12.09.2013 Views

voeten - Topos

voeten - Topos

voeten - Topos

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Jaargang 13<br />

Nummer 1<br />

2003<br />

E 7,-<br />

TOPOS<br />

Periodiek van het laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />

Tussen roofbouw en versmelting<br />

Meervoudig ruimtegebruik<br />

Van plannen tot planten<br />

Reconstructie in Limburg<br />

met de<br />

<strong>voeten</strong><br />

in de<br />

klei


2<br />

NOG GEEN<br />

ABONNEE?<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

E: st.topos@wur.nl<br />

[advertentie]<br />

TOPOS ZOEKT JOU!<br />

Heb jij ook zoveel vrije tijd? En zoek je al tijden<br />

naar de zin van je studentenleven? Wellicht kan de<br />

TOPOS uitkomst bieden. Wij zoeken ook:<br />

Toegewijde Redactieleden<br />

Wij hebben niet meer het eeuwige studentenleven<br />

en zoeken daarom versterking en verjonging van<br />

onze redactie. Wil jij jouw bijdrage leveren aan<br />

jouw lijfblad?<br />

Mail naar: st.topos@wur.nl<br />

adverteren?<br />

st.topos@wur.nl


04 TOPOS Thema<br />

Tussen wens en werkelijkheid<br />

06 Feiten en Figuren<br />

Landinrichting op de weegschaal<br />

08 Tussen roofbouw en versmelting<br />

Over het landschapsontwerp en de natuur<br />

14 Taal en wereld van meervoudig ruimtegebruik<br />

19 Praktijk en uitvoering<br />

20 De Standaard Architect<br />

22 Van plannen tot planten<br />

Duurzame betrokkenheid van de landschapsarchitect gewenst<br />

26 Tiengemeten<br />

Vurig debat over een tijdloos eiland<br />

28 Werkervaring<br />

In de praktijk van Amer Adviseurs<br />

30 Studio Walcheren<br />

34 De verborgen tuin van Limburg<br />

Ontwerpen aan de zandgebieden voor 2030<br />

38 Hier aan de Kust...<br />

Dromen van een bewoond eiland<br />

42 Stadsranden<br />

Rood Ën Groen<br />

46 Wat een snelweg kost<br />

De gevolgen van de aanleg van de A73-Zuid<br />

Rubrieken<br />

41 Dat vind ik nou mooi<br />

49 Boeken<br />

52 Tapas<br />

56 Toplandschappen<br />

Inhoud<br />

08<br />

14<br />

26<br />

34<br />

38<br />

TOPOS / 01 / 2003 3


TOPOS Thema<br />

Tussen wens en werkelijkheid<br />

Daar sta je: nog vermoeid<br />

van je eindcolloquium.<br />

Maar gewapend met beroepsvoorbereidende<br />

kennis ben jij klaar voor<br />

de praktijk. Je gaat aan<br />

de slag bij je eerste<br />

werkgever. En dan volgt<br />

de ontluistering:<br />

4<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

er is geen tijd voor discussie, er is geen<br />

kennis voor het detailleren van een plan<br />

en geen geld voor de uitvoering. De<br />

persoon met het meeste geld, en de<br />

groep met de grootste mond bepaald<br />

wat er in de praktijk gebeurt. Kortom:<br />

diepgaand onderzoek wordt niet meer<br />

gedaan, men vermeld slechts wat men<br />

vermoed. En men verdedigt deze<br />

werkwijze met een pleiten op jaren van<br />

ervaring en kennis van zaken. Bedroefd<br />

verzucht je dat je geen aio geworden<br />

bent.<br />

Zo bezien is de praktijk de<br />

ontnuchtering van je dromen als planner<br />

of architect.<br />

Maar het zou onrechtvaardig zijn om te<br />

stellen dat de praktijk alleen teleurstelt.<br />

Denk aan de vreugde wanneer een<br />

ontwerp daadwerkelijk wordt<br />

uitgevoerd, denk aan het behalen van je<br />

gelijk, de diners met collega’s en het<br />

eindeloos debatteren met mensen die<br />

een totaal andere achtergrond hebben<br />

dan jij. De praktijk is ook spannend,<br />

afwisselend en vermakelijk.<br />

Nog steeds een beetje zweverig van de<br />

vorige TOPOS, waarin het thema<br />

“idealen” aan bod kwam, staan we met<br />

deze editie weer met beide <strong>voeten</strong> op de<br />

grond en stellen we de vraag: wat komt<br />

er eigenlijk van al die mooie woorden en<br />

goede bedoelingen terecht? (dit raakt aan<br />

het thema ‘Werk in uitvoering’, waar<br />

studievereniging Genius Loci zich op<br />

dit moment mee bezighoudt) Het is<br />

tijd voor daden! Aanpakken, doorzetten<br />

en opschonen, termen die ons zo<br />

vlak na de verkiezingsstrijd al bijna<br />

vertrouwd in de oren klinken. Wordt<br />

er door sommige politici met weemoed<br />

teruggedacht aan die mooie tijd<br />

na de oorlog, toen er nog respect voor<br />

het gezag was, landschapsontwerpers<br />

zien hier met de realisering van het<br />

landschapsplan voor Walcheren een<br />

tijdperk van uitgevoerde grote landschapsplannen<br />

ten einde lopen. (zie<br />

blz. 32 voor de remake van Walcheren<br />

door Maithe Vos)<br />

Kristof van Assche pagina 14<br />

Even weemoedig wordt er teruggedacht<br />

aan de tijd dat op grote schaal nieuw<br />

land(schap) werd gemaakt en<br />

tekentafelontwerpen werden uitgevoerd,<br />

zonder dat de sportvisvereniging in<br />

opstand kwam. Maar was Sie liebt, das<br />

neckt Sie: het in de polders geboren<br />

poldermodel zorgt ervoor dat er niet<br />

eens meer fatsoenlijk een Betuwelijntje<br />

van west naar oost getrokken kan<br />

worden! Mede door het poldermodel<br />

lijken de strategische skills van een<br />

landschapsarchitect of –planner steeds<br />

belangrijker te worden, als het gaat om<br />

de uitvoering. Dit uit zich in het groot<br />

aantal plannen zonder plankaart, maar<br />

met spelregels, enveloppen en pijlen.<br />

Toch is het strategisch karakter van het<br />

vakgebied van alle tijden. Om nog<br />

even terug te keren naar de polders:<br />

Cornelis Lely heeft moeten opklimmen<br />

tot minister van Waterstaat om zijn<br />

eigen Wet tot afsluiting en droogmaking<br />

van de Zuiderzee door de Tweede<br />

Kamer te loodsen. Deze wet heeft<br />

ervoor gezorgd dat zijn ontwerp<br />

werkelijkheid kon worden.<br />

Vlug en Partners beamen dat je er met<br />

een ontwerp alleen niet bent. Wil je een<br />

goed ontwerp werkelijk laten slagen, is<br />

het zaak het hele ontwerpproces van<br />

begin tot eind op de voet te volgen. Het<br />

wordt steeds gewoner gevonden dat de<br />

ontwerper niet bij de voorafgaande en


CROW pagina 20<br />

de latere planfasen, inclusief de uitvoering,<br />

betrokken is. Het ontwerpbureau is<br />

van mening dat het ook de rol van een<br />

ontwerper is deel te nemen in het<br />

initiëren en op allerlei manieren aansturen<br />

van het planproces. Een goede<br />

realisatie van een plan hangt vaak af<br />

van ontwerpen van deeloplossingen en<br />

het benutten van kansen die zich in de<br />

realisatieperiode voordoen.<br />

Waar Vlug en Partners het heeft over de<br />

verschillende stadia van het planproces,<br />

heeft J.G.R. van den Berg<br />

het over de breedte van het planproces.<br />

De landschapsarchitect speelt daarin vaak<br />

een intermediaire rol. Deze rol is<br />

fundamenteel voor het slagen en het<br />

realiseren van een goed ontwerp. Dit<br />

schept nog wel eens verwarring over<br />

de functie van een landschapsarchitect,<br />

en vraagt om een breed veld van<br />

kennis.<br />

Dergelijke kennis wordt niet<br />

onderwezen, maar leer je in het<br />

werkveld. Je moet contact houden met<br />

de dagelijkse werkelijkheid om er op een<br />

goede manier ingrepen in te doen. Dit<br />

kwam ook weer naar voren op de<br />

nieuwjaarsborrel van Kenniseenheid<br />

Groene Ruimte. “We moeten onze<br />

ivoren torens uit en ons tussen de<br />

mensen begeven!” zei een medewerker<br />

van Alterra tijdens zijn nieuwjaars-<br />

Vlug & Partners pagina 22<br />

speech, alsof hij zojuist het licht had<br />

gezien. Sommige beleidsmensen<br />

zouden er echter beter aan doen de<br />

ivoren toren weer in te klimmen,<br />

bijvoorbeeld om zich nog eens te<br />

bezinnen op de betekenis van meervoudig<br />

ruimtegebruik. Ir. Kristof van<br />

Assche schrijft een overtuigend betoog<br />

schrijft met betrekking tot meervoudig<br />

ruimtegebruik, als natuurlijke tegenhanger<br />

van enkelvoudig ruimtegebruik.<br />

Zonder na te gaan wat meervoudig<br />

ruimtegebruik nu werkelijk<br />

inhoudt, en waartoe het zou moeten<br />

dienen, worden er door ontwerpers de<br />

meest onwaarschijnlijke<br />

functiestapelingen voorgesteld.<br />

Dergelijke voorbeelden van effectbejag<br />

dragen niet bij aan het ontwikkelen van<br />

wezenlijke vernieuwing. (Al is zo’n<br />

boot op het dak van een flat zo gek<br />

nog niet...)<br />

Met de <strong>voeten</strong> in de klei, in de letterlijke<br />

betekenis, zou veel mensen goed<br />

doen volgens Eric-Jan Pleijster, die van<br />

mening is dat de mens zijn mystieke<br />

band met de natuur en de aarde is<br />

verloren. Dit zorgt ervoor dat de<br />

praktijk van het ecologisch bouwen vaak<br />

blijft hangen in gesubsidieerde wadi’s,<br />

vegetatiedaken en biologisch afbreekbare<br />

raamkozijnen. “Ecologisch bouwen”<br />

dreigt net als “Meervoudig<br />

Ruimtegebruik” een soort feel good-term<br />

te worden, hol als een helofyt. Pleijster<br />

geeft ons daarom een handvol concrete<br />

ecologische principes, die de band tussen<br />

mens en natuur weer kunnen aanhalen.<br />

Bijna als voorbeeld van de teloorgang<br />

van de band tussen mens en natuur<br />

wordt verslag gedaan van een excursie<br />

naar het eiland Tiengemeten. Gerrit<br />

Kapteijns en Freek van Leeuwen van<br />

Stichting RUW beschrijven hoe mens en<br />

natuur uit elkaar worden getrokken, in<br />

dit geval door Natuurmonumenten. Dit<br />

doen zij in hun artikel over de<br />

natuurontwikkeling op het eiland<br />

Tiengemeten, waarin de reactie van met<br />

name de lijdende partij eens goed in<br />

beeld wordt gebracht.<br />

Daarnaast hebben we natuurlijk ook<br />

onze vaste rubrieken waarin we onder<br />

andere het positieve nieuws van Michiel<br />

Uitdehaag lezen, dat de studie goed<br />

aansluit bij de praktijk. Desalniettemin<br />

vermeld hij dat we toch ook nog veel<br />

kunnen leren wanneer we ons een tijdje<br />

buiten de Hucht wagen!<br />

Dit en meer over het thema ’met de<br />

<strong>voeten</strong> in de klei’ is te lezen in de <strong>Topos</strong><br />

die voor u ligt.<br />

TOPOS / 01 / 2003 5


Feiten en Figuren<br />

Landinrichting op de weegschaal<br />

Er is veel te zeggen over de beroepspraktijk,<br />

maar laten we<br />

beginnen met de harde cijfers. In<br />

2001 is de zevende<br />

loopbaanenquÍte gehouden onder<br />

een grote groep respondenten van<br />

de verschillende opleidingen aan<br />

de Wageningen Universiteit, onder<br />

andere landinrichting. De arbeidsmarktgegevens<br />

die in bijbehorende<br />

rapportage zijn gepresenteerd, zijn<br />

afkomstig van afgestudeerde landinrichtingswetenschappers,<br />

cultuurtechnici en landschapsarchitecten.<br />

Hiernaast zijn enkele<br />

uitkomsten van het onderzoek<br />

6<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Grootte van het bedrijf waar landinrichters met<br />

vijf of meer jaren arbeidsmarktervaring<br />

werkzaam zijn<br />

(gewogen %)<br />

Landinrichting Wageningen<br />

1 persoon 6 4<br />

2 - 9 personen 6 5<br />

10 - 19 personen 8 4<br />

20 - 49 personen 3 6<br />

50 - 99 personen 7 7<br />

100 - 499 personen 18 21<br />

> 500 personen 51 53<br />

Totaal N (100%) 162 2779<br />

Aantal ondergeschikten van leidinggevende landinrichters<br />

met vijf of meer jaren<br />

arbeidsmarktervaring<br />

(gewogen %)<br />

Landinrichting Wageningen<br />

1 - 5 personen 60 48<br />

6 - 10 personen 16 22<br />

11 - 20 personen 13 13<br />

21 - 50 personen 5 10<br />

> 50 personen 5 8<br />

Totaal N (100%) 74 1366<br />

Marktsectoren waar landinrichters werkzaam zijn<br />

in hun eerste functie<br />

(gewogen %)<br />

Landinrichting Wageningen<br />

universiteit 5 19<br />

overig onderwijs 1 3<br />

onderzoek 3 9<br />

overige overheid 30 11<br />

agrarische bedrijven 1 4<br />

industrie en handel 0 19<br />

organisaties 10 5<br />

dviesbureaus 36 10<br />

overige diensten 14 19<br />

buitenlandsector 0 1<br />

Totaal N (100%) 80 1428


percent<br />

% gelijk een baa<br />

100<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

nee mee bezig ja, via AIO/OIO<br />

aanstelling<br />

Landinrichting<br />

Wageningen Universiteit<br />

ja, op andere wijze<br />

Landinrichting<br />

Wageningen Universiteit<br />

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999<br />

jaar van afstuderen<br />

bruto maandsalari<br />

1990<br />

1992<br />

1994<br />

1996<br />

1998<br />

2000<br />

2000<br />

1800<br />

1600<br />

1400<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

-80 -60 -40 -20 0 20 40 60<br />

aantal afgestudeerden<br />

Gepromoveerde landinrichtingwetenschappers Aantal afgestudeerde landinrichtingwetenschappers<br />

sinds 1990<br />

Intreewerkloosheid bij landinrichtingwetenschappers<br />

bruto maandsalaris<br />

6000<br />

5000<br />

4000<br />

3000<br />

2000<br />

1000<br />

0<br />

Landinrichting<br />

Wageningen Universiteit<br />

trendlijn Landinrichting<br />

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20<br />

Bruto maandsalaris naar arbeidsjaren bij<br />

landinrichtingwetenschappers<br />

aantal jaar arbeidsmarktervaring<br />

Landinrichting<br />

vrouwen<br />

mannen<br />

Wageningen Universiteit<br />

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000<br />

jaar van afstuderen<br />

Bruto startsalaris van landinrichtingwetenschappers<br />

weergegeven.<br />

De grafieken laten zien dat de studie Landinrichting gericht is<br />

op de praktijk. De landinrichter blijft niet langer dan nodig op<br />

de universiteit, gezien het aantal promovendi en andere universiteitsmedewerkers<br />

onder afgestudeerden. Of dit de oorzaak is<br />

van het lagere salaris in vergelijking met andere afgestudeerde<br />

Wageningers, is nog maar de vraag... Misschien begeeft de<br />

landinrichter zich te weinig in de lagere sectoren, of ligt het aan<br />

het groter aandeel vrouwelijke afgestudeerden?<br />

TOPOS / 01 / 2003 7


Tussen roofbouw en versmelting<br />

Twee eeuwen van industriÎle<br />

beschaving hebben<br />

geleid tot een groot aantal<br />

onderling samenhangende<br />

milieuproblemen,<br />

die maar niet willen verdwijnen.<br />

Ecologisch ontwerpen<br />

biedt oplossingen,<br />

maar lijkt in de praktijk<br />

aan onbegrip en onwil<br />

ten onder te gaan.<br />

Eric-Jan Pleijster<br />

Student Landschapsarchitectuur<br />

Eric-Jan Pleijster@wur.nl<br />

8<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Over het landschapsontwerp en de natuur<br />

De heersende milieuproblemen zijn<br />

niet zoals vroeger vooral lokaal of<br />

regionaal, maar zijn, door de verbreiding<br />

van de industriële beschaving<br />

over de aarde, globaal geworden. Het<br />

geheel van de problemen is zo grootschalig,<br />

complex en chronisch, dat met<br />

recht van een milieucrisis gesproken<br />

wordt. De schade is, door allerlei<br />

vormen van uitputting en verontreiniging,<br />

veelomvattend en bovendien<br />

goeddeels onomkeerbaar.<br />

Het besef dat de mens de aarde zwaar<br />

belast, en wellicht overbelast, heeft ertoe<br />

geleid dat de afgelopen halve eeuw<br />

enorm veel is geschreven en<br />

gediscussieerd over de visies en houdingen<br />

ten opzichte van de natuur. Met het<br />

groeien van de bezorgdheid over de<br />

aftakeling van de ecosystemen van de<br />

aarde is felle kritiek ontstaan op de<br />

gangbare westerse houding ten aanzien<br />

van de aarde, die door milieufilosofen,<br />

ecologen en natuurbeschermers gekarakteriseerd<br />

wordt als respectloos,<br />

uitbuitend en agressief. De basis van<br />

deze houding ligt in het Christendom<br />

en kent in de zeventiende eeuw en in de<br />

jaren zeventig twee belangrijke ontwikkelingsmomenten.<br />

De natuur in bruikleen<br />

In Genesis wordt met het Hof van<br />

Eden aangegeven hoe God de schepping<br />

had bedoeld: een paradijs waarin al<br />

het geschapene in zichzelf goed is, zijn<br />

eigen taak vervult en waarin bovendien<br />

al het geschapene in vrede en harmonie<br />

met elkaar leeft. Maar door het eten van<br />

de verboden vrucht valt de mens uit zijn<br />

paradijselijke staat. Hij wordt uit het<br />

Hof verdreven en de aarde wordt<br />

vervloekt, tot aan de zondvloed. God<br />

spoelt de aarde schoon en geeft de mens<br />

voor de tweede maal de opdracht<br />

vruchtbaar te zijn, talrijk te worden en de<br />

aarde te vervullen. Hij voegt er aan toe:<br />

“En de vrees en de schrik voor u zij over<br />

al het gedierte der aarde en over al het<br />

gevogelte des hemel, al wat zich op de<br />

aardbodem roert en alle vissen der zee:<br />

in uw hand zijn zij gegeven. Alles wat<br />

zich roert, wat leeft, zal u tot spijze<br />

zijn; Ik heb het u alles gegeven, evenals<br />

het groene kruid (Genesis 9:1-3).” De<br />

mensheid krijgt de aarde van God in<br />

bruikleen, zolang zij eenzelfde band met<br />

de aarde te onderhoudt als God met<br />

zijn schepping, een band van zorg en<br />

goedertierenheid. Maar ondanks lange<br />

lijsten van geboden en verboden, over<br />

hoe de mens zich naar de schepping<br />

moet gedragen, wordt Genesis door de<br />

kerk uitgelegd als een vrijbrief de aarde<br />

naar eigen inzicht te onderwerpen en te<br />

beheren.<br />

De natuur op de pijnbank<br />

In de zeventiende eeuw ontdoet de<br />

wetenschap zich van de mythische God<br />

en de natuurwetenschap zich van de<br />

mystieke natuur. Galileo Galilei (1564-<br />

1642) schrijft: “Meet wat gemeten kan<br />

worden en maak dat niet kan worden<br />

gemeten, meetbaar. Het boek van de<br />

natuur is geschreven in de wiskundige<br />

taal. “(Natuur als beeld, 2001). Galilei<br />

ziet in de waarneembare wereld de<br />

enige ware werkelijkheid en maakt zo<br />

niet God, maar de aarde tot het vertrekpunt<br />

van de natuurwetenschappelijke<br />

kennis. Maar al is de natuur niet<br />

door God voor de mens ontworpen,<br />

men acht het wel vanzelfsprekend dat<br />

de mens, als enige redelijk wezen op<br />

aarde, de natuur geheel voor zijn<br />

diensten mag aanwenden. Wetenschappers<br />

en filosofen vinden dat de natuur<br />

op de pijnbank gelegd moet worden<br />

om haar geheimen te ontfutselen.<br />

Onder het mes van de rationele ontleding<br />

verliest de natuur al haar mysteriën<br />

en mystiek. De geheimen die de<br />

natuur aan de natuurwetenschap prijsgeeft,<br />

krijgen vorm in nieuwe technieken,<br />

die de onbezonnen roofbouw op<br />

de natuur in gang zetten. Alle terughoudendheid<br />

om het ingrijpen in het<br />

werk van God wordt losgelaten. De<br />

natuur wordt gezien als een nuttige,<br />

maar neutrale grondstof voor de<br />

realisering van de beschaving en de<br />

vervolmaking van de aarde. De hardheid<br />

van de technische en industriële


eschaving is aanleiding voor tal van<br />

tegenbewegingen: de Romantiek en<br />

Jugendstil geven met name in de kunst<br />

uiting aan het gemis aan verbondenheid<br />

tussen de mens en de natuur. Het<br />

meest overtuigende bouwkundig<br />

statement komt van Frank Lloyd<br />

Wright (1867-1959), die vanaf 1910 de<br />

fundamenten van de contextuele<br />

architectuur vernieuwt. Wright is<br />

opgegroeid op het weidse platteland<br />

van Wisconsin en heeft daar een diepe<br />

liefde voor de natuur ontwikkeld. Hij<br />

benadert, in tegenstelling tot de wetenschap<br />

en het opkomende Modernisme,<br />

de natuur dan ook in mythische termen.<br />

Hij beseft dat de aarde zonder<br />

het respect van mens gedoemd is tot<br />

een dorre, dode planeet.<br />

Wright’s liefde en respect voor de<br />

natuur komen tot uitdrukking in zijn,<br />

op de natuurlijke omgeving geënte,<br />

bouwwerken. Door nieuwe bouwtechnieken<br />

toe te passen en voor de constructie<br />

natuurlijke, onbewerkte materialen<br />

uit de directe omgeving te gebruiken,<br />

zijn de bouwwerken verlengstukken van<br />

het aardoppervlak, waarin de natuur zich<br />

spiegelt. Met de verwezenlijking van<br />

Falling Water in 1935-1939 oogst Wright<br />

wereldwijd erkenning, maar net zo snel<br />

vallen zijn ideeën over natuurlijk<br />

bouwen uit de gratie, om redenen die<br />

alleen uitgelegd kunnen worden als de<br />

wispelturigheid en oppervlakkigheid van<br />

de stilistische mode én omdat zijn werk,<br />

net als dat van Gaudi, niet met succes<br />

gekopieerd kan worden zonder in een<br />

banale karikatuur te vervallen.<br />

De natuur op de agenda<br />

In de jaren zeventig wordt voor het eerst<br />

de ecologische schade, ontstaan door<br />

pesticiden, industrieel afval en<br />

luchtvervuiling, beschreven. De dreiging<br />

van een ecologisch armageddon vormt<br />

de aanleiding tot een grote bezorgdheid<br />

onder een brede kring in de westerse<br />

samenleving. Een stroom aan<br />

publicaties volgt, dringende oproepen<br />

aan de wereld om de aarde duurzaam<br />

te ontwikkelen, zodat wordt ‘voorzien<br />

in de behoefte van de huidige generatie,<br />

zonder daarmee voor de toekomstige<br />

generaties de mogelijkheden in<br />

gevaar te brengen om in hun behoeftes<br />

te voorzien ‘(Oorden van onthouding,<br />

1998).<br />

Nog voordat de woorden ecologie,<br />

milieu en duurzaamheid bestonden,<br />

bemerkt de Oostenrijkse kunstenaar<br />

Friedensreich Hundertwasser (1928-<br />

2000) het misbruik van de aarde en de<br />

verbreding van de kloof tussen mens,<br />

Falling Water, Wright 1935-1939<br />

architectuur en natuur. Hij trekt ten<br />

strijde tegen het rationele, steriele<br />

Modernisme met (naakt-)demonstraties<br />

en manifesten. De acties van<br />

Hundertwasser komen vaak ongeloofwaardig<br />

over, maar zijn desondanks<br />

uitingen van precieze en vooruitstrevende<br />

gedachten over de natuur en de<br />

toekomst van de architectuur. Hij<br />

streeft naar een natuur- en mensvriendelijke<br />

manier van bouwen. Daartoe<br />

moet de mensheid een vredesverdrag<br />

aangaan met de natuur, ‘de enige<br />

TOPOS / 01 / 2003 9


scheppende, boven ons gestelde macht<br />

waarvan de mens afhankelijk is’ en<br />

moeten architecten de goddeloze<br />

rechte lijn verlaten, ‘want in de natuur<br />

is niets recht’ (Hundertwasser, 1983).<br />

Hundertwasser benoemt zichzelf tot<br />

‘architectuurdokter’ en poogt met twee<br />

instrumenten de reeds bestaande, zieke<br />

Modernistische bouwwerken te genezen.<br />

Allereerst introduceert hij het raamrecht,<br />

dat inhoudt dat bewoners het recht<br />

moeten hebben om zelf uit het raam te<br />

leunen om de buitenmuur naar eigen<br />

inzicht te veranderen, zover hun arm<br />

strekt. In de herhaling van dezelfde<br />

ramen naast en onder elkaar, herkent<br />

Hundertwasser de kenmerken van de<br />

Duitse concentratiekampen. Het<br />

raamrecht, dat wettelijk vastgelegd moet<br />

worden, is dé manier om uiting te geven<br />

aan de individualiteit van zowel de<br />

woningen als de mensen. Daarnaast<br />

pleit Hundertwasser voor de invoering<br />

van de boomplicht, om de dialoog tussen<br />

10<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

mens en natuur nieuw leven in te<br />

blazen. Hij doelt hiermee op de plicht<br />

van architecten om de vrije natuur een<br />

rechtmatige plaats in de stad te geven.<br />

Om de natuur zowel de stad als in de<br />

gebouwen terug te brengen, plaatst<br />

Hundertwasser zelf in bestaande<br />

gebouwen de boomhuurders, bomen met<br />

de wortels in de kamer en de bladeren<br />

uit het raam. De boomhuurders, die<br />

maar weinig ruimte nodig hebben,<br />

werken als klimaatverbeteraars en betalen<br />

de huur met zuurstof en schoonheid.<br />

De oplossingen van Hundertwasser<br />

wordt overal in Europa afgedaan als de<br />

capriolen van een dwaze kunstenaar.<br />

Alleen de gemeente Wenen omarmt<br />

voorzichtig de bouwmodellen van<br />

Hundertwasser en realiseert er enkele. De<br />

bouwwerken hebben veelzeggende<br />

namen als ‘flatweidenhuis’, ‘terrashuis<br />

voor veel bomen en veel mensen’ en<br />

‘spleetogenhuis’, liggen diep verzonken<br />

in het landschap en geven door middel<br />

van dakbegroeiing datgene terug aan<br />

de natuur dat het bouwwerk op het<br />

maaiveld ontneemt.<br />

De volgende stap: natuur door fusie<br />

De ideeën van Hundertwasser hebben<br />

nooit de door hem gewenste natuurlijke<br />

bewustwording en revolutionaire<br />

ommezwaai in de architectuur teweeg<br />

gebracht, maar veel van zijn gedachten<br />

wel zijn overgenomen in de grondslagen<br />

van het ecologisch ontwerpen. Het<br />

vertrekpunt is de veronderstelling dat<br />

íeder ontwerp een zekere weerslag heeft<br />

op zijn omgeving, waarvan de reikwijdte<br />

niet wordt afgebakend door wettelijke<br />

grenzen, kavelgrenzen of muren, maar<br />

door het ecosysteem waarin het zich<br />

bevindt. Het ecosysteem heeft natuurlijk<br />

bepaalde grenzen, afhankelijk van de<br />

biotische en a-biotische eigenschappen<br />

van zowel de bovengrond als de<br />

ondergrond. Het totaal van interacties<br />

tussen biotische en a-biotische compo-


nenten van alle ecosystemen binnen de<br />

biosfeer, en de eindige hoeveelheid van<br />

de aarde’s energie en materiaalbronnen,<br />

is de ecologische context waarbinnen<br />

alle ontwerpactiviteiten zich afspelen.<br />

Ecologisch ontwerpen voegt zich<br />

naar de ecologische context en streeft<br />

naar een minimale weerslag van alle<br />

ontwerpactiviteiten op de landschappen,<br />

de ecosystemen en de hulpbronnen<br />

van de aarde. Het impliceert niét<br />

het onthouden van de aarde van menselijke<br />

interactie of het verhinderen<br />

van alle verandering op aarde. Het<br />

gaat om het relateren van menselijke<br />

activiteit aan de aarde op een onschadelijke<br />

manier. Daarmee beoogt het<br />

een fysieke fusie van het ontwerp met<br />

de aarde en een visuele fusie met het<br />

landschap, vanuit een diepe verbondenheid<br />

van de architectuur met de aarde en<br />

de natuur. Het hoofdmotief van<br />

ecologische ontwerpen betreft zorgvuldige<br />

inbedding van het landschaps-<br />

ontwerp in de boven- én ondergrond<br />

van de omgeving. De inbedding in de<br />

ondergrond begint op de regionale<br />

schaal, omdat de ecologische context<br />

van het ontwerp vaak nauw samenhangt<br />

met de geomorfologische en<br />

hydrologische ondergrond. Zorgvuldigheid<br />

houdt op deze schaal in dat de<br />

bodem- en watereigenschappen van de<br />

ondergrond zo min mogelijk ten<br />

slechte veranderd worden. Het ontwerp<br />

is daarom bij voorkeur een<br />

gesloten systeem van water, energie en<br />

afval. Op de schaal van de plek is de<br />

inbedding van het ontwerp in de<br />

ondergrond zodanig, dat de schade aan<br />

de omgeving tijdens en na de aanleg<br />

minimaal is, door bijvoorbeeld een<br />

minimale hoeveelheid grondverzet.<br />

Aan de bovengrond gaat het ecologische<br />

landschapsontwerp verder dan de<br />

gangbare contextuele ontwerpbenadering.<br />

Het streven is de fysieke en<br />

esthetische versmelting van het ont-<br />

L: Hundertwasser-Haus, Hundertwasser<br />

1977-1986<br />

R: Parc G¸ell, Gaudi 1900-1914<br />

werp met het landschap en de natuur.<br />

Zo veel mogelijk ruimte en vrijheid<br />

wordt daarom gegeven aan het natuurlijke<br />

landschap. Wanneer geen sprake is<br />

van een natuurlijke omgeving, maakt<br />

het ecologische landschapsontwerp<br />

natuurlijke processen mogelijk door<br />

een voorwaardenscheppende rol op<br />

zich te nemen. Uiteindelijk weerspiegelt<br />

het ontwerp niet alleen landschap<br />

en natuur, maar ís het ontwerp landschap<br />

en natuur. De natuurgerelateerde<br />

toepassing van vorm, kleur, materiaal en<br />

techniek maakt dit mogelijk:<br />

Vorm - Het landschapsontwerp is een<br />

medium tussen de mens en de natuur.<br />

In de vormentaal van een op ecologische<br />

uitgangspunten geënt ontwerp gaat<br />

daarom een symboliek schuil die de<br />

verbondenheid van de mens met de<br />

natuur benadrukt. Aan het begin van<br />

het Modernisme worden versieringen<br />

uit het ontwerp verbannen en de rechte<br />

lijn, het gladde en het gelijke tot de<br />

nieuwe norm uitgeroepen. In de natuur<br />

komt geen rechte lijn voor. Sterker nog,<br />

tijd en natuur breken zelfs iedere<br />

kunstmatige rechte lijn af. De ‘tand des<br />

tijds’ versiert oppervlakken door<br />

scheurtjes en roest te laten ontstaan, de<br />

natuur geeft leven aan oppervlakken<br />

door er mos op te laten groeien. Oude<br />

muren, oude boerderijen en oude<br />

landschappen zijn mooi, omdat de tijd<br />

en de natuur ze door verwering en<br />

begroeiing onregelmatig gevormd<br />

hebben. In plaats met rechte lijnen en<br />

egale vlakken te trachten ontwerpen<br />

dood en tijdloos te houden, kunnen de<br />

natuur en tijd juist een bijzondere rol<br />

spelen in het ontwerp. De Ecocathedraal<br />

van Louis Le Roy is hét bewijs dat<br />

ontwerpen gaan leven dankzij de tijd en<br />

de natuur, en daardoor rijker worden.<br />

Kleur - Ook voor een natuurlijk gebruik<br />

van kleur valt een lans te breken, want<br />

kleur is in het landschapsontwerp een<br />

ondergeschoven kindje. Het gebeurt<br />

vaak dat de aan het landschap toegevoegde<br />

kleuren onderling, of met het<br />

TOPOS / 01 / 2003 11


landschap vloeken. Om dit te voorkomen<br />

moet het kleurgebruik in balans<br />

zijn met de kleuren van het landschap en<br />

de natuur. In Nederland werkt het<br />

natuurlijke landschap bijvoorbeeld<br />

hoofdzakelijk met twee kleuren: het<br />

groen van de vegetatie en het donkerbruin<br />

van de aarde. Deze kleuren<br />

kennen een oneindig aantal gradiënten<br />

en variaties. Desondanks komt in het<br />

natuurlijke landschap geen valse combinatie<br />

van kleur voor. Wanneer kleur,<br />

door inpassing of contrast, is afgestemd<br />

op de kleuren van de natuur, is<br />

het niet nodig dat een nieuwe kleur<br />

schril afsteekt bij het bestaande landschap.<br />

Materiaal - Hoewel de aarde vaak<br />

beschouwd wordt als een oneindige<br />

bron van materialen en een bodemloze<br />

put voor afval, is de aarde een gesloten<br />

systeem is met een eindige voorraad<br />

materiaal en een beperkte berging.<br />

Daarom wordt het materiaal in een<br />

ecologische ontwerpbenadering zeer<br />

zorgvuldig gekozen en toegepast.<br />

Ontwerpen kan gezien worden als een<br />

vorm van materiaal- en energiemanagement,<br />

waarbij hulpbronnen van de aarde<br />

door de ontwerper verzameld worden in<br />

een tijdelijke vorm, voor een bepaalde<br />

periode van gebruik. Aan het einde van<br />

de gebruiksperiode wordt de vorm<br />

afgebroken, en de materialen worden<br />

hergebruikt in de gebouwde omgeving<br />

of opgenomen in de natuurlijke<br />

omgeving. De voorkeur voor gebruikt<br />

en herbruikbaar materiaal ligt voor de<br />

hand, alsook voor gebiedseigen,<br />

natuurlijk en ruw materiaal. Baksteen<br />

bijvoorbeeld is een geschikt materiaal,<br />

omdat, vergeleken bij aluminium,<br />

beton, of glas, weinig energie voor de<br />

productie nodig is, en het een natuurlijk<br />

en herbruikbaar is.<br />

Techniek - Een belangrijke rol in het<br />

ecologische landschapsontwerp is<br />

weggelegd voor de toepassing van<br />

innovatieve, ecologisch verantwoorde,<br />

technieken. Nieuwe technieken voor<br />

12<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Essai s˚r líarchitecture, Laugiers 1753. De natuurlijke, levende boomhut wordt gepropageerd<br />

als het model voor een architectuur die enkel uit de ëessentiÎleí delen bestaat.<br />

waterretentie, energiebehoud en afvalverwerking,<br />

kunnen de footprint van een<br />

ontwerp op de ecologische context<br />

verminderen. Wat afvalverwerking en<br />

energiebehoud betreft, blijkt het in de<br />

varkenshouderij, waar het afzetten van<br />

mest een kostbare zaak is, bijvoorbeeld<br />

mogelijk de mest van varkens op eigen<br />

terrein in een bassin om te zetten in<br />

voedzame, en voor varkens smakelijke,<br />

algen. Voor de boer betekent dit een<br />

enorme kostenbesparing en voor de<br />

natuur de gunstige omzet van afval in<br />

energie.<br />

Toch staat techniek in het ecologisch<br />

ontwerp niet centraal of vormt het een<br />

doel op zich. De toepassing van techniek<br />

wordt gezien als de hoofdoorzaak van<br />

de natuurcrisis en het centraal stellen van<br />

de techniek, zoiets als de ziekte genezen<br />

met haar oorzaak. Voor de ecologisch<br />

ontwerper ligt daarom de oplossing<br />

voor de natuurcrisis niet uitsluitend in<br />

de toepassing van vernieuwende<br />

techniek, maar vooral in de versmelting<br />

van de gebruikte techniek, materiaal,<br />

kleur en vorm in het ontwerp, en met de<br />

natuur.<br />

Mystiek<br />

Ondanks de openbaring van de ecologische<br />

crisis, de publicatie van progressieve<br />

manifesten, en het ecologische<br />

pionierswerk van Wright, Gaudi en<br />

Hundertwasser, heeft de technische,<br />

industriële en economische vooruitgang<br />

de natuurbeweging verdrukt. Het geloof<br />

in de maakbaarheid van de wereld is<br />

groot; de overtuiging heerst dat de<br />

natuur gerepareerd kan worden met<br />

technische lapmiddelen. Ecologisch<br />

ontwerpen is daarom niet uitgegroeid<br />

tot een serieuze ontwerpbeweging, maar<br />

een onderstroom gebleven. De<br />

toepassing van de ecologische<br />

ontwerpideologie wordt in de praktijk<br />

beperkt tot het afvinken van een lijst<br />

toepasbare ecologische technieken en is<br />

gedegradeerd tot het zo groen mogelijk<br />

inkleuren van plankaarten. De


De huizen hangen aan de onderkant van de weiden, Hundertwasser 1970-1971. Het eerste idee voor het ëterrashuisí en het ëflatweidenhuisí op een<br />

schilderij.<br />

populariteit van de ‘ecologische’<br />

woonwijk, waarin de ecologie door<br />

projectontwikkelaars succesvol ingezet<br />

wordt als reclameleus, heeft alle kenmerken<br />

van een mode die net zo<br />

makkelijk aanwaait als overwaait. Wat<br />

voorheen een plantsoen wordt genoemd,<br />

heet nu een ‘ecologische zone’.<br />

Tegelijkertijd is de natuur onder de<br />

ontwerpers zelf helemaal niet populair<br />

en worden ecologische ontwerpmotieven<br />

vaak terzijde geschoven als truttig<br />

gehannes van natuurfreaks met grasdaken<br />

en paddenpoelen. Onbegrip,<br />

onwetendheid en onwil liggen hieraan<br />

meestal ten grondslag. De meeste<br />

landschapsontwerpers hebben weinig<br />

parate kennis van landschapsecologie.<br />

Nog maar al te vaak worden plangebieden<br />

bekeken als plekken met puur<br />

fysische eigenschappen, waarin de<br />

ontwerper een verandering aanbrengt.<br />

Ecosystemen worden gereduceerd tot<br />

een isoleerbare landschapslaag die, om<br />

het ontwerp te dienen, naar behoefte<br />

kan worden aangepast en gevormd.<br />

Hoewel ontwerpers de ecologische<br />

complexiteit van landschappen graag<br />

vergeten, is goed begrip van landschapsecologie<br />

essentieel, voordat een<br />

ontwerp aan een omgeving gerelateerd<br />

kan worden. Niet zelden dragen ontwerpers<br />

door onbegrip ongewild bij<br />

aan de omvangrijke schade aan het<br />

landschap en de natuur, een bijdrage<br />

die vooraf voorkomen had kunnen<br />

worden. Het ontbreekt echter aan een<br />

centrale, verenigende theorie over wat<br />

ecologisch ontwerpen is en hoe het<br />

toepast zou moeten worden. Zonder<br />

het theoretisch raamwerk is het niet<br />

makkelijk ecologische ontwerpgrondslagen<br />

te bestuderen en in de praktijk<br />

toe te passen. De esthetische basis van<br />

de huidige ontwerptheorie is erg smal<br />

en er wordt te veel belang gehecht aan<br />

illusionaire visioenen van technische<br />

oplossingen. Net als in de wetenschap,<br />

is er in de ontwerptheorie geen ruimte<br />

voor de mystieke verbondenheid<br />

tussen de mens, de natuur en de aarde.<br />

In het laatste schuilt de roep om bezinning<br />

en vernieuwing. Want de condensatie<br />

van een goed toepasbare ontwerptheorie,<br />

die zowel voorziet in de<br />

behoeften van de mens als van de<br />

natuur, en beide niet alleen technisch,<br />

maar ook mystiek opnieuw met elkaar<br />

verbindt, is noodzakelijk, om te voorkomen<br />

dat de mens zich in de toekomst<br />

louter met techniek omhult om te<br />

overleven.<br />

Literatuur:<br />

1. Achterberg, Wouter – samenleving, natuur en<br />

duurzaamheid, 1994<br />

2. Hundertwasser, Friedensreich - Architectuur, 1997<br />

3. Pfeiffer, Bruce Brooks – Frank Lloyd Wright, 1994<br />

4. Schouten, Matthijs, G.C. – De natuur als beeld in<br />

religie, filosofie en kunst, 2001<br />

5. Yeang, Ken – Designing with nature, 1995<br />

6. Wines, James – Green architecture, 2001<br />

TOPOS / 01 / 2003 13


Taal en wereld van meervoudig ruimtegebruik<br />

In dit artikel willen we ingaan<br />

op enkele types vooronderstellingen<br />

die we<br />

herkennen in de manier<br />

waarop meervoudig ruimtegebruik<br />

in het Nederlandse<br />

beleid en de<br />

literatuur gedefinieerd<br />

wordt. Een belangrijk<br />

gevolg van die vooronderstellingen<br />

in beleid en<br />

wetenschap is het<br />

genereren van ,<br />

voorspelbare oplossingen<br />

en schijnzekerheden in de<br />

beroepspraktijk. Die beroepspraktijk<br />

wortelt in<br />

dezelfde cultuur van<br />

enkelvoudigheid als beleid<br />

en wetenschap, een<br />

cultuur die werkelijke<br />

innovatie niet bepaalt<br />

stimuleert.<br />

Drs. Ir. Kristof Van Assche<br />

Promovendus Landgebruiksplanning<br />

Kristof.vanAssche@wur.nl<br />

Illustraties<br />

Kristof van Assche<br />

14<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Uiteenlegging van het concept<br />

Meervoudig ruimtegebruik is gebruik<br />

van de ruimte op een meervoudige<br />

manier. Dat is de meest triviale definitie<br />

die we kunnen geven van het concept<br />

meervoudig ruimtegebruik, een definitie<br />

die rechtstreeks afgeleid kan worden uit<br />

de naam van het begrip. Om te beginnen<br />

kunnen we een vraag stellen bij elk<br />

element van het concept. Wat is ruimte?<br />

Wat is meervoudig? Wat is gebruik? In<br />

die traditie wordt gebruik ingedeeld in<br />

categorieën, die de naam functies krijgen:<br />

functie wonen, functie landbouw etc…<br />

Ruimte is de ruimte zoals ze<br />

gedefinieerd werd in de traditie van de<br />

Nederlandse ruimtelijke ordening, een<br />

vlak waaraan gebruiksfuncties toegekend<br />

worden. Meervoudig ruimtegebruik is<br />

dan voor velen het combineren van<br />

verschillende functies in eenzelfde<br />

gebied, met gebied als een vlak op een<br />

kaart in een beleidsdocument.<br />

Nu is de scheiding van functies jarenlang<br />

een heilig huisje geweest in de<br />

Nederlandse Ruimtelijke Ordening:<br />

ordening stond vaak bijna synoniem aan<br />

scheiding van onderling verschillende<br />

elementen. Bij dat ordeningsdenken<br />

hoort allereerst het herleiden van de<br />

complexe werkelijkheid tot een beperkt<br />

aantal elementen (de gebruiksfuncties),<br />

die dan kunnen worden gecombineerd<br />

volgens bepaalde spelregels (de<br />

Ruimtelijke Ordening). Het bepalen van<br />

de spelregels kan dan weer volgens eigen<br />

spelregels gebeuren, en die laatste set van<br />

regels is de Nederlandse<br />

besluitvormingscultuur.<br />

Cultuur, beeld en realiteit<br />

In Nederland zijn waarden als helderheid,<br />

ordening, regelmaat, controleerbaarheid<br />

en gelijkheid hoog gerangschikt<br />

op de collectieve waarden-ladder, en ons<br />

inziens is dergelijke ideologische<br />

kleuring in het staatsbestel nergens beter<br />

te merken dan in de ruimtelijke<br />

ordening. Niet alleen zijn de resultaten<br />

van deze ordening zodanig dat het<br />

resultaat voor een buitenlander soms<br />

saai en gelijkvormig overkomt, ook zien<br />

we een gevaarlijke verwarring ontstaan<br />

tussen beeld en werkelijkheid. Hiermee<br />

bedoel ik dat de categorieën waarin door<br />

de ordeningswereld jaren is gedacht,<br />

categorieën die dus beïnvloed zijn door<br />

bredere culturele trends, een eigen leven<br />

zijn gaan leiden. Allerlei ambtenaren,<br />

planners, ontwerpers etc. schijnen<br />

werkelijk te denken dat een menselijk<br />

leven in zijn ruimtelijke component<br />

bestaat uit het vervullen van de functies<br />

‘wonen’ en ‘werken’ en dat werken uit<br />

de categorieën bestaat waarlangs een<br />

ministerie is ingedeeld. Zo wordt een<br />

parkbos plots van recreatie tot wonen<br />

wanneer er een huis in gebouwd is, en<br />

verdwijnen de recreatie- ambtenaren op<br />

de achtergrond om plaats te maken voor<br />

mensen die weinig van de zaak weten.<br />

Als ze vergaderen verdedigen ze een<br />

belang waarmee ze een ruimte<br />

associëren, terwijl het gaat om een aspect<br />

van menselijk gedrag.<br />

Dit is niet alleen een overschatting van<br />

het institutionele domein, maar ook een<br />

klassiek geval van een epistemologische<br />

fictie (epistemologie = kentheorie, de<br />

filosofie van kennis, realiteit en<br />

waarheid.....,red.). We mogen er nooit<br />

van uitgaan dat de werkelijkheid een<br />

afspiegeling is van de categorieën die wij<br />

gebruiken om haar te ordenen.<br />

Categorieën zoals die in de ruimtelijke<br />

ordening gedefinieerd werden, hebben<br />

een nut omdat ze dienen tot het<br />

ordenen van de ruimte. Dat is een<br />

instrumentele definitie volgens de logica,<br />

een definitie die zegt: iets is zo omdat<br />

het dat doet. Het is geen essentiële<br />

definitie, een definitie die tracht de<br />

essentie van dingen te omschrijven, de<br />

ware aard van een ding.<br />

Nu is het zo dat beeld en werkelijkheid<br />

na lang gebruik van een beeld makkelijk<br />

gaan samenvloeien. Bijvoorbeeld, als de<br />

grens van Slovenië maar net vastgelegd<br />

is, zijn we niet meteen geneigd te<br />

spreken van ‘de Sloveen’ als een<br />

bestaand type met een reëel veronderstelde<br />

inhoud. Daarnaast, naast de tijd<br />

als reden van gewenning, kunnen er


allerlei andere motieven bestaan bij een<br />

individu of in een groep om beeld en<br />

werkelijkheid, in dit geval gebruiksfuncties<br />

en reëel ruimtegebruik, te verwarren.<br />

Voor de Nederlandse situatie willen we<br />

betogen dat de reeds vermelde vorm van<br />

de collectieve waardenschaal, er mede toe<br />

geleid heeft dat men de planologische<br />

functies als los bestaande entiteiten is<br />

gaan beschouwen.<br />

Een dergelijk betoog kan heel simpel<br />

samengevat worden door te zeggen dat<br />

de wens de vader is van de gedachte en<br />

dat de eenmaal gekoesterde gedachte<br />

zichzelf versterkt. Anders geformuleerd:<br />

omdat de vermelde waarden van<br />

helderheid, eenvoud etc. zo belangrijk<br />

worden geacht, wil men graag dat de<br />

werkelijkheid echt zo in elkaar zit dat ze<br />

te organiseren valt volgens heldere,<br />

eenvoudige lijnen, met strikte scheidingen.<br />

Hier ligt een gemeenschappelijke<br />

voedingsbodem van ordenend en<br />

geordend Nederland. Wanneer de strikte<br />

scheidingen in de gedachten dan ook<br />

scheidingen in de geordende ruimte<br />

worden (en in de organisatie van<br />

groepen mensen die zich met ordenen<br />

bezig houden), dan krijgt men na een<br />

tijdje inderdaad de idee dat de<br />

werkelijkheid zich schikt naar de<br />

gedachten van de ordenaars. Andere<br />

landen moeten volgens dergelijke<br />

interpretatie gewoonweg beter naar de<br />

werkelijkheid kijken om te ontdekken<br />

hoe ze werkelijk in elkaar steekt en<br />

vervolgens beter sturen.<br />

Men vergeet soms dat andere landen<br />

geen objectieve ordeningsprincipes<br />

kunnen ontdekken in de realiteit omdat<br />

die er niet zijn, en omdat de ordeningsprincipes<br />

een cultureel bepaalde constructie<br />

zijn. Het vergeten van de<br />

constructie van het eigen systeem van<br />

begrippen en principes geeft er een<br />

onterechte realiteitswaarde aan en geeft<br />

ook de werkelijkheid een fel begeerde<br />

schijnhelderheid. Daarmee worden<br />

andere manieren van inrichting en<br />

ordening ook meteen inferieur of<br />

hoogstens onbegrijpelijk. (Zie ill.:<br />

“ordebegrippen in Nl en B”)<br />

Typerend in dit verband is trouwens<br />

ook de schijn- objectiviteit die wordt<br />

gegeven aan elk van de begrippen in het<br />

systeem. Als het systeem van de<br />

Ruimtelijke Ordening geobjectiveerd<br />

moet worden, dan moet een groot<br />

aantal van de begrippen die gehanteerd<br />

worden binnen dat systeem, ook een<br />

objectivering ondergaan. Met objectiveren<br />

wordt bedoeld het voorstellen van<br />

iets als objectieve werkelijkheid, terwijl<br />

het gaat om sociale constructies. Niet<br />

alleen in planningstijdschriften -waar<br />

buitenlandse voorbeelden een<br />

vergelijkbare drang tot objectivering van<br />

smaakoordelen vertonen- maar ook in<br />

de kranten en de andere media, worden<br />

waarden als ‘eenvoud’, ‘helderheid’,<br />

‘structuur’, ‘ordening’ en hun<br />

tegenpolen en aanverwanten, gepresenteerd<br />

alsof het om eenduidig omschreven<br />

begrippen zou gaan. Halen we nu<br />

even onze zuiderburen erbij, dan valt<br />

meteen op dat wat voor een Belg<br />

gestructureerd, eenvoudig, helder<br />

overkomt, voor een Nederlander vaak<br />

ongeordend, grillig, chaotisch is, terwijl<br />

een geordende ruimte volgens<br />

Nederlandse maatstaven voor een Belg<br />

soms eenvormig, saai, levenloos is.<br />

Het gaat er ons niet om, te bewijzen dat<br />

er cultuurverschillen tussen landen<br />

bestaan. Wel willen we aantonen dat er<br />

in Nederland speciale redenen zijn om<br />

die verschillen te vergeten. En dat die<br />

redenen alles te maken hebben met de<br />

objectivering van het Nederlandse<br />

TOPOS / 01 / 2003 15


16<br />

Meervoudig Fruitgebruik<br />

In deze illustratie wordt onderzocht<br />

wanneer in een bepaalde cultuur een<br />

gebruik van iets als meervoudig wordt<br />

ervaren. Ik tracht aan te tonen dat dit<br />

samenhangt met de indeling van de<br />

elementen of objecten die gebruikt<br />

worden. Door het voorbeeld van fruit te<br />

nemen, tracht ik bovendien aannemelijk<br />

te maken dat dit principe niet<br />

voortkomt uit eigenschappen van<br />

ruimte, maar uit eigenschappen van de<br />

manier waarop mensen hun werkelijkheid<br />

indelen volgens concepten en<br />

woorden gebruiken om die concepten<br />

aan te duiden. Daarom ook heb ik<br />

icoontjes van vruchten gebruikt in<br />

plaats van de woorden, om het onderscheid<br />

tussen woord en concept te<br />

benadrukken. In de vier culturen wordt<br />

fruit telkens anders ingedeeld, worden<br />

er andere namen voor gebruikt. De<br />

andere indeling van de vruchten,<br />

zichtbaar door een ander woordgebruik,<br />

geeft een andere perceptie van<br />

het fruit. Wanneer verschillende stuks<br />

genuttigd worden, zal dat ëgebruikí niet<br />

als meervoudig waargenomen worden,<br />

wanneer ze tot eenzelfde categorie of<br />

concept behoren.<br />

planningssysteem met de bijbehorende<br />

begrippen, door een ideaalbeeld van de<br />

samenleving en de werkelijkheid<br />

gekleurd. Als men denkt dat de wereld<br />

eigenlijk helder gestructureerd is, dan zal<br />

men er ook van overtuigd zijn dat<br />

begrippen als structuur, variatie, orde op<br />

objectieve wijze kunnen gedefinieerd<br />

worden. Ze worden immers gewoon<br />

teruggevonden in de wereld.<br />

Ruimte, tijd, meervoudigheid<br />

Nu kunnen we makkelijk een conclusie<br />

trekken over meervoudig ruimtegebruik.<br />

Dit komt in ordenend Nederland over<br />

als iets innoverends enkel en alleen<br />

omdat de net beschreven collectieve<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

verwarring bestaat tussen het categorieënsysteem<br />

van de ruimtelijke ordening<br />

en het reële gebruik van de ruimte.<br />

Sinds De Saussure weten we dat<br />

betekenis pas ontstaat wanneer in een<br />

veld van 1000 mogelijke nuances<br />

opposities worden gecreëerd. Wit<br />

betekent pas iets door zwart en goed<br />

door kwaad. En meervoudig ruimtegebruik<br />

betekent pas iets als er zoiets zou<br />

bestaan als enkelvoudig ruimtegebruik.<br />

Welnu, men mag er gerust van uitgaan<br />

dat zoiets buiten een bepaald<br />

planningssysteem en een groep mensen<br />

die daar helemaal van doordrongen is,<br />

geen enkele betekenis heeft. Het kan pas<br />

een aura van nieuwheid krijgen door dat<br />

vreemde, impliciete construct van<br />

enkelvoudig ruimtegebruik. (Zie:<br />

“meervoudig fruitgebruik”)<br />

Hieraan willen we toevoegen dat de<br />

ideeën over de indeling van de tijd<br />

samenhangen met ideeën over de<br />

inrichting van de ruimte. Als men<br />

veronderstelt dat de realiteit bestaat uit<br />

een aantal gebruiksfuncties van de<br />

ruimte, dan veronderstelt men meestal<br />

ook dat die functies in de tijd gescheiden<br />

zijn, dat men maar een ding tegelijk kan<br />

doen. Sommige antropologen spreken<br />

van monochrone versus polychrone<br />

culturen, waarbij Nederland dan zeker<br />

tot de monochrone culturen behoort,


culturen waarin men liefst duidelijke<br />

scheidingen in de tijd aanbrengt tussen<br />

verschillende types activiteiten, en tegelijk<br />

die activiteiten scherp afgrenst. Vergelijkt<br />

men bijvoorbeeld Nederland met<br />

Frankrijk en Italië, dan kan men zeggen<br />

dat in de zuidelijker landen de grens<br />

tussen arbeid en ontspanning heel<br />

anders gedefinieerd wordt, dat<br />

uitgebreide lunches en diners op kosten<br />

van de zaak niet zozeer als verspilling<br />

worden gezien, en niet als ongewenste<br />

vervaging tussen werk en vrije tijd. Ook<br />

zal een Italiaan sneller verspringen<br />

tussen verschillende taken en momenten<br />

van ontspanning, en zo op de<br />

Nederlander een chaotische indruk<br />

wekken, terwijl er gewoon een andere<br />

definitie van ordening in de tijd mee<br />

gemoeid is. (zie ill: monochrone en<br />

polychrone culturen.)<br />

Ordening van de tijd hangt dus samen<br />

met ordening van de ruimte. De neiging<br />

tot eenvoudige en eenduidige<br />

categorisering in de Nederlandse cultuur,<br />

samenhangend met de belangrijkheid<br />

van waarden als eenvoud, helderheid,<br />

ordening, structuur, organisatie, leidde<br />

tot de ontdekking van meervoudig<br />

ruimtegebruik als concept, terwijl het een<br />

product is van het bestaande<br />

referentiekader, dat het kader niet<br />

verandert. Blijkbaar wil men wat<br />

nieuws; de perceptie bestaat dat de<br />

bestaande oplossingen niet goed<br />

genoeg werken. Om werkelijk tot<br />

nieuwe inzichten te komen over meervoudig<br />

ruimtegebruik en vandaar tot<br />

nieuwe toepassingen, zal men allereerst<br />

meer inzicht moeten krijgen in de<br />

culturele wortels van het Nederlandse<br />

planningssysteem. Men zal moeten<br />

trachten na te gaan of de culturele<br />

categorieën die schuilgaan achter het<br />

huidige planningssysteem, nog aansluiten<br />

bij de hedendaagse cultuur, of dat<br />

ze eerder nog passen bij een mens en<br />

een maatschappelijke organisatie uit de<br />

jaren ’50.<br />

Traagheid van referentiekaders<br />

Vanzelfsprekend kan een planningssyteem,<br />

omdat ze een geïnstitutionaliseerde<br />

praktijk is, en omdat ze een<br />

continuïteit moet garanderen, zich niet<br />

snel aanpassen aan maatschappelijke<br />

veranderingen. Daar is niks mis mee,<br />

maar momenteel lijken de grenzen<br />

bereiktMijns inziens is de tijd gekomen,<br />

om eens grondig te bekijken of de frictie<br />

tussen de geïnstitutionaliseerde<br />

gedachtenwereld achter de bestaande<br />

ruimtelijke ordening en de rest van de<br />

maatschappij, ondertussen niet te groot<br />

is geworden. Weliswaar zorgt een<br />

gemeenschappelijke cultuur van<br />

ordenaars en geordenden ervoor dat het<br />

referentiekader zo lang doorleeft en dat<br />

er nog successsen geboekt worden.<br />

Tegelijkertijd ziet men verschillen<br />

ontstaan tussen de twee culturen. Naast<br />

de vermelde objectivering van het<br />

systeem van planningsbegrippen zou<br />

deze verschuiving een tweede reden<br />

kunnen zijn voor de waargenomen<br />

problemen in de Ruimtelijke Ordening,<br />

problemen waarvoor meervoudig<br />

ruimtegebruik een oplossing zou<br />

moeten geven.<br />

Dat zou kunnen betekenen dat een<br />

herziening van het planningssysteem<br />

zich opdringt vanuit nieuwe culturele<br />

categorieën. Het zou ook kunnen<br />

betekenen dat men niet twijfelt en<br />

voortgaat op de ingeslagen weg. Indien<br />

dat gebeurt, dient men er zich wel<br />

TOPOS / 01 / 2003 17


eter van bewust te zijn dat meervoudig<br />

ruimtegebruik als concept niets<br />

nieuws kan brengen, zolang men de<br />

rest van het begrippenkader ongemoeid<br />

laat. Zolang men blijft uitgaan<br />

van de fictie van de mogelijkheid van<br />

enkelvoudig ruimtegebruik, is men<br />

gedoemd in repeterende denkpatronen<br />

te vervallen.<br />

Dat kan men meteen afleiden uit het<br />

gros van de uitwerkingen en voorbeelduitwerkingen<br />

van het concept<br />

meervoudig ruimtegebruik in de pers en<br />

in beleidsdocumenten. Vaak gaat men<br />

letterlijk functies stapelen en hoe meer<br />

gestapeld en hoe meer uiteenlopend de<br />

functies hoe beter en hoe verrassender<br />

het wordt gevonden. Een dergelijke<br />

uitwerking en een dergelijke appreciatie<br />

valt volgens ons te verklaren uit de<br />

hogerop beschreven fenomenen van<br />

taal en werkelijkheid. Iets is meervoudig<br />

als er meerdere elementen in<br />

eenzelfde gebied aanwezig zijn. De<br />

meest letterlijke vertaling van in hetzelfde<br />

gebied aanwezig zijn, is de<br />

stapeling. Daarbij ziet men meteen de<br />

meervoudigheid, is de definiëring van<br />

de meervoudigheid het helderst en dus<br />

hier het aantrekkelijkst. Bovendien hangt<br />

het effect af van de afgrenzing van de<br />

afzonderlijke elementen en de afstand<br />

die hiertussen wordt ervaren. (Zie ill.:<br />

“meervoudigheid door contrast”)<br />

18<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Slotvoorbeeld<br />

Wanneer werk, ontspanning en wonen<br />

als in ruimte en tijd gescheiden functies<br />

zijn waargenomen gedurende lange tijd,<br />

dan wordt een combinatie van die<br />

functies plots gepercipieerd als een sterk<br />

voorbeeld van het nieuwe concept<br />

meervoudig ruimtegebruik. In Italië, of<br />

in andere meer polychrone culturen,<br />

waar de functies in ruimte en tijd minder<br />

gescheiden zijn, zal dat voorbeeld<br />

minder sterk overkomen. Het kan<br />

immers geen aantrekkingskracht<br />

ontlenen aan contrasterend<br />

waargenomen functies. Meer zelfs,<br />

vermoedelijk komt het hele concept<br />

niet als iets nieuws over. Paradoxaal<br />

genoeg zullen weinig Nederlanders dan<br />

weer bereid zijn het Italiaanse model<br />

van ruimtelijke ordening als voorbeeld<br />

te nemen. Met andere woorden: een<br />

consequent doorgedacht en vernieuwend<br />

meervoudig ruimtegebruik zou<br />

in Nederland wel eens een culturele<br />

schok kunnen veroorzaken. In dat<br />

perspectief is het helemaal niet zo<br />

vreemd dat het culturele systeem<br />

zichzelf reproduceert en dus be-


schermt. De reproductie van de cultuur<br />

toont zich momenteel in de taal en<br />

werkelijkheid van meervoudig ruimtegebruik<br />

en vormt ongetwijfeld een<br />

hindernis voor innovatie. Wil men<br />

meervoudig ruimtegebruik werkelijk<br />

innovatief inzetten om ruimtelijke<br />

problemen in Nederland op te lossen,<br />

dan kan men er niet omheen de culturen<br />

van ordenaars en geordenden<br />

grondig te bestuderen, om vervolgens<br />

pas te beslissen of men bepaalde<br />

ideeën en categoriseringen daaruit wil<br />

volgen of veranderen. Pas daarna heeft<br />

het zin om met uitwerkingen te komen<br />

en die als vernieuwend te bestempelen.<br />

Op dit moment is denken en doen met<br />

betrekking tot meervoudig ruimtegebruik<br />

nog teveel geworteld in een<br />

cultuur van enkelvoudigheid.<br />

Met dank aan Marjan Hidding en<br />

Ronald van Ark voor commentaar op<br />

eerdere versies van dit artikel<br />

Literatuur:<br />

Droste, F.G., Taal, teken en werkelijkheid. Een<br />

semiotische theorie, Den Haag, 1996.<br />

Faludi, A., Valk, A. Van Der, Rule and order. Dutch<br />

planning doctrine in the twentieth century, Dordrecht,<br />

1994.<br />

Gamut, L.T.F., Logica, taal en betekenis, Utrecht-<br />

Antwerpen, 1982.<br />

Ginkel, R. Van, Notities over Nederlanders. Antropologische<br />

Reflecties, Amsterdam, 1997.<br />

Woud, A. Van Der, Het lege land. De ruimtelijke orde<br />

van Nederland 1798- 1848, Amsterdam, 1987.<br />

Praktijk en uitvoering<br />

Wie wenst er niet iets uitgevoerd te zien van eigen hand. Het<br />

liefst zo groot en duur mogelijk. Waar je trots doorheen kunt<br />

wandelen met vrienden en familie. Waar je een half jaar voor<br />

oplevering naar toe kan rijden met de auto om in de lege<br />

velden opgespoten zand alvast de contouren te ontdekken van<br />

wat komen gaat. En al die tijd overtuigd blijven van je idee, je<br />

verkneukelen in het feit dat je de juiste beslissingen hebt<br />

genomen. Dat je het ze allemaal zal laten zien, al degenen<br />

die het niet met je eens waren tijdens de werkbesprekingen.<br />

Al degenen die dachten dat het niet zou werken, in het echt,<br />

ruimtelijk, met echte mensen erbij.<br />

Je kunt je ook stiekem uitgeven voor een geÔnteresseerde<br />

bewoner in de buurt. Om een paar dingen te vragen aan de<br />

aannemerslieden die je plan uitvoeren. En dan krijg je te<br />

horen dat ze het zo leuk vinden om eraan te werken en dat<br />

het zoín intelligent plan is. Echt goed over nagedacht en<br />

eindelijk eens een ontwerp dat de bestaande bomen goed<br />

spaart en in zich opneemt.<br />

En je kunt er dan, als je gepensioneerd bent, rondleidingen in<br />

verzorgen. Dan kun je met een bus vol fans langs alle plannen<br />

die uitgevoerd zijn. Met het boek dat over je is geschreven op<br />

hun schoot maken ze allemaal fotoís die ze thuis aan de<br />

wand hangen. ìGreat work, mister Ronckenî, ìYou really fit<br />

well in the tradition of the post-structural modernists, but with<br />

a slightly distinctive brew of romanticismî. Heerlijk al die<br />

aandacht.<br />

En dan wordt je opgebeld. Of je even langs wilt komen op de<br />

bouw want ze zijn op een gasleiding gestoten die niet op<br />

tekening stond. Je rijdt op een onverlichte straat het bouwterrein<br />

op, de houten werkkeet in. Een gepikeerde opdrachtgever,<br />

zijn assistent en de aannemer kijken je gretig aan. ìWij<br />

zien maar een oplossing, meneer Ronckenî, ìAls we deze<br />

weg nu verleggen naar het zuiden en dan de boel dichtplanten<br />

met bodembedekkers, zodat het lege traject van de gasleiding<br />

niet te zien is, dan past het nog binnen het budget, met<br />

een lichte afwijking ten opzichte van uw oorspronkelijke planî.<br />

Je kunt wel door de grond zakken. Welke *%@#-el heeft die<br />

gasleiding over het hoofd gezien. De bouw moet door, het<br />

paradijs moet gebouwd, en het meerwerk van de aannemer<br />

wil ik niet op mijn bordje krijgen. Erover denken kun je, morgenvroeg<br />

moeten ze het weten, want dan komt de dure<br />

dragline met hoogwerker die ze hebben besteld. Anders wordt<br />

de hele bouw uitgesteld tot het voorjaar. Happy days. Waarom<br />

moest ik dan ook zonodig een eigen bureau beginnen.<br />

PR<br />

TOPOS / 01 / 2003 19


De Standaard Architect<br />

Verkeer, vervoer en infrastructuur:<br />

begrippen die<br />

direct samenhangen met<br />

welvaart, leefbaarheid en<br />

veiligheid. Zeker in een<br />

land als Nederland, laag<br />

gelegen aan de Noordzee,<br />

doorkruist door grote rivieren,<br />

niet alleen een van<br />

de dichtstbevolkte landen<br />

ter wereld, maar ook vooraanstaand<br />

als<br />

distributieland en gateway<br />

van Europa. Door velen<br />

wordt Nederland ook wel<br />

het ìHong Kongî van het<br />

westen genoemd. In die<br />

omstandigheden vraagt<br />

het instandhouden van<br />

welvaart, leefbaarheid en<br />

veiligheid om steeds meer<br />

specialistische kennis.<br />

J.G.R. van den Berg<br />

Hoofd voorlichting CROW<br />

www.CROW.nl<br />

20<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Nederland anno nu<br />

Deze kennis is nodig om de vragen uit<br />

de praktijk te kunnen beantwoorden.<br />

Deze kennis is heden ten dage verspreid<br />

over de vele beroepsgroepen die<br />

Nederland zoal kent, waaronder de<br />

landschapsarchitectuur. Landschapsarchitecten<br />

hebben een groene ziel, wat is te<br />

herkennen in de grote creativiteit en<br />

diversiteit waarmee vele projecten het<br />

licht zien. Als je een willekeurig persoon<br />

in je omgeving vraagt hoe deze een<br />

landschapsarchitect zou omschrijven, is<br />

het veel gehoorde antwoord: “Dat is een<br />

ontwerper die alleen maar aan boompjes<br />

denkt en mijn auto kan ik er nooit<br />

kwijt.”<br />

Zie hier een klaarblijkelijk imagoprobleem,<br />

of toch iets anders? Het is<br />

duidelijk dat een aantal zaken nader uit<br />

de doeken gedaan dient te worden.<br />

Babylonische spraakverwarringen alom<br />

zoals bijvoorbeeld Duurzaam Bouwen.<br />

Kortgeleden vond de Nationale DuBo<br />

Dag 2002 te Rotterdam plaats. Het<br />

kenmerkende op deze dag was de<br />

nadruk op “huizen bouwen”. Het<br />

begrip bouwen gaat echter veel verder,<br />

met name daar waar het de infrastructuur<br />

raakt: zonder deze structuur geen<br />

wonen. Het is dus onmogelijk de<br />

koppeling hiertussen weg te laten.<br />

Deze koppeling tussen huizen bouwen<br />

en infrastructuur is voor de huidige<br />

landschapsarchitect in veel gevallen een<br />

ware kwelling. De artistieke vrijheid<br />

komt namelijk in het gedrang. Eerst het<br />

landschap, dan de weg. Veel van ons<br />

tegenwoordige landschap is geboren op<br />

de tekentafel. Groei zorgt voor<br />

verdrukking en de behoeften van<br />

mensen zijn aan het veranderen. Hier<br />

ligt dus een schone taak voor nu en in<br />

de toekomst.<br />

Landschapsarchitect als intermediair<br />

De landschapsarchitect wordt een acteur<br />

met vele rollen. Geld en verantwoordelijkheden<br />

zijn tegenwoordig belangrijke<br />

factoren in de ontwerpprocessen. Waar<br />

bestaat er nog een opdrachtgever die zal<br />

zeggen: “Bedenk maar wat en geld<br />

speelt geen rol!” Projectontwikkelaars<br />

hebben een grote rol in de processen<br />

rond landinrichting. Als architect is de<br />

rol hierin zeer divers.<br />

In de praktijk blijkt maar al te vaak dat<br />

afspraken niet goed worden vastgelegd.<br />

Opvallend hierbij is dat zelden<br />

afspraken op papier terug te vinden<br />

zijn. Ziehier al een bron van storing<br />

tijdens het ontwerpproces. Deze<br />

processen lopen echter in de pas met<br />

zoals het ook in de (infra)bouw gebruikelijk<br />

is. Denk hierbij aan initiatief-,<br />

programma-, ontwerp-, uitwerking-,<br />

prijsvorming-, uitvoering-, en afwikkelingsfase.<br />

Binnen deze fasen zie je de<br />

architect continu als intermediair<br />

bewegen tussen de opdrachtgevers en<br />

uitvoerende partijen. Dit wordt goed<br />

zichtbaar bij overlegsituaties, waarbij<br />

bovengenoemde partijen beide hun<br />

problemen in veel gevallen naar de<br />

architect verleggen. Dit is geen aantrekkelijke<br />

rol en vraagt om professionele<br />

opleiding en voorbereiding van<br />

landschapsarchitecten.<br />

Beslissingen, die in een vroege fase van<br />

het infrabouwproces worden genomen,<br />

zijn in vele opzichten vaak bepalend<br />

voor het uiteindelijke resultaat.<br />

Bovendien leert de ervaring dat,<br />

naarmate men een onjuiste beslissing<br />

later signaleert, de consequenties voor<br />

het herstellen daarvan sterk toenemen.<br />

Een voorwaarde voor een doeltreffend<br />

verloop van het infrabouwproces is


dan ook dat deskundigen, die beslissingen<br />

moeten nemen, in alle fasen en op<br />

elk gewenst moment, op eenvoudige<br />

en snelle wijze kunnen beschikken over<br />

de relevante gegevens.<br />

Deze deskundige is ook de landschapsarchitect.<br />

Hij zal zijn kennis verder<br />

moeten verdiepen om in het gehele<br />

proces nog zijn eigen ontwerp boven<br />

tafel te kunnen houden. Tijdens de<br />

studie Landinrichtingswetenschappen,<br />

binnen de specialisatie Landschapsarchitectuur,<br />

heb ik diverse malen ervaren dat<br />

bij de studenten materiaalkennis slechts<br />

een achtergrondruis is. Dat is jammer,<br />

want in de praktijk blijkt maar al te vaak<br />

dat juist hier de problemen ontstaan.<br />

Dit is natuurlijk het spanningsveld<br />

waarbinnen je je als architect beweegt,<br />

aangezien de artistieke vrijheid mogelijk<br />

door deze nadruk op materiaalkennis<br />

beïnvloed wordt. Niets is minder waar<br />

als je bedenkt dat er vele projecten twee<br />

tot drie maal over de kop gaan door<br />

“onkunde”op materiaalgebied. Wetgeving<br />

speelt hierbij een grote rol, bijvoorbeeld<br />

het Bouwstoffen Besluit, wat een<br />

directe invloed heeft op de toepassing<br />

van steenachtige bouwstoffen in en op<br />

de bodem. Grond heeft hier ook mee te<br />

maken, hetgeen al aangeeft dat je na de<br />

initiatiefase al hierover moet gaan<br />

nadenken, met onder andere deze<br />

wetgeving in je achterhoofd. Goede<br />

voorbereiding is een absolute noodzaak<br />

om je ontwerp op goede wijze door het<br />

doolhof van wetten en regels te dirigeren.<br />

Standaardisatie als hulp<br />

Het beschikbaar krijgen van relevante<br />

gegevens, zoals al eerder in dit artikel<br />

aangegeven, vereist afspraken met<br />

betrekking tot uitwisseling, zowel op<br />

papier als digitaal. Vanwege verschil in<br />

doelstelling en vakgebied van de<br />

verschillende deelnemers, kunnen<br />

barrières ontstaan binnen de diverse<br />

informatiestromen. Gebrek aan eenduidigheid<br />

en uniformiteit van informatie<br />

kan ook een (onnodige) oorzaak zijn<br />

van een dergelijke barrière. Ordening is<br />

hier de oplossing. In Nederland zijn<br />

afspraken gemaakt op gebied van de<br />

informatiecategorieën, te weten: de<br />

bedrijfsinformatie, projectinformatie en<br />

algemene informatie. Het voert hier te<br />

diep om gedetailleerd op deze<br />

categorieën in te gaan, met dien verstande<br />

dat de grenzen van deze categorieën<br />

niet definitief zijn.<br />

Zo kan bouwinformatie van de ene<br />

toestand overgaan in een andere.<br />

Bijvoorbeeld kan algemene informatie<br />

eenvoudig projectgebonden worden<br />

gemaakt, door deze in een bestek<br />

(document om het werk uit te kunnen<br />

voeren) over te nemen. Dit kan op<br />

diverse manieren plaats vinden. In<br />

Nederland is hiervoor de RAW®systematiek<br />

voor handen. Deze systematiek<br />

is bedoeld om eenduidig en juri-<br />

disch waterdichte contracten voor de<br />

uitvoering van werken in de boven-,<br />

en ondergrondse infrastructuur op te<br />

stellen. De toepassing van deze systematiek<br />

helpt de architect om zijn<br />

ontwerp naar een uitvoeringstechnisch<br />

document te vertalen, waarbij rekening<br />

wordt gehouden met onder andere de<br />

vele wetten en andere regelgeving.<br />

Deze werkwijze draagt bij aan goede<br />

communicatie in de ontwerpfase, maar<br />

ook in de uitvoeringsfase en verschaft<br />

hiermee alle betrokken partijen heldere<br />

uitgangspunten.<br />

Om een beeld te krijgen hoe sterk deze<br />

standaard systematiek in Nederland<br />

wordt toegepast is het al voldoende te<br />

vermelden dat op dit moment ca. 80 %<br />

van alle werken in de boven-, en<br />

ondergrondse infrastructuur met behulp<br />

van de RAW®-systematiek van ontwerp<br />

naar uitvoering zijn vertaald en in<br />

uitvoering komen.<br />

“Veel zaken laten zich niet standaardiseren,”<br />

is de vaak gehoorde opmerking<br />

van architecten. Gaat men echter dieper<br />

in op dit onderwerp, dan zal blijken dat<br />

vrijwel alles op enigerlei wijze is te<br />

standaardiseren. Zie hier de geboorte<br />

van de “Standaard Architect”. De<br />

praktijk zal leren dat de<br />

landschapsarchitect zijn creativiteit niet<br />

zal verliezen maar als een professionele<br />

deskundige, adviseur en gelijkwaardige<br />

partij, zijn ontwerp in alle fasen van het<br />

bouwproces de baas zal blijven.<br />

TOPOS / 01 / 2003 21


Van plannen tot planten<br />

De ontwerper wordt tegenwoordig<br />

teveel alleen<br />

gezien als aandrager van<br />

ideeÎn die dan door<br />

anderen wel uitgewerkt<br />

kunnen worden. Essentieel<br />

echter voor de goede<br />

uitvoering van een ontwerp,<br />

is dat de landschapsarchitect<br />

betrokken blijft bij het<br />

gehele planproces in al zijn<br />

facetten. Daardoor wordt de<br />

essentie van het ontwerp<br />

bewaakt en kan creatief<br />

worden ingespeeld op onvoorziene<br />

omstandigheden.<br />

Johan Vlug<br />

Vlug & Partners<br />

buro@vlugp.nl<br />

22<br />

Duurzame betrokkenheid van de landschapsarchitect gewenst<br />

Fotoís & Illustraties<br />

Vlug & Partners<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Maquette in diplomatenkoffer<br />

Het planproces vindt in toenemende<br />

mate in losse onderdelen plaats. Dit<br />

houdt ondermeer in dat aan een landschapsarchitect<br />

gevraagd wordt om een<br />

ontwerp te maken op een bepaald<br />

moment in de planfase. De ontwerper<br />

wordt steeds minder bij het gehele<br />

planproces betrokken. Wij hebben daar<br />

grote moeite mee, omdat er tijdens de<br />

realisatieperiode nog deeloplossingen<br />

ontworpen moeten worden en juist dan<br />

kansen kunnen worden benut die zich<br />

vaak bij toeval voordoen. Een goede<br />

realisatie van het ontwerp hangt daar nu<br />

juist in veel gevallen van af. De rol van<br />

een ontwerper is niet alleen het maken<br />

van een ontwerp, maar veel meer het<br />

volgen, het mee initiëren en het op<br />

allerlei manieren aansturen van het<br />

planproces met al z’n facetten. Er wordt<br />

veel over plankwaliteit gesproken, maar<br />

men handelt er in het planproces veelal<br />

niet naar. Plankwaliteit is afhankelijk van<br />

de intensiteit en de duurzame<br />

bemoeienis van alle betrokkenen. Een<br />

goed voorbeeld hiervan zijn de ervaringen<br />

bij de aanleg van de buitenruimte<br />

van Larenstein.<br />

Buitenruimteplan Larenstein<br />

Van 1990 tot en met 1995 zijn we op<br />

intensieve wijze betrokken geweest bij<br />

het planproces: van hoofdopzet tot<br />

verhardingsdetail. Vanaf het eerste begin<br />

is er nauw samengewerkt met de<br />

bouwcoördinator Ad Waverijn en de<br />

architect Hans Putter. Dat is achteraf<br />

gezien van groot belang geweest. Een en<br />

ander wordt duidelijk aan de hand van<br />

een aantal anekdotes. Ze laten een<br />

professionele werkhouding zien die in<br />

de beroepspraktijk van de landschapsarchitect<br />

noodzakelijk is.<br />

Maquette in diplomatenkoffer<br />

Aan het begin van het planproces<br />

speelden diverse vraagstukken een<br />

belangrijke rol, zoals de financiering, de<br />

situering van de nieuwbouw en de<br />

aanpassing van het bestemmingsplan.


Luchtfoto van het landgoed Larenstein<br />

Daarover moest met vele partijen<br />

overlegd worden in een bijzonder korte<br />

tijd. Hiervoor is in nauwe samenspraak<br />

met de bouwcoördinator en de architect<br />

door ons een voorlopig schetsontwerp<br />

gemaakt in de vorm van een maquette.<br />

We vroegen ons af of de maquette wel<br />

hanteerbaar genoeg was voor de<br />

vertegenwoordiger van Larenstein die<br />

het plan moest presenteren. De truc was<br />

om de maquette in een doorzichtige<br />

perspex diplomatenkoffertje te laten<br />

bouwen, zodat hij makkelijk mee te<br />

nemen was. Meer dan twee jaar lang is<br />

deze koffer vele malen gebruikt door de<br />

bouwcoördinator, de architect, de<br />

directie van Larenstein en diverse<br />

anderen om overleg te plegen over de<br />

bestemmingsplanprocedure, voor<br />

aanlegsubsidies van het Ministerie van<br />

LNV en in personeels- en<br />

omwonendenoverleg. Achteraf bezien<br />

heeft de koffer een belangrijke rol<br />

gespeeld in het verwerven van de nodige<br />

aanlegkosten. Het werkte zelfs zo goed<br />

dat het nog steeds gebruikt werd toen<br />

het ontwerp al op verschillende<br />

onderdelen grondig gewijzigd was.<br />

Ideaalbeeld en haalbaarheid<br />

Nadat het globale schetsplan was<br />

gemaakt is een masterplan voor de<br />

inrichting van de buitenruimte ontworpen.<br />

Hiermee werd een ideaalbeeld<br />

gegeven van een samenhangend complex<br />

van gebouwen en terreinonderdelen,<br />

waaronder de waterpartijen en<br />

bospercelen. Van een vrij onoverzichtelijk,<br />

in zichzelf gekeerd geheel en met<br />

een gecompliceerd programma van<br />

eisen, is een representatieve en goed<br />

functionerende buitenruimte gemaakt.<br />

De bouwcoördinator gaf het startsein<br />

om met het masterplan in de hand te<br />

zoeken naar mogelijkheden voor<br />

uitvoering van het plan én naar aanvullende<br />

uitvoeringsbudgetten. Gezamenlijk<br />

is toen op basis van het masterplan<br />

een uitvoeringsstrategie ontwikkeld<br />

waarbij ingezet is op essentiële onderde-<br />

len, zoals de assortimentstuin en de<br />

entreepartij met de fietsenstalling en de<br />

parkeerplaatsen. Het ontworpen watersysteem<br />

en het padennetwerk zijn sterk<br />

versoberd. In het uitvoeringsproces is<br />

ook gebruik gemaakt van fasering en<br />

‘werk-met-werk’maken. Vrijkomende<br />

grond en puin zijn gedeeltelijk gebruikt<br />

om grondheuvels mee op te werpen.<br />

Omdat de aannemer dat dan niet hoefde<br />

af te voeren, werd geld bespaard<br />

waarmee een vijver aangelegd kon<br />

worden. Een plotselinge vorstperiode<br />

werd daarbij meteen benut om de aanleg<br />

van de heuvel, een vijver en enkele<br />

oevers op de slappe grond mogelijk te<br />

maken. Stap voor stap zijn zo delen van<br />

het plan gerealiseerd. Deeluitwerkingen<br />

werden opgesteld als de uitvoering van<br />

het onderdeel zich op dat moment<br />

voordeed. Dat had niet gekund zonder<br />

een duurzame en intensieve betrokkenheid<br />

van de ontwerper.<br />

TOPOS / 01 / 2003 23


Ingangspartij met de onder een hoek geplaatste lichtmasten Groene parkeerkamers bij de entree<br />

Low budget kan leiden tot unieke<br />

oplossingen<br />

Het toegangspad, waarmee het hoofdgebouw<br />

wordt ontsloten, moest van<br />

opvallende verlichtingselementen<br />

worden voorzien. Daarvoor zijn drie<br />

voorstellen gemaakt, die allemaal te duur<br />

gevonden werden. Geïrriteerd hebben<br />

we toen geopperd om dan maar een<br />

voorstel te maken met de goedkoopste<br />

masten die we konden vinden. Bij een<br />

leverancier van verlichtingsarmaturen is<br />

documentatie aangevraagd. De goedkoopste<br />

verlichtingsmasten uit de folder<br />

bestonden uit een mast met een uithouderstuk<br />

onder een hoek van 15º. Al<br />

snel ontstond het idee om juist de<br />

masten scheef te plaatsen waardoor de<br />

uithouders horizontaal kwamen te<br />

hangen en de verlichtingsarmaturen<br />

midden boven het toegangspad. Deze<br />

budgetvriendelijke oplossing heeft sterk<br />

bijgedragen aan het karakteristieke<br />

24<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

beeld van de ingangspartij van Larenstein.<br />

De fietsenstalling, die vanwege de<br />

vereiste capaciteit een enorm oppervlak<br />

beslaat, moest volgens het ontwerp<br />

direct langs het toegangspad komen, in<br />

feite vlak voor het nieuwe hoofdgebouw.<br />

Het voordeel hiervan is dat<br />

iedereen er dan vanzelfsprekend z’n fiets<br />

stalt. Nog steeds staat het hoofdgebouw<br />

fiets- en autovrij in de ruimte. Dat is iets<br />

om als ontwerper trots op te zijn.<br />

Echter een dichte fietsenstalling voor het<br />

hoofdgebouw zou te veel zicht<br />

wegnemen, dus een hoge, transparante<br />

fietsenstalling was noodzakelijk. Het<br />

budget voor de fietsenstalling was laag;<br />

een geschikte fietsenstalling, qua prijs en<br />

afmeting, was niet te vinden. In die tijd<br />

had ik een afspraak in Londen. Ik reisde<br />

naar Schiphol en passeerde de tijdelijke<br />

ingangspartij die gemaakt was van een<br />

kasconstructie. Dat was de oplossing<br />

dacht ik plotseling: een hoge, transparante<br />

constructie én nog relatief goedkoop<br />

ook. En zo geschiedde.<br />

Het mooie is dat de fietsenstalling ook<br />

nog steeds van tijd tot tijd gebruikt<br />

wordt als receptie- en feestruimte.<br />

Uit het planproces van Larenstein blijkt<br />

dat een duurzame betrokkenheid van<br />

een ontwerper bij het project maakt dat<br />

de essentie van het ontwerp gerealiseerd<br />

kan worden ondanks dat er grote<br />

wijzigingen hebben plaatsgevonden.<br />

Vooral het laatste voorbeeld laat zien dat<br />

een bijzondere uitwerking van een<br />

bepaald onderdeel net zo essentieel kan<br />

zijn voor het eindbeeld als een strategische<br />

beslissing in het begin van het<br />

planproces. Wanneer de ontwerper op<br />

het goede moment reageert, kan het<br />

toeval ingezet worden bij de uitwerking<br />

en realisatie van een ontwerp.


Werkzaamheden tijdens de aanleg<br />

De maatschap Vlug & Partners (VLUGP) bestaat uit Johan Vlug,<br />

Menno Vergunst en Henk Schuitemaker. Allen hebben gestudeerd<br />

aan Larenstein T&L. Johan Vlug is tevens in Delft afgestudeerd<br />

als stedebouwkundige. Vlug & Partners is een bureau<br />

voor landschaparchitectuur en stedebouw en bestaat sinds<br />

1989. Sinds vijf jaar is het een maatschap met een wisselend<br />

aantal medewerkers. Gedurende de afgelopen jaren is een<br />

groot aantal projecten gedaan variÎrend van landschapsstudies<br />

tot stedebouwkundige ontwerpen en inrichtingsplannen. Kenmerkend<br />

voor het werk van vlugp zijn grote zorgvuldigheid en<br />

nauwkeurigheid: alles wordt precies en exact uitgewerkt. Originele<br />

en herkenbare ideeÎn moeten maakbaar zijn. Dat is ook<br />

wat veel opdrachtgevers waarderen. Daarom worden realistische<br />

visies ontwikkeld waarbinnen niet het ontwerp als eindproduct<br />

wordt beschouwd maar de daadwerkelijke realisatie<br />

ervan.<br />

Recente projecten zijn:<br />

- Inrichtingsplannen en stedebouwkundige visies voor twee<br />

deelplannen van de VINEX-wijk Floriande in Hoofddorp<br />

- Ontwerp voor een natuurvriendelijke oever langs het Amsterdam<br />

Rijnkanaal bij fort Nigtevecht<br />

TOPOS / 01 / 2003 25


Tiengemeten<br />

Vurig debat over een tijdloos eiland<br />

Tussen wens en werkelijkheid<br />

ligt vaak een weg van<br />

jaren. Het eiland Tiengemeten<br />

kan de ontbrekende<br />

schakel vormen voor natuur<br />

in de delta, maar de vruchtbare<br />

zeekleigrond is nu in<br />

landbouwkundig gebruik.<br />

Wat betekent de aanwijzing -<br />

door de provincie - als natuurontwikkelingsgebied<br />

voor de daar werkende boeren?<br />

Is ëleefbaarheidí iets<br />

van het gebied zelf, of kan<br />

dit net zo goed ten dienste<br />

staan van bewoners elders?<br />

Stichting RUW organiseerde<br />

op 28 september een excursie<br />

naar het veelbesproken<br />

eiland voor geÔnteresseerde<br />

Wageningse studenten en<br />

afgestudeerden. Is Tiengemeten<br />

symbool geworden<br />

voor de strijd tussen boeren<br />

en natuurorganisaties?<br />

Gerrit Kapteijns &<br />

Freek van Leeuwen<br />

Stichting RUW<br />

st.ruw@uni.student.wau.nl<br />

Fotoís<br />

Gertjan Jobse<br />

26<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Het eiland Tiengemeten ligt in het<br />

Haringvliet, midden tussen de Zuid-<br />

Hollandse eilanden. Een aantal jaren<br />

geleden is het eiland in bezit gekomen<br />

van Vereniging Natuurmonumenten.<br />

Tot dan toe werd het altijd gepacht door<br />

akkerbouwers, maar de vereniging wil<br />

van het eiland een natuurreservaat<br />

maken. Er is daarbij geen plaats meer<br />

voor landbouw. Op dit moment is er<br />

voor vijf van de zes boeren van<br />

Tiengemeten een vervangend bedrijf<br />

gevonden, een boer houdt nog stand.<br />

De vasthoudendheid van deze boer is in<br />

zekere zin symbool komen te staan voor<br />

de strijd tussen boeren en natuurorganisaties<br />

om de schaarse Nederlandse<br />

grond. Het verhaal zit ingewikkeld in<br />

elkaar.<br />

Tijdens de excursie van Stichting RUW<br />

naar Tiengemeten legt de boswachter<br />

van Natuurmonumenten uit waarom<br />

het eiland zo belangrijk is voor de<br />

natuurontwikkeling in de deltaregio van<br />

Zuid-Holland en Zeeland. “De<br />

afgelopen decennia, wellicht zelfs<br />

eeuwen, is er alleen maar natuur verdwenen<br />

uit Nederland. Telkens was de<br />

natuur het kind van de rekening. Nu pas<br />

begint men de waarde van natuurgebieden<br />

in te zien: voor recreatie, voor<br />

schoon water en schone lucht, voor de<br />

biodiversiteit en als leefgebied van vele<br />

planten en dieren. Het wordt nu eens<br />

tijd om land terug te geven aan de<br />

natuur. Langs de oevers van het<br />

Haringvliet worden al vele gronden<br />

ontwikkeld tot natuurgebied. Tiengemeten<br />

ligt hier in dat opzicht heel<br />

strategisch middenin, en kan zo een<br />

belangrijke functie vervullen in de<br />

verbinding van natuurgebieden, van de<br />

Biesbosch tot aan de Noordzee.<br />

Bovendien is Tiengemeten een belangrijke<br />

vogeltrekpleister, en vrij gemakkelijk<br />

te isoleren van menselijke invloeden,<br />

omdat het een eiland is.”<br />

Dit mag dan zo zijn, maar de studenten<br />

die mee zijn op de excursie hebben wat<br />

opmerkingen. Er ontstaat een discussie<br />

over de vraag of Natuurmonumenten<br />

met de ontwikkeling van Tiengemeten<br />

tot hoogwaardig natuurgebied de<br />

leefbaarheid van het platteland niet<br />

aantast. De boswachter reageert<br />

enigszins verbaasd met de opmerking<br />

dat er per jaar ongeveer 40.000 bezoekers<br />

verwacht worden. Voor deze bezoekers<br />

wordt de leefbaarheid juist groter, stelt<br />

zij. Echter, zo betogen de studenten,<br />

deze bezoekers komen uit Rotterdam,<br />

of een andere stad, maar in ieder geval<br />

niet uit de nabije omgeving. Feitelijk<br />

wordt dus toch een stuk sociaal leven<br />

van het platteland afgeknipt en<br />

veranderd in een soort tuin voor de<br />

stad.<br />

De leefbaarheid van het platteland is<br />

geen expliciet doel van Natuurmonumenten.<br />

Tiengemeten zoú wel weer een<br />

rol kunnen spelen voor de nabije<br />

omgeving. Bijvoorbeeld als de recreatieve<br />

functie er van kan worden geëxploiteerd.<br />

Dit kan in de vorm van een camping of<br />

bepaalde vormen van horeca.<br />

Natuurmonumenten ziet dergelijke<br />

ontwikkelingen echter vooral als middel<br />

voor het drukken van de kosten, en niet<br />

als doel op zich. Horecaondernemers die<br />

nu leegstaande gebouwen op<br />

Tiengemeten huren, besparen kosten<br />

(voor onderhoud e.d.) voor<br />

Natuurmonumenten. Natuurontwikkeling<br />

is het ware doel, zo benadrukt de<br />

boswachter nog eens. Ontwikkeling van<br />

de sociaal-economische functie van<br />

Tiengemeten op regionale schaal is dat<br />

niet.<br />

We bezichtigen de natuurontwikkeling<br />

op enkele plekken op het eiland, dat in<br />

de plannen wordt opgedeeld in drie<br />

stukken. Deze gedeelten krijgen de de<br />

namen ‘Weemoed’, ‘Weelde’, en ‘Wildernis’.<br />

In de plannen voor ‘Weemoed’ ligt<br />

de nadruk op de cultuurhistorische<br />

waarde van Tiengemeten. Enkele


waardevolle gebouwen worden gerestaureerd<br />

en opengesteld voor publiek. De<br />

‘Weemoed’ bevindt zich dan ook op het<br />

oudste stukje van Tiengemeten, aan de<br />

oostpunt van het eiland. De ‘Weelde’ is<br />

het middenstuk van het eiland. Daar<br />

wordt gemakkelijk toegankelijke natuur<br />

ontwikkeld. Het derde stuk, de<br />

Wildernis, omvat verreweg het grootste<br />

deel van het eiland. Hier wordt de<br />

natuur zo veel mogelijk met rust<br />

gelaten. De inrichting van dit gedeelte<br />

maakt het minder gemakkelijk toegankelijk<br />

voor recreanten.<br />

Nu al bestaat 300 hectare van de totale<br />

1000 hectare die Tiengemeten groot is,<br />

uit ruige natuur. Deze wordt voornamelijk<br />

gevormd door de zogenaamde<br />

Blanke Slikken, dit zijn buitendijkse<br />

stukken land die aangeslibt zijn. Een<br />

bezoek aan dit gebied behoorde ook tot<br />

het programma van de excursie: we<br />

hebben door dit gebied ‘gestruind’ om<br />

een idee te krijgen van hoe het grootste<br />

deel van Tiengemeten er in de toekomst<br />

uit zal zien.<br />

Bijzonder indrukwekkend is om door<br />

de uitgestrekte akkerlanden te wandelen<br />

met het besef dat het over een paar jaar<br />

moerassen en ruigtes zullen zijn. Ook<br />

de stilte van de leegstaande gebouwen<br />

geeft een beklemmend gevoel.<br />

De boswachter van Natuurmonumenten<br />

spreekt haar zorg uit over die<br />

leegstaande gebouwen: het is waarschijnlijk<br />

te kostbaar om alle gebouwen te<br />

behouden. Het is wrang om je te<br />

realiseren dat dit het einde zal zijn van<br />

het werk van generaties akkerbouwers<br />

die hier met hun familie leefden, werkten<br />

en vochten tegen de gevaren van het<br />

water. De boswachter vertelt dat voor<br />

veel mensen de omslag van het denken<br />

van ‘vechten tegen het water’ naar het<br />

‘doorsteken van dijken om de natuur<br />

weer de ruimte te geven’ groot is.<br />

Een ander discussiepunt tijdens de<br />

excursie is de bijna onoverzienbare<br />

bureaucratie rondom Tiengemeten.<br />

Deze wordt haarscherp in beeld gebracht<br />

door de documentaire van Digna Sinke,<br />

die we ter voorbereiding op de excursie<br />

met de deelnemers hebben bekeken. De<br />

documentaire geeft een goede impressie<br />

van het proces rondom de transformatie<br />

het agrarische land tot natuurgebied.<br />

De laatst overgebleven boer staat hierbij<br />

centraal. Iedere winter weer denkt hij dat<br />

dit nu wel echt het laatste jaar zal zijn,<br />

maar telkens blijkt er toch weer een<br />

nieuw jaar te komen. Het vertrek van<br />

zijn buren maakt het eiland wel stiller.<br />

Reden voor zijn achterblijven is dat<br />

Natuurmonumenten geen passend<br />

vervangend bedrijf wist te vinden voor<br />

hem. Toen hij er echter zelf op uit trok<br />

om een vervangend bedrijf te zoeken,<br />

was hem dat snel gelukt. Natuurmonumenten<br />

ging niet akkoord. De grondprijzen<br />

waren gestegen, en het bedrijf<br />

in kwestie werd te duur bevonden.<br />

Enkele jaren later vindt Natuurmonumenten<br />

wel een vervangend bedrijf.<br />

Maar nu heeft de boer zo zijn eisen.<br />

Kortom, het proces wordt steeds langer<br />

en duurt voort.<br />

Ondertussen doet zich naast dit proces<br />

een andere ontwikkeling voor. Het<br />

interview wordt afgewisseld met<br />

beelden van talloze studieclubs, projectteams,<br />

stuurgroepen en kerngroepen die<br />

zijn ontstaan Rondom de kwestie van<br />

Tiengemeten. Deze groepen proberen<br />

keer op keer al fietsend op Tiengemeten<br />

‘voeling’ met het gebied te krijgen, of<br />

laten in ‘creatieve sessies’ hun fantasie<br />

los over de inrichting van het eiland.<br />

Een bijna ironisch beeld ontstaat<br />

wanneer we zien dat kantoren vol<br />

mensen bezig zijn met de ontwikkeling<br />

van één klein eilandje ergens in het<br />

Haringvliet. Het vormt een sterk<br />

contrast met die ene boer die rustig praat<br />

over de opbrengst van de bieten, en de<br />

prijs van de aardappelen<br />

Op dit moment wacht Natuurmonumenten<br />

maar gewoon tot het pachtcontract<br />

van deze boer afloopt, en dat is in<br />

2006. Vanaf dat moment zal de landbouw<br />

echt verdwenen zijn van Tiengemeten.<br />

Een weemoedige gedachte komt<br />

bij me op bij het zien van dit alles: sta ik<br />

zelf nog met beide benen op de grond<br />

als de laatste boer uit Nederland<br />

verdwenen is?<br />

TOPOS / 01 / 2003 27


Werkervaring<br />

Op het moment van schrijven<br />

heb ik 13 al weken<br />

meegelopen bij Amer-<br />

Adviseurs te Amersfoort<br />

Dit is een vrij klein adviesbureau<br />

voor ruimtelijke<br />

ordening, waar 26 mensen<br />

werken. In eerste instantie<br />

richt dit bureau zich op het<br />

opstellen van bestemmingsplannen<br />

en het oplossen<br />

van stedebouwkundige<br />

vraagstukken. De laatste<br />

tijd verschuift het accent<br />

steeds echter meer naar<br />

het opstellen van welstandsnotaís,beeldkwaliteitsplannen<br />

en (intergemeentelijke)structuurvisieís.<br />

Deze verschuiving<br />

heeft onder andere te<br />

maken met de veranderende<br />

Wet op de Ruimtelijke<br />

Ordening (WRO).<br />

Michiel Uitdehaag<br />

Student Landgebruiksplanning<br />

Michiel.Uitdehaag@wur.nl<br />

Foto<br />

Michiel Uitdehaag<br />

28<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

In de praktijk van Amer Adviseurs<br />

Het bedrijf<br />

Binnen het bedrijf zijn twee afdelingen,<br />

een stedebouwkundige en een planologische.<br />

De planologische afdeling van Amer<br />

heeft zich toegelegd op bestemmingsplannen<br />

voor buitengebieden. Omdat<br />

ze baanbrekend en initiatiefrijk werk<br />

doen en mede daardoor een goede naam<br />

hebben opgebouwd, weten aardig wat<br />

gemeenten de weg naar Amer wel te<br />

vinden. Daarnaast is er veel<br />

planologische kennis over bestemmingsplannen<br />

voor centra van steden,<br />

met name voor steden met een beschermd<br />

stadsgezicht.<br />

De stedebouwkundigen doen velerlei<br />

klussen, van pleinen in kleine kernen tot<br />

het OutletCentre in Roermond. Dit<br />

laatste is een van de grotere stedelijke<br />

projecten van Amer. Ook zijn zij actief<br />

bij het opstellen van welstandsnota’s en<br />

beeldkwaliteitsplannen. In toenemende<br />

mate krijgt Amer ook ontwerpopdrachten,<br />

die door de stedebouwkundigen<br />

uitgevoerd worden.<br />

De juristen vormen met drie mensen<br />

een eigen team binnen AmerAdviseurs.<br />

Zij zorgen ervoor dat de verschillende<br />

opgestelde plannen zodanig worden<br />

opgesteld, dat deze zonder (al te veel)<br />

problemen door de gemeenteraad en<br />

Gedeputeerde Staten worden vastgesteld<br />

en goedgekeurd.<br />

Uiteraard wordt ook Amer versterkt<br />

door een secretariaat, een team van<br />

tekenaars en systeembeheerders. (MSN<br />

kan inderdaad niet op mijn PC, ze<br />

hebben werkelijk alles door…)<br />

Opdrachtgevers<br />

Amer probeert voortdurend een<br />

stageplaats aan te bieden. Eén van de<br />

personeelsleden is verantwoordelijk<br />

voor de begeleiding, maar uiteraard werk<br />

je ook samen met de overige<br />

personeelsleden. Meestal heeft Amer een<br />

opdracht van een opdrachtgever<br />

gekregen, waarbij een stagiair wordt<br />

ingeschakeld. Ik werk bijvoorbeeld<br />

samen met de stagebegeleider aan een<br />

bestemmingsplan voor een gemeente in<br />

Brabant. Regelmatig ga ik op pad om de<br />

verschillende presentaties en overleggen<br />

met die gemeente en andere<br />

opdrachtgevers bij te wonen. Verder heb<br />

ik voor die gemeente een groot gedeelte<br />

van de beleidsanalyse en gebiedsanalyse<br />

geschreven. Hierbij is de opgedane<br />

kennis en werkmethode uit de studie<br />

uitstekend toepasbaar.<br />

Daarnaast mag ik zelf andere klussen<br />

uitzoeken om de overige tijd mee te<br />

vullen, meestal één of twee dagen per<br />

week. Ik heb meegholpen aan een<br />

bestemmingsplan voor de binnenstad<br />

en een structuurvisie voor een gemeente<br />

in de kop van Noord Holland.<br />

Binnenkort mag ik waarschijnlijk<br />

meehelpen aan een leefbaarheidsplan<br />

voor kleine kernen in een gemeente in de<br />

Achterhoek. Ook ga ik meehelpen aan<br />

een welstandsnota voor het buitengebied<br />

van een andere gemeente in de<br />

Achterhoek. Zo wordt het werk een<br />

beetje afwisselend gemaakt. Bovendien<br />

leer je dan ook samenwerken met<br />

verschillende teamverbanden.<br />

Praktijkervaring<br />

Tot nu toe is de praktijkervaring bij een<br />

bedrijf voor mij erg zinvol gebleken. In<br />

de studie landgebruiksplanning wordt<br />

veel nagedacht over de aspecten die om<br />

de hoek komen kijken bij de inrichting<br />

van het land. Geprobeerd wordt zoveel<br />

mogelijk te denken en te werken in een<br />

interactief proces, om alle belangen die<br />

spelen in een gebied zo goed mogelijk<br />

af te wegen. De werkelijk is echt wel wat<br />

weerbarstiger. Vanuit dat perspectief is<br />

het goed dat iedere student een stage<br />

loopt om dat eens mee te maken.<br />

Een goed voorbeeld is de gemeente<br />

waar ik voor werk.Er zijn op dit<br />

moment ongeveer 30 beleidsplannen<br />

van verschillende overheden en instanties,<br />

die ruimtelijke claims op het gebied<br />

hebben gelegd. Lang niet altijd zijn de<br />

belanghebbenden van een<br />

bestemmingsplan in een gemeente<br />

betrokken bij de totstandkoming van<br />

deze overige beleidsplannen. Dit terwijl<br />

de beleidsstukken behoorlijk richtinggevend<br />

zijn voor de inrichting van een


gebied. Zo blijkt dat veel gemeentes op<br />

een aantal ruimtelijke aspecten<br />

behoorlijk binnen de aangereikte kaders<br />

moeten werken. Het komt dan ook best<br />

vaak voor dat er zoveel kaders zijn<br />

geschreven, dat gemeentes door de<br />

bomen het bos niet meer zien. Dat<br />

neemt niet weg dat bin-nen die kaders<br />

eigenlijk een eigen visie verwacht wordt<br />

van een gemeente.<br />

Studie vs Praktijk<br />

Regelmatig wordt door verschillende<br />

studenten kritisch bekeken wat je nu<br />

eigenlijk leert in de studie. Ik kan jullie<br />

geruststellen: naar mijn mening sluit de<br />

inhoud van de studie goed aan op de<br />

behoeftes uit de praktijk. Het analyseren<br />

en beschrijven van bepaalde functies in<br />

een gebied, om vervolgens een integraal<br />

plan op te stellen: dat gebeurt in de<br />

praktijk precies hetzelfde. Met name de<br />

Wageningse benadering, waarbij het<br />

landschap vooral in het landelijk gebied<br />

in lagen uiteen wordt gelegd, is bijzonder<br />

nuttig bij de gebiedsanalyse van een<br />

landelijk gebied.<br />

Het meest lastige vond ik de analyse op<br />

perceelsniveau. Voor een goed<br />

bestemmingsplan is een analyse nodig<br />

van elk adres dat valt in het buitengebied.<br />

Een tijdrovend en geduldig werk!<br />

Ik heb nooit geweten dat een dergelijke<br />

uitgebreide analyse plaatsvond. Elk<br />

gebied krijgt een zogenaamde gebiedsbestemming<br />

(agrarisch, natuur, enz),<br />

maar bijna ieder perceel krijgt daar<br />

‘bovenop’ een perceelsbestemming, een<br />

zogenaamde ‘dubbelbestemming’.<br />

Hiermee wordt bijvoorbeeld de<br />

bouwmogelijkheid van ieder bepaald<br />

perceel geregeld.<br />

Om een goede perceelsbestemming te<br />

leggen is het nodig te weten te komen<br />

welke bouwvergunningen, milieuvergunningen<br />

en Wet Onroerende Zaakgegevens<br />

(basis voor onroerende zaak<br />

belasting) bekend zijn over een adres,<br />

om erachter te komen welke bestemming<br />

een perceel moet krijgen. (agrarische<br />

bestemming, agrarische intensieve<br />

bestemming, woonbestemming enz).<br />

Met een perceelsbestemming wordt<br />

bijvoorbeeld de bouwmogelijkheid<br />

geregeld. Het voert veel te ver om alle<br />

argumenten te bespreken om deze<br />

perceelsbestemmingen te leggen, maar<br />

veel heeft het wel te maken met de hoge<br />

druk die heerst rondom het<br />

grondgebruik in Nederland.<br />

Evaluatie<br />

Ik zou willen zeggen dat het goed is een<br />

kijkje te nemen in de praktijk. Je kan dan<br />

echt inzien wat je in de studie hebt<br />

geleerd en welke nuttige informatie je nu<br />

werkelijk kunt toepassen. Ook de<br />

toepassing in een praktijksituatie kan een<br />

nieuw licht werpen op hetgeen wat je in<br />

de studie geleerd hebt.<br />

Daarbij moet wel aangetekend worden<br />

dat er een onderscheid is tussen een<br />

meeloop- en onderzoekstage. In een<br />

meeloopstage zijn vaardigheden die je<br />

hebt opgedaan in de studie, zoals<br />

organiseren en plannen, erg nuttig,<br />

evenals het ‘denken in grote lijnen’ op<br />

een zeker ‘abstractieniveau’. Maar het is<br />

niet altijd mogelijk een wetenschappelijke<br />

analyse uit te voeren; het gaat om<br />

feiten en resultaten. Aan de andere kant<br />

kun je wel zeggen dat de bestudering<br />

van een gebied, zoals ons is geleerd, wellicht<br />

een wetenschappelijke methode is.<br />

TOPOS / 01 / 2003 29


Studio Walcheren<br />

Het plan van Nico de Jonge<br />

voor Walcheren is inmiddels<br />

een ware klassieker<br />

van het regionale ontwerp.<br />

Maar het eiland wil verder<br />

meegestuwd worden in de<br />

vaart der volkeren. Wellicht<br />

is het tijd voor een herziening?<br />

Aan de deelnemers<br />

van Studio Walcheren de<br />

taak te komen met een<br />

frisse visie op het eiland.<br />

Maithe Vos<br />

Student Landschapsarchitectuur<br />

Maithe.Vos@wur.nl<br />

Illustraties<br />

Maithe Vos<br />

30<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

In periode 1 van dit studiejaar vond<br />

voor de derdejaars landschapsarchitecten<br />

het practicum inrichting landelijk<br />

gebied plaats. Dit practicum week in<br />

veel opzichten af van eerder gevolgde<br />

practica. Het grootste verschil betrof<br />

de schaal: ditmaal werd er op regionale<br />

schaal gewerkt. Uiteindelijk werd<br />

een structuurschets voor heel Walcheren<br />

als eindresultaat verwacht. Voor<br />

het grootste deel van het practicum<br />

werd er gewerkt op een kaartschaal<br />

van 1:25.000. Het lastige van deze<br />

schaal is de abstractie van het landschap,<br />

waardoor het moeilijk was om<br />

er een duidelijk herkenbare structuur<br />

in aan te brengen.<br />

Inzicht door analyse<br />

Als eerste werd er verwacht dat er een<br />

landschapsanalyse en een probleemanalyse<br />

gemaakt werd. Uit deze analyses<br />

moest een globaal concept volgen.<br />

Dit werk werd gedaan in groepen van<br />

ongeveer 5 mensen. Deze analyse<br />

bestond niet alleen uit het bestuderen<br />

van kaarten (historie, geomorfologie,<br />

water, wegen, bebouwing en beplanting)<br />

maar ook uit een veldstudie.<br />

Hierbij moest er rekening gehouden<br />

worden met vier hoofdproblemen die<br />

spelen in het studiegebied: de grote<br />

ontwikkeling van de recreatie in de<br />

binnenduinrand, de landbouwkundige<br />

inrichting, het waterbeheer en het<br />

verkeer.<br />

Om een beetje verbanden te ontdekken<br />

in het landschap, met al haar<br />

verschillende lagen, werd eerst een<br />

analyse gemaakt van verschillende<br />

thema’s los van elkaar. Pas later zijn<br />

deze thema’s met elkaar vergeleken.<br />

Daaruit bleek dat alles wel heel erg<br />

met elkaar in verband staat. Zo waren<br />

de nederzettingen en wegen bijvoorbeeld<br />

gerelateerd aan de ligging van de<br />

kreekruggen en de poelen. Pas na deze<br />

analyse kon er gekeken worden hoe de<br />

problemen veroorzaakt werden en wat<br />

hiervoor de beste oplossing zou zijn.<br />

Door een analyse te maken werd het<br />

gebied minder als een abstract voorwerp<br />

gezien en kwamen de over elkaar<br />

liggende structuren beter naar voren.<br />

Voordat de analyse werd begonnen<br />

vond ik het namelijk moeilijk om een<br />

duidelijk verband te vinden tussen<br />

deze verschillende structuren in het<br />

landschap.<br />

De eerste twee weken<br />

De veldstudie besloeg twee dagen.<br />

Tijdens deze veldstudie viel op dat het<br />

beeld van het landschap dat wij hadden<br />

gekregen naar aanleiding van het<br />

bestuderen van kaarten heel anders was<br />

dan de realiteit. Zo bleken bijvoorbeeld<br />

de hoogteverschillen tussen de<br />

poelen en de kreekruggen in het<br />

landschap vaak slecht te zien. Verder<br />

kon geconcludeerd worden dat het<br />

noordelijke kustgebied erg interessant<br />

is. Het heeft veel te bieden voor de<br />

toeristen, met name de buitenplaatsen<br />

die vooral in deze zone voorkomen<br />

zijn erg mooi. Het gevolg hiervan is


echter dat hier ook veel bungalowparken<br />

zitten. Maar het probleem bij deze<br />

complexen is vaak dat ze slecht zijn<br />

ingepast in het landschap en dat de<br />

herhaling van dezelfde vorm saai<br />

aandoet. De tweede week besteedden<br />

we aan verwerking van onze veldgegevens<br />

en aanscherping van de analyses<br />

die we tot dan toe gemaakt hadden.<br />

Tevens begonnen we aan het opzetten<br />

van een concept. Omdat Walcheren<br />

een groot gebied is en op meerdere<br />

manieren bekeken kan worden vonden<br />

wij het lastig om al onze ideeën in één<br />

concept te steken. Daarom zijn we<br />

uiteindelijk tot drie verschillende<br />

concepten gekomen. Globaal kwamen<br />

deze concepten neer op het versterken<br />

van de kreekruggen, de kust of de<br />

grens tussen het hoge noordelijke<br />

gebied en het lagere zuidelijke gebied.<br />

Aan dat versterken heeft iedereen zijn<br />

eigen draai gegeven, zodat de structuurschetsen<br />

uiteindelijk heel erg<br />

verschillend zijn geworden.<br />

Conceptuitwerking<br />

Na de eerste twee weken moesten we<br />

zelfstandig verder gaan met het uitwerken<br />

van een concept tot een structuurschets.<br />

Hierin moest een oplossing<br />

aandragen worden voor de gegeven<br />

problematiek. Tevens moest er een<br />

uitbreiding plaatsvinden van de verblijfsrecreatie<br />

van ongeveer 200 hectare,<br />

een uitbreiding van het oppervlakte<br />

bos- en natuurgebied van minimaal<br />

1400 hectare en een uitbreiding van de<br />

bestaande dorpen met ongeveer 15 %.<br />

Wanneer er voor gekozen werd om<br />

melkveebedrijven in te plaatsen moesten<br />

deze een minimale omvang van 50<br />

hectare hebben om rendabel te zijn.<br />

Verblijfsrecreatie<br />

Vooral de verblijfsrecreatie is een lastig<br />

onderdeel. Naast de uitbreiding van<br />

200 hectare was er ook nog het probleem<br />

van de verblijfsrecreatie in de<br />

kust die een té dominante rol gaat<br />

spelen in het landschap. De basis van<br />

dit probleem wordt gelegd na de<br />

inundatie van 1944. Na deze inundatie<br />

was het hele landschap vrijwel geheel<br />

van bomen ontdaan en de bodem was<br />

sterk verzilt. Het landschapsplan in die<br />

tijd (gemaakt door landschapsarchitect<br />

Nico de Jonge) probeerde in de inrichting<br />

ook rekening te houden met de<br />

toekomstige ontwikkelingen van de<br />

recreatie. Hiertoe werden in de binnenduinrand<br />

en rond de inundatiegaten bij<br />

Veere, West-Kapelle en Fort Rammekens<br />

bossen aangeplant voor de natuurontwikkeling.<br />

Er ontstond een erg<br />

aantrekkelijk gebied met alles binnen<br />

handbereik: zee, duinen, bos en platteland.<br />

De verbreding van de duinzone<br />

die zo aangebracht werd heeft de<br />

toenemende recreatie lang op kunnen<br />

vangen, maar nu is deze capaciteit<br />

overschreden. De bestaande kwaliteiten<br />

van het landschap gaan achteruit<br />

door de verblijfsrecreatie, veel lelijke<br />

en grote complexen doen afbreuk aan<br />

het landschap.<br />

Ik moest dus op zoek gaan naar een<br />

ander gebied, dat aantrekkelijk genoeg<br />

was voor de recreatie. Alleen het<br />

verplaatsen van de recreatie zou geen<br />

hebben gehad, het gebied moest ook<br />

iets te bieden hebben. Als de recreatie<br />

naar het binnenland verplaats zou<br />

worden, moest dit gebied qua aantrekkelijkheid<br />

niet onderdoen aan de<br />

recreatie aan de kust. In mijn structuurschets<br />

kan een deel van de nieuwe<br />

recreatie plaatsvinden in de vorm van<br />

recreëren bij de boer. Zo wordt ook<br />

een tweede probleem opgelost; de<br />

landbouw die niet rendabel genoeg is<br />

om van te kunnen leven. Maar om de<br />

kust echt te ontlasten zal het binnengebied<br />

toch meer te bieden moeten<br />

hebben dan alleen landbouw. Daarom<br />

heb ik ervoor gekozen het natuurgebied,<br />

dat ingepast moet worden, rond<br />

Middelburg te plaatsen, in de vorm<br />

van natte natuur. Dit moet gezien<br />

worden als een moerasachtig gebied<br />

met plassen waarop recreatie mogelijk<br />

is. Hierdoor ontstaat er niet alleen een<br />

gevarieerder beeld, maar het gebied<br />

hoeft zo ook niet kunstmatig droog<br />

gehouden te worden voor de akkerbouw.<br />

Naast de mogelijkheden voor<br />

recreatie die deze natte natuur met zich<br />

meebrengt, is er ook nog een mogelijkheid<br />

voor wonen aan het water.<br />

Stedelijke ontwikkeling<br />

De voornaamste stedelijke uitbreiding<br />

is die van Middelburg. Deze vindt<br />

plaats op de kreekruggen, waardoor er<br />

TOPOS / 01 / 2003 31


Het concept met de Radialen<br />

vanuit Middelburg als het ware ‘radialen’<br />

naar de rest van Walcheren ontstaan.<br />

Andersom benadrukken ze ook<br />

Middelburg als belangrijke stad,<br />

namelijk de hoofdstad van Zeeland.<br />

Deze radialen vormen de basis waarop<br />

de uitbreidingen plaats moeten vinden.<br />

Nu is er dus ook een aantrekkelijk<br />

gebied voor de recreatie gevonden; op<br />

de kreekruggen en dan met name in de<br />

buurt van Middelburg en het natuurgebied.<br />

Op de kreekruggen rond Middelburg<br />

zal de concentratie van het<br />

stedelijk gebied het sterkst zijn. Naarmate<br />

men verder van Middelburg<br />

verwijderd is neemt dit contrast steeds<br />

meer af. Door de elementen stad en<br />

natuur met elkaar te verweven moet de<br />

grens tussen de twee delen niet te sterk<br />

zijn. Dit wordt gerealiseerd doordat<br />

het water op enkele plaatsen de wijk<br />

binnen komt. Het versterken van de<br />

radialen kan niet alleen plaatsvinden<br />

door hier de uitbreidingen van de<br />

32<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

steden en dorpen op plaats te laten<br />

vinden, het zou dan niet veel afwijken<br />

van de lintbebouwing die op andere<br />

plaatsen aanwezig is. Daarom heb ik er<br />

een ander opgaand element op geplaatst<br />

die niet alleen de radialen<br />

versterkt, maar deze ook een verbindend<br />

element geeft. Langs beide zijden<br />

van de weg wordt nu een bomenrij<br />

geplaatst (twee aan beide zijden van<br />

het aan te leggen fietspad en één aan de<br />

andere kant van de weg). Hierdoor<br />

wordt de structuur die ik aan wil<br />

brengen in het gebied ook zichtbaar.<br />

Landbouw<br />

Het probleem van de landbouwkundige<br />

inrichting is de bedrijfsgrootte.<br />

De gemiddelde bedrijfsgrootte<br />

van 20 hectare is te weinig<br />

voor een levensvatbare moderne<br />

bedrijfsvoering. Er is dus schaalvergroting<br />

nodig. Dit houdt in dat de<br />

gemiddelde bedrijfsgrootte omhoog<br />

moet gaan. Bijvoorbeeld door grond op<br />

te kopen van boeren die met hun werk<br />

gaan stoppen. Dit zou het beste plaats<br />

kunnen vinden in de poelgebieden<br />

(relatief grootschalig gebied), maar hier<br />

is drooglegging (die voor akkerbouw<br />

nodig is) moeilijk te realiseren omdat in<br />

deze gebieden al snel zout water<br />

opgepompt wordt. De akkerbouw en de<br />

natuur gaan in dit gebied niet samen. Er<br />

is hier wel ruimte voor de<br />

melkveehouderij. De drassige<br />

natuurgebieden moeten langzaam<br />

overgaan in graslanden.<br />

Het noordoostelijk gebied is een<br />

hoger gelegen gebied. Hier zijn de<br />

kreekruggen qua hoogte ligging helemaal<br />

niet zichtbaar. In mijn structuurplan<br />

is het contrast tussen de kreekruggen<br />

en de aanwezige poelgebieden hier<br />

ook veel kleiner. Dit gebied kan zijn<br />

huidige agrarische functie houden.<br />

Ook hier zou nog schaalvergroting<br />

plaats moeten vinden om een rendabe-


De Structuurschets<br />

le bedrijfsgrootte te krijgen.<br />

Verkeer<br />

Het probleem van het verkeer wordt<br />

ook veroorzaakt door de toegenomen<br />

recreatie. Het wegennet is overbelast,<br />

doordat de hiërarchie die aanwezig is<br />

in het wegenstelsel niet wordt gebruikt.<br />

Veel smalle wegen zijn niet berust op<br />

de druk van het verkeer. Ook werkt<br />

het kanaal, dat van Vlissingen naar<br />

Veere loopt, als barrière, waardoor<br />

veel verkeer in Middelburg vastloopt.<br />

Om te voorkomen dat mensen de<br />

landweggetjes die door de poelgebieden<br />

lopen als sluipwegen gaan gebruiken<br />

lopen de meeste wegen in dit<br />

gebied dood in clustertjes van boerderijen.<br />

Zo blijft het gebied (op deze<br />

boerderijen na) een open gebied.<br />

Verder zorgen de radialen voor een<br />

goede verdeling over Walcheren. In het<br />

noorden sluiten deze wegen aan op een<br />

reeds aanwezige provinciale weg,<br />

zodat het geheel goed met elkaar<br />

verbonden is. Rond Middelburg ligt<br />

op dit moment een halve rondweg.<br />

Met enkele aanpassingen in het huidige<br />

stratenpatroon is het goed mogelijk<br />

om deze rondweg door te trekken<br />

zodat men niet dwars door het centrum<br />

hoeft om de andere kant van<br />

Middelburg te bereiken. Ook komt er<br />

een extra brug over het kanaal, zodat<br />

deze barrière kleiner wordt.<br />

Details<br />

De laatste twee weken stonden in het<br />

teken van de uitwerking van details.<br />

Het was de bedoeling om vanuit de<br />

structuurschets enkele details uit te<br />

werken. Hierdoor kwamen de bedoelingen<br />

van mijn ontwerp duidelijker<br />

naar voren. In het begin was dit wel<br />

moeilijk omdat een andere schaal niet<br />

inhield dat er alleen vergroot moest<br />

worden. Er kwamen op dit punt weer<br />

problemen naar voren die op een<br />

schaal van 1:25000 niet zichtbaar waren.<br />

Wat op die schaal als een strook of<br />

gebied wordt weergegeven is op een<br />

meer gedetailleerde schaal een groot<br />

ongedefinieerd vlak en moet dus verder<br />

uitgewerkt worden. Zo moeten vlakken<br />

die eerst bijvoorbeeld een wijk<br />

voorstelden uitgewerkt worden zodat<br />

er te zien is wat de structuur van deze<br />

wijk is en de grootte van de huizen die<br />

er in staan.<br />

Al met al waren het toch nog zes<br />

behoorlijk drukke weken, vooral aan<br />

het eind werd de werkdruk erg hoog.<br />

Dit kwam vooral doordat er iedere<br />

keer nog weer dingen naar voren<br />

kwamen waaraan ik niet had gedacht.<br />

Vaak gingen kleine dingen weer erg<br />

lang duren, zodat alles weer uitliep.<br />

Maar dit zal wel het probleem van de<br />

meeste ontwerpers zijn, want een<br />

ontwerp is eigenlijk pas echt af als het<br />

uitgevoerd is.<br />

TOPOS / 01 / 2003 33


De verborgen tuin van Limburg<br />

Hoe kunnen de zandgronden<br />

van Noord- en Midden-<br />

Limburg eruit zien in 2030?<br />

Deze vraag staat centraal<br />

in de ontwerpopdracht die<br />

de provincie Limburg in<br />

oktober 2001 heeft uitgegeven.<br />

In het kader van het<br />

project ëDrie over dertigí, is<br />

aan de Wageningen<br />

Universiteit gevraagd, een<br />

ruimtelijk ontwerp te maken<br />

voor de zandgebieden in<br />

Limburg. Een jaar lang<br />

hebben studenten en<br />

docenten gewerkt aan het<br />

ontwerpatelier Midden-<br />

Limburg. In een tweedelig<br />

artikel wordt hiervan<br />

verslag gedaan. In dit<br />

eerste deel komen de<br />

aanleiding van de opgave,<br />

de opzet van het ontwerpatelier,<br />

en de uitgangspunten<br />

van het concept aan<br />

bod.<br />

Klaas Kerkstra, Peter Vrijlandt &<br />

Tijs van Loon<br />

Leerstoelgroep Landschapsarchitectuur<br />

Klaas.Kerkstra@wur.nl<br />

Illustraties<br />

Klaas Kerkstra, Peter Vrijlandt &<br />

Tijs van Loon<br />

34<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Ontwerpen aan de zandgebieden voor 2030<br />

Een visie voor 2030<br />

Toen in 1997 de Varkenspest uitbrak en<br />

vele varkenshouderijen in de Peel trof,<br />

bleek dat de spreekwoordelijke druppel<br />

te zijn die de emmer deed overlopen.<br />

Dat de hoge concentratie van bioindustriebedrijven<br />

een desastreuze<br />

invloed heeft op de leefomgeving van<br />

mens, plant en dier, is al lange tijd<br />

bekend. In 1997 had dit echter nog<br />

steeds niet tot grote ingrepen geleid.<br />

De problematiek waarover we spreken is<br />

breder dan het bekende rijtje van<br />

verzuring, vermesting en verdroging.<br />

Andere problemen worden bijvoorbeeld<br />

veroorzaakt door de stankcirkels,<br />

waardoor zowel dorpsuitbreiding als<br />

uitbreiding van agrarische bedrijven<br />

onmogelijk is. Gesteld kan worden dat<br />

hierdoor grote delen van het landelijk<br />

gebied op slot staan. Ook heeft het<br />

intensieve agrarisch grondgebruik er<br />

mede toe geleid, dat in grote delen van<br />

hoog Nederland sprake is van een<br />

verrommeld en uitgeleefd landschap.<br />

Een landschap dat zowel bij de meeste<br />

bewoners als bezoekers eerder negatieve<br />

dan positieve gevoelens oproept.<br />

Na de uitbraak van de Varkenspest heeft<br />

men besloten om over te gaan tot een<br />

reconstructie van het landelijk gebied op<br />

de zandgronden. Deze reconstructie<br />

moest het antwoord vormen op de<br />

bovengenoemde problematiek. De<br />

beleidstukken stonden vol met goede<br />

bedoelingen. Men sprak van een<br />

gebiedsgerichte aanpak, men had oog<br />

voor de leefbaarheid van de betreffende<br />

regio, men wilde breder kijken dan alleen<br />

naar de problematiek binnen de<br />

landbouw en men ging opzoek naar<br />

andere economische dragers voor het<br />

landelijk gebied. Interessant voor<br />

landschapsarchitecten was dat men de<br />

reconstructie zag als een kans voor de<br />

verbetering van de kwaliteit van het<br />

landschap. In de landelijke<br />

architectuurnota van het ministerie van<br />

OCW, werd het landschap van de<br />

zandgronden aangeduid als één van de<br />

negen grote projecten, waarin het Rijk<br />

versterking van ontwerpkwaliteit<br />

nastreeft. Met deze laatstgenoemde<br />

doelstelling van de reconstructie, de<br />

kwaliteitsverbetering van het landschap,<br />

lijkt het maar moeizaam te willen<br />

lukken. Het reconstructieproces wordt<br />

gekenmerkt door haast. De<br />

daadwerkelijke invoering van de<br />

reconstructiewet heeft een aantal jaren<br />

later plaatsgevonden dan de bedoeling<br />

was. Lange tijd was onduidelijk waar<br />

deze wet precies voor stond. Deze<br />

achterstand poogt men nu in te halen,<br />

reconstructiecommissies produceren<br />

rapport na rapport. Zij zoeken naar<br />

compromissen tussen landbouw,<br />

natuur, recreatie en wonen. Voor de<br />

situatie op korte termijn is dat al<br />

moeilijk genoeg; men lijkt een gebrek<br />

aan visionaire ideeën voor het landschap<br />

op de langere termijn te hebben. Soms<br />

zijn deze ideeën wel aanwezig, maar<br />

worden dan vaak in de kiem gesmoord,<br />

omdat zij niet stroken met de diverse<br />

belangen op de kortere termijn. Toch is<br />

het van belang, om ook nu al ideeën te<br />

hebben voor het landschap in de verdere<br />

toekomst. De reconstructie vormt het<br />

moment om grote ingrepen te treffen,<br />

die het landschap op langere termijn<br />

voor een belangrijk deel bepalen. Gaan<br />

er nu dingen fout, dan valt dat<br />

vervolgens zeer moeilijk te repareren.<br />

De provincie Limburg heeft het belang<br />

van een visie voor de wat verder weg<br />

gelegen toekomst onderkend. Terwijl de<br />

reconstructiecommissies werken aan de<br />

eerste concrete plannen, heeft ze het<br />

ontwerpproject ‘Drie over dertig’<br />

opgezet. Een aantal jaren geleden heeft<br />

dit project betrekking gehad op een<br />

drietal Limburgse steden. Nu is er aan<br />

de Academie voor Bouwkunst<br />

Amsterdam, de Technische Universiteit<br />

Eindhoven en de Wageningen<br />

Universiteit gevraagd, om elk een<br />

ontwerp te maken voor een regio waar<br />

de problematiek van de reconstructie een<br />

grote rol speelt. De provincie verwacht<br />

ontwerpvoorstellen, die verbeelden hoe<br />

Limburg er in 2030 uit zou kunnen<br />

zien. Deze plannen dienen ter inspiratie,<br />

het zou ideeën moeten leveren voor een


nieuwe fase binnen het reconstructieproces<br />

en het streekplan. Daarnaast wil men<br />

door de plannen te presenteren aan de<br />

bewoners van de betreffende gebieden,<br />

deze mensen laten beseffen welke<br />

kansen de reconstructie biedt voor de<br />

verbetering van hun leefomgeving.<br />

Hiermee hoopt men het draagvlak voor<br />

de maatregelen betreffende de reconstructie<br />

te vergroten.<br />

De opzet van het ontwerpatelier<br />

Aan prof. drs. Jelle Vervloet en de<br />

Leerstoelgroep Landschapsarchitectuur is<br />

gevraagd, om samen met studenten een<br />

strategie te ontwikkelen voor het landschap<br />

van Midden Limburg in 2030.<br />

Voor het ontwerpproces hebben we een<br />

constructie bedacht, waarbij de wetenschappelijke<br />

staf en studenten<br />

tegelijkertijd aan het project werken. De<br />

staf heeft al snel een eerste concept<br />

ontwikkeld, waaruit diverse onderzoeksvragen<br />

zijn gedestilleerd. Deze vragen<br />

vormen de onderwerpen voor de diverse<br />

afstudeervakken. De staf heeft<br />

vervolgens verder gewerkt aan het<br />

totaalconcept en heeft daarbij gebruik<br />

kunnen maken van de resultaten die het<br />

onderzoek van de studenten opleverde.<br />

In totaal zijn er elf studenten betrokken<br />

bij het afstudeeratelier Midden-Limburg.<br />

Zij hebben zich beziggehouden met<br />

inrichtingsvoorstellen voor de beekdalen<br />

en het Maasdal, hoe men kan wonen in<br />

het landelijk gebied, welke invloed de<br />

grote infrastructuur heeft op de gebiedsontwikkeling,<br />

hoe je als ontwerper om<br />

kunt gaan met cultuurhistorische waarden<br />

en hoe de bio-industrie er uit kan<br />

zien in 2030. De samenvattingen van<br />

deze afstudeervakken worden samen<br />

met het product van de staf in de<br />

eindpublicatie van het project ‘Drie over<br />

Dertig’ gepresenteerd.<br />

De verborgen tuin van Limburg<br />

Het motto van het concept luidt: ‘De<br />

verborgen tuin van Limburg’. De term<br />

‘verborgen’ slaat op het feit dat het<br />

landschap van Midden Limburg zeer<br />

vele kwaliteiten in zich heeft, die in de<br />

loop van de tijd verborgen zijn geraakt.<br />

Het algemeen hoogtemodel toont een gradiÎntrijke ondergrond<br />

Het landschap van 1900 is nog sterk beÔnvloed door de natuurlijke onderlegger.<br />

In het landschap van 2000 is vergeleken met de situatie 1900 een vervlakking opgetreden<br />

TOPOS / 01 / 2003 35


De structuurschets...<br />

Ze zijn echter niet verdwenen, want de<br />

basis van deze kwaliteiten is vaak nog<br />

aanwezig in de landschappelijke onderlegger,<br />

gevormd door de bodem, het<br />

watersysteem, en het reliëf. Het begrip<br />

‘tuin’ duidt op het inrichten en beheren<br />

van het landschap door de mens, op het<br />

besef dat met doelbewuste ingrepen het<br />

verborgene weer zichtbaar kan worden<br />

gemaakt.<br />

De door ons gepresenteerde ideeën<br />

vormen geen plan in de traditionele zin<br />

van het woord. Het is geen eindplan, dat<br />

aangeeft hoe het gaat worden, maar een<br />

strategie, die erop is gericht enerzijds de<br />

ruimtelijke kwaliteit te verbeteren en<br />

anderzijds flexibele ruimte te scheppen<br />

voor een verdere ruimtelijke ontwikkeling<br />

van het gebied.<br />

Probleemduiding<br />

Het landschap kan worden opgevat als<br />

de resultante van de wisselwerking<br />

tussen natuurlijke processen en menselijk<br />

handelen. Deze dynamische wisselwerking<br />

is terug te vinden in de opbouw<br />

van het landschap in de vorm van een<br />

soort gelaagdheid, daarbij kunnen we<br />

een natuurlijke laag en een antropogene<br />

laag onderscheiden.<br />

36<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Natuurlijke laag<br />

De natuurlijke laag wordt gevormd door<br />

het aardoppervlak met het reliëf dat<br />

daarin voorkomt, het watersysteem en<br />

het patroon van natte en droge plekken.<br />

Op de hoogtekaart zijn het Maasdal en<br />

de beekdalen het meest opvallend.<br />

Het watersysteem van Midden Limburg<br />

is zeer complex, maar de grote lijn is wel<br />

duidelijk. De ingangen van het watersysteem<br />

liggen voornamelijk in het noordwesten<br />

van het gebied op het ‘Eiland<br />

van Weert’ en op de hogere ruggen langs<br />

de Maas. De uitgangen liggen in de<br />

gebieden ten zuiden van het ‘Eiland van<br />

Weert’, in de beekdalen en in het<br />

Maasdal.<br />

Antropogene laag<br />

Over de natuurlijke laag zijn steeds<br />

nieuwe lagen gelegd, die voortkomen uit<br />

de menselijke cultuur. Het landschap is<br />

de resultante van de wisselwerking<br />

tussen de natuurlijke en cultuurlijke<br />

lagen. Op die manier krijgt iedere plek<br />

zijn karakteristieke opbouw en ontstaat<br />

er ruimtelijke diversiteit. Het landschap<br />

is als het ware een vel papier, waaraan<br />

elke cultuurfase zijn eigen bladzijde<br />

toevoegt. De wijze waarop dat gebeurt<br />

bepaalt echter wel of dat vel leesbaar of<br />

boeiend is.<br />

Vervlakking<br />

Door de topografische kaart van<br />

Midden-Limburg van 2000 te vergelijken<br />

met die van 1900, wordt zichtbaar, dat er<br />

ook iets mis kan gaan in het proces van<br />

toevoeging van nieuwe lagen. Laat het<br />

landschap van 1900 nog een duidelijk<br />

verband zien met de natuurlijke laag, in<br />

2000 is dit veel minder het geval. Dit<br />

wordt vooral veroorzaakt door de<br />

grauwsluier van kleine ingrepen die in<br />

het landschap is geslopen. Hierdoor is<br />

het prachtige patroon van beekdalen en<br />

terrasranden uit beeld verdwenen en is<br />

het landschap uitgevlakt. Gebieden met<br />

grote ruimtematen, zoals natte<br />

heidegronden en grote akkercomplexen,<br />

zijn door toevoeging van bebouwing en<br />

beplanting kleiner van maat geworden.<br />

Gebieden met kleinere ruimtematen zijn<br />

door de schaalvergroting in de landbouw<br />

juist in maat opgerekt. Deze<br />

ruimtelijke vervlakking wordt nog<br />

versterkt door de grote infrastructuurlijnen<br />

die het gebied doorsnijden. Ook de<br />

diversiteit in milieutypes is teruggelopen.<br />

De natte milieus uit de 1900-


... gedemonteerd in een natuurlijke en een antropogene laag<br />

situatie zijn in 2000 grotendeels verdwenen<br />

door ontginning en de aanleg van<br />

ontwateringstelsels. Het bekenstelsel is<br />

in 2000 minder herkenbaar geworden in<br />

het landschap. Van de duidelijke oostwest<br />

richting in 1900 is weinig meer<br />

terug te vinden op de kaart van 2000. In<br />

het landschap zelf zijn de beken slecht<br />

zichtbaar, doordat het grondgebruik en<br />

de beplantingspatronen nauwelijks meer<br />

reageren op de aanwezigheid van de<br />

beekdalen.<br />

De inversie stad-land<br />

Het occupatieproces heeft zich tussen<br />

1900 en 2000 zover doorgezet, dat er<br />

sprake is van een inversie tussen stad en<br />

land. In 1900 waren de steden en<br />

dorpen kleine concentraties te midden<br />

van een uitgestrekt onbebouwd gebied.<br />

In 2000 lijkt het eerder andersom.<br />

Natuurgebieden van beperkte omvang<br />

liggen temidden van een geheel verstedelijkt<br />

platteland. Dit is goed zichtbaar<br />

door de kaarten met het bebouwingspatroon<br />

uit 1900 te vergelijken met de<br />

kaart van 2000.<br />

De gehele regio valt te karakteriseren als<br />

stedelijk gebied. Dit is niet zomaar een<br />

constatering maar heeft grote conse-<br />

quenties voor het gebruik en de beleving<br />

van het gebied. Het landschap is<br />

onderdeel van de stad geworden. De<br />

metafoor van de ‘tuin’ duidt op die<br />

verbondenheid en op het besef dat<br />

vanuit verbondenheid ook daadwerkelijk<br />

iets gedaan kan worden aan de<br />

inrichting van het landschap als stedelijke<br />

leef- en woonomgeving.<br />

Het verdwijnen van de openbare<br />

ruimte<br />

In de periode van 1900 tot 2000 is nog<br />

een essentiële verandering opgetreden.<br />

Met de ontginning van de woeste<br />

gronden en het privatiseren van de<br />

gemeenschappelijke weidegronden is de<br />

‘openbare ruimte’ uit het landelijk<br />

gebied verdwenen. Er zijn nog wel<br />

publieke nutsvoorzieningen, zoals de<br />

infrastructuur voor transport, energievoorziening<br />

en waterbeheer, maar het<br />

publieke domein beperkt zich tot de<br />

openbare wegen. Daarbuiten is het<br />

gebied vrijwel ontoegankelijk. In het<br />

licht van de toenemende behoefte aan<br />

tuinachtige functies in een verstedelijkend<br />

gebied, vraagt dit om een nieuwe<br />

benadering van het publieke domein in<br />

het landschap.<br />

Uitgangspunten van het concept<br />

Het concept ‘de verborgen tuin van<br />

Limburg’ zoekt naar een nieuw evenwicht<br />

in het landschap tussen het antropogene<br />

en het natuurlijke systeem, of<br />

anders gezegd, tussen mens en natuur<br />

of techniek en natuur. De strategie<br />

vormt een antwoord op de hiervoor<br />

geschetste problemen die spelen in het<br />

landschap van Midden-Limburg. De<br />

strategie bouwt voort op het cascoconcept.<br />

Je zou het casco+ kunnen<br />

noemen. Twee zaken zijn hierbij van<br />

groot belang:<br />

- Naast de realisatie van een natuurlijk<br />

netwerk ten behoeve van de<br />

waterhuishouding en het behoud en de<br />

ontwikkeling van natuurlijke diversiteit,<br />

worden er aanpassingen binnen het<br />

antropogene netwerk voorgesteld door<br />

het herordenen van de infrastructuur.<br />

Dit antropogene netwerk ligt over het<br />

natuurlijke netwerk heen. Het is van<br />

belang deze beide lagen zodanig te<br />

profileren, dat ze herkenbaar blijven met<br />

ieder hun eigen vorm, zodat het<br />

landschap leesbaar blijft.<br />

- Door het landschap van Midden<br />

Limburg te zien als de tuin van de<br />

stedeling, worden er kansen geboden<br />

om te sturen in de ontwikkeling van het<br />

landschap. De openbare ruimte in deze<br />

tuin wordt gevormd door het groene<br />

raamwerk en de infrastructuur. Deze<br />

openbare ruimte maakt deel uit van het<br />

publieke domein. Wij pleiten voor een<br />

herovering van het publieke domein in<br />

het landschap. In onze planuitwerking<br />

willen we aantonen dat de overheid,<br />

door gericht in te grijpen in de openbare<br />

ruimte van het landelijk gebied, de<br />

ontwikkeling en het aanzien van het<br />

landschap, zowel binnen als buiten de<br />

openbare ruimte, kan beïnvloeden.<br />

In de volgende <strong>Topos</strong> wordt het concept verder besproken<br />

en tevens ruimtelijk uitgewerkt met concrete ontwerpen<br />

van zowel staf als studenten.<br />

TOPOS / 01 / 2003 37


Hier aan de Kust...<br />

Dromen van een bewoond eiland<br />

Binnen de landschapsarchitectuur<br />

is al verscheidene<br />

malen een<br />

ontwerp gemaakt met<br />

als thema ëeen eiland<br />

voor de kustí. Een discussie<br />

laait op wanneer<br />

het weer tersprake<br />

komt. Is een eiland voor<br />

de kust een utopie, of is<br />

het een te verwezenlijken<br />

droom wanneer<br />

men het landschap en<br />

haar processen als uitgangspunt<br />

neemt?<br />

Aukje van Hoeckel<br />

Student Landschapsarchitectuur<br />

avanhoeckel@hotmail.com<br />

GabriÎlle Bartelse<br />

Student Landschapsarchitectuur<br />

gabriellebartels@copijn.nl<br />

Fotoís & illustraties<br />

Aukje van Hoeckel &<br />

GabriÎlle Bartelse<br />

38<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

De ontdekking van het bekende<br />

onbekende:<br />

En toch beweegt zij,<br />

Zon, regen en wind, zij voeren het bewind.<br />

Leergierigheid en drang tot overwinning,<br />

maakten<br />

mensen tot bedwingers van het water.<br />

En nu… later, stijgend water, de zorgen van<br />

later,<br />

zijn verworden tot papieren patronen,<br />

beleidsmeanderingen, geen veranderingen.<br />

De Tijd tikt de tonen van een volgend seizoen,<br />

Een nieuwe blik op de horizon?<br />

Nederland is het gemaakte land bij<br />

uitstek. Deze conclusie valt alleen al te<br />

trekken wanneer de indeling van de<br />

verschillende ministeries, die voor de<br />

landschappelijke omgeving van toepassing<br />

zijn, nader worden bekeken.<br />

Plannenmakerij wordt vanuit elk van de<br />

ministeries op een eigen eiland<br />

ontwikkeld. Het verhaal van de kustverdediging<br />

is het verhaal van een<br />

samengaan tussen deze verschillende<br />

beleidseilanden. Kustverdediging vraagt<br />

om de input van Rijkswaterstaat, het<br />

gevoel van ruimte van het ministerie van<br />

VROM en de kennis van LNV ten<br />

behoeve van de optimalisatie van<br />

ecologische leefbiotopen. Leidt de<br />

ontwikkeling van een nieuw landschap<br />

op de grens van land en water tot het<br />

ministerie van de ruimtelijke leefomgeving?<br />

Gefascineerd door het fenomeen water<br />

en in het bijzonder het kustlandschap<br />

zijn wij tot het idee gekomen de kustverdediging<br />

te benaderen vanuit het<br />

landschap. Wat betekent het als de<br />

kustverdediging niet alleen een technische<br />

ingreep is, maar een landschappelijke<br />

inpassing wordt? Wat betekent dit<br />

voor het Nederlandse kustbeeld en wat<br />

voor gevolgen heeft dit voor het<br />

achterland?<br />

Een toekomstscenario is in de vorm van<br />

een kustvisie uitgewerkt en beargumenteerd.<br />

Landschap zonder horizon<br />

De kust is tijdloos en niet aan Nederland<br />

gebonden. Zandverstuiving,<br />

zandsuppletie, kustverdediging, de<br />

zeespiegel stijgt, het klimaat verandert,<br />

en de kust, slechts verdediging van het<br />

achterland? Een functioneel, technisch<br />

degelijk Hollands werkstuk? Wat ons<br />

betreft niet.<br />

Wij willen de kust laten proeven, voelen,<br />

zien en horen, kortom de kust laten<br />

beleven in landschappelijke zin. Het<br />

huidige beeld en de toekomstige<br />

transformatie vormen de ingrediënten


van dit vanuit het landschap benaderde<br />

kustonderzoek. Ons doel is om de<br />

creativiteit te prikkelen, aanleiding te<br />

geven tot anders denken, het losmaken<br />

van dogma’s, als vormgever aan de slag<br />

te gaan en belevingswaarde bewust te<br />

maken.<br />

De Nederlander leeft met een dagelijks<br />

aanwezige kans op een ramp. Weinigen<br />

zijn zich daarvan bewust, maar Nederland<br />

kan zo weg spoelen. Kust is<br />

contrast, een toeristisch lustoord en een<br />

commerciële rand, een spel tussen water<br />

en land.<br />

Door menselijke ingrepen zakt het land<br />

en stijgt de zee. De gevolgen zijn enorm<br />

en vragen niet alleen om technische<br />

oplossingen, maar ook om vormgeving<br />

en<br />

verbeelding vanuit het landschap<br />

benaderd en geïnspireerd.<br />

In hoeverre is de kust maakbaar? Waar<br />

ligt de grens van het technisch maakbare<br />

kustlandschap? Wat betekent het begrip<br />

duurzaamheid hier? Wat is landschap en<br />

de dynamiek ervan, en hoe toon je dat?<br />

Bestaat het kustlandschap alleen uit<br />

natuurlijk landschap? Of uit<br />

verschillende lagen, zoals de<br />

geomorfologie, de bodemvorming,<br />

sedimentatie en ecologische successie? Je<br />

kunt ook uitgaan van infrastructurele<br />

netwerken, economische relaties,<br />

landgebruik en occupatie. En niet te<br />

vergeten de belevingsomgeving, de<br />

verhalen en ‘de beleefde ruimte’. We<br />

hebben deze verschillende benaderingen<br />

onderzocht en onze bevindingen<br />

gebruikt als middel om te komen tot<br />

een geïntegreerde visie van een nieuw<br />

kustlandschap, zoals dat er volgens ons<br />

uit zou kunnen zien.<br />

Om te komen tot een visie op de kust<br />

hebben we uitgebreid onderzoek gedaan<br />

naar het ontstaan van de huidige kust en<br />

deze vergeleken met verschillende<br />

kustvormen in de wereld. Deze analyse<br />

is gebruikt om te komen tot een<br />

scheppend ontwerp. Aangezien de<br />

Nederlandse kust omvangrijk en divers<br />

is, hebben we gezocht naar een<br />

mogelijkheid om ons onderzoeksgebied<br />

af te bakenen. De problematiek die<br />

speelt, de vraag naar ruimte voor<br />

uitbreiding van de kustverdediging is<br />

het grootst daar waar de kuststrook het<br />

smalst is, tussen Rotterdam en Den<br />

Helder. Aangezien hier ook een claim<br />

ligt vanuit economisch opzicht, lijkt<br />

landaanwinning en het zoeken naar<br />

oplossingen in zee hier het meest voor<br />

de hand liggend. In dit onderzoek<br />

hebben wij ons daarom beperkt tot dit<br />

deel van de Hollandse kust: van Rotterdam<br />

tot Den Helder.<br />

De eigenheid van de kust komt naar<br />

voren in een modellenstudie. In deze<br />

studie laten we zien hoe een visie als<br />

inspiratie kan dienen, zonder de specifieke<br />

eigenschappen van de plek, de genius<br />

loci, uit het oog te verliezen. We hebben<br />

beoogd een onderzoek te doen vanuit<br />

de landschapsarchitectuur, gezien als een<br />

vorm van toegepaste kunst. We dragen<br />

geen concrete technische oplossingen aan<br />

en evenmin willen we één van de vele<br />

nota’s schrijven. Wel hebben we<br />

gestreefd naar het ontwikkelen van een<br />

visie als een inspiratiebron voor de<br />

toekomst met een landschappelijke en<br />

realistische basis op een sterk tot de<br />

verbeelding sprekende manier.<br />

Waarom een natuureiland voor de<br />

kust?<br />

Het Nederlandse beleid is vol van<br />

nieuwe natuurplekken. Vaak zijn de<br />

initiatieven hiertoe kleinschalig. De<br />

Ecologische Hoofdstructuur (EHS),<br />

ooit bedacht als de ‘groene lijn’ door<br />

Nederland, die alle geïsoleerd gelegen<br />

gebieden met elkaar verbindt, komt als<br />

zodanig niet tot stand, omdat grond<br />

zogezegd schaars is in Nederland en er te<br />

veel belangen door elkaar spelen. Een<br />

deltagebied als Nederland is bij uitstek<br />

een gebied waar vele vogels naar toe<br />

trekken voor de winter. Of juist een<br />

tussentijdse stop maken om vervolgens<br />

door te vliegen naar warmere,<br />

zuidelijkere gebieden.<br />

Bij een zachte vorm van kustverdediging<br />

TOPOS / 01 / 2003 39


ontwerp van het eiland<br />

hoort het beeld van duinen en vrije<br />

natuur. Delen die dan weer eens onder<br />

water staan en dan weer droogvallen.<br />

Een eiland voor de kust als zachte<br />

kustverdediging biedt de mogelijkheid<br />

om een groot nieuw en natuurlijke<br />

omgeving te ontwikkelen. Geen kleine<br />

vlekjes natuur, maar een groot gebied<br />

waar de ontstaansgeschiedenis te volgen<br />

is.<br />

Erosie en sedimentatie hebben vrij spel.<br />

Geen directe verbindingen naar het<br />

eiland, maar hooguit per boot. Het<br />

eiland biedt de mogelijkheden voor<br />

nieuwe vormen van recreatie, energiewinning<br />

en toegankelijke natuur.<br />

Replica Hollandica<br />

Vanaf mijn strandstoel op het Scheveningse<br />

strand ontwaar ik in de verte aan<br />

de horizon de contouren van een andere<br />

40<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

model metamorfose<br />

kustlijn. Engeland ligt toch niet zo<br />

dichtbij? Meeuwen vliegen krijsend<br />

over, even de verleiding voor een duik<br />

in het water, maar dan dringt die vraag<br />

weer naar de voorgrond, wat is dat<br />

daar wat ik in de verte zie?<br />

Een eiland met eenzelfde vormtypologie<br />

als de huidige kustlijn ligt als een schil<br />

op circa vijf tot tien kilometer afstand<br />

voor de kust van Nederland. Het eiland<br />

reikt van Vlieland tot Goeree-<br />

Overflakkee. Twee zijden met een andere<br />

typologie kent het eiland.<br />

Aan de westzijde (richting de Noordzee)<br />

heeft het eiland dezelfde kustvorm als<br />

de huidige kustlijn. De landzijde wordt<br />

gekarakteriseerd door een meer<br />

natuurlijke vormentaal, die verschillende<br />

biotopen mogelijk maakt.<br />

De inrichting van het eiland bestaat voor<br />

het merendeel uit natuur. Een oase van<br />

rust in het drukke randstadleven van<br />

alledag. Een eiland dat met de eerste<br />

aanzet door de mens levenslicht krijgt<br />

aangereikt, om daarna snel volwassen<br />

te moeten worden. Met minimale<br />

ingrepen moet het eiland zijn eigen<br />

vormgeving in stand houden.<br />

Dit betekent veel ruimte voor dynamiek.<br />

Door stroming, wind en regen,<br />

vormt het eiland zich. Het doel is<br />

uiteindelijk een natuurlijke, landschappelijke<br />

kustverdediging voor de Hollandse<br />

kust.<br />

Een landschap in de vorm van een<br />

eiland, laat de fantasie de vrije loop.<br />

Toch Schiphol naar zee? Of nee, dan<br />

dat windmolenpark.<br />

Onze insteek is van een andere aard.<br />

Een eiland voor de kust biedt de<br />

mogelijkheid het ontstaan van een<br />

nieuw landschap op de voet te volgen.<br />

Van een pioniersfase door de natuur<br />

ingegeven tot een inrichting door<br />

mensenhand vormgegeven.<br />

Duinvalleien, lagunes, nieuwe duinen,<br />

broedgebieden voor trekvogels. Een<br />

woeste branding en een luwe binnenzee<br />

die sterk onder invloed staat van de eb<br />

en vloedbeweging.<br />

Natuur zonder bordje ‘verboden<br />

toegang’! De ondergaande zon verdwijnt<br />

aan de verre horizon. De zon<br />

komt op boven de vaste wal. Een<br />

eilandgevoel anders dan de Waddeneilanden?!<br />

Dit proces voor de ontwikkeling van<br />

een nieuw eiland is een idee ontstaan<br />

op basis van literatuuronderzoek,<br />

interviews met vakmensen, redeneringen<br />

naar aanleiding van analytisch<br />

onderzoek en fantasie. Wij zijn er ons<br />

dan ook terdege van bewust, dat de<br />

ontwikkeling van een dergelijk eiland<br />

getoetst moet worden op zijn natuurlijk<br />

genererend vermogen. Daarnaast is<br />

het ook noodzakelijk dat de gevolgen<br />

voor de huidige kustlijn en het achterland<br />

bestudeerd worden.


Foto: Peter Veenstra<br />

Foto: Peter Veenstra<br />

Dat vind ik nou mooi<br />

Boskoeien<br />

De Utrechtse weg, tussen<br />

Oosterbeek en Renkum. Als<br />

het windstil is, ruik je het: de<br />

geur van oud geld, gepoetste<br />

Bentleys en kouwe kak. Statig<br />

staan de villaís op gepaste<br />

afstand van de weg, zodat de<br />

tuinen fraaie decors vormen<br />

voor de veel te dure huizen.<br />

Prachtig op het eerste gezicht,<br />

maar als je daar net als ik<br />

twee keer per dag op je brommertje<br />

voorbij komt, wordt de<br />

geschapen kloof tussen de<br />

villabezitters en het voorbijreizende<br />

werkvolk steeds<br />

storender.<br />

Tussen die oprijlanen en verre<br />

villaís doorbreekt echter ÈÈn<br />

perceel deze afstand volledig.<br />

Het huis staat haaks op de<br />

weg, met daarnaast de tuin,<br />

waardoor je als het ware met<br />

de bewoner meekijkt naar zijn<br />

tuin. In die tuin speelt zich<br />

een verhaal af, zorgvuldig<br />

gedirigeerd. Het is een verhaal<br />

van drie generaties<br />

bonte koeien, wat zich alleen<br />

ontvouwt aan de oplettende<br />

passant. Alhoewel de koeien<br />

van plastic zijn, bewegen ze<br />

door het jaar heen: soms<br />

staan de kalveren bij elkaar,<br />

afgezonderd van hun ouders,<br />

dan weer smeekt een kalfje<br />

om melk van haar moeder. De<br />

koeien lijken zich weinig aan<br />

te trekken van het verkeerslawaai,<br />

maar af en toe kijkt er<br />

ÈÈn nieuwsgierig over zijn<br />

koeienschouder. Het is een<br />

wonderlijk schouwspel, dat<br />

elke dag weer boeit.<br />

Peter Veenstra<br />

Redactie <strong>Topos</strong><br />

TOPOS / 01 / 2003 41


Stadsranden<br />

Op het raakvlak van stad en<br />

land bevindt zich een<br />

gebied waarin vele, zowel<br />

rode als groene, processen<br />

een rol spelen. Binnen het<br />

huidige voorgestelde beleid<br />

op het gebied van<br />

ruimtelijke ordening, wordt<br />

echter geen aandacht<br />

besteed aan hoe vorm zou<br />

moeten worden gegeven<br />

aan dit gebied. Hoe zou de<br />

stadsrand vorm gegeven<br />

kunnen worden om ruimtelijke<br />

kwaliteit, zoals deze tot<br />

doel gesteld wordt in de<br />

Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening,<br />

te waarborgen of<br />

waar mogelijk te<br />

verbeteren? Een inrichtingsconcept<br />

stadsranden in<br />

dienst van de samenleving<br />

geeft hier een mogelijke<br />

oplossing voor.<br />

Sjoerd van Eijk<br />

Student Landgebruiksplanning<br />

Sjoerd.vanEijk@wur.nl<br />

Wouter Rozendaal<br />

Student Landgebuiksplanning<br />

Wouter.Rozendaal@wur.nl<br />

Fotoís & illustraties<br />

Sjoerd van Eijk &<br />

Wouter Rozendaal<br />

42<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Rood Ën Groen<br />

Stellingen<br />

· Door een overgangsgebied van stad<br />

naar land te ontwerpen mede ten<br />

behoeve van de stedeling wordt draagvlak<br />

gecreëerd voor dit gebied, waardoor<br />

het open gebied tussen de stedelijke<br />

kernen behouden blijft.<br />

· Een stadsrand moet als een harde<br />

overgang van stad naar land ontworpen<br />

worden om zo het landelijk gebied te<br />

vrijwaren van stedelijke vormen.<br />

· Het landelijk gebied binnen stedelijke<br />

netwerken moet worden gebruikt als<br />

stedelijk uitloopgebied.<br />

· Het aanbrengen van een groen/blauwe<br />

structuur in het landelijk gebied en het<br />

aansluiten van deze structuur op de<br />

stedelijke kern voorkomt het<br />

dichtslibben van het landelijk gebied<br />

met stedelijke vormen.<br />

· Door selectief met aansluitingen van<br />

infrastructuur op de omgeving om te<br />

gaan kan en moet stedelijke ontwikkeling<br />

gestuurd worden.<br />

De stellingen zullen verder uitgewerkt<br />

worden onder de kop: ‘de stadsrand, het<br />

inrichtingsconcept’, waarin deze<br />

stellingen als basis dienen voor het<br />

uiteindelijke inrichtingsconcept.<br />

De stadsrand: een dynamisch geheel<br />

Door de ontwikkelingen van stadsranden<br />

door de tijd heen te bekijken, kan er<br />

voor stadsranden min of meer<br />

voorspeld worden op welke manier een<br />

stadsrand zich in de toekomst zal<br />

ontwikkelen. Hoe zag de stadsrand er<br />

Ligging stadsranden<br />

vroeger uit op een bepaalde plek en<br />

hoe heeft deze stadsrand zich ontwikkeld<br />

tot wat hij nu is? Bij deze ontwikkelingen<br />

zijn een aantal wetmatigheden<br />

te ontdekken. Om deze ontwikkelingen<br />

te kunnen beschrijven is er op hoofdlijnen<br />

de volgende indeling gemaakt op<br />

basis van visuele kenmerken van<br />

stadsranden.<br />

De scherpe stadsrand: een stadsrand die<br />

wordt bepaald door bijvoorbeeld<br />

grenzen van landbouwkavels, of een<br />

weg van lage orde. Er is niet echt sprake<br />

van een barrière die er voor zorgt, dat de<br />

stad niet verder het landelijk gebied in<br />

kan groeien.<br />

De harde stadsrand: een stadsrand die<br />

wordt bepaald door een barrière in de<br />

vorm van bijvoorbeeld een kanaal, een<br />

waardevol geacht natuurgebied, of een<br />

weg van hoge orde. De stad heeft niet<br />

echt de mogelijkheid de barrière over te<br />

steken. (Nu is de sterkte van de barrière<br />

relatief, denk maar aan de Waalsprong<br />

bij Nijmegen)<br />

Er wordt binnen de scherpe en de harde<br />

stadsrand nog het onderscheid gemaakt<br />

tussen de gemengde en de stedelijke<br />

vorm. Bij de gemengde vorm is nog niet<br />

alle ruimte tot de stadsrand in gebruik<br />

door stedelijke functies. Bij de stedelijke<br />

vorm is alle ruimte stedelijk benut,<br />

hierbij moet als kanttekening gemaakt<br />

worden, dat groen ook tot de stedelijke<br />

functies kan behoren.


Scherpe rand Harde rand Diffuse zone<br />

De diffuse zone: een zone die zowel<br />

stedelijke als landelijke functies herbergt.<br />

Daarnaast liggen er in de zone<br />

functies, die typerend zijn voor deze<br />

zone, nader te noemen als stadsrandfuncties.<br />

De zone maakt visueel een<br />

rommelige indruk.<br />

Er zijn nu een tweetal ontwikkelingen<br />

te onderscheiden binnen de fysieke<br />

verschijningsvorm van stadsranden. De<br />

ontwikkeling van de harde stadsrand<br />

met daarin de scherpe stadsrand als<br />

tussenfase en de ontwikkeling van de<br />

diffuse zone.<br />

Ontwikkelingsrichtingen:<br />

1. Van een scherpe naar een harde rand<br />

Kleine kernen beginnen als een verzameling<br />

van bebouwing zonder een echte<br />

grens met het landelijk gebied.<br />

Bebouwing ontwikkelt zich langs<br />

infrastructuur en heeft een lijnvormig<br />

karakter. Op het moment dat er bebouwing<br />

ontstaat die niet meer direct<br />

gerelateerd is aan de oorspronkelijke<br />

infrastructuur, ontstaan er ook stadsranden.<br />

In het begin meestal in de scherpe<br />

variant. Bijvoorbeeld kavelgrenzen<br />

vormen dan de grens van de<br />

bebouwing. De ruimte tot deze kavelgrens<br />

is in het begin nog niet opgevuld<br />

met stedelijke functies, de scherp<br />

gemengde variant. De nog niet opgevulde<br />

ruimten zullen bij uitbreiding echter<br />

snel gebruikt worden voor stedelijke<br />

functies, waardoor de scherp stedelijke<br />

variant ontstaat. Dit proces herhaalt zich<br />

tot de stedelijke uitbreidingen op een<br />

barrière stuiten. Dan ontstaat er eerst<br />

een hard gemengde variant die geleidelijk<br />

overgaat in een hard stedelijke<br />

variant, wanneer de ruimte tot de<br />

barrière helemaal in gebruik is door<br />

stedelijke functies. Dan stopt het<br />

proces, totdat de barrière te zwak<br />

wordt en de oversteek gemaakt wordt.<br />

2. Diffuse zone<br />

Diffuse zones ontstaan op plaatsen waar<br />

ruimte is die nog niet echt een<br />

bestemming heeft. Een diffuse zone is<br />

vaak een stuk grond dat door iedereen<br />

enigszins vergeten is en daarmee<br />

vogelvrij verklaard wordt. Deze zones<br />

kunnen op een tweetal manieren ontstaan.<br />

Ten eerste doordat deze gebieden<br />

ingesloten raken door grote infrastructuurlijnen<br />

en uitdijende steden (Van<br />

Maren en De Zeeuw, 1990). Daarnaast<br />

ontstaat onbestemde ruimte ook op de<br />

plaatsen waar al typische<br />

stadsrandfuncties aanwezig zijn. Deze<br />

stadsrandfuncties hebben zich op die<br />

plaatsen ontwikkeld om een aantal<br />

redenen. De voornaamste redenen zijn:<br />

de grote ruimtedruk in de stad, de<br />

goedkopere grond buiten de stad en de<br />

strengere milieuregels in de stad. In de<br />

diffuse zones wordt een gedoogbeleid<br />

gevoerd met betrekking tot de stadsrandfuncties,<br />

waardoor functies zich<br />

(semi-) illegaal kunnen vestigen (Natuurbeschermingsraad,<br />

1993). In het<br />

verleden werden deze functies zelfs<br />

bewust op afstand van de stad gelegd<br />

om zo de stad geen overlast te bezor-<br />

gen. In een gebied waar al een aantal<br />

stadsrandfuncties voorkomen is sprake<br />

van een aantrekkingskracht op andere<br />

stadsrandfuncties. Zo ontstaan er<br />

concentraties van stadsrandfuncties.<br />

Infrastructuur<br />

Wat is nu de invloed van infrastructuur<br />

op de ontwikkeling van stadsranden?<br />

Er is hierbij het onderscheid te maken<br />

tussen een tweetal ontsluitingsstructuren.<br />

Deze ontsluitingsstructuren<br />

zijn: de tangentiële en de radiale structuur<br />

(Natuurbeschermingsraad, 1993).<br />

Deze beide structuren zorgen op een<br />

verschillende manier voor ontwikkeling<br />

van stedelijke functies.<br />

De tangentiële structuur vormt als het<br />

ware steeds een nieuwe barrière. Als de<br />

stedelijke functies de sprong naar de<br />

“overkant” maken, wordt er na verloop<br />

van tijd weer een nieuwe rondweg<br />

aangelegd. Dan begint het proces van<br />

stedelijke ontwikkeling weer van voren<br />

af aan.<br />

De radiale structuur loopt van het<br />

centrum van de stad naar buiten toe.<br />

Stedelijke Infrastructuur structuur<br />

ontwikkeling vindt vaak plaats gekoppeld<br />

aan deze structuur. Deze stedelijke<br />

ontwikkeling staat bekent onder de<br />

naam corridorvorming, welke als een<br />

soort schrikbeeld gezien wordt als het<br />

gaat om stedelijke ontwikkeling.<br />

Stadsrandwensen<br />

Veel sectoren hebben wensen met<br />

betrekking tot de stadsrand. De wensen<br />

TOPOS / 01 / 2003 43


De belangrijkste doelstelling is het voorkomen<br />

van het aaneengroeien van stedelijke kernen<br />

van zowel de sectoren uit de stedelijke<br />

kant als de landelijke kant krijgen vorm<br />

in de stadsrand, waardoor de ruimtedruk<br />

buitengewoon hoog ligt. Het is<br />

echter wel zo, dat stedelijke functies<br />

sterker zijn dan landelijke functies en<br />

dat zij de neiging hebben de landelijke<br />

functies te verdrijven (Van Maaren en<br />

de Zeeuw, 1990; Draaisma, J. et. al.,<br />

1999).<br />

De stadsrand, het inrichtingsconcept<br />

De belangrijkste doelstelling van het<br />

inrichtingsconcept is het voorkomen van<br />

het aaneengroeien van stedelijke kernen<br />

binnen stedelijke netwerken en het<br />

daarmee open houden van het landelijk<br />

gebied. Om deze doelstelling te kunnen<br />

bereiken, worden in de genoemde<br />

stellingen een aantal beweringen gedaan.<br />

De onderstaande beweringen bieden als<br />

het ware de basisprincipes bij de<br />

ontwikkeling van het inrichtingsconcept<br />

voor de stadsrand binnen het concept<br />

stedelijke netwerken.<br />

Draagvlak door ontwerpen<br />

Om de ongeremde groei van het<br />

stedelijk gebied tegen te gaan en op die<br />

wijze het landelijk gebied open te<br />

houden, is het creëren van maatschappelijk<br />

draagvlak voor het overgangsgebied<br />

van stad naar land noodzakelijk.<br />

Indien er draagvlak is voor dit gebied,<br />

zal er een veel grotere weerstand zijn om<br />

het van inrichting te veranderen. Het<br />

landelijk gebied, aan de rand van de stad,<br />

zal dan zoveel mogelijk gevrijwaard<br />

blijven van stedelijke bebouwing.<br />

Van belang is dat naast draagvlak bij de<br />

bewoners van de stadsrand zelf, dit er<br />

ook dient te zijn bij bewoners van het<br />

achterliggende stedelijke gebied die het<br />

betreffende gebied recreatief gebruiken.<br />

Het draagvlak kan alleen maar tot stand<br />

komen door het overgangsgebied voor<br />

stad en land volgens een aantal<br />

basisprincipes te ontwerpen. Deze<br />

principes moeten de wensen van<br />

verschillende sectoren in de stadsrand<br />

ondersteunen en dienen voort te komen<br />

uit wetmatigheden die volgen uit de<br />

historische ontwikkeling van de<br />

stadsrand. De principes die voor het<br />

benodigde draagvlak zorgen, zijn een<br />

44<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

harde stadsrand, het gebruiken van het<br />

overgangsgebied van stad naar land en<br />

het landelijk gebied binnen het stedelijk<br />

netwerk als stedelijk uitloopgebied en<br />

tenslotte het aanbrengen van structuur<br />

in dit gebied.<br />

Harde rand<br />

Zoals uit het verleden is gebleken, is de<br />

enige situatie waarbij een stadsrand voor<br />

langere tijd op dezelfde plaats blijft<br />

liggen, de situatie van een harde<br />

stadsrand. Door het ontwerpen van een<br />

harde rand is het mogelijk ongeremde<br />

stedelijke groei en daarmee ook het aan<br />

elkaar groeien van steden te voorkomen.<br />

Het ontwerp van de harde stadsrand<br />

moet zo zijn dat er een zo lang<br />

mogelijke stadsrand ontstaat. Een lange<br />

stadsrand heeft enkele belangrijke<br />

voordelen ten opzichte van een korte<br />

stadsrand. Het belangrijkste voordeel<br />

van een lange stadsrand ten opzichte van<br />

een korte stadsrand is, dat er op die<br />

wijze direct aan de rand meer mensen<br />

kunnen wonen en werken.<br />

Stedelijk uitloopgebied<br />

Binnen de mazen van het stedelijk<br />

netwerk komt het landelijk gebied in<br />

dienst van de stad. Om het landelijk<br />

gebied ook als stedelijk uitloopgebied te<br />

ontwikkelen, zullen er landelijke<br />

gebruiksfuncties voor de stedeling, zoals<br />

volkstuincomplexen, maneges,<br />

sportvelden, routes ontwikkeld worden.<br />

Zodoende krijgt het aan de stad grenzzende<br />

landelijk gebied een gebruiksfunctie<br />

voor de stedeling en zal het<br />

draagvlak voor dit gebied vanuit de<br />

stedeling aanzienlijk worden verhoogd.<br />

Het landelijk gebied mag echter niet de<br />

uitstraling van een (semi-)stedelijk<br />

gebied krijgen.<br />

Groen/blauwe structuur<br />

Het aanbrengen van een degelijke<br />

groen/blauwe structuur heeft een<br />

tweeledige functie. Allereerst dient de<br />

structuur er toe de stedeling meer<br />

toegang te geven tot het landelijk gebied.<br />

De structuur loopt vanuit de stad door<br />

de stadsrand het landelijk gebied in en<br />

doorbreekt eventuele barrières voor<br />

laagdynamische en natuurlijke<br />

verbindingen. De gebruiksfuncties<br />

voor de stedeling in het landelijk<br />

gebied worden verbonden door de<br />

groen/blauwe verbindingen. Op die<br />

wijze heeft de structuur de duidelijke<br />

functie van het geleiden van de stedeling<br />

in het landelijk gebied en wordt de<br />

structuur door de stedeling als waardevol<br />

beschouwd.<br />

Ten tweede zijn natuur en ecologie<br />

gebaat bij de realisering van groen/<br />

blauwe verbindingen tussen stad en<br />

land. De groen/blauwe verbindingen<br />

worden vormgegeven door water en<br />

ecologische elementen te koppelen,<br />

waardoor er voor ecologie een grote<br />

meerwaarde ontstaat. Stadsecologie<br />

wordt door het koppelen van stad en<br />

land verbonden met ecologisch waardevolle<br />

gebieden in de mazen van het<br />

stedelijk netwerk. Bij het ontwerpen<br />

van de rand en het koppelen van stad<br />

en land dient bijzondere aandacht te<br />

gaan naar de aantrekkelijkheid en<br />

identiteit van het landschap. Deze<br />

functies van de groen/blauwe structuur<br />

voorkomen het dichtslibben van<br />

het landelijk gebied. Het landelijk<br />

gebied zal door de structuur een<br />

hogere belevingswaarde krijgen en in<br />

een veel hogere mate gewaardeerd<br />

worden, waardoor het draagvlak voor<br />

dit gebied aanzienlijk toeneemt.<br />

Aansluitingen van infrastructuur<br />

Uit de geschiedenis is gebleken, dat<br />

infrastructuur een sterke invloed heeft<br />

op stedelijke ontwikkeling. De infrastructuur<br />

biedt dan ook tal van mogelijkheden<br />

om de stedelijke ontwikkeling<br />

te sturen. Van groot belang zijn de<br />

hiërarchie van de infrastructuur en de<br />

aansluiting van infrastructuur van<br />

verschillende schaalniveaus op elkaar.<br />

Juist de aansluitingen van infrastructuur<br />

geven een enorme impuls aan stedelijke<br />

ontwikkeling, zeker bij infrastructuur op<br />

een hoog schaalniveau. Door op<br />

plaatsen waar het aaneengroeien van<br />

steden dreigt, onder andere infrastructuur<br />

van verschillende typen en verschillende<br />

schaalniveaus te scheiden<br />

kan dit aaneengroeien worden vermeden.


Schematische uitwerking stadsrandconcept<br />

Schematische uitwerking stadsrand<br />

In de figuur schematische uitwerking<br />

stadsrandconcept is een uitwerking<br />

gegeven van de basisprincipes en<br />

ontwerpmaatregelen voor een ontworpen<br />

harde stadsrand met een groot<br />

draagvlak dat er voor zorgt dat steden<br />

niet aan elkaar groeien. De uitgangssituatie<br />

bij deze uitwerking is een scherp<br />

stedelijke stadsrand met een barrière op<br />

grote afstand. Andere uitgangssituaties<br />

zouden kunnen zijn de hard stedelijke<br />

variant, met een barrière direct grenzend<br />

aan de bestaande bebouwing of een<br />

diffuse zone, grenzend aan bestaande<br />

bebouwing of ergens in het landelijk<br />

gebied. In de figuur op de volgende<br />

pagina is een scherpe stadsrand te zien<br />

met een barrière die gevormd wordt<br />

door een nationale/regionale weg. De<br />

principes voortkomend uit de stellingen<br />

zijn in de figuur verwerkt.<br />

De harde ontworpen rand, wordt<br />

gevormd door de overgang van nieuwe<br />

bebouwing op het recreatief intensief<br />

gebruikte landelijk gebied. De<br />

ontworpen zone van intensief (recreatief)<br />

naar extensief landelijk met daarin<br />

aangebracht de groen/blauwe structuur<br />

vormt een harde barrière. Om draagvlak<br />

te krijgen voor deze zone, is het<br />

belangrijk dat er gebruiksfuncties voor<br />

de stedeling worden ingepast. Richting<br />

de al aanwezige barrière, in dit geval de<br />

weg met een nationale/regionale<br />

ontsluitingsfunctie, neemt de intensiteit<br />

van deze gebruiksfuncties steeds verder<br />

af, totdat er alleen nog maar sprake is<br />

van puur landelijk gebied voornamelijk<br />

geoccupeerd door productielandbouw.<br />

De groen/blauwe structuur en het<br />

benutten van het landelijk gebied als<br />

stedelijk uitloopgebied eindigen hier<br />

niet en lopen door tot in het landelijk<br />

gebied aan de overzijde van de regionale<br />

weg. Deze groen/blauwe structuren<br />

zijn gekoppeld aan het laagdynamische<br />

recreatieve netwerk, maar gescheiden<br />

van het hoogdynamische infrastructuurnetwerk.<br />

Op de plaatsen waar<br />

de twee verschillende netwerken elkaar<br />

kruisen worden eventuele barrières<br />

voor het groen/blauwe en het laagdynamische/recreatieve<br />

netwerk opgeheven.<br />

Dit door middel van ongelijkvloerse<br />

kruisingen, bijvoorbeeld<br />

onderdoorgangen. Selectief worden<br />

op de kruisingen overstapmogelijkheden<br />

van het hoogdynamische op het<br />

laagdynamische netwerk gecreëerd. Dit<br />

ten behoeve van het beter toegankelijk<br />

maken van het landelijk gebied als<br />

stedelijk uitloopgebied. Vanaf de<br />

regionale weg wordt het bestaande<br />

stedelijk gebied en het nieuwe stedelijk<br />

gebied ontsloten volgens een hiërarchisch<br />

opgebouwde infrastructuur.<br />

Vanaf de regionale weg worden woonerven<br />

via een tweetal tussenstappen<br />

ontsloten. Een weinig verkeersaantrekkende<br />

functie als wonen wordt op die<br />

wijze ontsloten via een bijpassend<br />

schaalniveau van infrastructuur.<br />

Conclusie<br />

In de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening<br />

mist er een detailuitwerking voor de<br />

stadsrand. Dit terwijl een van de<br />

belangrijkste doelstellingen binnen het<br />

concept stedelijke netwerken het open<br />

houden van het landelijk gebied tussen<br />

de stedelijk kernen is. Door voor dit<br />

landelijk gebied draagvlak te creëren<br />

kan de ruimte gevrijwaard blijven van<br />

stedelijke vormen. De mensen uit het<br />

stedelijk netwerk moeten dus willen<br />

dat het landelijk gebied open blijft.<br />

Het draagvlak moet gecreëerd worden<br />

door bij het ontwerpen van een gebied<br />

extra aandacht te besteden aan de<br />

stadsrand. De stadsrand vormt tenslotte<br />

de koppeling tussen het stedelijk<br />

en het landelijk gebied, dus tussen de<br />

mensen en het landelijk gebied. Bij het<br />

ontwerpen van de stadsrand moet<br />

vooral gelet worden op de basisprincipes<br />

van het stadsrandconcept zoals deze in<br />

deze paper zijn beschreven. Door met<br />

deze principes rekening te houden<br />

krijgen mensen het idee dat het landelijk<br />

gebied iets van henzelf is, een gebied dat<br />

ze kunnen gebruiken en daarbij ook nog<br />

eens een gebied dat er mooi uit ziet.<br />

Hierbij moet wel nog gezegd worden<br />

dat bij het ontwerpen van een stadsrand<br />

de gegeven principes slechts als een<br />

leidraad gebruik moeten worden, een<br />

ontwerp moet namelijk gebaseerd zijn<br />

op gebiedseigen kenmerken en niet op<br />

een standaardconcept. Anders bestaat er<br />

het gevaar dat iedere stadsrand er in de<br />

toekomst hetzelfde uitziet, terwijl<br />

identiteit juist de charme bepaald.<br />

Literatuur<br />

- Van Eijk, S.C.H.J. en Rozendaal, W.J.B. Stadsranden;<br />

Rood èn Groen; Een inrichtingsconcept ontwikkeld aan de<br />

hand van de noordelijke Randstad. 2002<br />

- Draaisma, J. et. al. Waterland, ecologische landbouwtuin<br />

van Amsterdam. Planologische diskussiebijdragen. 1999<br />

- Van Maren, E.N. De Zeeuw, P.H. De overgang stad-land.<br />

Planvorming en ontwerp in het landelijk gebied onder stedelijke<br />

invloed. Directie bos- en landschapsbouw. Utrecht, 1990<br />

- Ministerie van Verkeer Ruimtelijke Ordening en Milieu.<br />

Ruimte maken, ruimte delen. Vijfde Nota over de ruimtelijke<br />

ordening 2000 / 2020. PKB 1. Den Haag, 2001<br />

- Natuurbeschermingsraad. Op de Grens van stad en land.<br />

Advies over natuur en landschap in stadsrandgebieden. 1993<br />

TOPOS / 01 / 2003 45


Wat een snelweg kost<br />

Binnen de ruimtelijke ordening<br />

wordt veel en vaak<br />

ruimtelijk beleid opgesteld.<br />

Volgens ons ontbreekt het<br />

bij ruimtelijk beleid echter<br />

aan een gedegen<br />

ruimtelijke economische<br />

analyse. Veel ruimtelijke<br />

plannen blijven hierdoor<br />

oppervlakkig. Dit is jammer<br />

omdat er zo kansen over<br />

het hoofd worden gezien<br />

en men binnen de ruimtelijke<br />

ordening niet altijd in<br />

staat is om adequaat te<br />

anticiperen op economische<br />

ontwikkelingen. Met<br />

dit idee in het achterhoofd<br />

is geprobeerd om door<br />

middel van een ruimtelijk<br />

economische analyse een<br />

visie te geven op de<br />

ruimtelijk economische<br />

ontwikkeling van Midden-<br />

Limburg.<br />

Nadine KaÔm<br />

Student Landgebruiksplanning<br />

Nadine.Kaim@wur.nl<br />

Steven Voest<br />

Student Landgebruiksplanning<br />

Steven.Voest@wur.nl<br />

Illustraties<br />

Nadine KaÔm & Steven Voest<br />

46<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

De gevolgen van de aanleg van de A73-Zuid<br />

In het kader van het project “3 over 30”<br />

analyseren wij de economische en de<br />

infrastructurele situatie van Midden-<br />

Limburg. Er wordt gekeken wat de<br />

invloed is van de nog aan te leggen A73-<br />

Zuid op de werkgelegenheid in Midden-<br />

Limburg en hoe deze effecten ruimtelijk<br />

tot uitdrukking komen. Aan de hand<br />

van deze ruimtelijke economische<br />

analyse en een gebiedsanalyse geven wij<br />

een visie op hoe Midden-Limburg<br />

gebruik kunnen maken van de<br />

grootschalige infrastructuur die door<br />

Midden-Limburg loopt ten behoeve van<br />

de economische ontwikkeling..<br />

Achtereenvolgens wordt ingegaan op<br />

het belang van infrastructurele netwerken<br />

voor de economie, de ruimtelijke en<br />

economische aspecten van een<br />

investering in infrastructuur en hoe deze<br />

effecten in Midden-Limburg tot<br />

uitdrukking komen. Vervolgens gaan we<br />

in op de mogelijkheden voor de<br />

toekomst en de conclusies.<br />

Het belang van netwerken voor de<br />

economie<br />

Tegenwoordig is de aanwezigheid van<br />

netwerken een van de belangrijkste<br />

vestigingsplaatsfactoren, temeer omdat<br />

het bijdraagt aan de bereikbaarheid van<br />

veel bedrijven. Verandert er iets binnen<br />

een netwerk dan betekent dit de<br />

bereikbaarheid van een gebied verandert.<br />

Dit heeft zijn neerslag op de<br />

economische situatie van een gebied. De<br />

bereikbaarheid van een gebied kan men<br />

vergroten door te investeren in<br />

infrastructuur of door te investeren in<br />

het karakter van knooppunten. Welke<br />

effecten heeft een investering in infrastructuur<br />

en wat voor een effecten heeft<br />

een investering in knooppunten?<br />

De invloed van vervoersassen op<br />

gebieden met lage netwerkdichtheid<br />

Vervoersassen tussen stedelijke velden<br />

lopen vaak door gebieden met een lagere<br />

netwerkdichtheid, meestal hebben ze<br />

geen relatie met het gebied waar ze<br />

doorheen lopen. Door middel van<br />

nieuwe afslagen op de vervoersassen kan<br />

een gebied met een lage dichtheid hierop<br />

aantakken. Hierdoor kunnen de actoren<br />

in de gebieden met een lage dichtheid<br />

makkelijker relaties aangaan en<br />

onderhouden met actoren uit de<br />

omliggende stedelijke velden. Door de<br />

toename van het aantal relaties van het<br />

gebied met een lage dichtheid krijgt de<br />

economie in die gebieden een impuls.<br />

Tevens vormt een afslag een mogelijke<br />

vestigingsplaats voor nieuwe bedrijven<br />

en bedrijven die in de stedelijke velden<br />

gebrek aan ruimte hebben of niet meer<br />

passen in een stedelijke omgeving..<br />

Bovengenoemde mogelijkheden voor<br />

de (nieuwe) bedrijvigheid geven op hun<br />

beurt weer een impuls waardoor weer<br />

nieuwe activiteiten aangetrokken kunnen<br />

worden.<br />

Gedifferentieerde knooppunten<br />

ontwikkeling<br />

Ieder knooppunt herbergt bepaalde<br />

activiteiten. Iedere activiteit is afhankelijk<br />

van een bepaalde modaliteit. Iedere<br />

activiteit heeft daardoor zijn eigen<br />

mobiliteitsprofiel (RARO, 1996). De<br />

aanwezigheid van een bepaalde modaliteit<br />

in een knooppunt heeft daardoor<br />

een structurerende werking op de<br />

vestiging van bepaalde activiteiten en<br />

bedrijven. Indien men knooppunten<br />

selectief bereikbaar maakt voor bepaalde<br />

modaliteiten dan kan ieder knooppunt<br />

andere activiteiten aantrekken. Door de<br />

verdeling van activiteiten over de<br />

knooppunten ontstaat er een netwerk<br />

waarin ieder knooppunt zijn eigen<br />

specialiteit heeft. Omdat de<br />

gedifferentieerde knooppunten elkaar<br />

aanvullen in plaats van beconcurreren,<br />

komt dit economisch gezien ten goede<br />

aan de ontwikkeling van een gebied. Een<br />

gebied verzorgt meerdere activiteiten die<br />

gelokaliseerd zijn in meerdere<br />

knooppunten.<br />

Effecten van een investering in<br />

infrastructuur<br />

Een ingreep in netwerken houdt een<br />

ingreep in de infrastructuur in. Wat voor<br />

een effecten heeft de aanleg van<br />

infrastructuur? Een aantal effecten<br />

komen indirect tot uitdrukking. Dit zijn


Investering in infrastructuur<br />

+<br />

Structurele verandering in<br />

de bereikbaarheid<br />

Invloed op bedrijvigheid<br />

Invloed op aantal arbeidsplaatsen<br />

in sectoren Generatief effect<br />

Extra toename arbeidsplaatsen<br />

door spin-off effecten<br />

Verandering van de economische<br />

structuur<br />

Overzicht van de ruimtelijke en de economische<br />

Bijlage<br />

veranderingen in het gebied<br />

1. Het conceptuele model<br />

de generatieve, distributieve en spin-off<br />

effecten.<br />

Het ontstaan van nieuwe activiteiten is<br />

het zogeheten generatieve effect. “Dit<br />

betreft de totale toename in economische<br />

activiteiten in alle bij de infrastructuurverbetering<br />

betrokken regio’s en<br />

zones. De toename in economische<br />

activiteiten betreft de vestiging van<br />

(nieuwe) bedrijven in de regio of de<br />

uitbreiding van aanwezige bedrijven”<br />

(Bruinsma, 1994). Een verschuiving van<br />

economische activiteiten is het<br />

distributieve effect., “Het distributieve<br />

effect heeft gevolgen voor de ruimtelijke<br />

structuur van een regio maar ze hoeft<br />

niet feitelijk bij te dragen aan een beter<br />

economische functioneren van de hele<br />

regio” (TNO-Inro, 1996, volgens<br />

Martens et al., 1998). Arbeidsplaatsen<br />

binnen een regio kunnen naar nieuwe<br />

bedrijventerreinen verplaatsen, nabij een<br />

nieuwe snelweg.<br />

Het spin-off effect is een effect dat<br />

ontstaat doordat het generatieve effect<br />

een positieve impuls geeft aan de<br />

bestaande economische structuur,<br />

waardoor er extra arbeidsplaatsen in het<br />

gebied ontstaan.<br />

De generatieve effecten en het spin off<br />

effect geven weer wat het structurele<br />

werkgelegenheidseffect is van de aanleg<br />

van infrastructuur. Aan de hand van<br />

deze effecten zijn de veranderingen in de<br />

economie en van de ruimtelijke struc-<br />

+<br />

+<br />

LEGENDA<br />

heeft invloed op<br />

+ heeft een positieve invloed op<br />

Invloed op<br />

werkgelegenheid in<br />

sectoren<br />

Invloed op de locatie van<br />

arbeidsplaatsen Distributief effect<br />

Verschuivingen binnen de<br />

ruimtelijke structuur<br />

tuur te bepalen. In figuur 1 wordt een<br />

overzicht gegeven van de effecten.<br />

Ruimtelijke en economische aspecten<br />

in relatie tot Midden-Limburg<br />

Midden-Limburg kan omschreven<br />

worden als een perifere regio binnen<br />

Nederland. Maar binnen Noordwest-<br />

Europa heeft ze een centrale ligging. In<br />

de nabijheid van Midden-Limburg<br />

liggen een aantal stedelijke gebieden<br />

zoals het KAN-gebied, MHAL-gebied<br />

(Maastricht, Hasselt, Aken, Luik) en het<br />

Ruhrgebied. De regio ligt op een<br />

kruispunt van grootschalige infrastructuur.<br />

De vervoersassen die door<br />

Midden-Limburg lopen, geleiden de<br />

relaties tussen de Randstad/Europoort,<br />

het Ruhrgebied en het MHAL-gebied.<br />

In dit gebied is de A67 de belangrijkste<br />

oost-west verbinding en de A2 is een<br />

belangrijke noord-zuid verbinding.<br />

Midden-Limburg profiteert echter<br />

nauwelijks van deze vervoerstromen. De<br />

regio kan gezien worden als een<br />

doorvoergebied, oftewel als een regio<br />

met een lage netwerkdichtheid waar<br />

grote vervoerstromen doorheen lopen.<br />

Ze vormt een maas in het relatie en<br />

handelsnetwerk.<br />

In het gebied liggen drie belangrijke<br />

knooppunten, te weten Venlo, Roermond<br />

en Weert. Alleen Venlo is op dit<br />

moment een belangrijk knooppunt<br />

voor de vervoersstromen.<br />

Met de aanleg van de A73-Zuid wordt er<br />

2. De effecten in Midden-Limburg<br />

een nieuwe noord-zuid verbinding<br />

gecreëerd die aantakt op de grote<br />

vervoersassen. Het doel wat men met de<br />

aanleg van deze weg tracht te bereiken is<br />

het ontlasten van regionale netwerk en<br />

het vergroten van de bereikbaarheid en<br />

de verkeersveiligheid.<br />

De verwachting, op basis van de theorie,<br />

is dat de aanleg van de A73-Zuid<br />

invloed heeft op de economische en<br />

ruimtelijke structuur van de regio. Maar<br />

hoe groot is deze invloed?<br />

De economische en de ruimtelijke<br />

veranderingen in Midden-Limburg<br />

Met behulp van het conceptuele model<br />

hebben we de grootte van de generatieve<br />

en distributie effecten bepaald. Voor<br />

Midden-Limburg zijn de gevolgen van<br />

de aanleg van de A73-Zuid positief voor<br />

de economie, dit wil zeggen dat er<br />

arbeidsplaatsen ontstaan. Maar hoe<br />

moet dit effect geïnterpreteerd worden,<br />

is het effect groot of klein? Er ontstaan<br />

ongeveer 850 arbeidsplaatsen. Op een<br />

totaal van de 42000 arbeidsplaatsen op<br />

de oostoever is dit niet heel erg veel. Dus<br />

de invloed van de A73-Zuid op de<br />

economie is gering te noemen. De<br />

sectoren Vervoer en communicatie en<br />

Handel profiteren het sterkst van de<br />

komst van de A73-Zuid. Dit komt<br />

doordat ‘bereikbaarheid’ een belangrijke<br />

vestigingsplaatsfactor is voor deze<br />

sectoren en omdat deze sectoren een<br />

hoge autonome groei kennen die<br />

TOPOS / 01 / 2003 47


versterkt wordt door de komst van de<br />

A73-Zuid. Het grootste deel van de<br />

nieuwe arbeidsplaatsen komen terecht<br />

op nieuwe bedrijventerreinen die gelegen<br />

zijn naast afslagen van de A73-Zuid. De<br />

nieuwe arbeidsplaatsen die ontstaan<br />

door spin-off effecten komen overal in<br />

het gebied terecht maar vooral op<br />

locaties waar zich nu ook al bedrijvigheid<br />

heeft gevestigd. De spin-off effecten<br />

versterken de huidige economische<br />

structuur.<br />

Voor het effect van de aanleg van de<br />

A73-Zuid op de ruimtelijke structuur<br />

geldt een ander verhaal. Het aantal<br />

arbeidsplaatsen dat gaat schuiven is<br />

2400. Dit is een aanzienlijk deel van het<br />

totaal aan arbeidsplaatsen in Midden-<br />

Limburg. In de afgelopen jaren is op de<br />

oost-oever niet veel hectare bedrijventerrein<br />

uitgegeven, hierdoor was het voor<br />

veel bedrijven die zich op de oost-oever<br />

bevonden moeilijk om te verhuizen. Nu<br />

er veel nieuwe terreinen worden<br />

ontwikkeld, kunnen deze bedrijven zich<br />

eindelijk verplaatsen. Dit betekent dat er<br />

een verschuiving van bedrijvigheid gaat<br />

optreden van de oude kernen naar de<br />

nieuwe terreinen. Hierdoor komt in de<br />

oude kernen ruimte vrij en neemt de<br />

overlast af waardoor de leefbaarheid<br />

toeneemt. Een gevolg is wel dat een deel<br />

van de beroepsbevolking moet<br />

verhuizen of verder moet reizen naar<br />

hun werk. Op de oost-oever zijn de<br />

gevolgen voor de kernen kleiner dan<br />

voor de west-oever van de Maas, omdat<br />

de bedrijven op de oost-oever over<br />

relatieve korte afstand verplaatsen.<br />

Hierdoor hoeft de beroepsbevolking<br />

niet te verhuizen. Op de west-oever zal<br />

dit wel het geval zijn waardoor de<br />

kernen een deel van hun bevolking en<br />

hun arbeidsplaatsen zullen kwijt raken.<br />

Tevens zal een deel van de vervoersstromen<br />

die over de N-wegen lopen in de<br />

toekomst over de A73-zuid lopen,<br />

hierdoor verliezen de kernen van de<br />

west-oever een deel van hun contacten<br />

met de omliggende stedelijke velden.<br />

Hierdoor krijgen de kernen een meer<br />

geïsoleerdere ligging waardoor ze zich<br />

48<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

meer zullen moeten richten op mensen<br />

die belang hechten aan een mooie en<br />

rustige leefomgeving. Voor Roermond<br />

betekent de komst van de A73zuid<br />

een sterke impuls voor de lokale<br />

economie. Deze zal zich beter op de<br />

vervoersstromen kunnen richten.<br />

Waardoor sectoren zoals ‘handel en<br />

vervoer’ en ‘communicatie’ zich kunnen<br />

vestigen zodat Roermond minder<br />

afhankelijk zal worden van de traditionele<br />

sectoren zoals industrie.<br />

De mogelijkheden van Midden-<br />

Limburg voor de toekomst<br />

Nu geanalyseerd is wat de economische<br />

en de ruimtelijke gevolgen zijn van de<br />

aanleg van de A73-Zuid kan men gaan<br />

kijken wat de mogelijkheden zijn om in<br />

de toekomst gebruik te maken van de<br />

verbeterde bereikbaarheid. De kansen<br />

voor Midden-Limburg liggen in een<br />

gedifferentieerde knooppuntenontwikkeling<br />

waarbij de verschillende<br />

activiteiten binnen de knooppunten op<br />

elkaar afgestemd worden. De<br />

verschillende netwerken kunnen in de<br />

knooppunten door middel van<br />

verknoping van modaliteiten verweven<br />

worden. In en om de knooppunten kan<br />

ruimte geboden worden aan activiteiten<br />

die gerelateerd zijn aan de infrastructuur.<br />

De nadruk ligt daarbij op logistieke en<br />

zakelijke dienstverlening. Door een<br />

goede afstemming van activiteiten en<br />

verknoping van modaliteiten kan<br />

Midden-Limburg zich als een<br />

‘draaischijf’ voor de vervoersstromen<br />

ontwikkelen.<br />

Conclusies<br />

We hebben geprobeerd te laten zien hoe<br />

een ingreep in de infrastructuur bepaalde<br />

economische effecten kan veroorzaken.<br />

Hoe groot de economische effecten zijn<br />

is onder meer afhankelijk van de<br />

ruimtelijke en economische structuur<br />

van het gebied waar de ingreep<br />

plaatsvindt.<br />

Voor Midden-Limburg geldt dat de<br />

ruimtelijke effecten groter zijn dan de<br />

economische effecten. Een mogelijke<br />

oorzaak kan zijn dat de verbetering van<br />

de bereikbaarheid vooral lokaal van<br />

belang is. Veel bedrijven verplaatsen dan<br />

ook van binnen de regio naar een locatie<br />

aan de A73-Zuid. Een andere mogelijke<br />

oorzaak is dat er langs het nieuwe traject<br />

weinig ruimte is om uit te breiden. Het<br />

economische effect blijft daardoor vooral<br />

beperkt tot de regio waar het traject van<br />

de A73-Zuid doorheen komt. Indien er<br />

meer ruimte was geweest voor de<br />

ontwikkeling van bedrijventerreinen<br />

was het mogelijk geweest dat het<br />

economische effect groter zou zijn<br />

geweest dan nu het geval is.<br />

De constatering dat het ruimtelijk effect<br />

groter is dan het economische is<br />

belangrijk voor het opstellen van<br />

ruimtelijk beleid. Indien men meer in<br />

wil zetten op een bepaalde economische<br />

ontwikkeling moet dat anders aangepakt<br />

worden, zoals het geschikt maken van<br />

locaties voor een bepaalde sector. De<br />

aanleg van infrastructuur kan daarbij wel<br />

de ontwikkeling sturen.<br />

Indien men weet welke bedrijven er<br />

aangetrokken worden door (nieuwe)<br />

infrastructuur en men wil de economie<br />

verder stimuleren moet men dus zorgen<br />

dat er genoeg ruimte is voor de<br />

gewenste ontwikkelingen.<br />

Literatuur<br />

- Bruinsma, F. (1994), De invloed van transportinfrastructuur<br />

op ruimtelijke patronen van economische<br />

activiteiten, Utrecht, Elinkwijk BV.<br />

- Martens, M., O. Raspe, C.J. Ruijgrok (1998),<br />

Economie en infrastructuur; Bevindingen van de<br />

projectgroep ‘Economie en infrastructuur’ over dit<br />

werkveld, economische evaluatie en effecten van infrastructurele<br />

investeringen, Delft, TNO-Inro.<br />

- Raad voor de ruimtelijke ordening (1996), Wisselwerking<br />

tussen verstedelijking en infrastructuur, Knooppunten<br />

en vervoerscorridors als ordenend principe voor de<br />

ruimtelijke ordening, aangeboden aan de Minister van<br />

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />

en de Minister van Verkeer en Waterstaat op 14 oktober<br />

1996, Den Haag, Sdu Uitgevers.


Urban Flotsam,<br />

stirring the city,<br />

CHORA,<br />

Raoul Bunschoten, Takuro<br />

Hoshino en HÈlËne Bine - Uitgeverij<br />

010 - Rotterdam 2001 -<br />

ISBN 9064503877 - E 62,50<br />

Gertjan Jobse<br />

Redactie <strong>Topos</strong><br />

Gertjan.Jobse@wur.nl<br />

Boeken<br />

Onze zoektocht naar informatie is<br />

eindeloos. We zoeken nog altijd naar<br />

manieren om met complexe veranderingsprocessen<br />

om te gaan, in bijvoorbeeld<br />

de stedelijke omgeving of het<br />

waterbeheer. Dit is enigzins paradoxaal,<br />

omdat we proberen oplossingen te<br />

bedenken voor problemen waarvan we<br />

achterliggende krachten nauwelijks<br />

kunnen (be)grijpen. Hebben we toch<br />

nog meer kennis nodig, of gebruiken<br />

we het bekende niet goed? Het boek<br />

Urban Flotsam, de eerste publicatie van de<br />

architecten van het<br />

onderzoekslaboratorium CHORA,<br />

introduceert een nieuwe manier van<br />

kijken naar problemen in de ruimtelijke<br />

planning.<br />

Wrakhout<br />

De tijd van de grote oplossingen kan<br />

dan voorbij zijn, het boek Urban Flotsam<br />

mag opgevat worden als een<br />

vernieuwend manifest voor de ruimtelijke<br />

planning. Niet de complexiteit van de<br />

wereld, maar de onduidelijkheid over<br />

problemen die we moeten aanpakken<br />

belemmert ons in het handelen, stellen<br />

de auteurs. De ongrijpbare en trage<br />

processen die we onder de noemer<br />

globalisering plaatsen spelen zich veelal<br />

buiten je waarneming af. Allerlei<br />

fenomenen in de ruimte drijven voorbij<br />

als wrakhout (flotsam), zonder een<br />

duidelijk kader.<br />

Volgens CHORA is het daarom zaak op<br />

een nieuwe manier naar de ruimte te<br />

kijken, nieuwe kaders te scheppen. Deze<br />

kaders liggen juist in het lokale, de plek<br />

zelf. Daarbij is een manier nodig om de<br />

krachten achter veranderingen inzichtelijk<br />

en toepasselijk te maken. Het boek<br />

Urban Flotsam reikt hiervoor een<br />

methode aan, de Urban Gallery.<br />

Belangrijk hierin zijn een aantal nieuwe<br />

instrumenten om complexiteit in beeld<br />

te brengen. Het planproces is opgedeeld<br />

in vier stappen: how to see, how to play, how<br />

tell en how to act. Dit zijn tevens de<br />

hoofdstukken van het boek, dat is<br />

aangevuld met concrete studies en<br />

stellingen, die met de hoofdtekst zijn<br />

verweven.<br />

Het eerste hoofdstuk how to see? gaat<br />

over het opslaan van fenomenen van<br />

verandering in een database. Deze<br />

waarnemingen doe je bijvoorbeeld al<br />

wandelend door een landschap naar<br />

punten die je at random gekozen hebt op.<br />

Je ziet zo andere dingen, dan wanneer je<br />

gericht gaat zoeken naar herkenbare<br />

zaken. De volgende stap is het bedenken<br />

van instrumenten om verandering in<br />

gang te zetten. In how to play? zijn dit de<br />

bouwstenen (programma’s) om nieuwe<br />

verbindingen te maken tussen functies.<br />

Wanneer je deze combineert ontstaan<br />

nieuwe realiteiten: how to tell? gaat over<br />

scenario’s waarin je anders tegen<br />

bepaalde problemen aankijkt. Het laatste<br />

hoofdstuk: how to act? gaat over de<br />

organisatie, die het veranderingsproces<br />

in beweging kan zetten.<br />

Sterkten en zwakten<br />

Met een ogenschijnlijk simpele methode<br />

behandelt de Urban Gallery alle stappen<br />

van het planproces. Dit heeft voor- en<br />

nadelen. Een voordeel is de vernieuwing<br />

in de methode door de combinatie van<br />

veel elementen in een heldere<br />

procesarchitectuur. Wanneer je de<br />

gebruikte terminologie vertaalt naar<br />

reeds gebruikelijke begrippen, blijken er<br />

bekende elementen – scenario’s,<br />

lagenbenadering - in te ziten. Maar waar<br />

de gebruikelijke methoden doorgaans<br />

blijven haken in patroonstudies naar<br />

waarneembare verschijnselen, gaat de<br />

Urban Gallery verder met de analyse van<br />

processen, om in te zetten in de<br />

planvorming. Alles verandert onder<br />

invloed van globale krachten en in het<br />

sturen van deze processen ligt de<br />

oplossing voor lokale omgevingen.<br />

In de tweede plaats ligt de kracht van de<br />

Urban Gallery in de structuur voor het<br />

omgaan met kennis die zij biedt: hoe<br />

kennis te verwerven, samen te brengen<br />

en hieruit nieuwe oplossingen te<br />

genereren en uit te voeren. Er wordt<br />

TOPOS / 01 / 2003 49


hiervoor veel overhoop gehaald, maar<br />

uiteindelijk past dit netjes in het gestelde<br />

kader. Of dit altijd nuttige kennis<br />

oplevert valt te bezien, maar methoden<br />

als random sampling, procesanalyse, management<br />

games en het werken met prototypen<br />

laten op zijn minst een frisse wind<br />

waaien door de beperkende methoden<br />

die nu gebruikelijk zijn.<br />

Het is daarbij de vraag of de in het boek<br />

gebruikte kleine schaal – de schaal van<br />

stedelijke omgevingen, woonwijk –<br />

eenvoudig op te trekken is naar een<br />

grotere schaal, bijvoorbeeld de<br />

Deltametropool of transportassen? Dit<br />

is een interessant experiment, dat de<br />

moeite waard is eens te ondernemen!<br />

Ook op deze schaal gaat het er ten slotte<br />

om, wat op lokale omgevingen gebeurt.<br />

Hiermee zou de Urban Gallery uit de<br />

beperkende stedebouwkundige kaders<br />

gehaald kunnen worden die het zichzelf<br />

nu stelt. Meer dan de titel vermoedt is<br />

het een Future Gallery, de instrumenten<br />

zijn immers universeel toepasbaar voor<br />

meervoudig ruimtegebruik.<br />

De derde en laatste overweging ligt in de<br />

communicatie. Na de derde fase how to<br />

play? is een kleine groep zeer betrokken<br />

mensen bekend met alle ins and outs van<br />

de ontwikkelde scenario’s. Het idee is dat<br />

deze mensen de scenario’s verder<br />

ontwikkelen en het communiceren naar<br />

de maatschappij. Dat is helder: een<br />

goed plan heeft in een bepaalde groep<br />

50<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

overeenstemming in het probleem en de<br />

oplossing daarvoor nodig. Het is echter<br />

de vraag of een beperkte groep het derde<br />

criterium (momentum) kan genereren<br />

de plannen daadwerkelijk uit te voeren.<br />

Deze vraag gaat verder dan dit boek,<br />

maar is zeer actueel. De komende jaren<br />

zullen moeten uitwijzen of dergelijke<br />

Communities of Practice democratische<br />

planvorming kunnen incorporeren of<br />

vervangen.<br />

Het begrijpen van het boek Urban<br />

Flotsam is niet eenvoudig. Het staat vol<br />

met grafisch sterke beelden/kaarten en<br />

poëtische teksten, al zijn deze niet<br />

altijd consistent. Het boek vormt zo<br />

een juweeltje als manifest. De gebruikte<br />

proto-taal (mix van waarneming en<br />

bedoeling) wordt echter slechts in<br />

beperkte kring begrepen: het jargon is<br />

onbegrijpelijk voor buitenstaanders.<br />

Terug naar de titel van het boek: stirring<br />

kan opstoken of aanzetten betekenen.<br />

Het is duidelijk geworden dat de huidige<br />

onderwijs- en planningspraktijk vaak<br />

onvoldoende voorbereid is om met<br />

veranderingsprocessen om te gaan.<br />

Misschien gaat het er ook niet om het<br />

hele boek te begrijpen, maar zou je er<br />

eerder uit kunnen pikken wat je<br />

aanspreekt. Het boek reikt een basale,<br />

maar heldere methode aan, de uitdaging<br />

ligt nu in het uitwerken en uitvoeren<br />

hiervan!<br />

Landkaartmos<br />

Dirk Sijmons - Uitgeverij 010 -<br />

Rotterdam 2002 -<br />

ISBN 90 6450 494 6 - E 29,50<br />

Manoesjka Snijders<br />

Student Landschapsarchitectuur<br />

Manoesjka@hotmail.com


Alweer een boek over landschap…wat<br />

meer kan er nog geschreven worden over<br />

landschap? Hebben we het assortiment<br />

brillen inmiddels niet doorgewerkt? Zijn<br />

er niet genoeg analyses gemaakt en<br />

uiteenzettingen geschreven? Ja,<br />

misschien wel. Maar landschap blijft een<br />

boeiend onderwerp, want zoals J.B.<br />

Jackson aangeeft: ‘Why is it, I wonder, that<br />

we have trouble agreeing on the meaning of<br />

landscape? The word is simple enough, and it<br />

refers to something which we think we<br />

understand; and yet to each of us it seems to<br />

mean something different’.<br />

Landkaartmos gaat verder waar =Landschap<br />

(1998) ophield. In Landkaartmos<br />

ligt de focus op de vraag hoe het landschap<br />

kan worden begrepen als object van beleid,<br />

planning en ontwerp. Om hier inzicht in te<br />

krijgen worden raakvlakken met<br />

cultuurbeleid en ruimtelijke ordening<br />

opgezocht. Hoe we om kunnen gaan<br />

met landschappen in verandering, hangt<br />

af van de opgaven die er liggen op deze<br />

raakvlakken.<br />

Het boek bestaat uit een verzameling<br />

beschouwingen die zich bewegen tussen<br />

landschap, cultuur en ruimtelijke<br />

ordening. Er is aandacht voor de relatie<br />

tussen cultuurbehoud en de cultuur van<br />

het maken, ruimtelijke concepten en het<br />

(on)bedoelde gebruik hiervan, de zin en<br />

onzin van intensief & meervoudig<br />

ruimtegebruik, de relatie tussen stadland<br />

en de aandacht voor regionaal<br />

ontwerpen. Tot slot wordt de<br />

landschapsarchitect(uur), als zijnde een<br />

vak waarin bewogen wordt op vele<br />

verschillende raakvlakken, belicht.<br />

De essays hebben de vorm van tijdschriftartikelen,<br />

hangen redelijk met<br />

elkaar samen en zijn goed leesbaar. Bij<br />

het openslaan van de inhoudsopgave<br />

zou je de weg even bijster kunnen raken,<br />

maar laat dat je niet weerhouden! De<br />

beschouwingen worden aangevuld met<br />

mooie fotoreportages (door<br />

landschapsfotografen, zoals de molen<br />

van Gerco de Ruijter “wat ziet de vlieger<br />

op het strand”, zie foto), gedichten en/<br />

of statements en projectdocumentatie<br />

van H+N+S Landschapsarchitecten<br />

(zoals het visioen van “Brabant 2050: de<br />

complete stad”, zie plankaart).<br />

De inhoud<br />

Stel dat je een tentoonstelling voor een<br />

Landschapsafdeling in het Nationaal<br />

Museum zou willen samenstellen. Hoe<br />

zou dat eruit moeten zien en wie<br />

zouden de samenstellers van deze<br />

tentoonstelling moeten zijn? Tussen de<br />

regels door wordt gezinspeeld op onze<br />

bewustwording van de maakbaarheid<br />

van ons landschap. Want gewoon is dit<br />

niet per definitie; een toerist ervaart ‘zijn<br />

verblijf als een vaartocht door een<br />

schilderij van Mondriaan’. Maar het is<br />

geen star schilderij, meer landschap als<br />

levend kunstwerk! In dit levende kunstwerk<br />

is de samenhang tussen cultuur en<br />

Wat ziet de vlieger op het strand? Brabant 2050: de complete stad<br />

landschap groot, zoals blijkt uit een<br />

tussentijdse conclusie: eigenlijk gaat<br />

iedere beschouwing over landschap,<br />

over cultuur. Hoe daar nu op te anticiperen?<br />

Door het oude te bewaren of<br />

door het nieuwe te maken? Is het of/<br />

of? Of kan het ook en/en? Cultuurhistorie<br />

en ruimtelijke ordening raken<br />

elkaar hier. Waar zijn (hot) items als<br />

stad-land relaties, contouren en meervoudig<br />

ruimtegebruik te plaatsen<br />

binnen de ruimtelijke ordening? En wat<br />

is de relatie met (het) landschap? Oh ja,<br />

en waar staat de landschapsarchitect in<br />

dit gedruis? De verschillende<br />

beschouwingen werpen licht op bovenstaande<br />

zaken.<br />

Work in progress<br />

‘Het Nederlandse landschap is een<br />

artefact waaraan al meer dan een<br />

millennium door mensenhanden wordt<br />

gewerkt. Is het daarmee een voltooid en<br />

gecanoniseerd kunstwerk, of blijft het<br />

altijd in de maak?’ Wat op voorhand al<br />

te vermoeden valt, kan na het lezen van<br />

Landkaartmos onderstreept worden:<br />

het laatste is het geval. De verschillende<br />

uiteenzettingen verhelderen vele vragen<br />

maar een (eenduidige) conclusie over<br />

welke relatie (het) landschap heeft ten<br />

opzichte van beleid, planning en<br />

ontwerp is niet te geven. Maar dit was<br />

ook niet de pretentie! Sijmons<br />

constateert zelf dat het allemaal een<br />

prettig gestoorde, anarchistische boel is<br />

geworden. Er zijn zoveel raakvlakken<br />

met even zovele vakgebieden. En dat<br />

maakt de positie van de<br />

landschapsarchitect er niet duidelijker<br />

op. Misschien moet we dat ook gewoon<br />

even zo laten: work in progress! Het<br />

assortiment brillen is nog lang niet<br />

uitgeput.<br />

p.s. Landkaartmos bestaat echt! De<br />

kleinste vakgenoot van de landschapsarchitect<br />

heeft de naam Rhizocarpon<br />

Geograficum. Deze korstmos (zie<br />

voorkant boek) dankt zijn naam aan het<br />

feit dat zijn textuur veel weg heeft van<br />

een landkaart…<br />

TOPOS / 01 / 2003 51


Tapas<br />

Tentoonstellingen,<br />

symposia, excursies,<br />

discussie-bijeenkomsten.<br />

Er is genoeg te doen<br />

voor de student die ook<br />

in zín vrije tijd met zín<br />

studie bezig wil zijn.<br />

Dus kijk hiernaast, hoe je<br />

je kennis(sen-netwerk)<br />

kan vergroten.<br />

52<br />

TOPOS / 01 / 2003<br />

Organische architectuur. Mens en<br />

natuur als inspiratie voor het bouwen<br />

Datum<br />

15-02-2003 t/m 18-05-2003<br />

Lokatie<br />

Beurs van Berlage,<br />

Beursplein 1, Amsterdam<br />

Kosten<br />

E 5,-<br />

Info<br />

Beurs van Berlage<br />

www.beursvanberlage.nl<br />

tel: 020-5304141<br />

‘Organische architectuur’ is een expositie<br />

voor de toekomst. Weliswaar wordt<br />

eerst de historische ontwikkeling<br />

gedurende de twintigste eeuw geschetst<br />

aan de hand van grote architecten<br />

(pioniers als: Eero Saarinen, Alvar Aalto,<br />

Hans Scharoun en vele anderen), maar<br />

het accent ligt vooral op recente en<br />

hedendaagse architectuurprojecten uit de<br />

hele wereld en op de mogelijkheden die<br />

deze vorm van bouwen voor de toekomst<br />

in zich draagt. De expositie wil<br />

nadrukkelijk opdrachtgevers, beleidsmakers,<br />

ontwerpers en architecten uitdagen<br />

hun verantwoordelijkheid te nemen<br />

bij het initiëren van bouwprojecten, daar<br />

zij voor een belangrijk deel de kwaliteit<br />

van onze leefomgeving bepalen.<br />

Atelier HSL Prijsvraag: A design for<br />

places left over after planning.<br />

Datum<br />

15-02-2003<br />

Kosten<br />

E zie website<br />

Info<br />

www.atelierhsl.nl<br />

Atelier HSL schrijft op 15 februari<br />

2003 een competitie uit waarin zij<br />

(landschaps)architecten, stedenbouwers,<br />

ontwerpers, e.a geïnteresseerden<br />

met uitzonderlijke ideeën uitnodigt een<br />

plan te leveren voor vijf landschappelijke<br />

inpassingszones langs het tracé<br />

van de Hogesnelheidslijn-Zuid. De<br />

prijsvraag wordt bekend gemaakt via<br />

de website van Atelier HSL en inschrijving<br />

op de competitie kan via de website.<br />

De plannen moeten uiterlijk op 15<br />

april 2003 binnen zijn. Meer informatie<br />

over Atelier HSL, de randvoorwaarden,<br />

het programma van eisen en<br />

de betreffende locaties aangaande deze<br />

competitie, zijn vanaf 1 februari 2003<br />

te vinden op deze website.


Alle Hosper (1943-1996)<br />

de man, het vak, de projecten.<br />

Datum<br />

15-12-2002 t/m 23-02-2003<br />

Lokatie<br />

ABC Arcitectuurcentrum Haarlem<br />

Kosten<br />

Gratis<br />

Info<br />

www.architectuurhaarlem.nl<br />

Overzichtstentoonstelling van Alle<br />

Hosper, oprichter van Bureau Alle<br />

Hosper, landschapsarchitectuur en<br />

stedenbouw.<br />

In het voorjaar van 2003 verschijnt het<br />

oeuvre-boek van Alle Hosper.<br />

Alle Hosper heeft op het gebied van de<br />

Nederlandse landschapsarchitectuur niet<br />

alleen zijn sporen verdiend, maar ook<br />

aan de volwassenwording van dat metier<br />

en de verbintenis van het vak met de<br />

stedenbouwkundige discipline een<br />

belangrijke bijdrage geleverd.<br />

Van bakeliet tot composiet<br />

Datum<br />

09-11-2002 t/m 23-02-2003<br />

Lokatie<br />

Design Museum,<br />

Jan Breydelstraat 5, Gent, België<br />

Kosten<br />

E zie website<br />

Info<br />

http://design.museum.gent.be<br />

“Van bakeliet tot composiet - design<br />

met nieuwe materialen” is een expositie<br />

over de invloed van nieuwe materialen<br />

op de vormgeving.<br />

Nieuwe materialen hebben steeds een<br />

belangrijke rol gespeeld in de<br />

vormgeving. Na de duidelijke plasticrevolutie<br />

heeft zich een veel stillere, bijna<br />

onopgemerkte evolutie voltrokken.<br />

Themarondleidingen worden gehouden<br />

op 1 december en 19 januari. Reseveren<br />

noodzakelijk, zie de website.<br />

Eindsymposium project 3over30<br />

Datum<br />

21-03-2003, 13:00 uur<br />

Lokatie<br />

Gouvernement,<br />

Maastricht<br />

Kosten<br />

Onbekend<br />

Info<br />

Vakgroep Landschapsarchitectuur<br />

Studenten en medewerkers van TU<br />

eindhoven, Bouwacademie van<br />

Amsterdam en Wageningen Universiteit<br />

presenteren hun ideeën voor de<br />

toekomst van de zandgronden van<br />

Noord- en Midden-Limburg 2030.<br />

In drie ontwerpopgaven (Derde<br />

ontginning van Noord-Limburg, Eiland<br />

van Weert/Nederweert, Verborgen tuin<br />

van Midden-Limburg) is vanuit<br />

architectuur, stedebouw en landschapsarchitectuur<br />

op zoek gegaan naar de<br />

ruimtelijke kwaliteit.<br />

TOPOS / 01 / 2003 53


54<br />

TOPOS<br />

International<br />

INTERNATIONALE TOPOS?<br />

Komend voorjaar gaat TOPOS internationaal! Wat is de betekenis van landschap, of de invulling<br />

van landgebruiksplanning en ontwerp in Europa, of de wereld? Is de Hollandse planning wel<br />

internationaal georiÎnteerd? Hoe zit het met (Nederlandse) ontwerpbureauís over de grens?<br />

Veel buitenlandse studenten komen studeren of werken in Wageningen. Zij dragen met hun achtergrond en ideeën bij aan<br />

het academisch klimaat. Maar wat weten we eigenlijk van de onderzoeksonderwerpen en ontwerpstudies waar zij zich mee<br />

bezighouden? Hoe wordt in andere landen tegen het vakgebied aangekeken?<br />

TOPOS wil de blik verruimen en een speciaal themanummer uitgeven. Het voorjaarsnummer hoopt onderwijs,<br />

onderzoek en ontwerp in een internationale context te tonen. Dit doen we voor zowel de internationale en Nederlandse<br />

studenten als de medewerkers van de ‘ruimtelijke’ leerstoelgroepen van Wageningen Universiteit, als ook de bureauleden.<br />

Je bent van harte uitgenodigd te schrijven in deze internationale uitgave. Heb je een interessant onderwerp of ken je<br />

mensen die iets te vertellen hebben? Geef het aan ons door. Voor meer informatie kun je ons bereiken op:<br />

st.topos@wur.nl. Het succes van de uitgave van dit nummer hangt af van de reacties die we krijgen. De eerste contacten<br />

zijn reeds gelegd, we zien uit naar je bijdrage!<br />

Gertjan Jobse – hoofdredacteur<br />

AN INTERNATIONAL TOPOS?<br />

The Spring issue of TOPOS will be a special international one. What does landscape, land-use<br />

planning and landscape architecture mean in different countries in Europe or across the world?<br />

Is Dutch spatial planning internationally oriented, and the design practice different offices work in?<br />

Many international students come to study and work in Wageningen. Their different backgrounds and ideas contribute to<br />

the rich climate at our university. But what do we really know of the research and design topics they are dealing with?<br />

TOPOS wants to broaden its scope and prepare a special issue, written by and for our subscribers: both the international<br />

and Dutch students and staff at the ‘spatial’ departments of Wageningen University and the subscribing offices. The<br />

Spring issue will cover education, research and design in an international context.<br />

You are kindly invited to write for this international publication. If you have an interesting topic, opinion, experience or<br />

contacts? To exchange ideas and for more information, please contact us: st.topos@wur.nl. The publication of this issue<br />

will depend on the reactions and contributions we get. We already established the first contacts and are looking forward to<br />

your contribution!<br />

Gertjan Jobse – editor in chief<br />

Verder:<br />

- Ontwerpen aan Hoogvliet: drie afstudeeronderzoeken<br />

- De Tuin van Midden-Limburg, het reconstructieatelier<br />

- De Maas in het Net, de motortjes achter ongrijpbare processen<br />

- Ondernemingsgeest: interviews met vaklieden<br />

- Archiprix 2003<br />

TOPOS / 01 / 2003


Peter Veenstra Eindredactie Gertjan Jobse Hoofdredactie<br />

Marja van den Brink Eindredactie Sjoerd van den Berg Redactie<br />

Bart Wubben Red./Opmaak<br />

Jornt Schroder Redactie<br />

Cees v/d Veeken Red./Opmaak Wil jij ook bij de Redactie?<br />

COLOFON<br />

TOPOS is de periodiek van de studie<br />

Landschap, Planning en Ontwerp en het<br />

Laboratorium voor Ruimtelijke Planvorming<br />

van Wageningen Universiteit. Het<br />

blad wordt gemaakt door studenten en<br />

verschijnt driemaal per jaar.<br />

Abonnementen<br />

Een abonnement op het tijdschrift TOPOS<br />

kost 15 Euro per jaar. Bij overmaking van<br />

dit bedrag op giro 9151699 ten name van<br />

TOPOS in Wageningen, krijgt u de reeds<br />

verschenen nummers van het betreffende<br />

jaar en de nieuwe nummers toegestuurd.<br />

Vermeld wel het volledige adres<br />

waarop u TOPOS wilt ontvangen. Een<br />

abonnement op TOPOS loopt van januari<br />

tot december. Opzeggingen dienen voor<br />

1 december te geschieden. Leden van<br />

de studievereniging Genius Loci en medewerkers<br />

van het Laboratorium voor<br />

Ruimtelijke Planvorming ontvangen<br />

TOPOS gratis. Voor inlichtingen kunt<br />

u mailen naar: st.topos@wur.nl<br />

Redactie<br />

Peter Veenstra, Sjoerd van den Berg, Marja<br />

van den Brink, Jornt Schroder, Gertjan<br />

Jobse, Bart Wubben, Cees v/d Veeken,<br />

Sandra Perez Rodriguez<br />

Opmaak<br />

Bart Wubben, Cees v/d Veeken<br />

Eindredactie<br />

Peter Veenstra, Marja van den Brink<br />

Hoofdredactie<br />

Gertjan Jobse<br />

Redactieadres<br />

Redactiekamer TOPOS<br />

Generaal Foulkesweg 13<br />

6703 BJ Wageningen<br />

Bezoekadres<br />

De Hucht, kamer 103<br />

tel. 0317-484245<br />

E-mail<br />

st.topos@wur.nl<br />

Homepage<br />

www.wau.nl/rpv/geniusloci/<br />

glhome.htm<br />

Druk<br />

NEXTPRINT, Rosmalen<br />

Oplage<br />

450 exemplaren<br />

TOPOS / 01 / 2003 55


Atrium de Hucht<br />

- sculptuur<br />

- hovenier<br />

- vlonder<br />

- wand<br />

Atrium de Hucht<br />

- sculptuur<br />

- hovenier<br />

- vlonder<br />

- wand<br />

TOP<br />

LANDSCHAPPEN<br />

Atrium de Hucht<br />

- sculptuur<br />

- hovenier<br />

- vlonder<br />

- wand<br />

Atrium de Hucht<br />

- sculptuur<br />

- hovenier<br />

- vlonder<br />

- wand<br />

In de serie Toplandschappen belicht TOPOS bijzondere plekken in de stedelijke buitenruimte en<br />

het rurale landschap. Heeft U ook een suggestie voor Toplandschappen, mail: st.topos@wur.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!