Raadsvoorstel - Gemeente Arnhem
Raadsvoorstel - Gemeente Arnhem
Raadsvoorstel - Gemeente Arnhem
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Titel/onderwerp:<br />
Vaststellen van het bestemmingsplan 'Rivierzone'<br />
Datum: 12 oktober Van: 21.15 uur Tot: 21.45 uur<br />
Vergaderruimte: Raadszaal<br />
Voorzitter:<br />
Verbeek<br />
Raadscie:<br />
Volkshuisvesting, Verkeer, RO en Milieu (VROM)<br />
Raadsadviseur: Kersten Telefoonnr: 3773236 jozef.kersten@arnhem.nl<br />
Van: College Ambtenaar: Paling<br />
Portefeuillehouder: Kreeft Telefoonnr: 3774105<br />
E-mailadres: gwen.paling@arnhem.nl<br />
Doel activiteit<br />
Toelichting<br />
Meningsvorming<br />
Het college legt u ter vaststelling het bestemmingsplan 'Rivierzone' voor. De<br />
belangrijkste aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de<br />
totstandkoming van de Beleidslijn Grote Rivieren in 2006. Het plangebied van het<br />
bestemmingsplan bevat de rivieren Rijn en IJssel met de uiterwaarden. Ook de<br />
Rosandepolder behoort tot het plangebied. Aanvankelijk behoorden ook de gebieden<br />
Stadsblokken en Meinerswijk tot het plangebied. In de eerdere informatieve behandeling<br />
op 1 december 2008 heeft de raadscommissie nadrukkelijk aangegeven voorstander te<br />
zijn van het verwijderen van deze gebieden uit het bestemmingsplan. Het college heeft<br />
dit nu gedaan.<br />
Het behandelresultaat van 1 december 2008 treft u bijgaand aan.<br />
Gezien de reeds plaatsgevonden informatieve behandeling op 1 december 2008 heeft<br />
de agendacommissie besloten tot direct meningsvormende behandeling.<br />
Beslispunten Te beslissen of het voorstel kan worden doorgeleid naar de besluitvormende fase.<br />
Voorgesteld Besluitrijp (t.b.v. de raad d.d. 19 oktober 2009)<br />
resultaat van de<br />
bespreking<br />
Spreekrecht publiek Nee, het inspreken vond plaats op 1 december 2009.<br />
Behandeladvies De meningsvormende fase bestaat uit 2 termijnen. In de eerste termijn geven de fracties<br />
hun standpunten weer, te beginnen met de fracties die tegen het voorstel zijn of het<br />
voorstel willen wijzigen. In 1 e termijn zijn geen interrupties toegestaan. In tweede termijn,<br />
na verdediging door de portefeuillehouder, wordt de discussie over het voorstel gevoerd.<br />
Bijlagen Bundel BIS Visiekamer<br />
raadsvoorstel <br />
Toelichting en voorschriften bestemmingsplan 'Rivierzone' <br />
Plankaart (1 en 2 ) bestemmingsplan 'Rivierzone' <br />
Zienswijzenrapport <br />
Milieuaspectenstudie <br />
woonbotennotitie <br />
Behandelresultaat 1 december 2008
<strong>Raadsvoorstel</strong><br />
Voor de gemeenteraadsvergadering d.d. 19 oktober 2009<br />
Documentnummer : 2009.0.068.814<br />
Zaaknummer: 2009-07-02953<br />
Advies van de raadscommissie:<br />
Raadscommissie Volkshuisvesting, Verkeer, RO en Milieu<br />
Onderwerp:<br />
bestemmingsplan Rivierzone<br />
Aan de gemeenteraad. <strong>Arnhem</strong>, 11 augustus 2009<br />
VOORSTEL<br />
Vaststelling van het bestemmingsplan “Rivierzone”. Er zijn in totaal 30 zienswijzen ingediend. Deze hebben<br />
o.a. geleid tot het voorstel om het bestemmingsplan in gewijzigde vorm vast te stellen.<br />
Naast de wijzigingen als gevolg van de zienswijzen wordt voorgesteld het ontwerp-bestemmingsplan<br />
“Rivierzone” op een aantal punten te wijzigen. Deze wijzigingen hebben onder andere betrekking op<br />
aanpassing van omissies op de plankaarten, aanpassing van de toelichting als gevolg van wetswijziging (van<br />
WRO naar Wro). Grootste ambtshalve wijziging is echter het verwijderen van het de gebieden Stadsblokken en<br />
Meinerswijk uit het bestemmingsplan. Dit heeft voor toelichting, plankaart en voorschriften gevolgen.<br />
Daarnaast is op de plankaart de begrenzing van de geluidszone rondom het Industrieterrein <strong>Arnhem</strong> Noord<br />
opgenomen.<br />
1. AANLEIDING / PROBLEEMSTELLING<br />
De resultaten van de zienswijzen die als gevolg van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan<br />
“Rivierzone” zijn ingekomen alsmede een aantal ambtshalve door te voeren<br />
wijzigingen, waaronder het verwijderen van de gebieden Stadsblokken en Meinerswijk als gevolg van<br />
behandeling in de raadscommissie op 1 december 2008 leiden tot het voorstel, het bestemmingsplan<br />
gewijzigd vast te stellen.<br />
2. DOEL<br />
De dreigende overstromingen van de grote rivieren in 1993 en 1995 hebben duidelijk gemaakt dat er<br />
anders met de ruimte voor de afvoer en berging van (rivier-)water moet worden omgegaan. Er is meer<br />
ruimte voor de rivier nodig. Naast rivierverruiming zal er tevens een afweging moeten zijn of ruimtelijke<br />
ingrepen in het rivierbed, zoals bouwen, wonen, werken en recreatie, wel toelaatbaar zijn. In 1996 is<br />
de Beleidslijn Ruimte voor de rivier tot stand gekomen. Opvolger is de beleidslijn Grote Rivieren uit<br />
2006, die het mogelijk maakt bestaande bebouwing in het rivierbed een nieuwe bestemming te geven<br />
waardoor leegstand wordt voorkomen. Daarnaast blijven delen van het rivierbed voorbehouden aan<br />
riviergebonden activiteiten.<br />
Het vertalen van de beleidslijn is de belangrijkste aanleiding voor het opstellen van voorliggend<br />
bestemmingsplan. Daarnaast is actualisatie en harmonisatie van geldende (veelal verouderde)<br />
bestemmingsplannen wenselijk.<br />
Het doel van dit voorstel is het bestemmingsplan Rivierzone gewijzigd vast te stellen. Onder punt 3<br />
wordt gemotiveerd aangegeven welke wijzigingen doorgevoerd zijn hetzij als gevolg van ingediende<br />
zienswijzen hetzij ambtshalve door voortschrijdend inzicht en gewijzigd beleid.<br />
Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan de geluidzone industrielawaai Industrieterrein <strong>Arnhem</strong>-Noord
opgenomen. Deze geluidszone is bij Koninklijk Besluit in 1990 vastgesteld en is nu gewijzigd als<br />
gevolg van onder meer het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten op het Coberco-terrein en de in dit<br />
bestemmingsplan mogelijk gemaakte verplaatsing van scheepsreparatiebedrijf Misti. Wijziging van de<br />
zone dient plaats te vinden via bestemmingsplanvaststelling.<br />
3. ARGUMENTEN<br />
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft voor de duur van zes weken ter inzage gelegen vanaf 6<br />
september 2007. Binnen deze periode zijn 30 zienswijzen binnengekomen. In voorkomend geval<br />
geven de zienswijzen aanleiding het ontwerp-bestemmingsplan te wijzigen. In bijgaande en van dit<br />
raadsvoorstel onderdeel uitmakende zienswijzenrapport is duidelijk aangegeven welke zienswijzen<br />
zijn ingediend, wat onze reactie daarop is en welke gevolgen e.e.a. heeft voor de vaststelling van het<br />
bestemmingsplan.<br />
Volledigheidshalve worden de wijzigingen hierna vermeld.<br />
Aanpassing<br />
Plankaart<br />
Tekentechnische aanpassingen vanwege<br />
aanpassing aan IMRO-2008 standaard<br />
Als gevolg<br />
van<br />
zienswijze<br />
Bestemming waterkering landtong verwijderen 15<br />
Opnemen riviergebonden bedrijvigheid Nieuwe 16, 18, 25<br />
Haven met maximum aantal (5).<br />
Shell-contour opnemen 2<br />
Perceel Veerweg naar Westervoort aanpassen<br />
11, 12<br />
(bestemmingsgrens naar noorden uitbreiden, in<br />
zuiden beperken, agrarische bestemming, maximale<br />
hoogte, opnemen bebouwingspercentage)<br />
Zone industrielawaai <strong>Arnhem</strong> Noord opnemen 2<br />
Gebieden Stadsblokken en Meinerswijk van<br />
plankaart gehaald<br />
Plangrens noordzijde Rijnoever aangepast<br />
Partyboten Onderlangs verwijderen van plankaart<br />
Plangrens bij Boterdijk aanpassen<br />
Legenda: bestemming ‘groen en water’ wijzigen in<br />
groen<br />
Aanduiding opgenomen ten behoeve van<br />
scoutingterrein<br />
Locatie aanduiding voor bedrijf Misti aangepast<br />
ambtshalve<br />
X(1)<br />
X(2)<br />
X(3)<br />
X(4)<br />
X(5)<br />
X(6)<br />
X(7)<br />
X(8)<br />
Toelichting<br />
Vergroten kaart ligging plangebied en verwijdering 2 X(2)<br />
gebieden Stadsblokken en Meinerswijk.<br />
Aanpassing verwijzing naar bijlagen uit MAS. 2<br />
Paragraaf over relatie waterbeleid en beleid ten<br />
18<br />
aanzien van concentraties van bedrijvigheid.<br />
Aanvulling tekst bedrijf Misti. 23<br />
Opnemen zinsnede ‘onder voorwaarden’ daar waar 15<br />
het gaat om een nieuwe bestemming voor<br />
bestaande bebouwing in het rivierbed.<br />
Opnemen dat voor elke activiteit in het rivierbed een 15<br />
vergunning op grond van de Wbr noodzakelijk is.<br />
Noemen aanduiding voor riviergebonden activiteiten. 16, 23, 25<br />
Juridische aspecten, agrarische bestemming;<br />
11,12<br />
aangeven twee dienstwoningen Veerweg naar<br />
Westervoort.<br />
Tekst aanpassen op uiteindelijke MAS.<br />
X(9)
Inhoudsopgave aanpassen .<br />
Vervangen van ‘artikel 19 WRO’ door partiële<br />
bestemmingsplanherziening of projectprocedure.<br />
Aanvullen hoofdstuk 7 ‘exploitatie’ en hoofdstuk 8<br />
‘overleg en inspraak’.<br />
Opbouw toelichting aangepast, spellingsfouten<br />
gecorrigeerd, tekst geactualiseerd.<br />
Aanpassen tekst aan verwijderen gebieden<br />
Stadsblokken en Meinerswijk<br />
Aanpassen tekst De Boei<br />
Toelichtende kaartjes aangepast aan nieuw<br />
plangebied (zonder Stadsblokken en Meinerswijk)<br />
Voorschriften<br />
Herschrijven voorschriften in de stijl van IMRO-2008<br />
standaard, in verband met nieuwe Wro.<br />
Toevoegen zone industrielawaai 2<br />
Verwijzing in artikel 12.2 sub a (voorheen artikel<br />
15<br />
2.2.2 onder e) naar ‘Tabel 2 van Bijlage 2’<br />
X(10)<br />
X(11)<br />
X(12)<br />
X(13)<br />
X(2)<br />
X(17)<br />
X(2)<br />
X(1)<br />
Toevoeging aan artikel 4.3, laatste gedachtestreepje<br />
(voorheen artikel 2.3.3 onder a) ‘na positief advies<br />
van de rivierbeheerder met betrekking tot de<br />
toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren’<br />
Toevoegen aan ‘agrarische doeleinden’: 2<br />
dienstwoningen toegestaan en<br />
bebouwingspercentage (artikel 3) + aanpassen<br />
regeling bebouwingspercentage artikel 24.<br />
Wijziging artikel 17.2 sub e ( voorheen artikel 2.13.3)<br />
van ‘Rijkswaterstaat dienstkring Oost-Nederland’ in<br />
‘de rivierbeheerder’.<br />
Bijlage 1 bij de voorschriften zal worden aangevuld<br />
met de bebouwing aan de Drielse Rijndijk, de<br />
Veerweg naar Westervoort.<br />
Bijlage 2 woonschepen Onderlangs, nummer 118<br />
15<br />
11, 12<br />
15<br />
15<br />
15, 21<br />
maximale uitbreiding moet 0 meter zijn<br />
Maximale oppervlakte voor bijgebouwen in artikel 14 1,27 X(21)<br />
vergroot van 20 m 2 naar 25 m 2<br />
Aanpassen bestemming water artikel 10 (voorheen<br />
artikel 2.11) vanwege specifieke bestemming Misti<br />
en maximum aantal riviergebonden bedrijvigheid<br />
Nieuwe Haven.<br />
Aanpassen bijlage 2 voor wat betreft bestaande<br />
oppervlakte van het woonschip Meinerswijk 6<br />
Aanpassen maximale uitbreiding woonboot in bijlage<br />
2 voor wat betreft Meinerswijk 10<br />
Uitbreiden aanlegvergunningplichtige<br />
werkzaamheden in de bestemming ‘natuur’ (artikel<br />
7, voorheen artikel 2.9) i.v.m. aanwezigheid<br />
cultuurhistorische waarden<br />
Aanpassen doeleindenomschrijving bestemming<br />
‘water’ (artikel 10, voorheen artikel 2.11)<br />
Opnemen van een aanduiding voor scoutingterrein<br />
in de doeleindenomschrijving van de bestemming<br />
‘natuur’ (artikel 7, voorheen artikel 2.9)<br />
Opnemen extra kolom in de tabellen van bijlage 2<br />
ten behoeve van maximale totale oppervlakte, in<br />
verband met leesbaarheid en aangepaste kaartjes.<br />
Verwijderen bedrijvenlijst<br />
16, 23, 25<br />
28<br />
X(14)<br />
X(16)<br />
X(16)<br />
X(7)<br />
X(18)<br />
X(19)
Opnemen aanlegvergunningplicht in de bestemming<br />
‘groen’<br />
X(20)<br />
Aanleiding voor de ambtshalve aanpassingen:<br />
1 Voorschriften en plankaart zijn in verband met de systematiek van de nieuwe Wet<br />
ruimtelijke ordening aangepast aan de IMRO-2008 standaard;<br />
2 De gebieden Stadsblokken Meinerswijk zijn uit het plangebied gehaald vanwege nog niet<br />
uitgekristalliseerd zijn van de plannen voor deze gebieden;<br />
3 De noordgrens van het plangebied is naar het noorden verschoven waardoor de gehele<br />
kade is bestemd;<br />
4 Partyboten zijn geen woonschepen en liggen tijdelijk aan de kade, zodat bestemming<br />
ervan niet noodzakelijk en wenselijk is;<br />
5 Het aanpassen van de plangrens bij de Boterdijk zou in de ontwerpfase van het<br />
bestemmingsplan opgepakt zijn. Nu dat abusievelijk niet is gebeurd, wordt de aanpassing<br />
op dit moment meegenomen;<br />
6 De bestemming ‘groen en water’ is geen in de voorschriften opgenomen bestemming,<br />
zodat de legenda van de plankaart aangepast is;<br />
7 De aanduiding voor het scoutingterrein was abusievelijk niet opgenomen in de legenda<br />
van de plankaart en de voorschriften; deze aanduiding is nu zowel op de plankaart als in<br />
de voorschriften opgenomen;<br />
8 Vanwege ecologische motieven is de aanduiding voor de nieuwe locatie van het bedrijf<br />
Misti op de plankaart gewijzigd. Er is nu een strook van 50 meter tussen de aanduiding<br />
van het bedrijf en de landtong aangehouden op de plankaart;<br />
9 De geactualiseerde MAS heeft op een aantal plaatsen aanleiding gegeven de tekst van de<br />
toelichting aan te passen;<br />
10 Vanwege aanpassing en herschikking van teksten is de inhoudsopgave aangepast;<br />
11 In de tekst van het ontwerp werd gesproken van artikel 19 WRO-procedures. Als gevolg<br />
van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is dat aangepast;<br />
12 Hoofdstuk 7 ‘exploitatie’ is aangevuld met een zinsnede over de kans op planschade en<br />
hoofdstuk 8 ‘overleg en inspraak’ is aangevuld met tekst over de ingediende zienswijzen;<br />
13 Ten behoeve van een logischer en leesbaarder opbouw van de toelichting is ervoor<br />
gekozen de opbouw van de toelichting anders in te richten dan bij het ontwerp het geval<br />
was;<br />
14 In bijlage 2 van de voorschriften is gebleken dat de maximale uitbreiding voor het<br />
woonschip aan Meinerswijk 10 te groot was; deze is aangepast van 20 m 2 naar 12 m 2 ;<br />
15 De werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunningplicht geldt zijn in de bestemming<br />
‘natuur’ uitgebreid om zodoende de cultuurhistorische waarden van het gebied beter te<br />
kunnen beschermen;<br />
16 De doeleindenomschrijving ‘water’ zodat het aanleggen van schepen voor het laden en<br />
lossen daarvan mogelijk is;<br />
17 Vanwege de ontwikkelingen met betrekking tot de Boei is de tekst daaromtrent in de<br />
toelichting aangepast;<br />
18 De leesbaarheid van de kolommen behorende bij de voorschriften is vergroot;<br />
19 Vanwege de afwezigheid van bedrijven (met uitzondering van het benzinestation aan de<br />
Eldenseweg, die een specifieke bestemming heeft gekregen), is de bedrijvenlijst als<br />
bijlage bij de voorschriften verwijderd;<br />
20 Introductie aanlegvergunningplicht voor de bestemming ‘groen’ om invloed te hebben op<br />
de kwaliteit/aansluiting van de bestemmingen met de omgeving.<br />
21 Naar aanleiding van zienswijzen en om zoveel mogelijk afstemming te bereiken met de<br />
regeling voor de woonschepen gelegen in het Renkumse deel van de Rosandepolder is<br />
de maximale maat voor bijgebouwen vergroot van 20 m 2 naar 25 m 2<br />
4. FINANCIËN<br />
De uitvoering van dit conserverende bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee.<br />
5. RISICO’S
Een eerste globale planschaderisicoanalyse doet concluderen dat de kans op planschade niet te<br />
verwachten is.<br />
De kans bestaat dat woonbootbewoners gaan procederen. De juridische risico’s hiervan worden<br />
beperkt geacht.<br />
6. UITVOERING EN EVALUATIE<br />
Na gewijzigde vaststelling wordt het bestemmingsplan “Rivierzone” ter inzage gelegd en ter<br />
goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van Gelderland gestuurd. Indieners van zienswijzen kunnen<br />
bedenkingen bij dit college indienen. Tevens kan een ieder die zich niet kan vinden in de wijzigingen<br />
die bij de vaststelling zijn opgenomen, bedenkingen indienen.<br />
De Raadscommissie Volkshuisvesting, Verkeer, RO en Milieu zal over dit voorstel advies uitbrengen.<br />
Het advies van deze commissie wordt u separaat voorgelegd.<br />
Wij geven U in overweging het bestemmingsplan “Rivierzone” gewijzigd vast te stellen, alsmede de<br />
geluidzone voor het industrieterrein <strong>Arnhem</strong> Noord op te nemen op de plankaart overeenkomstig<br />
bijgaand ontwerpbesluit.<br />
Hoogachtend<br />
het college van burgemeester en wethouders van <strong>Arnhem</strong>,<br />
de secretaris,<br />
de burgemeester,<br />
Bijlage(n) Zienswijzenrapport
Besluit van: 19 oktober 2009<br />
Documentnummer 2009.0.068.814<br />
Zaaknummer 2009-07-02953<br />
DE RAAD VAN DE GEMEENTE ARNHEM;<br />
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 augustus 2009, SO nummer<br />
2009.0.068.812;<br />
overwegende dat de raad zich verenigt met de beoordeling van burgemeester en wethouders van de<br />
ingediende zienswijzen, zoals deze is geformuleerd in het genoemde voorstel, deze beoordeling<br />
overneemt en deze in dit besluit als ingelast beschouwt;<br />
gelet op artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de artikelen 40 en 41 van de Wet<br />
geluidhinder;<br />
besluit:<br />
1. In de volgende zienswijzen, ingediend tegen het ontwerp-bestemmingsplan "Rivierzone",<br />
voldoende termen te vinden die leiden tot wijzigingen in dit ontwerp-bestemmingsplan ten<br />
opzichte van het ontwerp dat ex artikel 23 van de Wet op de ruimtelijke ordening ter inzage heeft<br />
gelegen:<br />
• De heer F.W. van den Berg, Sint-Gangulphusplein 21, 6832 AT <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Landraad B.V., De heer F.J. Kütschruiter namens de heer A.G.M.H. Reijers, Postbus 5486, 6802<br />
EL <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer ing. L.L.M. de Lorijn, namens de heer drs. W.P.A.M. Hoefnagels, Geerstraat 8, Postbus<br />
145, 6650 AC Druten;<br />
• Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Oost-Nederland, mr. D.W.R. Crommelin,<br />
Postbus 9070, 6800 ED <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Scheepvaartonderneming Neve-Schleyer v.o.f., de heer J.C. Neve, Nieuwe Havenweg 14, 6827<br />
BA <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Stichting OKA Services, de heer A. Kuijper, Breitnerstraat 57, 6813 HP <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer J.M. van de Poll, Onderlangs 112, 6812 CH <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Scheepsreparatiebedrijf Misti, de heer J.A. Müller, Postbus 1267, 6801 BG <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer B. Tienstra, namens de gebruikers van de Nieuwe Haven, Dr. C. Lelyweg 17, 6827 BH<br />
<strong>Arnhem</strong><br />
2. In de volgende zienswijzen, ingediend tegen het ontwerp-bestemmingsplan “Rivierzone”<br />
onvoldoende termen te vinden die leiden tot wijzigingen in dit ontwerp-bestemmingsplan ten<br />
opzichte van het ontwerp dat ex artikel 23 van de Wet op de ruimtelijke ordening ter inzage heeft<br />
gelegen:<br />
• De heer J.A. Alferink, Onderlangs 130, 6812 CJ <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer A.N. Achterstraat, namens de bewonersvereniging Stadseiland <strong>Arnhem</strong>, Hans<br />
Niemijerhof 18, 6836 MK <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer en mevrouw Claassen- van Duinen, Haven van Coers 12, 6841 HH <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Mevrouw R. Claessen en mevrouw P. Eijkelkamp, namens de bewoners van de Haven van<br />
Coers nummers 3, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17 en 19, p/a Haven van Coers 13, 6841 HH<br />
<strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer L.J. Crins, Boterdijk 25, 6812 CZ <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Mevrouw P.J.M. Eijkelkamp en C.J. Helldörfer, Haven van Coers 13, 6841 HH <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer M. van Gent, namens de bewoners van de Boterdijk, Boterdijk 25, 6812 CZ <strong>Arnhem</strong>;
• De heer R. Hilbrands, Boterdijk 13, 6812 CZ <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Mevrouw E.C.M. Kersten, Haven van Coers 3, 6841 HH <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Landelijke Woonbotenorganisatie, de heer E.P. Blaauw, Postbus 10075, 1001 EB Amsterdam;<br />
• De heer F. Mensink, Onderlangs 117, 6812 CJ <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer C.M. Niemeijer, Meijnerswijk 10, 6841 HA <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer C. Olderaan, Graslaan 39-1, 6833 CD <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer A.M. Pertien, Stadsblokkenweg 22, 6841 HG <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer R. Pouwels en mevrouw K. van Loon, Haven van Coers 10, 6841 HH <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer H. Sijtsema, Stadblokkenweg 34, 6841 HG <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer J.B. Vaarkamp, Veerpolderstraat 136a, 6833 BT <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Vereniging Rosande, de heer W. Korteweg, Rosandepolder 38, 6812 DS <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer H. van de Wetering en mevrouw E. Nieuwboer, Meijnerswijk 6, 6841 HA <strong>Arnhem</strong>;<br />
• Mevrouw G. Willemars, Haven van Coers 11, 6841 HH <strong>Arnhem</strong>;<br />
• De heer S. van de Winkel, Haven van Coers 5, 6841 HH <strong>Arnhem</strong>.<br />
3. aanleiding te zien het ontwerp-bestemmingsplan op een aantal punten ambtshalve te wijzigen ten<br />
opzichte van het ontwerp dat ex artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ter inzage<br />
heeft gelegen;<br />
4. op te nemen de begrenzing van de geluidzone zoals die is vastgesteld bij Koninklijk Besluit van<br />
22 augustus1990 voor zover gelegen op de gronden van het bestemmingsplan “Rivierzone” zoals<br />
is opgenomen in het bestemmingsplan “Rivierzone”;<br />
5. Gewijzigd vast te stellen het bestemmingsplan “Rivierzone” zoals vervat in de bij dit besluit<br />
behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage, inclusief de daarin opgenomen geluidzone<br />
“Industrieterrein <strong>Arnhem</strong>-Noord”.<br />
De gewijzigde planvaststelling houdt de volgende wijzigingen in:<br />
Plankaart<br />
• Plankaart is in verband met de systematiek van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening aangepast aan<br />
de IMRO-2008 standaard.<br />
• De gebieden Stadsblokken en Meinerswijk zijn vanwege het niet uitgekristalliseerd zijn van de<br />
plannen in die gebieden uit het plangebied Rivierzone verwijderd;<br />
• De plangrens aan de noordzijde van het plangebied is naar het noorden verschoven waardoor de<br />
gehele kade binnen het plangebied is komen te liggen;<br />
• Bestemming waterkering landtong verwijderen;<br />
• Opnemen riviergebonden bedrijvigheid;<br />
• Opnemen externe veiligheidscontour in verband met Shell-overslagpunt voor vloeibare brandstoffen;<br />
• Perceel Veerweg (bestemming naar noorden uitbreiden en in zuiden beperken, agrarische<br />
bestemming, maximale hoogte aanpassen, opnemen bebouwingspercentage);<br />
• Partyboten Onderlangs verwijderen van plankaart;<br />
• Plangrens bij Boterdijk aanpassen;<br />
• Legenda: bestemming ‘groen en water’ wijzigen in ‘groen’;<br />
• Opnemen van een aanduiding ten behoeve van scoutingterrein bij de Klingelbeekseweg;<br />
• Locatie aanduiding scheepsreparatiebedrijf bedrijf Misti in de Nieuwe Haven aangepast zodat tussen<br />
het bedrijf en de landtong een afstand van 50 meter open blijft.<br />
• Opnemen geluidszone industrielawaai.<br />
Toelichting<br />
• Vergroten kaart ‘ligging plangebied’;<br />
• Aanpassing verwijzing naar bijlagen uit MAS;<br />
• Paragraaf over relatie waterbeleid en beleid ten aanzien van concentraties van bedrijvigheid;<br />
• Aanvulling tekst over bedrijf Misti;<br />
• Opnemen zinsnede ‘onder voorwaarden’ daar waar het gaat om een nieuwe bestemming voor<br />
bestaande bebouwing in het rivierbed;
• Opnemen dat voor elke activiteit in het rivierbed een vergunning op grond van de Wbr noodzakelijk<br />
is;<br />
• Noemen aanduiding voor riviergebonden activiteiten;<br />
• Juridische aspecten, agrarische doeleinden; aangeven dat twee dienstwoningen Veerweg naar<br />
Westervoort zijn toegestaan, conform bestaande situatie;<br />
• Tekst aanpassen op uiteindelijke MAS;<br />
• Inhoudsopgave aanpassen;<br />
• Vervangen van ‘artikel 19 WRO’ door partiële bestemmingsplanherziening of project-procedure;<br />
• Aanvullen hoofdstuk 7 exploitatie over kans op planschade en hoofdstuk 8 ‘overleg en inspraak’<br />
aanvullen met tekst over ingediende zienswijzen;<br />
• Opbouw toelichting aangepast en spellingsfouten gecorrigeerd;<br />
• Aanpassen tekst en toelichtende kaartjes als gevolg van het verwijderen van de gebieden<br />
Stadsblokken en Meinerswijk uit het plangebied;<br />
• Aanpassen van tekst over De Boei vanwege recente ontwikkelingen.<br />
Voorschriften<br />
• Aanpassing van de nummering en de benaming van de voorschriften, alsmede aanduidingen aan de<br />
systematiek van de IMRO 2008-standaard<br />
• Toevoegen aan artikel 3, lid 2.- Agrarisch (voorheen artikel 2.3): “ waaronder maximaal één<br />
dienstwoning,met dien verstande dat maximaal 2 dienstwoningen zijn toegestaan daar waar deze<br />
aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan” alsmede<br />
“bebouwingspercentage”;<br />
• Toevoeging aan artikel 4, lid 4.3, onder d. - Bedrijf (voorheen artikel 2.3.3) “na positief advies van de<br />
rivierbeheerder met betrekking tot de toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren”;<br />
• Opnemen aanlegvergunningplicht in artikel 7- Groen (voorheen artikel 2.8);.<br />
• Aanpassing artikel 8 – Natuur (voorheen artikel 2.9) met betrekking tot uitbreiden van de aanlegvergunningplichtige<br />
werkzaamheden ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden;<br />
• Aanvullen van de doeleindenomschrijving van artikel 8 – Natuur (voorheen artikel 2.9) met de functie<br />
“terrein voor scouting”;<br />
• Aanvullen van de doeleindenomschrijving van artikel 12 - Water (voorheen artikel 2.11) met de<br />
mogelijkheid voor het laden en lossen van schepen;<br />
• Aanpassen van de doeleindenomschrijving van artikel 12 onder a.- Water (voorheen artikel 2.11)<br />
voor wat betreft de functies scheepsreparatie-bedrijven en jachthaven;<br />
• Aanpassing maximale maat bijgebouwen in artikel 14 lid 2 onder 5 - Wonen-woonschepenligplaats,<br />
(voorheen artikel 2.2.2)<br />
• Verwijzing in artikel 14 lid 2 onder 5 - Wonen-woonschepenligplaats, (voorheen artikel 2.2.2) naar<br />
‘Tabel 2 van Bijlage 2’;<br />
• Wijziging artikel 19, lid 2 onder e.- Waterstaat (voorheen artikel 2.13.3) van “Rijkswaterstaat<br />
dienstkring Oost-Nederland” in “de rivierbeheerder”;<br />
• Toevoegen van artikel 22 - Geluidszone vanwege de geluidszone van het Industrieterrein <strong>Arnhem</strong><br />
Noord;<br />
• Aanpassen regeling bebouwingspercentage artikel 24, van percentage van bouwvlak naar<br />
percentage van bestemmingsvlak;<br />
• Bijlage 1 bij de voorschriften aangevuld met de bebouwing aan de Drielse Rijndijk, de Veerweg naar<br />
Westervoort;<br />
• Bijlage 2 woonschepen Onderlangs, nummer 118 maximale uitbreiding moet 0 meter zijn,<br />
Meinerswijk 6 bestaande bebouwing is 99 m 2 in plaats van 79 m 2 ; maximaal toegestane uitbreiding<br />
bij Meinerswijk 10 is 12 m 2 in plaats van 20 m 2 ;<br />
• Aanvullen bijlage 2 met extra kolom in verband met de leesbaarheid;<br />
• Verwijderen bedrijvenlijst als bijlage bij de voorschriften;<br />
De griffier,<br />
De voorzitter,
Bestemmingsplan Rivierzone<br />
van de gemeente <strong>Arnhem</strong><br />
plankaart 2006-RO-00069<br />
A<br />
Toelichting<br />
B<br />
Voorschriften<br />
x Concept d.d.: 9 maart 2005<br />
x Voorontwerp d.d.: 7 april 2005<br />
0 P.P.C. d.d.: n.v.t.<br />
x Ontwerp d.d.: 6 september 2007<br />
0 Vastgesteld door de raad bij besluit d.d.: datum van de vaststelling<br />
Gewijzigd: Ja<br />
nummer:<br />
0 Goedgekeurd door G.S. bij besluit d.d.: datum van de goedkeuring<br />
volledig: Ja / nee<br />
nummer:<br />
0 In werking d.d.: datum<br />
volledig: Ja / nee<br />
0 Onherroepelijk d.d.: Datum<br />
volledig: Ja / nee
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 2
Inhoudsopgave Toelichting<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 7<br />
1.1 Algemeen.................................................................................................. 7<br />
1.2 Plangebied ................................................................................................ 7<br />
1.3 Doel .......................................................................................................... 7<br />
1.4 Aanpak...................................................................................................... 9<br />
1.5 Geldende plannen..................................................................................... 9<br />
Hoofdstuk 2 Beleidskader 11<br />
2.1 Inleiding................................................................................................... 11<br />
2.2 Ruimtelijk beleid ...................................................................................... 11<br />
2.3 Waterbeleid............................................................................................. 14<br />
Beleidslijn grote rivieren 15<br />
2.4 Ecologisch en groenbeleid ...................................................................... 16<br />
Europees en Rijksbeleid ................................................................................... 16<br />
2.5 Cultuurhistorie en archeologie................................................................. 19<br />
2.6 Milieubeleid ............................................................................................. 20<br />
2.6.1 Luchtbeleid..................................................................................... 20<br />
2.6.2 Hinder............................................................................................. 22<br />
2.6.3 Externe veiligheid ........................................................................... 22<br />
2.6.4 Bodem............................................................................................ 23<br />
2.6.5 Geluid............................................................................................. 24<br />
2.7 Woonschepenbeleid................................................................................ 26<br />
2.8 Woonbeleid ............................................................................................. 26<br />
2.9 Verkeersbeleid ........................................................................................ 27<br />
2.10 Economisch beleid .................................................................................. 28<br />
2.11 Horecabeleid ........................................................................................... 29<br />
2.12 Coffeeshopbeleid .................................................................................... 29<br />
2.13 Prostitutiebeleid....................................................................................... 29<br />
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving 32<br />
3.1 Inleiding................................................................................................... 32<br />
3.2 Ruimtelijke en functionele structuur......................................................... 32<br />
3.2.1 Geologische vorming, bodem, reliëf ............................................... 32<br />
3.2.2. Water.............................................................................................. 33<br />
3.2.3. Landschap...................................................................................... 35<br />
3.2.4. Ecologie ......................................................................................... 35<br />
3.2.5. Deelgebieden ................................................................................. 39<br />
3.2.7 Woonschepen ................................................................................ 44<br />
3.2.8 Bedrijvigheid................................................................................... 45<br />
3.2.9 Recreatie........................................................................................ 46<br />
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden 48<br />
4.1 Inleiding................................................................................................... 48<br />
4.2 Water ...................................................................................................... 48<br />
4.2.1 Oppervlaktewater ........................................................................... 48<br />
4.2.2 Grondwater..................................................................................... 48<br />
4.2.3 Drinkwaterbescherming.................................................................. 48<br />
4.2.4 Regen- en afvalwatersysteem ........................................................ 49<br />
4.2.5 Waterkering.................................................................................... 49<br />
4.3 Milieu....................................................................................................... 49<br />
4.3.1 Geluid............................................................................................. 49<br />
4.3.2 Lucht .............................................................................................. 50<br />
4.3.3 Hinder............................................................................................. 50<br />
4.3.4 Externe veiligheid ........................................................................... 51<br />
4.3.5 Bodem............................................................................................ 51<br />
4.3.6 Groen en ecologie .......................................................................... 51<br />
3 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
4.3.7 Cultuurhistorie en archeologie ........................................................ 51<br />
4.4 Kabels, leidingen en straalpaden............................................................. 52<br />
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen 54<br />
5.1 Ontwikkelingslocaties .............................................................................. 54<br />
5.1.1 Scheepsreparatiebedrijf Misti ......................................................... 54<br />
5.1.2 24-uursvoorziening voor drugsverslaafden ..................................... 54<br />
5.1.3. Windmolens.................................................................................... 54<br />
Hoofdstuk 6 Juridische aspecten 56<br />
6.1 Toelichting op de voorschriften................................................................ 56<br />
6.1.1. Inleiding.......................................................................................... 56<br />
6.1.2. Inleidende bepalingen .................................................................... 56<br />
6.1.3. Bestemmingsbepalingen ................................................................ 56<br />
6.1.4 Algemene Bepalingen .................................................................... 59<br />
6.1.5 Overgangs- en slotbepalingen........................................................ 60<br />
6.2 Retrospectieve toets................................................................................ 60<br />
6.3 Handhaving............................................................................................. 60<br />
Hoofdstuk 7 Exploitatie 62<br />
Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak64<br />
Bijlagen bij toelichting 66<br />
Bijlage 1: Beleidslijn Grote Rivieren ............................................................... 66<br />
Bijlage 2: Inspraakrapport .............................................................................. 76<br />
Bijlage 3 Artikel 10 rapport ............................................................................ 88<br />
Bijlage 4 MilieuAspectenStudie (MAS) .......................................................... 93<br />
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 4
5 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 6
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
1.1 Algemeen<br />
Toelichting<br />
bij het bestemmingsplan<br />
"Rivierzone"<br />
(plankaart 03-08.00-01)<br />
Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planvoorschriften en gaat vergezeld van<br />
een toelichting. Op de plankaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens<br />
aangegeven. De voorschriften bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze<br />
bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke<br />
en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het<br />
plan ten grondslag liggende gedachten.<br />
1.2 Plangebied<br />
Het plangebied omvat de rivieren de Rijn en de IJssel met uiterwaarden in de gemeente<br />
<strong>Arnhem</strong>. Voor wat betreft de Rijn betreft het plangebied voornamelijk de zuidoever en<br />
uiterwaarden, de rivier zelf en de Rosandepolder. Vanwege toekomstige ontwikkelingen in<br />
de gebieden Stadsblokken en Meinerswijk is ervoor gekozen deze gebieden niet in dit<br />
bestemmingsplan op te nemen. Voor de ontwikkelingen zal een apart bestemmingsplan<br />
worden opgesteld.<br />
Bij de IJssel betreft het de westelijke oever en de westelijke helft van de rivier. De exacte<br />
begrenzing is op de plankaart en het kaartje hiernaast weergegeven.<br />
Het gebied wordt gekenmerkt door de functies landbouw, natuur en water.<br />
1.3 Doel<br />
De dreigende overstromingen van de grote rivieren in 1993 en 1995 hebben duidelijk<br />
gemaakt dat er anders met de ruimte voor de afvoer en berging van (rivier-)water moet<br />
worden omgegaan. Er is meer ruimte voor de rivier nodig. Naast rivierverruiming zal er<br />
tevens een afweging moeten zijn ten aanzien van ruimtelijke ingrepen in het rivierbed, zoals<br />
bouwen, wonen, werken en recreatie, wel toelaatbaar zijn. Er vindt een beoordeling plaats<br />
of deze activiteiten leiden tot een verhoging van de waterstanden. In 1996 is daarom de<br />
beleidslijn Ruimte voor de rivier tot stand gekomen. Doel van de beleidslijn was om door het<br />
treffen van maatregelen meer ruimte te creëren voor de rivier. Eén van de middelen daartoe<br />
is het bevriezen van de bouwmogelijkheden in de uiterwaarden. Daarom werden de<br />
bouwmogelijkheden en functiewijzigingen in het rivierbed sterk aan banden gelegd. Maar<br />
vanuit het oogpunt van regionale ontwikkelingsmogelijkheden werd deze aanpak naderhand<br />
als te restrictief ervaren. Dit leidde tot aanpassing van het beleid.<br />
De beleidslijn Grote Rivieren (2006) als opvolger van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier<br />
maakt het mogelijk aan bestaande bebouwing in het rivierbed onder voorwaarden een<br />
nieuwe bestemming te geven waardoor leegstand wordt voorkomen. Voor alle activiteiten in<br />
het rivierbed is een vergunning op grond van de Wet beheer waterstaatswerken nodig.<br />
Daarnaast blijven delen van het rivierbed voorbehouden aan riviergebonden activiteiten<br />
zoals overslagbedrijven, scheepswerven en jachthavens. Ander gebruik is alleen mogelijk<br />
als er op andere locaties meer ruimte voor de rivier wordt gecreëerd.<br />
Bovenstaande betekent dat de bestemmingsplannen die voor het rivierbed gelden moeten<br />
worden aangepast. Het vertalen van de beleidslijn Grote Rivieren is dan ook de<br />
belangrijkste aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingplan. Daarnaast<br />
gelden in plangebied bestemmingsplannen die onderling sterk verschillen.<br />
7 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 8
1.4 Aanpak<br />
Dit bestemmingsplan heeft een gedetailleerd en conserverend karakter. De bestaande<br />
functies en uitbreidingen zijn als uitgangspunt genomen bij het opstellen van het plan.<br />
Uitbreiding van functies en bebouwing is ten gevolge van de beleidslijn Grote Rivieren niet<br />
meer of slechts beperkt mogelijk. Het bestemmingsplan regelt daartoe nauwkeurig de<br />
toegestane oppervlakte aan bebouwing en het huidige gebruik van grond en bebouwing.<br />
1.5 Geldende plannen<br />
Het bestemmingsplan Rivierzone is een algehele herziening van de geldende plannen, voor<br />
zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke<br />
bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van<br />
toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van<br />
vaststelling en goedkeuring weergegeven.<br />
23 Uitbreidingsplan "Malburgen en de Koningspley" (02-11-1953, 19-05-1954)<br />
24 Uitbreidingsplan "Hoogstede" (10-08-1953, 30-06-1954)<br />
29 Uitbreidingsplan "Elden" (28-07-1955, 14-11-1956)<br />
37 Uitbreidingsplan "Presikhaaf en IJsseloord" (27-01-1958, 18-02-1959)<br />
50 Uitbreidingsplan "De Stadsblokken" (25-04-1960, 26-10-1960)<br />
85 Bestemmingsplan "Hoogstede-Klingelbeek" (03-02-1964, 09-12-1964)<br />
113 Bestemmingsplan "Malburgen-Oost" (20-02-1967, 31-01-1968)<br />
303 Bestemmingsplan "Batavierenweg- Eldenseweg" (27-04-1981, 19-11-1981)<br />
307 Bestemmingsplan "Pleyroute-IJsseloord" (23-02-1981, 19-02-1982)<br />
311 Bestemmingsplan "Woonschepen Rosandepolder" (31-08-1981, 14-04-1982)<br />
399 Bestemmingsplan "Pleyroute-Koningspley" (02-07-1982, 05-10-1983)<br />
415 Bestemmingsplan "Bergstraat e.o." (27-08-1984, 13-06-1985)<br />
533 Bestemmingsplan "Brandstof knooppunt Eldenseweg" (08-03-1993, 11-08-1993)<br />
572 Bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsseloord II" (03-07-1995, 19-02-1996)<br />
609 Bestemmingsplan "Lombok e.o." (13-03-2000, 04-07-2000)<br />
638 Bestemmingsplan “Buitengebied 1981” gemeente Heteren (14-12-1981, 15-04-1982)<br />
649 Bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westervoortsedijk" (14-11-2002, 26-06-2003)<br />
9 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 10
Hoofdstuk 2 Beleidskader<br />
2.1 Inleiding<br />
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk<br />
beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit<br />
plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan<br />
afgewogen en doorvertaald op de plankaart en in de voorschriften.<br />
2.2 Ruimtelijk beleid<br />
Rijksbeleid<br />
Nota Ruimte<br />
De Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” is op 17 januari 2006 aangenomen door de<br />
Eerste Kamer en vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota's c.q. de planologische<br />
kernbeslissingen (PKB's), behorende bij de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra<br />
en het Structuurschema Groene Ruimte.<br />
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland<br />
en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met<br />
het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie,<br />
een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de<br />
inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.<br />
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende<br />
ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking<br />
staat. Meer specifiek richt het zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de<br />
Nederlandse economie en concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden en een<br />
vitaal platteland, waarborging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke<br />
waarden, en waarborging van de veiligheid. In de Nota Ruimte komt <strong>Arnhem</strong>, in combinatie<br />
met Nijmegen, o.a. naar voren als één van een dertiental economische kerngebieden. De<br />
ontwikkeling van deze kerngebieden krijgt in het rijksbeleid prioriteit.<br />
Provinciaal en regionaal beleid<br />
Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005<br />
“Kansen voor de regio”. Het plan is vastgesteld door Provinciale Staten in juni 2005.Hoe<br />
gebruiken we in de toekomst de ruimte in Gelderland? Dat staat in het nieuwe streekplan<br />
van Gelderland. Het streekplan geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid<br />
voor de komende 10 jaar weer. Naast de van oudsher plantoetsende functie van het<br />
streekplan (toetsing van bestemmingsplannen) wil de provincie toegroeien naar de rol van<br />
planbegeleider. Men wil in een vroeger stadium van gemeentelijke planvorming<br />
meedenken en meepraten.<br />
Het streekplan is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 1 wordt Gelderland gepositioneerd in<br />
Europees en nationaal perspectief, wat zijn de belangrijkste kwaliteiten en krachten van<br />
Gelderland.<br />
In hoofdstuk 2 is aangegeven dat de provincie de komende jaren:<br />
1. Sterke stedelijke netwerken en regionale centra wil bevorderen;<br />
2. De vitaliteit van het landelijk gebied en zijn kernen wil versterken;<br />
3. Waardevolle landschappen wil verbeteren en de EHS wil realiseren;<br />
4. De bereikbaarheid van en in de provincie wil waarborgen;<br />
5. De waterhuishouding qua veiligheid en duurzaamheid wil aanpassen aan de<br />
veranderde aan- en afvoer van water;<br />
6. Een gezonde en veilige milieukwaliteit wil bewerkstelligen.<br />
Naast de provinciebrede onderwerpen: windmolens, natuur, landbouw, mobiliteit en EHS is<br />
er ook regiospecifiek beleid opgesteld waarin de ruimtelijke structuur, de koers en de<br />
ambities per regio vastgesteld zijn. In het streekplan worden de volgende regio's<br />
onderscheiden: De Veluwe, de Gelderse Vallei, de Noord Veluwe, de Achterhoek het<br />
11 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
ivierenland en de stedelijke gebieden zoals de Stadsregio <strong>Arnhem</strong> – Nijmegen,<br />
Wageningen – Ede – Rhenen – Veenendaal en Apeldoorn – Zutphen - Deventer. De<br />
startnota van de regionale structuurvisie voor de Stadsregio <strong>Arnhem</strong> – Nijmegen is<br />
grotendeels bepalend geweest voor de inhoud van de regiospecifieke paragraaf van dit<br />
gebied.<br />
Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio <strong>Arnhem</strong>-Nijmegen 'Werken aan een<br />
aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het<br />
Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader<br />
voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte,<br />
mobiliteit, economie en wonen. Het plan biedt voor de werkingstermijn van tien jaar een<br />
regionale agenda voor gemeenten op het gebied van:<br />
1. beleidsafstemming met provincie en Rijk en tussen gemeenten onderling;<br />
2. afspraken over omvang, kwaliteit en fasering van het regionale programma;<br />
3. gemeenschappelijke inzet van procescapaciteit en uitvoeringsinstrumenten;<br />
4. genereren van ruimtelijke investeringen en middelen van Rijk, Europa en uit de markt.<br />
Voor de komende planperiode is de behoefte aan nieuwe locaties voor wonen en werken<br />
aanzienlijk minder groot. Ter versterking van de ruimtelijk-economische hoofdstructuur<br />
wordt in beginsel gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het<br />
bestaand stedelijk gebied en van de reeds geplande uitbreidingen. Deze kwaliteitsimpuls<br />
heeft tot doel het KAN verder te ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens,<br />
bedrijven en bezoekers. Een regio die de concurrentie aan kan met vergelijkbare stedelijke<br />
netwerken in binnen- en buitenland. In de nota worden 10 regionale transformaties als<br />
opgave geformuleerd:<br />
1. Verbeteren van aansluiting op Europese infrastructuurnetwerken;<br />
2. Verknopen bus en trein tot één samenhangend regionaal OV-netwerk;<br />
3. Stedelijke ontwikkeling rondom enkele multimodale knooppunten;<br />
4. Herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en hoofdwegennet;<br />
5. Ruimte voor innovatie: creative industry, kennis/ICT, wellness/hospitality;<br />
6. Versterken grootstedelijk klimaat van <strong>Arnhem</strong> en Nijmegen;<br />
7. Ontwikkeling van de eigenheid en identiteit van dorpen;<br />
8. Regionaal landschapspark: recreatief routenetwerk ontwikkelen;<br />
9. Kwaliteitsverbetering van de natuur (in en om de stad);\<br />
10. zichtbaar maken van cultuurhistorische relicten en monumenten.<br />
In dit plangebied betekent uitwerking van dit beleid conserveren en waar mogelijk<br />
verbeteren en verdichten van de woonfunctie en de ondersteunende functies.<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven<br />
goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan<br />
vast. Het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010 (2000) beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in<br />
hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden<br />
en inzichten. Formeel is het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot<br />
2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat<br />
mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030.<br />
In het Structuurplan is kwaliteit belangrijker dan kwantiteit. <strong>Arnhem</strong> moet niet zozeer<br />
uitbreiden, als wel de bestaande ruimte beter en intensiever gebruiken. De nadruk ligt dan<br />
ook op veranderingen in de bestaande stad, met het doel <strong>Arnhem</strong>s kenmerkende<br />
kwaliteiten te versterken.<br />
<strong>Arnhem</strong> is straks de enige halteplaats van de hogesnelheidstrein buiten de Randstad. Mede<br />
daardoor kan <strong>Arnhem</strong> het centrum van oostelijk Nederland worden. Het Structuurplan<br />
<strong>Arnhem</strong> 2010 spreekt in dit verband van een schaalsprong. Dat stelt de stad voor een<br />
omvangrijke opgave, waarbij de ruimte vooral moet worden gevonden in het intensiever<br />
gebruiken ervan.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 12
Die ruimte is onder meer nodig om de economie van de stad te versterken, om nieuwe<br />
voorzieningen mogelijk te maken en om tegemoet te komen aan de vraag naar<br />
aantrekkelijke woningen. Belangrijke factoren daarbij zijn de verwachte groei van het aantal<br />
inwoners en de toenemende mobiliteit.<br />
In 2006 is de Tussenrapportage Structuurvisie <strong>Arnhem</strong> 2010 door de gemeenteraad<br />
vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt de bestaande Structuurvisie op een aantal<br />
punten herzien. De Structuurvisie is vastgesteld in 2000 en heeft aanpassingen nodig. De<br />
Tussenrapportage bevat deze herijking van het ruimtelijk beleid.<br />
Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor<br />
het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor<br />
hoogbouw in <strong>Arnhem</strong> welke zijn vertaald op een kaart van <strong>Arnhem</strong>.<br />
De Rivierzone<br />
In het structuurplan staat voor elk stadsdeel een nadere planuitwerking, zo ook voor het<br />
"Rivierenland". Het rivierenland betreft het stroomgebied van de Nederrijn en de IJssel (tot<br />
en met de bandijken). Verder wordt het gebied begrensd door het stedelijk gebied van<br />
<strong>Arnhem</strong>-Noord en <strong>Arnhem</strong>-Zuid. Het gebied is onderdeel van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS) van het riviergebied. Hoofdfuncties zijn waterberging en<br />
natuurontwikkeling, een nevenfunctie is recreatie. In het kader van "ruimte voor de rivier"<br />
moet de opvangcapaciteit en het doorstroomprofiel verbeterd worden.<br />
Tot 2010 staat in dit gebied een aantal ontwikkelingen gepland:<br />
1. De stad aan de rivier wordt geaccentueerd met hoge woongebouwen in een<br />
transparante opstelling aan de rand van Malburgen, met een doorlopend Rijnfront ter<br />
hoogte van de binnenstad en met verticale oriëntatiepunten bij de bruggen.<br />
2. Rivierenland wordt een park voor <strong>Arnhem</strong>-Noord en <strong>Arnhem</strong>-Zuid.<br />
3. Dijkverlegging bij Bakenhof (is reeds gerealiseerd) en natuurontwikkeling in de nieuwe<br />
uiterwaarden (aanleg van een nevenstrang).<br />
4. Een ecologische verbindingszone tussen Bakenhof en Meinerswijk.<br />
5. De mogelijkheden die aanwezige oorspronkelijke cultuurhistorische waarden bieden<br />
moeten actief meegenomen worden bij de ruimtelijke ontwikkeling van dit stadsdeel.<br />
Daarnaast wordt er voor dit gebied een reservering benoemd voor natuurontwikkeling in de<br />
noordelijke uiterwaarden van de IJssel en een extra Rijnkruisende verbinding.<br />
Atelier Rivierzone<br />
Voor een 4-tal zogenaamde dynamische gebieden in <strong>Arnhem</strong> is het instrument van ateliers<br />
gebruikt om na te gaan of er voor die gebieden een ontwikkelingsvisie moet worden<br />
gemaakt en zo ja, of er een voorkeursrichting aan te wijzen valt. Eén van die gebieden is de<br />
rivierzone. De Startnotitie Atelier Rivierzone: "Water als Kans" is de weergave van de<br />
zoektocht naar de bovenstaande vragen.<br />
Op basis van de sessies en de ruimtelijke analyse is ervoor gekozen uiteindelijk geen<br />
mogelijke ontwikkelingsrichtingen voor te stellen, maar per te onderscheiden deelgebied in<br />
de rivierzone te bezien welke hoofdfunctie al dan niet een zwaardere waardering kan<br />
krijgen. De hoofdfuncties zijn: waterontwikkeling, natuurontwikkeling, intensieve stedelijke<br />
functies, w.o. woningbouw, en extensieve stedelijke functies (overloopgebied, recreatie<br />
etc.).<br />
Het belangrijkste discussiepunt ligt bij een meer stedelijker invulling van (een deel van) de<br />
rivierzone, met name ten aanzien van mogelijke woningbouw. De huidige bewoners van het<br />
gebied zijn in principe geen voorstander van woningbouw in het gebied. Terwijl andere<br />
belangengroeperingen dat wel als een optie willen meewegen.<br />
Door de Raadscommissie VROM is in februari 2005 meegegeven dat met name groen en<br />
water in dit gebied de aandacht moeten hebben, meer dan bebouwing in dit gebied. In deze<br />
ontwikkelingsvisie zullen ook eventuele nieuwe locaties voor woonschepen onderzocht<br />
worden.<br />
Voor gebieden Stadsblokken en Meinerswijk -die niet in dit bestemmingsplan zijn<br />
opgenomen- is in opdracht van de gemeenteraad van <strong>Arnhem</strong> in 2007 een<br />
participatietraject gestart om te komen tot een visie van het gebied.<br />
13 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
2.3 Waterbeleid<br />
Europees beleid<br />
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking<br />
getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en<br />
ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter<br />
bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder<br />
estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van<br />
gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel<br />
(derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen<br />
worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld die in 2009 definitief worden<br />
goedgekeurd en vastgesteld door “Den Haag” en “Brussel”. In deze<br />
(deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de<br />
verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het<br />
niveau van de deelstroomgebieden bepaald.<br />
Rijksbeleid<br />
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota’s vastgelegd. Het<br />
meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal<br />
Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de<br />
periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden<br />
en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBWactueel<br />
een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke<br />
ontwikkelingen.<br />
Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming,<br />
inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet,<br />
anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter<br />
kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1<br />
januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn<br />
de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van<br />
gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.<br />
Rijkswaterstaat<br />
Het waterbeheer van de rivier en uiterwaarden is in handen van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn<br />
voor de ruimtelijke planvorming de beleidslijn “ruimte voor de rivieren” en de evaluatie<br />
hiervan, beleidslijn “grote rivieren” van groot belang.<br />
Beleidslijn ruimte voor de rivier<br />
De beleidslijn heeft ten doel meer ruimte voor de rivier te creëren, een duurzame<br />
bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater te bieden en het beperken<br />
van materiele schade. Deze doelstelling wordt op hoofdlijnen bereikt door:<br />
1. handhaven van de beschikbare ruimte in het winterbed. Dit betekent dat deze ruimte<br />
beschikbaar blijft voor het opvangen van hoogwater en dat er enkel activiteiten mogen<br />
plaatsvinden die onlosmakelijk verbonden zijn met de rivier.<br />
2. Creëren van ruimte: een vergroting van de afvoercapaciteit door verbreding en<br />
verlaging van het winterbed, in combinatie met natuurontwikkeling. Er worden geen<br />
ontwikkelingen toegestaan die een verbreding of verlaging van het winterbed<br />
onmogelijk maken.<br />
3. Een minimaal beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor nieuwe activiteiten die in het<br />
winterbed kunnen worden toegestaan en die bij hoge waterstanden schade kunnen<br />
oplopen.<br />
De beleidslijn is van toepassing op nieuwe activiteiten en wijziging van bestaande<br />
activiteiten in het winterbed van de Rijn, Maas en grote zijrivieren (uitgezonderd enkele<br />
oude zee-armen en getijdenrivieren benedenstrooms). Voor deze nieuwe ingrepen die tot<br />
waterstandsverhoging, belemmering voor de toekomstige afvoercapaciteit en/of potentiële<br />
schade kan leiden, geldt het volgende afwegingsprincipe:<br />
1. ‘ja, mits’: geldt voor nieuwe riviergebonden activiteiten die gebonden zijn aan een<br />
situering in het winterbed:<br />
- waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, waterkeringen, etc.;<br />
- voorzieningen voor de beroepsvaart;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 14
- voorzieningen voor een veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;<br />
- overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over hoofdvaarweg;<br />
- scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;<br />
- natuur in de uiterwaarden;<br />
- uitbreiding van bestaande steenfabrieken onder voorwaarden.<br />
Deze activiteiten zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan het gestelde bij punt 3.<br />
2. ‘nee, tenzij’: voor de overige nieuwe activiteiten geldt in principe dat ze niet<br />
worden toegestaan tenzij van te voren door onderzoek is vast komen te staan<br />
dat:<br />
- sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, en;<br />
- de activiteit niet redelijkerwijs buiten het winterbed gerealiseerd kan worden, en;<br />
- de activiteit op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst<br />
de afvoercapaciteit te vergroten.<br />
Activiteiten die op basis hiervan overblijven, moeten voldoen aan de voorwaarden onder<br />
punt 3.<br />
3. voorwaarden: nieuwe ingrepen in het winterbed zijn alleen mogelijk indien voldaan<br />
kan worden aan de volgende voorwaarden:<br />
- situering en uitvoering van de ingreep zijn zodanig, dat de<br />
waterstandsverhoging en belemmering voor verlaging, minimaal is;<br />
- duurzame compensatie van resterende waterstandsverhogende effecten;<br />
- een beschermingsniveau van 1:1250 voor potentiële schadegevallen.<br />
Beleidslijn grote rivieren<br />
In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de<br />
beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon<br />
worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de<br />
beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de<br />
toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande<br />
ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.<br />
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer<br />
en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden.<br />
Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de<br />
randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking<br />
van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee<br />
concrete doelstellingen:<br />
- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;<br />
- ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding<br />
en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.<br />
Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.<br />
Provinciaal en regionaal beleid<br />
Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Streekplan (juni 2005),<br />
Waterhuishoudingsplan Gelderland (december 2004) en het Gelders Milieuplan (juni 2004).<br />
Het Waterhuishoudingsplan is gebouwd op drie onderdelen:<br />
• Het uitvoeren van de in beeld gebrachte wateropgaven uit de stroomgebiedsvisies.<br />
• Grondwaterbeheer; voor het onttrekken van grondwater wordt gelet op de functies en<br />
de waterbalans van het gebied om te bepalen of het onttrekken van grondwater kan<br />
toenemen of moet afnemen.<br />
• Relevant hierin is het voorkomen van achteruitgang van de waterkwaliteit, realiseren<br />
van de door de KRW (zie boven) gewenste waterkwaliteit en bescherming van de<br />
waterhuishoudkundige functies. Vooral voor de functies natuur en waterberging vraagt<br />
planologische bescherming in de gemeentelijke bestemmingsplannen.<br />
Aan het eind van de planperiode van het Waterhuishoudingsplan in 2008 vindt een<br />
evaluatie plaats van het WHP3 om een afweging te maken of het provinciaal beleid<br />
voldoende is om te kunnen voldoen aan de doelstellingen voor de Kaderrichtlijn Water.<br />
Eventueel wordt het beleid aangepast zodat het in de pas loopt met de Europese<br />
doelstellingen.<br />
15 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
De gemeenten in Knooppunt <strong>Arnhem</strong>-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam<br />
Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het ‘pakket duurzaam bouwen’ maakt hier onderdeel<br />
van uit. Hierin staan uitgangspunten voor duurzaam bouwen. Voor water is het volgende<br />
streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schoon<br />
water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.<br />
Beleid waterschap en gemeente<br />
Het bestemmingsplan heeft betrekking op buitendijks gebied en niet op binnendijks gebied.<br />
Hierdoor is er geen oppervlaktewater in beheer en onderhoud bij de waterschappen. Door<br />
de aanwezigheid van waterkeringen moet in het kader van dit bestemmingsplan wel<br />
rekening gehouden worden met het vigerende beleid van de waterschappen. Relevant<br />
beleid is het op 21 december 2006 vastgestelde Waterbeheerplan (2007-2010) van het<br />
waterschap Rijn & IJssel en het tot 2009 verlengde Intergraal Waterbeheersplan Gelders<br />
Rivierengebied 2002-2006 (IWGR2). Daarnaast zijn de keur en de legger van beide<br />
waterschappen van kracht.<br />
Het waterbeleid van de gemeente <strong>Arnhem</strong> is vastgelegd in onder meer de volgende<br />
beleidsplannen.<br />
• het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid, voornamelijk op<br />
hoofdlijnen. Water heeft een nadrukkelijke plaats gekregen in het Structuurplan.<br />
<strong>Arnhem</strong> moet zuiniger met water van goede kwaliteit omspringen en dit beter<br />
ecologisch gaan benutten. Water moet een grotere rol gaan spelen in het stadsbeeld.<br />
Dit gaat samen met het realiseren van een duurzaam watersysteem met een grote<br />
bergingscapaciteit en hoge waterkwaliteit.<br />
• Waterplan <strong>Arnhem</strong>. Door de gemeente <strong>Arnhem</strong> en haar waterpartners is het Waterplan<br />
<strong>Arnhem</strong> opgesteld. Hierin is het beleid voor waterbeheer in <strong>Arnhem</strong> geformuleerd. Het<br />
Waterplan <strong>Arnhem</strong> is door de gemeenteraad op 17 november 2003 vastgesteld.<br />
Vanuit de watersysteembenadering is een beleidsrichting geformuleerd voor aspecten<br />
als gebruik en veiligheid. De opstelling is ingestoken vanuit zes thema's: verdroging<br />
beperken, wateroverlast tegengaan, water meer beleven, goed rioolstelsel,<br />
water(bodem)kwaliteit verbeteren en zuinig omgaan met drinkwater en veiligheid tegen<br />
overstromingen.<br />
• <strong>Gemeente</strong>lijk RioleringsPlan (2009-2013); dit plan richt zich op een verbetering van de<br />
kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het<br />
oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast, het<br />
vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied waarbij rekening gehouden<br />
wordt met de klimaatsverandering.<br />
Uitgangspunt in het huidige beleid is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam<br />
integraal waterbeheer. Dit betekent dat:<br />
• er geen beperkingen in de berging en afvoer van de rivier plaats vinden;<br />
• er grondwaterneutraal gebouwd moet worden; dat wil zeggen dat er geen negatieve<br />
verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om<br />
grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms<br />
gelegen gebied te voorkomen.<br />
• het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.<br />
• er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van grondwatervervuiling.<br />
• het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.<br />
2.4 Ecologisch en groenbeleid<br />
Europees en Rijksbeleid<br />
Natura 2000<br />
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur,<br />
genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet<br />
overgenomen. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de<br />
bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 16
toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Tevens zal Nederland in<br />
de komende jaren voor alle gebieden, die samen Natura 2000 vormen, beheersplannen<br />
opstellen. Deze beheersplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn<br />
in en om die gebieden.<br />
Een deel van het plangebied wordt aangewezen als Natura 2000 gebied. De<br />
IJsseluiterwaard ten zuiden van IJsseloord 2 valt onder de EU Vogelrichtlijngebied IJssel.<br />
Een deel van de Rijnuiterwaard nabij de Pleybrug valt onder de EU Vogel- en<br />
Habitatrichtlijngebied Gelderse Poort.<br />
Natura 2000 gaat uit van strikte bescherming van de aangewezen beschermingszones<br />
(SBZ's) voor natuurlijke habitats en habitats van inheemse soorten genoemd in de<br />
Habitatrichtlijn. De richtlijn kent daarnaast prioritaire habitats en habitats van prioritaire<br />
soorten met een strenger regime van aanwijzen en beschermen en heeft als doel de<br />
instandhouding van alle natuurlijk in het wild voorkomende vogelsoorten op het<br />
grondgebied van de Europese Unie.<br />
Er geldt dat er door nieuwe projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit<br />
van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen<br />
mag optreden. Men gaat ervan uit dat bestaand gebuik kan worden gecontinueerd.<br />
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie over de effecten op<br />
de instandhoudingsdoelstelling (zorgplicht, artikel 19l).<br />
Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een<br />
natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen<br />
de beschermingsgebied ligt.<br />
Voor het bestemmingsplan Rivierzone treden er geen negatieve effecten op de habitats en<br />
de soorten opgenomen in de EU richtlijngebieden. De gebieden die zijn aangewezen als<br />
richtlijngebieden, hebben de bestemming natuur gekregen. Omdat het bestemmingsplan<br />
uitgaat van conservering van het huidige gebruik, is er geen vergunning nodig op grond van<br />
de Natuurbeschermingswet 1998.<br />
Flora- en faunawet<br />
De soortbescherming is van toepassing op het gebied. De opdrachtgever / initiatiefnemer is<br />
verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en faunawet. De wet gaat uit van het “neetenzij”<br />
principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan door<br />
ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild<br />
levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.<br />
EHS<br />
De Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in <strong>Arnhem</strong> zijn onderdeel van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS) en worden onderdeel van een samenhangende Europese<br />
ecologische hoofdstructuur, Natura 2000.<br />
Het <strong>Arnhem</strong>se deel van het rivierengebied ligt in de natuurstructuur cruciaal. Het vormt een<br />
verbinding tussen de natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de<br />
Noordoever Neder Rijn.<br />
Structuurschema Groene Ruimte 2<br />
Het SGR2 (2003) is een uitwerking van het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied dat in<br />
grote lijnen beschreven staat in de Vijfde nota over de Ruimtelijke Ordening. Daarnaast<br />
bevat het SGR2 een concretisering en ruimtelijke vertaling van de nota's Voedsel en Groen,<br />
Natuur voor mensen, mensen voor natuur, de 'Brief over het beleid voor het landelijk<br />
gebied' die tegelijk met het SGR2 verschijnt en andere voor het landelijk gebiedruimtelijk<br />
relevante rijksnota's.<br />
Het kabinet gaat in haar ruimtelijk beleid uit van twee strategieën:<br />
a. vasthouden, bergen, afvoeren.<br />
b. schoonhouden, scheiden, zuiveren.<br />
Provinciaal beleid<br />
De provincie heeft de Gelderse EHS nauwkeurig aangegeven in het streekplan 2005. Bij de<br />
partiele herziening van het Streekplan Gelderland 2005 , “Herbegrenzing van de<br />
Ecologische Hoofdstructuur “zijn de grenzen in juli 2009 aangepast.<br />
Voor de Zuidoever gelden de volgende prioriteiten: uitbreiden integraal begrazingsbeheer;<br />
verbeteren van biotoop voor weidevogels; ontwikkelen moeraszones en wilgenstruwelen.<br />
17 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Het gebied ten zuiden van de Pleybrug is ganzen- en weidevogelgebied. Het totale<br />
uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor<br />
waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke<br />
kernkwaliteiten.<br />
Het Groenplan <strong>Arnhem</strong> bevat een samenhangende visie op de ontwikkeling, inrichting en<br />
beheer van het groen in en om de stad <strong>Arnhem</strong>, voor de korte (2004-2007) en de<br />
middellange termijn (2015). Dit betekent dat het plan zowel een uitwerking van de 'groen'-<br />
ontwikkelingsvisie uit het structuurplan bevat als een kader voor het beheer van het groen<br />
in en om de stad. Het is een sectoraal plan, geschreven vanuit de wens om het groen in de<br />
stad te bewaren en te versterken. Visies op het gebied van ecologie, water, landschap en<br />
cultuurhistorie en gebruikswensen en beheer(on)mogelijkheden zijn daarbij input voor de<br />
geformuleerde streefbeelden en acties.<br />
Integrale groenvisie<br />
De gemeente <strong>Arnhem</strong> streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en<br />
ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te<br />
laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswensen moet zijn. De<br />
ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat<br />
streefbeeld.<br />
Het Groenplan <strong>Arnhem</strong> bevat een samenhangende visie op ontwikkeling, inrichting en<br />
beheer van het groen in en om de stad <strong>Arnhem</strong>. Dit betekent dat:<br />
1. het Groenplan een uitwerking geeft van het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010 voor wat betreft<br />
de daarin beschreven 'groene ambities';<br />
2. het plan als toetsingskader dient voor het beoordelen van ruimtelijke plannen en<br />
projecten en tevens een goede basis vormt voor mogelijke toekomstige subsidies en<br />
voor koppeling aan projecten en programma's van andere partijen;<br />
3. het plan de basis biedt voor de planologische bescherming van waardevolle gebieden<br />
en dat op basis van het plan randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan<br />
stedenbouwkundige projecten;<br />
4. het plan helderheid biedt bij de prioritering en programmering van het groenbeheer door<br />
de gemeente;<br />
5. het plan daarnaast de kaders biedt voor vergunningverlening en handhaving, voor de<br />
uitgifte van snippergroen en voor groencompensatie.<br />
Uitgangspunten<br />
<strong>Arnhem</strong> heeft veel waardevol groen. Dit is een groot goed voor de leefbaarheid van de stad.<br />
Uitgangspunten van het Groenplan zijn:<br />
6. bewaren en versterken<br />
7. zuinig omgaan met bestaande en potentiële kwaliteiten<br />
8. groen blijft groen<br />
9. kansen benutten<br />
10. alles op zijn plaats<br />
11. tegengaan van versnippering<br />
12. schoon en netjes<br />
13. beheer afgestemd op streefbeeld<br />
Visie ecologie<br />
In het groenplan <strong>Arnhem</strong> (2004) vormen vanuit ecologisch perspectief gebieds- en<br />
soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere<br />
ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende <strong>Arnhem</strong>se natuur.<br />
De rivier en de uiterwaarden zijn aangemerkt als Natuurkern. Dit zijn gebieden van waaruit<br />
planten en dieren zich verder over <strong>Arnhem</strong> kunnen verspreiden. Het zijn ecologisch zo<br />
zelfstandig mogelijk functionerende natuurlijke en semi natuurlijke levensgemeenschappen.<br />
Flora en fauna hebben een inheems karakter, zowel soortsamenstelling als structuur. Het<br />
zijn aaneengesloten gebieden, waar inrichting en intensiteit van menselijke invloeden<br />
grotendeels zijn afgestemd op de natuur en natuurdoelen.<br />
Het streefbeeld van het uiterwaardcomplex is ooibos (25-50%), moeras/grasland (50-75%)<br />
en open water (25-50%). De soorten die worden nagestreefd zijn ijsvogel, ooievaar, patrijs,<br />
steenuil, kwartelkoning, edelhert, ree, das en bever.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 18
Streefbeelden<br />
Het Groenplan bevat een beleidsvisie en een uitwerkingsdeel met concrete streefbeelden<br />
voor verschillende gebieden en wijkkaarten. In de streefbeelden is de visie uitgewerkt voor<br />
verschillende gebiedstypen in de stad.<br />
Op de wijkkaarten wordt tevens het onderscheid aangegeven tussen structureel en flexibel<br />
wijkgroen. Dit is onder meer van belang in het kader van de uitgifte van snippergroen, het<br />
verlenen van kapvergunningen en toepassen van groencompensatie.<br />
<strong>Gemeente</strong>lijke Groencompensatie, Boswet en Richtlijn compensatie Bos en Natuur<br />
Groencompensatie is aan de orde bij afname van groenareaal. Het is een instrument dat de<br />
effecten van ruimtelijke ingrepen en de omvang van herstelmaatregelen inzichtelijk maakt<br />
en de hoeveelheid groen in balans houdt.<br />
Voor het grote groen om en in de stad zijn de Boswet, het Structuurschema Groene Ruimte<br />
van het rijk en de provinciale Richtlijn compensatie Natuur en Bos van toepassing. Daarbij<br />
geldt dat alle bos en natuur bij aantasting door een onvermijdbare ruimtelijke ingreep,<br />
waarvoor geen alternatieve locatie aanwezig is, gecompenseerd wordt, zowel in<br />
oppervlakte als in kwaliteit. Uitgangspunt hierbij is dat de totale hoeveelheid natuur en bos<br />
niet vermindert. De grenzen van de bebouwde kom Boswet is daarbij richtinggevend. Als<br />
compensatie van rijk of provincie aan de orde is, is het gemeentelijk compensatiebeleid,<br />
zoals beschreven in het Groenplan, niet van toepassing.<br />
Het groencompensatiebeginsel is vanaf 28 juni 2004 in werking getreden. Voor lopende<br />
projecten wordt de volgende overgangsbepaling gehanteerd. Wanneer reeds een kap-,<br />
bouw-, aanlegvergunning of bestemmingsplanwijziging is aangevraagd voor de datum<br />
waarop het Groenplan door de raad is goedgekeurd, zal er geen andere groencompensatie<br />
worden opgelegd dan die waartoe de gemeente voor de inwerkingtreding al bevoegd was.<br />
2.5 Cultuurhistorie en archeologie<br />
Nota Belvedere<br />
De belangrijkste Rijksnota op het gebied van erfgoed is de nota Belvedere, die in 1999<br />
gepubliceerd is. Belvedere staat voor een ontwikkelingsgerichte benadering van de<br />
cultuurhistorie. Volgens de nota is cultuurhistorie niet alleen het behouden waard, maar<br />
worden ook ontwikkelingsmogelijkheden geboden bij het creëren van nieuwe ruimtelijke<br />
waarden. De term “Behoud door ontwikkeling” is het motto voor deze opgave.<br />
<strong>Arnhem</strong> is aangewezen tot Belvederestad en de zuidelijke Veluwezoom is aangewezen als<br />
Belvederegebied. Dit betekent voor de gemeente dat zij de cultuurhistorische waarden<br />
onderdeel moet laten vormen van het eigen beleid, zoals onder andere neergelegd in<br />
bestemmingsplannen.<br />
Nota Ruimte<br />
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van<br />
Nederland. In de nota erkent het kabinet een specifieke verantwoordelijkheid voor de<br />
borging en ontwikkeling van gebieden en structuren, met zowel internationaal als voor<br />
Nederland kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het kabinet heeft<br />
daartoe een aantal nationale landschappen (waaronder de Veluwe) aangewezen. Het<br />
beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten. De betrokken provincies<br />
zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid en stellen daarvoor<br />
ontwikkelingsprogramma’s op die door het rijk zullen worden ondersteund.<br />
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg<br />
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de<br />
ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In<br />
1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De<br />
belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:<br />
<br />
<br />
<br />
archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven<br />
en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;<br />
vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;<br />
bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ<br />
niet mogelijk is.<br />
19 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Inmiddels is het verdrag vertaald in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg<br />
(2007), die is opgenomen in de Monumentenwet.<br />
Nota Belvoir 3 (2009-2012)<br />
Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de<br />
provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen<br />
bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen<br />
spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, koos de<br />
Provincie met de nota Belvoir 2 (2005-2008) voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht<br />
beleid. In de nota worden tien cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar<br />
speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor <strong>Arnhem</strong> is de aandacht voor het<br />
Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.<br />
De nieuwe nota Belvoir 3 is een vervolg op de eerdere nota. De provincie gaat<br />
onverminderd door met het bewaren en versterken van cultuurhistorisch erfgoed, niet<br />
afwachtend, maar pro-actief. De Gelderse identiteit blijft de rode draad. Daarnaast werkt<br />
Belvoir 3 aan: implementatie archeologisch afwegingskader, professionalisering en<br />
intensivering van de taken van het Gelders Archeologisch Centrum, het programma De<br />
Gelderse Voet: het kennis- en kundeproject in de restauratiebouw, grote projecten als het<br />
Masterplan Limes, de Nieuwe Waterlinie en Religieus Erfgoed en een betere communicatie<br />
van het cultuurhistorische beleid.<br />
Erfgoednota ‘Panorama <strong>Arnhem</strong>’<br />
In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van ‘behoud door bescherming’<br />
naar ‘behoud door ontwikkeling’, zodat de cultuurhistorie op een vroeg moment een actieve<br />
rol kan gaan spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van<br />
<strong>Arnhem</strong> verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de<br />
cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke<br />
ontwikkelingen. Cultuurhistorie moet gebruikt worden als ontwikkelingskans en niet als<br />
beperking van de gewenste ontwikkeling. In de nota wordt aangegeven hoe wij het<br />
<strong>Arnhem</strong>se erfgoed in de context van een dynamische omgeving willen ontwikkelen en<br />
beschermen. Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de<br />
<strong>Arnhem</strong>se cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het <strong>Arnhem</strong>se erfgoed moet goed,<br />
overzichtelijk en eenvoudig toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten<br />
ontwikkeld. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis<br />
van onze stad uitgangspunt.<br />
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën<br />
in:<br />
Behouden door ontwikkelen<br />
Behouden door beschermen<br />
adviseren, stimuleren en verleiden<br />
Kennis verwerven en verspreiden<br />
Archeologiebeleid<br />
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in<br />
de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag<br />
van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk<br />
is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze<br />
vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De<br />
cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en<br />
beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische<br />
verwachtingskaart voor heel <strong>Arnhem</strong>. De verwachtingskaart geeft al in een vroeg stadium<br />
van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied<br />
aangetroffen kunnen worden.<br />
2.6 Milieubeleid<br />
2.6.1 Luchtbeleid<br />
Europese richtlijnen en implementatie in Nederlandse regelgeving<br />
Het doel van de Wet Luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 20
negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van<br />
negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen<br />
zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van<br />
ecosystemen.<br />
In Nederland is de uitvoering van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit in de Nederlandse<br />
wetgeving vastgelegd met het ‘Besluit uitvoering EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit van 24 april<br />
1998’. Met het van kracht worden van het Besluit luchtkwaliteit op 19 juli 2001 zijn in de<br />
Nederlandse regelgeving luchtkwaliteitsnormen voor een zevental stoffen vastgelegd.<br />
Tevens is bepaald dat gemeenten en provincies de lokale luchtkwaliteit in kaart brengen en<br />
daarover rapporteren en dat ruimtelijke ontwikkelingen (waaronder ook<br />
bestemmingsplannen) moeten worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Het gaat om<br />
luchtverontreiniging door zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende<br />
deeltjes, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor deze stoffen moeten in acht<br />
genomen worden.<br />
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest<br />
relevant:<br />
• PM10 (fijnstof)<br />
o de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m 3 mag met ingang van 1<br />
januari 2005 niet worden overschreden;<br />
o de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m 3 mag met ingang van 1<br />
januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;<br />
• NO 2 (stikstofdioxide)<br />
o de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO 2 /m 3 mag met ingang van 1<br />
januari 2010 niet worden overschreden;<br />
o de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO 2 /m 3 mag met ingang van 1<br />
januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.<br />
Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen worden in Nederland geen<br />
overschrijdingen gerapporteerd.<br />
Wet Luchtkwaliteit 2007<br />
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe<br />
wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en<br />
bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrecht van de<br />
Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net<br />
als het voorgaande BLK2005 meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben<br />
voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate”<br />
geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering<br />
toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is<br />
gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband<br />
Luchtkwaliteit (NSL). De NSL wordt nog niet gestaafd door de nieuwe Wet luchtkwaliteit.<br />
Tot die tijd geldt en overgangstermijn waarin een toename van 1% acceptabel wordt<br />
bevonden.<br />
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit<br />
Het <strong>Arnhem</strong>se beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit<br />
2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige<br />
Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor<br />
2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast<br />
door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs<br />
van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het<br />
Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.<br />
Duurzaam bouwen<br />
De gemeenten in Knooppunt <strong>Arnhem</strong>-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam<br />
Bouwen in het KAN (2000) opgesteld waarin de partijen uniformiteit beogen in aanpak en<br />
toepassing van het duurzaam bouwen. Met dit convenant leggen de partijen de tussen hen<br />
gemaakte afspraken vast met betrekking tot het minimumkwaliteitsniveau van het duurzaam<br />
bouwen in de Stadsregio <strong>Arnhem</strong> Nijmegen. Het Pakket Duurzame Stedenbouw in de<br />
Stadsregio <strong>Arnhem</strong> Nijmegen maakt hier onderdeel van uit (tevens een uitwerking van het<br />
regionale structuurplan). Het pakket bestaat uit een opsomming van uitgangspunten die<br />
21 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
gehanteerd kunnen worden om woon- en werklocaties duurzaam te ontwikkelen en te<br />
beheren. De in het pakket genoemde uitgangspunten zijn zoveel mogelijk gehanteerd bij de<br />
opstelling van dit bestemmingsplan en zullen zoveel mogelijk worden gehanteerd bij de<br />
uitvoering. Aanvullend hierop is de Nota duurzaam bouwen (1998) van de gemeente<br />
<strong>Arnhem</strong>. Inbreiden in bestaand stedelijk gebied voorkomt uitbreiding in landschappelijk<br />
waardevolle buitengebieden. De gemeente wil daarom aan dit soort projecten voorrang en<br />
extra aandacht geven.<br />
2.6.2 Hinder<br />
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun<br />
omgeving (gevoelige bestemmingen, in dit geval de nieuw te ontwikkelen woningen) in<br />
beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de<br />
VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij<br />
de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën.<br />
Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder<br />
veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.<br />
Per type inrichting is aangegeven in welke categorie het valt en is tevens aangegeven wat<br />
de grootste hinderafstand is die voor dat type geldt. Hierbij wordt uitgegaan van een<br />
inrichting van gemiddelde omvang met een gemiddelde bedrijfsvoering.<br />
De hinderafstanden die horen bij de verschillende categorieën zijn als volgt:<br />
categorie 1 0 tot 10 m<br />
categorie 2 30 m<br />
categorie 3 50 tot 100 m<br />
categorie 4 200 tot 300 m<br />
categorie 5 500, 700 of 1000 m<br />
categorie 6 1000 tot 1500 m<br />
Bij beoordeling van de inpasbaarheid van de verschillende inrichtingen dient als richtlijn de<br />
grootste hinderafstand en de daadwerkelijke afstand tussen inrichting en milieugevoelige<br />
bestemming in acht genomen te worden. Bovenstaande methode berust op een gemiddelde<br />
situatie (doorsnee inrichtingen) in een rustige woonwijk. Hanteren van kleinere afstanden is<br />
mogelijk mits voldoende onderbouwd dat een aanvaardbaar woonmilieu bereikt en<br />
gehandhaafd kan worden en hinder niet toeneemt of zal toenemen.<br />
2.6.3 Externe veiligheid<br />
Bij externe veiligheid gaat het om het meten, beoordelen en beheersen van risico’s van<br />
activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als “de kans op<br />
overlijden” voor personen en dus niet de kans op gewonden. Hierbij moet gedacht worden<br />
aan risico’s door activiteiten zoals het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en de<br />
opslag van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting.<br />
Het is van groot belang de veiligheid van personen (die niets met de activiteit te maken<br />
hebben) in de omgeving van een risico-opleverende activiteiten op een acceptabel niveau<br />
te hebben en houden. Het beleid is er dus op gericht te voorkomen dat er te dicht bij<br />
gevoelige bestemmingen, zoals woonwijken, activiteiten met gevaarlijke stoffen<br />
plaatsvinden. Of andersom: voorkomen dat een nieuwe gevoelige bestemming in de buurt<br />
komt van een bestaande risico-opleverende activiteit.<br />
Besluit externe veiligheid voor inrichtingen<br />
Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking<br />
getreden. In dit Besluit worden milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid<br />
gesteld in de vorm van grenswaarden en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en<br />
een oriënterende waarde voor het groepsrisico. Met deze grenswaarden wordt een<br />
basisbeschermingsniveau geboden aan mensen die verblijven buiten een inrichting waarin<br />
gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen.<br />
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en<br />
onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 22
gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof<br />
betrokken is.<br />
De grenswaarde en richtwaarde voor het PR moet bij de uitoefening van bevoegdheden<br />
krachtens de Wet milieubeheer en de Wet op de Ruimtelijke Ordening in acht worden<br />
genomen. De grenswaarde kan ruimtelijk worden weergegeven op een topografische kaart<br />
door middel van risicocirkels rondom een risicoveroorzakende bron, de zogenaamde<br />
plaatsgebonden risicocontouren. Hierbij worden in ieder geval 10 -5 /jr en 10 -6 /jr<br />
risicocontouren aangegeven.<br />
Binnen de 10 -6 /jr risicocontour mogen na 2010 geen kwetsbare objecten zoals woningen,<br />
kantoren voor meer dan 50 personen, ziekenhuizen, scholen etc. meer voorkomen.<br />
Daarnaast is in het besluit een verantwoordingsplicht opgenomen ten aanzien van de<br />
ontwikkeling van het groepsrisico (GR). Het GR is een oriënterende waarde. Dit betekent<br />
dat hier alleen goed gemotiveerd van kan worden afgeweken, middels een goed<br />
onderbouwde belangenafweging.<br />
Het GR is de kans per jaar dat in een keer een groep personen van tenminste een<br />
bepaalde grootte overlijden ten gevolge van een ongewoon voorval binnen een inrichting<br />
waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.<br />
Naast bedrijven met een risicobenadering zijn er bedrijven met een effectgerichte<br />
benadering. Bedrijven met een effectgerichte benadering zijn bedrijven voor de opslag van<br />
vuurwerk en munitie.<br />
De opslag van vuurwerk moet voldoen aan de regels en voorschriften zoals gesteld in het<br />
Vuurwerkbesluit. Ook in dit besluit worden grenswaarden genoemd waarmee zowel in het<br />
kader van de Wet milieubeheer als in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening<br />
rekening mee moet worden gehouden.<br />
Voor de opslag van munitie is op dit moment nog geen wetgeving. Alleen een concept<br />
beleidsrichtlijn “Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik” uit 2004.<br />
Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen<br />
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment<br />
gebaseerd op de nota “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (RNVGS) van het<br />
ministerie van Verkeer en Waterstaat uit 1996.<br />
Op 4 augustus 2004 is de “Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” in de<br />
Staatscourant gepubliceerd. Met deze circulaire wordt het externe veiligheidsbeleid verder<br />
geoperationaliseerd en verduidelijkt. Dit is nodig omdat de RNVGS niet of niet in alle<br />
gevallen eenduidig wordt uitgelegd en toegepast. Uiteindelijk is het de bedoeling om te<br />
komen tot een Algemene maatregel van bestuur betreffende (AMvB) externe veiligheid en<br />
transport.<br />
Tevens heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat een aantal risicoatlassen (spoor,<br />
wegen en binnenwateren) opgesteld. Deze richtinggevende atlassen geven een inzicht in<br />
de risico’s door de transporten van gevaarlijke stoffen.<br />
Beleidsplan externe veiligheid<br />
Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid vastgesteld. Dit beleidsplan<br />
beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in <strong>Arnhem</strong>. Uitgangspunt hierbij zijn de<br />
landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte<br />
van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico’s. Op sommige plekken<br />
in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan<br />
stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar<br />
extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de<br />
zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.<br />
2.6.4 Bodem<br />
Rijks en provinciaal beleid<br />
In een gebied waarvan de bestemming wijzigt, of waarvan het bestemmingsplan wordt<br />
herzien, is inzicht in de milieuhygiënische bodemkwaliteit wettelijk vereist (artikel 9 Besluit<br />
ruimtelijke ordening). De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde<br />
functie of de financiële haalbaarheid van het plan. Het rijks- en provinciaalbeleid op het<br />
23 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
gebied van bodemkwaliteit in ruimtelijke plannen is in diverse wetten, nota’s en<br />
handreikingen vastgelegd.<br />
De belangrijkste wetten/nota’s zijn:<br />
• Wet Bodembescherming 1 januari 2006;<br />
• Voor 2015 alle ernstige en spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging saneren<br />
en/of beheersbaar maken (NMP -3 doelstelling).<br />
De meest maatgevende handreikingen op het gebied van bodemkwaliteit in ruimtelijke<br />
plannen zijn (in afnemende maatgevendheid):<br />
• Van Streekplan naar bestemmingsplan”, Gedeputeerde Staten van Gelderland, 22 april<br />
1997; De provincie toetst hieraan;<br />
• Inspectiewijzer van Inspectie milieuhygiëne, Ministerie van VROM, 1994 en aanvulling<br />
1996;<br />
• Handreiking ruimtelijke ordening en milieu (voor ruimtelijke plannen) maart 2005;<br />
• Handreiking bodem GBB Bestemmingsplan en bodemkwaliteit, november 2005.<br />
Deze handreiking biedt aangrijpingspunten om invulling te geven aan de grondlaag als ROplanningsfactor.<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk bodembeleid<br />
De gemeente <strong>Arnhem</strong> volgt het landelijke bodemsaneringbeleid. Wel heeft de gemeente het<br />
landelijke beleid nader ingevuld in de nota “Wegwijzer in bodemland, beleidsnota<br />
bodemsanering” van april 2003. Het doel van deze nota is om de voortgang van de<br />
saneringsoperatie te stimuleren en te bewaken en een kader te geven om onderzoeken<br />
en/of saneringsplannen te kunnen toetsen.<br />
Daarnaast heeft de gemeente het beleid voor hergebruik van grond vastgelegd in de nota<br />
‘Hergebruik van licht verontreinigde grond in <strong>Arnhem</strong>’, november 1999, met aanvullingen in<br />
2001 en 2002.<br />
De milieuhygiënische bodemkwaliteit speelt vooral een rol wanneer op een bepaalde locatie<br />
een functiewijziging plaatsvindt en bouwactiviteiten voorzien zijn. De nieuwe bestemming<br />
dient op een voor de functie geschikte ondergrond te worden gerealiseerd. Voordat een<br />
bouwvergunning voor de nieuwbouw verstrekt kan worden moet een zogeheten<br />
“geschiktheidverklaring” afgegeven worden. Deze geschiktheidverklaring resulteert uit<br />
minimaal een historisch- (conform de NVN 5725) en verkennend bodemonderzoek<br />
(conform de NEN 5740).<br />
Wanneer de bodem op een bepaalde locatie dusdanig verontreinigd is dat geen<br />
geschiktheid-verklaring kan worden afgegeven, zal deze locatie eerst gesaneerd moeten<br />
worden, voordat er bouwactiviteiten plaats kunnen vinden.<br />
In het kader van het beheersbestemmingsplan “Rivierzone” is onderzocht of de eventueel<br />
aanwezige bodemverontreiniging consequenties kan hebben voor het bestemmingsplan.<br />
Hiervoor is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige<br />
bodemverontreiniging in de archieven van de gemeente <strong>Arnhem</strong>.<br />
Bij een beheersbestemmingsplan moet onderbouwd worden dat de kwaliteit van de bodem<br />
en grondwater de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Tevens worden indien van<br />
toepassing kansen voor de ondergrond aangegeven.<br />
2.6.5 Geluid<br />
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de<br />
wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de<br />
woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast<br />
woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld<br />
scholen en zorginstellingen. De openbare ruimte is in principe niet beschermd. De regels<br />
voor geluid binnen de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit en worden getoetst bij de<br />
bouwaanvraag.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 24
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde<br />
industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond<br />
geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van<br />
geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek<br />
plaatsvinden naar de gevolgen. De bestaande situatie hoeft niet getoetst te worden bij het<br />
vaststellen van een bestemmingsplan.<br />
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden.<br />
Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen<br />
belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de<br />
voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden<br />
om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).<br />
Beleidsplan Geluid<br />
In december 2006 is het Beleidsplan Geluid door de gemeenteraad vastgesteld. Het<br />
Beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de<br />
aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met<br />
ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij<br />
goed openbaar vervoer wil de gemeente <strong>Arnhem</strong> veel functies mogelijk maken. De<br />
beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010. Als gebieden<br />
intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals<br />
de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben<br />
geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen <strong>Arnhem</strong>. Naar mate<br />
de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale<br />
leefomgevingskwaliteit toe.<br />
25 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Het beleidskader voor nieuwe situaties is als volgt samen te vatten:<br />
Ambitie<br />
Incidenteel<br />
Stadswijk Rustig Redelijk rustig<br />
Centrum Redelijk rustig Zeer onrustig<br />
Stedelijke zone/ knooppunt Zeer onrustig Lawaaiig<br />
Bedrijventerreinen Onrustig Zeer onrustig<br />
Natuur Rustig Redelijk rustig<br />
Gem. groene zones Rustig Redelijk rustig<br />
Stedelijk groen Redelijk rustig Onrustig<br />
2.7 Woonschepenbeleid<br />
Zie het gestelde in paragraaf 3.2.7.<br />
2.8 Woonbeleid<br />
In de Woonvisie <strong>Gemeente</strong> <strong>Arnhem</strong> 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het<br />
gemeentelijk te voeren woonbeleid. In de woonvisie van de gemeente <strong>Arnhem</strong> staat onder<br />
het motto '<strong>Arnhem</strong> aantrekkelijke woonstad in balans' het streven centraal naar een stad<br />
met een ruime keuze aan woningen en woonomgevingen, die recht doen aan de<br />
verschillende wensen van de woonconsument, aan de diversiteit aan de bevolking en aan<br />
de kenmerken van de verschillende wijken en buurten in de stad.<br />
Absolute prioriteit heeft het opvoeren van de bouwproductie. Qua differentiatie ligt het<br />
accent op de bouw van duurdere woningen. Doel daarbij is om hogere inkomensgroepen<br />
aan te trekken dan wel vast te houden. Daarnaast is het aantal goedkope en betaalbare<br />
sociale huurwoningen dermate ruim voorhanden, dat het niet alleen lagere<br />
inkomensgroepen huisvest, maar ook relatief veel huishoudens die qua inkomen niet of niet<br />
meer zijn aangewezen op deze voorraad. Door te bouwen in het duurdere segment wil de<br />
gemeente de doorstroming in het goedkope deel van de sociale huurwoningvoorraad<br />
bevorderen en daarmee ruimte creëren voor de woningvraag van starters en doorstromers<br />
met lagere inkomens.<br />
In de woonvisie heeft het bevorderen van het eigen woningbezit een belangrijke plaats.<br />
Naast nieuwbouw van koopwoningen kan dit ook gebeuren door het verkopen van<br />
huurwoningen. De woonvisie heeft met betrekking hierop als kwantitatieve doelstelling om<br />
de verhouding tussen huurwoningen en koopwoningen in evenwicht te brengen met 50%<br />
aan huurwoningen en 50% aan koopwoningen.<br />
De regionale Woonvisie van de Stadsregio <strong>Arnhem</strong> Nijmegen is kaderstellend geweest bij<br />
het opstellen van de <strong>Arnhem</strong>se Woonvisie. Dit betekent o.a. voor <strong>Arnhem</strong> dat van het totale<br />
bouwprogramma gemiddeld jaarlijks 35% sociaal is. Het gaat daarbij zowel om sociale huur<br />
als sociale koop. Hierbij ligt de nadruk op woningen voor ouderen en voor specifieke<br />
doelgroepen.<br />
Hoewel over sloop en verkoop van huurwoningen in de woonvisie van de gemeente<br />
<strong>Arnhem</strong> geen kwalitatieve doelstellingen zijn opgenomen, wordt het belang van sloop en<br />
transformatie voor de balans in de stad nadrukkelijk onderschreven en vormen zij<br />
onderdelen in het in evenwicht brengen van huur en koop.<br />
Het beleid ten aanzien van kamerverhuur staat het kamersgewijs verschaffen van<br />
woonverblijf aan maximaal vier personen per (zelfstandige) woning toe, zonder dat<br />
daarvoor een gebruiksvergunning nodig is. De intensiteit van de bewoning en de mate van<br />
overlast bij een dergelijk gebruik zijn immers vergelijkbaar met die van een huishouden<br />
bestaande uit vier personen. Voor vijf of meer personen is wel een vergunning vereist. In<br />
gebieden waar zich veel kamerverhuurbedrijven kan het noodzakelijk zijn om een maximum<br />
vast te leggen aan het aantal kamerverhuurbedrijven om de leefbaarheid te waarborgen.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 26
2.9 Verkeersbeleid<br />
Rijksbeleid<br />
De Nota Mobiliteit (2006) geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid<br />
voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is<br />
voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor<br />
personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de<br />
economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. De Nota<br />
Mobiliteit is een uitwerking van de Nota Ruimte en bij de totstandkoming van dit<br />
beleidsvoornemen hebben provincies, WGR-plusregio's, gemeenten en waterschappen<br />
conform de Planwet Verkeer en Vervoer hun bijdragen geleverd.<br />
Provinciaal en regionaal beleid<br />
De provincie Gelderland heeft haar verkeersbeleid verwoord in het Provinciaal Verkeers- en<br />
Vervoersplan-2. Het PVVP-2 is op 30 juni 2004 vastgesteld door Provinciale Staten. In het<br />
nieuwe PVVP-2 geeft de provincie Gelderland aan hoe zij steden, bedrijventerreinen en<br />
voorzieningen bereikbaar wil houden op een veilige manier met zo min mogelijk schadelijke<br />
gevolgen voor de leefomgeving.<br />
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en<br />
vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale<br />
integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:<br />
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.<br />
Voorkomen door ruimtelijke economische ontwikkelingen veel beter af te stemmen op de<br />
aanwezige infrastructuur en ze zo veel mogelijk te concentreren en te bundelen. Zo worden<br />
problemen op mobiliteitsgebied en in de leefomgeving voorkomen.<br />
Beter benutten van de bestaande wegen, fietspaden en openbaarvervoersverbindingen.<br />
Enerzijds door reizigers en goederenvervoerders aan te zetten om bewust te kiezen voor<br />
een manier van verplaatsen, waardoor de bestaande infrastructuur beter wordt benut.<br />
Hiervoor investeert Gelderland in fietsvoorzieningen, Hoogwaardig Openbaar Vervoer<br />
(zoals lightrail) maar ook in nieuwe stations aan bestaande spoorlijnen. Anderzijds door<br />
beter onderhoud van wegen, fietspaden en openbaarvervoersvoorzieningen. Hier wil<br />
Gelderland een inhaalslag plegen. Beter benutten begint immers bij het behouden,<br />
doelmatig beheren en onderhouden van het bestaande.<br />
Bouwen van de projecten uit het Statenakkoord en door het onderhoud van infrastructuur te<br />
combineren met het Duurzaam Veilig maken ervan. Hierbij start de provincie met het<br />
aanpakken van de grootste knelpunten.<br />
Beprijzen wordt op termijn ook als een mogelijkheid gezien om bereikbaarheidsproblemen<br />
aan te pakken.<br />
Op weg naar het PVVP-2 heeft Gelderland samengewerkt met gemeenten, regio's en<br />
maatschappelijke organisaties. Het PVVP-2 stelt overeenkomstig de Planwet Verkeer en<br />
Vervoer kaders aan het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. Ook bij de uitvoering<br />
van al deze plannen staat de samenwerking voorop.<br />
De Stadsregio <strong>Arnhem</strong> Nijmegen heeft haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020<br />
verwoord in de Regionale Nota Mobiliteit. Op regionaal niveau is de Regionale Nota<br />
Mobiliteit een uitwerking van het Regionaal Plan en een doorvertaling van de Nota<br />
Mobiliteit. Met de Regionale Nota Mobiliteit kiest de Stadsregio <strong>Arnhem</strong> Nijmegen<br />
nadrukkelijk voor interne, regionale bereikbaarheid gericht op twee beleidskeuzes.<br />
Het bundelen van vervoersstromen<br />
De Stadsregio richt zich op projecten die de doorstroming op het regionale wegennet<br />
verbeteren om daarmee de Regionale Ruit beter haar functie te laren vervullen. Dit zijn<br />
bijvoorbeeld projecten op de regionale corridor tussen A50, A73, tweede stadsbrug<br />
Nijmegen, A325, Pleyroute en A12. Betere benutting van de bestaande infrastructuur zal<br />
ook op langere termijn een belangrijke bijdrage leveren aan de regionale bereikbaarheid.<br />
Dynamisch verkeersmanagement zoals dat op dit moment gebeurt met Beter Bereikbaar<br />
KAN zal ook in de toekomst een belangrijke rol blijven spelen. De ontwikkeling en<br />
aanpassingen van de zwakke schakels in het netwerk wordt ondersteund, maar zal vooral<br />
door de samenwerking met de eigenlijke wegbeheerders worden vormgegeven.<br />
27 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Het regionaal openbaar vervoer (RegioRail) vervult een belangrijke functie binnen deze<br />
regionale corridor. Versterking van openbaar vervoer (trein en bus) vindt plaats waar<br />
verdere uitbreiding van de infrastructuur voor het autoverkeer niet of beperkt mogelijk is.<br />
Inzetten op een goed (hoogwaardig) openbaar vervoernet en de exploitatie daarvan<br />
betekent een keuze voor hoogwaardig openbaar vervoer vooral gericht op reizigersstromen.<br />
Voor het aanbieden van minimale mobiliteitsvoorzieningen gaat de Stadsregio op zoek naar<br />
nieuwe innovatieve vervoerssystemen.<br />
Het bundelingsprincipe kan ook voor het ontwikkelen van een meer duurzaam logistiek en<br />
distributiesysteem worden toegepast.<br />
Het optimaliseren van ketenmobiliteit<br />
De meerwaarde van het hoogwaardig openbaar vervoerssysteem moet verder worden<br />
benut: daar is nog capaciteit om de groei op te vangen. Dit betekent een verdere<br />
afstemming op en verknoping met andere netwerken: auto, fiets en bus/trein. De Stadsregio<br />
legt het accent op het vergemakkelijken van de overstap van bus op trein, maar ook van<br />
fiets en auto naar openbaar vervoer (P&R en fietsenstallingen). De verbetering van de<br />
overstappunten is belangrijk in de regionale corridor, de radialen en de landelijke gebieden<br />
(fiets en auto). De Stadsregio voert een actief beleid om aantrekkelijke alternatieven voor<br />
het autogebruik aan te bieden, met name op drukke verkeersassen (<strong>Arnhem</strong>-Nijmegen,<br />
<strong>Arnhem</strong>-Zevenaar). Ook het regionale fietsnetwerk dient op orde te zijn en dit netwerk dient<br />
te worden verknoopt met een regionaal netwerk van recreatieve fiets- en<br />
wandelvoorzieningen.<br />
Voor de wettelijke taken op gebied van verkeersveiligheid zet de Stadsregio in op de<br />
minimale benodigde maatregelen. De nadruk ligt hierbij op preventieve maatregelen.<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
Als resultaat van de wisselwerking tussen rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de<br />
gemeente <strong>Arnhem</strong> haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010<br />
en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP <strong>Arnhem</strong> 2010. De essentie ervan –<br />
overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de<br />
verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid<br />
van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke”<br />
alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.<br />
Een voorbeeld hiervan is de hoogte van de parkeertarieven en het onderscheid daarin<br />
afhankelijk van de locatie.<br />
Evenals rijk, provincie en regio treft <strong>Arnhem</strong> verkeersmaatregelen volgens het principe van<br />
de 3 B's: eerst beter benutten, tegelijkertijd werken aan beprijzen en pas daarna bouwen<br />
van nieuwe infrastructuur.<br />
Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in<br />
het Categoriseringsplan <strong>Arnhem</strong> 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe<br />
de verkeersruimte in <strong>Arnhem</strong> duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. <strong>Arnhem</strong> kent twee typen<br />
wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en<br />
ontsluitingswegen en vormen het <strong>Arnhem</strong>se hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze<br />
wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen<br />
onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30<br />
km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het<br />
woonstraten.<br />
In het Categoriseringsplan <strong>Arnhem</strong> staat exact welke wegen de verkeersaders vormen en<br />
welke wegen en straten dat dus niet zijn en onder de categorie verblijfsgebied vallen.<br />
2.10 Economisch beleid<br />
<strong>Arnhem</strong> kiest met de vaststelling van de Economische Agenda <strong>Arnhem</strong> (2009) voor een<br />
actiegericht programma, uitgaande van samenwerking met partijen in de stad, en gericht op<br />
versterking van de kansrijke clusters en sterke sectoren in de stad en regio. De kansrijke<br />
clusters zijn: Energie en Milietechnologie (EMT) en Mode en Vormgeving. De sterke<br />
sectoren zijn Zakelijke Dienstverlening, Gezondheidszorg en Welzijn, en Toerisme en Vrije<br />
Tijd. De Economische Agenda richt zich daarnaast op het op orde brengen van de ‘basis’,<br />
waartoe behoren: optimale dienstverlening aan ondernemers, voldoende en goede ruimte<br />
voor ondernemen, een gezonde arbeidsmarkt, stimulering van starters en sterke marketing<br />
van stad en regio. De ambities worden tweejaarlijks uitgewerkt in een actieprogramma.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 28
Wijkeconomie<br />
Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de<br />
gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001) blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van<br />
kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van<br />
de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis,<br />
binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief<br />
blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige<br />
bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke<br />
bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening.<br />
Bedrijven op bedrijventerreinen<br />
In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van bedrijventerreinen.<br />
Deze zijn neergelegd in het Regionaal Plan 2005 – 2020. Met het oog op een concurrerend<br />
vestigingsklimaat is gezocht naar voldoende ruimte voor ondernemen. Beleidsuitgangspunt<br />
hierbij is allereerst te zoeken naar ruimte op bestaande terreinen door herstructurering,<br />
intensivering (SER-ladder). Daarnaast zijn zoekzone’s vastgesteld voor nieuwe<br />
uitleglocaties.<br />
Detailhandel<br />
In september 2001 heeft de gemeenteraad een nieuwe Beleidsnota Detailhandel <strong>Arnhem</strong><br />
vastgesteld. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat detailhandel wordt geconcentreerd in<br />
winkelcentra, met supermarkten als centrale trekker. Dit betekent dat detailhandel buiten de<br />
in bestemmingsplannen aangegeven locaties niet tot de mogelijkheden behoort.<br />
2.11 Horecabeleid<br />
De horecanota Gastvrij <strong>Arnhem</strong> (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste<br />
ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de<br />
randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente zodat een evenwichtig<br />
aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied.<br />
De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de<br />
binnenstad en omgeving.<br />
In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke<br />
ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad<br />
heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende<br />
functie. Langs de radialen is er sprake van een bovenwijkse of stedelijke functie.<br />
Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit<br />
gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden<br />
afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu,<br />
gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere<br />
belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente ook een goede gesprekspartner zijn voor<br />
ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.<br />
2.12 Coffeeshopbeleid<br />
De nota <strong>Arnhem</strong>s Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van<br />
overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door<br />
softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is<br />
aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd.<br />
Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek.<br />
Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd.<br />
In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.<br />
2.13 Prostitutiebeleid<br />
In de nota Van Rood naar Groen <strong>Arnhem</strong>se Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is<br />
het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke<br />
bordeelverbod per 1 oktober 2000. <strong>Gemeente</strong>n krijgen hierdoor de mogelijkheid en de<br />
verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren<br />
29 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert<br />
het gemeentebestuur van <strong>Arnhem</strong> een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid<br />
bestaat uit de volgende elementen:<br />
1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;<br />
2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het<br />
huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;<br />
3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel<br />
<strong>Arnhem</strong>, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd<br />
mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;<br />
4. concentratie van de tippelprostitutie.<br />
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich<br />
mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich<br />
ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde<br />
vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen<br />
ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk<br />
ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in <strong>Arnhem</strong> erg aantrekkelijk<br />
lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie<br />
conflicteert met bepaalde andere functies.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 30
31 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving<br />
3.1 Inleiding<br />
<strong>Arnhem</strong> is ontstaan als een bescheiden nederzetting op het kruispunt van twee<br />
handelswegen bij de samenvloeiing van de Jansbeek en de Molenbeek. De hoofdstroom<br />
van de Nederrijn had toen een meer zuidelijke loop. In de 16 e eeuw werd de rivier naar de<br />
stad verlegd doordat men op last van de Hertog van Gelre een nieuwe bedding groef ten<br />
zuiden van de toenmalige stadsmuur. Ten gevolge van de nieuwe rivierloop werden<br />
Stadsblokken en zuidelijker gelegen gebieden van de stad gescheiden. De stad begon<br />
vanaf het midden van de 19 e eeuw flink te groeien en kreeg langzamerhand een echt<br />
rivierfront. Tegenwoordig kan men de Nederrijn kenschetsen als een landschappelijk<br />
element van formaat dat dwars door de stad loopt.<br />
De rivierzone van <strong>Arnhem</strong> betreft het stroomgebied van de Nederrijn en de IJssel (tot en<br />
met de bandijken). Verder wordt het gebied begrensd door het stedelijk gebied van<br />
<strong>Arnhem</strong>-Noord en -Zuid. Hoofdfuncties zijn waterberging en natuur; het gebied is onderdeel<br />
van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); recreatie is een nevenfunctie. In de<br />
beroepsvaart speelt de riviercruise-vloot een belangrijke rol.<br />
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een<br />
bestemmingsplan voor een bestaand gebied is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de<br />
huidige ruimtelijke structuur.<br />
Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen<br />
in het gebied kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de ruimtelijke kwaliteiten<br />
van het gebied worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.<br />
3.2 Ruimtelijke en functionele structuur<br />
3.2.1 Geologische vorming, bodem, reliëf<br />
Algemeen<br />
Het rivierenlandschap is het gebied tussen de dijken. Het ontstaan en de vorming ervan<br />
lopen parallel aan die van de Betuwe. Het vormt van oorsprong in feite een eenheid met het<br />
Betuwelandschap. Door bedijking zijn deze twee echter in de loop der tijd min of meer los<br />
van elkaar komen te staan. Het rivierenlandschap kent van nature een grote dynamiek, het<br />
is in meerdere opzichten afwisselend. Een natuurlijke rivier vormt een meanderend en/of<br />
vlechtend stelsel met hoofd- en nevengeulen; er liggen zandbanken, eilanden en<br />
opwassen. Er treden grote verschillen op in waterstand; bij extreme toevloed van water<br />
vinden doorbraken plaats, verleggen bochten zich en worden nieuwe gebieden ingesneden.<br />
Tijdens minder waterrijke perioden slibben zijarmen dicht, en verzanden oude beddingen.<br />
Moerassige rietlanden, ooibossen, kreken, stranden e.d. ontstaan en verdwijnen dikwijls<br />
weer. Kenmerkend voor gebieden die door rivieren zijn gevormd is doorgaans de<br />
aanwezigheid van oeverwallen, komgronden en overslaggronden.<br />
Een rivier als de Rijn krijgt regelmatig grote waterhoeveelheden te verwerken. Vooral in<br />
vroeger tijden, toen er nog geen dijken bestonden, betekende dit, dat grote gebieden onder<br />
water kwamen te staan. Het stromende water van de rivier sleept permanent vanuit de<br />
gebergten een grote hoeveelheid geërodeerd materiaal met zich mee, dat zowel uit grind en<br />
zand als uit heel fijne deeltjes bestaat (slib).<br />
Treedt de rivier buiten zijn oevers, dan zal eerst het grove en zware materiaal bezinken; dit<br />
komt dichtbij de bedding terecht. Deze afzettingen vormen de oeverwallen. Door hun<br />
grovere structuur zijn deze gronden later goed waterdoorlatend. De fijnere in het water<br />
opgenomen slibdeeltjes blijven langer zweven en zetten zich op grotere afstand van de<br />
rivier af. Zij vormen de komgronden: een zware, weinig water doorlatende klei.<br />
Overslaggronden worden na een dijkdoorbraak afgezet rond de plek waar deze doorbraak<br />
plaatsvond. Deze gronden kunnen heel anders van samenstelling zijn dan het reeds<br />
aanwezige bodemmateriaal.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 32
Naast deze natuurlijke dynamiek heeft de mens vanaf vroege tijden ingegrepen in dit<br />
vruchtbare, maar onberekenbare land. Eerst door te gaan wonen op de hogere delen (bijv.<br />
op rivierduinen of op terpen ) en later door met behulp van dijken grote gebieden<br />
hoogwatervrij te houden. Op de buitendijkse gronden werd vee geweid en klei gewonnen;<br />
binnendijks werden de hoger gelegen en zandige gebieden - de oeverwallen - benut voor<br />
tuinbouw, boomgaarden en als vestigingsplaats. De lager gelegen komgebieden boden<br />
ruimte voor veeteelt.<br />
Het huidige rivierenlandschap is daarmee het resultaat van eeuwenlange menselijke strijd<br />
met het water; met daarbij aangetekend dat diezelfde mens er economisch grotendeels<br />
afhankelijk van was.<br />
Bodemgesteldheid<br />
Het gebied ten zuiden van de Rijn heeft een bijzonder afwisselende samenstelling van de<br />
bodem, die ook in het plangebied terug te vinden is. Deze opmerkelijke variatie is ontstaan<br />
door het hierboven beschreven ontstaansproces, zoals de opbouw uit een reeks van<br />
oeverwallen, komgronden en overslaggronden. Verder o.a. door afzetting van<br />
bodemmateriaal door het opdringende landijs in het Pleistoceen (de voorlaatste ijstijd) en<br />
het naderhand deponeren van zogenaamde spoelzanden - afkomstig van het<br />
Veluwemassief - in de rivierdalen toen het klimaat warmer werd. De Betuwse bodems zijn<br />
over het algemeen kalkrijk. Ten westen van <strong>Arnhem</strong> zijn alleen de gronden langs de<br />
zuidoever van de Rijn gevormd zoals hierboven beschreven; de noordoever bestaat uit<br />
weggeschuurde stuwwal.<br />
De uiterwaarden in het plangebied, met name die van de IJssel, hebben grotendeels nog de<br />
oorspronkelijke opbouw, omdat daar in tegenstelling tot Meinerswijk weinig tichelactiviteiten<br />
hebben plaatsgevonden.<br />
Reliëf<br />
De uiterwaarden zijn hoofdzakelijk vlak. Op microniveau zijn er hoogteverschillen, gevormd<br />
door het dynamische riviermilieu. Greppels verdelen de gronden in verschillende percelen.<br />
In de Rosandepolder wordt het reliëf gevormd door dijken en de hoger liggende weg.<br />
3.2.2. Water<br />
Oppervlaktewater<br />
In het plangebied komen twee types oppervlaktewater voor, ten eerste de rivieren Nederrijn<br />
en IJssel met zijtakken (de havens) en ten tweede de Slijpbeek. In het plangebied zijn de<br />
rivieren Nederrijn en IJssel het belangrijkste onderdeel. Het rivierdeel binnen dit plangebied<br />
is maar een klein deel van het gehele stroomgebied van de Rijn en moet aansluiten bij<br />
beneden- en bovenstroomse delen.<br />
Binnen het plangebied ligt een belangrijk splitsingspunt van de rivier; de IJsselkop. De<br />
combinatie van dit splitsingspunt met de verder westelijk gelegen stuw bij Driel speelt een<br />
belangrijke rol bij de waterverdeling over de beide riviertakken.<br />
De Nederrijn en de IJssel<br />
Van nature is de Rijn in Nederland een vlechtende rivier. Door inperken van de<br />
stroomvlakte het uitdiepen van vaargeulen en het bedijken van de iets hoger gelegen<br />
gebieden is dit karakter verloren gegaan. Toch heeft de rivier nog de neiging om zich over<br />
de stroomvlakte te “verplaatsen”. Om dit tegen te gaan is de rivier voor het grootste<br />
gedeelte voorzien van kribben of harde oevers.<br />
Binnen het plangebied bevinden zich drie verbindingen over de rivier; de John Frostbrug, de<br />
Nelson Mandelabrug en de Andrej Sacharovbrug.<br />
In gewone situaties stroomt de rivier in de zomerbedding, de watervoerende geul waar<br />
onder andere de scheepvaart in plaats vindt. Bij hoogwater zal de rivier buiten het<br />
zomerbed treden en de uiterwaarden onder water zetten. Het zomerbed plus de<br />
uiterwaarden worden samen het winterbed genoemd. De grens van het winterbed wordt in<br />
Nederland over het algemeen gevormd door de winter- of bandijken.<br />
Het onder water lopen van de uiterwaarden is goed zichtbaar in de Groene Rivier en op de<br />
Lage Kade langs het centrum. Bij een waterniveau iets hoger dan 11 m. + N.A.P. wordt er<br />
water zichtbaar in de Groene Rivier en staan de laagste delen van de Lage Kade onder<br />
water. Dit niveau wordt gemiddeld eens per jaar bereikt. Als het water nog iets verder stijgt<br />
dan verandert de Groene Rivier in een meestromende riviergeul ofwel een blauwe rivier.<br />
De Groene Rivier begint net ten oosten van de John Frostbrug en stroomt door een laagte<br />
in de uiterwaarden boven Malburgen naar Meinerswijk. Net voor de spoorbrug <strong>Arnhem</strong>-<br />
Nijmegen stroomt de Groene Rivier weer in de Nederrijn.<br />
33 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Langs het industriegebied Kleefse Waard ligt nog een haven die van de rivier gescheiden<br />
wordt met een landtong; de Nieuwe Haven. De havenmond bevindt zich aan de<br />
Westervoortsedijk. Bij hoogwater komt ook de landtong onder water te staan.<br />
Deze gemeentelijke haven is in gebruik als aanmeerplaats voor vracht- en cruiseschepen.<br />
Op de hoek van de Westervoortsedijk en de Nieuwe Havenweg is een jachthaven<br />
gesitueerd.<br />
Slijpbeek<br />
De Slijpbeek stroomt in haar benedenloop nog door het plangebied. De Slijpbeek is een<br />
SED-beek die ontspringt op het landgoed Mariëndaal en via het voormalige KEMA-terrein<br />
naar de uiterwaarden stroomt. Vanaf de Slijpbeekweg vormt de beek ook de<br />
gemeentegrens. De Slijpbeek is de enige <strong>Arnhem</strong>se beek met vrije uitstroming in de rivier.<br />
Grondwater<br />
Het grondwater in het plangebied staat onder sterke invloed van het rivierpeil. Bij een<br />
normaal rivierpeil hebben de rivieren een drainerend effect op het omliggende gebied, dat<br />
wil zeggen dat het ondiepe grondwater richting het zomerbed van de rivier stroomt. Bij een<br />
stijgend rivierpeil zal de richting van de grondwaterstroming veranderen en van de rivier<br />
afstromen wat tot kwel in de binnendijkse gebieden leidt.<br />
Voor het diepe grondwater (het 1 e watervoerende pakket) is er een verschil tussen de<br />
Nederrijn en de IJssel. Bij de Nederrijn stroomt het diepe grondwater voor het grootste deel<br />
onder de rivierbedding door en komt als kwel aan het oppervlak in de Betuwe. Dit in<br />
tegenstelling tot de IJssel waar de rivier een sterk drainerende functie heeft op het<br />
grondwater.<br />
Aan de noordoostzijde van Malburgen valt een klein deel van het plangebied binnen de 25<br />
jaarszone van het grondwaterbeschermingsgebied van het pompstation Ir. H Symons.<br />
Regen- en afvalwatersysteem<br />
Het grootste deel van het plangebied is onverhard waardoor het hemelwater direct in de<br />
bodem infiltreert of in het oppervlaktewater valt.<br />
Daarnaast wordt het gebied nog beperkt gebruikt voor bewoning en bedrijvigheid. De<br />
woningen en bedrijfspanden in het plangebied zijn gedeeltelijk aangesloten op het<br />
gemeentelijk rioleringsstelsel. Dit geldt voor de woonarken langs de Boterdijk en<br />
Onderlangs en voor de woningen in de Praets.<br />
Daarnaast zijn er ook nog panden die niet aangesloten zijn op de riolering. De locaties zijn<br />
te vinden in de Rosandepolder, Defensiehaven, Westervoortsedijk/Nieuwe Haven, de<br />
Haven van Coers, en de ASM-Haven.<br />
Vier buitendijks gelegen woningen en een bedrijfspand aan de Veerweg naar Westervoort<br />
zijn niet aangesloten op de riolering; de percelen hebben een permanente ontheffing en<br />
lozen hun afvalwater op het oppervlaktewater of zijn in het bezit van een IBA.<br />
Waterkering<br />
Het uiterwaardengebied is voor het grootste gedeelte omsloten door een technische<br />
waterkering in de vorm van kademuren of winterdijken. Een uitzondering hierop is de<br />
noordelijke oever ten westen van het Rijnhotel. Het maaiveld loopt hier zo ver omhoog dat<br />
er zonder technische waterkering geen kans is op inundatie; dit worden de `hoge gronden’<br />
genoemd. De keur van het waterschap op de waterkering is hier dan ook niet van<br />
toepassing. De hoge gronden’ zelf vallen buiten het plangebied.<br />
De technische waterkeringen vormen voor een groot deel de grens van het plangebied:<br />
• zuidelijke oever: de gehele zuidelijke rand van het uiterwaardengebied tussen de<br />
gemeentegrenzen<br />
• noordelijke oever: waterkering vanaf het Rijnhotel tot aan de gemeentegrens op<br />
rijksweg A12. De waterkering tussen het Rijnhotel en de Andrej Sacharovbrug valt zelf<br />
buiten het plangebied<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 34
3.2.3. Landschap<br />
Het gebied ten noorden van de Nederrijn is een stuwwallenlandschap, een onderdeel van<br />
het Veluwemassief. De stuwwal van <strong>Arnhem</strong> raakt bij Onderlangs aan de rivier en geeft het<br />
unieke hoogteverschil weer. Het plangebied van dit bestemmingsplan behoort tot het<br />
rivierenlandschap. Achter de dijken van <strong>Arnhem</strong>-Zuid ligt het polderlandschap van de<br />
Betuwe.<br />
De aanwezigheid van de stad bepaalt het <strong>Arnhem</strong>se deel van het rivierengebied. In het<br />
verleden maakten uiterwaarden plaats voor industrieterreinen, scheepswerven en<br />
havenactiviteiten, met bijbehorende los- en laadkaden. Aan de zuidkant werd een groot<br />
uiterwaardgebied ingedijkt en als woongebied ingericht. Ter verbinding werden er bruggen<br />
gebouwd waar eens een pontje dienst deed.<br />
Andere delen van het rivierenlandschap ondergingen minder veranderingen en zien er nog<br />
vrijwel hetzelfde uit als vroeger, met name die welke wat verder van de stad gelegen zijn.<br />
De oude landschapsstructuren met zomer- en winterdijken zijn daar nog intact.<br />
Opvallend is dat vanaf <strong>Arnhem</strong>-Noord de rivier en <strong>Arnhem</strong>-Zuid slechts op enkele<br />
uitzichtspunten goed bekeken kunnen worden. Woonschepen, huizen en opgaande<br />
beplantingen belemmeren veelal het zicht. Alleen vanaf Boterdijk, Rijnkade, Nieuwekade en<br />
Westervoortsedijk is een goed zicht op de rivier mogelijk. De bebouwing van <strong>Arnhem</strong>-Zuid<br />
blijft echter ook hier grotendeels onzichtbaar door de hoge beplantingen; voor het zicht op<br />
de bebouwing moet men op één van de hoger gelegen uitzichtspunten zijn.<br />
Vanaf <strong>Arnhem</strong>-Zuid is de rivier alleen vanaf de dijken zichtbaar.<br />
3.2.4. Ecologie<br />
Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden<br />
De rivierzone wordt in het groenplan bestemd als natuurkern. De rivier met uiterwaarden<br />
vormt een dynamisch gebied, met (ruige) graslanden, struwelen, bossen, water en oevers.<br />
Soorten als kwartelkoning en amfibieën komen hier voor. In dit uiterwaarden gebied komen<br />
veel diergroepen voor, waaronder relatief bijzondere soorten zoals aardaker, kwartelkoning,<br />
ijsvogel, kamsalamander en veel soorten vleermuizen. Het gebied is vooral waardevol<br />
vanwege de mogelijkheden die het biedt voor dieren die een uitgestrekt, aaneengesloten<br />
gebied als habitat hebben.<br />
Ook voor dieren die specifieke eisen aan hun leefgebied stellen, is het gebied van speciaal<br />
belang. Hierbij valt te denken aan factoren als rust, dekking, voedselbronnen, uitwisseling<br />
met andere populaties.<br />
De noordzijde van het plangebied bestaat uit een stedelijke wand van bebouwing met een<br />
herkenbare en passende enkele bomenrij op de kades. De boomsoort is afhankelijk van de<br />
omgeving en van de onderlegger: de linde in het stadscentrum en op de stuwwal, de<br />
populier in het poldergebied. Tussen de bomen is het stedelijke gebied met hoogwaardige<br />
verblijfsruimten aan de rivier. Ter plaatse van Park Onderlangs raakt de stuwwal de rivier.<br />
Het reliëf en de panorama's zijn unieke kwaliteiten.<br />
Aan de zuidzijde ligt de dijk als een groene wand met stedelijke accenten. De uiterwaarden<br />
liggen vooral aan de zuidzijde van de rivier. Alleen aan de IJssel en ter plaatse van de<br />
Rosandehaven liggen de uiterwaarden noordelijk van de rivier.<br />
Voor de uiterwaarden van de IJssel ligt de nadruk op behoud van de huidige situatie<br />
(agrarische functie) met in de toekomst meer ruimte voor de natuur. Er ligt een ambitie om<br />
te onderzoeken of het mogelijk is een attractieve route via Koningspleij en Kleefse waard<br />
naar het centrum te realiseren zodat een rondgang langs de rivier wordt volmaakt.<br />
De dijkverlegging van Bakenhof heeft geresulteerd in een natuurspeel-uiterwaard met meer<br />
ruimte voor water, natuur en recreatie.<br />
Natuurwaarden in het rivierengebied<br />
De ecologische waarde stijgt boven het niveau van de gemeente uit. Het is onderdeel van<br />
de EHS en de Natura 2000 gebieden. Het gebied is:<br />
1. een natuurkern met ooibossen, moeras, grasland en open water;<br />
2. een aaneengesloten leefgebied voor grote fauna;<br />
3. een leefgebied voor bijzondere vogelsoorten;<br />
4. een gebied met natuurzones en stapstenen voor ringslang en kamsalamander.<br />
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het ruimtelijk beeld in relatie tot de ecotopen,<br />
de bijbehorende vogelgroepen en de effecten op de doorstroming.<br />
35 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
uimtelijk<br />
beeld<br />
Open<br />
half open<br />
ecotoop ecotoop karakteristieke<br />
vogelgroepen<br />
water open water dodaarsgroep<br />
slobeendgroep<br />
ijsvogelgroep<br />
moeras<br />
grazige<br />
vegetatie<br />
ruwheidsklassen<br />
voor<br />
waterdoorstroming<br />
open water<br />
strandjes Strandpleviergroep Zand<br />
slikkige oever<br />
riet<br />
moeras<br />
waterrietvogels<br />
riet<br />
zegge<br />
grazige<br />
vegetatie<br />
zomertalinggroep<br />
grutto groep<br />
veldleeuwerikgroep<br />
Zegge<br />
grasland natuurbeheer<br />
ruigte ruigte Ruigte<br />
doornige doornige<br />
struwelen/ struiken<br />
struwelen struwelen bosrand struweelvogels<br />
Dicht<br />
zachthout<br />
struwelen<br />
zachthout<br />
bos<br />
hardhout<br />
bos<br />
zachthout<br />
struwelen<br />
zachthout<br />
bos<br />
hardhout bos<br />
bosrand struweelvogels<br />
appelvinkgroep<br />
holenbroeders<br />
zwartkopgroep<br />
Ooibos<br />
Van het rivierengebied is geen inventarisatie van alle soortgroepen bekend.<br />
Onderstaand een overzicht van de bekende waarnemingen in het uiterwaardengebied van<br />
<strong>Arnhem</strong>. Van het gebied van de IJssel zijn nagenoeg geen waarnemingen bekend.<br />
Gebied<br />
soortgroep aantal<br />
soorten<br />
aantal aantal<br />
territoria rode lijst<br />
soorten<br />
Bron<br />
Groene Rivier/<br />
Bakenhof<br />
vogels 24 88 4 Vogelwerkgroep<br />
2000<br />
incl. dijk en park flora 327 7 KNNV 1996 / 2005<br />
malburgen<br />
Koningspley vogels 16 35 Vogelwerkgroep<br />
2002 / provincie<br />
Gelderland<br />
flora 297 8 KNNV 1990-1991<br />
IJssel vogels 21 58 2 Vogelwerkgroep<br />
2002 / provincie<br />
Gelderland<br />
flora<br />
Trends in de ontwikkeling<br />
De flora van de dijk bij Malburgen en rivieroever zijn uitermate rijk. De soorten aan de<br />
rivieroever zijn gebonden aan de zandstrandjes en kribben. Op de dijk zijn duidelijk soorten<br />
van het rivierenlandschap aanwezig en bij continuering van verschralingbeheer en<br />
verbetering van de bezonning zal de ontwikkeling doorzetten. Na de dijkverlegging is nu bij<br />
de Bakenhof de pioniervegetatie volop aanwezig. Van de 121 soorten zijn er 23 met een<br />
zeldzaamheidswaarde. Tevens is het aantal soorten behorende tot de pleviergroep groter.<br />
Duidelijk zichtbaar in de winterperiode zijn de ganzen, die grazen in het gebied ten zuiden<br />
van de Koningspley. Langs de IJssel en ter hoogte van Schuytgraaf is nog agrarisch<br />
gebruik.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 36
Vegetatie<br />
Water en oever<br />
Bij de Bakenhof is een nevengeul gegraven en in de Rosandepolderligt een groot water,<br />
dat in open verbinding staan met de Rijn. Gemeenschappen van Glanzig fonteinkruid en<br />
gemeenschappen van Witte waterlelie en Gele plomp komen hier voor. Aan de oever van<br />
de Rijn en IJssel groeit echte kruisdistel en grote kaardebol en zwanebloem .<br />
Graslanden<br />
Het gebied bestaat uit verschillende soorten graslanden met een verschillend beheer en<br />
structuur. In het gebied van de Bakenhof wordt momenteel een extensief begrazingsbeheer<br />
in gang gezet. De graslanden zijn structuur- en soortenrijk (van kort afgegraasd gras tot<br />
ruigtes). De graslanden in de overige gebieden worden nu nog intensief begraasd en zijn<br />
structuur- en soortenarm. Rode lijst soorten (min of meer bedreigde soorten) die in 1998 en<br />
2002 zijn waargenomen, zijn klein vlooienkruid, bieslook, Engelse alant, kleine pimpernel,<br />
zacht vetkruid, wilde marjolein. Daarnaast zijn zeldzame soorten aangetroffen zoals, smalle<br />
aster, kleine aster en slijkgroen. De grote kaardebol groeit in meer ruigere graslanden in de<br />
nattere delen groeit lange ereprijs<br />
Markant voor het rivierengebied zijn de bloemrijke bermen met hun eigen stroomdalflora,<br />
zoals cichorei en kattedoorn. Afhankelijk van het aandeel bomen langs de dijk en het<br />
beheer heeft deze vegetatie zich kunnen ontwikkelen. In de dijkzone aan de Eldenseweg –<br />
Batavierenweg – Drielsedijk is aardaker en goudhaver (rode lijst soort), grasklokje, grote<br />
centaurie, grote ratelaar en melige toorts gevonden.<br />
Bossen en struwelen<br />
De bossen in het plangebied zijn verschillend qua ouderdom en samenstelling, met ooibos<br />
en wilgen- , sleedoorn- en meidoornstruwelen. Aan randen van de bossen groeit gewone<br />
vogelmelk en rapunzelklokje.<br />
In het kader van het versterken van de natuurwaarden zullen in inrichting en beheer de<br />
Potentiële Natuurlijke Vegetaties richtinggevend zijn. De sleedoorn is onder andere<br />
belangrijk voor sleedoornpage.<br />
Fauna<br />
Vogels<br />
Van broedvogels is een vlakdekkende inventarisaties gedaan tussen 1995 tussen 2007. In<br />
het plangebied zijn diverse vogelsoorten waargenomen, die broeden op het Water (fuut,<br />
wilde eend, slobeend, wintertaling, zomertaling, meerkoet, kuifeend), in oevervegetatie<br />
(rietgors, kleine karekiet, bosrietzanger, gele kwikstaart), in graslanden (kievit, kleine<br />
plevier, tureluur, oeverloper, grauwe gans, scholekster, wulp), in ruigte (fazant, patrijs), in<br />
holen in grond (bergeend, oeverzwaluw), in struwelen (grasmus) en in bomen, o.a. in<br />
zuidpunt Koningpley (buizerd, zwarte kraai, holeduif). De boerenzwaluw, witte kwikstaart<br />
broedt in de boerderij in de zuidpunt van Koningspley. De oeverzwaluw broedt in de rand<br />
van de oever van de rijnbij de Malburger Haven.De uiterwaard heeft voor een deel ook<br />
betekenis als slaapplaats o.a. voor wulpen, omgeving Ijsselkop en landtong.<br />
Amfibieën<br />
In het gebied komen kleine watersalamander, bruine Kikker, rugstreeppad, gewone pad en<br />
groene kikker (complex) voor. De soorten komen voor in natte delen van de uiterwaard. De<br />
Kamsalamander komt voor in de uiterwaard nabij de spoorbrug. Er zijn diverse<br />
overwinteringsplekken voor amfibieën, waaronder de wateren, ruigtes en dijkzone.<br />
Zoogdieren<br />
In het gebied komen watervleermuis, meervleermuis, rosse vleermuis, gewone<br />
dwergvleermuis en laatvlieger voor. Deze soorten foerageren in de uiterwaarden boven<br />
water en graslanden. De soorten verblijven in <strong>Arnhem</strong> Noord. Bekende verblijfplaatsen zijn<br />
Kema terrein en omgeving en parken Sonsbeek en Zypendaal en Park Angerenstein. Vanaf<br />
deze plekken vliegen ze naar de uiterwaarden, over zogenaamde vliegroutes. Bekende<br />
vliegroutes zijn de Holleweg in de wijk Hoogstede, over de wijk Presikhaaf, hoek<br />
Westervoortsedijk / Nieuwe Kade richting Malburgen (Pimpernelstraat), J. Frostbrug en<br />
Burgemeesterskwartier.<br />
Verder zijn waarnemingen bekend van haas en konijn in de uiterwaard. De dijkzone vormt<br />
geschikt leefgebied voor de veldmuis en mogelijk de huisspitsmuis. Daarnaast is de<br />
bunzing als verkeersslachtoffer langs de Eldense weg aangetroffen. Het leefgebied van de<br />
bunzing strekt zich waarschijnlijk uit tot het hele plangebied.<br />
37 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Beschermde soorten<br />
Samenvattend zijn, voor zover bekend, er in het plangebied 19 broedvogelsoorten, 15<br />
vaatplantsoorten, 6 amfibieënsoorten en 8 zoogdiersoorten aangetroffen. Alle soorten zij<br />
beschermd conform de Flora- en faunawet 2002. De vogels zijn tevens beschermd conform<br />
de EU Vogelrichtlijn. Daarnaast zijn 6 soorten tevens beschermd conform de EU<br />
Habitatrichtlijn Bijlage 4. Noot daarbij is dat de vleermuizen alleen in het plangebied<br />
foerageren.<br />
Belemmeringen<br />
Het oorspronkelijke natuurlijke milieu is sterk aangetast door de dijkaanleg en de daarmee<br />
samenhangende versmalling van het rivierensysteem (uiterwaard). De uiterwaarden werden<br />
agrarische graslandgronden. Hierdoor verdween overstromingsgebied en natuurlijk gradiënt<br />
en daarmee de soortenrijkdom en de vele structuren in de vegetatie. Daaraan gekoppeld<br />
verdween voor een groot deel aanwezige fauna. Op enkele plekken werd intensief<br />
gebruikte grond min of meer teruggegeven aan de natuur. Voorbeelden zijn de<br />
dijkverlegging bij de Bakenhof, waar de dijk in 2001, ca. 200 meter binnendijks werd<br />
verlegd, waardoor er meer ruimte voor de rivier en de natuur ontstond.<br />
De uiterwaarden worden op enkele plekken doorkruist door bruggen en wegen. De<br />
waterdoorstroming en de migratie van flora en fauna wordt hierdoor belemmerd. Om de<br />
doorstroming te vergroten is sinds kort de spoorbrug bij de Rosandepolder vergroot, wordt<br />
er gekeken naar doorstroming in Meinerswijk en is de dijk bij de Bakenhof binnendijks<br />
verlegd. Op een enkele plek in het rivierengebied wordt gewoond. Onder andere zijn dit de<br />
woonboten in de Rosandepolder en aan de oever van de Rijn. Dit geeft in meer of mindere<br />
mate een verstoring voor de aanwezige flora en fauna.<br />
Kansen en ambities natuur<br />
Het algemene uitgangspunt is bescherming en verder ontwikkelen van een samenhangend<br />
natuurnetwerk en het ontwikkelen van de bestaande natuurwaarden en de daaraan ten<br />
grondslag liggende milieuomstandigheden. De gemeente streeft naar versterking van de<br />
natuurwaarden, veelal nog agrarisch gebied. Onder andere de uiterwaarden van de<br />
Koningspley en IJsseloord II zijn momenteel in gebruik als landbouwgrond. Het versterken<br />
van natuurwaarden in de uiterwaarden zorgt voor een samenhangend netwerk van natuur<br />
en water in de EHS.<br />
Het rivierensysteem in <strong>Arnhem</strong> is smal. De buitendijkse dynamische systemen en de<br />
binnendijkse gedempte riviersystemen vullen elkaar aan. Voor het goed functioneren van<br />
de EHS zijn verbindingen en uitwisseling met het toekomstig park Lingezege noodzakelijk.<br />
Het grote groen in het zuidelijk stadsdeel zal in de vorm van groenblauwe lijnen een rol<br />
vervullen in het ecologisch netwerk. Met de realisatie van de Natuur Speeluiterwaard<br />
Bakenhof wordt de beschikbare ruimte voor doorgaande natuur vergroot. Hierbij wordt een<br />
balans gezocht voor verweving van natuur en recreatie.<br />
Voor de Rosandepolder is in het kader van Ruimte voor de Rivier een herinrichtingsplan<br />
ontwikkeld, waardoor water en natuur meer kansen krijgen. Ook aan de zijde van<br />
Westervoort is rivierverruiming voorzien, waardoor ook de ruimte voor de natuur wordt<br />
vergroot. Het plan van Meinerswijk is voor een deel gerealiseerd. De doorwerking van<br />
Ruimte voor de Rivier zal maatwerk vragen in de balans tussen beplanting en<br />
waterdoorstroming. De zuidkant van de Koningspley en de uiterwaarden van de IJssel<br />
bieden potenties voor riviergebonden graslanden, zodat in combinatie met de<br />
Hondsbroeksepley een eenheid ontstaat. Misschien zelfs mogelijkheden voor grote grazers.<br />
Met de waterdoorstroming zal een balans gevonden moeten worden. Het is noodzakelijk<br />
dat het samenhangend stelsel van ecotopen, wat begraasd kan worden, aansluit op<br />
voldoende hoogwatervrije plaatsen.<br />
Natuurwaardenkaart<br />
De natuurwaardenkaart van het gehele rivierengebied is opgenomen in de bijlage. De kaart<br />
geeft de beschermde soorten conform de Flora- en Faunawet, waarbij apart zijn<br />
opgenomen de vogelsoorten waarvan de vaste rust- en verblijfplaatsen het gehele jaar zijn<br />
beschermd (standvogels). Verder is aangegeven waar de Rode Lijstsoorten voorkomen.<br />
Bronnen<br />
− Natuurwaarden IJsseloord II, <strong>Arnhem</strong>. bureau Waardenburg bv. 8 augustus 2007<br />
(rapportnummer 07-108).<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 38
− Monitoring Malburgen flora en fauna 2004 – 2007. De Groene Ruimte BV. 23 juli 2007.<br />
(rapportnummer 05511).<br />
− Inventarisatie van planten in Koningspley 1990 – 1991. KNNV, afd. <strong>Arnhem</strong>. 1991.<br />
− Floristische inventarisatie zuidelijke Rijnoever <strong>Arnhem</strong>. KNNV afdeling <strong>Arnhem</strong>. 1998.<br />
− Verslag van de excursie in de uiterwaarden bij de Sacharovbrug. KNNV afdeling<br />
<strong>Arnhem</strong>. 2002.<br />
− Econsultancy (Koningspley Noord, 2005),<br />
− Broedvogels van de Kleefsewaard, Koningspley en IJsseloord 2. Vogelwerkgroep<br />
<strong>Arnhem</strong> eo. 2002.<br />
− Broedvogels Uiterwaarden en dijkzone Malburgen 2002. Vogelwerkgroep <strong>Arnhem</strong> eo.<br />
2002.<br />
− Watervleermuisproject. Vleermuiswerkgroep Gelderland. 2002.<br />
3.2.5. Deelgebieden<br />
Het plangebied is opgebouwd uit meerdere delen die nogal van elkaar verschillen. Van west<br />
naar oost gaande zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:<br />
1. uiterwaarden van Schuytgraaf;<br />
2. Rosandepolder;<br />
3. Malburgse uiterwaarden;<br />
4. Koningspley;<br />
5. IJsseloordse uiterwaarden.<br />
De uiterwaarden van Schuytgraaf behoren sinds 1 januari 1995 tot de gemeente <strong>Arnhem</strong>;<br />
voordien behoorde dit gebied tot de gemeente Overbetuwe. Deze grensverlegging is tot<br />
stand gekomen ten behoeve van de nieuwbouw van de Vinexwijk Schuytgraaf.<br />
De buitendijkse gronden zijn visueel en functioneel een landschappelijk fraaie eenheid met<br />
de er tegenover liggende uiterwaarden van Oosterbeek (gemeente Renkum), die door de<br />
dichtbegroeide stuwwal gedomineerd worden. Opvallend is dat de zeer brede<br />
Oosterbeekse uiterwaarden vrij dicht begroeid zijn met meidoorn, knotwilgen e.d.; terwijl de<br />
uiterwaarden van Schuytgraaf voornamelijk bestaan uit grasland. De achter de Drielsedijk<br />
gelegen boerderijen en hun agrarisch gebied doen mee in het landelijke beeld.<br />
Verdere opvallende blikvangers zijn de hooggelegen spoorbrug over de Rijn,<br />
hoogspanningsmasten, de Sep-toren en een windturbine.<br />
De afgraving van het noordelijke spoortalud heeft de breedte van de Rijnbedding<br />
zichtbaarder gemaakt. Deze afgraving vond plaats in het kader van de beleidslijn "Ruimte<br />
voor de Rivier", om de doorstroming te verbeteren. De spoorbrug vormt de karakteristieke<br />
begrenzing met de polder Meinerswijk, dat geen onderdeel is van het plangebied.<br />
Meinerswijk vormt een landschappelijke eenheid met de aan de overzijde van de Rijn<br />
gelegen Rosandepolder. Het in oppervlak geringe <strong>Arnhem</strong>se deel hiervan bestaat<br />
hoofdzakelijk uit de helft van een waterplas met daarin gelegen woonboten. De beide<br />
uiterwaardpolders hebben een belangrijke waterstaatkundige functie als waterberging van<br />
de Rijn. Bij een lage waterstand vormen ze een nat en droog natuurgebied; bij hoge<br />
waterstand van de rivier staat het grootste deel van beide gebieden onder water.<br />
Aan de zuidoever van de Rijn tussen Mandelabrug en de John Frostbrug vormen de<br />
strandjes en de bosschages aan een opvallend contrast met het historische stadscentrum<br />
aan de overzijde. <strong>Arnhem</strong>-Zuid is vanaf de Rijnkade niet zichtbaar.<br />
De haven van Coers, gelegen tussen de Nelson Mandela- en de John Frostbrug, vormt een<br />
met bomen omzoomde woonbotenenclave.<br />
De Malburgse uiterwaarden bestaan uit een reeks natuurlijk grasland, tussen dijk en rivier<br />
en zijn uitloopgebied voor Malburgen. De eerste fase van de herinrichting van de uiterwaard<br />
van Bakenhof in de vorm van een dijkverlegging, die in middels in 2001 is uitgevoerd,<br />
hebben ca.11 ha. nieuwe natuur toegevoegd. Sinds 2004 is natuurontwikkeling en<br />
recreatief medegebruik door de inrichting van de Natuur en speeluiterwaard Bakenhof in<br />
gang gezet. .<br />
Door de havenactiviteiten en rommelige bebouwing aan de stenige noordoever worden<br />
deze uiterwaarden visueel beïnvloed. De John Frostbrug is dominant aanwezig, evenals de<br />
toren van de grote kerk en het Stadskantoor. Malburgen zelf is niet zichtbaar door de hoge<br />
39 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
populierenbeplanting; meer naar het oosten wel, doordat daar de beplanting ontbreekt. De<br />
recente dijkverlegging heeft ter hoogte van De Bakenhof een "flessenhals" in het<br />
rivierensysteem opgeheven. De doorstroming en waterberging zijn hierdoor flink vergroot.<br />
Het langs de rivier aangelegde fietspad maakt recreatief medegebruik mogelijk. Bij<br />
hoogwater verdwijnt dit onder de golven; dit maakt mede de rivierdynamiek duidelijk. Het<br />
gebied heeft een landschapsecologische inrichting gekregen conform de rivierenrichtlijn, in<br />
de vorm van een 2 e stroombaan met natuurlijke graslanden.<br />
Het plangebied volgt oostwaarts, aan de andere oever van de Rijn, een agrarisch gebruikte<br />
landtong bij het industriegebied Kleefsewaard. Deze vormt de scheiding tussen rivier en<br />
haven. De huidige Akzo-haven is gesitueerd op de oorspronkelijke loop van de IJssel. Dit<br />
gebied gaat via het talud van de Pleybrug over in de Koningspley. Deze agrarische grond<br />
ligt aan de splitsing van Rijn en IJssel, met een boerderij op de uiterste punt.<br />
De openheid van het rivierenlandschap met zijn grote maten, in combinatie met de<br />
landelijke sfeer maken dit een gebied met een zeer bijzondere uitstraling. Het ligt buiten de<br />
stedelijke invloed; <strong>Arnhem</strong> lijkt hier ver weg.<br />
De Koningspley gaat aan de oostzijde over in de IJsseloordse uiterwaarden langs de<br />
IJssel. Aan de oude Veerweg naar Westervoort ligt nog enige scheepsbouwbedrijvigheid.<br />
Het is het gebied met de spoor-, auto- en fietsbruggen naar Westervoort enerzijds en de<br />
brug van de A12 anderzijds. De uiterwaardgronden zelf hebben een agrarisch gebruik. Het<br />
rivierenlandschap wordt hier aan beide zijden door binnendijkse bedrijventerreinen<br />
gedomineerd; het bedrijventerrein IJsseloord II kenmerkt zich door een forse kegelvormige<br />
heuvel en moderne gebouwen.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 40
41 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
3.2.6. Archeologie en cultuurhistorie in het plangebied<br />
Geomorfologie<br />
Het plangebied ligt in het <strong>Arnhem</strong>se rivierengebied. Gedurende de IJstijd hebben hier<br />
rivieren in brede riviervlakten grof sediment afgezet en rivierterrassen gevormd. Aan het<br />
einde van de IJstijd zijn hier ook donken of rivierduinen ontstaan, door opgewaaid zand<br />
afkomstig van drooggevallen rivierbeddingen. Gedurende het Holoceen (10.000 v. Chr.-<br />
heden) warmde het klimaat op en na de vegetatie toe. Rivieren gingen meer meanderen. Bij<br />
overstromingen werd op de oevers het zwaardere materiaal (zand) afgezet, terwijl de fijnere<br />
deeltjes (klei) langer in suspensie bleven en verder weg werden afgezet. Op deze wijze<br />
ontstonden langs rivieren hoog opgeslibde zandlichamen: de oeverwallen. Het tussen de<br />
oeverwallen in gelegen gebied lag lager en wordt als komgebied aangeduid. Hier kon zich<br />
door de natte omstandigheden ook veen ontwikkelen. Het geheel van rivierbedding en<br />
oeverwal wordt aangeduid als stroomgordel. Doordat een rivier in loop der tijden<br />
verschillende malen haar loop verlegd, ontstaat er in het rivierenlandschap een ingewikkeld<br />
patroon van stroomruggen die weer door latere afzettingen zijn afgedekt. Op het moment<br />
van bedijking in de Middeleeuwen kwam hieraan een einde. De rivier kon zich vanaf dat<br />
moment alleen maar binnen de dijken bewegen. Op momenten brak de rivier door de<br />
dijken, daarbij kolken vormend. Dergelijke dijkdoorbraken laten zich in de ondergrond<br />
kenmerken door hun zandige samenstelling; deze gronden worden overslaggronden<br />
genoemd.<br />
Bewoningsgeschiedenis rivierengebied<br />
Het rivierengebied tussen <strong>Arnhem</strong> en Nijmegen is reeds lange tijd bewoond. Dit heeft onder<br />
andere te maken met de diversiteit van het landschap. Op de hoger liggende, zandige<br />
oeverwallen kon men wonen en gewassen verbouwen, terwijl de lager liggende<br />
komgebieden geschikt waren voor het weiden van vee. Daarnaast boden de rivieren goede<br />
mogelijkheden voor transport.<br />
De vroegste aanwijzingen voor menselijke activiteit in het <strong>Arnhem</strong>se rivierengebied<br />
stammen uit de Nieuwe Steentijd, meer specifiek uit de periode rond 4000 v. Chr. Het<br />
handelt hier waarschijnlijk om een jachtkamp dat in Schuytgraaf is aangetroffen, op een<br />
donk. Naast een jachtkamp zijn er op een rivierterras en stroomruggen tal van sporen uit de<br />
Bronstijd, IJzertijd, Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen gevonden. Sporen van<br />
bewoning uit de Vroege Middeleeuwen zijn ook elders in <strong>Arnhem</strong>-Zuid aangetroffen,<br />
bijvoorbeeld ter hoogte van De Koppel. In de Rosandepolder, benoorden de Rijn, zijn<br />
tijdens baggerwerkzaamheden veel vondsten uit de Romeinse Tijd gedaan. Grenzend aan<br />
het plangebied, in Meinerswijk, ligt een castellum. Dit is een Romeins fort, gebouwd in het<br />
begin van de jaartelling. Het castellum had als doel de noordgrens van het Romeinse rijk te<br />
verdedigen. De grens liep deels door Meinerswijk; het samenstel van castella, wachttorens<br />
en wegen langs de grens wordt als limes aangeduid. Het plangebied ligt ten noorden van<br />
de limes.<br />
Archeologische monumenten<br />
In het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.<br />
Archeologische waarden in het plangebied<br />
In tegenstelling tot andere locaties in het <strong>Arnhem</strong>se rivierengebied zijn er in het plangebied<br />
nauwelijks vindplaatsen bekend. Er ligt maar een bekende vindplaats, in het plangebieddeel<br />
in de Rosandepolder. Hier is veel verspoeld Romeins materiaal gevonden. Wel zijn er<br />
hiernaast een aantal mogelijke vindplaatsen, gebaseerd op historisch kaartmateriaal en<br />
historische gegevens. Hiervan wordt vermoed dat er zich nog resten in de ondergrond<br />
manifesteren. De vindplaatsen zijn nader omschreven in de tabel. Dat er nauwelijks<br />
vindplaatsen zijn aangetroffen, hangt enerzijds samen met het feit dat in het plangebied<br />
geen archeologisch onderzoek plaats heeft gevonden. Anderzijds betreft het een<br />
rivierdynamisch en energetisch milieu. Dit kan ertoe hebben geleid dat aanwezige<br />
archeologische resten zijn geërodeerd of wellicht was de situatie te nat voor bewoning.<br />
Het plangebied grenst onder andere aan Malburgen-Oost. Malburgen zelf betreft een<br />
nederzetting met kerk die teruggaat tot het begin van de 14 e eeuw. De nederzetting moet<br />
worden gezocht bij de Bakenhofweg, waar de dijk een knik maakt. In 2007 is net ten zuiden<br />
van deze locatie een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd waarbij nederzettingssporen vanaf<br />
circa 1400 zijn aangetroffen. Een kaart uit 1586 toont het oude Malburgen, met buitendijks<br />
een kasteel dat als “Malenburg” is aangeduid. Dat kasteel kan door het Rijnwater<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 42
verzwolgen zijn, maar kan zich ook nog net in het plangebied bevinden. Deze zone is<br />
archeologisch relevant.<br />
Naast bovengenoemde zones nabij de oude nederzettingskern van Malburgen en in de<br />
Rosandepolder zijn er nog twee andere zones van belang. Dit betreft de Koningspleij, waar<br />
resten van schansen te verwachten zijn, en het westelijke deel van het plangebied. De<br />
Koningspleij wordt hieronder verder besproken. In het westelijke deel van het plangebied<br />
zijn er aanwijzingen dat daar een deel van de limes heeft gelopen. Indien dat juist is,<br />
kunnen er gerelateerde resten aangetroffen worden. Hierbij moet met name aan wegdelen<br />
worden gedacht.<br />
Vindplaatsnummer Coördinaten Omschrijving Datering<br />
22 192,357/441,918 steenfabriek Nieuwe Tijd<br />
26 192,256/442,479 veerhuis Nieuwe Tijd<br />
27 191,940/442,310 veerhuis Nieuwe Tijd<br />
28 188,220/443,334 aardewerk Romeinse Tijd<br />
Cultuurhistorie in het plangebied<br />
Beknopte historie<br />
Een deel van het plangebied, uitgezonderd het uiterst oostelijke deel, wordt reeds op de<br />
Kaart van Jacob van Deventer (1558-1570) afgebeeld. Voor Malburgen-Oost toont de kaart<br />
meerdere Rijnstrangen. De meest noordelijke betreft de Rijnloop van tegenwoordig. Deze is<br />
in opdracht van de hertog rond 1530 gegraven. De andere Rijnstrangen geven de oude<br />
loop van de Rijn weer. Voorts is buiten het plangebied in Stadsblokken circa tegenover de<br />
Sabelspoort een gebouw aanwezig. Verder oostwaarts, in het plangebied, toont de kaart<br />
nog een gebouw, waarschijnlijk de locatie van een veerhuis. Het plangebied zal in deze<br />
periode vooral als weidegebied en bouwland in gebruik zijn geweest. De kaart van Nicolaes<br />
van Geelkercken uit 1651 toont voor het plangebieddeel nabij de Eldensedijk de zogeheten<br />
Grift, een kanaal van Nijmegen naar <strong>Arnhem</strong>.<br />
Vanwege de ligging in een uiterwaardengebied zal de grotendeels agrarische functie van<br />
het plangebied door de eeuwen heen niet al te zeer zijn gewijzigd. Belangrijk zijn wel de<br />
ontwikkelingen vanaf de tweede helft van de 19 e eeuw en in 20 e eeuw. In 1864-65 werd fort<br />
Westervoort gebouwd, als onderdeel van de IJssellinie. Fort Elden, gelegen ten zuiden van<br />
het plangebied, maakt hier ook deel van uit. De forten vervulden in de landsverdediging een<br />
grote functie. Fort Westervoort heeft een aantal voorgangers gehad die waarschijnlijk in de<br />
Koningspleij nabij de Veerweg en de splitsing van de Rijn en IJssel hebben gelegen. Deze<br />
gaan terug tot het einde van de 16 e eeuw. In de tweede helft van de 19 e eeuw kwam nabij<br />
het plangebied, met name in Stadsblokken-Meinerswijk, industrie op. In het plangebied zelf<br />
ontstonden fabrieken voor baksteenfabricage. Kaartmateriaal uit de 19 e eeuw toont voor het<br />
plangebied een verkavelingsstructuur die in Malburgen is georiënteerd op oude, verlandde<br />
Rijnstrangen. Ook zijn reeds verdwenen dijklichamen zichtbaar. In de Koningspleij is een<br />
oude IJsselloop aangeduid, evenals de Veerweg met aan diens zuidzijde bebouwing. Ook<br />
hier toont het kaartmateriaal oude dijklichamen.<br />
Het plangebied is ook verbonden met de 20 e -eeuwse variant van de IJssellinie. Aan het<br />
einde van de Tweede Wereldoorlog was Duitsland als grootmacht uitgeschakeld. Het land<br />
werd opgedeeld in een Amerikaanse, Engelse, Franse en Russische zone. Zodoende<br />
kwam het onder verschillende invloedssferen te staan: het democratische en kapitalistische<br />
westen enerzijds en het communistische oosten anderzijds. De uitbreiding van het<br />
communistische machtsblok leidde tot ongerustheid en dientengevolge de oprichting van de<br />
NAVO. Als antwoord op de vermeende Russische dreiging werden de Rijn en IJssel als<br />
verdedigingslinie ingericht. De plannen voor de IJssellinie werden in de periode 1949-1950<br />
bedacht en uitgewerkt. In 1951 begon men met de uitvoer ervan. Dit onder strikte<br />
geheimhouding; het project werd aangeduid als “Noodbruggenpontonplan (NBPP) Betuwe”.<br />
In <strong>Arnhem</strong>, Nijmegen en Olst werden stuwen gebouwd die bij dreiging in de Rijn, Waal en<br />
IJssel konden worden afgezonken. Hierdoor konden de uiterwaarden, en ook het<br />
plangebied, worden geïnundeerd waardoor terreinen voor de vijand moeilijk begaanbaar<br />
43 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
werden. Een systeem van tankkazematten, vierlingmitrailleurs en zoeklichten moest de<br />
IJssellinie verdedigen. Objecten van de IJssellinie zijn in het plangebied met uitzondering<br />
van de defensiehaven niet bekend, maar kunnen niet uitgesloten worden. In de<br />
defensiehaven lag het ponton dat bij dreiging werd uitgevaren en als stuw werd<br />
afgezonken. De haven is aanzienlijk verland, maar landhoofd, meerpalen, loodsen,<br />
funderingen van een wachtgebouw en betonnen schuttingen grijpen direct terug op het<br />
verleden.<br />
De IJssellinie is nooit daadwerkelijk in werking getreden. In 1961 werd besloten de<br />
geallieerden de verdediging nog verder oostwaarts te leggen, tot aan de Weser en later de<br />
Elbe. De betekenis van de IJssellinie verminderde daardoor. Ook waren in deze periode de<br />
krachtverhoudingen te land en in de lucht veranderd en beschikte de vijand over<br />
kernwapens en voldoende amfibisch materiaal. De operationale waarde van de IJssellinie<br />
verminderde daardoor nog meer. Dit gecombineerd met de hoge onderhoudskosten heeft<br />
ertoe geleid dat de IJssellinie werd opgeheven.<br />
Monumenten<br />
In het plangebied is een monument gelegen. Deze wordt in de tabel hieronder verder<br />
beschreven. Hierin zijn ook objecten genomen waarvoor een voornemen tot aanwijzing<br />
geldt.<br />
Object Coördinaten Status Opmerkingen<br />
John Frostbrug<br />
(met toerit)<br />
191,037/443,071 <strong>Gemeente</strong>lijk monument -<br />
Fort Westervoort 194,059/442,701 Voornemen tot<br />
aanwijzing gemeentelijk<br />
Bunker Oude<br />
Veerweg<br />
monument<br />
193,541/440,853 Voornemen tot<br />
aanwijzing gemeentelijk<br />
monument<br />
Voorbescherming<br />
Voorbescherming<br />
Cultuurhistorische waarden<br />
Naast monumenten liggen er in het plangebied meerdere objecten of structuren die als<br />
cultuurhistorisch (zeer) waardevol kunnen worden aangemerkt; een deel is hierboven reeds<br />
aangestipt. Het gaat hierbij om:<br />
• defensiehaven;<br />
• spoorbrug Westervoort;<br />
• veerweg;<br />
• verkavelingsrelicten;<br />
• een relict van de Grift/Malburgse wetering (“historisch” water) parallel aan de<br />
Eldensedijk<br />
3.2.7 Woonschepen<br />
Aanleiding<br />
Wonen op het water is een vorm van wonen die als zodanig geen erkenning meer behoeft.<br />
Het is een volwaardige woonvorm: in ons waterrijke land niet meer weg te denken. Het is<br />
voor velen een zéér aantrekkelijke vorm van wonen. Ook <strong>Arnhem</strong> kent wonen op het water,<br />
al gedurende vele decennia, op verschillende locaties. Het geeft kleur aan de stad. Maar<br />
vraagt ook om enige ordening. Deze behoefte heeft ertoe geleid, dat woonschepen als<br />
woonvorm en de ruimtelijke verschijningsvorm van het woonschip als ook de kwaliteit van<br />
de ligplaats onder de aandacht is gekomen. Wij vinden het noodzakelijk dat voor wonen op<br />
het water zoveel mogelijk dezelfde rechten en plichten gelden als voor wonen op het land.<br />
Gelet op de specifieke woonvorm voor wonen op het water is het nodig wel enkele<br />
bijzondere regels vast te leggen.<br />
Door de raadswerkgroep Woonschepen is in januari 2003 een notitie Woonschepen<br />
uitgebracht waarin zes kaders zijn geformuleerd voor de door het college uit te werken nota<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 44
Woonschepen.<br />
In een door de raad op 13 oktober 2003 aangenomen motie werd nog eens expliciet het<br />
belang benadrukt om bij het uitwerken van het beleid op een positieve wijze de bewoners<br />
van woonschepen te benaderen en de door de raad geformuleerde kaders en<br />
aanbevelingen ter harte te nemen.<br />
Het resultaat hiervan is verwoord in de notitie ‘Woonschepen; uitwerking kaders en<br />
onderbouwing locaties’, welke de basis vormt voor het gemeentelijk te voeren<br />
woonbotenbeleid.<br />
Resultaat<br />
Op basis van de geformuleerde uitgangspunten en de randvoorwaarden zijn de volgende<br />
locaties aangewezen als locatie voor woonschepen. Daarbij moet onderscheid gemaakt<br />
worden tussen wenselijke locaties en niet wenselijke locaties. De voor ligging van<br />
woonschepen wenselijke locaties zijn:<br />
1. de Rosandepolder voor zover dit het grondgebied van de gemeente <strong>Arnhem</strong> betreft<br />
(gedeeltelijk);<br />
2. de Defensiehaven (gedeeltelijk);<br />
3. Onderlangs<br />
4. de Boterdijk (gedeeltelijk);<br />
5. de Westervoortsedijk en aan de kop van de Van Oldebarneveldtstraat (gedeeltelijk);<br />
6. twee ligplaatsen op de locatie de Praets;<br />
7. de Haven van Coers (gedeeltelijk).<br />
De voor ligging van woonschepen niet wenselijke locaties zijn:<br />
1. de Haven van Coers (gedeeltelijk, betreffende de ligplaats bekend als nummer 5);<br />
2. de Westervoortsedijk en aan de kop van de Van Oldebarneveldtstraat (gedeeltelijk,<br />
betreffende de ligplaatsen bekend als nummers 85b, 85c en 89a);<br />
3. de Boterdijk (gedeeltelijk, betreffende de ligplaatsen 5 t/m 11);<br />
4. de ASM-haven;<br />
5. de Rijnkade (gedeeltelijk, betreffende de ligplaats bekend als nummer 162);<br />
6. de Nieuwe Haven (gedeeltelijk, betreffende 8 ligplaatsen).<br />
In totaal liggen er 119 woonschepen binnen <strong>Arnhem</strong>s grondgebied. Daarvan zal voor 35<br />
woonboten (ASM-haven 17 woonschepen, Nieuwe Haven/Billiton Kade 8 woonschepen,<br />
Rijnkade 1 woonschip, Haven van Coers 1 woonschip, Boterdijk 5 woonschepen,<br />
Westervoortsedijk 3 woonschepen) een andere locatie gezocht worden.<br />
Toekomst<br />
De gemeente heeft de taak op zich genomen te zoeken naar een of meerdere locaties voor<br />
de woonschepen die momenteel op locaties liggen, die als niet wenselijke locatie zijn<br />
aangewezen. Het gaat hier om de woonschepen, die zijn gelegen in de Haven van Coers,<br />
Westervoortsedijk, ASM-haven, Nieuwe Haven, Rijnkade en de Boterdijk.<br />
Er is een aantal locaties genoemd, zoals: Gat van Moorlag, nabij Haven van Coers<br />
(uitbreiding), Groene Rivier (meestromende nevengeul), Gat van Bruil/Meinerswijk, locaties<br />
IJsseluiterwaarden. De afweging van de mogelijke locaties is nauw verbonden met de<br />
herinrichting van de uiterwaarden van Rijn en IJssel en met de mogelijke kansen die het<br />
gebied zou kunnen krijgen. Bij het zoeken naar mogelijke locaties zullen de<br />
woonschipbewoners betrokken worden.<br />
3.2.8 Bedrijvigheid<br />
In het plangebied is weinig bedrijvigheid aanwezig. Het overgrote deel van de uiterwaarden<br />
in het plangebied heeft een agrarische functie en dit bepaalt in belangrijke mate het beeld.<br />
Op de splitsing van Rijn en IJssel ligt een akkerbouwbedrijf/veehouderij.<br />
In het plangebied is verder nog een jachtwerf in de Koningspley gevestigd (?!) en is aan de<br />
noordzijde van de Rijn, langs de kade (buiten het plangebied), nog een aantal bedrijven<br />
gevestigd.<br />
45 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Aan de Boterdijk zijn een rederij, een café en een 'partyship' gevestigd.<br />
Aan de Rijnkade is een tweetal bedrijven gevestigd: een oliehandel en een bunkerstation.<br />
De Rijnkade wordt veel gebruikt door rederijen als start- en landingsplaats voor deelnemers<br />
aan riviercruises.<br />
De cruisevaart in <strong>Arnhem</strong> onderscheidt zich in:<br />
- doorreis (circa 200 schepen, 20-25.000 personen per jaar);<br />
- begin-/eindpunt (circa 400 schepen, 60.000 personen);<br />
- dagtochten (circa 50 schepen, 32.500 personen).<br />
Aan de Nieuwe Kade is het kantoor van havenmeester gevestigd.<br />
De Nieuwe Haven maakt eveneens onderdeel van het bestemmingsplangebied uit. Dit<br />
gebied grenst direct aan het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan voor het<br />
industrieterrein Kleefse Waard-Koningspley Noord. In deze haven is een aantal<br />
scheepsreparatiebedrijven gevestigd, dat als zodanig is bestemd.<br />
Daarnaast kent dit onderdeel van de haven een industrieel gebruik door de aanwezigheid<br />
van een aan- en afmeerkade langs de gehele lengte van de haven. Hoewel deze kade niet<br />
tot het plangebied van dit bestemmingsplan hoort, maar is opgenomen in het nieuwe<br />
bestemmingsplan Kleefse Waard-Koningspleij Noord, bestaat er als zodanig dus een<br />
directe relatie met het aangrenzende bedrijventerrein.<br />
De bedrijven binnen het plangebied betreffen hoofdzakelijk milieucategorie 2 en 3 bedrijven.<br />
In de directe omgeving van deze bedrijven zijn geen ontwikkelingen voorzien. Bij<br />
ontwikkelingen binnen 30 meter van milieucategorie 2 en binnen 100 meter van<br />
milieucategorie 3 bedrijven moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf<br />
om te beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is.<br />
3.2.9 Recreatie<br />
De uiterwaarden in het algemeen spelen vooral een recreatieve rol als achtergrond bij<br />
fietstochten op de dijken. Het fotogenieke, typisch Nederlandse rivierenlandschap leent zich<br />
hier uitstekend voor. De Drielsedijk langs de uiterwaarden van Schuytgraaf (en Meinerswijk)<br />
is echter door het drukke autoverkeer geen veilige fietsroute.<br />
De Malburgse uiterwaarden hebben door de dijkverlegging en de beëindiging van het<br />
agrarisch gebruik recreatieve mogelijkheden gekregen. Doordat de dijk verlegd is richting<br />
binnendijks gebied, is er in het verbrede winterbed ruimte gekomen voor een recreatief<br />
fietspad, en is er ook ruimte voor wandelen en spelen in de "natuurspeeluiterwaard<br />
Bakenhof".<br />
Ondanks de fraaie landschappelijke ligging heeft de Koningspley geen recreatieve<br />
betekenis. De Koningspley-zuid - ten zuiden van de Pleyroute - is particuliere grond,<br />
agrarisch in gebruik; de Koningspley ten noorden van de Pleyroute is een beoogd milieubedrijventerrein<br />
("Brundlandtpark").<br />
Ook de IJsseloordse uiterwaarden hebben geen recreatieve betekenis, er is alleen een<br />
fietspad over de dijk.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 46
47 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden<br />
4.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke<br />
ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden<br />
kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook<br />
mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of<br />
randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name<br />
een alarmerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
4.2 Water<br />
4.2.1 Oppervlaktewater<br />
Het gehele gebied tussen de waterkeringen is primair bedoeld voor waterstaatsdoeleinden.<br />
Alle andere functies in het gebied zijn daar aan ondergeschikt.<br />
In het plangebied wordt op enkele plekken oppervlaktewater vanuit het stedelijk gebied op<br />
de rivier geloosd; één locatie in <strong>Arnhem</strong>-zuid en drie locaties in <strong>Arnhem</strong>-noord. De Slijpbeek<br />
gelegen op de grens van de gemeente heeft de status van SED-beek wat betekent dat de<br />
huidige waterhuishoudkundige situatie minimaal gelijk moet blijven; het “stand still”-principe.<br />
Verder mogen er geen nadelige effecten optreden in het oppervlaktewater en grondwater<br />
door menselijke beïnvloeding en moet de invloed op ecologie, waterkwantiteit en -kwaliteit<br />
zo minimaal mogelijk gehouden worden. Als laatste voorwaarde geldt dat het beheer<br />
afgestemd moet worden op de natuurwaarden.<br />
4.2.2 Grondwater<br />
Bij ontwikkelingen in het plangebied geldt het uitgangspunt “Stand still-step forward”-<br />
principe: voor het grondwater is het niet toegestaan dat er een verslechtering ontstaat.<br />
Vanuit het waterbeleid gelden onder andere de volgende beperking:<br />
• Er mogen geen negatieve verstoringen van de grondwaterstanden en –stromingen<br />
worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het<br />
boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.<br />
• Bij de ontwikkeling van bouwplannen moet rekening worden gehouden met de stand en<br />
de stromingsrichting van het grondwater. Voor de eventuele ondergrondse bouwwerken<br />
geldt als uitgangspunt dat deze de lokale grondwaterstroming en het grondwaterpeil<br />
niet permanent significant beïnvloeden. Bij ondergrondse bouw wordt in dit kader<br />
uitgegaan dat de constructie zodanig van aard zal zijn dat een permanente<br />
grondwateronttrekking niet noodzakelijk is.<br />
Verder moet aangetoond worden dat de aanpassing geen negatieve effecten veroorzaken<br />
op de al bestaande omgeving.<br />
4.2.3 Drinkwaterbescherming<br />
Over een klein deel van het uiterwaarden ligt de beschermingszone van de<br />
drinkwaterwinning Ir. H. Symons. In bijna alle gevallen is de provincie het bevoegd gezag<br />
wat betreft de grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwaterwinning en de<br />
bescherming van de intrekzones (25-jaarszone). Uitzondering hierop zijn de stedelijke<br />
winningen in o.a. <strong>Arnhem</strong>-zuid. Voor deze uitzonderingen moet de bescherming van de<br />
intrekzones geregeld worden via de bestemmingsplannen. Het grondwater moet uiteindelijk<br />
wel aan dezelfde voorwaarden voldoen; het einddoel voor zowel stedelijke als nietstedelijke<br />
winningen is hetzelfde. Voor de eenduidigheid volgt de gemeente dan ook de<br />
provinciale richtlijnen. Daarom is een aanlegvergunning nodig voor alle werkzaamheden in<br />
de ondergrond binnen de berekende 25-jaarszone. Uitzondering op dit principe is dat<br />
normale stedelijke functies mogelijk zijn. Vanuit het provinciaal beleid is specifiek benoemd<br />
dat koude-warmteopslag binnen de 25-jaarszone niet is toegestaan.<br />
Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat de risico’s moeten worden afgewogen tegen de<br />
risico’s van de huidige activiteiten (“Stand still-Step forward”-principe).<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 48
4.2.4 Regen- en afvalwatersysteem<br />
In het plangebied is het tracé van het hoofdtransportriool van <strong>Arnhem</strong>-Noord naar de<br />
afvalwaterzuiveringsinstallatie in Duiven gelegen. Het tracé, een persleiding, loopt vanaf het<br />
Rijngemaal bij de John Frostbrug naar de kruising Oude Veerweg / IJsseloordweg, langs de<br />
Oude Veerweg, richting de zomerbedding van de IJssel. Ondertussen kruist de leiding de<br />
primaire waterkering. In de uiterwaarden maakt de leiding een knik waarna het, op ca 40 m.<br />
afstand parallel aan de rivier, richting de brug van de rijksweg A12 gaat en uiteindelijk naar<br />
de zuiveringsinstallatie. Ter bescherming geldt een beschermingsstrook van 10 m. breed<br />
boven de leiding. De leiding is eigendom van het waterschap Rijn & IJssel.<br />
Op dit hoofdtransportriool prikken twee kleinere leidingen in, te weten<br />
- Een persleiding, ook van het waterschap Rijn & IJssel, vanuit IJsseloord 2. Dit<br />
industrieterrein heeft een eigen rioolgemaal. De persleiding van dit gemaal prikt in de<br />
uiterwaarden in op het grote transportriool. De beschermingsstrook boven deze<br />
persleiding is 4 m. breed.<br />
- een riooltransportleiding vanuit <strong>Arnhem</strong>-zuid en Huissen. Vanuit de Huissensche<br />
Uiterwaarden gaat dit riool onder de Nederrijn door en ligt vervolgens vlak langs de<br />
oever van de IJssel. Dit riool sluit aan bij de knik van het hoofdtransportriool van het<br />
waterschap Rijn & IJssel in de uiterwaarden. Dit transportriool is eigendom van het<br />
waterschap Rivierenland. De beschermingszone bij deze leiding bedraagt 6 m.<br />
Bij zware regenval is het gemengde rioolstelsel in het bebouwd gebied meestal te klein<br />
gedimensioneerd om al het regenwater te kunnen verwerken. Ter ontlasting van het<br />
rioolstelsel zijn er overstorten in het stelsel aangebracht om te voorkomen dat het rioolwater<br />
op straat komt te staan. Deze riooloverstorten lozen het overtollige water op het<br />
oppervlaktewater. Binnen het plangebied liggen enkele riooloverstorten van het rioolstelsel<br />
van <strong>Arnhem</strong>-noord.<br />
Verder bevinden zich binnen het plangebied enkele uitlaten van regenwaterstelsels.<br />
De transportriolen en alle uitlaten staan (indicatief) op de waterattentiekaart aangegeven<br />
4.2.5 Waterkering<br />
Als bescherming tegen hoog water ligt langs het plangebied de primaire waterkering. Voor<br />
de instandhouding van de waterkering is de desbetreffende Keur van het waterschap van<br />
toepassing; voor de noordelijke kering de Keur van het waterschap Rijn & IJssel en voor de<br />
zuidelijke kering die van het waterschap Rivierenland. De waterkering bestaat uit een<br />
kernzone en een beschermingszone en kan per locatie verschillen. Voor de exacte<br />
begrenzing en beperkingen wordt verwezen naar de Legger waterkering en de Keur van<br />
beide waterschappen.<br />
4.3 Milieu<br />
Door de dienst Stadsbeheer van de gemeente <strong>Arnhem</strong> is een milieu-aspectenstudie<br />
uitgevoerd voor het bestemmingsplan Rivierzone. In deze samenvatting worden de<br />
belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit deze rapportage vermeld.<br />
4.3.1 Geluid<br />
Wegverkeer<br />
Binnen het plangebied bevinden zich een beperkt aantal wegen. De wegen in het<br />
plangebied hebben een belangrijke functie als toegangs-/ontsluitingswegen van <strong>Arnhem</strong> en<br />
hebben daardoor ook een relatief hoge verkeersintensiteit. Van deze wegen zijn de<br />
relevante geluidscontouren in beeld gebracht. De berekende contouren geven een indicatief<br />
beeld van de toekomstige akoestische situatie van het bestemmingsplan Rivierzone. Op het<br />
moment dat binnen de 48 dB contour geluidgevoelige objecten bestemd worden, is nader<br />
akoestisch onderzoek noodzakelijk. De contourenkaart wegverkeer is weergegeven in<br />
bijlage 2 van de milieuaspectenstudie.<br />
49 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Railverkeer<br />
Het plangebied Rivierzone wordt doorkruist door een tweetal spoorlijnen, te weten <strong>Arnhem</strong>-<br />
Zevenaar en <strong>Arnhem</strong>-Nijmegen. Van deze spoorwegen zijn de relevante geluidscontouren<br />
door het adviesbureau DGMR in beeld gebracht. De berekende contouren geven een<br />
indicatief beeld van de toekomstige akoestische situatie van het bestemmingsplan<br />
Rivierzone. Op het moment dat binnen de 55 dB contour (op de kaarten vergelijkbaar met<br />
de 57 dB(A) contour = oude dosismaat) geluidgevoelige objecten bestemd worden is nader<br />
akoestisch onderzoek noodzakelijk. De contourenkaart railverkeer is weergegeven in<br />
bijlage 3 van de milieuaspectenstudie.<br />
Industrielawaai<br />
De nieuwe wettelijke zone van het gezoneerd industrieterrein dient te zijn vastgelegd op de<br />
bestemmingsplankaart Rivierzone. Het bestemmingsplan Rivierzone maakt het mogelijk dat<br />
een scheepswerf voor de reparatie van schepen met een lengte van meer van 25 meter<br />
komt in de Malburgerhaven.<br />
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de uiterste grens van de zone<br />
niet meer bedraagt dan 50 dB(A). Ter plaatse van de dijkwoningen in het plandeel de<br />
Plantage wordt de grenswaarde van 57 dB(A) niet overschreden. Op MTG’s wordt de<br />
grenswaarde van 55 dB(A) niet overschreden. De geluidsbelasting op de<br />
zonebewakingspunten en de MTG’s zijn opgenomen in bijlage 4 van de<br />
milieuaspectenstudie.<br />
De uiterste grens van de zone van het gezoneerd industrieterrein <strong>Arnhem</strong> noord wordt in<br />
het kader van het paraplubestemmingsplan gewijzigd. Het gezoneerd industrieterrein wordt<br />
gewijzigd voor wat betreft de inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en<br />
vergunningenbesluit (scheepswerf). De grens van de zone wordt gewijzigd. Deze<br />
wijziging, voor zover het de Rivierzone betreft, dient in onderhavig bestemmingsplan te<br />
worden opgenomen.<br />
4.3.2 Lucht<br />
Uit de Regionale Verkeers Milieukaart (RVMK) van de gemeente <strong>Arnhem</strong> zijn voor het peiljaar<br />
2016/2017 de gegevens gehaald over de te verwachten luchtverontreinigingconcentraties<br />
langs de wegen binnen en grenzend aan het bestemmingsplan Rivierzone. De concentraties<br />
van stikstofdioxide (NO 2 ) en fijnstof (PM10) zijn berekend conform het huidige reken- en<br />
meetvoorschrift.<br />
Alleen langs de N325-IJsseloordweg wordt de grenswaarde van 40 µg/m 3 voor NO 2<br />
overschreden. Deze overschrijding is echter niet van invloed op het plangebied. Ter hoogte<br />
van deze overschrijding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.<br />
De Wet Luchtkwaliteit legt derhalve voor het bestemmingsplan Rivierzone geen beperkingen<br />
op.<br />
4.3.3 Hinder<br />
De bedrijven binnen het plangebied betreffen hoofdzakelijk milieucategorie 2 en 3 bedrijven.<br />
In de directe omgeving van deze bedrijven zijn geen ontwikkeling voorzien. Bij<br />
ontwikkelingen binnen 30 meter van milieucategorie 2 en binnen 100 meter van<br />
milieucategorie 3 bedrijven moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf<br />
om te beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is. Door het conserverende karakter van<br />
het bestemmingsplan behoeven hieraan nu geen consequenties te worden verbonden.<br />
Voor wat betreft de eventuele hinder van bedrijven buiten het plangebied wordt verwezen<br />
naar het thema industrielawaai;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 50
4.3.4 Externe veiligheid<br />
Het externe veiligheidsrisico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg,<br />
spoor, water, ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven<br />
binnen het plangebied Rivierzone is geïnventariseerd. Binnen het plangebied vindt transport<br />
van gevaarlijke stoffen plaats via de Rijn, de Pleijweg en het spoortraject <strong>Arnhem</strong>-Zevenaar.<br />
Op basis van de huidige transportgegevens en bevolkingsdichtheden wordt er binnen het<br />
plangebied voldaan aan de normen voor het Plaatsgebonden Risico (PR) en Groepsrisico<br />
(GR). Het GR hoeft niet te worden verantwoord omdat het om de bestemming groen of<br />
water gaat. Daarnaast ligt in de haven het lospunt van de Shell met een 10 -6<br />
plaatsgebonden risicocontour. Binnen deze contour is geen kwetsbaar object aanwezig.<br />
Ook wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden.<br />
Door het plangebied loopt een 150 kV hoogspanningslijn. Het gaat hierbij om een<br />
bestaande situatie. Binnen de specifieke zones bevinden zich geen gevoelige objecten.<br />
4.3.5 Bodem<br />
De bodemgegevens geven voor het conserverend bestemmingsplan voldoende inzicht in<br />
de bodemkwaliteit van het plangebied. Voor het huidige beheersbestemmingsplan zijn op<br />
grond van de gegevens geen belemmeringen aanwezig. Wel moet rekening worden<br />
gehouden met de in paragraaf 8.3 aangegeven aandachtspunten en randvoorwaarden.<br />
4.3.6 Groen en ecologie<br />
Omdat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland worden er dus geen<br />
verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, zijn er geen negatieve effecten op het<br />
(toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en is er geen aantasting van de wezenlijke<br />
kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Voorwaarden zijn:<br />
• In de voorschriften moet rekening worden gehouden met de ecologische waarden en<br />
natuurwaarden in bestemmingsomschrijvingen van “Natuur”, “Groen” en “Water”.<br />
• In de voorschriften dient een aanlegvergunningplicht te worden opgenomen voor de<br />
bestemmingen natuur, groen en recreatie.<br />
Ontwikkellocatie Scheepvaartbedrijf Misti<br />
Er worden geen verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, er zijn geen negatieve<br />
effecten op het (toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en er is geen aantasting van de<br />
wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur mits:<br />
• Er een strook van 55 meter tussen de functie ‘scheepsreparatiebedrijf’ (Misti) en de<br />
landtong wordt aangehouden; dit is als zodanig op de plankaart aangegeven.<br />
• De norm van 40 decibel wordt niet overschreden.<br />
• Er is geen lichtverstoring is. Verlichting is gericht op de ontwikkellocatie en op de<br />
ontsluitingsweg.<br />
4.3.7 Cultuurhistorie en archeologie<br />
Hoewel het plangebied een grotendeels uiterwaardengebied betreft, zijn er meerdere<br />
archeologische en overige cultuurhistorische waarden aanwezig. Er is een vindplaats waar<br />
Romeins materiaal is gevonden, hetgeen gezien de nabijheid van de limes niet<br />
verwonderlijk is. Daarnaast is er op basis van historische gegevens een aantal mogelijke<br />
vindplaatsen te duiden en zijn er zones met een archeologische verwachting: het uiterst<br />
westelijke deel (limes), nabij de oude nederzetting van Malburgen (buitendijks kasteel) en<br />
de Koningspleij (forten). Een behoorlijk deel van het plangebied heeft echter een lage<br />
archeologische verwachting gezien de geomorfologische en paleogeografische situatie. In<br />
het plangebied zijn ook cultuurhistorische waarden aanwezig. Dit de John Frostbrug<br />
(monument), fort Westervoort (aanwijzing tot monument), een bunker (idem), de spoorbrug<br />
naar Westervoort en relicten die samenhangen met de inrichting/het gebruik van het<br />
plangebied: verkavelingspatronen, wegen, dijken en een deel van de Grift.<br />
Cultuurhistorische waarden dienen nader te worden uitgewerkt op een cultuurhistorische<br />
waardenkaart. Deze waarden moeten tesamen met archeologische waarden planologisch<br />
worden beschermd.<br />
51 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
4.4 Kabels, leidingen en straalpaden<br />
Over het plangebied loopt een straalpad voor het doorgeven van telefoon- en andere<br />
signalen, dat beperkingen aan de bouwhoogte stelt. Vanuit noordelijke richting loopt een<br />
straalpad van KPN. De maximum bouwhoogten die in het bestemmingsplan zijn toegelaten,<br />
zijn lager dan dit straalpad, zodat daaruit geen beperkingen voortvloeien.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 52
53 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen<br />
5.1 Ontwikkelingslocaties<br />
5.1.1 Scheepsreparatiebedrijf Misti<br />
In verband met de ontwikkelingen rond Centrum Oost zal scheepsreparatiebedrijf Misti<br />
worden verplaatst van de Nieuwe Kade naar het meest zuidelijk gedeelte van de Nieuwe<br />
Haven naast het nieuw te ontwikkelen gedeelte van het bedrijventerrein Kleefse Waard -<br />
Koningspley.<br />
Misti is een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer (de vroegere categorie A-inrichtingen). Dit houdt in dat rondom het bedrijf een<br />
zone bestaat waarbuiten de geluidbelasting als gevolg van het bedrijf de waarde van<br />
50d(B)A niet te boven mag gaan.<br />
Deze zone moet in bestemmingsplannen worden opgenomen en kan alleen via vaststelling<br />
van een bestemmingsplan worden gewijzigd.<br />
Ten behoeve van het Industrieterrein <strong>Arnhem</strong> Noord is bij Koninklijk Besluit op 22 augustus<br />
1990 een geluidzone vastgesteld. Misti maakt daar op zijn huidige locatie onderdeel van uit.<br />
Onder meer vanwege de beoogde verplaatsing van het bedrijf binnen de zone naar de<br />
Nieuwe Haven is onderzoek naar deze zone gedaan (het rapport dienaangaande is als<br />
bijlage bij de MAS gevoegd). Hieruit blijkt dat door deze verplaatsing in combinatie met<br />
onder meer het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten op het Coberco-terrein de geluidzone<br />
op de oude locatie verkleind is. De nieuwe begrenzing van de zone is op de plankaart<br />
opgenomen.<br />
De nieuwe locatie van Misti heeft echter geen gevolgen voor de zone.<br />
Zie ook onder paragraaf 4.3.<br />
Daarnaast is bij de bestemming van het bedrijf opgenomen dat het hier gaat om een bedrijf<br />
als bedoeld in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.<br />
5.1.2 24-uursvoorziening voor drugsverslaafden<br />
Ter hoogte van de John Frostbrug ligt een schip waar op de 24-uursvoorziening voor<br />
drugsverslaafden De Boei (in de volksmond de "drugsboot") is gevestigd. Dit schip ligt hier<br />
op basis van een tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan. Deze vrijstelling is<br />
inmiddels verlopen. Het is de bedoeling om deze voorziening in een gebouw op het land te<br />
vestigen. Totdat deze voorziening is gerealiseerd wordt de Boei gedoogd.<br />
5.1.3. Windmolens<br />
In het Streekplan Gelderland 2005 is een gedeelte van het plangebied aangewezen als<br />
zoekzone voor windenergie. Momenteel worden de mogelijkheden van vestiging van<br />
windmolens op de landtong in de Rijn onderzocht.<br />
Gelet op de stand van dit onderzoek zijn dit ontwerpbestemmingsplan nog geen<br />
planologische mogelijkheden voor windmolens opgenomen.<br />
Mocht in een later stadium een verzoek tot plaatsing van windmolens worden ingediend,<br />
dan kunnen eventueel de mogelijkheden van een partiële bestemmingsplanherziening<br />
worden aangewend.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 54
55 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 6 Juridische aspecten<br />
6.1 Toelichting op de voorschriften<br />
6.1.1. Inleiding<br />
De nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is op 1 juli 2008 in werking<br />
getreden.Omdat het ontwerp van dit bestemmingsplan voor die datum ter inzage is gelegd,<br />
geldt de regelgeving zoals opgenomen in de Wet op deRuimtelijke Ordening nog.<br />
Het ontwerp-bestemmingsplan Rivierzone heeft echter wel een transformatie ondergaan om<br />
vooruit te kunnen lopen op de systematiek van de Standaard Vergelijkbare<br />
bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008), die is opgenomen in het InformatieModel<br />
Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO 2008). Het plan kent vanwege de aanpassing van het<br />
plangebied (de eerder genoemd ‘uitlichting’ van de gebieden Stadsblokken en Meinerswijk)<br />
minder bestemmingen dan het ontwerp-bestemmingsplan; de resterende bestemmingen<br />
kennen ook een andere benaming, een en ander conform de SVBP 2008.<br />
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit voorschriften en een<br />
bijbehorende kaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De kaart en de<br />
voorschriften dienen in samenhang te worden bekeken.<br />
De voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:<br />
1. Inleidende bepalingen;<br />
2. Bestemmingsbepalingen;<br />
3. Algemene bepalingen;<br />
4. overgangs- en slotbepalingen/<br />
6.1.2. Inleidende bepalingen<br />
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende bepalingen. Deze bepalingen gelden voor het gehele<br />
plangebied.<br />
Artikel 1 Begrippen<br />
In dit artikel zijn definities van de in de voorschriften gebruikte begrippen opgenomen,<br />
waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.<br />
Artikel 2 Wijze van meten<br />
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende<br />
eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.<br />
Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er<br />
geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De<br />
aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief<br />
elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen<br />
gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.<br />
6.1.3. Bestemmingsbepalingen<br />
Hoofdstuk 2 van de voorschriften bevat de juridische vertaling van de verschillende<br />
bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de<br />
bestemming aangegeven.<br />
Deze bepalingen zijn in de voorschriften onderverdeeld in o.a.:<br />
a. Bestemmingsbepalingen: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen,<br />
bedrijvigheid etc.);<br />
b. Bouwvoorschriften: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte,<br />
bebouwingspercentage etc.);<br />
c. Nadere eisen;<br />
d. Vrijstellingen;<br />
e. Specifieke gebruiksvoorschriften;<br />
f. Vrijstellingen;<br />
g. Aanlegvergunning;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 56
h. Sloopvergunning;<br />
i. Wijzigingsbevoegdheid.<br />
Hieronder worden de verschillende bestemmingen toegelicht.<br />
Artikel 3 Agrarisch<br />
Binnen deze bestemming zijn agrarische productiebedrijven toegestaan in de vorm van<br />
grondgebonden bedrijven die afhankelijk zijn van de grond als productiemiddel (volle<br />
grondkwekerijen, e.d.). Alle bedrijfsgebouwen (inclusief schuren, loodsen, mestplaten en<br />
silo's) en vallen binnen deze bestemming. Voor de bestaande situatie aan de Veerweg naar<br />
Westervoort is bepaald dat twee dienstwoningen zijn toegestaan. Bij de grootte van de<br />
bouwzone is rekening gehouden de agrariërs reële mogelijkheden voor de toekomst te<br />
bieden.<br />
Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn<br />
eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer zijn niet toegestaan.<br />
Artikel 4 Bedrijf<br />
Binnen de bestemming "Bedrijf" is een scheepswerf op de Koningspley, aan de IJsseloever<br />
toegestaan. De scheepswerf is volgens de beleidslijn niet-riviergebonden omdat daar<br />
schepen worden gebouwd die kleiner zijn dan 25 meter gemeten langs de waterlijn. Voor<br />
alle bedrijfsbebouwing geldt dat deze door middel van een vrijstelling met 10% mogen<br />
worden uitgebreid.<br />
Artikel 5 Bedrijf – Nutsvoorziening<br />
Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn<br />
bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van<br />
telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.<br />
Daarnaast zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en<br />
schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen<br />
burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen tot maximaal 75m 3 binnen elke<br />
bestemming.<br />
Artikel 6 Detailhandel<br />
De bestemming Detailhandel ligt op het tankstation aan de Eldenseweg. Omdat het hier<br />
gaat om een niet-riviergebonden functie is een uitbreiding van 10% toegestaan door middel<br />
van een ontheffing. Ten behoeve van de luifel (bouwwerk buiten de bouwzone) is een<br />
aanduiding op de plankaart opgenomen.<br />
Artikel 7 Groen<br />
Voor de strook langs de A12 en ter hoogte van de Boterdijk is de bestemming “Groen”<br />
opgenomen. .<br />
Artikel 8 Natuur<br />
Binnen deze bestemming staan het behoud, beheer en herstel of de ontwikkeling van<br />
voorkomende landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en<br />
natuurwaarden voorop. Daarnaast is het gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden en<br />
extensieve recreatie toegestaan, maar slechts indien dat geen belemmering vormt voor of<br />
aantasting vormt van de hiervoor omschreven waarden.<br />
Wat betreft de infrastructuur is van belang dat binnen deze bestemming wegen ten behoeve<br />
van langzaam verkeer en ten behoeve van bestemmingsverkeer zijn toegestaan.<br />
Aanduidingen binnen deze bestemming zijn opgenomen voor:<br />
- een scheepsreparatiebedrijf;<br />
- een rederij;<br />
- een terrein voor scouting;<br />
- een laad- en losplaats voor schepen.<br />
Artikel 9 Verkeer – Railverkeer<br />
De bestemming "Verkeer – Railverkeer" is gegeven aan spoorwegen voor personen en<br />
goederenvervoer en rangeerterreinen met bijbehorende paden en groenaanleg. Het<br />
bouwen van wacht- en werkruimtes, spoorviaducten, elektriciteit- en verbindingshuisjes en<br />
masten voor bovenleidingen e.d. is mogelijk binnen deze bestemming.<br />
Artikel 10 Verkeer-Verblijfsgebied<br />
De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten,<br />
parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus<br />
57 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de<br />
verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.<br />
Artikel 11 Verkeer – Wegverkeer<br />
De bestemming "Verkeer – Wegverkeer" is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand<br />
karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden, of<br />
wegen die onderdeel uitmaken van een doorgaande busroute. Onder andere wegen,<br />
fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn<br />
mogelijk in deze bestemming. De woonstraten zijn veelal gelegen in de woonbestemming<br />
(onbebouwbare zone).<br />
Artikel 12 Water<br />
De waterbestemming maakt het gebruik van water, inclusief het gebruik als<br />
scheepvaartweg mogelijk. Dat betekent dat hierbinnen verkeer te water kan plaatsvinden,<br />
alsmede waterberging, afvoer van water, het laden en lossen en het repareren van<br />
schepen. Vormen van riviergebonden bedrijvigheid zijn met een aanduiding op de plankaart<br />
aangegeven.<br />
Artikel 13 Wonen<br />
De woningen in dit bestemmingsplan (aan de Drielse Rijndijk en de Drielsedijk) zijn<br />
ingevolge de Beleidslijn Grote Rivieren niet-riviergebonden functies. Voor de woningen<br />
geldt dat ieder afzonderlijk gebouw, dus zowel hoofd- als bijgebouw, eenmalig 10% bij recht<br />
mag worden uitgebreid. De voorschriften verwijzen naar een tabel die de aanwezige<br />
bebouwing weergeeft ("bestaand in m 2 ") en de maximale toegestane bebouwing<br />
("toegestaan in m 2 ").<br />
Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en<br />
gestapelde woningen. Binnen de bestemming Wonen zijn twee zones te onderscheiden: de<br />
bouwzone en de onbebouwbare zone.<br />
De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst,<br />
uitbreidingsmogelijkheden.<br />
De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten,<br />
trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.<br />
Binnen de bestemming "Wonen" zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om<br />
hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden<br />
verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de<br />
bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt<br />
als praktijkruimte door de bewoner.<br />
Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er<br />
geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan.<br />
Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk<br />
ontstaan.<br />
Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel<br />
overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en<br />
beroepen die milieuoverlast veroorzaken).<br />
In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld zorgtehuizen,<br />
gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien<br />
van toepassing, in een aparte bestemming opgenomen.<br />
Artikel 14 Wonen – woonschepenligplaats<br />
De bestemming "Wonen" aangevuld met "Woonschepenligplaats" is bestemd voor<br />
woonschepen. De bouwzone is echter vervangen door afmeerzone. Binnen de afmeerzone<br />
zijn woonschepen met bijbehorende drijvende terrassen toegestaan indien deze direct in<br />
verbinding staan met de kade. Het afmeren van meerdere woonschepen naast elkaar is niet<br />
toegestaan. Naast een afmeerzone kan een bebouwbare zone opgenomen zijn voor<br />
ondergeschikte bijgebouwen zoals een tuinhuisje of berging tot een maximale oppervlakte<br />
van 25 m 2 .<br />
Alle woonschepen in het plangebied zijn volgens de Beleidslijn Grote Rivieren nietriviergebonden<br />
functies. Voor de oppervlaktemaat van een woonschip geldt het volgende.<br />
De maximale oppervlaktemaat van woonschepen is 150 m 2 . Woonschepen groter dan<br />
100 m 2 en kleiner dan 150 m 2 mogen deze maat behouden, maar mogen niet uitbreiden.<br />
Woonschepen met een oppervlaktemaat van kleiner dan 100 m 2 mogen tot maximaal 100<br />
m 2 uitbreiden. Woonschepen met een oppervlaktemaat van meer dan 150 m 2 komen ten<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 58
aanzien van de overschrijding van de maximummaat onder het overgangsrecht te vallen.<br />
De maximale hoogte is gedifferentieerd op basis van de stedenbouwkundig / landschappelijke<br />
situatie. Voor de locatie Onderlangs en Rosandepolder geldt een maximale<br />
hoogte van 5 meter.<br />
De voorschriften verwijzen naar een tabel waarin de bestaande oppervlakte van het casco<br />
van het woonschip is opgenomen. Hierbij zijn niet gerekend de bestaande niet bebouwde<br />
overstekken en terrassen.<br />
Voor beroep aan huis is de toelichting onder "Wonen" overeenkomstig van toepassing.<br />
Artikelen 15, 16, 17 en 18 Leidingen – Gas, Hoogspanningsleiding, Riool, Water<br />
In het plangebied is een leidingen gelegen. Om deze leidingen en hun omgeving te<br />
beschermen tegen eventueel gevaar, is een afstand opgenomen waarbinnen bepaalde<br />
werken en werkzaamheden aan een aanlegvergunning zijn gebonden. Daarnaast geldt ter<br />
plaatse van de leiding een bouwverbod voor andere bouwwerken dan ten behoeve van de<br />
leiding. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen, ten behoeve van het<br />
bouwen van de secundaire bestemmingen, mits het leidingbelang niet in gevaar komt.<br />
Artikel 19 Waterstaat<br />
Het hele plangebied, met uitzondering van een gedeelte van de bestemming 'Waterstaat-<br />
Waterkering', heeft de primaire bestemming 'Waterstaat'.<br />
Artikel 20 Waterstaat – waterkering<br />
De waterkering wordt in dit artikel primair bestemd. Dit om de bescherming van de<br />
waterkering te garanderen.<br />
Artikel 21 Milieuzone – Grondwaterbeschermingsgebied<br />
Een klein gedeelte van het plangebied in het zuidoosten maakt deel uit van een<br />
grondwaterbeschermingsgebied. Ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater zijn<br />
ingrepen in de bodem binnen dit gebied niet toegestaan zonder een aanlegvergunning. Dit<br />
betekent dat voor de werkzaamheden beginnen er bij de gemeente een vergunning moet<br />
worden aangevraagd. De gemeente zal dan bekijken of de werkzaamheden geen nadelig<br />
effect hebben op het grondwater.<br />
Artikel 22 Milieu- Geluidzone<br />
In deze bestemming is de zone opgenomen die het gevolg is van de aanwijzing het<br />
industrieterrein <strong>Arnhem</strong> Noord als industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. Dit<br />
houdt in dat in dit gebied de geluidsbelasting op de gevel van woningen die in deze zone<br />
liggen niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Aangezien de enige woningen in het<br />
bestemmingsgebied liggen ter hoogte van de spoorbrug in het westelijk plangebied is er<br />
geen sprake van enige overschrijding. Woonschepen worden niet als woning in de zin van<br />
de wet beschouwd.<br />
6.1.4 Algemene Bepalingen<br />
Artikel 23 Antidubbeltelbepaling<br />
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden<br />
ingediend<br />
Artikel 24 Algemene bouwvoorschriften<br />
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen<br />
binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.<br />
Artikel 25 Algemene gebruiksvoorschriften<br />
Deze bepaling bevat een algemeen verbod om de gronden te gebruiken in strijd met de<br />
bestemming, tenzij vasthouden aan dit verbod onredelijk is, of het gebruik reeds anderszins<br />
gereguleerd is.<br />
Prostitutie wordt in dit artikel expliciet als strijdig met de bestemmingen bestempeld. Wel is<br />
een vrijstellingsregeling opgenomen om prostitutie onder strikte voorwaarden in bepaalde<br />
gevallen toch toe te laten.<br />
Artikel 26 Algemene vrijstellingsvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor geringe overschrijding van<br />
bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut,<br />
telecommunicatievoorzieningen en sirenemasten. Dit vergroot de flexibiliteit van het plan.<br />
59 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Artikel 27 Algemene procedurevoorschriften<br />
Hierin staat de procedure vermeld die gevolgd moet worden bij het verlenen van vrijstelling<br />
van de voorschriften.<br />
6.1.5 Overgangs- en slotbepalingen<br />
Artikel 28 Overgangsrecht<br />
Op grond van dit artikel worden bouwactiviteiten aan bestaande, met het plan strijdige,<br />
bouwwerken, alsmede bestaand, van het plan afwijkend, gebruik onder voorwaarden<br />
toegestaan.<br />
Artikel 29 Algemene strafbepaling<br />
Overtreding van het verboden gebruik, zoals bedoeld in artikel 25 en overtreding van de<br />
verbodsbepalingen die bij de aanlegvergunningenstelsel in de artikelen 8, 15, 16, 17, 18 en<br />
21 zijn opgenomen is in dit artikel strafbaar gesteld op grond van de Wet Economische<br />
Delicten.<br />
Artikel 30 Slotbepaling<br />
De aan te halen naam van (de voorschriften bij) het bestemmingsplan.<br />
6.2 Retrospectieve toets<br />
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en<br />
gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het<br />
juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de<br />
gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de<br />
planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht,<br />
functiewijziging en veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing<br />
van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de<br />
veroudering van geldende bestemmingsplannen.<br />
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom<br />
aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude<br />
bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe<br />
bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt<br />
gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige<br />
situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.<br />
Plangebied<br />
Het plangebied is conserverend van aard. Dat wil zeggen dat de huidige situatie is<br />
bestemd. Deze huidige situatie komt overal overeen met de toegestane bestemming die het<br />
vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Er zijn dus ook geen strijdige situaties<br />
ontstaan. Wel zijn in dit bestemmingsplan de bestemmingsomschrijvingen ruim gekozen.<br />
Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologisch aanvaardbare invullingen<br />
mogelijk. Daarnaast zijn binnen de woonbestemming, in beperkte omvang, beroepen aan<br />
huis toegestaan. Ten behoeve van de verplaatsing van scheepsrederij Misti naar de Nieuwe<br />
Haven is een daartoe bedoelde bestemming in de Nieuwe Haven opgenomen.<br />
6.3 Handhaving<br />
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke<br />
overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik<br />
en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor<br />
burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn,<br />
maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe<br />
omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het<br />
betreffende gebied binnen de planperiode aan.<br />
In de gemeentelijke nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de<br />
volgende uitgangspunten opgenomen ten aanzien van handhaving opgenomen:<br />
1. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt<br />
aangepakt;<br />
2. géén stilzwijgend gedogen;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 60
3. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel<br />
mogelijk legaliseren;<br />
4. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen<br />
tijdelijk en met redenen omkleed.<br />
Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter<br />
geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel<br />
om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke<br />
termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie<br />
een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke<br />
handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving<br />
de komende periode met name aandacht zal worden besteed.<br />
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een<br />
inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor<br />
respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een<br />
bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen<br />
en gevolgde vrijstellingsprocedures geregistreerd worden.Handhavend optreden tegen<br />
overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke,<br />
maar ook via de strafrechtelijke weg. In de voorschriften is daartoe de zogenaamde<br />
strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de voorschriften worden aangemerkt<br />
als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de<br />
Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes<br />
maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige<br />
overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De<br />
opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van<br />
de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden<br />
ingezet<br />
61 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 7 Exploitatie<br />
Het bestemmingsplan "Rivierzone" is beheersmatig van aard. De uitvoering van het<br />
bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de<br />
economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.<br />
Op basis van een eerste globale planschaderisicoanalyse wordt geconcludeerd dat de kans<br />
op planschade zeer klein is.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 62
63 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak<br />
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Rivierzone' heeft vanaf 7 april 2005 gedurende 4 weken<br />
ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden schriftelijk meningen worden ingediend<br />
met betrekking tot dit plan. Op 12 en 13 april 2005 zijn inspraakavonden gehouden. Tijdens<br />
die avonden konden meningenformulieren ter plekke worden ingevuld en ingeleverd,<br />
uiteraard konden deze ook later worden opgestuurd.<br />
In het totaal zijn er 55 reacties op het bestemmingsplan binnengekomen in de vorm van<br />
meningen-formulieren, brieven en steunbetuigingen.<br />
In bijlage 2 bij de toelichting is een samenvatting van de meningen en de gemeentelijke<br />
reactie opgenomen.<br />
In het kader van het artikel 10 Bro-overleg is het voorontwerpbestemmingsplan aan diverse<br />
overheden en organisaties gestuurd. De reacties en de gemeentelijke beantwoording<br />
daarvan is in bijlage 3 opgenomen.<br />
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 6 september 2007 gedurende zes weken ter<br />
inzage gelegen. Als gevolg hiervan zijn 30 zienswijzen bij de gemeenteraad ingediend. Bij<br />
het raadsbesluit ter gewijzigde vaststelling is het zienswijzenrapport als bijlage opgenomen.<br />
Een aantal zienswijzen heeft tot gevolg dat het bestemmingsplan door de raad gewijzigd is<br />
vastgesteld.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 64
65 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bijlagen bij toelichting<br />
Bijlage 1:<br />
Beleidslijn Grote Rivieren<br />
Besluit van 4 juli 2006, nr. HDJ7J I&O/2006-948, Hoofddirectie Juridische Zaken, tot<br />
vaststelling van de Beleidsregels grote rivieren (Beleidsregels grote rivieren)<br />
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,<br />
Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en artikel 4:81,<br />
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;<br />
Besluit:<br />
Artikel 1. Definitiebepalingen<br />
1. In dit besluit wordt verstaan onder:<br />
a. toestemming: de toelaatbaarheid van uit rivierkundig opzicht bezien, nodig voor het<br />
verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer<br />
rijkswaterstaats- werken;<br />
b. rivierbed: de oppervlakte begrensd ingevolge artikel la van de Wet beheer<br />
rijkswaterstaatswerken;<br />
c. bergend regime: het afwegingskader dat geldt op het gedeelte van het rivierbed<br />
aangegeven op de bij dit besluit behorende detailkaart;<br />
d. stroomvoerend regime: het afwegingskader dat geldt op het gedeelte van het<br />
rivierbed aangegeven op de bij dit besluit behorende detailkaart.<br />
2. Maatregelen, ingrepen, bouwen en soortgelijke begrippen worden voor de<br />
toepassing van dit besluit als activiteit aangemerkt.<br />
Artikel 2. Toepassingsbereik<br />
Het besluit is van toepassing op de waterstaatswerken in beheer bij het Rijk, voor zover<br />
aangegeven op de bij dit besluit behorende overzichtskaart.<br />
Artikel 3. Kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten<br />
In het rivierbed wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste lid, toestemming<br />
gegeven voor:<br />
a. activiteiten als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige<br />
bouwwerken;<br />
b. activiteiten als bedoeld in artikel 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening;<br />
c. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;<br />
d. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;<br />
e. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;<br />
f. tijdelijke activiteiten.<br />
Artikel 4. Activiteiten bergend regime<br />
Voor activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het bergend regime van<br />
toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, toestemming<br />
gegeven.<br />
Artikel 5. Riviergebonden activiteiten stroomvoerend regime<br />
Voor de navolgende riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het<br />
stroomvoerend regime van toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7,<br />
tweede lid, toestemming gegeven:<br />
a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;<br />
b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroepsen<br />
recreatievaart;<br />
c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;<br />
d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van<br />
overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over<br />
de rivier;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 66
e. de aanleg of wijziging van scheepswerven;<br />
f. de realisatie van natuur;<br />
g. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;<br />
h. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;<br />
of<br />
i. de winning van oppervlaktedelfstoffen.<br />
Artikel 6. Niet-riviergebonden activiteiten stroomvoerend regime<br />
Voor niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het<br />
stroomvoerend regime van toepassing is, wordt geen toestemming gegeven, tenzij,<br />
onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, sprake is van:<br />
a. een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan<br />
worden gerealiseerd;<br />
b. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden<br />
agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden<br />
gerealiseerd;<br />
c. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of<br />
d. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig<br />
bezien aanvaardbare locatie.<br />
Artikel 7. Algemene voorwaarden<br />
1. De toestemming, bedoeld in artikel 3, wordt alleen gegeven indien:<br />
a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig<br />
functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;<br />
b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de<br />
afvoercapaciteit; en<br />
c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de<br />
waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk<br />
is.<br />
2. De toestemming, bedoeld in artikel 4, 5 en 6, aanhef en onder a, b en c, wordt alleen<br />
gegeven indien:<br />
a. voldaan wordt aan het bepaalde in het eerste lid; en<br />
b. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen<br />
duurzaam worden gecompenseerd waar bij de financiering en de tijdige realisering<br />
van de maatregelen gezekerd zijn.<br />
3. De toestemming, bedoeld in artikel 6, aanhef en onder d, wordt alleen gegeven indien:<br />
a. voldaan wordt aan het bepaalde in het eerste lid; en<br />
b. de gevraagde rivierverruimende maatregelen genomen worden, waarbij de<br />
financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.<br />
Artikel 8. Intrekking<br />
De Beleidslijn ruimte voor de rivier (Stcrt. 1997, 87, p. 6) wordt ingetrokken.<br />
Artikel 9. Overgangsrecht<br />
Dit besluit is niet van toepassing op:<br />
a. activiteiten in het gebied, bedoeld in artikel 2, voor zover het tevens een gebied betreft<br />
waarop de Beleidslijn ruimte voor de rivier niet van toepassing was, mits vóór het tijdstip<br />
van inwerkingtreding van dit besluit daartoe een aanvraag om een vergunning op grond<br />
van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is ingediend;<br />
b. de door de Staatssecretaris vóór l januari 2008 aan te wijzen activiteiten of locaties<br />
gelegen in het onder a bedoelde gebied.<br />
67 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Artikel 10. Inwerkingtreding<br />
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de<br />
Staatscourant waarin het wordt geplaatst.<br />
Artikel 11. Citeertitel<br />
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels grote rivieren.<br />
Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.<br />
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,<br />
M.H. Schultz van Haegen.<br />
Bijlage ex artikel 2<br />
Toepassingsgebied Beleidslijn grote rivieren<br />
Toelichting<br />
Algemeen<br />
l. Inleiding<br />
In 1996 is de Beleidslijn ruimte voor de rivier tot stand gekomen. In 1997 is de beleidslijn<br />
aangepast en op 12 mei 1997 gepubliceerd in de Staatscourant. De beleidslijn bevatte een<br />
afwegingskader waaraan nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren moesten<br />
voldoen ten behoeve van zowel veiligheid in het achterland als het behoud van de ruimte<br />
die de rivier nodig heeft bij maatgevend hoogwater. Voor elke activiteit in het rivierbed is<br />
een vergunning in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) nodig.<br />
Daarnaast is tevens een goede afweging in het ruimtelijk spoor (streekplannen en<br />
bestemmingsplannen) noodzakelijk.<br />
Mede op basis van de resultaten van een in 2005 verrichte evaluatie en ervaringen in de<br />
praktijk is besloten om de Beleidslijn ruimte voor de rivier te herzien. De herziening van de<br />
beleidslijn draagt, mede als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied en de<br />
wens om verwarring met de PKB Ruimte voor de Rivier te voorkomen, de naam 'Beleidslijn<br />
grote rivieren'. Anders dan de Beleidslijn ruimte voor de rivier bestaat de herziene<br />
beleidslijn uit twee onderdelen: een beleidsbrief en de onderhavige beleidsregels.<br />
De Beleidsbrief grote rivieren is op 17 februari 2006 toegestuurd aan de Tweede Kamer. In<br />
deze beleidsbrief hebben de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van<br />
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de uitgangspunten en de<br />
hoofdlijnen van het onderhavige afwegingskader vastgesteld. Met dit besluit geeft de<br />
Staatssecretaris aan hoe in het<br />
licht van de Beleidslijn grote rivieren uitvoering zal worden gegeven aan bevoegdheden op<br />
grond van de Wbr.<br />
Met de herziening van de beleidslijn wordt meer ruimte geboden aan ontwikkelingsgerichte<br />
initiatieven. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor ontwikkelingen die de ruimtelijke en<br />
economische kwaliteit van het betreffende gebied kunnen verbeteren.<br />
Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare afvoer- en<br />
bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de<br />
mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk<br />
onmogelijk maken.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 68
2. Juridische status<br />
De beleidsbrief is door zowel de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat als de Minister<br />
van Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />
ondertekend. Daarmee wordt de gezamenlijke verantwoordelijkheid onderstreept ten<br />
aanzien van het onderwerp en doel van het nieuwe beleid.<br />
Onderdeel van de beleidsbrief zijn de onderhavige Beleidsregels grote rivieren.<br />
Beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zijn bij besluit vastgestelde<br />
algemene regels omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg<br />
van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.<br />
In deze beleidsregels worden regels gegeven omtrent activiteiten waarvoor een Wbrvergunning<br />
nodig is.<br />
3. Tweesporen beleid<br />
Om de doelstellingen te bereiken, wordt via een tweetal sporen gewerkt: de Wet op de<br />
Ruimtelijke Ordening (WRO) en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr).<br />
Voor de effectuering van het nieuwe beleid is afstemming tussen de procedures van de<br />
WRO en de Wbr van belang. Daarbij gaat het om een gecoördineerde behandeling en het<br />
benutten van procedurele mogelijkheden om tot afstemming te komen.<br />
In het spoor van de ruimtelijke ordening wordt, vanuit een facetmatige invalshoek, een<br />
afweging gemaakt hoe de ruimtelijke ontwikkelingen hun beslag krijgen. In het kader van de<br />
Wbr worden vanuit een sectorale invalshoek de waterstaatswerken beschermd en het<br />
doelmatig en veilig gebruik van die werken, met inbegrip van het belang van verruiming of<br />
wijziging anderszins van die werken, gewaarborgd. Vanuit juridisch oogpunt zijn de beide<br />
sporen zelfstandig. Het is niet zo dat het ene spoor voor of boven het andere spoor gaat.<br />
De beide sporen zijn eerder complementair. Om het complementaire karakter te<br />
waarborgen is afstemming noodzakelijk. Goede bestuurlijke afspraken, betrokkenheid en<br />
afstemming zijn belangrijke randvoorwaarden voor het inhoudelijk parallel laten lopen van<br />
de beide sporen. Er is overigens geen wettelijke verplichting tot coördinatie tussen de<br />
sporen van de Wbr en de WRO.<br />
Voor een goede afstemming is het noodzakelijk dat voordat een Wbr-vergunning wordt<br />
verleend (of geweigerd), de beheerder inhoudelijk afstemt met de overige betrokken<br />
bestuurlijke actoren (gemeente, provincie, VROM-inspectie, waterschap). Andersom, in de<br />
situatie van ontwikkelingen in het ruimtelijke spoor (bijvoorbeeld wijziging bestemmingsplan)<br />
zal het betreffende bestuursorgaan de rivierbeheerder in een vroegtijdig stadium moeten<br />
betrekken bij de gedachtevorming. De beleidsbrief in het algemeen en de Beleidsregels<br />
grote rivieren in het bijzonder voor de Wbr-vergunningen vormen daarbij het<br />
gemeenschappelijke toetsingskader. Beoogd wordt de bestaande inhoudelijke en<br />
beleidsmatige coördinatie voort te zetten. De (overigens niet nieuwe) werkwijze sluit aan bij<br />
de gangbare overlegsituaties (bijvoorbeeld afstemming via de PPC, BORI en COBO-Maas).<br />
Om uitvoering te geven aan het nieuwe beleid staat WRO-instrumentarium ter beschikking.<br />
Op nationaal niveau worden de beginselen en hoofdlijnen in deze beleidslijn aangegeven.<br />
Het nieuwe beleid zal vervolgens via de gangbare weg van streekplan en bestemmingsplan<br />
op decentraal niveau kunnen doorwerken.<br />
In het streekplan geeft het provinciaal bestuur verder gestalte aan het rijksbeleid. Deze<br />
doorwerking is van belang in verband met de goedkeuring van bestemmingsplannen en de<br />
toetsing in dat kader aan het streekplan. Voorafgaand aan opname in het streekplan<br />
(herziening), kunnen provincies vigerend rijksbeleid formaliseren in een circulaire, waaraan<br />
bestemmingsplannen eveneens getoetst kunnen worden in verband met de goedkeuring.<br />
Op gemeentelijk niveau kan het rijksbeleid op een effectieve wijze in het bestemmingsplan<br />
gestalte krijgen. Dat kan met behulp van de bestemmingsdoeleinden, de voorschriften bij de<br />
bestemming en door gebruik te maken van het instrument 'beschrijving in hoofdlijnen (bih)'<br />
in het bestemmingsplan. De 'bih' maakt het mogelijk in het bestemmingsplan zelf zicht te<br />
bieden op de vertaling van het rijksbeleid, bijvoorbeeld door het bouwen gemotiveerd te<br />
verbieden of door aan te geven in welke gevallen bebouwing wel is toegestaan en in welke<br />
gevallen niet (differentiëren, met heldere criteria die als toetssteen kunnen dienen). In de<br />
'bih' kan ook worden aangegeven op welke wijze en met inzet van welke instrumenten aan<br />
69 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
dit beleid uitvoering zal worden gegeven. Een goede bestemmingsregeling is evident; het<br />
bestemmingsplan is bovendien de noodzakelijke onderlegger voor toepassing van ander<br />
instrumentarium (bijvoorbeeld bestuursdwang).<br />
4. Schade en veiligheid<br />
De Wbr beoordeelt de aanvraag mede in het licht van het veilig functioneren van het<br />
waterstaatswerk. De waterkeringen verdienen bescherming tegen mogelijke schade. De<br />
beleidslijn betrekt in de afweging niet de buitendijkse schadegevoeligheid van bouwwerken<br />
of veiligheidsrisico' s van personen. Deze afweging ligt bij gemeenten om via het<br />
bestemmingsplan of de bouwvoorschriften hierin te voorzien. Het rijk verzoekt de<br />
gemeenten hierin actief te zijn om aanvullend op de wettelijke eisen de specifieke risico's in<br />
het buitendijkse rivierbed te betrekken.<br />
5. Vormgeving van de beleidsregels<br />
Anders dan in de Beleidslijn ruimte voor de rivier zijn de Beleidsregels grote rivieren in<br />
artikelvorm opgesteld.<br />
Dat vloeit enerzijds voort uit de Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin staat dat deze<br />
van toepassing zijn op beleidsregels (Aanwijzing 3), anderzijds uit de behoefte om het<br />
toetsingskader scherp neer te zetten.<br />
Naast deze toelichting op de Beleidsregels grote rivieren is er ook een meer uitgebreide<br />
handreiking verschenen. Bij onduidelijkheid over de tekst van deze toelichting in relatie tot<br />
die van de handreiking, is de tekst van deze toelichting bepalend.<br />
Artikelsgewijs<br />
Artikel l<br />
Aangesloten wordt bij de terminologie van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de<br />
daarin opgenomen begrenzing van het rivierbed.<br />
Niet gesproken wordt van een vergunning omdat de beleidslijn alleen ziet op de<br />
toelaatbaarheid vanuit rivierkundig opzicht bezien.<br />
Of daadwerkelijk vergunning kan worden verleend, hangt ook af van andere belangen, die<br />
genoemd worden in artikel 3 van de Wbr en de Algemene wet bestuursrecht (met name de<br />
eventuele derden-belangen).<br />
Op de detailkaarten is het toepassingsgebied van de beleidslijn te zien, inclusief het<br />
onderscheid in bergend en stroomvoerend regime en de uitzonderingsgebieden (de zgn.<br />
artikel 2a Wbr-gebieden).<br />
Artikel 2<br />
In de Beleidslijn ruimte voor de rivier werden de rivieren opgesomd.<br />
Dit besluit werkt met een overzichtskaart.<br />
Het toepassingsbereik strekt zich uit over de volgende rivieren:<br />
Maas, Bovenrijn, Waal, Pannerdensch Kanaal, Nederrijn, Lek, Bovenmerwede,<br />
Benedenmerwede, de wateren stroomaf-waarts van Werkendam, Spui, Dordtse Kil,<br />
Afgedamde Maas, Oude Maas, Noord, Nieuwe Merwede, Amer, Berg-sche Maas,<br />
Hollandsch Diep, Nieuwe Maas/Nieuwe Waterweg, Hollandse IJssel, Haringvliet, IJssel,<br />
Zwarte Water, Zwolsche Diep en Zwarte Meer.<br />
Een aantal gemeenten in de Rijn-Maasmonding en de IJsselmonding krijgt nu voor het<br />
eerst te maken met de beleidslijn.<br />
Artikelen 3 tot en met 7<br />
De artikelen 3 tot en met 7 bevatten het afwegingskader voor de toelaatbaarheid vanuit<br />
rivierkundig opzicht bezien. Het is echter gewenst - zie daartoe de Beleidsbrief grote<br />
rivieren - dat het in die artikelen bepaalde ook in acht wordt genomen door<br />
bestuursorganen bij de besluitvorming op grond van de WRO.<br />
Onderscheid wordt gemaakt tussen kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke<br />
activiteiten in het gehele (artikel 3) en andere activiteiten.<br />
Andere activiteiten worden onderscheiden in:<br />
1. activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het bergend regime van toepassing<br />
is (artikel 4);<br />
2. riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend<br />
regime van toepassing is (artikel 5);<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 70
3. niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het<br />
stroomvoerend regime van toepassing is (artikel 6).<br />
In de Handreiking is een stappenplan en een schema toegevoegd.<br />
Artikel 3<br />
Ad a. In het ruimtelijk spoor, en dan met name via het WRO en de Woningwet, zijn<br />
bepaalde bouwwerken uitgezonderd van een vergunningplicht. De bouwplannen worden<br />
getoetst aan het geldende bestemmingsplan. Echter voor deze bouwwerken van beperkte<br />
betekenis gelden enkel de voorschriften uit het bestemmingsplan met betrekking tot het<br />
gebruik.<br />
Ad b. In de WRO is bepaald dat voor een beperkt aantal gevallen, opgenomen in artikel 20<br />
Besluit op de Ruimtelijke Ordening, een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend kan<br />
worden door de gemeente zonder dat het voornemen tot vrijstelling aan provincie of Rijk<br />
moeten worden voorgelegd (artikel 19, derde lid, WRO). Deze vrijstelling heeft betrekking<br />
op het bestemmingsplan en dient voorzien te worden van een goede ruimtelijke<br />
onderbouwing. De vrijstelling heeft geen betrekking op de (bouw)vergunningplicht.<br />
Ad c. De eenmalige uitbreidingsmogelijkheid bedraagt ten hoogste tien procent 10% van de<br />
bestaande bebouwing.<br />
Deze komt overeen met de bestaande praktijk voor bestemmingsplannen met een<br />
bouwbeperking zonder sanerende werking en werkt terug tot 1997.<br />
Ad d. De hierboven beschreven mogelijkheden onder (a), (b) en (c) betreffen ingrepen van<br />
een dergelijke klein(e) omvang of belang dat de normale verplichtingen op basis van WRO<br />
en Woningwet niet van toepassing worden beschouwd. De Wet beheer rijkswaterstaatswerken<br />
kent dergelijke uitzonderingen niet. Hierbij is maatwerk mogelijk en is het<br />
oordeel van de rivierbeheerder doorslaggevend. Van belang bij het bepalen van een<br />
dergelijke rivierkundig kleine ingreep is dat de ingreep algemeen wordt ervaren als een<br />
kleine ingreep, er redelijkerwijs geen sprake is van een feitelijke belemmering én het effect<br />
ervan op de waterstanden marginaal is.<br />
Ad e. Uitgangspunt bij rivierbeheer en -verruiming is het goed functioneren van het<br />
riviersysteem. Deze maatregelen zijn noodzakelijk en geven invullingen aan de<br />
doelstellingen zoals die geformuleerd zijn voor het hoogwaterbeleid. Dit betekent dat het<br />
moet gaan om maatregelen die rivierkundig bezien noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen<br />
aan de maatgevende hoogwaterafvoeren.<br />
Ad f. Voor het uitvoeren van activiteiten in het kader van het rivierbeheer (bijvoorbeeld voor<br />
regulier onderhoud) of voor tijdelijke activiteiten zoals evenementen moeten soms<br />
constructies of (bouw)werken worden gerealiseerd die mogelijkerwijs - de afvoer van de<br />
rivier tijdelijk belemmeren of een waterstandsverhogend effect hebben. De tijdelijke<br />
activiteiten zijn mogelijk indien er afdwingbare afspraken gemaakt kunnen worden over:<br />
4. de periode waarin de tijdelijke bouw werken worden opgericht;<br />
5. de tijd waarbinnen de tijdelijke bouwwerken op kosten van de eigenaar kunnen worden<br />
afgebroken en afgevoerd in perioden van hoge waterafvoeren.<br />
Artikel 5<br />
Bij de genoemde riviergebonden activiteiten geldt een 'ja, mits' afweging; dat wil zeggen dat<br />
deze riviergebonden activiteiten zijn toegelaten, wanneer aan specifieke voorwaarden wordt<br />
voldaan. Het betreft hier een beperkt aantal nader omschreven activiteiten, waarvan op<br />
voorhand duidelijk is dat deze niet buiten het rivierbed gelokaliseerd kunnen worden.<br />
Ad a. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn constructies om de vaargeul in stand<br />
te houden, zoals kribben of leidammen, maar ook bruggen, sluizen, waterkeringen en<br />
dergelijke.<br />
Ad b. Bij dergelijke voorzieningen valt te denken aan scheepvaartmarkeringen en<br />
golfreducerende constructies bij ligplaatsen.<br />
Ad d. Een overslagbedrijf is een bedrijf dat als hoofdactiviteit goederen uit een schip<br />
overzet op een ander vervoermiddel of omgekeerd. Overslagfaciliteiten zijn toegestaan<br />
indien deze specifiek zijn bedoeld voor de overslag van water naar land en visa versa.<br />
Ad g. Alleen uitbreiding (waaronder ook wordt begrepen de wijziging) van bestaande<br />
71 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
steenfabrieken in het rivierbed worden als riviergebonden activiteit aangemerkt.<br />
Nieuwvestiging behoort hier niet toe.<br />
Ad h. Als riviergebonden activiteit gelden in ieder geval voorzieningen die verbonden zijn<br />
met de recreatie(toer) vaart, zoals bij voorbeeld jachthavens, losse aanlegplaatsen,<br />
bootreparatie- en servicebedrijven en bunkerstations. Voor overige waterrecreatieve<br />
activiteiten geldt dat alleen (delen) van voorzieningen die direct functioneel of als gevolg<br />
van wettelijk voorgeschreven eisen en verplichtingen als onlosmakelijk met de<br />
waterrecreatie in het rivierbed worden beschouwd, zijn toegestaan.<br />
Het gaat hier om een limitatieve opsomming.<br />
Overigens geldt wel dat bijbehorende mitigerende en compenserende maatregelen<br />
beschouwd moeten worden als onderdeel van de riviergebonden activiteit.<br />
Zo kan de aanleg van een vispassage in verband met de bouw van een stuw gezien<br />
worden als onderdeel van die riviergebonden activiteit.<br />
Artikel 6<br />
Ad a. De aanvrager van de Wbr-vergunning of de initiatiefnemer dient te motiveren waarom<br />
naar zijn mening sprake is van een groot openbaar belang. Bij de beantwoording van de<br />
vraag of sprake is van een dergelijk groot openbaar belang is relevant of sprake is van een<br />
belang dat een zekere maatschappelijke waarde vertegenwoordigt.<br />
Dit belang moet naar aard en gewicht voldoende zwaarwegend zijn om vergunningverlening<br />
voor niet-riviergebonden activiteiten te kunnen rechtvaardigen. Puur individuele belangen<br />
kunnen op grond van de jurisprudentie niet worden aangemerkt als 'van groot openbaar<br />
belang'.<br />
Ad b. Bestaande grondgebonden agrarische bedrijven zijn als beheerder van buitendijkse<br />
gronden nauw verbonden met het rivierbed. De omvang van deze bedrijven is doorgaans<br />
zodanig gering, dat deze nooit kunnen voldoen aan de vereiste van groot openbaar belang.<br />
Niettemin is het om uiteenlopende redenen van ruimtelijk belang (landschappelijk,<br />
cultuurhistorisch, ecologisch) redelijk om bestaande, grondgebonden agrarische bedrijven<br />
ontwikkelingsruimte te bieden. Tenminste, wanneer daar aantoonbaar zwaarwegende<br />
bedrijfseconomische overwegingen aan ten grondslag liggen. En de nodige uitbreiding niet<br />
redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.<br />
Ad c. Om leegstand van gebouwen te voorkomen is hergebruik van bestaande bebouwing<br />
toegestaan. Voor vervangende nieuwbouw vindt, afhankelijk van de functieverandering, een<br />
andere afweging plaats. Uiteraard kan functieverandering alleen plaatsvinden op een<br />
rivierkundig bezien aanvaardbare locatie. Dit wordt gewaarborgd door de rivierkundige<br />
randvoorwaarden.<br />
Ad d. Niet-riviergebonden activiteiten die een duurzame uitbreiding van de afvoer- en/of<br />
bergingscapaciteit van de rivier realiseren zijn toegestaan. Deze activiteiten kunnen als<br />
kostendrager dienen voor maatregelen waarmee structureel de afvoer- of<br />
bergingscapaciteit van het bestaande rivierbed kan worden uitgebreid. Realisatie van deze<br />
initiatieven draagt bij aan de beleidsdoelstelling 'ruimte voor de rivier'. Aard en omvang van<br />
de rivierverruiming moet in verhouding staan tot de ingreep en dient plaats te vinden op een<br />
rivierkundig bezien aanvaardbare locatie. Een en ander is ter beoordeling van de<br />
rivierbeheerder. De initiatiefnemer draagt de volledige kosten van de rivierverruimende<br />
maatregel.<br />
De rivierverruiming dient plaats te vinden op een locatie waar dat vanuit rivierkundig<br />
oogpunt gewenst is. Bovendien zal bij de afweging betrokken worden of er geen sprake is<br />
van een zogenaamde spijt-maatregel. Dit wil zeggen dat de maatregel nu wel meer ruimte<br />
oplevert maar voor de lange termijn een meer gewenste maatregel zou kunnen blokkeren.<br />
Rivierverruiming is mogelijk door het bestaande rivierbed te verbreden door teruglegging<br />
van dijken of de aanleg van een retentiegebied of hoogwatergeul. Het (deels) opruimen van<br />
obstakels, het geheel of gedeeltelijk afgraven van hoogwatervrije terreinen (waarvoor Wbrvergunning<br />
is verleend) wordt door de rivierbeheerder per initiatief afgewogen.<br />
Terughoudendheid is vereist bij vergroting van de afvoercapaciteit van het bestaande<br />
rivierbed door het graven van geulen of het integraal verlagen van uiterwaarden in het<br />
bedijkte deel van de bovenrivieren. Reden hiervoor is de beperkte ruimte voor buitendijkse<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 72
ivierverruimende maatregelen die in de toekomst nog noodzakelijk zijn. Buitendijkse ruimte<br />
is een schaars goed.<br />
Artikel 7<br />
Artikel 7 is onderverdeeld in drie leden.<br />
Eerste lid<br />
Ad a. Conform het uitgangspunt van eigen verantwoordelijkheid dient de initiatiefnemer of<br />
aanvrager van de vergunning van een nieuwe activiteit zélf bij zijn aanvraag te<br />
onderbouwen of er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat<br />
het veilig functioneren van de rivier gewaarborgd blijft. De vergunningverleners moeten dit<br />
kunnen beoordelen. De aanvraag moet daarom ingaan op de gevolgen van de activiteit<br />
voor het veilig functioneren van de rivier. Om te kunnen beoordelen, moeten<br />
gebiedskenmerken van de (situering en uitvoering van) de ingreep worden opgenomen op<br />
basis waarvan kan worden nagegaan welk veiligheidsniveau er geldt.<br />
Ad b. Voor riviertrajecten waar geldt dat ruimte een schaars goed is, is het belangrijk om de<br />
beperkte ruimte die nog beschikbaar is en rivierkundig gezien effectief is om af te graven, te<br />
reserveren voor rivierverruiming of het zoeken naar compensatie voor natuurontwikkeling of<br />
andere ja-mits activiteiten. Voorkomen moet worden dat in de toekomst riviergebonden<br />
activiteiten geweigerd moeten worden, omdat compensatieruimte is opgevuld door overige<br />
activiteiten.<br />
Uit jurisprudentie blijkt dat een goede rivierkundige onderbouwing per specifieke aanvraag<br />
en locatie waarom er al dan niet sprake is van een feitelijke belemmering, voldoende basis<br />
vormt om een aanvraag aan dit criterium te kunnen toetsen.<br />
Ad c. Deze voorwaarde is gericht op het optimaliseren en mede vormgeven van bestaande<br />
plannen, teneinde zo min mogelijk waterstandsverhoging te veroorzaken. Er moet eerst<br />
gezocht worden naar een goede situering en uitvoering voordat gezocht wordt naar<br />
compensatie. Zie daarover nader de Handreiking.<br />
Tweede lid<br />
Indien er sprake is van een (resterend) waterstandsverhogend effect of verlies aan bergend<br />
vermogen is compensatie verplicht. Voor sommige ingrepen kan op basis van 'expert<br />
judgement' beoordeeld worden dat de ingreep zal leiden tot een waterstandsverhoging of<br />
afname van bergend vermogen.<br />
Gezekerd dient te zijn dat de voorgenomen activiteit financieel uitvoerbaar is. Daarbij is van<br />
belang dat ook de noodzakelijke mitigerende of compenserende maatregelen financieel<br />
haalbaar zijn.<br />
Derde lid<br />
Het derde lid ziet op de toestemming die nodig is voor de onder artikel 6, aanhef en onder<br />
d, genoemde activiteiten. Evenals ten aanzien van de overige in artikel 6 genoemde<br />
activiteiten dient de financiering gezekerd te zijn, in dit geval van de gevraagde<br />
rivierverruimende maatregelen.<br />
Artikel 9<br />
Het toepassingsgebied van dit besluit is uitgebreid ten opzichte van de Beleidslijn ruimte<br />
voor de rivier (zie de toelichting bij artikel 2).<br />
Voorkomen moet dan ook worden dat projecten, die zich in een vergevorderd stadium<br />
bevinden geen doorgang kunnen vinden, als bij inwerkingtreding van dit besluit het dan<br />
toepasselijke regime de activiteit alsnog onmogelijk maakt.<br />
In het tweede lid is aangegeven dat de Staatssecretaris de mogelijkheid heeft om het<br />
overgangsrecht ook van toepassing te laten zijn op een aantal met name te noemen<br />
activiteiten of locaties. Deze lijst zal in ieder geval in de Staatscourant worden gepubliceerd.<br />
Met name in die gevallen waarin het vigerende bestemmingsplan een bouwtitel verschaft<br />
voor de voorgenomen activiteiten, zullen onnodige belemmeringen voor de uitvoering van<br />
deze plannen moeten worden voorkomen.<br />
73 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Deze lijst zal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor l januari 2008, in de Staatscourant<br />
worden gepubliceerd. Daaraan voorafgaand zal een beoordeling plaatsvinden van de<br />
activiteiten en locaties die in aanmerking komen voor vermelding op de lijst.<br />
Overigens zal, ongeacht vermelding op de lijst, te allen tijde een vergunning op grond van<br />
de Wbr nodig zijn.<br />
De Staatssecretaris van Verkeer en<br />
Waterstaat,<br />
M.H. Schultz van Haegen.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 74
75 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bijlage 2:<br />
Inspraakrapport<br />
1. Inleiding<br />
Voor u ligt het inspraakrapport ten aanzien van het Voorontwerp bestemmingsplan<br />
"Rivierzone”. Onder de naam 'Inhaalslag Bestemmingsplannen' actualiseert de gemeente<br />
<strong>Arnhem</strong> haar bestemmingsplannen. Deze plannen worden per wijk of stadsdeel gemaakt. In<br />
het rivierengebied gelden nu nog verschillende bestemmingsplannen, die soms verouderd<br />
zijn. Dat gaat veranderen, want de gemeente <strong>Arnhem</strong> vervangt al die verschillende plannen<br />
door middel van dit bestemmingsplan door één plan voor dit gebied.<br />
De inspectie van VROM heeft de gemeente <strong>Arnhem</strong> verzocht op korte termijn een<br />
conserverend bestemmingsplan voor het rivierengebied in procedure te brengen. Hierin<br />
moet de beleidslijn “Grote Rivieren” worden opgenomen. Uitzondering op het<br />
conserverende karakter van het bestemmingsplan betreft het stadspark in Stadsblokken.<br />
De verwachting is dat de ontwikkeling tot een stadspark binnen de planperiode van 10 jaar<br />
zal plaatsvinden. In het voorontwerp-bestemmingsplan is dit mogelijk gemaakt en krijgt<br />
Stadsblokken de bestemming 'park'. Daarnaast worden de in de concept-nota<br />
'Woonschepenbeleid' aangewezen locaties voor woonschepen in het voorontwerpbestemmingsplan<br />
positief bestemd.<br />
Het bestemmingsplan 'Rivierzone' heeft vanaf 7 april 2005 gedurende 4 weken ter inzage<br />
gelegen. Tijdens deze periode konden schriftelijk meningen ingediend worden met<br />
betrekking tot dit plan. Op 12 en 13 april 2005 zijn inspraakavonden gehouden. Tijdens die<br />
avonden konden meningenformulieren ter plekke worden ingevuld en ingeleverd, uiteraard<br />
konden deze ook later worden opgestuurd.<br />
In het totaal zijn er 55 reacties op het bestemmingsplan binnengekomen in de vorm van<br />
meningen-formulieren, brieven en steunbetuigingen. In hoofdstuk 2 van dit rapport zijn de<br />
ingediende meningen weergegeven met de reactie van de gemeente. Hoofdstuk 3 geeft<br />
inzicht in de wijzigingen in het bestemmingsplan na de inspraakfase. In hoofdstuk 4 is de<br />
lijst met insprekers weergegeven.<br />
2. Meningen en gemeentelijke reacties<br />
M<br />
= mening,<br />
R<br />
= reactie gemeente<br />
Voorontwerp = Voorontwerp-bestemmingsplan 'Rivierzone'<br />
Ontwerp = Ontwerp-bestemmingsplan 'Rivierzone'<br />
1. Woonschepen<br />
M 1,2, 4, 5, 6, 8,14,17, 20, 21, 22, 26, 27,29, 30, 31, 32, 35, 36, 37, 39, 46, 47, 48, 49, 51, 52, 55<br />
De afmetingen van een groot aantal woonschepen en bijgebouwen, zoals die genoemd zijn in de tabellen bij het bestemmingsplan,<br />
zijn niet correct. Ook zijn een aantal woonschepen überhaupt niet opgenomen.<br />
R<br />
Er heeft inmiddels een nieuwe inventarisatie plaatsgevonden. Uit deze inventarisatie is gebleken dat een aantal maten in de<br />
tabellen onjuist zijn. De tabellen bij het bestemmingsplan zijn hierop aangepast. Dit geldt ook voor de woonschepen die nog niet in<br />
de tabellen waren opgenomen.<br />
2.<br />
M 2,18,21,22, 30, 31, 36, 37, 39, 48, 49, 55<br />
Inspreker vindt het wenselijk dat de maximale oppervlakte en de maximale hoogte van 4 meter losgelaten wordt. Daardoor is het<br />
bijna onmogelijk 2 woonlagen te realiseren Inspreker pleit voor maatwerk per locatie.<br />
R I<br />
In een ten behoeve van het bestemmingsplan verricht stedenbouwkundig/landschappelijk onderzoek is geadviseerd om per<br />
locatie aangepaste hoogtes te hanteren, die in veel gevallen resulteren in hoogtes lager dan 4 meter. Deze maten zijn echter niet<br />
overgenomen in verband met de gerechtvaardigde wensen van de woonbootbewoners voor grotere hoogten.<br />
Daarom hebben wij besloten de in het Voorontwerp opgenomen maximumhoogte van 4 meter te handhaven. Alleen op de locatie<br />
Rosandepolder en Onderlangs, waar de landschappelijke situatie een grotere hoogte toelaat, zijn wij daar van afgeweken. Daar is<br />
een goothoogte van 4,5 meter en een nokhoogte van 5 meter toegestaan.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 76
3.<br />
M 8,17, 18, 21, 22, 26, 28, 31, 39, 40, 41, 42, 43, 49, 55<br />
Inspreker is het niet eens met de voorgestelde 10% uitbreiding voor ieder woonschip apart. Als 10% inderdaad het maximale is,<br />
dan 10 % van het totaal en daarvan iedereen een evenredig deel toekennen. De voorgestelde regeling werkt rechtsongelijkheid in<br />
de hand.<br />
R<br />
De regeling met betrekking tot de maximale oppervlakte van woonschepen is aangepast.<br />
Zij komt er op neer dat woonschepen tot 100 m2 uit mogen breiden en schepen met een maat van 100 m2 of meer niet verder<br />
mogen uitbreiden. Op deze wijze wordt voldaan aan de wensen van de woonbootbewoners en worden ook de belangen van de<br />
Beleidslijn Grote Rivieren gerespecteerd. Immers door toepassing van deze regeling wordt het maximale oppervlak dat op basis<br />
van de 10%-regeling is toegestaan niet overschreden.<br />
4.<br />
M 15<br />
Inspreker geeft aan de woonark aan de Klingelbeekseweg t/o 23 niet is ingetekend. Daarnaast geeft hij aan dat het van belang is<br />
dat er bovendijks wat grond is voor schuurtjes, opslag, fietsenstalling etc. Er loopt een aanvraag voor water en stroom bij de<br />
NUON en de schuurtjes zullen de stroom en water aansluiting herbergen.<br />
R<br />
Het woonschip tegenover het adres Klingelbeekseweg 23 zal op de ondergrond van de plankaart worden toegevoegd.<br />
Voor opslag en bijgebouwen zijn op de plankaart en in de voorschriften beperkte mogelijkheden opgenomen.<br />
5.<br />
M 18<br />
Inspreker is door Rijkswaterstaat een nog steeds geldende vergunning verleend voor een ligplaats in de Neder-Rijn onder <strong>Arnhem</strong><br />
aan de rechteroever. Tevens heeft inspreker een huurovereenkomst met Domeinen. In het bestemmingsplan wordt er door de<br />
gemeente hierin gemengd. Is dit wel juist en zo ja op welke gronden?<br />
In 2002 zijn er meerdere besprekingen geweest over een soortgelijk bestemmingsplan met afgevaardigden van de gemeente. In<br />
de besprekingen is toen geconcludeerd dat een hoogte van 4 meter voor een woonark niet reëel is. De werkgroep meende dat dit<br />
vervangen diende te worden door maximaal 2 woonlagen. Bij alle besprekingen is altijd beweerd dat alle afspraken met de<br />
woonbootbewoners en niet over de woonbootbewoners gemaakt zouden worden. Inspreker is het niet eens met de huidige gang<br />
van zaken.<br />
Inspreker wil een verklaring waarom ondanks herhaaldelijk vragen de notulen van bovengenoemde besprekingen nooit zijn<br />
toegezonden en er nooit gereageerd is op ingediende bezwaarschriften.<br />
R<br />
Een gemeente kan (en moet in de meeste gevallen) bestemmingsplannen vaststellen voor haar grondgebied. Het eigendom van<br />
de betreffende percelen is in deze niet van belang.<br />
Antwoord Jan Wiss<br />
Idem<br />
6.<br />
M 22<br />
Inspreker is van mening dat de gemeente het bestemmingsplan Lombok niet serieus neemt. De bouwvergunning die vorig jaar is<br />
afgegeven voor Onderlangs 106 voldoet weliswaar aan de oppervlaktenorm maar niet aan de hoogtenorm. Omdat deze<br />
hoogtenorm ook in het nieuwe bestemmingsplan staat rijst de vraag waarom deze norm er überhaupt in staat. Het argument dat<br />
woonarken gelijk moeten worden getrokken met woningen gaat hier dus wel op de 10 % norm maar niet voor de te bouwen<br />
hoogte. Een consequent beleid zou hier op zijn plaats zijn. Misschien een oplossing om voor woonarken een minimale maat aan te<br />
geven. Met 100 m2 heb je genoeg ruimte om een gezinnetje groot te brengen. Tot slot wil inspreker voorstellen om terug te keren<br />
naar de maten die gehanteerd werden in het bestemmingsplan Lombok.<br />
R<br />
Zie onder 3.<br />
7.<br />
M 26<br />
Inspreker wil opmerken dat het bepalen van de kavelgrens bij woonschepen in het verleden niet zo eenvoudig is gebleken.<br />
Inspreker vraagt zich af of de gemeente zou kunnen overwegen om bij de maatvoering t.a.v. de hoogte van woonschepen, de<br />
hoogte van de dakgoot toe te passen. Bij die maatvoering bestaat de mogelijkheid een kapconstuctie toe te passen i.p.v. een plat<br />
dak wat bouwtechnisch veiliger is bij de afvoer van hemelwater en sneeuw.<br />
R<br />
Zie onder 2.<br />
8.<br />
M 27<br />
Inspreker wil graag weten hoe de overdracht van de woonark verloopt bij erfelijke overdracht.<br />
R<br />
Dit is een privaatrechtelijke kwestie die niet in een bestemmingsplan geregeld wordt. Een<br />
over verschaffen<br />
notaris kan hier meer duidelijkheid<br />
77 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
9.<br />
M 28<br />
Inspreker heeft eind september per brief een aantal weloverwogen randvoorwaarden aangereikt. Inspreker is teleurgesteld dat<br />
hiervan in het voorontwerp niets is terug te lezen.<br />
Inspreker vraagt zich af waarom de gemeente zoveel moeite en energie heeft gestoken in overleg met de diverse<br />
woonbootlocaties. In het plan is niet terug te vinden van de afspraak dat per locatie maatwerk geleverd zou worden.<br />
Inspreker verwijst voor het overige naar zijn eerder gestuurde brief en verzoekt de volgende punten mee te nemen in het ontwerpbestemmingsplan:<br />
Voor diegenen die een woonboot met één woonlaag hebben, moet het mogelijk zijn je woonboot te verdubbelen. De hoogte mag<br />
dan ± 7 meter bedragen<br />
De breedte van de woonboot mag zo breed zijn dat je geen blokkade vormt voor andere bewoners<br />
Het totale oppervlak van een woonboot mag 190 m2 bedragen<br />
Met de lengte van de woonboot wordt rekening gehouden met veiligheid en erfafscheiding<br />
Medebewoners worden niet onredelijk in hun woongenot geschonden.<br />
Schuren die nog gebouwd worden mogen niet groter zijn dan 50 m 3 . Er is een mogelijkheid om een grotere schuur aan te vragen.<br />
De aanvraag is mogelijk tot 100 m 3 waarvoor een vergunning verleend dient te worden.<br />
R<br />
De brief van inspreker is wel degelijk betrokken bij de belangenafweging omtrent de gewenste de maatvoering van woonschepen.<br />
Helaas heeft de uitkomst niet steeds het voor inspreker gewenste resultaat gehad. Voor het overige wordt verwezen naar het<br />
reeds hierboven gestelde over de maatvoering.<br />
10.<br />
M 28, 30, 40, 41, 42, 43, 48, 52<br />
Inspreker wil graag weten wat de overgangsbepaling in artikel 3.4 en 3.5 precies inhoudt en wat de consequenties zijn. Hoe zit het<br />
bij verkoop van het woonschip? Mag het woonschip dezelfde maten houden? Wordt een termijn gesteld aan herbouw na een<br />
calamiteit? Ten aanzien van calamiteiten dienen de regels ruimer opgesteld te worden.<br />
R<br />
Artikel 3.4 ziet op het overgangsrecht voor bouwen. Aangezien een woonschip formeel/juridisch gezien niet wordt gebouwd, is<br />
dit artikel niet van toepassing op woonschepen. Artikel 3.5 geeft aan dat bestaande woonschepen bij het van kracht worden<br />
van het bestemmingsplan mogen worden gehandhaafd en gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd. Bij het volledig<br />
verloren gaan door een calamiteit, zoals een brand, mag een woonschip volledig worden vernieuwd, mits dit binnen twee jaar na<br />
de calamiteit gebeurt. Hierbij geldt wel dat de bestaande afwijking niet mag worden vergroot. Wij zien overigens geen reden om<br />
de algemeen aanvaarde regels over calamiteiten bij overgangsrecht te verruimen.<br />
Verkoop van een woonschip is niet van invloed op het hierboven beschreven overgangsrecht.<br />
11.<br />
M 32,33<br />
Inspreker vraagt zich af waarom de grens van het bestemmingsplan zich ter hoogte van de Boterdijk circa 60 meter rivierwaarts<br />
vanaf de waterkering bevindt terwijl er in de toelichting staat dat de waterkering als grens is gebruikt. Het lijkt ook de wens van<br />
Rijkswaterstaat om de grens op de waterkering te leggen gelet op de toepassing van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Het<br />
gevolg is dat de oever nagenoeg niet in het bestemmingsplan valt en basisvoorzieningen t.b.v. de woonschepen op de oever niet<br />
meegenomen zijn. Het lijkt inspreker raar om als woonschiplocatie in 2 verschillende bestemmingsplannen te vallen.<br />
Nu de woonschepen positief bestemd zijn gaat inspreker ervan uit dat een deel van de oever als tuin t.b.v. van de woonschepen<br />
bestemd wordt i.v.m. privacy. De afscheiding kan dan d.m.v. lage beplanting gemaakt worden en de bestaande opstallen<br />
omgevormd of vervangen worden tot in de omgeving passende bouwwerken. Inspreker is van mening dat dit het uitzicht op de<br />
rivier niet zal belemmeren omdat de oever omhoog loopt.<br />
De zinsnede in artikel 1.2 onder 5 “niet meegerekend bebouwde overstekken en terrassen” moet volgens inspreker zijn “niet<br />
meegerekend al dan niet bebouwde overstekken terrassen”.<br />
Inspreker pleit bij vervanging van de gehele woonark voor een bouwhoogte van 5 meter.<br />
Inspreker geeft aan dat er ook arken en schepen zijn die, buiten hun terrassen en overstekken, afmeervoorzieningen hebben in de<br />
vorm van één of meerdere pontons. Inspreker heeft een tabel bijgevoegd waarin deze apart in kaart zijn gebracht.<br />
Inspreker pleit ervoor om alle huidige maten van de arken te accepteren. In artikel 3.5 van de voorschriften wordt niets gezegd<br />
over de eventueel afwijkende maatvoering van de huidige woonschepen terwijl dit in artikel 3.6 wel wordt gedaan.<br />
R<br />
De begrenzing zal in de door inspreker gewenste zin worden aangepast.<br />
De bij de bestemming Wonen-Woonschepen behorende gronden op de oever zullen als bebouwbare zone worden bestemd, waar<br />
bijgebouwen en andere voorzieningen tbv de woonschepen mogelijk zijn.<br />
De zinsnede van artikel 1.2, lid 5 zal als volgt worden aangepast: “niet meegerekend niet bebouwde overstekken en drijvende<br />
terrassen”.<br />
Bouwhoogte zie onder 2.<br />
Eventuele van de maximummaten afwijkende woonschepen mogen op grond van artikel 3.5 worden gehandhaafd. De<br />
omstandigheid dat ze mogen worden veranderd of vernieuwd, betekent ook dat ze kunnen blijven liggen.<br />
12.<br />
M 34<br />
De ark aan de Boterdijk 21 opnemen in de lijst van woonarken aan de Boterdijk.<br />
Sinds 1983 is het bedrijf van de inspreker aan de Boterdijk gevestigd. De activiteiten betreffen rondvaarten en scheepsreparatie.<br />
Graag opnemen in de bedrijvenlijst van het bestemmingsplan.<br />
De bestaande schuur op de wal aan de Boterdijk 21 opnemen op de plankaart.<br />
R<br />
Alle aangewezen schepen zijn opgenomen in het bestemmingsplan/.<br />
Het raadsbesluit met betrekking tot woonschepen maakt geen bedrijvigheid mogelijk. Aangezien dit bestemmingsplan zich beperkt<br />
tot het planologisch vertalen van dit raadsbesluit, zullen de bedrijfsmatige activiteiten niet positief bestemd worden.<br />
Op de plankaart is een bebouwbare zone opgenomen, waarbinnen per schip een bijgebouw van 20 m2 mag worden gerealiseerd.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 78
14.<br />
M 40, 41, 42, 43<br />
Waar komen de maten vandaan die gehanteerd worden?<br />
Hoe kan het dat de gemeente van alles bouwt, zelfs een boot die niet onder kunstwerken door kan varen en aan de woonboten<br />
allerlei eisen gaan stellen.<br />
Hoeveel vergunningen heeft een woonbootbewoner nodig om hier te kunnen wonen?<br />
Waaruit blijkt dat waterbewoners gelijk behandeld worden als huizenbewoners?<br />
Is het plan “Ruimte voor de Rivier” van Rijkswaterstaat allesbepalend voor de uitgangspunten jegens de woonbootbewoners?<br />
Hoe kun je hele plannen volschrijven over gebieden waar je als gemeente geen zeggenschap hebt (Stadsblokken, Meinerswijk en<br />
ASM-haven)?<br />
Waarom hanteer je zichtlijnen? Mogen wij als bewoners ook eens zeggen wat we mooi vinden? Wat de gemeente mooi of goed<br />
vindt, is volgens inspreker niet maatgevend.<br />
Wat is de inhoud van de recreatieve functie van het gebied Onderlangs waarin wij wonen?<br />
Wat is vervolgens de invloed van het Groenplan op deze inzichten?<br />
Wat is het nut van het opzoeken van oorspronkelijke waarden?<br />
Hoe zit het met de plannen voor huizenbouw op dan wel in Meinerswijk?<br />
Wat is het effect van het bouwen in de “duurdere” sector? Betekent dit dat het leefgebied van de woonbootbewoners verder wordt<br />
ingeperkt?<br />
Is, in dit jargon, het woordje “opvallend”hetzelfde als “wenselijk”? (blz. 39 punt 5.2.2.)<br />
Op blz. 48 staat iets over aangesloten zijn op de riolering wat onjuist is.<br />
Hoe kan het dat men bij navraag bij RWS te horen heeft gekregen niets van dit plan gehoord te hebben?<br />
Wat verstaat de gemeente onder communicatie? Er is overleg geweest met de bewonersgroepen, maar hiervan ontbreekt elke<br />
weerslag in de plannen.<br />
R<br />
De in het voorontwerp-bestemmingsplan gehanteerde maten komen uit de bepalingen in het geldende bestemmingsplan Lombok<br />
e.o., waarin en regeling voor woonschepen is opgenomen. Voorts is ook de beleidslijn Grote Rivieren (de opvolger van de<br />
beleidslijn Ruimte voor de Rivier), van toepassing, die maximaal 10% uitbreiding toestaat.<br />
Het vaartuig, waaraan insprekers refereren is geen woonboot, maar een maatschappelijke voorziening en krijgt een ook een<br />
zodanige bestemming. De regels voor de woonboten zijn dus niet van toepassing.<br />
Voor zover de woonschepen passen in de bestemmingsplanregeling, is er geen “vergunning”nodig op grond van dit plan om in<br />
een woonschip te wonen.<br />
De woonschepen worden net als de woningen in het bestemmingsplangebied voor wat betreft de mogelijkheden voor uitbreiding<br />
op dezelfde wijze behandeld. Beide mogen maximaal 10% uitbreiden op basis van de beleidslijn Grote Rivieren. Voor de afweging<br />
van aan- en bijgebouwen wordt in beide gevallen gekeken naar de context waarin het woongebouw zich bevindt. Dit kan het<br />
centrum, een villa wijk, een gebouw in een park of een bouwwerk op het water zijn. Deze specifieke plaatsen stellen ieder andere<br />
ruimtelijke eisen<br />
De beleidslijn Grote Rivieren drukt een belangrijke stempel op de gronden in het bestemmingsplangebied, maar is niet alles<br />
bepalend. Bepaalde vormen van evt. afwijkend gebruik blijven mogelijk.<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de gemeente op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verplicht om<br />
bestemmingsplannen te maken voor die gebieden die niet tot de bebouwde kom behoren. De door insprekers genoemde gebieden<br />
vallen daar onder.<br />
Zichtlijnen worden onder andere gehanteerd om bepaalde elementen over een grotere afstand zichtbaar te houden. Dit kunnen<br />
landschappelijke of cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn. Doel is om het landschap goed te kunnen beleven en de<br />
objecten hierin zichtbaar te maken dan wel zichtbaar te houden.<br />
Binnen het bestemmingsplan worden alleen massa's vastgelegd. Dit laat onverlet dat er afhankelijk van de welstandseisen nog<br />
differentiatie mogelijk is in de vormstijl en uiteraard de grootte. In het laatste geval kan men er altijd voor kiezen om een kleinere<br />
massa te realiseren.<br />
Park Onderlangs behoort tot de Stadsparken van <strong>Arnhem</strong>. Deze parken hebben een grote landschappelijk, ecologische en<br />
recreatieve waarde. Park Onderlangs kenmerkt zich door de abrupte overgang van stuwwal naar Rijn en de daarmee gepaard<br />
gaande unieke uitzichten over de uiterwaarden.<br />
Het Groenplan is een uitwerking van het Structuurplan en is door de raad vastgesteld. Het beleid wordt door de gemeente <strong>Arnhem</strong><br />
in nieuwe ontwikkelingen uitgedragen.<br />
De gemeente is verantwoordelijk voor het cultuurhistorisch erfgoed, net zoals zij de verantwoording heeft over de leefbaarheid van<br />
de stad, de bereikbaarheid, de ecologische doelstelling, het landschapsbehoud, etc.<br />
In 2008 zal waarschijnlijk duidelijk zijn wat er op het gebied van huizenbouw mogelijk is. Een en ander is ook afhankelijk van het<br />
beleidslijn Grote Rivieren.<br />
'Opvallend' op pagina 39 onder 5.2.2. geeft een constatering weer.<br />
Dit is aangepast<br />
Er heeft in het voortraject, zelfs recent nog, overleg met Rijkswaterstaat plaatsgevonden.<br />
Het overleg met de bewonersgroepen is in de belangenafweging betrokken. Helaas kan niet op alle onderdelen tegemoet<br />
gekomen worden aan de wensen van alle bewoners.<br />
15.<br />
M 44, 46<br />
Inspreker vindt de voorgestelde uitbreiding van 10% te beperkt voor de woonark aan de Rosandepolder 12 en 7. Graag zou<br />
inspreker de afmeting willen houden op 8 meter, exclusief gangboord. Tevens verzoekt inspreker een maximale bouwhoogte toe te<br />
staan van 4.60 meter boven de waterlijn.<br />
R<br />
Zie boven voor wat betreft de uitbreidingsmogelijkheden en de maximumbouwhoogte.<br />
De maat van 8 meter is geen probleem, zolang de maximummaat maar niet wordt overschreden en de boot binnen de begrenzing<br />
van het bestemmingsgebied blijft.<br />
Aan het verzoek om de maximum hoogte te verhogen, kan worden tegemoet gekomen.<br />
16.<br />
M 48<br />
Dit bestemmingsplan kan geen doorgang vinden omdat Rijkswaterstaat ook partij is en hierover is niets terug te vinden. Inspreker<br />
is benieuwd naar de verhouding tussen de gemeente en RWS. Wie is waarvoor verantwoordelijk en tot wie behoren welke<br />
competenties?<br />
Het is inspreker niet duidelijk wat bedoeld wordt bij paragraaf 4.4.<br />
R<br />
79 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Zie onder nr. 14.<br />
Paragraaf 4.4 heeft betrekking op over het plangebied lopende straalpaden. De tekst hierover in de toelichting is verduidelijkt.<br />
17.<br />
M 49<br />
Er is nog veel onduidelijkheid over de juridische en rechtspositionele gevolgen voor de woonschepen die niet liggen op een locatie<br />
die in het kader van het aankomend woonschepenbeleid niet zijn aangewezen als zodanig en niet zijn opgenomen in het<br />
voorontwerp-bestemmingsplan.<br />
Inspreker vraagt ook duidelijkheid over hoe de gemeente de overgang van legale status naar illegale status van deze schepen<br />
gaat vormgeven zodat de juridische gevolgen voorspelbaar zijn. Het wegbestemmen van deze bewoners en hun schepen is strijdig<br />
met de kaders gegeven door de raadswerkgroep Woonschepen. Het overgangsrecht moet gelden voor alle woonschepen<br />
aanwezig in de rivierzone en duidelijk zijn aangegeven in het bestemmingsplan. Een inventarisatie van de gehele situatie moet<br />
worden opgenomen in het bestemmingsplan, bijvoorbeeld in de vorm van een ligplaatsenkaart.<br />
De gemeente moet streven naar zo gelijkwaardig mogelijke regels voor woonschepen als voor wonen op de wal. De erkenning<br />
moet zitten in de regels die de rechtszekerheid bieden die hoort bij wonen.<br />
De raadswerkgroep heeft als kader gesteld dat alle woonschepen in de rivierzone moeten blijven. De woonschepen die liggen in<br />
niet aangewezen gebieden hebben een woongarantie op het openbaar water van <strong>Arnhem</strong>.<br />
Waarom mogen schepen allen de oeverlijn volgend worden afgemeerd?<br />
Hoe zit het met het afmeren van een pleziervaartuig naast de woning?<br />
De schepen die liggen op een niet aan te wijzen locatie zijn niet geïnventariseerd als bestaande situatie in het bestemmingsplan.<br />
Hoe zit het met het overgangsrecht van deze situaties m.b.t. maatvoering?<br />
Vallen bijgebouwen onder de 10% regeling?<br />
Hoe past de drugs / nachtopvangboot binnen de voorschriften en onder welke definitie vallen deze?<br />
Is het college er zich van bewust dat er door derden bezwaar gemaakt kan worden tegen het ligplaats hebben van schepen die<br />
liggen in niet vergunbare gebieden (artikel 125 gemeentewet)?<br />
Komt er voor schepen die een historische maat bezitten en waarvan het karakter verloren gaat als deze moet worden aangepast<br />
een bijzondere bepaling?<br />
R<br />
De schepen die liggen op een locatie die in de nota woonschepen niet is aangewezen als locatie voor woonschepen worden bij het<br />
van kracht worden van dit bestemmingsplan onder het overgangsrecht gebracht. Zie onder 10. voor de implicaties daarvan.<br />
De inventarisatie van de woonschepen in het kader van dit bestemmingsplan heeft betrekking op de legale schepen. Uit de bij de<br />
voorschriften van het bestemmingsplan gevoegde tabel blijkt immers hoe groot de schepen in het kader van het bestemmingsplan<br />
mogen zijn. Voor de schepen die niet positief worden bestemd is een dergelijke tabel uiteraard niet aan de orde. Dat neemt niet<br />
weg dat voor het overgangsrecht de bestaande maten van de schepen op niet aangewezen locaties ook interessant zijn. Dat is<br />
echter een handhavingskwestie en dit speelt geen rol in het kader van dit bestemmingsplan.<br />
Dit bestemmingsplan beoogt zoveel mogelijk rechtzekerheid te bieden voor de woonschipbewoners. Voor de locaties die positief<br />
bestemd worden wordt de positie van de woonschipbewoner net zo zeker als van de bewoner van een woning op de wal. Voor de<br />
niet aangewezen locaties kunnen we die zekerheid helaas nog niet geven. In de toelichting is wel aangegeven dat de<br />
woonschepen op de niet aangewezen locaties binnen de planperiode (10 jaar) een alternatieve locatie krijgen aangeboden. Op dit<br />
moment kunnen geen uitspraken worden gedaan over het gebied waarin die locaties zullen liggen, simpelweg omdat dat nog niet<br />
bekend is.<br />
Uit veiligheidsoverwegingen is het zaak de rivier zo breed mogelijk te houden. Om deze reden mogen de schepen alleen de<br />
oeverlijn volgend worden afgemeerd.<br />
Een pleziervaartuig kan naast de woning worden afgemeerd, mits dat er niet permanent ligt.<br />
Met betrekking tot bijgebouwen is een exacte maximale maat opgenomen. Op basis van de algemene vrijstellingsbepaling (artikel<br />
3.3) kan het college vrijstelling verlenen onder andere voor wat betreft het maximumvloeroppervlak van bouwwerken. Dat geldt ook<br />
voor bijgebouwen.<br />
De drugs/nachtopvangboot is een maatschappelijke voorziening. De regels met betrekking tot woonboten zijn hierop niet van<br />
toepassing.<br />
De in het bestemmingsplan opgenomen regels gelden voor alle woonschepen en proberen zoveel mogelijk recht te doen aan alle<br />
situaties.<br />
18.<br />
M 52<br />
Inspreker vraagt zich af of het aantal vierkante meters betrekking heeft op het grondoppervlak of vloeroppervlak.<br />
R Het oppervlak van een woonschip wordt gemeten op basis van het totale vloeroppervlak met uitzondering van<br />
bebouwde overstekken en drijvende terrassen (zie art. 1.2, lid 5 van de voorschriften)<br />
19.<br />
M 55<br />
Inspreker stelt vast dat er voor de bewoners van de Rosandepolder met dit bestemmingsplan per saldo geen merkbare verbetering<br />
wordt bereikt, maar zelfs een verslechtering<br />
Inspreker is niet geheel tevreden met de onderbouwing van (de voorschriften in ) het voorontwerp bestemmingsplan, met name<br />
waar dit de toegestane hoogten en maximale oppervlakken betreft. Tijdens de toelichtingsbijeenkomst eind maart is door de dienst<br />
Stadsontwikkeling toegezegd dat alle uitgangspunten goed onderbouwd zouden zijn. Inspreker kan deze onderbouwing echter niet<br />
terugvinden<br />
Inspreker zet vraagtekens bij de gehanteerde uniforme afmetingen voor alle woonschepen in de gehele rivierzone. Het kan zowel<br />
bouwkundig gezien als wat betreft de ruimtelijke ordening juist heel aantrekkelijk zijn om flexibele afmetingen van woonschepen<br />
toe te staan.<br />
Onduidelijk is waar het maximumoppervlak van 150 m2 op is gebaseerd. Een onderbouwing ontbreekt hiervoor en navraag bij<br />
RWS geeft hierop ook geen uitsluitsel. De genoemde max. oppervlakte is in strijd met de afmetingentabel “Rosandepolder” in de<br />
bijlage, waar overschrijding van 150 m2 wel wordt toegestaan.<br />
In artikel 1.2 lid 5 wordt gesteld dat bij het oppervlak van een woonschip geen bebouwde overstekken en (drijvende) terrassen<br />
worden meegerekend. In artikel 2.2 lid 2 onder d wordt gesuggereerd dat de totale oppervlakte, inclusief bebouwde overstekken<br />
en (drijvende) terrassen niet groter mag zijn dan 150 m2. Inspreker wil graag duidelijkheid hierover. Verder dient in het geval e.e.a.<br />
exclusief overstekken en terrassen is, te worden verduidelijkt hoe groot deze mogen zijn en hoe deze afgemeerd moeten zijn<br />
(alleen lengterichting?)<br />
Inspreker stelt voor om voor kleine woonarken de mogelijkheid te bieden met 25 m2 uit te breiden. Dit zou volgens inspreker<br />
geregeld kunnen ( en moeten) worden in artikel 3.3 algemene vrijstellingsbepaling. Dit geldt in beperkte mate tevens voor zeer<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 80
kleine opstallen.<br />
Er mist een voorschrift voor de maximale breedte van een woonschip. Teneinde te ver op het water liggende arken te voorkomen,<br />
pleit inspreker voor een maximale bouwbreedte van 8 meter. In de maximale oppervlakte van 150 m2 is het mogelijk om<br />
bijvoorbeeld 12x12 m te realiseren, hetgeen inspreker in de Rosandepolder te massief acht.<br />
Hoe wordt er in het bestemmingsplan omgegaan met woonschepen die “dubbel” liggen, die dus uit meerdere in de breedte naast<br />
elkaar liggende wooneenheden bestaan. Worden deze samengevoegd beschouwd? Mogen er bij nieuwbouw ook 2<br />
wooneenheden worden teruggelegd?<br />
Artikel 1.2 lid 3 en lid 4 zijn onleesbaar. Om problemen achteraf te voorkomen is het gewenst dat alle meetwijzen nauwkeurig<br />
worden beschreven.<br />
R<br />
Voor wat betreft de onduidelijkheden met betrekking tot maximale maten en afmetingen verwijzen wij naar hetgeen in het<br />
bovenstaande is vermeld over de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen methode van toekennen van maximummaten en<br />
wijze van meten<br />
De maximumbreedte van een woonschip wordt gelimiteerd door de breedte van de bestemming op de plankaart. Woonschepen<br />
mogen slechts afgemeerd worden binnen deze zone en zodanig dat de langste zijde evenwijdig aan de oever ligt. Op deze wijze<br />
kunnen woonschepen niet breder worden dan ze lang zijn.<br />
Woonschepen mogen in principe slechts worden afgemeerd in een enkele rij. Op basis van het overgangsrecht kunnen “dubbele”<br />
woonschepen wel gehandhaafd worden. Nieuwe worden echter niet meer toegestaan.<br />
De leden 3 en 4 van artikel 1.2 zijn algemeen aanvaarde regels voor het bepalen van maximumbouwhoogten en<br />
vloeroppervlakken. Vanwege het feit deze voorschriften juridisch sluitend moeten zijn, zullen ze voor de leek niet allemaal even<br />
gemakkelijk leesbaar zijn.<br />
Stadspark<br />
20.<br />
M 3<br />
Inspreker gaat ervan uit dat bij het inrichten van het park rondom het Stadsblokken-gebied, een respectabele afstand van de<br />
woonschepen in de Haven van Coers in acht wordt genomen.<br />
R<br />
Bij het inrichten van het park zal de aanwezigheid van de woonschepen in de Haven van Coers worden betrokken.<br />
21.<br />
M 53<br />
Inspreker is van mening dat alleen een natuurpark dat aansluit bij Meinerswijk en Bakenhof een optie is.<br />
Het lijkt inspreker niet meer dan reëel dat de bewoners van de Haven van Coers hun huidige schuur/opslag/tuin kunnen behouden<br />
en dat zij een overgangszone tussen park en woning krijgen, waardoor enige privacy gewaarborgd wordt.<br />
Het lijkt inspreker niet meer dan billijk dat de woonschepen met de huidige afmetingen gewoon overdraagbaar moeten blijven op<br />
naam.<br />
R<br />
In het gemeentelijk Structuurplan staat dat op Stadsblokken een stadspark is voorzien. De invulling daarvan is echter op dit<br />
moment onvoldoende helder. Om die reden is besloten in het ontwerp-bestemmingsplan niet de parkbestemming, maar de<br />
bestemming 'groen en water' op te nemen. Als er meer bekend is over de ontwikkeling van een park dan zal via een planwijziging<br />
of een vrijstellingsprocedure daarvoor de planologische basis worden gegeven.<br />
Verkeer<br />
22.<br />
M 5<br />
Inspreker geeft aan dat er nog steeds geen drempels zijn op de stadsblokken en in de Haven van Coers.<br />
R In een bestemmingsplan worden ruimtelijk relevante onderwerpen geregeld, geen onderwerpen van verkeerskundige<br />
aard.<br />
23.<br />
M 8<br />
Inspreker vraagt zich af of stadsblokken ingericht wordt als 30-km zone<br />
R<br />
zie de reactie onder 22.<br />
24.<br />
M 9, 17<br />
Inspreker geeft aan dat het stadspark en de woonschepen met de auto alleen toegankelijk moeten zijn voor bewoners i.v.m.<br />
overlast van de jeugd, junks, vuilstorters en motorcrossers.<br />
R<br />
De door inspreker aangehaalde vormen van overlast zijn een probleem dat door een goed handhavingsbeleid moet worden<br />
aangepakt. Er is echter geen reden om reeds daarom de toegang tot woonschepen per motorvoertuig alleen voor<br />
woonschipbewoners mogelijk te maken.<br />
81 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Overig<br />
25.<br />
M 7<br />
Inspreker heeft onlangs het pand aan de Meginhardweg 19 gekocht en wil het pand met een woongroep van 6 volwassenen gaan<br />
bewonen. Het woonoppervlak van maximaal 257 m2, zoals in het bestemmingsplan genoemd, is hiervoor te klein. De vraag is in<br />
hoeverre er ruimte is om het woonoppervlak te vergroten. Het pand wordt daarmee niet uitgebreid, er wordt slechts intern ruimte<br />
gecreëerd. Dit lijkt inspreker billijk aangezien de agrarische bestemming is gewijzigd in de bestemming woondoeleinden.<br />
Daarnaast maakt de inspreker bezwaar tegen het feit dat het grootste gedeelte van het perceel Meginhardweg de bestemming<br />
“Park” heeft gekregen en dient een verzoek in tot wijziging van dit gedeelte naar “Woondoeleinden”.<br />
R<br />
De door inspreker genoemde 257 m 2 is niet het woonoppervlak maar het maximale toegestane grondoppervlak voor<br />
woonbebouwing. Dit houdt in het bestaande oppervlak, vermeerderd met 10%. Binnen dit grondoppervlak dient zich dus de woning<br />
te bevinden.<br />
De bij het perceel behorende gronden met de bestemming “Park” blijven deze bestemming behouden in verband met hun<br />
landschappelijke waarde. . Binnen deze bestemming is<br />
26.<br />
M 8<br />
Inspreker is van mening dat er geen helderheid is over de riolering/IBA. <strong>Gemeente</strong> heeft in de Haven van Coers ontheffing voor<br />
het riool en IBA's zijn technisch veelal niet mogelijk. Inspreker vraagt zich af wie de kosten voor riolering /IBA betaalt.<br />
R<br />
Dit is een discussie die los van het bestemmingsplan gevoerd wordt. We kunnen daar in dit verband geen antwoord op geven.<br />
27.<br />
M 10<br />
Inspreker geeft aan dat in de oppervlakte tabel van de Praets een aantal huisnummers ontbreken.<br />
R Er heeft een nieuwe inventarisatie plaatsgevonden waar deze huisnummers opgenomen zijn.<br />
28.<br />
M 11<br />
De defensiehaven is niet nader bestemd.<br />
R<br />
De accommodaties van Scouting “De Geuzen” in de Defensiehaven krijgen in het ontwerp de bestemming “natuur” met de<br />
aanduiding “scouting”.<br />
29.<br />
M 12<br />
Inspreker pacht grond van de gemeente <strong>Arnhem</strong> aan de Meginhardweg 33 en vreest door de bestemmingswijziging opzegging van<br />
de gepachte gronden. Bovendien vreest hij dat het bijzonder lastig wordt zijn vee te weiden. Daarnaast geeft hij aan dat de op de<br />
plankaart aangegeven hoogte van zijn woning niet klopt.<br />
R<br />
Binnen de bestemming “Natuur” zijn ook agrarische doeleinden toegestaan. Feitelijk verandert er dus niets in de mogelijkheden.<br />
De hoogte is op de plankaart aangepast.<br />
30.<br />
M 13<br />
Inspreker wil de woonbestemming van Meginhardweg 19 veranderen in woonbestemming met agrarische doeleinden. Bovendien<br />
wil inspreker dat het perceel weiland aan de Meginhardweg / Meginhardsedwarsweg de agrarische bestemming behoudt. Als het<br />
natuurgebied wordt vreest inspreker dat hij benadeeld wordt en geen vee meer kan houden.<br />
R<br />
Bij nr. 25 is reeds ingegaan op de problematiek rond Meginhardweg 19. Wij zien geen reden om een aparte bestemming<br />
Agrarische doeleinden ter plaatse aan de gronden te geven. Het hobbymatig houden van vee bij de woonbestemming is namelijk<br />
toegestaan.<br />
31.<br />
M 16<br />
Meginhardweg 15 is momenteel een bedrijfspand. Inspreker wil er in de toekomst een woning van maken en dit in het<br />
bestemmingsplan op laten nemen. In het verleden is het pand een woning geweest.<br />
R<br />
Aan het verzoek wordt tegemoet gekomen. In het ontwerpbestemmingsplan zal dit worden aangepast.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 82
32.<br />
M 19<br />
Inspreker is van mening dat een betere interne ontsluiting gewenst is en dat met name<br />
aandacht moet zijn voor de ouderen en de (minder)validen. Inspreker mist uitspraken zoals die in de toelichting van het vigerende<br />
bestemmingsplan gedaan zijn, waarin aangegeven staat dat de rivierzone beter toegankelijk moet worden gemaakt voor<br />
wandelaars, fietsers en hengelaars en dat mogelijkheden moeten worden gecreëerd voor vissteigers voor gehandicapten. Verder<br />
verschilt inspreker met de gemeente van mening over de bestaande zonering. Inspreker is van mening dat de bestaande zonering<br />
niet aansluit bij Meinerswijk als stedelijk uitloopgebied waar ruimte moet zijn voor wandelen, fietsen, hengelen en spelen. Inspreker<br />
vindt dat er een nieuwe zonering moet komen afgestemd op de nieuw op te zetten interne ontsluitingsstructuur. Onderdeel van<br />
deze ontsluitingsstructuur moet zijn: aandacht voor parkeerplaatsen voor invaliden. Het zou bizar zijn wanneer Meinerswijk niet<br />
toegankelijk zou worden gemaakt voor (minder)validen. Op dit moment ontbreken parkeerplaatsen voor (minder)validen. Dit is een<br />
eerste barrière voor (minder) validen die door de gemeente geslecht moet worden. Tot slot constateert inspreker dat met name in<br />
hoofdstuk 3 “Ecologie” veel uitspraken worden gedaan die niet of slecht worden onderbouwd, met geen of sterk verouderde<br />
gegevens. Inspreker vraagt nadrukkelijk aandacht voor deze constatering.<br />
R<br />
Indien inspreker concreet aangeeft op welke locatie welke voorziening in zijn ogen mogelijk moet worden gemaakt, dan zal bezien<br />
worden of daaraan tegemoet kan worden gekomen.<br />
De tekst van hoofdstuk 3 is aangepast. Voor vaststelling van het bestemmingsplan zullen de onderliggende onderzoeken, dus ook<br />
de ecologische onderzoeken, waar nodig geactualiseerd worden.<br />
33.<br />
M 23<br />
De beschreven bestemming op het perceel Stadsblokkenweg 1 is niet conform het huidige gebruik van het terrein zoals onder<br />
andere vastgelegd in de meest recent verleende bouwvergunning en de geldende milieuvergunning. Jachtwerf van Workum is niet<br />
opgenomen in de in de hoofdstuk 2, artikel 2.3 lid 1a beschreven bedrijvenlijst. De onder lid 1b van dit hoofdstuk en artikel<br />
beschreven bestemming dekt niet de huidige bestemming. Inspreker verzoekt te worden opgenomen in de bedrijvenlijst met de<br />
correcte beschrijving van de bestemming: “Jachtwerf, detailhandel en stalling”, met dien verstande dat een Jachtwerf waar<br />
schepen van 5 tot 40 meter worden gebouwd, afgebouwd, gerestaureerd, gerenoveerd en gerepareerd een watergebonden<br />
activiteit is. Dit in tegenstelling tot hetgeen beschreven in de hoofdstuk 6.3, artikel 2.3 gegeven toelichting. Bovengenoemde is<br />
gebaseerd op de orderportefeuille van de afgelopen 40 jaren.<br />
Inspreker is van mening dat de genoemde bebouwingsoppervlakte op het perceel Stadsblokkenweg 1 genoemd in bijlage 1 niet<br />
correct is.<br />
Inspreker is niet tegen de parkbestemming voor het stadsblokkengebied. Echter, de weergave van de parkbestemming rondom het<br />
bedrijf in de tekeningen behorend bij het Voorontwerp is onwenselijk en voor inspreker onacceptabel en maakt een normale en<br />
economische bedrijfsuitoefening onmogelijk. Inspreker verzoekt de bestemming rond het bedrijf aan te passen zoals aangegeven<br />
in een bij de inspraakreactie bijgevoegde tekening.<br />
Inspreker verzoekt de huidige ontsluiting via de Eldensedijk en de Stadsblokkenweg in het bestemmingsplan op te nemen als de<br />
bestemming verkeersdoeleinden-wegverkeer omdat de ontsluiting van de Jachtwerf over water en de openbare weg noodzakelijk<br />
is voor het functioneren van het bedrijf.<br />
Inspreker geeft een voorstel tot functiewijziging van het perceel van Jachtwerf Workum met een nieuw programma/bestemming die<br />
aansluit bij het stadspark. Hierbij valt te denken aan horeca gelegenheden, bad- en strandgelegenheden en woningbouw. Dit<br />
laatste zou volgens inspreker het geheel financieel haalbaar kunnen maken en kan de brugfunctie van het gebied tussen <strong>Arnhem</strong>-<br />
Noord en <strong>Arnhem</strong>-Zuid versterken.<br />
R<br />
In de bedrijvenlijst is een jachtwerf opgenomen.<br />
De oppervlaktematen zijn aangepast.<br />
De parkbestemming is vervangen door een bestemming 'groen en water'.<br />
De bedrijvigheid is nu in een groter gebied toegestaan.<br />
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Dat betekent dat uitsluitend het geldend gebruik wordt bestemd, tenzij<br />
onomstotelijk vaststaat dat binnen de planperiode (10 jaar) een ontwikkeling naar een bepaald ander gebruik zal plaatsvinden.<br />
Inspreker noemt voor hem wenselijke ontwikkelingen, maar kan niet onderbouwen dat een van de genoemde functies ook<br />
gerealiseerd zal worden. Deze functies worden dan ook niet positief bestemd.<br />
34.<br />
M 24<br />
Het voorontwerp bestemmingsplan Rivierzone heeft o.a. betrekking op een grondgebied dat in eigendom is bij inspreker. Dit betreft<br />
zowel het terrein van de voormalige steenfabriek Meinerswijk als een groot deel van de gronden die ten oosten en zuidoosten van<br />
dit terrein gelegen zijn.<br />
Het voorontwerp-bestemmingsplan is tot stand gekomen zonder dat de gemeente in contact is getreden met inspreker. Hierdoor<br />
heeft de gemeente zich er niet van verzekerd dat zij haar medewerking zal verlenen aan het plan, met als gevolg dat de<br />
uitvoerbaarheid twijfelachtig is. Het plan beoogt bijvoorbeeld een natuurontwikkeling en recreatie-doelstelling in het gebied<br />
Meinerswijk zonder dat de gemeente eigenaar is van alle gronden. Door niet in overleg te treden schaadt de gemeente de<br />
belangen van inspreker. Terwijl inspreker meermaals aan het college heeft laten blijken dat zij bereid is om in goed overleg met de<br />
gemeente tot een ontwikkelingsvisie voor het gebied te komen. De voortzetting van de bestemming “steenfabriek” is wat inspreker<br />
betreft in ieder geval onbespreekbaar.<br />
Artikel 10 WRO bevat de verplichting om slechts die bestemming aan een gebied te verlenen, die ten behoeve van een goede<br />
ruimtelijke ordening nodig is. Inspreker is van mening dat het bestemmingsplan in strijd is met deze verplichting. Aan het terrein<br />
van de voormalige steenfabriek wordt namelijk ten onrechte een bestemming toegekend die uitsluitend een steenfabriek of een<br />
scheepswerf toestaat. Deze bestemming is volgens inspreker onjuist omdat deze functie hier feitelijk niet plaatsvinden.<br />
In het vigerende bestemmingsplan “Polder Meinerswijk” (1986) is voor het terrein de bestemming “steenfabricage” opgenomen,<br />
terwijl ook toen al bekend was dat de steenfabriek reeds een tiental jaren niet meer als zodanig werd gebruikt. Dit feit vormde voor<br />
de Kroon aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het desbetreffende voorschrift in het bestemmingsplan. Door deze<br />
onthouding van goedkeuring herleefde voor het terrein van de voormalige steenfabriek het voordien geldende bestemmingsplan uit<br />
1956, waarin eveneens de bestemming steenfabriek opgenomen was. Sinds genoemde kroonbeslissing had het daarom op de<br />
weg van de gemeenteraad van <strong>Arnhem</strong> gelegen om de bestemming voor het terrein te actualiseren. Dit is tot op de dag van<br />
vandaag nagelaten, waardoor de bestemming “steenfabriek” als een spookbestemming boven de opstallen is blijven zweven.<br />
Volgens inspreker brengt handhaving van de bestemming “steenfabriek” onnodig schade toe aan hem. Bovendien is inspreker<br />
verbaasd over de alternatieve bestemming “scheepswerf” voor het bedrijfsterrein. Deze bestemming is volstrekt uit de lucht<br />
gegrepen. Inspreker gaat er daarom vanuit dat deze functie in het ontwerp-bestemmingsplan geschrapt wordt en dat voor een<br />
83 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
toepasselijke functie voor het terrein en opstallen contact met inspreker wordt opgenomen.<br />
Inspreker is van mening dat de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier de mogelijkheid biedt om (desnoods experimenteel) andere<br />
bestemmingen dan “waterstaatkundige doeleinden” aan functies en/of gebouwen in de uiterwaarden toe te wijzen. Daarbij is van<br />
belang dat het terrein van de voormalige steenfabriek hoger ligt dan de omliggende uiterwaarden en daarom geen of veel<br />
geringere bijdrage levert aan de waterstaatkundige doelstellingen. Inspreker is van mening dat het terrein zeer geschikt is voor<br />
bebouwing.<br />
R<br />
Inmiddels is de eigendom van de voormalige steenfabriek Meinerswijk overgedragen. In overleg met de nieuwe eigenaar wordt op<br />
dit perceel het gebruik ten behoeve van evenementen toegestaan. We gaan ervan uit dat deze inspraakreactie niet langer actueel<br />
is.<br />
35.<br />
M 25<br />
Inspreker is van mening dat zowel bij ontwikkelingen in Meinerswijk, waarbij mogelijk een blauwe rivier wordt gerealiseerd, als bij<br />
ontwikkelingen van de Stadsblokken de stroomdalflora gespaard dient te worden.<br />
Inspreker acht het van belang dat de Vogel- en Habitatrichtlijn bij de verdere ontwikkelingen in beeld blijven<br />
Inspreker geeft aan dat het behoud en herstel van de houtwallen met Meidoorn en Sleedoorn belangrijk is voor het behoud van<br />
kwetsbare vlindersoorten.<br />
Inspreker is van mening dat in het bestemmingsplan onvoldoende is aangegeven hoe de ontwikkeling van de recreatie gezien<br />
wordt en hoe dit wordt ingepast in de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Inspreker wil ook in de toekomst graag geïnformeerd worden over en betrokken worden bij de ontwikkelingen in het rivierengebied<br />
binnen de gemeente <strong>Arnhem</strong>.<br />
R<br />
De stroomdalflora is één van de natuurdoelen die het Groenplan <strong>Arnhem</strong> aangeeft voor het rivierengebied, naast moeras/ grasland<br />
en ooibos. Bij ontwikkeling van plannen is behoud van bestaande waarden altijd punt van aandacht<br />
De Vogel- en Habitatrichtlijn is altijd een punt van aandacht. Voor de volledigheid dient te worden opgemerkt dat Stadsblokken en<br />
Meinerswijk niet binnen het Vogel- en Habitatrichtlijngebied liggen.<br />
Het is bekend dat gradiënten belangrijk zijn voor een breed scala van soorten. Het bestemmingsplan is echter geen<br />
uitwerkingsplan voor een concrete ontwikkeling<br />
In het Groenplan is de visie op het gebruik van de uiterwaarden in grote lijnen aangegeven. Daarbij gaan we uit van een zonering.<br />
Voorbeelden van zones zijn locaties met intensief gebruik, wandelnatuur en struinnatuur. Het uiterwaardenpark Meinerswijk laat<br />
duidelijk zien dat recreatief medegebruik en natuur net zoals op veel andere plaatsen in de Ecologische Hoofdstructuur goed<br />
samen op gaan.<br />
36.<br />
M 26<br />
Het is niet duidelijk wat de totale inhoud van de voorschriften in het gebied Stadsblokken is. Inspreker vraagt zich af of er een<br />
mogelijkheid bestaat om dit met de huidige gebruikers van het gebied te bespreken.<br />
Er wordt in het bestemmingsplan gesproken dat parkeergelegenheden zoveel mogelijk binnen de bestemming gerealiseerd<br />
moeten worden. Inspreker zou zich voor kunnen stellen dat de huidige grens van de bestemming “woondoeleindenwoonschepenligplaats”<br />
met 10 meter opgeschoven wordt zodat de bewoners niet in hun eigen tuin hoeven te parkeren<br />
R<br />
Voor het gebied Stadsblokken zijn al naar gelang de verschillende functies die het gebied heeft, daarop toegesneden<br />
bestemmingen vastgelegd. Met deze bestemmingen wordt getracht zoveel mogelijk recht te doen aan de verschillende belangen in<br />
het gebied. Indien de gebruikers van het gebied menen aanvullingen/wijzigingen hierop te hebben, kunnen zij in het kader van de<br />
terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan hierop reageren.<br />
De grens van de bestemming woondoeleinden-woonschepenligplaats is zodanig gekozen dat zoveel mogelijk recht wordt gedaan<br />
aan het behoud van de waarde van het aangrenzende als park bestemde gebied. Uitbreiding hiervan ten behoeve van parkeren<br />
zou deze aan deze waarde geen recht doen.<br />
37.<br />
M 37<br />
Inspreker hoopt dat er geen verdergaande bouw-, handels-, of industriemogelijkheid voor het complex “Steenfabriek Meinerswijk”<br />
als bestemming gegeven gaat worden. Dus geen bestemming “werf”.<br />
Inspreker is van mening dat er verwachtingen zijn gewekt voor wat betreft de woonarken die niet in het bestemmingsplan<br />
terugkomen. Inspreker vind woonarken wel een riviergebonden activiteit.<br />
Inspreker is van mening dat artikel 3.4 lid 2 van de voorschriften geschrapt moet worden omdat de gemeente daarmee een<br />
tweeslachtig beleid voert.<br />
R<br />
De bestemming van de steenfabriek Meinerswijk zal in het ontwerp-bestemmingsplan “Recreatie-evenemententerrein” komen te<br />
luiden. Dit zal een voorlopige bestemming zijn, totdat duidelijk is welke functie het gebied uiteindelijk zal krijgen. Verdere<br />
verdichting zal echter niet toegestaan worden.<br />
De rijksbeleidslijn Grote Rivieren stelt dat woonschepen geen riviergebonden activiteit zijn en verbindt daar ook consequenties<br />
aan. Wij hebben daar als gemeente rekening mee te houden.<br />
Lid 2 van artikel 3.4 van de voorschriften bij het bestemmingsplan is niet van toepassing op woonschepen.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 84
38.<br />
M 38<br />
Het huis op de Praets 1a heeft de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. Het is echter een bedrijfsruimte met interne dienstwoning.<br />
R I<br />
In de voorschriften van het bestemmingsplan zal een dienstwoning worden toegestaan.<br />
39.<br />
M 45<br />
Op de plankaart staat een object vermeld als maatschappelijke doeleinden, gesitueerd aan de Spoorbrug naar Westervoort en<br />
nabij de IJssel. Een inhoudelijke toelichting ontbreekt in de beschrijving van historie en bestemming.<br />
Ook de kazematten ten zuidoosten van de Steenfabriek Elden staan niet op de kaart. Als deze niet op de kaart staan en in de<br />
plantekst voorkomen, dan worden ze misschien over het hoofd gezien bij verdere ontwikkeling van het gebied.<br />
In de tekst staat dat er nog auto's over de doorlaatbrug aan de Eldensedijk heenrijden. De brug is echter afgesloten voor<br />
gemotoriseerd verkeer.<br />
Inspreker mist de locatie van het (nieuwe) vogelkijkhuis. Terwijl daarvoor wel een bouwontheffing wordt gegeven ingevolge artikel<br />
2.9 van de voorschriften.<br />
Op de plankaart staat veel minder water vermeld dan er in werkelijkheid aanwezig is. Het verschil tussen de wel vermelde wateren<br />
en het als natuur aangegeven water is niet te zien.<br />
Bij de bestemming “natuur” wordt aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor extensieve recreatie. Een duidelijke omschrijving van<br />
welke recreatie nu wel en niet mag wordt niet gegeven. In paragraaf 5.4.2. wordt de Plas van Bruil geroemd om zijn<br />
oeverrecreatiemogelijkheden. Wordt daar ook de al jaren gedoogde aanwezigheid van ongeklede recreanten mee bedoeld?<br />
Inspreker vindt het jammer dat het plan niet voorziet in een verbetering van de recreatieve voorzieningen, zoals in de<br />
ateliersessies wel werd voorgesteld en waarvoor wel behoefte is gezien het huidige gebruik.<br />
Mag er gevist blijven worden, onder meer ook in het hart van natuurpark Meinerswijk, of wordt het afgebouwd? Als er gevist mag<br />
worden, waar dan?<br />
Er kan meer dan alleen gefietst worden in de (speel)uiterwaard Malburgen.<br />
De uitbreiding van woonbotenligplaatsen in het <strong>Arnhem</strong>se deel van de Rosandepolder is voorzien op de plek waar nu veel<br />
waterrecreanten vertoeven. Hopelijk komt er een vervangende locatie voor die recreanten.<br />
Tenslotte vindt inspreker het jammer dat er geen verlenging komt van het veilige fietspad. De Drielse Dijk richting spoorbrug en<br />
Driel is erg druk en er wordt 80 km/u gereden.<br />
R<br />
Het betreft hier Fort Westervoort. In de toelichting zal hier aandacht aan worden geschonken<br />
Hoewel de door inspreker genoemde kazematten niet op de plankaart zijn aangegeven, zal deze bij eventuele ontwikkelingen in<br />
het gebied worden betrokken, althans zal er met de aanwezigheid rekening worden gehouden.<br />
De tekst over de doorlaatbrug Eldense Dijk is aangepast<br />
De locatie van het vogelkijkhuis wordt in de bestemmingsplan niet verplicht vastgelegd.<br />
In het systeem van het bestemmingsplan is er binnen de bestemmingen “Groen-Park”en “Natuur” overal plaats voor water. Het feit<br />
dat water op de plankaart niet als zodanig (lichtblauw) is weergegeven betekent dus niet dat het niet aanwezig is of zou mogen.<br />
Bij extensieve recreatie moet men denken aan wandelen, fietsen, paardrijden en dergelijke.<br />
Of recreatie aan de oever van de Plas van Bruil gekleed of ongekleed plaatsvindt is in de eerste plaats een kwestie van openbare<br />
orde. Hiervoor is de Algemene Plaatselijke Verordening het aangewezen instrument.<br />
In de ateliersessies is gekeken naar de mogelijke ontwikkelingsrichtingen voor dit gebied. Deze mogelijkheden worden nog nader<br />
onderzocht. Vooruitlopend op de conclusies daarvan wordt dit conserverende bestemmingsplan vastgesteld. Als meer duidelijk is<br />
over gewenste ontwikkelingen zal het bestemmingsplan herzien worden.<br />
Een groot deel van Meinerswijk heeft een natuurbestemming. Binnen deze bestemming is extensieve recreatie, waaronder vissen,<br />
toegestaan.<br />
In de tekst is aangegeven dat wandelen en spelen ook tot de mogelijkheden behoren.<br />
De woonschiplocatie Rosandepolder is in dit bestemmingsplan geheel overgenomen uit het voor het gebied nu nog geldende<br />
bestemmingsplan “Woonschepenhaven Rosandepolder”. Niet duidelijk is op welke uitbreiding inspreker doelt.<br />
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en legt dus alleen vast wat er is en wat er zeker binnen 10 jaar verandert.<br />
Mogelijke ontwikkelingen, zoals verlenging van een fietspad, zijn in dit verband niet onderzocht.<br />
40.<br />
M 50<br />
Inspreker is geïnteresseerd om in samenwerking met de gemeente en Rijkswaterstaat de “plas van Bruil”geschikt te maken voor<br />
opslag van slib/vervuilde grond dat onder andere vrijkomt uit het te ontwikkelen gebied. Inspreker verzoekt om in het<br />
bestemmingsplan mede de bestemming “Slibberging”op te nemen.<br />
R<br />
De huidige bestemming van de plas met zijn recreatiefunctie is strijdig met dit streven. De bestemming zal dan ook niet in de door<br />
inspreker gewenste zin worden gewijzigd.<br />
41.<br />
M 54<br />
Inspreker heeft geen bezwaar tegen het bestemmingsplan Rivierzone, zolang het plan geen effect heeft op:<br />
Stroomdalflora<br />
Sleedoornpage (eiafzet op de Sleedoorn)<br />
Vogels van de Rode lijst ( o.a. kwartelkoning, ijsvogel, kerkuil en steenuil)<br />
Wintergasten (eenden, zwanen en ganzen)<br />
Overwinterende vleermuizen in de steenfabriek<br />
R<br />
De stroomdalflora is één van de natuurdoelen die het Groenplan <strong>Arnhem</strong> aangeeft voor het rivierengebied, naast moeras/ grasland<br />
en ooibos. Bij ontwikkeling van plannen is behoud van bestaande waarden altijd punt van aandacht. Het is bekend dat gradiënten<br />
belangrijk zijn voor een breed scala van soorten. Het Bestemmingsplan is geen plan waar concrete aandachtspunten rond<br />
specifieke soorten aan de orde zijn, het regelt de bestemming op hoofdlijnen. Aandachtspunten rond soorten zullen bij de<br />
actualisering van de beheervisie te zijner tijd worden meegenomen.<br />
85 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
42<br />
M 56<br />
Naar onze mening komen de onderwerpen uit de startnotitie Atelier Rivierzone 'Water als Kans' en de informatie uit<br />
krantenartikelen niet terug in het voorontwerp-bestemmingsplan Rivierzone.<br />
De lagere eis voor waterafvoer vergroot de mogelijkheden voor ontwikkeling van de stadsblokken. Dit komt ook niet tot uitdrukking<br />
in het voorontwerp bestemmingsplan Rivierzone.<br />
Naar onze mening behoort een veel betere benutting van deze belangrijke locatie in <strong>Arnhem</strong> tot de mogelijkheden. Aan<br />
verschillende invullingen kan worden gedacht al dan niet in combinatie met enigerlei vorm van waterberging. Wij denken aan<br />
woningbouw, recreatie/horeca/hotel of aan een uitgaanscentrum.<br />
R<br />
Het bestemmingsplan Rivierzone is een conserverend bestemmingsplan dat vooral bedoeld is om de beleidslijn Grote Rivieren te<br />
implementeren. Ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan niet meegenomen, tenzij ze al gerealiseerd zijn. Onderzoek naar<br />
ontwikkelingsmogelijkheden heeft in dit bestemmingsplan ook niet plaatsgevonden. Wel vindt een dergelijk onderzoek plaats in het<br />
kader van het Atelier Meinerswijk/Stadsblokken. Conclusies die daaruit komen kunnen eventueel vertaald worden in een<br />
bestemmingsplanherziening.<br />
3. Wijzigingen in het ontwerp-bestemmingsplan n.a.v. de meningen<br />
1. N.a.v. inventarisatie zijn maten en afmetingen in de woonschepentabel aangepast.<br />
2. Regeling toegelaten afmetingen woonschepen en bijgebouwen is aangepast.<br />
3. Woonschip t.o. Klingelbeekseweg 23 op plankaart ingetekend.<br />
4. De grens van het bestemmingsplan is ter hoogte van de Boterdijk op de<br />
waterkering gelegd.<br />
5. De bestemming van het pand Meginhardweg 15 wordt van "Bedrijf" gewijzigd in<br />
"Wonen".<br />
6. De zinsnede van artikel 1.2, lid 5 is als volgt worden aangepast: “niet meegerekend<br />
niet bebouwde overstekken en drijvende terrassen”.<br />
7. T.b.v het bedrijfspand De Praets 1 zal een mogelijkheid voor het realiseren van een<br />
(inpandige) dienstwoning worden opgenomen.<br />
4. Lijst van insprekers<br />
1 I. Bonne / Z.W.M.P. Degreef Onderlangs 110 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
2 Jan Hoopers Klingelbeekseweg t/o 27 6812 DE <strong>Arnhem</strong><br />
3 Theo Verplak Haven van Coers 17 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
4 A.J.A. Bouman Westervoorstedijk 93 6827 AW <strong>Arnhem</strong><br />
5 M.O. Claassen/ A.R. van Duinen Haven van Coers 12 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
6 Wim Korteweg Rosandepolder 15 6812 DS <strong>Arnhem</strong><br />
7 Hilde Stroot Oude Velperweg 36 6824 NE <strong>Arnhem</strong><br />
8 J. de Laat Haven van Coers 9 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
9 L. Bassini Haven van Coers 6 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
10 P.J. Barten Meginhardweg 3 6841 HB <strong>Arnhem</strong><br />
11 J.H. Niemeyer Steijnstraat 1 6814 AK <strong>Arnhem</strong><br />
12 C.J.C. Hensen-Stuut Meginhardweg 33 6841 HB <strong>Arnhem</strong><br />
13 Jansen Meginhardweg 19 6841 HB <strong>Arnhem</strong><br />
14 Richard Pouwels Haven van Coers 10 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
15 V.W.T. Poels Klingelbeekseweg t/o 25 6812 DE <strong>Arnhem</strong><br />
16 G.M. Visscher Meginhardweg 13 6841 HB <strong>Arnhem</strong><br />
17 Petra Eijkelkamp / Casper Helldörfer Haven van Coers 13 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
18 M.J.E. Bosman Onderlangs 119 6812 CJ <strong>Arnhem</strong><br />
19 Stichting Hengelvrienden Meinerswijk Brederode 42 6922 BM Duiven<br />
20 Rob Zwartjes Klingelbeekseweg t/o 23 6812 DE <strong>Arnhem</strong><br />
21 A. Wielhouwer Netel Utrechtseweg 145-128 6812 AB <strong>Arnhem</strong><br />
22 F.W. Schulze Onderlangs 112 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
23 Jachtwerf van Workum Stadsblokkenweg 1 6841 HG <strong>Arnhem</strong><br />
24 AKD Prinsen Van Wijmen, namens Meinerswijk B.V. Bijster 1 4803 ES Breda<br />
25 Klankbordgroep Natuur & Milieu Zypendaalseweg 24 A 6814 CL <strong>Arnhem</strong><br />
26 Bram Otten Haven van Coers 15 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
27 G. Willemars Haven van Coers 11 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
28 Bestuur WABO Onderlangs 108 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
29 W. Bech Rosandepolder 41 6812 DS <strong>Arnhem</strong><br />
30 A. Pol / M.W.R. De Jong Onderlangs 128 6812 CJ <strong>Arnhem</strong><br />
31 A.B.W. de Ruijter Onderlangs 118 6812 CJ <strong>Arnhem</strong><br />
32 Woonschepen Boterdijk Boterdijk 25 6812 CZ <strong>Arnhem</strong><br />
33 R. Hilbrands Boterdijk 13 6812 CZ <strong>Arnhem</strong><br />
34 F.C. Reijmers Boterdijk 21-23 6812 CZ <strong>Arnhem</strong><br />
35 Boterdijk 17<br />
36 J. Alferink Onderlangs 130 6812 CJ <strong>Arnhem</strong><br />
37 F. Mensink Onderlangs 117 6812 CJ <strong>Arnhem</strong><br />
38 G. Stomphorst De Praets 1a 6841 HD <strong>Arnhem</strong><br />
39 C. Netel Richard Kolfschotenlaan 3 6821 JG <strong>Arnhem</strong><br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 86
40 T. Mintjes Onderlangs 102 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
41 P. Schuiling / R. Schuiling-Luchtenburg Onderlangs 104 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
42 H. Blik Onderlangs 101 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
43 Y Nijkamp Onderlangs 107 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
44 D. van Hoof Beemster Rosandepolder 12 6812 DS <strong>Arnhem</strong><br />
45 R.R. Bierdrager Bredasingel 110 6844 AR <strong>Arnhem</strong><br />
46 M. van Hoof Rosandepolder 7 6812 DR <strong>Arnhem</strong><br />
47 W.L. van Es Onderlangs 103 6812 CH <strong>Arnhem</strong><br />
48 J. Meun Onderlangs 124 6812 CJ <strong>Arnhem</strong><br />
49 NAP, namens deze H. Sijbesma Stadsblokkenweg 34 6841 HG <strong>Arnhem</strong><br />
50 Ballast Nedam Meander 551 6825 MD <strong>Arnhem</strong><br />
51 J. Meuleman / A. Wind Rosandepolder 42 6812 DS <strong>Arnhem</strong><br />
52 C.H.W. Peters Postus 240 6800 AE <strong>Arnhem</strong><br />
53 Annemarie v. Vliet Haven van Coers 17 6841 HH <strong>Arnhem</strong><br />
54 R. Vermeulen 2e Spijkerdwarsstraat 15 6828 GB <strong>Arnhem</strong><br />
55 Vereniging Rosande Rosandepolder 3 6812 DR <strong>Arnhem</strong><br />
56 Breevast Postbus 75427 1070 AK A'dam<br />
57 A.J. van Niesthoven Zoetestraat 24 2011 PR Haarlem<br />
87 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bijlage 3 Artikel 10 rapport<br />
Van: Opmerkingen: Reactie:<br />
Nederlandse<br />
Spoorwegen, Regio<br />
Noordoost<br />
Geen opmerkingen<br />
Rijksdienst voor de<br />
monumentenzorg<br />
1. De op blz. 45 aangekondigde kaart met<br />
archeologische en monumentale waarden is niet<br />
aangetroffen. Ook de doorwerking van die kaart<br />
blijft onduidelijk, wat jammer is gelet op de<br />
ambities.<br />
“De op cultuurhistorie betrekking<br />
hebbende kaart “Cultuurhistorische<br />
onderlegger” is opgenomen<br />
in de bijlagen bij de<br />
Milieuaspecten-studie<br />
Waterschap<br />
Rivierenland<br />
Gasunie<br />
2. De op zich goede bestemmingsdoeleinden t.a.v.<br />
cultuurhistorie, bijv. artikel 2.9, zijn ook niet<br />
gekoppeld aan een dergelijke kaart die een goed<br />
toetsingskader zou kunnen vormen.<br />
Er wordt geadviseerd het plan op dit punt aan te<br />
passen.<br />
1. Het waterschap stelt een aantal tekstuele<br />
wijzigingen voor in paragraaf 4.2 en 6.3.<br />
2. Het waterschap verzoekt art 2.12 aan te passen.<br />
3. De plangrens op het gedeelte van de<br />
dijkverlegging Bakenhof is niet juist gekozen. De<br />
grens dient op de buitenteen van de waterkering<br />
te liggen.<br />
4. De kaartondergrond dient geactualiseerd te<br />
worden, met name waar het de dijkverlegging<br />
Bakenhof betreft.<br />
1. Binnen het plangebeid is een gastransportleiding<br />
van de Gasunie aanwezig. Buiten het plangebied<br />
lopen meerdere gastransportleidingen, waarvan<br />
de invloedssfeer tot binnen het plangebied reikt.<br />
De ligging van deze leidingen is niet juist op de<br />
plankaart aangegeven. Verzocht wordt dit aan te<br />
passen.<br />
2. Verzocht wordt de voorschriften en de plankaart<br />
uit te breiden met de bestemming “Leidingen”.<br />
Naar onze mening wordt de<br />
bescherming van cultuurhistorische<br />
waarden voldoende<br />
gegarandeerd door het<br />
aanlegvergunningenstelsel uit de<br />
bestemming Natuur.<br />
Tekst is aangepast<br />
Is aangepast in die zin dat<br />
uitsluitend nog bouwwerken ten<br />
behoeve van de waterkering<br />
mogen worden gebouwd.<br />
Begrenzing is aangepast.<br />
De ondergrond is geactualiseerd<br />
Leidingtracé is aangepast aan<br />
opgave Gasunie.<br />
Voorschrift is opgenomen.<br />
ProRail 1. ProRail merkt op dat per 1 januari 2005 de<br />
nieuwe Spoorwegwet van kracht is geworden.<br />
Dit is met name van belang voor de<br />
(bebouwings)grenzen bij diverse bestemmingen<br />
naast het spoor, zoals bestemmingen “Kantoren”<br />
en “Verblijfsgebied”.<br />
2. ProRail gaat er van uit dat de aanpassing van de<br />
bestaande waterhuishouding geen<br />
consequenties heeft voor de ligging en stabiliteit<br />
van de spoorbaan, evenals voor de fundering<br />
van eventueel aanwezige kunstwerken die de<br />
spoorbaan ongelijkvloers kruisen.<br />
3. Er dient op grond van de nieuwe Spoorwegwet<br />
een deugdelijke afscheiding te zijn tussen het<br />
spoorwegterrein en de rest van het plangebied<br />
(hekwerk, sloot o.i.d.)<br />
4. Bij de uitwerking van de plannen dient rekening<br />
Kennis genomen.<br />
Daadwerkelijke aanpassingen aan<br />
de waterhuishouding zijn feitelijke<br />
handelingen. Het<br />
bestemmingsplan zelf maakt ze<br />
onder omstandigheden alleen<br />
mogelijk, maar treedt niet in de<br />
wijze van uitvoering.<br />
Ook hier is sprake van een<br />
feitelijke handeling die mogelijk is<br />
op basis van het<br />
bestemmingsplan, maar die<br />
hierdoor niet afgedwongen kan<br />
worden.<br />
Zie het bovenstaande.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 88
gehouden te worden met de artikelen 19 t/m 24<br />
van de Spoorwegwet. O.g.v. deze artikelen is<br />
het niet toegestaan om zonder<br />
vergunning/ontheffing door of vanwege het<br />
Ministerie van Verkeer en Waterstaat o.a.<br />
bouwwerken op te richten dan wel<br />
uitgravingswerkzaamheden te verrichten nabij<br />
de spoorbaan binnen de in artikel 20 Spww<br />
vastgestelde grenzen.<br />
<strong>Gemeente</strong> Westervoort<br />
Hulpverlening<br />
Gelderland Midden<br />
Gelderse<br />
Milieufederatie<br />
Geen opmerkingen<br />
1. Om brandoverslag te voorkomen wordt<br />
geadviseerd om een ruimte van vijf meter tussen<br />
de woonboten aan te houden.<br />
2. Met betrekking tot de Rosandehaven,<br />
Defensiehaven, De Praets en Haven van Coers<br />
wordt geadviseerd een voor<br />
brandweervoertuigen geschikte weg tot aan de<br />
Neder-Rijn als bestemming in het plan op te<br />
nemen, zodat de toegang tot open water dat kan<br />
dienen als bluswater geborgd is.<br />
3. Voorts wordt geadviseerd voor dezelfde locaties<br />
de aanleg van extra toegangswegen in beginsel<br />
mogelijk te maken, door deze als zodanig te<br />
bestemmen.<br />
1. De Milieufederatie is van mening dat er geen<br />
noodzaak is om de 10% toename van<br />
oppervlakte voor niet riviergebonden functies op<br />
te nemen in het bestemmingsplan. Hoe verhoudt<br />
zich dit tot de beleidslijn RvR die immers als<br />
uitgangspunt heeft om bebouwing die niet<br />
riviergebonden is juist waar mogelijk terug te<br />
dringen en/of te saneren.<br />
2. Is er in het plan voorzien in sanering van<br />
bebouwing om het waterbergend vermogen van<br />
de uiterwaarden te vergroten?<br />
3. In het plan ontbreekt een wijzigingsbepaling<br />
waarmee de mogelijkheid wordt geboden rode<br />
functies en doeleinden om te zetten in groene<br />
functies en doeleinden. Opname van deze<br />
wijzigingsbevoegdheid is gewenst.<br />
4. In het bestemmingsplan wordt gesproken om<br />
begroeiing van houtgewassen te verminderen.<br />
Daarbij wordt aangegeven dat het<br />
uiterwaardenlandschap gekenmerkt wordt door<br />
lage begroeiing en riet. Dit is echter niet juist. Het<br />
uiterwaardenlandschap bevatten namelijk juist de<br />
zogeheten rivierooibossen. Het streven van het<br />
zogeheten plan “Ooievaar” was er juist op gericht<br />
deze ooibossen weer een plek te bieden in de<br />
Nederlandse uiterwaarden door middel van<br />
extensivering en natuurlijk beheer. De<br />
milieufederatie is van mening dat met dit plan<br />
weer een stap teruggezet in deze strategie. Er<br />
moet gekozen worden voor sanering van<br />
bestaande bebouwing zodat ook<br />
natuurontwikkeling voldoende ruimte kan krijgen<br />
in de uiterwaarden.<br />
5. De milieufederatie wil graag gemotiveerd zien<br />
waarom er onderscheid is gemaakt tussen natuur<br />
en park en op welke wijze de natuurwaarden in<br />
het park beschermd worden. Hoe groot mogen<br />
speeltoestellen en zitgelegenheden bijv.<br />
maximaal zijn? Wat kan de maximale oppervlakte<br />
aan niet groene doeleinden zijn in het park, zoals<br />
wegen en paden. Op welke wijze wordt<br />
Voorschrift is aangepast: minimaal<br />
2,5 meter tussen woonschip en<br />
overstekken/terrassen levert 5<br />
meter totaal op<br />
In de bestemming “Natuur” is een<br />
mogelijkheid opgenomen om<br />
wegen voor bestemmingsverkeer<br />
te realiseren.<br />
Brandweervoertuigen kunnen als<br />
bestemmingsverkeer worden<br />
gezien.<br />
Zie bovenstaande<br />
De beleidslijn maakt specifiek<br />
mogelijk om een eenmalige<br />
vergroting van 10% van<br />
bestaande bebouwing toe te<br />
staan.<br />
De bestaande functies worden niet<br />
op basis van het bestemmingsplan<br />
gesaneerd.<br />
Wij zien de noodzaak niet van het<br />
opnemen van een expliciete<br />
wijzigingsbevoegdheid. Hetzelfde<br />
kan worden gerealiseerd via een<br />
reguliere planherziening.<br />
In het plangebied komen ook<br />
ooibossen voor die beschermd<br />
worde via het aanlegvergunningenstelsel.<br />
Op enkele plaatsen,<br />
zoals bij Bakenhof zijn weer<br />
gronden teruggegeven aan de<br />
natuur.<br />
Actieve sanering van gebouwen is<br />
echter niet aan de orde middels dit<br />
bestemmingsplan.<br />
De bestemming “Park komt niet<br />
meer in het plangebied voor.<br />
Er zijn geen expliciete maten voor<br />
de breedte van wegen<br />
opgenomen. Elke nieuwe aanleg<br />
of verbreding van bestaande<br />
wegen is echter<br />
aanlegvergunningsplichtig.<br />
89 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Ministerie van Verkeer<br />
en Waterstaat<br />
VROM Inspectie<br />
natuurvriendelijk omgegaan met de te plaatsen<br />
verlichting.<br />
6. De Milieufederatie ziet graag een paragraaf en<br />
voorschrift opgenomen waarin het belang van<br />
duisternis in en nabij natuurgebieden besproken<br />
wordt en op welke wijze hieraan gestalte wordt<br />
gegeven.<br />
1. De bestemming waterstaatsdoeleinden dient<br />
overal door te lopen tot de primaire waterkering<br />
(buitenkruinlijn) respectievelijk de plangrens.<br />
Deze overlapt derhalve gedeeltelijk de<br />
bestemming “Waterkering”. De plankaart en<br />
artikel 2.13 dienen hierop aangepast te worden.<br />
2. In de toelichting wordt gesproken over de<br />
Rivierenwet. De Rivierenwet is echter<br />
ingetrokken. De belangen van de Rivierenwet<br />
worden nu grotendeels gewaarborgd door de<br />
Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken.<br />
3. De 10% regeling geldt eveneens ten aanzien van<br />
de inhoud van bouwwerken en gebouwen.<br />
Hieronder vallen ook woonboten. Vrijstelling op<br />
basis van het overgangsrecht kan alleen<br />
gegeven worden indien ook de inhoud met niet<br />
meer dan 10% toeneemt. Er wordt verzocht bij<br />
een aantal voorschriften de inhoud als<br />
toetsingsnorm op te nemen.<br />
4. De 10% regeling van de voorschriften is ook van<br />
toepassing op nutsbedrijven. Er wordt verzocht<br />
artikel 2.8 hierop aan te passen.<br />
5. In artikel 2.12 het woord “voorkomen” vervangen<br />
door “waarborgen”.<br />
6. In artikel 2.3 zijn steenfabrieken opgenomen<br />
onder de bestemming “bedrijfsdoeleinden”. De<br />
steenfabrieken zijn echter sinds jaren buiten<br />
werking. Er wordt verzocht de onderhavige<br />
werken conform het feitelijk gebruik te<br />
bestemmen indien mogelijk. Een andere optie is<br />
de onderhavige werken te bestemmen als<br />
“riviergebonden bedrijfsdoeleinden” waarbij de<br />
invulling met “steenfabriek” achterwege blijft.<br />
7. In het bestemmingsplan is een<br />
vrijstellingsbepaling opgenomen voor<br />
bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve<br />
van (tele)communicatie. Deze worden echter<br />
getoetst aan de beleidslijn volgens de “nee-tenzij”<br />
criteria. Er wordt verzocht deze niet bij de<br />
algemene vrijstellingsbepalingen op te nemen.<br />
1. Artikel 2.2 lid 2 onder d is onduidelijk<br />
geredigeerd. Beter zou zijn de zinsnede “met<br />
dien verstande dat het totale oppervlak niet<br />
groter mag zijn dan 150 m2” onder te brengen in<br />
een nieuw lid 2 onder e.<br />
2. De overgangsbepaling voor woonschepen (artikel<br />
3.5) kan in strijd zijn met het gemeentelijk beleid<br />
voor woonschepen voor niet aangewezen<br />
locaties. Er wordt geadviseerd om, voordat het<br />
bestemmingsplan rechtskracht heeft, de<br />
woonboten die op te saneren locaties liggen, te<br />
wraken.<br />
3. Er wordt verzocht tot een specifieke bestemming<br />
over te gaan per bedrijf en op die wijze de<br />
bestaande situatie, inclusief 10% uitbreiding vast<br />
te leggen. De bedrijvenlijst is in strijd met de<br />
Beleidslijn voorzover het geen riviergebonden<br />
bedrijven betreft.<br />
4. De bouwvoorschriften van de bestemming Park<br />
bieden de mogelijkheid passende bouwwerken te<br />
Het tegen gaan van lichtvervuiling<br />
is een bij uitstek beheermatig<br />
onderwerp dat moeilijk te regelen<br />
is via het bestemmingsplan. Een<br />
daartoe strekkend voorschrift is<br />
dan ook niet opgenomen.<br />
Dit is in opgenomen in het<br />
voorschrift bij de bestemming<br />
Waterkering.<br />
Tekst is aangepast.<br />
De Beleidlijn Grote Rivieren<br />
spreekt expliciet over een een<br />
éénmalige verruiming van de<br />
oppervlakte van bestaande<br />
bebouwing. Wij zien dan ook geen<br />
reden om de 10%-regeling ook op<br />
de inhoud toe te passen.<br />
Zie bovenstaande.<br />
Is aangepast.<br />
Gebied waarin bedoelde steenfabrieken<br />
zijn gelegen maakt geen<br />
onderdeel meer uit van<br />
plangebied.<br />
Omdat hier sprake is van een<br />
vrijstellingsmogelijkheid dienen<br />
alle belangen bij een eventueel<br />
besluit tot vrijstelling. Daaronder<br />
vallen ook de belangen van de<br />
beleidslijn grote Rivieren.<br />
Schrappen van de mogelijkheid is<br />
dan ook niet nodig<br />
Het artikel is aangepast.<br />
Dit is gebeurd.<br />
Dit is gebeurd.<br />
Het gebied waar de bestemming<br />
“Park” op van toepassing is, maakt<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 90
Waterschap Rijn en<br />
IJssel<br />
<strong>Gemeente</strong> Renkum<br />
Provincie Gelderland<br />
bouwen. Geadviseerd wordt dit nader te<br />
omschrijven en aan een maximum oppervlak te<br />
binden. Er wordt geadviseerd de lichtmasten niet<br />
in de voorschriften op te nemen, mede omdat<br />
deze gronden onderdeel zijn van de ecologische<br />
hoofdstructuur.<br />
1. Er wordt verzocht voor zowel de bestaande<br />
waterkeringen als de nog aan te leggen<br />
waterkeringen de keurzoneringen te hanteren.<br />
2. In artikel 2.12 Waterkering opnemen dat B&W,<br />
alvorens zij beslissen omtrent<br />
vergunningverlening, advies inwinnen bij de<br />
waterkeringbeheerder.<br />
3. Op de plankaart is de waterkering en de<br />
bijbehorende beschermingszone niet of niet<br />
geheel juist opgenomen. Er wordt verzocht dit<br />
aan te passen.<br />
1. Waarom worden de aanwezige woonboten niet<br />
positief bestemd voor wat betreft hoogte en<br />
oppervlakte<br />
2. Artikel 2.2, lid 2, sub d is onduidelijk geredigeerd.<br />
Daarnaast missen de maten van de<br />
woonschepen aan de Rosandepolder 15 en37<br />
3. Een maximummaat van bijgebouwen bij<br />
woonschepen wordt gemist.<br />
1. Aanduiding voor horeca in woondoeleinden<br />
ontbreekt op de plankaart<br />
2. Bestemming “Detailhandel<br />
motorbrandstoffen”ontbreekt op plankaart.<br />
3. Bunkerboten (inc. cirkels), ‘drugsboot en<br />
scheepsreparatiebedrijf zijn niet op de plankaart<br />
opgenomen.<br />
4. Bij de scheepswerf en een ander bedrijf bij de<br />
Nelson Mandelabrug zijn geen maximale hoogten<br />
opgenomen.<br />
5. De bestemming “Maatschappelijke doeleinden”<br />
voor de bunker bij de brug naar Westervoort is te<br />
ruim.<br />
6. De contour van het bedrijventerrein Het<br />
Broek/Kleefse Waard is niet op de plankaart<br />
opgenomen.<br />
7. Woonschepen worden op de plankaart<br />
aangeduid met “W-ws”, echter in de voorschriften<br />
met “w-s”.<br />
8. Grondwaterbeschermingsgebied in <strong>Arnhem</strong> Zuid<br />
is niet op de plankaart aangegeven.<br />
9. Aanduiding “Rc-jh” ontbreekt in legenda.<br />
10. “Hoogspanningsleiding-ondergronds” moet zijn<br />
“Hoogspanningsleiding-bovengronds”.<br />
11. Effecten van de ontwikkelingen in de Koningspley<br />
Noord op het plangebied worden niet beschreven<br />
in toelichting.<br />
12. Beschrijving relatie tussen Streekplan en<br />
plangebied noodzakelijk, met name wat betreft<br />
EHS.<br />
geen onderdeel meer uit van het<br />
bestemmingsplan.<br />
Hieraan is voldaan.<br />
Is aangepast in die zin dat<br />
uitsluitend nog bouwwerken ten<br />
behoeve van de waterkering<br />
mogen worden gebouwd.<br />
Is aangepast.<br />
Voor wat betreft de oppervlakte<br />
zijn de woonboten tot maximaal<br />
150 m 2 positief bestemd. De<br />
maximale hoogte is bepaald aan<br />
de hand van de stedenbouwkundig/landschappelijke<br />
kwaliteiten van de diverse<br />
woonschepenlocaties.<br />
Redactie is aangepast.<br />
De ontbrekende maten zijn<br />
opgenomen. Voor zover ons<br />
bekend is adres Rosandepolder<br />
37 gelegen in de gemeente<br />
Renkum.<br />
Een maximummaat is<br />
opgenomen.<br />
Functie horeca is geschrapt<br />
Plankaart is aangepast.<br />
Bunkerboten worden niet als<br />
zodanig bestemd. Dit geldt<br />
eveneens voor De Boei. Voor<br />
scheepsreparatiebedrijf Misti is<br />
een adequate bestemming in het<br />
zuidelijk deel van de Nieuwe<br />
Haven opgenomen.<br />
Het gebied waar deze functies in<br />
zijn gelegen, maakt geen<br />
onderdeel meer uit van het<br />
plangebied.<br />
Voor de bunker als relict is geen<br />
aparte bestemming meer<br />
opgenomen.<br />
Plankaart en voorschriften zijn<br />
hieraan aangepast.<br />
Voorschiften en plankaart zijn op<br />
elkaar afgestemd.<br />
Daartoe strekkende bestemming<br />
is opgenomen op plankaart en in<br />
voorschriften.<br />
Plankaart is aangepast.<br />
Bestemming is aangepast.<br />
In de toelichting is passage<br />
hierover opgenomen.<br />
91 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
13. Op de beleidskaart Ruimtelijke ontwikkeling van<br />
het Streekplan wordt Stadsblokken-Meinerswijk<br />
als kansrijk integraal project gezien. Ook is op die<br />
kaart een zoekgebied voor windmolens nabij<br />
Koningspley opgenomen.<br />
14. Aandacht voor parkgebied Stadsblokken in<br />
toelichting gevraagd<br />
In de toelichting is hieraan<br />
aandacht besteed.<br />
Het gebied Stadsblokken-<br />
Meinerswijk behoort niet meer tot<br />
het plangebied.<br />
Een bestemming ten behoeve van<br />
windmolens is niet opgenomen.<br />
Parkgebied Stadsblokken behoort<br />
niet meer tot plangebied.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 92
Bijlage 4 MilieuAspectenStudie (MAS)<br />
(separaat bijgevoegd, hierin opgenomen cultuurhistorische waardenkaart)<br />
93 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 94
Voorschriften<br />
van het bestemmingsplan<br />
"Rivierenzone"<br />
(plankaart 03.08.00-01)<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende voorschriften......................................................96<br />
Artikel 1 Begrippen....................................................................................... 96<br />
Artikel 2 Wijze van meten........................................................................... 100<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften ...............................................102<br />
Artikel 3 Agrarisch ...................................................................................... 102<br />
Artikel 4 Bedrijf ........................................................................................... 102<br />
Artikel 5 Bedrijf – Nutsvoorziening.............................................................. 103<br />
Artikel 6 Detailhandel ................................................................................. 103<br />
Artikel 7 Groen ........................................................................................... 103<br />
Artikel 8 Natuur .......................................................................................... 104<br />
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer.................................................................... 105<br />
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied .............................................................. 105<br />
Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer .................................................................. 105<br />
Artikel 12 Water............................................................................................ 106<br />
Artikel 13 Wonen.......................................................................................... 106<br />
Artikel 14 Wonen – Woonschepenligplaats .................................................. 107<br />
Artikel 15 Leiding – Gas ............................................................................... 107<br />
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding.............................................. 108<br />
Artikel 17 Leiding - Riool .............................................................................. 109<br />
Artikel 18 Leiding-Water............................................................................... 110<br />
Artikel 19 Waterstaat.................................................................................... 111<br />
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering.............................................................. 111<br />
Artikel 21 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied .............................. 111<br />
Artikel 22 Milieuzone – Geluidzone .............................................................. 112<br />
Hoofdstuk 3 Algemene voorschriften ....................................................114<br />
Artikel 23 Antidubbeltelregel......................................................................... 114<br />
Artikel 24 Algemene bouwvoorschriften ....................................................... 114<br />
Artikel 25 Algemene gebruiksvoorschriften................................................... 114<br />
Artikel 26 Algemene vrijstellingsvoorschriften............................................... 115<br />
Artikel 27 Algemene procedurevoorschriften ................................................ 115<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotvoorschriften.......................................116<br />
Artikel 28 Overgangsrecht............................................................................ 116<br />
Artikel 29 Algemene strafbepaling................................................................ 117<br />
Artikel 30 Slotbepaling.................................................................................. 117<br />
Bijlage 1 Bouwwerken................................................................................. 118<br />
Bijlage 2 Woonschepen .............................................................................. 120<br />
95 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 1<br />
Inleidende voorschriften<br />
Artikel 1<br />
Begrippen<br />
1.1. plan:<br />
het bestemmingsplan Rivierzone van de gemeente <strong>Arnhem</strong>.<br />
1.2. aanduiding:<br />
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge<br />
de voorschriften regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van<br />
deze gronden.<br />
1.3. aanduidingsgrens:<br />
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.<br />
1.4. bebouwing:<br />
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.<br />
1.5. bestemmingsgrens:<br />
de grens van een bestemmingsvlak.<br />
1.6. bestemmingsvlak:<br />
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />
1.8 bouwen:<br />
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het<br />
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of<br />
veranderen van een standplaats.<br />
1.9 bouwgrens:<br />
de grens van een bouwvlak.<br />
1.10 bouwperceel:<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de voorschriften een zelfstandige, bij<br />
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.<br />
1.11 bouwperceelgrens:<br />
een grens van een bouwperceel.<br />
1.12 bouwvlak:<br />
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de<br />
voorschriften bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.<br />
1.13 bouwzone:<br />
het gedeelte van een bouwvlak dat in zijn geheel, of, indien als zodanig aangegeven, tot<br />
een bepaald percentage mag worden bebouwd.<br />
1.14 onbebouwbare zone:<br />
het gedeelte van een bestemmingsvlak waar niet mag worden gebouwd.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 96
1.15 bouwwerk:<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij<br />
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op<br />
de grond.<br />
1.16 gebouw:<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met<br />
wanden omsloten ruimte vormt.<br />
1.17 hoofdgebouw:<br />
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op<br />
de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.<br />
1.18 bijgebouw:<br />
een gebouw dat in bouwkundig en fucntioneel opzicht ondergeschikt is aan een op<br />
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.<br />
1.19 aan-, uitbouw:<br />
een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het<br />
hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.<br />
1.20 overige bouwwerken:<br />
bouwwerken geen gebouwen zijnde.<br />
1.21 bouwlaag:<br />
een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer<br />
dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.<br />
1.22 onderbouw:<br />
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant<br />
minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.<br />
1.23 peil:<br />
1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst:<br />
de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;<br />
2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte<br />
van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;<br />
3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij<br />
voltooiing van de bouw.<br />
1.24 wonen<br />
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen:<br />
bijzondere woonvormen.<br />
1.25 bijzondere woonvorm<br />
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor)<br />
verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding)<br />
1.26 woning:<br />
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een<br />
bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.<br />
1.27 mantelzorg<br />
het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die<br />
fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn<br />
97 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
1.28 afhankelijke woonruimte<br />
een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de<br />
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest<br />
1.29 woonwagen:<br />
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in<br />
delen kan worden verplaatst.<br />
1.30 standplaats:<br />
een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een<br />
woonwagen.<br />
1.31 straatmeubilair:<br />
onverminderd het bepaalde in het Besluit bouwvergunningvrije en lichtbouwvergunningplichtige<br />
bouwwerken wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit<br />
bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken,<br />
toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en<br />
draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve<br />
van (openbare) nutsvoorzieningen.<br />
1.32 bedrijfswoning / dienstwoning:<br />
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een<br />
persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein<br />
noodzakelijk is.<br />
1.33 beroep aan huis:<br />
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch,<br />
kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt<br />
uitgeoefend.<br />
1.34 praktijkruimte:<br />
een ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis.<br />
1.35 bedrijf:<br />
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige<br />
eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van<br />
diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of<br />
vanwege de overheid worden geleid.<br />
1.36 kantoor:<br />
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden<br />
gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.<br />
1.37 administratief kantoor:<br />
een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.<br />
1.38 publiekgericht kantoor:<br />
een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening,<br />
(hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend<br />
karakter, dan wel met een baliefunctie.<br />
1.39 detailhandel:<br />
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het<br />
verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik,<br />
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;<br />
dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 98
1.40 productiegebonden detailhandel:<br />
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in<br />
het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de<br />
productiefunctie.<br />
1.41 winkel:<br />
een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van<br />
detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.<br />
1.42 dienstverlenend bedrijf:<br />
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan<br />
niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfotoontwikkel-<br />
en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een<br />
autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt<br />
hieronder niet begrepen<br />
1.49 nutsbedrijven:<br />
bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:<br />
I. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;<br />
II. de verzorging van telecommunicatie;<br />
III. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;<br />
1.50 prostitutie:<br />
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander<br />
tegen vergoeding.<br />
1.51 prostitué(e):<br />
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een<br />
ander tegen vergoeding.<br />
1.52 seksinrichting:<br />
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voerof<br />
vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele<br />
handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.<br />
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een<br />
seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een<br />
seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.<br />
1.53 raamprostitutie:<br />
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die<br />
door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt<br />
en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.<br />
1.54 thuisprostitutie:<br />
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van<br />
de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als<br />
prostitué(e).<br />
1.55 werkplek:<br />
een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.<br />
1.56 wijk:<br />
wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.<br />
1.57 vestigingsbeleid:<br />
het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).<br />
99 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Artikel 2<br />
Wijze van meten<br />
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:<br />
2.1 de dakhelling:<br />
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.<br />
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:<br />
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of<br />
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.<br />
2.3 de inhoud van een bouwwerk:<br />
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het<br />
hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:<br />
1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,<br />
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals<br />
schoorstenen, antennes, liftoipbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />
bouwonderdelen.<br />
2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt<br />
van een bouwwerk.<br />
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts<br />
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het<br />
bouwwerk.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 100
101 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 2<br />
Bestemmingsvoorschriften<br />
Artikel 3<br />
Agrarisch<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden<br />
agrarische bedrijven.<br />
3.2 Bouwvoorschriften<br />
a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de<br />
aangegeven maximumbouwhoogten en het maximale bebouwingspercentage,<br />
uitsluitend in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, waaronder<br />
maximaal één dienstwoning, met dien verstande dat maximaal twee<br />
dienstwoningen zijn toegestaan daar waar deze ten tijde van de terinzagelegging<br />
van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig of bijgebouwen en andere binnen de<br />
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals schuren, stallen,<br />
mesttanks en silo's.<br />
b. Het vergroten van de in sub a genoemde bouwwerken binnen het bouwvlak is<br />
toegestaan, met dien verstande dat de in tabel 1, onder het kopje “Veerweg naar<br />
Westervoort” behorende bij deze voorschriften als “toegestaan in m 2 ” aangegeven<br />
oppervlakte niet mag worden overschreden.<br />
Artikel 4<br />
Bedrijf<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:een scheepswerf ter plaatse van<br />
de aanduiding “sba-1”.<br />
4.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, en<br />
voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming<br />
passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat de in tabel 1 behorende bij<br />
deze voorschriften onder het kopje Veerweg naar Westervoort 27 als bestaand in m 2 ”<br />
aangegeven oppervlakte niet mag worden overschreden.<br />
4.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid<br />
4.2 ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van de bouwwerken, met dien<br />
verstande dat:<br />
• de in de tabel 1 als "toegestaan in m 2 " aangegeven oppervlakte niet mag worden<br />
overschreden;<br />
• het vergroten plaatsvindt met inachtneming van de maximumbouwhoogte van het<br />
oorspronkelijk te vergroten bouwwerk;<br />
• de situatie en de uitvoering van de uitbreiding zodanig dienen te zijn, dat de<br />
waterstandverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging zo gering<br />
mogelijk zijn.<br />
• vooraf een positief advies dient te zijn uitgebracht door Rijkswaterstaat, dienstkring<br />
Oost-Nederland met betrekking tot de toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 102
Artikel 5<br />
Bedrijf – Nutsvoorziening<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. nutsvoorzieningen;<br />
b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.<br />
5.2 Bouwvoorschriften<br />
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken geen<br />
gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de op de plankaart aangegeven<br />
maximum bouwhoogte.<br />
Artikel 6<br />
Detailhandel<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor een benzinestation met<br />
bijbehorende voorzieningen, zoals een verkoopruimte en autowasstraat.<br />
6.2 Bouwvoorschriften<br />
a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte,<br />
uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden<br />
gebouwd .<br />
b. In afwijking van het bepaalde in artikel 22.1 sub 1 mag buiten de bouwzone, voor zover<br />
als zodanig op de plankaart aangegeven met de aanduiding “sba-1”, een luifel worden<br />
opgericht met een maximum hoogte gelijk aan de in dit artikel onder 6.2 sub a<br />
genoemde bebouwing.<br />
6.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid<br />
6.2 ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van de bouwwerken, met dien<br />
verstande dat:<br />
• de in de tabel 1 als "toegestaan in m 2 " aangegeven oppervlakte niet mag worden<br />
overschreden;<br />
• het vergroten plaatsvindt met inachtneming van de maximumbouwhoogte van het<br />
oorspronkelijk te vergroten bouwwerk;<br />
• de situatie en de uitvoering van de uitbreiding zodanig dienen te zijn, dat de<br />
waterstandverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging zo gering<br />
mogelijk zijn.<br />
• vooraf een positief advies dient te zijn uitgebracht door Rijkswaterstaat, dienstkring<br />
Oost-Nederland met betrekking tot de toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren.<br />
Artikel 7<br />
Groen<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De op de plankaart als "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. groenvoorzieningen;<br />
b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen<br />
voor de waterhuishouding;<br />
c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.<br />
d.<br />
103 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
7.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken<br />
worden gebouwd.<br />
Artikel 8<br />
Natuur<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het behoud, beheer, herstel of ontwikkeling van de op deze gronden voorkomende<br />
landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en natuurwaarden;<br />
b. agrarische doeleinden;<br />
c. extensief medegebruik;<br />
d. wegen ten behoeve van langzaam verkeer;<br />
e. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;<br />
f. en tevens voor, voor zover als zodanig op de plankaart aangegeven:<br />
- toegang tot en opslagvoorzieningen voor een scheepsreparatiebedrijf ter plaatse<br />
van de aanduiding “sn-1”;<br />
- een rederij ter plaatse van de aanduiding “sn-2”;<br />
- een terrein voor scouting ter plaatse van de aanduiding “sn-3”;<br />
- een laad- en losplaats voor schepen ter plaatse van de aanduiding “ll”.<br />
8.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van één observatiehut met<br />
een maximale oppervlakte van 90 m 2 en een maximale hoogte van 10 meter.<br />
8.3 Aanlegvergunning<br />
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van<br />
burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of<br />
werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:<br />
a. Het aanleggen, aanbrengen of verwijderen van onder- of bovengrondse leidingen,<br />
constructies, installaties of apparatuur;<br />
b. het vellen, rooien, beschadigen of aanbrengen van houtgewassen;<br />
c. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van waterpartijen;<br />
d. het aanleggen, verwijderen of verbreden van verharde wegen, voet-, ruiter- of<br />
rijwielpaden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere<br />
oppervlakteverhardingen;<br />
e. het aanleggen of aanbrengen van afmeerplaatsen voor schepen;<br />
f. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waaronder woelen,<br />
mengen, diepploegen, afgraven, verlagen, egaliseren en ontginnen.<br />
8.3.1 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht<br />
Het in lid 8.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:<br />
a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht<br />
verkrijgt, in uitvoering zijn;<br />
b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale<br />
onderhoud betreffen.<br />
8.3.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden<br />
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:<br />
a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming<br />
zijn toegekend;<br />
b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen<br />
de landschappelijke- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet<br />
onevenredig worden of kunnen worden aangetast;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 104
8.3.3 Advies<br />
Voordat burgemeester en wethouders beslissen omtrent vergunningverlening dient vooraf<br />
een positief advies te zijn uitgebracht door Rijkswaterstaat, dienstkring Oost-Nederland met<br />
betrekking tot de toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren.<br />
Artikel 9<br />
Verkeer - Railverkeer<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Verkeer - railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. personen- en goederenvervoer per spoor met de daarbij behorende technische en<br />
administratieve voorzieningen, zoals bouwwerken voor energievoorziening ten behoeve<br />
van het treinverkeer en wacht- en werkruimtes voor het spoorwegpersoneel;<br />
b. (on)gelijkvloerse kruisingen, over- en onderbouwingen ten behoeve van weg- en<br />
waterverkeer;<br />
c. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke);<br />
d. geluidwerende voorzieningen.<br />
9.2 Bouwvoorschriften<br />
a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde<br />
bestemming worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 10 meter vanaf de<br />
bovenzijde van de spoorstaaf.<br />
b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van geluidsschermen<br />
maximaal 2 meter bedragen, te meten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.<br />
Artikel 10<br />
Verkeer - Verblijfsgebied<br />
10.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht<br />
op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;<br />
b. parkeervoorzieningen;<br />
c. groen- en watervoorzieningen;<br />
d. wandelgebieden en speelgelegenheden;<br />
e. terrassen;<br />
f. nutsvoorzieningen;<br />
g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve<br />
van direct aangrenzende bestemmingen.<br />
10.2 Bouwregels<br />
a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde<br />
bestemmingen worden gebouwd<br />
b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten,<br />
trolleymasten, entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter<br />
bedragen.<br />
Artikel 11<br />
Verkeer - Wegverkeer<br />
11.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming<br />
aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:<br />
a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de<br />
afwikkeling van het doorgaande verkeer;<br />
b. groen- en watervoorzieningen;<br />
van de<br />
105 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
c. geluidwerende voorzieningen;<br />
d. parkeervoorzieningen;<br />
e. straatmeubilair.<br />
11.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken<br />
worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken zoals bruggen,<br />
viaducten, verkeersregelingen en lichtmasten maximaal 12 meter mogen bedragen.<br />
Artikel 12<br />
Water<br />
12.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het gebruik als water, inclusief het gebruik als scheepvaartweg, waaronder tevens<br />
wordt verstaan het gebruik ten behoeve van het laden en lossen van schepen;<br />
b. en tevens voor, voor zover als zodanig op de plankaart aangegeven<br />
1. een scheepsreparatiebedrijf zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het<br />
Inrichtingen- en vergunningbesluit Milieubeheer ter plaatse van de aanduiding”swa-<br />
1”;<br />
2. een rederij ter plaatse van de aanduiding “swa-2”;<br />
3. een terrein voor scouting ter plaatse van de aanduiding “swa-3”;<br />
4. maximaal 5 scheepsreparatiebedrijven, niet zijnde scheepsreparatiebedrijven als<br />
hierboven bedoeld onder 1. ter plaatse van de aanduiding “swa-4”;<br />
5. een scheepsbouw- en reparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding “swa-5”<br />
6. een jachthaven met ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding “jh”;<br />
12.2 Bouwvoorschriften<br />
Op de in lid 11.1 genoemde gronden mogen bouwwerken worden opgericht welke passen<br />
in het normale beheer en onderhoud van de rivier, zoals oever- en kribvakverdedigingen,<br />
strekdammen en het plaatsen van bakens en scheepvaarttekens.<br />
Artikel 13<br />
Wonen<br />
13.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;<br />
en daaraan ondergeschikt voor:<br />
b. groen- en speelvoorzieningen;<br />
c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;<br />
d. verblijfsgebieden<br />
13.2 Bouwvoorschriften<br />
a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen de bouwzone<br />
gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten<br />
uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of<br />
uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken<br />
worden gebouwd.<br />
b. Het vergroten van de in lid 10.1 genoemde bouwwerken buiten de bouwzone is<br />
toegestaan,met dien verstande dat:<br />
1. de in de tabel 1 als "toegestaan in m 2 " aangegeven oppervlakte per bouwwerk niet<br />
mag worden overschreden;<br />
2. het vergroten plaatsvindt 5 meter achter de voorgevelbouwgrens met inachtneming<br />
van de maximumbouwhoogte van het oorspronkelijke te vergroten bouwwerk.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 106
13.3 Specifieke gebruiksvoorschriften<br />
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in artikel<br />
23 van deze voorschriften wordt in elk geval begrepen:<br />
a. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;<br />
b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.<br />
c. Het bepaalde in lid 11.4 aanhef is niet van toepassing op het gedeelte van een woning<br />
in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan<br />
1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen<br />
onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een<br />
onevenredige parkeerdruk ontstaan.<br />
Artikel 14<br />
Wonen – Woonschepenligplaats<br />
14.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Wonen – woonschepenligplaats aangewezen gronden, aangeduid met “w-wl” zijn<br />
uitsluitend bestemd voor:<br />
a. het wonen in de vorm van bewoning van woonschepen;<br />
en daaraan ondergeschikt voor:<br />
b. groen en speelvoorzieningen;<br />
c. buurtwegen en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;<br />
d. verblijfsgebieden<br />
e. gebruik in de zin van artikel 11 van de voorschriften, exclusief het gebruik als<br />
scheepvaartweg.<br />
14.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen:<br />
a. voor zover binnen de afmeerzone gelegen, uitsluitend de in bijlage 2 genoemde<br />
woonschepen, met bijbehorende drijvende terrassen worden afgemeerd met<br />
inachtneming van het volgende:<br />
1. de afstand tussen woonschip, en eventuele overstekken en terrassen, en<br />
kavelgrens dient minimaal 2,5 meter te bedragen;<br />
2. de hoogte van een woonschip mag niet meer bedragen dan de op de plankaart<br />
aangegeven maximumhoogte;<br />
3. de maximumbreedte van een woonschip bedraagt 8 meter;<br />
4. de woonschepen mogen uitsluitend worden afgemeerd in een enkele, de oeverlijn<br />
volgende, rij en zodanig, dat de langste zijde evenwijdig aan de oever is gelegen;<br />
5. de oppervlakte van een woonschip, zoals aangegeven in de van deze voorschriften<br />
deel uitmakende tabel 2 van bijlage 2 en de daarbij behorende adressenkaart mag<br />
maximaal de oppervlakte als opgenomen in kolom 3 van tabel 2 bedragen, met dien<br />
verstande dat de oppervlakte van nieuw te bouwen woonschepen maximaal 100 m 2<br />
mag bedragen.<br />
b. voor zover binnen de bebouwbare zone gelegen, uitsluitend in de gegeven<br />
bestemming passende bijgebouwen met een maximumhoogte van 3 meter worden<br />
gebouwd, met dien verstande dat maximale oppervlakte aan bijgebouwen per<br />
woonschip niet meer dan 25 m 2 mag bedragen.<br />
14.3 Specifieke gebruiksvoorschriften<br />
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in artikel<br />
23 van deze voorschriften wordt in elk geval begrepen:<br />
a. het gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;<br />
b. Het bepaalde in lid 14.3 aanhef is niet van toepassing op het gedeelte van een<br />
woonschip in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer<br />
bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van het woonschip. Voorts mag door dit<br />
gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch<br />
een onevenredige parkeerdruk ontstaan.<br />
Artikel 15<br />
Leiding – Gas<br />
107 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
15.1 Bestemmingsomscrhijving<br />
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende<br />
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van aardgas door een<br />
hoofdtransportleiding.<br />
15.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende<br />
bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een<br />
hoogte van maximaal 2,00 meter van de in lid 15.1 genoemde bestemming.<br />
15.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 15.2 voor<br />
het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere<br />
bestemming(en) mits:<br />
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van<br />
de hoofdtransportleiding;<br />
b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.<br />
15.4 Aanlegvergunning<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />
wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de<br />
bodemstructuur;<br />
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;<br />
c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;<br />
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;<br />
e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen<br />
of kunnen wortelen dan 30 cm.<br />
15.4.1 Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht<br />
Het in lid 15.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en<br />
werkzaamheden:<br />
a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;<br />
b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het<br />
onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.<br />
15.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden<br />
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de<br />
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:<br />
a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de<br />
veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en<br />
b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.<br />
Artikel 16<br />
Leiding - Hoogspanningsverbinding<br />
16.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, naast de andere<br />
voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor transport van<br />
elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsleiding.<br />
16.2 Bouwvoorschriften<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 108
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende<br />
bestemming(en) uitsluitend hoogspanningsmasten tot een hoogte van maximaal 35 meter<br />
en andere bouwwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 2 meter ten<br />
behoeve van in lid 16.1 genoemde bestemming worden gebouwd.<br />
16.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 16.2 voor<br />
het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere bestemming(en) tot een hoogte<br />
van maximaal 4 meter mits:<br />
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van<br />
de hoogspanningsleiding;<br />
b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.<br />
Artikel 17<br />
Leiding - Riool<br />
17.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het transport van afvalwater door een<br />
hoofdtransportleiding.<br />
17.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende<br />
bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een<br />
hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 17.1 genoemde bestemming.<br />
17.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 17.2 voor<br />
het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere<br />
bestemming(en) mits:<br />
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van<br />
de hoofdtransportleiding;<br />
b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.<br />
17.4 Aanlegvergunning<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />
wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de<br />
bodemstructuur;<br />
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;<br />
c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;<br />
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;<br />
e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen<br />
of kunnen wortelen dan 30 cm.<br />
17.4.1 Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht<br />
Het in dit lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:<br />
a. die normale onderhoud betreffen;<br />
b. die zakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of<br />
gebruik van de grond;<br />
c. waarvoor op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, vergunning is verleend.<br />
17.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden<br />
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de<br />
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:<br />
109 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de<br />
veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en<br />
b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.<br />
Artikel 18<br />
Leiding-Water<br />
18.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een<br />
hoofdtransportleiding.<br />
18.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende<br />
bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een<br />
hoogte van maximaal 3meter ten behoeve van in lid 18.1 genoemde bestemming.<br />
18.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.2 voor<br />
het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere<br />
bestemming(en) mits:<br />
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van<br />
de hoofdtransportleiding;<br />
b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.<br />
18.4 Aanlegvergunning<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />
wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de<br />
bodemstructuur;<br />
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;<br />
c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;<br />
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;<br />
e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen<br />
of kunnen wortelen dan 30 cm.<br />
18.4.1 Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht<br />
Het in dit lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:<br />
a. die normale onderhoud betreffen;<br />
b. die zakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of<br />
gebruik van de grond;<br />
c. waarvoor op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, vergunning is verleend.<br />
18.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden<br />
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de<br />
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:<br />
a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de<br />
veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en<br />
b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 110
Artikel 19<br />
Waterstaat<br />
19.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende<br />
bestemming(en), mede bestemd voor:<br />
a. waterberging en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs ten behoeve van<br />
de rivier;<br />
b. het treffen van maatregelen voor het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;<br />
c. de waterhuishouding.<br />
19.2 Bouwvoorschriften<br />
a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, tenzij sprake is van:<br />
b. vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk ten behoeve van de andere<br />
bestemming(en) , mits de oppervlakte van het bouwwerk niet vergroot wordt ten<br />
opzichte van het ten tijde van het ter visie liggen van dit bestemmingsplan, aanwezige<br />
bouwoppervlakte;<br />
c. het vergroten van de oppervlakte van een bouwwerk ten behoeveve van de andere<br />
bestemming(en), mits de vergroting niet meer bedraagt dan 10% ten opzichte van het<br />
huidige aanwezige oppervlak;<br />
d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die vallen onder de normale onderhoud- en<br />
beheerwerkzaamheden ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde functies.<br />
e. Voorafgaand aan beslissing omtrent vergunningverlening dient een positief advies te<br />
zijn uitgebracht door de rivierbeheerder met betrekking tot de toepassing van de<br />
Beleidslijn Grote Rivieren.<br />
Artikel 20<br />
Waterstaat - Waterkering<br />
20.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De als "Waterstaat-Waterkering" aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:<br />
a. een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.<br />
b. waterstaatsdoeleinden zoals bedoeld in artikel 19 in een zone tussen de begrenzing<br />
van de bestemming en de buitenkruinlijn van de waterkering.<br />
20.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkering.<br />
Artikel 21<br />
Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied<br />
21.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De als “Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied” aangewezen gronden zijn, behalve<br />
voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming<br />
van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.<br />
21.2 Bouwvoorschriften<br />
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.<br />
21.3 Vrijstelling<br />
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 21.2 voor<br />
het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming mits het<br />
bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de<br />
111 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
escherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorzieining,<br />
gehoord de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied.<br />
21.4 Aanlegvergunning<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester<br />
en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het aanleggen van leidingen constructies, installaties of apparatuur dieper dan 4 meter<br />
onder peil;<br />
b. het doen van boringen, seismisch- of ander bodemonderzoek dieper dan 4 meter onder<br />
peil;<br />
c. aanleggen van reservoirs dieper dan 4 meter onder peil;<br />
21.4.1 Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht<br />
Het in dit lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die reeds<br />
aanlegvergunningplichtig zijn op grond van het bepaalde in artikel 8.<br />
21.4.2Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden<br />
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de<br />
uitvoering daarvan, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de<br />
kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.<br />
Artikel 22<br />
Milieuzone – Geluidzone<br />
22.1 Bestemmingsomschrijving<br />
Op de als ‘milieuzone – geluidzone’ aangewezen gronden mag de geluidsbelasting van de<br />
gevel van woningen als gevolg van het industrielawaai van het gezoneerde industrieterrein<br />
<strong>Arnhem</strong>-Noord niet hoger zijn dan de in artikel 44 van de Wet Geluidhinder aangegeven 50<br />
dB(A)<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 112
113 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 3<br />
Artikel 23<br />
Algemene voorschriften<br />
Antidubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan<br />
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere<br />
bouwplannen buiten beschouwing.<br />
Artikel 24<br />
Algemene bouwvoorschriften<br />
24.1 Bouwen binnen bouwvlak<br />
1. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens<br />
andersluidende bepalingen in deze voorschriften, uitsluitend worden gebouwd binnen<br />
dit bouwvlak.<br />
2. Indien een bestemmingsvlak of bouwvlak door de "grens tussen verschillende<br />
bebouwingspercentages of maximumbouwhoogten" is onderverdeeld in meerdere<br />
vlakken, mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de in de<br />
desbetreffende vlakken opgenomen bebouwingspercentages of<br />
maximumbouwhoogten.<br />
24.2 Bebouwingspercentage<br />
1. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn<br />
aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het<br />
bestemmingsvlak.<br />
2. Indien in een bestemmingsvlak of in een deel van een bestemmingsvlak geen<br />
bebouwingspercentage is aangegeven mag het in dit vlak opgenomen bouwvlak,<br />
behoudens andersluidende bepalingen in deze voorschriften, voor 100% worden<br />
bebouwd.<br />
Artikel 25<br />
Algemene gebruiksvoorschriften<br />
1. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende<br />
bouwwerken of delen daarvan te gebruiken of te laten of te doen gebruiken op een<br />
wijze of tot een doel strijdig met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven<br />
bestemming.<br />
Hieronder wordt in ieder geval verstaan:<br />
2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;<br />
3. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en<br />
seksinrichtingen.<br />
4. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid<br />
indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die<br />
niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.<br />
5. Het in het eerste lid van dit artikel gesteld verbod geldt niet voor een gebruik van<br />
gronden en opstallen of delen daarvan, voor zover op dit gebruik een bijzondere<br />
wettelijke regeling van toepassing is.<br />
6. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het<br />
eerste lid voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde<br />
dat:<br />
a. het geen raamprostitutie betreft;<br />
b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid<br />
prostitutie;<br />
c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het<br />
grondgebied van de gemeente <strong>Arnhem</strong> na het verlenen van vrijstelling niet meer<br />
dan acht zal bedragen;<br />
d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;<br />
e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;<br />
f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 114
g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;<br />
h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter<br />
bedraagt;<br />
i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.<br />
Artikel 26<br />
Algemene vrijstellingsvoorschriften<br />
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:<br />
a. de in deze voorschriften opgenomen bebouwingsvoorschriften, voor zover betreffende<br />
de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de<br />
maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de<br />
voorschriften vastgelegde maten;<br />
b. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 24.1 mits:<br />
1. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de<br />
bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers,<br />
luifels, balkons of galerijen;<br />
2. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:<br />
a. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;<br />
b. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;<br />
c. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;<br />
d. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;<br />
c. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:<br />
1. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut,<br />
zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover<br />
met eeninhoud groter dan 3 m 3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een<br />
inhoud van maximaal 75 m 3 ;<br />
2. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;<br />
3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:<br />
a. voor zover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;<br />
b. voor zover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van<br />
maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;<br />
c. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de<br />
bepalingen van de Wet geluidhinder.<br />
d. de in deze voorschriften opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte<br />
voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als<br />
dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte<br />
mits:<br />
1. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en<br />
2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning<br />
niet onevenredig worden geschaad.<br />
Artikel 27<br />
Algemene procedurevoorschriften<br />
27.1 Vrijstelling<br />
Verlening van vrijstelling op grond van het bepaalde in de Hoofdstukken 2 en 3 van deze<br />
voorschriften mag slechts plaatsvinden nadat de belanghebbenden in de gelegenheid zijn<br />
gesteld bij het college gedurende een termijn van twee weken schriftelijk zienswijzen<br />
kenbaar te maken.<br />
115 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Hoofdstuk 4<br />
Overgangs- en slotvoorschriften<br />
Artikel 28<br />
Overgangsrecht<br />
28.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig<br />
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt<br />
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,<br />
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na<br />
de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />
28.2 Vrijstelling<br />
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig vrijstelling verlenen van het eerste lid voor<br />
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal<br />
10%.<br />
28.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken<br />
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip<br />
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met<br />
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />
28.4 Overgangsrecht gebruik<br />
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />
28.5 Strijdig gebruik<br />
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid te<br />
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door<br />
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />
28.6 Verboden gebruik<br />
Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid de inwerkingtreding van het plan voor een<br />
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te<br />
hervatten of te laten hervatten.<br />
28.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik<br />
Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen<br />
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.<br />
28.8 Hardheidsclausule<br />
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van<br />
overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding<br />
van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende<br />
bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of<br />
personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.<br />
28.9 Overgangsrecht woonschepen<br />
Woonschepen, die reeds aanwezig waren op het tijdstip van het van het van kracht worden<br />
van dit bestemmingsplan en die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de<br />
bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot en de<br />
oppervlaktemaat van 150 m 2 niet wordt overschreden:<br />
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 116
. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />
veranderd, mits dit geschiedt binnen twee jaren na het tenietgaan van het woonschip.<br />
Artikel 29<br />
Algemene strafbepaling<br />
Overtreding van het in artikel 25 van deze voorschriften gestelde verbod, alsmede van het<br />
gestelde bij de artikelen 8, 15, 16, 17, 18 en 21 wordt aangemerkt als een strafbaar feit als<br />
bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten.<br />
Artikel 30<br />
Slotbepaling<br />
Deze voorschriften worden aangehaald als:<br />
Voorschriften van het bestemmingsplan Rivierzone.<br />
117 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bijlagen<br />
Bijlage 1<br />
Bouwwerken<br />
Drielsedijk<br />
Huisnummer Bestaand in m 2 Toegestaan in m 2 Bijgebouwen bestaand in<br />
4 138 152<br />
m 2<br />
Bijgebouwen toegestaan<br />
in m 2<br />
Drielse Rijndijk<br />
105 189 208 119 130<br />
Eldenseweg<br />
2 112 123 140 154<br />
Veerweg naar Westervoort<br />
23 68 95 302 332<br />
25 69 76<br />
27 245 270 127 140<br />
29<br />
31 274 302 3367 3704<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 118
119 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Bijlage 2<br />
Woonschepen<br />
Boterdijk<br />
Huisnummer Woonschepen Bijgebouwen<br />
1 2 3 4<br />
Bestaand in m 2 Maximale uitbreiding (tot Maximale totale oppervlakte (in Bestaand in m 2<br />
(m.u.v. onbebouwde<br />
overstekken/terrassen<br />
100 m 2 )<br />
m 2 )<br />
13 140 0 140 16,5<br />
17 139 0 139 19<br />
19<br />
21 64 36 100 33<br />
23 97 3 100 -30<br />
25 151 0 150 -16<br />
31 74 26 100 -<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 120
Haven van Coers<br />
Huisnummer Woonschepen Bijgebouwen<br />
1 2 3 4<br />
Bestaand in m 2<br />
Maximale uitbreiding Maximale totale oppervlakte Bestaand in m 2<br />
(m.u.v. onbebouwde<br />
overstekken/terrassen<br />
(tot 100 m 2 )<br />
(in m 2 )<br />
3 139 0 139 -<br />
6 101 0 101 -<br />
8 90 10 90 -<br />
9 77 23 100 43<br />
10 102 0 102 36<br />
11 86 14 100 39<br />
12 87 13 100 50<br />
13 72 28 100 20<br />
14 127 0 127 12<br />
15 109 0 109 35<br />
16 169 0 150 81<br />
17 66 34 100 37<br />
19 162 0 150 65<br />
121 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Klingelbeekseweg<br />
Huisnummer Woonschepen Bijgebouwen<br />
1 2 3 4<br />
Bestaand in m 2 Maximale uitbreiding (tot Maximale totale oppervlakte (in m 2 ) Bestaand in m 2<br />
(m.u.v. onbebouwde<br />
overstekken/terrassen<br />
100 m 2 )<br />
t.o. 23 102 0 102 12<br />
t.o. 25 209 0 150 36<br />
t.o. 27 199 0 150 8,2<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 122
Meinerswijk<br />
Huisnummer Woonschepen Bijgebouwen<br />
1 2 3 4<br />
Bestaand in m 2 Maximale uitbreiding Maximale totale oppervlakte (in m 2 ) Bestaand in m 2<br />
(m.u.v. onbebouwde<br />
overstekken/terrassen<br />
(tot 100 m 2 )<br />
6 99 1 100 27<br />
10 88 12 100 30<br />
123 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Onderlangs<br />
Huisnummer Woonschepen Bijgebouwen<br />
1 2 3 4<br />
Bestaand in m 2 Maximale uitbreiding Maximale totale oppervlakte (in m 2 ) Bestaand in m 2<br />
(m.u.v. onbebouwde<br />
overstekken/terrassen)<br />
(tot 100 m 2 )<br />
100 143 0 143 34<br />
101 63 37 100 81<br />
102 136 0 136 16<br />
103 75 25 100 27<br />
104<br />
105 92 8 100 10<br />
106 144 0 144 45<br />
107<br />
108 142 0 142 46<br />
109 88 12 100 4<br />
110 97 3 100 38<br />
111 104 0 104 3<br />
112 64 36 100 6<br />
113 100 0 100 7<br />
114 136 0 136 20<br />
115 98 2 100 6<br />
116 100 0 100 10<br />
117 107 0 107 56<br />
118 115 0 115 7<br />
119 108 0 108 28<br />
120 136 0 136 55<br />
121 0<br />
122 111 0 111 14<br />
123 128 0 128 21<br />
124 127 0 127 30<br />
125 115 0 115 29<br />
126 72 28 100 35<br />
127 112 0 112 21<br />
128 141 0 141 36<br />
129 98 2 100 29<br />
130 123 0 123 28<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 124
125 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
Rosandepolder<br />
Huisnummer Woonschepen Bijgebouwen<br />
1 2 3 4<br />
Bestaand in m 2 Maximale uitbreiding Maximale totale oppervlakte (in m 2 ) Bestaand in m 2<br />
(m.u.v. onbebouwde<br />
overstekken/terrassen)<br />
(tot 100 m 2 )<br />
1 90 10 100 48<br />
2 86 14 100 16<br />
3 78 22 100 29<br />
4 91 9 100 48<br />
5 54 46 100 7<br />
6 40 60 100 19<br />
7 97 3 100 28<br />
8 140 0 140 19<br />
9 115 0 115 67<br />
10 143 0 143 45<br />
11 148 0 148 31<br />
12 80 20 100 47<br />
13 180 0 150 64<br />
14 200 0 150 127<br />
15 112 0 112 20<br />
16 58 42 100 33<br />
38 140 0 140 -<br />
39 80 20 100 4<br />
40 176 0 150 40<br />
41 94 6 100 83<br />
42 131 0 131 54<br />
43 80 20 100 34<br />
44 96 4 100 20<br />
Bestemmingsplan "Rivierzone" gewijzigde vaststelling september 2009 126
Westervoortsedijk<br />
Huisnummer Woonschepen Bijgebouwen<br />
1 2 3 4<br />
Bestaand in m 2 Maximale uitbreiding Maximale totale oppervlakte (in m 2 ) Bestaand in m 2<br />
(m.u.v. onbebouwde (tot 100 m 2 )<br />
overstekken/terrassen)<br />
89 253 0 150 0<br />
90 77 23 100 15<br />
93 88 12 100 7<br />
94 263 0 150 0<br />
94a 112 0 112 0<br />
127 Bestemmingsplan "Rivierzone", gewijzigde vaststelling juni 2009
...\Rivierzone\2009-RO-00012.dgn 27-7-2009 21:20:03
...\Rivierzone\2009-RO-00012.dgn 27-7-2009 21:03:59
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
INDIENERS ZIENSWIJZEN<br />
NAAM ADRES POSTCODE/PLAATS NUMMER<br />
Alferink Onderlangs 130 6812 CJ ARNHEM 1<br />
F.W. van den Berg Sint-Gangulphusplein 21 6832 AT ARNHEM 2<br />
Bewonersvereniging Stadseiland (A.N. Achterstraat ) p/a Hans Tiemeijerhof 18 6836 MK ARNHEM 3<br />
M.O. Claassen en A.R. Claasen Van Duinen Haven van Coers 12 6841 HH ARNHEM 4<br />
Bewoners haven van Coers p/a Haven van Coers 13 6841 HH ARNHEM 5<br />
L.J.C. Crins Boterdijk 25 6812 CZ ARNHEM 6<br />
P.J.M. Eijkelkamp en C.J. Helldörfer Haven van Coers 13 6841 HH ARNHEM 7<br />
M. van Gent Boterdijk 25 6841 CZ ARNHEM 8<br />
R. Hilbrands Boterdijk 13 6841 CZ ARNHEM 9<br />
E.C.M. Kersten Haven van Coers 3 6841 HH ARNHEM 10<br />
Landraad (F.J. Kütschruiter) Postbus 5486 6802 EL ARNHEM 11<br />
De Lorijn (L.L.M. de Lorijn) Postbus 145 6650 AC DRUTEN 12<br />
LWO (E.P. Blaauw) Postbus 8192 3505 RD UTRECHT 13<br />
F. Mensink Onderlangs 117 6812 CJ ARNHEM 14<br />
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Postbus 9070 6800 ED ARNHEM 15<br />
Neve-Schleyer VOF Nieuwe Havenweg 14 6827 BA ARNHEM 16<br />
C.M. Niemeijer Meynerswijk 10 6841 HA ARNHEM 17<br />
Stichting OKA services Breitnerstraat 57 6813 HP ARNHEM 18<br />
C. Olderaan Graslaan 39-1 6833 CD ARNHEM 19<br />
A.M. Pertien Stadsblokkenweg 22 6841 HG ARNHEM 20<br />
J.M. van de Poll Onderlangs 12 6812 CH ARNHEM 21<br />
R. Pouwels en K. van Loon Haven van Coers 10 6841 HH ARNHEM 22<br />
Scheepsreparatiebedrijf MISTI (J. Müller) Nieuwe Kade 31 6827 AB ARNHEM 23<br />
H. Sijbesma Stadsblokkenweg 34 6841 HG ARNHEM 24<br />
B. Tiendstra Dr. C. Lelyweg 17 6827 BH ARNHEM 25<br />
J.B. Vaarkamp Veerpolderstraat 136A 6833 BT ARNHEM 26<br />
Vereniging Rosande (W. Korteweg) p/a Rosandepolder 38 6812 DS ARNHEM 27<br />
H. van de Wetering en E. Nieuwboer Meijnerswijk 6 6841 HA ARNHEM 28<br />
G. Willemars Haven van Coers 11 6841 HH ARNHEM 29<br />
S. van de Winkel Haven van Coers 5 6841 HH ARNHEM 30<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 1 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
Onderwerp Nr.<br />
Indiener<br />
zienswijz<br />
e<br />
Mening<br />
Algemeen 1,2,15, 27 1. Voor bijgebouwen gaat een oppervlaktebeperking gelden.<br />
Dit is een onverwachte koerswijziging.<br />
2. De datum op het ontwerpplan strookt niet met de<br />
publicatiedatum<br />
3. De MAS die is gebruikt is verouderd.<br />
4. De plankaart is niet actueel en is de zonegrens<br />
industrielawaai niet opgenomen.<br />
5. De kaart op pagina 6 is onleesbaar<br />
6. Bijlagen waar in de tekst naar wordt verwezen zijn niet<br />
opgenomen.<br />
7. Het ontwerpplan is in strijd met het Besluit Luchtkwaliteit<br />
2005<br />
8. Niet duidelijk is of het plan voldoet aan de eisen uit de Wet<br />
Geluidhinder.<br />
9. Vrijstellingen voor telecommunicatie moeten geschrapt<br />
worden wegens gezondheidsrisico’s.<br />
10. niet duidelijk is welk deel van het plan beheersdeel is en<br />
welk deel het ontwikkeldeel<br />
11. Het huidige uitzicht richting zuiden moet zo blijven omdat<br />
men midden in de stad het gevoel heeft juist buiten de stad<br />
Reactie gemeente<br />
1. Voor de hele gemeente <strong>Arnhem</strong> geldt dat er beperkingen (gaan) gelden<br />
voor de oppervlakte van aan- en bijgebouwen. Voor bijgebouwen bij<br />
woonschepen wordt geen uitzondering gemaakt.<br />
2. Naar onze mening is er geen discrepantie tussen de twee data. Op het<br />
ontwerpplan is de datum van de terinzagelegging aangetekend. Er kan<br />
op geen enkele wijze een misverstand bestaan over het ter inzage<br />
gelegen hebben van bijvoorbeeld een onjuiste versie.<br />
3. De MAS die ten grondslag heeft gelegen aan dit bestemmingsplan kan<br />
zeker niet verouderd worden genoemd. Wel is besloten om de MAS<br />
gedurende de planprocedure te actualiseren om iedere onduidelijkheid<br />
weg te nemen.<br />
4. Op de plankaart is de zonegrens industrielawaai opgenomen.<br />
5. In de vast te stellen versie zal een duidelijkere afdruk van de ligging van<br />
het plangebied worden opgenomen.<br />
6. Het betreft hier een foutief opgenomen verwijzing naar een bijlage van<br />
de MAS. Na zorgvuldige lezing is de tekst op enkele punten aangepast.<br />
7. Zoals uit de toelichting blijkt legt het Besluit Luchtkwaliteit geen<br />
beperkingen op aan het planologisch mogelijk maken van<br />
ontwikkelingen.<br />
8. Zoals uit de toelichting blijkt voldoet het plan aan de eisen van de Wet<br />
Geluidhinder.<br />
9. Op grond van Raad van State-jurisprudentie is het weigeren van<br />
telecominstallaties om redenen van vermeende gezondheidsrisico’s<br />
niet toegestaan.<br />
10. In hoofdstuk 5 van de toelichting is aangegeven dat het<br />
bestemmingsplan slechts 1 ontwikkeling mogelijk maakt, te weten de<br />
verplaatsing van het scheepsreparatiebedrijf Misti. Overige<br />
ontwikkelingen worden niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.<br />
11. De buitendijkse gronden waarop men uitziet hebben de bestemming<br />
‘Natuur’ gekregen, waardoor het toekomstige uitzicht niet of nauwelijks<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 2 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
te zijn.<br />
12. Op de plankaart zijn niet alle gas- en elektriciteitsleidingen<br />
opgenomen<br />
13. De ter inzage gelegde kaart en de kaart getoond op de<br />
inspraakavond stroken niet met elkaar.<br />
14. De zinsnede ‘onder voorwaarden’ zou moeten worden<br />
opgenomen in de toelichting waar het gaat over een nieuwe<br />
bestemming van bestaande bebouwing in het rivierbed.<br />
15. De primaire waterkering voor de Rivierzone-oost is niet juist<br />
op de kaart weergegeven.<br />
16. De bestemming ‘Waterstaatsdoeleinden’ dient voor<br />
waterkeringen die bestaan uit een dijklichaam door te lopen<br />
tot de buitenkruin van het dijklichaam.<br />
17. In artikel 2.2.2. onder e wordt verwezen naar tabel 2 in<br />
plaats van bijlage 2.<br />
18. In artikel 2.3.3a dient te worden opgenomen dat voldaan<br />
dient te worden aan de algemene voorwaarden uit de<br />
Beleidslijn grote rivieren en dat Rijkswaterstaat dient te<br />
adviseren.<br />
19. De omschrijving in artikel 2.13.2c dient uitgebreid te worden<br />
met ‘werken, geen bouwwerken zijnde’.<br />
20. De omschrijving in artikel 2.13.3 dient gewijzigd te worden.<br />
21. In bijlage 1 ontbreekt bebouwing en bij de lijst van<br />
bouwwerken is geen tekening met huisnummers<br />
opgenomen. Voor de Rosandepolder 118 is de maximale<br />
uitbreiding onjuist opgenomen.<br />
zal veranderen.<br />
12. De voor dit plan relevante kabels en leidingen zijn op de plankaart<br />
ingetekend.<br />
13. De waterkering is inderdaad voor enkele gedeelten niet juist op de<br />
plankaart opgenomen. Dit is in de vast te stellen versie aangepast.<br />
14. Aan de toelichting zal de zinsnede ‘onder voorwaarden’ worden<br />
toegevoegd daar waar het gaat om een nieuwe bestemming voor<br />
bestaande bebouwing in het rivierbed.<br />
15. Zie beantwoording onder 13.<br />
16. Zie beantwoording onder 13.<br />
17. De verwijzing in artikel 12.2, sub a onder 5 (voorheen artikel 2.2.2<br />
onder e) is inderdaad onjuist en moet zijn ‘Tabel 2 van Bijlage 2’<br />
18. Aan artikel 4.3 (voorheen artikel 2.3.3 onder a) zal de zinsnede worden<br />
toegevoegd ‘na positief advies van de rivierbeheerder met betrekking<br />
tot de toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren<br />
’<br />
19. Omdat ‘werken’ niet vallen onder ‘bouwen’ zijn zij niet op te nemen<br />
onder ‘bouwvoorschriften’. Werken binnen de bestemming<br />
Waterstaatsdoeleinden zijn zondermeer uitvoerbaar, er geldt een<br />
aanlegvergunningstelsel voor eventuele dubbelbestemmingen.<br />
Derhalve geen aanpassing van de voorschriften.<br />
20. In artikel 17.2 sub e (voorheen artikel 2.13.3)zal de zinsnede<br />
‘Rijkswaterstaat dienstkring Oost-Nederland’ worden vervangen door<br />
‘de rivierbeheerder’. De toevoeging dat voor alle activiteiten in het<br />
rivierbed een Wbr-vergunning noodzakelijk is, valt buiten de werking<br />
van een bestemmingsplan en wordt derhalve niet opgenomen in de<br />
voorschiften, maar zal wel worden opgenomen in de toelichting.<br />
21. De bebouwing aan de Drielse Rijndijk en de Veerweg naar Westervoort<br />
is abusievelijk niet in bijlage 1 opgenomen. Deze omissie zal worden<br />
hersteld. De bebouwing van de roeivereniging is niet opgenomen<br />
omdat deze vereniging zal verhuizen. Het genoemde adres<br />
Rosandepolder 118 is in de gemeente <strong>Arnhem</strong> niet bekend.<br />
Waarschijnlijk wordt Onderlangs 118 bedoeld (zie hieronder, punt 32).<br />
(Woon)schepen 1,4,5,6,7, 1. Eigen woonschip heeft een oppervlakte van 133,5 m 2 in 1. Uit een her-inventarisatie van alle woonschepen zijn de afmetingen<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 3 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
8,9,10,<br />
13,14,<br />
15,17,18,<br />
19, 20,<br />
21, 22,<br />
24, 25,<br />
27, 28,<br />
29, 30<br />
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
plaats van de opgenomen 123 m 2.<br />
2. Verschillende schepen, waaronder De Boei en de<br />
scheepswerf zouden positief bestemd moeten worden<br />
3. Eigen woonschip heeft een oppervlakte van 97,5 m 2 in<br />
plaats van de opgenomen 87 m 2<br />
4. Maten van woonschepen zijn niet conform bestaande<br />
situatie opgenomen.<br />
5. Een afstand van 2,5 meter tussen schepen is in de Haven<br />
van Coers niet haalbaar.<br />
6. Er zou een vrijstellingsmogelijkheid van 30% voor wat<br />
betreft de hoogte van woonschepen in de Haven van Coers<br />
opgenomen moeten worden.<br />
7. Het terugbrengen van de maximale oppervlakte van<br />
woonschepen naar 100 m 2 is onterecht.<br />
overgenomen zoals ze in dit plan zijn opgenomen. Als uitgangspunt<br />
voor de oppervlakte van de woonschepen is de oppervlakte van het<br />
drijflichaam genomen. Het kan daarom zijn, dat de oppervlakte kleiner<br />
is dan de eigenaren/bewoners zelf meten indien zij bijvoorbeeld<br />
gangboorden, overstekken en terrassen meetellen. Ten aanzien van<br />
Meinerswijk 6 is een aanpassing in de bijlage opgenomen.<br />
2. De Boei zal niet worden opgenomen in dit bestemmingsplan aangezien<br />
de huidige locatie tijdelijk van aard is. De nieuwe locatie zal te zijner tijd<br />
met een aparte procedure mogelijk worden gemaakt. Scheepswerf Misti<br />
en de bestaande riviergebonden bedrijvigheid zijn positief bestemd.<br />
3. zie beantwoording onder 1.<br />
4. zie beantwoording onder 1.<br />
5. In de huidige situatie is tussen een aantal woonschepen in de Haven<br />
van Coers de onderlinge afstand minder dan 2,5 meter. Deze<br />
bestaande situaties hoeven op grond van het overgangsrecht niet te<br />
worden veranderd (ic meer afstand genomen te worden). Voor nieuwe<br />
situaties geldt dat de afstand van 2,5 meter wel in acht genomen dient<br />
te worden.<br />
6. In een ten behoeve van het bestemmingsplan verricht<br />
stedenbouwkundig/landschappelijk onderzoek is geadviseerd om per<br />
locatie aangepaste hoogtes te hanteren, die in veel gevallen resulteren<br />
in hoogtes lager dan 4 meter. Deze maten hebben wij echter niet<br />
overgenomen in verband met de gerechtvaardigde wensen van de<br />
woonbootbewoners voor grotere hoogten. Daarom hebben wij besloten<br />
de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen maximumhoogte van 4<br />
meter te handhaven. Alleen op de locatie Rosandepolder, waar de<br />
landschappelijke situatie een grotere hoogte toelaat, zijn wij daar van<br />
afgeweken. Daar is een goothoogte van 4,5 meter en een nokhoogte<br />
van 5 meter toegestaan. Voor de Haven van Coers is geen reden om<br />
30% vrijstelling mogelijk te maken.<br />
7. De maximale oppervlakte wordt niet teruggebracht naar 100 m2, maar<br />
de uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt tot maximaal 100 m2. Dit<br />
betekent dat kleine woonschepen wel en grotere woonschepen niet<br />
kunnen uitbreiden. Op deze wijze neemt de totale oppervlakte van<br />
woonschepen met niet meer dan 10% toe waarmee voldaan wordt aan<br />
de Beleidslijn Grote Rivieren.<br />
8. De rooilijn in de Haven van Coers is naar onze mening duidelijk<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 4 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
8. Onduidelijk is waar de rooilijn in de haven van Coers ligt.<br />
9. De bestaande woonschepen aan de Boterdijk dienen<br />
positief bestemd te worden en niet onder het<br />
overgangsrecht geplaatst te worden.<br />
10. Aan artikel 2.2 dient te worden toegevoegd dat het gebruik<br />
en het afmeren van recreatievaartuigen en bijboten is<br />
toegestaan.<br />
11. Eigen woonschip heeft een oppervlakte van 82 m 2 in plaats<br />
van de opgenomen 72 m 2<br />
12. De woonschepen aan de Boterdijk zijn door hun<br />
verscheidenheid een uniek deel van <strong>Arnhem</strong> en ontnemen<br />
geenszins het zicht op de rivier en de tegenoverliggende<br />
oever.<br />
13. De schepen in de ASM-haven moeten ook positief bestemd<br />
worden en opgenomen in de tabellen.<br />
14. Voor de bepaling van de maximum breedte zouden<br />
onbebouwde terrassen en oversteken niet meegeteld<br />
moeten worden.<br />
15. De hoogte voor woonschepen aan de Boterdijk zou<br />
tenminste moeten worden opgetrokken naar 4 m voor de<br />
goothoogte en naar 4,5 m voor de maximale bouwhoogte.<br />
16. In artikel 2.2.1 zouden de leden b-d ondergeschikt moeten<br />
zijn aan a. en e.<br />
aangegeven op de plankaart.<br />
9. Een deel van de ligplaatsen aan de Boterdijk (5 tot en met 11) zijn door<br />
de gemeenteraad niet aangewezen als wenselijke lokatie voor<br />
woonschepen. Voor woonschepen die nu op een ongewenste lokatie<br />
liggen heeft de gemeente de taak op zich genomen om te zoeken naar<br />
een nieuwe lokatie. Tot die tijd is het overgangsrecht van toepassing.<br />
10. Het afmeren van recreatievaartuigen en van bijboten is op grond van de<br />
bestemmingsomschrijving in artikel 12 (voorheen artikel 2.2.1)<br />
rechtstreeks toegestaan, daar dit onder het gebruik valt in de zin van<br />
artikel 10 (voorheen artikel 2.11) (bestemmingsomschrijving ‘Water’),<br />
mits de bijboot geen onderdeel uitmaakt van het woonschip.<br />
11. zie beantwoording onder 1<br />
12. Zoals uit toelichting blijkt levert het hoogteverschil tussen de oevers en<br />
de verscheidenheid aan schepen een belemmering op voor wat betreft<br />
zichtassen.<br />
13. De ligplaatsen in de ASM-haven zijn door de gemeenteraad niet<br />
aangewezen als wenselijke lokatie voor woonschepen. Voor<br />
woonschepen die nu op een ongewenste lokatie liggen heeft de<br />
gemeente de taak op zich genomen om te zoeken naar een nieuwe<br />
lokatie.<br />
14. Zoals blijkt uit artikel 2 onder 2.6 (voorheen artikel 1.2 onder 4) (wijze<br />
van meten) blijkt, tellen niet-bebouwde overstekken en terrassen niet<br />
mee bij de bepaling van de oppervlakte van een woonschip.<br />
15. In een ten behoeve van het bestemmingsplan verricht<br />
stedenbouwkundig/landschappelijk onderzoek is geadviseerd om per<br />
locatie aangepaste hoogtes te hanteren, die in veel gevallen resulteren<br />
in hoogtes lager dan 4 meter. Deze maten hebben wij echter niet<br />
overgenomen in verband met de gerechtvaardigde wensen van de<br />
woonbootbewoners voor grotere hoogten. Daarom hebben wij besloten<br />
de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen maximumhoogte van 4<br />
meter te handhaven. Alleen op de locatie Rosandepolder, waar de<br />
landschappelijke situatie een grotere hoogte toelaat, zijn wij daar van<br />
afgeweken. Daar is een goothoogte van 4,5 meter en een nokhoogte<br />
van 5 meter toegestaan.<br />
16. De opsomming in artikel 12 (voorheen artikel 2.2.1) kent geen<br />
rangvolgorde, maar is een limitatieve opsomming van hetgeen is<br />
toegestaan op de gronden belegd met deze ruime bestemming. Er is<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 5 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
17. Een kadelocatie voor De Boei is een nieuw element.<br />
18. Eigen woonschip heeft een oppervlakte van 214 m 2 in plaats<br />
van de opgenomen 139 m 2 .<br />
19. Het is geen goede ruimtelijke ordening om een aantal<br />
bestaande, legale en vergunde woonschepen zonder<br />
ruimtelijke onderbouwing niet positief te bestemmen<br />
.<br />
20. Woonboten liggen niet in de weg aan andere<br />
bestemmingen.<br />
21. De maatvoering dient te worden aangepast aan de<br />
werkelijke afmetingen van woonboten.<br />
22. De voorschriften dienen op een aantal punten te worden<br />
gewijzigd/aangevuld.<br />
23. Door de opgenomen ‘wijze van meten’ waarbij het<br />
drijflichaam maatgevend is vindt er een verkleining plaats.<br />
24. De uitbreidingsmogelijkheden voor woonboten zijn niet<br />
conform de uitgangspunten van de Beleidslijn Grote<br />
Rivieren.<br />
geen reden om onder-, neven- of bovengeschikte functies te<br />
benoemen.<br />
17. Uit de voor de Boei gevoerde procedure (tijdelijke vrijstelling ex artikel<br />
17 WRO) blijkt al dat bij voortzetting van deze voorziening een andere<br />
lokatie gezocht dient te worden.<br />
18. Zie onder 1.<br />
19. In het besluit waar de gemeenteraad in openbare vergadering bijeen de<br />
gewenste lokaties voor woonschepen heeft aangewezen staat<br />
voldoende onderbouwd waarom lokaties wel of niet gewenst zijn. De<br />
regeling zoals opgenomen in het plan is een juridische uitwerking van<br />
dit besluit.<br />
20. Woonschepen kunnen door hun woonfunctie belemmerend werken op<br />
andere functies. Niet alleen op bedrijvigheid, maar bijvoorbeeld ook<br />
binnen de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
21. Zie onder 1.<br />
22. De vraag is of voor woonschepen een Wbr-vergunning is benodigd.<br />
Ingevolge de uitleg van de Leidraad Wbr uit 2004 kan hierop negatief<br />
worden geconcludeerd. Als er desalniettemin van uit wordt gegaan dat<br />
wel een vergunning benodigd is voor een woonschip, dan zou<br />
afstemming tussen Beleidslijn grote rivieren en het bestemmingsplan<br />
gewenst zijn in het kader van de uniformiteit. Noodzakelijk is dat echter<br />
niet. De verschillen tussen bestemmingsplan en Beleidslijn kunnen in<br />
de praktijk hoogstens resulteren in het verlenen van een Wbrvergunning<br />
voor een activiteit die volgens het bestemmingsplan niet<br />
mogelijk is of andersom; een activiteit die volgens het bestemmingsplan<br />
wordt toegestaan, maar vanuit de Wbr niet mogelijk is. De ene regeling<br />
kan derhalve tot gevolg hebben dat rechten uit de andere regeling niet<br />
geëffectueerd kunnen worden. Dit is echter voor de gemeente geen<br />
aanleiding de algemene vrijstellingsbepaling daarop aan te passen.<br />
Ten aanzien van uitbreiding van de oppervlakte van woonschepen met<br />
10% wordt verwezen naar de reactie onder 7 en 24.<br />
23. Er vindt een verkleining plaats van het oppervlak waarmee gerekend<br />
wordt, geen verkleining van de woonschepen.<br />
24. Omdat voor alle woonschepen samen geldt dat er niet meer dan 10%<br />
uitgebreid kan worden wordt naar onze mening voldaan aan de intentie<br />
van de Beleidslijn Grote Rivieren Zie ook de toelichting hierover.<br />
25. Daar een extra woonlaag geen invloed heeft op de waterafvoer is naar<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 6 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
25. Door de toegestane nokhoogte is in combinatie met een<br />
10% vrijstellingsmogelijkheid voor het volume de bouw van<br />
een extra woonlaag mogelijk.<br />
26. Woonboten die al eerder gebruik hebben gemaakt van de<br />
uitbreidingsmogelijkheden conform de Wbr dienen<br />
uitgesloten te worden van verdere vrijstelling.<br />
27. Door de opname van de maximaal toegestane maten in de<br />
tabel in de bijlage bij de voorschriften wordt een tweede<br />
10% uitbreiding mogelijk gemaakt.<br />
28. De afmetingen van de eigen woonboot zijn niet correct<br />
overgenomen (de dakrand is anders dan voor het plan<br />
geïnventariseerd is).<br />
29. De woonboten ten westen van de Billitonkade dienen de<br />
bestemming ‘Water’ te krijgen.<br />
30. Er is een tegenstrijdigheid in het plan; in zijn algemeenheid<br />
mogen woonschepen met 10% uitbreiden, uit de tabel in de<br />
bijlage blijkt dat woonschepen met een oppervlakte van<br />
meer dan 100 m 2 niet mogen uitbreiden.<br />
31. Het is onjuist dat de woonboot aan Onderlangs 118 met 116<br />
m 2 kan uitbreiden.<br />
32. De oppervlakte aan bijgebouwen is niet zoals opgenomen in<br />
het plan 36 m 2 , maar 102 m 2 .<br />
33. Laad- en losmogelijkheden aan de Nieuwe havenweg zijn<br />
uitgesloten vanwege de aanwezige bewoning.<br />
34. De gegevens van de eigen woonark (Meijnderswijk 6) zijn<br />
foutief in het plan opgenomen.<br />
35. De oppervlakte gegevens voor woonboot en bijgebouwen<br />
zijn foutief opgenomen.<br />
onze mening de vrijstellingsmogelijkheid voor volume gerechtvaardigd.<br />
26. Reclamant heeft dit naar onze mening zelf in de hand door in<br />
voorkomend geval de Wbr-vergunning te weigeren. Het past niet<br />
binnen de plansystematiek om reeds eerder verleende vergunningen<br />
op de plankaart aan te geven.<br />
27. De voorschriften en tabel mogen niet zo gelezen worden dat een<br />
tweede 10% uitbreiding mogelijk is. De toelichting is hier helder over.<br />
28. zie onder 1<br />
29. De woonschepen ten westen van de Billiton-kade zijn positief bestemd<br />
nadat de lokatie door de gemeenteraad is aangewezen als ligplaats<br />
voor woonschepen. Bestemmen voor ‘Water’ is geen uitvoering geven<br />
aan het betreffende raadsbesluit.<br />
30. In zijn algemeenheid (het totaal aan woonschepen genomen) mag met<br />
10% uitgebreid worden. Kleinere woonschepen mogen hierbij meer<br />
uitbreiden dan grotere en woonschepen met een oppervlakte van meer<br />
dan 100 m2 mogen niet meer uitbreiden<br />
31. Dit is inderdaad onjuist en deze omissie zal worden hersteld.<br />
32. Uit de ons ter beschikking staande gegevens (waaronder een luchtfoto<br />
d.d. 01 april 2007) blijkt dat de gezamenlijke oppervlakte van<br />
bijgebouwen 36 m2 bedraagt en niet de gestelde 102 m2.<br />
33. De tijdelijke bewoning waarop wordt gedoeld, zijn door de tijdelijke aard<br />
niet opgenomen in het bestemmingsplan<br />
34. Zie onder 1.<br />
35. Zie onder 1.<br />
windmolens 2,3,19,<br />
25, 26<br />
1. Er mogen om redenen van geluid geen windmolens in het<br />
plangebied toegestaan worden.<br />
2. De tekst en aanzien van het zoekgebied voor een<br />
windmolenpark is misleidend en moet worden aangepast.<br />
3. Er zijn onoverkomelijke bezwaren tegen de landtong als<br />
locatie.<br />
In het plan zijn geen mogelijkheden opgenomen voor windmolens. Mocht<br />
na vaststelling van het plan blijken dat er windmolens gerealiseerd (gaan)<br />
worden zal hiervoor een aparte (openbare) planologische procedure voor<br />
worden gevolgd die zijn eigen ontheffings rechtsbeschermingsmiddelen<br />
kent. Wij zijn overigens niet van mening dat de tekst zoals die is<br />
opgenomen in de toelichting misleidend is.<br />
Natuur/Ecologie 2,11,19 1. Het gebied Stadsblokken dient te worden bestemd als 1. De Stadsblokken zijn uit het plangebied gehaald vanwege het feit dat<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 7 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Woondoeleinde<br />
n<br />
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
natuur, om zodoende ook hogere afvoeren van de Rijn te<br />
kunnen opvangen<br />
2. In de voorschriften dient in artikel 2.9 lid f. geschrapt te<br />
worden.<br />
3. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de actuele<br />
ecologische toestand van het plangebied.<br />
4. Het rivierbed dient niet gebruikt te worden voor bebouwing,<br />
maar voor het opvangen van de toekomstig maatgevende<br />
afvoeren en biedt daarnaast grote kansen voor de natuur.<br />
5. Meinerswijk zou bestemd moeten worden als ‘Natuur’ en<br />
geen woondoeleinden.<br />
6. Maak van de Stadsblokken een natuurpark.<br />
7. verzocht wordt de bestemming ‘natuur’ ter plaatse van de<br />
agrarische gronden rond de Veerweg 29-31 te wijzigen in de<br />
bestemming ‘agrarische doeleinden’.<br />
2, 19 1. In artikel 2.1.1. dient lid e. geschrapt te worden. Deze<br />
activiteiten (horeca en rederij) horen hier niet thuis.<br />
2. Met betrekking tot de Praets kan er bebouwing plaatsvinden<br />
voor woondoeleinden, niet voor bedrijvigheid.<br />
3. In de Stadsblokken geen woondoeleinden.<br />
voor dit gebied en Meinerswijk een participatieproces gaande is, op<br />
basis waarvan een separaat, ontwikkelgericht bestemmingsplan<br />
opgesteld zal gaan worden.<br />
2. De voorzieningen genoemd in artikel 7.1 onder f (voorheen artikel 2.9<br />
onder f) zijn bedoeld om dezelfde bestaande voorzieningen positief te<br />
kunnen bestemmen.<br />
3. Alle aspecten die te maken hebben met ecologie zijn voldoende<br />
recentelijk onderzocht. De MAS is geactualiseerd en de tekst van de<br />
toelichting is hierop aangepast.<br />
4. Het gehele buitendijks gebied heeft een bestemming gekregen die de<br />
nieuwe maatgevende afvoeren van de Rijn niet in de weg staat. Op<br />
grond van de Beleidslijn Grote Rivieren is (nieuwe) bebouwing in de<br />
uiterwaarden slechts zeer beperkt toegestaan. Het plan volgt deze<br />
beleidslijn. Wij zijn ook van mening dat de natuur buitendijks grote<br />
kansen heeft, reden waarom wij het overgrote deel van de uiterwaarden<br />
met de bestemming Natuur hebben belegd.<br />
5. Het gebied Meinerswijk maakt geen onderdeel meer uit van het<br />
plangebied. Zie 1.<br />
6. Het gebied Stadsblokken maakt geen onderdeel meer uit van het<br />
plangebied. Zie 1.<br />
7. Binnen de bestemming 'natuur' zijn de gronden bestemd voor onder<br />
andere agrarische doeleinden. Het bedoelde gebied ligt in de<br />
Ecologische Hoofd Structuur en in een Vogelrichtlijngebied. Het leggen<br />
van de natuur-bestemming op de gronden is daarom een<br />
gerechtvaardigde keuze. Daarmee wordt het gebruik van de gronden<br />
voor agrarische doeleinden niet onmogelijk gemaakt. Het agrarisch<br />
gebruik blijft toegestaan.<br />
1. De bedoelde bedrijvigheid ligt in een gebied dat uit het plangebied is<br />
gehaald en zal daarom als zodanig niet meer betsemd worden.<br />
2. Zie 1.<br />
3. In de “Stadsblokken” is voor wat betreft de bestemming<br />
woondoeleinden alleen het bestaande cluster woonschepen als<br />
zodanig bestemd ; het overige gebeid is uit het plangebied gehaald.<br />
Groen 2 De hijskraan in 2.8.2.b is niet passend binnen deze bestemming. De bedoelde hijskraan valt door aanpassing van het plangebied niet<br />
Veiligheid 2 1. Op de plankaart is de risicocontour van Shell niet<br />
opgenomen.<br />
meer in het betsemmingsplan en is daarom niet meer bestemd.<br />
1. De betreffende contour zal op de plankaart worden opgenomen. Binnen<br />
deze contour is geen kwetsbaar object aanwezig, of kan zich daar<br />
vestigen.<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 8 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
Agrarische<br />
Doeleinden<br />
2. De genoemde afstand bij de Pleijweg voor het vervoer van<br />
gevaarlijke stoffen is niet reëel.<br />
3. Er moet nader onderzoek worden gedaan naar het<br />
persoonlijke en groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke<br />
stoffen over het spoor tussen <strong>Arnhem</strong> en Zevenaar.<br />
4. Doorstroming en waterberging zijn per saldo niet vergroot<br />
omdat de flessenhals niet verdwenen is.<br />
11,12 1. Gronden met agrarische bebouwing zijn belegd met de<br />
bestemming Woondoeleinden.<br />
2. In de voorschriften dienen agrarische dienstwoningen te<br />
worden opgenomen.<br />
3. De bebouwbare zone dient te worden gelegd op een<br />
bestaande waterkering, zodat één bouwblok ontstaat.<br />
4. De maximale bouwhoogte dient te worden aangepast aan<br />
de huidige hoogten voor agrarische bedrijfsgebouwen.<br />
5. Het agrarische bouwblok aan de Veerweg 29-31 zou een<br />
vormverandering moeten krijgen.<br />
2. de afstand van 17 meter vanuit het hart van de weg is afkomstig uit de<br />
risicoatlas wegen en er bestaat geen reden om aan de juistheid hiervan<br />
te twijfelen.<br />
3. Juist omdat er binnen de planperiode door het gereed komen en in<br />
gebruik nemen van de Betuweroute geen vervoer van gevaarlijke<br />
stoffen plaatsvindt is een nader onderzoek niet aan de orde.<br />
4. De gemeente heeft met Rijkswaterstaat afspraken gemaakt om de<br />
waterstandverhoging als gevolg van de waterkering (van enkele<br />
millimeters) te compenseren.<br />
De (voormalige) boerderij wordt agrarisch bestemd, evenals de agrarische<br />
dienstwoning. De agrarische bestemming is op de door de eigenaar zelf<br />
aangelegde waterkering geplaatst en de maximale bouwhoogte is<br />
aangepast aan de feitelijke situatie. Ook de gevraagde vormverandering is<br />
opgenomen. In de voorschriften is conform de bestaande situatie<br />
opgenomen dat maximaal twee dienstwoningen zijn toegestaan.<br />
Op de plankaart is een groter bouwvlak met een bebouwingspercentage<br />
opgenomen. Dit is gebeurd nadat Rijkswaterstaat op verzoek van de<br />
agrarier een vergunning voor vergroting van het bedrijf heeft afgegeven.<br />
Diversen 15,19 1. De voormalige steenfabriek dient niet te worden bestemd<br />
voor Recreatieve doeleinden en evenemententerrein omdat<br />
dit in strijd is met de Beleidslijn Grote Rivieren.<br />
2. Het houden van evenementen bij de voormalige<br />
steenfabriek geeft veel verkeer en overlast.<br />
Bedrijvigheid 16,18, 23,<br />
25<br />
1. De watergebonden bedrijven in de Malburgerhaven (Nieuwe<br />
Havenweg) zijn niet opgenomen<br />
2. De huidige situatie, waarbij er (woon)functies aanwezig zijn<br />
op het water langs de Nieuwe Havenweg zal nog lang<br />
voortduren hetgeen ongewenst is.<br />
3. In de toelichting dient een paragraaf opgenomen te worden<br />
tussen waterbeleid en beleid ten aanzien van concentraties<br />
van bedrijvigheid.<br />
4. Door de komst van bedrijven zullen er grote problemen<br />
ontstaan ten aanzien van scheepvaartverkeer, laden en<br />
lossen, gebruik van de haven et cetera.<br />
5. Er moet in het plan meer aandacht komen voor<br />
waterverkeer en water gerelateerde economische functies.<br />
6. Voor de gronden bestemd voor een scheepsreparatiebedrijf<br />
De steenfabriek ligt in het gebeid Meinerswijk, dat uit het plangebied is<br />
gehaald. De toekomstige bestemming van het terrein zal afhankelijk van de<br />
uitkomsten van het participatieproces Stadsblokken – Meinerswijk worden<br />
bepaald.<br />
1. Dit is correct en zal in de vast te stellen versie worden hersteld.<br />
2. De woonfuncties op het water langs de Nieuwe Havenweg zijn tijdelijk,<br />
en zullen daardoor niet worden bestemd.<br />
3. De toelichting is hierop aangepast.<br />
4. Wij verwachten op dit vlak geen problemen indien het<br />
scheepvaartverkeer op juiste wijze wordt gereguleerd.<br />
5. zie onder 3<br />
6. In de toelichting van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan het<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 9 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
Zienswijzenrapport<br />
Bestemmingsplan Rivierzone / Zaaknummer: 2009-07-02953 Documentnummer: 2009.0.068.821<br />
is niet expliciet opgenomen dat zij bedoeld zijn voor het ter<br />
plaatse gevestigde scheepsreparatiebedrijf.<br />
7. Voor de gronden bestemd voor een scheepsreparatiebedrijf<br />
had moeten worden aangegeven dat zij bestemd zijn voor<br />
een inrichting die valt onder artikel 2.4 van het Inrichtingenen<br />
vergunningenbesluit Wm; Voor het aldus ontstane<br />
industrieterrein dient een geluidszonering te worden<br />
vastgesteld.<br />
8. Bestaande watergebonden scheepsreparatiebedrijven zijn<br />
niet positief bestemd, evenals de huidige laad- en<br />
losplaatsen.<br />
9. De bestemming van een scheepsreparatiebedrijf in de<br />
Nieuwe Haven conflicteert met de gebruiks- en<br />
beleidsdoelen van dit gebied.<br />
feit dat het scheepsreparatiebedrijf in de Nieuwe Haven wordt<br />
gesitueerd. Op de plankaart is een specifieke aanduiding voor het<br />
bedrijf opgenomen, waarbij in de voorschriften duidelijk is aangegeven<br />
dat het een bedrijf is als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en<br />
Vergunningenbesluit.<br />
7. Het scheepreparatiebedrijf past binnen de bestaande geluidzonering<br />
als gevolg van het bedrijventerrein <strong>Arnhem</strong>-Noord. De geluidzone hoeft<br />
daarom niet als gevolg van het scheepsreparatiebedrijf aangepast te<br />
worden. Wel wordt tegelijk met de gewijzigde vaststelling van het<br />
bestemmingsplan de gewijzigde contouren van de geluidzone<br />
industrielawaai <strong>Arnhem</strong>-Noord opgenomen.<br />
8. De riviergebonden scheepsreparatiebedrijven zijn op de plankaart<br />
opgenomen.<br />
9. Het scheepreparatiebedrijf wordt gesitueerd binnen de geluidzone voor<br />
industrielawaai, in de nabijheid van een industrieterrein (Koningspley).<br />
Niet wordt ingezien waarom deze locatie niet juist zou zijn.<br />
Versie 1 7-10-2009 11:01 Pagina 10 van 10 C:\WINNT\Profiles\JansRi\LOCALS~1\Te<br />
mp\cafile34486.tmp
PAGINA<br />
1<br />
Milieuaspectenstudie<br />
Rivierenzone<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Datum: juli 2009<br />
Onderzoek en rapportage:<br />
Dienst Stadsbeheer – sector Regie<br />
Eusebiusbuitensingel 53<br />
Postbus 9200<br />
6800 HA <strong>Arnhem</strong><br />
Contactpersoon: Alwin Kuijper, tel. 026-3774454<br />
Onderzoek in opdracht van:<br />
Dienst Stadsontwikkeling- afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken<br />
Eusebiusbuitensingel 53<br />
Postbus 9200<br />
6800 HA <strong>Arnhem</strong><br />
Contactpersoon: Gwen Paling, tel. 026-3774105
Inhoudsopgave<br />
PAGINA<br />
2<br />
1 INLEIDING .................................................................................................................................... 7<br />
2 GELUID .......................................................................................................................................... 8<br />
2.1 WEGVERKEERSLAWAAI .............................................................................................................. 8<br />
2.2 RAILVERKEERSLAWAAI .............................................................................................................. 8<br />
2.3 INDUSTRIELAWAAI...................................................................................................................... 9<br />
2.4 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 11<br />
3 LUCHT.......................................................................................................................................... 12<br />
3.1 BELEIDSKADER ......................................................................................................................... 12<br />
3.2 LUCHTKWALITEIT IN HET PLANGEBIED ..................................................................................... 13<br />
3.3 EFFECTEN OP DE OMGEVING ..................................................................................................... 14<br />
3.4 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 14<br />
4 HINDER ........................................................................................................................................ 15<br />
4.1 KADER ...................................................................................................................................... 15<br />
4.2 BESCHRIJVING BEDRIJVEN BINNEN HET PLANGEBIED ................................................................ 15<br />
4.3 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 15<br />
5 EXTERNE VEILIGHEID ........................................................................................................... 16<br />
5.1 DOEL EXTERNE VEILIGHEID ...................................................................................................... 16<br />
5.2 BELEIDSKADER ......................................................................................................................... 16<br />
5.3 INVENTARISATIE RISICOVOLLE ACTIVITEITEN BINNEN HET PLANGEBIED .................................. 17<br />
5.4 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 19<br />
6 GROEN EN ECOLOGIE ............................................................................................................ 20<br />
6.1 BELEIDSKADER ......................................................................................................................... 20<br />
6.2 BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE........................................................................................ 23<br />
6.3 BESCHRIJVING ONTWIKKELINGEN............................................................................................. 28<br />
6.4 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 30<br />
7 WATER ......................................................................................................................................... 32<br />
7.1 BELEIDSKADER ......................................................................................................................... 32<br />
7.2 BESCHRIJVING VAN DE WATERSYSTEMEN................................................................................. 35<br />
7.2.1 Oppervlaktewater................................................................................................35<br />
7.2.2 Grondwater .........................................................................................................36<br />
7.2.3 Regen- en afvalwatersysteem ............................................................................36<br />
7.2.4 Waterkering.........................................................................................................37<br />
7.3 OVEREENSTEMMING EN KNELPUNTEN ...................................................................................... 37<br />
7.3.1 Oppervlaktewater................................................................................................37<br />
7.3.2 Grondwater .........................................................................................................37<br />
7.3.3 Regen- en afvalwatersysteem ............................................................................38<br />
7.3.4 Waterkering.........................................................................................................39<br />
7.4 VERSLAG VAN HET OVERLEG TUSSEN GEMEENTE EN WATERBEHEERDERS................................ 39<br />
7.5 AFSPRAKEN RELEVANT VOOR HET PLAN ................................................................................... 39<br />
8 BODEM ......................................................................................................................................... 40<br />
8.1 BELEIDSKADER ......................................................................................................................... 40<br />
8.2 BESCHRIJVING BODEMKWALITEIT IN HET PLANGEBIED............................................................. 41<br />
8.3 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 41<br />
9. CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE........................................................................... 42<br />
9.1 BELEIDSKADER ......................................................................................................................... 42<br />
9.2 ARCHEOLOGIE IN HET PLANGEBIED........................................................................................... 44<br />
9.2.1 Geomorfologie..........................................................................................................44<br />
9.2.2 Bewoningsgeschiedenis rivierengebied ...................................................................44<br />
9.2.3 Archeologische monumenten...................................................................................44<br />
9.2.4 Archeologische waarden in het plangebied .............................................................45<br />
9.3 CULTUURHISTORIE IN HET PLANGEBIED.................................................................................... 45<br />
9.3.1 Beknopte historie......................................................................................................45<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
9.3.2 Monumenten ............................................................................................................47<br />
9.3.3 Cultuurhistorische waarden......................................................................................47<br />
9.4 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 48<br />
PAGINA<br />
3<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Bijlagen:<br />
1. Overzicht plangebied<br />
2. Geluidcontouren wegverkeerslawaai<br />
3. Geluidcontouren railverkeerslawaai<br />
4. Geluidzone industrielawaai<br />
5. Luchtkwaliteit NO 2 en PM10<br />
6. Natuurwaarden ecologie<br />
7. Beperkingenkaart water<br />
8. Cultuurhistorische onderligger
Samenvatting en conclusies MilieuAspectenStudie<br />
Ten behoeve van het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing in het kader van het<br />
bestemmingsplan Rivierzone, is door de gemeente <strong>Arnhem</strong> onderzoek verricht naar de<br />
milieuaspecten. In deze samenvatting worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen<br />
uit deze rapportage vermeld.<br />
PAGINA<br />
4<br />
Geluid<br />
Wegverkeer<br />
Binnen het plangebied bevinden zich een beperkt aantal wegen. De wegen in het plangebied<br />
hebben een belangrijke functie als toegangs-/ontsluitingswegen van <strong>Arnhem</strong> en hebben<br />
daardoor ook een relatief hoge verkeersintensiteit. Van deze wegen zijn de relevante<br />
geluidscontouren in beeld gebracht. De berekende contouren geven een indicatief beeld van<br />
de toekomstige akoestische situatie van het bestemmingsplan Rivierzone. Op het moment dat<br />
binnen de 48 dB contour geluidgevoelige objecten bestemd worden, is nader akoestisch<br />
onderzoek noodzakelijk. De contourenkaart wegverkeer is weergegeven in bijlage 2.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Railverkeer<br />
Het plangebied Rivierzone wordt doorkruist door een tweetal spoorlijnen, te weten <strong>Arnhem</strong>-<br />
Zevenaar en <strong>Arnhem</strong>-Nijmegen. Van deze spoorwegen zijn de relevante geluidscontouren<br />
door het adviesbureau DGMR in beeld gebracht. De berekende contouren geven een<br />
indicatief beeld van de toekomstige akoestische situatie van het bestemmingsplan Rivierzone.<br />
Op het moment dat binnen de 55 dB contour (op de kaarten vergelijkbaar met de 57 dB(A)<br />
contour = oude dosismaat) geluidgevoelige objecten bestemd worden is nader akoestisch<br />
onderzoek noodzakelijk. De contourenkaart railverkeer is weergegeven in bijlage 3.<br />
Industrielawaai<br />
De wettelijke zone van het gezoneerd industrieterrein is vastgelegd op de<br />
bestemmingsplankaart Rivierzone. Het bestemmingsplan Rivierzone maakt het mogelijk dat<br />
een scheepswerf voor de reparatie van schepen met een lengte van meer van 25 meter komt<br />
in de Malburgerhaven.<br />
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de uiterste grens van de zone<br />
van het gezoneerd industrieterrein <strong>Arnhem</strong> noord niet meer bedraagt dan 50 dB(A). Ter<br />
plaatse van de dijkwoningen in het plandeel de Plantage wordt de grenswaarde van 57 dB(A)<br />
niet overschreden. Op MTG’s wordt de grenswaarde van 55 dB(A) niet overschreden.<br />
Er is ten behoeve van het opstellen van een paraplubestemmingsplan om de geluidzone te<br />
wijzigen, een geactualiseerd geluidmodel berekend. Hierbij is uitgegaan van de nieuwe ligging<br />
van de reparatiewerf en een wijziging van het gezoneerde industrieterrein. In het parapluplan<br />
wordt een nieuwe zonegrens vastgelegd. Deze grens, voor zover het de Rivierenzone betreft,<br />
wordt ook in het bestemmingsplan Rivierenzone vastgelegd.
Lucht<br />
Uit de Regionale Verkeers Milieukaart (RVMK) van de gemeente <strong>Arnhem</strong> zijn voor het peiljaar<br />
2016/2017 de gegevens gehaald over de te verwachten luchtverontreinigingconcentraties langs<br />
de wegen binnen en grenzend aan het bestemmingsplan Rivierzone. De concentraties van<br />
stikstofdioxide (NO 2 ) en fijnstof (PM10) zijn berekend conform het huidige reken- en<br />
meetvoorschrift.<br />
PAGINA<br />
5<br />
Alleen langs de N325-IJsseloordweg wordt de grenswaarde van 40 µg/m 3 voor NO 2<br />
overschreden. Deze overschrijding is echter niet van invloed op het plangebied. Ter hoogte<br />
van deze overschrijding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.<br />
De Wet Luchtkwaliteit legt derhalve voor het bestemmingsplan Rivierzone geen beperkingen op.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Hinder<br />
De bedrijven binnen het plangebied betreffen hoofdzakelijk milieucategorie 2 en 3 bedrijven.<br />
In de directe omgeving van deze bedrijven zijn geen ontwikkeling voorzien. Bij ontwikkelingen<br />
binnen 30 meter van milieucategorie 2 en binnen 100 meter van milieucategorie 3 bedrijven<br />
moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf om te beoordelen of deze<br />
ontwikkeling mogelijk is. Door het conserverende karakter van het bestemmingsplan<br />
behoeven hieraan nu geen consequenties te worden verbonden. Voor wat betreft de<br />
eventuele hinder van bedrijven buiten het plangebied wordt verwezen naar het thema<br />
industrielawaai;<br />
Externe veiligheid<br />
Het externe veiligheidsrisico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg,<br />
spoor, water, ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven binnen<br />
het plangebied Rivierzone is geïnventariseerd. Binnen het plangebied vindt transport van<br />
gevaarlijke stoffen plaats via de Rijn, de Pleijweg en het spoortraject <strong>Arnhem</strong>-Zevenaar. Op<br />
basis van de huidige transportgegevens en bevolkingsdichtheden wordt er binnen het<br />
plangebied voldaan aan de normen voor het Plaatsgebonden Risico (PR) en Groepsrisico<br />
(GR). Het GR hoeft niet te worden verantwoord omdat het om de bestemming groen of water<br />
gaat. Daarnaast ligt in de haven het lospunt van de Shell met een 10 -6 plaatsgebonden<br />
risicocontour. Binnen deze contour is geen kwetsbaar object aanwezig. Ook wordt de<br />
oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden.<br />
Door het plangebied loopt een 150 kV hoogspanningslijn. Het gaat hierbij om een bestaande<br />
situatie. Binnen de specifieke zones bevinden zich geen gevoelige objecten.<br />
Water<br />
De waterparagraaf, zoals opgenomen in hoofdstuk 7 van deze milieuaspectenstudie moet in<br />
zijn geheel, inclusief de beperkingenkaart, opgenomen worden in het bestemmingsplan.<br />
Bodem<br />
De bodemgegevens geven voor het conserverend bestemmingsplan voldoende inzicht in de<br />
bodemkwaliteit van het plangebied. Voor het huidige beheersbestemmingsplan zijn op grond<br />
van de gegevens geen belemmeringen aanwezig. Wel moet rekening worden gehouden met<br />
de in paragraaf 8.3 aangegeven aandachtspunten en randvoorwaarden.
Groen en ecologie<br />
Omdat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland worden er dus geen<br />
verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, zijn er geen negatieve effecten op het<br />
(toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en is er geen aantasting van de wezenlijke<br />
kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
PAGINA<br />
6<br />
Cultuurhistorie en archeologie<br />
Hoewel het plangebied een grotendeels uiterwaardengebied betreft, zijn er meerdere<br />
archeologische en overige cultuurhistorische waarden aanwezig. Er is een vindplaats waar<br />
Romeins materiaal is gevonden, hetgeen gezien de nabijheid van de limes niet verwonderlijk<br />
is. Daarnaast is er op basis van historische gegevens een aantal mogelijke vindplaatsen te<br />
duiden en zijn er zones met een archeologische verwachting: het uiterst westelijke deel<br />
(limes), nabij de oude nederzetting van Malburgen (buitendijks kasteel) en de Koningspleij<br />
(forten). Een behoorlijk deel van het plangebied heeft echter een lage archeologische<br />
verwachting gezien de geomorfologische en paleogeografische situatie. In het plangebied zijn<br />
ook cultuurhistorische waarden aanwezig. Dit de John Frostbrug (monument), fort<br />
Westervoort (aanwijzing tot monument), een bunker (idem), de spoorbrug naar Westervoort<br />
en relicten die samenhangen met de inrichting/het gebruik van het plangebied:<br />
verkavelingspatronen, wegen, dijken en een deel van de Grift. Cultuurhistorische waarden<br />
dienen nader te worden uitgewerkt op een cultuurhistorische waardenkaart. Deze waarden<br />
moeten tezamen met archeologische waarden planologisch worden beschermd.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
1 Inleiding<br />
PAGINA<br />
7<br />
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Rivierzone is onderzoek verricht (artikel 9 BRO)<br />
naar de milieuaspecten.<br />
Voor de exacte weergave en begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de<br />
betreffende bestemmingsplankaart in bijlage 1.<br />
In deze rapportage komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:<br />
- geluid;<br />
- lucht;<br />
- hinder;<br />
- externe veiligheid;<br />
- groen en ecologie;<br />
- water;<br />
- bodem;<br />
- cultuurhistorie en archeologie.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
2 Geluid<br />
PAGINA<br />
8<br />
2.1 Wegverkeerslawaai<br />
Binnen het plangebied bevinden zich een beperkt aantal wegen. De wegen in het plangebied<br />
hebben een belangrijke functie als toegangs-/ontsluitingswegen van <strong>Arnhem</strong> en hebben<br />
daardoor ook een relatief hoge verkeersintensiteit. De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij<br />
ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zones van wegen, nader<br />
akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Aangezien er in de komende planperiode<br />
geen ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied zullen<br />
plaatsvinden, levert het gedetailleerd weergeven van de geluidsituatie van het wegverkeer in<br />
het gehele plangebied momenteel geen meerwaarde. In bijlage 2 zijn de toekomstige<br />
geluidcontouren wegverkeerslawaai voor de locatie Onderlangs en Westervoortsedijk<br />
weergegeven.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
2.2 Railverkeerslawaai<br />
Het plangebied Rivierzone wordt doorkruist door een tweetal spoorlijnen, te weten <strong>Arnhem</strong>-<br />
Zevenaar en <strong>Arnhem</strong>-Nijmegen. Het railverkeer brengt een zekere geluidbelasting met zich<br />
mee.<br />
Bureau DGMR heeft in 2006 in opdracht van de gemeente <strong>Arnhem</strong> het akoestisch onderzoek<br />
naar de geluidbelasting afkomstig van het railverkeer voor de hele gemeente <strong>Arnhem</strong><br />
geactualiseerd. In het onderzoek is de geluidbelasting afkomstig van het railverkeer voor het<br />
jaar 2004/2015 bepaald. Tevens zijn de 57 en de 70 dB(A)-etmaalcontouren bepaald, waarbij<br />
is uitgegaan van de afschermende werking van de bestaande bebouwing. In dit onderzoek is<br />
de oude dosismaat “dB(A)” gehanteerd. In een volgende update zal de nu geldende<br />
dosismaat “dB” meegenomen worden. De nu geldende voorkeursgrenswaarde van 55 dB<br />
komt overeen met de berekende 57 dB(A). De maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde<br />
bedraagt nu 68 dB en dit komt globaal overeen met de berekende 70 dB(A). Uitgangspunt<br />
voor het geactualiseerde onderzoek zijn de treinintensiteiten, zoals weergegeven in het<br />
Akoestisch Spoorboekje ASWIN2006 (gegevensbestand v12/05). De berekeningen zijn<br />
verricht met het DGMR-computerprogramma Geonoise (versie 5.21) dat gebaseerd is op<br />
standaardrekenmethode II van het ‘Reken- en meetvoorschrift railverkeerslawaai 1996’.<br />
Uitgaande van het door DGMR opgestelde rekenmodel is de geluidbelasting door railverkeer<br />
binnen het plangebied Rivierzone berekend. Hierbij is gebruik gemaakt van een zogenaamd<br />
“glooiend grid”. Dit is een grid met rekenpunten, welke rekening houdt met de<br />
hoogteverschillen in het plangebied. In bijlage 3 is een plot opgenomen van het gehanteerde<br />
rekenmodel met daarop aangegeven de 57 dB(A) contour (voorkeursgrenswaarde). Tevens is<br />
op deze plot de 57-70 dB(A) contour weergegeven. Binnen deze contour mogen eventueel nog<br />
wel nieuwe geluidgevoelige bestemmingen opgenomen worden, maar dan geldt de eventuele<br />
noodzaak van ontheffingen in het kader van de Wet Geluidhinder. Tevens is het gebied<br />
aangegeven waarbinnen de geluidbelasting meer dan 70 dB(A) bedraagt. In dit gebied is het<br />
niet mogelijk om nieuwe geluidgevoelige functies te realiseren.
2.3 Industrielawaai<br />
In de Wet geluidhinder is bepaald dat rond industrieterreinen waarop krachtens de Wet<br />
milieubeheer aangewezen inrichtingen (de zogenaamde grote lawaaimakers conform artikel<br />
2.4 van het IVB 1 ) zijn gevestigd of zich mogen vestigen, een geluidzone moet zijn vastgesteld<br />
(artikel 41 Wgh). Deze zone maakt deel uit van het bestemmingsplan. Over een gedeelte van<br />
bestemmingsplangebied Rivierzone ligt de wettelijke zone van het gezoneerde industrieterrein<br />
<strong>Arnhem</strong> noord.<br />
De zone is in feite het gebied, behalve het industrieterrein zelf, waarbinnen vanwege dat<br />
industrieterrein een geluidsbelasting mag heersen van 50 dB(A) etmaalwaarde of meer. De<br />
zone ligt dus tussen de grens van het industrieterrein en de vastgestelde 50 dB(A) grens (de<br />
zonegrens). Dit betekent dat de geluidruimte tussen de vastgestelde zonegrens en de<br />
berekende 50 dB(A) etmaalwaardecontour de beleidsruimte aangeeft die de betrokken<br />
overheden hebben ten aanzien van nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande inrichtingen.<br />
Woningen op het industrieterrein zelf zijn, akoestisch gezien, in de Wet geluidhinder<br />
onbeschermd (via de milieuvergunning kan eventueel wel een beschermingsniveau worden<br />
gegeven). Voor woningen in het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de<br />
zonegrens geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) (artikel 46 Wgh). In bepaalde<br />
gevallen kan hiervoor door het bevoegd gezag (gemeente) een hogere waarde worden<br />
vastgesteld van ten hoogste 55 dB(A) voor nieuwe woningen en 60 dB(A) voor bestaande<br />
woningen (artikel 47 Wgh)<br />
PAGINA<br />
9<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
De geluidzone heeft tot doel geluidproducerende inrichtingen die op een bedrijventerrein<br />
gevestigd zijn of zich kunnen vestigen en de geluidgevoelige bestemmingen rondom dat<br />
bedrijventerrein ruimtelijk van elkaar te scheiden. De keuze van de ligging van de zone is<br />
gebaseerd op een beleidsmatige afweging tussen de ruimte bestemd voor de<br />
inrichtingen/industrie en de ruimte voor geluidgevoelige objecten. De akoestische vertaling<br />
van die afweging wordt in bestemmingsplannen vastgelegd. Op deze wijze wordt zowel naar<br />
de omgeving (omwonenden) als naar de inrichtingen rechtszekerheid geboden.<br />
Met een geluidzone wordt voorkomen dat woonbebouwing oprukt in de richting van de<br />
inrichtingen. Anderzijds geeft de geluidzone de akoestische ruimte aan waarover inrichtingen<br />
maximaal kunnen beschikken.<br />
Op het industrieterrein <strong>Arnhem</strong> noord is de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4<br />
van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) mogelijk. Voorheen werd<br />
deze categorie bedrijven aangeduid als A-inrichtingen. De geluidszone ex art 41v Wet<br />
geluidhinder rondom het industrieterrein <strong>Arnhem</strong> noord in de bestaande vorm is op 22<br />
augustus 1990 bij koninklijk besluit vastgesteld.<br />
Het bestemmingsplan Rivierzone maakt het mogelijk dat in de Malburgerhaven een<br />
scheepswerf mag worden opgericht waar schepen met een lengte van meer dan 25 meter<br />
worden gerepareerd. Een dergelijk inrichting is genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en<br />
vergunningenbesluit milieubeheer (categorie 13.3 onder b). Voor deze inrichting is, in het<br />
kader van het akoestisch onderzoek ten behoeve van het paraplubestemmingsplan waarmee<br />
de geluidzone wordt gewijzigd, nagegaan of deze kan worden opgenomen op het gezoneerd<br />
industrieterrein <strong>Arnhem</strong> noord in zijn nieuwe vorm. Het separaat zoneren wordt gezien de<br />
ligging van de inrichting ten opzichte van het bestaande gezoneerd industrieterrein niet reëel<br />
geacht.<br />
1 Een bedrijf (inrichting) dat door zijn grootte of omvang van activiteiten wordt genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en<br />
Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB).
De gemeente <strong>Arnhem</strong> heeft een akoestisch onderzoek laten uitvoeren voor een<br />
paraplubestemmingsplan om de bestaande uiterste grens van de geluidszone te wijzigen.<br />
Aan de zuidzijde van het industrieterrein (in Malburgen) heeft recentelijk woninguitbreiding<br />
plaatsgevonden. De geluidsbelasting mag op deze woningen niet ontoelaatbaar toenemen.<br />
De toekomstige scheepswerf mag derhalve niet leiden tot een zodanig uitbreiding van de<br />
geluidsbelasting dat de wettelijke grenswaarde van 50 dB(A ter plaatse van de geluidszone<br />
wordt overschreden. In Malburgen mag in het plandeel de Plantage de geluidsbelasting op de<br />
dijkwoningen niet meer gaan bedragen dan 57 dB(A) (op grond van het Stap 3 Besluit<br />
Experimentenwet Stad & Milieu, 1999). Uit de berekening van het geactualiseerde zonemodel<br />
blijkt dat de zone niet dichter bij woningen komt te liggen.<br />
De gemeente <strong>Arnhem</strong> beheert de wettelijke zone actief. Elke vergunningaanvraag wordt<br />
getoetst of wordt voldaan aan de maximale geluidsbelasting bij woningen en ter plaatse van<br />
de zone. Elke jaar wordt hiervan een rapport opgesteld. Het laatste rapport dateert van<br />
februari 2009. In deze rapportage is geplande uitbreiding van de Malburgerhaven ten<br />
behoeve van scheepswerf Misti, maar ook de uitbreiding van het plandeel Kleefsche Waard<br />
reeds opgenomen. De uitgangspunten voor de verkaveling Kleefsche Waard en de<br />
geluidsbronnenlijst voor scheepswerf Misti zijn opgenomen in bijlage 4.<br />
PAGINA<br />
10<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
De geluidsbronnenlijst is gebaseerd op de scheepswerf op de huidige locatie lang de Nieuwe<br />
Kade, huisnummer 31. Een en ander is overgenomen uit het Akoestisch onderzoek Wet<br />
milieubeheer, scheepswerf Misti te <strong>Arnhem</strong>, dd 18 mei 2004 met kenmerk 04.123.R01<br />
behorende bij de milieuvergunningaanvraag van 2004.<br />
De geluidsbronsterkten, de hoogte van de bronnen ten opzichte van het omliggende maaiveld<br />
en de bedrijfsduurrcorrecties zijn allen overgenomen. De objecten (de schepen en hallen) zijn<br />
niet overgenomen. Gekoppelde geluidsbronnen (aan de objecten) zijn als vrije rondom<br />
uitstralende bronnen overgezet naar de nieuwe locatie. Afscherming als gevolg van de<br />
schepen en hallen zijn niet overgenomen zodat de akoestische situatie tenminste<br />
gelijkwaardig is.<br />
Scheepswerf Misti is uitsluitend in de dag- en avondperiode in werking. De verkorte<br />
geluidsbronnenlijst van scheepswerf Misti ziet er volgt uit.<br />
nr Bron H (tov mv)<br />
Uren<br />
dag<br />
Uren<br />
avond<br />
Uren<br />
nacht<br />
LWr<br />
dB(A)<br />
1 Hal groot werkschip: dak 6 10,995 1,5 -- 71,63<br />
2 Hal groot werkschip: NG 4 10,995 1,5 -- 73,06<br />
3 Hal groot werkschip: ZG 4 10,995 1,5 -- 73,55<br />
4 Hal groot werkschip: OG 5,7 10,995 1,5 -- 55,16<br />
5 Hal groot werkschip: OG open deur 3,3 10,995 1,5 -- 98,49<br />
6 Hal groot werkschip: WG 4 10,995 1,5 -- 61,96<br />
7 Hal groot werkschip: WG open deur 1,3 10,995 1,5 -- 92,26<br />
8 Kade: Mobiele kraan Coles 1,5 0,5 0,167 -- 115,58<br />
9 Dek groot werkschip: grote slijptol 0,5 0,25 0,05 -- 111,01<br />
10 Dek groot werkschip: bikken 0,5 0,5 0,1 -- 105,29<br />
11 Dek groot werkschip: lassen 0,5 2,25 0,5 -- 90,18<br />
12 Klein werkschip: motor generator 1,5 8,002 1,5 -- 93,42<br />
13 Klein werkschip: motor kraan 1,5 0,8 0,15 -- 101,8<br />
14 Schip derden; bikken 0,5 0,5 0,1 -- 105,29<br />
15 Schip derden; grote slijptol 0,5 0,25 0,05 -- 111,01<br />
16 Schip derden; lassen 0,5 2,25 0,5 -- 90,18<br />
17 Dek groot werkschip: kleine slijptol 0,5 0,25 0,05 -- 106,55
nr Bron H (tov mv)<br />
Uren<br />
dag<br />
Uren<br />
avond<br />
Uren<br />
nacht<br />
LWr<br />
dB(A)<br />
18 Schip derden; kleine slijptol 0,5 0,25 0,05 -- 106,55<br />
PAGINA<br />
11<br />
2.4 Conclusie<br />
Weg- en railverkeer:<br />
De berekende contouren geven een indicatief beeld van de toekomstige akoestische situatie<br />
van het bestemmingsplan Rivierzone. Op het moment dat binnen de 48 dB contour<br />
wegverkeer en binnen de 57 dB contour (=55 dB contour) railverkeer geluidgevoelige<br />
objecten bestemd worden is nader akoestisch onderzoek noodzakelijk.<br />
Industrielawaai:<br />
De nieuwe wettelijke zone van het gezoneerd industrieterrein dient te zijn vastgelegd op de<br />
bestemmingsplankaart Rivierzone. Het bestemmingsplan Rivierzone maakt het mogelijk dat<br />
een scheepswerf voor de reparatie van schepen met een lengte van meer van 25 meter komt<br />
in de Malburgerhaven.<br />
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de uiterste grens van de zone<br />
niet meer bedraagt dan 50 dB(A). Ter plaatse van de dijkwoningen in het plandeel de<br />
Plantage wodrt de grenswaarde van 57 dB(A) niet overschreden. Op MTG’s wordt de<br />
grenswaarde van 55 dB(A) niet overschreden. De geluidsbelasting op de<br />
zonebewakingspunten en de MTG’s zijn opgenomen in bijlage 4.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
De uiterste grens van de zone van het gezoneerd industrieterrein <strong>Arnhem</strong> noord wordt in het<br />
kader van het paraplubestemmingsplan gewijzigd. Het gezoneerd industrieterrein wordt<br />
gewijzigd voor wat betreft de inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en<br />
vergunningenbesluit (scheepswerf). De grens van de zone wordt gewijzigd. Deze wijziging,<br />
voor zover het de Rivierzone betreft, dient in onderhavig bestemmingsplan te worden<br />
opgenomen.
3 Lucht<br />
PAGINA<br />
12<br />
3.1 Beleidskader<br />
Europese richtlijnen en implementatie in Nederlandse regelgeving<br />
Het doel van de Wet Luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve<br />
effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve<br />
effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en<br />
stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.<br />
In Nederland is de uitvoering van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit in de Nederlandse<br />
wetgeving vastgelegd met het ‘Besluit uitvoering EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit van 24 april<br />
1998’. Met het van kracht worden van het Besluit luchtkwaliteit op 19 juli 2001 zijn in de<br />
Nederlandse regelgeving luchtkwaliteitsnormen voor een zevental stoffen vastgelegd. Tevens<br />
is bepaald dat gemeenten en provincies de lokale luchtkwaliteit in kaart brengen en daarover<br />
rapporteren en dat ruimtelijke ontwikkelingen (waaronder ook bestemmingsplannen) moeten<br />
worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Het gaat om luchtverontreiniging door<br />
zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes, koolmonoxide en<br />
benzeen. De grenswaarden voor deze stoffen moeten in acht genomen worden.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:<br />
• PM10 (fijnstof)<br />
o de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m 3 mag met ingang van 1<br />
januari 2005 niet worden overschreden;<br />
o de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m 3 mag met ingang van 1<br />
januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;<br />
• NO 2 (stikstofdioxide)<br />
o de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO 2 /m 3 mag met ingang van 1 januari<br />
2010 niet worden overschreden;<br />
o<br />
de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO 2 /m 3 mag met ingang van 1 januari<br />
2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.<br />
Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen worden in Nederland geen<br />
overschrijdingen gerapporteerd.<br />
Wet Luchtkwaliteit 2007<br />
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet<br />
is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en<br />
bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrecht van de<br />
Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net<br />
als het voorgaande BLK2005 meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor<br />
de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate”<br />
geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch<br />
doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is<br />
gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband<br />
Luchtkwaliteit (NSL). De NSL wordt nog niet gestaafd door de nieuwe Wet luchtkwaliteit. Tot<br />
die tijd geldt en overgangstermijn waarin een toename van 1% acceptabel wordt bevonden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit<br />
Het <strong>Arnhem</strong>se beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit<br />
2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige<br />
Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor<br />
2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast<br />
door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs<br />
van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het<br />
Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.<br />
3.2 Luchtkwaliteit in het plangebied<br />
Uit de Regionale Verkeers Milieukaart (RVMK) van de gemeente <strong>Arnhem</strong> zijn voor het peiljaar<br />
2016 de gegevens gehaald over de te verwachten luchtverontreinigingconcentraties langs de<br />
wegen grenzend aan de locatie. De concentraties van stikstofdioxide (NO 2 ) en fijnstof (PM10)<br />
zijn berekend conform het huidige reken- en meetvoorschrift. Voor NO 2 is gerekend op een<br />
afstand van 5 meter uit de kant van de weg. Inmiddels is de rekenafstand voor NO 2 verruimd<br />
naar 10 meter. De uitgevoerde berekeningen voor NO 2 geven een worse-case scenario weer.<br />
De concentratie PM10 is berekend op 10 meter uit de kant van de weg. In navolgende tabel zijn<br />
de maximale waarden per wegvak weergegeven.<br />
PAGINA<br />
13<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Wegvak Jaargem. Jaargem. Piekgem. Piekgem.<br />
N0 2 PM10 NO 2 PM10<br />
Batavierenweg 26,4 21,6 0,0 11,0<br />
Benedendorpsweg 20,7 20,4 0,0 8,5<br />
Drielsedijk 20,5 20,4 0,0 8,0<br />
Driepoortenweg 21,8 20,5 0,0 9,0<br />
Eldensedijk 20,9 20,3 0,0 8,0<br />
Eldenseweg 27,1 21,5 0,0 11,0<br />
Gelderse Rooslaan 21,4 20,5 0,0 8,0<br />
Graslaan 22,3 20,6 0,0 9,0<br />
Hulkesteinseweg 19,5 20,1 0,0 8,0<br />
Ir. Molsweg 26,2 21,3 0,0 10,0<br />
Klingelbeekseweg 19,6 20,1 0,0 8,0<br />
Malburgse veerweg 21,7 20,5 0,0 9,0<br />
N325 - IJsseloordweg 46,0 25,4 0,0 22,0<br />
N325 - Pleijweg 25,8 21,1 0,0 10,0<br />
N325 - Westervoortsedijk 25,2 21,1 0,0 10,0<br />
Nelson Mandela Brug 30,7 22,0 0,0 12,0<br />
Nieuwe Kade 21,9 20,5 0,0 9,0<br />
Nijmeegseweg 34,3 23,6 0,0 17,0<br />
Onderlangs 26,6 21,2 0,0 10,0<br />
Oude Veerweg 24,3 20,8 0,0 9,0<br />
Rijnkade 20,5 20,2 0,0 8,0<br />
Roermondsplein 30,7 22,0 0,0 12,0<br />
Utrechtseweg 27,2 21,2 0,0 10,0<br />
Veerpolderstraat 21,2 20,4 0,0 8,0<br />
Visserslaan 21,6 20,5 0,0 9,0<br />
Vlierstraat 20,6 20,3 0,0 8,0<br />
Vossenstraat 20,5 20,3 0,0 8,0<br />
Waardmanspad 21,1 20,4 0,0 8,0<br />
Westervoortsedijk 32,7 22,1 0,0 12,0<br />
In bijlage 5 zijn de berekende waarden visueel weergegeven.
Analyse tabel<br />
PAGINA<br />
14<br />
Jaargemiddelde concentratie NO 2 :<br />
Uit de berekeningen volgt dat er langs alle wegen, behalve de N325-IJsseloordweg, wordt<br />
voldaan aan de grenswaarden van stikstofdioxide (jaargemiddelde van 40 µg/m 3 ).<br />
Langs het onderhavige gedeelte van de N325-IJsseloordweg worden geen ontwikkelingen<br />
planologisch mogelijk gemaakt.<br />
Jaargemiddelde concentratie PM10:<br />
Op alle wegen wordt voldaan aan de grenswaarden van fijnstof (jaargemiddelde van 40 µg/m 3 ).<br />
Piekconcentraties:<br />
De 24 uurgemiddelde concentratie van 50 µg/m 3 binnen de toegestane 35 dagen voor fijnstof<br />
en de uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m 3 binnen de toegestane 18 uur voor NO 2<br />
wordt nergens ook maar eenmaal overschreden.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
3.3 Effecten op de omgeving<br />
De ontwikkelingen (o.a. woonbootlocaties) zullen niet bijdragen tot een verslechtering van de<br />
luchtkwaliteit ter plaatse. De toename van het aantal voertuigbewegingen tengevolge van<br />
deze locaties is nihil en valt zeker binnen de toegestane toename van 3% verslechtering. Het<br />
plan is consoliderend van karakter waardoor er geen verschillen in de verkeersstructuur zullen<br />
ontstaan. Gezien de grote marges ten opzichte van de wettelijk gestelde<br />
luchtkwaliteitsnormen zullen de extra verkeersbewegingen gegenereerd door het plan niet<br />
leiden tot overschrijdingen van deze normen. Hiermee kan gesteld worden dat het plan niet in<br />
betekende mat bijdraagt aan en verslechtering van de luchtkwaliteit.<br />
3.4 Conclusie<br />
Langs de N325-IJsseloordweg wordt de grenswaarde van 40 µg/m 3 voor NO 2 overschreden.<br />
Deze overschrijding is echter niet van invloed op het plangebied. Ter hoogte van deze<br />
overschrijding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.<br />
De Wet Luchtkwaliteit legt derhalve voor het bestemmingsplan Rivierzone geen beperkingen op.
4 Hinder<br />
PAGINA<br />
15<br />
4.1 Kader<br />
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun<br />
omgeving (gevoelige bestemmingen, in dit geval de nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld<br />
gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG<br />
publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de<br />
inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën.<br />
Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder<br />
veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Per type inrichting is aangegeven in welke categorie het valt en is tevens aangegeven wat de<br />
grootste hinderafstand is die voor dat type geldt. Hierbij wordt uitgegaan van een inrichting<br />
van gemiddelde omvang met een gemiddelde bedrijfsvoering.<br />
De hinderafstanden die horen bij de verschillende categorieën zijn als volgt:<br />
categorie 1 0 tot 10 m<br />
categorie 2 30 m<br />
categorie 3 50 tot 100 m<br />
categorie 4 200 tot 300 m<br />
categorie 5 500, 700 of 1000 m<br />
categorie 6 1000 tot 1500 m<br />
Bij beoordeling van de inpasbaarheid van de verschillende inrichtingen dient als richtlijn de<br />
grootste hinderafstand en de daadwerkelijke afstand tussen inrichting en milieugevoelige<br />
bestemming in acht genomen te worden. Bovenstaande methode berust op een gemiddelde<br />
situatie (doorsnee inrichtingen) in een rustige woonwijk. Hanteren van kleinere afstanden is<br />
mogelijk mits voldoende onderbouwd dat een aanvaardbaar woonmilieu bereikt en<br />
gehandhaafd kan worden en hinder niet toeneemt of zal toenemen.<br />
4.2 Beschrijving bedrijven binnen het plangebied<br />
Binnen het plangebied bevindt zich een aantal bedrijven en activiteiten die onder de werking<br />
van de Wet milieubeheer vallen. Het gaat om propaantanks bij particulieren (Meginhardweg<br />
33, Haven van Coers 16, en de Stadblokkenweg 9,13,19,21,23,27,29,35) een scheeps- en<br />
een jachtwerf (Veerweg naar Westervoort 27 en Stadsblokkenweg 1) agrarische- en tuinbouw<br />
bedrijven (Meginhardweg 5, Schaapdijk 9, Veerweg naar Westervoort 31). De propaantanks<br />
en agrarische/tuinbouw bedrijven zijn milieucategorie 2 bedrijven. De scheeps- en jachtwerf is<br />
een milieucategorie 3 bedrijf. Bij ontwikkelingen binnen 30 meter van milieucategorie 2<br />
bedrijven moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf om te beoordelen of<br />
deze ontwikkeling mogelijk is. Bij ontwikkelingen binnen 100 meter van een milieucategorie 3<br />
bedrijf moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf om te beoordelen of<br />
deze ontwikkeling mogelijk is.<br />
4.3 Conclusie<br />
De bedrijven binnen het plangebied betreffen hoofdzakelijk milieucategorie 2 en 3 bedrijven.<br />
In de directe omgeving van deze bedrijven is geen ontwikkeling voorzien.
5 Externe veiligheid<br />
PAGINA<br />
16<br />
5.1 Doel externe veiligheid<br />
Bij externe veiligheid gaat het om het meten, beoordelen en beheersen van risico’s van<br />
activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als “de kans op<br />
overlijden” voor personen en dus niet de kans op gewonden. Hierbij moet gedacht worden<br />
aan risico’s door activiteiten zoals het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en de<br />
opslag van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting.<br />
Het is van groot belang de veiligheid van personen (die niets met de activiteit te maken<br />
hebben) in de omgeving van een risico-opleverende activiteiten op een acceptabel niveau te<br />
hebben en houden. Het beleid is er dus op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige<br />
bestemmingen, zoals woonwijken, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Of<br />
andersom: voorkomen dat een nieuwe gevoelige bestemming in de buurt komt van een<br />
bestaande risico-opleverende activiteit.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
5.2 Beleidskader<br />
Besluit externe veiligheid voor inrichtingen<br />
Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden.<br />
In dit Besluit worden milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid gesteld in de<br />
vorm van grenswaarden en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en een oriënterende<br />
waarde voor het groepsrisico. Met deze grenswaarden wordt een basisbeschermingsniveau<br />
geboden aan mensen die verblijven buiten een inrichting waarin gewerkt wordt met<br />
gevaarlijke stoffen.<br />
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en<br />
onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks<br />
gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken<br />
is.<br />
De grenswaarde en richtwaarde voor het PR moet bij de uitoefening van bevoegdheden<br />
krachtens de Wet milieubeheer en de Wet op de Ruimtelijke Ordening in acht worden<br />
genomen. De grenswaarde kan ruimtelijk worden weergegeven op een topografische kaart<br />
door middel van risicocirkels rondom een risicoveroorzakende bron, de zogenaamde<br />
plaatsgebonden risicocontouren. Hierbij worden in ieder geval 10 -5 /jr en 10 -6 /jr risicocontouren<br />
aangegeven.<br />
Binnen de 10 -6 /jr risicocontour mogen na 2010 geen kwetsbare objecten zoals woningen,<br />
kantoren voor meer dan 50 personen, ziekenhuizen, scholen etc. meer voorkomen.<br />
Daarnaast is in het besluit een verantwoordingsplicht opgenomen ten aanzien van de<br />
ontwikkeling van het groepsrisico (GR). Het GR is een oriënterende waarde. Dit betekent dat<br />
hier alleen goed gemotiveerd van kan worden afgeweken, middels een goed onderbouwde<br />
belangenafweging.<br />
Het GR is de kans per jaar dat in een keer een groep personen van tenminste een bepaalde<br />
grootte overlijden ten gevolge van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een<br />
gevaarlijke stof betrokken is.
Naast bedrijven met een risicobenadering zijn er bedrijven met een effectgerichte benadering.<br />
Bedrijven met een effectgerichte benadering zijn bedrijven voor de opslag van vuurwerk en<br />
munitie.<br />
De opslag van vuurwerk moet voldoen aan de regels en voorschriften zoals gesteld in het<br />
Vuurwerkbesluit. Ook in dit besluit worden grenswaarden genoemd waarmee zowel in het<br />
kader van de Wet milieubeheer als in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening<br />
rekening mee moet worden gehouden.<br />
Voor de opslag van munitie is op dit moment nog geen wetgeving. Alleen een concept<br />
beleidsrichtlijn “Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik” uit 2004.<br />
Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen<br />
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment<br />
gebaseerd op de nota “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (RNVGS) van het<br />
ministerie van Verkeer en Waterstaat uit 1996.<br />
Op 4 augustus 2004 is de “Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” in de<br />
Staatscourant gepubliceerd. Met deze circulaire wordt het externe veiligheidsbeleid verder<br />
geoperationaliseerd en verduidelijkt. Dit is nodig omdat de RNVGS niet of niet in alle gevallen<br />
eenduidig wordt uitgelegd en toegepast. Uiteindelijk is het de bedoeling om te komen tot een<br />
Algemene maatregel van bestuur betreffende (AMvB) externe veiligheid en transport.<br />
Tevens heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat een aantal risicoatlassen (spoor,<br />
wegen en binnenwateren) opgesteld. Deze richtinggevende atlassen geven een inzicht in de<br />
risico’s door de transporten van gevaarlijke stoffen.<br />
PAGINA<br />
17<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Beleidsplan externe veiligheid<br />
Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid vastgesteld. Dit beleidsplan<br />
beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in <strong>Arnhem</strong>. Uitgangspunt hierbij zijn de<br />
landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte<br />
van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico’s. Op sommige plekken in<br />
de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke<br />
zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht<br />
zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van<br />
mensen en de hulpverlening.<br />
5.3 Inventarisatie risicovolle activiteiten binnen het<br />
plangebied<br />
Binnenwateren Rijn en IJssel<br />
Binnen het plangebied stromen de Rijn en de IJssel. Binnenkort zal het vaarwegennet van<br />
toepassing zijn. Hierdoor wordt dit net in een bepaalde zone (rood, zwart of groen) ingedeeld.<br />
Op basis van deze zone zijn beperkingen van toepassing. De Rijn wordt een groene zone. Dit<br />
betekent dat er geen rekening behoeft te worden gehouden met een PR of GR.<br />
De IJssel wordt een zwarte zone. Dit betekent geen nieuwe bestemmingen (woonboten)<br />
binnen de waterlijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er rekening worden gehouden met een<br />
plasbrandaandachtgebied van 25 meter en een groepsrisicoverantwoording bij een<br />
bevolkingsdichtheid van > 1500 pers/ha enkelzijdig of > 2250 pers/ha dubbelzijdig. De<br />
bestemming langs de IJssel betreft hoofdzakelijk groen en bedrijven. Dit betekent dat ook hier<br />
geen rekening behoeft te worden gehouden met het PR en GR.
Spoortraject<br />
Het spoortraject <strong>Arnhem</strong>-Zevenaar loopt door het plangebied. Binnenkort zal het basisnet van<br />
toepassing zijn. Hierdoor wordt het spoorwegentraject in een bepaalde zone ingedeeld. Nadat<br />
de Betuwelijn volledig in gebruik is genomen zal er over dit traject geen transport van<br />
gevaarlijke stoffen meer plaatsvinden. Dit betekent dat er geen rekening met het PR en GR<br />
behoeft te worden gehouden.<br />
Daarnaast ligt het spoortraject Nijmegen-<strong>Arnhem</strong> binnen het plangebied. Hoe het basisnet<br />
spoor er voor dit traject uit komt te zien is nog niet bekend. Wellicht dat er enig transport over<br />
dit traject plaats gaat vinden. De aantallen zullen niet dusdanig zijn dat er een 10 -6 PR contour<br />
is. Het gedeelte binnen het plangebied heeft de bestemming groen/water dus het GR is hier<br />
ook geen probleem.<br />
Weg (Pleijweg en A12)<br />
De A12 loopt door het plangebied. Binnenkort zal op rijkswegen het basisnet van toepassing<br />
zijn. Hierdoor wordt het rijkswegennet in een bepaalde zone ingedeeld. De A12 is voor dit<br />
gedeelte een groene zone. Dit betekent dat er bij ontwikkelingen rekening moet worden<br />
gehouden met een plasbrandaandachtgebied van 30 meter (gemeten vanaf de rechterrand<br />
van de rechterrijstrook). De bestemming binnen deze 30 meter is groen. Dit betekent dat er<br />
geen rekening behoeft te worden gehouden met het PR en GR.<br />
De Pleijweg (N 325) loopt door het plangebied. Via dit traject vindt transport van gevaarlijke<br />
stoffen plaats. Voor de provinciale wegen is (nog) geen basisnet opgesteld. De gemeente<br />
<strong>Arnhem</strong> heeft in 2008 een onderzoek uitgevoerd naar de risico’s door het transport van<br />
gevaarlijke stoffen via de weg. Uit het onderzoek volgt dat er op dit gedeelte van de Pleijroute<br />
een 10 -6 PR contour is van 17 meter vanuit het midden van de weg. Binnen deze 17 meter<br />
bevindt zich geen kwetsbaar en/of beperkt kwetsbaar object. Op dit moment is er voor wat<br />
betreft het groepsrisico geen probleem omdat er rondom dit gedeelte van de Pleijweg geen<br />
bebouwing is. Bij ontwikkelingen rondom de Pleij zal er aanvullend onderzoek moeten worden<br />
verricht.<br />
PAGINA<br />
18<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Shell Driepoortenweg 50<br />
Op 4 november 2008 is er voor de Shell aan de Driepoortenweg met lospunt (ponton) in de<br />
haven een veranderingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer verleend. Als<br />
onderdeel van milieuvergunning is er een onderzoek uitgevoerd naar de risico’s door de op-<br />
en overslag van brandbare vloeistoffen. Een en ander is vastgelegd in de kwantitatieve<br />
risicoanalyse van 31 juli 2008. Door het lossen van vooral benzine in de haven is er een<br />
10 -6 plaatsgebonden risicocontour. Binnen deze contour bevindt zich geen kwetsbaar<br />
object alleen beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast wordt de oriënterende waarde voor het<br />
groepsrisico niet overschreden.<br />
Hoogspanningslijnen<br />
Binnen het plangebied bevindt zich een hoogspanningslijn van 150kV.<br />
In november 2005 hebben alle betrokkenen (gemeenten, provincie) een brief van het<br />
ministerie van VROM gehad met hierin een advies met betrekking tot hoogspanningslijnen.<br />
Voor een 150 kV hoogspanningslijn geldt een indicatieve zone van 2 maal 80 meter. Indien<br />
een plan binnen de indicatieve zone ligt moet er naar de specifieke zone worden gekeken. De<br />
specifieke zone van een 150 kV hoogspanningslijn is 2 maal 35 meter. Voor nieuwe situaties<br />
wordt geadviseerd om geen gevoelige bestemmingen zoals woningen, kinderdagverblijven<br />
binnen deze zone te situeren.<br />
Binnen de specifieke zone zijn geen gevoelige objecten.
5.4 Conclusie<br />
Het externe veiligheidsrisico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg,<br />
spoor, water, ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven binnen<br />
het plangebied Rivier en Oeverzone is geïnventariseerd. Binnen het plangebied vindt<br />
transport van gevaarlijke stoffen plaats via de Rijn, de Pleijweg en het spoortraject <strong>Arnhem</strong>-<br />
Zevenaar. Op basis van de huidige transportgegevens en bevolkingsdichtheden wordt er<br />
binnen het plangebied voldaan aan de normen voor het PR en GR. Het GR hoeft niet te<br />
worden verantwoord omdat het om de bestemming groen of water gaat.<br />
Daarnaast ligt in de haven het lospunt van de Shell met een 10 -6 plaatsgebonden<br />
risicocontour. Binnen deze contour is geen kwetsbaar object aanwezig. Ook wordt de<br />
oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden.<br />
Door het plangebied loopt een 150 kV hoogspanningslijn. Het gaat hierbij om een bestaande<br />
situatie. Binnen de specifieke zones bevinden zich geen gevoelige objecten.<br />
PAGINA<br />
19<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
6 Groen en ecologie<br />
PAGINA<br />
20<br />
6.1 Beleidskader<br />
Natura 2000<br />
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur,<br />
genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet<br />
overgenomen. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de<br />
bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is<br />
toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Tevens zal Nederland in de<br />
komende jaren voor alle gebieden, die samen Natura 2000 vormen, beheersplannen<br />
opstellen. Deze beheersplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in<br />
en om die gebieden.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Een deel van het plangebied wordt aangewezen als Natura 2000 gebied. De IJsseluiterwaard<br />
ten zuiden van IJsseloord 2 valt onder de EU Vogelrichtlijngebied IJssel. Een deel van de<br />
Rijnuiterwaard nabij de Pleybrug valt onder de EU Vogel- en Habitatrichtlijngebied Gelderse<br />
Poort.<br />
Natura 2000 gaat uit van strikte bescherming van de aangewezen beschermingszones<br />
(SBZ's) voor natuurlijke habitats en habitats van inheemse soorten genoemd in de<br />
Habitatrichtlijn. De richtlijn kent daarnaast prioritaire habitats en habitats van prioritaire<br />
soorten met een strenger regime van aanwijzen en beschermen en heeft als doel de<br />
instandhouding van alle natuurlijk in het wild voorkomende vogelsoorten op het grondgebied<br />
van de Europese Unie.<br />
Er geldt dat er door nieuwe projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van<br />
habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen mag<br />
optreden. Men gaat ervan uit dat bestaand gebuik kan worden gecontinueerd.<br />
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie over de effecten op<br />
de instandhoudingsdoelstelling (zorgplicht, artikel 19l).<br />
Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een<br />
natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen de<br />
beschermingsgebied ligt.<br />
Voor het bestemmingsplan Rivierzone treden er geen negatieve effecten op de habitats en de<br />
soorten opgenomen in de EU richtlijngebieden. De gebieden die zijn aangewezen als<br />
richtlijngebieden, hebben de bestemming natuur gekregen. Omdat het bestemmingsplan<br />
uitgaat van conservering van het huidige gebruik, is er geen vergunning nodig op grond van<br />
de Natuurbeschermingswet 1998.<br />
Flora- en faunawet<br />
De soortbescherming is van toepassing op het gebied. De opdrachtgever / initiatiefnemer is<br />
verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en faunawet. De wet gaat uit van het “neetenzij”<br />
principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan door<br />
ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild<br />
levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
EHS<br />
De Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in <strong>Arnhem</strong> zijn onderdeel van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS) en worden onderdeel van een samenhangende Europese ecologische<br />
hoofdstructuur, Natura 2000.<br />
PAGINA<br />
21<br />
Het <strong>Arnhem</strong>se deel van het rivierengebied ligt in de natuurstructuur cruciaal. Het vormt een<br />
verbinding tussen de natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de Noordoever<br />
Neder Rijn. Meinerswijk is één van die oorspronkelijke natuurontwikkelingsprojecten.<br />
Structuurschema Groene Ruimte 2<br />
Het SGR2 (2003) is een uitwerking van het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied dat in<br />
grote lijnen beschreven staat in de Vijfde nota over de Ruimtelijke Ordening. Daarnaast bevat<br />
het SGR2 een concretisering en ruimtelijke vertaling van de nota's Voedsel en Groen, Natuur<br />
voor mensen, mensen voor natuur, de 'Brief over het beleid voor het landelijk gebied' die<br />
tegelijk met het SGR2 verschijnt en andere voor het landelijk gebiedruimtelijk relevante<br />
rijksnota's.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Het kabinet gaat in haar ruimtelijk beleid uit van twee strategieën:<br />
1. vasthouden, bergen, afvoeren.<br />
2. schoonhouden, scheiden, zuiveren.<br />
Provinciaal beleid<br />
De provincie heeft de Gelderse EHS nauwkeurig aangegeven in het streekplan 2005. Bij de<br />
partiele herziening van het Streekplan Gelderland 2005 , “Herbegrenzing van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur “zijn de grenzen in juli 2009 aangepast.<br />
Voor de Zuidoever gelden de volgende prioriteiten: uitbreiden integraal begrazingsbeheer;<br />
verbeteren van biotoop voor weidevogels; ontwikkelen moeraszones en wilgenstruwelen.<br />
Het gebied ten zuiden van de Pleybrug is ganzen- en weidevogelgebied. Het totale<br />
uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle<br />
landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.<br />
Het Groenplan <strong>Arnhem</strong> bevat een samenhangende visie op de ontwikkeling, inrichting en<br />
beheer van het groen in en om de stad <strong>Arnhem</strong>, voor de korte (2004-2007) en de middellange<br />
termijn (2015). Dit betekent dat het plan zowel een uitwerking van de 'groen'-<br />
ontwikkelingsvisie uit het structuurplan bevat als een kader voor het beheer van het groen in<br />
en om de stad. Het is een sectoraal plan, geschreven vanuit de wens om het groen in de stad<br />
te bewaren en te versterken. Visies op het gebied van ecologie, water, landschap en<br />
cultuurhistorie en gebruikswensen en beheer(on)mogelijkheden zijn daarbij input voor de<br />
geformuleerde streefbeelden en acties.<br />
Integrale groenvisie<br />
De gemeente <strong>Arnhem</strong> streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en<br />
ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te<br />
laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswensen moet zijn. De<br />
ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat<br />
streefbeeld.
Het Groenplan <strong>Arnhem</strong> bevat een samenhangende visie op ontwikkeling, inrichting en beheer<br />
van het groen in en om de stad <strong>Arnhem</strong>. Dit betekent dat:<br />
1. het Groenplan een uitwerking geeft van het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010 voor wat betreft<br />
de daarin beschreven 'groene ambities';<br />
2. het plan als toetsingskader dient voor het beoordelen van ruimtelijke plannen en projecten<br />
en tevens een goede basis vormt voor mogelijke toekomstige subsidies en voor koppeling<br />
aan projecten en programma's van andere partijen;<br />
3. het plan de basis biedt voor de planologische bescherming van waardevolle gebieden en<br />
dat op basis van het plan randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan<br />
stedenbouwkundige projecten;<br />
4. het plan helderheid biedt bij de prioritering en programmering van het groenbeheer door<br />
de gemeente;<br />
5. het plan daarnaast de kaders biedt voor vergunningverlening en handhaving, voor de<br />
uitgifte van snippergroen en voor groencompensatie.<br />
PAGINA<br />
22<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Uitgangspunten<br />
<strong>Arnhem</strong> heeft veel waardevol groen. Dit is een groot goed voor de leefbaarheid van de stad.<br />
Uitgangspunten van het Groenplan zijn:<br />
1. bewaren en versterken<br />
2. zuinig omgaan met bestaande en potentiële kwaliteiten<br />
3. groen blijft groen<br />
4. kansen benutten<br />
5. alles op zijn plaats<br />
6. tegengaan van versnippering<br />
7. schoon en netjes<br />
8. beheer afgestemd op streefbeeld<br />
Visie ecologie<br />
In het groenplan <strong>Arnhem</strong> (2004) vormen vanuit ecologisch perspectief gebieds- en<br />
soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere<br />
ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende <strong>Arnhem</strong>se natuur.<br />
De rivier en de uiterwaarden zijn aangemerkt als Natuurkern. Dit zijn gebieden van waaruit<br />
planten en dieren zich verder over <strong>Arnhem</strong> kunnen verspreiden. Het zijn ecologisch zo<br />
zelfstandig mogelijk functionerende natuurlijke en semi natuurlijke levensgemeenschappen.<br />
Flora en fauna hebben een inheems karakter, zowel soortsamenstelling als structuur. Het zijn<br />
aaneengesloten gebieden, waar inrichting en intensiteit van menselijke invloeden grotendeels<br />
zijn afgestemd op de natuur en natuurdoelen.<br />
Het streefbeeld van het uiterwaardcomplex is ooibos (25-50%), moeras/grasland (50-75%)<br />
en open water (25-50%). De soorten die worden nagestreefd zijn ijsvogel, ooievaar, patrijs,<br />
steenuil, kwartelkoning, edelhert, ree, das en bever.<br />
Streefbeelden<br />
Het Groenplan bevat een beleidsvisie en een uitwerkingsdeel met concrete streefbeelden<br />
voor verschillende gebieden en wijkkaarten. In de streefbeelden is de visie uitgewerkt voor<br />
verschillende gebiedstypen in de stad.<br />
Op de wijkkaarten wordt tevens het onderscheid aangegeven tussen structureel en flexibel<br />
wijkgroen. Dit is onder meer van belang in het kader van de uitgifte van snippergroen, het<br />
verlenen van kapvergunningen en toepassen van groencompensatie.
<strong>Gemeente</strong>lijke Groencompensatie, Boswet en Richtlijn compensatie Bos en Natuur<br />
Groencompensatie is aan de orde bij afname van groenareaal. Het is een instrument dat de<br />
effecten van ruimtelijke ingrepen en de omvang van herstelmaatregelen inzichtelijk maakt en<br />
de hoeveelheid groen in balans houdt.<br />
Voor het grote groen om en in de stad zijn de Boswet, het Structuurschema Groene Ruimte<br />
van het rijk en de provinciale Richtlijn compensatie Natuur en Bos van toepassing. Daarbij<br />
geldt dat alle bos en natuur bij aantasting door een onvermijdbare ruimtelijke ingreep,<br />
waarvoor geen alternatieve locatie aanwezig is, gecompenseerd wordt, zowel in oppervlakte<br />
als in kwaliteit. Uitgangspunt hierbij is dat de totale hoeveelheid natuur en bos niet vermindert.<br />
De grenzen van de bebouwde kom Boswet is daarbij richtinggevend. Als compensatie van rijk<br />
of provincie aan de orde is, is het gemeentelijk compensatiebeleid, zoals beschreven in het<br />
Groenplan, niet van toepassing.<br />
Het groencompensatiebeginsel is vanaf 28 juni 2004 in werking getreden. Voor lopende<br />
projecten wordt de volgende overgangsbepaling gehanteerd. Wanneer reeds een kap-, bouw-<br />
, aanlegvergunning of bestemmingsplanwijziging is aangevraagd voor de datum waarop het<br />
Groenplan door de raad is goedgekeurd, zal er geen andere groencompensatie worden<br />
opgelegd dan die waartoe de gemeente voor de inwerkingtreding al bevoegd was.<br />
PAGINA<br />
23<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
6.2 Beschrijving bestaande situatie<br />
Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden<br />
De rivierzone wordt in het groenplan bestemd als natuurkern. De rivier met uiterwaarden<br />
vormt een dynamisch gebied, met (ruige) graslanden, struwelen, bossen, water en oevers.<br />
Soorten als kwartelkoning en amfibieën komen hier voor. In dit uiterwaarden gebied komen<br />
veel diergroepen voor, waaronder relatief bijzondere soorten zoals aardaker, kwartelkoning,<br />
ijsvogel, kamsalamander en veel soorten vleermuizen. Het gebied is vooral waardevol<br />
vanwege de mogelijkheden die het biedt voor dieren die een uitgestrekt, aaneengesloten<br />
gebied als habitat hebben.<br />
Ook voor dieren die specifieke eisen aan hun leefgebied stellen, is het gebied van speciaal<br />
belang. Hierbij valt te denken aan factoren als rust, dekking, voedselbronnen, uitwisseling met<br />
andere populaties.<br />
De noordzijde van het plangebied bestaat uit een stedelijke wand van bebouwing met een<br />
herkenbare en passende enkele bomenrij op de kades. De boomsoort is afhankelijk van de<br />
omgeving en van de onderlegger: de linde in het stadscentrum en op de stuwwal, de populier<br />
in het poldergebied. Tussen de bomen is het stedelijke gebied met hoogwaardige<br />
verblijfsruimten aan de rivier. Ter plaatse van Park Onderlangs raakt de stuwwal de rivier. Het<br />
reliëf en de panorama's zijn unieke kwaliteiten.<br />
Aan de zuidzijde ligt de dijk als een groene wand met stedelijke accenten. De uiterwaarden<br />
liggen vooral aan de zuidzijde van de rivier. Alleen aan de IJssel en ter plaatse van de<br />
Rosandehaven liggen de uiterwaarden noordelijk van de rivier.<br />
Voor de uiterwaarden van de IJssel ligt de nadruk op behoud van de huidige situatie<br />
(agrarische functie) met in de toekomst meer ruimte voor de natuur. Er ligt een ambitie om te<br />
onderzoeken of het mogelijk is een attractieve route via Koningspleij en Kleefse waard naar<br />
het centrum te realiseren zodat een rondgang langs de rivier wordt volmaakt.<br />
De dijkverlegging van Bakenhof heeft geresulteerd in een natuurspeel-uiterwaard met meer<br />
ruimte voor water, natuur en recreatie.
Natuurwaarden in het rivierengebied<br />
De ecologische waarde stijgt boven het niveau van de gemeente uit. Het is onderdeel van de<br />
EHS en de Natura 2000 gebieden. Het gebied is:<br />
PAGINA<br />
24<br />
3. een natuurkern met ooibossen, moeras, grasland en open water;<br />
4. een aaneengesloten leefgebied voor grote fauna;<br />
5. een leefgebied voor bijzondere vogelsoorten;<br />
6. een gebied met natuurzones en stapstenen voor ringslang en kamsalamander.<br />
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het ruimtelijk beeld in relatie tot de ecotopen, de<br />
bijbehorende vogelgroepen en de effecten op de doorstroming.<br />
ruimtelijk beeld ecotoop ecotoop karakteristieke vogelgroepen ruwheidsklassen voor<br />
waterdoorstroming<br />
water open water dodaarsgroep<br />
open water<br />
open<br />
slobeendgroep<br />
ijsvogelgroep<br />
strandjes Strandpleviergroep Zand<br />
slikkige oever<br />
moeras riet<br />
waterrietvogels<br />
moeras<br />
riet<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
half open<br />
grazige<br />
vegetatie<br />
zegge<br />
grazige vegetatie<br />
zomertalinggroep<br />
grutto groep<br />
veldleeuwerikgroep<br />
Zegge<br />
grasland natuurbeheer<br />
ruigte ruigte Ruigte<br />
doornige doornige<br />
struwelen/ struiken<br />
struwelen struwelen bosrand struweelvogels<br />
dicht<br />
zachthout<br />
struwelen<br />
zachthout<br />
bos<br />
zachthout<br />
struwelen<br />
zachthout bos<br />
hardhout bos hardhout bos<br />
bosrand struweelvogels<br />
appelvinkgroep<br />
holenbroeders<br />
zwartkopgroep<br />
Ooibos<br />
Van het rivierengebied is geen inventarisatie van alle soortgroepen bekend.<br />
Onderstaand een overzicht van de bekende waarnemingen in het uiterwaardengebied van<br />
<strong>Arnhem</strong>. Van het gebied van de IJssel zijn nagenoeg geen waarnemingen bekend.<br />
gebied soortgroep aantal soorten aantal aantal rode Bron<br />
territoria lijst soorten<br />
Groene Rivier/ Bakenhof vogels 24 88 4 Vogelwerkgroep 2000<br />
incl. dijk en park malburgen flora 327 7 KNNV 1996 / 2005<br />
Koningspley vogels 16 35 Vogelwerkgroep 2002 /<br />
provincie Gelderland<br />
flora 297 8 KNNV 1990-1991<br />
IJssel vogels 21 58 2 Vogelwerkgroep 2002 /<br />
provincie Gelderland<br />
flora<br />
Trends in de ontwikkeling<br />
De flora van de dijk bij Malburgen en rivieroever zijn uitermate rijk. De soorten aan de<br />
rivieroever zijn gebonden aan de zandstrandjes en kribben. Op de dijk zijn duidelijk soorten<br />
van het rivierenlandschap aanwezig en bij continuering van verschralingbeheer en verbetering<br />
van de bezonning zal de ontwikkeling doorzetten. Na de dijkverlegging is nu bij de Bakenhof<br />
de pioniervegetatie volop aanwezig. Van de 121 soorten zijn er 23 met een<br />
zeldzaamheidswaarde. Tevens is het aantal soorten behorende tot de pleviergroep groter.<br />
Duidelijk zichtbaar in de winterperiode zijn de ganzen, die grazen in het gebied ten zuiden van<br />
de Koningspley. Langs de IJssel en ter hoogte van Schuytgraaf is nog agrarisch gebruik.
Vegetatie<br />
Water en oever<br />
Bij de Bakenhof is een nevengeul gegraven en in de Rosandepolder ligt een groot water, dat<br />
in open verbinding staan met de Rijn. Gemeenschappen van Glanzig fonteinkruid en<br />
gemeenschappen van Witte waterlelie en Gele plomp komen hier voor. Aan de oever van de<br />
Rijn en IJssel groeit echte kruisdistel en grote kaardebol en zwanebloem .<br />
PAGINA<br />
25<br />
Graslanden<br />
Het gebied bestaat uit verschillende soorten graslanden met een verschillend beheer en<br />
structuur. In het gebied van de Bakenhof wordt momenteel een extensief begrazingsbeheer in<br />
gang gezet. De graslanden zijn structuur- en soortenrijk (van kort afgegraasd gras tot ruigtes).<br />
De graslanden in de overige gebieden worden nu nog intensief begraasd en zijn structuur- en<br />
soortenarm. Rode lijst soorten (min of meer bedreigde soorten) die in 1998 en 2002 zijn<br />
waargenomen, zijn klein vlooienkruid, bieslook, Engelse alant, kleine pimpernel, zacht<br />
vetkruid, wilde marjolein. Daarnaast zijn zeldzame soorten aangetroffen zoals, smalle aster,<br />
kleine aster en slijkgroen. De grote kaardebol groeit in meer ruigere graslanden in de nattere<br />
delen groeit lange ereprijs<br />
Markant voor het rivierengebied zijn de bloemrijke bermen met hun eigen stroomdalflora,<br />
zoals cichorei en kattedoorn. Afhankelijk van het aandeel bomen langs de dijk en het beheer<br />
heeft deze vegetatie zich kunnen ontwikkelen. In de dijkzone aan de Eldenseweg –<br />
Batavierenweg – Drielsedijk is aardaker en goudhaver (rode lijst soort), grasklokje, grote<br />
centaurie, grote ratelaar en melige toorts gevonden.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Bossen en struwelen<br />
De bossen in het plangebied zijn verschillend qua ouderdom en samenstelling, met ooibos en<br />
wilgen- , sleedoorn- en meidoornstruwelen. Aan randen van de bossen groeit gewone<br />
vogelmelk en rapunzelklokje.<br />
In het kader van het versterken van de natuurwaarden zullen in inrichting en beheer de<br />
Potentiële Natuurlijke Vegetaties richtinggevend zijn. De sleedoorn is onder andere belangrijk<br />
voor sleedoornpage.<br />
Fauna<br />
Vogels<br />
Van broedvogels is een vlakdekkende inventarisaties gedaan tussen 1995 tussen 2007. In het<br />
plangebied zijn diverse vogelsoorten waargenomen, die broeden op het Water (fuut, wilde<br />
eend, slobeend, wintertaling, zomertaling, meerkoet, kuifeend), in oevervegetatie (rietgors,<br />
kleine karekiet, bosrietzanger, gele kwikstaart), in graslanden (kievit, kleine plevier, tureluur,<br />
oeverloper, grauwe gans, scholekster, wulp), in ruigte (fazant, patrijs), in holen in grond<br />
(bergeend, oeverzwaluw), in struwelen (grasmus) en in bomen, o.a. in zuidpunt Koningpley<br />
(buizerd, zwarte kraai, holeduif). De boerenzwaluw, witte kwikstaart broedt in de boerderij in<br />
de zuidpunt van Koningspley. De oeverzwaluw broedt in de rand van de oever van de rijnbij<br />
de Malburger Haven. De uiterwaard heeft voor een deel ook betekenis als slaapplaats o.a.<br />
voor wulpen, omgeving Ijsselkop en landtong.<br />
Amfibieën<br />
In het gebied komen kleine watersalamander, bruine Kikker, rugstreeppad, gewone pad en<br />
groene kikker (complex) voor. De soorten komen voor in natte delen van de uiterwaard. De<br />
Kamsalamander komt voor in de uiterwaard nabij de spoorbrug. Er zijn diverse<br />
overwinteringsplekken voor amfibieën, waaronder de wateren, ruigtes en dijkzone.
Zoogdieren<br />
In het gebied komen watervleermuis, meervleermuis, rosse vleermuis, gewone<br />
dwergvleermuis en laatvlieger voor. Deze soorten foerageren in de uiterwaarden boven water<br />
en graslanden. De soorten verblijven in <strong>Arnhem</strong> Noord. Bekende verblijfplaatsen zijn Kema<br />
terrein en omgeving en parken Sonsbeek en Zypendaal en Park Angerenstein. Vanaf deze<br />
plekken vliegen ze naar de uiterwaarden, over zogenaamde vliegroutes. Bekende vliegroutes<br />
zijn de Holleweg in de wijk Hoogstede, over de wijk Presikhaaf, hoek Westervoortsedijk /<br />
Nieuwe Kade richting Malburgen (Pimpernelstraat), J. Frostbrug en Burgemeesterskwartier.<br />
Verder zijn waarnemingen bekend van haas en konijn in de uiterwaard. De dijkzone vormt<br />
geschikt leefgebied voor de veldmuis en mogelijk de huisspitsmuis. Daarnaast is de bunzing<br />
als verkeersslachtoffer langs de Eldense weg aangetroffen. Het leefgebied van de bunzing<br />
strekt zich waarschijnlijk uit tot het hele plangebied.<br />
PAGINA<br />
26<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Beschermde soorten<br />
Samenvattend zijn, voor zover bekend, er in het plangebied 19 broedvogelsoorten, 15<br />
vaatplantsoorten, 6 amfibieënsoorten en 8 zoogdiersoorten aangetroffen. Alle soorten zij<br />
beschermd conform de Flora- en faunawet 2002. De vogels zijn tevens beschermd conform<br />
de EU Vogelrichtlijn. Daarnaast zijn 6 soorten tevens beschermd conform de EU<br />
Habitatrichtlijn Bijlage 4. Noot daarbij is dat de vleermuizen alleen in het plangebied<br />
foerageren.<br />
Belemmeringen<br />
Het oorspronkelijke natuurlijke milieu is sterk aangetast door de dijkaanleg en de daarmee<br />
samenhangende versmalling van het rivierensysteem (uiterwaard). De uiterwaarden werden<br />
agrarische graslandgronden. Hierdoor verdween overstromingsgebied en natuurlijk gradiënt<br />
en daarmee de soortenrijkdom en de vele structuren in de vegetatie. Daaraan gekoppeld<br />
verdween voor een groot deel aanwezige fauna. Op enkele plekken werd intensief gebruikte<br />
grond min of meer teruggegeven aan de natuur. Voorbeelden zijn de dijkverlegging bij de<br />
Bakenhof, waar de dijk in 2001, ca. 200 meter binnendijks werd verlegd, waardoor er meer<br />
ruimte voor de rivier en de natuur ontstond.<br />
De uiterwaarden worden op enkele plekken doorkruist door bruggen en wegen. De<br />
waterdoorstroming en de migratie van flora en fauna wordt hierdoor belemmerd. Om de<br />
doorstroming te vergroten is sinds kort de spoorbrug bij de Rosandepolder vergroot, wordt er<br />
gekeken naar doorstroming in Meinerswijk en is de dijk bij de Bakenhof binnendijks verlegd.<br />
Op een enkele plek in het rivierengebied wordt gewoond. Onder andere zijn dit de woonboten<br />
in de Rosandepolder en aan de oever van de Rijn. Dit geeft in meer of mindere mate een<br />
verstoring voor de aanwezige flora en fauna.
Kansen en ambities natuur<br />
Het algemene uitgangspunt is bescherming en verder ontwikkelen van een samenhangend<br />
natuurnetwerk en het ontwikkelen van de bestaande natuurwaarden en de daaraan ten<br />
grondslag liggende milieuomstandigheden. De gemeente streeft naar versterking van de<br />
natuurwaarden, veelal nog agrarisch gebied. Onder andere de uiterwaarden van de<br />
Koningspley en IJsseloord II zijn momenteel in gebruik als landbouwgrond. Het versterken<br />
van natuurwaarden in de uiterwaarden zorgt voor een samenhangend netwerk van natuur en<br />
water in de EHS.<br />
Het rivierensysteem in <strong>Arnhem</strong> is smal. De buitendijkse dynamische systemen en de<br />
binnendijkse gedempte riviersystemen vullen elkaar aan. Voor het goed functioneren van de<br />
EHS zijn verbindingen en uitwisseling met het toekomstig park Lingezege noodzakelijk. Het<br />
grote groen in het zuidelijk stadsdeel zal in de vorm van groenblauwe lijnen een rol vervullen<br />
in het ecologisch netwerk. Met de realisatie van de Natuur Speeluiterwaard Bakenhof wordt<br />
de beschikbare ruimte voor doorgaande natuur vergroot. Hierbij wordt een balans gezocht<br />
voor verweving van natuur en recreatie.<br />
PAGINA<br />
27<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Voor de Rosandepolder is in het kader van Ruimte voor de Rivier een herinrichtingsplan<br />
ontwikkeld, waardoor water en natuur meer kansen krijgen. Ook aan de zijde van Westervoort<br />
is rivierverruiming voorzien, waardoor ook de ruimte voor de natuur wordt vergroot. Het plan<br />
van Meinerswijk is voor een deel gerealiseerd. De doorwerking van Ruimte voor de Rivier zal<br />
maatwerk vragen in de balans tussen beplanting en waterdoorstroming. De zuidkant van de<br />
Koningspley en de uiterwaarden van de IJssel bieden potenties voor riviergebonden<br />
graslanden, zodat in combinatie met de Hondsbroeksepley een eenheid ontstaat. Misschien<br />
zelfs mogelijkheden voor grote grazers.<br />
Met de waterdoorstroming zal een balans gevonden moeten worden. Het is noodzakelijk dat<br />
het samenhangend stelsel van ecotopen, wat begraasd kan worden, aansluit op voldoende<br />
hoogwatervrije plaatsen.
Natuurwaardenkaart<br />
De natuurwaardenkaart van het gehele rivierengebied is opgenomen in de bijlage. De kaart<br />
geeft de beschermde soorten conform de Flora- en Faunawet, waarbij apart zijn opgenomen<br />
de vogelsoorten waarvan de vaste rust- en verblijfplaatsen het gehele jaar zijn beschermd<br />
(standvogels). Verder is aangegeven waar de Rode Lijstsoorten voorkomen.<br />
PAGINA<br />
28<br />
Bronnen<br />
− Natuurwaarden IJsseloord II, <strong>Arnhem</strong>. bureau Waardenburg bv. 8 augustus 2007<br />
(rapportnummer 07-108).<br />
− Monitoring Malburgen flora en fauna 2004 – 2007. De Groene Ruimte BV. 23 juli 2007.<br />
(rapportnummer 05511).<br />
− Inventarisatie van planten in Koningspley 1990 – 1991. KNNV, afd. <strong>Arnhem</strong>. 1991.<br />
− Floristische inventarisatie zuidelijke Rijnoever <strong>Arnhem</strong>. KNNV afdeling <strong>Arnhem</strong>. 1998.<br />
−<br />
Verslag van de excursie in de uiterwaarden bij de Sacharovbrug. KNNV afdeling <strong>Arnhem</strong>.<br />
2002.<br />
− Econsultancy (Koningspley Noord, 2005),<br />
−<br />
−<br />
Broedvogels van de Kleefsewaard, Koningspley en IJsseloord 2. Vogelwerkgroep <strong>Arnhem</strong><br />
eo. 2002.<br />
Broedvogels Uiterwaarden en dijkzone Malburgen 2002. Vogelwerkgroep <strong>Arnhem</strong> eo.<br />
2002.<br />
− Watervleermuisproject. Vleermuiswerkgroep Gelderland. 2002.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
6.3 Beschrijving ontwikkelingen<br />
Planologische uitvoerbaarheid, planhiërarchie WRO en gemeentelijk beleid<br />
Planologische uitvoerbaarheid<br />
De inventarisaties vormen de basis voor de Planologische uitvoerbaarheidseis ex art. 9 Bro<br />
1985. Dit is de inschatting dat voor de geplande activiteiten sectortoestemming zal (kunnen)<br />
worden verleend op grond van de Flora- en faunawet (soortenbescherming) dan wel op grond<br />
van de bepalingen uit de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming).<br />
Planhiërarchie Wro<br />
In het kader van de planhiërarchie Wro wordt daarnaast de Ecologische Hoofdstructuur<br />
ruimtelijk veilig gesteld in dit bestemmingsplan. Dit heeft te maken met de planhiërarchische<br />
doorwerking van de Wro (pkb, streekplan) en het ‘zorgvuldigheidsbeginsel’ van de Algemene<br />
wet bestuursrecht (art. 3:2 Awb). In de voorschriften moet rekening gehouden worden met de<br />
natuurwaarden door de bescherming ervan af te regelen in lijn met het afwegingskader<br />
Structuurschema Groene Ruimte (SGR). Door het Rijk is in het SGR voor de Ecologische<br />
Hoofdstructuur een bruto begrenzing opgenomen en is de bescherming vervat in een<br />
afwegingskader 30 bestaand uit het ‘nee, tenzij’ beginsel (pkb besluit 4.2.1.2b en d) en het<br />
compensatiebeginsel (pkb besluit 6.6.a).<br />
Beheergebied<br />
Dit betreft een beheerbestemmingsplan. Het onderzoek voor de planologische<br />
uitvoerbaarheid heeft zich beperkt tot het uitvoeren van een inventarisatie van de aanwezige<br />
flora en fauna en een inventarisatie van de bestaande flora en faunagegevens. De<br />
IJsseluiterwaarden hebben een beperkte betekenis voor de algemeen beschermde soorten<br />
vaatplanten, amfibieën, zoogdieren en vogels.
De Ecologische Hoofdstructuur is ruimtelijk veilig gesteld door de uiterwaarden op de<br />
plankaart te bestemmen als “Natuur”, “Groen” en “Water”. Waarbij “Natuur, Groen en Water<br />
een aanlegvergunningstelsel hebben. Daarnaast staat bij deze bestemmingen de<br />
“Bestemmingsomschrijving” de voorwaarden: De op de plankaart als “Natuur”, “Groen” en<br />
“Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor: het behoud, beheer, herstel of voor de<br />
ontwikkeling van de op deze gronden voorkomende landschappelijke, ecologische,<br />
cultuurhistorische, archeologische en natuurwaarden; Met ecologische waarden en<br />
natuurwaarden wordt bedoeld het behoud van de wezenlijke waarden en kenmerken van de<br />
Ecologische Hoofdstructuur, het verzekeren van de instandhoudingsdoelstellingen Natura<br />
2000 en het respecteren van de verbodsbepalingen Flora- en faunawet.<br />
Het gemeentelijke beleid t.a.v. groen en ecologie is opgenomen in de toelichting van het<br />
bestemmingsplan.<br />
PAGINA<br />
29<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Omdat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland worden er dus geen<br />
verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, zijn er geen negatieve effecten op het<br />
(toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en is er geen aantasting van de wezenlijke<br />
kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Ruimtelijke ontwikkelingen<br />
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst op eventuele gevolgen op<br />
beschermde natuur. Dat betekent dat eenieder die het initiatief neemt tot het opstellen of<br />
uitvoeren van een plan, project of handeling moet nagaan of dit leidt tot:<br />
−<br />
−<br />
−<br />
overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten (toetsing Flora- en<br />
faunawet)<br />
mogelijke significante gevolgen voor beschermde gebieden (toetsing<br />
Natuurbeschermingswet) *<br />
aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische<br />
Hoofdstructuurgebieden (toepassen SGR).<br />
* Bij plannen, projecten en handelingen binnen 2 km van een Natura 2000 gebied moet<br />
eveneens de toetsing Natuurbeschermingswet plaatsvinden. Dit heeft te maken met de<br />
mogelijke externe werking.<br />
Wanneer de bestaande flora -en faunagegevens ouder dan 3 jaar zijn en/of wanneer geen<br />
inzicht is in de huidige natuurwaarden, is een ecologisch onderzoek noodzakelijk. De<br />
initiatiefnemer is hiervoor verantwoordelijk. Iedere initiatiefnemer heeft vanuit het<br />
natuurbeschermingsrecht dan:<br />
−<br />
−<br />
−<br />
een inventarisatieplicht: nagaan of er beschermde soorten en gebieden voorkomen in het<br />
plangebied; zo ja:<br />
een onderzoeksplicht: nagaan of het initiatief leidt tot negatieve effecten op de<br />
beschermde soorten en gebieden; zo ja:<br />
de verplichting om een beschikking (vergunning Natuurbeschermingswet, ontheffing<br />
Flora- en faunawet) aan te vragen dan wel het afwegingskader SGR toe te passen.<br />
Uitvoerbaarheid ontwikkellocatie scheepsreparatiebedrijf Misti<br />
De locatie van het scheepsreparatiebedrijf wordt verplaatst naar de Nieuwe Haven. Dit betreft<br />
een ruimtelijke ontwikkeling binnen het beheerbestemmingsplan Rivierzone.
Flora- en faunawet<br />
De oevers van de Neder-Rijn worden door verschillende vleermuissoorten gebruikt om te<br />
foerageren en te migreren. Onder andere de gewone dwergvleermuis (Econsultancy, 2005)<br />
langs noordelijke oever van de Nieuwe Kade. Vleermuizen zijn gevoelig voor lichtverstoring.<br />
Verder zijn er diverse broedvogels (Groene Ruimte 2006 en Vogelwerkgroep 2002)<br />
waargenomen in het zuidwestelijke deel van Nieuwe Haven (o.a. kuifeend, fuut, meerkoet) en<br />
aan de oever van de Rijn (o.a. oeverzwaluw). In het drogere uiterwaardgebied komen grauwe<br />
gans, kneu en graspieper voor.<br />
Ecologische Hoofdstructuur<br />
Het water van Nieuwe Haven is geen deel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), .<br />
Natuurbeschermingswet – Natura 2000<br />
Ten zuiden van de Pleyweg en in de uiterwaarden nabij Malburgen Bakenhof ligt het<br />
(toekomstig) Natura 2000 gebied Gelderse Poort. De instandhoudingsdoelstellingen zij het<br />
behoud van areaal en kwaliteit van het leefgebied van soorten en habitattypen. De mogelijke<br />
effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied zijn geluidsoverlast<br />
en lichthinder en het verstoren van soorten en habitattypen benoemd in dit Natura 2000<br />
gebied. Deze effecten zijn getoetst (Natuurtoets bedrijventerrein Kleefsewaard en<br />
Koningspleij noord mei 2009). Uitgesloten kan worden dat het plan, afzonderlijk, of in<br />
combinatie met andere plannen significante gevolgen heeft voor de aangewezen gebieden,<br />
omdat elders in het rivierengebied binnen N 2000 de slaapplaatsen behouden blijven.<br />
PAGINA<br />
30<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Er worden dus geen verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, er zijn geen<br />
negatieve effecten op het (toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en er is geen aantasting<br />
van de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur wanneer:<br />
− Er een strook van 55 meter tussen de functie ‘scheepsreparatiebedrijf’ (Misti) en de<br />
−<br />
−<br />
strekdam wordt aangehouden; dit is als zodanig op de plankaart aangegeven. .<br />
De norm van 40 decibel wordt niet overschreden.<br />
Er is geen lichtverstoring is. Verlichting is gericht op de ontwikkellocatie en op de<br />
ontsluitingsweg.<br />
6.4 Conclusie<br />
Beheergebied<br />
Omdat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland worden er dus geen<br />
verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, zijn er geen negatieve effecten op het<br />
(toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en is er geen aantasting van de wezenlijke<br />
kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Voorwaarden zijn:<br />
−<br />
−<br />
In de voorschriften moet rekening worden gehouden met de ecologische waarden en<br />
natuurwaarden in bestemmingsomschrijvingen van “Natuur”, “Groen” en “Water”.<br />
In de voorschriften dient een aanlegvergunningplicht te worden opgenomen voor de<br />
bestemmingen natuur, groen en recreatie.
Ontwikkellocatie Scheepvaartbedrijf Misti<br />
Er worden geen verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, er zijn geen negatieve<br />
effecten op het (toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en er is geen aantasting van de<br />
wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur mits:<br />
−<br />
−<br />
−<br />
Er een strook van 55 meter tussen de functie ‘scheepsreparatiebedrijf’ (Misti) en de<br />
landtong wordt aangehouden; dit is als zodanig op de plankaart aangegeven.<br />
De norm van 40 decibel wordt niet overschreden.<br />
Er is geen lichtverstoring is. Verlichting is gericht op de ontwikkellocatie en op de<br />
ontsluitingsweg.<br />
PAGINA<br />
31<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
7 Water<br />
7.1 Beleidskader<br />
Europees beleid<br />
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden<br />
en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder<br />
te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het<br />
binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan),<br />
kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is<br />
2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot<br />
uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied<br />
plannen opgesteld die in 2009 definitief worden goedgekeurd en vastgesteld door “Den Haag”<br />
en “Brussel”. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen<br />
beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities<br />
worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.<br />
PAGINA<br />
32<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Rijksbeleid<br />
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota’s vastgelegd. Het meest<br />
directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal<br />
Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de<br />
periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en<br />
te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel<br />
een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming,<br />
inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet,<br />
anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter<br />
kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1<br />
januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de<br />
zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij<br />
de grondwaterzorgplicht vastgelegd.<br />
Rijkswaterstaat<br />
Het waterbeheer van de rivier en uiterwaarden is in handen van Rijkswaterstaat. Hierbij<br />
zijn voor de ruimtelijke planvorming de beleidslijn “ruimte voor de rivieren” en de evaluatie<br />
hiervan, beleidslijn “grote rivieren” van groot belang.<br />
Beleidslijn ruimte voor de rivieren<br />
De beleidslijn heeft ten doel meer ruimte voor de rivier te creëren, een duurzame<br />
bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater te bieden en het<br />
beperken van materiele schade. Deze doelstelling wordt op hoofdlijnen bereikt door:<br />
1. handhaven van de beschikbare ruimte in het winterbed. Dit betekent dat deze ruimte<br />
beschikbaar blijft voor het opvangen van hoogwater en dat er enkel activiteiten mogen<br />
plaatsvinden die onlosmakelijk verbonden zijn met de rivier.<br />
2. Creëren van ruimte: een vergroting van de afvoercapaciteit door verbreding en verlaging<br />
van het winterbed, in combinatie met natuurontwikkeling. Er worden geen ontwikkelingen<br />
toegestaan die een verbreding of verlaging van het winterbed onmogelijk maken.<br />
3. Een minimaal beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor nieuwe activiteiten die in het<br />
winterbed kunnen worden toegestaan en die bij hoge waterstanden schade kunnen<br />
oplopen.
De beleidslijn is van toepassing op nieuwe activiteiten en wijziging van bestaande<br />
activiteiten in het winterbed van de Rijn, Maas en grote zijrivieren (uitgezonderd enkele<br />
oude zee-armen en getijdenrivieren benedenstrooms). Voor deze nieuwe ingrepen die tot<br />
waterstandsverhoging, belemmering voor de toekomstige afvoercapaciteit en/of potentiële<br />
schade kan leiden, geldt het volgende afwegingsprincipe:<br />
1. ‘ja, mits’: geldt voor nieuwe riviergebonden activiteiten die gebonden zijn aan een<br />
situering in het winterbed:<br />
- waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, waterkeringen, etc.;<br />
- voorzieningen voor de beroepsvaart;<br />
- voorzieningen voor een veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;<br />
- overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over hoofdvaarweg;<br />
- scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;<br />
- natuur in de uiterwaarden;<br />
- uitbreiding van bestaande steenfabrieken onder voorwaarden.<br />
Deze activiteiten zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan het gestelde bij punt 3.<br />
PAGINA<br />
33<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
2. ‘nee, tenzij’: voor de overige nieuwe activiteiten geldt in principe dat ze niet<br />
worden toegestaan tenzij van te voren door onderzoek is vast komen te staan dat:<br />
- sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, en;<br />
- de activiteit niet redelijkerwijs buiten het winterbed gerealiseerd kan worden, en;<br />
- de activiteit op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de<br />
afvoercapaciteit te vergroten.<br />
Activiteiten die op basis hiervan overblijven, moeten voldoen aan de voorwaarden onder<br />
punt 3.<br />
3. voorwaarden: nieuwe ingrepen in het winterbed zijn alleen mogelijk indien voldaan<br />
kan worden aan de volgende voorwaarden:<br />
- situering en uitvoering van de ingreep zijn zodanig, dat de waterstandsverhoging<br />
en belemmering voor verlaging, minimaal is;<br />
- duurzame compensatie van resterende waterstandsverhogende effecten;<br />
- een beschermingsniveau van 1:1250 voor potentiële schadegevallen.<br />
Beleidslijn grote rivieren<br />
In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de<br />
beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon<br />
worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de<br />
beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de<br />
toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande<br />
ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.<br />
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer<br />
en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden.<br />
Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de<br />
randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking<br />
van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee<br />
concrete doelstellingen:<br />
- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;<br />
- ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en<br />
verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.<br />
Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.
Provinciaal en regionaal beleid<br />
Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Streekplan (juni 2005),<br />
Waterhuishoudingsplan Gelderland (december 2004) en het Gelders Milieuplan (juni 2004).<br />
Het Waterhuishoudingsplan is gebouwd op drie onderdelen:<br />
• Het uitvoeren van de in beeld gebrachte wateropgaven uit de stroomgebiedsvisies.<br />
• Grondwaterbeheer; voor het onttrekken van grondwater wordt gelet op de functies en de<br />
waterbalans van het gebied om te bepalen of het onttrekken van grondwater kan<br />
toenemen of moet afnemen.<br />
• Relevant hierin is het voorkomen van achteruitgang van de waterkwaliteit, realiseren van<br />
de door de KRW (zie boven) gewenste waterkwaliteit en bescherming van de<br />
waterhuishoudkundige functies. Vooral voor de functies natuur en waterberging vraagt<br />
planologische bescherming in de gemeentelijke bestemmingsplannen.<br />
Aan het eind van de planperiode van het Waterhuishoudingsplan in 2008 vindt een evaluatie<br />
plaats van het WHP3 om een afweging te maken of het provinciaal beleid voldoende is om te<br />
kunnen voldoen aan de doelstellingen voor de Kaderrichtlijn Water. Eventueel wordt het<br />
beleid aangepast zodat het in de pas loopt met de Europese doelstellingen.<br />
PAGINA<br />
34<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
De gemeenten in Knooppunt <strong>Arnhem</strong>-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam<br />
Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het ‘pakket duurzaam bouwen’ maakt hier onderdeel<br />
van uit. Hierin staan uitgangspunten voor duurzaam bouwen. Voor water is het volgende<br />
streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schoon<br />
water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.<br />
Beleid waterschap en gemeente<br />
Het bestemmingsplan gaat over buitendijks gebied en niet over binnendijks gebied. Hierdoor<br />
is er geen oppervlaktewater in beheer en onderhoud bij de waterschappen. Door de<br />
aanwezigheid van waterkeringen moet in het kader van dit bestemmingsplan wel rekening<br />
gehouden worden met het vigerende beleid van de waterschappen. Relevant beleid is het op<br />
21 december 2006 vastgestelde Waterbeheerplan (2007-2010) van het waterschap Rijn &<br />
IJssel en het tot 2009 verlengde Intergraal Waterbeheersplan Gelders Rivierengebied 2002-<br />
2006 (IWGR2). Daarnaast zijn de keur en de legger van beide waterschappen van kracht.<br />
Het waterbeleid van de gemeente <strong>Arnhem</strong> is vastgelegd in onder meer de volgende<br />
beleidsplannen.<br />
• <strong>Gemeente</strong>lijk RioleringsPlan (2009-2013); dit plan richt zich op een verbetering van de<br />
kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het<br />
oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast, het<br />
vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied waarbij rekening gehouden wordt<br />
met de klimaatsverandering.<br />
• het Structuurplan <strong>Arnhem</strong> 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid, voornamelijk op<br />
hoofdlijnen. Water heeft een nadrukkelijke plaats gekregen in het Structuurplan. <strong>Arnhem</strong><br />
moet zuiniger met water van goede kwaliteit omspringen en dit beter ecologisch gaan<br />
benutten. Water moet een grotere rol gaan spelen in het stadsbeeld. Dit gaat samen met<br />
het realiseren van een duurzaam watersysteem met een grote bergingscapaciteit en<br />
hoge waterkwaliteit.
• Waterplan <strong>Arnhem</strong>. Door de gemeente <strong>Arnhem</strong> en haar waterpartners is het Waterplan<br />
<strong>Arnhem</strong> opgesteld. Hierin is het beleid voor waterbeheer in <strong>Arnhem</strong> geformuleerd. Het<br />
Waterplan <strong>Arnhem</strong> is door de gemeenteraad op 17 november 2003 vastgesteld.<br />
Vanuit de watersysteembenadering is een beleidsrichting geformuleerd voor aspecten<br />
als gebruik en veiligheid. De opstelling is ingestoken vanuit zes thema's: verdroging<br />
beperken, wateroverlast tegengaan, water meer beleven, goed rioolstelsel,<br />
water(bodem)kwaliteit verbeteren en zuinig omgaan met drinkwater en veiligheid tegen<br />
overstromingen.<br />
Uitgangspunt in het huidige beleid is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam<br />
integraal waterbeheer. Dit betekent dat:<br />
• er geen beperkingen in de berging en afvoer van de rivier plaats vinden;<br />
• er grondwaterneutraal gebouwd moet worden; dat wil zeggen dat er geen negatieve<br />
verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om<br />
grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms<br />
gelegen gebied te voorkomen.<br />
• het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.<br />
• er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van grondwatervervuiling.<br />
• het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.<br />
PAGINA<br />
35<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
7.2 Beschrijving van de watersystemen<br />
7.2.1 Oppervlaktewater<br />
In het plangebied komen twee types oppervlaktewater voor, ten eerste de rivieren Nederrijn<br />
en IJssel met zijtakken (de havens) en ten tweede de Slijpbeek. In het plangebied zijn de<br />
rivieren Nederrijn en IJssel het belangrijkste onderdeel. Het rivierdeel binnen dit plangebied is<br />
maar een klein deel van het gehele stroomgebied van de Rijn en moet aansluiten bij<br />
beneden- en bovenstroomse delen.<br />
Binnen het plangebied ligt een belangrijk splitsingspunt van de rivier; de IJsselkop. De<br />
combinatie van dit splitsingspunt met de verder westelijk gelegen stuw bij Driel speelt een<br />
belangrijke rol bij de waterverdeling over de beide riviertakken.<br />
De Nederrijn en de IJssel<br />
Van nature is de Rijn in Nederland een vlechtende rivier. Door inperken van de stroomvlakte<br />
het uitdiepen van vaargeulen en het bedijken van de iets hoger gelegen gebieden is dit<br />
karakter verloren gegaan. Toch heeft de rivier nog de neiging om zich over de stroomvlakte te<br />
“verplaatsen”. Om dit tegen te gaan is de rivier voor het grootste gedeelte voorzien van<br />
kribben of harde oevers.<br />
Binnen het plangebied bevinden zich drie verbindingen over de rivier; de John Frostbrug, de<br />
Nelson Mandelabrug en de Andrej Sacharovbrug.<br />
In gewone situaties stroomt de rivier in de zomerbedding, de watervoerende geul waar onder<br />
andere de scheepvaart in plaats vindt. Bij hoogwater zal de rivier buiten het zomerbed treden<br />
en de uiterwaarden onder water zetten. Het zomerbed plus de uiterwaarden worden samen<br />
het winterbed genoemd. De grens van het winterbed wordt in Nederland over het algemeen<br />
gevormd door de winter- of bandijken.<br />
Het onder water lopen van de uiterwaarden is goed zichtbaar in de Groene Rivier en op de<br />
Lage Kade langs het centrum. Bij een waterniveau iets hoger dan 11 m. + N.A.P. wordt er<br />
water zichtbaar in de Groene Rivier en staan de laagste delen van de Lage Kade onder water.<br />
Dit niveau wordt gemiddeld eens per jaar bereikt. Als het water nog iets verder stijgt dan
verandert de Groene Rivier in een meestromende riviergeul ofwel een blauwe rivier.<br />
De Groene Rivier begint net ten oosten van de John Frostbrug en stroomt door een laagte in<br />
de uiterwaarden boven Malburgen naar Meinerswijk. Net voor de spoorbrug <strong>Arnhem</strong>-<br />
Nijmegen stroomt de Groene Rivier weer in de Nederrijn.<br />
PAGINA<br />
36<br />
Langs het industriegebied Kleefse Waard ligt nog een haven die van de rivier gescheiden<br />
wordt met een landtong; de Nieuwe Haven. De havenmond bevindt zich aan de<br />
Westervoortsedijk. Bij hoogwater komt ook de landtong onder water te staan.<br />
Deze gemeentelijke haven is in gebruik als aanmeerplaats voor vracht- en cruiseschepen. Op<br />
de hoek van de Westervoortsedijk en de Nieuwe Havenweg is een jachthaven gesitueerd.<br />
Slijpbeek<br />
De Slijpbeek stroomt in haar benedenloop nog door het plangebied. De Slijpbeek is een SEDbeek<br />
die ontspringt op het landgoed Mariëndaal en via het voormalige KEMA-terrein naar de<br />
uiterwaarden stroomt. Vanaf de Slijpbeekweg vormt de beek ook de gemeentegrens. De<br />
Slijpbeek is de enige <strong>Arnhem</strong>se beek met vrije uitstroming in de rivier.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
7.2.2 Grondwater<br />
Het grondwater in het plangebied staat onder sterke invloed van het rivierpeil. Bij een normaal<br />
rivierpeil hebben de rivieren een drainerend effect op het omliggende gebied, dat wil zeggen<br />
dat het ondiepe grondwater richting het zomerbed van de rivier stroomt. Bij een stijgend<br />
rivierpeil zal de richting van de grondwaterstroming veranderen en van de rivier afstromen wat<br />
tot kwel in de binnendijkse gebieden leidt.<br />
Voor het diepe grondwater (het 1 e watervoerende pakket) is er een verschil tussen de<br />
Nederrijn en de IJssel. Bij de Nederrijn stroomt het diepe grondwater voor het grootste deel<br />
onder de rivierbedding door en komt als kwel aan het oppervlak in de Betuwe. Dit in<br />
tegenstelling tot de IJssel waar de rivier een sterk drainerende functie heeft op het<br />
grondwater.<br />
Aan de noordoostzijde van Malburgen valt een klein deel van het plangebied binnen de 25<br />
jaarszone van het grondwaterbeschermingsgebied van het pompstation Ir. H Symons.<br />
7.2.3 Regen- en afvalwatersysteem<br />
Het grootste deel van het plangebied is onverhard waardoor het hemelwater direct in de<br />
bodem infiltreert of in het oppervlaktewater valt.<br />
Daarnaast wordt het gebied nog beperkt gebruikt voor bewoning en bedrijvigheid. De<br />
woningen en bedrijfspanden in het plangebied zijn gedeeltelijk aangesloten op het<br />
gemeentelijk rioleringsstelsel. Dit geldt voor de woonarken langs de Boterdijk en Onderlangs<br />
en voor de woningen in de Praets.<br />
Daarnaast zijn er ook nog panden die niet aangesloten zijn op de riolering. De locaties zijn te<br />
vinden in de Rosandepolder, Defensiehaven, Westervoortsedijk/Nieuwe Haven, de Haven<br />
van Coers, en de ASM-Haven.<br />
Vier buitendijks gelegen woningen en een bedrijfspand aan de Veerweg naar Westervoort zijn<br />
niet aangesloten op de riolering; de percelen hebben een permanente ontheffing en lozen hun<br />
afvalwater op het oppervlaktewater of zijn in het bezit van een IBA.
7.2.4 Waterkering<br />
Het uiterwaardengebied is voor het grootste gedeelte omsloten door een technische<br />
waterkering in de vorm van kademuren of winterdijken. Een uitzondering hierop is de<br />
noordelijke oever ten westen van het Rijnhotel. Het maaiveld loopt hier zo ver omhoog dat er<br />
zonder technische waterkering geen kans is op inundatie; dit worden de `hoge gronden’<br />
genoemd. De keur van het waterschap op de waterkering is hier dan ook niet van toepassing.<br />
De `hoge gronden’ zelf vallen buiten het plangebied.<br />
De technische waterkeringen vormen voor een groot deel de grens van het plangebied, dit<br />
geldt voor de volgende delen:<br />
• zuidelijke oever: de gehele zuidelijke rand van het uiterwaardengebied tussen de<br />
gemeentegrenzen<br />
• noordelijke oever: waterkering vanaf het Rijnhotel tot aan de gemeentegrens op rijksweg<br />
A12. De waterkering tussen het Rijnhotel en de Andrej Sacharovbrug valt zelf buiten het<br />
plangebied<br />
PAGINA<br />
37<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
7.3 Overeenstemming en knelpunten<br />
7.3.1 Oppervlaktewater<br />
Het gehele gebied tussen de waterkeringen is primair bedoeld voor waterstaatsdoeleinden.<br />
Alle andere functies in het gebied zijn daar aan ondergeschikt.<br />
In het plangebied wordt op enkele plekken oppervlaktewater vanuit het stedelijk gebied op de<br />
rivier geloosd; één locatie in <strong>Arnhem</strong>-zuid en drie locaties in <strong>Arnhem</strong>-noord. De Slijpbeek<br />
gelegen op de grens van de gemeente heeft de status van SED-beek wat betekent dat de<br />
huidige waterhuishoudkundige situatie minimaal gelijk moet blijven; het “stand still”-principe.<br />
Verder mogen er geen nadelige effecten optreden in het oppervlaktewater en grondwater<br />
door menselijke beïnvloeding en moet de invloed op ecologie, waterkwantiteit en -kwaliteit zo<br />
minimaal mogelijk gehouden worden. Als laatste voorwaarde geldt dat het beheer afgestemd<br />
moet worden op de natuurwaarden.<br />
7.3.2 Grondwater<br />
Bij ontwikkelingen in het plangebied geldt het uitgangspunt “Stand still-step forward”-principe:<br />
voor het grondwater is het niet toegestaan dat er een verslechtering ontstaat. Vanuit het<br />
waterbeleid gelden onder andere de volgende beperking:<br />
• Er mogen geen negatieve verstoringen van de grondwaterstanden en –stromingen<br />
worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het<br />
boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.<br />
• Bij de ontwikkeling van bouwplannen moet rekening worden gehouden met de stand<br />
en de stromingsrichting van het grondwater. Voor de eventuele ondergrondse<br />
bouwwerken geldt als uitgangspunt dat deze de lokale grondwaterstroming en het<br />
grondwaterpeil niet permanent significant beïnvloeden. Bij ondergrondse bouw wordt<br />
in dit kader uitgegaan dat de constructie zodanig van aard zal zijn dat een<br />
permanente grondwateronttrekking niet noodzakelijk is.<br />
Verder moet aangetoond worden dat de aanpassing geen negatieve effecten veroorzaken op<br />
de al bestaande omgeving.
Drinkwaterbescherming<br />
Over een klein deel van het uiterwaarden ligt de beschermingszone van de drinkwaterwinning<br />
Ir. H. Symons. In bijna alle gevallen is de provincie het bevoegd gezag wat betreft de<br />
grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwaterwinning en de bescherming van de<br />
intrekzones (25-jaarszone). Uitzondering hierop zijn de stedelijke winningen in o.a. <strong>Arnhem</strong>zuid.<br />
Voor deze uitzonderingen moet de bescherming van de intrekzones geregeld worden via<br />
de bestemmingsplannen. Het grondwater moet uiteindelijk wel aan dezelfde voorwaarden<br />
voldoen; het einddoel voor zowel stedelijke als niet-stedelijke winningen is hetzelfde. Voor de<br />
eenduidigheid volgt de gemeente dan ook de provinciale richtlijnen. Daarom is een<br />
aanlegvergunning nodig voor alle werkzaamheden in de ondergrond binnen de berekende 25-<br />
jaarszone. Uitzondering op dit principe is dat normale stedelijke functies mogelijk zijn. Vanuit<br />
het provinciaal beleid is specifiek benoemd dat koude-warmteopslag binnen de 25-jaarszone<br />
niet is toegestaan.<br />
Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat de risico’s moeten worden afgewogen tegen de risico’s<br />
van de huidige activiteiten (“Stand still-Step forward”-principe).<br />
PAGINA<br />
38<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
7.3.3 Regen- en afvalwatersysteem<br />
In het plangebied is het tracé van het hoofdtransportriool van <strong>Arnhem</strong>-Noord naar de<br />
afvalwaterzuiveringsinstallatie in Duiven gelegen. Het tracé, een persleiding, loopt vanaf het<br />
Rijngemaal bij de John Frostbrug naar de kruising Oude Veerweg / IJsseloordweg, langs de<br />
Oude Veerweg, richting de zomerbedding van de IJssel. Ondertussen kruist de leiding de<br />
primaire waterkering. In de uiterwaarden maakt de leiding een knik waarna het, op ca 40 m.<br />
afstand parallel aan de rivier, richting de brug van de rijksweg A12 gaat en uiteindelijk naar de<br />
zuiveringsinstallatie. Ter bescherming geldt een beschermingsstrook van 10 m. breed boven<br />
de leiding. De leiding is eigendom van het waterschap Rijn & IJssel.<br />
Op dit hoofdtransportriool prikken twee kleinere leidingen in, te weten<br />
- Een persleiding, ook van het waterschap Rijn & IJssel, vanuit IJsseloord 2. Dit<br />
industrieterrein heeft een eigen rioolgemaal. De persleiding van dit gemaal prikt in de<br />
uiterwaarden in op het grote transportriool. De beschermingsstrook boven deze<br />
persleiding is 4 m. breed.<br />
- een riooltransportleiding vanuit <strong>Arnhem</strong>-zuid en Huissen. Vanuit de Huissensche<br />
Uiterwaarden gaat dit riool onder de Nederrijn door en ligt vervolgens vlak langs de oever<br />
van de IJssel. Dit riool sluit aan bij de knik van het hoofdtransportriool van het<br />
waterschap Rijn & IJssel in de uiterwaarden. Dit transportriool is eigendom van het<br />
waterschap Rivierenland. De beschermingszone bij deze leiding bedraagt 6 m.<br />
Bij zware regenval is het gemengde rioolstelsel in het bebouwd gebied meestal te klein<br />
gedimensioneerd om al het regenwater te kunnen verwerken. Ter ontlasting van het<br />
rioolstelsel zijn er overstorten in het stelsel aangebracht om te voorkomen dat het rioolwater<br />
op straat komt te staan. Deze riooloverstorten lozen het overtollige water op het<br />
oppervlaktewater. Binnen het plangebied liggen enkele riooloverstorten van het rioolstelsel<br />
van <strong>Arnhem</strong>-noord.<br />
Verder bevinden zich binnen het plangebied enkele uitlaten van regenwaterstelsels.<br />
De transportriolen en alle uitlaten staan (indicatief) op de waterattentiekaart aangegeven
7.3.4 Waterkering<br />
Als bescherming tegen hoog water ligt langs het plangebied de primaire waterkering. Voor de<br />
instandhouding van de waterkering is de desbetreffende Keur van het waterschap van<br />
toepassing; voor de noordelijke kering de Keur van het waterschap Rijn & IJssel en voor de<br />
zuidelijke kering die van het waterschap Rivierenland. De waterkering bestaat uit een<br />
kernzone en een beschermingszone en kan per locatie verschillen. Voor de exacte<br />
begrenzing en beperkingen wordt verwezen naar de Legger waterkering en de Keur van<br />
beide waterschappen.<br />
7.4 Verslag van het overleg tussen gemeente en<br />
waterbeheerders<br />
De waterparagraaf is in 2008 opgestuurd naar de waterschappen en Rijkswaterstaat. De<br />
aanvullingen van de waterschappen zijn indertijd verwerkt in de waterparagraaf. De uit het<br />
bestemmingsplan halen van onderdelen leidt naar verwachting niet tot aanpassingen aan<br />
eigendommen en verantwoordelijkheden van de waterschappen. De waterparagraaf is in het<br />
kader van de actualisatie wel opgestuurd maar er is nog geen reactie ontvangen.<br />
PAGINA<br />
39<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
7.5 Afspraken relevant voor het plan<br />
Zie de waterattentiekaart.<br />
De op deze kaart aangegeven werken mogen niet aangetast worden in hun werking.
8 Bodem<br />
PAGINA<br />
40<br />
8.1 Beleidskader<br />
Rijks en provinciaal beleid<br />
In een gebied waarvan de bestemming wijzigt, of waarvan het bestemmingsplan wordt<br />
herzien, is inzicht in de milieuhygiënische bodemkwaliteit wettelijk vereist (artikel 9 Besluit<br />
ruimtelijke ordening). De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie<br />
of de financiële haalbaarheid van het plan. Het rijks- en provinciaalbeleid op het gebied van<br />
bodemkwaliteit in ruimtelijke plannen is in diverse wetten, nota’s en handreikingen vastgelegd.<br />
De belangrijkste wetten/nota’s zijn:<br />
• Wet Bodembescherming 1 januari 2006;<br />
• Voor 2015 alle ernstige en spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging saneren<br />
en/of beheersbaar maken (NMP -3 doelstelling).<br />
De meest maatgevende handreikingen op het gebied van bodemkwaliteit in ruimtelijke<br />
plannen zijn (in afnemende maatgevendheid):<br />
• Van Streekplan naar bestemmingsplan”, Gedeputeerde Staten van Gelderland, 22<br />
april 1997; De provincie toetst hieraan;<br />
• Inspectiewijzer van Inspectie milieuhygiëne, Ministerie van VROM, 1994 en<br />
aanvulling 1996;<br />
• Handreiking ruimtelijke ordening en milieu (voor ruimtelijke plannen) maart 2005;<br />
• Handreiking bodem GBB Bestemmingsplan en bodemkwaliteit, november 2005.<br />
Deze handreiking biedt aangrijpingspunten om invulling te geven aan de grondlaag als<br />
RO-planningsfactor.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk bodembeleid<br />
De gemeente <strong>Arnhem</strong> volgt het landelijke bodemsaneringbeleid. Wel heeft de gemeente het<br />
landelijke beleid nader ingevuld in de nota “Wegwijzer in bodemland, beleidsnota<br />
bodemsanering” van april 2003. Het doel van deze nota is om de voortgang van de<br />
saneringsoperatie te stimuleren en te bewaken en een kader te geven om onderzoeken en/of<br />
saneringsplannen te kunnen toetsen.<br />
Daarnaast heeft de gemeente het beleid voor hergebruik van grond vastgelegd in de nota<br />
‘Hergebruik van licht verontreinigde grond in <strong>Arnhem</strong>’, november 1999, met aanvullingen in<br />
2001 en 2002.<br />
De milieuhygiënische bodemkwaliteit speelt vooral een rol wanneer op een bepaalde locatie<br />
een functiewijziging plaatsvindt en bouwactiviteiten voorzien zijn. De nieuwe bestemming<br />
dient op een voor de functie geschikte ondergrond te worden gerealiseerd. Voordat een<br />
bouwvergunning voor de nieuwbouw verstrekt kan worden moet een zogeheten<br />
“geschiktheidverklaring” afgegeven worden. Deze geschiktheidverklaring resulteert uit<br />
minimaal een historisch- (conform de NVN 5725) en verkennend bodemonderzoek (conform<br />
de NEN 5740).<br />
Wanneer de bodem op een bepaalde locatie dusdanig verontreinigd is dat geen geschiktheidverklaring<br />
kan worden afgegeven, zal deze locatie eerst gesaneerd moeten worden, voordat<br />
er bouwactiviteiten plaats kunnen vinden.
In het kader van het beheersbestemmingsplan “Rivierenzone” is onderzocht of de eventueel<br />
aanwezige bodemverontreiniging consequenties kan hebben voor het bestemmingsplan.<br />
Hiervoor is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige<br />
bodemverontreiniging in de archieven van de gemeente <strong>Arnhem</strong>.<br />
PAGINA<br />
41<br />
Bij een beheersbestemmingsplan moet onderbouwd worden dat de kwaliteit van de bodem en<br />
grondwater de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Tevens worden indien van<br />
toepassing kansen voor de ondergrond aangegeven.<br />
8.2 Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied<br />
Beheerbestemmingsplangebied<br />
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het beheerbestemmingsplangebied “Rivierenzone” een<br />
aantal (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn.<br />
.<br />
1. Stadsblokkenweg (autosloop), locatienummer 0074;<br />
2. Veerweg naar Westervoort 27, locatienummer 0719<br />
3. Malburgseveerweg (Dijk), locatienummer 0222<br />
4. Stadswaarden, locatienummer 2360<br />
5. Onderlangs, locatienummer 2336<br />
6. Onderlangs ten westen van nr 9 locatienummer 0726<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Het geval Stadsblokkenweg (ASM terrein/vml stortplaats) locatienummer 0037 grenst direct<br />
aan het bestemmingsplangebied<br />
Daarnaast ligt binnen het bestemmingsplan een tweetal gevallen van ernstige waterbodemverontreinigingen<br />
nl. Malburgerhaven (ook wel bekend onder de naam Nieuwe Haven) en<br />
Haven van Coers. In 2006 is gestart met de sanering van de Malburgerhaven. De planning is<br />
dat eind 2009 deze sanering is afgerond. De haven van Coers moet nog worden gesaneerd.<br />
8.3 Conclusie<br />
De bodemgegevens geven voor het conserverend bestemmingsplan voldoende inzicht in de<br />
bodemkwaliteit van het plangebied. Voor het huidige bestemmingsplan zijn op grond van de<br />
gegevens geen belemmeringen aanwezig. Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is<br />
het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete<br />
bestemmingsplanwijziging en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat<br />
in de bodemkwaliteit, kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn.
9. Cultuurhistorie en archeologie<br />
PAGINA<br />
42<br />
9.1 Beleidskader<br />
Nota Belvedere<br />
De belangrijkste Rijksnota op het gebied van erfgoed is de nota Belvedere, die in 1999<br />
gepubliceerd is. Belvedere staat voor een ontwikkelingsgerichte benadering van de<br />
cultuurhistorie. Volgens de nota is cultuurhistorie niet alleen het behouden waard, maar<br />
worden ook ontwikkelingsmogelijkheden geboden bij het creëren van nieuwe ruimtelijke<br />
waarden. De term “Behoud door ontwikkeling” is het motto voor deze opgave.<br />
<strong>Arnhem</strong> is aangewezen tot Belvederestad en de zuidelijke Veluwezoom is aangewezen als<br />
Belvederegebied. Dit betekent voor de gemeente dat zij de cultuurhistorische waarden<br />
onderdeel moet laten vormen van het eigen beleid, zoals onder andere neergelegd in<br />
bestemmingsplannen.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Nota Ruimte<br />
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland.<br />
In de nota erkent het kabinet een specifieke verantwoordelijkheid voor de borging en<br />
ontwikkeling van gebieden en structuren, met zowel internationaal als voor Nederland<br />
kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het kabinet heeft daartoe een<br />
aantal nationale landschappen (waaronder de Veluwe) aangewezen. Het beleid is gericht op<br />
behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten. De betrokken provincies zijn verantwoordelijk<br />
voor de uitwerking van het beleid en stellen daarvoor ontwikkelingsprogramma’s op die door<br />
het rijk zullen worden ondersteund.<br />
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg<br />
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de<br />
ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In<br />
1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De<br />
belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:<br />
<br />
<br />
<br />
archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven<br />
en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;<br />
vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;<br />
bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ<br />
niet mogelijk is.<br />
Inmiddels is het verdrag vertaald in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg<br />
(2007).<br />
Nota Belvoir 3 (2009-2012)<br />
Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de<br />
provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij<br />
de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen<br />
spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, koos de Provincie<br />
met de nota Belvoir 2 (2005-2008) voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de<br />
nota worden tien cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale<br />
aandacht zal uitgaan. Relevant voor <strong>Arnhem</strong> is de aandacht voor het Veluwemassief, de<br />
Veluwezoom en het Rivierengebied.
De nieuwe nota Belvoir 3 is een vervolg op de eerdere nota. De provincie gaat onverminderd<br />
door met het bewaren en versterken van cultuurhistorisch erfgoed, niet afwachtend, maar proactief.<br />
De Gelderse identiteit blijft de rode draad. Daarnaast werkt Belvoir 3 aan:<br />
implementatie archeologisch afwegingskader, professionalisering en intensivering van de<br />
taken van het Gelders Archeologisch Centrum, het programma De Gelderse Voet: het kennis-<br />
en kundeproject in de restauratiebouw, grote projecten als het Masterplan Limes, de Nieuwe<br />
Waterlinie en Religieus Erfgoed en een betere communicatie van het cultuurhistorische<br />
beleid.<br />
Erfgoednota ‘Panorama <strong>Arnhem</strong>’<br />
In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van ‘behoud door bescherming’<br />
naar ‘behoud door ontwikkeling’, zodat de cultuurhistorie op een vroeg moment een actieve<br />
rol kan gaan spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van<br />
<strong>Arnhem</strong> verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de<br />
cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke<br />
ontwikkelingen. Cultuurhistorie moet gebruikt worden als ontwikkelingskans en niet als<br />
beperking van de gewenste ontwikkeling. In de nota wordt aangegeven hoe wij het <strong>Arnhem</strong>se<br />
erfgoed in de context van een dynamische omgeving willen ontwikkelen en beschermen.<br />
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de <strong>Arnhem</strong>se<br />
cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het <strong>Arnhem</strong>se erfgoed moet goed, overzichtelijk<br />
en eenvoudig toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. Daarnaast<br />
blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad<br />
uitgangspunt.<br />
PAGINA<br />
43<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Behouden door ontwikkelen<br />
Behouden door beschermen<br />
adviseren, stimuleren en verleiden<br />
Kennis verwerven en verspreiden<br />
Archeologiebeleid<br />
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in<br />
de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van<br />
Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is,<br />
volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm<br />
van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische<br />
dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds<br />
2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingskaart voor heel <strong>Arnhem</strong>.<br />
De verwachtingskaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de<br />
mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
9.2 Archeologie in het plangebied<br />
PAGINA<br />
44<br />
9.2.1 Geomorfologie<br />
Het plangebied ligt in het <strong>Arnhem</strong>se rivierengebied. Gedurende de IJstijd hebben hier rivieren<br />
in brede riviervlakten grof sediment afgezet en rivierterrassen gevormd. Aan het einde van de<br />
IJstijd zijn hier ook donken of rivierduinen ontstaan, door opgewaaid zand afkomstig van<br />
drooggevallen rivierbeddingen. Gedurende het Holoceen (10.000 v. Chr.-heden) warmde het<br />
klimaat op en na de vegetatie toe. Rivieren gingen meer meanderen. Bij overstromingen werd<br />
op de oevers het zwaardere materiaal (zand) afgezet, terwijl de fijnere deeltjes (klei) langer in<br />
suspensie bleven en verder weg werden afgezet. Op deze wijze ontstonden langs rivieren<br />
hoog opgeslibde zandlichamen: de oeverwallen. Het tussen de oeverwallen in gelegen gebied<br />
lag lager en wordt als komgebied aangeduid. Hier kon zich door de natte omstandigheden<br />
ook veen ontwikkelen. Het geheel van rivierbedding en oeverwal wordt aangeduid als<br />
stroomgordel. Doordat een rivier in loop der tijden verschillende malen haar loop verlegd,<br />
ontstaat er in het rivierenlandschap een ingewikkeld patroon van stroomruggen die weer door<br />
latere afzettingen zijn afgedekt. Op het moment van bedijking in de Middeleeuwen kwam<br />
hieraan een einde. De rivier kon zich vanaf dat moment alleen maar binnen de dijken<br />
bewegen. Op momenten brak de rivier door de dijken, daarbij kolken vormend. Dergelijke<br />
dijkdoorbraken laten zich in de ondergrond kenmerken door hun zandige samenstelling; deze<br />
gronden worden overslaggronden genoemd.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
9.2.2 Bewoningsgeschiedenis rivierengebied<br />
Het rivierengebied tussen <strong>Arnhem</strong> en Nijmegen is reeds lange tijd bewoond. Dit heeft onder<br />
andere te maken met de diversiteit van het landschap. Op de hoger liggende, zandige<br />
oeverwallen kon men wonen en gewassen verbouwen, terwijl de lager liggende komgebieden<br />
geschikt waren voor het weiden van vee. Daarnaast boden de rivieren goede mogelijkheden<br />
voor transport.<br />
De vroegste aanwijzingen voor menselijke activiteit in het <strong>Arnhem</strong>se rivierengebied stammen<br />
uit de Nieuwe Steentijd, meer specifiek uit de periode rond 4000 v. Chr. Het handelt hier<br />
waarschijnlijk om een jachtkamp dat in Schuytgraaf is aangetroffen, op een donk. Naast een<br />
jachtkamp zijn er op een rivierterras en stroomruggen tal van sporen uit de Bronstijd, IJzertijd,<br />
Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen gevonden. Sporen van bewoning uit de Vroege<br />
Middeleeuwen zijn ook elders in <strong>Arnhem</strong>-Zuid aangetroffen, bijvoorbeeld ter hoogte van De<br />
Koppel. In de Rosandepolder, benoorden de Rijn, zijn tijdens baggerwerkzaamheden veel<br />
vondsten uit de Romeinse Tijd gedaan. Grenzend aan het plangebied, in Meinerswijk, ligt een<br />
castellum. Dit is een Romeins fort, gebouwd in het begin van de jaartelling. Het castellum had<br />
als doel de noordgrens van het Romeinse rijk te verdedigen. De grens liep deels door<br />
Meinerswijk; het samenstel van castella, wachttorens en wegen langs de grens wordt als<br />
limes aangeduid. Het plangebied ligt ten noorden van de limes.<br />
9.2.3 Archeologische monumenten<br />
In het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.
9.2.4 Archeologische waarden in het plangebied<br />
In tegenstelling tot andere locaties in het <strong>Arnhem</strong>se rivierengebied zijn er in het plangebied<br />
nauwelijks vindplaatsen bekend. Er ligt maar een bekende vindplaats, in het plangebieddeel<br />
in de Rosandepolder. Hier is veel verspoeld Romeins materiaal gevonden. Wel zijn er<br />
hiernaast een aantal mogelijke vindplaatsen, gebaseerd op historisch kaartmateriaal en<br />
historische gegevens. Hiervan wordt vermoed dat er zich nog resten in de ondergrond<br />
manifesteren. De vindplaatsen zijn nader omschreven in de tabel. Dat er nauwelijks<br />
vindplaatsen zijn aangetroffen, hangt enerzijds samen met het feit dat in het plangebied geen<br />
archeologisch onderzoek plaats heeft gevonden. Anderzijds betreft het een rivierdynamisch<br />
en energetisch milieu. Dit kan ertoe hebben geleid dat aanwezige archeologische resten zijn<br />
geërodeerd of wellicht was de situatie te nat voor bewoning.<br />
PAGINA<br />
45<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Het plangebied grenst onder andere aan Malburgen-Oost. Malburgen zelf betreft een<br />
nederzetting met kerk die teruggaat tot het begin van de 14 e eeuw. De nederzetting moet<br />
worden gezocht bij de Bakenhofweg, waar de dijk een knik maakt. In 2007 is net ten zuiden<br />
van deze locatie een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd waarbij nederzettingssporen vanaf<br />
circa 1400 zijn aangetroffen. Een kaart uit 1586 toont het oude Malburgen, met buitendijks<br />
een kasteel dat als “Malenburg” is aangeduid. Dat kasteel kan door het Rijnwater verzwolgen<br />
zijn, maar kan zich ook nog net in het plangebied bevinden. Deze zone is archeologisch<br />
relevant.<br />
Naast bovengenoemde zones nabij de oude nederzettingskern van Malburgen en in de<br />
Rosandepolder zijn er nog twee andere zones van belang. Dit betreft de Koningspleij, waar<br />
resten van schansen te verwachten zijn, en het westelijke deel van het plangebied. De<br />
Koningspleij wordt hieronder verder besproken. In het westelijke deel van het plangebied zijn<br />
er aanwijzingen dat daar een deel van de limes heeft gelopen. Indien dat juist is, kunnen er<br />
gerelateerde resten aangetroffen worden. Hierbij moet met name aan wegdelen worden<br />
gedacht.<br />
Vindplaatsnummer Coördinaten Omschrijving Datering<br />
22 192,357/441,918 steenfabriek Nieuwe Tijd<br />
26 192,256/442,479 veerhuis Nieuwe Tijd<br />
27 191,940/442,310 veerhuis Nieuwe Tijd<br />
28 188,220/443,334 aardewerk Romeinse Tijd<br />
9.3 Cultuurhistorie in het plangebied<br />
9.3.1 Beknopte historie<br />
Een deel van het plangebied, uitgezonderd het uiterst oostelijke deel, wordt reeds op de Kaart<br />
van Jacob van Deventer (1558-1570) afgebeeld. Voor Malburgen-Oost toont de kaart<br />
meerdere Rijnstrangen. De meest noordelijke betreft de Rijnloop van tegenwoordig. Deze is in<br />
opdracht van de hertog rond 1530 gegraven. De andere Rijnstrangen geven de oude loop van<br />
de Rijn weer. Voorts is buiten het plangebied in Stadsblokken circa tegenover de Sabelspoort<br />
een gebouw aanwezig. Verder oostwaarts, in het plangebied, toont de kaart nog een gebouw,<br />
waarschijnlijk de locatie van een veerhuis. Het plangebied zal in deze periode vooral als<br />
weidegebied en bouwland in gebruik zijn geweest. De kaart van Nicolaes van Geelkercken uit
1651 toont voor het plangebieddeel nabij de Eldensedijk de zogeheten Grift, een kanaal van<br />
Nijmegen naar <strong>Arnhem</strong>.<br />
PAGINA<br />
46<br />
Vanwege de ligging in een uiterwaardengebied zal de grotendeels agrarische functie van het<br />
plangebied door de eeuwen heen niet al te zeer zijn gewijzigd. Belangrijk zijn wel de<br />
ontwikkelingen vanaf de tweede helft van de 19 e eeuw en in 20 e eeuw. In 1864-65 werd fort<br />
Westervoort gebouwd, als onderdeel van de IJssellinie. Fort Elden, gelegen ten zuiden van<br />
het plangebied, maakt hier ook deel van uit. De forten vervulden in de landsverdediging een<br />
grote functie. Fort Westervoort heeft een aantal voorgangers gehad die waarschijnlijk in de<br />
Koningspleij nabij de Veerweg en de splitsing van de Rijn en IJssel hebben gelegen. Deze<br />
gaan terug tot het einde van de 16 e eeuw. In de tweede helft van de 19 e eeuw kwam nabij het<br />
plangebied, met name in Stadsblokken-Meinerswijk, industrie op. In het plangebied zelf<br />
ontstonden fabrieken voor baksteenfabricage. Kaartmateriaal uit de 19 e eeuw toont voor het<br />
plangebied een verkavelingsstructuur die in Malburgen is georiënteerd op oude, verlandde<br />
Rijnstrangen. Ook zijn reeds verdwenen dijklichamen zichtbaar. In de Koningspleij is een<br />
oude IJsselloop aangeduid, evenals de Veerweg met aan diens zuidzijde bebouwing. Ook<br />
hier toont het kaartmateriaal oude dijklichamen.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Het plangebied is ook verbonden met de 20 e -eeuwse variant van de IJssellinie. Aan het einde<br />
van de Tweede Wereldoorlog was Duitsland als grootmacht uitgeschakeld. Het land werd<br />
opgedeeld in een Amerikaanse, Engelse, Franse en Russische zone. Zodoende kwam het<br />
onder verschillende invloedssferen te staan: het democratische en kapitalistische westen<br />
enerzijds en het communistische oosten anderzijds. De uitbreiding van het communistische<br />
machtsblok leidde tot ongerustheid en dientengevolge de oprichting van de NAVO. Als<br />
antwoord op de vermeende Russische dreiging werden de Rijn en IJssel als verdedigingslinie<br />
ingericht. De plannen voor de IJssellinie werden in de periode 1949-1950 bedacht en<br />
uitgewerkt. In 1951 begon men met de uitvoer ervan. Dit onder strikte geheimhouding; het<br />
project werd aangeduid als “Noodbruggenpontonplan (NBPP) Betuwe”. In <strong>Arnhem</strong>, Nijmegen<br />
en Olst werden stuwen gebouwd die bij dreiging in de Rijn, Waal en IJssel konden worden<br />
afgezonken. Hierdoor konden de uiterwaarden, en ook het plangebied, worden geïnundeerd<br />
waardoor terreinen voor de vijand moeilijk begaanbaar werden. Een systeem van<br />
tankkazematten, vierlingmitrailleurs en zoeklichten moest de IJssellinie verdedigen. Objecten<br />
van de IJssellinie zijn in het plangebied met uitzondering van de defensiehaven niet bekend,<br />
maar kunnen niet uitgesloten worden. In de defensiehaven lag het ponton dat bij dreiging<br />
werd uitgevaren en als stuw werd afgezonken. De haven is aanzienlijk verland, maar<br />
landhoofd, meerpalen, loodsen, funderingen van een wachtgebouw en betonnen schuttingen<br />
grijpen direct terug op het verleden.<br />
De IJssellinie is nooit daadwerkelijk in werking getreden. In 1961 werd besloten de<br />
geallieerden de verdediging nog verder oostwaarts te leggen, tot aan de Weser en later de<br />
Elbe. De betekenis van de IJssellinie verminderde daardoor. Ook waren in deze periode de<br />
krachtverhoudingen te land en in de lucht veranderd en beschikte de vijand over kernwapens<br />
en voldoende amfibisch materiaal. De operationale waarde van de IJssellinie verminderde<br />
daardoor nog meer. Dit gecombineerd met de hoge onderhoudskosten heeft ertoe geleid dat<br />
de IJssellinie werd opgeheven.
9.3.2 Monumenten<br />
In het plangebied is een monument gelegen. Deze wordt in de tabel hieronder verder<br />
beschreven. Hierin zijn ook objecten genomen waarvoor een voornemen tot aanwijzing geldt.<br />
PAGINA<br />
47<br />
Object Coördinaten Status Opmerkingen<br />
John Frostbrug<br />
(met toerit)<br />
191,037/443,071 <strong>Gemeente</strong>lijk monument -<br />
Fort Westervoort 194,059/442,701 Voornemen tot<br />
aanwijzing gemeentelijk<br />
Bunker Oude<br />
Veerweg<br />
monument<br />
193,541/440,853 Voornemen tot<br />
aanwijzing gemeentelijk<br />
monument<br />
Voorbescherming<br />
Voorbescherming<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
9.3.3 Cultuurhistorische waarden<br />
Naast monumenten liggen er in het plangebied meerdere objecten of structuren die als<br />
cultuurhistorisch (zeer) waardevol kunnen worden aangemerkt; een deel is hierboven reeds<br />
aangestipt. Het gaat hierbij om:<br />
• defensiehaven;<br />
• spoorbrug Westervoort;<br />
• veerweg;<br />
• verkavelingsrelicten;<br />
• een relict van de Grift/Malburgse wetering (“historisch” water) parallel aan de<br />
Eldensedijk
9.4 Conclusie<br />
Voor het plangebied geldt een gedeeltelijk lage en middelhoge tot hoge archeologische<br />
verwachtingskans. De lage archeologische verwachtingskans hangt samen met de ligging in<br />
een rivierdynamisch milieu/uiterwaardengebied dat niet aantrekkelijk voor bewoning was of<br />
waar flinke erosie plaats heeft gevonden. Een middelhoge tot hoge archeologische<br />
verwachtingskans geldt voor de omgeving van de defensiehaven (in de Rosandepolder is<br />
Romeins materiaal gevonden), het westelijke deel van het plangebied (limes), de Koningspleij<br />
(forten), locaties van (mogelijke) vindplaatsen en het deel van het plangebied nabij de oude<br />
nederzettingskern van Malburgen (kasteel Malenburg).<br />
Hoewel het een grotendeels uiterwaardengebied betreft, bevat het plangebied<br />
cultuurhistorische waarden uit meerdere perioden. Er is een verband met de IJssellinie en<br />
cultuurhistorisch is de Koningspleij van belang vanwege fort Westervoort en de relatie met<br />
oudere fortresten. Daarnaast zijn er in het gebied nog waardevolle relicten aanwezig. Door<br />
het veelal extensieve gebruik is (wordings)geschiedenis nog deels traceerbaar en beleefbaar.<br />
Dit biedt kansen voor eventuele ontwikkelingen.<br />
PAGINA<br />
48<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
In relatie tot deze MAS is een cultuurhistorische onderlegger vervaardigd, welke als bijlage is<br />
toegevoegd. De onderlegger geeft aan welke zones en objecten bij voorbaat relevant zijn. Er<br />
moet wel een verdiepingsslag plaatsvinden, uitmondend in een cultuurhistorische<br />
waardenkaart. In de toelichting van het bestemmingsplan moet bovengenoemde informatie<br />
worden opgenomen. Voorts moet een vertaling naar de voorschriften en plankaart<br />
plaatsvinden. Ter hoogte van de zones en vindplaatsen geldt bij eventuele bodemingrepen<br />
een plicht tot het doen van archeologisch onderzoek. De afdeling Erfgoed is voornemens de<br />
cultuurhistorische waarden die nog geen monumentale status hebben, via de gemeentelijke<br />
monumentenverordening te beschermen. Het aanbrengen van wijzigingen aan monumenten<br />
is vergunningplichtig. Ook dit moet in de voorschriften worden verdisconteerd.
Bijlage 1<br />
Plattegrond<br />
PAGINA<br />
49<br />
Bestemmingsplankaart “Rivierzone”.<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Bijlage 2<br />
Geluidcontouren wegverkeerslawaai<br />
PAGINA<br />
50<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
PAGINA<br />
51<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Bijlage 3<br />
Geluidcontouren railverkeerslawaai<br />
PAGINA<br />
52<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
PAGINA<br />
53<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Bijlage 4<br />
Geluidzone industrielawaai<br />
PAGINA<br />
54<br />
Geluidsverkaveling Kleefsche Waard<br />
4 (200 m)<br />
3 (100 m)<br />
2 (30 m)<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
4 (200 m)<br />
3 (100 m)<br />
Uitgangspunten geluidsverkaveling Kleefsche Waard<br />
Categorie 5<br />
(500 meter)<br />
Categorie 4<br />
(300 meter)<br />
Categorie 4<br />
(200 meter)<br />
Categorie 3<br />
(100 meter)<br />
Categorie 3<br />
(50 meter)<br />
Categorie 2<br />
(30 meter)<br />
69 dB(A)/m 2 66 dB(A)/m 2 65 dB(A)/m 2 63 dB(A)/m 2 57 dB(A)/m 2 55 dB(A)/m 2<br />
103 dB(A) / 100 dB(A) / 99 dB(A) / 97 dB(A) / 91 dB(A) / 2500 89 dB(A) /<br />
2500 m 2 2500 m 2 2500 m 2 2500 m 2 m 2 2500 m 2<br />
Niet in<br />
Koningspley en<br />
Kleefsche<br />
Waard<br />
aanwezig<br />
Niet in<br />
Koningspley<br />
en Kleefsche<br />
Waard<br />
aanwezig<br />
Rond de<br />
(gedempte)<br />
haven<br />
Voormalige<br />
Billiton en<br />
Koningspley<br />
Niet in<br />
Koningspley en<br />
Kleefsche<br />
Waard<br />
aanwezig<br />
Rond de<br />
Oude<br />
Veerweg
Situering scheepswerf Misti na verplaatsing naar Malburgerhaven<br />
PAGINA<br />
55<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
PAGINA<br />
56<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Bronnenlijst scheepswerf Misti<br />
nr Bron X Y H (tov mv)<br />
Uren<br />
dag<br />
Uren<br />
avond<br />
Uren<br />
nacht<br />
LWr<br />
dB(A)<br />
1 Hal groot werkschip: dak 192990,35 441536,48 6 10,995 1,5 -- 71,63<br />
2 Hal groot werkschip: NG 192994,81 441539,9 4 10,995 1,5 -- 73,06<br />
3 Hal groot werkschip: ZG 192987,25 441531,97 4 10,995 1,5 -- 73,55<br />
4 Hal groot werkschip: OG 193010,70 441515,86 5,7 10,995 1,5 -- 55,16<br />
5 Hal groot werkschip: OG open deur 193009,31 441514,43 3,3 10,995 1,5 -- 98,49<br />
6 Hal groot werkschip: WG 192971,21 441552,53 4 10,995 1,5 -- 61,96<br />
7 Hal groot werkschip: WG open deur 192972,96 441554,33 1,3 10,995 1,5 -- 92,26<br />
8 Kade: Mobiele kraan Coles 193017,71 441521,97 1,5 0,5 0,167 -- 115,58<br />
9 Dek groot werkschip: grote slijptol 193013,62 441512,82 0,5 0,25 0,05 -- 111,01<br />
10 Dek groot werkschip: bikken 193011,55 441512,55 0,5 0,5 0,1 -- 105,29<br />
11 Dek groot werkschip: lassen 193012,75 441511,35 0,5 2,25 0,5 -- 90,18<br />
12 Klein werkschip: motor generator 193023,75 441490,39 1,5 8,002 1,5 -- 93,42<br />
13 Klein werkschip: motor kraan 193015,24 441498,6 1,5 0,8 0,15 -- 101,8<br />
14 Schip derden; bikken 192981,64 441528,47 0,5 0,5 0,1 -- 105,29<br />
15 Schip derden; grote slijptol 192983,35 441527,54 0,5 0,25 0,05 -- 111,01<br />
16 Schip derden; lassen 192984,89 441525,69 0,5 2,25 0,5 -- 90,18<br />
17 Dek groot werkschip: kleine slijptol 193012,82 441513,82 0,5 0,25 0,05 -- 106,55<br />
18 Schip derden; kleine slijptol 192986,13 441523,98 0,5 0,25 0,05 -- 106,55
Geluidscontour inclusief verkaveling Kleefsche Waard en verplaatsing Misti en ligging<br />
uiterste grens van de zone<br />
PAGINA<br />
57<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone<br />
Ligging zonebewakingspunten en MTG’s
Geluidsbelastingen op zonebewakinsgpunten en MTG’s<br />
PAGINA<br />
58<br />
Identificatie Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Etmaal Grenswaarde<br />
MTG 1: 55_ Wooneenh.Broekhoven 18 51,2 47,3 44,9 54,9 55<br />
MTG 2: 55_ Woning Broekstraat 5 50,0 47,1 42,2 52,2 55<br />
MTG 3: 55_ woning Westervoort 5 47,5 43,8 41,4 51,4 55<br />
MTG 3: 55_ Best.woning Malburgen 11 48,6 43,2 41,5 51,5 55<br />
MTG 4: 57_ dijkwoningen Bakenhof 11 49,2 44,2 42,8 52,8 57<br />
MTG 5: 57_ dijkwoningen Bakenhof 11 48,7 44,4 43,0 53,0 57<br />
Z 101_B Zonebewakingpunt 101 5 41,1 37,9 36,1 46,1 50<br />
Z 102_B Zonebewakingpunt 102 5 43,4 39,5 37,2 47,2 50<br />
Z 103_B Zonebewakingpunt 103 5 42,8 38,7 36,2 46,2 50<br />
Z 104_B Zonebewakingpunt 104 5 42,0 36,8 35,2 45,2 50<br />
Z 105_B Zonebewakingpunt 105 5 46,9 40,0 37,6 47,6 50<br />
Z 106_B Zonebewakingpunt 106 5 40,6 34,7 32,2 42,2 50<br />
Z 107_B Zonebewakingpunt 107 5 47,6 42,2 38,5 48,5 50<br />
Z 108_B Zonebewakingpunt 108 5 43,2 37,6 34,8 44,8 50<br />
Z 109_B Zonebewakingpunt 109 5 39,5 35,1 29,2 40,1 50<br />
Z 110_B Zonebewakingpunt 110 5 44,3 41,3 36,0 46,3 50<br />
Z 111_B Zonebewakingpunt 111 5 44,3 40,4 37,7 47,7 50<br />
Z 112_B Zonebewakingpunt 112 5 44,5 40,3 37,8 47,8 50<br />
Z 113_B Zonebewakingpunt 113 5 45,2 40,7 38,0 48,0 50<br />
Z 114_B Zonebewakingpunt 114 5 43,7 39,7 37,8 47,8 50<br />
Z 116_B Zonebewakingpunt 116 5 44,2 40,6 38,9 48,9 50<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Bijlage 5<br />
Luchtkwaliteit NO 2 en PM10<br />
PAGINA<br />
59<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
PAGINA<br />
60<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Bijlage 6<br />
Natuurwaarden ecologie<br />
PAGINA<br />
61<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Bijlage 7<br />
Beperkingenkaart water<br />
PAGINA<br />
62<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Bijlage 8<br />
Cultuurhistorische onderligger<br />
PAGINA<br />
63<br />
ONDERWERP<br />
MAS Rivierenzone
Inhoudsopgave<br />
1. Inleiding 2<br />
2. Aanleiding 3<br />
3. Voorontwerp bestemmingsplan Rivierzone 3<br />
4. Begrippenkader 4<br />
5. Afwegingskader 4<br />
6. Ligplaatslocaties 8<br />
7. Nawoord 15<br />
2
1. Inleiding<br />
De gemeente <strong>Arnhem</strong> heeft het voorontwerp bestemmingsplan Rivierzone<br />
opgesteld voor de Rijn en de IJssel met de daarbij behorende<br />
uiterwaarden. Op basis van eerder geformuleerde uitgangspunten en<br />
randvoorwaarden zijn in het bestemmingsplan een aantal locaties bestemd<br />
voor woonboten. Evenals voor woningen in het rivierengebied geldt voor<br />
deze woonboten de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Dit houdt in dat de<br />
woonboten maximaal 10% mogen uitbreiden ten opzichte van de huidige<br />
situatie zoals die is vastgelegd in bestemmingsplannen.<br />
In verband met de procedure ter vaststelling van het voorontwerp<br />
bestemmingsplan Rivierzone heeft er inspraak en overleg plaatsgevonden<br />
met belanghebbenden. Hierbij is gebleken dat de gemeente <strong>Arnhem</strong> en de<br />
bewoners van de woonboten behoefte hebben aan een visie op de<br />
gewenste hoogte en de daarmee samenhangende kapvorm van de<br />
woonboten en de hoogte van bijgebouwen . KuiperCompagnons heeft als<br />
onafhankelijk bureau in opdracht van, en in samenwerking met, de<br />
gemeente <strong>Arnhem</strong> een visie opgesteld over de gewenste hoogte en<br />
kapvorm en die verwoord in dit advies. Het aspect beeldkwaliteit vormt<br />
nadrukkelijk geen onderdeel van deze notitie. Elementen uit deze visie<br />
kunnen worden gebruikt voor een nadere invulling en concretisering van<br />
het bestemmingsplan.<br />
De richtlijnen die in deze notitie worden gesteld ten aanzien van de<br />
maximale hoogte en kapvormen gelden logischerwijs voor nieuwe<br />
woonboten en uitbreidingen van bestaande woonboten en bijgebouwen.<br />
Handhaving van reeds gerealiseerde woonboten en bijgebouwen die<br />
afwijken van de richtlijnen is toegestaan. Bij het verbouwen of herbouwen<br />
mogen bestaande afwijkingen niet worden vergroot.<br />
Leeswijzer<br />
Deze notitie vangt aan met een korte beschrijving van de aanleiding voor een visie<br />
ten aanzien van de toegestane hoogte van de woonboten en de daarbijbehorende<br />
bijgebouwen. Een afzonderlijke paragraaf zal ingaan op het voorontwerp<br />
bestemmingsplan Rivierzone. Vervolgens is een begrippenkader met heldere<br />
omschrijvingen van in deze notitie voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de<br />
interpretatievrijheid van deze begrippen beperkt. De paragraaf Afwegingskader<br />
geeft aan welke criteria als basis hebben gediend bij de uiteindelijke beoordeling<br />
van de verschillende locaties. De feitelijke richtlijnen zijn vervat in paragraaf 6.<br />
Deze paragraaf geeft per locatie een beschrijving van de bestaande situatie, maakt<br />
vervolgens een afweging en komt uiteindelijk met een richtlijn. Een kort nawoord<br />
met daarin een kaart met de toegestane hoogtes vormt vervolgens de afsluiting<br />
van deze notitie.<br />
Deze notitie gaat uit van de volgende locaties (van oost naar west):<br />
1. Westervoortsedijk<br />
2. Haven van Coers<br />
3. De Praets<br />
4. Boterdijk<br />
5. Onderlangs<br />
6. Defensiehaven<br />
7. Rosandehaven<br />
(In tegenstelling tot de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan Rivierzone zijn in deze notitie<br />
de locaties Kop Van Oldenbarneveldtstraat en de Westervoortsedijk als één locatie beschouwd.<br />
Ruimtelijk bezien vormen deze locaties namelijk een eenheid. Ook in de bijlage van de voorschriften<br />
van het bestemmingsplan zijn beide locaties als één locatie beschouwd.)<br />
3
2. Aanleiding<br />
3. Voorontwerp bestemmingsplan Rivierzone<br />
In <strong>Arnhem</strong> is, net als in de rest van Nederland, het wonen op water meer<br />
en meer in de belangstelling komen te staan. Deze woonvorm is de<br />
afgelopen jaren uitgegroeid tot een volwaardige woonvorm. Het beleid van<br />
de gemeente <strong>Arnhem</strong> speelt echter nog niet in op deze trend. Zowel de<br />
gemeente <strong>Arnhem</strong> als de bewoners van de woonboten hebben de<br />
behoefte aan heldere richtlijnen om de balans te vinden tussen de<br />
potentiële ruimtelijke kwaliteiten van de locaties en de ruimtelijke<br />
mogelijkheden van de woonboten.<br />
Een raadswerkgroep Woonboten van de gemeente <strong>Arnhem</strong> heeft<br />
spelregels opgesteld om het wonen op water beter te kunnen reguleren.<br />
Als onderdeel van het beleid ten aanzien van woonboten is een<br />
aanwijzingsbesluit opgesteld voor de locaties van de woonboten. In dit<br />
aanwijzingsbesluit worden de locaties aangewezen waar woonboten<br />
mogen liggen.<br />
Het door de raadswerkgroep geformuleerde beleid heeft als basis gediend voor de<br />
bestemming “Woondoeleinden-woonschepenligplaats” in het voorontwerp<br />
bestemmingsplan Rivierzone. De aangewezen locaties in het aanwijzingsbesluit<br />
zijn in dit bestemmingsplan dus positief bestemd. Binnen de bestemming<br />
“Woondoeleinden-woonschepenligplaats” zijn onder andere voorschriften ten<br />
aanzien van het afmeren van woonboten en bouwvoorschriften opgenomen.<br />
De Beleidslijn Ruimte voor de Rivier is eveneens vertaald naar het<br />
bestemmingsplan. Hierdoor geldt onder andere dat ieder afzonderlijke “woonboot”<br />
en bijbehorend bijgebouw 10% mag worden uitgebreid ten opzichte van de<br />
bestaande situatie tot een maximale oppervlakte van 150 m². Om dit te handhaven<br />
zijn alle woningen, woonboten, bedrijven, opstallen en schuurtjes ingemeten. De<br />
voorschriften voor de woonboten verwijzen naar een tabel waarin de bestaande en<br />
toegestane oppervlakte van de woonboten en bijgebouwen zijn opgenomen.<br />
4
4. Begrippenkader<br />
Ten behoeve van de duidelijkheid volgt hier een omschrijving van de<br />
belangrijkste begrippen. Met betrekking tot woonboten worden regelmatig<br />
begrippen en aanduidingen door elkaar gebruikt. Dit kan leiden tot<br />
onnodige spraakverwarring. De volgende typen zijn te onderscheiden:<br />
<br />
<br />
<br />
Het authentieke woonschip is een schip dat vroeger gebruikt is in<br />
de scheepvaart en tegenwoordig nog uiterlijk intact is en gebruikt<br />
wordt voor de woonfunctie. Deze woonschepen zijn (veelal) nog in<br />
staat zelf te varen en zijn voorzien van originele kenmerken zoals<br />
een stuurhut, een roer, gangboorden en een mast.<br />
Een woonvaartuig heeft een authentiek onderstel van een<br />
vrachtschip met daarop een opbouw die niet authentiek is.<br />
Een woonark is feitelijk niet geschikt om te varen en specifiek voor<br />
de woonfunctie gebouwd. De woonark bestaat veelal uit een<br />
betonnen of stalen onderstel met daarop een rechthoekige opbouw<br />
die geschikt is voor bewoning. Doordat de woonark niet beschikt<br />
over een eigen aandrijving is dit type woonboot gebonden aan een<br />
vaste ligplaats.<br />
Het begrip woonboot heeft in deze notitie betrekking op alle drie de typen<br />
en fungeert dus als verzamelnaam.<br />
5
5. Afwegingskader<br />
Zoals al in de inleiding is vermeld zal de toegestane hoogte en kapvorm<br />
van de woonboten afhankelijk zijn van een aantal criteria. Per<br />
woonbootlocatie is aan de hand van afwegingscriteria beoordeeld welke<br />
hoogte mogelijk is zonder het ruimtelijke en landschappelijke beeld te<br />
verstoren. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het beeld dat vanaf de<br />
oever zichtbaar is aan de zijde van de woonboot en het beeld dat zichtbaar<br />
is vanaf het water. De hoge beeldkwaliteit van de rivierzone in <strong>Arnhem</strong><br />
wordt in sterke mate beïnvloed doordat de overkant van de Rijn zichtbaar<br />
is. Doel van deze visie is te voorkomen dat de woonboten het zicht op de<br />
Rijn dan wel het zicht op de oever aan de overzijde ontnemen. De<br />
toegestane hoogte van de woonboten is dan ook mede afhankelijk van het<br />
hoogteverschil tussen de maaiveldhoogte van de oever en de peilhoogte<br />
van het wateroppervlak.<br />
De criteria binnen het afwegingskader kennen een tweedeling. Enerzijds<br />
zijn de criteria gericht op de afzonderlijke objecten en zodoende<br />
afhankelijk van het type woonboot of bijgebouw. Anderzijds zijn de criteria<br />
locatiegericht waarbij de landschappelijke situatie, de vorm van de locatie,<br />
de relatie met de oever en de toekomstige situatie van belang zijn.<br />
Objectgerichte criteria - woonboten<br />
Al meer dan 100 jaar is het wonen in een woonboot erg in trek. Door de nabijheid<br />
van het water en het bijbehorende ‘buitengevoel’ is dit een aantrekkelijke manier<br />
van wonen. De populariteit van deze vorm van wonen gaat in veel gevallen<br />
gepaard met de behoefte de woonruimte uit te breiden. Niet ieder type woonboot<br />
kan echter een forse uitbreiding in de vorm van een 2 e bouwlaag of een<br />
aanvullende kap verdragen. Enerzijds mag het authentieke karakter niet verloren<br />
gaan, anderzijds is er een bepaalde verhouding gewenst tussen de breedte en de<br />
hoogte van de woonboot. Daarnaast dient voorkomen te worden dat woonboten te<br />
zeer gaan lijken op grondgebonden woningen op het vaste land en het<br />
onderscheidende beeld verloren gaat.<br />
Onafhankelijk van de locatie is het nergens toegestaan om op een authentiek<br />
woonschip een extra bouwlaag toe te voegen. De verscheidene woonschepen<br />
6
langs de Rijn met hun oorspronkelijke uitstraling vormen een fraaie<br />
aanvulling op het gevarieerde beeld en tonen een deel van de <strong>Arnhem</strong>se<br />
cultuurhistorie. Indien ook op deze historische woonschepen nieuwe<br />
‘dozen’ worden geplaatst zal de variatie en de aantrekkelijkheid van het<br />
zicht op de woonboten sterk afnemen. Historische woonschepen krijgen<br />
dus geen uitbreidingsmogelijkheden, uitgezonderd de algemene<br />
uitbreiding van 10% die het bestemmingsplan biedt.<br />
5,5 meter zijn. De uiteindelijke hoogte is per locatie afhankelijk van de mogelijkheid<br />
om verblijfsruimten onder de waterspiegel te creëren.<br />
Bij woonvaartuigen refereert het onderstel nog aan de oorspronkelijke<br />
functie als vaartuig. Aangezien het overgrote deel van de woonvaartuigen<br />
bestaat uit één woonlaag is de vorm van het schip nog duidelijk<br />
herkenbaar ondanks de veelal ‘platte dozen’ die erop zijn geplaatst. Om<br />
deze evenwichtige samensmelting van woonschip met woonark niet te<br />
verstoren is ook op woonvaartuigen geen 2 e laag toegestaan, ongeacht de<br />
locatie. Daarnaast is het onderstel van het schip veelal niet berekend op<br />
een te grote hoogte. Hierdoor kan, vooral in de vaargeul van de Rijn, het<br />
gevaar dreigen van kantelen van de woonboot bij 2 woonlagen boven op<br />
het dek.<br />
Woonarken hebben als primaire functie wonen op het water. De vorm van<br />
een woonark heeft geen enkele verwantschap met het uiterlijk van een<br />
schip. Een 2 e bouwlaag op een woonark betekent dus niet dat per definitie<br />
het oorspronkelijke uiterlijk wordt aangetast. Door de veelal rechthoekige<br />
vormen past een 2 e bouwlaag goed bij het uiterlijk van de woonark. Voor<br />
de woonarken zal zodoende voor iedere locatie afzonderlijk worden<br />
beoordeeld welke hoogte vanuit het landschappelijke en ruimtelijke<br />
oogpunt mogelijk is.<br />
Voor woonarken waar maximaal 1 laag is toegestaan geldt een maximale<br />
goothoogte van 3,5 meter boven de waterspiegel. Op de locaties waar<br />
2 lagen zijn toegestaan mag de goot van de woonark niet hoger dan<br />
Bij woonvaartuigen en woonarken komen verschillende kapvormen voor: plat,<br />
gebogen, zadel-, schild- en lessenaarsdak. De voorkeur gaat uit naar een zadeldak<br />
aangezien deze vorm het beste aansluit bij een woonboot en refereert aan de<br />
overkappingen van de laadruimten op authentieke vrachtschepen. De nokrichting<br />
moet evenwijdig aan de lengterichting van de woonboot gerealiseerd worden. Ten<br />
aanzien van zadel-, schild- en lessenaarsdaken zijn louter flauwe dakhellingen<br />
toegestaan tot een maximum van 15 graden. Kappen met een grotere dakhelling<br />
gaan namelijk te veel als zelfstandig element het beeld bepalen. Het is niet<br />
toegestaan dat bewoners een volwaardige leefruimte creëren onder de kap. Het<br />
verschil tussen de maximum toegestane bouw- en goothoogte wordt zodoende<br />
beperkt gehouden. Voor woonboten met een gebogen dak geldt een maximaal<br />
toegestane bouwhoogte van 4 meter bij 1 laag en 6 meter bij woonarken van<br />
2 lagen.<br />
7
Objectgerichte criteria - bijgebouwen<br />
Als aanvulling op de woonboten zijn er in de afgelopen jaren tevens<br />
diverse bijgebouwen gerealiseerd. Daar waar bijgebouwen op de oever<br />
zijn gerealiseerd domineren ze vaak het beeld. Temeer de bijgebouwen<br />
veelal gecombineerd zijn met erfafscheidingen. Daarnaast hebben enkele<br />
bewoners van woonboten drijvende bijgebouwen en bijgebouwen op het<br />
terras van de woonboot gerealiseerd. Voor de drijvende bijgebouwen en<br />
bijgebouwen op het terras geldt dat de kapvorm en nokrichting gelijk dient<br />
te zijn aan die van de woonboot met eveneens een maximale dakhelling<br />
van 15 graden. De kapvormen van de bijgebouwen op de oever mogen<br />
afwijkend van de woonboot zijn, mits ze behoren tot één van de hierboven<br />
genoemde kapvormen. Voor alle bijgebouwen is een bouwhoogte 3 meter<br />
passend, terwijl de goothoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen en de<br />
inhoud maximaal 50 m3 evenals bij woningen op het land.<br />
Op locaties die in het zicht liggen zijn bijgebouwen alleen aanvaardbaar<br />
als ze het zicht op de rivier niet onevenredig belemmeren<br />
Locatiegerichte criteria<br />
Evenals het object zelf vormen tevens de specifieke kenmerken van de<br />
woonbootlocaties de basis voor het beleid ten aanzien van de toegestane<br />
bouwhoogte. De afwegingscriteria zijn afhankelijk van de landschappelijke<br />
situatie die bepaald wordt door de ligging van de locatie in zijn context (1),<br />
de vorm van de locatie (2) en de relatie van de ligplaats met de directe de<br />
omgeving of wel het gebruik, vorm en inrichting van de oever (3).<br />
Daarnaast kan de toekomstige situatie (4) van de locatie eisen stellen aan<br />
de toegestane hoogte.<br />
Bij het wegen van de criteria wordt voor iedere locatie bij een tweetal<br />
aspecten stilgestaan. Naast de zichtbaarheid van het water vanaf de oever<br />
waaraan de woonboot is gelegen, is de zichtbaarheid van de oever vanaf<br />
het water van belang. De Rijn en het water van de havens moet op elke<br />
plek te ervaren zijn. Het zicht op de rivier mag niet ontnomen worden door<br />
de aanblik van woonboten, bijgebouwen en erfafscheidingen. De hoge<br />
beeldkwaliteit van <strong>Arnhem</strong> wordt in grote mate bepaald door de ligging aan de<br />
rivier. Tevens mogen de woonboten de oevers waaraan ze zijn gelegen niet aan<br />
het zicht onttrekken vanaf het water. Vooral ook de bebouwing en beplanting op de<br />
oever moet waarneembaar zijn al varend over de Rijn of wandelend langs de rivier.<br />
Ten aanzien van de context van de woonbotenlocatie (1) kan een onderscheid<br />
worden gemaakt naar type omgevingen. Een deel van de locaties ligt ingebed in<br />
het bebouwde stedelijke landschap, terwijl de overige locaties onderdeel uitmaken<br />
van het uiterwaardenlandschap. Het stedelijk leven op de kades, de bebouwing en<br />
de begroeiing van de stuwwal moeten voelbaar blijven vanaf het water, vanuit<br />
Meinerswijk en Stadsblokken. De woonboten mogen niet te prominent in beeld zijn.<br />
Het is echter ook niet de bedoeling dat woonboten overal weggestopt worden<br />
aangezien zij op bepaalde plekken onderdeel vormen van datzelfde stedelijk leven.<br />
Voor de ligplaatsen in de uiterwaarden is vooral de landschappelijke en<br />
ecologische betekenis van belang. Te prominent aanwezige woonboten in het<br />
landschap heffen het aantrekkelijke contrast tussen de stad en het omringende<br />
landschap op. Tevens hebben te grote woonboten een negatief effect op de<br />
aanwezige flora en fauna in de uiterwaarden.<br />
De vorm van de woonbotenligplaatsen (2) bepaalt in grote mate de zichtbaarheid<br />
vanaf het water en de oever. In feite is in <strong>Arnhem</strong> een tweetal vormen te<br />
onderscheiden: de haven en de langgerekte kade. De havens fungeren als redelijk<br />
gesloten enclaves waarbij ze vanuit de omgeving beperkt zichtbaar zijn. Een<br />
smalle weg leidt veelal naar de begroeide oevers. Ook vanaf het water zijn de<br />
woonboten in de havens sporadisch zichtbaar door de smalle entrees van de<br />
havens. Woonboten van 2 lagen hebben hier over het algemeen weinig invloed op<br />
het beeld. In een kleine smalle haven kunnen woonboten van 2 lagen echter weer<br />
overheersend gaan werken. De locaties in het stroom- en vaargebied van de Rijn<br />
vormen een ‘file’ van woonboten. Door de ligging evenwijdig aan de oever ontstaat<br />
er een lange rij van woonboten. Het zicht op de oever en het water wordt in zijn<br />
geheel ontnomen indien de afstand tussen de woonboten te kort is, de rij met<br />
8
woonboten te lang en de woonboten te hoog zijn. Ook tuinen, bijgebouwen<br />
en erfafscheidingen op de oever maken van deze locaties een barrière die<br />
de interactie tussen de oever en het water onmogelijk maakt.<br />
Ook de vorm en het gebruik van de oever (3) waaraan de woonboot is<br />
gelegen bepaalt of een 2 e bouwlaag past binnen het gewenste beeld.<br />
Bijvoorbeeld bij een oever met een groot hoogteverschil tussen de<br />
waterspiegel en het maaiveld kan het voorkomen dat je vanaf de oever<br />
over een woonark van 2 lagen heen kan kijken en het water zichtbaar is.<br />
Bij een lage oever waarbij de waterkant in zijn geheel is ingericht met<br />
bijgebouwen, forse beplanting en schuttingen zijn het water en de oever<br />
aan de overzijde veelal niet zichtbaar. Woonarken gelegen aan een lage<br />
oever krijgen niet de mogelijkheid om een 2 e laag te realiseren om te<br />
voorkomen dat de interactie tussen het water en de oever nog verder<br />
verloren gaat.<br />
Ook de toekomstige situatie (4) is van belang. Voor enkele locaties is de<br />
kans groot dat de ruimtelijke omgeving in de toekomst (sterk) gaat<br />
veranderen. Zodoende kan het voorkomen dat woonarken van<br />
2 bouwlagen in de huidige situatie goed passen binnen de ruimtelijke<br />
setting, maar in de toekomst het beeld sterk verstoren.<br />
9
6. Woonbootlocaties<br />
Om de locaties ten aanzien van de hiervoor beschreven criteria te kunnen<br />
beoordelen is de context, de vorm van de ligplaats en de ruimtelijke<br />
inrichting van de oever geïnventariseerd. Daarbij is vooral gelet op de<br />
hoogte van de oever, beplanting en bebouwing rondom de ligplaats,<br />
erfafscheidingen en het karakter van de omgeving. Per locatie is<br />
vervolgens een afweging gemaakt waarbij ten aanzien van de benoemde<br />
criteria voor- en tegenargumenten voor een 2 e bouwlaag worden gewogen.<br />
Hierbij zal ook de toekomstige situatie aan bod komen. De toegestane<br />
goothoogte is vervolgens vertaald naar een richtlijn.<br />
6.1. Westervoortsedijk<br />
Beschrijving<br />
Nabij de kruising van de Van Oldebarneveldtstraat met de<br />
Westervoortsedijk liggen 5 woonboten. De woonboten liggen deels in het<br />
stroom- en vaargebied van de Rijn en deels in de jachthaven. Vanaf de<br />
Westervoortsedijk bepaald een weids uitzicht over de Rijn richting<br />
Bakenhof het beeld. Ter plaatse van de jachthaven bedraagt het<br />
hoogteverschil tussen de Westervoortsedijk en de waterspiegel gemiddeld<br />
5 meter. Een kademuur overbrugt dit hoogteverschil. Tussen de kademuur<br />
en het water is een smalle groene oever met gras. De woonboten zijn<br />
vooral van het type woonark en woonvaartuig. Op het woonschip in het<br />
stroom- en vaargebied van de Rijn zijn recentelijk 2 nieuwe<br />
wooneenheden gerealiseerd van 1 volledige laag en een gedeeltelijk<br />
bebouwde 2 e laag. Op de plek van dit voormalige woonschip is het<br />
hoogteverschil geringer dan in de jachthaven waardoor de opbouw van de<br />
2 e laag deels het zicht op de Rijn en Bakenhof ontneemt. Op de oever zijn<br />
geen bijgebouwen en erfafscheidingen gerealiseerd.<br />
Afweging<br />
In feite is de woonfunctie in dit gebied niet toegestaan vanwege de aanwezige<br />
milieuhinder veroorzaakt door bedrijven. Woonboten vallen echter buiten de<br />
woningwet. Door de uitbreiding van de hoogte niet toe te staan wordt voorkomen<br />
dat de woonfunctie verder kan worden uitgebreid. De woonboten liggen in een rij<br />
evenwijdig aan de oever, maar door de grote afstanden tussen de woonboten zal<br />
er geen gesloten wand gaan ontstaan indien een 2 e bouwlaag wordt toegestaan.<br />
Toch is een 2 e bouwlaag voor de woonarken in de jachthaven ongewenst vanwege<br />
de geringe maat van de boten in de jachthaven. Bij voorkeur komen hier in de<br />
toekomst louter woonschepen te liggen die aansluiten bij de haven en op de<br />
werkfunctie op de oever. Woonarken van 2 lagen zijn te dominant in deze<br />
kleinschalige haven. Voor de woonboten in het stroom- en vaargebied van de Rijn<br />
is verdere uitbreiding naar 2 lagen niet wenselijk aangezien de bestaande<br />
10
gedeeltelijk bebouwde 2 e laag nu al het zicht op Bakenhof ontneemt.<br />
Daarnaast is het de vraag of het karakter van de woonarken aansluit op de<br />
identiteit van de recentelijk gerealiseerde kantoren aan de<br />
Westervoortsedijk. Te grote woonarken kunnen in de toekomst een<br />
verstorend contrast gaan vormen met de huidige en nieuw te bouwen<br />
kantoren. Daarnaast passen woonschepen beter bij de functie van de<br />
jachthaven en de Rijn als vaarweg.<br />
haven ook een woonark met een opbouw tot 3 verdiepingen ligt. De oeverruimte is<br />
smal en wordt gedomineerd door de rondgaande toegangsweg voor auto’s. De<br />
resterende ruimte wordt hier en daar gebruikt voor opslag. De erfafscheidingen en<br />
beplanting bepalen het beeld en geven de haven intimiteit. Vooral aan de westzijde<br />
van de haven zijn bijgebouwen en erfafscheidingen gerealiseerd waardoor hier de<br />
haven nauwelijks zichtbaar is vanaf de toegangsweg rondom de haven. Aan de<br />
oostzijde is de oever onbebouwd en is er vrij zicht op de woonboten en het water.<br />
Richtlijn<br />
Voor de woonarken geldt dat het niet passend is om hoger dan 1 laag te<br />
bouwen om de woonfunctie beperkt te houden binnen dit industriële<br />
gebied. De maximale toegestane goothoogte bedraagt hier 3,5 meter. De<br />
bouw van bijgebouwen en erfafscheidingen is hier niet toegestaan om<br />
zodoende de oever open te houden.<br />
Voor het woonschip en het woonvaartuig geldt……………<br />
6.2. Haven van Coers<br />
Beschrijving<br />
Deze ligplaats voor circa 13 woonboten is een intieme haven met een<br />
semi-privaat karakter. Het vormt een landschappelijk onderdeel van het<br />
omliggende park waarbij vanuit de omgeving door de beplanting slechts<br />
beperkt zicht is op de woonboten. De haven van Coers is relatief klein en<br />
vormt een ruimtelijke eenheid. De smalle entree vanaf de Rijn en de<br />
volwassen opgaande beplanting op de hoge omwalling zorgen ervoor dat<br />
de haven van Coers geïsoleerd en afgeschermd ligt van zijn omgeving.<br />
Vanuit Stadsblokken evenals vanuit het centrum is de haven niet<br />
zichtbaar. Louter vanaf de Nelson Mandelabrug is een woonboot<br />
zichtbaar. De haven heeft, onder andere door de bijgebouwen en<br />
erfafscheidingen op de omwalling, een privaat karakter. In de haven liggen<br />
geen woonschepen, alleen woonvaartuigen en woonarken. Ze hebben<br />
overwegend 1 woonlaag boven het water. Daar staat tegenover dat in de<br />
Afweging<br />
De haven is nauwelijks zichtbaar vanuit de directe omgeving. Om te voorkomen dat<br />
de haven zich nog verder afzondert van zijn context zijn nieuwe bijgebouwen en<br />
erfafscheidingen niet toegestaan. Samen met de hoge opgaande beplanting<br />
vormen woonarken met 2 woonlagen op zichzelf geen negatieve invloed op de<br />
context van de haven. De haven heeft echter een te geringe maat om woonarken<br />
van 2 lagen te kunnen absorberen en verkleint zijn intimiteit . Indien de eigenaren<br />
11
van meerdere woonarken een 2 e woonlaag bouwen zal de haven van<br />
Coers vol raken, een benauwend gevoel krijgen en de privacy verdwijnen.<br />
Door de hoge omwalling is het mogelijk om vanaf de oever over de<br />
woonboten met 2 lagen heen te kijken naar de overzijde. Het water is dan<br />
echter niet meer zichtbaar. De potentie als ontwikkelingslocatie vraagt<br />
terughoudendheid ten aanzien van het volume van de woonboten. Indien<br />
bij de herinrichting van de omgeving de opgaande beplanting wordt<br />
gerooid of uitgedund zal het zicht op de haven vanuit de omgeving sterk<br />
toenemen. In dat geval zijn woonarken van 2 lagen niet wenselijk.<br />
Richtlijn<br />
Voor deze locatie is 3,5 meter boven de waterspiegel aanvaardbaar om<br />
zodoende de intimiteit en privacy te behouden. Nieuwe bijgebouwen en<br />
erfafscheidingen zijn niet toegestaan om het verder dichtslibben van de<br />
oever te voorkomen.<br />
6.3. De Praets<br />
Beschrijving<br />
Ten westen van de Nelson Mandelabrug aan de zuidoever bevinden zich<br />
tegenover de kern ‘De Praets’ een woonark, een woonvaartuig en een<br />
aanlegplaats van een rederijschip. Het zicht op de rivier blijft gehandhaafd<br />
doordat beide woonboten maar 1 laag hebben. Daarnaast liggen beide<br />
woonboten ver uit elkaar en groeien ter plekke van beide boten struiken en<br />
bomen op de oever. De woonboten zijn zichtbaar vanaf <strong>Arnhem</strong>-Noord,<br />
maar vallen niet op door hun geringe hoogte en de schaal van de Nelson<br />
Mandelabrug. Daarnaast ligt het maaiveldniveau van de kern ‘De Praets’<br />
hoger dan de nokhoogte van de woonboten. De oever is nog vrij van<br />
bijgebouwen en erfafscheidingen waardoor de ecologische functie van de<br />
oever overheerst en aansluit op het karakter van Meinerswijk.<br />
Afweging<br />
Vanaf de kern ‘De Praets’ bepaald een prachtig uitzicht richting <strong>Arnhem</strong>-Noord het<br />
beeld. Ook vanaf de noordzijde is er een prachtig uitzicht op Meinerswijk. De<br />
huidige woonboten van 1 laag hebben geen negatief effect op dat beeld. Dat dient<br />
ook in de toekomst zo te blijven. Indien hier 2 lagen zouden worden toegestaan<br />
zou een deel van het zicht op de kern ‘De Praets’ wegvallen. Vooral op het moment<br />
dat tevens het rederijschip is aangemeerd zou een gesloten wand van 2 lagen<br />
ontstaan die het zicht op Meinerswijk ontneemt. Woonboten met 1 laag sluiten<br />
beter aan op het flauwe en groene talud van de oever. Daarnaast kunnen in de<br />
toekomst op deze plek veranderingen plaatsvinden in het kader van Ruimte voor<br />
de Rivier en de komst van een stadspark. De beoogde ontwikkelingen kunnen<br />
woonboten in 2 lagen niet verdragen. Ook bijgebouwen en erfafscheidingen<br />
passen niet binnen de beoogde toekomstige inrichting en functie van het gebied.<br />
12
Richtlijn<br />
Op deze locatie zijn uitbreidingsmogelijkheden in de hoogte niet<br />
aanvaardbaar. Een goothoogte van maximaal 3,5 meter is passend. Door<br />
de geringe diepte en de ligging in de vaargeul kunnen de woonboten niet<br />
in de diepte uitbreiden. Ook bijgebouwen en erfafscheidingen zijn niet<br />
toegestaan.<br />
6.4. Boterdijk<br />
Beschrijving<br />
De 5 woonboten liggen verdiept en verscholen achter opgaande<br />
beplanting en forse bomen. De woonboten maken ondanks hun ligging<br />
nabij het centrum van <strong>Arnhem</strong> geen onderdeel uit van het stedelijk<br />
weefsel. De woonboten liggen in een rij evenwijdig aan de stroom- en<br />
vaargeul van de Rijn. Naast diverse typen woonboten liggen hier tevens<br />
enkele bedrijfsschepen. De woonboten en bedrijfsschepen variëren van 1<br />
tot 2 bouwlagen. Enkele woonboten zijn opgebouwd uit 2 lagen waarvan<br />
de onderste bouwlaag deels beneden de waterspiegel ligt. Vanaf het water<br />
is er een zeer rommelig beeld ontstaan door de diversiteit aan hoogtes,<br />
kleuren, dakvormen en materialen. De wal varieert van de stedelijke<br />
Rijnkade, een steil grastalud tot plaatsen waar de oever flauwer is. Op<br />
slechts enkele plekken zijn doorzichten naar de rivier. Op die plekker geeft<br />
dit een erg fraai beeld. De oever is grotendeels in gebruik als tuin en biedt<br />
plaats aan bijgebouwen. Vooral aan de oostzijde bij de overgang van de<br />
Rijnkade naar het grastalud zijn de tuinen afgeschermd met hagen en<br />
bijgebouwen en blokkeren zij een gewenst zicht op de Rijn.<br />
Afweging<br />
De woonboten aan de Boterdijk liggen aan de rand van het centrum van <strong>Arnhem</strong>.<br />
De woonboten liggen tegen elkaar aan evenwijdig aan de oever. Hierdoor is er in<br />
de huidige situatie tussen de woonboten door nauwelijks zicht meer op de oever.<br />
Indien de woonboten een volledige 2 e laag zouden realiseren dan zou het zicht<br />
vanaf het water op de oever in zijn geheel verdwijnen. Ook vanaf de oever zou met<br />
2 volledige lagen het zicht op de Rijn en Meinerswijk in zijn geheel ontnomen<br />
worden. De omgeving zal daarnaast sterk gaan veranderen als het project<br />
Rijnboog wordt gerealiseerd. De woonboten komen dan als het ware aan de voet<br />
van de geprojecteerde bebouwing te liggen en ook de openbare ruimte krijgt een<br />
flinke impuls. Het gebied wordt onderdeel van het centrumgebied met een<br />
hoogwaardig openbaar karakter. Hoge woonboten passen niet in dit<br />
toekomstbeeld. Ook nieuwe bijgebouwen en erfafscheidingen moeten niet worden<br />
13
toegelaten aangezien deze in de toekomst een barrière gaan vormen<br />
tussen het nieuwe openbare stedelijke maaiveld en de Rijn.<br />
Richtlijn<br />
Om het zicht vanaf de oever op het water en Meinerswijk te behouden is<br />
voor deze locatie een goothoogte van maximaal 3,5 meter aanvaardbaar.<br />
In verband hiermee zijn nieuwe bijgebouwen en erfafscheidingen<br />
eveneens niet toegestaan.<br />
6.5. Onderlangs<br />
Beschrijving<br />
In de locatie Onderlangs bevinden zich circa 31 woonarken en<br />
woonvaartuigen. In een lange rij liggen de woonboten evenwijdig aan de<br />
Rijn. De Rijn vormt hier een sterke scheidingslijn tussen het<br />
uiterwaardenlandschap van Meinerswijk en de stuwwal. Vanuit het<br />
uiterwaardenpark Meinerswijk, en vanaf het water gezien, zijn de<br />
woonboten die uit 2 lagen bestaan en achter de kribben liggen bescheiden<br />
zichtbaar. Deze woonboten zijn niet prominent aanwezig en vormen geen<br />
verstoring ten opzichte van de forse beplanting op de stuwwal. De<br />
woonboten hebben overwegend meerdere verdiepingen en zijn soms zelfs<br />
in baksteen uitgevoerd. De woonboten worden tegen golfslag beschermd<br />
door kribben, die begroeid zijn met gras en struiken. Doordat de stuwwal<br />
hier de rivier raakt is het hoogteverschil tussen het water en de<br />
doorgaande weg groot. De ontsluitingsweg voor de woonboten ligt 2 meter<br />
lager dan de doorgaande weg op het niveau van de tuinen. Hier schermen<br />
hoge hagen en erfafscheidingen de ontsluitingsweg af van de tuinen met<br />
bijgebouwen. Vooral de hoge hagen en de bijgebouwen ontnemen het<br />
zicht op de Rijn en Meinerswijk vanaf de ontsluitingsweg. De steile oevers<br />
zijn in gebruik als tuin en erf. De oevers zijn niet bereikbaar en het<br />
historische jaagpad langs het water is verdwenen.<br />
Afweging<br />
De context van deze woonbotenligplaats wordt gevormd door de beplanting van de<br />
stuwwal en de kribben. De bestaande woonboten van 2 lagen die niet achter<br />
kribben liggen zijn slechts zichtbaar op enkele plekken waar men loodrecht op de<br />
oever kijkt. Vanaf alle overige plekken liggen, visueel gezien, alle woonboten<br />
achter de kribben zodat zij niet prominent in beeld zijn. Het is zodoende logisch om<br />
toekomstige uitbreidingen met een 2 e laag over de gehele lengte van Onderlangs<br />
mogelijk te maken. Tussen de kribben en de stuwwal is vanaf het water alleen de<br />
2 e laag zichtbaar, waardoor de impact van deze woonboten op hun omgeving,<br />
vooral ook door de hoge stuwwal, beperkt is. Louter de vorm van deze ligplaats,<br />
maar vooral ook de lengte van Onderlangs, vraagt enigszins om bescheidenheid<br />
om de impact op het beeld van de stad te beperken. Vanaf de ontsluitingsweg zijn<br />
het niet de woonboten van 2 lagen die het zicht op het water en Meinerswijk<br />
ontnemen, maar de bijgebouwen en de hoge hagen. Vanuit dat oogpunt is het dus<br />
14
onnodig om 2 e bouwlaag te verbieden. Het is belangrijker de bebouwing op<br />
de oever te beperken en de hagen dusdanig te snoeien en te onderhouden<br />
zodat de Rijn weer zichtbaar wordt en het contact van de Rijn met de stad<br />
wordt hersteld. In dit gebied zijn er vooralsnog geen toekomstige<br />
ontwikkelingen voorzien. Het wensbeeld van een oever met een meer<br />
openbaar karakter is echter al diverse malen uitgesproken.<br />
schepen hebben geen omrasterde tuinen waardoor het karakter niet privaat is.<br />
Richtlijn<br />
Een maximale goothoogte van 5,5 meter boven het wateroppervlak is<br />
aanvaardbaar voor woonarken aangezien het niet de woonboten van 2<br />
lagen zijn die de interactie tussen de Rijn en de oever belemmeren.<br />
Nieuwe bijgebouwen en erfafscheidingen zijn niet toegestaan in verband<br />
met het verder dichtslibben van de oever.<br />
Voor woonvaartuigen………….<br />
6.6. Defensiehaven<br />
Beschrijving<br />
De Defensiehaven is een verborgen inham nabij het kortsluitstation van de<br />
KEMA. In de Defensiehaven liggen 3 woonschepen, deze zijn aangemeerd<br />
aan de noordoostzijde van de haven. Op de oever staat 1 bouwwerk<br />
(behorend bij een woonschip) en enkele verplaatsbare elementen. De<br />
woonschepen zijn alleen via een smal onverhard bospad te bereiken. Er is<br />
geen relatie met de aanliggende bebouwing. De oeverwal is begroeid met<br />
bos en ruigte en moeilijk toegankelijk. Het gebied is een onderdeel van de<br />
hoofdgroenstructuur en een voormalig onderdeel van de IJssellinie. De<br />
locatie is van ecologische betekenis, voornamelijk voor vogels en<br />
vleermuizen. De aanwezige steilranden en beplanting zijn waardevol. De<br />
haven is vanuit de stad absoluut niet zichtbaar. Louter vanaf de Rijn en<br />
vanuit Meinerswijk is er zicht op de haven en de woonschepen. Doordat de<br />
insteekhaven uit de stuwwal is gegraven zijn de oevers zeer steil. De<br />
Afweging<br />
Het is niet aanvaardbaar authentieke woonschepen uit te breiden. Aangezien hier<br />
louter woonschepen liggen is een 2 e bouwlaag niet aanvaardbaar. Indien in de<br />
toekomst hier woonvaartuigen komen te liggen dient hierop aansluitend een<br />
maximale goothoogte van 3,5 meter te gelden. Dit in verband met het<br />
landschappelijk karakter van de omgeving, het open zicht vanaf het water en de<br />
beperkte omvang van de haven. Woonarken zijn hier niet gewenst aangezien deze<br />
niet aansluiten op de oorspronkelijke functie van de haven.<br />
15
Richtlijn<br />
Vanwege de ligging in de stuwwal, de zichtbaarheid van de haven vanuit<br />
Meinerswijk en vanaf het water is hier een goothoogte van maximaal<br />
3,5 meter toegestaan. Bijgebouwen en erfafscheidingen zijn niet<br />
toegestaan vanwege de landschappelijke waarde van de oever.<br />
6.7. Rosandehaven<br />
Beschrijving<br />
De Rosandehaven is een grote haven met een smalle entree. Aan de<br />
westzijde grenst de haven aan de uiterwaarden van de gemeente Renkum<br />
terwijl het kortsluitstation van de KEMA de haven aan de oostzijde<br />
begrenst. Vanaf de stuwwal leidt een smalle toegangsweg naar de haven.<br />
Vanaf deze toegangsweg zijn het water en de contouren van woonboten<br />
beperkt zichtbaar. Het zuidwestelijke deel van de haven ligt in de<br />
gemeente Renkum. Vanuit de haven is er geen zicht op de Rijn. Afgezien<br />
van het doorzicht bij de toegang is er vanuit de Rijn en omliggende<br />
uiterwaarden nauwelijks zicht op de woonboten in de haven. Ook de<br />
woonboten van 2 lagen zijn niet zichtbaar. Het gebied is onderdeel van de<br />
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en van de hoofdgroenstructuur. De<br />
circa 23 woonboten zijn gevarieerd van maat en beeld. In de haven liggen<br />
vooral woonarken en woonvaartuigen, maar ook enkele authentieke<br />
woonschepen. De arken tellen 1 tot 2 verdiepingen. De plas is diep<br />
waardoor ook een verdieping deels onder het water kan liggen. De oevers<br />
worden gebruikt als erf en tuin. Hier bevinden zich schuren, garages en<br />
opslagplaatsen. Door de vele bijgebouwen, schuttingen, speelelementen<br />
en tuintjes heeft de oever een privaat karakter.<br />
Afweging<br />
Om diverse redenen is het acceptabel om in de Rosandehaven woonarken in<br />
2 lagen toe te staan. De bestaande woonarken van 2 lagen zijn nauwelijks<br />
zichtbaar vanuit het omringende landschap. Daarnaast heeft de haven een<br />
dusdanige maat dat het water en de oever aan de overzijde nog zichtbaar is bij<br />
woonarken van 2 lagen. Tevens ligt de oever hoog boven het waterniveau.<br />
Richtlijn<br />
Rekening houdend met het beleid inzake de EHS kunnen de eigenaren van<br />
woonarken een 2 e laag realiseren. De toegestane goothoogte boven de<br />
waterspiegel bedraagt in de Rosandehaven maximaal 5,5 meter.<br />
16
7. Nawoord<br />
Uiteindelijk zal het beleid ten aanzien van de gewenste hoogtes en<br />
kapvormen voor woonboten en bijgebouwen worden geïmplementeerd in<br />
het bestemmingsplan Rivierzone. Nevenstaande kaart geeft op basis van<br />
deze notitie aan waar welke bouwhoogtes zijn toegestaan voor de<br />
woonboten.<br />
17
Notitie Woonboten<br />
Visie toegestane bebouwingshoogte<br />
18
BEHANDELRESULTAAT<br />
Informatieve vergadering d.d. 1 december 2008<br />
Vaststellen van het bestemmingsplan ‘Rivierzone’<br />
Raadscommissie<br />
VROM<br />
Documentnummer: 2008.0.094.277<br />
Zaaknummer: 2008-09-01056<br />
Portefeuillehouder:<br />
Kreeft<br />
Resultaat van bespreking:<br />
Insprekers<br />
De heer Kütschruiter spreekt in namens de heer Reijers, Westervoortsedijk 29 <strong>Arnhem</strong>.<br />
De heer Blauw spreekt in namens de Landelijke Woonboten Organisatie.<br />
De heer Van Gent, Boterdijk 25 <strong>Arnhem</strong> heeft (mede namens L. Crins) een schriftelijke<br />
inspraakreactie ingediend.<br />
Conclusie<br />
De commissie acht het voorstel niet rijp voor meningsvormende behandeling.<br />
De commissiegriffier,<br />
De voorzitter,<br />
Kersten<br />
Meulensteen<br />
Documentnummer: 2009.0.089.340<br />
Zaaknummer: 2009-10-00551
Raadscommissie gemeente <strong>Arnhem</strong>, Huis der provincie, Markt 11 te <strong>Arnhem</strong><br />
Maandag 1 december 2008: 19.30 uur<br />
Ontwerpbestemmingsplan “Rivierzone”<br />
Inspraakreactie<br />
Geachte commissieleden,<br />
Op 15 oktober 2007 heb ik namens mijn cliënt, de heer A.G.M.H. Reijers, wonende aan de Veerweg<br />
naar Westervoort 29 te <strong>Arnhem</strong>, een zienswijze ingediend op het ontwerpbestemmingsplan<br />
“Rivierzone”.<br />
Naar aanleiding van het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan “Rivierzone” heb ik<br />
overleg gehad met de gemeente <strong>Arnhem</strong>. Er was namelijk onduidelijkheid over de invulling van het<br />
bouwperceel. Deze onduidelijkheid is inmiddels opgelost. Verder was een deel van de zienswijze niet<br />
beantwoord. Dit is alsnog op 3 september 2008 door mevrouw G. Paling van de gemeente <strong>Arnhem</strong><br />
per e-mail gebeurd (bijlage 1).<br />
Onze zienswijze heeft betrekking op de bestemming “Natuur” die aan de gronden gelegen ten zuiden<br />
van de Pleijweg (N325) en de landtong, gelegen ten noorden van de Pleijweg, tussen de Nederrijn en<br />
de Nieuwe Haven, zijn toebedacht. Deze gronden zijn binnen de bestemming “Natuur” volgens het<br />
ontwerpbestemmingsplan “Rivierzone” bestemd voor:<br />
a. het behoud, beheer, herstel of voor ontwikkeling van de op deze gronden<br />
voorkomende landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en<br />
natuurwaarden;<br />
b. agrarische doeleinden;<br />
c. extensief medegebruik;<br />
d. wegen ten behoeve van langzaam verkeer;<br />
e. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;<br />
f. en tevens voor, voorzover als zodanig op de plankaart aangegeven, een laad- en<br />
losplaats voor schepen, een scheepsreparatiebedrijf en een rederij.<br />
Op grond hiervan zouden gronden binnen de bestemming “Natuur” dus voor diverse<br />
doeleinden gebruik kunnen worden. Cliënt heeft hiertegen grote bezwaren. Deze doeleinden<br />
zijn namelijk een aanzienlijke een beperking van de agrarische bedrijfsvoering.<br />
In de gemeentelijke reactie van 3 september 2008 schrijft mevrouw Paling, ik citeer: “Binnen<br />
de bestemming “natuur” zijn de gronden bestemd voor onder andere agrarische doeleinden.<br />
Het bedoelde gebied ligt in de Ecologische Hoofd Structuur en in een Vogelrichtlijngebied. Het<br />
leggen van de natuurbestemming op de gronden is daarom een gerechtvaardige keuze.<br />
Daarmee wordt het gebruik van gronden voor agrarische doeleinden niet onmogelijk gemaakt.<br />
Het agrarisch gebruik blijft toegestaan.” einde citaat.<br />
Ten aanzien van de gemeentelijke reactie heb ik de volgende opmerkingen:<br />
- de gemeente miskent de feitelijke situatie. Slechts een klein gedeelte van de gronden<br />
ligt in de Ecologische Hoofd Structuur. Dit kleine gedeelte is aangewezen als<br />
Vogelrichtlijngebied. De keuze voor een bestemming “Natuur” is mijn inziens daarom<br />
niet gerechtvaardigd (bijlage 2 kaarten EHS en Vogelrichtlijngebied);<br />
- uit de toelichting, de voorschriften, economisch onderbouwing of andere plannen blijkt<br />
niet dat de komende planperiode van 10 jaar de bestemming “Natuur” zal worden<br />
gerealiseerd;<br />
- in het plan wordt niet beschreven en op de plankaart wordt niet aangegeven waar<br />
landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en natuurwaarden in<br />
het gebied voorkomen;
- de overige in de bestemming “Natuur” genoemde gebruiks- en/of beleidsdoeleinden<br />
conflicteren met het huidige agrarische gebruik. Dit is in strijd een “goede ruimtelijke<br />
ordening”;<br />
- het huidige feitelijke gebruik van de gronden is en blijft agrarisch;<br />
- in het oude Besluit Ruimtelijke Ordening was bepaald dat voorschriften slechts om<br />
dringende redenen een beperking van het meest doelmatige gebruik mogen inhouden<br />
en geen eisen mogen bevatten ten aanzien van de structuur van agrarische bedrijven.<br />
In het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening is deze bepaling niet opgenomen. Volgens<br />
de wetgever is het voldoen aan deze bepaling verankerd in het begrip “goede<br />
ruimtelijke ordening”. Ik verwijs u hiervoor naar de memorie van toelichting van de<br />
nieuwe Wet ruimtelijke ordening (28916), nr. 3 pagina 21(bijlage 3).<br />
Aan het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan behoort naar bestuursrechtelijke<br />
maatstaven een zorgvuldig onderzoek, een proportionele belangenafweging en een<br />
deugdelijke motivering ten grondslag te liggen. Gelet op het bovenstaande, concludeer ik dat<br />
hieraan niet is voldaan. Immers, zoals aangegeven heeft cliënt de gronden in gebruik voor de<br />
uitoefening van zijn agrarisch bedrijf. Dit zal de komende bestemmingsplanperiode ook zo<br />
blijven. Op basis van een goede ruimtelijke ordening dient daarom aan deze gronden primair<br />
een agrarische bestemming te worden gegeven.<br />
Ik verzoek u daarom de bestemming “Natuur” voor wat betreft de bovengenoemde gronden<br />
om te zetten in de bestemming “Agrarische Doeleinden”.<br />
F.J. Kütschruiter<br />
Bijlage:<br />
- mailbericht van mevrouw G. Paling van 3 september 2008<br />
- kaarten EHS en Vogelrichtlijngebied<br />
- memorie van toelichting van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (28916), nr. 3 pagina 21
LW0 Postbus 8193, J503 RD Utrecht. Tel: 030-2967698 Fax: 030-2817561<br />
Landelijke Woonboten Organisatie<br />
Aan de gemeenteraad van <strong>Arnhem</strong><br />
Postbus 99<br />
6800 AB <strong>Arnhem</strong><br />
datum<br />
onderwerp<br />
kenmerk<br />
uw kenmerk<br />
co~.ri*mEA->i<br />
___C_<br />
: 14 oktober 2007<br />
: zienswijze woonbotenbestemmingen.<br />
: LARNO03-zienslwo<br />
: Ontwerp bestemmingsplan Rivierzone<br />
mls Vertrouwen<br />
Westerd~k&+ .". *<br />
. .<br />
I-?<br />
B<br />
, Postbus 1607sn 94<br />
1001 EB AMSTERDAM<br />
Tel.: 020-6238335<br />
Geachte raad,<br />
1) Kleine voorgeschiedenis.<br />
In 1999 opende uw bestuur het toen nieuwe woonbotenbeleid met een aanschrijving<br />
bestuursdwang voor een woonboot en gezien in de Defensiehaven. De bezwaarschriften<br />
commissie adviseerde en het bestuursdwang besluit bleek niet conform de APV regeling en<br />
beleidsbeslissingen van de gemeente. Daarna ontstond gedoe wakbij opviel dat de sector<br />
Ruimtelijke Ordening niet blaakte van enthousiasme om de in de gemeente niet illegaal<br />
aanwezige woonboten een gelijkwaardig met wonen aan de wal bestemde plek te gunnen.<br />
In discussie werden gebracht notitie woonschepen van uw raadscommissie en werd een motie<br />
over dat onderwerp aangenomen .in 2003. Daarna verscheen er een R.O. notitie<br />
"Woonschepen, uitwerking kaders en onderbouwing locaties". Dit stuk gaf wederom<br />
aanleiding tot discussie omdat de criteria vragen opwierpen. De dienst Ruimtelijke Ordening<br />
bleef onduidelijke criteria gebruiken. Parallel daaraan begon de besluitvorming in het kader<br />
van de APV vergunningverlening het overleg tussen bewoners en bestuur zich in de richting<br />
van volledige acceptatie van het wonen op het water te bewegen. Voortschrijdend inzicht<br />
leidde ertoe dat alle woonboten in het <strong>Arnhem</strong>se water van een vergunning werden voorzien<br />
op hun huidige ingenomen locatie.<br />
Uit het ontwerp bestemmingsplan blijkt dat deze volledige acceptatie nog geen verandering<br />
heeft gebracht in het Ruimtelijke Ordening circuit en leidde tot een niet volledige bestemming<br />
van de vergunde woonboten op hun vergunde locatie.<br />
2) Uitgangspunten.<br />
Gezien de uitgangspunten van het bestemmingsplan verwoord in punt 1.4. ~ an~ak:<br />
. .<br />
"Dit bestemmingsplan heeft een gedetailleerd en conserverend karakter".<br />
en het vermeldde onder punt 4.3. Overige functies, sub 1
"Wij vinden het noodzakelijk dat voor wonen op het water zoveel mogelijk dezelfde<br />
rechten en plichten gelden als voor wonen op de wal<br />
is het geen blijk van goede ruimtelijke ordening om een aantal van de bestaande legale en<br />
onderhand vergunde woonboten niet te bestemmen op hun huidige locatie.<br />
3) Geen ruimtelijke onderbouwing.<br />
In het bestemmingsplan is geen ruimtelijke onderbouwing te vinden.waarom dit zo wordt<br />
gedaan. Een simpele verwijzing naar eerdere in discussie gebrachte stukken voldoet niet. Des<br />
te meer niet omdat een aantal locaties daar genoemd blijkbaar ruimtelijk zijn omgekat van<br />
niet te bestemmen naar wel te bestemmen.<br />
Daarbij moet ook worden opgemerkt dat die locaties waar wel legale, vergunde, woonboten<br />
liggen de bestemming water kennen. Daar passen woonboten uitstekend in. Andere<br />
bestemmingen zijn niet voorzien in de komende 10 jaar, de geldigheidsduur van dit plan.<br />
Daarmee is het niet begrijpelijk dat er een aantal locaties worden uitgesloten van bestemming<br />
woonboten ligplaatsen wegens Niet Wenselijkheid van deze locaties. Er wordt behoudens<br />
water immers de komende l0 jaar ook niets anders gewenst. Dat er misschien na die l0 jaar<br />
iets anders gewenst gaat worden is niet relevant bij de vaststelling van dit plan. Deze<br />
mogelijkheid tot nieuwe wenselijkheid bestaat immers voor alle vastgesteld hcties in het<br />
plan en een voorschot daarop voor alleen een aantal woonboten wordt ruimtelijk door niets<br />
gerechtvaardigd noch voorzien van enige deugdelijke motivatie op dat punt.<br />
4) Woonboten liggen niet in de weg aan andere bestemmingen.<br />
Van belang is ook dat wordt vastgesteld dat het plan beheersmatig van aard is en dat er geen<br />
financiële paragraaf nodig is ( achterwege kan worden gelaten. Hoofdstuk 8) Op de plaatsen<br />
waar water is bestemd en geen woonboten valt niets uitvoerbaars te verwachten dat het niet<br />
bestemmen tot woonbotenligplaats zou kunnen rechtvaardigen.<br />
Het is ook strijdig met het conserverende uitgangspunt dat ook dient te worden toegepast op<br />
de bestaande woonboten ligplaats situatie. Evenmin als op de wel bestemde locaties is er<br />
enige strijdigheid met andere belangen en/of regelgeving of bestemmingen te bespeuren die<br />
rechtvaardigen dat deze woonboten eigenlijk onder het overgangsrecht worden gebracht<br />
5) Maatvoering<br />
Art 2.2. van Hoofdstuk 3 geefl maatvoering aan. Het conserverende karakter van het plan<br />
wordt ook hier aangetast. Immers de maximale maatvoering brengt ook op bestemde locaties<br />
een deel van een aantal bestaande woonboten onder het overgangsrecht en sluit bepaalde<br />
scheepstypen, zonder enige motivatie uit. Spitsen en Friese maatkasten bijvoorbeeld. Ook het<br />
niet naast elkaar mogen liggen van woonschepen wordt niet gemotiveerd. Dat kan bij<br />
voormalige vrachtschepen uitstekend.<br />
Nu er wordt gesteld dat zoveel mogelijk gelijkheid in rechten en plichten dient te worden<br />
nagestreefd maar dat, gelet op de specifieke woonvorm voor wonen op het water wel nodig is<br />
om enkele bijzondere regels vast te leggen valt niet in te zien dat er wordt gelet op specifiek<br />
woonboten gedrag en situaties. Dat geldt in het bijzonder voor de toepassing van de uit de<br />
bouwverordeningsystematiek volgende 10 % regeling bij uitbreiding Scheepsiypes zijn<br />
bepalend voor maatvoering en verspringen niet per 10 %. Tjalken van 20 meter verspringen
naar klippers van 30 meter en spitsen van 39 meter. Niks geen 10 % afzaagplank van de<br />
Gamma, in bouwkringen bekend, om te kunnen vervangen binnen of buiten het scheepstype.<br />
Ligplaatsruimte dient bepalend te zijn voor vervangen of uitbreiden. In een ligplaats gat van<br />
28 meter past nimmer een 30 meter klipper, ook niet na een gewonnen procdure voor het<br />
Luxemburgse Hof van Justitie. Angst daarvoor is overbodig.<br />
6) Hoofstuk I inleidende bepalingen pagina 87<br />
Art l, sub 23<br />
Art 1.2, sub 7<br />
sub 8<br />
sub 9<br />
De definitie van woonschip wijkt af van de wettelijke definitie in de<br />
Huisvestingswet (HvW nieuw) Wet op de Woonschepen 19 18 (WW 1918<br />
oud).<br />
Stuurhuizen dienen te worden uitgezonderd.<br />
Waarom de breedte wordt gemeten over de kortste zijde van een woonschip<br />
is onduidelijk. Wel is prettig dat vlaggenmasten bij het meten van de<br />
breedte worden uitgezonderd. Dat scheelt een hoop.<br />
onbegrijpelijk wegens gebrek aan scheepstermen.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Art 2.2. sub 1 Er dient te worden opgenomen dat onder het toegestane gebruik als<br />
scheepvaart weg begrepen wordt "bijbehorende recreatie vaartuigen en<br />
noodzakelijke bij boten.<br />
sub 2,d Waarom geen uitzondering mogelijk vanwege scheepsverbijzondering.<br />
sub 5 De omschrijving praktijkruimte geeR onvoldoende ruimte om te kunnen<br />
bepalen wat wel en wat niet is toegestaan. Is een kantoor of een edelsmid<br />
ook een praktijk. Waarom mag alleen een huisarts te water volgens dit<br />
beperkte spraakgebruik.<br />
Art 2.3.3 sub b Het vragen van een positief advies aan Rijkswaterstaat Oost Nederland met<br />
betrekking tot het toepassen van de beleidslijn Grote Rivieren heeft tot<br />
consequentie dat, gezien hun beleid dat Woonboten niet watergebonden zijn<br />
en dus niet nieuw kunnen worden toegelaten dat alleen advies kan worden<br />
gevraagd over woonboten die op de wal staan. In dat kader is RWS<br />
regelgeving, conform de bouwverordening systematiek van max 10 %<br />
uitbreiding van een wel drijvend woonschip, ondanks niet watergebondenheid<br />
(die dingen drijven echter tegen de klippen op, ondanks geniale RWS<br />
regels) een bron van toekomstige gekte en ellende.<br />
Art 3.3. sub 1 De 10 % regels niet van toepassing verklaren op woonschepen wegens<br />
gekte in de uitvoering.<br />
Art 3.5 De beperking tot 150 m2 en de rest onder overgangsrecht is geen goede<br />
ruimtelijke ardening. Het houdt in een strijdigheid met het conserverende<br />
karakter van het plan en stelt een verkleinings eis in ten opzichte van het<br />
bestaande.<br />
Conclusie:<br />
Een aantal legale woonboten enlof delen daarvan worden onterecht niet bestemd en dat is<br />
gezien het karakter van het plan strijdig met een goede ruimtelijke ordening. Er wordt
onvoldoende rekening gehouden met het scheeps karakter van woonboten. Dat veroorzaakt<br />
zinloze, niet logisch toepasbare regels. De genoemde onzorgvuldigheden moeten worden<br />
gecon-igeerd.<br />
Het onderbrengen van delen van woonboten enlof hun ligplaatsen onder overgangdrecht is<br />
niet acceptabel, nu er geen andere bestemmingen op de door hun ingenomen ruimte bestaan.<br />
Al vooruitlopen op een volgend bestemmingsplan is niet acceptabel en een ernstige beperking<br />
van hun rechtszekerheid, het doel van een bestemmingsplan en van uw uitgangspunt om<br />
water en wal zo veel mogelijk gelijkwaardig te behandelen qua rechten en plichten. Daarbij<br />
hoort een gelijkwaardige goede ruimtelijke ordening ...<br />
l<br />
W33<br />
UtlVVUNUlS<br />
10<br />
ti0<br />
TZ :z0:g0<br />
~E8trLLESc0<br />
TL a l t 0T/Pï<br />
Iaow<br />
llflS3tl<br />
S, UNISVd<br />
tinnasar I L<br />
ar f I nnlua<br />
WVVN 'dN XUJ
Bijlagen : Ruimtelijke onderbouwing betreffende locatie boterdijk van 17 mei 2005<br />
: kopie relevante APV artikelen.<br />
: kopie Motie 12b van 13 oktober 2005<br />
ONDERWERP<br />
Woonschepen, uitwerking kaders en onderbouwing locaties (17-05-2005)<br />
PAGINA<br />
20<br />
3.3 OnderlangslBoterdijk<br />
Aan het Onderlangs en de Boterdijk bevinden zich in totaal 43 woonschepen. Aan de zijde<br />
van de binnenstad, langs de Boterdijk, liggen zowel woonarken als woonaken.<br />
De oevers zijn in gebruik als tuin en erf. De tuinen (de oevers) worden voor het grootste deel<br />
aan het oog onttrokken door een hoge haag. Hierdoor wordt vanaf het Onderlangs de rivier<br />
niet echt beleefd. Het zicht vanaf de wal op het aan de overzijde van de rivier liggende natuurgebied<br />
Meinerswijk is beperkt mogelijk. Het zicht vanaf het water op de woonschepen en<br />
de wal met stuwwal is evenwel goed te noemen.<br />
Het water van de Rijn is eigendom van Domeinen; de oevers zijn gedeeltelijk eigendom van<br />
de gemeente.<br />
Onderlangs is op basis van het bestemmingsplan Lombok positief bestemd als ligplaats voor<br />
woonschepen.<br />
Uitbreidingsmogelijkheden Onderlangs<br />
Aan de westkant richting Rijnhotel is nog de fysieke mogelijk voor het plaatsen van één of<br />
twee woonschepen. Beide mogelijke plaatsen liggen buiten de aanwezige krib. Het bestemmingsplan<br />
Lombok kent voor die plaatsen geen bestemming woonschepen. De vraag is of<br />
qua scheepsveiligheid de betreffende locaties veilig te noemen is. Op betreffende locatie is<br />
wel eens een vrachtschip uit zijn roer gelopen. Om de benodigde plaatsen te creëren zal de<br />
oever rechtgetrokken moeten worden. Dit betekent dat de oeverbescherming zal moeten worden<br />
aangepast. Hiervoor is toestemming van Rijkswaterstaat nodig. De bereikbaarheid vanaf<br />
de openbare weg is moeizaam, door de geringe ruimte, aangezien de oprit naar het bedrijfsgedeelte<br />
van het Rijnhotel hier begint.<br />
Overziende het voorgaande voorzien wij geen uitbreidingsmogelijkheden.<br />
Boterdiik<br />
Riiimteliilc aezien vorrnen deze wooiischepen de doorzettinq van het lint van woonschepen<br />
aan hel Onderlaiiqs. De woonboten vorinen daarmee een eenheid.<br />
De boten aan de Boterdiik worden in principe positief qezien als woonschepenlocatie en gassen<br />
s<br />
Uitbreidingsmogelijkheden Boterdijk<br />
Er is geen ruimte om meer woonschepen aan de Boterdijk te leggen.<br />
Conclusie<br />
Het gedeelte van het openbare water Onderlangs voor wat betreft de aanwezige ligplaatsen<br />
aanwijzen als woonschipligplaats.<br />
Het gedeelte van het openbare water Boterdijk tot aan handelskade (Rijnkade): aanwijzen.
Artikel 5.3a.4 Ligplaatsvergunning<br />
l. Het is verboden zonder vergunning van het college een ligplaats in te nemen of te hebben op<br />
de op grond van artikel 5.3a.2 aangewezen plaatsen.<br />
2. De in het eerste lid bedoelde ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van<br />
het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende<br />
voorzieningen en de kenmerken van het woonschip.<br />
3. Het college kan ten aanzien van de bijbehorende voorzieningen nadere regels stellen.<br />
4. Een ligplaatsvergunning kan worden geweigerd indien:<br />
a. voor de ligplaats reeds vergunning is verleend;<br />
c. het woonschip belemmeringen veroorzaakt aan het verkeer te water of te land;<br />
d. het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;<br />
e. het woonschip niet voldoet aan eisen van veiligheid;<br />
f. het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 26 weken na het indienen van de<br />
aanvraag met het woonschip de plaats waarvoor de vergunning is aangevraagd, kan<br />
innemen.<br />
Artikel 5.3a.9 Overgangsrecht<br />
1. De weigeringsgronden als bedoeld in artikel 5.3a.4, vierde lid zijn niet van toepassing op<br />
woonschepen, die ten tijde van het nemen van het in artikel 5.3a.2, eerste lid bedoelde<br />
aanwijzingsbesluit ligplaats innemen in het bij dat besluit aangewezen gedeelte van het<br />
openbare water.<br />
2. A. Het college neemt met betrekking tot de in het eerste iid van dit artikel gennernde situatie<br />
en besluit inhoudende vaststelling van de bestaande situatie.<br />
B. Voor die woonschepen waarvoor het college een besluit neemt als bedoeld in het tweede<br />
lid, onder A van dit artikel, wordt voor die betreffende situatie een vergunning verleend.<br />
Artikel 5.3a.9 Overgangsrecht (toericl~tincg)<br />
Dit artikel beoogt, net als overigens in de huidige APV is geregeld, een overgangssituatie te<br />
creëren voor de in dit artikel genoemde gevallen. Voor de qevallen welke onder deze<br />
overciai~cissitcicitie \lallei?, bestaat aeen vcritleiningseis ten aanzien van een veriicinqend<br />
:~voonccliia. i\lla~?r deze qevallen dienen te\~ens uiel binnen de afiiirtii?qe17 te blijven van het ocide<br />
wooiisclii~~. -dooi' zover (Ieze de rriaximaal toeqestane afmetiriaen overschi-iiden.<br />
MOTIE: WOONSCHEPENBELEID<br />
De Raad van de gemeente <strong>Arnhem</strong>, in begroringsvergadering bijeen<br />
kennis genomen hebbend van<br />
de actuele opvattingen van het College van B&W inzake het woonschepenbeleid in<br />
hhem<br />
constaterend dat<br />
genoemd beleid er op neerkomt dat het merendeel van de ongeveer 150 woonschepen<br />
in .4r11hern "getolereerd" wordt en dat een ander deel - te denken valt aan de ASM-<br />
haven en de Defensiehaven - op goiid van het "Aanwijzincsbesluit voor de locaties<br />
7,-n ~~rnnncch~n~n" nnp steeds moet vrezen voor de toekomst
LW0 Postbus 8192, 3503 RD Utrecht. Tel: 030-2967698 Fax: 030-2817561<br />
Landelijke Woonboten Organisatie<br />
www.lwoorg.nl e-mail: Iwo@lwoorg.nl<br />
Inzake zienswijze en vaststelling BP Rivierzone d.d 1 december 2008 19.30 uur<br />
1) Per brief van 4 oktober 2007 werden een groot aantal opmerkingen gemaakt inzake de<br />
techniek van het al dan niet bestemmen van de aanwezige woonboten in het plangebeid.<br />
Ondanks het feit dat het klaarblijkelijk gaat om een gedetailleerd en conserverend<br />
bestemmen moet worden geconcludeerd dat het wat betreft woonboten een weg<br />
bestemmingsplan is met veelal beperkend overgangsrecht.<br />
De zienswijze omtrent het niet, dus weg, bestemmen van de woonboten in de ASM<br />
haven wordt beantwoord met een verwijzing naar een het kader van de APV genomen<br />
besluit van de gemeenteraad. De oude APV besluiten dienen echter een ander doel dan<br />
het bestemmingsplan, dus hadden in de beantwoording Ruimtelijke Argumenten een rol<br />
moeten spelen.<br />
Gezien de doelstelling van het plan is het niet bestemmen van de aanwezige woonboten<br />
en ze onder het overgangsrecht brengen geen goede ruimtelijke ordening en bovendien<br />
ongemotiveerd.<br />
Ik verzoek u dit te corrigeren als raad.<br />
2) Er werden verder nog l2 zienswijzen ingebracht op de Inleidende bepalingen waarop<br />
niet werd ingegaan in het mij toegezonden zienswijze rapport. Ik zal ze niet nog eens<br />
allemaal noemen, u vindt ze bijgevoegd aan de inspraakreactie ingeleverd bij de griffier<br />
voor het verslag.<br />
Ik verzoek u er goed nota van te nemen en zich te realiseren dat het niet aanpassen van<br />
een en ander zal leiden tot onnodige moeilijkheden voor bootbewoners en gemeente<br />
vanwege het onkundige en niet doordachte karakter ervan. Bijvoorbeeld, de nieuwbouw<br />
huizen norm uit de voor woonboten niet geldende bouwverordening van 10 % vergroten<br />
bij vervanging is op het water bijkans onuitvoerbaar. Vervangende woonschepen hebben<br />
een bestaande geboortemaat waar weinig aan te scharrelen valt, zonder dat ze zinken.<br />
De beschikbare ruimte dient de inpasbaarheid te normeren, niet de bouw verordenings<br />
10 % voor bakstenen. Dat de nieuwe vastgoedmanagers van Rijkswaterstaat dat ook<br />
deden maakt het niet minder erg, integendeel. Het kwadrateert domheid.<br />
Ik verzoek u dit onderdeel er uit te gooien.<br />
3) Geen enkel woonschip is 150 m2. Laat de beschikbare ruimte prevaleren en pas vooral<br />
bij bestaande oude binnenvaartschepen een vast uitzonderingsartikel toe. Voorzien van<br />
een geboortebewijs mag groter, als er ruimte is op de plek.
4) Het onderbrengen van de meer maat buiten de 150 m2 onder het overgangsrecht leidt tot<br />
verkrotting aangezien men zo lang mogelijk wacht om een verrot schip te gaan<br />
vervangen door iets kleiners. Met onderhoud wordt dan al veel eerder gestopt. Iets wat<br />
men niet mag houden onderhoud men niet. Woonschipbewoners zijn wat dat betreft net<br />
walbewoners.<br />
Het spook van de Ruimtelijke Ordening die het woonschepenbeleid de laatste jaren zo<br />
problematisch tot stand deed komen waart in dit plan nog ongemotiveerd rond.<br />
Beste Raadsleden, verdrijf het uit uw en ons midden.<br />
EPBILWO
Bijlagen : Ruimtelijke onderbouwing betreffende locatie boterdijk van 17 mei 2005<br />
: kopie relevante APV artikelen.<br />
: kopie Motie 12b van 13 oktober 2005<br />
ONDERWERP<br />
Woonschepen, uitwerking kaders en onderbouwing locaties (17-05-2005)<br />
PAGINA<br />
20<br />
3.3 OnderlangslBoterdijk<br />
Aan het Onderlangs en de Boterdijk bevinden zich in totaal 43 woonschepen. Aan de zijde<br />
van de binnenstad, langs de Boterdijk, liggen zowel woonarken als woonaken.<br />
De oevers zijn in gebruik als tuin en erf. De tuinen (de oevers) worden voor het grootste deel<br />
aan het oog onttrokken door een hoge haag. Hierdoor wordt vanaf het Onderlangs de rivier<br />
niet echt beleefd. Het zicht vanaf de wal op het aan de overzijde van de rivier liggende natuurgebied<br />
Meinerswijk is beperkt mogelijk. Het zicht vanaf het water op de woonschepen en<br />
de wal met stuwwal is evenwel goed te noemen.<br />
Het water van de Rijn is eigendom van Domeinen; de oevers zijn gedeeltelijk eigendom van<br />
de gemeente.<br />
Onderlangs is op basis van het bestemmingsplan Lombok positief bestemd als ligplaats voor<br />
woonschepen.<br />
Uitbreidingsmogelijkheden Onderlangs<br />
Aan de westkant richting Rijnhotel is nog de fysieke mogelijk voor het plaatsen van één of<br />
twee woonschepen. Beide mogelijke plaatsen liggen buiten de aanwezige krib. Het bestemmingsplan<br />
Lombok kent voor die plaatsen geen bestemming woonschepen. De vraag is of<br />
qua scheepsveiligheid de betreffende locaties veilig te noemen is. Op betreffende locatie is<br />
wel eens een vrachtschip uit zijn roer gelopen. Om de benodigde plaatsen te creëren zal de<br />
oever rechtgetrokken moeten worden. Dit betekent dat de oeverbescherming zal moeten worden<br />
aangepast. Hiervoor is toestemming van Rijkswaterstaat nodig. De bereikbaarheid vanaf<br />
de openbare weg is moeizaam, door de geringe ruimte, aangezien de oprit naar het bedrijfsgedeelte<br />
van het Rijnhotel hier begint.<br />
Overziende het voorgaande voorzien wij geen uitbreidingsmogelijkheden.<br />
Boterdiik<br />
Riiimteliilc aezien vorrnen deze wooiischepen de doorzettinq van het lint van woonschepen<br />
aan hel Onderlaiiqs. De woonboten vorinen daarmee een eenheid.<br />
De boten aan de Boterdiik worden in principe positief qezien als woonschepenlocatie en gassen<br />
s<br />
Uitbreidingsmogelijkheden Boterdijk<br />
Er is geen ruimte om meer woonschepen aan de Boterdijk te leggen.<br />
Conclusie<br />
Het gedeelte van het openbare water Onderlangs voor wat betreft de aanwezige ligplaatsen<br />
aanwijzen als woonschipligplaats.<br />
Het gedeelte van het openbare water Boterdijk tot aan handelskade (Rijnkade): aanwijzen.
Artikel 5.3a.4 Ligplaatsvergunning<br />
l. Het is verboden zonder vergunning van het college een ligplaats in te nemen of te hebben op<br />
de op grond van artikel 5.3a.2 aangewezen plaatsen.<br />
2. De in het eerste lid bedoelde ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van<br />
het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende<br />
voorzieningen en de kenmerken van het woonschip.<br />
3. Het college kan ten aanzien van de bijbehorende voorzieningen nadere regels stellen.<br />
4. Een ligplaatsvergunning kan worden geweigerd indien:<br />
a. voor de ligplaats reeds vergunning is verleend;<br />
c. het woonschip belemmeringen veroorzaakt aan het verkeer te water of te land;<br />
d. het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;<br />
e. het woonschip niet voldoet aan eisen van veiligheid;<br />
f. het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 26 weken na het indienen van de<br />
aanvraag met het woonschip de plaats waarvoor de vergunning is aangevraagd, kan<br />
innemen.<br />
Artikel 5.3a.9 Overgangsrecht<br />
1. De weigeringsgronden als bedoeld in artikel 5.3a.4, vierde lid zijn niet van toepassing op<br />
woonschepen, die ten tijde van het nemen van het in artikel 5.3a.2, eerste lid bedoelde<br />
aanwijzingsbesluit ligplaats innemen in het bij dat besluit aangewezen gedeelte van het<br />
openbare water.<br />
2. A. Het college neemt met betrekking tot de in het eerste iid van dit artikel gennernde situatie<br />
en besluit inhoudende vaststelling van de bestaande situatie.<br />
B. Voor die woonschepen waarvoor het college een besluit neemt als bedoeld in het tweede<br />
lid, onder A van dit artikel, wordt voor die betreffende situatie een vergunning verleend.<br />
Artikel 5.3a.9 Overgangsrecht (toericl~tincg)<br />
Dit artikel beoogt, net als overigens in de huidige APV is geregeld, een overgangssituatie te<br />
creëren voor de in dit artikel genoemde gevallen. Voor de qevallen welke onder deze<br />
overciai~cissitcicitie \lallei?, bestaat aeen vcritleiningseis ten aanzien van een veriicinqend<br />
:~voonccliia. i\lla~?r deze qevallen dienen te\~ens uiel binnen de afiiirtii?qe17 te blijven van het ocide<br />
wooiisclii~~. -dooi' zover (Ieze de rriaximaal toeqestane afmetiriaen overschi-iiden.<br />
MOTIE: WOONSCHEPENBELEID<br />
De Raad van de gemeente <strong>Arnhem</strong>, in begroringsvergadering bijeen<br />
kennis genomen hebbend van<br />
de actuele opvattingen van het College van B&W inzake het woonschepenbeleid in<br />
hhem<br />
constaterend dat<br />
genoemd beleid er op neerkomt dat het merendeel van de ongeveer 150 woonschepen<br />
in .4r11hern "getolereerd" wordt en dat een ander deel - te denken valt aan de ASM-<br />
haven en de Defensiehaven - op goiid van het "Aanwijzincsbesluit voor de locaties<br />
7,-n ~~rnnncch~n~n" nnp steeds moet vrezen voor de toekomst
LW0 Postbus 8192, 3503 RD Utrecht. Tel: 030-2967698 Fax: 030-2817561<br />
Landelijke Woonboten Organisatie<br />
www.lwoorg.nl e-mail: Iwo@lwoorg.nl<br />
Inzake zienswijze en vaststelling BP Rivierzone d.d 1 december 2008 19.30 uur<br />
1) Per brief van 4 oktober 2007 werden een groot aantal opmerkingen gemaakt inzake de<br />
techniek van het al dan niet bestemmen van de aanwezige woonboten in het plangebeid.<br />
Ondanks het feit dat het klaarblijkelijk gaat om een gedetailleerd en conserverend<br />
bestemmen moet worden geconcludeerd dat het wat betreft woonboten een weg<br />
bestemmingsplan is met veelal beperkend overgangsrecht.<br />
De zienswijze omtrent het niet, dus weg, bestemmen van de woonboten in de ASM<br />
haven wordt beantwoord met een verwijzing naar een het kader van de APV genomen<br />
besluit van de gemeenteraad. De oude APV besluiten dienen echter een ander doel dan<br />
het bestemmingsplan, dus hadden in de beantwoording Ruimtelijke Argumenten een rol<br />
moeten spelen.<br />
Gezien de doelstelling van het plan is het niet bestemmen van de aanwezige woonboten<br />
en ze onder het overgangsrecht brengen geen goede ruimtelijke ordening en bovendien<br />
ongemotiveerd.<br />
Ik verzoek u dit te corrigeren als raad.<br />
2) Er werden verder nog l2 zienswijzen ingebracht op de Inleidende bepalingen waarop<br />
niet werd ingegaan in het mij toegezonden zienswijze rapport. Ik zal ze niet nog eens<br />
allemaal noemen, u vindt ze bijgevoegd aan de inspraakreactie ingeleverd bij de griffier<br />
voor het verslag.<br />
Ik verzoek u er goed nota van te nemen en zich te realiseren dat het niet aanpassen van<br />
een en ander zal leiden tot onnodige moeilijkheden voor bootbewoners en gemeente<br />
vanwege het onkundige en niet doordachte karakter ervan. Bijvoorbeeld, de nieuwbouw<br />
huizen norm uit de voor woonboten niet geldende bouwverordening van 10 % vergroten<br />
bij vervanging is op het water bijkans onuitvoerbaar. Vervangende woonschepen hebben<br />
een bestaande geboortemaat waar weinig aan te scharrelen valt, zonder dat ze zinken.<br />
De beschikbare ruimte dient de inpasbaarheid te normeren, niet de bouw verordenings<br />
10 % voor bakstenen. Dat de nieuwe vastgoedmanagers van Rijkswaterstaat dat ook<br />
deden maakt het niet minder erg, integendeel. Het kwadrateert domheid.<br />
Ik verzoek u dit onderdeel er uit te gooien.<br />
3) Geen enkel woonschip is 150 m2. Laat de beschikbare ruimte prevaleren en pas vooral<br />
bij bestaande oude binnenvaartschepen een vast uitzonderingsartikel toe. Voorzien van<br />
een geboortebewijs mag groter, als er ruimte is op de plek.
4) Het onderbrengen van de meer maat buiten de 150 m2 onder het overgangsrecht leidt tot<br />
verkrotting aangezien men zo lang mogelijk wacht om een verrot schip te gaan<br />
vervangen door iets kleiners. Met onderhoud wordt dan al veel eerder gestopt. Iets wat<br />
men niet mag houden onderhoud men niet. Woonschipbewoners zijn wat dat betreft net<br />
walbewoners.<br />
Het spook van de Ruimtelijke Ordening die het woonschepenbeleid de laatste jaren zo<br />
problematisch tot stand deed komen waart in dit plan nog ongemotiveerd rond.<br />
Beste Raadsleden, verdrijf het uit uw en ons midden.<br />
EPBILWO
Schriftelijke inspraakreactie op bestemmingsplan<br />
Rivierzone<br />
Van L. Crins en M. van Gent<br />
Boterdijk 25
Aan:<br />
De gemeente <strong>Arnhem</strong><br />
commissie VROM<br />
Hierbij maken wij bezwaar tegen het raadsvoorstel betreffende het bestemmingsplan rivierzone.<br />
betreffende de woonboot locatie Boterdijk.<br />
Aan het Onderlangs en de Boterdijk liggen vanaf het het Rijnhotel tot aan de Rijnkade een lint van 39<br />
schepen waarvan de laatste 6 aan de Boterdijk<br />
Ons woonschip aan de Boterdijk ligt op een van de locaties binnen het APV zoals aangegeven op de<br />
begeleidende ligplaatsenkaart en hebben een ligplaatsvergunning in het kader van dit zelfde APV.<br />
Ook beschikken de schepen hier over de vereiste WBR vergunningen en is de locatie opgenomen op<br />
de ligplaatsenkaart van Rijkswaterstaat.<br />
Deze beide ligplaatsvergunningen gelden voor onbepaalde tijd en zijn overdraagbaar op de<br />
rechtverkrijgende.<br />
Onze locatie word nu ook positief bestemd in het bestemmingsplan rivierzone<br />
Ook zijn er gedeeltes van de oever opgenomen in dit bestemmingsplan voor het gebruik als tuin met<br />
daarop toegestaan een berging.<br />
Voor deze stukken grond met de bergingen zijn inmiddels huurcontracten voor onbepaalde tijd<br />
afgesloten met de gemeente.<br />
In de eerder genoemde ligplaatsvergunningen en huurcontracten zijn de huidige maten van de<br />
woonschepen en de bergingen opgenomen inclusief de huidige hoogtematen.<br />
Tot zover niets aan de hand<br />
Maar er gaat nu een hoogterestrictie gelden binnen het bestemmingsplan voor de Boterdijk<br />
Schepen die hier liggen mogen niet hoger zijn dan 4 meter zij worden hiermee vrijwel allemaal onder<br />
het overgangsrecht geplaatst.<br />
Op basis van een ruimtelijk rapport wordt het een en ander gemotiveerd.<br />
Dit betekent dus in principe dat met dit bestemmingsplan de gemeente 5 van de 6 huidige woningen<br />
binnen 10 jaar wil wegsaneren en tot die tijd onder het overgangsrecht laat vallen.<br />
De hoofdregel van een nieuw bestemmingsplan is immers dat bestaand gebruik positief bestemd<br />
moet worden tenzij er zicht is op het kunnen veranderen naar de gewenste situatie binnen de<br />
maximale planperiode van 10 jaar.<br />
Het bestemmingsplan moet expliciet voorzien in het gebruik.<br />
Dit is niet zo en dus in strijd met de aan ons verleende publiekrechtelijke ligplaatsvergunning en het<br />
conserverende karakter van dit bestemmingsplan en motie 12 b van 13 oktober 2003.<br />
Waarbij vastgesteld werd dat alle huidige woonschepen verzekerd zouden zijn van een ligplaats in de<br />
toekomst(zie bijlage)<br />
Aan de ene kant krijgen wij vergunning voor onbepaalde tijd voor het huidige gebruik van ons<br />
woonschep en aan de andere kant word dezelfde situatie onder het overgangsrecht geplaatst<br />
En zijn wij dus niet verzekerd van een ligplaats in de toekomst.<br />
Dit kan natuurlijk niet wij zouden graag zien dat deze tegenstrijdigheid teniet gedaan wordt.<br />
Wij vinden het ook zeer vreemd dat het bestemmingsplan hier dan ook niet op aansluit.
TOELICHTING<br />
In het beleidstuk woonschepenbeleid van juni 2005 welke als grondslag diende voor het beleid ten<br />
aanzien van het wonen op het water,is aangegeven dat alle schepen op aangewezen plaatsen<br />
worden vergunt in het kader van het APV en deze aangewezen locaties zouden dan aansluitend<br />
worden opgenomen in het bestemmingsplan rivierzone.<br />
Per locatie zouden onder andere maximale hoogtes worden opgenomen in dit bestemmingsplan<br />
De situaties die hiervan afweken zouden bevroren worden via het overgangsrecht van het<br />
bestemmingsplan wij gingen er vanuit dat de intentie was dat de schepen konden blijven liggen tot in<br />
lengte van dagen zoals afgesproken.<br />
Voor de locatie boterdijk gaat het om 5 van de 6 woonschepen.<br />
In tegenstelling tot wat er in de reacties op de inspraak wordt gezegd is er volgens ons geen bepaling<br />
in het bestemmingsplan die garandeert dat het liggen van de huidige woonschepen onbelemmerd<br />
mag worden voortgezet binnen de termijn van dit plan.<br />
In artikel 3.5 wordt bepaald dat woonschepen met afwijkende maten gedeeltelijk mogen worden<br />
verandert of vernieuwt of in zijn geheel mogen worden vervangen als zij tenietgaan door een<br />
calamiteit.<br />
Wij hadden hier in een eerder stadium ook bezwaar tegen gemaakt toen is in de reactie gesteld dat<br />
op basis van artikel 3.5 de schepen wel konden blijven liggen.<br />
Er is in dit bestemmingsplan wel een bepaling opgenomen waarbij gesteld wordt dat bij het gebruik<br />
van gronden dit gebruik niet onder het overgangsrecht kan vallen wanneer dit gebruik gewraakt<br />
wordt(artikel3.6)<br />
juridisch kan dit gebruik door een woonschip zijn een woonschip is geen bouwwerk in de zin van de<br />
wet en de ligplaats onder het woonschip is juridisch gezien de grond van de waterbodem waar het<br />
woonschip gebruik van maakt.<br />
De huidige situatie bevriezen via het overgangsrecht oftewel permanent onder het overgangsrecht is<br />
dus volgens ons niet aan de orde en ten tweede is het overgangsrecht hier ook helemaal niet voor<br />
bedoeld en is het dus ook geen goede ruimtelijke ordening.<br />
Volgens een ruimtelijk rapport zouden er op de locatie boterdijk schepen moeten liggen niet hoger<br />
dan 3,s meter.<br />
In het bestemmingsplan is nu 4 meter aangehouden omdat dit in het verleden altijd de bedoeling<br />
was en men en aan onze gerechtvaardige eisen tot het bouwen van een redelijke woning tegemoet<br />
wilde komen.<br />
Hiermee wordt de suggestie gewekt dat de gemeente dus aan onze wensen tegemoet komt.<br />
Dit is echter schijn de discussie tussen ons en gemeente wat betreft de maximale hoogte duurt al 5<br />
jaar en liep telkens op niets uit 4 meter was en is nooit acceptabel geweest voor ons.<br />
Vanwege technische en praktische problemen hebben wij hier ons altijd tegen verzet.
Het technische probleem is dat er in verband met de beperkte waterdiepte die hier voorhanden is<br />
de woonschepen met twee woonlagen niet op 4 meter gebouwd (hadden) kunnen worden<br />
Minimaal is een nokhoogte van 5 meter en een goothoogte van 4,5 meter nodig.<br />
Ten tijde van de bouw van de huidige schepen tussen de 6 en 15 jaar geleden waren er geen<br />
hoogtebeperkingen.<br />
Er gold alleen een vergunningplicht van Rijkswaterstaat tegen deze vergunningen is door de<br />
gemeente nooit bezwaar aangetekend waardoor iedereen ervan uitging dat dit geen probleem was<br />
De gemeente wist of had kunnen weten wat er gebeurde en hebben verder ook in geen enkele vorm<br />
bezwaar gemaakt.<br />
Nu er een nieuw bestemmingsplan voor ons gebied komt,welke volgens de beschrijving een<br />
conserverend karakter heeft zou je zeggen dat onze situatie nu positief bestemd moet worden<br />
Maar nee het streven is blijkbaar toch dat met dit plan meerdere schepen op termijn moeten<br />
worden vervangen voor een lager en'in woonoppervlakte dus voor de helft kleiner exemplaar wat<br />
neerkomt op een enorme kapitaal vernietiging en dito hypotheek aflossingsproblemen voor de<br />
bestaande woning.<br />
Deze is zonder ligplaats vrijwel onverkoopbaar of maar voor een fractie van de bouwkosten van een<br />
vervangend nieuw woonschip.<br />
Wij raken hierdoor ernstig in de financiële problemen en dit is dar] ook volstrekt onacceptabel voor<br />
ons.<br />
Ter vergelijking een eengezinswoning afbreken en daarna weer een bungalow van de zelfde<br />
oppervlakte terugbouwen is ook geen aanlokkelijk idee.<br />
Dit gegeven hebben wij constant in de discussie gebracht maar is altijd afgewimpeld door de<br />
gemeente als niet belangrijk.<br />
Belangrijker was het om zogenaamd naar de overkant van de rivier te kijken<br />
Dit is met de huidige schepen ook gewoon mogelijk maar hierover later meer.<br />
Zichtlijnen zijn blijkbaar belangrijker dan de belangen van de bewoners volgens het college<br />
Voor de eerste dertig schepen vanaf het Rijnhotel aan Onderlangs/Boterdijk die zijn bestemd geld<br />
wel een maximale nok hoogte van 5,s meter en een goothoogte van 5 meter.<br />
Waarom kan dan bij ons niet de door ons voorgestelde hoogte gelden wat is nu het grote probleem.<br />
Ongetwijfeld zal dan door de wethouder worden gezegd dat dit volgens het ruimtelijk rapport niet<br />
wenselijk is.<br />
Dit staat echter in geen enkele verhouding tot het te dienen ruimtelijke doel van dit<br />
bestemmingsplan.<br />
er zijn gewoon geen " ruimtelijke problemen" wanneer men hier schepen van 5 meter hoog afzet<br />
tegen de omgeving (zie de foto,s)<br />
Wij hebben verderop een foto waarbij twee woonschepen naast elkaar liggen waarbij de rechtse van<br />
ca 4,l m volgens het bestemmingsplan wel zou kunnen en de linkse met hoogte van ca 4,9 m niet.<br />
Wij hebben de indruk dat men graag wil dat er een probleem is.
GEMEENTELIJK BELEID<br />
Onderbouwinq/notitie Woonschepen van iuni 2005<br />
Aan deze notitie wordt gerefereerd als zijnde de juridische basis voor de woonschepen in dit<br />
bestemmingsplan.<br />
Toen het nieuwe beleid voor het wonen op het water werd gepresenteerd is in de ruimtelijke<br />
onderbouwing aangegeven dat de woonschepen aan de boterdijk een natuurlijk lint vormen met de<br />
woonschepen aan het onderlangs en ruimtelijk als een locatie werden gezien en ook binnen het<br />
rijnboog plan paste<br />
Dit is ons destijds ook schriftelijk vanuit de gemeentelijke rijnboog projectleiding bevestigd.<br />
Toen waren de schepen volgens de gemeente ruimtelijk gezien blijkbaar geen enkel probleem.<br />
Onze locatie zou worden aangewezen binnen het APV en later worden opgenomen in dit<br />
bestemmingsplan en voor maximale hoogtes zou per locatie maatwerk worden geleverd<br />
Dit was voor ons een goede basis om hierover verder te praten met de gemeente temeer omdat zij<br />
toen al aangegeven hadden dat de afgemeerde woonschepen zelf in relatie tot de ontwikkelingen<br />
geen belemmering vormde(zie bijlage)<br />
Liq~laatsverqunninqen in het kader van a.p.v.<br />
In het najaar van 2007 is overgegaan tot het verstreken van de ligplaatsvergunningen binnen het<br />
APV.<br />
Een van de belangrijkste discussiepunten hier aan voorafgaand was voor ons wederom dat<br />
bestaande woningen niet weg gesaneerd zouden worden<br />
Uiteindelijk is besloten om vergunningen te verlenen voor alle woonschepen in hun huidige<br />
gedaante met de bedoeling dat er geen verkleiningseis was voor de toekomst<br />
zie de genoemde ligplaatsvergunningen en APV artikelen 5.3al t/m 5.3a9 met de toelichtingen<br />
hierop (blz 90 -94 en 184-188 van de APV)<br />
Dit alles is ook gedaan met de wetenschap dat oudere bestaande schepen niet vervangen zullen<br />
worden als zij te groot zijn wat uiteindelijk verkrotting in de hand kan werken.<br />
Wij zouden graag zien dat dit beleid ook overgenomen wordt in dit bestemmingsplan en dachten ook<br />
dat dit zo afgesproken was met de wethouder en zijn vertegenwoordigers.
Ruimteliik ra~port van iuni 2007 T.B. V. bestemminasplan rivierzone uitaevoerd door bureau kuiper<br />
Er zullen altijd redenen te bedenken zijn waarom iets wel of niet zou moeten en waarom.<br />
Recent nog hebben wij kunnen vernemen dat de bekende stedenbouwkundige de Heer Jo Koenen<br />
het niet eens was met de sloop van de Bartokzaal.<br />
Belangrijk is het om de dingen in het juiste perspectief te plaatsen<br />
Maar goed wat kunnen wij nu van dit rapport leren<br />
Dit rapport zou aantonen dat het goed is om de hoogte op 3,5 meter te houden aan de Boterdijk.<br />
Ook gelet op de ontwikkelingen binnen Rijnboog,<br />
Ook al zou je dit vinden dan moet je dit wel met de juiste feiten motiveren.<br />
Het rapport staat echter vol met aantoonbare onwaarheden.<br />
Er is dan ook geen zinnig touw aan vast te knopen is.<br />
.Het wordt echter wel gebruikt om beleid te motiveren<br />
wij zullen daarom proberen een serieuze reactie te geven.<br />
Een van de belangrijkste pijlers onder het rapport is het volgende.<br />
Er wordt beweerd dat de woonschepen aan de boterdijk het zicht op de rivier en Meinerswijk aan de<br />
overkant volledig ontnemen of zouden ontnemen als zij uit twee woonlagen zouden bestaan en dus<br />
hoger zouden zijn dan 3,5 meter<br />
Dit is natuurlijk op zichzelf zeer verontrustend midden in een stad waar de noordoever verder<br />
volledig volgebouwd staan met allerlei appartementenbl~kken~flats en kantoren en waar op de rivier<br />
nog afgemeerd zijn een opvang voor drugsverslaafden van 12 meter hoog een enorm rederij<br />
kantoorschip midden in de stad van 7 meter hoogtal van cruiseschepen van 6,s meter hoog die in de<br />
zomer in het weekend en in de winter constanten aan de rijnkade liggen over een lengte van 500<br />
meter en aan het onderlangs waar de woonschepen volgens ditzelfde rapport 5,s meter hoog<br />
mogen zijn.<br />
Maar goed laten wij ons beperken tot de 200 meter Boterdijk die hier ergens tussenin geklemd ligt.<br />
Gevolg,volgens het rapport, zou zijn dat vanaf de overkant het zicht door onze woonschepen op<br />
reeds genoemde bebouwing op de oevers en de toekomstige geplande ontwikkelingen in Coehoorn<br />
zuid ook wordt ontnomen en deze ontwikkelingen niet ten goede zouden komen?<br />
Ook al vind iemand dit belangrijk deze veronderstellingen zijn allebei gewoon niet waar.<br />
Het een en ander wordt begeleid door schetsen van woonschepen met een en twee woonlagen<br />
afgezet tegen de omgeving die ook deze suggestie wekken.<br />
Aan de hand hiervan wordt er geconcludeerd dat er hier geen woonschepen zouden moeten liggen<br />
van 3,5 meter of hoger.<br />
De schetsen geven wellicht een situatie weer in de binnenstad van Amsterdam met <strong>Arnhem</strong> met zijn<br />
hoge oevers heeft het allemaal niks van doen.<br />
Ten eerste is het zo dat aan de boterdijk meerdere grote openingen tussen de schepen zijn<br />
Op ons stuk van 200 meter wordt door de schepen in totaal slechts 108 meter ingenomen<br />
Dit geeft uitstekende zichtassen op de rivier wanneer hier wat meer gesnoeid zou worden want onze<br />
woningen zijn minderwaardig hebben wij nu geleerd en moeten vooral niet opvallen dus hebben wij<br />
express wat openingen gelaten zodat de mensen niet te zeer van streek raken.
Opening tussen boterdijk 23 en 25 van ca 30m Opening tussen boterdijk 31 en Onderlangs van 50m<br />
groenvoorziening ?<br />
Ten tweede is het zo dat het overgrote deel(4 van de 6) van de woonschepen aan de boterdijk al<br />
twee woonlagen heeft.<br />
Maar dit zal aan de scherpe waarnemingen van de rapportmak&s wel zijn ontgaan.<br />
Een schip heeft een hoogte van 6,9 m en de andere drie hebben een hoogte van ca 5 meter.<br />
Dan ligt er ook nog een schip met 1 woonlaag die een hoogte heeft van ca 4,3 meter<br />
Vanaf de oever kijkt men over de daken van deze laatste vier woonschepen zelfs gewoon op de rivier<br />
er is dus geen sprake van een belemmering of een ruimtelijke problemen met zichtassen.<br />
en alle schijnbare problemen hebben zichzelf ineens opgelost Hoera!!<br />
Van links naar rechts bij een waterstand van 8/25 NAP<br />
Boterdijk 17 (Witte ark) 5 meter hoog met twee woonlagen<br />
Boterdijk 21 4,9 meter hoog met twee woonlagen<br />
Boterdijk 23 4,2 meter hoog met een woonlaag
BOTERDIJK 25 bij een waterstand van 8,25 NAP<br />
hoogte woonboot 4,85m met gedeeltelijk twee woonlagen de waterstand is hier nog 25 centimeter<br />
boven het gemiddelde.<br />
Het wordt nog mooier vanaf de overkant kijkt men ook gewoon onbelemmerd tegen de<br />
(toekomstige) bebouwing of andere ontwikkelingen aan<br />
Een zeer eenvoudige rekensom leert ons dat de woonschepen in het water liggen bij een gemiddelde<br />
waterstand van t8,OOm NAP en dat de (toekomstige) bebouwing gebouwd is vanaf een hoogte van<br />
14,7m NAP achter de waterkering ter plaatse.<br />
Dit levert dus een verschil op van 6,7m ruim voldoende dus om over de woonschepen heen deze<br />
wonderen te aanschouwen.<br />
(de waterstand van 8 m NAP is ook als referentiepunt gebruikt in het rapport dit is de gemiddelde<br />
waterstand in <strong>Arnhem</strong> 320 dagen per jaar is het lager of gelijk hieraan).<br />
De oever beneden 14,7 m is bestemd als groenvoorziening zoals wij weten is <strong>Arnhem</strong> de groenste<br />
stad van Nederland dus ais er ergens een woonschip voor een stukje groen ligt dan kan <strong>Arnhem</strong> dat<br />
wel hebben.<br />
Wij hadden ook afspraken gemaakt met stadsontwikkeling om deze omgeving,voor zover aan ons<br />
verhuurt verder op te knappen.<br />
Dit hebben wij inmiddels,uiteraard voor eigen rekening zonder subsidie dus,al voor een groot deel<br />
gedaan.<br />
Bergingen zijn vernieuwt en opgeknaptInieuwe bestrating is of wordt aangelegd,boterdijk 17 brengt<br />
momenteel nieuwe buitenbekleding aan enz. enz.
Dit zijn allemaal gewoon eenvoudig aantoonbare zaken.<br />
U heeft alleen maar het rapport te lezen en hierna de foto,s te bekijken om uit te vinden dat de boel<br />
enorm wordt opgeblazen.<br />
Dus zult u zeggen wij hebben hier te maken met een heel vreemd en tendentieus rapport<br />
Maar waarom worden de zaken dan, als daar op gewezen wordIniet zodanig aangepast dat mensen<br />
niet zo zwaar in hun belangen worden aangetast?<br />
dit geldt overigens niet alleen voor de boterdijk maar ook bijvoorbeeld voor de haven van Coers .<br />
In het bestemmingsplan worden wel bergingen op de oever toegestaan met een maximale hoogte<br />
van 3 m en een oppervlakte van 20 m2.<br />
Ja u leest het goed.<br />
Omdat de oevers langs de rivier hoog zijn zullen deze bergingen,met een breedte van 4 a 5 meter<br />
boven de bestaande woonschepen uitsteken.<br />
Wat heeft het dan nog voor zin om voor de woonschepen wel zodanige hoogtebeperkingen te<br />
maken zodat deze vrijwel allemaal net niet binnen het bestemmingsplan vallen.<br />
Voor de 6 schepen aan de boterdijk geldt nu binnen het nieuwe bestemmingsplan een maximale<br />
hoogte van 4 meter.<br />
Dit terwijl voor de overige 31 schepen richting het Rijn hotel aan het onderlangs zoals gezegd een<br />
hoogte van 5,5 meter is toegestaan<br />
Wij dachten dat wij ruimtelijk als een locatie werden gezien(zie bijlage: ruimtelijke onderbouwing uit<br />
2005) waar blijft het rapport uit 2007 nu ?<br />
Ligt er aan het onderlangs niet een architectonisch hoogstandje in de vorm van de kunstacademie en<br />
hebben wij hier niet het park onderlangs etc ?<br />
Conclusie<br />
Er worden allerlei drogredenen aangevoerd en dit zal ook wel doorgaan tijdens de inspraak.<br />
Eigenlijk doet het rapport juridisch niet ter zake ook al is de status ervan discutabel.<br />
Er is aan ons een publiekrechtelijke ligplaatsvergunning verstrekt op basis van de bestaande hoogte<br />
van 4,85m<br />
Het bestemmingsplan moet hier dus ook gewoon in voorzien.<br />
Wij zijn dan ook teleurgesteld in het raadsvoorstel en de reactie op onze zienswijzen op het<br />
(voor)ontwerp.<br />
Wij verzoeken daarom dit raadsvoorstel af te wijzen en het beter te regelen.<br />
Gezien de huidige opstelling en telkens weer terugkerende onwil bij de dienst ruimtelijke ordening<br />
om dit te doen hebben wij hier geen vertrouwen in<br />
Wij hopen op een politieke oplossing of indien nodig een juridische bij de Raad van State en hopen<br />
eigenlijk dat dit gedoe na 7 jaar nu eindelijk eens een keer fatsoenlijk afgesloten kan worden.<br />
Wij verzoeken minimaal om een aanpassing van de maximale nokhoogte naar 5 meter en een<br />
goothoogte van maximaal 4,5 meter(net als in de Rosandepolder)<br />
Hoogachtend,<br />
L.C.J. Crins & M.H.H. van Gent<br />
Boterdijk 25