04.05.2013 Views

Raadsvoorstel - Gemeente Arnhem

Raadsvoorstel - Gemeente Arnhem

Raadsvoorstel - Gemeente Arnhem

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Titel/onderwerp: Onafhankelijk Milieuadvies TNO over vestiging<br />

asfaltcentrale<br />

Datum: 6 april 2009 Van: 19.30 uur Tot: 20.30 uur<br />

Vergaderruimte: Raadszaal<br />

Voorzitter: Verbeek<br />

Raadscie: Volkshuisvesting, Verkeer, RO en Milieu (VROM)<br />

Raadsadviseur: Kersten Telefoonnr: 3773236 jozef.kersten@arnhem.nl<br />

Van: College Ambtenaar: Smolders<br />

Portefeuillehouder: Weeda Telefoonnr: 3773573<br />

E-mailadres: paul.smolders@arnhem.nl<br />

Doel activiteit informatie<br />

Toelichting Het door TNO uit te voeren onafhankelijk Milieuadvies over de vestiging van de<br />

asfaltcentrale van Bruil is afgerond. De gemeenteraad neemt kennis van het rapport en<br />

beoordeelt of de toetsing die in het rapport is gedaan voldoet aan de voorwaarden die de<br />

gemeenteraad op 25 september 2006 heeft verbonden aan de vestiging van de<br />

asfaltcentrale.<br />

Het onderzoek van TNO zal in ca 15 minuten gepresenteerd worden door de leider van<br />

het onderzoek, de heer ir. Peter Coenen.<br />

Beslispunten<br />

OP 17 november 2008 sprak de raadscommissie voor de laatste maal over dit<br />

onderzoek. Het verslag van deze bespreking treft u bijgaand aan.<br />

Voorts treft u een tweetal brieven aan van het Platform <strong>Arnhem</strong> geen asfaltcentrale in<br />

reactie op het onderzoeksrapport.<br />

te beslissen of het voorstel kan worden doorgeleid naar de meningsvormende fase<br />

Voorgesteld<br />

resultaat van de<br />

bespreking<br />

Naar fase meningsvorming d.d. 14 april 2009<br />

Spreekrecht publiek Ja<br />

Behandeladvies De leden van de raadscommissie stellen informatieve vragen aan de portefeuillehouder,<br />

de onderzoeker en aan insprekers.<br />

Bijlagen Bundel BIS Visiekamer<br />

raadsvoorstel <br />

TNO rapport : Onafhankelijke milieueffectstudie <br />

TNO rapport: Aanvullend onderzoek milieueffectenstudie <br />

notitie:Beantwoording vragen n.a.v. eerste TNO rapportage asfaltcentrale Bruil <br />

Notitie: Burgerparticipatie tijdens het onderzoek <br />

Notitie: beantwoording vragen raadscommissie d.d. 17 november 2008 <br />

Brieven van Provincie Gelderland en Bruil infra over het verzoek tot uitvoering<br />

van een vrijwillige MER.<br />

<br />

Verslag vergadering raadscommissie VROM d.d. 17 november 2008 <br />

Brieven Platform <strong>Arnhem</strong> geen asfaltcentrale


<strong>Raadsvoorstel</strong><br />

Voor de gemeenteraadsvergadering d.d. 20 april 2009<br />

Documentnummer : 2009.0.019.526<br />

Zaaknummer: 2009-02-02731<br />

Advies van de raadscommissie: Raadscommissie Volkshuisvesting, Verkeer, RO en Milieu<br />

Onderwerp: Onafhankelijk Milieuadvies asfaltcentrale door TNO<br />

Aan de gemeenteraad. <strong>Arnhem</strong>, 10 maart 2009<br />

VOORSTEL<br />

1. Kennisnemen van het onderzoeksrapport van TNO “Onafhankelijke milieueffectenstudie over de aanvraag<br />

voor de vestiging van Asfaltcentrale Bruil te <strong>Arnhem</strong>”, nummer 2008-U-R0999/B d.d. oktober 2008 (bijlage<br />

1), en het aanvullende rapport “Aanvullend onderzoek milieueffectstudie Bruil”, nummer UT-00181 d.d. 3<br />

februari 2009 (bijlage 2).<br />

2. Kennisnemen van de notities “Beantwoording vragen naar aanleiding van eerste TNO rapportage<br />

asfaltcentrale Bruil” (bijlage 3) en “Burgerparticipatie tijdens het onderzoek” (bijlage 4).<br />

3. Vaststellen dat de toetsing voldoet aan de milieutechnische randvoorwaarden van de vestiging van<br />

asfaltcentrale Bruil, die door de raad zijn vastgesteld in het besluit van 25 september 2006 (Bijlage A van<br />

het rapport “Aanvullend onderzoek milieueffectenstudie Bruil”).<br />

1. AANLEIDING / PROBLEEMSTELLING<br />

Op 21 april 2008 heeft de Raad besloten het college opdracht te geven zich tot het uiterste in te<br />

spannen om, voor de vestiging van de asfaltcentrale, Bruil een vrijwillige MER uit te laten voeren.<br />

Indien het uitvoeren van vrijwillige MER niet mogelijk is, moet het college binnen 3 maanden na het<br />

besluit, aan een onafhankelijk onderzoeksbureau opdracht verstrekken voor het uitvoeren van een<br />

milieuonderzoek. Dit bureau moet ervaring hebben met het opstellen van een kwalitatief goede MER<br />

en geen onderzoek doen naar een alternatieve locatie. In het onafhankelijke milieuonderzoek zal<br />

tevens een toetsing plaatsvinden van de door de raad gestelde voorwaarden voor de vestiging van<br />

Bruil, uit het besluit van 25 september 2006, agendapunt 5: "instemmen met de vestiging van de<br />

asfaltfabriek op de Koningspleij-Noord".<br />

De gemeente heeft in mei 2008 bij de Provincie (als bevoegd gezag en als opdrachtgever) en bij Bruil,<br />

een schriftelijk verzoek ingediend voor uitvoering van een vrijwillige MER. Zowel de Provincie als Bruil<br />

heeft schriftelijk meegedeeld niet akkoord te willen gaan met dit verzoek, maar wel in te willen<br />

stemmen met uitvoering van een onafhankelijk milieuadvies op basis van de concept aanvraag van<br />

een milieuvergunning voor vestiging van Bruil op de Koningspleij-Noord (bijlage 5).<br />

Na duidelijkheid over het standpunt van de Provincie en Bruil over het verzoek voor uitvoering van een<br />

vrijwillige MER is in overleg en met instemming van de klankbordgroep Bruil, mede op basis van het<br />

raadsbesluit van 21 april 2008, de onderzoeksvraag en de doelstellingen van het onderzoek<br />

opgesteld. Aan TNO, RIVM en GGD is gevraagd hier een plan van aanpak voor op te stellen en de<br />

milieustudie uit te voeren.<br />

2. DOEL<br />

Door een onafhankelijk onderzoek inzicht krijgen in en beoordelen van de milieu- en<br />

gezondheidseffecten van de asfaltcentrale Bruil op de vastgestelde locatie Koningspleij-Noord te<br />

<strong>Arnhem</strong> en beoordelen of deze voldoet aan de door de Raad gestelde randvoorwaarden in het besluit


van 25-09-2006 over de vestiging van Bruil.<br />

3. ARGUMENTEN<br />

Aan TNO, RIVM en GGD is opdracht verleend om dit onafhankelijk milieu onderzoek (OMA) uit te<br />

gaan voeren. De opdracht omvatte:<br />

- beoordeling van de (concept)vergunningsaanvragen op compleetheid en waarheidsgetrouwheid.<br />

- beoordeling en advisering betreffende het voldoen van de toegepaste proces- en<br />

bestrijdingstechnologie aan de richtlijn voor Best Beschikbare Technieken.<br />

- beantwoording van gerichte, technische en/of milieukundige vragen vanuit de klankbordgroep.<br />

- beoordeling zal voor de volgende milieuaspecten plaatsvinden:<br />

o het voldoen aan Best Beschikbare Technieken, Geluid, Geur, Luchtkwaliteit en Trillingen.<br />

Het onderzoeksrapport was gereed in oktober 2008. Naar aanleiding van de presentatie in de<br />

commissie VROM (zie bijlage 6), het klankbordoverleg en de bewonersbijeenkomst hebben gemeente<br />

en provincie besloten een aanvullend onderzoek uit te laten voeren. Het RIVM en de GGD hadden<br />

aangegeven dat zij over onvoldoende gegevens beschikte om een finale conclusie te trekken ten<br />

aanzien van de gezondheidseffecten en hinderaspecten. Daarnaast zijn er door verschillende burgers<br />

en organisaties aanvullende vragen gesteld. De openstaande vragen zijn in het aanvullend onderzoek<br />

voor zover betrekking hebbend op milieueffecten beantwoord. Het aanvullend onderzoek maakt<br />

onderdeel uit van de onderzoeksrapportage.<br />

Voor zover de vragen geen betrekking hadden op het technisch inhoudelijk onderzoek zijn de vragen<br />

beantwoord door de gemeente of provincie. Er zijn in totaal 204 vragen gesteld. Ter kennisname is in<br />

een aparte bijlage de beantwoording van de vragen opgenomen (zie bijlage 3). Daarnaast is in een<br />

aparte bijlage weergegeven hoe bewoners en belangengroeperingen bij het onderzoek betrokken zijn<br />

(zie bijlage 4).<br />

De conclusies van het onderzoeksrapport luiden als volgt:<br />

- De concept vergunningsaanvraag is compleet en waarheidsgetrouw.<br />

Dit is onderzocht door de concept aanvraag te vergelijken met de gegevens die bekend zijn van<br />

andere, soortgelijke installaties. Daarnaast heeft TNO zelf inschattingen gemaakt van emissies en<br />

deze vergeleken met de aangevraagde emissies.<br />

Het College is het eens met deze conclusie dat deze werkwijze compleet en waarheidsgetrouw is.<br />

- de concept vergunningaanvraag beschrijft de Best Beschikbare Technieken voor een<br />

asfaltcentrale.<br />

Dit zijn de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest<br />

doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een<br />

inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te<br />

beperken. Deze technieken zijn – kosten en baten in aanmerking genomen – economisch en<br />

technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en<br />

die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn.<br />

Het rapport concludeert dat de geplande asfaltcentrale aan de BBT voldoet.<br />

Het College ziet geen aanleiding om verdere aanvullende maatregelen te treffen dan in de concept<br />

vergunningaanvraag en in randvoorwaarden van de motie over de vestiging van Bruil zijn gesteld.<br />

- de geplande asfaltcentrale kan op basis van de concept vergunningsaanvraag binnen de grenzen<br />

van de milieuwetgeving worden gerealiseerd.<br />

De emissies van de centrale leiden niet tot overschrijding van grenswaarden. Er worden geen<br />

negatieve gezondheidseffecten voor omwonenden verwacht. De eventueel optredende hinder blijft<br />

beperkt en binnen de wettelijke en beleidsgrenzen.<br />

Het College is akkoord met de onderbouwingen van deze conclusie op het gebied van luchtkwaliteit,<br />

geur, geluid en trillingen zoals die in het rapport en de notitie zijn opgenomen.


- er wordt, voor zover van toepassing in het kader van het OMA onderzoek ,voldaan aan de<br />

voorwaarden zoals die door de gemeenteraad zijn gesteld in het besluit van 25-09-2006 over de<br />

vestiging van Bruil (zie bijlage A van het aanvullend rapport).<br />

Voor nadere uitleg van de conclusies wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage.<br />

Samenvattend ziet het College geen aanleiding om, gelet op de zorgvuldige wijze waarop het<br />

onderzoek is uitgevoerd, af te wijken van de conclusies. Daarom stelt het College de Raad voor in te<br />

stemmen met de conclusies van het onderzoek.<br />

4. FINANCIËN<br />

Niet van toepassing.<br />

5. RISICO’S<br />

Niet van toepassing.<br />

6. UITVOERING EN EVALUATIE<br />

Het onderzoeksrapport zal ingebracht worden in de aanvraag voor de milieuvergunning voor de<br />

asfaltcentrale.<br />

De Raadscommissie Volkshuisvesting, Verkeer, RO en Milieu zal over dit voorstel advies uitbrengen.<br />

Het advies van deze commissie wordt u separaat voorgelegd.<br />

Wij geven u in overweging bijgaand ontwerpbesluit vast te stellen.<br />

Hoogachtend<br />

het college van burgemeester en wethouders van <strong>Arnhem</strong>,<br />

de secretaris, de burgemeester,<br />

Bijlagen:<br />

- Bijlage 1: TNO-rapport: onafhankelijke milieueffectstudie over de aanvraag voor de vestiging van de<br />

asfaltcentrale Bruil te <strong>Arnhem</strong>, 2008-V-R0999/B<br />

- Bijlage 2: Aanvullend onderzoek milieueffectenstudie Bruil, TNO, UT-000181<br />

- Bijlage 3: Beantwoording vragen naar aanleiding van eerste TNO rapportage asfaltcentrale Bruil<br />

- Bijlage 4: Burgerparticipatie tijdens het onderzoek<br />

- Bijlage 5: Brieven van Provincie Gelderland en Bruil Infra<br />

- Bijlage 6: vragen en opmerkingen TNO-rapport in Raad (17-11-2008)


Besluit van: 20 april 2009<br />

Documentnummer 2009.0.019.526<br />

Zaaknummer 2009-02-02731<br />

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ARNHEM;<br />

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 maart 2009, documentnummer<br />

2009.0.019.524;<br />

besluit:<br />

1. Kennis te nemen van het onderzoeksrapport van TNO “Onafhankelijke milieueffectenstudie over<br />

de aanvraag voor de vestiging van Asfaltcentrale Bruil te <strong>Arnhem</strong>”, nummer 2008-U-R0999/B d.d.<br />

oktober 2008 (bijlage 1), en het aanvullende rapport “Aanvullend onderzoek milieueffectstudie<br />

Bruil”, nummer UT-00181 d.d. 3 februari 2009 (bijlage 2).<br />

2. Kennis te nemen van de notities “Beantwoording vragen naar aanleiding van eerste TNO<br />

rapportage asfaltcentrale Bruil” (bijlage 3) en “Burgerparticipatie tijdens het onderzoek” (bijlage<br />

4).<br />

3. Vaststellen dat de toetsing voldoet aan de milieutechnische randvoorwaarden van de vestiging<br />

van asfaltcentrale Bruil, die door de raad zijn vastgesteld in het besluit van 25 september 2006<br />

(Bijlage A van het rapport “Aanvullend onderzoek milieueffectenstudie Bruil”).<br />

De griffier, De voorzitter,


Notitie<br />

Aan<br />

Provincie Gelderland<br />

Van<br />

Ir. A. van Horssen, ir. Peter W.H.G. Coenen<br />

Onderwerp<br />

Aanvullend onderzoek milieueffectstudie Bruil<br />

1 Inleiding<br />

TNO heeft in samenwerking met het RIVM en de GGD van Hulpverlening Gelderland<br />

Midden een milieueffectstudie uitgevoerd over de aanvraag voor de vestiging van<br />

asfaltcentrale Bruil te <strong>Arnhem</strong> (2008-U-R0999-B, oktober 2008, TNO). Dit onderzoek<br />

maakt deel uit van de 20 punten lijst (zie bijlage A) die in de gemeenteraad van<br />

<strong>Arnhem</strong> is vastgesteld als voorwaarde voor de vestiging van Bruil op de Pley locatie.<br />

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport, de presentaties bij het klankbordoverleg<br />

(d.d. 23 oktober 2008) en de bewonersbijeenkomst (d.d. 20 november 2008) is<br />

besloten een aanvullend onderzoek uit te voeren. Het RIVM en de GGD hadden in de<br />

conclusies van de oktober rapportage aangegeven over onvoldoende gegevens te<br />

beschikken om hun finale conclusies met betrekking tot gezondheidseffecten en hinder<br />

aspecten te kunnen trekken. Daarnaast zijn er naar aanleiding van de rapportage<br />

aanvullende vragen gesteld; enerzijds door de klankbordgroep en anderzijds door<br />

omwonenden en andere belanghebbenden. Daarop is door de provincie Gelderland in<br />

overleg met de gemeente <strong>Arnhem</strong> besloten TNO, RIVM en de GGD aanvullend<br />

onderzoek te laten verrichten om de opstaande vragen (zoals verwoord in de notitie<br />

van de <strong>Gemeente</strong> <strong>Arnhem</strong> “Vragen aanvullend onderzoek TNO rapportage<br />

asfaltcentrale Bruil, d.d. februari 2009”) te beantwoorden en nog bestaande<br />

onduidelijkheden te verhelderen.<br />

Daar niet alle vragen en reacties betrekking hebben op het technisch inhoudelijk<br />

onderzoek maar veelal relatie hebben met de (vergunning)procedures zijn alle reacties<br />

en vragen door TNO, de provincie en de gemeente <strong>Arnhem</strong> beoordeeld en zijn<br />

afspraken gemaakt wie welke vragen beantwoord. In onderhavige notie komen alleen<br />

die vragen aan de orde die technisch inhoudelijk van aard waren. Veel van de vragen<br />

en reacties in deze categorie betroffen vergelijkbare aspecten en daarom is in het<br />

aanvullend onderzoek verkozen om vergelijkbare vragen per aspect te clusteren en<br />

relevante informatie en of nieuwe berekeningen te presenteren. De volgende aspecten<br />

zullen achtereenvolgend worden behandeld:<br />

• Verantwoording van de gebruikte modellen;<br />

• Geur;<br />

• Luchtverontreiniging;<br />

• Geluid;<br />

• BBT.<br />

Elk van de paragrafen zal worden afgesloten met een eenduidige conclusie.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Milieu en leefomg.<br />

Princetonlaan 6<br />

Postbus 80015<br />

3508 TA Utrecht<br />

www.tno.nl<br />

T +31 30 256 42 56<br />

F +31 30 256 44 75<br />

info-BenO@tno.nl<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-000181<br />

E-mail<br />

arjan.vanhorssen@tno.nl<br />

Doorkiesnummer<br />

+31 88 866 20 85<br />

Doorkiesfax<br />

+31 88 866 20 44


Uit het aanvullend onderzoek kan, gebaseerd op de aanvullende berekeningen en<br />

analyses, worden geconcludeerd dat de geplande asfaltmenginstallatie van Bruil<br />

binnen de grenzen van de milieuwetgeving kan worden gerealiseerd. Tevens kan<br />

worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld door de gemeenteraad van<br />

<strong>Arnhem</strong>. De emissies van de centrale leiden niet tot overschrijding van grenswaarden<br />

en er worden geen negatieve gezondheidseffecten voor omwonenden verwacht.<br />

Daarnaast blijft de eventueel optredende hinder beperkt en binnen de geldende<br />

wettelijke grenzen.<br />

2 Verantwoording gebruikte modellen<br />

Vel vragen zijn gesteld met betrekking tot de modellen die gebruikt zijn bij de<br />

berekening van de toekomstige luchtkwaliteit en geurhinder in de omgeving van de<br />

asfaltcentrale. In deze paragraaf wordt de verantwoording van de gebruikte modellen<br />

gegeven samen met een nadere uitleg van belangrijke aspecten.<br />

a Gebruik van Pluimplus model<br />

Voor het berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit als gevolg van punt- of<br />

oppervlaktebronnen (bijvoorbeeld in vergunningprocedures) is Standaard Rekenmethode<br />

3 (SRM3) wettelijk voorgeschreven in Nederland. SRM3 is gebaseerd op de<br />

afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Nieuw Nationaal Model (NNM). Er<br />

zijn twee implementaties van NNM beschikbaar: PluimPlus (TNO) en STACKS<br />

(KEMA). Beide modellen worden jaarlijks geactualiseerd; in mei/juni 2008 zijn de<br />

nieuwe versies van de modellen naar hun gebruikers gestuurd. Pluimplus is het<br />

rekenmodel volgens toepassingsgebied artikel 9 lid2 en 10, onderdeel a van de RBL<br />

(Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit) (Infomil, 2008). Het gebruik van andere<br />

modellen is niet toegestaan.<br />

Verspreiding volgens CPR14 versus NNM<br />

De verspreidingsberekeningen die de grondslag vormen van het Nieuw Nationaal<br />

Model (NNM) en de rekenmethoden uit de CPR14 richtlijn vertonen weinig<br />

verschillen. De nauwkeurigheid van beide methoden is daardoor vergelijkbaar. De<br />

doelen waarvoor de verschillende rekenmethoden toegepast worden zijn wel<br />

verschillend. Waar het NNM gebruikt wordt om een inschatting te maken van de<br />

blootstelling zoals die waarschijnlijk plaats zal vinden gedurende een langere periode,<br />

gaat de CPR14 methode uit van een eenmalige blootstelling. Daarom maakt de CPR14<br />

methode gebruik van fictieve meteorologische data terwijl in het NNM gebruik<br />

gemaakt wordt van feitelijke meteorologische data, verzameld over een langere<br />

periode. In het geval van de asfaltcentrale is voor de berekeningen gebruik gemaakt<br />

van gestandaardiseerde meteorologische data (zie ook volgende paragraaf). Hierdoor<br />

geeft de berekening van TNO een reëel beeld van de geurbelasting die daadwerkelijk<br />

kan worden ervaren. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de CPR14 methode en<br />

eigen meteorologische data ingevuld worden is niet duidelijk hoe waarschijnlijk deze<br />

zijn en hoe vaak deze voorkomen.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

2/46


Concreet:<br />

Indien in het kader van een vergunning- of MER procedure inzicht noodzakelijk is in<br />

de gevolgen van een nieuwe inrichting op de luchtkwaliteit is wettelijk verplicht dit<br />

inzichtelijk te worden gemaakt met het Pluimplus of STACKS model.<br />

b Welke meteorologische data worden gebruikt<br />

In de verspreidingsberekeningen volgens het NNM wordt gebruik gemaakt van<br />

5 jarige NNM meteorologische data, zoals vastgelegd in bovengenoemde afspraken.<br />

Omdat niet voor elke locatie in Nederland de benodigde meteorologische data<br />

beschikbaar zijn is in de wet afgesproken dat in het NNM gebruik wordt gemaakt van<br />

de uurgemiddelde meetwaarden voor vijf jaren van een representatief weerstation.<br />

Hiermee wordt ervoor gezorgd dat alle mogelijke optredende windrichtingen en<br />

andere relevante meteorologische omstandigheden worden meegenomen in de<br />

berekening. Hierbij is het van belang te beseffen dat in het verspreidingsmodel<br />

vervolgens voor al die uren in de vijf jaar (bijna 44.000) een berekening wordt<br />

gemaakt en voor elk uur een uurgemiddelde concentratie rond de bron wordt<br />

berekend. De resultaten van al deze berekeningen worden vervolgens gebruikt om de<br />

jaargemiddelde concentratie en de percentielen te berekenen.<br />

Concreet:<br />

Voor de berekeningen zijn de wettelijk vereiste meteorologische data gebruikt.<br />

c Gebruik percentielen bij geurberekeningen<br />

Bij interpretatie van verspreidingsberekeningen van geur (en in de normering) wordt<br />

gebruik gemaakt van zogenaamde percentielen. Deze geven aan dat een bepaalde<br />

waarde van de geurconcentratie gedurende een bepaalde periode van het jaar wordt<br />

overschreden. Het 98 percentiel houdt als zodanig in dat gedurende 2% van het jaar<br />

(176 uur) een bepaalde geurconcentratie wordt overschreden. Voor de overige<br />

percentielen gelden de volgende tijdsbestekken.<br />

Tabel 1 Overzicht percentielen in relatie tot tijdsduur waarin overschrijding plaatsvindt<br />

Percentiel Tijd (uren)<br />

95 438<br />

98 176<br />

99,5 44<br />

99,99 1<br />

Indien we voor de overzichtelijkheid aanhouden dat een geurconcentratie van<br />

1 ge/m 3 1 voor de gemiddelde mens waarneembaar is, kunnen we de uitkomsten van<br />

percentiel-berekeningen verduidelijken en in perspectief plaatsen.<br />

Bij een overschrijding van een geurconcentratie van 1 ge/m 3 voor bijvoorbeeld het<br />

99,5 percentiel is het niet zo dat de geur gedurende 44 opeenvolgende uren is waar te<br />

nemen. Zoals in de vorige paragraaf is uitgelegd worden voor elk punt rond de bron<br />

1 Eén geureenheid (ge) is een dusdanige hoeveelheid van een gasvormige stof of mengsel van stoffen<br />

die, verdeeld in 1 m 3 geurvrije lucht, door de helft van een panel van waarnemers wordt onderscheiden<br />

van geurvrije lucht.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

3/46


circa 44.000 berekeningen gemaakt die elk een uurgemiddelde geurconcentratie op dat<br />

punt opleveren. Als een concentratie van 1 ge/m 3 voor het 99,5 percentiel wordt<br />

overschreden op een punt zijn er dus 44 uren waarin de uurgemiddelde 2 concentratie<br />

op het berekeningspunt boven de 1ge/m 3 ligt. Omdat de berekende geurconcentratie<br />

afhankelijk is van de weersomstandigheden en deze omstandigheden vrijwel nooit<br />

44 uur achterelkaar het zelfde zijn (denk aan verschil tussen dag en nacht) zal de geur<br />

waarneembaar zijn in 44 uur verdeeld over het hele jaar.<br />

Concreet:<br />

Bij overschrijdingen van percentiel normen(hoger dan 1 ge/m 3 ) is de geur alleen<br />

waarneembaar onder bepaalde meteorologische omstandigheden die in de praktijk<br />

(gezien over een jaar) niet aaneensluitend voorkomen. Dus 44 uren overschrijding kan<br />

betekenen;<br />

• 11 keer per jaar 4 uur waarneembaar of<br />

• 5 keer per jaar 8 uur plus nog een keer 4 uur of<br />

• elke andere combinatie van afzonderlijke tijdsperioden die optellen tot<br />

44 uur.<br />

d Achtergrondconcentraties<br />

Het PBL (voorheen Milieu en Natuur Planbureau) levert jaarlijks kaarten met<br />

grootschalige concentratie- en depositieniveaus voor Nederland (GCN) van diverse<br />

luchtverontreinigende stoffen. In deze kaarten zijn de bijdragen van alle bestaande,<br />

menselijke (waaronder verkeer), industriële en natuurlijke emissiebronnen in binnen-<br />

en buitenland, waarvoor Europese regelgeving bestaat verwerkt. De concentratiekaarten<br />

zijn gebaseerd op een combinatie van modelberekeningen en metingen en zijn<br />

bedoeld voor het geven van een grootschalig beeld van de luchtkwaliteit in Nederland<br />

zowel voor jaren in het verleden als in de toekomst. (PBL, 2008). De achtergrondconcentraties<br />

zoals gegeven in de GCN kaarten en liggen voor het onderhavige gebied<br />

(<strong>Arnhem</strong> en Westervoort) tussen 23 en 27 µg/m 3 voor PM10 en tussen 26 en 28 µg/m 3<br />

voor NO2.<br />

Voor PM10, NOx en SO2 is bij de verspreidingsberekeningen in het rapport gebruik<br />

gemaakt van deze achtergrondconcentraties ter plekke. De gebruikte achtergrondconcentraties<br />

op de woonlocaties zijn in bijlage D van het eerste rapport gegeven<br />

(TNO, 2008).<br />

In bijlage B zijn de gegevens met betrekking tot de concentraties voor PM10 en NO2<br />

weergegeven zoals die thans door de provincie zijn bepaald (inclusief bijdragen van<br />

Pleyroute) en relevante industriële emissies (inclusief de geplande installatie van<br />

Bruil).<br />

Voor geur, koolwaterstoffen en PAK zijn geen achtergrondconcentraties bekend. Dit<br />

houdt in dat voor geur is aangenomen (hetgeen ook blijkt uit het Milieu Informatie<br />

Systeem van de provincie Gelderland) dat op de Pley locatie thans geen andere<br />

geurbronnen aanwezig zijn. Voor Westervoort is alleen bekend dat daar thans<br />

2 In NNM berekeningen worden concentraties gemiddeld over een uur berekend.<br />

Concentratieschommelingen binnen een uur kunnen niet inzichtelijk worden gemaakt<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

4/46


geuroverlast optreed ten gevolge van het bedrijf Hermsen. In welke mate is niet<br />

bekend en kan dus niet in de berekening worden meegenomen.<br />

Concreet:<br />

Bij de geurberekeningen is ervan uitgegaan dat het huidige geurniveau verwaarloosbaar<br />

is.<br />

De door TNO gehanteerde modellen en uitgangspunten zijn conform de daarvoor<br />

geldende regelgeving.<br />

3 Geur<br />

In het eerste TNO rapport is een worst-case schatting gegeven van de geuremissie van<br />

Bruil en werd aangetoond dat zelfs onder deze zeer ongunstige omstandigheden de<br />

wettelijke normen niet werden overschreden. Omdat TNO meerdere geurbronnen<br />

onderscheid dan in de aanvraag van Bruil zijn hieromtrent een aantal vragen gesteld<br />

ter verduidelijking. Het betrof o.a. de vraag welke bijdrage de verschillende bronnen<br />

hebben aan de totale concentratie en wat het effect zou zijn van veel productie<br />

gedurende de nacht. De verschillende vragen zijn samengevat in een aantal nieuwe<br />

berekeningen die hierna zullen worden besproken.<br />

a Aanvullende verspreidingsberekeningen<br />

Op basis van de verschillende vragen is de onderstaande reeks van verspreidingsbrekingen<br />

van geur uitgevoerd voor het 95, 98, 99,5 en 99,99 percentiel. Hierin komen<br />

aan de orde de invloed van de individuele bronnen, de hoogte van de schoorsteen en<br />

de dag/nachtinvloed.<br />

Tabel 2 Overzicht aanvullende verspreidingsberekeningen<br />

nr bron(nen) Emissie<br />

[Mge/uur]<br />

0<br />

Schoorsteen 45m<br />

nestgeur<br />

piek<br />

4500<br />

10<br />

225<br />

Duur<br />

[uur]<br />

2000<br />

2000<br />

10<br />

Emissies<br />

gedurende<br />

1 schoorsteen 45 m 4500 2000 dag<br />

2 schoorsteen 60 m 4500 2000 dag<br />

3 Nestgeur 10 2000 dag<br />

4 Piek 225 10 dag<br />

5 Piek 225 10 nacht<br />

6<br />

7<br />

8<br />

Schoorsteen 45m<br />

nestgeur<br />

piek<br />

Schoorsteen 45m<br />

nestgeur<br />

piek<br />

Schoorsteen 60m<br />

nestgeur<br />

piek<br />

4500<br />

10<br />

225<br />

4500<br />

10<br />

225<br />

4500<br />

10<br />

225<br />

2000<br />

2000<br />

10<br />

2000<br />

2000<br />

10<br />

2000<br />

2000<br />

10<br />

dag<br />

nacht<br />

50% dag<br />

50% nacht<br />

In alle berekeningen is gebruik gemaakt van een worst-casescenario. Hierbij wordt<br />

rekening gehouden met de emissies die in het meest ongunstigste geval kunnen<br />

dag<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

5/46


vrijkomen. Het betreft nadrukkelijk geen beeld wat op zal treden bij de reguliere<br />

bedrijfsvoering.<br />

TNO heeft bewust niet gerekend met de in de bijzondere regeling van de NeR<br />

genoemde algemene emissieniveaus voor asfaltmenginstallaties daar meer specifieke<br />

gegevens betreffende gasgestookte centrales bekend zijn (zie bijlage F).<br />

De te onderscheiden geurbronnen in het TNO onderzoek zijn de schoorsteen, de<br />

nestgeur en een piekemissie. Voor de schoorsteen is de maximale waarde genomen uit<br />

de emissierange die in de NeR wordt aangegeven (Infomil, 2008b). Deze is gebaseerd<br />

op oude oliegestookte centrales, en geeft een aanzienlijke overschatting van de nieuw<br />

te bouwen, gasgestookte centrale van Bruil. Op basis van de in bijlage B van het<br />

eerdere rapport gepubliceerde meetgegevens van de provincie van gasgestookte<br />

centrales (zie bijlage F) zijn de emissies in het hier gepresenteerde worst-casescenario<br />

met een factor 2 overschat.<br />

Concreet:<br />

Indien wordt uitgegaan van meetgegevens aan gasgestookte asfaltmenginstallatie<br />

(gecorrigeerd voor de productiecapaciteit)is de verwachte reële emissie van de<br />

installatie van Bruil circa een factor 2 lager dan de waarde uit de worst-case<br />

benadering.<br />

De nestgeur wordt veroorzaakt door de overslag van bitumen en de belading van<br />

vrachtwagens. Bruil treft de in NeR genoemde maatregelen om deze tegen te gaan<br />

(Infomil, 2008b). Voor het worst-casescenario neemt TNO aan dat ondanks de<br />

genomen maatregelen een deel (~5%) van deze emissies toch op grondniveau vrij<br />

kunnen komen.<br />

Tenslotte heeft TNO een piekemissie meegenomen in de berekeningen. Hierbij wordt<br />

verondersteld dat om de een of andere reden (onderhoud, calamiteit, etc.) gedurende<br />

korte perioden de emissies niet via de schoorsteen maar deels (5%) op grondniveau<br />

vrijkomen.<br />

Voor de keuze van de percentages die bij de nestgeur en de piekemissies vrijkomen<br />

zijn geen richtlijnen bekend. De aannamen zijn gebaseerd op “expert judgement”<br />

(mede gebaseerd op het moderne ontwerp van de installatie) van TNO en ze zijn<br />

toegevoegd om een beeld van de mogelijke geurverspreiding te krijgen in het worstcasescenario.<br />

b Resultaten aanvullende verspreidingsberekeningen<br />

De resultaten van de verspreidingsberekeningen voor de specifieke woonlocaties en de<br />

contourplots zijn in Bijlage E gegeven. In de contourplots worden punten met<br />

eenzelfde geurconcentratie met elkaar verbonden. Deze concentraties staan vermeld in<br />

de lijnen. In de gebieden tussen de lijnen ligt de geurconcentratie tussen de twee<br />

waarden die de lijnen omsluiten. Dat de lijnen soms grillige vormen vertonen vindt<br />

zijn oorsprong in het feit dat de concentraties op verschillende punten op die lijn<br />

berekend worden voor verschillende meteorologische condities.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

6/46


De grenswaarden uit het te herziene Gelders Geurbeleid en de NeR zijn gegeven in<br />

bijlage D.<br />

De NeR geeft grenswaarden voor enkel het 98 en 99,99 percentiel. Het Gelders<br />

Geurbeleid geeft ook grenswaarden voor de overige percentielen.<br />

De resultaten van de in bijlage E gegeven verspreidingsberekeningen worden<br />

hieronder nader toegelicht.<br />

Berekening 0 (worst-case voor alle bronnen)<br />

Bij het rekenen met een worst-casescenario, zoals uitgevoerd in het TNO rapport,<br />

voldoet de AMI aan de grenswaarden voor de 98 en 99,99 percentiel-concentraties uit<br />

de NeR (NeR, 2008) en de (strenge) streefwaarden van het te herziene Gelders<br />

Geurbeleid.<br />

Uitzonderingen hierop zijn de 99,99 percentielen en de 99,5 percentielen op locatie 1,<br />

4 en 7. Op deze locaties wordt niet voldaan aan de streefwaarden maar wel aan de<br />

minder strenge richtwaarden van het te herziene Gelders Geurbeleid. De overschrijdingen<br />

van de streefwaarden voor het 99,5 en 99,99 percentiel kunnen optreden<br />

gedurende respectievelijk 44 uur (tot circa 2 ge/m 3 ter hoogte van de woonbebouwing)<br />

en 1 uur per jaar (tot circa 6 ge/m 3 ter hoogte van de woonbebouwing) en dan alleen in<br />

het geval het worst-casescenario ook daadwerkelijk optreedt.<br />

Zoals eerder aangegeven is dit scenario een overschatting van een factor 2 in<br />

vergelijking een meer realistische schatting van de emissies van de AMI. Bij deze<br />

reële emissies is in geen enkele situatie een overschrijding van de streefwaarden te<br />

verwachten.<br />

Berekening 1, 2 (effect schoorsteenhoogte) en 8 (worst-case alle bronnen en<br />

schoorsteen 60 meter)<br />

In de berekening 0 is gerekend met de aangevraagde schoorsteenhoogte van 45 m. Het<br />

verhogen van de schoorsteen tot 60 meter (berekening 8) geeft op de woonlocaties een<br />

verlaging van de immissieconcentraties, van ca 1 ge/m 3 voor het 99,99 percentiel. Ook<br />

in de contourplots is te zien dat ten gevolge van de hogere schoorsteen de<br />

concentraties lager liggen (de contouren liggen dichter bij de bron).<br />

Berekening 1, 3 en 4 (berekening voor individuele bronnen)<br />

Als we vervolgens kijken naar de invloed van de afzonderlijke bronnen, zien we dat de<br />

schoorsteen verantwoordelijk is voor vrijwel de totale geurimmissies ter plekke van de<br />

woonlocaties. De nestgeur en piekemissies hebben alleen invloed op de geurconcentratie<br />

in de directe omgeving van de AMI.<br />

Berekening 5, 6, en 7 (invloed van nachtproductie op geurconcentraties)<br />

Het in bedrijf zijn van de AMI tijdens de nachtelijke uren leidt tot een vergelijkbaar<br />

niveau van geurconcentraties op de woonlocaties als gedurende bedrijfsvoering<br />

overdag. Specifiek voor de Malburgen geldt zelfs dat, ten gevolge van de nachtelijke<br />

meteorologische omstandigheden, de wijk aan lagere geurconcentraties worden<br />

blootgesteld als Bruil een substantieel deel van de productie in de nacht uitvoert.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

7/46


Beoordelingsmethodiek geurhinder (GGD)<br />

De mate van geurhinder wordt voor een belangrijk deel bepaald door de geurbelasting<br />

in de woonomgeving: de hoogte van de geurconcentraties, hoe vaak en hoe lang deze<br />

zich voordoen, en de aard van de geur anders gezegd; de ‘(on)aangenaamheid’ van de<br />

geur. De aard van een geur kan volgens een gestandaardiseerde meetmethode onder<br />

laboratoriumomstandigheden met een panel worden bepaald en wordt uitgedrukt in<br />

een hedonische waarde. Deze verloopt van -4 tot +4, anders gezegd van ‘uiterst<br />

onaangenaam’ tot ‘uiterst aangenaam’.<br />

Voor asfaltcentrales is de relatie tussen de geurbelasting en geurhinder onderzocht<br />

waarbij de hedonische waarde is vastgesteld volgens tabel 1. De schoorsteen en de<br />

diffuse geuruitstoot, vooral de bitumenoverslag, van asfaltcentrales kennen ieder een<br />

eigen karakteristieke geur.<br />

3 4<br />

Tabel 1 Beoordelingskader geur asfaltcentrales<br />

H= - 0,5<br />

Kans op hinder<br />

Enigszins onaangenaam<br />

H= -2<br />

Kans op ernstige hinder<br />

Schoorsteen 2 ge/m 3 10 ge/m 3<br />

Bitumenoverslag (nestgeur) 2 ge/m 3 4 ge/m 3<br />

Er wordt van uitgegaan dat bij een geurconcentratie van 1 ge/m 3 er sprake kan zijn van<br />

geurwaarneming 5 . Volgens tabel 1 blijkt een geurconcentratie van 2 ge/m 3 als<br />

enigszins onaangenaam kan worden omschreven. Een concentratie van 4 ge/m 3 uit de<br />

bitumenopslag kan ernstige geurhinder veroorzaken. Bij 10 ge/m 3 kan de geur van de<br />

gehele centrale ernstige hinder veroorzaken.<br />

Om goed inzicht te krijgen in het verloop van de geurconcentraties met de afstand en<br />

mogelijke geurhinder van de asfaltcentrale in de woonomgeving gedurende de dag en<br />

de nacht, zijn de relevante door TNO berekende geurconcentratie contouren<br />

beoordeeld. Dit is voor verschillende percentiel-waarden gedaan. Zoals eerder<br />

uitgelegd geven de percentielen aan hoeveel tijd van het jaar een geurconcentratie<br />

maximaal – als gevolg van de weersomstandigheden - wordt overschreden. Zo geeft<br />

de geurcontour van 1 ge/m 3 als 98-percentiel aan waar een geurconcentratie van<br />

1 ge/m 3 maximaal 2% van de tijd op jaarbasis wordt overschreden (176 uur per jaar).<br />

Resultaten inschatting geurhinder in de woonomgeving<br />

Bijlage E geeft voor de verschillende percentielen de geurcontouren weer.<br />

Aan de hand van de percentielen en geurcontouren is in tabel 2 en 3 globaal<br />

aangegeven waar in de woonomgeving geurwaarneming en geurhinder van de<br />

3 Bijzondere Regeling NeR C5<br />

4 Hulpverlening Gelderland Midden/GGD heeft de geurhinder van de asfaltcentrale beoordeeld volgens<br />

dit beoordelingskader. Er moet rekening worden gehouden met het gegeven dat naast de geur ook<br />

andere aspecten van invloed kunnen zijn op de hinderervaring. Een probleemgerichte copingstijl, een<br />

negatieve attitude ten opzichte van de geurbron of overheid, de verwachting dat de geur zal toenemen<br />

en bezorgd of angstig zijn voor gezondheidseffecten kan leiden tot meer hinder dan hier aangegeven.<br />

5 1 ge/m 3 is gedefinieerd als de geurconcentratie die door de helft van een panel van waarnemers<br />

(minimaal 6) wordt onderscheiden van geurvrije lucht.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

8/46


asfaltcentrale te verwachten is en hoeveel tijd per jaar dit het geval is. De<br />

berekeningen voor de hele installatie werkende gedurende de dag of de nacht,<br />

respectievelijk berekening 0 en 8 zijn in de analyse betrokken.<br />

Tabel 2 Geurwaarneming en geurhinder bij een bedrijfsvoering 100% gedurende de dag<br />

P98<br />

176 uur/jaar<br />

P99,5<br />

44 uur/jaar<br />

P99,99<br />

1 uur/jaar<br />

• Geurwaarneming op het terrein van de asfaltcentrale<br />

• Geurwaarneming gedeelte Presikhaaf, Stadseiland, gedeelte<br />

Westervoort<br />

• Geurhinder op het terrein van de asfaltcentrale<br />

• Ernstige geurhinder op het terrein van de asfaltcentrale<br />

• Geurhinder gedeelten van ’t Broek, Presikhaaf, Malburgen,<br />

Westervoort en het Stadseiland,<br />

Tabel 3 Geurwaarneming en geurhinder bij een bedrijfsvoering 100% gedurende de nacht<br />

P98<br />

176 uur/jaar<br />

P99,5<br />

44 uur/jaar<br />

P99,99<br />

1 uur/jaar<br />

• Geurwaarneming op het terrein van de asfaltcentrale<br />

• Geurwaarneming gedeelte Presikhaaf<br />

• Geurhinder op het terrein van de asfaltcentrale<br />

• Ernstige geurhinder op het terrein van de asfaltcentrale<br />

• Geurhinder gedeelten van ’t Broek, Presikhaaf, Malburgen,<br />

Westervoort en het Stadseiland<br />

Conclusies betreffende geurhinder in de woonomgeving:<br />

Op basis van de door TNO berekende geurcontouren kan geurhinder (mogelijk<br />

optredend vanaf geurconcentraties van 2 ge/m 3 ) optreden in een gedeelte van <strong>Arnhem</strong><br />

en Westervoort gedurende circa 1 uur per jaar. Dit geldt zowel voor de situatie<br />

waarin de asfaltcentrale 100% gedurende de dag zou werken, als voor de situatie<br />

waarin de asfaltcentrale 100% gedurende de nacht zou werken.<br />

Voornoemde conclusie geldt voor het worst-casescenario.<br />

4 Luchtverontreiniging<br />

a Verkeer – Pleyroute<br />

In het eerste TNO onderzoek is geen analyse gemaakt van het effect van de toename<br />

van het vrachtverkeer op de Pleyroute door de vestiging van Bruil omdat de bijdrage<br />

van deze toename zeer beperkt is.<br />

De toename van het vrachtverkeer op de Pleyroute bedraagt ongeveer 200 vrachtauto’s<br />

per dag. Dit komt overeen met 400 vervoersbewegingen. In de huidige situatie rijden<br />

op de Pleyroute circa 71.000 voertuigen waarvan circa 6.000 vrachtauto’s.<br />

De komst van Bruil betekent dus een toename van minder dan 0,5% voor het totale<br />

aantal voertuigen en een toename van circa 4% voor het vrachtverkeer op de<br />

Pleyroute. Omdat het vrachtverkeer per voertuig een duidelijk hogere emissie heeft<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

9/46


dan personenauto’s vertaalt de toename van het vrachtverkeer zich in een toename van<br />

circa 3% in de totale emissie van de Pleyroute.<br />

In de huidige situatie bedraagt de bijdrage van de Pleyroute aan de PM10 en NO2<br />

concentratie langs de weg circa 4 en 15 µg/m 3 . Door het extra verkeer ten gevolge van<br />

Bruil zal die bijdrage voor NO2 met minder dan 0,5 µg/m 3 en die voor PM10 met<br />

minder dan 0,1 µg/m 3 toenemen. Deze beperkte toename zal niet leiden tot een<br />

overschrijding van de grenswaarde voor PM10 en NO2 langs de Pleyroute.<br />

De totale concentratie langs de Pleyroute is gegeven in bijlage B (Provincie<br />

Gelderland 2008). In de berekeningen voor de Pleyroute zijn de extra verkeersbewegingen<br />

ten gevolge van Bruil meegenomen. De geprognosticeerde emissies uit de<br />

installatie van Bruil zijn eveneens meegenomen in de berekening. Uit de bijlage blijkt<br />

dat de grenswaarden voor PM10 en NO2 (32,5 µg/m 3 respectievelijk 40 µg/m 3 ) buiten<br />

de Pleyroute niet worden overschreden 6 .<br />

Concreet<br />

Het effect van het extra verkeer ten gevolge van Bruil is dermate gering dat geen<br />

overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en NO2 mag worden verwacht.<br />

b Relatie PM2.5 – PM10<br />

Het RIVM is bekend met de discussie die bestaat over de normstelling rondom fijn<br />

stof. Fijn stof PM10 is een verzameling van stof met een aerodynamische diameter<br />

kleiner dan 10 µm. Een deel van de PM10 fractie heeft een aerodynamische diameter<br />

die kleiner is dan 2,5 µm, de PM2,5 fractie. In de achtergrond in Nederland bestaat<br />

PM10 voor circa 60 tot 70 massaprocent uit PM2,5. De oorsprong van de fracties is<br />

verschillend. PM2,5 ontstaat hoofdzakelijk bij verbrandingsprocessen terwijl de<br />

grovere fractie van PM10 ook door erosie kan ontstaan.<br />

Omdat PM2,5 verder de longen inkomt dan PM10 zijn de gezondheidseffecten enigszins<br />

verschillend. Dit kan een reden zijn om bij beoordelingen apart rekening te houden<br />

met de potentiële PM2,5 fractie van fijn stof. In Nederland is echter alleen regelgeving<br />

voor blootstelling aan PM10. Daarom is in de gezondheidkundige beoordeling van de<br />

geplande asfaltcentrale in <strong>Arnhem</strong> ook alleen beoordeeld op PM10. Hierbij moet<br />

opgemerkt worden dat de normstelling voor PM10 rekening houdt met de totale<br />

blootstelling aan PM10, dus ook met de fijne (PM2,5) fractie. Deze fractie is dus niet<br />

apart, maar wel integraal meegenomen in de beoordeling.<br />

Tenslotte dient benadrukt te worden dat, doordat PM2,5 vooral bij verbrandingsprocessen<br />

ontstaat, het niet waarschijnlijk is dat de PM10 die centrale uit gaat stoten<br />

dezelfde fractie PM2,5 als de achtergrond bevat. Omdat de grootste PM10 emissie van<br />

Bruil niet uit het verbrandingsproces komt zal de door de asfaltcentrale geëmitteerde<br />

PM10 fractie grover zijn dan de achtergrond.<br />

In het onderzoek naar de verspreiding van stoffen rondom de asfaltcentrale heeft de<br />

normstelling echter een beperkte rol gespeeld. Op dit moment is getoetst aan de<br />

6 : Overschrijdingen worden alleen voor NO2 óp en vlak naast de weg berekend, binnen de zone die in<br />

het Meet en Reken Voorschrift buiten beschouwing kunnen worden gelaten bij de beoordeling van de<br />

luchtkwaliteit<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

10/46


normstelling zoals die in Nederland geldig is. Omdat de normstelling en het onderzoek<br />

daarnaar in het onderzoek naar de asfaltcentrale niet ter discussie staat is geen contact<br />

opgenomen met Prof. Brunekreef. Onafhankelijk van de normstelling is gekeken naar<br />

de bijdrage van de asfaltcentrale aan de heersende achtergrondconcentraties. Deze bijdrage<br />

is klein (tussen 0,2 en 0,7%). Eventuele normoverschrijding wordt dus voornamelijk<br />

veroorzaakt door de relatief hoge achtergrond die in Nederland aanwezig is.<br />

Naar aanleiding van het eerste rapport zijn een aantal vragen gesteld aangaande de<br />

aanvoer van grondstoffen via het water. In het eerste onderzoek is een schatting<br />

gemaakt van de emissies van stof tijdens de losactiviteiten. Deze schatting is<br />

gebaseerd op algemene kentallen die zijn afgeleid uit verschillende onderzoeken<br />

tijdens het verladen van stuifgevoelige goederen. De kentallen geven inzicht in de<br />

gemiddelde emissie die zowel ongunstige als gunstige situaties in zich bergt. Het is<br />

daarom niet nodig en mogelijk alle voorkomende bedrijfsituaties door te rekenen.<br />

Verder middelen de uitzonderlijke situaties elkaar uit hetgeen geen probleem is daar<br />

de beoordeling plaatsvindt op basis van de jaargemiddelde situatie.<br />

Concreet<br />

De grenswaarde voor PM10 en de toekomstige grenswaarde voor PM2,5 zal in de<br />

toekomst niet worden overschreden ten gevolge van de emissies van Bruil<br />

5 Geluid<br />

Geluidsbronnen<br />

In bijlage 9 van de vergunningaanvraag zijn door Peutz de invoergegevens, met o.a. de<br />

geluidsbronnen, van hun berekeningen gegeven. Een uiterst beknopte samenvatting is<br />

hieronder weergegeven.<br />

- Loskraan<br />

- Shovel<br />

- Bobcat<br />

- Zeef/breekinstallatie<br />

- Manoeuvreren vrachtauto’s<br />

- Lossen bitumen<br />

- Lossen cement<br />

- Lossen vulstoffen<br />

- Doseerinstallatie grondstoffen<br />

- Inname mix<br />

- Doseerinstallatie betoncentrale<br />

- Manoeuvreren personenauto’s<br />

- Transportbanden<br />

- Vrachtauto’s<br />

- Personenauto’s<br />

In het rapport is door TNO geconcludeerd dat mogelijk enkele geluidsbronnen<br />

bronnen ontbreken, zoals de lostrechter op de kade, de wasplaats en de motoren van de<br />

schepen die langs de kade zijn afgemeerd. Mogelijk zijn deze terecht verwaarloosd, er<br />

is echter geen onderbouwing voor gegeven.<br />

TNO acht het echter onwaarschijnlijk dat met het toevoegen van de ontbrekende<br />

bronnen de maximale geluidniveaus 7 de waarden van respectievelijk 70, 65 en<br />

60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode worden overschreden.<br />

7 : Handreiking industrielawaai en vergunningverlening<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

11/46


Voornoemde conclusies zullen door de vergunningverlener en de beheerder van de<br />

geluidzone <strong>Arnhem</strong>-Noord (gemeente <strong>Arnhem</strong>) worden beoordeeld en deze zal dan<br />

besluiten of zij additionele informatie van Bruil wenst op de punten waarop TNO de<br />

aanvraag onvolledig acht.<br />

Concreet<br />

TNO acht het niet noodzakelijk aanvullend geluidonderzoek te doen. Het bestaande<br />

geluidonderzoek biedt ondanks de onvolkomenheden op detailniveau, voldoende<br />

garanties voor inpassing van de installatie in de geluidzone.<br />

Integrale beoordeling van het omgevingsgeluid met en zonder de<br />

asfaltcentrale (GGD)<br />

Om de geluidhinder en slaapverstoringseffecten van Bruil op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong><br />

en Westervoort te onderzoeken is het omgevingslawaai integraal beoordeeld. Dit kon<br />

op basis van het akoestisch rapport van adviesbureau Peutz over Bruil, aanvullend<br />

akoestisch onderzoek in opdracht van de gemeente <strong>Arnhem</strong> naar de geluidbelasting<br />

van bedrijventerrein <strong>Arnhem</strong>-Noord en de bijdrage van Bruil door adviesbureau<br />

Arcadis, en geluiddata van weg en –railverkeer en scheepvaart van de gemeente<br />

<strong>Arnhem</strong> 8 . Voor de geluidsituatie in de gemeente Westervoort heeft de gemeente<br />

<strong>Arnhem</strong> een aantal aanvullende berekeningen uitgevoerd.<br />

De GGD heeft berekeningen gedaan van de gecombineerde geluidbelasting, hinder en<br />

slaapverstoringseffecten van wegverkeer, railverkeer, scheepvaart, en bedrijven in de<br />

situaties met én zonder de asfaltcentrale. Hierbij zijn alle relevante geluidbronnen in<br />

de woonomgeving – zoals de Pleyroute, het railverkeer, en het bedrijventerrein<br />

<strong>Arnhem</strong>-Noord - meegenomen.<br />

Figuur 1 geeft een indicatief overzicht van de acht woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> en<br />

Westervoort die hierbij zijn beoordeeld:<br />

• <strong>Arnhem</strong>: Bakenhofweg, Broekstraat, Doeffstraat, Pluimzeggelaan en<br />

Stuyvesanthof;<br />

• Westervoort: Mosterdhof, hoek Klapstraat/Dorpstraat en Rijndijk.<br />

8 : Beschikbaar in het kader van de EU Richtlijn Omgevingslawaai, de voorbereidingen voor de<br />

structuurvisie, en de ontwikkeling van <strong>Arnhem</strong> Centrum-Oost<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

12/46


Figuur 1 Overzichtskaart met onderzochte woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> en Westervoort<br />

Beoordelingsmethodiek geluidhinder en slaapverstoring<br />

Op basis van een analyse van samengevoegde gegevens van een groot aantal<br />

(inter)nationale vragenlijstonderzoeken zijn relaties afgeleid door Miedema et al.<br />

tussen de geluidbelasting door wegverkeer en de mate van ervaren hinder 9 . In deze<br />

onderzoeken werd de hinder vastgesteld met behulp van enquêtes bij volwassenen en<br />

de geluidbelasting buiten aan de meest belaste gevel van de woning berekend. Deze<br />

blootstelling-responsrelaties 10 die in het kader van de EU-richtlijn Omgevingslawaai 11<br />

9 Miedema HME, CGM Oudshoorn (2001) Annoyance from transportation noise: relationships with<br />

exposure metrics DNL and DENL and their confidence intervals Environmental Health Perspectives<br />

2001; 109: 409-16.<br />

10 De onderzoekers geven aan dat de betrouwbaarheidintervallen rond de berekende waarden smal zijn en<br />

dat de berekende waarden daardoor vrij nauwkeurig zijn. Er kunnen echter altijd specifieke situaties<br />

zijn waarbij de voorspelde hinder afwijkt van de lokaal ervaren hinder. Op dit moment geeft deze<br />

methode de beste schatting en is deze methode niet voor niets door de EU aanbevolen om<br />

hinderschattingen te maken.<br />

11 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement<br />

en de Raad van25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai. Brussel, 2002<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

13/46


worden aanbevolen zijn opgenomen in de Regeling omgevingslawaai 12 als onderdeel<br />

van de Wet geluidhinder.<br />

De blootstelling-responsrelatiesrelaties laten zien dat bij een etmaalgemiddelde<br />

gevelbelasting op jaarbasis (Lden) van meer dan 37 dB hinder en bij meer dan 42 dB<br />

ernstige hinder gaat optreden. Voor slaapverstoring is de geluidbelasting ’s nachts van<br />

belang (Lnight). De drempelwaarde voor ernstige hinder door slaapverstoring als<br />

gevolg van geluid van wegverkeer is nog niet precies bekend, maar er wordt van<br />

uitgegaan dat deze ongeveer ligt bij Lnight= 40 dB. Er zijn voorlopige blootstellingresponsrelaties<br />

beschreven tussen de nachtelijke geluidbelasting en hinder door<br />

slaapverstoring 13 .<br />

Voor de beoordeling van het omgevingsgeluid in de situatie met en zonder asfaltcentrale<br />

zijn de volgende blootstelling-responsrelaties toegepast 14 :<br />

Percentage gehinderden:<br />

%A = 1.795*10 -4 (Lden-37) 3 +2.110*10 -2 (Lden-37) 2 +0.5353(Lden-37)<br />

Percentage ernstig gehinderden<br />

%HA = 9.868*10 -4 (Lden-42) 3 -1.436*10 -2 (Lden-42) 2 +0.5118(Lden-42)<br />

Percentage slaapverstoorden<br />

% SD = 13.8 - 0.85Lnight + 0.01670Lnight 2<br />

Percentage ernstig slaapverstoorden<br />

% HSD = 20.8 - 1.05Lnight + 0.01486Lnight 2<br />

Bij gecombineerd geluid van verschillende bronnen (wegverkeer, railverkeer, scheepvaartverkeer<br />

en bedrijven) kunnen de geluidbelastingen niet zonder meer energetisch<br />

opgeteld worden om daarna de hinderlijkheid van de gecombineerde geluidbelasting te<br />

bepalen. Geluid van wegverkeer, railverkeer en bedrijven is namelijk niet in dezelfde<br />

mate hinderlijk.<br />

In Bijlage 1 van het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006 15 is een methode<br />

opgenomen waarmee de gecumuleerde geluidbelasting berekend kan worden rekening<br />

houdend met het verschil in hinderlijkheid van de verschillende bronnen. De methode<br />

is conform de beschrijving in het Handboek GES Stad & Milieu 2008 waarover<br />

consensus is bij VROM, VWS, GGD’en en VNG 16 .<br />

12<br />

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14<br />

juli 2004, nr. LMV2004067083, houdende regels met betrekking tot de weergave en de beheersing van<br />

omgevingslawaai (Regeling omgevingslawaai). Den Haag, 2004.<br />

13<br />

Miedema HME, W Passchier-Vermeer, H. Vos (2 003) Elements for a position paper on night-time<br />

transportation noise and sleep disturbance. TNO Inro report 2002-59<br />

14<br />

De berekende hinder (A) is inclusief de ernstige hinder (HA). De berekende slaapverstoring (SD) is<br />

inclusief de ernstige slaapverstoring (HSD).<br />

15<br />

Regeling van de Staatssecretaris van VROM van 12 december 2006, nr. LMV 2006 332519, houdende<br />

regels voor het berekenen en meten van de geluidsbelasting ingevolge de Wet geluidhinder (Reken- en<br />

meetvoorschrift geluidhinder 2006)<br />

16<br />

Handboek GES Stad & Milieu GGD Nederland i.o.v. VROM en VWS 2008<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

14/46


De geluidbelasting van railverkeer en bedrijven wordt daarbij eerst omgezet in een<br />

vervangende geluidbelasting, als ware deze geluidbelasting het gevolg van<br />

wegverkeer 17 :<br />

L*rail = 0,95 Lden,rail – 1,40<br />

L*bedrijven = Lden,bedrijven + 3 (waarbij Lden,bedrijven = Letm, bedrijven – 2)<br />

De vervangende geluidbelasting L* weerspiegelt het verschil in hinderlijkheid ten<br />

opzichte van het geluid van wegverkeer.<br />

De verschillende geluidbelastingen kunnen vervolgens energetisch bij elkaar<br />

worden opgeteld:<br />

Geluidbelasting (Lcum) = 10 log (10 Lweg/10 +10 L*rail/10 + 10 L*bedrijven/10 + 10 Lscheepvaart/10 )<br />

dB<br />

De hinder en slaapverstoring van de gecombineerde geluidbelasting kan daarop<br />

worden bepaald door gebruik te maken van de hierboven beschreven blootstellingresponsrelaties<br />

van wegverkeer.<br />

Resultaten integrale beoordeling van het omgevingsgeluid in <strong>Arnhem</strong> en<br />

Westervoort met en zonder de asfaltcentrale<br />

In figuur 2 tot en met 9 zijn de berekeningen van de gecombineerde geluidbelasting,<br />

hinder en slaapverstoringseffecten van wegverkeer, railverkeer, scheepvaart, en<br />

bedrijven in de situaties met én zonder de asfaltcentrale weergegeven 18 .<br />

17 Voor scheepvaart is geen relatie tussen de geluidbelasting en aantal gehinderden en slaapverstoorden<br />

bekend. Voor de beoordeling van de hinderlijkheid van de geluidbelasting van scheepvaart ligt het<br />

gebruik van de relatie van wegverkeer het meest voor de hand. Conform de methode beschreven in het<br />

Handboek GES Stad & Milieu 2008<br />

18 De geluidbelasting wordt uitgedrukt in decibel. Dit is een logaritmische eenheid. Twee even sterke<br />

geluidbronnen veroorzaken samen 3 dB meer. Een verandering van 3 dB is voor het menselijk oor<br />

maar net vast te stellen. Pas een verschil van 5 dB is goed waarneembaar.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

15/46


dB<br />

60,00<br />

59,00<br />

58,00<br />

57,00<br />

56,00<br />

55,00<br />

54,00<br />

53,00<br />

55,71<br />

56,17<br />

55,16<br />

Geluidbelasting (gecumuleerd) in dB<br />

55,22<br />

59,34<br />

Bakenhofweg Broekstraat Doeffstraat Pluimzeggelaan Stuyvesanthof<br />

59,35<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 2 Gecombineerde geluidbelasting op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> met en zonder asfaltcentrale<br />

%A<br />

30,00<br />

25,00<br />

20,00<br />

15,00<br />

10,00<br />

5,00<br />

0,00<br />

18,58<br />

19,28<br />

17,87<br />

56,67<br />

Percentages geluidgehinderden<br />

17,96<br />

24,52<br />

Bakenhofweg Broekstraat Doeffstraat Pluimzeggelaan Stuyvesanthof<br />

24,53<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 3 Percentage geluidgehinderden op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> met en zonder asfaltcentrale<br />

20,08<br />

56,80<br />

20,28<br />

56,41<br />

19,65<br />

56,48<br />

19,76<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

16/46


%HA<br />

12,00<br />

10,00<br />

8,00<br />

6,00<br />

4,00<br />

2,00<br />

0,00<br />

6,86<br />

7,18<br />

6,60<br />

Percentages ernstig geluidgehinderden<br />

6,64<br />

9,73<br />

Bakenhofweg Broekstraat Doeffstraat Pluimzeggelaan Stuyvesanthof<br />

9,74<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 4 Percentage ernstig geluidgehinderden op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> met en zonder<br />

asfaltcentrale<br />

dB<br />

53,00<br />

52,00<br />

51,00<br />

50,00<br />

49,00<br />

48,00<br />

47,00<br />

46,00<br />

45,00<br />

44,00<br />

47,33<br />

47,83<br />

Nachtelijke geluidbelasting (gecumuleerd) in dB<br />

47,18<br />

47,24<br />

52,56<br />

Bakenhofweg Broekstraat Doeffstraat Pluimzeggelaan Stuyvesanthof<br />

52,57<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 5 Gecombineerde geluidbelasting ’s nachts op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> met en zonder<br />

asfaltcentrale<br />

7,55<br />

47,54<br />

7,64<br />

47,69<br />

7,35<br />

48,29<br />

7,40<br />

48,36<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

17/46


% SD<br />

18,00<br />

16,00<br />

14,00<br />

12,00<br />

10,00<br />

8,00<br />

6,00<br />

4,00<br />

2,00<br />

0,00<br />

11,35<br />

10,98 10,90<br />

Percentage slaapverstoorden<br />

10,95<br />

15,27<br />

Bakenhofweg Broekstraat Doeffstraat Pluimzeggelaan Stuyvesanthof<br />

15,28<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 6 Percentage slaapverstoorden op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> met en zonder asfaltcentrale<br />

% HSD<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

3,00<br />

2,00<br />

1,00<br />

0,00<br />

4,57<br />

4,39 4,37<br />

11,14<br />

Percentage ernstig slaapverstoorden<br />

4,39<br />

6,67<br />

Bakenhofweg Broekstraat Doeffstraat Pluimzeggelaan Stuyvesanthof<br />

6,68<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 7 Percentage ernstig slaapverstoorden op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> met en zonder asfaltcentrale<br />

4,47<br />

11,25<br />

4,53<br />

11,69<br />

4,75<br />

11,75<br />

4,78<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

18/46


dB<br />

70,00<br />

60,00<br />

50,00<br />

40,00<br />

30,00<br />

20,00<br />

10,00<br />

0,00<br />

64,01<br />

64,02<br />

52,52<br />

Geluidbelasting (gecumuleerd) in dB<br />

52,67<br />

50,68<br />

Mosterdhof Hoek Klapstraat-Dorpstraat Rijndijk<br />

50,89<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 8 Gecombineerde geluidbelasting op woonlocaties in Westervoort met en zonder asfaltcentrale<br />

%A<br />

40,00<br />

35,00<br />

30,00<br />

25,00<br />

20,00<br />

15,00<br />

10,00<br />

5,00<br />

0,00<br />

33,39<br />

33,40<br />

14,07<br />

Percentages geluidgehinderden<br />

14,26<br />

11,73<br />

Mosterdhof Hoek Klapstraat-Dorpstraat Rijndijk<br />

11,99<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 9 Percentage geluidgehinderden op woonlocaties in Westervoort met en zonder asfaltcentrale<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

19/46


%HA<br />

16,00<br />

14,00<br />

12,00<br />

10,00<br />

8,00<br />

6,00<br />

4,00<br />

2,00<br />

0,00<br />

14,83<br />

14,84<br />

4,95<br />

Percentages ernstig geluidgehinderden<br />

5,02<br />

4,00<br />

Mosterdhof Hoek Klapstraat-Dorpstraat Rijndijk<br />

4,11<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 10 Percentage ernstig geluidgehinderden op woonlocaties in Westervoort met en zonder<br />

asfaltcentrale<br />

dB<br />

60,00<br />

50,00<br />

40,00<br />

30,00<br />

20,00<br />

10,00<br />

0,00<br />

57,08<br />

57,09<br />

Nachtelijke geluidbelasting (gecumuleerd) in dB<br />

44,56<br />

44,71<br />

42,58<br />

Mosterdhof Hoek Klapstraat-Dorpstraat Rijndijk<br />

42,80<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 11 Gecombineerde geluidbelasting ’s nachts op woonlocaties in Westervoort met en zonder<br />

asfaltcentrale<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

20/46


% SD<br />

25,00<br />

20,00<br />

15,00<br />

10,00<br />

5,00<br />

0,00<br />

19,69<br />

19,70<br />

9,08<br />

Percentage slaapverstoorden<br />

9,18<br />

7,89<br />

Mosterdhof Hoek Klapstraat-Dorpstraat Rijndijk<br />

8,01<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 12 Percentage slaapverstoorden op woonlocaties in Westervoort met en zonder asfaltcentrale<br />

% HSD<br />

10,00<br />

9,00<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

3,00<br />

2,00<br />

1,00<br />

0,00<br />

9,28<br />

9,29<br />

Percentage ernstig slaapverstoorden<br />

3,52<br />

3,56<br />

3,03<br />

Mosterdhof Hoek Klapstraat-Dorpstraat Rijndijk<br />

3,08<br />

zonder Bruil met Bruil<br />

Figuur 13 Percentage ernstig slaapverstoorden op woonlocaties in Westervoort met en zonder<br />

asfaltcentrale<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

21/46


Integrale beoordeling van het omgevingsgeluid op woonlocaties in <strong>Arnhem</strong> en<br />

Westervoort, in de situatie met en zonder de asfaltcentrale, leidt tot de volgende<br />

conclusies:<br />

• Door de asfaltcentrale is er een kleine toename in de geluidbelasting op<br />

woonlocaties.<br />

• Geluidhinder en verstoring van de slaap nemen daardoor iets toe.<br />

• Bepalend voor de geluidbelasting, geluidhinder en slaapverstoring is niet de<br />

asfaltcentrale maar het omgevingslawaai dat er al is. Dit kan het beste<br />

geïllustreerd worden aan de hand van het volgende voorbeeld: wanneer een<br />

personenauto met een geluidproductie van 80 decibel een zware vrachtauto<br />

passeert met een geluidproductie va 90 decibel dan is de gezamenlijke<br />

geluidproductie 90,4 decibel (logaritmische optelling). De zware vrachtauto<br />

is bepalend voor de geluidbelasting.De door de GGD toegepaste<br />

beoordelingmethodiek is op dit moment de best beschikbare hinderschatting<br />

en wordt door de EU aanbevolen. Er kunnen echter altijd specifieke situaties<br />

zijn waarbij de voorspelde hinder afwijkt van de lokaal ervaren hinder<br />

Beoordeling Piekgeluiden (GGD)<br />

Piekgeluiden afkomstig van de asfaltcentrale (dichtslaande deuren, ontluchten van<br />

vrachtauto's, puinbreker, loskraan) kunnen (met name in de avond en nacht) een<br />

belangrijke bron van hinder zijn. De GGD heeft deze hinder niet kunnen onderzoeken<br />

omdat er voor piekgeluiden van industrielawaai - i.t.t. piekgeluiden van spoorwegemplacementen<br />

- geen beoordelingskader voor handen is.<br />

Piekgeluiden (maximale geluidsniveaus/Lmax) worden door het bevoegd gezag<br />

beoordeeld aan de hand van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.<br />

Deze Handreiking vermeldt dat de Gezondheidsraad gevraagd is een advies uit te<br />

brengen over “nut en noodzaak” van het aan regels binden van maximale geluidsniveaus<br />

(Lmax). Het gaat met name om de relatie tussen het optreden van schrikreacties<br />

en de frequentie/hoogte/stijgtijd van maximale geluidsniveaus (Lmax).<br />

Daarnaast heeft het Ministerie van VROM een opdracht verstrekt aan TNO/PG naar de<br />

"effecten van geluidpieken": wanneer is een piek een piek, welke effecten treden er op<br />

en wat is de relatie tussen de piekparameters en de optredende effecten. Een en ander<br />

zou er toe kunnen leiden dat op enig moment de Handreiking op dit punt wordt<br />

aangepast.<br />

Vooralsnog geeft de handreiking aan dat geluiden die kortstondig optreden in het<br />

algemeen als meer hinderlijk worden ervaren naarmate die verder boven het<br />

equivalente geluidsbeeld (de achtergrond) uitkomen.<br />

Vooralsnog (Circulaire lndustrielawaai 1979) is aanbevolen 10 dB als maximum<br />

verschil aan te houden bij het opstellen van voorschriften. Op basis van de beschikbare<br />

kennis omtrent hinder door maximale geluidsniveaus wordt sterk aanbevolen dat de<br />

maximale geluidsniveaus niet hoger mogen zijn dan de volgende grenswaarden:<br />

70 dB(A) voor de dagperiode (7.00 uur - 19.00 uur);<br />

65 dB(A) voor de avondperiode (19.00 uur - 23.00 uur);<br />

60 dB(A) voor de nachtperiode (23.00 uur - 7.00 uur).<br />

Als ondergrens voor maximale geluidsniveaus wordt een waarde van 50, 45 en<br />

40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode gegeven. Maximale<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

22/46


geluidsniveaus beneden deze grenswaarden worden gezien de van nature aanwezige<br />

geluiden niet als hinderlijk ervaren.<br />

Het akoestisch rapport van Peutz geeft aan dat tengevolge van de asfaltcentrale bij<br />

woningen in de omgeving maximale geluidniveaus optreden van ten hoogste ca.<br />

54 dB(A) in de dagperiode en van ten hoogste ca. 46 dB(A) in de avond- en<br />

nachtperiode. Genoemde maximale niveaus blijven dus ruim binnen de hiervoor<br />

genoemde grenswaarden.<br />

De provincie kan in het vaststellen van de vergunningsvoorschriften erop toezien dat<br />

eventuele hinder, binnen de mogelijkheden van de wet, tot een minimum worden<br />

beperkt.<br />

6 BBT<br />

BBT staat voor Beste Beschikbare Technieken. Dit zijn de meest doeltreffende en<br />

geavanceerde methoden, waarvan de praktische en economische bruikbaarheid is<br />

aangetoond, met als doel om de effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen of<br />

te beperken.<br />

Er bestaat geen vaststaande lijst van maatregelen die getroffen moeten worden om te<br />

voldoen aan de kwalificatie BBT. De NeR beschrijft standaard maatregelen om<br />

geuroverlast tegen te gaan en daarnaast aanvullende maatregelen indien de standaard<br />

maatregelen niet voldoen.<br />

Een aantal buitenlandse instellingen zoals het VITO en het VDI beschrijven maatregelen<br />

om emissies tegen te gaan en tot BBT kunnen behoren. Per maatregel moet<br />

gewogen worden of deze moet worden toegepast in de betreffende situatie. Het is dus<br />

niet zo dat een installatie alle mogelijke maatregelen dient te nemen om aan de BBT te<br />

voldoen.<br />

Op basis van de beschikbare informatie acht TNO dat de geplande installatie van Bruil<br />

aan de BBT voldoet. Puur vanuit technisch oogpunt beschouwd zijn altijd aanvullende<br />

maatregelen mogelijk om de emissies nog verder te reduceren. Deze zijn echter vaak<br />

economisch niet verantwoord.<br />

Het is echter uiteindelijk aan de vergunningverlener om te toetsen of Bruil op basis<br />

van de in de vergunningaanvraag gedefinieerde maatregelen voldoet aan BBT. Mocht<br />

de vergunningverlener aanleiding zien in het opleggen van aanvullende maatregelen<br />

(bijvoorbeeld vanwege mogelijke geluid of geurhinder) kunnen aanvullende<br />

maatregelen in de uiteindelijke vergunning vereist worden.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

23/46


Referenties<br />

- TNO, 2008, Onafhankelijke milieueffectstudie over de aanvraag voor de vestiging<br />

van asfaltcentrale Bruil te <strong>Arnhem</strong><br />

- Infomil, 2008a, http://www.infomil.nl/<br />

- PBL, 2008, http://www.mnp.nl/nl/themasites/gcn/index.html<br />

- Infomil, 2008b, NeR BR C5<br />

- Gld, 2002, Gelders Geurbeleid voor milieuvergunningen, versie 1.1<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

24/46


Bijlage A<br />

Beoordeling voorwaarden raadsbesluit voor de vestiging van asfaltcentrale Bruil<br />

op de Koningspley van 25 septembter 2006.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

25/46<br />

Inleiding:<br />

In het raadsbesluit voor de vestiging van asfaltcentrale Bruil op de Koningspley van 25 september 2006<br />

zijn een groot aantal voorwaarden opgenomen. Toetsing aan de voorwaarden heeft, voor zover van<br />

toepassing in het kader van deze rapportage, door TNO plaatsgevonden. De conclusies zijn in deze bijlage<br />

opgenomen.<br />

De asfaltcentrale moet beschikken over alle vereisten vergunningen (milieu- en bouwvergunning).<br />

Ten aanzien van de milieuvergunning zal de provincie bevorderen dat de vergunningverlening<br />

geschiedt op basis van de Best Beschikbare Techniek ( zgn. BBT-systematiek). Deze BBT (voor een<br />

asfaltfabriek) dient door een onafhankelijke instantie vastgesteld te worden.;<br />

Op basis van de technische informatie zoals door Bruil is verstrekt bij de concept-vergunningsaanvraag<br />

komt TNO tot de conclusie dat de centrale voorzien is van de Best Beschikbare Technieken om de uitstoot<br />

van luchtverontreinigende stoffen en geur te beperken.<br />

Mede op verzoek van de gemeente Westervoort zal, expliciet worden verzocht om Bruil te<br />

verplichten de opslag van zand e.d. te overkappen;<br />

Op basis van de technische informatie zoals door Bruil is verstrekt bij de concept-vergunningsaanvraag<br />

heeft Bruil een overkapping opgenomen voor de stofgevoelige materialen (zand, teervrij oud asfalt (tbv.<br />

recycling), beton- en menggranulaat. Daarnaast is ook voor teerhoudend asfaltpuin (dat periodiek wordt<br />

afgevoerd) een overkapte opslag aangegeven. TNO komt tot de conclusie dat aan deze voorwaarde wordt<br />

voldaan.<br />

Het gebruik van de puinbrekerinstallatie alleen overdag, tussen 07.00 uur en 19.00 uur, toe te staan<br />

en niet in het weekend;<br />

Bruil heeft in de concept-vergunningsaanvraag aangeven dat de puinbreker alleen in de dagperiode tussen<br />

07.00 en 19.00 uur gebruikt zal worden. TNO komt tot de conclusie dat aan deze voorwaarde wordt<br />

voldaan.<br />

De stofemissie bij het werkverkeer op de locatie dient te worden voorkomen of tot een minimum<br />

beperkt te worden, door o.a. de rijpaden schoon te houden en eventueel te bevochtigen. Daarnaast<br />

dient gebruik gemaakt te worden van gesloten transport van en naar de inrichting.<br />

Op basis van de technische informatie zoals door Bruil is verstrekt bij de concept-vergunningsaanvraag<br />

komt TNO tot de conclusie dat ter beperking van de stofemissies voor werkverkeer op de locatie het<br />

gebruik van een sproei installatie is aangegeven waarmee de transportroutes op het terrein zodanig kunnen<br />

worden bevochtigd. Voor het vegen van de rijroutes zal een veeg/zuigwagen worden ingezet om de<br />

stofvorming bij het vegen te beperken. Asfalttransport zal met gesloten bakken plaatsvinden. Aan deze<br />

voorwaarde wordt voldaan.


Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

26/46<br />

Geuremissie/-immissie dient beoordeeld te worden aan de hand van het Gelders Geurbeleid. TNO<br />

heeft aan het vigerende Gelderse milieubeleid en het toekomstige geurbeleid voor asfaltmenginstallaties<br />

getoetst en komt tot de conclusie dat de installatie van Bruil zelfs in de worst case emissie inschatting<br />

hieraan kan voldoen.<br />

Trillingen (met name bij overslag van bulkstoffen, gebruik puinbreker/mixer) dienen voorkomen of<br />

tot een minimum beperkt te worden. In overleg met aangrenzende bedrijven dienen binnende<br />

afspraken gemaakt te worden, met als doel dat die bedrijven niet gehinderd worden in hun<br />

bedrijfsvoering.<br />

TNO komt op basis van de technische informatie zoals door Bruil is verstrekt bij de conceptvergunningsaanvraag<br />

en de concept vergunningvoorwaarden zoals opgesteld door de Provincie Gelderland<br />

tot de conclusies dat aan deze voorwaarde zal worden voldaan.<br />

Geluidhinder dient middels het nemen van bronmaatregelen tegen gegaan te worden. Bijzondere<br />

bedrijfssituaties die zorgen voor overschrijding van de (geluid)zonegrens zijn niet toegestaan.<br />

Piekbelasting dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door good housekeeping. Daarnaast dient<br />

een geluidsmeetnet op de Koningspley aangebracht te worden, zodat geluid(hinder) continu gemeten<br />

wordt.<br />

Op basis van de technische informatie zoals door Bruil is verstrekt bij de concept-vergunningsaanvraag<br />

komt TNO tot de conclusie dat de geluidbelasting niet hoger is dan de grenswaarden.<br />

De gemeente zal geen milieu ontheffing aanvragen als het gaat om geluid bij de provincie voor het<br />

bedrijventerrein Kleefse Waard / Koningspley Noord.<br />

Op basis van de technische informatie zoals door Bruil is verstrekt bij de vergunningsaanvraag komt TNO<br />

tot de conclusie dat de geluidbelasting niet hoger is dan de vergunningseisen.


Bijlage B: Luchtkwaliteit voor PM10 en NO2 (inclusief Bruil)<br />

Figuur 1 PM10 concentratie in <strong>Arnhem</strong><br />

Figuur 2 NO2 concentratie in <strong>Arnhem</strong><br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

27/46


Bijlage C<br />

In Figuur 3 zijn een aantal relevante woonlocaties weergegeven waarvoor de<br />

geurconcentratie is bepaald. Tabel geeft de omschrijving van de locaties en hun<br />

coördinaten. Overigens moet worden opgemerkt dat de toekomstige woonbebouwing<br />

tot aan de Malburgse Veerweg, oostelijk van locatie 6, zal worden uitgebreid.<br />

Figuur 3 Woonlocaties in de omgeving van de toekomstige vestigingslocatie van Bruil.<br />

Tabel 1 Coördinaten woonlocaties<br />

Omschrijving X Y<br />

1 Wooneenheid Broekhoven 192687 443424<br />

2 Woning Broekstraat 192075 443316<br />

3 Bestaande woning Malburgen 191898 442251<br />

4 Woning Westervoort 193780 441359<br />

5 Stadswaardenlaan 192070 442206<br />

6 Stadseilanden 192221 441987<br />

7 Dijkwoning Bakenhof 192400 441500<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

28/46


Bijlage D<br />

Tabel 2 Grenswaarden (ge/m 3 ) uit het te herzien Gelders Geurbeleid (Gld, 2002)<br />

Percentiel Streefwaarde<br />

Wonen/buitengebied (A) Werken (B)<br />

Richtwaarde <br />

Bovenwaarde <br />

Streefwaarde <br />

Richtwaarde <br />

Bovenwaarde<br />

95 0,2 0,6 2 0,6 2 6<br />

98 0,3 1 3 1 3 10<br />

99,5 0,6 2 6 2 6 20<br />

99,9 1,2 4 12 4 12 40<br />

99,99 3 10 30 10 30 100<br />

Tabel 3 Grenswaarden (ge/m 3 ) uit NeR BR C5 (NeR, 2008b)<br />

Nieuwe situatie, capaciteitsuitbreiding<br />

bestaande situatie<br />

98 percentiel 99,99 percentiel<br />

2 10<br />

Bestaande situatie 4 20<br />

Maximum 10 50<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

29/46


Bijlage E Resultaten verspreidingsberekeningen<br />

In deze bijlage zijn de resultaten van de verspreidingsberekeningen weergegeven in de<br />

vorm van kaarten en indien relevant in de vorm van tabellen. Per uitgevoerde<br />

berekening worden eerst de kaarten getoond voor de verschillende percentielen en de<br />

resultaten voor de in bijlage C genoemde woonlocaties worden vervolgens in<br />

tabelvorm gepresenteerd.<br />

Berekening 0:<br />

Totale geurconcentratie ten gevolge van alle bronnen (45 meter hoge schoorsteen)<br />

Figuur 4 Berekening 0 – 98 percentiel<br />

Figuur 5 Berekening 0 – 99,5 percentiel<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

30/46


Figuur 6 Berekening 0 – 99,99 percentiel<br />

Tabel 4 Berekening 0, Geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.7 4.1<br />

2 0.0 0.0 0.4 4.4<br />

3 0.0 0.0 0.3 3.9<br />

4 0.0 0.0 1.4 5.2<br />

5 0.0 0.0 0.3 4.2<br />

6 0.0 0.0 0.3 4.8<br />

7 0.0 0.0 2.2 5.6<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Concentratie beneden NeR eis en richtwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

31/46


Berekening 1:<br />

Totale geurconcentratie ten gevolge van alleen schoorsteen (45 meter hoog)<br />

Figuur 7 Berekening 1 – 99,5 percentiel<br />

Figuur 8 Berekening 1 – 99,99 percentiel<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

32/46


Tabel 5 Berekening 1, Geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.7 4.1<br />

2 0.0 0.0 0.4 4.4<br />

3 0.0 0.0 0.3 3.9<br />

4 0.0 0.0 1.4 5.2<br />

5 0.0 0.0 0.3 4.2<br />

6 0.0 0.0 0.2 4.8<br />

7 0.0 0.0 2.2 5.5<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Concentratie beneden NeR eis en richtwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

33/46


Berekening 2:<br />

Totale geurconcentratie ten gevolge van alleen schoorsteen (60 meter hoog)<br />

Figuur 9 Berekening 2 – 99,5 percentiel<br />

Figuur 10 Berekening 2 – 99,99 percentiel<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

34/46


Tabel 6 Berekening 2, Geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.5 3.1<br />

2 0.0 0.0 0.2 3.4<br />

3 0.0 0.0 0.2 3.1<br />

4 0.0 0.0 1.0 4.0<br />

5 0.0 0.0 0.2 3.4<br />

6 0.0 0.0 0.1 3.8<br />

7 0.0 0.0 1.3 4.2<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Concentratie beneden NeR eis en richtwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

35/46


Berekening 3:<br />

Totale geurconcentratie ten gevolge van nestgeur<br />

Figuur 11 Berekening 3 – 98 percentiel<br />

Figuur 12 Berekening 3 – 99,5 percentiel<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

36/46


Figuur 13 Berekening 3 – 99,99 percentiel<br />

Tabel 7 Berekening 3, Geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.0 0.1<br />

2 0.0 0.0 0.0 0.1<br />

3 0.0 0.0 0.0 0.1<br />

4 0.0 0.0 0.0 0.2<br />

5 0.0 0.0 0.0 0.1<br />

6 0.0 0.0 0.0 0.2<br />

7 0.0 0.0 0.0 0.2<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

37/46


Berekening 4:<br />

Geurconcentratie ten gevolge van piekemissie (overdag)<br />

Figuur 14 Berekening 4 – 99,99 percentiel<br />

Tabel 8 Berekening 4, geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.0 0.0<br />

2 0.0 0.0 0.0 0.0<br />

3 0.0 0.0 0.0 0.1<br />

4 0.0 0.0 0.0 0.0<br />

5 0.0 0.0 0.0 0.1<br />

6 0.0 0.0 0.0 0.4<br />

7 0.0 0.0 0.0 0.3<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

38/46


Berekening 5:<br />

Geurconcentratie ten gevolge van piekemissie (‘s nachts)<br />

Figuur 15 Berekening 5– 99,99 percentiel<br />

Tabel 9 Berekening 5, geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.0 0.0<br />

2 0.0 0.0 0.0 0.2<br />

3 0.0 0.0 0.0 0.2<br />

4 0.0 0.0 0.0 0.2<br />

5 0.0 0.0 0.0 0.3<br />

6 0.0 0.0 0.0 0.1<br />

7 0.0 0.0 0.0 0.3<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

39/46


Berekening 6:<br />

Totale geurconcentratie ten gevolge van alle bronnen (100% bedrijfstijd in de nacht)<br />

Figuur 16 Berekening 6– 98 percentiel<br />

Figuur 17 Berekening 6– 99,5 percentiel<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

40/46


Figuur 18 Berekening 6 – 99,99 percentiel<br />

Tabel 10 Berekening 6, geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.1 3.3<br />

2 0.0 0.0 0.0 3.1<br />

3 0.0 0.0 0.0 2.9<br />

4 0.0 0.0 0.1 3.7<br />

5 0.0 0.0 0.0 2.9<br />

6 0.0 0.0 0.0 1.6<br />

7 0.0 0.0 0.3 5.1<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Concentratie beneden NeR eis en richtwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

41/46


Berekening 7:<br />

Totale geurconcentratie ten gevolge van alle bronnen (50% bedrijfstijd in de nacht)<br />

Figuur 1 Berekening 7– 98 percentiel<br />

Figuur 2 Berekening 7– 99,5 percentiel<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

42/46


Figuur 3 Berekening 7– 99,99 percentiel<br />

Tabel 11 Berekening 7, Geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 1.0 4.0<br />

2 0.0 0.0 0.4 4.2<br />

3 0.0 0.0 0.5 4.5<br />

4 0.0 0.0 2.0 5.2<br />

5 0.0 0.0 0.5 4.7<br />

6 0.0 0.0 0.6 4.4<br />

7 0.0 0.1 2.5 5.4<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Concentratie beneden NeR eis en richtwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

43/46


Berekening 8:<br />

Totale geurconcentratie ten gevolge van alle bronnen (schoorsteen 60 meter hoog)<br />

Figuur 4 Berekening 8– 98 percentiel<br />

Figuur 5 Berekening 8– 99,5 percentiel<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

44/46


Figuur 6 Berekening 8– 99,99 percentiel<br />

Tabel 12 Berekening 8, Geurconcentraties ter hoogte van de woonbebouwing<br />

Locatie P 95.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 98.00<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.50<br />

[g.e./m 3 ]<br />

P 99.99<br />

[g.e./m 3 ]<br />

1 0.0 0.0 0.5 3.1<br />

2 0.0 0.0 0.2 3.5<br />

3 0.0 0.0 0.2 3.1<br />

4 0.0 0.0 1.0 4.1<br />

5 0.0 0.0 0.2 3.4<br />

6 0.0 0.0 0.2 3.8<br />

7 0.0 0.0 1.4 4.2<br />

Concentratie beneden NeR eis en streefwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid<br />

Concentratie beneden NeR eis en richtwaarde van het te herzien Gelders Geurbeleid.<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

45/46


Bijlage F:<br />

Erratum<br />

In de rapportage van de “Onafhankelijke milieueffectstudie over de aanvraag voor de<br />

vestiging van asfaltcentrale Bruil te <strong>Arnhem</strong>” van TNO van oktober 2008 (2008-U-<br />

R0999-B) zijn een tweetal redactie fouten geslopen. Het betreft de tabel 15 waar de<br />

eenheden niet juist waren weergegeven en de tabel 21 uit bijlage B waar de<br />

nummering van de installaties onjuist was overgenomen.<br />

Navolgend zijn de juiste tabellen gegeven en de gewijzigde getallen zijn in vet cursief<br />

weergegeven.<br />

Tabel 15 Emissieschatting door TNO van de AGRAC/betonmenginstallatie<br />

emissiebron Jaardoorzet<br />

AGRAC/<br />

betonmenginstallatie<br />

(ton/jaar)<br />

PM10 EF<br />

[9]<br />

(g/ton)<br />

PM10<br />

emissie<br />

(kg/jaar)<br />

PM10<br />

emissie<br />

(kg/uur)<br />

PM10<br />

emissie -<br />

Tauw<br />

(kg/uur)<br />

50.000 2,4 120 0,48 -<br />

Tabel 21 Gemeten geurvrachten Bureau Milieumetingen Prov. Gelderland bij<br />

gasgestookte asfaltinstallaties<br />

Naam Productie<br />

(ton/uur)<br />

% PR Geurvracht<br />

(ge/uur)<br />

Genormeerde<br />

geurvracht *)<br />

(ge/uur)<br />

1 160 40 440 688<br />

1 160 50 1000 1563<br />

2 ? 25 800 -<br />

3 ? 50 460 -<br />

4 190 30 1140 1500<br />

4 180 40 320 444<br />

4 185 40 850 1149<br />

5 ? 50 540 -<br />

6 90 50 310 861<br />

7 110 55 1400 3182<br />

7 100 20 740 1850<br />

8 190 40 1080 1421<br />

9 ? 40 900 -<br />

10 150 47 380 633<br />

10 150 45 580 967<br />

10 180 50 960 1333<br />

10 180 47,5 1400 1944<br />

gemiddeld 1349<br />

*) genormeerd naar een productie van 250 ton/uur<br />

Nederlandse Organisatie voor<br />

toegepast-natuurwetenschappelijk<br />

onderzoek / Netherlands Organisation<br />

for Applied Scientific Research<br />

Datum<br />

3 februari 2009<br />

Onze referentie<br />

UT-00181<br />

Blad<br />

46/46


Ons kenmerk: 2009.0.019.538<br />

Notitie<br />

Beantwoording vragen naar aanleiding van eerste TNO<br />

rapportage asfaltcentrale Bruil<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Arnhem</strong>, februari 2009


Inhoudsopgave<br />

Inhoudsopgave ..................................................................................................................................... 2<br />

Inleiding ................................................................................................................................................ 3<br />

1. Teijin Aramid ................................................................................................................................ 5<br />

2. GMF en Milieugroep Westervoort................................................................................................. 6<br />

3. Lareco Nederland BV................................................................................................................. 10<br />

4. Stichting OKA Services .............................................................................................................. 11<br />

5. Bewonersvereniging Stadseiland, de heer Achterstaat .............................................................. 12<br />

6. Bewonerscommissie Bethaniën en omstreken........................................................................... 14<br />

7. De heer en mevrouw Messing.................................................................................................... 15<br />

8. Werkgroep <strong>Arnhem</strong> Geen Asfaltcentrale.................................................................................... 17<br />

9. Wijkraden Mosterdhof, Struikendoorn en de Weem ................................................................... 18<br />

10. De heer G.G. Hofman ................................................................................................................ 21<br />

11. <strong>Gemeente</strong> Westervoort .............................................................................................................. 22<br />

12. De heer W. ten Berge................................................................................................................. 23<br />

13. De heer A.F. Heilbron................................................................................................................. 25<br />

14. De heer L.P.W. van der Meer..................................................................................................... 26<br />

15. Extra vragen Milieugroep Westervoort en Gelderse Milieufederatie ........................................... 27<br />

16. Bewonersvereniging Stadseiland <strong>Arnhem</strong>.................................................................................. 30<br />

17. <strong>Gemeente</strong> Westervoort .............................................................................................................. 34<br />

18. Stichting Wijkraad Mosterdhof, Struikendoorn en de Weem....................................................... 35<br />

19. Mevrouw O. Klooster.................................................................................................................. 41<br />

20. De heer / mevrouw M. Marinkovic .............................................................................................. 42<br />

21. De heer D. Bouma ..................................................................................................................... 43<br />

22. De heer P. Marcelis.................................................................................................................... 44<br />

23. Bewonersvereniging Stadseiland <strong>Arnhem</strong>.................................................................................. 45<br />

24. De heer / mevrouw G. Oostendorp............................................................................................. 46<br />

25. De heer / mevrouw A.M. Boone ................................................................................................. 47<br />

26. Mevrouw M.J. Werts................................................................................................................... 48<br />

27. De heer E. van Kaathoven ......................................................................................................... 49<br />

28. De heer J.W. Weis ..................................................................................................................... 50<br />

29. De heer D. Bouma ..................................................................................................................... 51<br />

30. Vragen n.a.v. inleidingen op voorlichtingsbijeenkomst <strong>Arnhem</strong> 20 november 2008 ................... 52<br />

Pagina 2 van 52


Inleiding<br />

Aanleiding<br />

Op maandag 17 november 2008 heeft de gemeenteraad een presentatie gehad van TNO, RIVM en<br />

de GGD over de voorlopige resultaten van het Onafhankelijk Milieu Advies (OMA) over de aanvraag<br />

voor de vestiging van Asfaltcentrale Bruil op de Koningspleij (TNO-rapport 2008-U-R0999/B).<br />

De raadscommissie heeft verzocht om de aanvullende vragen van burgers en belangenorganisaties te<br />

inventariseren, vast te leggen en op adequate wijze bij het onderzoek te betrekken. Daarnaast zijn er<br />

op 17 november 2008 door de raad een aantal vragen gesteld en thema’s aan de orde geweest welke<br />

overeenkomen met de aanvullende vragen van burgers en belangenorganisaties.<br />

Inventarisatie aanvullende vragen burgers en belangenorganisaties<br />

Op donderdag 20 november 2008 is een informatieavond georganiseerd voor alle omgevingspartijen:<br />

bewoners en belangenorganisaties uit <strong>Arnhem</strong> en Westervoort. Tijdens deze avond is door TNO,<br />

RIVM en GGD een presentatie gegeven van de voorlopige resultaten van het OMA. Tijdens deze<br />

avond is zowel plenair als individueel gelegenheid geweest tot stellen van vragen. Tot 24 november is<br />

er gelegenheid geweest om vragen en opmerkingen schriftelijk in te dienen. Dit heeft geresulteerd in<br />

onderstaande reacties met vragen.<br />

De meeste vragen richten zich op de volgende onderwerpen:<br />

- emissies van Bruil en de uitgangspunten voor de emissieberekeningen van TNO op het gebied<br />

van geur en geluid;<br />

- cumulatie van milieubelasting in het gebied;<br />

- betekenis BBT en hoe vertaalt zich dat in bouweisen Bruil;<br />

- invloed vrachtverkeer (hoeveelheid) en verkeersafwikkeling;<br />

- economische noodzaak locatiekeuze Bruil;<br />

- effecten van Bruil op milieusituatie in Westervoort;<br />

- handhaving op de milieueffecten;<br />

- beoordeling van uitkomsten onderzoek in relatie tot randvoorwaarden welke door de Raad zijn<br />

gesteld voor de vestiging van Bruil.<br />

Beantwoording vragen<br />

Deze vragen en de vragen van de klankbordgroep zijn door de Provincie Gelderland, de <strong>Gemeente</strong><br />

<strong>Arnhem</strong> en TNO beoordeeld. De vragen die in relatie staan en / of beleidsmatig van aard waren, zijn<br />

door de Provincie en of de <strong>Gemeente</strong> beantwoord. Voor de technisch inhoudelijke vragen is door de<br />

Provincie een opdracht verleend aan TNO voor aanvullend onderzoek.<br />

TNO heeft als opdrachtnemer in overleg met RIVM en de GGD dit onderzoek uitgevoerd. Om een<br />

goede beoordeling te kunnen maken over de effecten van Bruil op de milieusituatie in Westervoort<br />

heeft er ambtelijk afstemmingsoverleg over de onderzoeksvraag plaatsgevonden met gemeente<br />

Westervoort, <strong>Arnhem</strong> en de GGD.<br />

Op 3 februari heeft TNO het aanvullend onderzoek milieueffectstudie Bruil (ref. UT-000181)<br />

opgeleverd waarna beantwoording van alle vragen heeft plaatsgevonden.<br />

In deze notitie is per indiener een overzicht gegeven van de vraag/vragen met daarbij de<br />

beantwoording. Meningen en standpunten zijn voor kennisgeving aangenomen.<br />

Pagina 3 van 52


In het rapport van TNO en het aanvullend onderzoek is in een aantal gevallen sprake van een worst<br />

case. Dat wil zeggen dat bij de aannames uitgegaan wordt van de maximale belasting van het milieu.<br />

In het algemeen wordt bij een worst case benadering aangenomen dat een maximale productiesituatie<br />

het hele jaar plaatsvindt of gedurende langere tijd, terwijl dit in de praktijk nooit het geval zal, of zelfs<br />

kán zijn.<br />

% productie<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Worst case productie<br />

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />

maand<br />

Aanname<br />

voor<br />

onderzoek<br />

productie<br />

maximale productie<br />

Reactie beantwoording aan de indieners<br />

De indieners van de vragen hebben in december 2008 een ontvangstbevestiging van de vraag(en)<br />

ontvangen. Eind februari zijn zij schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken beantwoording en<br />

over oplevering en openbaar maken van het aanvullend TNO onderzoek.<br />

Schriftelijke beantwoording van de vragen heeft na behandeling in B&W plaatsgevonden. Bij de<br />

beantwoording is, voor de volledigheid, ook een kopie van het aanvullend onderzoek<br />

milieueffectstudie Bruil als bijlage bijgevoegd. Deze notitie is onderdeel van de informatie aan de<br />

Raadscommissie over:<br />

- eindrapportage van het TNO-onderzoek (OMA) inclusief aanvullend onderzoek;<br />

- notitie over de burgerparticipatie van het OMA;<br />

- een advies van het College over de onderzoeksresultaten.<br />

Pagina 4 van 52


1. Teijin Aramid<br />

Het betreft de milieu en gezondheidseffecten van de vestiging van de asfaltcentrale op de Koningspleij<br />

<strong>Arnhem</strong>. Aangezien het instituut TFA, gesitueerd op het bedrijventerrein Kleefse Waard zeer<br />

vermoedelijk in dezelfde zone ligt als het toekomstige Bruil, zal een eventuele hogere emissie van<br />

Bruil invloed hebben op een eventuele aanvraag voor hogere emissie van TFA, indien in uitbreiding<br />

wordt voorzien. De toekomstige vestiging van Bruil zal bijdragen aan de totale emissie voor de zone,<br />

waarvoor normen zijn vastgelegd.<br />

1. Mijn vraag: wat gaat Bruil aan emissie toevoegen en wat zijn de te verwachten toekomstige<br />

emissies van Bruil. Dit in relatie tot de Normstelling voor de zone / regio.<br />

Dat wat Bruil naar verwachting gaat toevoegen is terug te lezen in de rapportage van<br />

TNO (op basis van de concept milieuaanvraag van Bruil) en past binnen de normstelling.<br />

Dat wat Bruil feitelijk mag toevoegen zal later ook nog worden vastgelegd in de<br />

milieuvergunning (dat wat de provincie gaat vergunnen). Toetsing van de milieuaanvraag<br />

Bruil aan de normstelling voor de zone/regio zal op basis van de daarvoor geldende wet-<br />

en regelgeving door provincie en de gemeente <strong>Arnhem</strong> in het kader van de<br />

vergunningsprocedure worden uitgevoerd. Daarbij wordt de geluidemissie getoetst aan<br />

het actuele zonemodel Industrielawaai (beheerder gemeente <strong>Arnhem</strong>), luchtemissies<br />

worden getoetst volgens Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en geuremissies<br />

worden getoetst aan het Gelderse geurbeleid.<br />

Pagina 5 van 52


2. GMF en Milieugroep Westervoort<br />

Een concept van de Onafhankelijke Milieueffectstudie over de conceptvergunningaanvraag van<br />

asfaltcentrale Bruil (d.d. augustus 2008) is begin oktober door GS van Gelderland openbaar gemaakt.<br />

De studie betreft het concept TNO rapport 2008-U-RO.<br />

De Gelderse Milieufederatie (GMF) en Milieugroep Westervoort hebben de onderstaande<br />

opmerkingen over dit concept rapport van TNO. Beide organisaties achten het van belang dat de<br />

definitieve vergunningaanvraag van Bruil wordt aangepast op onderstaand commentaar.<br />

1. Het TNO onderzoek is nog slechts een concept en is nu al openbaar gemaakt. GGD en RIVM<br />

dienen de gezondheidseffecten nog in kaart te brengen. Beide rapporten zijn onlosmakelijk met<br />

elkaar verbonden en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Daarmee is het voorbarig om<br />

nu al conclusies te trekken.<br />

Het onderzoek van TNO is inderdaad nog niet compleet en gereed. TNO heeft een<br />

feitenonderzoek en beoordeling uitgevoerd. De rapportage van GGD en RIVM zullen met<br />

aanvullend onderzoek aan de rapportage worden toegevoegd. Dit einddocument is de<br />

definitieve rapportage. De conclusies kunnen inderdaad pas op basis van het<br />

einddocument worden getrokken.<br />

2. Bij de verhuizing van Bruil van Wageningen naar <strong>Arnhem</strong> vergroot Bruil haar capaciteit van<br />

235.000 ton asfalt per jaar naar meer dan de dubbele capaciteit (500.000 ton / jaar). TNO gaat<br />

niet in op de grootte van de aangevraagde maximale productiecapaciteit van Bruil. De vraag is<br />

of de aangevraagde capaciteit geen overcapaciteit in de markt creëert. De praktijk wijst uit dat<br />

overcapaciteit in sectoren negatieve milieueffecten tot gevolg kan hebben. Bij overcapaciteit in<br />

de markt presteren bedrijven financieel minder. In dergelijke situaties is het mogelijk dat<br />

bedrijven milieumaatregelen niet uitvoeren om kosten te drukken. Ook heeft een lagere<br />

maximale productiecapaciteit, geringere milieueffecten tot gevolg.<br />

Een reactie op uw standpunt over de capaciteit in de markt behoort niet tot de taken van<br />

de overheid in deze situaties. Evenmin behoort het ingrijpen in een markt waar gezonde<br />

concurrentieverhoudingen heersen tot de taken van de overheid. Uw opmerkingen en<br />

opvattingen over het niet uitvoeren van milieumaatregelen bij overcapaciteit en lagere<br />

maximale productiecapaciteit met geringe milieueffecten zijn aspecten waar de Provincie<br />

als bevoegd gezag op basis van de milieuvergunning op zal controleren en handhavend<br />

kan optreden..<br />

3. TNO heeft een worst case situatie doorgerekend met drie geurbronnen:<br />

1. schoorsteen 45 meter hoogte;<br />

2. emissies die op grondniveau vrijkomen;<br />

3. piekemissies (5% van de maximale geuremissie gedurende 10 uur per jaar).<br />

In de conceptaanvraag (opgesteld door bureau Tauw) is alleen de schoorsteen doorgerekend.<br />

TNO acht juist de lage geurbronnen (nr. 2 en 3) van belang voor normoverschrijding (zie pagina<br />

9 bovenaan). De afzonderlijke bijdragen van de drie genoemde bronnen aan de geconstateerde<br />

normoverschrijding van de streefwaarde heeft TNO echter niet bepaald. Juist dit is van belang<br />

om vast te stellen hoe belangrijk deze lage bronnen zijn. Hierbij verwijzen wij naar de<br />

ervaringen met geuroverlast van Bruil in Wageningen.<br />

De lage geurbronnen dienen – naast worst case situaties – ook te worden doorgerekend bij<br />

normale bedrijfssituaties.<br />

Ter verduidelijking heeft TNO aparte aanvullende berekeningen uitgevoerd voor de lage<br />

bronnen. Deze berekeningen zijn in hoofdstuk 3 van het aanvullend onderzoek<br />

opgenomen. De conclusie van TNO is, dat de lage bronnen geen merkbaar effect hebben<br />

bij woningen.<br />

4. Overschrijding streefwaarden in worstcase situatie / schoorsteen 60 meter<br />

In de worstcase situatie wordt volgens geurberekeningen van TNO niet voldaan aan<br />

streefwaarden van het Gelders Geurbeleid. De gemeenteraad van <strong>Arnhem</strong> heeft in september<br />

Pagina 6 van 52


2006 als eis gesteld dat de vergunning aan het toen geldende Gelders Geurbeleid1 zou worden<br />

getoetst (zie pagina 9 Statennotitie PS2008-601). Uit de geurberekeningen van TNO blijkt dat<br />

bij de dichtstbijgelegen woongebieden niet wordt voldaan aan de streefwaarde van 3 ge/m3 als<br />

99,99 percentiel voor wonen. De norm van 3 ge/m3 als 99,99 percentiel komt overeen met een<br />

blootstellingperiode van maximaal 10 uur per jaar aan deze geursterkte2. De<br />

immissieconcentratie is berekend op 5 á 6 ge/m3. Dit is 70 tot 100% hoger dan de<br />

streefwaarde. Om de normoverschrijding te beperken dient de schoorsteen te worden verhoogd<br />

tot 60 meter. Het bestemmingsplan laat deze hoogte toe. Maximaal 60 meter is toegestaan.<br />

Technisch is dit mogelijk omdat de fundering zo sterk is ontwerpen dat een verlenging van de<br />

schoorsteen mogelijk is. Ook bij de asfaltcentrale Meppel is gekozen voor een<br />

schoorsteenhoogte van 60 meter om geuroverlast te voorkomen.<br />

De 99,99 percentiel concentratie treedt slechts ongeveer 1 uur per jaar op en niet, zoals u<br />

stelt, 10 uur. TNO komt tot de conclusie dat de installatie van Bruil zelfs in de worst case<br />

emissie inschatting voldoet aan het vigerende Gelders Geurbeleid. Overigens is door<br />

TNO een aanvullende berekening met een schoorsteenhoogte van 60 meter uitgevoerd.<br />

Deze berekening is in hoofdstuk 3 in de aanvullende rapportage van TNO opgenomen.<br />

5. Schoon vestigingsklimaat nieuwe bedrijven<br />

Ook voor nieuwe bedrijven die zich naast Bruil willen vestigen, is het van belang dat er zo min<br />

mogelijk geuroverlast is. Een hogere schoorsteen bevordert een schoon vestigingsklimaat voor<br />

nieuwe bedrijven.<br />

Uw opmerking c.q. opvatting hierover is voor kennisgeving aangenomen.<br />

6. Best Beschikbare Technieken niet volledig beschreven in conceptaanvraag / tekortkomingen in<br />

Geluidsrapport<br />

BBT toets<br />

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de vraag of de asfaltcentrale voldoet aan Best Beschikbare<br />

Technieken (BBT), zoals de Wet milieubeheer vereist. In bijlage C van het TNO-rapport is een<br />

vergelijking gemaakt met de aangevraagde maatregelen en Best Beschikbare Technieken.<br />

Deze vergelijking staat bekend als de zgn. BBT-toets. GMF en Milieugroep Westervoort zijn van<br />

mening dat deze BBT-toets onderdeel dient te zijn van de aanvraag. Uit bestudering van Bijlage<br />

C blijkt dat:<br />

- een aantal belangrijke BBT-maatregelen in de aanvraag niet zijn beschreven. Deze<br />

maatregelen zijn aangeduid met n.b. (= niet beschreven). Zie bijlage van dit commentaar.<br />

- een aantal niet beschreven maatregelen mondeling door Bruil worden toegelicht. TNO<br />

volstaat hiermee.<br />

- het is onduidelijk of de meest optimale brandertechniek wordt toegepast. Bruil deelt<br />

mondeling mee aan TNO dat dit het geval is. In de conceptaanvraag wordt dit – ten<br />

onrechte – niet uitgewerkt door middel van bijvoorbeeld een vergelijking van oven- en<br />

brandertechnieken in relatie tot geur- en luchtemissies.<br />

- inkapseling van een aantal geluidsbronnen niet in de aanvraag is beschreven. Dit is van<br />

belang om de geluidsemissie overdag en `s nachts te minimaliseren. Ook<br />

geluidsmaatregelen dienen op basis van de Wet milieubeheer te voldoen aan BBT (zie<br />

voetnoot pagina 30 TNO rapport).<br />

In hoofdstuk 6 van het aanvullend onderzoek wordt hier verder op ingegaan. BBT<br />

staat voor Beste Beschikbare Technieken. Dit zijn meest doeltreffende en<br />

geavanceerde methoden, waarvan de praktische en economische bruikbaarheid is<br />

aangetoond, met als doel om de effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen<br />

of te beperken. Er bestaat geen vaststaande lijst van maatregelen die getroffen<br />

moeten worden om te voldoen aan de kwalificatie BBT. De Nederlandse emissie<br />

Richtlijn (NeR) beschrijft standaard maatregelen om geuroverlast tegen te gaan en<br />

daarnaast aanvullende maatregelen indien de standaardmaatregelen niet voldoen.<br />

Om de genomen maatregelen voor de asfaltcentrale nader te toetsen zijn ze gelegd<br />

naast de maatregelen die door het VITO (Vlaamse instelling voor technologisch<br />

1 Ten aanzien van de nieuwe beleidsregels Geur van GS vindt geen normoverschrijding plaats. De<br />

nieuwe norm is 10 ge/m3 voor de 99,99 percentiel (maximale tijdsduur van 10 uur).Deze ligt drie keer<br />

hoger dan de norm van 3 ge/ m3 als 99,99 percentiel uit het aangepaste Gelders Geurbeleid.<br />

2 Eén geureenheid per kubieke meter (1 ge/m3) is een geursterkte die door 50% van de aanwezige<br />

waarnemers wel en door 50% niet wordt waargenomen. 3 ge/m3 is driemaal zo sterk.<br />

Pagina 7 van 52


onderzoek) en de VDI (Duitse instelling) zijn vastgesteld om emissies tegen te gaan<br />

en tot BBT te kunnen behoren. Per maatregel is gewogen of deze moet worden<br />

toegepast in de betreffende situatie. Op basis van deze afweging en beschikbare<br />

informatie oordeelt TNO dat de geplande installatie van Bruil aan BBT voldoet. Wel<br />

geeft TNO aan dat het uiteindelijk aan de vergunningverlener is om te toetsen of<br />

Bruil op basis van in de vergunningsaanvraag gedefinieerde maatregelen aan BBT<br />

voldoet. Mocht de vergunningverlener aanleiding zien in het opleggen van<br />

aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld vanwege mogelijke geluid- of geurhinder)<br />

dan kunnen deze in de uiteindelijke vergunning vereist worden.<br />

7. Onderbouwing onderdelen geluidsrapport onvolledig<br />

In paragraaf 4.2 (Beoordeling van de uitgangspunten voor geluidsberekeningen) constateert<br />

TNO een aantal onvolledigheden. Het betreft ondermeer:<br />

- het ontbreken van duidelijke ervaringsgegevens van een puinbreker elders;<br />

- het niet duidelijk vaststellen van het zgn. binnengeluidsniveau;<br />

- het niet opnemen van de lostrechter in geluidsberekeningen.<br />

Het geluidsrapport dient met betrekking tot het ontbreken van een aantal belangrijke BBTmaatregelen<br />

en geconstateerde onvolledigheden in de onderbouwing te worden aangepast.<br />

Uw constatering is juist. In hoofdstuk 5 van het aanvullend onderzoek komt TNO hierop<br />

terug. TNO acht het echter onwaarschijnlijk dat met het toevoegen van de ontbrekende<br />

bronnen de maximale geluidniveaus de waarden van respectievelijk 70, 65 en 60 dB(A) in<br />

de dag-, avond-, en nachtperiode worden overschreden. Aanvullend geluidonderzoek<br />

acht TNO dan ook niet nodig.<br />

8. Pleijweg hardnekkig knelpunt<br />

In het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) Gelderland van april 2008<br />

staat de Pleijweg als hardnekkig knelpunt (zie paragraaf 2.1 en 2.2 en pagina 77 en 78). Zowel<br />

voor NO2 als voor fijnstof blijft de Pleijweg ook na het uitvoeren van de maatregelen uit het RSL<br />

een knelpunt. Zie bijlage 1 van het RSL Gelderland d.d. april 2008 (Overzicht knelpunten voor<br />

NO2 en fijn stof in 2006, 2010 en 2015, pagina 77 en 78).<br />

De intensiteit van het vrachtverkeer en personenverkeer van Bruil bedraagt resp. 650 en 100<br />

voertuigbewegingen per etmaal (paragraaf 3.5.1 TNO-rapport). Dit verkeer wikkelt af via de<br />

Pleijweg. De invloed hiervan op de overschrijding van de luchtnormen is ten onrechte niet<br />

onderzocht door TNO. Ook het GGD- / RIVM-rapport dient hier op in te gaan.<br />

In de Statennotitie staat op pagina 6: “Aangezien er voor luchtkwaliteit nu geen overschrijding is<br />

en omdat de maatregelen uit het NSL-programma Luchtkwaliteit zowel ter plekke een positief<br />

effect hebben evenals de algehele achtergrondconcentratie doen dalen, is er geen enkele<br />

reden om aan te nemen dat deze normen alsnog overschreden zullen gaan worden”. Deze<br />

opmerking is strijdig met de conclusies van het RSL Gelderland. Het RSL Gelderland stelt dat<br />

er wel degelijk overschrijding van luchtnormen zijn.<br />

In het eerste TNO onderzoek is inderdaad geen analyse gemaakt voor het effect van de<br />

toename van het vrachtverkeer op de Pleijroute door de vestiging van Bruil omdat de<br />

bijdrage van deze toename zeer beperkt is. In hoofdstuk 4 van het aanvullend onderzoek<br />

is deze analyse alsnog door TNO in overleg met RIVM en GGD uitgevoerd. Conclusie is<br />

dat het effect van het extra verkeer ten gevolge van Bruil gering is en dit extra verkeer<br />

(400 bewegingen/etmaal) geen in betekenende mate bijdrage zal leveren ter plaatse van<br />

overschrijdingen van de grenswaarden voor PM10 en NO2, die langs de Pleijroute<br />

worden berekend met de saneringstool. Voor de luchtkwaliteitberekeningen is overigens<br />

gekozen om gebruik te maken van het door VROM goedgekeurde programma Geostacks.<br />

9. Bestemmingsplanwijziging<br />

De effecten van het extra vrachtverkeer van Bruil dienen ook bij de bestemmingsplanwijziging<br />

van de Kleefse Waard tot een nieuw bedrijventerrein te worden onderzocht. De gemeente<br />

<strong>Arnhem</strong> stelt op dit moment haar reactie op de ingediende bedenkingen op het<br />

ontwerpbestemmingsplan op.<br />

In het kader van de procedure van het bestemmingsplan Kleefse Waard / Koningspleij-<br />

Noord wordt inderdaad een zienswijzennota opgesteld. Voor dit bestemmingsplan is een<br />

Milieu Aspecten Studie (MAS) uitgevoerd. Onderdeel van deze studie is een beoordeling<br />

van de effecten voor het verkeer van deze voorgenomen gebiedsontwikkeling. De<br />

Pagina 8 van 52


effecten van het extra vrachtverkeer van Bruil worden bij de luchtkwaliteitberekeningen<br />

betrokken.<br />

Pagina 9 van 52


3. Lareco Nederland BV<br />

1. Kunnen wij ons personeel de garantie geven dat een eventuele komst van de asfaltcentrale<br />

geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt, nu en in de toekomst?<br />

Beoordeling en toetsing aan gezondheidsrisico’s zal op basis van de huidige wet- en<br />

regelgeving voor deze inrichting plaatsvinden en de vergunning voor deze inrichting zal<br />

hier ook aan moeten voldoen. Die normen zijn streng genoeg om geen<br />

gezondheidsrisico’s te verwachten. Dat verwoordt TNO ook in haar rapport.<br />

Mocht blijken dat normen overschreden worden, dan zal de provincie met handhaving<br />

afdwingen dat de normen opnieuw gehaald worden.<br />

De verwachte emissies door de asfaltcentrale zijn onderzocht. Grenswaarden worden<br />

niet overschreden. Ook de geluidhinder en geurhinder zijn onderzocht. Voor informatie<br />

hierover wordt verwezen naar het onderzoeksrapport hoofdstuk 4 en 5.<br />

2. Is er bij de diverse onderzoeken gekeken naar de noodzaak van een nieuwe asfaltcentrale?<br />

Bruil is overgenomen door KWS en van diverse wegenbouwbedrijven hebben wij begrepen dat<br />

er landelijk een overschot aan productiecapaciteit van asfalt is. Sluiting van de asfaltcentrale in<br />

Wageningen zou gemakkelijk op te vangen zijn door andere asfaltcentrales.<br />

Het bepalen van de noodzaak voor de vestiging van een nieuwe asfaltcentrale is geen<br />

overheidstaak. Evenmin het ingrijpen in een markt waar gezonde<br />

concurrentieverhoudingen heersen.<br />

3. Is er in de onderzoeken rekening gehouden met de trillingen die zich voor doen bij de<br />

asbewegingen in de Nieuwe Havenweg?<br />

Een trillingsonderzoek is in het kader van de aanvraag om een milieuvergunning<br />

verplicht. Beoordeling hiervan zal door provincie op basis van de vergunningaanvraag<br />

worden gedaan. Ook voor trilling gelden vastgestelde normen waaraan Bruil zal moeten<br />

voldoen. Het (vracht)verkeer naar de asfaltcentrale zal over een nieuw aan te leggen weg<br />

naar de Koningspleij-Noord rijden. Het verkeer op de Nieuwe Havenweg zal door huidige<br />

en nieuwe bedrijvigheid langs de Nieuwe Havenweg ook intensiever worden. In<br />

samenloop met de werkzaamheden voor de nieuwe waterkering (Dijktracé in uitvoering)<br />

wordt de rijbaan van de Nieuwe Havenweg opnieuw aangelegd. De huidige<br />

klinkerverharding en ondergrond worden vervangen door een nieuwe asfaltverharding.<br />

De nieuwe verharding zal in mindere mate trillingen veroorzaken.<br />

4. Het aantal vrachtwagens dat aan en af zal rijden van en naar de asfaltcentrale zal enorm<br />

toenemen. De vraag is of in de onderzoeken ook rekening is gehouden met een toename van<br />

de uitstoot van roetdelen door de vrachtwagens?<br />

In het TNO-onderzoek is deze analyse niet gemaakt. In hoofdstuk 4 van het aanvullend<br />

onderzoek is deze analyse alsnog door TNO in overleg met RIVM en GGD uitgevoerd.<br />

Conclusie is dat het effect van het extra verkeer ten gevolge van Bruil gering is en dit<br />

extra verkeer (400 bewegingen/etmaal) geen betekenisvolle bijdrage zal leveren ter<br />

plaatse van overschrijdingen van de grenswaarden voor PM10 en NO2, die langs de<br />

Pleijroute worden berekend met de saneringstool. Voor de luchtkwaliteitberekeningen is<br />

overigens gekozen om gebruik te maken van het goedgekeurde programma Geostacks.<br />

Pagina 10 van 52


4. Stichting OKA Services<br />

1. Wij hebben in juli aan de gemeente <strong>Arnhem</strong> verzocht een onafhankelijk onderzoek te laten<br />

uitvoeren naar de consequenties van het verkeer van en naar de asfaltcentrale op de<br />

verkeersafwikkeling van de wegen direct buiten het bedrijfsterrein. De gemeente laat in een<br />

brief van 5 september jl. weten hier geen reden toe te zien aan de hand van een naar ons idee<br />

te simpele onderbouwing. Als het inderdaad zo simpel is die onderbouwing zonder veel<br />

inspanning en kosten door een onafhankelijk instituut te verifiëren. Volkert Vintgens van de<br />

Gelderse Milieufederatie merkt in zijn opinieartikel ''Maximale zorgvuldigheid Bruil'' in de<br />

Gelderlander van 25 oktober jl. op dat de effecten van het extra vrachtverkeer op de Pleijweg<br />

duidelijk in kaart gebracht dienen te worden gebracht. Bij deze willen wij via de Klankbordgroep<br />

aan Bruil / de vergunningverlenende instanties nogmaals verzoeken de effecten van het extra<br />

vrachtverkeer op de openbare weg door een onafhankelijke instantie te laten beoordelen.<br />

Door TNO is in hoofdstuk 4 van het aanvullend onderzoek hier een beoordeling voor<br />

uitgevoerd.<br />

Pagina 11 van 52


5. Bewonersvereniging Stadseiland, de heer Achterstaat<br />

1. De Bewonersvereniging Stadseiland <strong>Arnhem</strong> heeft de uitnodiging voor de<br />

informatiebijeenkomst Bruil op 20 november ontvangen.<br />

Wij betreuren het dat de uitnodiging zo laat is gedaan. Resp. 4 november voor de huis aan huis<br />

bezorging en 5 november per post. Dat is nog geen 2 ½ week voor de bijeenkomst zelf. Wij<br />

verwachten dat veel geïnteresseerden al een afspraak voor die avond in hun agenda zullen<br />

hebben staan. Ikzelf heb bijvoorbeeld al een ouderavond op 20 november staan. Dit kan leiden<br />

tot een lage opkomst.<br />

De datum die in de uitnodiging wordt aangegeven voor het stellen van aanvullende vragen,<br />

resp. 10 en 12 november, vinden wij te kort. Bovendien willen wij graag eerst de<br />

informatieavond op de 20e afwachten en mede op basis daarvan onze aanvullende vragen<br />

formuleren. Daarvoor willen wij wel nog proberen tijdig onze toelichtende vragen te formuleren.<br />

Ook de aangegeven uiterste inleverdatum 24 november voor aanvullende vragen, dus 4 dagen<br />

na de informatieavond, vinden wij te kort. Wij vragen en verwachten een ruimere periode: 2<br />

weken na de informatieavond vinden wij reëler. Wij stellen een uiterste inleverdatum van<br />

niet vroeger dan 4 december voor.<br />

Op maandag 3 november sprak ik namens de Bewonersvereniging Stadseiland in voor de<br />

commissie VROM van de <strong>Arnhem</strong>se <strong>Gemeente</strong>raad over het onderwerp Asfaltcentrale Bruil om<br />

'te komen tot het samenstellen van een raadsdelegatie die de onderzoeksvraag beoordeelt en<br />

mogelijk kan aanvullen'. Hierbij bleek dat de leden van de Commissie VROM wèl de raadsbrief,<br />

het raadsbesluit van 21 april 2008 en de opdrachtbevestiging en onderzoeksvoorstel hadden<br />

ontvangen, maar NIET het rapport van TNO, GGD en RIVM!<br />

Ook om deze reden is een verlegging van de uiterste inleverdatum naar achteren op zijn plaats.<br />

Voor zover mogelijk zullen wij u nog voor 13 november toelichtende vragen sturen voor de<br />

informatiebijeenkomst van 20 november.<br />

Uw standpunt over het plannen van de informatiebijeenkomst en de termijn voor<br />

indienen van vragen hebben wij ter kennisgeving aangenomen. Wij achten de termijn<br />

voor het indienen van de vragen t/m 24 november voldoende. Daarom is aan uw verzoek<br />

om de uiterste inleverdatum van de vragen te verlengen naar 4 december geen gehoor<br />

gegeven. Dit verzoek is, gezien de vraagstelling, door de provincie in november 2008<br />

beantwoord.<br />

2. Wat is de formele status van het Onafhankelijk Milieu Advies?<br />

Het Onafhankelijk Milieu Advies wordt in opdracht van de provincie en de gemeente<br />

uitgevoerd. Het OMA wordt door de provincie meegewogen bij de beoordeling op de<br />

milieuvergunningaanvraag van Bruil. Het volledige OMA wordt met de aanvraag van Bruil<br />

ter inzage gelegd bij publicatie van de ontwerpbeschikking van de<br />

milieuvergunningaanvraag bij de provincie. De gemeente zal het OMA en conclusies<br />

gebruiken voor toetsing aan de gestelde voorwaarden van de gemeenteraad van<br />

25 september 2006 voor de vestiging van asfaltcentrale Bruil op de Koningspleij-Noord.<br />

3. Maakt alle nog te verrichten aanvullend onderzoek en beantwoording van aanvullende vragen<br />

integraal deel uit van dit Onafhankelijk Milieu Advies en heeft het dezelfde status als het OMA?<br />

Zo niet, welke zijn dan de verschillen?<br />

Ja, het uitgevoerde onderzoek is samen met de aanvullende onderzoeksvragen één<br />

integraal document (TNO-rapportage).<br />

4. Is er inspraak mogelijk over de definitieve versie van het OMA?<br />

Nee. Doordat de definitieve TNO-rapportage samen met de aanvraag en de<br />

ontwerpbeschikking van de milieuaanvraag van Bruil door de provincie ter inzage wordt<br />

gelegd, is in het kader van deze vergunningsprocedure wel inspraak mogelijk.<br />

Pagina 12 van 52


5. Wordt de meest recente NER voor asfaltmenginstallaties gehanteerd?<br />

Ja.<br />

6. Wordt de meest recente BBT documentatie gehanteerd?<br />

Ja.<br />

7. Kunnen de voorwaarden van de gemeente <strong>Arnhem</strong> (25 september 2006) – voor de vestiging<br />

van asfaltcentrale Bruil op Koningspleij-Noord – worden getoetst in het aanvullend onderzoek?<br />

Ja. Toetsing aan de voorwaarden van de gemeente <strong>Arnhem</strong> heeft, voor zover van<br />

toepassing in het kader van het OMA, in het aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De<br />

beoordeling is in bijlage A van het aanvullend onderzoek opgenomen.<br />

8. Wat wordt verstaan onder een vrachtwagenbeweging?<br />

In het kader van de vergunningverlening onderscheiden we onderstaande<br />

vrachtwagenbewegingen:<br />

a. vrachtverkeer dat binnen de inrichting plaatsvindt (intern transport);<br />

b. bedrijfsgebonden vrachtverkeer op de openbare weg dat naar de inrichting toe<br />

rijdt;<br />

c. bedrijfsgebonden vrachtverkeer op de openbare weg dat van de inrichting weg<br />

rijdt.<br />

Indien er sprake is van 200 extra vrachtwagens, dan rekenen we met 400<br />

vrachtwagenbewegingen, die bij de verkeersintensiteit worden opgeteld.<br />

9. Wat wordt verstaan onder een grenswaarde geluid?<br />

Bij industrielawaai: de maximaal toelaatbare geluidbelasting op de zonegrens: 50 dB(A).<br />

10. Wordt er door of onder verantwoordelijkheid van TNO nog een geluidsonderzoek verricht? Zo ja<br />

met welke vraagstelling(en)?<br />

TNO doet op basis van de vergunningaanvraag Bruil geluidonderzoek in een worst case<br />

scenario. De toetsing heeft TNO gedaan met eigen berekeningen. Zij doen geen<br />

metingen. Aanvullend is aan TNO gevraagd een beoordeling op te stellen waarbij ook<br />

rekening gehouden moet zijn met het aanwezige achtergrondgeluid met daarbij de<br />

toevoeging van Bruil. In hoofdstuk 5 van het aanvullend onderzoek is deze vraag<br />

opgenomen.<br />

Pagina 13 van 52


6. Bewonerscommissie Bethaniën en omstreken<br />

1. Wanneer en hoe zijn de achtergrondconcentraties vastgesteld? Is dit berekend op grond van<br />

oudere gegevens, en zo ja, van wanneer zijn die dan, of is er opnieuw recent gemeten?<br />

De achtergrondconcentraties zijn vastgesteld op basis van kaarten van het PBL<br />

(voorheen Milieu en Natuur Planbureau) van 2008 met grootschalige concentratie- en<br />

depositieniveaus voor Nederland (GCN) van diverse luchtverontreinigende stoffen. Dit<br />

zijn de meest recente gegevens. Er is niet opnieuw recent gemeten. In het aanvullend<br />

onderzoek in hoofdstuk 2.d. is deze vraag opgenomen.<br />

2. Heeft het recente onderzoek van Prof.dr.ir. B. Brunekreef nog een rol in het onderzoek<br />

gespeeld? Hij heeft onlangs de Dr. Heinekenprijs van de Kon. Ned. Academie van<br />

Wetenschappen ontvangen. Zijn onderzoekingen naar o.a. fijnstof PM 2,5 in het bijzonder en<br />

PM 10 in het algemeen zouden m.i. toch alarmbellen moeten laten rinkelen temeer daar onze<br />

grenswaarden toch al zeer hoog liggen zelfs in vergelijking met de Verenigde Staten, toch niet<br />

het meest milieuvriendelijke land.<br />

Nee, het onderzoek van Prof. Dr. Ir. B. Brunekreef heeft hierbij geen rol gespeeld.<br />

Pagina 14 van 52


7. De heer en mevrouw Messing<br />

1. De (minimale)wettelijke eisen zijn uitgangspunt bij het onderzoek. Het lijkt mij volstrekt logisch<br />

dat aan minimale wettelijke eisen moet worden voldaan. Het uitgangspunt voor een gedegen<br />

OMA onderzoek zou moeten zijn de overlast voor de omgeving tot een minimum beperken.<br />

Daarom zullen alle mogelijke gevolgen en te verwachten overlast voor de omgeving door de<br />

komst van Bruil moeten worden onderzocht en benoemd. Het uitgangspunt zou moeten zijn een<br />

100% waarborg van de kwaliteit van onze woonomgeving, waarbij niet de minimale wettelijke<br />

eisen het uitgangspunt moet zijn, maar het maximaal waarborgen van de belangen van de<br />

bezorgde burgers.<br />

Uw standpunt over het uitgangspunt van het onderzoek is onjuist. Het onderzoek van<br />

TNO / RIVM / GGD richt zich op een worst case scenario. Voor het bevoegd gezag zijn de<br />

wettelijke eisen bij beoordeling van de vergunningaanvraag uitgangspunt. Naast toetsing<br />

van de wettelijke eisen bij beoordeling van de vergunningaanvraag heeft de<br />

gemeenteraad van <strong>Arnhem</strong> ingestemd met de verplaatsing en inpassing van de<br />

asfaltcentrale, mits aan een aantal voorwaarden zal worden voldaan. Toetsing aan de<br />

voorwaarden van de gemeenteraad van <strong>Arnhem</strong> heeft, voor zover in het kader van het<br />

OMA van toepassing, in het aanvullend onderzoek plaatsgevonden. In bijlage A van de<br />

aanvullende rapportage heeft beoordeling van de voorwaarden van het raadsbesluit<br />

plaatsgevonden.<br />

2. Hoe wordt de enorme toename van vrachtverkeersbewegingen over de Pleijroute bij de komst<br />

van Bruil beoordeeld ten opzichte van eerder door de provincie genomen maatregelen om de<br />

uitstoot van fijnstof op de Pleijroute te beperken? De eerder genomen maatregelen (max. 80 km<br />

per uur) zullen teniet worden gedaan door deze enorme toename. Kan TNO in haar onderzoek<br />

meenemen hoe de toename van de uitstoot van fijnstof door de toename van<br />

verkeersbewegingen op de Pleijroute zich verhoud tot eerder genomen maatregelen om juist<br />

deze uitstoot terug te dringen?<br />

Er is met de komst van de asfaltcentrale op de Pleijroute sprake van een toename van<br />

gemiddeld 200 vrachtwagens (400 vrachtwagenbewegingen per etmaal) op een totaal van<br />

71.000 motorvoertuigen per etmaal, waarvan circa 6000 vrachtauto’s per etmaal. Het<br />

extra vrachtverkeer is gebaseerd op de maximale te vergunnen productiecapaciteit, die<br />

onder normale omstandigheden niet gehaald zal worden. De intensiteit van het vracht- en<br />

personenverkeer van en naar Bruil op de Pleijroute is niet in het onderzoek van TNO<br />

meegenomen. In hoofdstuk 4 van het aanvullend onderzoek heeft TNO echter, mede naar<br />

aanleiding van uw vraag over toename uitstoot fijnstof door Bruil, een analyse opgesteld<br />

van het effect van de toename van het vrachtverkeer op de Pleijroute door de vestiging<br />

van Bruil. Bij deze analyse komt TNO tot de conclusie dat het effect van het extra verkeer<br />

dermate gering is dat geen overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en NO2 mag<br />

worden verwacht. In deze berekening zijn overigens ook de geprognosticeerde emissies<br />

uit de installatie van Bruil meegenomen. Binnen de wettelijke vastgestelde grenswaarden<br />

zal er een geringe verslechtering voor PM10 en NO2 optreden.<br />

3. Een onderzoek vooraf over te verwachten overlast voor de omgeving is theoretisch en zal<br />

moeten worden getoetst als de fabriek daadwerkelijk in gebruik wordt genomen. Wat kunnen wij<br />

als direct belanghebbende verwachten als er daadwerkelijke overlast (stank / geluid etc.) wordt<br />

ervaren? Wij willen garanties voor als er daadwerkelijk wordt geproduceerd. Als de klachten<br />

over het voortraject en de locatiekeuze al niet serieus worden genomen (zie de behandeling<br />

van het bugerinitiatief), wat mogen wij dan van de gemeente en de provincie verwachten bij<br />

klachten over overlast? Een mogelijkheid voor het stilleggen van de productie bij klachten over<br />

overlast moet worden meegenomen bij de behandeling van de aanvraag voor een<br />

milieuvergunning. Hierbij dient het welzijn van de bevolking voorop te staan, en niet het<br />

economisch belang van de firma Bruil.<br />

De provincie is bevoegd gezag als het gaat om de milieuvergunning en eventuele<br />

overlast. In de vergunning zal worden geregeld dat Bruil emissiemetingen moet uitvoeren<br />

als de centrale in gebruik is. Dit wordt door de provincie gecontroleerd. Ook zal de<br />

provincie zelf regelmatig metingen uitvoeren. Als in de toekomst blijkt dat Bruil de<br />

vergunde emissies overschrijdt, zal de provincie handhavend optreden. Dwang om de<br />

productie stil te laten leggen of terug te brengen als andere maatregelen niet helpen, kan<br />

Pagina 15 van 52


daarbij toegepast worden. Handhaving hoeft niet in de vergunning geregeld te worden (is<br />

een wettelijke taak van de provincie).<br />

4. Het OMA zou antwoord moeten geven op de vraag of, en in welke mate er overlast is te<br />

verwachten voor de omgeving en meer duidelijkheid verschaffen wat exact de gevolgen zijn<br />

voor mens en milieu. De beoogde locatie voor Bruil is zeer omstreden, en ligt zeer dicht tegen<br />

bewoond gebied aan. Om vertrouwen bij de burger terug te winnen en de door u beoogde<br />

transparantie te waarborgen is het onvermijdelijk dat er ook een antwoord komt op de vraag of<br />

de beoogde locatie wel de juiste keuze is in relatie tot de te verwachten overlast voor de<br />

omgeving. Indien deze vraag wordt meegenomen in het onderzoek, los van politieke en<br />

economische belangen, zult u wellicht het vertrouwen enigszins kunnen terugwinnen. Graag<br />

antwoord op de vraag of u bereid bent de geschiktheid van de beoogde locatie in relatie tot de<br />

te verwachten overlast alsnog wilt laten onderzoeken.<br />

Er zal geen onderzoek naar de geschiktheid van de beoogde locatie in relatie tot de te<br />

verwachten overlast plaatsvinden.<br />

TNO heeft opdracht gekregen voor het uitvoeren van een onafhankelijk extern milieu<br />

advies (OMA), en aanvullend onderzoek naar de milieu- en gezondheidseffecten van de<br />

asfaltcentrale Bruil op de vastgestelde locatie Koningspleij-Noord te <strong>Arnhem</strong>.<br />

Deze opdracht bevat de feitelijke advisering en beoordeling van:<br />

- (concept)vergunningaanvragen op compleetheid en waarheidsgetrouwheid;<br />

- het voldoen aan de toegepaste proces- en bestrijdingstechnologie Best Bestaande<br />

Technieken;<br />

- beantwoording gerichte, technische en / of milieukundige vragen vanuit de<br />

klankbordgroep.<br />

Beoordeling heeft voor de volgende milieuaspecten plaatsgevonden:<br />

Het voldoen aan Best Beschikbare Technieken, Geluid, Geur, Luchtkwaliteit en Trillingen.<br />

De opdracht aan TNO geeft antwoord op uw vraag. Het in beeld brengen van de<br />

eventuele overlast en gezondheidseffecten is onderdeel van de onderzoeksvraag.<br />

Pagina 16 van 52


8. Werkgroep <strong>Arnhem</strong> Geen Asfaltcentrale<br />

1. Welke status heeft het TNO rapport?<br />

Het Onafhankelijk Milieu Advies wordt in opdracht van de provincie en de gemeente<br />

uitgevoerd. Het OMA wordt door de provincie meegewogen bij de beoordeling op de<br />

milieuvergunningaanvraag van Bruil. Het volledige OMA wordt met de aanvraag van Bruil<br />

ter inzage gelegd bij publicatie van de ontwerpbeschikking van de<br />

milieuvergunningaanvraag bij de provincie. De gemeente zal het OMA en conclusies<br />

gebruiken voor beoordeling aan de gestelde voorwaarden van de gemeenteraad van<br />

25 september 2006 voor de vestiging van asfaltcentrale Bruil op de Koningspleij-Noord.<br />

2. Welke rol speelt het TNO rapport in het Onafhankelijk Milieu Advies (OMA)?<br />

TNO is opdrachtnemer van het onderzoek.<br />

3. Wordt de zogenoemde ’20 puntenlijst’ betrokken bij het TNO rapport?<br />

Ja. Toetsing aan de voorwaarden van de gemeente <strong>Arnhem</strong> heeft, voor zover van<br />

toepassing in het kader van het OMA, in het aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De<br />

beoordeling is in bijlage A van het aanvullend onderzoek opgenomen.<br />

4. Waarom is aanvullend onderzoek voor het TNO rapport nodig?<br />

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport, de presentaties bij het klankbordoverleg<br />

(d.d. 23-09-2008) en de bewonersbijeenkomst (d.d. 20 november 2008) is besloten een<br />

aanvullend onderzoek uit te voeren. Het RIVM en de GGD hebben in de rapportage van<br />

oktober aangegeven over onvoldoende gegevens te beschikken om hun finale<br />

conclusies met betrekking tot gezondheidseffecten en hinderaspecten te kunnen<br />

trekken. Daarnaast zijn er naar aanleiding van de rapportage aanvullende vragen gesteld;<br />

enerzijds door de klankbordgroep en anderzijds door omwonenden en andere<br />

belanghebbenden. Daarop is door de provincie Gelderland in overleg met de gemeente<br />

<strong>Arnhem</strong> besloten TNO / RIVM en de GGD aanvullend onderzoek te laten verrichten om de<br />

openstaande vragen te beantwoorden en nog bestaande onduidelijkheden te<br />

verhelderen.<br />

5. Is er een inspraakprocedure gekoppeld aan het TNO rapport of het OMA? Met welke status?<br />

Nee. Doordat de definitieve TNO-rapportage samen met de aanvraag en de<br />

ontwerpbeschikking van de milieuaanvraag van Bruil door de provincie ter inzage wordt<br />

gelegd is in het kader van deze vergunningsprocedure wel inspraak mogelijk.<br />

Pagina 17 van 52


9. Wijkraden Mosterdhof, Struikendoorn en de Weem<br />

1. In het TNO-rapport staan bij diverse BBT-onderdelen n.b. (=niet beschreven). Hoe is het zeker<br />

gesteld dat daadwerkelijk deze BBT wordt toegepast als hij niet in de milieuaanvraag /<br />

vergunning is vastgelegd.<br />

De BBT zijn wettelijk vastgelegd (via de ministeriële ‘Regeling aanwijzing BBTdocumenten’).<br />

Vastleggen van dat beschermingsniveau in de vergunning is verplicht. De<br />

aanvraag wordt getoetst op BBT. Er mag geen vergunning met lager<br />

beschermingsniveau dan op basis van de wettelijke BBT vastgesteld worden. Als Bruil<br />

niet alle toe te passen BBT aanvraagt, worden die toch in de vergunning vastgelegd,<br />

tenzij daarmee de grondslag van de aanvraag zou worden verlaten. In dat geval moet de<br />

aanvraag (deels) geweigerd worden.<br />

2. Is een aangehaalde BBT ook de BBT: bij ontbreken van een officiële BBT-lijst is toch / mogelijk<br />

de laatst verschenen BBT ook de beste of degene die de minste milieuoverlast oplevert.<br />

Zie de beantwoording hierboven onder vraag 1. Niet wettelijk (Nederlands recht)<br />

vastgestelde BBT zijn geen BBT voor de vergunningverlening. Zie ook hoofdstuk 6 van<br />

het aanvullend onderzoek.<br />

3. In het TNO-rapport wordt vrijwel alleen als BBT de VITO uit 2001 toegepast, terwijl er ook een<br />

VDI 2283 uit 2008 is. Deze VDI beschrijft de reductie van vele emissies en lijkt de modernste<br />

stand der techniek vast te leggen: de provincie heeft ons toch een fabriek beloofd waar we trots<br />

op konden zijn of de modernste techniek. Waarom geen toepassing van de VDI uit 2008 i.p.v.<br />

de VITO uit 2001 er is in die tijd veel veranderd.<br />

Zie de beantwoording hierboven onder vraag 1 en 2. Overigens heeft TNO ook getoetst<br />

aan VDI2283 uit 2008.<br />

4. Er zijn ook recente documenten voor het vaststellen van BBTn voor puinbrekers. Deze staan<br />

niet in de referenties en ook niet in het rapport. Bedoelde studies / rapporten / BBTn dateren uit<br />

2004 en later. Wat zijn daarbij de waarde van de stofemissies.<br />

In de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR) staat geen bijzondere regeling (geen BBT)<br />

specifiek voor puinbrekers. Als algemene BBT-regel (uit de vigerende NeR) geldt dat<br />

diffuse stofemissie zoveel mogelijk aan de bron bestreden moet worden. Daarvoor wordt<br />

een aantal handreikingen gegeven in de NeR. De vergunningvoorschriften sluiten ook<br />

aan bij de voorschriften uit het ‘Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval’ (bestemd<br />

voor mobiele brekers buiten inrichtingen).<br />

5. Wordt er ook een BBT-toets toegepast. Zo ja wat is de uitkomst, zo nee waarom niet.<br />

Ja, TNO heeft getoetst of BBT worden toegepast. De vergunningverleners van de<br />

provincie toetsen dat nogmaals bij beoordeling van de definitieve aanvraag. Zie verder<br />

de beantwoording onder vraag 1.<br />

6. Bij de milieuvergunning van Hermsen Recycling te Westervoort liggen de 98 en 99.5 percentiel<br />

van de geuroverlast ruim buiten de bebouwde delen van Westervoort, toch is er frequent<br />

geuroverlast: meer dan volgens de milieuvergunning mogelijk is! Kloppen de modellen wel<br />

waarmee deze percentielen worden berekend.<br />

Ja, de situatie van Hermsen aan de Kleine Pleij is niet te vergelijken met die van Bruil. De<br />

geurcontour van 3 g.e./m3 98 percentiel ligt bij de grens van de aaneengesloten<br />

woonbebouwing en voldoet aan de richtwaarde voor minder hinderlijke geuren. De<br />

piekwaarden (99,99 percentiel) liggen tussen de richtwaarde en de bovenwaarde. Dit past<br />

wel in het toetsingskader, maar dat wil niet zeggen dat er helemaal geen hinder is.<br />

Bij de toetsing van Bruil gelden strengere normen, omdat het gaat om een nieuw bedrijf.<br />

7. Is het in gewone mensentaal uit te leggen wat het betekent voor de bewoners als niet de<br />

streefwaarde maar de richtwaarde voor geur wordt gebruikt, zoals nu in het rapport wordt<br />

beschreven.<br />

De richtwaarde is de waarde voor een acceptabel hinderniveau met inachtneming van de<br />

gebiedscategorie (bijvoorbeeld wonen of werken) en met inachtneming van de<br />

hedonische waarde (de mate van onaangenaamheid) van de geur. Er kan incidenteel<br />

Pagina 18 van 52


enige hinder optreden. De streefwaarde is een waarde waarbij geen hinder optreedt (een<br />

en ander gebaseerd op de nog vigerende geurbeleidsregels, die momenteel in herziening<br />

zijn).<br />

8. De overslag van per schip aangevoerde grondstoffen kan leiden tot emissies van o.a. fijnstof<br />

PM 10. Het aantal maatregelen om dit te beperken is bij Bruil ontoereikend. Hoe wordt dit<br />

opgelost.<br />

Uit de berekeningen volgt dat de maatregelen toereikend zijn (buiten de locatie geen<br />

normoverschrijding). Maatregelen volgens ontwerpbeschikking zijn op BBT-niveau. In de<br />

vergunning zullen eisen worden opgenomen om stofoverlast te minimaliseren. Het gaat<br />

hierbij om eisen zoals bevochtiging van grondstoffen tijdens overslag en goederen<br />

overslag niet toegestaan onder bepaalde meteorologische omstandigheden.<br />

9. De overslag van het schip naar de stationaire walinstallaties is ook afhankelijk van de<br />

waterhoogte in de haven / Rijn. Dit leidt tot grotere storthoogtes en mogelijk meer emissies. Is<br />

dit onderzocht.<br />

Ja, er is door TNO een inschatting gemaakt van de emissies bij de overslag ongeacht de<br />

storthoogte, omdat deze geen parameter is in de berekening. Storthoogte is overigens<br />

niet afhankelijk van de waterstand. Grondstoffen worden gestort in een trechter op de<br />

wal.<br />

10. Het TNO-rapport stelt een aantal kritische vragen over het geluidsonderzoek. Wanneer wordt<br />

een compleet en controleerbaar rapport gepresenteerd.<br />

TNO rapporteert, samen met RIVM en GGD onafhankelijk en toetst / berekent datgene wat<br />

Bruil in de vergunning aanvraagt en de effecten daarvan. Als zij kritische vragen stellen<br />

of opmerkingen maken in hun rapportage, is het de verantwoording van Bruil om daar in<br />

haar definitieve aanvraag rekening mee te houden. In de definitieve aanvraag blijkt wat<br />

de reactie van Bruil is op de conclusies van TNO c.s. De definitieve rapportage zal samen<br />

met de aanvraag en de ontwerpbeschikking ter inzage zal worden gelegd. De provincie<br />

houdt met het besluit op de aanvraag ook rekening met de conclusies van TNO en met<br />

wat Bruil daarmee in de vergunningaanvraag doet, en komt er in de considerans op<br />

terug.<br />

11. De fabriek heeft een grote capaciteit, ruim 2 ½ x de huidige en er is overcapaciteit op de markt<br />

en bovendien ligt het verzorgingsgebied ten westen van Wageningen. Hoe vaak ligt de fabriek<br />

stil en wordt de fabriek opgestart of draait de fabriek permanent op minimale capaciteit.<br />

De maximale productiecapaciteit in Wageningen is ca. 250 ton / uur, terwijl dit in <strong>Arnhem</strong><br />

ca. 300 ton / uur is. Derhalve is de maximale productiecapaciteit ca. 20% hoger.<br />

Een oordeel / reactie op uw standpunt over de overcapaciteit in de markt is geen<br />

overheidstaak. Evenmin het ingrijpen in een markt waar gezonde<br />

concurrentieverhoudingen heersen.<br />

12. De Gelderse milieufederatie heeft deelgenomen aan de klankbordgroep. Wij hebben begrepen<br />

dat ook zij veel commentaar hebben. Wat is daarmee gebeurd / gebeurt daarmee. Is hierbij<br />

sprake van formele inspraak.<br />

De vragen van de Gelderse Milieu Federatie, alsmede de vragen van de klankbordgroep<br />

zijn door TNO in de aanvullende rapportage meegenomen. De Gelderse Milieu Federatie<br />

heeft haar vragen kunnen toelichten in de Klankbordgroep. Er is hierbij geen sprake van<br />

formele inspraak.<br />

13. Een schoorsteen van 60 meter geeft minder overlast dan een van 40 meter wordt gezegd.<br />

Waarom zijn de verschillen in overlast tussen beide hoogtes niet onderzocht: de gedeputeerde<br />

zei de overlast te willen minimaliseren.<br />

Een onderzoek naar effecten van een schoorsteen van 60 meter behoorde niet tot de<br />

opdracht aan TNO. De gedeputeerde wil de milieubelasting minimaliseren binnen de<br />

grenzen van wat wettelijk mogelijk is. TNO heeft gerapporteerd over de vraag of de<br />

aangevraagde schoorsteenhoogte op BBT-niveau is en of daarmee aan de<br />

geurbeleidsnormen kan worden voldaan. Door TNO is, mede op verzoek van de<br />

klankbordgroep, een aanvullende berekening met een schoorsteenhoogte van 60 meter<br />

Pagina 19 van 52


uigevoerd. Deze berekening is in het aanvullend onderzoek TNO in hoofdstuk 3 nader<br />

uitgewerkt.<br />

14. Het overzicht van de vervoersbewegingen is erg onduidelijk. Ook de omvang van het intern<br />

transport op het terrein en het daarbij samenhangende geluid / geluidsbronnen is niet<br />

beschreven.<br />

Over de omvang van het intern transport geeft de vergunningaanvraag (akoestisch<br />

rapport) duidelijkheid. Het geluid ten gevolge van extern bedrijfsverkeer mag volgens<br />

vaste jurisprudentie niet meegenomen worden bij de beoordeling of de aangevraagde<br />

activiteit vergunbaar is.<br />

Voor de toets van aangevraagde geluid-etmaalwaarden wordt uitgegaan van wat<br />

maximaal aan geluidbelasting mogelijk is (simpel gezegd: als ‘alles draait’ gedurende de<br />

daarvoor aangevraagde uren in de dagperiode). Overigens is in hoofdstuk 4 van het<br />

aanvullend onderzoek een analyse en uitleg opgesteld van de toename van het<br />

vrachtverkeer op de Pleijroute.<br />

15. In een geluidszone is het gebruikelijk dat de installaties met de zwaarste geluidsbronnen /<br />

overlast centraal in de zone zijn geplaatst en de minder belastende aan de buitenzijde. In dit<br />

geval zit Bruil juist aan de buitenzijde met vele geluidsbronnen als puinbreker, fabriek en<br />

losinrichtingen: hoe is dat te rijmen.<br />

De locatie voor Bruil is bepaald omdat de inrichting aan de haven moet liggen i.v.m. de<br />

aanvoer van grondstoffen per schip. In het zonemodel zijn eerder kavelbronnen<br />

opgenomen, met een verdeling van milieucategorieën. De kavelbronnen die door Bruil<br />

“bezet” zijn, zijn vervangen door de geluidemissie die in de concept<br />

milieuvergunningaanvraag opgenomen is.<br />

Pagina 20 van 52


10. De heer G.G. Hofman<br />

1. Nergens heb ik tussen alle cijfers die geproduceerd zijn kunnen lezen de nulsituatie, dus de<br />

overlast die Westervoort nu al ondervindt van de Kleefse Waard, de Pleijweg en andere<br />

bronnen. Bovenop deze nulsituatie, die volgens mij nu al op de grens van het toelaatbare ligt,<br />

komt Bruil straks nog. Misschien kunt u mij per mail een kaartje van de nulsituatie sturen, of<br />

publiceren, net als TNO heeft gemaakt van de situatie Bruil.<br />

Mede naar aanleiding van uw vraag heeft TNO in het aanvullend onderzoek ook per<br />

milieuaspect de situatie in Westervoort onderzocht. Voor de milieuaspecten<br />

industrielawaai, luchtkwaliteit en geur is in het aanvullend onderzoek sprake van een<br />

situatie zonder de uitbreiding met Bruil. Dat is feitelijk de nulsituatie in dit geval.<br />

Pagina 21 van 52


11. <strong>Gemeente</strong> Westervoort<br />

1. Ik zou jullie willen vragen zowel de geluidseffecten, als de luchtkwaliteiteffecten (grof- en fijnstof<br />

en de andere parameters) nader uit te (laten) werken voor de invloed op de gemeente<br />

Westervoort en dit inzichtelijk te maken. Hierbij denk ik met name aan de komst van Bruil in<br />

relatie tot de Pleijroute, maar er zijn natuurlijk ook andere bronnen op de Koningspleijn en<br />

omgeving met hun invloed op Westervoort.<br />

De data verkeersgegevens zijn in beheer bij de gemeente <strong>Arnhem</strong> (regionale RVMK). Wij<br />

hebben zelf geen programmatuur om dingen te berekenen. Maar dat wij geen gegevens zouden<br />

hebben, zoals de GGD opmerkte, ligt dus genuanceerder. Ik heb de GGD daar gisteren ook al<br />

over aangesproken.<br />

De data spoorweggegevens zijn mogelijk ook bij <strong>Gemeente</strong> <strong>Arnhem</strong>, anders bij Prorail. Maar<br />

elk bureau kan daar achter komen.<br />

Mede naar aanleiding van deze vraag heeft in december 2008 ambtelijk overleg<br />

plaatsgevonden met de gemeentes Westervoort, <strong>Arnhem</strong>, provincie en GGD.<br />

Afgesproken is om de effecten voor de gemeente Westervoort door de komst van de<br />

asfaltcentrale welke betrekking hebben op lucht, geur en geluid als aanvulling in het<br />

onderzoek op te nemen en hier aanvullend onderzoek voor uit te voeren. Uit het<br />

kaartmateriaal zoals opgenomen in de onderzoeken van TNO is ook inzichtelijk gemaakt<br />

hoe groot de belasting voor geur en andere luchtverontreiniging is ten gevolge van Bruil.<br />

Voor geluid zijn specifieke berekeningen uitgevoerd voor de gemeente Westervoort.<br />

Pagina 22 van 52


12. De heer W. ten Berge<br />

Mijn naam is Wil ten Berge, ik woon ongeveer 1650 meter Oostelijk van de plaats van de geplande<br />

Asfalt Meng Installatie (AMI) van Bruil aan de Koningspley en ik maak me ernstig zorgen over de<br />

toekomstige geurbelasting van deze geplande AMI.<br />

Mijn overwegingen en vragen zijn in de bijlage uitgebreid beschreven.<br />

1. Graag zou ik ook inzage willen krijgen in het volledige TNO-rapport met alle onderliggende<br />

berekeningen en aannames inzake geur. Dat is dus andere informatie dan het simpele rapport<br />

van 44 pagina's, dat nu is te downloaden van de website van de provincie Gelderland.<br />

De gevraagde stukken zijn door de provincie verstrekt met onderstaande toelichting.<br />

De conceptaanvraag is digitaal toegestuurd met als bijlage het luchtrapport van Tauw. De<br />

provincie beschikt niet over een ander rapport van TNO, dan het rapport dat u al heeft.<br />

Het luchtkwaliteitrapport in de conceptaanvraag is qua opzet vergelijkbaar met het TNOrapport<br />

en bevat derhalve niet meer informatie over de berekeningswijze. Wel heeft Tauw<br />

ook een berekening gemaakt voor een emissie van 2000 miljoen geureenheden per uur.<br />

Dit is hetgeen aangevraagd zal gaan worden.<br />

2. TNO stelt dat een bronsterkte van 4500 miljoen geureenheden alleen onder ongunstige<br />

omstandigheden bereikt is in het verleden bij oude installaties. Of de installatie oud of nieuw is,<br />

dat is weinig relevant. Het is het asfalt, dat stinkt. De oude asfaltinstallaties waren minder goed<br />

naar de directe omgeving afgeschermd en daarom was er vaak op korte afstand stankoverlast.<br />

De moderne installaties zijn beter afgeschermd naar de omgeving door sterke afzuiging op alle<br />

emissiepunten, die dan via de schoorsteen worden afgevoerd. Door het gebruik van de<br />

schoorsteen komt de stank niet meer in de directe omgeving van de asfaltmenginstallatie<br />

terecht, maar 500 meter tot 3 kilometer verder. Het is dus duidelijk dat het aantal vrijkomende<br />

geureenheden niet gerelateerd is aan de installatie maar aan de asfaltproductie in tonnen per<br />

uur. In de NER regeling C5 inzake asfaltinstallaties is de bronsterkte van 4500 miljoen<br />

geureenheden niet gerelateerd aan de productie in tonnen asfalt per uur. De geplande<br />

asfaltcentrale aan de Koningspley gaat maximaal 300 ton per uur leveren en aan een dergelijke<br />

grootschalige installatie zijn nooit metingen verricht. Enige voorzichtigheid is dus geboden. De<br />

NER C5 Asfalt Meng Installatie van 11 september 2008 geeft een indicatieve waarde van 22<br />

miljoen geureenheden per ton geproduceerde asfalt. Ingeval van 300 ton per uur komen er dus<br />

6600 miljoen geureenheden vrij.<br />

TNO is bij haar berekeningen uitgegaan van de maximale emissiewaarden van een<br />

oliegestookte installatie. Op basis van de meetgegevens van de provincie is gebleken dat<br />

dit, t.o.v. gasgestookte centrales, een overschatting met een factor 2 is.<br />

3. Wat is de zin van percentielwaarden per uur gemiddeld? De 10 minuten gemiddelde<br />

concentraties liggen al gauw een factor 1,5 hoger. Het is juist de eerste stankgewaarwording<br />

die weerstand oproept en 10 minuten gemiddelde waarden zijn dan ook relevanter voor hinder.<br />

Het pluimplusmodel is ontworpen om onvolkomenheden bij de berekening van de verspreiding<br />

van luchtverontreiniging van hoge schoorstenen op grotere afstanden beter op gemeten<br />

waarden aan te laten sluiten. Het pluimplusmodel maakt gebruik van waarnemingen van de<br />

gemiddelde turbulentie over een uur en probeert dan ook uurgemiddelde schattingen te maken<br />

over afstanden van 5 tot 50 km. Echter hoe kan een model, gebaseerd op uurgemiddelde<br />

waarnemingen op een totaal andere plaats in Nederland (Eindhoven of Twente) iets voorspellen<br />

over luchtverontreiniging op korte afstand in de omgeving van de geplande asfaltcentrale aan<br />

de Koningspley. Op korte afstand is de reistijd van de verontreiniging uit de schoorsteen slechts<br />

5 minuten om een afstand van 900 meter bij een windsnelheid van 3 meter per seconde te<br />

overbruggen en 10 minuten voor een reistijd van 1800 meter. Hoe kan een model gebaseerd op<br />

uurgemiddelde waarnemingen iets nauwkeurig voorspellen in 5 minuten of in 10 minuten? Het<br />

pluimplus model is dus geheel ongeschikt om de stankconcentraties op korte afstand in te<br />

schatten op basis van uurgemiddelde lucht turbulenties, die bepaald zijn op een plaats 80 km<br />

verwijderd van de Koningspley. Het is bekend dat het PluimPlus model op korte afstanden<br />

lagere percentielwaarden produceert dan het oude nationale model dat veel lijkt op die<br />

beschreven in CPR14.<br />

Pagina 23 van 52


De zin van percentielwaarden per uur gemiddeld is door TNO in hoofdstuk 2c van het<br />

aanvullende onderzoek beschreven. Het gebruik van percentielwaarden is nodig voor de<br />

interpretatie van verspreidingsberekeningen van geur (en in de normering).<br />

Voor het berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit als gevolg van punt- of<br />

oppervlaktebronnen (bijvoorbeeld in vergunningsprocedures) is Standaard<br />

Rekenmethode 3 wettelijk voorgeschreven in Nederland. Het gebruik van<br />

meteorologische gegevens is hierbij voorgeschreven. Het SRM3 is gebaseerd op de<br />

afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Nieuw Nationaal Model (NNM). Er zijn<br />

twee implementaties van het NNM beschikbaar: PluimPlus (TNO) en STACKS (KEMA).<br />

Beide modellen worden jaarlijks geactualiseerd; in mei/juni 2008 zijn de nieuwe versies<br />

van de modellen naar hun gebruikers gestuurd. Pluimplus is het rekenmodel volgens<br />

toepassingsgebied artikel 9 lid 2 en 10, onderdeel a van de Regeling Beoordeling<br />

Luchtkwaliteit (Infomil, 2008). Het pluimplusmodel is dus goed toegepast.<br />

4. Wat is de zin van percentielwaarden per uur als de bedrijfstijden van de asfaltmenginstallatie<br />

niet bekend zijn. Men mag gemiddeld rekenen met 57 ton asfalt per uur (jaarcapaciteit 500000<br />

ton is 57 ton per uur), overeenkomend met een geuremissie van 1250 miljoen geureenheden<br />

per uur. Als de asfaltmenginstallatie continu in bedrijf zou zijn, is de stank beperkt. Echter de<br />

asfaltmenginstallatie is niet continu in bedrijf, maar de productie kan per uur oplopen tot 300 ton<br />

per uur, overeenkomend met een geuremissie van 6600 miljoen geureenheden per uur. Het is<br />

juist de onvoorspelbare productie van de asfaltmenginstallatie in de tijd, die een voorspelling<br />

van percentielwaarden een nutteloze bezigheid maakt. Over een bedrijfsperiode van 20 jaar zal<br />

deze voorspelling wel kloppen maar over een periode van een maand is de voorspelling<br />

misleidend.<br />

Juist om vast te stellen wat de maximale geuremissie zou betekenen voor de<br />

geurcontouren heeft TNO een worst case scenario berekend. Hierbij is verondersteld dat<br />

gedurende 2000 uur per jaar 2 maal de emissie van de normale bedrijfsvoering zal<br />

plaatsvinden.<br />

5. VROM gebruikt voor de schatting van directe effecten benedenwinds bij onvoorziene voorvallen<br />

de rekenmethodes van CPR14. Deze zijn gepubliceerd in 2005. Deze methodes geven<br />

schattingen van concentraties en effecten op referentiepunten benedenwinds van het ongeval.<br />

Deze methode wordt gebruikt om bijvoorbeeld een besluit te nemen of een stadsdeel<br />

gewaarschuwd of nog erger geëvacueerd moet worden. Ook wordt deze methode gebruikt om<br />

het aantal fatale vergiftigingen bij een industrieel ongeval te schatten. Het is belangrijk dat de<br />

CPR14 methode de problemen niet overschat en risico’s betrouwbaar inschat. Het besluit om<br />

de bevolking van een stadsdeel te evacueren kan niet zomaar uit voorzorg worden genomen.<br />

Dit model is dan ook heel geschikt om te onderzoeken of stankproblemen kunnen optreden<br />

benedenwinds van een asfaltmenginstallatie.<br />

Uw uitleg over toepassing van de rekenmethodes van CPR14 door VROM is voor<br />

kennisgeving aangenomen.<br />

Uw vraag waarom de CPR14 niet is gebruikt bij de bepaling van de geurconcentratie is in<br />

het aanvullend onderzoek van TNO in hoofdstuk 2a beantwoord. Dit is gedaan omdat<br />

gebruik van het Nieuw Nationaal Model (NNM) een reëel beeld geeft van de geurbelasting<br />

die daadwerkelijk kan worden ervaren. Toepassing van de CPR14 en eigen<br />

meteorologische data geeft een minder reëel beeld.<br />

Pagina 24 van 52


13. De heer A.F. Heilbron<br />

1. Is het geluid van de puinbreekinstallatie meegenomen in het 'geluidsonderzoek'?<br />

Ja.<br />

2. Heeft u wel eens het geluid gehoord van een puinbreekinstallatie? Hoeveel decibel, bij een<br />

grote, vergelijkbare, installatie?<br />

Deze opmerking is ter kennisgeving aangenomen.<br />

3. Zijn er bij het onderzoek vergelijkbare asfaltcentrales / puinbreekinstallaties bezocht en zijn daar<br />

relevante metingen gedaan? Zo ja, welke installaties en welke metingen ? Zo nee, waarom<br />

niet?<br />

Er zijn in het kader van het onderzoek geen vergelijkbare centrales / puinbreekinstallaties<br />

bezocht en gemeten, omdat dit niet voor het onderzoek noodzakelijk is. In het onderzoek<br />

wordt op basis van brongegevens de geluidbelasting berekend.<br />

4. Aangegeven is dat deze asfaltcentrale dient als gedeeltelijke vervanging van de centrale in<br />

Wageningen, die gesaneerd moet worden. Waarom wordt dan niet volstaan met een relatief<br />

kleine centrale, i.p.v. de een na grootste van Nederland?<br />

Bepaling van de grootte van de centrale is een economische afweging en wordt in dit<br />

kader niet door de overheid beoordeeld. Evenmin het ingrijpen in een markt waar<br />

gezonde concurrentieverhoudingen heersen.<br />

5. Waarom zijn geen piekwaarden aangegeven?<br />

Het geluidrapport dat door Bruil bij de conceptvergunningaanvraag is toegevoegd, is<br />

door TNO beoordeeld. In hoofdstuk 5 van het aanvullende onderzoek is een<br />

samenvatting gegeven van de belangrijkste bronnen die in het geluidonderzoek zijn<br />

meegenomen (waaronder de puinbreekinstallatie). TNO acht het geluidonderzoek van<br />

Peutz, waarin ook de maximale geluidniveaus (piekwaarden) zijn meegenomen, van<br />

voldoende kwaliteit om verantwoorde vergunningeisen te kunnen laten opstellen door de<br />

provincie. TNO acht het daarom niet noodzakelijk aanvullend geluidonderzoek in de vorm<br />

van metingen en / of berekeningen uit te voeren.<br />

Pagina 25 van 52


14. De heer L.P.W. van der Meer<br />

1. Mijn zorg gaat over de effecten van de asfaltcentrale op het gebied van verkeer en vervoer. Dit<br />

is gisteravond niet aan de orde geweest, c.q. niet in onderzoeken meegenomen. Met name<br />

wanneer de centrale op volle toeren draait heeft dat veel consequenties op het wegennet ter<br />

plekke en in de omgeving. Files, overbelasting qua capaciteit , maar ook geluid en CO2.<br />

Pleijroute en Westervoortsedijk zullen knelpunten worden. Het gaat om zeer zwaar<br />

vrachtverkeer. Ik zou het op prijs stellen wanneer daar onderzoek, gedegen informatie over<br />

verstrekt wordt aan bewoners en bedrijven.<br />

De intensiteit van het vracht- en personenverkeer van en naar Bruil op de Pleijroute was<br />

inderdaad niet in het onderzoek van TNO meegenomen. TNO heeft dit aspect in het<br />

aanvullend onderzoek beoordeeld. In hoofdstuk 4a van het aanvullend onderzoek kunt u<br />

deze informatie terugvinden. De conclusie van TNO is, dat het extra vrachtverkeer niet<br />

voor overschrijding van grenswaarden zal zorgen. Bewoners en bedrijven kunnen zich<br />

met dit openbare document en het aanvullende onderzoek van TNO laten informeren<br />

over dit aspect.<br />

Pagina 26 van 52


15. Extra vragen Milieugroep Westervoort en Gelderse<br />

Milieufederatie<br />

1. Voorkomen nestgeur door goed ontwerp installatie<br />

TNO doet nader onderzoek naar de grootte van de nestgeur van de nieuwe asfaltcentrale in<br />

relatie tot de geuruitstoot van de schoorsteen. Het fenomeen nestgeur is ook bekend van<br />

afvalverbrandingsinstallaties (AVI`s). Bij AVI`s kan nestgeur ontstaan bij het storten van afval in<br />

de stortbunker in de storthal. Bij de afvalverbrandingsinstallatie ARN te Beuningen wordt de<br />

nestgeur zoveel mogelijk voorkomen door een uitgekiend ontwerp van de storthal. Er wordt<br />

gebruik gemaakt van automatisch sluitende toegangsdeuren (c.q. flappen) in combinatie met<br />

onderdruk in de storthal. De afgezogen lucht wordt gebruikt als verbrandingslucht. Door goed<br />

ontwerp wordt implosie voorkomen.<br />

Van belang is om dit soort maatregelen ook toe te passen bij de nieuwe asfaltcentrale. Het<br />

vullen van de vrachtwagens dient ook in een dergelijke hal plaats te vinden.<br />

Vraag: TNO wordt gevraagd om:<br />

- de bronnen van nestgeur volledig in kaart te brengen;<br />

In het aanvullend onderzoek van TNO worden twee bronnen van nestgeur<br />

genoemd. Tevens is hier aangegeven dat Bruil de, in de Nederlandse emissie<br />

Richtlijn (NeR) voorgeschreven, maatregelen zal treffen om deze emissie te<br />

minimaliseren.<br />

- een adequaat maatregelenpakket op te stellen om nestgeur te voorkomen.<br />

TNO stelt geen adequaat maatregelenpakket op. Dit doet, indien noodzakelijk, de<br />

provincie in haar beschikking (vergunning), op basis van de aanvraag van Bruil.<br />

Uiteraard worden in de besluitvorming de conclusies van TNO meegenomen, maar<br />

de aanvraag en wet- en regelgeving zijn bepalend voor de uiteindelijke op te leggen<br />

maatregelen.<br />

2. Meerkosten hogere schoorsteen<br />

Uit de gepresenteerde geurcontouren is gebleken dat bij een schoorsteen van 60 meter er<br />

beduidend minder geurgehinderden zijn dan bij een schoorsteen van 45 meter. Van belang is<br />

om inzicht te hebben in de meerkosten van een hogere schoorsteen.<br />

Het verwarmen van de afgassen om extra pluimstijging en daarmee geurverdunning te krijgen<br />

kost veel energie en is een blijvende kostenpost. Deze kosten vallen hoger uit dan de<br />

meerkosten van een schoorsteen van 60 meter bij de nieuwbouw.<br />

Bij strakke oostenwind heeft de geurpluim een verder bereik richting Stadseiland/ Malburgen.<br />

Geur- overlast dient dan zoveel mogelijk te worden voorkomen door een zo hoog mogelijk<br />

schoorsteen. Het bij nieuwbouw direct realiseren van een schoorsteen van 60 meter leidt tot<br />

minder geurgehinderden en wordt sterk aanbevolen.<br />

Vraag aan TNO: de meerkosten van een schoorsteen van 60 meter in plaats van 45 meter bij<br />

de nieuwbouw van de asfaltcentrale.<br />

TNO berekent geen meerkosten van een schoorsteen van 60 meter in plaats van 45<br />

meter. TNO geeft in haar onderzoek alleen de verschillen weer tussen effecten bij een<br />

schoorsteen van 45 en één van 60 meter.<br />

3. Definitie worstcase situatie bij gasgestookte asfaltcentrale en toelichting geurcontouren<br />

Bruil gaat een gasgestookte asfaltcentrale bouwen en geen oliegestookte centrale.<br />

Vraag: uitvoering van een berekening van de worstcase van geurcontouren op basis van een<br />

gasgestookte centrale in plaats van een oliegestookte. Oliegestookte centrales hebben een<br />

geurbronsterkte van ca 4500 Mge/sec en gasgestookte lager.<br />

TNO zal geen worst case berekening uitvoeren van de geurcontouren op basis van een<br />

gasgestookte centrale. Voor dit aspect is in het onderzoek een worst case berekening,<br />

met een overschatting van de emissies met een factor 2, uitgevoerd gebaseerd op een<br />

oude oliegestookte centrale, en dit geeft een aanzienlijke overschatting van de nieuw te<br />

bouwen, gasgestookte centrale. Uitvoeren van een worst case berekening van de<br />

geurcontouren op basis van een gasgestookte centrale zal in het kader van dit onderzoek<br />

geen relevante gegevens opleveren.<br />

Pagina 27 van 52


4. Vraag: bij de presentatie en communicatie van de geurcontouren dient duidelijk te worden<br />

aangegeven:<br />

a. of het om een realistische bedrijfsvoering gaat of om een worstcase.<br />

b. per contour een duidelijke uitleg met betrekking tot<br />

- de geurbronsterktes (normale bedrijfsvoering versus worstcase);<br />

- de percentiel (de maximale tijdsduur per jaar in procenten en in uren/dagen);<br />

- de geurnorm van de contour.<br />

Beter enkele duidelijke geurcontouren ter vergelijking naast elkaar op één pagina<br />

(met de rest in bijlagen) dan zeer veel geurcontouren. Aandacht voor een heldere<br />

toelichting is van belang.<br />

Bovenstaande is naar ons oordeel in de hoofdstukken 2 en 3 van het aanvullend<br />

onderzoek voor zover mogelijk duidelijk aangegeven.<br />

Uitleg van percentielen:<br />

98 percentiel = maximaal 176 uur per jaar optredend<br />

99,99 percentiel = maximaal 1 uur per jaar optredend<br />

5. De presentatie van de geurcontouren op de informatieavond op 20 november leidde tot veel<br />

verwarring.<br />

Inderdaad leidde dit op de informatieavond tot veel verwarring. In hoofdstuk 3 en bijlage<br />

E van het aanvullend onderzoek is daarom, en mede door de vragen, ter verduidelijking<br />

een aantal nieuwe berekeningen uitgevoerd.<br />

6. Geurcontouren streefwaarden geur Gelder geurbeleid<br />

Vraag: bepalen van de geurcontour van 0.3 ge/m3 met de bijbehorende percentiel zijnde de<br />

streefwaarde uit het Gelders geurbeleid.<br />

Bepaling van deze geurcontour is in bijlage E van het aanvullend onderzoek opgenomen.<br />

7. Geuroverlast composteerbedrijf Hermsen te Westervoort<br />

Composteerbedrijf Hermsen te Westervoort wordt vanwege geuroverlast verplaatst naar<br />

bedrijventerrein Roelofshoeve en daar inpandig uitgevoerd. Volgens de geurcontouren zou<br />

Westervoort van dit bedrijf op de huidige locatie geen geuroverlast hebben. Vraag: Is het waar<br />

dat de geurcontouren aangeven dat het bedrijf geen overlast in Westervoort geeft? In praktijk is<br />

er wel geuroverlast.<br />

Vraag: Wat is hiervan de oorzaak? In hoeverre zijn de berekeningen van de geurcontouren niet<br />

betrouwbaar? In hoeverre houdt het bedrijf zich niet aan de regels?<br />

Hermsen wordt niet verplaatst wegens geuroverlast, maar in het kader van Ruimte voor<br />

de Rivier. De huidige locatie moet plaats maken voor waterbergende maatregelen. De<br />

oorzaak van geuroverlast is ons niet bekend. De situatie van Hermsen aan de Kleine Pleij<br />

is niet te vergelijken met die van Bruil. De geurcontour van 3 g.e./m3 98 percentiel ligt bij<br />

de grens van de aaneengesloten woonbebouwing en voldoet aan de richtwaarde voor<br />

minder hinderlijke geuren. De piekwaarden (99,99 percentiel) liggen tussen de<br />

richtwaarde en de bovenwaarde. Dit past wel in het toetsingskader, maar dat wil niet<br />

zeggen dat er helemaal geen hinder is. De berekeningen van de geurcontouren zijn door<br />

TNO in het advies beoordeeld en in orde bevonden. Het bevoegd gezag kan op basis van<br />

de milieuvergunning controlerend en handhavend optreden indien het bedrijf zich niet<br />

aan de regels houdt. Of Hermsen zich aan de regels houdt, is in het kader van dit<br />

onderzoek niet beoordeeld.<br />

8. Deugdelijk kaartmateriaal woonbebouwing Stadseiland<br />

Tot tweemaal toe heeft de klankbordgroep gesteld dat er actueel kaartmateriaal dient te worden<br />

gebruikt. Daarbij dienen ook de woningen van Stadseiland te Malburgen op de kaart te staan.<br />

Dit zijn de nieuwbouwwoningen die het meest dichtbij liggen.<br />

Bij de presentatie van geluidscontouren door de GGD op de informatieavond van 20 november<br />

was er wederom geen actueel kaartmateriaal. De nieuwbouwwoningen van Stadseiland<br />

ontbraken.<br />

Vraag: vanaf heden gebruik maken van kaartmateriaal waar alle woningen op staan. Geen<br />

Google maps gebruiken want deze kaarten zijn niet actueel.<br />

Pagina 28 van 52


Helaas zijn de beschikbaar gestelde nieuwe luchtfoto’s voor dit onderzoek niet bruikbaar<br />

gebleken. Overigens zijn specifieke berekeningen uitgevoerd voor aantal locaties op het<br />

Stadseiland.<br />

9. Verhoogde emissie papierslibverbrander CDM van AVR AVIRA<br />

Tijdens de informatieavond werd gesteld dat de papierslibverbrander een te hoge emissie van<br />

luchtverontreinigende stoffen heeft.<br />

Vraag: is dat correct? Het bedrijf zou medio 2008 een nieuwe DeNOx hebben en voldoen aan<br />

de Europese richtlijn IPPC.<br />

In het kader van het OMA is dit geen aspect voor dit onderzoek. Het klopt dat de TCI voor<br />

de papierconversie nog een te hoge NOx-emissie heeft.<br />

Per 1 april 2009 moet dit zijn verholpen. De engineering en voorconstructie is in volle<br />

gang. Als de DeNOx op 1 april 2009 niet werkt, wordt er door provincie handhavend<br />

opgetreden.<br />

Pagina 29 van 52


16. Bewonersvereniging Stadseiland <strong>Arnhem</strong><br />

1. Op de Informatiebijeenkomst Asfaltcentrale Bruil op 20 november is voor het eerst een<br />

presentatie gegeven van het OMA aan omwonenden. De uiterste inleverdatum voor<br />

aanvullende vragen is gesteld op 24 november, slechts 4 dagen later.<br />

Dit is correct.<br />

2. Aan het OMA liggen de rapporten van Tauw (geur en lucht) en Peutz (geluid) ten grondslag.<br />

Diverse malen is reeds gevraagd, schriftelijk en mondeling, om deze rapporten beschikbaar te<br />

stellen teneinde het OMA goed te kunnen beoordelen en eventuele aanvullende<br />

onderzoeksvragen te formuleren. Ondanks mondelinge toezeggingen op de informatieavond<br />

Bruil op 20 november beschikken wij nog niet over deze rapporten, die essentieel zijn voor een<br />

grondige beoordeling van het OMA.<br />

De bedoelde rapporten zijn sinds 25 november 2008 te downloaden. De heer Achterstraat<br />

is hier door de provincie over geïnformeerd. Doordat bedoelde rapporten vanaf<br />

25 november 2008 pas zijn te downloaden bent u inderdaad in het kader van het TNO<br />

onderzoek, zoals u stelt, niet in de gelegenheid geweest het OMA goed te kunnen<br />

beoordelen en eventuele aanvullende onderzoeksvragen te formuleren. Doordat het TNO<br />

onderzoek samen met de milieuaanvraag Bruil en de ontwerpbeschikking door de<br />

Provincie formeel in procedure zal worden genomen, is hier inspraak (zienswijzen) op<br />

mogelijk. U wordt in het kader van deze procedure in de gelegenheid gesteld uw<br />

zienswijzen en eventuele aanvullende vragen alsnog kenbaar te maken.<br />

3. Wij zijn nu niet in staat gefundeerd en volledig onze aanvullende vragen op het OMA vandaag<br />

te formuleren.<br />

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen.<br />

4. Wij volstaan hier daarom met de aanvullende vragen die wij op basis van de ons nu<br />

beschikbare informatie, uit het OMA en de informatieavond Bruil van 20 november, kunnen<br />

stellen.<br />

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen.<br />

5. Als de rapporten van Tauw en Peutz beschikbaar gesteld zijn zullen wij zonodig nog verdere<br />

aanvullende vragen formuleren.<br />

Alle relevante vragen die t/m 24 november 2008 zijn ingediend zijn meegenomen in het<br />

aanvullend onderzoek TNO. Met beantwoording van deze vragen en het aanvullende<br />

onderzoek is het Onafhankelijke Milieu Advies afgerond. In het kader van dit advies<br />

kunnen er echter geen vragen meer worden gesteld.<br />

6. Wij vinden het OMA te veel beperkt tot vergunningverlening aan Bruil en missen de aandacht<br />

voor het grotere geheel waarbinnen asfaltcentrale Bruil zal functioneren en de gevolgen<br />

daarvan voor mens en milieu.<br />

Dit standpunt is voor kennisgeving aangenomen.<br />

7. Geluid. Het OMA beperkt zich tot de effecten van de geplande asfaltcentrale Bruil. Wij<br />

verwachten een integraal geluidsonderzoek voor het hele industriegebied Kleefse Waard-<br />

Koningspley Noord met daarbij specifiek aandacht voor:<br />

a. De door Peutz berekende bijdrage van de ACA staat of valt met de overeenkomst van de<br />

uitgangspunten voor de geluidsberekeningen met de bedrijfsvoering van Bruil. Niet alle<br />

uitgangspunten zijn door Bruil vastgelegd (p.26). Kunnen de uitgangspunten van Peutz<br />

schriftelijk door Bruil worden bevestigd?<br />

Bruil zal in de definitieve milieuaanvraag uitgangspunten moeten aangeven. Hierop<br />

zal o.a. de aanvraag worden getoetst. Indien nodig kan de provincie aanvullende<br />

voorwaarden / uitgangspunten in de vergunning opnemen.<br />

b. Kan nu wèl een garantie worden afgegeven voor de representativiteit van de door Peutz<br />

berekende geluidsbijdrage van asfaltcentrale Bruil?<br />

Het rapport van TNO richt zich op de effecten van de komst van Bruil. Deze<br />

effecten worden verwoord in de aanvraag, in het onderzoek van TNO en vervolgens<br />

Pagina 30 van 52


nogmaals getoetst door de provincie bij de formele vergunningprocedure. Daar zit<br />

(nogmaals) de toetsing op uitgangspunten en representativiteit.<br />

c. Welke aan- en afvoerroutes worden voor het vrachtverkeer naar en van Bruil gebruikt?<br />

De asfaltcentrale zal via een nieuw aan te leggen weg langs de Pleijweg en locatie<br />

Oude Veerweg worden ontsloten op de Westervoortsedijk naar de Pleijweg.<br />

d. Wat is het totale effect van dit bijkomende vrachtverkeer op geluidsbelasting en<br />

luchtkwaliteit?<br />

In de hoofdstukken 4 en 5 van het aanvullend onderzoek is deze vraag beantwoord.<br />

Het effect van het extra verkeer ten gevolge van Bruil is dermate gering dat er geen<br />

overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit PM10 en NO2 worden<br />

berekend. Er heeft een integrale beoordeling van het omgevingsgeluid met en<br />

zonder asfaltcentrale plaatsgevonden. De maximale geluidniveaus in dag- avond-<br />

en nachtperiode blijven ruim binnen de hiervoor genoemde grenswaarden.<br />

e. Wat is het effect van piekgeluiden bij de bedrijfsvoering van Bruil?<br />

TNO geeft in het aanvullend onderzoek aan dat zij geen overschrijding van de<br />

maximale geluidniveaus verwachten.<br />

f. TNO meld dat niet alle geluidsbronnen in het rekenmodel zijn meegenomen. Wat is de<br />

lijst van alle relevante geluidsbronnen?<br />

In hoofdstuk 5 van het aanvullend onderzoek is deze lijst opgenomen.<br />

g. Wat is het effect als alle relevante geluidsbronnen in het rekenmodel worden betrokken?<br />

Er is geen effect berekend, waarbij alle relevante geluidbronnen in het rekenmodel<br />

zijn betrokken. TNO komt in het aanvullend onderzoek tot de conclusie dat het<br />

bestaande geluidonderzoek, ondanks de onvolkomenheden op detailniveau,<br />

voldoende garanties biedt voor inpassing van de installatie in de geluidzone.<br />

Verder zal bij de vergunningaanvraag de formele toetsing plaatsvinden van de<br />

geluidemissies van Bruil in relatie tot het zonemodel. Dan wordt tevens getoetst of<br />

alle relevante bronnen opgegeven zijn.<br />

h. Welke uitgangspunten worden in het rapport van Peutz gehanteerd en wat is de<br />

onderbouwing (zie commentaar TNO op p.24/25).<br />

Zie de beantwoording hierboven onder vraag 7.g. en hoofdstuk 5 van het<br />

aanvullend onderzoek. Het is verder aan de vergunningverlener om het<br />

geluidonderzoek te beoordelen en op basis van daarvan geluideisen te stellen aan<br />

de inrichting.<br />

i. Wat zijn de resultaten als het geluid in de octaafband 31,5Hz in de berekeningen wordt<br />

meegenomen? (zie suggestie TNO p.25)<br />

TNO acht het niet noodzakelijk om aanvullend geluidonderzoek te doen, maar geeft<br />

tevens aan dat bij de vergunningaanvraag onderbouwd moet worden als een<br />

octaafband niet is meegenomen. De berekeningen waarin octaafband 31,5 Hz zijn<br />

meegenomen zijn nu niet uitgevoerd. Resultaten hiervan zijn dus ook niet bekend.<br />

j. Wat is de totale geluidsbelasting op de betrokken woningen, met specificatie van het<br />

aandeel door Bruil?<br />

In het aanvullend onderzoek is in hoofdstuk 5 de gevraagde geluidbelasting op de<br />

betrokken woningen nader uitgewerkt. De GGD heeft hier voor diverse woningen<br />

de cumulatieve geluidbelasting berekend, inclusief en exclusief de geluidemissies<br />

van Bruil.<br />

k. Hoeveel geluidsruimte is er nu beschikbaar en hoeveel geluidsruimte is er beschikbaar<br />

ná vestiging van Bruil?<br />

De gemeente <strong>Arnhem</strong> is de zonemodelbeheerder voor industrielawaai. In dat kader<br />

beschikt de gemeente over een rekenmodel, waarmee getoetst kan worden of alle<br />

geluidbronnen samen voldoen aan de zonegrens van 50 dB(A). De beschikbare<br />

geluidruimte wordt aangegeven middels deze zonegrens (50 dB(A)) en door middel<br />

van zogenaamde MTG-punten. De geluidruimte die beschikbaar is na de realisatie<br />

van Bruil is berekend door middel van dit model en hangt samen met de ruimte die<br />

in het zonemodel gereserveerd is voor nieuwe bedrijven (zogenaamde<br />

kavelbronnen).<br />

l. Wat is het effect van antwoorden op voorgaande vragen op de geluidbelasting van de<br />

zgn. MTG-woningen, gelegen binnen de geluidzone van het industrieterrein?<br />

De geluidbelasting ter plaatse van MTG-woningen neemt toe door de realisatie van<br />

nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan Kleefse Waard / Koningspleij-<br />

Noord (waaronder Bruil) indien nieuwe inrichtingen meer geluid produceren dan op<br />

Pagina 31 van 52


dit moment middels kavelbronnen is gereserveerd, maar de vastgelegde maximale<br />

waarden worden niet overschreden. Om dit zo te houden wordt voor de geluidzone<br />

een zonebeheersplan opgesteld.<br />

Best Beschikbare Techniek (BBT). Het OMA heeft als 2e doelstelling ‘Beoordelen en adviseren<br />

betreffende het voldoen aan de best beschikbare technieken’. Naar onze inschatting is de<br />

gevolgde benadering te passief. BBT wordt beoordeeld aan de hand van het VITO document<br />

daterend uit 2001, slechts voor onderdelen van het aspect ‘stof’ wordt de recente VDI richtlijn uit<br />

2008 gehanteerd, daarnaast is ter vergelijking een bedrijfsbezoek aan een ‘vergelijkbare<br />

asfaltcentrale’ uitgevoerd. Wij verwachten een actiever oriëntatie op innovatieve technieken die<br />

overlast voor mens en milieu van de asfaltcentrale minimaliseren. Dit leid ons tot de volgende<br />

vragen:<br />

m. Kunnen de in bijlage C van het OMA niet beschreven BBT (indicatie ‘n.b.’) alsnog worden<br />

beschreven dan wel beargumenteerd ‘niet van toepassing’ verklaard?<br />

In hoofdstuk 6 van de aanvullende TNO-rapportage is nader ingegaan op het begrip<br />

BBT en beschrijving en argumentatie daarvan.<br />

n. Kan voor de BBT in bijlage C de BBT gebaseerd op mondelinge toelichting van Bruil<br />

vervangen worden door een schriftelijke vastlegging door Bruil?<br />

Hierop heeft TNO geen invloed. Het is aan Bruil wat zij aanvraagt en de provincie<br />

om te toetsen. Toetsing op BBT zal uiterst zorgvuldig plaatsvinden en het niet<br />

voldoen aan BBT is een weigeringgrond.<br />

o. Welke lijst van optimale BBT kan worden gedistilleerd uit literatuur en praktijkervaring?<br />

Er bestaat geen vaststaande lijst van maatregelen die getroffen moeten worden om<br />

te voldoen aan de kwalificatie BBT. Zie verdere toelichting op deze vraag hoofdstuk<br />

6 van het aanvullend onderzoek.<br />

p. Welke technieken of oplossingen kunnen TNO/RIVM/GGD op basis daarvan adviseren<br />

aan Bruil (buiten de zgn. verplichte BBT)? Zie bv.<br />

- p17. Hoe is zeker te stellen dat buitenopslag en rijroutes voldoende vochtig worden<br />

gehouden om stof emissie te voorkomen?<br />

- P.18. welke maatregelen, naast vegen en sproeien, kunnen worden toegepast om<br />

stofemissie te beperken?<br />

TNO zal Bruil hierin niet adviseren. De provincie beoordeelt of de installatie<br />

en de bedrijfsvoering van Bruil aan BBT voldoet. In de vergunning zullen dan<br />

eisen worden gesteld aan Bruil om de milieubelasting te beperken.<br />

q. Welke mogelijkheden zijn er voor meervoudig ruimtegebruik en voor het ondergronds<br />

uitvoeren van activiteiten door Bruil?<br />

Toepassing meervoudig ruimtegebruik en ondergronds uitvoeren van activiteiten<br />

door Bruil is niet haalbaar gebleken. In het kader van het opstellen en uitwerking<br />

van de visie voor het bedrijventerrein Kleefse Waard / Koningspleij-Noord zijn in<br />

samenwerking met kennisinstituut Habiforum, Bruil en gemeente een aantal<br />

mogelijkheden voor meervoudige en ondergrondse toepassingen voor de<br />

asfaltcentrale onderzocht. Door een aantal aspecten en keuzes zoals milieu- en<br />

inpassingvoorwaarden is dit is echter niet haalbaar gebleken.<br />

r. Wat is het effect van elk van deze mogelijkheden op geur, luchtkwaliteit, geluid,<br />

gezondheid en milieu?<br />

Zie antwoord q. N.v.t.<br />

s. Welke van deze mogelijkheden zijn realiseerbaar door Bruil?<br />

Zie antwoord q. N.v.t.<br />

t. Welke aspecten/BBT maken Bruil tot een excellente asfaltcentrale die zijn weerga niet<br />

kent, zoals beloofd, zodat óók de omwonenden met recht ‘trots zijn dat de modernste en<br />

schoonste asfaltfabriek van Europa juist in <strong>Arnhem</strong> komt te staan’ (Gedeputeerde<br />

Verdaas in de Gelderlander, 22 oktober 2008)<br />

In het onderzoek en beantwoording van deze vraag wordt niet in op een quote uit<br />

een artikel in de krant. Inhoudelijk is in de rapportage en het aanvullend onderzoek<br />

op BBT teruggekomen.<br />

8. Omdat de rapporten van Tauw en Peutz die ten grondslag liggen aan een belangrijk deel van<br />

het OMA nog niet aan ons ter beschikking gesteld zijn - zoals op 20 november op de<br />

informatieavond door verschillende medewerkers van de provincie Gelderland is toegezegd -<br />

houden wij ons het recht voor om in een later stadium alsnog aanvullende vragen te formuleren<br />

Pagina 32 van 52


als genoemde rapporten aan ons beschikbaar zijn gesteld en door ons voldoende bestudeerd<br />

zijn.<br />

Zie de beantwoording hierboven onder 4.<br />

Pagina 33 van 52


17. <strong>Gemeente</strong> Westervoort<br />

1. Is bekend, dat ongeveer 1x per maand (maar kan ook meer zijn, ik hou dat niet exact bij)<br />

ergens vanuit het bedrijventerrein een azijnlucht en een of andere schroeilucht (lijkt op verf<br />

afbranden) in de richting van Westervoort komt? Ik ruik het vaak als ik de IJsselbrug over fiets<br />

van en naar het gemeentehuis. Soms is de azijnlucht zelfs op de John Frostbrug te ruiken.<br />

Het zou kunnen, dat het van TitanWood komt. Die schijnt namelijk azijnzuur te gebruiken in het<br />

productieproces.<br />

Bovenstaande vraag is afzonderlijk beantwoord en valt buiten de scope van het<br />

(aanvullende) onderzoek.<br />

2. In combinatie met de stank van het composteringsbedrijf van Hermsen (klachten bij de<br />

provincie bekend), de zorg over Looveer (stof, geluid en afval), de vuilverbranding en het spoor<br />

alsook het verkeer over de Pleijroute en de IJsselbrug een reden voor nogal wat zorg en onrust<br />

binnen de gemeente Westervoort. Daar zou Bruil nog bovenop komen.<br />

Ter kennisgeving.<br />

Pagina 34 van 52


18. Stichting Wijkraad Mosterdhof, Struikendoorn en de<br />

Weem<br />

1. Validatie van de gegevens en uitkomsten van TNO-rapport:<br />

Toelichting: op welke datum of met welke versie is/wordt het TNO-rapport afgesloten, zodat de<br />

daarin genoemde gegevens, uitkomsten en conclusies kunnen worden gehanteerd in de<br />

diverse procedures.<br />

Het onderzoek van TNO is afgesloten na uitvoering van aanvullende onderzoek. Dat<br />

wordt afzonderlijk gerapporteerd, maar er is wel sprake van één integraal rapport (eerste<br />

deel plus vervolgonderzoek). De conclusies van TNO worden meegenomen in de<br />

aanvraag door Bruil en de beoordeling van de ontwerpbeschikking door de provincie.<br />

2. Vraag: de bepaling van de BBT<br />

Toelichting: voor het stellen van aanvullende vragen is het gewenst een transparante uitwerking<br />

te krijgen van de BBT-procedure in de navolgende stappen.<br />

a. Voor elk van de onderdelen van de bedrijfsprocessen op locatie (zoals AMI, AGRAC,<br />

puinbreker) en van de relevante factoren in dat proces (zoals stof, emissies, energie,<br />

etc.) een breed en al omvattend onderzoek naar de best beschikbare technologieën.<br />

Er zal geen breed en al omvattend onderzoek naar de best beschikbare technieken<br />

plaatsvinden. In hoofdstuk 6 van het aanvullend onderzoek is aangegeven op<br />

welke wijze TNO de BBT-beoordeling heeft toegepast.<br />

b. Bij de opsomming van die gevonden BBTn dient een vergelijking te volgen over de<br />

opbrengst c.q. reductie of andere voordelen. Als voorbeeld geldt de aanpak in tabel 6 van<br />

het TNO-rapport.<br />

Zie antwoord a. N.v.t.<br />

c. Op basis van deze vergelijkingen wordt een BBT vastgesteld, indien deze BBT niet wordt<br />

gekozen dan zal de afwijking van deze keuze inhoudelijk worden gemotiveerd.<br />

Zie antwoord a. N.v.t.<br />

d. Op welke wijze wordt voldaan aan de eis dat<br />

Met bovengenoemde aanpak wordt hopelijk tevens voldaan aan de beantwoording van<br />

de vragen van A. Bleumink, voorzitter Wijkraad MSW genummerd 1 t/m 5 aan de heer<br />

Lievaart (d.d. 12-11-08)<br />

Zie voor beantwoording hoofdstuk 6 van de aanvullende TNO rapportage.<br />

3. Vraag: cumulatie van milieubelasting<br />

Toelichting: het gebied aan weerszijde van de Pleij heeft te maken met cumulatieve effecten<br />

van verontreiniging.<br />

a. Waar (locatie) in Westervoort heeft men voor luchtverontreinigende stoffen (zoals NOx,<br />

fijnstof, etc.) de waarde bepaald. Op welke wijze is dit gebeurd: berekend of bepaald.<br />

In bijlage C van het aanvullend onderzoek is in figuur 3 de locatie in Westervoort<br />

aangegeven. Het gaat om een woning aan de Mosterdhof, een woning aan de<br />

Klapstraat (hoek) en een woning aan de Rijndijk.<br />

b. Op welke locaties is er sprake van benadering van de maximaal toegestane waarde.<br />

Bij geen van deze woningen worden de grenswaarden stikstofdioxide of fijn stof<br />

benaderd. De geluidbelasting op deze woningen wordt met name bepaald door de<br />

spoorlijn en de Pleijroute. Hierbij wordt de voorkeurgrenswaarde (48 dB)<br />

overschreden.<br />

4. Vraag: Luchtverontreiniging PM2.5<br />

Toelichting: de verontreiniging door PM2.5 wordt door wet- en regelgeving in de zeer nabije<br />

toekomst relevant, zoals bij geur een voorschot werd genomen op nieuw Gelders Geurbeleid zo<br />

moet ook de PM2.5 verontreiniging worden bepaald, temeer daar de omgeving la door PM2.5<br />

wordt belast (zie Pleijroute). Juli 2008 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat wie<br />

bovenmatig hinder ondervindt van fijn stof, van de betreffende gemeente onmiddellijke actie<br />

mag verwachten.<br />

a. Welke emissies PM2.5 worden door de diverse bekende bronnen bij, op en naar de<br />

locatie toe veroorzaakt.<br />

Pagina 35 van 52


Omdat in Nederland alleen regelgeving is voor blootstelling aan PM10 heeft<br />

beoordeling van de geplande asfaltcentrale alleen hierop plaatsgevonden. Hierbij<br />

moet worden opgemerkt dat de normstelling voor PM10 rekening houdt met de<br />

totale blootstelling aan PM10 dus ook met fijne (PM2,5) fractie. Deze fractie is dus<br />

niet apart, maar wel integraal in de beoordeling meegenomen.<br />

b. Wat is uitgesplitst naar bron de omvang van de verontreiniging en met welke BBT worden<br />

deze tot een minimum gereduceerd.<br />

In hoofdstuk 4.b. van het aanvullend onderzoek wordt ingegaan op de algemene<br />

relatie tussen PM10 en PM2,5. Op basis van het daar gestelde is een specifieke<br />

uitsplitsing zoals hiervoor gevraagd niet mogelijk.<br />

5. Vraag: Milieubelasting door fijnstof PM10<br />

a. Welke cumulatieve effecten van fijnstof verontreiniging zijn nu in het onderzoek<br />

betrokken.<br />

Voor PM10 is bij de verspreidingsberekeningen in het rapport gebruik gemaakt van<br />

de achtergrondconcentraties ter plekke. De fijn stofconcentraties zijn berekend op<br />

basis van de bijdrage van de industrie en het wegverkeer.<br />

b. Op welke wijze (gemeten of berekend) en op welke plaatsen is de verontreiniging met<br />

fijnstof in Westervoort bepaald.<br />

De fijn stof concentraties zijn berekend met behulp van het door VROM<br />

goedgekeurde programma Geostacks.<br />

c. Als er sprake is van berekening zijn daarbij ook de emissies van het Looveer bepaald.<br />

De emissies van Looveer zijn niet meegenomen in de berekening, omdat deze<br />

verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de andere bronnen (Pleijroute en<br />

industrieterrein).<br />

d. Op de Pleijroute en het daaraan gekoppelde wegennet tot aan de beoogde locatie kan<br />

een cumulatie van fijnstof plaatsvinden: hoe/in welk kader wordt dit onderzocht.<br />

De concentratie fijn stof is op meerdere relevante locaties berekend, waaronder de<br />

terreingrens en de Westervoortsedijk.<br />

e. Waar (locaties) op het terrein Koningspleij bestaan ook te hoge PM10 waarden.<br />

Op het terrein Koningspley zijn geen locaties waar te hoge PM10 waarden<br />

ontstaan.<br />

6. Vraag: beschikbaarheid van gegevens<br />

a. Toelichting: Bij het resultaten van het geur- en emissieonderzoeken is het onmogelijk uit<br />

het beschikbare rapport van TNO af te leiden welke gegevens, parameters en bijzondere<br />

factoren in de berekeningen zijn gebruikt en tot welke uitkomsten dit heeft geleid.<br />

b. Voor het stellen van aanvullende onderzoeksvragen, zoals over de aangenomen geur en<br />

de overige belasting door de diverse emissies is deze invoer in het model van belang. Is<br />

bij de invoer rekening gehouden met de invloed van grote wateroppervlaktes in de<br />

nabijheid zoals twee grote rivieren, ondergelopen uiterwaarden, grote verschillen in<br />

temperatuur tussen water en grondoppervlak.<br />

c. Is rekening gehouden met het geringe hoogteverschil tussen schoorsteen en het gebouw.<br />

d. Is rekening gehouden met de bebouwing in de omgeving (stadsgebied: ruwheidfactor).<br />

e. Wat is de uurgemiddelde concentratie van de geur voor de diverse locaties.<br />

f. Wat is de invloed van de potentiële plaatsing van vier windturbines op circa 500 m van de<br />

AMI en wat is de consequentie van die berekening.<br />

g. Wat is de relevantie locaties bij de diverse berekeningen. Er dient bij de keuze van<br />

locaties ook rekening te worden gehouden met de dominante windrichtingen in deze<br />

streek. Er dienen ook benedenwinds meerdere gevoelige punten worden berekend. De<br />

dalende rookpluim is waarschijnlijk relevant voor de bebouwde kom van Westervoort.<br />

h. Is rekening gehouden met de invloed van flatgebouwen in de omgeving.<br />

i. Indien bij de relevante factoren geen invoer of doorrekening heeft plaatsgevonden dan<br />

dient dit alsnog te gebeuren.<br />

Deze vragen hebben betrekking op de verantwoording van het<br />

modelinstrumentarium. In het aanvullend TNO onderzoek is in hoofdstuk 2 een<br />

verantwoording / toelichting van de gebruikte modellen vermeld. Daar waar het<br />

model het mogelijk maakt, is rekening gehouden met de specifieke<br />

omgevingskenmerken.<br />

Pagina 36 van 52


7. Vraag: Geluidsproductie<br />

a. Toelichting: alle relevante geluidsbronnen, welke in het bedrijfsproces een permanent en<br />

onlosmakelijk karakter hebben, dienen in de geluidsbelasting te worden meegenomen.<br />

In hoofdstuk 5 van het aanvullend onderzoek is een beknopte samenvatting van de<br />

geluidbronnen weergegeven. Enkele geluidbronnen ontbreken maar deze zullen in<br />

het kader van dit onderzoek niet worden meegenomen. TNO acht het<br />

onwaarschijnlijk dat met het toevoegen van de ontbrekende bronnen de maximale<br />

geluidniveaus de waarden van respectievelijk 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond-<br />

en nachtperiode worden overschreden.<br />

b. Zijn voor alle geluidsbronnen de BBTn toegepast zoals die door onderzoek bekend zijn.<br />

Nee, BBT voor geluid is getoetst voor totale geluidbelasting.<br />

c. Wat zijn de geluidsconsequenties voor Westervoort. Op welke plaatsen wordt niet aan de<br />

norm voldaan.<br />

In het aanvullend onderzoek heeft in hoofdstuk 5 beoordeling van het geluid<br />

plaatsgevonden. Ook de geluidconsequenties voor Westervoort zijn hierin<br />

meegenomen. De geluidbelasting in Westervoort wordt voornamelijk bepaald door<br />

spoorweglawaai en wegverkeerslawaai. Er zal geen overschrijding van de<br />

geluidzone voor industrielawaai plaatsvinden.<br />

d. Is in de berekening rekening gehouden met de ophoging van het terrein en daarbij de<br />

hoger plaats van de geluidsbronnen.<br />

Ja.<br />

e. In een geluidszone is het gebruikelijk de installaties met de zwaarste geluidsbronnen<br />

/overlast centraal in de zone zijn geplaatst en de minder belastende aan de buitenzijde.<br />

In dit geval zit Bruil juist aan de buitenzijde met vele geluidsbronnen als puinbreker,<br />

fabriek en losinrichtingen: hoe is dat te rijmen.<br />

Beoordeling van de locatie behoort niet tot de onderzoeksopdracht. De locatie op<br />

de Koningspleij-Noord is vastgesteld. In het zonemodel zijn eerder kavelbronnen<br />

opgenomen, met een verdeling van milieucategorieën. De kavelbronnen die door<br />

Bruil “bezet”zijn, zijn vervangen door de geluidemissie die in de concept<br />

milieuvergunningaanvraag opgenomen is.<br />

f. Op welke wijze voorziet men akoestische afscherming.<br />

Dit is niet specifiek aangegeven, maatregelen hiervoor zijn in het geluidrapport van<br />

Peutz en in de berekeningen meegenomen.<br />

8. Vraag: Productie gerecycled asfalt<br />

a. Toelichting: wat is het percentage gerecycled asfalt en wat zijn de<br />

gevolgen/consequenties.<br />

Het percentage van recyclingasfalt is afhankelijk van de vraag van wegbeheerder<br />

en andere opdrachtgevers. De aangevraagde asfaltmenginstallatie kan asfalt<br />

produceren met een maximaal gehalte aan oud asfalt van 50%. Eventuele<br />

gevolgen/consequenties zijn in de beoordeling en vergunningsaanvraag<br />

meegenomen.<br />

b. Wat is bij bestaande centrales het verwerkte percentage of afgeleverde percentage<br />

gerecycled asfalt. Dit is aan te geven zoals in tabel 21.<br />

Dit is niet bekend. De vraag van wegbeheerders en andere opdrachtgevers is<br />

bepalend voor de hoeveelheid recyclingasfalt. Over een jaar gerekend wordt 30%<br />

oud asfalt verwerkt. Ervan uitgaande dat recycleasfalt 50% oud asfalt bevat, wordt<br />

per jaar ongeveer 40% nieuw asfalt geproduceerd en 60% recycleasfalt.<br />

c. Hoe wordt dit te recyclen asfalt aangevoerd.<br />

Asfalt voor hergebruik wordt per as aangevoerd. Het is afkomstig van locaties waar<br />

asfaltverhardingen worden vervangen en niet van opslagplaatsen.<br />

d. Hoe wordt dit asfalt getest op verboden en gevaarlijke stoffen.<br />

Het bedrijf heeft een reglement voor het accepteren van bouw- en sloopafval<br />

(bijlage bij de vergunningaanvraag). Het asfalt voor hergebruik moet teervrij zijn op<br />

grond van bouwstoffenwetgeving. De asfaltproducent levert gecertificeerd asfalt.<br />

Tevens is dit noodzakelijk om te voldoen aan de norm voor PAK-emissies uit de<br />

schoorsteen van de inrichting. Aangevoerd asfalt mag niet verontreinigd zijn, zodat<br />

met het asfalt geen andere afvalstoffen de inrichting binnenkomen. Op de<br />

slooplocatie vindt visuele keuring van het asfalt plaats. In de inrichting kan de<br />

partij nog bemonsterd worden indien daartoe aanleiding is. Elke in de inrichting<br />

Pagina 37 van 52


aangevoerde vracht wordt gedocumenteerd. Van de bestemming van opgebroken<br />

asfalt wordt een boekhouding bijgehouden bij het LAM (Landelijk Meldpunt<br />

Afvalstoffen).<br />

e. Wat is de consequentie van de verwerking van dit asfalt t.a.v. o.a. emissies<br />

Emissies zijn in de beoordeling meegenomen. Verder wordt dit, waar nodig,<br />

verwoord in de aanvraag en geregeld in de milieuvergunning.<br />

9. Vraag: Geurbelasting<br />

a. Toelichting: er ontbreekt een onderzoek naar alle mogelijke bronnen en omstandigheden<br />

die kunnen leiden tot geuroverlast d.m.v. diffuse bronnen. In Wageningen bleken diffuse<br />

bronnen een voorname bron van overlast te zijn.<br />

Bij de milieuvergunning van Hermsen Recycling te Westervoort liggen de 98 en 99.5<br />

percentiel van de geuroverlast ruim buiten de bebouwde delen van Westervoort, toch is<br />

er frequent geuroverlast: meer dan volgens de milieuvergunning mogelijk is! Kloppen de<br />

modellen wel waarmee deze percentielen worden berekend, zoals nu bij Bruil en de<br />

diffuse bronnen.<br />

In hoofdstuk 3 van het aanvullend onderzoek heeft beoordeling van de bronnen bij<br />

de verschillende omstandigheden plaatsgevonden.<br />

De situatie van Hermsen aan de Kleine Pleij is niet te vergelijken met die van Bruil.<br />

De geurcontour van 3 g.e./m3 98 percentiel ligt bij de grens van de aaneengesloten<br />

woonbebouwing en voldoet aan de richtwaarde voor minder hinderlijke geuren. De<br />

piekwaarden (99,99 percentiel) liggen tussen de richtwaarde en de bovenwaarde.<br />

Dit past wel in het toetsingskader, maar dat wil niet zeggen dat er helemaal geen<br />

hinder is.<br />

Bij de toetsing van Bruil gelden strengere normen, omdat het gaat om een nieuw<br />

bedrijf. Dat het bedrijf nooit te ruiken zal zijn kan niet worden gegarandeerd, maar<br />

wel aanzienlijk minder dan Hermsen.<br />

b. Is het in gewone mensentaal uit te leggen wat het betekent voor de bewoners als niet de<br />

streefwaarde maar de richtwaarde voor geur wordt gebruikt, zoals nu in het rapport wordt<br />

beschreven. In het overzicht en de kaarten ontbreken locaties (de lijn) waar<br />

overschrijding per 10 minuten plaatsvindt.<br />

Het onderscheid tussen streef- en richtwaarden is een publiek besluit. De<br />

streefwaarde is strenger en als daaraan voldaan wordt, is de kans op hinder kleiner<br />

dan wanneer aan de richtwaarde wordt voldaan. In het aanvullende onderzoek is<br />

aangegeven dat voor geur altijd uurgemiddelde concentraties worden berekend,<br />

dus overschrijdingen per 10 minuten zijn niet bekend en voor de toetsing ook niet<br />

relevant. In het aanvullend onderzoek zijn in bijlage E in het kaartmateriaal<br />

relevante geurcontouren voor de uurgemiddelde concentraties voor de<br />

verschillende percentielen getekend.<br />

c. Als bij de geurbelasting de (gewenste) streefwaarde wordt gebruikt, wat betekent dat<br />

voor de milieuaanvraag. Wat is dan het belaste gebied.<br />

Zie de toelichting onder “b.” en de kaarten in bijlage E van het aanvullend<br />

onderzoek.<br />

d. Welke criteria worden gehanteerd voor het vaststellen wat aanvaardbare overlast is en<br />

op welke wijze gebeurt dat.<br />

In het aanvullend onderzoek is door de GGD in hoofdstuk 3 de beoordeling en<br />

methodiek van de eventueel te verwachten geurhinder opgenomen.<br />

e. Welke bronnen en omstandigheden kunnen (diffuse) geuroverlast veroorzaken.<br />

In het aanvullende onderzoek in hoofdstuk 3 verschillende berekeningen<br />

uitgevoerd. De schoorsteenemissies zijn verantwoordelijk voor verhoogde<br />

concentraties op grotere afstand van de bron, terwijl de diffuse emissies (nestgeur<br />

en piekemissies) met name leiden tot verhoging van de geurconcentraties dicht bij<br />

de bron.<br />

f. Welke bedrijfsmatige omstandigheden (niet de menselijke fouten) leiden tot deze overlast<br />

en in welk bedrijfsproces.<br />

Zie de beantwoording hierboven.<br />

g. Welke geuroverlast treedt op als de AMI bijvoorbeeld in het kader van een project<br />

produceert op maximale capaciteit.<br />

Pagina 38 van 52


In de TNO-onderzoeken is uitgegaan van de worstcase, die optreedt bij maximale<br />

productie.<br />

h. Is het mogelijk om met andere modellen de geuroverlast te berekenen dan met de<br />

gekozen modellen, rekening houdend met het doel waarvoor Pluim+ en Stacks zijn<br />

ontworpen.<br />

Nee, het gebruik van andere modellen is niet toegestaan. Zie ook hoofdstuk 2a van<br />

het aanvullend onderzoek.<br />

i. Wat zijn dan de consequenties op het gebied van geur bij een grote maar berekende<br />

optredende variatie van weersomstandigheden. Denk daarbij aan de<br />

weersomstandigheden zoals vastgesteld bij de luchtkwaliteitsmetingen aan de Pleijroute.<br />

Voor de berekeningen in dit onderzoek zij de wettelijk vereiste meteorologische<br />

data gebruikt. Zie ook hoofdstuk 2b van het aanvullend onderzoek. Voor de<br />

luchtkwaliteitberekeningen worden dezelfde, wettelijk voorgeschreven,<br />

meteorologische gegevens gebruikt.<br />

j. Gelden de consequenties/berekeningen dan ook voor andere emissies van de AMI.<br />

Ja, het verspreidingsmodel gebruikt voor geur en de overige emissies identieke<br />

verspreidingsparameters (waaronder de meteorologie).<br />

k. Is bij de berekening van de geurverspreiding ook rekening gehouden met de bewoners<br />

van de flatgebouwen (tot 10 verdiepingen) in de directe omgeving en de geurbelasting op<br />

die hoogte voor de bewoners. Dat geldt ook voor overige emissies.<br />

Ja, in het eerste TNO onderzoek is ook een berekening uitgevoerd voor<br />

concentratie ter hoogte van de te bouwen flatgebouwen. Dit is ook gedaan voor de<br />

overige emissies<br />

10. Vraag: Capaciteit van de Centrale<br />

a. Toelichting: de centrale heeft een ruim tweemaal hogere capaciteit van de huidige. De<br />

centrale zal derhalve niet op optimale laat staan volledige capaciteit hoeven te draaien.<br />

Een reactie op uw standpunt over de capaciteit behoort niet tot de taken van de<br />

overheid in deze situaties.<br />

b. Welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij de diverse berekeningen en wat zijn de<br />

consequenties voor de diverse belastende factoren bij andere capaciteitsinzet.<br />

De uitgangspunten die zijn gehanteerd zijn door TNO bepaald op basis van de<br />

aangevraagde maximale capaciteit en maximale bedrijfstijd. Consequenties bij<br />

andere capaciteitsinzet zijn daardoor altijd minder belastend.<br />

c. Bij de aangenomen of bij de maximale belastingsgraad van de fabriek zal ook periodiek<br />

of anderszins onderhoud noodzakelijk zijn. Hoe vaak vindt dat plaats.<br />

Onderhoud zal doorlopend plaatsvinden. Groot- of periodiekonderhoud zal tijdens<br />

de wintermaanden plaatsvinden.<br />

11. Vraag: Transportbewegingen<br />

a. Toelichting: de onderbouwing van de transportbewegingen is moeilijk te doorgronden.<br />

Dit standpunt is voor kennisgeving aangenomen. In het aanvullend onderzoek is in<br />

hoofdstuk 4 een analyse gemaakt van toename vrachtverkeer op de Pleijroute.<br />

Misschien dat hiermee e.e.a. beter te doorgronden is.<br />

b. Wat is de onderbouwing van alle vervoersbewegingen van en naar de AMI.<br />

In hoofdstuk 2 van het aanvullend onderzoek is een onderbouwing gemaakt van de<br />

vervoersbewegingen van en naar de AMI.<br />

c. Wat is de uitwerking en de omvang van het intern transport en wat is de emissie van die<br />

bewegingen, zowel in uurbelasting als totaal.<br />

Uitwerking en omvang van het interne transport zijn in de vergunningsaanvraag<br />

aangegeven. De emissies daarvan zijn als bronnen meeberekend in het lucht- en<br />

geluidrapport.<br />

d. Wat zijn de consequenties van wachttijden op de AMI in termen van aantallen<br />

vrachtauto’s en de geluids- en milieuvervuiling.<br />

Wachttijden zijn niet te voorspellen en niet meegenomen in de berekeningen. De<br />

berekeningen (geluid, luchtkwaliteit, geur) zijn altijd gebaseerd op gemiddelde<br />

situaties.<br />

e. Welke aannames zijn hierbij gedaan.<br />

Niet van toepassing, zie antwoord bij d.<br />

Pagina 39 van 52


12. Vraag: Overschrijdingen<br />

a. Wat is de uurgemiddelde overschrijding door NOx en fijnstof (PM10 en PM2.5).<br />

Er bestaat geen norm voor de uurgemiddelde PM10 of PM2,5 concentratie. In de<br />

eerste rapportage van TNO is aangegeven dat geen overschrijding van de norm<br />

voor de uurgemiddelde NO2 concentratie wordt berekend.<br />

13. Vraag: Het verwachte aantal scheepsbewegingen en de consequenties.<br />

a. Toelichting: in het rapport wordt kennelijk uitgegaan van een scheepstype voor aanvoer<br />

grondstoffen. In de praktijk is dit duidelijk verschillend. Heeft TNO onderzoek gedaan<br />

naar de schepen voor deze goederenstroom.<br />

Nee. Uitgangspunt zijn gangbare schepen type binnenvaartschip voor deze<br />

activiteiten.<br />

b. Welke scheepstypen worden nu gebruikt bij de aanlevering van grondstoffen bij Bruil en<br />

andere asfaltcentrales.<br />

In de indicatieve berekening is uitgegaan van het meest gangbare type<br />

binnenvaartschip.<br />

c. Met welk tonnage en scheepstype vindt de toelevering plaats.<br />

Met binnenvaartschepen. Tonnage is onbekend.<br />

d. Is er voldoende kaderuimte voor meer dan een schip aan de kade(deel) van Bruil.<br />

Ja.<br />

e. De overslag van per schip aangevoerde grondstoffen kan leiden tot emissies van o.a.<br />

fijnstof PM 10. Het aantal maatregelen om dit te beperken is bij Bruil ontoereikend. Hoe<br />

wordt dit opgelost.<br />

Uit de berekeningen volgt dat de maatregelen toereikend zijn (buiten de locatie<br />

geen normoverschrijding). Maatregelen volgens ontwerpbeschikking zijn op BBTniveau.<br />

In de vergunning zullen eisen worden opgenomen om stofoverlast te<br />

minimaliseren. Het gaat hierbij om eisen zoals bevochtiging van grondstoffen<br />

tijdens overslag, overkapping van transportbanden en goederen overslag niet<br />

toegestaan onder bepaalde meteorologische omstandigheden.<br />

f. De overslag van het schip naar de stationaire walinstallaties is ook afhankelijk van de<br />

waterhoogte in de haven/Rijn. Dit leidt tot grotere storthoogtes en mogelijk meer<br />

emissies. Is dit onderzocht.<br />

Er is door TNO een inschatting gemaakt van de emissies bij de overslag ongeacht<br />

de storthoogte, omdat de storthoogte geen parameter is in de berekening.<br />

Storthoogte is overigens niet afhankelijk van de waterstand. Grondstoffen zullen<br />

worden gestort in een trechter op de wal.<br />

g. Welke overslaghoogte kan worden overbrugd en wat zijn de geluidsconsequenties.<br />

De diepte van het ruim van het schip in relatie met de (variabele) waterstand en de<br />

hoogte van de storttrechter op de kade zal overbrugd worden.<br />

Geluidconsequenties in relatie met de overslaghoogte is zeer beperkt, omdat met<br />

een kraan gelost zal worden.<br />

h. De overslag van het schip naar de stationaire walinstallaties is ook afhankelijk van de<br />

waterhoogte in de haven/Rijn. Dit leidt tot grotere storthoogtes en mogelijk meer<br />

emissies. Is dit onderzocht.<br />

Zie antwoord 13.f.<br />

Pagina 40 van 52


19. Mevrouw O. Klooster<br />

1. Totale geluidsbelasting na realisatie bestemmingsplan Kleefsewaard.<br />

De totale geluidbelasting die veroorzaakt mag worden door bedrijven op het gezoneerde<br />

industrieterrein (Kleefse Waard en Het Broek) is vastgelegd in een Koninklijk Besluit in<br />

1990. Dit is de zogenaamde zonegrens. Deze zonegrens vertegenwoordigd de uiterst<br />

grens waar deze bedrijven maximaal 50 dB(A) op de gevel van een woning mogen<br />

veroorzaken. Daarnaast zijn er zogenaamde MTG-punten, waar een vastgestelde<br />

maximale waarde geldt die niet overschreden mag worden door de inrichtingen op het<br />

gezoneerde industrieterrein. De gemeente <strong>Arnhem</strong> beheert het zonemodel, waaraan<br />

getoetst moet worden.<br />

Deze juridische grens is op dit moment nog niet bereikt. Voor de nieuwe ontwikkelingen<br />

die mogelijk gemaakt worden door o.a. het bestemmingsplan Kleefse Waard /<br />

Koningspleij-Noord zijn fictieve bedrijven in het rekenmodel opgenomen, plus de<br />

bekende emissiegegevens van Bruil. Dan wordt de zonegrens nog steeds niet bereikt.<br />

Wat het bestemmingsplan mogelijk maakt wordt middels een berekende 50 dB(A)<br />

contour zichtbaar gemaakt.<br />

2. Totale geurbelasting na realisatie bestemmingsplan.<br />

Bij geur van bedrijven gaat het aan de ene kant om de geuruitstoot (emissie) van<br />

bedrijven en aan de andere kant om de geurbelasting van de woon- en leefomgeving<br />

(immissie) als gevolg van de verspreiding.<br />

De geurbelasting wordt dus bepaald door de bedrijven die er worden gevestigd. Bij deze<br />

vestiging wordt er gekeken of er aan de geurnormen kan worden voldaan. Op voorhand<br />

is dus niet aan te geven wat na realisatie van het bestemmingsplan de totale<br />

geurbelasting zal zijn omdat dat wordt bepaald door de bedrijven.<br />

Op dit moment heeft de gemeente <strong>Arnhem</strong> nog geen geurbeleid. Daarom wordt er<br />

aangesloten bij het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het provinciale geurbeleid is<br />

vastgelegd in de Gelderse beleidsregels voor geur in provinciale milieuvergunningen<br />

(2002).<br />

Dus het antwoord op de vraag "Wat is de totale geurbelasting na realisatie<br />

bestemmingsplan" is dan ook niet zo te geven, maar afhankelijk van de bedrijven die er<br />

worden gevestigd. Het uitgangspunt bij deze vestiging zal zijn dat de geurnormen<br />

(geurbelasting) bij geurgevoelige objecten (woningen) niet zal worden overschreden.<br />

3. Welke voorschriften zijn nodig om onevenredige belasting na realisatie te voorkomen?<br />

Om onevenredige belasting na realisatie te voorkomen zal bij iedere vergunningverlening<br />

relatie worden gelegd met de toegestane wettelijke belasting voor het totale gebied.<br />

Pagina 41 van 52


20. De heer / mevrouw M. Marinkovic<br />

1. Aanvullend onderzoek.<br />

Hier is met uitvoering aanvullend onderzoek aan voldaan.<br />

Pagina 42 van 52


21. De heer D. Bouma<br />

1. Wat gebeurd er als bij extreem hoge rivierstand (hoge temperatuur in winter + veel regen) de<br />

Kades/dijken in de Koningspley-uiterwaard overstromen en rivierwater de asfaltcentrale<br />

instroomt?<br />

Er wordt een nieuwe waterkering langs de Koningspleij-Noord gerealiseerd. Hierdoor zal<br />

het plangebied binnendijks en hoogwatervrij komen te liggen. Van overstroming van de<br />

kade is geen sprake meer.<br />

Pagina 43 van 52


22. De heer P. Marcelis<br />

1. De onderzoeksgegevens ontbreken die van Westervoort van belang is om deze alsnog te<br />

achterhalen en te betrekken bij het onderzoek.<br />

In het aanvullend onderzoek zijn de gegevens van Westervoort meegenomen.<br />

Pagina 44 van 52


23. Bewonersvereniging Stadseiland <strong>Arnhem</strong><br />

1. Het OMA verwijst naar de onderliggende rapporten van Peutz en Tauw. Deze zijn absoluut<br />

noodzakelijk voor het opstellen van aanvullende vragen. Vóór 25 november verwacht ik zo<br />

spoedig mogelijk over deze rapporten te kunnen beschikken. Per post of digitaal.<br />

De bedoelde rapporten zijn sinds 25 november 2008 te downloaden. De heer Achterstraat<br />

is hier door de provincie over geïnformeerd. Doordat bedoelde rapporten vanaf<br />

25 november 2008 pas zijn te downloaden bent u inderdaad in het kader van het TNO<br />

onderzoek, zoals u stelt, niet in de gelegenheid geweest het OMA goed te kunnen<br />

beoordelen en eventuele aanvullende onderzoeksvragen te formuleren. Doordat het TNO<br />

onderzoek samen met de milieuaanvraag Bruil en de ontwerpbeschikking door de<br />

provincie formeel in procedure zal worden genomen is hier inspraak (zienswijzen) op<br />

mogelijk. U wordt in het kader van deze procedure in de gelegenheid gesteld uw<br />

zienswijzen en eventuele aanvullende vragen alsnog kenbaar te maken.<br />

Pagina 45 van 52


24. De heer / mevrouw G. Oostendorp<br />

1. Vanuit Westervoort is aangegeven en bevestigd dat er geen of onvoldoende gegevens zijn<br />

m.b.t. aanwezige emissies. Deze bewoners zouden zich serieus genomen voelen als er<br />

metingen waren verricht. Ik wil hierbij alsnog de suggestie doen metingen uit te voeren.<br />

Hierdoor worden alsnog t.z.t. bij geur of geluidklachten de mogelijke veroorzakers gesignaleerd<br />

en kan handhaving beter werken.<br />

Als er overlast is, zal de provincie metingen uitvoeren en deze controleren met de<br />

vastgestelde emissienormen.<br />

Pagina 46 van 52


25. De heer / mevrouw A.M. Boone<br />

1. Verkeer! In het gebied is nu al een hoge concentratie fijnstof (pleybrug etc.). Ik wil graag<br />

onderzocht hebben wat de komst van de fabriek (met een toename van 3 promiel), maar ook de<br />

extra verkeersbewegingen betekenen voor de norm die daar geldt.<br />

In hoofdstuk 4 van de aanvullende rapportage wordt ingegaan op de verkeerseffecten<br />

van Bruil in relatie met luchtverontreiniging. De conclusie is, dat de extra<br />

voertuigbewegingen van en naar Bruil niet leiden tot een overschrijding van de<br />

grenswaarden fijn stof en stikstofdioxide.<br />

2. Ook zou ik willen weten welke invloed een eventueel aan te leggen A15 zal hebben op fijnstof in<br />

dit gebied.<br />

Deze vraag valt buiten de scope van dit onderzoek .<br />

3. Belangrijk voor een brede maatschappelijk acceptatie ligt in het totaalbeeld wat ontstaat in de<br />

toekomst en daar zal veel aandacht voor moeten zijn in uw onderzoek.<br />

Het onderzoek van TNO richt zich op de vestiging van de asfaltcentrale. Voor de<br />

toekomstige ontwikkeling van dit bedrijventerrein heeft de gemeente haar visie in een<br />

masterplan vastgesteld. Mede op basis van deze visie is het bestemmingsplan Kleefse<br />

Waard / Koningspleij-Noord in procedure genomen. In dit bestemmingsplan zijn<br />

toekomstige ontwikkelingen van dit gebied aangegeven. Dit bestemmingsplan zal naar<br />

verwachting medio 2009 worden vastgesteld.<br />

4. De mensen in Westervoort zijn bang voor geur overlast. U heeft de invloed onderzocht maar<br />

waar het fout gaat is dat u ook hier de huidige overlast buiten de weging laat. Mijn voorstel zou<br />

zijn onderzoek de samenhang en het totaalbeeld en bekijk of dit in Gelderland als acceptabel<br />

mag worden beschouwd.<br />

In hoofdstuk 3 van het aanvullend onderzoek wordt een totaalbeeld voor geur (ook in<br />

Westervoort) gegeven. Door TNO is vastgesteld dat er geen achtergrondwaarden bekend<br />

zijn en zijn dus uitgegaan van geen hinder in de huidige situatie. Er bestaat overigens<br />

jurisprudentie over het optellen van verschillende geurbronnen: in de regel is dit niet<br />

toegestaan, vanwege de verschillende hinderbeleving bij verschillende geuren.<br />

Pagina 47 van 52


26. Mevrouw M.J. Werts<br />

1. Als Westervoort niet meegenomen wordt door de hinder- en g.g.d. onderzoeken kun je wel<br />

zeggen dat dit een onvruchtbare avond- info was.<br />

Mede naar aanleiding van de informatieavond zijn deze aspecten in het aanvullend<br />

onderzoek voor Westervoort meegenomen.<br />

2. Ik maak mij ernstige zorgen over: Het materiaal storten geluid 's nachts en het zware verkeer.<br />

In hoofdstuk 5 van het aanvullend onderzoek is het aspect geluid nader onderzocht.<br />

Conclusie is dat de centrale op basis van het bestaande geluidonderzoek inpasbaar is in<br />

de geluidzone en hiermee voldoet aan wetgeving.<br />

3. Over stank praat ik niet na uw onderzoek. Dat weet men pas na jaren draaien. Ik hoop dat er<br />

eerlijk gehandeld wordt. Het gaat over mensen. Dank u wel.<br />

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen.<br />

Pagina 48 van 52


27. De heer E. van Kaathoven<br />

1. Kunt u beschrijven welke technieken om overlast en milieubelasting te minimaliseren worden<br />

gebruikt door de op dit moment schoonste asfaltcentrale van Europa (En waar staat deze?).<br />

Deze vraag is niet relevant in het kader van het OMA. In hoofdstuk 6 van het aanvullende<br />

én het eerste onderzoek wordt ingegaan op BBT als relevante parameter voor de<br />

vergunning.<br />

2. Kunt u een overzicht geven van alle bestaande technische mogelijkheden (dus technieken die<br />

bestaan, nog los van de kosten) voor asfaltcentrales om overlast en milieubelasting tot een<br />

minimum te beperken en dit afgezet tegen de plannen van Bruil<br />

In hoofdstuk 6 van het aanvullende én het eerste onderzoek wordt ingegaan op BBT.<br />

Pagina 49 van 52


28. De heer J.W. Weis<br />

1. Komt er ook nog een onderzoek naar geluid, stank en geur in Westervoort.<br />

In de aanvullende rapportage van TNO zijn deze aspecten voor Westervoort<br />

meegenomen.<br />

Pagina 50 van 52


29. De heer D. Bouma<br />

1. Er is helemaal niet verteld wat de noodzaak is om een nieuwe Asfaltcentrale in /bij <strong>Arnhem</strong> te<br />

bouwen.<br />

Dit is geen onderdeel van het TNO onderzoek. De noodzaak en afweging tot de bouw van<br />

de asfaltcentrale op de Koningspleij-Noord in <strong>Arnhem</strong> is gemaakt bij het besluit tot<br />

vestiging van de asfaltcentrale op de Koningspleij-Noord in <strong>Arnhem</strong>.<br />

2. Aandacht aan COx uitstoot is niet genoemd.<br />

Het klopt dat dit niet specifiek is genoemd.<br />

3. Toename van: fijnstof, Cox, Nox PAC’s herrie en lawaai. Toename verkeer op al (te) drukke<br />

Pleijroute. Toename stank<br />

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen. Deze aspecten zijn in het aanvullend<br />

onderzoek opgenomen.<br />

4. Vernietiging van een waardevol foerageer gebied van o.a. wilde ganzen.<br />

In de omgeving zijn voldoende andere gebieden voor rustende en foeragerende dieren<br />

waar zij gebruik van zullen en kunnen maken. In het kader van het bestemmingsplan<br />

Kleefsewaard wordt een ecologisch onderzoek uitgevoerd.<br />

5. Vervuiling van ’t landschap (hoog lelijk gebouw).<br />

Dit standpunt is voor kennisgeving aangenomen.<br />

6. Asfalt betekend stimuleren van meer asfalt en aanleggen = ongewenst en niet duurzaam.<br />

Dit standpunt is voor kennisgeving aangenomen.<br />

Pagina 51 van 52


30. Vragen n.a.v. inleidingen op voorlichtingsbijeenkomst<br />

<strong>Arnhem</strong> 20 november 2008<br />

1. Wat is de geluidsbelasting per etmaal en welke piekbelasting is te verwachten?<br />

Geluidbelasting per etmaal en piekbelasting (maximale geluidsniveaus) zijn relevant in<br />

relatie tot een immissiepunt. Ten behoeve van het zonemodel industrielawaai is<br />

onderzocht welke geluidbelasting Bruil veroorzaakt op MTG-punten en<br />

zonebewakingspunten. Dit varieerde tussen de 22 dB(A) en 45 dB(A). Maximale niveaus<br />

liggen 10 dB(A) hoger.<br />

2. Is bij de geurberekeningen ook de invloed van het weer meegenomen?<br />

Ja, berekeningen zijn uitgevoerd voor verschillende meteorologische condities.<br />

3. De contouren van het 99,99 percentiel klopt niet ten opzichte van de gegevens in de tabellen.<br />

Waarom klopt het kaartmateriaal niet?<br />

Dit komt doordat de locaties, genoemd in de tabellen,niet precies op een contour liggen<br />

daardoor is de waarde van de contour ongelijk aan de waarde in de tabel. Voor deze<br />

berekeningen is helaas geen beter kaartmateriaal beschikbaar. Overigens doet dit niets<br />

af aan de conclusies.<br />

4. Ik begrijp helemaal niets van de contouren. Hoe moet je die interpreteren?<br />

Hierover is tijdens de bijeenkomst uitleg gegeven. In het aanvullend onderzoek van TNO<br />

is in hoofdstuk 2 een uitleg hierover terug te vinden.<br />

5. In <strong>Arnhem</strong> is een specifieke geografische situatie vanwege de nabijgelegen stuwwal. Is dat<br />

reliëf meegenomen bij de gebruikte klimaatgegevens?<br />

Nee. Overeenkomstig de wet is er gebruik gemaakt van meteorologische data van het<br />

Nieuw Nationaal Model (NNM).<br />

6. Waarom heeft TNO geen gebruik gemaakt van het rekenmodel volgens de CPR-richtlijnen?<br />

Dan kom je op hele andere waarden uit.<br />

TNO heeft geen gebruik gemaakt van het CPR model omdat de NNM berekening een<br />

reëler beeld geeft van de geurbelasting die daadwerkelijk kan worden ervaren. In<br />

hoofdstuk 2 van het aanvullend onderzoek wordt dit verder toegelicht.<br />

7. is berekend hoe het op dit moment is gesteld met de luchtverontreiniging in Westervoort?<br />

Hier is in het (eerste) onderzoek onvoldoende naar gekeken. In hoofdstuk 4 van het<br />

aanvullend onderzoek is dit aspect alsnog meegenomen.<br />

Pagina 52 van 52


Ons kenmerk: 2009.0.019.539<br />

Bijlage 4 bij het raadsvoorstel “Onafhankelijk milieuadvies asfaltcentrale TNO” d.d. april 2009<br />

Burgerparticipatie tijdens het onderzoek milieueffectenstudie Bruil<br />

1. Klankbordgroep<br />

De klankbordgroep, met vertegenwoordigers van milieugroep Westervoort, wijkplatform<br />

’t <strong>Arnhem</strong>s Broek, wijkplatform Malburgen, de Gelderse Milieufederatie, waterscouting Miquel Pro,<br />

Stichting OKA Services, Provincie, de firma Bruil en de gemeente <strong>Arnhem</strong> is op 5 maart 2008 voor<br />

het eerst bijeen geweest. Er waren meerdere partijen uitgenodigd voor deze klankbordgroep,<br />

waaronder <strong>Arnhem</strong> geen Asfaltcentrale en bewonersorganisatie Westervoort, maar deze hebben<br />

ervoor gekozen om niet deel te nemen aan dit overleg. Tijdens het zomerreces is opdracht<br />

gegeven aan TNO om het feitenonderzoek uit te voeren. De klankbordgroep is bij de keuze van<br />

de onderzoeksbureaus en de opdrachtformulering van dit onderzoek betrokken.<br />

De klankbordgroep is op 23 september 2008 door TNO geïnformeerd over de stand van zaken<br />

van de beoordeling en het vervolgtraject. Naar aanleiding van deze bijeenkomst heeft de<br />

klankbordgroep aanvullende vragen gesteld die in het vervolgonderzoek zijn meegenomen. Op<br />

11 november 2008 is de klankbordgroep voor de vierde maal bijeengeweest waarbij met name is<br />

gesproken over het Onafhankelijk Milieu Advies (OMA) en beantwoording van de vragen. De<br />

klankbordgroep zal na afronding van het OMA nog één keer bijeenkomen om o.a. de eindversie<br />

van de aanvraag milieuvergunning Bruil en de ontwerpbeschikking van de provincie te bespreken.<br />

2. Informatiebijeenkomst<br />

Op donderdag 20 november 2008 is er een informatiebijeenkomst over de asfaltcentrale<br />

georganiseerd.<br />

Diverse omgevingspartijen, bewoners en belangenorganisaties uit <strong>Arnhem</strong> en Westervoort<br />

hebben een uitnodigingsbrief ontvangen. Naast een uitleg door de gedeputeerde Co Verdaas is er<br />

een presentatie gegeven door TNO, RIVM en GGD. Daarna was er gelegenheid tot vragen. Deze<br />

vragen zijn direct beantwoord of zijn als aanvullende vraag in het vervolgonderzoek meegenomen.<br />

3. Uitnodiging aan bewoners om vragen in te dienen over het OMA-onderzoek<br />

In de uitnodigingsbrief voor de informatiebijeenkomst is een bijlage toegevoegd waarin een ieder<br />

in de gelegenheid werd gesteld om aanvullende vragen te stellen. Deze brief is verzonden aan de<br />

bij de overheden bekende geïnteresseerden en huis-aan-huis verspreid in de directe omgeving<br />

van de asfaltcentrale. Tot 24 november had men de gelegenheid om vragen en opmerkingen in te<br />

dienen bij de Provincie. Deze vragen zijn beoordeeld en waar mogelijk direct beantwoord op basis<br />

van de uitkomsten van het onderzoek. Voor een aantal vragen is een aanvullende<br />

onderzoeksopdracht verstrekt. Er zijn 30 reacties binnen gekomen die gezamenlijk ongeveer 200<br />

vragen hebben opgeleverd. Hierbij zijn de vragen die door de Raad en tijdens de<br />

informatiebijeenkomst zijn gesteld ook meegenomen.<br />

4. Informerende brieven<br />

Gedurende de onderzoeksperiode zijn er twee brieven gestuurd aan de indieners van vragen om<br />

ze op de hoogte te houden over de voortgang van het onderzoek. In december 2008 hebben zij<br />

een ontvangsbevestiging van de vraag / vragen ontvangen. Op 25 februari 2008 zijn zij schriftelijk<br />

geïnformeerd over oplevering van het OMA door TNO en over vervolg van de beantwoording van<br />

de vragen.


Ons kenmerk: 2009.0.019.541<br />

Bijlage 6 bij het raadsvoorstel “Onafhankelijk milieuadvies asfaltcentrale TNO” d.d. april 2009<br />

Beantwoording vragen van Raadscie van 17-11-2008 naar aanleiding van presentatie TNO,<br />

RIVM en GGD<br />

1. Zijn de gebruikte emissierichtlijnen niet gedateerd?<br />

TNO heeft bij haar onderzoek de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR) gebruikt van<br />

december 2006.<br />

Voor asfaltmenginstallaties zijn er in de tussentijd geen wijzigingen geweest.<br />

2. Wat zijn de verkeerseffecten buiten de asfaltcentrale?<br />

Verkeer van en naar Bruil zorgt voor een verhoging van de verkeersintensiteit met 400<br />

mvt/etmaal (zwaar verkeer). Dit komt neer op ca. een 0,5 % verhoging qua intensiteit en een<br />

verhoging van ca. 3% qua emissie van de Pleijroute.<br />

3. Hoeveel vrachtbewegingen zijn er per etmaal?<br />

Per etmaal komen er 400 voertuigbewegingen bij (zwaar verkeer)(worst case).<br />

4. Welke route(s) worden door de vrachtwagens gebruikt?<br />

Bij de berekeningen is uitgegaan van een ontsluiting via de nieuwe ontsluitingsweg,<br />

vervolgens 100 % rechtsaf de Westervoortsedijk op en bij de Pleijroute een verdeling van<br />

50% linksaf en 50% rechtsaf.<br />

5. Hoe verhouden de geuremissies zich met de windstromingen en de heuvels rondom <strong>Arnhem</strong>?<br />

Bij de geur verspreidingberekeningen móet gebruik gemaakt worden van de standaard<br />

meteorologische gegevens.<br />

6. De scope van het onderzoek is beperkt. Kan het onderzoek niet breder worden uitgevoerd?<br />

Dit onderzoek richt zich op de gevolgen van de komst van de asfaltcentrale. In het kader<br />

van het bestemmingsplan Kleefse Waard / Koningspleij-Noord worden de verschillende<br />

onderzoeken voor het gehele industrieterrein uitgevoerd.<br />

7. Wat is de stand van zaken van de beantwoording van de voorwaarden die bij het Raadsbesluit<br />

over de vestiging van Bruil zijn opgesteld?<br />

Zie de notitie aanvullend onderzoek milieueffectstudie Bruil (bijlage A).


CONCEPT-VERSLAG<br />

Notulen van : Politieke maandag, commissie Volkshuisvesting, Verkeer, Ruimtelijke<br />

Ordening en Milieu<br />

Onderwerp : Asfaltcentrale Bruil<br />

Fase : Meningsvorming<br />

Verslagnummer : 2008.0.105.208 / 2008-11-01555<br />

Gehouden op : 17 november 2008, 21.15-22.45 uur<br />

Plaats : Provinciehuis, Statenzaal<br />

Voorzitter : Dhr. S. Meulensteen<br />

Commissiegriffier : Dhr. J. Kersten<br />

Ass. Commissiegriffier : Dhr. R. Jansen<br />

Aanwezig Fractie Aanwezig Fractie<br />

Dhr. P. Stein PvdA Dhr. P. Marcelis GroenLinks<br />

Dhr. L. Broer PvdA Dhr. S. Veenstra Zuid Centraal<br />

Dhr. E.J. Ter Meulen CDA Dhr. M. van Meurs Pro <strong>Arnhem</strong><br />

Dhr. C. Lenting SP Dhr. G. Hamelink ChristenUnie<br />

Dhr. R. van der Zee VVD Dhr. J. de Wit D66<br />

Dhr. J. van der Kamp VVD<br />

Voorzitter meldt dat in de meningsvorming het standpunt van de commissie wordt gevraagd op twee<br />

onderdelen:<br />

- een eventuele aanvulling van de onderzoeksvraag;<br />

- het eventueel formeren van een delegatie uit de raad ter begeleiding van het verdere<br />

onderzoek.<br />

Partij Argumenten<br />

VVD<br />

(dhr. van der Zee)<br />

De fractie neemt kennis van het onderzoek. De fractie vindt dat de reikwijdte van het<br />

onderzoek te beperkt is omdat het zich alleen heeft gericht op de vergunningaanvraag;<br />

ook in het kader van de bestemmingsplanprocedure is onderzoek nodig. Er zijn<br />

aanvullende onderzoeksvragen, maar die zijn complex. De fractie constateert dat de<br />

wethouder het amendement niet heeft uitgevoerd en te veel de acties van de provincie<br />

heeft afgewacht.<br />

Wat betreft het formeren van een delegatie uit de raad, heeft de fractie de behoefte van<br />

bewoners gehoord hierbij betrokken te worden. De fractie ondersteunt het voorstel voor<br />

een raadsbegeleidingsgroep.<br />

Sluit zich aan bij het standpunt van de VVD.<br />

ChristenUnie<br />

(dhr. Hamelink)<br />

D66 (dhr. de Wit) De fractie is van mening dat een begeleidingsgroep uit de raad nuttig is, maar ook zinvol<br />

moet zijn. De vragen moet ook goed onderzocht kunnen worden.<br />

SP (dhr. Lenting) De fractie vindt dat er veel expertise bij burgers aanwezig is. Die moeten er daarom bij<br />

betrokken worden.<br />

CDA<br />

De fractie is bezorgd over of de vragen die onder de bevolking leven goed beantwoord<br />

(dhr. ter Meulen) kunnen worden. De fractie wil die vragen niet zelf stellen, maar wil wel dat ze terecht<br />

komen bij de onderzoekers. De fractie vindt dat het college zijn rol moet spelen, op dit<br />

moment wordt de betrokkenheid van het college gemist. In deze periode waarin<br />

onderzoek wordt gedaan, wil de raad weten of vragen beantwoord worden. Dat is een<br />

taak van het college.<br />

De fractie is geen voorstander van het formeren van een begeleidingsgroep uit de raad.<br />

Zuid Centraal De fractie is het eens met de kritiek van het CDA op het college. Het college moet zich<br />

(dhr. Veenstra) concentreren op het voldoen aan de 17 voorwaarden die de raad aan de vestiging van<br />

Bruil heeft gesteld. De fractie vraagt het college om een aanvullend voostel met het oog<br />

op het beter bij het proces betrekken van organisaties en burgers. Hij wijst daarbij op het<br />

proces rond OTB <strong>Arnhem</strong> waarin gemeente en burgers samen zijn opgetrokken. Hij<br />

vraagt het college extra aandacht te geven aan onderzoek naar geluid.<br />

De fractie heeft geen behoefte aan een raadsbegeleidingsgroep.<br />

GroenLinks De fractie heeft kennis genomen van het onderzoek. De fractie wil belangrijke inzet<br />

(dhr. Marcelis) plegen op burgerparticipatie. De vragen die door burgers zijn gesteld of die komende<br />

donderdag worden gesteld, moeten goed worden beantwoord. Hij verwacht dat de


CONCEPT-VERSLAG<br />

uitkomsten daarvan door het college worden overgenomen. De fractie is voorstander van<br />

de vorming van een raadsbegeleidingsgroep.<br />

PvdA (dhr. Broer) De fractie is voorstander van deelname aan een raadsbegeleidingsgroep. De taak van<br />

deze groep is nog onduidelijk. De fractie is van mening dat deze groep de uitvoering van<br />

het amendement in april ter hand moet nemen: vragen verzamelen en bekijken, de 17<br />

randvoorwaarden bekijken en nagaan of daaraan is voldaan - beoordelen of de<br />

onderzoeksvragen op een juiste manier zijn beantwoord - het rapport in ontvangst<br />

nemen. De fractie vraagt of bekend is of een delegatie van de Westervoortse<br />

gemeenteraad deelneemt aan deze groep.<br />

Reactie wethouder Weeda<br />

De wethouder zet uiteen hoe het college het besluit van 21 april heeft uitgevoerd. De wijze waarop de<br />

provincie heeft gehandeld en met name de versnelling die de provincie in het proces heeft gebracht ten<br />

tijde van het provinciale besluit op het burgerinitiatief, heeft invloed gehad op de wijze waarop zij de<br />

<strong>Arnhem</strong>se gemeenteraad kon betrekken.<br />

Aanvullende vragen: de raad krijgt ruimte voor aanvullende vragen. Burgers krijgen komende donderdag<br />

daarvoor alle gelegenheid. Er is een klankbordgroep in het leven geroepen, waarin burgerorganisaties uit<br />

<strong>Arnhem</strong> en Westervoort zijn betrokken. Ook voor die groep is ruimte om aanvullende vragen te stellen. De<br />

vraag aan de commissie zelf was of deze behoefte heeft aan aanvullend onderzoek. Zuid Centraal (dhr.<br />

Veenstra): vraagt het college een overleg te organiseren waarin vragen kunnen worden gesteld, die<br />

vragen worden afgewogen en ze mee te nemen. Wethouder zal dit doen.<br />

Reactie Westervoort op deelname raadsbegeleidingsgroep: zij heeft dit voorgelegd aan het Westervoorste<br />

college; er is nog geen reactie ontvangen.<br />

Na stemming daarover blijkt een meerderheid van de commissie geen behoefte te hebben aan het<br />

formeren van een delegatie uit de raad ter begeleiding van het verdere onderzoek. De VVD verklaart dat<br />

de gevoerde discussie de fractie aanleiding geeft terug te komen op het in eerste termijn ingenomen<br />

standpunt omtrent de instelling van een begeleidingsgroep.<br />

Conclusie<br />

Voorzitter<br />

De voorzitter concludeert dat een meerderheid van de commissie:<br />

- van mening is dat het college de regie moet nemen;<br />

- het college vraagt de aanvullende vragen van burgers en organisaties te inventariseren,<br />

vast te leggen en op adequate wijze in het onderzoek te betrekken en de raad te hierover en<br />

over het met de burger doorlopen participatieproces te rapporteren;<br />

- geen behoefte heeft aan het formeren van een delegatie uit de raad ter begeleiding van<br />

het verdere onderzoek<br />

- in ieder geval de volgende vragen beantwoord dienen te worden:<br />

1. Zijn de gebruikte emissierichtlijnen niet gedateerd?;<br />

2. Wat zijn de verkeerseffecten buiten de asfaltcentrale?;<br />

3. Hoeveel vrachtbewegingen zijn er per etmaal?;<br />

4. Welke route(s) worden door de vrachtwagens gebruikt?;<br />

5. Hoe verhouden de geuremissies zich met de windstromingen en de heuvels rondom<br />

<strong>Arnhem</strong>?;<br />

6. De scoop van het onderzoek is beperkt. Kan het onderzoek niet breder worden<br />

uitgevoerd?;<br />

7. Wat is de stand van zaken van de beantwoording van de voorwaarden die bij het<br />

raadsbesluit over de vestiging van Bruil zijn opgesteld?;<br />

8. Wat is het tijdspad voor het vervolg van het onderzoek?

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!