02.05.2013 Views

5goncom-6u

5goncom-6u

5goncom-6u

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Goniometrie<br />

Complexe Getallen<br />

Liliane Van Maldeghem Hendrik Van Maldeghem<br />

Cursus voor<br />

Latijn-Wiskunde, Wetenschappen-Wiskunde<br />

en Economie-Wiskunde


Hoofdstuk 1<br />

Goniometrie<br />

1.1 Herhaling<br />

1.1.1 Georiënteerde hoeken<br />

We herhalen het begrip van georiënteerde hoek maar we geven nu een meer wiskundige<br />

definitie.<br />

Een isometrie in het vlak is de samenstelling van een eindig aantal spiegelingen. Is het<br />

aantal spiegelingen even dan spreken we van een verplaatsing in het vlak.<br />

Een verschuiving is de samenstelling van twee spiegelingen om parallelle rechten. Een<br />

rotatie is de samenstelling van twee spiegelingen om snijdende rechten. Men kan aantonen<br />

dat een verplaatsing in het vlak de samenstelling is van een verschuiving en een rotatie.<br />

Een isometrie is een afstand-bewarende en hoek-bewarende transformatie van het vlak.<br />

Figuren die in elkaar overgaan door een verplaatsing worden rechtstreeks congruente<br />

figuren genoemd.<br />

Een tweebeen is een koppel halfrechten met een gemeenschappelijk beginpunt. De eerste<br />

halfrechte noemen we het beginbeen en de tweede het eindbeen.<br />

Een georiënteerde hoek is een equivalentieklasse van rechtstreeks congruente tweebenen,<br />

zoals een richting van rechten een equivalentieklasse is van evenwijdige rechten.<br />

Een georiënteerde hoek wordt gerepresenteerd door een tweebeen, zoals een richting gerepresenteerd<br />

wordt door een rechte.<br />

3


4 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

1.1.2 De goniometrische cirkel<br />

We beschouwen een eenheidscirkel met x als een vaste halfrechte die we beschouwen het<br />

als beginbeen van elke georiënteerde hoek. We bepalen het snijpunt A van het eindbeen l<br />

met de eenheidscirkel. Zo komt met het eindbeen van een georiënteerde hoek α een punt A<br />

op de eenheidscirkel overeen en omgekeerd komt met elk punt A op de eenheidscirkel het<br />

eindbeen van een georiënteerde hoek α overeen. Daarom noemen we deze eenheidscirkel<br />

de goniometrische cirkel. We spreken af om het maatgetal van α aan te duiden bij<br />

het eindbeen van deze georiënteerde hoek dus bij het corresponderend punt A op de<br />

goniometrische cirkel.<br />

Elke georiënteerde hoek correspondeert met een georiënteerde rechte bepaald door de<br />

eenheidsvector eα, die de plaatsvector is van het punt op de goniometrische cirkel dat<br />

overeenkom met α.<br />

1.1.3 Het meten van georiënteerde hoeken<br />

1.1.3.1 De zestigdelige graden<br />

Verdelen we de omtrek van de eenheidscirkel in 360 gelijke boogjes dan is de middelpuntshoek<br />

die overeenstemt met zo één boogje de hoekeenheid van 1 o . Alle maatgetallen in<br />

zestigdelige graden van een georiënteerde hoek worden gegeven door één maatgetal plus<br />

een geheel veelvoud van 360.<br />

x o + k.360 o : k ∈ Z<br />

1.1.3.2 De radialen<br />

Verdelen we de omtrek van de eenheidscirkel in 2π 6, 28 gelijke delen dan is de middelpuntshoek<br />

die overeenstemt met zo één deeltje de hoekeenheid van 1 radiaal. Alle<br />

maatgetallen in radialen van een georiënteerde hoek worden gegeven door één maatgetal<br />

plus een geheel veelvoud van 2π.<br />

x rad + 2kπ rad : k ∈ Z<br />

Met deze hoekeenheid kunnen we gemakkelijk een verband leggen tussen de lengte van<br />

een cirkelboog en het maatgetal van de corresponderende middelpuntshoek. Aangezien<br />

de omtrek van een cirkel met straal R gelijk is aan 2πR, is de lengte van de boog van 1<br />

radiaal gelijk aan de straal R. De lengte van een boog van x radialen (0 ≤ x < 2π) is dan<br />

gelijk aan xR. In een eenheidscirkel is de lengte van een boog van x radialen gelijk aan x.


1.1. HERHALING 5<br />

Figuur 1.1: boog van 1 o boog van 1 radiaal<br />

STELLING 1.1 In een cirkel met straal R staat een middelpuntshoek van x radialen<br />

(0 ≤ x < 2π) op een boog waarvan de lengte gelijk is aan xR. In het bijzonder staat<br />

bij een eenheidscirkel een middelpuntshoek van x radialen op een boog waarvan de lengte<br />

gelijk is aan x.<br />

Figuur 1.2: lengte van een boog


6 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

1.1.3.3 Omzetting van zestigdelige graden naar radialen en omgekeerd<br />

Met de regel van drie kunnen heel gemakkelijk overgaan van de zestigdelige graad naar<br />

de radiaal en omgekeerd.<br />

360 o = 2π rad<br />

1 o = π<br />

180<br />

⇕<br />

o 180<br />

rad ⇐⇒ 1 rad =<br />

π<br />

⇕<br />

x o = π<br />

180<br />

x rad ⇐⇒ x rad =<br />

180 π xo<br />

Op de meeste rekenmachines is een toets voorzien voor deze omzetting.<br />

Voorbeeld:<br />

72, 5143 o = 72 o 30’51”,4=1,2656 rad.<br />

2,5 rad = 143 o , 23394488 = 143 o 14’22”.<br />

0,75 rad = 42 o , 97183463 = 42 o 58’18”,6.<br />

1 rad = 57 o 29577951 = 57 o 17’44”,8<br />

60 o = 1, 047197551 rad.<br />

De bijzondere hoeken zoals 30 o , 45 o , 60 o enz. worden bij voorkeur in radialen geschreven<br />

als resp. π<br />

6<br />

, π<br />

4<br />

, π<br />

3<br />

, enz. i.p.v. als decimaal getal.<br />

OPGAVEN — 1 Teken op een apart blad de goniometrische cirkel (ijk 7 cm) en duid alle speciale<br />

hoeken aan zowel in graden als in radialen. Voor de hoeken van het derde en vierde kwadrant geef je<br />

zowel een positief en negatief maatgetal.<br />

1.1.4 De n verschillende n-de delen van een georiënteerde hoek<br />

STELLING 1.2 Elke georiënteerde hoek heeft n verschillende n-de delen, die op de goniometrische<br />

cirkel een regelmatige veelhoek n-hoek vormen als n > 2. De twee verschillende<br />

helften van een georiënteerde hoek (n = 2) zijn antisupplementair (diametraal<br />

tegenovergesteld).<br />

Bewijs: We beschouwen een georiënteerde hoek α, met zijn maatgetallen uitgedrukt in<br />

zestigdelige graden:<br />

α = (x + k.360) o .


1.1. HERHALING 7<br />

We delen α door n: x + k.360<br />

n<br />

o<br />

=<br />

<br />

x<br />

o + k<br />

n<br />

360<br />

Het maatgetal x correspondeert met een bepaald punt van de goniometrische cirkel, di.<br />

n<br />

dan één n-de deel van α. De andere n-de delen van α bekomen we door bij de boog van<br />

x een geheel veelvoud van het n-de deel van een volledige cirkelomtrek op te tellen. We<br />

n<br />

verkrijgen alle n-de delen van α door aan k de opeenvolgende waarden tussen 0 en n − 1<br />

te geven.<br />

k = 0 =⇒ ( x<br />

n )o ;<br />

k = 1 =⇒ ( x 360 + n n )o ;<br />

k = 2 =⇒ ( x 360 + 2 n n )o ;<br />

.<br />

k = n − 1 =⇒ ( x<br />

n<br />

.<br />

.<br />

n<br />

o<br />

.<br />

+ (n − 1) 360<br />

n )o .<br />

Voor k = n verkrijgen we weer een maatgetal van het eerste n-de deel, voor k = n + 1<br />

een maatgetal van het tweede n-de deel enz... We verkrijgen dus n n-de delen.<br />

Voorbeelden:<br />

• Bepaal de twee helften van 30 o .<br />

De twee helften van 30 o zijn 15 o en 15 o + 180 o = 195 o ;<br />

• Bepaal de drie derde delen van 75 o .<br />

De drie derde delen van 75 o zijn 25 o , 25 o + 120 o = 145 o , 25 o + 240 o = 265 o .<br />

• Bepaal de vijf vijfde delen van de nulhoek 0 o . De vijf vijfde delen van 0 o zijn 0 o ,<br />

72 o , 144 o , 216 o , 288 o .<br />

Voorstelling van de n-hoek<br />

Met de computer kunnen we gemakkelijk eender welke regelmatige veelhoek tekenen.<br />

Voorbeeld: Stel de 7 7-de delen van de georiënteerde hoek 7π (in radialen) voor op de<br />

5<br />

goniometrische cirkel.<br />

oplossing: We voeren de volgende vector in:<br />

Vector([cos( π<br />

5<br />

2kπ<br />

+ ), sin(π<br />

7 5<br />

2kπ<br />

+ )], k, 0, 7)<br />

7<br />

In het grafisch venster stellen we de optie ’connect’ in bij ’points’. De computer plot de<br />

gesymplifiëerde uitdrukking als een regelmatige 7-hoek.


8 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

1.2 De goniometrische getallen<br />

1.2.1 De cosinus<br />

De cosinus is gedefiniëerd als scalair product van twee eenheidsvectoren, gerepresenteerd<br />

vanuit eenzelfde punt.<br />

cos α = e0. eα<br />

waarbij α de hoek is ingesloten door de eenheidsvectoren. Dit scalair product is gelijk<br />

aan de absis van de projectie van de tweede eenheidsvector op de drager van de eerste<br />

eenheidsvector. We representeren deze eenheidsvectoren vanuit de oorsprong en leggen e0<br />

langs de x-as. De eenheidsvector eα bepaalt de hoek α op de goniometrische cirkel.<br />

Figuur 1.3: de cosinus cos A = b<br />

c<br />

⇐⇒ b = c. cos A<br />

De cosinus van de hoek α is de absis (1ste coördinaatgetal) van de vector eα. De cosinus<br />

wordt dus afgelezen op de x-as.<br />

De cosinus is positief in het eerste en vierde kwadrant (scherpe hoeken in I en IV) en<br />

negatief in het tweede en derde kwadrant (stompe hoeken in II en III).<br />

We kunnen al eenvoudige goniometrische vergelijkingen oplossen:<br />

cos(x rad ) = 0 ⇐⇒ x = π<br />

+ kπ met k ∈ Z<br />

2<br />

cos(x rad ) = 1 ⇐⇒ x = 2kπ met k ∈ Z


1.2. DE GONIOMETRISCHE GETALLEN 9<br />

cos(x rad ) = −1 ⇐⇒ x = π + 2kπ met k ∈ Z<br />

cos(x rad ) = 1<br />

2<br />

⇐⇒ x = ±π + 2kπ met k ∈ Z<br />

3<br />

In een rechthoekige driehoek is een rechthoekszijde steeds de loodrechte projectie van de<br />

schuine zijde.<br />

De lengte van de rechthoekszijde is gelijk aan het product van de lengte van de schuine<br />

zijde met de cosinus van de hoek ingesloten door deze rechthoekszijde en de schuine zijde.<br />

(zie tekening)<br />

1.2.2 De sinus<br />

De sinus van de hoek α is de ordinaat (2de coördinaatgetal) van de vector eα. De sinus<br />

wordt dus afgelezen op de y-as.<br />

Figuur 1.4: de sinus sin A = a<br />

c<br />

De sinus is positief in I en II en negatief in III en IV.<br />

Eenvoudige goniometrische vergelijkingen zijn:<br />

sin(x rad ) = 0 ⇐⇒ x = kπ met k ∈ Z<br />

sin(x rad ) = 1 ⇐⇒ x = π<br />

+ 2kπ met k ∈ Z<br />

2<br />

⇐⇒ a = c. sin A


10 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

sin(x rad ) = −1 ⇐⇒ x = − π<br />

+ 2kπ met k ∈ Z<br />

2<br />

√<br />

3<br />

sin(x rad ) = − ⇐⇒ x = −π + 2kπ ∨ x = −2π + 2kπ met k ∈ Z<br />

2 3 3<br />

1.2.3 De tangens<br />

De tangens van de hoek α is de richtingscoëfficiënt van de vectorrechte met richtingsvector<br />

eα. Beschouwen we de raaklijn aan de eenheidscirkel met vergelijking x = 1 dan lezen we<br />

de tangens af als ordinaat (2de coördinaatgetal) van het snijpunt van de vectorrechte met<br />

de raaklijn.<br />

Figuur 1.5: de tangens tan A = a<br />

b<br />

De tangens is positief in I en III en negatief in II en IV.<br />

Eenvoudige goniometrische vergelijkingen:<br />

Er geldt:<br />

tan(x rad ) = 0 ⇐⇒ x = kπ met k ∈ Z<br />

tan(x rad ) = 1 ⇐⇒ x = π<br />

+ kπ met k ∈ Z<br />

4<br />

tan α =<br />

sin α<br />

cos α<br />

⇐⇒ a = b. tan A


1.2. DE GONIOMETRISCHE GETALLEN 11<br />

1.2.4 De cotangens<br />

De cotangens van de hoek α is het omgekeerde van de tangens. Beschouwen we de raaklijn<br />

aan de eenheidscirkel met vergelijking y = 1 dan lezen we de cotangens af als absis van<br />

het snijpunt van de vectorrechte met die raaklijn.<br />

Figuur 1.6: de cotangens cot A = b<br />

a<br />

De tangens is positief in I en III en negatief in II en IV.<br />

Eenvoudige goniometrische vergelijkingen:<br />

Er geldt:<br />

cot(x rad ) = 0 ⇐⇒ x = π<br />

+ kπ met k ∈ Z<br />

2<br />

cot(x rad ) = − √ 3 ⇐⇒ x = 5π<br />

6<br />

cot α =<br />

cos α<br />

sin α<br />

1.2.5 De secans en de cosecans<br />

sec α = 1<br />

cos α<br />

csc α = 1<br />

sin α<br />

= 1<br />

tan α<br />

+ kπ met k ∈ Z<br />

⇐⇒ b = a. cot A


12 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

Figuur 1.7: de secans de cosecans<br />

De secans van een hoek α is het maatgetal van het punt P op de georiënteerde rechte,<br />

bepaald door de hoek α, waarbij P het snijpunt is van die rechte met de tangensas.<br />

De cosecans van een hoek α is het maatgetal van het punt Q op de georiënteerde rechte,<br />

bepaald door de hoek α, waarbij Q het snijpunt is van die rechte met de cotangensas.<br />

We herhalen nog eens de grondformules van de goniometrie.<br />

sin 2 α + cos 2 α = 1<br />

1 + tan 2 α = 1<br />

cos 2 α = sec2 α<br />

1 + cot 2 α = 1<br />

sin 2 α = csc2 α<br />

OPGAVEN — 2 Bewijs deze gondformules op de figuur 1.7.


1.3. DE SOM- EN VERSCHILFORMULES 13<br />

1.3 De som- en verschilformules<br />

1.3.1 De verschilformules voor sinus en cosinus<br />

We beschouwen op de goniometrische cirkel de punten A(cos θ1, sin θ1) en B(cos θ2, sin θ2).<br />

De hoek θ1 − θ2 is de hoek ingesloten door de vectoren OA en OB (zie figuur 1.8).<br />

Figuur 1.8: |AB| op 2 verschillende manieren<br />

We kunnen de afstand |AB| op twee verschillende manieren berekenen<br />

1. met de cosinusregel in de driehoek OAB:<br />

|AB| 2 = |OA| 2 + |OB| 2 − 2|OA| · |OB| cos(θ1 − θ2)<br />

|OA|=|OB|=1<br />

⇕<br />

|AB| 2 = 1 + 1 − 2 cos(θ1 − θ2) = 2 − 2 cos(θ1 − θ2) (1.1)<br />

2. met de stelling van Pythagoras in de driehoek ABC met (de afstandsformule):<br />

|AB| 2 = (cos θ1 − cos θ2) 2 + (sin θ1 − sin θ2) 2<br />

Uit 1.1 en 1.2 volgt:<br />

= cos 2 θ1 − 2 cos θ1 cos θ2 + cos 2 θ2 + sin 2 θ1 − 2 sin θ1 sin θ2 + sin 2 θ2<br />

|AB| 2 = 2 − 2(cos θ1 cos θ2 + sin θ1 sin θ2) (1.2)<br />

2 − 2 cos(θ1 − θ2) = 2 − 2(cos θ1 cos θ2 + sin θ1 sin θ2)<br />

⇕<br />

cos(θ1 − θ2) = cos θ1 cos θ2 + sin θ1 sin θ2<br />

(1.3)


14 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

De verschilformule voor de sinus leiden we af uit de verschilformule voor de cosinus 1.3.<br />

sin(θ1 − θ2) = cos(90 o − (θ1 − θ2)) = cos((90 o − θ1) − (−θ2))<br />

= cos(90 o − θ1) cos(−θ2) + sin(90 o − θ1) sin(−θ2)<br />

= sin θ1 cos θ2 − cos θ1 sin θ2.<br />

De verschilformules voor cosinus en sinus zijn:<br />

cos(θ1 − θ2) = cos θ1 cos θ2 + sin θ1 sin θ2<br />

sin(θ1 − θ2) = sin θ1 cos θ2 − sin θ2 cos θ1<br />

1.3.2 De verschilformule voor de tangens<br />

(1.4)<br />

Uit de formules 1.4 volgt de verschilformule voor de tangens. Als θ1 − θ2 = 90 o + k180 o<br />

kunnen we beide vergelijkingen lid aan lid door elkaar delen.<br />

tan(θ1 − θ2) = sin(θ1 − θ2)<br />

cos(θ1 − θ2)<br />

= sin θ1 cos θ2 − sin θ2 cos θ1<br />

cos θ1 cos θ2 + sin θ1 sin θ2<br />

Zijn θ1 = 90 o + k180 o en θ2 = 90 o + k180 o dan kunnen we teller en noemer delen door<br />

cos θ1. cos θ2.<br />

tan(θ1 − θ2) = =<br />

De verschilformule voor de tangens is<br />

=<br />

=<br />

sin θ1 cos θ2−sin θ2 cos θ1<br />

cos θ1 cos θ2<br />

cos θ1 cos θ2+sin θ1 sin θ2<br />

cos θ1 cos θ2<br />

sin θ1 cos θ2<br />

cos θ1 cos θ2 − sin θ2 cos θ1<br />

cos θ1 cos θ2<br />

cos θ1 cos θ2<br />

cos θ1 cos θ2 + sin θ1 sin θ2<br />

cos θ1 cos θ2<br />

sin θ1 sin θ2 − cos θ1 cos θ2<br />

sin θ1 sin θ2<br />

1 + cos θ1 cos θ2<br />

= tan θ1 − tan θ2<br />

1 + tan θ1 tan θ2<br />

tan(θ1 − θ2) = tan θ1−tan θ2<br />

1+tan θ1. tan θ2<br />

(1.5)


1.3. DE SOM- EN VERSCHILFORMULES 15<br />

1.3.3 De somformules<br />

De somformules voor sinus, cosinus en tangens bekomen we door in de verschilformules<br />

−θ2 te vervangen door θ2 en rekening te houden met het feit dat de cosinussen van<br />

tegengestelde hoeken gelijk zijn en de sinussen en tangensen van tegengestelde hoeken,<br />

tegengesteld zijn. De somformules zijn:<br />

Toepassing:<br />

cos(θ1 + θ2) = cos θ1 cos θ2 − sin θ1 sin θ2<br />

sin(θ1 + θ2) = sin θ1 cos θ2 + sin θ2 cos θ1<br />

tan(θ1 + θ2) = tan θ1 + tan θ2<br />

1 − tan θ1. tan θ2<br />

∀θ = π<br />

4<br />

π<br />

+ kπ ∧ θ = + kπ :<br />

2<br />

1 + tan α<br />

1 − tan α<br />

tan(45 o + α) =<br />

OPGAVEN — 3 Bereken de sinus en de cosinus van 75 o en 15 o .<br />

4 Bereken de hoek tussen de rechten 3x − y = 5 en x + 2y − 1 = 0.<br />

5 Bereken<br />

a. cos(45 o + α); b. sin(60 o − α); c. cot(α − 330 o ); d. sin(285 o + α);<br />

(1.6)<br />

(1.7)<br />

6 Bereken zonder rekentoestel sin(α + β) en tan(α + β) als sin α = 1 √ 5 , cot β = 3 en als α en β allebei<br />

tot het eerste kwadrant behoren.<br />

7 Bereken zonder rekentoestel cos(α − β) als sin α = √ 3<br />

2 , cos β = 1 √ 2 en als α behoort tot het tweede<br />

kwadrant en β tot het vierde kwadrant behoort.<br />

8 Bewijs dat<br />

(i) sin(α + β + γ) = sin α cos β cos γ + cos α sin β cos γ + cos α cos β sin γ − sin α sin β sin γ;<br />

(iii) cot(θ1 + θ2) =<br />

cot θ1. cot θ2−1<br />

cot θ1+cot θ2<br />

(iv) sin A. sin(B − C) + sin B. sin(C − A) + sin C. sin(A − B) = 0.<br />

9 Bereken zonder rekentoestel α + β als tan α = 3 en tan β = 1<br />

3 .<br />

10 Bereken cos(α − β) als sin α + sin β = a en cos α + cos β = b.


16 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

11 Bewijs dat cos 2 α − 2 sin β cos α sin(α + β) + sin 2 (α + β) = cos 2 β.<br />

12 * Bereken sin 2 (α + β) + p. sin(α + β). cos(α + β) + q. cos 2 (α + β) als tan α en tan β oplossingen zijn<br />

van de vierkantsvergelijking x 2 + px + q = 0.<br />

13 * Bewijs dat in een rechthoekige driehoek ABC, met a, b en c de overstaande zijden van resp. de<br />

hoeken A, B en C, geldt: als a = 90o dan sin(B − C) = b2−c 2<br />

a2 en cos(B − C) = 2b.c<br />

a2 ;<br />

14 * Gegeven is een driehoek ABC, a, b en c zijn de overstaande zijden van resp. de hoeken A, B en<br />

C. Bewijs:<br />

(i) a(cos B. cos C + cos A) = b(cos C. cos A + cos B) = c(cos A. cos B + cos C);<br />

(ii) sin 2 A + sin 2 B = sin 2 C + 2 sin A. sin B. cos C;<br />

(iii) sin 2 A + sin 2 B + sin 2 C = 2 + 2 cos A. cos B. cos C;<br />

(iv) cot A B C<br />

2 + cot 2 + cot 2<br />

2 A B C<br />

(v) sin 2 + sin2 2 + sin2 2<br />

(vi) a2 −b 2<br />

c 2<br />

= sin(A−B)<br />

sin(A+B) ;<br />

= cot A<br />

2<br />

B C<br />

. cot 2 . cot 2 ;<br />

= 1 − 2 sin A<br />

2<br />

(vii) tan A + tan B + tan C = tan A. tan B. tan C.<br />

B C<br />

. sin 2 . sin 2 ;<br />

GON-CO HUISTAAK 1 1. Bereken zonder rekentoestel de tangens en de cotangens van 105 o en<br />

165 o . Is er een verband tussen de 4 resultaten onderling. Duid het waarom van dit verband aan.<br />

2. Bereken<br />

a. tan(210 o − α) b. cos(195 o − α)<br />

3. Gegeven 0 o < α < 90 o en 90 o < β < 180 o ; sin α = 0, 8 en sin β = 12<br />

13 .<br />

Bereken zonder rekentoestel: cos(α + β), csc(α − β) en cot(α + β).<br />

In welk kwadrant ligt (α + β) en waarom? (zonder rekentoestel)<br />

4. Bewijs dat cos 2 α + cos 2 β + cos 2 (α + β) = 1 + 2 cos α. cos β. cos(α + β). Schrijf deze identiteit op<br />

een andere manier als α en β hoeken zijn van een driehoek.<br />

5. Bewijs dat<br />

tan α−tan β sin(α−β)<br />

tan α+tan β = sin(α+β) .<br />

6. * Gegeven is een driehoek ABC, a, b en c zijn de overstaande zijden van resp. de hoeken A, B en<br />

C. Tip: vervang C<br />

2 door een uitdrukking met A en B.<br />

= 1;<br />

Bewijs: tan A<br />

2<br />

· tan B<br />

2<br />

+ tan B<br />

2<br />

· tan C<br />

2<br />

+ tan C<br />

2<br />

· tan A<br />

2<br />

Oplossingen:<br />

3) sin 75 o = cos 15 o = √ 2<br />

4 (1 + √ 3), cos 75 o = sin 15 o = √ 2<br />

4 (√ 3 − 1); 4) θ = 81, 87 o ;<br />

5) a. √ 2<br />

2<br />

(cos α − sin α), b. 1<br />

2 (√ 3 cos α − sin α), c. √ 3−tan α<br />

√ 3 tan α+1 , d. √ 2<br />

4 ((√ 3 − 1) sin α − ( √ 3 + 1) cos α).<br />

6) sin(α + β) = 1 √ 2 ⇒ α + β = 45 o , tan α = 1; 7) − √ 2<br />

4 ((√ 3 + 1) = cos 165 o ⇒ α − β = 165 o ;<br />

9) 90 o of −90 o ; 10) a2 +b 2<br />

2<br />

− 1; 12) Tip: werk met S en P van de wortels van x2 + px + q, res.=q;


1.4. DE EERSTE FORMULES VAN SIMPSON (1710-1761) 17<br />

1.4 De eerste formules van Simpson (1710-1761)<br />

We bekomen de formules van Simpson door in elk van de volgende stelsels de twee formules<br />

opeenvolgend eens lid aan lid op te tellen en eens lid aan lid van elkaar af te trekken.<br />

sin(θ1 + θ2) = sin θ1 cos θ2 + sin θ2 cos θ1<br />

sin(θ1 − θ2) = sin θ1 cos θ2 − sin θ2 cos θ1<br />

en cos(θ1 + θ2) = cos θ1 cos θ2 − sin θ1 sin θ2<br />

De eerste formules van Simpson zijn<br />

cos(θ1 − θ2) = cos θ1 cos θ2 + sin θ1 sin θ2<br />

sin θ1. cos θ2 = 1<br />

2 (sin(θ1 + θ2) + sin(θ1 − θ2));<br />

sin θ2. cos θ1 = 1<br />

2 (sin(θ1 + θ2) − sin(θ1 − θ2));<br />

cos θ1. cos θ2 = 1<br />

2 (cos(θ1 + θ2) + cos(θ1 − θ2));<br />

sin θ1. sin θ2 = − 1<br />

2 (cos(θ1 + θ2) − cos(θ1 − θ2)).<br />

(1.8)<br />

De eerste formules van Simpson zetten het product van een sinus en een cosinus om in de<br />

som van twee sinussen, het product van twee cosinussen om in de som van twee cosinussen<br />

en tenslotte het product van twee sinussen om in het verschil van twee cosinussen.<br />

OPGAVEN — 15 Bewijs dat:<br />

(i) sin(30 o + x) + sin(30 o − x) = cos x;<br />

(ii) cos x + cos(120 o + x) + cos(120 o − x) = 0;<br />

(iii) sin(x + y). cos y − sin(x + z). cos z = sin(y − z). cos(x + y + z);<br />

(iv) sin x. sin y + sin z. sin(x + y + z) = sin(x + z). sin(y + z).<br />

(v) sin(α + β). sin(α − β) = sin 2 α − sin 2 β;<br />

(vi) cos(α + β) sin(α − β) = sin α. cos α − sin β. cos β.


18 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

1.5 De tweede formules van Simpson<br />

We verkrijgen de tweede formules van Simpson door in de eerste formules van Simpson<br />

de volgende substitutie door te voeren:<br />

θ1 + θ2 = α<br />

De tweede formules van Simpson zijn:<br />

θ1 − θ2 = β<br />

⇕<br />

θ1 = α+β<br />

2<br />

θ2 = α−β<br />

2<br />

sin α + sin β = 2 sin α+β α−β<br />

. cos 2 2 ;<br />

sin α − sin β = 2 sin α−β α+β<br />

. cos 2 2 ;<br />

cos α + cos β = 2 cos α+β α−β<br />

. cos 2 2 .<br />

cos α − cos β = −2 sin α+β α−β<br />

. sin 2 2<br />

(1.9)<br />

De tweede formules van Simpson zetten een som of een verschil van twee sinussen om in<br />

het product van een sinus en een cosinus, een som van twee cosinussen in het product van<br />

twee cosinussen en een verschil van twee cosinussen in het product van twee sinussen.<br />

Opmerking: De eerste en tweede formules zijn nuttig om bvb. vergelijkingen op te lossen<br />

(ontbinden in factoren) en om integralen te berekenen (product schrijven als een som –<br />

zie later).<br />

OPGAVEN — 16 Bewijs dat:<br />

(i) sin 20 o sin 40 o sin 60 o sin 80 o = 3<br />

16<br />

(ii)<br />

(iii)<br />

sin p+sin q<br />

sin p−sin q<br />

p+q<br />

tan 2 =<br />

tan p−q ;<br />

2<br />

sin p±sin q p±q<br />

cos p+cos q = tan 2 ;<br />

(iv) tan α + tan β =<br />

2 sin(α+β)<br />

cos(α+β)+cos(α−β) ;<br />

(v) (sin x − sin y) 2 + (cos x − cos y) 2 2 x−y<br />

= 4 sin 2 ;<br />

(vii) sin(x + y) = cos(x − y) − (cos x − sin x)(cos y − sin y).


1.5. DE TWEEDE FORMULES VAN SIMPSON 19<br />

17 Herleid tot een product:<br />

(i) sin 78 o + sin 42 o ;<br />

(ii) sin x + sin 2x + sin 3x;<br />

(iii) sin x + cos x;<br />

GON-CO HUISTAAK 2 1. Bewijs dat sin 7π 7π 5π sin sin 12 24 24 = 2+√3. 8<br />

2. Bewijs dat cos(x + 4y). sin 2y + cos(x + y). sin y = cos(x + 3y). sin 3y.<br />

3. Bewijs dat tan α ± tan β = sin(α±β)<br />

cos α. cos β .<br />

4.<br />

sin(α+β)+sin(α−β)<br />

sin(α+β)−sin(α−β)<br />

= tan α<br />

tan β .<br />

5. Herleid tot een product: cos 70 o + cos 470 o


20 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

1.6 De verdubbelingsformules<br />

Stellen we in de somformules 1.6 op pagina 15 θ1 = θ2 dan verkrijgen we de verdubbelingsformules:<br />

cos 2θ = cos2 θ − sin2 θ<br />

(1.10)<br />

sin 2θ = 2 sin θ cos θ<br />

∀θ = π<br />

2 tan θ<br />

+ kπ : tan 2θ =<br />

2 1 − tan2 θ<br />

(1.11)<br />

In de tweede formule van 1.10 kunnen we de cosinus ook uitdrukken in alleen een sinus of<br />

alleen een cosinus. We gebruiken daarvoor de grondformule sin 2 θ + cos 2 θ.<br />

cos 2θ = 2 cos 2 θ − 1<br />

cos 2θ = 1 − 2 sin 2 θ<br />

We kunnen de formules 1.10 omvormen door in de tweede leden te delen door<br />

sin 2 θ + cos 2 θ = 1:<br />

cos 2θ = cos2 θ−sin 2 θ<br />

sin 2θ =<br />

cos 2 θ+sin 2 θ<br />

2 sin θ cos θ<br />

cos 2 θ+sin 2 θ<br />

We delen in de tweede leden van beide identiteiten teller en noemer door cos 2 θ.<br />

∀θ = π<br />

+ kπ :<br />

2<br />

cos 2θ = 1 − tan2 θ<br />

1 + tan2 θ<br />

2 tan θ<br />

sin 2θ =<br />

1 + tan2 θ<br />

(1.12)<br />

(1.13)<br />

Al deze formules kunnen we gebruiken als we willen overgaan van een hoek naar de halve<br />

hoek. Merk op dat we hierbij overgaan van een eerste graad naar een tweede graad.<br />

Dus overgaan naar een halve hoek betekent de graad verhogen.<br />

Het is ook nuttig deze formules zo om te vormen zodat we gemakkelijk kunnen overgaan<br />

van de hoek naar de dubbele hoek en zodoende de graad te verlagen.<br />

In de formules 1.12 lossen we de identiteiten op naar resp. cos 2 θ en sin 2 θ.<br />

cos 2 cos 2θ + 1<br />

θ =<br />

2<br />

sin 2 1 − cos 2θ<br />

θ =<br />

2<br />

Delen we de twee identiteiten lid aan lid door elkaar dan krijgen we:<br />

∀θ = π<br />

2 + kπ : tan2 θ =<br />

1 − cos 2θ<br />

1 + cos 2θ<br />

(1.14)<br />

(1.15)


1.6. DE VERDUBBELINGSFORMULES 21<br />

We kunnen de formules 1.13 ook nog als volgt schrijven:<br />

Stellen we tan θ<br />

2<br />

∀θ = π + 2kπ :<br />

θ 1 − tan2<br />

cos θ =<br />

1 + tan<br />

θ 2 tan<br />

sin θ =<br />

2<br />

2 θ<br />

2<br />

2<br />

2 θ 1 + tan 2<br />

= t dan verkrijgen we de zogenaamde t-formules:<br />

1 − t2<br />

cos θ =<br />

1 + t2 sin θ = 2t<br />

1 + t2 (1.16)<br />

(1.17)<br />

OPGAVEN — 18 Bereken zonder rekentoestel sin 2α, cos 2α en tan 2α in elk van de volgende gevallen:<br />

a. sin α = 4<br />

5<br />

b. cos α = − 5<br />

13<br />

en α ligt in het eerste kwadrant;<br />

en α ligt in het tweede kwadrant;<br />

c. tan α = 2 − √ 3 en α ligt in het derde kwadrant;<br />

19 Herleid tot een product: a) sin 12 o + sin 48 o + sin 81 o − sin 9 o b) 2 + √ 3 sin α + cos α..<br />

20 Op een voetstuk van 2m hoog staat een beeld van 3m hoog. Op welke afstand moet men gaan staan<br />

om het voetstuk en het beeld onder eenzelfde hoek te zien.<br />

21 Bewijs de volgende identiteiten:<br />

2 α<br />

a. cos α + 2 cos 2α + cos 3α = 4 cos 2α cos 2<br />

b. tan x+y<br />

2<br />

c. tan α<br />

2<br />

+ tan x−y<br />

2<br />

sin 2α cos α<br />

= 1+cos 2α . 1+cos α ;<br />

d. 1−tan2 α<br />

cos 2α = sec2 α;<br />

= 2 sin x<br />

cos x+cos y ;<br />

e. cos3 α + sin 3 α = (cos α + sin α)(1 − 1<br />

2 sin 2α);<br />

f. cos 2 (α + β) + cos 2 (α − β) − cos 2α. cos 2β = 1;<br />

sin α+cos α cos 2α<br />

g. sin α−cos α = sin 2α−1 ;<br />

h. cos 4 α − sin 4 α = cos 2α;<br />

i. 4(cos 6 α + sin 6 α) = 1 + 3 cos 2 2α;


22 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

22 Bewijs de volgende identiteiten:<br />

a. sin 2 2α − sin 2 α = sin 3α. sin α;<br />

b. tan α − cot α = −2 cot 2α;<br />

c. cos 2α = cot2 α−1<br />

cot 2 α+1 =<br />

d. sin 2α =<br />

1<br />

1+tan α. tan 2α ;<br />

tan 2α. tan α<br />

tan 2α−tan α = cos2 (45 o − α) − sin 2 (45 o − α);<br />

e. tan(45 o + α) − cot(45 o + α) = 2 tan 2α;<br />

f. cos 4α + 4 cos 2α + 3 = 8 cos 4 α;<br />

g.<br />

1+sin 2α<br />

cos 2α = tan(45o + α);<br />

h . sin α + sin β + sin γ − sin(α + β + γ) = 4 sin α+β<br />

2<br />

β+γ γ+α<br />

. sin 2 . sin 2 ;<br />

23 Bereken zonder rekentoestel sin 2(α + β) als α en β in het eerste kwadrant liggen en als sin α = 1<br />

2<br />

en sin β = 1<br />

3 .<br />

24 Bereken zonder rekenmachine de goniometrische getallen van 22 o 30 ′ en 7 o 30 ′ .<br />

25 Bereken zonder rekentoestel tan α<br />

2 als tan α = 2 − √ 3.<br />

26 Bereken zonder rekentoestel sin α α<br />

2 , cos 2<br />

a. cos α = 7<br />

25 ;<br />

b. sin α = − 1<br />

3 ;<br />

c. cos α = √ 5−1<br />

4 .<br />

27 Als α + β + γ = π<br />

2 , bewijs dan dat:<br />

28 Als α + β + γ = 0, bewijs dan dat:<br />

29 Bereken tan α in functie van tan β als<br />

30 Bewijs dat<br />

als α = π<br />

17 .<br />

en tan α<br />

2 als<br />

tan α. tan β + tan β. tan γ + tan γ. tan α = 1.<br />

tan α + tan β + tan γ = tan α. tan β. tan γ.<br />

cos 2α =<br />

cos 2β − r<br />

1 − r cos 2β .<br />

cos 13α. cos α<br />

= −1<br />

cos 3α + cos 5α 2


1.6. DE VERDUBBELINGSFORMULES 23<br />

31 Als in een driehoek ABC geldt dat sin A + sin B = 2 sin C, dan is tan A. tan B = 1<br />

3 .<br />

32 * Zijn A, B en C de hoeken van een driehoek, en a, b en c de resp. de overstaande zijden bewijs dan<br />

de volgende identiteiten:<br />

(i) sin A + sin B + sin C = 4 cos A<br />

2<br />

(ii) a<br />

b+c<br />

(iii)<br />

(iv)<br />

A sin 2 =<br />

cos B−C ;<br />

2<br />

B C<br />

. cos 2 . cos 2 ;<br />

cos A cos B cos C<br />

sin B. sin C + sin C. sin A + sin A. sin B = 2;<br />

tan A+tan B<br />

sin 2C<br />

= tan B+tan C<br />

sin 2A<br />

= tan C+tan A<br />

sin 2B ;<br />

33 * In een driehoek ABC voldoen de maatgetallen A, B en C van de hoeken aan<br />

1 + cos 6A + cos 6B + cos 6C = 0.<br />

Wat is er bijzonder aan deze driehoek? Indien een driehoek gelijkbenig is met tophoek A, en indien de<br />

hoeken van de driehoek voldoen aan de bovenstaande betrekking, wat weet je dan over de hoeken van de<br />

driehoek.<br />

34 * In een driehoek ABC voldoen de maatgetallen A, B en C van de hoeken aan<br />

sin 2 A + sin 2 B + sin 2 C = 2.<br />

Wat is er bijzonder aan deze driehoek? Als bovendien de hoeken een rekenkundige rij vormen (met<br />

A < B < C) wordt gevraagd hoe de zijden zich verhouden.<br />

35 * De maatgetallen van de zijden a, b en c van een driehoek zijn drie opeenvolgende termen van een<br />

rekenkundige rij. De grootste hoek en de kleinste hoek zijn resp. A en C.<br />

Bewijs dat :<br />

4(1 − cos A).(1 − cos C) = cos A + cos C.<br />

36 * Bewijs: 16 cos 2 θ. sin 3 θ = 2 sin θ + sin 3θ − sin 5θ;<br />

37 * Indien A, B en C de hoeken voorstellen van een driehoek ABC dan geldt: 2 sin 2 A + 2 sin 2 B −<br />

2 sin 2 C = 4 sin 2 A. sin 2 B − sin 2A. sin 2B;<br />

38 * In een driehoek ABC zijn A, B en C de hoeken.<br />

a. Toon aan dat uit<br />

volgt dat de driehoek rechthoekig is;<br />

tan C =<br />

sin 2A − sin 2B<br />

cos 2A + cos 2B<br />

b. Als de driehoek rechthoekig is, is de betrekking uit (a) dan geldig.<br />

39 * In een driehoek ABC zijn A, B en C de hoeken.


24 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

a. Toon aan dat uit<br />

tan 2A =<br />

volgt dat de driehoek gelijkbenig is;<br />

sin(B − C) − sin(B + C)<br />

cos(B − C) + cos(B + C)<br />

b. Als de driehoek gelijkbenig is, is de betrekking uit (a) dan geldig.<br />

40 * In een driehoek ABC zijn A, B en C de hoeken.<br />

a. Toon aan dat uit<br />

(cos<br />

A − C<br />

2<br />

B B<br />

+ sin ).(cos<br />

2 2<br />

volgt dat de driehoek gelijkbenig is;<br />

− tan C<br />

2<br />

b. Als de driehoek gelijkbenig is, is de betrekking uit (a) dan geldig.<br />

41 * In een driehoek ABC zijn A, B en C de hoeken.<br />

a. Toon aan dat uit<br />

volgt dat de driehoek rechthoekig is;<br />

B B A − C<br />

. sin ) = cos + sin<br />

2 2 2<br />

sin(2B − 4A) − sin 6B + sin(2B − 4C) − sin 2B = 0<br />

b. Als de driehoek rechthoekig is, is de betrekking uit (a) dan geldig;<br />

c. Omschrijf zo eenvoudig mogelijk de verzameling driehoeken waarvoor (a) geldt.<br />

42 * In een driehoek ABC zijn A, B en C de hoeken.<br />

a. Toon aan dat<br />

geldt in elke gelijkzijdige driehoek;<br />

4 − cos 2(B − C) + 2 cos 4A + 4 cos 2A = 0<br />

b. Als de betrekking geldt volgt daar dan uit dat de driehoek gelijkzijdig is?<br />

c. Beschrijf zo eenvoudig en concreet mogelijk de verzameling driehoeken waarvoor de betrekking<br />

geldt.<br />

43 * Geef een ontbinding in factoren van de volgende determinanten<br />

<br />

<br />

<br />

a. <br />

<br />

<br />

1 sin A sin 2 A<br />

1 sin B sin 2 B<br />

1 sin C sin 2 C<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

b. <br />

<br />

<br />

2 A<br />

cos 2A cos A sin 2<br />

2 B<br />

cos 2B cos B sin 2<br />

2 C<br />

cos 2C cos C sin<br />

2


1.6. DE VERDUBBELINGSFORMULES 25<br />

Oplossingen:<br />

18) a. sin(2α) = 24<br />

7<br />

25 , cos(2α) = − 25<br />

, tan(2α) = − 24<br />

7<br />

, b. sin(2α) = − 120<br />

169<br />

119<br />

120<br />

, cos(2α) = − 169 , tan(2α) = 119 ,<br />

c. sin(2α) = 1<br />

2 , cos(2α) = − √ 3<br />

2 , tan(2α) = √ 3<br />

3 ; 19) cos 18o (1 + 2 √ 2 sin 18 o ); 20) √ 20 = 4, 47;<br />

23) 1<br />

18 (7√3 + 4 √ 2) = 0, 99;<br />

24) sin 22, 5o = 1<br />

√<br />

o 1<br />

2 2 − 2 = 0, 38, cos 22, 5 = 2<br />

sin 7, 5 o = 1<br />

2<br />

<br />

2 − 2 + √ 3 = 0, 131, cos 7, 5 o = 1<br />

2<br />

(2 2 − √ 3 − 1)(2 + √ 3) = 0, 132.<br />

25) tan α<br />

2 = (±2 2 − √ 3 − 1)(2 + √ 3);<br />

26) sin α<br />

2<br />

sin α<br />

2<br />

= ± 3<br />

5<br />

, cos α<br />

2<br />

= ± 4<br />

5<br />

, tan α<br />

2<br />

= ± 3<br />

4 ,<br />

2 + √ 2 = 0, 92, tan 22, 5 o = √ 2 − 1 = 0, 41.<br />

<br />

2 + 2 + √ 3 = 0, 99, tan 7, 5 =<br />

α = cos 2 = ± √ √2±1 , tan<br />

6 α<br />

2 = − √ √2−1 = −0, 172 of tan<br />

2+1 α<br />

2 = − √ √2+1 = −5, 83,<br />

2−1<br />

sin α<br />

2 = ± 10−2√5 4 = 0, 588, cos α<br />

2 = ± 1+√5 α<br />

4 = 0, 809, tan 2 = ±5 − 2 √ 5 = ±0, 727<br />

29) tan 2 α = 1+r<br />

1−r tan2 β<br />

GON-CO HUISTAAK 3 1. Bewijs dat (2 sin α + sin 2α). tan α<br />

2 = 2 sin2 α.<br />

2. Bewijs dat sin2 ( π α + 8 2 ) − sin2 ( π<br />

8<br />

3. Bewijs dat sin2 2α+4 sin 2 α−4<br />

sin 2 2α−4 sin 2 α = cot4 α;<br />

α sin − ) = √ α.<br />

2 2<br />

4. Bewijs dat 1 + cos α + cos 2α = cos α.(2 cos α + 1).<br />

5. Bewijs dat sin 3α. sin α = sin 2 2α − sin 2 α<br />

q √ √<br />

2− 2+ 3<br />

q √ √<br />

2+ 2+ 3<br />

6. Bereken sin α α α<br />

12<br />

, cos en tan als tan α = − en α behoort tot het tweede kwadrant<br />

2 2 2 5<br />

, en de goniometrische getallen daarvan voor op de goniometrische cirkel.<br />

II. Stel α, α<br />

2<br />

GON-CO HUISTAAK 4 1. * In een driehoek ABC voldoen de maatgetallen A, B<br />

en C van de hoeken aan<br />

sin B + sin C<br />

sin A =<br />

cos B + cos C .<br />

Wat is er bijzonder aan deze driehoek?<br />

2. * Bereken tan(α + β) als gegeven is dat sin α + sin β = m en cos α + cos β = n.<br />

3. * Van de maatgetallen A, B en C van de hoeken in een driehoek weet men dat tan A<br />

2 ,<br />

tan B<br />

C en tan drie opeenvolgende termen zijn van een rekenkundige rij. Toon aan<br />

2 2<br />

dat dit dan ook het geval is voor cos A, cos B en cos C.<br />

=


26 HOOFDSTUK 1. GONIOMETRIE<br />

1.7 De formules voor 3θ<br />

GON-CG I groepswerk 1 Bewijs de volgende formules<br />

cos 3θ = 4 cos 3 θ − 3 cos θ<br />

sin 3θ = 3 sin θ − 4 sin 3 θ<br />

tan 3θ = 3 tan θ−tan3 θ<br />

1−3 tan 2 θ<br />

OPGAVEN — 44 Bewijs de volgende identiteiten<br />

(i) 3 sin α − sin 3α = 2 sin α.(1 − cos 2α);<br />

(ii)<br />

sin 3α<br />

sin α<br />

− cos 3α<br />

cos α<br />

= 2;<br />

(iii) cos 3α = 4 cos α. cos(60 o + α). cos(60 o − α);<br />

(iv) 3 sin 2α −<br />

4 sin 2α<br />

1+cot2 2α = sin 6α.<br />

45 Herleid tot een product:<br />

a. cos α + 2 cos 2α + cos 3α;<br />

b. 4 sin 2 α. cos 3α + 4 cos 2 α. sin 3α.<br />

(1.18)<br />

(1.19)<br />

46 * Als in een driehoek ABC de hoek A het dubbele is van de hoek B, dan is a 2 = b.(b + c). Bewijs<br />

dat.<br />

47 * Als A, B en C de hoeken zijn van een driehoek en als geldt dat<br />

toon dan aan dat<br />

1.8 Wiskunde-Cultuur<br />

sin(A + B B<br />

) = n sin<br />

2 2<br />

tan A C<br />

tan<br />

2 2<br />

= n − 1<br />

n + 1 .<br />

SIMPSON Thomas was een Engels wiskundige van 1710 tot 1761. Hij leefde als wever<br />

in behoeftige omstandigheden, studeerde autodidactisch wiskunde en publiceerde in<br />

1737 “A new treatise of fluxions”. In 1743 verkreeg hij erkenning door zijn benoeming<br />

tot hoogleraar aan de militaire academie te Woolwich. Hij schreef over kansrekening,<br />

levensverzekering, algebra, meetkunde en trigonometrie.


Hoofdstuk 2<br />

Complexe getallen<br />

2.1 Het veld van de reële getallen<br />

In de verzameling van de reële getallen hebben we twee bewerkingen gedefinieerd, nl.<br />

de optelling en de vermenigvuldiging. Voor deze bewerkingen voldoet de verzameling<br />

van de reële getallen aan een reeks eigenschappen. De eigenschappen vatten we samen<br />

door te zeggen dat de structuren R, + en R, . commutatieve groepen zijn. Voor de twee<br />

bewerkingen samen geldt de distributieve eigenschap. Dit alles wordt nog eens korter<br />

geformuleerd door te zeggen dat R0, +, . een veld is.<br />

R, + is een commutatieve groep<br />

R0, . is een commutatieve groep<br />

De optelling is distributief t.o.v. het product<br />

⎫<br />

⎬<br />

⇐⇒ R, +, . is een veld<br />

⎭<br />

Deze eigenschappen maken het mogelijk om vlot te rekenen, eerstegraadsvergelijkingen<br />

op te lossen, enz.. Dit rekenen komt voort uit werkelijke problemen, doch R is slechts<br />

een HULPMIDDEL bestaande uit denkbeeldige getallen. Bijvoorbeeld het getal π kan<br />

niemand ooit exact voorstellen. Het is ook niet nodig. Als een ingenieur met π werkt, dan<br />

is het zelfs belachelijk met meer dan twee cijfers na de komma te werken. Want op het<br />

eind wordt alles nog eens met een veiligheidsfactor 2 of 3 vermenigvuldigd en dan doet een<br />

cijfertje op de derde rang na de komma er niet toe. Dus zou je zeggen, we hebben genoeg<br />

met de rationale getallen. Ook dit is alleen in ons verbeelding mogelijk. We kunnen ze<br />

immers nooit allemaal opschrijven.<br />

Maar zoals gezegd, het veld van de reële getallen is een handig hulpmiddel om berekeningen<br />

uit te voeren. Er bestaan echter problemen die gemakkelijker met andere velden op<br />

27


28 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

te lossen zijn. Bijvoorbeeld het veld {0, 1} met de bewerkingen gedefinieerd als volgt:<br />

0 + 0 = 0 0.0 = 0<br />

0 + 1 = 1 0.1 = 0<br />

1 + 0 = 1 1.0 = 0<br />

1 + 1 = 0 1.1 = 1<br />

Dit veld wordt veel gebruikt in de informatica en computerwetenschappen of in de logica.<br />

Als 1 staat voor oneven en 0 voor even dan is voldaan aan de bovenstaande rekenregels<br />

voor een veld. Ga dat na.<br />

We kunnen de ”+” ook beschouwen als de exclusieve ”of” en ”.” als ”en”.<br />

Voor andere problemen hebben we nog andere velden nodig, of zou het gemakkelijker zijn<br />

een ander veld te kennen.<br />

Net zoals het voor sommige problemen interessant is om over oneindig doorlopende nietrepeterende<br />

decimale vormen te beschikken, is het voor andere problemen handig een<br />

vierkantswortel uit −1 te hebben. Bijvoorbeeld om aan de uitdrukking x 2 + 1 = 0 een<br />

zinnige betekenis te geven. Deze uitdrukking is syntactisch goed gevormd in de standaardtaal<br />

van de algebra, maar er voldoet klaarblijkelijk geen enkel standaardgetal aan.<br />

Wij hebben dus een ding nodig, dat vermenigvuldigd met zichzelf, −1 oplevert.<br />

We hebben gezien dat we de verzameling van de reële getallen op een georiënteerde rechte<br />

met oorsprong O kunnen afbeelden. Elk reëel getal correspondeert met een vector gerepresenteerd<br />

door het puntenkoppel met O als eerste punt en het beeld van het reëel getal<br />

als tweede punt. Vermenigvuldigen met −1 kan nu worden voorgesteld door een rotatie<br />

om O over 180 o van het genoemde puntenkoppel. Dit brengt ons op het idee een denkbeeldige<br />

eenheid i in te voeren, gedefinieerd door i 2 = −1, en vermenigvuldiging met i als<br />

een rotatie over 90 o te interpreteren (daar immers ’tweemaal vermenigvuldigen met i‘een<br />

rotatie over 180 o moet opleveren). Op die manier komen wij aan een lijn van denkbeeldige<br />

getallen (iy), producten van reële getallen y met i, die door O gaan en loodrecht op de<br />

rechte van de reële getallen staat. Zo kunnen we de punten van een vlak voorstellen door<br />

een denkbeeldige getallen van de vorm x+iy. In dit model kunnen wij ons er gemakkelijk<br />

van overtuigen dat optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van deze denkbeeldige<br />

getallen, die we complexe getallen zullen noemen, overeenstemt met het uitvoeren van<br />

welbekende operaties met vectoren en met lineaire afbeeldingen (rotaties). In volgende<br />

paragraaf zullen we op zoek gaan naar een goede wiskundige definitie om te komen tot<br />

een veld, dat bovendien het veld van de reële getallen omvat.


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 29<br />

2.2 Het veld van de complexe getallen<br />

2.2.1 Homothetie en reëel getal<br />

We hebben gezien dat het vermenigvuldigen van een matrix met een scalaire matrix op<br />

hetzelfde neerkomt als het vermenigvuldigen van die matrix met een scalair.<br />

Beschouwen bvb. het product<br />

r 0<br />

0 r<br />

<br />

·<br />

a c e<br />

b d f<br />

<br />

=<br />

ra rc re<br />

rb rd rf<br />

<br />

= r ·<br />

a c e<br />

b d f<br />

In het vlak ΠO kiezen we een orthonormale basis (e1, e2) en beschouwen we een plaatsvector<br />

van een punt met coördinaat (x, y).<br />

<br />

x<br />

We laten de scalaire matrix inwerken op de kolommatrix waarvan de kolomvector<br />

y<br />

overeenstemt met de plaatsvector (x, y). Daartoe vermenigvuldigen we de kolommatrix<br />

links met de scalaire matrix.<br />

<br />

r 0 x rx<br />

. =<br />

0 r y ry<br />

Met de kolommatrix<br />

rx<br />

ry<br />

<br />

stemt de vector (rx, ry) overeen.<br />

De scalaire matrix zet (x, y) om in r(x, y).<br />

Merken we op dat de eerste kolomvector van de scalaire matrix overeenstemt met het<br />

beeld (r, 0) van (1, 0) en de tweede kolomvector met het beeld (0, r) van (0, 1).<br />

r 0<br />

De scalaire matrix beeldt (1, 0) af op (r, 0). Het koppel (r, 0) gelegen op de x-as<br />

0 r<br />

is de meetkundige voorstelling van het reëel getal r uit de scalaire matrix. Op die manier<br />

laten we de scalaire matrix overeenstemmen met het reëel getal r.<br />

Omgekeerd zal het punt (r, 0) van de x-as het reëel getal r voorstellen dat met een scalaire<br />

matrix overeenkomt. We noemen de x-as de reële getallenas.<br />

We kunnen gemakkelijk aantonen dat de verzameling van de scalaire matrices voor de<br />

optelling en de vermenigvuldiging een veld vormt.<br />

Het veld van de reële getallen kan volledig geïdentificeerd worden met het veld van de<br />

scalaire matrices (isomorfe velden: elementen en bewerkingen stemmen overeen).


30 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

2.2.2 Rotatie over 90 o en imaginair getal ı<br />

1. Rotatie<br />

We beschouwen de goniometrische cirkel. Als we de plaatsvector van het punt (1, 0)<br />

resp. de plaatsvector van het punt (0, 1) laten draaien over een hoek θ dan krijgen<br />

we de plaatsvector (cos θ, sin θ) resp. de plaatsvector (− sin θ, cos θ).<br />

We beschouwen de matrix cos θ − sin θ<br />

sin θ cos θ<br />

en laten hem inwerken op de kolommatrices<br />

product<br />

cos θ − sin θ<br />

sin θ cos θ<br />

<br />

·<br />

1 0<br />

0 1<br />

1<br />

0<br />

<br />

=<br />

<br />

<br />

en<br />

0<br />

1<br />

cos θ − sin θ<br />

sin θ cos θ<br />

(2.1)<br />

<br />

. Daartoe maken we het<br />

De matrix 2.1 zet (1, 0) resp. (0, 1) om in (cos θ, sin θ) resp. (− sin θ, cos θ).<br />

De matrix 2.1 stelt een rotatie voor over de hoek θ.<br />

2. Rotatie over 90 o en definitie van imaginair getal ı<br />

Als we de plaatsvector van het punt (1, 0) resp. de plaatsvector van het punt (0, 1)<br />

laten draaien over een hoek van 90 o dan krijgen we de plaatsvector (0, 1) resp. de<br />

plaatsvector (−1, 0).<br />

De matrix 0 −1<br />

1 0<br />

stelt de rotatie over 90 o voor en beeldt (1, 0) af op (0, 1). Het koppel (0, 1) is de<br />

meetkundige voorstelling van het zogenaamd imaginair getal ı.<br />

<br />

.<br />

<br />

.


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 31<br />

2.2.3 Directe gelijkvormigheid en complex getal<br />

1. Samenstelling van rotatie en homothetie<br />

De samenstelling van een rotatie en een homothetie noemen we een directe gelijkvormigheid.<br />

We laten op een plaatsvector (x, y) een rotatie gevolgd door een<br />

homothetie inwerken.<br />

We verkrijgen het product<br />

r 0<br />

0 r<br />

<br />

·<br />

De matrix<br />

cos θ − sin θ<br />

sin θ cos θ<br />

<br />

·<br />

x<br />

y<br />

<br />

.<br />

=<br />

=<br />

r cos θ −r sin θ<br />

r sin θ r cos θ<br />

<br />

r 0 cos θ − sin θ<br />

<br />

·<br />

·<br />

0 r sin θ cos θ<br />

<br />

r cos θ −r sin θ x<br />

·<br />

r sin θ r cos θ y<br />

<br />

=<br />

a −b<br />

b a<br />

<br />

x<br />

y<br />

(2.2)<br />

stelt de samenstelling voor van een homothetie met centrum O (lineaire homothetie)<br />

en factor r en een rotatie om O (lineaire rotatie) over de hoek θ.<br />

2. Definitie van een complex getal<br />

We kijken met welk punt in het vlak de matrix 2.2 overeenkomt. Daartoe laten we<br />

de matrix inwerken op (1, 0).<br />

a −b<br />

b a<br />

<br />

·<br />

1<br />

0<br />

<br />

=<br />

We zien dat de matrix 2.2 (1, 0) omzet in (a, b) = (r cos α, r sin α). De matrix 2.2<br />

stelt het punt (a, b) voor in het vlak. We zouden aan dat punt (a, b) een getal willen<br />

hechten.<br />

We gaan de matrices van de gedaante 2.2 schrijven als de som van twee matrices<br />

(somontbinding) als volgt<br />

a −b<br />

b a<br />

<br />

=<br />

=<br />

a<br />

b<br />

<br />

a<br />

<br />

0<br />

a<br />

0<br />

<br />

0<br />

a<br />

<br />

0<br />

a<br />

+<br />

+<br />

<br />

0 −b<br />

<br />

b 0<br />

<br />

b 0<br />

0 b<br />

.<br />

<br />

0<br />

1<br />

<br />

−1<br />

0<br />

↓ ↓ ↓<br />

a b ı<br />

<br />

<br />

(2.3)


32 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

We laten de matrix uit 2.3 overeenstemmen met het complex getal<br />

z = a + bi met a, b ∈ R<br />

in gewone schrijfwijze van het complex getal en<br />

z = r cos α + ir sin α = r(cos α + i sin α)<br />

in goniometrische schrijfwijze van het complex getal.<br />

3. Het complex getallenvlak van Gauss<br />

In het vlak wordt een complex getal a + ıb voorgesteld door het koppel (a, b). We<br />

noemen het vlak waar de complexe getallen worden voorgesteld, het complex<br />

getallenvlak van Gauss.<br />

4. Modulus en argument van een complex getal<br />

We noemen r de modulus van het complex getal en θ het argument van het<br />

complex getal, waarbij geldt<br />

Met symbolen :<br />

en<br />

r ≥ 0 ∧ 0 o ≤ θ < 360 o .<br />

r = |z|<br />

θ = arg(z).<br />

Met DERIVE vinden we modulus en argument met resp. |z| = abs(z) en arg(z) =<br />

phase(z) De verzameling van de complexe getallen stellen we voor door C.<br />

Opmerking: Het argument θ wordt ofwel uitgedrukt in graden ofwel in radialen.<br />

Werken we met de functie y = arctan x dan moeten we de hoeken uitdrukken in<br />

radialen.


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 33<br />

5. Reëel gedeelte en imaginair gedeelte van een complex getal<br />

We noemen a het reëel gedeelte van het complex getal z en b het imaginair<br />

gedeelte van het complex getal z.<br />

a = Re(z) en b = Im(z). (2.4)<br />

De reële en imaginaire gedeelten van een complex getal zijn ook te bepalen met<br />

DERIVE met dezelfde notaties als in 2.4<br />

Bijzondere complexe getallen:<br />

* Is het imaginair gedeelte gelijk aan nul dan is het complex getal een reëel getal.<br />

x + 0i = x ∈ R<br />

De verzameling van de reële getallen is een deelverzameling van de verzameling<br />

van de complexe getallen.<br />

R ⊂ C.<br />

In het complex getallenvlak van Gauss worden de reële getallen voorgesteld op<br />

de x-as.<br />

– De positieve reële getallen hebben als argument 0.<br />

θ = 0<br />

is de vergelijking in poolcoördinaten van de positieve halve x-as (zie verder).<br />

– De negatieve reële getallen hebben als argument 180 o .<br />

θ = 180 o<br />

is de vergelijking in poolcoördinaten van de negatieve x-as.<br />

* Is het reëel gedeelte gelijk aan nul dan noemen we het complex getal bi een<br />

zuiver imaginair getal.<br />

In het complex getallenvlak van Gauss worden zuiver imaginaire getallen voorgesteld<br />

op de y-as.<br />

De zuiver imaginaire getallen hebben een argument 90 o en −90 o .<br />

–<br />

–<br />

θ = 90 0<br />

is de vergelijking in poolcoördinaten van de positieve y-as.<br />

θ = −90 0<br />

is de vergelijking in poolcoördinaten van de negatieve y-as.


34 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

6. Overgangsformules van goniometrische naar gewone schrijfwijze van een complex getal<br />

Voorbeelden:<br />

a = r cos θ<br />

b = r sin θ<br />

• Is |z| = 2 en arg(z) = 150o dan is het complex getal<br />

z = 2 cos 150 o + 2 sin 150 o √<br />

3<br />

i = 2(− ) + 2(1<br />

2 2 i) = i − √ 3.<br />

• Is |z| = 3<br />

4 en arg(z) = 210o dan is het complex getal (Vul zelf in).<br />

z = · · ·<br />

Stel het complex getal voor in het complex getallenvlak van Gauss.<br />

• Is |z| = 1<br />

2 en arg(z) = −45o dan is het complex getal (Vul zelf in).<br />

z = · · ·<br />

Stel het complex getal voor in het complex getallenvlak van Gauss.<br />

(2.5)


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 35<br />

7. Overgangsformules van gewone naar goniometrische schrijfwijze van een complex getal<br />

Uit het stelsel 2.5 kunnen we r berekenen in functie van a en b. Daartoe elimineren<br />

we θ. We kwadrateren in de twee vergelijkingen beide leden en tellen de bekomen<br />

vergelijkingen lid aan lid op.<br />

r 2 cos 2 θ + r 2 sin 2 θ = a 2 + b 2 ⇐⇒ r 2 = a 2 + b 2 .<br />

Uit het stelsel 2.5 kunnen we θ uitdrukken in functie van a en b. Daartoe elimineren<br />

we r. We delen beide vergelijking lid aan lid door elkaar.<br />

Uit tan θ = b<br />

a volgt θ = θ0(= arctan b<br />

de ligging van het punt (a, b) in het vlak.<br />

tan θ = b<br />

a .<br />

a ) of θ = θ0 + π(= arctan b<br />

a<br />

+ π) al naar gelang<br />

(a) θ = θ0(= arctan b ) als het punt (a, b) gelegen is in het eerste en vierde kwadrant<br />

a<br />

van het vlak.<br />

(b) θ = θ0 + π(= arctan b + π) als het punt (a, b) gelegen is in het tweede en derde<br />

a<br />

kwadrant van het vlak.<br />

Voorbeelden:<br />

• Voor het complex getal 1 + i geldt<br />

|1 + i| = √ 2 en arg(1 + i) = 45 o .<br />

De goniometrische schrijfwijze is<br />

1 + i = √ 2(cos 45 0 + i sin 45 o ).<br />

• Voor het complex getal −1 + i geldt<br />

| − 1 + i| = √ 2 en arg(−1 + i) = 135 o .<br />

De goniometrische schrijfwijze is<br />

−1 + i = √ 2(cos 135 0 + i sin 135 o ).<br />

• Voor het complex getal 3 − 4i geldt<br />

|3 − 4i| = · · ·<br />

en arg(3 − 4i) = · · ·<br />

De goniometrische schrijfwijze is<br />

3 − 4i = · · ·<br />

Vul zelf in. Maak een tekening.<br />

• Voor het complex getal −5 − 6i geldt<br />

| − 5 − 6i| = · · ·<br />

en arg(−5 − 6i) = · · ·<br />

De goniometrische schrijfwijze is<br />

−5 − 6i = · · ·<br />

Vul zelf in. Maak een tekening.


36 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

Figuur 2.1: Voorstelling van deze complexe getallen in getallenvlak van Gauss<br />

8. Gelijkheid van twee complexe getallen<br />

Uit de gelijkheid van matrices volgt de volgende stelling:<br />

STELLING 2.1 Twee complexe getallen zijn gelijk aan elkaar als de reële gedeelten<br />

gelijk zijn aan elkaar en de imaginaire gedeelten gelijk zijn aan elkaar.<br />

a + bi = c + di ⇐⇒ a = c ∧ b = d.<br />

Dit volgt uit de gelijkheid van de corresponderende matrices van die complexe getallen.<br />

Opmerking: Dit is zoals de gelijkheid van koppels.<br />

(a, b) = (c, d) ⇐⇒ a = c ∧ b = d.


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 37<br />

2.2.4 Toegevoegd complexe getallen<br />

2.2.4.1 Definitie<br />

Een speciale transformatie van matrices is de permutatie die een vierkante matrix afbeeldt<br />

op zijn getransponeerde. We bepalen nu de getransponeerde matrix van de matrix die<br />

het complex getal a + ib bepaalt.<br />

a −b<br />

b a<br />

t<br />

=<br />

a b<br />

−b a<br />

<br />

−→ a − bi<br />

Een matrix transponeren betekent voor het corresponderend complex getal het imaginair<br />

gedeelte van teken veranderen. De operator “transponeren” bij matrices noemen we bij<br />

de complexe getallen “complex toevoegen”.<br />

Het toegevoegd complex getal van a + ib is het complex getal a − ib.<br />

We noteren<br />

a + bi = a − bi.<br />

2.2.4.2 Eigenschappen<br />

1. Het complex toegevoegde van een reëel getal is dat reëel getal zelf.<br />

Bewijs: Een reëel getal correspondeert met een scalaire matrix, die een symmetrische<br />

matrix is. De getransponeerde van een symmetrische matrix is gelijk aan de matrix<br />

zelf.<br />

¯z = z ⇐⇒ z ∈ R.<br />

2. Het complex toegevoegde van een zuiver imaginair getal is het tegengesteld complex<br />

getal dat tevens zuiver imaginair is.<br />

3. Toegevoegd complexe getallen liggen symmetrisch t.o.v. de x-as. Toegevoegd complexe<br />

getallen bezitten tegengestelde argumenten en hebben dezelfde modulus.<br />

OPGAVEN — 48 Bepaal het complex getal waarvan het argument en de modulus hieronder gegeven<br />

staan. Bepaal tevens het toegevoegd complex getal en stel beide voor in het complex getallenvlak van<br />

Gauss.<br />

a. θ = 3π<br />

4 rad , r = √ 2 b. θ = 11π<br />

6 rad , r = −3 c. θ = −2π<br />

3 rad , r = 1<br />

d. θ = 7π<br />

6 rad , r = √ 3 e. θ = 7π<br />

4 rad , r = − 1 √ 2<br />

g. θ = −5π<br />

6 rad , r = − 1 √ 3<br />

h. θ = −π<br />

6 rad , r = −2 i. θ = 2π<br />

3<br />

f. θ = −5π<br />

3 rad , r = 4<br />

rad , r = 1<br />

2<br />

49 Bepaal de goniometrische schrijfwijze van de volgende complexe getallen. Bepaal tevens het toegevoegd<br />

complex getal en stel beide getallen voor in het complex getallenvlak van Gauss.<br />

a. 2 + 3i b. − √ 2 − √ 2i c. 2i d. −2 + 2 √ 3i<br />

e. 1 + √ 3i f. 13 + 5i g. 4 + 3i h. −0.8 + 0.6i


38 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

Oplossingen:<br />

49 a. 0, 98rad, √ 13; b. 5π/4rad, 2; c. π/2rad, 2; d. 2π/3rad, 4; e. π/3rad, 2; f. 0, 367rad, √ 194; g.<br />

0, 635rad, 5; h. 2, 40rad, 1;<br />

2.2.5 Poolcoördinaat van een punt in het vlak<br />

• Definitie<br />

Beschouwen we de goniometrische schrijfwijze van een complex getal x + iy =<br />

r(cos θ +i sin θ) dan komt met dat complex getal het koppel (r cos θ, r sin θ) overeen.<br />

De ligging van het punt P (x, y) in het complex getallenvlak wordt volledig bepaald<br />

door het argument θ en de modulus r.<br />

Het argument θ is de hoek die de vector OP (x, y) insluit met de positieve x-as (rotatiehoek).<br />

De modulus r is de norm (lengte) van de vector OP (x, y).<br />

We noemen het koppel (θ, r) een poolcoördinaat van het punt (x, y).<br />

Voor θ mogen we elk maatgetal van de georiënteerde hoek geven.<br />

Is een punt gegeven door middel van zijn poolcoördinaat dan kunnen we het punt<br />

voorstellen in het vlak als we beschikken over de oorsprong O, die we de pool noemen,<br />

en de positieve halve x-as, die we de poolas noemen. De y-as hoeft niet getekend<br />

te worden tenzij we een verband willen leggen met de cartesische coördinaat.<br />

Opmerking:<br />

– Een punt heeft oneindig veel poolcoördinaten.<br />

Bij de goniometrische schrijfwijze van een complex getal hebben we voor r de<br />

beperking gemaakt dat r ≥ 0. Voor de poolcoördinaat van een punt laten<br />

we ook negatieve waarden van r toe, maar dan moeten we de hoek θ daaraan<br />

aanpassen om hetzelfde punt te behouden.<br />

Voorbeeld: De koppels<br />

( π<br />

3<br />

, 2) (4π<br />

3<br />

, −2) (7π<br />

3<br />

, 2) (−5π<br />

3<br />

zijn verschillende poolcoördinaten van hetzelfde punt.<br />

, 2) (−2π , −2)<br />

3<br />

– Voor beschrijving van krommen in poolcoördinaten is het nodig dat we voor θ<br />

alle maatgetallen kunnen beschouwen uitgedrukt in radialen omdat ze aanleiding<br />

geven tot oneindig veel verschillende punten in het vlak bv. bij de vergelijking<br />

van een spiraal (zie later).<br />

• Enkele eenvoudige vergelijkingen in poolcoördinaten<br />

In poolcoördinaten kunnen we de volgende krommen eenvoudig schetsen:


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 39<br />

Figuur 2.2: r = θ, r = 2π<br />

θ<br />

en r = 10<br />

θ<br />

* De cirkel met middelpunt in de pool en straal R: r = R;<br />

* Een vectorrechte: θ = θ1 (als we ook negatieve modulussen toelaten);<br />

* Een spiraal van Archimedes: r = aθ met a ∈ R0;<br />

* Een hyperbolische spiraal: r = a<br />

θ<br />

met a ∈ R0.


40 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

2.2.6 De som van complexe getallen<br />

2.2.6.1 Definitie<br />

STELLING 2.2 De som van twee matrices, die elk corresponderen met een complex<br />

getal is de matrix van een complex getal.<br />

Bewijs: Inderdaad, de som<br />

<br />

a<br />

b<br />

<br />

−b c<br />

+<br />

a d<br />

−d<br />

c<br />

<br />

=<br />

a + c −b − d<br />

b + d a + c<br />

<br />

=<br />

levert de matrix op van het complex getal (a + c) + i(b + d).<br />

a + c −(b + d)<br />

b + d a + c<br />

De som van twee complexe getallen is het complex getal dat we bekomen door reële<br />

gedeelten op te tellen en de imaginaire gedeelten op te tellen.<br />

Met symbolen: (a + bi) + (c + di) = (a + c) + (b + d)i<br />

2.2.6.2 Eigenschappen van de som van complexe getallen<br />

1. De som van twee complexe getallen is weer een complex getal.<br />

2. De som van complexe getallen is associatief. Inderdaad, dit volgt uit het feit dat de<br />

som van matrices associatief is.<br />

3. Het neutraal element voor de optelling van matrices is de nulmatrix, die overeenkomt<br />

met het complex getal 0.<br />

4. De tegengestelde matrix van a −b<br />

b a<br />

is de matrix −a −(−b)<br />

−b −a<br />

Hieruit volgt dat de complexe getallen a + bi en −a − bi tegengestelde complexe<br />

getallen zijn.<br />

Tegengestelde complexe getallen liggen symmetrisch t.o.v. de oorsprong.<br />

5. De som van matrices is commutatief voor de optelling. Daaruit volgt dat de som<br />

van complexe getallen ook commutatief is voor de som.


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 41<br />

Uit deze vijf eigenschappen volgt:<br />

De structuur C, + is een commutatieve groep voor de optelling (additieve groep).<br />

Opmerking: Vanaf nu mogen we het (+) teken in de notatie van een complex getal a+bi<br />

als een somteken beschouwen. Het complex getal a + bi is de som van het reëel getal a en<br />

het zuiver imaginair getal bi.<br />

2.2.7 Verschil van twee complexe getallen<br />

Omdat elk complex getal een tegengesteld complex getal heeft kunnen we het verschil van<br />

twee complexe getallen definiëren.<br />

Het verschil van twee complexe getallen is gelijk aan de som van het eerste complex getal<br />

en het tegengestelde van het tweede complex getal.<br />

(a + bi) − (c + di) = (a + bi) + (−c − di) = a − c + (b − d)i.<br />

Opmerking: De som en het verschil van twee complexe getallen is zoals de som en<br />

het verschil van twee koppels. Ook het tegengestelde van een complex getal is zoals het<br />

tegengestelde van een koppel.<br />

(a, b) + (c, d) = (a + c, b + d)<br />

(a, b) − (c, d) = (a − c, b − d)<br />

−(a, b) = (−a, −b)<br />

Belangrijk gevolg: Omdat de som en verschil van complexe getallen overeenkomt met<br />

de som en verschil van de corresponderende koppels zijn we in de mogelijkheid de som<br />

en verschil van complexe getallen in het vlak uit te voeren zoals de som en verschil van<br />

vectoren.<br />

OPGAVEN — 50 Maak de som van de complexe getallen en construeer het allemaal in het complex<br />

getallenvlak van Gauss.<br />

a. 2 + 3i en −1 + 2i c. 1 + 3i en 1 − 3i e. √ 2 − i en √ 2 + 2i<br />

b. 5i en −5 d. 1 + i en i f. −4i en 2i<br />

51 Bepaal het tegengestelde complex getal van het complex getal z met arg(z) = θ en met |z| = r.<br />

a. θ = π<br />

4 rad , r = √ 2; b. θ = π rad , r = −3; c. θ = 2π<br />

3<br />

rad , r = −3.<br />

52 Bepaal argument en modulus van het complex getal dat de som is van twee complexe getallen met<br />

argumenten resp. θ1 en θ2 en moduli resp. r1 en r2.


42 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

a. θ1 = 0 rad , r1 = 1; θ2 = π rad , r2 = 1 ;<br />

b. θ1 = − π<br />

3 rad , r1 = 4; θ2 = − π<br />

6 rad , r2 = −2;<br />

c. θ1 = 11π<br />

4 rad , r1 = √ 2; θ2 = 5π<br />

4 rad , r2 = 1<br />

3 ;<br />

53 Bepaal argument en modulus van het complex getal dat de som is van twee complexe getallen<br />

controleer op een tekening.<br />

a. 1 + √ 3i en −3 − 3i; b. −4 en −1 + √ 3i; c. 1 − √ 3i en 2 − 2i.<br />

Oplossingen:<br />

50 a. 1 + 5i; c. 2; e. 2 √ 2 + i; b. −5 + 5i; d. 1 + 2i; f. −2i.<br />

51 a. (−1, −1); b. (−3, 0); c. (−3/2, 3 √ 3/2); d. (−5, −3); e. ( √ 3, √ 3); f. (0, 3/2)<br />

52 a. r = 0; b. (2 − √ 3, 1 − 2 √ 3), (2, 47; −83, 79 0 ); c. (−1 − √ 2/6, 1 − √ 2/6), (1, 45; 148, 26 0 )<br />

53 a. ( 16 − 6 √ 3, 212 o 22 ′ 25 ′′ ) = (2, 36; 212 o 22 ′ 25 ′′ ); b. ( √ 28, 160 o 53 ′ 36 ′′ ) = (5, 29; 160, 89 o ); c. (4, 78; −51 o 12 ′ 21 ′′ )<br />

2.2.8 Afstand tussen twee complexe getallen<br />

De afstand tussen twee complexe getallen z1 en z2 is<br />

|z1 − z2|.<br />

1. Met de gewone schrijfwijze.<br />

Is z1 = x1 + iy1 en z2 = x2 + iy2 dan is<br />

en daaruit volgt<br />

z1 − z2 = x1 − x2 + i(y1 − y2)<br />

|z1 − z2| = (x1 − x2) 2 + (y1 − y2) 2<br />

Dit is de uitdrukking voor de afstand tussen de punten (x1, y1) en (x2, y2).<br />

2. Met de goniometrische schrijfwijze.<br />

Is z1 = r1(cos θ1 + i sin θ1) en z2 = r2(cos θ2 + i sin θ2) dan kunnen we de afstand<br />

tussen de twee beeldpunten P1 en P2 van deze complexe getallen berekenen door te<br />

steunen op de cosinusregel in de driehoek OP1P2.<br />

|P1P2| 2 = |OP1| 2 + |OP2| 2 − 2|OP1|.|OP2|. cos(θ1 − θ2)<br />

|z1 − z2| =<br />

<br />

r 2 1 + r 2 2 − 2r1r2 cos(θ2 − θ1). (2.6)<br />

OPGAVEN — 54 Bereken de afstand tussen de complexe getallen van opgave 50.


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 43<br />

GON-CO HUISTAAK 5 1. Gegeven zijn de complexe getallen<br />

z1 = −2 + i en z2 = 3i − 4.<br />

(a) Stel z1 en z2 voor in het complexe getallenvlak van Gauss;<br />

(b) Bepaal de modulus en het argument van beide complexe getallen;<br />

(c) Construeer z = z1 + z2 en bereken z;<br />

(d) Bepaal modulus en argument van z en geef de goniometrische schrijfwijze van<br />

z;<br />

(e) Bereken de afstand tusen z1 en z2.<br />

2. Los de volgende vergelijking op naar z:<br />

z + 3z = (2 + i √ 3)|z|.<br />

Stel de oplossingen voor in het complex getallenvlak van Gauss.


44 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

2.2.9 Het product van complexe getallen<br />

2.2.9.1 Definitie<br />

STELLING 2.3 Het product van twee matrices die elk corresponderen met een complex<br />

getal is de matrix van een complex getal.<br />

Bewijs: Inderdaad, het product<br />

<br />

a<br />

b<br />

<br />

−b c<br />

.<br />

a d<br />

<br />

−d ac − bd<br />

=<br />

c ad + bc<br />

−ad − bc<br />

ac − bd<br />

levert terug een matrix op van een complex getal.<br />

<br />

=<br />

ac − bd −(ad + bc)<br />

ad + bc ac − bd<br />

Het product van twee complexe getallen wordt als volgt gedefiniëerd:<br />

Bijzonder geval:<br />

(a + bi).(c + di) = (ac − bd) + (ad + bc)i<br />

i 2 = −1<br />

We kunnen dit ook berekenen via matrices.<br />

<br />

0<br />

1<br />

2 <br />

−1 0<br />

=<br />

0 1<br />

<br />

−1 0<br />

·<br />

0 1<br />

−1<br />

0<br />

Hieruit volgt dat i 2 = −1.<br />

<br />

=<br />

−1 0<br />

0 −1<br />

2.2.9.2 Argument en modulus van het product van twee complexe getallen<br />

Het product van twee complexe getallen in goniometrische gedaante is<br />

r1(cos θ1 + i sin θ1).r2(cos θ2 + i sin θ2) =<br />

= r1r2 [(cos θ1 cos θ2 − sin θ1 sin θ2) + i(cos θ1 sin θ2 + sin θ1 cos θ2)]<br />

<br />

.<br />

<br />

(2.7)<br />

= r1r2(cos(θ1 + θ2) + i sin(θ1 + θ2)) (2.8)<br />

Uit de formule 2.8 volgt de stelling


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 45<br />

STELLING 2.4 1. De modulus van het product van twee complexe getallen is gelijk<br />

aan het product van de moduli.<br />

2. Het argument van het product van twee complexe getallen is gelijk aan de som van<br />

de argumenten.<br />

Met symbolen :<br />

|z1 · z2| = |z1| · |z2|<br />

arg(z1 · z2) = arg(z1) + arg(z2).<br />

Uit het feit dat bij het vermenigvuldigen van twee complexe getallen de argumenten<br />

worden opgeteld, volgt de stelling:<br />

STELLING 2.5 Als een complex getal z vermenigvuldigd wordt met een complex getal<br />

met argument θ1 en modulus r1 dan wordt in het vlak de plaatsvector van z gedraaid over<br />

de hoek θ1 en vermenigvuldigd met r1.<br />

Opmerkingen:<br />

• Zoals een homothetie gemakkelijk kan beschreven worden door met een reëel getal<br />

te vermenigvuldigen zo kan een rotatie over een hoek θ zeer gemakkelijk beschreven<br />

worden door te vermenigvuldigen met een complex getal waarvan het argument<br />

gelijk is aan θ en de modulus gelijk is aan 1. Het beeld onder een rotatie met hoek<br />

θ van een complex getal z is het complex getal<br />

z.(cos θ + i sin θ)<br />

In het bijzonder betekent vermenigvuldigen met i een rotatie uitvoeren over 90o want<br />

i = cos π π<br />

+ i sin<br />

2 2<br />

Het beeld van (x, y) onder een rotatie over 90o is (−y, x) want<br />

(x + iy).i = −y + ix<br />

• Door middel van het product van complexe getallen zouden we een product van<br />

koppels kunnen definiëren.<br />

• De scalaire vermenigvuldiging van koppels betekent voor de complexe getallen een<br />

speciaal geval van product van complexe getallen, nl. van een reëel getal en een<br />

complex getal.


46 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

• Het product van twee complexe getallen komt niet overeen met het scalair product<br />

van twee vectoren. Het scalair product van twee vectoren is een reëel getal, terwijl<br />

het product van twee complexe getallen weer een complex getal is. Beschouwen we<br />

twee vectoren v1(θ1, r1) en v2(θ2, r2) dan is het scalair product:<br />

v1.v2 = r1 cos θ1.r2 cos θ2 + r1 sin θ1.r2 sin θ2<br />

= r1r2(cos θ1. cos θ2 + sin θ1. sin θ2)<br />

= r1r2 cos(θ1 − θ2).<br />

OPGAVEN — 55 Bepaal het beeld van de volgende complexe getallen voor een lineaire rotatie over<br />

θ.<br />

a. − 2 θ = 60 o b. 1 + i θ = −60 o c. 2 + 3i θ = 60 o<br />

d. − 2 + 5i θ = 120 o e. 3i θ = 330 o f. − i − 2 θ = 240 o<br />

56 Teken de volgende complexe getallen als het punt P het complex getal z voorstelt en z modulus 1<br />

heeft.<br />

a. − 3iz b. (i − 1)z c. (3i + 2)z<br />

d. i + 2z e. (z − 2)(i − 1) f. (1 + i)z − 1 − 2i<br />

2.2.9.3 Eigenschappen van het product van complexe getallen<br />

1. Het product van twee complexe getallen is weer een complex getal.<br />

2. Het product van complexe getallen is associatief. Dit volgt uit het feit dat het<br />

product van matrices associatief is.<br />

3. Het neutraal element voor de vermenigvuldiging is het getal 1 dat correspondeert<br />

met de eenheidsmatrix die neutraal element is voor de vermenigvuldiging van matrices.<br />

4. Voor de inverse matrix A −1 van een matrix A geldt<br />

A −1 · A = I<br />

als hij bestaat. De voorwaarde daartoe is dat rangA = 2. Deze voorwaarde is<br />

vervuld als (a, b) = (0, 0). Het corresponderend complex getal is dan verschillend<br />

van nul.<br />

De inverse matrix van de (niet-singuliere) matrix<br />

a −b<br />

b a<br />

<br />

waarvoor (a, b) = (0, 0)


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 47<br />

is de matrix<br />

1<br />

a2 + b2 <br />

a b<br />

−b a<br />

Hieruit volgt de stelling<br />

<br />

=<br />

1<br />

a2 + b2 <br />

a −(−b)<br />

−b a<br />

<br />

−→<br />

1<br />

a2 (a − bi) (2.9)<br />

+ b2 STELLING 2.6 Het omgekeerde van een complex getal verschillend van nul is het<br />

toegevoegd complex getal gedeeld door de het kwadraat van de modulus.<br />

Met symbolen:<br />

z −1 = z<br />

=<br />

|z| 2<br />

1<br />

a2 (a − bi).<br />

+ b2 Als we het omgekeerd complex getal nemen van een complex getal in goniometrische<br />

gedaante dan verkrijgen we:<br />

1<br />

1<br />

(r cos θ − ir sin θ) = (cos(−θ) + i sin(−θ))<br />

r2 r<br />

1<br />

r(cos θ + i sin θ)<br />

Hieruit besluiten we de stelling<br />

1<br />

<br />

= cos(−θ) + i sin(−θ) .<br />

r<br />

STELLING 2.7 Het omgekeerd complex getal van het complex getal (= 0) met<br />

modulus r en argument θ is het complex getal met modulus 1/r en argument −θ.<br />

met symbolen:<br />

| z −1 |=| z | −1<br />

arg(z −1 ) = −arg(z).<br />

5. Het is gemakkelijk aan te tonen dat het product van matrices behorende bij complexe<br />

getallen commutatief is. Hieruit volgt dat het product van complexe getallen ook<br />

commutatief is.<br />

Uit deze vijf eigenschappen van het product volgt:<br />

De structuur C0, . is een commutatieve groep voor de vermenigvuldiging (multiplicatieve<br />

commutatieve groep).<br />

Voor de optelling en de vermenigvuldiging van complexe getallen geldt de distributieve<br />

eigenschap. Dit volgt onmiddellijk uit het feit dat de optelling en de vermenigvuldiging<br />

van matrices distributief is.<br />

We besluiten:<br />

De structuur C, +, . is een veld, waarvan het veld R, +, . een deelveld is.


48 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

2.2.10 Het quotiënt van twee complexe getallen<br />

Vermits elk complex getal verschillend van nul een omgekeerde heeft voor het product<br />

kunnen we het quotiënt definiëren van twee complexe getallen. Het quotiënt van twee<br />

complexe getallen is het product van het eerste getal en het omgekeerde van het tweede<br />

complex getal. Vermits het product van complexe getallen commutatief is kunnen we het<br />

quotiënt als volgt schrijven<br />

1<br />

(a + bi)<br />

c + di<br />

1<br />

a + bi<br />

= (a + bi) =<br />

c + di c + di<br />

We kunnen dit quotiënt in de gedaante x + iy brengen.<br />

1. Met cartesische coördinaten<br />

a+bi<br />

c+id<br />

c−di<br />

= (a + bi) c2 +d2 = (a+bi)(c−di)<br />

c2 +d2 = ac+bd+i(bc−ad)<br />

c2 +d2 2. Met goniometrische schrijfwijze<br />

Voor het quotiënt van twee complexe getallen in goniometrische gedaante geldt:<br />

r1(cos θ1 + i sin θ1)<br />

r2(cos θ2 + i sin θ2) = r1(cos<br />

1<br />

θ1 + i sin θ1)<br />

r2(cos θ2 + i sin θ2)<br />

= r1(cos θ1 + i sin θ1) 1 <br />

cos(−θ2) + i sin(−θ2) <br />

Uit 2.10 volgt de stelling:<br />

r2<br />

= r1 <br />

cos(θ1 − θ2) + i sin(θ1 − θ2) . (2.10)<br />

r2<br />

STELLING 2.8 (a) De modulus van het quotiënt van twee complexe getallen is<br />

gelijk aan het quotiënt van de moduli.<br />

(b) Het argument van het quotiënt van twee complexe getallen is gelijk aan de<br />

verschil de argumenten.<br />

Met symbolen : <br />

arg z1<br />

z2<br />

z1<br />

z2<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

= |z1|<br />

|z2|<br />

= arg(z1) − arg(z2).


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 49<br />

2.2.11 Praktisch rekenwerk in het veld van de complexe getallen<br />

We hoeven geen formules van buiten te leren om het product van twee complexe getallen<br />

uit te voeren of om het omgekeerd complex getal te bepalen.<br />

* We kunnen het product van twee complexe getallen berekenen door gebruik te maken<br />

van de distributieve eigenschap geldig in het veld van de complexe getallen.<br />

(a + bi).(c + di) = ac + (ad + bc)i + bdi 2 = ac − bd + (ad + bc)i.<br />

* Vermits het product van complexe getallen commutatief is mogen we het omgekeerde<br />

voor het product van het complex getal a + ib als volgt noteren<br />

1<br />

a + bi<br />

We kunnen dat complex getal ook rechtstreeks bepalen door de deling uit te voeren.<br />

Om de deling uit te voeren moeten we een trucje toepassen. In feite is i 2 = −1, dus<br />

symbolisch kunnen we i = √ −1 zetten en dan passen we de regel toe om een wortel<br />

uit de noemer te verdrijven door te vermenigvuldigen met de toegevoegde term. Dit<br />

komt er dus op neer teller en de noemer te vermenigvuldigen met het toegevoegd<br />

complex getal.<br />

1<br />

a+bi = ( 1<br />

a+b √ −1 )<br />

a−b<br />

= (<br />

√ −1<br />

(a+b √ −1)(a−b √ −1) )<br />

a−bi = (a+bi)(a−bi)<br />

= a−bi<br />

a2 +b2 =<br />

a<br />

a2 +b2 − b<br />

a2 +b2 i<br />

OPGAVEN — 57 Bepaal het complex getal dat gelijk is aan het product en het quotiënt zijn van twee<br />

complexe getallen behorende bij de matrices.<br />

a. 1 + √ 3i en −3 − 3i; b. −4i en −1 + √ 3i; c. 1 − √ 3i en 2 − 2i.<br />

58 Bepaal het complex getal dat gelijk is aan het product en het quotiënt zijn van de twee complexe<br />

getallen met argumenten resp. θ1 en θ2 en moduli resp. r1 en r2.<br />

a. θ1 = 0 rad , r1 = 1; θ2 = π rad , r2 = 1;<br />

b. θ1 = − π<br />

3 rad , r1 = 4; θ2 = − π<br />

6 rad , r2 = −2;<br />

c. θ1 = 11π<br />

4 rad , r1 = √ 2; θ2 = 5π<br />

4 rad , r2 = 1<br />

3 ;<br />

59 Bepaal modulus en argument van de twee complexe getallen alsook hun product en quotiënt. Controleer<br />

de formules van de stellingen 2.4 en 2.8.


50 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

a. 2 + 3i, −1 + 2i;<br />

b. 1 + 3i, 1 − 3i;<br />

c. √ 2 − i, √ 2 + 2i.<br />

60 Construeer het product en het quotiënt van de volgende complexe getallen (moduli mogen berekend<br />

worden) en controleer door berekening.<br />

a. 1 + i, i − √ 3;<br />

d. −6 + 8i, 2 + i;<br />

e. 3 − 4i, 1 + √ 3i;<br />

f. 1 + i, i;<br />

g. 5i, −5.<br />

61 Bepaal het product en het quotiënt van de volgende complexe getallen en stel het allemaal voor in<br />

het complex getallenvlak van Gauss met passer en geodriehoek.<br />

a. 2(cos 60 o + i sin 60 o ), − cos 20 o − i sin 20 o ;<br />

b. √ 2(cos 135 o + i sin 135 o ), − cos(−50 o ) + i sin 50 o ;<br />

c. cos 200 o + i sin 200 o , 8(cos(−20 o ) − i sin 20 o );<br />

d. 2(cos 75 o + i sin 105 o ), 1<br />

2 (− cos 15o + i sin 15 o );<br />

e. −3(cos(−90 o ) + i sin 90 o ), 2<br />

3 (cos 12o + i sin 12 o );<br />

f. √ 2(cos 45 o + i sin 315 o ), √ 2(cos 15 o − i sin 15 o );<br />

62 Bereken de volgende quotiënten op twee manieren (met cart. en poolcoörd.).<br />

a. 1+i<br />

1−i b. √ 3+i<br />

1+ √ 3i<br />

d. 5<br />

2−i<br />

e. 11−3i<br />

5+7i<br />

63 Wanneer is het quotiënt van twee complexe getallen<br />

(i) reëel;<br />

(ii) zuiver imaginair.<br />

64 Los de volgende matriciële vergelijking op naar X:<br />

2 − i 1<br />

2 4<br />

<br />

1 + i 1<br />

− X<br />

3 1 − i<br />

t −i 3<br />

−2i 1<br />

c. 4−6i<br />

√ 2+ √ 2i<br />

−1 =<br />

4 4<br />

3 0


2.2. HET VELD VAN DE COMPLEXE GETALLEN 51<br />

65 * Zijn u, v ∈ C met reëel gedeelte negatief (Re(u) < 0, Re(v) < 0), dan geldt<br />

Bewijs dat.<br />

Oplossingen:<br />

| v − u<br />

| < 1.<br />

v + ū<br />

57 a. 6 √ 2(cos 75 o − i sin 75 o ), √ 2<br />

3 (cos 195o + i sin 195 o ); b. 8(cos π/3 − i sin π/3); c. 4 √ 2(cos 105 o −<br />

i sin 105 o );<br />

GON-CO HUISTAAK 6 Gegeven zijn de complex getallen z1 met modulus 1 en<br />

argument θ en z2 = 4i − 3. Gevraagd:<br />

1. Kies een beeldpunt voor z1 in het complex getallenvlak van Gauss. Neem geen<br />

speciale waarde voor het argument van z1.<br />

2. Construeer z1 · z2;<br />

3. Teken 2z1 en 1 + z 2 1;<br />

4. Leid uit de tekening af waarom 2z1<br />

1+z 2 1<br />

5. Toon aan dat het reëel gedeelte van 1<br />

1+z1<br />

van dat reëel gedeelte.<br />

PROEFHERHALINGSTOETS<br />

een reëel getal is;<br />

Gegeven zijn de complexe getallen z1 = 1+i<br />

1−i en z2 = √ 2<br />

Gevraagd:<br />

1. modulus en argument van z1 en z2;<br />

onafhankelijk is van θ. Welke is de waarde<br />

1−i .<br />

2. de voorstelling van z1 en z2 in het complex getallenvlak van Gauss;<br />

3. construeer z = z1 + z2 en leid uit de figuur af welk complex getal z is in de gedaante<br />

a + ib. Geef tevens modulus en argument van z;<br />

4. leid uit de tekening de waarde af van tan 3π.<br />

Verifieer deze waarde op de tangensas.<br />

8


52 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

2.3 Stellingen i.v.m. complexe toevoeging<br />

STELLING 2.9 De complexe toevoeging is een permutatie in de verzameling van de<br />

complexe getallen die de som in een som omzet en een product in een product.<br />

We noemen de complexe toevoeging daarom een automorfisme van C (isomorfisme in<br />

één verzameling).<br />

Bewijs: Voor het transponeren van matrices gelden de eigenschappen:<br />

en<br />

(A + B) t = A t + B t<br />

(A.B) t = B t .A t<br />

(2.11)<br />

(2.12)<br />

De eigenschappen 2.11 en 2.12 gelden ook voor de complexe toevoeging van complexe<br />

getallen.<br />

z1 + z2 = z1 + z2<br />

z1.z2 = z2.z1 = z1.z2.<br />

We formuleren deze eigenschappen ook met woorden:<br />

Het complex toegevoegde van de som van twee complexe getallen is gelijk aan de som van<br />

de complex toegevoegden van de twee complexe getallen.<br />

Het complex toegevoegde van het product van twee complexe getallen is gelijk aan het<br />

product van de complex toegevoegden van de twee complexe getallen.<br />

STELLING 2.10 Het product van een complex getal en zijn toegevoegd complex getal is<br />

reëel.<br />

Bewijs: Het product van een matrix en zijn getransponeerde is een symmetrische matrix.<br />

Inderdaad,<br />

(A.A t ) t = (A t ) t .A t = A.A t<br />

Is de matrix van een complex getal symmetrisch dan is die matrix een scalaire matrix.<br />

Inderdaad,<br />

<br />

a<br />

<br />

−b<br />

b a<br />

is symmetrisch als b = −b. Als een reëel getal gelijk is aan zijn tegengestelde dan is het<br />

gelijk aan nul.


2.4. MACHTEN VAN EEN COMPLEX GETAL 53<br />

Voor complexe getallen betekent dit dat het product van een complex getal met zijn<br />

toegevoegde een reëel getal is. We kunnen dit ook gemakkelijk inzien als we het product<br />

uitvoeren van een complex getal en zijn toegevoegd complex getal.<br />

z.¯z = (a + bi)(a − bi) = a 2 + b 2 ∈ R +<br />

Als toepassing hiervan kunnen we het omgekeerde complex getal bepalen.<br />

1<br />

z<br />

= ¯z<br />

z.¯z<br />

a − bi<br />

=<br />

a2 .<br />

+ b2 STELLING 2.11 De som van twee toegevoegd complexe getallen is een reëel getal.<br />

Bewijs:<br />

OPGAVEN — 66 Toon aan dat de vergelijking<br />

z + ¯z = (a + bi) + (a − bi) = 2a ∈ R.<br />

(z − m)(¯z − m) = R 2<br />

de vergelijking voorstelt van een cirkel straal R en met m het complex getal dat het middelpunt M<br />

aanduidt (m ∈ C, R ∈ R + ).<br />

67 Teken de beeldpunten van de volgende complexe getallen als P het beeldpunt is van het complex<br />

getal z met modulus gelijk aan 1.<br />

a. ¯z b. z.¯z c. i.z<br />

d. z 2 .¯z e. z.¯z 2 f. (1 − 2i)¯z<br />

g. z + ¯z h. 2z − 2¯z i. ¯z − (1 + i).z<br />

2.4 Machten van een complex getal<br />

2.4.1 De formule van de Moivre voor gehele exponenten<br />

STELLING 2.12<br />

∀n ∈ N : (r cos θ + ir sin θ) n = r n (cos nθ + i sin nθ)<br />

We tonen deze formule aan met een bewijs door volledige inductie. Zo een bewijs bestaat<br />

uit twee delen:


54 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

• We tonen aan dat de formule geldig is voor n = 1. Inderdaad, stellen we in de<br />

formule n = 1 dan is de formule geldig:<br />

(r cos θ + ir sin θ) 1 = r 1 (cos 1.θ + i sin 1.θ)<br />

• We tonen aan dat als de formule geldig is voor n ze ook geldig is voor n + 1.<br />

Gegeven: (r cos θ + ir sin θ) n = r n (cos nθ + i sin nθ)<br />

Te bewijzen: (r cos θ + ir sin θ) n+1 = r n+1 cos(n + 1)θ + i sin(n + 1)θ <br />

Bewijs: We vertrekken van het eerste lid en proberen het tweede lid te bekomen.<br />

STELLING 2.13<br />

(r cos θ + ir sin θ) n+1 = (r cos θ + ir sin θ).(r cos θ + ir sin θ) n<br />

geg.<br />

= (r cos θ + ir sin θ).r n .(cos nθ + i sin nθ)<br />

prod. inC<br />

= r.r n cos(θ + nθ) + i sin(θ + nθ) <br />

= r n+1 cos(n + 1)θ + i sin(n + 1)θ <br />

∀n ∈ N : (r cos θ + ir sin θ) −n = r −n cos(−nθ) + i sin(−nθ) <br />

Bewijs: We vertrekken van het eerste lid en proberen het tweede lid te bekomen.<br />

(r cos θ + ir sin θ) −n = (r cos θ + ir sin θ) −1 n<br />

=<br />

Uit de stellingen 2.12 en 2.13 volgt<br />

<br />

r −1 cos(−θ) + i sin(−θ) n<br />

(def. v. neg. macht)<br />

(omgek. v.e. compl. get.)<br />

= (r −1 ) n cos(−nθ) + i sin(−nθ) (voorgaande stelling)<br />

= r −n cos(−nθ) + i sin(−nθ) <br />

∀z ∈ Z : (r cos θ + ir sin θ) z = r z (cos zθ + i sin zθ)<br />

Dit is de formule van de Moivre voor gehele exponenten.<br />

Deze formule geeft ons een eenvoudige methode ter hand om een complex getal tot gelijk<br />

welke gehele macht te verheffen. We moeten eerste het complex getal in goniometrische<br />

gedaante brengen.<br />

Voorbeelden:<br />

• (1 + i) 6 = ( √ 2) 6 (cos 45 o + i sin 45 o ) 6 = 8(cos 270 o + i sin 270 o ) = −8i.


2.4. MACHTEN VAN EEN COMPLEX GETAL 55<br />

•<br />

(4 + 3i) −5 = (5(cos(36o52 ′ 11, 63 ′′ ) + i sin(36o52 ′ 11, 63 ′′ ))) −5<br />

= 1<br />

3125 (cos(184o20 ′ 58, 15 ′′ ) − i sin(184o20 ′ 58, 15 ′′ =<br />

))<br />

10−5 (−31, 9 + 2, 4i)<br />

OPGAVEN — 68 Bereken<br />

a. (i − 1) 10 b. (− √ 3<br />

3 − i)8 c. ( √ 6 + i √ 2) 12<br />

d. ( √ 5+i √ 15<br />

5 ) 6 e. ( 1−i<br />

2 )−8 f. ( 1 √ 6 − i<br />

√ 2 ) 8<br />

g. (− √ 2 − i √ 6) −7 h. ( i−√ 3<br />

2 ) −13 i. ( 2<br />

3 i)−6<br />

69 Bereken op zo eenvoudig mogelijke manier zonder computer<br />

1. 1+i+i 2 +i 3 +i 4 +i 5<br />

1+i<br />

70 Bewijs met de formule van de Moivre voor n ∈ Z dat<br />

z n = ¯z n .<br />

2.<br />

√<br />

3−i<br />

1− √ 10 3i<br />

71 Gegeven is het complex getal z met modulus 1 en argument θ. Bepaal de modulus en het argument<br />

van<br />

a. z 3 − z b. z 5 + z c. z 4 + z 2<br />

d. z + 1<br />

z<br />

e. z n + 1<br />

z n<br />

72 Twee complexe getallen z1 en z2 zijn wortels van de vergelijking<br />

(i) Bepaal z1 en z2;<br />

3z.¯z + 2(z − ¯z) = 12 + 4i.<br />

f. z n − ¯z<br />

(ii) In het complex getallenvlak van Gauss zijn P en Q de beeldpunten van resp. z1 en z2. We noemen<br />

R het beeldpunt van het complex getal (1 + √ 3)i. Toon aan dat de hoek P ∧<br />

R Q recht is;<br />

(iii) Druk z 20<br />

1 en z 20<br />

2 uit in de gedaante a + ib.<br />

73 Druk (1+i√ 3) 13<br />

( √ 3−i) 8<br />

uit in de vorm p + iq met p, q ∈ R.<br />

74 Als z = cos θ + i sin θ, bewijs dan dat voor n ∈ N,<br />

75 * Bereken:<br />

( −1 + i√ 3<br />

2<br />

z n + z −n = 2 cos(nθ);<br />

z n − z −n = 2i sin(nθ).<br />

) 3m+2 + ( −1 − i√3 )<br />

2<br />

3m+2 met m ∈ Z


56 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

Oplossingen:<br />

68: a. −32i; b. 128/81(1 + i √ 3); c. 8 6 ; d. 64/125; e. 16; f. −8/81(1 + i √ 3); g. 2 −11,5 (−1 + i √ 3); h.<br />

−1/2(i + √ 3); i. −729/64; 72: (i) i ± √ 3; (iii) 2 19 (−1 + i √ 3), −2 19 (1 + i √ 3).<br />

GON-CO HUISTAAK 7 1. Bereken op zo een eenvoudig mogelijke manier zonder<br />

computer:<br />

1. ( i<br />

1+i<br />

+ 1<br />

i<br />

+ 2<br />

i−1 )2 3.<br />

(1+i) 7 +(1−i) 7<br />

2<br />

2. i −1 + i −57 + i 32 + i −11 4. (7 + i)(1 + 2i)(7 − i)(1 − 2i)<br />

2.4.2 Binomiaalvergelijkingen<br />

Een binomiaalvergelijking is een vergelijking van de gedaante<br />

We drukken z en − b<br />

a<br />

az n + b = 0, met a ∈ C0, b ∈ C.<br />

⇕<br />

z n = − b<br />

a met a ∈ C0, b ∈ C. (2.13)<br />

uit in goniometrische gedaante:<br />

z = r(cos θ + i sin θ) en − b<br />

a = r1(cos(θ1 + k · 360 o ) + i sin(θ1 + k · 360 o ))<br />

De vergelijking 2.13 wordt van de gedaante:<br />

r(cos θ + i sin θ) n = r1(cos(θ1 + k · 360 o ) + i sin(θ1 + k · 360 o ))<br />

⇕ Form. v.de Moivre<br />

r n (cos nθ + i sin nθ) = r1(cos(θ1 + k · 360 o ) + i sin(θ1 + k · 360 o ))<br />

Hieruit volgt wegens de gelijkheid van complexe getallen dat<br />

<br />

n r = r1<br />

nθ = θ1 + k · 360o <br />

r = n<br />

⇐⇒<br />

√ r1<br />

θ = θ1 360o + k · n n<br />

Omdat een georiënteerde hoek juist n verschillende n-de delen heeft<br />

(voor k ∈ {0, 1, . . . , n − 1}) krijgen we voor z juist n mogelijkheden die vervat zijn in de<br />

volgende formule:<br />

z = r(cos θ + i sin θ) = n√ r1<br />

<br />

cos( θ1<br />

n<br />

360o<br />

360o<br />

+ k · ) + i sin(θ1 + k ·<br />

n n n )


2.4. MACHTEN VAN EEN COMPLEX GETAL 57<br />

De oplossingen van de binomiaalvergelijking zn = − b zijn de n n-de machtswortels uit<br />

a<br />

het complex getal − b<br />

a .<br />

We kunnen de n n-de machtswortels uit een complex getal r(cos θ + i sin θ) als volgt<br />

noteren: r(cos θ + i sin θ) 1<br />

n<br />

1<br />

n n r(cos θ + i sin θ) = √ r(cos θ θ<br />

+ i sin<br />

n n )<br />

Op die manier hebben we de formule van de Moivre uitgebreid voor rationale exponenten.<br />

De formule van de Moivre voor rationale exponenten is<br />

∀q ∈ Q : (r cos θ + ir sin θ) q = r q (cos qθ + i sin qθ)<br />

I.v.m. de voorstelling in het complex getallenvlak van Gauss van de wortels uit een complex<br />

getal kunnen we de volgende stelling formuleren:<br />

STELLING 2.14 Een complex getal heeft juist n verschillende n-de machtswortels. De<br />

beeldpunten van die wortels vormen een regelmatige veelhoek beschreven in een cirkel met<br />

straal gelijk aan de reële n-de machtswortel uit de modulus.<br />

Bijzonder geval: Elk complex getal heeft juist twee tegengestelde vierkantswortels.<br />

Voorbeelden:<br />

• z 2 = −1 + √ 3i<br />

z 2 = −1 + √ 3i ⇐⇒ z 2 = 2 cos(120 o + k.360 o ) + i sin(120 o + k.360 o ) <br />

⇐⇒ z = √ 2(cos 120o +k.360 o<br />

2<br />

+ i sin 120o +k.360o )) 2<br />

⇐⇒ z = √ 2 cos(60 o + k.180 o ) + i sin(60 o + k.180 o )<br />

De twee vierkantswortels uit −1 + √ 3 zijn de waarden van z voor de opeenvolgende<br />

waarden k = 0 en k = 1 corresponderend met de twee helften van de georiënteerde<br />

hoek 120o .<br />

√<br />

2<br />

z1 =<br />

2 (1 + i√ √<br />

2<br />

3), z2 = −<br />

2 (1 + i√3). Het is soms mogelijk de twee wortels uit een complex getal op andere wijze te vinden.<br />

We proberen het complex getal te schrijven als een volkomen kwadraat. We passen<br />

dit toe op het vorig voorbeeld.<br />

−1 + √ 3i = 1<br />

2 (−2 + 2√3i) = 1<br />

2 (1 + 2√3i − 3)<br />

= 1<br />

2 (1 + 2√3i + ( √ 3i) 2 ) = 1<br />

2 (1 + √ 3i) 2


58 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

• z 3 + 8 = 0<br />

z 3 = −8 ⇐⇒ z 3 = 8(cos(180 o + k.360 o ) + i sin(180 o + k.360 o ))<br />

⇐⇒ z = 2(cos 180o +k.360o + i sin 3<br />

180o +k.360o ) 3<br />

⇐⇒ z = 2(cos(60o + k.120o ) + i sin(60o + k.120o ))<br />

De drie derde machtswortels uit −8 zijn de waarden van z voor de opeenvolgende<br />

waarden k = 0, k = 1 en k = 2 corresponderend met de drie derde delen van de<br />

georiënteerde hoek 180 o .<br />

z0 = 1 + i √ 3, z1 = −2, z2 = 1 − i √ 3.<br />

Merk op dat deze binomiaalvergelijking één reële en twee toegevoegd complexe oplossingen<br />

bezit. Een reëel getal heeft juist drie derde machtswortels, één reële en<br />

twee toegevoegd complexe derdemachtswortels.<br />

We kunnen de veelterm z 3 + 8 ontbinden in drie lineaire factoren.<br />

waarbij<br />

z 3 + 8 = (z − z1)(z − z2)(z − z3) = (z + 2)(z − 1 − i √ 3)(z − 1 + i √ 3).<br />

z 2 − 2z + 4 is onontbindbaar in R.<br />

• z 4 = −1 − 2 √ 2i<br />

(z − 1 − i √ 3)(z − 1 + i √ 3) = z 2 − 2z + 4.<br />

z 4 = 3(cos α + i sin α) ⇐⇒ z = 4√ 3(cos α<br />

4<br />

De vier vierde delen van α zijn 250o 31 ′ 43,6 ′′ +k.360 o<br />

4<br />

• z 5 = 1<br />

+ i sin α<br />

4 )<br />

voor k = 0, 1, 2, 3.<br />

z0 = 4√ 3(cos 62 o 37 ′ 56 ′′ + i sin 62 o 37 ′ 56 ′′ ) = 0, 605 + 1, 68i)<br />

z1 = 4√ 3(cos 152 o , 631 + i sin 152 o , 631) = −1, 169 + 0, 605i)<br />

z2 = 4√ 3(cos 242 o , 632 + i sin 242 o , 632) = −0, 605 − 1, 169i)<br />

z3 = 4√ 3(cos 332 o , 631 + i sin 332 o , 631) = 1, 169 − 0, 605i)<br />

z 5 = 1 ⇐⇒ z 5 = cos k.360 o + i sin k.360 o<br />

⇐⇒ z = cos k.360o<br />

5<br />

De vijf vijfde machtswortels uit 1 zijn:<br />

k.360o + i sin 5<br />

z0 = 1, z1 = cos 72 o + i sin 72 o , z2 = cos 144 o + i sin 144 o ,


2.4. MACHTEN VAN EEN COMPLEX GETAL 59<br />

Figuur 2.3: de 5 5de machtswortels uit 1<br />

z3 = cos 216 o + i sin 216 o , z4 = cos 288 o + i sin 288 o<br />

We kunnen nu ook de veelterm z 5 −1 ontbinden in lineaire en kwadratische factoren.<br />

z 5 − 1 = (z − 1)(z 4 + z 3 + z 2 + z + 1)<br />

De vorm z 4 + z 3 + z 2 + z + 1 is wederkerig. Aangezien z = 0 geen oplossing kan zijn<br />

van z 4 + z 3 + z 2 + z + 1 = 0 is deze vergelijking gelijkwaardig met<br />

Stel z + 1<br />

De vergelijking wordt<br />

z = Z dan is z2 + 1<br />

z 2 + z + 1 + 1<br />

z<br />

⇕<br />

1<br />

+ = 0<br />

z2 z 2 + 1 1<br />

+ z + + 1 = 0<br />

z2 z<br />

z 2 = Z 2 − 2.<br />

Z 2 + Z − 1 = 0 ⇐⇒ Z = −1 ± √ 5<br />

2<br />

z + 1<br />

z = −1 ± √ 5<br />

2


60 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

z 2 − −1 ± √ 5<br />

z + 1 = 0<br />

2<br />

De vier complexe oplossingen zijn<br />

z1,2 = 1<br />

4 (−1 ± √ <br />

5 + i 10 ± 2 √ 5)<br />

en<br />

z3,4 = 1<br />

4 (−1 ± √ <br />

5 − i 10 ± 2 √ 5)<br />

Hieruit kunnen we afleiden dat<br />

cos 72 o √<br />

5 − 1<br />

=<br />

4<br />

en<br />

sin 72 o =<br />

⇕<br />

√<br />

10 + 2 5<br />

.<br />

4<br />

Merk op dat de ontbinding in factoren in R van z 5 − 1 gelijk is aan<br />

z 5 − 1 = (z − 1)(z 2 − −1 + √ 5<br />

2<br />

Construeer met deze resultaten een regelmatige vijfhoek.<br />

OPGAVEN — 76 Los de volgende binomiaalvergelijkingen in C op<br />

z + 1)(z 2 − −1 − √ 5<br />

z + 1).<br />

2<br />

a. z2 = 8 + 6i e. z6 = −i i. z3 = 1+i<br />

i− √ 3<br />

m. z4 = 8 − 8i √ b. z<br />

3<br />

2 = 1<br />

6 +<br />

<br />

2<br />

3i f. 8z6 + 27 = 0 j. (i − 1)z4 + 1 = 0 n. z2 = 6−7i<br />

3+4i<br />

c. z2 = −5 − 12i g. 32z5 − 4 − i = 0 k. z5 − 32i = 0 o. z3 − 125 = 0<br />

d. z2 = 7 − 2i h. z4 = −16 l. 4z4 = i p. (2 + 3i)z3 = 125<br />

77 * Los de volgende vergelijking op<br />

1 + (cos x + i sin x).(cos 2x + i sin 2x) · · · (cos nx + i sin nx) = 0.<br />

78 * Bewijs dat de som van de n n-de machtswortels uit 1 gelijk zijn aan nul. Bewijs dat elke wortel<br />

een natuurlijke macht is van een andere wortel. Bewijs tevens dat ze een groep vormen voor de<br />

vermenigvuldiging (cyclische groep van de orde n).<br />

79 * Men stelt de drie wortels van z 3 = 1 voor door 1, α en β. Bewijs dat<br />

(i) α 2 = β, β 2 = α, 1 + α + β = 0;


2.4. MACHTEN VAN EEN COMPLEX GETAL 61<br />

(ii) (1 + α) 3 + (1 − α + α2 ) 3 = −9;<br />

(iii)<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

= 0.<br />

<br />

80 *<br />

1 α α 2<br />

α α 2 1<br />

α 2 α 1<br />

(i) Bepaal de derdemachtswortels uit −1 op twee verschillende manieren;<br />

(ii) Toon aan dat als één van de complexe wortels wordt voorgesteld door λ (∈ C) de andere gelijk is<br />

aan −λ 2 ;<br />

(iii) Bewijs dat (X + λY − λ 2 Z)(X − λ 2 Y + λZ) = X 2 + Y 2 + Z 2 − Y Z + ZX + XY met X, Y, Z ∈ R.<br />

81 * We noemen z1, z2, . . . ,zn de n n-de machtswortels uit een complex getal Z. Is w een n-de<br />

machtswortel uit een complex getal W dan zijn z1.w, z2.w, . . . , zn.w de n n-de machtswortels uit W .<br />

Bewijs.<br />

Bereken de zesdemachtswortels uit 81 door toepassing van deze eigenschap, alsook de derde machtswortels<br />

van (2 + i) 3 .<br />

82 * Bereken 1 + z + z 2 + · · · + z 49 als z = 1<br />

2 (1 + √ 3i) op zo een kort mogelijke manier.<br />

83 * Zij p, q en −i de drie oplossingen van de volgende vergelijking over C: x 3 = i. Toon aan, en dit<br />

zonder p en q expliciet te bepalen, dat<br />

(i) pq = −1;<br />

(ii) p 2 + q 2 = 1;<br />

(iii) ∀k ∈ N0 : p 6k + q 6k = 2(−1) k .<br />

GON-CO HUISTAAK 8 1. Gegeven is de vergelijking in C: z 8 = −8 − 8 √ 3i.<br />

(a) Bepaal zonder computer de oplossingen van de gegeven vergelijking;<br />

(b) Construeer de oplossingen en verifieer met de berekeningen.<br />

2. Gegeven is de vergelijking in C: z 7 = 128(3 − 4i).<br />

(a) Bepaal de oplossingen van de gegeven vergelijking en gebruik de computer om<br />

de oplossingen in de gedaante a + ib te brengen. Rond af op 1 cijfer na de<br />

komma;<br />

(b) Laat de computer de oplossingen tekenen.


62 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

2.5 Hoofdstelling van de complexe algebra<br />

2.5.1 Oplosbaarheid van een vierkantsvergelijking in C<br />

Met vierkantsvergelijking in C bedoelen we dat de coëfficiënten complexe getallen zijn,<br />

die in het bijzonder ook allemaal reëel kunnen zijn.<br />

STELLING 2.15 Elke vierkantsvergelijking heeft ofwel twee verschillende oplossingen<br />

ofwel twee samenvallende oplossingen over C.<br />

Bewijs:<br />

A. We beschouwen een algemene vierkantsvergelijking in R<br />

az 2 + bz + c = 0 met a = 0<br />

en brengen deze vergelijking in de volgende gedaante<br />

a(z 2 + b b2 b2<br />

z + ) + c −<br />

a 4a2 4a<br />

⇕<br />

a(z + b<br />

2a )2 − b2 − 4ac<br />

4a<br />

⇕<br />

(z + b<br />

2a )2 = b2 − 4ac<br />

4a2 Aangezien de coëfficiënten van de vierkantsvergelijking reële getallen zijn is de discriminant<br />

ook een reëel getal. Al naargelang het teken van de discriminant b 2 −4ac = D<br />

krijgen we de volgende gevallen:<br />

1. D = 0<br />

a. D > 0<br />

z + b<br />

2a<br />

= ±<br />

⇕<br />

= 0<br />

√ D<br />

2a<br />

z1,2 = −b ± √ D<br />

2a<br />

Het eerste lid van de kwadratische vergelijking kan ontbonden worden in<br />

twee reële lineaire factoren.<br />

= 0<br />

az 2 + bz + c = a(z − z1)(z − z2)


2.5. HOOFDSTELLING VAN DE COMPLEXE ALGEBRA 63<br />

b. D < 0<br />

z + b<br />

2a = ±i√ −D<br />

2a<br />

⇕<br />

z1,2 = −b ± i√ −D<br />

2a<br />

Het eerste lid van de kwadratische vergelijking kan ontbonden worden in<br />

twee complexe lineaire factoren.<br />

az 2 + bz + c = a(z − z1)(z − z2)<br />

2. D = 0<br />

z = −b<br />

2a<br />

Het eerste lid van de kwadratische vergelijking is een volkomen kwadraat.<br />

az 2 + bz + c = a(z + b<br />

2a )2<br />

Besluit: Heeft een vierkantsvergelijking in R een complexe wortel<br />

dan is het toegevoegd complex getal eveneens een wortel.<br />

B. Beschouwen we de vierkantsvergelijking in C\R dan kunnen we de resultaten uit A.<br />

gebruiken maar dan moeten we de twee complexe vierkantswortels uit het complexe<br />

getal D berekenen met de formule van de Moivre. Elke vierkantsvergelijking kan<br />

ontbonden worden in twee lineaire complexe factoren.<br />

OPGAVEN — 84 Los de volgende vergelijkingen op in C en geef een ontbinding in factoren van de<br />

corresponderende veelterm.<br />

a. z 2 − 4z + 5 = 0 e. z 2 − 3iz − 25 − 15i = 0<br />

b. z 2 − 6z + 13 = 0 f. 2iz 2 + (2 − 7i)z = 4i − 1<br />

c. 9z 2 − 6z + 10 = 0 g. (1 + 2i)z 2 + (3 − 9i)z − 10 + 10i = 0<br />

d. z 2 + (1 − i)z = i h. z 2 + 2iz − 9 − 6i = 0<br />

85 Toon aan dat de vierkantsvergelijking az 2 + bz + c = 0 door een substitutie van de vorm Z = z + k<br />

kan herleid worden tot een binomiale vergelijking.<br />

86 Welke twee complexe getallen hebben als som 3(1 + i) en als product 5i?<br />

Oplossingen:<br />

86d. discr=(1 + i) 2 ; e. discr=(10 + 3i) 2 ; f. discr=(3 − 2i) 2 ; h. discr=(6 + 2i) 2 ;<br />

?? 2+i en 1+2i.


64 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

2.5.2 Ontbinding van een veelterm in C<br />

We weten dat een veelterm met reële coëfficiënten in R kan ontbonden worden in een<br />

product van lineaire en kwadratische factoren. In C kan elke kwadratische factor op zijn<br />

beurt ontbonden worden in twee complexe lineaire factoren. Elke veelterm over R is dus<br />

het product van lineaire factoren. We hebben dus:<br />

STELLING 2.16 (Hoofdstelling van de Algebra, Deel I) Elke reële veelterm is het<br />

product van lineare complexe factoren.<br />

Algemener nog geldt er:<br />

STELLING 2.17 (Hoofdstelling van de Algebra, Deel II) Elke complexe veelterm<br />

is het product van lineaire complexe factoren.<br />

Voorbeelden:<br />

• De veelterm z 3 + 2z 2 + 2z + 1 heeft steeds één reëel nulpunt. Hier is dit nulpunt<br />

gelijk aan −1. De veelterm is deelbaar door z + 1.<br />

z 3 + 2z 2 + 2z + 1 = (z + 1)(z 2 + z + 1).<br />

De kwadratische factor z 2 + z + 1 is niet te ontbinden in R. De oplossingen in C<br />

van de kwadratische vergelijking z 2 + z + 1 zijn<br />

De ontbinding van de veelterm over C is<br />

z1,2 = −1 ± √ 3i<br />

2<br />

z 3 + 2z 2 + 2z + 1 = (z + 1)(z − −1 + i√ 3<br />

2<br />

)(z − −1 − i√3 ).<br />

2<br />

• De veelterm z 4 +1 heeft geen reële nulpunten en is in R te ontbinden in twee factoren<br />

van de tweede graad.<br />

z 4 + 2z 2 − 2z 2 + 1 = (z 2 + 1) 2 − 2z 2 = (z 2 + 1 − √ 2z)(z 2 + 1 + √ 2z).<br />

De oplossingen van de kwadratische vergelijkingen z 2 − √ 2z+1 = 0 en z 2 + √ 2z+1 =<br />

0 zijn resp.<br />

z1,2 =<br />

√ 2<br />

2 (1 ± i) en z3,4 =<br />

√<br />

2<br />

(−1 ± i)<br />

2


2.5. HOOFDSTELLING VAN DE COMPLEXE ALGEBRA 65<br />

z 4 √ √ √ √<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

+ 1 = (z − (1 + i))(z − (1 − i))(z − (−1 + i))(z − (−1 − i))<br />

2 2 2 2<br />

We kunnen deze veelterm ook rechtstreeks ontbinden in C.<br />

z 4 + 1 = z 4 − i 2 = (z 2 − i)(z 2 + i)<br />

Elk complex getal is te schrijven als het kwadraat van een ander complex getal. Zo<br />

kunnen we i als volgt schrijven:<br />

i =<br />

(1 + i)2<br />

2<br />

en − i =<br />

(1 − i)2<br />

2<br />

z4 + 1 = (z2 − (1+i)2<br />

)(z 2 2 − (1−i)2<br />

) 2<br />

= (z − i+1 i+1 1−i 1−i .<br />

)(z + )(z − )(z + ) 2 2 2 2<br />

Dit leidt dus tot hetzelfde resultaat.<br />

STELLING 2.18 Heeft een reële veeltermvergelijking in één onbekende een complexe<br />

wortel z dan is het complex toegevoegde ¯z ook een wortel.<br />

Bewijs: Is z een complexe wortel van de veeltemvergelijking anx n +an−1x n−1 +· · ·+a2x 2 +<br />

a1x + a0 = 0, dan geldt<br />

anz n + an−1z n−1 + · · · + a2z 2 + a1z + a0 = 0.<br />

Nemen we van beide leden het complex toegevoegde dan verkrijgen we<br />

anz n + an−1z n−1 + · · · + a2z 2 + a1z + a0 = ¯0<br />

⇕ eig. v. compl. toev. v. lin. comb.<br />

anz n + an−1z n−1 + · · · + a2z 2 + a1¯z + a0 = ¯0<br />

⇕ 0, an, an−1, . . . , a2, a1, a0 ∈ R<br />

an¯z n + an−1¯z n−1 + · · · + a2¯z 2 + a1¯z + a0 = 0.<br />

De laatste gelijkheid drukt uit dat ¯z oplossing van de veeltermvergelijking<br />

anz n + an−1z n−1 + · · · + a2z 2 + a1z + a0 = 0.


66 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

OPGAVEN — 87 Los de volgende vergelijkingen op in C en geef een ontbinding in lineaire factoren<br />

van de corresponderende veelterm. Geef tevens de ontbinding in R.<br />

a. z 4 + 4z 3 + 19z 2 − 4z − 20 = 0 j. 2z 3 − z 2 + 2z − 1 = 0<br />

b. 3z 3 + z 2 + 12z + 4 = 0 k. 4z 4 − 15z 2 − 4 = 0<br />

c. 3z 5 + 2z 4 + 24z 3 + 16z 2 − 27z − 18 = 0 l. iz 3 + 3z 2 − 3iz + 7 = 0<br />

d. z 6 − 2z 5 + 6z 4 − 4z 3 + 9z 2 − 2z + 4 = 0 m. z 2 − 3z + 1 + 3i = 0<br />

e. z 2 − z + 4 − 2i = 0 n. z 2 + (1 − 2i)z + 1 + 5i = 0<br />

f. (1 + i)z 2 + (3 − 7i)z − 10 = 0 o. z 18 − a 18<br />

g. 6z 3 + 7z 2 − 7z + 6 = 0 p. z 3 + 2z + i = 0<br />

h. z 3 + 3z 2 + 4z + 2 = 0 q. iz 3 − (2i − 2)z 2 − 3z + i + 1 = 0<br />

i. −iz 3 + 3z 2 + 3iz − 1 = 0 u. z 6 + z 3 + 1 = 0<br />

88 Bepaal alle veeltermen van de vierde graad met reële coëfficiënten die als nulpunten 1, 2, −1 + 2i<br />

hebben. Geef de ontbinding van deze veeltermen zowel in C als in R.<br />

89 Ontbind de volgende veeltermen in factoren van tweede graad met reële coëfficiënten.<br />

a. 16z 4 + 9 c. z 4 + 7z 2 + 16<br />

90 Bepaal a, b, c en d zodanig dat<br />

91 Gegeven is de veelterm<br />

Gevraagd:<br />

z 4 + z 3 − 12z 2 + az + 16 = (z 2 + bz + c)(z 2 + dz + c).<br />

(i) Toon aan dat 2 + i een nulpunt is van v(x);<br />

v(x) = x 3 + (m + 2i)x 2 − (1 + (8 + 2m)i)x − 5m.<br />

(ii) Bepaal m zodat minstens één nulpunt van v(x) zuiver imaginair is;<br />

(iii) Bereken voor die waarde van m de andere nulpunten van v(x).<br />

92 Gegeven de complexe getallen z1 = 1 + i √ 3 en z2 = 1 − i √ 3.<br />

(i) Bepaal de beeldpunten van z1 en z2 in het complex getallenvlak van Gauss en construeer het<br />

beeldpunt z1 + z2;<br />

(ii) Bepaal een vierkantsvergelijking met reële coëfficiënten die z1 als oplossing bezit;<br />

(iii) Bepaal de reële constanten a en b indien de vergelijking z 3 + z 2 + az + b = 0, z1 als oplossing bezit.<br />

93 De complexe getallen z1 en z2 zijn de oplossingen van de vierkantsvergelijking z 2 + z + 1 = 0, zo dat<br />

Im(z1) > Im(z2).<br />

(i) Druk z1 en z2 uit in goniometrische gedaante;<br />

(ii) Stel de beeldpunten van z1, z2 en 1 voor in het complex


2.5. HOOFDSTELLING VAN DE COMPLEXE ALGEBRA 67<br />

(iii) Bepaal |z2 − z1| en arg(z1 − z2);<br />

(iv) Bepaal Re(z1 + z2) en Im(z1 + z2);<br />

(v) Toon aan dat z 3 1 = z 3 2 = 1; getallenvlak van Gauss.<br />

94 Gegeven is de reële veelterm<br />

v(x) = x 5 + ax 4 + bx 3 + cx + d.<br />

(i) Bepaal de waarden van a, b, c, d ∈ R zo dat tegelijk voldaan is aan:<br />

⎧<br />

⎪⎨<br />

⎪⎩<br />

v(x) heeft een zuiver imaginair nulpunt,<br />

v(x) heeft twee reële nulpunten die elkaar tegengesteld zijn,<br />

Het product van de nulpunten van v(x) is − 48,<br />

De som van de nulpunten van v(x) is 3.<br />

(ii) Bepaal voor de in (i) gevonden waarden van de parameters a, b, c en d de ontbinding van v(x) in<br />

zijn lineaire of kwadratische factoren.<br />

95 * Gegeven is de reële veelterm<br />

v(x) = x 6 + a5x 5 + a4x 4 + a2x 2 + a1x − 405.<br />

(i) Bepaal de waarden van a5, a4, a2, a1 ∈ Z0 zo dat tegelijk voldaan is aan:<br />

⎧<br />

⎨<br />

⎩<br />

v(x) heeft een nulpunt van de gedaante a + bi ∈ C, met a, b ∈ Z0,<br />

v(x) heeft een nulpunt van de gedaante ci, met c ∈ Z0,<br />

v(x) heeft twee tegengestelde gehele nulpuntn;<br />

(ii) Bepaal voor de in (i) gevonden waarden van de parameters a1, a2, a4 en a5 de ontbinding van<br />

v(x) in zijn lineaire complexe factoren.<br />

96 * Zij n ∈ N, n ≥ 1, gegeven<br />

(i) Los op in C:<br />

x 2n + x n + 1 = 0;<br />

(ii) Beeld de oplossingen van de vergelijking uit (i) af in het complex getallenvlak van Gauss in het<br />

geval n = 4.<br />

97 * De complexe getallen z1 en z2 zijn de oplossingen van de vierkantsvergelijking z 2 + z + 1 = 0, zo<br />

dat Im(z1) > Im(z2). Stel in het complex getallenvlak de verzameling van de getallen z voor, waarvoor<br />

|z − z1| = |z − 1|.


68 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

GON-CO HUISTAAK 9 1. Gegeven de veelterm V (x) = 2x 4 −4x 3 +28x 2 −36x+90<br />

(a) Los de vergelijking V (x) = 0 op in C wetende dat 1 + 2i een oplossing is;<br />

(b) Geef een ontbinding in factoren van V (x) in R en in C.<br />

2. Gegeven: V (z) = z 3 + z 2 + (i − 1)z + 2 + 2i.<br />

(i) Toon aan dat z1 = −2 een oplossing is van V (z) = 0;<br />

(ii) Los de vergelijking V (z) = 0 op in C;<br />

(iii) Stel de oplossingen z1, z2 en z3 voor in het complex getallenvlak van Gauss door<br />

resp. de punten A, B en C. Welke soort driehoek is de driehoek (A B C)?<br />

(iv) Stel 2z1, 2z3 voor in het complexgetallenvlak van Gauss door resp. de punten<br />

D en E.<br />

Bereken z1 + 2z2 + 2z3. Wat is de meetkundige betekenis van deze som voor<br />

de driehoek (A D E).<br />

proefherhalingstoets 1 Gegeven is de reële veelterm<br />

v(x) = x 5 + ax 3 + bx 2 + cx + d.<br />

(i) Bepaal de waarden van a, b, c, d ∈ R zo dat tegelijk voldaan is aan:<br />

⎧<br />

⎨<br />

⎩<br />

v(x) is deelbaar door x 3 − 5x 2 + 11x − 15,<br />

v(x) heeft twee reële nulpunten die elkaar tegengesteld zijn,<br />

Het product van de nulpunten van v(x) is 90;<br />

(ii) Bepaal voor de in (i) gevonden waarden van de parameters a, b, c en d de ontbinding<br />

van v(x) in zijn lineaire of kwadratische factoren.<br />

2.6 Wiskunde-Cultuur<br />

Rafaele BOMBELLI, de laatste der grote Bolognese wiskundigen van de zestiende eeuw,<br />

zag het probleem van de oplossingen van een derdegraadsvergelijking onder ogen. In 1572<br />

verscheen een boek waarin hij een theorie van imaginaire en complexe getallen uiteenzet.


2.6. WISKUNDE-CULTUUR 69<br />

Hij schreef √ 0 − 9 (letterlijk R[0m9], R voor radix, m voor meno) voor onze 3 √ −1 = 3i.<br />

Bombelli’s boek werd veel gelezen, we weten dat het gebruikt werd door STEVIN, door<br />

LEIBNIZ (1646-1716) en door EULER (1707-1783). Aan Bombelli is zodoende te danken<br />

dat de imaginaire getallen iets van hun bovennatuurlijk karakter kwijtraakten, al duurde<br />

het tot de negentiende eeuw voor complexe getallen hun geheimzinnige waas geheel<br />

verloren en hun normale plaats in de wiskunde konden innemen. In de eerste helft van<br />

de negentiende eeuw stelde GAUSS (1777-1855) een rekenkunde der complexe getallen<br />

op. Hierbij ontstond een nieuwe theorie van priemgetallen, waarin 3 een priemgetal blijft<br />

maar 5 = (1 + 2i)(1 − 2i) niet langer priem is. Het getal 1 + 2i is een complex priemgetal.<br />

Met behulp van deze nieuwe getallentheorie kon Gauss vele duistere punten van de reële<br />

rekenkunde ophelderen. Gauss nam de geheimzinnigheid rond complexe getallen weg door<br />

te laten zien hoe complexe getallen door punten in het ‘vlak van Gauss’ kunnen worden<br />

voorgesteld.<br />

Het is wel merkwaardig dat de complexe getallen het eerst zijn ingevoerd in de studie<br />

van de derdegraadsvergelijkingen, op die plaats waar reële oplossingen bestaan, doch in<br />

vermomde gedaante optreden, en niet in de studie van kwadratische vergelijkingen, waar<br />

we ze tegenwoordig gewoonlijk het eerst tegenkomen.<br />

Het veld van de complexe getallen is gesloten, d.w.z. dat iedere algebraïsche vergelijking<br />

met complexe coëfficiënten al zijn oplossingen heeft binnen het veld van de complexe<br />

getallen.<br />

De Engelse wiskundige HAMILTON (1805-1865) gaf aan koppels reële getallen de rol van<br />

coördinaten van vectoren. Zo gaan de bewerkingen met koppels over in operaties met<br />

vectoren. Het meetkundig optellen, aftrekken, roteren, verlengen, verkorten enz. van vectoren<br />

kan dan worden vervangen door algebraïsche bewerkingen met complexe getallen.<br />

Nu kan de vraag gesteld worden of het niet mogelijk is drietallen, viertallen te construeren<br />

die op analoge wijze aanleiding geven tot een ‘algebra’ van ruimtelijke vectoren (die dus<br />

niet in één vlak liggen)?<br />

De optelling van drietallen levert wat dat betreft geen problemen op. De optelling van<br />

drietallen correspondeert inderdaad met het optellen van vectoren in de driedimensionele<br />

ruimte. Maar het gelukte Hamilton niet zodanige regels voor de vermenigvuldiging op<br />

te stellen dat hierdoor, net als bij de complexe getallen, een rotatie en een strekking van<br />

de vectoren werd weergegeven. Uiteindelijk besefte hij dat dit niet kon, aangezien voor<br />

de karakterisering van een dergelijke operatie geen drie maar vier getallen nodig zijn: de<br />

as van rotatie vergt twee getallen, de rotatiehoek en de strekking van de vector nog eens<br />

twee.<br />

In 1843 introduceerde Hamilton dan ook de idee van het ‘quaternion’ a + bi + cj + dk,<br />

opgevat als combinatie van een scalair met een driedimensionale vector (deze termen zijn<br />

van hem). De aanschouwelijkheid van dit hybride object leverde weliswaar moeilijkheden<br />

op, maar het alternatief - een vierdimensionale vector - was geheel uitgesloten in zijn


70 HOOFDSTUK 2. COMPLEXE GETALLEN<br />

opvatting van meetkunde als wetenschap van zuivere ruimte-aanschouwing!<br />

Hoe komen we aan rekenregels voor de vermenigvuldiging van quaternionen? Naar analogie<br />

met complexe getallen, lijkt het zinvol te eisen dat de vermenigvuldiging van twee<br />

complex geconjugeerde (complex toegevoegde bij complexe getallen) een reëel getal oplevert,<br />

aldus:<br />

(a + bi + cj + dk)(a − bi − cj − dk) = a 2 + b 2 + c 2 + d 2<br />

De inval waardoor Hamilton de grote doorbraak bewerkstelligde, was nu dat hij inzag<br />

dat bij de berekening van bovenstaand product de verschillende volgorden waarin de<br />

imaginaire getallen verschijnen uit elkaar moeten worden gehouden, aldus:<br />

hetgeen een identiteit is wanneer<br />

bc(ij + ji) + bd(ik + ki) + cd(jk + kj) = 0<br />

ij = −ji ∧ ki = −ik ∧ jk = −kj<br />

Eenmaal zover konden de regels voor de vermenigvuldiging van quaternionen worden<br />

gevonden:<br />

ij = −ji = k ∧ ki = −ik = j ∧ jk = −kj = i ∧ i 2 = j 2 = k 2 = −1<br />

Hiermee had Hamilton de “Principle of Permanence” ver achter zich gelaten: de algebra<br />

van quaternionen blijkt niet-kommutatief te zijn.<br />

Men ziet gemakkelijk in dat operaties zoals optellen, verlengen en roteren van vectoren<br />

in de ruimte kunnen worden voorgesteld als vermenigvuldigingen met een quaternion.<br />

Immers de vergelijking:<br />

(a + bi + cj + dk)(xi + yj + zk) = x ′ i + y ′ j + z ′ k<br />

levert, na berekening van het linkerlid en gelijkstelling van overeenkomstige termen, een<br />

stelsel van vier vergelijkingen in vier onbekenden a, b, c en d op, dat juist één oplossing<br />

heeft.<br />

Het product van twee quaternionen is weer een quaternion, waarvan het scalaire deel<br />

overeenstemt met wat wij het scalair product noemen en het vectordeel met wat het<br />

vectoriëel product (wij hebben dat nog niet gedefinieerd) wordt genoemd (maar met een<br />

min-teken ervoor).


Inhoudsopgave<br />

1 Goniometrie 3<br />

1.1 Herhaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3<br />

1.1.1 Georiënteerde hoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3<br />

1.1.2 De goniometrische cirkel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4<br />

1.1.3 Het meten van georiënteerde hoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4<br />

1.1.3.1 De zestigdelige graden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4<br />

1.1.3.2 De radialen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4<br />

1.1.3.3 Omzetting van zestigdelige graden naar radialen en omgekeerd . . . . . . 6<br />

1.1.4 De n verschillende n-de delen van een georiënteerde hoek . . . . . . . . . . . . . . 6<br />

1.2 De goniometrische getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8<br />

1.2.1 De cosinus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8<br />

1.2.2 De sinus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9<br />

1.2.3 De tangens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10<br />

1.2.4 De cotangens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11<br />

1.2.5 De secans en de cosecans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11<br />

1.3 De som- en verschilformules . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13<br />

1.3.1 De verschilformules voor sinus en cosinus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13<br />

1.3.2 De verschilformule voor de tangens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />

1.3.3 De somformules . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15<br />

1.4 De eerste formules van Simpson (1710-1761) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17<br />

1.5 De tweede formules van Simpson . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18<br />

1.6 De verdubbelingsformules . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20<br />

1.7 De formules voor 3θ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26<br />

1.8 Wiskunde-Cultuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26<br />

71


72 INHOUDSOPGAVE<br />

2 Complexe getallen 27<br />

2.1 Het veld van de reële getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27<br />

2.2 Het veld van de complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29<br />

2.2.1 Homothetie en reëel getal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29<br />

2.2.2 Rotatie over 90 o en imaginair getal ı . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30<br />

2.2.3 Directe gelijkvormigheid en complex getal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31<br />

2.2.4 Toegevoegd complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37<br />

2.2.4.1 Definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37<br />

2.2.4.2 Eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37<br />

2.2.5 Poolcoördinaat van een punt in het vlak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38<br />

2.2.6 De som van complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40<br />

2.2.6.1 Definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40<br />

2.2.6.2 Eigenschappen van de som van complexe getallen . . . . . . . . . . . . . 40<br />

2.2.7 Verschil van twee complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41<br />

2.2.8 Afstand tussen twee complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42<br />

2.2.9 Het product van complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44<br />

2.2.9.1 Definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44<br />

2.2.9.2 Argument en modulus van het product van twee complexe getallen . . . . 44<br />

2.2.9.3 Eigenschappen van het product van complexe getallen . . . . . . . . . . . 46<br />

2.2.10 Het quotiënt van twee complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48<br />

2.2.11 Praktisch rekenwerk in het veld van de complexe getallen . . . . . . . . . . . . . . 49<br />

2.3 Stellingen i.v.m. complexe toevoeging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52<br />

2.4 Machten van een complex getal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53<br />

2.4.1 De formule van de Moivre voor gehele exponenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53<br />

2.4.2 Binomiaalvergelijkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56<br />

2.5 Hoofdstelling van de complexe algebra . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62<br />

2.5.1 Oplosbaarheid van een vierkantsvergelijking in C . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62<br />

2.5.2 Ontbinding van een veelterm in C . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64<br />

2.6 Wiskunde-Cultuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!