voeten - Topos
voeten - Topos
voeten - Topos
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Jaargang 13<br />
Nummer 1<br />
2003<br />
E 7,-<br />
TOPOS<br />
Periodiek van het laboratorium voor de Ruimtelijke Planvorming<br />
Tussen roofbouw en versmelting<br />
Meervoudig ruimtegebruik<br />
Van plannen tot planten<br />
Reconstructie in Limburg<br />
met de<br />
<strong>voeten</strong><br />
in de<br />
klei
2<br />
NOG GEEN<br />
ABONNEE?<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
E: st.topos@wur.nl<br />
[advertentie]<br />
TOPOS ZOEKT JOU!<br />
Heb jij ook zoveel vrije tijd? En zoek je al tijden<br />
naar de zin van je studentenleven? Wellicht kan de<br />
TOPOS uitkomst bieden. Wij zoeken ook:<br />
Toegewijde Redactieleden<br />
Wij hebben niet meer het eeuwige studentenleven<br />
en zoeken daarom versterking en verjonging van<br />
onze redactie. Wil jij jouw bijdrage leveren aan<br />
jouw lijfblad?<br />
Mail naar: st.topos@wur.nl<br />
adverteren?<br />
st.topos@wur.nl
04 TOPOS Thema<br />
Tussen wens en werkelijkheid<br />
06 Feiten en Figuren<br />
Landinrichting op de weegschaal<br />
08 Tussen roofbouw en versmelting<br />
Over het landschapsontwerp en de natuur<br />
14 Taal en wereld van meervoudig ruimtegebruik<br />
19 Praktijk en uitvoering<br />
20 De Standaard Architect<br />
22 Van plannen tot planten<br />
Duurzame betrokkenheid van de landschapsarchitect gewenst<br />
26 Tiengemeten<br />
Vurig debat over een tijdloos eiland<br />
28 Werkervaring<br />
In de praktijk van Amer Adviseurs<br />
30 Studio Walcheren<br />
34 De verborgen tuin van Limburg<br />
Ontwerpen aan de zandgebieden voor 2030<br />
38 Hier aan de Kust...<br />
Dromen van een bewoond eiland<br />
42 Stadsranden<br />
Rood Ën Groen<br />
46 Wat een snelweg kost<br />
De gevolgen van de aanleg van de A73-Zuid<br />
Rubrieken<br />
41 Dat vind ik nou mooi<br />
49 Boeken<br />
52 Tapas<br />
56 Toplandschappen<br />
Inhoud<br />
08<br />
14<br />
26<br />
34<br />
38<br />
TOPOS / 01 / 2003 3
TOPOS Thema<br />
Tussen wens en werkelijkheid<br />
Daar sta je: nog vermoeid<br />
van je eindcolloquium.<br />
Maar gewapend met beroepsvoorbereidende<br />
kennis ben jij klaar voor<br />
de praktijk. Je gaat aan<br />
de slag bij je eerste<br />
werkgever. En dan volgt<br />
de ontluistering:<br />
4<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
er is geen tijd voor discussie, er is geen<br />
kennis voor het detailleren van een plan<br />
en geen geld voor de uitvoering. De<br />
persoon met het meeste geld, en de<br />
groep met de grootste mond bepaald<br />
wat er in de praktijk gebeurt. Kortom:<br />
diepgaand onderzoek wordt niet meer<br />
gedaan, men vermeld slechts wat men<br />
vermoed. En men verdedigt deze<br />
werkwijze met een pleiten op jaren van<br />
ervaring en kennis van zaken. Bedroefd<br />
verzucht je dat je geen aio geworden<br />
bent.<br />
Zo bezien is de praktijk de<br />
ontnuchtering van je dromen als planner<br />
of architect.<br />
Maar het zou onrechtvaardig zijn om te<br />
stellen dat de praktijk alleen teleurstelt.<br />
Denk aan de vreugde wanneer een<br />
ontwerp daadwerkelijk wordt<br />
uitgevoerd, denk aan het behalen van je<br />
gelijk, de diners met collega’s en het<br />
eindeloos debatteren met mensen die<br />
een totaal andere achtergrond hebben<br />
dan jij. De praktijk is ook spannend,<br />
afwisselend en vermakelijk.<br />
Nog steeds een beetje zweverig van de<br />
vorige TOPOS, waarin het thema<br />
“idealen” aan bod kwam, staan we met<br />
deze editie weer met beide <strong>voeten</strong> op de<br />
grond en stellen we de vraag: wat komt<br />
er eigenlijk van al die mooie woorden en<br />
goede bedoelingen terecht? (dit raakt aan<br />
het thema ‘Werk in uitvoering’, waar<br />
studievereniging Genius Loci zich op<br />
dit moment mee bezighoudt) Het is<br />
tijd voor daden! Aanpakken, doorzetten<br />
en opschonen, termen die ons zo<br />
vlak na de verkiezingsstrijd al bijna<br />
vertrouwd in de oren klinken. Wordt<br />
er door sommige politici met weemoed<br />
teruggedacht aan die mooie tijd<br />
na de oorlog, toen er nog respect voor<br />
het gezag was, landschapsontwerpers<br />
zien hier met de realisering van het<br />
landschapsplan voor Walcheren een<br />
tijdperk van uitgevoerde grote landschapsplannen<br />
ten einde lopen. (zie<br />
blz. 32 voor de remake van Walcheren<br />
door Maithe Vos)<br />
Kristof van Assche pagina 14<br />
Even weemoedig wordt er teruggedacht<br />
aan de tijd dat op grote schaal nieuw<br />
land(schap) werd gemaakt en<br />
tekentafelontwerpen werden uitgevoerd,<br />
zonder dat de sportvisvereniging in<br />
opstand kwam. Maar was Sie liebt, das<br />
neckt Sie: het in de polders geboren<br />
poldermodel zorgt ervoor dat er niet<br />
eens meer fatsoenlijk een Betuwelijntje<br />
van west naar oost getrokken kan<br />
worden! Mede door het poldermodel<br />
lijken de strategische skills van een<br />
landschapsarchitect of –planner steeds<br />
belangrijker te worden, als het gaat om<br />
de uitvoering. Dit uit zich in het groot<br />
aantal plannen zonder plankaart, maar<br />
met spelregels, enveloppen en pijlen.<br />
Toch is het strategisch karakter van het<br />
vakgebied van alle tijden. Om nog<br />
even terug te keren naar de polders:<br />
Cornelis Lely heeft moeten opklimmen<br />
tot minister van Waterstaat om zijn<br />
eigen Wet tot afsluiting en droogmaking<br />
van de Zuiderzee door de Tweede<br />
Kamer te loodsen. Deze wet heeft<br />
ervoor gezorgd dat zijn ontwerp<br />
werkelijkheid kon worden.<br />
Vlug en Partners beamen dat je er met<br />
een ontwerp alleen niet bent. Wil je een<br />
goed ontwerp werkelijk laten slagen, is<br />
het zaak het hele ontwerpproces van<br />
begin tot eind op de voet te volgen. Het<br />
wordt steeds gewoner gevonden dat de<br />
ontwerper niet bij de voorafgaande en
CROW pagina 20<br />
de latere planfasen, inclusief de uitvoering,<br />
betrokken is. Het ontwerpbureau is<br />
van mening dat het ook de rol van een<br />
ontwerper is deel te nemen in het<br />
initiëren en op allerlei manieren aansturen<br />
van het planproces. Een goede<br />
realisatie van een plan hangt vaak af<br />
van ontwerpen van deeloplossingen en<br />
het benutten van kansen die zich in de<br />
realisatieperiode voordoen.<br />
Waar Vlug en Partners het heeft over de<br />
verschillende stadia van het planproces,<br />
heeft J.G.R. van den Berg<br />
het over de breedte van het planproces.<br />
De landschapsarchitect speelt daarin vaak<br />
een intermediaire rol. Deze rol is<br />
fundamenteel voor het slagen en het<br />
realiseren van een goed ontwerp. Dit<br />
schept nog wel eens verwarring over<br />
de functie van een landschapsarchitect,<br />
en vraagt om een breed veld van<br />
kennis.<br />
Dergelijke kennis wordt niet<br />
onderwezen, maar leer je in het<br />
werkveld. Je moet contact houden met<br />
de dagelijkse werkelijkheid om er op een<br />
goede manier ingrepen in te doen. Dit<br />
kwam ook weer naar voren op de<br />
nieuwjaarsborrel van Kenniseenheid<br />
Groene Ruimte. “We moeten onze<br />
ivoren torens uit en ons tussen de<br />
mensen begeven!” zei een medewerker<br />
van Alterra tijdens zijn nieuwjaars-<br />
Vlug & Partners pagina 22<br />
speech, alsof hij zojuist het licht had<br />
gezien. Sommige beleidsmensen<br />
zouden er echter beter aan doen de<br />
ivoren toren weer in te klimmen,<br />
bijvoorbeeld om zich nog eens te<br />
bezinnen op de betekenis van meervoudig<br />
ruimtegebruik. Ir. Kristof van<br />
Assche schrijft een overtuigend betoog<br />
schrijft met betrekking tot meervoudig<br />
ruimtegebruik, als natuurlijke tegenhanger<br />
van enkelvoudig ruimtegebruik.<br />
Zonder na te gaan wat meervoudig<br />
ruimtegebruik nu werkelijk<br />
inhoudt, en waartoe het zou moeten<br />
dienen, worden er door ontwerpers de<br />
meest onwaarschijnlijke<br />
functiestapelingen voorgesteld.<br />
Dergelijke voorbeelden van effectbejag<br />
dragen niet bij aan het ontwikkelen van<br />
wezenlijke vernieuwing. (Al is zo’n<br />
boot op het dak van een flat zo gek<br />
nog niet...)<br />
Met de <strong>voeten</strong> in de klei, in de letterlijke<br />
betekenis, zou veel mensen goed<br />
doen volgens Eric-Jan Pleijster, die van<br />
mening is dat de mens zijn mystieke<br />
band met de natuur en de aarde is<br />
verloren. Dit zorgt ervoor dat de<br />
praktijk van het ecologisch bouwen vaak<br />
blijft hangen in gesubsidieerde wadi’s,<br />
vegetatiedaken en biologisch afbreekbare<br />
raamkozijnen. “Ecologisch bouwen”<br />
dreigt net als “Meervoudig<br />
Ruimtegebruik” een soort feel good-term<br />
te worden, hol als een helofyt. Pleijster<br />
geeft ons daarom een handvol concrete<br />
ecologische principes, die de band tussen<br />
mens en natuur weer kunnen aanhalen.<br />
Bijna als voorbeeld van de teloorgang<br />
van de band tussen mens en natuur<br />
wordt verslag gedaan van een excursie<br />
naar het eiland Tiengemeten. Gerrit<br />
Kapteijns en Freek van Leeuwen van<br />
Stichting RUW beschrijven hoe mens en<br />
natuur uit elkaar worden getrokken, in<br />
dit geval door Natuurmonumenten. Dit<br />
doen zij in hun artikel over de<br />
natuurontwikkeling op het eiland<br />
Tiengemeten, waarin de reactie van met<br />
name de lijdende partij eens goed in<br />
beeld wordt gebracht.<br />
Daarnaast hebben we natuurlijk ook<br />
onze vaste rubrieken waarin we onder<br />
andere het positieve nieuws van Michiel<br />
Uitdehaag lezen, dat de studie goed<br />
aansluit bij de praktijk. Desalniettemin<br />
vermeld hij dat we toch ook nog veel<br />
kunnen leren wanneer we ons een tijdje<br />
buiten de Hucht wagen!<br />
Dit en meer over het thema ’met de<br />
<strong>voeten</strong> in de klei’ is te lezen in de <strong>Topos</strong><br />
die voor u ligt.<br />
TOPOS / 01 / 2003 5
Feiten en Figuren<br />
Landinrichting op de weegschaal<br />
Er is veel te zeggen over de beroepspraktijk,<br />
maar laten we<br />
beginnen met de harde cijfers. In<br />
2001 is de zevende<br />
loopbaanenquÍte gehouden onder<br />
een grote groep respondenten van<br />
de verschillende opleidingen aan<br />
de Wageningen Universiteit, onder<br />
andere landinrichting. De arbeidsmarktgegevens<br />
die in bijbehorende<br />
rapportage zijn gepresenteerd, zijn<br />
afkomstig van afgestudeerde landinrichtingswetenschappers,<br />
cultuurtechnici en landschapsarchitecten.<br />
Hiernaast zijn enkele<br />
uitkomsten van het onderzoek<br />
6<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Grootte van het bedrijf waar landinrichters met<br />
vijf of meer jaren arbeidsmarktervaring<br />
werkzaam zijn<br />
(gewogen %)<br />
Landinrichting Wageningen<br />
1 persoon 6 4<br />
2 - 9 personen 6 5<br />
10 - 19 personen 8 4<br />
20 - 49 personen 3 6<br />
50 - 99 personen 7 7<br />
100 - 499 personen 18 21<br />
> 500 personen 51 53<br />
Totaal N (100%) 162 2779<br />
Aantal ondergeschikten van leidinggevende landinrichters<br />
met vijf of meer jaren<br />
arbeidsmarktervaring<br />
(gewogen %)<br />
Landinrichting Wageningen<br />
1 - 5 personen 60 48<br />
6 - 10 personen 16 22<br />
11 - 20 personen 13 13<br />
21 - 50 personen 5 10<br />
> 50 personen 5 8<br />
Totaal N (100%) 74 1366<br />
Marktsectoren waar landinrichters werkzaam zijn<br />
in hun eerste functie<br />
(gewogen %)<br />
Landinrichting Wageningen<br />
universiteit 5 19<br />
overig onderwijs 1 3<br />
onderzoek 3 9<br />
overige overheid 30 11<br />
agrarische bedrijven 1 4<br />
industrie en handel 0 19<br />
organisaties 10 5<br />
dviesbureaus 36 10<br />
overige diensten 14 19<br />
buitenlandsector 0 1<br />
Totaal N (100%) 80 1428
percent<br />
% gelijk een baa<br />
100<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
nee mee bezig ja, via AIO/OIO<br />
aanstelling<br />
Landinrichting<br />
Wageningen Universiteit<br />
ja, op andere wijze<br />
Landinrichting<br />
Wageningen Universiteit<br />
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999<br />
jaar van afstuderen<br />
bruto maandsalari<br />
1990<br />
1992<br />
1994<br />
1996<br />
1998<br />
2000<br />
2000<br />
1800<br />
1600<br />
1400<br />
1200<br />
1000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
-80 -60 -40 -20 0 20 40 60<br />
aantal afgestudeerden<br />
Gepromoveerde landinrichtingwetenschappers Aantal afgestudeerde landinrichtingwetenschappers<br />
sinds 1990<br />
Intreewerkloosheid bij landinrichtingwetenschappers<br />
bruto maandsalaris<br />
6000<br />
5000<br />
4000<br />
3000<br />
2000<br />
1000<br />
0<br />
Landinrichting<br />
Wageningen Universiteit<br />
trendlijn Landinrichting<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20<br />
Bruto maandsalaris naar arbeidsjaren bij<br />
landinrichtingwetenschappers<br />
aantal jaar arbeidsmarktervaring<br />
Landinrichting<br />
vrouwen<br />
mannen<br />
Wageningen Universiteit<br />
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000<br />
jaar van afstuderen<br />
Bruto startsalaris van landinrichtingwetenschappers<br />
weergegeven.<br />
De grafieken laten zien dat de studie Landinrichting gericht is<br />
op de praktijk. De landinrichter blijft niet langer dan nodig op<br />
de universiteit, gezien het aantal promovendi en andere universiteitsmedewerkers<br />
onder afgestudeerden. Of dit de oorzaak is<br />
van het lagere salaris in vergelijking met andere afgestudeerde<br />
Wageningers, is nog maar de vraag... Misschien begeeft de<br />
landinrichter zich te weinig in de lagere sectoren, of ligt het aan<br />
het groter aandeel vrouwelijke afgestudeerden?<br />
TOPOS / 01 / 2003 7
Tussen roofbouw en versmelting<br />
Twee eeuwen van industriÎle<br />
beschaving hebben<br />
geleid tot een groot aantal<br />
onderling samenhangende<br />
milieuproblemen,<br />
die maar niet willen verdwijnen.<br />
Ecologisch ontwerpen<br />
biedt oplossingen,<br />
maar lijkt in de praktijk<br />
aan onbegrip en onwil<br />
ten onder te gaan.<br />
Eric-Jan Pleijster<br />
Student Landschapsarchitectuur<br />
Eric-Jan Pleijster@wur.nl<br />
8<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Over het landschapsontwerp en de natuur<br />
De heersende milieuproblemen zijn<br />
niet zoals vroeger vooral lokaal of<br />
regionaal, maar zijn, door de verbreiding<br />
van de industriële beschaving<br />
over de aarde, globaal geworden. Het<br />
geheel van de problemen is zo grootschalig,<br />
complex en chronisch, dat met<br />
recht van een milieucrisis gesproken<br />
wordt. De schade is, door allerlei<br />
vormen van uitputting en verontreiniging,<br />
veelomvattend en bovendien<br />
goeddeels onomkeerbaar.<br />
Het besef dat de mens de aarde zwaar<br />
belast, en wellicht overbelast, heeft ertoe<br />
geleid dat de afgelopen halve eeuw<br />
enorm veel is geschreven en<br />
gediscussieerd over de visies en houdingen<br />
ten opzichte van de natuur. Met het<br />
groeien van de bezorgdheid over de<br />
aftakeling van de ecosystemen van de<br />
aarde is felle kritiek ontstaan op de<br />
gangbare westerse houding ten aanzien<br />
van de aarde, die door milieufilosofen,<br />
ecologen en natuurbeschermers gekarakteriseerd<br />
wordt als respectloos,<br />
uitbuitend en agressief. De basis van<br />
deze houding ligt in het Christendom<br />
en kent in de zeventiende eeuw en in de<br />
jaren zeventig twee belangrijke ontwikkelingsmomenten.<br />
De natuur in bruikleen<br />
In Genesis wordt met het Hof van<br />
Eden aangegeven hoe God de schepping<br />
had bedoeld: een paradijs waarin al<br />
het geschapene in zichzelf goed is, zijn<br />
eigen taak vervult en waarin bovendien<br />
al het geschapene in vrede en harmonie<br />
met elkaar leeft. Maar door het eten van<br />
de verboden vrucht valt de mens uit zijn<br />
paradijselijke staat. Hij wordt uit het<br />
Hof verdreven en de aarde wordt<br />
vervloekt, tot aan de zondvloed. God<br />
spoelt de aarde schoon en geeft de mens<br />
voor de tweede maal de opdracht<br />
vruchtbaar te zijn, talrijk te worden en de<br />
aarde te vervullen. Hij voegt er aan toe:<br />
“En de vrees en de schrik voor u zij over<br />
al het gedierte der aarde en over al het<br />
gevogelte des hemel, al wat zich op de<br />
aardbodem roert en alle vissen der zee:<br />
in uw hand zijn zij gegeven. Alles wat<br />
zich roert, wat leeft, zal u tot spijze<br />
zijn; Ik heb het u alles gegeven, evenals<br />
het groene kruid (Genesis 9:1-3).” De<br />
mensheid krijgt de aarde van God in<br />
bruikleen, zolang zij eenzelfde band met<br />
de aarde te onderhoudt als God met<br />
zijn schepping, een band van zorg en<br />
goedertierenheid. Maar ondanks lange<br />
lijsten van geboden en verboden, over<br />
hoe de mens zich naar de schepping<br />
moet gedragen, wordt Genesis door de<br />
kerk uitgelegd als een vrijbrief de aarde<br />
naar eigen inzicht te onderwerpen en te<br />
beheren.<br />
De natuur op de pijnbank<br />
In de zeventiende eeuw ontdoet de<br />
wetenschap zich van de mythische God<br />
en de natuurwetenschap zich van de<br />
mystieke natuur. Galileo Galilei (1564-<br />
1642) schrijft: “Meet wat gemeten kan<br />
worden en maak dat niet kan worden<br />
gemeten, meetbaar. Het boek van de<br />
natuur is geschreven in de wiskundige<br />
taal. “(Natuur als beeld, 2001). Galilei<br />
ziet in de waarneembare wereld de<br />
enige ware werkelijkheid en maakt zo<br />
niet God, maar de aarde tot het vertrekpunt<br />
van de natuurwetenschappelijke<br />
kennis. Maar al is de natuur niet<br />
door God voor de mens ontworpen,<br />
men acht het wel vanzelfsprekend dat<br />
de mens, als enige redelijk wezen op<br />
aarde, de natuur geheel voor zijn<br />
diensten mag aanwenden. Wetenschappers<br />
en filosofen vinden dat de natuur<br />
op de pijnbank gelegd moet worden<br />
om haar geheimen te ontfutselen.<br />
Onder het mes van de rationele ontleding<br />
verliest de natuur al haar mysteriën<br />
en mystiek. De geheimen die de<br />
natuur aan de natuurwetenschap prijsgeeft,<br />
krijgen vorm in nieuwe technieken,<br />
die de onbezonnen roofbouw op<br />
de natuur in gang zetten. Alle terughoudendheid<br />
om het ingrijpen in het<br />
werk van God wordt losgelaten. De<br />
natuur wordt gezien als een nuttige,<br />
maar neutrale grondstof voor de<br />
realisering van de beschaving en de<br />
vervolmaking van de aarde. De hardheid<br />
van de technische en industriële
eschaving is aanleiding voor tal van<br />
tegenbewegingen: de Romantiek en<br />
Jugendstil geven met name in de kunst<br />
uiting aan het gemis aan verbondenheid<br />
tussen de mens en de natuur. Het<br />
meest overtuigende bouwkundig<br />
statement komt van Frank Lloyd<br />
Wright (1867-1959), die vanaf 1910 de<br />
fundamenten van de contextuele<br />
architectuur vernieuwt. Wright is<br />
opgegroeid op het weidse platteland<br />
van Wisconsin en heeft daar een diepe<br />
liefde voor de natuur ontwikkeld. Hij<br />
benadert, in tegenstelling tot de wetenschap<br />
en het opkomende Modernisme,<br />
de natuur dan ook in mythische termen.<br />
Hij beseft dat de aarde zonder<br />
het respect van mens gedoemd is tot<br />
een dorre, dode planeet.<br />
Wright’s liefde en respect voor de<br />
natuur komen tot uitdrukking in zijn,<br />
op de natuurlijke omgeving geënte,<br />
bouwwerken. Door nieuwe bouwtechnieken<br />
toe te passen en voor de constructie<br />
natuurlijke, onbewerkte materialen<br />
uit de directe omgeving te gebruiken,<br />
zijn de bouwwerken verlengstukken van<br />
het aardoppervlak, waarin de natuur zich<br />
spiegelt. Met de verwezenlijking van<br />
Falling Water in 1935-1939 oogst Wright<br />
wereldwijd erkenning, maar net zo snel<br />
vallen zijn ideeën over natuurlijk<br />
bouwen uit de gratie, om redenen die<br />
alleen uitgelegd kunnen worden als de<br />
wispelturigheid en oppervlakkigheid van<br />
de stilistische mode én omdat zijn werk,<br />
net als dat van Gaudi, niet met succes<br />
gekopieerd kan worden zonder in een<br />
banale karikatuur te vervallen.<br />
De natuur op de agenda<br />
In de jaren zeventig wordt voor het eerst<br />
de ecologische schade, ontstaan door<br />
pesticiden, industrieel afval en<br />
luchtvervuiling, beschreven. De dreiging<br />
van een ecologisch armageddon vormt<br />
de aanleiding tot een grote bezorgdheid<br />
onder een brede kring in de westerse<br />
samenleving. Een stroom aan<br />
publicaties volgt, dringende oproepen<br />
aan de wereld om de aarde duurzaam<br />
te ontwikkelen, zodat wordt ‘voorzien<br />
in de behoefte van de huidige generatie,<br />
zonder daarmee voor de toekomstige<br />
generaties de mogelijkheden in<br />
gevaar te brengen om in hun behoeftes<br />
te voorzien ‘(Oorden van onthouding,<br />
1998).<br />
Nog voordat de woorden ecologie,<br />
milieu en duurzaamheid bestonden,<br />
bemerkt de Oostenrijkse kunstenaar<br />
Friedensreich Hundertwasser (1928-<br />
2000) het misbruik van de aarde en de<br />
verbreding van de kloof tussen mens,<br />
Falling Water, Wright 1935-1939<br />
architectuur en natuur. Hij trekt ten<br />
strijde tegen het rationele, steriele<br />
Modernisme met (naakt-)demonstraties<br />
en manifesten. De acties van<br />
Hundertwasser komen vaak ongeloofwaardig<br />
over, maar zijn desondanks<br />
uitingen van precieze en vooruitstrevende<br />
gedachten over de natuur en de<br />
toekomst van de architectuur. Hij<br />
streeft naar een natuur- en mensvriendelijke<br />
manier van bouwen. Daartoe<br />
moet de mensheid een vredesverdrag<br />
aangaan met de natuur, ‘de enige<br />
TOPOS / 01 / 2003 9
scheppende, boven ons gestelde macht<br />
waarvan de mens afhankelijk is’ en<br />
moeten architecten de goddeloze<br />
rechte lijn verlaten, ‘want in de natuur<br />
is niets recht’ (Hundertwasser, 1983).<br />
Hundertwasser benoemt zichzelf tot<br />
‘architectuurdokter’ en poogt met twee<br />
instrumenten de reeds bestaande, zieke<br />
Modernistische bouwwerken te genezen.<br />
Allereerst introduceert hij het raamrecht,<br />
dat inhoudt dat bewoners het recht<br />
moeten hebben om zelf uit het raam te<br />
leunen om de buitenmuur naar eigen<br />
inzicht te veranderen, zover hun arm<br />
strekt. In de herhaling van dezelfde<br />
ramen naast en onder elkaar, herkent<br />
Hundertwasser de kenmerken van de<br />
Duitse concentratiekampen. Het<br />
raamrecht, dat wettelijk vastgelegd moet<br />
worden, is dé manier om uiting te geven<br />
aan de individualiteit van zowel de<br />
woningen als de mensen. Daarnaast<br />
pleit Hundertwasser voor de invoering<br />
van de boomplicht, om de dialoog tussen<br />
10<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
mens en natuur nieuw leven in te<br />
blazen. Hij doelt hiermee op de plicht<br />
van architecten om de vrije natuur een<br />
rechtmatige plaats in de stad te geven.<br />
Om de natuur zowel de stad als in de<br />
gebouwen terug te brengen, plaatst<br />
Hundertwasser zelf in bestaande<br />
gebouwen de boomhuurders, bomen met<br />
de wortels in de kamer en de bladeren<br />
uit het raam. De boomhuurders, die<br />
maar weinig ruimte nodig hebben,<br />
werken als klimaatverbeteraars en betalen<br />
de huur met zuurstof en schoonheid.<br />
De oplossingen van Hundertwasser<br />
wordt overal in Europa afgedaan als de<br />
capriolen van een dwaze kunstenaar.<br />
Alleen de gemeente Wenen omarmt<br />
voorzichtig de bouwmodellen van<br />
Hundertwasser en realiseert er enkele. De<br />
bouwwerken hebben veelzeggende<br />
namen als ‘flatweidenhuis’, ‘terrashuis<br />
voor veel bomen en veel mensen’ en<br />
‘spleetogenhuis’, liggen diep verzonken<br />
in het landschap en geven door middel<br />
van dakbegroeiing datgene terug aan<br />
de natuur dat het bouwwerk op het<br />
maaiveld ontneemt.<br />
De volgende stap: natuur door fusie<br />
De ideeën van Hundertwasser hebben<br />
nooit de door hem gewenste natuurlijke<br />
bewustwording en revolutionaire<br />
ommezwaai in de architectuur teweeg<br />
gebracht, maar veel van zijn gedachten<br />
wel zijn overgenomen in de grondslagen<br />
van het ecologisch ontwerpen. Het<br />
vertrekpunt is de veronderstelling dat<br />
íeder ontwerp een zekere weerslag heeft<br />
op zijn omgeving, waarvan de reikwijdte<br />
niet wordt afgebakend door wettelijke<br />
grenzen, kavelgrenzen of muren, maar<br />
door het ecosysteem waarin het zich<br />
bevindt. Het ecosysteem heeft natuurlijk<br />
bepaalde grenzen, afhankelijk van de<br />
biotische en a-biotische eigenschappen<br />
van zowel de bovengrond als de<br />
ondergrond. Het totaal van interacties<br />
tussen biotische en a-biotische compo-
nenten van alle ecosystemen binnen de<br />
biosfeer, en de eindige hoeveelheid van<br />
de aarde’s energie en materiaalbronnen,<br />
is de ecologische context waarbinnen<br />
alle ontwerpactiviteiten zich afspelen.<br />
Ecologisch ontwerpen voegt zich<br />
naar de ecologische context en streeft<br />
naar een minimale weerslag van alle<br />
ontwerpactiviteiten op de landschappen,<br />
de ecosystemen en de hulpbronnen<br />
van de aarde. Het impliceert niét<br />
het onthouden van de aarde van menselijke<br />
interactie of het verhinderen<br />
van alle verandering op aarde. Het<br />
gaat om het relateren van menselijke<br />
activiteit aan de aarde op een onschadelijke<br />
manier. Daarmee beoogt het<br />
een fysieke fusie van het ontwerp met<br />
de aarde en een visuele fusie met het<br />
landschap, vanuit een diepe verbondenheid<br />
van de architectuur met de aarde en<br />
de natuur. Het hoofdmotief van<br />
ecologische ontwerpen betreft zorgvuldige<br />
inbedding van het landschaps-<br />
ontwerp in de boven- én ondergrond<br />
van de omgeving. De inbedding in de<br />
ondergrond begint op de regionale<br />
schaal, omdat de ecologische context<br />
van het ontwerp vaak nauw samenhangt<br />
met de geomorfologische en<br />
hydrologische ondergrond. Zorgvuldigheid<br />
houdt op deze schaal in dat de<br />
bodem- en watereigenschappen van de<br />
ondergrond zo min mogelijk ten<br />
slechte veranderd worden. Het ontwerp<br />
is daarom bij voorkeur een<br />
gesloten systeem van water, energie en<br />
afval. Op de schaal van de plek is de<br />
inbedding van het ontwerp in de<br />
ondergrond zodanig, dat de schade aan<br />
de omgeving tijdens en na de aanleg<br />
minimaal is, door bijvoorbeeld een<br />
minimale hoeveelheid grondverzet.<br />
Aan de bovengrond gaat het ecologische<br />
landschapsontwerp verder dan de<br />
gangbare contextuele ontwerpbenadering.<br />
Het streven is de fysieke en<br />
esthetische versmelting van het ont-<br />
L: Hundertwasser-Haus, Hundertwasser<br />
1977-1986<br />
R: Parc G¸ell, Gaudi 1900-1914<br />
werp met het landschap en de natuur.<br />
Zo veel mogelijk ruimte en vrijheid<br />
wordt daarom gegeven aan het natuurlijke<br />
landschap. Wanneer geen sprake is<br />
van een natuurlijke omgeving, maakt<br />
het ecologische landschapsontwerp<br />
natuurlijke processen mogelijk door<br />
een voorwaardenscheppende rol op<br />
zich te nemen. Uiteindelijk weerspiegelt<br />
het ontwerp niet alleen landschap<br />
en natuur, maar ís het ontwerp landschap<br />
en natuur. De natuurgerelateerde<br />
toepassing van vorm, kleur, materiaal en<br />
techniek maakt dit mogelijk:<br />
Vorm - Het landschapsontwerp is een<br />
medium tussen de mens en de natuur.<br />
In de vormentaal van een op ecologische<br />
uitgangspunten geënt ontwerp gaat<br />
daarom een symboliek schuil die de<br />
verbondenheid van de mens met de<br />
natuur benadrukt. Aan het begin van<br />
het Modernisme worden versieringen<br />
uit het ontwerp verbannen en de rechte<br />
lijn, het gladde en het gelijke tot de<br />
nieuwe norm uitgeroepen. In de natuur<br />
komt geen rechte lijn voor. Sterker nog,<br />
tijd en natuur breken zelfs iedere<br />
kunstmatige rechte lijn af. De ‘tand des<br />
tijds’ versiert oppervlakken door<br />
scheurtjes en roest te laten ontstaan, de<br />
natuur geeft leven aan oppervlakken<br />
door er mos op te laten groeien. Oude<br />
muren, oude boerderijen en oude<br />
landschappen zijn mooi, omdat de tijd<br />
en de natuur ze door verwering en<br />
begroeiing onregelmatig gevormd<br />
hebben. In plaats met rechte lijnen en<br />
egale vlakken te trachten ontwerpen<br />
dood en tijdloos te houden, kunnen de<br />
natuur en tijd juist een bijzondere rol<br />
spelen in het ontwerp. De Ecocathedraal<br />
van Louis Le Roy is hét bewijs dat<br />
ontwerpen gaan leven dankzij de tijd en<br />
de natuur, en daardoor rijker worden.<br />
Kleur - Ook voor een natuurlijk gebruik<br />
van kleur valt een lans te breken, want<br />
kleur is in het landschapsontwerp een<br />
ondergeschoven kindje. Het gebeurt<br />
vaak dat de aan het landschap toegevoegde<br />
kleuren onderling, of met het<br />
TOPOS / 01 / 2003 11
landschap vloeken. Om dit te voorkomen<br />
moet het kleurgebruik in balans<br />
zijn met de kleuren van het landschap en<br />
de natuur. In Nederland werkt het<br />
natuurlijke landschap bijvoorbeeld<br />
hoofdzakelijk met twee kleuren: het<br />
groen van de vegetatie en het donkerbruin<br />
van de aarde. Deze kleuren<br />
kennen een oneindig aantal gradiënten<br />
en variaties. Desondanks komt in het<br />
natuurlijke landschap geen valse combinatie<br />
van kleur voor. Wanneer kleur,<br />
door inpassing of contrast, is afgestemd<br />
op de kleuren van de natuur, is<br />
het niet nodig dat een nieuwe kleur<br />
schril afsteekt bij het bestaande landschap.<br />
Materiaal - Hoewel de aarde vaak<br />
beschouwd wordt als een oneindige<br />
bron van materialen en een bodemloze<br />
put voor afval, is de aarde een gesloten<br />
systeem is met een eindige voorraad<br />
materiaal en een beperkte berging.<br />
Daarom wordt het materiaal in een<br />
ecologische ontwerpbenadering zeer<br />
zorgvuldig gekozen en toegepast.<br />
Ontwerpen kan gezien worden als een<br />
vorm van materiaal- en energiemanagement,<br />
waarbij hulpbronnen van de aarde<br />
door de ontwerper verzameld worden in<br />
een tijdelijke vorm, voor een bepaalde<br />
periode van gebruik. Aan het einde van<br />
de gebruiksperiode wordt de vorm<br />
afgebroken, en de materialen worden<br />
hergebruikt in de gebouwde omgeving<br />
of opgenomen in de natuurlijke<br />
omgeving. De voorkeur voor gebruikt<br />
en herbruikbaar materiaal ligt voor de<br />
hand, alsook voor gebiedseigen,<br />
natuurlijk en ruw materiaal. Baksteen<br />
bijvoorbeeld is een geschikt materiaal,<br />
omdat, vergeleken bij aluminium,<br />
beton, of glas, weinig energie voor de<br />
productie nodig is, en het een natuurlijk<br />
en herbruikbaar is.<br />
Techniek - Een belangrijke rol in het<br />
ecologische landschapsontwerp is<br />
weggelegd voor de toepassing van<br />
innovatieve, ecologisch verantwoorde,<br />
technieken. Nieuwe technieken voor<br />
12<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Essai s˚r líarchitecture, Laugiers 1753. De natuurlijke, levende boomhut wordt gepropageerd<br />
als het model voor een architectuur die enkel uit de ëessentiÎleí delen bestaat.<br />
waterretentie, energiebehoud en afvalverwerking,<br />
kunnen de footprint van een<br />
ontwerp op de ecologische context<br />
verminderen. Wat afvalverwerking en<br />
energiebehoud betreft, blijkt het in de<br />
varkenshouderij, waar het afzetten van<br />
mest een kostbare zaak is, bijvoorbeeld<br />
mogelijk de mest van varkens op eigen<br />
terrein in een bassin om te zetten in<br />
voedzame, en voor varkens smakelijke,<br />
algen. Voor de boer betekent dit een<br />
enorme kostenbesparing en voor de<br />
natuur de gunstige omzet van afval in<br />
energie.<br />
Toch staat techniek in het ecologisch<br />
ontwerp niet centraal of vormt het een<br />
doel op zich. De toepassing van techniek<br />
wordt gezien als de hoofdoorzaak van<br />
de natuurcrisis en het centraal stellen van<br />
de techniek, zoiets als de ziekte genezen<br />
met haar oorzaak. Voor de ecologisch<br />
ontwerper ligt daarom de oplossing<br />
voor de natuurcrisis niet uitsluitend in<br />
de toepassing van vernieuwende<br />
techniek, maar vooral in de versmelting<br />
van de gebruikte techniek, materiaal,<br />
kleur en vorm in het ontwerp, en met de<br />
natuur.<br />
Mystiek<br />
Ondanks de openbaring van de ecologische<br />
crisis, de publicatie van progressieve<br />
manifesten, en het ecologische<br />
pionierswerk van Wright, Gaudi en<br />
Hundertwasser, heeft de technische,<br />
industriële en economische vooruitgang<br />
de natuurbeweging verdrukt. Het geloof<br />
in de maakbaarheid van de wereld is<br />
groot; de overtuiging heerst dat de<br />
natuur gerepareerd kan worden met<br />
technische lapmiddelen. Ecologisch<br />
ontwerpen is daarom niet uitgegroeid<br />
tot een serieuze ontwerpbeweging, maar<br />
een onderstroom gebleven. De<br />
toepassing van de ecologische<br />
ontwerpideologie wordt in de praktijk<br />
beperkt tot het afvinken van een lijst<br />
toepasbare ecologische technieken en is<br />
gedegradeerd tot het zo groen mogelijk<br />
inkleuren van plankaarten. De
De huizen hangen aan de onderkant van de weiden, Hundertwasser 1970-1971. Het eerste idee voor het ëterrashuisí en het ëflatweidenhuisí op een<br />
schilderij.<br />
populariteit van de ‘ecologische’<br />
woonwijk, waarin de ecologie door<br />
projectontwikkelaars succesvol ingezet<br />
wordt als reclameleus, heeft alle kenmerken<br />
van een mode die net zo<br />
makkelijk aanwaait als overwaait. Wat<br />
voorheen een plantsoen wordt genoemd,<br />
heet nu een ‘ecologische zone’.<br />
Tegelijkertijd is de natuur onder de<br />
ontwerpers zelf helemaal niet populair<br />
en worden ecologische ontwerpmotieven<br />
vaak terzijde geschoven als truttig<br />
gehannes van natuurfreaks met grasdaken<br />
en paddenpoelen. Onbegrip,<br />
onwetendheid en onwil liggen hieraan<br />
meestal ten grondslag. De meeste<br />
landschapsontwerpers hebben weinig<br />
parate kennis van landschapsecologie.<br />
Nog maar al te vaak worden plangebieden<br />
bekeken als plekken met puur<br />
fysische eigenschappen, waarin de<br />
ontwerper een verandering aanbrengt.<br />
Ecosystemen worden gereduceerd tot<br />
een isoleerbare landschapslaag die, om<br />
het ontwerp te dienen, naar behoefte<br />
kan worden aangepast en gevormd.<br />
Hoewel ontwerpers de ecologische<br />
complexiteit van landschappen graag<br />
vergeten, is goed begrip van landschapsecologie<br />
essentieel, voordat een<br />
ontwerp aan een omgeving gerelateerd<br />
kan worden. Niet zelden dragen ontwerpers<br />
door onbegrip ongewild bij<br />
aan de omvangrijke schade aan het<br />
landschap en de natuur, een bijdrage<br />
die vooraf voorkomen had kunnen<br />
worden. Het ontbreekt echter aan een<br />
centrale, verenigende theorie over wat<br />
ecologisch ontwerpen is en hoe het<br />
toepast zou moeten worden. Zonder<br />
het theoretisch raamwerk is het niet<br />
makkelijk ecologische ontwerpgrondslagen<br />
te bestuderen en in de praktijk<br />
toe te passen. De esthetische basis van<br />
de huidige ontwerptheorie is erg smal<br />
en er wordt te veel belang gehecht aan<br />
illusionaire visioenen van technische<br />
oplossingen. Net als in de wetenschap,<br />
is er in de ontwerptheorie geen ruimte<br />
voor de mystieke verbondenheid<br />
tussen de mens, de natuur en de aarde.<br />
In het laatste schuilt de roep om bezinning<br />
en vernieuwing. Want de condensatie<br />
van een goed toepasbare ontwerptheorie,<br />
die zowel voorziet in de<br />
behoeften van de mens als van de<br />
natuur, en beide niet alleen technisch,<br />
maar ook mystiek opnieuw met elkaar<br />
verbindt, is noodzakelijk, om te voorkomen<br />
dat de mens zich in de toekomst<br />
louter met techniek omhult om te<br />
overleven.<br />
Literatuur:<br />
1. Achterberg, Wouter – samenleving, natuur en<br />
duurzaamheid, 1994<br />
2. Hundertwasser, Friedensreich - Architectuur, 1997<br />
3. Pfeiffer, Bruce Brooks – Frank Lloyd Wright, 1994<br />
4. Schouten, Matthijs, G.C. – De natuur als beeld in<br />
religie, filosofie en kunst, 2001<br />
5. Yeang, Ken – Designing with nature, 1995<br />
6. Wines, James – Green architecture, 2001<br />
TOPOS / 01 / 2003 13
Taal en wereld van meervoudig ruimtegebruik<br />
In dit artikel willen we ingaan<br />
op enkele types vooronderstellingen<br />
die we<br />
herkennen in de manier<br />
waarop meervoudig ruimtegebruik<br />
in het Nederlandse<br />
beleid en de<br />
literatuur gedefinieerd<br />
wordt. Een belangrijk<br />
gevolg van die vooronderstellingen<br />
in beleid en<br />
wetenschap is het<br />
genereren van ,<br />
voorspelbare oplossingen<br />
en schijnzekerheden in de<br />
beroepspraktijk. Die beroepspraktijk<br />
wortelt in<br />
dezelfde cultuur van<br />
enkelvoudigheid als beleid<br />
en wetenschap, een<br />
cultuur die werkelijke<br />
innovatie niet bepaalt<br />
stimuleert.<br />
Drs. Ir. Kristof Van Assche<br />
Promovendus Landgebruiksplanning<br />
Kristof.vanAssche@wur.nl<br />
Illustraties<br />
Kristof van Assche<br />
14<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Uiteenlegging van het concept<br />
Meervoudig ruimtegebruik is gebruik<br />
van de ruimte op een meervoudige<br />
manier. Dat is de meest triviale definitie<br />
die we kunnen geven van het concept<br />
meervoudig ruimtegebruik, een definitie<br />
die rechtstreeks afgeleid kan worden uit<br />
de naam van het begrip. Om te beginnen<br />
kunnen we een vraag stellen bij elk<br />
element van het concept. Wat is ruimte?<br />
Wat is meervoudig? Wat is gebruik? In<br />
die traditie wordt gebruik ingedeeld in<br />
categorieën, die de naam functies krijgen:<br />
functie wonen, functie landbouw etc…<br />
Ruimte is de ruimte zoals ze<br />
gedefinieerd werd in de traditie van de<br />
Nederlandse ruimtelijke ordening, een<br />
vlak waaraan gebruiksfuncties toegekend<br />
worden. Meervoudig ruimtegebruik is<br />
dan voor velen het combineren van<br />
verschillende functies in eenzelfde<br />
gebied, met gebied als een vlak op een<br />
kaart in een beleidsdocument.<br />
Nu is de scheiding van functies jarenlang<br />
een heilig huisje geweest in de<br />
Nederlandse Ruimtelijke Ordening:<br />
ordening stond vaak bijna synoniem aan<br />
scheiding van onderling verschillende<br />
elementen. Bij dat ordeningsdenken<br />
hoort allereerst het herleiden van de<br />
complexe werkelijkheid tot een beperkt<br />
aantal elementen (de gebruiksfuncties),<br />
die dan kunnen worden gecombineerd<br />
volgens bepaalde spelregels (de<br />
Ruimtelijke Ordening). Het bepalen van<br />
de spelregels kan dan weer volgens eigen<br />
spelregels gebeuren, en die laatste set van<br />
regels is de Nederlandse<br />
besluitvormingscultuur.<br />
Cultuur, beeld en realiteit<br />
In Nederland zijn waarden als helderheid,<br />
ordening, regelmaat, controleerbaarheid<br />
en gelijkheid hoog gerangschikt<br />
op de collectieve waarden-ladder, en ons<br />
inziens is dergelijke ideologische<br />
kleuring in het staatsbestel nergens beter<br />
te merken dan in de ruimtelijke<br />
ordening. Niet alleen zijn de resultaten<br />
van deze ordening zodanig dat het<br />
resultaat voor een buitenlander soms<br />
saai en gelijkvormig overkomt, ook zien<br />
we een gevaarlijke verwarring ontstaan<br />
tussen beeld en werkelijkheid. Hiermee<br />
bedoel ik dat de categorieën waarin door<br />
de ordeningswereld jaren is gedacht,<br />
categorieën die dus beïnvloed zijn door<br />
bredere culturele trends, een eigen leven<br />
zijn gaan leiden. Allerlei ambtenaren,<br />
planners, ontwerpers etc. schijnen<br />
werkelijk te denken dat een menselijk<br />
leven in zijn ruimtelijke component<br />
bestaat uit het vervullen van de functies<br />
‘wonen’ en ‘werken’ en dat werken uit<br />
de categorieën bestaat waarlangs een<br />
ministerie is ingedeeld. Zo wordt een<br />
parkbos plots van recreatie tot wonen<br />
wanneer er een huis in gebouwd is, en<br />
verdwijnen de recreatie- ambtenaren op<br />
de achtergrond om plaats te maken voor<br />
mensen die weinig van de zaak weten.<br />
Als ze vergaderen verdedigen ze een<br />
belang waarmee ze een ruimte<br />
associëren, terwijl het gaat om een aspect<br />
van menselijk gedrag.<br />
Dit is niet alleen een overschatting van<br />
het institutionele domein, maar ook een<br />
klassiek geval van een epistemologische<br />
fictie (epistemologie = kentheorie, de<br />
filosofie van kennis, realiteit en<br />
waarheid.....,red.). We mogen er nooit<br />
van uitgaan dat de werkelijkheid een<br />
afspiegeling is van de categorieën die wij<br />
gebruiken om haar te ordenen.<br />
Categorieën zoals die in de ruimtelijke<br />
ordening gedefinieerd werden, hebben<br />
een nut omdat ze dienen tot het<br />
ordenen van de ruimte. Dat is een<br />
instrumentele definitie volgens de logica,<br />
een definitie die zegt: iets is zo omdat<br />
het dat doet. Het is geen essentiële<br />
definitie, een definitie die tracht de<br />
essentie van dingen te omschrijven, de<br />
ware aard van een ding.<br />
Nu is het zo dat beeld en werkelijkheid<br />
na lang gebruik van een beeld makkelijk<br />
gaan samenvloeien. Bijvoorbeeld, als de<br />
grens van Slovenië maar net vastgelegd<br />
is, zijn we niet meteen geneigd te<br />
spreken van ‘de Sloveen’ als een<br />
bestaand type met een reëel veronderstelde<br />
inhoud. Daarnaast, naast de tijd<br />
als reden van gewenning, kunnen er
allerlei andere motieven bestaan bij een<br />
individu of in een groep om beeld en<br />
werkelijkheid, in dit geval gebruiksfuncties<br />
en reëel ruimtegebruik, te verwarren.<br />
Voor de Nederlandse situatie willen we<br />
betogen dat de reeds vermelde vorm van<br />
de collectieve waardenschaal, er mede toe<br />
geleid heeft dat men de planologische<br />
functies als los bestaande entiteiten is<br />
gaan beschouwen.<br />
Een dergelijk betoog kan heel simpel<br />
samengevat worden door te zeggen dat<br />
de wens de vader is van de gedachte en<br />
dat de eenmaal gekoesterde gedachte<br />
zichzelf versterkt. Anders geformuleerd:<br />
omdat de vermelde waarden van<br />
helderheid, eenvoud etc. zo belangrijk<br />
worden geacht, wil men graag dat de<br />
werkelijkheid echt zo in elkaar zit dat ze<br />
te organiseren valt volgens heldere,<br />
eenvoudige lijnen, met strikte scheidingen.<br />
Hier ligt een gemeenschappelijke<br />
voedingsbodem van ordenend en<br />
geordend Nederland. Wanneer de strikte<br />
scheidingen in de gedachten dan ook<br />
scheidingen in de geordende ruimte<br />
worden (en in de organisatie van<br />
groepen mensen die zich met ordenen<br />
bezig houden), dan krijgt men na een<br />
tijdje inderdaad de idee dat de<br />
werkelijkheid zich schikt naar de<br />
gedachten van de ordenaars. Andere<br />
landen moeten volgens dergelijke<br />
interpretatie gewoonweg beter naar de<br />
werkelijkheid kijken om te ontdekken<br />
hoe ze werkelijk in elkaar steekt en<br />
vervolgens beter sturen.<br />
Men vergeet soms dat andere landen<br />
geen objectieve ordeningsprincipes<br />
kunnen ontdekken in de realiteit omdat<br />
die er niet zijn, en omdat de ordeningsprincipes<br />
een cultureel bepaalde constructie<br />
zijn. Het vergeten van de<br />
constructie van het eigen systeem van<br />
begrippen en principes geeft er een<br />
onterechte realiteitswaarde aan en geeft<br />
ook de werkelijkheid een fel begeerde<br />
schijnhelderheid. Daarmee worden<br />
andere manieren van inrichting en<br />
ordening ook meteen inferieur of<br />
hoogstens onbegrijpelijk. (Zie ill.:<br />
“ordebegrippen in Nl en B”)<br />
Typerend in dit verband is trouwens<br />
ook de schijn- objectiviteit die wordt<br />
gegeven aan elk van de begrippen in het<br />
systeem. Als het systeem van de<br />
Ruimtelijke Ordening geobjectiveerd<br />
moet worden, dan moet een groot<br />
aantal van de begrippen die gehanteerd<br />
worden binnen dat systeem, ook een<br />
objectivering ondergaan. Met objectiveren<br />
wordt bedoeld het voorstellen van<br />
iets als objectieve werkelijkheid, terwijl<br />
het gaat om sociale constructies. Niet<br />
alleen in planningstijdschriften -waar<br />
buitenlandse voorbeelden een<br />
vergelijkbare drang tot objectivering van<br />
smaakoordelen vertonen- maar ook in<br />
de kranten en de andere media, worden<br />
waarden als ‘eenvoud’, ‘helderheid’,<br />
‘structuur’, ‘ordening’ en hun<br />
tegenpolen en aanverwanten, gepresenteerd<br />
alsof het om eenduidig omschreven<br />
begrippen zou gaan. Halen we nu<br />
even onze zuiderburen erbij, dan valt<br />
meteen op dat wat voor een Belg<br />
gestructureerd, eenvoudig, helder<br />
overkomt, voor een Nederlander vaak<br />
ongeordend, grillig, chaotisch is, terwijl<br />
een geordende ruimte volgens<br />
Nederlandse maatstaven voor een Belg<br />
soms eenvormig, saai, levenloos is.<br />
Het gaat er ons niet om, te bewijzen dat<br />
er cultuurverschillen tussen landen<br />
bestaan. Wel willen we aantonen dat er<br />
in Nederland speciale redenen zijn om<br />
die verschillen te vergeten. En dat die<br />
redenen alles te maken hebben met de<br />
objectivering van het Nederlandse<br />
TOPOS / 01 / 2003 15
16<br />
Meervoudig Fruitgebruik<br />
In deze illustratie wordt onderzocht<br />
wanneer in een bepaalde cultuur een<br />
gebruik van iets als meervoudig wordt<br />
ervaren. Ik tracht aan te tonen dat dit<br />
samenhangt met de indeling van de<br />
elementen of objecten die gebruikt<br />
worden. Door het voorbeeld van fruit te<br />
nemen, tracht ik bovendien aannemelijk<br />
te maken dat dit principe niet<br />
voortkomt uit eigenschappen van<br />
ruimte, maar uit eigenschappen van de<br />
manier waarop mensen hun werkelijkheid<br />
indelen volgens concepten en<br />
woorden gebruiken om die concepten<br />
aan te duiden. Daarom ook heb ik<br />
icoontjes van vruchten gebruikt in<br />
plaats van de woorden, om het onderscheid<br />
tussen woord en concept te<br />
benadrukken. In de vier culturen wordt<br />
fruit telkens anders ingedeeld, worden<br />
er andere namen voor gebruikt. De<br />
andere indeling van de vruchten,<br />
zichtbaar door een ander woordgebruik,<br />
geeft een andere perceptie van<br />
het fruit. Wanneer verschillende stuks<br />
genuttigd worden, zal dat ëgebruikí niet<br />
als meervoudig waargenomen worden,<br />
wanneer ze tot eenzelfde categorie of<br />
concept behoren.<br />
planningssysteem met de bijbehorende<br />
begrippen, door een ideaalbeeld van de<br />
samenleving en de werkelijkheid<br />
gekleurd. Als men denkt dat de wereld<br />
eigenlijk helder gestructureerd is, dan zal<br />
men er ook van overtuigd zijn dat<br />
begrippen als structuur, variatie, orde op<br />
objectieve wijze kunnen gedefinieerd<br />
worden. Ze worden immers gewoon<br />
teruggevonden in de wereld.<br />
Ruimte, tijd, meervoudigheid<br />
Nu kunnen we makkelijk een conclusie<br />
trekken over meervoudig ruimtegebruik.<br />
Dit komt in ordenend Nederland over<br />
als iets innoverends enkel en alleen<br />
omdat de net beschreven collectieve<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
verwarring bestaat tussen het categorieënsysteem<br />
van de ruimtelijke ordening<br />
en het reële gebruik van de ruimte.<br />
Sinds De Saussure weten we dat<br />
betekenis pas ontstaat wanneer in een<br />
veld van 1000 mogelijke nuances<br />
opposities worden gecreëerd. Wit<br />
betekent pas iets door zwart en goed<br />
door kwaad. En meervoudig ruimtegebruik<br />
betekent pas iets als er zoiets zou<br />
bestaan als enkelvoudig ruimtegebruik.<br />
Welnu, men mag er gerust van uitgaan<br />
dat zoiets buiten een bepaald<br />
planningssysteem en een groep mensen<br />
die daar helemaal van doordrongen is,<br />
geen enkele betekenis heeft. Het kan pas<br />
een aura van nieuwheid krijgen door dat<br />
vreemde, impliciete construct van<br />
enkelvoudig ruimtegebruik. (Zie:<br />
“meervoudig fruitgebruik”)<br />
Hieraan willen we toevoegen dat de<br />
ideeën over de indeling van de tijd<br />
samenhangen met ideeën over de<br />
inrichting van de ruimte. Als men<br />
veronderstelt dat de realiteit bestaat uit<br />
een aantal gebruiksfuncties van de<br />
ruimte, dan veronderstelt men meestal<br />
ook dat die functies in de tijd gescheiden<br />
zijn, dat men maar een ding tegelijk kan<br />
doen. Sommige antropologen spreken<br />
van monochrone versus polychrone<br />
culturen, waarbij Nederland dan zeker<br />
tot de monochrone culturen behoort,
culturen waarin men liefst duidelijke<br />
scheidingen in de tijd aanbrengt tussen<br />
verschillende types activiteiten, en tegelijk<br />
die activiteiten scherp afgrenst. Vergelijkt<br />
men bijvoorbeeld Nederland met<br />
Frankrijk en Italië, dan kan men zeggen<br />
dat in de zuidelijker landen de grens<br />
tussen arbeid en ontspanning heel<br />
anders gedefinieerd wordt, dat<br />
uitgebreide lunches en diners op kosten<br />
van de zaak niet zozeer als verspilling<br />
worden gezien, en niet als ongewenste<br />
vervaging tussen werk en vrije tijd. Ook<br />
zal een Italiaan sneller verspringen<br />
tussen verschillende taken en momenten<br />
van ontspanning, en zo op de<br />
Nederlander een chaotische indruk<br />
wekken, terwijl er gewoon een andere<br />
definitie van ordening in de tijd mee<br />
gemoeid is. (zie ill: monochrone en<br />
polychrone culturen.)<br />
Ordening van de tijd hangt dus samen<br />
met ordening van de ruimte. De neiging<br />
tot eenvoudige en eenduidige<br />
categorisering in de Nederlandse cultuur,<br />
samenhangend met de belangrijkheid<br />
van waarden als eenvoud, helderheid,<br />
ordening, structuur, organisatie, leidde<br />
tot de ontdekking van meervoudig<br />
ruimtegebruik als concept, terwijl het een<br />
product is van het bestaande<br />
referentiekader, dat het kader niet<br />
verandert. Blijkbaar wil men wat<br />
nieuws; de perceptie bestaat dat de<br />
bestaande oplossingen niet goed<br />
genoeg werken. Om werkelijk tot<br />
nieuwe inzichten te komen over meervoudig<br />
ruimtegebruik en vandaar tot<br />
nieuwe toepassingen, zal men allereerst<br />
meer inzicht moeten krijgen in de<br />
culturele wortels van het Nederlandse<br />
planningssysteem. Men zal moeten<br />
trachten na te gaan of de culturele<br />
categorieën die schuilgaan achter het<br />
huidige planningssysteem, nog aansluiten<br />
bij de hedendaagse cultuur, of dat<br />
ze eerder nog passen bij een mens en<br />
een maatschappelijke organisatie uit de<br />
jaren ’50.<br />
Traagheid van referentiekaders<br />
Vanzelfsprekend kan een planningssyteem,<br />
omdat ze een geïnstitutionaliseerde<br />
praktijk is, en omdat ze een<br />
continuïteit moet garanderen, zich niet<br />
snel aanpassen aan maatschappelijke<br />
veranderingen. Daar is niks mis mee,<br />
maar momenteel lijken de grenzen<br />
bereiktMijns inziens is de tijd gekomen,<br />
om eens grondig te bekijken of de frictie<br />
tussen de geïnstitutionaliseerde<br />
gedachtenwereld achter de bestaande<br />
ruimtelijke ordening en de rest van de<br />
maatschappij, ondertussen niet te groot<br />
is geworden. Weliswaar zorgt een<br />
gemeenschappelijke cultuur van<br />
ordenaars en geordenden ervoor dat het<br />
referentiekader zo lang doorleeft en dat<br />
er nog successsen geboekt worden.<br />
Tegelijkertijd ziet men verschillen<br />
ontstaan tussen de twee culturen. Naast<br />
de vermelde objectivering van het<br />
systeem van planningsbegrippen zou<br />
deze verschuiving een tweede reden<br />
kunnen zijn voor de waargenomen<br />
problemen in de Ruimtelijke Ordening,<br />
problemen waarvoor meervoudig<br />
ruimtegebruik een oplossing zou<br />
moeten geven.<br />
Dat zou kunnen betekenen dat een<br />
herziening van het planningssysteem<br />
zich opdringt vanuit nieuwe culturele<br />
categorieën. Het zou ook kunnen<br />
betekenen dat men niet twijfelt en<br />
voortgaat op de ingeslagen weg. Indien<br />
dat gebeurt, dient men er zich wel<br />
TOPOS / 01 / 2003 17
eter van bewust te zijn dat meervoudig<br />
ruimtegebruik als concept niets<br />
nieuws kan brengen, zolang men de<br />
rest van het begrippenkader ongemoeid<br />
laat. Zolang men blijft uitgaan<br />
van de fictie van de mogelijkheid van<br />
enkelvoudig ruimtegebruik, is men<br />
gedoemd in repeterende denkpatronen<br />
te vervallen.<br />
Dat kan men meteen afleiden uit het<br />
gros van de uitwerkingen en voorbeelduitwerkingen<br />
van het concept<br />
meervoudig ruimtegebruik in de pers en<br />
in beleidsdocumenten. Vaak gaat men<br />
letterlijk functies stapelen en hoe meer<br />
gestapeld en hoe meer uiteenlopend de<br />
functies hoe beter en hoe verrassender<br />
het wordt gevonden. Een dergelijke<br />
uitwerking en een dergelijke appreciatie<br />
valt volgens ons te verklaren uit de<br />
hogerop beschreven fenomenen van<br />
taal en werkelijkheid. Iets is meervoudig<br />
als er meerdere elementen in<br />
eenzelfde gebied aanwezig zijn. De<br />
meest letterlijke vertaling van in hetzelfde<br />
gebied aanwezig zijn, is de<br />
stapeling. Daarbij ziet men meteen de<br />
meervoudigheid, is de definiëring van<br />
de meervoudigheid het helderst en dus<br />
hier het aantrekkelijkst. Bovendien hangt<br />
het effect af van de afgrenzing van de<br />
afzonderlijke elementen en de afstand<br />
die hiertussen wordt ervaren. (Zie ill.:<br />
“meervoudigheid door contrast”)<br />
18<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Slotvoorbeeld<br />
Wanneer werk, ontspanning en wonen<br />
als in ruimte en tijd gescheiden functies<br />
zijn waargenomen gedurende lange tijd,<br />
dan wordt een combinatie van die<br />
functies plots gepercipieerd als een sterk<br />
voorbeeld van het nieuwe concept<br />
meervoudig ruimtegebruik. In Italië, of<br />
in andere meer polychrone culturen,<br />
waar de functies in ruimte en tijd minder<br />
gescheiden zijn, zal dat voorbeeld<br />
minder sterk overkomen. Het kan<br />
immers geen aantrekkingskracht<br />
ontlenen aan contrasterend<br />
waargenomen functies. Meer zelfs,<br />
vermoedelijk komt het hele concept<br />
niet als iets nieuws over. Paradoxaal<br />
genoeg zullen weinig Nederlanders dan<br />
weer bereid zijn het Italiaanse model<br />
van ruimtelijke ordening als voorbeeld<br />
te nemen. Met andere woorden: een<br />
consequent doorgedacht en vernieuwend<br />
meervoudig ruimtegebruik zou<br />
in Nederland wel eens een culturele<br />
schok kunnen veroorzaken. In dat<br />
perspectief is het helemaal niet zo<br />
vreemd dat het culturele systeem<br />
zichzelf reproduceert en dus be-
schermt. De reproductie van de cultuur<br />
toont zich momenteel in de taal en<br />
werkelijkheid van meervoudig ruimtegebruik<br />
en vormt ongetwijfeld een<br />
hindernis voor innovatie. Wil men<br />
meervoudig ruimtegebruik werkelijk<br />
innovatief inzetten om ruimtelijke<br />
problemen in Nederland op te lossen,<br />
dan kan men er niet omheen de culturen<br />
van ordenaars en geordenden<br />
grondig te bestuderen, om vervolgens<br />
pas te beslissen of men bepaalde<br />
ideeën en categoriseringen daaruit wil<br />
volgen of veranderen. Pas daarna heeft<br />
het zin om met uitwerkingen te komen<br />
en die als vernieuwend te bestempelen.<br />
Op dit moment is denken en doen met<br />
betrekking tot meervoudig ruimtegebruik<br />
nog teveel geworteld in een<br />
cultuur van enkelvoudigheid.<br />
Met dank aan Marjan Hidding en<br />
Ronald van Ark voor commentaar op<br />
eerdere versies van dit artikel<br />
Literatuur:<br />
Droste, F.G., Taal, teken en werkelijkheid. Een<br />
semiotische theorie, Den Haag, 1996.<br />
Faludi, A., Valk, A. Van Der, Rule and order. Dutch<br />
planning doctrine in the twentieth century, Dordrecht,<br />
1994.<br />
Gamut, L.T.F., Logica, taal en betekenis, Utrecht-<br />
Antwerpen, 1982.<br />
Ginkel, R. Van, Notities over Nederlanders. Antropologische<br />
Reflecties, Amsterdam, 1997.<br />
Woud, A. Van Der, Het lege land. De ruimtelijke orde<br />
van Nederland 1798- 1848, Amsterdam, 1987.<br />
Praktijk en uitvoering<br />
Wie wenst er niet iets uitgevoerd te zien van eigen hand. Het<br />
liefst zo groot en duur mogelijk. Waar je trots doorheen kunt<br />
wandelen met vrienden en familie. Waar je een half jaar voor<br />
oplevering naar toe kan rijden met de auto om in de lege<br />
velden opgespoten zand alvast de contouren te ontdekken van<br />
wat komen gaat. En al die tijd overtuigd blijven van je idee, je<br />
verkneukelen in het feit dat je de juiste beslissingen hebt<br />
genomen. Dat je het ze allemaal zal laten zien, al degenen<br />
die het niet met je eens waren tijdens de werkbesprekingen.<br />
Al degenen die dachten dat het niet zou werken, in het echt,<br />
ruimtelijk, met echte mensen erbij.<br />
Je kunt je ook stiekem uitgeven voor een geÔnteresseerde<br />
bewoner in de buurt. Om een paar dingen te vragen aan de<br />
aannemerslieden die je plan uitvoeren. En dan krijg je te<br />
horen dat ze het zo leuk vinden om eraan te werken en dat<br />
het zoín intelligent plan is. Echt goed over nagedacht en<br />
eindelijk eens een ontwerp dat de bestaande bomen goed<br />
spaart en in zich opneemt.<br />
En je kunt er dan, als je gepensioneerd bent, rondleidingen in<br />
verzorgen. Dan kun je met een bus vol fans langs alle plannen<br />
die uitgevoerd zijn. Met het boek dat over je is geschreven op<br />
hun schoot maken ze allemaal fotoís die ze thuis aan de<br />
wand hangen. ìGreat work, mister Ronckenî, ìYou really fit<br />
well in the tradition of the post-structural modernists, but with<br />
a slightly distinctive brew of romanticismî. Heerlijk al die<br />
aandacht.<br />
En dan wordt je opgebeld. Of je even langs wilt komen op de<br />
bouw want ze zijn op een gasleiding gestoten die niet op<br />
tekening stond. Je rijdt op een onverlichte straat het bouwterrein<br />
op, de houten werkkeet in. Een gepikeerde opdrachtgever,<br />
zijn assistent en de aannemer kijken je gretig aan. ìWij<br />
zien maar een oplossing, meneer Ronckenî, ìAls we deze<br />
weg nu verleggen naar het zuiden en dan de boel dichtplanten<br />
met bodembedekkers, zodat het lege traject van de gasleiding<br />
niet te zien is, dan past het nog binnen het budget, met<br />
een lichte afwijking ten opzichte van uw oorspronkelijke planî.<br />
Je kunt wel door de grond zakken. Welke *%@#-el heeft die<br />
gasleiding over het hoofd gezien. De bouw moet door, het<br />
paradijs moet gebouwd, en het meerwerk van de aannemer<br />
wil ik niet op mijn bordje krijgen. Erover denken kun je, morgenvroeg<br />
moeten ze het weten, want dan komt de dure<br />
dragline met hoogwerker die ze hebben besteld. Anders wordt<br />
de hele bouw uitgesteld tot het voorjaar. Happy days. Waarom<br />
moest ik dan ook zonodig een eigen bureau beginnen.<br />
PR<br />
TOPOS / 01 / 2003 19
De Standaard Architect<br />
Verkeer, vervoer en infrastructuur:<br />
begrippen die<br />
direct samenhangen met<br />
welvaart, leefbaarheid en<br />
veiligheid. Zeker in een<br />
land als Nederland, laag<br />
gelegen aan de Noordzee,<br />
doorkruist door grote rivieren,<br />
niet alleen een van<br />
de dichtstbevolkte landen<br />
ter wereld, maar ook vooraanstaand<br />
als<br />
distributieland en gateway<br />
van Europa. Door velen<br />
wordt Nederland ook wel<br />
het ìHong Kongî van het<br />
westen genoemd. In die<br />
omstandigheden vraagt<br />
het instandhouden van<br />
welvaart, leefbaarheid en<br />
veiligheid om steeds meer<br />
specialistische kennis.<br />
J.G.R. van den Berg<br />
Hoofd voorlichting CROW<br />
www.CROW.nl<br />
20<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Nederland anno nu<br />
Deze kennis is nodig om de vragen uit<br />
de praktijk te kunnen beantwoorden.<br />
Deze kennis is heden ten dage verspreid<br />
over de vele beroepsgroepen die<br />
Nederland zoal kent, waaronder de<br />
landschapsarchitectuur. Landschapsarchitecten<br />
hebben een groene ziel, wat is te<br />
herkennen in de grote creativiteit en<br />
diversiteit waarmee vele projecten het<br />
licht zien. Als je een willekeurig persoon<br />
in je omgeving vraagt hoe deze een<br />
landschapsarchitect zou omschrijven, is<br />
het veel gehoorde antwoord: “Dat is een<br />
ontwerper die alleen maar aan boompjes<br />
denkt en mijn auto kan ik er nooit<br />
kwijt.”<br />
Zie hier een klaarblijkelijk imagoprobleem,<br />
of toch iets anders? Het is<br />
duidelijk dat een aantal zaken nader uit<br />
de doeken gedaan dient te worden.<br />
Babylonische spraakverwarringen alom<br />
zoals bijvoorbeeld Duurzaam Bouwen.<br />
Kortgeleden vond de Nationale DuBo<br />
Dag 2002 te Rotterdam plaats. Het<br />
kenmerkende op deze dag was de<br />
nadruk op “huizen bouwen”. Het<br />
begrip bouwen gaat echter veel verder,<br />
met name daar waar het de infrastructuur<br />
raakt: zonder deze structuur geen<br />
wonen. Het is dus onmogelijk de<br />
koppeling hiertussen weg te laten.<br />
Deze koppeling tussen huizen bouwen<br />
en infrastructuur is voor de huidige<br />
landschapsarchitect in veel gevallen een<br />
ware kwelling. De artistieke vrijheid<br />
komt namelijk in het gedrang. Eerst het<br />
landschap, dan de weg. Veel van ons<br />
tegenwoordige landschap is geboren op<br />
de tekentafel. Groei zorgt voor<br />
verdrukking en de behoeften van<br />
mensen zijn aan het veranderen. Hier<br />
ligt dus een schone taak voor nu en in<br />
de toekomst.<br />
Landschapsarchitect als intermediair<br />
De landschapsarchitect wordt een acteur<br />
met vele rollen. Geld en verantwoordelijkheden<br />
zijn tegenwoordig belangrijke<br />
factoren in de ontwerpprocessen. Waar<br />
bestaat er nog een opdrachtgever die zal<br />
zeggen: “Bedenk maar wat en geld<br />
speelt geen rol!” Projectontwikkelaars<br />
hebben een grote rol in de processen<br />
rond landinrichting. Als architect is de<br />
rol hierin zeer divers.<br />
In de praktijk blijkt maar al te vaak dat<br />
afspraken niet goed worden vastgelegd.<br />
Opvallend hierbij is dat zelden<br />
afspraken op papier terug te vinden<br />
zijn. Ziehier al een bron van storing<br />
tijdens het ontwerpproces. Deze<br />
processen lopen echter in de pas met<br />
zoals het ook in de (infra)bouw gebruikelijk<br />
is. Denk hierbij aan initiatief-,<br />
programma-, ontwerp-, uitwerking-,<br />
prijsvorming-, uitvoering-, en afwikkelingsfase.<br />
Binnen deze fasen zie je de<br />
architect continu als intermediair<br />
bewegen tussen de opdrachtgevers en<br />
uitvoerende partijen. Dit wordt goed<br />
zichtbaar bij overlegsituaties, waarbij<br />
bovengenoemde partijen beide hun<br />
problemen in veel gevallen naar de<br />
architect verleggen. Dit is geen aantrekkelijke<br />
rol en vraagt om professionele<br />
opleiding en voorbereiding van<br />
landschapsarchitecten.<br />
Beslissingen, die in een vroege fase van<br />
het infrabouwproces worden genomen,<br />
zijn in vele opzichten vaak bepalend<br />
voor het uiteindelijke resultaat.<br />
Bovendien leert de ervaring dat,<br />
naarmate men een onjuiste beslissing<br />
later signaleert, de consequenties voor<br />
het herstellen daarvan sterk toenemen.<br />
Een voorwaarde voor een doeltreffend<br />
verloop van het infrabouwproces is
dan ook dat deskundigen, die beslissingen<br />
moeten nemen, in alle fasen en op<br />
elk gewenst moment, op eenvoudige<br />
en snelle wijze kunnen beschikken over<br />
de relevante gegevens.<br />
Deze deskundige is ook de landschapsarchitect.<br />
Hij zal zijn kennis verder<br />
moeten verdiepen om in het gehele<br />
proces nog zijn eigen ontwerp boven<br />
tafel te kunnen houden. Tijdens de<br />
studie Landinrichtingswetenschappen,<br />
binnen de specialisatie Landschapsarchitectuur,<br />
heb ik diverse malen ervaren dat<br />
bij de studenten materiaalkennis slechts<br />
een achtergrondruis is. Dat is jammer,<br />
want in de praktijk blijkt maar al te vaak<br />
dat juist hier de problemen ontstaan.<br />
Dit is natuurlijk het spanningsveld<br />
waarbinnen je je als architect beweegt,<br />
aangezien de artistieke vrijheid mogelijk<br />
door deze nadruk op materiaalkennis<br />
beïnvloed wordt. Niets is minder waar<br />
als je bedenkt dat er vele projecten twee<br />
tot drie maal over de kop gaan door<br />
“onkunde”op materiaalgebied. Wetgeving<br />
speelt hierbij een grote rol, bijvoorbeeld<br />
het Bouwstoffen Besluit, wat een<br />
directe invloed heeft op de toepassing<br />
van steenachtige bouwstoffen in en op<br />
de bodem. Grond heeft hier ook mee te<br />
maken, hetgeen al aangeeft dat je na de<br />
initiatiefase al hierover moet gaan<br />
nadenken, met onder andere deze<br />
wetgeving in je achterhoofd. Goede<br />
voorbereiding is een absolute noodzaak<br />
om je ontwerp op goede wijze door het<br />
doolhof van wetten en regels te dirigeren.<br />
Standaardisatie als hulp<br />
Het beschikbaar krijgen van relevante<br />
gegevens, zoals al eerder in dit artikel<br />
aangegeven, vereist afspraken met<br />
betrekking tot uitwisseling, zowel op<br />
papier als digitaal. Vanwege verschil in<br />
doelstelling en vakgebied van de<br />
verschillende deelnemers, kunnen<br />
barrières ontstaan binnen de diverse<br />
informatiestromen. Gebrek aan eenduidigheid<br />
en uniformiteit van informatie<br />
kan ook een (onnodige) oorzaak zijn<br />
van een dergelijke barrière. Ordening is<br />
hier de oplossing. In Nederland zijn<br />
afspraken gemaakt op gebied van de<br />
informatiecategorieën, te weten: de<br />
bedrijfsinformatie, projectinformatie en<br />
algemene informatie. Het voert hier te<br />
diep om gedetailleerd op deze<br />
categorieën in te gaan, met dien verstande<br />
dat de grenzen van deze categorieën<br />
niet definitief zijn.<br />
Zo kan bouwinformatie van de ene<br />
toestand overgaan in een andere.<br />
Bijvoorbeeld kan algemene informatie<br />
eenvoudig projectgebonden worden<br />
gemaakt, door deze in een bestek<br />
(document om het werk uit te kunnen<br />
voeren) over te nemen. Dit kan op<br />
diverse manieren plaats vinden. In<br />
Nederland is hiervoor de RAW®systematiek<br />
voor handen. Deze systematiek<br />
is bedoeld om eenduidig en juri-<br />
disch waterdichte contracten voor de<br />
uitvoering van werken in de boven-,<br />
en ondergrondse infrastructuur op te<br />
stellen. De toepassing van deze systematiek<br />
helpt de architect om zijn<br />
ontwerp naar een uitvoeringstechnisch<br />
document te vertalen, waarbij rekening<br />
wordt gehouden met onder andere de<br />
vele wetten en andere regelgeving.<br />
Deze werkwijze draagt bij aan goede<br />
communicatie in de ontwerpfase, maar<br />
ook in de uitvoeringsfase en verschaft<br />
hiermee alle betrokken partijen heldere<br />
uitgangspunten.<br />
Om een beeld te krijgen hoe sterk deze<br />
standaard systematiek in Nederland<br />
wordt toegepast is het al voldoende te<br />
vermelden dat op dit moment ca. 80 %<br />
van alle werken in de boven-, en<br />
ondergrondse infrastructuur met behulp<br />
van de RAW®-systematiek van ontwerp<br />
naar uitvoering zijn vertaald en in<br />
uitvoering komen.<br />
“Veel zaken laten zich niet standaardiseren,”<br />
is de vaak gehoorde opmerking<br />
van architecten. Gaat men echter dieper<br />
in op dit onderwerp, dan zal blijken dat<br />
vrijwel alles op enigerlei wijze is te<br />
standaardiseren. Zie hier de geboorte<br />
van de “Standaard Architect”. De<br />
praktijk zal leren dat de<br />
landschapsarchitect zijn creativiteit niet<br />
zal verliezen maar als een professionele<br />
deskundige, adviseur en gelijkwaardige<br />
partij, zijn ontwerp in alle fasen van het<br />
bouwproces de baas zal blijven.<br />
TOPOS / 01 / 2003 21
Van plannen tot planten<br />
De ontwerper wordt tegenwoordig<br />
teveel alleen<br />
gezien als aandrager van<br />
ideeÎn die dan door<br />
anderen wel uitgewerkt<br />
kunnen worden. Essentieel<br />
echter voor de goede<br />
uitvoering van een ontwerp,<br />
is dat de landschapsarchitect<br />
betrokken blijft bij het<br />
gehele planproces in al zijn<br />
facetten. Daardoor wordt de<br />
essentie van het ontwerp<br />
bewaakt en kan creatief<br />
worden ingespeeld op onvoorziene<br />
omstandigheden.<br />
Johan Vlug<br />
Vlug & Partners<br />
buro@vlugp.nl<br />
22<br />
Duurzame betrokkenheid van de landschapsarchitect gewenst<br />
Fotoís & Illustraties<br />
Vlug & Partners<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Maquette in diplomatenkoffer<br />
Het planproces vindt in toenemende<br />
mate in losse onderdelen plaats. Dit<br />
houdt ondermeer in dat aan een landschapsarchitect<br />
gevraagd wordt om een<br />
ontwerp te maken op een bepaald<br />
moment in de planfase. De ontwerper<br />
wordt steeds minder bij het gehele<br />
planproces betrokken. Wij hebben daar<br />
grote moeite mee, omdat er tijdens de<br />
realisatieperiode nog deeloplossingen<br />
ontworpen moeten worden en juist dan<br />
kansen kunnen worden benut die zich<br />
vaak bij toeval voordoen. Een goede<br />
realisatie van het ontwerp hangt daar nu<br />
juist in veel gevallen van af. De rol van<br />
een ontwerper is niet alleen het maken<br />
van een ontwerp, maar veel meer het<br />
volgen, het mee initiëren en het op<br />
allerlei manieren aansturen van het<br />
planproces met al z’n facetten. Er wordt<br />
veel over plankwaliteit gesproken, maar<br />
men handelt er in het planproces veelal<br />
niet naar. Plankwaliteit is afhankelijk van<br />
de intensiteit en de duurzame<br />
bemoeienis van alle betrokkenen. Een<br />
goed voorbeeld hiervan zijn de ervaringen<br />
bij de aanleg van de buitenruimte<br />
van Larenstein.<br />
Buitenruimteplan Larenstein<br />
Van 1990 tot en met 1995 zijn we op<br />
intensieve wijze betrokken geweest bij<br />
het planproces: van hoofdopzet tot<br />
verhardingsdetail. Vanaf het eerste begin<br />
is er nauw samengewerkt met de<br />
bouwcoördinator Ad Waverijn en de<br />
architect Hans Putter. Dat is achteraf<br />
gezien van groot belang geweest. Een en<br />
ander wordt duidelijk aan de hand van<br />
een aantal anekdotes. Ze laten een<br />
professionele werkhouding zien die in<br />
de beroepspraktijk van de landschapsarchitect<br />
noodzakelijk is.<br />
Maquette in diplomatenkoffer<br />
Aan het begin van het planproces<br />
speelden diverse vraagstukken een<br />
belangrijke rol, zoals de financiering, de<br />
situering van de nieuwbouw en de<br />
aanpassing van het bestemmingsplan.
Luchtfoto van het landgoed Larenstein<br />
Daarover moest met vele partijen<br />
overlegd worden in een bijzonder korte<br />
tijd. Hiervoor is in nauwe samenspraak<br />
met de bouwcoördinator en de architect<br />
door ons een voorlopig schetsontwerp<br />
gemaakt in de vorm van een maquette.<br />
We vroegen ons af of de maquette wel<br />
hanteerbaar genoeg was voor de<br />
vertegenwoordiger van Larenstein die<br />
het plan moest presenteren. De truc was<br />
om de maquette in een doorzichtige<br />
perspex diplomatenkoffertje te laten<br />
bouwen, zodat hij makkelijk mee te<br />
nemen was. Meer dan twee jaar lang is<br />
deze koffer vele malen gebruikt door de<br />
bouwcoördinator, de architect, de<br />
directie van Larenstein en diverse<br />
anderen om overleg te plegen over de<br />
bestemmingsplanprocedure, voor<br />
aanlegsubsidies van het Ministerie van<br />
LNV en in personeels- en<br />
omwonendenoverleg. Achteraf bezien<br />
heeft de koffer een belangrijke rol<br />
gespeeld in het verwerven van de nodige<br />
aanlegkosten. Het werkte zelfs zo goed<br />
dat het nog steeds gebruikt werd toen<br />
het ontwerp al op verschillende<br />
onderdelen grondig gewijzigd was.<br />
Ideaalbeeld en haalbaarheid<br />
Nadat het globale schetsplan was<br />
gemaakt is een masterplan voor de<br />
inrichting van de buitenruimte ontworpen.<br />
Hiermee werd een ideaalbeeld<br />
gegeven van een samenhangend complex<br />
van gebouwen en terreinonderdelen,<br />
waaronder de waterpartijen en<br />
bospercelen. Van een vrij onoverzichtelijk,<br />
in zichzelf gekeerd geheel en met<br />
een gecompliceerd programma van<br />
eisen, is een representatieve en goed<br />
functionerende buitenruimte gemaakt.<br />
De bouwcoördinator gaf het startsein<br />
om met het masterplan in de hand te<br />
zoeken naar mogelijkheden voor<br />
uitvoering van het plan én naar aanvullende<br />
uitvoeringsbudgetten. Gezamenlijk<br />
is toen op basis van het masterplan<br />
een uitvoeringsstrategie ontwikkeld<br />
waarbij ingezet is op essentiële onderde-<br />
len, zoals de assortimentstuin en de<br />
entreepartij met de fietsenstalling en de<br />
parkeerplaatsen. Het ontworpen watersysteem<br />
en het padennetwerk zijn sterk<br />
versoberd. In het uitvoeringsproces is<br />
ook gebruik gemaakt van fasering en<br />
‘werk-met-werk’maken. Vrijkomende<br />
grond en puin zijn gedeeltelijk gebruikt<br />
om grondheuvels mee op te werpen.<br />
Omdat de aannemer dat dan niet hoefde<br />
af te voeren, werd geld bespaard<br />
waarmee een vijver aangelegd kon<br />
worden. Een plotselinge vorstperiode<br />
werd daarbij meteen benut om de aanleg<br />
van de heuvel, een vijver en enkele<br />
oevers op de slappe grond mogelijk te<br />
maken. Stap voor stap zijn zo delen van<br />
het plan gerealiseerd. Deeluitwerkingen<br />
werden opgesteld als de uitvoering van<br />
het onderdeel zich op dat moment<br />
voordeed. Dat had niet gekund zonder<br />
een duurzame en intensieve betrokkenheid<br />
van de ontwerper.<br />
TOPOS / 01 / 2003 23
Ingangspartij met de onder een hoek geplaatste lichtmasten Groene parkeerkamers bij de entree<br />
Low budget kan leiden tot unieke<br />
oplossingen<br />
Het toegangspad, waarmee het hoofdgebouw<br />
wordt ontsloten, moest van<br />
opvallende verlichtingselementen<br />
worden voorzien. Daarvoor zijn drie<br />
voorstellen gemaakt, die allemaal te duur<br />
gevonden werden. Geïrriteerd hebben<br />
we toen geopperd om dan maar een<br />
voorstel te maken met de goedkoopste<br />
masten die we konden vinden. Bij een<br />
leverancier van verlichtingsarmaturen is<br />
documentatie aangevraagd. De goedkoopste<br />
verlichtingsmasten uit de folder<br />
bestonden uit een mast met een uithouderstuk<br />
onder een hoek van 15º. Al<br />
snel ontstond het idee om juist de<br />
masten scheef te plaatsen waardoor de<br />
uithouders horizontaal kwamen te<br />
hangen en de verlichtingsarmaturen<br />
midden boven het toegangspad. Deze<br />
budgetvriendelijke oplossing heeft sterk<br />
bijgedragen aan het karakteristieke<br />
24<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
beeld van de ingangspartij van Larenstein.<br />
De fietsenstalling, die vanwege de<br />
vereiste capaciteit een enorm oppervlak<br />
beslaat, moest volgens het ontwerp<br />
direct langs het toegangspad komen, in<br />
feite vlak voor het nieuwe hoofdgebouw.<br />
Het voordeel hiervan is dat<br />
iedereen er dan vanzelfsprekend z’n fiets<br />
stalt. Nog steeds staat het hoofdgebouw<br />
fiets- en autovrij in de ruimte. Dat is iets<br />
om als ontwerper trots op te zijn.<br />
Echter een dichte fietsenstalling voor het<br />
hoofdgebouw zou te veel zicht<br />
wegnemen, dus een hoge, transparante<br />
fietsenstalling was noodzakelijk. Het<br />
budget voor de fietsenstalling was laag;<br />
een geschikte fietsenstalling, qua prijs en<br />
afmeting, was niet te vinden. In die tijd<br />
had ik een afspraak in Londen. Ik reisde<br />
naar Schiphol en passeerde de tijdelijke<br />
ingangspartij die gemaakt was van een<br />
kasconstructie. Dat was de oplossing<br />
dacht ik plotseling: een hoge, transparante<br />
constructie én nog relatief goedkoop<br />
ook. En zo geschiedde.<br />
Het mooie is dat de fietsenstalling ook<br />
nog steeds van tijd tot tijd gebruikt<br />
wordt als receptie- en feestruimte.<br />
Uit het planproces van Larenstein blijkt<br />
dat een duurzame betrokkenheid van<br />
een ontwerper bij het project maakt dat<br />
de essentie van het ontwerp gerealiseerd<br />
kan worden ondanks dat er grote<br />
wijzigingen hebben plaatsgevonden.<br />
Vooral het laatste voorbeeld laat zien dat<br />
een bijzondere uitwerking van een<br />
bepaald onderdeel net zo essentieel kan<br />
zijn voor het eindbeeld als een strategische<br />
beslissing in het begin van het<br />
planproces. Wanneer de ontwerper op<br />
het goede moment reageert, kan het<br />
toeval ingezet worden bij de uitwerking<br />
en realisatie van een ontwerp.
Werkzaamheden tijdens de aanleg<br />
De maatschap Vlug & Partners (VLUGP) bestaat uit Johan Vlug,<br />
Menno Vergunst en Henk Schuitemaker. Allen hebben gestudeerd<br />
aan Larenstein T&L. Johan Vlug is tevens in Delft afgestudeerd<br />
als stedebouwkundige. Vlug & Partners is een bureau<br />
voor landschaparchitectuur en stedebouw en bestaat sinds<br />
1989. Sinds vijf jaar is het een maatschap met een wisselend<br />
aantal medewerkers. Gedurende de afgelopen jaren is een<br />
groot aantal projecten gedaan variÎrend van landschapsstudies<br />
tot stedebouwkundige ontwerpen en inrichtingsplannen. Kenmerkend<br />
voor het werk van vlugp zijn grote zorgvuldigheid en<br />
nauwkeurigheid: alles wordt precies en exact uitgewerkt. Originele<br />
en herkenbare ideeÎn moeten maakbaar zijn. Dat is ook<br />
wat veel opdrachtgevers waarderen. Daarom worden realistische<br />
visies ontwikkeld waarbinnen niet het ontwerp als eindproduct<br />
wordt beschouwd maar de daadwerkelijke realisatie<br />
ervan.<br />
Recente projecten zijn:<br />
- Inrichtingsplannen en stedebouwkundige visies voor twee<br />
deelplannen van de VINEX-wijk Floriande in Hoofddorp<br />
- Ontwerp voor een natuurvriendelijke oever langs het Amsterdam<br />
Rijnkanaal bij fort Nigtevecht<br />
TOPOS / 01 / 2003 25
Tiengemeten<br />
Vurig debat over een tijdloos eiland<br />
Tussen wens en werkelijkheid<br />
ligt vaak een weg van<br />
jaren. Het eiland Tiengemeten<br />
kan de ontbrekende<br />
schakel vormen voor natuur<br />
in de delta, maar de vruchtbare<br />
zeekleigrond is nu in<br />
landbouwkundig gebruik.<br />
Wat betekent de aanwijzing -<br />
door de provincie - als natuurontwikkelingsgebied<br />
voor de daar werkende boeren?<br />
Is ëleefbaarheidí iets<br />
van het gebied zelf, of kan<br />
dit net zo goed ten dienste<br />
staan van bewoners elders?<br />
Stichting RUW organiseerde<br />
op 28 september een excursie<br />
naar het veelbesproken<br />
eiland voor geÔnteresseerde<br />
Wageningse studenten en<br />
afgestudeerden. Is Tiengemeten<br />
symbool geworden<br />
voor de strijd tussen boeren<br />
en natuurorganisaties?<br />
Gerrit Kapteijns &<br />
Freek van Leeuwen<br />
Stichting RUW<br />
st.ruw@uni.student.wau.nl<br />
Fotoís<br />
Gertjan Jobse<br />
26<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Het eiland Tiengemeten ligt in het<br />
Haringvliet, midden tussen de Zuid-<br />
Hollandse eilanden. Een aantal jaren<br />
geleden is het eiland in bezit gekomen<br />
van Vereniging Natuurmonumenten.<br />
Tot dan toe werd het altijd gepacht door<br />
akkerbouwers, maar de vereniging wil<br />
van het eiland een natuurreservaat<br />
maken. Er is daarbij geen plaats meer<br />
voor landbouw. Op dit moment is er<br />
voor vijf van de zes boeren van<br />
Tiengemeten een vervangend bedrijf<br />
gevonden, een boer houdt nog stand.<br />
De vasthoudendheid van deze boer is in<br />
zekere zin symbool komen te staan voor<br />
de strijd tussen boeren en natuurorganisaties<br />
om de schaarse Nederlandse<br />
grond. Het verhaal zit ingewikkeld in<br />
elkaar.<br />
Tijdens de excursie van Stichting RUW<br />
naar Tiengemeten legt de boswachter<br />
van Natuurmonumenten uit waarom<br />
het eiland zo belangrijk is voor de<br />
natuurontwikkeling in de deltaregio van<br />
Zuid-Holland en Zeeland. “De<br />
afgelopen decennia, wellicht zelfs<br />
eeuwen, is er alleen maar natuur verdwenen<br />
uit Nederland. Telkens was de<br />
natuur het kind van de rekening. Nu pas<br />
begint men de waarde van natuurgebieden<br />
in te zien: voor recreatie, voor<br />
schoon water en schone lucht, voor de<br />
biodiversiteit en als leefgebied van vele<br />
planten en dieren. Het wordt nu eens<br />
tijd om land terug te geven aan de<br />
natuur. Langs de oevers van het<br />
Haringvliet worden al vele gronden<br />
ontwikkeld tot natuurgebied. Tiengemeten<br />
ligt hier in dat opzicht heel<br />
strategisch middenin, en kan zo een<br />
belangrijke functie vervullen in de<br />
verbinding van natuurgebieden, van de<br />
Biesbosch tot aan de Noordzee.<br />
Bovendien is Tiengemeten een belangrijke<br />
vogeltrekpleister, en vrij gemakkelijk<br />
te isoleren van menselijke invloeden,<br />
omdat het een eiland is.”<br />
Dit mag dan zo zijn, maar de studenten<br />
die mee zijn op de excursie hebben wat<br />
opmerkingen. Er ontstaat een discussie<br />
over de vraag of Natuurmonumenten<br />
met de ontwikkeling van Tiengemeten<br />
tot hoogwaardig natuurgebied de<br />
leefbaarheid van het platteland niet<br />
aantast. De boswachter reageert<br />
enigszins verbaasd met de opmerking<br />
dat er per jaar ongeveer 40.000 bezoekers<br />
verwacht worden. Voor deze bezoekers<br />
wordt de leefbaarheid juist groter, stelt<br />
zij. Echter, zo betogen de studenten,<br />
deze bezoekers komen uit Rotterdam,<br />
of een andere stad, maar in ieder geval<br />
niet uit de nabije omgeving. Feitelijk<br />
wordt dus toch een stuk sociaal leven<br />
van het platteland afgeknipt en<br />
veranderd in een soort tuin voor de<br />
stad.<br />
De leefbaarheid van het platteland is<br />
geen expliciet doel van Natuurmonumenten.<br />
Tiengemeten zoú wel weer een<br />
rol kunnen spelen voor de nabije<br />
omgeving. Bijvoorbeeld als de recreatieve<br />
functie er van kan worden geëxploiteerd.<br />
Dit kan in de vorm van een camping of<br />
bepaalde vormen van horeca.<br />
Natuurmonumenten ziet dergelijke<br />
ontwikkelingen echter vooral als middel<br />
voor het drukken van de kosten, en niet<br />
als doel op zich. Horecaondernemers die<br />
nu leegstaande gebouwen op<br />
Tiengemeten huren, besparen kosten<br />
(voor onderhoud e.d.) voor<br />
Natuurmonumenten. Natuurontwikkeling<br />
is het ware doel, zo benadrukt de<br />
boswachter nog eens. Ontwikkeling van<br />
de sociaal-economische functie van<br />
Tiengemeten op regionale schaal is dat<br />
niet.<br />
We bezichtigen de natuurontwikkeling<br />
op enkele plekken op het eiland, dat in<br />
de plannen wordt opgedeeld in drie<br />
stukken. Deze gedeelten krijgen de de<br />
namen ‘Weemoed’, ‘Weelde’, en ‘Wildernis’.<br />
In de plannen voor ‘Weemoed’ ligt<br />
de nadruk op de cultuurhistorische<br />
waarde van Tiengemeten. Enkele
waardevolle gebouwen worden gerestaureerd<br />
en opengesteld voor publiek. De<br />
‘Weemoed’ bevindt zich dan ook op het<br />
oudste stukje van Tiengemeten, aan de<br />
oostpunt van het eiland. De ‘Weelde’ is<br />
het middenstuk van het eiland. Daar<br />
wordt gemakkelijk toegankelijke natuur<br />
ontwikkeld. Het derde stuk, de<br />
Wildernis, omvat verreweg het grootste<br />
deel van het eiland. Hier wordt de<br />
natuur zo veel mogelijk met rust<br />
gelaten. De inrichting van dit gedeelte<br />
maakt het minder gemakkelijk toegankelijk<br />
voor recreanten.<br />
Nu al bestaat 300 hectare van de totale<br />
1000 hectare die Tiengemeten groot is,<br />
uit ruige natuur. Deze wordt voornamelijk<br />
gevormd door de zogenaamde<br />
Blanke Slikken, dit zijn buitendijkse<br />
stukken land die aangeslibt zijn. Een<br />
bezoek aan dit gebied behoorde ook tot<br />
het programma van de excursie: we<br />
hebben door dit gebied ‘gestruind’ om<br />
een idee te krijgen van hoe het grootste<br />
deel van Tiengemeten er in de toekomst<br />
uit zal zien.<br />
Bijzonder indrukwekkend is om door<br />
de uitgestrekte akkerlanden te wandelen<br />
met het besef dat het over een paar jaar<br />
moerassen en ruigtes zullen zijn. Ook<br />
de stilte van de leegstaande gebouwen<br />
geeft een beklemmend gevoel.<br />
De boswachter van Natuurmonumenten<br />
spreekt haar zorg uit over die<br />
leegstaande gebouwen: het is waarschijnlijk<br />
te kostbaar om alle gebouwen te<br />
behouden. Het is wrang om je te<br />
realiseren dat dit het einde zal zijn van<br />
het werk van generaties akkerbouwers<br />
die hier met hun familie leefden, werkten<br />
en vochten tegen de gevaren van het<br />
water. De boswachter vertelt dat voor<br />
veel mensen de omslag van het denken<br />
van ‘vechten tegen het water’ naar het<br />
‘doorsteken van dijken om de natuur<br />
weer de ruimte te geven’ groot is.<br />
Een ander discussiepunt tijdens de<br />
excursie is de bijna onoverzienbare<br />
bureaucratie rondom Tiengemeten.<br />
Deze wordt haarscherp in beeld gebracht<br />
door de documentaire van Digna Sinke,<br />
die we ter voorbereiding op de excursie<br />
met de deelnemers hebben bekeken. De<br />
documentaire geeft een goede impressie<br />
van het proces rondom de transformatie<br />
het agrarische land tot natuurgebied.<br />
De laatst overgebleven boer staat hierbij<br />
centraal. Iedere winter weer denkt hij dat<br />
dit nu wel echt het laatste jaar zal zijn,<br />
maar telkens blijkt er toch weer een<br />
nieuw jaar te komen. Het vertrek van<br />
zijn buren maakt het eiland wel stiller.<br />
Reden voor zijn achterblijven is dat<br />
Natuurmonumenten geen passend<br />
vervangend bedrijf wist te vinden voor<br />
hem. Toen hij er echter zelf op uit trok<br />
om een vervangend bedrijf te zoeken,<br />
was hem dat snel gelukt. Natuurmonumenten<br />
ging niet akkoord. De grondprijzen<br />
waren gestegen, en het bedrijf<br />
in kwestie werd te duur bevonden.<br />
Enkele jaren later vindt Natuurmonumenten<br />
wel een vervangend bedrijf.<br />
Maar nu heeft de boer zo zijn eisen.<br />
Kortom, het proces wordt steeds langer<br />
en duurt voort.<br />
Ondertussen doet zich naast dit proces<br />
een andere ontwikkeling voor. Het<br />
interview wordt afgewisseld met<br />
beelden van talloze studieclubs, projectteams,<br />
stuurgroepen en kerngroepen die<br />
zijn ontstaan Rondom de kwestie van<br />
Tiengemeten. Deze groepen proberen<br />
keer op keer al fietsend op Tiengemeten<br />
‘voeling’ met het gebied te krijgen, of<br />
laten in ‘creatieve sessies’ hun fantasie<br />
los over de inrichting van het eiland.<br />
Een bijna ironisch beeld ontstaat<br />
wanneer we zien dat kantoren vol<br />
mensen bezig zijn met de ontwikkeling<br />
van één klein eilandje ergens in het<br />
Haringvliet. Het vormt een sterk<br />
contrast met die ene boer die rustig praat<br />
over de opbrengst van de bieten, en de<br />
prijs van de aardappelen<br />
Op dit moment wacht Natuurmonumenten<br />
maar gewoon tot het pachtcontract<br />
van deze boer afloopt, en dat is in<br />
2006. Vanaf dat moment zal de landbouw<br />
echt verdwenen zijn van Tiengemeten.<br />
Een weemoedige gedachte komt<br />
bij me op bij het zien van dit alles: sta ik<br />
zelf nog met beide benen op de grond<br />
als de laatste boer uit Nederland<br />
verdwenen is?<br />
TOPOS / 01 / 2003 27
Werkervaring<br />
Op het moment van schrijven<br />
heb ik 13 al weken<br />
meegelopen bij Amer-<br />
Adviseurs te Amersfoort<br />
Dit is een vrij klein adviesbureau<br />
voor ruimtelijke<br />
ordening, waar 26 mensen<br />
werken. In eerste instantie<br />
richt dit bureau zich op het<br />
opstellen van bestemmingsplannen<br />
en het oplossen<br />
van stedebouwkundige<br />
vraagstukken. De laatste<br />
tijd verschuift het accent<br />
steeds echter meer naar<br />
het opstellen van welstandsnotaís,beeldkwaliteitsplannen<br />
en (intergemeentelijke)structuurvisieís.<br />
Deze verschuiving<br />
heeft onder andere te<br />
maken met de veranderende<br />
Wet op de Ruimtelijke<br />
Ordening (WRO).<br />
Michiel Uitdehaag<br />
Student Landgebruiksplanning<br />
Michiel.Uitdehaag@wur.nl<br />
Foto<br />
Michiel Uitdehaag<br />
28<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
In de praktijk van Amer Adviseurs<br />
Het bedrijf<br />
Binnen het bedrijf zijn twee afdelingen,<br />
een stedebouwkundige en een planologische.<br />
De planologische afdeling van Amer<br />
heeft zich toegelegd op bestemmingsplannen<br />
voor buitengebieden. Omdat<br />
ze baanbrekend en initiatiefrijk werk<br />
doen en mede daardoor een goede naam<br />
hebben opgebouwd, weten aardig wat<br />
gemeenten de weg naar Amer wel te<br />
vinden. Daarnaast is er veel<br />
planologische kennis over bestemmingsplannen<br />
voor centra van steden,<br />
met name voor steden met een beschermd<br />
stadsgezicht.<br />
De stedebouwkundigen doen velerlei<br />
klussen, van pleinen in kleine kernen tot<br />
het OutletCentre in Roermond. Dit<br />
laatste is een van de grotere stedelijke<br />
projecten van Amer. Ook zijn zij actief<br />
bij het opstellen van welstandsnota’s en<br />
beeldkwaliteitsplannen. In toenemende<br />
mate krijgt Amer ook ontwerpopdrachten,<br />
die door de stedebouwkundigen<br />
uitgevoerd worden.<br />
De juristen vormen met drie mensen<br />
een eigen team binnen AmerAdviseurs.<br />
Zij zorgen ervoor dat de verschillende<br />
opgestelde plannen zodanig worden<br />
opgesteld, dat deze zonder (al te veel)<br />
problemen door de gemeenteraad en<br />
Gedeputeerde Staten worden vastgesteld<br />
en goedgekeurd.<br />
Uiteraard wordt ook Amer versterkt<br />
door een secretariaat, een team van<br />
tekenaars en systeembeheerders. (MSN<br />
kan inderdaad niet op mijn PC, ze<br />
hebben werkelijk alles door…)<br />
Opdrachtgevers<br />
Amer probeert voortdurend een<br />
stageplaats aan te bieden. Eén van de<br />
personeelsleden is verantwoordelijk<br />
voor de begeleiding, maar uiteraard werk<br />
je ook samen met de overige<br />
personeelsleden. Meestal heeft Amer een<br />
opdracht van een opdrachtgever<br />
gekregen, waarbij een stagiair wordt<br />
ingeschakeld. Ik werk bijvoorbeeld<br />
samen met de stagebegeleider aan een<br />
bestemmingsplan voor een gemeente in<br />
Brabant. Regelmatig ga ik op pad om de<br />
verschillende presentaties en overleggen<br />
met die gemeente en andere<br />
opdrachtgevers bij te wonen. Verder heb<br />
ik voor die gemeente een groot gedeelte<br />
van de beleidsanalyse en gebiedsanalyse<br />
geschreven. Hierbij is de opgedane<br />
kennis en werkmethode uit de studie<br />
uitstekend toepasbaar.<br />
Daarnaast mag ik zelf andere klussen<br />
uitzoeken om de overige tijd mee te<br />
vullen, meestal één of twee dagen per<br />
week. Ik heb meegholpen aan een<br />
bestemmingsplan voor de binnenstad<br />
en een structuurvisie voor een gemeente<br />
in de kop van Noord Holland.<br />
Binnenkort mag ik waarschijnlijk<br />
meehelpen aan een leefbaarheidsplan<br />
voor kleine kernen in een gemeente in de<br />
Achterhoek. Ook ga ik meehelpen aan<br />
een welstandsnota voor het buitengebied<br />
van een andere gemeente in de<br />
Achterhoek. Zo wordt het werk een<br />
beetje afwisselend gemaakt. Bovendien<br />
leer je dan ook samenwerken met<br />
verschillende teamverbanden.<br />
Praktijkervaring<br />
Tot nu toe is de praktijkervaring bij een<br />
bedrijf voor mij erg zinvol gebleken. In<br />
de studie landgebruiksplanning wordt<br />
veel nagedacht over de aspecten die om<br />
de hoek komen kijken bij de inrichting<br />
van het land. Geprobeerd wordt zoveel<br />
mogelijk te denken en te werken in een<br />
interactief proces, om alle belangen die<br />
spelen in een gebied zo goed mogelijk<br />
af te wegen. De werkelijk is echt wel wat<br />
weerbarstiger. Vanuit dat perspectief is<br />
het goed dat iedere student een stage<br />
loopt om dat eens mee te maken.<br />
Een goed voorbeeld is de gemeente<br />
waar ik voor werk.Er zijn op dit<br />
moment ongeveer 30 beleidsplannen<br />
van verschillende overheden en instanties,<br />
die ruimtelijke claims op het gebied<br />
hebben gelegd. Lang niet altijd zijn de<br />
belanghebbenden van een<br />
bestemmingsplan in een gemeente<br />
betrokken bij de totstandkoming van<br />
deze overige beleidsplannen. Dit terwijl<br />
de beleidsstukken behoorlijk richtinggevend<br />
zijn voor de inrichting van een
gebied. Zo blijkt dat veel gemeentes op<br />
een aantal ruimtelijke aspecten<br />
behoorlijk binnen de aangereikte kaders<br />
moeten werken. Het komt dan ook best<br />
vaak voor dat er zoveel kaders zijn<br />
geschreven, dat gemeentes door de<br />
bomen het bos niet meer zien. Dat<br />
neemt niet weg dat bin-nen die kaders<br />
eigenlijk een eigen visie verwacht wordt<br />
van een gemeente.<br />
Studie vs Praktijk<br />
Regelmatig wordt door verschillende<br />
studenten kritisch bekeken wat je nu<br />
eigenlijk leert in de studie. Ik kan jullie<br />
geruststellen: naar mijn mening sluit de<br />
inhoud van de studie goed aan op de<br />
behoeftes uit de praktijk. Het analyseren<br />
en beschrijven van bepaalde functies in<br />
een gebied, om vervolgens een integraal<br />
plan op te stellen: dat gebeurt in de<br />
praktijk precies hetzelfde. Met name de<br />
Wageningse benadering, waarbij het<br />
landschap vooral in het landelijk gebied<br />
in lagen uiteen wordt gelegd, is bijzonder<br />
nuttig bij de gebiedsanalyse van een<br />
landelijk gebied.<br />
Het meest lastige vond ik de analyse op<br />
perceelsniveau. Voor een goed<br />
bestemmingsplan is een analyse nodig<br />
van elk adres dat valt in het buitengebied.<br />
Een tijdrovend en geduldig werk!<br />
Ik heb nooit geweten dat een dergelijke<br />
uitgebreide analyse plaatsvond. Elk<br />
gebied krijgt een zogenaamde gebiedsbestemming<br />
(agrarisch, natuur, enz),<br />
maar bijna ieder perceel krijgt daar<br />
‘bovenop’ een perceelsbestemming, een<br />
zogenaamde ‘dubbelbestemming’.<br />
Hiermee wordt bijvoorbeeld de<br />
bouwmogelijkheid van ieder bepaald<br />
perceel geregeld.<br />
Om een goede perceelsbestemming te<br />
leggen is het nodig te weten te komen<br />
welke bouwvergunningen, milieuvergunningen<br />
en Wet Onroerende Zaakgegevens<br />
(basis voor onroerende zaak<br />
belasting) bekend zijn over een adres,<br />
om erachter te komen welke bestemming<br />
een perceel moet krijgen. (agrarische<br />
bestemming, agrarische intensieve<br />
bestemming, woonbestemming enz).<br />
Met een perceelsbestemming wordt<br />
bijvoorbeeld de bouwmogelijkheid<br />
geregeld. Het voert veel te ver om alle<br />
argumenten te bespreken om deze<br />
perceelsbestemmingen te leggen, maar<br />
veel heeft het wel te maken met de hoge<br />
druk die heerst rondom het<br />
grondgebruik in Nederland.<br />
Evaluatie<br />
Ik zou willen zeggen dat het goed is een<br />
kijkje te nemen in de praktijk. Je kan dan<br />
echt inzien wat je in de studie hebt<br />
geleerd en welke nuttige informatie je nu<br />
werkelijk kunt toepassen. Ook de<br />
toepassing in een praktijksituatie kan een<br />
nieuw licht werpen op hetgeen wat je in<br />
de studie geleerd hebt.<br />
Daarbij moet wel aangetekend worden<br />
dat er een onderscheid is tussen een<br />
meeloop- en onderzoekstage. In een<br />
meeloopstage zijn vaardigheden die je<br />
hebt opgedaan in de studie, zoals<br />
organiseren en plannen, erg nuttig,<br />
evenals het ‘denken in grote lijnen’ op<br />
een zeker ‘abstractieniveau’. Maar het is<br />
niet altijd mogelijk een wetenschappelijke<br />
analyse uit te voeren; het gaat om<br />
feiten en resultaten. Aan de andere kant<br />
kun je wel zeggen dat de bestudering<br />
van een gebied, zoals ons is geleerd, wellicht<br />
een wetenschappelijke methode is.<br />
TOPOS / 01 / 2003 29
Studio Walcheren<br />
Het plan van Nico de Jonge<br />
voor Walcheren is inmiddels<br />
een ware klassieker<br />
van het regionale ontwerp.<br />
Maar het eiland wil verder<br />
meegestuwd worden in de<br />
vaart der volkeren. Wellicht<br />
is het tijd voor een herziening?<br />
Aan de deelnemers<br />
van Studio Walcheren de<br />
taak te komen met een<br />
frisse visie op het eiland.<br />
Maithe Vos<br />
Student Landschapsarchitectuur<br />
Maithe.Vos@wur.nl<br />
Illustraties<br />
Maithe Vos<br />
30<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
In periode 1 van dit studiejaar vond<br />
voor de derdejaars landschapsarchitecten<br />
het practicum inrichting landelijk<br />
gebied plaats. Dit practicum week in<br />
veel opzichten af van eerder gevolgde<br />
practica. Het grootste verschil betrof<br />
de schaal: ditmaal werd er op regionale<br />
schaal gewerkt. Uiteindelijk werd<br />
een structuurschets voor heel Walcheren<br />
als eindresultaat verwacht. Voor<br />
het grootste deel van het practicum<br />
werd er gewerkt op een kaartschaal<br />
van 1:25.000. Het lastige van deze<br />
schaal is de abstractie van het landschap,<br />
waardoor het moeilijk was om<br />
er een duidelijk herkenbare structuur<br />
in aan te brengen.<br />
Inzicht door analyse<br />
Als eerste werd er verwacht dat er een<br />
landschapsanalyse en een probleemanalyse<br />
gemaakt werd. Uit deze analyses<br />
moest een globaal concept volgen.<br />
Dit werk werd gedaan in groepen van<br />
ongeveer 5 mensen. Deze analyse<br />
bestond niet alleen uit het bestuderen<br />
van kaarten (historie, geomorfologie,<br />
water, wegen, bebouwing en beplanting)<br />
maar ook uit een veldstudie.<br />
Hierbij moest er rekening gehouden<br />
worden met vier hoofdproblemen die<br />
spelen in het studiegebied: de grote<br />
ontwikkeling van de recreatie in de<br />
binnenduinrand, de landbouwkundige<br />
inrichting, het waterbeheer en het<br />
verkeer.<br />
Om een beetje verbanden te ontdekken<br />
in het landschap, met al haar<br />
verschillende lagen, werd eerst een<br />
analyse gemaakt van verschillende<br />
thema’s los van elkaar. Pas later zijn<br />
deze thema’s met elkaar vergeleken.<br />
Daaruit bleek dat alles wel heel erg<br />
met elkaar in verband staat. Zo waren<br />
de nederzettingen en wegen bijvoorbeeld<br />
gerelateerd aan de ligging van de<br />
kreekruggen en de poelen. Pas na deze<br />
analyse kon er gekeken worden hoe de<br />
problemen veroorzaakt werden en wat<br />
hiervoor de beste oplossing zou zijn.<br />
Door een analyse te maken werd het<br />
gebied minder als een abstract voorwerp<br />
gezien en kwamen de over elkaar<br />
liggende structuren beter naar voren.<br />
Voordat de analyse werd begonnen<br />
vond ik het namelijk moeilijk om een<br />
duidelijk verband te vinden tussen<br />
deze verschillende structuren in het<br />
landschap.<br />
De eerste twee weken<br />
De veldstudie besloeg twee dagen.<br />
Tijdens deze veldstudie viel op dat het<br />
beeld van het landschap dat wij hadden<br />
gekregen naar aanleiding van het<br />
bestuderen van kaarten heel anders was<br />
dan de realiteit. Zo bleken bijvoorbeeld<br />
de hoogteverschillen tussen de<br />
poelen en de kreekruggen in het<br />
landschap vaak slecht te zien. Verder<br />
kon geconcludeerd worden dat het<br />
noordelijke kustgebied erg interessant<br />
is. Het heeft veel te bieden voor de<br />
toeristen, met name de buitenplaatsen<br />
die vooral in deze zone voorkomen<br />
zijn erg mooi. Het gevolg hiervan is
echter dat hier ook veel bungalowparken<br />
zitten. Maar het probleem bij deze<br />
complexen is vaak dat ze slecht zijn<br />
ingepast in het landschap en dat de<br />
herhaling van dezelfde vorm saai<br />
aandoet. De tweede week besteedden<br />
we aan verwerking van onze veldgegevens<br />
en aanscherping van de analyses<br />
die we tot dan toe gemaakt hadden.<br />
Tevens begonnen we aan het opzetten<br />
van een concept. Omdat Walcheren<br />
een groot gebied is en op meerdere<br />
manieren bekeken kan worden vonden<br />
wij het lastig om al onze ideeën in één<br />
concept te steken. Daarom zijn we<br />
uiteindelijk tot drie verschillende<br />
concepten gekomen. Globaal kwamen<br />
deze concepten neer op het versterken<br />
van de kreekruggen, de kust of de<br />
grens tussen het hoge noordelijke<br />
gebied en het lagere zuidelijke gebied.<br />
Aan dat versterken heeft iedereen zijn<br />
eigen draai gegeven, zodat de structuurschetsen<br />
uiteindelijk heel erg<br />
verschillend zijn geworden.<br />
Conceptuitwerking<br />
Na de eerste twee weken moesten we<br />
zelfstandig verder gaan met het uitwerken<br />
van een concept tot een structuurschets.<br />
Hierin moest een oplossing<br />
aandragen worden voor de gegeven<br />
problematiek. Tevens moest er een<br />
uitbreiding plaatsvinden van de verblijfsrecreatie<br />
van ongeveer 200 hectare,<br />
een uitbreiding van het oppervlakte<br />
bos- en natuurgebied van minimaal<br />
1400 hectare en een uitbreiding van de<br />
bestaande dorpen met ongeveer 15 %.<br />
Wanneer er voor gekozen werd om<br />
melkveebedrijven in te plaatsen moesten<br />
deze een minimale omvang van 50<br />
hectare hebben om rendabel te zijn.<br />
Verblijfsrecreatie<br />
Vooral de verblijfsrecreatie is een lastig<br />
onderdeel. Naast de uitbreiding van<br />
200 hectare was er ook nog het probleem<br />
van de verblijfsrecreatie in de<br />
kust die een té dominante rol gaat<br />
spelen in het landschap. De basis van<br />
dit probleem wordt gelegd na de<br />
inundatie van 1944. Na deze inundatie<br />
was het hele landschap vrijwel geheel<br />
van bomen ontdaan en de bodem was<br />
sterk verzilt. Het landschapsplan in die<br />
tijd (gemaakt door landschapsarchitect<br />
Nico de Jonge) probeerde in de inrichting<br />
ook rekening te houden met de<br />
toekomstige ontwikkelingen van de<br />
recreatie. Hiertoe werden in de binnenduinrand<br />
en rond de inundatiegaten bij<br />
Veere, West-Kapelle en Fort Rammekens<br />
bossen aangeplant voor de natuurontwikkeling.<br />
Er ontstond een erg<br />
aantrekkelijk gebied met alles binnen<br />
handbereik: zee, duinen, bos en platteland.<br />
De verbreding van de duinzone<br />
die zo aangebracht werd heeft de<br />
toenemende recreatie lang op kunnen<br />
vangen, maar nu is deze capaciteit<br />
overschreden. De bestaande kwaliteiten<br />
van het landschap gaan achteruit<br />
door de verblijfsrecreatie, veel lelijke<br />
en grote complexen doen afbreuk aan<br />
het landschap.<br />
Ik moest dus op zoek gaan naar een<br />
ander gebied, dat aantrekkelijk genoeg<br />
was voor de recreatie. Alleen het<br />
verplaatsen van de recreatie zou geen<br />
hebben gehad, het gebied moest ook<br />
iets te bieden hebben. Als de recreatie<br />
naar het binnenland verplaats zou<br />
worden, moest dit gebied qua aantrekkelijkheid<br />
niet onderdoen aan de<br />
recreatie aan de kust. In mijn structuurschets<br />
kan een deel van de nieuwe<br />
recreatie plaatsvinden in de vorm van<br />
recreëren bij de boer. Zo wordt ook<br />
een tweede probleem opgelost; de<br />
landbouw die niet rendabel genoeg is<br />
om van te kunnen leven. Maar om de<br />
kust echt te ontlasten zal het binnengebied<br />
toch meer te bieden moeten<br />
hebben dan alleen landbouw. Daarom<br />
heb ik ervoor gekozen het natuurgebied,<br />
dat ingepast moet worden, rond<br />
Middelburg te plaatsen, in de vorm<br />
van natte natuur. Dit moet gezien<br />
worden als een moerasachtig gebied<br />
met plassen waarop recreatie mogelijk<br />
is. Hierdoor ontstaat er niet alleen een<br />
gevarieerder beeld, maar het gebied<br />
hoeft zo ook niet kunstmatig droog<br />
gehouden te worden voor de akkerbouw.<br />
Naast de mogelijkheden voor<br />
recreatie die deze natte natuur met zich<br />
meebrengt, is er ook nog een mogelijkheid<br />
voor wonen aan het water.<br />
Stedelijke ontwikkeling<br />
De voornaamste stedelijke uitbreiding<br />
is die van Middelburg. Deze vindt<br />
plaats op de kreekruggen, waardoor er<br />
TOPOS / 01 / 2003 31
Het concept met de Radialen<br />
vanuit Middelburg als het ware ‘radialen’<br />
naar de rest van Walcheren ontstaan.<br />
Andersom benadrukken ze ook<br />
Middelburg als belangrijke stad,<br />
namelijk de hoofdstad van Zeeland.<br />
Deze radialen vormen de basis waarop<br />
de uitbreidingen plaats moeten vinden.<br />
Nu is er dus ook een aantrekkelijk<br />
gebied voor de recreatie gevonden; op<br />
de kreekruggen en dan met name in de<br />
buurt van Middelburg en het natuurgebied.<br />
Op de kreekruggen rond Middelburg<br />
zal de concentratie van het<br />
stedelijk gebied het sterkst zijn. Naarmate<br />
men verder van Middelburg<br />
verwijderd is neemt dit contrast steeds<br />
meer af. Door de elementen stad en<br />
natuur met elkaar te verweven moet de<br />
grens tussen de twee delen niet te sterk<br />
zijn. Dit wordt gerealiseerd doordat<br />
het water op enkele plaatsen de wijk<br />
binnen komt. Het versterken van de<br />
radialen kan niet alleen plaatsvinden<br />
door hier de uitbreidingen van de<br />
32<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
steden en dorpen op plaats te laten<br />
vinden, het zou dan niet veel afwijken<br />
van de lintbebouwing die op andere<br />
plaatsen aanwezig is. Daarom heb ik er<br />
een ander opgaand element op geplaatst<br />
die niet alleen de radialen<br />
versterkt, maar deze ook een verbindend<br />
element geeft. Langs beide zijden<br />
van de weg wordt nu een bomenrij<br />
geplaatst (twee aan beide zijden van<br />
het aan te leggen fietspad en één aan de<br />
andere kant van de weg). Hierdoor<br />
wordt de structuur die ik aan wil<br />
brengen in het gebied ook zichtbaar.<br />
Landbouw<br />
Het probleem van de landbouwkundige<br />
inrichting is de bedrijfsgrootte.<br />
De gemiddelde bedrijfsgrootte<br />
van 20 hectare is te weinig<br />
voor een levensvatbare moderne<br />
bedrijfsvoering. Er is dus schaalvergroting<br />
nodig. Dit houdt in dat de<br />
gemiddelde bedrijfsgrootte omhoog<br />
moet gaan. Bijvoorbeeld door grond op<br />
te kopen van boeren die met hun werk<br />
gaan stoppen. Dit zou het beste plaats<br />
kunnen vinden in de poelgebieden<br />
(relatief grootschalig gebied), maar hier<br />
is drooglegging (die voor akkerbouw<br />
nodig is) moeilijk te realiseren omdat in<br />
deze gebieden al snel zout water<br />
opgepompt wordt. De akkerbouw en de<br />
natuur gaan in dit gebied niet samen. Er<br />
is hier wel ruimte voor de<br />
melkveehouderij. De drassige<br />
natuurgebieden moeten langzaam<br />
overgaan in graslanden.<br />
Het noordoostelijk gebied is een<br />
hoger gelegen gebied. Hier zijn de<br />
kreekruggen qua hoogte ligging helemaal<br />
niet zichtbaar. In mijn structuurplan<br />
is het contrast tussen de kreekruggen<br />
en de aanwezige poelgebieden hier<br />
ook veel kleiner. Dit gebied kan zijn<br />
huidige agrarische functie houden.<br />
Ook hier zou nog schaalvergroting<br />
plaats moeten vinden om een rendabe-
De Structuurschets<br />
le bedrijfsgrootte te krijgen.<br />
Verkeer<br />
Het probleem van het verkeer wordt<br />
ook veroorzaakt door de toegenomen<br />
recreatie. Het wegennet is overbelast,<br />
doordat de hiërarchie die aanwezig is<br />
in het wegenstelsel niet wordt gebruikt.<br />
Veel smalle wegen zijn niet berust op<br />
de druk van het verkeer. Ook werkt<br />
het kanaal, dat van Vlissingen naar<br />
Veere loopt, als barrière, waardoor<br />
veel verkeer in Middelburg vastloopt.<br />
Om te voorkomen dat mensen de<br />
landweggetjes die door de poelgebieden<br />
lopen als sluipwegen gaan gebruiken<br />
lopen de meeste wegen in dit<br />
gebied dood in clustertjes van boerderijen.<br />
Zo blijft het gebied (op deze<br />
boerderijen na) een open gebied.<br />
Verder zorgen de radialen voor een<br />
goede verdeling over Walcheren. In het<br />
noorden sluiten deze wegen aan op een<br />
reeds aanwezige provinciale weg,<br />
zodat het geheel goed met elkaar<br />
verbonden is. Rond Middelburg ligt<br />
op dit moment een halve rondweg.<br />
Met enkele aanpassingen in het huidige<br />
stratenpatroon is het goed mogelijk<br />
om deze rondweg door te trekken<br />
zodat men niet dwars door het centrum<br />
hoeft om de andere kant van<br />
Middelburg te bereiken. Ook komt er<br />
een extra brug over het kanaal, zodat<br />
deze barrière kleiner wordt.<br />
Details<br />
De laatste twee weken stonden in het<br />
teken van de uitwerking van details.<br />
Het was de bedoeling om vanuit de<br />
structuurschets enkele details uit te<br />
werken. Hierdoor kwamen de bedoelingen<br />
van mijn ontwerp duidelijker<br />
naar voren. In het begin was dit wel<br />
moeilijk omdat een andere schaal niet<br />
inhield dat er alleen vergroot moest<br />
worden. Er kwamen op dit punt weer<br />
problemen naar voren die op een<br />
schaal van 1:25000 niet zichtbaar waren.<br />
Wat op die schaal als een strook of<br />
gebied wordt weergegeven is op een<br />
meer gedetailleerde schaal een groot<br />
ongedefinieerd vlak en moet dus verder<br />
uitgewerkt worden. Zo moeten vlakken<br />
die eerst bijvoorbeeld een wijk<br />
voorstelden uitgewerkt worden zodat<br />
er te zien is wat de structuur van deze<br />
wijk is en de grootte van de huizen die<br />
er in staan.<br />
Al met al waren het toch nog zes<br />
behoorlijk drukke weken, vooral aan<br />
het eind werd de werkdruk erg hoog.<br />
Dit kwam vooral doordat er iedere<br />
keer nog weer dingen naar voren<br />
kwamen waaraan ik niet had gedacht.<br />
Vaak gingen kleine dingen weer erg<br />
lang duren, zodat alles weer uitliep.<br />
Maar dit zal wel het probleem van de<br />
meeste ontwerpers zijn, want een<br />
ontwerp is eigenlijk pas echt af als het<br />
uitgevoerd is.<br />
TOPOS / 01 / 2003 33
De verborgen tuin van Limburg<br />
Hoe kunnen de zandgronden<br />
van Noord- en Midden-<br />
Limburg eruit zien in 2030?<br />
Deze vraag staat centraal<br />
in de ontwerpopdracht die<br />
de provincie Limburg in<br />
oktober 2001 heeft uitgegeven.<br />
In het kader van het<br />
project ëDrie over dertigí, is<br />
aan de Wageningen<br />
Universiteit gevraagd, een<br />
ruimtelijk ontwerp te maken<br />
voor de zandgebieden in<br />
Limburg. Een jaar lang<br />
hebben studenten en<br />
docenten gewerkt aan het<br />
ontwerpatelier Midden-<br />
Limburg. In een tweedelig<br />
artikel wordt hiervan<br />
verslag gedaan. In dit<br />
eerste deel komen de<br />
aanleiding van de opgave,<br />
de opzet van het ontwerpatelier,<br />
en de uitgangspunten<br />
van het concept aan<br />
bod.<br />
Klaas Kerkstra, Peter Vrijlandt &<br />
Tijs van Loon<br />
Leerstoelgroep Landschapsarchitectuur<br />
Klaas.Kerkstra@wur.nl<br />
Illustraties<br />
Klaas Kerkstra, Peter Vrijlandt &<br />
Tijs van Loon<br />
34<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Ontwerpen aan de zandgebieden voor 2030<br />
Een visie voor 2030<br />
Toen in 1997 de Varkenspest uitbrak en<br />
vele varkenshouderijen in de Peel trof,<br />
bleek dat de spreekwoordelijke druppel<br />
te zijn die de emmer deed overlopen.<br />
Dat de hoge concentratie van bioindustriebedrijven<br />
een desastreuze<br />
invloed heeft op de leefomgeving van<br />
mens, plant en dier, is al lange tijd<br />
bekend. In 1997 had dit echter nog<br />
steeds niet tot grote ingrepen geleid.<br />
De problematiek waarover we spreken is<br />
breder dan het bekende rijtje van<br />
verzuring, vermesting en verdroging.<br />
Andere problemen worden bijvoorbeeld<br />
veroorzaakt door de stankcirkels,<br />
waardoor zowel dorpsuitbreiding als<br />
uitbreiding van agrarische bedrijven<br />
onmogelijk is. Gesteld kan worden dat<br />
hierdoor grote delen van het landelijk<br />
gebied op slot staan. Ook heeft het<br />
intensieve agrarisch grondgebruik er<br />
mede toe geleid, dat in grote delen van<br />
hoog Nederland sprake is van een<br />
verrommeld en uitgeleefd landschap.<br />
Een landschap dat zowel bij de meeste<br />
bewoners als bezoekers eerder negatieve<br />
dan positieve gevoelens oproept.<br />
Na de uitbraak van de Varkenspest heeft<br />
men besloten om over te gaan tot een<br />
reconstructie van het landelijk gebied op<br />
de zandgronden. Deze reconstructie<br />
moest het antwoord vormen op de<br />
bovengenoemde problematiek. De<br />
beleidstukken stonden vol met goede<br />
bedoelingen. Men sprak van een<br />
gebiedsgerichte aanpak, men had oog<br />
voor de leefbaarheid van de betreffende<br />
regio, men wilde breder kijken dan alleen<br />
naar de problematiek binnen de<br />
landbouw en men ging opzoek naar<br />
andere economische dragers voor het<br />
landelijk gebied. Interessant voor<br />
landschapsarchitecten was dat men de<br />
reconstructie zag als een kans voor de<br />
verbetering van de kwaliteit van het<br />
landschap. In de landelijke<br />
architectuurnota van het ministerie van<br />
OCW, werd het landschap van de<br />
zandgronden aangeduid als één van de<br />
negen grote projecten, waarin het Rijk<br />
versterking van ontwerpkwaliteit<br />
nastreeft. Met deze laatstgenoemde<br />
doelstelling van de reconstructie, de<br />
kwaliteitsverbetering van het landschap,<br />
lijkt het maar moeizaam te willen<br />
lukken. Het reconstructieproces wordt<br />
gekenmerkt door haast. De<br />
daadwerkelijke invoering van de<br />
reconstructiewet heeft een aantal jaren<br />
later plaatsgevonden dan de bedoeling<br />
was. Lange tijd was onduidelijk waar<br />
deze wet precies voor stond. Deze<br />
achterstand poogt men nu in te halen,<br />
reconstructiecommissies produceren<br />
rapport na rapport. Zij zoeken naar<br />
compromissen tussen landbouw,<br />
natuur, recreatie en wonen. Voor de<br />
situatie op korte termijn is dat al<br />
moeilijk genoeg; men lijkt een gebrek<br />
aan visionaire ideeën voor het landschap<br />
op de langere termijn te hebben. Soms<br />
zijn deze ideeën wel aanwezig, maar<br />
worden dan vaak in de kiem gesmoord,<br />
omdat zij niet stroken met de diverse<br />
belangen op de kortere termijn. Toch is<br />
het van belang, om ook nu al ideeën te<br />
hebben voor het landschap in de verdere<br />
toekomst. De reconstructie vormt het<br />
moment om grote ingrepen te treffen,<br />
die het landschap op langere termijn<br />
voor een belangrijk deel bepalen. Gaan<br />
er nu dingen fout, dan valt dat<br />
vervolgens zeer moeilijk te repareren.<br />
De provincie Limburg heeft het belang<br />
van een visie voor de wat verder weg<br />
gelegen toekomst onderkend. Terwijl de<br />
reconstructiecommissies werken aan de<br />
eerste concrete plannen, heeft ze het<br />
ontwerpproject ‘Drie over dertig’<br />
opgezet. Een aantal jaren geleden heeft<br />
dit project betrekking gehad op een<br />
drietal Limburgse steden. Nu is er aan<br />
de Academie voor Bouwkunst<br />
Amsterdam, de Technische Universiteit<br />
Eindhoven en de Wageningen<br />
Universiteit gevraagd, om elk een<br />
ontwerp te maken voor een regio waar<br />
de problematiek van de reconstructie een<br />
grote rol speelt. De provincie verwacht<br />
ontwerpvoorstellen, die verbeelden hoe<br />
Limburg er in 2030 uit zou kunnen<br />
zien. Deze plannen dienen ter inspiratie,<br />
het zou ideeën moeten leveren voor een
nieuwe fase binnen het reconstructieproces<br />
en het streekplan. Daarnaast wil men<br />
door de plannen te presenteren aan de<br />
bewoners van de betreffende gebieden,<br />
deze mensen laten beseffen welke<br />
kansen de reconstructie biedt voor de<br />
verbetering van hun leefomgeving.<br />
Hiermee hoopt men het draagvlak voor<br />
de maatregelen betreffende de reconstructie<br />
te vergroten.<br />
De opzet van het ontwerpatelier<br />
Aan prof. drs. Jelle Vervloet en de<br />
Leerstoelgroep Landschapsarchitectuur is<br />
gevraagd, om samen met studenten een<br />
strategie te ontwikkelen voor het landschap<br />
van Midden Limburg in 2030.<br />
Voor het ontwerpproces hebben we een<br />
constructie bedacht, waarbij de wetenschappelijke<br />
staf en studenten<br />
tegelijkertijd aan het project werken. De<br />
staf heeft al snel een eerste concept<br />
ontwikkeld, waaruit diverse onderzoeksvragen<br />
zijn gedestilleerd. Deze vragen<br />
vormen de onderwerpen voor de diverse<br />
afstudeervakken. De staf heeft<br />
vervolgens verder gewerkt aan het<br />
totaalconcept en heeft daarbij gebruik<br />
kunnen maken van de resultaten die het<br />
onderzoek van de studenten opleverde.<br />
In totaal zijn er elf studenten betrokken<br />
bij het afstudeeratelier Midden-Limburg.<br />
Zij hebben zich beziggehouden met<br />
inrichtingsvoorstellen voor de beekdalen<br />
en het Maasdal, hoe men kan wonen in<br />
het landelijk gebied, welke invloed de<br />
grote infrastructuur heeft op de gebiedsontwikkeling,<br />
hoe je als ontwerper om<br />
kunt gaan met cultuurhistorische waarden<br />
en hoe de bio-industrie er uit kan<br />
zien in 2030. De samenvattingen van<br />
deze afstudeervakken worden samen<br />
met het product van de staf in de<br />
eindpublicatie van het project ‘Drie over<br />
Dertig’ gepresenteerd.<br />
De verborgen tuin van Limburg<br />
Het motto van het concept luidt: ‘De<br />
verborgen tuin van Limburg’. De term<br />
‘verborgen’ slaat op het feit dat het<br />
landschap van Midden Limburg zeer<br />
vele kwaliteiten in zich heeft, die in de<br />
loop van de tijd verborgen zijn geraakt.<br />
Het algemeen hoogtemodel toont een gradiÎntrijke ondergrond<br />
Het landschap van 1900 is nog sterk beÔnvloed door de natuurlijke onderlegger.<br />
In het landschap van 2000 is vergeleken met de situatie 1900 een vervlakking opgetreden<br />
TOPOS / 01 / 2003 35
De structuurschets...<br />
Ze zijn echter niet verdwenen, want de<br />
basis van deze kwaliteiten is vaak nog<br />
aanwezig in de landschappelijke onderlegger,<br />
gevormd door de bodem, het<br />
watersysteem, en het reliëf. Het begrip<br />
‘tuin’ duidt op het inrichten en beheren<br />
van het landschap door de mens, op het<br />
besef dat met doelbewuste ingrepen het<br />
verborgene weer zichtbaar kan worden<br />
gemaakt.<br />
De door ons gepresenteerde ideeën<br />
vormen geen plan in de traditionele zin<br />
van het woord. Het is geen eindplan, dat<br />
aangeeft hoe het gaat worden, maar een<br />
strategie, die erop is gericht enerzijds de<br />
ruimtelijke kwaliteit te verbeteren en<br />
anderzijds flexibele ruimte te scheppen<br />
voor een verdere ruimtelijke ontwikkeling<br />
van het gebied.<br />
Probleemduiding<br />
Het landschap kan worden opgevat als<br />
de resultante van de wisselwerking<br />
tussen natuurlijke processen en menselijk<br />
handelen. Deze dynamische wisselwerking<br />
is terug te vinden in de opbouw<br />
van het landschap in de vorm van een<br />
soort gelaagdheid, daarbij kunnen we<br />
een natuurlijke laag en een antropogene<br />
laag onderscheiden.<br />
36<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Natuurlijke laag<br />
De natuurlijke laag wordt gevormd door<br />
het aardoppervlak met het reliëf dat<br />
daarin voorkomt, het watersysteem en<br />
het patroon van natte en droge plekken.<br />
Op de hoogtekaart zijn het Maasdal en<br />
de beekdalen het meest opvallend.<br />
Het watersysteem van Midden Limburg<br />
is zeer complex, maar de grote lijn is wel<br />
duidelijk. De ingangen van het watersysteem<br />
liggen voornamelijk in het noordwesten<br />
van het gebied op het ‘Eiland<br />
van Weert’ en op de hogere ruggen langs<br />
de Maas. De uitgangen liggen in de<br />
gebieden ten zuiden van het ‘Eiland van<br />
Weert’, in de beekdalen en in het<br />
Maasdal.<br />
Antropogene laag<br />
Over de natuurlijke laag zijn steeds<br />
nieuwe lagen gelegd, die voortkomen uit<br />
de menselijke cultuur. Het landschap is<br />
de resultante van de wisselwerking<br />
tussen de natuurlijke en cultuurlijke<br />
lagen. Op die manier krijgt iedere plek<br />
zijn karakteristieke opbouw en ontstaat<br />
er ruimtelijke diversiteit. Het landschap<br />
is als het ware een vel papier, waaraan<br />
elke cultuurfase zijn eigen bladzijde<br />
toevoegt. De wijze waarop dat gebeurt<br />
bepaalt echter wel of dat vel leesbaar of<br />
boeiend is.<br />
Vervlakking<br />
Door de topografische kaart van<br />
Midden-Limburg van 2000 te vergelijken<br />
met die van 1900, wordt zichtbaar, dat er<br />
ook iets mis kan gaan in het proces van<br />
toevoeging van nieuwe lagen. Laat het<br />
landschap van 1900 nog een duidelijk<br />
verband zien met de natuurlijke laag, in<br />
2000 is dit veel minder het geval. Dit<br />
wordt vooral veroorzaakt door de<br />
grauwsluier van kleine ingrepen die in<br />
het landschap is geslopen. Hierdoor is<br />
het prachtige patroon van beekdalen en<br />
terrasranden uit beeld verdwenen en is<br />
het landschap uitgevlakt. Gebieden met<br />
grote ruimtematen, zoals natte<br />
heidegronden en grote akkercomplexen,<br />
zijn door toevoeging van bebouwing en<br />
beplanting kleiner van maat geworden.<br />
Gebieden met kleinere ruimtematen zijn<br />
door de schaalvergroting in de landbouw<br />
juist in maat opgerekt. Deze<br />
ruimtelijke vervlakking wordt nog<br />
versterkt door de grote infrastructuurlijnen<br />
die het gebied doorsnijden. Ook de<br />
diversiteit in milieutypes is teruggelopen.<br />
De natte milieus uit de 1900-
... gedemonteerd in een natuurlijke en een antropogene laag<br />
situatie zijn in 2000 grotendeels verdwenen<br />
door ontginning en de aanleg van<br />
ontwateringstelsels. Het bekenstelsel is<br />
in 2000 minder herkenbaar geworden in<br />
het landschap. Van de duidelijke oostwest<br />
richting in 1900 is weinig meer<br />
terug te vinden op de kaart van 2000. In<br />
het landschap zelf zijn de beken slecht<br />
zichtbaar, doordat het grondgebruik en<br />
de beplantingspatronen nauwelijks meer<br />
reageren op de aanwezigheid van de<br />
beekdalen.<br />
De inversie stad-land<br />
Het occupatieproces heeft zich tussen<br />
1900 en 2000 zover doorgezet, dat er<br />
sprake is van een inversie tussen stad en<br />
land. In 1900 waren de steden en<br />
dorpen kleine concentraties te midden<br />
van een uitgestrekt onbebouwd gebied.<br />
In 2000 lijkt het eerder andersom.<br />
Natuurgebieden van beperkte omvang<br />
liggen temidden van een geheel verstedelijkt<br />
platteland. Dit is goed zichtbaar<br />
door de kaarten met het bebouwingspatroon<br />
uit 1900 te vergelijken met de<br />
kaart van 2000.<br />
De gehele regio valt te karakteriseren als<br />
stedelijk gebied. Dit is niet zomaar een<br />
constatering maar heeft grote conse-<br />
quenties voor het gebruik en de beleving<br />
van het gebied. Het landschap is<br />
onderdeel van de stad geworden. De<br />
metafoor van de ‘tuin’ duidt op die<br />
verbondenheid en op het besef dat<br />
vanuit verbondenheid ook daadwerkelijk<br />
iets gedaan kan worden aan de<br />
inrichting van het landschap als stedelijke<br />
leef- en woonomgeving.<br />
Het verdwijnen van de openbare<br />
ruimte<br />
In de periode van 1900 tot 2000 is nog<br />
een essentiële verandering opgetreden.<br />
Met de ontginning van de woeste<br />
gronden en het privatiseren van de<br />
gemeenschappelijke weidegronden is de<br />
‘openbare ruimte’ uit het landelijk<br />
gebied verdwenen. Er zijn nog wel<br />
publieke nutsvoorzieningen, zoals de<br />
infrastructuur voor transport, energievoorziening<br />
en waterbeheer, maar het<br />
publieke domein beperkt zich tot de<br />
openbare wegen. Daarbuiten is het<br />
gebied vrijwel ontoegankelijk. In het<br />
licht van de toenemende behoefte aan<br />
tuinachtige functies in een verstedelijkend<br />
gebied, vraagt dit om een nieuwe<br />
benadering van het publieke domein in<br />
het landschap.<br />
Uitgangspunten van het concept<br />
Het concept ‘de verborgen tuin van<br />
Limburg’ zoekt naar een nieuw evenwicht<br />
in het landschap tussen het antropogene<br />
en het natuurlijke systeem, of<br />
anders gezegd, tussen mens en natuur<br />
of techniek en natuur. De strategie<br />
vormt een antwoord op de hiervoor<br />
geschetste problemen die spelen in het<br />
landschap van Midden-Limburg. De<br />
strategie bouwt voort op het cascoconcept.<br />
Je zou het casco+ kunnen<br />
noemen. Twee zaken zijn hierbij van<br />
groot belang:<br />
- Naast de realisatie van een natuurlijk<br />
netwerk ten behoeve van de<br />
waterhuishouding en het behoud en de<br />
ontwikkeling van natuurlijke diversiteit,<br />
worden er aanpassingen binnen het<br />
antropogene netwerk voorgesteld door<br />
het herordenen van de infrastructuur.<br />
Dit antropogene netwerk ligt over het<br />
natuurlijke netwerk heen. Het is van<br />
belang deze beide lagen zodanig te<br />
profileren, dat ze herkenbaar blijven met<br />
ieder hun eigen vorm, zodat het<br />
landschap leesbaar blijft.<br />
- Door het landschap van Midden<br />
Limburg te zien als de tuin van de<br />
stedeling, worden er kansen geboden<br />
om te sturen in de ontwikkeling van het<br />
landschap. De openbare ruimte in deze<br />
tuin wordt gevormd door het groene<br />
raamwerk en de infrastructuur. Deze<br />
openbare ruimte maakt deel uit van het<br />
publieke domein. Wij pleiten voor een<br />
herovering van het publieke domein in<br />
het landschap. In onze planuitwerking<br />
willen we aantonen dat de overheid,<br />
door gericht in te grijpen in de openbare<br />
ruimte van het landelijk gebied, de<br />
ontwikkeling en het aanzien van het<br />
landschap, zowel binnen als buiten de<br />
openbare ruimte, kan beïnvloeden.<br />
In de volgende <strong>Topos</strong> wordt het concept verder besproken<br />
en tevens ruimtelijk uitgewerkt met concrete ontwerpen<br />
van zowel staf als studenten.<br />
TOPOS / 01 / 2003 37
Hier aan de Kust...<br />
Dromen van een bewoond eiland<br />
Binnen de landschapsarchitectuur<br />
is al verscheidene<br />
malen een<br />
ontwerp gemaakt met<br />
als thema ëeen eiland<br />
voor de kustí. Een discussie<br />
laait op wanneer<br />
het weer tersprake<br />
komt. Is een eiland voor<br />
de kust een utopie, of is<br />
het een te verwezenlijken<br />
droom wanneer<br />
men het landschap en<br />
haar processen als uitgangspunt<br />
neemt?<br />
Aukje van Hoeckel<br />
Student Landschapsarchitectuur<br />
avanhoeckel@hotmail.com<br />
GabriÎlle Bartelse<br />
Student Landschapsarchitectuur<br />
gabriellebartels@copijn.nl<br />
Fotoís & illustraties<br />
Aukje van Hoeckel &<br />
GabriÎlle Bartelse<br />
38<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
De ontdekking van het bekende<br />
onbekende:<br />
En toch beweegt zij,<br />
Zon, regen en wind, zij voeren het bewind.<br />
Leergierigheid en drang tot overwinning,<br />
maakten<br />
mensen tot bedwingers van het water.<br />
En nu… later, stijgend water, de zorgen van<br />
later,<br />
zijn verworden tot papieren patronen,<br />
beleidsmeanderingen, geen veranderingen.<br />
De Tijd tikt de tonen van een volgend seizoen,<br />
Een nieuwe blik op de horizon?<br />
Nederland is het gemaakte land bij<br />
uitstek. Deze conclusie valt alleen al te<br />
trekken wanneer de indeling van de<br />
verschillende ministeries, die voor de<br />
landschappelijke omgeving van toepassing<br />
zijn, nader worden bekeken.<br />
Plannenmakerij wordt vanuit elk van de<br />
ministeries op een eigen eiland<br />
ontwikkeld. Het verhaal van de kustverdediging<br />
is het verhaal van een<br />
samengaan tussen deze verschillende<br />
beleidseilanden. Kustverdediging vraagt<br />
om de input van Rijkswaterstaat, het<br />
gevoel van ruimte van het ministerie van<br />
VROM en de kennis van LNV ten<br />
behoeve van de optimalisatie van<br />
ecologische leefbiotopen. Leidt de<br />
ontwikkeling van een nieuw landschap<br />
op de grens van land en water tot het<br />
ministerie van de ruimtelijke leefomgeving?<br />
Gefascineerd door het fenomeen water<br />
en in het bijzonder het kustlandschap<br />
zijn wij tot het idee gekomen de kustverdediging<br />
te benaderen vanuit het<br />
landschap. Wat betekent het als de<br />
kustverdediging niet alleen een technische<br />
ingreep is, maar een landschappelijke<br />
inpassing wordt? Wat betekent dit<br />
voor het Nederlandse kustbeeld en wat<br />
voor gevolgen heeft dit voor het<br />
achterland?<br />
Een toekomstscenario is in de vorm van<br />
een kustvisie uitgewerkt en beargumenteerd.<br />
Landschap zonder horizon<br />
De kust is tijdloos en niet aan Nederland<br />
gebonden. Zandverstuiving,<br />
zandsuppletie, kustverdediging, de<br />
zeespiegel stijgt, het klimaat verandert,<br />
en de kust, slechts verdediging van het<br />
achterland? Een functioneel, technisch<br />
degelijk Hollands werkstuk? Wat ons<br />
betreft niet.<br />
Wij willen de kust laten proeven, voelen,<br />
zien en horen, kortom de kust laten<br />
beleven in landschappelijke zin. Het<br />
huidige beeld en de toekomstige<br />
transformatie vormen de ingrediënten
van dit vanuit het landschap benaderde<br />
kustonderzoek. Ons doel is om de<br />
creativiteit te prikkelen, aanleiding te<br />
geven tot anders denken, het losmaken<br />
van dogma’s, als vormgever aan de slag<br />
te gaan en belevingswaarde bewust te<br />
maken.<br />
De Nederlander leeft met een dagelijks<br />
aanwezige kans op een ramp. Weinigen<br />
zijn zich daarvan bewust, maar Nederland<br />
kan zo weg spoelen. Kust is<br />
contrast, een toeristisch lustoord en een<br />
commerciële rand, een spel tussen water<br />
en land.<br />
Door menselijke ingrepen zakt het land<br />
en stijgt de zee. De gevolgen zijn enorm<br />
en vragen niet alleen om technische<br />
oplossingen, maar ook om vormgeving<br />
en<br />
verbeelding vanuit het landschap<br />
benaderd en geïnspireerd.<br />
In hoeverre is de kust maakbaar? Waar<br />
ligt de grens van het technisch maakbare<br />
kustlandschap? Wat betekent het begrip<br />
duurzaamheid hier? Wat is landschap en<br />
de dynamiek ervan, en hoe toon je dat?<br />
Bestaat het kustlandschap alleen uit<br />
natuurlijk landschap? Of uit<br />
verschillende lagen, zoals de<br />
geomorfologie, de bodemvorming,<br />
sedimentatie en ecologische successie? Je<br />
kunt ook uitgaan van infrastructurele<br />
netwerken, economische relaties,<br />
landgebruik en occupatie. En niet te<br />
vergeten de belevingsomgeving, de<br />
verhalen en ‘de beleefde ruimte’. We<br />
hebben deze verschillende benaderingen<br />
onderzocht en onze bevindingen<br />
gebruikt als middel om te komen tot<br />
een geïntegreerde visie van een nieuw<br />
kustlandschap, zoals dat er volgens ons<br />
uit zou kunnen zien.<br />
Om te komen tot een visie op de kust<br />
hebben we uitgebreid onderzoek gedaan<br />
naar het ontstaan van de huidige kust en<br />
deze vergeleken met verschillende<br />
kustvormen in de wereld. Deze analyse<br />
is gebruikt om te komen tot een<br />
scheppend ontwerp. Aangezien de<br />
Nederlandse kust omvangrijk en divers<br />
is, hebben we gezocht naar een<br />
mogelijkheid om ons onderzoeksgebied<br />
af te bakenen. De problematiek die<br />
speelt, de vraag naar ruimte voor<br />
uitbreiding van de kustverdediging is<br />
het grootst daar waar de kuststrook het<br />
smalst is, tussen Rotterdam en Den<br />
Helder. Aangezien hier ook een claim<br />
ligt vanuit economisch opzicht, lijkt<br />
landaanwinning en het zoeken naar<br />
oplossingen in zee hier het meest voor<br />
de hand liggend. In dit onderzoek<br />
hebben wij ons daarom beperkt tot dit<br />
deel van de Hollandse kust: van Rotterdam<br />
tot Den Helder.<br />
De eigenheid van de kust komt naar<br />
voren in een modellenstudie. In deze<br />
studie laten we zien hoe een visie als<br />
inspiratie kan dienen, zonder de specifieke<br />
eigenschappen van de plek, de genius<br />
loci, uit het oog te verliezen. We hebben<br />
beoogd een onderzoek te doen vanuit<br />
de landschapsarchitectuur, gezien als een<br />
vorm van toegepaste kunst. We dragen<br />
geen concrete technische oplossingen aan<br />
en evenmin willen we één van de vele<br />
nota’s schrijven. Wel hebben we<br />
gestreefd naar het ontwikkelen van een<br />
visie als een inspiratiebron voor de<br />
toekomst met een landschappelijke en<br />
realistische basis op een sterk tot de<br />
verbeelding sprekende manier.<br />
Waarom een natuureiland voor de<br />
kust?<br />
Het Nederlandse beleid is vol van<br />
nieuwe natuurplekken. Vaak zijn de<br />
initiatieven hiertoe kleinschalig. De<br />
Ecologische Hoofdstructuur (EHS),<br />
ooit bedacht als de ‘groene lijn’ door<br />
Nederland, die alle geïsoleerd gelegen<br />
gebieden met elkaar verbindt, komt als<br />
zodanig niet tot stand, omdat grond<br />
zogezegd schaars is in Nederland en er te<br />
veel belangen door elkaar spelen. Een<br />
deltagebied als Nederland is bij uitstek<br />
een gebied waar vele vogels naar toe<br />
trekken voor de winter. Of juist een<br />
tussentijdse stop maken om vervolgens<br />
door te vliegen naar warmere,<br />
zuidelijkere gebieden.<br />
Bij een zachte vorm van kustverdediging<br />
TOPOS / 01 / 2003 39
ontwerp van het eiland<br />
hoort het beeld van duinen en vrije<br />
natuur. Delen die dan weer eens onder<br />
water staan en dan weer droogvallen.<br />
Een eiland voor de kust als zachte<br />
kustverdediging biedt de mogelijkheid<br />
om een groot nieuw en natuurlijke<br />
omgeving te ontwikkelen. Geen kleine<br />
vlekjes natuur, maar een groot gebied<br />
waar de ontstaansgeschiedenis te volgen<br />
is.<br />
Erosie en sedimentatie hebben vrij spel.<br />
Geen directe verbindingen naar het<br />
eiland, maar hooguit per boot. Het<br />
eiland biedt de mogelijkheden voor<br />
nieuwe vormen van recreatie, energiewinning<br />
en toegankelijke natuur.<br />
Replica Hollandica<br />
Vanaf mijn strandstoel op het Scheveningse<br />
strand ontwaar ik in de verte aan<br />
de horizon de contouren van een andere<br />
40<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
model metamorfose<br />
kustlijn. Engeland ligt toch niet zo<br />
dichtbij? Meeuwen vliegen krijsend<br />
over, even de verleiding voor een duik<br />
in het water, maar dan dringt die vraag<br />
weer naar de voorgrond, wat is dat<br />
daar wat ik in de verte zie?<br />
Een eiland met eenzelfde vormtypologie<br />
als de huidige kustlijn ligt als een schil<br />
op circa vijf tot tien kilometer afstand<br />
voor de kust van Nederland. Het eiland<br />
reikt van Vlieland tot Goeree-<br />
Overflakkee. Twee zijden met een andere<br />
typologie kent het eiland.<br />
Aan de westzijde (richting de Noordzee)<br />
heeft het eiland dezelfde kustvorm als<br />
de huidige kustlijn. De landzijde wordt<br />
gekarakteriseerd door een meer<br />
natuurlijke vormentaal, die verschillende<br />
biotopen mogelijk maakt.<br />
De inrichting van het eiland bestaat voor<br />
het merendeel uit natuur. Een oase van<br />
rust in het drukke randstadleven van<br />
alledag. Een eiland dat met de eerste<br />
aanzet door de mens levenslicht krijgt<br />
aangereikt, om daarna snel volwassen<br />
te moeten worden. Met minimale<br />
ingrepen moet het eiland zijn eigen<br />
vormgeving in stand houden.<br />
Dit betekent veel ruimte voor dynamiek.<br />
Door stroming, wind en regen,<br />
vormt het eiland zich. Het doel is<br />
uiteindelijk een natuurlijke, landschappelijke<br />
kustverdediging voor de Hollandse<br />
kust.<br />
Een landschap in de vorm van een<br />
eiland, laat de fantasie de vrije loop.<br />
Toch Schiphol naar zee? Of nee, dan<br />
dat windmolenpark.<br />
Onze insteek is van een andere aard.<br />
Een eiland voor de kust biedt de<br />
mogelijkheid het ontstaan van een<br />
nieuw landschap op de voet te volgen.<br />
Van een pioniersfase door de natuur<br />
ingegeven tot een inrichting door<br />
mensenhand vormgegeven.<br />
Duinvalleien, lagunes, nieuwe duinen,<br />
broedgebieden voor trekvogels. Een<br />
woeste branding en een luwe binnenzee<br />
die sterk onder invloed staat van de eb<br />
en vloedbeweging.<br />
Natuur zonder bordje ‘verboden<br />
toegang’! De ondergaande zon verdwijnt<br />
aan de verre horizon. De zon<br />
komt op boven de vaste wal. Een<br />
eilandgevoel anders dan de Waddeneilanden?!<br />
Dit proces voor de ontwikkeling van<br />
een nieuw eiland is een idee ontstaan<br />
op basis van literatuuronderzoek,<br />
interviews met vakmensen, redeneringen<br />
naar aanleiding van analytisch<br />
onderzoek en fantasie. Wij zijn er ons<br />
dan ook terdege van bewust, dat de<br />
ontwikkeling van een dergelijk eiland<br />
getoetst moet worden op zijn natuurlijk<br />
genererend vermogen. Daarnaast is<br />
het ook noodzakelijk dat de gevolgen<br />
voor de huidige kustlijn en het achterland<br />
bestudeerd worden.
Foto: Peter Veenstra<br />
Foto: Peter Veenstra<br />
Dat vind ik nou mooi<br />
Boskoeien<br />
De Utrechtse weg, tussen<br />
Oosterbeek en Renkum. Als<br />
het windstil is, ruik je het: de<br />
geur van oud geld, gepoetste<br />
Bentleys en kouwe kak. Statig<br />
staan de villaís op gepaste<br />
afstand van de weg, zodat de<br />
tuinen fraaie decors vormen<br />
voor de veel te dure huizen.<br />
Prachtig op het eerste gezicht,<br />
maar als je daar net als ik<br />
twee keer per dag op je brommertje<br />
voorbij komt, wordt de<br />
geschapen kloof tussen de<br />
villabezitters en het voorbijreizende<br />
werkvolk steeds<br />
storender.<br />
Tussen die oprijlanen en verre<br />
villaís doorbreekt echter ÈÈn<br />
perceel deze afstand volledig.<br />
Het huis staat haaks op de<br />
weg, met daarnaast de tuin,<br />
waardoor je als het ware met<br />
de bewoner meekijkt naar zijn<br />
tuin. In die tuin speelt zich<br />
een verhaal af, zorgvuldig<br />
gedirigeerd. Het is een verhaal<br />
van drie generaties<br />
bonte koeien, wat zich alleen<br />
ontvouwt aan de oplettende<br />
passant. Alhoewel de koeien<br />
van plastic zijn, bewegen ze<br />
door het jaar heen: soms<br />
staan de kalveren bij elkaar,<br />
afgezonderd van hun ouders,<br />
dan weer smeekt een kalfje<br />
om melk van haar moeder. De<br />
koeien lijken zich weinig aan<br />
te trekken van het verkeerslawaai,<br />
maar af en toe kijkt er<br />
ÈÈn nieuwsgierig over zijn<br />
koeienschouder. Het is een<br />
wonderlijk schouwspel, dat<br />
elke dag weer boeit.<br />
Peter Veenstra<br />
Redactie <strong>Topos</strong><br />
TOPOS / 01 / 2003 41
Stadsranden<br />
Op het raakvlak van stad en<br />
land bevindt zich een<br />
gebied waarin vele, zowel<br />
rode als groene, processen<br />
een rol spelen. Binnen het<br />
huidige voorgestelde beleid<br />
op het gebied van<br />
ruimtelijke ordening, wordt<br />
echter geen aandacht<br />
besteed aan hoe vorm zou<br />
moeten worden gegeven<br />
aan dit gebied. Hoe zou de<br />
stadsrand vorm gegeven<br />
kunnen worden om ruimtelijke<br />
kwaliteit, zoals deze tot<br />
doel gesteld wordt in de<br />
Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening,<br />
te waarborgen of<br />
waar mogelijk te<br />
verbeteren? Een inrichtingsconcept<br />
stadsranden in<br />
dienst van de samenleving<br />
geeft hier een mogelijke<br />
oplossing voor.<br />
Sjoerd van Eijk<br />
Student Landgebruiksplanning<br />
Sjoerd.vanEijk@wur.nl<br />
Wouter Rozendaal<br />
Student Landgebuiksplanning<br />
Wouter.Rozendaal@wur.nl<br />
Fotoís & illustraties<br />
Sjoerd van Eijk &<br />
Wouter Rozendaal<br />
42<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Rood Ën Groen<br />
Stellingen<br />
· Door een overgangsgebied van stad<br />
naar land te ontwerpen mede ten<br />
behoeve van de stedeling wordt draagvlak<br />
gecreëerd voor dit gebied, waardoor<br />
het open gebied tussen de stedelijke<br />
kernen behouden blijft.<br />
· Een stadsrand moet als een harde<br />
overgang van stad naar land ontworpen<br />
worden om zo het landelijk gebied te<br />
vrijwaren van stedelijke vormen.<br />
· Het landelijk gebied binnen stedelijke<br />
netwerken moet worden gebruikt als<br />
stedelijk uitloopgebied.<br />
· Het aanbrengen van een groen/blauwe<br />
structuur in het landelijk gebied en het<br />
aansluiten van deze structuur op de<br />
stedelijke kern voorkomt het<br />
dichtslibben van het landelijk gebied<br />
met stedelijke vormen.<br />
· Door selectief met aansluitingen van<br />
infrastructuur op de omgeving om te<br />
gaan kan en moet stedelijke ontwikkeling<br />
gestuurd worden.<br />
De stellingen zullen verder uitgewerkt<br />
worden onder de kop: ‘de stadsrand, het<br />
inrichtingsconcept’, waarin deze<br />
stellingen als basis dienen voor het<br />
uiteindelijke inrichtingsconcept.<br />
De stadsrand: een dynamisch geheel<br />
Door de ontwikkelingen van stadsranden<br />
door de tijd heen te bekijken, kan er<br />
voor stadsranden min of meer<br />
voorspeld worden op welke manier een<br />
stadsrand zich in de toekomst zal<br />
ontwikkelen. Hoe zag de stadsrand er<br />
Ligging stadsranden<br />
vroeger uit op een bepaalde plek en<br />
hoe heeft deze stadsrand zich ontwikkeld<br />
tot wat hij nu is? Bij deze ontwikkelingen<br />
zijn een aantal wetmatigheden<br />
te ontdekken. Om deze ontwikkelingen<br />
te kunnen beschrijven is er op hoofdlijnen<br />
de volgende indeling gemaakt op<br />
basis van visuele kenmerken van<br />
stadsranden.<br />
De scherpe stadsrand: een stadsrand die<br />
wordt bepaald door bijvoorbeeld<br />
grenzen van landbouwkavels, of een<br />
weg van lage orde. Er is niet echt sprake<br />
van een barrière die er voor zorgt, dat de<br />
stad niet verder het landelijk gebied in<br />
kan groeien.<br />
De harde stadsrand: een stadsrand die<br />
wordt bepaald door een barrière in de<br />
vorm van bijvoorbeeld een kanaal, een<br />
waardevol geacht natuurgebied, of een<br />
weg van hoge orde. De stad heeft niet<br />
echt de mogelijkheid de barrière over te<br />
steken. (Nu is de sterkte van de barrière<br />
relatief, denk maar aan de Waalsprong<br />
bij Nijmegen)<br />
Er wordt binnen de scherpe en de harde<br />
stadsrand nog het onderscheid gemaakt<br />
tussen de gemengde en de stedelijke<br />
vorm. Bij de gemengde vorm is nog niet<br />
alle ruimte tot de stadsrand in gebruik<br />
door stedelijke functies. Bij de stedelijke<br />
vorm is alle ruimte stedelijk benut,<br />
hierbij moet als kanttekening gemaakt<br />
worden, dat groen ook tot de stedelijke<br />
functies kan behoren.
Scherpe rand Harde rand Diffuse zone<br />
De diffuse zone: een zone die zowel<br />
stedelijke als landelijke functies herbergt.<br />
Daarnaast liggen er in de zone<br />
functies, die typerend zijn voor deze<br />
zone, nader te noemen als stadsrandfuncties.<br />
De zone maakt visueel een<br />
rommelige indruk.<br />
Er zijn nu een tweetal ontwikkelingen<br />
te onderscheiden binnen de fysieke<br />
verschijningsvorm van stadsranden. De<br />
ontwikkeling van de harde stadsrand<br />
met daarin de scherpe stadsrand als<br />
tussenfase en de ontwikkeling van de<br />
diffuse zone.<br />
Ontwikkelingsrichtingen:<br />
1. Van een scherpe naar een harde rand<br />
Kleine kernen beginnen als een verzameling<br />
van bebouwing zonder een echte<br />
grens met het landelijk gebied.<br />
Bebouwing ontwikkelt zich langs<br />
infrastructuur en heeft een lijnvormig<br />
karakter. Op het moment dat er bebouwing<br />
ontstaat die niet meer direct<br />
gerelateerd is aan de oorspronkelijke<br />
infrastructuur, ontstaan er ook stadsranden.<br />
In het begin meestal in de scherpe<br />
variant. Bijvoorbeeld kavelgrenzen<br />
vormen dan de grens van de<br />
bebouwing. De ruimte tot deze kavelgrens<br />
is in het begin nog niet opgevuld<br />
met stedelijke functies, de scherp<br />
gemengde variant. De nog niet opgevulde<br />
ruimten zullen bij uitbreiding echter<br />
snel gebruikt worden voor stedelijke<br />
functies, waardoor de scherp stedelijke<br />
variant ontstaat. Dit proces herhaalt zich<br />
tot de stedelijke uitbreidingen op een<br />
barrière stuiten. Dan ontstaat er eerst<br />
een hard gemengde variant die geleidelijk<br />
overgaat in een hard stedelijke<br />
variant, wanneer de ruimte tot de<br />
barrière helemaal in gebruik is door<br />
stedelijke functies. Dan stopt het<br />
proces, totdat de barrière te zwak<br />
wordt en de oversteek gemaakt wordt.<br />
2. Diffuse zone<br />
Diffuse zones ontstaan op plaatsen waar<br />
ruimte is die nog niet echt een<br />
bestemming heeft. Een diffuse zone is<br />
vaak een stuk grond dat door iedereen<br />
enigszins vergeten is en daarmee<br />
vogelvrij verklaard wordt. Deze zones<br />
kunnen op een tweetal manieren ontstaan.<br />
Ten eerste doordat deze gebieden<br />
ingesloten raken door grote infrastructuurlijnen<br />
en uitdijende steden (Van<br />
Maren en De Zeeuw, 1990). Daarnaast<br />
ontstaat onbestemde ruimte ook op de<br />
plaatsen waar al typische<br />
stadsrandfuncties aanwezig zijn. Deze<br />
stadsrandfuncties hebben zich op die<br />
plaatsen ontwikkeld om een aantal<br />
redenen. De voornaamste redenen zijn:<br />
de grote ruimtedruk in de stad, de<br />
goedkopere grond buiten de stad en de<br />
strengere milieuregels in de stad. In de<br />
diffuse zones wordt een gedoogbeleid<br />
gevoerd met betrekking tot de stadsrandfuncties,<br />
waardoor functies zich<br />
(semi-) illegaal kunnen vestigen (Natuurbeschermingsraad,<br />
1993). In het<br />
verleden werden deze functies zelfs<br />
bewust op afstand van de stad gelegd<br />
om zo de stad geen overlast te bezor-<br />
gen. In een gebied waar al een aantal<br />
stadsrandfuncties voorkomen is sprake<br />
van een aantrekkingskracht op andere<br />
stadsrandfuncties. Zo ontstaan er<br />
concentraties van stadsrandfuncties.<br />
Infrastructuur<br />
Wat is nu de invloed van infrastructuur<br />
op de ontwikkeling van stadsranden?<br />
Er is hierbij het onderscheid te maken<br />
tussen een tweetal ontsluitingsstructuren.<br />
Deze ontsluitingsstructuren<br />
zijn: de tangentiële en de radiale structuur<br />
(Natuurbeschermingsraad, 1993).<br />
Deze beide structuren zorgen op een<br />
verschillende manier voor ontwikkeling<br />
van stedelijke functies.<br />
De tangentiële structuur vormt als het<br />
ware steeds een nieuwe barrière. Als de<br />
stedelijke functies de sprong naar de<br />
“overkant” maken, wordt er na verloop<br />
van tijd weer een nieuwe rondweg<br />
aangelegd. Dan begint het proces van<br />
stedelijke ontwikkeling weer van voren<br />
af aan.<br />
De radiale structuur loopt van het<br />
centrum van de stad naar buiten toe.<br />
Stedelijke Infrastructuur structuur<br />
ontwikkeling vindt vaak plaats gekoppeld<br />
aan deze structuur. Deze stedelijke<br />
ontwikkeling staat bekent onder de<br />
naam corridorvorming, welke als een<br />
soort schrikbeeld gezien wordt als het<br />
gaat om stedelijke ontwikkeling.<br />
Stadsrandwensen<br />
Veel sectoren hebben wensen met<br />
betrekking tot de stadsrand. De wensen<br />
TOPOS / 01 / 2003 43
De belangrijkste doelstelling is het voorkomen<br />
van het aaneengroeien van stedelijke kernen<br />
van zowel de sectoren uit de stedelijke<br />
kant als de landelijke kant krijgen vorm<br />
in de stadsrand, waardoor de ruimtedruk<br />
buitengewoon hoog ligt. Het is<br />
echter wel zo, dat stedelijke functies<br />
sterker zijn dan landelijke functies en<br />
dat zij de neiging hebben de landelijke<br />
functies te verdrijven (Van Maaren en<br />
de Zeeuw, 1990; Draaisma, J. et. al.,<br />
1999).<br />
De stadsrand, het inrichtingsconcept<br />
De belangrijkste doelstelling van het<br />
inrichtingsconcept is het voorkomen van<br />
het aaneengroeien van stedelijke kernen<br />
binnen stedelijke netwerken en het<br />
daarmee open houden van het landelijk<br />
gebied. Om deze doelstelling te kunnen<br />
bereiken, worden in de genoemde<br />
stellingen een aantal beweringen gedaan.<br />
De onderstaande beweringen bieden als<br />
het ware de basisprincipes bij de<br />
ontwikkeling van het inrichtingsconcept<br />
voor de stadsrand binnen het concept<br />
stedelijke netwerken.<br />
Draagvlak door ontwerpen<br />
Om de ongeremde groei van het<br />
stedelijk gebied tegen te gaan en op die<br />
wijze het landelijk gebied open te<br />
houden, is het creëren van maatschappelijk<br />
draagvlak voor het overgangsgebied<br />
van stad naar land noodzakelijk.<br />
Indien er draagvlak is voor dit gebied,<br />
zal er een veel grotere weerstand zijn om<br />
het van inrichting te veranderen. Het<br />
landelijk gebied, aan de rand van de stad,<br />
zal dan zoveel mogelijk gevrijwaard<br />
blijven van stedelijke bebouwing.<br />
Van belang is dat naast draagvlak bij de<br />
bewoners van de stadsrand zelf, dit er<br />
ook dient te zijn bij bewoners van het<br />
achterliggende stedelijke gebied die het<br />
betreffende gebied recreatief gebruiken.<br />
Het draagvlak kan alleen maar tot stand<br />
komen door het overgangsgebied voor<br />
stad en land volgens een aantal<br />
basisprincipes te ontwerpen. Deze<br />
principes moeten de wensen van<br />
verschillende sectoren in de stadsrand<br />
ondersteunen en dienen voort te komen<br />
uit wetmatigheden die volgen uit de<br />
historische ontwikkeling van de<br />
stadsrand. De principes die voor het<br />
benodigde draagvlak zorgen, zijn een<br />
44<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
harde stadsrand, het gebruiken van het<br />
overgangsgebied van stad naar land en<br />
het landelijk gebied binnen het stedelijk<br />
netwerk als stedelijk uitloopgebied en<br />
tenslotte het aanbrengen van structuur<br />
in dit gebied.<br />
Harde rand<br />
Zoals uit het verleden is gebleken, is de<br />
enige situatie waarbij een stadsrand voor<br />
langere tijd op dezelfde plaats blijft<br />
liggen, de situatie van een harde<br />
stadsrand. Door het ontwerpen van een<br />
harde rand is het mogelijk ongeremde<br />
stedelijke groei en daarmee ook het aan<br />
elkaar groeien van steden te voorkomen.<br />
Het ontwerp van de harde stadsrand<br />
moet zo zijn dat er een zo lang<br />
mogelijke stadsrand ontstaat. Een lange<br />
stadsrand heeft enkele belangrijke<br />
voordelen ten opzichte van een korte<br />
stadsrand. Het belangrijkste voordeel<br />
van een lange stadsrand ten opzichte van<br />
een korte stadsrand is, dat er op die<br />
wijze direct aan de rand meer mensen<br />
kunnen wonen en werken.<br />
Stedelijk uitloopgebied<br />
Binnen de mazen van het stedelijk<br />
netwerk komt het landelijk gebied in<br />
dienst van de stad. Om het landelijk<br />
gebied ook als stedelijk uitloopgebied te<br />
ontwikkelen, zullen er landelijke<br />
gebruiksfuncties voor de stedeling, zoals<br />
volkstuincomplexen, maneges,<br />
sportvelden, routes ontwikkeld worden.<br />
Zodoende krijgt het aan de stad grenzzende<br />
landelijk gebied een gebruiksfunctie<br />
voor de stedeling en zal het<br />
draagvlak voor dit gebied vanuit de<br />
stedeling aanzienlijk worden verhoogd.<br />
Het landelijk gebied mag echter niet de<br />
uitstraling van een (semi-)stedelijk<br />
gebied krijgen.<br />
Groen/blauwe structuur<br />
Het aanbrengen van een degelijke<br />
groen/blauwe structuur heeft een<br />
tweeledige functie. Allereerst dient de<br />
structuur er toe de stedeling meer<br />
toegang te geven tot het landelijk gebied.<br />
De structuur loopt vanuit de stad door<br />
de stadsrand het landelijk gebied in en<br />
doorbreekt eventuele barrières voor<br />
laagdynamische en natuurlijke<br />
verbindingen. De gebruiksfuncties<br />
voor de stedeling in het landelijk<br />
gebied worden verbonden door de<br />
groen/blauwe verbindingen. Op die<br />
wijze heeft de structuur de duidelijke<br />
functie van het geleiden van de stedeling<br />
in het landelijk gebied en wordt de<br />
structuur door de stedeling als waardevol<br />
beschouwd.<br />
Ten tweede zijn natuur en ecologie<br />
gebaat bij de realisering van groen/<br />
blauwe verbindingen tussen stad en<br />
land. De groen/blauwe verbindingen<br />
worden vormgegeven door water en<br />
ecologische elementen te koppelen,<br />
waardoor er voor ecologie een grote<br />
meerwaarde ontstaat. Stadsecologie<br />
wordt door het koppelen van stad en<br />
land verbonden met ecologisch waardevolle<br />
gebieden in de mazen van het<br />
stedelijk netwerk. Bij het ontwerpen<br />
van de rand en het koppelen van stad<br />
en land dient bijzondere aandacht te<br />
gaan naar de aantrekkelijkheid en<br />
identiteit van het landschap. Deze<br />
functies van de groen/blauwe structuur<br />
voorkomen het dichtslibben van<br />
het landelijk gebied. Het landelijk<br />
gebied zal door de structuur een<br />
hogere belevingswaarde krijgen en in<br />
een veel hogere mate gewaardeerd<br />
worden, waardoor het draagvlak voor<br />
dit gebied aanzienlijk toeneemt.<br />
Aansluitingen van infrastructuur<br />
Uit de geschiedenis is gebleken, dat<br />
infrastructuur een sterke invloed heeft<br />
op stedelijke ontwikkeling. De infrastructuur<br />
biedt dan ook tal van mogelijkheden<br />
om de stedelijke ontwikkeling<br />
te sturen. Van groot belang zijn de<br />
hiërarchie van de infrastructuur en de<br />
aansluiting van infrastructuur van<br />
verschillende schaalniveaus op elkaar.<br />
Juist de aansluitingen van infrastructuur<br />
geven een enorme impuls aan stedelijke<br />
ontwikkeling, zeker bij infrastructuur op<br />
een hoog schaalniveau. Door op<br />
plaatsen waar het aaneengroeien van<br />
steden dreigt, onder andere infrastructuur<br />
van verschillende typen en verschillende<br />
schaalniveaus te scheiden<br />
kan dit aaneengroeien worden vermeden.
Schematische uitwerking stadsrandconcept<br />
Schematische uitwerking stadsrand<br />
In de figuur schematische uitwerking<br />
stadsrandconcept is een uitwerking<br />
gegeven van de basisprincipes en<br />
ontwerpmaatregelen voor een ontworpen<br />
harde stadsrand met een groot<br />
draagvlak dat er voor zorgt dat steden<br />
niet aan elkaar groeien. De uitgangssituatie<br />
bij deze uitwerking is een scherp<br />
stedelijke stadsrand met een barrière op<br />
grote afstand. Andere uitgangssituaties<br />
zouden kunnen zijn de hard stedelijke<br />
variant, met een barrière direct grenzend<br />
aan de bestaande bebouwing of een<br />
diffuse zone, grenzend aan bestaande<br />
bebouwing of ergens in het landelijk<br />
gebied. In de figuur op de volgende<br />
pagina is een scherpe stadsrand te zien<br />
met een barrière die gevormd wordt<br />
door een nationale/regionale weg. De<br />
principes voortkomend uit de stellingen<br />
zijn in de figuur verwerkt.<br />
De harde ontworpen rand, wordt<br />
gevormd door de overgang van nieuwe<br />
bebouwing op het recreatief intensief<br />
gebruikte landelijk gebied. De<br />
ontworpen zone van intensief (recreatief)<br />
naar extensief landelijk met daarin<br />
aangebracht de groen/blauwe structuur<br />
vormt een harde barrière. Om draagvlak<br />
te krijgen voor deze zone, is het<br />
belangrijk dat er gebruiksfuncties voor<br />
de stedeling worden ingepast. Richting<br />
de al aanwezige barrière, in dit geval de<br />
weg met een nationale/regionale<br />
ontsluitingsfunctie, neemt de intensiteit<br />
van deze gebruiksfuncties steeds verder<br />
af, totdat er alleen nog maar sprake is<br />
van puur landelijk gebied voornamelijk<br />
geoccupeerd door productielandbouw.<br />
De groen/blauwe structuur en het<br />
benutten van het landelijk gebied als<br />
stedelijk uitloopgebied eindigen hier<br />
niet en lopen door tot in het landelijk<br />
gebied aan de overzijde van de regionale<br />
weg. Deze groen/blauwe structuren<br />
zijn gekoppeld aan het laagdynamische<br />
recreatieve netwerk, maar gescheiden<br />
van het hoogdynamische infrastructuurnetwerk.<br />
Op de plaatsen waar<br />
de twee verschillende netwerken elkaar<br />
kruisen worden eventuele barrières<br />
voor het groen/blauwe en het laagdynamische/recreatieve<br />
netwerk opgeheven.<br />
Dit door middel van ongelijkvloerse<br />
kruisingen, bijvoorbeeld<br />
onderdoorgangen. Selectief worden<br />
op de kruisingen overstapmogelijkheden<br />
van het hoogdynamische op het<br />
laagdynamische netwerk gecreëerd. Dit<br />
ten behoeve van het beter toegankelijk<br />
maken van het landelijk gebied als<br />
stedelijk uitloopgebied. Vanaf de<br />
regionale weg wordt het bestaande<br />
stedelijk gebied en het nieuwe stedelijk<br />
gebied ontsloten volgens een hiërarchisch<br />
opgebouwde infrastructuur.<br />
Vanaf de regionale weg worden woonerven<br />
via een tweetal tussenstappen<br />
ontsloten. Een weinig verkeersaantrekkende<br />
functie als wonen wordt op die<br />
wijze ontsloten via een bijpassend<br />
schaalniveau van infrastructuur.<br />
Conclusie<br />
In de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening<br />
mist er een detailuitwerking voor de<br />
stadsrand. Dit terwijl een van de<br />
belangrijkste doelstellingen binnen het<br />
concept stedelijke netwerken het open<br />
houden van het landelijk gebied tussen<br />
de stedelijk kernen is. Door voor dit<br />
landelijk gebied draagvlak te creëren<br />
kan de ruimte gevrijwaard blijven van<br />
stedelijke vormen. De mensen uit het<br />
stedelijk netwerk moeten dus willen<br />
dat het landelijk gebied open blijft.<br />
Het draagvlak moet gecreëerd worden<br />
door bij het ontwerpen van een gebied<br />
extra aandacht te besteden aan de<br />
stadsrand. De stadsrand vormt tenslotte<br />
de koppeling tussen het stedelijk<br />
en het landelijk gebied, dus tussen de<br />
mensen en het landelijk gebied. Bij het<br />
ontwerpen van de stadsrand moet<br />
vooral gelet worden op de basisprincipes<br />
van het stadsrandconcept zoals deze in<br />
deze paper zijn beschreven. Door met<br />
deze principes rekening te houden<br />
krijgen mensen het idee dat het landelijk<br />
gebied iets van henzelf is, een gebied dat<br />
ze kunnen gebruiken en daarbij ook nog<br />
eens een gebied dat er mooi uit ziet.<br />
Hierbij moet wel nog gezegd worden<br />
dat bij het ontwerpen van een stadsrand<br />
de gegeven principes slechts als een<br />
leidraad gebruik moeten worden, een<br />
ontwerp moet namelijk gebaseerd zijn<br />
op gebiedseigen kenmerken en niet op<br />
een standaardconcept. Anders bestaat er<br />
het gevaar dat iedere stadsrand er in de<br />
toekomst hetzelfde uitziet, terwijl<br />
identiteit juist de charme bepaald.<br />
Literatuur<br />
- Van Eijk, S.C.H.J. en Rozendaal, W.J.B. Stadsranden;<br />
Rood èn Groen; Een inrichtingsconcept ontwikkeld aan de<br />
hand van de noordelijke Randstad. 2002<br />
- Draaisma, J. et. al. Waterland, ecologische landbouwtuin<br />
van Amsterdam. Planologische diskussiebijdragen. 1999<br />
- Van Maren, E.N. De Zeeuw, P.H. De overgang stad-land.<br />
Planvorming en ontwerp in het landelijk gebied onder stedelijke<br />
invloed. Directie bos- en landschapsbouw. Utrecht, 1990<br />
- Ministerie van Verkeer Ruimtelijke Ordening en Milieu.<br />
Ruimte maken, ruimte delen. Vijfde Nota over de ruimtelijke<br />
ordening 2000 / 2020. PKB 1. Den Haag, 2001<br />
- Natuurbeschermingsraad. Op de Grens van stad en land.<br />
Advies over natuur en landschap in stadsrandgebieden. 1993<br />
TOPOS / 01 / 2003 45
Wat een snelweg kost<br />
Binnen de ruimtelijke ordening<br />
wordt veel en vaak<br />
ruimtelijk beleid opgesteld.<br />
Volgens ons ontbreekt het<br />
bij ruimtelijk beleid echter<br />
aan een gedegen<br />
ruimtelijke economische<br />
analyse. Veel ruimtelijke<br />
plannen blijven hierdoor<br />
oppervlakkig. Dit is jammer<br />
omdat er zo kansen over<br />
het hoofd worden gezien<br />
en men binnen de ruimtelijke<br />
ordening niet altijd in<br />
staat is om adequaat te<br />
anticiperen op economische<br />
ontwikkelingen. Met<br />
dit idee in het achterhoofd<br />
is geprobeerd om door<br />
middel van een ruimtelijk<br />
economische analyse een<br />
visie te geven op de<br />
ruimtelijk economische<br />
ontwikkeling van Midden-<br />
Limburg.<br />
Nadine KaÔm<br />
Student Landgebruiksplanning<br />
Nadine.Kaim@wur.nl<br />
Steven Voest<br />
Student Landgebruiksplanning<br />
Steven.Voest@wur.nl<br />
Illustraties<br />
Nadine KaÔm & Steven Voest<br />
46<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
De gevolgen van de aanleg van de A73-Zuid<br />
In het kader van het project “3 over 30”<br />
analyseren wij de economische en de<br />
infrastructurele situatie van Midden-<br />
Limburg. Er wordt gekeken wat de<br />
invloed is van de nog aan te leggen A73-<br />
Zuid op de werkgelegenheid in Midden-<br />
Limburg en hoe deze effecten ruimtelijk<br />
tot uitdrukking komen. Aan de hand<br />
van deze ruimtelijke economische<br />
analyse en een gebiedsanalyse geven wij<br />
een visie op hoe Midden-Limburg<br />
gebruik kunnen maken van de<br />
grootschalige infrastructuur die door<br />
Midden-Limburg loopt ten behoeve van<br />
de economische ontwikkeling..<br />
Achtereenvolgens wordt ingegaan op<br />
het belang van infrastructurele netwerken<br />
voor de economie, de ruimtelijke en<br />
economische aspecten van een<br />
investering in infrastructuur en hoe deze<br />
effecten in Midden-Limburg tot<br />
uitdrukking komen. Vervolgens gaan we<br />
in op de mogelijkheden voor de<br />
toekomst en de conclusies.<br />
Het belang van netwerken voor de<br />
economie<br />
Tegenwoordig is de aanwezigheid van<br />
netwerken een van de belangrijkste<br />
vestigingsplaatsfactoren, temeer omdat<br />
het bijdraagt aan de bereikbaarheid van<br />
veel bedrijven. Verandert er iets binnen<br />
een netwerk dan betekent dit de<br />
bereikbaarheid van een gebied verandert.<br />
Dit heeft zijn neerslag op de<br />
economische situatie van een gebied. De<br />
bereikbaarheid van een gebied kan men<br />
vergroten door te investeren in<br />
infrastructuur of door te investeren in<br />
het karakter van knooppunten. Welke<br />
effecten heeft een investering in infrastructuur<br />
en wat voor een effecten heeft<br />
een investering in knooppunten?<br />
De invloed van vervoersassen op<br />
gebieden met lage netwerkdichtheid<br />
Vervoersassen tussen stedelijke velden<br />
lopen vaak door gebieden met een lagere<br />
netwerkdichtheid, meestal hebben ze<br />
geen relatie met het gebied waar ze<br />
doorheen lopen. Door middel van<br />
nieuwe afslagen op de vervoersassen kan<br />
een gebied met een lage dichtheid hierop<br />
aantakken. Hierdoor kunnen de actoren<br />
in de gebieden met een lage dichtheid<br />
makkelijker relaties aangaan en<br />
onderhouden met actoren uit de<br />
omliggende stedelijke velden. Door de<br />
toename van het aantal relaties van het<br />
gebied met een lage dichtheid krijgt de<br />
economie in die gebieden een impuls.<br />
Tevens vormt een afslag een mogelijke<br />
vestigingsplaats voor nieuwe bedrijven<br />
en bedrijven die in de stedelijke velden<br />
gebrek aan ruimte hebben of niet meer<br />
passen in een stedelijke omgeving..<br />
Bovengenoemde mogelijkheden voor<br />
de (nieuwe) bedrijvigheid geven op hun<br />
beurt weer een impuls waardoor weer<br />
nieuwe activiteiten aangetrokken kunnen<br />
worden.<br />
Gedifferentieerde knooppunten<br />
ontwikkeling<br />
Ieder knooppunt herbergt bepaalde<br />
activiteiten. Iedere activiteit is afhankelijk<br />
van een bepaalde modaliteit. Iedere<br />
activiteit heeft daardoor zijn eigen<br />
mobiliteitsprofiel (RARO, 1996). De<br />
aanwezigheid van een bepaalde modaliteit<br />
in een knooppunt heeft daardoor<br />
een structurerende werking op de<br />
vestiging van bepaalde activiteiten en<br />
bedrijven. Indien men knooppunten<br />
selectief bereikbaar maakt voor bepaalde<br />
modaliteiten dan kan ieder knooppunt<br />
andere activiteiten aantrekken. Door de<br />
verdeling van activiteiten over de<br />
knooppunten ontstaat er een netwerk<br />
waarin ieder knooppunt zijn eigen<br />
specialiteit heeft. Omdat de<br />
gedifferentieerde knooppunten elkaar<br />
aanvullen in plaats van beconcurreren,<br />
komt dit economisch gezien ten goede<br />
aan de ontwikkeling van een gebied. Een<br />
gebied verzorgt meerdere activiteiten die<br />
gelokaliseerd zijn in meerdere<br />
knooppunten.<br />
Effecten van een investering in<br />
infrastructuur<br />
Een ingreep in netwerken houdt een<br />
ingreep in de infrastructuur in. Wat voor<br />
een effecten heeft de aanleg van<br />
infrastructuur? Een aantal effecten<br />
komen indirect tot uitdrukking. Dit zijn
Investering in infrastructuur<br />
+<br />
Structurele verandering in<br />
de bereikbaarheid<br />
Invloed op bedrijvigheid<br />
Invloed op aantal arbeidsplaatsen<br />
in sectoren Generatief effect<br />
Extra toename arbeidsplaatsen<br />
door spin-off effecten<br />
Verandering van de economische<br />
structuur<br />
Overzicht van de ruimtelijke en de economische<br />
Bijlage<br />
veranderingen in het gebied<br />
1. Het conceptuele model<br />
de generatieve, distributieve en spin-off<br />
effecten.<br />
Het ontstaan van nieuwe activiteiten is<br />
het zogeheten generatieve effect. “Dit<br />
betreft de totale toename in economische<br />
activiteiten in alle bij de infrastructuurverbetering<br />
betrokken regio’s en<br />
zones. De toename in economische<br />
activiteiten betreft de vestiging van<br />
(nieuwe) bedrijven in de regio of de<br />
uitbreiding van aanwezige bedrijven”<br />
(Bruinsma, 1994). Een verschuiving van<br />
economische activiteiten is het<br />
distributieve effect., “Het distributieve<br />
effect heeft gevolgen voor de ruimtelijke<br />
structuur van een regio maar ze hoeft<br />
niet feitelijk bij te dragen aan een beter<br />
economische functioneren van de hele<br />
regio” (TNO-Inro, 1996, volgens<br />
Martens et al., 1998). Arbeidsplaatsen<br />
binnen een regio kunnen naar nieuwe<br />
bedrijventerreinen verplaatsen, nabij een<br />
nieuwe snelweg.<br />
Het spin-off effect is een effect dat<br />
ontstaat doordat het generatieve effect<br />
een positieve impuls geeft aan de<br />
bestaande economische structuur,<br />
waardoor er extra arbeidsplaatsen in het<br />
gebied ontstaan.<br />
De generatieve effecten en het spin off<br />
effect geven weer wat het structurele<br />
werkgelegenheidseffect is van de aanleg<br />
van infrastructuur. Aan de hand van<br />
deze effecten zijn de veranderingen in de<br />
economie en van de ruimtelijke struc-<br />
+<br />
+<br />
LEGENDA<br />
heeft invloed op<br />
+ heeft een positieve invloed op<br />
Invloed op<br />
werkgelegenheid in<br />
sectoren<br />
Invloed op de locatie van<br />
arbeidsplaatsen Distributief effect<br />
Verschuivingen binnen de<br />
ruimtelijke structuur<br />
tuur te bepalen. In figuur 1 wordt een<br />
overzicht gegeven van de effecten.<br />
Ruimtelijke en economische aspecten<br />
in relatie tot Midden-Limburg<br />
Midden-Limburg kan omschreven<br />
worden als een perifere regio binnen<br />
Nederland. Maar binnen Noordwest-<br />
Europa heeft ze een centrale ligging. In<br />
de nabijheid van Midden-Limburg<br />
liggen een aantal stedelijke gebieden<br />
zoals het KAN-gebied, MHAL-gebied<br />
(Maastricht, Hasselt, Aken, Luik) en het<br />
Ruhrgebied. De regio ligt op een<br />
kruispunt van grootschalige infrastructuur.<br />
De vervoersassen die door<br />
Midden-Limburg lopen, geleiden de<br />
relaties tussen de Randstad/Europoort,<br />
het Ruhrgebied en het MHAL-gebied.<br />
In dit gebied is de A67 de belangrijkste<br />
oost-west verbinding en de A2 is een<br />
belangrijke noord-zuid verbinding.<br />
Midden-Limburg profiteert echter<br />
nauwelijks van deze vervoerstromen. De<br />
regio kan gezien worden als een<br />
doorvoergebied, oftewel als een regio<br />
met een lage netwerkdichtheid waar<br />
grote vervoerstromen doorheen lopen.<br />
Ze vormt een maas in het relatie en<br />
handelsnetwerk.<br />
In het gebied liggen drie belangrijke<br />
knooppunten, te weten Venlo, Roermond<br />
en Weert. Alleen Venlo is op dit<br />
moment een belangrijk knooppunt<br />
voor de vervoersstromen.<br />
Met de aanleg van de A73-Zuid wordt er<br />
2. De effecten in Midden-Limburg<br />
een nieuwe noord-zuid verbinding<br />
gecreëerd die aantakt op de grote<br />
vervoersassen. Het doel wat men met de<br />
aanleg van deze weg tracht te bereiken is<br />
het ontlasten van regionale netwerk en<br />
het vergroten van de bereikbaarheid en<br />
de verkeersveiligheid.<br />
De verwachting, op basis van de theorie,<br />
is dat de aanleg van de A73-Zuid<br />
invloed heeft op de economische en<br />
ruimtelijke structuur van de regio. Maar<br />
hoe groot is deze invloed?<br />
De economische en de ruimtelijke<br />
veranderingen in Midden-Limburg<br />
Met behulp van het conceptuele model<br />
hebben we de grootte van de generatieve<br />
en distributie effecten bepaald. Voor<br />
Midden-Limburg zijn de gevolgen van<br />
de aanleg van de A73-Zuid positief voor<br />
de economie, dit wil zeggen dat er<br />
arbeidsplaatsen ontstaan. Maar hoe<br />
moet dit effect geïnterpreteerd worden,<br />
is het effect groot of klein? Er ontstaan<br />
ongeveer 850 arbeidsplaatsen. Op een<br />
totaal van de 42000 arbeidsplaatsen op<br />
de oostoever is dit niet heel erg veel. Dus<br />
de invloed van de A73-Zuid op de<br />
economie is gering te noemen. De<br />
sectoren Vervoer en communicatie en<br />
Handel profiteren het sterkst van de<br />
komst van de A73-Zuid. Dit komt<br />
doordat ‘bereikbaarheid’ een belangrijke<br />
vestigingsplaatsfactor is voor deze<br />
sectoren en omdat deze sectoren een<br />
hoge autonome groei kennen die<br />
TOPOS / 01 / 2003 47
versterkt wordt door de komst van de<br />
A73-Zuid. Het grootste deel van de<br />
nieuwe arbeidsplaatsen komen terecht<br />
op nieuwe bedrijventerreinen die gelegen<br />
zijn naast afslagen van de A73-Zuid. De<br />
nieuwe arbeidsplaatsen die ontstaan<br />
door spin-off effecten komen overal in<br />
het gebied terecht maar vooral op<br />
locaties waar zich nu ook al bedrijvigheid<br />
heeft gevestigd. De spin-off effecten<br />
versterken de huidige economische<br />
structuur.<br />
Voor het effect van de aanleg van de<br />
A73-Zuid op de ruimtelijke structuur<br />
geldt een ander verhaal. Het aantal<br />
arbeidsplaatsen dat gaat schuiven is<br />
2400. Dit is een aanzienlijk deel van het<br />
totaal aan arbeidsplaatsen in Midden-<br />
Limburg. In de afgelopen jaren is op de<br />
oost-oever niet veel hectare bedrijventerrein<br />
uitgegeven, hierdoor was het voor<br />
veel bedrijven die zich op de oost-oever<br />
bevonden moeilijk om te verhuizen. Nu<br />
er veel nieuwe terreinen worden<br />
ontwikkeld, kunnen deze bedrijven zich<br />
eindelijk verplaatsen. Dit betekent dat er<br />
een verschuiving van bedrijvigheid gaat<br />
optreden van de oude kernen naar de<br />
nieuwe terreinen. Hierdoor komt in de<br />
oude kernen ruimte vrij en neemt de<br />
overlast af waardoor de leefbaarheid<br />
toeneemt. Een gevolg is wel dat een deel<br />
van de beroepsbevolking moet<br />
verhuizen of verder moet reizen naar<br />
hun werk. Op de oost-oever zijn de<br />
gevolgen voor de kernen kleiner dan<br />
voor de west-oever van de Maas, omdat<br />
de bedrijven op de oost-oever over<br />
relatieve korte afstand verplaatsen.<br />
Hierdoor hoeft de beroepsbevolking<br />
niet te verhuizen. Op de west-oever zal<br />
dit wel het geval zijn waardoor de<br />
kernen een deel van hun bevolking en<br />
hun arbeidsplaatsen zullen kwijt raken.<br />
Tevens zal een deel van de vervoersstromen<br />
die over de N-wegen lopen in de<br />
toekomst over de A73-zuid lopen,<br />
hierdoor verliezen de kernen van de<br />
west-oever een deel van hun contacten<br />
met de omliggende stedelijke velden.<br />
Hierdoor krijgen de kernen een meer<br />
geïsoleerdere ligging waardoor ze zich<br />
48<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
meer zullen moeten richten op mensen<br />
die belang hechten aan een mooie en<br />
rustige leefomgeving. Voor Roermond<br />
betekent de komst van de A73zuid<br />
een sterke impuls voor de lokale<br />
economie. Deze zal zich beter op de<br />
vervoersstromen kunnen richten.<br />
Waardoor sectoren zoals ‘handel en<br />
vervoer’ en ‘communicatie’ zich kunnen<br />
vestigen zodat Roermond minder<br />
afhankelijk zal worden van de traditionele<br />
sectoren zoals industrie.<br />
De mogelijkheden van Midden-<br />
Limburg voor de toekomst<br />
Nu geanalyseerd is wat de economische<br />
en de ruimtelijke gevolgen zijn van de<br />
aanleg van de A73-Zuid kan men gaan<br />
kijken wat de mogelijkheden zijn om in<br />
de toekomst gebruik te maken van de<br />
verbeterde bereikbaarheid. De kansen<br />
voor Midden-Limburg liggen in een<br />
gedifferentieerde knooppuntenontwikkeling<br />
waarbij de verschillende<br />
activiteiten binnen de knooppunten op<br />
elkaar afgestemd worden. De<br />
verschillende netwerken kunnen in de<br />
knooppunten door middel van<br />
verknoping van modaliteiten verweven<br />
worden. In en om de knooppunten kan<br />
ruimte geboden worden aan activiteiten<br />
die gerelateerd zijn aan de infrastructuur.<br />
De nadruk ligt daarbij op logistieke en<br />
zakelijke dienstverlening. Door een<br />
goede afstemming van activiteiten en<br />
verknoping van modaliteiten kan<br />
Midden-Limburg zich als een<br />
‘draaischijf’ voor de vervoersstromen<br />
ontwikkelen.<br />
Conclusies<br />
We hebben geprobeerd te laten zien hoe<br />
een ingreep in de infrastructuur bepaalde<br />
economische effecten kan veroorzaken.<br />
Hoe groot de economische effecten zijn<br />
is onder meer afhankelijk van de<br />
ruimtelijke en economische structuur<br />
van het gebied waar de ingreep<br />
plaatsvindt.<br />
Voor Midden-Limburg geldt dat de<br />
ruimtelijke effecten groter zijn dan de<br />
economische effecten. Een mogelijke<br />
oorzaak kan zijn dat de verbetering van<br />
de bereikbaarheid vooral lokaal van<br />
belang is. Veel bedrijven verplaatsen dan<br />
ook van binnen de regio naar een locatie<br />
aan de A73-Zuid. Een andere mogelijke<br />
oorzaak is dat er langs het nieuwe traject<br />
weinig ruimte is om uit te breiden. Het<br />
economische effect blijft daardoor vooral<br />
beperkt tot de regio waar het traject van<br />
de A73-Zuid doorheen komt. Indien er<br />
meer ruimte was geweest voor de<br />
ontwikkeling van bedrijventerreinen<br />
was het mogelijk geweest dat het<br />
economische effect groter zou zijn<br />
geweest dan nu het geval is.<br />
De constatering dat het ruimtelijk effect<br />
groter is dan het economische is<br />
belangrijk voor het opstellen van<br />
ruimtelijk beleid. Indien men meer in<br />
wil zetten op een bepaalde economische<br />
ontwikkeling moet dat anders aangepakt<br />
worden, zoals het geschikt maken van<br />
locaties voor een bepaalde sector. De<br />
aanleg van infrastructuur kan daarbij wel<br />
de ontwikkeling sturen.<br />
Indien men weet welke bedrijven er<br />
aangetrokken worden door (nieuwe)<br />
infrastructuur en men wil de economie<br />
verder stimuleren moet men dus zorgen<br />
dat er genoeg ruimte is voor de<br />
gewenste ontwikkelingen.<br />
Literatuur<br />
- Bruinsma, F. (1994), De invloed van transportinfrastructuur<br />
op ruimtelijke patronen van economische<br />
activiteiten, Utrecht, Elinkwijk BV.<br />
- Martens, M., O. Raspe, C.J. Ruijgrok (1998),<br />
Economie en infrastructuur; Bevindingen van de<br />
projectgroep ‘Economie en infrastructuur’ over dit<br />
werkveld, economische evaluatie en effecten van infrastructurele<br />
investeringen, Delft, TNO-Inro.<br />
- Raad voor de ruimtelijke ordening (1996), Wisselwerking<br />
tussen verstedelijking en infrastructuur, Knooppunten<br />
en vervoerscorridors als ordenend principe voor de<br />
ruimtelijke ordening, aangeboden aan de Minister van<br />
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />
en de Minister van Verkeer en Waterstaat op 14 oktober<br />
1996, Den Haag, Sdu Uitgevers.
Urban Flotsam,<br />
stirring the city,<br />
CHORA,<br />
Raoul Bunschoten, Takuro<br />
Hoshino en HÈlËne Bine - Uitgeverij<br />
010 - Rotterdam 2001 -<br />
ISBN 9064503877 - E 62,50<br />
Gertjan Jobse<br />
Redactie <strong>Topos</strong><br />
Gertjan.Jobse@wur.nl<br />
Boeken<br />
Onze zoektocht naar informatie is<br />
eindeloos. We zoeken nog altijd naar<br />
manieren om met complexe veranderingsprocessen<br />
om te gaan, in bijvoorbeeld<br />
de stedelijke omgeving of het<br />
waterbeheer. Dit is enigzins paradoxaal,<br />
omdat we proberen oplossingen te<br />
bedenken voor problemen waarvan we<br />
achterliggende krachten nauwelijks<br />
kunnen (be)grijpen. Hebben we toch<br />
nog meer kennis nodig, of gebruiken<br />
we het bekende niet goed? Het boek<br />
Urban Flotsam, de eerste publicatie van de<br />
architecten van het<br />
onderzoekslaboratorium CHORA,<br />
introduceert een nieuwe manier van<br />
kijken naar problemen in de ruimtelijke<br />
planning.<br />
Wrakhout<br />
De tijd van de grote oplossingen kan<br />
dan voorbij zijn, het boek Urban Flotsam<br />
mag opgevat worden als een<br />
vernieuwend manifest voor de ruimtelijke<br />
planning. Niet de complexiteit van de<br />
wereld, maar de onduidelijkheid over<br />
problemen die we moeten aanpakken<br />
belemmert ons in het handelen, stellen<br />
de auteurs. De ongrijpbare en trage<br />
processen die we onder de noemer<br />
globalisering plaatsen spelen zich veelal<br />
buiten je waarneming af. Allerlei<br />
fenomenen in de ruimte drijven voorbij<br />
als wrakhout (flotsam), zonder een<br />
duidelijk kader.<br />
Volgens CHORA is het daarom zaak op<br />
een nieuwe manier naar de ruimte te<br />
kijken, nieuwe kaders te scheppen. Deze<br />
kaders liggen juist in het lokale, de plek<br />
zelf. Daarbij is een manier nodig om de<br />
krachten achter veranderingen inzichtelijk<br />
en toepasselijk te maken. Het boek<br />
Urban Flotsam reikt hiervoor een<br />
methode aan, de Urban Gallery.<br />
Belangrijk hierin zijn een aantal nieuwe<br />
instrumenten om complexiteit in beeld<br />
te brengen. Het planproces is opgedeeld<br />
in vier stappen: how to see, how to play, how<br />
tell en how to act. Dit zijn tevens de<br />
hoofdstukken van het boek, dat is<br />
aangevuld met concrete studies en<br />
stellingen, die met de hoofdtekst zijn<br />
verweven.<br />
Het eerste hoofdstuk how to see? gaat<br />
over het opslaan van fenomenen van<br />
verandering in een database. Deze<br />
waarnemingen doe je bijvoorbeeld al<br />
wandelend door een landschap naar<br />
punten die je at random gekozen hebt op.<br />
Je ziet zo andere dingen, dan wanneer je<br />
gericht gaat zoeken naar herkenbare<br />
zaken. De volgende stap is het bedenken<br />
van instrumenten om verandering in<br />
gang te zetten. In how to play? zijn dit de<br />
bouwstenen (programma’s) om nieuwe<br />
verbindingen te maken tussen functies.<br />
Wanneer je deze combineert ontstaan<br />
nieuwe realiteiten: how to tell? gaat over<br />
scenario’s waarin je anders tegen<br />
bepaalde problemen aankijkt. Het laatste<br />
hoofdstuk: how to act? gaat over de<br />
organisatie, die het veranderingsproces<br />
in beweging kan zetten.<br />
Sterkten en zwakten<br />
Met een ogenschijnlijk simpele methode<br />
behandelt de Urban Gallery alle stappen<br />
van het planproces. Dit heeft voor- en<br />
nadelen. Een voordeel is de vernieuwing<br />
in de methode door de combinatie van<br />
veel elementen in een heldere<br />
procesarchitectuur. Wanneer je de<br />
gebruikte terminologie vertaalt naar<br />
reeds gebruikelijke begrippen, blijken er<br />
bekende elementen – scenario’s,<br />
lagenbenadering - in te ziten. Maar waar<br />
de gebruikelijke methoden doorgaans<br />
blijven haken in patroonstudies naar<br />
waarneembare verschijnselen, gaat de<br />
Urban Gallery verder met de analyse van<br />
processen, om in te zetten in de<br />
planvorming. Alles verandert onder<br />
invloed van globale krachten en in het<br />
sturen van deze processen ligt de<br />
oplossing voor lokale omgevingen.<br />
In de tweede plaats ligt de kracht van de<br />
Urban Gallery in de structuur voor het<br />
omgaan met kennis die zij biedt: hoe<br />
kennis te verwerven, samen te brengen<br />
en hieruit nieuwe oplossingen te<br />
genereren en uit te voeren. Er wordt<br />
TOPOS / 01 / 2003 49
hiervoor veel overhoop gehaald, maar<br />
uiteindelijk past dit netjes in het gestelde<br />
kader. Of dit altijd nuttige kennis<br />
oplevert valt te bezien, maar methoden<br />
als random sampling, procesanalyse, management<br />
games en het werken met prototypen<br />
laten op zijn minst een frisse wind<br />
waaien door de beperkende methoden<br />
die nu gebruikelijk zijn.<br />
Het is daarbij de vraag of de in het boek<br />
gebruikte kleine schaal – de schaal van<br />
stedelijke omgevingen, woonwijk –<br />
eenvoudig op te trekken is naar een<br />
grotere schaal, bijvoorbeeld de<br />
Deltametropool of transportassen? Dit<br />
is een interessant experiment, dat de<br />
moeite waard is eens te ondernemen!<br />
Ook op deze schaal gaat het er ten slotte<br />
om, wat op lokale omgevingen gebeurt.<br />
Hiermee zou de Urban Gallery uit de<br />
beperkende stedebouwkundige kaders<br />
gehaald kunnen worden die het zichzelf<br />
nu stelt. Meer dan de titel vermoedt is<br />
het een Future Gallery, de instrumenten<br />
zijn immers universeel toepasbaar voor<br />
meervoudig ruimtegebruik.<br />
De derde en laatste overweging ligt in de<br />
communicatie. Na de derde fase how to<br />
play? is een kleine groep zeer betrokken<br />
mensen bekend met alle ins and outs van<br />
de ontwikkelde scenario’s. Het idee is dat<br />
deze mensen de scenario’s verder<br />
ontwikkelen en het communiceren naar<br />
de maatschappij. Dat is helder: een<br />
goed plan heeft in een bepaalde groep<br />
50<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
overeenstemming in het probleem en de<br />
oplossing daarvoor nodig. Het is echter<br />
de vraag of een beperkte groep het derde<br />
criterium (momentum) kan genereren<br />
de plannen daadwerkelijk uit te voeren.<br />
Deze vraag gaat verder dan dit boek,<br />
maar is zeer actueel. De komende jaren<br />
zullen moeten uitwijzen of dergelijke<br />
Communities of Practice democratische<br />
planvorming kunnen incorporeren of<br />
vervangen.<br />
Het begrijpen van het boek Urban<br />
Flotsam is niet eenvoudig. Het staat vol<br />
met grafisch sterke beelden/kaarten en<br />
poëtische teksten, al zijn deze niet<br />
altijd consistent. Het boek vormt zo<br />
een juweeltje als manifest. De gebruikte<br />
proto-taal (mix van waarneming en<br />
bedoeling) wordt echter slechts in<br />
beperkte kring begrepen: het jargon is<br />
onbegrijpelijk voor buitenstaanders.<br />
Terug naar de titel van het boek: stirring<br />
kan opstoken of aanzetten betekenen.<br />
Het is duidelijk geworden dat de huidige<br />
onderwijs- en planningspraktijk vaak<br />
onvoldoende voorbereid is om met<br />
veranderingsprocessen om te gaan.<br />
Misschien gaat het er ook niet om het<br />
hele boek te begrijpen, maar zou je er<br />
eerder uit kunnen pikken wat je<br />
aanspreekt. Het boek reikt een basale,<br />
maar heldere methode aan, de uitdaging<br />
ligt nu in het uitwerken en uitvoeren<br />
hiervan!<br />
Landkaartmos<br />
Dirk Sijmons - Uitgeverij 010 -<br />
Rotterdam 2002 -<br />
ISBN 90 6450 494 6 - E 29,50<br />
Manoesjka Snijders<br />
Student Landschapsarchitectuur<br />
Manoesjka@hotmail.com
Alweer een boek over landschap…wat<br />
meer kan er nog geschreven worden over<br />
landschap? Hebben we het assortiment<br />
brillen inmiddels niet doorgewerkt? Zijn<br />
er niet genoeg analyses gemaakt en<br />
uiteenzettingen geschreven? Ja,<br />
misschien wel. Maar landschap blijft een<br />
boeiend onderwerp, want zoals J.B.<br />
Jackson aangeeft: ‘Why is it, I wonder, that<br />
we have trouble agreeing on the meaning of<br />
landscape? The word is simple enough, and it<br />
refers to something which we think we<br />
understand; and yet to each of us it seems to<br />
mean something different’.<br />
Landkaartmos gaat verder waar =Landschap<br />
(1998) ophield. In Landkaartmos<br />
ligt de focus op de vraag hoe het landschap<br />
kan worden begrepen als object van beleid,<br />
planning en ontwerp. Om hier inzicht in te<br />
krijgen worden raakvlakken met<br />
cultuurbeleid en ruimtelijke ordening<br />
opgezocht. Hoe we om kunnen gaan<br />
met landschappen in verandering, hangt<br />
af van de opgaven die er liggen op deze<br />
raakvlakken.<br />
Het boek bestaat uit een verzameling<br />
beschouwingen die zich bewegen tussen<br />
landschap, cultuur en ruimtelijke<br />
ordening. Er is aandacht voor de relatie<br />
tussen cultuurbehoud en de cultuur van<br />
het maken, ruimtelijke concepten en het<br />
(on)bedoelde gebruik hiervan, de zin en<br />
onzin van intensief & meervoudig<br />
ruimtegebruik, de relatie tussen stadland<br />
en de aandacht voor regionaal<br />
ontwerpen. Tot slot wordt de<br />
landschapsarchitect(uur), als zijnde een<br />
vak waarin bewogen wordt op vele<br />
verschillende raakvlakken, belicht.<br />
De essays hebben de vorm van tijdschriftartikelen,<br />
hangen redelijk met<br />
elkaar samen en zijn goed leesbaar. Bij<br />
het openslaan van de inhoudsopgave<br />
zou je de weg even bijster kunnen raken,<br />
maar laat dat je niet weerhouden! De<br />
beschouwingen worden aangevuld met<br />
mooie fotoreportages (door<br />
landschapsfotografen, zoals de molen<br />
van Gerco de Ruijter “wat ziet de vlieger<br />
op het strand”, zie foto), gedichten en/<br />
of statements en projectdocumentatie<br />
van H+N+S Landschapsarchitecten<br />
(zoals het visioen van “Brabant 2050: de<br />
complete stad”, zie plankaart).<br />
De inhoud<br />
Stel dat je een tentoonstelling voor een<br />
Landschapsafdeling in het Nationaal<br />
Museum zou willen samenstellen. Hoe<br />
zou dat eruit moeten zien en wie<br />
zouden de samenstellers van deze<br />
tentoonstelling moeten zijn? Tussen de<br />
regels door wordt gezinspeeld op onze<br />
bewustwording van de maakbaarheid<br />
van ons landschap. Want gewoon is dit<br />
niet per definitie; een toerist ervaart ‘zijn<br />
verblijf als een vaartocht door een<br />
schilderij van Mondriaan’. Maar het is<br />
geen star schilderij, meer landschap als<br />
levend kunstwerk! In dit levende kunstwerk<br />
is de samenhang tussen cultuur en<br />
Wat ziet de vlieger op het strand? Brabant 2050: de complete stad<br />
landschap groot, zoals blijkt uit een<br />
tussentijdse conclusie: eigenlijk gaat<br />
iedere beschouwing over landschap,<br />
over cultuur. Hoe daar nu op te anticiperen?<br />
Door het oude te bewaren of<br />
door het nieuwe te maken? Is het of/<br />
of? Of kan het ook en/en? Cultuurhistorie<br />
en ruimtelijke ordening raken<br />
elkaar hier. Waar zijn (hot) items als<br />
stad-land relaties, contouren en meervoudig<br />
ruimtegebruik te plaatsen<br />
binnen de ruimtelijke ordening? En wat<br />
is de relatie met (het) landschap? Oh ja,<br />
en waar staat de landschapsarchitect in<br />
dit gedruis? De verschillende<br />
beschouwingen werpen licht op bovenstaande<br />
zaken.<br />
Work in progress<br />
‘Het Nederlandse landschap is een<br />
artefact waaraan al meer dan een<br />
millennium door mensenhanden wordt<br />
gewerkt. Is het daarmee een voltooid en<br />
gecanoniseerd kunstwerk, of blijft het<br />
altijd in de maak?’ Wat op voorhand al<br />
te vermoeden valt, kan na het lezen van<br />
Landkaartmos onderstreept worden:<br />
het laatste is het geval. De verschillende<br />
uiteenzettingen verhelderen vele vragen<br />
maar een (eenduidige) conclusie over<br />
welke relatie (het) landschap heeft ten<br />
opzichte van beleid, planning en<br />
ontwerp is niet te geven. Maar dit was<br />
ook niet de pretentie! Sijmons<br />
constateert zelf dat het allemaal een<br />
prettig gestoorde, anarchistische boel is<br />
geworden. Er zijn zoveel raakvlakken<br />
met even zovele vakgebieden. En dat<br />
maakt de positie van de<br />
landschapsarchitect er niet duidelijker<br />
op. Misschien moet we dat ook gewoon<br />
even zo laten: work in progress! Het<br />
assortiment brillen is nog lang niet<br />
uitgeput.<br />
p.s. Landkaartmos bestaat echt! De<br />
kleinste vakgenoot van de landschapsarchitect<br />
heeft de naam Rhizocarpon<br />
Geograficum. Deze korstmos (zie<br />
voorkant boek) dankt zijn naam aan het<br />
feit dat zijn textuur veel weg heeft van<br />
een landkaart…<br />
TOPOS / 01 / 2003 51
Tapas<br />
Tentoonstellingen,<br />
symposia, excursies,<br />
discussie-bijeenkomsten.<br />
Er is genoeg te doen<br />
voor de student die ook<br />
in zín vrije tijd met zín<br />
studie bezig wil zijn.<br />
Dus kijk hiernaast, hoe je<br />
je kennis(sen-netwerk)<br />
kan vergroten.<br />
52<br />
TOPOS / 01 / 2003<br />
Organische architectuur. Mens en<br />
natuur als inspiratie voor het bouwen<br />
Datum<br />
15-02-2003 t/m 18-05-2003<br />
Lokatie<br />
Beurs van Berlage,<br />
Beursplein 1, Amsterdam<br />
Kosten<br />
E 5,-<br />
Info<br />
Beurs van Berlage<br />
www.beursvanberlage.nl<br />
tel: 020-5304141<br />
‘Organische architectuur’ is een expositie<br />
voor de toekomst. Weliswaar wordt<br />
eerst de historische ontwikkeling<br />
gedurende de twintigste eeuw geschetst<br />
aan de hand van grote architecten<br />
(pioniers als: Eero Saarinen, Alvar Aalto,<br />
Hans Scharoun en vele anderen), maar<br />
het accent ligt vooral op recente en<br />
hedendaagse architectuurprojecten uit de<br />
hele wereld en op de mogelijkheden die<br />
deze vorm van bouwen voor de toekomst<br />
in zich draagt. De expositie wil<br />
nadrukkelijk opdrachtgevers, beleidsmakers,<br />
ontwerpers en architecten uitdagen<br />
hun verantwoordelijkheid te nemen<br />
bij het initiëren van bouwprojecten, daar<br />
zij voor een belangrijk deel de kwaliteit<br />
van onze leefomgeving bepalen.<br />
Atelier HSL Prijsvraag: A design for<br />
places left over after planning.<br />
Datum<br />
15-02-2003<br />
Kosten<br />
E zie website<br />
Info<br />
www.atelierhsl.nl<br />
Atelier HSL schrijft op 15 februari<br />
2003 een competitie uit waarin zij<br />
(landschaps)architecten, stedenbouwers,<br />
ontwerpers, e.a geïnteresseerden<br />
met uitzonderlijke ideeën uitnodigt een<br />
plan te leveren voor vijf landschappelijke<br />
inpassingszones langs het tracé<br />
van de Hogesnelheidslijn-Zuid. De<br />
prijsvraag wordt bekend gemaakt via<br />
de website van Atelier HSL en inschrijving<br />
op de competitie kan via de website.<br />
De plannen moeten uiterlijk op 15<br />
april 2003 binnen zijn. Meer informatie<br />
over Atelier HSL, de randvoorwaarden,<br />
het programma van eisen en<br />
de betreffende locaties aangaande deze<br />
competitie, zijn vanaf 1 februari 2003<br />
te vinden op deze website.
Alle Hosper (1943-1996)<br />
de man, het vak, de projecten.<br />
Datum<br />
15-12-2002 t/m 23-02-2003<br />
Lokatie<br />
ABC Arcitectuurcentrum Haarlem<br />
Kosten<br />
Gratis<br />
Info<br />
www.architectuurhaarlem.nl<br />
Overzichtstentoonstelling van Alle<br />
Hosper, oprichter van Bureau Alle<br />
Hosper, landschapsarchitectuur en<br />
stedenbouw.<br />
In het voorjaar van 2003 verschijnt het<br />
oeuvre-boek van Alle Hosper.<br />
Alle Hosper heeft op het gebied van de<br />
Nederlandse landschapsarchitectuur niet<br />
alleen zijn sporen verdiend, maar ook<br />
aan de volwassenwording van dat metier<br />
en de verbintenis van het vak met de<br />
stedenbouwkundige discipline een<br />
belangrijke bijdrage geleverd.<br />
Van bakeliet tot composiet<br />
Datum<br />
09-11-2002 t/m 23-02-2003<br />
Lokatie<br />
Design Museum,<br />
Jan Breydelstraat 5, Gent, België<br />
Kosten<br />
E zie website<br />
Info<br />
http://design.museum.gent.be<br />
“Van bakeliet tot composiet - design<br />
met nieuwe materialen” is een expositie<br />
over de invloed van nieuwe materialen<br />
op de vormgeving.<br />
Nieuwe materialen hebben steeds een<br />
belangrijke rol gespeeld in de<br />
vormgeving. Na de duidelijke plasticrevolutie<br />
heeft zich een veel stillere, bijna<br />
onopgemerkte evolutie voltrokken.<br />
Themarondleidingen worden gehouden<br />
op 1 december en 19 januari. Reseveren<br />
noodzakelijk, zie de website.<br />
Eindsymposium project 3over30<br />
Datum<br />
21-03-2003, 13:00 uur<br />
Lokatie<br />
Gouvernement,<br />
Maastricht<br />
Kosten<br />
Onbekend<br />
Info<br />
Vakgroep Landschapsarchitectuur<br />
Studenten en medewerkers van TU<br />
eindhoven, Bouwacademie van<br />
Amsterdam en Wageningen Universiteit<br />
presenteren hun ideeën voor de<br />
toekomst van de zandgronden van<br />
Noord- en Midden-Limburg 2030.<br />
In drie ontwerpopgaven (Derde<br />
ontginning van Noord-Limburg, Eiland<br />
van Weert/Nederweert, Verborgen tuin<br />
van Midden-Limburg) is vanuit<br />
architectuur, stedebouw en landschapsarchitectuur<br />
op zoek gegaan naar de<br />
ruimtelijke kwaliteit.<br />
TOPOS / 01 / 2003 53
54<br />
TOPOS<br />
International<br />
INTERNATIONALE TOPOS?<br />
Komend voorjaar gaat TOPOS internationaal! Wat is de betekenis van landschap, of de invulling<br />
van landgebruiksplanning en ontwerp in Europa, of de wereld? Is de Hollandse planning wel<br />
internationaal georiÎnteerd? Hoe zit het met (Nederlandse) ontwerpbureauís over de grens?<br />
Veel buitenlandse studenten komen studeren of werken in Wageningen. Zij dragen met hun achtergrond en ideeën bij aan<br />
het academisch klimaat. Maar wat weten we eigenlijk van de onderzoeksonderwerpen en ontwerpstudies waar zij zich mee<br />
bezighouden? Hoe wordt in andere landen tegen het vakgebied aangekeken?<br />
TOPOS wil de blik verruimen en een speciaal themanummer uitgeven. Het voorjaarsnummer hoopt onderwijs,<br />
onderzoek en ontwerp in een internationale context te tonen. Dit doen we voor zowel de internationale en Nederlandse<br />
studenten als de medewerkers van de ‘ruimtelijke’ leerstoelgroepen van Wageningen Universiteit, als ook de bureauleden.<br />
Je bent van harte uitgenodigd te schrijven in deze internationale uitgave. Heb je een interessant onderwerp of ken je<br />
mensen die iets te vertellen hebben? Geef het aan ons door. Voor meer informatie kun je ons bereiken op:<br />
st.topos@wur.nl. Het succes van de uitgave van dit nummer hangt af van de reacties die we krijgen. De eerste contacten<br />
zijn reeds gelegd, we zien uit naar je bijdrage!<br />
Gertjan Jobse – hoofdredacteur<br />
AN INTERNATIONAL TOPOS?<br />
The Spring issue of TOPOS will be a special international one. What does landscape, land-use<br />
planning and landscape architecture mean in different countries in Europe or across the world?<br />
Is Dutch spatial planning internationally oriented, and the design practice different offices work in?<br />
Many international students come to study and work in Wageningen. Their different backgrounds and ideas contribute to<br />
the rich climate at our university. But what do we really know of the research and design topics they are dealing with?<br />
TOPOS wants to broaden its scope and prepare a special issue, written by and for our subscribers: both the international<br />
and Dutch students and staff at the ‘spatial’ departments of Wageningen University and the subscribing offices. The<br />
Spring issue will cover education, research and design in an international context.<br />
You are kindly invited to write for this international publication. If you have an interesting topic, opinion, experience or<br />
contacts? To exchange ideas and for more information, please contact us: st.topos@wur.nl. The publication of this issue<br />
will depend on the reactions and contributions we get. We already established the first contacts and are looking forward to<br />
your contribution!<br />
Gertjan Jobse – editor in chief<br />
Verder:<br />
- Ontwerpen aan Hoogvliet: drie afstudeeronderzoeken<br />
- De Tuin van Midden-Limburg, het reconstructieatelier<br />
- De Maas in het Net, de motortjes achter ongrijpbare processen<br />
- Ondernemingsgeest: interviews met vaklieden<br />
- Archiprix 2003<br />
TOPOS / 01 / 2003
Peter Veenstra Eindredactie Gertjan Jobse Hoofdredactie<br />
Marja van den Brink Eindredactie Sjoerd van den Berg Redactie<br />
Bart Wubben Red./Opmaak<br />
Jornt Schroder Redactie<br />
Cees v/d Veeken Red./Opmaak Wil jij ook bij de Redactie?<br />
COLOFON<br />
TOPOS is de periodiek van de studie<br />
Landschap, Planning en Ontwerp en het<br />
Laboratorium voor Ruimtelijke Planvorming<br />
van Wageningen Universiteit. Het<br />
blad wordt gemaakt door studenten en<br />
verschijnt driemaal per jaar.<br />
Abonnementen<br />
Een abonnement op het tijdschrift TOPOS<br />
kost 15 Euro per jaar. Bij overmaking van<br />
dit bedrag op giro 9151699 ten name van<br />
TOPOS in Wageningen, krijgt u de reeds<br />
verschenen nummers van het betreffende<br />
jaar en de nieuwe nummers toegestuurd.<br />
Vermeld wel het volledige adres<br />
waarop u TOPOS wilt ontvangen. Een<br />
abonnement op TOPOS loopt van januari<br />
tot december. Opzeggingen dienen voor<br />
1 december te geschieden. Leden van<br />
de studievereniging Genius Loci en medewerkers<br />
van het Laboratorium voor<br />
Ruimtelijke Planvorming ontvangen<br />
TOPOS gratis. Voor inlichtingen kunt<br />
u mailen naar: st.topos@wur.nl<br />
Redactie<br />
Peter Veenstra, Sjoerd van den Berg, Marja<br />
van den Brink, Jornt Schroder, Gertjan<br />
Jobse, Bart Wubben, Cees v/d Veeken,<br />
Sandra Perez Rodriguez<br />
Opmaak<br />
Bart Wubben, Cees v/d Veeken<br />
Eindredactie<br />
Peter Veenstra, Marja van den Brink<br />
Hoofdredactie<br />
Gertjan Jobse<br />
Redactieadres<br />
Redactiekamer TOPOS<br />
Generaal Foulkesweg 13<br />
6703 BJ Wageningen<br />
Bezoekadres<br />
De Hucht, kamer 103<br />
tel. 0317-484245<br />
E-mail<br />
st.topos@wur.nl<br />
Homepage<br />
www.wau.nl/rpv/geniusloci/<br />
glhome.htm<br />
Druk<br />
NEXTPRINT, Rosmalen<br />
Oplage<br />
450 exemplaren<br />
TOPOS / 01 / 2003 55
Atrium de Hucht<br />
- sculptuur<br />
- hovenier<br />
- vlonder<br />
- wand<br />
Atrium de Hucht<br />
- sculptuur<br />
- hovenier<br />
- vlonder<br />
- wand<br />
TOP<br />
LANDSCHAPPEN<br />
Atrium de Hucht<br />
- sculptuur<br />
- hovenier<br />
- vlonder<br />
- wand<br />
Atrium de Hucht<br />
- sculptuur<br />
- hovenier<br />
- vlonder<br />
- wand<br />
In de serie Toplandschappen belicht TOPOS bijzondere plekken in de stedelijke buitenruimte en<br />
het rurale landschap. Heeft U ook een suggestie voor Toplandschappen, mail: st.topos@wur.nl