gebruikt zijn. Daarnaast is Hafen City<br />

bezocht tijdens de buitenlandse<br />

excursie van studievereniging Genius<br />

Loci.<br />

Openbare ruimte Hafen City |<br />

westelijk deel<br />

Hamburg ligt in de Noord-Duitse delta<br />

van de Elbe, waar het verschil tussen<br />

hoog en laag tij nog steeds gemiddeld<br />

50 TOPOS / 03 / 2006<br />

3,4 meter bedraagt. In het deel van de<br />

haven dat direct aan het centrum grenst<br />

wordt een nieuwe wijk gebouwd. Voor<br />

het ontwerp van de openbare ruimte<br />

van het westelijke deel werd een wedstrijd<br />

uitgeschreven. De winnende inzending<br />

wordt nu gerealiseerd.<br />

De onderleggers voor dit ontwerp van<br />

EMBT uit Barcelona zijn de<br />

overstromingsmaatregelen en de<br />

geschiedenis van het gebied als haven.<br />

Het hele gebied ligt buitendijks en zal<br />

opgehoogd moeten worden, maar de<br />

kademuren kunnen geen extra last meer<br />

dragen. Daarom wordt het ‘wervenconcept’<br />

toegepast; de stroken langs het<br />

water blijven op huidig niveau terwijl de<br />

rest wordt opgehoogd. Deze openbare<br />

ruimtes die behoud van de sterke band<br />

met het water garanderen, zullen een<br />

belangrijk stempel drukken op het karakter<br />

van de openbare ruimte. Bij hoog<br />

water zullen ze soms overstromen. De<br />

ontstane hoogteverschillen worden<br />

onderling verbonden door middel van<br />

hellingen, trappen, loopbruggen, terrassen.<br />

De twee havens zullen respectievelijk<br />

een museumhaven voor historische<br />

schepen en een jachthaven huisvesten:<br />

beide drijvend.<br />

Analyse | de spanning tussen veiligheid<br />

en vermaak in het ontwerp<br />

Het zojuist genoemde werven-concept<br />

kennen we in Nederland al heel lang.<br />

Ze hebben in Hafen City zowel een<br />

technische functie als een functie als<br />

verblijfsruimte. De nabijheid van het<br />

water blijft beleefbaar, net zoals de<br />

getijden en extremiteiten als springvloed.<br />

De drijvende eilanden en flexibele<br />

loopbruggen dienen hetzelfde doel. De<br />

vrijetijdsfuncties zijn innig verbonden<br />

met de aanwezigheid van het water:<br />

vermaak krijgt ruim baan.<br />

Ook met het oog op veiligheid klinkt<br />

het alsof dit de perfecte oplossing is.<br />

Maar dan komt er een toekomstig plan<br />

om de hoek kijken: het aansluiten op de<br />

beschermingslijn van het centrum,<br />

zodat Hafen City binnendijks komt te<br />

liggen. Klaarblijkelijk vindt men het nu<br />

bereikte veiligheidsniveau toch nog niet<br />

hoog genoeg.<br />

Conclusie<br />

Het lijkt er op dat men in Hamburg<br />

geen duurzame oplossing heeft kunnen<br />

vinden voor het spanningsveld van veiligheid<br />

en vermaak. De huidige oplossing<br />

leidt tot een spannende relatie tussen<br />

water en stadswijk. Het heeft een<br />

vormgeving die uitlokt tot avontuur,<br />

beleven van het water. Maar het plan<br />

om in de toekomst meer veiligheid te<br />

waarborgen, zou een groot deel hier<br />

van teniet doen.<br />

Door het omschrijven en bekritiseren<br />

van nog negen ontwerpen 2 heb ik een<br />

zelfde analyse gemaakt. Ook daarna<br />

luidt de conclusie: volledige veiligheid<br />

en ultiem vermaak zullen nooit samen<br />

kunnen gaan. Altijd zal binnen hetzelfde<br />

concept een toename van veiligheid tot<br />

enige of meer afname van vermaak<br />

leiden, en andersom. Maar creatieve<br />

oplossingen waarin het maximale van<br />

beide wordt opgezocht, leveren spannende


De ultieme beleving van veilige vrijheid<br />

ontwerpen met een zeer acceptabel<br />

veiligheidsniveau op.<br />

Literatuur:<br />

- Boutellier, H. (2003) De Veiligheidsutopie. Den<br />

Haag: Boom<br />

- Corbin, A. (1989) Het verlangen naar de kust.<br />

Nijmegen: SUN<br />

- Jacobs, M. (1999) Een zee van vrijheid – een<br />

studie naar motieven voor kusttoerisme en<br />

vrijetijdservaringen aan de kust. Wageningen<br />

- Bayer, M. (2002) Interview met Hans Mommaas:<br />

planologie heeft geen antwoord op spektakelmaatschappij.<br />

ROM nr. 5: thema ruimte voor<br />

vrije tijd, Elsevier overheid<br />

Verantwoording illustraties:<br />

- Maquette: toekomstige situatie westelijk<br />

deel Hafen City - www.hafencity.com ©<br />

Schiebel, Korol<br />

- Concept ontwerp Openbare Ruimte –<br />

EMBT landscape architects, Barcelona<br />

- Animatie: terrassen bij de Marina - www.<br />

hafencity.com © Lab3<br />

Bungeejumper www.davevandun.nl<br />

Noten<br />

1 Liminaliteit: een toestand waarin men<br />

geen zelf, geen identiteit heeft, waarin men<br />

de oude kaders heeft afgeworpen, maar zich<br />

nog geen nieuwe kaders heeft aangemeten<br />

(Jacobs 1999, naar Van Gennep, Mol en<br />

Turner)<br />

2 Bijvoorbeeld waterstad Westergouwe,<br />

Hochwasserschutz Miltenberg, Overdiepse<br />

polder en de hoogwaterverdediging van de<br />

Venetiaanse lagune<br />

Onderwijscolumn<br />

De Hucht: Persoonlijk en beschermend?<br />

Zowel Wageningen Universiteit als onze studies hier op de<br />

Hucht zijn klein. Alhoewel, dat mag je niet altijd zeggen. Bij<br />

voorlichting aan scholieren bijvoorbeeld mag het woordje ‘klein’<br />

niet in de mond genomen worden. Nee, ‘persoonlijk’, dat is een<br />

betere term. Over het algemeen zijn zowel medewerkers als<br />

studenten erg blij met dit zogeheten persoonlijke karakter. Zij<br />

roemen de makkelijke en persoonlijke contacten en de<br />

gezellige sfeer op de Hucht. Toch zijn kleine studentenaantallen<br />

niet altijd voordelig. In het spel om macht en geld is<br />

het aantal studenten van groot belang. Voor de universiteit om<br />

volop mee te draaien in de kenniseconomie en voor onze<br />

studie om mee te tellen als de universiteittop haar beleid<br />

uitdenkt en uitvoert. In dat geval geldt voor het studentenaantal<br />

“meer is beter”. We zijn dan ook allemaal benieuwd hoeveel<br />

eerstejaars studenten er bij het begin van het collegejaar bij<br />

ons aan de startstreep staan.<br />

Terug naar ‘dat persoonlijke’. Heerlijk is het om door de<br />

gangen van de Hucht te slenteren, alle studenten en docenten<br />

te groeten en even te zwaaien naar Chris Baltjes of iemand<br />

anders wiens kamer je op dat moment passeert. Het grote<br />

gevaar van deze gezelligheid is natuurlijk de achteruitgang van<br />

de productiviteit. Helaas blijkt bij mij vaak aan het einde van de<br />

pauze dat het een pauze van meer dan een half uur is<br />

geweest…..<br />

Een ander probleem is dat in sommige jaargangen de groepen<br />

per studierichtingen wel erg klein worden. Volgens mij is het<br />

aantal vierdejaars planners die dit jaar aan hun master<br />

beginnen op één hand te tellen. Dit is niet goed voor de<br />

diversiteit (aan meningen en aan manieren van aanpak) en het<br />

is ook wel een beetje saai. Elke dag weer dezelfde gezichten.<br />

Echter, in de master stromen ook weer nieuwe studenten<br />

binnen en volgen ook studenten met een ander studietempo of<br />

–indeling dezelfde mastervakken, zodat de groepen weer van<br />

vers bloed worden voorzien. We noemden de HBOdoorstromers<br />

afgelopen jaar met een lach “onze nieuwe<br />

vrienden”.<br />

Tsja, vrienden. Het lijkt af en toe wel of iedereen je vriend is op<br />

de Hucht. Dat is toch onmogelijk? Het is in ieder geval een<br />

beschermd wereldje. En komt dat ons-kent-ons gevoel het<br />

studieproces ten goede? Of is iedereen veel te lief voor<br />

elkaar? Houd je elkaar wel scherp als je elkaar al zo goed<br />

kent? Ik weet het niet. Het maakt me ook niet zoveel uit. Ik heb<br />

’t naar mijn zin en loop dit nieuwe collegejaar weer fluitend<br />

naar ons afstudeerhokje. Misschien ben ik dan toch niet zo’n<br />

kritische studente…<br />

De grootte van onze universiteit en studie zal altijd een hotitem<br />

blijven. En ik ben benieuwd hoe ikzelf straks, -na het<br />

leven op de Hucht-, de grote-mensen-wereld zal gaan beleven.<br />

Lotte Bontje<br />

TOPOS / 03 / 01 / 20066 / 2004 51


Positionering van de cultuurhistorische<br />

waarden in de locatieontwikkeling<br />

Dit artikel zal een doorkijk<br />

geven naar het kleine<br />

afstudeervak dat ik heb<br />

gedaan bij de leerstoelgroep<br />

Sociaal-ruimtelijke analyse,<br />

begeleid door professor<br />

Vervloet, hoogleraar<br />

historische geografie. Het<br />

betreft een beschrijving van<br />

standpunten betreffende de<br />

toepassing van cultuur-<br />

historische waarden in een<br />

functieverandering van een<br />

gebied. Zowel literatuurstudies<br />

als persoonlijke overdenkingen<br />

hebben geresulteerd in een<br />

aantal doelstellingen. Deze<br />

worden getoetst op een<br />

plangebied ten zuiden van<br />

Deventer. Een alternatief<br />

ontwerp wordt vervolgens<br />

gepresenteerd en toegelicht.<br />

Eveline de Kock<br />

Student Landschaparschitectuur<br />

eveline.dekock@wur.nl<br />

52 TOPOS / 03 / 2006<br />

Inleiding<br />

Het project ‘Bodemarchief in Behoud en<br />

Ontwikkeling’ (BBO) van NWO werkt<br />

aan vier deelgebieden waar Salland en de<br />

Achterhoek er één van is. Mijn<br />

afstudeervak heeft zich gericht op een<br />

project in zuidwest Salland. Het betreft<br />

de ontwikkeling van een 120 ha groot<br />

bedrijvenpark ten zuiden van de A1 bij<br />

Deventer, aan de noordkant grenzend<br />

aan het dorp Epse.<br />

Structuur<br />

Het afstudeervak heeft voor ongeveer<br />

90% bestaan uit literatuuronderzoek<br />

betreffende de positie van cultuurhistorische<br />

waarden in de locatieontwikkeling<br />

en de perceptie van kwaliteit in een omgeving.<br />

Een viertal doelstellingen is aan<br />

de hand hiervan geformuleerd. Daarnaast<br />

is er een uitgebreide projectanalyse<br />

gemaakt van het door de gemeente<br />

Deventer voorgestelde ontwerp, waarbij<br />

de doelstellingen van de gemeente en<br />

de toepassing daarvan beoordeeld zijn.<br />

De overige 10% is besteed aan het<br />

toepassen van de zelf geformuleerde<br />

doelstellingen uit het literatuuronderzoek<br />

en het maken van een alternatief<br />

ontwerp. In dit artikel zal een uitsnede<br />

gegeven worden van deze activiteiten.<br />

Een positionering van de waardering<br />

rond cultuurhistorische waarden in het<br />

algemeen is nodig voordat het toegepast<br />

kan worden als een soort toetsing in de<br />

praktijk. Aan het begin van het afstudeervak<br />

heb ik me toegelegd op een literatuuronderzoek<br />

en een eigen overdenking<br />

omtrent dit onderwerp. In de vorm van<br />

een discours heb ik geprobeerd de perceptie<br />

van het landschap te benaderen<br />

en te onderzoeken hoe een positieve<br />

waardering van een plek tot stand komt.<br />

Een korte beschrijving van één van de<br />

onderwerpen volgt; kwaliteit.<br />

Kwaliteitsbenadering<br />

Het wordt algemeen aanvaard dat kwaliteit<br />

zich niet eenduidig laat omschrijven.<br />

Wel zijn er patronen en terugkerende<br />

visies te herkennen in de eigenschappen<br />

van dit begrip. Veel terugkerende termen<br />

zijn o.a. esthetiek, schoonheid, waardering,<br />

duurzaamheid, respect en functionaliteit.<br />

Alle tot in meer of mindere mate<br />

subjectieve begrippen.<br />

Naast het feit dat kwaliteit per leeftijd,<br />

sector, en zelfs per persoon verschillend<br />

wordt geïnterpreteerd, is er ook het tijdsaspect,<br />

waarin we een ontwikkeling zien<br />

in de ingrediënten waar kwaliteiten aan<br />

worden toegekend. De ontwikkeling van<br />

de technieken en middelen om ons heen,<br />

zijn redenen om onze perceptie en positie<br />

van die middelen aan te passen, een<br />

soort moderne ‘survival of the fittest’;<br />

we passen ons aan de veranderende<br />

wereld aan.<br />

Zo heeft bijvoorbeeld ook de komst van<br />

de stoomtrein enorme gevolgen gehad<br />

voor de perceptie van onze omgeving.<br />

Naast de vrees voor fysieke gevolgen<br />

zoals oogontstekingen, miskramen en<br />

delirium furiosum (zoiets als geestelijke<br />

onrust) en een risico tot vergaand werkelijkheidsverlies,<br />

veranderde ook het<br />

contact met de omgeving. De dichter<br />

Victor Hugo (1802-1885) schreef in dit<br />

verband het volgende aan zijn dochter:<br />

“De bloemen aan de wegranden zijn geen<br />

bloemen meer, maar kleurvlekken of beter<br />

gezegd rode of witte strepen, er zijn geen<br />

punten meer, alles wordt een streep; de<br />

graanvelden worden lange gele strengen;<br />

klavervelden zijn lange groene staarten. Aan<br />

de einder voeren de steden, de kerktorens en de<br />

bomen een dans uit en lopen op een<br />

krankzinnige wijze door elkaar. Van tijd tot<br />

tijd verschijnt en verdwijnt bliksemsnel een<br />

schim, een silhouet, een spook bij het portier.”<br />

(Anne Bousema et al. 2000)<br />

Dankzij het feit dat wij deze veranderingen<br />

niet hebben meegemaakt, merken<br />

we weinig tot niets van de impact.<br />

Het collectieve leerproces is door onze<br />

voorouders volledig voltooid, zonder<br />

dat we ons van de consequenties bewust<br />

zijn. Dit principe is een algemeen geldende<br />

in de positie van de ’kwali-tijd’.<br />

Regelmatig komt het voor dat mensen<br />

klagen wanneer er een ingreep plaatsvindt<br />

in hun landschap, dat zij zo waar-


deren. Dat er afbreuk wordt gedaan aan<br />

hun leefomgeving. Of gaat het om het<br />

feit dat wanneer veranderingen in onze<br />

omgeving plaatsvinden, wijzelf ook<br />

veranderen? Ons referentiekader wordt<br />

aangepast, omvergegooid, gepolijst.<br />

Het verschijnsel gewenning, zoals hierboven<br />

beschreven, is onmisbaar bij de<br />

totstandkoming van een waardering van<br />

de omgeving, de herkenning en erkenning<br />

van (nieuwe) kwaliteit.<br />

Bij kwaliteit gaat het dus niet alleen om<br />

de inhoud, maar zeker ook om een<br />

bewuste of onbewuste beleving van het<br />

tijdsaspect.<br />

De cultuurhistorische waarden van een<br />

gebied zijn in dit verhaal de tekens die<br />

we kunnen lezen als verhaal door de<br />

tijd.<br />

Cultuurhistorie; nota’s en praktijk<br />

Bij de beleidsmatige begeleiding van projecten<br />

is de afgelopen decennia een flinke<br />

ontwikkeling zichtbaar. Deze ontwikkeling<br />

ligt onder andere in het verlengde<br />

van veranderende visies omtrent de<br />

waarde en betekenis van cultuurhistorische<br />

verschijnselen.<br />

Cultuurhistorie is een overkoepelende<br />

term voor drie basisdisciplines. Dit zijn<br />

de archeologie, de architectuurgeschiedenis<br />

en de historische geografie.<br />

De basis voor dit onderwerp wordt gevormd<br />

door een reeks essays geschreven<br />

als startnotitie ten behoeve van het<br />

project ‘Bodemarchief in behoud en<br />

ontwikkeling” (Bloemers, 2001).<br />

De praktijk van de toepassing van de<br />

cultuurhistorische waarden in Nederland<br />

liggen ligt vast in wetten en richtlijnen.<br />

Zo is er de nota Belvedère, het<br />

Verdrag van Valletta en de Monumentenwet.<br />

Deze bepalingen moeten ervoor<br />

zorgen dat de waarden boven en onder<br />

de grond zo goed mogelijk worden<br />

geconserveerd en een drager zijn voor<br />

de ruimtelijke kwaliteit van een locatie<br />

of route.<br />

Naast deze beleidsmatige bepalingen<br />

zien we een ontwikkeling in de waardering<br />

van de cultuurhistorische waarden.<br />

Het cultuurhistorisch toerisme kent de<br />

afgelopen jaren een enorme opleving.<br />

Er komen steeds meer fiets- en wandeltochten<br />

waarin de cultuurhistorie centraal<br />

staat. Dit ligt parallel aan de ontstane<br />

ontwikkelingen binnen de wetgeving<br />

rond het behoud van cultuurhistorische<br />

waarden.<br />

Aanpak projecten<br />

In verband met het voorgaande is het van<br />

belang nader in te gaan op de fasering,<br />

die herkenbaar is bij de ontwikkeling<br />

van projecten. Verschillende fasen zijn<br />

te onderscheiden:<br />

- Initiatieffase<br />

- Definitiefase<br />

- Ontwerpfase<br />

- Voorbereidingsfase<br />

- Realisatiefase<br />

- Beheerfase<br />

Een interessante conclusie kan getrokken<br />

worden, die niet strookt met de<br />

doelen van de hiervoor genoemde nota’s:<br />

de projectfasering leidt er meestal toe,<br />

dat cultuurhistorisch onderzoek niet<br />

alleen gefaseerd, maar ook in een laat<br />

stadium plaatsvindt. Pas in de voorbereidingsfase,<br />

na de ontwerpfase, worden<br />

er vaak nog opgravingen gedaan en<br />

wordt het onderzoek afgerond. Vaak<br />

ontstaat er door deze werkwijze in het<br />

ontwerp geen of nauwelijks de synthese<br />

tussen ontwerp en archeologische en/<br />

of cultuurhistorische waarden.<br />

1<br />

Doelstellingen<br />

De doelstellingen zijn een gevolg van<br />

de literatuurstudies en observaties uit<br />

de praktijk. Bij toepassing van deze aanvullingen<br />

zullen de doelstellingen van<br />

de verschillende richtlijnen binnen de<br />

cultuurhistorie en de projectontwikkeling<br />

meer op één lijn komen.<br />

- Toepassingsvisie voor de archeologische<br />

vondsten<br />

Dorpen en steden lijken vandaag de<br />

dag steeds meer op elkaar. Een gevolg<br />

van deze ontwikkeling is een herwaardering<br />

van de identiteitsdragers die zichtbaar<br />

zijn gebleven. De archeologie heeft<br />

hierin wellicht de moeilijkste opgave<br />

binnen de cultuurhistorische disciplines.<br />

De zichtbare elementen kunnen rekenen<br />

op een brede publieke waardering. De<br />

verbeelding van het leven op een oude<br />

boerderij is niet zo moeilijk. De historische<br />

geografie en de bouwhistorie<br />

hebben een voorsprong. Een toepassingsvisie<br />

voor de archeologische vondsten<br />

is nodig, waarin het Verdrag van Malta<br />

wordt nageleefd én een visie over de<br />

bijdrage, die de bodemvondsten kunnen<br />

leveren aan het totale verhaal van de<br />

locatie.<br />

- Referentiekader als inspiratiebron<br />

De bestaande ruimtelijke kwaliteiten<br />

bieden de uitgangspunten voor het<br />

nieuwe ontwerp.<br />

Hierbij is het van belang dat de kennis<br />

TOPOS / 03 / 2006 53


2 3<br />

van de gebruiker en belever in het gebied<br />

niet zover reikt als de getrainde cultuurhistorici.<br />

Het zal in deze doelstelling<br />

dan ook niet gaan om de implementatie<br />

van specifieke objecten, met een autonome<br />

plaats in het geheel. Maar om het<br />

gebruiken van verhoudingen, relaties<br />

tussen elementen en voorwaarden en<br />

verschijnselen die door de tijd heen<br />

zichtbaar zijn geweest.<br />

- Aangepaste projectfasering<br />

Wanneer het referentiekader als inspiratiebron<br />

wordt ingezet bij het ontwerpproces,<br />

is een aangepaste procesfasering<br />

een voorwaarde. In de ontwerpfase zal<br />

gedetailleerd bekend moeten zijn welke<br />

waarden het plangebied bezit.<br />

Betrokken opdrachtgevers en projectmanagement<br />

dienen in het proces van<br />

de ontwikkeling van projecten in een<br />

vroeg stadium voldoende aandacht te<br />

besteden aan de inbreng van de archeologische<br />

en overige cultuurhistorische<br />

waarden en wel door definitie van eisen<br />

en kwaliteit voorafgaand aan de ontwerpfase.<br />

- Duurzaam tijdsbouwen<br />

Een doelstelling van het Verdrag van<br />

Malta is onder andere, dat er zo min mogelijk<br />

zou moeten worden opgegraven en<br />

zo min mogelijk grond beroerd wordt.<br />

Dit strookt niet met de wens van de<br />

projectontwikkelaars naar intensief<br />

ruimtegebruik en compact bouwen, dat<br />

als onderdeel wordt gezien van het duurzaam<br />

bouwen. Een alternatieve benadering<br />

van het begrip duurzaamheid kan<br />

hier wellicht een ander licht op werpen.<br />

Nu is het meestal zo dat de terreinen<br />

na zes uur ’s avonds verlaten en surrealistische<br />

oorden zijn. Een grote kans<br />

ligt er wanneer deze terreinen ook dán<br />

gebruikt kunnen worden. Te denken<br />

valt aan een restaurant in de kantine,<br />

54 TOPOS / 03 / 2006<br />

bioscoop in de conferentiezaal, of het<br />

herbergen van een avondschool. Als het<br />

gaat om de openbare ruimte, ligt er een<br />

grote kans in het ontwikkelen van<br />

sportvoorzieningen en/of recreatievoorzieningen.<br />

Deze ruimte kan overdag<br />

gebruikt worden door werknemers en<br />

in de avond door omwonenden.<br />

Bovendien kan de continuering van<br />

activiteiten in hoge mate bijdragen aan<br />

het reduceren van criminaliteit en vandalisme.<br />

Dit is een manier van intensief<br />

ruimtegebruik waarbij de kwaliteit van<br />

het totale gebied toeneemt. Meer doelgroepen<br />

kunnen er gebruik van maken,<br />

waardoor het meer betekenis krijgt,<br />

letterlijk. De waardering van de ingreep<br />

neemt toe, omdat deze een onderdeel<br />

gaat vormen van hun leefomgeving,<br />

hun referentiekader.<br />

Ontwerpdetails<br />

In dit artikel zal een van de principes<br />

worden toegelicht. De meest interessante<br />

lokaties zijn die gedeelten van het ontwerp<br />

waar het dorp Epse en het bedrijventerrein<br />

aan elkaar grenzen. De gemeente<br />

Deventer plande hier een aarden<br />

wal van 4 meter hoog om de visuele<br />

uitstraling van het bedrijventerrein te<br />

verminderen!<br />

Intermediair<br />

De bestaande situatie is een gegeven en<br />

het nieuwe ontwerp wordt ontwikkeld.<br />

Om een goed evenwicht te kunnen ontwikkelen,<br />

moet het ‘contact’ ook ontworpen<br />

worden. Dit wordt de intermediair<br />

genoemd. Op deze manier ontstaat<br />

een extra dimensie die kan zorgen voor<br />

de ruimtelijke kwaliteit en het kunnen<br />

samengaan van de twee werelden in hetzelfde<br />

moment.<br />

De oplossing kan onder andere liggen<br />

in de ontwerpopgave van de openbare<br />

ruimte of het plaatsgebonden<br />

ontwerpen van de gevels. Ook in het<br />

toekennen van overeenkomstige<br />

functies en tijdsbesteding kan het<br />

evenwicht versterken.<br />

Detail (fig 2 en 3)<br />

De locatie van de singels die een plaats<br />

markeren zijn daar geplaatst waar de<br />

hoogste archeologische verwachtingswaarden<br />

zijn. Door op deze locaties de<br />

parkeerplaatsen te ontwerpen, hoeft de<br />

grond niet beroerd te worden en<br />

kunnen de vondsten geconserveerd<br />

blijven.<br />

Bovendien kan deze plek onderdeel<br />

worden van het referentiekader, naarmate<br />

ze meer op die plek komen.<br />

Gedurende het project is duidelijk geworden<br />

dat er meerdere standpunten mogelijk<br />

zijn in de mate waarin de cultuurhistorische<br />

waarden een plek krijgen in<br />

het ontwerp. In mijn scriptie heb ik<br />

betoogd dat de implementatie van deze<br />

waarden niet alleen een persoonlijke<br />

voorkeur hoeft te zijn, maar dat er ook<br />

objectieve redenen zijn voor het behouden<br />

en op een goede wijze toepassen<br />

van deze elementen.<br />

Literatuur<br />

- Bloemers (2001). Bodemarchief in Behoud en<br />

Ontwikkeling - De conceptuele grondslagen<br />

- A. Bousema (2000). Over Schoonheid -<br />

Architectuur, Omgeving en Landschap<br />

Summary<br />

This article is about the small thesis at<br />

the department of Social Spatial<br />

Analysis. It is a project about the<br />

position of the cultural heritage in the<br />

perception and valuation of the<br />

landscape. An investigation of<br />

literature has led to a number of goals<br />

in the developments of projects and<br />

the position of the cultural heritage<br />

and its disciplines in this complex<br />

process. The goals formulated are put<br />

into the design of a industrial area, as<br />

a way of testing the theory.


Lexicon – van de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />

Meto J. Vroom<br />

Uitgeverij Blauwdruk, januari 2006<br />

ISBN: 90-75271-15-8<br />

Prijs: 42,00 euro<br />

Meto Vroom vond dat er een consistente<br />

terminologie moest komen<br />

zodat planbeschrijvingen onderling<br />

goed vergelijkbaar werden. Dit heeft<br />

hij gedaan door het schrijven van een<br />

lexicon. Een lexicon is volgens de Van<br />

Dale ‘de woordenschat van een taal<br />

of van een bepaalde schrijver’. Het<br />

lexicon van Meto Vroom is volgens de<br />

schrijver bedoeld als een handleiding<br />

om op zichzelf te lezen en als handvat<br />

voor verdere literatuurstudie.<br />

In de inleiding komt naar voren wat<br />

Tuin- en Landschapsarchitectuur is<br />

en welke ontwikkeling ze heeft doorgemaakt.<br />

Hoe het landschap en de<br />

maatschappij zijn ontwikkeld wordt<br />

ook beschreven. Het woord ‘natuur’<br />

wordt uitgebreid besproken in de<br />

inleiding waardoor al duidelijk wordt<br />

dat één woord verschillende betekenissen<br />

kan hebben. Zowel binnen een<br />

bepaalde discipline, als door verschillende<br />

disciplines.<br />

Het lexicon heeft de opbouw van<br />

een woordenboek: 300 verschillende<br />

woorden worden nader beschreven.<br />

Deze 300 woorden zijn niet zomaar<br />

gekozen: ze hebben te maken met de<br />

tuin- en met de landschapsarchitectuur.<br />

De keuze voor woorden binnen<br />

de tuin- en landschapsarchitectuur<br />

is zeer breed opgevat; zo komen er<br />

bijvoorbeeld ook de volgende woorden<br />

aan bod: licht, montage, brug,<br />

et cetera. Maar ook worden woorden<br />

verduidelijkt die overduidelijk met het<br />

vak te maken hebben, zoals meervoudig<br />

ruimtegebruik, maat, ecologische<br />

hoofdstructuur, et cetera. De tekst<br />

wordt geïllustreerd door verschillende<br />

gekleurde afbeeldingen die verwijzen<br />

naar de woorden die worden<br />

uitgelegd. Iedere uitleg begint met de<br />

definitie uit de Van Dale en vervolgens<br />

komen verschillende betekenissen<br />

aan bod. Ieder woord wordt afgesloten<br />

met een overzicht van relevante<br />

literatuurbronnen. Kortom een onmisbaar<br />

boek voor de tuinarchitect,<br />

landschapsarchitect, landschapper,<br />

planner en de ontwerper.<br />

Monique Sperling<br />

Het Nieuw Moderne Stadspark, van<br />

A5 tot Folio<br />

Een onderzoek naar en analyse van<br />

kwaliteiten van stadsparken uit de<br />

periode 1980 – heden.<br />

Maarten Ridderbos<br />

Uitgeverij Mijn Eigen Boek Utrecht<br />

ISBN: 90-59740-81-5<br />

Prijs: 37,25 euro<br />

(Alleen verkrijgbaar via www.mijneigenboek.nl<br />

of via telefoonnummer 030<br />

290 53 20)<br />

Na een inleidend verhaal over het<br />

Modernisme en de wederopbouw<br />

worden er door Maarten Ridderbos 25<br />

stadsparken besproken. Voornamelijk<br />

van Nederlandse makelij, maar ook<br />

BOEKEN<br />

een enkel Duits en Frans park passeert<br />

de revue.<br />

De parken zijn ingedeeld in 4 categorieën:<br />

die met een stedelijk karakter,<br />

een landelijk karakter, parken met een<br />

voormalig ander grondgebruik en multifunctionele<br />

parken. Het boek eindigt<br />

met kort een aantal basisbeginselen<br />

en belangrijke ontwerpaspecten voor<br />

een “jong en modern stadspark”<br />

waarna alle parken nog eens worden<br />

nabeschouwd.<br />

De parken worden voornamelijk<br />

beschreven aan de hand van hun<br />

technische opbouw en materialisering<br />

waarbij de Larenstein achtergrond van<br />

de schrijver duidelijk naar voren komt.<br />

De inleiding over het Modernisme en<br />

de benoeming van basisbeginselen<br />

en ontwerpaspecten lijken te wijzen<br />

op enige theoretische diepgang, maar<br />

deze diepgang verdwijnt steeds net<br />

zo hard als dat het opkomt; enige<br />

samenhang tussen de theorie en de<br />

bespreking van de parken ontbreekt<br />

simpelweg.<br />

Ook de grafische vormgeving van het<br />

boek laat nogal wat te wensen over;<br />

de parken worden ondersteund met<br />

zwart-wit foto’s, vogelvluchten en impressies.<br />

De foto’s zijn wat klein maar<br />

de kwantiteit maakt dat enigszins<br />

goed. De vogelvluchten en impressies<br />

hebben schreeuwerige, viezige kleuren<br />

waarbij ik me bij de laatste ook<br />

afvraag wat de toegevoegde waarde<br />

precies is naast een creatieve uiting<br />

van Ridderbos. Ook zijn veel tekst- en<br />

beeldvakken slecht opgemaakt wat<br />

het boek een slordig aanzicht geeft.<br />

Kort door de bocht is dit een weinig<br />

nuttig boek. Ridderbos had zich beter<br />

echt kunnen verdiepen in een handvol<br />

duidelijk vergelijkbare parken dan in<br />

het materiaal blijven hangen van deze<br />

25. Ik kan me ergens voorstellen dat<br />

het kan bijdragen om een eerste indruk<br />

van een park te krijgen maar voor<br />

een goede les in het moderne parkontwerp<br />

of voor bruikbare illustraties<br />

hoef je dit boek niet aan te schaffen.<br />

Adam Hofland<br />

TOPOS / 03 / 2006 55


Bloeiende Bermen<br />

Verstedelijking langs de Snelweg<br />

David Hamers, Kersten Nabielek<br />

NAi Uitgevers (Rotterdam) en Ruimtelijk<br />

Planbureau (Den Haag) 2006<br />

ISBN 90-5662-476-8<br />

Prijs: 22,50 euro<br />

Net nadat een ecoloog mij had verteld<br />

hoeveel flora en fauna zich in wegbermen<br />

bevindt, verscheen het nieuwe<br />

boek van het Ruimtelijk Planbureau,<br />

genaamd ‘Bloeiende bermen’. Het<br />

bleek echter niet over plantjes langs<br />

de weg te gaan, maar over verstedelijking<br />

langs de Nederlandse snelwegen.<br />

Snelwegen zijn niet alleen verbindingsassen,<br />

maar ook vestigingsplaatsen.<br />

Het inleidende hoofdstuk geeft voorbeelden<br />

van welke activiteiten zich in<br />

toenemende mate afspelen rond de<br />

autosnelweg, vooral bij de afslagen.<br />

De verschillende sectoren en schaalniveaus<br />

van overheid hebben verschillende<br />

beleidstradities rond de snelweg.<br />

In de ruimtelijke ordening werd<br />

verste-delijking langs de snelweg lange<br />

tijd als not done beschouwt, want het<br />

paste niet in het compacte-stad beleid.<br />

Het onderzoek van het RPB wil inzicht<br />

bieden in het denken over snelwegontwikkelingen<br />

en een typologie<br />

ontwikkelen zodat er duidelijke keuzen<br />

gemaakt kunnen worden.<br />

Allereerst worden de visies van de<br />

verschillende beleidssectoren als<br />

verkeer en milieu, economie en<br />

ruimtelijke ordening op de snelweg<br />

beschreven. Daarna wordt een beeld<br />

geschetst van de verschillende ontwikkelingen<br />

langs de snelweg. In het vierde<br />

hoofdstuk werpen de onderzoekers<br />

een blik op de situaties in het buiten-<br />

56 TOPOS / 03 / 2006<br />

land. Er zijn ook casestudies gedaan<br />

naar verschillende bedrijventerreinen,<br />

kantoorparken en winkelcentra langs<br />

de snelweg in verschillende delen van<br />

Nederland. De schrijvers stellen dat<br />

de snelweg vraagt om beweging, want<br />

stilzitten is toekijken hoe Nederland<br />

er uit komt te zien. En dat is waarom<br />

het één na laatste hoofdstuk allerlei<br />

ontwerpsuggesties aandraagt voor<br />

de afslagen, de linten en de knooppunten.<br />

Volgens de onderzoekers<br />

moet gekozen worden uit verdichting<br />

of verdunning, zodat een gebied in<br />

ieder geval een identiteit behoudt of<br />

terugkrijgt.<br />

De materie die het boek behandelt is<br />

heel interessant, omdat het gaat over<br />

‘sluimerende’ ontwikkelingen die toch<br />

bewust aangepakt kunnen worden.<br />

De manier waarop de schrijvers alle<br />

ontwikkelingen, visies, voorbeelden en<br />

ideeën aan elkaar rijgen komt helaas<br />

soms een beetje over alsof het ongestructureerde<br />

ontwikkelingen langs<br />

de autosnelweg betreft. Maar dat de<br />

bermen van snelwegen wel wat meer<br />

kunnen bloeien, daarin geef ik de<br />

schrijvers gelijk. Hoewel, een beetje<br />

snoeien zou soms geen kwaad kunnen.<br />

Lotte Bontje<br />

Verkenning van de ruimte 2006<br />

Ruimtelijk beleid tussen overheid<br />

en markt<br />

R. van der Wouden, F. van Dam, D.<br />

Evers, A. Hendriks, A. van Hoorn, N.<br />

Pieterse en G. Renes<br />

NAi Uitgevers (Rotterdam) en Ruimtelijk<br />

Planbureau (Den Haag) 2006<br />

ISBN: 90-5662-506-3<br />

Prijs: 22,50 euro<br />

Deze uitgave van het Ruimtelijk<br />

Planbureau beschrijft de resultaten<br />

van hun studie naar de invloed van de<br />

overheid op ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

Overheidssturing is de laatste jaren<br />

flink in beweging. En deze institutionele<br />

veranderingen hebben een<br />

grote ruimtelijke weerslag. Termen als<br />

centralisatie, liberalisering, privatisering,<br />

verzelfstandiging en deregulering<br />

geven iets van deze beweging bij de<br />

overheid weer. Hierdoor is de positie<br />

van de ruimtelijke ordening veranderd<br />

van een overkoepelende sector naar<br />

een zelfstandige sector.<br />

De wenselijkheid van deze verandering<br />

wordt getoetst door naar verschillende<br />

thema’s te kijken. Deze thema’s<br />

zijn de woningmarkt, bedrijventerreinen<br />

en kantoorlocaties, de detailhandel,<br />

mobiliteit en het landelijk gebied.<br />

De effecten van institutionele veranderingen<br />

binnen deze thema’s worden<br />

tegen het licht gehouden van vier<br />

indicatoren, te weten welvaart, sociale<br />

rechtvaardigheid, duurzaamheid en<br />

belevingswaarde. Het begrip ‘ruimtelijke<br />

kwaliteit’ is volgens de onderzoekers<br />

letterlijk waardeloos geworden en<br />

daarom vervangen door de genoemde<br />

vier indicatoren.<br />

De overheid verkeert in een spanningsveld<br />

in de ruimtelijke ordening.<br />

Aan de ene kant heeft ze een ordeningsfunctie<br />

en bepaalt ze de verhoudingen<br />

tussen markt en overheid en<br />

aan de andere kant is ze zelf een speler<br />

in het spel der ruimtelijke ordening.<br />

Regulering door de overheid leidt tot<br />

controle en een grote rol van de markt<br />

leidt tot concurrentie. Politieke keuzen<br />

moeten leiden tot een goede verhouding<br />

tussen beide partijen.<br />

Tot slot schetsen de onderzoekers<br />

twee mogelijke ontwikkelingsrichtingen.<br />

Ten eerste kan worden vastgehouden<br />

aan het principe van integrale<br />

afwegingen met onmacht als gevolg.<br />

Ten tweede kan gekozen worden voor<br />

een aansluiting bij de sectoralisering<br />

met het gevolg van het moeten loslaten<br />

van integraliteit. Wederom moet de<br />

politiek hier een keuze in maken.<br />

Deze taaie studie van het Ruimtelijk<br />

Planbureau schetst de dilemma’s waar<br />

de ruimtelijke ordening op dit moment<br />

voor staat. Jammer genoeg wordt er<br />

geen duidelijke voorkeur gegeven<br />

voor een gewenste ontwikkelingrichting<br />

en blijft de analyse steken in het<br />

signaleren van trends.<br />

Jolanda in ’t Veld


TOPOS Perodiek van het Laboratorium voor Ruimtelijke Planvorming<br />

Abonnement<br />

Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd van een jaar. Na het<br />

voldoen van de abonnementsgeld ontvang ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />

heeft gebracht. Het abonnementsgeld van 15 euro maak ik onder vermelding van mijn naam<br />

en adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. Genius Loci, inzage TOPOS te Wageningen.<br />

Naam (Bureau)<br />

Straat<br />

Postcode<br />

Telefoonnummer<br />

Woonplaats<br />

E-mail<br />

Plaats Datum Handtekening<br />

Abonnement<br />

Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd van een jaar. Na het<br />

voldoen van de abonnementsgeld ontvang ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />

heeft gebracht. Het abonnementsgeld van 15 euro maak ik onder vermelding van mijn naam<br />

en adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. Genius Loci, inzage TOPOS te Wageningen.<br />

Naam (Bureau)<br />

Straat<br />

Postcode<br />

Telefoonnummer<br />

Woonplaats<br />

E-mail<br />

Plaats Datum Handtekening<br />

Abonnement<br />

Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd van een jaar. Na het<br />

voldoen van de abonnementsgeld ontvang ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />

heeft gebracht. Het abonnementsgeld van 15 euro maak ik onder vermelding van mijn naam<br />

en adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. Genius Loci, inzage TOPOS te Wageningen.<br />

Naam (Bureau)<br />

Straat<br />

Postcode<br />

Telefoonnummer<br />

Woonplaats<br />

E-mail<br />

Plaats Datum Handtekening


Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />

TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen<br />

Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />

TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen<br />

Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />

TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen


Renée de Waal<br />

Redactie<br />

Henk-Jan Kooij<br />

Eindredactie<br />

Martijn Franssen<br />

Redactie<br />

Monique Sperling<br />

Redactie<br />

Rianne Knoot<br />

Vormgeving<br />

Adam Hofland<br />

Redactie<br />

Samantha Verheij<br />

Vormgeving<br />

Famke Bakker<br />

Redactie<br />

Joren Jacobs<br />

Redactie<br />

COLOFON<br />

TOPOS is de periodiek van de studierichting<br />

Landschapsarchitectuur en<br />

ruimtelijke planning en het Laboratorium<br />

voor Ruimtelijke Planvorming van Wageningen<br />

Universiteit. Het blad wordt<br />

gemaakt door studenten en verschijnt<br />

driemaal per jaar.<br />

Abonnementen<br />

Een abonnement op het tijdschrift TOPOS<br />

kost 15 Euro per jaar. Bij overmaking<br />

van dit bedrag op rek.nr. 397090846 ten<br />

name van TOPOS in Wageningen, krijgt<br />

u de reeds verschenen nummers van<br />

het betreffende jaar en de nieuwe nummers<br />

toegestuurd. Een abonnement op<br />

TOPOS loopt van januari tot december.<br />

Opzeggingen dienen voor 1 december<br />

te geschieden. Leden van de studievereniging<br />

Genius Loci en medewerkers<br />

van het Laboratorium voor Ruimtelijke<br />

Planvorming ontvangen TOPOS gratis.<br />

Voor inlichtingen kunt u mailen naar:<br />

st.topos@wur.nl<br />

Redactie<br />

Famke Bakker, Martijn Franssen, Adam<br />

Hofland, Joren Jacobs, Monique Sperling,<br />

Renée de Waal<br />

Eindredactie<br />

Henk-Jan Kooij<br />

Vormgeving<br />

Rianne Knoot en Samantha Verheij<br />

Met medewerking van<br />

Kristof van Assche, Lotte Bontje, Eric<br />

Bovekerk<br />

Bestuur<br />

Renée de Waal (voorzitter), Monique<br />

Sperling (secretaris), Stijn Heukels (penningmeester)<br />

Redactieadres<br />

Redactiekamer TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen<br />

tel. 0317-484245<br />

st.topos@wur.nl<br />

www.topos-magazine.tk<br />

Druk<br />

Ponsen & Looijen, Wageningen<br />

Oplage<br />

450 exemplaren<br />

Registratie<br />

ISSN 1572-302X<br />

TOPOS / 02 / 2003


TOP<br />

L A N D S C H A P<br />

In de serie Toplandschap belicht TOPOS bijzondere plekken in de stedelijke buitenruimte en het rurale<br />

landschap. Heeft u ook een suggestie voor een Toplandschap, mail: st.topos@wur.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!