Staatsblad Moniteur - Stop Explosive Investments

MONITEUR 

BELGE 

Publication conforme aux articles 472 à 478 de la 

loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les 

articles 4à8delaloiportant des dispositions diverses du 

20 juillet 2005. 

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse : 

www.moniteur.be 

Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 

1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme 

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809 

177e ANNEE N. 123 

177e JAARGANG 

JEUDI 26 AVRIL 2007 

SOMMAIRE 

Lois, décrets, ordonnances et règlements 

Service public fédéral Intérieur 

21 AVRIL 2007. — Loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur 

l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des 

étrangers, p. 22120. 

Service public fédéral Finances 

20 MARS 2007. — Loi interdisant le financement de la fabrication, 

de l’utilisation ou de la détention de mines antipersonnel et 

de sous-munitions, p. 22122. 

Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 

2 MARS 2007. — Loi portant assentiment à l’accord de coopération 

du 1 er juin 2006 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région 

wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale modifiant l’accord de 

coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, 

la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la 

maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des 

substances dangereuses, p. 22123. 

28 MARS 2007. — Arrêté royal relatif à l’agrément des entreprises 

et employeurs qui effectuent des travaux de démolition ou d’enlèvement 

au cours desquels de grandes quantités d’amiante peuvent être 

libérées, p. 22144. 

Service public fédéral Sécurité sociale et Service public fédéral Emploi, 

Travail et Concertation sociale 

9 AVRIL 2007. — Arrêté royal fixant la majoration du montant 

du financement alternatif du coût des titres-services pour 

l’année 2006, p. 22164. 

BELGISCH 

STAATSBLAD 

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de 

programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de 

artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse 

bepalingen van 20 juli 2005. 

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : 

www.staatsblad.be 

Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 

1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme 

Gratis tel. nummer : 0800-98 809 

INHOUD 

DONDERDAG 26 APRIL 2007 

Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen 

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 

21 APRIL 2007. — Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 

betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en 

de verwijdering van vreemdelingen, bl. 22120. 

Federale Overheidsdienst Financiën 

20 MAART 2007. — Wet inzake het verbod op de financiering van de 

productie, gebruik en bezit van antipersoonsmijnen en submunitie, 

bl. 22122. 

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 

2 MAART 2007. — Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord 

van 1 juni 2006 tussen de Federale Staat, het Vlaams 

Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot 

wijziging van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de 

Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels 

Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van 

zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, bl. 22123. 

28 MAART 2007. — Koninklijk besluit betreffende de erkenning van 

ondernemingen en werkgevers die sloopof verwijderingswerkzaamheden 

uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen 

vrijkomen, bl. 22144. 

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en Federale Overheidsdienst 

Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 

9 APRIL 2007. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de verhoging 

van het bedrag van de alternatieve financiering met de kostprijs van de 

dienstencheques voor het jaar 2006, bl. 22164. 

260 pages/bladzijden

22116 MONITEUR BELGE − 26.04.2007 − BELGISCH STAATSBLAD 

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie 

28 MARS 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la décision du 

19 décembre 2006 portant modification de la décision du 10 novembre 

1998 relative à la rémunération équitable due par les points de vente 

et galeries commerciales, prise par la commission visée à l’article 42 de 

la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins, 

p. 22164. 


19 décembre 2006 portant modification de la décision du 10 septembre 

1999 relative à la rémunération équitable due par les points 

d’exploitation affectés à la promotion, la vente ou la location de biens 

ou de services, prise par la commission visée à l’article 42 de la loi du 

30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins, p. 22165. 

Gouvernements de Communauté et de Région 

Communauté flamande 

Autorité flamande 

27 FEVRIER 2007. — Arrêté ministériel établissant un règlement de 

contrôle et de certification de la production des plants de pommes de 

terre, p. 22181. 

Communauté française 

Ministère de la Communauté française 

2 MARS 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté 

française fixant, pour l’année scolaire 2007-2008, le nombre de postes de 

puériculteurs crées en vertu du décret du 2 juin 2006 relatif au cadre 

organique et au statut des puériculteurs des établissements d’enseignement 

maternel ordinaire organisés et subventionnés par la Communauté 

française, p. 22196. 

8 MARS 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté 

française relatif au projet de service, en application du décret du 

20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école et en 

application du décret du 16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé 

dans l’enseignement supérieur hors universités, p. 22197. 

Région wallonne 

Ministère de la Région wallonne 

15 MARS 2007. — Arrêté du Gouvernement wallon décidant la mise 

en révision des plans de secteur de Verviers-Eupen, Liège et Huy- 

Waremme et adoptant l’avant-projet de révision des plans de secteur de 

Verviers-Eupen, Liège et Huy-Waremme en vue de l’inscription d’une 

canalisation, d’un périmètrederéservation, d’un périmètre de protection, 

de deux zones de services publics et d’équipements communautaires 

et la désaffectation de zones d’habitat à caractère rural permettant 

la pose de nouvelles canalisations de gaz naturel liquide selon le tracé 

RTR Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge 

sur le territoire des communes de Raeren, Lontzen, Welkenraedt, 

Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge et Waremme 

(planches 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N et 

43/2 N), p. 22200. 

20 AVRIL 2007. — Arrêté ministériel levant l’interdiction temporaire 

de la pêche dans une partie de la Sambre et une partie de la Meuse, 

depuis la gare de Charleroi jusqu’à la station de mesure et d’échantillonnage 

Aquapol à Andenne, p. 22230. 

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie 

28 MAART 2007. — Koninklijk besluit houdende de algemeen 

bindend verklaring van de beslissing van 19 december 2006 houdende 

wijziging van de beslissing van 10 november 1998 inzake de billijke 

vergoeding verschuldigd door de verkooppunten en handelsgalerijen, 

genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 

30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, 

bl. 22164. 


bindend verklaring van de beslissing van 19 december 2006 houdende 

wijziging van de beslissing van 10 september 1999 inzake de billijke 

vergoeding verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de 

promotie, de verkoop of de verhuur van goederen en diensten, 


30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, 

bl. 22165. 

Gemeenschaps- en Gewestregeringen 

Vlaamse Gemeenschap 

Vlaamse overheid 

27 FEBRUARI 2007. — Ministerieel besluit tot vaststelling van een 

keuringsen certificeringsreglement voor de productie van 

pootaardappelen, bl. 22167. 

Franse Gemeenschap 

Ministerie van de Franse Gemeenschap 

2 MAART 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap 

tot vaststelling voor het schooljaar 2007-2008 van het aantal 

betrekkingen als kinderverzorgers gecreëerd krachtens het decreet van 

2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de 

kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs 

die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en 

gesubsidieerd, bl. 22196. 

8 MAART 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap 

betreffende het dienstenproject bij toepassing van het decreet van 

20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school en bij 

toepassing van het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie 

in het hoger onderwijs buiten de universiteit, bl. 22199. 

Waals Gewest 

Ministerie van het Waalse Gewest 

15 MAART 2007. — Besluit van de Waalse Regering tot herziening 

van de gewestplannen Verviers-Eupen, Luik en Hoei-Borgworm en tot 

goedkeuring van het voorontwerp van herziening van de gewestplannen 

Verviers-Eupen, Luik en Hoei-Borgworm met het oog op de 

opneming van een leiding, een reserveringsomtrek, een beschermingsomtrek, 

twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en 

gemeenschapsvoorzieningen en de onttrekking aan hun bestemming 

van woongebieden met een landelijk karakter om de aanleg mogelijk te 

maken van nieuwe leidingen voor vloeibaar aardgas langs het VTNtracé 

Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge 

op het grondgebied van de gemeenten Raeren, Lontzen, Welkenraedt, 

Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bitsingen en Borgworm 

(bladen 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N en 

43/2 N), bl. 22220. 

20 APRIL 2007. — Ministerieel besluit tot opheffing van het tijdelijk 

verbod op visvangst in een deel van de Samber en een deel van de 

Maas vanaf het station van Charleroi tot aan het meet- en monsternemingsstation 

Aquapol in Andenne, bl. 22231.

Gemeinschafts- und Regionalregierungen 

Wallonische Region 

Ministerium der Wallonischen Region 

15. MÄRZ 2007 — Erlass der Wallonischen Regierung, durch den beschlossen wird, dass der Sektorenplan Verviers-Eupen, Lüttich und 

Huy-Waremme einer Revision zu unterziehen ist, und durch den der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Verviers-Eupen, Lüttich und 

Huy-Waremme zwecks der Eintragung einer Leitung, eines Reserveumkreises, eines Schutzumkreises, zweier Gebiete für öffentliche Dienststellen 

und gemeinschaftliche Anlagen und der Zweckentfremdung von Wohngebieten mit ländlichem Charakter, durch die neue Flüssigerdgasleitungen 

nach der RTR-Trasse Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge auf dem Gebiet der Gemeinden Raeren, Lontzen, 

Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge und Waremme verlegt werden können, angenommen wird (Karten 34/5 S, 

34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N und 43/2 N), S. 22210. 

20. APRIL 2007 — Ministerialerlass, durch den das vorübergehende Verbot des Fischfangs in einem Teilabschnitt der Sambre und einem 

Teilabschnitt der Maas von dem Bahnhof von Charleroi an bis hin zur Mess- und Probenahmestelle Aquapol in Andenne aufgehoben wird, 

S. 22231. 

Autres arrêtés 

Service public fédéral Intérieur 

Autorisations de fournir des services d’entreprise de consultance en 

sécurité, en application de la loi du 10 avril 1990 réglementant la 

sécurité privée et particulière, p. 22232. 

Service public fédéral Sécurité sociale 

Personnel. Démission, p. 22233. 

Service public fédéral Justice 

Ordre judiciaire. — Décision du Comité de Ministres de l’Union 

économique Benelux portant nomination d’un greffier de la Cour de 

justice Benelux, p. 22233. 

Service public fédéral de Programmation Développement durable 

21 AVRIL 2007. — Arrêté royal portant démission et nomination de 

membres de la Commission interdépartementale pour le Développement 

durable, p. 22233. 


MONITEUR BELGE − 26.04.2007 − BELGISCH STAATSBLAD 

Andere besluiten 

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 

Vergunningen voor het aanbieden van diensten van onderneming 

voor veiligheidsadvies, in toepassing van de wet van 10 april 1990 tot 

regeling van de private en bijzondere veiligheid, bl. 22232. 

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid 

Personeel. Ontslag, bl. 22233. 

Federale Overheidsdienst Justitie 

Rechterlijke Orde. Beschikking van het Comité van Ministers van de 

Benelux Economische Unie tot benoeming van een griffier van het 

Benelux-Gerechtshof, bl. 22233. 

Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling 

21 APRIL 2007. — Koninklijk besluit houdende ontslag en benoeming 

van leden van de Interdepartementale Commissie Duurzame 

Ontwikkeling, bl. 22233. 




Bestuurszaken 

Personeel. Benoeming, bl. 22235. 

22117 

Onderwijs en Vorming 

2 APRIL 2007. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel 

besluit van 1 april 2006 houdende delegatie van sommige 

bevoegdheden inzake onderwijs aan ambtenaren van het Vlaams 

Ministerie van Onderwijs en Vorming, bl. 22235. 

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 

5 JANUARI 2007. — Ministerieel besluit houdende bepaling van de 

coëfficiënt voor de berekening van het bedrag van de gebruikstoelage 

verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden 

Aangelegenheden, bl. 22239. 

28 MAART 2007. — Ministerieel besluit betreffende de samenstelling 

van de coördinatiecommissie bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor 

Persoonsgebonden Aangelegenheden, bl. 22239. 

Mobiliteit en Openbare Werken 

6 MAART 2006. — Ministerieel besluit houdende oprichting van het 

orgaan dat de bevoegdheden uitoefent inzake de rechtspositie van het 

personeel voor het agentschap Waterwegen en Zeekanaal NV, bl. 22241. 

22 AUGUSTUS 2006. — Besluit van de gedelegeerd bestuurder 

betreffende de delegatie van bevoegdheden aan de algemeen directeur 

en de afdelingshoofden. Erratum, bl. 22241.

22118 MONITEUR BELGE − 26.04.2007 − BELGISCH STAATSBLAD 

Communauté française 

Ministère de la Communauté française 

24 JANVIER 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté 

française portant nomination des membres du Jury de la Communauté 

française chargé de procéder aux examens des première, deuxième et 

troisième années d’enseignement professionnel secondaire complémentaire, 

section « soins infirmiers » et section « soins infirmiers-orientation 

santé mentale et psychiatrie ». Sessions de 2006, p. 22241. 

22 FEVRIER 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté 

française nommant les membres de la Commission de promotion de 

la santé àl’école, p. 22244. 



Pouvoirs locaux, p. 22247. 

Avis officiels 

Cour d’arbitrage 

Extrait de l’arrêt n° 40/2007 du 15 mars 2007, p. 22250. 

Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 

sur la Cour d’arbitrage, p. 22258. 





Schiedshof 

Franse Gemeenschap 

Ministerie van de Franse Gemeenschap 

24 JANUARI 2007. — Besluit van de Regering van de Franse 

Gemeenschap houdende benoeming van de leden van de examencommissie 

van de Franse Gemeenschap belast met het afnemen van de 

examens van de eerste, tweede en derde studiejaren van het aanvullend 

beroepssecundair onderwijs, afdeling « verpleegzorg » en afdeling 

« verpleegzorg studierichting geestelijke gezondheid en psychiatrie ». 

Zittijden 2006, bl. 22243. 

22 FEBRUARI 2007. — Besluit van de Regering van de Franse 

Gemeenschap tot benoeming van de leden van de Commissie voor 

gezondheidspromotie op school, bl. 22245. 

Officiële berichten 

Arbitragehof 

Uittreksel uit arrest nr. 40/2007 van 15 maart 2007, bl. 22252. 

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 

6 januari 1989 op het Arbitragehof, bl. 22257. 





Auszug aus dem Urteil Nr. 40/2007 vom 15. März 2007, S. 22255. 

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof, S. 22259. 



SELOR. — Bureau de Sélection de l’Administration fédérale 

Recrutement. Résultats, p. 22263. 

Service public fédéral Finances 

Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines. 

Publications prescrites par l’article 770 du Code civil. Successions en 

déshérence, p. 22265. 

Service public fédéral Justice 

Ordre judiciaire. Place vacante, p. 22266. 

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie 

Institut belge de normalisation (IBN). Enregistrement de normes 

belges, p. 22267. — Bureau de normalisation. Commission B443 

« Installations alimentées en gaz butane ou propane ». Appel aux 

candidatures, p. 22278. 

SELOR. — Selectiebureau van de Federale Overheid 

Werving. Uitslagen, bl. 22263. 

Federale Overheidsdienst Financiën 

Administratie van het kadaster, registratie en domeinen. Bekendmakingen 

voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. 

Erfloze nalatenschappen, bl. 22265. 

Federale Overheidsdienst Justitie 

Rechterlijke Orde. Vacante betrekking, bl. 22266. 

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie 

Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN). Registratie van Belgische 

normen, bl. 22267. — Bureau voor normalisatie. Commissie B443 

« Installaties voor butaan- of propaangas ». Oproep tot 

kandidaatstellingen, bl. 22278.




19 AVRIL 2007. — Circulaire relative au financement alternatif de 

certaines infrastructures de type ″bâtiments″ dans le cadre du décret du 

21 décembre 2006 relatif aux subventions accordées à certains investissements 

d’intérêt public, p. 22285. 

Ordres du jour 

Parlement francophone bruxellois, p. 22286. 

Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce 

sommaire mais figurent aux pages 22287 à 22374. 

MONITEUR BELGE − 26.04.2007 − BELGISCH STAATSBLAD 

22119 



Jobpunt Vlaanderen 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een sectorverantwoordelijke, 

een adjunct-coördinator RIS, een bouwkundig tekenaar 

en administratief medewerkers voor Waterwegen en Zeekanaal, 

bl. 22278. — Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een 

toezichter, een patrimoniuminspecteur, een bouwkundig tekenaar, een 

managementassistant en een sectorverantwoordelijke voor Waterwegen 

en Zeekanaal, bl. 22279. — Jobpunt Vlaanderen coördineert de 

aanwerving van een office manager voor het Vlaams Vredesinstituut, 

bl. 22280. — Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een 

bouwkundig tekenaar, een HR-deskundige loopbaan, administratief 

medewerkers, een financieel-administratief medewerker en een elektricien 

voor Waterwegen en Zeekanaal, bl. 22280. — Jobpunt Vlaanderen 

coördineert de aanwerving van administratief medewerkers voor 

Waterwegen en Zeekanaal, bl. 22281. — Jobpunt Vlaanderen coördineert 

de aanwerving van adjunct-districthoofden Kortrijk, Nieuwpoort 

en Aalst voor Waterwegen en Zeekanaal, bl. 22281. 


Het GO ! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (voorheen het 

Gemeenschapsonderwijs). Personeelsbeleid. Decreet Rechtspositie. Personeelsleden. 

Gemeenschapsonderwijs, bl. 22282. — Het Gemeenschapsonderwijs. 

Personeelsbeleid Permanente Ondersteuningscel Gemeenschapsonderwijs 

(POC). Oproep tot de kandidaten voor een tijdelijke 

aanstelling/tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een wervingsambt 

in de POC in het schooljaar 2007-2008, bl. 22284. 

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden 

niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van 

bl. 22287 tot bl. 22374.

22120 MONITEUR BELGE — 26.04.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS 

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN 

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR 

F. 2007 — 1660 

[C − 2007/21045] 

21 AVRIL 2007. — Loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès 

au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des 

étrangers (1) 

ALBERT II, Roi des Belges, 

A tous, présents et à venir, Salut. 

La Chambre des représentants a adopté et Nous sanctionnons ce qui 

suit : 

CHAPITRE I er . — Dispositions générales 

Article 1 er . La présente loi règle une matière visée à l’article 78 de la 

Constitution. 

Art. 2. La présente loi transpose partiellement la directive 2005/71/CE 

du Conseil du 12 octobre 2005 relative à une procédure d’admission 

spécifique des ressortissants de pays tiers aux fins de recherche 

scientifique. 

CHAPITRE II. — Modifications de la loi du 15 décembre 1980 sur 


étrangers 

Art. 3. Il est inséré dans le titre II de la loi du 15 décembre 1980 sur 


étrangers, un chapitre VI, intitulé comme suit : 

« CHAPITRE VI. — Chercheurs ». 

Art. 4. Au titre II, chapitre VI, de la même loi, est inséré un article 

61/10, rédigé comme suit : 

« Art. 61/10. § 1 er . Pour l’application du présent chapitre, il y a lieu 

d’entendre par : 

1° Chercheur : tout étranger non ressortissant de l’Union européenne 

titulaire d’un diplôme de l’enseignement supérieur donnant accès aux 

programmes de doctorat dans le pays d’obtention de ce diplôme, qui 

est sélectionné par un organisme de recherche agréé en Belgique, pour 

mener un projet de recherche pour lesquelles les qualifications 

susmentionnées sont requises, à l’exclusion du : 

— chercheur détaché par un organisme de recherche établi dans un 

autre Etat membre de l’Union européenne, auprès d’un organisme de 

recherche établi en Belgique; 

— chercheur qui vient effectuer des recherches, en qualité d’étudiant, 

en vue de l’obtention d’un doctorat. 

2° Organisme de recherche : tout organisme public ou privé qui 

effectue des travaux de recherche. 

3° Recherche : les travaux de création entrepris de façon systématique 

en vue d’accroître la somme des connaissances, y compris la connaissance 

de l’homme, de la culture et de la société, ainsi que l’utilisation de 

cette somme de connaissances pour concevoir de nouvelles applications. 

4° Convention d’accueil : toute convention conclue entre un organisme 

de recherche agréé en Belgique et un chercheur par laquelle le 

chercheur s’engage à mener à bien un projet de recherche et l’organisme 

de recherche à accueillir le chercheur. 

§ 2. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres : 

1° les conditions d’agrément des organismes de recherche ainsi que la 

durée de cet agrément; 

2° la procédure d’octroi, de renouvellement, de retrait et de non 

renouvellement de cet agrément; 

3° le modèle de convention d’accueil signée entre le chercheur et 

l’organisme de recherche; 

4° les conditions dans lesquelles une telle convention d’accueil peut 

être signée; 

5° les conditions dans lesquelles une telle convention d’accueil prend 

fin. » 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN 

N. 2007 — 1660 

[C − 2007/21045] 

21 APRIL 2007. — Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 

betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de 

vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (1) 

ALBERT II, Koning der Belgen, 

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. 

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtingen hetgeen volgt : 

HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen 

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 

78 van de Grondwet. 

Art. 2. Deze wet zet Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 

12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating 

van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk 

onderzoek gedeeltelijk om. 

HOOFDSTUK II. — Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 

betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de 

verwijdering van vreemdelingen 

Art. 3. In titel II van de wet van 15 december 1980 betreffende de 

toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering 

van vreemdelingen wordt een hoofdstuk VI, met de volgende titel, 

ingevoegd : 

« HOOFDSTUK VI. — Onderzoekers ». 

Art. 4. In titel II, hoofdstuk VI, van dezelfde wet, wordt een artikel 

61/10, als volgt opgesteld, ingevoegd : 

« Art. 61/10. § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt 

verstaan onder : 

1° Onderzoeker : elke vreemdeling die geen onderdaan is van de 

Europese Unie en die houder is van een diploma van hoger onderwijs 

dat toegang geeft tot doctoraalprogramma’s in het land waar dat 

diploma bekomen werd en die door een in België erkende onderzoeksinstelling 

geselecteerd is om een onderzoeksproject uit te voeren 

waarvoor de bovengenoemde kwalificaties vereist zijn, met uitzondering 

van : 

— de onderzoeker die door een in een andere lidstaat van de 

Europese Unie gevestigde onderzoeksinstelling wordt gedetacheerd bij 

een onderzoeksinstelling die gevestigd is in België; 

— de onderzoeker die onderzoek komt verrichten, in de hoedanigheid 

van student, met het oog op het behalen van een doctorstitel. 

2° Onderzoeksinstelling : openbare of particuliere instelling die 

onderzoek verricht. 

3° Onderzoek : stelselmatig verricht creatief werk ter vergroting van 

het kennisbestand, waaronder de kennis van mens, cultuur en samenleving, 

alsmede de aanwending van dit kennisbestand voor nieuwe 

toepassingen. 

4° Gastovereenkomst : overeenkomst die wordt afgesloten tussen een 

in België erkende onderzoeksinstelling en een onderzoeker, waarin de 

onderzoeker zich ertoe verbindt een onderzoeksproject uit te voeren en 

de onderzoeksinstelling zich ertoe verplicht de onderzoeker als gast te 

ontvangen. 

§ 2. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt 

de Koning : 

1° de voorwaarden voor de erkenning van de onderzoeksinstellingen 

en de duur van deze erkenning; 

2° de voorwaarden voor de toekenning, de vernieuwing, de intrekking 

en de niet-vernieuwing van deze erkenning; 

3° het model van de gastovereenkomst ondertekend door de 

onderzoeker en de onderzoeksinstelling; 

4° de voorwaarden waaronder een dergelijke gastovereenkomst kan 

worden ondertekend; 

5° de voorwaarden waaronder een dergelijke gastovereenkomst 

eindigt. »



« Art. 61/11. § 1 er . Lorsque la demande d’autorisation de séjourner 

plus de trois mois dans le Royaume est introduite auprès d’un poste 

diplomatique ou consulaire belge par un étranger qui désire mener, en 

tant que chercheur, un projet de recherche dans le cadre d’une 

convention d’accueil signée avec un organisme de recherche agréé, 

cette autorisation doit être accordée sil’intéressé ne se trouve pas dans 

un des cas prévus à l’article 3, alinéa 1 er ,5°à8°, delaprésente loi et s’il 

produit les documents suivants : 

1° un document de voyage en cours de validité; 

2° une convention d’accueil signée avec un organisme de recherche 

agréé en Belgique; 

3° un certificat médical d’où il résulte qu’il n’est pas atteint d’une des 

maladies énumérées à l’annexe de la présente loi; 

4° un certificat constatant l’absence de condamnations pour crimes 

ou délits de droit commun, si l’intéressé est âgé de plus de 18 ans. 

En cas d’impossibilité de produire le certificat prévu au 3° et 4° de 

l’alinéa 1 er , le ministre ou son délégué peut néanmoins, compte tenu 

des circonstances, autoriser l’étranger à séjourner en Belgique en tant 

que chercheur. 

Le ministre ou son délégué peut, en outre, décider de vérifier si les 

modalités sur la base desquelles la convention d’accueil a été conclue, 

sont respectées. 

§ 2. L’autorisation de séjourner plus de trois mois en Belgique peut 

être demandée par l’étranger auprès du bourgmestre de la localité où il 

séjourne, conformément aux articles 9 et 9bis. » 



« Art. 61/12. L’autorisation de séjour délivrée à un chercheur en 

application de l’article 61/11 est limitée à la durée du projet de 

recherche telle qu’elle est fixée dans la convention d’accueil conclue 

entre le chercheur et l’organisme de recherche agréé. 

Les dispositions de l’article 13, § 1 er , alinéa 5, sont applicables à 

l’autorisation de séjour visée à l’alinéa 1 er . 

L’inscription au registre des étrangers de l’étranger visé àl’alinéa 1 er 

et la délivrance du titre de séjour faisant foi de celle-ci ont lieu 

conformément aux dispositions de l’article 12. 

La prorogation ou le renouvellement de ce titre de séjour a lieu 

conformément à l’article 13, § 2. 

Le ministre ou son délégué peut donner l’ordre de quitter le territoire 

au chercheur autorisé à séjourner dans le Royaume dans les cas 

énumérés à l’article 13, § 3. 

L’organisme de recherche agréé qui a conclu une convention 

d’accueil avec un chercheur qui a obtenu un titre de séjour en 

application de l’article 61/11, doit avertir, immédiatement, le ministre 

ou son délégué, de tout événement empêchant l’exécution de la 

convention d’accueil. » 



« Art. 61/13. §.1 er Les dispositions des articles 10bis, § 2et10ter, sont 

applicables aux membres de la famille visés à l’article 10, § 1 er ,4°, 5° et 

6°, d’un chercheur autorisé au séjour en application de l’article 61/11. 

§ 2. Les dispositions de l’article 13, § 1 er , alinéa 6, sont applicables aux 

membres de la famille visés à l’article 10, § 1 er , 4°, 5° et 6°, d’un 

chercheur autorisé au séjour en application de l’article 61/11. 

§ 3. Le ministre ou son délégué peut donner l’ordre de quitter le 

territoire aux membres de la famille visés à l’article 10bis, § 2, d’un 

chercheur autorisé au séjour en application de l’article 61/11, dans les 

cas énumérés à l’article 13, § 4. » 

MONITEUR BELGE — 26.04.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 



« Art. 61/11. § 1. Indien de aanvraag voor een machtiging tot verblijf 

van meer dan drie maanden in het Rijk bij een Belgische diplomatieke 

of consulaire post wordt ingediend door een vreemdeling die, in de 

hoedanigheid van onderzoeker, een onderzoeksproject wil uitvoeren in 

het kader van een gastovereenkomst die afgesloten wordt met een 

erkende onderzoeksinstelling, moet deze machtiging worden toegekend 

indien de betrokkene zich niet bevindt in één van de gevallen die 

worden voorzien in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°, van de huidige wet en 

indien hij de volgende documenten overlegt : 

1° een geldig reisdocument; 

22121 

2° een met een in België erkende onderzoeksinstelling afgesloten 

gastovereenkomst; 

3° een geneeskundig getuigschrift waaruit blijkt dat hij niet aangetast 

is door één der in bijlage bij de huidige wet opgesomde ziekten; 

4° een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene niet veroordeeld 

is geweest wegens misdaden of wanbedrijven van gemeen recht, 

wanneer hij ouder is dan 18 jaar. 

Indien het onmogelijk is het in 3° en 4° van het eerste lid voorziene 

getuigschrift over te leggen kan de minister of zijn gemachtigde, 

rekening houdend met de omstandigheden, de vreemdeling echter 

machtigen om in de hoedanigheid van onderzoeker in België te 

verblijven. 

De minister of zijn gemachtigde kan ook beslissen om te verifiëren of 

de modaliteiten op basis waarvan de gastovereenkomst werd afgesloten, 

vervuld zijn. 

§ 2. De machtiging voor een verblijf van meer dan drie maanden in 

België kan door de vreemdeling worden aangevraagd bij de burgemeester 

van de plaats waar hij verblijft, overeenkomstig de artikelen 9 

en 9bis. » 



« Art. 61/12. De machtiging tot verblijf die in toepassing van artikel 

61/11 wordt afgegeven aan een onderzoeker wordt beperkt tot de 

duur van het onderzoeksproject, die wordt vastgelegd in de door de 

onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling afgesloten gastovereenkomst. 

De bepalingen van artikel 13, § 1, vijfde lid zijn van toepassing op de 

in het eerste lid bedoelde machtiging tot verblijf. 

De inschrijving in het vreemdelingenregister van de in het eerste lid 

bedoelde vreemdeling en de afgifte van de verblijfstitel die daarvan 

bewijs levert vinden plaats in overeenstemming met de bepalingen van 

artikel 12. 

De verlenging of vernieuwing van deze verblijfstitel vindt conform 

artikel 13, § 2 plaats. 

In de in artikel 13, § 3 opgesomde gevallen kan de minister of zijn 

gemachtigde de onderzoeker die gemachtigd is tot een verblijf in het 

Rijk een bevel geven om het grondgebied te verlaten. 

De erkende onderzoeksinstelling die een gastovereenkomst heeft 

afgesloten met een onderzoeker die een verblijfstitel heeft ontvangen in 

toepassing van artikel 61/11 moet de minister of zijn gemachtigde 

onmiddellijk op de hoogte brengen van elke gebeurtenis die de 

uitvoering van de gastovereenkomst verhindert. » 



« Art. 61/13. § 1. De bepalingen van de artikelen 10bis, § 2en10ter, 

zijn van toepassing op de in artikel 10, § 1, 4°, 5° en 6°, bedoelde 

familieleden van een onderzoeker die in toepassing van artikel 61/11 

tot een verblijf wordt gemachtigd. 

§ 2. De bepalingen van artikel 13, § 1, zesde lid, zijn van toepassing 

op de in artikel 10, § 1, 4°, 5° en 6° bedoelde familieleden van een 

onderzoeker die in toepassing van artikel 61/11 gemachtigd wordt tot 

een verblijf. 

§ 3. In de in artikel 13, § 4 opgesomde gevallen kan de minister of zijn 

gemachtigde de in artikel 10bis, § 2 bedoelde familieleden van een 

onderzoeker, die met toepassing van artikel 61/11, gemachtigd is tot 

een verblijf, het bevel geven het grondgebied te verlaten. »


CHAPITRE III. — Entrée en vigueur 

Art. 8. Le Roi fixe la date d’entrée en vigueur de la présente loi. 

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soi revêtue du sceau 

de l’Etat et publiée par le Moniteur belge. 

Donné àBruxelles, le 21 avril 2007. 

ALBERT 

Par le Roi : 

Le Ministre de l’Intérieur, 

P. DEWAEL 

Scellé du sceau de l’Etat : 

La Ministre de la Justice, 

Mme L. ONKELINX 

Note 

(1) Session 2006-2007. 

Chambre des représentants : 

Documents. — Projet de loi, 51-2976/001. — Rapport, 51-2976/002. — 

Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat, 51-2976/003. 

Compte rendu intégral : 29 mars 2007. 

Sénat : 

Documents. — Projet évoqué par le Sénat, 3-2370, n° 1. — Décision de 

ne pas amender, 3-2370, n° 2. 

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES 

F. 2007 — 1661 

[C − 2007/03169] 

20 MARS 2007. — Loi interdisant le financement de la fabrication, de 

l’utilisation ou de la détention de mines antipersonnel et de 

sous-munitions (1) 



Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit : 


Constitution. 

Art. 2. L’article 8 de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités 

économiques et individuelles avec des armes est complété par ce qui 

suit : 

« Est également interdit le financement d’une entreprise de droit 

belge ou de droit étranger dont l’activité consiste en la fabrication, 

l’utilisation, la réparation, l’exposition en vente, la vente, la distribution, 

l’importation ou l’exportation, l’entreposage ou le transport de 

mines antipersonnel et/ou de sous-munitions au sens de la présente loi 

en vue de leur propagation. 

À cette fin, le Roi publiera, au plus tard le premier jour du treizième 

mois suivant le mois de la publication de la loi, une liste publique 

i) des entreprises dont il a été démontré qu’elles exercent l’une des 

activités visées à l’alinéa précédent; 

ii) des entreprises actionnaires à plus de 50 % d’une entreprise au 

point i). 

iii) des organismes de placement collectif détenteurs d’instruments 

financiers d’une entreprise aux points i) et ii). 

Il fixera également les modalités de publication de cette liste. 

Par financement d’une entreprise figurant dans cette liste, on entend 

toutes les formes de soutien financier, à savoir les crédits et les garanties 

bancaires, ainsi que l’acquisition pour compte propre d’instruments 

financiers émis par cette entreprise. 

Lorsqu’un financement a déjà été accordé àune entreprise figurant 

dans la liste, ce financement doit être complètement interrompu pour 

autant que cela soit contractuellement possible. 

* 

HOOFDSTUK III. — Inwerkingtreding 

Art. 8. Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen 

datum. 

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden 

bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. 

Gegeven te Brussel, 21 april 2007. 

ALBERT 

Van Koningswege : 

De Minister van Binnenlandse Zaken, 

P. DEWAEL 

Met ’s Lands zegel gezegeld : 

De Minister van Justitie, 

Mevr. L. ONKELINX 

Nota 

(1) Zitting 2006-2007. 

Kamer van volksvertegenwoordigers : 

Stukken. — Ontwerp van wet, 51-2976/001. — Verslag, 51-2976/002. 

— Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de 

Senaat, 51-2976/003. 

Integraal verslag : 29 maart 2007. 

Senaat : 

Stukken. — Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 3-2370, nr. 1. — 

Beslissing om niet te amenderen, 3-2370, nr. 2. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN 

N. 2007 — 1661 

[C − 2007/03169] 

20 MAART 2007. — Wet inzake het verbod 

op de financiering van de productie, gebruik en bezit 

van antipersoonsmijnen en submunitie (1) 



De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : 

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 

78 van de Grondwet. 

Art. 2. Artikel 8 van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van 

economische en individuele activiteiten met wapens wordt aangevuld 

als volgt : 

« Eveneens verboden is de financiering van een onderneming naar 

Belgisch recht of naar buitenlands recht, met als activiteit de vervaardiging, 

het gebruik, het herstel, het te koop stellen, het verkopen, het 

uitdelen, invoeren of uitvoeren, het opslaan of vervoeren van antipersoonsmijnen 

en/of submunitie in de zin van deze wet, en met het oog 

op de verspreiding ervan. 

De Koning zal met dit doel, ten laatste op de eerste dag van de 

dertiende maand volgend op de maand waarin deze wet wordt 

bekendgemaakt, een publieke lijst opstellen 

i) van de ondernemingen waarvan is aangetoond dat zij een activiteit 

bedoeld in het vorige lid uitoefenen; 

ii) van de ondernemingen die voor meer dan de helft aandeelhouder 

zijn van een onderneming bedoeld in i) en; 

iii) van de instellingen voor collectieve belegging die houder zijn van 

financiële instrumenten van een onderneming bedoeld in i) en ii). 

Hij bepaalt eveneens de nadere regels voor de publicatie van deze 

lijst. 

Met financiering van een in de lijst opgenomen onderneming worden 

alle vormen van financiële steun bedoeld, namelijk kredieten, bankgaranties 

alsook het verwerven voor eigen rekening van de door de 

onderneming uitgegeven financiële instrumenten. 

Als een onderneming waarvoor reeds een financiering is toegekend, 

opgenomen is in de lijst, dient deze financiering volledig te worden 

stopgezet voor zover dit contractueel mogelijk is.

Cette interdiction ne s’applique pas aux organismes de placement 

dont la politique d’investissement, conformément à leurs statuts ou à 

leurs règlements de gestion, a pour objet de suivre la composition d’un 

indice d’actions ou d’obligations déterminé. 

L’interdiction de financement ne s’applique pas non plus aux projets 

bien déterminés d’une entreprise figurant dans cette liste, pour autant 

que le financement ne vise aucune des activités mentionnées dans cet 

article. L’entreprise est tenue de confirmer ceci dans une déclaration 

écrite. » 

Art. 3. Le paragraphe 6 de l’article 67 de la loi du 20 juillet 2004 

relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles est 

abrogé. 

Art. 4. Le quatrième tiret de l’article 3, § 2, 1, de la loi du 

11 janvier 1993 relative à la prévention de l’utilisation du système 

financier aux fins du blanchiment de capitaux et du financement du 

terrorisme, modifié par la loi du 12 janvier 2004, est complété par la 

disposition suivante : « en ce qui compris les mines anti-personnel 

et/ou les sous-munitions ». 

Art. 5. La présente loi entre en vigueur le jour de sa publication au 

Moniteur belge. 

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revétue du sceau 

de l’Etat et publiée par le Moniteur belge. 

Donné àBruxelles, le 20 mars 2007. 

ALBERT 

Par le Roi : 

Le Ministre des Finances, 

D. REYNDERS 




Note 

(1) Session 2006-2007 : 

Sénat : 

Documents. — 3-1968 - N° 1 : Proposition de loi de M. Mahoux. — 

N os 2 en 3 : Amendements. — N° 4 : Rapport. — N° 5 : Texte adopté par 

la commission. — N° 6 : Texte adopté en séance plénière et transmis à 

la Chambre des représentants. 

Annales. — 23 décembre 2006. 

Chambre des représentants : 

Documents. — 51 2833 - 001 : Projet transmis par le Sénat . — 002 : 

Texte adopté en séance plénière et soumis à la sanction royale. 

Compte rendu intégral. — 1 mars 2007. 

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, 

TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE 

F. 2007 — 1662 

[2007/200950] 

2 MARS 2007. — Loi portant assentiment à l’accord de coopération du 

1 er juin 2006 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région 


coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, 

la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant 

la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des 

substances dangereuses (1) 



Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit : 


Constitution. 


* 

Dit verbod is niet van toepassing op beleggings instellingen waarvan 

het beleggingsbeleid, overeenkomstig hun statuten of beheersreglement, 

tot doel heeft de samenstelling te volgen van een welbepaalde 

aandelen- of obligatie-index. 

Het financieringsverbod geldt evenmin voor welomschreven projecten 

van een op de lijst voorkomende onderneming, voorzover de 

financiering geen van de activiteiten beoogt als vermeld in dit artikel. 

De onderneming dient dit in een schriftelijke verklaring te bevestigen. » 

Art. 3. Paragraaf 6 van artikel 67 van de wet van 20 juli 2004 

betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles 

wordt opgeheven. 

Art. 4. Het vierde streepje van artikel 3, § 2, 1, van de wet van 

11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële 

stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, 

gewijzigd bij de wet van 12 januari 2004, wordt aangevuld als volgt : 

« met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie ». 

Art. 5. Deze wet treedt in werking op de dag waarop hij in het 

Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. 

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s lands zegel zal worden 


Gegeven te Brussel, 20 maart 2007. 

ALBERT 


De Minister van Financiën, 

D. REYNDERS 




22123 

Nota 

(1) Zitting 2006-2007 : 

Senaat : 

Documenten. — 3-1968 - Nr. 1 : Wetsvoorstel van de heer Mahoux. — 

Nrs. 2 en 3 : Amendementen. — Nr. 4 : Verslag. — Nr. 5 : Tekst 

aangenomen door de commissie. — Nr. 6 : Tekst aangenomen in 

plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. 

Handelingen. — 23 december 2006. 

Kamer van Volksvertegenwoordigers : 

Stukken. — 51 2833 - 001 : Ontwerp overgezonden door de Senaat. — 

002 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter 

bekrachtiging voorgelegd. 

Integraal verslag. — 1 maart 2007. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, 

ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG 

N. 2007 — 1662 

[2007/200950] 

2 MAART 2007. — Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord 

van 1 juni 2006 tussen de Federale Staat, het Vlaams 

Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 

tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 

tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en 

het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van 

de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn 

betrokken (1) 



De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : 

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in 

artikel 77 van de Grondwet.


Art. 2. Il est porté assentiment à l’accord de coopération du 

1 er 

juin 2006 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région 


coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la 

Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la 

maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des 

substances dangereuses. 

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du Sceau 

de l’Etat et publiée par le Moniteur Belge. 


Par le Roi : 

Le Ministre de l’ Emploi, 

P. VANVELTHOVEN 




Notes 

(1) Documents du Sénat. — 3-1820 - 2005/2006 : N o 1 : Projet de loi. — 

N o 2 : Rapport. 

Annales. — 7décembre 2006. 

Documents de la Chambre des représentants. — 51- 2798 - 2006/2007 : 001 : 

Projet transmis par le Sénat (sans rapport). — 002 : Texte adopté en 

séance plénière et soumis à la sanction royale. 

Voir aussi : 

Compte rendu intégral. — 15 février 2007. 

Art. 2. Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord 

van 1 juni 2006 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals 

Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het 

Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het 

Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen 

waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. 

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden 




De Minister van Werk, 





Nota’s 

(1) Stukken van de Senaat. — 3-1820 - 2005/2006 : Nr. 1 : Wetsontwerp. 

— Nr. 2 : Verslag. 

Handelingen. — 7 december 2006. 

Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers. — 51-2798 - 

2006/2007 : 001 : Ontwerp overgezonden door de Senaat (zonder 

verslag). — 002 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de 

Koning ter bekrachtiging voorgelegd. 

Zie ook : 

Integraal verslag. — 15 februari 2007. 

Accord de coopération entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles- 

Capitale modifiant l’accord de coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région 

wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs 

impliquant des substances dangereuses 

Vu la Directive 2003/105/CE du Parlement européen et du Conseil du 16 décembre 2003 modifiant la directive 

96/82/CE du Conseil concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances 

dangereuses; 

Vu l’avis n o 2005/37 du 27 octobre 2005 du « Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen » et du « Milieu- en 

Natuurraad van Vlaanderen »; 

Vu l’avis n o 1.539 du 21 décembre 2005 du Conseil National du travail; 

Considérant que selon l’article 2 de la directive 2003/105/CE susmentionnée, les états membres mettent en vigueur 

les dispositions législatives et administratives nécessaires pour s’y conformer avant le 1 er juillet 2005; 

L’Etat fédéral, représenté par le Ministre de l’Intérieur, le Ministre de l’Economie, le Ministre de l’Environnement 

et le Ministre du Travail; 

La Région flamande, représentée par le Gouvernement flamand, en la personne de son Ministre-Président et en la 

personne du Ministre flamand des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire et du Ministre flamand 

des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature; 

La Région wallonne, représentée par le Gouvernement wallon en la personne de son Ministre-Président et en la 

personne du Ministre wallon du Logement, des Transports et du Développement territorial et en la personne du 

Ministre wallon de l’Agriculture, de la Ruralité, del’Environnement et du Tourisme; 

La Région de Bruxelles-Capitale, représentée par le Gouvernement de Bruxelles-Capitale en la personne de son 

Ministre-Président, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du territoire, des Monuments et Sites, de la 

Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au développement, en la personne du 

Ministre chargé de l’Environnement, de l’Energie et de la Politique de l’Eau et en la personne du Secrétaire d’État 

chargé du Logement et de l’Urbanisme, 

Convenons ce qui suit : 

Article 1 er . Al’article 4 de l’Accord de coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la 

Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs 

impliquant des substances dangereuses, les modifications suivantes sont apportées : 

a) dans le texte français du 3 o , les mots « pour l’application de cet accord, à un établissement existant » sont 

remplacés par les mots « pour l’application de cet accord, à un nouvel établissement »; 

b) dans le 12 o , les mots « du rapport de sécurité»sont remplacés par les mots « du rapport de sécurité et de la 

notification ». 

Art. 2. Al’article 5 du même accord de coopération sont apportées les modifications suivantes : 

a) dans le § 2, 4 o , les mots « Ministère fédéral de l’Emploi et du Travail » sont remplacés par les mots « Service 

Public Fédéral Emploi, Travail et Concertation Sociale » et les mots « Ministère fédéral des Affaires Economiques » par 

les mots « Service Public Fédéral Economie, PME, Classes Moyennes et Energie »; 

b) dans le § 2, 5 o , les mots « protection civile » sont remplacés par les mots « sécurité civile » et les mots « Ministère 

fédéral de l’Intérieur » par les mots « Service Public Fédéral Intérieur »; 

c) dans le § 3, 4 o les mots « Ministère fédéral de l’Emploi et du Travail » sont remplacés par les mots « Service Public 

Fédéral Emploi, Travail et Concertation Sociale » et les mots « Ministère fédéral des Affaires Economiques » par les 

mots » Service Public Fédéral Economie, PME, Classes Moyennes et Energie ».



a) le 5 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 5 o l’exploitation (prospection, extraction et traitement) des matières minérales dans les mines, les carrièresouau 

moyen de forages, à l’exception des opérations de traitement chimique et thermique et du stockage lié àces opérations 

qui entraînent une présence de substances dangereuses telles que définies à l’annexe I re ; »; 

b) le 6 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 6 o les activités de prospection et d’exploitation offshore de matières minérales, y compris d’hydrocarbures; »; 

c) l’article est complété comme suit : 

« 7 o les décharges de déchets, à l’exception des installations en activité d’élimination des stériles, y compris les 

bassins de décantation des stériles, qui contiennent des substances dangereuses telles que définies à l’annexe I re ,en 

particulier lorsqu’elles sont utilisées en relation avec le traitement chimique et thermique des minéraux. ». 


a) le § 1 er ,1 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 1 o dans le cas de nouveaux établissements : au plus tard au moment de l’introduction de la demande d’un permis 

comportant l’autorisation d’exploitation de l’établissement ou de la modification ou de l’extension d’un établissement 

visé àl’article 4, 3 o ; » 

b) le § 1 er ,3 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 3 o dans le cas des établissements qui doivent introduire une notification suite à une modification du champ 

d’application de l’accord de coopération, notamment suite à une modification de la classification des substances 

dangereuses : au plus tard trois mois à compter de la date à laquelle le présent accord de coopération s’applique à 

l’établissement concerné, comme prévu à l’article 3, § 1 er . »; 

c) le § 2 est remplacé par la disposition suivante : 

«§2. La notification prévue au § 1 er contient les renseignements suivants : 

1 o le nom ou la raison sociale de l’exploitant, ainsi que l’adresse complète de l’établissement concerné; 

2 o le siège de l’exploitant avec l’adresse complète; 

3 o le nom ou la fonction du responsable de l’établissement, s’il s’agit d’une personne autre que celle visée au 

point 1 o ; 

4 o les informations permettant d’identifier les substances dangereuses ou la catégorie de substances dangereuses 

en cause; 

5 o la quantité et la forme physique de la ou des substances dangereuses en cause; 

6 o l’activité exercée ouprévue dans l’installation ou sur l’aire de stockage; 

7 o l’environnement immédiat de l’établissement, étant les éléments susceptibles de causer un accident majeur ou 

d’aggraver ses conséquences. »; 

d) le § 4 est remplacé par la disposition suivante : 

«§4. La notification est transmise par l’exploitant au service de coordination en huit exemplaires. Si nécessaire, ce 

nombre est augmentéàla demande du service de coordination. Avec l’accord du service de coordination, la notification 

peut se faire sous forme digitale suivant les formalités déterminées par lui. »; 

e) le § 5, 2 o est remplacé par la disposition suivante : 

2 o en cas de modification d’un établissement ou d’une installation qui pourrait avoir des répercussions 

considérables sur des risques d’accident majeur; »; 

f) le § 5 est complété comme suit : 

« 3 o en cas de fermeture définitive de l’établissement. ». 

g) le § 6 est remplacé par la disposition suivante : 

«§6. Le service de coordination transmet les notifications visées au § 1 er aux services d’évaluation, aux services 

d’inspection compétent, au gouverneur de province compétent et au bourgmestre compétent. » 

Art. 5. L’article 9 du même accord de coopération est complété par le paragraphe suivant : 

«§4. Dans le cas des établissements qui doivent rédiger le document visé au § 1 er suite à une modification du 

champ d’application de l’accord de coopération, notamment suite à une modification de la classification des substances 

dangereuses, ce document est rédigé dans les trois mois suivant la date à laquelle le présent accord de coopération 

s’applique à l’établissement concerné, comme prévu à l’article 3, § 1 er . » 

Art. 6. Al’article 10, § 2dumême accord de coopération sont apportées les modifications suivantes : 

a) Le 1 o est complété comme suit : 

« e) l’implication du personnel sous-traitant travaillant dans l’établissement; »; 

b) Le 5 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 5 o la planification des situations d’urgence : la gestion des procédures visant à identifier à l’aide d’une analyse 

systématique les situations d’urgence prévisibles, àélaborer, à mettre à l’essai et à revoir les plans d’urgence, et à fournir 

au personnel, y compris le personnel sous-traitant concerné, la formation nécessaire, afin de pouvoir faire face à de 

telles situations d’urgence; ». 

22125



a) Le § 2 est remplacé par la disposition suivante : 

«§2. Le rapport de sécurité contient au moins les données et informations énumérées à l’annexe II. Il indique le 

nom des organismes pertinents ayant participé àl’établissement du rapport. Il contient, par ailleurs, l’inventaire à jour 

des substances dangereuses présentes dans l’établissement. »; 

b) Dans le § 3, premier alinéa le1 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 1 o pour les établissements nouveaux : au plus tard trois mois avant le début de l’exploitation de l’établissement 

ou de la modification ou de l’extension d’un établissement visé àl’article 4, 3 o ; 

c) Dans le § 3, premier alinéa le4 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 4 o sans délai après les révisions périodiques prévues au § 4; »; 

d) Dans le § 3, premier alinéa le5 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 5 o pour des établissements qui doivent rédiger un rapport de sécurité suite à une modification du champ 


dangereuses : dans l’année suivant la date à laquelle le présent accord de coopération s’applique à l’établissement 

concerné, comme prévu à l’article 3, § 1 er ; »; 

e) Le § 3, premier alinéa est complété par : 

6 o pour des établissements visés à l’article 3, § 1 er , troisième alinéa, qui doivent pour la première fois rédiger un 

rapport de sécurité suite à une modification ou une extension : avant le début de l’exploitation de la modification ou 

de l’extension. »; 

f) Le § 3, deuxième alinéa est remplacé par la disposition suivante : 

« Le rapport de sécurité sera soumis en 8 exemplaires. Si nécessaire, ce nombre est augmenté àla demande du 

service de coordination. Avec l’accord du service de coordination, il peut être remis sous forme digitale selon les 

modalités à déterminer par lui. ». 

Art. 8. L’article 14, alinéa 1 er du même accord de coopération est remplacé par l’alinéa suivant : 

« Le rapport de sécurité, y compris la liste visée à l’article 12 § 2, peut être consulté par le public auprès du service 

de coordination. L’exploitant peut demander au service de coordination de ne pas rendre publiques certaines parties 

du rapport et de la liste en vertu du caractère confidentiel de certaines données industrielles, commerciales ou 

personnelles. Le service de coordination peut décider que certaines parties du rapport et de la liste ne peuvent être 

rendues publiques pour les raisons énumérées ci-dessus ou pour des raisons de sûreté de l’Etat, de prévention de 

sabotage ou de défense nationale. » 

Art. 9. À l’article 15 du même accord de coopération sont apportées les modifications suivantes : 

a) Le § 2, 1 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 1 o pour les nouveaux établissements : avant le début de l’exploitation de l’établissement ou de la modification ou 

de l’extension d’un établissement visé àl’article 4, 3 o ; »; 

b) Le § 2, 4 o est remplacé par la disposition suivante : 

« 4 o pour les établissements qui doivent élaborer un plan d’urgence interne suite à une modification du champ 


dangereuses : dans l’année suivant la date à laquelle le présent accord de coopération s’applique à l’établissement 

concerné, comme prévu à l’article 3, § 1 er . »; 

c) Le § 3 est complété par l’alinéa suivant : 

« L’exploitant consulte également le personnel sous-traitant concerné travaillant sur le site à long terme lors de 

l’élaboration du plan d’urgence interne. ». 


a) Dans le § 1 er , premier alinéa, les mots « protection civile » sont remplacés par les mots « sécurité civile »; 

b) Dans le § 2, deuxième alinéa, les mots « protection civile » sont remplacés par les mots « sécurité civile »; 

c) Le § 3 est remplacé par la disposition suivante : 

«§3. Le Ministre compétent pour la sécurité civile veille à ce que le public soit consulté lors de la définition ou de 

l’actualisation des plans d’urgence externes, conformément à ses instructions. Cette consultation implique que le public 

puisse émettre ses observations dans un délai raisonnable et que ces observations soient examinées. »; 

d) Dans le § 4, premier et deuxième alinéa, les mots « protection civile » sont remplacés par les mots « sécurité 

civile »; 

e) L’article est complété par le paragraphe suivant : 

«§5. Le Ministre compétent pour la sécurité civile veille à ce que pour ce qui est des plans d’urgence externes, il 

soit tenu compte de la nécessité de faciliter une coopération accrue entre les États-membres européens en matière de 

secours relevant de la protection civile en cas de catastrophe majeure. ». 

Art. 11. Dans l’article 19 du même accord de coopération sont apportées les modifications suivantes : 

a) le § 1 er , premier alinéa est remplacé par la disposition suivante : 

«§1. Le ministre, compétent pour la sécurité civile, ou son délégué, veille à ce que les informations concernant les 

mesures de sécuritéàprendre et la conduite à tenir en cas d’accident majeur soient fournies d’office régulièrement selon 

la forme la mieux appropriée, à toutes les personnes et à tous les établissements accueillant du public susceptibles d’être 

affectés par un accident majeur se produisant dans un établissement visé àl’article 12. »; 

b) Dans le § 3 les mots « protection civile » sont remplacés par les mots « sécurité civile ». 

Art. 12. Dans l’article 20 du même accord de coopération, le § 2 est remplacé par : 

«§ 2. Si l’accident majeur ou l’événement non maîtrisé exige une action coordonnée des services de secours et 

d’intervention, le plan d’urgence externe est déclenché et exécuté conformément à la législation sur la protection civile 

et les instructions en la matière du ministre compétent en matière de sécurité civile. ».


Art. 13. Dans l’article 11, § 2, 2 o ,l’article 16, l’article 18, alinéa 1 er ,l’article 21, troisième alinéa etl’article 22, § 2, 

du même accord de coopération, les mots « protection civile » sont à chaque fois remplacés par les mots « sécurité 

civile ». 

Art. 14. Dans l’article 23 du même accord de coopération, le § 2, alinéa 1 er est remplacé par : 

«§2. Dès que les informations prévues à l’article 22 ont été rassemblées, l’équipe d’inspection compétente informe 

la Commission de la Communauté européenne du résultat de son analyse et lui fait part de ses recommandations au 

moyen du formulaire prévu en la matière. ». 

Art. 15. L’article 24, § 1 er , alinéa 2dumême accord de coopération est remplacé par l’alinéa suivant : 

« Les Régions veillent à ce que leur politique en matière d’affectation ou d’utilisation du sol ou d’autres politiques 

pertinentes ainsi que les procédures de mise en œuvre de ces politiques tiennent compte de la nécessité, à long terme, 

de maintenir des distances appropriées entre, d’une part, les établissements couverts par le présent accord et, d’autre 

part, les zones d’habitation, les immeubles et zones fréquentés par le public, les voies de transport importantes dans 

la mesure où c’est possible, les zones de loisirs et les zones présentant un intérêt naturel particulier ou ayant un 

caractère particulièrement sensible, et, pour les établissements existants, de la nécessité de mesures techniques 

complémentaires conformément à l’article 7, afin de ne pas accroître les risques pour les personnes. ». 


a) Le § 1, premier alinéa est remplacé par l’alinéa suivant : 

«§l. Le service de coordination transmet, immédiatement après réception des rapports de sécurité, un exemplaire 

de chaque rapport de sécurité : 

1 o aux services d’évaluation; 

2 o aux services d’inspection compétents; 

3 o au gouverneur de province compétent; 

4 o au bourgmestre compétent.; 

b) Dans le § 4, l’alinéa suivant est inséré entre les alinéas2et3: 

« Pour les rapports de sécurité introduits en application de l’article 12, § 3, 4 o ,5 o et 6 o , le service de coordination 

fait connaître les conclusions à l’exploitant dans un délai de neuf mois. »; 

c) Le § 4 est complété avec l’alinéa suivant : 

« Le service de coordination transmet pour information les conclusions et les modifications et compléments 

demandés aux services d’inspection compétents. »; 

d) Le § 6, deuxième alinéa est remplacé par l’alinéa suivant : 

« Dans le cas d’un nouvel établissement, un nouveau délai de 60 jours ouvrables prend cours dès que l’exploitant 

a introduit le rapport de sécurité modifié ou complété auprès du service de coordination. »; 

e) Le § 6 est complété avec l’alinéa suivant : 

« Dans les autres cas, le rapport de sécurité adapté est examiné dans un délai déterminé par le service de 

coordination d’au moins 60 jours ouvrables. »; 

f) dans le § 7 les mots « dezelfde termijn » dans le texte néerlandais sont remplacés par les mots « dezelfde 

termijnen ». 

Art. 17. Dans l’article 26bis du même accord de coopération, les mots « Direction générale de la Protection Civile 

du Ministère fédéral de l’Intérieur » sont remplacés par les mots « Direction générale de la Sécurité Civile du Service 

Public Fédéral Intérieur ». 

Art. 18. Dans l’article 27, § 2dumême accord de coopération, les mots « Ministère fédéral de l’Emploi et du 

Travail » sont remplacés par les mots « Service Public Fédéral Emploi, Travail et Concertation Sociale ». 


a) Le texte français du § 2, 2 o , premier alinéa est remplacé par la disposition suivante : 

« 2 o après chaque inspection, un rapport d’inspection est établi par le service d’inspection concerné; une copie de 

ce rapport est transmise aux autres services d’inspection faisant partie de 1’équipe d’inspection. »; 

b) Dans le dernier paragraphe, les mots «§2 » sont remplacés par les mots «§3 ». 

Art. 20. Al’article 31 du même accord de coopération, sont apportées les modifications suivantes : 

a) dans le premier alinéa, les mots « amende de 1.000 francs à 1.000.000 francs » sont remplacés par les mots 

« amende de 1.000 euros à 1.000.000 euros »; 

b) le deuxième alinéa est remplacé par l’alinéa suivant : 

« La loi du 30 juin 1971 relative aux amendes administratives applicables en cas d’infraction à certaines lois sociales 

est applicable aux infractions citées. Une amende administrative de 50 euros à 1.250 euros peut être infligée par le 

fonctionnaire compétent du Service Public Fédéral Emploi, Travail et Concertation Sociale, désigné en exécution de 

cette loi et conformément la procédure visée dans cette loi. ». 

Art. 21. Dans l’article 31, alinéa 1 er ,5 o du même accord de coopération, les mots « 19, § 1 er » sont remplacés par 

les mots « 20, § 1 er ». 

Art. 22. Al’article 35 du même accord de coopération, les modifications suivantes sont apportées : 

a) dans le § 1 er , le tiret suivant est ajouté avant le premier tiret : 

« - veiller à une application uniforme sur tout le territoire de la Belgique du présent accord de coopération; »; 

b) le § 1 er est complété par : 

« - la coordination de la communication à la Commission de la Communauté européenne, du nom, de l’adresse et 

de l’activité des établissements visés à l’article 3, § 1 er , deuxième et troisième alinéa. »; 

c) dans le § 5, les mots « le Ministère de l’Emploi et du Travail » sont remplacés par « le Service public fédéral 

Emploi, Travail et Concertation sociale ». 

22127


Art. 23. L’annexe I re du même accord de coopération est remplacé par l’annexe du présent accord de coopération. 

Art. 24. Al’annexe II du même accord de coopération sont apportées les modifications suivantes : 

a) Le IV, B est remplacé par la disposition suivante : 

« B. Evaluation de l’étendue et de la gravité des conséquences des accidents majeurs identifiés, y compris cartes, 

images ou, le cas échéant, descriptions équivalentes faisant apparaître les zones susceptibles d’être affectées par des tels 

accidents impliquant l’établissement, sous réserve des dispositions de l’article 14; »; 

b) Le IV, C, est remplacé, dans le texte néerlandais, par la disposition suivante : 

« C. Beschrijving van de technische parameters en van de uitrusting die van belang zijn voor de veiligheid van de 

installaties. »; 

c) Le V, A est remplacé, dans le texte français par la disposition suivante : 

« A. Description des équipements installés pour limiter les conséquences des accidents majeurs; ». 

Art. 25. Dans l’annexe VI du même accord de coopération, dans le texte français, les mots « aux dispositions de 

l’article 12, § 6, » sont remplacés par les mots « aux dispositions de l’article 12, § 5. ». 

Art. 26. L’intitulé de l’annexe VII du même accord de coopération, est remplacé, dans le texte néerlandais, par 

l’intitulé suivant : 

« NADERE OMSCHRIJVING VAN DE COORDINATIEBEVOEGDHEID VERVAT IN ARTIKEL 27, § 2 ». 

Art. 27. Dans l’annexe VII, d) du même accord de coopération, le mot «évolution » est remplacé, dans le texte 

français, par le mot « évaluation ». 

Fait à Bruxelles, le 1 er juin 2006 en 4 exemplaires originaux. 

Pour l’Etat fédéral : 

Les Ministres de l’Intérieur, 

de l’Economie, de l’Environnement et du Travail, 

P. DEWAEL; M. VERWILGHEN; B. TOBBACK; P. VANVELTHOVEN 

Pour la Région flamande : 

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, 

Y. LETERME 

Les Ministres flamands des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire et des Travaux publics, 

de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature, 

D. VAN MECHELEN; K. PEETERS 

Pour la Région Wallonne : 

Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, 

E. DI RUPO 

Les Ministres wallons du Logement, des Transports 

et du Développement territorial et de l’Agriculture, de la Ruralité, 

de l’Environnement et du Tourisme 

A. ANTOINE B. LUTGEN 

Pour la Région de Bruxelles-Capitale : 

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de 

l’Aménagement du territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté 

publique et de la Coopération au développement, 

Ch. PICQUE 

La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargée de l’Environnement, de l’Energie 

et de la Politique de l’Eau et la Secrétaire d’Etat à la Région de Bruxelles-Capitale, chargée du Logement 

et de l’Urbanisme, 

E. HUYTEBROECK, F. DUPUIS 

ANNEXE 

SUBSTANCES DANGEREUSES 

INTRODUCTION 

1. La présente annexe concerne la présence de substances dangereuses dans un établissement au sens de l’article3duprésent 

accord de coopération et détermine l’application de ses articles. 

2. Les mélanges et préparations sont assimilés à des substances pures pour autant qu’ils soient conformes aux 

limites de concentration fixées en fonction de leurs propriétés dans la directive européenne en la matière indiquées dans 

la partie 2 note 1 ou leurs dernières adaptations au progrès technique, à moins qu’une composition en pourcentages ou 

une autre description ne soit spécifiquement donnée. 

3. Les quantités seuils indiquées ci-dessous s’entendent par établissement. 

4. Les quantités qui doivent être prises en considération pour l’application des articles sont les quantités maximales 

qui sont présentes ou sont susceptibles d’être présentes à n’importe quel moment. Les substances dangereuses qui ne 

se trouvent dans un établissement qu’en quantités égales ou inférieures à 2 % de la quantité seuil indiquée ne sont pas 

prises en compte dans le calcul de la quantité totale présente si leur emplacement à l’intérieur de l’établissement est tel 

qu’il ne peut déclencher un accident majeur ailleurs sur le site ou qu’il ne peut augmenter les conséquences d’un 

accident. 

5. Les règles données dans la partie 2 note 4 qui régissent l’addition de substances dangereuses ou de catégories 

de substances dangereuses sont, le cas échéant, applicables.


6. Aux fins du présent accord de coopération, on entend par gaz, toute substance dont la pression de vapeur 

absolue est égale ou supérieure à 101,3 kPa à une température de 20 o C. 

7. Aux fins du présent accord de coopération, on entend par liquide, toute substance qui n’est pas définie comme 

étant un gaz et qui ne se trouve pas à l’état solide à une température de 20 o Cetà une pression normale de 101,3 kPa. 

PARTIE 1 

Substances désignées 

Lorsqu’une substance ou un groupe de substances figurant dans la partie 1 relève(nt) également d’une catégorie 

de la partie 2, les quantités seuils à prendre en considération sont celles indiquées dans la partie 1. 

Colonne 1 Colonne 2 Colonne 3 

Substances dangereuses 

Quantité seuil (en tonnes) 

Nitrate d’ammonium (voir note 1) 5 000 10 000 

Nitrate d’ammonium (voir note 2) 1 250 5 000 

Nitrate d’ammonium (voir note 3) 350 2 500 

Nitrate d’ammonium (voir note 4) 10 50 

Nitrate de potassium (voir note 5) 5 000 10 000 

Nitrate de potassium (voir note 6) 1 250 5 000 

Pentoxyde d’arsenic, acide (V) arsénique et/ou ses sels 1 2 

Trioxyde d’arsenic, acide (III) arsénieux ou ses sels 0,1 

Brome 20 100 

Chlore 10 25 

Composés de nickel sous forme pulvérulente inhalable (monoxyde de nickel, 

dioxyde de nickel, sulfure de nickel, disulfure de trinickel, trioxyde de dinickel) 

Ethylèneimine 10 20 

Fluor 10 20 

Formaldéhyde (concentration > 90%) 5 50 

Hydrogène 5 50 

Chlorure d’hydrogène (gaz liquéfié) 25 250 

Plomb-alcoyles 5 50 

Gaz liquéfiés extrêmement inflammables (y compris GPL) et gaz naturel 50 200 

Acétylène 5 50 

Oxyde d’éthylène 5 50 

Oxyde de propylène 5 50 

Méthanol 500 5 000 

4,4-méthylène-bis (2-chloraniline) et/ou ses sels, sous forme pulvérulente 0,01 

Isocyanate de méthyle 0,15 

Oxygène 200 2 000 

Diisocyanate de toluène 10 100 

Dichlorure de carbonyle (phosgène) 0,3 0,75 

Trihydrure d’arsenic (arsine) 0,2 1 

Trihydrure de phosphore (phosphine) 0,2 1 

22129 

1


Dichlorure de soufre 1 1 

Trioxyde de soufre 15 75 

Polychlorodibenzofuranes et 

polychlorodibenzodioxines (y compris TCDD), calculées en équivalent TCDD 

Les CARCINOGÈNES suivants à des concentrations en poids supérieures à 5% : 

4-aminobiphényle et/ou ses sels, benzotrichlorure, benzidine et/ou ses sels, oxyde 

de bis-(chlorométhyle), oxyde de chlorométhyle et de méthyle, 1,2-dibromoéthane, 

sulfate de diéthyle, sulfate de diméthyle, chlorure de diméthylcarbamoyle, 1,2dibromo-3-chloropropane, 

1,2-diméthylhydrazine, diméthylnitrosamine, triamide 

hexaméthylphosphorique, hydrazine, 2-naphthylamine et/ou ses sels, 4-nitrodiphényle 

et 1,3-propanesultone 

Produits dérivés dupétrole : 

a) essences et naphtes 

b) kérosènes (carburants d’aviation compris) 

c) gazoles (gazole Diesel, gazole de chauffage domestique et mélanges de gazoles 

compris) 

Notes 

0,001 

0,5 2 

2 500 25 000 

1. Nitrate d’ammonium (5 000/10 000) : engrais susceptibles de subir une décomposition auto-entretenue 

Cela s’applique aux engrais composés à base de nitrate d’ammonium (un engrais composé contient du nitrate 

d’ammonium avec du phosphate et/ou de la potasse) dans lesquels la teneur en azote due au nitrate d’ammonium est 

- comprise entre 15,75 % (1) et 24,5 % (2) en poids et qui soit contiennent au maximum 0,4 % de matières 

organiques/combustibles au total soit satisfont aux conditions de l’annexe III du Règlement 2003/2003/CE, 

- de 15,75 % (3) en poids ou moins et sans limitation de teneur en matières combustibles, 

et qui sont susceptibles de subir une décomposition auto-entretenue selon le test en auge défini dans le cadre de 

l’Organisation des Nations unies (ONU) (voir Recommandations des Nations unies relatives au transport des 

marchandises dangereuses : « Manual of Tests and Criteria », partie III, sous-section 38.2). 

2. Nitrate d’ammonium (1 250/5 000) : formule d’engrais) 

Cela s’applique aux engrais simples à base de nitrate d’ammonium et aux engrais composés à base de nitrate 

d’ammonium dans lesquels la teneur en azote due au nitrate d’ammonium est 

- supérieure à 24,5 % en poids, à l’exception des mélanges de nitrate d’ammonium avec de la dolomie, du calcaire 

et/ou du carbonate de calcium, dont la pureté est d’au moins 90 % , 

- supérieure à 15,75 % en poids pour les mélanges de nitrate d’ammonium et de sulfate d’ammonium, 

- supérieure à 28 % (4) en poids pour les mélanges de nitrate d’ammonium avec de la dolomie, du calcaire et/ou 

du carbonate de calcium, dont la pureté est d’au moins 90 % , 

et qui satisfont aux conditions de l’annexe III du Règlement 2003/2003/CE. 

3. Nitrate d’ammonium (350/2 500) : qualité technique 

Cela s’applique : 

- au nitrate d’ammonium et aux préparations à base de nitrate d’ammonium dans lesquelles la teneur en azote due 

au nitrate d’ammonium est : 

- comprise entre 24,5 % et 28 % en poids et qui contiennent au plus 0,4 % de substances combustibles, 

- supérieure à 28 % en poids et qui contiennent au plus 0,2 % de substances combustibles, 

- aux solutions aqueuses de nitrate d’ammonium dans lesquelles la concentration en nitrate d’ammonium est 

supérieure à 80 % en poids. 

4. Nitrate d’ammonium (10/50) : matières « off-specs » (hors spécifications) et engrais ne satisfaisant pas au test de détonabilité 

Cela s’applique : 

- aux matières rejetées au cours du processus de fabrication, au nitrate d’ammonium et aux préparations à base de 

nitrate d’ammonium, aux engrais simples à base de nitrate d’ammonium et aux engrais composés à base de nitrate 

d’ammonium visés dans les notes 2 et 3, qui sont ou ont été renvoyés par l’utilisateur final à un fabricant, à une 

installation de stockage temporaire ou à une usine de retraitement pour subir un nouveau processus, un recyclage ou 

un traitement en vue de pouvoir être utilisés sans danger, parce qu’ils ne satisfaisaient plus aux prescriptions des notes 

2et3, 

- aux engrais visés dans la note 1, premier tiret, et la note 2, qui ne satisfont pas aux conditions de l’annexe III du 

Règlement 2003/2003/CE. 

5. Nitrate de potassium (5 000/10 000) 

Cela s’applique aux engrais composés à base de nitrate de potassium constitués de nitrate de potassium sous forme 

de granules et de microgranules, pour autant que ces engrais possèdent des propriétés dangereuses conformément aux 

critères de la partie 2. 

6. Nitrate de potassium (1 250/5 000) : 

Cela s’applique aux engrais composés à base de nitrate de potassium constitués de nitrate de potassium sous forme 

cristalline, pour autant que ces engrais possèdent des propriétés dangereuses conformément aux critères de la 

partie 2.


7. Polychlorodibenzofuranes et polychlorodibenzodioxines 

Les quantités des polychlorodibenzofuranes et polychlorodibenzodioxines se calculent à l’aide des facteurs de 

pondération suivants : 

(1) Une teneur en azote de 15,75 % en poids due au nitrate d’ammonium correspond à 45 % de nitrate 

d’ammonium. 

(2) Une teneur en azote de 24,5 % en poids due au nitrate d’ammonium correspond à 70 % de nitrate d’ammonium. 

(3) Une teneur en azote de 15,75 % en poids due au nitrate d’ammonium correspond à 45 % de nitrate 

d’ammonium. 

(4) Une teneur en azote de 28 % en poids due au nitrate d’ammonium correspond à 80 % de nitrate d’ammonium. 

PARTIE 2 

Catégories de substances et de préparations non spécifiquement désignées dans la partie 1 

Colonne 1 Colonne 2 Colonne 3 

Catégories de substances dangereuses 

Quantité seuil (en tonnes) 

1. TRES TOXIQUES 5 20 

2. TOXIQUES 50 200 

3. COMBURANTES 50 200 

4. EXPLOSIVES (voir note 2) lorsque la substance, la préparation ou l’objet est classé 

dans la division 1.4. de l’accord ADR (Nations unie) 

50 200 

5. EXPLOSIVES (voir note 2) lorsque la substance, la préparation ou l’objet est classé 

dans l’une des divisions suivantes de l’accord ADR (Nations unies) : 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 

ou 1.6, ou relève des phrases de risque R2 ou R3 

10 50 

6. INFLAMMABLES (lorsque la substance ou la préparation relève de la définition 

donnée dans la note 3) a)) 

5 000 50 000 

7a. FACILEMENT INFLAMMABLES (lorsque la substance ou la préparation relève 

de la définition donnée dans la note 3) b) 1) 

50 200 

7b.LIQUIDES FACILEMENT INFLAMMABLES (lorsque la substance ou la préparation 

relève de la définition donnée dans la note 3) b) 2) 

5 000 50 000 

8.EXTREMEMENT INFLAMMABLES (lorsque la substance ou la préparation relève 

de la définition donnée dans la note 3) c)) 

9. SUBSTANCES DANGEREUSES POUR L’ENVIRONNEMENT, en combinaison 

avec les phrases de risque suivantes : 

10 50 

i) R50 : « Très toxique pour les organismes aquatiques » (y compris R50/53) 100 200 

ii) R51/53 : « Toxique pour les organismes aquatiques; peut provoquer des effets 

néfastes à long terme pour l’environnement aquatique » 

200 500 

22131


10. TOUTE CLASSIFICATION non couverte par celles données ci-dessus en 

combinaison avec les phrases de risque suivantes : 

i) R14 : « Réagit violemment au contact de l’eau » (y compris R14/15) 100 500 

ii) R29 : « au contact de l’eau, dégage des gaz toxiques » 50 200 

Notes 

1. Les substances et préparations sont classées conformément aux arrêtés transposant les directives suivantes et 

leur adaptation actuelle au progrès technique : 

- Directive 67/548/CEE du Conseil du 27 juin 1967 concernant le rapprochement des dispositions législatives, 

réglementaires et administratives relatives à la classification, l’emballage et l’étiquetage des substances dangereuses, 

- Directive 1999/45/CE du Parlement européen et du Conseil du 31 mai 1999 concernant le rapprochement des 

dispositions législatives, réglementaires et administratives des États membres relatives à la classification, à l’emballage 

et à l’étiquetage des préparations dangereuses. 

Dans le cas de substances et préparations qui ne sont pas classées comme dangereuses conformément à l’une des 

directives susmentionnées, par exemple les déchets, mais qui, néanmoins, se trouvent ou sont susceptibles de se trouver 

dans un établissement et qui possèdent ou sont susceptibles de posséder, dans les conditions régnant dans 

l’établissement, des propriétés équivalentes en termes de potentiel d’accidents majeurs, les procédures de classement 

provisoire sont suivies conformément à l’article régissant la matière dans la directive valable en la matière. 

Dans le cas de substances et préparations présentant des propriétés qui donnent lieu à plusieurs classifications, on 

applique, aux fins du présent accord de coopération, les quantités seuils les plus bas. Cependant, aux fins de 

l’application de la règle d’addition exposée à la note 4, la quantité seuil utilisée sera toujours celle qui correspond au 

classement concerné. 

2. Par EXPLOSIF on entend : 

a) une substance ou une préparation qui crée un risque d’explosion par choc, friction, feu ou autres sources 

d’ignition (phrase de risque R2); 

b) une substance ou une préparation qui crée un grand risque d’explosion par choc, friction, feu ou autres sources 

d’ignition (phrase de risque R3); ou 

c) une substance, une préparation ou un objet couverts par la classe 1 de l’accord européen concernant le transport 

des marchandises dangereuses par route (accord ADR), conclu le 30 septembre 1957, tel que modifié et tel que transposé 

par la directive 94/55/CE du Conseil du 21 novembre 1994 relative au rapprochement des législations des États 

membres concernant le transport des marchandises dangereuses par route. 

Cette définition englobe les matières pyrotechniques, qui, aux fins du présent accord de coopération, sont définies 

comme des substances (ou des mélanges de substances) destinées à produire un effet calorique, lumineux,sonore, 

gazeux ou fumigène ou une combinaison de tels effets, grâce à des réactions chimiques exothermiques autoentretenues. 

Lorsqu’une substance ou une préparation fait l’objet à la fois d’une classification au titre de l’accord ADR 

et de l’attribution d’une phrase de risque R2 ou R3, la classification au titre de l’accord ADR prévaut sur l’attribution 

de la phrase de risque. 

Les matières et objets de la classe 1 sont classés dans une des divisions 1.1 à 1.6 conformément au système de 

classification de l’accord ADR. Les divisions concernées sont les suivantes : 

- Division 1.1 : « Matières et objets comportant un risque d’explosion en masse. (Une explosion en masse est une 

explosion qui affecte de façon pratiquement instantanée la quasi-totalité du chargement). » 

- Division 1.2 : « Matières et objets comportant un risque de projection sans risque d’explosion en masse. » 

- Division 1.3 : « Matières et objets comportant un risque d’incendie avec un risque léger de souffle ou de projection 

ou l’un et l’autre, mais sans risque d’explosion en masse : 

i) dont la combustion donne lieu à un rayonnement thermique considérable, ou 

ii) qui brûlent les uns après les autres avec des effets minimes de souffle ou de projection ou l’un et l’autre. » 

- Division 1.4 : « Matières et objets ne présentant qu’un danger mineur en cas de mise à feu ou d’amorçage durant 

le transport. Les effets sont essentiellement limités au colis et ne donnent pas lieu normalement à la projection de 

fragments de taille notable ou à une distance notable. Un incendie extérieur ne doit pas entraîner l’explosion 

pratiquement instantanée de la quasi-totalité du contenu du colis. » 

- Division 1.5 : « Matières très peu sensibles comportant un risque d’explosion en masse, dont la sensibilité est telle 

que, dans les conditions normales de transport, il n’y aqu’une très faible probabilité d’amorçage ou de passage de la 

combustion à la détonation. La prescription minimale est qu’elles ne doivent pas exploser lors de l’épreuve du feu 

extérieur. » 

- Division 1.6 : « Objets extrêmement peu sensibles ne comportant pas de risque d’explosion en masse. Ces objets 

ne contiennent que des matières détonantes extrêmement peu sensibles et présentent une probabilité négligeable 

d’amorçage ou de propagation accidentels. Le risque est limité àl’explosion d’un objet unique. » 

Cette définition englobe, en outre, des substances ou des préparations explosives ou pyrotechniques contenues 

dans des objets. Dans le cas d’objets contenant des substances ou des préparations explosives ou pyrotechniques, si la 

quantité de la substance ou de la préparation contenue dans cet objet est connue, celle-ci doit être prise en considération 

aux fins du présent accord de coopération. Si la quantité n’est pas connue, l’objet entier est considéré comme explosif 

aux fins du présent accord de coopération. 

3. Par substances INFLAMMABLES, FACILEMENT INFLAMMABLES et EXTREMEMENT INFLAMMABLES 

(catégories 6,7 et 8), on entend : 

a) des liquides inflammables : 

des substances et des préparations dont le point d’éclair est égal ou supérieur à 21 o Cetinférieur ou égal à 55 o C 

(phrase de risque R10) et qui entretiennent la combustion; 

b) des liquides facilement inflammables : 

1) - des substances et des préparations susceptibles de s’échauffer et, finalement, de s’enflammer au contact de l’air 

à la température ambiante sans apport d’énergie (phrase de risque R 17); 

- des substances dont le point d’éclair est inférieur à 55 o C et qui restent liquides sous pression, lorsque des 

conditions de service particulières, par exemple une forte pression ou une température élevée, peuvent créer des 

risques d’accidents majeurs;


2) des substances et des préparations ayant un point d’éclair inférieur à 21 o C et qui ne sont pas extrêmement 

inflammables (phrase de risque R 11 deuxième tiret); 

c) des gaz et liquides extrêmement inflammables : 

1) des substances et des préparations liquides dont le point d’éclair est inférieur à 0 o C et dont le point d’ébullition 

(ou, dans le cas d’un domaine d’ébullition, le point d’ébullition initial) est, à la pression normale, inférieur ou égal à 

35 o C (phrase de risque R12 premier tiret), et 

2) des gaz qui sont inflammables au contact de l’air à la température et à la pression ambiantes (phrases de risque 

R12 deuxième tiret), qui sont à l’état gazeux ou supercritique, et 

3) des substances et des préparations liquides inflammables et facilement inflammables maintenues à une 

température supérieure à leur point d’ébullition. 

4. Dans le cas d’un établissement où il ne se trouve aucune substance ou préparation individuelle dans des 

quantités supérieures ou égales aux quantités seuils fixées pour ces substances ou préparations, la règle d’addition 

exposée ci-après est appliquée pour déterminer si l’établissement est soumis aux exigences du présent accord de 

coopération : 

-l’établissement est visé àl’article 3, § 1 er , troisième paragraphe, lorsque la somme des fractions 

q1/Q’1 + q2/Q’2 + q3/Q’3 +... ≥ 1, 

-l’établissement est visé àl’article 3, § 1 er , deuxième paragraphe, lorsque la somme des fractions 

q1/Q″1 + q2/Q″2 + q3/Q″3 +... ≥ 1, 

où qx désigne la quantité d’une substance ou d’une préparation dangereuse x relevant des parties 1 re ou2dela 

présente annexe, Q’x la quantité seuil indiquée à la colonne 2 et Q″x la quantité seuil indiquée à la colonne 3 des 

parties 1 re et 2 de cette annexe, pour la substance x concernée. 

Cette règle d’addition doit être utilisée pour évaluer les dangers globaux liés à la toxicité, à l’inflammabilité et à 

l’écotoxicité. Elle doit donc être appliquée trois fois, à savoir : 

a) pour faire la somme des substances et préparations désignées dans la partie 1 et classées comme toxiques ou très 

toxiques, avec des substances et préparations des catégories 1 re ou 2; 

b) pour faire la somme des substances et préparations désignées dans la partie 1 et classées comme comburantes, 

explosives, inflammables, facilement inflammables ou extrêmement inflammables, avec des substances et préparations 

des catégories 3, 4, 5, 6, 7a, 7b ou 8; 

c) pour faire la somme des substances et préparations désignées dans la partie 1 re et classées comme dangereuses 

pour l’environnement [R50 (y compris R50/53) ou R51/53], avec des substances et préparations des catégories 9, 

point i), ou 9, point ii). 

Les dispositions pertinentes de cet accord de coopération s’appliquent lorsque la somme obtenue dans un des trois 

cas est supérieure ou égale à 1. 

Lorsque des substances ou des préparations non désignées présentent à la fois des caractères dangereux 

appartenant à plusieurs catégories additionnables, le diviseur à prendre en considération est le seuil le plus petit 

applicable à la substance. 

Lorsque des substances ou préparations présentent à la fois des caractères dangereux appartenant à plusieurs 

catégories non additionnables, des additions séparées seront effectuées, chacune d’entre elles correspondant à une des 

catégories. 

Lorsqu’une substance désignée est additionnée à des substances non désignées, le diviseur relatif à la quantité de 

substance désignée est la quantité seuil figurant à la partie 1 re . 

Fait à Bruxelles, le 1 er juin 2006 en 4 exemplaires originaux. 

Pour l’Etat fédéral : 

Les Ministres de l’Intérieur, 

de l’Economie, de l’Environnement et du Travail, 


Pour la Région flamande : 

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, 

Y. LETERME 

Les Ministres flamands des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire et des Travaux publics, 

de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature, 

D. VAN MECHELEN, K. PEETERS 

Pour la Région Wallonne : 

Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, 

E. DI RUPO 

Les Ministres wallons du Logement, des Transports et du Développement territorial et de l’Agriculture, 

de la Ruralité, del’Environnement et du Tourisme, 

A. ANTOINE; B. LUTGEN 

Pour la Région de Bruxelles-Capitale : 

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de 

l’Aménagement du territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté 

publique et de la Coopération au développement, 

Ch. PICQUE 

La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargée de l’Environnement, de l’Energie 

et de la Politique de l’Eau et la Secrétaire d’Etat à la Région de Bruxelles-Capitale, chargée du Logement et de 

l’Urbanisme, 

E. HUYTEBROECK; F. DUPUIS 

22133


Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels 

Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, 

het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de 

gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken 

Gelet op de Richtlijn 2003/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2003 tot wijziging van 

Richtlijn 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke 

stoffen zijn betrokken; 

Gelet op het advies nr. 2005/37 van 27 oktober 2005 van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de 

Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen; 

Gelet op het advies nr. 1.539 van 21 december 2005 van de Nationale Arbeidsraad; 

Overwegende dat krachtens artikel 2 van de voormelde Richtlijn 2003/105/EG de lidstaten de nodige wettelijke 

en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om er voor 1 juli 2005 aan te voldoen; 

De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Economie, de 

Minister van Leefmilieu en de Minister van Werk; 

Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering in de persoon van haar Minister-President en 

van de Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en van de Vlaams minister van Openbare 

Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur; 

Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering in de persoon van haar Minister-President en van 

de Waalse minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling en van de Waalse minister van Landbouw, 

Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme; 

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brussels Hoofdstedelijke Regering in de persoon 

van haar Minister-President, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, 

Stadsvernieuwing, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, van de Minister belast met Leefmilieu, Energie 

en Waterbeleid en van de Staatssecretaris belast met Huisvesting en Stedenbouw, 

Komen overeen wat volgt : 

Artikel 1. In artikel 4 van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams 

Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware 

ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 

a) in de Franse tekst van 3 o worden de woorden « pour l’application de cet accord, à un établissement existant » 

vervangen door de woorden « pour l’application de cet accord, à un nouvel établissement »; 

b) in 12 o worden de woorden « van het veiligheidsrapport » vervangen door de woorden « van het veiligheidsrapport 

en van de kennisgeving ». 

Art. 2. In artikel 5 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht : 

a) in § 2, 4 o worden de woorden « het federale ministerie van Tewerkstelling en Arbeid » vervangen door de 

woorden « de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg » en de woorden « het federale 

ministerie van Economische Zaken » door de woorden « de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand 

en Energie »; 

»b) in § 2, 5 o worden de woorden « civiele bescherming » vervangen door de woorden « civiele veiligheid » en de 

woorden « het federale ministerie van Binnenlandse Zaken » door de woorden « de Federale Overheidsdienst 

Binnenlandse Zaken »; 

c) in § 3, 4 o worden de woorden « het federaal ministerie van Tewerkstelling en Arbeid » vervangen door de 

woorden « de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg » en de woorden « het federale 

ministerie van Economische Zaken » door de woorden « de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand 

en Energie ». 


a) de bepaling onder 5 o wordt vervangen als volgt : 

« 5 o de exploitatie (exploratie, winning en verwerking) van mineralen in mijnen, groeven of door middel van 

boringen, met uitzondering van chemische en thermische verwerkingsactiviteiten en de met die activiteiten verbonden 

opslag waarbij gevaarlijke stoffen als gedefinieerd in bijlage I zijn betrokken; »; 

b) de bepaling onder 6 o wordt vervangen als volgt : 

« 6 o de offshore-exploratie en -exploitatie van mineralen, met inbegrip van koolwaterstoffen; »; 

c) een 7 o wordt toegevoegd, luidend als volgt : 

« 7 o stortplaatsen voor afval met uitzondering van operationele voorzieningen voor het zich ontdoen van residuen, 

waaronder residuvijvers of -bekkens, die gevaarlijke stoffen als gedefinieerd in bijlage I bevatten, in het bijzonder 

wanneer zij worden gebruikt in verband met de chemische en thermische verwerking van mineralen. ». 


a) § 1, 1 o wordt vervangen als volgt : 

« 1 o voor nieuwe inrichtingen : uiterlijk op het ogenblik dat de aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning 

die toelating inhoudt voor de exploitatie van de inrichting of van de wijziging of uitbreiding van een inrichting bedoeld 

in artikel 4, 3 o wordt ingediend; » 

b) § 1, 3 o wordt vervangen als volgt : 

« 3 o voor inrichtingen die ingevolge een wijziging van het toepassingsgebied van het samenwerkingsakkoord, 

inzonderheid ingevolge een wijziging van de classificatie van gevaarlijke stoffen, een kennisgeving moeten indienen : 

uiterlijk drie maanden na de datum waarop dit samenwerkingsakkoord van toepassing wordt op de betrokken 

inrichting, zoals bepaald in artikel 3, § 1. »;


c) § 2 wordt vervangen als volgt : 

«§2. De voorgeschreven kennisgeving, bedoeld in § 1, behelst de volgende gegevens : 

1 o de naam of de handelsnaam van de exploitant en het volledige adres van de inrichting in kwestie; 

2 o de zetel van de exploitant en het volledige adres ervan; 

3 o de naam of de functie van de persoon die met de leiding van de inrichting belast is, als dat een andere is dan 

de onder punt 1 o bedoelde persoon; 

4 o voldoende gegevens om de gevaarlijke stoffen in kwestie of de categorie van de gevaarlijke stoffen te 

identificeren; 

5 o de hoeveelheid en de fysische vorm van de gevaarlijke stof of stoffen in kwestie; 

6 o de activiteit die in de installatie of op de opslagplaats wordt uitgeoefend of is gepland; 

7 o de onmiddellijke omgeving van de inrichting, zijnde de omstandigheden die een zwaar ongeval kunnen 

veroorzaken of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken. »; 

d) § 4 wordt vervangen als volgt : 

«§4. De kennisgeving wordt door de exploitant aan de coördinerende dienst overgemaakt in acht exemplaren. Zo 

nodig wordt op vraag van de coördinerende dienst dit aantal vergroot. Met instemming van de coördinerende dienst 

kan de kennisgeving in digitale vorm geschieden volgens nader door hem bepaalde richtlijnen. »; 

e) § 5, 2 o wordt vervangen als volgt : 

« 2 o bij een wijziging van een inrichting of installatie die het risico van zware ongevallen ernstig zou kunnen 

beïnvloeden; »; 

f) § 5 wordt aangevuld als volgt : 

« 3 o bij definitieve sluiting van de inrichting. ». 

g) § 6 wordt vervangen als volgt : 

«§6. De coördinerende dienst bezorgt de in § 1 bedoelde kennisgevingen aan de beoordelingsdiensten, aan de 

bevoegde inspectiediensten, aan de bevoegde provinciegouverneur en aan de bevoegde burgemeester. » 

Art. 5. - Artikel 9 van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt aangevuld met een § 4, luidende : 

«§4. Voor inrichtingen die ingevolge een wijziging van het toepassingsgebied van het samenwerkingsakkoord, 

inzonderheid ingevolge een wijziging van de classificatie van gevaarlijke stoffen, het in § 1 bedoelde document moeten 

opstellen, wordt dit document opgesteld binnen drie maanden na de datum waarop dit samenwerkingsakkoord van 

toepassing wordt op de betrokken inrichting, zoals bepaald in artikel 3, § 1. » 

Art. 6. In artikel 10, § 2 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht : 

a) 1 o wordt aangevuld als volgt : 

« e) de betrokkenheid van het in de inrichting werkzame personeel van onderaannemers; »; 

b) 5 o wordt vervangen als volgt : 

« 5 o de planning van noodsituaties : het beheer van de procedures om door een systematische analyse de 

voorzienbare noodsituaties te onderkennen, om de noodplannen uit te werken, te testen en te herzien, en om het 

personeel, met inbegrip van het betrokken personeel van de onderaannemers, de nodige opleiding te verstrekken, om 

zo het hoofd te kunnen bieden aan dergelijke noodsituaties; ». 


a) § 2 wordt vervangen als volgt : 

«§2. In het veiligheidsrapport worden ten minste de in bijlage II vermelde gegevens en inlichtingen opgenomen. 

Het vermeldt de relevante organisaties die betrokken zijn bij de opstelling van het rapport. Het bevat tevens een 

bijgewerkte lijst van de gevaarlijke stoffen die aanwezig zijn of kunnen zijn in de inrichting. »; 

b) In § 3, eerste lid wordt 1 o vervangen als volgt : 

« 1 o voor nieuwe inrichtingen : uiterlijk drie maanden voor de inbedrijfstelling van de inrichting of van de 

wijziging of uitbreiding van een inrichting bedoeld in artikel 4, 3 o ; »; 

c) In § 3, eerste lid wordt 4 o vervangen als volgt : 

« 4 o onverwijld na de periodieke toetsing, zoals voorgeschreven in § 4; »; 

d) In § 3, eerste lid wordt 5 o vervangen als volgt : 


inzonderheid ingevolge een wijziging van de classificatie van gevaarlijke stoffen, verplicht worden om een rapport op 

te stellen : binnen één jaar na de datum waarop dit samenwerkingsakkoord van toepassing wordt op de betrokken 

inrichting, zoals bepaald in artikel 3, § 1; »; 

e) Een 6 o wordt toegevoegd in het eerste lid van § 3, luidende : 

« 6 o voor inrichtingen bedoeld in artikel 3, § 1, derde lid die ingevolge een wijziging of uitbreiding voor het eerst 

verplicht worden om een rapport op te stellen : voor de inbedrijfstelling van de wijziging of uitbreiding. »; 

f) § 3, tweede lid wordt vervangen als volgt : 

« Het veiligheidsrapport wordt ingediend in acht exemplaren. Zo nodig wordt op vraag van de co »rdinerende 

dienst dit aantal vergroot. Met instemming van de coördinerende dienst kan het worden ingediend in digitale vorm 

volgens nader door haar te bepalen richtlijnen. ». 

22135


Art. 8. Artikel 14, eerste lid van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen als volgt : 

« Het veiligheidsrapport, met inbegrip van de in artikel 12 § 2, bedoelde lijst, ligt bij de coördinerende dienst ter 

inzage van het publiek. De exploitant kan de coördinerende dienst verzoeken bepaalde delen van het rapport en van 

de lijst wegens het vertrouwelijk karakter van industriële, commerciële of persoonlijke gegevens niet openbaar te 

maken. De coördinerende dienst kan beslissen dat bepaalde delen van het rapport en van de lijst wegens 

bovenvermelde redenen of wegens de veiligheid van de staat, het voorkomen van sabotage of de nationale defensie niet 

openbaar mogen gemaakt worden. » 


a) § 2, 1 o wordt vervangen als volgt : 

« 1 o voor nieuwe inrichtingen : vóór de inbedrijfstelling van de inrichting of van de wijziging of uitbreiding van 

een inrichting bedoeld in artikel 4, 3 o ; »; 

b) § 2, 4 o wordt vervangen als volgt : 


inzonderheid ingevolge een wijziging van de classificatie van gevaarlijke stoffen, verplicht worden om een intern 

noodplan op te stellen : binnen één jaar na de datum waarop dit samenwerkingsakkoord van toepassing wordt op de 

betrokken inrichting, zoals bepaald in artikel 3, § 1. »; 

c) § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : 

« De exploitant raadpleegt tevens het betrokken personeel van onderaannemers met langlopende contracten bij het 

opstellen van het intern noodplan. ». 


a) In § 1, eerste lid, worden de woorden « civiele bescherming » vervangen door de woorden « civiele veiligheid »; 

b) In § 2, tweede lid, worden de woorden « civiele bescherming » vervangen door de woorden « civiele 

veiligheid »; 

c) § 3 wordt vervangen als volgt : 

«§ 3. De minister bevoegd voor de civiele veiligheid draagt er zorg voor dat het publiek overeenkomstig zijn 

onderrichtingen wordt geraadpleegd bij de opstelling of actualisering van de externe noodplannen. Deze raadpleging 

houdt in dat het publiek binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen kan geven en dat deze opmerkingen worden 

onderzocht. »; 

d) In § 4, eerste en tweede lid, worden de woorden « civiele bescherming » vervangen door de woorden « civiele 

veiligheid »; 

e) een § 5 wordt toegevoegd, luidende : 

«§5. De minister bevoegd voor de civiele veiligheid waakt erover dat er bij de externe noodplannen rekening 

wordt gehouden met de noodzaak om verhoogde samenwerking tussen de Europese lidstaten in het kader van civiele 

bescherming bij ernstige noodsituaties te vergemakkelijken. ». 


a) § 1, eerste lid wordt vervangen als volgt : 

«§1. De minister, bevoegd voor de civiele veiligheid, of zijn gemachtigde, draagt er zorg voor dat de informatie 

over de bij een zwaar ongeval te treffen veiligheidsmaatregelen en de in dat geval te volgen gedragslijn regelmatig in 

de meest aangewezen vorm ambtshalve wordt verstrekt aan alle personen en alle voor publiek opengestelde 

inrichtingen die kunnen worden getroffen door een ongeval dat ontstaat in een inrichting als bedoeld in artikel 12. »; 

b) In § 3 worden de woorden « civiele bescherming » vervangen door de woorden « civiele veiligheid ». 

Art. 12. In artikel 20 van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt § 2 vervangen als volgt : 

«§ 2. Als het zware ongeval of de onbeheersbare gebeurtenis een gecoördineerde actie van de hulp- en 

interventiediensten vergt, wordt het extern noodplan in werking gesteld en uitgevoerd overeenkomstig de wetgeving 

op de civiele bescherming en de ter zake geldende onderrichtingen van de minister bevoegd voor de civiele 

veiligheid. ». 

Art. 13. In artikel 11, § 2, 2 o , artikel 16, artikel 18, eerste lid, artikel 21, derde lid en artikel 22, § 2, van hetzelfde 

samenwerkingsakkoord, worden de woorden « civiele bescherming » telkens vervangen door de woorden « civiele 

veiligheid ». 

Art. 14. In artikel 23 van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt § 2, eerste lid vervangen als volgt : 

«§2. Zodra de in artikel 22 bedoelde gegevens zijn verzameld, stelt het bevoegde inspectieteam de Commissie van 

de Europese Gemeenschap in kennis van de resultaten van de analyse en van de aanbevelingen middels het ter zake 

voorgeschreven formulier. ». 

Art. 15. Artikel 24, § 1, tweede lid van hetzelfde samenwerkingsakkoord, wordt vervangen als volgt : 

« De Gewesten dragen er zorg voor dat er in hun beleid inzake de bestemming of het gebruik van de grond of in 

andere toepasselijke beleidstakken alsook in de procedures ter uitvoering van dit beleid rekening wordt gehouden met 

de noodzaak om op een langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen de onder dit akkoord vallende 

inrichtingen enerzijds en woongebieden, door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, hoofdtransportwegen voor 

zover mogelijk, recreatiegebieden en waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden anderzijds, en, voor 

bestaande inrichtingen, aanvullende technische maatregelen te treffen overeenkomstig artikel 7, om de gevaren voor 

personen niet te vergroten. ».



a) § 1, eerste lid wordt vervangen als volgt : 

«§l. De coördinerende dienst bezorgt, onmiddellijk na ontvangst van de veiligheidsrapporten, een exemplaar van 

elk veiligheidsrapport aan : 

1 o de beoordelingsdiensten; 

2 o de bevoegde inspectiediensten; 

3 o de bevoegde provinciegouverneur; 

4 o de bevoegde burgemeester.; 

b) In § 4 wordt tussen het tweede lid en het derde lid het volgende lid ingevoegd : 

« Voor veiligheidsrapporten ingediend in toepassing van artikel 12, § 3, 4 o ,5 o en 6 o geeft de coördinerende dienst 

binnen een termijn van negen maanden de exploitant kennis van de conclusies. »; 

c) § 4 wordt aangevuld met het volgende lid : 

« De coördinerende dienst bezorgt de conclusies en de gevraagde wijzigingen en aanvullingen ter informatie aan 

de bevoegde inspectiediensten. »; 

d) § 6, tweede lid wordt vervangen als volgt : 

« In geval van een nieuwe inrichting begint een nieuwe termijn van 60 werkdagen te lopen vanaf het ogenblik dat 

de exploitant het gewijzigde of aangevulde veiligheidsrapport heeft ingediend bij de coördinerende dienst. »; 

e) § 6 wordt aangevuld met het volgende lid : 

« In de andere gevallen wordt het aangepaste veiligheidsrapport onderzocht binnen de door de coördinerende 

dienst bepaalde termijn van minstens 60 werkdagen. »; 

f) in § 7 worden in de Nederlandse tekst de woorden « dezelfde termijn » vervangen door de woorden « dezelfde 

termijnen ». 

Art. 17. In artikel 26bis van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de woorden « Algemene Directie van de 

Civiele Bescherming van het federale ministerie van Binnenlandse Zaken » vervangen door de woorden « Algemene 

Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken ». 

Art. 18. In artikel 27, § 2 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de woorden « het Federaal Ministerie van 

Tewerkstelling en Arbeid » vervangen door de woorden « de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en 

Sociaal Overleg ». 


a) de Franse tekst van § 2, 2 o , eerste lid wordt vervangen als volgt : 

« 2 o après chaque inspection, un rapport d’inspection est établi par le service d’inspection concernée; une copie de 

ce rapport est transmis aux autres services d’inspection faisant partie de 1’équipe d’inspection. »; 

b) in de laatste paragraaf worden de woorden «§2 » vervangen door de woorden «§3 ». 


a) in het eerste lid worden de woorden « geldboete van 1000 frank tot 1 000 000 frank » vervangen door « geldboete 

van 1.000 euro tot 1.000.000 euro »; 

b) het tweede lid wordt vervangen als volgt : 

« De wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboetes toepasselijk in geval van inbreuk op sommige 

sociale wetten is van toepassing op voormelde inbreuken. Een administratieve geldboete van 50 euro tot 1.250 euro kan 

worden opgelegd door de krachtens die wet aangewezen bevoegde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst 

Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en overeenkomstig de in die wet voorziene procedure. ». 

Art. 21. In artikel 31, 5 o van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de woorden « 19, § 1 » vervangen door de 

woorden « 20, § 1 ». 


a) in § 1 wordt voor het eerste streepje het volgende streepje toegevoegd : 

« - het waken over een uniforme toepassing over het gehele Belgische grondgebied van dit samenwerkingsakkoord; 

»; 

b) § 1 wordt aangevuld met : 

« - het coördineren van het verschaffen van de naam, het adres en de activiteit van de inrichtingen bedoeld in 

artikel 3, § 1, tweede en derde lid aan de Commissie van de Europese Gemeenschap. »; 

c) in § 5 worden de woorden « het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid » vervangen door de woorden « de 

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ». 

Art. 23. Bijlage I bij hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen door de bijlage bij dit samenwerkingsakkoord. 

Art. 24. In bijlage II bij hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht : 

a) IV, B wordt vervangen door de volgende bepaling : 

« B. Beoordeling van de omvang en de ernst van de gevolgen van de geïdentificeerde zware ongevallen met 

inbegrip van kaarten, beelden of, indien nuttig, gelijkwaardige beschrijvingen waarop de gebieden zijn aangegeven die 

bij door de inrichting veroorzaakte ongevallen waarschijnlijk zullen worden getroffen, onder voorbehoud van artikel 

14; »; 

b) IV, C, wordt, in de Nederlandse tekst, vervangen door de volgende bepaling : 

« C. Beschrijving van de technische parameters en van de uitrusting die van belang zijn voor de veiligheid van de 

installaties. »; 

22137


c) V, A wordt, in de Franse tekst, vervangen door de volgende bepaling : 

« A. Description des équipements installés pour limiter les conséquences des accidents majeurs; ». 

Art. 25. In bijlage VI van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden, in de Franse tekst, de woorden « aux 

dispositions de l’article 12, § 6, » vervangen door de woorden « aux dispositions de l’article 12, § 5 ». 

Art. 26. Het opschrift van bijlage VII van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt, in de Nederlandse tekst, 

vervangen door het volgende opschrift : 

« NADERE OMSCHRIJVING VAN DE COORDINATIEBEVOEGDHEID VERVAT IN ARTIKEL 27, § 2 ». 

Art. 27. In bijlage VII, d) van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt, in de Franse tekst, het woord «évolution » 

vervangen door het woord «évaluation ». 

Gedaan te Brussel, op 1 juni 2006 in 4 originele exemplaren. 

Voor de Federale Staat : 

De Ministers van Binnenlandse Zaken, Economie, Leefmilieu 

en Werk, 


Voor het Vlaams Gewest : 

De Minister-President van de Vlaamse Regering, 

Y. LETERME 

De Vlaamse Ministers van Financiën en Begroting 

en Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken, Energie, 

Leefmilieu en Natuur, 


Voor het Waals Gewest : 

De Minister-President van de Waalse Regering, 

E. DI RUPO 

De Waalse Ministers van Huisvesting, Vervoer 

en Ruimtelijke Ontwikkeling en Landbouw, 

Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, 


Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, 

Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Openbare Netheid 

en Ontwikkelingssamenwerking, 

Ch. PICQUE 

De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid en de Staatssecretaris 

van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, belast met Huisvesting en Stedenbouw 


BIJLAGE 

TOEPASSINGSGEBIED VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD 

INLEIDING 

1. Deze bijlage betreft de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een inrichting, als omschreven in artikel 3 van 

dit samenwerkingsakkoord en legt de toepassing van de artikelen vast. 

2. Mengsels en preparaten worden behandeld als zuivere stoffen, mits zij binnen de concentratiegrenzen blijven 

welke aan de hand van hun eigenschappen worden vastgelegd in de desbetreffende Europese richtlijn vermeld in 

deel 2, voetnoot 1 en de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang, tenzij specifiek een 

samenstellingspercentage of een andere beschrijving wordt gegeven. 

3. De onderstaande drempelwaarden gelden per inrichting. 

4. De voor de toepassing van de artikelen in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximumhoeveelheden 

die op enig moment aanwezig zijn of kunnen zijn. Gevaarlijke stoffen die slechts in hoeveelheden van 2%ofminder 

van de vermelde drempelwaarde in een inrichting aanwezig zijn, worden bij de berekening van de totale aanwezige 

hoeveelheid buiten beschouwing gelaten, als zij zich op een zodanige plaats in de inrichting bevinden dat deze niet de 

oorzaak van een zwaar ongeval elders op het bedrijfsterrein kunnen zijn of de gevolgen van een ongeval kunnen 

vergroten. 

5. De in deel 2, voetnoot 4 vermelde regels voor het optellen van gevaarlijke stoffen of categorieën gevaarlijke 

stoffen zijn in voorkomend geval van toepassing. 

6. In dit samenwerkingsakkoord wordt onder een gas een stof verstaan die bij een temperatuur van 20 o C een 

absolute dampspanning van ten minste 101,3 kPa heeft. 

7. In dit samenwerkingsakkoord wordt onder een vloeistof een stof verstaan die niet als gas gedefinieerd is en die 

bij een temperatuur van 20 o C en een standaarddruk van 101,3 kPa niet in vaste toestand is.


DEEL 1 

Bij naam genoemde stoffen 

Wanneer een in deel 1 genoemde stof of groep stoffen ook in een categorie van deel 2 valt, moeten de in deel 1 

vermelde drempelwaarden worden gehanteerd. 

Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 

Gevaarlijke stoffen 

Drempelwaarde (in ton) 

Ammoniumnitraat (zie voetnoot 1) 5 000 10 000 

Ammoniumnitraat (zie voetnoot 2) 1 250 5 000 

Ammoniumnitraat (zie voetnoot 3) 350 2 500 

Ammoniumnitraat (zie voetnoot 4) 10 50 

Kaliumnitraat (zie voetnoot 5) 5 000 10 000 

Kaliumnitraat (zie voetnoot 6) 1 250 5 000 

Diarseenpentoxide, arseen(V)zuur en/of zouten daarvan 1 2 

Diarseentrioxide, arseen(III)zuur en/of zouten daarvan 0,1 

Broom 20 100 

Chloor 10 25 

Inhaleerbare poedervormige nikkelverbindingen (nikkelmonoxide, nikkeldioxide, 

nikkelsulfide, trinikkeldisulfide, dinikkeltrioxide) 

1 

Ethyleenimine 10 20 

Fluor 10 20 

Formaldehyde (concentratie ≥ 90 % ) 5 50 

Waterstof 5 50 

Chloorwaterstof (vloeibaar gas) 25 250 

Loodalkylen 5 50 

Zeer licht ontvlambare vloeibare gassen (inclusief LPG) en aardgas 50 200 

Acetyleen 5 50 

Ethyleenoxide 5 50 

Propyleenoxide 5 50 

Methanol 500 5 000 

Poedervormige 4,4-methyleenbis (2-chlooraniline) en/of zouten daarvan 0,01 

Methylisocyanaat 0,15 

Zuurstof 200 2 000 

Tolueendiisocyanaat 10 100 

Carbonylchloride (fosgeen) 0,3 0,75 

Arseentrihydride (arsine) 0,2 1 

Fosfortrihydride (fosfine) 0,2 1 

Zwaveldichloride 1 1 

Zwaveltrioxide 15 75 

Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen (inclusief TCDD) uitgedrukt 

in TCDD-equivalent 

0,001 

De volgende CARCINOGENEN in concentraties van meer dan 5 gewichtspercenten : 

4-aminobifenyl en/of zouten daarvan, benzotrichloride, benzidine en/of zouten 

0,5 2 

daarvan, di(chloormethyl)ether, chloormethylether, 1,2-dibroomethaan, diethylsulfaat, 

dimethylsulfaat, dimethylcarbamoylchloride, 1,2-dibroom-3-chloorpropaan, 

1,2-dimethylhydrazine, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide, hydrazine, 

2-naftylamine en/of zouten daarvan, 4-nitrodifenyl en 1,3-propaansulton 

Aardolieproducten : 

a) benzine en nafta’s 

b) petroleum (met inbegrip van kerosines en luchtvaartbrandstoffen) 

c) gasoliën (met inbegrip van diesel, huisbrandolie en gasolie mengstromen) 

2 500 25 000 

22139


Nota’s 

1. Ammoniumnitraat (5 000/10 000) : meststoffen die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding 

Dit is van toepassing op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen (een gemengde/samengestelde 

meststof bevat ammoniumnitraat met fosfaat en/of kaliumcarbonaat) waarin het stikstofgehalte afkomstig van het 

ammoniumnitraat 

- gelegen is tussen 15,75(1) en 24,5(2) gewichtsprocent en die of niet meer dan 0,4 % in totaal aan brandbare/ 

organische stoffen bevatten of voldoen aan de voorschriften van bijlage III van Verordening 2003/2003/EG, 

- 15,75(3) gewichtsprocent of minder is en een onbeperkte hoeveelheid brandbare stoffen, 

en die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding overeenkomstig de VN-goottest (zie Aanbevelingen van de 

Verenigde Naties inzake het vervoer van gevaarlijke goederen : Handboek beproevingen en criteria, deel III, 

onderafdeling 38.2). 

2. Ammoniumnitraat (1 250/5 000) : meststofkwaliteit 

Dit is van toepassing op enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen 

waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat 

- hoger is dan 24,5 gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van ammoniumnitraat met dolomiet, 

kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 % , 

- hoger is dan 15,75 gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat, 

- hoger is dan 28(4) gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat met dolomiet, kalksteen en/of 

calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 % , 

en die voldoen aan de voorschriften van bijlage III van Verordening 2003/2003/EG. 

3. Ammoniumnitraat (350/2 500) : technisch zuivere stof 

Dit is van toepassing op : 

- ammoniumnitraat en ammoniumnitraatpreparaten waarin het stikstofgehalte, afkomstig van het ammoniumnitraat, 

- gelegen is tussen 24,5 en 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,4 % aan brandbare stoffen bevatten, 

- hoger is dan 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,2 % aan brandbare stoffen bevatten, 

- waterige ammoniumnitraatoplossingen met een concentratie ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtsprocent. 

4. Ammoniumnitraat (10/50) : « off-specs »-materiaal en meststoffen die niet voldoen aan de eisen van de 

detonatietest 

Dit is van toepassing op : 

- materiaal dat tijdens het fabricageproces wordt afgekeurd en op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatpreparaten, 

enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen als 

bedoeld in de voetnoten 2 en 3, die van de eindgebruiker worden of zijn teruggestuurd aan een fabrikant, een installatie 

voor tijdelijke opslag of een herverwerkingsinstallatie voor herverwerking, recycling of behandeling met het oog op een 

veilig gebruik, omdat de stoffen niet langer voldoen aan de specificaties van de voetnoten 2 en 3, 

- meststoffen als bedoeld in de voetnoot 1, eerste streepje, en voetnoot 2 die niet voldoen aan de voorschriften van 

bijlage III van Verordening 2003/2003/EG. 

5. Kaliumnitraat (5 000/10 000) 

Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat bestaande uit kaliumnitraat in de 

vorm van prills of granules, voorzover deze meststoffen gevaarlijke eigenschappen bezitten overeenkomstig de criteria 

van deel 2. 

6. Kaliumnitraat (1 250/5 000) 

Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat bestaande uit kaliumnitraat in 

kristalvorm, voorzover deze meststoffen gevaarlijke eigenschappen bezitten overeenkomstig de criteria van deel 2.


7. Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen 

De hoeveelheden polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen worden berekend aan de hand van de 

volgende wegingsfactoren : 

(1) Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent afkomstig van het ammoniumnitraat stemt overeen met 45 % 

ammoniumnitraat. 





(4) Een stikstofgehalte van 28 gewichtsprocent afkomstig van het ammoniumnitraat stemt overeen met 80 % 


DEEL 2 

Categorieën stoffen en preparaten die niet uitdrukkelijk in deel 1 worden genoemd 

Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 

Categorieën van stoffen ingedeeld als 

Drempelwaaarde (in ton) 

1. ZEER GIFTIG 5 20 

2. GIFTIG 50 200 

3. OXIDEREND 50 200 

4. ONTPLOFBAAR (zie voetnoot 2) wanneer de stof, het preparaat of het voorwerp 

onder VN/ADR-subklasse 1.4 valt 

50 200 

5. ONTPLOFBAAR (zie voetnoot 2) wanneer de stof, het preparaat of het voorwerp 

onder één of meer van de VN/ADR-subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 en 1.6, dan wel onder 

waarschuwingszin R2ofR3valt 

10 50 

6. ONTVLAMBAAR (als de stof of het preparaat voldoet aan de in voetnoot 3 a 

vermelde definitie) 

5 000 50 000 

7a. LICHT ONTVLAMBAAR (als de stof of het preparaat voldoet aan de in voetnoot 

3 b 1 vermelde definitie) 

50 200 

7b. LICHT ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN (als de stof of het preparaat voldoet 

aan de in voetnoot 3 b, 2 vermelde definitie) 

5 000 50 000 

8. ZEER LICHT ONTVLAMBAAR (als de stof of het preparaat voldoet aan de in 

voetnoot 3 c vermelde definitie) 

9. GEVAARLIJK VOOR HET MILIEU, waarschuwingszinnen : 

10 50 

i) R50 : « Zeer giftig voor in het water levende organismen » (inclusief R 50/53) 100 200 

ii) R51/53 : « Giftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch 

milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken » 

200 500 

22141


10. IEDERE INDELING die niet valt onder de bovenstaande in combinatie met de 

volgende waarschuwingszinnen : 

i) R14 : « Reageert heftig in contact met water » (inclusief R14/15) 100 500 

ii) R29 : « Vormt giftig gas in contact met water » 50 200 

Nota’s 

1. Stoffen en preparaten worden ingedeeld volgens de besluiten ter omzetting van de volgende richtlijnen en de 

meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang : 

- Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en 

bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen; 

- Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge 

aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en 

het kenmerken van gevaarlijke preparaten. 

Voor stoffen en preparaten die niet volgens één van de bovenstaande richtlijnen als gevaarlijk zijn ingedeeld, 

bijvoorbeeld afvalstoffen, maar in een inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn en onder de in de inrichting heersende 

omstandigheden gelijkwaardige eigenschappen hebben of kunnen hebben wat de mogelijkheden van een zwaar 

ongeval betreft, worden de procedures voor de voorlopige indeling overeenkomstig het desbetreffende artikel van de 

ter zake geldende richtlijn gevolgd. 

Voor stoffen en preparaten die zodanige eigenschappen hebben dat ze op verscheidene wijzen kunnen worden 

ingedeeld, is in het kader van dit samenwerkingsakkoord de laagste drempelwaarde van toepassing. Wat evenwel de 

toepassing van de in voetnoot 4 bedoelde sommatieregel betreft, wordt altijd de drempelwaarde gebruikt welke met 

de indeling in kwestie overeenkomt. ». 

2. Onder ONTPLOFBARE stof wordt verstaan : 

a) een stof of preparaat die (dat) ontploffingsgevaar oplevert door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken 

(waarschuwingszin R2); 

b) een stof of preparaat die (dat) ernstig ontploffingsgevaar oplevert door schok, wrijving, vuur of andere 

ontstekingsoorzaken (waarschuwingszin R3); of 

c) een stof, preparaat of voorwerp van klasse 1 van de Europese Overeenkomst betreffende het internationale 

vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (VN/ADR), gesloten op 30 september 1957, zoals gewijzigd, als omgezet 

bij Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen 

der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. 

Deze definitie strekt zich uit tot pyrotechnische stoffen, die voor de toepassing van dit akkoord omschreven 

worden als stoffen (of mengsels van stoffen) die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook dan wel een 

combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van zichzelf onderhoudende exotherme chemische 

reacties. Wanneer een stof of preparaat zowel onder de VN/ADR-indeling als onder waarschuwingszin R2 of R3 valt, 

prevaleert de VN/ADR-indeling boven die van de waarschuwingszinnen. 

Stoffen en voorwerpen van klasse 1 worden volgens het VN/ADR-indelingsschema ingedeeld in de subklassen 1.1 

tot en met 1.6. De subklassen zijn : 

- subklasse 1.1 : « Stoffen en voorwerpen met gevaar voor massa-explosie (een massa-explosie is een explosie die 

praktisch op hetzelfde ogenblik plaatsvindt in nagenoeg de gehele lading) »; 

- subklasse 1.2 : « Stoffen en voorwerpen met gevaar voor scherfwerking, zonder gevaar voor massa-explosie »; 

- subklasse 1.3 : « Stoffen en voorwerpen met gevaar voor brand en met een gering gevaar voor luchtdruk- of 

scherfwerking of met gevaar voor beide, maar niet met gevaar voor massa-explosie : 

i) waarvan de verbranding aanleiding geeft tot een aanzienlijke warmtestraling, of 

ii) die één voor één uitbranden, waarbij een geringe luchtdruk- of scherfwerking, of beide optreden »; 

- subklasse 1.4 : « Stoffen en voorwerpen die slechts gering gevaar opleveren indien zij tijdens het vervoer tot 

ontsteking of inleiding komen. De gevolgen blijven in hoofdzaak beperkt tot het collo en leiden niet tot scherfwerking 

van enige omvang of reikwijdte. Een van buitenaf inwerkende brand mag niet leiden tot een explosie op praktisch 

hetzelfde ogenblik van nagenoeg de gehele inhoud van het collo »; 

- subklasse 1.5 : « Zeer weinig gevoelige stoffen met gevaar voor massa-explosie, die zo weinig gevoelig zijn dat 

er onder normale vervoersomstandigheden een zeer geringe kans bestaat op inleiding of op de overgang van 

verbranding naar detonatie. Als minimumvoorwaarde geldt dat ze niet mogen exploderen bij de uitwendige 

brandproef »; 

- subklasse 1.6 : « Extreem weinig gevoelige voorwerpen, zonder gevaar voor massa-explosie. Deze voorwerpen 

bevatten alleen extreem weinig gevoelige springstoffen en vertonen een verwaarloosbare kans op een onbedoelde 

inleiding of voortplanting. Het gevaar is beperkt tot de explosie van één enkel voorwerp ». 

Deze definitie behelst ook in voorwerpen aanwezige ontplofbare of pyrotechnische stoffen of preparaten. In het 

geval van voorwerpen met ontplofbare of pyrotechnische stoffen of preparaten is de hoeveelheid van de stof of het 

preparaat, indien bekend, bepalend voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord. Indien de hoeveelheid niet 

bekend is, wordt het gehele voorwerp voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord als ontplofbaar aangemerkt. 

3. Onder ONTVLAMBAAR, LICHT ONTVLAMBAAR en ZEER LICHT ONTVLAMBAAR (categorieën 6, 7 en 8) 

wordt verstaan : 

a) ONTVLAMBARE vloeistoffen : 

stoffen en preparaten met een vlampunt van minimaal 21 o C en maximaal 55 o C (waarschuwingszin R10), die 

blijven branden;


b) LICHT ONTVLAMBARE vloeistoffen : 

1) — stoffen en preparaten die warm kunnen worden en tenslotte in contact met de lucht bij de omgevingstemperatuur 

zonder toevoer van energie vlam kunnen vatten (waarschuwingszin R17); 

- stoffen en preparaten die een vlampunt hebben dat lager ligt dan 55 o C en die onder druk vloeibaar blijven, 

wanneer onder bepaalde procescondities, zoals hoge druk of hoge temperatuur, een risico van een zwaar ongeval kan 

ontstaan; 

2) stoffen en preparaten met een vlampunt dat lager ligt dan 21 o C en die niet zeer licht ontvlambaar zijn 

(waarschuwingszin R11, tweede streepje); 

c) ZEER LICHT ONTVLAMBARE gassen en vloeistoffen : 

1) vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt hebben dat lager ligt dan 0 o C en een kookpunt (of in geval van 

een kooktraject een eerste kookpunt) dat bij normale druk maximaal 35 o C is (waarschuwingszin R12, eerste streepje), 

en 

2) gassen die in contact met de lucht bij kamertemperatuur en normale druk ontvlambaar zijn (waarschuwingszin 

R12, tweede streepje), ongeacht of zij in gasvormige toestand dan wel in superkritische toestand verkeren, en 

3) ontvlambare en licht ontvlambare vloeibare stoffen en preparaten die op een temperatuur worden gehouden die 

hoger ligt dan hun kookpunt. 

4) In het geval van een inrichting waar geen afzonderlijke stoffen of preparaten aanwezig zijn in een hoeveelheid, 

groter dan of gelijk aan de toepasselijke drempelwaarden, wordt de volgende regel gehanteerd om te bepalen of de 

inrichting onder de desbetreffende voorschriften van dit samenwerkingsakkoord valt : 

- de inrichting wordt bedoeld in artikel 3, § 1, derde lid, wanneer de som van de delen 

q1/Q’1 + q2/ Q’2+ q3/ Q’3 +... ≥ 1 

- de inrichting wordt bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, wanneer de som van de delen 

q1/Q″1 + q2/ Q″2+ q3/ Q″3 +... ≥ 1 

met qx de hoeveelheid van een gevaarlijke stof of preparaat x die onder deel 1 of 2 van deze bijlage valt, Q’x de 

drempelwaarde vermeld in kolom 2 en Q″x de drempelwaarde vermeld in kolom 3 van de delen 1 en 2 van deze bijlage, 

voor de betrokken stof x. 

Deze sommatieregel wordt gebruikt ter beoordeling van de algemeen met toxiciteit, ontvlambaarheid en 

ecotoxiciteit samenhangende gevaren. De regel moet daarom driemaal worden toegepast : 

a) eenmaal voor de optelling van in deel 1 genoemde stoffen en preparaten welke als giftig of zeer giftig zijn 

ingedeeld, samen met stoffen en preparaten die tot categorie 1 of 2 behoren; 

b) eenmaal voor de optelling van in deel 1 genoemde stoffen en preparaten die als oxiderend, ontplofbaar, 

ontvlambaar, licht ontvlambaar of zeer licht ontvlambaar zijn ingedeeld, samen met stoffen en preparaten die tot 

categorieën 3, 4, 5, 6, 7a, 7b of 8 behoren; 

c) eenmaal voor de optelling van de in deel 1 genoemde en als gevaarlijk voor het milieu ingedeelde stoffen en 

preparaten (R 50 (met inbegrip van R 50/53) of R 51/53), samen met stoffen en preparaten die tot categorie 9) i) of 9) 

ii) behoren. 

De desbetreffende bepalingen van dit samenwerkingsakkoord zijn van toepassing indien het sommeringsresultaat 

in ten minste één van de drie gevallen groter is dan of gelijk is aan 1. 

Wanneer niet met name genoemde stoffen of preparaten gevaareigenschappen vertonen van meerdere samen te 

tellen categorieën, is de toe te passen deler de kleinste op de stof toepasselijke drempelwaarde. 

Wanneer de stoffen of preparaten tegelijkertijd gevaareigenschappen vertonen van meerdere niet samen te tellen 

categorieën, dan worden zij per categorie afzonderlijk opgeteld. 

Wanneer een met name genoemde stof samengeteld wordt met een niet met name genoemde stof, is de deler met 

betrekking tot de met name genoemde stof de drempelwaarde vermeld in deel 1. 

Gedaan te Brussel, op 1 juni 2006 in 4 originele exemplaren. 

Voor de Federale Staat : 

De Ministers van Binnenlandse Zaken, Economie, Leefmilieu en Werk, 


Voor het Vlaams Gewest : 

De Minister-President van de Vlaamse Regering, 

Y. LETERME 

De Vlaamse Ministers van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken, 

Energie, Leefmilieu en Natuur, 


Voor het Waals Gewest : 

De Minister-President van de Waalse Regering, 

E. DI RUPO 

De Waalse Ministers van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling en Landbouw, 

Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, 


Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, 

Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Openbare Netheid 

en Ontwikkelingssamenwerking, 

Ch. PICQUE 

De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid 

en de Staatssecretaris van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, belast met Huisvesting en Stedenbouw, 


22143


SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, 

TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE 

F. 2007 — 1663 

[2007/200912] 

28 MARS 2007. — Arrêté royal relatif à l’agrément des entreprises et 

employeurs qui effectuent des travaux de démolition ou d’enlèvement 

au cours desquels de grandes quantités d’amiante peuvent 

être libérées (1) 



Vu la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de 

l’exécution de leur travail, en particulier l’article 6bis, alinéa 3,inséré 

par la loi-programme du 27 décembre 2004; 

Vu l’avis du Conseil supérieur pour la Prévention et la Protection au 

travail, donné le 27 octobre 2006; 

Vu l’avis n o 42.118/1 du Conseil d’Etat, donné le8février 2007 en 

application de l’article 84, § 1 er , alinéa 1 er ,1 o des lois coordonnées sur 

le Conseil d’Etat; 

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, 

Nous avons arrêté et arrêtons : 

Section 1 re . — Dispositions générales et définitions 

Article 1 er . Pour l’application du présent arrêté, on entend par : 

1 o le Ministre : le Ministre qui a le Bien-être au travail dans ses 

attributions; 

2 o l’Administration : la Direction générale Humanisation du travail 

du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale; 

3 o la loi : la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs 

lors de l’exécution de leur travail; 

4 o l’arrêté royal du 16 mars 2006 : l’arrêté royal du 16 mars 2006 

relatif à la protection des travailleurs contre les risques liés à 

l’exposition à l’amiante; 

5 o le demandeur : toute entreprise ou tout employeur qui demande 

un agrément ou un renouvellement d’un agrément en vue de pouvoir 

réaliser les travaux visés à l’article 6bis, alinéas 1 er et 2 de la loi; 

6 o travaux de démolition ou enlèvement : travaux de démolition ou 

enlèvement lors desquels d’importantes quantités d’amiante peuvent 

être libérées; 

7 o types de techniques pour les travaux de démolition ou d’enlèvement 

: les techniques pour les travaux de démolition ou d’enlèvement 

visées à l’arrêté royal du 16 mars 2006. 

Art. 2. Les entreprises et les employeurs, visés à l’article 6bis, alinéas 

1 er et 2 de la loi, peuvent être agréés conformément aux conditions et 

modalités déterminées ci-après. 

Art. 3. Seules les entreprises agréées selon les dispositions du 

présent arrêté peuvent porter la dénomination « Entreprise d’enlèvement 

d’amiante agréée par le Service public fédéral Emploi, Travail et 

Concertation sociale » et effectuer des travaux de démolition ou 

enlèvement lors desquels d’importantes quantités d’amiante peuvent 

être libérées. 

Les employeurs, agréés selon les dispositions du présent arrêté pour 

l’exécution, dans leur entreprise et ses appartenances, de travaux de 

démolition ou d’enlèvement lors desquels d’importantes quantités 

d’amiante peuvent être libérées, ne peuvent effectuer de travaux de 

démolition ou d’enlèvement auprès de tiers. 

Note 

(1) Références au Moniteur belge : 

Loi du 4 août 1996, Moniteur belge du 18 septembre 1996. 

Loi du 27 décembre 2004, Moniteur belge du 31 décembre 2004. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, 


N. 2007 — 1663 

[2007/200912] 

28 MAART 2007. — Koninklijk besluit betreffende de erkenning van 

ondernemingen en werkgevers die sloopof verwijderingswerkzaamheden 

uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest 

kunnen vrijkomen (1) 



Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de 

werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 

6bis, derde lid, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 

2004; 

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming 

op het Werk, gegeven op 27 oktober 2006; 

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 42.118/1 gegeven op 

8 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1 o van de 

gecoördineerde wetten op de Raad van State; 

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, 

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : 

Afdeling I. — Algemene bepalingen en definities 

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 

1 o de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid het Welzijn op het 

Werk behoort; 

2 o de Administratie : de Algemene Directie Humanisering van de 

Arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en 

Sociaal Overleg; 

3 o de wet : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de 

werknemers bij de uitvoering van hun werk; 

4 o het koninklijk besluit van 16 maart 2006 : het koninklijk besluit van 

16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de 

risico’s van blootstelling aan asbest; 

5 o de aanvrager : elke onderneming of werkgever, die een erkenning 

of een hernieuwing van erkenning aanvraagt om de in artikel 6bis, 

eerste en tweede lid van de wet bedoelde werkzaamheden te mogen 

uitvoeren; 

6 o sloopof verwijderingswerkzaamheden : sloop of verwijderingswerkzaamheden 

waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen 

vrijkomen; 

7 o soorten technieken voor sloopof asbestverwijderingswerken : de 

technieken voor sloopof asbestverwijderingswerken bedoeld in het 

koninklijk besluit van 16 maart 2006. 

Art. 2. De ondernemingen en de werkgevers, bedoeld in artikel 6bis, 

eerste en tweede lid van de wet, kunnen worden erkend overeenkomstig 

de hierna bepaalde voorwaarden en nadere regels. 

Art. 3. Enkel de ondernemingen erkend volgens de bepalingen van 

dit besluit mogen de benaming « Onderneming voor asbestverwijdering 

erkend door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, 

Arbeid en Sociaal Overleg » dragen en sloopof verwijderingswerkzaamheden 

waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen, 

verrichten. 

De werkgevers, erkend volgens de bepalingen van dit besluit voor 

het uitvoeren, in hun bedrijf en de aanhorigheden ervan, van sloopof 

verwijderingswerkzaamheden waarbij belangrijke hoeveelheden asbest 

kunnen vrijkomen, mogen geen sloopof verwijderingswerkzaamheden 

bij derden verrichten. 

Nota 

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : 

Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996. 

Wet van 27 december 2004, Belgisch Staatsblad van 31 december 2004.

Section II. — Conditions d’agrément 

Art. 4. Le demandeur doit : 

1 o lorsqu’il s’agit d’une entreprise, être fondée conformément à la 

législation belge ou à celle d’un autre état membre de l’Espace 

Economique Européen et avoir son siège social dans un des états 

membres; 

2 o fournir la preuve qu’il applique un système d’assurance qualité 

qui répond aux exigences suivantes : 

a) répondre aux dispositions mentionnées à l’annexe I du présent 

arrêté, 

b) et être certifié par : 

- un organisme accrédité selon la norme NBN EN 45.012/Guide 

ISO/IEC 62* conformément à la loi du 20 juillet 1990 concernant 

l’accréditation des organismes d’évaluation de la conformité, 

- ou un organisme accrédité par un organisme qui est le co-signataire 

des accords d’agrément réciproque de la « European Cooperation for 

Accredition » pour le secteur « systèmes de management de la 

qualité ». 

La preuve visée à l’alinéa 1 er est fournie par un certificat délivré par 

un organisme de certification accrédité visé àl’alinéa 1 er , b); 

3 o montrer qu’il dispose d’une capacité technique et organisationnelle 

pour pouvoir respecter le référentiel visé àl’annexe II du présent 

arrêté, en ce qui concerne les types de techniques choisis pour les 

travaux de démolition ou d’enlèvement d’amiante; 

4 o a) lorsqu’il s’agit d’une entreprise qui fait appel à des travailleurs 

pour l’exécution de travaux de démolition ou d’enlèvement : 

1. utiliser pour ces travaux uniquement des travailleurs qui ont joui 

de la formation de base avec recyclage annuel, visée aux articles 69, 70 

et 71 de l’arrêté royal du 16 mars 2006; 

2. lorsque la demande concerne la technique de la zone fermée 

hermétiquement visée à l’article 63 de l’arrêté royal du 16 mars 2006, 

avoir en service au moins trois travailleurs, qui ont joui de la formation 

de base avec recyclage annuel, visée aux articles 69, 70 et 71 de l’arrêté 

royal du 16 mars 2006. La formation d’au moins un travailleur doit 

correspondre à la formation pour chef de chantier, visée à l’article 71, 

alinéa 2del’arrêté royal du 16 mars 2006. 

b) lorsque la demande émane d’une entreprise sans travailleurs : 

1. pour l’exécution de travaux de démolition ou d’enlèvement, 

pouvoir uniquement utiliser des personnes qui ont joui de la formation 


royal du 16 mars 2006; 

2. lorsque la demande concerne la technique de la zone fermée 

hermétiquement visée à l’article 63 de l’arrêté royal du 16 mars 2006, 

pouvoir utiliser au moins trois personnes qui ont joui de la formation 


royal du 16 mars 2006. La formation d’au moins une des personnes 

concernées doit correspondre à la formation pour chef de chantier, visée 

à l’article 71, alinéa 2del’arrêté royal du 16 mars 2006. 

c) lorsque la demande émane d’un employeur qui fait appel à ses 

travailleurs pour l’exécution de travaux de démolition ou d’enlèvement 

dans son entreprise : 

1. utiliser pour ces travaux uniquement des travailleurs qui ont joui 

de la formation de base avec recyclage annuel, visée aux articles 69, 70 

et 71 de l’arrêté royal du 16 mars 2006; 

2. si la demande concerne la technique de la zone fermée hermétiquement 

visée à l’article 63 de l’arrêté royal du 16 mars 2006, avoir en 

service au moins trois travailleurs, qui ont joui de la formation de base 

avec recyclage annuel, visée aux articles 69, 70 et 71 de l’arrêté royal du 

16 mars 2006. La formation d’au moins un travailleur doit correspondre 

à la formation pour chef de chantier, visée à l’article 71, alinéa 2de 

l’arrêté royal du 16 mars 2006; 

* Cette norme peut être obtenue à l’ Insitut belge de normalisation 

(I.B.N.) (en liquidation), 29 avenue de la Brabaçonne, à 1000 Bruxelles. 


Afdeling II. — Erkenningsvoorwaarden 

22145 

Art. 4. De aanvrager moet : 

1 o indien het een onderneming betreft, opgericht zijn in overeenstemming 

met de Belgische wetgeving of met die van een andere lidstaat 

van de Europese Economische Ruimte en haar hoofdzetel binnen één 

van de lidstaten hebben; 

2 o het bewijs leveren dat hij een kwaliteitsborgingssysteem toepast 

dat voldoet aan de volgende voorwaarden : 

a) beantwoorden aan de bepalingen vermeld in bijlage I bij dit 

besluit, 

b) en gecertificeerd zijn door : 

- een instelling, geaccrediteerd volgens de norm NBN EN 45.012/Guide 

ISO/IEC 62* overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de 

accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling, 

- of een instelling, geaccrediteerd door een instelling die medeondertekenaar 

is van de akkoorden van wederzijdse erkenning van de 

« European Cooperation for Accredition » voor de sector « kwaliteitsmanagement-systemen 

». 

Het in het eerste lid bedoelde bewijs wordt geleverd door een 

certificaat, afgeleverd door een in het eerste lid, b), bedoelde geaccrediteerde 

certificatie-instelling; 

3 o aantonen over de technische en organisatorische onderlegdheid te 

beschikken om, wat betreft de gekozen soorten technieken voor sloopof 

asbestverwijderingswerken, het referentieel te kunnen naleven 

bedoeld in bijlage II bij dit besluit; 

4 o a) indien het een onderneming betreft die voor de uitvoering van 

de sloopof verwijderingswerkzaamheden beroep doet op werknemers 

: 

1. voor die werkzaamheden uitsluitend werknemers inzetten die de 

basisopleiding met jaarlijkse bijscholing genoten hebben, bedoeld in de 

artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; 

2. indien de aanvraag betrekking heeft op de techniek van de 

hermetisch afgesloten zone bedoeld in artikel 63 van het koninklijk 

besluit van 16 maart 2006, minstens drie werknemers in dienst hebben, 

die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing hebben genoten, 

bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 

16 maart 2006. De opleiding van minstens één werknemer moet 

beantwoorden aan de opleiding voor werfleider, bedoeld in artikel 71, 

tweede lid van het koninklijk besluit van 16 maart 2006. 

b) indien de aanvraag uitgaat van een onderneming zonder werknemers 

: 

1. voor de uitvoering van de sloopof verwijderingswerkzaamheden 

enkel personen kunnen inzetten die de basisopleiding met jaarlijkse 

bijscholing genoten hebben, bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het 

koninklijk besluit van 16 maart 2006; 



besluit van 16 maart 2006, minstens drie personen kunnen inzetten die 

de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing hebben genoten, bedoeld in 

de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006. 

De opleiding van minstens één van de betrokken personen moet 


tweede lid van het koninklijk besluit van 16 maart 2006. 

c) indien de aanvraag uitgaat van een werkgever die voor de 

uitvoering van de sloopof verwijderingswerkzaamheden in zijn 

onderneming beroep doet op zijn werknemers : 

1. voor die werkzaamheden uitsluitend werknemers inzetten die de 

basisopleiding met jaarlijkse bijscholing genoten hebben, bedoeld in de 

artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; 



besluit van 16 maart 2006, minstens drie werknemers in dienst hebben 

die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing hebben genoten, 

bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 

16 maart 2006. De opleiding van minstens één werknemer moet 


tweede lid van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; 

* Deze norm kan worden bekomen bij het Belgisch Instituut voor 

normalisatie (B.I.N.) (in ontbinding), Brabaçonnelaan 29, te 

1000 Brussel.


5 o avoir la connaissance de la réglementation visée par la loi et ses 

arrêtés d’exécution, notamment l’arrêté royal du 16 mars 2006, par 

l’arrêté royal du 2 décembre 1993 concernant la protection des 

travailleurs contre les risques liés à l’exposition à des agents cancérigènes 

et mutagènes au travail et l’arrêté royal du 25 janvier 2001 

concernant les chantiers temporaires ou mobiles; 

6 o disposer d’un endroit fixe où les installations techniques, les 

équipements de travail et les équipements de protection individuelle 

sont entreposés. 

Section III. — Procédure d’agrément 

Art. 5. § 1 er . La demande d’agrément ou de renouvellement 

d’agrément est adressée sous pli recommandé àla poste au directeur 

général de l’Administration. 

§ 2. La demande mentionne les types de techniques de travaux de 

démolition ou d’enlèvement que concerne la demande d’agrément. 

§ 3. Les documents suivants sont joints à la demande : 

1 o si le demandeur est une entreprise, une copie des statuts de 

l’entreprise ou le numéro d’entreprise de la Banque-carrefour des 

entreprises; 

2 o une copie du certificat visé àl’article 4, 2 o , alinéa 2; 

3 o une copie de la note contenant des informations et instructions 

visées à l’article 37 de l’arrêté royal du 16 mars 2006; 

4 o une copie des attestations dont il ressort que chaque personne, 

visée à l’article 4, 4 o , a suivi la formation de base avec le recyclage 

annuel visée aumême article et, le cas échéant, une copie du certificat 

dont il ressort que la formation pour chef de chantier visée aumême 

article a été suivie; 

5 o l’adresse de l’endroit fixe visé àl’article 4, 6 o . 

Les documents visés dans le précédent alinéa sont rédigés dans une 

des trois langues nationales. 

Art. 6. L’Administration vérifie si le dossier contient tous les 

documents visés à l’article 5, § 3duprésent arrêté. 

Si la demande est incomplète, l’Administration fait savoir au 

demandeur dans un délai de trente jours après laréception du dossier 

quels sont les documents manquants. 

L’Administration peut, si elle l’estime nécessaire, exiger tous les 

autres documents, preuves et informations supplémentaires relatifs à ce 

sujet. 

Art. 7. Après avoir constaté que le dossier est complet, l’Administration 

transmet le dossier de demande d’agrément à la Direction 

générale Contrôle du Bien-être au travail aux fins de vérifier si les 

capacités techniques et organisationnelles du demandeur, concernant le 

champ d’application mentionné dans la demande, sont conformes au 

référentiel repris à l’annexe II du présent arrêté. 

Cette enquête se base sur les documents joints au dossier de 

demande ainsi que sur chaque visite sur place jugée nécessaire. 

Un rapport de cette enquête est rédigé; il est transmis à l’Administration 

dans les soixante jours qui suivent la réception du dossier. 

Le délai visé àl’alinéa précédent peut, en fonction de l’enquête, être 

prolongé de trente jours. 

Dans le cas d’un rapport favorable de l’enquête, le demandeur est 

censé disposer de suffisamment de capacités techniques et organisationnelles 

dans le domaine concerné par la demande. 

Art. 8. Le demandeur est tenu d’accorder un libre accès à ses locaux 

aux fonctionnaires chargés del’enquête et de mettre à leur disposition 

tous les documents et données nécessaires à l’exécution de leur mission. 

Art. 9. L’Administration donne un avis sur la demande au Ministre 

dans un délai de trente jours à dater de la réception du rapport 

d’enquête. 

Art. 10. Lorsque l’Administration donne un avis dans lequel il est 

proposé de ne pas donner suite à la demande, elle en informe le 

Ministre et le demandeur; la notification au demandeur se fait suivant 

les règles prévues à l’article 11, alinéas3et4. 

Le demandeur peut faire connaître ses objections au Ministre dans un 

délai de trente jours à partir de la notification de cet avis. 

5 o kennis hebben van de wetgeving bedoeld in de wet en haar 

uitvoeringsbesluiten, inzonderheid het koninklijk besluit van 

16 maart 2006, het koninklijk besluit van 2 december 1993 betreffende 

de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling 

aan kankerverwekkende en mutagene agentia op het werk en het 

koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of 

mobiele bouwplaatsen; 

6 o over een vaste plaats beschikken waar de technische installaties, 

arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen worden opgeslagen. 

Afdeling III. — Erkenningsprocedure 

Art. 5. § 1. De aanvraag om erkenning of hernieuwing van 

erkenning wordt bij aangetekende brief gericht aan de directeurgeneraal 

van de Administratie. 

§ 2. De aanvraag vermeldt de soorten technieken voor sloopof 

asbestverwijderingswerken waarop de erkenningaanvraag betrekking 

heeft. 

§ 3. Bij de aanvraag zijn de volgende stukken gevoegd : 

1 o indien de aanvrager een onderneming is, een afschrift van de 

statuten van de onderneming of het ondernemingsnummer bij de 

Kruispuntbank van Ondernemingen; 

2 o een afschrift van het certificaat bedoeld in artikel 4, 2 o , tweede lid; 

3 o een afschrift van de nota houdende inlichtingen en instructies 

bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; 

4 o een afschrift van de getuigschriften waaruit blijkt dat elke persoon, 

bedoeld in artikel 4, 4 o , de in hetzelfde artikel bedoelde basisopleiding 

met jaarlijkse bijscholing heeft gevolgd en, in voorkomend geval, een 

afschrift van het getuigschrift waaruit blijkt dat de in hetzelfde artikel 

bedoelde opleiding voor werfleider werd gevolgd; 

5 o het adres van de vaste plaats bedoeld in artikel 4, 6 o . 

De in het vorig lid bedoelde stukken worden opgesteld in een van de 

drie landstalen. 

Art. 6. De Administratie gaat na of het dossier alle in artikel 5, § 3, 

van dit besluit bedoelde stukken bevat. 

Indien de aanvraag onvolledig is, laat de Administratie de aanvrager 

binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het dossier 

weten welke stukken ontbreken. 

De Administratie kan, indien zij dit nodig acht, alle terzake doende 

bijkomende documenten, bewijsstukken en inlichtingen eisen. 

Art. 7. Na de vaststelling van de volledigheid van het dossier, 

maakt de Administratie het volledig dossier van aanvraag tot erkenning 

over aan de Algemene Directie Toezicht Welzijn op het Werk 

teneinde na te gaan of de technische en organisatorische bekwaamheden 

van de aanvrager, met betrekking tot het toepassingsgebied in de 

aanvraag, overeenstemmen met het referentieel opgenomen in bijlage II 

bij dit besluit. 

Dit onderzoek is gesteund op de bij het aanvraagdossier gevoegde 

stukken alsook op elk nodig geacht onderzoek ter plaatse. 

Van dit onderzoek wordt een verslag opgesteld dat binnen de zestig 

dagen na ontvangst van het dossier aan de Administratie wordt 

overgemaakt. 

De in het vorig lid bedoelde termijn kan, in het belang van het 

onderzoek, verlengd worden met dertig dagen. 

Ingeval van een gunstig verslag van onderzoek wordt de aanvrager 

geacht te beschikken over voldoende technische en organisatorische 

bekwaamheden op het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft. 

Art. 8. De aanvrager is ertoe gehouden vrije toegang te verlenen tot 

zijn lokalen aan de ambtenaren die belast zijn met het onderzoek en hen 

alle documenten en gegevens ter beschikking te stellen die nodig zijn 

voor het uitvoeren van hun opdracht. 

Art. 9. De Administratie brengt binnen een termijn van dertig 

dagen vanaf de ontvangst van het verslag van onderzoek, advies uit 

over de aanvraag bij de Minister. 

Art. 10. Wanneer de Administratie een advies verstrekt waarin 

wordt voorgesteld op de aanvraag tot erkenning niet in te gaan, stelt zij 

de Minister en de aanvrager hiervan in kennis; de kennisgeving aan de 

aanvrager verloopt volgens de regels bepaald in artikel 11, derde en 

vierde lid. 

De aanvrager kan binnen een termijn van dertig dagen vanaf de 

kennisgeving van dit advies zijn bezwaren meedelen aan de Minister.

Art. 11. Le Ministre prend une décision relative à la demande dans 

un délai de nonante jours après l’avis de l’Administration visé àl’article 

9 ou, le cas échéant, dans un délai de nonante jours après 

l’expiration des trente jours visés à l’article 10, alinéa 2. 

Si, dans le délai prescrit à l’alinéa 1 er , le Ministre ne prend aucune 

décision, l’avis visé àl’article 9 est considéré comme décision. 

L’Administration notifie ladécision au demandeur par lettre recommandée 

à la poste avec accusé de réception. 

La notification est présumée avoir eu lieu le troisième jour ouvrable 

qui suit le jour de la remise à la poste de la lettre recommandée. 

Art. 12. La décision d’agrément est toujours limitée au type de 

technique pour les travaux de démolition ou d’enlèvement pour lequel 

la demande a été introduite. 

Art. 13. § 1 er . Le premier agrément qui est octroyé sur base d’une 

demande d’agrément en appliquant les dispositions du présent arrêté, 

est valable pour deux ans. 

Au cours de cette période, l’entreprise agréée est tenue : 

1 o de faire au moins une notification, visée aux articles 28 et 29 de 

l’arrêté royal du 16 mars 2006, relative à l’exercice de l’activité dans le 

domaine que concerne l’agrément; 

2 o de subir au moins deux enquêtes réalisées par la Direction 

générale Contrôle du Bien-être au Travail; ces enquêtes concernent 

l’exercice de l’activité dans le domaine que concerne l’agrément; 

3 o de subir deux enquêtes réalisées par l’organisme de certification 

accrédité. 

§ 2. Toute demande de renouvellement de l’agrément visé au § 1 er est 

introduite au plus tard trois mois avant l’expiration de la durée de 

l’agrément en cours, si tel n’est pas le cas l’agrément prend fin à la date 

d’expiration. 

Lors de la demande de renouvellement de l’agrément visée au§ 1 er , 

les documents visés à l’article 5, § 3 ne doivent plus être joints pour 

autant que ces documents n’aient subi aucune modification. 

Le renouvellement de l’agrément visé au § 1 er est octroyé pour une 

durée de maximum 5 ans pour autant que cette période soit totalement 

couverte par un certificat ou des certificats visés à l’article 4, 2 o , 

alinéa 2. 

§ 3. Les agréments, pour lesquels une demande de renouvellement a 

été introduite conformément aux dispositions du § 2, prennent fin de 

plein droit à l’issue de la procédure d’agrément visée à la présente 

section. 

Section IV. — Modification des conditions d’agrément 

Art. 14. L’entreprise agréée oul’employeur agréé communique à 

l’Administration, de leur propre initiative et sans délai, chaque 

modification considérable des données visées à l’article 4 qui se 

présente pendant la durée del’agrément. 

Section V. — Contrôle et sanctions 

Art. 15. Si le fonctionnaire chargé du contrôle constate que l’entreprise 

agréée oul’employeur agréé ne répond plus à une des dispositions 

de l’article 4 relatif aux conditions d’agrément ou s’il constate qu’il 

n’est plus satisfait aux obligations qui découlent de l’arrêté royal du 

16 mars 2006, il peut fixer un délai pendant lequel l’entreprise 

concernée oul’employeur doit se mettre en règle. 

Le directeur général de l’Administration informe l’organisme de 

certification de l’entreprise ou de l’employeur concerné de tous les 

points pertinents pour la certification. 


Art. 11. De Minister neemt een beslissing over de aanvraag binnen 

een termijn van negentig dagen vanaf het advies van de Administratie 

bedoeld in artikel 9, of, in voorkomend geval, binnen een termijn van 

negentig dagen vanaf het verstrijken van de dertig dagen bedoeld in 

artikel 10, tweede lid. 

Indien de Minister binnen de in het eerste lid voorgeschreven termijn 

geen beslissing neemt, geldt het advies bedoeld in artikel 9 als 

beslissing. 

De beslissing wordt door de Administratie ter kennis gebracht van de 

aanvrager bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding. 

De kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden de derde 

werkdag die volgt op de dag van de afgifte ter post van het 

aangetekend schrijven. 

Art. 12. Het besluit tot erkenning is steeds beperkt tot de soort 

techniek voor sloopof asbestverwijderingswerken waarvoor de aanvraag 

werd ingediend. 

Art. 13. § 1. De eerste erkenning die wordt verleend op basis van 

een aanvraag tot erkenning met toepassing van de bepalingen van dit 

besluit, geldt voor twee jaar. 

Gedurende deze periode is de erkende onderneming verplicht : 

1 o ten minste één melding te doen, bedoeld in de artikelen 28 en 29 

van het koninklijk besluit van 16 maart 2006, betreffende de uitoefening 

van de activiteit in het domein waarop de erkenning betrekking heeft; 

2 o ten minste twee onderzoeken te ondergaan uitgevoerd door de 

Algemene Directie Toezicht Welzijn op het Werk; deze onderzoeken 

betreffen de uitoefening van de activiteit in het domein waarop de 

erkenning betrekking heeft; 

3 o twee onderzoeken te ondergaan uitgevoerd door de geaccrediteerde 

certificatie-instelling. 

§ 2. Elke aanvraag tot hernieuwing van de in § 1 bedoelde erkenning 

wordt ten laatste drie maanden voor het verstrijken van de lopende 

erkenningduur ingediend, zo niet vervalt de erkenning op de datum 

van verstrijking. 

Bij de aanvraag tot hernieuwing van de in § 1 bedoelde erkenning 

moeten de stukken bedoeld in artikel 5, § 3 niet meer gevoegd worden 

voorzover er zich betreffende deze stukken geen wijzigingen hebben 

voorgedaan. 

De hernieuwing van de erkenning, bedoeld in § 1, wordt verleend 

voor een duur van maximum 5 jaar, voorzover deze periode volledig 

gedekt is door een certificaat of certificaten bedoeld in artikel 4, 2 o , 

tweede lid. 

§ 3. De erkenningen, waarvoor een aanvraag tot hernieuwing werd 

ingediend overeenkomstig de bepalingen van § 2, vervallen van 

rechtswege na afloop van de erkenningsprocedure bedoeld in deze 

afdeling. 

Afdeling IV. — Wijziging van de erkenningvoorwaarden 

Art. 14. De erkende onderneming of werkgever deelt de Administratie 

op eigen initiatief en onverwijld elke beduidende wijziging mee 

van de gegevens bedoeld in artikel 4, die zich voordoet tijdens de duur 

van de erkenning. 

Afdeling V. — Toezicht en sancties 

22147 

Art. 15. Indien de met het toezicht belaste ambtenaar vaststelt dat 

de erkende onderneming of werkgever niet meer voldoet aan één van 

de bepalingen van artikel 4 betreffende de erkenningvoorwaarden of 

indien hij vaststelt dat deze niet voldoet aan de verplichtingen die 

voortvloeien uit het koninklijk besluit van 16 maart 2006, kan hij een 

termijn vaststellen binnen welke de betrokken onderneming of werkgever 

zich in regel moet stellen. 

De directeur-generaal van de Administratie brengt de certificatieinstelling 

van de betrokken onderneming of werkgever op de hoogte 

van al de punten die relevant zijn voor de certificatie.


Art. 16. Le Ministre retire d’office l’agrément si : 

1 o l’organisme de certification visé àl’article 4, 2 o , b), a retiré ou n’a 

pas renouvelé la certification de l’entreprise ou de l’employeur agréé; 

2 o durant une période de deux ans, à compter de la date d’attribution 

de l’agrément, l’entreprise agréée n’a exercé aucune activité dans le 

domaine concerné par son agrément. 

Art. 17. Après avis de l’Administration, le Ministre peut suspendre 

ou retirer l’agrément : 

1 o au cas où les conditions de l’agrément ne sont pas respectées; 

2 o lorsque l’entreprise exécute des travaux pour lesquels l’agrément 

n’est pas accordé; 

3 o lorsque le contenu des documents, preuves et renseignements 

visés à l’article 5 sont considérablement modifiés sans que l’Administration 

n’en ait été avertie; 

4 o lorsque l’Administration estime que cela est nécessaire sur la base 

de la notification d’un changement considérable des données, visées à 

l’article 4; 

5 o au cas où les dispositions des articles 1 à 71 de l’arrêté royal du 

16 mars 2006 ne sont pas respectées; 

6 o au cas où la disposition de l’article 11, 1 o de l’arrêté royal du 

19 février 1997 fixant les mesures relatives à la sécurité et la santé au 

travail des intérimaires n’est pas respectée. 

Art. 18. § 1 er .Ladécision du Ministre de suspendre ou de retirer 

l’agrément est notifiée conformément aux dispositions de l’article 11, 

alinéas3et4. 

La décision du Ministre est notifiée à l’organisme de certification. 

§ 2. Si la décision a pour conséquence la suspension ou le retrait de 

l’agrément, elle prend effet trois mois après la date de réception de la 

décision. 

Section VI. — Dispositions finales. 

Art. 19. § 1 er . Les dispositions du présent arrêté sont applicables 

aux agréments attribués après l’entrée en vigueur du présent arrêté. 

§ 2. Les agréments octroyés par le Ministre, en application de la 

disposition de l’article 148decies 2, point 5.9.3.4 du Règlement général 

pour la protection du travail, ainsi que les agréments qui ont été 

octroyés après l’entrée en vigueur de l’article 73 de l’arrêté royal du 

16 mars 2006, prennent fin de droit deux ans après l’entrée en vigueur 

du présent arrêté. 

Les agréments visés à l’alinéa 1 er , pour lesquels une demande de 

renouvellement est introduite sur la base des dispositions du présent 

arrêté deux ans aprèsl’entrée en vigueur du présent arrêté, prennent fin 

de plein droit à l’issue de la procédure d’agrément visée à la section III. 

Art. 20. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du 

troisième mois qui suit celui au cours duquel il aura été publié au 

Moniteur belge. 

Art. 21. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du 

présent arrêté. 


ALBERT 

Par le Roi : 

Le Ministre de l’Emploi, 


Art. 16. De Minister trekt ambtshalve de erkenning in indien : 

1 o de certificatie-instelling bedoeld in artikel 4, 2 o , b), de certificatie 

van de erkende onderneming of werkgever heeft ingetrokken of niet 

heeft hernieuwd; 

2 o gedurende een periode van twee jaar te rekenen vanaf het 

toekennen van de erkenning, de erkende onderneming geen enkele 

activiteit heeft uitgeoefend in het domein waarop zijn erkenning 

betrekking heeft. 

Art. 17. Na advies van de Administratie kan de Minister de 

erkenning schorsen of intrekken : 

1 o ingeval de voorwaarden van de erkenning niet worden nageleefd; 

2 o wanneer de onderneming werkzaamheden uitvoert waarvoor de 

erkenning niet is toegekend; 

3 o wanneer de inhoud van de in artikel 5 bedoelde documenten, 

bewijsstukken en inlichtingen op beduidende wijze zijn gewijzigd 

zonder dat de Administratie ervan werd verwittigd; 

4 o wanneer de Administratie oordeelt dat dit nodig is op grond van 

de melding van een beduidende wijziging van de gegevens, bedoeld in 

artikel 4; 

5 o ingeval de bepalingen van de artikelen 1 tot 71 van het koninklijk 

besluit van 16 maart 2006 niet worden nageleefd; 

6 o ingeval de bepaling van artikel 11, 1 o , van het koninklijk besluit 

van 19 februari 1997 tot vaststelling van maatregelen betreffende de 

veiligheid en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten niet 

wordt nageleefd. 

Art. 18. § 1. De beslissing van de Minister tot schorsing of 

intrekking van de erkenning wordt meegedeeld overeenkomstig de 

bepalingen van artikel 11, derde en vierde lid. 

De beslissing van de Minister wordt meegedeeld aan de certificatieinstelling. 

§ 2. Indien de beslissing de schorsing of de intrekking van de 

erkenning tot gevolg heeft, treedt zij in werking drie maanden na de 

datum van ontvangst van de beslissing. 

Afdeling VI. — Slotbepalingen 

Art. 19. § 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de 

erkenningen die worden verleend na de inwerkingtreding van dit 

besluit. 

§ 2. De erkenningen verleend door de Minister, in toepassing van de 

bepaling van artikel 148decies 2, punt 5.9.3.4 van het Algemeen 

reglement voor de Arbeidsbescherming, evenals de erkenningen die 

werden verleend na inwerkingtreding van artikel 73 van het koninklijk 

besluit van 16 maart 2006, vervallen van rechtswege twee jaar na de 

inwerkingtreding van dit besluit. 

De in het eerste lid bedoelde erkenningen, waarvoor een aanvraag tot 

hernieuwing wordt ingediend op basis van de bepalingen van dit 

besluit binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, 

vervallen van rechtswege na afloop van de erkenningprocedure 

bedoeld in afdeling III. 

Art. 20. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de 

derde maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch 

Staatsblad. 

Art. 21. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit 

besluit. 


ALBERT 



P. VANVELTHOVEN


Annexe I re 

Dispositions concernant le système d’assurance qualité, 

visé àl’article 4, 2 o , alinéa 1 er 

1. Système d’assurance qualité 

1.1 

Le système d’assurance qualité assure la conformité des travaux de démolition et d’enlèvement d’amiante, visé à 

l’article 6bis, alinéas 1 er et 2 de la loi, avec les exigences du référentiel visé àl’annexe II. 

Tous les éléments, exigences et dispositions suivis par le demandeur doivent figurer dans une documentation 

tenue de manière systématique et rationnelle sous la forme de mesures, de procédures et d’instructions écrites. Cette 

documentation sur le système d’assurance qualité doit permettre une interprétation uniforme des mesures et 

procédures et de qualité telles que programmes, plans, manuels et dossier de qualité. 

Elle comprend en particulier : 

- une description adéquate des objectifs de qualité, del’organigramme, des responsabilités des cadres et de leurs 

pouvoirs et compétences en rapport avec les exigences réglementaires en matière de travaux de démolition et 

d’enlèvement d’amiante; 

- les spécifications techniques, les moyens et procédés qui seront utilisés pour garantir que les exigences du 

référentiel visé àl’annexe II soient respectées; 

- les procédés et techniques de contrôle et d’assurance qualité qui seront utilisés au cours des travaux et les mesures 

systématiques à appliquer dans ce contexte; 

- les dossiers de qualité tels que rapports d’inspection, les rapports sur la qualification du personnel, etc.; 

- les moyens permettant de vérifier la réalisation des exigences du référentiel visé àl’annexe II. 

1.2 

Le demandeur introduit auprès del’organisme de certification, visé àl’article 4, 2 o , b), une demande en vue 

d’obtenir un certificat, visé àl’article 4, 2 o , alinéa 2. 

Cette demande comprend : 

- toutes les informations appropriées sur les moyens dont il dispose pour effectuer les travaux de démolition et 

d’enlèvement en conformité avec les exigences des textes réglementaires y afférents à appliquer. 

- la documentation sur le système d’ assurance qualité qui prévoit une assurance complète. 

Le demandeur s’engage à remplir les obligations découlant du système d’assurance qualité tel qu’il est certifié et 

à faire en sorte qu’il demeure adéquat et efficace. 

Le demandeur informe l’organisme de certification qui a certifié le système d’assurance qualité de tout projet 

d’adaptation du système d’assurance qualité. 

2. Surveillance du système d’assurance qualité 

La surveillance du système d’assurance qualité se fait sous la responsabilité de l’organisme de certification et a 

pour but de s’assurer que le demandeur remplit correctement les obligations qui découlent du système d’assurance 

qualité certifié. 

L’organisme de certification veille à ce qu’au moins un membre de l’équipe d’audit soit initié aux aspects 

techniques relatifs aux activités pour lesquelles le certificat est demandé. 

Le demandeur autorise l’organisme de certification à accéder à des fins d’inspection à l’endroit fixe visé àl’article 

4, 6 o ainsi qu’aux chantiers, et lui fournit toute l’information nécessaire, en particulier : 

- la documentation sur le système d’assurance qualité; 

- les rapports et documents àétablir dans le cadre du système assurance qualité, tels que les rapports d’analyse, 

registres de chantiers, notifications, plans de travail, rapports d’inspection, rapports sur la qualification du personnel 

concerné, etc.; 

Vu pour être annexéàNotre arrêté du 28 mars 2007 relatif à l’agrément des entreprises et employeurs qui effectuent 

des travaux de démolition ou d’enlèvement au cours desquels de grandes quantités d’amiante peuvent être libérées. 

ALBERT 

Par le Roi : 



22149


Annexe II 

Référentiel technique visé àl’article 4, 3 o 

1. Exigences générales : 

Des documents, des procédures ou des instructions spécifiques doivent être établis par écrit pour chacune des 

dispositions suivantes : 

1.1 Normes 

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 

1.1 Les normes qui sont 

d’application. 

SPÉCIFICATIONS/CONTENU S 1 / 

C 2 

Dans une forme accessible S 

1.2 Information et formation pour les travailleurs qui exécutent des travaux de démolition et d’enlèvement 

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 


C 2 

1.2.1 Un programme de formation La liste des travailleurs et fonctions qui nécessitent une compétence 

particulière (opérateur amiante, responsable de chantier,...) 

Une formation de base (32h) 

Un recyclage annuel (8h) 

Une partie théorique 

Une partie pratique 

Un contenu des formations portant au minimum sur : 

- les propriétés del’amiante et les risques pour la santé en cas 

d’exposition à l’amiante, y compris l’effet synergique de fumer; 

- les types de produits ou matériaux susceptibles de contenir de 

l’amiante et leur utilisation dans les installations et bâtiments; 

- les opérations pouvant entraîner une exposition à l’amiante et 

l’importance des contrôles préventifs pour minimiser l’exposition; 

- les exigences en matière de surveillance de la santé; 

- les pratiques professionnelles sûres et la technique de mesures; 

- le port et l’utilisation d’équipements de protection individuelle, y 

compris le rôle, le choix, les limites, la bonne utilisation et les 

connaissances pratiques relatives à l’utilisation d’appareils respiratoires, 

et les règles spécifiques qui découlent du fait qu’il s’agit de 

travaux de démolition et d’enlèvement; 

- les procédures d’urgence, y compris les premiers secours sur le 

chantier et les règles spécifiques qui découlent du fait qu’il s’agit de 

travaux de démolition et d’enlèvement; 

- les procédures de décontamination et les règles spécifiques qui 

S 

découlent du fait qu’il s’agit de travaux de démolition et 

1.2.2 Un manuel de formation 

d’enlèvement; 

- la réglementation en matière de démolition et d’enlèvement 

d’amiante ou de matériaux contenant de l’amiante; 

- les techniques de démolition et d’enlèvement de l’amiante ou de 

matériaux contenant de l’amiante ainsi que les risques pour la santé 

et la sécurité qui y sont associés; 

- les règles et techniques spécifiques en matière de traitement des 

déchets d’amiante et de leur enlèvement; 

Les coordonnées de l’organisme de formation externe. 

Les formations étrangères de contenu équivalent sont admises pour autant 

qu’un complément portant sur la réglementation belge soit assuré. 

Ce complément est donné sous la forme d’une formation de recyclage. 

Correspondant au programme suivi. S 

1.2.3 Des notes individuelles Les informations et instructions visées à l’article 13 de l’arrêté royal 

du2décembre 1993 concernant la protection des travailleurs contre 

les risques liés à l’exposition à des agents cancérigènes et mutagènes 

au travail 

S 

1.2.4 Des attestations de formation 

de base sont disponibles pour 

chaque travailleur et responsable 

de chantier. 

1.2.5 Des attestations de formation 

de recyclage annuel sont disponibles 

pour chaque travailleur 

et responsable de chantier. 

Nom, prénom 

Dates de formation 

Type de formation base 

recyclage 

Contenu de la formation théorique 

pratique 

opérateur/chef de chantier 

Durée de la formation 

Evaluation de la formation 

Nom, qualité, signature du responsable de formation 

S

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 

1.3.1 Formulaires nominatifs 

d’évaluation de santé préalable 

1.3.2 Formulaires nominatifs 

d’évaluation de santé périodique 

(annuelle) 

1.3.3 Registre des travailleurs exposés. 

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 

1.4.1 Un document qui décrit la 

méthode et les moyens utilisés en 

vue de l’évaluation des risques 

pour la santé et la sécurité lors de 

l’exécution de toutes les phases 

de déroulement d’un chantier 

(situation particulière) tenant 

compte de l’organisation, des lieux, 

des matériaux, des processus, etc... 

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 

1.5.1 Un document qui décrit les 

étapes de la réalisation du plan de 

travail et les responsabilités et 

compétences des intervenants. 

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 

1.6.1 Un document qui décrit les 

modalités de notification à 

l’administration compétente et à 

l’employeur maître d’ouvrage. 


1.3 Surveillance de santé 

- Noms des travailleurs 

- Nature et durée del’activité 

- Niveaux d’exposition 


C 2 

1.4 Méthode utilisée pour la réalisation de l’évaluation des risques 


C 2 

La méthode comporte nécessairement les étapes suivantes : 

-L’identification des dangers pour la santé et la sécurité 

-Ladétermination et l’évaluation des risques 

-Ladétermination des mesures de prévention à prendre 

1.5 Méthode utilisée pour la réalisation du plan de travail 


C 2 

Les étapes de la réalisation du plan de travail comprennent au 

moins : 

- la visite préalable des lieux 

-l’identification et la localisation des MCA 3 

-l’évaluation des risques 

- le choix des méthodes de travail 

-larédaction du plan de travail même (Voir 2.1.11 ou 2.2.26) et des 

instructions à destination des travailleurs, adaptées aux circonstances 

particulières du chantier 

1.6 Méthode utilisée pour la réalisation de la notification 


C 2 

La notification comprend au moins les renseignements ci-contre : 

- Coordonnées du lieu du chantier 

- Type, quantités, description de l’amiante et des MCA 3 

- Activités etprocédés mis en oeuvre 

- Nombre de travailleurs prévus 

- Dates de début et fin des travaux 

- Mesures de prévention prises 

- Identification du laboratoire agréé 

- Identité et moyens de contact des responsables de l’entreprise et 

du maître d’ouvrage 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

22151


2. Exigences techniques 

Des documents, des procédures ou des instructions spécifiques doivent être établis par écrit pour chacune des 

dispositions suivantes. 

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 

2.1 Sac à manchons 4 


C 2 

2.1.1 Caractéristiques du matériel Fiches techniques avec les caractéristiques pertinentes, notamment 

pour les sacs à manchons et aspirateurs 

2.1.2 Description de la préparation 

et mise en place de chantier 

2.1.3 Méthode de travail (générale) 

2.1.4 Equipements de protection 

individuels (EPI) 

2.1.4.1 Equipements de protection 

respiratoire (EPR) 

Vérification de l’applicabilité de la méthode, mesures en cas de 

modification des conditions de travail, balisage et signalisation 

Description de la méthode de travail générale S 

Description des EPI et procédures d’entretien S 

Description des EPR et procédures d’utilisation, d’entretien et de 

vérification périodique avec visa du conseiller en prévention - 

médecin du travail, contrôles 

Rapport d’appréciation des EPR, y compris l’avis du conseiller en 

prévention-médecin du travail 

2.1.5 Mesurages Description des types et fréquences de mesurage, contrôles S 

2.1.6 Déchets Description des modalités de conditionnement, stockage temporaire 

et d’évacuation des déchets 

2.1.7 Mesures en cas de dépassement 

de la concentration de 0,01 

f/cm 3 

2.1.8 Procédure générale de décontamination 

du matériel et des équipements 

2.1.9 Vérification de l’absence de 

risque amiante en fin d’activités 

2.1.10 L’évaluation des risques 

(spécifique) 

Description des mesures correctives S 

Décontamination et conditionnement du matériel des équipements 

sur zone 

Décontamination du matériel et des équipements lors d’entretiens 

et réparations dans l’entreprise 

Responsabilités, modalités et description des contrôles à effectuer S 

Pour chaque situation de travail particulière (chantier) un rapport 

est élaboré selon la méthode décrite dans le document visé au point 

1.4. L’évaluation concerne toutes les phases du chantier y compris 

la préparation. 

2.1.11 Plan de travail (spécifique) Le plan de travail adapté aux conditions particulières de chaque 

chantier doit prévoir : 

- Nature, succession, durée des activités 

- Schéma de localisation des MCA 3 

- Méthodes de travail et instructions à l’usage des travailleurs, 

adaptées à la spécificité du chantier et concernant toutes les phases 

de l’exécution des travaux 

- Les EPI (*) 

- Les caractéristiques des équipements (décontamination, protection) 

-Procédure démontrant l’absence de risque amiante en find’activité 

(*) 

(*) Il peut être fait référence aux procédures ou instructions correspondantes 

pour autant qu’une copie de celles-ci soient présentes sur le chantier; 

Toute modification par rapport aux procédures initiales doit alors être 

justifiée etdécrite. 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

C 

C

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 

2.2.1 Préparation et mise en place 

du chantier 

2.2 Zone fermée hermétiquement 5 


C 2 

Mesurages préalables éventuels, mesures de prévention éventuelles, 

EPI, balisage et signalisation, ... 

2.2.2 Cloisonnement Avec moyen de contrôle visuel ou auditif S 

2.2.3 Evacuation ou emballage du 

matériel 

2.2.4 Mise hors service des réseaux Modalités et contrôle S 

2.2.5 Sas personnel Caractéristiques aérauliques de chaque sas S 

Configuration, fonctionnement, décontamination, contrôles S 

2.2.6 Sas matériel Caractéristiques aérauliques de chaque sas S 

Configuration, dimensionnement et fonctionnement, décontamination, 

contrôles 

2.2.7 Test d’étanchéité Modalités et contrôles S 

2.2.8 Dépression et renouvellement 

d’air 

Caractéristiques, entretien et contrôle périodique des extracteurs S 

Caractéristiques, entretien et contrôle périodique des appareils de 

mesure 

Elaboration d’une note de calcul de bilan aéraulique S 

Contrôle de dépression et efficacité des filtres ainsi que mesures 

correctives, remplacement des filtres, moyens garantissant le maintien 

de la dépression en continu. 

2.2.9 Procédure d’entrée en zone S 

2.2.10 Procédure de sortie de zone S 

2.2.11 Mesurages Modalités, endroits, fréquence, contrôles S 

2.2.12 Mesures en cas de dépassement 

de la concentration de 0,01 

f/cm 3 

Description des mesures correctives S 

2.2.13 Inspection visuelle Conditions, contrôles,... S 

2.2.14 Mesurages libératoires Conditions, contrôles,... S 

2.2.15 Démontage du cloisonnement 

étanche 

2.2.16 Equipements de protection 

individuels (EPI) 

2.2.16.1 Equipements de protection 

respiratoire (EPR) 

Description des EPI et procédures d’entretien S 

Caractéristiques des EPR S 

Rapport d’appréciation des EPR, y compris l’ avis du conseiller en 

prévention-médecin du travail 

Procédure d’utilisation avec visa du médecin du travail S 

Procédure d’entretien avec avis du comité de prévention et 

protection et visa du médecin du travail, contrôles 

Procédure de contrôle périodique avec avis du comité de prévention 

et protection et visa du médecin du travail, contrôles 

2.2.17 Méthode de travail Description de la méthode de travail générale S 

2.2.18 Procédure générale de 

décontamination et sortie du 

matériel 


Décontamination et sortie des déchets de la zone 

Décontamination du matériel et des équipements sur zone 

Décontamination du matériel et des équipements lors d’entretiens 

et réparations dans l’entreprise 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

22153


DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 


C 2 

2.2.19 Registre de chantier Description du contenu du registre, des modalités de tenue, de suivi 

et de contrôle 

2.2.20 Organisation du temps de 

travail 

Description des mesures d’organisation du temps de travail, 

notamment en fonction des contraintes physiques, avis écrit du 

médecin du travail, contrôles 

2.2.21 Déchets Description des modalités de conditionnement, stockage temporaire 

et d’évacuation des déchets 

2.2.22 Procédure en cas d’urgence Description des procédures d’urgence sur chantier, 

e.a. : dimensionnement des accès de secours, premiers soins, 

équipements de protection pour secouristes, mesures en vue 

d’éviter ou de limiter une contamination des intervenants et de leur 

matériel, etc... 

2.2.23 Procédure d’accès des visiteurs 

en zone confinée 

2.2.24 Vérification de l’absence de 

risque amiante en fin d’activités 

2.2.25 L’évaluation des risques 

(spécifique) 

Description des modalitésd’information des personnes et de mise à 

disposition des équipements de protection individuelle 

Responsabilités, modalités et description des contrôles à effectuer S 

Pour chaque situation de travail particulière (chantier) un rapport 

est élaboré selon la méthode décrite dans le document visé au point 

1.4. L’évaluation concerne toutes les phases du chantier y compris 

la préparation. 

2.2.26 Plan de travail Le plan de travail adapté aux conditions particulières de chaque 

chantier doit prévoir : 

- La nature, succession, durée des activités 

- Un schéma de localisation des MCA et des équipements de 

protection collective 

- La protection collective (*) 

- Cloisonnement 

- Evacuation ou emballage du matériel 

- Mise hors service des réseaux 

- Sas personnel 

- Sas matériel 

- Test étanchéité 

-Dépression et renouvellement d’air 

-Procédure d’entrée 

-Procédure de sortie 

- Mesurages 

- Mesures à prendre en cas de dépassement de la concentration de 

0,01 f/cm 3 

-Démontage 

- La justification écrite préalable du non respect éventuel des 

exigences réglementaires, notamment : 

- le cloisonnement de la zone en double épaisseur 

- la mise hors service de réseaux 

- le taux de renouvellement d’air 

pour des raisons techniques ou de sécurité fondées sur des éléments 

concrets et démontrés ainsi que la description des mesures de 

prévention qui seront prises en conséquence. 

- Les équipements de protection individuelle (*) 

- Les équipements de protection collective(*) 

-Laméthode de travail et les instructions à l’usage des travailleurs, 

adaptées à la spécificité du chantier et concernant toutes les phases 

de l’exécution des travaux 

- Les mesures en cas d’urgence spécifiques à la situation particulière 

- La procédure démontrant l’absence de risque amiante en fin 

d’activité 

(*) Il peut être fait référence aux procédures ou instructions correspondantes 

pour autant que des copies de celles-ci soient disponibles sur le chantier. 

Toute modification par rapport aux procédures initiales doit alors être 

justifiée etdécrite 

S 

S 

S 

S 

S 

C 

C

DOCUMENTS/ 

PROCÉDURES/ 

INSTRUCTIONS 



C 2 

2.2.27 Le registre de chantier Le registre de chantier comprend les rubriques suivantes : 

-l’identité de la personne chargée de la conduite des travaux sur le 

chantier; 

- une copie des formulaires d’évaluation de santé de tous les 

travailleurs qui sont impliqués dans les travaux de démolition ou 

d’enlèvement d’amiante ou des matériaux contenant de l’amiante; 

- les observations faites à l’occasion du test de fumée; 

- les mesures particulières imposées ou admises par le fonctionnaire 

chargé de la surveillance, compte tenu des caractéristiques techniques 

du chantier ou du travail à exécuter et de la nature du risque 

pour les travailleurs; 

- les rapports concernant les mesurages; 

- le compte rendu des incidents survenus lors des travaux et qui ont 

eu pour résultat une contamination des sas d’entrée ou des zones 

contiguës ou une exposition des travailleurs; 

- les dépassements de 0,01 fibre par cm 3 et de 0,1 fibre par cm 3 

exprimé comme la limite supérieure de l’intervalle de confiance 

ainsi que les mesures qui ont été prises; 

- la mention journalière des noms des travailleurs qui étaient 

présents sur le chantier ainsi que la mention de l’heure du début et 

de la fin de leurs prestations et celle de la nature de leur activité; 

- les noms des visiteurs et leur fonction; 

- les remarques éventuelles des fonctionnaires chargés de la 

surveillance. 

( 1 ) S : signifie que les documents doivent être disponibles au siège de l’entreprise ou chez son mandataire ou 

représentant en Belgique 

( 2 ) C : signifie que les documents doivent être disponibles sur l 

e chantier en question et ensuite conservés auS 1 durant une période de minimum 3 ans. 

( 3 ) MCA : matériaux contenant de l’amiante 

( 4 )Méthode par sacs à manchons : méthode d’enlèvement d’amiante et de MCA 3 décrite à la section X, sous section 

IV de l’arrêté du 16 mars 2006 relatif à la protection des travailleurs contre les risques liés à l’exposition à l’amiante. 

( 5 )Méthode en zone fermée hermétiquement : méthode d’enlèvement d’amiante et de MCA 3 décrite à la section 

X, sous section V de l’arrêté du 16 mars 2006 relatif à la protection des travailleurs contre les risques liés à l’exposition 

à l’amiante. 

Vu pour être annexéàNotre arrêté du 28 mars 2007 relatif à l’agrément des entreprises et employeurs qui effectuent 

des travaux de démolition ou d’enlèvement au cours desquels de grandes quantités d’amiante peuvent être libérées. 

ALBERT 

Par le Roi : 



C 

22155


Bijlage I 

Bepalingen betreffende het kwaliteitsborgingssysteem 

bedoeld in artikel 4, 2 o , eerste lid 

1. Kwaliteitsborgingssysteem 

1.1 

Het kwaliteitsborgingssysteem waarborgt dat de sloopen verwijderingswerkzaamheden, bedoeld in artikel 6bis, 

eerste en tweede lid van de wet, in overeenstemming zijn met de eisen van het referentieel bedoeld in bijlage II. 

Alle door de aanvrager gevolgde beginselen, eisen en bepalingen worden systematisch en ordelijk weergegeven in 

een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het 

kwaliteitsborgingssysteem zorgt ervoor dat de kwaliteitsbepalende beleidsmaatregelen en procedures, zoals kwaliteitsprogramma’s, 

-plannen, -handleidingen en -rapporten, door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. 

De documentatie bevat met name : 

- een behoorlijke beschrijving van de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden 

en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de reglementaire vereisten inzake sloopen verwijderingswerkzaamheden; 

- de technische specificaties, de middelen en de werkwijzen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat 

wordt voldaan aan de eisen van het referentieel bedoeld in bijlage II; 

- de tijdens de werkzaamheden gebruikte kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procédés ende 

in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; 

- de kwaliteitsrapporten, zoals onder andere controleverslagen, rapporten betreffende de kwalificatie van het 

personeel; 

- de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de eisen van het referentieel bedoeld in bijlage II. 

1.2 

De aanvrager dient bij een certificatie-instelling, bedoeld in artikel 4, 2 o , b), een aanvraag in met het oog op het 

verkrijgen van een certificaat, bedoeld in artikel 4, 2 o , tweede lid. 

Deze aanvraag behelst : 

- alle relevante informatie betreffende de middelen waarover hij beschikt om de sloopen verwijderingswerkzaamheden 

in overeenstemming met de eisen van de desbetreffende reglementaire teksten uit te voeren; 

- de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem, dat voorziet in een volledige borging. 

De aanvrager verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het gecertificeerde kwaliteitsborgingssysteem 

na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 

De certificatie-instelling die het kwaliteitsborgingssysteem heeft gecertificeerd, wordt door de aanvrager op de 

hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitsborgingssysteem. 

2. Toezicht op het kwaliteitsborgingssysteem 

Het toezicht op het kwaliteitsborgingssysteem gebeurt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en 

heeft tot doel ervoor te zorgen dat de aanvrager naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het 

gecertificeerde kwaliteitsborgingssysteem. 

De certificatie-instelling zorgt er voor dat minstens één lid van het audit-team onderlegd is over de technische 

aspecten betreffende de werkzaamheden waarvoor het certificaat wordt aangevraagd. 

De aanvrager verleent de certificatie-instelling met het oog op de controle toegang tot de vaste plaats bedoeld in 

artikel 4,6 o en tot de werven, en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : 

- de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; 

- de rapporten en documenten die in het kader van het kwaliteitsborgingssysteem moeten worden opgemaakt, 

zoals analyseverslagen, werfregisters, meldingen, werkplannen, rapporten betreffende de kwalificatie van het 

betrokken personeel, enz. 

. 

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 maart 2007 betreffende de erkenning van ondernemingen en 

werkgevers die sloopof verwijderingswerkzaamheden uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen 

vrijkomen. 

ALBERT 



P. VANVELTHOVEN

Bijlage II 

Technisch referentieel bedoeld in artikel 4, 3 o 

1 Algemene vereisten : 

Documenten, procedures of specifieke instructies moeten voor elk van de volgende bepalingen schriftelijk worden 

vastgelegd. 

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

1.1 De van toepassing zijnde 

normen. 


1.1 Normen 

SPECIFICATIES/INHOUD 

In een toegankelijke vorm S 

1.2 Informatie en opleiding voor werknemers die sloopen verwijderingswerken uitvoeren 

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 


INSTRUCTIES 

1.2.1 Opleidingsprogramma De lijst van werknemers en functies die een specifieke bekwaamheid 

vereisen (asbestverwijderaar, werfleider,...) 

1.2.2 Een opleidingshandboek 

Een basisopleiding (32h) 

Een jaarlijkse bijscholing (8h) 

Een theoretisch gedeelte 

Een praktisch gedeelte 

Een inhoud van de opleidingen die ten minste betrekking heeft op : 

- de eigenschappen van asbest en de gezondheidsrisico’s bij blootstelling 

aan asbest, met inbegrip van het synergetische effect van roken; 

- de soorten producten of materialen die asbest kunnen bevatten en 

hun aanwending in installaties en gebouwen; 

- de handelingen die kunnen leiden tot blootstelling aan asbest en het 

belang van preventieve controles om blootstelling tot een minimum te 

beperken; 

- de vereisten inzake het gezondheidstoezicht; 

- de veilige werkmethoden en meettechnieken; 

- het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen met 

inbegrip van de rol, de keuze, de beperkingen, het juiste gebruik en 

praktische kennis van het gebruik van ademhalingstoestellen en de 

specifieke regels die voortvloeien uit het feit dat het gaat om sloopen 

verwijderingswerkzaamheden; 

- de noodprocedures, met inbegrip van eerste hulp op de bouwplaats 

en de specifieke regels die voortvloeien uit het feit dat het gaat om 

sloopen verwijderingswerkzaamheden; 

- de ontsmettingsprocedures en de specifieke regels die voortvloeien 

uit het feit dat het gaat om sloopen verwijderingswerkzaamheden; 

- de reglementering inzake sloop en verwijdering van asbest of 

asbesthoudende materialen; 

- de technieken voor sloop en verwijdering van asbest of asbesthoudende 

materialen en de daaraan verbonden risico’s voor de veiligheid 

en gezondheid; 

- de specifieke regels en technieken voor de behandeling en de 

verwijdering van asbestafval; 

De coördinaten van het externe organisme waarop een beroep wordt 

gedaan voor de opleiding. 

Buitenlandse opleidingen waarvan de inhoud equivalent is zijn toegelaten 

voor zover er een bijkomende opleiding over de Belgische reglementering wordt 

gegeven. Deze bijkomende opleiding wordt gegeven onder de vorm van een 

bijscholing 

Overeenkomstig het gevolgde programma. S 

1.2.3 De individuele nota’s Inlichtingen en instructies bedoeld in artikel 13 van het koninklijk 

besluit van 2 december 1993 betreffende de bescherming van de 

werknemers tegen de risico’s bij blootstelling aan kankerverwekkende 

en mutagene agentia op het werk. 

S 

S 1 / 

C 2 

S1/ 

C2 

S 

22157


DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

1.2.4 Opleidingsgetuigschriften 

van de basisopleiding van 

elke verwijderaar en werfleider. 

1.2.5 Opleidingsgetuigschriften 

van de jaarlijkse bijscholing 

van elke verwijderaar en 

werfleider. 

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

1.3.1 Formulieren op naam voor 

de voorafgaande gezondheidsbeoordeling. 

1.3.2 Formulieren op naam voor 

de periodieke gezondheidsbeoordeling 

(jaarlijks). 

1.3.3 Register van de blootgestelde 

werknemers. 

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

1.4.1 Een document dat de 

methode en de middelen beschrijft 

die gebruikt worden voor de evaluatie 

van de risico’s voor de 

gezondheid en de veiligheid bij 

de uitvoering van alle fasen van 

een werf (specifieke situatie) rekening 

houdend met de organisatie, 

de plaatsen, de materialen, de 

processen, enz... 

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

1.5.1 Een document dat de verschillende 

stappen bij de realisatie 

van het werkplan en de verantwoordelijkheden 

en competenties 

van de betrokkenen 

beschrijft. 


Naam, voornaam 

Data van de opleiding 

Aard van de opleiding basis 

bijscholing 

Inhoud van de opleiding theorie 

praktijk 

verwijderaar/werfleider 

Duur van de opleiding 

Evaluatie van de opleiding 

Naam, hoedanigheid, handtekening van de opleidingsverantwoordelijke 

1.3 Gezondheidstoezicht 

- Namen van de werknemers 

- Aard en duur van de activiteit 

- Blootstellingsniveaus 

SPECIFICATIES / INHOUD 

1.4 Werkwijze voor het opstellen van de risicobeoordeling 

S1/ 

C2 

S 

S 1 / 

C 2 

SPECIFICATIES/INHOUD S 1 /C 2 

De methode houdt noodzakelijkerwijze de volgende stappen in : 

- De identificatie van de gevaren voor de gezondheid en de 

veiligheid. 

- De bepaling en de evaluatie van de risico’s. 

- De bepaling van de te nemen preventiemaatregelen. 

1.5 Werkwijze voor het opstellen van het werkplan 

SPECIFICATIES/INHOUD S 1 /C 2 

Het opstellen van het werkplan omvat ten minste de volgende 

stappen : 

- het voorafgaand bezoek aan de plaatsen waar de werken zullen 

plaatsvinden 

- de identificatie en lokalisatie van de ABM 3 

- de risicobeoordeling 

- de keuze van de werkmethodes 

- het opstellen van het eigenlijke werkplan (zie 2.1.11 of 2.2.26) en de 

instructies voor de werknemers, aangepast aan de specifieke 

omstandigheden van de werf. 

S 

S 

S 

S 

S

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

1.6.1 Een document dat de procedure 

voor melding aan de 

bevoegde administratie en aan de 

werkgever die opdrachtgever van 

de werken is, beschrijft. 


1.6 Werkwijze voor de melding van asbestwerkzaamheden 


De melding omvat ten minste de volgende inlichtingen : 

- de ligging van de bouwplaats 

- soorten, hoeveelheden, beschrijving van het asbest en van de 

ABM 3 

- de verrichte werkzaamheden en toegepaste procédés 

- het gepland aantal werknemers 

- de data van de aanvang en het einde van de werken 

- de genomen preventiemaatregelen 

- de identificatie van het erkende laboratorium 

- de identiteit en contactgegevens van de bedrijfsverantwoordelijken 

en de opdrachtgever van de werken. 

S 1 / 

C 2 

S 

22159


2. Technische vereisten 

Documenten, procedures of specifieke instructies moeten voor elk van de volgende bepalingen schriftelijk worden 

vastgelegd. 

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

2.1.1 Eigenschappen van de uitrusting 

2.1.2 Beschrijving van de voorbereiding 

en opbouw van de werf 

2.1 Couveusezak 4 


Technische fiches met de relevante eigenschappen, met name voor 

de couveusezakken en de stofzuigers 

Verifiëren van de toepasbaarheid van de methode, maatregelen in 

het geval van aanpassing van de werkvoorwaarden, afbakening en 

signalisatie. 

2.1.3 Werkmethode (algemeen) Beschrijving van de algemene werkmethode S 

2.1.4 Persoonlijke beschermingsmiddelen 

(PBM) 

Beschrijving van de PBM en onderhoudsprocedures S 

2.1.4.1 Ademhalingstoestellen Beschrijving van de ademhalingstoestellen en procedures voor het 

gebruik, het onderhoud en de periodieke controle met visum van de 

preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, controles. 

Beoordelingsrapport van de ademhalingstoestellen, met het advies 

van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. 

2.1.5 Metingen Beschrijving van de soort en frequenties van de metingen, controles S 

2.1.6 Afval Beschrijving van de werkwijzen voor de verpakking, de tijdelijke 

opslag en de verwijdering van het afval. 

2.1.7 Maatregelen in geval de actiewaarde 

van 0,01 v/cm 3 wordt 

overschreden. 

2.1.8 Algemene procedure voor 

de ontsmetting van het materiaal 

en de uitrusting. 

2.1.9 Controle op de afwezigheid 

van het asbestrisico bij het beëindigen 

van de activiteiten. 

2.1.10 Risicobeoordeling (specifiek) 

Beschrijving van de correctieve maatregelen. S 

Ontsmetting en verpakking van het materiaal en de uitrusting in de 

zone. 

Ontsmetting van het materiaal en de uitrusting bij onderhoud en 

reparatie in het bedrijf. 

Verantwoordelijkheden, werkwijzen en beschrijving van de te 

verrichten controles. 

Voor elke specifieke werksituatie (werf) wordt een rapport opgesteld 

volgens de in het document bedoeld in punt 1.4 omschreven 

methode. De beoordeling omvat alle fasen van de werf, inclusief de 

voorbereiding. 

2.1.11 Werkplan (specifiek) Het telkens aan de specifieke omstandigheden van de werf in 

kwestie aangepaste werkplan omvat : 

- De aard, opeenvolging, duur van de activiteiten 

- Een schema van de lokalisatie van de ABM 3 

- De werkmethodes en instructies voor de werknemers, aangepast 

aan het specifiek karakter van de werf en betrekking hebbende op 

alle fasen van de uitvoering van het werk 

- De PBM (*) 

- De eigenschappen van de uitrusting (voor ontsmetting, bescherming) 

- De procedure om bij het einde van de werkzaamheden aan te 

tonen dat er geen asbestrisico meer aanwezig is. (*) 

(*)Er kan worden gerefereerd naar procedures of overeenkomstige instructies 

indien de kopieën daarvan op de werf ter beschikking zijn. 

Elke wijziging aan de procedures moet worden gemotiveerd en omschreven. 

S 1 / 

C 2 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

C 

C

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

2.2.1 Voorbereiding en opstelling 

van de werf 

2.2 De hermetisch afgesloten zone 5 


Eventuele voorafgaande metingen, preventiemaatregelen, PBM, 

afbakening en signalisatie, .... 

2.2.2 Afsluiting Met mogelijkheid tot visuele of auditieve controle S 

2.2.3 Verwijdering of verpakking 

van het materiaal 

S 

2.2.4 Uitschakeling van het elektriciteitsnet 

Werkwijzen en controle S 

2.2.5 Inkomsluis Aëraulische eigenschappen van elke sluis. S 

Configuratie, werkwijze, ontsmetting, controles S 

2.2.6 Materiaalsluis Aëraulische eigenschappen van elke sluis. S 

Configuratie, afmetingen, werkwijze, ontsmetting, controles S 

2.2.7 Test op luchtdichtheid Werkwijzen en controles S 

2.2.8 Onderdruk en luchtverversing 

2.2.9 Procedure voor het betreden 

van de zone 

2.2.10 Procedure voor het verlaten 

van de zone 

Eigenschappen, onderhoud en periodieke controle van de 

extractoren. 

Eigenschappen, onderhoud en periodieke controle van de meetapparatuur. 

Opstellen van een rekenblad met het aëraulische overzicht S 

Controle van de onderdruk en de filterefficiëntie, alsook correctieve 

maatregelen, vervanging van de filters, middelen om het behoud 

van de onderdruk doorlopend te garanderen. 

2.2.11 Metingen Werkwijzen, plaatsen, frequentie, controles S 

2.2.12 Maatregelen in geval de 

actiewaarde van 0,01 v/cm 3 wordt 

overschreden. 

Beschrijving van de correctieve maatregelen. S 

2.2.13 Visuele inspectie Omstandigheden, controles,.. S 

2.2.14 Vrijgavemetingen Omstandigheden, controles,.. S 

2.2.15 Verwijdering van de luchtdichte 

afsluiting 

2.2.16 Persoonlijke beschermingsmiddelen 

(PBM) 

Beschrijving van de PBM en onderhoudsprocedures S 

2.2.16.1 Ademhalingstoestellen Eigenschappen van de ademhalingstoestellen S 

Beoordelingsrapport van de ademhalingstoestellen, met het advies 

van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. 

Gebruiksprocedure met visum van de preventieadviseurarbeidsgeneesheer 

Onderhoudsprocedure met advies van het comité voor preventie en 

bescherming op het werk en met visum van de preventieadviseurarbeidsgeneesheer, 

controles 

Procedure voor periodieke controle met advies van het comité voor 

preventie en bescherming op het werk en het visum van de 

preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, controles 

2.2.17 Werkmethode Beschrijving van de algemene werkmethode S 

2.2.18 Algemene procedure voor 

de ontsmetting en de verwijdering 

van de uitrusting 


Ontsmetting en verwijdering van het afval uit de zone. 

Ontsmetting van de uitrusting in zone. 

Ontsmetting van het materiaal en de uitrusting bij onderhoud en 

herstelling in het bedrijf. 

2.2.19 Werfregister Beschrijving van de inhoud van het register, de bewaarmodaliteiten, 

de opvolging en de controle 

S 1 / 

C 2 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

S 

22161


DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 

INSTRUCTIES 

2.2.20 Organisatie van de arbeidstijd 


Beschrijving van de maatregelen i.v.m. de organisatie van de 

arbeidstijd, met name in functie van de fysische belasting, schriftelijk 

advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, controles 

2.2.21 Afval Beschrijving van de werkwijzen voor de verpakking, de tijdelijke 

opslag en de verwijdering van het afval. 

2.2.22 Noodprocedures Beschrijving van de noodprocedures op de werf, o.a. afmetingen 

van de noodtoegangen, eerste hulp, beschermingsmiddelen voor 

hulpverleners, maatregelen om te verhinderen dat hulpverleners en 

hun uitrusting besmet worden, enz.... 

2.2.23 Toegangsprocedure voor 

bezoekers in de hermetisch afgesloten 

zone 

2.2.24 Controle op de afwezigheid 

van het asbestrisico bij het beëindigen 

van de activiteiten. 

2.2.25 Risicobeoordeling (specifiek) 

Beschrijving van de manier waarop de bezoekers geïnformeerd 

worden en waarop PBM ter beschikking worden gesteld. 

Verantwoordelijkheden, werkwijzen en beschrijving van de te 

verrichten controles 

Voor elke specifieke werksituatie (werf) wordt een rapport opgesteld 

volgens de in het document bedoeld in punt 1.4 beschreven 

methode. De beoordeling betreft alle fasen van de werf, inbegrepen 

de voorbereiding. 

2.2.26 Werkplan (specifiek) Het werkplan, dat telkens aan de specifieke omstandigheden van 

de werf in kwestie moet worden aangepast, omvat : 

- De aard, opeenvolging, duur van de activiteiten 

- Een schema van de lokalisatie van de ABM 3 en van de collectieve 

beschermingsmiddelen. 

- De collectieve bescherming (*) 

Afsluiting 

Verwijdering of verpakking van het materiaal 

Uitschakeling elektriciteitsnet 

Inkomsluis 

Materiaalsluis 

Test luchtdichtheid 

Onderdruk en verversing van de lucht 

Procedure voor het betreden van de werkzone 

Procedure voor het verlaten van de werkzone 

Metingen 

Te nemen maatregelen in het geval de actiewaarde van 0,01 

v/cm 3 wordt overschreden. 

Verwijdering 

- De voorafgaande schriftelijke verantwoording voor het eventueel 

niet naleven van bepaalde reglementaire vereisten, met name : 

- de afsluiting van de zone met een dubbele laag. 

- het uitschakelen van het elektriciteitsnet 

- de luchtverversingssnelheid 

wegens gegronde technische of veiligheidsredenen die berusten op 

concrete, bewezen elementen, evenals de beschrijving van de 

preventiemaatregelen die dientengevolge genomen zullen worden. 

- De persoonlijke beschermingsmiddelen (*) 

- De collectieve beschermingsmiddelen(*) 

- De werkmethode en de instructies voor de werknemers, aangepast 

aan de specifieke situatie van de werf en betrekking hebbende op 

alle fasen van de uitvoering van de werken. 

- De maatregelen bij specifieke noodgevallen in welbepaalde 

situaties. 

- De procedure om bij het einde van de werkzaamheden aan te 

tonen dat er geen asbestrisico meer aanwezig is(*). 

(*)Er kan worden gerefereerd naar procedures of overeenkomstige instructies 

indien de kopieën daarvan op de werf ter beschikking zijn. 

Elke wijziging aan de procedures moet worden gemotiveerd en omschreven 

S 1 / 

C 2 

S 

S 

S 

S 

S 

C 

C

DOCUMENTEN/ 

PROCEDURES/ 


INSTRUCTIES 

2.2.27 Werfregister (specifiek) Het werfregister bevat : 

- De identiteit van de persoon belast met de leiding van de 

werkzaamheden op de bouwplaats; 

- een afschrift van de formulieren voor de gezondheidsbeoordeling 

van alle werknemers die betrokken zijn bij de sloop of verwijdering 

van asbest of asbesthoudende materialen; 

- de vaststellingen gemaakt tijdens de rooktest; 

- de bijzondere maatregelen die door de ambtenaar belast met het 

toezicht worden opgelegd of toegelaten, rekening houdend met de 

technische kenmerken van de bouwplaats of het uit te voeren werk 

en met de aard van het risico voor de werknemers; 

- de verslagen van de metingen; 

- het verslag van de incidenten die zich tijdens de werkzaamheden 

hebben voorgedaan en die een besmetting van de inkomsluizen of 

aangrenzende zones of een blootstelling van de werknemers 

hebben veroorzaakt ; 

- de overschrijdingen van 0, 01 vezels/cm 3 en van 0, 1 vezels/cm 3 

uitgedrukt als bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval en de 

maatregelen die werden genomen; 

- de dagelijkse vermelding van de naam van de werknemers die op 

de bouwplaats aanwezig zijn. Bij elke werknemer wordt het 

beginuur en het einduur van zijn dagtaak vermeld en de aard van 

de uitgevoerde activiteit; 

- de namen van de bezoekers en hun functie; 

- eventuele opmerkingen van de met het toezicht belaste ambtenaren. 

( 1 ) S : wil zeggen dat de documenten op de hoofdzetel van het bedrijf of bij zijn procuratiehouder of 

vertegenwoordiger in België beschikbaar moeten zijn. 

( 2 ) C : wil zeggen dat de documenten op de werf in kwestie beschikbaar moeten zijn en daarna bewaard worden 

op S 1 gedurende een periode van minimum 3 jaar. 

( 3 ) ABM : asbest bevattende materialen 


( 4 ) Methode van de couveuse-zak : methode om asbest en ABM 3 te verwijderen, beschreven in afdeling X, 

onderafdeling IV van het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen 

de risico’s van blootstelling aan asbest. 

( 5 ) Methode van de hermetisch afgesloten zone : methode om asbest en ABM 3 te verwijderen, beschreven in 

afdeling X, onderafdeling V van het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de 

werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest. 

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 maart 2007 betreffende de erkenning van ondernemingen en 

werkgevers die sloopof verwijderingswerkzaamheden uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen 

vrijkomen. 

ALBERT 




S 1 / 

C 2 

C 

22163


SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE ET SERVICE 

PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION 

SOCIALE 

F. 2007 — 1664 

[C − 2007/22576] 

9 AVRIL 2007. — Arrêté royal fixant la majoration du montant 

du financement alternatif du coût des titres-services pour 

l ’ année 

2006 



Vu la loi-programme du 2 janvier 2001, notamment l’article 66, § 1 er , 

alinéa 6,inséré par la loi du 20 juillet 2001, et 66, § 2, 7°, inséré par la 

loi du 24 décembre 2002 et modifié par la loi du 9 juillet 2004; 

Vu l’avis du Comité de gestion de la sécurité sociale donné le 

22 janvier 2007; 

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 19 décembre 2006; 

Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 7 mars 2007; 

Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de Notre 

Ministre de l’Emploi, 


Article 1 er . Le montant, visé àl’article 66, § 1 er , alinéa 6,dela 

loi-programme du 2 janvier 2001, de la majoration du financement 

alternatif du coût des titres-services, est de 50.798 milliers d’EUR pour 

l’année 2006. 

Art. 2. Le montant est versé àl’O.N.S.S.-gestion globale. 

Art. 3. Notre Ministre des Affaires sociales et Notre Ministre de 

l’Emploi sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du 

présent arrêté. 

Donné àChâteauneuf-de-Grasse, le 9 avril 2007. 

ALBERT 

Par le Roi : 

Le Ministre des Affaires sociales, 

R. DEMOTTE 



SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, 

P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE 

F. 2007 — 1665 

[C − 2007/11152] 


19 décembre 2006 portant modification de la décision du 10 novembre 

1998 relative à la rémunération équitable due par les points de 

vente et galeries commerciales, prise par la commission visée à 

l’article 42 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux 

droits voisins 



Vu la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits 

voisins, notamment l’article 42; 

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Economie, 


Article 1 er . Est rendue obligatoire la décision du 19 décembre 2006 

reprise en annexe, portant modification de la décision du 10 novembre 

1998 relative à la rémunération équitable due par les points de vente 

et galeries commerciales, prise par la commission visée à l’article 42 de 

la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins. 

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du mois 

qui suit celui au cours duquel il aura été publié au Moniteur belge. 

* 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID 

EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, 


N. 2007 — 1664 

[C − 2007/22576] 

9 APRIL 2007. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de verhoging 

van het bedrag van de alternatieve financiering met de kostprijs 

van de dienstencheques voor het jaar 2006 



Gelet op de programmawet van 2 januari 2001, inzonderheid op 

artikel 66, § 1, zesde lid, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2001, en 66, 

§ 2, 7°, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002 en gewijzigd bij de 

wet van 9 juli 2004; 

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid 

gegeven op 22 januari 2007; 

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 

19 december 2006; 

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 

7 maart 2007; 

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Onze 

Minister van Werk, 


Artikel 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 66, § 1, zesde lid, van de 

programmawet van 2 januari 2001, van de verhoging van de alternatieve 

financiering met de kost van de dienstencheques, bedraagt 

50.798 duizend EUR voor het jaar 2006. 

Art. 2. Het bedrag wordt gestort aan de R.S.Z.-globaal beheer. 

Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk 

zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. 

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 9 april 2007. 

ALBERT 


De Minister van Sociale Zaken, 

R. DEMOTTE 



FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, 

K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE 

N. 2007 — 1665 

[C − 2007/11152] 


bindend verklaring van de beslissing van 19 december 2006 

houdende wijziging van de beslissing van 10 november 1998 

inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de verkooppunten 

en handelsgalerijen, genomen door de commissie bedoeld in 

artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht 

en de naburige rechten 



Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de 

naburige rechten, inzonderheid op artikel 42; 

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, 


Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen 

beslissing van 19 december 2006 houdende wijziging van de 

beslissing van 10 november 1998 inzake de billijke vergoeding verschuldigd 

door de verkooppunten en handelsgalerijen, genomen door de 

commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende 

het auteursrecht en de naburige rechten. 

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand 

na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 3. Notre ministre qui a l’Economie dans ses attributions est 

chargé de l’exécution du présent arrêté. 


ALBERT 

Par le Roi : 

Le Ministre de l’Economie, 

M. VERWILGHEN 

Annexe 

Décision du 19 décembre 2006 portant modification de la décision du 

10 novembre 1998 relative à la rémunération équitable due par les 

points de vente et galeries commerciales, prise par la commission 

visée à l’article 42 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur 

et aux droits voisins 

Article unique 

L’article 7 de la décision du 10 novembre 1998 relative à la 

rémunération équitable due par les points de vente et galeries 

commerciales, prise par la commission visée à l’article 42 de la loi du 

30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins est remplacé 

comme suit : 

« Art. 7. L’exploitant qui après un rappel omet de déclarer 

spontanément les éléments nécessaires à la détermination de la 

rémunération équitable dans les délais visés à l’article 10 est tenu au 

paiement du montant de la rémunération équitable due augmentée 

d’une majoration de 15 % dont le montant sera au minimum de 

150 euros. 

Pour le calcul de la rémunération équitable, les sociétés de gestion 

prendront en compte la surface connue ou à défaut supposée des 

exploitations telles que définies à l’article 3, 1°, 2°, 3° et 8°. » 

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 28 mars 2007 rendant 

obligatoire la décision du 19 décembre 2006 portant modification de la 

décision du 10 novembre 1998 relative à la rémunération équitable due 

par les points de vente et galeries commerciales, prise par la commission 

visée à l’article 42 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur 

et aux droits voisins. 

ALBERT 

Par le Roi : 


M. VERWILGHEN 



F. 2007 — 1666 

[C − 2007/11151] 


19 décembre 2006 portant modification de la décision du 10 septembre 


d’exploitation affectés à la promotion, la vente ou la location de 

biens ou de services, prise par la commission visée à l’article 42 de 

la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins 



Vu la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits 

voisins, notamment l’article 42; 


* 

Art. 3. Onze minister bevoegd voor Economie is belast met de 

uitvoering van dit besluit. 


ALBERT 


De Minister van Economie, 

M. VERWILGHEN 

Bijlage 

Beslissing van 19 december 2006 houdende wijziging van de 

beslissing van 10 november 1998 inzake de billijke vergoeding 

verschuldigd door de verkooppunten en handelsgalerijen, genomen 

door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 

30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten 

Enig artikel 

Artikel 7 van de beslissing van 10 november 1998 inzake de billijke 

vergoeding verschuldigd door de verkooppunten en handelsgalerijen, 


30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, wordt 

vervangen als volgt : 

« Art. 7. De uitbater die na een herinnering nalaat om de nodige 

elementen aan te geven voor het vastleggen van de billijke vergoeding 

binnen de termijnen bedoeld in artikel 10, is gehouden het bedrag van 

de verschuldigde billijke vergoeding te betalen verhoogd met 15 % met 

een minimale verhoging van 150 euro. 

Voor de berekening van de billijke vergoeding dienen de beheersvennootschappen 

of hun mandataris de gekende oppervlakte(s) in acht 

te nemen, en bij gebrek hieraan hetgeen men vermoedt, van de 

uitbatingen bedoeld in artikel 3, 1°, 2°, 3° en 8°. » 

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 maart 2007 

houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 

19 december 2006 houdende wijziging van de beslissing van 10 november 

1998 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de verkooppunten 

en handelsgalerijen, genomen door de commissie bedoeld in 

artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en 

de naburige rechten. 

ALBERT 



M. VERWILGHEN 



N. 2007 — 1666 

[C − 2007/11151] 


bindend verklaring van de beslissing van 19 december 2006 

houdende wijziging van de beslissing van 10 september 1999 

inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbatingspunten 

gebruikt voor de promotie, de verkoop of de verhuur van 

goederen en diensten, genomen door de commissie bedoeld in 

artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht 

en de naburige rechten 



22165 

Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de 

naburige rechten, inzonderheid op artikel 42;


Sur la proposition de Notre Ministre de l’Economie, 


Article 1 er . Est rendue obligatoire la décision du 19 décembre 2006 

reprise en annexe, portant modification de la décision du 10 septembre 


d’exploitation affectés à la promotion, la vente ou la location de biens 

ou de services, prise par la commission visée à l’article 42 de la loi du 

30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins. 

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du mois 

qui suit celui au cours duquel il aura été publié au Moniteur belge. 

Art. 3. Notre ministre qui a l’Economie dans ses attributions est 

chargé de l’exécution du présent arrêté. 


ALBERT 

Par le Roi : 


M. VERWILGHEN 

Annexe 

Décision du 19 décembre 2006 portant modification de la décision du 

10 septembre 1999 relative à la rémunération équitable due par les 

points d’exploitation affectés à la promotion, la vente ou la location 

de biens ou de services, prise par la commission visée à l’article 42 

de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits 

voisins 

Article unique 

L’article 7 de la décision du 10 septembre 1999 relative à la 

rémunération équitable due par les points d’exploitation affectés à la 

promotion, la vente ou la location de biens ou de services, prise par la 

commission visée à l’article 42 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit 

d’auteur et aux droits voisins est remplacé comme suit : 

« Art. 7. L’exploitant qui après un rappel omet de déclarer 

spontanément les éléments nécessaires à la détermination de la 

rémunération équitable dans les délais visés à l’article 10 est tenu au 

paiement du montant de la rémunération équitable due augmentée 

d’une majoration de 15% dont le montant sera au minimum de 

150 euros. 

Pour le calcul de la rémunération équitable, les sociétés de gestion 

prendront en compte la surface connue ou à défaut supposée des points 

d’exploitation, des diffusions occasionnelles de musique et des points 

d’exploitation saisonniers tels que définis à l’article 3. » 

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 28 mars 2007 rendant 

obligatoire la décision du 19 décembre 2006 portant modification de la 

décision du 10 septembre 1999 relative à la rémunération équitable due 

par les points d’exploitation affectés à la promotion, la vente ou la 

location de biens ou de services, prise par la commission visée à l’article 

42 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits 

voisins. 

ALBERT 

Par le Roi : 


M. VERWILGHEN 

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, 


Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen 

beslissing van 19 december 2006 houdende wijziging van de 

beslissing van 10 september 1999 inzake de billijke vergoeding 

verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, de 

verkoop of de verhuur van goederen en diensten, genomen door de 

commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende 

het auteursrecht en de naburige rechten. 

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand 

na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. 

Art. 3. Onze minister bevoegd voor Economie is belast met de 

uitvoering van dit besluit. 


ALBERT 



M. VERWILGHEN 

Bijlage 

Beslissing van 19 december 2006 houdende wijziging van de 

beslissing van 10 september 1999 inzake de billijke vergoeding 

verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, 

de verkoop of de verhuur van goederen en diensten, genomen door 

de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 

betreffende het auteursrecht en de naburige rechten 

Enig artikel 

Artikel 7 van de beslissing van 10 september 1999 inzake de billijke 

vergoeding verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de 

promotie, de verkoop of de verhuur van goederen en diensten, 


30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, wordt 

vervangen als volgt : 

« Art. 7. De uitbater die na een herinnering nalaat om de nodige 

elementen aan te geven voor het vastleggen van de billijke vergoeding 

binnen de termijnen bedoeld in artikel 10, is gehouden het bedrag van 

de verschuldigde billijke vergoeding te betalen verhoogd met 15 % met 

een minimale verhoging van 150 euro. 

Voor de berekening van de billijke vergoeding dienen de beheersvennootschappen 

of hun mandataris de gekende oppervlakte(s) in acht 

te nemen, en bij gebrek hieraan hetgeen men vermoedt, van de 

uitbatingen, tijdelijke muziekuitzendingen en seizoensgebonden uitbatingspunten 

bedoeld in artikel 3. » 

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 maart 2007 

houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 

19 december 2006 houdende wijziging van de beslissing van 10 september 

1999 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de 

uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, de verkoop of de verhuur 

van goederen en diensten, genomen door de commissie bedoeld in 

artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en 

de naburige rechten. 

ALBERT 



M. VERWILGHEN


GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION 

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN 

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE 

VLAAMSE OVERHEID 

N. 2007 — 1667 

[C − 2007/35551] 

27 FEBRUARI 2007. — Ministerieel besluit tot vaststelling van een keuringsen certificeringsreglement 

voor de productie van pootaardappelen 

De Vlaamse Minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, 

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, 

bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999; 

Gelet op artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende de reglementering van 

de handel in en de keuring van pootaardappelen; 

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keuringsen certificeringsreglement 

voor de productie van pootaardappelen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006; 

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 december 2006; 

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 11 december 2006, bekrachtigd door de 

Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 5 januari 2007; 

Gelet op advies nr. 42.161/3 van de Raad van State, gegeven op 6 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, 

eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, 

Besluit : 

Artikel 1. Het keuringsen certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen, vermeld in artikel 21 

van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende de reglementering van de handel in en de 

keuring van pootaardappelen, is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd. 

Art. 2. Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keuringsen certificeringsreglement 

van pootaardappelen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006, wordt opgeheven. 

Brussel, 27 februari 2007. 

Y. LETERME 

Bijlage : Keurings- en certificeringsreglement van pootaardappelen 

INLEIDING 

De controle wordt uitgevoerd in alle stadia van de productie tot het gebruik. Elke overtreding van de bepalingen 

in dit reglement laat toe een productieveld of een partij te deklasseren of te weigeren en de certificaten, 

plantenpaspoorten of etiketten terug te nemen. 

HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen 

1.1 Controlerende instanties 

1.1.1 De bevoegde entiteit : de afdeling Productkwaliteitsbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij 

bevoegd voor de controle 

1.1.2 Officiële keurmeester : de natuurlijke persoon die door de bevoegde entiteit bevoegd verklaard wordt om de 

officiële werkzaamheden uit te voeren die in dit reglement beschreven worden. Die persoon moet beschikken over de 

nodige vakbekwaamheid, wat uit officiële examens gebleken is, mag geen persoonlijk voordeel halen uit de controle, 

en moet zich regelmatig bijscholen door informatieve studiedagen te volgen die georganiseerd worden door de 

bevoegde entiteit. 

1.1.3 Officieel laboratorium : onafhankelijk laboratorium dat aanvaard wordt door de bevoegde entiteit om 

controles op de aanwezigheid van plantenziekten bij pootaardappelen uit te voeren volgens de gangbare internationale 

methoden 

Een laboratorium moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 

1. beschikken over gekwalificeerd personeel en een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor de instructies 

en de goede werking van de apparatuur. De studie- en beroepskwalificaties van het personeel en, in het bijzonder, van 

de verantwoordelijken voor de uitvoering van de diensten, inzonderheid voor het toetsen van plantaardig materiaal op 

de aanwezigheid van pathogene ziekteverwekkers en het gebruik van ELISA testen moeten voorgelegd worden; 

2. zich verbinden tot : 

— het bijhouden van een boekhouding van de monsters en de ontledingsuitslagen; 

— het ter beschikking houden voor de bevoegde entiteit van de monsters gedurende minimaal zes weken; 

3. beschikken over de nodige lokalen en apparatuur om de ontledingen uit te voeren; 

4. een beschrijving voorleggen van de maatregelen die het laboratorium treft om de kwaliteit van de onderzoeken 

te waarborgen en van de mogelijkheden die het biedt. 

1.2 Operatoren 

1.2.1 Verantwoordelijken voor de rassen : 

1.2.1.1 Kweker : natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten (zie punt 1.5) 

22167


1.2.1.2 Mandataris : natuurlijke persoon of rechtspersoon, aangewezen door de kweker, om in zijn naam te 

handelen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest als het een in Vlaanderen beschermd ras betreft. 

Het bewijs van de toegekende opdracht moet bij controle aan de bevoegde entiteit worden voorgelegd. 

1.2.1.3 Instandhouder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding van 

een ras. Voor in Vlaanderen beschermde rassen moet hij aangeduid zijn door de kweker. Het bewijs van de toegekende 

bevoegdheden moet bij controle aan de bevoegde entiteit worden voorgelegd. 

1.2.2 Verantwoordelijken voor de productie en de handel : 

1.2.2.1 Inschrijvingsnemer : bevoegde natuurlijke persoon of rechtspersoon die teelten voor de productie van 

pootaardappelen ter keuring aanbiedt 

1.2.2.2 Producent : natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de inschrijvingsnemer aangewezen is als 

verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorg voor de productie van pootaardappelen 

1.2.2.3 Leverancier : 

a) Producent-bereider van pootgoed : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die 

door de inschrijvingsnemer is aangewezen als verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorg voor de 

productie, en die over de nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, 

ontsmetten en verpakken van pootgoed 

b) Bereider van pootgoed : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de 

nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, ontsmetten en verpakken van 

pootgoed voor derden 

c) Verdeler van pootgoed in kleine verpakkingen : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of 

rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om gecertificeerd pootgoed onder te brengen in kleine 

verpakkingen met het oog op de verkoop en niet bestemd voor het voortbrengen van pootgoed 

1.3 Registraties 

Alle personen, vermeld in 1.2, uitgezonderd de kweker, worden door de bevoegde entiteit geregistreerd onder een 

uniek nummer nadat hun activiteiten zijn vastgesteld. 

Bij de registratie verbinden de betrokken personen zich er schriftelijk toe om voor hun activiteiten : 

1° de geldende reglementering en de door de bevoegde entiteit gegeven instructies te eerbiedigen; 

2° de bevoegde entiteit op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van de werkzaamheden die enkel 

door een geregistreerde persoon uitgevoerd mogen worden; 

3° de bevoegde entiteit toe te staan hun bedrijven te bezoeken, alsook hun teelten te keuren; 

4° aan de bevoegde entiteit alle noodzakelijke inlichtingen mee te delen; 

5° de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mee te delen; 

6° het pootgoed voor certificering aan te bieden zodat ze aan de geldende normen beantwoorden; 

7° een boekhouding bij te houden en ter beschikking te houden van de bevoegde entiteit gedurende drie jaar; 

8° gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de bevoegde entiteit te bewaren; 

9° de bevoegde entiteit op het geschikte tijdstip de nodige monsters te leveren of te laten nemen voor het 

laboratoriumonderzoek en voor de aanleg van controlevelden. 

1.4 Erkenningen 

Producenten, bereiders en verdelers van pootgoed in kleine verpakkingen moeten door de bevoegde entiteit 

erkend worden. 

Om erkend te kunnen worden moeten de betrokken personen tijdens de procedure tot registratie of na hun 

registratie een aanvraag indienen bij de bevoegde entiteit. Erkende bedrijven moeten een voorraadboekhouding 

bijhouden over het binnenkomende en uitgaande pootgoed vanaf het oogsten of het verwerven en ze moeten die 

boekhouding ter beschikking van de bevoegde entiteit houden gedurende drie jaar. 

1.4.1 De producent-bereiders en bereiders van pootgoed worden erkend als zij aan de volgende voorwaarden 

voldoen : 

1) beschikken over zuivere, droge, goed verluchte lokalen die gedurende de bewerkings- en bewaringsperiode van 

pootgoed uitsluitend voorbehouden zijn voor pootgoed. Die lokalen zijn geïsoleerd tegen de vorst en voorzien van een 

voldoende luchtverversingssysteem. De temperatuur in de lokalen moet geregeld kunnen worden. De oppervlakte van 

de opslag- en bewerkingsruimte moet in verhouding staan tot de omvang van de productie; 

2) beschikken over de noodzakelijke inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning 

gevraagd wordt. Er moet tijdens de triage minstens een trieur-calibreur en een leestafel aanwezig zijn. De installatie 

moet indien nodig beschikken over apparatuur om etiketten aan te brengen overeenkomstig de geldende 

reglementering; 

3) zich ertoe verbinden slechts plantgoed ter certificering aan te bieden dat beantwoordt aan de van kracht zijnde 

normen voor identiteit en raszuiverheid, afstamming, technologische en gezondheidsnormen; 

4) gebruikmaken van verpakkingen die overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van ….. houdende 

de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen kunnen worden gesloten en kunnen worden 

voorzien van etiketten die de voorgeschreven vermeldingen dragen; 

5) een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het geven van instructies aan het personeel en voor de 

goede werking van de installaties; 

6) voor de duur van de triagewerkzaamheden aan de bevoegde entiteit een degelijk lokaal ter beschikking stellen 

om controlewerkzaamheden te verrichten. 

1.4.2 De verdelers van pootgoed in kleine verpakkingen kunnen erkend worden als ze zich ertoe verbinden : 

1) de bevoegde entiteit op de hoogte te stellen van de aanvang en het beëindigen van hun werkzaamheden telkens 

als er activiteiten worden uitgevoerd; 

2) de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen van het pootgoed dekken gedurende twee jaar ter 

beschikking te houden van de bevoegde entiteit;


3) de maatregelen vermeld in hoofdstuk 8 strikt toe te passen. 

Voor ze een erkenning toekent, stelt de bevoegde entiteit een onderzoek ter plaatse in. Daarbij wordt een inventaris 

opgesteld van lokalen, inrichtingen en personeel. De erkenning is geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop. De 

erkenning wordt stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang de opgelegde voorwaarden vervuld blijven en de 

aangegane verbintenissen gerespecteerd blijven. In geval van belangrijke wijzigingen aan de installaties of verandering 

van de betrokken verantwoordelijke personen moet de bevoegde entiteit daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht 

worden. De erkenning wordt ingetrokken als de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 

1.5 Tot de keuring toegelaten rassen 

1.5.1 Rassen die voorkomen in een van de volgende catalogi 

De rassen die voorkomen in een van de volgende catalogi zijn tot de keuring toegelaten : 

a) nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen; 

b) gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen. 

1.5.2 Rassen in procedure van inschrijving voor opname in een catalogus 

a) Rassen die in procedure van inschrijving zijn voor opname in de nationale catalogus of, als het gaat om een ras 

van een Belgische kweker, voor opname in catalogi van andere landen, zijn tot de keuring toegelaten. Het bewijs dat 

ze in procedure van inschrijving zijn moet worden geleverd. 

Partijen van die rassen kunnen pas officieel goedgekeurd worden nadat de rassen effectief zijn opgenomen in een 

van de vermelde catalogi. Het bewijs daarvan moet worden geleverd. 

b) Onder bepaalde voorwaarden kan er voor rassen die in procedure van inschrijving zijn voor opname in de 

nationale catalogus toestemming worden gegeven om partijen van die rassen in de handel te brengen. De toestemming 

kan alleen gegeven worden voor het uitvoeren van proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het 

gebruik van het ras te verzamelen. 

Om de toestemming kan worden verzocht door de kweker of zijn mandataris die een geldige aanvraag tot opname 

van het ras in de nationale catalogus heeft ingediend. Hierbij verstrekt hij de volgende gegevens : 

1) informatie over de geplande proeven; 

2) de namen van de lidstaten waarin die proeven moeten worden uitgevoerd; 

3) een beschrijving van het ras; 

4) informatie over de instandhouding van het ras. 

De technische voorwaarden waaraan de partijen moeten voldoen, de wijze van monsterneming, de verpakking, 

verzegeling en etikettering worden verder beschreven in hoofdstuk 7. De naleving van die voorwaarden wordt 

gecontroleerd aan de hand van een officieel onderzoek door de bevoegde entiteit op basis van de verstrekte 

rasbeschrijving of, indien van toepassing, de voorlopige rasbeschrijving op basis van de resultaten van de onderzoeken 

die in het kader van de toelating tot de nationale rassencatalogus uitgevoerd worden. 

De hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, bedraagt ten hoogste 0,1 % van het aardappelpootgoed 

dat jaarlijks wordt gebruikt in de lidstaten waarin de proeven worden uitgevoerd. De bevoegde entiteit zal 

jaarlijks de hoeveelheid bekendmaken die daarvoor in aanmerking komt. 

De toestemming wordt verleend voor maximaal één jaar en kan telkens met één jaar worden verlengd. Bij de 

aanvraag tot verlenging worden de volgende documenten gevoegd : 

1) een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming; 

2) alle beschikbare aanvullende informatie over beschrijving, de instandhouding en de teelt of het gebruik van het 

ras volgens de oorspronkelijke toestemming; 

3) gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname van het ras in de rassenlijst nog loopt. 

De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale catalogus wordt ingetrokken of geweigerd, 

of zodra het ras in de catalogus wordt opgenomen. 

Als voor een ras aan de kweker of zijn mandataris toestemming is verleend door de bevoegde entiteit van een 

andere lidstaat om het te gebruiken in het Vlaamse Gewest, kan de bevoegde entiteit van het Vlaamse Gewest het 

gebruik van dat ras op het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest of een deel daarvan verbieden of passende 

voorwaarden vaststellen voor de teelt van het ras en voor het gebruik van de producten uit die teelt in een van de 

volgende gevallen : 

1) als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden; 

2) als uit officiële veldproeven in het Vlaamse Gewest blijkt dat het ras nergens op zijn grondgebied de resultaten 

oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten, of als algemeen bekend 

is dat het ras wegens zijn aard of rijpheidsklasse nergens op zijn grondgebied voor de teelt geschikt is; 

3) als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu 

inhoudt. 

Als voor een ras aan de kweker of zijn mandataris toestemming is verleend door de bevoegde entiteit van het 

Vlaamse Gewest om het te gebruiken in een ander gewest of in een andere lidstaat, kan de bevoegde entiteit van dat 

gewest of die lidstaat het gebruik van dat ras op zijn gehele grondgebied verbieden of, zoals hierboven wordt vermeld, 

passende voorwaarden stellen voor de teelt en het gebruik van de producten uit die teelt. 

De kweker of zijn mandataris die toestemming heeft gekregen om een ras, dat in procedure van inschrijving is voor 

opname in de nationale catalogus, in de handel te brengen, moet jaarlijks een verslag overhandigen aan de bevoegde 

entiteit over : 

— de proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen; 

— de hoeveelheid pootgoed die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en 

de lidstaat waarvoor het bestemd was. Die gegevens worden vertrouwelijk behandeld. 

22169


1.6 Categorieën en klassen 

1.6.1 De productie van pootgoed in het Vlaamse Gewest is het resultaat van instandhouding door vegetatieve 

vermeerdering overeenkomstig het onderstaande schema : 

1.6.2 Het officieel goedgekeurde aardappelpootgoed wordt gerangschikt volgens de generatie en de bijzondere 

kwalitatieve vereisten in een van de volgende categorieën en klassen : 

1.6.2.1 Kwekersmateriaal : niet-gecertificeerd materiaal dat voortgebracht is door genealogische selectie en dat 

behoort tot een generatie die aan het prebasispootgoed voorafgaat, en dat in verschillende families (F) ingedeeld kan 

zijn 

1.6.2.2 Prebasispootgoed : pootgoed, geproduceerd uit kwekersmateriaal, dat bestemd is om basispootgoed voort 

te brengen. Als het prebasispootgoed voortgebracht werd uit materiaal dat in vitro geproduceerd werd, wordt de 

categorie aangegeven als prebasispootgoed-CT 

1.6.2.3 Basispootgoed : pootgoed, geproduceerd uit prebasispootgoed of uit kwekersmateriaal, dat voornamelijk 

bestemd is om, door een of meer vermeerderingen, gecertificeerd pootgoed voort te brengen 

De categorie basispootgoed is onderverdeeld in de klassen : 

a) basispootgoed S; 

b) basispootgoed SE; 

c) basispootgoed E. 

Naast die klassen kunnen de communautaire klassen EEG1, EEG2 en EEG3 toegekend worden als aan de eisen van 

Richtlijn EEG 93/17 van 30 maart 1993 is voldaan. 

1.6.2.4 Gecertificeerd pootgoed : pootgoed, geproduceerd uit basispootgoed of pootgoed van een voorafgaande 

generatie, dat normaal bestemd is voor een andere productie dan die van pootaardappelen 

De categorie van het gecertificeerde pootgoed is volgens de hoedanigheidskenmerken van het pootgoed 

onderverdeeld in twee klassen : 

a) gecertificeerd pootgoed A; 

b) gecertificeerd pootgoed B. 

Met het oog op de keuring worden de categorieën of klassen van pootgoed die van buiten de Europese 

Gemeenschap ingevoerd worden, gelijkgesteld met de gemeenschappelijke categorieën en klassen overeenkomstig de 

beschikkingen van de Europese Gemeenschap inzake gelijkstelling van pootgoed uit derde landen. Een bewijs dat aan 

de gezondheidsvoorschriften is voldaan moet voorgelegd worden. 

HOOFDSTUK II. — Instandhouding van een ras 

2.1 Elk jaar moeten de personen die verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van een ras in het Vlaamse 

Gewest, aan de bevoegde entiteit, voor elk betrokken ras, het instandhoudingprogramma schriftelijk meedelen met 

opgave van de toegepaste methode en het aangewende materiaal (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde 

hoeveelheden,...). Zij staan de bevoegde entiteit toe om ter plaatse toezicht uit te oefenen. Monsters kunnen officieel 

genomen worden. 

Om pootgoed, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen, moet de kweker, de instandhouder of 

hun mandataris de teelt ervan ter keuring aanbieden. 

Het perceel en het uitgangsmateriaal moeten vrij zijn van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk 

besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke 

organismen.


Als de instandhouding in het buitenland plaatsvindt, moet bij het materiaal dat behoort tot een generatie die 

voorafgaat aan het basispootgoed, dat voor vermeerdering in het Vlaamse Gewest wordt aangeboden, een verklaring 

van de instandhouder gevoegd worden die de volgende elementen bevat : 

1) de geleverde hoeveelheden materiaal; 

2) het referentienummer van de partij; 

3) de beschrijving van het etiket op de verpakkingen (of een specimen van dat etiket); 

4) de categorie en de klasse van het pootgoed dat met het materiaal mag worden geproduceerd; 

5) een bewijs dat aan de gezondheidsvoorschriften is voldaan. 

Al deze inlichtingen moeten bezorgd zijn aan de bevoegde entiteit bij de inschrijving van de teelt. 

2.2 De instandhouder houdt een register bij waarin iedere generatie van elke familie wordt ingeschreven. 

2.3 Na minstens twee jaar vermeerdering in vollegrond mogen de producties van verschillende families gemengd 

worden. 

Het gemengde product kan enkel nog in aanmerking komen voor de productie van basispootgoed of gecertificeerd 

pootgoed. 

2.4 De F0-generatie is het vertrekmateriaal voor de selectie. Dat materiaal moet door een erkend laboratorium als 

vrij van plantenziekten worden erkend. 

2.5 De generaties die afkomstig zijn van iedere F0 vormen de families. 

2.6 Het in-vitro geproduceerd materiaal is instandhoudingsmateriaal dat tot de genealogische selectie behoort. 

2.7 Het door het laboratorium afgeleverde in-vitromateriaal (knollen) wordt beschouwd als F1. Dat materiaal moet 

op het gebied van gezondheid beantwoorden aan de vereisten van de klasse prebasispootgoed. 

De rasechtheid moet door de producent gewaarborgd worden. 

2.8 Met behoud van de toepassing van de bepalingen die gelden voor de productie van officieel gecertificeerd 

prebasispootgoed (zie hoofdstuk 4 tot 7) kan de bevoegde entiteit, op verzoek van de instandhouder of zijn mandataris, 

een attest uitreiken waarin wordt verklaard dat het materiaal afkomstig is van vermeerderingen die gerealiseerd zijn 

door een bij de bevoegde entiteit geregistreerde verantwoordelijke persoon, en dat de teelten door de bevoegde entiteit 

werden gevolgd. 

De resultaten van de gezondheidsonderzoeken moeten voorgelegd worden. 

2.9 Er bestaan bijzondere gezondheidsvereisten voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke 

klassen. 

Het uitgangsmateriaal (F0) evenals het geproduceerde instandhoudingsmateriaal en de mogelijk tussenliggende 

generaties moeten vrij zijn van : 

1) Erwinia carotovora var. atroseptica; 

2) Erwinia chrysantemi; 

3) bladrol PLRV; 

4) A-, M-, S-, X- en Y-virus. 

Daarvan moet een bewijs geleverd worden. 

HOOFDSTUK III. — Inschrijving ter keuring 

3.1 Inschrijvingsvoorwaarden 

3.1.1 Fytosanitaire eisen voor het pootgoed en het te beplanten perceel 

Voor de inschrijving moeten het perceel en het uitgangsmateriaal vrij bevonden worden van alle schadelijke 

organismen, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en 

plantaardige producten schadelijke organismen. 

3.1.2 Bevoegde personen (inschrijvingsnemers) 

Teelten voor de productie van prebasispootgoed, alsook rassen in proef, moeten ingeschreven worden door de 

kweker, de instandhouder of hun mandataris in België. 

Teelten voor de productie van basis- en gecertificeerd pootgoed moeten ingeschreven worden door de kweker, 

instandhouder of hun mandataris in Vlaanderen, door een producent, producent-bereider of door een bereider. 

Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de bevoegde entiteit om aan de kwekers, de instandhouders 

of hun mandatarissen, op hun verzoek, en betreffende hun in Vlaanderen beschermde rassen, mededeling te doen van : 

a) de identiteit van de inschrijvingsnemer; 

b) de ter keuring aangeboden en bij de veldkeuring aanvaarde oppervlakten; 

c) de hoeveelheden officieel goedgekeurd pootgoed in elke categorie en klasse. 

De overdracht van teelten of van hun opbrengsten die niet aan de keuring zijn onttrokken, brengt eveneens de 

overdracht van deze toestemming mee. 

3.1.3 Oorsprong van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) 

Het pootgoed moet voortomen van een teelt in vollegrond. 

De producent die de teelt heeft aangelegd moet de identiteit van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) 

kunnen bewijzen, hetzij via een genealogische selectie, verricht in het Vlaamse Gewest en voorafgaandelijk aan de 

bevoegde entiteit gemeld, hetzij door een verklaring van de verantwoordelijke van een ander gewest of van de 

buitenlandse verantwoordelijke waarin mededeling wordt gedaan van de hoeveelheid opgezonden materiaal, bestemd 

om in het Vlaamse Gewest prebasispootgoed te produceren, en gedekt door een officiële verklaring van de 

keuringsdienst van het gewest of land in kwestie. Die inlichtingen moeten opgenomen zijn op het document dat bij het 

ingevoerde materiaal is gevoegd. Een specimen van het etiket dat het materiaal identificeert, moet aan dat document 

worden gehecht. 

De documenten worden aan de bevoegde entiteit bezorgd door de inschrijvingsnemer op het moment van de 

inschrijving ter keuring van de teelt. 

3.1.4 Rasbeschrijving 

Om de controle uit te voeren, moet de bevoegde entiteit over een officiële rasbeschrijving beschikken. Elke 

mogelijke wijziging van die beschrijving moet eveneens worden meegedeeld. 

22171


3.1.5 Ligging van de teelt 

De teelt moet in het Vlaamse Gewest gelegen zijn. 

Bij een doorkruising van de gewest- of landsgrens zal het perceel gekeurd worden door de voor de keuring 

bevoegde entiteit van het gewest of het land waar het perceel door de inschrijvingsnemer is aangegeven ter keuring. 

3.1.6 Vruchtafwisseling 

Het perceel mag gedurende de drie jaar die aan de keuring voorafgaan geen aardappelteelt hebben gedragen. 

De te certificeren teelten worden aangelegd in vollegrond. 

3.1.7 Categorieën en klassen 

Elk perceel mag slechts met één enkel ras beplant zijn met het oog op de productie van plantgoed van een 

welbepaalde categorie of klasse. 

De percelen worden aangelegd met pootgoed dat behoort tot een van de volgende categorieën of klassen : 

MINIMALE CATEGORIE OF KLASSE VAN HET 

GEBRUIKTE MATERIAAL 

VOOR DE PRODUCTIE VAN DE CATEGORIE OF 

KLASSE 

prebasispootgoed (1) basispootgoed S 

basispootgoed S basispootgoed SE 

basispootgoed SE basispootgoed E 

basispootgoed E (2) (4) gecertificeerd pootgoed A (3) (4) of B 

Nota’s 

(1) prebasispootgoed : onder voorbehoud van bewijs van de oorsprong zoals bepaald in hoofdstuk 3, punt 3.1.3 

(2) Onder de volgende voorwaarden kan uit de klasse E opnieuw een klasse E pootgoed geproduceerd worden, 

mits de bevoegde entiteit toestemming verleent. 

– Het uitgangsmateriaal van het oorsprongspootgoed klasse E moet rechtstreeks voortkomen van pootgoed klasse 

SE of hoger. 

Die oorsprong moet bewezen worden. 

– De teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebezigde pootgoed moeten voldoen aan de eisen, 

gesteld voor basispootgoed SE, virustesten inbegrepen. 

(3) Onder de volgende voorwaarden kan gecertificeerd pootgoed A opnieuw gebruikt worden om gecertificeerd 

pootgoed voort te brengen, mits de bevoegde entiteit toestemming verleent. 

– Het uitgangsmateriaal moet op het eigen bedrijf gewonnen zijn. De bevoegde entiteit kan hiervoor een afwijking 

toestaan mits de kweker of mandataris toestemming verleent voor in Vlaanderen beschermde rassen. 

– De teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebezigde pootgoed moeten voldoen aan de eisen, 

gesteld voor basispootgoed E, virustesten inbegrepen. 

– Het aldus voortgebrachte pootgoed kan niet meer gebruikt worden om gecertificeerd pootgoed voort te brengen 

(zie opmerking 4). 

(4) Bij een tekort aan vermeerderingsmateriaal ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden kan de bevoegde 

entiteit een verdere vermeerdering toestaan mits de kweker of mandataris toestemming verleent voor in Vlaanderen 

beschermde rassen. 

De gelijkwaardigheid van klassen van pootgoed, afkomstig uit andere lidstaten, wordt bepaald door de bevoegde 

entiteit op basis van de beschikbare informatie. 

Als bij het planten verschillende klassen van pootgoed gemengd worden, zal de laagste klasse in aanmerking 

genomen worden. 

3.2 Inschrijvingsprocedure 

De inschrijving ter controle van vermeerderingspercelen houdt in dat de inschrijvingsnemers aan de hand van 

inschrijvingsbulletins de bevoegde entiteit, uiterlijk op 15 mei, alle nodige gegevens bezorgen die het mogelijk maken 

om de keuring van de teelten te organiseren en uit te voeren. 

Als wegens bijzondere omstandigheden vertraging verantwoord is, of voor aanplanting buiten het normale 

plantseizoen worden de inschrijvingen nog aanvaard tot drie werkdagen na het planten. 

De gegevens die meegedeeld moeten worden zijn : 

1) bewijs dat het uitgangsmateriaal vrij bevonden is van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk 

besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke 

organismen; 

2) identificatie van de inschrijvingsnemer : naam, adres, operatornummer toegekend door de bevoegde entiteit, 

actief producentnummer toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, en de hoedanigheid waarin hij 

optreedt; 

3) identificatie van de producent : naam, adres, telefoonnummer, operatornummer toegekend door de bevoegde 

entiteit, en actief producentnummer toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling; 

4) de juiste ligging van het vermeerderingsperceel : hoofdgemeente, deelgemeente, straat of wijk en perceelsnummer, 

toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (op aanvraag van de bevoegde entiteit legt de 

inschrijvingsnemer een bijgehouden plan van het bedrijf voor waarop de ligging van de percelen aangegeven is); 

5) de oppervlakte van het perceel en de vruchtopvolging : de inschrijvingsnemer verklaart dat het perceel, dat 

aangeboden is ter keuring, gedurende de drie voorafgaande jaren geen aardappelteelt heeft gedragen door de teelten 

op te geven die de aardappelteelt voorafgegaan zijn; 

6) identificatie van het gebruikte pootgoed : 

a) ras; 

b) categorie en klasse (benaming vermelden die voorkomt op de etiketten die de verpakking van het gebruikte 

pootgoed vergezelden);


c) partijnummer; 

d) instantie die de etiketten heeft bezorgd; 

e) aantal etiketten en de etiketnummers; 

f) gebruikte hoeveelheid pootgoed; 

7) te produceren categorie en klasse. Die is ten minste één categorie of klasse lager dan die van het gebruikte 

pootgoed. 

Per perceel wordt één inschrijvingsbulletin opgemaakt. Een vermeerderingsperceel is een niet-onderverdeeld stuk 

land dat een teelt draagt, bestemd om pootgoed voort te brengen van een welbepaald ras, een welbepaalde klasse en 

gescheiden van elke aangrenzende teelt, overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement. 

Als vastgesteld wordt tijdens de veldkeuring dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel, zal de 

inschrijving teruggetrokken worden uit de keuring. De initiële inschrijving zal vervangen worden door een nieuw 

aantal inschrijvingen - naar rato van het aantal percelen waarop de oorspronkelijke inschrijving betrekking had - met 

de overeenkomende producentnummers en perceelsidentificatienummers. 

Bij de inschrijvingsbulletins moet een samenvattende lijst gevoegd zijn die opgemaakt is volgens de instructies van 

de bevoegde entiteit. In voorkomend geval moeten de volgende gegevens ook bij het inschrijvingsbulletin worden 

gevoegd : 

1) de toelating van de kweker, instandhouder of hun mandataris voor de producties van basispootgoed als het een 

in Vlaanderen beschermd ras betreft; 

2) elk ander document dat de bevoegde entiteit noodzakelijk acht. 

3.3 Terugtrekking 

Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring 

niet meer wordt gewenst, moeten door de inschrijvingsnemer bij de bevoegde entiteit schriftelijk worden opgegeven, 

met vermelding van de bestemming van de oogst die er eventueel nog van kan voortkomen. 

HOOFDSTUK IV. — Veldkeuring 

4.1 Identificatie van de percelen 

Een perceel waarvan de inschrijving ontvankelijk verklaard werd, kan gekeurd worden op voorwaarde dat het 

door de inschrijvingsnemer duidelijk zichtbaar is aangegeven door middel van een identificatiebordje waarop, in 

codevorm, de volgende gegevens zijn vermeld : het productienummer van het perceel, toegekend door de bevoegde 

entiteit (= vermeerderings-perceelsnummer), de soortcode, de rascode en het erkenningsnummer van de inschrijvingsnemer. 

De bevoegde entiteit kan weerbestendige kleefstroken met die gegevens ter beschikking stellen van de 

inschrijvingsnemers. Die moeten ervoor zorgen dat ze worden aangebracht bij de ingang van het perceel waar ze zullen 

blijven tot aan de oogst. 

Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan de bevoegde entiteit vrijstelling geven van die verplichting als hij een 

alternatief aanbiedt waardoor de ligging van het perceel in kwestie ondubbelzinnig wordt aangegeven. 

4.2 Melding aan de producent 

De keurmeester die belast is met de keuring zal ten minste twee werkdagen vooraf de producent op de hoogte 

brengen van zijn bezoek. 

De keurmeester zal de aandacht van de producent vestigen op de volgende belangrijke punten : 

1) het vermeerderingsperceel moet geïdentificeerd zijn, zoals bepaald in 4.1; 

2) het moet duidelijk afgescheiden zijn van andere teelten; 

3) wanneer het perceel nog niet in orde is voor een van de hiervoor vermelde punten, kan de producent voor 

hoogstens één week uitstel vragen. 

De producent zal de keurmeester inlichten over de pesticiden die hij gebruikt heeft bij de te keuren teelten. 

Als de keuring niet moet worden uitgevoerd wegens terugtrekking van het perceel, moet de producent dat melden 

aan de keurmeester. De eventuele terugtrekking moet door de inschrijvingsnemer onmiddellijk schriftelijk bevestigd 

worden. 

4.3 Veldkeuringen 

Veldkeuringen worden uitgevoerd door officiële keurmeesters. 

De veldkeuring bestaat uit minstens twee bezoeken op de door de bevoegde entiteit vastgestelde tijdstippen, met 

als doel zich te vergewissen van : 

1) de scheiding van andere teelten; 

2) de stand van de teelt; 

3) de rasechtheid; 

4) de raszuiverheid; 

5) de gezondheidstoestand van de teelt; 

6) de juiste behandeling van het perceel voor de productie van pootgoed van de beoogde categorie of klasse. 

Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de waarnemingen juist kunnen worden 

uitgevoerd. 

Op aanvraag van de inschrijvingsnemer kan een perceel om technische redenen onderverdeeld worden in twee of 

meer percelen. In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving geschrapt en vervangen door twee of meer laattijdige 

inschrijvingen. 

4.3.1 Buurtschap 

4.3.1.1 Voor de productie van prebasispootgoed 

Het vermeerderingsperceel moet ten minste 100 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt. 

4.3.1.2 Voor de productie van basispootgoed 

Het vermeerderingsperceel moet ten minste 30 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt. 

4.3.1.3 Voor de productie van gecertificeerd pootgoed 

Het vermeerderingsperceel moet ten minste 10 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt, 

tenzij de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen ter voorkoming van besmetting. 

4.3.1.4 Aanpalende percelen moeten voldoende van elkaar verwijderd zijn om mechanische vermenging te 

voorkomen. 

22173


4.3.1.5 Voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke klassen moeten aangrenzende teelten van 

pootgoed ten minste beantwoorden aan de normen voor dezelfde klasse als die van het perceel in kwestie. Bij een 

officiële veldkeuring moet vastgesteld worden of aan die norm voldaan is. 

4.3.1.6 Als de bevoegde entiteit vaststelt dat er gevaar voor besmetting bestaat, kunnen specifieke eisen voor de 

testen worden voorgeschreven. 

4.3.1.7 Bij niet-naleving van de isolatievoorschriften wordt het perceel geweigerd of gedeklasseerd naar gelang van 

de werkelijk vastgestelde afstand. 

4.3.2 Raszuiverheid en gezondheidstoestand 

4.3.2.1 De teelt moet zodanig zijn dat het goed mogelijk is de raszuiverheid en de gezondheidstoestand na te gaan. 

Opslag van vorige teeltjaren wordt als rasonzuiverheid beschouwd, evenals elke plant die een afwijkend uitzicht 

heeft ten gevolge van een chemische behandeling of door een andere oorzaak. Alle zieke en afwijkende planten moeten 

volledig (inclusief de knol) uit de grond worden gestoken. Op dezelfde wijze moeten gedeeltelijk aangetaste planten 

verwijderd worden. Zieke en afwijkende planten (inclusief de knollen) worden dagelijks in luisdichte zakken van het 

veld verwijderd om verspreiding van de bladluizen tegen te gaan. De zakken worden geleegd op een plaats waar de 

zieke planten of knollen geen gevaar voor besmetting opleveren. Een onzorgvuldige opzuivering kan leiden tot 

deklassering of afkeuring van het perceel. 

4.3.2.2 Een slechte stand van de teelt en in het bijzonder de aanwezigheid van onkruid, ziekten, overdreven 

ontwikkeling van het loof, zwakke groei en wijziging in het uitzicht van de planten, te wijten aan een chemische 

behandeling of aan een andere oorzaak, kunnen aanleiding geven tot weigering. 

In geval van vernietiging van de bladeren door vorst, hagel, storm of insecten is het toegelaten te wachten tot de 

groeiherneming om een definitieve beslissing te nemen. 

4.3.2.3 Normen 

a) De teelt moet volledig vrij zijn van ringrot (Clavibacter michiganensis subsp. sepedonicus) en bruinrot (Ralstonia 

solanacearum Smith). 

b) De volgende toleranties worden toegestaan (% van het aantal planten) bij de laatste veldkeuring. 

prebasis 

pootgoed 

TE PRODUCEREN CATEGORIE 

basispootgoed gecert. pootgoed 

S SE E A B 

rasonzuiverheden 0 0 0,01 0,02 0,05 0,05 

ziekten 

zwakke planten 0,00 1,00 2,00 3,00 5,00 10,00 

virusziekten (Y, X, Bladrol... 0,00 0,10 0,20 0,40 1,00 3,00 

bacterieziekten (Erwinia spp.)* 0,00 0,00 0,00 0,10 0,30 0,60 

Rhizoctonia 0,00 0,50 1,00 3,00 5,00 5,00 

Verticillium alboatrum 0,00 0,30 0,50 1,00 2,00 2,00 

4.3.2.4 Tellingsmethode 

De tellingen worden uitgevoerd op honderd opeenvolgende planten in één rij. Er zijn ten minste : 

– vier tellingen per 25 are, voor de percelen van 1 ha en minder; 

– tien tellingen per ha, of gedeelte daarvan voor de percelen van meer dan 1 ha. 

Het percentage wordt vervolgens berekend volgens de formule : 

totaal aantal abnormale planten 

————————————————— =X% 

aantal tellingen 

4.4 Teeltrangschikking 

Na elk bezoek worden de uitgevoerde waarnemingen meegedeeld aan de inschrijvingsnemer. 

Na de laatste veldkeuring wordt de teelt gerangschikt door de bevoegde entiteit op basis van de vaststellingen die 

gedaan zijn op het vermeerderingsveld. 

Als de rangschikking niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde klasse of als de teelt 

geweigerd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de producent door middel van een kopie van het veldkeuringsverslag, 

binnen twee werkdagen na de veldkeuring, door de bevoegde entiteit op de hoogte gebracht. De reden van 

deklassering of weigering wordt op het veldkeuringsverslag genoteerd. 

In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer over voldoende technische redenen beschikt om een 

aanvullend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden aangevraagd. Een met redenen omklede 

aanvraag moet schriftelijk bij de bevoegde entiteit ingediend worden binnen drie werkdagen die volgen op de 

mededeling van het resultaat. De aanvullende veldkeuring moet nog in normale omstandigheden mogelijk zijn. De 

aanvullende veldkeuring zal plaatsvinden nadat de nodige aanpassingen zijn uitgevoerd. 

Als de inschrijvingsnemer en/of de producent de vaststellingen van de veldkeuring en/of de aanvullende 

veldkeuring betwist, kan een tegenkeuring aangevraagd worden. De schriftelijke aanvraag daartoe moet gericht 

worden aan de bevoegde entiteit binnen drie werkdagen na de mededeling van het resultaat, met de vermelding van 

de betwiste vaststellingen. In voorkomend geval is het verboden wijzigingen aan het perceel of aan het gewas aan te 

brengen (opzuivering, een fysische handeling, …). De tegenkeuring zal uitgevoerd worden door een officiële 

keurmeester aangewezen door de bevoegde entiteit, vergezeld van de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft 

gedaan, en bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer. 

Als wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische handeling heeft plaatsgehad, blijven de 

vaststellingen van het vorige bezoek behouden en zijn ze onherroepelijk.

Bij weigering moet de bestemming van het pootgoed dat voortgebracht is van de percelen door de 

inschrijvingsnemer worden opgegeven. 

De rangschikking van een partij na de veldkeuring is voorlopig. 

4.5 Loofvernietiging – Rooiing 

In overleg met de sector adviseert de bevoegde entiteit een datum waarvoor het loof het best vernietigd moet zijn. 

Die datum is afhankelijk van het verschijnen en de ontwikkeling van de populatie van de bladluizen, de dragers van 

virussen, de te produceren klasse en de vroegrijpheid van het ras. De bevoegde entiteit kan in samenspraak met de 

sector ook een vaste datum opleggen bij specifieke omstandigheden. 

De data worden aan de inschrijvingsnemers bekendgemaakt. 

Als de bemonstering, vermeld in 5.1 nog niet is uitgevoerd, moet de inschrijvingsnemer, ten minste 48 uur op 

voorhand, het tijdstip van het rooien meedelen aan de bevoegde entiteit. 

Elke teelt waarvan het loof niet vernietigd werd binnen twintig dagen na de vastgelegde datum, zal worden 

geweigerd. 

De knollen moeten uiterlijk op 1 oktober gerooid zijn. 

In bijzondere omstandigheden kan een latere datum worden aanvaard. 

HOOFDSTUK V. — Virologische onderzoeken 

5.1 Bemonstering 

Bij de controle op het vernietigen van het loof of het rooien van de knollen worden zowel voor virologisch 

onderzoek als voor het postcontroleveld totale monsters genomen per perceel. De procedure voor de bemonstering 

wordt meegedeeld door de bevoegde entiteit. 

De totale monsters worden genomen op percelen waarvan het loof werd vernietigd, en op aanvraag van de 

pootgoedteler, die eventueel zijn medewerking verleent bij de monstername. 

5.2 Materiaal onderworpen aan test – aanvraag voor ontleding 

De voorlopige rangschikking van het geoogste pootgoed, toegekend bij het laatste veldkeuringsbezoek, moet 

worden bevestigd door de resultaten van de virologische onderzoeken in het laboratorium. 

Ten minste de volgende onderzoeken moeten worden uitgevoerd : 

TE 

ONDERZOE- 

KEN 

VIRUSSEN 

bladrol (PLRV) 

virus A (PVA) 

virus M (PVM) 

virus S (PVS) 

virus X (PVX) 

virus Y (PVY) 


prebasis 

pootgoed 

T 

T 

T 

T 

T 

T 

Nota’s 

(1) E bestemd om opnieuw E voort te brengen; 

(2) E bestemd om A voort te brengen; 

(3) A bestemd om opnieuw A voort te brengen; 

(4) A niet bestemd om pootgoed voort te brengen; 

(5) T : Elisa-test verplicht; 

t : Elisa test facultatief (steekproefsgewijs); 

— : geen onderzoek. 

VOORLOPIG TOEGEKENDE CATEGORIE EN KLASSE 

basispootgoed gecertificeerd pootgoed 

S SE E A B 

T 

t 

t 

T 

T 

T 

(1) (2) (3) (4) 

AARD VAN DE TEST (5) 

t 

t 

t 

T 

T 

T 

De bevoegde entiteit kan beslissen om monsters die afkomstig zijn van twijfelachtige percelen te onderwerpen aan 

de onderzoeken die ze nodig acht. Bladrolgevoelige rassen (een lijst wordt jaarlijks opgesteld door de bevoegde entiteit) 

en de oogst van percelen waarop bij de veldkeuring bladrol werd vastgesteld, worden getest op bladrol. 

De inschrijvingsnemer mag ook een bemonstering vragen om een attest te verkrijgen betreffende de gezondheidstoestand 

van het pootgoed. 

5.3 Hergroei 

Als bij het rooien hergroei wordt vastgesteld bij meer dan 0,5 % van de struiken, worden nieuwe monsters op het 

veld genomen, zoals hierboven bepaald. Die monsters vervangen de eerder genomen monsters. 

5.4 Normen 

Bij de Elisa-test zijn onderstaande toleranties van toepassing (zie tabel). 

De rangschikking vindt plaats op basis van die toleranties. 

Als meerdere analyses uitgevoerd werden, wordt het gemiddelde van de uitslagen in aanmerking genomen. 

t 

t 

t 

T 

T 

T 

t 

t 

t 

- 

T 

T 

t 

t 

t 

- 

T 

T 

t 

- 

- 

- 

- 

T 

t 

- 

- 

- 

- 

T 

22175


De partij wordt geweigerd als tijdens de opkweek in de serre voor de virologische testen rasonzuiverheden of 

planten met vervormd loof worden waargenomen. 

VIRUSSEN 

CATEGORIE/ 

KLASSE 

prebasispootgoed 

basispootgoed S 

basispootgoed SE 

basispootgoed E 

gecert.pootgoed A 

gecert.pootgoed B 

PLRV % PVA % PVM % PVS % PVX % PVY % 

0,5 

0,5 

1,0 

2,0 

4,0 

5,0 

0,0 

X 

X 

X 

X 

X 

0,0 

X 

X 

X 

X 

X 

0,0 

0,0 

1,0 

X 

X 

X 

0,0 

0,5 

1,0 

2,0 

X 

X 

0,5 

0,5 

1,0 

2,0 

6,0 

10,0 

TOTAAL 

% 

X = geen onderzoek. 

5.5 Beroepsmogelijkheden 

Als de inschrijvingsnemer de resultaten van de virologische test betwist, kan hij binnen vijf werkdagen schriftelijk 

een nieuwe analyse aanvragen. Voor de nieuwe analyse worden de bewaarde monsters van het postcontroleveld 

gebruikt of worden er nieuwe monsters genomen als de partij duidelijk geïdentificeerd is, zoals in punt 6.1. De testen 

moeten uitgevoerd worden in een officieel laboratorium, zoals bepaald in 1.1.3. 

Bij een nieuwe analyse kunnen de testen beperkt blijven tot het kenmerk dat aan de basis ligt van het ongunstige 

resultaat voor zover er geen interactie mogelijk is met de andere kenmerken en op voorwaarde dat de oorspronkelijke 

analyse heeft aangetoond dat de andere virussen niet aanwezig zijn. 

Als uiteindelijk resultaat van de virologische test wordt het gemiddelde genomen van de resultaten van de 

betwiste en nieuwe analyse. 

HOODSTUK VI. — Toezicht op het bruto pootgoed 

6.1 Algemene bepalingen 

Alle nodige maatregelen moeten getroffen worden opdat : 

a) de pootgoedpartij duidelijk geïdentificeerd is; 

b) geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet-geoorloofde vermenging bestaat; 

c) de verwisseling van partijen onmogelijk is. 

Het pootgoed wordt in ontvangst genomen en opgeslagen onder toezicht van de bevoegde entiteit. De 

inschrijvingsnemer die brutopartijen pootgoed afstaat aan een ander bevoegde persoon bevestigt dat in een geschreven 

verklaring die hij afgeeft aan de bevoegde entiteit bij de inontvangstname van het bruto pootgoed. 

De inschrijvingsnemer brengt de verantwoordelijke van de bevoegde entiteit van de streek waar het pootgoed in 

ontvangst wordt genomen op de hoogte van het begin van de werkzaamheden. 

6.2 Oogst - Inontvangstname - Stockering en Vervoer van bruto partijen pootgoed 

Brutopartijen pootgoed worden geoogst, vervoerd, in ontvangst genomen, gedroogd en gereinigd onder toezicht 

van de bevoegde entiteit. Elke aanvoer of afvoer van bruto partijen of halfafgewerkte partijen pootgoed in of uit de 

opslagplaats en/of de inrichting van de bereider of stockeerder, handelend voor de rekening van de inschrijvingsnemer, 

wordt door de inschrijvingsnemers genoteerd op een steekkaart. 

Die steekkaart moet bewaard worden waar het pootgoed zich bevindt. Elke bewerking alsook het transport 

worden op die steekkaart vermeld. 

De producent of bereider die de oogst opslaat, moet een plan van de opslagruimte opmaken. Op aanvraag van de 

bevoegde entiteit legt hij dat plan voor met opgave van de ligging van de partijen pootgoed. 

De partijen worden duidelijk geïdentificeerd en zodanig gestapeld dat hun identiteit bewaard blijft. 

Bij de bruto partijen pootgoed die afkomstig zijn van teelten in een ander gewest of een andere lidstaat of in een 

land met een gelijkstellingssysteem, waarvan de veldkeuring is verricht door de in een ander gewest gelegen of 

buitenlandse bevoegde entiteit, moeten de documenten voor het transport van niet definitief goedgekeurd pootgoed of 

de nodige garantiedocumenten, uitgereikt door de instantie die bevoegd is voor de certificering van het gewest of land 

in kwestie, gevoegd worden. Na de inontvangstname wordt eveneens een steekkaart opgesteld door de bevoegde 

entiteit. 

De inschrijvingsnemers zorgen ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen, alsook andere aanvullende 

brieven ter beschikking worden gehouden op de plaatsen waar de partijen in ontvangst worden genomen en waar ze 

worden opgeslagen. 

Voor transport naar derden moet de bevoegde entiteit toestemming verlenen. 

6.3 Bereiding 

Alleen bruto partijen pootgoed die in ontvangst genomen zijn overeenkomstig de hierboven vermelde 

voorwaarden komen in aanmerking voor officiële goedkeuring. 

Ze worden bereid onder een productienummer. 

Het is verboden pootgoed ter goedkeuring aan te bieden dat scheikundig behandeld is met een product dat 

daarvoor niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op 

de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. 

6.4 Terugtrekking 

Behalve het triageafval en de buitenmaatse knollen mag zowel het bruto pootgoed als het getrieerde pootgoed aan 

de keuring worden onttrokken mits de bevoegde entiteit een schriftelijke verklaring opmaakt met vermelding van de 

bestemming van het teruggetrokken pootgoed. 

6.5 Pootgoed voor eigen gebruik 

Producenten die pootgoed dat aan het virologische onderzoek voldoet, willen gebruiken op het eigen bedrijf 

hoeven geen officiële goedkeuring (certificering) aan te vragen. De bevoegde entiteit zal hen een officiële verklaring ter 

beschikking stellen. De partijen moeten wel afzonderlijk opgeslagen worden. De inschrijvingsnemer moet op verzoek 

van de bevoegde entiteit aan de hand van een plan van het bedrijf duidelijk kunnen aangeven waar de partijen zich 

bevinden. 

0,5 

1,0 

2,0 

3,0 

6,0 

10,0


HOOFDSTUK VII. — Officiële goedkeuring (certificering) 

7.1 Triage, bemonstering en rangschikking 

De bereider mag alleen pootgoed ter goedkeuring aanbieden dat afkomstig is van teelten die met succes de 

voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor het ras, de 

categorie en klasse waarin het pootgoed moet worden goedgekeurd. 

Twee werkdagen voor het triëren aanvangt, moet de bereider de bevoegde entiteit verwittigen. 

Een partij pootgoed wordt voorlopig gerangschikt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking 

van de teelt waarvan de partij afkomstig is en in sommige gevallen de wens van de kweker, de instandhouder of hun 

mandataris. Voor andere categorieën dan kwekerspootgoed kan de inschrijvingsnemer met het schriftelijke akkoord 

van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, vragen om een pootgoedpartij die aan de normen van een hogere 

categorie beantwoordt te laten deklasseren. 

Van de partijen pootgoed, aangeboden ter goedkeuring, kunnen monsters genomen worden om na te gaan of ze 

aan de normen beantwoorden. 

Een gemiddeld monster van 120 knollen per partij, bestemd voor de postcontrole, wordt tijdens het certificeren 

genomen. Dat monster wordt gecertificeerd zoals het aangenomen pootgoed en verstuurd volgens de instructies van 

de bevoegde entiteit. 

7.2 Certificering 

De officiële goedkeuring en de definitieve rangschikking van de partij pootgoed is ten hoogste die welke werd 

toegekend tijdens de veldkeuring of eventueel die welke voortvloeit uit de virologische onderzoeken en de toepassing 

van de normen, vermeld in 7.2.1. 

Bij de keuring gaat de keurmeester na of de partij voldoet op basis van een representatief monster. Ten minste 0,5 % 

van de containers wordt gecontroleerd. 

Een partij is een hoeveelheid aardappelpootgoed, klaar voor de handel, van eenzelfde ras, categorie, klasse, kaliber 

en oorsprong en met eenzelfde referentienummer. 

De partij moet homogeen zijn, dat wil zeggen eenvormig in samenstelling en in uitzicht. 

7.2.1 Normen 

7.2.1.1 Raszuiverheid 

Het aantal knollen die duidelijk niet tot het ras behoren, mag niet hoger zijn dan : 

a) 0,00 % voor prebasispootgoed; 

b) 0,01 % voor basispootgoed S; 

c) 0,05 % voor basispootgoed SE; 

d) 0,10 % voor gecertificeerd pootgoed. 

7.2.1.2 Gezondheidstoestand en diverse gebreken 

1) aanwezigheid van al dan niet aanklevende aarde en andere vreemde lichamen : 1 % in gewicht 

2) droog- en natrot 

a) veroorzaakt door Synchytrium endobioticum, Clavibacter michiganensis spp.sepedonicus of Ralstonia 

solanacearum Smith : 0 % van het gewicht 

b) droogrot : 0,5 % van het gewicht 

c) natrot : sporadisch (1 aangetaste knol per 250 kg) 

3) uitwendige gebreken (bv. misvormde of gekwetste knollen, groene knollen, velvastheid) : 3 % van het gewicht 

4) schurft : de referentie is die van de fotografische schaal, geleverd door de bevoegde entiteit 

a) gewone schurft (Streptomyces spec.) : maximale tolerantie voor alle klassen : 2,5 op deze schaal 

b) oppervlakkige schurft en graslandschurft : maximale tolerantie voor alle klassen : 3,5 op deze schaal 

Partijen waarvan de schurftaantasting groter is dan de hierboven opgegeven tolerantie en minder dan 5 % van het 

gewicht een aantasting heeft tot meer dan één derde van de oppervlakte, kunnen desondanks toch verhandeld worden, 

op voorwaarde dat er een gemeenschappelijke verklaring opgesteld wordt waaruit blijkt dat zowel de leverancier als 

de eindgebruiker ervan op de hoogte is dat aan de schurfttolerantie niet voldaan werd. Die verklaring moet opgesteld 

zijn door de bereider. 

5) Een partij die ter keuring aangeboden wordt, mag geen slappe knollen of knollen die zeer gerimpeld zijn door 

zilverschurft (Helminthosporium solani) bevatten. 

6) Het pootgoed moet vrij zijn van Globodera rostochiensis en Globodera pallida, en van Meloïdogyne chitwoodi, 

Meloïdogyne fallax en Ditylenchus destructor. 

7) Rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : de referentie is die van de fotografische schaal, geleverd door de bevoegde 

entiteit 

Maximale tolerantie voor lichte besmetting (% knollen) : 

a) klassen S en SE : 10 % 

b) klassen E, A en B : 25 % 

Opmerking : 

De knollen die een matige of zware besmetting door Rhizoctonia solani vertonen, moeten verwijderd worden. 

8) knollen met symptomen van Y NTN -virus : 

a) prebasispootgoed en basispootgoed S 0 % van het gewicht 

b) basispootgoed SE 0,1 % van het gewicht 

c) basispootgoed E en gecertificeerd pootgoed 0,5 % van het gewicht 

9) poederschurft (Spongospora subterranea) : 

a) prebasispootgoed en basispootgoed S 0 % van het gewicht 

b) basispootgoed SE 0,2 % van het gewicht 

22177


c) basispootgoed E en gecertificeerd pootgoed* 0,25 % van het gewicht 

(* knollen die voor ten minste een derde van hun oppervlakte aangetast zijn.) 

10) Partijen met gerimpelde, uitgeputte, uitgedroogde of voortijdig gekiemde knollen worden afgekeurd. 

11) Twijfelachtige partijen worden door de keurmeester van de bevoegde entiteit in quarantaine geplaatst, onder 

meer : 

a) partijen waarin door Fusarium aangetaste knollen voorkomen; 

b) partijen waarin bevroren knollen voorkomen; 

c) partijen die licht aangetast zijn door natrot en, in het algemeen, elke partij die symptomen van rotting vertoont. 

Die partijen worden alleen aanvaard als ze bij een nieuw onderzoek aan de normen beantwoorden. 

12) De partijen die een behandeling hebben ondergaan met een middel dat het kiemvermogen definitief verhindert 

of vermindert, worden geweigerd. De toelating tot een behandeling met erkende middelen die het kiemvermogen 

tijdelijk verminderen, kan aangevraagd worden bij de bevoegde entiteit. 

7.2.1.3 Potersmaten 

De opgegeven maten zijn die van de gebruikte zeven en van de controleapparatuur. 

De knollen moeten aan de volgende eisen beantwoorden : 

1) Het kaliber moet minstens 25 mm bedragen (vierkante mazen). 

2) Het maximumverschil in doorsnee tussen de knollen van een partij is 25 mm. 

3) Vanaf een kaliber van 35 mm of hoger moeten de getallen die het minimum- en maximumkaliber aangeven een 

veelvoud van 5 zijn. 

4) Op schriftelijk verzoek kunnen andere kalibers door de bevoegde entiteit worden toegestaan, onder meer in 

geval van uitvoer. 

Toleranties 

1) ondermaatse knollen : maximaal 3%ingewicht 

2) bovenmaatse knollen : maximaal 3%ingewicht 

3) totaal buiten maat : maximaal 5%ingewicht 

De eisen voor de kalibrering worden niet toegepast op het prebasispootgoed-CT. 

7.3 Officieel goedgekeurde partijen 

7.3.1 Officiële etiketten 

Elke verpakking die pootgoed bevat, moet uitwendig voorzien zijn van een officieel etiket gereikt door de 

bevoegde entiteit. Dat etiket moet zodanig vastgehecht zijn dat het onmogelijk door een ander kan worden vervangen 

en dat het niet opnieuw kan worden gebruikt. 

Etiketten zijn uit onscheurbaar materiaal. Als het etiket voorzien is van een oogje moet het officieel verzegeld 

worden. 

De bevoegde entiteit reikt alleen etiketten uit als ze in het bezit is van gunstige ontledingsuitslagen van de 

virologische onderzoeken. 

Partijen die bestemd zijn voor vroege export (tot 31 oktober) en als dusdanig ingeschreven zijn, kunnen, voordat 

de uitslag van de nacontrole met Elisa–testen bekend is, in de handel worden gebracht tot bij de eerste commerciële 

afnemer als ze aan de volgende voorwaarden voldoen : 

a) bij een laatste veldkeuring, die minimaal drie werkdagen voor de loofdoding plaatsvindt, mogen geen 

viruszieke planten gevonden worden bij de aanvraag voor basispootgoed; bij de aanvraag voor gecertificeerd pootgoed 

mogen er maximaal 0,1 % viruszieke planten gevonden worden; 

b) de datums voor loofdoding, vermeld in 4.5, worden strikt toegepast. 

De verpakkingen zijn voorzien van een officieel etiket, waarop minstens de volgende gegevens vermeld zijn : 

1) naam van de bevoegde entiteit - België; 

2) «EG-systeem»; 

3) land van oorsprong (producerend land); 

4) «Solanum tuberosum»; 

5) ras; 

6) categorie en klasse; 

7) kaliber 

8) gewicht; 

9) al of niet ontsmet; 

10) identificatie van de partij; 

11) erkenningsnummer van de leverancier; 

12) datum officiële bemonstering of officiële sluiting (maand - jaar); 

13) «E.U. Plantenpaspoort», en zo nodig de beschermde zone waarin het pootgoed is toegelaten. 

Eventueel kan aan het basispootgoed de vermelding van de communautaire klasse worden toegevoegd : EEG1, 

EEG2 of EEG3 naar gelang van het geval. 

Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming werd gegeven 

om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 1.5.2.), moeten de volgende gegevens ook op het etiket vermeld 

worden : 

— bij de rasbenaming : de referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming, en, in 

voorkomend geval, het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de nationale catalogus; 

— «nog niet in de officiële lijst opgenomen ras»; 

— «alleen voor proeven»; 

— de maat. 

Daarenboven moet in geval van chemische behandeling de naam van elke actieve stof van de gebruikte middelen 

vermeld worden op het etiket van de leverancier of op de verpakking/container. In dat laatste geval zal de leverancier 

een schriftelijke verklaring naar de bevoegde entiteit opsturen, waarop staat dat hij de vermelde actieve stof onder zijn 

eigen verantwoordelijkheid gebruikt.


Bij pootaardappelen van een ras dat genetisch gemodificeerd is, wordt op elk officieel dan wel ander etiket of 

document vermeld dat het ras genetisch gemodificeerd is door «GGO» aan de rasnaam toe te voegen. 

De bevoegde entiteit kan op aanvraag en na vaststelling van de voorwaarden, afwijkingen bepalen voor het in de 

handel brengen van kleine hoeveelheden aan de eindgebruiker wat betreft verpakking, sluitingssysteem en 

aanduiding. 

7.3.2 Kleur van de etiketten 

De etiketten hebben de volgende kleur : 

a) wit met paarse diagonale streep : prebasispootgoed; 

b) wit : basispootgoed S, SE en E; 

c) blauw : gecertificeerd pootgoed A en B. 

Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming werd gegeven 

om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 1.5.2), is de kleur van het etiket oranje. 

7.3.3 Officiële sluiting 

7.3.3.1 Algemene bepalingen 

Aardappelpootgoed wordt verpakt in een nieuwe verpakking of gereinigde container. 

De verpakkingen of containers worden officieel gesloten zodat dat ze niet geopend kunnen worden zonder dat het 

sluitingssysteem beschadigd wordt of zonder dat de etiketten of de verpakking sporen van manipulatie vertonen. 

De verpakkingen of containers worden verzegeld. 

Die verzegeling is echter niet noodzakelijk bij zakken met genaaide sluiting. Hierbij moet het al dan niet 

zelfklevende scheurvrije document dat geen enkele voorafgaande perforatie vertoont, in de lengte worden 

vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk document dat sporen vertoont van meer dan één 

sluitingsnaad beantwoordt niet aan de reglementering. 

Na de definitieve goedkeuring en sluiting kan de bevoegde entiteit aanvullende monsters nemen. 

7.3.3.2 Het opslaan van goedgekeurd pootgoed in niet-definitieve verpakkingen 

Partijen pootgoed waarvan een gunstige uitslag bekend is en die niet definitief verpakt zijn, worden als definitief 

goedgekeurd beschouwd als ze onder toezicht van de bevoegde entiteit opgeslagen worden. De partijen moeten 

behandeld en officieel gesloten worden onder toezicht van een officiële keurmeester. 

7.3.3.3 Los vervoer van goedgekeurd pootgoed 

Het losse vervoer van goedgekeurd pootgoed in vrachtwagens of recipiënten van de ene bereider naar de andere 

is toegestaan onder de volgende voorwaarden : 

a) de controles bij het laden en bij de inontvangstname zijn minstens één werkdag op voorhand aangevraagd bij 

de bevoegde entiteit; 

b) de vracht- of aanhangwagens zijn zuiver zijn bij het laden; 

c) bij vervoer van het pootgoed, ofwel van het bedrijf van de ene bereider naar dat van een andere bereider, ofwel 

naar de eindgebruiker, worden de vracht- of aanhangwagens voorzien van een sluitingssysteem dat gesloten kan 

worden zodat er geen enkele mogelijkheid bestaat de inhoud te wijzigen zonder dat de verzegeling sporen van 

manipulatie vertoont. De certificaten worden vastgemaakt aan de verzegeling van de vracht- of aanhangwagen zodat 

die niet verbroken kan worden en er wordt een vervoersmachtiging opgesteld. 

d) Als het pootgoed ter plaatse wordt afgehaald door de eindgebruiker of door een derde die handelt in zijn naam, 

is de aanwezigheid van een keurmeester van de bevoegde entiteit niet vereist en hoeft er geen vervoersmachtiging te 

worden opgemaakt. De certificaten worden vastgehecht aan de leveringsbon waarop hun nummers zijn vermeld. Het 

exacte gewicht, alsook de naam van de bestemmeling moet vermeld zijn op het certificaat; 

e) de naam van de bestemmeling, de nummers van de certificaten en het gewicht van het verkochte lot worden 

vervolgens vermeld op de steekkaart; 

f) de aanwezigheid van een keurmeester bij het lossen is niet nodig als de geadresseerde de eindgebruiker van het 

plantgoed is. Die mag het plantgoed niet afstaan aan derden; 

g) het losse vervoer naar een andere EG-lidstaat is alleen mogelijk als er een algemeen voorafgaand akkoord 

bestaat met de betreffende keuringsdienst van die lidstaat. Dat akkoord is niet nodig als de bestemmeling de 

eindgebruiker is. 

7.4 Geweigerde partijen 

Partijen pootaardappelen die niet aan de voorschriften van dit reglement beantwoorden, worden geweigerd. De 

producent meldt aan de bevoegde entiteit welke bestemming de partijen krijgen die geweigerd zijn. Er mag met die 

partijen niets gebeuren zonder dat de bevoegde entiteit daarvan vooraf op de hoogte gebracht is. 

Bij betwisting van de uitslag van het monster kan de bereider binnen vijf werkdagen een aanvullend onderzoek 

aanvragen. De nieuwe ontleding wordt uitgevoerd op monsters genomen uit de partij. 

De eigenaar van een partij mag in beroep gaan tegen een beslissing van weigering. In dat geval moet hij de 

keurmeester daarvan inlichten op het ogenblik dat de beslissing genomen wordt. 2 % van de verpakkingen wordt 

gelood. 

HOOFDSTUK VIII. — Bewerkingen van partijen Pootgoed 

8.1 Splitsen 

Partijen pootgoed kunnen alleen gesplitst worden op aanvraag en onder toezicht van een officiële keurmeester. 

Partijen pootgoed mogen gesplitst worden in alle stadia die aan het gebruik voorafgaan. 

Gesplitste partijen officieel gecertificeerd pootgoed worden van nieuwe etiketten voorzien waarop dezelfde 

vermeldingen staan als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met : 

a) de datum van de nieuwe sluiting; 

b) de bevoegde entiteit die de voorgaande sluiting heeft verricht. 

8.2 Verdelen in kleine verpakkingen 

Alleen pootgoed van de klasse gecertificeerd pootgoed, opgeborgen in verpakkingen die voorzien zijn van gewone 

officiële keuringsdocumenten, mag in kleine verpakkingen ondergebracht worden. 

Elke verpakking die voorzien is van het voorgeschreven document (8.2.1.1, 8.2.1.2 en 8.2.1.3) van maximaal 5 kg 

gecertificeerd pootgoed wordt beschouwd als kleine verpakking. 

Het sluitsysteem van de kleine verpakkingen moet zo aangebracht worden dat elke opening of beschadiging 

vastgesteld kan worden. 

22179


Het onderbrengen in kleine verpakkingen mag alleen uitgevoerd worden door natuurlijke of rechtspersonen die 

daartoe vooraf erkend zijn door de bevoegde entiteit. De verpakker moet elk jaar de bevoegde entiteit op de hoogte 

brengen van de aanvang en van het beëindigen van de werkzaamheden van het onderbrengen in kleine verpakkingen. 

8.2.1 Documenten 

8.2.1.1 Document dat opgesteld is door de verpakker 

De kleine verpakkingen worden aan de buitenkant of de binnenkant, als ze doorschijnend zijn of met kleine mazen 

waar het document niet door kan, voorzien van een document waarop de volgende gegevens vermeld staan : 

1) erkenningsnummer van de verpakker; 

2) ″aardappelpootgoed″; 

3) naam van het ras; 

4) categorie en klasse; 

5) nettogewicht bij het verpakken; 

6) in voorkomend geval : ″chemisch behandeld″. 

8.2.1.2 Sluitzegel 

Behalve van het voornoemde document moeten de kleine verpakkingen aan de buitenkant of binnenin ook nog 

voorzien zijn van een sluitzegel. De sluitzegels worden door de bevoegde entiteit afgeleverd op verzoek van de 

verpakker. 

Op de sluitzegels staan de volgende gegevens vermeld : 

1) naam van de bevoegde entiteit - «België»; 

2) «kleine verpakking»; 

3) producerend land; 

4) volgnummer; 

5) «gecertificeerd pootgoed»; 

6) «plantenpaspoort E.U. (Rp)» 

dit wil zeggen vervangingspaspoort. 

Het zegel is blauw. 

8.2.1.3 Gecombineerd document 

De bovenvernoemde sluitzegels kunnen met het document van de verpakker gecombineerd worden. In dit geval 

dient de verpakker de aanvraag in bij de bevoegde entiteit en verbindt hij zich er schriftelijk toe alleen de aangegeven 

documenten te gebruiken. 

8.2.2 Boekhouding 

Het onderbrengen in kleine verpakkingen moet bijgehouden worden in de boekhouding. De boekhouding moet 

aan de bevoegde entiteit voorgelegd kunnen worden op haar verzoek. 

Ze moet de volgende gegevens bevatten : 

te splitsen verpakkingen : 

a) ras; 

b) referentienummer van de partij, met vermelding van het land waarvan de keuringsdienst de laatste certificering 

heeft uitgevoerd; 

c) opgegeven nettogewicht; 

d) nummers van de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen dekken; 

e) de categorie en klasse van het pootgoed; 

kleine verpakkingen : 

a) datum van het onderbrengen in kleine verpakkingen; 

b) het aantal kleine verpakkingen per gewichtscategorie; 

c) nummers van de sluitzegels of van de gecombineerde documenten. 

8.3 Herverpakken 

Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van pootgoed dat al verpakt is in een kleine verpakking, is niet 

toegestaan, tenzij de bevoegde entiteit daartoe voorafgaandelijk haar akkoord heeft verleend. Die handeling moet dan 

onder toezicht van de bevoegde entiteit uitgevoerd worden. 

8.4 Officieel goedgekeurde partijen ontloden 

Bereiders stellen de bevoegde entiteit ervan in kennis dat officieel goedgekeurde partijen niet meer verhandeld 

zullen worden als pootgoed. De bestemming van de partijen moet opgegeven worden en de gebruikte etiketten moeten 

ter beschikking van de bevoegde entiteit gesteld worden. 

HOOFDSTUK IX. — Postcontroleveld 

De monsters, genomen op het veld na loofdoding (5.1), en de monsters, genomen tijdens de certificering (7.1), 

worden uitgeplant op het postcontroleveld. Het doel van dat controleveld is na te gaan of het in de handel gebrachte 

pootgoed aan de Europese en Vlaamse certificeringseisen voldoet. Ook binnengebrachte moederpartijen kunnen op het 

controleveld uitgeplant worden. De uitgeplante partijen worden aan de volgende tellingen onderworpen : het aantal 

viruszieke planten (bladrol, zware mozaïek, lichte mozaïek), het aantal bacteriezieke planten (Erwinia spp.), het aantal 

aantastingen door Rhizoctonia solani, het aantal verwelkte planten en het aantal off-types. 

HOOFDSTUK X. — Invoer 

10.1 Pootgoed, ingevoerd vanuit een E.U.-lidstaat 

10.1.1 Bruto- of halfafgewerkte partijen 

Het invoeren van bruto- of halfafgewerkte partijen pootgoed met het oog op de bewerking ervan in het Vlaamse 

Gewest is toegestaan op grond van waarborgen, verleend door de buitenlandse entiteit die bevoegd is voor keuring en 

certificering. Eventueel worden aanvullende virologische testen uitgevoerd. Het pootgoed wordt dan verder behandeld 

zoals beschreven in hoofdstuk 7.

Bij teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijk rassenlijst noch op de nationale catalogus 

voorkomen, moet het bewijs geleverd worden dat ze, naar gelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd 

zijn voor uitvoer naar een derde land. 

10.1.2 Definitief goedgekeurd pootgoed 

Controle bij het invoeren is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de Europese Gemeenschap, 

tenzij het materiaal in bulk word ingevoerd. 

10.2 Pootgoed, ingevoerd vanuit derde landen 

De formaliteiten voor de invoer van aardappelpootgoed zijn vastgesteld door het koninklijk besluit van 

22 september 1993 tot regeling van de invoer en het binnenbrengen van zaaizaden en pootgoed van sommige 

plantensoorten en van teeltmateriaal van bosbouwsoorten. 

De Administratie van de Douane mag alleen pootgoed tot de invoer toelaten als een door de bevoegde entiteit 

afgeleverd controlecertificaat voorgelegd kan worden, waaruit blijkt dat het pootgoed voldoet aan de voorwaarden, 

opgenomen in de beschikkingen van de Europese Gemeenschap over de gelijkstelling van in derde landen 

geproduceerde pootaardappelen. 

Bij gebrek aan gelijkstelling moet de bevoegde entiteit geraadpleegd worden. De invoer kan toegestaan worden als 

het pootgoed aan een van de volgende voorwaarden voldoet : 

— het behoort tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving op de nationale 

catalogus, en het is bestemd om aan de voornoemde officiële proeven deel te nemen; 

— het is bestemd voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden; 

— het is bestemd voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de bevoegde entiteit; 

— het is bestemd voor wederuitvoer naar derde landen. 

In alle voornoemde gevallen moet het bewijs worden geleverd dat bij het invoerdocument gevoegd moet worden. 

De fytosanitaire voorschriften moeten nageleefd worden. 

HOOFDSTUK XI. — Keuring van aardappelpootgoed dat bestemd is voor uitvoer 

De producten worden gekeurd volgens de regels die gelden voor het Vlaamse pootgoed in de inrichtingen van een 

erkende bereider. 

Voor pootgoed dat behoort tot een ras dat niet op de gemeenschappelijke noch op de nationale rassenlijst staat en 

dat bestemd is voor de uitvoer naar derde landen, moet de inschrijvingsnemer de verbintenis aangaan om het 

gecertificeerde pootgoed niet in de Europese Gemeenschap te verhandelen. 

Op aanvraag van de uitvoerder kan de keuring uitgevoerd worden volgens andere criteria om tegemoet te komen 

aan de overeengekomen handelsverplichtingen of om in overeenstemming te zijn met de reglementering die in het 

invoerende land van kracht is. 

In die gevallen worden eventueel bijzondere documenten gebruikt. 

HOOFDSTUK XII. — Wijzigingen aan het onderhavig reglement 

Elke wijziging, aangebracht aan de normen en voorschriften van het besluit van de Vlaamse Regering van 

19 januari 2007 houdende reglementering van de handel in en van de keuring van pootaardappelen, brengt een 

ambtshalve aanpassing van dit reglement met zich mee. 

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 27 februari 2007 tot vaststelling van een keuringsen 

certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen 


De Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, 

Y. LETERME 

F. 2007 — 1667 


TRADUCTION 

AUTORITE FLAMANDE 

27 FEVRIER 2007. — Arrêté ministériel établissant un règlement de contrôle 

et de certification de la production des plants de pommes de terre 

[C − 2007/35551] 

Le Ministre flamand des Réformes institutionnelles, de l’Agriculture, de la Pêche en Mer et de la Ruralité, 

Vu la loi du 11 juillet 1969 relative aux pesticides et aux matières premières pour l’agriculture, l’horticulture, la 

sylviculture et l’élevage, notamment l’article 2, § 1 er , modifié par les lois des 21 décembre 1998 et 5 février 1999; 

Vu l’article 21 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 2007 portant réglementation du commerce et du 

contrôle des plants de pommes de terre; 

Vu l’arrêté ministériel du 21 décembre 2001 établissant un règlement de contrôle et de certification de la production 

des plants de pommes de terre, modifié par l’arrêté ministériel du 19 mai 2006; 

Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 13 décembre 2006; 

Vu la concertation entre les régions et les autorités fédérales du 11 décembre 2006, sanctionnée par la Conférence 

interministérielle sur l’Agriculture du 5 janvier 2007; 

Vu l’avis n° 42.161/3 du Conseil d’Etat, donné le6février 2007, en application de l’article 84, § 1 er , alinéa 1 er ,1°, 

des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; 

Arrête : 

Article 1 er . Le règlement de contrôle et de certification de la production des plants de pommes de terre, visé à 

l’article 21 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 2007 portant réglementation du commerce et du contrôle 

des plants de pommes de terre, est joint en annexe au présent arrêté. 

22181


Art. 2. L’arrêté ministériel du 21 décembre 2001 établissant un règlement de contrôle et de certification de la 

production des plants de pommes de terre, modifié par l’arrêté ministériel du 19 mai 2006, est abrogé. 

Bruxelles, le 27 février 2007. 

Y. LETERME 

Annexe : Règlement de contrôle et de certification des plants de pommes de terre 

INTRODUCTION 

Le contrôle s’exerce à tous les stades de la production à l’utilisation. Toute infraction aux dispositions du présent 

règlement peut entraîner le déclassement ou le refus d’un champ de production ou d’un lot de plants et le retrait des 

passeports phytosanitaires, des certificats ou étiquettes. 

CHAPITRE I er . — Généralités 

1.1 Instances de contrôle 

1.1.1 L’entité compétente : la Division de la Gestion de la Qualité de la Production de l’Agentschap voor Landbouw 

en Visserij (Agence de l’Agriculture et de la Pêche), compétente pour le contrôle. 

1.1.2 Inspecteur officiel : la personne physique habilitée par l’entité compétente pour exercer les travaux définis 

dans le présent règlement. Cette personne doit disposer des qualifications nécessaires sur base d’examens officiels, ne 

peut tirer un profit personnel des contrôles et doit régulièrement se perfectionner en suivant des journées d’étude 

informatives qui sont organisées par l’entité compétente. 

1.1.3 Laboratoire officiel : le laboratoire indépendant agréé par l’entité compétente pour exercer des contrôles sur 

la présence de maladies sur les plants de pommes de terre suivant des méthodes internationales en vigueur. 

Le laboratoire répond aux conditions suivantes : 

1. disposer d’un personnel qualifié et désigner une personne responsable pour les instructions et le bon 

fonctionnement de l’appareillage. Les titres d’études et les qualifications professionnelles du personnel et, en 

particulier, des responsables chargés d’accomplir les services, notamment pour le contrôle du matériel végétal sur la 

présence de pathogènes et l’utilisation de tests ELISA, doivent être présentés; 

2. s’engager à : 

— tenir une comptabilité des échantillons et des résultats d’analyses; 

— tenir les échantillons à la disposition de l’entité compétente pendant au minimum six semaines; 

3. disposer des locaux et de l’appareillage nécessaires pour exécuter les analyses; 

4. soumettre une description des mesures que le laboratoire prend pour garantir la qualité des examens et des 

possibilités offertes. 

1.2 Opérateurs 

1.2.1 Responsables des variétés : 

1.2.1.1 Obtenteur : personne physique ou morale dont une variété est admise au contrôle (voir point 1.5) 

1.2.1.2 Mandataire : personne physique ou morale désignée par l’obtenteur pour agir en son nom sur le territoire 

de la Région flamande s’il s’agit d’une variété protégée en Flandre. 

La preuve de la mission confiée doit être présentée à l’entité compétente lors d’un contrôle. 

1.2.1.3 Mainteneur : personne physique ou morale responsable de la sélection conservatrice d’une variété. Pour les 

variétés protégées en Flandre, le mainteneur est désigné par l’obtenteur. La preuve des compétences confiées doit être 

présentée à l’entité compétente lors d’un contrôle. 

1.2.2 Responsables de la production et du commerce : 

1.2.2.1 Preneur d’inscription : personne physique ou morale compétente qui présente au contrôle les cultures pour 

la production de plants de pommes de terre 

1.2.2.2 Producteur : personne physique ou morale qui est désignée par le preneur d’inscription comme responsable 

de la succession culturale et des soins particuliers apportés à la production de plants de pommes de terre 

1.2.2.3 Fournisseur : 

a) Producteur-préparateur de plants : personne physique ou morale agréée par l’entité compétente et désignée par 

le preneur d’inscription comme responsable de la succession culturale et des soins particuliers apportés à la production 

et qui dispose des installations nécessaires pour le stockage, le nettoyage, le séchage, le traitement, la préparation, la 

désinfection et le conditionnement des plants 

b) Préparateur de plants : personne physique ou morale agréée par l’entité compétente qui dispose des installations 

nécessaires pour le stockage, le nettoyage, le séchage, le traitement, la préparation, la désinfection et le conditionnement 

des plants destinés à des tiers 

c) Conditionneur de petits emballages : personne physique ou morale agréée par l’entité compétente qui dispose 

des installations nécessaires pour la mise en petits emballages de plants certifiés en vue de leur commercialisation et 

non destinés à la production de plants 

1.3 Enregistrement 

Toutes les personnes visées au 1.2, à l’exception de l’obtenteur, sont enregistrés par l’entité compétente sous un 

numéro unique suite à la détermination de leurs activités. 

Lors de l’’enregistrement, les personnes intéressées s’engagent par écrit à : 

1° respecter la réglementation en vigueur et les instructions données par l’entité compétente; 

2° notifier à l’entité compétente le début et la fin des travaux que seule la personne enregistrée peut exécuter; 

3° autoriser l’entité compétente à visiter leurs entreprises et à inspecter leurs cultures; 

4° communiquer à l’entité compétente toutes les informations nécessaires; 

5° communiquer l’emplacement et la superficie des parcelles de multiplication; 

6° présenter les plants à la certification des qu’ils répondent aux normes en vigueur; 

7° tenir une comptabilité et la tenir à la disposition de l’entité compétente pendant trois ans;


8° conserver les documents de contrôle utilisés suivant les instructions de l’entité compétente; 

9° livrer à ou laisser prélever par l’entité compétente les échantillons nécessaires au moment approprié pour 

l’analyse en laboratoire et pour la mise en place de champs de postcontrôle. 

1.4 Agréments 

Les producteurs, préparateurs et conditionneurs de petits emballages doivent être agréés par l’entité compétente. 

Pour pouvoir être agréées, les personnes intéressées doivent adresser une demande à l’entité compétente au cours 

de la procédure d’enregistrement ou après leur enregistrement. Les entreprises agréées doivent tenir une 

comptabilité-matière des entrées et sorties de plants depuis la récolte ou l’acquisition et la tenir à la disposition de 

l’entité compétente pendant trois ans. 

1.4.1 Les producteurs-préparateurs et les préparateurs de plants sont agréés s’ils répondent aux conditions 

ci-dessous : 

1) disposer de locaux propres, secs, aérés, réservés exclusivement aux plants pendant la période de traitement et 

de stockage des plants. Ces locaux doivent être isolés du gel et munis d’un système de ventilation suffisant. La 

température dans les locaux doit pouvoir être réglée. La superficie des locaux de stockage et de conditionnement doit 

être en rapport avec l’importance de la production; 

2) disposer de l’équipement et de l’appareillage nécessaires en vue des travaux faisant l’objet de la demande 

d’agrément; disposer au moment du triage d’un appareillage se composant au minimum d’un trieur-calibreur et d’une 

table de visite. L’installation doit disposer, au besoin, d’appareils d’étiquetage, conformément à la réglementation en 

vigueur; 

3) s’engager à ne présenter que des plants à la certification qui répondent aux normes en vigueur quant à l’identité 

et la pureté variétale, la filiation, les normes technologiques et sanitaires; 

4) utiliser des emballages susceptibles d’être fermés et pourvus d’étiquettes portant les mentions prescrites, 

conformément à l’arrêté du Gouvernement flamand du….portant réglementation du commerce et du contrôle des 

plants de pommes de terre; 

5) désigner une personne chargée de donner des instructions au personnel et pour le bon fonctionnement des 

installations; 

6) mettre à la disposition de l’entité compétente pour la durée des opérations de triage un local approprié pour 

exercer les contrôles. 

1.4.2 Les conditionneurs de plants en petits emballages peuvent être agréés s’ils s’engagent à : 

1) tenir informée l’entité compétente du début et de la fin de leurs activités en cours; 

2) tenir à la disposition de l’entité compétente pendant deux ans, les documents de contrôle qui couvraient les 

emballages de plants à subdiviser; 

3) appliquer correctement les mesures visées au chapitre 8. 

Avant qu’elle n’accorde un agrément, l’entité compétente fait une enquête sur place. Elle établit un inventaire des 

locaux, équipements et personnel. L’agrément est valide du 1 er juillet jusqu’au 30 juin de l’année suivante. L’agrément 

est reconduit tacitement d’année en année, aussi longtemps que les conditions imposées et les engagements contractés 

restent remplis. En cas de modifications importantes aux installations ou de changement de responsabilité des 

personnes concernées, l’entité compétente doit en être avertie sans délai. L’agrément est retiré lorsque les conditions 

imposées ne sont plus remplies. 

1.5 Variétés admises au contrôle 

1.5.1 Variétés figurant dans l’un des catalogues suivants 

Les variétés figurant dans l’un des catalogues suivants, sont admises au contrôle : 

a) catalogue national des variétés des espèces de plantes agricoles; 

b) catalogue commun des variétés des espèces de plantes agricoles. 

1.5.2 Variétés en cours de procédure d’inscription à un catalogue 

a) Les variétés en cours de procédure d’inscription au catalogue national ou, en cas de variétés d’un obtenteur 

belge, à un catalogue d’autres pays, sont admises au contrôle. La preuve doit être fournie qu’elles font l’objet de la 

procédure d’inscription. 

La certification officielle des lots desdites variétés ne peut intervenir qu’après leur admission effective à l’un des 

catalogues susmentionnés. La preuve doit en être fournie. 

b) Dans certaines conditions, une autorisation peut être accordée pour commercialiser des lots des variétés en cours 

de procédure d’inscription au catalogue national. L’autorisation ne vaut que pour l’exécution de tests dans les 

entreprises agricoles afin de recueillir des données sur la culture ou l’utilisation de la variété. 

L’autorisation peut être demandée par l’obtenteur ou son mandataire qui a introduit une demande valide 

d’admission de la variété au catalogue national. A cet effet, il fournit les données suivantes : 

1) des informations sur les tests projetés; 

2) les noms des Etats membres dans lesquels les tests doivent être exécutés; 

3) une description de la variété; 

4) des informations sur la sélection conservatrice de la variété; 

Les conditions techniques auxquelles doivent répondre les lots, le mode d’échantillonnage, l’emballage, le 

plombage et l’étiquetage sont explicités au chapitre 7. Le respect des conditions est contrôlé àl’aide d’une enquête 

officielle par l’entité compétente sur la base de la description de la variété ou, si d’application, au vu des résultats des 

enquêtes entreprises dans le cadre de l’admission au catalogue national des variétés. 

La quantité autorisée par variété est plafonnée à 0,1 % des plants de pommes de terre qui sont utilisés 

annuellement dans les Etats membres pour l’exécution de tests. L’entité compétente rendra annuellement publique la 

quantité prise en compte à cet effet. 

L’autorisation est accordée pour au maximum huit ans et peut être prolongée chaque fois d’un an. La demande de 

prolongation est accompagnée des documents suivants : 

1) une référence à l’autorisation initiale; 

2) toute information complémentaire disponible sur la description, la sélection conservatrice et la culture ou 

l’utilisation de la variété, suivant l’autorisation initiale; 

22183


3) des données faisant apparaître que l’évaluation de l’admission de la variété au catalogue des variétés est 

toujours en cours. 

L’autorisation est annulée dès que la demande d’admission au catalogue national est retirée ou refusée oudès que 

la variété est admise au catalogue. 

Si l’entité compétente d’un autre Etat membre autorise l’obtenteur ou son mandataire à utiliser une variété en 

Région flamande, l’entité compétente de la Région flamande peut interdire l’utilisation de cette variété sur tout ou 

partie du territoire de la Région flamande ou établir des conditions appropriées concernant la culture de cette variété 

et l’utilisation des produits de cette culture dans l’un des cas suivants : 

1) s’il est établi que la culture de la variété peut nuire à la santé des autres variétés ouespèces cultivées; 

2) si des essais sur le terrain en Région flamande démontrent que la variété ne produit nulle part sur son territoire 

les résultats obtenus avec une variété comparable autorisée sur son territoire ou s’il est notoire que la variété n’est pas 

apte àêtre cultivée sur son territoire pour cause de sa nature et sa classe de maturité; 

3) s’il y a motif à supposer que la variété constitue un danger potentiel pour la santé humaine ou pour 

l’environnement. 

Si l’entité compétente de la Région flamande autorise l’obtenteur ou son mandataire à utiliser une variété dans une 

autre région ou un autre Etat membre, l’entité compétente de cette région ou de cet Etat membre peut interdire 

l’utilisation de cette variété sur tout son territoire ou, comme prévu ci-avant, établir des conditions appropriées 

concernant la culture de cette variété et l’utilisation des produits de cette culture. 

L’obtenteur ou son mandataire qui a reçu l’autorisation de commercialiser une variété qui est en cours de 

procédure d’inscription au catalogue national, doit présenter chaque année à l’entité compétente un rapport sur : 

— les tests dans les entreprises agricoles afin de recueillir des données sur la culture ou l’utilisation de la variété; 

— la quantité de plants commercialisée dans la période faisant l’objet de l’autorisation et l’Etat membre auquel 

elle était destinée. Ces données sont confidentielles. 

1.6 Catégories et classes 

1.6.1 La production de plants en Région flamande est le résultat de la sélection conservatrice par reproduction 

végétative, conformément au schéma ci-dessous : 

1.6.2 Les plants de pommes de terre officiellement certifiés sont classés suivant la génération et les exigences 

qualitatives particulières dans l’une des catégories suivantes : 

1.6.2.1 Matériel d’obtenteur : matériel non certifié produit par sélection généalogique et appartenant à une 

génération précédant les plants prébase et qui peut faire partie de plusieurs familles (F) 

1.6.2.2 Plants prébase : plants obtenus à partir de matériel d’obtenteur et destinés à produire des plants de base. 

Lorsque les plants prébase ont été obtenus à partir de matériel produit in vitro, la catégorie est désignée comme plants 

prébase-CT 

1.6.2.3 Plants de base : plants produits à partir de plants prébase ou de matériel d’obtenteur et principalement 

destinés à produire, en une ou plusieurs multiplications, des plants certifiés 

La catégorie plants de base est subdivisée en classes : 

a) plants de base S; 

b) plants de base SE; 

c) plants de base E.


En plus de ces classes, les classes communautaires CEE 1, CEE 2 ou CEE 3 peuvent être attribuées, si les exigences 

de la directive CEE 93/17 du 30 mars 1993 sont remplies. 

1.6.2.4 Plants certifiés : plants produits à partir de plants de base ou de plants d’une génération antérieure à celle 

des plants de base et normalement destinés à une production autre que celle de plants de pommes de terre 

La catégorie des plants certifiés est subdivisée selon des critères qualitatifs en deux classes : 

c) plants certifiés A; 

d) plants certifiés B. 

En vue du contrôle, les catégories ou classes des plants produits en dehors de la Communauté européenne sont 

reconnues équivalentes aux catégories ou classes communautaires et ce, en conformité avec les décisions prises par la 

Communauté européenne en matière d’équivalence des plants provenant des pays tiers. La preuve du respect des 

prescriptions phytosanitaires doit être fournie. 

CHAPITRE II. — Sélection conservatrice d’une variété 

2.1 Les personnes chargées de la sélection conservatrice d’une variété en Région flamande, doivent déclarer par 

écrit chaque année et pour chaque variété concernée, à l’entité compétente le programme de sélection conservatrice en 

précisant la méthode et le matériel utilisés (emplacement de la parcelle, superficie, quantités produites,…). Elles 

autorisent l’entité compétente à faire des contrôles sur place. Un échantillonnage officiel est possible. 

Pour commercialiser des plants à partir de la sélection conservatrice, l’obtenteur, le mainteneur ou leur mandataire 

doit présenter la culture au contrôle. 

La parcelle et les matériels de base sont exempts de tous les organismes nuisibles mentionnés dans l’arrêté royal 

du 10 août 2005 relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux produits végétaux. 

Si la sélection a lieu à l’étranger, le matériel appartenant à une génération antérieure aux plants de base présenté 

pour la multiplication en Région flamande, doit être accompagné d’une déclaration du mainteneur reprenant : 

1) la quantité de matériel fournie; 

2) le numéro de référence du lot; 

3) la description de l’étiquette attachée aux emballages (ou un spécimen de cette étiquette); 

4) la catégorie et classe des plants à produire à partir du matériel précité; 

5) une preuve du respect des prescriptions phytosanitaires. 

L’entité compétente doit être en possession de toutes ces informations au moment de l’inscription des cultures. 

2.2 Le mainteneur tient un registre dans lequel chaque génération de chaque famille est inscrite. 

2.3 Après au moins deux années de multiplication en plein champ, le produit de différentes familles peut être 

mélangé. 

Ce mélange ne peut servir qu’à la production de plants de base ou de plants certifiés. 

2.4 La génération F0 est le matériel de départ de la sélection. Ce matériel est reconnu exempt de maladies par un 

laboratoire agréé. 

2.5 Les générations provenant de chaque F0 constituent les familles. 

2.6 Le matériel produit in vitro est du matériel de mainteneur faisant partie de la sélection généalogique. 

2.7 Les matériels in vitro (tubercules) fournis par le laboratoire sont considérés comme F1. Ces matériels doivent 

répondre aux exigences phytosanitaires prévues pour la classe prébase. 

L’identité variétale doit être garantie par le producteur. 

2.8 Sans préjudice des dispositions relatives à la production de plants prébase officiellement certifiés (voir chapitre 

4 à 7), l’entité compétente peut, à la demande du mainteneur ou de son mandataire, délivrer une attestation dans 

laquelle il est déclaré que le matériel provient de multiplications réalisées par une personne responsable enregistrée 

auprès del’entité compétente et que les cultures ont été suivies par celle-ci. 

Les résultats des tests phytosanitaires doivent être fournis. 

2.9 Il existe des exigences phytosanitaires particulières en vue de la production de plants de base de classes 

communautaires. 

Les matériels de départ (F0) ainsi que les matériels de maintenance produits et les générations intermédiaires 

éventuelles doivent être indemnes de : 

1) Erwinia carotovora var. atroseptica; 

2) Erwinia chrysantemi; 

3) Virus enroulement PLRV; 

4)VirusA,M,S,XetY. 

La preuve doit être fournie. 

CHAPITRE III. — Inscription au contrôle 

3.1 Conditions d’inscription 

3.1.1 Exigences phytosanitaires quant aux plants et à la parcelle à planter 

Aux fins d’inscription, la parcelle et les matériels de base doivent être exempts de tous les organismes nuisibles 

mentionnés dans l’arrêté royal du 10 août 2005 relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux 

produits végétaux. 

3.1.2 Personnes compétentes (preneurs d’inscription) 

Les cultures pour la production de plants prébase ainsi que les variétés à l’essai, doivent être inscrites par 

l’obtenteur, le mainteneur ou leur mandataire en Belgique. 

Les cultures pour la production de plants de base et certifiés doivent être inscrites par l’obtenteur, le mainteneur 

ou leur mandataire en Flandre, par un producteur, un producteur-préparateur ou un préparateur. 

Par l’inscription, le preneur d’inscription autorise l’entité compétente à communiquer aux obtenteurs, mainteneurs 

ou leurs mandataires, à leur demande, et pour ce qui concerne les variétés protégées en Flandre : 

a) l’identité du preneur d’inscription; 

b) les superficies présentées au contrôle et acceptées lors d’un contrôle sur pied; 

c) les quantités de plants officiellement certifiées dans chaque catégorie et classe. 

22185


Le transfert de cultures ou de leurs produits qui n’ont pas été soustraits au contrôle emporte également le transfert 

de cette autorisation. 

3.1.3 Origine des plants utilisés (matériel de base) 

Les plants doivent provenir d’une culture en plein air. 

Le producteur qui a implanté la culture doit pouvoir prouver l’identité des plants (matériel de base), soit via une 

sélection généalogique effectuée enRégion flamande et déclarée aupréalable à l’entité compétente, soit par une 

déclaration du responsable d’un autre région ou d’un pays étranger indiquant la quantité de matériels envoyés et 

destinés à produire en Région flamande des plants prébase et couverte par une attestation officielle du Service de 

contrôle de cette région ou de ce pays Ces renseignements doivent figurer sur le document qui accompagne le matériel 

introduit. Un spécimen de l’étiquette qui couvre le matériel sera joint à ce document. 

Le preneur d’inscription transmet les documents à l’entité compétente au moment de l’inscription au contrôle de 

la culture. 

3.1.4 Description variétale 

Aux fins de contrôle, l’entité compétente doit disposer d’une description variétale officielle. Il y a lieu de 

communiquer toute modification de cette description. 

3.1.5 Emplacement de la culture 

La culture doit se situer en Région flamande. 

En cas de dépassement de la frontière de la région ou du pays, la parcelle sera contrôlée par l’entité compétente 

agréée pour le contrôle de la région ou du pays où la parcelle a été présentée au contrôle par le preneur d’inscription. 

3.1.6 Rotation des cultures 

Au cours des trois ans précédant le contrôle, la parcelle ne peut pas avoir porté une culture de pommes de terre. 

Les cultures à certifier sont établies en plein champ. 

3.1.7 Catégories et classes 

Chaque parcelle ne peut porter qu’une seule variété en vue de la production de plants d’une catégorie ou classe 

bien déterminée. 

Les parcelles sont établies avec des plants appartenant à l’une des classes suivantes : 

CATEGORIE OU CLASSE MINIMALE DU MATERIEL 

UTILISE 

POUR LA PRODUCTION DE LA CATEGORIE OU DE 

LA CLASSE 

plants prébase (1) plants de base S 

plants de base S plants de base SE 

plants de base SE plants de base E 

plants de base E (2) (4) plants certifiés A (3) (4) of B 

Notes 

(1) plants prébase : sous réserve de justification de l’origine comme prévu au chapitre 3, point 3.1.3 

(2) Sous les conditions suivantes, des plants de la classe E peuvent à nouveau être produits à partir de plants de 

la classe E, après autorisation de l’entité compétente. 

– Le matériel de départ de la classe E initiale doit provenir directement des plants de la classe SE ou d’une classe 

supérieure. 

Cette origine doit être prouvée. 

– Les plants utilisés ainsi que la culture productrice de ceux-ci doivent répondre aux exigences de la catégorie 

plants de base SE, y compris les tests virologiques. 

(3) Sous les conditions suivantes, des plants certifiés de classe A peuvent à nouveau être utilisés pour la production 

de plants de la catégorie plants certifiés, après autorisation de l’entité compétente. 

– Le matériel de départ est obtenu à l’exploitation même. L’entité compétente peut accorder une dérogation en la 

matière si l’obtenteur ou le mandataire donne son autorisation pour les variétés protégées en Flandre. 

– Les plants utilisés ainsi que la culture productrice de ceux-ci doivent répondre aux exigences de la catégorie 

plants de base E, y compris les tests virologiques. 

– Les plants ainsi produits ne pourront plus servir à la production de plants certifiés (voir remarque 4). 

(4) En cas de pénurie de matériel de multiplication suite à des conditions exceptionnelles, l’entité compétente peut 

autoriser une multiplication supplémentaire pourvu que l’obtenteur ou le mandataire donne son autorisation pour les 

variétés protégées en Flandre. 

L’équivalence des classes de plants provenant d’autres Etats membres, est déterminée par l’entité compétente en 

fonction des informations dont elle dispose. 

En cas de mélange de classes à la plantation, la classe la plus basse sera prise en considération. 

3.2 Procédure d’inscription 

L’inscription au contrôle des parcelles de multiplication implique que les preneurs d’inscription transmettent à 

l’entité compétente, au plus tard le 15 mai, à l’aide des bulletins d’inscription, toutes informations utiles permettant 

l’organisation et l’exécution des contrôles des cultures. 

Si des circonstances spéciales ou des retards le justifient ou en cas de plantations hors saison normale, les 

inscriptions sont acceptées jusqu’à trois jours ouvrables après la plantation. 

Les données prises en compte sont les suivantes : 

1) la preuve que le matériel de base est exempt de tous les organismes nuisibles mentionnés dans l’arrêté royal du 

10 août 2005 relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux produits végétaux; 

2) l’identification du preneur d’inscription : nom, adresse, numéro d’opérateur attribué par l’entité compétente, 

numéro de producteur actif attribué dans le cadre du régime de paiement unique et la qualité dans laquelle il agit;


3) l’identification du producteur : nom, adresse, numéro de téléphone, numéro d’opérateur attribué par l’entité 

compétente et numéro de producteur actif attribué dans le cadre du régime de paiement unique; 

4) l’emplacement exacte de la parcelle de multiplication : commune principale, ancienne commune, rue ou quartier 

et numéro de parcelle, attribué dans le cadre du régime de paiement unique (sur demande de l’entité compétente, le 

preneur d’inscription fournit un plan mis à jour de l’exploitation avec indication de l’emplacement des parcelles); 

5) la superficie de la parcelle et la succession culturale : le preneur d’inscription déclare que la parcelle soumise au 

contrôle n’a pas porté des pommes de terre pendant les trois années précédents en indiquant les cultures qui ont 

précédé les pommes de terre; 

6) l’identification des plants utilisés : 

a) la variété; 

b) la catégorie et la classe (indiquer la dénomination figurant sur les étiquettes accompagnant le conditionnement 

des plants utilisés); 

c) le numéro du lot; 

d) l’instance qui a fourni les étiquettes; 

e) le nombre d’étiquettes et les numéros des étiquettes; 

f) la quantité de plants utilisée; 

7) la catégorie et la classe à produire. Celle-ci est au moins une catégorie ou une classe inférieure à celle des plants 

utilisés. 

Un bulletin d’inscription est établi par parcelle. Une parcelle de multiplication est une terre d’un seul tenant 

emblavée avec une culture destinée à la production de plants d’une variété déterminée, d’une classe déterminée et 

séparée de toute culture avoisinante, conformément aux dispositions du présent règlement. 

S’il résulte d’un contrôle sur pied que l’inscription porte sur plus d’une parcelle, l’inscription est retirée du 

contrôle. L’inscription initiale sera remplacée par un nouveau nombre d’inscriptions - au prorata du nombre de 

parcelles sur lesquelles portait l’inscription initiale - avec mention des numéros de producteur et des numéros 

d’identification de la parcelle correspondants. 

Les bulletins d’inscription sont accompagnés d’une liste récapitulative qui est établie suivant les instructions de 

l’instance compétente. Le cas échéant, les informations suivantes doivent être jointes au bulletin d’inscription : 

1) l’autorisation de l’obtenteur, du mainteneur ou leur mandataire pour les productions de plants, s’il s’agit d’une 

variété protégée en Flandre; 

2) tout autre document que l’entité compétente juge utile. 

3.3 Retrait 

Les parcelles inscrites mais ne pouvant plus bénéficier d’un contrôle sur pied ou pour lesquelles ce contrôle n’est 

plus souhaité, doivent être notifiées par écrit à l’entité compétente par le preneur d’inscription avec mention de la 

destination de la récolte éventuelle. 

CHAPITRE IV. — Contrôle sur pied 

4.1 Identification des parcelles 

Une parcelle pour laquelle l’inscription a été acceptée peut être contrôlée à condition qu’elle soit indiquée de façon 

bien visible par le preneur d’inscription à l’aide d’une pancarte d’identification qui mentionne sous forme de code : le 

numéro de production de la parcelle attribué par l’entité compétente (= le numéro de la parcelle de multiplication), le 

code de l’espèce, le code de la variété et le numéro d’agrément du preneur d’inscription. 

L’entité compétente peut mettre à la disposition des preneurs d’inscription des bandes adhésives inaltérables 

portant ces données. Les preneurs d’inscription feront en sorte qu’elles soient placées près del’entrée de la parcelle où 

elles resteront jusqu’à la récolte. 

L’entité compétente peut donner une dérogation à cette obligation sur demande du preneur d’inscription, si ce 

dernier propose une alternative permettant d’identifier la parcelle de manière précise. 

4.2 Avertissement du producteur 

L’inspecteur chargé du contrôle sur pied avertira, au moins deux jour ouvrables à l’avance, le producteur de sa 

visite. 

L’inspecteur attirera l’attention du producteur sur les points importants suivants : 

1) la parcelle de multiplication doit être identifiée comme décrit sous 4.1; 

2) la parcelle doit être distinctement séparée de toute autre culture; 

3) au cas où la parcelle ne serait pas encore en règle avec un des points énumérés ci-dessus, le producteur peut 

demander que le contrôle sur pied soit retardé d’au maximum une semaine; 

Le producteur informera l’inspecteur des pesticides utilisés dans le traitement des cultures à contrôler. 

Au cas où le contrôle sur pied ne devrait pas être exécuté en raison du retrait de la parcelle, le producteur doit en 

informer l’inspecteur. Le retrait éventuel doit être confirmé immédiatement par écrit par le preneur d’inscription. 

4.3 Contrôles sur pied 

Les contrôles sur pied sont exécutés par des inspecteurs officiels. 

Le contrôle sur pied comprend au moins deux visites aux dates fixées par l’entité compétente pour s’assurer de : 

1) la séparation entre cultures; 

2) l’état de la culture; 

3) l’identité variétale; 

4) la pureté variétale; 

5) l’état sanitaire de la culture; 

6) de la bonne conduite de la parcelle en vue de la production des plants de la catégorie ou de la classe envisagée. 

Au moment du contrôle sur pied, la parcelle doit être dans un état tel que les observations peuvent se faire 

correctement. 

A la demande du preneur d’inscription une parcelle peut pour des raisons techniques être subdivisée en deux ou 

plusieurs parcelles. Dans ce cas l’inscription initiale est annulée et remplacée par deux ou plusieurs inscriptions 

tardives. 

22187


4.3.1 Isolement 

4.3.1.1 Pour la production de plants prébase 

La parcelle de multiplication doit être distante d’au moins 100 m de toute culture de pommes de terre non inscrite 

au contrôle. 

4.3.1.2 Pour la production de plants de base 


au contrôle. 

4.3.1.3 Pour la production de plants certifiés 


au contrôle, à moins que des précautions nécessaires soient prises pour éviter toute contamination. 

4.3.1.4 Des parcelles contiguës doivent être suffisamment distancées l’une de l’autre pour éviter tout mélange 

mécanique. 

4.3.1.5 Pour la production de plants de base de classes communautaires, les cultures contiguës de plants de 

pommes de terre doivent répondre aux normes de la même classe au moins que celle de la parcelle concernée. Le 

respect de cette norme doit être constaté par un contrôle sur pied officiel. 

4.3.1.6 Si l’entité compétente constate qu’il existe un risque de contamination, des exigences spécifiques peuvent 

être prescrites pour les tests. 

4.3.1.7 Le non-respect des règles d’isolement entraîne le déclassement ou le refus de la parcelle selon les isolements 

constatés. 

4.3.2 Pureté variétale et état sanitaire 

4.3.2.1 La culture doit être dans un état tel que l’examen de la pureté variétale et de l’état sanitaire puisse s’effectuer 

aisément. 

Toute repousse provenant d’une culture précédente est considérée comme impureté variétale, de même que toute 

plante présentant un aspect anormal suite à un traitement chimique ou à une autre cause. Toute plante malade et 

déviante doit être complètement arrachée (y compris le tubercule). Les plantes partiellement atteintes doivent être 

éliminées de la même manière. Les plantes malades et déviantes (y compris les tubercules) doivent être évacuées des 

champs dans des sacs anti-pucerons pour éviter la diffusion de ces derniers. Ces sacs sont vidés à un endroit où les 

plantes ou tubercules malades ne constituent aucun risque de contamination. Une épuration insuffisante peut conduire 

à un déclassement ou refus de la parcelle. 

4.3.2.2 Une mauvaise situation de la culture et en particulier la présence de mauvaises herbes, de maladies, d’un 

développement exagéré des fanes, de la faiblesse de la végétation, et d’une modification de l’aspect des plantes due à 

un traitement chimique ou à une autre cause, peut donner lieu à un refus. 

En cas de destruction du feuillage par le gel, la grêle, la tempête ou les insectes, il est permis d’attendre la reprise 

de la végétation avant de prendre une décision définitive. 

4.3.2.3 Normes 

a) La culture doit être indemne de flétrissement bactérien (Clavibacter michiganensis subsp.sepedonicus), et de 

pourriture brune (Ralstonia solanacearu Smith) 

b) Les tolérances suivantes seront appliquées lors du dernier contrôle sur pied (% du nombre de plants). 

plants 

prébase 

CATEGORIE A PRODUIRE 

plants de base plants certifiés 

S SE E A B 

impuretés variétales 0 0 0,01 0,02 0,05 0,05 

maladies 

pieds chétifs 0,00 1,00 2,00 3,00 5,00 10,00 

maladies à virus (Y, X, ...enroulement 

0,00 0,10 0,20 0,40 1,00 3,00 

maladies 

spp.)* 

à bactéries (Erwinia 0,00 0,00 0,00 0,10 0,30 0,60 

Rhizoctonia 0,00 0,50 1,00 3,00 5,00 5,00 

Verticillium alboatrum 0,00 0,30 0,50 1,00 2,00 2,00 

4.3.2.4 Méthode de comptage 

Les comptages effectués sur 100 plantes successives dans une ligne sont au minimum de : 

– 4 par 25 ares, pour les parcelles de 1 ha et moins; 

– 10 par ha ou partie d’ha, pour les parcelles de plus de 1 ha. 

Le pourcentage est ensuite calculé suivant la formule ci-après: 

nombre total de plantes anormales 

—————————————————- =X% 

nombre de comptages 

4.4 Classification des cultures 

Après chaque visite, les constatations effectuées sont communiquées au preneur d’inscription. 

La classification de la culture, après le contrôle sur pied, est faite par l’entité compétente sur base des constatations 

faites sur le champ de multiplication.

Si la classification ne correspond pas avec la classe proposée par le preneur d’inscription ou si la culture a été 

refusée, l’entité compétente en informe le preneur d’inscription et le producteur dans les deux jours ouvrables qui 

suivent la visite de contrôle sur pied, au moyen d’une copie du rapport de contrôle sur pied. La raison du déclassement 

ou du refus est indiquée sur le rapport de contrôle sur pied. 

Dans le cas exceptionnel où le preneur d’inscription peut invoquer suffisamment de motifs techniques pour 

demander un examen complémentaire, un nouveau contrôle sur pied peut être demandé. La demande, dûment 

motivée, doit être faite par écrit à l’entité compétente dans les trois jours ouvrables suivant la communication du 

résultat. Un contrôle sur pied complémentaire doit encore être possible dans des conditions normales. Le contrôle 

complémentaire sera effectué après que les interventions nécessaires ont été exécutées. 

Au cas où le preneur d’inscription et/ou le producteur conteste les observations faites lors du contrôle sur pied 

et/ou le contrôle sur pied complémentaire, il peut demander une contre-expertise. La demande doit être adressée à 

l’entité compétente par écrit dans les trois jours ouvrables suivant la communication du résultat, en mentionnant les 

observations contestées. En pareil cas il est strictement interdit d’apporter des modifications à la parcelle ou à la culture 

(épuration ou autre intervention physique,...). La contre-expertise sera effectuée par un inspecteur officiel désigné par 

l’entité compétente, accompagné de l’inspecteur qui a fait les premières constatations, et de préférence aussi en 

présence d’un délégué du preneur d’inscription. 

S’il est constaté qu’une épuration ou qu’une autre intervention physique a eu lieu, les constations faites lors de la 

visite précédente sont validées et irrévocables. 

En cas de refus la destination de la récolte de la parcelle doit être indiquée par le preneur d’inscription. 

La classification d’un lot après le contrôle sur pied est provisoire. 

4.5 Arrachage - Défanage 

L’entité compétente propose une date avant laquelle les fanes doivent être détruites, après concertation avec le 

secteur. Cette date est fonction de l’apparition et de l’évolution des pucerons vecteurs de virus, de la classe à produire 

et de la maturité précoce de la variété. En concertation avec le secteur, l’entité compétente peut également imposer une 

date fixe en cas de circonstances spécifiques. 

Les dates sont portées à la connaissance des preneurs d’inscription. 

Si l’échantillonnage visé au point 5.1 n’a pas encore été exécuté, le preneur d’inscription doit communiquer à 

l’entité compétente, au moins 48 heures à l’avance, la date de l’arrachage. 

Toute culture dont les fanes ne sont pas détruites dans les vingt jours après la date prescrite est refusée. 

L’arrachage des tubercules doit avoir lieu au plus tard le 1 er octobre. 

En raison de circonstances spéciales une date plus tardive peut être acceptée. 

CHAPITRE V. — Examens virologiques 

5.1 Echantillonnage 

Lors du contrôle du défanage ou de l’arrachage des tubercules, il est prélevé des échantillons globaux par parcelle, 

tant pour l’examen virologique que pour le champ de postcontrôle. La procédure d’échantillonnage est communiquée 

à l’entité compétente. 

Les échantillons globaux sont prélevés sur les cultures défanées et à la demande du producteur, qui prête 

éventuellement son concours aux opérations d’échantillonnage. 

5.2 Matériel soumis au test – Demande de test 

La classification provisoire des plants récoltés, attribuée lors de la dernière visite, doit être confirmée par les 

résultats des examens virologiques en laboratoire. 

On exécutera au minimum les examens suivants : 

VIRUS 

A EXAMINER 

Enroulement (PLRV) 

virus A (PVA) 

virus M (PVM) 

virus S (PVS) 

virus X (PVX) 

virus Y (PVY) 


plants 

prébase 

T 

T 

T 

T 

T 

T 

CATEGORIE OU CLASSE PROVISOIREMENT ATTRIBUEE 

plants de base plants certifiés 

S SE E A B 

T 

t 

t 

T 

T 

T 

(1) E destiné àreproduire des E; 

(2) E destiné àreproduire des A; 

(3) A destiné àreproduire des A; 

(4) A non destiné àproduire des plants; 

(5) T : test Elisa obligatoire; 

t : test Elisa facultatif (par sondage) 

— : pas d’examen. 

t 

t 

t 

T 

T 

T 

Notes 

(1) (2) (3) (4) 

NATURE DU TEST (5) 

t 

t 

t 

T 

T 

T 

t 

t 

t 

- 

T 

T 

t 

t 

t 

- 

T 

T 

t 

- 

- 

- 

- 

T 

t 

- 

- 

- 

- 

T 

22189


L’entité compétente peut décider de soumettre aux examens qu’il juge nécessaires, les échantillons provenant de 

parcelles douteuses. Les variétés sensibles à l’enroulement (une liste est établie chaque année par l’entité compétente) 

et la récolte des parcelles où l’enroulement a été constaté lors du contrôle sur pied, sont testés sur la présence de 

l’enroulement. 

Le preneur d’inscription peut aussi demander de prélever un échantillon en vue d’obtenir une attestation quant 

à l’état sanitaire des plants. 

5.3 Repousses 

Si des repousses sont constatées sur plus de 0,5 % des touffes au moment de l’arrachage, de nouveaux échantillons 

sont prélevés dans le champ comme prévu ci-dessus. Ils remplacent les premiers échantillons prélevés. 

5.4 Normes 

Lors des tests Elisa les tolérances ci-après sont d’application. (voir tableau). 

La classification est attribuée en fonction de ces tolérances. 

Si plusieurs analyses ont été effectuées, la moyenne des résultats est prise en considération. 

Si lors de la culture sous verre en vue des tests virologiques, des impuretés variétales ou des déformations foliaires 

sont constatées, le lot est refusé. 

VIRUS 

CATEGORIE/CLASSE 

plants prébase 

plants de base S 

plants de base SE 

plants de base E 

plants certifiés A 

plants certifiés B 

PLRV % PVA % PVM % PVS % PVX % PVY % TOTAL % 

0,5 

0,5 

1,0 

2,0 

4,0 

5,0 

0,0 

X 

X 

X 

X 

X 

0,0 

X 

X 

X 

X 

X 

X = pas d’examen. 

5.5 Recours 

Lorsque le preneur d’inscription conteste les résultats des tests virologiques, il peut demander par écrit une 

nouvelle analyse dans les cinq jours ouvrables. La nouvelle analyse fait usage des échantillons conservés du champ de 

postcontrôle ou de nouveaux échantillons si le lot est clairement identifié, tel que prévu au point 6.1. Lest tests sont 

effectués dans un laboratoire officiel, tel que prévu au point 1.1.3. 

En cas de nouvelle analyse, les tests peuvent se limiter à la propriété qui a donné lieu au résultat défavorable dans 

la mesure où aucune interaction n’est intervenue avec les autres propriétés età la condition que l’analyse initiale ait 

démontré l’absence des autres virus. 

Le résultat définitif du test virologique est la moyenne des résultats de l’analyse contestée et de la nouvelle analyse. 

0,0 

0,0 

1,0 

X 

X 

X 

CHAPITRE VI. — Contrôle des plants bruts 

6.1 Dispositions générales 

Toutes les mesures sont prises pour que : 

a) le lot de plants soit clairement identifié; 

b) aucune possibilité de contamination ou de mélange inadmissible n’existe; 

c) toute confusion entre les lots soit impossible. 

Les plants sont réceptionnés et stockés sous la surveillance de l’entité compétente. Le preneur d’inscription qui 

cède des lots bruts de plants à une autre personne compétente le confirme dans une déclaration écrite qu’il remet à 

l’entité compétente lors de la réception des plants bruts. 

Le preneur d’inscription notifie ledébut des activités au responsable de l’entité compétente de la région où les 

plants sont réceptionnés. 

6.2 Récolte – Réception – Stockage et Transport des lots bruts de plants 

La récolte, le transport, la réception, le séchage et le nettoyage des lots bruts de plants s’effectue sous la surveillance 

de l’entité compétente. Les entrées et sorties de lots bruts ou semi-finis de plants dans ou hors le lieu de stockage et/ou 

l’établissement du préparateur ou du stockiste, qui agit pour le compte du preneur d’inscription, sont notées par les 

preneurs d’inscription sur une fiche. 

Cette fiche est à conserver à l’endroit où se trouvent les plants. Toute opération ainsi que tout transport doivent 

être indiqués sur la fiche. 

Le producteur ou le préparateur qui emmagasine la récolte, doit établir un plan de stockage. A la demande de 

l’entité compétente, il présente le plan avec mention de l’emplacement des lots de plants. 

Les lots sont clairement identifiés et stockés de manière à ce que leur identité soit maintenue. 

Pour les lots de plants issus de cultures situées dans une autre région ou un autre Etat membre ou un pays avec 

un système d’équivalence, dont le contrôle sur pied a été effectué par l’entité compétente d’une autre région ou 

étrangère, il y a lieu de joindre les documents de transport des plants non certifiés à titre définitif ou les documents de 

garantie, délivrés par l’instance compétente pour la certification de la région ou du pays en question. Après réception, 

l’entité compétente établit également une fiche. 

Les preneurs d’inscription font en sorte que des copies des rapports des contrôles sur pied ainsi que d’autres lettres 

complémentaires soient tenues à la disposition aux endroits de réception et de stockage des lots. 

Le transport à des tiers doit être autorisé par l’entité compétente. 

0,0 

0,5 

1,0 

2,0 

X 

X 

0,5 

0,5 

1,0 

2,0 

6,0 

10,0 

0,5 

1,0 

2,0 

3,0 

6,0 

10,0


6.3 Préparation 

Seuls les lots bruts de plants, réceptionnés conformément aux conditions précitées sont pris en considération pour 

la certification officielle. 

Ils sont préparés sous un numéro de lot. 

Il est interdit de présenter à la certification des plants qui sont traités chimiquement avec un produit qui n’a pas 

été agréé à cette fin, conformément à l’arrêté royal du 28 février 1994, relatif à la conservation, à la mise sur le marché 

et à l’utilisation des pesticides à usage agricole. 

6.4 Retrait 

Le retrait du contrôle des plants tant bruts que triés, sauf les déchets de triage et les tubercules hors mesure, est 

autorisé moyennant déclaration écrite de l’entité compétente mentionnant la destination des plants retirés. 

6.5 Plants destinés au propre usage 

Les producteurs qui souhaitent utiliser dans leur propre exploitation des plants conformes à l’examen virologique, 

ne doivent pas demander la certification officielle. L’entité compétente mettra à leur disposition une déclaration 

officielle. Les lots doivent être stockés séparément. A la demande de l’entité compétente, le preneur d’inscription doit 

pouvoir indiquer clairement, à l’aide d’un plan de son exploitation, où se trouvent les lots. 

CHAPITRE VII. — Certifcation officielle 

7.1 Triage, échantillonnage et classification 

Le préparateur ne peut présenter à la certification que des plants issus de cultures ayant subi avec succès les 

contrôles prescrits et qui répondent aux normes fixées pour la variété, lacatégorie et la classe dans laquelle ces plants 

sont à certifier. 

Le préparateur doit avertir l’entité compétente deux jours avant le début des activités de triage. 

La classification provisoire d’un lot de plants est faite sur base de la filiation généalogique, de la classification de 

la culture dont le lot est originaire et, le cas échéant, le souhait de l’obtenteur, du mainteneur ou de leur mandataire. 

Pour les catégories autres que plants d’obtenteur, le preneur d’inscription, moyennant un accord écrit de l’obtenteur, 

du mainteneur ou de leur mandataire, peut demander de déclasser un lot répondant aux normes d’une catégorie 

supérieure. 

Sur les lots de plants présentés à la certification, des échantillons sont prélevés afin devérifier s’ils répondent aux 

normes. 

Au moment de la certification, un échantillon moyen de 120 tubercules est prélevé destiné au postcontrôle. Cet 

échantillon est certifié tel que les plants acceptés et envoyé suivant les instructions de l’entité compétente. 

7.2 Certification 

La certification officielle et la classification définitive du lot de plants est au mieux celle qui a été attribuée lors du 

contrôle sur pied ou, le cas échéant, celle qui résulte des examens virologiques et de l’application des normes reprises 

sous 7.2.1. 

Lors du contrôle, l’inspecteur vérifie si le lot est conforme sur base d’un échantillon représentatif. Au moins 0,5 % 

des conteneurs sont contrôlés 

Un lot est une quantité de plants de pommes de terre prêts àêtre commercialisés etdelamême variété, catégorie, 

classe, calibre et origine et portant le même numéro de référence. 

Le lot doit être homogène, c’est-à-dire de composition et d’apparence uniforme. 

7.2.1 Normes 

7.2.1.1 Pureté variétale 

Le nombre de tubercules n’appartenant manifestement pas à la variété ne peut dépasser : 

a) 0,00 % pour les plants prébase; 

b) 0,01 % pour les plants de base S; 

c) 0,05 % pour les plants de base SE; 

d) 0,10 % pour les plants certifiés. 

7.2.1.2 Etat sanitaire et défauts divers 

1) présence de terre adhérente ou non et d’autres corps étrangers :1%dupoids 

2) pourriture sèche et pourriture humide 

a) causées par Synchytrium endobioticum, Clavibacter michiganensis spp.sepedonicus ou Ralstonia solanacearum 

Smith : 0 % du poids 

b) pourriture sèche : 0.5 % du poids 

c) pourriture humide : sporadique (1 tubercule atteint par 250 kg) 

3) défauts extérieurs (tubercules difformes ou blessés, tubercules verts, fermeté de la pelure) : 3 % du poids 

4) gale : la référence est celle de l’échelle photographique fournie par l’entité compétente 

a) gale commune (Streptomyces spec.) : tolérance maximale pour toutes les classes : 

2,5 sur cette échelle 

b) gale superficielle et gale de prairie : tolérance maximale pour toutes les classes : 

3.5 sur cette échelle 

Les lots qui dépassent les tolérances prescrites ci-dessus et dont moins de 5 % sont atteints jusqu’à plus d’un tiers 

de la superficie, peuvent toutefois être commercialisés à la condition qu’une déclaration commune soit établie faisant 

apparaître que tant le fournisseur que l’utilisateur final sont au courant du non-respect des tolérances. Cette déclaration 

doit être établie par le préparateur. 

5) Aucun lot présenté au contrôle ne peut contenir des tubercules très ramollis ou très ratatinés par la gale argentée 

(Helminthosporium solani). 

22191


6) Les plants de pommes de terre ne peuvent pas présenter des symptômes de Globodera rostochiensis et 

Globodera pallida, Meloïdogyne chitwoodi, de Méloïdogyne fallax et de Ditylenchus destructor. 

7) Rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : la référence est celle de l’échelle photographique fournie par l’entité 

compétente 

Tolérance maximale pour infection légère (en pourcentage de tubercules) : 

a) classes S et SE : 10 % 

b) classes E, A et B : 25 % 

Remarque : 

Les tubercules présentant une infection moyenne ou sévère par Rhizoctonia solani doivent être éliminés. 

8) tubercules présentant des symptômes du virus Y NTN : 

a) plants prébase et plants de base S 0 % du poids 

b) plants de base SE 0.1 % du poids 

c) plants de base E et plants certifiés 0.5 % du poids 

9) gale poudreuse (Spongospora subterranea) : 

a) plants prébase et plants de base S 0 % du poids 

b) plants de base SE 0.2 % du poids 

c) plants de base E et plants certifiés* 0.25 % du poids 

(* tubercules dont un tiers au moins de la surfaces est atteinte) 

10) Les lots aux tubercules ratatinés, épuisés, desséchés ou germés prématurément sont refusés. 

11) Les lots douteux sont mis en quarantaine par l’inspecteur de l’entité compétente, notamment : 

a) les lots qui présentent des tubercules atteints de Fusarium; 

b) les lots qui présentent des tubercules gelés; 

c) les lots atteints légèrement de pourriture humide et, en règle générale, tout lot présentant des symptômes de 

pourriture. 

Ces lots ne seront acceptés que s’ils satisfassent aux normes à l’issue d’un nouvel examen. 

12) Tout lot ayant fait l’objet d’un traitement inhibant ou diminuant la faculté de germination est refusé. 

L’autorisation d’un traitement par des moyens inhibant provisoirement la faculté de germination, peut être demandée 

à l’entité compétente. 

7.2.1.3 Calibrage 

Les dimensions données sont celles des tamis utilisés et des calibreurs de contrôle. 

Les plants doivent répondre aux exigences suivantes : 

1) Le calibre doit être d’au moins 25 mm (mailles carrées). 

2) L’écart maximum du calibre des tubercules d’un lot ne peut pas excéder 25 mm. 

3) Pour les plants d’un calibre de 35 mm ou plus, les limites inferieure et supérieure du calibre sont exprimées en 

multiples de 5. 

4) Sur demande écrite, d’autres calibres peuvent être admis par l’entité compétente, notamment en cas 

d’exportation. 

Tolérances 

1) tubercules de calibre inférieur maximum 3 % en poids 

2) tubercules de calibre supérieur maximum 3 % en poids 

3) total hors calibre maximum 5 % en poids 

Les exigences de calibrage ne s’appliquent pas aux plants prébase CT. 

7.3 Lots officiellement certifiés 

7.3.1 Etiquettes officielles 

Les emballages de plants sont pourvus à l’extérieur d’une étiquette officielle délivrée par l’entité compétente. Cette 

étiquette doit être attachée de manière qu’elle ne puisse être remplacée par une autre et qu’elle ne puisse pas être 

réutilisée. 

Les étiquettes sont faites d’un matériel indéchirable. Lorsque l’étiquette est pourvue d’un oeillet, sa fixation est 

assurée par un scellé. 

L’entité compétente délivre uniquement des étiquettes si les résultats des analyses virologiques sont favorables. 

Les lots qui sont destinés à l’exportation précoce (jusqu’au 31 octobre) et qui sont inscrits comme tels, peuvent être 

commercialisés, avant que les résultats du postcontrôle par des tests Elisa ne soient connus, jusqu’au premier 

destinataire commercial, s’ils répondent aux conditions suivantes : 

a) au moment du dernier contrôle sur pied qui a lieu au moins trois jours avant le défanage, aucun plant atteint 

d’un virus peut être trouvé en cas d’une demande pour plants de base; en cas d’une demande pour plants certifiés, au 

maximum 0,1 % de plants atteints d’un virus peuvent être trouvés. 

b) les dates pour le défanage, visées sous 4.5, sont strictement appliquées. 

Les emballages sont munis d’une étiquette officielle portant au moins les indications suivantes : 

1) nom de l’entité compétente – Belgique; 

2) ″Règles et normes CE″; 

3) pays d’origine (pays producteur); 

4) «Solanum tuberosum»; 

5) variété; 

6) catégorie et classe;


7) calibre; 

8) poids; 

9) désinfecté ou non; 

10) identification du lot; 

11) numéro d’agrément du fournisseur; 

12) date de l’échantillonnage officiel ou fermeture officielle (mois – année); 

13) ″Passeport phytosanitaire UE″, et au besoin, la zone protégée pour laquelle les plants sont autorisés. 

Le cas échéant, la désignation de la classe communautaire peut être ajoutée pour les plants de base : CEE 1, CEE 2 

ou CEE 3 selon le cas. 

Pour les variétés faisant l’objet de la procédure d’inscription au catalogue national et dont des lots peuvent être 

commercialisés (voir point 1.5.2.), les étiquettes doivent porter les mentions suivantes : 

— auprès du nom de la variété :laréférence de l’obtenteur, le nom proposé ou le nom approuvé et, le cas échéant, 

le numéro officiel de la demande d’admission de la variété au catalogue national; 

— ″variété pas encore reprise dans la liste officielle″; 

— ″seulement pour essais″; 

— le calibre. 

En outre, dans le cas de traitement chimique, le nom de chaque matière active des produits utilisés doit figurer sur 

l’étiquette du fournisseur ou sur l’emballage/conteneur. En l’occurrence, le fournisseur transmettra une déclaration 

écrite à l’entité compétente indiquant qu’il utilise la matière active susvisée sous sa propre responsabilité. 

Pour les plants de pommes de terre d’une variété modifiée génétiquement, l’étiquette mentionne clairement qu’il 

s’agit d’une variété génétiquement modifiée en ajoutant au nom de la variété ″ OGM ″. 

L’entité compétente peut, sur demande et après avoir arrêté les conditions, prévoir pour la commercialisation de 

petites quantités à l’utilisateur final, des dérogations en ce qui concerne l’emballage, le système de fermeture ainsi que 

le marquage. 

7.3.2 Couleur des étiquettes 

Les étiquettes sont de couleur : 

a) blanche avec diagonale violette; plants prébase; 

b) blanche; plant de base S, SE et E; 

c) bleue; plants certifiés A et B. 

Pour les variétés faisant l’objet de la procédure d’inscription au catalogue national et dont des lots peuvent être 

commercialisés (voir point 1.5.2.), l’étiquette est de couleur orange. 

7.3.3 Fermeture officielle 

7.3.3.1 Généralités 

Les plants de pommes de terre sont emballés dans un nouvel emballage ou un conteneur nettoyé. 

Les emballages ou conteneurs sont fermés officiellement de façon qu’ils ne puissent être ouverts sans que le 

système de fermeture ne soit détérioré ou sans que les étiquettes ou emballages ne montrent des traces de manipulation. 

Les emballages ou conteneurs sont scellés. 

Toutefois les scellés ne sont pas nécessaires dans le cas de sacs à fermeture cousue. Dans ce cas, l’étiquette 

indéchirable, adhésive ou non, qui ne présente aucune perforation préalable sera retenue longitudinalement par la 

couture qui ferme l’emballage. Toute étiquette présentant la trace de plus d’une couture n’est pas conforme à la 

réglementation; 

Après certification définitive et fermeture l’entité compétente peut prendre des échantillons complémentaires 

7.3.3.2 Stockage de plants certifiés dans des emballages non définitifs. 

Les lots de plants, pour lesquels un résultat d’analyse positif est connu et qui ne sont pas encore dans des 

emballages définitifs, sont considérés comme certifiés définitivement quand ils sont stockés sous la surveillance de 

l’entité compétente. Chaque manipulation de ces lots et chaque fermeture officielle doit se faire sous contrôle d’un 

inspecteur officiel. 

7.3.3.3 Transport en vrac de plants certifiés. 

Le transport en vrac de plants certifiés en camions ou conteneurs devant être ouverts à l’arrivée, ne peut avoir lieu 

que sous les conditions suivantes : 

a) Les contrôles lors du chargement et de la réception sont demandés aupréalable à l’entité compétente, au moins 

un jour ouvrable à l’avance; 

b) Les camions ou remorques doivent être propres au moment du chargement; 

c) Lorsque la marchandise est transportée soit des installations d’un préparateur vers celles d’un autre préparateur, 

soit vers l’utilisateur final, les camions ou les remorques doivent être pourvus d’un système de fermeture susceptible 

d’être scellé afin qu’il n’y ait aucune possibilité de manipuler le contenu sans que les scellés ne montrent de traces de 

manipulation. Les certificats sont fixés aux plombs des camions ou des remorques de manière qu’ils ne puissent être 

déplombés et une autorisation de transport est établie. Dans le cas où la marchandise est enlevée sur place par 

l’utilisateur final ou une tierce personne agissant au nom de ce dernier, la présence d’un inspecteur de l’entité 

compétente n’est pas obligatoire, et aucune autorisation de transport ne doit être établie. Les certificats sont fixésaubon 

de livraison, qui mentionne leurs numéros. Le poids exact, ainsi que le nom du destinataire, doivent être mentionnés 

sur le certificat; 

d) Le nom du destinataire, les numéros des certificats et le poids du lot vendu sont ensuite mentionnés sur la fiche 

de stock; 

e) La présence de l’inspecteur au moment du déchargement n’est pas nécessaire si le destinataire est l’utilisateur 

final des plants. Celui-ci ne peut céder les plants à autrui; 

f) Le transport en vrac vers un autre Etat membre de l’UE doit faire l’objet d’un accord général préalable avec le 

service de contrôle concernée de cet Etat membre. Cet accord n’est pas nécessaire si le destinataire est l’utilisateur final. 

7.4 Lots refusés 

Les plants qui ne répondent pas aux prescriptions du présent règlement sont refusés. Le producteur informe 

l’entité compétente de l’affectation des lots refusés. Aucune manipulation ni aucun mouvement de ces lots ne sont 

autorisés sans que l’entité compétente en soit préalablement averti. 

En cas de contestation des résultats de l’échantillon, le préparateur peut demander une expertise complémentaire 

dans les cinq jours ouvrables. La nouvelle analyse est effectuée sur les échantillons prélevés du lot. 

22193


Le propriétaire d’un lot peut interjeter appel contre une décision de refus. Dans ce cas, il doit en avertir l’inspecteur 

au moment que la décision est prise. 2 % des emballages sont plombés. 

CHAPITRE VIII. — Opérations sur lots de plants 

8.1 Fractionnement 

Le fractionnement des lots de plants ne peut être effectué que sur demande et sous la surveillance d’un inspecteur 

officiel. 

Le fractionnement peut être effectué àtous les stades précédant l’utilisation. 

Les lots fractionnés de plants officiellement certifiés sont pourvus de nouvelles étiquettes qui portent les mêmes 

indications que les étiquettes initiales complétées par : 

a) la date de la nouvelle fermeture; 

b) l’entité compétente qui a procédé àla fermeture précédente. 

8.2 Conditionnement en petits emballages 

Seuls les plants de pommes de terre de la classe ″ Plants certifiés ″ contenus dans des emballages couverts par des 

documents ordinaires officiels peuvent être mis en petits emballages. 

Chaque emballage pourvu du document prescrit (8.2.1.1, 8.2.1.2 et 8.2.1.3) et contenant au maximum 5 kg de 

plants, est considéré comme un petit emballage. 

Le système de fermeture des petits emballages doit être tel que toute ouverture ou détérioration puisse être 

constatée. 

Le conditionnement en petits emballages ne peut être effectué que par des personnes physiques ou morales 

préalablement agréées par l’entité compétente. Le conditionneur doit avertir chaque année l’entité compétente du 

début et de la fin des travaux de conditionnement en petits emballages. 

8.2.1 Documents 

8.2.1.1 Document établi par le conditionneur 

Les petits emballages sont pourvus de ou contiennent, s’ils sont transparents ou à mailles n’en permettant pas le 

retrait, un document reprenant les indications ci-après: 

1) numéro d’agrément du conditionneur; 

2) ″plants de pommes de terre″; 

3) nom de la variété; 

4) catégorie et classe; 

5) poids net à l’emballage; 

6) le cas échéant : ″traité chimiquement″. 

8.2.1.2 Vignette de contrôle 

En plus du document précité les petits emballages sont pourvus de ou contiennent une vignette de contrôle. Les 

vignettes de contrôle sont délivrées par l’entité compétente à la demande du conditionneur de petits emballages. 

Elles mentionnent les indications suivantes : 

1) nom de l’entité compétente – ″Belgique″; 

2) ″petit emballage″; 

3) pays de production; 

4) numéro d’ordre; 

5) ″plants certifiés″; 

6) ″passeport phytosanitaire UE (Rp)″ 

c’est-à-dire passeport phytosanitaire de remplacement. 

La couleur de cette vignette est bleue. 

8.2.1.3 Document combiné 

Les vignettes peuvent être combinées avec les documents du conditionneur de petits emballages. Ce document 

combiné est délivré par l’entité compétente à la demande du conditionneur de petits emballages et celui-ci s’engage par 

écrit à n’utiliser que les documents qu’iladéclarés. 

8.2.2 Comptabilité-matière 

La comptabilité-matière est tenue au fur et à mesure de la mise en petits emballages. Elle doit pouvoir être soumise 

à l’entité compétente à sa demande. 

Elle doit comporter les éléments suivants : 

Emballages à fractionner : 

a) variété; 

b) numéro de référence du lot avec l’indication du pays dont le service de contrôleaprocédé àla dernière 

certification; 

c) poids net déclaré; 

d) numéros des documents de contrôle qui couvrent les emballages à subdiviser; 

e) catégorie et classe des plants;


Petits emballages : 

a) date de la mise en petits emballages; 

b) par catégorie de poids, nombre de petits emballages; 

c) numéros des vignettes de contrôle ou des documents combinés. 

8.3 Reconditionnement 

La mise en nouveaux petits emballages de plants déjà contenus dans un petit emballage n’est pas autorisée sans 

l’accord préalable de l’entité compétente.. Cette opération doit alors s’effectuer sous le contrôle de l’entité compétente. 

8.4 Déplombage des lots officiellement certifiés 

Les préparateurs avertissent l’entité compétente du fait que des lots officiellement certifiés ne seront plus 

commercialisés comme plants. La destination des lots doit être mentionnée etlesétiquettes utilisées doivent être mises 

à la disposition de l’entité compétente. 

CHAPITRE IX. — Champ de postcontrole 

Les échantillons prélevés sur le champ après ledéfanage (5.1) et ceux prélevés lors de la certification (7.1) sont 

plantés sur le champ de postcontrôle. Le but du champ de contrôle est de vérifier si les plants commercialisésrépondent 

aux exigences de certification européennes et flamandes. Les lots mères introduits peuvent être plantés sur le champ 

de contrôle. Les lots plantés sont soumis aux comptages suivants : le nombre de plantes atteintes d’un virus 

(enroulement, mosaïque grave, mosaïque légère), le nombre de plantes atteintes de bactéries (Erwinia spp.), le nombre 

d’atteintes par Rhizoctonia solani, le nombre de plantes fanées et le nombre de off-types. 

CHAPITRE X. — Importation 

10.1 Plants introduits à partir d’un Etat membre de l’UE 

10.1.1 Lots bruts ou semi-finis 

L’introduction de plants bruts et semi-finis en vue de leur conditionnement en Région flamande est autorisée 

moyennant des garanties fournies par l’entitéétrangère de contrôle et de certification. S’il y a lieu, des tests virologiques 

complémentaires seront exécutés. Par la suite, les plants sont traités comme décrit au chapitre 7. 

Pour le matériel de reproduction, appartenant à une variété qui ne figure ni au catalogue commun, ni au catalogue 

national, la preuve doit être apportée qu’elles sont, suivant le cas, après multiplication ou triage, destinées à 

l’exportation vers un pays tiers. 

10.1.2 Plants définitivement certifiés 

Le contrôle à l’introduction n’est pas obligatoire pour les produits en libre circulation à l’intérieur de la 

Communauté européenne, à moins que le matériel ne soit importé en vrac. 

10.2 Plants importés à partir de pays tiers 

Les formalités pour l’importation de plants de pommes de terre sont prescrites par l’arrêté royal du 

22 septembre 1993 réglementant l’importation et l’introduction de semences et de plants de certaines espèces de plantes 

et de matériel forestier de reproduction. 

L’Administration des Douanes ne peut admettre des plants à l’importation que si un certificat de contrôle délivré 

par l’entité compétente peut être produit attestant que les plants répondent aux conditions prescrites par les décisions 

prises par la Communauté européenne en matière d’équivalence des plants provenant des pays tiers. 

Dans le cas d’absence d’équivalence, l’entité compétente doit être consultée. L’importation peut être autoriséesiles 

plants répondent à l’une des conditions suivantes : 

— ils appartiennent à une variété qui participe à des essais officiels en vue de l’inscription au catalogue national 

et sont destinées aux essais précités; 

— ils sont destinés à des objectifs de sélection ou scientifiques; 

— ils sont destinés à la multiplication par le mandataire sous contrôle; 

— ils sont destinés à la réexportation vers des pays tiers. 

Dans les cas précités la preuve doit être fournie et jointe au document d’importation. 

Les prescriptions phytosanitaires doivent être respectées. 

CHAPITRE XI. — Contrôle des plants de pommes de terre destines a l’exportation 

Les produits sont contrôlés suivant les règles applicables aux plants flamands dans les installations d’un 

préparateur agréé. 

Pour les plants appartenant à une variété qui ne figure ni sur la liste communautaire ni sur la liste nationale de 

variétés et qui sont destinés à l’exportation à des pays tiers, le preneur d’inscription doit s’engager à ne pas 

commercialiser les plants certifiés dans la Communauté européenne. 

Sur demande de l’exportateur, le contrôle pourra se faire selon d’autres critères, s’accommodant ainsi aux 

obligations commerciales conclues ou encore en vue de s’accorder avec la réglementation en vigueur au pays 

importateur. 

Dans ces cas un document spécial est utilisé. 

CHAPITRE XII. — Modifications au présent règlement 

Toute modification apportée aux normes et prescriptions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 2007 

portant réglementation du commerce et du contrôle des plant de pommes de terre, entraîne d’office l’adaptation du 

présent règlement. 

Vu pour être annexé àl’arrêté ministériel du 27 février 2007 établissant un règlement de contrôle et de certification 

de la production des plants de pommes de terre. 

Bruxelles, le 27 février 2007. 

Le Ministre flamand des Réformes institutionnelles, de l’Agriculture, de la Pêche en Mer et de la Ruralité, 

Y. LETERME 

22195


COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP 

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE 

F. 2007 — 1668 

[2007/201155] 

2 MARS 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française fixant, pour l’année scolaire 2007-2008, 

le nombre de postes de puériculteurs crées en vertu du décret du 2 juin 2006 relatif au cadre organique et au 

statut des puériculteurs des établissements d’enseignement maternel ordinaire organisés et subventionnés par 

la Communauté française 

Le Gouvernement de la Communauté française, 

Vu le décret du 2 juin 2006 relatif au cadre organique et au statut des puériculteurs des établissements 

d’enseignement maternel ordinaire organisés et subventionnés par la Communauté française, article 5; 

Vu l’avis de l’Inspection des Finances, rendu le 31 janvier 2007; 

Vu l’accord du Ministre du Budget remis le 9 février 2007; 

Vu le protocole d’accord de négociation du Comité de secteur IX, du Comité des services publics provinciaux et 

locaux - section II et du Comité de négociation pour les statuts des personnels de l’enseignement libre subventionné 

du 16 février 2007; 

Vu le protocole d’accord de concertation du Comité des organes de représentation et de coordination des Pouvoirs 

organisateurs de l’enseignement et des Centres P.M.S. subventionnés du16février 2007; 

Sur proposition de la Ministre-Présidente chargée del’Enseignement obligatoire et de Promotion sociale; 

Vu la délibération du Gouvernement de la Communauté française du 2 mars 2007, 

Arrête : 

Article 1 er . Le nombre de postes de puériculteurs de l’enseignement préscolaire ordinaire visés à l’article 5 du 

décret du 2 juin 2006 relatif au cadre organique et au statut des puériculteurs des établissements d’enseignement 

maternel ordinaire organisés et subventionnés par la Communauté française est fixé, pour l’année scolaire 2007-2008, 

à 23. 

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature. 

Bruxelles, le 2 mars 2007. 

Par le Gouvernement de la Communauté française : 

La Ministre-Présidente, chargée del’Enseignement obligatoire et de Promotion sociale, 

Mme M. ARENA 

Le Ministre chargé de la Fonction publique et des Sports, 

Cl. EERDEKENS 

VERTALING 

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP 

N. 2007 — 1668 

[2007/201155] 

2 MAART 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling voor het schooljaar 

2007-2008 van het aantal betrekkingen als kinderverzorgers gecreëerd krachtens het decreet van 2 juni 2006 

betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon 

kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd 

De Regering van de Franse Gemeenschap, 

Gelet op het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van 

de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en 

gesubsidieerd, artikel 5; 

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 januari 2007; 

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 9 februari 2007; 

Gelet op het akkoordprotocol van het Comité van sector IX, van het Comité voor provinciale en plaatselijke 

overheidsdiensten - afdeling II en van het Onderhandelingscomité voor de statuten van het personeel van het 

gesubsidieerd vrij onderwijs van 16 februari 2007; 

Gelet op het protocol van het overlegakkoord van het Comité van de vertegenwoordigings- en coördinatie-organen 

van de Inrichtende machten van het onderwijs en van de gesubsidieerde P.M.S.-Centra van 16 februari 2007; 

Op de voordracht van de Minister-Presidente belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor 

Sociale Promotie; 

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 maart 2007, 

Besluit : 

Artikel 1. Het aantal betrekkingen als kinderverzorger van het gewoon voorschools onderwijs bedoeld in 

artikel 5 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van 

de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en 

gesubsidieerd, wordt voor het schooljaar 2007-2008 vastgesteld op 23.


Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt. 

Brussel, 2 maart 2007. 

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : 

De Minister-Presidente belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, 

Mevr. M. ARENA 

De Minister belast met Ambtenarenzaken en Sport, 

Cl. EERDEKENS 

* 


F. 2007 — 1669 

[2007/201220] 

8 MARS 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française relatif au projet de service, en application 

du décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école et en application du décret du 

16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans l’enseignement supérieur hors universités 


Vu le décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école, tel que modifié et notamment 

l’article 5, § 3, remplacé par le décret du 20 juillet 2006; 

Vu le décret du 16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans l’enseignement supérieur hors universités, 

tel que modifié et notamment l’article 5, § 3, remplacé par le décret du 20 juillet 2006; 

Vu le décret du 20 juillet 2006 modifiant le décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école 

et le décret du 16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans l’enseignement supérieur hors universités et 

notamment l’article 19, alinéa 1 er ; 

Vu l’avis de la Commission de promotion de la santé àl’école, donné le 14 décembre 2006; 

Vu l’avis n o 42.211/4 du Conseil d’Etat, donné le 26 février 2007, en application de l’article 84, § 1 er , alinéa 1 er , 

1 o , des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; 

Sur proposition de la Ministre de la Santé; 

Vu la délibération du Gouvernement du 8 mars 2007, 

Arrête : 

Article 1 er . Au sens du présent arrêté, on entend par : 

1 o décret du 20 décembre 2001 : le décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école. 

2 o décret du 16 mai 2002 : le décret du 16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans l’enseignement supérieur 

hors universités. 

3 o projet de service : le projet de service, viséàl’article 5 du décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la 

santé àl’école et à l’article 5 du décret du 16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans l’enseignement 

supérieur hors universités. 

4 o Administration : la Direction générale de la santé. 

Art. 2. Le projet de service est élaboré pour une durée de six ans. 

La durée de six ans visée à l’alinéa 1 er correspond à la durée de six ans des conventions-cadres visées à l’article 19 

du décret du 20 décembre 2001 et à l’article 17 du décret du 16 mai 2002. 

Art. 3. Le projet de service est élaboré conformément à la grille de développement fixée en annexe. 

Art. 4. § 1 er . Le service envoie la copie du projet de service à l’Administration, à l’établissement scolaire ou, selon 

le cas, à la haute école, à l’école supérieure des arts, à l’institut supérieur d’architecture, et au centre psycho-médicosocial 

ainsi qu’au centre local de promotion de la santé concernés pour le 1 er octobre au plus tard de la première année 

de la durée du projet. 

Le centre envoie la copie du projet de service à l’Administration, à l’établissement scolaire ou selon le cas, à 

la haute école, à l’école supérieure des arts, à l’institut supérieur d’architecture, et au centre local de promotion 

de la santé concernés pour le 1 er octobre au plus tard de la première année deladurée du projet. 

§ 2. Lors de chaque demande d’agrément ou de renouvellement d’agrément, le service envoie pour le 28 février 

au plus tard la copie du projet de service relatif à la période d’agrément à l’Administration. 

Art. 5. Chaque année, le projet de service fait l’objet d’un bilan de son état d’avancement. Ce bilan et les éventuels 

ajustements du projet de service qui en découlent sont intégrés au rapport annuel visé àl’article 26 du décret du 

20 décembre 2001 et à l’article 22 du décret du 16 mai 2002. 

Les éventuels ajustements du projet de service sont également envoyés, pour le 1 er octobre de chaque année, 

à l’établissement scolaire, à la haute école, à l’école supérieure des arts, à l’institut supérieur d’architecture, au centre 

local de promotion de la santé, etlecaséchéant, au centre psycho-médico-social concernés. 

Art. 6. Par dérogation à l’article 2, alinéa 1 er , le projet de service qui doit être élaboré pour le 1 er octobre 2007 

porte sur une durée de sept ans. 

Art. 7. Les articles 3, 6, 7, 4 o ; 12, 15, 16, 1 o ,dudécret du 20 juillet 2006 modifiant le décret du 20 décembre 2001 

relatif à la promotion de la santé àl’école et le décret du 16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans 

l’enseignement supérieur hors universités etleprésent arrêté entrent en vigueur le 1 er janvier 2007. 

Bruxelles, le 8 mars 2007 

Par le Gouvernement de la Communauté française, 

La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé; 

Mme C. FONCK 

22197


Annexe à l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 8 mars 2007relatif au projet de service, en 

application du décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école et en application du décret du 

16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans l’enseignement supérieur hors universités. 

Grille de développement du projet de service 

1 re partie : DESCRIPTION DU SERVICE/CENTRE ET DE SA POPULATION 

1. Présentation du service /centre et de son équipe 

2. Présentation des missions décrétales du service/ centre 

3. Présentation de la population sous tutelle 

2 e PRIORITES DU SERVICE/CENTRE 

1. Les priorités du service/ centre et la motivation de ses choix en fonction des politiques de santé communautaires 

et locales et des besoins de la population sous tutelle identifiés par le service/centre. 

2. La façon dont le service/ centre entend mettre en œuvre la promotion de la santé àtravers l’ensemble de ses 

missions 

3 e partie : OBJECTIFS DU SERVICE 

1. Objectifs concernant le service / centre lui-même en termes de changements attendus dans la mise en œuvre de 

la promotion de la santé 

2. Objectifs concernant les établissements scolaires et les établissements d’enseignement supérieur hors universités 

et leur population en termes de changements attendus dans la mise en œuvre de la promotion de la santé 

4 e partie : PLAN D’ACTION DU SERVICE/CENTRE 

En fonction des priorités et des objectifs du service / centre, celui-ci définit un plan d’action en termes 

- de stratégies, 

-d’actions concrètes, 

-d’outils et de ressources, 

- de public(s)-cible, 

- de calendrier, 

- de partenariat. 

5 e partie : MODALITES DE REALISATION DU BILAN 

Le service/ centre définit la manière dont il va établir le bilan de l’état d’avancement de son ou ses projet(s) de 

service 

Vu pour être annexé àl’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 8 mars 2007 relatif au projet 

de service, en application du décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école et en application 

du décret du 16 mai 2002 relatif à la promotion de la santé dans l’enseignement supérieur hors universités. 


Par le Gouvernement de la Communauté française, 

La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé; 

Mme C. FONCK


VERTALING 


N. 2007 — 1669 

[2007/201220] 

8 MAART 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende het dienstenproject bij 

toepassing van het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school en bij 

toepassing van het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie in het hoger onderwijs buiten 

de universiteit 


Gelet op het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school, zoals gewijzigd en 

inzonderheid op artikel 5, § 3, vervangen bij het decreet van 20 juli 2006; 

Gelet op het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie in het hoger onderwijs buiten de 

universiteit, zoals gewijzigd en inzonderheid op artikel 5, § 3, vervangen bij het decreet van 20 juli 2006; 

Gelet op het decreet van 20 juli 2006 tot wijziging van het decreet van 20 december 2001 betreffende de 

gezondheidspromotie op school en het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie in het hoger 

onderwijs buiten de universiteit en inzonderheid op artikel 19, 1e lid; 

Gelet op het advies van de Commissie voor gezondheidspromotie op school, gegeven op 14 december 2006; 

Gelet op het advies nr. 42.211/4 van de Raad van State, gegeven op 26 februari 2007, bij toepassing van artikel 84, 

§ 1, 1e lid, 1 o van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; 

Op de voordracht van de Minister van Gezondheid; 

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 8 maart 2007, 

Besluit : 

Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 

1 o decreet van 20 december 2001 : het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op 

school. 

2 o decreet van 16 mei 2002 : het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie in het hoger 

onderwijs buiten de universiteit. 

3 o dienstenproject : het dienstenproject bedoeld in artikel 5 van het decreet van 20 december 2001 betreffende de 

gezondheidspromotie op school en in artikel 5 van het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie 

in het hoger onderwijs buiten de universiteit. 

4 o Bestuur : Algemene directie gezondheid. 

Art. 2. Het dienstenproject wordt opgericht voor een duur van zes jaar. 

De duur van zes jaar bedoeld in het 1e lid stemt overeen met de duur van zes jaar van de kaderovereenkomsten 

bedoeld in artikel 19 van het decreet van 20 december 2001 en in artikel 17 van het decreet van 16 mei 2002. 

Art. 3. Het dienstenproject wordt opgericht overeenkomstig de ontwikkelingstabel bepaald in bijlage. 

Art. 4. § 1. De dienst verstuurt ten laatste voor 1 oktober van het eerste jaar van de duur van het dienstenproject 

een kopie van het project naar het Bestuur, de schoolinrichting of, naargelang van het geval, naar de hogeschool, de 

hogere kunstschool, het hoger instituut voor architectuur, en naar het psycho-medisch-sociaal centrum alsmede naar 

het plaatselijk centrum voor gezondheidspromotie die betrokken zijn. 

Het centrum verstuurt ten laatste voor 1 oktober van het eerste jaar van de duur van het project de kopie van het 

dienstenproject naar het Bestuur, de schoolinrichting of, naargelang van het geval, naar de hogeschool, de hogere 

kunstschool, het hoger instituut voor architectuur en het plaatselijk centrum voor gezondheidspromotie die betrokken 

zijn. 

§ 2. Bij elke aanvraag om erkenning of hernieuwing van erkenning, verstuurt de dienst voor 28 februari ten laatste 

de kopie van het dienstenproject betreffende de erkenningsperiode naar het Bstuur. 

Art. 5. Elk jaar wordt een staat opgemaakt van de vooruitgang van het dienstenproject. Die staat en de eventuele 

aanpassingen van het dienstenproject die eruit voortvloeien, worden opgenomen in het jaarlijks verslag bedoeld in 

artikel 26 van het decreet van 20 december 2001 en in artikel 22 van het decreet van 16 mei 2002. 

De eventuele aanpassingen van het dienstenproject worden eveneens voor 1 oktober van elk jaar verstuurd naar 

de schoolinstelling, de hogeschool, de hogere kunstschool, het hoger instituut voor architectuur, het plaatselijk centrum 

voor gezondheidspromotie, en in voorkomend geval, naar het psycho-medisch-sociaal centrum die betrokken zijn. 

Art. 6. In afwijking van artikel 2, 1e lid, strekt het dienstenproject dat voor 1 oktober 2007 moet worden opgericht, 

over een duur van zeven jaar. 

Art. 7. De artikelen 3, 6, 7, 4 o , 12, 15, 16, 1 o , van het decreet van 20 juli 2006 tot wijziging van het decreet van 

20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school en het decreet van 16 mei 2002 betreffende de 

gezondheidspromotie in het hoger onderwijs buiten de universiteit alsmede dit besluit treden in werking op 

1 januari 2007. 


Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap, 

De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, 

Mevr. C. FONCK 

22199


REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST 

MINISTERE DE LA REGION WALLONNE 

F. 2007 — 1670 

[2007/201282] 

15 MARS 2007. — Arrêté du Gouvernement wallon décidant la mise en révision des plans de secteur 

de Verviers-Eupen, Liège et Huy-Waremme et adoptant l’avant-projet de révision des plans de secteur de 

Verviers-Eupen, Liège et Huy-Waremme en vue de l’inscription d’une canalisation, d’un périmètre de 

réservation, d’un périmètre de protection, de deux zones de services publics et d’équipements communautaires 

et la désaffectation de zones d’habitat à caractère rural permettant la pose de nouvelles canalisations de gaz 

naturel liquide selon le tracé RTR Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge sur le 

territoire des communes de Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, 

Bassenge et Waremme (planches 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N et 43/2 N) 

Le Gouvernement wallon, 

Vu le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, notamment les articles 22, 

23, 25, 28, 37, 40 et 41 à 46; 

Vu les arrêtés royaux des 23 janvier 1979 et 20 novembre 1981 et l’arrêté de l’exécutif régional wallon du 

26 novembre 1987 établissant les plans de secteur de Verviers-Eupen, Huy-Waremme et Liège; 

Considérant la demande introduite par FLUXYS en mars 2006 consistant à doubler la canalisation ″Réseau de 

Transport-Renforcement″ (RTR)-1 Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk, en implantant une nouvelle 

conduite RTR-2 destinée au transport de gaz naturel liquide riche, de diamètre nominal 1 200 mm et d’une longueur 

de 41 kilomètres en Région wallonne; 

Considérant l’importance des réserves de gaz naturel de la Fédération de Russie; 

Considérant que la demande du Royaume-Uni en gaz russe va plus que vraisemblablement augmenter; 

Considérant que le tracé Est (Eynatten) — Nord-Ouest (Zeebrugge) constitue un axe contribuant à un tel transit; 

Considérant le rôle de premier plan du Hub de Zeebrugge, en matière de marché international à court terme de 

gaz naturel; 

Considérant que les deux points d’entrée à Eynatten, par le biais du raccordement aux canalisations TENP de 

Ruhrgas et WEDAL de Wingas, constituent des points de liaison stratégiques aux sources de gaz naturel russe; 

Considérant que cet axe permet d’autres types de trafics de transit, en particulier grâce à l’interconnexion avec le 

réseau néerlandais de Gastransport Services via le point de liaison stratégique de Zelzate; 

Considérant que le renforcement d’un tel axe d’approvisionnement en gaz naturel liquide contribue à conforter la 

position centrale de la Belgique en la matière; 

Considérant que, d’après une modélisation de la Commission de Régulation de l’Electricité et du Gaz, la demande 

belge de gaz naturel augmentera en moyenne de près de 3 % par an d’ici 2014; 

Considérant que, selon ces prévisions, l’importance relative de Eynatten pour l’approvisionnement du marché 

belge en gaz naturel liquide passerait de 7 à 17 % entre 2004 et 2014; 

Considérant que la loi du 31 janvier 2003 sur la sortie progressive de l’énergie nucléaire à des fins de production 

industrielle d’électricité contribuera vraisemblablement à une augmentation de la demande intérieure en gaz naturel 

pour la production d’électricité; 

Considérant que la demande intérieure en gaz naturel riche devrait également augmenter, compte tenu notamment 

de la volonté de faire progressivement passer les clients en gaz pauvre vers le gaz riche; 

Considérant que les capacités du RTR-1 (8 à 10 milliards de m 3 par an) ont été totalement souscrites par les 

shippers pour le transit à long terme et que les capacités du projet de RTR-2 ont déjà été partiellement souscrites pour 

le transit Eynatten — Zeebrugge à long terme; 

Considérant qu’il est en outre nécessaire d’assurer une capacité de l’ordre de 3 à 4 milliards de m 3 par an pour 

l’approvisionnement du marché belge à partir de Eynatten; 

Considérant que pour faire face aux capacités futures supplémentaires il sera nécessaire de prolonger la conduite 

à partir de Opwijk en direction de Zeebrugge; 

Considérant qu’avec la pose complète du projet de conduite RTR-2 jusqu’à Zeebrugge, la capacité d’entrée à 

Eynatten atteindra environ 18 milliards de m 3 /an, ce qui devrait couvrir les besoins au delà de l’année 2020; 

Considérant que la capacité totale de transport de gaz naturel Est - Nord-Ouest se verrait doublée; 

Considérant que le dédoublement de la canalisation permettrait de garantir la sécurité de transit et 

d’approvisionnement, en offrant une solution à un arrêt momentané dû aux travaux d’entretien ou à un incident 

technique de la première canalisation RTR-1; 

Considérant que le doublement de la canalisation permettra plus de souplesse au niveau du transport de gaz de 

différentes qualités; 

Considérant que l’augmentation du volume transporté contribuera à diminuer le prix du gaz naturel en Belgique; 

Considérant que cet investissement permettra d’augmenter le stockage opérationnel, pour le marché intérieur; 

Considérant que la canalisation RTR-1 contribue non seulement au transport international de gaz, mais également 

à renforcer la capacité d’approvisionnement du marché belge et wallon grâce aux prélèvements effectués à Berneau, 

Zomergem et Wachtebeke; 

Considérant l’interconnexion existante entre le RTR-1 et le réseau de distribution publique de l’ALG, 

les canalisations vers Verviers, la province du Luxembourg et la dorsale SEGEO;


Considérant les interconnexions prévues entre le RTR-1 et le projet RTR-2; 

Considérant que, grâce à la ramification importante de notre réseau de transport de gaz naturel, ce renforcement 

constitue un atout évident pour la garantie de sécurité d’approvisionnement; 

Considérant que, selon l’opérateur Fluxys, l’investissement oscillerait entre 350 et 400 millions d’euros; 

Considérant que cette société a initié dès le mois de juin 2005 un ″Information Memorandum″ afin de mesurer 

l’intérêt du marché quant à la réservation de capacité de transit à long terme sur l’axe en question; 

Considérant que les souscriptions fermes à ce jour sont suffisantes pour justifier l’investissement de pose d’une 

nouvelle canalisation; 

Considérant les pourparlers entre Fluxys et les fournisseurs de gaz; 

Considérant que le projet RTR-2 est repris dans la liste des projets ″Trans-European Energy Networks″ approuvée 

le 17 juillet 2006 par le Parlement européen; 

Considérant l’importance pour l’Union européenne, la Belgique et la Région wallonne de diversifier leur 

portefeuille d’importation énergétique; 

Considérant que la Commission de Régulation de l’Electricité et du Gaz recommande de prendre des initiatives 

afin de laisser entrer une quantité plus importante de gaz naturel par l’Est du pays; 

Considérant qu’il s’indique, conformément aux recommandations de la Commission de Régulation de l’Electricité 

et du Gaz, qu’une capacité disponible suffisante soit garantie tant pour le transit que pour le transport intérieur de gaz 

naturel; 

Considérant que la capacité de transport disponible pour le marché belge équivaut à la capacité d’entrée utilisable, 

diminuée de la capacité de transport souscrite pour le transit; 

Considérant qu’il s’indique en particulier de réserver une capacité de transport intérieur suffisante pour permettre 

aux fournisseurs en gaz naturel de faire face à la demande croissante, en approvisionnant leurs clients à des prix 

compétitifs; 

Considérant qu’il s’indique dès lors également de limiter la capacité souscrite pour le transit et que l’opérateur de 

transport Fluxys contracte des contrats d’assistance avec les affréteurs de transit; 

Considérant que, par quantité de chaleur fournie, le gaz naturel est moins polluant (émissions de SOx,NOx, particules,...) et émet moins de dioxyde de carbone que toutes les autres énergies non renouvelables que ce soit le fuel 

ou le charbon; 

Considérant l’existence de la canalisation Est-Nord-Ouest de gaz naturel RTR-1 Eynatten — Zeebrugge, entrée en 

service en 1998; 

Considérant que le tracé de cette canalisation a été retenu pour réduire au maximum les nuisances 

environnementales et les difficultés de pose et d’exploitation; 

Considérant que le SDER, adopté par le Gouvernement wallon le 27 mai 1999 dispose que le placement de 

nouvelles conduites de gaz doit se faire au plus près des infrastructures existantes, et que ce regroupement doit se faire 

en conformité avec les normes légales et les normes de sécurité; 

Considérant qu’une localisation d’une nouvelle canalisation le long d’un tracé existant est a priori la meilleure 

localisation du point de vue de l’aménagement du territoire, pour réduire au maximum les contraintes sur la 

localisation des autres fonctions du territoire; 

Considérant qu’une implantation parallèle à la première est également la solution la plus appropriée pour 

l’exploitant, notamment pour faciliter la surveillance; 

Considérant que ce tracé doit respecter une distance suffisante entre les deux canalisations, pour éviter tout 

problème de sécurité; 

Considérant que, depuis l’accident de Ghislenghien, toutes les mesures sont prises pour renforcer la sécurité des 

riverains des conduites de gaz; 

Considérant la politique de prévention des dommages causés lors de travaux d’excavation, et notamment 

le Point de Contact fédéral d’Informations Câbles et Conduites; 

Considérant la notice d’évaluation préalable des incidences sur l’environnement du projet RTR-1 réalisée par 

Tractebel consulting en 1995; 

Considérant que le tracé traverse des zones destinées à l’urbanisation, à savoir 700 mètres de zone d’habitat à 

caractère rural, 775 mètres de zone d’activité économique industrielle, 1 760 mètres de zone d’aménagement différé à 

caractère industriel et 500 mètres de zone d’extraction; 

Considérant qu’environ 70 bâtiments sont implantés à moins de 50 mètres du tracé; 

Considérant que le tracé actuel du projet de RTR-2 traverse les zones Natura 2000 ″Vallée de la Gueule en aval de 

Kelmis″, ″Vallée de la Gueule en amont de Kelmis″, ″Basse vallée du Geer″ et ″Basse Meuse et Meuse mitoyenne″ 

sur une longueur totale de 2 600 mètres; 

Considérant l’avis du 22 août 2006 de la Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement 

demandant la réalisation d’un inventaire biologique précis, et indiquant qu’en fonction des résultats de cette étude, 

il y aura éventuellement lieu de prendre des mesures compensatoires et d’atténuation; 

Considérant qu’il s’indique de faire réaliser une étude d’incidences de plan; 

Considérant qu’un inventaire biologique précis des zones Natura 2000 traversées sera réalisé dans le cadre de 

l’étude d’incidences de plan; 

Considérant que, comme la RTR-1, la canalisation RTR-2 devra passer par le point frontière, la station de comptage 

de Raeren (Eynatten), la station de Raeren (Hauset), la station de compression de Dalhem (Berneau) et le nœud de 

Oupeye (Haccourt); 

22201


Considérant que la station de comptage de Raeren (Eynatten) devra être renforcée etqu’il s’indique dès lors 

d’inscrire en zone de services publics et d’équipements communautaires les terrains concernés par la station existante, 

d’une superficie de 0,7 ha de zone forestière et 1,1 ha de zone agricole, et son extension, d’une superficie de 1,3 ha de 

zone agricole et 0,3 ha de zone d’habitat à caractère rural; 

Considérant que l’affectation la plus appropriée à la station de comptage de Dalhem (Berneau) et à son extension 

possible Nord-Ouest est la zone de services publics et d’équipements communautaires, en lieu et place de la zone 

d’activité économique industrielle de 9,0 ha; 

Considérant que l’étude d’incidences de plan devra notamment évaluer l’opportunité du maintien de la possibilité 

d’extension Nord-Ouest de la station de comptage de Dalhem (Berneau); 

Considérant qu’il s’indique de réserver ces deux zones de services publics et d’équipements communautaires aux 

équipements techniques de gestion du flux de gaz liquide; 

Considérant que 0,2 ha de zone d’habitat à caractère rural sur Visé, 1,5 et 0,3 ha sur Oupeye et 0,5 Ha sur Juprelle 

sont de fait non constructibles car traversées par la canalisation RTR-1 et par le projet de canalisation RTR-2 et que 

l’affectation la plus appropriée de ces terrains est la zone d’espaces verts pour les zones de Visé et de Oupeye, compte 

tenu de leur insertion dans la zone d’habitat, et la zone agricole pour la zone de Juprelle compte tenu de son occupation 

agricole et sa proximité àla zone agricole; 

Vu l’article 46, § 1 er , alinéa 2,3 o , du Code précisant que : ″ L’inscription de toute nouvelle zone destinée à 

l’urbanisation est compensée par la modification équivalente d’une zone existante destinée à l’urbanisation en zone non 

destinée à l’urbanisation ou par toute compensation alternative définie par le Gouvernement. ″; 

Considérant que la désaffectation de 2,5 ha de zone d’habitat à caractère rural compense partiellement l’inscription 

de 3,1 ha de nouvelle zone destinée à l’urbanisation; 

Considérant que l’alimentation par la société Fluxys du Fonds d’aménagement opérationnel visé par l’article 183 

du Code constitue la compensation alternative des 0,6 ha du solde à compenser; 

Considérant que l’évaluation du montant à verser correspond à la différence de valeur d’un terrain de 0,6 ha en 

zone de services publics et d’équipements communautaires par rapport à son affectation en zone agricole; 

Considérant que le Comité d’acquisition de Liège sera sollicité pour estimer ce montant; 

Considérant que la progression du marché du gaz n’exclut pas la nécessité àplus long terme (au delà de 2020) 

de devoir implanter une troisième canalisation le long de la RTR-1 et du projet de RTR-2; 

Considérant qu’il s’indique de réserver dès à présent l’espace suffisant d’au moins 5 mètres de part et d’autre du 

projet de tracé pour permettre la réalisation d’une possible troisième canalisation; 

Considérant que, sur la majorité du tracé, la seconde canalisation devrait se situer à environ 8 mètres d’un côté de 

la RTR-1 et que l’éventuelle troisième canalisation devrait se situer soit de l’autre côté, à environ 8 mètres de la RTR-1, 

soit du même côté, à environ 17 mètres de la RTR-1; 

Considérant qu’il est en outre nécessaire de prévoir une largeur d’au moins 5 mètres de part et d’autre des projets 

de tracés, pour permettre leur implantation; 

Considérant dès lors que, pour permettre l’implantation de la canalisation RTR-2 et d’éventuelles autres 

canalisations, il s’indique d’inscrire un périmètre de réservation de 25 mètres de part et d’autre de l’axe de la 

canalisation RTR-1; 

Considérant que l’étude d’incidences de plan aura notamment pour objet d’étudier le tracé précis de la RTR-2 et 

de l’éventuelle RTR-3, notamment sur base d’éléments techniques à fournir par Fluxys; 

Considérant que le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine impose que le 

plan de secteur comporte des périmètres de protection des réseaux souterrains de transport de fluides et d’énergie où 

seuls peuvent être autorisés les actes et travaux d’utilité publique ou qui se rapportent à ces réseaux; 

Considérant que ce périmètre de protection correspond à la notion de périmètrederéservation au sens de l’arrêté 

royal du 24 janvier 1991 modifiant l’arrêté royal du 11 mars 1966 déterminant les mesures de sécurité àprendre lors de 

l’établissement et dans l’exploitation des installations de transport de gaz par canalisations; 

Considérant que la largeur du périmètre de protection d’un tracé n’est pas lisible à l’échelle d’établissement et de 

publication du plan de secteur; que, par définition, un périmètre de protection ne peut s’inscrire sur des projets de 

canalisations, dont le tracé n’est pas précisément et définitivement fixéàl’heure actuelle; que le périmètre de protection 

est inclus au sein du périmètrederéservation; qu’en conséquence il n’y a pas lieu de l’inscrire graphiquement au plan 

de secteur; qu’il y a cependant lieu de prévoir le périmètre de protection dans les prescriptions littérales du présent 

arrêté; 

Considérant que la canalisation RTR-1 existante n’est pas inscrite au plan de secteur; 

Considérant que la représentation au plan de secteur du tracé de la canalisation existante améliore la lisibilité du 

plan en ce qu’elle permet de connaître la nature de l’infrastructure que représente le périmètre de réservation; 

que, par contre, l’inscription des 4 tracés possibles rendrait le plan peu lisible; 

Sur proposition du Ministre du Développement territorial, 

Arrête : 

Article 1 er . Le Gouvernement décide la mise en révision des plans de secteur de Verviers — Eupen, Liège et 

Huy-Waremme pour permettre le doublement de la canalisation de gaz naturel liquide selon le tracé RTR Raeren 

(Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge. 

Art. 2. Il adopte l’avant-projet de révision des plans de secteur de Verviers — Eupen, Liège et Huy — Waremme 

(planches 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N et 43/2 N) qui comprend, conformément à la carte 

ci-annexée, l’inscription : 

— du tracé d’une canalisation existante et d’un périmètrederéservation sur le territoire des communes de Raeren, 

Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge et Waremme; 

— d’une zone de services publics et d’équipements communautaires marquée de la surimpression * R.1.7 sur le 

territoire de la commune de Raeren (Eynatten); 

— d’une zone de services publics et d’équipements communautaires marquée de la surimpression * R.1.7 sur le 

territoire de la commune de Dalhem (Berneau); 

— d’une zone d’espaces verts sur le territoire de la commune de Visé; 

— de deux zones d’espaces verts sur le territoire de la commune d’Oupeye; 

— d’une agricole sur le territoire de la commune de Juprelle.

Art. 3. Les zones marquées de la surimpression * R.1.7 sont réservées aux équipements techniques de gestion du 

flux de gaz liquide. 

Art. 4. Les canalisations de transport de gaz naturel dont le présent avant-projet prévoit l’implantation 

comportent un périmètre de protection au sens de l’article 23, alinéa 1 er ,3 o , du Code wallon de l’Aménagement du 

Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine. 

Ce périmètre de protection correspond à la zone de réservation définie par l’arrêté royal du 24 janvier 1991 

modifiant l’arrêté royal du 11 mars 1966 déterminant les mesures de sécurité àprendre lors de l’établissement et dans 

l’exploitation des installations de transport de gaz par canalisations. 

Art. 5. Le Gouvernement charge le Ministre du Développement territorial d’élaborer un projet de contenu d’étude 

d’incidences de plan, de le soumettre pour avis à la Commission régionale de l’Aménagement du Territoire, au Conseil 

wallon de l’Environnement pour le Développement durable et à la Direction générale des Ressources naturelles et de 

l’Environnement et de le lui représenter ensuite pour adoption. 

Art. 6. Le Gouvernement charge le Ministre du Développement territorial d’introduire auprès du Ministre des 

Finances une demande d’évaluation par le Comité d’acquisition de Liège de la plus-value générée par un changement 

d’affectation de la zone agricole vers la zone de services publics et d’équipements communautaires. 

Namur, le 15 mars 2007. 


Le Ministre-Président, 

E. DI RUPO 

Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial, 

A. ANTOINE 

Annexe 1 re au cahier des charges 

Avant-projet de révision des plans de secteur de Verviers — Eupen, Liège et Huy — Waremme en vue de 

l’inscription d’une canalisation, d’un périmètrederéservation, d’un périmètre de protection, de deux zones de services 

publics et d’équipements communautaires et la désaffectation de zones d’habitat à caractère rural permettant la pose 

de nouvelles canalisations de gaz naturel liquide selon le tracé RTR Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk 

— Zeebrugge sur le territoire des communes de Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, 

Juprelle, Bassenge 

et Waremme (planches 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N et 43/2 N) 

Contenu de l’étude d’incidences de plan 

1. L’avant-projet de révision des plans de secteur de Verviers — Eupen, Liège et Huy — Waremme (planches 34/5 

S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N et 43/2 N) adopté par l’arrêté du Gouvernement wallon 

du ................ comporte l’inscription : 

• du tracé d’une canalisation existante et d’un périmètrederéservation sur le territoire des communes de Raeren, 

Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge et Waremme; 

• d’une zone de services publics et d’équipements communautaires marquée de la surimpression * R.1.7 sur le 

territoire de la commune de Raeren (Eynatten); 

• d’une zone de services publics et d’équipements communautaires marquée de la surimpression * R.1.7 sur le 

territoire de la commune de Dalhem (Berneau); 

• d’une zone d’espaces verts sur le territoire de la commune de Visé; 

• de deux zones d’espaces verts sur le territoire de la commune d’Oupeye; 

• d’une zone agricole sur le territoire de la commune de Juprelle. 

Les zones marquées de la surimpression * R.1.7 sont réservées aux équipements techniques de gestion du flux de 

gaz liquide. 

Par ailleurs, les canalisations de transport de gaz naturel dont il prévoit l’implantation comportent un périmètre 

de protection au sens de l’article 23, alinéa 1 er ,3 o du Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et 

du Patrimoine. 

Ce périmètre de protection correspond à la zone de réservation définie par l’arrêté royal du 24 janvier 1991 

modifiant l’arrêté royal du 11 mars 1966 déterminant les mesures de sécurité àprendre lors de l’établissement et dans 

l’exploitation des installations de transport de gaz par canalisations. 

Enfin, il comporte une proposition de compensation alternative d’ordre pécuniaire. A cet effet, le Gouvernement 

charge le Ministre qui a l’Aménagement du Territoire dans ses attributions d’introduire auprès du Ministre des 

Finances une demande d’évaluation par le Comité d’acquisition de Liège de la plus-value générée par un changement 

d’affectation de la zone agricole vers la zone de services publics et d’équipements communautaires. 

2. Ampleur de l’étude d’incidences et degré de précision des informations (article 42, alinéa 2 du CWaTUP). 

2.1. Ampleur. 

L’inscription de trois zones d’espaces verts et d’une zone agricole, prévue au titre de compensation planologique 

à l’inscription de la nouvelle zone de services publics et d’équipements communautaires réservée aux équipements 

techniques de gestion du flux de gaz liquide (article 46, § 1 er , alinéa 2,3 o du CWaTUP), vise à ne pas mettre en œuvre 

des zones urbanisables inscrites aux plans de secteur en vigueur et à maintenir la situation de fait. 

22203


Par ailleurs, la conversion de la zone d’activité économique industrielle de Dalhem (Berneau) en zone de services 

publics et d’équipements communautaires réservée aux équipements techniques de gestion du flux de gaz liquide 

constitue une simple adaptation du plan de secteur à l’affectation de fait de la partie Sud et Est de la zone. 

Il en est de même de la partie Nord du projet de zone de services publics et d’équipements communautaires de 

Raeren (Eynatten). 

Ces éléments ne sont pas susceptibles d’avoir des incidences non négligeables sur l’environnement. Il en est de 

même de la compensation alternative financière.Iln’est donc pas nécessaire qu’ils fassent l’objet d’une évaluation 

environnementale. Ils ne feront dès lors l’objet que de l’analyse d’opportunité. 

L’évaluation environnementale portera dès lors sur : 

• l’inscription du tracé d’une canalisation existante et d’un périmètrederéservation sur le territoire des communes 

de Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge et Waremme; 

• l’inscription de la partie Nord-Ouest permettant l’extension de la station actuelle, d’une zone de services publics 

et d’équipements communautaires marquée de la surimpression * R.1.7 sur le territoire de la commune de 

Dalhem (Berneau); 

• l’inscription de la partie Sud permettant l’extension de la station actuelle, d’une zone de services publics et 

d’équipements communautaires marquée de la surimpression * R.1.7 sur le territoire de la commune de Raeren 

(Eynatten). 

2.2. Degré de précision des informations. 

Le cahier spécial des charges retenu ci-dessous constitue un document-type dont le degré de précision est 

considéré comme suffisant au regard de l’article 42 du Code. 

L’examen des caractéristiques humaines, socio-économiques et environnementales se fait à l’échelle du contexte 

territorial général (point C.2.), et à l’échelle microgéographique du territoire d’étude des vulnérabilités et contraintes 

environnementales (point D). 

Enfin, les facteurs de modification du milieu, et les éléments constitutifs de la situation de droit et de fait sont 

inventoriés en annexe, à charge pour les auteurs de l’étude d’incidences de ne retenir dans l’analyse que ceux qui se 

révèlent pertinents. 

Une attention toute particulière sera accordée auproblème de la sécurité des personnes. 

Phase I. — Analyse territoriale d’opportunité et de localisation de l’avant-projet de plan modificatif 

A. Description et analyse de l’objet, des objectifs et motivations de l’avant-projet de plan modificatif 

A.1. Description. 

Il s’agit ici uniquement de décrire et expliciter, sans analyse critique, l’objet, les objectifs et les motivations du 

Gouvernement wallon tels qu’ils apparaissent dans l’arrêté adoptant l’avant-projet de plan modificatif. 

(Correspond au point 1 o partim de l’article 42, alinéa 2 du Code) 

A.1.1. Objet de la révision. 

Description de la modification apportée au plan de secteur (zones d’affectation, infrastructures principales et 

périmètres) et cartographie associée. 

Description des prescriptions supplémentaires (article 23, alinéa2,2 o ) et autres mesures d’aménagement (article 23, 

alinéa 2,3 o )prévues à l’avant-projet (voir annexe A), en ce compris les compensations alternatives proposées. 

A.1.2. Identification et explicitation des objectifs de l’avant-projet. 

Par objectifs de l’avant-projet on entend les buts que poursuit le Gouvernement wallon en établissant l’avant-projet 

de plan de secteur modificatif. 

A.1.3. Identification et explicitation des motivations de l’avant-projet. 

Par motivations de l’avant-projet on entend les raisons pour lesquelles l’établissement de l’avant-projet est 

(considéré par le Gouvernement wallon comme) indispensable à la réalisation des objectifs. 

A.2. Analyse. 

Il s’agit ici de procéder à une première analyse de la cohérence des objectifs de l’avant-projet de plan de secteur 

modificatif au regard des options régionales. 

Il y a lieu de remarquer que l’analyse critique des motivations de l’avant-projet n’est pas possible à ce stade. 

Elle sera menée en conclusion générale (point E) lorsque seront disponibles l’ensemble des éléments d’appréciation. 

A.2.1. Examen de la compatibilité des objectifs de l’avant-projet au regard des options régionales. 

Il convient de vérifier que les objectifs de l’avant-projet sont compatibles avec les options présentées dans les 

documents d’orientation régionaux : 

C le SDER : projet de structure spatiale et principes d’aménagement; 

C le PEDD; 

C les Actions prioritaires pour l’Avenir wallon; 

C la DPR... 

Ce point établit les liens entre l’avant-projet de plan et les autres plans et programmes pertinents (article 42, 

alinéa 2,1 o partim du Code) et identifie les objectifs de la protection de l’environnement pertinents au regard de 

l’avant-projet (article 42, alinéa 2,7 o partim du Code). 

A.2.2. Validation du type de zonage/infrastructure inscrit à l’avant-projet. 

Il y a lieu de vérifier que le type de zone ou d’infrastructure inscrite à l’avant-projet est approprié aux objectifs visés 

par le Gouvernement wallon.


A.2.3. Examen de la conformité de l’avant-projet aux réglementations en vigueur. 

Il convient de vérifier si l’avant-projet est conforme aux réglementations en vigueur, en particulier l’article 46 

du CWaTUP. 

A.2.4. Synthèse. 

En particulier, mise en évidence des objectifs de l’avant-projet au regard de leur compatibilité avec les enjeux 

régionaux et conclusions sur le territoire de référence. 

B. Justification de la nécessité de l’implantation d’une nouvelle canalisation de gaz naturel (et des installations 

connexes). 

La méthode utilisée sera décrite chaque fois que nécessaire. (Correspond au point 12 o de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

B.1. Perspectives d’évolution de la demande de transport de gaz naturel (transit et demande intérieure, 

expansion de la demande d’énergie et modification des parts de marché, prise en compte des considérations 

environnementales, ...) 

B.2. Rôle de la nouvelle canalisation dans le réseau de transport aux différentes échelles pertinentes (européenne, 

fédérale, régionale, voire locale). 

B.3. Démonstration de l’impossibilité (ou de la possibilité) de rencontrer les objectifs identifiés sous A.1.2. sans 

implantation d’une nouvelle canalisation de gaz naturel (option zéro). 

C. Réflexion d’aménagement sur les alternatives potentielles de localisation (et de localisation des installations 

connexes). 

(Correspond partiellement au point 11 o de l’article 42, alinéa 2 du Code - voir également pts. D et E) 

La méthode utilisée sera décrite chaque fois que nécessaire. (Correspond au pt 12 o de l’article 42, alinéa 2 du Code) 

C.1. Délimitation du contexte territorial pertinent pour la recherche d’alternatives potentielles de tracé (et de 

localisation des installations connexes) en fonction des objectifs identifiés sous A.1.2. 

(Point 5 o de l’article 42, alinéa 2 du Code) (point 6 o partim de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

C.2. Analyse du contexte territorial défini sous C.1. 

C’est la détermination au niveau ″méso″ des caractéristiques humaines, socio-économiques et environnementales 

du territoire retenu sous C.1. Il s’agit de mettre en évidence ses potentialités (atouts et opportunités) et contraintes 

(faiblesses et menaces) pour l’inscription de la nouvelle canalisation de gaz. 

(Correspond au point 3 o partim de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

Une attention particulière sera portée aux zones revêtant une importance particulière pour l’environnement telles 

que celles désignées conformément aux Directives 79/409/C.E.E. et 92/43/C.E.E. 

C.3. Identification des alternatives potentielles de tracé (et de localisation des installations connexes) en fonction 

de l’analyse menée en C.1. et dans le respect des objectifs identifiés sous A.1.2. 

Au cas où le bureau d’études estime que la recherche de variantes de localisation ne se justifie pas, il doit motiver 

de manière sérieuse sa position. 

C.4. Identification des alternatives de localisation des installations connexes en fonction de l’analyse menée en C.1. 

et dans le respect des objectifs identifiés sous A.1.2. 

Au cas où le bureau d’études estime que la recherche de variantes de localisation ne se justifie pas, il doit motiver 

de manière sérieuse sa position. 

C.5. Démonstration de l’opportunité des compensations planologiques retenues et de la pertinence de leur 

localisation. 

Conclusions de la phase I : 

Justification de l’avant-projet au regard de l’article 1 er , § 1 er du Code. 

L’objectif de cette conclusion est de poser une première conclusion critique sur l’avant-projet de plan au niveau de 

son opportunité et du tracé retenu. 

L’avant-projet et les éventuels tracés alternatifs seront passés au crible de tous les critères d’analyse induits par 

l’article 1 er , § 1 er , soit : 

• la réponse durable aux besoins socio-économiques; 

• l’utilisation parcimonieuse du sol et de ses ressources; 

• la gestion qualitative du cadre de vie; 

• la conservation et le développement du patrimoine culturel, naturel et paysager. 

Phase II. — Evaluation environnementale. 

D. Validation de la délimitation et de la mise en œuvre. 

Al’échelle micro, il convient d’affiner le tracé et la délimitation des zones ainsi que les conditions de mise en œuvre, 

tant de l’avant-projet que de chaque alternative potentielle de tracé, suite à l’analyse détaillée de son périmètre d’étude. 

Si plusieurs alternatives potentielles de tracé sont retenues à la fin du point C, le point D doit donc être reproduit pour 

chacune de ces alternatives. Le périmètre d’étude est la zone susceptible d’être touchée par l’avant-projet ou une 

alternative de tracé ou de présenter des contraintes à l’implantation projetée. Il peut donc varier en fonction de 

l’élément de situation existante envisagé puisqu’il dépend de la nature de l’élément du milieu considéré (plus ou moins 

sensible aux facteurs de modification du milieu inhérents au projet) ou de la contrainte considérée. 

(Correspond partiellement au point 11 o de l’article 42, alinéa 2 du Code - voir également pts. C et E). 

22205


D.0. Description de la méthode retenue (correspond au pt 12 o de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

D.1. Identification des facteurs de modification du milieu liés au projet. 

Il convient d’identifier les composantes du projet susceptibles de perturber le milieu et de les hiérarchiser 

(selon 3 degrés par exemple : perturbation forte, moyenne et faible) selon l’ampleur de ces perturbations à trois stades : 

• la phase d’implantation de la canalisation et des installations connexes; 

• la phase de fonctionnement; 

• la phase plus lointaine de réhabilitation du site. 

Les composantes perturbatrices du milieu à examiner sont listées à l’annexe D.1., sans prétention à l’exhaustivité. 

Une attention toute particulière sera accordée aux facteurs liés à la sécurité des personnes. 

D.2. Description de la situation existante de droit. 

Les éléments de la situation existante de droit à prendre en considération sont ceux qui (point 4 o de l’article 42, 

alinéa 2 du Code) constituent des contraintes à l’implantation prévue. 

Ils doivent faire l’objet d’une cartographie. 


que celles désignées conformément aux Directives 79/40/C.E.E. et 92/43/C.E.E. (Point 5 o de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

L’annexe D.2. présente un contenu non exhaustif d’une situation existante de droit. 

D.3. Description de la situation existante de fait. 

Les éléments de la situation existante de fait à prendre en considération sont ceux qui risquent de subir les effets 

des facteurs de modification du milieu identifiés en D.1., que l’on qualifiera de ″vulnérabilités du milieu″, (point 4 o de 

l’article 42, alinéa 2 du Code) ou qui constituent des contraintes à l’implantation prévue. Ils doivent faire l’objet d’une 

cartographie. 


que celles désignées conformément aux Directives 79/409/C.E.E. et 92/43/C.E.E. (Point 5 o de l’article 42, alinéa 2 

du Code). 

L’annexe D.3. présente un contenu non exhaustif d’une situation existante de fait. 

D.4. Présentation de variantes de délimitation et de mise en œuvre. 

Il s’agit, à partir des vulnérabilités et contraintes dégagées en D.2. et D.3., de procéder à une première identification 

de variantes de délimitation ou de mise en œuvredel’avant-projet et - s’il échet - des alternatives potentielles de tracé 

retenues à la fin du pt C. Ces variantes visent notamment à réduire les incidences environnementales et à prendre en 

compte les contraintes d’implantation. Un exercice du même type sera mené au point D.6. après évaluation des effets 

sur l’environnement des variantes identifiées ici. 

Les variantes de délimitation sont des variations légères du tracé ou du contour des zones. 

Les variantes de mise en œuvre recouvrent les prescriptions supplémentaires ou autres mesures d’aménagement 

envisageables (voir annexe A). 

D.5. Evaluation des effets non négligeables probables aux différentes étapes de réalisation des variantes de 

délimitation et de mise en œuvre. 

(Correspond aux points 8 o et 9 o de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

Il s’agit dans cette partie de mettre en rapport les composantes perturbatrices des variantes dégagées au point D.4. 

avec les vulnérabilités du milieu issues des points D.2. et D.3., de façon à mettre en évidence les incidences non 

négligeables probables (effets secondaires cumulatifs, synergiques, à court, à moyen et à long termes, permanents et 

temporaires tant positifs que négatifs) sur l’environnement, ainsi que sur l’activité agricole et forestière. 

Cette analyse doit être menée à trois stades : 

C la phase d’implantation de la canalisation et des installations connexes; 

C la phase de fonctionnement; 

C la phase plus lointaine de réhabilitation du site. 

Elle devra permettre d’établir si l’aménagement proposé par l’avant-projet (ou l’alternative potentielle de tracé 

étudiée et ses variantes de délimitation ou de mise en œuvre) est susceptible d’avoir des incidences notables sur 

l’environnement des Régions voisines, en vue de l’application éventuelle des dispositions de l’article 43, § 2 du Code 

modifié par le décret du 3 février 2005. 

D.5.1. Identification des principales incidences environnementales. 

Les incidences environnementales à examiner sont listées à l’annexe D.5. 

Il conviendra d’attacher une attention particulière à la sécurité des personnes.


D.5.2. Comparaison des variantes. 

Réalisation d’un tableau synoptique de comparaison des différentes variantes de délimitation/mise en œuvre selon 

leurs effets sur le milieu. 

D.6. Examen des mesures à prendre pour réduire les effets négatifs des variantes de délimitation et de mise en 

œuvre. 

(Correspond au point 10 o de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

D.6.1. Présentation des mesures à prendre. 

Il s’agit d’identifier les mesures à prendre pour réduire les effets négatifs des différentes variantes de délimitation 

ou de mise en œuvre identifiées au point D.4. 

Il peut s’agir : 

C d’ajustement de zonages voisins; 

C de prescriptions supplémentaires; 

C d’autres mesures d’aménagement. 

D.6.2. Efficacité des mesures et estimation des impacts résiduels (non réductibles) de chaque variante. 

D.6.3. Comparaison des différentes variantes. 

D.7. Evolution probable de la situation environnementale si le plan n’est pas mis en œuvre (option zéro). 

E. Synthèse de l’évaluation. 

(Correspond partiellement au point 11 o de l’article 42, alinéa 2 du Code). 

Etablissement d’un tableau comparatif des avantages et inconvénients de la situation sans mise en œuvre du plan 

et des différentes variantes de délimitation/mise en œuvre dégagées au point D pour l’avant-projet et les éventuelles 

alternatives potentielles de localisation retenues au point C. 

Commentaires de ce tableau notamment au regard du respect de l’article 1 er , § 1 er du Code (point 2 o de l’article 42, 

alinéa 2 du Code) et de la prise en compte des objectifs de la protection de l’environnement identifiés au point A.2.1. 

(point 7 o partim de l’article 42, alinéa 2 du Code) en ce compris l’analyse critique des motivations de l’avant-projet. 

Cette synthèse devra permettre de se prononcer sur l’opportunité de modifier le plan sur base d’une analyse 

scientifique plus complète que celle sur laquelle s’appuyait l’avant-projet de révision et, dans l’affirmative, d’opter pour 

un aménagement compatible avec l’article 1 er , § 1 er du Code. Elle permet une validation des motivations de 

l’avant-projet identifiées et explicitées au point A.1.3. 

Cette synthèse devra également permettre d’établir si l’aménagement proposé par l’avant-projet de plan ou les 

éventuelles alternatives potentielles de localisation, en ce compris leurs variantes de délimitation et/ou de mise en 

œuvre, est susceptible d’avoir des incidences notables sur l’environnement des Régions voisines, en vue de 

l’application éventuelle des dispositions de l’article 43, § 2bis du Code introduites par le décret du 3 février 2005. 

F. Mesures envisagées pour assurer le suivi des incidences notables sur l’environnement de la mise en œuvre de 

l’avant-projet de plan de secteur modificatif (point 13 o de l’article 42, alinéa 2). 

L’objectif est d’identifier, à un stade précoce, les impacts négatifs imprévus de manière àêtre en mesure d’engager 

les mesures correctrices appropriées. 

Il s’agira de lister les impacts non négligeables, de proposer des indicateurs de suivi de ces impacts, leur mode de 

calcul, les données utilisées et leur source, ainsi que leurs valeurs-seuils. 

G. Compléments. 

G.1. Description des difficultés rencontrées. 

(Point 12 o de l’article 42, alinéa 2). 

Il s’agit de préciser les difficultés rencontrées, notamment dans la collecte des informations et les méthodes 

d’estimation des besoins. 

G.2. Limites de l’étude. 

Ce sont les points de l’étude qui devraient être approfondis dans les études d’incidences sur l’environnement qui 

seront réalisées sur les projets concrets. 

H. Résumé non technique (maximum 30 pages + illustrations). 

Vu pour être annexé àl’arrêté du Gouvernement wallon du 15 mars 2007 décidant de faire réaliser une étude 

d’incidences sur l’avant-projet de révision des plans de secteur de Verviers — Eupen, Liège et Huy — Waremme en vue 

de l’inscription d’une canalisation, d’un périmètrederéservation, d’un périmètre de protection, de deux zones de 

services publics et d’équipements communautaires et de la désaffectation de zones d’habitat à caractère rural 

permettant la pose de nouvelles canalisations de gaz naturel liquide selon le tracé RTR Raeren (Eynatten) — Oupeye 

(Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge sur le territoire des communes de Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, 

Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge et Waremme (planches 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 

N et 43/2 N). 

Namur, le 15 mars 2007. 

Le Ministre-Président, 

E. DI RUPO 

Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial, 

A. ANTOINE 

22207


Annexe A 

Prescriptions supplémentaires et autres mesures d’aménagement. 

Les prescriptions supplémentaires visées à l’article 23, alinéa 2,2 o du Code sont définies à l’article 41 et peuvent 

porter notamment sur : 

1 o la précision de l’affectation des zones; 

2 o le phasage de leur occupation; 

3 o la réversibilité des affectations; 

4 o la densité des constructions ou des logements; 

5 o l’obligation d’élaborer un plan communal d’aménagement préalable à leur mise en œuvre; 

6 o l’obligation d’élaborer un règlement communal d’urbanisme préalable ou encore sur tout autre type de 

prescription d’ordre urbanistique ou planologique. 

Les autres mesures d’aménagement visées à l’article 23, alinéa 2,3 o du Code recouvrent notamment : 

• les équipements projetés sur le site et en dehors (infrastructures de transport, d’adduction d’eau, de gaz, 

d’électricité, d’égouttage/épuration); 

• les dispositifs de gestion de l’environnement et d’atténuation des incidences (station d’épuration, bassin 

d’orage...); 

• les mesures d’intégration paysagère. 

Annexe D.1. 

Composantes perturbatrices du milieu. 

Composantes perturbatrices liées à la mobilisation ou la consommation des ressources naturelles : 

• Immobilisation de sol et sous-sol (retrait du sol et du sous-sol par rapport à d’autres activités humaines existantes 

et potentielles); 

• consommation d’eau. 

Composantes perturbatrices liées aux rejets et émissions des activités: 

• Bruit. 

• Rejets solides, liquides et gazeux, déchets. 

Composantes perturbatrices ou risques liés au stockage de produits. 

• Matières premières, matières de process, produits, sous-produits et déchets... 

Composantes perturbatrices liées à la mobilisation des infrastructures et équipements publics dans et hors du site : 

• Mobilisation des voiries-circulation. 

• Mobilisation des parkings. 

• Mobilisation des équipements d’adduction (impétrants : eau, électricité, pipe-lines,...). 

• Mobilisation des infrastructures de collecte et d’épuration des eaux usées. 

Annexe D.2. 

Situation existante de droit. 

Il convient notamment de relever les éléments suivants. 

• Les périmètres et les zones d’aménagement réglementaires : 

communes en décentralisation et/ou ayant adopté un RCU, périmètres de PCA, plan communal d’égouttage, 

périmètres d’application du règlement général sur les bâtisses en site rural, ... 

• Les objets territoriaux soumis à réglementation particulière : 

statut juridique des voiries et voies de communication, statut juridique des bois et forêts, réseau RAVeL,... 

• Les périmètres d’autorisation à restriction du droit civil : 

périmètres des lotissements existants, périmètres ayant fait l’objet d’une intervention du fond des calamités, biens 

immobiliers soumis au droit de préemption, biens immobiliers soumis à l’expropriation pour cause d’utilité 

publique... 

• Les périmètres inhérents aux politiques d’aménagement opérationnel : 

périmètres de remembrement, périmètres de revitalisation urbaine, périmètres de rénovation urbaine, zones 

d’initiatives privilégiées... 

• Les périmètres et sites patrimoniaux : 

monuments et sites classés y compris les fouilles archéologiques, patrimoine monumental de la Belgique, liste des 

arbres et haies remarquables... 

• Les périmètres de contraintes environnementales. 

• Les périmètres d’intérêt paysager : 

délimitation des périmètres d’intérêt paysager telles qu’inscrite au plan de secteur.


Annexe D.3. 

Situation existante de fait. 

Le milieu biophysique : 

• Air et climat (dont la direction du vent). 

• Eaux de surface et souterraines. 

• Sol et sous-sol (dont le relief et l’identification des gisements de grande valeur économique ou patrimoniale à 

protéger). 

• Biotopes. 

• Risques naturels et des contraintes géotechniques auxquels est soumis le périmètre d’étude : 

• inondations; 

• phénomènes karstiques; 

• risque minier; 

• éboulement; 

• glissement de terrain; 

• risque sismique. 

• Périmètres d’intérêt paysager (en fonction des lignes de force du paysage et de la présence de points de vue 

remarquables). 

Le milieu humain : 

• Ambiance sonore et olfactive. 

• Localisation de l’habitat, structure urbanistique et morphologie architecturale du bâti et des espaces publics. 

• Patrimoines culturel et naturel. 

• Paysage et ambiance visuelle. 

• Infrastructure et équipements. 

• Le cheminement des modes lents. 

• Présence de biens immobiliers ou d’un site classé. 

• Réseau de transports en commun et fréquences - cartes d’accessibilité. 

Les activités humaines : 

• Nature et caractéristiques des activités actuelles et potentielles (dans le cadre du plan de secteur actuel). 

• Equipements socioculturels sensibles. 

• Autres occupations humaines sensibles aux activités dérangeantes. 

• Activités agricoles. 

• Autres activités économiques. 

Annexe D.5. 

Incidences environnementales. 

Effets sur l’air et le climat : 

• Eventuelle perturbation du microclimat par des bâtiments de grande hauteur (ombre portée, effets de turbulence 

aux pieds des bâtiments de grande hauteur...). 

• Eventuelle participation à la formation de brouillards par le rejet de poussières dans l’atmosphère dans des 

conditions de diffusité favorable. 

Effets sur les eaux superficielles et souterraines : 

• Modification du régime hydrogéologique des nappes aquifères et hydrologique des cours d’eau liée à 

l’imperméabilisation des sols par les bâtiments et aménagements au sol (voiries et parkings). 

• Modification de la qualité chimique, microbiologique et de la turbité des cours d’eau liée aux rejets des eaux 

pluviales et épurées. 

• Modification du régime des cours d’eau liée au rejet des eaux pluviales et épurées. 

• Risque de pollution accidentelle notamment liée au stockage de produits ou de déchets. 

• Possible mobilisation de ressources en eau de proximité par puisage. 

• Régime karstique et effondrements par le rabattage des nappes. 

Effets sur le sol et le sous-sol : 

• Immobilisation non réversible du sol et du sous-sol liée à l’implantation des bâtiments et aux aménagements du 

sol par les voiries et parkings. 

• Risque de pollution accidentelle des sols notamment liée au stockage de produits ou de déchets. 

• Effondrements karstiques et/ou miniers avec risques majeurs. 

Effets sur la faune et la flore : 

• Destruction et/ou fragmentation des biotopes liée à l’implantation des bâtiments, aux aménagements au sol et 

à la modification du relief du sol. 

• Altération des écotopes par des polluants gazeux, liquides ou solides. 

• Perturbation de la faune liée aux activités (bruits, mouvements...). 

• Impact sur les zones revêtant une importance particulière pour l’environnement telles que celles désignées 

conformément aux Directives 79/409/CEE (conservation des oiseaux sauvages) et 92/43/CEE (conservation des 

habitats naturels ainsi que de la faune et de la flore sauvages = réseau Natura 2000). 

Effets sur la santé et la sécurité de l’homme : 

• Altération de la santé liée aubruitgénéré par l’accroissement du trafic. 

• Altération de la santé liée au rejet de polluants atmosphériques. 

22209


• Atteinte à la sécurité liée à l’accroissement de la circulation de voitures et camions sur le réseau de voiries. 

• Vibrations dues aux process des entreprises (cribles, concasseurs, broyeurs...) 

Effets sur l’agrément des conditions de vie : 

• Altération de l’ambiance olfactive par le rejet de polluants gazeux voire de déchets; 

• Altération de l’ambiance sonore par des activités bruyantes et l’accroissement du trafic; 

• Altération de la qualité visuelle liée à la volumétrie ou à la composition architecturale et urbanistique des futurs 

bâtiments ainsi qu’aux modifications probables de relief du sol pour les implanter. 

Effets sur les biens matériels et patrimoniaux : 

• Dégradation des biens immobiliers patrimoniaux par les rejets atmosphériques de certaines industries 

polluantes; 

• Atteinte à d’éventuels sites archéologiques. 

Effets sur la mobilité, les réseaux et infrastructures : 

• Partage modal du trafic. 

• Mobilisation inadéquate des infrastructures routières à l’origine d’incidences sur la fluidité du trafic. 

• Perturbation par un apport de charge inadéquate sur le réseau de viabilité et d’épuration des eaux. 

• Surcharge des réseaux électriques, de gaz et de communication. 

Effets sur les activités : 

• Impact sur les activités primaires (agriculture, sylviculture) présentes sur le site de l’avant-projet lié à la 

mobilisation de la ressource sol et sous-sol 

• Impact sur certains usages du sol et activités permanentes ou occasionnelles sensibles (résidences, tourisme...) lié 

aux éventuelles nuisances sonores et olfactives. 

ÜBERSETZUNG 

MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION 

D. 2007 — 1670 

[2007/201282] 

15. MÄRZ 2007 — Erlass der Wallonischen Regierung, durch den beschlossen wird, dass der Sektorenplan 

Verviers-Eupen, Lüttich und Huy-Waremme einer Revision zu unterziehen ist, und durch den der Vorentwurf 

zur Revision des Sektorenplans Verviers-Eupen, Lüttich und Huy-Waremme zwecks der Eintragung einer 

Leitung, eines Reserveumkreises, eines Schutzumkreises, zweier Gebiete für öffentliche Dienststellen und 

gemeinschaftliche Anlagen und der Zweckentfremdung von Wohngebieten mit ländlichem Charakter, durch 

die neue Flüssigerdgasleitungen nach der RTR-Trasse Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — 

Zeebrugge auf dem Gebiet der Gemeinden Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, 

Juprelle, Bassenge und Waremme verlegt werden können, angenommen wird (Karten 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 

34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N und 43/2 N) 

Die Wallonische Regierung, 

Aufgrund des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe, insbesondere der 

Artikel 22, 23, 25, 28, 37, 40 und 41 bis 46; 

Aufgrund der Königlichen Erlasse vom 23. Januar 1979 und vom 20. November 1981 und des Erlasses der 

Wallonischen Regionalexekutive vom 26. November 1987 zur Erstellung der Sektorenpläne Verviers-Eupen, 

Huy-Waremme und Lüttich; 

In Erwägung des von FLUXYS im März 2006 eingereichten Antrags, der darin besteht, die Leitung ″Réseau de 

Transport — Renforcement″ (RTR) — 1 Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk zu verdoppeln, indem eine 

neue, 

für den Transport von Flüssig-Starkerdgas bestimmte Leitung RTR-2 von einem Nenndurchmesser von 1 200 mm und 

einer Länge von 41 Kilometern in der Wallonischen Region installiert wird; 

In Erwägung des Umfangs der Erdgasreserven der Russischen Föderation; 

In der Erwägung, dass es mehr als wahrscheinlich ist, dass der Bedarf des Vereinigtes Königreichs an russischem 

Gas steigen wird; 

In der Erwägung, dass die Osttrasse (Eynatten) — Nord-West (Zeebrugge) eine Achse bildet, die zu einem 

derartigen Transit beiträgt; 

In Erwägung der erstrangigen Rolle von Hub Zeebrugge in Sachen kurzfristige internationale Erdgasmärkte; 

In der Erwägung, dass die beiden Eintrittsstellen in Eynatten über den Anschluss an die Leitungen TENP von 

Ruhrgas und WEDAL von Wingas strategische Verknüpfungsstellen an die russischen Erdgasquellen darstellen; 

In der Erwägung, dass diese Achse andere Arten von Transitverkehr ermöglicht, insbesondere durch die 

Verbindungsleitungen an das niederländische Netz von Gastransport Services via die strategische Verknüpfung 

von Zelzate; 

In der Erwägung, dass die Verstärkung einer derartigen Achse zur Flüssig-Erdgasversorgung dazu beiträgt, 

die Mittelstellung Belgiens in diesem Bereich zu stärken; 

In der Erwägung, dass laut einer Modellbildung der Elektrizitäts- und Gasregulierungskommission der belgische 

Bedarf an Erdgas bis zum Jahr 2014 durchschnittlich bis zu 3% pro Jahr steigen wird; 

In der Erwägung, dass laut dieser Voraussagen die verhältnismäßige Bedeutung von Eynatten für die Versorgung 

des belgischen Markts an Flüssig-Erdgas zwischen 2004 und 2014 von 7 auf 17% steigen wird; 

In der Erwägung, dass das Gesetz vom 31. Januar 2003 über den progressiven Ausstieg der Kernenergie zwecks 

industrieller Stromerzeugung wahrscheinlich zu einer Erhöhung des internen Bedarfs an Erdgas zur Stromerzeugung 

beitragen wird; 

In der Erwägung, dass der interne Bedarf an Starkerdgas ebenfalls steigen müsste, insbesondere in Anbetracht des 

Bestrebens, die Kunden schrittweise von Schwachgas auf Starkgas überwechseln zu lassen; 

In der Erwägung, dass die Kapazitäten der RTR-1 (8 bis 10 Milliarden m 3 pro Jahr) vollständig von den 

Transiteuren für den langfristigen Transit gezeichnet wurden und dass die Kapazitäten des RTR-2-Projekts bereits 

teilweise für den langfristigen Transit Eynatten — Zeebrugge gezeichnet wurden;


In der Erwägung, dass es außerdem notwendig ist, eine Kapazität in der Größenordnung von 3 bis 4 Milliarden m 3 

pro Jahr für die Versorgung des belgischen Markts ab Eynatten zu gewährleisten; 

In der Erwägung, dass es notwendig ist, die Leitung ab Opwijk in Richtung Zeebrugge zu verlängern, um den 

zusätzlichen zukünftigen Kapazitäten nachzukommen; 

In der Erwägung, dass mit der vollständigen Verlegung des RTR-2-Leitungsprojekts bis Zeebrugge, die 

Eingangskapazität in Eynatten etwa 18 Milliarden m 3 /Jahr erreichen wird, wodurch der Bedarf über das Jahr 2020 

hinaus gedeckt sein müsste; 

In der Erwägung, dass die vollständige Kapazität des Erdgastransports Ost-Nord-West dadurch verdoppelt 

würde; 

In der Erwägung, dass durch die Verdoppelung der Leitung ermöglicht würde, die Transit- und Versorgungssicherheit 

zu gewährleisten, indem eine Lösung zu einem vorübergehenden Stillstand wegen Instandhaltungsarbeiten 

oder wegen einer Betriebsstörung der ersten RTR-1-Leitung geboten wird; 

In der Erwägung, dass durch die Verdoppelung der Leitung mehr Flexibilität im Bereich des Transports von Gas 

verschiedener Beschaffenheit geboten werden kann; 

In der Erwägung, dass die Zunahme des transportierten Volumens dazu beitragen wird, den Preis des Erdgases 

in Belgien zu senken; 

In der Erwägung, dass durch diese Investition die Zunahme der nutzbereiten Lagerung für den Binnenmarkt 

ermöglicht wird; 

In der Erwägung, dass die RTR-1-Leitung nicht nur zum internationalen Gastransport, sondern ebenfalls dazu 

beiträgt, die Versorgungskapazität des belgischen und wallonischen Markts dank der in Berneau, Zomergem und 

Wachtebeke durchgeführten Entnahmen zu verstärken; 

In Erwägung der zwischen der RTR-1 und dem öffentlichen Versorgungsnetz der ALG, den Leitungen in Richtung 

Verviers, der Provinz Luxemburg und der Stammleitung SEGEO bestehenden Verbindungsleitungen; 

In Erwägung der zwischen der RTR-1 und dem RTR-2-Projekt vorgesehenenVerbindungsleitungen; 

In der Erwägung, dass diese Verstärkung dank der breiten Verzweigung unseres Erdgastransportnetzes einen 

offensichtlichen Vorteil für die Gewährleistung der Versorgungssicherheit darstellt; 

In der Erwägung, dass laut dem Betreiber Fluxys die Investition zwischen 350 und 400 Millionen Euro schwanken 

soll; 

In der Erwägung, dass diese Gesellschaft schon seit dem Monat Juni 2005 ein ″Information Memorandum″ 

eingeleitet hat, um das Marktinteresse hinsichtlich der langfristigen Transitkapazitätsreservierung auf der betreffenden 

Achse zu ermessen; 

In der Erwägung, dass die bis heute verbindlichen Zeichnungen ausreichen, um die Investition für die Verlegung 

einer neuen Leitung zu rechtfertigen; 

In Erwägung der Verhandlungen zwischen Fluxys und den Gaslieferanten; 

In der Erwägung, dass das RTR-2-Projekt in die am 17. Juli 2006 vom Europäischen Parlament genehmigte Liste 

der ″Trans-European Energy Networks″-Projekte aufgenommen wurde; 

In der Erwägung, dass es für die Europäische Union, Belgien und die Wallonische Region von großer Bedeutung 

ist, ihr Energieimport-Portfolio zu diversifizieren; 

In der Erwägung, dass die Elektrizitäts- und Gasregulierungskommission empfiehlt, Initiativen zu ergreifen, um 

eine größere Menge Erdgas über den Osten des Landes hereinzulassen; 

In der Erwägung, dass es aufgrund der Empfehlungen der Elektrizitäts- und Gasregulierungskommission 

angebracht ist, dass eine ausreichende verfügbare Kapazität sowohl für den Transit als auch für den internen 

Erdgastransport gewährleistet wird; 

In der Erwägung, dass die für den belgischen Markt verfügbare Transportkapazität der benutzbaren Eingangskapazität 

unter Abzug der für den Transit gezeichneten Transportkapazität entspricht; 

In der Erwägung, dass es insbesondere angebracht ist, eine ausreichende interne Transportkapazität zurückzubehalten, 

um den Erdgaslieferanten zu ermöglichen, der steigenden Nachfrage nachzukommen, indem sie ihre Kunden 

zu konkurrenzfähigen Preisen versorgen können; 

In der Erwägung, dass es demnach ebenfalls angebracht ist, die gezeichnete Kapazität für den Transit 

einzuschränken und dass der Transportbetreiber Fluxys mit den Transitcharterern Hilfeleistungsverträge abschließt; 

In der Erwägung, dass Erdgas für jede gelieferte Wärmemenge weniger umweltschädlich ist (SO x-, No x- 

Emissionen, Staub,...) und weniger Kohlendioxid freigibt als alle anderen nicht erneuerbaren Energien, ob Heizöl oder 

Kohle; 

In Erwägung des Vorhandenseins der im Jahre 1998 in Betrieb genommenen Ost-Nord-West-Erdgasleitung RTR-1 

Eynatten — Zeebrugge; 

In der Erwägung, dass die Trasse dieser Leitung in Betracht gezogen wurde, um die Umweltbelästigungen und 

Verlege- und Betriebsschwierigkeiten höchstmöglich zu reduzieren; 

In der Erwägung, dass in dem von der Wallonischen Regierung am 27. Mai 1999 verabschiedeten Entwicklungsplan 

des regionalen Raums bestimmt wurde, dass neue Gasleitungen so nahe wie möglich an vorhandenen 

Infrastrukturen anzulegen sind und dass diese Gruppierung in Übereinstimmung mit den gesetzlichen und 

Sicherheitsnormen zu erfolgen hat; 

In der Erwägung, dass der Standort einer neuen Leitung entlang einer bestehenden Trasse grundsätzlich den 

besten Standort vom raumordnerischen Standpunkt aus darstellt, um die Belastungen auf den Standort der anderen 

Funktionen des Gebiets höchstmöglich zu reduzieren; 

In der Erwägung, dass ein Standort, der parallel zu dem ersten läuft, ebenfalls die geeigneteste Lösung für den 

Betreiber ist, insbesondere um die Überwachung zu erleichtern; 

In der Erwägung, dass diese Trasse eine ausreichende Entfernung zwischen den beiden Leitungen einhalten muss, 

um jegliches Sicherheitsproblem zu vermeiden; 

In der Erwägung, dass seit dem Unfall von Ghislenghien alle Maßnahmen getroffen werden, um die Sicherheit der 

Anwohner der Gasleitungen zu verstärken; 

In Erwägung der Politik zur Verhütung der im Laufe von Aushubarbeiten verursachten Schäden, insbesondere der 

Föderalen Informationskontaktstelle Kabel und Leitungen; 

In Erwägung der von Tractebel consulting im Jahre 1995 verfertigten Notiz über die vorherige Bewertung der 

Auswirkungen des RTR-1-Projekts auf die Umwelt; 

In der Erwägung, dass die Trasse durch Gebiete führt, die zur städtebaulichen Entwicklung bestimmt sind, das 

heißt 700 Meter Wohngebiet mit ländlichem Charakter, 775 Meter industrielles Gewerbegebiet, 1 760 Meter 

Bauerwartungsgebiet mit industriellem Charakter und 500 Meter Abbaugebiet; 

22211


In der Erwägung, dass etwa 70 Gebäude weniger als 50 Meter von der Trasse entfernt angesiedelt sind; 

In der Erwägung, dass die gegenwärtige Trasse des RTR-2-Projekts durch die Natura 2000-Gebiete ″Göhltal 

stromabwärts von Kelmis″, ″Göhltal stromaufwärts von Kelmis″, ″Niederes Geertal″ und ″Niedere Maas und Mittlere 

Maas″ auf eine Gesamtlänge von 2 600 Metern führt; 

In Erwägung des Gutachtens der Generaldirektion der Naturschätze und der Umwelt vom 22. August 2006, in dem 

die Aufstellung eines ausführlichen biologischen Bestandsverzeichnisses beantragt und angegeben wird, dass es je 

nach den Ergebnissen dieser Studie unter Umständen angebracht ist, Ausgleichs- und Milderungsmaßnahmen 

zu treffen; 

In der Erwägung, dass es angebracht ist, eine Plan-Umweltverträglichkeitsprüfung durchführen zu lassen; 

In der Erwägung, dass eine ausführliche biologische Bestandsaufnahme der durchquerten Natura 2000-Gebiete im 

Rahmen der Plan-Umweltverträglichkeitsprüfung durchgeführt wird; 

In der Erwägung, dass die RTR-2-Leitung wie die RTR-1-Leitung durch den Grenzpunkt, die Zählstation von 

Raeren (Eynatten), die Station von Raeren (Hauset), die Kompressorstation von Dalhem (Berneau) und den 

Knotenpunkt von Oupeye (Haccourt) führen muss; 

In der Erwägung, dass die Zählstation von Raeren (Eynatten) verstärkt werden muss und es demnach angebracht 

ist, die von der bestehenden Station betroffenen Gebiete von einer Fläche von 0,7 ha Forstgebiet und 1,1 ha Agrargebiet, 

und deren Erweiterung, von einer Fläche von 1,3 ha Agrargebiet und 0,3 ha Wohngebiet mit ländlichem Charakter in 

ein Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen einzutragen; 

In der Erwägung, dass die angemessenste Zuordnung zu der Zählstation von Dalhem (Berneau) und zu deren 

möglichen Erweiterung Nord-West das Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen an Stelle des 

industriellen Gewerbegebiets von 0,9 ha ist; 

In der Erwägung, dass die Plan-Umweltverträglichkeitsprüfung insbesondere die Zweckmäßigkeit der Aufrechterhaltung 

der Möglichkeit zur Nord-West-Erweiterung der Zählstation von Dalhem (Berneau) bewerten muss; 

In der Erwägung, dass es angebracht ist, diese beiden Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche 

Anlagen den technischen Ausrüstungen zur Verwaltung der Flüssiggasströme vorzubehalten; 

In der Erwägung, dass 0,2 ha Wohngebiet mit ländlichem Charakter auf dem Gebiet von Visé, 1,5 und 0,3 ha auf 

dem Gebiet von Oupeye und 0,5 ha auf dem Gebiet von Juprelle in der Tat nicht bebaubar sind, da sie von der 

RTR-1-Leitung und von dem RTR-2-Leitungsprojekt durchquert werden und dass die angemessenste Zweckbestimmung 

dieser Grundstücke das Grüngebiet betreffend die Gebiete von Visé und Oupeye unter Berücksichtigung 

ihrer Eingliederung in das Wohngebiet, und das Agrargebiet betreffend das Gebiet von Juprelle unter Berücksichtigung 

von dessen landwirtschaftlichen Nutzung und dessen Nähe am Agrargebiet ist; 

Aufgrund des Artikels 46 § 1 Absatz 2 3 o des Gesetzbuches: «Die Eintragung jedes neuen zur Verstädterung 

bestimmten Gebiets wird ausgeglichen, und zwar dadurch, dass ein bestehendes, zur Verstädterung bestimmtes Gebiet 

in ein nicht zur Verstädterung bestimmtes Gebiet in gleichem Maße verändert wird, oder durch jegliche von der 

Regierung bestimmte alternative Ausgleichsmaßnahme.»; 

In der Erwägung, dass die Zweckentfremdung von 2,5 ha Wohngebiet mit ländlichem Charakter die Eintragung 

von 3,1 ha neuen, zur Verstädterung bestimmten Gebiets teilweise ausgleicht; 

In der Erwägung, dass die Finanzierung durch die Gesellschaft Fluxys des in Artikel 183 des Gesetzbuches 

erwähnten Fonds für funktionelle Raumordnungsmaßnahmen die alternative Ausgleichung der 0,6 ha des auszugleichenden 

Rests darstellt; 

In der Erwägung, dass die Schätzung des zu überweisenden Betrags der Differenz des Werts eines Grundstücks 

von 0,6 ha in einem Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen im Verhältnis zu dessen 

Zuordnung zu einem Agrargebiet entspricht; 

In der Erwägung, dass das Erwerbskomitee von Lüttich ersucht wird, diesen Betrag zu schätzen; 

In der Erwägung, dass aufgrund der Weiterentwicklung des Gasmarkts die Notwendigkeit auf längere Frist 

(über 2020 hinaus) nicht auszuschließen ist, eine dritte Leitung entlang der RTR-1 und des RTR-2-Projekts installieren 

zu müssen; 

In der Erwägung, dass es angebracht ist, ab sofort die ausreichende Fläche von mindestens 5 Metern beidseitig des 

Projekts für die Trasse zurückzubehalten, um eine mögliche dritte Leitung einrichten zu können; 

In der Erwägung, dass sich auf dem größten Teil der Trasse die zweite Leitung in etwa 8 Meter Entfernung von 

einer Seite der RTR-1 befinden sollte, und dass sich die eventuelle dritte Leitung entweder auf der anderen Seite in etwa 

8 Meter Entfernung von der RTR-1 oder auf derselben Seite in etwa 17 Meter Entfernung von der RTR-1 befinden sollte; 

In der Erwägung, dass es außerdem notwendig ist, eine Breite von mindestens 5 Metern beidseitig der Projekte für 

die Trasse vorzusehen, um deren Installierung zu ermöglichen; 

In der Erwägung, dass es demnach angebracht ist, einen Reserveumkreis von 25 Metern beidseitig der 

RTR-1-Leitungsachse einzutragen, um die RTR-2-Leitung und eventuelle andere Leitungen installieren zu können; 

In der Erwägung, dass die Plan-Umweltverträglichkeitsprüfung insbesondere zum Gegenstand hat, die genaue 

Trasse der RTR-2 und der eventuellen RTR-3 zu studieren, insbesondere auf der Grundlage technischer Elemente, die 

Fluxys zu übermitteln hat; 

In der Erwägung, dass im Wallonischen Gesetzbuch über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe auferlegt 

wird, dass der Sektorenplan Umkreise zum Schutz der unterirdischen Flüssigkeits- und Energietransportnetze enthält, 

in denen allein Handlungen und Arbeiten zum Nutzen der Allgemeinheit zugelassen sind oder die diese Netze 

betreffen; 

In der Erwägung, dass dieser Schutzumkreis mit dem Konzept des Reserveumkreises im Sinne des Königlichen 

Erlasses vom 24. Januar 1991 zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 11. März 1966 zur Bestimmung der bei der 

Einrichtung und der Betreibung der Gasversorgungsanlagen durch Rohrleitungen zu ergreifenden Sicherheitsmaßnahmen 

übereinstimmt; 

In der Erwägung, dass die Breite des Schutzumkreises einer Trasse nicht auf Ebene der Erstellung und 

Veröffentlichung des Sektorenplans ablesbar ist; dass ein Schutzumkreis definitionsgemäß nicht in Leitungsprojekten 

eingetragen werden kann, deren Trasse gegenwärtig nicht exakt und endgültig festgelegt sind; dass der Schutzumkreis 

im Reserveumkreis einbegriffen ist; dass demzufolge nicht der Anlass besteht, ihn graphisch im Sektorenplan 

einzutragen; dass jedoch der Anlass besteht, den Schutzumkreis in den wörtlichen Bestimmungen des vorliegenden 

Erlasses vorzusehen; 

In der Erwägung, dass die bestehende RTR-1-Leitung nicht im Sektorenplan eingetragen ist; 

In der Erwägung, dass die Darstellung der Trasse der bestehenden Leitung im Sektorenplan die Ablesbarkeit des 

Plans insofern verbessert, dass von der Art der Infrastruktur, die der Reserveumkreis darstellt, Kenntnis genommen 

werden kann; dass im Gegensatz dazu der Plan durch die Eintragung der 4 möglichen Trassen schwer abzulesen wäre; 

Auf Vorschlag des Ministers der räumlichen Entwicklung,


Beschließt: 

Artikel 1 - Die Regierung beschließt, die Sektorenpläne Verviers-Eupen, Lüttich und Huy-Waremme einer 

Revision zu unterziehen, um die Verdoppelung der Flüssigerdgasleitung gemäß der RTR-Trasse Raeren (Eynatten) — 

Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebruge zu ermöglichen. 

Art. 2 - Sie verabschiedet den Vorentwurf der Revision der Sektorenpläne Verviers-Eupen, Lüttich und 

Huy-Waremme (Karten 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N und 43/2 N), der gemäß der hier 

beigefügten Karte die Eintragung folgender Elemente enthält: 

— der Trasse einer bestehenden Leitung und eines Reserveumkreises auf den Gebieten der Gemeinden Raeren, 

Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge und Waremme; 

— eines mit dem Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche 

Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinde Raeren (Eynatten); 

— eines mit dem Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche 

Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinde Dalhem (Berneau); 

— eines Grüngebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Visé; 

— zweier Grüngebiete auf dem Gebiet der Gemeinde Oupeye; 

— eines Agrargebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Juprelle. 

Art. 3 - Die mit dem Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiete sind den technischen Ausrüstungen zur 

Verwaltung der Flüssiggasströme vorbehalten. 

Art. 4 - Die Erdgastransportleitungen, deren Installierung im vorliegenden Vorentwurf vorgesehen ist, umfassen 

einen Schutzumkreis im Sinne des Artikels 23 Absatz 1 3 o des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung. 

Dieser Schutzumkreis stimmt mit dem im Königlichen Erlass vom 24. Januar 1991 zur Abänderung des 

Königlichen Erlasses vom 11. März 1966 zur Bestimmung der bei der Einrichtung und der Betreibung der 

Gasversorgungsanlagen durch Rohrleitungen zu ergreifenden Sicherheitsmaßnahmen festgelegten Reservegebiet 

überein. 

Art. 5 - Die Regierung beauftragt den Minister der räumlichen Entwicklung, einen Inhaltsentwurf der 

Umweltverträglichkeitsprüfung auszuarbeiten, ihn dem Regionalausschuss für Raumordnung, dem Wallonischen Rat 

für Umwelt und nachhaltige Entwicklung und der Generaldirektion der Naturschätze und der Umwelt zur 

Begutachtung zu unterbreiten und ihn anschließend der Regierung wieder zur Verabschiedung vorzulegen. 

Art. 6 - Die Regierung beauftragt den Minister der räumlichen Entwicklung, beim Minister der Finanzen einen 

Antrag auf die Schätzung durch das Erwerbskomitee von Lüttich des durch eine Zweckumwandlung des Agrargebiets 

in ein Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen verursachten Mehrwerts einzureichen. 

Namur, den 15. März 2007 

Der Minister-Präsident, 

E. DI RUPO 

Der Minister des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, 

A. ANTOINE 

Anlage 1 zum Lastenheft 

Vorentwurf der Revision der Sektorenpläne Verviers-Eupen, Lüttich und Huy-Waremme zwecks der Eintragung 

einer Leitung, eines Reserveumkreises, eines Schutzumkreises, zweier Gebiete für öffentliche Dienststellen und 

gemeinschaftliche Anlagen und der Zweckentfremdung von Wohngebieten mit ländlichem Charakter, durch die neue 

Flüssigerdgasleitungen nach der RTR-Trasse Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge auf dem 

Gebiet der Gemeinden Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge und 

Waremme verlegt werden können (Karten 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N et 43/2 N). 

Inhalt der Plan-Umweltverträglichkeitsprüfung. 

1. Der durch den Erlass der Wallonischen Regierung vom ................ verabschiedete Vorentwurf der Revision der 

Sektorenpläne Verviers-Eupen, Lüttich und Huy-Waremme (Karten 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 

43/1 N und 43/2 N) enthält die Eintragung: 

• der Trasse einer bestehenden Leitung und eines Reserveumkreises auf den Gebieten der Gemeinden Raeren, 

Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge und Waremme; 

• eines mit dem Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche 

Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinde Raeren (Eynatten); 

• eines mit dem Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche 

Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinde Dalhem (Berneau); 

• eines Grüngebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Visé; 

• zweier Grüngebiete auf dem Gebiet der Gemeinde Oupeye; 

• eines Agrargebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Juprelle. 

Die mit dem Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiete sind den technischen Ausrüstungen zur Verwaltung der 

Flüssiggasströme vorbehalten. 

Außerdem umfassen die Erdgastransportleitungen, deren Installierung in dem Vorentwurf vorgesehen ist, einen 

Schutzumkreis im Sinne des Artikels 23 Absatz 1 3 o des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung. 

Dieser Schutzumkreis stimmt mit dem im Königlichen Erlass vom 24. Januar 1991 zur Abänderung des 

Königlichen Erlasses vom 11. März 1966 zur Bestimmung der bei der Einrichtung und der Betreibung der 

Gasversorgungsanlagen durch Rohrleitungen zu ergreifenden Sicherheitsmaßnahmen festgelegten Reservegebiet 

überein. 

22213


Abschließend enthält er einen Vorschlag einer alternativen Ausgleichung finanzieller Art. Zu diesem Zweck 

beauftragt die Regierung den Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die räumliche Entwicklung gehört, 

beim Minister der Finanzen einen Antrag auf die Schätzung durch das Erwerbskomitee von Lüttich des durch eine 

Zweckumwandlung des Agrargebiets in ein Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen 

verursachten Mehrwerts einzureichen. 

2. Umfang der Umweltverträglichkeitsprüfung und Genauigkeit der Informationen (Artikel 42, Absatz 2 des 

CWaTUP). 

2.1.Umfang. 

Durch die Eintragung von drei Grüngebieten und einem Agrargebiet, die als raumplanerischer Ausgleich für die 

Eintragung des neuen, den technischen Ausrüstungen zur Verwaltung der Flüssiggasströme vorbehaltenen Gebiets für 

öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen (Artikel 46 § 1 Absatz 2 3 o des CWaTUP) vorgesehen sind, 

wird bezweckt, dass keine, in den geltenden Sektorenplänen eingetragenen verstädterbaren Gebiete verwertet werden 

und dass die Sachlage beibehalten wird. 

Außerdem stellt die Umwandlung des industriellen Gewerbegebiets von Dalhem (Berneau) in ein den technischen 

Ausrüstungen zur Verwaltung der Flüssiggasströme vorbehaltenes Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche 

Anlagen lediglich eine Anpassung des Sektorenplans an die tatsächliche Zweckbestimmung des südlichen 

und östlichen Teils dieses Gebiets dar. 

Dies gilt ebenfalls für den nördlichen Teil des Projekts des Gebiets für öffentliche Dienststellen und 

gemeinschaftliche Anlagen von Raeren (Eynatten). 

Es wird nicht davon ausgegangen, dass diese Elemente bedeutsame Auswirkungen auf die Umwelt haben 

könnten. Dies gilt ebenfalls für die finanzielle alternative Ausgleichung. Sie bedürfen also keiner Umweltbewertung. 

Sie werden demnach lediglich einer Zweckmäßigkeitsanalyse unterzogen. 

Die Umweltbewertung bezieht sich demzufolge auf: 

• die Eintragung der Trasse einer bestehenden Leitung und eines Reserveumkreises auf den Gebieten der 

Gemeinden Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge und Waremme; 

• die Eintragung des nordwestlichen Teils, durch den die gegenwärtige Station erweitert werden kann, eines mit 

dem Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen 

auf dem Gebiet der Gemeinde Dalhem (Berneau); 

• die Eintragung des südlichen Teils, durch den die gegenwärtige Station erweitert werden kann, eines mit dem 

Überdruck * R.1.7 gekennzeichneten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf 

dem Gebiet der Gemeinde Raeren (Eynatten). 

2.2. Genauigkeit der Informationen. 

Das nachstehend gewählte Sonderlastenheft bildet ein Musterdokument, dessen Genauigkeit als ausreichend 

hinsichtlich des Artikels 42 des Gesetzbuches betrachtet wird. 

Die Prüfung hinsichtlich der Bevölkerung, der Sozialwirtschaft und der Umwelt erfolgt auf Ebene des allgemeinen 

territorialen Kontextes (Punkt C.2.) und auf mikrogeeographischer Ebene des Gebiets für die Untersuchung der 

Empfindlichkeiten und Einschränkungen hinsichtlich der Umwelt (Punkt D). 

Abschließend werden die Faktoren der Abänderung des Umfelds und die Komponenten der Sach- und Rechtslage 

in der Anlage aufgestellt, und die Autoren der Umweltverträglichkeitsprüfung haben die Verpflichtung, in der Analyse 

nur diejenigen zu behalten, die sich als relevant erweisen. 

Eine besondere Aufmerksamkeit wird dem Problem der Sicherheit der Personen geschenkt. 

Phase 1 — Territoriale Zweckmässigkeits- und Standortanalyse des Vorentwurfs des abgeänderten Plans. 

A. Beschreibung und Analyse des Gegenstands, der Ziele und der Begründungen des Vorentwurfs des 

abgeänderten Plans. 

A.1. Beschreibung. 

Es geht hier lediglich darum, den Gegenstand, die Zielsetzungen und Begründungen der Wallonischen Regierung, 

so wie diese aus dem Erlass zur Verabschiedung des Vorentwurfs des abgeänderten Plans hervorgehen, ohne kritische 

Analyse zu beschreiben und zu erläutern. 

(Entspricht dem Punkt 1 o partim des Artikels 42 Absatz 2 des Gesetzbuches) 

A.1.1. Gegenstand der Revision. 

Beschreibung der Abänderung des Sektorenplans (Zweckverwendungsgebiete, Hauptinfrastrukturen und Umkreise) 

und einschlägige kartographische Darstellung. 

Beschreibung der zusätzlichen Vorschriften (Artikel 23 Absatz 2 2 o ) und andere Raumordnungsmaßnahmen 

(Artikel 23 Absatz 2 3 o ), die im Vorentwurf vorgesehen sind, einschließlich der vorgeschlagenen alternativen 

Ausgleichsmaßnahmen. 

A.1.2. Identifizierung und Erläuterung der Ziele des Vorentwurfs. 

Unter Zielen des Vorentwurfs versteht man diejenigen, die die Wallonische Regierung bei der Erstellung des 

Vorentwurfs des abgeänderten Sektorenplans verfolgt. 

A.1.3. Identifizierung und Erläuterung der Begründungen des Vorentwurfs. 

Unter Begründungen des Vorentwurfs versteht man diejenigen, aus welchen die Erstellung des Vorentwurfs für 

die Erreichung der Ziele (nach Ansicht der Regierung) unerlässlich ist. 

A.2. Analyse. 

Hier geht es darum, eine erste Analyse der Kohärenz der Ziele des Vorentwurfs des abgeänderten Sektorenplans 

hinsichtlich der regionalen Optionen vorzunehmen. 

Es ist zu bemerken, dass die kritische Analyse der Begründungen des Vorentwurfs in diesem Stadium nicht 

möglich ist. Sie wird zum allgemeinen Abschluss (Punkt E) gemacht, wenn die gesamten Bewertungselemente 

verfügbar sind. 

A.2.1. Überprüfung der Vereinbarkeit der Ziele des Vorentwurfs mit den regionalen Optionen. 

Es soll überprüft werden, ob die Ziele des Vorentwurfs mit den Optionen vereinbar sind, die in den regionalen 

Orientierungsdokumenten vorgestellt werden: 

C im Entwicklungsplan des regionalen Raums: im Projekt der räumlichen Struktur und Raumordnungsgrundsätze; 

C im Umweltplan für die nachhaltige Entwicklung;


C die vorrangigen Maßnahmen für die Wallonische Zukunft; 

C in der regionalpolitischen Erklärung... 

In diesem Punkt werden die Verknüpfungen zwischen dem Vorentwurf des Plans und den sonstigen relevanten 

Plänen und Programmen (Artikel 42 Absatz 2 1 o partim des Gesetzbuches) festgestellt und die relevanten Ziele des 

Umweltschutzes hinsichtlich des Vorentwurfs identifiziert (Artikel 42 Absatz 2 7 o partim des Gesetzbuches). 

A.2.2. Billigung der Art der Zoneneinteilung/Infrastruktur, die im Vorentwurf eingetragen ist. 

Es soll überprüft werden, ob die Art des Gebiets oder der Infrastruktur, die im Vorentwurf eingetragen ist, für die 

von der Wallonischen Regierung verfolgten Ziele geeignet ist. 

A.2.3. Überprüfung der Übereinstimmung des Vorentwurfs mit den geltenden Regelungen. 

Es soll überprüft werden, ob der Vorentwurf mit den geltenden Regelungen, insbesondere mit Artikel 46 des 

CWaTUP, übereinstimmt. 

A.2.4. Synthese. 

Insbesondere Hervorhebung der Ziele des Vorentwurfs angesichts deren Vereinbarkeit mit den regionalen 

Herausforderungen und Schlussfolgerungen bezüglich des Bezugsgebiets. 

B. Begründung der Notwendigkeit der Installierung einer neuen Erdgasleitung (und der Nebenanlagen). 

Die verwendete Methode wird jedesmal wenn nötig beschrieben. 

(Entspricht dem Punkt 12 des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

B.1. Entwicklungsaussichten des Erdgastransportbedarfs (Transit und interner Bedarf, Steigerung des Energiebedarfs 

und Änderung der Marktanteile, Berücksichtigung der Umwelterwägungen,...) 

B.2. Rolle der neuen Leitung im Transportnetz auf verschiedenen einschlägigen Ebenen (europäisch, föderal, 

regional, sogar lokal). 

B.3. Darlegung der Unmöglichkeit (oder der Möglichkeit), den in A.1.2. identifizierten Zielen nachzukommen, 

ohne dass eine neue Erdgasleitung installiert wird (Option Null). 

C. Raumordnerische Überlegung über die Möglichen Alternativen des Standorts (und des Standorts der 

Nebenanlagen). 

(Entspricht teilweise dem Punkt 11 o des Artikel 42, Absatz 2 des Gesetzbuches - siehe ebenfalls die Punkte D und E). 

Die verwendete Methode wird jedesmal wenn nötig beschrieben. 

(Entspricht dem Punkt 12 o des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

C.1. Abgrenzung des relevanten territorialen Kontextes zur Ermittlung möglicher Alternativen zur Trasse 

(und zum Standort der Nebenanlagen) je nach den in A.1.2. identifizierten Zielen. 

(Punkt 5 o des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches) (Punkt 6 o partim des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

C.2. Analyse des in C.1. bestimmten territorialen Kontextes. 

Es handelt sich um die Bestimmung auf mesogeographischer Ebene der kennzeichnenden Merkmale der 

Bevölkerung, der Sozialwirtschaft und der Umwelt des in C.1. in Betracht gezogenen Gebiets. Es geht darum, dessen 

Potenzial (Trümpfe und Zweckmäßigkeiten) und Einschränkungen (Schwächen und Gefährdungen) für die Eintragung 

der neuen Gasleitung hervorzuheben. 

(Entspricht dem Punkt 3 o partim des Artikels 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

Eine besondere Aufmerksamkeit wird den Gebieten geschenktt, die für die Umwelt eine besondere Bedeutung 

haben, so wie diese gemäß den Richtlinien 79/409/E.W.G. und 92/43/E.W.G. bezeichnet werden. 

C.3. Identifizierung der möglichen Alternativen zur Trasse (und zum Standort der Nebenanlagen) je nach der 

in C.1. durchgeführten Analyse und unter Einhaltung der in A.1.2. identifizierten Ziele. 

Falls das Planungsbüro der Auffassung ist, dass die Ermittlung von Standortvarianten nicht gerechtfertigt ist, muss 

es seine Stellungnahme ernsthaft begründen. 

C.4. Identifizierung der Standortalternativen der Nebenanlagen je nach der in C.1. durchgeführten Analyse und 

unter Einhaltung der in A.1.2. identifizierten Ziele. 

Falls das Planungsbüro der Auffassung ist, dass die Ermittlung von Standortvarianten nicht gerechtfertigt ist, muss 

es seine Stellungnahme ernsthaft begründen. 

C.5. Darlegung der Zweckmäßigkeit der in Betracht gezogenen raumplanerischen Ausgleichungen und der 

Relevanz ihres Standorts. 

Schlussfolgerung der Phase 1: 

Begründung des Vorentwurfs hinsichtlich des Artikels 1 § 1 des Gesetzbuches 

Ziel dieser Schlussfolgerung ist es, eine erste kritische Schlussfolgerung über den Vorentwurf dieses Plans 

hinsichtlich dessen Zweckmäßigkeit und der in Betracht gezogenen Trasse zu ziehen. 

Der Vorentwurf und die eventuellen alternativen Trassen werden unter allen aus Artikel 1 § 1 abgeleiteten 

Analysekriterien genau überprüft, das heißt: 

• die nachhaltige Zufriedenstellung der sozialwirtschaftlichen Bedürfnisse; 

• die schonende Benutzung des Bodens und der Bodenschätze; 

• die qualitative Verwaltung des Lebensumfelds; 

• die Erhaltung und Entwicklung des Kultur-, Natur- und Landschaftserbes. 

22215


Phase II — Umweltbewertung. 

D. Billigung der Abgrenzung und der Durchführung. 

Auf Mikroebene ist es angebracht, die Trasse und die Abgrenzung der Gebiete, sowie die Durchführungsbedingungen, 

sowohl des Vorentwurfs, als auch einer jeden möglichen Alternative zu der Trasse infolge der ausführlichen 

Analyse deren Untersuchungsumkreises näher zu bestimmen. Wenn mehrere mögliche Alternativen zu der Trasse am 

Ende des Punktes C ausgewählt werden, muss Punkt D für jede dieser Alternativen wiederholt werden. 

Der Untersuchungsumkreis ist das Gebiet, das von dem Vorentwurf oder einer Alternative zu der Trasse betroffen sein 

könnte oder Belastungen hinsichtlich der geplanten Installierung aufweisen könnte. Es kann also je nach dem in 

Erwägung gezogenen Element der bestehenden Lage unterschiedlich sein, da es von der Natur des berücksichtigten 

Elements des Umfelds (mehr oder weniger empfindlich gegen die mit dem Projekt verbundenen Änderungsfaktoren 

des Umfelds) oder von der berücksichtigten Belastung abhängt. 

(Entspricht teilweise dem Punkt 11 o des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches - siehe ebenfalls die Punkte D und E). 

D.0. Beschreibung der ausgewählten Methode (entspricht dem Punkt 12 des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

D.1. Identifizierung der mit dem Projekt verbundenen Änderungsfaktoren des Umfelds. 

Es besteht Anlass, die Komponenten des Projekts zu identifizieren, die die Umwelt stören könnten, und sie 

(nach drei Graden, zum Beispiel: starke, mittlere und schwache Störung) nach der Tragweite dieser Störungen in drei 

Stadien hierarchisch einzuteilen: 

C die Phase der Installierung der Leitung und der Nebenanlagen; 

C die Betriebsphase; 

C die spätere Phase der Sanierung des Betriebsgeländes. 

Die zu untersuchenden störenden Komponenten der Umgebung werden in der Anlage D.1. aufgeführt, jedch nicht 

unbedingt ausführlich. Eine besondere Aufmerksamkeit wird den mit der Sicherheit der Personen verbundenen 

Faktoren geschenkt. 

D.2. Beschreibung der bestehenden Rechtslage. 

Die zu berücksichtigenden Elemente der Rechtslage sind diejenigen (Punkt 4 des Artikel 42 Absatz 2 des 

Gesetzbuches), die Belastungen für die geplante Ansiedlung darstellen. 

Sie müssen Gegenstand einer kartographischen Darstellung sein. 

Eine besondere Aufmerksamkeit wird den Gebieten geschenkt, die für die Umwelt eine besondere Bedeutung 

haben, so wie diese gemäß den Richtlinien 79/409/E.W.G. und 92/43/E.W.G. bezeichnet werden. (Punkt 5 des Artikel 42 

Absatz 2 des Gesetzbuches). 

Die Anlage D.2. stellt einen nicht ausführlichen Inhalt einer bestehenden Rechtslage vor. 

D.3. Beschreibung der bestehenden Sachlage. 

Die zu berücksichtigenden Elemente der Sachlage sind diejenigen, die unter den Folgen der unter D.1. 

identifizierten Änderungsfaktoren der Umgebung leiden können, die als ″Empfindlichkeiten der Umgebung″ (Punkt 4 

des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches) gekennzeichnet werden, oder die Belastungen für die geplante Ansiedlung 

darstellen. Sie müssen Gegenstand einer kartographischen Darstellung sein. 

Eine besondere Aufmerksamkeit wird den Gebieten geschenkt, die für die Umwelt eine besondere Bedeutung 

haben, so wie diese gemäß den Richtlinien 79/409/E.W.G. und 92/43/E.W.G. bezeichnet werden. (Punkt 5 des Artikel 42 

Absatz 2 des Gesetbuches). 

Die Anlage D.3. stellt einen nicht ausführlichen Inhalt einer bestehenden Sachlage vor. 

D.4. Darstellung der Varianten für die Abgrenzung und die Durchführung. 

Es geht darum, aufgrund der unter D.2. und D.3. bestimmten Empfindlichkeiten und Belastungen eine erste 

Identifizierung der Varianten für die Abgrenzung und die Durchführung des Vorentwurfs und gegebenenfalls der am 

Ende von Punkt C ausgewählten möglichen Alternativen zu der Trasse vorzunehmen. Diese Varianten zielen 

insbesondere darauf ab, die Auswirkungen auf die Umwelt zu verringern und die Belastungen für die Ansiedlung zu 

berücksichtigen. Nach Einschätzung der Auswirkungen auf die Umwelt der hier identifizierten Varianten wird 

dasselbe für Punkt D.6. unternommen. 

Die Varianten der Abgrenzung sind leichte Varianten der Trasse oder des Umkreises des Gebiets. 

Die Varianten der Durchführung betreffen die zusätzlichen Vorschriften oder sonstigen denkbaren Raumordnungsmaßnahmen 

(siehe Anlage A). 

D.5. Einschätzung der voraussichtlichen, bedeutsamen Ein- und Auswirkungen in den verschiedenen Stufen der 

Verwirklichung der Varianten für die Abgrenzung und die Durchführung. 

(Entspricht den Punkten 8 o und 9 o des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

In diesem Teil geht es darum, die störenden Komponenten der unter D.4. bestimmten Varianten mit den in den 

Punkten D.2. und D.3. erwähnten Empfindlichkeiten der Umgebung zu verbinden, um die voraussichtlichen 

bedeutsamen Ein- und Auswirkungen (kumulative, synergische, kurz-, mittel- und langfristige, ständige und 

zeitweilige, sowohl positive, als auch negative Nebenwirkungen) auf die Umwelt, sowie auf die Agrar- und 

Forstaktivität herauszustellen. 

Diese Analyse muss in drei Stadien ausgeführt werden: 

C die Phase der Installierung der Leitung und der Nebenanlagen; 

C die Phase des Betriebs; 

C die fernere Phase der Sanierung des Standorts. 

Durch diese Analyse wird festgestellt werden können, ob die durch den Vorentwurf (oder durch die untersuchte 

mögliche Alternative zu der Trasse und deren Varianten für die Abgrenzung und die Durchführung) vorgeschlagene 

Raumgestaltung eine Gefahr von bedeutsamen Auswirkungen auf die Umwelt in den Nachbarregionen mit sich bringt, 

im Hinblick auf die eventuelle Anwendung der Bestimmungen des Artikels 43 § 2 des Gesetzbuches, in seiner durch 

das Dekret vom 3. Februar 2005 abgeänderten Fassung. 

D.5.1. Identifizierung der hauptsächlichen Ein- und Auswirkungen auf die Umwelt. 

Die zu untersuchenden Ein- und Auswirkungen auf die Umwelt werden in der Anlage D.5. aufgelistet. 

Es besteht Anlass, der Sicherheit der Personen besondere Aufmerksamkeit zu schenken. 

D.5.2. Vergleich der Varianten.


Erstellung einer synoptischen Tabelle zum Vergleich der verschiedenen Abgrenzungs-/Durchführungsvarianten je 

nach deren Auswirkungen auf die Umgebung. 

D.6. Untersuchung der zu treffenden Maßnahmen, um die negativen Auswirkungen der Abgrenzungs- und 

Durchführungsvarianten zu verringern. 

(Entspricht dem Punkt 10 o des Artikel 42, Absatz 2 des Gesetzbuches). 

D.6.1. Vorstellung der zu treffenden Maßnahmen. 

Es geht darum, die zu treffenden Maßnahmen zu bestimmen, um die negativen Auswirkungen der verschiedenen 

unter Punkt D. identifizierten Abgrenzungs- oder Durchführungsvarianten zu verringern. 

Es kann sich handeln um: 

C die Anpassung von Nachbargebietseinteilungen; 

C zusätzliche Vorschriften; 

C sonstige Raumordnungsmaßnahmen. 

D.6.2. Effizienz der Maßnahmen und Einschätzung des (nicht reduzierbaren) Restimpakts jeder Variante. 

D.6.3. Vergleich der verschiedenen Varianten. 

D.7. Voraussichtliche Entwicklungslage, wenn der Plan nicht durchgeführt wird (Option Null). 

E. Synthese der Einschätzung. 

(Entspricht teilweise dem Punkt 11 o des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

Erstellung einer Vergleichstabelle mit den Vor- und Nachteilen der Lage ohne Durchführung des Plans und der in 

Punkt D. bestimmten verschiedenen Abgrenzungs- und Durchführungsvarianten für den Vorentwurf und die in 

Punkt C. gewählten eventuellen möglichen Alternativen des Standorts. 

Kommentare über diese Tabelle, insbesondere hinsichtlich der Einhaltung von Artikel 1 § 1 des Gesetzbuches 

(Punkt 2 o des Artikels 42 Absatz 2 des Gesetzbuches) und der Berücksichtigung der unter Punkt A.2.1. identifizierten Ziele 

des Umweltschutzes (Punkt 7 o partim des Artikels 42 Absatz 2 des Gesetzbuches), einschließlich der kritischen Analyse der 

Begründungen des Vorentwurfs. 

Diese Synthese wird erlauben müssen, Stellung über die Zweckmäßigkeit einer Abänderung des Plans auf der 

Grundlage einer wissenschaftlichen Analyse zu nehmen, die gründlicher als diejenige ist, auf welcher sich der 

Vorentwurf der Revision stützte, und im Falle einer Abänderung, eine mit Artikel 1 § 1 des Gesetzbuches vereinbare 

Raumgestaltung zu wählen. Sie erlaubt die Billigung der Begründungen des Vorentwurfs, die unter Punkt A.1.3. 

identifiziert und erläutert wurden. 

Durch diese Analyse wird ebenfalls festgestellt werden können, ob die durch den Vorentwurf des Plans oder durch 

die eventuellen möglichen Alternativen des Standorts, einschließlich deren Varianten für die Abgrenzung und/oder 

Durchführung vorgeschlagene Raumgestaltung eine Gefahr von bedeutsamen Auswirkungen auf die Umwelt in den 

Nachbarregionen mit sich bringt, im Hinblick auf die eventuelle Anwendung der Bestimmungen des Artikels 43 § 2bis 

des Gesetzbuches, eingeführt durch das Dekret vom 3. Februar 2005 

F. In betracht gezogene massnahmen zur Überwachung der bedeutsamen Auswirkungen auf die Umwelt der 

Durchührung des Vorentwurfs zum Abgeänderten Sektorenplan. 

(Punkt 13 o des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches). 

Ziel ist es, frühzeitig die unvorhergesehenen negativen Auswirkungen zu identifizieren, so dass die geeigneten 

Berichtigungsmaßnahmen getroffen werden können. 

Es geht darum, die bedeutsamen Auswirkungen aufzulisten, Überwachungsindikatoren bezüglich dieser 

Auswirkungen, ihr Berechnungsverfahren, die verwendeten Daten und deren Quellen, sowie Schwellenwerte 

vorzuschlagen. 

G. Ergänzungen. 

G.1. Beschreibung der angetroffenen Schwierigkeiten. 

(Punkt 12 o des Artikel 42 Absatz 2 des Gesetzbuches) 

Es geht darum, die insbesondere bei der Sammlung der Informationen und in den Methoden zur Einschätzung der 

Bedürfnisse angetroffenen Schwierigkeiten zu erklären. 

G.2. Grenzen der Studie. 

Es handelt sich um die Punkte der Studie, die in den Umweltverträglichkeitsprüfungen über konkrete Projekte 

gründlicher untersucht werden müssten. 

H. Nicht Technische Zusammenfassung (höchstens 30 Seiten + Abbildungen). 

Gesehen, um dem Erlass der Wallonischen Regierung vom 15. März 2007, durch den beschlossen wird, dass der 

Sektorenplan Verviers-Eupen, Lüttich und Huy-Waremme einer Revision zu unterziehen ist, und durch den der 

Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Verviers-Eupen, Lüttich und Huy-Waremme zwecks der Eintragung einer 

Leitung, eines Reserveumkreises, eines Schutzumkreises, zweier Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche 

Anlagen und der Zweckentfremdung von Wohngebieten mit ländlichem Charakter, durch die neue 

Flüssigerdgasleitungen nach der RTR-Trasse Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge auf dem 

Gebiet der Gemeinden Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bassenge und 

Waremme verlegt werden können, angenommen wird (Karten 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N 

et 43/2 N) als Anlage beigefügt zu werden. 

Namur, den 15. März 2007 

Der Minister-Präsident, 

E. DI RUPO 

Der Minister des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, 

A. ANTOINE 

22217


Anlage A 

Zusätzliche Vorschriften und sonstige Raumordnungsmaßnahmen. 

Die in Artikel 23 Absatz 2 2 o des Gesetzbuches erwähnten zusätzlichen Vorschriften werden in Artikel 41 bestimmt 

und können insbesondere Folgendes betreffen: 

1 o genauere Zweckbestimmung der Gebiete; 

2 o Phasierung von deren Nutzung; 

3 o Umkehrbarkeit der Zweckbestimmungen; 

4 o Bau- oder Wohnungsdichte; 

5 o Pflicht zur Erstellung eines kommunalen Raumordnungsplans vor deren Verwertung; 

6 o Pflicht zur Erstellung einer vorherigen kommunalen Städtebauordnung oder auch jeder anderen Art Vorschrift 

städtbaulicher Art oder betreffend den Plan. 

Die in Artikel 23 Absatz 2 3 o des Gesetzbuches erwähnten sonstigen Raumordnungsmaßnahmen betreffen 

insbesondere: 

• die innerhalb und außerhalb der Gelände geplanten Ausrüstungen (Infrastrukturen für den Transport, 

für Wasser-, Gas-, Stromzuleitung, für Entwässerung/Klärung); 

• Vorrichtungen zur Umweltverwaltung und Verringerung der Auswirkungen (Klärstation, Regenauffangbecken,...); 

• Maßnahmen zur landwirtschaftlichen Integration. 

Anlage D.1. 

Störende Komponenten für die Umgebung. 

Störende Komponenten im Zusammenhang mit der Mobilisierung oder dem Verbrauch der natürlichen 

Ressourcen. 

• Immobilisation von Boden und Unterboden (Gewinnung von Boden und Unterboden im Verhältnis zu anderen 

bestehenden und potenziellen menschlichen Aktivitäten); 

• Wasserverbrauch. 

Störende Komponenten infolge der durch die Aktivitäten entstehenden Abfälle und Emissionen. 

• Lärm. 

• Feste, flüssige und gasförmige Ausstöße, Abfälle. 

Störende Komponenten oder Risiken in Verbindung mit der Lagerung von Produkten. 

• Rohstoffe, Prozessstoffe, Produkte, Unterprodukte und Abfälle... 

Störende Komponenten in Verbindung mit der Mobilisierung von Infrastrukturen und öffentlichen Einrichtungen 

innerhalb und außerhalb des Geländes. 

• Mobilisierung des Straßennetzes - Verkehr; 

• Mobilisierung der Parkflächen; 

• Mobilisierung der Leitungsausrüstung, (Berechtigte: Wasser, Strom, Pipeline,...); 

• Mobilisierung der Infrastrukturen zur Abwassersammlung und -klärung. 

Anlage D.2. 

Bestehende Rechtslage. 

Es besteht Anlass, insbesondere folgende Elemente hervorzuheben: 

• Die vorschriftsmäßigen Umkreise und Raumordnungsgebiete: 

dezentralisierte Gemeinden und/oder Gemeinden, die eine kommunale Städtebauordnung angenommen haben, 

Umkreise von kommunalen Raumordnungsplänen, Gemeindekanalisationsplan, Bereiche der Anwendung der 

allgemeinen Bauordnung für ländliche Gebiete,... 

• Territoriale Elemente, die einer besonderen Regelung unterworfen sind: 

Rechtsstellung der Straßennetze und Verkehrsverbindungen, Rechtsstellung der Wälder und Forste, Autonomes 

Netz langsamer Wege,.... 

• Genehmigungsgebiete mit Einschränkung des Zivilrechts: 

bestehende Parzellierungsgebiete, Umkreise, für die eine Beihilfe des Katastrophenfonds erteilt worden ist, 

Immobiliengüter, die dem Vorkaufsrecht unterworfen sind, Immobiliengüter, die einer Enteignung zu 

gemeinnützigen Zwecken unterworfen sind,...


• Gebiete, die mit der Politik der operativen Planung verbunden sind: 

Flurbereinigungsgebiete, Umkreise der städtischen Neubelebung, Stadterneuerungsbereiche, bevorzugte Initiativgebiete,... 

• Erbebezogene Umkreise und Gebiete: 

unter Schutz gestellte Denkmäler und Landschaften, einschließlich der archäologischen Ausgrabungen, 

Denkmalerbe von Belgien, bemerkenswerte Bäume und Hecken,... 

• Umkreise mit Umwelteinschränkungen; 

• Umkreise von landschaftlichem Interesse: 

im Sektorenplan eingetragene Abgrenzung der Umkreise von landschaftlichem Interesse. 

Anlage D.3. 

Bestehende Sachlage. 

Biophysischer Lebensraum: 

• Luft und Klima (u.a. Windrichtung) 

• Oberflächen- und Grundwasser 

• Boden und Unterboden (einschließlich Relief und Identifizierung der zu schützenden Vorkommen mit großem 

wirtschaftlichem oder erbebezogenem Wert) 

• Biotope 

• Naturrisiken und geotechnische Belastungen, denen das Untersuchungsgebiet unterworfen ist: 

• Überschwemmungen; 

• Karsterscheinungen; 

• bergbauliches Risiko; 

• Felssturz; 

• Erdrutsch; 

• seismisches Risiko; 

• Umkreise von landschaftlichem Interesse (unter Berücksichtigung der Hauptzüge der Landschaft und der 

Existenz von bemerkenswerten Ausblicken). 

Menschlicher Lebensraum: 

• Akustische und Geruchsumgebung; 

• Lokalisierung des Wohnbereichs, architektonische städtebauliche und morphologische Struktur der Bausubstanz 

und der öffentlichen Flächen; 

• Kultur- und Naturerbe; 

• Landschaft und visuelle Atmosphäre; 

• Infrastruktur und Ausrüstungen; 

• Langsame Verkehrswege; 

• Vorhandensein von Immobiliengütern oder eines geschützten Gebiets; 

• Öffentliches Verkehrsmittelnetz und Häufigkeit - Zugänglichkeitskarten. 

Menschliche Aktivitäten: 

• Art und Eigenschaften der gegenwärtigen und möglichen Aktivitäten (im Rahmen des gegenwärtigen 

Sektorenplans); 

• Empflindliche sozialkulturelle Ausrüstungen; 

• Sonstige menschliche Beschäftigungen, die gegen störende Aktivitäten empfindlich sind; 

• Landwirtschaftliche Aktivitäten; 

• Sonstige wirtschaftliche Aktivitäten. 

Anlage D.5. 

Auswirkungen auf die Umwelt. 

Auswirkungen auf Luft und Klima: 

• Eventuelle Störung des Mikroklimas durch hohe Gebäude (fallender Schatten, Turbulenzeffekt am Fuß der hohen 

Gebäude...); 

• Eventueller Beitrag zur Nebelbildung durch Ausstöße von Staub in die Atmosphäre unter günstigen 

Streuungsbedingungen. 

Auswirkungen auf Oberflächen- und Grundwasser: 

• Mit der Abdichtung des Bodens durch die Gebäude und Bodenanlagen (Straßen und Parkflächen) verbundene 

Veränderung des hydrogeologischen Systems der Grundwasserleitschichten und des hydrologischen Systems 

der Wasserläufe; 

22219


• Mit der Ableitung des Regenwassers und des geklärten Abwassers verbundene Veränderung der chemischen, 

mikrobiologischen Qualität und des Trübungsgrads der Wasserläufe; 

• Veränderung des Regimes der Wasserläufe, die auf die Ableitung des Regenwassers und des geklärten 

Abwassers zurückzuführen sind; 

• Risiko einer unfallbedingten Verschmutzung, die insbesondere mit der Lagerung von Produkten oder Abfällen 

verbunden ist; 

• Mögliche Mobilisierung der nahen Wasserressourcen durch Wasserfassung; 

• Karstregime und Einstürzen infolge der Absenkung des Grundwassers. 

Auswirkungen auf den Boden und den Unterboden: 

• Nicht rückgängig zu machende Immobilisierung des Bodens und des Unterbodens infolge des Baus von 

Gebäuden und der Einrichtungen am Boden durch Straßen und Parkflächen; 

• Risiko einer unfallbedingten Verschmutzung des Bodens, die insbesondere mit der Lagerung von Produkten oder 

Abfällen verbunden ist; 

• Karstisches und/oder Bergwerkseinstürzen mit bedeutenden Risiken. 

Auswirkungen auf die Fauna und Flora: 

• Vernichtung und/oder Zersplitterung der Biotope infolge des Baus von Gebäuden und der Einrichtungen am 

Boden und der Veränderung des Bodenreliefs; 

• Beeinträchtigung der Ökotope durch gasförmige, flüssige oder feste Schadstoffe; 

• Störung der Fauna infolge der Aktivitäten (Lärm, Bewegungen, ...); 

• Auswirkungen auf die Gebiete mit besonderer Bedeutung für die Umwelt, wie diejenigen, die gemäß den 

Richtlinien 79/409/EWG (Erhaltung der wildlebenden Vogelarten) und 92/43/EWG (Erhaltung der natürlichen 

Lebensräume sowie der wildlebenden Tiere und Pflanzen = Natura 2000-Netz) bezeichnet worden sind. 

Auswirkungen auf die Gesundheit und Sicherheit des Menschen: 

• Mit dem durch die Zunahme des Verkehrs verursachten Lärm verbundene Beschädigung der Gesundheit; 

• Mit dem Ausstoßen von Luftschadstoffen verbundene Beschädigung der Gesundheit; 

• Mit der Zunahme des Verkehrs von PKW und LKW auf dem Verkehrsnetz verbundene Gefährdung der 

Sicherheit; 

• Schwingungen infolge der Unternehmensprozesse (Siebe, Brecher, Zerkleinerer...). 

Auswirkungen auf die Annehmlichkeit der Lebensbedingungen: 

• Beeinträchtigung der Geruchsumgebung durch das Ausstoßen von gasförmigen Schadstoffen oder von Abfällen; 

• Beeinträchtigung der akustischen Umgebung durch laute Aktivitäten und die Zunahme des Verkehrs; 

• Beeinträchtigung der optischen Qualität infolge der Baukörperform oder der architektonischen und städtebaulichen 

Komposition der zukünftigen Gebäude, sowie der wahrscheinlichen Veränderung des Bodenreliefs für 

deren Bau. 

Auswirkungen auf die Sach- und Erbgüter: 

• Schädigung der Immobilien-Erbgüter durch atmosphärische Ausstöße aus bestimmten verschmutzenden 

Industrien; 

• Schädigung von eventuellen archäologischen Stätten. 

Auswirkungen auf die Mobilität, das Verkehrsnetz und die Infrastrukturen: 

• Modale Verkehrsverteilung; 

• Ungeeignete Mobilisierung der Straßeninfrastrukturen mit Auswirkungen auf den Verkehrsfluss; 

• Störung durch eine ungeeignete Belastung für die Dauerhaftigkeit des Wasserklärungsnetzes; 

• Überbelastung der Strom-, Gas- und Kommunikationsnetze. 

Auswirkungen auf die Aktivitäten: 

• Auswirkungen auf die auf dem Gelände des Vorentwurfs bereits bestehenden primären Aktivitäten 

(Land-, Forstwirtschaft) infolge der Mobilisierung der Ressource Boden und Unterboden; 

• Auswirkungen auf bestimmte Bodennutzungen und ständige oder gelegentliche empfindliche Aktivitäten 

(Aufenthalte, Tourismus...), die mit eventuellen Lärm- und Geruchsbelästigungen verbunden sind. 

VERTALING 

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST 

N. 2007 — 1670 

[2007/201282] 

15 MAART 2007. — Besluit van de Waalse Regering tot herziening van de gewestplannen Verviers-Eupen, Luik en 

Hoei-Borgworm en tot goedkeuring van het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Verviers- 

Eupen, Luik en Hoei-Borgworm met het oog op de opneming van een leiding, een reserveringsomtrek, 

een beschermingsomtrek, twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen en 

de onttrekking aan hun bestemming van woongebieden met een landelijk karakter om de aanleg mogelijk te 

maken van nieuwe leidingen voor vloeibaar aardgas langs het VTN-tracé Raeren (Eynatten) — Oupeye 

(Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge op het grondgebied van de gemeenten Raeren, Lontzen, Welkenraedt, 

Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bitsingen en Borgworm (bladen 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 

41/3 N, 42/4 N, 43/1 N en 43/2 N) 

De Waalse Regering, 

Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de 

artikelen 22, 23, 25, 28, 37, 40 en 41 tot 46; 

Gelet op de koninklijke besluiten van 23 januari 1979 en 20 november 1981 en op het besluit van de Waalse 

Gewestexecutieve van 26 november 1987 tot vaststelling van de gewestplannen Verviers-Eupen, Hoei-Borgworm 

en Luik;


Gelet op de aanvraag ingediend door FLUXYS in maart 2006, ertoe strekkende de leiding ″Vervoersnet - 

Uitbreiding″ (VTN)-1 Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk uit te breiden met een nieuwe VTN-2-leiding 

voor het vervoer van rijk vloeibaar aardgas, met een nominale diameter van 1200 mm en een lengte van 41 kilometer 

in het Waalse Gewest; 

Gelet op de omvang van de aardgasreserves van de Russische Federatie; 

Overwegende dat de vraag naar Russisch gas in het Verenigd Koninkrijk meer dan waarschijnlijk zal toenemen; 

Overwegende dat het tracé Oost (Eynatten) — Noord-West (Zeebrugge) een as is die tot een dergelijke doorvoer 

bijdraagt; 

Gelet op de voorname rol van de Hub van Zeebrugge op de internationale korte-termijnmarkt voor aardgas; 

Overwegende dat de twee ingangspunten door de aansluiting op de leidingen TENP van Ruhrgas en WEDAL van 

Wingas strategische verbindingspunten zijn voor de bronnen van Russisch aardgas; 

Overwegende dat die as andere types doorvoerverkeer mogelijk maakt, in het bijzonder dankzij de koppeling aan 

het Nederlands net Gastransport Services via het strategische verbindingspunt van Zelzate; 

Overwegende dat de versterking van een dergelijke as voor toevoer van vloeibaar aardgas ertoe bijdraagt de 

centrale positie van België in die aangelegenheid te verstevigen; 

Overwegende dat de Belgische vraag naar aardgas volgens een modellisering van de Commissie voor de 

Regulering van de Elektriciteit en het Gas gemiddeld met ongeveer 3 % per jaar zal toenemen tegen 2014; 

Overwegende dat het relatieve belang van Eynatten voor de bevoorrading van de Belgische markt met vloeibaar 

aardgas volgens die vooruitzichten tussen 2004 en 2014 van 7 naar 17 % zou springen; 

Overwegende dat de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële 

elektriciteitsproductie waarschijnlijk zal bijdragen tot een verhoging van de binnenlandse vraag naar aardgas voor de 

elektriciteitsproductie; 

Overwegende dat de binnenlandse vraag naar rijk aardgas eveneens zou moeten toenemen, rekening houdend 

meer bepaald met de wil om de klanten geleidelijk van arm gas over te laten schakelen op rijk gas; 

Overwegende dat op de capaciteiten van VTN-1 (8 tot 10 miljard m 3 per jaar) helemaal is ingeschreven door 

shippers voor de lange-termijndoorvoer en dat reeds gedeeltelijk is ingeschreven op de capaciteiten van het 

VTN-2-project voor de lange-termijndoorvoer Eynatten-Zeebrugge; 

Overwegende dat het daarnaast noodzakelijk is een capaciteit ter grootte van 3 tot 4 miljard m 3 per jaar te 

waarborgen voor de bevoorrading van de Belgische markt vanuit Eynatten; 

Overwegende dat het, om de verder bijkomende capaciteit aan te kunnen, nodig zal zijn de leiding te verlengen 

vanaf Opwijk richting Zeebrugge; 

Overwegende dat de ingangscapaciteit in Eynatten met de volledige aanleg van de VTN-2-leiding tot in Zeebrugge 

ongeveer 18 miljard m 3 per jaar zal bereiken, wat de behoeften zou moeten dekken tot na het jaar 2020; 

Overwegende dat het tot een verdubbeling van de totale capaciteit voor het vervoer van aardgas van het Oosten 

naar het Noord-Westen zou komen; 

Overwegende dat de aanleg van een tweede leiding de veiligheid van de doorvoer en de bevoorrading zou kunnen 

waarborgen door in een oplossing te voorzien bij een tijdelijk oponthoud wegens onderhoudswerken of een technisch 

incident aan de eerste VTN-1-leiding; 

Overwegende dat de aanleg van een tweede leiding een soepeler vervoer van gas van verschillende kwaliteit 

mogelijk zal maken; 

Overwegende dat de verhoging van het vervoerde volume bij zal dragen tot een verlaging van de aardgasprijs 

in België; 

Overwegende dat die investering de operationale opslag voor de binnenlandse markt zal kunnen verhogen; 

Overwegende dat de VTN-1-leiding niet alleen bijdraagt tot het internationale gasvervoer, maar eveneens tot de 

versterking van de bevoorradingscapaciteit van de Belgische en de Waalse markt dankzij de afnames die plaatsvinden 

in Berneau, Zomergem en Wachtebeke; 

Gelet op de bestaande koppeling tussen VTN-1 en het openbare verdelingsnet van ALG, de leidingen naar 

Verviers, de provincie Luxemburg en de toevoeras SEGEO; 

Gelet op de voorziene koppelingen tussen VTN-1 en het VTN-2-project; 

Overwegende dat die versterking, dankzij de belangrijke vertakking van ons vervoersnet van aardgas, een 

duidelijke troef is om de veiligheid van de bevoorrading te vrijwaren; 

Overwegende dat de investering volgens operator Fluxys tussen 350 en 400 miljoen euro zou schommelen; 

Overwegende dat die vennootschap reeds in juni 2005 een ″Informatie Memorandum″ opgezet heeft om naar de 

belangstelling van de markt voor de reservering van doorvoercapaciteit op lange termijn op die as te peilen; 

Overwegende dat de vaste inschrijvingen tot op heden voldoen om de investering in de aanleg van een nieuwe 

leiding te verantwoorden; 

Gelet op de gesprekken tussen Fluxys en de gasleveranciers; 

Overwegende dat het VTN-2-project opgenomen is in de lijst ″Trans-European Energy Networks″-projecten, 

goedgekeurd op 17 juli 2006 door het Europese Parlement,; 

Gelet op het belang voor de Europese Unie, België en het Waalse Gewest om hun portefeuille in de import van 

energie te diversifiëren; 

Overwegende dat de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas aanbeveelt om initiatieven te 

nemen om een grotere hoeveelheid aardgas via het oosten van het land in te voeren; 

22221


Overwegende dat het overeenkomstig de aanbevelingen van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit 

en het Gas aangewezen is om een voldoende beschikbare capaciteit te waarborgen zowel voor de doorvoer als voor het 

binnenlandse vervoer van aardgas; 

Overwegende dat de voor de Belgische markt beschikbare vervoerscapaciteit gelijk is aan de bruikbare 

ingangscapaciteit, verminderd met de vervoerscapaciteit waarop voor de doorvoer ingeschreven is; 

Overwegende dat het in het bijzonder aangewezen is een voldoende binnenlandse vervoerscapaciteit voor te 

behouden om de leveranciers van aardgas in staat te stellen om aan de groeiende vraag tegemoet te komen door hun 

klanten tegen competitieve prijzen te bevoorraden; 

Overwegende dat het bijgevolg eveneens aangewezen is om de capaciteit waarop voor de doorvoer ingeschreven 

is te beperken en dat de vervoersoperator Fluxys bijstandsovereenkomsten aangaat met de doorvoerbevrachters; 

Overwegende dat aardgas, per geleverde warmtehoeveelheid, het minst vervuilend is (emissies van Sox,Nox, deeltjes,...) en minder koolstofdioxide uitstoot dan alle andere niet-hernieuwbare energieën, ongeacht of het om 

stookolie of steenkool gaat; 

Gelet op het bestaan van de aardgasleiding Oost-Noord-West VTN-1 Eynatten — Zeebrugge, in dienst genomen 

in 1998; 

Overwegende dat het tracé van die leiding gekozen is om de milieuhinder en de moeilijkheden in de aanleg en het 

gebruik ervan maximaal te beperken; 

Overwegende dat het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, aangenomen door de Waalse Regering op 

27 mei 1999, bepaalt dat nieuwe gasleidingen zo dicht mogelijk bij de bestaande infrastructuren aangelegd moeten 

worden en dat die samenbrenging in overeenstemming moet gebeuren met de wettelijke en de veiligheidsnormen; 

Overwegende dat een ligging van een nieuwe leiding langs een bestaand tracé a priori de beste ligging is vanuit 

het oogpunt van de ruimtelijke ordening, om zoveel mogelijk de druk op de ligging van de andere functies van het 

grondgebied te beperken; 

Overwegende dat de plaatsing van de leiding parallel aan de eerste leiding eveneens de meest geschikte oplossing 

is voor de uitbater, meer bepaald om de bewaking makkelijker te maken; 

Overwegende dat dat tracé een voldoende afstand in acht dient te nemen tussen beide leidingen om elk 

veiligheidsprobleem te voorkomen; 

Overwegende dat alle maatregelen getroffen worden sinds het ongeluk in Gellingen om de veiligheid van de 

omwonenden van gasleidingen te versterken; 

Gelet op het preventiebeleid inzake de schade veroorzaakt bij graafwerken, en meer bepaald op het Federaal kabelen 

leidinginformatiemeldpunt; 

Gelet op de evaluatienota inzake milieueffecten van het VTN-1-project, uitgevoerd door Tractebel consulting 

in 1995; 

Overwegende dat het tracé door gebieden voert bestemd voor bebouwing, namelijk 700 meter woongebied met 

een landelijk karakter, 775 meter industriële bedrijfsruimte, 1760 meter gebied met een industrieel karakter waarvan de 

bestemming nog niet vaststaat en 500 meter ontginningsgebied; 

Overwegende dat ongeveer 70 gebouwen gevestigd zijn op minder dan 50 meter van het tracé; 

Overwegende dat het huidige tracé van het VTN-2-project door Natura 2000-gebieden loopt: ″Vallée de la Gueule 

en aval de Kelmis″, ″Vallée de la Gueule en amont de Kelmis″, ″Basse vallée du Geer″ en ″Basse Meuse et Meuse 

mitoyenne″ over een totale lengte van 2 600 meter; 

Gelet op het advies van 22 augustus 2006 van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu 

waarbij verzocht wordt een nauwkeurige biologische inventaris op te maken en waarbij erop gewezen wordt dat, 

afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek, er eventueel compenserende en verzachtende maatregelen getroffen 

dienen te worden; 

Overwegende dat er een effectenonderzoek voor een gewestplan uitgevoerd moet worden; 

Overwegende dat een nauwkeurige biologische inventaris van de Natura 2000-gebieden waardoor de leiding zal 

lopen, uitgevoerd zal worden in het kader van het effectenonderzoek voor een gewestplan; 

Overwegende dat de VTN-2-leiding, net als de VTN-1, via het grenspunt, het meetstation Raeren (Eynatten), 

het station Raeren (Hauset), het compressiestation Dalhem (Berneau) en de knoop Oupeye (Haccourt) zal lopen; 

Overwegende dat het meetstation Raeren (Eynatten) versterkt zal moeten worden en dat het bijgevolg aangewezen 

is de gronden gelegen rond het bestaande station, met een oppervlakte van 0,7 ha bosgebied en 1,1 ha landbouwgebied, 

en de uitbreiding ervan, met een oppervlakte van 1,3 ha landbouwgebied en 0,3 ha woongebied met een landelijk 

karakter, op te nemen als gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen; 

Overwegende dat de meest geschikte bestemming voor het meetstation Dalhem (Berneau) en voor de mogelijke 

Noord-Westuitbreiding ervan het gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen is in plaats 

van de industriële bedrijfsruimte van 9,0 ha; 

Overwegende dat het effectenonderzoek voor een gewestplan meer bepaald zal moeten oordelen of het behoud 

van de mogelijkheid tot Noord-Westuitbreiding van het meetstation Dalhem (Berneau) geschikt is; 

Overwegende dat het aangewezen is die beide gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen 

voor te behouden voor de technische uitrustingen voor het beheer van de stromen vloeibaar gas; 

Overwegende dat 0,2 ha woongebied met een landelijk karakter op het grondgebied van Wezet, 1,5 en 0,3 ha op 

het grondgebied van Oupeye en 0,5 ha op het grondgebied van Juprelle feitelijk niet bebouwbaar zijn aangezien de 

leiding VTN-1 en het project voor de VTN-2-leiding er dwars doorheen lopen en dat voor de gebieden in Wezet en 

Oupeye de bestemming als groengebied het meest geschikt is, rekening houdend met hun integratie in het woongebied, 

en de bestemming als landbouwgebied voor het gebied in Juprelle rekening houdend met de bezetting ervan door de 

landbouw en de nabijheid van het landbouwgebied;


Gelet op artikel 46, § 1, lid 2, 3 o , van het Wetboek dat het volgende bepaalt: ″De opneming van een nieuw 

bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied in 

een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering.″; 

Overwegende dat de onttrekking van 2,5 ha woongebied met een landelijk karakter aan zijn bestemming de 

opneming van 3,1 ha nieuw gebied voor bebouwing gedeeltelijk compenseert; 

Overwegende dat de bij artikel 183 van het Wetboek bedoelde stijving van het Fonds voor daadwerkelijke 

ruimtelijke ordening door de maatschappij Fluxys de alternatieve compensatie vormt voor de 0,6 ha van de nog te 

compenseren restoppervlakte; 

Overwegende dat de raming van het te storten bedrag overeenstemt met het waardeverschil van een grond van 

0,6 ha gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen ten opzichte van de bestemming ervan 

als landbouwgebied; 

Overwegende dat het Aankoopcomité Luik aangesproken zal worden om dat bedrag te ramen; 

Overwegende dat de vordering van de gasmarkt de noodzaak op middellange termijn niet uitsluit (na 2020) 

om een derde leiding aan te leggen naast VTN-1 en het VTN-2-project; 

Overwegende dat het reeds nu aangewezen is om voldoende ruimte van minimum 5 meter aan weerskanten van 

het tracé-ontwerp voor te behouden om mogelijks een derde leiding aan te leggen; 

Overwegende dat de tweede leiding op het merendeel van het tracé op ongeveer 8 meter aan de ene kant van 

VTN-1 zou moeten liggen en dat de eventuele derde leiding aan de andere kant ervan zou moeten liggen, op ongeveer 

8 meter van VTN-1, of aan dezelfde kant op ongeveer 17 meter van VTN-1; 

Overwegende dat het daarnaast noodzakelijk is om minstens 5 meter aan weerskanten van de tracé-ontwerpen 

voor te behouden om hun aanleg te mogelijk te maken; 

Overwegende dat het dus, om de aanleg van de VTN-2-leiding en eventuele andere leidingen mogelijk te maken, 

aangewezen is een reserveringsomtrek van 25 meter op te nemen aan weerskanten van de VTN-1-leiding; 

Overwegende dat het effectenonderzoek voor een gewestplan er meer bepaald toe zal strekken het nauwkeurige 

tracé te onderzoeken van VTN-2 en eventueel VTN-3, meer bepaald op grond van technische elementen die Fluxys 

moet bezorgen; 

Overwegende dat het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium vereist dat het 

gewestplan beschermingsomtrekken inhoudt voor de ondergrondse vervoersnetten voor vloeistoffen en energie waar 

enkel de handelingen en werken van algemenen nutte of erop betrekking hebbende toegelaten kunnen worden; 

Overwegende dat die beschermingsomtrek overeenstemt met het begrip reserveringsomtrek in de zin van het 

koninklijk besluit van 24 januari 1991 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen 

veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van 

leidingen; 

Overwegende dat de breedte van de beschermingsomtrek van een tracé niet leesbaar is op de schaal van opmaking 

en bekendmaking van het gewestplan; dat een beschermingsomtrek per definitie niet opgenomen kan worden op 

projecten voor leidingen waarvan het tracé op dit ogenblik niet nauwkeurig en definitief vastligt; dat de 

beschermingsomtrek in de reserveringsomtrek opgenomen is; dat hij niet grafisch op het gewestplan aangebracht moet 

worden; dat evenwel in de beschermingsomtrek voorzien moet worden met inachtneming van de letterlijke 

voorschriften van dit besluit; 

Overwegende dat de bestaande VTN-1-leiding niet in het gewestplan opgenomen is; 

Overwegende dat de afbeelding op het gewestplan van de bestaande leiding de leesbaarheid van het plan 

verbetert in die zin dat men daardoor de aard van de infrastructuur die de reservingsomtrek vormt, kan kennen; 

dat de opneming van de vier mogelijke tracés het plan weinig leesbaar zou maken; 

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, 

Besluit : 

Artikel 1. De Regering beslist tot de herziening van de gewestplannen Verviers-Eupen, Luik en Hoei-Borgworm 

om de aanleg van een tweede leiding voor vloeibaar aardgas mogelijk te maken volgens het tracé VTN Raeren 

(Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge. 

Art. 2. Zij neemt het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Verviers-Eupen, Luik en Hoei- 

Borgworm aan (bladen 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N en 43/2 N) die overeenkomstig de kaart 

in bijlage de opneming omvat : 

— van het tracé van een bestaande leiding en een reserveringsomtrek op het grondgebied van de gemeenten 

Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Wezet, Oupeye, Juprelle, Bitsingen en Borgworm; 

— van een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gemerkt met de overdruk 

* R.1.7 op het grondgebied van de gemeente Raeren (Eynatten); 

— van een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gemerkt met de overdruk 

* R.1.7 op het grondgebied van de gemeente Dalhem (Berneau); 

— van een groengebied op het grondgebied van de gemeente Wezet; 

— van twee groengebieden op het grondgebied van de gemeente Oupeye; 

— van een landbouwgebied op het grondgebied van de gemeente Juprelle. 

Art. 3. De gebieden gemerkt met de overdruk * R.1.7 worden voorbehouden voor de technische uitrustingen voor 

het beheer van de stroom vloeibaar gas. 

Art. 4. De leidingen voor het vervoer van aardgas waarvan dit voorontwerp voorziet in de vestiging omvatten een 

beschermingsomtrek in de zin van artikel 23, lid 1, 3 o , van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw 

en Patrimonium. 

Die beschermingsomtrek stemt overeen met het reserveringsgebied bepaald bij het koninklijk besluit van 

24 januari 1991 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen 

bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen. 

Art. 5. De Regering belast de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling ermee, de ontwerp-inhoud van het 

effectenonderzoek voor een gewestplan uit te werken, hem ter advies voor te leggen aan de ″Commission régionale 

d’Aménagement du Territoire″ (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening)″ en aan de ″Conseil wallon de 

l’Environnement pour le Développement durable″ (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) en 

het haar nadien opnieuw voor te leggen voor aanneming ervan. 

22223


Art. 6. De Regering belast de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling ermee een aanvraag tot raming van de 

meerwaarde voortvloeiend uit een verandering van de bestemming van landbouwgeboed naar gebied voor openbare 

nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen door het Aankoopcomité Luik bij het Ministerie van Financiën in 

te dienen. 

Namen, 15 mei 2007. 

De Minister-President, 

E. DI RUPO 

De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, 

A. ANTOINE 

Bijlage 1 bij het bestek 

Voorontwerp van herziening van de gewestplannen Verviers-Eupen, Luik en Hoei-Borgworm met het oog op de 

opneming van een leiding, een reserveringsomtrek, een beschermingsomtrek, twee gebieden voor openbare 

nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen en de onttrekking aan hun bestemming van woongebieden met een 

landelijk karakter om de aanleg mogelijk te maken van nieuwe leidingen voor vloeibaar aardgas langs het VTN-tracé 

Raeren (Eynatten) — Oupeye (Haccourt) — Opwijk — Zeebrugge op het grondgebied van de gemeenten Raeren, 

Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, Oupeye, Juprelle, Bitsingen en Borgworm (bladen 34/5 S, 34/6 S, 

34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N en 43/2 N). 

Inhoud van het effectenonderzoek. 

1. Het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Verviers — Eupen, Luik en Hoei — Borgworm 

(bladen 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N en 43/2 N), aangenomen bij het besluit van de Waalse 

Regering 

van..., omvat de opneming : 

• van het tracé van een bestaande leiding en een reserveringsomtrek op het grondgebied van de gemeenten Raeren, 

Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Wezet, Oupeye, Juprelle, Bitsingen en Borgworm; 

• van een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gemerkt met de overdruk 

* R.1.7 op het grondgebied van de gemeente Raeren (Eynatten); 

• van een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gemerkt met de overdruk 

* R.1.7 op het grondgebied van de gemeente Dalhem (Berneau); 

• van een groengebied op het grondgebied van de gemeente Wezet; 

• van twee groengebieden op het grondgebied van de gemeente Oupeye; 

• van een landbouwgebied op het grondgebied van de gemeente Juprelle. 

De gebieden gemerkt met de overdruk * R.1.7 worden voorbehouden voor de technische uitrustingen voor het 

beheer van de stroom vloeibaar gas. 

De leidingen voor het vervoer van aardgas waarvan dit voorontwerp voorziet in de vestiging omvatten bovendien 

een beschermingsomtrek in de zin van artikel 23, lid 1, 3 o , van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, 

Stedenbouw en Patrimonium. 

Die beschermingsomtrek stemt overeen met het reserveringsgebied bepaald bij het koninklijk besluit 

van 24 januari 1991 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen 

veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van 

leidingen. 

Ten slotte omvat hij een voorstel tot alternatieve compensatie van geldelijke aard. Daartoe belast de Regering de 

Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ontwikkeling ermee een aanvraag tot raming van de meerwaarde voortvloeiend uit 

een verandering van de bestemming van landbouwgebied naar een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en 

gemeenschapsvoorzieningen door het Aankoopcomité Luik bij de Minister van Financiën in te dienen. 

2. Omvang van het effectenonderzoek en nauwkeurigheidsgraad van de gegevens (artikel 42, lid 2, van het 

WWROSP). 

2.1. Omvang. 

De opneming van drie groengebieden en een landbouwgebied als planologische compensatie voor de opneming 

van het nieuwe gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen voorbehouden voor de 

technische uitrustingen voor het beheer van de stroom vloeibaar gas (artikel 46, § 1, lid 2, 3 o van het WWROS) strekt 

er toe bebouwbare gebieden niet te ontsluiten die opgenomen zijn in de vigerende gewestplannen en de feitelijke 

toestand in stand te houden. 

De omschakeling van de industriële bedrijfsruimte Dalhem (Berneau) naar een gebied voor openbare 

nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen voorbehouden voor de technische uitrustingen voor het beheer van 

de stroom vloeibaar gas vormt een eenvoudige aanpassing van het gewestplan aan de feitelijke bestemming van het 

zuidelijk en oostelijk deel van het gebied. 

Hetzelfde geldt voor het noordelijk deel van het ontwerp van het gebied voor openbare nutsvoorzieningen en 

gemeenschapsvoorzieningen van Raeren (Eynatten). 

Die gegevens zijn niet van die aard dat ze een niet-verwaarloosbaar effect op het leefmilieu zouden kunnen 

hebben. Hetzelfde geldt voor de financiële, alternatieve compensatie. Het is dus niet noodzakelijk dat daarvoor een 

milieu-effectenbeoordeling opgesteld wordt. Er wordt daarvoor bijgevolg enkel een geschiktheidsanalyse uitgevoerd. 

De milieu-effectenbeoordeling zal dus betrekking hebben op : 

• de opneming van het tracé van een bestaande leiding en een reserveringsomtrek op het grondgebied van de 

gemeenten Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Wezet, Oupeye, Juprelle, Bitsingen en Borgworm; 

• de opneming van het noordwestelijk deel die de uitbreiding mogelijk maakt van het huidige station, van een 

gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gemerkt met de overdruk * R.1.7 op 

het grondgebied van de gemeente Dalhem (Berneau); 

• de opneming van het zuidelijk deel die de uitbreiding mogelijk maakt van het huidige station, van een gebied 

voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gemerkt met de overdruk * R.1.7 op het 

grondgebied van de gemeente Raeren (Eynatten).


2.2. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens. 

Het hieronder overwogen bestek is een standaarddocument waarvan de precisiegraad geacht wordt voldoende te 

zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek. 

Het onderzoek naar de menselijke, sociaal-economische en milieueigenschappen wordt verricht op de schaal van 

het algemene grondgebied (punt C.2.) en op microgeografische schaal van het onderzochte grondgebied in termen van 

kwetsbare milieu- en drukfactoren (punt D). 

Ten slotte worden de wijzigingsfactoren van de omgeving en de bestanddelen die de feitelijke en de rechtstoestand 

vormen, in de bijlage geïnventariseerd; in dat geval moeten de auteurs van het milieueffectenonderzoek slechts de 

relevante factoren in overweging nemen. 

Er wordt bijzondere aandacht besteed aan het probleem van de veiligheid van de personen. 

Fase I. — Analyse van het grondgebied wat betreft de geschiktheid en de ligging van het wijzigingsvoorontwerp 

van plan. 

A. Omschrijving en analyse van het doel, van de doelstellingen en motiveringen van het wijzigingsvoorontwerp 

van plan. 

A.1. Omschrijving. 

Hier moeten alleen het doel, de doelstellingen en de motiveringen van de Waalse Regering zoals ze worden 

vermeld in het besluit tot goedkeuring van het wijzigingsvoorontwerp van plan en zonder kritische analyse 

omschreven en bepaald worden. 

(Stemt overeen met punt 1 o partim van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek 2 van het Wetboek). 

A.1.1. Doel van de herziening. 

Omschrijving van de in het gewestplan aangebrachte wijziging (bestemmingsgebieden, hoofdzakelijke infrastructuren 

en omtrekken) en de daaraan gebonden cartografie. 

Omschrijving van de bijkomende voorschriften (artikel 23, tweede lid, 2 o ) en andere inrichtingsmaatregelen 

(artikel 2 o , tweede lid, 3 o ) bedoeld in het voorontwerp (zie bijlage A), met inbegrip van de voorgestelde alternatieve 

compensaties. 

A.1.2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van het voorontwerp. 

Onder doelstellingen van het voorontwerp worden verstaan de doelstellingen die de Waalse Regering nastreeft 

door het wijzigingsvoorontwerp van het gewestplan. 

A.1.3. Identificatie en explicitatie van de motiveringen van het voorontwerp. 

Onder motiveringen van het voorontwerp worden verstaan de redenen waarvoor de opmaking van het 

voorontwerp door de Waalse Regering als noodzakelijk beschouwd wordt respectievelijk noodzakelijk is voor de 

realisatie van de doelstellingen. 

A.2. Analyse. 

Doel is hier over te gaan tot een eerste analyse van de coherentie van de doelstellingen van het wijzigings 

voorontwerp van het gewestplan ten opzichte van de gewestelijke opties. 

Op te merken valt dat de kritische analyse van de motiveringen van het voorontwerp in dit stadium onmogelijk 

is. Ze zal worden gevoerd als algemene conclusie (punt E) wanneer alle beoordelingselementen beschikbaar zullen zijn. 

A.2.1. Onderzoek van de overeenstemming van de doelstellingen van het voorontwerp met de gewestelijke opties. 

Hier moet worden nagegaan of de doelstellingen van het voorontwerp verenigbaar zijn met de in de gewestelijke 

oriëntatiedocumenten voorgestelde opties : 

C het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan : project van ruimtelijke structuren en inrichtingsprinciepen; 

C het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling; 

C de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië; 

C de gewestelijke beleidsverklaring... 

Dit punt legt een verband tussen het voorontwerp van plan en de andere relevante plannen en programma’s 

(artikel 42, tweede lid, 1 o partim van het Wetboek) en identificeert de relevante doelstellingen van de milieubescherming 

ten opzichte van het voorontwerp (artikel 42, tweede lid, 7 o partim van het Wetboek). 

A.2.2. Validering van het type zonering/infrastructuur opgenomen in het voorontwerp. 

Er moet worden nagegaan of het type gebied of infrastructuur opgenomen in het voorontwerp aangepast is aan 

de door de Waalse Regering nagestreefde doelstellingen. 

A.2.3. Onderzoek van de overeenstemming van het voorontwerp met de vigerende reglementeringen. 

Er moet worden nagegaan of het voorontwerp met de vigerende reglementeringen en in het bijzonder artikel 46 

van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium overeenstemt. 

A.2.4. Synthese. 

Het benadrukken van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van hun verenigbaarheid met de 

gewestelijke uitdagingen en conclusies over het referentiegrondgebied. 

B. Verantwoording van de noodzaak om een nieuwe aardgasleiding aan te leggen (en verwante installaties op te 

richten). 

De gebruikte methode wordt telkens als het nodig is, omschreven. (Beantwoordt aan punt 12 o van art. 42, tweede lid, 

van het Wetboek). 

B.1. Perspectieven in de evolutie van de vraag naar vervoer van aardgas (doorvoer en binnenlandse vraag, 

uitbreiding van de vraag naar energie en wijziging van de marktaandelen, inoverwegingname van milieuoverwegingen,...). 

B.2. Rol van de nieuwe leiding in het vervoersnet op verschillende relevante schalen (Europees, federaal, 

gewestelijk en zelfs plaatselijk). 

B.3. Bewijsvoering inzake de onmogelijkheid (of de mogelijkheid) om tegemoet te komen aan de doelstellingen 

aangeduid onder A.1.2. zonder aanleg van een nieuwe aardgasleiding (nuloptie). 

C. Reflectie over de inrichting van potentiële liggingsalternatieven (en de bepaling van de ligging van de verwante 

installaties). 

(Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11 o van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek - zie ook fase D en E). 

22225


De gebruikte methode wordt telkens als het nodig is, omschreven. (beantwoordt aan punt 12 o van art. 42, tweede lid, 

van het Wetboek). 

C.1. Afbakening van de relevante grondgebiedscontext voor het zoeken naar potentiële tracé-alternatieven 

(en naar de bepaling van de ligging van de verwante installaties) in functie van de doelstellingen aangeduid 

onder A.1.2. 

(Punt 5 o van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek) (punt 6 o partim van artikel 42, lid 2, van het Wetboek). 

C.2. Analyse van de grondgebiedscontext bepaald onder C.1. 

Op ″meso″-niveau worden de menselijke, de sociaal-economische en leefmilieukenmerken van het grondgebied, 

in overweging genomen onder C.1., bepaald. De nadruk wordt gelegd op zijn potentialiteiten (troeven en 

opportuniteiten) en drukfactoren (zwakheden en bedreigingen) voor de opneming van de nieuwe gasleiding. 

(Stemt overeen met punt 3 o partim van artikel 42, tweede lid van het Wetboek). 

Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, 

zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG. 

C.3. Identificatie van de potentiële alternatieven voor het tracé (en voor de ligging van de verwante installaties) 

in functie van de doelstellingen aangeduid onder C.1. en met inachtneming van de doelstellingen aangeduid 

onder A.1.2. 

Als het studiebureau van mening is dat het zoeken naar liggingsvarianten niet gerechtvaardigd is, moet het zijn 

positie ernstig motiveren. 

C.4. Identificatie van de alternatieven voor de ligging van de verwante installaties in functie van de analyse 

uitgevoerd onder C.1. en met inachtneming van de doelstellingen aangeduid onder A.1.2. 

Als het studiebureau van mening is dat het zoeken naar liggingsvarianten niet gerechtvaardigd is, moet het zijn 

positie ernstig motiveren. 

C.5. Bewijsvoering inzake de geschiktheid van de gekozen planologische compensaties en de relevantie van hun 

ligging. 

Afronding van fase I : 

Verantwoording van het voorontwerp t.o.v. artikel 1, § 1, van het Wetboek. 

Doel van die conclusie is, een eerste kritische conclusie te formuleren over het voorontwerp van plan ter zake van 

de geschiktheid ervan en van het gekozen tracé. 

Het voorontwerp en de eventuele alternatieve tracés worden nauwgezet getoetst aan alle analysecriteria die 

artikel 1, § 1, impliceert, namelijk : 

• de duurzame tegemoetkoming aan de sociaal-economische behoeften; 

• het spaarzame gebruik van de bodem en diens rijkdommen; 

• het kwalitatief beheer van de leefomgeving; 

• de vrijwaring en de ontwikkeling van het cultureel, het natuurlijk en het landschappelijk erfgoed. 

Fase II. — Milieu-effectengeoordeling. 

D. Validering van de afbakening en van de ontsluiting. 

Op microschaal dienen het tracé, de afbakening van de gebieden en de ontsluitingsvoorwaarden verfijnd te 

worden zowel voor het voorontwerp als voor elk potentieel alternatief van het tracé ten gevolge van de gedetailleerde 

analyse van de studieomtrek. Als verschillende liggingsvarianten voor het tracé aan het einde van punt C in 

overweging worden genomen, moet punt D herhaald worden voor elk van de liggingsvarianten. De studieomtrek is 

het gebied dat bij het voorontwerp of een variant voor het tracé betrokken zou kunnen zijn of dat drukfactoren zou 

kunnen vertonen voor de geplande aanleg. Hij kan dus verschillend zijn naar gelang van het overwogen element van 

de bestaande toestand aangezien hij afhankelijk is van de aard van het overwogen omgevingselement (min of meer 

gevoelig voor de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving) of van de overwogen drukfactor. 

(Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11 o van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek - zie ook punten C en E) 

D.0. Omschrijving van de gekozen methode (beantwoordt aan punt 12 o van artikel 42, lid 2, van het Wetboek). 

D.1. Identificatie van de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving. 

De componenten van het project die de omgeving zouden kunnen storen, worden geïdentificeerd en gerangschikt 

(volgens 3 graden bij voorbeeld : hoge, gemiddelde en kleine verstoring) volgens de omvang van deze storingen in drie 

stadia : 

C de aanlegfase van de leiding en de verwante installaties; 

C de werkingsfase; 

C de meest in de toekomst gelegen saneringsfase van de site. 

De te onderzoeken storende componenten van de omgeving worden in bijlage D.1 vermeld zonder volledigheid 

na te streven. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan het probleem van de veiligheid van de personen. 

D.2. Omschrijving van de bestaande rechtstoestand. 

De in overweging te nemen elementen van de bestaande rechtstoestand zijn degene die (punt 42 van artikel 2, 

tweede lid, van het Wetboek) drukfactoren vormen voor de geplande aanleg. 

Ze moeten het voorwerp uitmaken van een cartografie. 


zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/40/EG en 92/43/EG. (punt 5 o van artikel 42, tweede lid van het 

Wetboek. 

Bijlage D.2. stelt een onvolledige inhoud van een bestaande rechtstoestand voor. 

D.3. Omschrijving van de bestaande feitelijke toestand. 

De elementen van de bestaande feitelijke toestand die in overweging genomen moeten worden zijn degene die de 

gevolgen dreigen te ondergaan van de wijzigingsfactoren van het leefmilieu zoals opgesomd in D.1. die als ″kwetsbare 

leefmilieufactoren″ bekend zijn (punt 4 o van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek) of die drukfactoren op de 

voorziene aanleg uitmaken. Ze moeten het voorwerp uitmaken van een cartografie. 


zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/40/EG en 92/43/EG. (punt 5 o van artikel 42, tweede lid van het 

Wetboek).


Bijlage D.3. stelt een onvolledige inhoud van een bestaande rechtstoestand voor. 

D.4. Voorstelling van de afbakeningsen uitvoeringsvarianten. 

Doel is vanuit de in D.2. en D.3. bepaalde kwetsbare en drukfactoren over te gaan tot een eerste identificatie van 

afbakenings- of ontsluitingsvarianten van het voorontwerp en, in voorkomend geval, van de aan het einde van punt C 

overwogen liggingsvarianten. De varianten hebben met name als doel de milieueffecten te beperken en de 

liggingsverplichtingen in aanmerking te nemen. Een gelijkwaardige denkoefening zal in punt D.6. uitgevoerd worden 

na beoordeling van de milieueffecten van de hier geïdentificeerde varianten. 

De afbakeningsvarianten zijn kleine wisseloplossingen voor de omtrek van de gebieden. 

De ontsluitingsvarianten omvatten de bijkomende voorschriften of de andere denkbare inrichtingsmaatregelen 

(zie bijlage A). 

D.5. Beoordeling van de waarschijnlijke niet-verwaarloosbare effecten bij de verschillende stappen voor de 

uitvoering van de afbakeningsen ontsluitingsvarianten. 

(Stemt overeen met de punten 8 o en 9 o van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek). 

Doel is de storende componenten van de in punt D.4. bepaalde varianten in verband te brengen met de in D.2. en 

D.3. bedoelde kwetsbare factoren van de omgeving om de waarschijnlijke niet-verwaarloosbare effecten (cumulatieve 

secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als 

negatieve effecten) op het leefmilieu alsmede op de landbouw- en bosactiviteit duidelijk te maken. 

Deze analyse moet in drie stadia gevoerd worden : 

C de aanlegfase van de leiding en de verwante installaties; 

C de werkingsfase; 

C de meest in de toekomst gelegen saneringsfase van de site. 

Met deze analyse moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp (of in het potentiële alternatief voor het 

onderzochte tracé en zijn afbakeningsvarianten of de ontsluiting) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou 

kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de 

bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005. 

D.5.1. Identificatie van de voornaamste milieueffecten. 

De te onderzoeken milieueffecten worden opgesomd in bijlage D.5. 

Er zal een bijzondere aandacht besteed moeten worden aan de veiligheid van de personen. 

D.5.2. Vergelijking van de varianten. 

Opmaking van een synoptische tabel voor de vergelijking van de verschillenden afbakeningsen ontsluitingsvarianten 

naar gelang van hun effecten op de omgeving. 

D.6. Onderzoek van de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de afbakeningsen 

ontsluitingsvarianten te beperken. 

(Stemt overeen met punt 10 o van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek). 

D.6.1. Voorstelling van de te nemen maatregelen. 

Doel is de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de in D.4. bepaalde 

verschillende afbakeningsen ontsluitingsvarianten te beperken, te identificeren. 

Het kan gaan om : 

C een aanpassing van aangrenzende zoneringen; 

C bijkomende voorschriften; 

C andere inrichtingsmaatregelen. 

D.6.2. Doeltreffendheid van de maatregelen en schatting van de (niet-reduceerbare) residuele effecten van elke 

variant. 

D.6.3. Vergelijking van de verschillende varianten. 

D.7. Waarschijnlijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (nuloptie). 

E. Synthese van de evaluatie. 

(Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11 o van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek). 

Opmaking van een vergelijkende tabel van voor- en nadelen van de toestand zonder ontsluiting van het plan en 

van de in punt D bepaalde verschillende afbakeningsen uitvoeringsvarianten voor het voorontwerp en de in punt C 

in overweging genomen eventuele potentiële liggingsvarianten. 

Bespreking van deze tabel ten opzichte met name van de naleving van artikel 1, § 1, van het Wetboek (punt 2 o van 

artikel 42, tweede lid, van het Wetboek) en van de inachtneming van de in punt A.2.1 (punt 7, partim van artikel 42, tweede lid 

van het Wetboek) bepaalde doelstellingen van de milieubescherming met inbegrip van de kritische analyse van de 

motiveringen van het voorontwerp. 

Die synthese dient om te beslissen of het gepast is om het plan te wijzigen op grond van een vollediger 

wetenschappelijke analyse dan die waarop het voorontwerp van herziening gegrond was en, mocht dat het geval zijn, 

om te opteren voor een inrichting die verenigbaar is met artikel 1, § 1, van het Wetboek. Zij maakt een validering 

mogelijk van de motiveringen van het voorontwerp, aangeduid in punt A.1.3. 

Met deze synthese moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn eventuele potentiële 

liggingsvarianten (met inbegrip van de afbakeningsen/of ontsluitingsvarianten) voorgestelde inrichting belangrijke 

effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing 

van de bepalingen van artikel 43, § 2bis, van het Wetboek, zoals ingevoerd bij het decreet van 3 februari 2005. 

F. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de belangrijke milieueffecten van de uitvoering 

van het wijzigingsvoorontwerp van gewestplan. 

(Punt 13 o van artikel 42, tweede lid). 

Doel is om in een vroegtijdig stadium de onvoorziene negatieve effecten te onderkennen, om de geschikte 

correctiemaatregelen te kunnen treffen. 

Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te 

stellen, berekeningswijze ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden. 

G. Aanvullingen. 

G.1. Omschrijving van de ontstane problemen. 

22227


(Punt 12 o van artikel 42, tweede lid). 

Doel is de gerezen problemen aan te duiden, die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes 

voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn. 

G.2. Grenzen van het onderzoek. 

Het betreft de punten van het onderzoek die in de milieueffectbeoordelingen diepgaand onderzocht zouden 

moeten worden, die op de concrete projecten uitgevoerd zullen worden. 

H. Niet-technisch samenvatting (maximum 30 bladzijden + illustraties). 

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 15 maart 2007 tot herziening van de 

gewestplannen Verviers-Eupen, Luik en Hoei-Borgworm en tot goedkeuring van het voorontwerp van herziening van 

de gewestplannen Verviers-Eupen, Luik en Hoei-Borgworm met het oog op de opneming van een leiding, een 

reserveringsomtrek, een beschermingsomtrek, twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen 

en de onttrekking aan hun bestemming van woongebieden met een landelijk karakter om de aanleg mogelijk 

te maken van nieuwe leidingen voor vloeibaar aardgas langs het VTN-tracé Raeren (Eynatten)-Oupeye (Haccourt)- 

Opwijk-Zeebrugge op het grondgebied van de gemeenten Raeren, Lontzen, Welkenraedt, Plombières, Dalhem, Visé, 

Oupeye, Juprelle, Bitsingen en Borgworm (bladen 34/5 S, 34/6 S, 34/7 S, 34/8 S, 41/3 N, 42/4 N, 43/1 N en 43/2 N). 

Namen, 15 maart 2007. 

De Minister-President, 

E. DI RUPO 

De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, 

A. ANTOINE 

Bijlage A 

Bijkomende voorschriften en andere inrichtingsmaatregelen. 

De in artikel 23, tweede lid, 2 o van het Wetboek bedoelde bijkomende voorschriften worden bepaald in artikel 41 

en kunnen met name betrekking hebben op : 

1 o de bepaling van de bestemming van de gebieden; 

2 o de fasering van hun bezetting; 

3 o de omkeerbaarheid van de bestemmingen; 

4 o de dichtheid van de gebouwen of woningen; 

5 o de verplichting om een gemeentelijk plan van aanleg voorafgaand aan hun uitvoering uit te werken; 

6 o de verplichting om een voorafgaand gemeentelijk stedenbouwkundig reglement op te maken of nog op elk 

andere type voorschrift inzake stedenbouw of planologie. 

De in artikel 23, tweede lid, 3 o van het Wetboek bedoelde andere inrichtingsmaatregelen omvatten met name : 

• de in of buiten de site geplande uitrustingen (infrastructuren voor vervoer, water-, gas-, elektriciteitaanvoer, 

riolering/zuivering); 

• de voorzieningen voor het milieubeheer en voor de vermindering van de effecten (zuiveringsstation, 

vergaarkom); 

• de maatregelen voor landschapsintegratie. 

Bijlage D.1. 

Storende componenten van de omgeving. 

Storende componenten gebonden aan de mobilisatie of de consumptie van natuurlijke hulpbronnen. 

• Immobilisatie van de bodem en de ondergrond (winning uit de grond en de ondergrond ten opzichte van andere 

bestaande en potentiële menselijke activiteiten); 

• Waterconsumptie. 

Storende componenten gebonden aan de lozingen en emissies van de activiteiten. 

• Geluidshinder. 

• Vaste, vloeibare en gasachtige lozingen, afvalstoffen. 

Storende componenten of risico’s gebonden aan de opslag van producten. 

• Grondstoffen, processtoffen, producten, bijproducten, afvalstoffen,... 

Storende componenten gebonden aan de mobilisatie van de infrastructuren en openbare uitrustingen binnen en 

buiten de site. 

• Mobilisatie van de wegen-verkeer. 

• Mobilisatie van de parkeerplaatsen. 

• Mobilisatie van de aanvoeruitrustingen (rechtverkrijgenden : water, elektriciteit, pijpleidingen,..). 

• Mobilisatie van de infrastructuren voor opvang en zuivering van afvalwater. 

Bijlage D.2. 

Bestaande rechtstoestand. 

De volgende elementen moeten overwogen worden : 

• De omtrekken en de reglementaire inrichtingsgebieden : 

gedecentraliseerde gemeenten en/of gemeenten die een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement hebben 

goedgekeurd, omtrekken van gemeentelijke plannen van aanleg, gemeentelijk rioleringsplan, omtrekken 

vastgesteld in toepassing van het algemeen reglement op de bouwwerken in landelijk gebied,...; 

• De territoriale elementen onderworpen aan een bijzondere regelgeving :


juridisch statuut van het wegennet en van de verbindingswegen; juridisch statuut van de bossen en wouden, 

autonoom net voor traag verkeer... 

• De vergunningsomtrekken met beperking van het burgerlijk recht : 

omtrekken van de bestaande verkavelingen, omtrekken waarvoor het rampfonds is tegemoetgekomen, 

onroerende goederen onderworpen aan het recht van voorkoop, onroerende goederen onderworpen aan de 

onteigening ten algemenen nutte... 

• De omtrekken gebonden aan de beleidsvormen inzake operationele inrichting : 

herverkavelingsomtrekken, stadheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden... 

• De erfgoedomtrekken en -sites : 

beschermde monumenten en sites met inbegrip van de archeologische opgravingen, het monumentale erfgoed 

van België, lijst van de waardevolle bomen en hagen... 

• de omtrekken van milieudrukfactoren. 

• Landschappelijk waardevolle omtrekken : 

afbakening van de landschappelijk waardevolle omtrekken zoals opgenomen in het gewestplan. 

Bijlage D.3. 

Bestaande feitelijke toestand. 

De biofysische omgeving : 

• Lucht en klimaat (w.o. windrichting). 

• Oppervlakte en grondwater. 

• Bodem en ondergrond (w.o. het reliëf en de identificatie van te beschermen afzettingen met grote economische 

of erfgoedwaarde). 

• Biotopen. 

• Natuurrisico’s en geotechnische drukfactoren waaraan de studieomtrek onderworpen is : 

• overstromingen; 

• karstverschijnselen; 

• mijnbouwrisico; 

• afschuiving; 

• grondverschuiving; 

• aardbevingsgevaar. 

• Landschappelijk waardevolle omtrekken (in functie van de krachtlijnen van het landschap en van de actuele 

sector 

De menselijke omgeving : 

• Geluids- en geuromgeving. 

• Ligging van de woongebieden, stedenbouwkundige structuur en architecturale vorm van het bebouwd gedeelte 

en van de openbare ruimten. 

• culturele en natuurlijke erfgoederen. 

• Landschap en visuele omgeving. 

• Infrastructuren en uitrustingen. 

• Het verkeer van de langzame vervoermiddelen. 

• Aanwezigheid van onroerende goederen of van een beschermde site. 

• Net van openbare vervoersmiddelen en frequenties - bereikbaarheidskaarten. 

De menselijke activiteiten : 

• Aard en eigenschappen van de huidige en potentiële activiteiten (in het kader van het huidige gewestplan). 

• Gevoelige sociaal-culturele uitrustingen. 

• Andere menselijke bezigheden gevoelig voor de storende activiteiten. 

• Landbouwactiviteiten. 

• Andere economische activiteiten. 

Bijlage D.5. 

Milieueffecten. 

Effecten op lucht en klimaat : 

• Eventuele verstoring van het microklimaat door hoge gebouwen (schaduw, turbulentie aan de voet van 

hoogbouw...); 

• Eventuele deelneming aan de mistvorming door de emissie van stoffen in de lucht onder gunstige 

spreidingsvoorwaarden. 

Effecten op het oppervlakte- en grondwater : 

• Wijziging van het hydrogeologische stelsel van de waterhoudende en hydrologische lagen van de waterlopen 

gebonden aan de impregnatie van de gronden door de gebouwen en inrichtingen in de bodem (wegen en 

parkeerplaatsen). 

• Wijziging van de chemische en microbiologische kwaliteit en van de troebelheid van de waterlopen gebonden 

aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. 

• Wijziging van het stelsel van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. 

• Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. 

22229


• Mogelijk gebruik van plaatselijke watervoorraden door het putten. 

• Karststelsel en instortingen door de bronbemaling van de lagen. 

Effecten op de grond en ondergrond : 

• Onomkeerbare immobilisatie van de grond en ondergrond gebonden aan de ligging van de gebouwen en aan 

inrichtingen van de bodem door de wegen en parkeerplaatsen. 

• Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. 

• Kaarst- en/of mijninstortingen met hoge risico’s. 

Effecten op de fauna en de flora : 

• Verwoesting en/of opdeling van de biotopen gebonden aan de ligging van de gebouwen, aan de inrichtingen van 

de bodem en aan de wijziging van het bodemreliëf. 

• Verslechtering van de ecotopen door gasachtige, vloeibare of vaste verontreinigende stoffen. 

• Verstoring van de fauna gebonden aan de activiteiten (geluid, bewegingen,...). 

• Effect op de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de 

Richtlijnen 79/409/EG (behoud van de vogelstand) en 92/43/EG (instandhouding van de natuurlijke habitats en 

de wilde flora en fauna = Natura 2000-netwerk). 

Effecten op de menselijke gezondheid en veiligheid : 

• Verslechtering van de gezondheid wegens geluidshinder door verkeerstoename. 

• Verslechtering van de gezondheid gebonden aan de emissie van atmosferische verontreinigende stoffen. 

• Inbreuk op de veiligheid gebonden aan de toename van het verkeer van motorfietsen, wagens, vrachtwagens op 

het wegennet. 

• Trillingen te wijten aan de processen van de ondernemingen (zeven, stamp- en breekmachines...). 

Effecten op aangenaam leefklimaat : 

• Verslechtering van de geuromgeving door de emissie van gasachtige verontreinigende stoffen en zelfs 

afvalstoffen. 

• Verslechtering van de geluidsomgeving door de luidruchtige activiteiten en de toename van het verkeer. 

• Verslechtering van de visuele kwaliteit gebonden aan de volumetrie of aan de architecturale en stedenbouwkundige 

samenstelling van de toekomstige gebouwen alsmede aan de vermoedelijke wijzigingen van het 

bodemreliëf om ze te bouwen. 

Effecten op de materiële en patrimoniale goederen : 

• Beschadiging van de patrimoniale onroerende goederen door de atmosferische emissies van enkele verontreinigende 

industrieën. 

• Schade aan eventuele archeologische plaatsen. 

Effecten op mobiliteit, verkeersnetten en infrastructuren : 

• Scheiding van het verkeer per vervoersmiddel. 

• Ongeschikte mobilisatie van de verkeersinfrastructuren verantwoordelijk voor de gevolgen op de vlotte 

doorstroming van het verkeer. 

• Verstoring door een ongeschikte last op het netwerk voor bruikbaarheid en zuivering van water. 

• Overbelasting van de elektriciteits-, gas- en communicatienetten. 

Effecten op de activiteiten : 

• Effect op de primaire activiteiten (landbouw, bosbouw) die aanwezig zijn op de site van het voorontwerp 

gebonden aan de mobilisatie van de grond en ondergrond 

• Effect op enkele gebruiken van de bodem en voortdurende of toevallige gevoelige activiteiten (woonplaatsen, 

toerisme...) gebonden aan eventuele geluids- of reukshinder. 

* 


F. 2007 — 1671 

[C − 2007/27049] 

20 AVRIL 2007. — Arrêté ministériel levant l’interdiction temporaire de la pêche dans une partie de la Sambre et 

une partie de la Meuse, depuis la gare de Charleroi jusqu’à la station de mesure et d’échantillonnage Aquapol 

à Andenne 

Le Ministre de l’Agriculture, de la Ruralité, del’Environnement et du Tourisme, 

Vu la loi du 1 er juillet 1954 sur la pêche fluviale, plus particulièrement l’article 14; 

Vu l’arrêté ministériel du 11 avril 2007 interdisant temporairement la pêche dans une partie de la Sambre et une 

partie de la Meuse, depuis la gare de Charleroi jusqu’à la station de mesure et d’échantillonnage Aquapol à Andenne; 

Vu les mesures enregistrées à la station de mesures et d’échantillonnage Aquapol de Roselies indiquant des 

concentrations en cyanure inférieures à 50 ugr par litre d’eau; 

Vu l’avis favorable de la Division de la Police de l’Environnement considérant qu’il n’y a plus lieu, par mesure de 

précaution en vue d’assurer la sécurité des personnes, d’interdire la pêche dans les secteurs de la Sambre et de la Meuse 

susvisés suite à la pollution des eaux par du cyanure observée le lundi 9 avril 2007; 

Vu l’avis favorable du Service de la Pêche, 

Arrête : 

Article 1 er . L’arrêté ministériel du 11 avril 2007 interdisant temporairement la pêche dans une partie de la Sambre 

et une partie de la Meuse, depuis la gare de Charleroi jusqu’à la station de mesure et d’échantillonnage Aquapol à 

Andenne est abrogé. 

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. 

Namur, le 20 avril 2007. 

B. LUTGEN

ÜBERSETZUNG 

MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION 

D. 2007 — 1671 

[C − 2007/27049] 

20. APRIL 2007 — Ministerialerlass, durch den das vorübergehende Verbot des Fischfangs in einem Teilabschnitt 

der Sambre und einem Teilabschnitt der Maas von dem Bahnhof von Charleroi an bis hin zur Mess- und 

Probenahmestelle Aquapol in Andenne aufgehoben wird 

Der Minister der Landwirtschaft, der ländlichen Angelegenheiten, der Umwelt und des Tourismus, 

Aufgrund des Gesetzes vom 1. Juli 1954 über die Flussfischerei, insbesondere des Artikels 14; 

Aufgrund des Ministerialerlasses vom 11. April 2007, durch den der Fischfang in einem Teilabschnitt der Sambre 

und einem Teilabschnitt der Maas von dem Bahnhof von Charleroi an bis hin zur Mess- und Probenahmestelle Aquapol 

in Andenne vorübergehend untersagt wird; 

Aufgrund der in der Mess- und Probenahmestelle Aquapol in Roselies registrierten Messungen, die Cyanidkonzentrationen 

unter 50 ugr pro Liter Wasser angeben; 

Aufgrund des günstigen Gutachtens der Abteilung Umweltpolizei, die der Meinung ist, dass es keinen Anlass 

mehr gibt, aus Vorsichtsgründen und um die Sicherheit der Personen zu gewährleisten, den infolge einer am 

9. April 2007 festgestellten Wasserverschmutzung durch Cyanid untersagten Fischfang in den Teilabschnitten der 

Sambre un der Maas weiterhin zu verbieten; 

Aufgrund des günstigen Gutachtens des Fischereidienstes, 

Beschließt: 

Artikel 1 - Der Ministerialerlass vom 11. April 2007, durch den der Fischfang in einem Teilabschnitt der Sambre 

und einem Teilabschnitt der Maas von dem Bahnhof von Charleroi an bis hin zur Mess- und Probenahmestelle Aquapol 

in Andenne vorübergehend untersagt wird, wird aufgehoben. 

Art. 2 - Der vorliegende Erlass tritt am Tage seiner Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt in Kraft. 

Namur, den 20. April 2007. 

B. LUTGEN 

VERTALING 

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST 

N. 2007 — 1671 

[C − 2007/27049] 

20 APRIL 2007. — Ministerieel besluit tot opheffing van het tijdelijk verbod op visvangst in een deel van de Samber 

en een deel van de Maas vanaf het station van Charleroi tot aan het meet- en monsternemingsstation Aquapol 

in Andenne 

De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, 

Gelet op de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, inzonderheid op artikel 14; 

Gelet op het ministerieel besluit van 11 april 2007 tot invoering van een tijdelijk verbod op visvangst in een deel 

van de Samber en een deel van de Maas vanaf het station van Charleroi tot aan het meet- en monsternemingsstation 

Aquapol in Andenne; 

Gelet op de metingen geregistreerd in het meet- en monsternemingsstation Aquapol van Roselies die 

cyanideconcentraties van minder dan 50 ugr per liter water aangeven; 

Gelet op het gunstig advies van de Afdeling Milieupolitie overwegende dat het voor de veiligheid van de burgers 

niet meer noodzakelijk is een tijdelijk verbod op visvangst in de bovenbedoelde sectoren van de Samber en de Maas 

af te kondigen als gevolg van de op maandag 9 april 2007 waargenomen waterverontreiniging door cyaankali; 

Gelet op het gunstig advies van de Visserijdienst, 

Besluit : 

Artikel 1. Het ministerieel besluit van 11 april 2007 tot invoering van een tijdelijk verbod op visvangst in een deel 

van de Samber en een deel van de Maas vanaf het station van Charleroi tot aan het meet- en monsternemingsstation 

Aquapol in Andenne wordt opgeheven. 

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. 

Namen, 20 april 2007. 


B. LUTGEN 

22231


AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN 

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR 

[C − 2007/00366] 

Autorisations de fournir des services d’entreprise de consultance en 

sécurité, en application de la loi du 10 avril 1990 réglementant la 

sécurité privée et particulière 

Par arrêté ministériel du 1 er février 2007, l’autorisation de fournir des 

services d’entreprise de consultance en sécurité est accordée pour une 

période de cinq ans à l’entreprise Vadatech SPRL, établie Nieuwstraat 

57, à 9290 Berlare. Cette autorisation est valable jusqu’au 

31 janvier 2012. 

Par arrêté ministériel du 1 er février 2007, l’autorisation de fournir des 


période de cinq ans à l’entreprise Asset Protection Services SPRL, 

établie Vredestraat 16, à 1800 Vilvorde. Cette autorisation est valable 

jusqu’au 31 janvier 2012. 

Par arrêté ministériel du 5 mars 2007, l’autorisation de fournir des 


période de cinq ans à l’entreprise Sasco International SPRL, établie 

avenue de Tervueren 16, bte 12, à 1040 Etterbeek. Cette autorisation est 

valable jusqu’au 4 mars 2012. 



période de cinq ans à M. Parmentier, Dimitri, établi Sint Godelievestraat 

4, à 8501 Heule. Cette autorisation est valable jusqu’au 

15 mars 2012. 



période de cinq ans à M. De Bolster, Johan, établi Pretstraat 25, à 

9070 Destelbergen (Heusden). Cette autorisation est valable jusqu’au 

28 mars 2012. 

Par arrêté ministériel du 12 avril 2007, l’autorisation de fournir des 


période de cinq ans à l’entreprise Web and Co SPRL, établie rue Hubert 

Larock 20, à 4280 Hannut (Poucet). Cette autorisation est valable 

jusqu’au 11 avril 2012. 



période de cinq ans à l’entreprise Griffioen Training SPRL, établie 

Menegaard 60, à 3300 Tirlemont. Cette autorisation est valable jusqu’au 

12 avril 2012. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN 

[C − 2007/00366] 

Vergunningen voor het aanbieden van diensten van onderneming 

voor veiligheidsadvies, in toepassing van de wet van 10 april 1990 

tot regeling van de private en bijzondere veiligheid 

Bij ministerieel besluit van 1 februari 2007 wordt de vergunning voor 

het aanbieden van diensten van onderneming voor veiligheidsadvies 

voor een periode van vijf jaar verleend aan de onderneming Vadatech 

BVBA, gevestigd te 9290 Berlare, Nieuwstraat 57. Deze vergunning 

is geldig tot 31 januari 2012. 

Bij ministerieel besluit van 1 februari 2007 wordt de vergunning voor 


voor een periode van vijf jaar verleend aan de onderneming van de 

heer Asset Protection Services BVBA, gevestigd te 1800 Vilvoorde, 

Vredestraat 16. Deze vergunning is geldig tot 31 januari 2012. 

Bij ministerieel besluit van 5 maart 2007 wordt de vergunning voor 


voor een periode van vijf jaar verleend aan de onderneming Sasco 

International BVBA, gevestigd te 1040 Etterbeek, Tervuerenselaan 16, 

bus 12. Deze vergunning is geldig tot 4 maart 2012. 



voor een periode van vijf jaar verleend aan de heer Parmentier, Dimitri, 

gevestigd te 8501 Heule, Sint-Godelievestraat 4. Deze vergunning is 

geldig tot 15 maart 2012. 



voor een periode van vijf jaar verleend aan de heer De Bolster, Johan, 

gevestigd te 9070 Destelbergen (Heusden), Pretstraat 25. Deze vergunning 

is geldig tot 28 maart 2012. 

Bij ministerieel besluit van 12 april 2007 wordt de vergunning voor 


voor een periode van vijf jaar verleend aan de onderneming Web and 

Co BVBA, gevestigd te 4280 Hannut (Poucet), rue Hubert Larock 20. 

Deze vergunning is geldig tot 11 april 2012. 



voor een periode van vijf jaar verleend aan de onderneming van de 

heer Griffioen Training bvba, gevestigd te 3300 Tienen, Menegaard 60. 

Deze vergunning is geldig tot 12 april 2012.



période de cinq ans à l’entreprise Scanit SA, établie boulevard du Roi 

Albert II 27, à 1030 Schaarbek. Cette autorisation est valable jusqu’au 

12 avril 2012. 

SERVICE PUBLIC FEDERAL 

SECURITE SOCIALE 

[2007/22572] 

Personnel. — Démission 

Par arrêté royal du 19 mars 2007, il est accordé àMme Zoons, Cindy, 

attaché au Service public fédéral Sécurité sociale, démission à sa 

demande à partir de 15 janvier 2007. 

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE 

[C − 2007/09385] 

Ordre judiciaire. — Décision du Comité de Ministres de l’Union 

économique Benelux portant nomination d’un greffier de la Cour 

de justice Benelux 

Le Comité de Ministres de l’Union économique Benelux, 

Vu l’article 3bis, alinéa 2, du Traité relatif à l’institution et au statut 

d’une Cour de justice Benelux, signé àBruxelles le 31 mars 1965, tel 

qu’il a été modifié par le Protocole signé àBruxelles le 23 novembre 

1984; 

Attendu que le Secrétaire général de l’Union économique Benelux a, 

au nom du Comité de Ministres, donné acte, le 10 novembre 2006, de la 

démission de M. C. Dejonge, de ses fonctions de greffier en chef 

suppléant de la Cour de justice Benelux; 

Sur proposition du président de la Cour et du chef du Parquet et de 

l’accord du Secrétaire général, 

A pris la décision suivante : 

Article 1 er . M. Karel Van De Velde, de nationalité belge, administrateur 

I au Secrétariat général de l’Union économique Benelux, est 

nommé greffier de la Cour de justice Benelux. 

Art. 2. La présente décision entre en vigueur le jour de sa signature. 


Le Président du Comité de Ministres, 

K. DE GUCHT 

SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION 

DEVELOPPEMENT DURABLE 

[C − 2007/02072] 

21 AVRIL 2007. — Arrêté royal portant démission et nomination de 

membres de la Commission interdépartementale pour le Développement 

durable 



Vu la loi du 5 mai 1997 relative à la coordination de la politique 

fédérale pour le développement durable, notamment l’article 16; 


* 

* 

* 



voor een periode van vijf jaar verleend aan de onderneming Scanit NV, 

gevestigd te 1030 Schaarbeek, Koning Albert II-laan 27. Deze vergunning 

is geldig tot 12 april 2012. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST 

SOCIALE ZEKERHEID 

[2007/22572] 

Personeel. — Ontslag 

Bik koninklijk besluit van 19 maart 2007 wordt Mevr. Zoons, Cindy, 

attaché bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, met ingang 

van 15 januari 2007, ontslag op eigen verzoek verleend. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 

[C − 2007/09385] 

Rechterlijke Orde. — Beschikking van het Comité van Ministers van 

de Benelux Economische Unie tot benoeming van een griffier van 

het Benelux-Gerechtshof 

Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, 

Gelet op artikel 3bis, lid 2, van het Verdrag betreffende de instelling 

en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, ondertekend te Brussel op 

31 maart 1965, zoals het door het op 23 november 1984 te Brussel 

ondertekende Protocol is gewijzigd; 

Overwegende dat de Secretaris-generaal van de Benelux Economische 

Unie op 10 november 2006 namens het Comité van Ministers akte 

heeft verleend van het ontslag van de heer C. Dejonge, als waarnemend 

hoofdgriffier van het Benelux-Gerechtshof; 

Op voordracht van de President van het Hof en het Hoofd van het 

Parket en met instemming van de Secretaris-generaal, 

Heeft het volgende beslist : 

Artikel 1. De heer Karel Van De Velde, van Belgische nationaliteit, 

administrateur I bij het Secretariaat-generaal van de Benelux Economische 

Unie, wordt benoemd tot griffier van het Benelux-Gerechtshof. 

Art. 2. Deze beschikking treedt in werking op de dag van ondertekening. 


De Voorzitter van het Comité van Ministers, 

K. DE GUCHT 

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST 

DUURZAME ONTWIKKELING 

[C − 2007/02072] 

21 APRIL 2007. — Koninklijk besluit houdende ontslag en benoeming 

van leden van de Interdepartementale Commissie Duurzame 

Ontwikkeling 



22233 

Gelet op de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het 

federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, inzonderheid op artikel 

16;


Vu l’arrêté royal du 1 er décembre 1998 portant fixation des règles 

générales relatives à l’organisation et au fonctionnement de la Commission 

interdépartementale du Développement durable, modifié par 

l’arrêté royal du 8 décembre 2003 et notamment l’article 2; 

Vu l’arrêté royal du 25 avril 2004 portant démission et nomination 

des membres et des experts de la Commission Interdépartementale 

pour le Développement durable, modifié par l’arrêté royal du 26 octobre 

2004; 

Vu les arrêtés royaux du 26 octobre 2004, du 5 mars 2006 et du 

6 février 2007 portant démission et nomination de membres de la 

Commission interdépartementale pour le Développement durable; 

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 19 février 2007; 

Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 16 mars 2007. 

Sur la proposition de Notre Vice-Première Ministre et Ministre du 

Budget et de la Protection de la Consommation et de Notre Secrétaire 

d’Etat au Développement durable et à l’Economie sociale et de l’avis de 

Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil, 


Article 1 er . Démission honorable est accordée aux membres suivants 

de la Commission interdépartementale pour le Développement 

durable : 

— M. Bruno Van Der Pluijm, représentant de Notre Ministre des 

Affaires étrangères; 

— Mme Marie Robaux, représentante de Notre Ministre des Classes 

Moyennes et de l’Agriculture; 

— Mme Sophie Kedzierski, représentante de Notre Ministre de la 

Coopération au Développement; 

— M. Jan Verschooten, représentant du Bureau fédéral du Plan. 

Art. 2. Sont nommés membres de la Commission interdépartementale 

pour le Développement durable : 

— Mme Adriana Laskaris comme représentante de Notre Ministre 

des Affaires étrangères; 

— M. Pierre-Jean Delvoye comme représentant de Notre Ministre des 

Classes Moyennes et de l’Agriculture; 

— Mme Amélie Derbaudrenghien comme représentant(e) de Notre 

Ministre de la Coopération au Développement; 

— Mme Nadine Gouzée comme représentante du Bureau fédéral du 

Plan. 

Art. 3. M. Jan Verschooten est autorisé de porter le titre honorifique 

de secrétaire de la Commission interdépartementale pour le Développement 

durable. 

Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur ce jour. 

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1998 tot vaststelling 

van de algemene regels betreffende de organisatie en de werking van 

de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling, gewijzigd 

bij het koninklijk besluit van 8 december 2003 en inzonderheid op 

artikel 2; 

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2004 tot ontslag en 

benoeming van de leden en de experts van de Interdepartementale 

Commissie Duurzame Ontwikkeling, gewijzigd bij het koninklijk 

besluit van 26 oktober 2004; 

Gelet op de koninklijke besluiten van 26 oktober 2004, 5 maart 2006 

en 6 februari 2007 houdende ontslag en benoeming van leden van de 

Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling; 

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 

19 februari 2007; 

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 

16 maart 2007. 

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van 

Begroting en Consumentenzaken en van Onze Staatssecretaris voor 

Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie en op het advies van 

Onze in Raad vergaderde Ministers, 


Artikel 1. Aan de volgende leden van de Interdepartementale 

Commissie Duurzame Ontwikkeling wordt eervol ontslag verleend : 

— de heer Bruno Van Der Pluijm, vertegenwoordiger van Onze 

Minister van Buitenlandse Zaken; 

— Mevr. Marie Robaux vertegenwoordigster van Onze Minister van 

Middenstand en Landbouw; 

— Mevr. Sophie Kedzierski, vertegenwoordigster van Onze Minister 

van Ontwikkelingssamenwerking; 

— de heer Jan Verschooten, vertegenwoordiger van het Federaal 

Planbureau. 

Art. 2. Worden benoemd tot leden van de Interdepartementale 

Commissie Duurzame Ontwikkeling : 

— Mevr. Adriana Laskaris als vertegenwoordigster van Onze 

Minister van Buitenlandse Zaken; 

— de heer Pierre-Jean Delvoye als vertegenwoordiger van Onze 

Minister van Middenstand en Landbouw; 

— Mevr. Amélie Derbaudrenghien als vertegenwoordig(st)er van 

Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking; 

— Mevr. Nadine Gouzée als vertegenwoordigster van het Federaal 

Planbureau. 

Art. 3. De heer Jan Verschooten wordt gemachtigd de eretitel van 

secretaris van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling 

te voeren. 

Art. 4. Dit besluit treedt heden in werking.

Art. 5. Notre Vice-Première Ministre et Ministre du Budget et de la 

Protection de la consommation et Notre Secrétaire d’Etat au Développement 

durable et à l’Economie sociale sont, chacune en ce qui la 

concerne, chargées de l’exécution du présent arrêté. 

Donné àBruxelles, le 21 avril 2007. 

ALBERT 

Par le Roi : 

La Vice-Première Ministre et 

Ministre du Budget et de la Protection de la consommation, 

Mme F. VAN DEN BOSSCHE 

La Secrétaire d’Etat au Développement durable 

et à l’Economie sociale, 

Mme E. VAN WEERT 


Art. 5. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en 

Consumentenzaken en Onze Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling 

en Sociale Economie zijn, ieder voor wat haar betreft, belast met 

de uitvoering van dit besluit. 

Gegeven te Brussel, 21 april 2007. 

ALBERT 


De Vice-Eerste Minister 

en Minister van Begroting en Consumentenzaken, 

Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE 

De Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling 

en Sociale Economie, 

Mevr. E. VAN WEERT 






Bestuurszaken 

[2007/35577] 

Personeel. — Benoeming 

Overwegende dat Mevr. Hilde Pattijn geslaagd is voor het vergelijkend examen voor de betrekking van adviseur 

dat plaatsvond op 10 januari, 2 en 16 februari, 9, 13, 22, 28 en 30 maart 2006; 

Overwegende dat betrokkene op de 7 de plaats gerangschikt werd; 

Gelet op het einde evaluatieverslag betreffende Mevr. Hilde Pattijn, van 29 maart 2007, houdende geschiktverklaring 

voor vaste benoeming, wordt Mevr. Hilde Pattijn bij besluit van de secretaris-generaal van het departement 

Bestuurszaken van 16 april 2007 met ingang van 1 maart 2007 benoemd in de graad van adviseur bij het departement 

Bestuurszaken van de diensten van de Vlaamse Overheid. 

* 


Onderwijs en Vorming 

[C − 2007/35587] 

2 APRIL 2007. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 april 2006 houdende delegatie 

van sommige bevoegdheden inzake onderwijs aan ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en 

Vorming 

De Vlaamse Minister van Werk, Onderwijs en Vorming, 

Gelet op artikel 69 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; 

Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van 

beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Vlaamse ministeries, inzonderheid op de 

artikelen 17 en 18; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van 

beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid, 

inzonderheid op artikel 18; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de Vlaamse 

Regering, zoals gewijzigd; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse 

administratie; 

22235


Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd 

agentschap «Onderwijsdienstencentrum Leerplichtonderwijs»; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd 

agentschap «Onderwijsdienstencentrum Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs»; 

Gelet op het ministerieel besluit van 1 april 2006 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake 

onderwijs aan ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, zoals gewijzigd, 

Besluit : 

Artikel 1. Artikel 4, § 3, van het ministerieel besluit van 1 april 2006 houdende delegatie van sommige 

bevoegdheden inzake onderwijs aan ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming wordt 

vervangen door wat volgt : 

«§3. Het hoofd van het onderwijsdienstencentrum Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs is gemachtigd om 

elke beslissing te nemen met betrekking tot : 

1° de vaststelling en de toekenning van de toelagen aan de hogescholen met toepassing van het decreet van 

13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap; 

2° de vaststelling en de toekenning van de subsidies voor hogere instituten voor schone kunsten en andere 

instellingen voor schone kunsten met toepassing van artikel 340sexies van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de 

hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap; 

3° de vaststelling en de toekenning van de dotatie aan de dienst met afzonderlijk beheer « Hogere Zeevaartschool » 

met toepassing van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool; 

4° de vaststelling en de toekenning van de toelagen aan de universiteiten en sommige instellingen van academisch 

onderwijs en onderzoek met toepassing van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse 

Gemeenschap; 

5° de vaststelling en de toekenning van de toelagen aan de universiteiten voor de financiering van het 

fundamenteel wetenschappelijk onderzoek met toepassing van : 

- het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap; 

- het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere 

Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap; 

6° de vaststelling en de toekenning van de toelage aan de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid 

te Brussel met toepassing van : 

- het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap; 

- het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 1993 houdende de voorwaarden tot financiering door de 

Vlaamse Gemeenschap van de »Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel»; 

7° de vaststelling en de toekenning van de toelagen aan sommige instellingen van openbaar nut voor postinitieel 

onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening met toepassing van het decreet van 

18 mei 1999 betreffende sommige instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk 

onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening; 

8° de vaststelling en de toekenning van de dotaties aan het Universitair Ziekenhuis Gent met toepassing van : 

- het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot de begeleiding van de begroting 1992; 

- het koninklijk besluit nr. 542 van 31 maart 1987 houdende de organisatie, de werking en het beheer van de 

Rijksuniversitaire Ziekenhuizen van Luik en Gent; 

- het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 tot uitvoering van artikel 13, § 1, van het koninklijk 

besluit nr. 542 van 31 maart 1987 houdende de organisatie, de werking en het beheer van de Rijksuniversitaire 

Ziekenhuizen van Luik en Gent; 

- het besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de exploitatie van het UZ Gent; 

9° de organisatie en de aanduiding van de secretaris van het toelatingsexamen arts-tandarts, zoals geregeld bij het 

decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en het besluit van de 

Vlaamse Regering van 2 februari 2001 houdende nadere regels met betrekking tot het toelatingsexamen voor de 

opleiding arts en tandarts; 

10° de vaststelling en de toekenning van de subsidies aan de door de Vlaamse Regering gesubsidieerde 

studentenkoepelverenigingen zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet van 30 maart 1999 houdende de subsidiëring 

van studenten- en leerlingenkoepelvereningen; 

11° de vaststelling van de personeelsformatie van de «Hogere Zeevaartschool» met toepassing van artikel 7 van het 

decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool; 

12° de erkenning van de volledige gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s of studiegetuigschriften, zoals 

bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 1997 houdende de vaststelling van de 

voorwaarden voor en de procedure tot individuele erkenning van de volledige gelijkwaardigheid van buitenlandse 

diploma’s of studiegetuigschriften met de diploma’s, uitgereikt door de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;

13° de erkenning van de volledige gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s van de academische graden zoals 

bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 1992 houdende vaststelling van de 

voorwaarden tot en van de procedure van de erkenning van de volledige gelijkwaardigheid van buitenlandse 

diploma’s en studiegetuigschriften met de diploma’s van de academische graden met uitzondering van de academische 

graden van de eerste cyclus; 

14° de opmaak van conformiteitsattesten voor wervingsambten in het onderwijs ter uitvoering van de Europese 

richtlijnen 89/48, 92/51 en 2001/19 zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 1997; 

15° de individuele aanvragen tot het bekomen van terugbetalingsfaciliteiten bij terugvorderingen van wedde of 

weddentoelagen; 

16° de taalafwijkingen zoals bedoeld in het artikel 16 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het 

onderwijs; 

17° de opname in de financiering of in de toelageregeling van structuuronderdelen met toepassing van : 

- de artikelen 6 en 24 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de 

onderwijswetgeving; 

- het artikel 5 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie, de dienst voor Onderwijsontwikkeling en 

pedagogische begeleidingsdiensten; 

18° de vaststelling van de voorlopige structuurschema’s van het modulair onderwijs voor sociale promotie zoals 

geregeld door het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de vaststelling van de voorlopige 

structuurschema’s van het modulair onderwijs voor sociale promotie; 

19° de ondertekening van de besluiten betreffende de uitbetaling van voorschotten aan de centra voor 

basiseducatie en het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie, zoals bepaald in artikel 11 van het besluit 

van de Vlaamse Regering van 18 juli 1990 ter uitvoering van het decreet houdende de regeling van de basiseducatie 

voor laaggeschoolde volwassenen; 

20° de terugbetaling van de inschrijvingsgelden met toepassing van artikel 12 § 5 van de wet van 29 mei 1959 tot 

wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en met toepassing van artikel 50, § 4, tweede lid van 

het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs; 

21° de aanstelling en de vergoeding van de mentor en de hernieuwing hiervan met toepassing van artikel 91 § 1 

en § 3 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs; 

22° de vrijstellingen zoals bedoeld in : 


- artikel 17, § 1, 18 en 2°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde 

personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs; 

- artikel 28, § 1, 18 en 2°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de 

onderwijswetgeving; 

23° de bepaling van de vakpraktijk zoals bedoeld in artikel 1, 48 van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot 

vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen vereist van de kandidaten voor de wervingsambten van het administratief 

personeel en van het meesters-, vak en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, 

middelbaar, technisch, kunsten normaalonderwijs; 

24° de erkenning van de nuttige ervaring voor de bepaling van het bekwaamheidsbewijs en voor de toepassing van 

artikel 17, § 1 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling van het onderwijzend, 

wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs; 

25° de afwijking op de vereiste bekwaamheidsbewijzen voor individuele gevallen in het hoger onderwijs van het 

korte type en het hoger technisch onderwijs van de tweede en de derde graad, op basis van artikel 17, § 4, van de wet 

van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs; 

26° de wijziging en het voortijdig einde van de loopbaanonderbreking met toepassing van artikel 17, §§ 1en4en 

artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 1997 betreffende de onderbreking van de 

beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra; 

27° de afwijkingen in geval van laattijdige aanvragen van terbeschikkingstelling en de beëindiging van reaffectatie 

en wedertewerkstelling zoals bedoeld in de artikelen 25, § 3, en 41, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 

29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, 

de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage; 

28° de afwijkingen op de cumulatiebeperking, namelijk het optrekken van de grens van een derde tot twee derde 

van de opdracht, zoals bedoeld in het artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 december 1978 ter uitvoering van het 

artikel 77, § 2, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977 en houdende 

afwijking van sommige bepalingen van de koninklijke besluiten tot vaststelling van de voorwaarden vereist voor het 

oprichten van betrekkingen in de rijksinrichtingen voor technisch en kunstonderwijs voor sociale promotie of met 

beperkt leerplan; 

29° de vaststellingen van hoofdambt en bijbetrekking met toepassing van : 

- het artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 1993 tot regeling van de cumulatie van een 

activiteit als zelfstandige met een ambt in het onderwijs; 

22237


- het artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 1993 tot regeling van de cumulatie van 

een andere bezigheid of een pensioen met uitzondering van het overlevingspensioen, met een ambt in het onderwijs; 

30° het verhaal tegen een aanstelling in bijbetrekking bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse 

Regering van 24 maart 1993 tot uitvoering van het artikel 10, § 6, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 

houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel 

van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan; 

31° de beslissing op basis van artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 1997 betreffende de 

toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van personeelsleden van het 

onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra; 

32° de vastlegging en toekenning van de toelage voor ICT-coördinatie aan de centra van het volwassenenonderwijs 

zoals bedoeld in de artikelen 49 tot en met 55 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende onderwijs XIV en in het 

besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2003 betreffende de ICT-coördinatie in het onderwijs; 

33° de afwijkingen op de verlof-, de vakantie- en uurregeling, met toepassing van artikel 8 van het besluit van de 

Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs, in het deeltijds onderwijs 

en in het onderwijs voor sociale promotie georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap; 

34° het verhaal zoals bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de 

bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het volwassenenonderwijs; 

35° de bepaling van het modelformulier voor de mededeling aan het agentschap «Onderwijsdienstencentrum 

Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs» van iedere toelating tot de proeftijd of vaste benoeming aan de hand van 

een formulier, met toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 1995 betreffende 

de mededeling van vaste benoeming aan het departement Onderwijs; 

36° de aanstelling van de effectieve en plaatsvervangende leden en van de secretarissen in de Kamers van Beroep 

van het gesubsidieerd vrij onderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs, de gesubsidieerde vrije centra voor 

leerlingenbegeleiding en de gesubsidieerde officiële centra voor leerlingenbegeleiding, met toepassing van de 

artikelen 70 en 71 van het decreet rechtspositie van 27 maart 1991 betreffende sommige personeelsleden van het 

gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en van de artikelen 9 en 11van het besluit 

van de Vlaamse Regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag 

van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding; 

37° de terugbetaling van de BIS-inschrijvingsgelden aan categorieën van cursisten volgens artikel 7 van het Besluit 

van de Vlaamse Regering van 8 november 1992 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het Begeleid 

Individueel Studeren; 

38° de gelijkwaardigheden bedoeld in artikel 2, § 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 tot vaststelling van 

de voorwaarden tot en de procedure van het verlenen van de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s en 

studiegetuigschriften; 

39° de toekenning, afwijzing en terugvordering van studietoelagen met toepassing van de wet van 19 juli 1971 

betreffende de toekenning van studietoelagen, alsmede van aanvragen tot studiefinanciering in het raam van het 

decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de 

Vlaamse Gemeenschap; 

40° de opvolging en de naleving van de bepalingen in de beheersovereenkomst van de studentenvoorzieningen en 

de toekenning van de subsidies aan deze studentenvoorzieningen met toepassing van het decreet van 30 april 2004 

betreffende de studiefinanciering en de studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap; 

41° de opvolging van de leningen en de uitbetaling van de rentelasten van de leningen die de VZW « De 

Gezinsbond » onder waarborg van de Gemeenschap uitgeeft voor haar studiefonds, overeenkomstig de bepalingen 

opgenomen in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. » 

Art. 2. In artikel 5, § 2 wordt « afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk » vervangen door « hoofdstukken 2 en 3 van 

dit besluit »; 

Art. 3. In artikel 6 wordt « de afdelingen 2 en 3 » vervangen door « hoofdstukken 2 en 3 »; 

Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2006. 

Brussel, 2 april 2007. 

F. VANDENBROUCKE




[C − 2007/35580] 

5 JANUARI 2007. — Ministerieel besluit houdende bepaling van de coëfficiënt voor de berekening van het bedrag 

van de gebruikstoelage verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden 

De Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 

Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, 

inzonderheid op artikel 7bis, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve 

investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, 


Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de minister in december 2006 

de coëfficiënt moet bepalen voor de berekening van het bedrag van de gebruikstoelage verstrekt door het Vlaams 

Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, dit overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de 

Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het 

Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden; dat deze coëfficiënt geldt totdat in december 

2007 een nieuwe coëfficiënt wordt bepaald door de minister; 

Overwegende dat deze coëfficiënt wordt bepaald rekening houdend met een referentierentevoet die wordt 

berekend op basis van noteringen tijdens de periode van 1 september 2006 tot en met 30 november 2006, dit 

overeenkomstig voormeld artikel 3; dat deze referentierentevoet aldus ten vroegste op 1 december 2006 kan worden 

berekend; dat gelet op deze datum en op het feit dat de minister de voormelde coëfficiënt in december 2006 moet 

bepalen, hier een beroep moet gedaan worden op de spoedeisende adviesprocedure van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, 

van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, namelijk de vraag voor een advies binnen een termijn van ten 

hoogste vijf werkdagen; 

Overwegende dat door het beleidsdomein Financiën en Begroting de referentierentevoet, vermeld in voormeld 

artikel 3, werd meegedeeld op 4 december 2006 en werd bepaald op 3,9447 %; 

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, 

eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; 

Gelet op het gunstig advies van de inspecteur-generaal van financiën, gegeven op 20 december 2006, 

Besluit : 

Artikel 1. De coëfficiënt, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot 

regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden 

Aangelegenheden, wordt bepaald op 7,3222 %. 

De in het eerste lid vermeld coëfficiënt geldt voor de dossiers waarin in de periode vanaf 1 november 2006 tot aan 

de bepaling van de nieuwe coëfficiënt in december 2007, een bevel werd gegeven tot aanvang van de werken of van 

het plaatsen van de bestelling. 

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 2006. 

Brussel, 5 januari 2007. 

I. VERVOTTE 

* 



[C − 2007/35581] 

28 MAART 2007. — Ministerieel besluit betreffende de samenstelling van de coördinatiecommissie 

bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden 

De Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 

Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, 

inzonderheid op artikel 7bis, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006, en op artikel 11, gewijzigd bij de decreten 

van 20 december 1996, 16 maart 1999 en 2 juni 2006; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de 

infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, inzonderheid op artikel 19, § 4, gewijzigd bij de besluiten van 

de Vlaamse Regering van 9 maart 2001 en 31 maart 2006; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van 

de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 

19 mei 2006, 30 juni 2006 en 1 september 2006; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve 

investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, 


Gelet op het ministerieel besluit van 31 maart 1998 betreffende de samenstelling van de coördinatiecommissie van 

het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 

26 september 2001 en 15 september 2004; 

Overwegende dat de samenstelling van de coördinatiecommissie bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor 

Persoonsgebonden Aangelegenheden geactualiseerd moet worden, gelet op de wijzigingen in de organisatie van de 

Vlaamse administratie ingevolge het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 en gelet op de regeling van de 

alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, 

22239


Besluit : 

Artikel 1. De volgende personen worden aangesteld tot lid van de coördinatiecommissie bij het Vlaams 

Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering 

houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden en in het besluit van 

de Vlaamse Regering tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds 

voor Persoonsgebonden Aangelegenheden : 

1° de secretaris-generaal van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; 

2° het afdelingshoofd van de afdeling VIPA van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; 

3° de vertegenwoordiger van het agentschap of het departement van wie het functionele advies vereist is. 

De vertegenwoordiger, vermeld in het eerste lid, 3°, is naar gelang het geval : 

1° voor de verzorgingsinstellingen, de voorzieningen voor ouderen, de centra voor geestelijke gezondheidszorg 

en de aanloopadressen inzake beschut wonen : het afdelingshoofd van de afdeling Residentiële en 

Gespecialiseerde Zorg van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid; 

2° voor de voorzieningen in de thuiszorg en de wijkgezondheidscentra : het afdelingshoofd van de afdeling 

Preventie, Eerstelijn en Thuiszorg van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid; 

3° voor de consultatiebureaus voor respiratoire aandoeningen : het afdelingshoofd van de afdeling Toezicht 

Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid; 

4° voor het algemeen welzijnswerk : het afdelingshoofd van de afdeling Welzijn en Samenleving van het 

departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; 

5° voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand : het afdelingshoofd van de afdeling Voorzieningenbeleid 

van het Agentschap Jongerenwelzijn; 

6° voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap : het afdelingshoofd van de 

afdeling Collectief Gerichte Prestaties van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap; 

7° voor de kinderdagopvangsector : het afdelingshoofd van de afdeling Kinderopvang van het Agentschap Kind 

en Gezin. 

De afdelingshoofden, vermeld in de vorige leden, kunnen zich laten vervangen door een personeelslid van 

niveau A van de betreffende afdeling. De secretaris-generaal van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 

kan zich laten vervangen door een personeelslid van niveau A van dit departement. 

Art. 2. Worden aangeduid als lid met raadgevende stem van de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 1 : 

1° de bevoegde Inspecteur van Financiën; 

2° naar gelang het geval, een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, 

of een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. 

Art. 3. Het afdelingshoofd van de afdeling VIPA van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of zijn 

vervanger zit de vergaderingen van de coördinatiecommissie voor. 

Art. 4. Het secretariaat van de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 1, wordt waargenomen door personeelsleden 

van de afdeling VIPA van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. 

Art. 5. Het ministerieel besluit van 31 maart 1998 betreffende de samenstelling van de coördinatiecommissie van 

het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 

26 september 2001 en 15 september 2004, wordt opgeheven. 

Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2007. 


I. VERVOTTE



[C − 2007/35590] 

6 MAART 2006. — Ministerieel besluit houdende oprichting van het orgaan dat de bevoegdheden uitoefent 

inzake de rechtspositie van het personeel voor het agentschap Waterwegen en Zeekanaal NV 

De Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, 

Gelet op het kaderdecreet van 18 juli 2003; 

Gelet op het BVR van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten 

van de Vlaamse overheid, inzonderheid artikel I 8. 

Gelet op de bespreking d.d. 6 maart 2006 in de beleidsraad van het beleidsdomein Mobiliteit en openbare Werken; 

Na beraadslaging, 

Besluit : 


Artikel 1. In het agentschap Waterwegen en Zeekanaal wordt een directieraad opgericht die de bevoegdheden 

inzake de rechtspositie van het personeel uitoefent. 

Art. 2. De directieraad is samengesteld uit : 

1° de managementfunctie van N-niveau; 

2° de algemeen directeur; 

3° de managementfuncties van N-1 niveau; 

4° de afdelingsverantwoordelijken, d.z. de waarnemende managementfuncties van N-1 niveau. 

Art. 3. De directieraad stelt een huishoudelijk reglement op dat volgende elementen omvat : 

1° wijze van samenroepen en agendering; 

2° wijze van beraadslagen; 

3° een vervangingsregeling van afwezige leden. 

Art. 4. Dit besluit treedt in werking op 6 maart 2006. 


K. PEETERS 

* 



[C − 2007/35589] 

22 AUGUSTUS 2006. — Besluit van de gedelegeerd bestuurder betreffende de delegatie van bevoegdheden 

aan de algemeen directeur en de afdelingshoofden. — Erratum 

In het genoemde besluit dat gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van 1 december 2006 moeten op bladzijde 

66794 op de eerste regel van artikel 16 de woorden « artikel 13 » gelezen worden als « artikel 12 ». 

COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP 


[2007/201221] 

24 JANVIER 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant nomination des membres du 

Jury de la Communauté française chargé de procéder aux examens des première, deuxième et troisième années 

d’enseignement professionnel secondaire complémentaire, section « soins infirmiers » et section « soins 

infirmiers-orientation santé mentale et psychiatrie ». — Sessions de 2006 


Vu les lois sur la collation des grades académiques et le programme des examens universitaires coordonnées le 

31 décembre 1949, telles qu’elles ont été modifiées, notamment l’article 6bis; 

22241


Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 6 mars 1995 fixant les conditions de collation du 

brevet d’infirmier(ère) hospitalier(ère)etd’infirmier(ère) hospitalier(ère) - orientation santé mentale et psychiatrie, 

tel qu’il a été modifié le 3 avril 1998, 

Arrête : 

Article 1 er . Sont nommés président et secrétaires du Jury constitué par le Gouvernement de la Communauté 

française en vue de procéder en 2006 aux examens des première, deuxième et troisième années d’enseignement 

professionnel secondaire complémentaire - section « soins infirmiers » et section « soins infirmiers - orientation santé 

mentale et psychiatrie » : 

Président : M. le Dr MORIAUX R., Directeur, à la Direction générale de la Santé du Ministère de la Communauté 

française; 

Président suppléant : Néant 

Secrétaire : M. VANDERMEST, J., attaché au Ministère de la Communauté française; 

Secrétaire adjointe : Mme VERBRAEKEN, M., adjointe principale au Ministère de la Communauté française. 

Art. 2. § 1 er . Sont nommés membres du Jury visé àl’article 1 er , pour la première année, les membres du personnel 

enseignant prestant leurs fonctions dans la première année d’enseignement professionnel secondaire complémentaire 

des établissements d’enseignement officiel suivants : 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical de Liège-Huy- Verviers (implantation de Liège); 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical à Tournai; 

§ 2. Sont nommés membres du Jury visé àl’article 1 er , pour la première année, les membres du personnel 

enseignant prestant leurs fonctions dans la première année d’enseignement professionnel secondaire complémentaire 

des établissements d’enseignement libre suivants : 

- Institut Sainte Julienne et Saint Joseph pour Infirmier(ère)s à Liège; 

- Ecole Ave Maria d’infirmier(ère)s (Infirmières Psychiatriques) à Saint-Servais (Namur); 

- Institut Dominique Pire - Site Val Duchesse à Bruxelles; 

Art. 3. § 1 er . Sont nommés membres du Jury viséàl’article 1 er , pour la deuxième année, les membres du personnel 

enseignant prestant leurs fonctions dans la deuxième année d’enseignement professionnel secondaire complémentaire 

des établissements d’enseignement officiel suivant : 

- Institut Provincial d’enseignement secondaire paramédical à Tournai; 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical de Liège-Huy-Verviers (Implantation de Liège); 

§ 2. Sont nommés membres du Jury visé àl’article 1 er , pour la deuxième année, les membres du personnel 

enseignant prestant leurs fonctions dans la deuxième année d’enseignement professionnel secondaire complémentaire 


- Ecole Ave Maria d’infirmier(ère)s (Infirmières Psychiatriques) à Saint-Servais; 

- Institut Sainte Julienne et Saint Joseph pour Infirmier(ère)s à Liège; 

- Institut Reine Fabiola à 1040 Bruxelles; 

Art. 4. § 1 er . Sont nommés membres du Jury viséàl’article 1 er , pour la troisième année, les membres du personnel 

enseignant prestant leurs fonctions dans la troisième année d’enseignement professionnel secondaire complémentaire 

des établissements d’enseignement officiel suivants : 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical à Mons; 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical de Liège-Huy-Verviers (implantation de Liège); 

§ 2. Sont nommés membres du Jury visé àl’article 1 er , pour la troisième année, les membres du personnel 

enseignant prestant leurs fonctions dans la troisième année d’enseignement professionnel secondaire complémentaire 


- Institut d’enseignement des techniques hospitalières « Jeanne d’Arc »àTournai; 

- Ecole Ave Maria d’infirmier(ère)s (infirmières psychiatriques) à Saint-Servais. 

Bruxelles, le 24 janvier 2007. 

Pour le Gouvernement de la Communauté française, 

La Ministre-Présidente, 

chargée del’Enseignement obligatoire et de Promotion sociale 

Mme M. ARENA


VERTALING 


[2007/201221] 

24 JANUARI 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende benoeming van de leden van 

de examencommissie van de Franse Gemeenschap belast met het afnemen van de examens van de eerste, 

tweede en derde studiejaren van het aanvullend beroepssecundair onderwijs, afdeling « verpleegzorg » en 

afdeling « verpleegzorg studierichting geestelijke gezondheid en psychiatrie ». — Zittijden 2006 


Gelet op de gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de 

universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949, zoals gewijzigd, inzonderheid op artikel 6bis; 

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 6 maart 1995 van de Regering van de Franse 

Gemeenschap tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het brevet van ziekenhuisverpleger(verpleegster) en dat 

van ziekenhuisverpleger(verpleegster), richting geestelijke gezondheid en psychiatrie, wordt toegekend, zoals 

gewijzigd op 3 april 1998, 

Besluit : 

Artikel 1. Benoemd worden tot voorzitter en secretaris van de examencommissie samengesteld door de Regering 

van de Franse Gemeenschap met als doel het afnemen in 2006 van de examens van de eerste, tweede en derde 

studiejaren van het aanvullend beroepssecundair onderwijs, afdeling ″verpleegzorg″ en afdeling ″verpleegzorg - 

studierichting geestelijke gezondheid en psychiatrie″ : 

Voorzitter : De heer Dr MORIAUX, R., Directeur, bij de Algemene directie Gezondheid van het Ministerie van de 

Franse Gemeenschap; 

Plaatsvervangend voorzitter : Nihil 

Secretaris : De heer VANDERMEST, J., attaché bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap; 

Adjunct secretaris : Mevr. VERBRAEKEN, M., eerstaanwezend adjunct bij het Ministerie van de Franse 

Gemeenschap. 

Art. 2. § 1. Benoemd worden tot lid van de examencommissie bedoeld bij artikel 1, voor het eerste jaar, de leden 

van het onderwijzend personeel die hun ambt bekleden in het eerste jaar aanvullend beroepssecundair onderwijs in de 

volgende inrichtingen van het officieel onderwijs : 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical de Liège-Huy-Verviers (vestiging Luik); 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical te Doornik; 

§ 2. Benoemd worden tot lid van de examencommissie bedoeld bij artikel 1, voor het eerste jaar, de leden van het 

onderwijzend personeel die hun ambt bekleden in het eerste jaar aanvullend beroepssecundair onderwijs in de 

volgende inrichtingen van het vrij onderwijs : 

- Institut Sainte Julienne et Saint Joseph pour Infirmier(ère)s te Luik; 

- Ecole Ave Maria d’infirmier(e)s (Infirmières Psychiatriques) te Saint-Servais - (Namen); 

- Institut Dominique Pire - Site Val Duchesse te Brussel; 

Art. 3. § 1. Benoemd worden tot lid van de examencommissie bedoeld bij artikel 1, voor het tweede jaar, de leden 

van het onderwijzend personeel die hun ambt bekleden in het tweede jaar aanvullend beroepssecundair onderwijs in 

de volgende inrichtingen van het officieel onderwijs : 

- Institut Provincial d’enseignement secondaire paramédical te Doornik; 


§ 2. Benoemd worden tot lid van de examencommissie bedoeld bij artikel 1, voor het tweede jaar, de leden van het 

onderwijzend personeel die hun ambt bekleden in het tweede jaar aanvullend beroepssecundair onderwijs in de 


- Ecole Ave Maria d’infirmier(e)s (Infirmières Psychiatriques) te Saint-Servais; 

- Institut Sainte Julienne et Saint Joseph pour Infirmier(ère)s te Luik; 

- Institut Reine Fabiola te 1040 Brussel; 

Art. 4. § 1 er . Benoemd worden tot lid van de examencommissie bedoeld bij artikel 1, voor het derde jaar, de leden 

van het onderwijzend personeel die hun ambt bekleden in het derde jaar aanvullend beroepssecundair onderwijs in de 

volgende inrichtingen van het officieel onderwijs : 

- Institut provincial d’enseignement secondaire paramédical te Bergen; 


§ 2. Benoemd worden tot lid van de examencommissie bedoeld bij artikel 1, voor het derde jaar, de leden van het 

onderwijzend personeel die hun ambt bekleden in het derde jaar aanvullend beroepssecundair onderwijs in de 


- Institut d’enseignement des techniques hospitalières « Jeanne d’Arc » te Doornik; 

- Ecole Ave Maria d’infirmier(e)s (infirmières psychiatriques) te Saint-Servais. 

Brussel, 24 januari 2007. 

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap, 

De Minister Predidente, 

belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, 

Mevr. M. ARENA 

22243



22 FEVRIER 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française 

nommant les membres de la Commission de promotion de la santé àl’école 

[2007/201150] 


Vu le décret du 20 décembre 2001 relatif à la promotion de la santé àl’école, tel que modifié ultérieurement; 

Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 8 février 2002 relatif à la Commission de promotion 

de la santé àl’école; 

Considérant que le mandat des membres de la Commission est arrivé àterme; 

Considérant que le Conseil supérieur de promotion de la santé et le Conseil supérieur de guidance 

psycho-médico-sociale ont proposé leurs représentants; 

Considérant que le Secrétaire général de la Communauté française a désigné les fonctionnaires du Service général 

des Affaires pédagogiques, de la Recherche en éducation et du Pilotage de l’enseignement, du Service général des 

Hautes écoles et de l’enseignement artistique du niveau supérieur, de la Direction générale de la santé et de la Direction 

générale de l’enseignement obligatoire; 

Considérant que les fédérations et associations de pouvoirs organisateurs de services de promotion de la santé à 

l’école, les fédérations représentatives du personnel médical et infirmier travaillant dans le secteur de la promotion de 

la santéàl’école, les fédérations de pouvoirs organisateurs de l’enseignement, les fédérations d’associations de parents, 

les organisations représentatives des étudiants au niveau communautaire et les centres locaux de promotion de la santé 

ont été consultées; 

Considérant que le service communautaire de promotion de la santé a proposé des représentants; 

Considérant que la Ministre ayant l’Enseignement fondamental et secondaire, ordinaire ou spécial dans ses 

attributions a proposé les chefs d’établissement de l’enseignement ordinaire ou spécial, fondamental ou secondaire, 

de la Communauté française et ses représentants; 

Considérant que la Ministre ayant la Santé dans ses attributions a proposé ses représentants; 

Considérant qu’il convient de nommer les membres effectifs et suppléants de la Commission de promotion de la 

santé àl’école, 

Arrête : 

Article 1 er . Sont nommés membres de la Commission de promotion de la santé àl’école avec voix délibérative : 

1 o en tant que membres issus des fédérations ou associations de pouvoirs organisateurs de services de promotion 

de la santé àl’école : 

— Mme Sophie Cornet, effective, et Mme Myriam Lecrenier, suppléante; 

— Mme Isabelle Gaspard, effective, et M. Jean-Marie Bonameau, suppléant; 

— Mme Fabienne Henry, effective, et M. Mohamed Ben Mouna, suppléant; 

2 o a) en tant que membres médecins travaillant dans le secteur de la promotion de la santé àl’école : 

— Mme Karin Levie, effective, et Mme Lise Maskens, suppléante; 

— M. Philippe Daumerie, effectif, et M.Vincent Momin, suppléant; 

b) en tant que membres du personnel infirmier travaillant dans le secteur de la promotion de la santé àl’école : 

— Mme Bernadette Meelebeck, effective, et Mme Brigitte Caussin, suppléante; 

— Mme Chantal Janssens, effective, et Mme Marie-Pierre Wodon, suppléante; 

3 o en tant que membres proposés par le Conseil supérieur de promotion de la santé : 

— Mme Danielle Piette, effective, et M. Christian De Bock, suppléant; 

— Mme Christine DELIENS, effective, et M. Michel Pettiaux, suppléant; 

4 o en tant que membres proposés par le Conseil supérieur de guidance psycho-médico-sociale : 

— M. Guy Mahieu, effectif, et Mme Marie Ernst, suppléante; 

5 o en tant que fonctionnaires du Service général des Affaires pédagogiques, de la Recherche en éducation et du 

Pilotage de l’enseignement : 

— Mme Martine Duwez, effective, et, M. Jean Steensels, suppléant; 

6 o a) en tant que membres issus des fédérations de pouvoirs organisateurs de l’enseignement libre subventionné : 

— Mme Mauricette Mohymont, effective, et Mme Catherine Van Quaethoven, suppléante; 

b) en tant que membres issus des fédérations de pouvoirs organisateurs de l’enseignement officiel subventionné : 

— M. François Vrancken, effectif, et Mme Nicky De Mayer, suppléante; 

7 o a) en tant que membres représentant les fédérations d’associations de parents de l’enseignement officiel : 

— Mme Virginie Lurquin, effective, et Mme Odile Keller, suppléante; 

b) en tant que membres représentant les fédérations d’associations de parents de l’enseignement libre : 

— Mme Christine Rigaut, effective, et Mme Christine Durdu, suppléante; 

8 o en tant que chefs d’établissement de l’enseignement ordinaire ou spécial, fondamental ou secondaire, 

de la Communauté française : 

—Mme Thérèse Handgraff, effective, et M. Alfred Krins, suppléant; 

9 o en tant que fonctionnaires du Service général des Hautes écoles et de l’enseignement artistique du niveau 

supérieur : 

— M. Michel Albert, effectif, et Mme Isabelle Cravillon, suppléante; 

10 o en tant que représentants des organisations représentatives des étudiants au niveau communautaire : 

— M. Jonathan Petit, effectif, et M. Raphaël Bourguignon, suppléant;


— M. Brice Vanderstraeten, effectif, et Mme Delphine Strauven, suppléante; 

11 o en tant que membres issus des centres locaux de promotion de la santé : 

— Mme Patricia Thiebaut, effective, et M. Benoît Dadoumont, suppléant; 

12 o en tant que membres proposés par le service communautaire de promotion de la santé : 

— Mme Chantal Vandoorne, effective, et Mme Sophie Grignard, suppléante; 

Art. 2. Sont nommés membres de la Commission de promotion de la santé àl’école avec voix consultative : 

1 o en tant que représentants de la Ministre ayant la Santé dans ses attributions : 

— Mme Nadine Lambion, effective, et Mme Brigitte Charles, suppléante; 

2 o en tant que représentants de la Ministre ayant l’enseignement fondamental et secondaire, ordinaire ou spécial 

dans ses attributions : 

— M. Xavier Bodson, effectif, et Mme Yvonne Havelange, suppléante; 

3 o en tant que représentants de la Direction générale de la santé : 

— M. Jérôme de Roubaix, effectif, et M. Marcel Lejeune, suppléant; 

4 o en tant que représentants de la Direction générale de l’enseignement obligatoire : 

— M. Fabrice Aerts-Bancken, effectif, et M. Guy Blin, suppléant. 

Art. 3. Mme Isabelle Gaspard est nommée présidente de la Commission. 

M. Philippe Daumerie est nommé vice-président de la Commission. 

Art. 4. Les présidente, vice-président et membres sont nommés pour une période de cinq ans, prenant cours 

le jour de l’entrée en vigueur du présent arrêté. 

Art. 5. Le présent arrêté entre en vigueur le 26 février 2007. 

Bruxelles, 22 février 2007. 

Pour le Gouvernement de la Communauté française : 

La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé 

Mme C. FONCK 

VERTALING 


[2007/201150] 

22 FEBRUARI 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap 

tot benoeming van de leden van de Commissie voor gezondheidspromotie op school 


Gelet op het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school, zoals achteraf 

gewijzigd; 

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 februari 2002 betreffende de commissie 

voor de gezondheidspromotie op school; 

Overwegende dat het mandaat van de leden van de Commissie ten einde gekomen is; 

Overwegende dat de Hoge Raad voor gezondheidspromotie en de Hoge Raad voor psycho-medisch-sociale 

sturing hun vertegenwoordigers hebben voorgesteld; 

Overwegende dat de Secretaris-generaal van de Franse Gemeenschap de ambtenaren van de Algemene dienst voor 

Pedagogische zaken, Onderzoek in de opvoeding en de Sturing van het onderwijs, van de Algemene dienst voor de 

Hogescholen en voor het hoger kunstonderwijs, van de Algemene directie gezondheid en van de Algemene directie 

Leerplichtonderwijs heeft aangesteld; 

Overwegende dat de federaties en verenigingen van inrichtende machten van diensten voor sociale promotie op 

school, de vertegenwoordigende federaties van het medisch en verpleegpersoneel die in de sector van de 

gezondheidspromotie op school werken, de federaties van inrichtende machten van het onderwijs, de federaties van 

ouderverenigingen, de representatieve studentenorganisaties op communautair niveau en de plaatselijke centra voor 

gezondheidspromotie geraadpleegd zijn; 

Overwegende dat de communautaire dienst voor gezondheidspromotie vertegenwoordigers heeft voorgesteld; 

Overwegende dat de Minister tot wier bevoegdheid het gewoon of buitengewoon basis- en secundair onderwijs 

behoren, de instellingshoofden van het basis- of secundair, gewoon of buitengewoon onderwijs van de Franse 

Gemeenschap en haar vertegenwoordigers heeft voorgesteld; 

Overwegende dat de Minister tot wier bevoegdheid de Gezondheid behoort haar vertegenwoordigers heeft 

voorgesteld; 

Overwegende dat de werkende en plaatsvervangende leden van de commissie voor gezondheidspromotie op 

school moeten worden aangesteld, 

Besluit : 

Artikel 1. Tot stemgerechtigd lid van de commissie voor gezondheidspromotie op school worden benoemd : 

1 o als lid uit federaties of verenigingen van inrichtende machten van diensten voor gezondheidspromotie op 

school : 

— Mevr. Sophie Cornet, werkend, en Mevr. Myriam Lecrenier, plaatsvervangend; 

— Mevr. Isabelle Gaspard, werkend, en de heer Jean-Marie Bonameau, plaatsvervangend; 

— Mevr. Fabienne Henry, werkend, en de heer Mohamed Ben Mouna, plaatsvervangend; 

22245


2 o a) als lid en arts werkend in de sector van de gezondheidspromotie op school : 

— Mevr. Karin Levie, werkend, en Mevr. Lise Maskens, plaatsvervangend; 

— De heer Philippe Daumerie, werkend, en de heer Vincent Momin, plaatsvervangend; 

b) als lid van het verpleegpersoneel werkend in de sector van de gezondheidspromotie op school : 

— Mevr. Bernadette Meelebeck, werkend, en Mevr. Brigitte Caussin, plaatsvervangend; 

— Mevr. Chantal Janssens, werkend, en Mevr. Marie-Pierre Wodon, plaatsvervangend; 

3 o als lid voorgesteld door de ″Conseil supérieur de promotion de la santé″ : 

— Mevr. Danielle Piette, werkend, en de heer Christian De Bock, plaatsvervangend; 

— Mevr. Christine Deliens, werkend, en de heer Michel Pettiaux, plaatsvervangend; 

4 o als lid voorgesteld door de Hoge raad voor psycho-medisch-sociale sturing : 

— De heer Guy Mahieu, werkend, en Mevr. Marie Ernst, plaatsvervangend; 

5 o als ambtenaar van de Algemene dienst Pedagogische zaken, Onderzoek in opvoeding en Sturing van het 

onderwijs : 

— Mevr. Martine Duwez, werkend, en, De heer Jean Steensels, plaatsvervangend; 

6 o a) als lid uit verschillende federaties van inrichtende machten van het vrij gesubsidieerd onderwijs : 

— Mevr. Mauricette Mohymont, werkend, en Mevr. Catherine Van Quaethoven, plaatsvervangend; 

b) als lid uit verschillende federaties van inrichtende machten van het officieel gesubsidieerd onderwijs : 

— De heer François Vrancken, werkend, en Mevr. Nicky De Mayer, plaatsvervangend; 

7 o a) als lid vertenwoordiger van de federaties voor ouderverenigingen van het officieel onderwijs : 

— Mevr. Virginie Lurquin, werkend, en Mevr. Odile Keller, plaatsvervangend; 

b) als lid vertegenwoordiger van de federaties van ouderverenigingen van het vrij onderwijs : 

— Mevr. Christine Rigaut, werkend, en Mevr. Christine Durdu, plaatsvervangend; 

8 o als instellingshoofd van het gewoon of buitengewoon, basis- of secundair onderwijs van de Franse 

Gemeenschap : 

— Mevr. Thérèse Handgraff, werkend, en de heer Alfred Krins, plaatsvervangend; 

9 o als ambtenaar van de Algemene dienst voor Hogescholen en voor het hoger kunstonderwijs : 

— De heer Michel Albert, werkend, en Mevr. Isabelle Cravillon, plaatsvervangend; 

10 o als vertegenwoordiger van de representatieve studentenorganisaties op communautair niveau : 

— De heer Jonathan Petit, werkend, en de heer Raphaël Bourguignon, plaatsvervangend; 

— De heer Brice Vanderstraeten, werkend, en Mevr. Delphine Strauven, plaatsvervangend; 

11 o als lid uit plaatselijke centra voor gezondheidspromotie : 

— Mevr. Patricia Thiebaut, werkend, en de heer Benoît Dadoumont, plaatsvervangend; 

12 o als lid voorgesteld door de communautaire dienst voor gezondheidspromotie : 

— Mevr. Chantal Vandoorne, werkend, en Mevr. Sophie Grignard, plaatsvervangend; 

Art. 2. Tot lid van de commissie voor gezondheidspromotie op school worden met raadgevende stem benoemd : 

1 o als vertegenwoordiger van de Minister tot wier bevoegdheid de Gezondheid behoort : 

— Mevr. Nadine Lambion, werkend, en Mevr. Brigitte Charles, plaatsvervangend; 

2 o als vertegenwoordiger van de Minister tot wier bevoegdheid het basis- en secundair, gewoon of buitengewoon 

onderwijs behoren : 

— De heer Xavier Bodson, werkend, en Mevr. Yvonne Havelange, plaatsvervangend; 

3 o als vertegenwoordiger van de Algemene directie gezondheid : 

— De heer Jérôme de Roubaix, werkend, en de heer Marcel Lejeune, plaatsvervangend; 

4 o als vertegenwoordiger van de Algemene directie Leerplichtonderwijs : 

— De heer Fabrice Aerts-Bancken, werkend, en de heer Guy Blin, plaatsvervangend. 

Art. 3. Mevr. Isabelle Gaspard wordt benoemd tot voorzitter van de Commissie. De heer Philippe Daumerie 

wordt benoemd tot ondervoorzitter van de Commissie. 

Art. 4. De voorzitter, ondervoorzitter en leden worden benoemd voor een periode van vijf jaar met ingang op de 

dag van inwerkingtreding van dit besluit. 

Art. 5. Dit besluit treedt in werking op 26 februari 2007. 


Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : 

De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, 

Mevr. C. FONCK




Pouvoirs locaux 

[2007/201268] 

Un arrêté ministériel du 29 mars 2007 approuve la décision du 23 janvier 2007 par laquelle le conseil 

d’administration de la SCRL ″Aqualis″ modifiel’article 22, alinéa1 er ,durèglement de travail relatif au calcul du pécule 

de vacances octroyé aux agents de l’intercommunale. 

Un arrêté ministériel du 29 mars 2007 approuve les décisions du 29 novembre 2006 par lesquelles l’assemblée 

générale des associés de la SCRL ″Association intercommunale d’œuvres médico-sociales de la région de Moresnet″ 

modifie les articles 1 er , 4, 13, 17, 19, 20, 24, 25, 31, 32, 33, 36, 38, 39, 44, 45, 46, 48bis, 48ter à 56 et 59 de ses statuts. 

Un arrêté ministériel du 10 avril 2007 approuve la décision du 27 novembre 2006 par laquelle l’assemblée générale 

extraordinaire des associés de la SCRL ″Association intercommunale de traitement des déchets liégeois″ a modifié ses 

statuts pour redéfinir son objet social et pour les mettre en conformité avec le Code de la démocratie locale et de la 

décentralisation, abrogeant l’ancien texte de ses statuts. 

Un arrêté ministériel du 12 avril 2007 approuve les décisions du 19 décembre 2006 par lesquelles le conseil 

d’administration de la SCRL ″Intercommunale hospitalière Famenne Ardenne Condroz″ nomme à l’unanimité en 

qualité d’administrateur et de membre du comité de gestion, M. Ph. Hanin, conseiller communal de Marche, 

en remplacement de M. R. Noirhomme, et M. B. Moinet en qualité de président du conseil d’administration, 

en remplacement de M. J.-P. Ledoux. 

Un arrêté ministériel du 13 avril 2007 approuve la décision du 20 décembre 2006 par laquelle le conseil 

d’administration de la SCRL ″Intercommunale namuroise de services publics″ modifie le cadre général de ses services 

et l’article 47ter du statut administratif et pécuniaire. 

PROVINCE DU BRABANT WALLON. — Un arrêté ministériel du 27 mars 2007 approuve les résolutions 

du 1 er mars 2007 par lesquelles le conseil provincial du Brabant wallon arrête le règlement général relatif à la perception 

des taxes provinciales ainsi que les règlements et taux des taxes pour l’exercice 2007 : 

— sur les centimes additionnels au précompte immobilier; 

— sur les établissements bancaires et financiers; 

— sur les panneaux d’affichage; 

— sur les dépôts de mitrailles, de décombres et de véhicules hors d’usage situés en plein air; 

— sur les établissements classés comme dangereux, insalubres et/ou incommodes continuant àêtre exploités sur 

base du RGPT et sur les installations et activités soumises au décret relatif au permis d’environnement; 

— sur les agents de paris aux courses de chevaux; 

— sur les permis et licences de chasse; 

— sur les centres d’enfouissement technique et/ou décharges de classe 2 et 3, sur les stockage des boues de 

dragage et sur les produits traités par incinération; 

— sur les pylônes et unités d’émission et de réception des réseaux de mobilophonie. 

PROVINCE DE NAMUR. — Un arrêté ministériel du 27 mars 2007 approuve le budget pour l’exercice 2007 de la 

province de Namur arrêté par le conseil provincial de Namur en séance du 16 février 2007. 

PROVINCE DE NAMUR. — Un arrêté ministériel du 2 avril 2007 approuve la résolution du 16 février 2007 par 

laquelle le conseil provincial de Namur décide d’octroyer une prime d’attractivité subsidiée par le Ministère des 

Affaires sociales et de la Santé publique aux membres du personnel provincial mis à disposition du Centre hospitalier 

régional. 

22247


ANDERLUES. — Un arrêté ministériel du 5 avril 2007 annule la délibération du conseil communal d’Anderlues 

du 21 décembre 2006 relative à l’utilisation d’un véhicule communal de service par M. Bonnier, architecte A1 spécifique. 

BEAURAING. — Un arrêté ministériel du 29 mars 2007 autorise le conseil communal de la ville de Beauraing à 

acquérir, par voie d’expropriation pour cause d’utilité publique, les logements de l’ancienne gendarmerie ci-dessous 

décrits, sis sur le territoire de la ville de Beauraing, rue de la Couture 13 et 15 : 

Indications 

cadastrales 

Contenance de l’emprise 

Section N° 

Propriétaire 

Ville de Beauraing - 1 

a 

Totale 

ca 

A exproprier 

a ca 

re division 

B 134v2 Domaine de l’Etat 

Bien géré par la Régie des Bâtiments 

Avenue de la Toison d’Or 87/2 

1060 Bruxelles 

3 48 3 34 

B 134w2 Domaine de l’Etat 4 15 3 25 




14 

B 134x2 Domaine de l’Etat 6 74 46 




24 

Le même arrêté précise qu’il sera fait application de la procédure ordinaire en matière d’expropriation pour cause 

d’utilité publique prévue par les lois des 17 avril 1835 et 27 mai 1870. 

BLANDAIN. — Un arrêté ministériel du 5 avril 2007 approuve le budget 2006 de la fabrique d’église Saint- 

Eleuthère, à Blandain, tel que réformé par la députation permanente du conseil provincial du Hainaut en date du 

28 septembre 2006. 

CELLES. — Un arrêté ministériel du 2 avril 2007 déclare recevable mais non fondé le recours du collège communal 

de Celles introduit par courrier du 28 février 2007 à l’encontre de l’arrêté du 15 février 2007 du collège provincial du 

Hainaut n’approuvant pas la délibération du 28 décembre 2006 du conseil communal de Celles établissant pour 

l’exercice 2007 le taux des centimes additionnels au précompte immobilier. 

Le même arrêté n’approuve pas la délibération du 28 décembre 2006 par laquelle le conseil communal de Celles 

établit, pour l’exercice 2007 le taux des centimes additionnels au précompte immobilier. 

CERFONTAINE. — Un arrêté ministériel du 28 mars 2007 abroge le plan communal d’aménagement n o 3 dit 

″Solde″ à Cerfontaine (Silenrieux) et Walcourt (Silenrieux), approuvé par le Roi le 14 août 1951 et sa révision totale 

approuvée par le Roi le 28 mars 1960. 

Le même arrêté n’abroge pas la révision partielle du plan communal d’aménagement n o 3 dit ″Solde″ à Cerfontaine 

(Silenrieux), approuvée par arrêté ministériel le 6 février 1985. 

CHARLEROI. — Par arrêté ministériel du 2 avril 2007, la délibération n o 15 du 26 février 2007 du conseil 

communal de Charleroi décidant de voter l’autorisation au collège et au receveur de respectivement engager, imputer 

et régler en mars 2007 les dépenses ordinaires, tant facultatives qu’obligatoires, pour lesquelles des crédits exécutoires 

étaient inscrits au budget de 2006 et ce sans excéder un douzième de ces derniers par mois écoulé, est annulée ence 

qui concerne les termes ″tant facultatives que″. Cette délibération est admise pour le surplus en ce qu’elle vise les 

dépenses obligatoires du service ordinaire.


CHATELET. — Un arrêté ministériel du 28 mars 2007 annule la délibération du 11 mars 2005 par laquelle le conseil 

communal de Châtelet décide 

— d’accepter la proposition de la société Nashuatec de garder les conditions actuelles du contrat de location d’un 

copyprinter Nashuatec type CP 327 jusqu’au 29 janvier 2006, moyennant une lettre de résiliation du contrat dans les 

plus brefs délais; 

— d’accepter la proposition de la société Xerox de fournir un copieur Xerox Work Center Pro 3545 dans le cadre 

d’un contrat de location. 

CLAVIER. — Un arrêté ministériel du 3 avril 2007 annule la délibération du 29 décembre 2006 du conseil 

communal de Clavier relative à l’adaptation de la section du règlement d’ordre intérieur concernant les commissions 

du conseil communal. 

HUY. — Un arrêté ministériel du 10 avril 2007 annule la délibération du 31 mai 2006 par laquelle le collège des 

bourgmestre et échevins de Huy a décidé d’infliger la sanction disciplinaire de la suspension d’un mois à M. Patrick 

Dubuffet. 

JALHAY. — Un arrêté ministériel du 11 avril 2007 décide que les paroisses de Saint-Michel, à Jalhay, Sainte-Thérèse 

de l’Enfant Jésus, à Nivezé, Saint-Antoine de Padoue, à Solwaster, Saint-Hubert, à Surister et Notre-Dame des Victoires, 

à Tiège sont transformées en chapelles et sont rattachées à la paroisse Saint-Lambert de Sart. 

ORP-JAUCHE. — Un arrêté ministériel du 5 avril 2007 annule l’ordonnance prise par le conseil communal 

d’Orp-Jauche le 22 janvier 2007 interdisant la consommation de boissons alcoolisées sur la voie publique. 

PERWEZ. — Un arrêté ministériel du 26 mars 2007 annule la décision prise par le bourgmestre f.f. de Perwez 

refusant l’octroi d’une dérogation pour les heures d’ouverture et fermeture en faveur de la SPRL D.L.T.C. transmise par 

courrier daté du 29 septembre 2006. 

Le même arrêté annule l’article 84 du règlement général de police établissant des heures d’ouverture et fermeture 

sur l’ensemble du territoire communal pour les établissements gérés par les aubergistes, cafetiers, exploitants de 

dancings et clubs privés, votés par le conseil communal le 24 juin 2005. 

SAINT-GEORGES-SUR-MEUSE. — Un arrêté ministériel du 5 avril 2007 décide que la chapellenie de la Mallieue 

Sainte-Barbe est rattachée à la paroisse de Stockay Notre-Dame. 

SAMBREVILLE. — Un arrêté ministériel du 26 mars 2007 approuve la délibération du 26 décembre 2006 par 

laquelle le conseil communal de Sambreville établit, pour les exercices 2007 à 2012, une taxe sur la diffusion publicitaire 

sur la voie publique. 

SOUMAGNE. — Un arrêté ministériel du 5 avril 2007 décide que l’église paroissiale Saint-Lambert de Tignée 

est désaffectée. 

STOUMONT. — Un arrêté ministériel du 12 avril 2007 annule la délibération prise par le collège communal de 

Stoumont le 4 janvier 2007 relative au point 3 de l’ordre du jour ″Droit de regard - Consultation des dossiers du collège 

communal par les membres du conseil communal et consultation des actes et pièces concernant l’administration - 

décision″. 

22249


AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN 

COUR D’ARBITRAGE 

Extrait de l’arrêt n° 40/2007 du 15 mars 2007 

[2007/201246] 

Numéro du rôle : 3992 

En cause : la question préjudicielle relative à l’article 1675/16 du Code judiciaire, posée par la Cour d’appel 

de Mons. 

La Cour d’arbitrage, 

composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. Martens, R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe 

et E. Derycke, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Melchior, 

après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant : 

I. Objet de la question préjudicielle et procédure 

Par arrêt du 18 mai 2006 en cause de Godelieve Serlet contre Arnaud Beuscart et autres, dont l’expédition est 

parvenue au greffe de la Cour d’arbitrage le 22 mai 2006, la Cour d’appel de Mons a posé la question préjudicielle 

suivante : 

« L’article 1675/16 du Code judiciaire, combiné avec l’article 1051 du même Code, viole-t-il les articles 10 et 11 de 

la Constitution combinés avec l’article 6 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme, en tant 

que l’article 1675/16 précité fait qu’une catégorie de personnes qui se débattent dans des difficultés financières de tous 

ordres ne dispose pas du même avantage que les assurés sociaux, qui ont leur attention attirée, dans la notification qui 

leur est faite d’un jugement rendu par le tribunal du travail, dans certaines matières, sur les voies de recours, sur le délai 

dans lequel ce ou ces recours doivent être introduits ainsi que sur la dénomination et l’adresse de la juridiction 

compétente pour en connaître, et ce, en vertu des articles 792 et 704, alinéa 1 er , du Code judiciaire ? ». 

(...) 

III. En droit 

(...) 

B.1. La Cour est interrogée sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l’article 6 

de la Convention européenne des droits de l’homme, de l’article 1675/16 du Code judiciaire, combiné avec l’article 1051 

du même Code. 

Dans sa version applicable au litige devant le juge a quo, l’article 1675/16 du Code judiciaire dispose : 

« Les décisions du juge prises dans le cadre de la procédurederèglement collectif de dettes sont notifiées par le 

greffier, sous pli judiciaire. 

Elles sont exécutoires par provision nonobstant appel et sans caution. 

Les jugements et arrêts rendus par défaut ne sont pas susceptibles d’opposition ». 

L’article 1051 du Code judiciaire dispose : 

« Le délai pour interjeter appel est d’un mois à partir de la signification du jugement ou de la notification de celui-ci 

faite conformément à l’article 792, alinéas2et3. 

Ce délai court également du jour de cette signification, à l’égard de la partie qui a fait signifier le jugement. 

Lorsqu’une des parties à qui le jugement est signifié ou à la requête de laquelle il a été signifié n’a en Belgique ni 

domicile, ni résidence, ni domicile élu, le délai d’appel est augmenté conformément à l’article 55. 

Il en va de même lorsqu’une des parties à qui le jugement est notifié conformément à l’article 792, alinéas2et3, 

n’a en Belgique, ni domicile, ni résidence, ni domicile élu ». 

B.2.1. Dans sa version applicable au litige devant le juge a quo, l’article 792 du Code judiciaire dispose : 

« Dans les huit jours de la prononciation du jugement, le greffier adresse, sous simple lettre, à chacune des parties 

ou, le cas échéant, à leurs avocats, une copie non signée du jugement. 

Par dérogation à l’alinéa précédent, dans les matières énumérées à l’article 704, alinéa 1 er , le greffier notifie le 

jugement aux parties par pli judiciaire adressé dans les huit jours. 

A peine de nullité, cette notification fait mention des voies de recours, du délai dans lequel ce ou ces recours, 

doivent être introduits ainsi que de la dénomination et de l’adresse de la juridiction compétente pour en connaître. 

Dans les cas visés au deuxième alinéa, le greffier adresse, le cas échéant, une copie non signée du jugement aux 

avocats des parties ou aux délégués visés à l’article 728, § 3 ». 

B.2.2. Dans sa version applicable au litige devant le juge a quo, l’article 704, alinéa 1 er , du Code judiciaire dispose : 

« Dans les matières énumérées aux articles 508/16, 580, 2 o ,3 o ,6 o ,7 o ,8 o ,9 o ,10 o et 11 o , 581, 2 o , 582, 1 o et 2 o , et 583, 

les demandes sont introduites par une requête écrite, déposée ou adressée, sous pli recommandé, au greffe du tribunal 

du travail; les parties sont convoquées par le greffier à comparaître à l’audience fixée par le juge. La convocation précise 

l’objet de la demande ». 

B.3. Le juge a quo interroge la Cour sur une éventuelle discrimination entre, d’une part, les parties débitrices dans 

un litige relatif à une procédurederèglement collectif de dettes, parties auxquelles les décisions du juge sont notifiées 

par pli judiciaire sans que soit exigée l’indication dans la notification des formes et délais des voies de recours, et, 

d’autre part, les assurés sociaux qui, en vertu des articles 792 et 704, alinéa 1 er , du Code judiciaire, ont leur attention 

attirée par les mentions de la notification, exigées à peine de nullité, des voies de recours, du délai dans lequel ce ou 

ces recours doivent être introduits ainsi que de la dénomination et de l’adresse de la juridiction compétente pour en 

connaître. 

B.4.1. La Cour est donc invitée à comparer la situation de certains justiciables impliqués dans des procédures 

judiciaires selon le contenu de la notification du jugement par pli judiciaire, les débiteurs qui sollicitent un règlement 

collectif de dettes n’étant pas avertis du délai d’appel, tandis que les assurés sociaux dans les matières visées par 

l’article 704, alinéa 1 er , du Code bénéficient des indications prévues à peine de nullité par l’article 792, alinéas2et3, 

du Code, notamment le délai d’appel.


B.4.2. Selon le juge a quo, la notification de l’article 1675/16, alinéa1 er , du Code judiciaire fait courir le délai d’appel 

d’un mois. 

La Cour examinera donc cette disposition dans cette interprétation. 

B.5. En faisant courir le délai d’un mois pour interjeter appel à partir de la signification du jugement ou de la 

notification de celui-ci faite conformément à l’article 792, alinéas2et3,l’article 1051 du Code judiciaire ne règle 

toutefois pas les mentions que doit comporter la notification des jugements. 

Le texte de cette disposition ne se réfère d’ailleurs pas expressément à la notification visée à l’article 1675/16 du 

Code judiciaire. 

A la supposer établie, la discrimination alléguée ne peut donc trouver sa source dans l’article 1051 du Code 

judiciaire. 

B.6.1. Il appartient au législateur de déterminer de quelle manière est réglée la communication des actes de 

procédure et quelles sont les modalités de cette communication. 

Lorsque le législateur a choisi, dans le souci de réduire les frais de la procédureetd’accélérerledéroulement de 

celle-ci, la notification par pli judiciaire des décisions judiciaires, il lui appartient également d’imposer, s’il l’estime 

nécessaire, la mention de certaines informations pour leurs destinataires. 

B.6.2. En ce qui concerne les mentions exigées pour la notification prévue par l’article 792, alinéas 2 et 3, du Code 

judiciaire pour les procédures visées à l’article 704, alinéa1 er ,dumême Code, la Cour observe que les procédures visées 

par ces dispositions sont relatives au droit social et relèvent de la compétence exclusive du tribunal du travail. 

Le législateur a pu prévoir dans ces matières particulières des règles spécifiques qui ne sont pas applicables à une 

procédurederèglement collectif de dettes. 

B.6.3. En effet, en modifiant les articles 792 et 1051 du Code judiciaire, les articles 20 et 22 de la loi du 12 janvier 1993 

« contenant un programme d’urgence pour une société plus solidaire » s’inscrivaient dans l’objectif poursuivi par le 

législateur de parfaire la protection sociale, notamment en unifiant les voies de recours en matière d’aide sociale et en 

confiant cette compétence aux juridictions du travail. 

Ces modifications du Code judiciaire visaient à simplifier la notification des jugements et des arrêts rendus dans 

des litiges portant sur la sécurité sociale en général (Doc. parl., Chambre, S.E. 1991-1992, n o 630/1, pp. 13 et 39) en 

permettant une exécution rapide des jugements et arrêts, « suite à la seule notification par pli judiciaire » (Doc. parl., 

Chambre, S.E. 1991-1992, n o 630/5, p. 15, et Doc. parl., Sénat, 1992-1993, n o 546/2, p. 12). 

En ce qui concerne la modification de l’article 792 du Code judiciaire, les travaux préparatoires précisaient : 

« Cet article permet une information rapide des personnes et organismes qui sont concernés par une décision du 

tribunal du travail et prévoit que cette décision sera portée à leur connaissance de manière officielle. 

Trop souvent, en effet, les personnes qui ont [eu] gain de cause au tribunal omettent de procéder à la signification. 

Par la présente disposition, le greffier du tribunal du travail notifiera aux parties, la décision intervenue. Dès ce 

moment, les délais d’opposition et d’appel commencent à courir. Au terme de ces délais, la décision du tribunal 

deviendra exécutoire » (Doc. parl., Chambre, S.E. 1991-1992, n o 630/5, p. 63). 

Le législateur avait donc choisi non seulement d’imposer un mode particulier de communication des décisions 

judiciaires - la notification -, dans le souci précisé au B.6.1, mais également de déterminer les mentions particulières de 

cette notification afin de protéger certains destinataires dans des procédures particulières du droit social, 

pour lesquelles l’article 704, alinéa 1 er ,dumême Code prévoyait la requête comme mode simplifié d’introduction de 

l’instance. 

B.6.4. Les contestations visées à l’article 704, alinéa 1 er ,présentent ainsi la caractéristique commune qu’il s’agit en 

principe - sauf la matière visée à l’article 508/16 du Code judiciaire - d’affaires dans lesquelles le justiciable introduit 

un recours contre une décision administrative unilatérale prise par l’organisme de sécurité sociale et que cette décision 

est considérée comme conforme au droit sans qu’il y ait lieu de recourir préalablement au juge. 

B.7.1. La procédurederèglement collectif de dettes vise, quant à elle, à permettre à un débiteur victime de 

surendettement de rétablir sa situation financière sous le contrôle du juge compétent. 

La circonstance que la loi du 13 décembre 2005 « modifiant les articles 81, 104, 569, 578, 580, 583, 1395 du Code 

judiciaire » ait organisé le transfert de la compétence en matière de règlement collectif de dettes du juge des saisies aux 

juridictions du travail n’est pas pertinente en l’espèce pour établir à suffisance la comparabilité des situations visées 

dans la question préjudicielle, dès lors que cette modification n’est pas encore en vigueur. 

Dans son avis sur la loi précitée du13décembre 2005, le Conseil supérieur de la Justice a d’ailleurs rappelé que, 

bien que « la dimension sociale du règlement collectif de dettes soit incontestablement présente », « le règlement 

collectif de dettes est généralement classé comme une procédure d’insolvabilité tendant à régler la relation entre 

créanciers et débiteurs » (Doc. parl., Chambre, 2003-2004, DOC 51-1309/002, p. 5). 

Si même l’attribution aux juridictions du travail de la compétence en matière de règlement collectif de dettes était 

en vigueur, la compétence seule des juridictions du travail ne serait pas de nature àétablir le caractère discriminatoire 

des situations visées dans la question préjudicielle, dès lors qu’il existe d’autres matières de la compétence des 

juridictions du travail que celles visées à l’article 704, alinéa 1 er , du Code judiciaire, et pour lesquelles le législateur n’a 

pas prévu une notification par pli judiciaire avec des mentions exigées à peine de nullité. 

B.7.2. Par ailleurs, les difficultés financières des personnes débitrices engagées dans des procédures de règlement 

collectif de dettes ne suffisent pas à conclure qu’elles sont, en ce qui concerne les mentions de la notification par pli 

judiciaire, dans une situation analogue à celle des justiciables engagés dans les procédures visées à l’article 704, 

alinéa 1 er , auquel se réfère l’article 792 du même Code. 

B.7.3. En effet, le choix de la notification par pli judiciaire pour les décisions en matière de règlement collectif de 

dettes visait à permettre « une limitation des coûts de la procédure » (Doc. parl., Chambre, 1996-1997, n os 1073/1 

et 1074/1, p. 50). 

Les travaux préparatoires de la disposition en cause précisaient toutefois : 

« La notification ouvre les délais pour intenter un recours. 

Il convient de rappeler que la notification vaut signification (article 1675-9, § 1 er , in fine) » (ibid.). 

Le législateur entendait donc assimiler, quant à leurs effets, la notification par pli judiciaire des décisions en matière 

de règlement collectif de dettes à une signification, et non à une notification par pli judiciaire pour laquelle des 

mentions obligatoires sont prévues par l’article 792 du Code judiciaire. 

Cette conception a d’ailleurs été confirmée explicitement par l’article 18 de la loi du 13 décembre 2005 « portant des 

dispositions diverses relatives aux délais, à la requête contradictoire et à la procédureenrèglement collectif de dette », 

qui complète la disposition en cause par l’alinéa suivant : 

« La notification des décisions visées à l’alinéa 1 er vaut signification ». 

22251


B.8.1. La différence de traitement entre certaines catégories de personnes qui résulte de l’application de procédures 

différentes et dans des circonstances différentes n’est pas discriminatoire en soi. Il ne pourrait y avoir de discrimination 

que si la différence de traitement résultant de l’application de ces procédures allait de pair avec une limitation 

disproportionnée des droits des personnes concernées, ce qui n’est pas le cas en l’espèce. 

B.8.2. En effet, en vertu de l’article 1675/2 du Code judiciaire, c’est au débiteur seul qu’il appartient d’entamer la 

procédurederèglement collectif de dettes en vue d’apurer sa situation de surendettement. Ce débiteur, qui dispose 

donc du monopole d’introduction de la demande de règlement collectif de dettes, peut être présumé connaître le 

déroulement de la procédure qu’il a lui-même initiée, notamment la possibilité d’appel contre la décision du juge et le 

délai pour interjeter cet appel. 

Le législateur a pu estimer qu’il n’était pas nécessaire de prévoir pour la notification de l’article 1675/16 du Code 

judiciaire les mentions obligatoires prévues par l’article 792, alinéa 3, du Code judiciaire. 

L’application de l’article 1675/16 du Code judiciaire n’entraîne donc pas une limitation disproportionnée des 

droits des justiciables concernés. 

B.8.3. La lecture des articles 10 et 11 de la Constitution en combinaison avec l’article 6 de la Convention européenne 

des droits de l’homme ne conduit pas à une autre conclusion. 

B.9. La question préjudicielle appelle une réponse négative. 

Par ces motifs, 

la Cour 

dit pour droit : 

L’article 1675/16 du Code judiciaire ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution combinés avec l’article 6 de 

la Convention européenne des droits de l’homme. 

Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, conformément à l’article 65 de la loi spéciale 

du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, à l’audience publique du 15 mars 2007. 

Le greffier, Le président, 

P.-Y. Dutilleux. M. Melchior. 

ARBITRAGEHOF 

Uittreksel uit arrest nr. 40/2007 van 15 maart 2007 

[2007/201246] 

Rolnummer 3992 

In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van 

Beroep te Bergen. 

Het Arbitragehof, 

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, L. Lavrysen, 

J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, 

wijst na beraad het volgende arrest : 

I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging 

Bij arrest van 18 mei 2006 in zake Godelieve Serlet tegen Arnaud Beuscart en anderen, waarvan de expeditie ter 

griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 22 mei 2006, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële 

vraag gesteld : 

« Schendt artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 1051 van hetzelfde 

Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor 

de rechten van de mens, in zoverre het voormelde artikel 1675/16 met zich meebrengt dat een categorie van personen 

die te kampen heeft met financiële moeilijkheden van velerlei aard niet over hetzelfde voordeel beschikt als de sociaal 

verzekerden, wier aandacht in sommige aangelegenheden - in de aan hen gerichte kennisgeving van een door de 

arbeidsrechtbank gewezen vonnis - wordt gevestigd op de rechtsmiddelen, de termijn binnen welke die rechtsmiddelen 

moeten worden ingesteld, alsmede de benaming en het adres van de rechtsmacht die bevoegd is om er kennis van te 

nemen, en zulks krachtens de artikelen 792 en 704, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek ? ». 

(...) 

III. In rechte 

(...) 

B.1. Aan het Hof wordt gevraagd of artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met 

artikel 1051 van hetzelfde Wetboek, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen 

met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. 

In de versie die van toepassing is op het geschil voor de verwijzende rechter, bepaalt artikel 1675/16 van het 

Gerechtelijk Wetboek : 

« De uitspraken die door de rechter worden gedaan in het raam van de procedure van de collectieve 

schuldenregeling, worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht. 

Zij zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling. 

De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar voor verzet ». 

Artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : 

« De termijn om hoger beroep aan te tekenen is één maand, te rekenen vanaf de betekening van het vonnis of de 

kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid. 

Deze termijn loopt eveneens vanaf de dag van die betekening ten aanzien van de partij die het vonnis heeft doen 

betekenen. 

Heeft een van de partijen aan wie of op wier verzoek het vonnis is betekend, geen woon- of verblijfplaats of geen 

gekozen woonplaats in België, dan wordt de termijn van hoger beroep verlengd overeenkomstig artikel 55. 

Het zelfde geldt wanneer één van de partijen aan wie het vonnis ter kennis is gebracht overeenkomstig artikel 792, 

tweede en derde lid, in België geen woon- of verblijfplaats of geen gekozen woonplaats heeft ».


B.2.1. In de versie die van toepassing is op het geschil voor de verwijzende rechter bepaalt artikel 792 van het 

Gerechtelijk Wetboek : 

« Binnen acht dagen na de uitspraak van het vonnis zendt de griffier bij gewone brief een niet ondertekend afschrift 

van het vonnis, aan elke partij, of, in voorkomend geval, aan hun advocaten. 

In afwijking van het vorige lid, voor de zaken opgesomd in artikel 704, eerste lid, brengt de griffier binnen de acht 

dagen bij gerechtsbrief het vonnis ter kennis van de partijen. 

Op straffe van nietigheid vermeldt deze kennisgeving de rechtsmiddelen, de termijn binnen welke dit verhaal 

moet worden ingesteld evenals de benaming en het adres van de rechtsmacht die bevoegd is om er kennis van te 

nemen. 

In de gevallen, bepaald in het tweede lid, zendt de griffier een niet-ondertekend afschrift van het vonnis, in 

voorkomend geval, aan de advocaten van de partijen of aan de afgevaardigden bedoeld in artikel 728, § 3 ». 

B.2.2. In de versie die van toepassing is op het geschil voor de verwijzende rechter bepaalt artikel 704, eerste lid, 

van het Gerechtelijk Wetboek : 

« In de zaken genoemd in de artikelen 508/16, 580, 2 o ,3 o ,6 o ,7 o ,8 o ,9 o ,10 o en 11 o , 581, 2 o , 582, 1 o en 2 o , en 583, 

worden de vorderingen ingeleid bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van de arbeidsrechtbank of bij aangetekende 

brief gezonden aan die griffie; de partijen worden door de griffier opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de 

rechter bepaalt. De oproeping vermeldt het voorwerp van de vordering ». 

B.3. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over een mogelijke discriminatie tussen, enerzijds, de partijen met 

schulden in een geschil betreffende een procedure van collectieve schuldenregeling, partijen aan wie van de 

beslissingen van de rechter kennis wordt gegeven bij gerechtsbrief zonder dat vereist is dat in de kennisgeving de 

vormvoorschriften en termijnen van de rechtsmiddelen worden vermeld, en, anderzijds, de sociaal verzekerden, wier 

aandacht krachtens de artikelen 792 en 704, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, door de op straffe van nietigheid 

vereiste vermeldingen in de kennisgeving, wordt gevestigd op de rechtsmiddelen, op de termijn waarin dat beroep of 

die beroepen moeten worden ingesteld alsmede op de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om 

er kennis van te nemen. 

B.4.1. Het Hof wordt dus verzocht de situatie van bepaalde rechtzoekenden die betrokken zijn bij gerechtelijke 

procedures met elkaar te vergelijken naar gelang van de inhoud van de kennisgeving van het vonnis bij gerechtsbrief, 

waarbij de schuldenaars die om een collectieve schuldenregeling verzoeken niet op de hoogte worden gebracht van de 

beroepstermijn, terwijl de sociaal verzekerden in de in artikel 704, eerste lid, van het Wetboek bedoelde 

aangelegenheden de vermeldingen genieten waarin op straffe van nietigheid is voorzien door artikel 792, tweede 

en derde lid, van het Wetboek, met name de beroepstermijn. 

B.4.2. Volgens de verwijzende rechter doet de kennisgeving van artikel 1675/16, eerste lid, van het Gerechtelijk 

Wetboek de beroepstermijn van één maand lopen. 

Het Hof zal dus die bepaling in die interpretatie onderzoeken. 

B.5. Doordat artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek de termijn van één maand om hoger beroep in te stellen 

doet lopen vanaf de betekening van het vonnis of de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde 

lid, regelt het echter niet de vermeldingen die de kennisgeving van de vonnissen dient te bevatten. 

De tekst van die bepaling verwijst overigens niet uitdrukkelijk naar de kennisgeving bedoeld in artikel 1675/16 

van het Gerechtelijk Wetboek. 

In de veronderstelling dat de aangevoerde discriminatie is aangetoond, kan zij dus niet haar oorsprong vinden in 

artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek. 

B.6.1. Het behoort tot de beleidskeuze van de wetgever om te bepalen op welke wijze het meedelen van akten van 

rechtspleging wordt geregeld en welke de modaliteiten zijn waaronder die mededeling geschiedt. 

Wanneer de wetgever uit zorg om de kosten van de rechtspleging te drukken of om de vooruitgang ervan te 

bespoedigen, heeft geopteerd voor de kennisgeving bij gerechtsbrief van de gerechtelijke beslissingen, behoort het 

tevens tot zijn beleidskeuze om, indien hij het noodzakelijk acht, de verplichting op te leggen om bepaalde inlichtingen 

ten behoeve van de geadresseerden te vermelden. 

B.6.2. Wat betreft de vermeldingen vereist voor de kennisgeving bedoeld in artikel 792, tweede en derde lid, van 

het Gerechtelijk Wetboek voor de in artikel 704, eerste lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde procedures, merkt het Hof 

op dat de in die bepalingen bedoelde procedures betrekking hebben op het sociaal recht en onder de uitsluitende 

bevoegdheid van de arbeidsrechtbank vallen. De wetgever vermocht in die bijzondere aangelegenheden te voorzien in 

specifieke regels die niet van toepassing zijn op een procedure van collectieve schuldenregeling. 

B.6.3. Door de artikelen 792 en 1051 van het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen, beantwoordden de artikelen 20 

en 22 van de wet van 12 januari 1993 « houdende een urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving » aan 

de door de wetgever nagestreefde doelstelling om de sociale bescherming te vervolmaken, inzonderheid door de 

rechtsmiddelen inzake maatschappelijke dienstverlening eenvormig te maken en door die bevoegdheid aan de 

arbeidsgerechten toe te vertrouwen. 

Die wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek strekten ertoe de kennisgeving te vereenvoudigen van de vonnissen 

en arresten gewezen in geschillen met betrekking tot de sociale zekerheid in het algemeen (Parl. St., Kamer, 

B.Z. 1991-1992, nr. 630/1, pp. 13 en 39) door een snelle tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten mogelijk te maken 

« met een gewone kennisgeving bij gerechtsbrief » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1991-1992, nr. 630/5, p. 15, en Parl. St., 

Senaat, 1992-1993, nr. 546/2, p. 12). 

Wat betreft de wijziging van artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek, preciseerde de parlementaire voorbereiding : 

« Dit artikel maakt het mogelijk de personen en organisaties die het voorwerp zijn van een beslissing van de 

arbeidsrechtbank, snel in te lichten en bepaalt dat die beslissing officieel ter kennis wordt gebracht. 

Personen die een zaak winnen voor de arbeidsrechtbank laten immers vaak na het vonnis te laten betekenen. 

Ingevolge deze bepaling zal de griffier van de arbeidsrechtbank het vonnis ter kennis brengen van de partijen. 

Vanaf dat tijdstip lopen de termijnen van verzet en hoger beroep. Na het verstrijken van die termijnen wordt de 

beslissing van de rechtbank uitvoerbaar » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1991-1992, nr. 630/5, p. 63). 

De wetgever opteerde dus niet alleen voor een bijzondere wijze van mededeling van de gerechtelijke beslissingen - 

de kennisgeving -, uit de in B.6.1 gepreciseerde bekommernis maar tevens om de bijzondere vermeldingen van die 

kennisgeving te bepalen teneinde sommige geadresseerden in bijzondere procedures van het sociaal recht te 

beschermen, ten aanzien van wie artikel 704, eerste lid, van hetzelfde Wetboek voorzag in het verzoekschrift als 

vereenvoudigde wijze van rechtsingang. 

22253


B.6.4. De in artikel 704, eerste lid, bedoelde geschillen vertonen aldus het gemeenschappelijke karakter dat het in 

principe - behoudens de in artikel 508/16 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde aangelegenheid - gaat om zaken 

waarin de rechtzoekende een beroep instelt tegen een eenzijdige administratieve beslissing genomen door een 

instelling van sociale zekerheid en dat die beslissing wordt geacht in overeenstemming met het recht te zijn, zonder dat 

voorafgaandelijk een beroep moet worden gedaan op de rechter. 

B.7.1. De procedure van collectieve schuldenregeling strekt harerzijds ertoe een schuldenaar die het slachtoffer is 

van een overmatige schuldenlast in staat te stellen zijn financiële situatie te herstellen onder het toezicht van de 

bevoegde rechter. 

De omstandigheid dat de wet van 13 december 2005 « tot wijziging van de artikelen 81, 104, 569, 578, 580, 583, 1395 

van het Gerechtelijk Wetboek » heeft voorzien in de overdracht van de bevoegdheid inzake collectieve schuldenregeling 

van de beslagrechter aan de arbeidsgerechten is te dezen niet relevant om op toereikende wijze de 

vergelijkbaarheid van de in de prejudiciële vraag beoogde situaties aan te tonen, aangezien die wijziging nog niet van 

kracht is. 

In zijn advies betreffende de voormelde wet van 13 december 2005 heeft de Hoge Raad voor de Justitie overigens 

eraan herinnerd dat, hoewel « de sociale dimensie van de collectieve schuldenregeling onmiskenbaar aanwezig is », 

« de collectieve schuldenregeling algemeen wordt gerangschikt als een insolventieprocedure die er toe strekt de 

verhouding tussen schuldeisers en debiteuren te regelen » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-1309/002, p. 5). 

Zelfs indien de toewijzing van de bevoegdheid inzake collectieve schuldenregeling aan de arbeidsgerechten van 

kracht zou zijn, zou die omstandigheid niet van dien aard zijn dat wordt aangetoond dat de in de prejudiciële vraag 

beoogde situaties discriminerend zijn, aangezien er andere aangelegenheden bestaan waarvoor de arbeidsgerechten 

bevoegd zijn dan die welke worden beoogd in artikel 704, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, waarvoor de 

wetgever niet heeft voorzien in een kennisgeving bij gerechtsbrief met de op straffe van nietigheid vereiste 

vermeldingen. 

B.7.2. Bovendien volstaan de financiële moeilijkheden van de personen met schulden die verwikkeld zijn in 

procedures van collectieve schuldenregeling niet om ertoe te besluiten dat zij, wat betreft de vermeldingen in de 

kennisgeving bij gerechtsbrief, zich in een situatie bevinden die analoog is met die van de rechtzoekenden die 

verwikkeld zijn in de procedures bedoeld in artikel 704, eerste lid, waarnaar artikel 792 van hetzelfde Wetboek verwijst. 

B.7.3. De keuze voor de kennisgeving bij gerechtsbrief voor de beslissingen inzake collectieve schuldenregeling 

strekte immers ertoe het mogelijk te maken « de procedurekosten te beperken » (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nrs. 1073/1 

en 1074/1, p. 50). 

In de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling werd echter gepreciseerd : 

« De kennisgeving opent de termijnen om een beroep aan te tekenen. 

Het past eraan te herinneren dat de kennisgeving geldt als betekening (artikel 1675-9, § 1, in fine) » (ibid.). 

De wetgever wilde dus, wat betreft de gevolgen ervan, de kennisgeving bij gerechtsbrief van de beslissingen 

inzake collectieve schuldenregeling gelijkstellen met een betekening, en niet met een kennisgeving bij gerechtsbrief 

waarvoor bij artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek in verplichte vermeldingen is voorzien. 

Die opvatting werd overigens expliciet bevestigd in artikel 18 van de wet van 13 december 2005 « houdende 

bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldenregeling 

», die de in het geding zijnde bepaling aanvult met het volgende lid : 

« De kennisgeving van de in het eerste lid bedoelde uitspraken geldt als betekening ». 

B.8.1. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen, dat voortvloeit uit de toepassing van 

verschillende procedures in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou 

slechts sprake kunnen zijn, mocht het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedures 

gepaard gaan met een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen, hetgeen te dezen niet 

het geval is. 

B.8.2. Krachtens artikel 1675/2 van het Gerechtelijk Wetboek staat het immers aan de schuldenaar zelf om de 

procedure van collectieve schuldenregeling op te starten teneinde zijn situatie van overmatige schuldenlast aan te 

zuiveren. Die schuldenaar, die dus over het monopolie van instelling van de vordering tot collectieve schuldenregeling 

beschikt, kan worden geacht het verloop van de door hemzelf opgestarte procedure te kennen, met name de 

mogelijkheid van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechter en de termijn om dat hoger beroep in te stellen. 

De wetgever vermocht te oordelen dat het niet noodzakelijk was om voor de kennisgeving van artikel 1675/16 van 

het Gerechtelijk Wetboek te voorzien in de verplichte vermeldingen bedoeld in artikel 792, derde lid, van het 

Gerechtelijk Wetboek. 

De toepassing van artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek brengt dus niet een onevenredige beperking van 

de rechten van de betrokken rechtzoekenden teweeg. 

B.8.3. De lezing van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag 

voor de rechten van de mens leidt niet tot een andere conclusie. 

B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. 

Om die redenen, 

het Hof 

zegt voor recht : 

Artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang 

gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. 

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet 

van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 15 maart 2007. 

De griffier, De voorzitter, 

P.-Y. Dutilleux. M. Melchior.


ÜBERSETZUNG 

SCHIEDSHOF 

Auszug aus dem Urteil Nr. 40/2007 vom 15. März 2007 

[2007/201246] 

Geschäftsverzeichnisnummer 3992 

In Sachen:Präjudizielle Frage in Bezug auf Artikel 1675/16 des Gerichtsgesetzbuches, gestellt vom Appellationshof 

Mons. 

Der Schiedshof, 

zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Melchior und A. Arts, und den Richtern P. Martens, R. Henneuse, 

L. Lavrysen, J.-P. Snappe und E. Derycke, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des 

Vorsitzenden M. Melchior, 

verkündet nach Beratung folgendes Urteil: 

I. Gegenstand der präjudiziellen Frage und Verfahren 

In seinem Urteil vom 18. Mai 2006 in Sachen Godelieve Serlet gegen Arnaud Beuscart und andere, dessen 

Ausfertigung am 22. Mai 2006 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Mons folgende 

präjudizielle Frage gestellt: 

«Verstößt Artikel 1675/16 des Gerichtsgesetzbuches in Verbindung mit Artikel 1051 desselben Gesetzbuches gegen 

die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, 

insofern der vorerwähnte Artikel 1675/16 dazu führt, dass eine Kategorie von Personen, die mit finanziellen 

Schwierigkeiten vieler Art konfrontiert werden, nicht über denselben Vorteil verfügt wie die Sozialversicherten, deren 

Aufmerksamkeit in manchen Fällen - in der an sie gerichteten Notifizierung eines Urteils des Arbeitsgerichts - auf die 

möglichen Rechtsmittel, die Rechtsmittelfrist sowie auf die Bezeichnung und Adresse des zuständigen Rechtsprechungsorgans 

gelenkt wird, und dies gemäß den Artikeln 792 und 704 Absatz 1 des Gerichtsgesetzbuches?». 

(...) 

III. In rechtlicher Beziehung 

(...) 

B.1. Der Hof wird gefragt, ob Artikel 1675/16 des Gerichtsgesetzbuches - in Verbindung mit Artikel 1051 desselben 

Gesetzbuches - mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung - in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen 

Menschenrechtskonvention - vereinbar sei. 

In der auf die vor dem vorlegenden Richter anhängige Streitsache anwendbaren Fassung bestimmt Artikel 1675/16 

des Gerichtsgesetzbuches: 

«Die Entscheidungen, die vom Richter im Rahmen des Verfahrens der kollektiven Schuldenregelung getroffen 

werden, werden vom Greffier per Gerichtsschreiben notifiziert. 

Sie sind einstweilen vollstreckbar ungeachtet der Berufung und ohne Sicherheitsleistung. 

Gegen die Versäumnisurteile und -entscheide kann kein Einspruch erhoben werden». 

Artikel 1051 des Gerichtsgesetzbuches bestimmt: 

«Die Berufungsfrist beläuft sich auf einen Monat ab der Zustellung des Urteils bzw. ab dessen Notifikation gemäß 

Artikel 792 Absätze 2 und 3. 

Diese Frist läuft ebenfalls vom Tag dieser Zustellung an für die Partei, die die Urteilszustellung veranlasst hat. 

Hat eine der Parteien, denen bzw. auf deren Antrag hin das Urteil zugestellt wurde, keinen Wohnsitz, 

Aufenthaltsort oder gewählten Wohnsitz in Belgien, so verlängert sich die Berufungsfrist gemäß Artikel 55. 

Dasselbe gilt, wenn eine der Parteien, denen das Urteil gemäß Artikel 792 Absätze 2 und 3 notifiziert wurde, 

keinen Wohnsitz, Aufenthaltsort oder gewählten Wohnsitz in Belgien hat». 

B.2.1. In der auf die vor dem vorlegenden Richter anhängige Streitsache anwendbaren Fassung bestimmt 

Artikel 792 des Gerichtsgesetzbuches: 

«Innerhalb von acht Tagen nach der Verkündung des Urteils übermittelt der Greffier jeder der Parteien oder 

gegebenenfalls ihren Rechtsbeiständen mit normaler Post eine nicht unterzeichnete Abschrift des Urteils. 

In Abweichung vom vorstehenden Absatz bringt der Greffier für die Angelegenheiten im Sinne von Artikel 704 

Absatz 1 den Parteien innerhalb von acht Tagen per Gerichtsschreiben das Urteil zur Kenntnis. 

Bei Strafe der Nichtigkeit werden in dieser Notifikation die Rechtsmittel, die Frist, innerhalb deren das 

Rechtsmittel eingereicht werden muss, sowie die Bezeichnung und die Adresse des Gerichts, das für dessen 

Beurteilung zuständig ist, erwähnt. 

In den in Absatz 2 angeführten Fällen übermittelt der Greffier gegebenenfalls den Rechtsanwälten der Parteien 

oder den Beauftragten im Sinne von Artikel 728 § 3 eine nicht unterzeichnete Abschrift des Urteils». 

B.2.2. In der auf die vor dem vorlegenden Richter anhängige Streitsache anwendbaren Fassung bestimmt 

Artikel 704 Absatz 1 des Gerichtsgesetzbuches: 

«In den in den Artikeln 508/16, 580 Nrn. 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10 und 11, 581 Nr. 2, 582 Nrn. 1 und 2 und 583 aufgezählten 

Sachbereichen werden die Anträge durch einen schriftlichen Antrag eingereicht, der bei der Kanzlei des Arbeitsgerichts 

hinterlegt oder per Einschreibebrief an sie geschickt wird; die Parteien werden durch den Greffier vorgeladen, 

um in der durch den Richter festgelegten Verhandlung zu erscheinen. In der Vorladung wird der Gegenstand des 

Antrags vermerkt». 

B.3. Der vorlegende Richter befragt den Hof nach einer etwaigen Diskriminierung zwischen einerseits den 

verschuldeten Parteien in einer Streitsache über ein Verfahren der kollektiven Schuldenregelung, denen die 

Entscheidungen des Richters per Gerichtsschreiben notifiziert würden, ohne dass in der Notifizierung die Form und 

Fristen der Rechtsmittel angegeben werden müssten, und andererseits den Sozialversicherten, die aufgrund der 

Artikel 792 und 704 Absatz 1 des Gerichtsgesetzbuches durch bei Strafe der Nichtigkeit vorgeschriebene Vermerke in 

der Notifizierung auf die Rechtsmittel, die Rechtsmittelfrist sowie auf die Bezeichnung und Adresse des zuständigen 

Rechtsprechungsorgans hingewiesen würden. 

22255


B.4.1. Der Hof wird also gebeten, die Situation gewisser Rechtsuchender, die an Gerichtsverfahren beteiligt seien, 

je nach dem Inhalt der Notifizierung des Urteils durch Gerichtsschreiben zu vergleichen, wobei die Schuldner, die eine 

kollektive Schuldenregelung beantragten, nicht über die Berufungsfrist informiert würden, während die Sozialversicherten 

in den Sachbereichen im Sinne von Artikel 704 Absatz 1 des Gesetzbuches die bei der Strafe der Nichtigkeit 

durch Artikel 792 Absätze 2 und 3 dieses Gesetzbuches vorgesehenen Hinweise - insbesondere auf die Berufungsfrist - 

erhielten. 

B.4.2. Nach Darlegung des vorlegenden Richters beginnt mit der Notifizierung im Sinne von Artikel 1675/16 

Absatz 1 des Gerichtsgesetzbuches die einmonatige Berufungsfrist. 

Der Hof prüft diese Bestimmung also in dieser Auslegung. 

B.5. Indem Artikel 1051 des Gerichtsgesetzbuches vorsieht, dass die einmonatige Berufungsfrist ab der Zustellung 

des Urteils oder dessen Notifizierung gemäß Artikel 792 Absätze 2 und 3 beginnt, regelt er jedoch nicht die Vermerke, 

die in der Notifizierung der Urteile enthalten sein müssen. 

Der Text dieser Bestimmung verweist im Übrigen nicht ausdrücklich auf die Notifizierung im Sinne von 

Artikel 1675/16 des Gerichtsgesetzbuches. 

Die vorgebliche Diskriminierung, sofern sie erwiesen ist, kann also nicht auf Artikel 1051 des Gerichtsgesetzbuches 

beruhen. 

B.6.1. Es obliegt dem Gesetzgeber, die Weise zu bestimmen, in der die Bekanntgabe der Verfahrensakten geregelt 

wird, und welches die Modalitäten dieser Bekanntgabe sind. 

Wenn der Gesetzgeber in dem Bemühen, die Kosten des Verfahrens zu senken und dessen Ablauf zu 

beschleunigen, die Notifizierung der Gerichtsentscheidungen durch Gerichtsschreiben gewählt hat, obliegt 

es ihm ebenfalls, wenn er es als notwendig erachtet, den Vermerk gewisser Informationen für deren Empfänger 

vorzuschreiben. 

B.6.2. Bezüglich der für die Notifizierung im Sinne von Artikel 792 Absätze 2 und 3 des Gerichtsgesetzbuches in 

Verfahren im Sinne von Artikel 704 Absatz 1 desselben Gesetzbuches vorgeschriebenen Vermerke bemerkt der Hof, 

dass die in diesen Bestimmungen vorgesehenen Verfahren sich auf das Sozialrecht beziehen und ausschließlich zum 

Zuständigkeitsbereich des Arbeitgerichts gehören. Der Gesetzgeber konnte in diesen besonderen Sachbereichen 

spezifische Regeln vorsehen, die nicht auf ein Verfahren der kollektiven Schuldenregelung anwendbar sind. 

B.6.3. Bei der Abänderung der Artikel 792 und 1051 des Gerichtsgesetzbuches entsprachen die Artikel 20 und 22 

des Gesetzes vom 12. Januar 1993 «zur Einführung eines Sofortprogramms für mehr Solidarität in der Gesellschaft» 

nämlich dem Ziel des Gesetzgebers, den Sozialschutz zu verbessern, indem insbesondere die Rechtsmittel im Bereich 

der Sozialhilfe vereinheitlicht und diese Zuständigkeit den Arbeitsgerichten anvertraut wurde. 

Diese Änderungen des Gerichtsgesetzbuches sollten die Notifizierung der Urteile in Streitsachen über die soziale 

Sicherheit im Allgemeinen vereinfachen (Parl. Dok., Kammer, Sondersitzungsperiode 1991-1992, Nr. 630/1, SS. 13 

und 39), indem eine schnelle Vollstreckung der Urteile «im Anschluss an die alleinige Notifizierung durch 

Gerichtsschreiben» ermöglicht wurde (Parl. Dok., Kammer, Sondersitzungsperiode 1991-1992, Nr. 630/5, S. 15, 

und Parl. Dok., Senat, 1992-1993, Nr. 546/2, S. 12). 

Bezüglich der Abänderung von Artikel 792 des Gerichtsgesetzbuches hieß es in den Vorarbeiten: 

«Dieser Artikel ermöglicht eine schnelle Informationen der Personen und Einrichtungen, die von einer 

Entscheidung des Arbeitsgerichts betroffen sind, und sieht vor, dass diese Entscheidung ihnen auf amtliche Weise zur 

Kenntnis gebracht wird. 

Sehr oft unterlassen es nämlich die Personen, die vor Gericht Recht erhalten haben, die Zustellung zu veranlassen. 

Aufgrund dieser Bestimmung wird der Greffier des Arbeitsgerichts den Parteien das Urteil notifizieren. Ab diesem 

Augenblick laufen die Einspruchs- und Berufungsfristen. Nach Ablauf dieser Fristen wird die Entscheidung des 

Arbeitsgerichts vollstreckbar» (Parl. Dok., Kammer, Sondersitzungsperiode 1991-1992, Nr. 630/5, S. 63). 

Der Gesetzgeber hatte sich also nicht nur dafür entschieden, eine besondere Weise der Bekanntgabe der 

Gerichtsentscheidungen - die Notifizierung - aus den in B.6.1 dargelegten Beweggründen vorzuschreiben, sondern 

auch dafür, die besonderen Vermerke dieser Notifizierung zu bestimmen, um gewisse Empfänger in besonderen 

Verfahren des Sozialrechts zu schützen, für die Artikel 704 Absatz 1 desselben Gesetzbuches die Klageschrift als 

vereinfachte Weise zur Einleitung des Verfahrens vorsah. 

B.6.4. Die in Artikel 704 Absatz 1 erwähnten Streitsachen weisen somit das gemeinsame Merkmal auf, dass es sich 

grundsätzlich - außer in dem in Artikel 508/16 des Gerichtsgesetzbuches erwähnten Sachbereich - um Angelegenheiten 

handelt, in denen der Rechtsuchende eine Klage gegen eine einseitige Verwaltungsentscheidung einer Einrichtung der 

sozialen Sicherheit einleitet, und dass diese Entscheidung als rechtskonform gilt, ohne dass zuvor ein Richter in 

Anspruch genommen werden muss. 

B.7.1. Das Verfahren der kollektiven Schuldenregelung dient seinerseits dazu, es einem überschuldeten Schuldner 

zu ermöglichen, seine Finanzlage unter Aufsicht des zuständigen Richters wieder zu bereinigen. 

Der Umstand, dass das Gesetz vom 13. Dezember 2005 «zur Abänderung der Artikel 81, 104, 569, 578, 580, 583, 

1395 des Gerichtsgesetzbuches» die Übertragung der Zuständigkeit für die kollektive Schuldenregelung vom 

Pfändungsrichter auf die Arbeitsgerichte übertragen hat, ist im vorliegenden Fall nicht sachdienlich, um die 

Vergleichbarkeit der in der präjudiziellen Frage erwähnten Situationen hinlänglich nachzuweisen, da diese Änderung 

noch nicht in Kraft ist. 

In seiner Stellungnahme zum vorerwähnten Gesetz vom 13. Dezember 2005 hat der Hohe Justizrat im Übrigen 

daran erinnert, dass, obwohl «die soziale Dimension der kollektiven Schuldenregelung eindeutig vorhanden ist», 

«die kollektive Schuldenregelung im Allgemeinen als ein Insolvenzverfahren zur Regelung des Verhältnisses zwischen 

Gläubigern und Schuldnern eingestuft wird» (Parl. Dok., Kammer, 2003-2004, DOC 51-1309/002, S. 5). 

Auch wenn die Übertragung der Zuständigkeit für die kollektive Schuldenregelung auf die Arbeitsgerichte in 

Kraft wäre, könnte die alleinige Zuständigkeit der Arbeitsgerichte nicht die diskriminierende Beschaffenheit der in der 

präjudiziellen Frage erwähnten Situationen nachweisen, da es andere Zuständigkeitsbereiche der Arbeitsgerichte als 

die in Artikel 704 Absatz 1 des Gerichtsgesetzbuches erwähnten gibt, für die der Gesetzgeber keine Notifizierung durch 

Gerichtsschreiben mit bei Strafe der Nichtigkeit vorgeschriebenen Vermerken vorgesehen hat.


B.7.2. Im Übrigen reichen die finanziellen Schwierigkeiten verschuldeter Personen, die sich in Verfahren der 

kollektiven Schuldenregelung befinden, nicht aus, um zu der Schlussfolgerung zu gelangen, dass sie sich hinsichtlich 

der Vermerke in der Notifizierung durch Gerichtsschreiben in einer ähnlichen Lage befinden würden wie die 

Rechtsuchenden in Verfahren im Sinne von Artikel 704 Absatz 1, auf den Artikel 792 desselben Gesetzbuches verweist. 

B.7.3. Die Wahl der Notifizierung von Entscheidungen über die kollektive Schuldenregelung durch Gerichtsschreiben 

sollte nämlich «eine Begrenzung der Verfahrenskosten» ermöglichen (Parl. Dok., Kammer, 1996-1997, Nrn. 1073/1 

und 1074/1, S. 50). 

In den Vorarbeiten zu der fraglichen Bestimmung wurde jedoch präzisiert: 

«Mit der Notifizierung beginnen die Rechtsmittelfristen. 

Es ist daran zu erinnern, dass die Notifizierung als Zustellung gilt (Artikel 1675-9 § 1 in fine)» (ebenda). 

Der Gesetzgeber wollte also die Notifizierung der Entscheidungen über kollektive Schuldenregelung hinsichtlich 

ihrer Auswirkungen einer Zustellung gleichstellen und nicht einer Notifizierung durch Gerichtsschreiben, für die in 

Artikel 792 des Gerichtsgesetzbuches Pflichtvermerke vorgesehen sind. 

Diese Vorstellung wurde im Übrigen ausdrücklich durch Artikel 18 des Gesetzes vom 13. Dezember 2005 

«zur Festlegung von Bestimmungen in Bezug auf die Fristen, den kontradiktorischen Antrag und das Verfahren der 

kollektiven Schuldenregelung» bestätigt, der die fragliche Bestimmung durch folgenden Absatz ergänzt hat: 

«Die Notifizierung der in Absatz 1 erwähnten Entscheidungen gilt als Zustellung». 

B.8.1. Der Behandlungsunterschied zwischen gewissen Kategorien von Personen, der sich aus der Anwendung 

unterschiedlicher Verfahren unter unterschiedlichen Umständen ergibt, ist an sich nicht diskriminierend. 

Eine Diskriminierung könnte nur vorliegen, wenn der sich aus der Anwendung dieser Verfahren ergebende 

Behandlungsunterschied mit einer unverhältnismäßigen Einschränkung der Rechte der betroffenen Personen 

einhergehen würde, was im vorliegenden Fall nicht zutrifft. 

B.8.2. Aufgrund von Artikel 1675/2 des Gerichtsgesetzbuches obliegt es nämlich ausschließlich dem Schuldner, 

das Verfahren der kollektiven Schuldenregelung einzuleiten, um seine Situation der Überschuldung zu bereinigen. Es 

kann also davon ausgegangen werden, dass dieser Schuldner, der somit über das Monopol zum Einreichen des Antrags 

auf kollektive Schuldenregelung verfügt, den Ablauf des Verfahrens kennt, das er selbst eingeleitet hat, insbesondere 

die Möglichkeit der Berufung gegen die Entscheidung des Richters und die diesbezügliche Berufungsfrist. 

Der Gesetzgeber konnte davon ausgehen, dass es nicht notwendig war, für die Notifizierung im Sinne von 

Artikel 1675/16 des Gerichtsgesetzbuches die in Artikel 792 Absatz 3 des Gerichtsgesetzbuches erwähnten 

Pflichtvermerke vorzusehen. 

Die Anwendung von Artikel 1675/16 des Gerichtsgesetzbuches führt somit nicht zu einer unverhältnismäßigen 

Einschränkung der Rechte der betroffenen Rechtsuchenden. 

B.8.3. Die Verbindung der Artikel 10 und 11 der Verfassung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention 

führt nicht zu einer anderen Schlussfolgerung. 

B.9. Die präjudizielle Frage ist verneinend zu beantworten. 

Aus diesen Gründen: 

Der Hof 

erkennt für Recht: 

Artikel 1675/16 des Gerichtsgesetzbuches verstößt nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung 

mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention. 

Verkündet in französischer und niederländischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 

über den Schiedshof, in der öffentlichen Sitzung vom 15. März 2007. 

Der Kanzler, Der Vorsitzende, 

(gez.) P.-Y. Dutilleux. (gez.) M. Melchior. 

* 

ARBITRAGEHOF 

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof 

[2007/201300] 

a) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 februari 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 

is ingekomen op 1 maart 2007, heeft Gunter Firlefyn, wonende te 2560 Nijlen, Berkemeistraat 15, beroep tot vernietiging 

ingesteld van de artikelen 2 tot 4 van de wet van 2 juni 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 

tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van 

aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (bekendgemaakt in het 

Belgisch Staatsblad van 8 september 2006), wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 

b) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 

is ingekomen op 7 maart 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2 van dezelfde wet, wegens schending 

van de artikelen 10, 11 en 184 van de Grondwet, door Thierry Jacobs, wonende te 1700 Dilbeek, Baron Robert de 

Vironlaan 27, en Luc Colyn, wonende te 1785 Merchtem, Oudstrijdersstraat 70/1. 

c) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 7 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 

is ingekomen op 8 maart 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van dezelfde wet, wegens schending van de 

artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door de VZW « Vakbond van de Belgische Politie », met zetel te 1070 Brussel, 

Geurstraat 23, André Delcourt, wonende te 6141 Forchies-la-Marche, rue des Prisonniers de Guerre 28, Patrick Hubeau, 

wonende te 8530 Harelbeke, Berkenlaan 81, Christian Van Mechelen, wonende te 4837 Membach, rue Hubert Braun 29, 

Frédéric Arce, wonende te 4257 Berloz, rue de Willine 84, Bernard Rodrique, wonende te 7141 Carnières, rue Bughin 35, 

Yves Dullier, wonende te 6238 Luttre, rue de la Marache 58, Bernard Jeusette, wonende te 4280 Avernas, rue des Prés 5, 

Christian Jamin, wonende te 5081 Grand-Leez, rue de l’Etang 7, Annie Moulin, wonende te 5140 Sombreffe, 

chaussée de Bruxelles 22, Rafaël Roldan, wonende te 6000 Charleroi, rue Jonet 160, Jean-Claude Labenne, wonende 

te 6280 Gerpinnes, Allée Chanteclair 27, en Jean-Louis Voland, wonende te 6180 Courcelles, rue Belle-Vue 24. 

22257


d) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 7 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 

is ingekomen op 8 maart 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2 tot 4 van dezelfde wet, wegens 

schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door Wilfried Claes, John Cottenie, Julien Damiaans, Robert 

De Plecker, Joël De Keyzer, Steve Mahieu, Koen Matthys, Robert Montgomery, Frank Nelis, Matheus Neyens, Luc Nys, 

Danilo Pandolfi, Ivo Van Caelenberge, Gerry Van Gheem, Luc Vanmassenhove, Marc Vervaenen, Luc Ysebaert en 

Valentin Zwakhoven, die keuze van woonplaats doen te 1080 Brussel, Sebrechtslaan 61. 

e) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 


van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door Johan Coolen, wonende te 3640 Kinrooi, Huikenstraat 1a, en Louis 

Timmers, wonende te 3511 Kuringen, Roverstraat 75. 

f) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 

is ingekomen op 9 maart 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2 en 3 van dezelfde wet, wegens 

schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door Gert Cockx, wonende te 2801 Heffen, Hooiendonkstraat 27, 

Thierry Vandenhoute, wonende te 1360 Thorembais-Saint-Trond, chaussée de Wavre 137, Patrick Daelmans, wonende 

te 3650 Dilsen-Stokkem, Sint-Jansweg 1A, en Gino Van Wynsberge, wonende te 9250 Waasmunster, Molenstraat 62. 

g) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 

is ingekomen op 12 maart 2007, heeft Michel Momin, wonende te 8370 Blankenberge, Zeebruggelaan 110, beroep tot 

vernietiging ingesteld van artikel 3 van dezelfde wet, wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 

h) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 

is ingekomen op 12 maart 2007, heeft Matthieu Van Grimbergen, wonende te 3680 Maaseik, Akkerstraat 69, beroep tot 

vernietiging ingesteld van artikel 2 van dezelfde wet, wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 

i) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 maart 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie 


van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door Wally Dhaenens, wonende te 9870 Zulte, Spoorwegstraat 50, Jurgen 

De Landsheer, wonende te 9450 Heldergem, Mottedries 27a, en Frank Olyslaegers, wonende te 2243 Zandhoven, 

Berkemei 6. 

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4153, 4159, 4161, 4162, 4165, 4166, 4168, 4169 en 4170 van de rol van 

het Hof, werden samengevoegd. 

De griffier, 

P.-Y. Dutilleux. 


[2007/201300] 

Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage 

a) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 28 février 2007 et parvenue au greffe 

le 1 er mars 2007, Gunter Firlefyn, demeurant à 2560 Nijlen, Berkemeistraat 15, a introduit un recours en annulation des 

articles 2 à 4 de la loi du 2 juin 2006 modifiant l’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel 

des services de police en ce qui concerne la nomination dans le grade de commissionnement de certains membres du 

personnel de la direction générale de la police judiciaire (publiée auMoniteur belge du 8 septembre 2006), pour cause 

de violation des articles 10 et 11 de la Constitution. 

b) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 6 mars 2007 et parvenue au greffe 

le 7 mars 2007, un recours en annulation de l’article 2 de la même loi a été introduit, pour cause de violation des 

articles 10, 11 et 184 de la Constitution, par Thierry Jacobs, demeurant à 1700 Dilbeek, Baron Robert de Vironlaan 27, 

et Luc Colyn, demeurant à 1785 Merchtem, Oudstrijdersstraat 70/1. 

c) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 7 mars 2007 et parvenue au greffe 

le 8 mars 2007, un recours en annulation de la même loi a été introduit, pour cause de violation des articles 10 et 11 de 

la Constitution, par l’ASBL « Syndicat de la Police Belge », dont le siège est établi à 1070 Bruxelles, rue des Parfums 23, 

André Delcourt, demeurant à 6141 Forchies-la-Marche, rue des Prisonniers de Guerre 28, Patrick Hubeau, demeurant 

à 8530 Harelbeke, Berkenlaan 81, Christian Van Mechelen, demeurant à 4837 Membach, rue Hubert Braun 29, Frédéric 

Arce, demeurant à 4257 Berloz, rue de Willine 84, Bernard Rodrique, demeurant à 7141 Carnières, rue Bughin 35, Yves 

Dullier, demeurant à 6238 Luttre, rue de la Marache 58, Bernard Jeusette, demeurant à 4280 Avernas, rue des Prés 5, 

Christian Jamin, demeurant à 5081 Grand-Leez, rue de l’Etang 7, Annie Moulin, demeurant à 5140 Sombreffe, chaussée 

de Bruxelles 22, Rafaël Roldan, demeurant à 6000 Charleroi, rue Jonet 160, Jean-Claude Labenne, demeurant 

à 6280 Gerpinnes, Allée Chanteclair 27, et Jean-Louis Voland, demeurant à 6180 Courcelles, rue Belle-Vue 24. 

d) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 7 mars 2007 et parvenue au greffe 

le 8 mars 2007, un recours en annulation des articles 2 à 4delamême loi a été introduit, pour cause de violation des 

articles 10 et 11 de la Constitution, par Wilfried Claes, John Cottenie, Julien Damiaans, Robert De Plecker, 

Joël De Keyzer, Steve Mahieu, Koen Matthys, Robert Montgomery, Frank Nelis, Matheus Neyens, Luc Nys, Danilo 

Pandolfi, Ivo Van Caelenberge, Gerry Van Gheem, Luc Vanmassenhove, Marc Vervaenen, Luc Ysebaert et Valentin 

Zwakhoven, qui font élection de domicile à 1080 Bruxelles, avenue Sebrechts 61. 

e) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 8 mars 2007 et parvenue au greffe 


articles 10 et 11 de la Constitution, par Johan Coolen, demeurant à 3640 Kinrooi, Huikenstraat 1a, et Louis Timmers, 

demeurant à 3511 Kuringen, Roverstraat 75.


f) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 8 mars 2007 et parvenue au greffe 

le 9 mars 2007, un recours en annulation des articles 2 et 3 de la même loi a été introduit, pour cause de violation des 

articles 10 et 11 de la Constitution, par Gert Cockx, demeurant à 2801 Heffen, Hooiendonkstraat 27, Thierry 

Vandenhoute, demeurant à 1360 Thorembais-Saint-Trond, chaussée de Wavre 137, Patrick Daelmans, demeurant 

à 3650 Dilsen-Stokkem, Sint-Jansweg 1A, et Gino Van Wynsberge, demeurant à 9250 Waasmunster, Molenstraat 62. 

g) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 8 mars 2007 et parvenue au greffe 

le 12 mars 2007, Michel Momin, demeurant à 8370 Blankenberge, Zeebruggelaan 110, a introduit un recours en 

annulation de l’article 3 de la même loi, pour cause de violation des articles 10 et 11 de la Constitution. 

h) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 8 mars 2007 et parvenue au greffe 

le 12 mars 2007, Matthieu Van Grimbergen, demeurant à 3680 Maaseik, Akkerstraat 69, a introduit un recours en 

annulation de l’article 2 de la même loi, pour cause de violation des articles 10 et 11 de la Constitution. 

i) Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 8 mars 2007 et parvenue au greffe 


articles 10 et 11 de la Constitution, par Wally Dhaenens, demeurant à 9870 Zulte, Spoorwegstraat 50, Jurgen 

De Landsheer, demeurant à 9450 Heldergem, Mottedries 27a, et Frank Olyslaegers, demeurant à 2243 Zandhoven, 

Berkemei 6. 

Ces affaires, inscrites sous les numéros 4153, 4159, 4161, 4162, 4165, 4166, 4168, 4169 et 4170 du rôle de la Cour, ont 

été jointes. 

Le greffier, 


SCHIEDSHOF 

[2007/201300] 

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof 

a) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 28. Februar 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief 

zugesandt wurde und am 1. März 2007 in der Kanzlei eingegangen ist, erhob Gunter Firlefyn, wohnhaft in 2560 Nijlen, 

Berkemeistraat 15, Klage auf Nichtigerklärung der Artikel 2 bis 4 des Gesetzes vom 2. Juni 2006 zur Abänderung des 

königlichen Erlasses vom 30. März 2001 zur Festlegung der Rechtsstellung des Personals der Polizeidienste, was die 

Ernennung in den Dienstgrad der Einsetzung bestimmter Mitglieder des Personals der Generaldirektion der 

Gerichtspolizei betrifft (veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 8. September 2006), wegen Verstoßes gegen die 

Artikel 10 und 11 der Verfassung. 

b) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 6. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 

wurde und am 7. März 2007 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 2 

desselben Gesetzes, wegen Verstoßes gegen die Artikel 10, 11 und 184 des Verfassung: Thierry Jacobs, wohnhaft 

in 1700 Dilbeek, Baron Robert de Vironlaan 27, und Luc Colyn, wohnhaft in 1785 Merchtem, Oudstrijdersstraat 70/1. 

c) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 7. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 

wurde und am 8. März 2007 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung desselben Gesetzes, 

wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung: die VOG «Vakbond van de Belgische Politie», mit Sitz 

in 1070 Brüssel, Geurstraat 23, André Delcourt, wohnhaft in 6141 Forchies-la-Marche, rue des Prisonniers de Guerre 28, 

Patrick Hubeau, wohnhaft in 8530 Harelbeke, Berkenlaan 81, Christian Van Mechelen, wohnhaft in 4837 Membach, 

rue Hubert Braun 29, Frédéric Arce, wohnhaft in 4257 Berloz, rue de Willine 84, Bernard Rodrique, wohnhaft 

in 7141 Carnières, rue Bughin 35, Yves Dullier, wohnhaft in 6238 Luttre, rue de la Marache 58, Bernard Jeusette, 

wohnhaft in 4280 Avernas, rue des Prés 5, Christian Jamin, wohnhaft in 5081 Grand-Leez, rue de l’Etang 7, 

Annie Moulin, wohnhaft in 5140 Sombreffe, chaussée de Bruxelles 22, Rafaël Roldan, wohnhaft in 6000 Charleroi, 

rue Jonet 160, Jean-Claude Labenne, wohnhaft in 6280 Gerpinnes, Allée Chanteclair 27, und Jean-Louis Voland, 

wohnhaft in 6180 Courcelles, rue Belle-Vue 24. 

d) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 7. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 

wurde und am 8. März 2007 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung der Artikel 2 bis 4 

desselben Gesetzes, wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung: Wilfried Claes, John Cottenie, Julien 

Damiaans, Robert De Plecker, Joël De Keyzer, Steve Mahieu, Koen Matthys, Robert Montgomery, Frank Nelis, Matheus 

Neyens, Luc Nys, Danilo Pandolfi, Ivo Van Caelenberge, Gerry Van Gheem, Luc Vanmassenhove, Marc Vervaenen, 

Luc Ysebaert und Valentin Zwakhoven, die in 1080 Brüssel, Sebrechtslaan 61, Domizil erwählt haben. 

e) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 8. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 


desselben Gesetzes, wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung: Johan Coolen, wohnhaft 

in 3640 Kinrooi, Huikenstraat 1a, und Louis Timmers, wohnhaft in 3511 Kuringen, Roverstraat 75. 

f) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 8. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 

wurde und am 9. März 2007 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung der Artikel 2 und 3 

desselben Gesetzes, wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung: Gert Cockx, wohnhaft in 2801 Heffen, 

Hooiendonkstraat 27, Thierry Vandenhoute, wohnhaft in 1360 Thorembais-Saint-Trond, chaussée de Wavre 137, 

Patrick Daelmans, wohnhaft in 3650 Dilsen-Stokkem, Sint-Jansweg 1A, und Gino Van Wynsberge, wohnhaft 

in 9250 Waasmunster, Molenstraat 62. 

g) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 8. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 

wurde und am 12. März 2007 in der Kanzlei eingegangen ist, erhob Michel Momin, wohnhaft in 8370 Blankenberge, 

Zeebruggelaan 110, Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 3 desselben Gesetzes, wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 

und 11 der Verfassung. 

22259


h) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 8. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 

wurde und am 12. März 2007 in der Kanzlei eingegangen ist, erhob Matthieu Van Grimbergen, wohnhaft 

in 3680 Maaseik, Akkerstraat 69, Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 2 desselben Gesetzes, wegen Verstoßes gegen 

die Artikel 10 und 11 der Verfassung. 

i) Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 8. März 2007 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt 


desselben Gesetzes, wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung: Wally Dhaenens, wohnhaft 

in 9870 Zulte, Spoorwegstraat 50, Jurgen De Landsheer, wohnhaft in 9450 Heldergem, Mottedries 27a, und Frank 

Olyslaegers, wohnhaft in 2243 Zandhoven, Berkemei 6. 

Diese unter den Nummern 4153, 4159, 4161, 4162, 4165, 4166, 4168, 4169 und 4170 ins Geschäftsverzeichnis des 

Hofes eingetragenen Rechtssachen wurden verbunden. 

Der Kanzler, 


* 

ARBITRAGEHOF 

[2007/201286] 


Bij arrest van 6 maart 2007 in zake Reggy Devos, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen 

op 12 maart 2007, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : 

« Schendt artikel 235ter van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat deze 

wetsbepaling geen enkel cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling betreffende 

de controle van de regelmatigheid over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, 

in zoverre daartoe de controle van het vertrouwelijk dossier is vereist, terwijl artikel 416, tweede lid, van het Wetboek 

van strafvordering een onmiddellijk cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling 

betreffende de toepassing van, onder meer, artikel 235bis van het Wetboek van strafvordering en de artikelen 407, 408, 

409, 413 en 416, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering cassatieberoep toelaten tegen elk eindarrest of 

eindvonnis? ». 

Die zaak, ingeschreven onder nummer 4172 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met 

rolnummer 4156. 

De griffier, 



[2007/201286] 


Par arrêt du 6 mars 2007 en cause de Reggy Devos, dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour d’arbitrage 

le 12 mars 2007, la Cour de cassation a posé la question préjudicielle suivante : 

« L’article 235ter du Code d’instruction criminelle viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu’il ne 

permet aucun pourvoi en cassation contre l’arrêt de la chambre des mises en accusation relatif à l’examen de régularité 

de la mise en œuvre des méthodes particulières de recherche de l’observation et de l’infiltration, en tant que le contrôle 

du dossier confidentiel est requis à cet effet, alors que l’article 416, alinéa 2, du Code d’instruction criminelle permet 

un pourvoi en cassation immédiat contre l’arrêt de la chambre des mises en accusation relatif à l’application, 

notamment, de l’article 235bis du Code d’instruction criminelle et que les articles 407, 408, 409, 413 et 416, alinéa 1 er , 

du Code d’instruction criminelle permettent un pourvoi en cassation contre tout arrêt ou jugement définitifs ? ». 

Cette affaire, inscrite sous le numéro 4172 du rôle de la Cour, a été jointe à l’affaire portant le numéro 4156 du rôle. 

Le greffier, 


SCHIEDSHOF 

[2007/201286] 


In seinem Urteil vom 6. März 2007 in Sachen Reggy Devos, dessen Ausfertigung am 12. März 2007 in der Kanzlei 

des Schiedshofes eingegangen ist, hat der Kassationshof folgende präjudizielle Frage gestellt: 

«Verstößt Artikel 235ter des Strafprozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem diese 

Gesetzesbestimmung keine Kassationsbeschwerde gegen das Urteil der Anklagekammer über die Prüfung der 

Regelmäßigkeit der Anwendung der besonderen Ermittlungsmethoden der Observation und Infiltrierung zulässt, 

insofern dazu die Prüfung der vertraulichen Akte erforderlich ist, während Artikel 416 Absatz 2 des Strafprozessgesetzbuches 

eine unmittelbare Kassationsbeschwerde gegen das Urteil der Anklagekammer über die Anwendung 

von - unter anderem - Artikel 235bis des Strafprozessgesetzbuches zulässt und die Artikel 407, 408, 409, 413 und 416 

Absatz 1 des Strafprozessgesetzbuches Kassationsbeschwerde gegen jedes Endurteil zulassen?». 

Diese unter der Nummer 4172 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragene Rechtssache wurde mit der 

Rechtssache mit Geschäftsverzeichnisnummer 4156 verbunden. 

Der Kanzler, 

P.-Y. Dutilleux.


ARBITRAGEHOF 

[2007/201293] 


Bij vonnis van 2 maart 2007 in zake Miriam Schellen tegen de VZW « Markant-Netwerk van Ondernemende 

Vrouwen », waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 15 maart 2007, heeft de 

Arbeidsrechtbank te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 

1. « Schenden artikel 39, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel 101 van 

de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet 

wanneer zij zo geïnterpreteerd worden dat een werknemer wiens arbeidsprestaties effectief verminderd zijn in het 

kader van voornoemde herstelwet, zoals een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid recht 

heeft op een opzeggings- en beschermingsvergoeding die berekend wordt op het loon voor de verminderde 

arbeidsprestaties terwijl de situatie van de werknemer met verminderde arbeidsprestaties en die van een werknemer 

met een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid van elkaar verschillend is ? »; 


de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet 

wanneer zij zo geïnterpreteerd worden dat een werknemer wiens arbeidsprestaties effectief verminderd zijn recht heeft 

op een opzeggings- en beschermingsvergoeding die berekend wordt op het loon voor de verminderde arbeidsprestaties, 

terwijl de werknemer die de vermindering van arbeidsprestaties enkel heeft aangevraagd, maar nog niet geniet, 

of de werknemer in de beschermde periode na de effectieve vermindering, recht heeft op voormelde vergoedingen 

berekend op het loon voor de niet-gereduceerde prestaties ? »; 

3. « Schenden artikel 37 en artikel 39, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en 

artikel 101 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, de artikelen 10 en 11 van de 

gecoördineerde Grondwet wanneer zij zo geïnterpreteerd worden dat een werknemer van wie de arbeidsprestaties 

effectief verminderd zijn, en wiens arbeidsovereenkomst wordt opgezegd (overeenkomstig artikel 37 van de wet 

van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten), tijdens die periode van opzegging naast zijn loon voor de 

verminderde arbeidsprestaties en de beschermingsvergoeding ook de onderbrekingsuitkering geniet van artikel 100 

van voornoemde herstelwet, terwijl de werknemer wiens arbeidsprestaties effectief verminderd zijn, maar ontslag met 

onmiddellijke ingang krijgt, enkel recht heeft op een opzeggings- en beschermingsvergoeding die berekend wordt op 

het loon voor de verminderde arbeidsprestaties ? »; 


de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, de Richtlijn nr. 75/117 van 10 februari 1975 betreffende 

het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke 

beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, artikel 2, artikel 3, (2) en artikel 141 van het Verdrag 

van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en de daarin vervatte beginsel van gelijke beloning 

van man en vrouw, en op die wijze derhalve ook de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, wanneer zij 

zo geïnterpreteerd worden dat een werknemer wiens arbeidsprestaties bij ontslag effectief verminderd zijn recht heeft 

op een opzeggings- en beschermingsvergoeding berekend op het loon voor de verminderde arbeidsprestaties, 

aangezien vooral vrouwen van deze regelingen gebruik lijken te maken, terwijl werknemers die niet van deze regeling 

gebruik maken recht hebben op een opzeggingsvergoeding berekend op basis van loon voor niet-gereduceerde 

prestaties ? ». 

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4174 van de rol van het Hof. 

De griffier, 




[2007/201293] 

Par jugement du 2 mars 2007 en cause de Miriam Schellen contre l’ASBL « Markant-Netwerk van Ondernemende 

Vrouwen », dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour d’arbitrage le 15 mars 2007, le Tribunal du travail de 

Gand a posé les questions préjudicielles suivantes : 

1. « L’article 39, § 1 er , de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail et l’article 101 de la loi de 

redressement du 22 juillet 1985 contenant des dispositions sociales violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution 

coordonnée lorsqu’ils sont interprétés en ce sens qu’un travailleur dont les prestations de travail sont effectivement 

réduites dans le cadre de la loi de redressement précitée a droit, comme un travailleur sous contrat de travail à temps 

partiel, à une indemnité de congé et à une indemnité de protection calculées sur la rémunération perçue pour les 

prestations de travail réduites, alors que la situation du travailleur dont les prestations de travail sont réduites et celle 

d’un travailleur sous contrat de travail à temps partiel diffèrent ? »; 


redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution 


réduites a droit à une indemnité de congé et à une indemnité de protection calculées sur la rémunération perçue pour 

les prestations de travail réduites, alors que le travailleur qui a seulement demandé la réduction des prestations de 

travail mais n’en bénéficie pas encore ou le travailleur qui se trouve dans la période protégée qui suit la réduction 

effective a droit aux indemnités précitées calculées sur la rémunération perçue pour les prestations non réduites ? »; 

22261


3. « Les articles 37 et 39, § 1 er , de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail et l’article 101 de la loi de 

redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution 


réduites et dont le contrat de travail est résilié (conformément à l’article 37 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats 

de travail) bénéficie également, pendant cette période de préavis, en plus de sa rémunération pour les prestations de 

travail réduites et de l’indemnité de protection, de l’allocation d’interruption prévue à l’article 100 de la loi de 

redressement précitée, alors que le travailleur dont les prestations de travail sont effectivement réduites mais qui est 

licencié avec effet immédiat n’a droit qu’à une indemnité de congé et à une indemnité de protection calculées sur la 

rémunération perçue pour les prestations de travail réduites ? »; 


redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales violent-ils la Directive n o 75/117/CEE du Conseil, 

du 10 février 1975, concernant le rapprochement des législations des Etats membres relatives à l’application du principe 

de l’égalité des rémunérations entre les travailleurs masculins et les travailleurs féminins, les articles 2, 3, (2) et 141 du 

Traité du 25 mars 1957 instituant la Communauté européenne et le principe de rétribution égale de l’homme et de la 

femme contenu dans ces articles et, dès lors, de cette manière également les articles 10 et 11 de la Constitution 

coordonnée, lorsqu’ils sont interprétés en ce sens qu’un travailleur dont les prestations de travail sont effectivement 

réduites au moment du licenciement a droit à une indemnité de congé et à une indemnité de protection calculées sur 

la rémunération perçue pour les prestations de travail réduites, étant donné que ce sont principalement des femmes qui 

semblent faire usage de ces réglementations, alors que les travailleurs qui ne font pas usage de cette réglementation ont 

droit à une indemnité de congé calculée sur la base de la rémunération pour des prestations non réduites ? ». 

Cette affaire est inscrite sous le numéro 4174 du rôle de la Cour. 

Le greffier, 


SCHIEDSHOF 

[2007/201293] 


In seinem Urteil vom 2. März 2007 in Sachen Miriam Schellen gegen die VoG «Markant-Netwerk van 

Ondernemende Vrouwen», dessen Ausfertigung am 15. März 2007 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat 

das Arbeitsgericht Gent folgende präjudizielle Fragen gestellt: 

1. «Verstoßen Artikel 39 § 1 des Gesetzes vom 3. Juli 1978 über die Arbeitsverträge und Artikel 101 des 

Sanierungsgesetzes vom 22. Januar 1985 zur Festlegung sozialer Bestimmungen gegen die Artikel 10 und 11 der 

koordinierten Verfassung, wenn sie dahingehend ausgelegt werden, dass ein Arbeitnehmer, dessen Arbeitsleistungen 

im Rahmen des vorerwähnten Sanierungsgesetzes tatsächlich verkürzt worden sind, so wie ein Arbeitnehmer mit 

einem Teilzeitarbeitsvertrag ein Recht auf eine Entlassungs- und eine Schutzentschädigung hat, die aufgrund des 

Lohnes für die verkürzten Arbeitsleistungen berechnet werden, während sich die Situation eines Arbeitnehmers mit 

verkürzten Arbeitsleistungen sich von derjenigen eines Arbeitnehmers mit einem Teilzeitarbeitsvertrag unterscheidet?»; 




tatsächlich verkürzt worden sind, ein Recht auf eine Entlassungs- und eine Schutzentschädigung hat, die aufgrund des 

Lohnes für die verkürzten Arbeitsleistungen berechnet werden, während ein Arbeitnehmer, der die Verkürzung der 

Arbeitsleistungen beantragt aber noch nicht bewilligt bekommen hat, oder ein Arbeitnehmer im Schutzzeitraum nach 

der tatsächlichen Verkürzung ein Recht auf vorerwähnte Entschädigungen, die aufgrund des Lohnes für die nicht 

verkürzten Leistungen berechnet werden, hat?»; 

3. «Verstoßen die Artikel 37 und 39 § 1 des Gesetzes vom 3. Juli 1978 über die Arbeitsverträge und Artikel 101 des 



tatsächlich verkürzt worden sind und dessen Arbeitsvertrag gekündigt wird (gemäß Artikel 37 des Gesetzes 

vom 3. Juli 1978 über die Arbeitsverträge), während dieses Kündigungszeitraums neben seinem Lohn für die 

verkürzten Arbeitsleistungen und der Schutzentschädigung auch die Unterbrechungszulage gemäß Artikel 100 des 

vorerwähnten Sanierungsgesetzes erhält, während ein Arbeitnehmer, dessen Arbeitsleistungen tatsächlich verkürzt 

worden sind, dem aber mit sofortiger Wirkung gekündigt wird, nur ein Recht auf eine Entlassungs- und eine 

Schutzentschädigung hat, die aufgrund des Lohnes für die verkürzten Arbeitsleistungen berechnet werden?»; 


Sanierungsgesetzes vom 22. Januar 1985 zur Festlegung sozialer Bestimmungen gegen die Richtlinie 75/117/EWG des 

Rates vom 10. Februar 1975 zur Angleichung der Rechtsvorschriften der Mitgliedstaaten über die Anwendung des 

Grundsatzes des gleichen Entgelts für Männer und Frauen, gegen die Artikel 2, 3 Absatz 2 und 141 des Vertrags 

vom 25. März 1957 zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft und gegen den darin verankerten Grundsatz des 

gleichen Entgelts für Männer und Frauen, und somit auch gegen die Artikel 10 und 11 der koordinierten Verfassung, 

wenn sie dahingehend ausgelegt werden, dass ein Arbeitnehmer, dessen Arbeitsleistungen bei der Entlassung 

tatsächlich verkürzt worden sind, ein Recht auf eine Entlassungs- und eine Schutzentschädigung hat, die aufgrund des 

Lohnes für die verkürzten Arbeitsleistungen berechnet werden, da anscheinend vor allem Frauen von diesen 

Regelungen Gebrauch machen, während Arbeitnehmer, die nicht von dieser Regelung Gebrauch machen, ein Recht auf 

eine Entlassungsentschädigung haben, die aufgrund des Lohnes für nicht verkürzte Leistungen berechnet wird?». 

Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 4174 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen. 

Der Kanzler, 

P.-Y. Dutilleux.

SELOR 

BUREAU DE SELECTION DE L’ADMINISTRATION FEDERALE 

Recrutement. — Résultats 

[2007/201317] 

Sélection de contrôleurs fiscaux-gestionnaires de dossiers fiscaux 

(m/f) (niveau A), d’expression française, pour le SPF Finances 

(AFG06819). — Résultats 

Classement des lauréats du concours d’admission au stage : 

1. COUVREUR JONATHAN, ETTERBEEK 

2. BOUVIER JULIEN, VIRTON 

3. THILL JEAN-CLAUDE, WOLUWE-SAINT-LAMBERT 

4. VAESSEN FRANÇOIS, CHAUDFONTAINE 

5. LALOUX HUGUES, FOSSES-LA-VILLE 

6. DESAINTGHISLAIN GEOFFROY, HENSIES 

7. NORMAND THOMAS, BAUDOUR 

8. REMY SEBASTIEN, CHARLEROI 

9. LORGE MURIEL, ANS 

10. CARRERE CACERES CAROLINE, BRUXELLES 

11. GREGOIRE THIBAUT, HEUSY 

12. MEERT CHRISTEL, BRUXELLES 

13. ALGRAIN ALEXANDRA, MONS 

14. DUBOIS DANY, LA HESTRE 

15. VAN HOUTTE CORALIE, HAM-SUR-HEURE-NALINNES 

16. JASPERS SEBASTIEN, KOEKELBERG 

17. ESSIARAB ADEL, BLEGNY 

18. GULPEN SEBASTIEN, LIEGE 

19. DESTREE MATHIEU, FOSSES-LA-VILLE 

20. KILL SANDRINE, LIEGE 

21. MAQUET RENALD, SPRIMONT 

22. SIPOS LUDOVIC, BRUXELLES 

23. TILMAN GAEL, LIEGE 

24. BRIBOSIA PIERRE, ETTERBEEK 

25. PFORTNER JOEL, MONS 

26. PAQUET JULIEN, BRUXELLES 

27. DALLONS ROXANE, LA LOUVIERE 

28. SPECHT VINCENT, LIEGE 

29. ROSSILLONG FABIAN, GEER 

30. KREIT FLORIANE, ONHAYE 

31. COLLART LAURENT, HAM-SUR-HEURE-NALINNES 

32. WALEFFE PASCALE, LIEGE 

33. DEQUEVY NICOLAS, MONS 

34. BALDEWYNS AUDREY, AWANS 

35. ROBINSKI CORALIE, CHARLEROI 

36. GUARRATA ALESSANDRO, NIVELLES 

37. CHENOUILI ABDESSAMAD, MOLENBEEK-SAINT-JEAN 

38. EYCKMANS NATHALIE, VILLERS-LE-BOUILLET 

39. DESIRON NATHALIE, AINEFFE 

40. SIDHOUM MOHAMED, GANSHOREN 

41. JACOB BENOIT, LIEGE 

42. BASTIN JOEL, WAREMME 

43. MONTOISY NOEL, IXELLES 

44. ROCHETTE IN-SOOK, WATERLOO 

45. DUMOULIN FRANÇOIS, MONS 

46. VANDEN EEDE OLIVIER, DILBEEK 

47. LEEMANS LUDIVINE, WAREMME 

48. BLAIRON NATACHA, HORION-HOZEMONT 

49. DOSOGNE REBECCA, ENGHIEN 

50. DE COLNET OLIVIER, ARLON 


SELOR 

SELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID 

Werving. — Uitslagen 

22263 

[2007/201317] 

Selectie van Franstalige fiscale controleurs-fiscale dossierbeheerders 

(m/v) (niveau A) voor de FOD Financiën (AFG06819). — Uitslagen 

Rangschikking van de geslaagde kandidaten voor toelating tot 

de stage : 

1. COUVREUR JONATHAN, ETTERBEEK 

2. BOUVIER JULIEN, VIRTON 

3. THILL JEAN-CLAUDE, WOLUWE-SAINT-LAMBERT 

4. VAESSEN FRANÇOIS, CHAUDFONTAINE 

5. LALOUX HUGUES, FOSSES-LA-VILLE 

6. DESAINTGHISLAIN GEOFFROY, HENSIES 

7. NORMAND THOMAS, BAUDOUR 

8. REMY SEBASTIEN, CHARLEROI 

9. LORGE MURIEL, ANS 

10. CARRERE CACERES CAROLINE, BRUXELLES 

11. GREGOIRE THIBAUT, HEUSY 

12. MEERT CHRISTEL, BRUXELLES 

13. ALGRAIN ALEXANDRA, MONS 

14. DUBOIS DANY, LA HESTRE 

15. VAN HOUTTE CORALIE, HAM-SUR-HEURE-NALINNES 

16. JASPERS SEBASTIEN, KOEKELBERG 

17. ESSIARAB ADEL, BLEGNY 

18. GULPEN SEBASTIEN, LIEGE 

19. DESTREE MATHIEU, FOSSES-LA-VILLE 

20. KILL SANDRINE, LIEGE 

21. MAQUET RENALD, SPRIMONT 

22. SIPOS LUDOVIC, BRUXELLES 

23. TILMAN GAEL, LIEGE 

24. BRIBOSIA PIERRE, ETTERBEEK 

25. PFORTNER JOEL, MONS 

26. PAQUET JULIEN, BRUXELLES 

27. DALLONS ROXANE, LA LOUVIERE 

28. SPECHT VINCENT, LIEGE 

29. ROSSILLONG FABIAN, GEER 

30. KREIT FLORIANE, ONHAYE 

31. COLLART LAURENT, HAM-SUR-HEURE-NALINNES 

32. WALEFFE PASCALE, LIEGE 

33. DEQUEVY NICOLAS, MONS 

34. BALDEWYNS AUDREY, AWANS 

35. ROBINSKI CORALIE, CHARLEROI 

36. GUARRATA ALESSANDRO, NIVELLES 

37. CHENOUILI ABDESSAMAD, MOLENBEEK-SAINT-JEAN 

38. EYCKMANS NATHALIE, VILLERS-LE-BOUILLET 

39. DESIRON NATHALIE, AINEFFE 

40. SIDHOUM MOHAMED, GANSHOREN 

41. JACOB BENOIT, LIEGE 

42. BASTIN JOEL, WAREMME 

43. MONTOISY NOEL, IXELLES 

44. ROCHETTE IN-SOOK, WATERLOO 

45. DUMOULIN FRANÇOIS, MONS 

46. VANDEN EEDE OLIVIER, DILBEEK 

47. LEEMANS LUDIVINE, WAREMME 

48. BLAIRON NATACHA, HORION-HOZEMONT 

49. DOSOGNE REBECCA, ENGHIEN 

50. DE COLNET OLIVIER, ARLON


51. PIRSON PAUL, PHILIPPEVILLE 

52. NOEL SEBASTIEN, OTTIGNIES 

53. LACROIX GAETAN, SAMBREVILLE 

54. PAQUET YVES, MONS 

55. LORANT FRANCIS, CHAUDFONTAINE 

56. HOUET SOPHIE, FOREST 

57. BOMBAERT ANNELEEN, ENGHIEN 

58. DUHAMEL CEDRIC, TOURNAI 

59. MATHY STEPHANIE, THEUX 

60. REMY CAROLINE, NAMUR 

61. TRAN DAI CAROLINE, MONT-SAINT-GUIBERT 

62. THISSEN AURELIEN, WELKENRAEDT 

63. SCHMIDT MARC, HERSTAL 

64. MAUROIT AMELIE, BRAINE-LE-COMTE 

65. HENRION FREDERIC, PLAINEVAUX 

66. BRASSEUR CHRISTINE, EVERE 

67. MINNE CAROLINE, OHEY 

68. DE GRAND RY JOSEPHINE, ETTERBEEK 

69. RAMIREZ JANSSENS CEDRIC, LIEGE 

70. ROELS BAUDOUIN, ETTERBEEK 

71. JOURET STEPHANIE, MONS 

72. VAN DER WIELEN PASCAL, NIVELLES 

73. DEMARCHE STEPHANIE, NAMUR 

74. CHARLES VINCENT, SOIGNIES 

75. DEL FABRO PHILIPPE, WALCOURT 

76. DENIS DOMINIQUE, OBOURG (SAINT-DENIS) 

77. DECHEVRE CATHERINE, SOIGNIES 

78. DEFEVER SANDRINE, BRUXELLES 

79. BLAIRVACQ GERALDINE, SOIGNIES 

80. BALESTRAZZI LUDOVIC, SAINT-GILLES 

81. KARRAFY ELMAJDOUB, GANSHOREN 

82. COUTURIER MARIE, CLAVIER 

83. COPENAUT FRANÇOISE, SARS-LA-BUISSIERE 

84. COULEE ISABELLE, HAMOIR 

85. NZILI MATILI-LIGALU PAPY, ETTERBEEK 

86. TRAN HONG HANH, LOUVAIN-LA-NEUVE 

87. ANCIAUX BENOIT, WATERLOO 

88. BORTOLUZZI SEVERINE, SAINT-GHISLAIN 

89. CAUWEL OLIVIER, HAM-SUR-HEURE-NALINNES 

90. JACQUERIE MARIE, NAMUR 

91. TOUSSAINT PHILIPPE, MAZY 

92. GRAIDE CELINE, BEAURAING 

93. SENNAOUI ANISSA, MONS 

94. VANDAMME EMMANUELLE, FLOBECQ 

95. SCHIESKE MYRIAM, PLOMBIERES 

96. BELAADA MAHIEDINE, IXELLES 

97. NDJADI NDJEKA MAURICE, ANDERLECHT 

98. GHODS RAMIN, FOREST 

99. PICHON CATHERINE, FOREST 

100. BARSUGLIA FABRICE, GRACE-HOLLOGNE 

101. LE HUU, SERAING 

102. MARLAIRE RAPHAEL, NAMUR 

103. DEBELDER FABIENNE, BERCHEM-SAINTE-AGATHE 

104. DEMULIER OLIVIER, NAMUR 

105. FRISQUE EVELINE, GREZ-DOICEAU 

106. LAHDAOUNI MOHAMMED, LIEGE 

107. DE BOCK AMELIE, ENGHIEN 

108. LAMBILLON OLIVIER, HUY 

109. JUBARY SOPHIE, HOEILAART 

110. BOURGUIGNON SOPHIE, AMAY 

111. DUBOIS DIDIER, BRUXELLES 

112. KAMBA MULUMBA ALAIN, GANSHOREN 

113. DOGNE CHRISTELLE, SOUMAGNE 

114. CHABOT VALERIE, CHARLEROI 

51. PIRSON PAUL, PHILIPPEVILLE 

52. NOEL SEBASTIEN, OTTIGNIES 

53. LACROIX GAETAN, SAMBREVILLE 

54. PAQUET YVES, MONS 

55. LORANT FRANCIS, CHAUDFONTAINE 

56. HOUET SOPHIE, FOREST 

57. BOMBAERT ANNELEEN, ENGHIEN 

58. DUHAMEL CEDRIC, TOURNAI 

59. MATHY STEPHANIE, THEUX 

60. REMY CAROLINE, NAMUR 

61. TRAN DAI CAROLINE, MONT-SAINT-GUIBERT 

62. THISSEN AURELIEN, WELKENRAEDT 

63. SCHMIDT MARC, HERSTAL 

64. MAUROIT AMELIE, BRAINE-LE-COMTE 

65. HENRION FREDERIC, PLAINEVAUX 

66. BRASSEUR CHRISTINE, EVERE 

67. MINNE CAROLINE, OHEY 

68. DE GRAND RY JOSEPHINE, ETTERBEEK 

69. RAMIREZ JANSSENS CEDRIC, LIEGE 

70. ROELS BAUDOUIN, ETTERBEEK 

71. JOURET STEPHANIE, MONS 

72. VAN DER WIELEN PASCAL, NIVELLES 

73. DEMARCHE STEPHANIE, NAMUR 

74. CHARLES VINCENT, SOIGNIES 

75. DEL FABRO PHILIPPE, WALCOURT 

76. DENIS DOMINIQUE, OBOURG (SAINT-DENIS) 

77. DECHEVRE CATHERINE, SOIGNIES 

78. DEFEVER SANDRINE, BRUXELLES 

79. BLAIRVACQ GERALDINE, SOIGNIES 

80. BALESTRAZZI LUDOVIC, SAINT-GILLES 

81. KARRAFY ELMAJDOUB, GANSHOREN 

82. COUTURIER MARIE, CLAVIER 

83. COPENAUT FRANÇOISE, SARS-LA-BUISSIERE 

84. COULEE ISABELLE, HAMOIR 

85. NZILI MATILI-LIGALU PAPY, ETTERBEEK 

86. TRAN HONG HANH, LOUVAIN-LA-NEUVE 

87. ANCIAUX BENOIT, WATERLOO 

88. BORTOLUZZI SEVERINE, SAINT-GHISLAIN 

89. CAUWEL OLIVIER, HAM-SUR-HEURE-NALINNES 

90. JACQUERIE MARIE, NAMUR 

91. TOUSSAINT PHILIPPE, MAZY 

92. GRAIDE CELINE, BEAURAING 

93. SENNAOUI ANISSA, MONS 

94. VANDAMME EMMANUELLE, FLOBECQ 

95. SCHIESKE MYRIAM, PLOMBIERES 

96. BELAADA MAHIEDINE, IXELLES 

97. NDJADI NDJEKA MAURICE, ANDERLECHT 

98. GHODS RAMIN, FOREST 

99. PICHON CATHERINE, FOREST 

100. BARSUGLIA FABRICE, GRACE-HOLLOGNE 

101. LE HUU, SERAING 

102. MARLAIRE RAPHAEL, NAMUR 

103. DEBELDER FABIENNE, BERCHEM-SAINTE-AGATHE 

104. DEMULIER OLIVIER, NAMUR 

105. FRISQUE EVELINE, GREZ-DOICEAU 

106. LAHDAOUNI MOHAMMED, LIEGE 

107. DE BOCK AMELIE, ENGHIEN 

108. LAMBILLON OLIVIER, HUY 

109. JUBARY SOPHIE, HOEILAART 

110. BOURGUIGNON SOPHIE, AMAY 

111. DUBOIS DIDIER, BRUXELLES 

112. KAMBA MULUMBA ALAIN, GANSHOREN 

113. DOGNE CHRISTELLE, SOUMAGNE 

114. CHABOT VALERIE, CHARLEROI

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN 

Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines Administratie van het kadaster, registratie en domeinen 

Publications prescrites par l’article 770 

Bekendmakingen voorgeschreven bij artikel 770 

du Code civil 

van het Burgerlijk Wetboek 

[2006/54426] 

Succession en déshérence de Emprunt, Louis 

M. Emprunt, Louis, né àVesqueville (Saint-Hubert) le 23 août 1918, 

veuf de Mme Detaille, Marie Eugénie, domicilié àWaha (Marche-en- 

Famenne), rue du Maquis 84, est décédé à Marche-en-Famenne le 

12 octobre 1994, sans laisser d’héritier connu. 

Avant de statuer sur la demande du Directeur régional de l’enregistrement 

d’Arlon, tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en 

possession de la succession, le tribunal de première instance de 

Marche-en-Famenne a, par ordonnance du 1 er juin 2006, prescrit les 

publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. 

Arlon, le 30 septembre 2006. 

Le directeur régional de l’enregistrement a.i., 

F. Thonus. 

Succession en déshérence de Alliet, Maurice 

(54426) 

M. Alliet, Maurice Albert, né àLichtervelde le 3 septembre 1923, 

célibataire, domicilié àCiney, rue du Midi 15, est décédé àDinant le 

5 juillet 2005, sans laisser d’héritier connu. 

Avant de statuer sur la demande du Directeur régional de l’enregistrement 

d’Arlon, tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en 

possession de la succession, le tribunal de première instance de Dinant 

a, par ordonnance du 18 mai 2006, prescrit les publications et affiches 

prévues par l’article 770 du Code civil. 

Arlon, le 30 septembre 2006. 

Le directeur régional de l’enregistrement a.i., 

F. Thonus. 

(54427) 

[2007/54457] 

Succession en déshérence de Wuilmart, Jean Emile 

Wuilmart, Jean Emile, veuf de Mme Lucette Gilliot, né à Saint- 

Ghislain le 2 février 1921, domicilié àSaint-Ghislain, rue de l’Abattoir 

39, est décédé àBoussu le 7 mai 2006, sans laisser de successeur 

connu. 

Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de 

l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, 

l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance 

de Mons a, par ordonnance du 20 décembre 2006, prescrit les 

publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. 

Mons, le 15 janvier 2007. 

Le directeur de l’enregistrement, 

F. Faignard. 

(54457) 


[2006/54426] 

Erfloze nalatenschap van Emprunt, Louis 

De heer Emprunt, Louis, geboren te Vesqueville (Saint-Hubert) op 

23 augustus 1918, weduwnaar van Mevr. Detaille, Marie Eugénie, 

wonende te Waha (Marche-en-Famenne), rue du Maquis 84, is overleden 

te Marche-en-Famenne op 12 oktober 1994, zonder bekende 

erfopvolger na te laten. 

Alvorens te beslissen over de vraag van de gewestelijke directeur der 

registratie te Aarlen, namens de Staat tot inbezitstelling van de 

nalatenschap heeft de rechtbank van eerste aanleg van Marche-en- 

Famenne, bij beschikking van 1 juni 2006, de bekendmakingen en 

aanplakkingen, voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek, 

bevolen. 

Aarlen, 30 september 2006. 

De gewestelijke directeur der registratie a.i., 

F. Thonus 

Erfloze nalatenschap van Alliet, Maurice 

(54426) 

De heer Alliet, Maurice Albert, geboren te Lichtervelde op 3 september 

1923, ongehuwd, wonende te Ciney, rue du Midi 15, is overleden te 

Dinant op 5 juli 2005, zonder bekende erfopvolger na te laten. 

Alvorens te beslissen over de vraag van de gewestelijke directeur der 

registratie te Aarlen, namens de Staat tot inbezitstelling van de 

nalatenschap heeft de rechtbank van eerste aanleg van Dinant, bij 

beschikking van 18 mei 2006, de bekendmakingen en aanplakkingen, 

voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek, bevolen. 

Aarlen, 30 september 2006. 

De gewestelijke directeur der registratie a.i., 

F. Thonus 

22265 

(54427) 

[2007/54457] 

Erfloze nalatenschap van Wuilmart, Jean Emile 

Wuilmart, Jean Emile, weduwnaar van Lucette Gilliot, geboren te 

Saint-Ghislain op 2 februari 1921, wonende te Saint-Ghislain, rue de 

l’Abattoir 39, is overleden te Boussu op 7 mei 2006, zonder bekende 

erfopvolger na te laten. 

Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de 

BTW, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van 

de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Mons, bij 

beschikking van 20 december 2006, de bekendmakingen en aanplakkingen 

voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. 

Bergen, 15 januari 2007. 

De directeur van de registratie, 

F. Faignard. 

(54457)


Succession en déshérence de Henning, Jeanne 

Henning, Jeanne Marie Anne, née à Arlon le 17 février 1908, 

domiciliée à Ath, rue Haute 18, est décédée à Ath le 25 juin 1999, sans 

laisser de successeur connu. 




de Tournai a, par ordonnance du 3 janvier 2007, prescrit les publications 

et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. 



F. Faignard. 

(54458) 

Succession en déshérence de Ianovski, Jacques 

Ianovski, Jacques, né à Seraing le 17 décembre 1931, domicilié à 

Tournai (Kain), rue Albert 25, est décédé àTournai (Kain) le 8 décembre 

2004, sans laisser de successeur connu. 








F. Faignard. 

(54459) 

Succession en déshérence de Bertrand-Chuffart, Philippe 

Bertrand-Chuffart, Philippe, né à Tournai le 20 novembre 1962, 

domiciliéàTournai, Chemin 55 n° 9, est décédéàTournai le 3 avril 2005, 

sans laisser de successeur connu. 








F. Faignard. 

(54460) 

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE 

[C − 2007/09383] 

Ordre judiciaire. — Place vacante 

— référendaire dans le ressort de la cour d’appel de Gand : 1. 

Les candidatures à une nomination dans l’Ordre judiciaire doivent 

être adressées par lettre recommandée à la poste au « SPF Justice, 

Direction générale de l’Organisation judiciaire - Service du Personnel - 

ROJ 212, boulevard de Waterloo 115, 1000 Bruxelles », dans un délai de 

quinze jours à partir de la publication de la vacance au Moniteur belge 

(article 287 du Code judiciaire). 

Les candidats sont priés de joindre une copie de l’attestation de 

réussite de l’examen pour l’emploi qu’ils postulent. 

La désignation dans une cour ou un tribunal s’effectuera selon les 

nécessités du service, suivant l’avis du premier président de la cour 

d’appel. 

Seuls peuvent postuler les lauréats d’un concours de recrutement de 

référendaire organisé par le Conseil supérieur de la Justice. 

Les emplois sont accessibles par recrutement ou par mutation. 

* 

Erfloze nalatenschap van Henning, Jeanne 

Henning, Jeanne Marie Anne, geboren te Arlon op 17 februari 1908, 

wonende te Ath, rue Haute 18, is overleden te Ath op 25 juni 1999, 

zonder bekende erfopvolger na te laten. 



de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Tournai, bij 

beschikking van 3 januari 2007, de bekendmakingen en aanplakkingen 




F. Faignard. 

(54458) 

Erfloze nalatenschap van Ianovski, Jacques 

Ianovski, Jacques, geboren te Seraing op 17 december 1931, wonende 

te Tournai (Kain), rue Albert 25, is overleden te Tournai (Kain) op 

8 december 2004, zonder bekende erfopvolger na te laten. 








F. Faignard. 

(54459) 

Erfloze nalatenschap van Bertrand-Chuffart, Philippe 

Bertrand-Chuffart, Philippe, geboren te Tournai op 22 november 

1962, wonende te Tournai, Chemin 55, nr. 9, is overleden te Tournai 

op 3 april 2005, zonder bekende erfopvolger na te laten. 








F. Faignard. 

(54460) 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 

[C − 2007/09383] 

Rechterlijke Orde. — Vacante betrekking 

— referendaris binnen het rechtsgebied van het hof van beroep te 

Gent : 1. 

De kandidaturen voor een benoeming in de Rechterlijke Orde 

moeten bij een ter post aangetekend schrijven aan de « FOD Justitie, 

Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie - Dienst Personeelszaken 

- ROJ 212, Waterloolaan 115, 1000 Brussel », worden gericht 

binnen een termijn van vijftien dagen na de bekendmaking van de 

vacature in het Belgisch Staatsblad (artikel 287 van het Gerechtelijk 

Wetboek). 

De kandidaten dienen een afschrift bij te voegen van het bewijs dat 

zij geslaagd zijn voor het examen ingericht voor het ambt waarvoor zij 

kandidaat zijn. 

De aanwijzing in een hof of een rechtbank zal geschieden volgens de 

behoeften van de dienst overeenkomstig het advies van de eerste 

voorzitter van het hof van beroep. 

Enkel de laureaten van een vergelijkend wervingsexamen voor 

referendaris ingericht door de Hoge Raad voor de Justitie kunnen hun 

kandidatuur stellen. 

Deze betrekkingen zijn toegankelijk via werving of via mutatie.



[C − 2007/11171] 

Institut belge de normalisation (IBN) 

Enregistrement de normes belges 

1. Conformément au § 5del’arrêté royal du 30 juillet 1976, relatif à 

l’homologation et l’enregistrement des normes rendues publiques par 

l’Institut belge de normalisation, cet Institut annonce l’enregistrement 

des normes belges ci-après: 

NBN EN 54-3/A2 

Systèmes de détection et d’alarme incendie - Partie 3 : Dispositifs 

sonores d’alarme feu (1 re édition) 

NBN EN 54-21 

Systèmes de détection et d’alarme incendie - Partie 21 : Dispositif de 

transmission de l’alarme feu et du signal de dérangement (1 re édition) 

NBN EN 203-2-2 

Appareils de cuisson professionnelle utilisant les combustibles 

gazeux - Partie 2-2 : Exigences particulières - Fours (2 e édition) 

NBN EN 203-2-11 

Appareils de cuisson professionnelle utilisant les combustibles 

gazeux - Partie 2-11 : Exigences particulières - Cuiseurs à pâtes 

(2 e édition) 

NBN EN 415-5 

Sécurité des machines d’emballage - Partie 5 : 

Fardeleuses/enveloppeuses (1 re édition) 

NBN EN 415-7 

Sécurité des machines d’emballage - Partie 7 : Machines de groupe et 

d’emballage secondaire (1 re édition) 

NBN EN 416-2 

Tubes radiants suspendus à monobrûleur à usage non domestique 

utilisant les combustibles gazeux - Partie 2 : Utilisation rationnelle de 

l’énergie (2 e édition) 

NBN EN 419-2 

Appareils surélevés de chauffage à rayonnement lumineux au gaz, à 

usage non domestique - Partie 2 : Utilisation rationnelle de l’énergie 


NBN EN 480-2 

Adjuvants pour béton, mortier et coulis - Méthodes d’essai - Partie 2 : 

Détermination du temps de prise (3 e édition) 

NBN EN 482 

Atmosphères des lieux de travail - Exigences générales concernant les 

performances des modes opératoires de mesurage des agents chimiques 


NBN EN 492/A2 

Ardoises et accessoires en fibres-ciment - Spécification du produit et 

méthodes d’essai (1 re édition) 

NBN EN 494/A2 

Plaques profilées en fibres-ciment et accessoires - Spécifications du 

produit et méthodes d’essai (1 re édition) 

NBN EN 521 

Spécifications pour les appareils fonctionnant exclusivement aux gaz 

de pétrole liquéfiés - Appareils portatifs alimentés à la pression de 

vapeur des gaz de pétrole liquéfiés (2 e édition) 

NBN EN 927-6 

Peintures et vernis - Produits de peinture et systèmes de peinture 

pour bois en extérieur - Partie 6 : Vieillissement artificiel des revêtements 

pour bois par exposition à des lampes UV fluorescentes et à de 

l’eau (1 re édition) 

NBN EN 936 

Produits chimiques utilisés pour le traitement de l’eau destinée à la 

consommation humaine - Dioxyde de carbone (2 e édition) 

NBN EN 1309-2 

Bois ronds et bois sciés - Méthode de mesure des dimensions - 

Partie 2 : Bois ronds - Exigences pour la mesure et les règles de calcul 

du volume (1 re édition) 

NBN EN 1359/A1 

Compteurs à gaz - Compteurs de volume de gaz à parois déformables 

(1 re édition) 

NBN EN 1366-4 

Essai de résistance au feu des installations - Partie 4 : Calfeutrements 

de joints linéaires (1 re édition) 


22267 



[C − 2007/11171] 

Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) 

Registratie van Belgische normen 

1. Overeenkomstig § 5 van het koninklijk besluit van 30 juli 1976 

betreffende de bekrachtiging en de registratie van de door het Belgisch 

instituut voor normalisatie openbaar gemaakte normen, kondigt dit 

Instituut de registratie aan van de hiernavolgende Belgische normen : 

NBN EN 54-3/A2 

Brandmeld- en brandalarmsystemen - Deel 3 : Brandalarmeringsapparatuur 

- Akoestische signaalgevers (1e uitgave) 

NBN EN 54-21 

Brandmeld- en brandalarmsystemen - Deel 21 : Doormeldapparatuur 

voor alarm- en storingsmeldingen (1e uitgave) 

NBN EN 203-2-2 

Grootkeukengastoestellen - Deel 2-2 : Specifieke eisen - Ovens 

(2e uitgave) 

NBN EN 203-2-11 

Grootkeukengastoestellen - Deel 2-11 : Specifieke eisen - Pastakokers 

(2e uitgave) 

NBN EN 415-5 

Veiligheid van verpakkingsmachines - Deel 5 : Productwikkelmachines 

(1e uitgave) 

NBN EN 415-7 

Veiligheid van verpakkingsmachines - Deel 7 : Verpakkingsmachines 

voor verzamelen secundaire verpakkingen (1e uitgave) 

NBN EN 416-2 

Met gas gestookte donkerstralers met één brander voor niethuishoudelijk 

gebruik - Deel 2 : Rationeel gebruik van energie 

(2e uitgave) 

NBN EN 419-2 

Met gas gestookte hoge-temperatuurstralers voor niet-huishoudelijk 

gebruik - Deel 2 : Rationeel gebruik van energie (2e uitgave) 

NBN EN 480-2 

Hulpstoffen voor beton, mortel en injectiemortel - Beproevingsmethoden 

- Deel 2 : Bepaling van het begin en het einde van de binding 

(3e uitgave) 

NBN EN 482 

Werkplekatmosfeer - Algemene eisen voor de uitvoering van de 

procedures voor het meten van chemische stoffen (2e uitgave) 

NBN EN 492/A2 

Leien en hulpstukken van vezelcement - Productspecificatie en 

beproevingsmethoden (1e uitgave) 

NBN EN 494/A2 

Geprofileerde platen en hulpstukken van vezelcement - Productspecificatie 

en beproevingsmethoden (1e uitgave) 

NBN EN 521 

Voorschriften voor toestellen die uitsluitend werken met vloeibaar 

petroleumgas - Draagbare toestellen werkend op de dampfase van 

vloeibaar petroleumgas (2e uitgave) 

NBN EN 927-6 

Verven en vernissen - Verf en verfsystemen voor hout voor buitengebruik 

- Deel 6 : Blootstelling van deklagen voor hout door kunstmatige 

verwering met gebruik van fluorescerende UV-lampen en water 

(1e uitgave) 

NBN EN 936 

Chemicaliën voor de behandeling van water bestemd voor menselijke 

consumptie - Kooldioxide (2e uitgave) 

NBN EN 1309-2 

Rondhout en gezaagd hout - Methode voor het meten van afmetingen 

- Deel 2 : Rondhout - Eisen aan de regels voor het bepalen van 

afmetingen en het berekenen van het volume (1e uitgave) 


Gasmeters - Gasmeters met balgen (1e uitgave) 

NBN EN 1366-4 

Beproeving van de vuurweerstand van installaties in gebouwen - 

Deel 4 : Afdichtingen voor rechte voegen (1e uitgave)


NBN EN 1442 

Equipements pour GPL et leurs accessoires - Bouteilles en acier soudé 

transportables et rechargeables pour gaz de pétrole liquéfiés (GPL) - 

Conception et fabrication (2 e édition) 

NBN EN 1504-6 

Produits et systèmes pour la protection et la réparation des structures 

en béton-Définitions, exigences, maîtrise de la qualité et évaluation de 

la conformité - Partie 6 : Ancrage d’armature (1 re édition) 


Produits isolants thermiques destinés aux applications du bâtiment - 

Détermination de la stabilité dimensionnelle dans des conditions de 

laboratoire constantes et normales (23° C/50 % d’humidité relative) 




Détermination de la stabilité dimensionnelle dans des conditions de 

laboratoire constantes et d’humidité spécifiées (1 re édition) 



Détermination de la déformation sous charge en compression et 

conditions de température spécifiées (1 re édition) 



Détermination du fluage en compression (1 re édition) 



Détermination de l’absorption d’eau à court terme : essai par immersion 

partielle (1 re édition) 

NBN EN 1622 

Qualité de l’eau-Détermination du seuil d’odeur (TON) et du seuil 

de flaveur (TFN) (2 e édition) 

NBN EN 1854 

Dispositifs de surveillance de pression pour brûleurs à gaz et 

appareils à gaz (2 e édition) 

NBN EN 1856-1/A1 

Conduits de fumée - Prescriptions pour les conduits de fumée 

métalliques - Partie 1 : Composants de systèmes de conduits de fumée 


NBN EN 1991-4 

Eurocode 1 - Actions sur les structures - Partie 4 : Silos et réservoirs 


NBN EN 2436-002 

Aerospace series - Paints and varnishes - Corrosion resistant 

chromate-free two component cold curing primer - Part 002 : High 

corrosion resistance (1 re édition) 

NBN EN 2591-420 

Aerospace series - Elements of electrical and optical connection - Test 

methods - Part 420 : Mechanical strength of rear accessories (2 e édition) 

NBN EN 2713-004 

Aerospace series - Cables, electrical, single and multicore for general 

purpose - Operating temperatures between - 55 °C and 200 °C - 

Part 004 : Screened (braided) and jacketed, ink jet printable - Product 

standard (1 re édition) 

NBN EN 2713-005 



Part 005 : Screened (spiral) and jacketed, CO2 laser printable - Product 


NBN EN 2713-006 



Part 006 : Screened (braided) and jacketed, CO2 laser printable - 

Product standard (1 re édition) 

NBN EN 2713-008 



Part 008 : Screened (braided) and jacketed, UV laser printable - Product 


NBN EN 1442 

LPG-uitrusting en toebehoren - Verplaatsbare, hervulbare, gelaste 

stalen gasflessen voor LPG - Ontwerp en constructie (2e uitgave) 

NBN EN 1504-6 

Producten en systemen voor het beschermen en herstellen van 

betonconstructies - Definities, eisen, kwaliteitsborging en conformiteitsbeoordeling 

- Deel 6 : Verankeren van betonstaal (1e uitgave) 


Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - Bepaling van 

de maatvastheid bij constante, gewone laboratoriumomstandigheden 

(23 °C/50 % relatieve vochtigheid) (1e uitgave) 



de maatvastheid bij gespecificeerde temperatuurs- en vochtigheidsomstandigheden 

(1e uitgave) 



de vervorming bij gespecificeerde drukbelasting en temperatuuromstandigheden 

(1e uitgave) 



de kruip bij drukbelasting (1e uitgave) 



de wateropname bij kortstondige gedeeltelijke onderdompeling 

(1e uitgave) 

NBN EN 1622 

Waterkwaliteit - Bepaling van de drempelwaarden voor geur (TON) 

en smaak (TFN) (2e uitgave) 

NBN EN 1854 

Drukvoelers voor met gas gestookte branders en toestellen 

(2e uitgave) 

NBN EN 1856-1/A1 

Schoorstenen - Eisen voor metalen schoorstenen - Deel 1 : Producten 

voor systeemschoorstenen (1e uitgave) 

NBN EN 1991-4 

Eurocode 1 - Belastingen op constructies - Deel 4 : Silo’s en tanks 

(1e uitgave) 

NBN EN 2436-002 

Aerospace series - Paints and varnishes - Corrosion resistant 

chromate-free two component cold curing primer - Part 002 : High 

corrosion resistance (1e uitgave) 

NBN EN 2591-420 

Aerospace series - Elements of electrical and optical connection - Test 

methods - Part 420 : Mechanical strength of rear accessories (2e uitgave) 

NBN EN 2713-004 




standard (1e uitgave) 

NBN EN 2713-005 



Part 005 : Screened (spiral) and jacketed, CO2 laser printable - Product 


NBN EN 2713-006 




Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 2713-008 




standard (1e uitgave)

NBN EN 2713-009 



Part 009 : Screened (spiral) and jacketed, YAG X3 laser printable - 


NBN EN 2713-010 



Part 010 : Screened (braided) and jacketed, YAG X3 laser printable - 


NBN EN 2714-004 





NBN EN 2714-006 





NBN EN 2714-008 





NBN EN 2714-010 





NBN EN 2859 

Aerospace series - Bolts, normal hexagonal head, close tolerance 

normal shank, short thread, in alloy steel, cadmium plated, metric 

series - Classification : 1 100 MPa (at ambient temperature) / 235 °C 


NBN EN 2882 

Aerospace series - Nuts, hexagonal, self-locking, with counterbore 

and captive washer, in steel, cadmium plated, MoS2 lubricated - 

Classification : 1 100 MPa (at ambient temperature) / 235 °C 


NBN EN 2889 

Aerospace series - Metric bolts, normal hexagon head, coarse 

tolerance normal shank, short thread, in alloy steel, cadmium plated - 

Classification : 900 MPa (at ambient temperature)/235 °C (2 e édition) 

NBN EN 2995-001 

Aerospace series - Circuit breakers, single-pole, temperature compensated, 

rated current 1 A to 25 A - Part 001 : Technical specification 


NBN EN 2995-004 


rated current 1 A to 25 A - Part 004 : With signal contact - Product 


NBN EN 2995-005 


rated current 1 A to 25 A - Part 005 : With polarized signal contact 


NBN EN 2996-001 

Aerospace series - Circuit breakers, three-pole, temperature compensated, 



NBN EN 2996-004 




NBN EN 2996-005 





22269 

NBN EN 2713-009 



Part 009 : Screened (spiral) and jacketed, YAG X3 laser printable - 


NBN EN 2713-010 





NBN EN 2714-004 





NBN EN 2714-006 





NBN EN 2714-008 





NBN EN 2714-010 





NBN EN 2859 

Aerospace series - Bolts, normal hexagonal head, close tolerance 

normal shank, short thread, in alloy steel, cadmium plated, metric 

series - Classification : 1 100 MPa (at ambient temperature) / 235 °C 

(2e uitgave) 

NBN EN 2882 

Aerospace series - Nuts, hexagonal, self-locking, with counterbore 

and captive washer, in steel, cadmium plated, MoS2 lubricated - 

Classification : 1 100 MPa (at ambient temperature) / 235 °C 

(1e uitgave) 

NBN EN 2889 

Aerospace series - Metric bolts, normal hexagon head, coarse 

tolerance normal shank, short thread, in alloy steel, cadmium plated - 

Classification : 900 MPa (at ambient temperature)/235 °C (2e uitgave) 

NBN EN 2995-001 



(1e uitgave) 

NBN EN 2995-004 




NBN EN 2995-005 




NBN EN 2996-001 



(1e uitgave) 

NBN EN 2996-004 




NBN EN 2996-005 



Product standard (1e uitgave)


NBN EN 3079 

Aerospace series - Pipe coupling 8°30’ up to 28 000 kPa - Adaptors - 

Metric series - Technical specification (1 re édition) 

NBN EN 3155-002 

Aerospace series - Electrical contacts used in elements of connection 

Part 002 : List and utilization of contacts (1 re édition) 

NBN EN 3155-013 


Part 013 : Contacts, electrical, triaxial, size 8, female, type D, solder, 

class R-Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3155-016 


Part 016 : Contacts, electrical, male, type A, crimp, class S-Product 


NBN EN 3155-022 


Part 022 : Contacts, electrical rectangular, male, type A, crimp, class R 


NBN EN 3155-054 


Part 054 : Contacts, electrical, male thermocouple NiAl, type C, crimp, 

class T-Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3155-057 


Part 057 : Contacts, electrical, female, thermocouple NiCr, type C, 

crimp, class T- Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3155-058 


Part 058 : Contacts, electrical, coaxial, size 16, male, type D, solder, class 

R Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3155-060 



R Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3155-061 


Part 061 : Contacts, electrical, coaxial, size 12, female, type D, solder, 

class R Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3155-065 


Part 065 : Contacts, electrical, male, type A, crimp, class S, size 8 


NBN EN 3155-066 


Part 066 : Contacts, electrical, female, type A, crimp, class S, size 8 - 


NBN EN 3536 

Aerospace series - Nuts, hexagon, self-locking, in heat resisting, 

MoS2 lubricated - Classification : 1 100 MPa (at ambient temperature) 

315 °C (1 re édition) 

NBN EN 3545-005 

Aerospace series - Connectors, electrical, rectangular, with sealed and 

non-sealed rear, plastic housing, locking device, operating temperatures-55°C 

to175°C - Part 005 : Male coding and attachment System for 

mounting on free housing (plug) - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3545-006 




mounting on fixed housing (receptacle) - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3545-008 


non-sealed rear, plastic housing, locking device, operating temperatures 

- 55 C to 175 C - Part 008 : Tools for assembly/removal of coding and 

attachment system - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3079 

Aerospace series - Pipe coupling 8°30’ up to 28 000 kPa - Adaptors - 

Metric series - Technical specification (1e uitgave) 

NBN EN 3155-002 


Part 002 : List and utilization of contacts (1e uitgave) 

NBN EN 3155-013 


Part 013 : Contacts, electrical, triaxial, size 8, female, type D, solder, 

class R-Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3155-016 


Part 016 : Contacts, electrical, male, type A, crimp, class S-Product 


NBN EN 3155-022 


Part 022 : Contacts, electrical rectangular, male, type A, crimp, class R 


NBN EN 3155-054 


Part 054 : Contacts, electrical, male thermocouple NiAl, type C, crimp, 

class T-Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3155-057 


Part 057 : Contacts, electrical, female, thermocouple NiCr, type C, 

crimp, class T- Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3155-058 



R Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3155-060 



R Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3155-061 


Part 061 : Contacts, electrical, coaxial, size 12, female, type D, solder, 

class R Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3155-065 


Part 065 : Contacts, electrical, male, type A, crimp, class S, size 8 


NBN EN 3155-066 


Part 066 : Contacts, electrical, female, type A, crimp, class S, size 8 - 


NBN EN 3536 

Aerospace series - Nuts, hexagon, self-locking, in heat resisting, 

MoS2 lubricated - Classification : 1 100 MPa (at ambient temperature) 

315 °C (1e uitgave) 

NBN EN 3545-005 




mounting on free housing (plug) - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3545-006 




mounting on fixed housing (receptacle) - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3545-008 


non-sealed rear, plastic housing, locking device, operating temperatures 

- 55 C to 175 C - Part 008 : Tools for assembly/removal of coding and 

attachment system - Product standard (1e uitgave)

NBN EN 3646-004 

Aerospace series - Connectors, electrical, circular, bayonet coupling, 

operating temperature 175 °C or 200 °C continuous - Part 004 : 

Receptacle, jam-nut mounting - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3660-001 

Aerospace series - Cable outlet accessories for circular and rectangular 

electrical and optical connectors - Part 001 : Technical specification 


NBN EN 3660-002 


electrical and optical connectors - Part 002 : Index of product 

standards (1 re édition) 

NBN EN 3660-003 


electrical and optical connectors - Part 003 : Grommet nut, style A for 

EN 2997 and EN 4067 - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3660-004 


electrical and optical connectors - Part 004 : Cable outlet, style A, 

straight, unsealed with clamp strain relief for EN 2997 and EN 4067 - 


NBN EN 3660-005 


electrical and optical connectors - Part 005 : Cable outlet, style A, 90, 

unsealed with clamp strain relief for EN 2997 and EN 4067 - Product 


NBN EN 3661-001 




NBN EN 3661-005 


rated current 20 A to 50 A - Part 005 : With polarized signal 

contact - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3661-006 



contact - Bus bar version - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3662-001 




NBN EN 3662-005 



contact - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3662-006 



contact - Bus-bar version - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3682-002 

Aerospace series - Connectors, plug and receptacle, electrical, 

rectangular, interchangeable insert type, rack to panel, operating 

temperature 150 °C continuous - Part 002 : Specification of performance 

and contact arrangements (1 re édition) 

NBN EN 3682-003 



temperature 150 °C continuous - Part 003 : Inserts - Product standard 


NBN EN 3682-005 



temperature 150 °C continuous - Part 005 : Size 2 plug - Product 



22271 

NBN EN 3646-004 

Aerospace series - Connectors, electrical, circular, bayonet coupling, 

operating temperature 175 °C or 200 °C continuous - Part 004 : 

Receptacle, jam-nut mounting - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3660-001 


electrical and optical connectors - Part 001 : Technical specification 

(1e uitgave) 

NBN EN 3660-002 


electrical and optical connectors - Part 002 : Index of product 

standards (1e uitgave) 

NBN EN 3660-003 


electrical and optical connectors - Part 003 : Grommet nut, style A for 

EN 2997 and EN 4067 - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3660-004 


electrical and optical connectors - Part 004 : Cable outlet, style A, 

straight, unsealed with clamp strain relief for EN 2997 and EN 4067 - 


NBN EN 3660-005 


electrical and optical connectors - Part 005 : Cable outlet, style A, 90, 

unsealed with clamp strain relief for EN 2997 and EN 4067 - Product 


NBN EN 3661-001 



(1e uitgave) 

NBN EN 3661-005 



contact - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3661-006 



contact - Bus bar version - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3662-001 



(1e uitgave) 

NBN EN 3662-005 



contact - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3662-006 



contact - Bus-bar version - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3682-002 



temperature 150 °C continuous - Part 002 : Specification of performance 

and contact arrangements (1e uitgave) 

NBN EN 3682-003 



temperature 150 °C continuous - Part 003 : Inserts - Product standard 

(1e uitgave) 

NBN EN 3682-005 




standard (1e uitgave)


NBN EN 3682-006 



temperature 150 °C continuous - Part 006 : Size 3 receptacle - Product 


NBN EN 3682-007 





NBN EN 3682-008 





NBN EN 3733-008 

Aerospace series - Connector, optical, circular, single channel, 

coupled by self-locking ring, operating temperature up to 150 °C 

continuous - Part 008 : Plug sub-assembly for cable to EN 4532 (200 

aem/280 aem fibre) - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 3733-009 



continuous - Part 009 : Receptacle sub-assembly for cable to EN 4532 

(200 aem/280 aem fibre) - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 4008-011 

Aerospace series - Elements of electrical and optical connection - 

Crimping tools and associated accessories - Part 011 : Positioner for 

crimping tool M22520/2-01 - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 4008-012 



crimping tool M22520/2-01 - Product standard (1 re édition) 

NBN EN 4415 

Aerospace series - Non-metallic materials - Textiles - Narrow woven 

fabrics - Technical specification (1 re édition) 

NBN EN 4416 

Aerospace series - Non-metallic materials - Textiles - Wide woven 

fabrics - Technical specification (1 re édition) 

NBN EN 4429 

Aerospace series - Textiles - Testing of narrow woven fabrics - 

Determination of warp bow (1 re édition) 

NBN EN 4508 

Aerospace series - Paints and varnishes - Test method for anti slip 

coatings - Determination of the sliding friction behaviour (1 re édition) 

NBN EN 4533-002 

Aerospace series - Fibre optic systems - Handbook - Part 002 : Test 

and measurement (1 re édition) 

NBN EN 4604-001 

Aerospace series - Cable, electrical, for signal transmission - Part 001 : 

Technical specification (1 re édition) 

NBN EN 10143 

Tôles et bandes en acier revêtues en continu par immersion à chaud 

Tolérances sur les dimensions et sur la forme (3 e édition) 

NBN EN 10169-2 

Produits plats en acier revêtus en continu de matières organiques 

(prélaqués) - Partie 2 : Produits pour applications extérieures dans le 

bâtiment (1 re édition) 

NBN EN 10210-1 

Profils creux pour la construction finis à chaud en aciers non alliés et 

à grains fins - Partie 1 : Conditions techniques de livraison (2 e édition) 

NBN EN 10210-2 

Profils creux pour la construction finis à chaud en aciers non alliés et 

à grains fins - Partie 2 : Tolérances, dimensions et caractéristiques de 

profil (2 e édition) 

NBN EN 3682-006 





NBN EN 3682-007 





NBN EN 3682-008 





NBN EN 3733-008 



continuous - Part 008 : Plug sub-assembly for cable to EN 4532 (200 

aem/280 aem fibre) - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 3733-009 



continuous - Part 009 : Receptacle sub-assembly for cable to EN 4532 

(200 aem/280 aem fibre) - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 4008-011 



crimping tool M22520/2-01 - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 4008-012 



crimping tool M22520/2-01 - Product standard (1e uitgave) 

NBN EN 4415 

Aerospace series - Non-metallic materials - Textiles - Narrow woven 

fabrics - Technical specification (1e uitgave) 

NBN EN 4416 

Aerospace series - Non-metallic materials - Textiles - Wide woven 

fabrics - Technical specification (1e uitgave) 

NBN EN 4429 

Aerospace series - Textiles - Testing of narrow woven fabrics - 

Determination of warp bow (1e uitgave) 

NBN EN 4508 

Aerospace series - Paints and varnishes - Test method for anti slip 

coatings - Determination of the sliding friction behaviour (1e uitgave) 

NBN EN 4533-002 

Aerospace series - Fibre optic systems - Handbook - Part 002 : Test 

and measurement (1e uitgave) 

NBN EN 4604-001 

Aerospace series - Cable, electrical, for signal transmission - Part 001 : 

Technical specification (1e uitgave) 

NBN EN 10143 

Plaat en band van staal bekleed met een metaal door continu 

dompelen - Toleranties op afmetingen en vorm (3e uitgave) 

NBN EN 10169-2 

Continu organisch beklede (bandgelakte) platte producten van staal 

Deel 2 : Producten voor buitentoepassingen in de bouw (1e uitgave) 

NBN EN 10210-1 

Warmvervaardigde buisprofielen voor constructiedoeleinden van 

ongelegeerd en fijnkorrelig staal - Deel 1 : Technische leveringsvoorwaarden 

(2e uitgave) 

NBN EN 10210-2 

Warm vervaardigde buisprofielen voor constructiedoeleinden van 

ongelegeerd en fijnkorrelig constructiestaal - Deel 2 : Toleranties, 

afmetingen en profieleigenschappen (2e uitgave)

NBN EN 10219-1 

Profils creux pour la construction soudés, formés à froid en aciers non 

alliés età grains fins - Partie 1 : Conditions techniques de livraison 


NBN EN 10219-2 

Profils creux pour la construction soudés, formés à froid en aciers non 

alliés etàgrains fins - Partie 2 : Tolérances, dimensions et caractéristiques 

de profil (2 e édition) 

NBN EN 10269/A1 

Aciers et alliages de nickel pour éléments de fixation utilisés à 

température élevée et/ou basse température (1 re édition) 

NBN EN 10341 

Bandes et tôles magnétiques laminées à froid en acier non allié et en 

acier allié livrées à l’état semi-fini (2 e édition) 

NBN EN 12087/A1 


Détermination de l’absorption d’eau à long terme - Essai par immersion 


NBN EN 12261/A1 

Compteurs à gaz - Compteurs de gaz à turbine (1 re édition) 

NBN EN 12430/A1 


Détermination du comportement sous charge ponctuelle (1 re édition) 

NBN EN 12431/A1 


Détermination de l’épaisseur des produits d’isolation pour sol flottant 


NBN EN 12480/A1 

Compteurs à gaz - Compteurs à gaz à pistons rotatifs (1 re édition) 

NBN EN 13203-2 

Appareils domestiques produisant de l’eau chaude sanitaire utilisant 

les combustibles gazeux - Appareils de débit calorifique inférieur ou 

égal à 70 kW et de capacité de stockage inférieure ou égale à 300 litres 

Partie 2 : Evaluation de la consommation énergétique (1 re édition) 

NBN EN 13322-2/A1 

Bouteilles à gaz transportables - Bouteilles à gaz rechargeables 

soudées en acier - Conception et construction - Partie 2 : Acier 

inoxydable (1 re édition) 

NBN EN 13412 


en béton-Méthodes d’essai - Détermination du module d’élasticité en 

compression (1 re édition) 

NBN EN 13445-5/A5 

Récipients sous pression non soumis à la flamme - Partie 5 : 

Inspection et contrôles (1 re édition) 

NBN EN 14034-2 

Détermination des caractéristiques d’explosion des nuages de poussière 

- Partie 2 : Détermination de la vitesse maximale de montée en 

pression d’explosion (dp/dt)max des nuages de poussière (1 re édition) 

NBN EN 14034-3 

Détermination des caractéristiques d’explosion des nuages de poussière 

- Partie 3 : Détermination de la limite inférieure d’explosivité LIE 

des nuages de poussière (1 re édition) 

NBN EN 14277 

Systèmes de ventilation pour les bâtiments - Bouches d’air-Méthode 

de mesure du débit d’air à l’aide de capteurs étalonnés dans ou à 

proximité des boîtes type bouche/plénum (1 re édition) 

NBN EN 14293 

Adhésifs - Adhésifs pour le collage de parquet au sol - Méthodes 

d’essai et exigences minimales en matière de résistance au cisaillement 

et à la traction (1 re édition) 

NBN EN 14460 

Appareil résistant à l’explosion (1 re édition) 

NBN EN 14470-2 

Armoires de stockage de sécurité incendie - Partie 2 : Armoires de 

stockage de sécurité pour bouteilles de gaz comprimé (1 re édition) 

NBN EN 14491 

Systèmes de protection par évent contre les explosions de poussières 



22273 

NBN EN 10219-1 

Koudvervaardigde gelaste buisprofielen voor constructiedoeleinden 

van ongelegeerd en fijnkorrelig staal - Deel 1 : Technische leveringsvoorwaarden 

(2e uitgave) 

NBN EN 10219-2 

Koudvervaardigde gelaste buisprofielen voor constructiedoeleinden 

van ongelegeerd en fijnkorrelig staal - Deel 2 : Toleranties, afmetingen 

en profieleigenschappen (2e uitgave) 

NBN EN 10269/A1 

Staalsoorten en nikkellegeringen voor bevestigingsartikelen die bij 

verhoogde en/of lage temperaturen worden gebruikt (1e uitgave) 

NBN EN 10341 

Koudgewalste ongelegeerde plaat en band van staal geleverd in ten 

dele behandelde staat (2e uitgave) 

NBN EN 12087/A1 

Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Bepaling van de 

wateropname bij langdurige onderdompeling (1e uitgave) 

NBN EN 12261/A1 

Gasmeters - Gasmeters met schoepenwiel (1e uitgave) 

NBN EN 12430/A1 

Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Bepaling van het 

gedrag bij puntbelasting (1e uitgave) 

NBN EN 12431/A1 

Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Bepaling van de 

dikte van isolatieproducten onder zwevende vloeren (1e uitgave) 

NBN EN 12480/A1 

Gasmeters - Gasmeters met roterend verdringerelement (1e uitgave) 

NBN EN 13203-2 

Gasgestookte huishoudelijke warmwatertoestellen - Toestellen met 

een belasting tot 70 kW en een opslagcapaciteit voor water tot 300 l - 

Deel 2 : Prestatiebeoordeling van het energieverbruik (1e uitgave) 

NBN EN 13322-2/A1 

Verplaatsbare gasflessen - Hervulbare gasflessen van gelast staal - 

Ontwerp en constructie - Deel 2 : Corrosievast staal (1e uitgave) 

NBN EN 13412 


betonconstructies - Beproevingsmethoden - Bepaling van de elasticiteitsmodulus 

onder druk (1e uitgave) 

NBN EN 13445-5/A5 

Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten - Deel 5 : Inspectie 

en beproeving (1e uitgave) 

NBN EN 14034-2 

Bepaling van de ontploffingseigenschappen van stofwolken - Deel 2 : 

Bepaling van de maximale ontploffingsdrukstijging (dp/dt)max van 

stofwolken (1e uitgave) 

NBN EN 14034-3 

Bepaling van de ontploffingseigenschappen van stofwolken - Deel 3 : 

Bepaling van de onderste explosiegrens (LEL) van stofwolken 

(1e uitgave) 

NBN EN 14277 

Luchtverversing van gebouwen - Luchttoevoerroosters - Methode 

voor het meten van de luchtstroom door gekalibreerde sensoren in of 

dichtbij ATD/Plenum blaaskasten (1e uitgave) 

NBN EN 14293 

Lijmen - Lijmen voor het hechten van parket op een ondervloer - 

Beproevingsmethoden en minimumeisen (1e uitgave) 

NBN EN 14460 

Materieel bestand tegen ontploffingen (1e uitgave) 

NBN EN 14470-2 

Brandveiligheidsopslagkasten - Deel 2 : Veiligheidsopslagkasten voor 

gasflessen onder druk (1e uitgave) 

NBN EN 14491 

Drukontlastingssystemen voor stofontploffingen (1e uitgave)


NBN EN 14512 

Citernes pour le transport de matières dangereuses - Equipements de 

la citerne pour le transport de produits chimiques liquides - Viroles et 

couvercles de trou d’homme à boulons basculants à charnière 


NBN EN 14527 

Receveurs de douche à usage domestique (1 re édition) 

NBN EN 14718 

Influence des matériaux organiques sur l’eau destinée à la consommation 

humaine - Demande en chlore - Méthode d’essai (1 re édition) 

NBN EN 14785 

Appareils de chauffage domestique à convection à granulés de bois - 

Exigences et méthodes d’essai (1 re édition) 

NBN EN 14837 

Sols sportifs - Détermination de la glissance (1 re édition) 

NBN EN 14877 

Sols synthétiques pour installations de sport en plein air - Spécification 


NBN EN 14894 

Equipements pour gaz de pétrole liquéfié et leurs accessoires - 

Marquage des bouteilles et des fûts à pression (1 re édition) 

NBN EN 14935 

Cuivre et alliages de cuivre - Dosage des impuretés dans le cuivre pur 

Méthode par spectrométrie d’absorption atomique électrothermique 


NBN EN 14937-1 

Cuivre et alliages de cuivre - Dosage de l’antimoine - Partie 1 : 

Méthode spectrophotométrique (1 re édition) 

NBN EN 14941 

Cuivre et alliages de cuivre - Dosage du cobalt - Méthode par 

spectrométrie d’absorption atomique dans la flamme (SAAF) 


NBN EN 14968 

Sémantique pour l’échange de données concernant les eaux souterraines 


NBN EN 14977 

Cuivre et alliages de cuivre - Détection des contraintes de traction - 

Essai à l’ammoniaque à 5%(1 re édition) 

NBN EN 15042-1 

Mesure de l’épaisseur des revêtements et caractérisation des surfaces 

à l’aide d’ondes de surface - Partie 1 : Guide pour la détermination des 

constantes élastiques, de la masse volumique et de l’épaisseur des films 

à l’aide d’ondes acoustiques de surface générées par laser (1 re édition) 

NBN EN 15042-2 

Mesure de l’épaisseur des revêtements et caractérisation des surfaces 

à l’aide d’ondes de surface - Partie 2 : Guide pour le mesurage 

photothermique de l’épaisseur des revêtements (1 re édition) 

NBN EN 15060 

Peintures et vernis - Guide de classification et de sélection des 

systèmes de peinture pour matériaux à base de bois dans le mobilier 

d’intérieur (1 re édition) 

NBN EN 15183 


en béton - Méthodes d’essais - Essai d’évaluation de la protection 

anticorrosion (1 re édition) 

NBN EN 15184 


en béton - Méthodes d’essais - Adhérence par cisaillement d’acier 

revêtu au béton (essai d’arrachement) (1 re édition) 

NBN EN 15196 

Qualité de l’eau - Guide d’échantillonnage et de traitement d’exuvies 

nymphales de Chironomidae (Ordre des Diptères) pour l’évaluation 

écologique (1 re édition) 

NBN EN 15204 

Qualité de l’eau - Norme guide pour l’analyse de routine de 

l’abondance et de la composition du phytoplancton par microscopie 

inversée (méthode d’Utermöhl) (1 re édition) 

NBN EN 15416-4 

Adhésifs pour structures portantes en bois de type autre que 

phénolique et aminoplaste - Méthodes d’essai - Partie 4 : Détermination 

du temps d’assemblage ouvert pour les adhésifs à base de polyuréthanne 

monocomposants (1 re édition) 

NBN EN 14512 

Tanks voor het transport van gevaarlijke goederen - Tankuitrusting 

voor het transport van vloeibare chemicaliën - Scharnierend mangatdeksel 

en mangathals (1e uitgave) 

NBN EN 14527 

Douchebakken voor huishoudelijk gebruik (1e uitgave) 

NBN EN 14718 

Invloed van organische materialen op water bestemd voor menselijke 

consumptie - Bepaling van het chloorverbruik - Beproevingsmethode 

(1e uitgave) 

NBN EN 14785 

Huishoudelijke ruimteverwarmingstoestellen gestookt met geperst 

hout - Eisen en beproevingsmethoden (1e uitgave) 

NBN EN 14837 

Sportvloeren - Bepaling van de stroefheid (1e uitgave) 

NBN EN 14877 

Kunststof buitensportvloeren - Specificatie (1e uitgave) 

NBN EN 14894 

LPG-materieel en toebehoren - Cilinder- en trommelmerken 

(1e uitgave) 

NBN EN 14935 

Koper en koperlegeringen - Bepaling van verontreinigingen in puur 

koper - Methode met elektrothermische atomaire-absorptiespectrometrie 

(ETA AAS) (1e uitgave) 

NBN EN 14937-1 

Koper en koperlegeringen - Bepaling van het antimoongehalte - 

Deel 1 : Spectrofotometrische methode (1e uitgave) 

NBN EN 14941 

Koper en koperlegeringen - Bepaling van het kobaltgehalte - 

Methode met atomaire-absorptiespectrometrie (vlamtechniek) (FAAS) 

(1e uitgave) 

NBN EN 14968 

Semantiek voor gegevensuitwisseling op het gebied van grondwater 

(1e uitgave) 

NBN EN 14977 

Koper en koperlegeringen - Opsporing van trekspanningen -5% 

Ammoniak beproeving (1e uitgave) 

NBN EN 15042-1 

Metingen van de deklaagdikte en karakterisering van oppervlakken 

met oppervlaktegolven - Deel 1 : Richtlijn voor de bepaling van 

elastische constanten, dichtheid en laagdikte door lasers die geluidsgolven 

aan het oppervlak veroorzaken (1e uitgave) 

NBN EN 15042-2 

Metingen van de deklaagdikte en karakterisering van oppervlakken 

met oppervlaktegolven - Deel 2 : Richtlijn voor de meting van de 

deklaagdikte met de fotothermische methode (1e uitgave) 

NBN EN 15060 

Verven en vernissen - Richtlijn voor de classificatie en selectie van 

deklagen voor houtmaterialen voor binnenhuismeubelen (1e uitgave) 

NBN EN 15183 


betonconstructies - Beproevingsmethoden - Beproeving op bescherming 

tegen corrosie (1e uitgave) 

NBN EN 15184 


betonconstructies - Beproevingsmethoden - Schuifweerstand van bekleed 

betonstaal in beton (uittrekproef) (1e uitgave) 

NBN EN 15196 

Waterkwaliteit - Richtlijn voor bemonstering en behandeling van 

exuviae-larven van de Chironomidae (orde Diptera) voor ecologische 

beoordeling (1e uitgave) 

NBN EN 15204 

Waterkwaliteit - Richtlijn voor het tellen van fytoplankton met 

behulp van omgekeerde microscopie (Utermöhl-techniek) (1e uitgave) 

NBN EN 15416-4 

Lijmen voor dragende houtconstructies met uitzondering van fenolen 

aminoplastlijmen - Beproevingsmethoden - Deel 4 : Bepaling van de 

wachttijd voor verlijmen voor ééncomponent polyurethaanlijmen 

(1e uitgave)

NBN EN 15416-5 

Adhésifs pour structures portantes en bois de type autre que 

phénolique et aminoplaste - Méthodes d’essai - Partie 5 : Détermination 

de la durée conventionelle sous pression (1 re édition) 

NBN EN ISO 105-E05 

Textiles - Essais de solidité des teintures - Partie E05 : Solidité des 

teintures aux acides (ISO 105-E05 : 2006) (2 e édition) 


Textiles - Essais de solidité des teintures - Partie E06 : Solidité des 

teintures aux alcalis (ISO 105-E06 : 2006) (2 e édition) 

NBN EN ISO 3452-2 

Essais non destructifs - Examen par ressuage - Partie 2 : Essais des 

produits de ressuage (ISO 3452-2 : 2006) (2 e édition) 

NBN EN ISO 3785 

Matériaux métalliques - Désignation des axes des éprouvettes en 

relation avec la texture du produit (ISO 3785 : 2006) (2 e édition) 


Produits pétroliers - Détermination et application des valeurs de 

fidélité relatives aux méthodes d’essai (ISO 4259 : 2006) (4e édition) 


Petits navires - Tuyaux souples non résistants au feu, pour carburant 

(ISO 8469 : 2006) (2 e édition) 


Optique ophtalmique - Verres de lunettes finis non détourés - 

Partie 4 : Spécifications et méthodes d’essai relatives aux traitements 

antireflet (ISO 8980-4 : 2006) (2 e édition) 


Essais de corrosion en atmosphères artificielles - Essais aux brouillards 

salins (ISO 9227 : 2006) (1 re édition) 


Performance thermique des fenêtres, portes et fermetures - Calcul du 

coefficient de transmission thermique - Partie 1 : Généralités (ISO 

10077-1 : 2006) (2 e édition) 


Acoustique - Mesurage en laboratoire des transmissions latérales du 

bruit aérien et des bruits de choc entre pièces adjacentes - Partie 1 : 

Document cadre (ISO 10848-1 : 2006) (1 re édition) 


Evaluation biologique des dispositifs médicaux - Partie 11 : Essais de 

toxicité systémique (ISO 10993-11 : 2006) (2 e édition) 


Farines et semoules de blé dur - Détermination de la teneur en 

pigments jaunes (ISO 11052 : 1994) (1 re édition) 


Stérilisation des produits de santé - Indicateurs biologiques - 

Partie 2 : Indicateurs biologiques pour la stérilisation à l’oxyde 

d’éthylène (ISO 11138-2 : 2006) (2 e édition) 


Stérilisation des produits de santé - Indicateurs biologiques - Partie 

3 : Indicateurs biologiques pour la stérilisation à la chaleur humide 

(ISO 11138-3 : 2006) (2 e édition) 


Stérilisation des produits de santé - Indicateurs biologiques - Partie 

4 : Indicateurs biologiques pour la stérilisation à la chaleur sèche 

(ISO 11138-4 : 2006) (2 e édition) 


Implants ophtalmiques - Lentilles intraoculaires - Partie 8 : Exigences 

fondamentales (ISO 11979-8 : 2006) (2 e édition) 


Implants ophtalmiques - Lentilles intraoculaires - Partie 10 : Lentilles 

intraoculaires phaques (ISO 11979-10 : 2006) (1 re édition) 


Industries du pétrole et du gaz naturel - Conception et exploitation 

des systèmes de production immergés - Partie 6 : Commandes pour 

équipements immergés (ISO 13628-6 : 2006) (1 re édition) 


Management environnemental - Analyse du cycle de vie - Exigences 

et lignes directrices (ISO 14044 : 2006) (2 e édition) 


22275 

NBN EN 15416-5 

Lijmen voor dragende houtconstructies met uitzondering van fenolen 

aminoplastlijmen - Beproevingsmethoden - Deel 5 : Bepaling van de 

conventionele persduur (1e uitgave) 


Textiel - Beproeving van de kleurechtheid - Deel E05 : Kleurechtheid 

tegen druppels : Zuur (ISO 105-E05 : 2006) (2e uitgave) 


Textiel - Beproevingen van de kleurechtheid - Deel E06 : Kleurechtheid 

tegen druppels : Alkali(ISO 105-E06 : 2006) (2e uitgave) 


Niet-destructief onderzoek - Penetrantonderzoek - Deel 2 : Beproeving 

van penetrantmaterialen (ISO 3452-2 : 2006) (2e uitgave) 


Metalen - Aanduiding van de assen van proefstukken in relatie tot de 

producttextuur (ISO 3785 : 2006) (2e uitgave) 


Aardolieproducten - Bepaling en toepassing van gegevens over 

nauwkeurigheid van beproevingsmethoden (ISO 4259 : 2006) 

(4e uitgave) 


Kleine vaartuigen - Niet-brandbestendige brandstofslangen 

(ISO 8469 : 2006) (2e uitgave) 


Oogheelkundige optica - Niet-gesneden geslepen brillenglazen - 

Deel 4 : Specificaties en beproevingsmethoden voor anti-reflectielagen 

(ISO 8980-4 : 2006) (2e uitgave) 


Corrosiebeproeving in kunstmatige omgevingen - Zoutsproeibeproeving 

(ISO 9227 : 2006) (1e uitgave) 


Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken - Berekening 

van de warmtedoorgangscoëfficiënt - Deel 1 : Algemeen 

(ISO 10077-1 : 2006) (2e uitgave) 


Akoestiek - Laboratoriummeting van de flankerende overdracht van 

lucht- en contactgeluid tussen aangrenzende ruimten - Deel 1 : 

Basisdocument (ISO 10848-1 : 2006) (1e uitgave) 


Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen - Deel 11 : Beproevingen 

op systemische toxiciteit (ISO 10993-11 : 2006) (2e uitgave) 


Harde tarwe en griesmeel - Bepaling van het gele pigmentgehalte 

(ISO 11052 : 1994) (1e uitgave) 


Sterilisatie van producten voor de gezondheidszorg - Biologische 

indicatoren - Deel 2 : Biologische indicatoren voor sterilisatieprocessen 

met ethyleenoxide (ISO 11138-2 : 2006) (2e uitgave) 



indicatoren - Deel 3 : Biologische indicatoren voor stoomsterilisatieprocessen 

(ISO 11138-3 : 2006) (2e uitgave) 



indicatoren - Deel 4 : Biologische indicatoren voor sterilisatieprocessen 

met droge warmte (ISO 11138-4 : 2006) (2e uitgave) 


Oogheelkundige implantaten - Intraoculaire lenzen - Deel 8 : Basiseisen 

(ISO 11979-8 : 2006) (2e uitgave) 


Oogheelkundige implantaten - Intraoculaire lenzen - Deel 10 : Phakic 

intraoculaire lenzen (ISO 11979-10 : 2006) (1e uitgave) 


Aardolie- en aardgasindustrie - Ontwerp en exploitatie van onderzeese 

productiesystemen - Deel 6 : Besturingssystemen voor onderzeese 

productie (ISO 13628-6 : 2006) (1e uitgave) 


Milieumanagement - Levenscyclusanalyse - Eisen en richtlijnen 

(ISO 14044 : 2006) (2e uitgave)



Salles propres et environnements maîtrisés apparentés - Partie 8 : 

Classification de la contamination moléculaire aéroportée (ISO 14644- 

8 : 2006) (1 re édition) 


Industries du pétrole et du gaz naturel - Pompes de fond à cavité 

progressive pour activation des puits - Partie 2 : Systèmes d’entraînement 

en surface (ISO 15136-2 : 2006) (1 re édition) 


Qualité de l’eau - Matériel d’analyse/capteurs directs pour l’eau - 

Spécifications et essais de performance (ISO 15839 : 2003) (1 re édition) 


Acoustique - Bruit des stands de tir - Partie 4 : Estimation du bruit du 

projectile (ISO 17201-4 : 2006) (1 re édition) 


Stérilisation des produits de santé - Chaleur humide - Partie 1 : 

Exigences pour le développement, la validation et le contrôle de routine 

d’un procédé de stérilisation des dispositifs médicaux (ISO 17665- 

1 : 2006) (2 e édition) 


Optique ophtalmique - Lentilles de contact - Partie 1 : Vocabulaire, 

système de classification et recommandations pour l’étiquetage des 

spécifications (ISO 18369-1 : 2006) (2 e édition) 


Optique ophtalmique - Lentilles de contact - Partie 2 : Tolérances 

(ISO 18369-2 : 2006) (2 e édition) 


Optique ophtalmique - Lentilles de contact - Partie 3 : Méthodes de 

mesure (ISO 18369-3 : 2006) (2 e édition) 


Optique ophtalmique - Lentilles de contact - Partie 4 : Propriétés 

physicochimiques des matériaux des lentilles de contact (ISO 18369- 

4 : 2006) (2 e édition) 


Qualité de l’eau - Dosage du chrome(VI) - Méthode photométrique 

pour des eaux faiblement contaminées (ISO 18412 : 2005) (1 re édition) 


Qualité de l’eau - Dosage d’alkylphénols sélectionnés - Partie 1 : 

Méthode pour échantillons non filtrés par extraction en phase liquideliquide 

et chromatographie en phase gazeuse avec détection sélective 

de masse (ISO 18857-1 : 2005) (1 re édition) 


Qualité de l’eau - Echantillonnage pour analyse microbiologique 

(ISO 19458 : 2006) (1 re édition) 


Plastiques - Détermination de la fissuration sous contrainte dans un 

environnement donné (ESC) - Partie 1 : Lignes directrices générales 

(ISO 22088-1 : 2006) (1 re édition) 



environnement donné (ESC) - Partie 2 : Méthode sous contrainte de 

traction constante (ISO 22088-2 : 2006) (2 e édition) 



environnement donné (ESC) - Partie 3 : Méthode de l’éprouvette 

courbée (ISO 22088-3 : 2006) (2 e édition) 



environnement donné (ESC) - Partie 4 : Méthode par enfoncement de 

billes ou de goupilles (ISO 22088-4 : 2006) (2 e édition) 


Essais non destructifs des assemblages soudés - Contrôle par 

ultrasons - Contrôle des soudures en aciers austénitiques et en alliages 

à base nickel (ISO 22825 : 2006) (1 re édition) 

2. Les normes dérivées des normes européennes (EN) sont en 

principe disponibles en anglais, en français et en allemand; les normes 

dérivées des normes internationales (ISO) sont en principe disponibles 

en anglais et en français. 

3. Ces normes peuvent être obtenues contre paiement de leur prix à 

l’Institut belge de normalisation avenue de la Brabançonne 29, 

1000 Bruxelles. 


Stof- en kiemarme ruimten en gelijksoortige gecontroleerde 

omgevingen - Deel 8 : Classificatie van door de lucht verspreide 

moleculaire contaminatie (ISO 14644-8 : 2006) (1e uitgave) 


Aardolie- en aardgasindustrie - Vijzelpompsystemen voor het kunstmatig 

opkomen - Deel 2 : Oppervlakte-aandrijvingssystemen 

(ISO 15136-2 : 2006) (1e uitgave) 


Waterkwaliteit - On-line sensoren en analyseapparatuur voor water - 

Specificaties en prestatieproeven (ISO 15839 : 2003) (1e uitgave) 


Geluidsleer - Lawaai van schietterreinen - Deel 4 : Voorspelling van 

kogelgeluid (ISO 17201-4 : 2006) (1e uitgave) 


Sterilisatie van producten voor de gezondheidszorg - Vochtige 

warmte - Deel 1 : Eisen voor de ontwikkeling, validatie en routinecontrole 

van een sterilisatieproces voor medische hulpmiddelen 

(ISO 17665-1 : 2006) (2e uitgave) 


Oogheelkundige optica - Contactlenzen - Deel 1 : Woordenlijst, 

classificatiesysteem en aanbevelingen voor etiketteren van specificaties 

(ISO 18369-1 : 2006) (2e uitgave) 


Oogheelkundige optica - Contactlenzen - Deel 2 : Toleranties 

(ISO 18369-2 : 2006) (2e uitgave) 


Oogheelkundige optica - Contactlenzen - Deel 3 : Meetmethoden 

(ISO 18369-3 : 2006) (2e uitgave) 


Oogheelkundige optica - Contactlenzen - Deel 4 : Fysicochemische 

eigenschappen van contactlensmateriaal (ISO 18369-4 : 2006) 

(2e uitgave) 


Waterkwaliteit - Bepaling van chroom(VI) - Fotometrische methode 

voor zwak verontreinigd water (ISO 18412 : 2005) (1e uitgave) 


Waterkwaliteit - Bepaling van geselecteerde alkylfenolen - Deel 1 : 

Methode voor niet-gefiltreerde monsters met vloeistof/vloeistofextractie 

en gaschromatografie met massaselectieve detectie 

(ISO 18857-1 : 2005) (1e uitgave) 


Waterkwaliteit - Monsterneming voor microbiologische analyse 

(ISO 19458 : 2006) (1e uitgave) 


Kunststoffen - Bepaling van weerstand tegen scheurvorming 

door omgevingsspanning (ESC) - Deel 1 : Algemene leidraad 

(ISO 22088-1 : 2006) (1e uitgave) 


Kunststoffen - Bepaling van weerstand tegen scheurvorming door 

omgevingsspanning (ESC) - Deel 2 : Methode met constante trekspanning 

(ISO 22088-2 : 2006) (2e uitgave) 



omgevingsspanning (ESC) - Deel 3 : Methode met gebogen strook 

(ISO 22088-3 : 2006) (2e uitgave) 



omgevingsspanning (ESC) - Deel 4 : Kogel- of penindrukkingsmethode 

(ISO 22088-4 : 2006) (2e uitgave) 


Niet-destructieve beproeving van lassen - Ultrasone beproeving - 

Beproeving van lassen in austenitisch staal en in legeringen op 

nikkelbasis (ISO 22825 : 2006) (1e uitgave) 

2. De normen afgeleid van de Europese normen (EN) zijn in principe 

beschikbaar in het Engels, het Frans en het Duits; de normen afgeleid 

van de internationale normen (ISO) zijn in principe beschikbaar in het 

Engels en in het Frans. 

3. Deze normen zijn verkrijgbaar bij het Belgisch instituut voor 

normalisatie, Brabançonnelaan 29, 1000 Brussel, tegen betaling van hun 

prijs.

4. Les normes : 

NBN EN 416-2, 2 e édition remplace NBN ENV 1259-2, 1 re édition 






NBN EN 480-2, 3 e édition remplace NBN EN 480-2, 2 e édition 

NBN EN 482, 2 e édition remplace NBN EN 482, 1 re édition 





NBN EN 2591-420, 2 e édition remplace NBN EN 2591-420, 1 re édition 



NBN EN 10143, 3 e édition remplace NBN EN 10143, 2 e édition 

NBN EN 10169-2, 1 re édition remplace NBN ENV 10169-2, 1 re édition 







NBN EN ISO 105-E05, 2 e édition remplace NBN EN ISO 105-E05, 

1 re édition 

NBN EN ISO 105-E06, 2 e édition remplace NBN EN ISO 105-E06, 

1 re édition 

NBN EN ISO 3452-2, 2 e édition remplace NBN EN ISO 3452-2, 

1 re édition 

NBN EN ISO 4259, 4e édition remplace NBN EN ISO 4259, 3 e édition 

NBN EN ISO 8469, 2 e édition remplace NBN EN ISO 8469, 1 re édition 

NBN EN ISO 8469, 2 e édition remplace NBN EN ISO 8469/A1, 

1 re édition 


1 re édition 

NBN EN ISO 9227, 1 re édition remplace NBN EN ISO 7253, 1 re édition 


1 re édition 

NBN EN ISO 11138-2, 2 e édition remplace NBN EN 866-8, 1 re édition 





NBN EN ISO 11979-8, 2 e édition remplace NBN EN 13503-8, 

1 re édition 

NBN EN ISO 17665-1, 2 e édition remplace NBN EN 554, 1 re édition 


2 e édition 


1 re édition 


2 e édition 


1 re édition 


2 e édition 


1 re édition 


2 e édition 


1 re édition 


22277 

4. De normen : 

NBN EN 416-2, 2e uitgave vervangt NBN ENV 1259-2, 1e uitgave 






NBN EN 480-2, 3e uitgave vervangt NBN EN 480-2, 2e uitgave 

NBN EN 482, 2e uitgave vervangt NBN EN 482, 1e uitgave 
















NBN EN ISO 105-E05, 2e uitgave vervangt NBN EN ISO 105-E05, 

1e uitgave 

NBN EN ISO 105-E06, 2e uitgave vervangt NBN EN ISO 105-E06, 

1e uitgave 

NBN EN ISO 3452-2, 2e uitgave vervangt NBN EN ISO 3452-2, 

1e uitgave 

NBN EN ISO 4259, 4e uitgave vervangt NBN EN ISO 4259, 3e uitgave 


NBN EN ISO 8469, 2e uitgave vervangt NBN EN ISO 8469/A1, 

1e uitgave 


1e uitgave 



1e uitgave 

NBN EN ISO 11138-2, 2e uitgave vervangt NBN EN 866-8, 1e uitgave 





NBN EN ISO 11979-8, 2e uitgave vervangt NBN EN 13503-8, 1e 

uitgave 

NBN EN ISO 17665-1, 2e uitgave vervangt NBN EN 554, 1e uitgave 


2e uitgave 


1e uitgave 


2e uitgave 


1e uitgave 


2e uitgave 


1e uitgave 


2e uitgave 


1e uitgave


NBN EN ISO 22088-2, 2 e édition remplace NBN EN ISO 6252, 

1 re édition 


1 re édition 


1 re édition 



[C − 2007/11170] 

Bureau de normalisation. — Commission B443 « Installations 

alimentées en gaz butane ou propane ». — Appel aux 

candidatures 

Conformément à l’article 3 de l’arrêté royal du 25 octobre 2004 relatif 

aux modalitésd’exécution des programmes de normalisation ainsi qu’à 

l’homologation ou l’enregistrement de normes, le Bureau de normalisation 

invite toute personne ou tout organisme, intéressés par une 

participation aux travaux de normalisation de la commission B443 

« Installations alimentées en gaz butane ou propane », à se faire 

connaître dans les dix jours suivant la parution de cet avis par lettre 

recommandée à l’adresse suivante : 

NBN 

Commission B443 

Avenue de la Brabançonne 29 


Les membres de la commission B443 précédemment constituée dans 

le cadre de l’Institut belge de normalisation sont priésdeconfirmer leur 

participation. 

* 

NBN EN ISO 22088-2, 2e uitgave vervangt NBN EN ISO 6252, 

1e uitgave 


1e uitgave 


1e uitgave 



[C − 2007/11170] 

Bureau voor normalisatie 

Commissie B443 « Installaties voor butaan- of propaangas » 

Oproep tot kandidaatstellingen 

Overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 25 oktober 

2004 betreffende de uitvoeringsmodaliteiten van de normalisatieprogramma’s 

evenals de bekrachtiging of registratie van normen, 

nodigt het Bureau voor normalisatie elke persoon of elke instelling met 

belangstelling voor deelname aan de normalisatiewerkzaamheden van 

de commissie B443 ″Installaties voor butaan- of propaangas″ uit om 

zich kenbaar te maken binnen de tien dagen na de verschijning van dit 

bericht, door middel van een aangetekend schrijven, gericht aan het 

volgende adres : 

NBN 

Commissie B443 

Brabançonnelaan 29 

1000 Brussel. 

De leden van de commissie B443 die tevoren werd samengesteld in 

het kader van het Belgisch instituut voor normalisatie worden verzocht 

om hun deelname te bevestigen. 





JOBPUNT VLAANDEREN 

[2007/201331] 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een sectorverantwoordelijke, een adjunct-coördinator RIS, 

een bouwkundig tekenaar en administratief medewerkers voor Waterwegen en Zeekanaal 

Waterwegen en Zeekanaal NV is een agentschap van de Vlaamse overheid dat alle in Vlaanderen gelegen 

waterwegen (met uitzondering van deze die beheerd worden door de havens en de NV De Scheepvaart) en de 

watergebonden gronden beheert. Waterwegen en Zeekanaal stimuleert het watergebonden transport en het 

multifunctioneel gebruik van de waterwegen zoals bijvoorbeeld : waterbeheersing en veiligheid, pleziervaart, 

watersport, milieubeheer, ruimtelijke ordening,... Op zeer korte termijn zijn we op zoek naar (m/v) : 

Sectorverantwoordelijke Gent (ref. 4054) 

Je volgt permanent de toestand van het patrimonium (oevers, wegen, dijken, bruggen, stuwen, sluizen) in je sector 

op. Je stelt eventuele schade vast en rapporteert hierover. Je houdt toezicht op de onderhoudswerken : je controleert de 

kwaliteit van de uitvoering en je laat de planning respecteren. Je bereidt op vraag van het (adjunct-)districthoofd 

adviezen voor inzake milieu- of stedenbouwkundige vergunningen. Je behandelt vragen en klachten van klanten. 

Je bent nauwgezet en je kunt zelfstandig werken, maar je bent ook een groepsspeler. Je hebt een diploma van hoger 

secundair onderwijs in een technische richting. Je bent in het bezit van een rijbewijs B. 

Adjunct-coördinator Rivier Informatie Services (RIS) Evergem (ref. 4045) 

Je ondersteunt de coördinator van de dienst RIS, dit is een crisis- en informatiecentrum voor de Vlaamse 

Waterwegen. In overleg met de coördinator zorg je voor de operationele organisatie van het centrum dat bemand wordt 

door een 8-tal personen. Je staat in voor de organisatie en de opvolging van de taken en voor de kennis- en 

gegevensoverdracht binnen het team. Je bouwt een goede kennis op van de scheepvaartreglementering, het 

waterwegennet en de specifieke databanken van het RIS. Je hebt een bachelordiploma. Je hebt relevante ervaring in het 

coachen van een team en je bent bereid om te werken in een volcontinu ploegensysteem.


Bouwkundig tekenaar Gent (ref. 3861) 

Je zult instaan voor grafische en administratieve ondersteuning van technische projecten, infrastructuren, 

inrichtingen, installaties en beheer van het patrimonium. Je beschikt over een bacheloropleiding bouwkundig tekenen. 

Kennis van Autocad en Civil3D, het Lambertstelsel en gegeorefereerde bestanden is een pluspunt. 

Administratief medewerkers Gent (ref. 4057) 

Je staat in voor de administratieve ondersteuning van één van de diensten van Waterwegen en Zeekanaal. 

Je hebt een gevarieerd takenpakket : opstellen van brieven en nota’s, agendabeheer, praktisch voorbereiden van 

vergaderingen, maken van verslagen, opvolgen van bestellingen en leveringen, bijhouden van het klassement, 

aanvullen van gegevensbestanden, telefonische permanentie en andere administratieve taken. Je hebt een diploma van 

hoger secundair onderwijs en je kunt goed overweg met MS Office. 

Aanbod : een contract van onbepaalde duur met op korte termijn de mogelijkheid tot een statutaire benoeming en 

een salaris volgens de overheidsbarema’s. Verder bieden we je zeer ruime opleidingsen ontplooiingskansen, 35 dagen 

vakantie, maaltijdcheques, gratis openbaar vervoer voor de verplaatsingen van en naar het werk en een gratis 

hospitalisatieverzekering. 

Interesse ? Op de website van Jobpunt Vlaanderen vind je een uitgebreidere functieomschrijving onder de knop 

downloads. Je sollicitatiebrief met CV en duidelijke vermelding van de functie en het referentienummer kun je sturen 

naar Jobpunt Vlaanderen, selecties Waterwegen en Zeekanaal, Interleuvenlaan 62, 3001 Heverlee of bij voorkeur via 

e-mail naar wenz@jobpunt.be. Houders van een buitenlands diploma sturen een attest van gelijkwaardigheid mee. 

We verwachten jouw kandidatuur uiterlijk op 7 mei 2007. 

De Vlaamse overheid wil de samenleving waarvoor zij zich inzet zo goed mogelijk weerspiegelen. Kandidaten 

worden dan ook geselecteerd op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden, ongeacht geslacht, afkomst of handicap. 

* 


Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een toezichter, een patrimoniuminspecteur, 

een bouwkundig tekenaar, een managementassistant en een sectorverantwoordelijke 

voor Waterwegen en Zeekanaal 

[2007/201332] 






Bachelor bouwkunde toezichters Antwerpen (ref. 4038) 

Als toezichter houd je toezicht op de uitvoering van de werken m.b.t. watergebonden infrastructuur (bruggen, 

sluizen, kaaimuren,...). Je controleert leveringen en vergunningen. Je onderneemt de nodige acties bij problemen of 

onregelmatigheden. Je verzorgt de grafische verwerking van gegevens, je voert de bijhorende opmetingen, 

berekeningen en controles van deze gegevens uit. Je hebt een bachelordiploma, richting bouwkunde. Een minimale 

ervaring van twee jaar is vereist. Je bent praktisch en technisch ingesteld en je bent niet bang van hoogtes en kleine 

ruimtes. 

Bachelor bouwkunde patrimoniuminspecteur Antwerpen (ref. 4047) 

Als inspecteur ga je na of de bestaande infrastructuur nog in overeenstemming is met de vooropgestelde 

kwaliteits- en veiligheidsvoorschriften. Je documenteert mogelijke gebreken en brengt verslag uit over de herstellingen 

die dienen te gebeuren. Je hebt een bachelordiploma, richting bouwkunde. Je beschikt over een rijbewijs B. Je bent 

praktisch en technisch ingesteld en je bent niet bang van hoogtes en kleine ruimtes. 

Bouwkundig tekenaar Antwerpen (ref. 3861) 

Je zal instaan voor grafische en administratieve ondersteuning van technische projecten, infrastructuren, 



Managementassistant Antwerpen (ref. 4055) 

Je bent de administratieve rechterhand van de projectingenieurs. Je verzorgt de administratieve opvolging van 

allerlei projecten en je kunt zelfstandig de dossiers correct en tijdig afhandelen. Verder maak je verslagen, brieven en 

documenten op, houd je gegevens bij in de databestanden en controleer je de juistheid en volledigheid van de 

informatie betreffende de projecten. Je ontvangt bezoekers, beantwoordt telefonische vragen, houdt agenda’s bij. 

Kortom, een assistent waar de projectingenieurs op kunnen rekenen. Je hebt een bachelordiploma, richting 

office management/secretariaat-talen of rechtspraktijk. Je kunt zelfstandig en proactief werken en beschikt over 

organisatietalent. 

Sectorverantwoordelijke Antwerpen (ref. 4054) 

Je volgt permanent de toestand van het patrimonium (oevers, wegen, dijken, bruggen, stuwen, sluizen) in je 

sector op. Je stelt eventuele schade vast en rapporteert hierover. Je houdt toezicht op de onderhoudswerken : 

je controleert de kwaliteit van de uitvoering en je laat de planning respecteren. Je bereidt op vraag van het 

(adjunct-)districthoofd adviezen voor inzake milieu- of stedenbouwkundige vergunningen. Je behandelt vragen en 

klachten van klanten. Je bent nauwgezet en je kan zelfstandig werken, maar je bent ook een groepsspeler. Je hebt een 

diploma van hoger secundair onderwijs in een technische richting. Je bent in het bezit van een rijbewijs B. 


een salaris volgens de overheidsbarema’s. Verder bieden we je zeer ruime opleidingsen ontplooiingskansen, 35 dagen 



22279



downloads. Je sollicitatiebrief met cv en duidelijke vermelding van de functie én het referentienummer kun je sturen 






* 


[2007/201333] 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een office manager voor het Vlaams Vredesinstituut 

Het Vlaams Vredesinstituut is een onafhankelijke instelling bij het Vlaams Parlement en is actief op het vlak van 

vredesvraagstukken in de breedste betekenis van het woord. Het instituut verricht wetenschappelijk onderzoek en 

formuleert advies over onder meer wapenbeheersing, internationale wapenhandel, vredeseconomie, vreedzame 

conflictbenadering en internationale samenleving. Op korte termijn is het instituut op zoek naar een (m/v) : 

Office manager 

Je bent de administratieve draaischijf van het instituut. Je beheert het klassement, post, agenda, edm van de 

directeur. Je doet het kasbeheer, je volgt de bestellingen en de facturatie op. Je zorgt voor verslaggeving, schrijft brieven 

en leest teksten na. Je bent de back-up voor het beheer van de website. Kortom : je bent verantwoordelijk voor alle taken 

die horen bij een klassiek secretariaatswerk. 

Daarnaast ben je verantwoordelijk voor het fysisch en elektronisch documentatiebeheer. Je gaat na welke 

informatie voor wie belangrijk is en je zorgt voor de doorstroming ervan. Je wordt mee ingeschakeld bij de organisatie 

van conferenties, seminaries ed. Je ziet mogelijkheden en problemen die van belang zijn voor het instituut zowel 

inhoudelijk als administratief, je zoekt oplossingen en je rapporteert hierover aan de directeur. 

Je beschikt over een van volgende diploma’s : Bachelor in het Office Management, Bachelor in het Bedrijfsmanagement, 

Bachelor in het Informatiemanagement en de Informatiesystemen, Bachelor leraar secundair onderwijs 

met Nederlands of Engels als één van de vakken of een master (licentiaat) vertaler - tolk. Daarnaast beschik je eveneens 

over minstens één jaar relevante professionele ervaring en een goede kennis van het Engels. Je bent geïnteresseerd in 

mondiale ontwikkelingen en je hebt bij administratieve taken ook aandacht voor een inhoudelijke bijdrage. 

We verwachten van jou ook dat je nauwkeurig en klantgericht bent en flexibel wat het takenpakket betreft. Je beschikt 

tenslotte over goede mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden en een degelijk organisatietalent. 

Aanbod : een contract van onbepaalde duur • een boeiende en afwisselende job • ruime opleidingsmogelijkheden, 

gratis openbaar vervoer van en naar het werk, hospitalisatieverzekering,... 

Interesse ? 

Wil je meer informatie over deze functie dan kan je terecht bij Wies De Graeve, wies.degraeve@vlaamsparlement.be. 

Solliciteren kan je door je gemotiveerde sollicitatiebrief met gedetailleerd CV te sturen naar het adviesbureau Linking, 

t.a.v. Tine Stroobants, Nachtengalenhof, Jan Janssenstraat 2, bus 1, 2610 Antwerpen, info@linking.be 

We verwachten je sollicitatie uiterlijk op 7 mei 2007. 

Indien u houder bent van een buitenlands diploma vragen wij u bij uw kandidatuurstelling een attest van 

gelijkwaardigheid mee te sturen. 

* 


[2007/201334] 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een bouwkundig tekenaar, een HR-deskundige loopbaan, 

administratief medewerkers, een financieel-administratief medewerker en een elektricien voor Waterwegen 

en Zeekanaal 






Bouwkundig tekenaar Willebroek (ref. 3861) 

Je zult instaan voor grafische en administratieve ondersteuning van technische projecten, infrastructuren, 



HR deskundige loopbaan Willebroek (ref. 4048) 

Binnen de cel HR ben je verantwoordelijk voor de carrièreplanning en loopbaan van alle personeelsleden. 

De administratieve opvolging hiervan gebeurt binnen de krijtlijnen van het statuut. Daarnaast neem je ook deel aan 

andere HR-activiteiten (selectie en bevordering) en HR-projecten. Je hebt een bachelordiploma en een aantoonbare 

affiniteit met HR-beleid. 

Administratief medewerkers Willebroek (ref. 4057) 

Je staat in voor de administratieve ondersteuning van één van de diensten van Waterwegen en Zeekanaal. Je hebt 

een gevarieerd takenpakket : opstellen van brieven en nota’s, agendabeheer, praktisch voorbereiden van vergaderingen, 

maken van verslagen, opvolgen van bestellingen en leveringen, bijhouden van het klassement, aanvullen van 

gegevensbestanden, telefonische permanentie en andere administratieve taken. Je hebt een diploma van hoger 

secundair onderwijs en je kunt goed overweg met MS-Office.


Financieel-administratief medewerker Willebroek (ref. 4037) 

Je wordt ingeschakeld in het team debiteuren van de financiële dienst. Dit betekent dat je bankuittreksels boekt, 

kassen afsluit, facturen en rappels opmaakt. Verder maak je ook klantenprognoses op voor de cel Thesaurie en 

debiteurendossiers voor advocaten en deurwaarders. 

Kortom, een gevarieerd takenpakket voor een degelijk financieel medewerker. Je hebt een diploma van hoger 

secundair onderwijs richting boekhouden/economie. Je werkt graag met cijfers en je kunt goed overweg met MS Office. 

Elektricien 

Je zorgt voor het onderhoud van en de herstellingen aan de elektrische installaties van de bruggen en sluizen en 

in de gebouwen. Je bent zelfstandig, ziet werk en neemt initiatieven. Je hebt een rijbewijs B en je bent bereid in een 

wachtdienst te werken om dringende problemen op te vangen. 


een salaris volgens de overheidsbarema’s. Verder bieden we je zeer ruime opleidingsen ontplooiingskansen, 35 dagen 










* 


[2007/201335] 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van administratief medewerkers 







Administratief medewerkers Brussel (ref. 4057) 

Je staat in voor de administratieve ondersteuning van één van de diensten van Waterwegen en Zeekanaal. Je hebt 

een gevarieerd takenpakket : opstellen van brieven en nota’s, agendabeheer, praktisch voorbereiden van vergaderingen, 

maken van verslagen, opvolgen van bestellingen en leveringen, bijhouden van het klassement, aanvullen van 

gegevensbestanden, telefonische permanentie en andere administratieve taken. Je hebt een diploma van hoger 

secundair onderwijs en je kunt goed overweg met MS-Office. 






downloads. Je sollicitatiebrief met cv en duidelijke vermelding van de functie en het referentienummer kun je sturen 






* 


[2007/201337] 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van adjunct-districthoofden Kortrijk, Nieuwpoort en Aalst 







Adjunct-districthoofd Kortrijk, Nieuwpoort, Aalst (ref. 4042) 

In samenwerking met het districthoofd en de sectorverantwoordelijken organiseer en coördineer je de 

onderhoudswerkzaamheden aan het patrimonium (bruggen, sluizen, oevers, jaagpaden). Je bouwt goede contacten op 

met andere diensten, lokale besturen en klanten. Je behandelt klachten en volgt schadedossiers op, je controleert de 

offertes en je plaatst de bestellingen. Je formuleert adviezen inzake toelatingen en vergunningen. Je woont expertises 

bij en je volgt gerechtelijke zaken op. Je detecteert commerciële opportuniteiten en je rapporteert hierover aan de 

betrokken afdeling. Je hebt een bachelordiploma in de richting bouwkunde, milieu of rechtspraktijk. Je bent 

klantgericht ingesteld, je kunt goed organiseren en resultaatgerichte beslissingen nemen. 

22281













* 


[C − 2007/35601] 

Het GO ! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (voorheen het Gemeenschapsonderwijs). — Personeelsbeleid 

Decreet Rechtspositie. — Personeelsleden. — Gemeenschapsonderwijs 

Oproep tot de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in een statutair wervingsambt in het schooljaar 2007-2008. 

Oproep tot de kandidaten die een beroep wensen te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende 

duur in het schooljaar 2007-2008. 

1. De scholengroepen van het GO ! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap doen een gezamenlijke oproep tot de 

kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in een statutair wervingsambt in het schooljaar 2007-2008 en tot de 

kandidaten die een beroep wensen te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD). 

2. Wie in aanmerking wenst te komen voor een tijdelijke aanstelling in een statutair wervingsambt in een 

scholengroep, moet zich vóór 15 juni 2007 kandidaat stellen. 

Kandideren kan elektronisch, via de website van het GO ! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap 

(www.g-o.be ) : [Algemeen/Pers], [Jobs], [solliciteren]. Wie geen toegang heeft tot internet, kan gebruik maken van het 

standaardformulier Aanvraag voor een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt dat aangetekend moet worden 

verstuurd naar de raad van bestuur van de scholengroep waar men wil werken. 

Als bijlage vindt u de adressen en telefoonnummers van de scholengroepen. 

3. Kandidaten die een beroep wensen te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur 

(TADD), moeten gebruik maken van het standaardformulier Aanvraag voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende 

duur. Deze aanvragen moeten eveneens vóór 15 juni 2007 aangetekend worden verstuurd naar de raad van bestuur van 

de scholengroep. 

Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) is een voorrangsrecht bij tijdelijke 

aanstellingen en vormt een belangrijke benoemingsvoorwaarde. 

Door een aanvraag voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) in te dienen, voldoen deze 

kandidaten ook aan de voorwaarde voor een (gewone) tijdelijke aanstelling. Zij zijn niet verplicht een afzonderlijke 

aanvraag voor een tijdelijke aanstelling in te dienen, tenzij zij voor een ander ambt in aanmerking wensen te komen 

dan datgene waarvoor zij TADD-gerechtigd zijn. 

Wie reeds als TADD’er werd aangesteld in een ambt in één van de instellingen van de scholengroep in het 

schooljaar 2003-2004 en/of 2004-2005 en/of 2005-2006 en/of 2006-2007, hoeft voor dat ambt geen afzonderlijke 

TADD-aanvraag meer in te dienen. Wanneer deze kandidaten hun voorrangsrecht wensen uit te breiden naar een ander 

ambt (of voor het ambt van leraar naar vakken of specialiteiten waarvoor zij een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs 

hebben), dan moeten zij hiervoor wel een TADD-aanvraag indienen. 

4. Voor meer gedetailleerde informatie, aanvraagformulieren en de oproep tot de kandidaten met de voorwaarden 

voor een tijdelijke aanstelling en een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD), kunt u zich wenden tot elke 

instelling van het GO ! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap naar keuze. 

5. Bij de centrale administratie van het GO ! kunt u ook terecht voor bijkomende informatie. 

(GO ! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, Tijdelijke aanstellingen, Emile Jacqmainlaan 20, 1000 Brussel, 

tel. 02-79 09 471). 

Overzicht van de adressen en telefoonnummers van de 28 scholengroepen : 

Scholengroep 1 : Antwerpen (Ant1gon) 

Algemeen directeur : de heer Dirk Van de Vondel 

Administratief adres : Fr. Craeybeckxlaan 24 - 2100 Deurne 

Telefoonnummer : 03-360 82 90 

Scholengroep 2 : Kapellen - Kalmthout (Forum) 

Algemeen directeur : de heer Carlo Janssens 

Administratief adres : Sint-Catharinastraat 10 - 2940 Stabroek 


Scholengroep 3 : Brasschaat - Malle - Schoten (Agora) 

Algemeen directeur : de heer Eugene Claes 

Administratief adres : Emiel Blangenoisstraat 2 - 2900 Schoten 


Scholengroep 4 : Mortsel - Edegem - Lier (Kla4) 

Algemeen directeur : de heer Marc Lemmens 

Administratief adres : Mortselsesteenweg 54 - 2540 Hove 


Scholengroep 5 : Mechelen - Keerbergen - Heist-op-den-Berg 

Algemeen directeur : Mevr. Linda Van Achter 

Administratief adres : Vlieghavenlaan 1- 3140 Keerbergen 

Telefoonnummer : 015-50 41 50


Scholengroep 6 : Boom - Niel – Willebroek (Rivierenland) 

Algemeen directeur : de heer Luc Van Gasse 

Administratief adres : Lindestraat 119 - 2880 Bornem 


Scholengroep 7 : Kempen 

Algemeen directeur : de heer Jan Michielsen 

Administratief adres : Grote Markt 52 - 2300 Turnhout 


Scholengroep 8 : Brussel 

Algemeen directeur : de heer Jacques Goris 

Administratief adres : Oudstrijderslaan 200 - 1140 Evere 


Scholengroep 9 : Asse - Wemmel - Halle (Ringscholen) 

Algemeen directeur : de heer Geert Frans 

Administratief adres : Zijp 18 - 1780 Wemmel 


Scholengroep 10 : Midden-Brabant 

Algemeen directeur : de heer Robert Steuts 

Administratief adres : Waversesteenweg 41 - 3090 Overijse 


Scholengroep 11 : Leuven - Tienen - Landen 

Algemeen directeur : de heer Gunther Degroote 

Administratief adres : Redingenstraat 88 - 3000 Leuven 


Scholengroep 12 : Aarschot - Diest - Tessenderlo (Adite) 

Algemeen directeur : de heer Guy Beckx 

Administratief adres : Boudewijnvest 1 A - 3290 Diest 


Scholengroep 13 : Lanaken - Tongeren - Sint-Truiden (Zuid-Limburg) 

Algemeen directeur : de heer Lambert Thijs 

Administratief adres : Oude Kerkhofweg 1 - 3700 Tongeren 


Scholengroep 14 : Maasland 

Algemeen directeur : de heer Denis Vonckers 

Administratief adres : Halmstraat 12 - 3600 Genk 

Telefoonnummer : 089-84 99 00/01 

Scholengroep 15 : Limburg Noord 

Algemeen directeur : de heer Joep Bullen 

Administratief adres : Sint-Margrietstraat 13 - 3582 Beringen 


Scholengroep 16 : Hasselt (Midden-Limburg) 

Algemeen directeur : de heer Willy Vanhove 

Administratief adres : A. Hertzstraat 2 - 3500 Hasselt 


Scholengroep 17 : Waasland 

Algemeen directeur : de heer Guy Van Lancker 

Administratief adres : Theo De Deckerlaan 2, 9140 Temse 


Scholengroep 18 : Dendermonde - Lokeren - Wetteren (Schelde - Dender - Durme) 

Algemeen directeur : de heer Hans Weyns 

Administratief adres : Zuidlaan 3 - 9200 Dendermonde 


Scholengroep 19 : Aalst - Denderleeuw - Liedekerke - Ninove (Dender) 

Algemeen directeur : de heer Firmin Verbrugge 

Administratief adres : Welvaartstraat 70, bus 4 - 9300 Aalst 


Scholengroep 20 : Geraardsbergen - Zottegem (Zuidoost-Vlaanderen) 

Algemeen directeur : de heer Harry Willekens 

Administratief adres : Papiermolenstraat 103 - 9500 Geraardsbergen 


Scholengroep 21 : Avelgem - Oudenaarde - Ronse (Vlaamse Ardennen) 

Algemeen directeur : de heer Jacques Vanhamme 

Administratief adres : Ronseweg 1 - 9700 Oudenaarde 


Scholengroep 22 : Gent (Panta Rhei) 

Algemeen directeur : de heer Jan De Maeyer 

Administratief adres : Ooievaarsnest 3 - 9050 Gentbrugge 


22283


Scholengroep 23 : Meetjesland 

Algemeen directeur : de heer Marc Desmidt 

Administratief adres : Beukenstraat 1 - 9900 Eeklo 


Scholengroep 24 : Deinze - Tielt - Waregem 

Algemeen directeur : de heer Daniël De Coninck 

Administratief adres : Polderdreef 42 - 9840 De Pinte 


Scholengroep 25 : Brugge (Brugge - Oostkust) 

Algemeen directeur : de heer Philip Vanhaverbeke 

Administratief adres : Rijselstraat 3B-8200 Sint-Michiels 

telefoonnummer : 050-63 17 61 

Scholengroep 26 : Kortrijk (Mandel en Leie) 

Algemeen directeur : de heer Marc Casteleyn 

Administratief adres : Hugo Verrieststraat 68 - 8800 Roeselare 


Scholengroep 27 : Oostende 

Algemeen directeur : de heer Xavier Defrancq 

Administratief adres : L Spilliaertstraat 29 - 8400 Oostende 


Scholengroep 28 : Westhoek 

Waarnemend algemeen directeur : Mevr. Arlette Uyttersprot 

Administratief adres : Kaaskerkestraat 22, bus 2 - 8600 Diksmuide 


* 


[C − 2007/35600] 

Het Gemeenschapsonderwijs. — Personeelsbeleid Permanente Ondersteuningscel Gemeenschapsonderwijs 

(POC). — Oproep tot de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling/tijdelijke aanstelling van doorlopende duur 

in een wervingsambt in de POC in het schooljaar 2007-2008 

Met het oog op het aanleggen van een kandidatenlijst voor een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt in de 

Permanente Ondersteuningscel in het schooljaar 2007-2008, doet het Gemeenschapsonderwijs, verder het GO ! 

onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap genoemd een oproep tot kandidaatstelling aan alle geïnteresseerden. Hiertoe 

werd een specifieke oproep openbaar gemaakt. Bij de oproep horen tevens de verplicht te gebruiken standaard 

kandideringsformulieren. 

1. Kandidaten voor een gewone tijdelijke aanstelling in een statutair wervingsambt van de Permanente 

Ondersteuningscel zenden hun aanvraag aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier vóór 15 juni 2007 

met een ter post aangetekende zending naar het volgend adres : 

Het GO ! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Onderwijsorganisatie en -personeel, Personeelsaangelegenheden 

(lokaal 2.28), Emile Jacqmainlaan 20, 1000 Brussel. 

2. Kandidaten die een beroep wensen te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur 

(TADD) in een statutair wervingsambt van de Permanente Ondersteuningscel stellen, eveneens vóór 15 juni 2007 en bij 

bovenvermeld adres, hun kandidatuur aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier. 

Door een aanvraag voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in te dienen, voldoen zij ook aan de 

voorwaarde voor een (gewone) tijdelijke aanstelling. Zij zijn niet langer verplicht een afzonderlijke aanvraag voor een 

tijdelijke aanstelling in te dienen, tenzij zij voor een ander ambt in aanmerking wensen te komen dan datgene waarvoor 

zij TADD-gerechtigd zijn. 

Kandidaten die reeds als TADD-er zijn aangesteld in de Permanente Ondersteuningscel in een bepaald ambt, 

dienen voor dat ambt geen afzonderlijke TADD-aanvraag meer in te dienen. 

Voor informatie over de Permanente Ondersteuningscel kan u zich wenden tot de heer Carlos Bekaert, directeur 

POC, Emile Jacqmainlaan 20, 1000 Brussel (tel. 02- 790 93 16). 

Voor de oproep tot de kandidaten en de kandideringsformulieren kan u zich wenden tot het GO ! onderwijs van 

de Vlaamse Gemeenschap, afdeling onderwijsorganisatie en -personeel, personeelsaangelegenheden (lokaal 2.28), 

Emile Jacqmainlaan 20, 1000 Brussel (tel : 02-790 94 05 – e-mail : hilde.eloot@g-o.be)




[2007/201305] 

19 AVRIL 2007. — Circulaire relative au financement alternatif de certaines infrastructures de type ″bâtiments″ dans 

le cadre du décret du 21 décembre 2006 relatif aux subventions accordées à certains investissements 

d’intérêt public 

A Mesdames et Messieurs les Bourgmestre et Membres du Collège communal, 

A Mesdames et Messieurs les Présidents des Conseils des zones de police, 

Mesdames, Messieurs, 

Dans la matière des programmes triennaux régis par les articles L3341-1 à L3341-15 du Code de la démocratie 

locale et de la décentralisation, les crédits budgétaires annuels sont totalement insuffisants pour assurer l’entretien et 

la rénovation du patrimoine bâti existant ainsi que pour envisager de nouvelles constructions. 

Pour rappel, lors de l’approbation des derniers budgets annuels régionaux, c’est un peu moins de 9.000.000 d’euros 

qui ont été affectés aux bâtiments publics autres que les édifices des cultes et bâtiments de la laïcité. 

Pourtant, il existe un besoin énorme tant en matière de rénovations que de nouvelles constructions de bâtiments 

administratifs et techniques de l’ensemble des pouvoirs locaux y compris les zones de police. 

Ceux-ci sont en effet confrontés à l’absence, la vétusté ou l’inadéquation aux besoins de certaines infrastructures, 

aux obligations liées à de nouvelles missions ou à l’imposition de nouvelles normes ainsi qu’aux attentes légitimes des 

citoyens en matière de services, d’accessibilité et d’accueil. 

Sont particulièrement visés : 

Les bâtiments d’accueil de l’enfance : 

De la cartographie dressée pour l’accueil des enfants de 0 à 3 ans, il ressort que quasi tous les arrondissements sont 

en deçà des 33 % du taux de couverture prévu au sommet de Barcelone; les provinces les plus défavorisées étant celles 

du Hainaut, de Liège et de Namur. 

Personne aujourd’hui n’ose réfuter le constat d’une insuffisance de places d’accueil de la petite enfance en 

Communauté française forçant de nombreuses mères à suspendre ou à diminuer leurs activités professionnelles. 

Ouvrir des places d’accueil destinées aux enfants de 0 à 3 ans, constitue un véritable enjeu de société. 

Pour remédier à ces déficiences et dans le cadre d’actions prioritaires pour l’avenir wallon, le Gouvernement 

wallon a dégagé 800 emplois APE et PTP. De même, la Communauté française dans le cadre du plan ″Cigogne II″ va 

financer, dans sa programmation 2006-2007, pas loin de 1 500 nouvelles places d’accueil en collectivité en Région 

wallonne. De nouvelles places devront encore être envisagées dans la prochaine programmation. 

Toutefois, le corollaire de ces mesures est que la capacité d’absorption dans les infrastructures existantes sera très 

vite dépassée au point que les emplois prévus ne pourront être intégrés. La construction de nouvelles infrastructures 

est donc indispensable. 

Les bâtiments des zones de police locale et des services régionaux d’incendie : 

Depuis la mise en place de la loi du 7 décembre 1998 sur la police intégrée, l’organisation globale de la police a été 

profondément modifiée etanécessité de nombreuses restructurations et aménagements de locaux. 

Les communes et les zones de police relayent régulièrement auprès des instances de la Région wallonne leur 

embarras quant aux difficultés liées au financement des bâtiments destinés aux zones de police. 

Des investissements non couverts par l’intervention fédérale sont indispensables si l’on veut assurer des conditions 

de fonctionnement et d’accueil convenables et une sécurité optimale. 

En outre, le manque d’infrastructures adaptées touche également les services régionaux d’incendie. 

Accroîtrelasécurité des biens et des personnes impose de veiller à doter les services d’incendie d’infrastructures 

performantes et à assurer un taux de couverture garantissant des temps d’intervention géographiquement équitables 

et optimalisés en particulier dans les zones rurales. 

Les bâtiments des pouvoirs locaux : 

La Déclaration de Politique régionale prévoit que des synergies soient recherchées dans les communes et les 

C.P.A.S. afin d’induire des économies d’échelle au niveau du service ordinaire des budgets. 

La mise en commun de services induit bien souvent des rationalisations de bâtiments engendrant des coûts 

supplémentaires de restructurations et d’aménagements des infrastructures existantes. 

C’est dans ce contexte de besoins financiers divers insatisfaits en matière de bâtiments publics que le 

Gouvernement wallon a décidé de la mise en place d’un nouveau programme de financement alternatif et en a défini 

les grandes lignes à savoir une ligne de crédit de 111 millions d’euros répartie comme suit : 

- 25.000.000 d’euros pour les crèches et maisons communales d’accueil de l’enfance; 

- 86.000.000 d’euros pour la sécurité (bâtiments des polices locales et des SRI) et pour les bâtiments des pouvoirs 

locaux en vue de favoriser des synergies des services communaux et des C.P.A.S. 

Les modalités et conditions de participation ainsi que la procédure à suivre sont détaillées dans le document 

annexé. Des formulaires de candidature y sont joints. 

Ces documents sont téléchargeables sur le site de la Direction générale des Pouvoirs locaux - rubrique ″actualités - 

http://pouvoirslocaux.wallonie.be″ 

Vos demandes doivent être introduites à l’adresse indiquée pour le 14 septembre 2007. 

J’attire par ailleurs tout particulièrement votre attention sur le point 3 de ma circulaire relative à l’élaboration des 

programmes triennaux 2007-2009 traitant du respect de la réglementation sur les marchés publics (également 

consultable sur le même site). 

En vous souhaitant bonne réception de la présente, je vous prie d’agréer, Mesdames, Messieurs, mes salutations 

les meilleures. 


Le Ministre des Affaires intérieures et de la Fonction publique, 

Ph. COURARD 

22285


ORDRES DU JOUR — AGENDA’S 

PARLEMENT FRANCOPHONE BRUXELLOIS 

Séance plénière 

Session ordinaire 2006-2007 

[S − C − 2007/20054] 

Vendredi 27 avril 2007, à 9h30metà14h30m(éventuellement) (Salle des séances plénières du Parlement bruxellois, rue du Lombard 69) 

Ordre du jour 

1. Communications 

2. Prise en considération : 

— de la proposition de résolution visant à améliorer la communication entre autorités compétentes sur 

l’interruption volontaire de grossesse et à renforcer les campagnes de sensibilisation à la contraception, déposée par 

Mmes Danielle Caron, Fatima Moussaoui, Fatiha Saïdi et M. Paul Galand. 

3. Projet de décret portant assentiment à l’accord de coopération conclu le 23 octobre 2006 entre la Région wallonne 

et la Commission communautaire française modifiant le décret de la Communauté française du 19 juillet 1991 relatif 

à la promotion du tourisme et abrogeant l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 1″ octobre 1991 confiant 

certaines missions de l’Office de Promotion du Tourisme et déléguant certaines compétences en application du décret 

du 19 juillet 1991 relatif à la promotion du tourisme. 

- Rapporteur : M. Jacques De Coster. 

- Discussion générale. 

- Examen des articles. 

4. Interpellations : 

— de Mme Dominique Braeckman à M. Benoît Cerexhe, Président du Gouvernement, Ministre en charge de la 

Santé, concernant l’asthme; 

— de Mme Dominique Braeckman à M. Benoît Cerexhe, Président du Gouvernement, Ministre en charge de la 

Santé, concernant les réseaux santé; 

et interpellation jointe de Mme Caroline Persoons à M. Benoît Cerexhe, Président du Gouvernement, Ministre en 

charge de la Santé, concernant les réseaux santé; 

— de Mme Anne-Sylvie Mouzon à M. Benoît Cerexhe, Ministre-Président du Gouvernement, concernant les 

déclarations de M. Jacques Simonet à propos de la Commission communautaire française; 

— de M. Didier Gosuin à Mme Evelyne Huytebroeck, Ministre en charge du Budget, concernant l’impact de la 

remise en question de la vignette autoroutière sur le financement de la politique des handicapés conformément à 

l’accord intervenu entre la Commission communautaire française et la Région wallonne dans le cadre du budget 2007; 

— de M. Serge de Patoul à Mme Françoise Dupuis, Ministre en charge de l’Enseignement, concernant les actions 

menées en faveur des apprenants dyslexiques. 

5. Questions orales 

— de Mme Caroline Persoons à M. Charles Picqué, Ministre en charge de la Cohésion sociale, et à Mme Françoise 

Dupuis, Ministre en charge de la Culture, concernant l’ASBL Tremplins et le festival Bruxelles Babel; 

— de Mme Jacqueline Rousseaux à Mme Françoise Dupuis, Ministre en charge des Relations internationales, 

concernant la politique de sensibilisation à l’Europe; 

— de M. Joël Riguelle à Mme Françoise Dupuis, Ministre en charge de la Formation, concernant la conclusion et 

la mise en œuvre par la Commission communautaire française de l’accord de sortie d’indivision des biens immeubles 

de l’ex-Province du Brabant suite à la décision intervenue à la « Vlaamse Gemeenschapscommissie »; 

— de Mme Céline Fremault à M. Emir Kir, Ministre en charge de l’Action sociale et de la Famille, concernant 

l’hébergement des victimes de violence conjugale en maison d’accueil; 

— de M. André du Bus de Warnaffe à M. Emir Kir, Ministre en charge de l’Action sociale, concernant les aides à 

domicile et les habitats groupés; 

— de M. Bertin Mampaka Mankamba à M. Emir Kir, Ministre en charge du Sport, concernant la création d’un 

système de remboursement partiel d’affiliation à un club sportif tel que celui des ″Chèques sport″. 

6. Questions d’actualité 

(Conformément à l’article 89.4 du Règlement, les questions d’actualité doivent parvenir au président au plus tard 

à 9 heures). 

—fixées à 12 heures. 

Vote 

—àpartir de 12 h 30 m. 

Les membres sont priés de se munir des documents qui leur ont été adressés (ceux-ci peuvent être consultés sur 

le site internet du Parlement dans la mesure de leur disponibilité). Toute information complémentaire peut être obtenue 

au 02-504 96 21.

PUBLICATIONS LEGALES 

ET AVIS DIVERS 

WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN 

EN VERSCHILLENDE BERICHTEN 

Société nationale des Chemins de fer belges 

Un article du “Recueil officiel des tarifs, Fascicule I, Conditions 

générales pour le transport des voyageurs, des bagages accompagnés 

et pour d’autres prestations en service intérieur” a été modifié. Cette 

modification fait l’objet d’un : 

1 er supplément au Fascicule I au 1 er mai 2007 : Chapitre I er : Maastricht 

art. 105 « Aveugles »; art. 106 « Personnes handicapées sauf § 5 »; 

art. 107 « Carte de priorité pour l’occupation d’une place assise »; etau 

1 er juin 2007 : art. 41, § 5 « Personnes handicapées, chien d’assistance »; 

Chapitre I er : Maastricht art. 106, § 5 « Personnes handicapées, chien 

d’assistance ». 

Ce document peut être consulté gratuitement dans les gares et 

bureaux de renseignements et téléchargé gratuitement à l’adresse 

suivante : www.sncb.be. 

Pour recevoir par courrier le Fascicule et supplément(s) éventuel(s), 

le bon de commande peut être demandé : 

par fax au numéro 02-528 82 39; 

par e-mail à l’adresse : 

46.092:FMB@b-rail.be; 

par courrier à l’adresse : 

SNCB 

Direction Voyageurs 

Bureau VG 092 – section 13/8 

avenue Porte de Hal 40 


Le bon de commande reprend tous les détails relatifs au paiement. 

Le paiement du document ci-dessus donne droit à l’envoi automatique 

et gratuit des adaptations jusqu’à la parution d’une nouvelle 

édition. (15650) 

Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen 

Een artikel van de ″Officiële Verzameling van de tarieven, Bundel I, 

Algemene Voorwaarden voor het vervoer van reizigers, begeleide 

bagage en voor andere prestaties in binnenlands verkeer” werd aangepast. 

Deze wijziging is het voorwerp van een : 

1e bijvoegsel van Bundel I op 1 mei 2007 : Hoofdstuk I : Maastricht 

art. 105 “Blinden”; art. 106 “Personen met een handicap”; art. 107 

“Voorrangskaart voor het innemen van een zitplaats”; en op 

1 juni 2007 : art. 41, § 5 “personen met een handicap, assistentiehonden”; 

Hoofdstuk I : Maastricht art. 106, § 5 “Personen met een 

handicap, assistentiehonden”. 

Dit document kan gratis geraadpleegd worden in de stations, in de 

inlichtingenkantoren en kan gratis gedownload worden op 

www.nmbs.be 

Om per post de Bundel en eventuele bijlage(n) te ontvangen, volstaat 

het een bestelbon aan te vragen : 

per fax op het nummer 02-528 82 39; 


per e-mail op het adres : 

46.092:FMB@b-rail.be; 

per post op het adres : 

NMBS 

Directie Reizigers 

Bureau B-RZ 092 – sectie 13/8 

Hallepoortlaan 40 

1060 Brussel 

De bestelbon bevat alle inlichtingen betreffende de betaling. 

De betaling van voormeld document geeft recht op de automatische 

ontvangst van eventuele aanpassingen tot de publicatie van een nieuwe 

uitgave. (15650) 

UNIVERSITE DE LIEGE 

Faculté de philosophie et lettres 

Agrégation de l’enseignement supérieur 

M. Sémir Badir, docteur en philosophie et lettres, subira devant la 

Faculté de philosophie et lettres, en séance publique et solennelle, le 

lundi 7 mai 2007, à 17 heures, la dernière des épreuves conduisant au 

grade d’agrégé de l’enseignement supérieur. 

Cette épreuve, qui aura lieu à la salle académique (place du 

Vingt Août 7,à 4000 Liège), consistera en une leçon orale sur le sujet 

suivant : « Le graphique : rhétorique des médias contemporains 

». (19286) 

Tribunal de commerce de Mons 

Changement d’adresse à partir du 4 mai 2007 : 

rue des Droits de l’Homme, 7000 Mons 

Al’occasion de ce déménagement, tous les services, greffe et registre 

des personnes morales, seront fermés le lundi 30 avril, le mercredi 

2 mai, le jeudi 3 mai et le vendredi 4 mai 2007. 

Le greffier en chef, (signé) Pierre Gomrée. (19287) 

Annonces − Aankondigingen 

SOCIETES − VENNOOTSCHAPPEN 

Immo Jourdan, société anonyme, 

rue Kindermans 1 BP2, 1050 Bruxelles 

RPM Bruxelles 0434.835.162 

22287 

Assemblée générale ordinaire le 16 mai 2007, à 14 heures, au siège 

social. Ordre du jour : 1. Rapport de gestion. 2. Approbation des 

comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge aux administrateurs. 

4. Renouvellement mandats administrateurs. 5. Rachat d’actions 

propres jusqu’à 10 % maximum du capital souscrit. 6. Divers. (15651)


Horescum, société anonyme, 

rue Bollinckx 241-243, à 1190 Bruxelles 



social. Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 2. 

Approbation des comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge à 

donner aux administrateurs. (15652) 

Domaine de Ramezée, société anonyme, 

rue Charles Dubois 28, 1342 Ottignies-Louvain-la-Neuve 

RPM Nivelles 0439.100.390 



Approbation des comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge à 

donner aux administrateurs. 4. Divers. (15653) 

SA Puppy, société anonyme, 

rue du Cerf 85, à 1332 Genval 




Approbation des comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge 

au conseil d’administration. 4. Réélections des administrateurs. (15654) 

Send & Consorts, société anonyme, 

rue de la Presse 4, 1000 Bruxelles 



social. Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 

2. Rapport du commissaire-réviseur. 3. Approbation des comptes 

annuels au 31 décembre 2006. 4. Affectation du résultat. 5. Décharge à 

donner aux administrateurs et au commissaire-réviseur. 6. Reconduction 

du mandat du commissaire-réviseur. (15655) 

Au Petit Coquin, société anonyme, 

chaussée de Waterloo 91, 1060 Bruxelles 



social. Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 2. Approbation 

des comptes annuels arrêtés au31décembre 2006. 3. Décharge à 

donner aux administrateurs. 4. Démission – nomination. (15656) 

Franz Jost A. G., Anonyme Gesellschaft, 

Morsheck 12, 4760 Büllingen 

RPR Eupen 0419.125.617 

Die Aktionäre werden eingeladen an der ordentlichen Generalversammlung 

teilzunehmen, die am Sitz der Gesellschaft stattfinden wird 

am Dienstag dem 15 mai 2007, um 20 Uhr. Tagesordnung : 1. Verlesen 

der Jahreskonten. 2. Abschluss des vergangenen Geschäftsjahres zum 

31 Dezember 2006. 3. Entlastung des Verwaltungsrates. 5. Diverses. Um 

an der Versammlung teilzunehmen, oder sich vertreten zu lassen, sind 

die Aktionäre gebeten, sich nach den Statuten zu richten. (15657) 

Coreco, société anonyme, 

rue du Grand Veneur 2, 1170 Bruxelles 




des comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge à donner 

aux administrateurs. (15658) 

International Merchandising Promotion and Services, 

en abrégé : ″I.M.P.S.″, société anonyme, 

rue du Cerf 85, à 1332 Genval 





aux administrateurs. 4. Réélections des administrateurs. (15659) 

R.M.G. Investimmo, société anonyme, 

avenue Van Volxem 501-503, 1190 Bruxelles 


Assemblée générale ordinaire, le 14 mai 2007, à 11 heures, au siège 


des comptes annuels arrêtés au31décembre 2006. 3. Affectation 

du résultat. 4. Décharge aux membres du conseil d’administration. 5. 

Divers. Pour assister à cette assemblée, les actionnaires devront déposer 

leurs actions au plus tard cinq jours avant la réunion, au siège de la 

société. (15660) 

Adcon, naamloze vennootschap, 

Pieter Gorusstraat 23, 9240 Zele 

RPR Dendermonde 0431.620.207 

Algemene vergadering op 16 mei 2006, om 10 uur, op de maatschappelijke 

zetel. Dagorde : 1. Goedkeuring van de jaarrekening op 

30 december 2006. 2. Kwijting aan de bestuurders. 3. Benoeming en 

herbenoeming bestuurders. (15661) 

Agence de Prévention et de Contrôle Protector, 

en abrégé : »A. P. C. Protector », société anonyme, 

Middelweg 101, 1130 Haren-Bruxelles 


Assemblée générale ordinaire le samedi 12 mai 2007, à 15 heures, au 

siège social. Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 

2. Approbation des comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Affectation 

du résultat. 4. Décharge aux administrateurs. 5. Démission, nomination, 

réélections. 6. Divers. (15662) 

Pierson C’est Bon-Assureurs Conseils, société anonyme, 

avenue de Jassans 58, 1342 Ottignies-Louvain-La-Neuve 





aux administrateurs. (15663)

Revimmo, société anonyme, 

rue des Peupliers 4, 5570 Honnay 

RPM 0438.532.050 



comptes annuels et comptes de résultats au 31 décembre 2006. 

3. Décharge aux administrateurs. 4. Affectation du résultat. Dépôt des 

titres, cinq jours au moins avant la date de l’assemblée. (15664) 

Domaine de Hoyoux SA, société anonyme, 

rue Charles Dubois 28, à 1342 Ottignies-Louvain-La-Neuve 




comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge à donner aux 

administrateurs. 4. Divers. (15665) 

Select-Car, société anonyme, 

chaussée de Bruxelles 465, 1410 Waterloo 


MM. les actionnaires sont invités à assister à l’assembléegénérale des 

actionnaires qui aura lieu le 15 mai 2007 à 9 heures, au siège social. 

Ordre du jour : 1. Approbation du bilan et du compte de résultat au 

31 décembre 2006. 2. Approbation de l’affectation de l’exercice 

2006. (15666) 

Etablissements Vanhoutte-Dansin, société anonyme, 

rue Antoine Bréart 35, à 1060 Bruxelles 






Prestoprint, société anonyme, 

chaussée de Jette 373, 1090 Bruxelles 






Magi-Pub, société anonyme, 

rue des Goujons 152, à 1070 Bruxelles 


Assembléegénérale le 14 mai 2007, à 17 heures, au siège social. Ordre 

du jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 2. Approbation des 

comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge à donner aux 

administrateurs. 4. Nominations statutaires. (15669) 


T.M.S. (Société Spécialisée en Tuyauterie 

et Mécanosoudure), société anonyme, 

rue de l’Abattoir 36, 5060 Sambrevillle 

RPM Namur 0428.742.572 





Tradimowil, société anonyme, 

avenue de Broqueville 151/3, 1200 Bruxelles 




des comptes annuels. 3. Affectation des résultats. 4. Décharge 

aux administrateurs. 5. Nominations statutaires éventuelles. 6. 

Divers. (15671) 

Innovative Construction Company, société anonyme, 

rue Edouard Belin 1, 1435 Mont-Saint-Guibert 



social. Ordre du jour : 1. Rapport de gestion du conseil d’administration. 

2. Approbation des comptes annuels. 3. Affectation des résultats. 

4. Décharge aux administrateurs. 5. Démission d’administrateurs. 

6. Divers. Pour assister à l’assemblée, se conformer aux statuts. (15672) 

Service, Personnel, Matériel, 

en abrégé : « SEPEMA″, société anonyme, 

avenue du Diamant 14, à 1030 Bruxelles 






SA Centralchemie NV, société anonyme, 

rue Defacqz 63, 1060 Bruxelles 





aux administrateurs. 4. Rémunération des administrateurs. 5. Art. 439 

du Code des sociétés. (15674) 

S.F.M.I., société anonyme, 

avenue des Courses 35, 1000 Bruxelles 


22289 



des comptes annuels au 31 décembre 2006 et affectation du 

résultat. 3. Décharge à donner aux administrateurs. (15675)


Société Anonyme Willy Swaelens, 

en abrégé : ″I.W.S.″, société anonyme, 

rue Général Lotz 80, bte 4, 1180 Bruxelles 





aux administrateurs. 4. Délibération et vote sur l’article 633 du Code 

des sociétés. 5. Divers. (15676) 

Résidence 3, société anonyme, 

rue Victor Allard 80, 1180 Bruxelles 


L’assemblée générale ordinaire des associés se tiendra le 15 mai 2007, 

à 15 heures, au siège social. Ordre du jour : 1. Lecture des comptes 

annuels et du compte de résultat. 2. Rapport des mandataires. 

3. Discussion et approbation des comptes de l’exercice 2006. 4. Rétribution 

des mandataires. 5. Affectation à donner au résultat. 6. Décharge 

aux mandataires. Le dépôt des titres au porteur devra être effectué au 

siège social pour le 9 mai 2007 au plus tard. (15677) 

Société de la Vallée de la Woluwe, société anonyme, 

place du Sacré-Coeur 10, Woluwé-Saint-Lambert 




des comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge aux 


Société foncière de Saint-Lambert, société anonyme, 

place du Sacré-Cœur 10, Woluwé-Saint-Lambert 




des comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge aux 


Société Immobilière Tybawyn, société anonyme, 

rue Général Lotz 80, bte 4, 1180 Bruxelles 


Assemblée générale ordinaire le 16 mai 2007 à 17 heures, au siège 



aux administrateurs. 4. Délibération et vote sur l’article 633 du Code 

des sociétés. 5. Divers. (15680) 

Immobilière Terres et Bois des Trieux, en abrégé : « Tertribel », 

société anonyme, 

rue Pré àParchon 118, 7971 Belœil (Basècles) 

Numéro d’entreprise 0422.393.032 — RPM Tournai 


social. — Ordre du jour : 1. Rapport d’activité. 2. Approbation des 

comptes annuels au 31 décembre 2006. 3. Décharge aux actionnaires. 

4. Divers. (15681) 

Vepa, société anonyme, 

avenue Paul Hymans 111, bte 27, 1200 Bruxelles 

Numéro d’entreprise 0416.331.324 — RPM Bruxelles 


social. — Ordre du jour : 1. Approbation du report de la date d’assemblée. 

2. Rapport du conseil d’administration. 3. Approbation du bilan 

au 31 décembre 2006. 4. Décharge à donner aux administrateurs. 

(15682) 

D.L.S.V., société anonyme, 

rue Blanche 15, bte 9, 1050 Bruxelles 

Numéro d’entreprise 0443.640.980 — RPM Bruxelles 

Assemblée générale le 18 mai 2007, à 14 heures, au siège social. 

Ordre du jour : examen et approbation des comptes. Affectation du 

résultat. Décharge aux administrateurs. Divers. (15683) 

Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate 

van de arbeiders der ondernemingen voor Binnenscheepvaart 

Arenbergstraat 24, 2000 Antwerpen-1 

De leden worden uitgenodigd tot de jaarlijkse algemene vergadering 

welke zal gehouden worden op woensdag 23 mei 2007, om 11 u. 30 m., 

in de vergaderzaal van Arenberg Dienstengroep, Arenbergstraat 24, te 

2000 Antwerpen. 

Agenda : 

Sectie « Kinderbijslagen » en « Maatschappelijke Zekerheid » 

1. Activiteitsverslagen over het dienstjaar 2006. 

2. Onderzoek van de financiële toestand en verslagen van de 

commissarissen. 

3. Goedkeuring van de balansen en de bijhorende rekeningen over 

het dienstjaar 2006. 

4. Decharge te geven aan de beheerders en commissarissen. 

5. Goedkeuring van het ontwerp van administratieve begrotingen 

voor het dienstjaar 2007. 

6. Gebeurlijke mededelingen. Allerlei. (15684) 

Caisse spéciale de Compensation pour Allocations familiales 

en faveur des Travailleurs occupés dans les Entreprises de Battelerie, 

Arenbergstraat 24, 2000 Antwerpen-1 

Les membres sont priés d’assister à l’assemblée générale annuelle, 

qui aura lieu le mercredi 23 mai 2007, à 11h30m,à la salle de réunion 

de « Arenberg Dienstengroep », Arenbergstraat 24, 2000 Antwerpen. 

Ordre du jour : 

Section « Allocations familiales » et « Sécurité sociale » 

1. Rapports sur les activités del’exercice 2006. 

2. Examen de la situation financière et rapports des commissaires. 

3. Approbation des bilans et des comptes y afférents sur l’exercice 

2006. 

4. Décharge à donner aux administrateurs et commissaires. 

5. Approbation du projet des budgets administratifs pour l’exercice 

2007. 

6. Communications éventuelles. Divers. (15684)

W.K. Dewulf, naamloze vennootschap, 

Lievestraat 19, 9920 Lovendegem 

Ondernemingsnummer 0421.454.508 — RPR Gent 

De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel van de 

vennootschap, op dinsdag 15 mei 2007, om 11 uur. Agenda : 1. Verslag 

algemene vergadering 2006. 2. Goedkeuring balans & resultaatrekening. 

3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Herbenoemingen. 

6. Allerlei. Gelieve zich te houden aan de statuten. (15685) 

De Grote Mortier, naamloze vennootschap, 

Loveldstraat 104, 9070 Heusden 

Ondernemingsnummer 0433.950.482 

De gewone algemene vergadering zal gehouden worden op de 

maatschappelijke zetel, op vrijdag 18 mei 2007, om 10 uur. Dagorde : 

1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 

31 december 2006. 3. Ontlasting aan bestuurders. Zich schikken naar 

de statuten. (15686) 

LVH, naamloze vennootschap, 

Brusselsesteenweg 713, 9050 Gentbrugge 

Ondernemingsnummer 0437.627.178 — RPR Gent 

Jaarvergadering op de maatschappelijke zetel, op dinsdag 

15 mei 2007, om 10 uur. Agenda : 1. Verslag raad van bestuur. 

2. Goedkeuring jaarrekening per 31 december 2006. 3. Bestemming van 

het resultaat. 4. Kwijting van de bestuurders. 5. Allerlei. (15687) 

Dienstencentrum Westiniform, naamloze vennootschap, 

Monnikenwerve 17/19, 8000 Brugge 


Algemene vergadering op de zetel, op 15 mei 2007, om 15 uur. 

1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening. 3. Bestemming 

resultaat. 4. Ontslagen en benoemingen. 5. Kwijting bestuurders. 

6. Diversen. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar 

de bepalingen van de statuten. (15688) 

Domein van Bornem, naamloze vennootschap, 

Kasteelstraat 35, 2880 Bornem 


Algemene vergadering op de zetel, op 2 mei 2007, om 14 uur. 

Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring van de jaarrekening. 

Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Diversen. (15689) 

HF Holding, société anonyme, 

rue du Commerce 19, 1400 Nivelles 

RC Nivelles 88.157 

Convocations des actionnaires à l’assemblée 

générale extraordinaire du 15 mai 2007 

Les actionnaires, administrateurs et commissaire de HF Holding SA 

sont invités à assister à l’assemblée générale extraordinaire qui se 

tiendra le mardi 15 mai 2007, à 9 heures, au siège social de la société et 

qui aura pour ordre du jour : 

1. Démission et nomination d’administrateurs. 

2. Démission et nomination d’un président. 

Pour assister à l’assemblée, les actionnaires sont priés de se 

conformer aux statuts sociaux. (15690) 


22291 

ZETES INDUSTRIES, Société anonyme 

rue de Strasbourg 3, 1130 Bruxelles 

Registre des personnes morales (Bruxelles) numéro 0.425.609.373 

Assemblées générales ordinaire et extraordinaire des actionnaires 

Convocation 

Le Conseil d’administration invite les actionnaires à participer à 

l’Assemblée Générale Ordinaire de la société qui se tiendra le mercredi 

30 mai 2007 à 10 heures, Da Vinci Science Park, rue de Strasbourg 3, à 

1130 Bruxelles, et à participer à l’Assemblée Générale Extraordinaire, 

qui se tiendra le même jour, consécutivement à l’Assemblée Générale 

Ordinaire, à la même adresse. 

L’ordre du jour de l’Assemblée Générale Ordinaire est le suivant : 

1. Présentation des activités du groupe Zetes. 

2. Rapport de gestion du Conseil d’administration relatif à l’exercice 

social clôturé au 31 décembre 2006. 

3. Rapport du commissaire relatif à l’exercice social clôturé au 

31 décembre 2006. 

4. Comptes annuels consolidés relatifs à l’exercice social clôturé au 


5. Approbation des comptes annuels relatifs à l’exercice clôturé au 

31 décembre 2006 et affectation du résultat. 

Proposition de décision : approuver les comptes annuels relatifs à 

l’exercice social clôturé au 31 décembre 2006, en ce compris l’affectation 

suivante du résultat (en S ‘000) : 

Bénéfice de l’exercice : 941 

Bénéfice reporté exercice précédent : 3,523 

Résultat à affecter : = 4,464 

Prélèvement réserve légale : -47 

Dividende brut aux actions : -1,617 

Solde du bénéfice reporté : = 2,801 

soit un dividende brut de 0.30 euro par action, donnant droit à un 

dividende net de précompte mobilier de 0.225 euro par action ordinaire 

et 0.255 euro par action VVPR. 

6. Décharge aux administrateurs : 

Proposition de décision : donner décharge aux administrateurs pour 

l’exécution de leur mandat au cours de l’exercice social clôturé au 


7. Décharge au commissaire : 

Proposition de décision : donner décharge au commissaire pour 

l’exécution de son mandat au cours de l’exercice social clôturé au 


8. Emoluments du conseil d’administration : 

Proposition de décision : approuver les émoluments du conseil 

d’administration pour les exercices 2006 et 2007 conformément au 

prospectus émis lors de l’introduction en bourse de la société. 

9. Questions des actionnaires conformément à l’article 540 du Code 

des sociétés. 

L’ordre du jour de l’Assemblée Générale Extraordinaire est le 

suivant : 

1.Modification de l’article 11 des statuts suite à la suppression des 

titres au porteur conformément à la loi du 14 décembre 2005. 

Proposition de décision : remplacer le texte de l’article 11 des statuts 

par le texte suivant : 

″ 1. Actions nominatives. 

Les actions sont nominatives toutes entièrement libérées dans les 

limites prévues par la loi. 

Il est tenu au siège social un registre des actions nominatives dont 

tout actionnaire peut prendre connaissance.


La propriété des actions nominatives est exclusivement prouvée par 

l’inscription au registre des actionnaires. Toute cession entre vifs ou 

pour cause de mort d’actions nominatives n’aura effet qu’après 

l’inscription au registre des actions de la déclaration de cession, datée 

et signée par le cédant et le cessionnaire ou leurs fondés de pouvoir, ou 

après avoir rempli les formalités exigées par la loi pour la cession de 

créances. 

Il en ira de même en cas de conversion de titres nominatifs en titres 

dématérialisés ou inversement et en cas de conversion de titres au 

porteur en titres nominatifs. 

Des certificats d’inscription nominative seront délivrés aux titulaires 

de titres. 

2. Actions au porteur. 

A titre transitoire et tant que la loi le permettra : 

les actions au porteur existantes pourront être conservées sous cette 

forme. Cependant, les titres au porteur de la société,déjàémis et inscrits 

en compte-titres au premier janvier 2008, existent sous forme dématérialisée 

à partir de cette date. Les autres titres au porteur seront, au fur 

et à mesure de leur inscription en comptes-titres à partir du 

1 er janvier 2008, également automatiquement convertis en titres dématérialisés. 

Conformément aux dispositions légales applicables, au plus 

tard le trente et un décembre 2013, les titulaires des titres au porteur 

qui n’ont pas été convertis antérieurement demandent leur conversion 

en titres nominatifs ou en titres dématérialisés. A cette date, les titres 

au porteur dont la conversion n’a pas été demandée sont convertis de 

plein droit en titres dématérialisés. 

en outre, dans les limites prévues par la loi, le titulaire de titres au 

porteur peut, à tout moment et à ses frais, demander la conversion de 

ses titres au porteur en titres nominatifs. 

les actions au porteur existantes : 

devront être signées par deux administrateurs, les signatures 

pouvant être remplacées par des cachets nominatifs; 

pourront être émises comme actions unitaires ou comme actions 

collectives. Les actions collectives représentent plusieurs actions 

unitaires selon la forme à déterminer par le conseil d’administration. 

Par simple décision du conseil d’administration, elles peuvent être 

scindées en sous-actions qui rassemblées en nombre suffisant, même 

sans concordance de numéros, donnent les mêmes droits que l’action 

unitaire. Chaque détenteur d’actions unitaires peut obtenir de la société 

l’échange de ses actions contre une ou plusieurs actions collectives au 

porteur qui représentent des titres unitaires et ce, à son choix; chaque 

détenteur d’une action collective peut obtenir de la société l’échange de 

ce titre contre le nombre d’actions unitaires qu’il représente. Cet 

échange a lieu aux frais du détenteur. 

3. Titres dématérialisés. 

A partir du 1 er novembre 2007, tout titulaire de titres nominatifs ou 

au porteur pourra demander la conversion à ses frais de ses titres en 

titres dématérialisés. 

Tout titre dématérialisé pourra être converti en titre nominatif et 

inversement aux frais de son détenteur. 

Le titre dématérialisé est représenté par une inscription en compte 

au nom de son propriétaire ou de son détenteur auprès d’un teneur de 

comptes agréé ou d’un organisme de liquidation. 

Conformément à l’article 468 du Code des sociétés, le nombre de 

titres dématérialisés en circulation à tout moment est inscrit, par catégorie 

de titres, dans le registre des titres nominatifs au nom de 

l’organisme de liquidation.″ 

2. Délégation au conseil d’administration concernant la réalisation 

pratique de la conversion des titres de la société. 

Proposition de résolution : octroyer au conseil d’administration la 

compétence de déterminer les modalités et les coûts de la conversion 

des titres au porteur en titres nominatifs ou dématérialisésetderéaliser 

pratiquement ces conversions et ce dans les limites déterminées par la 

loi du 14 décembre 2005 portant suppression des titres au porteur. 

Afin que les décisions à l’ordre du jour de l’Assemblée Générale 

Extraordinaire puissent être valablement adoptées, les conditions de 

présence telles que fixées dans l’article 558 du Code des Sociétés 

devront être remplies, à savoir que les actionnaires présents ou représentés 

à l’assemblée doivent détenir au moins la moitié du capital. Si 

ces conditions ne sont pas remplies, une nouvelle assemblée générale 

extraordinaire sera convoquée le mercredi 4 juillet 2007, à 10 heures au 

siège social. Cette seconde assemblée délibérera valablement indépendamment 

du nombre d’actions représentées. 

Conditions d’admission à l’assemblée générale ordinaire et extraordinaire 

Conformément à l’article 536 du Code des Sociétés belges et à 

l’article 24 des statuts, le conseil d’administration a décidé que les 

actionnaires seront admis et pourront voter à l’assemblée pour autant 

qu’ils puissent faire la preuve, sur la base de la procédure décrite 

ci-dessous, de la détention, le 22 mai 2007, à 24 heures (heure belge) 

(″date d’enregistrement″), du nombre d’actions pour lequel ils ont 

l’intention d’exercer leur droit de vote à l’assemblée. 

Afin de prouver à la société le nombre d’actions détenues à la date 

d’enregistrement, les actionnaires doivent procéder de la manière 

suivante : 

Pour les actionnaires nominatifs : 

Ils communiqueront à Zetes Industries, entre le 21 mai 2007 et le 

24 mai 2007, le nombre d’actions pour lequel ils prendront part à 

l’assemblée : 

Par fax : +32-2-728 37 51 

Par e-mail : investor@zetes.com 

La détention à la date d’enregistrement du nombre d’actions communiqué 

sera confirmée par Zetes Industries par la consultation du 

registre des actions nominatives. 

Pour les actionnaires au porteur : 

Les détenteurs d’actions au porteur imprimées doivent déposer 

physiquement le nombre d’actions pour lequel ils souhaitent être 

enregistrés à la date d’enregistrement auprès d’une des agences belges 

de KBC Bank ou Fortis Bank, et ceci avant la date d’enregistrement. La 

possession des actions à la date d’enregistrement sera constatée sur la 

base de la confirmation du dépôt qui sera transmise à Fortis Bank, 

banque centralisatrice. Les actions ainsi déposées seront remises à 

disposition des actionnaires le 23 mai 2007 à l’ouverture des agences 

bancaires. 

Les détenteurs d’actions au porteur inscrites en compte-titres doivent 

communiquer à une agence de KBC Bank ou Fortis Bank, au plus tard 

le jour précédent la date d’enregistrement, le nombre d’actions détenues 

à la date d’enregistrement pour lequel ils souhaitent être enregistrés. 

La constatation de la possession du nombre d’actions à la date 

d’enregistrement sera confirmée par les banques-guichets à Fortis Bank, 

banque centralisatrice. 

Les personnes physiques qui participent à l’assemblée en qualité de 

propriétaire de titres, de mandataire ou d’organe d’une personne 

morale devront pouvoir justifier de leur identité pour avoir accès au 

lieu de la réunion. Les représentants de personnes morales devront 

remettre les documents établissant leur qualité d’organe ou de mandataires 

spéciaux. 

Les participants sont invités à se présenter au lieu de la réunion 

45 minutes au moins avant l’assemblée, pour procéder aux formalités 

d’enregistrement. 

Les documents que la loi requiert de mettre à la disposition des 

actionnaires, pourront être consultés gratuitement et téléchargés sur le 

site internet de la société àpartir du 27 avril 2007. A partir de cette 

date, les actionnaires peuvent, les jours non fériés et pendant les heures 

normales d’ouverture des bureaux, prendre connaissance, au siège 

social, des documents que la loi requiert de mettre à leur disposition. 

Ces documents seront également envoyés aux actionnaires nominatifs. 

La présente convocation s’applique également aux détenteurs de 

warrants. (15691)

ZETES INDUSTRIES, naamloze vennootschap, 

Straatsburgstraat 3, 1130 Brussel 

Register van de rechtspersonen (Brussel) nummer 0425.609.373 

Gewone en buitengewone algemene vergaderingen 

van de aandeelhouders 

Oproeping 

De raad van bestuur nodigt de aandeelhouders uit om deel te nemen 

aan de Gewone Algemene Vergadering van de vennootschap die zal 

gehouden worden op woensdag 30 mei 2007, om 10 uur, in het Da Vinci 

Science Park, Straatsburgstraat 3, 1130 Brussel, en nodigt de aandeelhouders 

uit deel te nemen aan de buitengewone algemene vergadering 

die zal gehouden worden op dezelfde dag, volgende op de Gewone 

Algemene Vergadering, op hetzelfde adres. 

De agenda van de Gewone Algemene Vergadering is de volgende : 

1. Voorstelling van de activiteiten van de Zetes groep. 

2. Verslag van de raad van bestuur over het boekjaar afgesloten op 

31 december 2006. 

3. Verslag van de commissaris over het boekjaar afgesloten op 


4. Geconsolideerde jaarrekening met betrekking tot het boekjaar 

afgesloten op 31 december 2006. 

5. Goedkeuring van de jaarrekening met betrekking tot het boekjaar 

afgesloten op 31 december 2006 en bestemming van het resultaat. 

Voorstel tot besluit : goedkeuring van de jaarrekening met betrekking 

tot het boekjaar afgesloten op 31 december 2006, met inbegrip van de 

volgende bestemming van het resultaat (in S ‘000) : 

Winst van het boekjaar : 941 

Overgedragen winst van het vorige boekjaar : 3,523 

Te bestemmen resultaat : = 4,464 

Aftrek wettelijke reserve : -47 

Bruto dividend voor de aandelen : -1,617 

Balans van de overgedragen winst : = 2,801 

ofwel een bruto dividend van 0.30 euro per aandeel, recht gevend op 

een dividend netto van roerende voorheffing van 0.225 euro per 

gewoon aandeel en 0.255 euro per VVPR-aandeel. 

6. Kwijting aan de bestuurders : 

Voorstel tot besluit : verlening van kwijting aan de bestuurders voor 

de uitoefening van hun mandaat tijdens het boekjaar afgesloten op 


7. Kwijting aan de commissaris : 

Voorstel tot besluit : verlening van kwijting aan de commissaris voor 

de uitoefening van zijn mandaat tijdens het boekjaar afgesloten op 


8. Vergoeding voor de raad van bestuur 

Voorstel tot besluit : goedkeuring van de vergoeding voor de raad 

van bestuur voor de boekjaren 2006 en 2007 in overeenstemming met 

de prospectus uitgegeven bij de beursintroductie van de vennootschap. 

9. Vragen van de aandeelhouders conform artikel 540 van het 

Wetboek van vennootschappen. 

De agenda van de buitengewone algemene vergadering is de 

volgende : 

1. Wijziging van artikel 11 van de statuten ingevolge de afschaffing 

van effecten aan toonder conform de wet van 14 december 2005. 

Voorstel tot besluit : vervanging van de tekst van artikel 11 van de 

statuten door de volgende tekst : 

″1. Aandelen op naam. 

De aandelen zijn op naam en zijn volledig volstort binnen de grenzen 

voorzien door de wet. 


In de zetel van de vennootschap wordt een register van aandelen op 

naam gehouden waarvan elke aandeelhouder inzage kan nemen. 

De eigendom van de aandelen blijkt uitsluitend uit de inschrijving in 

het register van aandelen op naam. Elke overdracht van aandelen op 

naam onder levenden of ten gevolge van overlijden zal slechts effect 

ressorteren na inschrijving in het register van aandelen van de verklaring 

van overdracht, gedagtekend en ondertekend door de overdrager 

en de overnemer of door hun gevolmachtigden, of na het vervullen van 

de formaliteiten door de wet vereist voor de overdracht van schuldvorderingen. 

Hetzelfde geldt ingeval van omzetting van effecten op naam in 

gedematerialiseerde effecten of omgekeerd, en ingeval van omzetting 

van effecten aan toonder in effecten op naam. 

Certificaten van de inschrijving op naam zullen aan de houders van 

effecten afgegeven worden. 

2. Aandelen aan toonder. 

Transitoir en in de mate toegestaan door de wet : 

zullen de bestaande aandelen aan toonder kunnen behouden worden 

in deze vorm. Echter, de effecten aan toonder van de vennootschap, die 

reeds werden uitgegeven en ingeschreven in de effectenrekening op 

1 januari 2008, bestaan onder gedematerialiseerde vorm met ingang op 

die datum. De andere effecten aan toonder zullen, naarmate zij vanaf 

1 januari 2008 op een effectenrekening worden ingeschreven, eveneens 

automatisch gedematerialiseerd worden. Conform aan de toepasselijke 

wettelijke bepalingen, uiterlijk op 31 december 2013, vragen de rechthebbenden 

van effecten aan toonder die niet eerder zijn omgezet 

geweest, hun omzetting aan in effecten op naam of gedematerialiseerde 

effecten. Op die datum worden de effecten aan toonder, wier omzetting 

niet aangevraagd werd, van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde 

effecten. 

daarenboven, binnen de grenzen voorzien door de wet, kan de 

houder van effecten aan toonder, op elk moment en op zijn kosten, de 

omzetting vragen van zijn effecten aan toonder in effecten op naam. 

de bestaande aandelen aan toonder : 

zullen moeten ondertekend worden door twee bestuurders, wiens 

handtekeningen mogen vervangen worden door naamstempels; 

zullen kunnen uitgegeven worden als enkelvoudige aandelen of 

verzamelaandelen. De verzamelaandelen vertegenwoordigen meerdere 

enkelvoudige aandelen al naargelang de vorm te bepalen door de raad 

van bestuur. Bij gewone beslissing van de raad van bestuur kunnen 

deze gesplitst worden in onderaandelen die, in voldoende aantal 

verenigd, zelfs zonder convergentie van de volgnummers, dezelfde 

rechten geven als het enkelvoudig aandeel. Elke houder van enkelvoudige 

aandelen kan van de vennootschap de omruiling van zijn aandelen 

tegen één of meerdere verzamelaandelen aan toonder, die enkelvoudige 

aandelen vertegenwoordigen, bekomen en dit naar eigen goeddunken; 

elke houder van een verzamelaandeel kan van de vennootschap 

de omruiling van zijn aandeel tegen het aantal enkelvoudige 

aandelen die het verzamelaandeel vertegenwoordigt, bekomen. Deze 

ruil heeft plaats op kosten van de houder. 

3. Gedematerialiseerde effecten. 

22293 

Met ingang van 1 november 2007 zal elke houder van effecten op 

naam of aan toonder, op zijn kosten, de omzetting van zijn effecten in 

gedematerialiseerde effecten kunnen vragen. 

Elk gedematerialiseerd effect zal kunnen omgezet worden in een 

effect op naam en omgekeerd op kosten van de houder ervan. 

Het gedematerialiseerde effect wordt vertegenwoordigd door een 

boeking op rekening, op naam van de eigenaar of de houder, bij een 

erkende rekeninghouder of bij een vereffeningsinstelling. 

Volgens artikel 468 van het Wetboek van vennootschappen wordt het 

aantal van de op elk ogenblik in omloop zijnde gedematerialiseerde 

effecten, per categorie van effecten, in het register van de effecten op 

naam, ingeschreven op naam van de vereffeningsinstelling.″ 

2. Delegatie aan de raad van bestuur van de praktische verwezenlijking 

van de omzetting van effecten van de vennootschap.


Voorstel tot besluit : toekenning van de bevoegdheid aan de raad van 

bestuur van de bevoegdheid om de modaliteiten en de kosten voor 

omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of gedematerialiseerde 

effecten te bepalen en deze omzettingen praktisch te realiseren, 

en dit binnen de grenzen bepaald door de wet van 

14 december 2005 met betrekking tot de afschaffing van effecten aan 

toonder. 

Opdat de beslissingen met betrekking tot de agenda van de buitengewone 

algemene vergadering geldig kunnen genomen worden, 

dienen de aanwezigheidsvoorwaarden, zoals vastgelegd in artikel 558 

van het Wetboek van Vennootschappen, vervuld te zijn, namelijk dat 

de op de vergadering aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders 

minstens de helft van het maatschappelijk kapitaal dienen te 

vertegenwoordigen. Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, zal een 

nieuwe buitengewone algemene vergadering bijeengeroepen worden 

op woensdag 4 juli 2007, om 10 uur, op de maatschappelijke zetel. Deze 

tweede vergadering zal geldig beraadslagen ongeacht het aantal vertegenwoordigde 

aandelen. 

Toelatingsvoorwaarden tot de Gewone en buitengewone algemene 

vergaderingen 

Overeenkomstig artikel 536 van het Belgische Wetboek van vennootschappen 

en overeenkomstig artikel 24 van de statuten, heeft de raad 

van bestuur beslist dat de aandeelhouders tot de vergadering zullen 

toegelaten worden en er hun stemrecht zullen kunnen uitoefenen in 

zoverre zij het bewijs kunnen leveren, op basis van de hieronder 

beschreven procedure, dat zij, op 22 mei 2007, om 24 uur, (Belgische 

tijd) (″registratiedatum″), houder zijn van het aantal aandelen waarvoor 

zij de intentie hebben hun stemrecht op de vergadering uit te 

oefenen. 

Teneinde aan de vennootschap het bewijs te leveren van het aantal 

aandelen gehouden op de registratiedatum, moeten de aandeelhouders 

op de volgende wijze handelen : 

Voor de houders van aandelen op naam : 

Zij zullen aan Zetes Industries, tussen 21 mei 2007 en 24 mei 2007, 

het aantal aandelen meedelen waarvoor ze zullen deelnemen aan de 

vergadering : 

Per fax : +32-2-728 37 51 

Per e-mail : investor@zetes.com 

Het bezit op de registratiedatum van aantal meegedeelde aandelen 

zal bevestigd worden door Zetes Industries door raadpleging van het 

register van de aandelen op naam. 

Voor de houders van aandelen aan toonder : 

De houders van gedrukte effecten aan toonder moeten het aantal 

aandelen waarvoor ze wensen geregistreerd te worden op de 

registratiedatum materieel neerleggen bij één van de Belgische agentschappen 

van KBC Bank of Fortis Bank, en dit voor de registratiedatum. 

Het bezit van effecten op de registratiedatum zal vastgesteld 

worden op basis van de bevestiging van neerlegging die zal gegeven 

worden aan Fortis Bank, centraliserende bank. De op dergelijke wijze 

neergelegde aandelen zullen terug ter beschikking gesteld worden van 

de aandeelhouders op 23 mei 2007 vanaf de opening van de bankagentschappen. 

De houders van aandelen aan toonder ingeschreven op een effectenrekening 

moeten het aantal op registratiedatum gehouden aandelen 

waarvoor ze wensen geregistreerd te worden, meedelen aan een agentschap 

van KBC Bank of Fortis Bank, ten laatste de dag voor de 

registratiedatum. De vaststelling van het bezit van het aantal aandelen 

op de registratiedatum zal bevestigd worden door de bankloketten van 

Fortis Bank, centraliserende bank. 

De natuurlijke personen die deelnemen aan de vergadering in de 

hoedanigheid van eigenaar van effecten, van lasthebber of van orgaan 

van een rechtspersoon zullen hun identiteit moeten kunnen bewijzen 

om toegang te hebben tot de plaats van de bijeenkomst. De vertegenwoordigers 

van rechtspersonen zullen de documenten moeten kunnen 

voorleggen die hun hoedanigheid als orgaan of speciale lasthebber 

aantonen. 

De deelnemers worden uitgenodigd om zich op de plaats van de 

bijeenkomst aan te bieden ten minste 45 minuten vóór de vergadering, 

om te kunnen overgaan tot de registratieformaliteiten. 

De documenten die volgens de wet ter beschikking van de aandeelhouders 

moeten gesteld worden, zullen gratis kunnen geraadpleegd 

worden op en afgehaald worden van de website van de vennootschap 

vanaf 27 april 2007. Vanaf die datum kunnen aandeelhouders, tijdens 

de werkdagen en tijdens de normale kantooruren, op de maatschappelijke 

zetel, kennis nemen van de documenten die volgens de wet ter 

hunner beschikking moeten zijn. Deze documenten zullen eveneens 

aan de houders van aandelen op naam toegestuurd worden. 

Deze bijeenroeping is eveneens van toepassing op warranthouders. 

(15691) 

AAA DEPANNEURS CAROLOS REUNIS, société anonyme, 

rue Georges Lemoine 116, 6043 RANSART 

Numéro d’entreprise 0446.406.470 

Assemblée ordinaire au siège social le 19/5/2007, à 16 heures. Ordre 

du jour : Rapport du conseil d’administration. Approbation des 

comptes annuels. Affectation des résultats. Décharge aux administrateurs. 

Nominations statutaires éventuelles. Divers. 

(AOPC1705248/26.04) (15910) 

ACTICHEM, société anonyme, 

rue de Corbais 59, 1435 MONT ST GUIBERT 





Divers. 

(AOPC-1-7-02616/26.04) (15911) 

ACTIV, naamloze vennootschap, 

Heikantstraat 210, 2920 KALMTHOUT 


Algemene vergadering op de zetel op 14/5/2007, om 12 uur. 


Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Eventuele statutaire 

benoemingen. Diversen. 

(AOPC-1-7-05565/26.04) (15912) 

ADH BEHEER, commanditaire vennootschap op aandelen, 

Nindsebaan 51, 3140 KEERBERGEN 

RPR Leuven 0883.346.534 


Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring van de jaarrekening 

per 30/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting zaakvoerder. 

Diversen. 

(AOPC-1-7-01464/26.04) (15913) 

ADVIESGROEP DEWULF, naamloze vennootschap, 

Oudstrijderslaan 47, 8860 LENDELEDE 

Ondernemingsnummer 0446.086.667— RPR Kortrijk 

Jaarvergadering op de maatschappelijke zetel op 25/5/2007, om 

18 uur. Agenda : Melding toepassing artikel 523 Wetboek van vennootschappen. 

Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 

31/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Benoemingen. 

Zich richten naar de statuten. 

(AOPC-1-7-01119/26.04) (15914)

AGEPE, société anonyme, 

rue de la Fenderie 5, 6000 CHARLEROI 






(AOPC-1-7-04027/26.04) (15915) 

AGOS & C°, naamloze vennootschap, 

Grote Steenweg 6, 9870 ZULTE (Olsene) 


Jaarvergadering op 14/5/2007, om 11 u., op de zetel. Agenda : 

Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006 en 

toewijzing resultaat. Kwijting bestuurders. Bezoldiging. Rondvraag. 

Zie statuten. 

(AOPC-1-7-04292/26.04) (15916) 

Agricole financière et immobilière d’Erquelinnes, 

en abrégé : SAFIER, société anonyme, 

rue Vanderborght 20, 1081 Bruxelles 


Assemblée ordinaire au siège social le 21/5/2007, à 9h30m.Ordre 




(AOPC-1-7-05054/26.04) (15917) 

ALGEMENE ONDERNEMINGEN P. MERCKX, 

naamloze vennootschap, 

Keramiekstraat 18, 2801 Heffen 



Agenda : Bespreking goedkeuring jaarrekening. Bestemming reserves. 

Decharge vereffenaar + toelichting. 

(AOPC-1-7-01965/26.04) (15918) 

ALL INVENTIVE PRODUCTS INTERNATIONAL, 


Kalkhoevestraat 1, 8790 WAREGEM 



Agenda : Verslag raad van bestuur. Verslag commissaris-revisor. Goedkeuring 

van de jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting aan 

bestuurders. Kwijting commissaris-revisor. Varia. 

(AOPC-1-7-06398/26.04) (15919) 

ALL INVESTMENTS, naamloze vennootschap, 

Leenweg 27, 9800 DEINZE 


Algemene vergadering op de zetel op 19/5/2007 om ... 


Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Diversen. 

(AOPC-1-7-03809/26.04) (15920) 


ALL-CONNECT, naamloze vennootschap, 

Petunialaan 44, 2950 KAPELLEN (Antwerpen) 


Algemene vergadering op de zetel op 16/5/2007. Agenda : Verslag 

raad van bestuur. Goedkeuring van de jaarrekening. Bestemming 

resultaat. Kwijting aan bestuurders. Diversen. 

(AOPC-1-7-01395/26.04) (15921) 

ALU-LEASE, naamloze vennootschap, 

Eglantierlaan 3, 2020 ANTWERPEN 

Ondernemingsnummer 0433.546.646 — RPR Antwerpen 

De gewone algemene vergadering zal gehouden worden op de zetel, 

op 15 mei 2007, om 18 uur. Dagorde : Jaarverslag van de raad van 

bestuur. Behandeling van de jaarrekening per 30 november 2006. 

Kwijting aan de bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat. 

Ontslagen en benoemingen. Diversen. De aandeelhouders dienen zich 

te schikken naar de statuten. 

(AOPC-1-7-04584/26.04) (15922) 

ANKA, naamloze vennootschap, 

Lippenslaan 285, 8300 KNOKKE-HEIST 

RPR Brugge 0449.688.436 

Algemene vergadering op de maatschappelijke zetel op 19/5/2007, 

om 9 uur. Agenda : Verslag van de raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening 

per 31/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. 

Varia. Zich richten naar de statuten. 

(AOPC-1-7-05546/26.04) (15923) 

ANKAR, naamloze vennootschap, 

Azalealaan 22, 2970 SCHILDE 



Agenda : 1. Goedkeuring van de jaarrekening. 2. Bestemming resultaat. 

3. Kwijting aan bestuurders. 4. Diversen. 

(AOPC-1-7-07251/26.04) (15924) 

APOTHEEK VANDERVOORT, naamloze vennootschap, 

Ossenberg 81, 2490 BALEN 






(AOPC-1-7-03897/26.04) (15925) 

ARAMIS, société anonyme, 

Bosveldweg 59, 1180 Bruxelles 


22295 




Divers. 

(AOPC-1-7-02695/26.04) (15926)


ARCHIMOINE, société anonyme, 

rue d’Audiger 3, 7060 SOIGNIES 





Renouvellement du conseil d’administration. Divers. 

(AOPC-1-7-04057/26.04) (15927) 

ASCONET, société anonyme, 

rue Provinciale 293, 1301 BIERGES 





Divers. 

(AOPC-1-7-02270/26.04) (15928) 

ASSETS, naamloze vennootschap, 

Politieke-Gevangenestraat 34, 8530 HARELBEKE 





(AOPC-1-7-05289/26.04) (15929) 

ASSUPRET, société anonyme, 

Quartier Latin 1A, 6890 LIBIN 






(AOPC-1-7-02371/26.04) (15930) 

AUTOBUSSEN ALPAERTS, naamloze vennootschap, 

Antwerpsesteenweg 64, 2500 LIER 



Agenda : Goedkeuring jaarrekening. Aanwending van het resultaat. 

Vergoeding van het kapitaal. Kwijting aan de bestuurders. Eventuele 

statutaire benoemingen. Varia. 

(AOPC-1-7-03148/26.04) (15931) 

AUTOMATIC INDUSTRIES, naamloze vennootschap, 

Maria Henriëttalei 33, 2660 HOBOKEN 






(AOPC-1-7-06107/26.04) (15932) 

Auto’s Georges Decroix en zoon, naamloze vennootschap, 

Provinciebaan 50, 8880 LEDEGEM 





(AOPC-1-7-06916/26.04) (15933) 

AVICENNE ABMAR, société anonyme, 

Charreau de Drehance 31, 5500 DINANT 





Divers. 

(AOPC-1-7-04520/26.04) (15934) 

A.T.B. VAN DER WEEHE, naamloze vennootschap, 

Vorstjensweg 17, 2520 RANST 






(AOPC-1-7-04931/26.04) (15935) 

BALDEB, société anonyme, 

boulevard Mettewie 75/35, 1080 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-04918/26.04) (15936) 

BARSAMIAN DIAMONDS, naamloze vennootschap, 

Pelikaanstraat 62, 2018 ANTWERPEN 





(AOPC-1-7-06229/26.04) (15937) 

BEKAERT HOUSING CY, naamloze vennootschap, 

Vijverdamstraat 61, 8790 WAREGEM 






(AOPC-1-7-04283/26.04) (15938)

BELGOTRUST, société anonyme, 

rue du Midi 165, 1000 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-07205/26.04) (15939) 

BELGO-AZURIENNE, société anonyme, 

avenue du Centenaire 7, 4053 EMBOURG 






(AOPC-1-7-03145/26.04) (15940) 

BENELUX ORIENT, naamloze vennootschap, 

Woudstraat 31, 3600 GENK 





(AOPC-1-7-06485/26.04) (15941) 

BERAC, société anonyme, 

avenue Bel-Air 31, 1180 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-06258/26.04) (15942) 

BERTRAND POMPES FUNEBRES, société anonyme, 

rue Sainte-Begge 3, 5300 COUTISSE 





Divers. 

(AOPC-1-7-02417/26.04) (15943) 

Beverages Management Consultants, naamloze vennootschap, 

Industrielaan 16-20, 1740 TERNAT 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Statutaire benoemingen. 

Diversen; 

(AOPC-1-7-03978/26.04) (15944) 


BLUEBERRY SOFTWARE, société anonyme, 

boulevard Sylvain Dupuis 27, 1070 Bruxelles-7 





Divers. 

(AOPC-1-7-01678/26.04) (15945) 

Boekbinderij Vandenplas, naamloze vennootschap, 

Lijsterbessenbomenlaan 21, 1950 KRAAINEM 





(AOPC-1-7-02835/26.04) (15946) 

BOUW GEORGES TANGHE, naamloze vennootschap, 

Peter Benoitlaan 98, 8530 HARELBEKE 






(AOPC-1-7-03551/26.04) (15947) 

BOUWBEDRIJF KEULEN, naamloze vennootschap, 

Smisstraat 7, 3620 LANAKEN 






(AOPC-1-7-04243/26.04) (15948) 

BOUWONDERNEMING SERBRUYNS, naamloze vennootschap, 

Oude Baan 452, 3000 LEUVEN 





(AOPC-1-7-02843/26.04) (15949) 

BRETOY, société anonyme, 

rue du Croquet 1, 7540 RUMILLIES 


22297 




Divers. 

(AOPC-1-7-06342/26.04) (15950)


BRIMCO, naamloze vennootschap, 

Pijplap 148, 8560 GULLEGEM 



Agenda : Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening. Bestemming 

resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-07061/26.04) (15951) 

BROOKLYN, naamloze vennootschap, 

Politieke Gevangenenstraat 34, 8530 HARELBEKE (Stacegem) 





(AOPC-1-7-05286/26.04) (15952) 

BROOKLYN-GENT, naamloze vennootschap, 

Politieke Gevangenenstraat 34, 8530 HARELBEKE (Stacegem) 





(AOPC-1-7-05287/26.04) (15953) 

BUDO, naamloze vennootschap, 

Marktplaats 3, 3840 BORGLOON 





(AOPC-1-7-03818/26.04) (15954) 

B.V.M., naamloze vennootschap, 

Jozef Cardynstraat 13, 9420 ERPE-MERE 






(AOPC-1-7-05427/26.04) (15955) 

CAMOGLI, commanditaire vennootschap op aandelen, 

Duinendreef 28, 8300 Knokke 



Agenda : Goedkeuring van de jaarrekening per 31/12/2006. Bestemming 


(AOPC-1-7-04073/26.04) (15956) 

CAP, naamloze vennootschap, 

Lostraat 49, 9850 MERENDREE 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Benoeming bestuurders. 

Diversen. 

(AOPC-1-7-03795/26.04) (15957) 

CARROSSERIE VB, naamloze vennootschap, 

Antwerpsesteenweg 380, 2500 LIER 






(AOPC-1-7-01233/26.04) (15958) 

CASTLE DRIVE, naamloze vennootschap, 

Dorp 30, 2360 OUD-TURNHOUT 


Jaarvergadering op de zetel op 16/5/2007, om 16 uur. Agenda : 

Verslag raad van bestuur. Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening 

per 31/12/2006. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-06578/26.04) (15959) 

CAVIRAN, société anonyme, 

chaussée de Boondael 341, 1050 Bruxelles 


Assemblée ordinaire au siège social le 24/5/2007, à 10heures. Ordre 

du jour : Approbation des comptes annuels. Affectation des résultats. 

Décharge aux administrateurs. Divers. 

(AOPC-1-7-02384/26.04) (15960) 

CEDER, naamloze vennootschap, 

Kalmthoutsesteenweg 60, 2950 KAPELLEN 



Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming 

resultaat. Kwijting bestuurders. Diversen. 

(AOPC-1-7-05361/26.04) (15961) 

CHOICE JUWELEN, naamloze vennootschap, 

Stationsstraat 34, 9100 SINT-NIKLAAS 

RPR district Dendermonde 0454.040.667 

Algemene vergadering op de zetel van de vennootschap op 

18/5/2007, om 17 uur. Agenda : 1. Mededeling overeenkomstig art. 523 

van het Wetboek van vennootschappen. 2. Verslag van de raad van 

bestuur. 3. Goedkeuring van de jaarrekening per 31/12/2006 en 

resultaatbestemming. 4. Kwijting aan de bestuurders. 5. Ontslag en 

benoeming bestuurders. 6. Varia. 

(AOPC-1-7-07225/26.04) (15962)

CHRISTEPH, naamloze vennootschap, 

Masuistraat 186, 1030 BRUSSEL 





(AOPC-1-7-02837/26.04) (15963) 

COBAR, naamloze vennootschap, 

Ezelstraat 143, 8000 BRUGGE 





(AOPC-1-7-05772/26.04) (15964) 

Comptoir Belge de Télécommunications, 

en abrégé : ″C.B.T.″, société anonyme, 

rue de l’Ile Sainte-Hélène 12, 1070 Bruxelles 




comptes annuels au 31/12/2006. Affectation des résultats. Décharge 

aux administrateurs. 

(AOPC-1-7-05170/26.04) (15965) 

CONCORDIA, naamloze vennootschap, 

Vital Riethuysenlaan 73, 1083 BRUSSEL (GANSHOREN) 

Ondernemingsnummer 0427.391.205 — RPR Brussel 

Gewone algemene vergadering d.d. 22 mei 2007, om 11 uur, op de 

maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur en 

van de commissaris-revisor. 2. Goedkeuring van de jaarrekening 

periode 1/01/2006-31/12/2006. 3. Kwijting aan de bestuurders en de 

commissaris-revisor. 4. Bestemming van het resultaat. 5. Benoemingen/Ontslag. 

6. Diverse. 

(AOPC-1-7-06024/26.04) (15966) 

CONTINENTAL EUROPE, naamloze vennootschap, 

Bredabaan 486/R4, 2170 ANTWERPEN 





(AOPC-1-7-02550/26.04) (15967) 

COPALE, société anonyme, 

chaussée d’Aalbeke 101, 7700 MOUSCRON 





Démission, nomination. Divers. 

(AOPC-1-7-04097/26.04) (15968) 


CPGI, société anonyme, 

Bld Tirou 24, 6000 CHARLEROI 





Divers. 

(AOPC-1-7-04148/26.04) (15969) 

CREAPAL, naamloze vennootschap, 

Bekedijkstraat 1, 8490 JABBEKE 



Agenda : 1. Samenstelling bureau 2. Verslagen 3. Goedkeuring jaarrekening 

per 31/12/2006 4. Bestemming van het resultaat 5. Verlenen 

van kwijtingen .Het bestuur vraagt de aandeelhouders zich te gedragen 

conform de statuten. De stukken bedoeld in art. 553 W.Venn. zijn voor 

de aandeelhouders beschikbaar op de zetel van de vennootschap. 

Indien de algemene vergadering besluit een dividend uit te keren, zal 

dit betaalbaar worden gesteld bij de vestigingen van KBC BANK vanaf 

21/5/2007. 

(AOPC-1-7-05307/26.04) (15970) 

CROES-BELLEN, naamloze vennootschap, 

Industrieterrein Kolmen 1208, 3570 ALKEN 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Herbenoeming 

bestuurders en ged. bestuurders. 

(AOPC-1-7-01214/26.04) (15971) 

CYRMAR VANDEN BUVERIE, naamloze vennootschap, 

Schoendalestraat 375, 8792 DESSELGEM 





(AOPC-1-7-02792/26.04) (15972) 

DE BAMBOE, naamloze vennootschap, 

Groenestraat 3, 8980 ZONNEBEKE 

Ondernemingsnummer 0468.529.497 — RPR Ieper 

22299 

Jaarvergadering op de maatschappelijke zetel op 25/5/2007, om 

20 uur. Agenda : Melding toepassing artikel 523 Wetboek van vennootschappen. 




(AOPC-1-7-01134/26.04) (15973)


DE GHULDEN HANT, naamloze vennootschap, 

Zirkstraat 34, 2000 ANTWERPEN 






(AOPC-1-7-04545/26.04) (15974) 

De Koekoek, burgerlijke vennootschap 

onder de vorm van een naamloze vennootschap, 

Roerdomplaan 1, 3941 HECHTEL-EKSEL 





(AOPC-1-7-03409/26.04) (15975) 

DE NIEUWE HAAN, naamloze vennootschap, 

Grote Markt 19, 3290 DIEST 






(AOPC-1-7-05827/26.04) (15976) 

ALFONS DE REYGHERE, naamloze vennootschap, 

Vlamingstraat 32, 8000 BRUGGE 


Jaarvergadering op 14/5/2007, om 18 uur. op de zetel. Agenda : 

Verslag raad van bestuur. Goedkeuring van de jaarrekening per 

31/12/2006 en bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Bezoldiging. 

Benoemingen. Rondvraag. Zie statuten. 

(AOPC-1-7-05404/26.04) (15977) 

DE VRIENDSCHAP, naamloze vennootschap, 

Maria-Theresialei 2-4, 2018 ANTWERPEN 





(AOPC-1-7-02167/26.04) (15978) 

DE VRIENDSCHAP, naamloze vennootschap, 

Maria-Theresialei 2-4, 2018 ANTWERPEN 





(AOPC-1-7-02188/26.04) (15979) 

DECOPARTS, naamloze vennootschap, 

Tieltstraat 165B, 8740 PITTEM 





(AOPC-1-7-01819/26.04) (15980) 

DELTA ASSOCIATES, naamloze vennootschap, 

Jozef De Bomstraat 63, 2018 ANTWERPEN-1 


Algemene vergadering op de zetel op 14/5/2007, om 9 uur. Agenda : 

Verslag raad van bestuur. Goedkeuring van de jaarrekening. Bestemming 


(AOPC-1-7-02418/26.04) (15981) 

Deroo Landbouwmachines, naamloze vennootschap, 

Koekuitstraat 3, 8640 WESTVLETEREN 





(AOPC-1-7-05061/26.04) (15982) 

DHEEDENE CONSTRUCT, naamloze vennootschap, 

Gentseweg 203, 8792 DESSELGEM (Waregem) 



Agenda : 1. Lezing van de jaarrekening op 31/12/2006. 2. Goedkeuring 

van deze jaarrekening. 3. Aanwending van het resultaat. 4. Kwijting aan 

bestuurders. 5. Verscheidene. 

(AOPC-1-7-01170/26.04) (15983) 

DHEEDENE DEVLOP, naamloze vennootschap, 

Gentseweg 203, 8792 DESSELGEM 





bestuurders. 5. Verscheidene. 

(AOPC-1-7-01562/26.04) (15984) 

DHEEDENE INVEST, naamloze vennootschap, 

Gentseweg 203, 8792 DESSELGEM (Waregem) 





bestuurders. 5. Benoemingen. 6. Verscheidene. 

(AOPC-1-7-01650/26.04) (15985)

DIAPAL, naamloze vennootschap, 

Bekedijkstraat 1, 8490 JABBEKE 


Algemene vergadering op de zetel op 18/5/2007, om 18 u. 30 m. 

Agenda : 1. Samenstelling bureau 2. Verslagen 3. Goedkeuring jaarrekening 

per 31/12/2006 4. Bestemming van het resultaat 5. Verlenen 

van kwijtingen 6. Benoeming commissaris. Het bestuur vraagt de 

aandeelhouders zich te gedragen conform de statuten. De stukken 

bedoeld in art. 553 W.Venn. zijn voor de aandeelhouders beschikbaar 

op de zetel van de vennootschap. Indien de algemene vergadering 

besluit een dividend uit te keren, zal dit betaalbaar worden gesteld bij 

de vestigingen van KBC BANK vanaf 21/5/2007. 

(AOPC-1-7-05309/26.04) (15986) 

DISTRIPORC, naamloze vennootschap, 

Baaikensstraat 2, 9240 ZELE 



Agenda : Bijzonder verslag en jaarverslag raad van bestuur. Goedkeuring 

van de jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

Diversen. 

(AOPC-1-7-04435/26.04) (15987) 

DUVACO, naamloze vennootschap, 

Heirentstraat 7, 8760 MEULEBEKE 


Algemene vergadering op de zetel op 14/5/2007, om 9 uur. Agenda : 

Goedkeuring van de jaarrekening. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-04280/26.04) (15988) 

D.W.S., naamloze vennootschap, 

Kappaerstraat 100, 8550 ZWEVEGEM 

RPR Kortrijk 0447.787.632 

Jaarvergadering op 25/5/2007, om 11 uur. Agenda : Verslag raad van 

bestuurs. Goedkeuring jaarrekeningen. Bestemming resultaat. Kwijting 

bestuurders. Rondvraag. 

(AOPC-1-7-00535/26.04) (15989) 

EBM BEHEER, naamloze vennootschap, 

Heikant 63, 2370 ARENDONK 






(AOPC-1-7-06820/26.04) (15990) 

ECLYPSE, naamloze vennootschap, 

Nijverheidspark 4, 3580 BERINGEN 

BE 0444.333.541 

Algemene vergadering op de zetel op 21 mei 2007, om 11 uur. 



Diversen. 

(AOPC-1-7-06588/26.04) (15991) 


EFICO naamloze vennootschap, 

IJzerlaan 30, 2060 ANTWERPEN-6 


De jaarvergadering zal gehouden worden op de maatschappelijke 

zetel op 14 mei 2007, te 15 uur. Agenda : 1. Verslag van de raad van 

bestuur en van de commissaris. 2. Goedkeuring v/d jaarrekening per 

31 december 2006. 3. Kwijting. 4. Herbenoeming. 5. Varia. 

(AOPC-1-7-02807/26.04) (15992) 

ELAFLEX, naamloze vennootschap, 

Merksemsesteenweg 192, 2100 DEURNE (Antwerpen) 




resultaat. Kwijting aan bestuurders. (Her)benoeming commissaris. 

Diversen. 

(AOPC-1-7-04761/26.04) (15993) 

ELECTRO CORBEELS, naamloze vennootschap, 

Leuvensebaan 78, 3220 HOLSBEEK 





(AOPC-1-7-02830/26.04) (15994) 

ELEKTRO MARGO JOHAN, naamloze vennootschap, 

Wevelgemstraat 4, 8930 MENEN 






(AOPC-1-7-01374/26.04) (15995) 

EMMARIELCO, naamloze vennootschap, 

Scheldestraat 113, 9240 ZELE 





(AOPC-1-7-07208/26.04) (15996) 

Equipements, Machines et Appareils spéciaux E.M.A.S., 

société anonyme, 

rue des Quatre-Vents 70a, 1080 Molenbeek-Saint-Jean 


22301 





(AOPC-1-7-03594/26.04) (15997)


ETABLISSEMENTS CLOSE & fils, société anonyme, 

rue des Grandsprés 145, 4032 Liège (Chênée) 





Nominations d’administrateurs. Divers. 

(AOPC-1-7-05137/26.04) (15998) 

ETIBAT, société anonyme, 

rue de l’Espérance 42, 4000 Liège 





Divers. 

(AOPC-1-7-05143/26.04) (15999) 

ETS MEURICE, société anonyme, 

chaussée de Bruxelles 151, 6040 JUMET 



du jour : Rapports du conseil d’administration et du commissaire. 

Approbation des comptes annuels. Affectation des résultats. Perpétuation 

sociale. Décharge aux administrateurs et commissaire. 

(AOPC-1-7-05770/26.04) (16000) 

EUROCORAL, naamloze vennootschap, 

Anneessenstraat 1, bus 9/10, 2018 ANTWERPEN 


Jaarvergadering in de zetel van de vennootschap op 23 mei 2007, om 

11 uur. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening per 

31 december 2006. Aanwending resultaat. Statutaire kwijting. Diversen. 

Zich schikken naar de statutaire bepalingen. 

(AOPC-1-7-06520/26.04) (16001) 

EUROSOL, société anonyme, 

rue des Marchais 18, 5651 SOMZEE 






(AOPC-1-7-06370/26.04) (16002) 

Exploitation agricole J. Médart Ciplet, 

en abrégé : ″J. Médart″, société anonyme, 

rue Genon 18, 4260 Braives (Ciplet) 





Divers. 

(AOPC-1-7-03030/26.04) (16003) 

EXPORTSLACHTHUIS TIELT, naamloze vennootschap, 

Hoogserleistraat 3, 8700 TIELT 

Ondernemingsnummer 0860.797.893 — RPR Brugge 


Agenda : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening 

per 31/12/2006. 3. Bestemming resultaat. 4. Beraadslaging 

art. 96 6° W. Venn. 5. Kwijting aan bestuurders. 6. Goedkeuring voorafgenomen 

bezoldiging bestuur. 7. Diversen. Zich richten naar de 

statuten. 

(AOPC-1-7-05600/26.04) (16004) 

FALIMMO, société anonyme, 

allée du Neviau 10, 5100 WEPION 






(AOPC-1-7-05567/26.04) (16005) 

FILIP NUYTTEN, naamloze vennootschap, 

Industrielaan 31, 8930 MENEN 





(AOPC-1-7-01346/26.04) (16006) 

FINANCIERE CONSTRUCTIONS BELGES, 

en abrégé : « Fincobel », société anonyme, 

avenue Delleur 18, 1170 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-05240/26.04) (16007) 

FIVAB, naamloze vennootschap, 

Ter Stratenweg 13, 2520 OELEGEM 



Agenda : Verslag raad van bestuur. Verslag commissaris. Goedkeuring 

van de jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

Kwijting aan commissaris. 

(AOPC-1-7-04632/26.04) (16008) 

FLAMENT PAUL, naamloze vennootschap, 

Kleine Veldstraat 24e, 8840 STADEN 






(AOPC-1-7-01815/26.04) (16009)

FLONABA, naamloze vennootschap, 

Weg naar Sint-Kruis 10, 8730 BEERNEM 





(AOPC-1-7-01300/26.04) (16010) 

Foncière des Sarts, en abrégé : FDS, société anonyme, 

boulevard Tirou 24, bte 15, 6000 Charleroi 





Divers. 

(AOPC-1-7-04102/26.04) (16011) 

FONDERIES & POELERIES DE CHARLEROI, 

société anonyme, en liquidation, 

chaussée de Bruxelles 271, 6040 JUMET 


Assemblée générale ordinaire du 19 mai 2007, à 10 heures, au 

domicile du liquidateur, rue de l’Etang 90, à Lodelinsart. Ordre du jour : 

1. Rapport du liquidateur. 2. Situation au 31 décembre 2006. 3. Divers. 

Conformément à l’article 29 des statuts, dépôt des titres à la même 

adresse. 

(AOPC-1-7-06146/26.04) (16012) 

FRAKAR, naamloze vennootschap, 

Heulsestraat 104, 8860 LENDELEDE 

Ondernemingsnummer 0448.799.697 — RPR Kortrijk 

De houders van effecten aan toonder worden uitgenodigd tot de 

jaarvergadering op de zetel op 12/5/2007, om 9 uur. Agenda : 

bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 31/12/2006. Kwijting. 

De raad van bestuur. 

(AOPC-1-7-07204/26.04) (16013) 

FROIMOND, société anonyme, 

avenue Delleur 18, 1170 Bruxelles-17 





Délibération en application des articles 633 & 634 du Code des 

sociétés. Nominations statutaires éventuelles. Divers. 


(AOPC-1-7-05238/26.04) (16014) 

GARAGE CARROSSERIE VERCRUYSSEN, 


Patershoek 66, 9111 BELSELE 

Ondernemingsnummer 0460.938.654 — RPR Dendermonde 

Algemene vergadering op de zetel van de vennootschap op 

15/5/2007, om 20 uur. Agenda : Beleidsverslag raad van bestuur. 

Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening 31/12/2006. Bestemming 

resultaat. Kwijting bestuurders. Ontslag en benoemingen. Rondvraag. 

(AOPC-1-7-03893/26.04) (16015) 

GEEURICKX, naamloze vennootschap, 

Biesboslaan 24, 1785 HAMME 





(AOPC-1-7-03796/26.04) (16016) 

Gérard Affrêtement, société anonyme, 

place Josephine-Charlotte 1/31, 5100 Jambes 





Divers. 

(AOPC-1-7-05469/26.04) (16017) 

GERIBOURG, société anonyme, 

route d’Obourg 37, 7000 MONS 






(AOPC-1-7-02954/26.04) (16018) 

GERIMONS, société anonyme, 

rue Renkin 86, 1030 Bruxelles 






(AOPC-1-7-02165/26.04) (16019) 

GEZUSTERS GENARD, naamloze vennootschap, 

Cogels Osylei 14, 2600 BERCHEM (Antwerpen) 


22303 




(AOPC-1-7-01192/26.04) (16020)


GHEMALCO, naamloze vennootschap, 

Noordzandstraat 89, 8000 BRUGGE 



Agenda : 1. Jaarverslag. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 

31/12/2006. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting aan bestuurders. 

5. Diversen. 

(AOPC-1-7-02219/26.04) (16021) 

GIAMBA, naamloze vennootschap, 

Meerstraat 15, 3530 Houthalen 

Ondernemingsnummer 0432778168 




(AOPC-1-7-02334/26.04) (16022) 

GILBOS, naamloze vennootschap, 

Grote Baan 10, 9310 HERDERSEM 


Algemene Vergadering op de zetel op 14 mei 2007, om 15 uur. 

Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Behandeling en 

goedkeuring van de jaarrekening. 3. Bestemming van het resultaat. 

4. Kwijting aan de bestuurders. 5. Verslag van de commissaris-revisor. 

6. Statutaire benoemingen. 7. Diversen. 

(AOPC-1-7-01874/26.04) (16023) 

GIMLE, société anonyme, 






Nominations - démissions d’administrateurs. Divers. 

(AOPC-1-7-03895/26.04) (16024) 

GRAPAL, société anonyme, 

rue de la Station 72, 4340 AWANS 






(AOPC-1-7-00894/26.04) (16025) 

GRASSI, burgerlijke vennootschap 

onder de vorm van een naamloze vennootschap, 

Koning Albertlaan 60, 9000 GENT 


Algemene vergadering op de zetel op 23/5/2007 om. Agenda : 



(AOPC-1-7-01249/26.04) (16026) 

GROEP DIGHNEEF HAIRCOSMETICS, naamloze vennootschap, 

Holleweg 79B, 3700 TONGEREN 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Herbenoeming 

bestuurder en gedelegeerd bestuurder. 

(AOPC-1-7-01207/26.04) (16027) 

GROON, naamloze vennootschap, 

Walestraat 17, 9130 VERREBROEK 





(AOPC-1-7-04892/26.04) (16028) 

G. LEVASSEUR, société anonyme, 

chaussée de Ruisbroek 121, 1190 Bruxelles 




Décharge aux administrateurs. Démissions et nominations administrateurs. 

Divers. 

(AOPC-1-7-06489/26.04) (16029) 

HABAD, naamloze vennootschap, 

Wolvendreef 12, 8500 Kortrijk 





(AOPC-1-7-06468/26.04) (16030) 

HEKAMA, naamloze vennootschap, 

Abdis Agnesstraat 1A, 8510 MARKE (Kortrijk) 




per 30/11/2006. Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

Eventuele statutaire benoemingen. Diversen. 

(AOPC-1-7-02589/26.04) (16031) 

HELIOS, naamloze vennootschap, 

Zeedijk 160, 8300 KNOKKE-HEIST 






(AOPC-1-7-02192/26.04) (16032)

″HELPELEC″, société anonyme, 

avenue du Couronnement 11, 1200 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-02103/26.04) (16033) 

HET CENTRUM, naamloze vennootschap, 

Lierbaan 29, 2580 PUTTE 


Algemene vergadering op de zetel op 19/5/2007, om 17 u 00. 



(AOPC-1-7-03463/26.04) (16034) 

HET ZEEL, naamloze vennootschap, 

Geldenaaksebaan 458, 3001 HEVERLEE 





(AOPC-1-7-02836/26.04) (16035) 

HEYRMAN, naamloze vennootschap, 

’S Herenwilg 15, 9120 BEVEREN-WAAS 

RPR Dendermonde - Ondernemingsnummer 0455576039 

Algemene vergadering op de zetel op 24 mei 2007, om 19 uur. 

Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring balans en resultatenrekening 

per 31/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting aan de 

bestuurders. Herbenoeming bestuurders. Varia. 

(AOPC-1-7-03995/26.04) (16036) 

HOBROCO, naamloze vennootschap, 

Iepersestraat 93, 8500 Kortrijk 





(AOPC-1-7-02293/26.04) (16037) 

HOFDRIES, naamloze vennootschap, 

Hofdries 5A, 8573 TIEGEM 





(AOPC-1-7-01424/26.04) (16038) 


HOME CONCEPT, société anonyme, 

rue Pionfosse 25, 4140 LINCE-SPIRMONT 


MM. les actionnaires sont priés d’assister, à l’assemblée générale 

ordinaire au siège social le 14/5/2007, à 20 heures. Ordre du jour : 

1. Lecture et approbation du rapport du conseil d’administration. 

2. Lecture et approbation des comptes annuels. 3. Affectation du 

résultat. 4. Approbation des rémunérations et prélèvements des administrateurs. 

5. Décharge, à donner aux administrateurs. 6. Nominations- 

Démissions. 

Pour la présence, à l’A.G. se conformer aux statuts. 

(AOPC-1-7-05153/26.04) (16039) 

HOUTZAGERIJEN DE GOEYSE GEBROEDERS, 

naamloze vennootschap, Westdijk 20, 1880 KAPELLE-OP-DEN-BOS 





(AOPC-1-7-05800/26.04) (16040) 

HUBERTY, société anonyme, 

Bd. du Souverain 191, 1160 Bruxelles 




Décharge aux administrateurs. Nominations statutaires éventuelles. 

Divers. 

(AOPC-1-7-01180/26.04) (16041) 

HYPER, naamloze vennootschap, 

Hundelgemsesteenweg 274, 9820 MERELBEKE 




per 31/12/2006. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting aan 

bestuurders. 5. Diversen. 

(AOPC-1-7-00986/26.04) (16042) 

H.D.C. INVEST, commanditaire vennootschap op aandelen, 

Lange Repeldreef 11, 2970 SCHILDE 





(AOPC-1-7-01646/26.04) (16043) 

IEPER GOLF, naamloze vennootschap, 

Industrielaan 24, 8900 IEPER 


22305 



Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-01693/26.04) (16044)


IKASO, naamloze vennootschap, 

Lettenburgstraat 4D, 8490 JABBEKE 






(AOPC-1-7-07172/26.04) (16045) 

IMJOS, naamloze vennootschap, 

Groendal 9, 1860 MEISE 






(AOPC-1-7-07190/26.04) (16046) 

IMMO ASSETS, naamloze vennootschap, 

Hoogdorp 9 bus 7, 3570 ALKEN 





(AOPC-1-7-01208/26.04) (16047) 

IMMO CYGNE, société anonyme, 

Le Torieu 29, 7521 Chercq 

Numéro d’entreprise 0433794391 





(AOPC-1-7-06404/26.04) (16048) 

IMMOD&S,naamloze vennootschap, 

Beelkenswijer 25, 3583 PAAL-BERINGEN 




Bestemming 

Diversen. 

resultaat. Kwijting aan bestuurders. Benoemingen. 

(AOPC-1-7-03682/26.04) (16049) 

IMMO JESSY, société anonyme, 

rue Walcourt 111, 1070 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-02956/26.04) (16050) 

IMMO PHILYAN, naamloze vennootschap, 

Kukkelbosstraat 76, 3590 DIEPENBEEK 






(AOPC-1-7-01209/26.04) (16051) 

IMMO SCHOTEN, naamloze vennootschap, 

Plataandreef 15, 2900 SCHOTEN 





(AOPC-1-7-04144/26.04) (16052) 

IMMO SIN, naamloze vennootschap, 

Stenenmuurstraat 22, 9112 SINAAI 






(AOPC-1-7-01218/26.04) (16053) 

IMMO STONEHILL, naamloze vennootschap, 

Nachtegalendreef 11, 2280 GROBBENDONK 

Ondernemingsnummer 0418.650.713 — RPR Turnhout 

Jaarvergadering op 14/5/2007, om 17 uur, op de zetel. Dagorde : 

Mededeling inzake jaarverslag door de raad van bestuur. Bespreking 

en goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. Bestemming resultaat. 

Kwijting bestuurders. Allerlei. Zich richten naar de statuten. 

(AOPC-1-7-05060/26.04) (16054) 

IMMO V EN VDV ESTATE, naamloze vennootschap, 

De Bosschaertstraat 200, 2020 ANTWERPEN 





(AOPC-1-7-02694/26.04) (16055) 

Immobilière de Basseille, société anonyme, 

Galerie de la Reine 1, 1000 Bruxelles 






(AOPC-1-7-01772/26.04) (16056)

IMMOBILIERE DE LA PETITE ILE, société anonyme, 

boulevard du Souverain 191, 1160 Bruxelles 






(AOPC-1-7-01181/26.04) (16057) 

Immobilière Doneux, société anonyme, 

avenue Jules Henin 7, 6000 CHARLEROI 





Nominations statutaires. Divers. 

(AOPC-1-7-06981/26.04) (16058) 

IMMOBILIERE EUGENE SPIRLET, société anonyme, 

rue Porte de Lorette 48, 4600 VISE 





Renouvellement du mandat des administrateurs. Divers. 

(AOPC-1-7-06462/26.04) (16059) 

IMMOBILIERE LE LION, société anonyme, 






Divers. 

(AOPC-1-7-05242/26.04) (16060) 

IMMOCEL, naamloze vennootschap, 

Wilrijkstraat 26, 2140 BORGERHOUT (ANTWERPEN) 





(AOPC-1-7-02951/26.04) (16061) 

IMMOTRECO, société anonyme, 

rue de Praetere 14, 1050 Bruxelles 






(AOPC-1-7-06392/26.04) (16062) 


IMMOVER, naamloze vennootschap, 

Zwaaikomstraat 34, 8800 ROESELARE 

Kortrijk RPR 0405.572.143 

Oproeping gewone algemene vergadering op 19/5/2007, om 11 uur. 


31 december 2006. 3. Kwijting aan de raad van bestuur. 4. Herbenoeming 

bestuurders. Zich schikken naar de statuten. 

(AOPC-1-7-04949/26.04) (16063) 

IMSONIC, société anonyme, 

Place de la Chapelle 8, 1000 Bruxelles 





Nominations statutaires. Divers. 

(AOPC-1-7-06409/26.04) (16064) 

INDONNEA, société anonyme, 

av. des Princes Brabançons 45, 1170 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-06934/26.04) (16065) 

INVEST GREENERS, société anonyme, 

rue de Praetere 14, 1050 Bruxelles 






(AOPC-1-7-06391/26.04) (16066) 

ISSEGA Société civile, à forme de, société anonyme, 

avenue de la Couronne 548, 1050 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-02395/26.04) (16067) 

I.T.B. INVESTMENTS, société anonyme, 

rue du Mont Garni 6, 7331 BAUDOUR 


22307 




Divers. 

(AOPC-1-7-07176/26.04) (16068)


JACOBUSVERIMMO, naamloze vennootschap, 

Lendedreef 1, 8570 VICHTE 





5. Diversen. 

(AOPC-1-7-02221/26.04) (16069) 

JADEX, société anonyme, 

rue Eugène Toussaint 36, 1090 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-02234/26.04) (16070) 

JAN LEENAERTS, naamloze vennootschap, 

Groot Eyssel 21, 2328 MEERLE 



Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming 

resultaat. Kwijting bestuurders. 

(AOPC-1-7-05564/26.04) (16071) 

JAN ONZEA, naamloze vennootschap, 

Fruithoflaan 15, 2530 BOECHOUT 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Goedkeuring vergoeding 

bestuurders. Herbenoeming bestuurders. Rondvraag. 

(AOPC-1-7-01431/26.04) (16072) 

JENNESCO, société anonyme, 

rue de la Poste 45, 4850 PLOMBIERES/MONTZEN 





Divers. 

(AOPC-1-7-03147/26.04) (16073) 

JOOSEN & C°, naamloze vennootschap, 

Sluizenstraat 19-21, 2900 SCHOTEN 





(AOPC-1-7-07060/26.04) (16074) 

JURINVEST, naamloze vennootschap, 

Lindendreef 11, 8510 Kortrijk-ROLLEGEM 

0459.946.284 — RPR Kortrijk 

Jaarvergadering ten maatschappelijke zetel op 14/5/2007, om 14 uur. 

Agenda : Melding toepassing artikel 523 Wetboek van vennootschappen. 




(AOPC-1-7-01309/26.04) (16075) 

KANTOOR WYSMANS, naamloze vennootschap, 

Kempenstraat 158, 3590 DIEPENBEEK 





(AOPC-1-7-07231/26.04) (16076) 

KARUMA, naamloze vennootschap, 

Steert 13, 2370 ARENDONK 





(AOPC-1-7-02782/26.04) (16077) 

KOSIMO, naamloze vennootschap, 

Kastanjelaan 19, 8530 HARELBEKE 





5. Diversen. 

(AOPC-1-7-02222/26.04) (16078) 

KRABBENDIJKE, naamloze vennootschap, 

Ahornenlaan 12, 2610 WILRIJK 





(AOPC-1-7-02744/26.04) (16079) 

K.V.G., naamloze vennootschap, 

Stationsstraat 56, 8490 JABBEKE 






(AOPC-1-7-07171/26.04) (16080)

LA LEGA, naamloze vennootschap, 

Werkenplein 22, 8610 KORTEMARK 

0450.123.649 - RPR Veurne 


Agenda : Goedkeuring van de jaarrekening per 31/12/2006. Bestemming 

resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-02475/26.04) (16081) 

LABYRINT, naamloze vennootschap, 

Leemkuilstraat 21, 3570 ALKEN 

Ondernemingsnummer 045047/067 





(AOPC-1-7-01206/26.04) (16082) 

LALEMANT TURA, naamloze vennootschap, 

Doornzelestraat 71, 9000 GENT 






(AOPC-1-7-01563/26.04) (16083) 

LAMBAR, société anonyme, 

rue Pige A Fenasses 57, 6031 MONCEAU-SUR-SAMBRE 





Divers. 

(AOPC-1-7-01798/26.04) (16084) 

LEIN ALUMINIUM, naamloze vennootschap, 

Statiestraat 67, 8980 PASSENDALE 






(AOPC-1-7-05244/26.04) (16085) 

LEMAITRE, société anonyme, 

rue Provinciale 141, 7760 ESCANAFFLES 





Divers. 

(AOPC-1-7-02264/26.04) (16086) 


LES PRODUITS MINIERS, société anonyme, 

Grand Place 37, 7700 MOUSCRON 





Divers. 

(AOPC-1-7-05396/26.04) (16087) 

LETTER EN VORM, naamloze vennootschap, 

Mosselbank 93, 9120 VRASENE 

Ondernemingsnummer 0455.856.448 - RPR Dendermonde 



per 31/12/2006. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting aan 

bestuurders. 5. Herbenoeming bestuurders. 6. Diversen. 

(AOPC-1-7-02598/26.04) (16088) 

LIBRA - RE, naamloze vennootschap, 

Coupure 91, 9000 GENT 





(AOPC-1-7-02186/26.04) (16089) 

LICHTERT & C°, société anonyme, 

chaussée de Neerstalle 26, 1190 Bruxelles 





Renouvellement des mandats d’administrateurs. Changement 

siège social. Divers. 

(AOPC-1-7-05802/26.04) (16090) 

LIPPENS PAINTS, naamloze vennootschap, 

Sint-Antoniuskaai 22, 9000 GENT 

0420.903.883 - RPR Gent 

Jaarvergadering op 01/6/2007, om 17 uur. op de zetel. Dagorde : 


31/12/2006. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Benoeming 

commissaris. 6. Allerlei. 

(AOPC-1-7-03344/26.04) (16091) 

LOGEUROP, société anonyme, 

Av du Château de Walzin 11, 1180 Bruxelles 


22309 




Divers. 

(AOPC-1-7-05996/26.04) (16092)


Location Mobilière Générale d’Appareils Automatiques, 

″LOMOGEA″, société anonyme, 

avenue T. Gonda 2, 4400 FLEMALLE 


Assemblée générale ordinaire au siège social le 22/5/2007, à 

11 h 30 m. Ordre du jour : Approbation des comptes annuels arrêtés au 

31/12/2006. Affectation des résultats. Décharge aux administrateurs. 

Divers. 

(AOPC-1-7-04250/26.04) (16093) 

L’ ERMITAGE, société anonyme, 

Briscol 24, 6997 EREZEE 





Divers. 

(AOPC-1-7-01980/26.04) (16094) 

MAES - INVEST, naamloze vennootschap, 

Molenstraat 14A, 8600 PERVIJZE 






(AOPC-1-7-03900/26.04) (16095) 

MAGENA, naamloze vennootschap, 

Driemasten 109, 8560 GULLEGEM 

0450.993.085 - RPR Kortrijk 






(AOPC-1-7-01121/26.04) (16096) 

MAIN REAL ESTATE, naamloze vennootschap, 

Villerspark 3 bus 14, 3500 HASSELT 



1. Jaarverslag. 2. Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening. 

3. Kwijting bestuurders. 4. Eventueel ontslag, benoeming en vergoeding 

bestuurders. 5. Varia. Zich schikken naar de statuten. 

Namens raad van bestuur. 

(AOPC-1-7-06914/26.04) (16097) 

Management and Consulting Services, ″MACS″, société anonyme, 

Route de l’Etat 118, 1380 LASNE 






(AOPC-1-7-03975/26.04) (16098) 

MANDES RECREATIE, naamloze vennootschap, 

Zuidstraat 24, 8800 ROESELARE 






(AOPC-1-7-06494/26.04) (16099) 

MARKETING ET DISTRIBUTION, naamloze vennootschap, 

Heikanstraat 210, 2920 KALMTHOUT 






(AOPC-1-7-05566/26.04) (16100) 

MARX & MARX, naamloze vennootschap, 

Koning Albertlaan 137, bus 6, 3620 LANAKEN 






(AOPC-1-7-06243/26.04) (16101) 

MAVAN, naamloze vennootschap, 

R. Colaertplein 25, bus 2, 8900 IEPER 

0405.298.761 - RPR Ieper 


Agenda : Agenda : Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 

31/12/2006. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-05723/26.04) (16102) 

MEFRA, naamloze vennootschap, 

Molenakkerlaan 2, 2960 BRECHT 






(AOPC-1-7-03797/26.04) (16103) 

MEHAIGNE, société anonyme, 

rue Royale 35, 1000 Bruxelles 






(AOPC-1-7-01756/26.04) (16104)

METAPONTO, naamloze vennootschap, 

IJzerstraat 53, 9120 BEVEREN (MELSELE) 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-02183/26.04) (16105) 

MIRANDA, société anonyme, 

Noisy Celles 5, 5561 CELLES (Houyet) 






(AOPC-1-7-04522/26.04) (16106) 

MUTANCO, naamloze vennootschap, 

Huldelaan 8, 8670 Koksijde 

0435.752.011 — RPR Veurne 

De gewone algemene vergadering zal gehouden worden op 

20 mei 2007, om 18 uur, op de maatschappelijke zetel. Agenda : 

1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening 

per 31/12/2006. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan de 

bestuurders. 5. Statutaire benoemingen. 6. Allerlei. Zich richten naar de 

statuten. 

(AOPC-1-7-02177/26.04) (16107) 

NEMEGHEER, naamloze vennootschap, 

Wakkensesteenweg 18, 8700 TIELT 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Herbenoemingen. 

Diversen. 

(AOPC-1-7-00583/26.04) (16108) 

NEVER, naamloze vennootschap, 

Blakmeers 27A, 1790 AFFLIGEM 





(AOPC-1-7-02053/26.04) (16109) 

NEW KEMMELFOK, naamloze vennootschap, 

Reningelstraat 103, 8956 KEMMEL 





(AOPC-1-7-01426/26.04) (16110) 


NEW YORK, naamloze vennootschap, 

Prinses Clementinalaan 112, 9000 GENT 





(AOPC-1-7-03681/26.04) (16111) 

NIREC, société anonyme, 

avenue Charles Madoux 13-15, 1160 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-03548/26.04) (16112) 

NORBERT IMPENS, naamloze vennootschap, 

Magerstraat 24, 9070 DESTELBERGEN 






(AOPC-1-7-06431/26.04) (16113) 

Nouvelle Société Belge d’Impression et d’Edition (N.S.B.I.E.), 

société anonyme, rue de la Caserne 33-35, 1000 Bruxelles 





Nominations statutaires éventuelles. Décision de mise en liquidation 

de la société. Divers. 

(AOPC-1-7-05771/26.04) (16114) 

OCKIER FORKLIFTS, naamloze vennootschap, 

Torkonjestraat 75, 8510 MARKE (Kortrijk) 






(AOPC-1-7-02562/26.04) (16115) 

OLINVEST, naamloze vennootschap, 

H. Hartplein 24/8, 3500 HASSELT 


22311 





(AOPC-1-7-02238/26.04) (16116)


O.R.I.C., naamloze vennootschap, 

Steenweg op Mol 174-bus 2, 2360 OUD-TURNHOUT 


Algemene vergadering op de zetel op 21/5/2007, om 11 uur. 30 m. 



(AOPC-1-7-05870/26.04) (16117) 

PACE, naamloze vennootschap, 

Jachthoornlaan 47, 2970 ’S GRAVENWEZEL 





Diversen. 

(AOPC-1-7-04611/26.04) (16118) 

PARDIMMO, société anonyme, 

rue Geleytsbeek 48, 1180 Bruxelles 






(AOPC-1-7-06891/26.04) (16119) 

PARFIBRA, société anonyme, 

rue de la Poste 45, 4850 PLOMBIERES/MONTZEN 





Divers. 

(AOPC-1-7-03146/26.04) (16120) 

PATRIVER, naamloze vennootschap, 

rue de Trop 10, 1480 Tubize 

Numéro d’entreprise 0427.895.902 - RPM Nivelles 

L’assemblée ordinaire au siège social le 19/5/2007, à 20 H. Ordre du 

Jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 2. Approbation des 

comptes annuels au 31/12/2006. 3. Affectation des résultats. 

4. Décharge aux administrateurs. 5. Administrateurs : démissions/ 

nominations. 6. Divers. 

(AOPC-1-7-05534/26.04) (16121) 

PEERS-DE WINTER, naamloze vennootschap, 

Heerbaan 188, 8530 HARELBEKE 

Ondernemingsnummer 0447.941.446 - RPR Kortrijk 


Agenda : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening. 

3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting aan bestuurders. 

5. Goedkeuring voorafgenomen bezoldigingen bestuur. 6. Diversen. 

Zich richten naar statuten. 

(AOPC-1-7-05601/26.04) (16122) 

PEGIBE, société anonyme, 

rue St Mortier 35, 7890 ELLEZELLES 



du jour : Approbation des comptes annuels au 31/12/2006. Affectation 

des résultats. Décharge aux administrateurs. Rémunérations. Démission 

et nomination. Divers. Se conformer aux statuts. 

(AOPC-1-7-04425/26.04) (16123) 

PEN-LAW, société anonyme, 

avenue Brugmann 587-bte 7, 1180 Bruxelles 






(AOPC-1-7-06261/26.04) (16124) 

PHILIPPE ROUSSEAUX, société anonyme, 

rue de Gozée 89, 6110 MONTIGNY-LE-TILLEUL 





Divers. 

(AOPC-1-7-07191/26.04) (16125) 

PHOENIX TRADING, naamloze vennootschap, 

Lange Leemstraat 262, 2018 ANTWERPEN 





(AOPC-1-7-03896/26.04) (16126) 

PLAGES, société anonyme, 

avenue Charles Madoux 13-15, 1160 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-03545/26.04) (16127) 

PRESSE PARTICIPATION ET DEVELOPPEMENT, société anonyme, 







(AOPC-1-7-06413/26.04) (16128)

PRI-IMO, naamloze vennootschap, 

Potegemstraat 7, 8790 WAREGEM 





benoemingen. Diversen. Om toegelaten te worden tot de Algemene 

Vergadering dienen de aandeelhouders de aandelen voor te leggen op 

de maatschappelijke zetel tenminste vijf dagen voor de dag van de 

Algemene Vergadering. 

(AOPC-1-7-06395/26.04) (16129) 

PROUMEN André, société anonyme, 

rue P. Henrard 11, 4053 EMBOURG 






(AOPC-1-7-01645/26.04) (16130) 

P.A.L., naamloze vennootschap, 

Kwachtstraat 13, 2450 MEERHOUT 





(AOPC-1-7-06131/26.04) (16131) 

REMO, naamloze vennootschap, 

Bist 51, 2610 WILRIJK 



Agenda : Verslag van de raad van bestuur en Bijzonder verslag van de 

raad van bestuur ingevolge art. 96 § 6. Goedkeuring van de jaarrekening 


Diversen. 

(AOPC-1-7-02199/26.04) (16132) 

RESIDENCE LE MISSEAU, société anonyme, 

Le Misseau 13, 1390 GREZ-DOICEAU 






(AOPC-1-7-05/05/26.04) (16133) 

REVETO, société anonyme, 

rue Robert Jones 57, 1180 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-07207/26.04) (16134) 


RINPARVEST, société anonyme, 







(AOPC-1-7-04521/26.04) (16135) 

RISART, naamloze vennootschap, 

Leopold II-laan 165, 1080 BRUSSEL 

BTW BE 0469.001.433 — RPR Brussel 






(AOPC-1-7-01435/26.04) (16136) 

ROM Aktiengesellschaft, 

Industriestraße 38, 4700 Eupen 

Unternehmensnummer 0441.826.783 

Die Herren Aktionäre werden eingeladen, an der Ordentlichen 

Generalversammlung teilzunehmen, welche am Sitz der Gesellschaft 

stattfinden wird am Dienstag, dem 15. Mai 2007, um 17 Uhr. Tagesordnung 

: 1. Bericht des Verwaltungsrates und des Revisionskommissars. 

2. Vorlegung und Genehmigung der Bilanz nebst Ergebnisrechnung 

2006. 3. Entlastung des Verwaltungsrates und des Revisionskommissars. 

4. Verschiedenes. 

Zwecks Teilnahme an der Versammlung werden die Herren Aktionäre 

gebeten, die Vorschriften laut Artikel 14 der Statuten zu befolgen. 

(AOPC-1-7-04737/26.04) (16137) 

ROYAL LEOPOLD CLUB, société anonyme, 

avenue Adolphe Dupuich 42, 1180 Bruxelles 


Assemblée générale ordinaire lundi 14.05.2007, à 18heures, au siège 

social. Ordre du jour : Rapport du conseil d’administration/ 

commissaire. Approbations des comptes annuels au 31.12.2006. 

Décharge administrateurs/commissaire. Démission et élection d’administrateurs. 

Renouvellement mandat du commissaire réviseur. Point 

sur le projet de rénovation du club : Historique des 2 projets. Décision 

du conseil du 20.03 de retenir le projet ami du Léo, information sur les 

conclusions du conseil du 10 avril ayant débouché sur l’adoption d’une 

plate forme commune aux deux projets. Divers. Informations complémentaires 

sur le site www.leopoldclub.be. 

(AOPC-1-7-06454/26.04) (16138) 

R.B. SERVICES, naamloze vennootschap, 

Izegemsestraat 21, 8860 LENDELEDE 

BTW BE 0435.429.832 - RPR Kortrijk 

22313 






(AOPC-1-7-01059/26.04) (16139)


SALGIMMO, société anonyme, 

avenue de la Libération 33, 4920 AYWAILLE 





(AOPC-1-7-02178/26.04) (16140) 

SALOON RODEO, naamloze vennootschap, 

Hamonterweg 142, 3910 SINT-HUIBRECHTS-LILLE 






(AOPC-1-7-06388/26.04) (16141) 

SAMATRA, société anonyme, 

rue de la Tourette 21, 5640 BIESME 





Divers. 

(AOPC-1-7-03974/26.04) (16142) 

SCHAUBROECK, naamloze vennootschap, 

Steenweg Deinze 154, 9810 NAZARETH 

BTW 0401.044.520 - RPR Gent 

UITKERING DIVIDEND 

Uittreksel P.V. van de algemene vergadering dd 16/4/2007. 

Er zal een dividend uitgekeerd worden vanaf 14/5/2007 tegen afgifte 

van coupon nr. 4. 

266,67 Euro - 66,67 RV = 200,00 Euro. 

Indien RV verschuldigd. 

De heer Schaubroeck Frédéric, Gedelegeerd bestuurder. 

(AZPC-1-7-07230/26.04) (16143) 

Scierie Louis et Compagnie, société anonyme, 

rue de la Scierie 5, 6640 VAUX-SUR-SURE 





Divers. 

(AOPC-1-7-02654/26.04) (16144) 

SEBER, société anonyme, 

rue du Croquet 1, 7540 RUMILLIES 





Divers. 

(AOPC-1-7-06340/26.04) (16145) 

Services Commerciaux Hutois en abrégé S.C.H., société anonyme, 

route de Hamoir 89, 4500 HUY 





Divers. 

(AOPC-1-7-05995/26.04) (16146) 

SEVEREYNS-SWINNEN, naamloze vennootschap, 

Fonteinstraat 33, 3545 HALEN 


Jaarvergadering op 25/5/2007, om 14 u, op de zetel. Dagorde : 

1. Bespreking jaarrekening 31/12/2006. 2. Goedkeuring jaarrekening. 

3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Rondvraag. Zich 

schikken naar de statuten. 

(AOPC-1-7-04620/26.04) (16147) 

SINGELINVEST, société anonyme, 






Nominations, démissions d’administrateurs.Délibération 

article 633 et 634 du Code des Sociétés. Divers. 

(AOPC-1-7-04048/26.04) (16148) 

SKY LINE ESTATE, société anonyme, 

avenue Louise 522, 1050 Bruxelles 





(AOPC-1-7-05046/26.04) (16149) 

SOCIETE DIAMANTAIRE CH. FINKELSTEIN & C° 

Hoveniersstraat 53/31, 2018 ANTWERPEN 1 





(AOPC-1-7-06228/26.04) (16150)

Société Immobilière Chriska, société anonyme, 

boulevard Prince de Liège 56, 1070 Bruxelles 





(AOPC-1-7-06265/26.04) (16151) 

SODESTRIM, société anonyme, 

rue de la Vallée 9, 1050 Bruxelles 






(AOPC-1-7-05554/26.04) (16152) 

Sodims Air Comprimé, société anonyme, 

rue des Sables 14, 1325 CHAUMONT-GISTOUX 





Divers. 

(AOPC-1-7-02126/26.04) (16153) 

SOGEMAD, naamloze vennootschap, 

Grote Markt 45, 2260 WESTERLO 

Ondernemingsnummer 0429.914.490 — BTWnummer : BE 0429.914.490 

De aandeelhouders worden uitgenodigd op de gewone algemene 

vergadering op maandag 14 mei 2007, om 18 uur, op de maatschappelijke 

zetel, Grote Markt 45, te 2260 Westerlo. Agenda : 1. Verslag van 

de raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. 

3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Eventuele 

ontslagen en benoemingen bestuurders. 6. Diversen. Om geldig 

aanwezig of vertegenwoordigd te zijn, dienen de aandeelhouders hun 

aandelen neer te leggen op de Bank Degroof, Nijverheidsstraat 44, te 

1040 Brussel, of op de maatschappelijke zetel, Grote Markt 45, te 

2260 Westerlo, ten minste 3 volle dagen voor de vergadering. 

(AOPC-1-7-03410/26.04) (16154) 

SPILLEMAECKERS, naamloze vennootschap, 

Leopoldstraat 27, 2850 BOOM 




resultaat. Kwijting aan bestuurders. Eventuele statutaire benoemingen. 

Diversen. 

(AOPC-1-7-02952/26.04) (16155) 


SPRIVER, société civile sous forme de société anonyme, 

rue Henri Duchâtel 2, 7700 MOUSCRON 

TVA BE 0441.036.333 - RPM Tournai 

Les actionnaires sont priésd’assister, à l’assembléegénérale ordinaire 

qui aura lieu le 19 mai 2007, à 11 heures, au siège social, avec l’ordre du 

jour suivant : 1. Lecture des comptes annuels établis au 31 décembre 

2006. 2. Approbation des comptes annuels. 3. Affectation du 

résultat. 4. Décharge, à donner aux administrateurs. 5. Démissions et 

nominations. Le conseil d’administration. 

(AOPC-1-7-05374/26.04) (16156) 

STAMAN, naamloze vennootschap, 

Kleine Waregemsestraat 4, 8530 HARELBEKE 





(AOPC-1-7-02303/26.04) (16157) 

STEELIMMO, société anonyme, 

rue du Louvroy 63, 6120 NALINNES 





Nominations statutaires éventuelles. Renouvellement du conseil 

d’administration. Divers. 

(AOPC-1-7-06371/26.04) (16158) 

STEFIMA, naamloze vennootschap, 

Ruifeleinde 68, 8791 BEVEREN-LEIE 



Agenda : Goedkeuring van de jaarrekening. Kwijting aan bestuurders. 

(AOPC-1-7-04291/26.04) (16159) 

STOETERIJ EN ROZEN, naamloze vennootschap, 

Rozendreef 245, 9300 Aalst 





(AOPC-1-7-02037/26.04) (16160) 

STYL CARRELAGES, société anonyme, 

rue Saint-Antoine 1, 5651 SOMZEE 


22315 




Nominations statutaires éventuelles. Renouvellement du conseil 

d’administration. Divers. 

(AOPC-1-7-06373/26.04) (16161)


″SUIKER EXPORT NV″, in het Frans ″S.A. SUCRE EXPORT″, 

Generaal Lemanstraat 74, 2600 BERCHEM 

Ondernemingsnummer 0404.854.640 - RPR Antwerpen 

De aandeelhouders worden verzocht de jaarvergadering bij te wonen 

die gehouden zal worden op woensdag 16/5/2007, om 11 uur, in de 

zetel van de vennootschap, met volgende agenda : 1. Jaarverslag en 

verslag van de commissaris. 2. Goedkeuring jaarrekening. 3. Bestemming 

van het resultaat. 4. Kwijting te verlenen aan de bestuurders en 

de commissaris. 5. Varia. Om aan de vergadering deel te nemen, 

worden de aandeelhouders verzocht zich te schikken naar artikel 28 

van de statuten, en hun aandelen vijf (5) dagen vóór de vergadering 

neer te leggen op de zetel van de vennootschap. 

De raad van bestuur. 

(AOPC-1-7-06951/26.04) (16162) 

SUMMUM, société anonyme, 

Jevoumont 30, 4910 THEUX 






(AOPC-1-7-06446/26.04) (16163) 

SUNLEE, société anonyme, 

rue Watchibos 4, 6280 GOUGNIES 





Divers. 

(AOPC-1-7-02368/26.04) (16164) 

S.T.I., Commanditaire vennootschap op aandelen, 

Bischoffsheimlaan 36, 1000 BRUSSEL 


De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel op 14/5/2007, 

om 15 uur. Agenda : 1. Verslag zaakvoerders. 2. Goedkeuring van de 

jaarrekening per 31/12/06. 3. Bestemming resultaat. 4. Goedkeuring 

wedde zaakvoerders. 5. Kwijting aan zaakvoerders. 

(AOPC-1-7-03751/26.04) (16165) 

TAS BETON, société anonyme, 

avenue E. Cambier 27-37, bte 9, 1030 Bruxelles 





Divers. 

(AOPC-1-7-03614/26.04) (16166) 

TC FINANCE, société anonyme, 






Divers. 

(AOPC-1-7-06257/26.04) (16167) 

TECHNORD AUTOMATION, société anonyme, 

Parc Scientifique du Sart Tilman, 

rue du Bois Saint-Jean 4102 SERAING (OUGREE) 



du jour : Rapport de gestion sur les comptes annuels au 31/12/2006 

et rapport du commissaire. Approbation des comptes annuels au 

31/12/2006. Affectation du résultat. Décharge aux administrateurs et 

commissaire. Nominations administrateurs. 

(AOPC-1-7-06429/26.04) (16168) 

TEN BERGE, naamloze vennootschap, 

Tuinlaan 3, 9111 BELSELE 



Agenda : 1. Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 

31/12/2006. 2. Kwijting. 

(AOPC-1-7-04085/26.04) (16169) 

THE ANTWERP BRAIN WORK COMPANY, 

naamloze vennootschap, Londenstraat 28-30, 2000 ANTWERPEN 





(AOPC-1-7-04322/26.04) (16170) 

THIEBA, naamloze vennootschap, 

Aan de Bocht 5, 9000 GENT 





(AOPC-1-7-02578/26.04) (16171) 

THIENPONT JOHN, naamloze vennootschap, 

Leo Bosschartlaan 20, 2660 HOBOKEN 



Agenda : Goedkeuring van de jaarrekening. Kwijting aan bestuurders. 

Herbenoeming bestuurders. 

(AOPC-1-7-04284/26.04) (16172)

TIEVACO, naamloze vennootschap, 

Neerkouter 10, 8573 TIEGEM 





(AOPC-1-7-01423/26.04) (16173) 

TRADING FANTASIA, naamloze vennootschap, 

Grotestraat 22, 3600 GENK 





(AOPC-1-7-03894/26.04) (16174) 

Transport Management Services, naamloze vennootschap, 

Industrielaan 16-20, 1740 TERNAT 





Diversen. 

(AOPC-1-7-03979/26.04) (16175) 

TRANSPORTBANDEN BRUYNOOGHE, naamloze vennootschap, 

Hillemolenstraat 1, 8830 HOOGLEDE 


Algemene vergadering op de zetel op 19/5/2007, om 14 u. Agenda : 



(AOPC-1-7-06495/26.04) (16176) 

TRICHTERHEIDE, naamloze vennootschap, 

Henegauwlaan 28, 3500 HASSELT 





(AOPC-1-7-06526/26.04) (16177) 

UNIBOX, société anonyme, 

avenue du Parc 22, 4650 CHAINEUX-HERVE 


Assemblée ordinaire du 15/5/2007, à 10 heures au siège social. 

Agenda : Rapport C.A. Approbation comptes annuels. Affectation 

résultats. Décharge administrateurs. Divers. 

(AOPC-1-7-06671/26.04) (16178) 


VAN HASSELS, naamloze vennootschap, 

Van Hesedreef 51A, 9240 ZELE 





(AOPC-1-7-03946/26.04) (16179) 

VAN IMPE PATRICIA, naamloze vennootschap, 

Broekveldstraat 67, 9420 ERPE-MERE 





(AOPC-1-7-02198/26.04) (16180) 

VAN OS - DURACOAT, naamloze vennootschap, 

Nijverheidsstraat 34-bus 6, 2620 HEMIKSEM 





(AOPC-1-7-06453/26.04) (16181) 

VAN ROKEGHEM, société anonyme, 

rue du Châtelain 6B-bte 14, 1000 Bruxelles 






(AOPC-1-7-02194/26.04) (16182) 

VAN RYSWYCK, naamloze vennootschap, 

Ing. Haesaertlaan 93, 2610 Wilrijk 





(AOPC-1-7-01193/26.04) (16183) 

VANWEZEMAEL, naamloze vennootschap, 

Heidestraat 30, 3545 HALEN-ZELEM 


22317 




(AOPC-1-7-04640/26.04) (16184)


VERDES, naamloze vennootschap, 

Sint-Blasiusstraat 55, 8800 ROESELARE 

Kortrijk RPR ON 0439.616.965 



31 december 2006. 3. Kwijting aan de raad van bestuur. 

4. Herbenoeming bestuurders. Zich schikken naar de statuten. 

(AOPC-1-7-04950/26.04) (16185) 

VERHANDELEN VAN IMMOBILIEN, naamloze vennootschap, 

Jacob Lacopsstraat 20/302, 9700 OUDENAARDE 




Bestemming 

Diversen. 

resultaat. Kwijting aan bestuurders. Benoemingen. 

(AOPC-1-7-07198/26.04) (16186) 

VERMEERSCH D., naamloze vennootschap, 

Bergensesteenweg 706, 1600 SINT-PIETERS-LEEUW 

Ondernemingsnummer 0416.303.115 - RPR Brussel 


Agenda : 1. Verslagen raad van bestuur en Commissaris. 2. Goedkeuring 

jaarrekening per 31/12/2006. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting 

bestuurders en Commissaris. 5. Bestuurders en Commissaris : 

benoemingen/ontslagnemingen. 6. Varia. 

(AOPC-1-7-05537/26.04) (16187) 

VERZEKERINGEN DEMEYERE ELS EN BART, 

naamloze vennootschap, Pittemstraat 26, 8760 MEULEBEKE 


Jaarvergadering op 30/5/2007, om 20 u, op de zetel. Agenda : Verslag 

raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening dd 31/12/2006. Bestemming 

resultaat. Kwijting bestuurders. Bezoldiging. Benoemingen. 

Varia. Zie statuten. 

(AOPC-1-7-04359/26.04) (16188) 

VESALIMMO naamloze vennootschap, 

A. Vesaliuslaan 28, 1780 WEMMEL 


Algemene vergadering op de zetel op 15 mei 2007, te 19 uur. Agenda : 

1. Jaarverslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 

31/12/2006. 3. Kwijting aan de bestuurders. 

(AOPC-1-7-06406/26.04) (16189) 

VIARUM, naamloze vennootschap, 

Stijn Streuvelsstraat 3, 8800 ROESELARE 

Kortrijk RPR ON 0439.616.767 



31 december 2006. 3. Kwijting aan de raad van bestuur. 

4. Herbenoeming bestuurders. Zich schikken naar de statuten. 

(AOPC-1-7-04951/26.04) (16190) 

VILANOVA, naamloze vennootschap, 

Mimosastraat 2, 8300 KNOKKE-HEIST 


Algemene vergadering op de zetel op 25/5/2007, om 18 u 30. 



(AOPC-1-7-02191/26.04) (16191) 

VIVABEL, naamloze vennootschap, 

Forestierspad 9, 9830 SINT-MARTENS-LATEM 






(AOPC-1-7-01396/26.04) (16192) 

VOEGWERKEN JANSSENS, naamloze vennootschap, 

Dorpslaan 14, 9070 HEUSDEN 





(AOPC-1-7-02195/26.04) (16193) 

VWL, naamloze vennootschap, 

Klokkestraat 44, 2570 DUFFEL 




resultaat. Kwijting aan bestuurders. Eventuele statutaire benoemingen. 

Diversen. 

(AOPC-1-7-01236/26.04) (16194) 

WEST-KONSTRUKT, naamloze vennootschap, 

Bedrijvenlaan 6, 8630 VEURNE 





(AOPC-1-7-04932/26.04) (16195) 

WHISPER LAKES, naamloze vennootschap, 

Miksebaan 236, 2930 BRASSCHAAT 

Ondernemingsnummer 0442.411.555 — RPR Antwerpen 

De gewone algemene vergadering zal gehouden worden op de zetel 

op 14 mei 2007, om 14 uur. Dagorde : Jaarverslag van de raad van 

bestuur. Behandeling van de jaarrekening per 31 december 2006. 

Kwijting aan de bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat. 

Ontslagen en benoemingen. Diversen. De aandeelhouders dienen zich 

te schikken naar de statuten. 

(AOPC-1-7-04583/26.04) (16196)

WICO, naamloze vennootschap, 

Donk 28, 2360 OUD-TURNHOUT 





(AOPC-1-7-03149/26.04) (16197) 

WIMBLEDON, naamloze vennootschap, 

Noordstraat 50, 8930 MENEN 





(AOPC-1-7-06892/26.04) (16198) 

WORLD TRADE, société anonyme, 

avenue de Heppignies 1, 6220 HEPPIGNIES 



du jour : Rapport du conseil d’administration et rapport du commissaire. 

Approbation des comptes annuels. Affectation des résultats. 

Décharge aux administrateurs et au commissaire. Nominations statutaires 

éventuelles. Divers. 

(AOPC-1-7-02239/26.04) (16199) 

ZWIN, naamloze vennootschap, 

Wijngaard 17, 9831 DEURLE 




Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Ontslag en benoeming 

bestuurders. Diversen. 

(AOPC-1-7-07161/26.04) (16200) 

’t STICHELKEN, naamloze vennootschap, 

Kempenstraat 158, 3590 DIEPENBEEK 





(AOPC-1-7-07206/26.04) (16201) 

BANQUE DEGROOF, Société anonyme 

Siège social : rue de l’Industrie 44, 1040 Bruxelles 

TVA BE 0403.212.172 RPM Bruxelles 

Convocation à l’assemblée générale extraordinaire 

Le conseil d’administration a l’honneur de convier les actionnaires, à 

l’assemblée générale extraordinaire qui se tiendra le vendredi 

11 mai 2007, à 11 h 30 m, au siège social, rue de l’Industrie 44, 



22319 

Ordre du jour : 

1. Division du titre 

1.1. Proposition de diviser par dix (10) chaque action en circulation, 

le capital étant, préalablement aux décisions qui seront prises 

conformément aux points 2 et 3 de l’ordre du jour, représenté par 

719.641 actions sans désignation de valeur nominale. 

1.2. Modification de l’article 5 des statuts pour le mettre en concordance 

avec la situation nouvelle du capital. 

2. Emission de warrants sur actions nouvelles dans le cadre d’un plan 

d’intéressement réservé, à certains administrateurs et cadres du groupe 

Degroof. 

2.1. Rapport spécial du conseil d’administration requis par les articles 

583, 596 et 598 du Code des Sociétés relatif, à une émission de droits 

de souscription réservée, à certains administrateurs et cadres de la 

Banque Degroof et de certaines de ses filiales. 

2.2. Rapport spécial du commissaire requis par les articles 596 et 598 

du Code des Sociétés relatif, à une émission de droits de souscription 

réservée, à certains administrateurs et cadres de la Banque Degroof et 

de certaines de ses filiales. 

2.3. Décision de créer un maximum de cent sept mille sept cent 

cinquante (107.750) droits de souscription donnant chacun le droit de 

souscrire une action nouvelle de la société, les actions nouvelles étant 

du même type et jouissant des mêmes droits et avantages que les 

actions existantes, et détermination du prix de souscription conformément 

aux modalités de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d’action 

belge pour l’emploi 1998. 

2.4. Décision de supprimer, dans l’intérêt social, le droit de préférence 

des actionnaires existants tant pour les droits de souscription, àémettre 

que pour les actions nouvelles qui résulteront de l’exercice des droits 

de souscription, et décision d’offrir les droits de souscription, à titre 

gratuit, à certains membres du personnel sous contrat d’emploi ainsi 

qu’aux administrateurs membres de comités de direction ou de conseils 

d’administration des sociétés du groupe Degroof ci-après identifiés : 

- membres du comité de direction de Banque Degroof : 

Mme Anne Winckelmans de Cléty et Messieurs Regnier Haegelsteen, 

Alain Schockert, Pierre-Paul De Schrevel, Gerhard Rooze, Patrick 

Keusters, Gautier Bataille de Longprey et Jan Longeval; 

- membres du comité de direction de Degroof Fund Management 

Company : 

Messieurs Eric Nols et Vincent Planche; 

- membres du conseil d’administration de Degroof Corporate 

Finance : 

Mesdames Adeline Simont et Mireille Walravens, et Messieurs Alexis 

Meeus, Lionel Giot, Patrick Moermans, Hughes Beernaert et Henk 

Vivile; 

et, à Madame Anne Fievez sans que l’attribution totale faite aux 

personnes ci-dessus identifiées ne puisse excéder un total de septantecinq 

mille (75.000) droits de souscription. 

2.5. Détermination des droits attachés aux droits de souscription, à 

émettre, des conditions et de la période d’exercice de ces droits. 

2.6. Pouvoirs, à conférer, à deux administrateurs membres du comité 

de direction agissant conjointement pour : 

- prendre toutes mesures en vue de la rédaction des conditions de 

cette émission; 

-déterminer les modalités pratiques de l’opération et les bénéficiaires 

effectifs; 

- offrir les droits de souscription aux bénéficiaires et constater le 

nombre de droits de souscription acceptés, le nombre maximum 

d’actions nouvelles, à créer, le montant maximum de l’augmentation 

de capital, à réaliser; 

- constater authentiquement, à la fin de chaque période le nombre de 

droits de souscription exercés, le nombre d’actions nouvelles souscrites, 

leur libération totale en numéraire, la réalisation de l’augmentation de 

capital, le montant de cette augmentation, l’affectation de la prime 

d’émission au compte ″ Prime d’émission″ et les modifications des 

statuts qui en résultent; 

-exécuter les résolutions prises par l’assemblée générale extraordinaire; 

- aux fins ci-dessus, conclure toutes conventions et, en général, faire 

le nécessaire. 

2.7. Sous la condition et dans la mesure de l’attribution et de 

l’exercice des droits de souscription dont question aux points ci-dessus, 

décision d’augmenter le capital, à concurrence d’un maximum de six


cent quarante-six mille cinq cents euros (S 646.500), primes d’émission 

non comprises, par création d’un maximum de cent sept mille sept cent 

cinquante (107.750) actions nouvelles intégralement libérées, à la 

souscription et qui jouiront des mêmes droits et avantages que les 

actions existantes. 

2.8. Sous condition suspensive de la réalisation effective de 

l’augmentation de capital dont question aux points ci-dessus, modification 

de l’article 5 des statuts pour le mettre en concordance avec la 

situation nouvelle du capital. 

3. Augmentation de capital réservée aux membres du personnel. 

3.1. Rapport spécial du conseil d’administration requis par 

l’article 596 du Code des sociétés justifiant la proposition de supprimer 

le droit de souscription préférentielle dans l’intérêt social et portant 

notamment sur le prix d’émission et les conséquences financières de 

l’opération pour les actionnaires. 

3.2. Rapport du commissaire sur les informations financières et 

comptables contenues dans le rapport du conseil d’administration. 

3.3. Décision d’augmenter le capital social, à concurrence de 

maximum S 420.000 (quatre cent vingt mille euros), pour le porter de 

S 42.554.860 (quarante-deux millions cinq cent cinquante-quatre mille 

huit cent soixante euros), à maximum S 42.974.860 (quarante-deux 

millions neuf cent septante-quatre mille huit cent soixante euros) par la 

création de maximum 70.000 (septante mille) actions nouvelles qui 

seront du même type et jouiront des mêmes droits et avantages que les 

actions existantes, sous réserve de l’application de l’article 609 du Code 

des sociétés et sauf qu’elles ne participeront, à la répartition bénéficiaire 

qu’à partir du 1 er avril 2007 et n’auront donc droit qu’à la moitié du 

dividende ou acompte de dividende qui pourrait être décrété afférent 

au résultat de l’exercice se clôturant le 30 septembre 2007. 

3.4. Décision de supprimer le droit de souscription préférentielle des 

actionnaires dans l’intérêt social et d’offrir ces actions en souscription, 

à l’ensemble des membres du personnel de la société et de ses filiales 

européennes détenues par la société ou par sa filiale Banque Degroof 

Luxembourg SA, directement ou indirectement au moins, à 60 %. 

3.5. Détermination du prix de souscription des actions nouvelles 

dans les limites de l’article 609 du Code des sociétés. 

3.6. Détermination des modalités d’exercice du droit de souscription 

des bénéficiaires et des modalités delibération. 

3.7. Décision que ces actions sont émises aux conditions requises par 

l’article 609 du Code des sociétés etdétermination de ces conditions 

(ancienneté requise, caractère nominatif, conditions d’incessibilité). 

3.8. Décision que si, à l’expiration du délai de souscription, 

l’augmentation de capital n’est pas entièrement souscrite, le capital ne 

sera augmenté qu’à concurrence du montant des souscriptions effectivement 

recueillies. 

3.9. Pouvoirs, à conférer, à deux administrateurs membres du comité 

de direction agissant conjointement aux fins d’exécuter les résolutions, 

à prendre sur les points qui précèdent et notamment, dans les limites 

prévues par l’assemblée générale, prendre toutes mesures et contacts 

nécessaires en vue de la rédaction et de l’approbation du document 

d’offre requis dans le cadre de la présente émission, fixer les délais et 

modalités de souscription, réunir les souscriptions et les versements, 

prendre toutes mesures pour assurer l’exercice du droit de souscription 

des bénéficiaires, constater authentiquement la réalisation de 

l’augmentation de capital, le nombre d’actions nouvelles et le caractère 

définitif des modifications statutaires dont question au point 3.10 

ci-après, exécuter les résolutions prises par le conseil d’administration 

et, aux fins ci-dessus, conclure toutes conventions et, en général, faire 

le nécessaire. 

3.10. Sous condition suspensive de la réalisation effective de 

l’augmentation de capital dont question au présent point, modification 

de l’article 5 des statuts pour le mettre en concordance avec la situation 

nouvelle du capital. 

4. Achat d’actions propres 

4.1. Renouvellement, pour une durée de trois ans, à compter de la 

publication, à l’annexe au Moniteur belge de la décision de l’assemblée, 

de l’autorisation donnée, à la société d’acquérir ses propres titres sans 

qu’une décision de l’assemblée générale soit requise lorsqu’il s’agit 

d’éviter, à la société un dommage grave et imminent. 

4.2. Modification du dernier paragraphe de l’article 11 des statuts 

comme suit : 

- en français : 

″Une décision de l’assemblée générale n’est pas requise lorsque 

l’acquisition des actions propres est nécessaire pour éviter, à la société 

un dommage grave et imminent. Cette faculté est valable pour trois ans, 

à dater de la publication, à l’annexe au Moniteur belge de la décision de 

l’assemblée générale extraordinaire du onze mai deux mille sept; elle 

peut être prorogée pour des termes identiques par une décision de 

l’assemblée générale statuant aux conditions requises pour les modifications 

aux statuts.″ 

-ennéerlandais : 

″Een beslissing van de algemene vergadering is niet vereist wanneer 

de verkrijging van eigen aandelen noodzakelijk is ter vermijding van 

een dreigend ernstig nadeel voor de vennootschap. Deze mogelijkheid 

is slechts drie jaar geldig te rekenen van de bekendmaking in de 

Bijlagen van het Belgisch Staatsblad van de beslissing van de buitengewone 

algemene vergadering van elf mei tweeduizend en zeven; ze 

kan door de algemene vergadering voor dezelfde termijnen worden 

verlengd met inachtneming van de voorschriften toepasselijk inzake 

statutenwijziging.″ 

Pour prendre part, à l’assemblée, les actionnaires se conformeront, à 

l’article 23 des statuts. 

Dépôt des titres au siège social trois jours ouvrables au moins avant 

l’assemblée. 

Les porteurs d’obligations ou de droits de souscription peuvent 

assister aux assemblées générales mais avec voix consultative seulement. 

(16202) 

BANK DEGROOF, naamloze vennootschap 

Maatschappelijke zetel : Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel 

BTW BE 0403.212.172 — RPR Brussel 

Oproeping tot de buitengewone algemene vergadering 

De raad van bestuur heeft de eer de aandeelhouders uit te nodigen 

op de buitengewone algemene vergadering die gehouden wordt op 

vrijdag 11 mei 2007, om 11 uur 30, op de maatschappelijke zetel, 

Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel. 

Agenda : 

1. Aandelensplitsing 

1.1. Voorstel, om elk aandeel in omloop in tien (10) te splitsen, waarbij 

vóór de beslissingen die overeenkomstig punten 2 en 3 van de agenda 

worden genomen, het kapitaal vertegenwoordigd is door 

719.641 aandelen zonder nominale waarde. 

1.2. Wijziging van artikel 5 van de statuten, om het in overeenstemming 

te brengen met de nieuwe kapitaalsituatie. 

2. Uitgifte van warrants op nieuwe aandelen in het kader van een 

motivatieplan voorbehouden aan bepaalde bestuurders en kaderleden 

van de groep Degroof. 

2.1. Bijzonder verslag van de raad van bestuur vereist door de 

artikelen 583, 596 en 598 van het Wetboek van vennootschappen betreffende 

een uitgifte van inschrijvingsrechten voorbehouden aan bepaalde 

bestuurders en kaderleden van Bank Degroof en van bepaalde van haar 

dochterondernemingen. 

2.2. Bijzonder verslag van de commissaris vereist door de artikelen 

596 en 598 van het Wetboek van vennootschappen betreffende 

een uitgifte van inschrijvingsrechten voorbehouden aan bepaalde 

bestuurders en kaderleden van Bank Degroof en van bepaalde van haar 

dochterondernemingen. 

2.3. Beslissing, om maximaal honderd en zeven duizend zevenhonderd 

vijftig (107.750) inschrijvingsrechten te creëren die elk het recht 

geven, om op een nieuw aandeel van de vennootschap in schrijven, 

waarbij de nieuwe aandelen van dezelfde aard zijn en dezelfde rechten 

en voordelen genieten als de bestaande aandelen, en bepaling van de 

inschrijvingsprijs overeenkomstig de bepalingen van de wet van 

26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 

1998.

2.4. Beslissing, om in het belang van de vennootschap het voorkeurrecht 

van de bestaande aandeelhouders op te heffen zowel voor de uit 

te geven inschrijvingsrechten als voor de nieuwe aandelen ten gevolge 

van de uitoefening van de inschrijvingsrechten, en beslissing, om de 

inschrijvingsrechten gratis aan te bieden aan bepaalde personeelsleden 

met een arbeidsovereenkomst alsook aan de hierna geïdentificeerde 

bestuurdersleden van directiecomités of van raden van bestuur van de 

vennootschappen van de groep Degroof : 

- leden van het directiecomité van Bank Degroof : 

Mevr. Anne Winckelmans de Cléty en de heren Regnier Haegelsteen, 

Alain Schockert, Pierre-Paul De Schrevel, Gerhard Rooze, Patrick 

Keusters, Gautier Bataille de Longprey en Jan Longeval; 

- leden van het directiecomité van Degroof Fund Management 

Company : 

De heren Eric Nols en Vincent Planche; 

- leden van de raad van bestuur van Degroof Corporate Finance : 

Mevr. Adeline Simont en Mevr. Mireille Walravens, en de 

heren Alexis Meeus, Lionel Giot, Patrick Moermans, Hughes Beernaert 

en Henk Vivile; 

en aan Mevr. Madame Anne Fievez zonder dat de totale toekenning 

aan de hierboven geïdentificeerde personen het totaal van vijfenzeventigduizend 

(75.000) inschrijvingsrechten mag overschrijden. 

2.5. Bepaling van de rechten aangehecht aan de uit te geven 

inschrijvingsrechten, van de uitoefenvoorwaarden en de uitoefenperiode 

van deze rechten. 

2.6. Toe te kennen machten aan twee bestuurders-leden van het 

directiecomité die gezamenlijk handelen om 

- alle maatregelen te nemen, om de voorwaarden van deze uitgifte 

op te stellen; 

- de praktische modaliteiten van de verrichting en de daadwerkelijke 

begunstigden te bepalen; 

- de inschrijvingsrechten aan de begunstigden aan te bieden en het 

aantal aanvaarde inschrijvingsrechten, het maximum aantal te creëren 

nieuwe aandelen, het maximumbedrag van de uit te voeren kapitaalverhoging 

vast te stellen; 

- aan het einde van elke periode het aantal uitgeoefende 

inschrijvingsrechten, het aantal ingeschreven nieuwe aandelen, hun 

volledige volstorting in contanten, de verwezenlijking van de kapitaalverhoging, 

het bedrag van deze verhoging, de toevoeging van de 

uitgiftepremie aan de rekening ″Uitgiftepremie″ en de eruit voortvloeiende 

statutenwijzigingen op authentieke wijze vast te stellen; 

- de beslissingen van de buitengewone algemene vergadering uit te 

voeren; 

- voor voormelde doeleinden alle overeenkomsten af te sluiten en, in 

het algemeen, het nodige te doen. 

2.7. Beslissing, om het kapitaal ten belope van maximaal zeshonderd 

zesenveertig duizend vijfhonderd euro (S 646.500) te verhogen, uitgiftepremies 

niet inbegrepen, door de creatie van maximaal honderd en 

zeven duizend zevenhonderd vijftig (107.750) nieuwe aandelen 

volledig volgestort bij de inschrijving en die dezelfde rechten en 

voordelen genieten als de bestaande aandelen, op voorwaarde en voor 

zover de inschrijvingsrechten waarvan sprake in de punten hierboven 

toegekend en uitgeoefend zijn. 


te brengen met de nieuwe kapitaalsituatie, onder de opschortende 

voorwaarde dat de kapitaalverhoging waarvan sprake in de 

punten hierboven daadwerkelijk verwezenlijkt wordt. 

3. Kapitaalverhoging voorbehouden aan de personeelsleden. 

3.1. Bijzonder verslag van de raad van bestuur vereist door 

artikel 596 van het Wetboek van vennootschappen ter rechtvaardiging 

van het voorstel, om het voorkeurrecht op te heffen in het belang van 

de vennootschap en dat meer bepaald slaat op de uitgifteprijs en de 

financiële gevolgen van de verrichting voor de aandeelhouders. 

3.2. Verslag van de commissaris over de financiële en boekhoudkundige 

gegevens in het verslag van de raad van bestuur. 

3.3. Beslissing, om het maatschappelijk kapitaal te verhogen ten 

belope van maximaal S 420.000 (vierhonderd twintig duizend euro), om 

het van S 42.554.860 (tweeënveertig miljoen vijfhonderd vierenvijftig 

duizend achthonderd zestig euro) te brengen op maximaal S 42.974.860 

(tweeënveertig miljoen negenhonderd vierenzeventig duizend achthonderd 

zestig euro) door de creatie van maximaal 70.000 (zeventigduizend) 

nieuwe aandelen die van dezelfde aard zijn en dezelfde 

rechten en voordelen genieten als de bestaande aandelen, onder 

voorbehoud van de toepassing van artikel 609 van het Wetboek van 


22321 

vennootschappen en uitgezonderd het feit dat zij maar vanaf 

1 april 2007 deelnemen aan de winstverdeling en dus maar recht 

hebben op de helft van het dividend of het voorschotdividend dat kan 

worden beslist voor het resultaat van het boekjaar dat op 

30 september 2007 afsluit. 

3.4. Beslissing, om het voorkeurrecht van de aandeelhouders op te 

heffen in het belang van de vennootschap en, om deze aandelen ter 

inschrijving aan te bieden aan alle personeelsleden van de vennootschap 

en van de Europese dochterondernemingen waarin de vennootschap 

of haar dochteronderneming Banque Degroof Luxembourg SA, 

rechtstreeks of onrechtstreeks een belang heeft van ten minste 60 %. 

3.5. Bepaling van de inschrijvingsprijs van de nieuwe aandelen 

binnen de beperkingen van artikel 609 van het Wetboek van vennootschappen. 

3.6. Bepaling van de uitoefenmodaliteiten van het inschrijvingsrecht 

van de begunstigden en wijze van volstorting. 

3.7. Beslissing, om deze aandelen uit te geven onder de voorwaarden 

vereist door artikel 609 van het Wetboek van vennootschappen en bepaling 

van deze voorwaarden (vereiste anciënniteit, nominatief karakter, 

voorwaarden van niet-verhandelbaarheid). 

3.8. Beslissing, om het kapitaal maar ten belope van het bedrag van 

de daadwerkelijk ontvangen inschrijvingen te verhogen als, bij afloop 

van de inschrijvingstermijn, de kapitaalverhoging niet volledig onderschreven 

is. 

3.9. Toekenning van machten aan twee bestuurdersleden van het 

directiecomité die gezamenlijk optreden, om de beslissingen over de 

voorgaande punten uit te voeren en, om meer bepaald, binnen de 

beperkingen bepaald door de algemene vergadering, alle maatregelen 

te nemen en noodzakelijke contacten te leggen, om het vereiste aanbodformulier 

binnen het kader van deze uitgifte op te stellen en goed te 

keuren, de inschrijvingstermijnen en -modaliteiten te bepalen, de 

inschrijvingen en stortingen te verzamelen, alle maatregelen te nemen, 

om de uitoefening van het inschrijvingsrecht van de begunstigden te 

verzekeren, de verwezenlijking van de kapitaalverhoging, het aantal 

nieuwe aandelen en het definitieve karakter van de statutenwijzigingen 

waarvan sprake in punt 3.10 hierna op authentieke wijze vast te stellen, 

de beslissingen van de raad van bestuur uit te voeren en, met het oog 

op bovenvermelde doeleinden, alle overeenkomsten te sluiten en, in het 

algemeen, het nodige te doen. 


te brengen met de nieuwe kapitaalsituatie, onder de opschortende 

voorwaarde dat de kapitaalverhoging waarvan sprake in dit punt, 

daadwerkelijk verwezenlijkt wordt. 

4. Inkoop van eigen aandelen 

4.1. Hernieuwing voor een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de 

publicatie in de bijlage tot het Belgisch Staatsblad van de beslissing van 

de vergadering, van de toestemming aan de vennootschap, om haar 

eigen aandelen in te kopen ter vermijding van een dreigend ernstig 

nadeel voor de vennootschap zonder dat een beslissing van de algemene 

vergadering vereist is. 

4.2. Wijziging van de laatste paragraaf van artikel 11 van de statuten : 

- in het Frans : 

″Une décision de l’assemblée générale n’est pas requise lorsque 

l’acquisition des actions propres est nécessaire pour éviter, à la Société 

un dommage grave et imminent. Cette faculté est valable pour trois ans, 

à dater de la publication, à l’annexe au Moniteur belge de la décision de 

l’assemblée générale extraordinaire du onze mai deux mille sept; elle 

peut être prorogée pour des termes identiques par une décision de 

l’assemblée générale statuant aux conditions requises pour les modifications 

aux statuts.″ 

- in het Nederlands : 

″Een beslissing van de algemene vergadering is niet vereist wanneer 

de verkrijging van eigen aandelen noodzakelijk is ter vermijding van 

een dreigend ernstig nadeel voor de vennootschap. Deze mogelijkheid 

is slechts drie jaar geldig te rekenen van de bekendmaking in de 

Bijlagen van het Belgisch Staatsblad van de beslissing van de buitengewone 

algemene vergadering van elf mei tweeduizend en zeven; ze kan 

door de algemene vergadering voor dezelfde termijnen worden 

verlengd met inachtneming van de voorschriften toepasselijk inzake 

statutenwijziging.″


Om aan de algemene vergadering deel te nemen dienen de aandeelhouders 

zich te schikken naar artikel 23 van de statuten. 

Zij moeten de effecten ten minste drie werkdagen voor de datum van 

de vergadering neerleggen op de maatschappelijke zetel. 

De houders van obligaties of warrants mogen de algemene vergadering 

bijwonen, doch slechts met raadgevende stem. 

(AXPC-1-7-06846/26.04) (16202) 

Algemene Ondernemingen Degroote, naamloze vennootschap, 

Troonstraat 60, 8400 Oostende 

0443.821.025 RPR Brugge 

Jaarvergadering op 19/05/2007, om 10 uur, op de zetel. Agenda : 

Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. 

Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Varia. Zich richten naar de 

statuten. (16203) 

Algimo, naamloze vennootschap, 

Coupure 10, 9000 Gent 

0436.329.061 RPR Gent 


Jaarverslag. Verslag commissaris. Onderzoek en goedkeuring enkelvoudige 

en geconsolideerde jaarrekening. Kwijting bestuurders en 

commissaris. Varia. Zich gedragen naar de statuten. (16204) 

Apotheek Dewulf Vanderbeken, naamloze vennootschap, 

Wapenplaats 10, 8720 Dentergem 

0436.343.315 RPR Kortrijk 



resultaat. Herbenoeming bestuurders. Kwijting bestuurders. 

Varia. (16205) 

Auto Sabbe, naamloze vennootschap, 

Kortemarkstraat 254, 8820 Torhout 

0444.551.493 RPR Brugge 



Bestemming resultaat. (Her)benoeming. Kwijting bestuurders. Varia. 

(16206) 

Ava, naamloze vennootschap, 

Doorniksesteenweg 45, 8580 Avelgem 




Bestemming resultaat. (Her)benoeming. Kwijting bestuurders. Verslag 

artikelen 633-634 Wb. venn. (16207) 

Bets Food, naamloze vennootschap, 

Broekkempweg 6, 3680 Maaseik 

0458.636.883 RPR Tongeren 



31/12/2006 - Bestemming resultaat. 3. Decharge, ontslag en benoeming 

bestuurders. 4. Varia. Zich richten naar de statuten. (16208) 

Chark, naamloze vennootschap, 

Dumortierlaan 155, 8300 Knokke 

0464.038.397 RPR Brugge 



Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Goedkeuring weddes 

bestuurders. (16209) 

Clem, naamloze vennootschap, 

Spinnerijkaai 39, 8500 Kortrijk 




Kwijting bestuurders. Diversen. (16210) 

Co.ra.co, naamloze vennootschap, 

Leuvensestraat 102, 1800 Vilvoorde 

0412.549.017 RPR Brussel 



Kwijting bestuurders. (16211) 

Cotton Trading Company, 

afgekort : « COTRACO », naamloze vennootschap, 

Henegouwenstraat 43, 9000 Gent 

0453.986.031 RPR Gent 

De aandeelhouders worden verzocht de jaarvergadering bij te wonen 

die zal gehouden worden op de zetel van de vennootschap, op 

14/05/2007, om 17 uur, met volgende agenda : 1. Bespreking en 

goedkeuring van de jaarrekening afgesloten per 31/12/2006. 2. Kwijting. 

(16212) De raad van bestuur. 

Cravano, naamloze vennootschap, 

Industrielaan 5, 8790 Waregem 





Debouver Willy, naamloze vennootschap, 

Tieltstraat 144B, 8760 Meulebeke 




resultaat. Kwijting bestuurders. Varia. (16214) 

E.D.M., naamloze vennootschap, 

Bredabaan 722, 2930 Brasschaat 

0455.619.490 RPR Antwerpen 


Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. Kwijtingen. Ontslagen en 

benoemingen. Rondvraag. Zich richten naar de statuten. (16215)

Eres, naamloze vennootschap, 

Brugsesteenweg 255/1, 8500 Kortrijk 




Kwijting bestuurders. Herbenoeming bestuurders. (16216) 

Esselens & Co, naamloze vennootschap, 

Steenweg Op Merchtem 23, 1745 Opwijk 

NN 0424.954.228 RPR Brussel 



Bestemming resultaat. (Her)benoeming. Kwijting bestuurders. 

Varia. (16217) 

ESTIM, commanditaire vennootschap op aandelen, 

Barmbeekstraat 10, 8791 Beveren-Leie 


Algemene vergadering op de zetel, op 19/05/2007, om 8 uur. 

Agenda : Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 

30/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting aan de zaakvoerder. 

Ontslagen en benoemingen. (16218) 

EXPROGES, société anonyme, 

avenue Du Manoir 64, 1410 Waterloo 

0425.062.215 RPM Nivelles 

Assemblée générale ordinaire le 19/05/2007, à 15 heures, au siège 

social. Ordre du jour : Rapport du conseil d’administration. Approbation 

des comptes annuels au 31/12/2006. Affectation des résultats. 

(Re)nomination. Décharge aux administrateurs. Divers. (16219) 

Facqzimmo, naamloze vennootschap, 

Defacqzstraat 40, 1050 Brussel 



Verslag van de raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 

31/12/2006. Bestemming van het resultaat. Kwijting bestuurders. 

Statutaire benoemingen. Diversen. (16220) 

Furnassur, naamloze vennootschap, 

Sint-Denisplaats 4, 8630 Veurne 

0453.052.257 RPR Veurne 

Jaarvergadering op 19/05/2007, om 10 u. 30 m., op de zetel. Agenda : 


resultaat. (Her)benoeming. Kwijting bestuurders. Varia. (16221) 

Ghesquiere, naamloze vennootschap, 

Laagweg 130, 8940 Wervik 

0441.467.883 RPR Ieper 

Jaarvergadering 19/05/2007, om 10 uur, op de zetel. Agenda : 

Verslag raad van bestuur. Verslag commissaris. Goedkeuring jaarrekening 

per 31/12/2006. Bestemming resultaat. Bezoldiging bestuurders. 

Herbenoeming. Kwijting bestuurders. Kwijting commissaris. Allerlei. 

Zich richten naar de statuten. (16222) 


Hobbypark, naamloze vennootschap, 

Smissenhoek 19b, 9620 Zottegem 

0440.254.294 RPR Oudenaarde 


1. Lezing jaarverslag. 2. Bespreking jaarrekening per 31/12/2006. 

3. Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. 4. Bestemming resultaat. 

5. Kwijting bestuurders. 6. Varia. (16223) 

Hovingen, naamloze vennootschap, 

Meersstraat 45, 9070 Destelbergen 

0872.760.765 RPR Gent 



Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Zich richten naar de 


Huvape, naamloze vennootschap, 

Hof Van ’t Henneken 5, 8800 Roeselare 





Hypo - Assur, naamloze vennootschap, 

Nieuwerkerken-Dorp 2, 9320 Nieuwerkerken 

0418.204.711 RPR Dendermonde 



Bestemming resultaat. (Her)benoeming. Kwijting bestuurders. Varia. 

(16226) 

I.T.A., naamloze vennootschap, 

Brusselsesteenweg 390, 9230 Wetteren 



Verslag artikel 523, § 1. Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. 

kwijting bestuurders. Varia. Zich richten naar de statuten. (16227) 

Immo Altrobo, naamloze vennootschap, 

Rozestraat 27, 9910 Knesselare 

0437.007.566 RPR Gent 




Immo V.B., naamloze vennootschap, 

Zeger Van Heulestraat 47, 8501 Heule 


22323 



Kwijting bestuurders. Diversen. (16229)


Immo Z.B., naamloze vennootschap, 

Dokter Zamenhoflaan 13A, 8310 Sint-Kruis 

0406.232.040 RPR Brugge 


1. Goedkeuring jaarrekening. 2. Verslag raad van bestuur. 3. Kwijting 

bestuurders. Zich richten naar de statuten. (16230) 

Investments Degroote, naamloze vennootschap, 


0443.821.223 RPR Brugge 





Invimmo, naamloze vennootschap, 

Louis Schmidtlaan 119, bus 3, 1040 Brussel 






Jamasin, naamloze vennootschap, 

Baverikstraat 27, 9250 Waasmunster 



Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. Kwijting bestuurders. 

(16233) 

L.V.B., naamloze vennootschap, 

Sint-Martinusstraat 10, 3740 Bilzen 

0437.610.352 RPR Tongeren 



Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Ontslagen en benoemingen. 

Rondvraag. (16234) 

Laurel, naamloze vennootschap, 

Wijngaardstraat 55, 3390 Tielt-Winge 

0457.196.236 RPR Leuven 



31/12/2006 - Bestemming resultaat. 3. Decharge, ontslag en benoeming 

bestuurders. 4. Varia. Zich richten naar de statuten. (16235) 

LBC Antwerpen, naamloze vennootschap, 

Leon Bonnetweg 28, 2030 Antwerpen 



1. Verslag raad van bestuur en commissaris. 2. Goedkeuring jaarrekening. 

3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Maatregelen 

ivm de continuïteit van de vennootschap. 6. Varia. Om aan de 

vergadering deel te nemen, zich schikken naar de statuten. (16236) 

Les Domaines, naamloze vennootschap, 

Goetsbloetsstraat 31, 3500 Hasselt 

0441.012.478 RPR Hasselt 



31/12/2006. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. (16237) 

Phoenix Carpets, naamloze vennootschap, 

Vlamingstraat 12, 8560 Wevelgem 


De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering op 

19/05/2007, om 10 uur, op de zetel. Agenda : 1. Lezing jaarverslag. 

2. Bespreking en goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. 3. Kwijting 

bestuurders. Zich schikken naar de statuten. 


Profi-Paint, naamloze vennootschap, 

Balendijk 238, 3920 Lommel 

0448.278.966 RPR Hasselt 



(Her)benoeming. Kwijting bestuurders. Zich richten naar de statuten. 

(16239) 

Project Planning Degroote, naamloze vennootschap, 


0415.413.683 RPR Brugge 





Rekkelinge, naamloze vennootschap, 

Hoge Steenakker 5, bus 10, 9070 Destelbergen 

0451.648.430 RPR Gent 





Renter, naamloze vennootschap, 

Burchthof 10, 8580 Avelgem 





Reseda, naamloze vennootschap, 

Kleine Wouwer 98, 1860 Meise 



Verslag Raad van Bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. 

Bestemming resultaat Kwijting bestuurders. Ontslag en benoeming. 

Zich richten naar de statuten. (16243)

Robis, naamloze vennootschap, 

Geraardsbergsesteenweg 139, 9320 Erembodegem 

0442.345.536 RPR Aalst 

Jaarvergadering op 18/05/2007, om 11 uur. op de zetel. Agenda : 


Kwijting bestuurders. Varia. Zich richten naar de statuten. (16244) 

Royal Immo, naamloze vennootschap, 

De Zevenster 20, 2970 Schilde 




Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Varia. (16245) 

Schansimmo, naamloze vennootschap, 

Verschansingstraat 36-38, 2000 Antwerpen 



Verslag raad van bestuur. Behandeling jaarrekening per 31/12/2006. 

Kwijting bestuurders. Ontslag en benoeming. Allerlei. Zich richten naar 

de statuten. (16246) 

Sys & Co, naamloze vennootschap, 

Pathoekeweg 31, 8000 Brugge 

0439.275.584 RPR Brugge 


Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Kwijting bestuurders. 

Allerlei. (16247) 

Tallik, naamloze vennootschap, 

Opdorpstraat 1, 1840 Malderen 




Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Bezoldigingen. 

Varia. (16248) 

Tepia, commanditaire vennootschap op aandelen, 

Bisschopsdreef 45, 8310 Sint-Kruis 

0450.084.651 RPR Brugge 


1. Verslag van de zaakvoerder. 2. Bespreking van de jaarrekening per 

31 december 2006. 3. Goedkeuring van de jaarrekening per 31 december 

2006. 4. Kwijting aan de zaakvoerder. 5. Rondvraag. Zich schikken 

naar de statuten. (16249) 

Tobco, commanditaire vennootschap op aandelen, 

Wervikstraat 230, 8930 Menen 



1. Jaarverslag. 2. Goedkeuring jaarrekening per 31/12/2006. 3. Bestemming 

resultaat. 4. Kwijting zaakvoerders. 5. Rondvraag. Zich schikken 

naar de statuten. (16250) 


Trangar, naamloze vennootschap, 

Brusselsesteenweg 89-91, 9230 Wetteren 


Algemene vergadering op de zetel, op 19/05/2007, om 9 uur, met als 

agenda : Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening afgesloten per 

31/12/2006. Kwijting. Benoemingen. 


Van Gorp August en Zonen, naamloze vennootschap, 

Kastelein 97, 2300 Turnhout 

0404.147.233 RPR Turnhout 


Verslag raad van bestuur. Bespreking en goedkeuring jaarrekening per 

31/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Bespreking 

art. 523, § 1 tegenstrijdige belangen. Varia. (16252) 

Van Robays Verzekeringskantoor, naamloze vennootschap, 

Moerbeekstraat 79, 9870 Zulte 

0422.300.980 RPR Gent 



resultaat. Kwijting bestuurders. Varia. (16253) 

Vanlef, naamloze vennootschap, 

Smokkelpotstraat 71, 8500 Kortrijk 


Gewone algemene vergadering op de zetel, op 19/05/2007, om 

17 uur. Agenda : Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 

31/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

Ontslagen en benoemingen. (16254) 

Vehent Transport-Terrassement, naamloze vennootschap, 

Henri Liebrechtlaan 86, 1090 Brussel 





Vleeshandel Bonte, naamloze vennootschap, 

Transportzone LAR, Blok P22, 8930 Menen 




resultaat. Beraadslaging overeenkomstig artikelen 633 en 634. Kwijting 

bestuurders. (16256) 

Xaphina, naamloze vennootschap, 

Ter Duinenstraat 33, 8510 Kortrijk 


22325 

Algemene vergadering op de zetel, op 19/05/2007, om 11 uur. 

Agenda : Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 

31/12/2006. Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. 

Ontslagen en benoemingen. (16257)


Zitmeubelfabriek De Zetel, naamloze vennootschap, 

Beverensestraat 33, 8850 Ardooie 

0421.848.050 RPR Brugge 

De houders van effecten aan toonder worden uitgenodigd tot de 

jaarvergadering op de zetel van de vennootschap, op 19 mei 2007, om 

15 uur. Agenda : Lezing van het jaarverslag. Lezing van het verslag van 

de commissaris, bespreking en goedkeuring van de jaarrekening afgesloten 

per 31 december 2006. Kwijting; ontslag en benoeming. 


Administrations publiques 

et Enseignement technique 

Openbare Besturen en Technisch Onderwijs 

PLACES VACANTES − OPENSTAANDE BETREKKINGEN 

Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Hoegaarden 

Villa Hugardis, het nieuwe O.C.M.W.-rusthuis van Hoegaarden, 

opent zijn deuren in de zomer van 2007. Deze nieuwe residentie 

voorziet in een uitbreiding van 33 woongelegenheden naar 61 waarvan 

3 in kortverblijf. Om in een warme en huiselijke sfeer kwalitatieve hulp 

te verlenen aan onze rusthuisbewoners, organiseert het O.C.M.W. van 

Hoegaarden een niet vergelijkende selectieprocedure voor contractuele 

aanwervingen van onbepaalde duur met aanleg van een wervingsreserve 

van 2 jaar voor : Gebrevetteerd verpleegkundigen (m/v) 

(tweede oproep – contractuele tewerkstelling); 1 VTE voor dagdienst 

(voltijds of halftijds); 0,8 VTE voor nachtdienst; 

Diploma : Brevet van ziekenhuisverple(e)g(st)er of psychiatrisch 

verple(e)g(st)er; wie dit jaar het vereiste diploma zal behalen mag zich 

eveneens kandidaat stellen; 

Salaris : Weddenschaal C3–C4, bruto maandloon aan huidige index 

tussen 1.855,27 euro en 3.097,94 euro (38/38) + 11 % wisseldienst en 

toeslagen. 

Schriftelijke en mondelinge proeven : dinsdag 22 mei 2007. 

Personeel logistiek en onderhoud (m/v) 

(Contractuele- of gesco tewerkstelling) 

3 VTE voor dagdienst (halftijds); 

2,1 VTE voor nachtdienst (deeltijds 70 %) 

Diploma : Geen diplomavereisten 

Functie : Onderhoud van lokalen & sanitair, ondersteuning bieden 

aan verzorging en verpleging, hulp bieden bij het maaltijdgebeuren; 

Salaris : Weddenschaal E1-E3, bruto maandloon aan huidige index 

tussen 1.505,22 euro en 1.931,11 euro (38/38) + toeslagen zonen 

feestdagen, nachten; Praktische en mondelinge proeven : dinsdag 

22 mei 2007; Anciënniteit : Alle nuttige ervaring wordt in aanmerking 

genomen voor de berekening van het loon; Extra legale voordelen : 

Haard- of standplaatsvergoeding, maaltijdcheques (S 6 per 7,6 uren) en 

fietsvergoeding; Gratis hospitalisatieverzekering na 6 maanden tewerkstelling. 

Bijkomende info te bekomen bij Mevr. Marina Trolin, rusthuisverantwoordelijke 

op tel. nr. 016-76 62 91. 

Functiebeschrijving en aanwervingvoorwaarden te bekomen op de 

personeelsdienst (tel. nr. 016-80 87 87) of via de website www.ocmwhoegaarden.be 

Kandidatuurstelling (eigenhandig geschreven) met curriculum vitae, 

kopie diploma en getuigschrift van goed zedelijk gedrag (max. 

3 maanden oud) : Aangetekend te richten aan de O.C.M.W.-voorzitter, 

de heer W. Lambrechts, Kloosterstraat 29/3, te 3320 Hoegaarden, en dit 

uiterlijk tegen donderdag 10 mei 2007. (15692) 

Europese Hogeschool Brussel 

De Europese Hogeschool Brussel EHSAL verklaart volgende betrekkingen 

extern vacant : 

Voltijds praktijklector agogische vaardigheden en stagesupervisie 

voor het studiegebied onderwijs 

Meer informatie over deze vacature is beschikbaar op www.ehsal.be. 

Kandidaatstelling : 

Geïnteresseerde kandidaten dienen een sollicitatiebrief en een uitgebreid 

curriculum vitae (op het daartoe bestemde sollicitatieformulier) 

te bezorgen aan de personeelsdienst, Stormstraat 2, 1000 Brussel. Het 

sollicitatieformulier, de uiterste datum en de wijze van reageren vindt 

u op onze website www.ehsal.be. (15693) 

Universitair Ziekenhuis Antwerpen 

Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen gaat over tot de vacantverklaring 

van 

Dienst Radiologie 

“Eén voltijdse betrekking van medisch staflid (8/10 of 10/10), 

waarvoor in aanmerking komt, een doctor in de genees-, heelen 

verloskunde of arts, erkend specialist in de radiologie met bijzondere 

ervaring in of interesse voor de body-imaging. De kandidaat/ 

kandidate dient een polyvalente radioloog/radiologe te zijn met een 

bijzondere affiniteit voor de beeldvorming van thorax, abdomen en 

pelvis in alle facetten. Hij/Zij zal functioneren binnen het blok bodyimaging, 

maar zal volgens de noodwendigheden van de dienst ook op 

andere deelgebieden van de radiologie ingezet kunnen worden. Ervaring 

in angiografie en interventieradiologie (en de bereidheid om deze 

technieken te leren en mee ingeschakeld te worden in de wachtdienst) 

strekt tot aanbeveling. Geneesheer-specialisten in opleiding radiodiagnose, 

in het laatste jaar van hun opleiding, komen eveneens in 

aanmerking.” 

Dienst Radiologie 

“Eén voltijdse betrekking van medisch staflid (8/10 of 10/10), 

waarvoor in aanmerking komt, een doctor in de genees-, heelen 

verloskunde of arts, erkend specialist in de radiologie met bijzondere 

ervaring in of interesse voor de neuroradiologie. De kandidaat/ 

kandidate dient een polyvalente radioloog/radiologe te zijn met een 

bijzondere interesse voor de neuroradiologie, maar zal volgens de 

noodwendigheden van de dienst ook op andere deelgebieden van de 

radiologie ingezet kunnen worden. Ervaring in angiografie en 

interventieradiologie (en de bereidheid om deze technieken te leren en 

mee ingeschakeld te worden in de wachtdienst) strekt tot aanbeveling. 

Geneesheer-specialisten in opleiding radiodiagnose, in het laatste jaar 

van hun opleiding, komen eveneens in aanmerking.” 

Dienst N.K.O. 

“Eén voltijdse betrekking van medisch staflid (8/10), waarvoor in 

aanmerking komt, een doctor in de genees-, heelen verloskunde of 

arts, erkend specialist in de otorhinolaryngologie. De kandidaat/ 

kandidate zal deelnemen aan de klinische dienstverlening, de heelkunde, 

de revalidatie van spraak- en gehoorgestoorden, het wetenschappelijk 

onderzoek in de dienst en het onderwijs verstrekt binnen 

de dienst.” 

Algemene voorwaarden 

De kandidaten dienen : 

1. in het bezit te zijn van het diploma van doctor in de genees-, heelen 

verloskunde of arts; 

2. het recht te genieten om in België de geneeskunde uit te oefenen; 

3. een bewijs van goed zedelijk gedrag te kunnen voorleggen; 

4. de vereiste lichamelijke geschiktheid te bezitten.

Kandidatuurstelling 

Gebeurt uitsluitend op het daartoe bestemde sollicitatieformulier, dat 

aangetekend of persoonlijk dient overgemaakt te worden aan : 

Universitair Ziekenhuis Antwerpen 

T.a.v. Mevr. H. Hermans 

Directeur personeel 

Wilrijkstraat 10 


Haute Ecole Roi Baudouin, association sans but lucratif, 

chaussée duRœulx 63, 7000 Mons 


2650 Edegem 

uiterlijk op donderdag 7 juni 2007, te 17 uur. 

Bedoelde formulieren dienen aangevraagd te worden op de 

Personeelsdirectie van het UZA (tel. : 03-821 32 37 of 

brigitte.in.tven@uza.be) 

Verdere informatie kan men bekomen bij prof. dr. P. Parizel (diensthoofd 

Radiologie), prof. dr. P. Van de Heyning (diensthoofd NKO) en 

prof. dr. P. Blockx (hoofdgeneesheer). (15694) 

Appel à candidatures pour les emplois vacants des fonctions de rang 1 à pourvoir dans la Haute Ecole (année académique 2007-2008) 

Le présent appel est lancé conformément aux dispositions de l’article 125 du décret du 24 juillet 1997 fixant le statut des membres du personnel 

directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d’éducation des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française. 

Il vise les emplois vacants des fonctions de rang 1 à pourvoir dans la Haute Ecole Roi Baudouin. 

Le décret du 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois dans les Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française 

définit comme suit les fonctions de rang 1 : 

1. MAITRE DE FORMATION PRATIQUE 

2. MAITRE-ASSISTANT 

3. CHARGE DE COURS 

La numérotation des emplois est conçue comme suit : 

-1 er élément : l’année (07); 

-2 e élément : le numéro de la catégorie dans laquelle l’emploi est vacant : 

1. Toutes catégories (fonctions transversales) 

2. Catégorie arts appliqués 

3. Catégorie économique 

4. Catégorie paramédicale 

5. Catégorie pédagogique 

6. Catégorie sociale 

7. Catégorie technique 

-3 e élément : le numéro de la fonction (cf. supra); 

-4 e élément : le numéro d’ordre. 

Emploi n° Fonction Volume 

de la charge 

Cours à conférer 

07.2.2.1 Maître-assistant 5/10 Langue française 

07.4.1.2 Maître de Formation pratique 5/10 Soins infirmiers 

07.4.2.3 Maître-assistant 7/10 Soins infirmiers 

07.4.2.4 Maître-assistant 2/10 Sciences économiques 

07.5.2.5 Maître-assistant 3/10 Histoire de l’Art 

07.5.2.6 Maître-assistant 10/10 Langue française 

07.6.2.7 Maître-assistant 5/10 Sciences économiques 

07.6.1.8 Maître de formation pratique 6/10 Service social 

07.6.2.9 Maître assistant 3/10 Sciences sociales 

07.7.2.10 Maître-assistant 5/10 Chimie 

07.7.2.11 Maître-assistant 5/10 Construction 

07.7.2.12 Maître-assistant 18/10 Electricité, Electromécanique, mécanique, énergie nucléaire 

07.7.2.13 Maître-assistant 5/10 Electronique 

07.7.2.14 Maître-assistant 6/10 Langues étrangères (anglais, néerlandais) 

07.7.1.15 Maître de formation pratique 8/10 Mécanique, moteurs thermiques et expertise automobile 

La demande mentionnera : 

l’emploi vacant sollicité repris au tableau ci-avant (n°, fonction, cours à conférer, volume de la charge); 

l’identité du candidat; 

22327


ses titres et ses diverses expériences professionnelles (un curriculum vitae); 

la liste de ses publications scientifiques. 

Les titres requis au regard des cours à conférer sont définis dans les annexes du décret du 9 février 1999 relatif aux fonctions et titres du 

personnel enseignant des Hautes Ecoles. 

Si le candidat sollicite plusieurs emplois vacants, il établira une demande séparée pour chaque emploi, les différentes demandes pouvant être 

envoyées dans une même enveloppe. 

Conditions requises : 

Nul ne peut être désigné àtitre temporaire, s’il ne remplit les conditions suivantes : 

1° être Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne, sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 

2° jouir des droits civils et politiques; 

3° être porteur d’un des titres requis visés audécret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant des 

Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française; 

4° pour les candidats à une désignation à titre temporaire à la fonction de maître de formation pratique justifier en outre une expérience utile 

reconnue du métier d’au moins deux ans; 

5° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique; 

6° être de conduite irréprochable; 

7° avoir satisfait aux lois sur la milice; 

8° faire preuve d’un sens pédagogique affirmé et d’une volonté de travail en équipe. 

Documents à annexer : 

a) une copie du (des) diplôme(s) requis; 

b) pour les candidats à la fonction de maître de formation pratique : une attestation prouvant une expérience utile du métier d’au moins deux 

ans, ou d’un an, s’ils étaient en fonction dans une Haute École avant le 1 er février 1999. Cette expérience utile doit être reconnue par le 

Gouvernement comme ayant un rapport avec les cours à conférer (joindre copie de la notification de la décision). 

Adéfaut, les candidats à la fonction de maître de formation pratique (y compris : ateliers de formation professionnelle) qui possèdent l’un 

des titres repris à l’annexe 1 re du décret du 8 février 1999, précité, mais dont l’expérience utile n’a pas encore été reconnue, sont invités à introduire, 

sans attendre une désignation éventuelle, une demande de reconnaissance au titre d’expérience utile des services accomplis soit dans le secteur 

public ou privé, soit dans un métier ou une profession. 

Introduction des candidatures : 

Les personnes intéressées doivent adresser leur candidature au : 

Vincent Pestieau 

Directeur-Président de la Haute Ecole Roi Baudouin 

Chaussée duRœulx 63 

7000 Mons 

au plus tard le 1 er juin 2007 (la date de la poste faisant foi). 

Les candidatures doivent être introduites par voie postale par recommandé et dans la forme et le délai fixés par le présent appel. 

Lorsque plusieurs candidatures sont envoyées par une même personne, les documents annexés accompagneront la demande pour l’emploi 

ayant le plus petit numéro d’ordre. (15695) 

Haute Ecole EPHEC 

Appel aux candidats à une désignation à titre temporaire pour une durée déterminée dans la Haute Ecole EPHEC 

Fonctions Cours à conférer Volume de la charge 

1. Maître-assistant(e) Sciences économiques 10/10 




5. Maître-assistant(e) Sciences économiques/Informatique de gestion 10/10 

6. Maître-assistant(e) Sciences économiques/Informatique de gestion 10/10 

7. Maître-assistant(e) Langues étrangères:néerlandais, anglais 10/10 

8. Maître-assistant(e) Langue étrangère:néerlandais 10/10 

9. Maître-assistant(e) Langue étrangère : espagnol 1/10 

10. Maître-assistant(e) Psychologie 8/10 

11. Maître-assistant(e) Droit 2/10 

12. Maître-assistant(e) Droit, communication, philosophie 5/10 

13. Maître-assistant(e) Sciences mathématiques, physique 3/10


Forme de la candidature : 

La demande mentionnera : 

— l’emploi vacant sollicité repris au tableau ci-avant (Haute Ecole, fonction, cours à conférer, volume de la charge); 

— l’identité du candidat; 

— ses titres et son expérience utile; 

— la liste de ses publications scientifiques; 

— le relevé de ses diverses expériences professionnelles. 

Si le candidat sollicite plusieurs emplois vacants, il établira une demande séparée pour chaque emploi. 

Conditions requises : 

Nul ne peut être désigné àtitre temporaire, s’il ne remplit les conditions suivantes : 

1° être Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne, sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 

2° jouir des droits civils et politiques; 

3° être porteur d’un des titres de capacité pour la fonction à conférer, dans le respect de la réglementation en vigueur 

(loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l’enseignement supérieur, arrêté de l’Exécutif du 22 avril 1969 fixant les titres requis des 

membres du personnel de l’enseignement de la Communauté française, décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du 

personnel enseignant des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française) et décret du 20 juillet 2000 portant diverses 

mesures urgentes en matériel d’enseignement supérieur; 

4° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique; 

5° être de conduite irréprochable; 

6° avoir satisfait aux lois sur la milice; 

7° ne pas avoir dépassé la limite d’âge de 55 ans, sauf dispense accordée par le Gouvernement. Le cas échéant, cette limite d’âge de 55 ans peut 

être relevée du nombre d’années que l’intéressé peut faire valoir pour l’ouverture du droit à une pension à charge du 

Trésor public. 

Introduction des candidatures : 

Les personnes intéressées doivent adresser leur candidature : 

Al’attention du président du Pouvoir organisateur de la Haute Ecole EPHEC, avenue Konrad Adenauer 3, à 1200 Bruxelles. 

Les candidatures doivent être introduites par une lettre recommandée à la poste dans les dix jours de la publication du présent appel au 

Moniteur belge et dans la forme fixée par le présent appel. (15696) 

Haute Ecole Léonard de Vinci 

Siège administratif : rue d’Arlon 11, 1050 Bruxelles 

Conformément aux dispositions des décrets de la Communauté française fixant le statut des membres du personnel des Hautes Ecoles 

Léonard de Vinci déclare vacants pour l’année académique 2007-2008, au 1 er mai 2007, les emplois suivants : 

N° Fonctions Cours à conférer Volume de la charge 

1 Chargé(e) de courts Kinésithérapie 5/10 

2 Chargé(e) de cours Sciences biomédicales 6/10 

3 Maître assistant(e) Audiologie 10/10 

4 Maître assistant(e) Biologie 1/10 

5 Maître assistant(e) Chimie 14/10 

6 Maître assistant(e) Dessin et éducation plastique 5/10 

7 Maître assistant(e) Droit 8/10 

8 Maître assistant(e) Education physique 39/10 

9 Maître assistant(e) Ergothérapie 15/10 

10 Maître assistant(e) Géographie 1/10 

11 Maître assistant(e) Histoire 8/10 

12 Maître assistant(e) Informatique de gestion 25/10 

13 Maître assistant(e) Kinésithérapie 68/10 

14 Maître assistant(e) Langue étrangère : allemand 22/10 

15 Maître assistant(e) Langue étrangère : anglais 14/10 

16 Maître assistant(e) Langue étrangère : espagnol 15/10 

17 Maître assistant(e) Langue étrangère : italien 20/10 

18 Maître assistant(e) Langue étrangère : néerlandais 15/10 

19 Maître assistant(e) Langue étrangère : russe 6/10 

20 Maître assistant(e) Langue française 35/10 

21 Maître assistant(e) Logopédie 20/10 

22 Maître assistant(e) Pédagogie et méthodologie 5/10 

22329


N° Fonctions Cours à conférer Volume de la charge 

23 Maître assistant(e) Psychologie 53/10 

24 Maître assistant(e) Sciences biomédicales 22/10 

25 Maître assistant(e) Sciences mathématiques 6/10 

26 Maître assistant(e) Sciences politiques 10/10 

27 Maître assistant(e) Sciences religieuses 10/10 

28 Maître assistant(e) Soins infirmiers 57/10 

29 Maître de formation pratique Assistant en psychologie 29/10 

30 Maître de formation pratique Audiologie 10/10 

31 Maître de formation pratique Diététique 18/10 

32 Maître de formation pratique Ergothérapie 7/10 

33 Maître de formation pratique Informatique 20/10 

34 Maître de formation pratique Logopédie 55/10 

35 Maître de formation pratique Podologie-podothérapie 38/10 

36 Maître de formation pratique Soins infirmiers 269/10 

Les candidatures sont à envoyer à l’attention de M. P. Gauthy, directeur-président de la Haute Ecole Léonard de Vinci, rue d’Arlon 11, 

1050 Bruxelles, avant le 15 mai 2007, avec CV détaillé mentionnant l’expérience utile dans les cours proposés. (15697) 

Actes judiciaires 

et extraits de jugements 

Gerechtelijke akten 

en uittreksels uit vonnissen 

Publication faite en exécution de l’article 490 

du Code pénal 

Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 490 

van het Strafwetboek 

Infractions liées à l’état de faillite 

Misdrijven die verband houden met de staat van faillissement 

Tribunal de première instance de Liège 

Par jugement contradictoire rendu le 22 mars 2007. 

N° 1119 du plumitif 

N° 64.M1.704038/03 du Parquet 

Le tribunal correctionnel de Liège a condamné 

Ricci, Fernando. né à Soumagne, le 24 août 1955, domicilié à 

4621 Fléron, rue du Six Août 52 

à une seule peine de 10 mois d’emprisonnement et une amende de 

250 euros X 5,5 soit 1375 euros ou 3 mois d’emprisonnement subsidiaire, 

avec sursis pendant trois ans pour la totalité de la peine 

d’emprisonnement et d’amende 

lui a imposé le paiement d’une indemnité de 25 euros (article 91 de 

l’arrêté royal du 28 décembre 1950 tel que modifié par l’article 1 er de 

l’arrêté royal du 23 décembre 1993); 

Et, vu les articles 28 et 29 de la loi du 1 er août 1985 modifiée par celle 

du 24 décembre 1993 et par l’arrêté royal du 31 octobre 2005, l’a 

condamné en outre à verser la somme de 1X25eurosX5,5, soit 137,50 

euros. 

le condamne aux 4/5 de l’action publique liquidés en totalité à 

3.409,27 euros 

a ordonné la publication du présent jugement au Moniteur belge selon 

les modalités prévues à l’article 490 du Code pénal 

du chef d’avoir 

Prévenu d’avoir, à Beyne-Heusay ou ailleurs dans l’arrondissement 

judiciaire de Liège, 

Comme auteur ou co-auteur, soit pour avoir exécuté l’infraction ou 

coopéré directement à son exécution, soit pour avoir, par un fait 

quelconque, prêté pour l’exécution une aide telle que, sans leur 

assistance, le crime ou le délit n’eût puêtre commis; 

une aide telle que, sans leur assistance, le crime ou le délit n’eût pu 

être commis; étant une des personnes visées à l’article 489 du CP, à 

savoir dirigeant, de droit ou de fait, de société commerciale en l’espèce 

gérant de la SPRL Maison Dubois-Ricci, en faillite depuis le 1 er juin 2002 

et déclarée telle par jugement du tribunal de commerce de Liège du 

15 décembre 2003 

C. avec une intention frauduleuse ou à dessein de nuire, détourné ou 

dissimulé une partie de l’actif, en l’espèce et notamment, 

5. le 1 er juin 2002, l’ensemble du matériel roulant d’une valeur 

minimale de 3.619,73 euro 

6. 16 juin 2003, l’ensemble du mobilier et du matériel d’une valeur 

minimale de 3.000 euros, à l’exception de quatre containers 

E.8. Pour le premier (RICCI Fernando), entre le 31 décembre 2000 et 

le 16 décembre 2003, étant commerçants, personnes physiques, administrateurs, 

gérants, directeurs, ou fondé de pouvoirs des personnes 

morale, avec une intention frauduleuse, avoir sciemment contrevenu 

aux dispositions des articles 2 et 3, al 1 et 3, des articles 4 à 9oudes 

arrêtés pris en exécution de l’article 4, alinéa 6,del’article 7, alinéa 4, 

de l’article 8, § 2 et des articles 10 et 11 (article 17 ancien, alinéa 1dela 

loi du 17 août 1975 relative à la comptabilité et aux comptes annuels 

des entreprises) et des articles 2 et 3, al 1 et 3, des articles 4 à 9oudes 

arrêtés pris en exécution de l’article 4, alinéa 6,del’article 7, § 2, de 

l’article 9, § 2 et des articles 10 et 11, en l’espèce et notamment n’avoir 

tenu aucune comptabilité 

(art. 16 nouveau, al. 1 de la loi du 17 août 1975 relative à la comptabilité 

des entreprises) 

F. contrevenu en connaissance de cause aux articles 3, alinéa 3,6,7, 

§ 1 er , § 2et§ 5, 8, 10, 14 et 23 du décret du 27 juin 1996 relatif aux 

déchets et aux mesures prises en leur exécution, soit en l’espèce et 

notamment, contrevenu à l’article 7, § 1, § 2et§ 5. (art. 7 - 51 et 58 du 

décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets) 

9. Pour le premier (Ricci, Fernando), à Fléron, entre le 

21 novembre 2003 et le 8 novembre 2004 à Beyne-Heusay,

10. Pour le premier (Ricci, Fernando), entre le 9 mai 2003 et le 

28 mars 2005, 

11. Pour les trois (Ricci, Fernando, Ricci, Sébastien, le SPRL Ricci- 

Debattice), le 26 mars 2005 et le 10 janvier 2006 

G. contrevenu à l’article 10, § 1dudécret du 11 mars 1999 relatif au 

permis d’environnement, soit exploité sans permis d’environnement un 

établissement de classe 1 ou de classe 2 à l’exception des cas visés à 

l’article 3 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, en l’espèce et 

notamment un centre de regroupement et de tri de déchets 

12. Pour le premier (Ricci, Fernando), à Fléron, entre le 

21 novembre 2003 et le 8 novembre 2004 à Beyne-Heusay, 

13. Pour le premier (Ricci, Fernando), entre le 9 mai 2003 et le 

28 mars 2005, 

14. Pour les trois premiers (Ricci, Fernando, Ricci, Sébastien, le SPRL 

Ricci-Debattice), le 26 mars 2005 et le 10 janvier 2006 

(art. 10-77-78- et 79 du décret du 11 mars 1999 relatif au permis 

d’environnement et art. 11 du Décret du 27 juin 1996) 

Lois appliquées : 

Vu les articles 14, 31 à 36 de la loi du 15 juin 1935; 

5, 37ter, 40, 44, 56, 65, 66, 79, 80, 489, 489bis, 489ter, 490 du Code pénal; 

16 nouveau al. 1 de la loi du 17.7.1975 relative à la comptabilité des 

entreprises 7, 11, 51 et 58 du décrêt du 27 juin 1996 relatifs aux déchêts 

10, 77, 78 et 79 du Décrêt du 11 mars 1999 relatif au permis 

d’environnement 1, 8 de la loi du 29 juin 1964; 

194 du Code d’instruction criminelle; 71, 72 de la loi du 

28 juillet 1992; 

1382 du Code civil; 

28, 29 de la loi du 1 er août 1985 telle que modifiée; 

la loi du 5 mars 1952 modifiée par la loi du 26 juin 2000 et celle du 

7février 2003; 

l’article 11 du tarif criminel; 

91, § 2, de l’arrêté royal du 28 décembre 1950 tel que modifié; 

4 du titre préliminaire du Code d’instruction criminelle. 

Pour extrait conforme délivré àMme le Procureur du Roi. 

Liège, le 17 avril 2007. 

Le greffier-chef de service : (signé) M. Dereze. (15698) 

Par jugement contradictoire rendu le 22 mars 2007. 

N° 1118 du plumitif 

N° 75.98.3674/05 du Parquet 

Le tribunal correctionnel de Liège a condamné 

Passarello, Alfonso, né le 3 avril 1973 à Verviers, domicilié à 

4020 Liège, rue d’Amercoeur 35 

à une seule peine de trois ans d’emprisonnement avec sursis pour les 

deux-tiers pendant cinq et une amende de 50 euros X 5,5 soit 275 euros, 

ou 15 jours d’emprisonnement subsidiaire; 

aux frais de l’action publique liquidés en totalité à13,23 euros; 

a ordonné la publication du présent jugement au Moniteur belge selon 

les modalités prévues à l’article 490 du Code pénal; 

lui a imposé le paiement d’une indemnité de 25 euros (article 91 de 

l’arrêté royal du 28 décembre 1950 tel que modifié par l’article 1 er de 

l’arrêté royal du 23 décembre 1993); 

Et, vu les articles 28 et 29 de la loi du 1 er août 1985 modifiée par celle 

du 24 décembre 1993 et par l’arrêté royal du 31 octobre 2005, l’a 

condamné en outre à verser la somme de 1X25eurosX5,5, soit 

137,50 euros. 

Du chef d’avoir 

Prévenu d’avoir, dans l’arrondissement judiciaire de Liège, et de 

connexité ailleurs dans le Royaume, 


22331 

Etant commerçant failli dèsle1 er juin 2005 et déclaré tel par jugement 

du tribunal de commerce de Liège en date du 26 septembre 2005, inscrit 

à la Banque Carrefour des Entreprises sous le numéro 0468.763.089; 

A. Avec une intention frauduleuse ou à dessein de nuire, commis des 

faux en écritures de commerce, de banque ou en écritures privées, soit 

par fausses signatures, soit par contre-façon ou altération d’écritures ou 

de signatures, soit par fabrication de conventions, dispositions, obligations 

ou décharges, ou par leur insertion après coup dans des actes, 

soit par addition ou altération de clauses, de déclarations ou de faits 

que ces actes avaient pour objet de recevoir ou de constater, et, avec la 

même intention frauduleuse, fait usage des dites pièces fausses, en 

l’espèce et notamment 

1. Entre le 26 mai 2005 et le 18 octobre 2005 (lendemain de la plainte 

de la SA Perfecty), un contrat de location daté du 27 mai 2005 

2. Entre le 30 mai 2005 et le 18 octobre 2005 (lendemain de la plainte 

de la SPRL Eric Langer), un contrat de location daté du 31 mai 2005 

3. Entre le 30 août 2005 et le 18 octobre 2005 (lendemain de la plainte 

de la SA Perfect Echaf), un contrat de location daté du 31 août 2005 

4. Entre le 3 mai 2005 et le 8 novembre 2005 (lendemain de la plainte 

de la SA Euro Rent Location), 6 contrats de location n° 06-A512221, 

06-A512222, 06A514532, 06A514533, 06-A514534 et 06-A509807 datés 

des 4 mai 2005, 28 mai 2006 et 20 juin 2005 


déposée par la SA Bergerat Monnoyeur Location), 8 contrats de location 

286, 290, 302, 305, 362, 365, 384 et 10847 des 22 août 2005, 26 août 2005, 

29 août 2005, 14 septembre 2005, 16 septembre 2005 et 

26 septembre 2005 

6. Entre le 31 juillet 2005 et le 17 janvier 2006 (lendemain de 1a plainte 

déposée par la SA Wolf Zondervan), un contrat de location 

7. Entre le 15 mars 2005 et le 15 avril 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par la SA Delloue), un contrat de location 22.017 daté du 

16 mars 2006 

8. Entre le 16 août 2005 et le 4 mars 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par la SPRL Cobemi), un contrat de location n° 5203 du 

17 mars 2005 

9. Entre le 7 mai 2006 et le 27 mai 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par la SA Technomat), un contrat de location 60500067 daté du 

8 mai 2006 

10. Entre le 4 avril 2006 et le 13 avril 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par Eric Devillers), un contrat de location daté du 5 avril 2006 

11. Entre le 26 février 2006 et le 16 mars 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par la SA Boels, siège de Hasselt), un contrat de location 

n°1640009310 daté du 27 février 2006 

12. Entre le 17 février 2006 et le 8 mars 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par la SA Boels, siège d’Anvers), 4 contrats de location 

n° 1770002857, 177002810, 17870002937 et 177002912 datés des 18 

février 2006, 23 février 2006 et 25 février 2006 

13. Entre le 6 septembre 2005 et le 19 octobre 2005 (lendemain de la 

plainte déposée par la SA Germeau), un contrat de location daté du 

7 septembre 2005 

14. Entre le 31 juillet 2006 et le 17 novembre 2006 (lendemain de la 

plainte déposée par la SPRL Devilie- Marchandise), un contrat 2967 

daté du 1 er août 2006, un bon de livraison daté du 1 er août 2006 et un 

document de prolongation daté du 14 septembre 2006 

15. Entre le 9 juillet 2006 et le 3 août 2006 (lendemain de la plainte de 

la SA Logemat), un contrat de location n° 29457 et une facture de 

vente 214 (du « Groupe APJ » vers les « Maçons réunis ») datés du 

10 juillet 2006 

16. Entre le 25 mai 2006 et le 4 novembre 2006 (lendemain de la 

plainte de la SA Collard), une facture 01894 datée du 26 mai 2006 

17. Entre le 27 juin 2006 et le 13 juillet 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par la SPRL Rentabob Industries), un bon de commande daté 

du 28 juin 2006, un contrat de location daté du 29 juin 2006 et une 

confirmation de prolongation de location datée du 3 juillet 2006 


déposée par la SPRL Bouwmaterialen Pousset Paul), une commande 

datée du9août 2006, une offre de prix non datée et une facture du 

10 août 2006


19. Entre le 11 juillet 2006 et le 1 er août 2006 (lendemain de la plainte 

déposée par la SPRL Trend Rent), un contrat de location daté du 

12 juillet 2006 

B. Frauduleusement détourné ou dissipé des effets, deniers, marchandises, 

billets, quittances ou écrits de toute nature contenant ou opérant 

obligation ou décharge, qui lui avaient été remis à la condition de les 

rendre ou d’en faire un usage ou un emploi déterminé, enl’espèce et 

notamment 

39. A une date indéterminée entre le 3 octobre 2003 et le 1 er mai 2004, 

une machine à café, un moulin à café de marque Santos, un épurateur 

d’air, une télévision de marque Honeywell, 1 chaîne Hi-fi de marque 

Technic et divers autres objets mobiliers d’une valeur indéterminée au 

préjudice de LEMAY Marc 

C. Dans le but de s’approprier une chose appartenant à autrui, 

commis l’infraction de s’être fait remettre ou délivrer des fonds, 

meubles, obligations, quittances, décharges, soit en faisant usage de 

faux noms ou de fausses qualités, soit en employant des manaruvres 

frauduleuses, pour persuader l’existence de fausses entreprises, d’un 

pouvoir ou d’un crédit imaginaire, pour faire naître l’espérance ou la 

crainte d’un succès, d’un accident ou de tout autre événement chimérique, 

ou pour abuser autrement de la confiance ou de la crédulité, en 

l’espèce 

40. Le 27 mai 2005, divers éléments d’échafaudage (6 cadres, 

2 gardes-corps, 2 plates forme, 6 diagonales, 6 horizontales, 4 roues et 

4 stabilisateurs) d’une valeur estimée à 2.880 euros au préjudice de la 

SA PERFECTY 

41. Le 31 mai 2005, divers éléments d’échafaudage (10 pieds, 

30 cadres, 5 LIM, 58 planchers, 68 gardes-corps, 6 diagonales et 

15 fixations) d’une valeur estimée à 7.925,20 euros au préjudice de la 

SPRL ERIC LANGER absorbée par la SA PERFECT ECHAF 

42. Le 31 août 2005, divers éléments d’échafaudage (110 mz d’échafaudage 

de façade, 25 cadres, 29 gardes-corps, 36 planchers, 10 pieds, 

15 poteaux de fixation, 15 colliers, 15 pitons et 4 plinthes) d’une valeur 

estimée à 6.998,65 euros au préjudice de la SA PERFECT ECHAF 

43. A plusieurs reprises entre le 3 mai 2005 et le 21 juin 2005, 

1bétonnière 350 L, 3 burins SDS MAX, 1 marteau - Hitachi, 1 marteau 

démolisseur, 3 burins HEX, 1 nettoyeur haute pression, 1 remorque 

Tiger immatriculée UKD 864, 1 tronçonneuse 3.4, 1 aspirateur 60L et 

divers accessoires pour une valeur estimée à 6.500 euros au préjudice 

de la SA EURORENT LOCATION 

44. A plusieurs reprises entre le 22 août 2006 et le 27 septembre 2005, 

une carotteuse (n°L10003R1), 2 compresseurs Sullair 38 (LH0002RL et 

LH0003RL), 1 échafaudage Rolsteiger SPAN (n° AG001286), une 

sableuse 5210 (n° LH0019R1), 3 échafaudages (AG6001186, AG 6001286 

et AG 6001386), 1 Karcher (LK0007RL) et divers accessoires d’une 

valeur estimée à 85.000 euros au préjudice de la SA BERGERAT 

MONNOYEUR LOCATION 

45. A une date indéterminée entre le 31 juillet 2005 et le 

1 er septembre 2005, divers éléments d’échafaudage (22 raccords, 

16 amarrages, 4 fixations pour échelles, 127 planchers, 16 trappes, 188 

tiges verticales, 48 pièces Modex, 448 barres horizontales, 72 barres inférieures, 

26 diagonales, 24 barres 113, 48 vérins de pied, 100 plinthes, 

4 box, 9 Euro Barelle et 1 barelle Galva) d’une valeur estimée à 

32.163,60 euros au préjudice de la SA WOLF ZONDERVAN 

46. Le 16 mars 2006, une tronçonneuse à disque et un disque d’une 

valeur estimée à 776,75 euros au préjudice de la SA DELLOUE 

47. Le 17 août 2005, un véhicule Renault Laguna immatriculé 

ECZ 361 SVFIKGOE0526875353) d’une valeur indéterminée aupréjudice 

de la SPRL COBEMI 

48. Le 8 mai 2006, une mini-pelle Hitachi EX 22 portant le numéro de 

châssis 1 AMP003424 d’une valeur indéterminée aupréjudice de la SA 

TECHNOMAT 

49. Le 5 avril 2006, 2 comptoirs frigo Marifol, 1 four, 1 plaque de 

cuisson Panini, 1 gaufrier, 1 percolateur, 1 frigo colonne, 1 plaque 

« hamburger », et un congélateur d’une valeur estimée à 8.664,81euros 

au préjudice de Eric DEVILLERS 

50. Le 27 février 2006, 2 bétonnières, une scie, 1 remorque, un 

nettoyeur à haute pression et un mixeur à mortier d’une valeur estimée 

à 5.609,02 euros au préjudice de la SA BOELS VERHUUR (siège de 

Hasselt) 

51. A plusieurs reprises entre le 17 février 2006 et le 26 février 2006, 

3 nettoyeurs à haute pression (n° 10104039, 10305113 et 10309788), 

1 mixeur mortier (n° 10512408), 5 masses (10759533, 10759694, 

10765048, 10765297 et 10969271), 2 bétonnières (10969271 et 10969619), 

une rainureuse (11125447), 4 meuleuses d’angles (11176161, 11176230, 

11176243 et 11176246), un groupe électrogène (11603442), une remorque 

(12102562), une pelle à charge (12228037), une mini extravatrice 

(12407141), une chargeuse (12416065), 12 marteaux « burin », 

1 perceuse, 5 échafaudages, 3 échelles, 2 bacs fermés, 2 disques 

14 plates-forme, 96 étagères, 1 vanne, 1 filtre, 5 tuyaux, 1 compresseur, 

50 étançons, 20 roues, 20 stabilisateurs et 96 chevilles d’une valeur 

estimée à 45.000 euros au préjudice de SA BOELS VERHUUR (siège 

d’Anvers) 

52. Le 7 septembre 2005, un échafaudage estimé à5.000 euros au 

préjudice de la SA GERMEAU 

53. Le 3 août 2006, un chargeur de marque Thomas Tl53S 

n° LN003906 d’une valeur estimée à 22.500 euros au préjudice de la 

SPRL DEVILLE MARCHANDISE 

54. Le 10 juillet 2006, une Mini-pelle 2.5 T CAT portant le 

numéro 4AZ02528 d’une valeur estimée à 26.995,61 euros au préjudice 

de la SA LOGEMAT 

55. Le 26 mai 2006, divers outils décrits dans la facture 1994 du 

26 mai 2006 d’une valeur de 1.394,986 euros au préjudice de la SA 

COLLARD 

56. Le 29 juin 2006, une machine Bobcat X331 portant le numéro de 

châssis 234314152 d’une valeur estimée à 37.000 euros au préjudice de 

la SPRL RENTABOB INDUSTIES 

57. Le 9 août 2006, 35 hourdis et 1 palette d’une valeur estimée à 

1.389,73 euros au préjudice de la SPRL BOUWMATERIALEN POUSSET 

PAUL 

58. 12 juillet 2006, une remorque de marque ATEC portant le numéro 

de châssis 9363/02 d’une valeur indéterminée aupréjudice de la SPRL 

TREND RENT 

D. Avec une intention frauduleuse ou à dessein de nuire, détourné 

ou dissimulé une partie de l’actif de la faillite, en l’espèce 

59. A une date indéterminée entre le 31 mai 2005 et le 

27 septembre 2005, une camionnette Renault (VF1 F40N0506847579) 

portant l’immatriculation APW 739 d’une valeur indéterminée 

60. A une date indéterminée entre le 25 juin 2006 et le 

26 septembre 2006, divers outils pour une valeur totale estimée à 

100.000 euros 

E.61. Dès le1 er juillet 2005, omis de faire aveu de faillite dans le mois 

de la cessation de ses payements, tel que prescrit par l’article 9 de la loi 

sur les faillites 

F62. A une date indéterminée entre le 31 mai 2005 et le 6 octobre 2006, 

avec une intention frauduleuse ou à dessein de nuire, soustrait, en tout 

ou en partie, des livres ou documents comptables visés au chapitre 

premier de la loi du 17 juillet 1975 relative à la comptabilité et aux 

comptes annuels des entreprises en l’espèce la comptabilité relative à la 

période comprise entre le 31 mars 2005 et le 27 septembre 2005 

G.63. A plusieurs reprises entre le 26 septembre 2005 et le 

5 octobre 2006, sans empêchement légitime, omis d’exécuter les obligations 

prescrites par l’article 53 de la loi sur les faillites en l’espèce se 

rendre aux convocations qui lui sont faites, soit par le juge commissaire, 

soit par le curateur, fournir tous les renseignements requis et aviser le 

curateur de tout changement d’adresse; 

H.64. Le 24 août 2005, après avoir fait approvisionné son véhicule en 

carburant ou en lubrifiant en l’espèce 46,1 litres de diesel, omis frauduleusement 

de procéder au payement immédiat soit une somme de 

49 euros au préjudice de la SA BELGIAN SHELL 

Lois appliquées 

Vu les articles 14, 31 à 36 de la loi du 15 juin 1935; 

40, 65, 66, 79, 80, 196, 197, 213, 214, 489, 489bis, 489ter, 490, 491, 496 et 

508ter du Code pénal; 

1, 8 de la loi du 29 juin 1964; 

1et1bis de l’AR du 24 octobre 1934 

194 du Code d’instruction criminelle; 71, 72 de la loi du 

28 juillet 1992; 1382, 2280 du Code civil;

28, 29 de la loi du 1 er août 1985 telle que modifiée; 

la loi du 5 mars 1952 modifiée par la loi du 26 juin 2000 et celle du 

7février 2003; 

l’article 11 du tarif criminel; 

91 § 2del’arrêté royal du 28 décembre 1950 tel que modifié; 

4 du titre préliminaire du Code d’instruction criminelle; 

Pour extrait conforme délivré àMme le Procureur du Roi. 

Liège, le 17 avril 2007. 

Le greffier-chef de service : (signé) M. Dereze. (15699) 

Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1 er 

du Code civil 

Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 


Désignation d’administrateur provisoire 

Aanstelling voorlopig bewindvoerder 

Justice de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, 

siège de Dinant 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant- 

Gedinne, siège de Dinant, prononcée le 16 avril 2007, Mme François, 

Lucie, née le7août 1927 à Ermeton, domiciliée rue Grande 146, à 

5530 Godinne, et actuellement hospitalisée à la Clinique UCL de Mont- 

Godinne, avenue du Docteur Thérasse 1, à 5530 Mont-Godinne, a été 

déclarée hors d’état de gérer ses biens en raison de son état de santé et 

a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de 

Mme Borsus, Christine, née le 26 novembre 1959 à Ciney, domiciliée 

rue du Rauysse 9, à 5530 Yvoir, et un administrateur provisoire ad hoc, 

en la personne de Me Declairfayt, Jean-Paul, notaire, domicilié rue 

Maurice Jaumain 9, à 5330 Assesse, concernant les questions de 

libéralité. 

Pour extrait conforme : le greffier assumé, (signé) Besohé, Eddy. 

(64322) 

Justice de paix du canton de Binche 

Par ordonnance de Mme le juge de paix suppléant du canton de 

Binche en date du 4 avril 2007, Lorphevre, Claude, électricien, domicilié 

à 4432 Ans, rue du Fort 70, a été désigné en qualité d’administrateur 

provisoire de Lorphevre, Mariette Camillia, née à Namur le 2 mai 1931, 

résidant à 7120 Rouveroy, home « Le Rouveroy », rue Roi Albert 40, 

cette personne étant incapable de gérer ses biens. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Marie-Claire 

Pierronne. (64323) 

Justice de paix du deuxième canton de Bruxelles 

Par ordonnance du 5 avril 2007, le juge de paix du deuxième canton 

de Bruxelles a désigné en qualité d’administrateur provisoire des biens 

de Mme Simone Demoulin, née à Schaerbeek le 19 mars 1918, domiciliée 

etrésidant à 1000 Bruxelles, Home Saint-Joseph, rue Haute 266, 

Mme Catherine Libouton, avocat, dont le cabinet est établi à 

1050 Bruxelles, avenue Louise 391/b16, avec mission de gérer les biens 

de Mme Simone Demoulin, avec les pouvoirs et devoirs repris à 

l’article 488bis, f, du Code civil. 

Pour extrait conforme : (signé) Luc Gozin, greffier en chef. (64324) 




de Mme Irène Lepinois, née à Genevilliers (France) le 15 avril 1915, 

domiciliée et résidant à 1000 Bruxelles, Home Saint-Joseph, rue 

Haute 266, Mme Catherine Libouton, avocat, dont le cabinet est établi 

à 1050 Bruxelles, avenue Louise 391/b16, avec mission de gérer les 

biens de Mme Irène Lepinois, avec les pouvoirs et devoirs repris à 

l’article 488bis, f, du Code civil. 




de Mme Jeannette Pincket, née à Tielt le 9 mai 1914, domiciliée et 

résidant à 1000 Bruxelles, Home Saint-Joseph, rue Haute 266, M. Jan 

Pincket, domicilié à 1850 Grimbergen, Grimbergesteenweg 16, avec 

mission de gérer les biens de Mme Jeannette Pincket, avec les pouvoirs 

et devoirs repris à l’article 488bis, f, du Code civil. 


Justice de paix du premier canton de Charleroi 

Suite à la requête déposée le 29 mars 2007, par ordonnance du juge 

de paix du premier canton de Charleroi rendue le 13 avril 2007, 

Severino, Liliana, née le 25 avril 1953, domiciliée à 6060 Gilly, chaussée 

de Châtelet 40/C2, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été 

pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Dizier, 

Bernard, avocat, dont le cabinet est sis à 6000 Charleroi, rue Willy 

Ernst 7/18. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Philippe, 

Christophe. (64327) 

Justice de paix du canton d’Enghien-Lens, siège de Lens 


de paix du canton d’Enghien-Lens, siège de Lens, rendue le 

17 avril 2007, Mme Georgette Duvivier, née à Wasmes le 12 mars 1927, 

domiciliée et résidant à 7331 Saint-Ghislain (Baudour), rue Louis 

Caty 140, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue 

d’un administrateur provisoire en la personne de M. Fissiaux, Steve, 

domicilié et résidant à 7390 Quaregnon, rue Louis Caty 93. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Delavallée, Marcel. 

(64328) 

Justice de paix du canton de Fosses-la-Ville 

22333 

Suite à la requête déposée le 16 mars 2007, par ordonnance de 

Mme le juge de paix du canton de Fosses-la-Ville rendue le 

17 avril 2007, Mlle Willems, Adrienne, née le 24 février 1917 à 

Watermael-Boitsfort, domiciliée Résidence « Saint-Jean », rue du Noir 

Chien 10A, à 5640 Mettet, a été déclarée incapable de gérer ses biens et 

a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de 

M. Debecker, Marcel, né le 1 er mars 1926 à Bruxelles, domicilié 

boulevard Jean Mettewie 9/0005, à 1080 Molenbeek-Saint-Jean. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lesire, Huguette. (64329)


Justice de paix du canton de Jette 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Jette en date du 

30 mars 2007, suite à la requête déposée au greffe le 20 mars 2007, la 

nommée Meyer, Cécile, née 12 janvier 1920, domiciliée à Ganshoren, 

avenue Marie de Hongrie 141, Home Granvelle, a été déclarée incapable 

de gérer ses biens et pourvue d’un administrateur provisoire en 

la personne de Me Sandrine Valvekens, avocat à 1050 Bruxelles, rue de 

Livourne 45. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Stas, Clara. (64330) 

Justice de paix du premier canton de Liège 

Suite à la requête déposée le19février 2007, par décision du juge de 

paix du premier canton de Liège rendue le mardi 17 avril 2007, 

M. Leroy, Eric Moïse Albert, Belge, né àLiège le 31 décembre 1965, 

jardinier, célibataire, domicilié à4020 Liège, boulevard Saucy 15/0031, 

demeurant à 4020 Liège, boulevard Saucy 15/0011, a été déclaré 

incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire en la personne de Me Voisin, Christian, avocat, ayant ses 

bureaux quai de la Dérivation 53/052, à 4020 Liège. 

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Mathot, Michèle. 

(64331) 

Suite à la requête déposée le 13 mars 2007, par décision du juge de 


M. Stefanczyk, Stanislas, Polonais, né le 26 avril 1925 à Bruay-en-Artois 

(France), ouvrier d’usine, marié, domicilié ruedelaLibération 43, à 

4420 Saint-Nicolas (Liège), demeurant à la maison de repos « Résidence 

de Bavière », à 4020 Liège, boulevard Constitution 59, a été déclaré 

incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire en la personne de Mme Stefanczyk, Christiane, Belge, née le 

15 novembre 1949 à Seraing, technicienne de surface, domiciliée rue 

Adrien Materne 25, à 4460 Grâce-Hollogne. 


(64332) 

Suite à la requête déposée le26février 2007, par décision du juge de 


Mme Vanardennen, Antoinette Joséphine Hippolyte, Belge, née le 

22 janvier 1936 à Hasselt, femme de charge, veuve, domicilié rue 

Floréal 19, à 4020 Liège, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a 

été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de 

Me Poncin, Bénédicte, avocat, ayant ses bureaux quai des Tanneurs 22, 

à 4020 Liège. 


(64333) 

Avis rectificatif 

Justice de paix du troisième canton de Liège 


paix du troisième canton de Liège rendue le 10 avril 2007, M. Vander 

Cammen, René, né le 1 er mai 1935, Maison Saint-Joseph, quai de 

Coronmeuse 5, 4000 Liège, a été déclaré incapable de gérer ses biens et 

a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de 

Mme Vander Cammen, Catherine, domiciliée Criel RD Northend 60, 

P029EQ Porsmouth (Grande Bretagne), chez Mme Van Nerum, Yvonne, 

rue Ramoux 9, 4000 Liège. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Dasse, 

Francine. (64334) 


paix du troisième canton de Liège rendue le 16 avril 2007, M. Komashie, 

Koffi Atavi, né le 23 octobre 1959 à Lome (Togo), domicilié rue du 

Pommier 3, à 4000 Liège, demeurant au CHP Agora, Montagne-Sainte- 

Walburge 4A, à 4000 Liège, a été déclaré incapable de gérer ses biens et 

a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de 

Me Jammaer, Thierry, avocat, dont l’étude est établie rue de 

Campine 293, à 4000 Liège. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué (signé) Boisdequin, 

Cécile. (64335) 


paix du troisième canton de Liège rendue le 16 avril 2007, M. Bouchard, 

Laurent Sylvain Henri, né le 1 er janvier 1963 à Seraing, domicilié cité 

Cowette 16, à 4610 Beyne-Heusay, demeurant au CHP Agora, 

Montagne-Sainte-Walburge 4A, à 4000 Liège, a été déclaré incapable de 

gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la 

personne de Me Herbiet, Jacques, avocat, dont les bureaux sont établis 

avenue Blonden 33, à 4000 Liège. 


Cécile. (64336) 


paix du troisième canton de Liège rendue le 16 avril 2007, 

Mme Palumbo, Nunzia, née le 15 février 1956, domiciliée rue du 

Chalet 41A, à 4920 Aywaille, demeurant au CHP Agora, Montagne- 

Sainte-Walburge 4A, à 4000 Liège, a été déclarée incapable de gérer ses 

biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne 

de Me Gillet, Valérie, avocat, dont l’étude est établie hameau de 

Hotchamps 14-16, à 4141 Louveigné (Sprimont). 


Cécile. (64337) 


paix du troisième canton de Liège rendue le 16 avril 2007, M. Debruge, 

Walthere Aurélien Yvon Lucien, né le 24 septembre 1959 à Liège, 

domicilié rue Saint-Laurent 172, à 4000 Liège, résidant à l’Ipal - Le Peri, 

Montagne-Sainte-Walburge 4B, à 4000 Liège, a été déclaré incapable de 

gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la 

personne de Me Deventer, Olivier, avocat, dont l’étude est sise rue 

Emile Vandervelde 109, à 4624 Romsée. 


Cécile. (64338) 

Justice de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean 


de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean, rendue le 13 avril 2007, 

M. Ilias Orphanos, né à Binche le 22 février 1970, domicilié à 

1080 Molenbeek-Saint-Jean, rue Delaunoy 21, a été déclaré incapable 

de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la 

personne de M. Emmanouil Orphanos, domicilié à1060 Saint-Gilles, 

rue du Fort 79. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Martine 

Rimaux. (64339) 


de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean, rendue le 13 avril 2007, 

M. Césaire Jean Poulet, néàVlam (France) le 21 octobre 1919, domicillié 

à 1080 Molenbeek-Saint-Jean, boulevard Louis Mettewie 79/45, a été 

déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire en la personne de Mme Maria Vanbergen, domiciliée à 

1080 Molenbeek-Saint-Jean, boulevard Louis Mettewie 79/45. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Martine 

Rimaux. (64340)

Justice de paix du premier canton de Mons 

Suite à la requête déposée le 9 mars 2007, par ordonnance du juge de 

paix du premier canton de Mons, rendue le 6 avril 2007, M. Pierre 

Fourneau, né àMons le 10 novembre 1959, résidant à Mons, chemin du 

Chêne aux Haies 24, au CHP « Le Chêne aux Haies », domicilié à 

7020 Nimy, rue des Viaducs 360, a été déclaré incapable de gérer ses 

biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de 

Me Dominique Rizzo, avocat, dont le cabinet est sis à Mesvin, rue 

Brunehault 75. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Chatelle, 

Christian. (64341) 

Tribunal de première instance de Namur 

Par jugement du 16 avril 2007 de la première chambre du tribunal de 

première instance de Namur, siégeant en degré d’appel, a désigné 

Mme Bruna Dassi, domiciliée à Andenne (Seilles), rue Godfrind 24, en 

qualité d’administrateur provisoire de la nommée Valent, Maria, née à 

Sesto Al Reghena (Italie) le 28 novembre 1917, domiciliée à Andenne 

(Seilles), rue des Houillères 70, de l’accord de cette dernière, avec 

pouvoirs limités à la gestion de son épargne et de son patrimoine 

immobilier. 


Pour extrait certifié conforme : le greffier-chef de service, (signé) 

M. Delhamende. (64342) 

Justice de paix du premier canton de Namur 

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur, 

prononcée en date du 16 avril 2007 (RG n° 07A728), Osinski, Caterine, 

née à Louvain le 7 février 1975, domiciliée à 1470 Genappe, rue de 

l’Egalité 13, a été déclarée hors d’état de gérer ses biens et a été pourvue 

d’un administrteur provisoire, à savoir : Me Valérie Tollenaere, avocat, 

dont le cabinet est établi à 1340 Ottignies, avenue des Combattants 22. 


Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Angélique 

Capelle. (64343) 

Justice de paix du canton de Saint-Nicolas 


paix du canton de Saint-Nicolas, rendue le 12 avril 2007, Mme Beros, 

Tone, veuve de Batinic, Stipe, de nationalité belge, née à Bratus- 

Krvavica (Croatie) le 29 mai 1933, domiciliée rue de l’Echelle 259, 

4100 Seraing, se trouvant actuellement à la résidence « Le Béguinage », 

rueduBéguinage 3, 4432 Xhendremael, a été déclarée incapable de 

gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la 

personne de M. Batinic, Mate, né àOugrée le 28 mars 1959, fonctionnaire, 

domicilié rue des Merles 6, 6997 Erezée. 

Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Sarlet, 

Léa. (64344) 


paix du canton de Saint-Nicolas, rendue le 12 avril 2007, M. Crousse, 

Bernard, né àSaint-Germain-en-Laye (France) le 19 mai 1940, célibataire, 

domicilié rue des Genêts 37, 4420 Saint-Nicolas, résidant à la 

clinique du Péri, montagne Sainte-Walburge 4B, 4000 Liège, a été 

déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire en la personne de M. Fontaine, Michel, né àJemeppe-sur- 

Meuse le 15 février 1947, pensionné, domicilié rue Schweitzer 24, 

4102 Ougrée. 


Léa. (64345) 



paix du canton de Saint-Nicolas, rendue le 12 avril 2007, Mme Tebaldi, 

Tiziana, divorcée de Tabbone, Leonardo, née à Mantova (Italie) le 

13 décembre 1956, domiciliée rue Joseph Radoux 34/2, 4432 Alleur, a 

été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un 

administrateur provisoire en la personne de Me Tanghe, Koenraad, 

avocat, dont l’étude est sise rue Duvivier 22, 4000 Liège. 


Léa. (64346) 

Justice de paix du second canton de Tournai 

Par ordonnance du juge de paix du second canton de Tournai, rendue 

le 16 avril 2007, Mme Souris, Odette, née à Lys-les-Lannoy (France) le 

12 août 1933, domiciliée à 7620 Brunehaut (Guignies), rue de la 

Tuilerie 23, résidant « Les Sœurs de la Charité», boulevard Lalaing 43b, 

à 7500 Tournai, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été 

pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Pochart, 

Jean-Philippe, avocat, dont les bureaux sont établis à 7500 Tournai, rue 

Childéric 47. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Danielle 

Delbart. (64347) 

Justice de paix du canton de Visé 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Visé du 12 avril 2007, 

sur requête déposée le 27 mars 2007, Mme Sandrine Nollet, née à Saint- 

Nicolas le 30 octobre 1982, domiciliée rue de Visé 176, bte 1, à 

4602 Chératte, actuellement en instance d’inscription chaussée 

d’Argenteau 56/2, à 4601 Argenteau, a été déclarée incapable de gérer 

ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la 

personne de Me Marc Masset, avocat, dont l’étude est située rue de 

Berneau 66, à 4600 Visé. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Darcis, Marie- 

Noëlle. (64348) 

Justice de paix du canton de Waremme 


de paix du canton de Waremme, rendue le 17 avril 2007, Mme Bronkart, 

Marie-Henriette, née à Braives le 10 décembre 1923, domiciliée à 

4300 Waremme, avenue du Prince Régent, mais en résidence à 

4350 Remicourt, rue Modeste Rigo 10, à la maison de repos « Alice au 

pays des merveilles », aété déclarée incapable de gérer ses biens et a 

été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de 

Mme Strouwen, Pascale, domiciliée à 4300 Waremme, rue Nationale 11. 

Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Georges 

Prinsens. (64349) 

Vredegerecht van het eerste kanton Aalst 

22335 

Bij vonnis, d.d. 17 april 2007, van de vrederechter van het eerste 

kanton Aalst, verklaart Mevr. De Wolf, Olga, geboren te Aalst op 

12 augustus 1959, wonende te 9320 Aalst (Erembodegem), Ninovesteenweg 

126, verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis « Zoete 

Nood Gods », te 9340 Lede, Reymeersstraat 13A, niet in staat zelf haar 

goederen te beheren en voegt toe als voorlopig bewindvoerder : de 

heer De Schrijver, Erik, wonende te 9320 Aalst (Erembodegem), Ninovesteenweg 

126, en als vertrouwenspersoon : Mevr. De Wolf, Marie 

Jeanne, wonende te 8370 Blankenberge, Prins Karellaan 11, bus 0201. 

Aalst, 17 april 2007. 

De griffier, (get.) Luc Renneboog. (64350)


Vredegerecht van het eerste kanton Antwerpen 

Bij vonnis van de vrederechter van het eerste kanton Antwerpen 

verleend op 13 april 2007, werd Van Loon, Frans, geboren op 

18 april 1940, wonende te 2018 Antwerpen-1, Lange Leemstraat 116, 

opgenomen in de instelling ZNA, Campus Stuivenberg, Lange Beeldekensstraat 

267, te 2060 Antwerpen, niet in staat verklaard zijn goederen 

te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Marc 

Gross, advocaat, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Van Eycklei 20. 

Antwerpen, 18 april 2007. 

De griffier, (get.) Braeken, Godelieve. (64351) 

Bij vonnis van de vrederechter van het eerste kanton Antwerpen 

verleend op 13 april 2007, werd Van Den Bosch, Christine, geboren te 

Ukkel op 23 april 1948, wonende te 2060 Antwerpen, Dambruggestraat 

38, opgenomen in de instelling ZNA, Campus Stuivenberg, 

Lange Beeldekensstraat 267, te 2060 Antwerpen, niet in staat verklaard 

zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig 

bewindvoerder : Marc Gross, advocaat, kantoorhoudende te 

2018 Antwerpen, Van Eycklei 20. 


De griffier, (get.) Braeken, Godelieve. (64352) 

Vredegerecht van het vijfde kanton Antwerpen 

Bij beschikking van de vrederechter van het vijfde kanton Antwerpen 

verleend op 11 april 2007, werd Geerts, Maria, geboren te Wiekevorst 

op 6 oktober 1921, gepensioneerde, weduwe, wonende te 

2000 Antwerpen, Sint-Jacobsmarkt 38, niet in staat verklaard haar 

goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder 

: Van Reempts, Bart, advocaat, kantoorhoudende te 

2000 Antwerpen, Vrijheidstraat 30-34, bus 14. 


Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Inez Christiaensen. 

(64353) 

Vredegerecht van het achtste kanton Antwerpen 

Bij vonnis van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen 

verleend op 18 april 2007, werd Baetsle, Maria, geboren te Berchem op 

21 april 1913, ongehuwd, verblijvende in het rust- en verzorgingstehuis 

« Cleo », te 2600 Berchem (Antwerpen), Van Vaerenberghstraat 31, niet 

in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als 

voorlopig bewindvoerder : haar nicht, Thys, Liliane, geboren te Elisabethville 

(Belgisch Congo) op 24 augustus 1929, wonende te 

2050 Antwerpen, Frederik Van Eedenplein 16, bus 3. 

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 

28 februari 2007. 

Berchem (Antwerpen), 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Arthur 

Jespers. (64354) 

Bij vonnis van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen 

verleend op 18 april 2007, werd Ellegiers, Yvonne Catharina Augusta, 

geboren te Sint-Niklaas op 20 december 1911, weduwe van Van Acker, 

J., verblijvende in het rust- en verzorgingstehuis « Mayerhof », te 

2640 Mortsel, Fredericusstraat 89, niet in staat verklaard haar goederen 

te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : haar 

zoon, Van Acker, Jan, geboren te Beveren (Waas) op 16 maart 1946, 

wonende te 2630 Aartselaar, Lelielaan 7. 


22 maart 2007. 

Berchem (Antwerpen), 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Arthur 

Jespers. (64355) 

Vredegerecht van het kanton Beveren 

Beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Beveren, 

d.d. 6 april 2007, inzake Geerts, Peter, geboren te Beveren op 

2 november 1965, aannemer, wonende te 9120 Beveren, Bijlstraat 59, 

bijgestaan door Mr. Koenraad Maenhout, advocaat, te 

2018 Antwerpen-1, Van Eycklei 10A, en Geerts, Dimitri, wonende te 

9120 Beveren, Pastoor Steenssensstraat 65, in zijn hoedanigheid van 

voorlopig bewindvoerder over zijn moeder, Bosman, Nicole Christianne 

Ghisleen, geboren te Beveren op 3 december 1965, huisvrouw, 

wonende te 9120 Beveren, Bijlstraat 59, daartoe aangesteld bij ons 

vonnis, d.d. 12 juni 2006 (Rep. R. 1211/2006 - rolnummer 06A202), 

verschijnt in persoon. 

Zeggen dat de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder 

bepaald in ons vonnis verleend op 12 juni 2006 (rolnummer 06A202- 

Rep. R. 1211/2006) en zijnde de clausules : 

«—dat het bedrag van het gezamelijk inkomen, onder aftrok van de 

lopende uitgaven voor onderhoud, huisvesting en lotsverzachting, 

maandelijks dient gestort te worden op een rekening op naam van de 

beschermde persoon geopend bij een financiële instelling; 

— dat deze rekening een bedrag van tweeduizend vijfhonderd euro 

(S 2.500,00) mag vertonen en dat het meerdere automatisch dient 

overgeboekt te worden op een bestaand spaarboekje van de 

beschermde persoon in afwachting van een definitieve belegging » 

vanaf heden vervangen worden als volgt : 

«— dat het resterend nettobedrag op het einde van elke maand 

slechts voor de helft dient te worden overgeschreven op een rekening 

op naam van de beschermde persoon ». 

De griffier, (get.) Maurice Van Mulders. (64356) 

Vredegerecht van het kanton Dendermonde-Hamme, 

zetel Dendermonde 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Dendermonde- 

Hamme, zetel te Dendermonde verleend op 29 maart 2007, werd 

Muylaert, Maria, geboren te Herdersem op 16 mei 1929, wonende te 

9200 Appels, Steenweg op Aalst 110, niet in staat verklaard haar 


: Van Der Stockt, geboren te Erembodegem op 3 augustus 1928, 

gepensioneerde, wonende te 9310 Herdersem, Grote Baan 27. 



Dendermonde, 30 maart 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Peter De Bruycker. 

(64357)

Vredegerecht van het kanton Diest 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Diest, 

d.d. 12 april 2007, werd Mevr. Iwens, Paulina, geboren te Mechelen op 

5 augustus 1929, gedomicilieerd en verblijvende in rusthuis « Sint- 

Augustinus », Fabiolalaan z/n, te 3290 Diest, niet in staat verklaard zelf 

haar goederen te beheren en werd haar toegevoegd als voorlopig 

bewindvoerder : Mevr. Henderickx, Josée Philomena Francine, geboren 

te Mechelen op 3 juli 1951, huisvrouw, wonende te 3290 Diest (Deurne), 

Korte Heide 79, en dochter van de beschermde persoon. 

Diest (Kaggevinne), 18 april 2007. 

De griffier, (get.) Colla, Arnold. (64358) 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Diest, 

d.d. 12 april 2007, werd Mevr. Van Der Stappen, Bertha, geboren te 

Scherpenheuvel op 13 september 1919, gehuwd, gedomicilieerd te 

3270 Scherpenheuvel-Zichem (Scherpenheuvel), Diestsestraat 76, thans 

verblijvende in rusthuis « O.-L.-V. Ster der Zee », Rozenstraat 17, te 

3270 Scherpenheuvel-Zichem (Scherpenheuvel), niet in staat verklaard 

zelf haar goederen te beheren en werd haar toegevoegd als voorlopig 

bewindvoerder : de heer Baert, Alfred Marcel, geboren op 

1 november 1942, te Scherpenheuvel, gepensioneerd leraar, wonende te 

3294 Diest (Molenstede), Bosstraat 26, en zoon van de beschermde 

persoon. 

Diest (Kaggevinne), 18 april 2007. 

De griffier, (get.) Colla, Arnold. (64359) 

Vredegerecht van het kanton Genk 

Vonnis, d.d. 18 april 2007, verklaart Bex, Elodia, geboren te Maasmechelen 

op 7 januari 1932, gedomicilieerd te 3630 Maasmechelen, 

Koning Albertlaan 48/4, verblijvende in het ZOL Campus André 

Dumont, Stalenstraat 2, te 3600 Genk, niet in staat zelf haar goederen te 

beheren en voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Abrassart, Jean- 

Marie, geboren te Maasmechelen op 25 augustus 1952, bewakingsagent, 

wonende te 1390 Grez-Doiceau, rue Cyrille Bauwens 19. 

Genk, 18 april 2007. 

De hoofdgriffier, (get.) Thijs, Lode. (64360) 

Vredegerecht van het kanton Geraardsbergen-Brakel, 

zetel Brakel 

Bij beschikking van de Geraardsbergen-Brakel, zetel Brakel, verleend 

op 10 april 2007, werd De Vos, Robert, geboren te Gent op 

17 oktober 1921, verblijvende te 9667 Horebeke, Kromstraat 32, niet in 

staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als 

voorlopige bewindvoerder : De Vos, Jacqueline, wonende te 

9700 Oudenaarde, Weldenstraat 170. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) H. Verschuren. 

(64362) 

Vredegerecht van het tweede kanton Hasselt 

Bij beschikking van de vrederechter van het tweede kanton Hasselt 

verleend op 10 april 2007, werd Vandenbrouck, Eddy, geboren te Linkhout 

op 10 juni 1957, arbeider beschutte werkplaats, wonende te 

3560 Lummen, Hulshoekstraat 65, niet in staat verklaard zijn goederen 

te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vandenbroeck, 

Ann, geboren te Herk-de-Stad op 15 juli 1963, arbeidster, 

wonende te 3560 Lummen, Hulshoekstraat 55. 




Hasselt, 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Yvan 

Janssens. (64363) 

Vredegerecht van het kanton Houthalen-Helchteren 

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Houthalen-Helchteren 

verleend op 26 maart 2007, werd Sevim, Ilhan, geboren te Sagmalcilar 

(Turkije) op 22 maart 1961, wonende te 3550 Heusden-Zolder, 

Vlamingenlaan 5, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en 

kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Gurses, Pakize, 

geboren te Serdivan (Turkije) op 2 november 1966, huisvrouw, wonende 

te 3550 Heusden-Zolder, Vlamingenlaan 5. 

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift werd neergelegd op 

6 maart 2007. 

Houthalen-Helchteren, 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de eerstaanwezend adjunct-griffier, 

(get.) Vrolix, Marleen. (64364) 

Vredegerecht van het kanton Overijse-Zaventem, 

zetel Zaventem 

Bij beschikking van Mevr. de vrederechter van het kanton Overijse- 

Zaventem, zetel Zaventem verleend op 18 april 2007, werd De Wel, 

Gustaaf, ongehuwd, geboren te Nossegem op 14 februari 1940, 

wonende te 1930 Zaventem (Nossegem), Mechelsesteenweg 419, niet 

in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als 

voorlopig bewindvoerder : Vanderhulst, Marie-Thérèse, zonder beroep, 

wonende te 1930 Zaventem (Nossegem), Mechelsesteenweg 419. 


30 maart 2007. 

Zaventem, 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Egerickx, 

Marcel. (64365) 

Vredegerecht van het kanton Overijse-Zaventem, 

zetel Overijse 

22337 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Overijse- 

Zaventem, zetel Overijse verleend op 10 april 2007, werd De Bruyne, 

René, geboren te Sint-Gillis op 17 april 1914, wonende te 3090 Overijse, 

Steenweg op Duisberg 138, niet in staat verklaard zijn goederen te 

beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Walter 

Broothaers, advocaat, met kantoor te 3090 Overijse, Esdoornlaan 5. 


22 maart 2007. 

Overijse, 11 april 2007. 

De griffier, (get.) Vandeuren, Nicole. (64366) 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Overijse- 

Zaventem, zetel Overijse verleend op 10 april 2007, werd Wantier, 

Marianne, geboren te Wasmuel op 23 februari 1943, wonende te 

3090 Overijse, te Sint-Jansbergdreef 16, niet in staat verklaard haar 


: Mr. Walter Broothaers, advocaat, met kantoor te 3090 Overijse, 

Esdoornlaan 5. 


23 maart 2007. 


De griffier, (get.) Vandeuren, Nicole. (64367)


Vredegerecht van het kanton Roeselare 

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Roeselare van 

10 april 2007, verleend op verzoekschrift dat ter griffie werd neergelegd 

op 21 maart 2007, werd de heer Houbaert, Alain, geboren te De Panne 

op 27 maart 1953, geneesheer, wonende te 8670 Koksijde, Vreugdestraat 

6, momenteel verblijvende in het H. Hartziekenhuis (Campus), 

Wilgenstraat 2, te 8800 Roeselare, niet in staat verklaard zelf zijn 


: zijn broer, Houbaert, Yvan, geboren te De Panne op 

14 oktober 1946, burgerlijk ingenieur, wonende te 9270 Laarne, 

Warande 115. 

Roeselare, 18 april 2007. 


(get.) Sorina Segers. (64368) 

Vredegerecht van het kanton Wervik 

Beschikking, d.d. 27 maart 2007, verklaart Druelle, Tania, geboren te 

Menen op 22 juni 1973, en gedomicilieerd te 8560 Wevelgem, Krokusstraat 

16, en met verblijfplaats te 8940 Wervik, Laagweg 36, niet in staat 

zelf haar goederen te beheren en voegt toe als voorlopig bewindvoerder 

: Verfaille, Magali, advocaat, met kantoor te 8900 Ieper, Bloemenstraat 

1. 

Wervik, 29 maart 2007. 

De hoofdgriffier, (get.) Deleu, Dirk. (64369) 

Mainlevée d’administration provisoire 

Opheffing voorlopig bewind 

Justice de paix du premier canton d’Anderlecht 

Par ordonnance du juge de paix du premier canton d’Anderlecht en 

date du 17 avril 2007, il a été mis fin, d’office, à l’administration 

provisoire des biens de Vanransbeeck, Christiane, décédée le 

31 mars 2007. 

Pour extrait certifié conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) 

Nicole Demesmaeker. (64370) 

Justice de paix du premier canton de Charleroi 

Suite à la requête déposée le6février 2007, par ordonnance du juge 

de paix du premier canton de Charleroi rendue le 16 avril 2007, a été 

levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 

9août 2001, et publiée auMoniteur belge du 25 août 2001, à l’égard de 

Levevre, Didier, né le 29 octobre 1979, cette personne étant redevenue 

capable de gérer ses biens, il a été mis fin, en conséquence, à la mission 

de son administrateur provisoire, à savoir : de Biourge, Renaud, avocat, 

dont le cabinet est sis à 6000 Charleroi, boulevard de Fontaine 17. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Bultynck, 

Fabienne. (64371) 

Justice de paix du canton de Dour-Colfontaine, siège de Colfontaine 

Suite à l’ordonnance du juge de paix du canton de Dour-Colfontaine, 

siège de Colfontaine, rendue le 17 avril 2007, Me Pascal Baurain, 

domicilié à7330 Saint-Ghislain, rue d’Ath 6-8, a été déchargé de ses 

fonctions d’administrateur provisoire des biens de Mme Ledune, 

Agnès, née à Wasmes le 11 février 1916, domiciliée de son vivant à 

7340 Pâturages, rue du Camp Romain 87, et décédée le 9 mars 2007. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Breuse, Brigitte. 

(64372) 

Justice de paix du canton de Fosses-la-Ville 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Fosses-la-Ville rendue 

le 17 avril 2007, a été levée la mesure d’administration provisoire prise 

par ordonnance du 9 août 2001 du juge de paix de Châtelet, et publiée 

au Moniteur belge du 17 août 2001, à l’égard de Mme Lambert, Nelly 

Henriette, veuve de Festraets, Jean, née le6février 1914 à Châtelineau, 

domiciliée chaussée de Fleurus 486, à 6060 Gilly, résidant Résidence La 

Sérénité, rue des Bâchères 40, à 5060 Tamines. 

Cette personne étant décédée à Sambreville le 26 mars 2007, il a été 

mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, 

à savoir : Mme Festraets, Lucienne, domiciliée chaussée de Fleurus 486, 

à 6060 Gilly. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Watelet, Paul. 

(64373) 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Fosses-la-Ville rendue 

le 17 avril 2007, a été levée la mesure d’administration provisoire prise 

par ordonnance du 25 novembre 2003, et publiée auMoniteur belge du 

3décembre 2003, à l’égard de M. Lecharlier, Roger, Home « Gai Logis », 

ruedel’Institut 5, à 5060 Auvelais. 

Cette personne étant décédée à Sambreville le 24 mars 2007, il a été 

mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, 

à savoir : Me Buysse, Patrick, avocat, chaussée de Dinant 776, à 

5100 Namur. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Watelet, Paul. 

(64374) 

Justice de paix du canton de Huy II-Hannut, siège de Hannut 

Suite à la requête déposée le 9 mars 2007, par ordonnance de 

Mme Françoise Debecker, juge de paix du canton de Huy II-Hannut, 

siège de Hannut, rendue le 17 avril 2007, a été levée la mesure 

d’administration provisoire prise par ordonnance du 29 décembre 2005, 

et publié au Moniteur belge du 9 janvier 2006, à l’égard de Ridderbeecks, 

Jean-Claude Walter Victor, Belge, né le 27 janvier 1940 à Berchem- 

Sainte-Agathe, pensionné, époux de Nelis, Bernadette, domicilié rue du 

Cherra 2, à 4280 Hannut (Wansin), cette personne étant redevenue 

capable de gérer ses biens, il a été mis fin, en conséquence, à la mission 

de son administrateur provisoire, à savoir, son épouse : Mme Nelis, 

Bernadette, domicilié rue du Cherra 2, à 4280 Hannut (Wansin). 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rycken, J. (64375) 

Justice de paix du canton de Sprimont 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Sprimont en date du 

18 avril 2007, a été levée la mesure d’administration provisoire prise 

par son ordonnance du mardi 28 décembre 2004, et publiéeauMoniteur 

belge du 6 janvier 2005 (p. 425), à l’égard de Schrauben, Werner Peter, 

divorcé de Margraff, Liliane, né àSaint-Vith le 24 mai 1947, domicilié 

rue Sainte-Anne 20, à 4800 Verviers.

Cette personne étant redevenue capable de gérer ses biens, il a en 

conséquence été mis fin à la mission de son administrateur provisoire, 

à savoir : Me Tasquin, Bernadette, avocat, domicilié rue du Palais 58, 

4800 Verviers. 

Sprimont, le 18 avril 2007. 

Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Joseph Michotte. 

(64376) 

Justice de paix du canton d’Uccle 

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle en date du 

17 avril 2007, il a été constaté que par le décès, survenu le 11 avril 2007, 

de M. Dubois, Jean, né à Fosse le 24 septembre 1960, domicilié à 

1180 Uccle, rue de la Seconde Reine 11, il a été mis fin au mandat 

d’administrateur provisoire de Me Leclerc, Patrick, avocat, dont le 

cabinet est situé à1030 Bruxelles, avenue Ernest Cambier 39. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Goies, Pascal. 

(64377) 

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle en date du 

17 avril 2007, Me Poncin, Corinne, ayant son cabinet à 7500 Tournai, 

rue Barre Saint-Brice 21, a été déchargée de ses fonctions d’administrateur 

provisoire des biens de M. Seynaeve, Dimitri, né à Ath le 

15 juin 1973, domicilié à1180 Uccle, avenue de la Gazelle 50/19, et par 

voie de conséquence, il a été mis fin à son mandat. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Goies, Pascal. 

(64378) 

Vredegerecht van het eerste kanton Aalst 

Bij beschikking van 17 april 2007 de vrederechter van het kanton 

Aalst, verklaart de heer Ruyssinck, Jo, advocaat, wonende te 9340 Lede, 

Kasteeldreef 44, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter 

van het eerste kanton Aalst op 10 oktober 2006, tot voorlopig 

bewindvoerder, ontslagen van de opdracht over de heer Van Der 

Putten, Antoine, wonende te 9308 Hofstade (Oost-Vlaanderen), Kortenhoekstraat 

93/1, verblijvende in het ASZ Aalst, Merestraat 80, overleden 

te Aalst op 4 februari 2007, met ingang van 4 februari 2007. 

Aalst, d.d. 17 april 2007. 

De griffier, (get.) Luc Renneboog. (64379) 

Vredegerecht van het zevende kanton Antwerpen 

Bij beschikking van de vrederechter van het zevende kanton 

Antwerpen verleend op 17 april 2007, werd een einde gesteld aan het 

voorlopig bewind over Adam, Willy, geboren te Sint-Niklaas op 

7 mei 1948, voorheen verblijvende in het AZ Sint-Augustinus, Oosterveldlaan 

24, te 2610 Wilrijk (Antwerpen), en in leven laatst wonende in 

het R.V.T. « Sint-Maria », Vredestraat 93, te 2600 Berchem (Antwerpen), 

door Leenaards, Wim, advocaat, met kantoor te 2610 Wilrijk (Antwerpen), 

Ridderveld 16, daartoe aangewezen bij vonnis uitgesproken door 

de vrederechter van het zevende kanton Antwerpen op 14 juni 2006 

(rolnummer 06A3131-Rep. R. 3676/2006) en gepubliceerd in het 

Belgisch Staatsblad van 6 juli 2006, blz. 34106, onder nummer 66840, 

ingevolge het overlijden van Adam, Willy, te Berchem (Antwerpen) op 

12 januari 2006. 



De griffier, (get.) Verbessem, Nicole. (64380) 

Vredegerecht van het twaalfde kanton Antwerpen 

Bij beschikking van de vrederechter van het twaalfde kanton 

Antwerpen verleend op 17 april 2007, werd ingevolge het overlijden 

op 17 maart 2007 te Antwerpen (district Deurne), van Devocht, Karel 

Joanna Pieter, weduwnaar van Mevr. Maria Caroline Eduard Goris, 

geboren te Antwerpen op 4 maart 1911, wonende te 2100 Antwerpen 

(Deurne), Rust- en verzorgingstehuis « Atlantis », Bisschoppenhoflaan 

365/367, een einde gesteld aan het mandaat van voorlopig 

bewindvoerder over Devocht, Karel, echtgenoot van Mevr. Ilona Jeanne 

René De Remiens, geboren te Antwerpen op 1 oktober 1943, wonende 

te 2000 Antwerpen, Van der Sweepstraat 5/65 (gepubliceerd in het 

Belgisch Staatsblad, d.d. 16 mei 2006, blz. 26865, nr. 65290). 

Antwerpen (Deurne), 17 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Richard 

Blendeman. 

(64381) 

Vredegerecht van het kanton Beveren 

Beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Beveren, 

d.d. 18 april 2007, verklaren de heer Van Bosch, Julien Abraham, 

geboren te Bazel op 13 juni 1939, gepensioneerde, wonende te 

9140 Temse (Steendorp), Eglantierlaan 5, aangewezen bij ons vonnis, 

d.d. 18 juli 2006 (rolnummer 06A263-Rep. R. 1463/2006) tot voorlopig 

bewindvoerder over zijn moeder, dame De Kerf, Maria Ludovica, 

weduwe Van Bosch, Alfons, geboren te Bazel op 29 december 1917, 

wonende te 9150 Kruibeke (Bazel), Kruibekestraat 58/A (gepubliceerd 

in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006, blz. 37116, onder nr. 67654), 

met ingang van 8 april 2007 ontslagen van de opdracht, gezien de 

beschermde persoon alsdan overleden is. 

De griffier, (get.) M. Van Mulders. (64382) 

Vredegerecht van het kanton Geel 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Geel, verleend 

op 16 april 2007, werd Beirinckx, Wim, advocaat, kantoorhoudende te 

2460 Tielen, Stationsplein 15, aangesteld als voorlopig bewindvoerder 

over de goederen van Cornelis, Josephus, geboren op 4 december 1929 

te Turnhout, wonend te 2300 Turnhout, Waterheidestraat 6, bus 1, doch 

verblijvende te 2460 Lichtaart, Sint-Rochusstraat 25, ontslagen van de 

opdracht gezien de beschermde persoon overleden is te Turnhout op 

27 maart 2007. 

Geel, 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peggy Cools. (64383) 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Geel, verleend 

op 16 april 2007, werd Helsen, Alphonsus Clementius, geboren op 

18 juli 1935 te Geel, wonend te 2440 Geel, Sint-Corneliusstraat 53, 

aangesteld als voorlopig bewindvoerder over de goederen van Helsen, 

Anna Maria Gabriel, geboren op 21 juni 1924 te Geel, wonend te 

2440 Geel, Sint-Corneliusstraat 53, doch verblijvende in het Home 

Laarsveld, Laarsveld 28, te 2440 Geel, ontslagen van de opdracht gezien 

Helsen, Anna, overleden is te Geel op 13 maart 2007. 

Geel, 17 april 2007. 

22339 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peggy Cools. (64384)


Vredegerecht van het eerste kanton Gent 

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent 

verleend op 18 april 2007, werd Eliano, Isabelle, advocaat te 9820 Merelbeke, 

Torrekensstraat 60, aangesteld als voorlopig bewindvoerder bij 

onze beschikking, d.d. 11 april 2006, over Vanassche, Germaine, 

geboren te Adinkerke op 19 november 1911, laatst wonende te 

9000 Gent, V.Z.W. rustoord « Toevlucht van Maria », Coupure 

Links 275, ontlast van haar ambt als voorlopig bewindvoerder ingevolge 

het overlijden van Vanassche, Germaine, d.d. 4 april 2007. 

Gent, 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, 

Nadine. 

(64361) 

Vredegerecht van het kanton Herentals 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Herentals 

verleend op 17 april 2007, werd ambtshalve een einde gesteld aan het 

voorlopig beheer over de goederen van Vervloesem, Marcel, geboren te 

Grobbendonk op 13 augustus 1920, gedomicilieerd te 2270 Herenthout, 

rusthuis Boeyendaal, Itegemsesteenweg 3, overleden te Herentals op 

19 maart 2007, aan wie bij beschikking verleend door de vrederechter 

van het kanton Herentals op 17 april 2007, als voorlopig bewindvoerder 

werd toegevoegd : Vervloesem, Mireille, zonder beroep, wonende te 

2250 Olen, Hoge Blokkenlaan 11. 

Herentals, 18 april 2007. 

Voor eensluidend afschrift : de griffier, (get.) E. Burm. (64385) 

Vredegerecht van het kanton Izegem 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Izegem verleend 

op 17 april 2007, werd de opdracht van Vansteenkiste, Marie-Thérèse, 

geboren te Izegem op 15 augustus 1926, wonende te 8870 Izegem, Sint- 

Crispijnstraat 22, als voorlopig bewindvoerder over de goederen van 

Declerck, Gilbert, geboren te Izegem op 12 november 1916, wonende te 

8870 Izegem, Sint-Crispijnstraat 22, beëindigd. Dit wegens het overlijden 

van Declerck, Gilbert, voornoemd, te Izegem op 12 februari 2007. 

Izegem, 18 april 2007. 

De griffier, (get.) Duthoo, Freddy. (64386) 

Vredegerecht van het kanton Kapellen 

Vonnis, d.d. 17 april 2007, verklaart Willems, Christel Jeanne Joseph 

Maria, geboren te Kalmthout op 30 juni 1962, wonende te 2920 Kalmthout, 

Heuvel 396, verblijvende aan de Kapellensteenweg 527, te 

2920 Kalmthout, opnieuw in staat zelf haar goederen te beheren vanaf 

heden, zodat de beschikking verleend door de vrederechter Zandhoven 

op 28 maart 2006 (rolnummer 06A286-Rep. R. 1280/2006) ophoudt 

uitwerking te hebben en er met ingang van heden een einde komt aan 

de opdracht als voorlopig bewindvoerder van Joris, Erwin, advocaat 

bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2110 Wijnegem, Marktplein 

22. 

Kapellen (Antwerpen), 18 april 2007. 

De adjunct-griffier, (get.) Smout, Cathy. (64387) 

Vonnis, d.d. 17 april 2007, verklaart Stevens, Marc, geboren te Gent 

op 28 december 1958, vertaler-tolk, wonende te 2910 Essen, Nieuwstraat 

81/A, opnieuw in staat zelf zijn goederen te beheren vanaf 

17 april 2007, zodat de beschikking verleend door de vrederechter 

Kapellen op 27 februari 2007 (rolnummer 07A59) ophoudt uitwerking 

te hebben en er met ingang van heden een einde komt aan de opdracht 

als voorlopig bewindvoerder van Van Loon, Christine, advocaat, 

wonende te 2550 Kontich, Antwerpsesteenweg 92. 

Kapellen (Antwerpen), 18 april 2007. 

De adjunct-griffier, (get.) Van Zantvoort, Nancy. (64388) 

Vredegerecht van het kanton Landen-Zoutleeuw, 

zetel Landen 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Landen- 

Zoutleeuw, zetel Landen verleend op 18 april 2007, werd een einde 

gesteld aan het voorlopig bewind over Schoolmeesters, Bertha, geboren 

te Werchter op 29 maart 1925, in leven verblijvende te Landen- 

Walshoutem, « Huize Zevenbronnen », Walshoutemstraat 75, door 

Mr. Romain Vandebroek, daartoe aangewezen bij beschikking verleend 

door de vrederechter van het tweede kanton Leuven op 29 juni 1992 

(rolnummer 269/92-Rep. R. 3136/92 en gepubliceerd in het Belgisch 

Staatsblad van 10 juli 1992, onder nummer 6672, blz. 15827), met ingang 

van 15 januari 2004 ontslagen van de opdracht, ingevolge het overlijden 

van de beschermde persoon. 

Landen, 18 april 2007. 

De adjunct-griffier, (get.) Lindekens, Jeannine. (64389) 

Vredegerecht van het kanton Zelzate 

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Zelzate verleend 

op 17 april 2007, werd een einde gesteld aan de opdracht van Van Hove, 

Jean-Pierre, advocaat, te 9880 Aalter, Loveldlaan 4, als voorlopige 

bewindvoerder over Fredericq, Gunther, geboren op 20 juni 1972, 

wonende te 8720 Dentergem, Wakkenstraat 26, gezien Fredericq, 

Gunther, in staat bevonden is zijn eigen goederen te beheren. 

Zelzate, 18 april 2007. 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Katelijne 

Lietanie. (64390) 

Vredegerecht van het kanton Zottegem-Herzele, 

zetel Herzele 

Beschikking, d.d. 11 april 2007, verklaart Standaert, Stephan, advocaat, 

met kantoor te 9620 Zottegem, Hospitaalstraat 52, aangewezen bij 

beschikking verleend door de vrederechter van deze zetel op 

24 januari 2001 tot voorlopig bewindvoerder over Meerschaut, 

Germaine, geboren op 27 november 1926, laatst wonende en verblijvende 

te 9520 Sint-Lievens-Houtem, Home « Ter Bruisbeke », Bruisbekestraat 

29, met ingang van 11 april 2007 ontslagen van de opdracht, 

gezien de beschermde persoon overleden is op 10 februari 2007. 

Herzele, 18 april 2007. 

De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Van Den Abbeele, Veerle. 

(64391)

Remplacement d’administrateur provisoire 

Vervanging voorlopig bewindvoerder 

Justice de paix du canton d’Etalle 

Suite à la requête déposée le 6 avril 2007, par ordonnance du juge de 

paix du canton d’Etalle, rendue le 16 avril 2007, en remplacement de 

M. Borcy, Louis, né àBras le 1 er février 1938, domicilié àBras-Haut, rue 

des Charmes 3, M. Borcy, Patrice, domicilié à6900 Aye, Espinthe 14, a 

été désigné en qualité d’administrateur provisoire des biens de 

Lemaire, Léonce, né à Bras le 1 er février 1938, curé, domicilié à 

6723 Habay-la-Vieille, rue du Bua 6. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Amorand, 

Danielle. (64392) 

Justice de paix du canton d’Ixelles 

Par ordonnance du 10 avril 2007, rendue par Mme le juge de paix du 

canton d’Ixelles, Me Corinne Poncin, avocat, dont le cabinet est établi à 

Tournai, rue Barre Saint-Brice 21, a été déchargée de sa mission 

d’administrateur provisoire de Rosenwick, Gisèle, née à Bruxelles le 

1 er janvier 1942, domiciliée à 1050 Ixelles, rue Anoul 25, et a été désignée 

en remplacement d’administrateur provisoire Me Stessens, Marie- 

Claire, avocat, dont le cabinet est établi à 1050 Ixelles, rue Jean 

Paquot 20. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Cérulus, 

Madeleine. (64393) 

Justice de paix du troisième canton de Liège 

Par décision rendue en date du 17 avril 2007, le juge de paix du 

troisième canton de Liège a mis fin à la mission confiée par ordonnance 

du 18 octobre 2005 à Me Jean Luc Paquot en qualité d’administeur 

provisoire de Mme Leclercq, Monique, née à Glain le 11 juin 1939, 

château d’Awans, rue du Château 1, 4340 Awans, a dès lors été désigné 

en remplacement du précédent administrateur provisoire et en la même 

qualité Me Joel Chapelier, avocat à 4000 Liège, chaussée de Gaulle 20. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Marzée, Christiane. (64394) 

Justice de paix du canton de Saint-Hubert-Bouillon-Paliseul, 

siège de Bouillon 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Hubert-Bouillon- 

Paliseul, siège de Bouillon, rendue le 17 avril 2007, Mme Grandgerard, 

Geneviève Solange, née à Reims (France) le 11 mars 1923, veuve, 

domiciliée Résidence Saint-Charles, rue des Champs 1, à 6830 Bouillon, 

déclarée incapable de gérer ses biens par décision rendue par le juge de 

paix du canton de Zandhoven, en date du 8 août 2006, publiée au 

Moniteur belge du 18 août 2006, et a été pourvue d’un administrateur 

provisoire en la personne de Me Cavelier, Christine, avocat, domiciliée 

rue de l’Ange gardien 8, à 6830 Bouillon, en remplacement de 

Me Mertens, Jan, avocat, domicilié Alice Nahonlei 74, à 2900 Schoten. 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Warnman, 

Pernilla. (64395) 

Justice de paix du second canton de Tournai 

Par ordonnance du juge de paix du second canton de Tournai, rendue 

le 16 avril 2007, M. Schummer, Patrick, ayant pour représentant légal 

M. J. Delroisse, né à Schaerbeek le 11 juin 1965, domicilié à 

7500 Tournai, E.D.S., pav. « Mimosas Sud », rue Despars 94, a été 

déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un nouvel 


administrateur provisoire en la personne de Me Mouligneau, François, 

avocat, domicilié à7700 Mouscron, rue de la Station 82, en remplacement 

de M. Jean Delroisse, assistant social, rue Trenchon 34, à 

7502 Tournai (Esplechin). 

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Danielle 

Delbart. (64396) 

Vredegerecht van het vierde kanton Brugge 

22341 

Bij beschikking d.d. 11 april 2007, gewezen bij verzoekschrift van 

29 maart 2007, heeft de vrederechter van het vredegerecht over het 

vierde kanton Brugge, voor recht verklaard dat, Mr. Kurt Creyf, 

advocaat, te 8000 Brugge, Elf-Julistraat 32, aangewezen bij beschikking 

verleend door de vrederechter van het vierde kanton te Brugge op 

26 april 2006 (rolnummer 06A302-rep.R. 1246/2006) tot voorlopig 

bewindvoerder over Willaert, Karine, geboren te Oostende op 

5 juni 1957, wonende te 8400 Oostende, Oostendse Haardstraat 45, 

verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis Onze-Lieve-Vrouw, 

Koning Albert I-laan 8, te 8200 Brugge, (gepubliceerd in het Belgisch 

Staatsblad van 12 mei 2006), met ingang van 11 april 2007 ontslagen is 

van zijn opdracht. 

Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde 

beschermde persoon, Mr. Vanspeybrouck, Joachim, advocaat, te 

8000 Brugge, Elf-Julistraat 32. 

Brugge, 18 april 2007. 

De hoofdgriffier, (get.) Gysen, Patrick. (64397) 






4 december 2002 (rolnummer 02B464-rep.R. 3305/2002) tot voorlopig 

bewindvoerder over Delodder, Nicki, geboren te Roeselare op 

25 september 1981, wonende te 8810 Lichtervelde, Oude Bruggeweg 29, 

(gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 december 2002, 

blz. 567733 en onder nr. 69947), met ingang van 11 april 2007 ontslagen 

is van zijn opdracht. 











27 oktober 2004 (rolnummer 04A1099-rep.R. 3114/2004) tot voorlopig 

bewindvoerder over Damme, Maria, geboren te Veldegem op 

9 mei 1925, wonende in het rusthuis Sint-Augustinus, 8820 Torhout, 

Vestingstraat 1, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 

9 november 2004), met ingang van 11 april 2007 ontslagen is van zijn 

opdracht. 










verleend door de vrederechter van het vierde kanton te Brugge op


3 september 2003 (rolnummer 03B261-rep.R. 2167) tot voorlopig 

bewindvoerder over Locy-De Loof, Yvonna, wonende in Huize Minnewater, 

8000 Brugge, Prof. dr. J. Sebrechtsstraat 1 (gepubliceerd in het 

Belgisch Staatsblad van 23 september 2003), met ingang van 11 april 2007 

ontslagen is van zijn opdracht. 











10 december 2003 (rolnummer 03B461-rep.R. 3364/2003) tot voorlopig 

bewindvoerder over Ghyoot, Jean-Pierre, geboren te Brugge op 

9 september 1943, wonende te 8200 Brugge, Rijselstraat 52, (gepubliceerd 

in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2003), met ingang van 

11 april 2007 ontslagen is van zijn opdracht. 











13 november 2002 (rolnummer 02B417-rep.R. 3042/2002) tot voorlopig 

bewindvoerder over Bertels, Jan, geboren te Bertem op 29 december 

1946, wonende te 3071 Erps-Kwerps, R.V.T. O.L.V. van Lourdes, Dorpsplein 

10, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 december 2002, 

blz. 54826 en onder nr. 69547), met ingang van 11 april 2007 ontslagen 

is van zijn opdracht. 






Publication prescrite par l’article 793 

du Code civil 

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 


Acceptation sous bénéfice d’inventaire 

Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving 

Suivant acte numéro 07-552 du greffe du tribunal de première 

instance de Mons, en date du 13 avril 2007, Mme Bolomé, Carole 

Carmen, née à Mons le 6 octobre 1970, de nationalité belge, veuve de 

M. L’Heureux, René, domiciliée à 7033 Cuesmes (Mons), rue de 

Ciply 64, agissant en qualité de titulaire de l’autorité parentale de sa 

fille mineure, Mlle L’Heureux, Angélique, née à Mons le 10 octobre 

1991, de nationalité belge, domiciliée à 7033 Cuesmes, rue de 

Ciply 64, a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de 

M. L’Heureux, René, néàCuesmes le 2 janvier 1948, veuf en premières 

noces de Nadine Bouchez, époux en secondes noces de Carole Bolome, 

ayant été domicilié àMons (Cuesmes), rue de Ciply 64, et décédé à 

Mons le 7 décembre 2006. 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, 

par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter de la 

présente insertion, à Me Stéphanie Biller, notaire à Mons, rue des Sœurs 

Grises 7. 

(Signé) S. Biller, notaire. (15700) 

Par déclaration faite au greffe du tribunal de première instance de 

Mons le 8 mars 2007 (numéro de répertoire 07-378), Mme Viviane 

Deschuyteneer, domiciliée à Hennuyères, avenue du Griffon 29, agissant 

en qualité de mère et titulaire de l’autorité parentale sur sa fille 

mineure d’âge : Mlle Sarah Dodelet, née à Hal le 26 janvier 1991, a 

déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de 

Mme Jeanine Célestine Joséphine Ghislaine Leblus, née à Silly le 

27 octobre 1925, en son vivant domiciliée à Enghien, rue d’Hoves 96, et 

décédée à Ostende le 31 août 2006. 

Les créanciers et légataires sont invités à se faire connaître, par lettre 

recommandée, adressé àMes Guy et Vincent Butaye, notaire associés, 

dont l’étude est établie à Ecaussinnes, rue de la Marlière 21. 

(Signé) G. Butaye, notaire. (15701) 

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te 

Gent op 19 april 2007, heeft Mevr. Nadine Vermeersch, geboren te Eeklo 

op 15 november 1972, wonende te 9900 Eeklo, Blakstraat 50, handelende 

als moeder-drager van het ouderlijk gezag over haar minderjarige 

zoon, de heer Seppe Landuyt, geboren op 21 december 2005, 

wonende te 9900 Eeklo, Blakstraat 50, in haar gemelde hoedanigheid 

verklaard de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving te 

aanvaarden van wijlen de heer Wim Landuyt, geboren te Eeklo op 

27 juli 1968, in leven laatst wonende te 9900 Eeklo, Blakstraat 50, en 

overleden te Wetteren op 28 oktober 2006. 

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de 

twee maanden, te rekenen van de datum van de bekendmaking in het 

Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen 

kennen ter studie van notaris Jean-Paul De Jaeger, met standplaats te 

9988 Watervliet, Ketterijstraat 35/D. 

Watervliet, 20 april 2007. 

(Get.) Jean-Paul De Jaeger, notaris. (15702) 

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen 

Op 13 april 2007, is voor ons, Ph. Jano, griffier bij de rechtbank van 

eerste aanleg te Antwerpen, ter griffie van deze rechtbank verschenen : 

Van Broekhoven, Marcel, geboren te Antwerpen op 8 mei 1925, 

wonende te 2640 Mortsel, Mortselveldenlaan 22, handelend in zijn 

hoedanigheid van bijzonder gevolmachtigde ingevolge onderhandse 

volmacht hem verleend te Borgerhout op 11 april 2007, ten einde dezer 

van Becene, Veyis, geboren te Sorgun (Turkije) op 1 maart 1960, 

wonende te 2060 Antwerpen, Oranjestraat 117, handelend in zijn 

hoedanigheid van ouder en wettige beheerder over de persoon en de 

goederen van zijn minderjarige kinderen : 

Becene, Fatih, geboren te Edegem op 3 juli 1990; 

Becene, Ahmet, geboren te Edegem op 11 november 1991; 

Becene, Esma, geboren te Edegem op 6 november 1993, 

allen wonende te 2060 Antwerpen, Oranjestraat 117. 

Verschijner verklaart ons, handelend in zijn voormelde hoedanigheid 

de nalatenschap van wijlen Murat Münise, geboren te Sorgun (Turkije) 

op 1 oktober 1955, in leven laatst wonende te 2060 Antwerpen-6, 

Oranjestraat 117, en overleden te Edegem op 21 februari 2007, te 

aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. 

Er wordt woonstkeuze gedaan op het kantoor van notaris Vandeputte, 

Patrick, kantoorhoudende te 2140 Borgerhout, Lammekensstraat 

79. 

Verschijner legt ons de beschikking van de vrederechter van het 

vierde kanton Antwerpen, d.d. 3 april 2007, voor waarbij Becene, Veyis, 

hiertoe gemachtigd werd. 

Waarvan akte, datum als boven.

Na voorlezing ondertekend door verschijner en ons griffier. 

(Get.) M. Van Broekhoven; Ph. Jano. 

Voor eensluidend verklaard afschrift, afgeleverd aan verschijners : de 

griffier, (get.) Ph. Jano. (15703) 

Rechtbank van eerste aanleg te Brugge 

Op 21 januari 2005, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te 

Brugge, voor ons, Paul Flamée, griffier-hoofd van dienst bij dezelfde 

rechtbank is verschenen : 

De Rous, Jean-Pierre, geboren te Knokke op 27 oktober 1951, 

wonende te 8300 Knokke-Hiest, Sluisstraat 36/12, handelend namens 

het bij hem wonend minderjarig kind, De Rous, Jan-Pieter, geboren te 

Oostende op 23 oktober 1991. 

De comparant verklaart ons, handelend in zijn gezegde hoedanigheid 

onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te 

aanvaarden van wijlen Vandamme, Claudine, geboren te Knokke-Heist 

op 17 juli 1957, in leven laatst wonende te 8400 Oostende, Leopold Iplein 

2, en overleden te Oostende op 28 augustus 2004. 

Tot staving van zijn verklaring heeft de comparant ons een afschrift 

vertoond van de beslissing van de vrederechter van het derde kanton 

Brugge, verleend op 7 januari 2005, waarbij hij gemachtigd werd om in 

naam van de voornoemde minderjarige de nalatenschap van wijlen 

Vandamme, Claudine, te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. 

Waarvan akte, welke de comparant, na gedane lezing, met ons, 

griffier-hoofd van dienst, heeft ondertekend. 

(Get.) J.-P. De Rous; P. Flamée. 


drie maanden, te rekenen vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad, 

hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor 

van notaris Francis Moeykens, Moerkerksesteenweg 274, 8310 Sint- 

Kruis. 

De griffier-hoofd van dienst, (get.) P. Flamée. (15704) 

Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde 


Dendermonde op 19 april 2007, heeft Ecker, Hilde Jeanne, geboren te 

Halle op 16 mei 1980, met kantoor gevestigd te 1731 Zellik, Nachtegaallaan 

12, en wonende te 1653 Dworp, ’s Hertogenbos 33, handelend als 

gevolmachtigde van Steinbach, Kristel, geboren te Brussel (eerste 

district) op 9 juli 1976, wonende te 1730 Asse, Gentsesteenweg 275/8, 

toegelaten tot de kosteloze rechtspleging bij beslissing van het Bureau 

voor Rechtsbijstand in de rechtbank alhier, d.d. 13 april 2007, en 

handelende in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger 

over de nog bij haar inwonende minderjarige kinderen, zijnde : 

1. Van Droogenbroeck, Alicia Armanda, geboren te Brussel op 

10 september 1998; 

2. Van Droogenbroeck, Kenneth Pierre, geboren te Brussel op 

21 oktober 1996, 

verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te 

aanvaarden van wijlen Van Droogenbroeck, Serge Francis, geboren te 

Sint-Agatha-Berchem op 1 februari 1969, in leven laatst wonende te 

9320 Erembodegem, Meerlaanstraat 15, en overleden te Aalst op 

13 september 2006. 


drie maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch 

Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter 

studie van Mr. Siegfried Defrancq, notaris met standplaats te 1731 Asse 

(Zellik), Brusselsesteenweg 521. 

Dendermonde, 19 april 2007. 

De adjunct-griffier, (get.) B. Quintelier. (15705) 


Rechtbank van eerste aanleg te Gent 


Gent op 20 april 2007, heeft Mr. Gydé, Marcel, advocaat te Gent, 

kantoorhoudende te 9070 Destelbergen, Dendermondsesteenweg 78, 

handelend in zijn hoedanigheid van curator over : 

Caryn, Marc Julien, geboren te Gent op 5 juli 1955, wonende te 

9032 Gent, Kerkuilstraat 13, boekbinder, ingeschreven in het handelsregister 

te Gent, onder nummer 138340 en BTW nr. 588.686.565, 

verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te 

aanvaarden van wijlen Verschaffel, Antoine Yvonna, geboren te Gent 

op 3 december 1923, in leven laatst wonende te 9000 Gent, Schaliestraat 

25, en overleden te Gent op 9 maart 2007. 


drie maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch 

Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter 

studie van Mr. Marcel Gydé, advocaat, kantoorhoudende te 

9070 Destelbergen, Dendermondsesteenweg 78. 

Gent, 20 april 2007. 

De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Thea De Groot. (15706) 

Tribunal de première instance de Bruxelles 

Suivant acte n° 07-765 passé au greffe du tribunal de 

première instance de Bruxelles, le 19 avril 2007, par : 

M. Causin, Eric, demeurant à 1330 Rixensart, rue du Moulin 10, a 

déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de 

M. Causin, Raymond Marcel, né à Lohausen (Allemagne) le 

19 juin 1917, de son vivant domicilié àGanshoren, avenue Van Overbeke 

208, et décédé le 21 juin 2006 à Jette. 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis 

recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la 

présente insertion à Me Huylebrouck, Christian, notaire à 

1000 Bruxelles, boulevard du Régent 24. 

Bruxelles, le 19 avril 2007. 

Le greffier, (signé) Philippe Mignon. (15707) 

Tribunal de première instance de Dinant 

Suivant acte n° 07-1052 dressé au greffe du tribunal de 

première instance de Dinant, le 20 avril 2007, Mme Danielle Buze, 

domiciliée à Seneffe, Cour de la Copenne 11, a déclaré, accepter sous 

bénéfice d’inventaire la succession qui lui est dévolue par le décès de 

son beau-père, Gérard Buset, né àWays le 18 décembre 1917, domicilié 

en son vivant à Philippeville, rue de France 23, et décédé àDinant le 

8 septembre 2006. 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, 

par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter de la 

présente à Me Emmanuel Estienne, notaire de résidence à Genappe, rue 

Emmanuel Lutte 15. 

Dinant, le 20 avril 2007. 

22343 

Le greffier adjoint, (signé) J. Colin. (15708)


Tribunal de première instance de Huy 

L’an 2007, le 19 avril, au greffe du tribunal de première instance de 

Huy, a comparu : 

M. Tihange, Jacques Félicien José Ghislain, né à Anthisnes le 

28 avril 1951, domicilié à4180 Hamoir, rue du Moulin 33, agissant en 

qualité de mandataire spécial en vertu d’une procuration faite sous 

seing privé datée du 3 avril 2007 dont copie restera annexée auprésent 

acte aux noms de : 

Mme Neerdael, Jacqueline Joëlle Julie Ghislaine, née à Ougrée le 

10 juillet 1962, domiciliée à 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue 

Yernawé 33, fille du défunt, agissant à titre personnel; 

M. Neerdael, Georges, Raymond Henri Ghislain, né àWaremme le 

22 juin 1959, domicilié àWanze (Antheit), rue Rouge Flamme 19, fils 

du défunt, agissant à titre personnel; 

Mme Neerdael, Renée Andrée Rolande Ghislaine, née à Ougrée le 

28 juin 1960, domiciliée à Amay, Allée Verte 19, fille du défunt, agissant 

à titre personnel; 

Mme Neerdael, Judith Gisèle Ghislaine, née à Ougréele22août 1963, 

domiciliée à Hannut (Grand-Hallet), chaussée de Tirlemont 193, fille du 

défunt, agissant à titre personnel; 

M. Neerdael, Jean-Claude Alain Robert Ghislain, né à Ougrée le 

23 janvier 1965, domicilié à Amay, rue du Pont 47, fils du défunt, 

agissant à titre personnel; 

M. Neerdael, Marc Noël Ghislain, né à Ougrée le 14 mars 1966, 

domicilié àAmay, rue de la Cloche 30, fils du défunt, agissant à titre 

personnel; lesquels comparants on déclaré accepter, sous bénéfice 

d’inventaire la succession de Neerdael, Louis Henri Joseph, né à 

Opheylissem le 10 décembre 1938, de son vivant domicilié àAmay, 

chaussée deLiège 3a, etdécédé le 14 décembre 2006 à Huy. 

Conformément aux prescriptions du dernier alinéadel’article 793 du 

Code civil, les comparants déclarent faire élection de domicile en 

l’étude de Me Dizier, Claude, notaire de résidence à 4550 Nandrin, rue 

de la Gendarmerie 41, où les créanciers et légataires sont invités à faire 

valoir leurs droits, par avis recommandé, dans les trois mois, de la 

présente insertion. 

Dont acte, signé, lecture faite par le comparant et le greffier. 

Le greffier (signature illusibles) (15709) 

L’an 2007, le 19 avril, au greffe du tribunal de première instance de 

Huy, a comparu : 

M. Tihange, Jacques Félicien José Ghislain, né à Anthisnes le 

28 avril 1951, domicilié à4180 Hamoir, rue du Moulin 33, agissant en 

qualité de mandataire spécial en vertu d’une procuration faite sous 

seing privé datée du 3 avril 2007 dont copie restera annexée auprésent 

acte aux noms de : 

Mme Neerdael, Jacqueline Joëlle Julie Ghislaine, née à Ougrée le 

10 juillet 1962, domiciliée à 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue 

Yernawé 33, fille de la défunte, agissant à titre personnel; 

M. Neerdael, Georges, Raymond Henri Ghislain, né àWaremme le 

22 juin 1959, domicilié àWanze (Antheit), rue Rouge Flamme 19, fils de 

la défunte, agissant à titre personnel; 

Mme Neerdael, Renée Andrée Rolande Ghislaine, née à Ougrée le 

28 juin 1960, domiciliée à Amay, Allée Verte 19, fille de la défunte, 


Mme Neerdael, Judith Gisèle Ghislaine, née à Ougréele22août 1963, 

domiciliée à Hannut (Grand-Hallet), chaussée de Tirlemont 193, fille du 

défunt, agissant à titre personnel; 

M. Neerdael, Jean-Claude Alain Robert Ghislain, né à Ougrée le 

23 janvier 1965, domicilié àAmay, rue du Pont 47, fils de la défunte, 


M. Neerdael, Marc Noël Ghislain, né à Ougrée le 14 mars 1966, 

domicilié àAmay, rue de la Cloche 30, fils de la défunte, agissant à titre 

personnel; lesquels comparants on déclaré accepter, sous bénéfice 

d’inventaire la succession de Blondieaux, Rolande José Francine, née à 

Plainevaux le 22 février 1943, de son vivant domiciliée à Amay, 

chaussée deLiège 3a, etdécédé le 10 juillet 2006 à Huy. 


Code civil, les comparants déclarent faire élection de domicile en 

l’étude de Me Dizier, Claude, notaire de résidence à 4550 Nandrin, rue 

de la Gendarmerie 41, où les créanciers et légataires sont invités à faire 

valoir leurs droits, par avis recommandé, dans les trois mois, de la 

présente insertion. 

Dont acte, signé, lecture faite par le comparant et le greffier. 

Le greffier (signature illusibles) (15710) 

Tribunal de première instance de Liège 

L’an 2007, le 20 avril. 

Au greffe du tribunal de première instance de Liège. 

A comparu : 

Counerotte, Cora, avocat à 4000 Liège, porteuse d’une procuration 

sous seing privé qui restera annexée auprésent acte pour et au nom de 

Croymans, Michele, née à Villers-l’Evêque le 17 décembre 1957, agissant 

en qualité de représentante légale de son enfant mineur d’âge : 

Kellens, Lucas, né àLiège le 25 janvier 2001, tous deux domiciliés à 

4340 Awans, rue P.E. Janson 5, à ce autorisés par ordonnance du juge 

de paix du canton de Grâce-Hollogne, rendue en date du 

16 février 2007, ordonnance produite en photocopie et qui restera 

annexée auprésent acte, 

laquelle comparante a déclaré es qualités: 

Accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Kellens, Philippe 

Nicolas Henri, né àAwans le 24 mai 1958, de son vivant domicilié à 

Awans, rue P.E. Janson 5, et décédé le 13 juillet 2005 à Liège. 


Code civil, la comparante déclare faire élection de domicile en l’étude 

de Me Mottard, Roger, notaire à 4460 Grâce-Hollogne, rue Materne 99. 

Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier. 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits 

par avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présente 

insertion. 

Le greffier, (signature illisible). (15711) 

Tribunal de première instance de Marche-en-Famenne 


Au greffe du tribunal de première instance de Marche-en-Famenne. 

A comparu. 

Me Verday, David, avocat à 6900 Marche-en-Famenne, allée du 

Monument 7, lequel agissant en sa qualité d’administrateur provisoire 

de Arnould, Esther, née à Wellin le 7 novembre 1925, domiciliée à 

6900 On, rue de l’Yser 34, résidant home du Sacré Cœur, rue Tienne à 

la Justice 24, à 5590 Ciney. 

Me Verday agit conformément à une ordonnance rendue le 

8 mars 2007 par le juge de paix siégeant à Marche-en-Famenne, dont 

une copie restera annexée auprésent. 

Lequel comparant a déclaré : 

Accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Duverger, 

Gilbert Léon Ghislain, né àResteigne le 4 juin 1923, de son vivant 

domicilié àOn,ruedel’Yser 34, et décédé le 20 novembre 2006 à Ciney. 


Ccde civil, le comparant déclare faire élection de domicile en l’étude de 

M. le notaire Jean-François Pierard, de résidence à 6900 Marche-en- 

Famenne, avenue de la Toison d’Or 67. 


par avis recommandé adressé au domicile élu dans un délai de trois 

mois à compter de la date de la présente insertion. 

(Signé) Charlier; Verday. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) L. Charlier. (15712)


Tribunal de première instance de Namur 

Au greffe du tribunal de première instance de Namur, et par-devant 

nous, Jacqueline Tholet, greffier, a comparu : 

Me Olivier Gravy, avocat, dont le cabinet est sis rue Pépin 14, à 

5000 Namur, agissant en qualité d’administrateur provisoire des biens 

de M. Nelis, Jean-Pierre (fils du défunt), né le 23 octobre 1948 à Namur, 

domicilié ruedel’Industrie 51, à 5002 Saint-Servais, 

désigné àcette fonction en vertu d’une ordonnance rendue par le 

juge de paix du premier canton de Namur en date du 14 octobre 2004 

et dûment autorisé en vertu d’une ordonnance rendue par M. Eddy 

Destree, juge de paix précité, en date du 16 avril 2007. 

Lequel comparant, a déclaré en langue française, agissant comme dit 

ci-dessus, accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de M. Nelis, 

Maxime, domicilié en son vivant à 5100 Jambes, rue de Dave 163, et 

décédé àJambes, en date du 28 décembre 2006. 

Dont acte requis par le comparant, qui après lecture, signe avec nous, 

Jacqueline Tholet, greffier. 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis 

recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la 

date de la présente insertion. 

Cet avis doit être adressé à Me Damien Le Clercq, notaire à 

5000 Namur, rue Pépin 18. 


Le greffier, (signé) Jacqueline Tholet. (15713) 

Tribunal de première instance de Nivelles 

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de première instance de 

Nivelles, en date du 18 avril 2007, Me Thierry Jans, avocat dont le 

cabinet est sis à 1300 Wavre, chaussée de Louvain 43/2, porteur d’une 

procuration qui sera conservée au greffe de ce tribunal, agissant pour 

et au nom de ses mandants, à savoir : 

Mme Debusscher, Irène Joséphine, née à Ixelles le 21 juillet 1939, 

domiciliée à 1300 Wavre, avenue Prince de Vaudémont 5; 

Mlle Drabbe, Valérie Marie Pierre Julie, née à Ixelles le 

28 novembre 1965, domiciliée à 4300 Waremme, rue du Grand’Axhe 36. 

Lequel comparant, s’exprimant en français, a déclaré accepter sous 

bénéfice d’inventaire la succession de Drabbe, Daniel Jean Barbe, né à 

Schaerbeek le 6 septembre 1940, de son vivant domicilié à Wavre, 

avenue Prince de Vaudémont 5, et décédé à Ottignies-Louvain-la- 

Neuve le 21 mars 2007. 


par avis recommandé dans les trois mois à compter de la date de la 

présente insertion à Me Jacques Wathelet, notaire de résidence à 

1300 Wavre, rue Saint-Roch 28. 

Nivelles, le 18 avril 2007. 

Pour extrait conforme : le greffier-chef de service, (signé) 

J.-M. Lamotte. (15714) 

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de première instance de 

Nivelles, en date du 18 avril 2007, M. Cisse, Boubacar Yassine, né à 

Uccle le 31 janvier 1989, domicilié chaussée de Tubize 467, à 

1420 Braine-l’Alleud. 

Lequel comparant, s’exprimant en français, a déclaré accepter sous 

bénéfice d’inventaire la succession de Cheddad, Touriya, né àTanger 

(Maroc) le 21 janvier 1960, de son vivant domicilié àBraine-l’Alleud, 

chaussée d’Alsemberg 504, et décédé le 11 mai 2005 à Braine-l’Alleud. 



par avis recommandé dans les trois mois à compter de la date de la 

présente insertion à Me François Noe, chaussée de Mons 2, à 

1400 Nivelles. 

Nivelles, le 18 avril 2007. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Ganty. (15715) 


du Code civil 



Par décision prononcée le 10 avril 2007 par Monsieur le président du 

tribunal de première instance de Liège (RQ 07/1928/B), Me Dominique 

Jabon, avocat, juge suppléant, dont le cabinet est établi à 4041 Vottem, 

ruedeLiège 53, a été désignée en qualité d’administrateur provisoire 

de la succession de Mme Hensenne, Louise Andrée Mélanie Ghislaine, 

née à Liège le 10 décembre 1946, en son vivant domiciliée à 

4040 Herstal, rue Visé Voie 204/0051, et décédée à Seraing le 

10 mars 2007. 

Les créanciers de la succession sont priés d’adresser leur déclaration 

de créance au curateur, dans les trois mois à compter de la publication 

de cet avis. 

(Signé) Dominique Jabon, avocat. (15716) 

Par décision prononcée le 5 avril 2007 par Monsieur le président du 

tribunal de première instance de Liège (RQ 07 1232/B), Me Dominique 

Jabon, avocat, juge suppléant, dont le cabinet est établi à 4041 Vottem, 

ruedeLiège 53, a été désignée en qualité d’administrateur provisoire 

de la succession de Mme Lambert, Jeanine Ivonne Louise, née à 

Hermalle-sous-Argenteau le 4 mars 1958, épouse de Lara Secades, José 

Manuel, en son vivant domiciliée à 4040 Herstal, rue Trixhe 

Maille 32A/E, décédée à Herstal le 28 février 2007. 

Les créanciers de la succession sont priés d’adresser leur déclaration 

de créance au curateur, dans les trois mois à compter de la publication 

de cet avis. 

(Signé) Dominique Jabon, avocat. (15717) 

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 584 

van het Gerechtelijk Wetboek 

Publication prescrite par l’article 584 

du Code judiciaire 

Aanstelling voorlopig bewindvoerder 

Désignation d’un administrateur provisoire 

Gericht Erster Instanz Eupen 

Beschluss 

22345 

Die im vorstehenden Antrag angeführten Umstände rechtfertigen 

aufgrund der Bestimmungen des Artikels 584 GGB die Bezeichnung 

eines vorläufigen Verwalters, damit dieser die dringend erforderlichen 

Maßnahmen zur Wahrung der Rechte sowohl der eventuellen Erben als 

auch Dritter ergreife, wie nachstehend angegeben. 

Infolgedessen wird Herr Rechtsanwalt David Chantraine in Raeren, 

Neudorfer Straße 8, mit der vorläufigen Verwaltung des Nachlasses des 

im Antrag näher beschriebenen Herrn Ewald Leo Joseph Teller betraut, 

insbesondere mit dem Aufgrag: 

eventuelle Erben ausfindig zu machen und ihnen wenn möglich die 

Erbschaftsverwaltung zu übertragen; 

die zuletzt durch den Verstorbenen genutzte Wohnung so rasch wie 

möglich zu leeren und den Vermietern zur Verfügung zu stellen;


die Zusammensetzung und den Inhalt des Nachlasses zu überprüfen 

und alle zu dessen Wahrung erforderlichen konservatorischen, 

Maßnahmen zu ergreifen, das Mobiliar und mögliche weitere Nachlassteile 

öffentlich oder unter der Hand zu verkaufen, falls dies aus 

Kosten- oder Wertminderungsgründen geboten erscheint, gegebenenfalls 

mit gerichtlicher Ermächtigung; 

im Allgemeinen die zu einer ordentlichen und sachgerechten Verwaltung 

des Nachlasses erforderlichen rechtlichen und praktischen 

Schritte einzuleiten, eventuelle Forderungen einzutreiben und 

Schulden zu begleichen, die Aktiva anzulegen und diese den eventuellen 

Erben oder dem eventuellen Verwalter eines erbenlosen Nachlasses 

zu übergeben; 

sämtliche finanziellen Operationen in einer getrennten Buchführung 

zu dokumentieren und vierteljährlich einen Sachstandsbericht über 

die vorläufige Verwaltung zu hinterlegen, zum ersten Mal zum 

1. Juli 2007. 

Die auf 156,47 Euro abgerechneten Kosten des Verfahrens und die 

noch zo bestimmenden Kosten der vorläufigen Verwaltung gehen zu 

Lasten des Nachlasses. Alle weiteren Entscheidungen bleiben vorbehalten. 

Der vorliegende Auftrag ist unmittelbar zu beenden, wenn eventuelle 

Erben auftauchen oder bekannt werden, denen die Erbschaftsabwicklung 

übertragen werden kann. 

Beschluß vom 23. März 2007 durch Leo Stirangherlin, Präsident des 

Gerichts, unter Mitwirkung von Luzia Servaty, Greffier. 

(Gez.) L. Servaty; L. Stangherlin. (15718) 


du Code judiciaire 


van het Gerechtelijk Wetboek 

Remplacement de conseil - Vervanging van raadsman 

Rechtbank van eerste aanleg te Gent 

Een vonnis behandeld in raadkamer en uitgesproken in openbare 

terechtzitting op 5 april 2007 door de derde burgerlijke kamer van de 

rechtbank van eerste aanleg te Gent. 

Benoemt Mevr. Nadine Teerlingh, wonende te 9900 Eeklo, Désiré 

Goethalsstraat 1/H, als gerechtelijk raadsman ter bijstand van 

Mevr. Simonne Teerlingh, wonende te 9031 Gent (Drongen), Kloosterstraat 

9, benoemd bij vonnis op 5 april 2007, gewezen door de 

rechtbank van eerste aanleg te Gent, derde kamer, en met de in dit 

vonnis omschreven opdracht, en dit ter vervanging van de heer Roger 

Teerlingh, wonende te 9031 Gent (Drongen), Antoon Catriestraat 99, 

zoals aangewezen bij vonnis van deze rechtbank en kamer van 

16 juni 1988. 


(get.) Thea De Groot. (18074) 

Intrekking van machten tot beheer 

Retrait des pouvoirs de gestion 

Rechtbank van eerste aanleg te Leuven 

Bij vonnis van 16 april 2007 van de tweede kamer der rechtbank van 

eerste aanleg te Leuven, waar zetelden, Mevr. I. Van Ginderachter, 

alleenzetelend rechter, Mevr. E. Franco, substituut-procureur des 

Konings en Mevr. K. Grisez, griffier, werd : 

Mevr. van der Heijden, Maria Augusta Aldegondis, geboren te Alken 

op 29 januari 1938, gepensioneerde, wonende te 3220 Holsbeek, 

Houwaartsebaan 93, verblijvende te 3000 Leuven, Noormannenstraat 

68, haar bestuursbevoegdheden ontnomen in haar eigen en in het 

gemeenschappelijk vermogen en werd dit bestuur, omvattende de 

noodzakelijke daden van bewaring, van beheer en van beschikking 

overgedragen aan de heer Struys, Herbert Karel Rosalia, geboren te 

Borgerhout op 1 februari 1933, gepensioneerde, wonende te 3220 Holsbeek, 

Houwaartsebaan 93. 

Leuven, 17 april 2007. 

De griffier, (get.) K. Grisez. (18079) 

Faillite − Faillissement 

Rechtbank van koophandel te Brussel 

Bij vonnis van 17 april 2007, gewezen door de rechtbank van 

koophandel te Brussel, werd gesloten verklaard bij ongenoegzaamheid 

aan actief, het faillissement van de BVBA Pevaro, Wolvertemsesteenweg 

136, 1850 Grimbergen. 

Ondernemingsnummer 0447.912.544. 

Curator : Mr. De Smet, Joris Jan. 

Vereffenaar : onbekend. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. 

(15719) 


koophandel te Brussel, werd gesloten verklaard bij gebrek aan actief, 

het faillissement van de BVBA Zonnebee, Kwakenbeekstraat 9B-4, 

1755 Gooik. 


Curator : Mr. Asscherickx. 



(15720) 



het faillissement van de NV A.J.S., in vereffening, Eksterstraat 33, 

1703 Schepdaal. 


Curator : Mr. De Smet. 



(15721) 


koophandel te Brussel, werd gesloten verklaard bij vereffening, het 

faillissement van de NV Alphalift, Dynastiestraat 82A, 1982 Elewijt. 


Curator : Mr. Asscherickx, Bertrand. 



(15722) 



faillissement van de NV BNR - Kobalt, in vereffening, Bergensesteenweg 

423, 1600 Sint-Pieters-Leeuw, H.R. Veurne 36769, 

BTW 437.594.417.




(15723) 



faillissement van de NV A.P.E. International, Bergkapelstraat 58, 

1840 Londerzeel. 


Curator : Mr. Dubaere, Joan. 



(15724) 



faillissement van de NV Weemaels Construct, Edingsesteenweg 112, 

1755 Gooik. 


Curator : Mr. Dubaere, Joan. 



(15725) 

Tribunal de commerce de Bruxelles 

Par jugement du 17 avril 2007, le tribunal de commerce de Bruxelles 

adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA Brabantse Steenhandel, 

chaussée d’Ixelles 204, 1050 Ixelles. 

Numéro d’entreprise 0430.862.320. 

Curateur : Me Vanderleenen, Anna-Maria. 

Liquidateur : inconnu. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. 

(15726) 




faillissement van de NV Brabantse Steenhandel, Elsensesteenweg 204, 

1050 Elsene. 


Curator : Mr. Vanderleenen, Anna-Maria. 



(15726) 



adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL Soveroli, 

rue Van Overbeke 55, 1083 Ganshoren. 



Curateur : Me Bertrand Asscherickx. 

Liquidateur : inconnu. 


(15727) 



koophandel te Brussel, werd gesloten verklaard bij ongenoegzaamheid 

aan actief, het faillissement van de BVBA Soveroli, Van Overbekelaan 

55, 1083 Ganshoren. 





(15727) 


Par jugement du 5 avril 2007, le tribunal de commerce de Bruxelles a 

reporté au 22 juillet 2006 la date de la cessation de payements de la SA 

Delivan, dont le siège social est établi à 1180 Bruxelles, rue des Trois 

Arbres 56, n° d’entreprise 0441.853.410, faillite déclarée ouverte par 

jugement du tribunal de commerce de Bruxelles, en date du 

22 janvier 2007. 

Le greffier en chef : J.-M. Eylenbosch. 


(15728) 

De rechtbank van koophandel te Brussel heeft bij vonnis van 

5 april 2007, de datum van de staking der betalingen van SA Delivan, 

met maatschappelijke zetel te 1180 Brussel, Driebomenstraat 56, 

ondernemingsnummer 0441.853.410, failliet verklaard bij vonnis van de 

rechtbank van koophandel te Brussel, op 22 januari 2007, teruggebracht 

op 22 juli 2006. 

De hoofdgriffier : J.-M. Eylenbosch. (15728) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Socose Belgium, 

avec siège social à 1050 Ixelles, place du Champ de Mars 5. 


Curateur : Broder, Armand. 

22347 

Liquidateur : Nicolas Barbelier, Avignon, chemin des Collines 8, 

France. 


(15729)





het faillissement van de BVBA Socose Belgium, met maatschappelijke 

zetel te 1050 Elsene, Marsveldplein 5. 


Curator : Broder, Armand. 

Vereffenaar : Nicolas Barbelier, Avignon, chemin des Collines 8, 

France. 


(15729) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL O2, avec siège 

social à 1030 Schaerbeek, avenue Eugène Demolder 61. 


Curateur : Derick, Jean-Michel. 

Liquidateur : Philippe Esmenard, rue De Kerselec 12, 

F-29350 Clohars Carnoet. 


(15730) 




het faillissement van de BVBA O2, met maatschappelijke zetel te 

1030 Schaarbeek, Eugène Demolderlaan 61. 


Curator : Derick, Jean-Michel. 

Vereffenaar : Philippe Esmenard, rue De Kerselec 12, F-29350 Clohars 

Carnoet. 


(15730) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL PMM Consulting, 

avec siège social à 1060 Saint-Gilles, boulevard Jamar 19, bte 16. 



Liquidateur : Marc Petit Musin, drève du Duc 89, 1170 Bruxelles. 


(15731) 




het faillissement van de BVBA PMM Consulting, met maatschappelijke 

zetel te 1060 Sint-Gillis, Jamarlaan 19, bus 6. 



Vereffenaar : Marc Petit Musin, Hertogendreef 89, 1170 Brussel. 


(15731) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de Ahmed Iftikhar, domicilié 

à 1190 Forest, avenue Minerve 3/0011. 



Liquidateur : non-excusable. 


(15732) 




het faillissement van Ahmed Iftikhar, wonende te 1190 Vorst, Minervalaan 

3/0011. 



Vereffenaar : niet verschoonbaar. 


(15732) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL La Gazelle, avec 

siège social à 1060 Saint-Gilles, avenue Adolphe Demeur 38A. 



Liquidateur : Bouchal, Nadia, rue Ldt Liedel 31bis, 1070 Bruxelles. 


(15733) 




het faillissement van de BVBA La Gazelle, met maatschappelijke zetel 

te 1060 Sint-Gillis, Adolphe Demeurlaan 38A. 

Ondernemingsnummer 0478.430.328.


Vereffenaar : Bouchal, Nadia, Ldt Liedelstraat 31bis, 1070 Brussel. 


(15733) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Gima, avec siège 

social à 1060 Saint-Gilles, chaussée de Waterloo 282. 



Liquidateur : Bayrak Mevlüt, boulevard Mettewie 30, bte 21, 



(15734) 




het faillissement van de BVBA Gima, met maatschappelijke zetel te 

1060 Sint-Gillis, steenweg op Waterloo 282. 



Vereffenaar : Bayrak Mevlüt, Mettewielaan 30, bus 21, 1081 Brussel. 


(15734) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Cofacilities, avec 

siège social à 1040 Etterbeek, avenue de Tervueren 108. 


Curateur : De Smeth, Anne. 

Liquidateur : Jean-Pierre Chenal, rue du Village 75, 1070 Bruxelles. 

Radié d’office le 4 juin 2002. 


(15735) 




het faillissement van de BVBA Cofacilities, met maatschappelijke zetel 

te 1040 Etterbeek, Tervurenlaan 108. 


Curator : De Smeth, Anne. 

Vereffenaar : Jean-Pierre Chenal, Dorpstraat 75, 1070 Brussel. 

Ambtshalve geschrapt op 4 juni 2002. 


(15735) 




adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Luxcar, avec siège 

social à 1070 Anderlecht, chaussée de Mons 188. 


Curateur : Dewaide, Xavier. 

Liquidateur : Georges El Sayegh, Budasteenweg 23, 1800 Vilvoorde. 


(15736) 




het faillissement van de BVBA Luxcar, met maatschappelijke zetel te 

1070 Anderlecht, Bergensesteenweg 188. 


Curator : Dewaide, Xavier. 

Vereffenaar : Georges El Sayegh, Budasteenweg 23, 1800 Vilvoorde. 


(15736) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL P.H.I. 2000, avec 

siège social à 1030 Schaerbeek, rue Linne 132. 



Liquidateur : Haci Ibrahim Pala, chaussée de Helmet 135, 



(15737) 




het faillissement van de BVBA P.H.I. 2000, met maatschappelijke zetel 

te 1030 Schaarbeek, Linnestraat 132. 



Vereffenaar : Haci Ibrahim Pala, Helmetsesteenweg 135, 1030 Brussel. 


(15737) 


22349 


adéclaré close par faute d’actif, la faillite de Sarl Assistance Developpement 

Conseils, avec siège social à 1120 Neder-Over-Heembeek 

(Bruxelles-Ville), rue de Heembeek 54. 

Numéro d’entreprise 0866.873.360.



Liquidateur : Patrick Van Hoorebeke, rue de l’Est 8, 92100 Boulogne 

(France). 


(15738) 




het faillissement van de SARL Assistance Developpement Conseils, met 

maatschappelijke zetel te 1120 Neder-over-Heembeek (Brussel-Stad), 

Heembeeksestraat 54. 



Vereffenaar : Patrick Van Hoorebeke, rue de l’Est 8, 92100 Boulogne 

(France). 


(15738) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SA Labeda Assets et 

Management, avec siège social à 1150 Woluwe-Saint-Pierre, avenue de 

Tervueren 296D. 



Liquidateur : Didier Collin, Parc Avenue 7, EXD1 Arlinton, 

MA 02474 - USA. 


(15739) 




het faillissement van de NV Labeda Assets et Management, met 

maatschappelijke zetel te 1150 Sint-Pieters-Woluwe, Tervurenlaan 

296D. 



Vereffenaar : Didier Colli, Parc Avenue 7, EXD1 Arlinton, MA 02474 - 

USA. 


(15739) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SA Next Value Consulting 

Group, avec siège social à 1150 Woluwe-Saint-Pierre, avenue de 

Tervueren 296D. 



Liquidateur : Didier Collin, Parc Avenue 7, EXD1 Arlinton, 

MA 02474 - USA. 


(15740) 




het faillissement van de NV Next Value Consulting Group, met 

maatschappelijke zetel te 1150 Sint-Pieters-Woluwe, Tervurenlaan 

296D. 



Vereffenaar : Didier Colli, Parc Avenue 7, EXD1 Arlinton, MA 02474 - 

USA. 


(15740) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SCRL Koudous, avec 

siège social à 1060 Saint-Gilles, chaussée d’Alsemberg 82. 



Liquidateur : Habibe Majdoub, rue Jean Blockx 35, 1030 Bruxelles. 


(15741) 




het faillissement van de CVBA Koudous, met maatschappelijke zetel te 

1060 Sint-Gillis, Alsembergsesteenweg 82. 



Vereffenaar : Habibe Majdoub, Jean Blockxstraat 35, 1030 Brussel. 


(15741) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de De Lee, Didier, domicilié 

à 1170 Watermael-Boitsfort, chaussée de La Hulpe 265. 

Curateur : D’Ieteren, Alain. 

Non excusable. 


(15742)




het faillissement van De Lee, Didier, wonende te 1170 Watermaal- 

Bosvoorde, Terhulpsesteenweg 265. 

Curator : D’Ieteren, Alain. 

Niet verschoonbaar. 


(15742) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL El Bahja, avec siège 

social à 1090 Jette, chaussée De Wemmel 87. 


Curateur : Domont, Jean-Pierre. 

Liquidateur : Georges Youssef, chaussée de Wemmel 87, 



(15743) 




het faillissement van de BVBA El Bahja, met maatschappelijke zetel te 

1090 Jette, Wemmelsesteenweg 87. 


Curator : Domont, Jean-Pierre. 

Vereffenaar : Georges Youssef, Wemmelsesteenweg 87, 1090 Brussel. 


(15743) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRLU Alkatiba, avec 

siège social à 1030 Schaerbeek, rue Henri Berge 9. 



Liquidateurs : 1. Magomadov Magomed, adresse inconnue 2. Beshir 

Ibragimovitch, adresse inconnue. 


(15744) 




het faillissement van de EBVBA Alkatiba, met maatschappelijke zetel te 

1030 Schaarbeek, Henri Bergéstraat 9. 




Vereffenaars : 1. Magomadov Magomed, ongekend adres. 2. Beshir 

Ibragimovitch, ongekend adres. 


(15744) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Designer & Co, 

avec siège social à 1020 Bruxelles-2, rue du Champ de l’Eglise 93. 



Liquidateur : René Lepine, rue des Charmilles 4, bte 2, 5000 Namur. 


(15745) 




het faillissement van de BVBA Designer & Co, met maatschappelijke 

zetel te 1020 Brussel-2, Kerkveldstraat 93. 



Vereffenaar : René Lepine, rue des Charmilles 4, bte 2, 5000 Namur. 


(15745) 



a déclaré close par faute d’actif, la faillite de Verhoest, Mireille, 

domiciliée à 1030 Schaerbeek, place Houffalize 4. 


Curateur : Goldschmidt, Alain. 

Excusable. 


(15746) 




het faillissement van Verhoest, Mireille, wonende te 1030 Schaarbeek, 

Houffalizeplein 4. 


Curator : Goldschmidt, Alain. 

22351 

Verschoonbaar. 


(15746)




adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Optique Belge, 

avec siège social à 1120 Neder-Over-Heembeek, rue de 

Heembeek 207/3. 



Liquidateur : Alain Gauthier, rue de Heembeek 207/3, 1120 Neder- 

Over-Heembeek. 


(15747) 




het faillissement van de BVBA Optique Belge, met maatschappelijke 

zetel te 1120 Neder-Over-Heembeek, Heembeekstraat 207/3. 



Vereffenaar : Alain Gauthier, Heembeeksestraat 207/3, 1120 Neder- 

Over-Heembeek. 


(15747) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SC Leigh Services, avec 

siège social à 1050 Ixelles, rue Malibran 29. 



Liquidateurs : 1. Atuna Lukambila, Haachtsesteenweg 699, 

1910 Kampenhout. 2. Robert Kimpiam Mwan A Bel, Impasse Vallèe 17, 

7390 Quaregnon. 


(15748) 




het faillissement van de CV Leigh Services, met maatschappelijke zetel 

te 1050 Elsene, Malibranstraat 29. 



Vereffenaars : 1. Atuna Lukambila, Haachtsesteenweg 699, 

1910 Kampenhout. 2. Robert Kimpiam Mwan A Bel, Impasse Vallèe 17, 

7390 Quaregnon. 


(15748) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Brussel Petroleum, 

avec siège social à 1000 Bruxelles-1, boulevard Adolphe Max 55, bte 9. 


Curateur : Henderickx, Alain. 

Liquidateur : Leotta Damiano, boulevard Adolphe Max 55/9, 



(15749) 




het faillissement van de BVBA Brussel Petroleum, met maatschappelijke 

zetel te 1000 Brussel-1, Adolphe Maxlaan 55, bus 9. 


Curator : Henderickx, Alain. 

Vereffenaar : Leotta Damiano, Adolphe Maxlaan 55/9, 1000 Brussel. 


(15749) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Cheltenham, avec 

siège social à 1160 Auderghem, chaussée de Wavre 1212. 


Curateur : Herinckx, Catherine. 

Liquidateur : De Paepe, Christian, Willem De Zwijgerlaan 13, 

1860 Meise. 


(15750) 




het faillissement van de BVBA Cheltenham, met maatschappelijke zetel 

te 1160 Auderghem, Waversesteenweg 1212. 


Curator : Herinckx, Catherine. 

Vereffenaar : 

1860 Meise. 

De Paepe, Christian, Willem De Zwijgerlaan 13, 


(15750)



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL C.N.M., avec siège 

social à 1030 Schaerbeek, rue de La Ruche 5. 



Liquidateur : Pargov, Nicolas, Burtinstraat 26, 1853 Grimbergen. 


(15751) 




het faillissement van de BVBA C.N.M., met maatschappelijke zetel te 

1030 Schaarbeek, Bijenkorfstraat 5. 



Vereffenaar : Pargov, Nicolas, Burtinstraat 26, 1853 Grimbergen. 


(15751) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Ahkim & Fils 

Phone, avec siège social à 1140 Evere, chaussée De Haecht 1230. 


Curateur : Horion, Rodolphe. 

Liquidateur : Ahmed Bounja, rue Jennart 13, 1080 Bruxelles. 


(15752) 




het faillissement van de BVBA Ahkim & Fils Phone, met maatschappelijke 

zetel te 1140 Evere, Haachtsesteenweg 1230. 


Curator : Horion, Rodolphe. 

Vereffenaar : Ahmed Bounja, Jennartstraat 13, 1080 Brussel. 


(15752) 



a déclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL Hudson & 

Partners, avec siège social à 1000 Bruxelles-1, rue de l’Ecuyer 3. 



Curateur : Huart, Sophie. 

Liquidateur : Christian Deruette, sans domicile, en Belgique. 


(15753) 




het faillissement van de BVBA Hudson & Partners, met maatschappelijke 

zetel te 1000 Brussel-1, Schildknaapstraat 3. 


Curator : Huart, Sophie. 

Vereffenaar : Christian Deruette, zonder gekend adres in België. 


(15753) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL E-Commerce 

Group Belgium, avec siège social à 1050 Ixelles, rue Faider 34. 


Curateur : Huart, Sophie. 

Liquidateur : El Moussaoui Abdelkader, rue G. Thys 20/1, 



(15754) 




het faillissement van de BVBA E-Commerce Group Belgium, met 

maatschappelijke zetel te 1050 Elsene, Faiderstraat 34. 


Curator : Huart, Sophie. 

Vereffenaar : 

1050 Brussel. 

El Moussaoui Abdelkader, G. Thysstraat 20/1, 


(15754) 


22353 


adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SA G.P. Distribution, 

avec siège social à 1070 Anderlecht, rue d’Aa 6. 


Curateur : Massart, Pol. 

Liquidateur : Philippe Gonieau, boulevard Dolez 21, 7000 Mons. 


(15755)





het faillissement van de NV G.P. Distribution, met maatschappelijke 

zetel te 1070 Anderlecht, Aastraat 6. 


Curator : Massart, Pol. 

Vereffenaar : Philippe Gonieau, boulevard Dolez 21, 7000 Mons. 


(15755) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SPRL BSS & Co, avec 

siège social à 1083 Ganshoren, rue Jean De Greef 19. 



Liquidateur : Gashi Hisen, rue Edouard Benes 92, 1080 Bruxelles. 


(15756) 




het faillissement van de BVBA BSS & Co, met maatschappelijke zetel te 

1083 Ganshoren, Jean De Greefstraat 19. 



Vereffenaar : Gashi Hisen, Edouard Benesstraat 92, 1080 Brussel. 


(15756) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SCRIS Jora Entreprise, 

avec siège social à 1000 Bruxelles-1, rue Antoine Dansaert 162. 



Liquidateur : Singh Baljinder, boulevard d’Anvers 41, 1000 Bruxelles. 


(15757) 




het faillissement van de CVOHA Jora Entreprise, met maatschappelijke 

zetel te 1000 Brussel-1, Antoine Dansaertstraat 162. 



Vereffenaar : Singh Baljinder, Antwerpselaan 41, 1000 Brussel. 


(15757) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SCRI Yassi, avec siège 

social à 1000 Bruxelles-1, rue aux Fleurs 12. 



Liquidateur : Henny Vaneetvelde, Durmenbaan 117, 9240 Zele. 


(15758) 




het faillissement van de CVOA Yassi, met maatschappelijke zetel te 

1000 Brussel-1, Bloemenstraat 12. 



Vereffenaar : Henny Vaneetvelde, Durmenbaan 117, 9240 Zele. 


(15758) 



adéclaré close par faute d’actif, la faillite de la SCRIS Golden King 

Entreprises, avec siège social à 1000 Bruxelles-1, boulevard du Midi 127. 



Liquidateur : Jean-François Van Dermeeren, boulevard du Midi 127, 



(15759) 




het faillissement van de CVOHA Golden King Entreprises, met maatschappelijke 

zetel te 1000 Brussel-1, Zuidlaan 127. 



Vereffenaar : 

1000 Brussel. 

Jean-François Van Dermeeren, Zuidlaan 127, 


(15759)



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL D.M.K.S., avec siège 

social à 1050 Ixelles, avenue Louise 304, bte 5. 


Curateur : Baum, Anicet. 

Liquidateur : Didier Van Hecke, rue de la Faucille 20, 1970 Wezembeek-Oppem. 


(15760) 




faillissement van de BVBA D.M.K.S., met maatschappelijke zetel te 

1050 Elsene, Louizalaan 304, bus 5. 


Curator : Baum, Anicet. 

Vereffenaar : Didier Van Hecke, Sikkelstraat 20, 1970 Wezembeek- 

Oppem. 


(15760) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL SBE International, 

avec siège social à 1050 Ixelles, rue du Trône 212. 



Liquidateur : Ali Jawa, Via San Felice A Roma 49, Italie. 


(15761) 




faillissement van de BVBA SBE International, met maatschappelijke 

zetel te 1050 Elsene, Troonstraat 212. 



Vereffenaar : Ali Jawa, Via San Felice A Roma 49, Italië. 


(15761) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA Graphiproduction, 

avec siège social à 1050 Ixelles, rue du Châtelain 46. 



Liquidateur : Axel de Thibault de Boesinghe, avenue Defré 139/43, 



(15762) 




faillissement van de NV Graphiproduction, met maatschappelijke zetel 

te 1050 Elsene, Kasteleinsstraat 46. 


Vereffenaar : Axel De Thibault De Boesinghe, Defrélaan 139/43, 

1180 Brussel. 


(15762) 



a déclaré close par liquidation, la faillite de la SA International 

Entreprises, avec siège social à 1180 Uccle, rue Victor Allard 201. 



Liquidateur : Joseph Stephane, avenue Brugmann 328, 



(15763) 




faillissement van de NV International Entreprises, met maatschappelijke 

zetel te 1180 Ukkel, Victor Allardstraat 201. 



Vereffenaar : Joseph Stephane, Brugmannlaan 328, 1180 Brussel. 


(15763) 


22355 


adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA Je & Da, avec siège 

social à 1000 Bruxelles-Ville, rue des Prêtres 4. 



Liquidateur : Jeanine Van Den Hende, avenue du Martin-Pêcheur 19, 

bte 30, 1170 Bruxelles. 


(15764)





faillissement van de NV Je & Da, met maatschappelijke zetel te 

1000 Brussel-Stad, Priestersstraat 4. 



Vereffenaar : Jeanine Van Den Hende, Ijsvogellaan 19, bus 30, 

1170 Brussel. 


(15764) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA Cid Trading, avec 

siège social à 1030 Schaerbeek, avenue Milcamps 135. 

Curateur : D’Ieteren, Alain. 

Liquidateur : Didier De Lee, rue Les-Vennes Heure 21, 5377 Somme- 

Leuze. 


(15765) 




faillissement van de NV Cid Trading, met maatschappelijke zetel te 

1030 Schaarbeek, Milcampslaan 135. 

Curator : D’Ieteren, Alain. 

Vereffenaar : Didier De Lee, rue Les-Vennes Heure 21, 5377 Somme- 

Leuze. 


(15765) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA American Shoes 

Belgium, avec siège social à 1070 Anderlecht, rue des Vétérinaires 76. 


Curateur : Fontigny, Michel. 

Liquidateur : Kejman, Robert, rue de la Ramée 4, 1370 Jodoigne. 


(15766) 




faillissement van de NV American Shoes Belgium, met maatschappelijke 

zetel te 1070 Anderlecht, Veeartsenstraat 76. 


Curator : Fontigny, Michel. 

Vereffenaar : Kejman, Robert, rue de la Ramée 4, 1370 Jodoigne. 


(15766) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA Kinservices Express, 

avec siège social à 1050 Ixelles, chaussée de Wavre 19. 


Curateur : Hanssens-Ensch, Françoise. 

Liquidateur : Daniel Renous, Zevengatenlaan 15, 1652 Beersel. 


(15767) 




faillissement van de NV Kinservices Express, met maatschappelijke 

zetel te 1050 Elsene, Waversesteenweg 19. 


Curator : Hanssens-Ensch, Françoise. 

Vereffenaar : Daniel Renous, Zevengatenlaan 15, 1652 Beersel. 


(15767) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Sandy Lane, avec 

siège social à 1180 Uccle, rue Vanderkindere 362. 



Liquidateur : Timmermans, France, avenue Montjoie 173, 



(15768) 




faillissement van de BVBA Sandy Lane, met maatschappelijke zetel te 

1180 Ukkel, Vanderkinderestraat 362. 



Vereffenaar : Timmermans, France, Montjoielaan 173, 1180 Brussel. 


(15768)



adéclaré close par liquidation, la faillite de la Pool-Vac SA, avec siège 

social à 1180 Bruxelles-18, avenue du Manoir 51. 

Curateur : Jamagne-Gutt, Claudine. 

Liquidateur : Christian Van Luchene, avenue Pinbonson 1040, 

06250 Mougins (France). 


(15769) 




faillissement van de NV Pool-Vac, met maatschappelijke zetel te 

1180 Brussel-18, Riddershofstedelaan 51. 

Curator : Jamagne-Gutt, Claudine. 

Vereffenaar : Christian Van Luchene, avenue Pinbonson 1040, 

06250 Mougins (France). 


(15769) 



a déclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Boulangerie 

Emendy, avec siège social à 1000 Bruxelles-Ville, rue de la Victoire 106. 


Curateur : Jaspar, Jean-Louis. 

Liquidateur : Ahmed Boukricha, rue de la Limite 118A, 



(15770) 




faillissement van de BVBA Boulangerie Emendy, met maatschappelijke 

zetel te 1000 Brussel-Stad, Overwinningsstraat 106. 


Curator : Jaspar, Jean-Louis. 

Vereffenaar : Ahmed Boukricha, Grensstraat 118A, 1210 Brussel. 


(15770) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA Pic-Nic, avec siège 

social à 1050 Ixelles, chaussée de Vleurgat 186. 



Curateur : Jaspar, Jean-Louis. 

Liquidateur : Claude Benkoski, avenue de l’Araucaria 13, 



(15771) 




faillissement van de NV Pic-Nic, met maatschappelijke zetel te 

1050 Elsene, Vleurgatsesteenweg 186. 


Curator : Jaspar, Jean-Louis. 

Vereffenaar : Claude Bekoski, Araucarialaan 13, 1020 Brussel. 


(15771) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Zique Musical 

Service, avec siège social à 1050 Ixelles, rue de Stassart 101. 



Liquidateur : Gregoire Pani, avenue de Zodiaque 27, 1410 Waterloo. 


(15772) 




faillissement van de BVBA Zique Musical Service, met maatschappelijke 

zetel te 1050 Elsene, Stassartstraat 101. 



Vereffenaar : Gregoire Pani, avenue de Zodiaque 27, 1410 Waterloo. 


(15772) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Greythan Belgium, 

avec siège social à 1180 Uccle, chaussée d’Alsemberg 789. 



Liquidateur : Yves Henrioulle, Grootveldderf 5, 1652 Beersel. 

22357 


(15773)





faillissement van de BVBA Greythan Belgium, met maatschappelijke 

zetel te 1180 Ukkel, Alsembergsesteenweg 789. 



Vereffenaar : Yves Henrioulle, Grootveldderf 5, 1652 Beersel. 


(15773) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Etudes Transformations 

et Constructions, avec siège social à 1050 Bruxelles-5, avenue 

Louise 479. 



Liquidateur : Wtorek, Francis, rue de la Tour 9, 1450 Chastre. 

Radié d’office le 26 mai 2005. 


(15774) 




faillissement van de BVBA Etudes Transformations et Constructions, 

met maatschappelijke zetel te 1050 Brussel-5, Louizalaan 479. 



Vereffenaar : Wtorek, Francis, rue de la Tour 9, 1450 Chastre. 

Ambtshalve geschrapt op 26 mei 2005. 


(15774) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SA Matok, avec siège 

social à 1190 Forest, rue du Feu 55A. 



Liquidateur : Tastiel, Alain, avenue du Mont Mercure 44, 1420 Braine 

l’Alleud. 


(15775) 




faillissement van de NV Matok, met maatschappelijke zetel te 

1190 Vorst, Vuurstraat 55A. 



Vereffenaar : Tastiel, Alain, avenue du Mont Mercure 44, 1420 Brainel’Alleud. 


(15775) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Evrard et Fils, avec 

siège social à 1040 Etterbeek, rue de Theux 142. 


Curateur : Thys, Emmanuel. 

Liquidateur : Evrard, Claude, rue du Long Chêne 53, 1970 Wezembeek. 


(15776) 




faillissement van de BVBA Evrard et Fils, met maatschappelijke zetel te 

1040 Etterbeek, Theuxstraat 142. 


Curator : Thys, Emmanuel. 

Vereffenaar : Evrard, Claude, Lange Eikstraat 53, 1970 Wezembeek. 


(15776) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Mont De Raillac, 

avec siège social à 1020 Bruxelles-2, boulevard Emile Bockstael 5. 


Curateur : Van Der Borght, Nicolas. 

Liquidateur : Brout, Franck, avenue Hedi Chaker 42, Tunis en 

Tunisie. 


(15777) 




faillissement van de BVBA Mont De Raillac, met maatschappelijke zetel 

te 1020 Brussel-2, Emile Bockstaellaan 5. 

Ondernemingsnummer 0477.410.838.

Curator : Van Der Borght, Nicolas. 

Vereffenaar : Brout, Franck, avenue Hedi Chaker 42, Tunis in Tunesië. 


(15777) 



adéclaré close par liquidation, la faillite de la SPRL Brumetal, avec 

siège social à 1080 Molenbeek-Saint-Jean, rue Le Lorrain 8. 


Curateur : Van Der Borght, Nicolas. 

Liquidateur : Collyns, Augusta, rue Aux Laines 17, bte 11, 



(15778) 




faillissement van de BVBA Brumetal, met maatschappelijke zetel te 

1080 Sint-Jans-Molenbeek, Lorrainestraat 8. 


Curator : Van Der Borght, Nicolas. 

Vereffenaar : Collyns, Augusta, Wolstraat 17, bus 11, 1000 Brussel. 


(15778) 



adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL Dioadelphia, 

avec siège social à 1130 Bruxelles-13, rue Twyeninck 25. 



Liquidateur : Arben Panxha, rue du Tilleul 62, 1030 Bruxelles. 


(15779) 



koophandel te Brussel, werd gesloten verklaard bij ontoereikend actief, 

het faillissement van de BVBA Dioadelphia, met maatschappelijke zetel 

te 1130 Brussel-13, Twyeninckstraat 25. 



Vereffenaar : Arben Panxha, Lindestraat 62, 1030 Brussel. 


(15779) 




adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL Time Food, 

avec siège social à 1060 Saint-Gilles, rue Jourdan 17. 



Liquidateur : Kujtim Likay, rue Kessels 86, 1030 Schaerbeek. 


(15780) 




het faillissement van de BVBA Time Food, met maatschappelijke zetel 

te 1060 Sint-Gillis, Jourdanstraat 17. 



Vereffenaar : Kujtim Likay, Kesselstraat 86, 1030 Schaarbeek. 


(15780) 



adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SCRI Horoscope, 

avec siège social à 1210 Saint-Josse-ten-Noode, square Armand 

Steurs 21A, bte 13. 



Liquidateur : Massemba, Moneka, square Steurs 21A, 1210 Saint- 

Josse-ten-Noode. 


(15781) 




het faillissement van de CVOA Horoscope, met maatschappelijke zetel 

te 1210 Sint-Joost-ten-Node, Armand Steurssquare 21A, bus 13. 



Vereffenaar : Massemba, Moneka, Steurssquare 21A, 1210 Sint-Joostten-Node. 


(15781) 


22359 


adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL Etoile Du 

Portugal, avec siège social à 1080 Molenbeek-Saint-Jean, rue de Courtrai 

4. 



Liquidateur : Nushi Xheladin, rue Melpomène 31/1, 1080 Bruxelles. 


(15782)





het faillissement van de BVBA Etoile Du Portugal, met maatschappelijke 

zetel te 1080 Sint-Jans-Molenbeek, Kortrijkstraat 4. 



Vereffenaar : Nushi Xhaladin, Melpomènestraat 31/1, 1080 Brussel. 


(15782) 



adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL Sivebe 

Immo, avec siège social à 1200 Woluwe-Saint-Lambert, chemin des 

Deux Maisons 67, bte 34. 



Liquidateur : Browet, Dominique, chemin des Deux Maisons 67, 

bte 34, 1200 Bruxelles (radié d’office). 


(15783) 




het faillissement van de BVBA Sivebe Immo, met maatschappelijke 

zetel te 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe, Tweehuizenweg 67, bus 34. 



Vereffenaar : Browet, Dominique, Tweehuizenweg 67, bus 34, 

1200 Brussel (ambtshalve geschrapt). 


(15783) 



adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL Global Trans 

System, avec siège social à 1180 Uccle, chaussée d’Alsemberg 848. 


Curateur : Horion, Rodolphe. 

Liquidateur : Jacques Swirski, avenue Cureghem 67, 1000 Bruxelles. 


(15784) 




het faillissement van de BVBA Global Trans System, met maatschappelijke 

zetel te 1180 Ukkel, Alsembergsesteenweg 848. 


Curator : Horion, Rodolphe. 

Vereffenaar : Jacques Swirski, Kuregemselaan 67, 1000 Brussel. 


(15784) 



a déclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL VP 

International, avec siège social à 1030 Schaerbeek, avenue Ernest 

Cambier 45, bte 12. 


Curateur : Lemaire, Luc. 

Liquidateur : Jacques Cloetns, chaussée de Louvain 918, bte 3, 



(15785) 




het faillissement van de BVBA VP International, met maatschappelijke 

zetel te 1030 Schaarbeek, Ernest Cambierlaan 45, bus 12. 


Curator : Lemaire, Luc. 

Vereffenaar : Jacques Cloetns, Leuvensesteenweg 918, bus 3, 

1140 Brussel. 


(15785) 



adéclaré close par insuffisance d’actif, la faillite de la SPRL Alistair, avec 

siège social à 1030 Schaerbeek, rue Kessels 14/4. 


Curateur : Lemaire, Luc. 

Liquidateur : Michel Van Gend, avenue Lambeau 39, 1200 Woluwe- 

Saint-Lambert. 


(15786) 




het faillissement van de BVBA Alistair, met maatschappelijke zetel te 

1030 Schaarbeek, Kesselsstraat 14/4. 


Curator : Lemaire, Luc. 

Vereffenaar : Michel Van Gend, Lambeaulaan 39, 1200 Sint- 

Lambrechts-Woluwe. 


(15786) 

Tribunal de commerce d’Arlon 

Par jugement du 20 avril 2007, le tribunal de commerce d’Arlon a 

prononcé la clôture par insuffisance d’actif de la faillite de Lourani, 

Abdelaziz, né àKhouribga (Maroc), le 25 novembre 1972, domicilié à 

F-54650 Saulnes (France), Mantrand 17, inscrit au registre de la Banque 

Carrefour des Entreprises sous le n° 0861.528.858. 

Le failli n’a pas été déclaré excusable. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J.L. Godiscal. 

(15787)


déclaré en faillite, sur aveu, la S.C. M.F.C., dont le siège social est établi 

à 6700 Arlon, rue des Croix de Feu 19, inscrite au registre de la Banque 

Carrefour des Entreprises sous le n° 0442.838.355 pour l’activité 

commerciale de commerce de détail de produits d’entretien. 

Le curateur est Me Cécile Baudine, avocat, à 6700 Arlon, rue 

G. Kurth 75. 

Les créances doivent être déclarées au greffe de ce tribunal, palais de 

justice, bâtiment A, place Schalbert, à 6700 Arlon, avant le 20 mai 2007. 

Dit que le premier procès-verbal de vérification des créances sera 

déposé au greffe du tribunal de ce siège par le curateur le 14 juin 2007. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J.L. 

Godiscal. (15788) 


prononcé la clôture par liquidation de la faillite S.A. Lepere Informatique, 

dont le siège social est établi à 6700 Arlon, rue des Déportés 50, 

inscrite au registre de la Banque Carrefour des Entreprises sous le 

n° 0425.191.085. 

En application de l’article 185 du Code des Sociétés, est considéré 

comme liquidateur M. René Lepere domicilié à6700 Freylange/Arlon, 

avenue de Pforzheim 72. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J.L. 

Godiscal. (15789) 

Tribunal de commerce de Charleroi 

Par jugement du 16 avril 2007, la première chambre du tribunal de 

commerce de Charleroi a déclaré ouverte sur citation la faillite de la 

SPRL CRJ, dont le siège social est sis à 6032 Mont-sur-Marchienne, rue 

du Cimetière 23, boîte 17, inscrite à la Banque Carrefour des Entreprises 

sous le numéro 0870.648.343. 

Curateur : Me Isabelle Bronkaert, avocat, à 6001 Marcinelle, avenue 

Meurée 95, boîte 19. 

Juge-commissaire : Marcel Baslat. 

La date provisoire de cessation des paiements est fixée au 

16 avril 2007. 

Les créanciers sont invités à déposer leurs créances au greffe du 

tribunal de commerce avant le 15 mai 2007. 

Le curateur déposera, au greffe du tribunal de commerce, au plus 

tard le 14 juin 2007, le premier procès-verbal de vérification des 

créances. 

Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle 

du failli sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à 

l’article 72ter de la loi du 8 août 1997 sur les faillites. 

Le pro deo a été ordonné. 

Pour extrait conforme : la greffière, (signé) C. Page. (15790) 

Par jugement du 16 avril 2007, la première chambre du tribunal de 

commerce de Charleroi a reporté la date de cessation des paiements de 

la SCRL Brohette-Delens Productions, dont le siège social est sis à 

6250 Presles, place de Belle-Vue 3, et l’a fixée au29août 2006. 


Pour extrait conforme : la greffière, (signé) C. Page. (15791) 

Tribunal de commerce de Liège 

Par jugement du tribunal de commerce de Liège du 30 mars 2007, a 

été déclarée close par liquidation la faillite de la SPRL Detech ayant son 

siège social à 4460 Grâce-Hollogne, rue de l’Arbre à la Croix 283, 

inscrite à la Banque Carrefour des Entreprises sous le n° 0454.693.537, 

faillite déclarée par jugement du tribunal de commerce de Liège du 

21 juin 2002. 

La société faillie a été dite inexcusable. 

Ladite société a été déclarée dissoute et a été nommé en qualité de 

liquidateur M. Michel Kelchtermans, domicilié ou l’ayant été rue de 

l’Arbre à la Croix 283, à 4460 Grâce-Hollogne, gérant de la société faillie. 

Les curateurs : (signé) Me Francis Schroeder et Me Roland Props, 

avocats, rue des Augustins 26, à 4000 Liège. (15792) 

Tribunal de commerce de Mons 

Avis aux créanciers inscrits à la faillite de Mme Pille, Bernadette, rue 

du Rœulx 237, boîte 2, à 7110 Maurage. 

Conformément aux articles 76 et 80, § 2 de la loi sur les faillites et à 

l’ordonnance rendue par M. le juge-commissaire Alain Hanot, les 

créanciers sont invités à comparaître à l’assemblée générale qui sera 

tenue en la salle d’audience du tribunal de commerce de Mons, rue des 

Droits de l’Homme, à 7000 Mons, le mercredi 30 mai 2007, à 9 heures 

précises, pour délibérer sur l’excusabilité de la faillie. 

Cet avis tient lieu de convocation des créanciers. 

Le greffier, (signé) F. Baugnies. (15793) 

Tribunal de commerce de Nivelles 

22361 

Par jugement du 19 mars 2007, le tribunal de commerce de Nivelles 

a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Icomputer 

SPRL, avenue Albert I er 307, 1332 Genval, déclarée ouverte par 

jugement du 5 septembre 2005, a constaté la dissolution de la société 

faillie et la clôture immédiate de celle-ci, a indiqué en qualité de 

liquidateur Mme Fatima Boumaaza, domiciliée à 1310 La Hulpe, 

avenue Ernest Solvay 13/10. 

Pour extrait conforme : la greffière en chef faisant fonction, (signé) 

P. Fourneau. (15794) 


a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Cybernetic 

Management SPRL, en abrégé : « Cyberman », rue aux Fleurs 6, 

1380 Lasne, déclarée ouverte par jugement du 30 mai 2005, a constaté 

la dissolution de la société faillie et la clôture immédiate de celle-ci, a 

indiqué en qualité de liquidateur M. Robert Legrain, sans domicile 

connu. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de The New 

Independent Video SA, drève Richelle 16, 1410 Waterloo, déclarée 

ouverte par jugement du 30 mai 2005, a constaté la dissolution de la 

société faillie et la clôture immédiate de celle-ci, a indiqué en qualité de 

liquidateur M. Michel Vicca, domicilié à1000 Bruxelles, avenue de 

l’Héliport 10/84. 


P. Fourneau. (15796)



a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Studyssimo 

SPRL, avenue Einstein 4, 1348 Louvain-la-Neuve, déclarée 

ouverte par jugement du 8 mars 2004, a constaté la dissolution de la 


liquidateur M. Olivier Marneffe, domicilié à 5310 Eghezée, rue de 

Frocourt 6. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de 

Augema SA, avenue de Landas 2, 1480 Tubize, déclarée ouverte par 

jugement du 10 janvier 2005, a constaté la dissolution de la société faillie 

et la clôture immédiate de celle-ci, a indiqué en qualité de liquidateur 

M. Embourg, Georges, domicilié à 1080 Molenbeek, avenue de la 

Liberté 120. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Binsdi 

Horse SPRL, avenue Franklin Roosevelt 104/29, 1330 Rixensart, 

déclarée ouverte par jugement du 19 septembre 2005, a constaté la 

dissolution de la société faillie et la clôture immédiate de celle-ci, a 

indiqué en qualité de liquidateur M. Belzouz, Mohamed, domicilié à 

69500 Bron Lyon (France), rue Emile Bender 30. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Chaumieres 

SPRL, chaussée de Huy 235, 1325 Chaumont-Gistoux, déclarée 

ouverte par jugement du 2 juin 2003, a constaté la dissolution de la 


liquidateur M. Bernard Springal, domicilié à1325 Chaumont-Gistoux, 

rue Peumont 1. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Christensen 

Tavern SPRL, avenue du Monde 13/1, 1400 Nivelles, déclarée 

ouverte par jugement du 11 août 2005, a constaté la dissolution de la 


liquidateur Mme Francq, Christine, domiciliée à 1400 Nivelles, avenue 

du Monde 13/1. 





Chrysalide SPRL, avenue Raymond Brassinne 10, 1420 Braine-l’Alleud, 

déclarée ouverte par jugement du 19 septembre 2005, a constaté la 


indiqué en qualité de liquidateur M. Olivier Georges, domicilié à 

1470 Genappe, rue Fosty 25. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Global 

Horses International SA, chaussée de Bruxelles 520, 1410 Waterloo, 

déclarée ouverte par jugement du 19 décembre 2005, a constaté la 


indiqué en qualité de liquidateur M. Didier Singleton, domicilié à 

1050 Bruxelles, rue Américaine 156. 





Tandard SPRL, rue Emile Dury 196, 1410 Waterloo, déclarée ouverte 

par jugement du 17 octobre 2005, a constaté la dissolution de la société 


liquidateur M. Tandu Kenga, domicilié à 1410 Waterloo, rue Emile 

Dury 196. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Defi 

Diffusion SA, chaussée de Wavre 170, 1360 Perwez, déclarée ouverte 

par jugement du 6 décembre 2004, a constaté la dissolution de la société 


liquidateur M. Emile Lambert, domicilié à1421 Braine-l’Alleud, rue 

Basse Mouturie 2 bte 4. 





Benetax SPRL, chaussée de Huy 163, 1325 Chaumont-Gistoux, déclarée 

ouverte par jugement du 8 novembre 2004, a constaté la dissolution de 

la société faillie et la clôture immédiate de celle-ci, a indiqué en qualité 

de liquidateur M. Mustafa Tounsi, domicilié à1325 Chaumont-Gistoux, 

chaussée de Huy 163. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Building 

Technologies Integration SA, rue de l’Eau 7, 1325 Chaumont-Gistoux, 

déclarée ouverte par jugement du 27 juin 2005, a constaté la dissolution 

de la société faillie et la clôture immédiate de celle-ci, a indiqué en 

qualité de liquidateur M. Alain Peters, domicilié à47200 Marmande 

(France), rue Commandant Christian Baylac 87. 




a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Syssofts 

Internet Services SA, en abrégé : « SIS », avenue des Rossignols 24A, 

1410 Waterloo, déclarée ouverte par jugement du 17 janvier 2005, a 

constaté la dissolution de la société faillie et la clôture immédiate de 

celle-ci, a indiqué en qualité de liquidateur M. Jacques Gram, domicilié 

à 1410 Waterloo, avenue des Rossignols 24A. 


P. Fourneau. (15808)


a prononcé la clôture, par liquidation, de la faillite de Maserco SPRL, 

rue Charles Dubois 4/A/B, 1342 Limelette, déclarée ouverte par 

jugement du 7 février 2005, a constaté la dissolution de la société faillie 

et la clôture immédiate de celle-ci, a indiqué en qualité de liquidateur 

Mme Buecheler, Louise, domiciliée à 1348 Louvain-la-Neuve, rue du 

Chevalet 24/1. 




a ordonné la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Blevi, Eric 

Macarius Emile, rue de Hussompont 122, 1370 Jodoigne, déclarée 

ouverte par jugement du 15 novembre 2004, et a déclaré le failli 

excusable. 




a prononcé la clôture, par liquidation, de la faillite de M.G. Refrigeration 

SPRL, rue Colonel Montegnie 55, 1332 Genval, déclarée ouverte 

par jugement du 4 avril 2005, a constaté la dissolution de la société 


liquidateur M. Mannaert, Guillaume, domicilié à 1332 Genval, rue 

Colonel Montegnie 55. 




a ordonné la clôture, par liquidation, de la faillite de Becq, Joseph, rue 

de la Déportation 109, 1480 Tubize, déclarée ouverte par jugement du 

22 novembre 1999, et a déclaré le failli excusable. 



Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 16 avril 2007, 

a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Bureau Clean 

Services SPRL, Montagne d’Aisemont 6, 1300 Wavre, 

n° B.C.E. 0475.140.048. 

Juge-commissaire : M. Sztencel, Serge. 

Curateur : Me De San, Rodolphe, avocat à 1330 Rixensart, avenue de 

Merode 112. 

Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de 

la faillite. 

Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des 

créances au plus tard le 28 mai 2007. 

Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté 

personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, 

conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. 



Tribunal de commerce de Tournai 

Par jugement rendu le 17 avril 2007, par le tribunal de commerce de 

Tournai, a été ouverte, sur citation, la faillite de Suyere Nadeje, ayant 

son siège social à F-59000 Lille (France), rue Crespel Tilloy 20, inscrite à 

la B.C.E. sous le n° d’entreprise 0626.981.670, et ayant pour activité 

commerciale exploitant un salon de coiffure pour dames et messieurs. 

Les créanciers sont tenus de produire leurs créances au greffe du 

tribunal de commerce de Tournai, rue des Filles Dieu 1, à 7500 Tournai, 

dans un délai de trente jours (18 mai 2007). 


22363 

Pour bénéficier de la décharge, les personnes physiques qui, à titre 

gratuit, se sont constituées sûreté personnelle du failli sont tenues de 

déposer au greffe du tribunal de commerce une déclaration attestant 

que leur obligation est disproportionnée à leurs revenus et à la leur 

patrimoine, les pièces dont question à l’article 72ter de la loi sur les 

faillites devant être jointes à cette déclaration. 

Le premier procès-verbal de vérification des créances sera déposé au 

greffe du tribunal de commerce de Tournai le 7 juin 2007. 

Curateur : Me Mercier, Olivier, rue des Villas 6, 7700 Mouscron. 

Juge commissaire : M. L. Vanoverschelde. 

Tournai, le 19 avril 2007. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) G. Lavennes. 

(15814) 


Tournai, a été ouverte, sur citation, la faillite de Plume, Eddy, ayant son 

siège social à 7911 Frasnes-lez-Buissenal, Grand’Place (FB) 11, inscrite à 

la B.C.E. sous le n° d’entreprise 0656.282.105, et ayant pour activité 

commerciale un commerce de détail en boissons. 







que leur obligation est disproportionnée à leurs revenus et à leur 





Curateur : Me Desbonnet, Caroline, rue Leon Desmottes 12, 

7911 Frasnes-lez-Buissenal. 

Juge commissaire : M. P. Coppens. 



(15815) 


Tournai, a été ouverte, sur citation, la faillite de C F Ges SC SPRL, ayant 

son siège social à 7904 Tourpes, rue de la Station (To) 20, inscrite à la 

B.C.E. sous le n° d’entreprise 0864.707.290, et ayant pour activité 

commerciale le commerce de détail en équipements de bureau et 

d’ordinateurs et l’édition de logiciels. 












Curateur : Me Brotcorne, Pierre, rue Bonnemaison 8B, 7500 Tournai. 

Juge commissaire : M. B. Degauquier. 



(15816) 


Tournai, a été ouverte, sur aveu, la faillite de Feuerstein Dubois SPRL, 

ayant son siège social à 7520 Ramegnies-Chin, chaussée de Tournai 

(R-C) 18, inscrite à la B.C.E. sous le n° d’entreprise 0879.153.560, et 

ayant pour activité commerciale le commerce de petite restauration


alimentaire avec ou sans consommation sur place, de sandwicherie, de 

viennoiserie, de friterie, de snacks, de débit de glaces, de plats à 

emporter, de préparations culinaires, de confiserie, de service traiteur 

et la livraison de plats à domicile, ainsi que l’exploitation d’un débit de 

boissons. 












Curateur : Me Paris, Frederic, rue de Monnel 17, 7500 Tournai. 

Juge commissaire : M. J.-L. Guevar. 



(15817) 

Rechtbank van koophandel te Antwerpen 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 

19 april 2007, is Finet, Gustaaf Maria, geboren te Lokeren op 

21 januari 1973, wonende en handeldrijvende te 2100 Deurne, Turnhoutsebaan 

116, onder de benaming De Kleintjes, handelsbemiddeling 

in goederen, algemeen assortiment. 


Op bekentenis failliet verklaard. 

Curator : Mr. De Ferm, Patrick, Ringlaan 138, 2170 Merksem 

(Antwerpen). 

Datum der staking van betaling : 19 april 2007. 

Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 18 mei 2007. 

Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende 

schuldvorderingen : 15 juni 2007, ter griffie van de rechtbank 

van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. 

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde 

(onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter 

griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). 

De adjunct-griffier : B. Franck. (Pro deo) (15818) 


19 april 2007, is café restaurant Oude Bareel BVBA, Boomsesteenweg 

43, 2610 Wilrijk (Antwerpen), restaurants van het traditionele type. 


Bij dagvaarding failliet verklaard. 

Curator : Mr. Schaerlaekens, Tom, Kapucinessenstraat 31, 

2000 Antwerpen 1. 











19 april 2007, is Mocho BVBA, Sint-Bernardsesteenweg 238, 

2020 Antwerpen 2, groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen. 



Curator : Mr. Quanjard, Benjamin, Admiraal de Boisotstraat 20, 












19 april 2007, is ODS Holding in ’t kort M.C.M. BVBA, Amerikalei 

220, 2000 Antwerpen 1, managementactiviteiten van holdings. 



Curator : Mr. Peeters, Nick, Huidevettersstraat 22-24, 












19 april 2007, is De Nieuwe Muggen BVBA, Dokter Van de Perrelei 41a, 

2140 Borgerhout (Antwerpen). 



Curator : Mr. Patroons, Kristiaan, Mechelsesteenweg 12, bus 8, 











Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge 

Bij vonnis van de tijdelijke eerste kamer bis van de rechtbank van 

koophandel te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 18 april 2007, werd op 

bekentenis het faillissement uitgesproken van BVBA Euro Pub 

Blankenberge, met zetel en uitbating te 8370 Blankenberge, Grote 

Markt 1, en met handelsbenaming « Porterhouse » voor café (Irish Pub), 

met als ondernemingsnummer 0479.565.723. 

Datum van staking van betalingen : 18 april 2007.

Curator : Mr. Jean-Marie Demeester, advocaat, te 8020 Oostkamp, 

Stationsstraat 212. 

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter 

griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 

3, voor 18 mei 2007. 



griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W. 

Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal 

dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank uiterlijk op 

29 mei 2007. 

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) R. 

Becue. (15823) 

Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende 

Bij vonnis van de tijdelijke derde kamer bis van de rechtbank van 

koophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd op 18 april 2007, op 

bekentenis het faillissement uitgesproken van Decat, Jean-Claude, 

geboren te Kortrijk op 27 september 1967, wonende en met handelsuitbating 

te 8820 Torhout, Prosper Moncareystraat 4, gekend onder het 

ondernemingsnummer 0781.283.332, met als handelsactiviteit café, 

onder de benaming « El Paso ». 

De datum van staking van betaling is vastgesteld op 18 april 2007. 

Tot curator werd aangesteld : Mr. Rudi Vanneste, advocaat, te 

8820 Torhout, Oostendestraat 327. 


griffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canadaplein, 

vóór 19 mei 2007. 




Het proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen 

neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank uiterlijk op 

25 mei 2007. 

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) N. 

Pettens. (Pro deo) (15824) 

Bij vonnis van de tijdelijke derde kamer bis van de rechtbank van 

koophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd op bekentenis, het faillissement 

uitgesproken van Bouw en Immobiliën Meesters BVBA, met 

zetel gevestigd te 8400 Oostende, Sint-Paulusstraat 22, gekend onder 

het ondernemingsnummer 0453.972.470, met handelsuitbating te 

Oostende, Sint-Paulusstraat 22 en (volgens KBO) te 9000 Gent, 

Bevrijdingslaan 56, en met als handelsactiviteit bemiddeling bij 

aankoop, verkoop en verhuur van onroerend goed, groothandel in 

horloges en uurwerken, artikelen van edele metalen en sieraden, in 

lederwaren en reisartikelen, detailhandel in lederwaren en 

reisartikelen, de gespecialiseerde kleinhandel in geschenken m.b.t. de 

wooninrichting, kleinhandel in imitatiesieraden, gadgets, enz. 

De datum van staking van betaling is vastgesteld op 18 april 2007. 

Tot curator werd aangesteld : Mr. Marc Schuyesmans, advocaat, te 

8400 Oostende, Frère Orbanstraat 113. 


griffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canadaplein, 

vóór 19 mei 2007. 




Het proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen 

neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank uiterlijk op 

31 mei 2007. 

Voor eensluidend verklaard uittreksel : wn. hoofdgriffier, (get.) A. 

Toune. (Pro deo) (15825) 


Rechtbank van koophandel te Dendermonde 

22365 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, 

zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van De Paepe, 

Patrick, aannemer metselwerken, Brusselsesteenweg 401, bus 11, 

9230 Wetteren, ondernemingsnummer 760.248.881, gesloten verklaard 

bij vereffening. 

De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. 

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) S. Van 

Nuffel. (15826) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van M.S. 

Management Support BVBA Holding - Management, Hoogkamerstraat 

337c, bus 5, 9140 Temse, ondernemingsnummer 478.698.265, 

gesloten verklaard bij vereffening. 

De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. 

Identiteit van de persoon die als vereffenaar wordt beschouwd : de 

heer Peek Ulrich, wonende te 8077 SN Hulshorst (Nederland), 

Klarenweg 60. 


Nuffel. (15827) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van J.L.D. PVBA, 

Halsesteenweg 45, 9400 Ninove, ondernemingsnummer 426.474.554, 

gesloten verklaard bij vereffening. 


Identiteit van de persoon die als vereffenaar wordt beschouwd : 

Mevr. Somers, Louisa, wonende te 2600 Antwerpen, Cogels-Osylei 88. 


Nuffel. (15828) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van Moreweld 

NV (fabricage van werktuigmachines), Europark Noord 15, 

9100 Sint-Niklaas, ondernemingsnummer 461.369.513, gesloten 

verklaard bij vereffening. 



heer Verbeeck, Edmond, voorheen wonende te 2560 Nijlen (Bevel), 

Steynelhofweg 1, overleden in juni 2006. 


Nuffel. (15829) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van Pepac CV, 

verpakkingen, Eikenlaan 1, 9150 Kruibeke-Bazel, ondernemingsnummer 

441.679.602, gesloten verklaard bij gebrek aan aktief. 


In toepassing van artikel 74 van de faillissementswet wordt de 

uitvoering van het voormeld vonnis gedurende één maand geschorst 

vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. 


heer Bartholomeus Peeters, wonende te 9150 Kruibeke, 

O.-L.-Vrouwplein 15, bus 12. 


Nuffel. (15830)



zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van New Dyor 

Club BVBA, drankgelegenheid, Vlaanderenstraat 8, 9300 Aalst, 

ondernemingsnummer 477.250.391, gesloten verklaard bij gebrek aan 

aktief. 






heer Gino Peirlinckx, wonende te 9311 Aalst-Moorsel, Boekveldbaan 

26. 


Nuffel. (15831) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van ETN 

Georges du Tre Ets. NV, weef- en breiwerk, Guido Gezellelaan 54, 

9100 Sint-Niklaas, ondernemingsnummer 416.707.347, gesloten 

verklaard bij gebrek aan aktief. 






heer Georges Du Tre, wonende te 9250 Waasmunster, Hamstraat 50. 


Nuffel. (15832) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van Imbert, Sven, 

videotheek, Canadalaan 66, 2940 Stabroek, ondernemingsnummer 


De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. 





Nuffel. (15833) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van Orto NV in 

vereffening, groothandel in foto- en optische artikelen, Ninovesteenweg 

198, bus 6, 9320 Erembodegem, ondernemingsnummer 







heer Botte, Gunther, wonende te 9550 Hillegem, Lavanderstraat 12. 


Nuffel. (15834) 


zesde kamer, d.d. 16 april 2007, werd het faillissement van Van Herreweghe, 

Christine, badinrichting-sauna-zonnebanken, voorheen 

wonende Vondelstraat 35, 9280 Lebbeke, en thans zonder gekende 

woon- of verblijfplaats 9999 nihil, ondernemingsnummer 719.043.281, 

gesloten verklaard bij gebrek aan aktief. 






Nuffel. (15835) 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde van 

20 april 2007, werd rolluiken Nonneman BVBA, rolluiken-zonnetentenpoorten, 

Oud Arenberg 17, 9130 Beveren-Kieldrecht, in staat van faillissement 

verklaard. 


Rechter-commissaris : M. Evelyne Martens. 

Curator : Mr. Anne-Marie Laureys, Roomstraat 40, 9160 Lokeren. 

Datum staking van betaling : 4 april 2007, onder voorbehoud van 

art. 12, lid F.W. 

Indienen van schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend op 

de griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnen 

de dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis. 

Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen 

zal neergelegd worden op vrijdag 1 juni 2007 ter griffie van 

de rechtbank. 

Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling 

vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen 

zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring 

(art. 63 F.W.). 

Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijke 

personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de 

gefailleerde ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring 

neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding 

met hun inkomsten en hun patrimonium is (art. 72bis F.W. en 

art. 10 Wet van 20 juli 2005). 

Voor eensluidend uittreksel : de e.a. adj.-griffier, (get.) K. Van Londersele. 

(15836) 

Rechtbank van koophandel te Hasselt 

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bij 

vonnis van 19 april 2007, de faillietverklaring op bekentenis uitgesproken 

van A.C.E. Solutions BVBA, Europalaan 11, te 3900 Overpelt, 

ondernemingsnummer 0883.041.082, handelswerkzaamheid : telecommunicatie. 

Dossiernummer : 5966. 

Rechter commissaris : de heer De Meester, C. 

Curator : Mr. Sampermans, Luc, Lazarijstraat 163, te 3500 Hasselt. 

Tijdstip ophouden van betaling : 25 januari 2007. 

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koophandel 

te Hasselt, Havermarkt 10, voor 19 mei 2007. 

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van de 

schuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald op 

31 mei 2007. 

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben 

gesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank van 

koophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten van 

de bevrijding (overeenkomstig artikel 72bis en 72ter F.W.). 

Voor eensluidend uittreksel : e.a. adj. griffier, (get.) V. Achten. 

(15837) 



van ’t Oud Klooster BVBA, Kloosterstraat 23, te 3910 Neerpelt, 

ondernemingsnummer 0861.998.022, handelswerkzaamheid : horeca, 

restaurant.




Tijdstip ophouden van betaling : 19 april 2007. 





31 mei 2007. 






(15838) 


vonnis van 19 april 2007, de faillietverklaring op dagvaarding uitgesproken 

van Balaz Tibor, Manteliusstraat 29, te 3500 Hasselt, 

ondernemingsnummer 0880.425.349, handelswerkzaamheid : bakkerij. 









31 mei 2007. 






(15839) 



van VDL Industrie BVBA, bokrijkseweg 120, bus 2, te 

3500 Hasselt, ondernemingsnummer 0432.893.380, handelswerkzaamheid 

: electrische installatie. 









31 mei 2007. 






(15840) 


22367 



van Haircyber BVBA, Heidebloemstraat 10, te 3500 Hasselt, 

ondernemingsnummer 0480.038.053, handelswerkzaamheid : kapsalon. 









31 mei 2007. 






(15841) 



van Bogaerts, Giny, geboren op 8 december 1969, Geenrodestraat 

18, te 3560 Lummen, ondernemingsnummer 0861.825.402, 

handelswerkzaamheid : buurtwinkel (droge voeding). 









31 mei 2007. 






(15842) 



van Versmarkt Sint-Truiden BVBA, Nieuwpoort 5, te 

3800 Sint-Truiden, ondernemingsnummer 0873.931.002, handelswerkzaamheid 

groothandel in vleeswaren. 









31 mei 2007. 


(15843)



vonnis van 19 april 2007, het faillissement op naam van Sima Baptist 

Mario BVBA, afgekort Sima, Sint-Jacobusstraat 1, te 3550 Heusden 

(Limburg), ondernemingsnummer 477.632.651, dossiernummer : 5102, 

gesloten verklaard. 

Aard vonnis : sluiting bij vereffening. 

Wordt als vereffenaar beschouwd : Baptist, Mario, te 3550 Heusden, 

Sint-Jacobusstraat 1. 


(15844) 


vonnis van 19 april 2007, het faillissement op naam van Luykx, Hans, 

uitb. Koning Leopoldlaan 44, 3920 Lommel, Septakkers 109, te 

3920 Lommel, ondernemingsnummer 698.210.255, dossiernummer : 

5643, gesloten verklaard. 

Aard vonnis : sluiting ontoereikend actief-verschoonbaar (art. 73 F.). 


(15845) 

Rechtbank van koophandel te Ieper 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Ieper, d.d. 

20 april 2007, op bekentenis, enige kamer, werd het faillissement 

vastgesteld inzake Hoflack, Xavier André Cornelis, geboren te Ieper op 

29 juli 1963, wonende te 8900 Ieper, Nonnebosschestraat 42, doch - 

volgens eigen verklaring - handeldrijvende te 8900 Ieper, Vaartstraat - 

Loods 1, hiertoe ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen 

met als ondernemingsnummer 0704.291.858, voor de volgende 

activiteiten : onderneming voor het aanbrengen van chape; slopen van 

gebouwen; onderneming voor het optrekken en afbreken van steigers 

en werkplatforms; de groothandel in schrijn- en timmerwerk van hout 

voor de bouwnijverheid; detailhandel in ijzerwaren, verf, bouwmaterialen 

(inclusief doe-het-zelfzaken), met een verkoopsoppervlakte van 

minder dan 400 m 2 . 

Rechter-commissaris : de heer G. Fonteyne, rechter in handelszaken 

bij de rechtbank van koophandel te Ieper. 

Curator : Mr. A. Vanryckeghem, advocaat te 8900 Ieper, Rijselsestraat 

132. 

Datum staking van de betalingen : zaterdag 7 april 2007. 

Indienen van de schuldvorderingen : ter griffie van de rechtbank van 

koophandel te Ieper, Grote Markt 10, 8900 Ieper, vóór vrijdag 

11 mei 2007. 

Neerlegging ter griffie van de rechtbank van koophandel van het 

eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen : woensdag 

30 mei 2007, om 9 u. 30 m. 

Er werd voor recht gezegd dat de personen, die zich persoonlijk 

zeker hebben gesteld (zoals ondermeer de personen die zich borg 

hebben gesteld) voor de gefailleerde, hiervan een verklaring ter griffie 

kunnen afleggen. 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Wim Orbie. (15846) 

Rechtbank van koophandel te Kortrijk 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, buitengewone 

zitting vijfde kamer, d.d. 19 april 2007, werd, op bekentenis, failliet 

verklaard Euro Belgo Station BVBA, Hoogstraat 70, te 8780 Oostrozebeke, 

kleinhandel in brandstoffen en smeermiddelen, rookartikelen 

en frisdranken (tankstation). 


Rechter-commissarissen : Renard, Jos, Veranneman, Frank. 

Curator : Mr. Goethals, Daphne, F. Verhaeghestraat 5, 8790 Waregem. 

Datum van de staking van betaling : 19 april 2007. 

Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 18 mei 2007. 

Nazicht van de schuldvorderingen : 13 juni 2007, te 11 uur, zaal A, 

rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw II, Beheerstraat 41, 

8500 Kortrijk. 

Belangrijk bericht aan de belanghebbenden : om in voorkomend 

geval te kunnen genieten van de bevrijding waarvan sprake is in art. 73 

of in art. 80 van de Faillissementswet, moeten de natuurlijke personen 

die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde, 

ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring 

neerleggen die hun identiteit, hun beroep en hun woonplaats vermeldt 

en waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met 

hun inkomsten en hun patrimonium is, en waarbij de stukken zijn 

gevoegd zoals bepaald is in art. 72ter van de Faillissementswet. 

De griffier : (get.) K. Engels. (15847) 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer, 

d.d. 18 april 2007, werd het faillissement van Natuursteenbedrijf Philip 

Dumoulin BVBA, Beversesteenweg 151, te 8800 Roeselare, door vereffening 

beëindigd. 


De gefailleerde werd hierbij niet verschoonbaar verklaard. 

Als vermoedelijke vereffenaar wordt beschouwd : 

De heer Philip Dumoulin, wonende te 8800 Roeselare, Beversesteenweg 

151. 

De griffier : (get.) Ch. Busschaert. (15848) 


d.d. 18 april 2007, werd het faillissement van Autoval BVBA, Catoirelaan 

2, te 8587 Spiere-Helkijn, afgesloten wegens ontoereikend activa. 



De heer Hazis Boughagha, wonende te F-59110 La Madeleine (Frankrijk), 

rue Albert Roussel 5/14. 

De griffier : (get.) Ch. Busschaert. (Pro deo) (15849) 


d.d. 18 april 2007, werd het faillissement van Soete Funeral Technologies 

and Investments BVBA, Rozenstraat 8, te 8800 Roeselare, afgesloten 

wegens ontoereikend activa. 



De heer Filip Soete, wonende te 8800 Roeselare, Leliestraat 10. 

De griffier : (get.) Ch. Busschaert. (Pro deo) (15850) 


d.d. 18 april 2007, werd het faillissement van Cuadro BVBA, Louis 

Schmidtlaan 119, bus 2, te 1040 Etterbeek, en voorheen met 

vennootschapszetel te 8520 Kuurne, Melkweg 4, afgesloten wegens 

ontoereikend activa. 



De heer Debaenst, Daniel, Wezelstraat 31, 8560 Wevelgem. 

De griffier : (get.) Ch. Busschaert. (Pro deo) (15851)

Rechtbank van koophandel te Oudenaarde 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, d.d. 

19 april 2007, werd, op aangifte, het faillissement uitgesproken van Van 

Boven, Mario, geboren te Ronse op 14 juni 1958, wonende te 

9600 Ronse, Oudestraat 169, doch feitelijk verblijvende te 9600 Ronse, 

Oswald Ponnettestraat 49, met ondernemingsnummer 0874.979.095, 

voor de uitbating van een herberg, genaamd Café De Trompe. 

De datum staking van betaling is vastgesteld op 10 februari 2007. 

Rechter-commissaris : rechter in handelszaken Van De Weghe, 

Lieven. 

Curator : Mr. De Moor, Lieven, advocaat te 9660 Brakel, H. De 

Coenestraat 10. 

Indienen van de schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend 

ter griffie van de rechtbank van koophandel te 9700 Oudenaarde, 

Bekstraat 14, vóór 19 mei 2007. 

Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen 

zal neergelegd worden op dinsdag 12 juni 2007, de daaropvolgende 

processen-verbaal van verificatie zullen door de curator 

neergelegd worden op 12 oktober 2007, 12 februari 2008, 12 juni 2008 

en 12 oktober 2008. 

Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidsstelling 

vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes 

maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring (art. 63 

F.W.). 

Om te kunnen genieten van de bevrijding moeten de natuurlijke 

personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde 

ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen 

waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun 

inkomsten en patrimonium is (art. 72bis F.W. en art. 10 wet 20 juli 2005). 

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) Verheyen, 

Ingrid. (15852) 

Rechtbank van koophandel te Turnhout 

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel 

te Turnhout van 17 april 2007, werd het faillissement van de genaamde 

Fail. Hulsmans, Rudi, geboren op 11 juli 1971, wonende te Diestersteenweg 

25, bus 2, 3970 Leopoldsburg, uitbating te Winkelomseheide 

189, 2440 Geel, ondernemingsnummer 0629.543.064 afgesloten : 

sluiting bij vereffening. 


De griffier, (get.) L. Verstraelen. (15853) 



Fail. Verstraelen Internationaal Transport BVBA, Hoge Mauw 29, 

2370 Arendonk, ondernemingsnummer 0411.522.005 afgesloten : sluiting 

bij gebrek aan enig actief. 

Vereffenaar : Mermans, Corneel. 

Laatst gekend adres : Turnhoutsebaan 92, 2470 Retie. 




Fail. Magnifique Projectbureau BVBA, Luxemburgstraat 2, 2321 Meer, 

ondernemingsnummer 0445.097.336 afgesloten : sluiting bij gebrek aan 

voldoende actief. 

Vereffenaar : Vromans, Marinus. 

Laatst gekend adres : Sint-Nicolasstraat 39, 5268 Ei Helvoet 

(Nederland). 



22369 



Fail. Bonetti BVBA, Krommendijk 71, 2382 Poppel, ondernemingsnummer 

0444.599.894 afgesloten : sluiting bij gebrek aan voldoende 

actief. 

Vereffenaar : Van Der Sanden, Josephus. 

Laatst gekend adres : Krommendijk 71, 2382 Poppel. 



te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde Vendimex BVBA, 

Molseweg 55, 2440 Geel, verhuur van overige machines en werktuigen, 

met ondernemingsnummer 0460.195.912 failliet verklaard, op dagvaarding. 

Rechter-commissaris : de heer Gilis. 

Curator : advocaat Van Rompaey, Zandberg 19, 2260 Westerlo. 

Tijdstip van ophouding van betaling : 17 april 2007. 

Indiening van schuldvorderingen vóór 15 mei 2007. 

Neerlegging eerste P.V. nazicht schuldvorderingen op 29 mei 2007. 


(zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) 

kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (art. 72bis en 

art. 72ter Fail. W.). 



te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde LW & N Cleaning 

BVBA, Vorstste Baan 38, 2431 Veerle, industriële reiniging, met 

ondernemingsnummer 0471.665.171 failliet verklaard, op dagvaarding. 

Rechter-commissaris : de heer Sleebus. 

Curator : advocaat Celen, Colburnlei 22, 2400 Mol. 










te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde Nancy Van Beveren 

BVBA, Pas 117, 2440 Geel, klein- & groothandel in parfumerieën en 

cosmetica, met ondernemingsnummer 0869.900.750 failliet verklaard, 

op dagvaarding. 

Rechter-commissaris : de heer Sleebus. 

Curator : advocaat Verreyt, Vaartstraat 72, 2440 Geel. 










te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde Fabeck, Jean-Pierre, 

geboren op 21 juni 1959, Eigen 52, 2360 Oud-Turnhout, vervaardiging 

van carrosserieën en aanhangwagens, met ondernemingsnummer 

0633.177.297 failliet verklaard, op dagvaarding. 

Rechter-commissaris : de heer Boiy 

Curator : advocaat Boeckx, Leopoldstraat 20, 2300 Turnhout. 

Tijdstip van ophouding van betaling : 17 april 2007.










te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde TNS Belgium NV, 

Toekomstlaan 51, bus 8, 2280 Grobbendonk, verhuur van auto’s, met 

ondernemingsnummer 0859.847.095 failliet verklaard, op dagvaarding. 

Rechter-commissaris : de heer Imans. 

Curator : advocaat Arnauts-Smeets, Aarschotsesteenweg 7, 

2230 Herselt. 










te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde Vergo-Clean BVBA, 

Augustijnenlaan 80E, 2200 Herentals, verkoop van onderhoudsprodukten, 

met ondernemingsnummer 0866.974.518 failliet verklaard, op 

bekentenis. 

Rechter-commissaris : de heer Imans. 

Curator : advocaat Beutels, Grote Markt 32, 2200 Herentals. 










te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde De Blauwe Regen 

BVBA, Vrijheid 124, 2320 Hoogstraten, brasserie, met ondernemingsnummer 

0457.158.030 failliet verklaard, op bekentenis. 

Rechter-commissaris : de heer Gilis. 

Curator : advocaat Somers, Bisschopslaan 24, 2340 Beerse. 










te Turnhout van 17 april 2007, werd de genaamde V.C.M. BVBA, 

Turnhoutsebaan 186, 2480 Dessel, café«Street 67 », met ondernemingsnummer 

0479.548.105 failliet verklaard, op bekentenis. 

Rechter-commissaris : de heer Boiy. 

Curator : advocaat Noteliers, Djepstraat 8, 2440 Geel. 









Régime matrimonial − Huwelijksvermogensstelsel 

Par requête en date du 14 mars 2007, M. Haillez, Alain François, né 

à Lessines le 17 novembre 1957, et son épouse, Mme Leblanc, Sylvie 

Bernadette Ghislaine, née à Ixelles le 29 septembre 1970, domiciliés à 

Silly, rue Wastine 6, ont introduit devant le tribunal de première 

instance de Mons, une demande en homologation de l’acte modificatif 

de leur régime matrimonial reçu en date du 14 mars 2007, par 

Me Philippe Binot, notaire à Silly, aux termes duquel les époux ont 

l’intention de modifier leur régime matrimonial en prévoyant l’apport 

au patrimoine commun, par M. Haillez, d’un immeuble sis à Silly, rue 

Wastine 6. 

Silly, le 14 mars 2007. 

(Signé) Philippe Binot, notaire. (15865) 

Par requête en date du 19 avril 2007, les époux Amalfi Gaetano-Viola 

Maria, demeurant à 1500 Halle, Edingensesteenweg 515, ont introduit 

devant le tribunal de première instance de Bruxelles, une requête en 

homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial dressé 

par acte reçu par le notaire Luc Van Eeckhoudt, à Halle, le 19 avril 2007. 

Contenant 

- adaption du régime de la séparation des biens; 

- transfert de la propriété du terrain à Rebecq dans le patrimoine 

propre de Mme Viola; 

- le reste du patrimoine commun devenant une indivision entre les 

époux. 

Halle, le 20 avril 2007. 

(Signé) Luc Van Eeckhoudt, notaire. (15866) 

Par jugement rendu en date du 21 février 2007, le tribunal de 

première instance de Neufchâteau, a homologué l’acte reçu par le 

notaire Jean-Pierre Fosséprez de Libramont, en date du 

21 décembre 2006, par lequel M. Collette, Alin Roger Jeanne Ghislain, 

né àJuseret le 25 septembre 1957, et son épouse, Mme Denoncin, Marie 

Josée Ghislaine, née à Libramont le 8 décembre 1957, ont modifié leur 

régime matrimonial en maintenant le régime légal mais avec apport, 

au patrimoine commun, de deux biens immeubles propres à M. Alin 

Collette. 

(Signé) J.P. Fousséprez, notaire. (15867) 

Par requête signée le 17 avril 2007 et déposée le 18 avril 2007 près le 

tribunal civil de première instance de Mons, M. Slimane Djelaoui, 

indépendant, et son épouse, Mme Florence Barroche, aidante, domiciliés 

à Quiévrain, rue de Valenciennes 1, ont introduit, devant le tribunal 

civil de première instance de Mons, une requête en homologation des 

conventions modificatives de leur régimes matrimonial dressé par acte 

de Me Serge Fortez, notaire gérant de la société civile sous forme de 

SPRL « Serge Fortez, notaire », à Quiévrain, en date du 26 mars 2007. 

Le contrat modificatif comporte notamment apport par M. Slimane 

Djelaoui, au patrimoine commun de la pleine propriété de son bien 

immeuble, sis à Quiévrain, rue de Valenciennes 1. 

Quiévrain, le 18 avril 2007. 

(Signé) Serge Fortez, notaire. (15868) 

Suivant jugement rendu par le tribunal de première instance de 

Nivelles, en date du 15 mars 2007, le contrat modificatif du régime 

matrimonial reçu par le notaire Jean-François Cayphas, à Jauche, le 

6 novembre 2006, entre M. Theunis, Luc Emmanuel Jules et son épouse, 

Dupont, Patricia Marie Josée Ghislaine, domiciliés ensemble à Nerheylissem 

(1357 Hélécine), rue de la Station 44, a été homologué.

Le contrat modificatif comporte apport d’un bien immeuble à la 

société d’acquêts accessoires à leur régime de la séparation des biens. 

Pour les époux Theunis-Dupont. 

Pour extrait conforme : (signé) J-F. Cayphas, notaire. (15869) 

Suivant requête du 26 mars 2007, M. Hardy, Gaëtan, néàMont-Saint- 

Martin (France) le 12 juillet 1977, et son épouse, Mme Roskam, Coralie 

Christine, née à Virton le 10 août 1983, domiciliés à Halanzy, rue du 

Fossé 11, ont demandé au tribunal de première instance d’Arlon, 

d’homologuer l’acte reçu par le notaire Vanderhoven, à Aubange, le 

26 mars 2007, portant modification de leur régime matrimonial, avec 

apport à la communauté d’un bien sis à Aubange, rue Van Speybroeck, 

appartenant à l’époux. 

Pour les époux, (signé) Marc Vanderhoven, notaire. (15870) 

Le contrat modificatif du régime matrimonial des époux M. Grosfils, 

Arsène Léopold François Ghislain, né àTamines le 2 novembre 1924, et 

son épouse, Mme Theys, Raymonde Marie Josèphe Ghislaine, née à 

Falisolle le 27 décembre 1926, domiciliés à 5100 Namur (Jambes), 

résidence « Le Val d’Orange », avenue Gouverneur Bovesse 30, a été 

homologué par le jugement rendu par la troisième chambre bis du 

tribunal de première instance de Namur, en date du 21 février 2007. 

Le contrat modificatif maintient le régime légal mais est complété par 

un apport immobilier au patrimoine commun et une clause d’attribution 

de communauté. 

Pour extrait conforme : (signé) Patrick Hugard, notaire 

associé. (15871) 

Bij verzoekschrift van 4 april 2007, hebben de heer Haeck, Ivan Marc, 

geboren te Tielt op 17 mei 1967, identiteitskaartnummer 239 0027843 29, 

rijksregisternummer 670517 385 62, en zijn echtgenote, Mevr. Vancauwenberghe, 

Conny Ann Sabine, geboren te Beernem op 27 oktober 

1968, identiteitskaartnummer 239 0027719 02, rijksregisternummer 

681027 268 32, samenwonende te 8750 Wingene, Heremeersstraat 

2, de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, verzocht tot 

homologatie over te gaan van de akte verleden voor notaris Véronique 

De Schepper, te Wingene, op 4 april 2007, houdende navolgende 

wijziging aan hun huwelijksstelsel. 

Behoud van het wettelijk stelsel, met inbreng van een eigen onroerend 

goed door de heer Haeck, Ivan, in de huwelijksgemeenschap. 

Wingene, 20 april 2007. 

(Get.) Véronique De Schepper, notaris. (15872) 

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Veurne, de dato 

18 april 2007, werd gehomologeerd de akte wijziging huwelijksvermogensstelsel 

tussen de heer Depreitere, Michiel Antoon, en zijn 

echtgenote, Mevr. Rabaey, Godelieve Maria, samenwonende te 

8680 Koekelare, Veldstraat 160, welke akte verleden werd voor notaris 

Joseph Thiery-Vander Heyde, te Rumbeke/Roeselare, op 

16 februari 2007, waarbij de heer Depreitere, Michiel, een inbreng in 

het gemeenschappelijk vermogen van een eigendom te Koekelare deed 

en waarbij het stelsel ongewijzigd is gebleven, namelijk wettelijk stelsel. 

Voor de echtgenoten : (get.) Joseph Thiery-Vander Heyde, notaris. 

(15873) 

Bij verzoekschrift van 19 april 2007, dienen de heer Yves Jules 

Edmond Van Schoote, geboren te Gent op 27 april 1935, en zijn 

echtgenote, Mevr. Anne Suzanne Lucie Lohest, geboren te Luik op 

1 maart 1940, samenwonende te Sint-Martens-Latem, Latemstraat 131, 

voor de rechtbank van eerste aanleg te Gent, een aanvraag tot homologatie 

van de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel in, blijkens 

akte verleden voor notaris Jean De Groo, op 29 maart 2007, houdende 

toevoeging aan hun stelsel van scheiding van goederen van een intern 

gemeenschappelijk vermogen, en inbreng door de heer Yves Van 

Schoote in voormeld toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen 

van twee onroerende goederen hem persoonlijk toebehorend, alsmede 

van een effectenportefeuille. 

Voor de verzoekers : (get.) Jean De Groo, notaris. (15874) 


22371 

Bij verzoekschrift neergelegd op 20 april 2007, hebben de heer Sioen, 

Frans Marcel, geboren te Passendale op 21 november 1948, en zijn 

echtgenote, Mevr. Vermeulen, Nicole Martha, geboren te Passendale op 

28 maart 1951, samenwonende te Zonnebeke (Passendale), Potegemstraat 

4, de homologatie aangevraagd aan de rechtbank van eerste 

aanleg te Ieper, van een akte verleden voor notaris Jan Vandenweghe, 

te Zonnebeke, in datum van 29 maart 2007, houdende wijziging van 

hun huwelijksvermogensstelsel. 

(Get.) J. Vandenweghe, notaris. (15875) 

Bij verzoekschrift, de dato 3 april 2007, hebben de heer Lefebre, Noël 

Emiel Prudent, en zijn echtgenote, Mevr. Delbaere, Hedwine Anna 

Berlinda, samenwonende te 8530 Harelbeke, Marktplein 56, voor de 

rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, een vraag ingediend tot 

homologatie van het contract houdende wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel, 

opgemaakt bij akte verleden voor geassocieerd 

notaris Francis Develter, te Menen, op 3 april 2007, houdende inbreng 

van onroerend goed door de heer Noel Lefebre. 

Voor de verzoekers : (get.) Francis Develter, geassocieerd 

notaris. (15876) 

De heer Vandermotten, Freddy Guillaume, bakker, geboren te Hoeilaart 

op 2 juni 1956, identiteitskaartnummer 590-2162818-35 en nationaal 

nummer 56.06.02 429-50, en zijn echtgenote, Mevr. Vranken, 

Suzanne Georgette Mathilde, helpende echtgenote, geboren Mechelenaan-de-Maas 

op 4 december 1952, identiteitskaartnum-mer 

590 2466183-81 en nationaal nummer 52.12.04 276-04, samenwonende 

te 3012 Wilsele, thans Leuven, Zavelputstraat 18, gehuwd te Overijse 

op 13 januari 1998 onder het stelsel der scheiding van goederen 

ingevolge hun huwelijkscontract verleden voor notaris Willy Walravens, 

te Dilbeek-Schepdaal, op 18 december 1997, hebben hun 

huwelijksstelsel gewijzigd door toevoeging van een beperkt gemeenschappelijk 

vermogen, alsook de inbreng door de heer Vandermotten, 

Freddy, van een eigen onroerend goed in voormeld beperkt gemeenschappelijk 

vermogen, overeenkomstig artikel 1394 en volgende van 

het Burgerlijk Wetboek. 

Ten dien einde zal de akte houdende wijziging van het huwelijksstelsel 

verleden voor notaris Arthur Lenaerts, te Tervuren, op 

20 maart 2007, ter homologatie aan de rechtbank van eerste aanleg te 

Brussel, worden neergelegd. 

Tervuren, 18 april 2007. 

Voor de echtgenoten Vandermotten-Vranken : (get.) Arthur Lenaerts, 


Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde van 

14 maart 2007, werd de akte gehomologeerd, verleden voor notaris 

Joost Vercouteren, te Beveren, op 13 december 2006, van de heer De 

Regter, Georges Elza, Belg, geboren te Kallo op 29 april 1954, en zijn 

echtgenote, Mevr. Picavet, Patricia Alice Henri, Belg, geboren te 

Beveren op 24 januari 1957, wonende te 9120 Beveren, deelgemeente 

Kallo, Fabriekstraat 56, zijn gehuwd onder het stelsel van gemeenschap 

van aanwinsten blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris Franz 

Dierickx, te Melsele, op 19 juni 1976, nadien niet gewijzigd. 

Deze akte houdt in een regeling-inbreng huwelijksgemeenschap. 

(Get.) J. Vercouteren, notaris. (15878) 


14 maart 2007, werd de akte gehomologeerd verleden voor notaris Joost 

Vercouteren, te Beveren, op 11 december 2006, van de heer Mattynssens, 

Stefaan Julien Gerda, Belg, geboren te Beveren op 

21 september 1970, en zijn echtgenote, Mevr. Baes, Eulalie Jeanne 

Nicole, Belgische, geboren te Beveren op 9 augustus 1971, wonende te 

9120 Beveren, Verlatdreef 1, bus 31, zijn gehuwd onder het wettelijk 

stelsel der gemeenschap blijkens huwelijkscontract, verleden voor 

Patrice Bohyn, te Beveren, op 17 mei 1993, nadien niet gewijzigd. 


(Get.) Joost Vercouteren, notaris. (15879)



14 maart 2007, werd de akte gehomologeerd verleden voor notaris Joost 

Vercouteren, te Beveren, op 28 november 2006, van de heer Mattys, Eric 

Clemence Cyrillus, geboren te Koewacht (Nederland) op 15 mei 1960, 

hier vermeld met zijn uitdrukkelijke instemming, en zijn echtgenote, 

Mevr. Mys, Nancy, geboren te Temse op 9 mei 1969, hier vermeld met 

haar uitdrukkelijke instemming, wonende te Sint-Niklaas (Belsele), 

Moortelhoekstraat 9, zijn gehuwd onder het beheer der wettelijke 

gemeenschap, bij gebrek aan een huwelijkscontract. 


(Get.) Joost Vercouteren, notaris. (15880) 

Bij verzoekschrift van 23 maart 2007 hebben de echtgenoten de heer 

Vanderheyden, Joseph Emile, geboren te Sint-Joris-Weert op 

26 februari 1932, en zijn echtgenote, Mevr. Fluyt, Maria, geboren te 

Huldenberg op 10 januari 1934, samenwonende te 3040 Huldenberg, 

Holstheide 39, voor de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te 

Leuven een verzoek ingediend tot homologatie van de akte van 

wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris 

Maryelle Van den Moortel, te Overijse, op 23 maart 2007. 

De echtgenoten zijn thans gehuwd onder het beheer der wettelijke 

gemeenschap van goederen, ingevolge hun huwelijkscontract verleden 

voor Fernand Gillis, te Kessel-Lo, op 8 mei 1956, niet gewijzigd noch 

bekrachtiged tot op heden. 

Via de akte wijziging huwelijksvermogensstelsel heeft Mevr. Fluyt, 

Maria een onroerend goed, dat haar persoonlijk toebehoort in het 

gemeenschappelijk vermogen gebracht. 

Gemeente Huldenberg (eerste afdeling, vroeger gemeente Huldenberg) 

: een woning met alle aanhorigheden op en met grond gelegen 

aan de Holstheide 39 en + 39, thans gekadastreerd wijk C, nummers 

415/E/2, 415/B/2 en 415/C/2, met een oppervlakte van negenendertig 

aren zevenendertig centiaren (39 a 37 ca). 


(Get.) M. Van den Moortel, notaris. (15881) 

Volgens vonnis uitgesproken op 17 april 2007 door de rechtbank van 

eerste aanleg te Brussel werd de akte houdende wijziging van het 

huwelijksvermogensstelsel tussen de heer Gillis, Alfred, geboren te 

Ukkel op 13 juni 1933, en Mevr. Renders, Jeannine Elise, geboren te 

Terhulpen op 12 augustus 1938, samenwonende te 1560 Hoeilaart, Jean- 

Baptiste Charlierlaan 61, verleden voor notaris Maryelle Van Den 

Moortel, te Overijse, op 7 maart 2007, gehomologeerd. 

Voor gelijkluidend uittreksel : (get.) Maryelle Van den Moortel, 


Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven van 

26 februari 2007, werd de akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel 

tussen de heer Ladang, Ludwig Edouard, en zijn 

echtgenote, Mevr. Celis, Agnes Josephine, beiden wonende te Tienen, 

Oplintersesteenweg 584, verleden voor notaris Albert Janssen, te 

Tienen, op 12 mei 2006, gehomologeerd. 

Deze wijzigingakte bepaalt dat voornoemde echtgenoten hun 

huwelijksvermogensstelsel ongewijzigd laten, behoudens de inbreng in 

het gemeenschappelijk vermogen door de heer Ladang, Ludwig van 

een onroerend goad dat hem ten persoonlijke titel toebehoort. 

(Get.) A. Janssen, notaris. (15883) 

Bij verzoekschrift van 17 april 2007 hebben de heer Damouh, 

Abdellah, geboren te Aït Abdellah op 7 mei 1968, en zijn echtgenote, 

Mevr. Denis, Nadine Marie Thérèse Roberte, geboren te Elsene op 

17 april 1959, samenwonende te 1601 Sint-Pieters-Leeuw (Ruisbroek), 

Boomkwekerijstraat 41, de rechtbank van eerste aanleg te Brussel 

verzocht de akte van wijziging van huwelijksvermogensstelsel te 

homologeren, verleden voor notaris Herwig José Dufaux, te Drogenbos, 

op 17 april 2007, waarbij door Mevr. Denis Nadine volgend onroerend 

goed werd ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen : een woonhuis, 

op en met grond te Sint-Pieters-Leeuw (Ruisbroek), 

Boomkwekerijstraat 41. 

(Get.) H.-J. Dufaux, notaris. (15884) 

Uit een vonnis verleend door de rechtbank van eerste aanleg te Gent 

op 8 februari 2007 blijkt dat het wijzigend huwelijkscontract, verleden 

voor ondergetekende notaris op 3 oktober 2006 tussen de echtgenoten 

van Waeyenberge, Christaan René August X Lateur, Hirlanda Cecile, 

wonende te 9860 Oosterzele, Heistraat 72, met inbreng van aan de 

vrouw persoonlijk toebehorende onroerende goederen in het gemeenschappelijk 

vermogen, met al de lasten die dit goed bezwaren, enkel 

een aanvulling te bedingen van hun huwelijkscontract : een keuzebeding 

toe te voegen aan hun huwelijksstelsel, wat betreft de verdeling 

van de gemeenschap bij overlijden en een keuzebeding toe te voegen 

aan hun huwelijksstelsel, wat betreft de vererving van het persoonlijk 

vermogen bij overlijden; werd gehomologeerd. 

Sint-Lievens-Houtem, 19 april 2007. 

(Get.) Eduard Janssens, notaris. (15886) 

Bij vonnis uitgesproken op 21 februari 2007 homologeerde de rechtbank 

van eerste aanleg te Dendermonde, de akte verleden voor notaris 

Philippe Verlinden te Sint-Niklaas, op 29 augustus 2006, houdende 

wijziging van de huwelijksvoorwaarden tussen de heer Teugels, Kris 

René Bertha, en zijn echtgenote, Mevr. Heyrman, Ellen Annie Honoré, 

samenwonende te 9140 Temse (Tielrode), Hofstraat 61, in die zin dat zij 

bedingen dat twee onroerende goederen en de bijhorende rechten 

worden ingebracht, en dat de heer Teugels, Kris, hierbij uitdrukkelijk, 

doch enkel in geval van ontbinding van het stelsel door overlijden de 

toepassing van artikel 1455 Burgerlijk Wetboek uitsluit. De ingebrachte 

goederen zullen in zulk geval niet worden teruggenomen ook al is het 

nog in natura aanwezig. 

Voor de echtgenoten Teugels-Heyrman : (get.) Philippe Verlinden, 


Bij vonnis uitgesproken op 29 maart 2007 homologeerde de rechtbank 

van eerste aanleg te Dendermonde de akte verleden voor notaris 

Philippe Verlinden te Sint-Niklaas, op 4 oktober 2006, houdende 

wijziging van de huwelijksvoorwaarden tussen de heer Christiaens, 

Erwin Edmond Yvonne, loodgieter, en zijn echtgenote Mevr. Beerden, 

Marijke Martha, bediende, samenwonende te 9100 Sint-Niklaas, Sint- 

Antoniusstraat 29, in die zin dat de echtgenoot eigen onroerende 

goederen en rechten heeft ingebracht in het gemeenschappelijk 

vermogen, zonder dat voor het overige het huwelijksvermogensstelsel 

wordt gewijzigd. 

Voor de echtgenoten Erwin Christiaens en Marijke Beerden : (get.) 

Philippe Verlinden, notaris. (15888) 

Bij verzoekschrift van 12 januari 2007 hebben de heer Schrijvers, 

Joseph Jacobus Karel Maria, en zijn echtgenote Van Dyck, Godelieve 

Maria Joanna Francisca, wonende te 2960 Brecht, Vaarstraat 59, gehuwd 

onder het Belgisch wettelijk stelsel der gemeenschap, bij gebrek aan 

huwelijkscontract, aan de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de 

homologatie gevraagd van de akte verleden voor notaris Jan Michoel, 

te Hoogstraten, op 4 januari 2007, houdende de wijziging van de 

samenstelling hun vermogens door de inbreng van de samenstelling 

hun vermogens door de inbreng van een onroerend goed in het 

gemeenschappelijk vermogen overeenkomstig artikel 1394, 5° van het 

Belgisch Burgerlijk Wetboek. 

Voor de verzoekers : (get.) Jan Michoel, notaris te Hoogstraten. 

(15889) 

Bij verzoekschrift d.d. 15 maart 2007, hebben de heer Lagaeysse, 

Hugo, gepensioneerd, en zijn echtgenote, Mevr. De Knock, Clara, 

gepensioneerd, samenwonende te 8020 Oostkamp, Sijslostraat 20, aan 

de rechtbank van eerste aanleg te Brugge verzocht de akte houdende 

wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, inhoudende onder meer 

de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen van een onroerend 

goed door laatstgenoemde, verleden voor ondergetekende notaris op 

15 maart 2007, te homologeren. 

Voor de echtgenoten Hugo Lagaeysse-De Knock, Clara : (get.) K. 

Denoo, notaris. (15890)

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, 

zevende kamer, d.d. 13 maart 2007, werd de akte, verleden voor notaris 

Dirk Hendrickx, te Brugge op 19 december 2006, gehomologeerd. 

Bij deze akte hebben de heer Maipauw, Patrick, en zijn echtgenote, 

Mevr. Pot, Annick, samenwonende te Brugge (Sint-Michiels), 

’t Kloosterhof 20, overgegaan tot wijziging van de samenstelling van 

hun gemeenschappelijk vermogen door een eigen onroerend goed van 

de heer Patrick Maipauw, in te brengen in het gemeenschappelijk 

vermogen. 

Namens de echtgenoten Maipauw-Pot, (get.) Dirk Hendrickx, 


Bij verzoekschrift van 15 januari 2007 hebben de heer Legein, 

Bernard, en Mevr. Vandewaetere, Machteld, die beiden hun woonplaats 

hebben te Kortemark, Staatsbaan 10, aan de rechtbank van eerste aanleg 

te Veurne, om de homologatie verzocht van de akte, verleden voor 

Mr. De Cuman, Johan, notaris, met standplaats te Kortemark, op 

15 januari 2007, waarbij zij hun huwelijksgoederenstelsel hebben gewijzigd 

als volgt : 

- inbreng in de huwgemeenschap door Mevr. Vandewaetere, Machteld, 

voornoemd, van een woonhuis te Kortemark, Staatsbaan 10, 

gekadastreerd, sectie C, nummers 1395/S en 1395/K, groot : 18 a 68 ca; 

- invoeging van een verblijving- en meerkeuzebeding ingeval van 

ontbinding van het gemeenschappelijke vermogen van de echtgenoten 

Legein, Bernard - Vandewaetere, Machteld, beiden voornoemd, door 

overlijden van één van beide voornoemde echtgenoten, ongeacht of er 

afstammelingen zijn die tot de nalatenschap van de eerststervenden 

komen. 

Opgemaakt en namens de verzoekers getekend door voornoemde 

notaris Johan De Cuman, te Kortemark, op 15 januari 2007. 

(Get.) J. De Cuman, notaris. (15892) 

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, de dato 

22 februari 2007, werd gehomologeerd de akte houdende wijziging 

huwelijksvermogensstelsel verleden voor notaris Rose-Marie Baetens, 

te Mechelen, op 8 november 2006. Ingevolge deze akte hebben de heer 

Willio Marc Monique Eric Maurice, en zijn echtgenote, Mevr. Van 

Goethem, Annick Marie-Claire Paule Madeleine, wonende te 2860 Sint- 

Katelijne-Waver, Vestinglaan 58, verklaard de samenstelling van de 

tussen hen bestaande huwgemeenschap te wijzigen. 

Voor de verzoekers : (get.) Rose-Marie Baetens, notaris. (15893) 

Bij verzoekschrift van 19 april 2007, hebben de echtgenoten Ost 

Maurice Marie - De Backer Simona Mathilda, samenwonende te 

Laarne, Bieststraat 54, homologatie aangevraagd bij de rechtbank van 

eerste aanleg te Dendermonde van de akte verleden voor notaris Chr. 

Uytterhaegen, te Wetteren, op 19 april 2007, houdende wijziging van 

hun bestaand huwelijksstelsel inhoudende een wettelijke gemeenschap, 

door inbreng van een eigen onroerend goed van Mevr. De 

Backer, Simona, in het gemeenschappelijk vermogen. 

(Get.) Chr. Uytterhaegen, notaris. (15894) 

Bij verzoekschrift van 11 april 2007, neergelegd ter griffie van de 

rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, hebben de echtgenoten Wim 

Vauterin-Desmet Annelies, samenwonende te Wevelgem, Hellestraat 

32, de homologatie aangevraagd van een akte houdende wijziging 

van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Pierre 

Vander Stichele, te Moorsele (Wevelgem), op 11 april 2007. In voormelde 

akte wordt het wettelijk stelsel der gemeenschap gewijzigd in 

een stelsel van zuivere scheiding van goederen. 

Voor de partijen, (get.) Pierre Vander Stichele, notaris. (15895) 


Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, op 

13 maart 2007, werd de akte verleden voor notaris Jo Debyser, op 

15 december 2006, houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel 

tussen de heer Verschoore, Oswald Pierre Paul, invalide, en zijn 

echtgenote, Mevr. Verhelle, Greta Brigitta, huisvrouw, samenwonende 

te Oostende, Torhoutsesteenweg 10/6, gehomologeerd. 

Voor ontledend uittreksel, (get.) Jo Debyser, notaris. (15896) 

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, op 

13 maart 2007, werd de akte verleden voor notaris Jo Debyser, op 

29 december 2006, houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel 

tussen de heer Brulez, Maurits Remi, gepensioneerde, en zijn 

echtgenote, Mevr. Verbeure, Martha Emmerence, gepensioneerde, 

samenwonende te Zwevezele, Bruggestraat 12, gehomologeerd. 

Voor ontledend uittreksel, (get.) Jo Debyser, notaris. (15897) 

Bij verzoekschrift van 20 maart 2007, hebben de heer Plasschaert, 

Theodoor Albert Jozef Maria, geneesheer O.R.L., geboren te Sint- 

Niklaas op 5 september 1945, en echtgenote, Mevr. Roggeman, Maria 

Helena Albertina Cecilia, medewerkende echtgenote, geboren te 

Stekene op 19 november 1950, samenwonende te Sint-Niklaas, Collegestraat 

4, voor de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, een 

aanvraag tot homologatie ingediend tot wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, 

blijkens akte verleden voor notaris Henri Meert, te 

Sint-Niklaas, op 13 maart 2007, houdende inbreng door de heer 

Theodoor Plasschaert van persoonlijke onroerende goederen in het 

gemeenschappelijk vermogen. 

(Get.) H. Meert, notaris. (15898) 

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, uitgesproken 

op 21 maart 2007, werd de akte van wijziging huwelijksvermogensstelsel 

verleden voor notaris Hervé De Graef, te Mol, gehomologeerd. 

In deze akte hebben de heer Pas, Guido Carolus Ghislenus Josepha, 

geboren te Turnhout op 25 november 1945, rijksregisternummer 

451125 027 51, en zijn echtgenote, Mevr. Janssen, Christiana Anna Francisca 

Maria, geboren te Turnhout op 6 januari 1946, rijksregisternummer 

460106 032 82, samenwonende te 2400 Mol, Donk 18, hun 

huwelijksvermogensstelsel gewijzigd inhoudende toebedeling door de 

echtgenoten van roerende goederen uit het gemeenschappelijk 

vermogen naar eigen vermogen, doch met behoud van het wettelijk 

stelsel. 

Voor de echtgenoten Pas-Jassen, (get.) Hervé De Graef, 


Succession vacante − Onbeheerde nalatenschap 

22373 

Bij beschikking van de tweede kamer van de rechtbank van eerste 

aanleg van het gerechtelijk arrondissement Tongeren, d.d. 4 april 2007, 

werd Mr. Erik Schellingen, advocaat te 3740 Bilzen, met kantoor aan de 

Demerlaan 21/1, aangesteld als curator over de onbeheerde nalatenschap 

van wijlen Neyens, Jean, geboren te Genk op 8 februari 1940, in 

leven wonende te 3630 Maasmechelen, Rijksweg 224/7, overleden te 

Genk op 28 januari 2005. 

De schuldeisers, legatarissen en schuldenaren van deze onbeheerde 

nalatenschap worden verzocht per aangetekend schrijven aan de 

curator kennis te geven van een schuldvordering, rechten of schulden 

en dit uiterlijk binnen de drie maanden na rekenen vanaf deze 

publicatie. 

(Get.) Erik Schellingen, advocaat. (15900)


Rechtbank van eerste aanleg te Brussel 

Bij beschikking d.d. 18 september 2006, van de zevenentwintigste 

kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, werd Mr. Alex 

Wijns, advocaat en plaatsvervangende rechter, Albertlaan 248, te 

1190 Brussel, aangesteld als curator over de nalatenschap van Huyghe, 

Pierre, geboren te Brussel op 28 mei 1950, laatst gehuisvest te Brussel, 

Bodeghemstraat 12, overleden te Brussel op 29 januari 2006. 

Brussel, 19 april 2007. 

De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) Ch. Sauvage. (15901) 

Rechtbank van eerste aanleg te Veurne 

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Veurne, zevende 

kamer, verleend op 18 april 2007, werd Mr. Baert, Natascha, advocaat 

te 8600 Diksmuide, Fabriekstraat 4, bus 1, aangesteld als curator over 

de onbeheerde nalatenschap van Thijs, Antoine, geboren te Eeklo op 

7 september 1942, in leven laatst wonende te 8620 Nieuwpoort, Schipstraat 

4, overleden te Nieuwpoort op 16 november 2005, met last deze 

nalatenschap te beheren en te vereffenen. 

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht zich kenbaar te 

maken bij aangetekend schrijven, aan het adres van hogervermelde 

curator. 

De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) K. Morael. (15902) 


kamer, verleend op 18 april 2007, werd Mr. Vermeersch, Ruth, advocaat 

te 8630 Veurne, Kaaiplaats 10, aangesteld als curator over de onbeheerde 

nalatenschap van Van Weehaeghe, José Fernand Omer, geboren 

te Ronse op 30 juni 1949, in leven laatst wonende te 8660 De Panne, 

Veurnestraat 283, overleden te De Panne op 25 oktober 2006, met last 

deze nalatenschap te beheren en te vereffenen. 



curator. 



kamer, verleend op 18 april 2007, werd Mr. Sanders, Ina, advocaat te 

8600 Diksmuide, Woumenweg 109, aangesteld als curator over de 

onbeheerde nalatenschap van Sabbe, André Auguste, geboren te Ingelmunster 

op 16 februari 1939, in leven laatst wonende te 8620 Nieuwpoort, 

Astridlaan 103, overleden te Nieuwpoort op 6 maart 2006, met 

last deze nalatenschap te beheren en te vereffenen. 



curator. 


Gericht erster instanz Eupen 

Beschluss 

Der im vorstehenden Antrag angeführten Begründung und den 

beigefügten Unterlagen ist zu entnehmen, dass die in Artikel 811 ZGB 

festgehaltenen Bedingungen erfüllt sind. 

Die Antragstellerin kann ein ausreichendes Interesse geltend 

machen, so dass in Anwendung von Artikel 1228 GGB ein Erbschaftsverwalter 

zu bezeichnen ist. 

Infogedessen wird der Nachlass des Herrn Hubert Karl Schumacher, 

geboren in Lontzen am 1. September 1935, verstorben in Bütgenbach 

am 16. Mai 2004, zu Lebzeiten wohnhaft in 4710 Lontzen, Haagstraße4, 

für herrenlos erklärt. 

Herr Rechtsanwalt David Chantraine in Raeren, Neudorfer Straße 8, 

wird zum Nachlassverwalter bestimmt, mit den in Artikel 813 ZGB und 

1230 ff GGB vorgesehenen Befugnissen und Verplichtungen. 

Beschluss vom 12. Januar 2007 des gerichts erster instanz Eupen, 

durch Claudia Kohnen Vorsitzende der ersten Kammer, unter Mitwirkung 

von Myriam Trost, Hauptbeigeordneter Greffier. 

(Gez.) M. Trost; C. Kohnen. (15905) 

Tribunal de première instance de Bruxelles 

La douzième chambre du tribunal de première instance de Bruxelles 

a désigné le 27 mars 2007 Me Jean-Jacques Pegorer, avocat, juge 

suppléant, avenue du Parc 35, à 1060 Bruxelles, en qualité de curateur 

la succession de Mignolet, Yvonne Marie Joséphine Thérèse Marguerite 

Ghislaine, née à Forest le 25 février 1927, domiciliée de son vivant à 

1190 Bruxelles, rue J.B. Baeck, 60 TM, décédée à Jette le 20 octobre 2005. 


Le greffier adjoint délégué, (signé) Ch. Sauvage. (15906) 

La douzième chambre du tribunal de première instance de Bruxelles 

adésigné le 29 mars 2007, Me Jean-Marie Verschueren, avocat, juge 

suppléant, avenue Louise 367, à 1050 Bruxelles, en qualité de curateur 

à la succession de Schreiber, Simon Jozef, né àLa Haye (Pays-Bas) le 

29 décembre 1914, domicilié en son vivant à 1180 Uccle, rue Joseph 

Cuylits 1, décédé àUccle le 9 mai 2001. 



La chambre des vacations du tribunal de première instance de 

Bruxelles a désigné le 15 juillet 2005 Me Bruno Putzeys, avocat, juge 

suppléant, avenue Brugmann 311, à 1180 Bruxelles, en qualité de curateur 

à la succession de Dimanche, Marie José Charlotte Octavie H., née 

à Welkenraedt, le 10 novembre 1926, domiciliée de son vivant à 

1180 Uccle, avenue Château de Walzin 7, décédée à Uccle le 

16 août 2004. 



Tribunal de première instance Namur 

La troisième chambre du tribunal de première Instance de Namur a 

désigné en date du 18 avril 2007, Me Gravy, Olivier, avocat à Namur, 

rue Pépin 14, en qualité de curateur à la succession vacante de : Dupuis, 

Eugène Maurice Ghislain, né àSpy le 28 décembre 1937, de son vivant 

domiciliéà5000 Namur, avenue des Champs Elysées 24/0007 et décédé 

à Namur le 26 novembre 2006. 


Le greffier chef de service, (signé) M. Delhamende. (15909) 

Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. 

Conseiller/Adviseur : A. VAN DAMME

Staatsblad Moniteur - Stop Explosive Investments

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?