Concepten - Topos
Concepten - Topos
Concepten - Topos
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Jaargang 16<br />
Nummer 3<br />
2006<br />
7 euro<br />
TOPOS<br />
Periodiek van het Laboratorium voor Ruimtelijke Planvorming<br />
<strong>Concepten</strong>
I n h o u d<br />
08 <strong>Concepten</strong>, perceptie en wetenschap<br />
Waarom we zonder concepten hopeloos verloren zouden zijn<br />
Maarten Jacobs<br />
2 TOPOS / 03 / 2006<br />
Artikelen<br />
12 Concept, conceptie, conceptueel, concipiëren<br />
Meto Vroom<br />
16 De Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />
Van concept naar uitvoering<br />
Rienke Groot<br />
24 De lagenbenadering in de ruimtelijke planning<br />
Over de waarde van de Nederlandse club sandwich<br />
Janneke Hagens<br />
28 SPOIL<br />
Conceptual design for the reuse of Copenhagen’s clean surplus soil<br />
Tobias Behr, Jan Heersche en Matthias Hartmann<br />
32 For experts only<br />
Over concepten die marginaliseren en uitsluiten<br />
Martijn Duineveld en Raoul Beunen<br />
36 Een verlangen dat planvat<br />
Over het concept als verbinder<br />
Hans Venhuizen<br />
08<br />
12<br />
16<br />
24<br />
28
32<br />
36<br />
40<br />
44<br />
48<br />
Rubrieken<br />
04 Redactioneel<br />
Henk-Jan Kooij<br />
05 Caperton<br />
Renée de Waal<br />
15 Column<br />
Kristof van Assche<br />
20 Forum<br />
Joren Jacobs en Henk-Jan Kooij<br />
47 Wad vind ik nou mooi!<br />
Lotte Bontje<br />
Onderwijs<br />
40 De torens van Ladonia<br />
De strijd tussen wens en werkelijkheid<br />
Raoul Beunen en Jeroen Neuvel<br />
44 Karakteristieke processen van ontwikkelingsplanologie<br />
Interactie en macht in theorie en praktijk<br />
Joline Santen<br />
48 Ontwerpen met water en de paradox van veiligheid en<br />
vermaak<br />
Ofwel hoe (landschap)ontwerpers een oplossing vinden voor de<br />
spanning tussen de gevaren en aantrekkingskracht van water<br />
Rosie Brader<br />
52 Positionering van de cultuurhistorische waarden in de<br />
locatieontwikkeling<br />
Eveline de Kock<br />
51 Onderwijscolumn<br />
55 Boeken<br />
TOPOS / 03 / 2006 3
<strong>Concepten</strong><br />
<strong>Concepten</strong> is het thema van dit nummer. Waarom<br />
concepten? Op het eerste gezicht is het een thema<br />
dat bindend is voor zowel planners als ontwerpers.<br />
Op het eerste gezicht wel ja, maar als je naar de<br />
betekenis van het concept gaat dan zie je al snel dat<br />
de vork toch iets anders in de steel zit wat betreft de<br />
betekenis van het concept in de beide disciplines. En<br />
dat is typisch voor een concept.<br />
Een concept betekent altijd iets anders voor<br />
verschillende mensen. Neem nou de afbeelding op<br />
de voorkant van dit exemplaar van de TOPOS. Ik zie<br />
dan zo voor me dat een team van planners,<br />
landschapsarchitecten, ambtenaren en anderen rond<br />
de tafel zitten en met de visie voor een gebied bezig<br />
zijn. Eerst worden de steden en dorpen ingekleurd,<br />
dan de infrastructuur zoals wegen, kanalen en<br />
spoorlijnen. Het selecte gezelschap discussieert<br />
gezamelijk over de toekomst van het gebied: wat zijn<br />
de sterke punten, wat zijn de zwakke punten en waar<br />
willen we naartoe? En dan, door een speling van het<br />
lot ziet de planner, de landschapsarchitect of de<br />
ambtenaar – wie van de drie het geweest is laat ik<br />
aan de fantasie van de lezer over – in een bevlieging<br />
de vorm van een aap in het concept dat ze zojuist<br />
geschetst hebben.<br />
Hij of zij probeert de overige aanwezigen in de<br />
koffiepauze van de kracht van het concept te<br />
overtuigen. Immers, een planconcept dat op een aap<br />
lijkt spreekt tot de verbeelding. Waren het niet de<br />
apen die een belangrijke rol speelden in het ‘Jungle<br />
book’? Denk aan de kracht die het concept heeft,<br />
iedereen zal dit concept onthouden en tot uitvoer<br />
brengen.<br />
En voor je het weet woon je als burger in een gebied<br />
dat ‘de aap’ wordt genoemd. Een enkeling die een<br />
select clubje planners en landschapsarchitecten weet<br />
te overtuigen, heeft grote invloed op jou<br />
leefomgeving. Als eerzame burger heb je niets in de<br />
melk te brokkelen. De laatste strohalm is dan de<br />
gekozen volksvertegenwoordiger, maar of die echt<br />
oog zal hebben voor wat het volk wíl en wat<br />
democratisch is? Helaas zal niemand zich afvragen<br />
waar we met zijn allen in godsnaam mee bezig zijn.<br />
4 TOPOS / 03 / 2006<br />
Zo wordt een planconcept dat door een klein clubje<br />
bedacht wordt, goedgekeurd door het volgende<br />
kleine clubje mensen. Zo wordt het planconcept ‘de<br />
aap’ een waarheid die aangeeft wat er met de ruimte<br />
om ons heen moet gaan gebeuren. In elke volgende<br />
discussie over de inrichting van ons landschap wordt<br />
weer gewapperd met ‘de aap’, om een bepaalde<br />
ruimtelijke ontwikkeling te legitimeren. Een<br />
herdefinitie van het concept blijkt schier onmogelijk.<br />
Het concept zit zo diep ingebakken dat het minstens<br />
nog 30 jaar zal duren – todat de bedenkers van het<br />
concept met pensioen gaan – eer het concept ter<br />
discussie gesteld kan worden.<br />
En zo kan het gebeuren dat 5.034 jaar later, wanneer<br />
de golven al enkele malen ons landje hebben<br />
overspoeld, een nieuwe beschaving zich zal afvragen<br />
waarom wij in ’s hemelsnaam onze steden, dorpen<br />
en infrastructuur zo ingericht hebben dat er vanuit de<br />
lucht een aap zichtbaar is.<br />
Zochten deze primitievelingen contact met de goden?<br />
Henk-Jan Kooij<br />
Eindredacteur <strong>Concepten</strong><br />
Redactioneel
Caperton<br />
In de rubriek Caperton doet de redactie van TOPOS<br />
verslag van nieuws in de categoriën ‘onderwijs’,<br />
‘onderzoek’, ‘praktijk’ en ‘aankondigingen’. Caperton is de<br />
naam van het land tussen twee afwateringskanalen van<br />
verschillende dorpen. Het is het land tussen verschillende<br />
werelden; de plek waar nieuws zich kan verzamelen.<br />
Lekker groen! volkstuinen,<br />
traditie & vernieuwing<br />
De functie en locaties van de volkstuinen in Nederland<br />
veranderen. Fungeerden zij voorheen vooral als extra<br />
voedselbron, tegenwoordig hebben de volkstuinen steeds<br />
meer een sociale en recreatieve functie. Waren zij vooral<br />
gelegen op aantrekkelijke locaties in en om de steden, nu<br />
worden deze gebieden steeds meer bedreigd door<br />
bijvoorbeeld woningbouw en veranderende infrastructuur.<br />
Te zien tot en met 7 januari in Kasteel Groenveld in<br />
Baarn.<br />
Het Onderwijs Team<br />
Het OT is vanaf heden elke ochtend bereikbaar in het OT<br />
kantoor, wat voorlopig nog gehuisvest is kamer 020 in de<br />
Hucht.<br />
Die grote leegte<br />
De toekomst van het Markermeer houdt Nederland al<br />
anderhalve eeuw bezig. Een nieuwe uitbreidingswijk voor<br />
Amsterdam, een nieuwe luchthaven of ruimte voor boeren<br />
uit de bollenstreek? Of toch een groot natuur- en<br />
recreatiegebied? Over de mogelijke bestemmingen van het<br />
Markermeergebied bestaan veel verschillende meningen.<br />
De tentoonstelling ‘Die groote leegte’ 150 jaar toekomst van<br />
het Markermeer toont tal van van bijzondere kaarten,<br />
documenten, maquettes, foto- en filmmateriaal en geeft zo<br />
een indringend beeld van de plannen die in de loop der tijd<br />
voor de inrichting van het gebied zijn ontwikkeld. De<br />
tentoonstelling is te zien vanaf 24 september tot en met 22<br />
april 2007 in het Nieuw Land Erfgoedcentrum in Lelystad.<br />
Meer informatie:<br />
http://www.nieuwlanderfgoedcentrum.nl/<br />
Promotie: van oude dingen,<br />
de mensen, die voorbij gaan...<br />
Op 22 december 2006, 16.00 uur zal Martijn Duineveld zijn<br />
dissertatie ‘Van oude dingen, de mensen, die voorbij<br />
gaan… Over de voorwaarden meer recht te kunnen doen<br />
aan de door burgers gewaardeerde cultuurhistories’<br />
verdedigen in de aula van Wageningen Universiteit.<br />
In zijn dissertatie betoogt Martijn Duineveld dat als de<br />
overheid meer ‘draagvlak’ wil voor haar cultuurhistorisch<br />
beleid, zij meer recht zal moeten doen aan de wensen van<br />
verschillende groepen burgers. Dat is niet eenvoudig<br />
volgens hem. De omgang met cultuurhistorie en in het<br />
bijzonder archeologie wordt in Nederland gedomineerd<br />
door een kleine elite van aan de overheid verbonden<br />
‘experts’. Deze experts zijn georganiseerd in een min of<br />
meer gesloten beleidswereld. Daardoor wordt er voorbij<br />
gegaan aan de wensen van uiteenlopende groepen<br />
mensen. Daaraan recht doen impliceert dat de geslotenheid<br />
van het cultuurhistorisch beleidsveld moet worden<br />
doorbroken. Hoewel zijn dissertatie zich beperkt tot de<br />
wereld van de archeologie, zijn de uitkomsten daarvan<br />
zeker relevant voor andere beleidsvelden waarbinnen de<br />
ambitie bestaat het beleid van de overheid te<br />
democratiseren.<br />
Martijn is onderzoeker bij de leerstoelgroep Sociaalruimtelijke<br />
analyse. Het onderzoek werd uitgevoerd onder<br />
begeleiding van professor Jaap Lengkeek (hoogleraar<br />
Sociaal Ruimtelijke analyse, Wageningen Universiteit).<br />
Geïnteresseerden zijn van harte welkom de verdediging en<br />
de aansluitende receptie bij te wonen. Het wordt, volgens<br />
Martijn, een dag om nooit meer te vergeten. Wie zijn wij om<br />
aan zijn woorden te twijfelen?<br />
TOPOS / 03 / 2006 5
6 TOPOS / 03 / 2006<br />
Promotie: the production of<br />
mindscapes<br />
Op 10 november, 16.00 uur zal Maarten Jacobs zijn<br />
proefschrift verdedigen in de aula van Wageningen<br />
Universiteit. In ‘the production of mindscapes: a<br />
comprehensive theory of landscape experience’ wordt een<br />
theorie ontwikkeld die beschrijft hoe landschapsbeleving<br />
werkt, hoe verschillende factoren de wijze waarop<br />
landschappen beleefd worden kunnen beïnvloeden, en<br />
welke hersenprocessen landschapsbeleving realiseren.<br />
Verschillende disciplinaire benaderingen (onder andere<br />
omgevingspsychologie, fenomenologie, humane geografie)<br />
worden binnen deze theorie geïnterpreteerd en met elkaar<br />
verbonden. Maarten Jacobs is docent bij de leerstoelgroep<br />
Sociaal-ruimtelijke analyse. Het onderzoek werd<br />
uitgevoerd onder begeleiding van<br />
professor Jaap Lengkeek (hoogleraar<br />
Sociaal Ruimtelijke analyse,<br />
Wageningen Universiteit) en dr. Hans<br />
Dooremalen (docent<br />
bewustzijnsfilosofie, vakgroep<br />
Rationality and Non-reduction,<br />
Universiteit Tilburg).<br />
Geïnteresseerden zijn van harte<br />
welkom de verdediging en de<br />
aansluitende receptie bij te wonen.<br />
Aaron Betsky verlaat het NAi<br />
Aaron Betsky, directeur van het Nederlands<br />
Architectuurinstituut (NAi), verlaat per 27 oktober 2006 het<br />
internationale instituut waaraan hij vijf en een half jaar<br />
leiding gaf. Betsky treedt op 21 november 2006 in dienst<br />
als directeur van het Cincinnati Art Museum, een van de<br />
oudste en grotere kunstmusea in de Verenigde Staten. De<br />
Raad van Toezicht en medewerkers van het NAi betreuren<br />
het vertrek van hun directeur zeer, maar hebben alle begrip<br />
voor deze stap die Betsky nieuwe uitdagingen en kansen<br />
biedt in zijn vaderland. Op korte termijn start de Raad van<br />
Toezicht, onder voorzitterschap van Hans Andersson, de<br />
procedure om een nieuwe directeur te vinden voor het NAi.<br />
bron: NAi Press op 29 augustus 2006<br />
Heeft u nieuws of suggesties voor de rubriek Caperton dan<br />
kunt u dit e-mailen naar de redactie, st.topos@wur.nl onder<br />
vermelding van ‘nieuws’. De redactie behoudt zich het recht<br />
voor een selectie te maken van ingezonden berichten.
TOPOS / 03 / 2006 7
<strong>Concepten</strong>, perceptie en wetenschap<br />
Waarom we zonder concepten hopeloos verloren zouden zijn<br />
Bij het woord ‘concept’<br />
denken we al snel aan iets<br />
intellectueels en ingewikkelds,<br />
bijvoorbeeld aan wetenschap-<br />
pelijke concepten of filoso-<br />
fische concepten. <strong>Concepten</strong><br />
spelen echter tevens een<br />
essentiële rol in onze alledaag-<br />
se belevingswereld: zonder<br />
concepten zou deze alleen uit<br />
complete chaos bestaan. In dit<br />
artikel volgt een onderbouwing<br />
van deze bewering, en een<br />
uitleg van de wijze waarop wij<br />
deze concepten ontwikkelen.<br />
Tenslotte wordt een vergelijking<br />
gemaakt tussen mentale<br />
concepten, die een rol spelen<br />
in onze alledaagse belevings-<br />
wereld, en wetenschappelijke<br />
con-cepten, die een rol spelen<br />
in de constructie van weten-<br />
schappelijk begrip.<br />
Maarten Jacobs<br />
Universitair docent Sociaal-ruimtelijke<br />
analyse, Wageningen Universiteit<br />
Onderzoeker, centrum Landschap, Alterra<br />
maarten.jacobs@wur.nl<br />
8 TOPOS / 03 / 2006<br />
Weg met de camera<br />
Perceptie is de beleving van objecten in<br />
de buitenwereld, bijvoorbeeld het<br />
ervaren van een boom. In eerste instantie<br />
zouden we kunnen denken dat perceptie<br />
ongeveer hetzelfde werkt als een camera.<br />
Zoals een camera de buiten-wereld op<br />
natuurgetrouwe wijze registreert op<br />
grond van de prikkels die op de lens<br />
vallen, zo creëren wij een afspiegeling<br />
van de buitenwereld in onze psyche op<br />
grond van de prikkels die worden opgevangen<br />
door onze zintuigen.<br />
Natuurlijk werken een camera en onze<br />
hersenen anders, maar het functionele<br />
principe blijft hetzelfde. Buiten staat<br />
een boom met bepaalde eigenschappen,<br />
en als wij ernaar kijken zien wij die<br />
boom met die eigenschappen. De<br />
camera-metafoor van perceptie wordt<br />
echter serieus uitgedaagd door de<br />
volgende (gedachten-) experimenten.<br />
Experiment 1: kijken naar een bekende. Als<br />
we het gezicht van een bekende zien,<br />
dan ervaren wij wat we zien direct als<br />
het gezicht van een bekende. De prikkels<br />
die op ons netvlies vallen, zijn echter<br />
nooit precies hetzelfde: er zijn altijd<br />
details die anders zijn, zoals de lichtval.<br />
Beleven is dus meer dan een passief<br />
registreren; in de herkenning zit een<br />
element van creatieve constructie.<br />
Experiment 2: Chinese karakters. In figuur<br />
1 zullen de meesten direct Chinese<br />
karakters herkennen.<br />
Deze herkenning vindt waarschijnlijk<br />
niet plaats op grond van het feit dat we<br />
ooit geleerd hebben dat deze specifieke<br />
symbolen Chinese karakters zijn.<br />
Misschien is het wel een neptekening,<br />
die geen echte Chinese karakters uitdrukt.<br />
We zien Chinese karakters, omdat ze<br />
lijken op voorstellingen van Chinese<br />
karakters die wij reeds tot onze<br />
beschikking hebben. (En om irritaties<br />
te voorkomen: het zijn echte Chinese<br />
karakters, die ‘succes’ betekenen.)<br />
Experiment 3: de Kanisza driehoek.<br />
Kijkend naar figuur 2 beleven wij een<br />
driehoek.<br />
Maar waar is die driehoek dan? Het<br />
plaatje bestaat uit drie zwarte stippen<br />
met inkepingen die gericht zijn op het<br />
midden. Een driehoek is niet inherent<br />
aanwezig in deze afbeelding. Toch<br />
kunnen we het niet vermijden dat we<br />
een driehoek ervaren. We voegen met<br />
andere woorden iets toe aan de visuele<br />
prikkels die onze zintuigen opvangen,<br />
alvorens wij een ervaring hebben.<br />
Experiment 4: ambigue plaatjes. In figuur 3<br />
kunnen we zowel een eendenkop als<br />
een konijnenkop zien.<br />
Onze ervaring van het plaatje kan dus<br />
veranderen, terwijl de binnenkomende<br />
prikkels hetzelfde zijn.<br />
Deze experimenten tonen aan dat er<br />
‘iets’ in onze psyche moet zijn, op grond<br />
waarvan wij de via onze zintuigen binnenkomende<br />
prikkels organiseren en<br />
interpreteren. De camerametafoor is<br />
daarmee onhoudbaar. Zonder dat ‘iets’<br />
kunnen wij geen bekende dan wel onbekende<br />
zaken herkennen, iets beleven<br />
dat niet inherent is aan de prikkels, of<br />
bepaalde prikkels op meerdere manieren<br />
ervaren, allemaal capaciteiten waarover<br />
een camera niet beschikt. Dat ‘iets’ in<br />
onze psyche bestaat uit concepten.<br />
Omdat het begrip ‘concept’ op verschillende<br />
manieren wordt gebruikt<br />
(zoals bijvoorbeeld in de uitdrukkingen<br />
‘wetenschappelijke concepten’ of<br />
‘planconcepten’), zal ik ter aanduiding<br />
van concepten zoals die zijn opgeslagen<br />
in de psyche de term ‘mentale concepten’<br />
hanteren.<br />
Mentale concepten<br />
Wat zijn mentale concepten, en wat doen<br />
ze eigenlijk? Volgens Howard (1987) is<br />
een mentaal concept ‘a mental representation<br />
of a category, which allows us to<br />
sort stimuli into instances and
noninstances’. Sperber en Wilson (1998)<br />
omschrijven een mentaal concept als<br />
‘an enduring mental structure, which is<br />
capable of playing different discriminatory<br />
or inferential roles on different occasions<br />
in an individual’s mental life’.<br />
Mentale concepten zijn structuren in de<br />
individuele psyche, waarmee we kunnen<br />
discrimineren tussen stimuli (bijvoorbeeld<br />
iets al dan niet als boom kunnen<br />
herkennen). Mentale concepten moeten<br />
we niet verwarren met woorden.<br />
Mentale concepten hoeven helemaal<br />
niet talig te zijn. We kunnen bijvoorbeeld<br />
bepaalde vormen herkennen waar<br />
we geen woorden voor hebben, en we<br />
zijn in staat om meer kleuren blauw van<br />
elkaar te onderscheiden dan we woorden<br />
voor blauwtinten hebben (uit onderzoek<br />
blijkt dat we ongeveer vijf miljoen<br />
kleuren van elkaar kunnen onderscheiden,<br />
en dat is meer dan het aantal<br />
woorden dat het lexicon van welke<br />
natuurlijke taal ook bevat). Sommige<br />
mentale concepten kunnen echter<br />
eenvoudig met woorden worden verbonden,<br />
zoals het concept boom en het<br />
woord ‘boom’.<br />
In onze psyches zitten miljoenen<br />
mentale concepten opgeslagen. Deze<br />
mentale concepten zijn met elkaar<br />
verbonden in netwerken. Zo is iemand’s<br />
mentale concept voor boom een<br />
netwerk van visuele mentale concepten<br />
voor bomen (hoe zien bomen eruit),<br />
auditieve mentale concepten (hoe klinkt<br />
het ruisen van blaadjes in de wind),<br />
cognitieve mentale concepten (hoe zijn<br />
bomen opgebouwd, hoe werken ze<br />
fysiologisch), enzovoorts. Onze<br />
psychische structuur bestaat dus uit<br />
onvoorstelbaar veel mentale concepten,<br />
met talloze onderlinge verbindingen.<br />
Zonder deze mentale concepten zou<br />
onze beleving volstrekt, maar dan ook<br />
helemaal volstrekt, betekenisloos zijn.<br />
We zouden alleen maar honderd procent<br />
chaos kunnen beleven, te vergelijken<br />
met de sneeuw op TV als er geen<br />
kanaalontvangst is (maar dan nog erger,<br />
want onze beleving van deze sneeuw is<br />
toch al een beetje gestructureerd).<br />
Zonder mentale concepten zouden we<br />
een bombardement aan prikkels binnenkrijgen,<br />
waar we vervolgens niets mee<br />
kunnen. De binnenkomende prikkels<br />
leiden tot sensatie, maar sensatie is nog<br />
geen perceptie: eerst vinden er allerlei<br />
informatieverwerkende processen<br />
plaats, waarmee de informatie wordt<br />
gedeconstrueerd, georganiseerd en<br />
geïnterpreteerd met behulp van deze<br />
mentale concepten. Meestal zijn we ons<br />
niet bewust van het verschil tussen<br />
sensatie, de ervaring van ruwe betekenisloze<br />
informatie, en perceptie, de<br />
ervaring van georganiseerde, betekenisvolle<br />
voorstellingen, omdat de tussenliggende<br />
informatieverwerkende processen<br />
in de regel nogal snel verlopen.<br />
Soms echter wordt het verschil duidelijk,<br />
zoals bij figuur 4. Neem even de tijd<br />
om ernaar te kijken, totdat je ziet wat<br />
het voorstelt (tip: er staat een woord).<br />
Als je begint te kijken, dan zie je een<br />
chaotische verzameling onregelmatige<br />
zwarte vormen met een witte balk<br />
erdoor. Na een tijdje doemt opeens het<br />
woord ‘seeing’ op. We zijn ons grotendeels<br />
niet bewust van het tussenliggende<br />
informatieverwerkende proces. Het<br />
woord verschijnt schijnbaar plotseling.<br />
Als we het woord zien, dan hebben we<br />
ons visuele mentale concept voor dit<br />
woord weten te koppelen aan het<br />
plaatje, waardoor we opeens in staat<br />
zijn om uit de relatieve chaos (sensatie)<br />
een betekenisvolle voorstelling te<br />
creëren. Iemand die zich niet de juiste<br />
mentale concepten heeft eigengemaakt<br />
voorafgaand aan het zien van dit plaatje,<br />
zal het woord nooit kunnen zien. Maar<br />
hoe komen we dan aan deze mentale<br />
concepten?<br />
De geboorte van mentale concepten<br />
Virgil is de naam van een patiënt van de<br />
neurochirurg Oliver Sacks, die<br />
verschillende fascinerende boeken heeft<br />
geschreven over mensen met<br />
afwijkende belevingswerelden. Virgil<br />
werd kort na zijn geboorte blind. De<br />
diagnose was retinitis pigmentosa, een<br />
ongeneeslijke ziekte. Op zijn vijfenveertigste<br />
levensjaar werd opnieuw een<br />
diagnose gesteld, waaruit bleek dat zijn<br />
blindheid het gevolg was van een<br />
andere afwijking, die met een operatieve<br />
ingreep kon worden hersteld. Aldus<br />
geschiedde. En Virgil kon weer zien.<br />
Aanvankelijk was hij natuurlijk zeer<br />
verguld, maar na een paar dagen werd<br />
hij zich bewust van een groot probleem.<br />
Zijn vrouw schreef hierover het volgende<br />
in haar dagboek: als een baby die net<br />
leert zien, alles is nieuw, spannend en<br />
eng, hij weet niet wat zien betekent<br />
(Sacks, 1995). Het probleem was dat<br />
Virgil niet over de visuele mentale<br />
concepten beschikte waarmee hij<br />
betekenis kon toekennen aan zijn<br />
visuele sensaties. De visuele belevingswereld<br />
van Virgil kunnen we ons voorstellen<br />
als de visuele ervaring die wij<br />
hadden bij het kijken naar figuur 4<br />
voordat we het woord ‘seeing’ zagen:<br />
een verzameling chaotische vormen,<br />
die praktisch betekenisloos is.<br />
Omdat Virgil altijd blind is geweest,<br />
heeft hij nooit visuele mentale concepten<br />
gevormd in zijn psyche. En, helaas<br />
voor hem, als je vijfenveertig bent, dan<br />
kun je deze mentale concepten nooit<br />
meer goed aanleren. Er zijn bepaalde<br />
kritische periodes in het leven, waarin<br />
prikkels nodig zijn om visuele mentale<br />
concepten te vormen. Dit blijkt bijvoorbeeld<br />
uit proeven met muizen. Jonge<br />
muizen die in hun eerste levensmaanden<br />
gedurende een periode van<br />
een paar weken worden uitgesloten van<br />
visuele stimulatie (bijvoorbeeld door ze<br />
in het volstrekte donker te zetten),<br />
leren nooit meer goed zien. Mentale<br />
concepten verwerven we dus gedurende<br />
de loop van ons leven, onder invloed<br />
van stimulering door prikkels die onze<br />
zintuigen opvangen uit de<br />
buitenwereld.<br />
TOPOS / 03 / 2006 9
De neuroloog Kandel heeft het achterliggende<br />
neurale mechanisme van de<br />
vorming van mentale concepten<br />
ontrafeld, een prestatie waarvoor hij in<br />
1995 de Nobelprijs voor de geneeskunde<br />
ontving. Onze hersenen bestaan<br />
uit ongeveer honderd miljard hersencellen,<br />
neuronen, die met elkaar<br />
verbonden zijn door middel van<br />
synapsen en dendrieten. Als een neuron<br />
is geactiveerd gaat er een stroompje<br />
door het synaps, dat weer wordt<br />
gedetecteerd door een dendriet van een<br />
andere neuron dat met de synaps is<br />
verbonden. Dit leidt tot activering van<br />
een volgend neuron. Tussen de synaps<br />
en de dendriet zit echter een kloofje.<br />
Dit kloofje wordt overbrugd doordat<br />
het geactiveerde neuron neurotransmitters<br />
vrijlaat die door de dendriet van<br />
het volgende neuron worden opgevangen.<br />
Kandel (2001) ontdekte echter<br />
dat neurotransmitters meer doen dan<br />
signalen doorgeven van de ene naar de<br />
andere hersencel: ze veranderen de<br />
genexpressie van hersencellen.<br />
Bepaalde genen worden geactiveerd, en<br />
zetten via een complexe keten van<br />
chemische processen aan tot versterking<br />
van bestaande verbindingen en<br />
de creatie van nieuwe verbindingen<br />
tussen hersencellen. Met andere<br />
woorden: de neurale circuits in onze<br />
hersenen veranderen voortdurend<br />
onder invloed van activering. Dat<br />
specifieke neurale circuits coderen voor<br />
specifieke mentale concepten wordt<br />
10 TOPOS / 03 / 2006<br />
figuur 1: chinese karakters figuur 2: de kamikaze driehoek<br />
gedemonstreerd door een onderzoek<br />
van Newsome et al. (1989). Zij trainden<br />
eerst rhesusaapjes om hun arm op te<br />
steken als zij stippen naar links zagen<br />
bewegen. Daarna spoorden zij het<br />
specifieke neurale circuit op dat was<br />
geactiveerd tijdens hun ervaring van<br />
beweging naar links, met andere woorden<br />
het circuit dat codeert voor hun mentale<br />
concept beweging naar links.<br />
Vervolgens implanteerden zij een<br />
elektrode tegen dit specifieke circuit in<br />
de hersenen van de aapjes. In een<br />
experiment lieten zij de aapjes stippen<br />
zien die ad random bewogen. Op het<br />
moment echter dat de onderzoekers<br />
lichte stroompjes toedienden aan de<br />
aapjes, dan staken de aapjes hun arm<br />
op. Met andere woorden, zij ervaarden<br />
beweging naar links, omdat hun mentale<br />
concept werkzaam was, ook al bewogen<br />
de stippen ad random. Kortom, mentale<br />
concepten maken we ons eigen,<br />
gedurende ons leven, onder invloed van<br />
prikkelingen, die aanzetten tot de<br />
vorming van neurale circuits, die<br />
coderen voor mentale concepten.<br />
Wetenschappelijke concepten<br />
Vanuit dit perspectief van mentale<br />
concepten en de noodzakelijke rol die<br />
ze spelen in het construeren van een<br />
betekenisvolle belevingswereld, kunnen<br />
we naar wetenschappelijke concepten<br />
kijken. Het is dan geen uitputtende<br />
analyse van wat wetenschappelijke<br />
concepten precies zijn, maar een korte<br />
vergelijkende analyse vanuit een bepaald<br />
gezichtspunt.<br />
Via onze ogen knalt er per seconde tien<br />
miljoen bits aan informatie onze<br />
hersenen binnen. Onze bewustzijnscapaciteit<br />
kan dit helemaal niet aan. We<br />
scheppen ordening in deze chaos door<br />
mentale concepten te gebruiken, die<br />
leiden tot het reduceren van de overweldigende<br />
hoeveelheid informatie tot<br />
enkele zinvolle percepten, waar we iets<br />
mee kunnen. Wat mentale concepten<br />
doen voor onze alledaagse belevingswereld,<br />
dat doen wetenschappelijke<br />
concepten voor wetenschappelijke<br />
activiteit, en de productie van, noem<br />
het maar, intellectueel analytische<br />
kennis. De werkelijkheid is oneindig<br />
complex en divers, en daarom kunnen<br />
we de werkelijkheid als zodanig niet<br />
onderzoeken. Om deze complexiteit als<br />
onderzoeker te lijf te gaan, zijn we<br />
gedwongen wetenschappelijke concepten<br />
te hanteren, waarmee we onze<br />
onderzoeksactiviteiten reduceren,<br />
waarmee we orde scheppen in de<br />
chaotische werkelijkheid. Zoals ons<br />
alledaagse begrip van de wereld om ons<br />
heen mogelijk wordt gemaakt door het<br />
construeren van netwerken van mentale<br />
concepten, zo wordt ons wetenschappelijke<br />
begrip van de wereld<br />
mogelijk gemaakt door het bouwen van<br />
netwerken van wetenschappelijke<br />
concepten.
Zijn wetenschappelijke concepten dan<br />
niets anders dan een deelverzameling<br />
van mentale concepten, dat wil zeggen,<br />
een specifiek type mentale concepten?<br />
Ja en nee. Ja, omdat het wetenschappelijk<br />
begrip van een persoon inderdaad bestaat<br />
uit netwerken van specifieke mentale<br />
concepten. Nee, omdat wetenschappelijke<br />
kennis publieke kennis is. Ook al<br />
begrijpt iemand iets, we kunnen pas<br />
spreken van wetenschappelijke kennis<br />
als dit begrip wordt gedeeld met<br />
anderen. Einstein was niet tevreden<br />
met zijn inzicht dat later bekend is<br />
geworden als de relativiteitstheorie.<br />
Nee, hij moest zich veel moeite<br />
getroosten om zijn mentale concepten<br />
die dit inzicht vormden om te zetten in<br />
taal, zodat het ook door anderen<br />
begrepen kon worden. Hij moest<br />
uitleggen dat hij met het concept<br />
relativiteit bedoelde dat ruimte en tijd<br />
vanuit een waarnemer relatief zijn ten<br />
opzichte van een andere waarnemer,<br />
dat de verhoudingen in ruimte en tijd<br />
tussen twee waarnemers worden<br />
bepaald door de snelheid van de<br />
waarnemers ten opzichte van elkaar, en<br />
dat deze verhoudingen exact zijn uit te<br />
rekenen door middel van de zogenoemde<br />
Lorenz-transformaties. Andere natuurkundigen<br />
lazen zijn publicatie, en dit<br />
leidde ertoe dat zij nieuwe netwerken<br />
van mentale concepten gingen vormen<br />
die de relativiteitstheorie representeerden,<br />
en die, althans tot in bepaalde mate,<br />
overeenkwamen met het netwerk van<br />
figuur 3: ambigue afbeelding figuur 4: sensatie en perceptie<br />
mentale concepten dat Einstein in zijn<br />
hoofd had.<br />
Wetenschappelijke concepten zijn dus<br />
meer dan specifieke mentale concepten<br />
van een bepaald persoon: ze bestaan<br />
pas als ze letterlijk zijn vertaald in taal<br />
en zijn begrepen door andere wetenschappers,<br />
wat leidt tot overeenkomsten<br />
in netwerken van mentale concepten<br />
onder leden van een wetenschappelijke<br />
gemeenschap. Einstein is dood, maar<br />
het wetenschappelijke concept relativiteit<br />
is springlevend.<br />
Literatuur<br />
- Howard, J. (1987). Concepts and schemata.<br />
London: Cassell Educational.<br />
- Kandel, E. R. (2001). The molecular biology<br />
of memory storage: a dialogue between genes<br />
and synapses. Science, 294(5494), 1113-1120.<br />
- Newsome, W., Britten, K. & Movshon, A.<br />
(1989). Neural correlates of a peceptual decision.<br />
Nature, 341, 52-54.<br />
- Sacks, O. (1995). Wel en niet zien. In: O. Sacks,<br />
Een antropoloog op Mars, zeven paradoxale `<br />
verhalen. Amsterdam: Meulenhof.<br />
- Sperber, D. & en Wilson, D. (1998). The<br />
mapping between the public and the mental<br />
lexicon. In: P. Carruthers & J, Boucher, Thought<br />
and language. Cambridge: CUP.<br />
Summary<br />
Mental concepts play an inferential<br />
and necessary role in the information<br />
processing bringing about meaningful<br />
experiences, as experiments<br />
demonstrate. Without mental<br />
concepts, our experiences would be<br />
fully chaotic. Mental concepts are<br />
created during the course of life, under<br />
influence of neural stimulation, leading<br />
to an alteration of neural circuits that<br />
code for mental concepts. Scientific<br />
concepts resemble mental concepts<br />
with respect to their conditional<br />
inferential role in making sense of the<br />
world. However, scientific concepts<br />
are different from mental concepts in<br />
the sense that the former are public,<br />
while the latter are private.<br />
TOPOS / 03 / 2006 11
Concept, conceptie, conceptueel, concipiëren<br />
Concept. Conceptie.<br />
Conceptueel. Concipiëren.<br />
Betekenis: kladversie,<br />
denkbeeld of gedachte, stap in<br />
een plannings- of ontwerp-<br />
proces. Begrippen die we<br />
allemaal kennen en hanteren,<br />
die onderling slechts subtiel<br />
verschillen. Maar wat is nu de<br />
juiste interpretatie van deze<br />
begrippen? En wat is het<br />
verschil precies, wanneer we<br />
ze gebruiken in het dagelijks<br />
leven of als we in deze termen<br />
over ons vakgebied praten?<br />
De redactie vroeg emeritus<br />
hoogleraar landschaps-<br />
architectuur Meto Vroom om<br />
uitleg. Met behulp van zijn<br />
nieuwe Lexicon van de tuin-<br />
en landschapsarchitectuur<br />
geeft hij weer wat de betekenis<br />
is van concepten in en voor de<br />
ruimtelijke planning en de<br />
landschapsarchitectuur.<br />
Meto J. Vroom<br />
Emeritus hoogleraar Landschapsarchitectuur,<br />
Wageningen Universiteit<br />
12 TOPOS / 03 / 2006<br />
De cursief gedrukte woorden verwijzen naar<br />
lemma’s in het Lexicon van de tuin- en<br />
landschapsarchitectuur<br />
Wat betekent nu eigenlijk het woord<br />
‘concept’? We kunnen vooropstellen dat<br />
we te maken hebben met een breed begrip<br />
dat – mits heel algemeen geformuleerd<br />
– op diverse levensterreinen van<br />
toepassing is, maar qua inhoud niet altijd<br />
hetzelfde is. Een concept kan concreet,<br />
abstract of theoretisch zijn en zo de<br />
grondslag voor theorievorming behelzen.<br />
In de ruimtelijke planning is een planconcept<br />
(of planningsconcept) weliswaar<br />
verwant met een ontwerpconcept<br />
in de landschapsarchitectuur en in de<br />
industriële vormgeving, maar het is toch<br />
niet hetzelfde, terwijl het in de beeldende<br />
kunsten en de literatuur weer een<br />
andere lading heeft.<br />
Eigenlijk is het woord ‘concept’ zoals we<br />
dat gebruiken in de planning en het ontwerp<br />
taalkundig niet correct. Immers, de<br />
nieuwe van Dale noemt het ‘voorlopige<br />
formulering van een geschrift’ en daar<br />
gaat het ons niet om. Een voor ons doel<br />
meer toepasselijke woord is ‘conceptie’,<br />
dat uitgelegd wordt als ‘wording, schepping,<br />
bevatting, vorming van een begrip<br />
in de geest’ en ook ‘scheppende gedachte’.<br />
Deze uitleg wordt bevestigd bij het<br />
werkwoord ‘concipiëren’: ‘in de geest<br />
vormen, volgens een zeker plan schetsen<br />
(synoniem ontwerpen)’, en tenslotte<br />
wordt ‘conceptuele kunst’ of ‘conceptual<br />
art’ aangeduid als: ‘een kunstopvatting<br />
in de moderne kunst, het eerst gepropageerd<br />
door Marcel Duchamp, waarbij<br />
het idee (concept) centraal staat en de<br />
verbeelding daaraan ondergeschikt is’.<br />
Tot zover de definities in van Dale. Ze<br />
zijn wel wat algemeen maar ze laten wel<br />
zien dat het voor ruimtelijke planners<br />
en ontwerpers een kernbegrip is: het<br />
duidt op een vitaal moment – of een vitale<br />
fase – in elk plannings- en ontwerpproces.<br />
Wat is nu een ruimtelijk planconcept,<br />
zoals toegepast in de Ruimtelijke<br />
Ordening?<br />
Hidding (2002) citeert: ‘een ruimtelijk<br />
plan-concept geeft in kernachtige vorm,<br />
via woord en ook via beeld, uitdrukking<br />
aan de wijze waarop een actor aankijkt<br />
tegen de gewenste ontwikkeling van de<br />
ruimtelijke inrichting, alsmede de aard<br />
van de interventies die noodzakelijk<br />
worden geacht’. Een bekend planconcept<br />
is het ‘Groene Hart’, dat is een open<br />
gebied, omsloten door een hoefijzervormige<br />
reeks van verstedelijkte gebieden,<br />
dat volgens de rijksoverheid zo<br />
moet blijven.<br />
Planconcepten drukken de intenties van<br />
de planner uit ten aanzien van een toekomstige<br />
situatie, zoals bijvoorbeeld het<br />
streven naar behoud van bepaalde kwaliteiten<br />
ofwel het juist ingrijpend vernieuwen<br />
van de bestaande situatie. Men<br />
denkt dus in heel algemene termen over<br />
gewenste toestanden of processen. De<br />
opeenvolgende nota’s Ruimtelijke Ordening<br />
van de regering staan er vol van.<br />
Theoretisch concepten zoals beschreven<br />
door Vrijlandt (2006) hebben een hoger<br />
abstractieniveau, ze vormen een samenhangend<br />
stelsel van voorstellingen,<br />
gedachten, wensbeelden. We kunnen<br />
deze voorbeelden als concepten vooraf<br />
beschrijven: ze zijn richtinggevend voor<br />
planningsprocessen in het algemeen.<br />
Ze berusten op ideaalvoorstellingen<br />
omtrent de meest gewenste samenleving<br />
en brengen de daarbij behorende<br />
ruimtelijke inrichting tot uiting. Idealen<br />
en ideologiën, paradigmas, maatschappijopvattingen<br />
en politieke standpunten<br />
spelen een rol. Ze zijn heel algemeen<br />
geformuleerd, maar ze kunnen wel een<br />
zekere uitwerking krijgen in modellen en<br />
scenarios.<br />
In de geschiedenis van de stedebouwkunde<br />
spelen concepten vooraf een<br />
grote rol. De filosofische basis heeft<br />
hier in de loop der geschiedenis een<br />
wisselende uitwerking gekregen in<br />
concrete planning en vormgeving, zoals<br />
uitvoerig beschreven door Geoffrey<br />
Broadbent in zijn ‘Emerging concepts<br />
in urban space design’.
Kleefmann (1984) gaat nader in op de<br />
conceptvorming binnen of tijdens een<br />
planningsproces. Hij onderscheidt in<br />
principe twee werkwijzen bij het maken<br />
van ruimtelijke plannen. De eerste<br />
noemt hij het ‘overkragen’, waarbij<br />
getracht wordt om al redenerend de<br />
kloof tussen een bekende of kenbare<br />
bestaande toestand en een nieuwe,<br />
nagestreefde toestand te overbruggen<br />
en een spoor vooruit te bouwen naar<br />
de toekomstige situatie. De logica<br />
domineert.<br />
De tweede omschrijft hij als het<br />
‘sprongen maken’ waarbij ‘met inzet<br />
van fantasie en creativiteit’ verschillende<br />
mogelijke nieuwe toestanden worden<br />
verzonnen. Het logische proces wordt<br />
hier aangevuld met het creatieve.<br />
Daaruit ontstaan verschillende mogelijkheden<br />
en potenties die ook in modellen<br />
of scenarios nader uitgewerkt kunnen<br />
worden. Hoewel Kleefmann het woord<br />
concept in zijn betoog niet gebruikt is<br />
het duidelijk dat deze activiteit daarop<br />
duidt.<br />
Wat is een ontwerpconcept in de tuin-<br />
en landschapsarchitectuur?<br />
Binnen het Wageningse onderwijs in de<br />
landschaparchitectuur kwam het denken<br />
in concepten in zwang in de loop van<br />
de zeventiger jaren van de 20 ste eeuw.<br />
Aanleiding was de crisis die ontstaan<br />
was binnen de tot dan gevolgde werkwijze<br />
bij complexe ontwerpopgaven,<br />
die primair berustte op de terrein- en<br />
de landschapsanalyse, ook wel aan te<br />
duiden als een analyse van systemen.<br />
Deze was ingevoerd in de jaren zestig<br />
op grond van de stelling dat een ontwerper<br />
ruimtelijke ingrepen in een<br />
bestaande situatie slechts kon voorbereiden<br />
wanneer hij het object van<br />
bewerking grondig kende. Aangezien<br />
het kennen van een complexe werkelijkheid<br />
– of het nu een plek is of een<br />
regio – in zijn totaliteit echter het<br />
bevattingsvermogen van het menselijk<br />
brein ver te boven gaat werd het onvermijdelijk<br />
geacht om die werkelijkheid te<br />
ontleden in een aantal componenten.<br />
Men kan dit een vorm van reductie noemen.<br />
De uiteengerafelde componenten<br />
konden in de analyse apart bestudeerd,<br />
gekarakteriseerd en vervolgens<br />
gewaardeerd worden in samenhang met<br />
geformuleerde ontwerpdoelstellingen.<br />
Daarmee werd het ontwerpen – althans<br />
deels – een wetenschappelijk<br />
onderbouwde bezigheid, die door de herkenbaarheid<br />
van de genomen stappen<br />
en beslissingen ook heel democratisch<br />
was. Iedereen werd verondersteld de<br />
onontkoombaarheid van het logische<br />
betoog te kunnen volgen en controleren.<br />
De toepassing van deze methode bleek<br />
echter niet zonder problemen te<br />
verlopen. Om in de loop van een<br />
ontwerpproces terug te keren van de<br />
uiteengerafelde en geanalyseerde delen<br />
van een terrein of landschap naar een<br />
territorium-als-geheel bleek al moeilijk.<br />
Werkelijk frusterend was echter de<br />
ervaring dat – ook al kende de ontwerper<br />
de relaties en affiniteiten tussen het<br />
terrein en vormen van gebruik, en<br />
beschikte over duidelijk omschreven<br />
ontwerpdoelstellingen, waardoor het geheel<br />
dus goed beredeneerd kon worden –<br />
daaruit zelden een ruimtelijk ontwerp<br />
voortvloeide. Er is blijkbaar meer nodig<br />
en dat méér bestaat uit het genereren<br />
van een ruimtelijk concept. Er moet<br />
een idee, een voorstelling, een beeld<br />
bestaan bij de ontwerper omtrent<br />
datgene wat hij kan en wil. Zo’n ruimtelijke<br />
ideaalvoorstelling moet daarbij<br />
gaandeweg evolueren van een vage naar<br />
een meer concrete vormgeving.<br />
In Nederland lijkt de term te zijn overgewaaid<br />
van de industriële design-wereld<br />
uit de jaren tachtig van de 20 ste eeuw,<br />
waarin vakmanschap gecombineerd<br />
werd met persoonlijke expressie en<br />
originele ideeën die men ‘concepten’<br />
ging noemen. De Rietveldstoel kan als<br />
een vroege voorloper worden beschouwd<br />
(Kuilman, 2006).<br />
Pogingen tot verklaring van het ontstaan<br />
van concepten zoals beschreven in de<br />
vakliteratuur van architecten en land-<br />
schapsarchitecten berusten op de stelling<br />
dat ideeëen, of de verbeeldingskracht<br />
van een ontwerper, in de loop van de<br />
tijd opgebouwd worden door het leren<br />
waarnemen van de bestaande dagelijkse<br />
omgeving en het opslaan daarvan in<br />
zijn geheugen als herinneringsbeeld.<br />
Daarbij speelt het zien van gelijkenissen<br />
tussen beelden via associaties en het herkennen<br />
van metaforen en samenhangen een<br />
belangrijke rol (Warnau, 1990).<br />
Die opgeslagen referentiebeelden worden<br />
in het ontwerp toegepast en geleidelijk<br />
in beeld gebracht tijdens het proces van<br />
schetsen. Men kan dit de creatieve fase<br />
of het creatieve moment in het ontwerpproces<br />
noemen waarbij de intuïtie een<br />
belangrijke rol speelt (Foqué, 1975). Zij<br />
wordt ondersteund, zoals Meeus (1984)<br />
beschrijft, door hulpmiddelen die een<br />
ontwerper in de loop van zijn professioneel<br />
bestaan geleidelijk in zijn<br />
geheugen opbouwt en die zich lenen<br />
voor interpretatie in nieuwe situaties.<br />
Daarnaast spelen motieven en thema’s een<br />
rol. Motieven zijn vaste manieren van<br />
weergeven die tot het gereedschap van<br />
de ontwerper behoren en die je kunt<br />
leren. Vormcategorieën als lijnen, assen<br />
en bogen horen daartoe. Verder moet<br />
er een kennis zijn van de ontwerpmiddelen<br />
en die kun je ook leren. Op grond van<br />
dergelijke aangeleerde regels in combinatie<br />
met idealen en ideologieën (de<br />
innerlijke overtuigingen) en gevat in<br />
een hedendaagse ontwerpstijl ontstaat<br />
een nieuw beeld, uitgewerkt in de vorm<br />
van een ontwerp.<br />
Al die gebruikte termen horen bij de fase<br />
van de conceptvorming in een ontwerpproces.<br />
Daarmee kun je zeggen dat die<br />
conceptuele fase van het ontwerpproces<br />
niet een precies aan te duiden moment<br />
is maar een samengaan voorstelt van tal<br />
van passieve en actieve cerebrale en<br />
emotionele momenten, al met al iets<br />
wat zich niet precies laat benoemen en<br />
beschrijven. Het blijft een ietwat geheimzinnig<br />
en wetenschappelijk niet te<br />
verklaren proces. Men kan het proberen<br />
TOPOS / 03 / 2006 13
Een afgebroken zuil en poort met handgranaten symboliseren leven en dood in de tuin van Hamilton Finlay (Schotland).<br />
te verklaren als het creatieve moment in<br />
een ontwerproces, maar het is eigenlijk<br />
een hele serie momenten waarin<br />
allerhande zaken dooreenlopen. ‘It is<br />
precisely the imagination – a certain mysterious,<br />
fantastical or poetical quality –<br />
from which a park derives the rationale<br />
of its existence’ (Baljon, 1992).<br />
Een construct, zoals beschreven in het<br />
lexicon, gaat een stap verder in de zin<br />
dat het een meer concreet voorstelbaar<br />
beeld is.<br />
Conceptuele kunst zoals we die onder<br />
meer in voorbeelden van ‘land art’<br />
vinden maakt veel gebruik van symbolen<br />
en metaforen. Deze kunstvorm beoogt<br />
niet primair om gevoelens van schoonheidservaring<br />
op te roepen, maar om<br />
de ervaren werkelijkheid te proble-<br />
14 TOPOS / 03 / 2006<br />
matiseren, om beschouwers ‘op het verkeerde<br />
been’ te zetten, om een intellectuele<br />
discussie te stimuleren en daarmee<br />
nieuwe ideeën te genereren. De tuin van<br />
Hamilton Finlay in Schotland, vormt<br />
hiervan een treffend voorbeeld.<br />
Afgebroken zuilen symboliseren het<br />
korte leven van de mens, palladiaanse<br />
kolommen staan naast modellen van<br />
moderne vliegdekschepen en handgranaten<br />
op de zuilen ter weerszijden<br />
van een poort verwijzen naar de dood.<br />
Conceptuele kunst kan in het algemeen<br />
dus als een voedingsbron voor de<br />
fantasiewereld van de ontwerper gezien<br />
worden.<br />
Al met al kunnen we concluderen dat<br />
een concept op verschillende fasen in<br />
plannings- en ontwerpprocessen kan<br />
worden gevormd, en daarbij variëren<br />
kan van een beredeneerd ideaal vooraf<br />
– tot een creatieve sprong tijdens – een<br />
ontwerpproces, waarbij de nodige<br />
tussenvormen kunnen worden onderscheiden.<br />
Het begrip laat zich dus niet<br />
op eenvoudige wijze preciseren en<br />
definiëren en het behoort daarmee tot<br />
de vage begrippen in de ontwerpwereld.
Noten<br />
- Baljon L. (1992). Designing Parks.<br />
Architecture & Natura Press Amsterdam<br />
- Broadbent G. (1990). Emerging<br />
Concepts in Urban Space Design. Van<br />
Nostrand Reinhold London New York<br />
- Hidding M. (2002). Planning voor stad en<br />
land. Uitgeverij Coutinho Bussum blz 110<br />
- Kleefmann F. (1984). Planning als<br />
zoekinstrument. VUGA s’ Gravenhage blz<br />
102-110<br />
- Foqué R. (1975). Ontwerpsystemen. Aula<br />
paperback blz. 30 e.v.<br />
- Kuilman D. 2006. “Fokker Friendship wint<br />
de Beste Nederlandse Design Verkiezing” in:<br />
NRC Handelsblad 5 Mei blz 21<br />
- Meeus J.H.A. 1984. Op zoek naar een<br />
instrumentarium voor de ontwerpkritiek in de<br />
landschapsarchitectuur. Proefschrift<br />
Wageningen<br />
- Vrijlandt P. 2006. <strong>Concepten</strong> in de<br />
landschapsarchitectuur Leerstoelgroep<br />
Landschapsarchitectuur LAR 30806 blz 5-<br />
7<br />
- Warnau H. 1990. Ontwerpdoelstellingen in de<br />
landschapsarchitectuur. Tijdschrift PLAN nr<br />
5/6<br />
Summary<br />
The making of concepts is a vital<br />
phase in the process of spatial<br />
planning and landscape architecture.<br />
For spatial planning a concept shows<br />
mainly the intention of the planner<br />
towards a future situation, in broad<br />
terms, and points out directions for<br />
planning processes in general. Next to<br />
that concepts are used in the planning<br />
process itself to bring in creativity.<br />
In landscape architecture the analysis<br />
of the landscapes and a clear program<br />
are starting points for a design. Next<br />
to that the designer needs an idea, an<br />
image of what he wants to make to<br />
produce a good design. For this he<br />
needs the conceptual phase that<br />
consists of observation and sketching<br />
based on intuition. Design expressions<br />
and the design style play an important<br />
role to visualise the message a<br />
designer wants to carry out.<br />
Conceptual art wants to shock people<br />
and cause intellectual discussion. To<br />
realise this, images and metaphors<br />
are used, which makes this form of art<br />
known as conceptual.<br />
Column<br />
Les 1: de waarde van concepten<br />
Wat is een concept? Een concept is een idee. Wat is het precies? Het is<br />
alles wat verschillende disciplines die over ideeёn denken, zeggen. Wat kan<br />
je doen met concepten? Alles wat je met ideeёn kan doen. Wat is een concept<br />
in planning? Zowat alles.<br />
Maar ook een paar dingen in het bijzonder: sommige plannings-tradities<br />
kennen een grote waarde toe aan dingen die ze ‘planningsconcepten’ noemen.<br />
Een planningsconcept is vaak een metafoor: iets is als iets anders. Naar iets<br />
kijken alsof het iets anders is, kan je iets leren over dat iets; het kan een analytische<br />
waarde hebben. Daarnaast kan er een retorische waarde zijn: het<br />
kan partijen binden aan een idee voor de toekomst. Het concept ‘de ruimte<br />
is een netwerk’ bijvoorbeeld, kan het resultaat van onderhandeling zijn, het<br />
kan ook vooraf gaan aan onderhandeling, dat proces versoepelen.<br />
In elk geval blijft het concept een concept, blijft het een sociale constructie,<br />
iets wat gevormd wordt in en door verwijzing naar andere concepten (en<br />
nooit direct naar een materiёle werkelijkheid). Verschuivingen in de denkwereld<br />
van een organisatie, van een land, zijn verschuivingen in de conceptuele<br />
wereld, veranderingen in de koppeling en begrenzing van concepten. Die<br />
verschuivingen gebeuren de hele tijd, veroorzaken een constant verglijden<br />
van betekenis en rol van concepten<br />
In planning betekent dat vele dingen. In het geval van de grote richtinggevende<br />
planningsconcepten betekent het dat er constant druk zal staan op<br />
de concepten. De druk is variabel, omdat het concept nu eens beter, dan<br />
weer slechter zal passen in de denkwerelden die bepalend zijn voor planning.<br />
Dat doet niets af aan de waarde van dergelijke concepten in het algemeen;<br />
integendeel, het is net de voorspelling van dergelijke druk die de grote<br />
concepten in het leven riep, het is net de waarde van dergelijke concepten<br />
om de druk een tijd te weerstaan.<br />
Voor een democratische planning kan men zich niet uitsluitend verlaten op<br />
grote richtinggevende concepten. <strong>Concepten</strong> met een retorische functie op<br />
de korte en de middellange termijn dienen constant geproduceerd te worden,<br />
en daarbij kunnen planning en ontwerp naadloos op elkaar aansluiten.<br />
Ontwerpen kunnen een onderhandeling versoepelen. De ontwerpspecifieke<br />
vervloeiing van vorm en inhoud, van vormen en concepten, kan op zijn<br />
beurt weer een concept worden dat eenheid in de groep genereert.<br />
Laat ons de analytische concepten niet vergeten: in planning kunnen ze<br />
uit verschillende disciplines stammen, en om de analyse van ruimtelijke<br />
processen zo inclusief mogelijk te maken, dient de evenwaardigheid van<br />
disciplines daarbij gevrijwaard te worden. Indien een discipline de arena<br />
teveel domineert, krijgen standaardanalyses en dus standaardoplossingen<br />
langzaam de overhand. Sommige analytische concepten zullen direct<br />
metaforisch zijn, andere rusten op een dieperliggende metaforische basis:<br />
de vooronderstellingen van een theorie zijn vrijwel altijd metaforisch.<br />
Eerlijke, effectieve en democratische planning zal altijd moeten streven naar<br />
maximale inclusiviteit van perspectieven. Een variatie aan vormen van en<br />
rollen voor concepten is daarbij onmisbaar. Daaraan voorafgaand: inzicht<br />
in die veelvoudigheid.<br />
Kristof Van Assche<br />
TOPOS / 03 / 01 / 20066 / 2004 15
De Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />
Van concept naar uitvoering<br />
De Nieuwe Hollandse Water-<br />
linie is een indrukwekkende<br />
toepassing van militaire<br />
strategie om in tijden van<br />
oorlog de steden Amster-<br />
dam, Rotterdam, Den Haag<br />
en Utrecht te verdedigen<br />
tegen vijanden uit het<br />
oosten. Via een ingenieus<br />
waterbeheersingssysteem<br />
konden laag gelegen<br />
stukken land onder water<br />
gezet worden (inundatie),<br />
waardoor een onoverbrug-<br />
bare hindernis ontstond<br />
voor de vijand. De door-<br />
gangen (accessen) op de<br />
hogere, droge gronden<br />
verdedigde men met forten,<br />
schansen, batterijen en<br />
oude vestingsteden. Water<br />
werd een unieke bond-<br />
genoot in de strijd tegen de<br />
vijand.<br />
De Nieuwe Hollandse<br />
Waterlinie is inmiddels een<br />
begraven militair geheim<br />
waar een eigentijdse strijd<br />
gestreden wordt: een<br />
koortsachtige belangen-<br />
strijd om de ruimte.<br />
Rienke Groot<br />
Medewerker ontwerp en ruimtelijke<br />
kwaliteit, Projectbureau Nieuwe Hollandse<br />
Waterlinie<br />
r.groot@minlnv.nl<br />
Paul Berends<br />
Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />
16 TOPOS / 03 / 2006<br />
Korte geschiedenis<br />
Vanaf het sluiten van de Unie van<br />
Utrecht in 1579 gaat de dan nog jonge<br />
Republiek, bestaande uit Holland en<br />
Utrecht, een gemeenschappelijke defensie<br />
voeren. Werd tot nu toe slechts lokaal<br />
gebruik gemaakt van het inzetten van<br />
water als verdedigingsmiddel, van af dit<br />
moment is er sprake van plannen voor<br />
een echte verdedigingslinie. Hierbij<br />
wordt optimaal gebruik gemaakt van<br />
de geografische omstandigheden om<br />
een zo groot mogelijk gebied te kunnen<br />
verdedigen. Er wordt gekozen voor een<br />
inundatielinie tussen Muiden en de Lek.<br />
In het rampjaar 1672 wordt de linie<br />
volledig in stelling gebracht en staan<br />
grote delen van het land onder water.<br />
Ondanks de strenge vorst die de linie<br />
plaatselijk passeerbaar maakte, houdt<br />
de linie stand. Mede hierdoor overleefde<br />
de Republiek het Rampjaar.<br />
De Hollandse Waterlinie<br />
Na het vertrek van de Fransen in 1673<br />
werd door de Staten van Holland besloten<br />
om de linie duurzamer in te richten.<br />
Tot nu toe werden de inundaties bij een<br />
dreigende oorlogssituatie improviserend<br />
uitgevoerd door dijken door te steken<br />
en schansen op te werpen. Hierdoor<br />
kwamen te veel en te grote poldergebieden<br />
te lange tijd onder water te staan. De<br />
bewoners van de te inunderen gebieden<br />
waren om begrijpelijke redenen niet<br />
gelukkig met de inundaties. Zeker bij<br />
gebruik van zout water uit de Zuiderzee<br />
waren de landerijen nadien nog lang<br />
onbruikbaar. Vaak probeerden de lokale<br />
bewoners de inundaties te saboteren of<br />
de militairen om te kopen. Daarom<br />
werd besloten de inundaties gecontroleerder<br />
plaats te laten vinden en de<br />
inlaatpunten beter te beschermen. Er<br />
werden op diverse plaatsen inlaatsluizen<br />
geplaatst, tijdelijke werken werden verbeterd<br />
tot permanente fortificaties en in<br />
Nieuwpoort is de inlaatsluis voor inundaties<br />
zelfs in een overkluizing onder<br />
het stadhuis gebouwd, beschermd tegen<br />
eventuele boze boeren.<br />
Napoleon gaf de eerste aanzet tot het<br />
in oostelijke richting uitbreiden van de<br />
Hollandse Waterlinie zodat ook Utrecht<br />
binnen de linie kwam te liggen. Een<br />
belangrijke rol daarbij speelde Cornelis<br />
Kraijenhoff, arts en patriot met een<br />
grote militaire belangstelling.<br />
Kraijenhoff leidde Napoleon rond<br />
langs de linie en maakte deel uit van de<br />
commissie die van Napoleon de opdracht<br />
kreeg de plannen uit te werken. Na de<br />
val van Napoleon is het dan ook Kraijenhoff<br />
die de verbeteringsplannen voor<br />
de waterlinie opnieuw naar voren brengt.<br />
In de negentiende eeuw werd de waterlinie<br />
verder geperfectioneerd tot een<br />
optimaal inundatiestelsel. De grote te<br />
inunderen gebieden aan de beide kanten<br />
van de Lek werden teruggebracht tot<br />
gebieden met een breedte van enkele<br />
kilometers. Om Utrecht beter te kunnen<br />
verdedigen werd een nieuwe ring van<br />
forten ruim om de stad heen gelegd om<br />
de hoger gelegen delen (die niet geïnundeerd<br />
konden worden) te beschermen.<br />
De uitvinding van nieuw type geschut<br />
en granaten leidde tot vele, vaak kostbare,<br />
aanpassingen en veranderingen van de<br />
Waterlinie. Tussen 1815 en 1940 zijn,<br />
naar de huidige maatstaven omgerekend,<br />
vele tientallen miljarden euro’s in de<br />
Nieuwe Hollandse Waterlinie geïnvesteerd.<br />
Daarmee is het waarschijnlijk de<br />
grootste infrastructurele ingreep in ons<br />
land geweest.<br />
Hoewel drie keer in staat van verdediging<br />
gebracht, heeft deze linie haar verdedigende<br />
taak nooit echt kunnen<br />
bewijzen. In 1963 verloor de Nieuwe<br />
Hollandse Waterlinie definitief haar<br />
militaire functie.<br />
Hernieuwde waardering van de<br />
Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />
Na de Tweede Wereldoorlog verloor de<br />
Waterlinie haar militaire functie door<br />
moderne tactische ontwikkelingen en<br />
een andere kijk op veiligheid. De<br />
Waterlinie raakte in vergetelheid. De<br />
geïsoleerde en verborgen onderdelen
van de Linie, destijds in bezit van Defensie,<br />
kregen nauwelijks belangstelling. De<br />
forten lagen verscholen, bijna onzichtbaar<br />
vanaf de openbare weg. Slechts<br />
weinigen wisten iets van hun oorspronkelijke<br />
functie. Geleidelijk aan ontstonden<br />
echter diverse initiatieven om de tastbare<br />
restanten en de geschiedenis van de<br />
Hollandse Waterlinie te waarderen. In<br />
de jaren negentig ontstond ook politiek<br />
het besef dat behoud en ontwikkeling<br />
van dit uitzonderlijk cultuurhistorisch<br />
monument belangrijk is.<br />
Nationaal project<br />
Vroeger was de Nieuwe Hollandse<br />
Waterlinie een permanent nationaal<br />
project waarbij de verdediging van het<br />
land de éénzijdige, sturende rol van het<br />
Rijk legitimeerde. De erkenning van de<br />
cultuurhistorische én landschappelijke<br />
waarde van de Linie maakt de Waterlinie<br />
opnieuw tot een nationaal project. In<br />
de Nota Belvedere (1999) en in de Derde<br />
Architectuurnota (2000) wordt de Linie<br />
voor het eerst zo genoemd. Recent krijgt<br />
de Linie ook als landschappelijke eenheid<br />
erkenning als één van de 20 Nationale<br />
Landschappen in de Nota Ruimte.<br />
Onder het Belvedere credo “Behoud<br />
door Ontwikkeling” heeft het Projectbureau<br />
Nieuwe Hollandse Waterlinie<br />
samen met vele andere belanghebbenden<br />
hard gewerkt om de Waterlinie economisch,<br />
cultureel en landschappelijk ook<br />
voor de toekomst een functie te geven<br />
als herkenbare ruimtelijke eenheid. Dit<br />
heeft in 2002 geresulteerd in het Linieperspectief<br />
Panorama Krayenhoff. Op<br />
dit ogenblik wordt alles uit de kast<br />
getrokken om tot een goed uitvoeringsprogramma<br />
te komen. Daarmee is een<br />
belangrijke transitiefase bereikt: van visie<br />
naar uitvoering.<br />
Van visie naar uitvoering<br />
De visie<br />
Het Linieperspectief Panorama<br />
Krayenhoff beschrijft de bescherming<br />
en ontwikkeling van het historische<br />
linielandschap. Doel van dit gezamenlijk<br />
gedragen visiedocument is het bepalen<br />
van een gemeenschappelijke ruimtelijke<br />
koers voor de hele Linie en geeft een<br />
aanzet voor provinciale planologische<br />
verankering. Dit vergt maatregelen van<br />
velerlei aard. Met planologische beperkingen<br />
en monumentale veiligstelling is<br />
veel te bereiken, maar in vele gevallen is<br />
het ook mogelijk de ruimtelijke veranderingen<br />
die zich gepland of autonoom<br />
in het Liniegebied voordoen, zodanig<br />
in te richten dat ze de eigenschappen<br />
van de Waterlinie (het ‘waterlinieprofiel’)<br />
ondersteunen en manifester maken. Dit<br />
typische waterlinieprofiel wordt gekenmerkt<br />
door de volgende hoofdpunten:<br />
1. De militaire hoofdverdedigingslijn<br />
accentueren;<br />
2. De voormalige inundatievlakten en<br />
schootsvelden open houden;<br />
3. Verdichten ten westen van de<br />
hoofdverdedigingslijn.<br />
Van oudsher werd de westzijde van de<br />
linie gekenmerkt door verdichting en<br />
de oostzijde door openheid. Ten<br />
westen van de ‘hoofdverdedigingslijn’<br />
was immers het te verdedigen gebied,<br />
waar veilig gewoond kon worden. Ten<br />
oosten moest het gebied open blijven<br />
om de vijand te kunnen zien aankomen.<br />
Kringenwet<br />
Om de openheid te garanderen was de<br />
Kringenwet opgesteld. Deze wet legde<br />
ruim een eeuw lang nieuwbouw aan<br />
banden om in geval van een vijandelijke<br />
aanvalvrij schootsveld te houden; alleen<br />
houten huizen werden toegestaan welke<br />
nog steeds het linielandschap typeren<br />
nabij de forten en batterijen. Omdat de<br />
Kringenwet pas in 1963 werd afgeschaft<br />
heeft het een nog steeds zichtbaar stempel<br />
gedrukt op de ruimtelijke ordening<br />
van het Waterliniegebied. Hieraan danken<br />
we de op sommige plekken goed<br />
bewaarde open polders en de scherpe<br />
stadsrand aan de oostkant van Utrecht.<br />
De grote hoeveelheid nieuwbouw van<br />
na de jaren ‘60 maakt het speuren naar<br />
deze oorspronkelijk verboden kringen<br />
echter lastig.<br />
Ambitie<br />
De confrontatie tussen essentiële liniekenmerken<br />
enerzijds en ruimtelijke<br />
ontwikkelingen anderzijds speelt zich<br />
af op alle schaalniveaus. De ambitie bij<br />
al deze confrontaties moet zijn: de linie<br />
beschouwen als onderlegger van ruimtelijke<br />
ontwikkelingen. Wanneer de<br />
Waterlinie als sectoraal belang wordt<br />
beschouwd, wordt de linie concurrerend<br />
met alle andere ruimtelijke en programmatische<br />
eisen in een gebied. Dit brengt<br />
het gevaar met zich mee dat de linie als<br />
last gezien wordt. Wanneer we de linie<br />
beschouwen als integrale (ontwerp)opgave,<br />
dan krijgt ze een ander perspectief. De<br />
linie wordt daarmee ineens een krachtige<br />
drager van het gebied. Er ontstaat een<br />
provinciaal grensoverschrijdende en<br />
identiteitsbepalende eenheid. Deze<br />
cultuurhistorische kwaliteit kan goed<br />
tot expressie komen door de basisstructuur<br />
van de linie te gebruiken als<br />
onderlegger voor rangschikking en<br />
ontwikkeling van het ruimtegebruik in<br />
Midden-Nederland. De aanwezigheid<br />
van een dergelijk structurerend element<br />
onderscheidt de Randstad nu al van<br />
andere stedelijke agglomeraties. Behoud<br />
en versterking ervan zullen in de toekomst<br />
van beslissende betekenis blijken voor<br />
recreatie, toerisme en het internationale<br />
vestigingsmilieu. Uit studies blijkt dat<br />
omgevingskwaliteit één van de sturende<br />
factoren is waarmee tegenwoordig tussen<br />
stedelijke gebieden geconcurreerd wordt<br />
om de vestiging van internationale<br />
bedrijven en de daarmee gepaard gaande<br />
werkgelegenheid. De Randstad moet<br />
zich, met dit soort ‘eigen’ landschappelijke<br />
middelen, onderscheiden van concurrenten<br />
als Kopenhagen, Stockholm en<br />
München.<br />
Strategie<br />
In de omgang met cultuurhistorie in de<br />
ruimtelijke ordening zijn verschillende<br />
strategieën denkbaar. Zonder eigentijdse<br />
bestemming heeft de linie weinig toekomst.<br />
Welke strategie ook gekozen<br />
wordt, het realiseren van eigentijdse<br />
bestemmingen zal daar altijd onderdeel<br />
TOPOS / 03 / 2006 17
Kaart Uitbreidingsplan Utrecht, Berlage 1920. Goed zichtbaar is de invloed van de Waterlinie:<br />
niet bouwen in de schootsvelden.<br />
Houten huizen in verboden kring bij Weesp: om vrij schootveld te garanderen mocht in de<br />
directe omgeving van een fort alleen in hout gebouwd worden.<br />
Nieuwbouw in hout vlakbij fort Vijfhuizen (Stelling van Amsterdam) als verwijzing naar de verboden<br />
kring.<br />
18 TOPOS / 03 / 2006<br />
van uitmaken. ‘Behoud door ontwikkeling’<br />
is de strategie waarop ingezet<br />
wordt. Binnen deze strategie zijn verscheidene<br />
varianten mogelijk. Gedifferentieerd<br />
omgaan met de ontwikkeling<br />
van de linie is aan te raden. Een project<br />
op een dergelijke schaal vereist een<br />
slimme combinatie van toelatings- en<br />
ontwikkelingsplanologie.<br />
Nee…<br />
Allereerst gaat het in het nationaal<br />
landschap om de te beschermen, te<br />
herstellen en te versterken waarden van<br />
de Waterlinie, met het accent op de<br />
kernkwaliteiten volgens de Nota Ruimte:<br />
openheid, rust en samenhang. Hiermee<br />
wordt nee gezegd tegen ontwikkelingen<br />
die deze kwaliteiten dreigen aan te tasten.<br />
Deze kwaliteiten zijn schaarse goederen<br />
in dit deel van Nederland, waardoor het<br />
extra belangrijk wordt deze te behouden<br />
en waar mogelijk te versterken. Hierbij<br />
past het hanteren van de Belvederecontour<br />
als grens van het gebied en<br />
hierbinnen een stringent beschermings-<br />
en handhavingsbeleid.<br />
… tenzij<br />
De ervaring in Nederland leert ons dat<br />
toelatingsplanologie vaak tekort schiet,<br />
het papier is geduldig maar de zeggingskracht<br />
en handhaving ontbreken<br />
waardoor datgene wat beschermd dient<br />
te worden alsnog verdwijnt zonder<br />
nieuwe mogelijkheden te scheppen.<br />
Ook kunnen zich maatschappelijke en<br />
bestuurlijke opgaven voordoen die het<br />
belang van de Linie te boven gaan. Er<br />
kunnen aanleidingen zijn om van deze<br />
nee-hoofdlijn af te wijken, bijvoorbeeld<br />
daar waar de autonome ontwikkeling<br />
om een (ander) antwoord vanuit de<br />
Waterlinie vraagt of daar waar doelen<br />
vanuit de Waterlinie niet via het toelatingsregime<br />
te realiseren zijn. Daarvan<br />
is in ieder geval in de verdichtinggebieden<br />
sprake.<br />
Uitvoering<br />
Sinds de vaststelling van Panorama<br />
Krayenhoff concentreert het Nationaal<br />
Project zich op het opstellen van een<br />
ontwikkelingsprogramma dat richtinggevend<br />
is voor de uitvoering. Het
Linieperspectief is immers een visie,<br />
nog geen uitgewerkt inrichtingsplan.<br />
De uitvoering is georganiseerd in zeven<br />
gebiedsgerichte projectenveloppen en<br />
één rijksenveloppe. De enveloppen<br />
omvatten elk een groot aantal projecten<br />
die in ontwerp, uitvoering en exploitatie<br />
met elkaar te maken hebben. Er zijn<br />
inmiddels gebiedsgerichte enveloppecommissies<br />
geïnstalleerd, die op basis<br />
van een gezamenlijk vastgestelde<br />
inhoudsopgave eigen uitvoeringsprogramma’s<br />
opstellen. De uitdaging is nu<br />
om de uitvoeringsprogramma’s van de<br />
verschillende enveloppen samen te<br />
smeden tot één Liniebrede ambitie.<br />
Ontwerpopgaven<br />
Vroeger was de Waterlinie een weermiddel<br />
ter bescherming van het economisch en<br />
bestuurlijk hart van Nederland. Nu vormt<br />
de Linie een bijzondere megasingel aan<br />
de oostgrens van de Randstad, op de<br />
grens van druk, stedelijk gebied naar<br />
rustig, landelijk gebied. De Linie laat in<br />
bodemkundig, hydrologisch en landschappelijke<br />
zin een zeer gedifferentieerd<br />
beeld zien en ze neemt een bijzondere<br />
positie in op de overgang van hoog<br />
naar laag Nederland. Met de veelzijdigheid<br />
van de Waterlinie neemt de kans<br />
op ontwerpsynergie rond de tekentafel<br />
toe. Toekenning van nieuwe functies<br />
aan de cultuurhistorische elementen en<br />
de ruimtelijke opgaven kunnen elkaar<br />
versterken. Goede voorbeelden te over:<br />
In Munnikenland, westelijk van Zaltbommel,<br />
op het snijpunt van Waal en<br />
Waterlinie, liggen inrichtingskansen<br />
binnen handbereik. Het gaat om de<br />
driehoek van Brakel tot de afgedamde<br />
Maas, die vooral gekenmerkt wordt<br />
door waardevolle stroomdalflora,<br />
rivierlandschap, het schitterende slot<br />
Loevestein als attractiepunt en beperkt<br />
landbouwkundig gebruik. De impact<br />
van voorgenomen ingrepen in het<br />
kader van ‘meer ruimte voor de rivier’<br />
op het omringende gebied is heel<br />
groot. En daarin ligt het geheim van de<br />
meerwaarde verscholen: maatregelen<br />
voor rivierverruiming vormen een<br />
belangrijke motor voor het omringende<br />
liniegebied. Landinwaarts verbindt de<br />
Waterlinie via de hoofdverdedigingslijn<br />
de voorgenomen ingrepen bij de Noordwaard<br />
(rivierverruiming) en Munnikenland<br />
(dijkverlegging). Cultuurhistorie<br />
verbindt regiobelang met veiligheid tegen<br />
hoogwater. Dijkverlegging, restauratie<br />
van de forten, recreatiebelang, nieuwe<br />
natuur, maar ook onderwerpen als buitendijks<br />
bouwen, waterfronten, doorsnijding<br />
door infrastructuur en verplaatsing van<br />
bedrijventerreinen zijn onderwerpen die<br />
ineens met elkaar in verband worden<br />
gebracht.<br />
Dit soort voorbeelden vragen om een<br />
geïntegreerde benadering en inzet van<br />
alle partijen. Dan blijken er verrassende<br />
mogelijkheden te zijn om ons landschap<br />
duurzaam te ontwikkelen en te behouden<br />
dankzij de structuur en identiteit van de<br />
Waterlinie. Toch moeten we oplettend<br />
zijn. De inrichting van Nederland<br />
ontwikkelt zich in een razend tempo.<br />
Infrastructuur versnippert met forse<br />
lijnen het landschap, bebouwing verdicht,<br />
open ruimte wordt steeds spaarzamer.<br />
We moeten oppassen dat de Waterlinie<br />
niet opnieuw – en deze keer voorgoed -<br />
verdwijnt.<br />
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een<br />
nationaal geschenk. Lange tijd verborgen,<br />
maar nu weer bruikbaar als ordenend<br />
instrument. De komende jaren moet<br />
echter blijken of het verhaal sterk genoeg<br />
is om plannen en tekentafelschetsen<br />
ook echt tot uitvoering te brengen.<br />
Belangentegenstellingen zullen er altijd<br />
blijven, maar slimme en ambitieuze<br />
ontwerpoplossingen kunnen van de<br />
Linie een krachtige, duurzame structuur<br />
maken. Daarbij zijn ontwerpdilemma’s<br />
niet uitgesloten. We sluiten af met een<br />
mooie hoofdbreker:<br />
De kracht van de linie zat altijd in het<br />
onzichtbare. Het militair systeem moest<br />
voor de vijand onherkenbaar zijn.<br />
Wanneer we echter in de toekomst de<br />
linie duidelijk in ons landschap willen<br />
manifesteren, zullen we kleur moeten<br />
bekennen en de linie moeten tonen.<br />
Onbekend maakt immers onbemind.<br />
Voor het voortbestaan van de forten en<br />
vooral de linie als landschappelijk systeem<br />
zijn publieke aandacht en toegankelijkheid<br />
cruciale factoren.<br />
Hoe balanceren we tussen deze twee<br />
werelden en wanneer ga je als ontwerper<br />
de grens over? Het antwoord is niet<br />
eenduidig. De Linie is zo divers dat ook<br />
hier een gedifferentieerde omgang is<br />
aan te raden. Gedegen kennis van hoe<br />
de Linie in elkaar zit, is de basis van een<br />
goede omgang. Begrip van het landschap,<br />
voorbeeldenboeken, een waterlinieatlas<br />
en historische bronnen vormen hierbij<br />
onontbeerlijke bagage.<br />
Literatuur:<br />
- Panorama Krayenhoff, Linieperspectief.<br />
Stuurgroep Nationaal Project NHW, Utrecht (2004).<br />
- Sterk Water, de Hollandse waterlinie. Chris Will,<br />
Utrecht (2002).<br />
- Advies Kwaliteitsteam aan Liniecommissie over<br />
adressering enveloppen. Utrecht (2005).<br />
- Uitvoeringsprogramma NHW – concept 2.<br />
Projectbureau NHW, Utrecht (mei 2006).<br />
- www.hollandsewaterlinie.nl<br />
Summary<br />
The ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’<br />
(New Dutch Waterline) was a military<br />
line of defence that extended from the<br />
former Zuiderzee near Muiden to the<br />
Biesbosch. The line was established<br />
as a protective ring approximately 85<br />
km long and 3–5 km wide around the<br />
Dutch cities of Muiden, Utrecht,<br />
Vreeswijk and Gorinchem to protect<br />
the west of Holland. The primary<br />
element of defence was water. This<br />
was thanks to an ingenious water<br />
management system comprising<br />
sluices, flood canals, and existing<br />
waterways and dikes. To show how<br />
cultural history can be interwoven with<br />
spatial design, the government has<br />
launched the Nieuwe Hollandse<br />
Waterlinie as a National Project. Since<br />
1999, the Nieuwe Hollandse<br />
Waterlinie Project Office has created a<br />
spatial plan for the Nieuwe Hollandse<br />
Waterlinie and consulted with many<br />
parties (Panorama Krayenhoff).<br />
TOPOS / 03 / 2006 19
FORUM<br />
Joren Jacobs & Henk-Jan Kooij<br />
Onlangs is er veel commotie ontstaan rond de geplande verbinding tussen de snelwegen A6 en A9.<br />
Deze verbinding richt zich volgens Rijkswaterstaat op verbetering van de bereikbaarheid tussen<br />
Schiphol, Amsterdam en Almere. De files rijzen immers de pan uit, waardoor de economische ontwikkeling<br />
van de regio in de knel dreigt te raken. Hoewel er meerdere alternatieven uitgewerkt zijn,<br />
lijkt er bij de overheid een lichte voorkeur te bestaan voor de A6-A9-tunnelvariant. De tegenstanders<br />
van een verbinding tussen de A6 en A9 hebben zich verenigd in het Platform tegen A6-A9, waaronder<br />
een groot aantal organisaties. Volgens het Platform vormt de verbinding een bedreiging voor<br />
de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het gebied tussen Amsterdam, Almere, het Gooi en<br />
Abcoude. Ook brengt de verbinding ernstige schade toe aan drie Nationale Landschappen, zoals het<br />
Groene Hart, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Platform wijst met<br />
name op de gevolgen van de verbinding voor ’s lands eerste natuurgebied: het Naardermeer. Het<br />
lijkt erop dat het volgende kabinet voor een lastige keuze staat. De redactie van TOPOS staat<br />
gelukkig niet in de schoenen van de overheid, maar is wel benieuwd naar welke kant de weegschaal<br />
zal doorslaan: infrastructuur en economie of natuur, cultuurhistorie en landschap?<br />
20 TOPOS / 03 / 2006<br />
Basisvarianten verbindingsalternatief<br />
bron: Alternatieven- en Variantennota Planstudie Schiphol - Amsterdam - Almere<br />
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Januari 2006
Wim Heijman<br />
Bijzonder hoogleraar ruimtelijke economie aan<br />
Wageningen Universiteit<br />
De basis voor een goede besluitvorming over infrastructurele<br />
projecten is een kosten-batenanalyse.<br />
Het probleem hierbij is dat sommige kosten en baten<br />
zich niet of moeilijk in geld laten uitdrukken. Bij een<br />
mogelijk kabinetsbesluit vóór de A6-A9 tunnelvariant<br />
kan een aantal kanttekeningen worden geplaatst.<br />
Een analyse van de in geld waardeerbare baten en<br />
lasten volgens de zogenoemde oei-methode van de<br />
tunnelvariant en het zogenoemde stroomlijnalternatief<br />
waarbij bestaande wegen (waaronder de A9) worden<br />
verbreed, valt voor beide alternatieven negatief uit.<br />
Hierbij worden de aanlegkosten van beide varianten<br />
afgewogen tegen de baten (hoofdzakelijk de gedisconteerde<br />
verwachte reistijdwinsten). Er dient wel te<br />
worden opgemerkt dat bij deze afweging de schade<br />
aan de natuur zelfs nog niet is inbegrepen. Het tunnelalternatief<br />
brengt waarschijnlijk meer schade toe<br />
aan de natuur dan het stroomlijnalternatief. De tunnel<br />
verstoort namelijk een relatief ongerept gebied met<br />
veel natuur, waaronder het Naardermeer. Niet aanleggen<br />
dus die tunnel!<br />
De vraag is bovendien aan de orde of de regering de<br />
alsmaar toenemende verkeersdruk in de Randstand<br />
moet oplossen met steeds meer wegen of dat dat<br />
probleem moet worden aangepakt met rekeningrijden<br />
en beter openbaar vervoer. Op termijn is het<br />
rekeningrijden in de randstad niet te vermijden. De<br />
regering zou dat eerst moeten invoeren voordat men<br />
besluit om grootschalige investeringen in het wegennet<br />
te doen, die achteraf mischien onnodig blijken te<br />
zijn en bovendien het probleem niet definitief kunnen<br />
oplossen omdat voor ieder opgelost knelpunt er wel<br />
een andere bottleneck in de plaats komt.<br />
Men zou zich ook kunnen bezinnen op de oorzaak<br />
van het woon-werkverkeer. Om omvangrijke verkeersstromen<br />
tegen te gaan, verdient het aanbeveling<br />
het werk naar de mensen toe te brengen of de<br />
mensen naar het werk te laten verhuizen in plaats<br />
van de mensen naar het werk te laten reizen. Dit<br />
zou betekenen dat verplaatsing van de bedrijvigheid<br />
uit de randstad naar onder andere Flevoland meer<br />
gestimuleerd moet worden of dat er in de regio’s met<br />
veel economische bedrijvigheid er meer ruimte voor<br />
woningbouw moet komen. Een kosten-batenanalyse<br />
waarbij dergelijke belangrijke strategische alternatieven<br />
niet in de beoordeling worden betrokken, is<br />
slechts van beperkte waarde. Het leidt met name af<br />
van de kern van de zaak, namelijk het vraagstuk van<br />
de ruimtelijke concentratie en deconcentratie van<br />
bedrijvigheid met de daarbij behorende transportproblematiek.<br />
Dit moet in een breder verband worden<br />
bekeken dan een simpele kosten-batenanalyse van<br />
twee infrastructurele varianten.<br />
Michiel Brink<br />
Landschapsarchitect bij Royal Haskoning<br />
Infrastructuur of (stads)landschap? Als dat de vraag<br />
is hebben wij goed nieuws.<br />
Rijkswaterstaat nodigde begin dit jaar belangstellenden<br />
uit om hun creativiteit en deskundigheid in<br />
te zetten voor het ontwikkelen van nieuwe, dan wel<br />
verbeterde inpassingsvarianten voor één of meer<br />
tracédelen van de planstudie naar de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere.<br />
Als team van Royal Haskoning<br />
en Witteveen+Bos zijn we deze uitdaging graag<br />
aangegaan en hebben we een visie met de titel ‘de<br />
Ontknoping’ neergelegd hoe de verkeerskundige<br />
verbetering van de corridor kan leiden tot een verbetering<br />
van het woon- en leefklimaat in Amstelveen,<br />
Amsterdam Zuidoost en de Vechtstreek. “De Ontknoping”<br />
won de tweede prijs.<br />
Als eerste scheidt ‘de Ontknoping’ doorgaand en<br />
bestemmingsverkeer in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere.<br />
Het grote aantal in- en uitvoegmomenten<br />
wordt vervangen door een beperkt aantal wissel-<br />
en keuzepunten waar men zich kan voegen in het<br />
lokale wegennet of kan kiezen voor een doorgaande<br />
route. Daarbij laat ‘de Ontknoping’ zien hoe het woon-<br />
en leefklimaat langs de snelweg kan verbeteren. In<br />
Amstelveen en Amsterdam Zuidoost wordt de A9 in<br />
een tunnelbak gelegd en gedeeltelijk overkluisd. Op<br />
de plaats van de huidige A9 komen de ‘Amstelveen<br />
Avenue’ en de ‘Bijlmer Boulevard’: lanen van allure,<br />
volledig opgenomen in het stedelijk weefsel. In de<br />
Vechtstreek worden de afslagen van de A1 vervangen<br />
door een parallelstructuur en duikt de snelweg in<br />
een ‘aquatunnel’ onder de Vecht: een nieuw Zicht op<br />
Muiden, minder verkeerslandschap, méér Vechtlandschap!<br />
Naar mijn idee is de vraag of de verbinding A6-A9<br />
TOPOS / 03 / 2006 21
door of onder de Aetsveldsche Polder moet gaan dus<br />
ook geen vraag. De verbetering van het bestaande<br />
A9 tracé kan en moet een kwaliteitsimpuls betekenen<br />
voor het (stads)landschap waar de huidige A9 doorheen<br />
gaat!<br />
Voor meer informatie:<br />
m.brink@royalhaskoning.com<br />
http://www.schiphol-amsterdam-almere.nl<br />
Rinus Jaarsma<br />
Universitair hoofddocent bij de leerstoelgroep<br />
Landgebruiksplanning aan Wageningen Universiteit<br />
Een kort antwoord: de weegschaal slaat door naar de<br />
economie. We hebben met zijn allen namelijk vastgesteld<br />
dat de schoorsteen van BV Nederland moet<br />
roken. Alleen in perifere gebieden, waar bovendien<br />
weinig kiezers wonen, kan de overheid daar wel eens<br />
van afwijken (zoals bij de Waddenzee). In andere gevallen<br />
gaat voorrang voor natuur/landschap gewoon<br />
teveel geld kosten…<br />
Omdat het antwoord ook iets uitgebreider mag zijn, is<br />
er gelukkig nog enige ruimte voor nuancering, toegespitst<br />
op de casus verbinding A6-A9.<br />
Wanneer gekozen wordt voor een aanzienlijke groei<br />
van Almere, binnen het verband van een stedelijk<br />
netwerk met daarin onder meer Amsterdam, betekent<br />
dat een toekomstige vervoersstroom die de capaciteit<br />
van de huidige infrastructuur (ver) overstijgt. Niets<br />
doen is dan geen optie. Een verbinding A6-A9 is wel<br />
één van de opties, net als verbreding van bestaande<br />
wegen of aanleg van een snelweg door het IJmeer.<br />
Voor een afweging van “alle” opties hebben we in ons<br />
land uitvoerige en zorgvuldige procedures met elkaar<br />
afgesproken. Actiegroepen in brede zin kunnen zich<br />
hierbij roeren, maar hebben niet het exclusieve recht<br />
om door hen als ongewenst beschouwde ontwikkelingen<br />
tegen te houden.<br />
Aanleg van een weg is nooit een doel op zich. Dat<br />
geldt ook voor de verbindingsweg A6-A9. Overigens<br />
zal deze weg helemaal niet DOOR het Naardermeer<br />
lopen, zoals de spoorlijn Hilversum-Amsterdam dat<br />
doet. Sterker nog, vergeleken met het bestaande<br />
tracé van de A1 blijft de nieuwe weg op ruime afstand<br />
van het meer. Verder valt te verwachten dat een zorg-<br />
22 TOPOS / 03 / 2006<br />
vuldige inpassing, bijvoorbeeld een verdiepte aanleg,<br />
veel milieueffecten aanzienlijk kan beperken. Dat<br />
geldt temeer wanneer de weg in een tunnel zou komen.<br />
Dat kost een paar centen extra, maar daarvoor<br />
kun je dan het eeuwenoude Geinlandschap tussen<br />
A6 en A9 open houden. Dat Geinlandschap lijkt mij<br />
door deze casus namelijk veel ernstiger bedreigd dan<br />
het Naardermeer.<br />
Theo Jacobs<br />
Oud-kernlid Actie Amelisweerd van 1970 tot<br />
1982<br />
Meer dan 30 jaar geleden sprak de Aktiegroep<br />
Amelisweerd (tegen de aanleg van Rijksweg 27 door<br />
de unieke rivierbossen van de Amelisweerden en<br />
Rhijnauwen ten oosten van de stad Utrecht) zich uit<br />
voor een integrale verkeers- en vervoersplanning.<br />
Het is schrijnend, maar ook verbijsterend, dat anno<br />
2006 het oudste natuurmonument van Nederland, het<br />
Naardermeer, met erkenning als Europese habitat,<br />
het natuurgebied dat vele Nederlanders kennen en in<br />
die hoedanigheid als van vanzelfsprekende waarde<br />
wordt beschouwd, ten offer dreigt te vallen of op z’n<br />
minst ernstig aangetast dreigt te worden door de<br />
aanleg van een nieuw weggedeelte tussen de A6 en<br />
de A9.<br />
Het is zo schrijnend omdat 30 jaar geleden eensluidende<br />
argumenten werden gebruikt, zoals het vastlopen<br />
van het verkeer, en daarmee schade aan de<br />
economische vooruitgang. Hieruit spreekt opnieuw<br />
dat verkeersaanwas en economie gezien worden als<br />
autonome grootheden, waarbij wij ons bij voorbaat<br />
dienen neer te leggen. Voortdurend spreekt een gebrek<br />
aan daadkracht en creativiteit.<br />
Laten we nu eens met volle overtuiging en met inzet<br />
van al onze kennis kijken naar de ruimtelijke problemen<br />
met een open blik en wellicht met het doel<br />
Nederland niet alleen gidsland te maken van onze<br />
kunstjes op het gebied van de waterbeheersing (Waterstaat),<br />
maar ook op het gebied van omgaan met<br />
schaarse ruimte, en onder ogen zien dat niet zozeer<br />
de wegen dichtslibben, maar Nederland zodanig<br />
verdicht dat er ernstige problemen zijn en zich nog<br />
zullen manifesteren met betrekking tot natuur, gezondheid<br />
en sociale samenleving.<br />
Het is van evident belang dat Nederland zich her-
oriënteert op zijn economie, niet alleen vanwege de<br />
knellende ruimte maar zeker ook vanwege de snelle<br />
globale ontwikkelingen. Laat Nederland het voortouw<br />
nemen om een duurzame economie te ontwikkelen;<br />
dit houdt tegelijkertijd in een evenwichtig omgaan met<br />
de ruimte.<br />
Ondertussen kunnen denktanks een jaar lang de<br />
ruimte nemen om de verkeersbehoefte in beeld te<br />
brengen en alternatieven te zoeken met openbaar<br />
vervoer, rekeningrijden, spreiding van werktijden,<br />
thuiswerk(centra), en wat dies meer zij, met het doel<br />
om met dit soort idiote plannen (A6-A9) niet meer<br />
bezig te hoeven zijn. De huidige minister van Verkeer<br />
en Waterstaat, mevrouw Peijs, heeft hierop reeds een<br />
voorschot genomen, door, constaterend dat Rijkswaterstaat<br />
goed is in wegenplanning en aanleg, maar<br />
verder geen kaas gegeten heeft van een meer integrale<br />
aanpak, een commissie in het leven te roepen,<br />
die daarvoor meer oog zal hebben.<br />
Laat de strijd om het Naardermeer een keerpunt zijn,<br />
hetgeen 30 jaar geleden bij de aktie Amelisweerd niet<br />
gelukt is.<br />
Raoul Beunen<br />
Onderzoeker bij de leerstoelgroep Landgebruiksplanning<br />
aan Wageningen Universiteit<br />
Waar een wil is, is een weg. Dit geldt voor zowel de<br />
mensen die graag een weg willen aanleggen als voor<br />
diegenen die de weg niet willen. Alle partijen zullen<br />
argumenten voor hun standpunt aandragen en proberen<br />
om hun visie te realiseren. Het vraagstuk van de<br />
A6-A9 is een mooi voorbeeld van een planningsproces<br />
waarin actoren met zeer verschillende meningen<br />
en belangen strijden om het gebruik van de ruimte.<br />
Wat mij verontrust is dat in de discussies over dergelijke<br />
besluiten vaak wordt geschermd met kostenbatenanalyses,<br />
m.e.r.-procedures of vergelijkbare<br />
instrumenten. Met dergelijke instrumenten wordt een<br />
soort van objectieve keuze gesuggereerd. Dat bieden<br />
ze uiteraard niet en ze worden dan ook vooral<br />
gebruikt om keuzes te rationaliseren, legitimeren of te<br />
depolitiseren. Bedenkt eens hoe vaak dergelijke projecten<br />
worden gestopt als gevolg van de uitkomst van<br />
een dergelijke analyse? Uiteraard kunnen eerder genoemde<br />
instrumenten bruikbaar zijn om de verschillende<br />
voor- en nadelen op een rij te zetten en inzicht<br />
te krijgen in de gevolgen, maar niet de instrumenten<br />
maken de keuze, dat doen mensen. Het uiteindelijke<br />
besluit over het wel of niet aanleggen van een weg is<br />
immers een politieke keuze. Politici moeten zich niet<br />
verschuilen achter experts, rapporten of procedures,<br />
maar daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen; ook<br />
als blijkt dat het project weer veel duurder uitpakt en<br />
de files alles behalve opgelost zijn. Er zou vanuit de<br />
wetenschap veel meer aandacht moeten zijn voor de<br />
wijze waarop dergelijke instrumenten worden gebruikt<br />
in de politieke strijd, welke waarden ze benadrukken,<br />
welke aspecten ze verdrukken en hoe dit de<br />
besluitvorming beïnvloedt. Dit in plaats van alleen<br />
maar nieuwere en zogenaamd betere instrumenten te<br />
ontwikkelen.<br />
Zelf vind ik overigens dat deze weg er niet hoeft te<br />
komen, ook niet in een tunnel. Mijn voorkeur gaat uit<br />
naar het behoud van natuur en dus naar andere oplossingen<br />
voor de genoemde verkeersproblematiek.<br />
TOPOS / 03 / 2006 23
De lagenbenadering in de ruimtelijke planning<br />
Over de waarde van de Nederlandse club sandwich<br />
Ruimtelijke concepten zijn<br />
populair in de Nederlandse<br />
planning. We definiëren een<br />
concept hier als een pakketje<br />
van ruimtelijke informatie,<br />
visies en retoriek – met een<br />
specifiek (metaforisch) label,<br />
zoals stedelijk netwerk of<br />
groene hart. Studie naar het<br />
‘werkelijke’ gebruik van<br />
dergelijke concepten in<br />
diverse beleidspraktijken kan<br />
inzicht geven in de wijze<br />
waarop de ruimte wordt<br />
geanalyseerd en ambities<br />
worden verbeeld. Bovendien<br />
vertelt een concept ons iets<br />
over een planningscultuur. In<br />
dit artikel bestuderen we een<br />
actueel en typisch concept in<br />
de Nederlandse planning,<br />
vanuit deze invalshoek. We<br />
pakken de lagenbenadering<br />
uit.<br />
Janneke E. Hagens<br />
Leerstoelgroep Landgebruiksplanning,<br />
Wageningen Universiteit<br />
janneke.hagens@wur.nl<br />
24 TOPOS / 03 / 2006<br />
Introductie van een sandwichformule 1<br />
Het concept van ‘de lagenbenadering’<br />
is populair in ruimtelijke planning. In<br />
recente beleidsdocumenten, ontwerpen<br />
en debatten komen we het concept<br />
veelvuldig tegen. Doorgaans wordt de<br />
lagenbenadering gebruikt als concept -<br />
van symbool tot werkwijze - om het<br />
Nederlandse landschap te representeren.<br />
De lagenbenadering is als zodanig een<br />
samenspel van drie lagen: een ondergrondlaag<br />
(fysiek milieu), een netwerkenlaag<br />
(infrastructuur) en een occupatielaag<br />
(ruimtegebruik). Elke laag wordt<br />
gekenmerkt door een eigen dynamiek:<br />
de ontwikkel- of hersteltijd van de<br />
betreffende functies in een laag. In<br />
recent gebruik van de lagenbenadering<br />
in planning en ontwerp wordt vooral<br />
verwezen naar de laatste rijksnota’s<br />
ruimtelijke ordening als bron 2 . De lagenbenadering<br />
is een hype geworden. Dit<br />
vertelt ons nog niks over de kwaliteit<br />
van het concept. Daarnaast is het verbeelden<br />
in dergelijke landschapslagen<br />
niet nieuw in planning en ontwerp. Het<br />
denken in lagen, en in het bijzonder het<br />
denken in samenspel van mens en landschap,<br />
is vooral typisch Nederlands.<br />
Het nut en de noodzaak, en bovenal de<br />
trots op dit denken, blijkt bijvoorbeeld<br />
uit het Nederlandse paviljoen op de<br />
Wereldtentoonstelling Expo 2000 in<br />
Hannover. Onder het motto ‘Nederland<br />
schept ruimte’ stond het paviljoen voor<br />
‘…een stapeling van landschappen die het<br />
thema van deze Expo (mens-natuur-techniek)<br />
verbeeld, maar waarmee ook de specifiek<br />
Nederlandse maakbaarheid van natuur en<br />
landschap wordt duidelijk gemaakt’. 3 Door<br />
zijn gelaagde verschijning kreeg het<br />
paviljoen bijnamen als lagentaart, bigmac<br />
en club sandwich.<br />
Wat levert het denken in lagen, samenhang<br />
en dynamiek op? Wat zijn kansen<br />
en risico’s van het actuele gebruik van<br />
het lagenbenadering-concept, in vergelijking<br />
met het gebruik in theorie?<br />
Hoe werkt het lagen-verhaal in de<br />
praktijk? Om deze vragen te beantwoorden<br />
focussen we op de waarde van<br />
de lagenbenadering ‘op papier’ en ‘in<br />
praktijk’. We kijken, in beide gevallen,<br />
naar de inhoud (kennis) en de sturing<br />
(consequenties) van het concept. 4<br />
De lagenbenadering op papier<br />
De lagenbenadering is een hulpmiddel<br />
om het complexe landschap inzichtelijk<br />
te maken. Drie kenmerken vormen<br />
samen de inhoud van het concept. In<br />
haar naam ligt ten eerste al de focus op<br />
het verbeelden in lagen. Een tweede<br />
belangrijk kenmerk is het tijdsaspect<br />
van elke laag. Dat betreft bijvoorbeeld<br />
100 tot 500 jaar als ‘levensduur’ voor de<br />
ondergrondlaag, 50 tot 100 jaar voor de<br />
netwerkenlaag en 25 tot 50 jaar voor de<br />
occupatielaag. 5 Daarnaast is er aandacht<br />
voor het samenspel van de lagen.<br />
Deze samenhang is logisch: de ‘realiteit’<br />
is immers één geheel. Specifieker kan<br />
gesteld worden dat de ondergrondlaag<br />
en (vervolgens) de netwerkenlaag<br />
‘voorwaarden’ stellen aan andere lagen.<br />
Bijvoorbeeld: de bodemgesteldheid en<br />
aanwezige infrastructuur bepalen mogelijkheden<br />
voor een bedrijventerrein.<br />
Maar ook geldt dat de occupatielaag,<br />
zoals dat bedrijventerrein, van invloed<br />
is op de kwaliteiten van ondergrond en<br />
netwerken.<br />
Zoals gezegd is het concept van de lagenbenadering<br />
populair, maar niet nieuw<br />
en niet uniek. Voorgangers gaan ook in<br />
op vergelijkbare ruimte- en tijdsaspecten.<br />
‘Ruimtelijke verkenningen’ naar ‘het<br />
belang van een goede ondergrond’ 6<br />
noemt onder andere de cascobenadering<br />
en de strategie van de twee netwerken<br />
(S2N) als inspiratiebron. Ook wordt<br />
verwezen naar de historicus Fernard<br />
Braudel als leermeester. Braudel (1902-<br />
1985) was lid van de Annales School<br />
van historie. Deze groep kenmerkte<br />
zich door haar ‘totaalbeschrijvingen’<br />
van gebieden, waarbij diverse disciplines<br />
als klimaat, demografie, landbouw en<br />
communicatie werden geïntegreerd.<br />
Braudel schreef onder meer drie boekdelen<br />
met een uitgebreide analyse van<br />
het Middellandse Zeegebied in de 16e
eeuw. Elk deel wordt gekenmerkt door<br />
een eigen tijdsdimensie. Het eerste deel<br />
is het landschap en de mens: over geografische<br />
tijd, ‘longue durée’, welke nauwelijks<br />
waarneembaar is. Het tweede deel is de<br />
samenleving en de staat: over sociale tijd,<br />
conjuncturen en trends, langzaam maar<br />
waarneembaar. En het derde deel gaat<br />
over de politiek en het individu: over dagelijkse<br />
tijd, nauwelijks van invloed op de totale<br />
geschiedenis. 7 Dergelijk inzicht kan gebruikt<br />
worden als aanvullende kennis<br />
binnen de lagenbenadering.<br />
De lagenbenadering is een concept in<br />
planning en - daarom - méér dan een<br />
analytisch concept welke ‘objectieve’<br />
kennis geeft over de ruimte-tijd situatie.<br />
Planning gaat over ambities, dus niet<br />
alleen over ‘concrete’ ruimte, maar ook<br />
over ‘abstracte’ ruimte, en de interacties<br />
tussen beide 8 . Dus heeft een concept<br />
als de lagenbenadering in de context<br />
van planning en ontwerp ook een ambitieuze<br />
of sturende rol. De sturende rol<br />
van de lagenbenadering zit volgens de<br />
eerder genoemde rijksnota’s vooral in<br />
de samenhang van de lagen. Zo noemt<br />
de laatste nota ruimte in haar sturingsfilosofie<br />
de lagenbenadering als manier<br />
om integrale afwegingen te maken in<br />
het belang van ruimtelijke kwaliteit. De<br />
nota meldt: ‘van de drie lagen … is er niet<br />
één het belangrijkst voor de ruimtelijke ontwikkeling’<br />
én ‘[t]egelijkertijd ligt ook in de<br />
lagenbenadering besloten dat vooral een onderliggende<br />
laag condities stelt aan een bovenliggende.’<br />
9 Een planner kan dus prioriteiten<br />
stellen in beleid en ontwerp, met behulp<br />
van de lagenbenadering. Voorgaand<br />
citaat geeft echter al aan dat er geen<br />
eenvoudige en eenduidige toepassing<br />
bestaat, noch op papier noch in praktijk.<br />
Uit volgende tekst zal ook blijken dat<br />
ruimtelijk inzicht naar ruimtelijke<br />
consequenties, die in praktijk relevant<br />
maar vaag is.<br />
De lagenbenadering in praktijk<br />
Een geslaagd concept op papier staat<br />
niet garant voor succes in praktijk. Het<br />
verschil tussen papier en praktijk komt<br />
onder meer door de kracht van context<br />
en interpretaties van gebruikers. Het is juist<br />
de gebruiker die, vanuit haar eigen wereld,<br />
de ‘werkelijke’ waarde bepaalt van een<br />
concept. Deze is afhankelijk van haar<br />
taak, omgeving, perspectief, middelen,<br />
macht, competenties en het moment. 10<br />
Als voorbeeld: zelfs - of juist - binnen<br />
opeenvolgende rijksnota’s verschilt de<br />
waarde van de lagenbenadering. In de<br />
nimmer goedgekeurde vijfde nota was<br />
de lagenbenadering vooral een analysemethode,<br />
in tegenstelling tot de actuele<br />
nota ruimte, waarin de lagenbenadering<br />
onderdeel is van de zogenaamde sturingsfilosofie.<br />
1 In dit geval bepaalt onder<br />
meer het politieke moment de waarde<br />
van de lagenbenadering. We kunnen dus<br />
beter spreken over lagenbenaderingen in<br />
plaats van dé lagenbenadering.<br />
Vanuit dit perspectief reflecteren we<br />
verder op de aspecten inhoud en sturingsfuncties<br />
in praktijk, in vergelijking met de<br />
waarde op papier. In praktijk zal blijken<br />
dat er respectievelijk kansen worden<br />
gemist en dat er veel verwarring over<br />
toepassing en conclusies bestaat.<br />
Met betrekking tot de inhoud van de<br />
lagenbenadering blijken gebruikers een<br />
aantal kansen te missen wat betreft de<br />
kwaliteiten ‘samenhang’ en ‘dynamiek’<br />
van de lagenbenadering. Velen blijven<br />
te eng trouw aan het hiërarchische lagenlabel<br />
van het concept en beschrijven<br />
slechts beperkt (consequenties van) de<br />
tijdsdimensies en de afhankelijkheid<br />
tussen de lagen. Wellicht is dit logisch,<br />
omdat samenhang en dynamiek juist<br />
aspecten zijn die moeilijk zijn te verbeelden<br />
en te beschrijven. 11 Dit wordt<br />
versterkt in een beleidscultuur die nog<br />
altijd wordt gedomineerd door statische<br />
tweedimensionale producten.<br />
Bovendien zien veel planners en ontwerpers<br />
geen noodzaak in het benadrukken<br />
van samenhang tussen lagen, omdat zij<br />
vanuit één bepaalde functie werken, bijvoorbeeld<br />
als stedenbouwer of voor<br />
TOPOS / 03 / 2006 25
26 TOPOS / 03 / 2006<br />
natuurontwikkeling. Zulke constateringen<br />
over ‘beperkte’ benutting van inhoudelijke<br />
kansen zijn ook leerzaam bij pogingen<br />
om de lagenbenadering inhoudelijk te<br />
verbeteren. Immers, de mate van succes<br />
van inhoudelijke verbetering, is uiteindelijk<br />
afhankelijk van de werkelijke toepassing<br />
en interpretaties in praktijk.<br />
Een ‘zinvolle’ inzet van de lagenbenadering<br />
wordt ten eerste bemoeilijkt door<br />
de foute illusie dat de lagenbenadering<br />
een eenduidig antwoord kan geven op<br />
ruimtelijke vragen. Wat betreft deze sturingsrol<br />
van de lagenbenadering in praktijk,<br />
is de invloed van de diverse achtergronden<br />
en intenties van gebruikers extra<br />
groot. Terwijl verschillende actoren het<br />
vaak nog wel eens zijn over het ruimtelijk<br />
inzicht die de toepassing van de<br />
lagenbenadering biedt, is er dikwijls onenigheid<br />
óf onwetendheid over de meerdere<br />
mogelijke consequenties van deze<br />
kennis. Ter illustratie: voor betrokken<br />
overheden van het project Westergouwe<br />
in Zuid-Holland geldt een andere (waarde<br />
van de) lagenbenadering dan voor de<br />
‘Moordrechtse Milieuvereniging de<br />
Zuidplaspolder’. Laatstgenoemde stelt:<br />
‘Uitgaande van die lagenbenadering is het<br />
gebied ten zuiden van rijksweg A20 ongeschikt<br />
voor verstedelijking. Wij begrijpen dan<br />
ook niet waarom het Rijk toestemming gaf<br />
voor Westergouwe. De wijk komt waar het<br />
eigenlijk niet kan. (…) het stadbestuur [blijft]<br />
benadrukken dat de lagenbenadering wel<br />
degelijk is toegepast. Echter, de eerste ideeën<br />
laten zien, dat van die bewering niks klopt.’ 12<br />
Bovenop het - vanzelfsprekende - verschil<br />
in interpretatie bestaat het risico van<br />
ontkenning van deze uiteenlopende<br />
interpretaties. Ontkenning kan leiden tot<br />
zinloze conflicten in plaats van zinvolle<br />
conflicten, ofwel patstellingen in plaats<br />
van debatten. Daarnaast toont bovenstaand<br />
citaat dat een concept als de lagenbenadering<br />
een sterk retorische functie<br />
heeft.<br />
Conclusie en discussie over een<br />
sandwich-concept<br />
Zoals het Nederlandse paviljoen van de
Expo 2000 werd beschreven als symbool<br />
van ‘de Nederlandse maakbaarheid’,<br />
zo kunnen we ook de lagenbenadering<br />
beschouwen als typisch symbool voor<br />
de Nederlandse planningscultuur. De<br />
lagenbenadering omvat enerzijds erkenning<br />
en simpel inzicht in de complexe<br />
ruimtelijke opgaven van het Nederlandse<br />
landschap. Anderzijds omvat zij<br />
suggesties om deze complexiteit stuurbaar<br />
te maken, bijvoorbeeld door het<br />
stellen van prioriteiten tussen lagen.<br />
Een typisch Nederlands probleem ontstaat<br />
vervolgens, als de som van deze<br />
twee (paradoxale) punten wordt opgevat<br />
als de mogelijkheid een eenduidig<br />
en allesomvattend antwoord te geven<br />
op een complexe ruimtelijke vraag. Wat<br />
dan vergeten wordt, is dat het oplossen<br />
van ruimtelijke opgaven meestal niet op<br />
eenduidige en conflictloze wijze kan gebeuren,<br />
onder meer vanwege de diverse<br />
achtergronden en interpretaties van<br />
betrokkenen. De lagenbenadering biedt<br />
kansen voor onder meer probleemanalyses<br />
en discussie over de (gewenste)<br />
ruimtelijke situatie van gebieden. Er is<br />
echter geen één ‘juist’ gebruik, zeker<br />
niet qua sturing en besluitvorming.<br />
De populariteit van de lagenbenadering<br />
zegt dus weinig over de kwaliteit van het<br />
concept. Is de lagenbenadering dan een<br />
geslaagd concept? Ter inspiratie en vergelijking<br />
kunnen we alternatieven voor<br />
de lagenbenadering bekijken. Wat is het<br />
nut en de meerwaarde (of het gevaar)<br />
van de eveneens populaire netwerkmetafoor?<br />
13 Welke metaforen gebruiken<br />
andere landen om hun landschap te conceptualiseren?<br />
En zijn dit zinvolle alternatieven<br />
voor het Nederlandse lagendenken?<br />
(Hoe) zou een metafoor als<br />
‘mozaïek’ 14 haar werk doen in de Nederlandse<br />
planningscultuur? Past deze<br />
metafoor beter bij de ‘werkelijkheid’<br />
van het Nederlandse landschap? Of<br />
botst deze met het Nederlandse ideaal<br />
van orde en ordening? En waarom combineren<br />
we eigenlijk de realiteit van het<br />
landschap met een sturingsideaal in één<br />
concept? Voorlopig is de lagenbena-<br />
dering onderdeel van de Nederlandse<br />
planning. De uitdaging is om kritisch te<br />
zijn op de consequenties achter haar<br />
schijnbare eenvoud.<br />
Noten<br />
1 www.vandale.nl - sand•wich•for•mu•le (de<br />
~) : werkwijze waarin twee uitersten<br />
gecombineerd worden, bv. theorie en<br />
praktijk of muziek, zang en informatie<br />
2 a. Ministerie VROM (2001) Ruimte maken,<br />
ruimte delen: Vijfde Nota over de Ruimtelijke<br />
Ordening 2000/2020: vastgesteld door de<br />
ministerraad op 15 december 2000, Den Haag,<br />
Min.VROM<br />
b. Ministerie VROM (2006), Nota ruimte:<br />
ruimte voor ontwikkeling. Dl. 4. Tekst na de<br />
parlementaire instemming, Den Haag, Min.<br />
VROM<br />
3 Vollaard P., Expo 2000 – NL (29 mei 2000)<br />
via www.classic.archined.nl/news/0005/<br />
Expo-01.html (mei 2006).<br />
4 Cf: Zonneveld W. (1991) Conceptvorming in<br />
de ruimtelijke planning, Amsterdam,<br />
Planologisch en Demografisch Instituut.<br />
5 De Hoog M., Sijmons D., Verschuuren S.,<br />
‘Herontwerp van het Laagland’ In: Frieling D.<br />
H. (1998) Metropolitane debat, Bussum,<br />
Thoth.<br />
6 Ministerie VROM (2001) Ruimtelijke<br />
verkenningen 2000: jaarboek Rijksplanologische<br />
Dienst, Den Haag, RPD.<br />
7 a. Zie 6<br />
b. Braudel F. (1992) De Middellandse Zee – De<br />
Mediterrane wereld ten tijde van Filips II, [3<br />
delen]<br />
c. www.britannica.com: Annales School &<br />
Fernard Braudel (mei 2006)<br />
NB. Kritiek op Braudel betreft onder<br />
andere de minimalisering van de rol van<br />
politiek en macht.<br />
8 Perry D. C. (2003) ‘Making Space:<br />
Planning as a Mode of Thought, p. 142-165<br />
In: Campbell S. & Fainstein S. S. (2003)<br />
Readings in planning theory, Malden, Blackwell<br />
9 Zie 1b, p. 26<br />
10 Cf.: a. Barnes T.J. & Duncan J.S. (1992)<br />
Writing worlds: discourse, text and metaphor in the<br />
representation of landscape, London, Routledge<br />
b. Hajer M. A. (2004) Coalitions, practices and<br />
meaning in environmental politics: From Acid<br />
Rain to BSE. “Discourse Analysis in the<br />
Social Sciences: Theories and Methods”.<br />
Utrecht, Nethur<br />
c. Jensen O.B. & Richardson T. (2004),<br />
Making European space: mobility, power and<br />
territorial identity, London, Routledge<br />
11 Cf.: Healey P. (2004) The treatment of space<br />
and place in the new strategic spatial planning in<br />
Europe. International Journal of Urban and<br />
Regional Research, 28, 45-67.<br />
12 Goudsche Courant, 26 maart 2005,<br />
Westergouwe - ‘Het moet altijd meer, nooit minder’<br />
13 Voor populariteit van de<br />
netwerkmetafoor en divers gebruik in<br />
planning, zie o.a.: Albrechts L. &<br />
Mandelbaum S. J. (editors) (2005) The<br />
network society: a new context for planning?<br />
London [etc.]: Routledge.<br />
Voor vergelijking, zie: Priemus H (2002)<br />
Netwerkbenadering alternatief voor<br />
lagenbenadering, Geografie 11 (5)<br />
14) Prof. R. Forman gebruikt de metafoor<br />
van ‘mozaïek’ als (ontwerp) concept,<br />
gebaseerd op landschapsecologie, en<br />
gebruikt voor o.a. planning van het<br />
metropolitane landschap van Barcelona:<br />
Mosaico territorial para la región<br />
metropolitana de Barcelona, (Editorial<br />
Gustavo Gili, 2004)<br />
Summary<br />
The layer approach concept, also<br />
called strata approach, is a popular<br />
spatial concept in Dutch planning.<br />
However, its popularity is no direct<br />
guarantee for success. The concept<br />
has been used to represent the<br />
landscape by three interacting layers<br />
(surface, networks, occupation), each<br />
characterized by its own dynamics.<br />
This paper studies the concept in<br />
theory and in practice. The ‘real’ value<br />
of the concept in practice is heavily<br />
dependent on the user and its<br />
interpretations. We observe missed<br />
opportunities with regard<br />
to inherent qualities of the concept.<br />
Moreover, we describe ambiguity<br />
around steering-possibilities. We<br />
argue that the layer approach is<br />
emblematic for Dutch planning culture.<br />
Planners should be critical about its<br />
use. The concept offers simple and<br />
helpful spatial insights. However,<br />
following steering consequences often<br />
result in useless conflicts (as<br />
deadlocks) instead of useful conflicts<br />
(as debates).<br />
TOPOS / 03 / 2006 27
SPOIL<br />
Conceptual design for the reuse of Copenhagen’s clean surplus soil<br />
Started as a burg next to the<br />
Sound, Copenhagen is<br />
nowadays with over 500.000<br />
inhabitants Denmark’s<br />
largest city. Being capital of<br />
Denmark, Copenhagen is<br />
also the central city in what<br />
is known as ‘Storkøbenhavn’<br />
(Greater Copenhagen) with<br />
about 1,4 million inhabitants,<br />
over a quarter of Denmark’s<br />
whole population. The city<br />
was and is growing rapidly,<br />
swallowing a lot of its<br />
surrounding land and<br />
creating its own, special<br />
problems.<br />
One of these problems is the<br />
accumulation of large amounts<br />
of clean surplus soil. To<br />
generate ideas about what to<br />
do with this clean soil a<br />
student competition was<br />
organised. This article<br />
describes our contribution to<br />
the competition, named<br />
‘S(P)OIL’. The contribution<br />
was done as a project during<br />
our study at the Royal<br />
Veterinary and Agricultural<br />
University in Frederiksberg.<br />
Tobias Behr<br />
student Landscape Architecture at the<br />
Technical university Munich<br />
tobiasbehr@gmx.de<br />
Jan Heersche<br />
student Landscape Architecture at<br />
Wageningen University<br />
jan.heersche@wur.nl<br />
Matthias Hartmann<br />
student Landscape Architecture at the<br />
Technical university Munich<br />
prometoys@gmx.de<br />
28 TOPOS / 03 / 2006<br />
General problem<br />
‘Building activity in Greater Copenhagen<br />
is thundering along. The building<br />
industry is in a regular boom with<br />
housing as well as business projects and<br />
all indications are that the top has not<br />
yet been reached’. 1 This enormous increase<br />
in building and construction<br />
activity, already lasting for several years,<br />
is causing a constant accumulation of<br />
surplus soil. The amount measured<br />
approximately 12 million cubic meters<br />
of clean and contaminated soil in 2001<br />
alone. 2<br />
Surplus soil has traditionally been<br />
dumped into disused raw material pits,<br />
equalizing the landscape again.<br />
However, a change in the Nature Protection<br />
Law (Miljøbeskyttelsesloven)<br />
made this strategy more difficult, since<br />
these quarries are considered to be of<br />
high ecological value and their capacity<br />
is generally reaching its limit. The Soil<br />
Contamination Act, which came into<br />
force on 1. January 2000, set up new<br />
regulations, demanding notification of<br />
soil transport in certain cases.<br />
As the accumulation of surplus soil can<br />
be expected to continue, new strategies<br />
have to be developed to be able to deal<br />
with this upcoming challenge.<br />
Therefore the Greater Copenhagen<br />
Authority (HUR, Hovedstadens<br />
Udviklingsråd), a politically-governed<br />
regional organisation covering the<br />
Greater Copenhagen region, organized<br />
a student competition in spring 2005<br />
with the title: ‘Clean Soil – perspectives<br />
for the Danish landscape’. The aim of<br />
the competition was to generate ideas<br />
that can function as inspiration for both<br />
public and private developers and how<br />
to use huge amounts of especially clean<br />
soil in a way that they take technical,<br />
aesthetical, functional and recreational<br />
goals into account. 3<br />
Our competition entry with the title<br />
‘S(P)OIL’ presents a conceptual idea,<br />
re-using the clean surplus soil within<br />
the area of Greater Copenhagen.<br />
Copenhagen’s first landscape ring – Københavns<br />
indre fæstningsring – built for defence<br />
The second landscape ring – Vestvoldsringen<br />
– bringing the defence up to date<br />
The third landscape ring, connecting recreational<br />
areas in between the fingers<br />
The planned, fourth landscape ring – the ‘Ny<br />
Grøn Ring’ – providing for the need of recreation<br />
and soil disposal
Lynge<br />
Lillerød<br />
Ganløse<br />
Hørsholm<br />
Farum<br />
Roskilde<br />
Birkerød<br />
Historical background<br />
During Copenhagen’s development from<br />
a small village to the current metropolitan<br />
area, the ways in which the city<br />
has utilised and developed its surrounding<br />
landscape has changed. The<br />
following examples from Copenhagen’s<br />
historical development illustrate and<br />
support this thesis.<br />
Smørumnedre<br />
Taastrup<br />
Karlslunde<br />
The significant development of Copenhagen<br />
started in the year 1167 when<br />
Bishop Absalon built a fortress in the<br />
village of Havn. This fortress, named<br />
‘Slotsholmen’, can still be found in<br />
Copenhagen.<br />
Traders (Købmænd in Danish) and<br />
bargemen found a good place to live<br />
around the fortress, and soon the name<br />
‘Havn’ changed into ‘Køpmannaehafn’,<br />
now ‘København’. 4 Because of this expansion<br />
and the growing importance<br />
of the city, a defence system was needed<br />
to protect the city from hostile<br />
invasions. This defence system grew<br />
periodically to become what is today<br />
known as ‘Københavns indre fæstningsring’,<br />
representing the city’s early intervention<br />
in the surrounding landscape.<br />
The ramparts required open land in<br />
front of them and demarcation zones<br />
prevented building in a wide ring around<br />
the city.<br />
Until the middle of the 19 th century,<br />
Copenhagen stayed within these ramparts.<br />
In course of time they became<br />
obsolete and were partly demolished<br />
and partly transformed into a series of<br />
parks and gardens. Ørstedsparken,<br />
Botanisk Have and Østreanlæg are<br />
examples of the successful transformation<br />
of former ramparts into parks.<br />
The ring of parks was quickly subsumed<br />
by the growing city which now<br />
made use of the previous demarcation<br />
zone.<br />
As the city expanded and the range of<br />
artillery increased, new protection<br />
defences were built in the late 19 th and<br />
early 20 th century. This new defence<br />
system formed a second landscape ring<br />
around Copenhagen – Vestvoldsringen.<br />
These defences never had to prove their<br />
functionality, they became useless almost<br />
before they were finished.<br />
Consequently, also Vestvoldsringen was<br />
like Københavns indre fæstningsring<br />
transformed into a recreational area.<br />
To avoid uncontrolled urban sprawl in<br />
the larger area around Copenhagen, the<br />
further city development was based on<br />
the ‘Fingerplan’ of 1947, which has never<br />
been a policy itself, but had remarkable<br />
impact on the development of Greater<br />
Copenhagen. Before that, the landscape<br />
surrounding the city had undergone a<br />
change in paradigm. The need for protection<br />
of the city was outdated and the<br />
TOPOS / 03 / 2006 29
The path accessing the Green Ring and the<br />
initial spots<br />
The process starts. Two hills being created<br />
after two years within a range of about one<br />
kilometre from the built areas<br />
After five years each ‘finger’ has one hill in its<br />
direct surrounding<br />
With the launching of the new Region Plan<br />
2017, the process of building hills comes to<br />
an end. New ideas have to be found<br />
30 TOPOS / 03 / 2006<br />
need for recreational areas took over as<br />
the number of citizens was increased<br />
enormously. To provide sufficient green<br />
open space for the growing population,<br />
the space in between the ‘fingers’ of<br />
the city was dedicated to recreational<br />
use. In order to connect those Green<br />
Wedges (‘Grøne Kiler’), as the areas are<br />
called, a third landscape ring was<br />
developed. This ring runs in north-south<br />
direction, along Mølleådal and Store<br />
Vejleådal.<br />
As Copenhagen’s city development is<br />
still an ongoing process today and the<br />
fingers are still being prolonged, the<br />
latest Regional Plan has identified the<br />
opportunity to develop a New Green<br />
Ring (‘Ny Grøn Ring’).<br />
Dynamic hill development<br />
The development of this fourth ring<br />
offers the opportunity to transform the<br />
problem of surplus soil into a landscape<br />
benefit.<br />
Once again the city can build its surrounding<br />
landscape to meet the needs<br />
of the time. Hills are created from the<br />
surplus soil. Hills in general will act as<br />
foci in the landscape. ‘The eye is drawn<br />
by their contrast with lower-lying topography<br />
and vertical emphasis. They can<br />
be used in design to attract users to a<br />
place. They can be endpoints to journeys,<br />
central points or places to climb<br />
and overlook the landscape and its activities.’<br />
5 Their formation will strengthen<br />
the experience of different landscapes<br />
and enrich the Ny Grøn Ring with<br />
recreational value.<br />
The Ny Grøn Ring is made up of a<br />
walking/cycle route, which travels<br />
through areas with different landscape<br />
character, varying from hilly in the<br />
north to flat further to the south.<br />
The hills of consciously artificial shape<br />
provide views over the different landscapes<br />
which have never been<br />
experienced before. They even introduce<br />
the possibility for new activities.<br />
‘Natural and artificial mounds and<br />
mounts attract people to climb, view,<br />
roll, chase and sit or fly kites. There is<br />
pleasure and security in occupying a<br />
raised position’. 5<br />
The hills themselves are not competing<br />
with the surrounding landscape. Due to<br />
their clearly artificial shape, they state<br />
their connection to the city and the<br />
surrounding landscape by making them<br />
experience able from a different point<br />
of view - but no association with a<br />
natural landscape element is possible.<br />
The development of the hills can be<br />
experienced as a dynamic process. Each<br />
year a new hill can be explored and<br />
interpreted in many different ways for a<br />
large variety of activities. They are placed<br />
in different surrounding topographies<br />
and can be of different shape, wooded<br />
or bare.<br />
Because every year one hill is developed,<br />
people do not have to wait for years to<br />
see the result of a large project. Already<br />
after the first year the first hill will be<br />
ready to use. Every year the shape, size<br />
and use of a new hill will be a surprise,<br />
which will increase the involvement of<br />
people to the project.<br />
To make sure that the hills are easily<br />
accessible, they will be well connected<br />
to the planned route through the Ny<br />
Grøn Ring. Therefore it is essential that<br />
the hills are constantly equally spread<br />
along the route. So even if the process<br />
of hill creation is not sustained over the<br />
long term, the pattern of hills provides<br />
equal distances for the whole area.<br />
Additional hills simply increase the<br />
frequency/density of the pattern.<br />
For optimal use, a recreational area<br />
should be developed within a range of<br />
approximately one kilometre from a<br />
village or neighbourhood. 6 Since the<br />
hills are considered to be recreational<br />
areas, the first hills should be developed<br />
close to the urban edges of Greater<br />
Copenhagen. Once all locations close<br />
to the edges are equipped, it is time to<br />
continue spreading in between the<br />
fingers.
The hills add a new information layer to the existing landscape, telling<br />
about the city’s growth and development<br />
The development of the hills is closely<br />
connected to the Regionplan 2005,<br />
developed by the Greater Copenhagen<br />
Authority. This Regionplan is valid until<br />
2030. By this time over twenty hills can<br />
have been created and the time has come<br />
to stop the process. A new Regionplan<br />
will be an appropriate possibility to think<br />
about new ideas for clean surplus soil<br />
as well.<br />
Structural and Secondary<br />
information layers<br />
Peter Latz points out the contemporary<br />
relevance of today’s developments and<br />
describes the process as the following<br />
“With a few new structural layers the<br />
‘useless’ becomes attractive and creates<br />
new uses. Specific architecture for<br />
specific uses does not need to be built.<br />
The imagination lets the existing ones<br />
be re-interpreted and used in new ways”. 7<br />
(2002). Nevertheless, relying on the<br />
common practice of converting<br />
obsolete areas into positively perceived<br />
spaces, may result in loosing chances<br />
today.<br />
The hills are attached to the existing<br />
landscape as a new structural and informative<br />
layer, serving as landmarks and<br />
points of focus in the landscape, at the<br />
same time representing the activity of<br />
urban development because each hill is<br />
shaped from the clean surplus soil of<br />
the building activity of one year. They<br />
are the logical result of a development<br />
which is characterized by the simultaneous<br />
consumption of and need for<br />
open space – in combination with<br />
disposing huge amounts of clean<br />
surplus soil.<br />
All winning contributions can be found at www.hur.dk<br />
(look for ‘Ren jord idékonkurrence’ under ‘plan’)<br />
A new way of experiencing the landscape is made possible by the<br />
hills. Instead of experiencing it from the ‘inside’ you can now look at it<br />
from the ‘outside’<br />
Endnotes<br />
1 http://www.copcap.com/composite-9357.htm<br />
2 Mortensen, L.B. et al, Jordstrømme i Danmark,<br />
within: Miljøproject nr. 886, 2004<br />
3 http://www.hur.dk<br />
4 Grote spectrum encyclopedie; deel 10/Jordanië-<br />
Kubrick, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen<br />
1978<br />
5 Dee, C. Form and fabric in landscape architecture; a<br />
visual introduction, London 2001<br />
6 http://www.sl.kvl.dk/Publikationer/<br />
Udgivelser/PopulaerPublicationer/<br />
NaturOgSundhed_haefte.aspx?<br />
Katid={D28373CC-6EF3-4EF8-B097-<br />
6D83FABF209E}<br />
7 <strong>Topos</strong> – About Landscape, Callwey 2002<br />
8 http://nl.wikipedia.org/wiki/kopenhagen<br />
TOPOS / 03 / 2006 31
For experts only<br />
Over concepten die marginaliseren en uitsluiten<br />
Het betrekken van burgers bij<br />
het opstellen van beleid en<br />
plannen is de laatste jaren een<br />
belangrijk vraagstuk voor<br />
planners en ontwerpers. De<br />
kennis en waarden van de<br />
burgers moeten daarvoor in<br />
relatie worden gebracht met de<br />
kennis van experts. Martijn<br />
Duineveld en Raoul Beunen<br />
betogen dat de wijze waarop<br />
niet-experts in sommige<br />
wetenschappelijke concepten<br />
ten opzichte van experts<br />
worden gepositioneerd de<br />
inbreng van burgers juist<br />
marginaliseert, in plaats van<br />
vergroot. Dit inzicht kan<br />
planners, ontwerpers en andere<br />
experts bewuster maken van de<br />
macht die de door hun<br />
gefabriceerde concepten<br />
produceren.<br />
Martijn Duineveld<br />
Onderzoeker leerstoelgroep Sociaalruimtelijke<br />
analyse, Wageningen<br />
Universiteit<br />
martijn.duineveld@wur.nl<br />
Raoul Beunen<br />
Onderzoeker leerstoelgroep<br />
Landgebruiksplanning, Wageningen<br />
Universiteit<br />
raoul.beunen@wur.nl<br />
32 TOPOS / 03 / 2006<br />
Aandacht voor de wensen van<br />
burgers<br />
Het zal weinigen zijn ontgaan dat er<br />
een politiek-maatschappelijke ambitie<br />
bestaat de burgers meer te betrekken<br />
bij het (ruimtelijk) beleid van de overheid<br />
(Hajer en Wagenaar, 2003).<br />
Hiervoor zijn theorieën, concepten en<br />
methoden ontwikkeld, zoals interactieve<br />
en participatieve planningsbenaderingen<br />
(Woerkum, 2000). Een<br />
vooronderstelling die aan sommige van<br />
deze benaderingen ten grondslag ligt is<br />
dat de kennis en waarden die burgers<br />
aan het landschap toekennen moeten<br />
worden geïntegreerd met de kennis en<br />
waarden van experts, zoals planologen,<br />
ecologen, hydrologen, economen en<br />
cultuurhistorici. Daarom worden de kennis<br />
en waarden van experts in sommige<br />
theorieën, concepten en methoden gepositioneerd<br />
ten opzichte van die van<br />
niet-experts.<br />
In dit artikel zetten we een aantal kritische<br />
kanttekeningen bij deze ontwikkelingen.<br />
De wijze waarop niet-experts<br />
worden gepositioneerd ten opzichte<br />
van experts heeft namelijk consequenties<br />
voor de invloed die deze actoren hebben<br />
op het besluitvormingsproces. We zullen<br />
laten zien dat sommige concepten<br />
en conceptualiseringen werken als<br />
machtsfactoren, die de invloed van nietexperts<br />
nauwelijks vergroten. In tegendeel:<br />
ze kunnen zelfs leiden tot de uitsluiting<br />
of marginalisering van burgers,<br />
amateurs, leken en andere niet-experts.<br />
Deze inzichten zijn voor ruimtelijke<br />
planners en ontwerpers uitermate<br />
relevant. Ze kunnen als gereedschap<br />
worden gebruikt om allerlei ogenschijnlijk<br />
democratische ontwikkelingen in de<br />
ruimtelijke ordening kritisch te analyseren<br />
en zonodig te demonteren.<br />
Feiten & Waarden<br />
Dit artikel gaat over de wijze waarop<br />
verschillende kennis ten opzichte van<br />
elkaar wordt gepositioneerd. Kennis<br />
speelt een belangrijke rol bij het plannen<br />
en ontwerpen. Veelal wordt hierbij<br />
een onderscheid gemaakt tussen feiten
en waarden, tussen facts and values.<br />
Feiten worden dan verbonden met<br />
experts. Zij hebben wetenschappelijk<br />
onderzoek gedaan en de resultaten daarvan<br />
zijn hard, het zijn objectieve feiten.<br />
Waarden worden veelal geassocieerd<br />
met niet-experts. Zij gaan af op hun<br />
gevoel, hun intuïtie, of hun beleving.<br />
Deze waarden zijn niet hard maar, zo<br />
wordt geleerd, subjectief, persoonlijk,<br />
verschillend en wisselend (Hidding,<br />
Kolen, and Spek, 2001). Het onderscheid<br />
tussen feiten en waarden wordt<br />
niet alleen gebruikt in planning- en<br />
ontwerppraktijken maar ook in de<br />
wetenschap. Wetenschap moet immers<br />
zuiver zijn en blijven, wetenschap moet<br />
zich bezighouden met de feiten. Al het<br />
andere is fictie, ideologie, gevoel of<br />
mythe…<br />
Dit lijkt logisch maar is het ook juist? Is<br />
dit conceptuele onderscheid tussen<br />
feiten en waarden wel zo hard als wordt<br />
beweerd? Is dit onderscheid überhaupt<br />
wel te maken? Onze stelling is van niet.<br />
Volgens ons wordt dit onderscheid<br />
gebruikt om bepaalde kennis te minimaliseren<br />
of zelfs helemaal opzij te<br />
schuiven.<br />
Een onjuiste vooronderstelling…<br />
Wijdverbreid is de, met het onderscheid<br />
tussen feiten en waarden verbonden,<br />
vooronderstelling dat wetenschappers<br />
een directere toegang hebben tot de<br />
werkelijkheid dan niet-wetenschappers<br />
(Latour, 1999; Latour, 2004). Deze<br />
vooronderstelling is onder andere bestreden<br />
door Bruno Latour (Latour,<br />
2004). In verschillende studies naar de<br />
productie van kennis binnen de exacte<br />
wetenschappen heeft hij het sociale karakter<br />
daarvan blootgelegd. Hij heeft<br />
laten zien dat wetenschappelijke objecten,<br />
feiten, kennis en waarheden niet<br />
gevonden of ontdekt worden. Ze worden<br />
geproduceerd, in interactie met de<br />
werkelijkheid. Ze zijn het resultaat van<br />
wetenschappelijke praktijken die bestaan<br />
uit complexe, hybride netwerken<br />
van tekstuele en niet-tekstuele handelingen<br />
(Latour, 1999).<br />
Samen met de theorieën en analyses<br />
van ondermeer Kuhn (Kuhn, 1970) en<br />
Fischer (Fischer, 2000) geven die van<br />
Latour voldoende aanleiding om de<br />
vooronderstelling te bekritiseren dat<br />
experts een directe toegang tot de realiteit<br />
hebben en objectieve kennis kunnen<br />
produceren. Wetenschappelijke kennis,<br />
waarheden, feiten, normen, waarden,<br />
etc. zijn geen benamingen van objectieve,<br />
universele zaken. Het zijn benamingen<br />
van zaken die worden geproduceerd<br />
binnen wetenschappelijke<br />
disciplines, volgens de daarbinnen<br />
bestaande impliciete en expliciete<br />
afspraken over de wijze waarop kennis<br />
moet worden geproduceerd. Experts en<br />
niet-experts kunnen daarom ook niet<br />
ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd<br />
door een verschil te veronderstellen<br />
in de toegang die ze tot de werkelijkheid<br />
hebben. Mogelijke en actuele<br />
verschillen tussen experts en nietexperts<br />
komen voort uit de verschillen<br />
tussen de praktijken waarbinnen ze<br />
kennis produceren. Soms vertonen<br />
wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke<br />
praktijken overeenkomsten en<br />
soms verschillen ze. Hetzelfde geldt<br />
voor de uitkomsten van de praktijken:<br />
de geproduceerde kennis, objecten,<br />
feiten, waarheden, waarden, etc.<br />
De marginaliserende macht van<br />
concepten<br />
Zonder het zelf te erkennen is Latour<br />
in sterke mate beïnvloed door het werk<br />
van Michel Foucault. Foucault heeft<br />
veel geschreven over kennisproductie:<br />
Wat is kennis? Hoe komt het tot stand?<br />
Hoe verhoudt kennis zich tot andere<br />
kennis? Foucault laat in zijn werken<br />
zien dat er een constante strijd woedt<br />
over verschillende soorten kennis en de<br />
inzet daarvan. In deze strijd wordt<br />
bepaald welke kennis wel relevant is en<br />
welke niet. Het veronderstellen van een<br />
scherpe scheiding tussen wetenschappelijke<br />
en niet-wetenschappelijke kennis<br />
is illustratief voor deze kennisstrijd. De<br />
classificatie ‘wetenschappelijk’ bestempelt<br />
bepaalde kennis immers superieur ten<br />
opzichte van andere soorten kennis.<br />
Foucault (2003) maakt een onderscheid<br />
tussen twee soorten ondergeschikte<br />
kennis (“subjugated knowledges”). De eerste<br />
is die kennis waarvan men zich in een<br />
zekere tijd, binnen een bepaalde<br />
context, bewust is maar welke wordt<br />
gemaskeerd, verborgen of onzichtbaar<br />
gemaakt. De tweede is volgens Foucault<br />
“a whole series of knowledges that have been<br />
disqualified as nonconceptual knowledges, as<br />
insufficiently elaborated knowledges: naive<br />
knowledges, hierarchically inferior knowledges,<br />
knowledges that are below the<br />
required level of erudition or scientificity.”<br />
Dit type kennis wordt in een hiërarchische<br />
kennisverhouding geplaatst ten<br />
opzichte van andere soorten kennis:<br />
“They are located low down on most official<br />
hierachies of ideas (…). Certainly they are<br />
ranked ‘beneath’ science. They are the<br />
discourses of the madman, the delinquent, the<br />
pervert and other persons (…).”<br />
Voorbeelden daarvan geeft Foucault in<br />
zijn boek: ‘Madness and civilization: a<br />
history of insanity in the Age of Reason’<br />
(Foucault, 2001). Hij laat daarin zien<br />
hoe, door de geschiedenis heen veranderlijk<br />
gebleken, categorieën zijn ingezet<br />
om het denken, spreken en handelen<br />
van ‘de normale’ mens van ‘de gek’ te<br />
onderscheiden. De tegenstelling tussen<br />
rede en waanzin is en wordt gebruikt<br />
om te reguleren welke subjecten, uitspraken<br />
en praktijken binnen een<br />
maatschappij als redelijk worden gezien<br />
en welke niet. Bijvoorbeeld door verbale<br />
en andere uitingen van mensen die niet<br />
binnen ‘normale’ denkbeelden passen<br />
als gestoord te categoriseren. De<br />
consequentie daarvan kan zijn dat de<br />
‘abnormale’ mens het spreken wordt<br />
ontnomen, door hem op te sluiten<br />
bijvoorbeeld.<br />
Hoewel burgers, leken, amateurs en<br />
andere niet-experts in allerlei concepten,<br />
theorieën en beleidsnota’s niet met<br />
gekken worden vergeleken, zijn in de<br />
wijze waarop hun kennis en waarden<br />
ten opzichte van experts worden geposi-<br />
tioneerd min of meer dezelfde mechanismen<br />
te herkennen. De niet-experts<br />
TOPOS / 03 / 2006 33
worden, inclusief de door hun geproduceerde<br />
kennis en waarden, in een<br />
hiërarchische verhouding ten opzichte<br />
van experts geplaatst. In de gesuggereerde<br />
hiërarchie staan de juist veronderstelde<br />
objectieve en universele wetenschappelijke<br />
kennis en waarden boven<br />
de onjuist veronderstelde emotionele,<br />
subjectieve kennis en waarden van nietexperts.<br />
De kennis en waarden van<br />
niet-experts worden daardoor ten<br />
opzichte van expertkennis gemarginaliseerd<br />
en zo weten experts hun eigen<br />
superieure posities als producenten van<br />
objectieve kennis en gegronde waarden<br />
te bevestigen. De vooronderstelling laat<br />
zich daarom interpreteren als een factor<br />
die de macht van experts om uitspraken<br />
te doen over de waarde en betekenis<br />
van en de gewenste omgang met de<br />
ruimte in stand houdt en misschien<br />
zelfs versterkt.<br />
Implicaties voor planning- en<br />
ontwerppraktijken<br />
Met de inzichten uit het voorgaande<br />
zullen we nu naar planning- en<br />
34 TOPOS / 03 / 2006<br />
ontwerppraktijken kijken. Daarbinnen<br />
is de inbreng van experts altijd erg<br />
groot geweest. Overbekende voorbeelden<br />
zijn de ingenieurs die het land<br />
optimaliseerden voor grootschalige<br />
landbouw en de waterhuishouding<br />
aanpasten aan de gestelde eisen. Later<br />
is deze rol deels overgenomen door<br />
ecologen die met het concept Ecologische<br />
Hoofdstructuur hun kennis<br />
richtinggevend hebben gemaakt bij de<br />
inrichting van de groene ruimte. Frank<br />
Fischer (Fischer, 2000) gaat uitgebreid<br />
in op de rol van expertkennis in beleid.<br />
Ook hij laat zien dat de macht van de<br />
experts daarbinnen erg groot is en dat<br />
hun kennis vaak bepalend is bij de<br />
besluitvorming. Volgens hem worden<br />
wetenschappelijke feiten gebruikt om<br />
keuzes in de besluitvorming te legitimeren.<br />
Men stelt bijvoorbeeld dat<br />
gezien de feiten er geen andere keuze<br />
mogelijk is of dat er eigenlijk geen<br />
keuze te maken was. Volgens deze<br />
technocratische opvatting moet het<br />
publieke domein met rationele,<br />
analytische en wetenschappelijke<br />
methoden beschermd worden tegen de<br />
irrationaliteit en willekeur van de<br />
politiek. Paul Frissen stelt dan ook in<br />
navolging van Fischer vast dat besluitvorming<br />
voor een groot deel buiten de<br />
politiek plaatsvindt. Besluiten worden<br />
steeds vaker door ambtenaren en experts<br />
genomen en minder door burgers<br />
en politici (Frissen, 1996). Daardoor<br />
worden andere kennis, ideeën en waarden<br />
van de besluitvorming uitgesloten.<br />
Ondanks de dominantie van experts in<br />
de besluitvorming over ruimtelijke<br />
ordening en ontwerp is er ook altijd<br />
verzet geweest tegen hun technocratische<br />
inrichtingsideeën. Het verzet<br />
tegen natuurontwikkelingsprojecten, is<br />
daarvan een voorbeeld. Niet iedereen is<br />
gelukkig met de aanleg van nieuwe<br />
natuurgebieden en ook natuurbeschermers<br />
onderling zijn het niet altijd eens<br />
over hoe deze gebieden er uit moeten<br />
zien. Een ander voorbeeld wordt door<br />
Bent Flyvbjerg geven. In zijn boek<br />
‘Rationality & Power’ beschrijft hij het<br />
besluitvormingsproces rondom het<br />
autovrij maken van het centrum van de
stad Aalborg (Flyvbjerg, 1998). Hij laat<br />
zien dat verschillende partijen die hierbij<br />
een rol spelen elk andere kennis<br />
relevant vinden en dat kennis geproduceerd<br />
wordt om besluiten te legitimeren.<br />
Planning en ontwerp behelst<br />
dus veel meer dan het simpelweg<br />
toepassen van (expert) kennis.<br />
Terugkomend bij het uitgangspunt dat<br />
burgers meer betrokken moeten worden<br />
bij het ruimtelijk beleid van de overheid<br />
is de vraag: waar komt deze<br />
ambitie vandaan? Komt deze voort uit<br />
het idee dat we onze democratie anders<br />
moeten invullen of uit de verwachting<br />
dat problemen bij de realisatie van<br />
plannen daarmee opgelost kunnen<br />
worden? Veel verzet tegen plannen is<br />
immers het gevolg van het feit dat<br />
mensen vinden dat hun belangen niet<br />
voldoende zijn meegenomen bij het<br />
besluitvormingsproces. De uitsluiting<br />
van mensen en hun kennis en waarden<br />
is dan ook de kern van veel problemen<br />
en conflicten. Het is echter de vraag of<br />
het betrekken van deze “dwarsliggers”<br />
middels concepten die hen bewust of<br />
onbewust marginaliseren of uitsluiten,<br />
dit knelpunt wél oplost. Zelfs als dit<br />
met de beste bedoeling gebeurt, geldt<br />
dat de kern van de problemen en<br />
conflicten daarmee niet wordt aangepakt.<br />
Niet voor niets is er de nodige<br />
terughoudendheid over en kritiek op<br />
allerlei inspraakprocedures en interactieve<br />
planvormingsprocessen. Het<br />
betrekken van burgers heeft dan ook<br />
alleen zin als men daadwerkelijk iets<br />
met hun inbreng wil doen; en dat<br />
betekent een inhoudelijke wijziging<br />
van plannen en ontwerpen. Als dit<br />
laatste ongewenst is, dan is het de vraag<br />
wat het betrekken van burgers<br />
überhaupt voor zin heeft.<br />
Experts wees waakzaam<br />
In planning en ontwerp zullen altijd<br />
keuzes gemaakt moeten worden, daarover<br />
geen twijfel. We mogen echter niet<br />
vergeten dat alle keuzes politieke keuzes<br />
zijn en nimmer te objectiveren.<br />
Verschillende kennis kan daarbij een rol<br />
spelen en niet alle kennis kan even<br />
belangrijk zijn. Maar als we vinden dat<br />
burgers meer betrokken moeten worden<br />
bij besluitvorming, moeten we ook<br />
accepteren dat hun kennis en waarden<br />
een grotere rol gaan spelen. Daarvoor<br />
zullen we moeten accepteren dat kennis<br />
niet in dualistische categorieën (feiten<br />
vs. waarden, objectief vs. subjectief) is<br />
op te delen. Er zijn er ontelbaar meer<br />
mogelijk, en ook deze indelingen bepalen<br />
we zelf. Niet zogenaamde feiten,<br />
maar wij mensen, bepalen wat belangrijk<br />
is, wie en wat we willen meenemen<br />
in beleid en welke keuzes we maken.<br />
Achter sommige theorieën, methoden<br />
en concepten die tot doel hebben de<br />
kennis en waarden van burgers te<br />
betrekken bij het ruimtelijk beleid gaan<br />
waarschijnlijk de beste bedoelingen<br />
schuil. Maar in plaats dat ze ervoor<br />
zorgen dat burgers meer kunnen worden<br />
betrokken, marginaliseren deze<br />
concepten ze bij voorbaat. In de praktijk<br />
kan dit er bijvoorbeeld toe leiden<br />
dat men voorbij gaat aan het feit dat<br />
burgers het landschap op verschillende<br />
wijze kunnen construeren en daar<br />
verschillende soorten kennis en waarden<br />
aan kunnen toekennen, die onmogelijk<br />
in een hiërarchische verhouding<br />
tot de kennis en waarden van de<br />
experts te positioneren zijn.<br />
De belangrijke boodschap van dit verhaal<br />
is dat met inzichten in wat kennis<br />
is, hoe deze geconstrueerd wordt en<br />
hoe de productie en inzet van kennis<br />
samenhangt met macht, er veel<br />
kritischer gekeken kan worden naar<br />
allerlei ontwikkelingen in de ruimtelijke<br />
ordening. Veronderstellingen die aan<br />
concepten ten grondslag liggen kunnen<br />
dan veel scherper zichtbaar worden<br />
gemaakt en er kan worden gekeken of<br />
deze wel een oplossing bieden voor de<br />
gestelde problemen. Dus, geachte<br />
experts, bezint eer u met de productie<br />
van een wetenschappelijk concept<br />
begint en deze de wereld in helpt. De<br />
beoogde effecten daarvan kunnen wel<br />
eens tegenovergesteld zijn aan de<br />
oorspronkelijke intenties.<br />
Literatuur<br />
- Fischer, Frank (2000) Citizens, Experts and the<br />
Environment: The Politics of Local Knowledge.<br />
Durham, London: Duke University Press<br />
- Flyvbjerg, Bent (1998) Rationality and power:<br />
democracy in practice. Chicago: University of<br />
Chicago Press<br />
- Foucault, M. (2003) “Society Must Be Defended”<br />
Lectures at the College de France, 1975-1976.<br />
New York: Picador<br />
- Foucault, M. (2001) Madness and civilization: a<br />
history of insanity in the Age of Reason. London:<br />
Routledge<br />
- Frissen, P.H.A (1996) De virtuele staat. Politiek,<br />
bestuur, technologie: een postmodern verhaal.<br />
Schoonhoven: Academic Service<br />
- Hajer, M., en H. Wagenaar (eds.) (2003)<br />
Deliberative policy analysis: understanding governance in<br />
the network society. Cambridge: Cambridge<br />
University Press<br />
- Hidding, M. C., J. Kolen, en T. Spek (2001) De<br />
biografie van het landschap. In: J. H. F. Bloemers and<br />
M. H. Wijnen (eds.), Bodemarchief in behoud en<br />
ontwikkeling: de conceptuele grondslagen. Assen:<br />
NWO<br />
- Kuhn, T. S. (1970) Structure of scientific revolutions.<br />
Chicago: The University of Chicago Press<br />
- Latour, Bruno (1999) Pandora’s hope: essays on the<br />
reality of science studies. London: Harvard<br />
University Press<br />
- Latour, Bruno (2004) Politics of nature: how to<br />
bring the sciences into democracy. London: Harvard<br />
University Press<br />
- Woerkum, C.J. van (2000) Communicatie en<br />
interactieve beleidsvorming. Alphen aan den Rijn:<br />
Samsom<br />
Summary<br />
There is a tendency among planners<br />
and policy makers to increase the<br />
involvement of citizens in policy<br />
processes. Therefore scientist<br />
produce concepts in which the<br />
knowledge of citizens, often named<br />
local or non-experts knowledge, can<br />
be combined with expert-knowledge.<br />
In this article Martijn Duineveld en<br />
Raoul Beunen argue that some of<br />
these concepts are based on wrong<br />
notions of the differences between<br />
expert and non-expert knowledge. As<br />
a result, these concepts, opposed to<br />
their original intentions, are<br />
marginalizing the non-experts.<br />
Consequently participatory problems<br />
within planning and design practices<br />
are not solved.<br />
TOPOS / 03 / 2006 35
Een verlangen dat planvat<br />
Over het concept als verbinder<br />
Het begrip concept wordt op<br />
heel uiteenlopende manieren<br />
toegepast en ingezet in kunst,<br />
architectuur of ruimtelijke<br />
ordening. Het kan duiden op<br />
een bepaalde denk- of<br />
ontwerphouding, op de<br />
verbeelding van een idee, op<br />
een tijdelijke situatie of op iets<br />
dat nog niet af is. In die laatste<br />
toepassing vind je concept<br />
vaak als voorvoegsel bij<br />
ontwerp, plan, rapport of<br />
verslag, waarmee de voorlopige<br />
status van dat product wordt<br />
aangegeven. Een concept is<br />
echter vooral ‘iets van zichzelf’.<br />
Een concept verbindt het<br />
verlangen om iets tot stand te<br />
brengen, oftewel een ambitie,<br />
met de randvoorwaarden van<br />
de omgeving waarbinnen die<br />
ambitie gestalte moet gaan<br />
krijgen. Dankzij het concept<br />
kan de ambitie ‘planvatten’ in<br />
die omgeving.<br />
Hans Venhuizen<br />
Directeur Bureau Venhuizen.<br />
www.bureauvenhuizen.com<br />
desk@bureauvenhuizen.com<br />
36 TOPOS / 03 / 2006<br />
Ieder ontwerpproces bestaat grofweg uit<br />
drie fasen die in relatie staan tot elkaar,<br />
maar die ook over een zekere autonomie<br />
beschikken.<br />
Het begint met verlangen of ambitie. Dat<br />
is de motor voor iedere daad. Zonder verlangen<br />
geen actie zou je kunnen zeggen.<br />
De ambitie of het verlangen kan van alle<br />
tijden zijn en is niet persé plaatsgebonden.<br />
Eten is een ambitie van alle tijden<br />
die in verschillende omstandigheden tot<br />
ontwerpen voor keukens, restaurants of<br />
landbouwgebieden kan leiden. De specificaties<br />
van de ambitie worden aan het<br />
begin van ieder ontwerpproces in kaart<br />
gebracht. Een ontwerpproces eindigt<br />
met een plan. Dit is de wijze waarop de<br />
ambitie uiteindelijk gestalte krijgt binnen<br />
de specifieke omgeving. Die omgeving<br />
kan fysiek zijn, maar ook financieel, sociaal,<br />
cultureel en politiek. Ook de specificaties<br />
van de omgeving worden aan<br />
het begin van het ontwerpproces<br />
opgetekend.<br />
Tussen ambitie en plan ligt het concept.<br />
Nadat de ambitie en omgeving zijn gespecificeerd,<br />
begint de conceptontwikkeling.<br />
Tijdens de conceptontwikkeling<br />
wordt hiërarchie aangebracht in de verschillende<br />
specificaties en worden deze<br />
optimaal op elkaar toegepast. Het concept<br />
kan uitspraken doen over de vormgeving<br />
of de materialisering en betrekt<br />
hier idealiter ook de beperkingen van<br />
de situatie in. Op een afgelegen eiland<br />
waar de aanvoer van materialen lastig is,<br />
is het zinvol om de beperkingen die dat<br />
oplevert in het concept te betrekken,<br />
omdat het niet betrekken daarvan het<br />
realiseren van het concept heel lastig<br />
zou kunnen maken. Maar wanneer de<br />
aanvoer van materialen onbeperkt is en<br />
de budgetten tot in de hemel reiken, is<br />
er geen dwingende reden daar in het<br />
concept rekening mee te houden.<br />
Na het vaststellen van het concept kan<br />
het project in de planfase verder worden<br />
uitgewerkt en toegepast op de gedetailleerde<br />
specificaties van de locatie. Bij<br />
iedere ontwerpbeslissing kan het concept<br />
als leidraad worden ingezet.<br />
Door het concept te beschouwen als<br />
schakel tussen ambitie en plan en de<br />
autonome kracht ervan te erkennen, is<br />
het mogelijk om het concept in allerlei<br />
situaties te benoemen, te beoordelen of<br />
opnieuw in te brengen in een ontwerpproces.<br />
Dan is het zelfs mogelijk om met<br />
een groep niet-ontwerpers aan conceptontwikkeling<br />
te doen. Ik zal eerst deze<br />
benadering van het concept verduidelijken<br />
aan de hand van een aantal illustraties,<br />
alvorens onze conceptmachine<br />
uit de doeken te doen.<br />
Van piercing tot vuurtoren<br />
Figuur 1 - piercingshop<br />
Dit is de etalage van een piercingshop<br />
waarin één op één modellen van<br />
gepiercte delen van het menselijk<br />
lichaam zijn uitgestald.<br />
De ambitie die hieruit spreekt is de menselijke<br />
behoefte om zich als individu te<br />
onderscheiden van anderen. In een omgeving<br />
waarin iedereen zijn best doet<br />
om op te vallen, is het echter lastig om<br />
je te onderscheiden. Opvallen is afwijken<br />
van het gebruikelijke en dus moet<br />
je bij het vervullen van deze ambitie<br />
voortdurend de grens opzoeken van<br />
wat nog als anders kan worden ervaren.<br />
Dat kan de grens van bewondering zijn<br />
of van afschuw opwekken. Het afwijken<br />
moet daarnaast ook als zodanig<br />
worden herkend en erkend. Vandaar<br />
dat er trends en groepen ontstaan die<br />
hun afwijken binnen de grenzen van<br />
bepaalde regels vormgeven.<br />
Het concept dat hieruit is ontstaan is het<br />
jezelf profileren met het moedwillig, uitbundig<br />
en sierlijk beschadigen van je<br />
intieme lichaamsdelen. De piercingshop<br />
zorgt voor de vormgeving, regulering en<br />
de profilering van de afwijking.<br />
Figuur 2 – worstverkoper<br />
Dit is een worstverkoper op een van de<br />
toeristische pleinen van Berlijn.
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
De ambitie die we hier zien is om op een<br />
plek waar doorgaans veel publiek komt<br />
de in Berlijn populaire braadworst te verkopen.<br />
Het was voor de man met dit<br />
verlangen echter onmogelijk om op deze<br />
locatie een vergunning voor een snackbar<br />
te krijgen. Hij kon wel een ‘ventvergunning’<br />
krijgen die is bedoeld voor de<br />
mobiele verkopers van souvenirs en<br />
sieraden.<br />
Dit heeft geleid tot het concept van een<br />
mobiele barbecue die door twee mensen<br />
wordt bediend. Terwijl de ene de worsten<br />
braadt en daarbij voortdurend in beweging<br />
blijft (vanwege de ventvergunning)<br />
zorgt de ander voor de aanvoer van de<br />
verse waar uit een op een fiets gemonteerde<br />
koelbox.<br />
Figuur 3 – wonders of the world<br />
Hier zien we een groepje Chinezen die<br />
zich laten fotograferen voor de piramide<br />
van Cheops. Op de achtergrond zien<br />
we een achtbaan, bomen en een stukje<br />
Eiffeltoren.<br />
Uit alles spreekt het verlangen naar het<br />
maken van een wereldreis. China is zich<br />
sinds de jaren tachtig steeds meer gaan<br />
openstellen. China kan hierdoor eenvoudiger<br />
worden bezocht en andersom<br />
kunnen Chinezen zelf ook eenvoudiger<br />
het land verlaten om met eigen ogen de<br />
wereldwonderen te aanschouwen. Maar<br />
er zijn ook beperkingen. De belangrijkste<br />
is de levensstandaard van veel Chinezen,<br />
die dermate laag is dat een wereldreis<br />
enkel voor de Chinese happy few is<br />
weggelegd.<br />
Dit leidde tot het concept van het ‘Wonders<br />
of the World’ park in Shenzen, in<br />
het zuiden van China. Hier zijn alle<br />
bezienswaardigheden van de wereld in<br />
schaalmodellen nagebouwd. Fraai geënsceneerd<br />
ook, zodat je je er goed voor<br />
kunt laten fotograferen. Het hebben van<br />
het bewijs van het bezoek is voor Chinezen<br />
namelijk nóg belangrijker dan het<br />
wonder werkelijk met eigen ogen te hebben<br />
aanschouwd.<br />
Figuur 4 – flat<br />
Dit is de gevel van een flatgebouw in<br />
Berlijn, waar een schildering van<br />
verschillende gevels op aangebracht is.<br />
Hierin zien we een illustratie van het verlangen<br />
naar een stedelijke omgeving die<br />
rijk is aan kleur en afwisseling. De omgeving<br />
waarin deze ambitie gestalte kreeg<br />
is verre van gekleurd. Het is wijk zoals<br />
die in de jaren tachtig in het voormalige<br />
Oost-Duitsland werden gebouwd en<br />
die bestaat uit extreem gestandaardiseerde<br />
en grijze woonblokken. De flatgebouwen<br />
zijn echter degelijk en het is te<br />
duur om ze af te breken en te vervangen<br />
door de gewenste stedelijke omgeving.<br />
Als alternatief voor het afbreken van<br />
de flatgebouwen is het concept van de<br />
wandschildering bedacht. De gebouwen<br />
kunnen blijven staan en worden bewoond,<br />
maar laten nu een woonomgeving zien<br />
die niet meer monotoon is, maar juist<br />
vol afwisseling.<br />
Figuur 5 – Kuala Lumpur<br />
Deze flatgebouwen in een buitenwijk<br />
van Kuala Lumpur zijn modern, maar<br />
hebben traditionele daken.<br />
Hieruit spreekt de ambitie om waar<br />
mogelijk kenmerken van traditie en<br />
originele cultuur te bewaren in een snel<br />
verstedelijkend landschap. Het is een<br />
combinatie van oud en nieuw: het dorpse<br />
Kampong huis waarin één familie woont<br />
en de condomiumflats die als paddenstoelen<br />
de grond uit schieten.<br />
In dit concept lijken de Kampong huizen<br />
er eerst te zijn geweest, maar dan<br />
wel met de flatgebouwen als basement.<br />
De flats zijn omhooggeschoten en dragen<br />
nu de oorspronkelijke huizen als<br />
dak.<br />
Figuur 6 – vuurtorens in barendrecht<br />
Op deze foto en tekening staan<br />
(inmiddels gerealiseerde)<br />
vuurtorenachtige woningen in<br />
Barendrecht, ten zuiden van<br />
TOPOS / 03 / 2006 37
6 7<br />
Rotterdam.<br />
Goed wonen is hier de eerste ambitie,<br />
maar dat hoeft niet persé te leiden tot<br />
een vuurtorenwoning. Het was dan ook<br />
de ambitie om in het ontwerp van de<br />
woning de specifieke kwaliteiten van de<br />
plek uit te drukken, dat leidde tot dit<br />
concept. Met de vorm van vuurtorens<br />
zou de nabijheid van de zee (op 35 kilometer!),<br />
de geschiedenis van de scheepvaart<br />
(6 vuurtorens op een rij!) en het<br />
waterkarakter van de omgeving (in werkelijkheid<br />
drassige veengrond!) het<br />
beste tot zijn recht komen.<br />
Dit is nu een typisch voorbeeld van een<br />
fopconcept. De herinnering aan de nabijheid<br />
van de zee is in dit geval slechts<br />
een schijnvertoning om de dure woningen<br />
beter verkoopbaar te maken. Het<br />
zijn woningen die van alle moderne<br />
gemakken zijn voorzien, maar die zijn<br />
overgoten met een naar het uiterlijk van<br />
vuurtorens verwijzende saus. Ze zijn veel<br />
te laag, staan te ver van de kust, staan in<br />
een rij van zes en zijn ook helemaal niet<br />
ingericht om adequaat als vuurtoren te<br />
kunnen functioneren. Het concept is<br />
hier dan ook niet ‘vuurtoren’ of ‘verbondenheid<br />
met het water en de zee’,<br />
maar ‘bijzondere, gekke woning die<br />
goed verkoopt’.<br />
Als het tot uitdrukking brengen van de<br />
verbondenheid met het water echt de<br />
ambitie was geweest, hadden de mogelijkheden<br />
voor bijzondere concepten voor<br />
het oprapen gelegen. De woonwijk is<br />
38 TOPOS / 03 / 2006<br />
namelijk gebouwd op een voormalig<br />
moeras wat betekende dat rioleringsputten<br />
die op vrijdag waren gelegd op<br />
maandag al weer tot op onzichtbare<br />
diepte in de bodem waren verdwenen.<br />
In plaats van vuurtorenwoningen vroeg<br />
deze locatie feitelijk om ‘amfibische woningen’<br />
(een concept dat als prijsvraag<br />
is uitgeschreven door Bureau Venhuizen,<br />
voor informatie: www.amfibischwonen.<br />
nl) oftewel woningen die met de drassigheid<br />
van de locatie geen problemen<br />
zouden hebben.<br />
Conceptmachine<br />
Figuur 7 – the making of<br />
Het maken van een ruimtelijk ontwerp<br />
is vooral weggelegd voor professionals.<br />
Natuurlijk zijn er geslaagde experimenten<br />
waarbij bewoners worden uitgenodigd<br />
om mee te ontwerpen. Maar dat<br />
leidt niet per definitie tot goede ruimtelijke<br />
ontwerpen. Over het algemeen geldt<br />
toch dat niet-professionals in bekende<br />
vormgeving denken, terwijl professionals<br />
in staat zijn om nieuwe vormen te<br />
laten ontstaan.<br />
Dat neemt niet weg dat bij het opstellen<br />
van de randvoorwaarden voor het<br />
ontwerp en het ontwikkelen van de<br />
concepten wél iedereen kan worden<br />
betrokken. Om een brede groep belangstellenden<br />
een effectieve rol te laten<br />
spelen bij het ontwikkelen van ruimtelijke<br />
concepten ontwierp Bureau Venhuizen<br />
de spelmethode ‘The making of’.<br />
(Zie figuur 8 – the making of)<br />
Het spel volgt altijd op een fase van inventariseren<br />
waarin in kaart wordt gebracht<br />
wat er speelt en welke verlangens<br />
er leven. Deze informatie wordt door<br />
Bureau Venhuizen vertaald in een matrix.<br />
Hierin staan op de x-as fenomenen<br />
(specificaties van de omgeving) en op<br />
de y-as de ambities (verlangens en wensen<br />
voor een plek of situatie). Het spel<br />
werkt als een conceptmachine, dat wil<br />
zeggen dat de deelnemers zelf de eerder<br />
genoemde hiërarchie in de specificaties<br />
van 7 de ambitie en de omgeving aanbren-<br />
gen. Deelnemers aan het spel krijgen een<br />
opgave voorgelegd die bestaat uit een<br />
ambitie en een fenomeen. Ze moeten<br />
een voorstel doen voor het uitvoeren<br />
van die ambitie waarbij ze gebonden<br />
zijn aan de specifieke eisen van een fenomeen.<br />
Bijvoorbeeld ‘Maak een plan om<br />
de rivieroever geschikt te maken voor<br />
recreatie, maar laat het weidse uitzicht<br />
vanaf de rivierdijk in tact’ of ‘Maak een<br />
ontwerp voor het park dat geld<br />
oplevert in plaats van geld kost’. Door<br />
8<br />
de ambities met verschillende fenomenen<br />
te combineren wordt duidelijk wat<br />
wel of niet werkt of wenselijk is.<br />
Kortom, er worden concepten ontwikkeld<br />
die de ontwerper vervolgens in een<br />
plan kan uitwerken. De setting met<br />
tafels, een speelbord op de vloer, een<br />
spelleider, een visualisator en de strijd<br />
om de eerste plaats maken het tot een<br />
echt spel.<br />
Het spel biedt mogelijkheden om in een<br />
ontspannen sfeer ideeën te ontwikkelen<br />
9<br />
met een hoge realiteitswaarde. De ambi-
ties en fenomenen zetten de deelnemers<br />
op het juiste spoor, zonder hun creativiteit<br />
te beperken. Het spel hoeft geen<br />
kant-en-klare oplossingen op te leveren<br />
en het is ook geen bezwaar als de voorstellen<br />
niet gerealiseerd kunnen worden.<br />
Het doel van het spel is ideeën op te<br />
sporen die in het verdere planproces<br />
van waarde kunnen zijn.<br />
De conceptmachine is inmiddels op<br />
verschillende schaalniveaus toegepast.<br />
Om de ruimtelijke mogelijkheden van<br />
een geplande zandafgraving in Winssen<br />
te onderzoeken, om ingrepen in kaart<br />
te brengen die een menselijke maat<br />
konden toevoegen aan de wijk Marzahn<br />
in Berlijn, bij een open planproces voor<br />
de herinrichting van het Mheenpark in<br />
Apeldoorn en bij het laten zien van de<br />
mogelijkheden voor de Beemsterpolder<br />
om zich te ontwikkelen op basis van de<br />
eigen kwaliteiten.<br />
In Apeldoorn speelden we met de meest<br />
concrete opgave: de herinrichting van<br />
een wijkpark. Na een inventarisatie van<br />
wensen en voorwaarden is de matrix<br />
met ambities en fenomenen opgesteld,<br />
waarmee zo’n vijftig bewoners het spel<br />
speelden. De resultaten uit ‘The making<br />
of ’ zoals een avontuurlijke speelplaats<br />
voor kinderen aan het water, een hondenuitlaatplaats<br />
die ook voor niet-hondenbezitters<br />
iets toevoegt aan het park en<br />
een entrée die deel uit maakt van het<br />
park, zijn verwoord in een ontwerpopgave<br />
aan de ontwerpers. Zij hebben<br />
vervolgens een voorstel gemaakt dat na<br />
akkoord van de bewoners is uitgevoerd.<br />
Figuur 9: waterwijk<br />
In de Beemster was de opgave minder<br />
concreet en veel breder. Hier ging het<br />
om het bedenken van concepten voor<br />
ruimtelijke ontwikkelingen met het<br />
bijzondere karakter van de werelderfgoedpolder<br />
als vertrekpunt.<br />
Deelnemers bogen zich over kwesties als<br />
de mogelijkheden van waterberging voor<br />
recreatie of woningbouw, van energiewinning<br />
voor de uitstraling van het erfgoed<br />
en van vrijkomende bebouwing<br />
op de erven voor de woonvoorzieningen.<br />
Een aantal van de concepten rondom<br />
waterberging en erven is in een<br />
case-studie verder uitgewerkt, zoals een<br />
waterwijk.<br />
In beide voorbeelden is het concept de<br />
verbinder tussen het verlangen en het<br />
plan. In Apeldoorn is dit verlangen via<br />
het concept vrij direct omgezet in een<br />
ontwerp. In de Beemster zijn we nog<br />
aan het studeren op manieren om de<br />
ontwikkelde concepten te verankeren in<br />
de planvorming.<br />
Geen glijmiddel<br />
Bureau Venhuizen ontwikkelt vernieuwende<br />
concepten of zorgt ervoor dat die<br />
concepten ontstaan via bijvoorbeeld<br />
‘The making of’. Het experiment schuilt<br />
daarbij niet enkel in het ontwikkelen<br />
van die concepten, maar vooral in het<br />
aantonen dat deze concepten om te<br />
zetten zijn in een plan. Op welke schaal<br />
8 9<br />
en in welke gedaante ook.<br />
Voor ons is een concept dus geen glijmiddel<br />
voor de woningmarkt of een<br />
marketingterm. Het is ook geen onaf<br />
ontwerp of alleen maar een interessant<br />
idee. Het concept slaat een brug tussen<br />
de ambitie en de wijze waarop die gerealiseerd<br />
kan worden. Het concept<br />
zorgt ervoor dat een verlangen<br />
optimaal kan planvatten.<br />
Verantwoording illustraties:<br />
figuur 1 t/m 6: Hans Venhuizen<br />
figuur 7: Dieuwertje Komen<br />
figuur 8: Martin Leclercq<br />
figuur 9: Patrick Mc Cabe<br />
Summary<br />
The notion of concept is often applied<br />
to a temporary situation or to<br />
something that isn’t final yet. But a<br />
concept is also something in itself. A<br />
concept connects the desire to make<br />
or do something (that is ambition) with<br />
the conditions of the situation in which<br />
the desire must take shape. Thanks to<br />
the concept, the desire can become<br />
design. When you look at the concept<br />
as an autonomous connector, it’s<br />
possible to see, understand and judge<br />
the concept in all sort of situations -<br />
whether a piercingshop, an<br />
amusement park or lighthouse<br />
dwellings. It becomes even possible to<br />
develop concepts with a group of nondesigners.<br />
For that last purpose<br />
Bureau Venhuizen designed the<br />
game-method called ‘The making of’.<br />
TOPOS / 03 / 2006 39
De torens van Ladonia<br />
De strijd tussen wens en werkelijkheid<br />
In juli 2006 hebben de<br />
Wageningse studenten<br />
landschapsarchitectuur en<br />
ruimtelijke planning een<br />
excursie naar Denemarken en<br />
Zweden gemaakt. De excursie,<br />
met bezoeken aan de havens<br />
van Hamburg, Kopenhagen,<br />
Helsingborg, Malmö en Lado-<br />
nia, heeft vele interessante en<br />
leuke voorbeelden opgeleverd<br />
van mensen die hun dromen<br />
en ideeën omzetten in daden<br />
en daarmee prachtige resul-<br />
taten boeken. Zij gebruiken<br />
daarvoor hun kennis, hun<br />
middelen, hun medestanders.<br />
De ervaringen tijdens deze<br />
excursie willen we aangrijpen<br />
om te laten zien dat planning<br />
mensenwerk is en kan worden<br />
gezien als een strijd van<br />
actieve en ambitieuze mensen.<br />
Van mensen die ideeën<br />
omzetten in werkelijkheid.<br />
Raoul Beunen en Jeroen Neuvel<br />
Promovendi leerstoelgroep<br />
Landgebruiksplanning Wageningen<br />
Universiteit<br />
raoul.beunen@wur.nl<br />
jeroen.neuvel@wur.nl<br />
40 TOPOS / 03 / 2006<br />
Ons verhaal begint op Highway nr. 1.<br />
Dit is niet de belangrijkste snelweg van<br />
Zweden of Denemarken, maar de toegangsweg<br />
tot Ladonia. Ladonia is een<br />
klein landje aan de zuidwestkust van<br />
Zweden. Highway nr. 1 is wat velen zullen<br />
beschrijven als een smal pad dat door<br />
het bos slingert en dat de wandelaar na<br />
een steile afdaling aan de kustlijn brengt.<br />
Voor anderen is de weg een symbool<br />
van vrijheid. Klauterend over het stenige<br />
pad komt de wandelaar bij de ingang<br />
van een eerste houten bouwsel dat de<br />
kunstenaar Lars Vilks hier heeft laten<br />
verrijzen. Tegen de steile helling aan<br />
vormen de gladgepolijste takken, die kriskras<br />
door elkaar heen aan elkaar geslagen<br />
zijn met dikke spijkers, een houten<br />
tunnel die vanuit het bos afdaalt naar<br />
de kust. Vanuit deze tunnel is het mogelijk<br />
een eerste blik te werpen op de<br />
andere bouwsels die hier zijn neergezet.<br />
Een aantal houten torens die op vergelijkbare<br />
wijze zijn gebouwd en een<br />
stenen kunstwerk. Het lijkt er wel op<br />
alsof op deze plek een jongensdroom<br />
om hutten te bouwen met tunnels en<br />
uitkijktorens, is verwezenlijkt. Terwijl<br />
de artiest Lars Vilks een groep van zo’n<br />
dertig Wageningse Landschapsarchitecten<br />
en Planners rondleidt door zijn<br />
levenswerk, wordt hij bewonderend<br />
door drommen andere (voornamelijk<br />
Zweedse) toeristen aangekeken. Wanneer<br />
hij voorbij is stoten ze elkaar voorzichtig<br />
aan. Is dat niet die kunstenaar?<br />
Hoe anders was dit 25 jaar geleden toen<br />
na twee jaar werken zijn eerste gebouw<br />
van aangespoeld hout (dat hij Nimis,<br />
Latijn voor te veel, heeft genoemd) werd<br />
ontdekt door de autoriteiten. Zij waren<br />
aanzienlijk minder enthousiast over het<br />
bouwwerk, dan de toeristen nu. Het<br />
bouwwerk is gebouwd in een beschermd<br />
natuurgebied en zonder vergunning.<br />
Vilks wordt dan ook gesommeerd het<br />
bouwwerk te verwijderen, een beslissing<br />
die in 1983 ook door de hoogste<br />
Zweedse rechtbank wordt erkend.<br />
In plaats van het verwijderen van het<br />
kunstwerk, verkoopt Vilks het kunst-<br />
werk aan een Duitse kunstenaar waardoor<br />
het gebouw blijft staan en Vilks<br />
wordt vrijgesproken van verdere vervolging.<br />
Vilks bouwt ondertussen verder aan een<br />
tweede kunstwerk. Ditmaal van steen<br />
en beton: Arx (Latijn voor vesting), een<br />
ruim 300 pagina’s tellend boek. Evenals<br />
Nimis leidt ook dit bouwwerk tot een<br />
rechtzaak. De hoogste Zweedse rechtbank<br />
besluit in 1995 Vilks een geldboete<br />
op te leggen voor het bouwen van Arx.<br />
Om dit te financieren verkoopt Vilks<br />
de verschillende pagina’s van het boek<br />
aan ruim 300 verschillende eigenaren,<br />
waardoor Vilks de boete kan betalen en<br />
bovendien niet langer de eigenaar meer<br />
is van Arx en daar ook niet meer voor<br />
vervolgd kan worden. In 1996 roept<br />
Vilks de plek waarop zijn torens zijn<br />
gebouwd uit tot een vrijstaat: Ladonia.<br />
Het spel tussen de Zweedse kunstenaar<br />
en de Zweedse overheid eindigt niet<br />
met deze gebeurtenis, maar duurt nog<br />
steeds voort 1 .<br />
Het verhaal van Lars Vilks, zijn kunstwerken<br />
en de staat Ladonia bevat vele<br />
aspecten die voor planners interessant<br />
zijn. Het begint met de vraag welke<br />
functie een bepaald gebied moet vervullen;<br />
natuur, recreatie, kunst? Hierover<br />
zijn vele meningen. Veel ruimtelijke<br />
planningsprocessen zijn te kenmerken<br />
als een al dan niet bedekte strijd over<br />
(visies over) de toekomstige inrichting<br />
van de ruimte waarbij verschillende<br />
ideeën, ambities, belangen, waarden,<br />
normen, overtuigingen etc. een rol<br />
spelen.<br />
Lars Vilks weet dit spel uitstekend te<br />
spelen, met als resultaat dat zijn houten<br />
torens nog fier overeind staan. Deze<br />
strijd, die we als een planningsproces<br />
kunnen karakteriseren, is een interessant<br />
onderwerp van studie. Vragen die<br />
opkomen zijn bijvoorbeeld: welke tactieken<br />
gebruiken de verschillende actoren,<br />
hoe gebruiken ze regels en hoe<br />
omzeilen ze deze? Een ander interessant<br />
aspect van deze strijd vanuit sociaal-
wetenschappelijk oogpunt, is dat geen<br />
enkele visie objectief als beste visie vast<br />
te stellen is. Percepties van problemen<br />
kunnen verschillen en er is vaak meer<br />
dan één oplossing voor die problemen<br />
voor handen. De vraag die hierbij<br />
opkomt is: wat maakt dat een bepaalde<br />
visie uiteindelijk wordt gekozen, terwijl<br />
andere visies worden genegeerd of<br />
verworpen?<br />
In het geval van Ladonia is deze strategische<br />
strijd om de ruimte heel goed<br />
zichtbaar. De partijen en hun verschillende<br />
visies zijn herkenbaar. Ditzelfde<br />
geldt voor de strategische strijd die ze<br />
voeren. Voorbeelden van het strategisch<br />
handelen zijn de rechtzaken die worden<br />
gestart, het uithalen van handige trucs<br />
zoals het verkopen van kunstwerken,<br />
maar ook het rondleiden van toeristen<br />
om op die manier een grote schare medestanders<br />
te verwerven, waardoor het<br />
voor de autoriteiten lastiger wordt om<br />
iets tegen de kunstwerken te ondernemen,<br />
vormt een belangrijke strategie.<br />
Lars Vilks weet veel zaken in zijn eigen<br />
voordeel te draaien, of zoals hij het<br />
zelf zegt: “Everything has a positive<br />
side”.<br />
Het strategische spel om de inrichting<br />
van de ruimte is niet alleen terug te<br />
vinden in de vrijstaat Ladonia. Een<br />
dergelijke strategische strijd is er ook<br />
geweest bij alle andere projecten die we<br />
bezichtigd hebben. Ook hier hebben<br />
verschillende partijen, met verschillende<br />
belangen en visies, strijd geleverd over<br />
wat er moest gebeuren met de ruimte.<br />
Het voorlopige resultaat hiervan hebben<br />
we bewonderd, maar zeer waarschijnlijk<br />
gaat deze strijd nog steeds door.<br />
Trek bijvoorbeeld eens een parallel met<br />
de toren zo’n honderd kilometer verderop<br />
in Malmö. De Turning Torso, zoals<br />
deze toren is genoemd, rijst met 190<br />
meter een heel eind boven de stad uit.<br />
Het idee van deze toren is ook van een<br />
kunstenaar, Santiago Calatrava, een<br />
Spaanse architect. De toren maakt deel<br />
TOPOS / 03 / 2006 41
42 TOPOS / 03 / 2006<br />
uit van een grootschalig project gericht<br />
op de herontwikkeling van de haven van<br />
Malmö. Velen vinden de nieuwe wijk<br />
met kantoren en woningen prachtig en<br />
menig planner en (landschaps-) architect<br />
vergaapt zich bij de ‘Turning Torso’,<br />
een symbool voor de ontwikkeling van<br />
Malmö. Anderen zijn kritischer en vinden<br />
dat het geld beter besteed had kunnen<br />
worden aan andere projecten in de<br />
stad. Een voorbeeld daarvan zijn de<br />
studenten die t-shirts verkopen met de<br />
tekst “Fucking Torso” waarop de toren<br />
wordt afgebeeld als een opgestoken<br />
middelvinger. Een van de kritieken die<br />
wordt geuit is dat de wijk voornamelijk<br />
ontwikkeld is voor de bovenste laag van<br />
de bevolking 2 . Om de hoge werkloosheid<br />
in Malmö aan te pakken (in de<br />
jaren ‘60 en ‘70 van de twintigste eeuw<br />
zijn de textielindustrie en de scheepsbouwindustrie<br />
grotendeels uit Malmö<br />
verdwenen) zijn plannen gesmeed om<br />
nieuwe bedrijven aan te trekken. Men<br />
besloot zich niet langer op de zware<br />
industrie te richten, maar besloot om<br />
Malmö te transformeren tot kennisstad<br />
en zich te richten op het aantrekken<br />
van ‘hoog-waardige dienstverlening’.<br />
Een aantrekkelijke woonomgeving voor<br />
het hoogopgeleide personeel wordt<br />
als een belangrijke voorwaarde gezien<br />
om deze nieuwe, kennisintensieve<br />
bedrijven aan te trekken.<br />
Het resultaat is dat het havengebied is<br />
ontwikkeld tot een gebied waar veel<br />
hoogopgeleiden zich hebben gevestigd.<br />
Daarnaast heeft ook de Universiteit van<br />
Malmö (gesticht in 1998 met inmiddels<br />
21.000 studenten!) een plek gekregen in<br />
het nieuwe havengebied. Om de nieuwe<br />
stroom studenten te huisvesten zijn diverse<br />
woningen voor studenten gebouwd<br />
in het nieuwe havengebied.<br />
Het project kent ook een schaduwkant.<br />
Voor de lager opgeleiden en immigranten<br />
(40% van de bevolking in Malmö is<br />
niet in Zweden geboren, maar komt uit<br />
landen als voormalig Joegoslavië, Oost-<br />
Afrika, Iran of Irak) zijn de huizenprijzen<br />
zo hoog dat zij in de nieuwe wijk<br />
geen betaalbare woning kunnen vinden.<br />
Critici van het havenproject pleiten er<br />
daarom voor om meer in de wijken van<br />
de armere bevolking te investeren in<br />
plaats van zich blind te staren op wijken<br />
exclusief voor hoogopgeleiden.<br />
Een zelfde kritische noot kan gemaakt<br />
worden voor de ontwikkelingen aan de<br />
overkant van de Øresund, de zeestraat<br />
tussen Denemarken en Zweden. In<br />
Kopenhagen, van waaruit de Turning<br />
Torso in Malmö zichtbaar is, is men<br />
niet minder ambitieus geweest. Ook<br />
daar wordt hard gewerkt aan de herontwikkeling<br />
van het oude havengebied<br />
en de oude marinebasis. Cultuurhistorie<br />
heeft een belangrijke plek gekregen in<br />
het ontwerp van de nieuwe wijk.<br />
Bestaande gebouwen zijn zoveel mogelijk<br />
gehandhaafd en getransformeerd<br />
tot exclusieve woon- of werklocaties.<br />
Zo zijn een torpedobootloods en vliegtuighangar<br />
omgebouwd tot woningbouwlocatie<br />
en kantoorruimte. Het<br />
handhaven en transformeren van de<br />
bestaande gebouwen is wel duurder dan<br />
sloop en nieuwbouw. Mede hierdoor<br />
zijn de exclusieve locaties (zowel huur<br />
als koop) onbetaalbaar voor mensen<br />
met een laag inkomen.<br />
Aan de herontwikkeling van beide<br />
havengebieden is net als bij de realisatie<br />
van Ladonia een heel proces vooraf<br />
gegaan 3 . Een proces waarin (zij het<br />
misschien minder zichtbaar en duidelijk<br />
dan in Ladonia) voor- en tegenstanders<br />
elkaar bestreden hebben. De winnaars<br />
zijn inmiddels bekend, maar de critici<br />
zijn er nog steeds. En wanneer je je niet<br />
verliest in de schoonheid van de architectuur<br />
is ook hier planning als strijd<br />
zichtbaar.<br />
De Deen Bent Flyvberg (1998) heeft<br />
een boek geschreven waarin hij de strijd<br />
over het al dan niet autovrij maken van<br />
het centrum van de stad Aalborg tot in<br />
detail behandeld 4 . Hij laat hierin ook<br />
zien hoe verschillende partijen strategisch<br />
handelen om zo het gebruik van<br />
de ruimte volgens eigen visie te
ealiseren. Een dergelijk boek kan ook<br />
over de torens in Ladonia of de haven<br />
in Kopenhagen of Malmö geschreven<br />
worden. Een dergelijk boek kan over<br />
elk ruimtelijk plan of project worden<br />
geschreven. De ene keer, zoals in Aalborg<br />
of Ladonia, zal dat een spannend<br />
verhaal zijn, vol met intriges, de andere<br />
keer zal het verhaal wat saaier zijn.<br />
Kern van al deze verhalen is echter dat<br />
het planningsproces een strijd is tussen<br />
verschillende partijen. Een strijd waarin<br />
kennis, regels, communicatie, geld, et<br />
cetera strategisch worden ingezet. Een<br />
volgende vraag die we na deze beschrijvingen<br />
kunnen stellen is: wat betekent<br />
deze karakterisering van planning als<br />
strijd nu voor planners en architecten?<br />
Ten eerste kan gesteld worden dat<br />
planning als strijd niet per definitie als<br />
negatief opgevat dient te worden.<br />
Natuurlijk zijn we geneigd om te kijken<br />
naar de verliezers van het machtsspel<br />
en sympathie te voelen voor de kunstenaar<br />
die wordt tegengewerkt of de<br />
mensen met lage inkomens in Malmö<br />
of Kopenhagen. Het bewustzijn van<br />
deze onderdrukte belangen (bijvoorbeeld<br />
door een gebrek aan organiserend<br />
vermogen) kan de planner mogelijkheden<br />
bieden om deze belangen weer in<br />
het keuzeproces te betrekken. Maar het<br />
machtsspel heeft ook positieve kanten.<br />
Naast verliezers kent een strijd namelijk<br />
ook winnaars. Planning als strijd kan<br />
ook positief opgevat worden. Het biedt<br />
mensen met ambitie de mogelijkheid<br />
om dankzij het planningssysteem (zoals<br />
in Malmö of Kopenhagen) of ondanks<br />
het planningssysteem (zoals in Ladonia)<br />
dromen en ambities over de toekomstige<br />
ruimtelijke inrichting te verwezenlijken.<br />
De strijd in het planningsproces is daarom<br />
niet alleen een onderdrukkende<br />
kracht, maar ook een vormende kracht 5 .<br />
Een tweede punt dat deze manier van<br />
kijken naar voren heeft gebracht is dat<br />
er zelden maar één probleemdefinitie<br />
of oplossing mogelijk is. Planning is<br />
niet vaak een strijd om één, maar om<br />
meerdere visies. Er is altijd wat te kiezen<br />
en er is niet, zoals sommige mensen<br />
je wellicht willen voordoen een objectief<br />
beste keuze 6 . Hoe de wereld eruit<br />
moet komen te zien, wat het beste plan<br />
is, of wie er mag meebeslissen over dit<br />
plan kan niet objectief of wetenschappelijk<br />
worden bepaald. Subjectieve<br />
waarden, normen en overtuigingen<br />
spelen hierbij een rol. Doordat verschillende<br />
partijen vanuit verschillende referentiekaders<br />
planningsproblemen en<br />
oplossingen beoordelen is het onwaarschijnlijk<br />
dat zij allen tot dezelfde weloverwogen<br />
keuze zullen komen. Er zijn<br />
veel perspectieven op de werkelijkheid<br />
en nog meer ideeën over de toekomst.<br />
Voor planners in onderzoek en praktijk<br />
is het van belang om inzicht te krijgen<br />
in dit strategische spel en hoe het gespeeld<br />
wordt. Het helpt ons kritisch te<br />
zijn tegenover visies en plannen, het<br />
helpt ons om onderdrukte belangen te<br />
lokaliseren en waar gewenst een plek in<br />
het planningsproces te geven of het<br />
helpt ons bij het spelen van het spel om<br />
bepaalde ambities en dromen te verwezenlijken.<br />
Het helpt ons om maatschappelijke<br />
discussies te starten over de<br />
uitkomsten van planningsprocessen en<br />
kan ons helpen planningsprocessen<br />
transparanter te maken. Op deze<br />
manieren kan de beschreven manier<br />
van kijken (planning als strijd) planners<br />
in onderzoek en praktijk helpen een<br />
bijdrage leveren in de strijd tussen wens<br />
en werkelijkheid.<br />
Noten<br />
1 Op de internetsite http://www.ladonia.net/<br />
docs/history.html wordt de geschiedenis van<br />
Ladonia uitvoerig beschreven. Hier kun je je<br />
trouwens ook inschrijven als staatsburgers van<br />
deze vrijstaat.<br />
2 Meer informatie over de voor- en tegenstanders<br />
van de Turning Torso is te vinden in een artikel<br />
in the Guaridan: http://arts.guardian.co.uk/<br />
features/story/0,11710,1558344,00.html.<br />
3 Richardson en Jensen beschrijven in hun boek<br />
een case studie naar de rol van Europees beleid<br />
bij de ontwikkelingen in de Øresund regio. Zij<br />
geven daarin een kritische beschouwing van de<br />
power-rationalities die in dit proces een rol<br />
hebben gespeeld. Jensen, O.B. en Richardson, T.,<br />
2004. Making European Space. Mobility, power<br />
and territorial identity. Routledge, London.<br />
4 - Flyvbjerg, B., 1998. Rationality & Power. The<br />
University of Chicago Press, Chicago.<br />
5 Foucault is wellicht de meest bekende schrijver<br />
die over repressive en oppressieve power heeft<br />
geschreven; zie Foucault, M., M. Bertani 2003.<br />
Society Must be Defended: Lectures at the<br />
College de France, 1975-76. Picador, New York.<br />
Of Lambrechts, M. 1982. Michel Foucault<br />
Excerpten & Kritieken. Sun, Nijmegen.<br />
6 Fischer geeft een uitvoerige en kritische<br />
beschouwing van de onderzoeksvelden die zich<br />
bezig houden met beleidsanalyses: Fischer, F.,<br />
2003. Reframing Public Policy. Discursive Politics<br />
and Deliberative Practices. Oxford University<br />
Press, New York.<br />
Summary<br />
In July 2006 a group of students in<br />
landscape architecture and spatial<br />
planning at Wageningen University<br />
made an excursion to Denmark and<br />
Sweden. The harbours of Hamburg,<br />
Copenhagen, Helsinborg, and Malmö,<br />
and the tiny country of Ladonia were<br />
visited during this trip. The inspiration<br />
the writers got from all these projects<br />
was used to write this article about<br />
people who follow their dreams in<br />
order to create something. The article<br />
presents planning as a continuous<br />
struggle between people with different<br />
ideas. More insight in this struggle can<br />
help us to be more critical towards the<br />
processes and outcomes of planning<br />
practices.<br />
TOPOS / 03 / 2006 43
Karakteristieke processen van ontwikkelinsplanologie<br />
Interactie en macht in theorie en praktijk<br />
De Wetenschappelijke Raad<br />
voor het Regeringsbeleid<br />
heeft in 1998 met het rapport<br />
‘Ruimtelijke Ontwikkelings-<br />
politiek’ een aanzet gegeven<br />
tot het concept ontwik-<br />
kelingsplanologie. In deze<br />
afstudeerscriptie is onderzoek<br />
gedaan naar karakteristieke<br />
processen van ontwikkelings-<br />
planologie. Om hiertoe te<br />
komen is eerst de opkomst<br />
van ontwikkelingsplanologie<br />
in Nederland onderzocht.<br />
Vervolgens is een aantal<br />
karakteristieken van ontwik-<br />
kelingsplanologie benoemd<br />
en zijn twee karakteristieken<br />
uitgewerkt. Deze twee<br />
karakteristieken, interactie en<br />
macht, zijn vervolgens<br />
toegepast in de praktijk.<br />
Joline Santen<br />
Afgestudeerd student Landgebruiksplanning<br />
joline@santenonline.nl<br />
44 TOPOS / 03 / 2006<br />
Introductie<br />
In dit afstudeervak is eerst de geschiedenis<br />
van de ruimtelijke ordening vanaf<br />
1960 behandeld, waarin drie typen planologie<br />
te onderscheiden zijn: blauwdrukplanning,<br />
procesplanning en omgevingsplanning.<br />
Onder andere naar aanleiding<br />
van discussies over omgevingsplanning<br />
heeft de Wetenschappelijke Raad voor<br />
het Regeringsbeleid in 1998 het rapport<br />
Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek geschreven.<br />
Het begrip Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek<br />
werd al snel ontwikkelingsplanologie<br />
of gebiedsgericht werken<br />
(Ministerie van VROM, 2003).<br />
Het is duidelijk dat ontwikkelingsplanologie,<br />
weliswaar in verschillende vormen,<br />
al vanaf 1998 wordt gebruikt. De vraag<br />
die al jaren speelt is echter wat ontwikkelingsplanologie<br />
is en welke processen<br />
karakteristiek zijn voor dit ‘nieuwe’ concept.<br />
Deze vragen zijn in dit afstudeervak<br />
onderzocht.<br />
Uit een analyse van vijf rapporten over<br />
ontwikkelingsplanologie bleek dat met<br />
name interactief, gebiedsgericht, toekomstgericht<br />
en uitvoeringsgericht<br />
werken als karakteristieke processen van<br />
ontwikkelingsplanologie beschouwd<br />
worden. Met interactief werken wordt<br />
het integraal samenwerken met private<br />
partijen en maatschappelijke organisaties<br />
bedoeld. Gebiedsgericht werken betekent<br />
dat er rekening gehouden wordt<br />
met de regionale kenmerken van een<br />
gebied en dat er maatwerk plaatsvindt.<br />
Toekomstgericht werken wil zeggen dat<br />
open en verenigde planconcepten<br />
gebruikt worden, waarbij de toekomst<br />
in zekere mate flexibel is.<br />
Uitvoeringsgericht werken betekent dat<br />
de planvorming gekoppeld wordt aan<br />
de financiering. Tijdens de planvormingsfase<br />
wordt al rekening gehouden met<br />
de uitvoeringsmogelijkheden.<br />
De vier genoemde karakteristieke processen<br />
worden over het algemeen als<br />
karakteristieke processen van ontwikkelingsplanologie<br />
gezien. Maar wat houden<br />
deze karakteristieke processen in de<br />
praktijk in en wat maakt ontwikkelingsplanologie<br />
nieuw als deze processen al<br />
bestonden?<br />
Karakteristieken<br />
Niet het interactief, gebiedsgericht, uitvoeringsgericht<br />
en toekomstgericht<br />
werken is nieuw aan ontwikkelingsplanologie,<br />
maar het schaalniveau waarop deze<br />
karakteristieken worden toegepast en<br />
de combinatie van karakteristieken.<br />
Op basis van theorieën van Habermas<br />
(in: Healey, 1997), Healey (1997) en<br />
Forester (2000) is interactief werken in<br />
het theoretisch kader uitgewerkt.<br />
Interactie is de basis van ontwikkelingsplanologie.<br />
Zonder interactie tussen<br />
verschillende beleidsvelden, maar ook<br />
tussen overheid, maatschappij en private<br />
partijen kan ontwikkelingsplanologie<br />
niet ontstaan. Doordat interactie een hele<br />
belangrijke karakteristiek is van ontwikkelingsplanologie<br />
en doordat interactie<br />
tussen veel verschillende partijen met<br />
diverse achtergronden, kennis en belangen<br />
plaatsvindt, is macht een karakteristiek<br />
die niet achterwege gelaten kan<br />
worden vanwege de vele koppelingen<br />
met interactie bij de toepassing van<br />
ontwikkelingsplanologie. Met de theorie<br />
van Habermas, communicatieve rationaliteit,<br />
wordt een relatie gelegd tussen<br />
interactie en macht (in: Healey, 1997).<br />
In deze theorie stelt Habermas onder<br />
andere dat alle actoren de kans moeten<br />
krijgen om hun standpunt te verdedigen,<br />
begrip tegenover elkaar moeten tonen<br />
en open kaart moeten spelen.<br />
Daarnaast moeten bestaande machtsverschillen<br />
zoveel mogelijk geneutraliseerd<br />
worden zodat macht zo min mogelijk<br />
invloed heeft op het bereiken van<br />
consensus.<br />
Om ontwikkelingsplanologie in de<br />
praktijk te analyseren is ervoor gekozen<br />
de twee karakteristieken interactie en<br />
macht te operationaliseren. Beide karakteristieken<br />
zijn onderverdeeld in drie<br />
subkenmerken.<br />
Interactie<br />
Volgens de communicatieve rationaliteitstheorie<br />
van Habermas (in: Healey, 1997)<br />
en volgens Healey (1997), Forester
(2000) en Hajer & Wagenaar (2003) is<br />
het van belang om alle actoren te betrekken<br />
bij een project waarbij ontwikkelingsplanologie<br />
wordt toegepast. Hierdoor<br />
kunnen belangen worden gedeeld en<br />
conflicten worden uitgesproken. Op<br />
deze manier kan een gemeenschappelijk<br />
gedragen inzicht worden gecreëerd.<br />
Volgens het machtsmodel van Innes en<br />
Booher (2000) zijn het ontstaan van<br />
netwerk(en) van nieuwe actoren en het<br />
creëren van afhankelijkheid van belang.<br />
Het ontstaan van een nieuw netwerk<br />
van alle betrokkenen is van belang om<br />
een gemeenschappelijke basis te creëren.<br />
Op het moment dat er een nieuw netwerk<br />
is ontstaan van alle betrokkenen<br />
zijn alle (tegenstrijdige) belangen en<br />
eventuele conflicten op tafel gelegd.<br />
Nadat er een nieuw netwerk is ontstaan,<br />
kan gesproken worden over de afhankelijkheid<br />
van partijen onderling. Daarbij<br />
kunnen afspraken gemaakt worden over<br />
samenwerking tussen partijen, waardoor<br />
het risico voor de ontwikkeling van het<br />
gebied door alle partijen gedragen<br />
wordt.<br />
Het laatste subkenmerk van interactie is<br />
de interactie tussen actor en structuur.<br />
Hiervoor is de structuratietheorie van<br />
Giddens gebruikt (in: Healey, 1997). Het<br />
gaat erom dat een actor bewust invloed<br />
uitoefent op de structuur, ofwel dat een<br />
individu bewust invloed uitoefent op de<br />
maatschappij, zijn omgeving. Een actor<br />
kan door invloed uit te oefenen in elke<br />
fase van het project het eindresultaat van<br />
het project beïnvloeden. Idealiter, als er<br />
sprake is van een transparant proces, zal<br />
een actor niet zonder overleg met andere<br />
actoren het project bewust beïnvloeden.<br />
Ook het hele netwerk kan bewust invloed<br />
uitoefenen op het project, waardoor het<br />
hele netwerk en de afhankelijkheid<br />
sterker wordt.<br />
Macht<br />
Een subkenmerk van interactie is dat er<br />
een nieuw netwerk of meerdere nieuwe<br />
netwerken ontstaan. Elke actor is zich<br />
weliswaar bewust van de afhankelijkheid<br />
ten opzichte van andere actoren, maar<br />
heeft zijn eigen rol omdat het zijn belangen<br />
vanuit de eigen achtergrond vertegenwoordigt<br />
(Burie, 1982). Het is zaak om<br />
deze verschillende belangen, die tegenstrijdig<br />
kunnen zijn, boven tafel te<br />
krijgen.<br />
Er kan onderscheid gemaakt worden<br />
tussen twee type actoren: stakeholders<br />
en shareholders. Stakeholders worden<br />
gezien als gebruikers van het gebied.<br />
Shareholders zijn meer dan gebruikers<br />
alleen en hebben een financieel belang<br />
in het project. Doordat shareholders<br />
een financieel belang hebben in het<br />
project is het vaak zo dat shareholders<br />
dezelfde belangen vertegenwoordigen,<br />
ook al kan er tussen shareholders onderling<br />
concurrentie plaatsvinden.<br />
Een tweede subkenmerk van macht is<br />
transparant handelen. Doordat er bij<br />
ontwikkelingsplanologie veel uiteenlopende<br />
partijen met verschillende<br />
achtergronden bij een project betrokken<br />
worden en iedereen zijn eigen belang<br />
heeft, is het voor het vertrouwen en de<br />
afhankelijkheid goed als actoren zo veel<br />
mogelijk transparant handelen.<br />
Transparant handelen helpt bij het versterken<br />
van het netwerk en de onderlinge<br />
afhankelijkheid.<br />
Het derde subkenmerk zijn machtsbronnen.<br />
Elke actor heeft toegang tot bepaalde<br />
bronnen om macht uit te oefenen<br />
op het project, andere actoren of randvoorwaarden.<br />
Een sterk netwerk en<br />
onderlinge afhankelijkheid is van belang<br />
om ervoor te zorgen dat niet elke actor<br />
zijn eigen machtsbronnen inzet. Als elke<br />
actor duidelijk zijn beschikbare machtsbronnen<br />
communiceert kunnen de<br />
machtsbronnen van een individuele<br />
actor het hele netwerk ten goede komen.<br />
Burie (1982) heeft een vijftal machtsbronnen<br />
benoemd. De eerste is benodigdheden,<br />
waaronder immateriële en<br />
materiele zaken als grond of financiële<br />
middelen vallen. Probleemoplossingen<br />
(technisch, juridisch of financieel) zijn<br />
de tweede bron. Informatie over het<br />
project, randvoorwaarden of betrokkenen<br />
is de derde machtsbron. De vierde<br />
machtsbron is de relatie met andere<br />
actoren, die positief (bondgenootschap)<br />
of negatief (vijand) kan zijn. De laatste<br />
bron is identiteit. Een actor kan door<br />
zijn goede of juist slechte optreden in<br />
bijvoorbeeld een ander project een<br />
bepaalde identiteit hebben. Het is van<br />
belang dit te signaleren om transparant<br />
te kunnen handelen.<br />
Toepassing karakteristieken<br />
Ligging<br />
Eén van de voorbeeldprojecten voor<br />
ontwikkelingsplanologie uit de Nota<br />
Ruimte is de Bloemendalerpolder /<br />
KNSF-terrein tussen Muiden en Weesp.<br />
Tussen Muiden en Weesp liggen de<br />
Bloemendalerpolder en de Gemeenschapspolder.<br />
Ten noorden van de A1<br />
en ten westen van Muiden ligt het KNSF<br />
terrein. KNSF staat voor Koninklijke<br />
Nederlandse Springstoffenfabriek. Dit<br />
terrein is in de 18 e eeuw ontstaan toen<br />
de kruitfabriek gebouwd werd. Nu is<br />
het KNSF-terrein in eigendom van<br />
KNSF Vastgoed, één van de private<br />
partijen betrokken bij het project. De<br />
Bloemendalerpolder is grotendeels in<br />
handen van drie projectontwikkelaars.<br />
De Gemeenschapspolder is voor het<br />
grootste gedeelte in handen van het<br />
Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL).<br />
Project<br />
Na de zware explosie van een vuurwerkfabriek<br />
in een woonwijk in Enschede<br />
(13 mei 2000) is een discussie begonnen<br />
over de sluiting van kruitfabrieken<br />
nabij woonwijken. Ook het KNSFterrein<br />
in Muiden kwam zo ter discussie<br />
te staan. Daarnaast was de Bloemendalerpolder<br />
in het Streekplan Noord-<br />
Holland Zuid (2003) genoemd als<br />
mogelijke locatie voor woningbouwontwikkeling.<br />
Aangezien publieke partijen<br />
het niet eens leken te worden is begin<br />
2005 besloten twee sporen te volgen,<br />
een creatief en een formeel spoor. In<br />
het formele spoor werd de nadruk<br />
gelegd op procedures als streekplanuitwerking<br />
en bestemmingsplannen. In het<br />
creatieve spoor werd besloten een zogenaamd<br />
Ontwerpatelier in te stellen,<br />
TOPOS / 03 / 2006 45
waarin ontwerpers van gemeenten en<br />
provincie in het gebied gezamenlijk<br />
werkten aan een toekomstvisie. Hierbij<br />
zijn ook de private partijen zijdelings<br />
betrokken. Maatschappelijke organisaties<br />
en burgers hebben tijdens dit Ontwerpatelier<br />
eveneens de kans gehad hun<br />
kennis en mening over het gebied en<br />
het ontwerp te delen met de ontwerpers.<br />
Interactie<br />
Namens de publieke partijen zijn de<br />
gemeenten Muiden en Weesp bij het<br />
project betrokken, evenals het Hoogheemraadschap<br />
Amstel, Gooi en Vecht.<br />
De ministeries van Verkeer en Waterstaat<br />
(V&W), Landbouw, Natuur en<br />
Voedselkwaliteit (LNV) en Volkshuisvesting,<br />
Ruimtelijke Ordening en<br />
Milieubeheer (VROM) zijn betrokken<br />
bij het project, maar minder actief dan<br />
gemeenten en waterschap. De provincie<br />
Noord-Holland is trekker van het project.<br />
Geconcludeerd kan worden dat de publieke<br />
partijen goed vertegenwoordigd<br />
zijn in het project. Private partijen zijn<br />
ook actief betrokken bij het project.<br />
Alle grote grondeigenaren, KNSF Vastgoed,<br />
Van Erk / Rehorst Bouw, Van<br />
Wijnen / Blauwhoed en AM Wonen /<br />
IJmere zijn als shareholders betrokken<br />
bij het project. Door het Ontwerpatelier<br />
is de betrokkenheid van burgers<br />
en maatschappelijke organisaties<br />
gewaarborgd.<br />
Na een moeizame start van de samenwerking<br />
tussen publieke partijen onderling<br />
en private partijen met publieke<br />
partijen is bij het Ontwerpatelier een<br />
nieuw netwerk ontstaan van publieke<br />
partijen. Ook de vier private partijen<br />
vormen een netwerk. Een publiekprivate<br />
samenwerkingsovereenkomst is<br />
nog niet getekend, maar staat wel op de<br />
agenda, waardoor een derde netwerk<br />
zal ontstaan. Met dit netwerk tonen alle<br />
partijen afhankelijkheid ten opzichte<br />
van elkaar.<br />
Een voorbeeld van interactie tussen actor<br />
en structuur is de invloed van de wethouder<br />
van Weesp op de negatieve instelling<br />
van de gemeenteraad van Weesp.<br />
46 TOPOS / 03 / 2006<br />
De wethouder heeft de gemeenteraad<br />
doen inzien dat het beter is positief<br />
mee te werken aan dit project dan een<br />
negatieve houding te tonen, aangezien<br />
het project uiteindelijk toch wel<br />
doorgang zou vinden.<br />
Macht<br />
Door het Ontwerpatelier is invulling<br />
gegeven aan transparant handelen.<br />
Doordat het Ontwerpatelier in het<br />
oude postkantoor in Muiden zat was<br />
het voor private partijen, maatschappelijke<br />
organisaties en burgers mogelijk hun<br />
mening te geven over de ontwikkelingen<br />
in de Bloemendalerpolder en op het<br />
KNSF-terrein.<br />
Voor tegenstrijdige belangen en conflicten<br />
en een juridische probleemoplossing<br />
(een machtsbron) is het niet verlenen<br />
van een kapvergunning een goed voorbeeld.<br />
KNSF Vastgoed vroeg bij de<br />
gemeente Muiden een kapvergunning<br />
aan om een gedeelte van het bos op het<br />
KNSF-terrein te mogen kappen. De<br />
gemeente Muiden heeft deze aanvraag<br />
de maximale termijn laten liggen en<br />
uiteindelijk niet gehonoreerd. KNSF<br />
Vastgoed is vervolgens naar de rechter<br />
gestapt. De rechter werd dus de<br />
probleemoplossing van het conflict.<br />
Conclusies<br />
Ontwikkelingsplanologie is geen nieuw<br />
concept, maar een combinatie van concepten<br />
die al bestonden. De combinatie<br />
van oude concepten en het regionale<br />
schaalniveau maakt ontwikkelingsplanologie<br />
een nieuw concept.<br />
Karakteristieke processen van dit nieuwe<br />
concept zijn onder andere interactie en<br />
macht. Deze karakteristieke processen<br />
zullen ook in de toekomst bij toepassing<br />
van ontwikkelingsplanologie van<br />
belang zijn, aangezien interactie en macht<br />
de kern van het concept ontwikkelingsplanologie<br />
zijn. In de toekomst kan<br />
blijken dat deze karakteristieke<br />
processen andere subkenmerken hebben<br />
of dat er meerdere karakteristieke processen<br />
van ontwikkelingsplanologie zijn.<br />
Literatuur<br />
- Burie (1982) Het machtsspel van mensen: over<br />
organisaties en hoe die met elkaar omgaan. Deventer:<br />
Van Loghum Slaterus.<br />
- Forester, J. (2000) The Deliberative Practcioner:<br />
Encouraging Participatory Planning Processes.<br />
Massachusetts: MIT Press.<br />
- Hajer, M. & Wagenaar, H. (2003) Deliberative<br />
Policy Analysis. Understanding Governance in the<br />
Network Society. Cambridge: Cambridge University<br />
Press<br />
- Healey, P. (1997) Collaborative Planning. Shaping<br />
Places in Fragmented Societies. London: Macmillan.<br />
- Innes, J. & Booher, D. (2000) ‘Planning<br />
Institutions in the Network Society: Theory for<br />
Collaborative Planning’ in: The Revival of Strategic<br />
Planning, Salet, W. & Faludi, A. (eds). Amsterdam:<br />
Koninklijke Akademie van Wetenschappen, pp.<br />
175-189.<br />
- Ministeries VROM, LNV, V&W, EZ (2004)<br />
Nota Ruimte. Ruimte voor ontwikkeling. Den Haag:<br />
VROM<br />
- Provincie Noord-Holland (2003) Streekplan<br />
Noord-Holland Zuid. Haarlem: Provincie Noord-<br />
Holland.<br />
- VROM (2003) Van hindermacht naar<br />
ontwikkelkracht ? Eindrapportage van de projectgroep<br />
ontwikkelingsplanologie. Den Haag: VROM.<br />
Summary<br />
Development Planning Policy, a new<br />
planning concept, is introduced in the<br />
National Spatial Strategy (VROM,<br />
2004). Many different characteristics<br />
and definitions are given to this new<br />
planning concept. In this thesis,<br />
interactivity and power are two<br />
characteristics that are made<br />
concrete. Three sub-characteristics<br />
are given for both interactivity and<br />
power to operationalize the two main<br />
characteristics. These subcharacteristics<br />
are applied to the case<br />
Bloemendalerpolder / KNSF-terrein<br />
(near Amsterdam), one of the twelve<br />
pilots out of the National Spatial<br />
Strategy (VROM, 2004).<br />
Development Planning Policy did not<br />
appear to be a total new concept. The<br />
combination of different concepts and<br />
the focus on regional scale make the<br />
concept of Development Planning<br />
Policy a new concept in the<br />
Netherlands.
Wad vind ik nou mooi!<br />
Terschelling ligt op ons te wachten<br />
in de avondzon.<br />
Het eiland met de vele landschappen.<br />
Het bos, de duinen,<br />
het strand, de weiden en natuurlijk<br />
het wad. Maar we moeten<br />
nog even wachten op het laagtij.<br />
Dan gaan we het wad op.<br />
Eerst kijken we vanaf de dijk. Vogels<br />
krijsen. Voor de rest is het<br />
stil. Hoe ligt het wad er vandaag<br />
bij? De patronen zijn nooit het<br />
zelfde. Stroompjes veranderen,<br />
geulen verleggen zich. Met onze<br />
hoofden in de wind.<br />
De toeristen roepen ‘Hup wadworm!’<br />
bij een spannende<br />
ingraafwedstrijd tussen de<br />
wadworm en zeeduizendpoot.<br />
Onwennig pakken ze voor het<br />
eerst een krab vast. Iemand spot<br />
slobbereenden. Vader en zoon<br />
trekken een vies gezicht als ze<br />
beide een kokkel eten. Moeders<br />
kijken bezorgd toe hoe het hele<br />
gezin onder de modder zit. En<br />
dan komt het mooiste; het slik.<br />
De toeristen gillen, ik lach en<br />
steek een helpende hand toe.<br />
De groepen komen weer terug<br />
bij de dijk. De toeristen nemen<br />
afscheid. We gaan terug naar<br />
de tent en gaan zitten in de zon.<br />
Een biertje in de hand. Langzaam<br />
droogt het slik aan onze<br />
benen op.<br />
Het wad is oneindig...<br />
Lotte Bontje<br />
TOPOS / 03 / 2006 47
Ontwerpen met water en de paradox van veiligheid<br />
en vermaak<br />
Ofwel hoe (landschap)ontwerpers een oplossing vinden voor de spanning<br />
tussen de gevaren en de aantrekkingskracht van water<br />
Een klein afstudeervak bij<br />
toegepaste filosofie, maar<br />
dan wel over landschaps-<br />
ontwerp. Liefst nog iets met<br />
water, ook... Zo begon mijn<br />
zoektocht naar ontworpen<br />
antwoorden op de paradox<br />
van veiligheid en vermaak.<br />
Het vinden van ‘the one and<br />
only solution’ was niet de<br />
pretentie. Een zo breed<br />
mogelijk scala aan oplos-<br />
singen ontdekken wel. Het<br />
werd dus een verkennende<br />
(literatuur)studie. Lees hier<br />
het verslag van een ontdek-<br />
kingsreis naar spannende<br />
ontwerpen die toch ook<br />
veilig zijn, naar prikkelende<br />
oplossingen, ideeën die<br />
aanzetten tot denken en<br />
simpelweg – ik geef het<br />
eerlijk toe – naar mooie<br />
plaatjes.<br />
Rosie Brader<br />
Student Landschapsarchitectuur<br />
rosiebrader@gmail.com<br />
48 TOPOS / 03 / 2006<br />
Een stadje aan een mooie rivier overstroomt<br />
gemiddeld eens in de 10 jaar. De bewoners<br />
zijn voorbereid op deze overstromingen; op de<br />
begane grond liggen tegels en bewaart men geen<br />
waardevolle spullen, slapen gebeurt op de<br />
bovenverdiepingen. Dit alles helpt echter niet<br />
tegen de stank, vochtigheid, terugkerende<br />
onzekerheid, onbereikbaarheid. De inwoners<br />
waarderen het contact met de rivier, het uitzicht<br />
vanuit het centrum over het water en de<br />
recreatieve mogelijkheden die de oevers bieden,<br />
omdat ze zo direct aan het water gelegen zijn.<br />
Het liefst wil men natuurlijk beide: zowel<br />
droge voeten, de zekerheid van de bescherming,<br />
als de geneugten van het frisse, stromende<br />
rivierwater. Zou er een middenweg mogelijk zijn?<br />
In mijn scriptie behandel ik eerst de<br />
meer theoretische achtergronden van<br />
de centrale vraag. Het draait hier zowel<br />
om historische ontwikkelingen als om<br />
het verkennen van huidige maatschappelijke<br />
trends. Begrippen als de veiligheidsutopie,<br />
de risicomaatschappij, het verlangen<br />
naar de kust, democratisering van vermaak,<br />
perceptie van risico, Nederlands waterlandschap,<br />
ruimte voor water en verzekeren als oplossing<br />
komen aan bod. De zoektocht spitst<br />
zich dan toe op tien praktijkvoorbeelden.<br />
Tien ontwerpen waarin de paradox van<br />
veiligheid en vermaak mogelijk een rol<br />
speelt. Aan de hand van de ontdekte<br />
theorie ga ik op zoek naar de hierin<br />
gevonden balans tussen veiligheid en<br />
vermaak. Hopend op ideeën die inspirerend,<br />
nieuw, praktisch of mooi zijn.<br />
You name it! Misschien kan het fictieve<br />
stadje er ideeën voor een aantrekkelijke,<br />
veilige rivieroever uit destilleren.<br />
In dit artikel zal ik niet proberen dit<br />
geheel samen te vatten. De hoofdlijnen<br />
van het theoretische deel worden duidelijk<br />
gemaakt door het belichten van een<br />
selectie van de bovengenoemde begrippen.<br />
Vervolgens zal ik één ontwerp gebruiken<br />
om tot conclusies te komen. Hiermee<br />
hoop ik een idee te geven van de<br />
inhoud van mijn scriptie en misschien<br />
zelfs wel aan te zetten tot verder lezen.<br />
Of, beter nog, tot vreugdevolle herkenning<br />
van de paradox van veiligheid<br />
en vermaak bij het bestuderen van<br />
andere ontwerpen.<br />
Veiligheid en vitaliteit<br />
Voor een omschrijving van het fenomeen<br />
de paradox van veiligheid en vermaak<br />
ga ik te rade bij Hans Boutellier. In zijn<br />
boek De Veiligheidsutopie bespreekt hij de<br />
aanwezigheid van de paradox van veiligheid<br />
en vitaliteit in onze postmoderne<br />
samenleving. Hij vat vermaak op als<br />
een vorm van vitaliteit. Daarom kan<br />
Boutellier’s theorie over veiligheid en<br />
vitaliteit dienen als startpunt van mijn<br />
studie naar veiligheid en vermaak.<br />
Boutellier omschrijft onze huidige<br />
maatschappij als een samenleving die<br />
zich kenmerkt door een grote mate van<br />
beweeglijkheid en diversiteit. Individualisering<br />
en het zoeken naar een eigen<br />
identiteit ziet hij als zeer invloedrijke<br />
trends. Deze trends vormen de basis<br />
van het verlangen naar vrijheid,<br />
keuzemogelijkheden en speciale<br />
belevenissen. Boutellier signaleert hier<br />
een grote hang naar vitaliteit.<br />
Daarnaast signaleert hij het verdwijnen<br />
van de ‘Grote Verhalen’ (bijvoorbeeld<br />
religie) en een daarmee samenhangend<br />
‘moreel onbehagen’. Mensen gaan op<br />
zoek naar andere vormen van zekerheid<br />
en bescherming. Zij verwachten meer<br />
veiligheidsgaranties van de overheid, of<br />
verzekeren zich tegen terroristische<br />
aanslagen. Het morele onbehagen ziet<br />
Boutellier als de bron van het verlangen<br />
naar zowel vrijheid als naar bescherming.<br />
En daarmee als de bron van het utopische<br />
verlangen naar het samengaan van<br />
deze twee. “Men wil … zoiets als ‘veilige<br />
vrijheid’.” (Boutellier, 2003)<br />
Dat verraadt meteen zijn standpunt<br />
over de mogelijkheid om dit samengaan<br />
te realiseren. “De oplossing van deze<br />
paradox van veiligheid en vitaliteit
Maquette: toekomstige situatie westelijk deel Hafen City óf Concept ontwerp Openbare Ruimte<br />
bestaat eenvoudigweg niet.” (Boutellier,<br />
2003) Hij omschrijft dus eigenlijk geen<br />
paradox, maar een daadwerkelijke tegenstelling.<br />
Als ditzelfde voor de ‘paradox’<br />
van veiligheid en vermaak geldt, zouden<br />
de twee uitersten – ultieme veiligheid<br />
en topvermaak – dus nooit in één ontwerp<br />
verenigd kunnen worden. Het lijkt<br />
voorlopig meer kloppend de relatie<br />
tussen beide bestempelen als een spanning.<br />
De aantrekkingskracht van water<br />
Wat zijn nou de mechanismen achter<br />
vermaak, aantrekkingskracht en water?<br />
Iedereen wordt wel eens ‘gepakt’ door<br />
de aanwezigheid van water, de frisheid,<br />
de kleur, het geluid. Ook vestigt de mens<br />
zich van oudsher vaak aan rivieren of<br />
zeeën. Maar ons huidige wereldbeeld<br />
verschilt nogal van dat in vorige eeuwen.<br />
Is er wel altijd aantrekkingskracht van<br />
water op de mens geweest? In zijn boek<br />
Het verlangen naar de kust geeft Alain<br />
Corbin een zeer uitgebreide analyse van<br />
de complexe ontwikkeling van de gevoelens<br />
rond zee en kust vanaf de 17 e<br />
eeuw.<br />
Rond 1600 was de mogelijke aantrekkingskracht<br />
van zee of kust niet algemeen<br />
geaccepteerd. In het collectieve geheugen<br />
waren voornamelijk zeer negatieve<br />
referenties te vinden. Denk hierbij aan<br />
de zondvloed, de oerchaos, ziektes, de<br />
gevaren van het zeevaren. In de 17 e<br />
eeuw werden de eerste tekenen van<br />
waardering van de oceanen zichtbaar.<br />
Uit de toenemende waardering van de<br />
kracht en intelligentie van de mens<br />
kwam een voorliefde voor tekenen van<br />
be- of overheersing door de mens voort<br />
(havens, forten dammen). Vervolgens<br />
raakte de Grand Tour in de mode,<br />
waarin de Klassieke geschriften letterlijk<br />
nagereisd werden. De volgende ontwikkeling<br />
die het beeld van zee en kust<br />
beïnvloede, was de opkomst van de<br />
(medische) wetenschap. De zee kreeg<br />
allerlei helende eigenschappen toegedicht.<br />
Ook meer begrip van geologie en de<br />
werking van de natuur, verminderden<br />
de angst voor de oceaan. Ze ging zelfs<br />
symbool staan voor oneindige veranderlijkheid,<br />
dynamiek en vitaliteit.<br />
De opkomst van de arcadische traditie<br />
bracht nieuwe aandacht voor het<br />
landschap met zich mee: waardering<br />
van het sublieme en waardering van het<br />
pittoreske. Het waarderen van zee,<br />
oceaan en kust vond ook plaats vanuit<br />
deze twee verschillende invalshoeken.<br />
Badplaatsen kwamen op, maar het<br />
waren aristocratische bolwerken. Er<br />
werd vooral gebaad vanwege de helende<br />
effecten, maar er om heen ontwikkelde<br />
zich een sociaal gebeuren dat ook gezonde<br />
aristocraten naar de kustplaatsen<br />
lokte. De industriële revolutie bracht<br />
voor het eerst vrije tijd en betaalbaar<br />
vervoer (trein) voor de grote massa.<br />
Hiermee werd vertoeven aan zee ineens<br />
voor velen bereikbaar. De trek naar de<br />
kust was geboren…<br />
In het postmoderne tijdperk is recreatie<br />
ook economisch gezien een grote speler.<br />
Het is de tijd van de beleveniseconomie<br />
(interview Hans Mommaas, ROM nr.5).<br />
Voldoen aan het verlangen van de<br />
mensen om vermaakt te worden, kan<br />
veel geld opleveren. Een verklaring<br />
voor de opnieuw sterk aanwezige trek<br />
naar de kust ligt misschien niet alleen in<br />
deze hang naar fun. Jacobs (2002) stelt,<br />
dat zij ook gedeeltelijk samenhangt met<br />
de huidige cultuurcrisis – denk ook aan<br />
Boutellier. Een behoefte aan liminaliteitservaringen<br />
1 zorgt voor extra<br />
interesse in ‘de belevenis van de kust’<br />
(Jacobs, 1999). Men heeft behoefte aan<br />
ruimte voor het beleven van grenzen,<br />
het ondergaan van de oerkracht van de<br />
natuur en het ritme van de zee, leidend<br />
tot het zich losmaken van vaste kaders.<br />
Dit vraagt dus om een heel ander soort<br />
ontwerpen dan die voor fun en pret. In<br />
het ene geval is behoefte aan uitgestippelde<br />
routes, kant en klare belevenissen,<br />
in het andere vooral aan ruimte, of<br />
non-ontwerp.<br />
De spanning tussen veiligheid en<br />
vermaak in ‘het ontwerpen aan<br />
waterrijk Nederland’<br />
Vaak wordt gesproken over de ‘omslag<br />
van strijd naar dialoog’ in het Nederlandse<br />
waterbeleid. Voorbeelden zijn Ruimte<br />
voor de Rivier, en WB21 met de trits<br />
vasthouden – bergen – afvoeren. Hangt het<br />
ontstaan van deze nieuwe richtingen<br />
misschien samen met de spanning<br />
tussen veiligheid en vermaak?<br />
Om dit uit te zoeken heb ik eerst het<br />
huidige Nederlandse beleid ten aanzien<br />
van overstromingsgevaar bekeken. Veel<br />
TOPOS / 03 / 2006 49
Animatie: terrassen bij de Marina<br />
normen zijn verouderd, nooit aangepast<br />
aan economische groei en andere<br />
veranderingen in de maatschappij. Wel<br />
zijn er recent verscheidene beleidsstukken<br />
verschenen die hier alarmerend<br />
over berichten. Dat er inderdaad iets op<br />
gang is gekomen, is misschien wel extra<br />
zichtbaar door overal opduikende kreten<br />
als dialoog, ruimte en water accommoderen.<br />
Uit een zeer oppervlakkige vergelijking<br />
met het beleid in andere landen blijkt<br />
dat in die landen (VS, VK, Japan,<br />
Duitsland, Frankrijk) geen aanwijsbare<br />
reactie op de spanning tussen veiligheid<br />
en vermaak plaatsvindt. Dus de<br />
hypothese dat onze ‘omslag’ een reactie<br />
is op de in ons land erg sterke roep om<br />
bescherming door de overheid, wordt<br />
niet ontkracht. Het – op verscheidene<br />
wijzen – faciliteren van ‘ruimte voor<br />
water’ is dus een van de oplossingsrichtingen<br />
die uit verschillende ontwerpen<br />
naar voren zal komen.<br />
Een van de ontwerpen<br />
Het zou natuurlijk leuk zijn om meerdere<br />
projecten te bespreken, ik houd het<br />
echter kort. Daarom één ontwerp waarin<br />
verschillende oplossingsrichtingen<br />
gebruikt zijn. Daarnaast is Hafen City<br />
bezocht tijdens de buitenlandse<br />
excursie van studievereniging Genius<br />
Loci.<br />
Openbare ruimte Hafen City |<br />
westelijk deel<br />
Hamburg ligt in de Noord-Duitse delta<br />
van de Elbe, waar het verschil tussen<br />
hoog en laag tij nog steeds gemiddeld<br />
50 TOPOS / 03 / 2006<br />
3,4 meter bedraagt. In het deel van de<br />
haven dat direct aan het centrum grenst<br />
wordt een nieuwe wijk gebouwd. Voor<br />
het ontwerp van de openbare ruimte<br />
van het westelijke deel werd een wedstrijd<br />
uitgeschreven. De winnende inzending<br />
wordt nu gerealiseerd.<br />
De onderleggers voor dit ontwerp van<br />
EMBT uit Barcelona zijn de<br />
overstromingsmaatregelen en de<br />
geschiedenis van het gebied als haven.<br />
Het hele gebied ligt buitendijks en zal<br />
opgehoogd moeten worden, maar de<br />
kademuren kunnen geen extra last meer<br />
dragen. Daarom wordt het ‘wervenconcept’<br />
toegepast; de stroken langs het<br />
water blijven op huidig niveau terwijl de<br />
rest wordt opgehoogd. Deze openbare<br />
ruimtes die behoud van de sterke band<br />
met het water garanderen, zullen een<br />
belangrijk stempel drukken op het karakter<br />
van de openbare ruimte. Bij hoog<br />
water zullen ze soms overstromen. De<br />
ontstane hoogteverschillen worden<br />
onderling verbonden door middel van<br />
hellingen, trappen, loopbruggen, terrassen.<br />
De twee havens zullen respectievelijk<br />
een museumhaven voor historische<br />
schepen en een jachthaven huisvesten:<br />
beide drijvend.<br />
Analyse | de spanning tussen veiligheid<br />
en vermaak in het ontwerp<br />
Het zojuist genoemde werven-concept<br />
kennen we in Nederland al heel lang.<br />
Ze hebben in Hafen City zowel een<br />
technische functie als een functie als<br />
verblijfsruimte. De nabijheid van het<br />
water blijft beleefbaar, net zoals de<br />
getijden en extremiteiten als springvloed.<br />
De drijvende eilanden en flexibele<br />
loopbruggen dienen hetzelfde doel. De<br />
vrijetijdsfuncties zijn innig verbonden<br />
met de aanwezigheid van het water:<br />
vermaak krijgt ruim baan.<br />
Ook met het oog op veiligheid klinkt<br />
het alsof dit de perfecte oplossing is.<br />
Maar dan komt er een toekomstig plan<br />
om de hoek kijken: het aansluiten op de<br />
beschermingslijn van het centrum,<br />
zodat Hafen City binnendijks komt te<br />
liggen. Klaarblijkelijk vindt men het nu<br />
bereikte veiligheidsniveau toch nog niet<br />
hoog genoeg.<br />
Conclusie<br />
Het lijkt er op dat men in Hamburg<br />
geen duurzame oplossing heeft kunnen<br />
vinden voor het spanningsveld van veiligheid<br />
en vermaak. De huidige oplossing<br />
leidt tot een spannende relatie tussen<br />
water en stadswijk. Het heeft een<br />
vormgeving die uitlokt tot avontuur,<br />
beleven van het water. Maar het plan<br />
om in de toekomst meer veiligheid te<br />
waarborgen, zou een groot deel hier<br />
van teniet doen.<br />
Door het omschrijven en bekritiseren<br />
van nog negen ontwerpen 2 heb ik een<br />
zelfde analyse gemaakt. Ook daarna<br />
luidt de conclusie: volledige veiligheid<br />
en ultiem vermaak zullen nooit samen<br />
kunnen gaan. Altijd zal binnen hetzelfde<br />
concept een toename van veiligheid tot<br />
enige of meer afname van vermaak<br />
leiden, en andersom. Maar creatieve<br />
oplossingen waarin het maximale van<br />
beide wordt opgezocht, leveren spannende
De ultieme beleving van veilige vrijheid<br />
ontwerpen met een zeer acceptabel<br />
veiligheidsniveau op.<br />
Literatuur:<br />
- Boutellier, H. (2003) De Veiligheidsutopie. Den<br />
Haag: Boom<br />
- Corbin, A. (1989) Het verlangen naar de kust.<br />
Nijmegen: SUN<br />
- Jacobs, M. (1999) Een zee van vrijheid – een<br />
studie naar motieven voor kusttoerisme en<br />
vrijetijdservaringen aan de kust. Wageningen<br />
- Bayer, M. (2002) Interview met Hans Mommaas:<br />
planologie heeft geen antwoord op spektakelmaatschappij.<br />
ROM nr. 5: thema ruimte voor<br />
vrije tijd, Elsevier overheid<br />
Verantwoording illustraties:<br />
- Maquette: toekomstige situatie westelijk<br />
deel Hafen City - www.hafencity.com ©<br />
Schiebel, Korol<br />
- Concept ontwerp Openbare Ruimte –<br />
EMBT landscape architects, Barcelona<br />
- Animatie: terrassen bij de Marina - www.<br />
hafencity.com © Lab3<br />
Bungeejumper www.davevandun.nl<br />
Noten<br />
1 Liminaliteit: een toestand waarin men<br />
geen zelf, geen identiteit heeft, waarin men<br />
de oude kaders heeft afgeworpen, maar zich<br />
nog geen nieuwe kaders heeft aangemeten<br />
(Jacobs 1999, naar Van Gennep, Mol en<br />
Turner)<br />
2 Bijvoorbeeld waterstad Westergouwe,<br />
Hochwasserschutz Miltenberg, Overdiepse<br />
polder en de hoogwaterverdediging van de<br />
Venetiaanse lagune<br />
Onderwijscolumn<br />
De Hucht: Persoonlijk en beschermend?<br />
Zowel Wageningen Universiteit als onze studies hier op de<br />
Hucht zijn klein. Alhoewel, dat mag je niet altijd zeggen. Bij<br />
voorlichting aan scholieren bijvoorbeeld mag het woordje ‘klein’<br />
niet in de mond genomen worden. Nee, ‘persoonlijk’, dat is een<br />
betere term. Over het algemeen zijn zowel medewerkers als<br />
studenten erg blij met dit zogeheten persoonlijke karakter. Zij<br />
roemen de makkelijke en persoonlijke contacten en de<br />
gezellige sfeer op de Hucht. Toch zijn kleine studentenaantallen<br />
niet altijd voordelig. In het spel om macht en geld is<br />
het aantal studenten van groot belang. Voor de universiteit om<br />
volop mee te draaien in de kenniseconomie en voor onze<br />
studie om mee te tellen als de universiteittop haar beleid<br />
uitdenkt en uitvoert. In dat geval geldt voor het studentenaantal<br />
“meer is beter”. We zijn dan ook allemaal benieuwd hoeveel<br />
eerstejaars studenten er bij het begin van het collegejaar bij<br />
ons aan de startstreep staan.<br />
Terug naar ‘dat persoonlijke’. Heerlijk is het om door de<br />
gangen van de Hucht te slenteren, alle studenten en docenten<br />
te groeten en even te zwaaien naar Chris Baltjes of iemand<br />
anders wiens kamer je op dat moment passeert. Het grote<br />
gevaar van deze gezelligheid is natuurlijk de achteruitgang van<br />
de productiviteit. Helaas blijkt bij mij vaak aan het einde van de<br />
pauze dat het een pauze van meer dan een half uur is<br />
geweest…..<br />
Een ander probleem is dat in sommige jaargangen de groepen<br />
per studierichtingen wel erg klein worden. Volgens mij is het<br />
aantal vierdejaars planners die dit jaar aan hun master<br />
beginnen op één hand te tellen. Dit is niet goed voor de<br />
diversiteit (aan meningen en aan manieren van aanpak) en het<br />
is ook wel een beetje saai. Elke dag weer dezelfde gezichten.<br />
Echter, in de master stromen ook weer nieuwe studenten<br />
binnen en volgen ook studenten met een ander studietempo of<br />
–indeling dezelfde mastervakken, zodat de groepen weer van<br />
vers bloed worden voorzien. We noemden de HBOdoorstromers<br />
afgelopen jaar met een lach “onze nieuwe<br />
vrienden”.<br />
Tsja, vrienden. Het lijkt af en toe wel of iedereen je vriend is op<br />
de Hucht. Dat is toch onmogelijk? Het is in ieder geval een<br />
beschermd wereldje. En komt dat ons-kent-ons gevoel het<br />
studieproces ten goede? Of is iedereen veel te lief voor<br />
elkaar? Houd je elkaar wel scherp als je elkaar al zo goed<br />
kent? Ik weet het niet. Het maakt me ook niet zoveel uit. Ik heb<br />
’t naar mijn zin en loop dit nieuwe collegejaar weer fluitend<br />
naar ons afstudeerhokje. Misschien ben ik dan toch niet zo’n<br />
kritische studente…<br />
De grootte van onze universiteit en studie zal altijd een hotitem<br />
blijven. En ik ben benieuwd hoe ikzelf straks, -na het<br />
leven op de Hucht-, de grote-mensen-wereld zal gaan beleven.<br />
Lotte Bontje<br />
TOPOS / 03 / 01 / 20066 / 2004 51
Positionering van de cultuurhistorische<br />
waarden in de locatieontwikkeling<br />
Dit artikel zal een doorkijk<br />
geven naar het kleine<br />
afstudeervak dat ik heb<br />
gedaan bij de leerstoelgroep<br />
Sociaal-ruimtelijke analyse,<br />
begeleid door professor<br />
Vervloet, hoogleraar<br />
historische geografie. Het<br />
betreft een beschrijving van<br />
standpunten betreffende de<br />
toepassing van cultuur-<br />
historische waarden in een<br />
functieverandering van een<br />
gebied. Zowel literatuurstudies<br />
als persoonlijke overdenkingen<br />
hebben geresulteerd in een<br />
aantal doelstellingen. Deze<br />
worden getoetst op een<br />
plangebied ten zuiden van<br />
Deventer. Een alternatief<br />
ontwerp wordt vervolgens<br />
gepresenteerd en toegelicht.<br />
Eveline de Kock<br />
Student Landschaparschitectuur<br />
eveline.dekock@wur.nl<br />
52 TOPOS / 03 / 2006<br />
Inleiding<br />
Het project ‘Bodemarchief in Behoud en<br />
Ontwikkeling’ (BBO) van NWO werkt<br />
aan vier deelgebieden waar Salland en de<br />
Achterhoek er één van is. Mijn<br />
afstudeervak heeft zich gericht op een<br />
project in zuidwest Salland. Het betreft<br />
de ontwikkeling van een 120 ha groot<br />
bedrijvenpark ten zuiden van de A1 bij<br />
Deventer, aan de noordkant grenzend<br />
aan het dorp Epse.<br />
Structuur<br />
Het afstudeervak heeft voor ongeveer<br />
90% bestaan uit literatuuronderzoek<br />
betreffende de positie van cultuurhistorische<br />
waarden in de locatieontwikkeling<br />
en de perceptie van kwaliteit in een omgeving.<br />
Een viertal doelstellingen is aan<br />
de hand hiervan geformuleerd. Daarnaast<br />
is er een uitgebreide projectanalyse<br />
gemaakt van het door de gemeente<br />
Deventer voorgestelde ontwerp, waarbij<br />
de doelstellingen van de gemeente en<br />
de toepassing daarvan beoordeeld zijn.<br />
De overige 10% is besteed aan het<br />
toepassen van de zelf geformuleerde<br />
doelstellingen uit het literatuuronderzoek<br />
en het maken van een alternatief<br />
ontwerp. In dit artikel zal een uitsnede<br />
gegeven worden van deze activiteiten.<br />
Een positionering van de waardering<br />
rond cultuurhistorische waarden in het<br />
algemeen is nodig voordat het toegepast<br />
kan worden als een soort toetsing in de<br />
praktijk. Aan het begin van het afstudeervak<br />
heb ik me toegelegd op een literatuuronderzoek<br />
en een eigen overdenking<br />
omtrent dit onderwerp. In de vorm van<br />
een discours heb ik geprobeerd de perceptie<br />
van het landschap te benaderen<br />
en te onderzoeken hoe een positieve<br />
waardering van een plek tot stand komt.<br />
Een korte beschrijving van één van de<br />
onderwerpen volgt; kwaliteit.<br />
Kwaliteitsbenadering<br />
Het wordt algemeen aanvaard dat kwaliteit<br />
zich niet eenduidig laat omschrijven.<br />
Wel zijn er patronen en terugkerende<br />
visies te herkennen in de eigenschappen<br />
van dit begrip. Veel terugkerende termen<br />
zijn o.a. esthetiek, schoonheid, waardering,<br />
duurzaamheid, respect en functionaliteit.<br />
Alle tot in meer of mindere mate<br />
subjectieve begrippen.<br />
Naast het feit dat kwaliteit per leeftijd,<br />
sector, en zelfs per persoon verschillend<br />
wordt geïnterpreteerd, is er ook het tijdsaspect,<br />
waarin we een ontwikkeling zien<br />
in de ingrediënten waar kwaliteiten aan<br />
worden toegekend. De ontwikkeling van<br />
de technieken en middelen om ons heen,<br />
zijn redenen om onze perceptie en positie<br />
van die middelen aan te passen, een<br />
soort moderne ‘survival of the fittest’;<br />
we passen ons aan de veranderende<br />
wereld aan.<br />
Zo heeft bijvoorbeeld ook de komst van<br />
de stoomtrein enorme gevolgen gehad<br />
voor de perceptie van onze omgeving.<br />
Naast de vrees voor fysieke gevolgen<br />
zoals oogontstekingen, miskramen en<br />
delirium furiosum (zoiets als geestelijke<br />
onrust) en een risico tot vergaand werkelijkheidsverlies,<br />
veranderde ook het<br />
contact met de omgeving. De dichter<br />
Victor Hugo (1802-1885) schreef in dit<br />
verband het volgende aan zijn dochter:<br />
“De bloemen aan de wegranden zijn geen<br />
bloemen meer, maar kleurvlekken of beter<br />
gezegd rode of witte strepen, er zijn geen<br />
punten meer, alles wordt een streep; de<br />
graanvelden worden lange gele strengen;<br />
klavervelden zijn lange groene staarten. Aan<br />
de einder voeren de steden, de kerktorens en de<br />
bomen een dans uit en lopen op een<br />
krankzinnige wijze door elkaar. Van tijd tot<br />
tijd verschijnt en verdwijnt bliksemsnel een<br />
schim, een silhouet, een spook bij het portier.”<br />
(Anne Bousema et al. 2000)<br />
Dankzij het feit dat wij deze veranderingen<br />
niet hebben meegemaakt, merken<br />
we weinig tot niets van de impact.<br />
Het collectieve leerproces is door onze<br />
voorouders volledig voltooid, zonder<br />
dat we ons van de consequenties bewust<br />
zijn. Dit principe is een algemeen geldende<br />
in de positie van de ’kwali-tijd’.<br />
Regelmatig komt het voor dat mensen<br />
klagen wanneer er een ingreep plaatsvindt<br />
in hun landschap, dat zij zo waar-
deren. Dat er afbreuk wordt gedaan aan<br />
hun leefomgeving. Of gaat het om het<br />
feit dat wanneer veranderingen in onze<br />
omgeving plaatsvinden, wijzelf ook<br />
veranderen? Ons referentiekader wordt<br />
aangepast, omvergegooid, gepolijst.<br />
Het verschijnsel gewenning, zoals hierboven<br />
beschreven, is onmisbaar bij de<br />
totstandkoming van een waardering van<br />
de omgeving, de herkenning en erkenning<br />
van (nieuwe) kwaliteit.<br />
Bij kwaliteit gaat het dus niet alleen om<br />
de inhoud, maar zeker ook om een<br />
bewuste of onbewuste beleving van het<br />
tijdsaspect.<br />
De cultuurhistorische waarden van een<br />
gebied zijn in dit verhaal de tekens die<br />
we kunnen lezen als verhaal door de<br />
tijd.<br />
Cultuurhistorie; nota’s en praktijk<br />
Bij de beleidsmatige begeleiding van projecten<br />
is de afgelopen decennia een flinke<br />
ontwikkeling zichtbaar. Deze ontwikkeling<br />
ligt onder andere in het verlengde<br />
van veranderende visies omtrent de<br />
waarde en betekenis van cultuurhistorische<br />
verschijnselen.<br />
Cultuurhistorie is een overkoepelende<br />
term voor drie basisdisciplines. Dit zijn<br />
de archeologie, de architectuurgeschiedenis<br />
en de historische geografie.<br />
De basis voor dit onderwerp wordt gevormd<br />
door een reeks essays geschreven<br />
als startnotitie ten behoeve van het<br />
project ‘Bodemarchief in behoud en<br />
ontwikkeling” (Bloemers, 2001).<br />
De praktijk van de toepassing van de<br />
cultuurhistorische waarden in Nederland<br />
liggen ligt vast in wetten en richtlijnen.<br />
Zo is er de nota Belvedère, het<br />
Verdrag van Valletta en de Monumentenwet.<br />
Deze bepalingen moeten ervoor<br />
zorgen dat de waarden boven en onder<br />
de grond zo goed mogelijk worden<br />
geconserveerd en een drager zijn voor<br />
de ruimtelijke kwaliteit van een locatie<br />
of route.<br />
Naast deze beleidsmatige bepalingen<br />
zien we een ontwikkeling in de waardering<br />
van de cultuurhistorische waarden.<br />
Het cultuurhistorisch toerisme kent de<br />
afgelopen jaren een enorme opleving.<br />
Er komen steeds meer fiets- en wandeltochten<br />
waarin de cultuurhistorie centraal<br />
staat. Dit ligt parallel aan de ontstane<br />
ontwikkelingen binnen de wetgeving<br />
rond het behoud van cultuurhistorische<br />
waarden.<br />
Aanpak projecten<br />
In verband met het voorgaande is het van<br />
belang nader in te gaan op de fasering,<br />
die herkenbaar is bij de ontwikkeling<br />
van projecten. Verschillende fasen zijn<br />
te onderscheiden:<br />
- Initiatieffase<br />
- Definitiefase<br />
- Ontwerpfase<br />
- Voorbereidingsfase<br />
- Realisatiefase<br />
- Beheerfase<br />
Een interessante conclusie kan getrokken<br />
worden, die niet strookt met de<br />
doelen van de hiervoor genoemde nota’s:<br />
de projectfasering leidt er meestal toe,<br />
dat cultuurhistorisch onderzoek niet<br />
alleen gefaseerd, maar ook in een laat<br />
stadium plaatsvindt. Pas in de voorbereidingsfase,<br />
na de ontwerpfase, worden<br />
er vaak nog opgravingen gedaan en<br />
wordt het onderzoek afgerond. Vaak<br />
ontstaat er door deze werkwijze in het<br />
ontwerp geen of nauwelijks de synthese<br />
tussen ontwerp en archeologische en/<br />
of cultuurhistorische waarden.<br />
1<br />
Doelstellingen<br />
De doelstellingen zijn een gevolg van<br />
de literatuurstudies en observaties uit<br />
de praktijk. Bij toepassing van deze aanvullingen<br />
zullen de doelstellingen van<br />
de verschillende richtlijnen binnen de<br />
cultuurhistorie en de projectontwikkeling<br />
meer op één lijn komen.<br />
- Toepassingsvisie voor de archeologische<br />
vondsten<br />
Dorpen en steden lijken vandaag de<br />
dag steeds meer op elkaar. Een gevolg<br />
van deze ontwikkeling is een herwaardering<br />
van de identiteitsdragers die zichtbaar<br />
zijn gebleven. De archeologie heeft<br />
hierin wellicht de moeilijkste opgave<br />
binnen de cultuurhistorische disciplines.<br />
De zichtbare elementen kunnen rekenen<br />
op een brede publieke waardering. De<br />
verbeelding van het leven op een oude<br />
boerderij is niet zo moeilijk. De historische<br />
geografie en de bouwhistorie<br />
hebben een voorsprong. Een toepassingsvisie<br />
voor de archeologische vondsten<br />
is nodig, waarin het Verdrag van Malta<br />
wordt nageleefd én een visie over de<br />
bijdrage, die de bodemvondsten kunnen<br />
leveren aan het totale verhaal van de<br />
locatie.<br />
- Referentiekader als inspiratiebron<br />
De bestaande ruimtelijke kwaliteiten<br />
bieden de uitgangspunten voor het<br />
nieuwe ontwerp.<br />
Hierbij is het van belang dat de kennis<br />
TOPOS / 03 / 2006 53
2 3<br />
van de gebruiker en belever in het gebied<br />
niet zover reikt als de getrainde cultuurhistorici.<br />
Het zal in deze doelstelling<br />
dan ook niet gaan om de implementatie<br />
van specifieke objecten, met een autonome<br />
plaats in het geheel. Maar om het<br />
gebruiken van verhoudingen, relaties<br />
tussen elementen en voorwaarden en<br />
verschijnselen die door de tijd heen<br />
zichtbaar zijn geweest.<br />
- Aangepaste projectfasering<br />
Wanneer het referentiekader als inspiratiebron<br />
wordt ingezet bij het ontwerpproces,<br />
is een aangepaste procesfasering<br />
een voorwaarde. In de ontwerpfase zal<br />
gedetailleerd bekend moeten zijn welke<br />
waarden het plangebied bezit.<br />
Betrokken opdrachtgevers en projectmanagement<br />
dienen in het proces van<br />
de ontwikkeling van projecten in een<br />
vroeg stadium voldoende aandacht te<br />
besteden aan de inbreng van de archeologische<br />
en overige cultuurhistorische<br />
waarden en wel door definitie van eisen<br />
en kwaliteit voorafgaand aan de ontwerpfase.<br />
- Duurzaam tijdsbouwen<br />
Een doelstelling van het Verdrag van<br />
Malta is onder andere, dat er zo min mogelijk<br />
zou moeten worden opgegraven en<br />
zo min mogelijk grond beroerd wordt.<br />
Dit strookt niet met de wens van de<br />
projectontwikkelaars naar intensief<br />
ruimtegebruik en compact bouwen, dat<br />
als onderdeel wordt gezien van het duurzaam<br />
bouwen. Een alternatieve benadering<br />
van het begrip duurzaamheid kan<br />
hier wellicht een ander licht op werpen.<br />
Nu is het meestal zo dat de terreinen<br />
na zes uur ’s avonds verlaten en surrealistische<br />
oorden zijn. Een grote kans<br />
ligt er wanneer deze terreinen ook dán<br />
gebruikt kunnen worden. Te denken<br />
valt aan een restaurant in de kantine,<br />
54 TOPOS / 03 / 2006<br />
bioscoop in de conferentiezaal, of het<br />
herbergen van een avondschool. Als het<br />
gaat om de openbare ruimte, ligt er een<br />
grote kans in het ontwikkelen van<br />
sportvoorzieningen en/of recreatievoorzieningen.<br />
Deze ruimte kan overdag<br />
gebruikt worden door werknemers en<br />
in de avond door omwonenden.<br />
Bovendien kan de continuering van<br />
activiteiten in hoge mate bijdragen aan<br />
het reduceren van criminaliteit en vandalisme.<br />
Dit is een manier van intensief<br />
ruimtegebruik waarbij de kwaliteit van<br />
het totale gebied toeneemt. Meer doelgroepen<br />
kunnen er gebruik van maken,<br />
waardoor het meer betekenis krijgt,<br />
letterlijk. De waardering van de ingreep<br />
neemt toe, omdat deze een onderdeel<br />
gaat vormen van hun leefomgeving,<br />
hun referentiekader.<br />
Ontwerpdetails<br />
In dit artikel zal een van de principes<br />
worden toegelicht. De meest interessante<br />
lokaties zijn die gedeelten van het ontwerp<br />
waar het dorp Epse en het bedrijventerrein<br />
aan elkaar grenzen. De gemeente<br />
Deventer plande hier een aarden<br />
wal van 4 meter hoog om de visuele<br />
uitstraling van het bedrijventerrein te<br />
verminderen!<br />
Intermediair<br />
De bestaande situatie is een gegeven en<br />
het nieuwe ontwerp wordt ontwikkeld.<br />
Om een goed evenwicht te kunnen ontwikkelen,<br />
moet het ‘contact’ ook ontworpen<br />
worden. Dit wordt de intermediair<br />
genoemd. Op deze manier ontstaat<br />
een extra dimensie die kan zorgen voor<br />
de ruimtelijke kwaliteit en het kunnen<br />
samengaan van de twee werelden in hetzelfde<br />
moment.<br />
De oplossing kan onder andere liggen<br />
in de ontwerpopgave van de openbare<br />
ruimte of het plaatsgebonden<br />
ontwerpen van de gevels. Ook in het<br />
toekennen van overeenkomstige<br />
functies en tijdsbesteding kan het<br />
evenwicht versterken.<br />
Detail (fig 2 en 3)<br />
De locatie van de singels die een plaats<br />
markeren zijn daar geplaatst waar de<br />
hoogste archeologische verwachtingswaarden<br />
zijn. Door op deze locaties de<br />
parkeerplaatsen te ontwerpen, hoeft de<br />
grond niet beroerd te worden en<br />
kunnen de vondsten geconserveerd<br />
blijven.<br />
Bovendien kan deze plek onderdeel<br />
worden van het referentiekader, naarmate<br />
ze meer op die plek komen.<br />
Gedurende het project is duidelijk geworden<br />
dat er meerdere standpunten mogelijk<br />
zijn in de mate waarin de cultuurhistorische<br />
waarden een plek krijgen in<br />
het ontwerp. In mijn scriptie heb ik<br />
betoogd dat de implementatie van deze<br />
waarden niet alleen een persoonlijke<br />
voorkeur hoeft te zijn, maar dat er ook<br />
objectieve redenen zijn voor het behouden<br />
en op een goede wijze toepassen<br />
van deze elementen.<br />
Literatuur<br />
- Bloemers (2001). Bodemarchief in Behoud en<br />
Ontwikkeling - De conceptuele grondslagen<br />
- A. Bousema (2000). Over Schoonheid -<br />
Architectuur, Omgeving en Landschap<br />
Summary<br />
This article is about the small thesis at<br />
the department of Social Spatial<br />
Analysis. It is a project about the<br />
position of the cultural heritage in the<br />
perception and valuation of the<br />
landscape. An investigation of<br />
literature has led to a number of goals<br />
in the developments of projects and<br />
the position of the cultural heritage<br />
and its disciplines in this complex<br />
process. The goals formulated are put<br />
into the design of a industrial area, as<br />
a way of testing the theory.
Lexicon – van de tuin- en landschapsarchitectuur.<br />
Meto J. Vroom<br />
Uitgeverij Blauwdruk, januari 2006<br />
ISBN: 90-75271-15-8<br />
Prijs: 42,00 euro<br />
Meto Vroom vond dat er een consistente<br />
terminologie moest komen<br />
zodat planbeschrijvingen onderling<br />
goed vergelijkbaar werden. Dit heeft<br />
hij gedaan door het schrijven van een<br />
lexicon. Een lexicon is volgens de Van<br />
Dale ‘de woordenschat van een taal<br />
of van een bepaalde schrijver’. Het<br />
lexicon van Meto Vroom is volgens de<br />
schrijver bedoeld als een handleiding<br />
om op zichzelf te lezen en als handvat<br />
voor verdere literatuurstudie.<br />
In de inleiding komt naar voren wat<br />
Tuin- en Landschapsarchitectuur is<br />
en welke ontwikkeling ze heeft doorgemaakt.<br />
Hoe het landschap en de<br />
maatschappij zijn ontwikkeld wordt<br />
ook beschreven. Het woord ‘natuur’<br />
wordt uitgebreid besproken in de<br />
inleiding waardoor al duidelijk wordt<br />
dat één woord verschillende betekenissen<br />
kan hebben. Zowel binnen een<br />
bepaalde discipline, als door verschillende<br />
disciplines.<br />
Het lexicon heeft de opbouw van<br />
een woordenboek: 300 verschillende<br />
woorden worden nader beschreven.<br />
Deze 300 woorden zijn niet zomaar<br />
gekozen: ze hebben te maken met de<br />
tuin- en met de landschapsarchitectuur.<br />
De keuze voor woorden binnen<br />
de tuin- en landschapsarchitectuur<br />
is zeer breed opgevat; zo komen er<br />
bijvoorbeeld ook de volgende woorden<br />
aan bod: licht, montage, brug,<br />
et cetera. Maar ook worden woorden<br />
verduidelijkt die overduidelijk met het<br />
vak te maken hebben, zoals meervoudig<br />
ruimtegebruik, maat, ecologische<br />
hoofdstructuur, et cetera. De tekst<br />
wordt geïllustreerd door verschillende<br />
gekleurde afbeeldingen die verwijzen<br />
naar de woorden die worden<br />
uitgelegd. Iedere uitleg begint met de<br />
definitie uit de Van Dale en vervolgens<br />
komen verschillende betekenissen<br />
aan bod. Ieder woord wordt afgesloten<br />
met een overzicht van relevante<br />
literatuurbronnen. Kortom een onmisbaar<br />
boek voor de tuinarchitect,<br />
landschapsarchitect, landschapper,<br />
planner en de ontwerper.<br />
Monique Sperling<br />
Het Nieuw Moderne Stadspark, van<br />
A5 tot Folio<br />
Een onderzoek naar en analyse van<br />
kwaliteiten van stadsparken uit de<br />
periode 1980 – heden.<br />
Maarten Ridderbos<br />
Uitgeverij Mijn Eigen Boek Utrecht<br />
ISBN: 90-59740-81-5<br />
Prijs: 37,25 euro<br />
(Alleen verkrijgbaar via www.mijneigenboek.nl<br />
of via telefoonnummer 030<br />
290 53 20)<br />
Na een inleidend verhaal over het<br />
Modernisme en de wederopbouw<br />
worden er door Maarten Ridderbos 25<br />
stadsparken besproken. Voornamelijk<br />
van Nederlandse makelij, maar ook<br />
BOEKEN<br />
een enkel Duits en Frans park passeert<br />
de revue.<br />
De parken zijn ingedeeld in 4 categorieën:<br />
die met een stedelijk karakter,<br />
een landelijk karakter, parken met een<br />
voormalig ander grondgebruik en multifunctionele<br />
parken. Het boek eindigt<br />
met kort een aantal basisbeginselen<br />
en belangrijke ontwerpaspecten voor<br />
een “jong en modern stadspark”<br />
waarna alle parken nog eens worden<br />
nabeschouwd.<br />
De parken worden voornamelijk<br />
beschreven aan de hand van hun<br />
technische opbouw en materialisering<br />
waarbij de Larenstein achtergrond van<br />
de schrijver duidelijk naar voren komt.<br />
De inleiding over het Modernisme en<br />
de benoeming van basisbeginselen<br />
en ontwerpaspecten lijken te wijzen<br />
op enige theoretische diepgang, maar<br />
deze diepgang verdwijnt steeds net<br />
zo hard als dat het opkomt; enige<br />
samenhang tussen de theorie en de<br />
bespreking van de parken ontbreekt<br />
simpelweg.<br />
Ook de grafische vormgeving van het<br />
boek laat nogal wat te wensen over;<br />
de parken worden ondersteund met<br />
zwart-wit foto’s, vogelvluchten en impressies.<br />
De foto’s zijn wat klein maar<br />
de kwantiteit maakt dat enigszins<br />
goed. De vogelvluchten en impressies<br />
hebben schreeuwerige, viezige kleuren<br />
waarbij ik me bij de laatste ook<br />
afvraag wat de toegevoegde waarde<br />
precies is naast een creatieve uiting<br />
van Ridderbos. Ook zijn veel tekst- en<br />
beeldvakken slecht opgemaakt wat<br />
het boek een slordig aanzicht geeft.<br />
Kort door de bocht is dit een weinig<br />
nuttig boek. Ridderbos had zich beter<br />
echt kunnen verdiepen in een handvol<br />
duidelijk vergelijkbare parken dan in<br />
het materiaal blijven hangen van deze<br />
25. Ik kan me ergens voorstellen dat<br />
het kan bijdragen om een eerste indruk<br />
van een park te krijgen maar voor<br />
een goede les in het moderne parkontwerp<br />
of voor bruikbare illustraties<br />
hoef je dit boek niet aan te schaffen.<br />
Adam Hofland<br />
TOPOS / 03 / 2006 55
Bloeiende Bermen<br />
Verstedelijking langs de Snelweg<br />
David Hamers, Kersten Nabielek<br />
NAi Uitgevers (Rotterdam) en Ruimtelijk<br />
Planbureau (Den Haag) 2006<br />
ISBN 90-5662-476-8<br />
Prijs: 22,50 euro<br />
Net nadat een ecoloog mij had verteld<br />
hoeveel flora en fauna zich in wegbermen<br />
bevindt, verscheen het nieuwe<br />
boek van het Ruimtelijk Planbureau,<br />
genaamd ‘Bloeiende bermen’. Het<br />
bleek echter niet over plantjes langs<br />
de weg te gaan, maar over verstedelijking<br />
langs de Nederlandse snelwegen.<br />
Snelwegen zijn niet alleen verbindingsassen,<br />
maar ook vestigingsplaatsen.<br />
Het inleidende hoofdstuk geeft voorbeelden<br />
van welke activiteiten zich in<br />
toenemende mate afspelen rond de<br />
autosnelweg, vooral bij de afslagen.<br />
De verschillende sectoren en schaalniveaus<br />
van overheid hebben verschillende<br />
beleidstradities rond de snelweg.<br />
In de ruimtelijke ordening werd<br />
verste-delijking langs de snelweg lange<br />
tijd als not done beschouwt, want het<br />
paste niet in het compacte-stad beleid.<br />
Het onderzoek van het RPB wil inzicht<br />
bieden in het denken over snelwegontwikkelingen<br />
en een typologie<br />
ontwikkelen zodat er duidelijke keuzen<br />
gemaakt kunnen worden.<br />
Allereerst worden de visies van de<br />
verschillende beleidssectoren als<br />
verkeer en milieu, economie en<br />
ruimtelijke ordening op de snelweg<br />
beschreven. Daarna wordt een beeld<br />
geschetst van de verschillende ontwikkelingen<br />
langs de snelweg. In het vierde<br />
hoofdstuk werpen de onderzoekers<br />
een blik op de situaties in het buiten-<br />
56 TOPOS / 03 / 2006<br />
land. Er zijn ook casestudies gedaan<br />
naar verschillende bedrijventerreinen,<br />
kantoorparken en winkelcentra langs<br />
de snelweg in verschillende delen van<br />
Nederland. De schrijvers stellen dat<br />
de snelweg vraagt om beweging, want<br />
stilzitten is toekijken hoe Nederland<br />
er uit komt te zien. En dat is waarom<br />
het één na laatste hoofdstuk allerlei<br />
ontwerpsuggesties aandraagt voor<br />
de afslagen, de linten en de knooppunten.<br />
Volgens de onderzoekers<br />
moet gekozen worden uit verdichting<br />
of verdunning, zodat een gebied in<br />
ieder geval een identiteit behoudt of<br />
terugkrijgt.<br />
De materie die het boek behandelt is<br />
heel interessant, omdat het gaat over<br />
‘sluimerende’ ontwikkelingen die toch<br />
bewust aangepakt kunnen worden.<br />
De manier waarop de schrijvers alle<br />
ontwikkelingen, visies, voorbeelden en<br />
ideeën aan elkaar rijgen komt helaas<br />
soms een beetje over alsof het ongestructureerde<br />
ontwikkelingen langs<br />
de autosnelweg betreft. Maar dat de<br />
bermen van snelwegen wel wat meer<br />
kunnen bloeien, daarin geef ik de<br />
schrijvers gelijk. Hoewel, een beetje<br />
snoeien zou soms geen kwaad kunnen.<br />
Lotte Bontje<br />
Verkenning van de ruimte 2006<br />
Ruimtelijk beleid tussen overheid<br />
en markt<br />
R. van der Wouden, F. van Dam, D.<br />
Evers, A. Hendriks, A. van Hoorn, N.<br />
Pieterse en G. Renes<br />
NAi Uitgevers (Rotterdam) en Ruimtelijk<br />
Planbureau (Den Haag) 2006<br />
ISBN: 90-5662-506-3<br />
Prijs: 22,50 euro<br />
Deze uitgave van het Ruimtelijk<br />
Planbureau beschrijft de resultaten<br />
van hun studie naar de invloed van de<br />
overheid op ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
Overheidssturing is de laatste jaren<br />
flink in beweging. En deze institutionele<br />
veranderingen hebben een<br />
grote ruimtelijke weerslag. Termen als<br />
centralisatie, liberalisering, privatisering,<br />
verzelfstandiging en deregulering<br />
geven iets van deze beweging bij de<br />
overheid weer. Hierdoor is de positie<br />
van de ruimtelijke ordening veranderd<br />
van een overkoepelende sector naar<br />
een zelfstandige sector.<br />
De wenselijkheid van deze verandering<br />
wordt getoetst door naar verschillende<br />
thema’s te kijken. Deze thema’s<br />
zijn de woningmarkt, bedrijventerreinen<br />
en kantoorlocaties, de detailhandel,<br />
mobiliteit en het landelijk gebied.<br />
De effecten van institutionele veranderingen<br />
binnen deze thema’s worden<br />
tegen het licht gehouden van vier<br />
indicatoren, te weten welvaart, sociale<br />
rechtvaardigheid, duurzaamheid en<br />
belevingswaarde. Het begrip ‘ruimtelijke<br />
kwaliteit’ is volgens de onderzoekers<br />
letterlijk waardeloos geworden en<br />
daarom vervangen door de genoemde<br />
vier indicatoren.<br />
De overheid verkeert in een spanningsveld<br />
in de ruimtelijke ordening.<br />
Aan de ene kant heeft ze een ordeningsfunctie<br />
en bepaalt ze de verhoudingen<br />
tussen markt en overheid en<br />
aan de andere kant is ze zelf een speler<br />
in het spel der ruimtelijke ordening.<br />
Regulering door de overheid leidt tot<br />
controle en een grote rol van de markt<br />
leidt tot concurrentie. Politieke keuzen<br />
moeten leiden tot een goede verhouding<br />
tussen beide partijen.<br />
Tot slot schetsen de onderzoekers<br />
twee mogelijke ontwikkelingsrichtingen.<br />
Ten eerste kan worden vastgehouden<br />
aan het principe van integrale<br />
afwegingen met onmacht als gevolg.<br />
Ten tweede kan gekozen worden voor<br />
een aansluiting bij de sectoralisering<br />
met het gevolg van het moeten loslaten<br />
van integraliteit. Wederom moet de<br />
politiek hier een keuze in maken.<br />
Deze taaie studie van het Ruimtelijk<br />
Planbureau schetst de dilemma’s waar<br />
de ruimtelijke ordening op dit moment<br />
voor staat. Jammer genoeg wordt er<br />
geen duidelijke voorkeur gegeven<br />
voor een gewenste ontwikkelingrichting<br />
en blijft de analyse steken in het<br />
signaleren van trends.<br />
Jolanda in ’t Veld
TOPOS Perodiek van het Laboratorium voor Ruimtelijke Planvorming<br />
Abonnement<br />
Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd van een jaar. Na het<br />
voldoen van de abonnementsgeld ontvang ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />
heeft gebracht. Het abonnementsgeld van 15 euro maak ik onder vermelding van mijn naam<br />
en adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. Genius Loci, inzage TOPOS te Wageningen.<br />
Naam (Bureau)<br />
Straat<br />
Postcode<br />
Telefoonnummer<br />
Woonplaats<br />
E-mail<br />
Plaats Datum Handtekening<br />
Abonnement<br />
Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd van een jaar. Na het<br />
voldoen van de abonnementsgeld ontvang ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />
heeft gebracht. Het abonnementsgeld van 15 euro maak ik onder vermelding van mijn naam<br />
en adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. Genius Loci, inzage TOPOS te Wageningen.<br />
Naam (Bureau)<br />
Straat<br />
Postcode<br />
Telefoonnummer<br />
Woonplaats<br />
E-mail<br />
Plaats Datum Handtekening<br />
Abonnement<br />
Ja, ik wil een abonnement op TOPOS. Dit abonnement heeft een looptijd van een jaar. Na het<br />
voldoen van de abonnementsgeld ontvang ik ook de eerdere nummers die TOPOS dat jaar uit<br />
heeft gebracht. Het abonnementsgeld van 15 euro maak ik onder vermelding van mijn naam<br />
en adres over op rekeningnummer 397090846 t.n.v. Genius Loci, inzage TOPOS te Wageningen.<br />
Naam (Bureau)<br />
Straat<br />
Postcode<br />
Telefoonnummer<br />
Woonplaats<br />
E-mail<br />
Plaats Datum Handtekening
Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />
TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen<br />
Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />
TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen<br />
Stuur de ingevulde kaart in een voldoende gefrankeerde envelop naar:<br />
TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen
Renée de Waal<br />
Redactie<br />
Henk-Jan Kooij<br />
Eindredactie<br />
Martijn Franssen<br />
Redactie<br />
Monique Sperling<br />
Redactie<br />
Rianne Knoot<br />
Vormgeving<br />
Adam Hofland<br />
Redactie<br />
Samantha Verheij<br />
Vormgeving<br />
Famke Bakker<br />
Redactie<br />
Joren Jacobs<br />
Redactie<br />
COLOFON<br />
TOPOS is de periodiek van de studierichting<br />
Landschapsarchitectuur en<br />
ruimtelijke planning en het Laboratorium<br />
voor Ruimtelijke Planvorming van Wageningen<br />
Universiteit. Het blad wordt<br />
gemaakt door studenten en verschijnt<br />
driemaal per jaar.<br />
Abonnementen<br />
Een abonnement op het tijdschrift TOPOS<br />
kost 15 Euro per jaar. Bij overmaking<br />
van dit bedrag op rek.nr. 397090846 ten<br />
name van TOPOS in Wageningen, krijgt<br />
u de reeds verschenen nummers van<br />
het betreffende jaar en de nieuwe nummers<br />
toegestuurd. Een abonnement op<br />
TOPOS loopt van januari tot december.<br />
Opzeggingen dienen voor 1 december<br />
te geschieden. Leden van de studievereniging<br />
Genius Loci en medewerkers<br />
van het Laboratorium voor Ruimtelijke<br />
Planvorming ontvangen TOPOS gratis.<br />
Voor inlichtingen kunt u mailen naar:<br />
st.topos@wur.nl<br />
Redactie<br />
Famke Bakker, Martijn Franssen, Adam<br />
Hofland, Joren Jacobs, Monique Sperling,<br />
Renée de Waal<br />
Eindredactie<br />
Henk-Jan Kooij<br />
Vormgeving<br />
Rianne Knoot en Samantha Verheij<br />
Met medewerking van<br />
Kristof van Assche, Lotte Bontje, Eric<br />
Bovekerk<br />
Bestuur<br />
Renée de Waal (voorzitter), Monique<br />
Sperling (secretaris), Stijn Heukels (penningmeester)<br />
Redactieadres<br />
Redactiekamer TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen<br />
tel. 0317-484245<br />
st.topos@wur.nl<br />
www.topos-magazine.tk<br />
Druk<br />
Ponsen & Looijen, Wageningen<br />
Oplage<br />
450 exemplaren<br />
Registratie<br />
ISSN 1572-302X<br />
TOPOS / 02 / 2003
TOP<br />
L A N D S C H A P<br />
In de serie Toplandschap belicht TOPOS bijzondere plekken in de stedelijke buitenruimte en het rurale<br />
landschap. Heeft u ook een suggestie voor een Toplandschap, mail: st.topos@wur.nl