working paper series - Faculteit Economie en Bedrijfskunde
working paper series - Faculteit Economie en Bedrijfskunde
working paper series - Faculteit Economie en Bedrijfskunde
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
FACULTEIT ECONOMIE<br />
EN BEDRIJFSKUNDE<br />
HOVENIERSBERG 24<br />
B-9000 GENT<br />
Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />
Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />
WORKING PAPER<br />
Rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> in de industriële economie<br />
op de ontwikkeling<strong>en</strong> in de telecommunicatie<br />
Jan Bouckaert 1<br />
August 2001<br />
2001/109<br />
1 Universiteit G<strong>en</strong>t, Sint-Pietersplein 5, B-9000 G<strong>en</strong>t, E-mail : jan.bouckaert@rug.ac.be. met dank aan Eric Van<br />
Heesvelde voor nuttige informatie. Dit artikel is gevoelig verbeterd door de heel waardevolle opmerking<strong>en</strong> van<br />
twee anonieme refer<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s Prof. Bruno De Borger erk<strong>en</strong>telijk.<br />
D/2001/7012/10
Abstract<br />
Deze bijdrage behandelt e<strong>en</strong> aantal rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> over de competitie in de telecommunicatiesector<br />
vanuit industrieel economische hoek. We hecht<strong>en</strong> hierbij veel belang aan het strategisch<br />
prijszettinggedrag van telecomoperator<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> geliberaliseerde context. Het strategisch belang van<br />
interconnectieprijz<strong>en</strong> op de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs toont aan dat e<strong>en</strong> ong<strong>en</strong>uanceerde herregulering nefaste<br />
effect<strong>en</strong> kan hebb<strong>en</strong> op de optimale werking van de industrie. De voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> van het houd<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd of het veil<strong>en</strong> van frequ<strong>en</strong>ties voor mobilofoonlic<strong>en</strong>ties kom<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />
aan bod. We verdedig<strong>en</strong> de stelling dat e<strong>en</strong> op maat gesned<strong>en</strong> veilingsvorm leidt tot de beste<br />
toewijzing van de schaarse frequ<strong>en</strong>ties. T<strong>en</strong>slotte besprek<strong>en</strong> we de organisatie van de universele<br />
di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in e<strong>en</strong> geliberaliseerde context.<br />
1
1 Inleiding<br />
De telecommunicatiesector is één van de meest spraakmak<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong> van de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>. De<br />
hervorming van de regelgeving, de (gedeeltelijke) privatisering van heel wat overheidsbedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
vooral de intrede van concurr<strong>en</strong>tie in deze sector staan hierbij c<strong>en</strong>traal. Deze transformatie staat in<br />
schril contrast met de vroegere situatie: heel wat infrastructuurint<strong>en</strong>sieve industrieën kreg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
natuurlijk monopolie etiket toegewez<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overheid reguleerde zwaar.<br />
Herregulering, privatisering <strong>en</strong> liberalisering staan sedert <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>aan op de Europese,<br />
Amerikaanse <strong>en</strong> Aziatische politieke <strong>en</strong> economische ag<strong>en</strong>da. De telecommunicatiesector behoort tot<br />
de klasse van zog<strong>en</strong>aamde “nutssector<strong>en</strong>” die netwerkkarakteristiek<strong>en</strong> vertoont. In ess<strong>en</strong>tie refereert<br />
de notie “netwerk” aan e<strong>en</strong> verzameling (knoop)punt<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbindingslijn<strong>en</strong> die met elkaar in<br />
verbinding staan om bepaalde strom<strong>en</strong> tot stand te kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Ess<strong>en</strong>tieel hierbij is dat er e<strong>en</strong><br />
connectie kan tot stand gebracht word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> elk paar knooppunt<strong>en</strong> via minst<strong>en</strong>s één<br />
verbindingslijn. Het pad tuss<strong>en</strong> twee knooppunt<strong>en</strong> is hier niet noodzakelijk uniek. Compatibiliteit <strong>en</strong><br />
interconnectie tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de netwerk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bijgevolg organisationeel e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk<br />
efficiëntievoordeel oplever<strong>en</strong> 1 . Historisch is dit één van de red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom beleidsm<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
netwerkindustrieën wild<strong>en</strong> omvorm<strong>en</strong> tot verticaal geïntegreerde monopolies <strong>en</strong> onderwerp<strong>en</strong> aan<br />
regelgeving. Typische netwerksector<strong>en</strong> zijn telecommunicatie, elektriciteit, water, gas,<br />
spoorweg<strong>en</strong>,… Elk van deze netwerk<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> aantal specifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> : b.v. de “flow” van<br />
strom<strong>en</strong> is in elke sector onderhevig aan typische fysische wett<strong>en</strong> <strong>en</strong> eig<strong>en</strong> specifieke beperking<strong>en</strong>.<br />
Als concreet voorbeeld nem<strong>en</strong> we de mogelijkheid tot stockage. Elektriciteit kan vooralsnog niet<br />
gestockeerd word<strong>en</strong>. Opslag van water daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is makkelijk. Deze verschill<strong>en</strong> in fysische<br />
beperking<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong> de structuur van het netwerk aanzi<strong>en</strong>lijk. Daarnaast zijn er heel wat<br />
geme<strong>en</strong>schappelijke aspect<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deze netwerksector<strong>en</strong> : bepaalde segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verton<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> natuurlijk monopolie, terwijl andere segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als “pot<strong>en</strong>tieel competitief” kunn<strong>en</strong><br />
beschouwd word<strong>en</strong>.<br />
De verklaring voor de metamorfose van gereguleerd (overheids)monopolie naar (gedeeltelijk)<br />
geprivatiseerde competitie bestaat grot<strong>en</strong>deels uit twee facett<strong>en</strong>. Enerzijds is de technologie met rasse<br />
schred<strong>en</strong> vooruitgegaan waarbij heel wat elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> natuurlijk monopolie in bepaalde<br />
marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn. Anderzijds is er de bredere cons<strong>en</strong>sus die stelt dat heel wat<br />
gereguleerde (overheids)monopolies afgedaan hebb<strong>en</strong>. Ze leidd<strong>en</strong> immers tot te hoge prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
overmatige kruissubsidiëring van winstgev<strong>en</strong>de naar verlieslat<strong>en</strong>de segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De hoge prijz<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />
1 Zie European Economy (1999).<br />
2
3<br />
o.a. het gevolg van e<strong>en</strong> “cost-plus” contract 1 tuss<strong>en</strong> de gereguleerde (overheids)bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
overheid. E<strong>en</strong> dergelijk contract biedt weinig tot ge<strong>en</strong> prikkels om kost<strong>en</strong>efficiënt te operer<strong>en</strong>. Vanuit<br />
dit perspectief hebb<strong>en</strong> beleidsmakers <strong>en</strong> economist<strong>en</strong> het fal<strong>en</strong> van de overheidsregulering zwaar<br />
onderschat : deregulering, privatisering <strong>en</strong> liberalisering werpt volg<strong>en</strong>s de huidige cons<strong>en</strong>sus betere<br />
resultat<strong>en</strong> af dan gedetailleerde regulatie. De balans lijkt bijgevolg over te slaan in de andere richting :<br />
sommig<strong>en</strong> gaan er van uit dat de voormalige gereguleerde monopolies zull<strong>en</strong> uitgroei<strong>en</strong> tot<br />
competitieve industrieën waarbij deregulatie de regel zal zijn.<br />
Toch zi<strong>en</strong> we dat de transitie van gereguleerd monopolie naar liberalisering gepaard gaat met zware<br />
herregulering. De voormalige monopolies zijn voor hun prijszetting nog steeds onderhevig aan<br />
bepaalde opgelegde regels 2 . Dit artikel heeft als doel om e<strong>en</strong> aantal belangrijke industrieel<br />
economische inzicht<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t effect<strong>en</strong> van competitie in de telecommunicatiesector in kaart te<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De “nieuwe industriële economie” biedt heel wat pot<strong>en</strong>tieel om economisch onderbouwde<br />
antwoord<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> op de vraag of de telecommunicatiesector e<strong>en</strong> aparte regelgeving verdi<strong>en</strong>t dan<br />
sector<strong>en</strong> zoals b.v. de markt voor computers of vrachtvervoer.<br />
De telecommunicatiemarkt is het laatste dec<strong>en</strong>nium opmerkelijk veranderd. Voorhe<strong>en</strong> beperkte de<br />
productvariëteit zich tot telegrafie, zonale, interzonale, internationale telefonie; klant<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />
stiefmoederlijk behandeld <strong>en</strong> gereduceerd tot e<strong>en</strong> “telefoonnummer”. Vandaag zi<strong>en</strong> consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
door de bom<strong>en</strong> het bos niet meer van de beschikbare telefoondi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> : “calling cards”, gratis<br />
nummers, 0900-infokiosk<strong>en</strong>, ISDN-lijn<strong>en</strong>, C<strong>en</strong>trex-di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>, Internet, “Caller-Line-Id<strong>en</strong>tification”,<br />
thuisbankier<strong>en</strong>, video-op-aanvraag, tele- <strong>en</strong> videoconfer<strong>en</strong>tiegesprekk<strong>en</strong>, “data-packaging”, <strong>en</strong>z… En<br />
dit is nog maar het topje van de ijsberg. Technologie heeft het aantal telecomproduct<strong>en</strong> drastisch do<strong>en</strong><br />
to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Daarnaast beïnvloedt de liberalisering het aantal <strong>en</strong> het soort marktparticipant<strong>en</strong> (de<br />
marktstructuur) positief : sector<strong>en</strong> die tot voor kort niet tot het locale telecommunicatielandschap<br />
behoord<strong>en</strong> word<strong>en</strong> plots belangrijke spelers. Uiteraard is de marktstructuur in volle dynamiek.<br />
Software bedrijv<strong>en</strong>, mediaconcerns <strong>en</strong> aanbieders van telecominfrastructuur <strong>en</strong> telecomdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong><br />
vorm<strong>en</strong> strategische partnerschapp<strong>en</strong>, fusioner<strong>en</strong>, of nem<strong>en</strong> elkaar over. De nieuwe spelers kom<strong>en</strong> uit<br />
diverse hoek<strong>en</strong> : kabelmaatschappij<strong>en</strong> word<strong>en</strong> volwaardige concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het gebied van<br />
infrastructuur <strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing; elektriciteitsproduc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, water- <strong>en</strong> spoorwegmaatschappij<strong>en</strong> zijn<br />
duchtige concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> geword<strong>en</strong> in het aanbied<strong>en</strong> van infrastructuur- <strong>en</strong> transportcapaciteit.<br />
1 E<strong>en</strong> “cost-plus” contract vertrekt van de kostprijs van e<strong>en</strong> product <strong>en</strong> voegt daar e<strong>en</strong> marge aan toe zodat het<br />
bedrijf als geheel perfect kost<strong>en</strong>dekk<strong>en</strong>d is (zie Laffont <strong>en</strong> Tirole (1993)).<br />
2 E<strong>en</strong> mooi voorbeeld is de regelgeving van de interconnectieprijz<strong>en</strong> die de dominante operator mag vrag<strong>en</strong> aan<br />
toetreders. Deze prijz<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> “kost<strong>en</strong> georiënteerd” zijn <strong>en</strong> word<strong>en</strong> elk jaar herzi<strong>en</strong> (zie b.v. de docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
op de website van het Belgisch Instituut voor Post- <strong>en</strong> Telecommunicatie (www.bipt.be)).
4<br />
Deze bijdrage conc<strong>en</strong>treert zich op e<strong>en</strong> aantal belangrijke effect<strong>en</strong> van liberalisering op competitie,<br />
regulering, <strong>en</strong> toetreding in <strong>en</strong>kele voorname segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de telecommunicatiemarkt. Enkele<br />
belangrijke rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> uit de industriële economie die van toepassing zijn op de<br />
telecommunicatiesector passer<strong>en</strong> de revue. In deze bijdrage behandel<strong>en</strong> we bijgevolg niet elk aspect<br />
van telecommunicatie <strong>en</strong> bied<strong>en</strong> we ge<strong>en</strong> volledig overzicht van de rec<strong>en</strong>te literatuur over de<br />
telecommunicatiesector 3 . De herstructurering van de sector <strong>en</strong> de converg<strong>en</strong>tie met andere sector<strong>en</strong><br />
zoals de computer- <strong>en</strong> media-industrie kom<strong>en</strong> bijvoorbeeld niet aan bod. Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s behandel<strong>en</strong> we de<br />
industriële organisatie van het Internet niet.<br />
Achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s behandel<strong>en</strong> we de volg<strong>en</strong>de hete hangijzers uit de telecommunicatiesector : deel 2<br />
geeft e<strong>en</strong> modelmatige analyse van strategisch prijszettinggedrag tuss<strong>en</strong> telecomoperator<strong>en</strong>. Deel 3<br />
geeft <strong>en</strong>kele inzicht<strong>en</strong> over het veil<strong>en</strong> van frequ<strong>en</strong>ties in de mobilofonie. Deel 4 bespreekt de optimale<br />
organisatie van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing. Deel 5 sluit af.<br />
2 Netwerk competitie, strategisch prijszettingsgedrag <strong>en</strong><br />
interconnectie tuss<strong>en</strong> telefoonoperator<strong>en</strong>.<br />
De invoering van concurr<strong>en</strong>tie in de telecommunicatiesector gaat gepaard met e<strong>en</strong> aantal ingrijp<strong>en</strong>de<br />
wijziging<strong>en</strong> die nodig zijn om concurr<strong>en</strong>tie effectief te mak<strong>en</strong>. De nieuwe nichetoetreders moet<strong>en</strong><br />
immers toegang krijg<strong>en</strong> tot alle marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die nodig zijn om e<strong>en</strong> bepaalde niche te kunn<strong>en</strong><br />
bespel<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>, bestaande fless<strong>en</strong>halz<strong>en</strong> (“bottl<strong>en</strong>ecks”) di<strong>en</strong><strong>en</strong> op<strong>en</strong>gebrok<strong>en</strong>.<br />
In de economische literatuur over concurr<strong>en</strong>tie in de telecommunicatiesector zijn er mom<strong>en</strong>teel twee<br />
te onderscheid<strong>en</strong> “building blocks” of schema's 4 . Het eerste schema valt onder de noemer van “oneway<br />
access”. Ess<strong>en</strong>tieel hierbij is dat bepaalde operator<strong>en</strong> hun eindklant<strong>en</strong> niet via e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />
aansluitnet kunn<strong>en</strong> bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dit schema is dus b.v. van toepassing wanneer er slechts één<br />
monopolistische netwerkoperator het locale fysisch netwerk in hand<strong>en</strong> heeft. Als voorbeeld nem<strong>en</strong> we<br />
het competitieve marktsegm<strong>en</strong>t van lange afstandtelefonie. De aanbieders of “providers” hebb<strong>en</strong><br />
toegang nodig tot de abonnees van de monopolistische netwerkoperator om deze di<strong>en</strong>st te kunn<strong>en</strong><br />
aanbied<strong>en</strong>. Het omgekeerde geldt niet : de monopolistische netwerkoperator hangt niet af van de<br />
competitieve aanbieders om zijn di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong>. Dit leidt tot e<strong>en</strong> grote asymmetrie<br />
tuss<strong>en</strong> deze twee partij<strong>en</strong>. “One-way access” geldt dus tuss<strong>en</strong> elk paar operator<strong>en</strong> waarbij slechts één<br />
operator de eindklant kan bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> via e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> aansluitnet.<br />
3 Het boek van Laffont <strong>en</strong> Tirole (2000) biedt e<strong>en</strong> synthetisch overzicht van de meest rec<strong>en</strong>te literatuur over de<br />
telecommunicatiesector. Dit artikel gebruikt e<strong>en</strong> aantal inzicht<strong>en</strong> uit deze literatuur <strong>en</strong> past ze, waar mogelijk,<br />
toe op de Belgische context.<br />
4 Deze sectie maakt gebruik van Laffont <strong>en</strong> Tirole (1996, 2000) <strong>en</strong> Armstrong (1997b).
5<br />
Het tweede schema is van toepassing wanneer er meer dan één fysische netwerkoperator actief is. Als<br />
voorbeeld van dit tweede schema nem<strong>en</strong> we locale competitie tuss<strong>en</strong> twee of meer vaste, mobiele<br />
netwerk<strong>en</strong>. De netwerk<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> op de locale markt voor dezelfde consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
behor<strong>en</strong> slechts tot één netwerk <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, wanneer ze met elkaar bell<strong>en</strong>, behor<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d<br />
netwerk. In dit geval rek<strong>en</strong><strong>en</strong> de twee netwerkoperators e<strong>en</strong> interconnectieprijs of doorschakeltarief<br />
aan om toegang te krijg<strong>en</strong> tot het terminer<strong>en</strong>d netwerk. Dit voorbeeld valt onder het tweede “building<br />
block” : nl. “two-way access”. Dit schema bevat veel meer symmetrie dan het eerste schema : elke<br />
netwerkoperator bezit nu e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiële input die e<strong>en</strong> andere operator nodig heeft wil hij e<strong>en</strong><br />
verbinding met e<strong>en</strong> ander netwerk tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
Sectie 2.1 bespreekt heel kort het schema van “one-way access”. In sectie 2.2 gaan we dieper in op<br />
het probleem van “two-way access”.<br />
2.1 “One-way access”<br />
Het probleem van “one-way access” is voornamelijk relevant in sector<strong>en</strong> waar het monopolistische<br />
segm<strong>en</strong>t elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vertoont van e<strong>en</strong> “natuurlijk monopolie”: aanbieders in het complem<strong>en</strong>taire<br />
competitieve segm<strong>en</strong>t moet<strong>en</strong> toegang hebb<strong>en</strong> tot het monopolistisch segm<strong>en</strong>t (de “bottl<strong>en</strong>eck” of de<br />
“ess<strong>en</strong>tial facility”) indi<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tie effectief wil word<strong>en</strong>.<br />
Binn<strong>en</strong> dit schema zijn er twee te onderscheid<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong>. In het <strong>en</strong>e geval is de monopolistische<br />
netwerkoperator niet verticaal geïntegreerd desnoods omwille van het feit dat de regelgev<strong>en</strong>de<br />
autoriteit dit niet toelaat. Bijgevolg biedt hij ge<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan in het competitieve segm<strong>en</strong>t. Dit was<br />
b.v. het geval in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> na de opsplitsing van AT&T in locale netwerkoperator<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
lange afstandoperator<strong>en</strong>. Beid<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> tot voor kort elkaars markt niet betred<strong>en</strong> 5 .<br />
In het andere geval is de monopolistische netwerkoperator wel verticaal geïntegreerd. Bijgevolg biedt<br />
hij ook di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan op het competitieve segm<strong>en</strong>t. Als voorbeeld nem<strong>en</strong> we terug de zgn. “longdistance<br />
operators” die toegang moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tot het fysisch netwerk van de locale operator om de<br />
lange afstandsoproep te kunn<strong>en</strong> opzett<strong>en</strong> <strong>en</strong> afwikkel<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> is het<br />
f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> van concurr<strong>en</strong>tie in de “long-distance” markt in België eerder rec<strong>en</strong>t. Bedrijv<strong>en</strong> zoals GTS,<br />
Econophone, InTouch, <strong>en</strong>z...bied<strong>en</strong> hun di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan op het competitieve segm<strong>en</strong>t maar hebb<strong>en</strong> zelf<br />
ge<strong>en</strong> locaal netwerk. Het netwerk van deze aanbieders bestaat veelal uit gehuurde lijn<strong>en</strong>. Eindklant<strong>en</strong><br />
van de monopolistische netwerkoperator kunn<strong>en</strong> dan via e<strong>en</strong> toegangscode inbell<strong>en</strong> op het netwerk<br />
van deze aanbieders. Vervolg<strong>en</strong>s transporter<strong>en</strong> ze de oproep op hun (gehuurd) netwerk naar e<strong>en</strong><br />
opvangpunt dat het dichtst geleg<strong>en</strong> is bij de opgeroep<strong>en</strong>e. Op dit opvangpunt wordt de oproep<br />
losgelat<strong>en</strong> op het net van de monopolistische netwerkoperator <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s afgewikkeld.<br />
5 Dit f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> we ook aan in andere nutssector<strong>en</strong> zoals de elektriciteitssector : de netwerkoperator (het<br />
monopolistische segm<strong>en</strong>t) is volledig gescheid<strong>en</strong> van de productie van elektriciteit (het competitieve segm<strong>en</strong>t).
6<br />
Netwerkoperator<strong>en</strong> zoals Belgacom <strong>en</strong> Tel<strong>en</strong>et bied<strong>en</strong> echter deze di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> ook aan. E<strong>en</strong> lange<br />
afstandsoproep naar bv. e<strong>en</strong> Belgacom-klant vereist dus toegang tot dit netwerk. De keuze tuss<strong>en</strong> het<br />
al dan niet toelat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> netwerkoperator in het competitief segm<strong>en</strong>t betreft e<strong>en</strong> afruil tuss<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>erzijds (technische) integratie- <strong>en</strong>/of diversificatievoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds de mogelijkheid tot het<br />
uitbuit<strong>en</strong> van de monopoliepositie via “foreclosure”. 6 Het c<strong>en</strong>traal probleem is welke toegangsprijs<br />
het complem<strong>en</strong>taire competitieve segm<strong>en</strong>t van di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ers (“service providers”) vanuit sociaal<br />
optimaal standpunt di<strong>en</strong>t te betal<strong>en</strong> aan het monopolistische segm<strong>en</strong>t om e<strong>en</strong> oproep te kunn<strong>en</strong><br />
afwikkel<strong>en</strong>. De sociaal optimale prijszetting van deze toegang is belangrijk om verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> te hoge toegangsprijs speelt in het voordeel van de verticaal geïntegreerde netwerkoperator. E<strong>en</strong><br />
te lage toegangsprijs leidt tot teveel toetreding tot de markt <strong>en</strong> het ontnem<strong>en</strong> van de juiste<br />
investeringsprikkels in het monopolistische segm<strong>en</strong>t.<br />
In ess<strong>en</strong>tie zijn deze twee gevall<strong>en</strong> typische problem<strong>en</strong> voor de regelgever <strong>en</strong>/of de<br />
mededingingsautoriteit<strong>en</strong>. De nood aan sociaal optimaal “juiste” toegangsprijz<strong>en</strong> werd nijp<strong>en</strong>der<br />
naarmate de vraag naar interconnectie to<strong>en</strong>am. Dit was niet alle<strong>en</strong> het gevolg van het vrijmak<strong>en</strong> van<br />
de markt in de competitieve segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals lange afstandstelefonie, maar ook omdat het aantal<br />
fysische netwerkoperator<strong>en</strong> to<strong>en</strong>am (zie Hausman, 1994).<br />
E<strong>en</strong> veel geciteerde toegangsprijs, waarbij de monopolistische netwerkoperator ook actief is op het<br />
competitieve segm<strong>en</strong>t, is de zgn. “effici<strong>en</strong>t compon<strong>en</strong>t pricing rule” - beter bek<strong>en</strong>d onder de “ECPR”<br />
regel of ook nog “Baumol-Willig”' regel. De finale consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs op het competitieve segm<strong>en</strong>t<br />
bedraagt p = a + c waarbij a de toegangsprijs is <strong>en</strong> c de marginale kostprijs voor het transporter<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> oproep. De kostprijs die de monopolistische netwerkoperator moet mak<strong>en</strong> voor het<br />
afwikkel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> oproep bedraagt b. Noteer met P de finale consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs die de<br />
monopolistische netwerkoperator vraagt voor e<strong>en</strong> gelijkaardige oproep waarbij C zijn marginale kost<br />
is. We nem<strong>en</strong> aan dat er substitutie mogelijk is tuss<strong>en</strong> de lange afstandsoproep<strong>en</strong> op het competitieve<br />
segm<strong>en</strong>t <strong>en</strong> die aangebod<strong>en</strong> door de monopolist. Dit is niet onrealistisch. Oproep<strong>en</strong> via het<br />
competitieve segm<strong>en</strong>t lever<strong>en</strong> veelal langere wachttijd<strong>en</strong> op, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere kans op bezettoon, <strong>en</strong><br />
bevatt<strong>en</strong> in totaal meer te vorm<strong>en</strong> cijfers waardoor bv. de kans op het vorm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> verkeerd<br />
nummer to<strong>en</strong>eemt. Noteer met δ de graad van substitutie. Armstrong, Doyle <strong>en</strong> Vickers (1996) ton<strong>en</strong><br />
aan dat onder bepaalde voorwaard<strong>en</strong> de optimale toegangsprijs bepaald wordt door<br />
a = b+ δ ( P− C)<br />
. (1)<br />
Dit is e<strong>en</strong> veralgem<strong>en</strong>ing van de Baumol-Willig regel. De term δ (P - C) meet de opportuniteitskost<br />
voor de monopolist voor het afstaan van e<strong>en</strong> oproep aan de concurr<strong>en</strong>tie. Naarmate de substitutie<br />
6 De term “foreclosure” kunn<strong>en</strong> we omschrijv<strong>en</strong> als het feit dat e<strong>en</strong> dominant bedrijf de toegang tot e<strong>en</strong><br />
ess<strong>en</strong>tiële input aan e<strong>en</strong> gebruiker ontzegt met de bedoeling om de monopoliemacht van het monopoliesegm<strong>en</strong>t<br />
door te trekk<strong>en</strong> tot in het competitieve segm<strong>en</strong>t (zie Rey <strong>en</strong> Tirole, 1997).
tuss<strong>en</strong> de twee di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> to<strong>en</strong>eemt (δ → 1) derft de monopolist meer inkomst<strong>en</strong> <strong>en</strong> neemt de<br />
toegangsprijs a toe. Intuïtief zegt deze regel dat bij perfecte competitie <strong>en</strong> afwezigheid van<br />
kruiselingse prijseffect<strong>en</strong> het monopolistische segm<strong>en</strong>t aan e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>t op het competitieve<br />
segm<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> toegangsprijs aanrek<strong>en</strong>t die gelijk is aan het verschil tuss<strong>en</strong> de prijs die de monopolist<br />
vraagt <strong>en</strong> zijn marginale kost. Met andere woord<strong>en</strong>, de monopolist ontvangt de aan het competitieve<br />
segm<strong>en</strong>t afgestane winst<strong>en</strong>. Wanneer echter de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> weinig tot niet substitueerbaar zijn (δ → 0)<br />
dan b<strong>en</strong>adert de toegangsprijs a meer <strong>en</strong> meer de werkelijke kost b.<br />
Uit de bov<strong>en</strong>staande discussie blijkt dat de monopolist onder de ECPR-regel nog steeds de<br />
monopolieprijs P kan blijv<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>. Hierdoor zou de ECPR-regel monopoliewinst<strong>en</strong> in stand kunn<strong>en</strong><br />
houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> allocatieve inefficiëntie met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Voorstanders van de ECPR-regel gaan dan<br />
ook uit van de veronderstelling dat de eindprijs van de monopolist effectief gereguleerd kan word<strong>en</strong><br />
zodat ge<strong>en</strong> supranormale winst<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. 7<br />
E<strong>en</strong> andere prijsregel is de “forward-looking-increm<strong>en</strong>tal-cost''-regel of “LRIC''-regel. 8 Deze regel<br />
bepaalt de toegangsprijs aan de hand van e<strong>en</strong> efficiëntie refer<strong>en</strong>tietechnologie <strong>en</strong> staat diametraal<br />
teg<strong>en</strong>over prijsregels die gebaseerd zijn op de specifieke historische kost<strong>en</strong> van de operator in kwestie.<br />
Om deze red<strong>en</strong> biedt de LRIC-regel betere garanties in term<strong>en</strong> van statische kost<strong>en</strong>efficiëntie dan bv.<br />
de “cost-plus” regel. De LRIC-regel heeft echter ook e<strong>en</strong> aantal belangrijke nadel<strong>en</strong>. Het vergt heel<br />
veel regelgeving over hoe bv. kost<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> afgeschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>nis over huidige <strong>en</strong><br />
toekomstige infrastructuur, <strong>en</strong>z... zodat beïnvloeding reëel is. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> anticipeert e<strong>en</strong> bestaande<br />
operator dat in de toekomst goedkopere technologie in omloop zal gebracht word<strong>en</strong>. Deze operator<br />
zal daarom vandaag meer dan zijn huidige kost<strong>en</strong> aanrek<strong>en</strong><strong>en</strong> om globaal minst<strong>en</strong>s niet verlieslat<strong>en</strong>d te<br />
zijn.<br />
Tot slot wijz<strong>en</strong> we erop dat de toegangsprijs in de regel nooit perfect zal zijn. E<strong>en</strong> te hoge<br />
toegangsprijs leidt tot te weinig toetreding. E<strong>en</strong> te lage leidt tot teveel toetreding.<br />
2.2 “Two-way access”<br />
De intrede van concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> telefoonmaatschappij<strong>en</strong> die via hun fysisch netwerk strijd<strong>en</strong> om<br />
dezelfde klant<strong>en</strong> houdt o.a. in dat hun netwerk<strong>en</strong> met elkaar verbond<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. 9<br />
Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de toegang tot e<strong>en</strong> netwerk niet langer éénrichtingsverkeer zoals beschrev<strong>en</strong> in de<br />
voorgaande sectie. Twee netwerk<strong>en</strong> A <strong>en</strong> B die met elkaar verbond<strong>en</strong> zijn hebb<strong>en</strong> immers toegang tot<br />
elkaars netwerk nodig om oproep<strong>en</strong> van het <strong>en</strong>e naar het andere netwerk te kunn<strong>en</strong> verstur<strong>en</strong> én<br />
7 Zie Vickers (1997).<br />
8 De LRIC-regel wordt gebruikt in de VS <strong>en</strong> VK.<br />
9 De “Op<strong>en</strong> Network Provision” of ONP-Directive van de Europese Commissie voorziet dit. Het met elkaar<br />
verbind<strong>en</strong> van netwerk<strong>en</strong> laat toe het aantal mogelijke gesprekk<strong>en</strong> op niet-lineaire manier te do<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
levert bijgevolg schaalvoordel<strong>en</strong> op.<br />
7
8<br />
ontvang<strong>en</strong>. Het traditionele probleem van de toegang (de “bottl<strong>en</strong>eck”) <strong>en</strong> de sociaal optimale<br />
prijszetting ervan stelt zich dus in beide richting<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> komt er nu nog e<strong>en</strong> tweede<br />
probleem bij: kunn<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> e<strong>en</strong> toegangsprijs aan elkaar vrag<strong>en</strong> die collusie voor finale<br />
consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> in de hand werkt? Eén van de cruciale vrag<strong>en</strong> in verband met de liberalisering<br />
van de telefonie is bijgevolg of de marktspelers de “two-way access” prijz<strong>en</strong> al dan niet vrij mog<strong>en</strong><br />
bepal<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>, is ook hier regelgeving nodig om de markt efficiënt te lat<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>?<br />
E<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e cons<strong>en</strong>sus is hierover nog niet bereikt. Nieuw-Zeeland heeft e<strong>en</strong> politiek van laissezfaire<br />
gevolgd <strong>en</strong> laat de markt dus vrij haar gang onder de conditie dat er ge<strong>en</strong> inbreuk gepleegd wordt<br />
op de mededingingswetgeving. De Europese land<strong>en</strong>, kiez<strong>en</strong>, zoals de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, voornamelijk<br />
voor het reglem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> van de toegangsprijs op het netwerk van de dominante operator. 10 In deze<br />
sectie gaan we dieper in op het “two-way access'“ probleem. De rest van de sectie baseert zich op<br />
Armstrong (1998) <strong>en</strong> Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998a,b), <strong>en</strong> Dessein (2000a).<br />
Om inzicht te krijg<strong>en</strong> in de mogelijk collusieve effect<strong>en</strong> van interconnectieprijz<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> omgeving<br />
met tweerichtingsverkeer mak<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> aantal redelijke veronderstelling<strong>en</strong>. 11 E<strong>en</strong> eerste assumptie is<br />
dat de operator die de oproep verstuurt de interconnectieprijs a betaalt aan de operator die de oproep<br />
afwikkelt. Om de analyse niet te complex te mak<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> we aan dat elke operator i = A,B e<strong>en</strong> lage<br />
of hoge prijs per e<strong>en</strong>heid kan aanrek<strong>en</strong><strong>en</strong>. 12 Meer bepaald vraagt elke operator e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>heidsprijs<br />
{ , }<br />
p ∈ p p aan de eindgebruiker waarbij p p<br />
l L H<br />
i i i<br />
L H<br />
i < i . 13 We mak<strong>en</strong> de veronderstelling dat de twee<br />
netwerkoperator<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> met elkaar voor fysisch aangeslot<strong>en</strong> abonnees. Verder zijn ze in alle<br />
aspect<strong>en</strong> als symmetrisch te beschouw<strong>en</strong>: ze kunn<strong>en</strong> alle consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>, bied<strong>en</strong> elk<br />
gelijkaardige basistelefonie aan als <strong>en</strong>ige telecommunicatiedi<strong>en</strong>st, hebb<strong>en</strong> dezelfde kost<strong>en</strong>structuur, <strong>en</strong><br />
rek<strong>en</strong><strong>en</strong> symmetrische interconnectieprijz<strong>en</strong> aan. De twee concurrer<strong>en</strong>de netwerkoperator<strong>en</strong> 14<br />
interconnecter<strong>en</strong> met elkaar. Hun kost<strong>en</strong>structuur voor het tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> “on-net” oproep<br />
(i.e. e<strong>en</strong> oproep die begint <strong>en</strong> eindigt op het eig<strong>en</strong> netwerk) bestaat uit drie compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: het gedeelte<br />
in de “local loop” van de oproeper ( c 0 ), het gedeelte van de “local loop” van de opgeroep<strong>en</strong>e ( c0 ) <strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>d gedeelte ( c 1)<br />
dat de twee local loops met elkaar verbindt bv. via “switches”,<br />
“backbone”-verbinding,... De totale kost voor het tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> verbinding is dus<br />
c≡ 2c<br />
+ c . De prijs voor het tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> “off-net” oproep (i.e. e<strong>en</strong> oproep die begint<br />
0 1<br />
10<br />
De interconnectietariev<strong>en</strong> die de dominante operator in België moet toepass<strong>en</strong> zijn niet-discriminer<strong>en</strong>d, kost<strong>en</strong><br />
gebaseerd, <strong>en</strong> dal<strong>en</strong>d over de tijd. De niet-dominante operator<strong>en</strong> zijn niet onderhevig aan e<strong>en</strong> dergelijke reeks<br />
beperking<strong>en</strong>. Dus, in principe hoeft de interconnectieprijs zelfs niet symmetrisch te zijn tuss<strong>en</strong> twee operator<strong>en</strong>.<br />
Dit is bijvoorbeeld het geval tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vast <strong>en</strong> e<strong>en</strong> mobiel netwerk. Het kost<strong>en</strong>verschil tuss<strong>en</strong> het afwikkel<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> oproep op e<strong>en</strong> vast <strong>en</strong> e<strong>en</strong> mobiel netwerk verklaart deze asymmetrie echter slechts gedeeltelijk.<br />
11<br />
Deze veronderstelling<strong>en</strong> zijn uiteraard restrictief. De effect<strong>en</strong> van mildere veronderstelling<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> we aan<br />
het eind van de sectie besprek<strong>en</strong>.<br />
12<br />
E<strong>en</strong> prijs per e<strong>en</strong>heid wordt ook wel e<strong>en</strong> lineaire prijs g<strong>en</strong>oemd. Dit is e<strong>en</strong> speciaal geval van e<strong>en</strong> niet-lineaire<br />
prijs waarbij bv. de operator naast e<strong>en</strong> prijs per e<strong>en</strong>heid ook e<strong>en</strong> vast abonnem<strong>en</strong>tsgeld aanrek<strong>en</strong>t, ook wel “twopart<br />
tariff'“ g<strong>en</strong>aamd. We kom<strong>en</strong> hier verder op terug.<br />
13<br />
E<strong>en</strong> continue prijsstrategieruimte levert kwalitatief dezelfde resultat<strong>en</strong> op.
op netwerk i maar eindigt op het andere netwerk j) bedraagt echter c0 + c1+ a:<br />
de oproep verlaat<br />
immers het eig<strong>en</strong> netwerk op het niveau van de local loop van de concurrer<strong>en</strong>de telefoonoperator. De<br />
toegangsprijs a die netwerk i moet betal<strong>en</strong> voor het gebruik<strong>en</strong> van de local loop van de rivaliser<strong>en</strong>de<br />
operator noem<strong>en</strong> we de interconnectieprijs.<br />
De consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> om klant te word<strong>en</strong> bij één telefoonoperator op basis van (i) de prijs<br />
9<br />
l<br />
p i per<br />
oproep <strong>en</strong> (ii) hun persoonlijke prefer<strong>en</strong>tie. De twee operator<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> in hun prijszetting ge<strong>en</strong><br />
onderscheid tuss<strong>en</strong> on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>, er is ge<strong>en</strong> prijsdiscriminatie. 15<br />
We gaan er vanuit dat de twee operator<strong>en</strong> horizontaal gediffer<strong>en</strong>tieerd zijn van elkaar. 16 Beschouw<br />
daartoe e<strong>en</strong> totale klant<strong>en</strong>populatie N. Elke klant wil slechts abonnee word<strong>en</strong> bij de één of de andere<br />
netwerkoperator. Indi<strong>en</strong> netwerk A <strong>en</strong> B dezelfde prijs<br />
netwerk i e<strong>en</strong> prijs<br />
L<br />
p i vraagt <strong>en</strong> netwerk j e<strong>en</strong> prijs<br />
l<br />
p i vrag<strong>en</strong> dan trekt elk 0.5N klant<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong><br />
H<br />
p j , dan heeft netwerk i e<strong>en</strong> hoeveelheid NL<br />
klant<strong>en</strong> <strong>en</strong> netwerk j e<strong>en</strong> hoeveelheid N H klant<strong>en</strong> waarbij 0< NH ≡ N − NL < 0.5N<br />
< NL < N . De<br />
l l<br />
vraagstructuur naar basistelefonie is symmetrisch waarbij q = D( p ) de vraag voorstelt <strong>en</strong> q > q<br />
indi<strong>en</strong><br />
L H<br />
i i<br />
i i<br />
L H<br />
i i<br />
p < p . Het belpatroon van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is recht ev<strong>en</strong>redig met het marktaandeel van de<br />
telefoonoperator. Dus, indi<strong>en</strong> 0 ≤ N / N ≤ 1 het marktaandeel van operator i voorstelt dan is de kans<br />
i<br />
waarmee e<strong>en</strong> oproep termineert op hetzelfde netwerk Ni / N . 17 Uit het opgelegde belpatroon kunn<strong>en</strong><br />
we makkelijk besluit<strong>en</strong> dat netwerk i e<strong>en</strong> verwachte kost c+ (1 −Ni/ N)( a−c0) heeft per oproep.<br />
Hieruit hal<strong>en</strong> we reeds dat de verwachte kost daalt naarmate het marktaandeel Ni / N stijgt indi<strong>en</strong><br />
a> c0(e<strong>en</strong><br />
assumptie die we zull<strong>en</strong> aanhoud<strong>en</strong>).<br />
De winst<br />
LL<br />
π i die elke operator maakt indi<strong>en</strong> beide e<strong>en</strong> lage prijs<br />
( )<br />
L<br />
p i vrag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we schrijv<strong>en</strong> als<br />
LL L L L<br />
π i = 0.5Nq i pi −c−0.5 a− c 0 + 0.25 Nqi ( a−c0) . (2)<br />
De eerste term geeft de netto-ontvangst<strong>en</strong> weer van on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong> vanuit het netwerk i.<br />
Deze term bestaat uit het aantal aangeslot<strong>en</strong> abonnees verm<strong>en</strong>igvuldigd met het aantal oproep<strong>en</strong> per<br />
14<br />
De analyse gaat ev<strong>en</strong>goed op voor N ≥ 2 operator<strong>en</strong>.<br />
15<br />
Deze veronderstelling is realistisch voor oproep<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> vaste netwerk<strong>en</strong> zoals bv. Belgacom <strong>en</strong> Tel<strong>en</strong>et. De<br />
alternatieve prijszettingspolitiek is om aan prijsdiscriminatie te do<strong>en</strong> naar gelang de bestemming van de oproep.<br />
Dit is van toepassing bv. voor oproep<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> vaste <strong>en</strong> mobiele netwerk<strong>en</strong>. We kom<strong>en</strong> hier verder op terug.<br />
16<br />
Voor e<strong>en</strong> model waarbij de netwerkoperator<strong>en</strong> verticaal gediffer<strong>en</strong>tieerd zijn verwijz<strong>en</strong> we naar Flochel <strong>en</strong><br />
Baranes (1998).<br />
17<br />
Ter illustratie, indi<strong>en</strong> het marktaandeel van operator i gelijk is aan N / N dan termineert de oproep met kans<br />
L<br />
N / N op het eig<strong>en</strong> netwerk.<br />
L
10<br />
klant. De term tuss<strong>en</strong> vierkante haakjes geeft de gemiddelde winstmarge weer per oproep<br />
rek<strong>en</strong>inghoud<strong>en</strong>d met de verwachte kost van on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong>. De tweede term geeft weer<br />
wat de netto-ontvangst<strong>en</strong> zijn voor het terminer<strong>en</strong> van de off-net oproep<strong>en</strong> afkomstig van het<br />
rivaliser<strong>en</strong>d netwerk. Meer bepaald zal elk netwerk de helft van haar 0.5Nq<br />
oproep<strong>en</strong> terminer<strong>en</strong> op<br />
het ander netwerk. Elk van die oproep<strong>en</strong> levert e<strong>en</strong> winstmarge a− c0op.<br />
Vergelijking (2) kan<br />
herschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot<br />
LL L L<br />
π i = 0.5Nq<br />
i pi −c<br />
, (3)<br />
waaruit onmiddellijk opvalt dat de interconnectieprijs a ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele rol speelt voor de hoogte van<br />
winst. Dit is intuïtief omdat het aantal off-net oproep<strong>en</strong> van operator A naar B gelijk is aan de<br />
instroom van terminer<strong>en</strong>de oproep<strong>en</strong> vanuit netwerk B naar A.<br />
Ev<strong>en</strong>zo kunn<strong>en</strong> we de winst HH<br />
π i die elke operator maakt indi<strong>en</strong> beide e<strong>en</strong> hoge prijs<br />
schrijv<strong>en</strong> als<br />
L<br />
i<br />
H<br />
p i vrag<strong>en</strong><br />
HH H H<br />
π i = 0.5Nq<br />
i pi −c<br />
. (4)<br />
Hier stell<strong>en</strong> we terug vast dat de hoogte van de interconnectieprijz<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele rol speelt voor de te<br />
behal<strong>en</strong> winst.<br />
De situatie wordt anders indi<strong>en</strong> de netwerkoperator<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>. Nem<strong>en</strong> we aan dat<br />
operator A e<strong>en</strong> lage prijs vraagt, terwijl B voor de hoge prijs kiest. De winstfunctie voor operator A<br />
wordt dan<br />
π = N q p −c−(1 −N / N) N ( q −q )( a−c )<br />
LH L L L H<br />
A L A A L L A B 0<br />
(5)<br />
waarbij de eerste term de variabele winst weergeeft van on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong> vanuit het netwerk<br />
i zonder ev<strong>en</strong>wel rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de kost<strong>en</strong> om off-net oproep<strong>en</strong> te terminer<strong>en</strong>. De tweede<br />
term geeft deze kost<strong>en</strong> weer <strong>en</strong> illustreert dat de interconnectietariev<strong>en</strong> nu wel degelijk in de<br />
winstfunctie verschijn<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> hiervan is echter niet dat het marktaandeel van operator A groter<br />
geword<strong>en</strong> is t<strong>en</strong> koste van operator B . 18 De lagere prijs bij operator A zet haar abonnees aan tot meer<br />
L H<br />
bell<strong>en</strong>! Dit komt duidelijk tot uiting in de term ( q − q ) . Bijgevolg is er e<strong>en</strong> netto uitstroom van<br />
A B<br />
18<br />
Bij gelijke prijz<strong>en</strong> leidt elke verdeling van de marktaandel<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> grote in- <strong>en</strong> uitstroom van off-net<br />
oproep<strong>en</strong>.
11<br />
off-net oproep<strong>en</strong> van operator A naar B. Dit is voor operator A e<strong>en</strong> extra kost <strong>en</strong> wordt in de<br />
Engelstalige literatuur “access deficit” g<strong>en</strong>oemd. De winstfunctie van operator B is<br />
π = N q p −c−(1 −N / N) N ( q −q )( a−c )<br />
HL H H L H<br />
B H B B L L A B 0 . (6)<br />
Vgl. (6) illustreert duidelijk dat operator B e<strong>en</strong> netto-ontvanger is van oproep<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> aldus e<strong>en</strong> “access rev<strong>en</strong>ue” opbouwt.<br />
Indi<strong>en</strong> we nu<br />
vind<strong>en</strong> we dat<br />
L<br />
p i interpreter<strong>en</strong> als de competitieve prijs <strong>en</strong><br />
LL HH<br />
i i<br />
H<br />
p i als de monopolistische prijs dan<br />
π < π . Het consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>surplus is echter groter indi<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
competitieve prijs zett<strong>en</strong>. Veronderstel dat de operator<strong>en</strong> via wederzijdse afspraak de<br />
interconnectieprijs mog<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. Dan hebb<strong>en</strong> ze er alle belang bij om e<strong>en</strong> interconnectieprijs zo te<br />
kiez<strong>en</strong> dat het zett<strong>en</strong> van de monopolieprijs e<strong>en</strong> Nash-ev<strong>en</strong>wicht vormt, of formeel:<br />
LH HH<br />
π ( a) < π ( a)<br />
. Deze ongelijkheid gaat op indi<strong>en</strong> het doorschakeltarief a voldo<strong>en</strong>de hoog is!<br />
i i<br />
Dit effect wordt door Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998a) het raise-each-other's-cost effect g<strong>en</strong>oemd. E<strong>en</strong><br />
hoge interconnectieprijs zorgt er immers voor dat e<strong>en</strong> agressieve prijszetting e<strong>en</strong> tor<strong>en</strong>hoge “access<br />
deficit” creëert (zie vgl. (6)). Dit “access deficit” weerhoudt e<strong>en</strong> individuele operator er van onder de<br />
prijs te gaan van de rivaal. Operator<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> er bijgevolg belang bij om hoge interconnectietariev<strong>en</strong><br />
te vrag<strong>en</strong> aan elkaar. 19 In principe is het dus mogelijk dat de operator<strong>en</strong> de monopolieprijs vrag<strong>en</strong>. Het<br />
oplegg<strong>en</strong> van overheidswege van e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de lage interconnectieprijs kan zorg<strong>en</strong> voor<br />
HL LL<br />
π ( a) < π ( a)<br />
. Met andere woord<strong>en</strong>, het zett<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> hogere prijs dan je rivaal levert uiteraard<br />
i i<br />
e<strong>en</strong> lager marktaandeel <strong>en</strong> beïnvloedt je winst negatief op eig<strong>en</strong> cliënteel. Maar vooral, e<strong>en</strong> hogere<br />
prijs levert slechts e<strong>en</strong> verwaarloosbare winst op aan interconnectie-inkomst<strong>en</strong> vermits de<br />
interconnectieprijs a slechts marginaal afwijkt van de doorschakelkost c 0 .<br />
Het bov<strong>en</strong>staande e<strong>en</strong>voudig model geeft aan dat regelgeving wel degelijk nodig is omdat hoge<br />
interconnectieprijz<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot monopolistische winst<strong>en</strong> via het “raise-each-other's cost<br />
effect”. Uiteraard speelt deze set-up zich af in e<strong>en</strong> heel vere<strong>en</strong>voudigde wereld. Het basismodel<br />
maakt bv. abstractie van prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />
veronderstelt het basismodel dat operator<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> via lineaire prijszetting. De realiteit<br />
illustreert echter dat operator<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> in prijz<strong>en</strong> per minuut maar bv. ook via<br />
abonnem<strong>en</strong>tsprijz<strong>en</strong>. Het invoer<strong>en</strong> van prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
19 Alhoewel er in het symmetrisch ev<strong>en</strong>wicht ge<strong>en</strong> “access deficit” opgebouwd wordt is dit niet equival<strong>en</strong>t met<br />
e<strong>en</strong> “bill and keep” systeem! In dit systeem gaat m<strong>en</strong> er van uit dat vermits bij gelijke prijz<strong>en</strong> verkeersstrom<strong>en</strong> in<br />
ev<strong>en</strong>wicht zijn, financiële strom<strong>en</strong> dit ook zijn. Om ge<strong>en</strong> nodeloze boekhoudkundige administratie te creër<strong>en</strong><br />
past m<strong>en</strong> dus ge<strong>en</strong> betaling<strong>en</strong> voor interconnectieverkeer toe tuss<strong>en</strong> de netwerk<strong>en</strong>. De doorschakelkost wordt<br />
dan als gratis aanzi<strong>en</strong>. Deze zog<strong>en</strong>aamde administratieve besparing heeft uiteraard gevolg<strong>en</strong> voor de prijszetting
12<br />
niet-lineaire prijz<strong>en</strong> zal de bevinding<strong>en</strong> van het basismodel fundam<strong>en</strong>teel wijzig<strong>en</strong>. Hieronder gaan<br />
we in op de effect<strong>en</strong> die deze bijkom<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op de rol van interconnectieprijz<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />
concurr<strong>en</strong>tiële omgeving.<br />
Prijsdiscriminatie<br />
E<strong>en</strong> operator kan e<strong>en</strong> prijsverschil invoer<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de<br />
prijszetting van “off-net” oproep<strong>en</strong> ongewijzigd blijft <strong>en</strong> de prijs voor e<strong>en</strong> “on-net” oproep daalt, dan<br />
leidt dit tot extra marktaandeel <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel tot e<strong>en</strong> hogere winst. De beslissing van e<strong>en</strong> operator om<br />
“on-net” oproep<strong>en</strong> goedkoper te mak<strong>en</strong> leidt nu echter niet meer tot e<strong>en</strong> “access deficit”! Met andere<br />
woord<strong>en</strong>, prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong> relativeert het belang van het raiseeach-other's-cost<br />
effect. 20<br />
In teg<strong>en</strong>stelling tot het basismodel hangt de beslissing van e<strong>en</strong> consum<strong>en</strong>t om al dan niet toe te tred<strong>en</strong><br />
tot e<strong>en</strong> bepaald netwerk nu niet alle<strong>en</strong> af van de prijszettingspolitiek! Het hangt ook af van het relatief<br />
marktaandeel van e<strong>en</strong> operator. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> consum<strong>en</strong>t zich aansluit bij e<strong>en</strong> netwerk met klein<br />
marktaandeel dan bepaalt de prijs van e<strong>en</strong> “off-net” oproep vooral de telefoonrek<strong>en</strong>ing. Indi<strong>en</strong> de<br />
consum<strong>en</strong>t echter aansluit bij e<strong>en</strong> netwerk met groot marktaandeel dan is de telefoonrek<strong>en</strong>ing vooral<br />
bepaald door de prijs van de “on-net” oproep<strong>en</strong>. Er treedt m.a.w. e<strong>en</strong> netwerkeffect op wanneer<br />
operator<strong>en</strong> prijsdiscriminatie toepass<strong>en</strong>: de consum<strong>en</strong>t hecht meer waarde aan het netwerk naarmate<br />
meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tot hetzelfde netwerk toetred<strong>en</strong>. De competitie speelt zich dus af in e<strong>en</strong> andere<br />
dim<strong>en</strong>sie: prijszetting voor “on-net” oproep<strong>en</strong>. Heel wat operator<strong>en</strong> moedig<strong>en</strong> hun pot<strong>en</strong>tiële klant<strong>en</strong><br />
aan om tot hetzelfde netwerk toe te tred<strong>en</strong> als dieg<strong>en</strong>e met wie ze veel contact hebb<strong>en</strong>, zoals bv.<br />
professionele relaties <strong>en</strong> familie- <strong>en</strong> k<strong>en</strong>niss<strong>en</strong>kring. Dit zijn de zgn. “fri<strong>en</strong>ds and families”<br />
programma's. Operator<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> heel klein marktaandeel, zoals nieuwe toetreders, pass<strong>en</strong> in heel<br />
veel gevall<strong>en</strong> echter ge<strong>en</strong> prijsdiscriminatie toe omdat deze prijsstrategie precies in hun nadeel speelt.<br />
Dit biedt e<strong>en</strong> verklaring voor de prijszettingsstrategie van de derde mobilofoonoperator “Orange” waar<br />
de prijs van e<strong>en</strong> oproep oorspronkelijk onafhankelijk was van de bestemming. 21<br />
De prijspolitiek van heel wat operator<strong>en</strong> is gebaseerd op het principe van prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong><br />
bepaalde netwerk<strong>en</strong>. De grote mobiele netwerk<strong>en</strong> pass<strong>en</strong> dit heel bewust toe. E<strong>en</strong> oproep tuss<strong>en</strong><br />
verschill<strong>en</strong>de mobiele netwerk<strong>en</strong> bedraagt soms het vijfvoudige van e<strong>en</strong> “on-net” oproep binn<strong>en</strong><br />
hetzelfde mobiel netwerk. Alhoewel er kost<strong>en</strong>verschill<strong>en</strong> zijn (zoals de interconnectieprijs maar ook<br />
facturatie tuss<strong>en</strong> de netwerk<strong>en</strong>) is prijsdiscriminatie de voornaamste red<strong>en</strong>. Deze politiek van<br />
van de product<strong>en</strong>. Het heeft immers nog grotere strategische gevolg<strong>en</strong> vermits er nu ge<strong>en</strong> “access deficit” meer<br />
kan ontstaan bij e<strong>en</strong> unilaterale prijsdaling door één van de operator<strong>en</strong>!<br />
20 Zie Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998b).<br />
21 We nem<strong>en</strong> aan dat consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel nut hal<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> ze opbell<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> opgebeld word<strong>en</strong> ook positief nut<br />
oplevert dan is er e<strong>en</strong> additioneel netwerkeffect dat consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> doet kiez<strong>en</strong> voor grote netwerk<strong>en</strong>.<br />
Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> niet graag opgebeld word<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> dan vlugger voor het kleinere netwerk.
13<br />
prijsdiscriminatie is het onderwerp van heel wat discussie. De regelgev<strong>en</strong>de autoriteit ontvangt heel<br />
wat klacht<strong>en</strong> over deze praktijk. Kunn<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> uitspraak do<strong>en</strong> over de welvaartseffect<strong>en</strong> van deze<br />
prijsdiscriminatie? De consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> a priori ev<strong>en</strong>veel vraag naar zowel “on-net” als “off-net”<br />
oproep<strong>en</strong>. Ze ondervind<strong>en</strong> deze prijsdiscriminatie dus als e<strong>en</strong> soort “belasting” op hun “off-net”<br />
oproep<strong>en</strong>. Ze zijn daarom g<strong>en</strong>eigd om relatief meer “on-net” oproep<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> in vergelijking met<br />
“off-net” oproep<strong>en</strong>. De prijs van “on-net” oproep<strong>en</strong> kan echter zodanig dal<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van int<strong>en</strong>se<br />
competitie omwille van extra netwerk effect<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> dit comp<strong>en</strong>seert voor het prijsverschil <strong>en</strong> dus<br />
de daling in de vraag naar “off-net” oproep<strong>en</strong> dan hoeft prijsdiscriminatie niet slecht te zijn voor de<br />
welvaart van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De welvaart van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verhoogt dus indi<strong>en</strong> de gemiddelde<br />
prijs van e<strong>en</strong> oproep daalt t<strong>en</strong> gevolge van prijsdiscriminatie.<br />
Niet-lineaire prijszetting<br />
Het basismodel veronderstelt lineaire prijszetting. Meer algeme<strong>en</strong> houdt dit in dat er <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> prijs<br />
per tijdse<strong>en</strong>heid wordt aangerek<strong>en</strong>d. Deze specifieke prijszetting is verantwoordelijk voor de vorming<br />
van e<strong>en</strong> “access deficit” wanneer e<strong>en</strong> operator e<strong>en</strong> prijsdaling invoert om marktaandeel te winn<strong>en</strong>. Dit<br />
“access deficit” weerhoudt e<strong>en</strong> individuele operator ervan om aan agressieve prijszetting te do<strong>en</strong>.<br />
Niet-lineaire prijszetting kan dit resultaat wegwerk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> populair voorbeeld van niet-lineaire<br />
prijszetting is e<strong>en</strong> tarief per tijdse<strong>en</strong>heid gecombineerd met e<strong>en</strong> vast abonnem<strong>en</strong>tsgeld, ook wel “twopart<br />
tariff” g<strong>en</strong>oemd. 22 Het basismodel gebruikt e<strong>en</strong> speciaal geval van dit prijsschema waarbij het<br />
abonnem<strong>en</strong>tsgeld nul of exoge<strong>en</strong> verondersteld wordt. Indi<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> echter op strategische<br />
wijze ook hun abonnem<strong>en</strong>tsgeld kunn<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> als prijszettingsvariabele dan kunn<strong>en</strong> de bekom<strong>en</strong><br />
resultat<strong>en</strong> van het basismodel drastisch verander<strong>en</strong>. 23 Dessein (2000a) biedt hier e<strong>en</strong> grondige analyse.<br />
Prijscompetitie kan nu immers tot stand kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> dim<strong>en</strong>sie die wel het marktaandeel maar niet de<br />
gebruikshoeveelheid zal beïnvloed<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verlaging van het tarief per tijdse<strong>en</strong>heid verhoogt de vraag<br />
naar telecommunicatie per consum<strong>en</strong>t. Echter, e<strong>en</strong> verlaging van het abonnem<strong>en</strong>tsgeld verhoogt het<br />
marktaandeel maar niet de vraag naar telecommunicatie bij gelijke prijz<strong>en</strong> per tijdse<strong>en</strong>heid. Indi<strong>en</strong> de<br />
interconnectieprijz<strong>en</strong> hoog zijn dan heeft e<strong>en</strong> individuele operator er alle belang bij om marktaandeel<br />
te bekom<strong>en</strong> zonder extra “access deficit” te creër<strong>en</strong>. Om deze twee objectiev<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong><br />
biedt prijscompetitie in e<strong>en</strong> vast abonnem<strong>en</strong>tsgeld T i e<strong>en</strong> oplossing. In het geval van e<strong>en</strong> “two-part<br />
tariff” is de optimale variabele prijs gelijk aan de marginale oproepingskost c+ 0.5( a− c0)<br />
indi<strong>en</strong> de<br />
vraag gek<strong>en</strong>d is. Het vaste “two-part tariff” gedeelte T i staat dan voor het abonnem<strong>en</strong>tsgeld. Er is dus<br />
22 Zie Laffont, Rey, <strong>en</strong> Tirole (1998a).<br />
23 De competitie tuss<strong>en</strong> telecomoperator<strong>en</strong> gebruikt de dim<strong>en</strong>sie “abonnem<strong>en</strong>tsgeld” zeer int<strong>en</strong>s in haar<br />
prijszettingsstrategie. Dit abonnem<strong>en</strong>tsgeld is in de praktijk soms negatief: tal van mobiele operator<strong>en</strong> gev<strong>en</strong><br />
gratis e<strong>en</strong> hoeveelheid vaste beltijd of, zoals in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, e<strong>en</strong> mobilofoon gratis bij aansluiting tot<br />
hun net (zie bv. Armstrong, 1997(b)).
14<br />
ge<strong>en</strong> “access deficit” vermits de twee operator<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zelfde variabele prijszetting hanter<strong>en</strong>. Wanneer<br />
we de prefer<strong>en</strong>ties van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor de beide netwerk<strong>en</strong> positioner<strong>en</strong> op het e<strong>en</strong>heidsinterval<br />
met netwerk<strong>en</strong> A <strong>en</strong> B op de extreme punt<strong>en</strong> dan zal de marktfrictie de hoogte van het<br />
abonnem<strong>en</strong>tsgeld bepal<strong>en</strong>. Intuïtief betek<strong>en</strong>t dit dat de mate van differ<strong>en</strong>tiatie tuss<strong>en</strong> de netwerk<strong>en</strong> de<br />
abonnem<strong>en</strong>tsprijs positief zal beïnvloed<strong>en</strong>. Het consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>surplus kan dus slechts gedeeltelijk<br />
afgeroomd word<strong>en</strong> omwille van het imperfect competitief gedrag tuss<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong>. De hoogte van<br />
de marktfrictie bepaalt dan hoeveel kan afgeroomd word<strong>en</strong>. Uiteraard kunn<strong>en</strong> de prijz<strong>en</strong> per minuut<br />
hoog oplop<strong>en</strong> omdat a≥ c0.<br />
Collusieve winst<strong>en</strong> zijn echter niet meer mogelijk via de<br />
interconnectieprijs a vermits “head-to-head” competitie verloopt via abonnem<strong>en</strong>tsgeld T i . De winst<strong>en</strong><br />
die tot stand kom<strong>en</strong> via de interconnectieprijs word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eutraliseerd door lagere abonnem<strong>en</strong>tsprijz<strong>en</strong>.<br />
Niet-lineaire prijszetting relativeert dus het resultaat van het basismodel dat hoge interconnectieprijz<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hoge winst<strong>en</strong>. Tot slot toont Dessein (2000a) aan dat, indi<strong>en</strong> de vraag naar<br />
telecommunicatie elastisch is, operator<strong>en</strong> hun winst<strong>en</strong> maximaliser<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> interconnectieprijs<br />
gelijk aan de marginale kost te zett<strong>en</strong> waardoor vrije prijszetting van de interconnectie automatisch<br />
leidt tot hoge welvaart.<br />
Speciale telefoonnummers<br />
Het basismodel ging er impliciet van uit dat elke abonnee opbelt <strong>en</strong> opgebeld wordt. Dit hoeft echter<br />
niet noodzakelijk het geval te zijn. Internetnummers, gratis nummers <strong>en</strong> premium rate nummers<br />
word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel opgebeld. Dergelijke “één-richtings” nummers lever<strong>en</strong> interessant competitief gedrag<br />
op tuss<strong>en</strong> operator<strong>en</strong>. Het volg<strong>en</strong>d voorbeeld past niet-lineaire prijszetting toe op Internetnummers.<br />
Veronderstel immers dat er twee soort<strong>en</strong> klant<strong>en</strong> bestaan: sommig<strong>en</strong> bell<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel op (bv. Internetgebruikers),<br />
terwijl ander<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel word<strong>en</strong> opgebeld (bv. Internet providers). Veronderstel dat de twee<br />
operator<strong>en</strong> perfect concurrer<strong>en</strong> in eindprijz<strong>en</strong>. In dat geval bedraagt de unieke ev<strong>en</strong>wichtsprijs<br />
p = c+ ( a+ c ) voor de eindconsum<strong>en</strong>t of de marginale kost van e<strong>en</strong> oproep. Elke operator heeft er<br />
0<br />
dus belang bij om <strong>en</strong>kel opgeroep<strong>en</strong> nummers aan te trekk<strong>en</strong> vermits a> c0.<br />
De operator<strong>en</strong><br />
concurrer<strong>en</strong> dus met elkaar via het aanbied<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vergoeding v aan de opgebelde klant<strong>en</strong>. De<br />
operator<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> er bijgevolg naar om zoveel mogelijk opgeroep<strong>en</strong> nummers als klant binn<strong>en</strong> te<br />
rijv<strong>en</strong>. Perfecte concurr<strong>en</strong>tie impliceert echter dat v= a− c0.<br />
Met andere woord<strong>en</strong>, de<br />
interconnectiemarge a− c0wordt<br />
volledig weggeconcurreerd! De netwerk<strong>en</strong> zijn bijgevolg niet in<br />
staat om via hoge interconnectieprijz<strong>en</strong> extra winst<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> te rijv<strong>en</strong>. 24<br />
24 Heel wat dominante operator<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bij de liberalisering hoge interconnectieprijz<strong>en</strong> bekom<strong>en</strong>. Ze hadd<strong>en</strong><br />
echter niet voorzi<strong>en</strong> dat het gebruik van Internet-nummers zo'n vaart zou lop<strong>en</strong>. Door de hoge<br />
interconnectieprijz<strong>en</strong> ontstond e<strong>en</strong> massale concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> de dominante <strong>en</strong> alternatieve operator<strong>en</strong> om<br />
Internet-nummers als klant binn<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>. Heel wat Internet providers slot<strong>en</strong> zich aan bij alternatieve
Competitie <strong>en</strong> toetreding<br />
Het basismodel veronderstelt dat de marktstructuur symmetrisch is tuss<strong>en</strong> de twee operator<strong>en</strong>. De<br />
liberalisering van de telecommunicatie vertrekt echter van e<strong>en</strong> asymmetrische marktstructuur waar e<strong>en</strong><br />
monopolist de hele markt bedi<strong>en</strong>de. E<strong>en</strong> analyse van deze transitiefaze leidt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s tot inzicht<strong>en</strong> die<br />
zeer sterk afhankelijk zijn van lineaire of niet-lineaire prijszetting (zie Dessein, 2000a). In Armstrong<br />
(1998) zal e<strong>en</strong> toetreder die de hele markt kan bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> premie moet<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> lagere<br />
(lineaire) prijs om klant<strong>en</strong> van de voormalige monopolist aan te trekk<strong>en</strong>. In Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole<br />
(1998a) zal de gevestigde operator e<strong>en</strong> hogere prijs vrag<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> toetreder. De gevestigde operator<br />
is immers nog monopolist voor e<strong>en</strong> bepaalde groep van consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> omdat de toetreder slechts e<strong>en</strong><br />
gedeelte van het geografisch gebied van de gevestigde operator kan bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Het gevolg is dat de<br />
toetreder onvermijdelijk e<strong>en</strong> “access deficit” oploopt. De belang<strong>en</strong> van de gevestigde onderneming <strong>en</strong><br />
de toetreders ligg<strong>en</strong> nu diametraal teg<strong>en</strong>over elkaar: de gevestigde onderneming verkiest e<strong>en</strong> heel hoge<br />
interconnectieprijs om zo toetreding te bemoeilijk<strong>en</strong> of in het slechtste geval toetreding onr<strong>en</strong>dabel te<br />
mak<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> we echter niet-lineaire prijszetting veronderstell<strong>en</strong> dan zal de toetreder in het model<br />
van Armstrong (1998) via lagere abonnem<strong>en</strong>tsprijz<strong>en</strong> marktaandeel winn<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de toetreder<br />
slechts op beperkte schaal toetreedt zoals bij Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998a) dan zal de gevestigde<br />
operator zijn monopoliemacht over zijn “captive market” omzett<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> hoger abonnem<strong>en</strong>tsgeld.<br />
Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> zal de gevestigde operator e<strong>en</strong> lagere variabele prijs zett<strong>en</strong> omdat hij e<strong>en</strong> lagere<br />
gemiddelde marginale kost heeft dan de toetreder. Met andere woord<strong>en</strong>, in teg<strong>en</strong>stelling tot wat het<br />
basismodel met lineaire prijszetting voorspelt zal de gevestigde operator e<strong>en</strong> “access deficit” mak<strong>en</strong><br />
bij niet-lineaire prijszetting! Tot slot, indi<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van de toetreder lager zijn dan die van de<br />
gevestigde operator dan kan het wel zo zijn dat uiteindelijk de toetreder e<strong>en</strong> lagere variabele prijs zal<br />
vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> toch e<strong>en</strong> “access deficit” opbouwt.<br />
De liberalisering van de telecommunicatiemarkt gaat echter verder dan het uitbouw<strong>en</strong> van “facilities<br />
based” operator<strong>en</strong> in concurr<strong>en</strong>tie met de gevestigde operator. Mom<strong>en</strong>teel kunn<strong>en</strong> abonnees ook<br />
bell<strong>en</strong> via de zgn. “carrier access” codes: abonnees vorm<strong>en</strong> vanuit het netwerk waarbij ze aangeslot<strong>en</strong><br />
zijn e<strong>en</strong> vier-digit code dat h<strong>en</strong> toegang geeft tot e<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong>d netwerk dat echter de local loop<br />
van de abonnee niet bezit. De concurr<strong>en</strong>tie speelt zich dus af op het netwerkniveau bov<strong>en</strong> de local<br />
loop. 25 Dit betek<strong>en</strong>t tev<strong>en</strong>s dat er nog steeds ge<strong>en</strong> competitie is op het niveau van de local loop. De<br />
“facilities based” operator bezit <strong>en</strong> beheert m.a.w. nog steeds als <strong>en</strong>ige zijn eig<strong>en</strong> local loop.<br />
operator<strong>en</strong> waardoor dominante operator<strong>en</strong> heel wat off-net oproep<strong>en</strong> ondervond<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> zwaar ``access<br />
deficit'' opbouwd<strong>en</strong>. Op hun beurt concurreerd<strong>en</strong> de Internet-providers zeer agressief om Internet-gebruikers tot<br />
klant te mak<strong>en</strong>. Sommige Europese dominante operator<strong>en</strong>, waaronder Belgacom, probeerd<strong>en</strong> om de<br />
interconnectieprijs voor Internet nummers te do<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>. Dit zou de dominante operator<strong>en</strong> in staat stell<strong>en</strong> om de<br />
concurrer<strong>en</strong>de Internet-providers wat wind uit de zeil<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>. Deze differ<strong>en</strong>tiatie in interconnectietariev<strong>en</strong><br />
werd in België echter niet toegelat<strong>en</strong>.<br />
25 Hiertoe behor<strong>en</strong> bv. internationaal <strong>en</strong> interzonaal bell<strong>en</strong>.<br />
15
16<br />
Mom<strong>en</strong>teel zet m<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal Europese land<strong>en</strong>, waaronder België, de eerste stapp<strong>en</strong> om ook op<br />
korte termijn competitie toe te lat<strong>en</strong> op het niveau van de local loop. Dit betek<strong>en</strong>t dat de gevestigde<br />
onderneming verplicht wordt zijn local loop beschikbaar te stell<strong>en</strong> voor toetreders teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
vergoeding. De toetreder investeert dus niet in eig<strong>en</strong> infrastructuur maar huurt het van de gevestigde<br />
onderneming. De toetreder huurt m.a.w. de local loop van zijn abonnee bij de gevestigde<br />
onderneming. De gevestigde onderneming <strong>en</strong> de toetreder betal<strong>en</strong> elkaar e<strong>en</strong> doorschakeltarief voor<br />
elke oproep tuss<strong>en</strong> de twee operator<strong>en</strong>. Net zoals in het basismodel is het doorschakeltarief onder<br />
bepaalde voorwaard<strong>en</strong> e<strong>en</strong> middel tot succesvolle collusie bij lineaire prijszetting. E<strong>en</strong> extra elem<strong>en</strong>t<br />
is echter de huurprijs voor de local loop. E<strong>en</strong> hoge huurprijs maakt het moeilijk voor de toetreder om<br />
klant<strong>en</strong> af te snoep<strong>en</strong> van de gevestigde onderneming. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zal de gevestigde onderneming<br />
ge<strong>en</strong> agressieve prijszetting toepass<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de huurprijs hoog is: hij derft weinig inkomst<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de<br />
toetreder e<strong>en</strong> klant afsnoept. E<strong>en</strong> te lage huurprijs voor de local loop onteig<strong>en</strong>t de gevestigde<br />
onderneming gedeeltelijk van zijn gemaakte investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> creëert dynamische<br />
onderinvesteringseffect<strong>en</strong>. 26 Optimaal is dus om de kostprijs van de local loop <strong>en</strong> andere kost<strong>en</strong> die te<br />
mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met het aanlegg<strong>en</strong> van de local loop te lat<strong>en</strong> reflecter<strong>en</strong> in de huurprijs. Dit levert e<strong>en</strong><br />
“fair level playing field” op waardoor de gevestigde onderneming <strong>en</strong> de toetreder op gelijke voet<br />
behandeld word<strong>en</strong>.<br />
3 Veil<strong>en</strong> van lic<strong>en</strong>ties voor frequ<strong>en</strong>ties<br />
Heel wat markt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> omwille van hun technische of eig<strong>en</strong> specifieke aard ge<strong>en</strong> vrije toetreding<br />
aan om efficiënt te functioner<strong>en</strong>. Het aantal marktparticipant<strong>en</strong> voor bv. radio- <strong>en</strong> TV-frequ<strong>en</strong>ties is<br />
omwille van technische red<strong>en</strong><strong>en</strong> beperkt. 27 In vele gevall<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> specifieke toetredingsbeperking de<br />
<strong>en</strong>ige oplossing om allocatieve <strong>en</strong> operationele efficiëntie te verzeker<strong>en</strong>. De toewijzing van e<strong>en</strong><br />
toetredingsrecht aan e<strong>en</strong> beperkt aantal bedrijv<strong>en</strong> kan op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>. De meest<br />
courante allocatiemechanism<strong>en</strong> zijn schoonheidswedstrijd<strong>en</strong>, pure loterij<strong>en</strong>, eerst-komt-eerst-maalt<br />
principe, <strong>en</strong> veiling<strong>en</strong>. Het gebruik van veiling<strong>en</strong> om die beperkte toetreding te allocer<strong>en</strong> is de laatste<br />
jar<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 28 De meest tot de verbeelding sprek<strong>en</strong>de veiling is op dit og<strong>en</strong>blik het<br />
uitbatingsrecht van de spectrumruimte voor radiogolv<strong>en</strong>. 29 Deze ruimte is onderhevig aan technische<br />
beperking<strong>en</strong>: vrije toegang tot de markt voor radiogolv<strong>en</strong> is onmogelijk omwille van o.a. hoge<br />
duplicatiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> fysische interfer<strong>en</strong>tieproblem<strong>en</strong>. Om aan dit euvel e<strong>en</strong> economische oplossing te<br />
26<br />
In het economisch jargon noemt m<strong>en</strong> dit f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> “regulatory taking” (zie Armstrong <strong>en</strong> Vickers (1996)).<br />
27<br />
Het begrip “markt<strong>en</strong>” kunn<strong>en</strong> we heel breed interpeter<strong>en</strong>. Zo is het aantal mogelijke spelers voor het<br />
organiser<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> sportev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t zoals de Olympische Spel<strong>en</strong> beperkt tot 1.<br />
28<br />
Het idee om veiling<strong>en</strong> te gebruik<strong>en</strong> voor het allocer<strong>en</strong> van de uitbating van spectrumrecht<strong>en</strong> dateert reeds van<br />
1959 (zie Coase (1959)).<br />
29<br />
Nederland veilde als eerste Europese land in februari 1998 gebruiksrecht<strong>en</strong> voor etherfrequ<strong>en</strong>ties.
17<br />
bied<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> mechanisme ontwikkeld word<strong>en</strong> dat de beschikbare spectrumruimte optimaal<br />
verdeelt. Beperking van de toegang is dus onvermijdelijk. Tegelijkertijd is het economisch<br />
verantwoord om <strong>en</strong>kel toegang te bied<strong>en</strong> aan de meest efficiënte uitbaters van de spectrumruimte voor<br />
radiogolv<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> mobilofoonoperator<strong>en</strong> gebruik van e<strong>en</strong> publiek goed dat eig<strong>en</strong>dom is<br />
van het nationaal collectief, nl. de spectrumruimte. 30 T<strong>en</strong>slotte levert het beperk<strong>en</strong> van de toegang tot<br />
de markt superwinst<strong>en</strong> op. H<strong>en</strong> hiervoor e<strong>en</strong> bedrag lat<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> is redelijk. De doelstelling is dus:<br />
de beste bedrijv<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lic<strong>en</strong>tie krijg<strong>en</strong>. Welk economisch allocatiemechanisme dat deze<br />
doelstelling bereikt is de cruciale vraag voor heel wat overhed<strong>en</strong>.<br />
Het is welbek<strong>en</strong>d dat veiling<strong>en</strong> heel wat efficiëntievoordel<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. De procedure verloopt snel <strong>en</strong><br />
transparant. De meest (kost<strong>en</strong>)efficiënte bieder wint <strong>en</strong> zal de lic<strong>en</strong>tie ook kunn<strong>en</strong> omzett<strong>en</strong> in het<br />
maximum aan economisch surplus. Wat vooral in de verf gezet wordt is dat veiling<strong>en</strong> ongelooflijke<br />
opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> voor de overheid. UMTS-lic<strong>en</strong>ties 31 in het jaar 2000 bracht<strong>en</strong> vooral in<br />
Duitsland <strong>en</strong> het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk duizelingwekk<strong>en</strong>d veel op. De opbr<strong>en</strong>gst per capita lag in<br />
Duitsland rondom 615 Euro <strong>en</strong> in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk was dit 630 Euro.<br />
De bied<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong> zijn echter niet zo overtuigd van de allocatieve efficiëntie via veiling<strong>en</strong>. Het is<br />
duidelijk dat pot<strong>en</strong>tiële spelers liever niets betal<strong>en</strong> om tot de markt te kunn<strong>en</strong> toetred<strong>en</strong>. Hun<br />
voornaamste bezwaar is echter dat e<strong>en</strong> hoge veilingprijs leidt tot hoge consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>. Het<br />
gebruikte argum<strong>en</strong>t is dat de toetreders deze hoge vaste toetredingskost<strong>en</strong> op de één of andere manier<br />
moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> terugverdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook sommige beleidsvoerders hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong>ige reserves teg<strong>en</strong>over deze<br />
manier van het bepal<strong>en</strong> van de marktspelers. 32<br />
Deze sectie gaat eerst in op <strong>en</strong>kele belangrijke mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> veiling om de<br />
meest efficiënte aanbieders te selecter<strong>en</strong>. Dit is vanuit industrieel economisch oogpunt belangrijk<br />
omdat het allocatiemechanisme de uiteindelijke marktspelers zal bepal<strong>en</strong>. De karakteristiek<strong>en</strong> van de<br />
marktspelers zijn cruciaal voor de verdere ontwikkeling van het marktgedrag <strong>en</strong> de performantie van<br />
de sector. Dus, de manier waarop de allocatie van lic<strong>en</strong>ties gebeurt kan de ontwikkeling<strong>en</strong> in de sector<br />
significant beïnvloed<strong>en</strong>. Verder gaan we apart in op de veel gemaakte opmerking dat het veil<strong>en</strong> van<br />
spectrumrecht<strong>en</strong> de finale consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs de hoogte injaagt <strong>en</strong> innovatie afremt.<br />
30 Zie Crémer <strong>en</strong> Laffont (2000).<br />
31 UMTS=Universal Mobile Telecommunications System. Deze “breedband” lic<strong>en</strong>ties lat<strong>en</strong> zowat alles toe aan<br />
zeer hoge snelheid via de mobilofoon: snelle Internetverbinding<strong>en</strong>, “video-on-demand”, videoconfer<strong>en</strong>ties,...<br />
32 Zie bijvoorbeeld de vrees van Europees Commissaris voor de Informatiemaatschappij, Erkki Liikan<strong>en</strong>, voor de<br />
ontwikkeling van de innovatie naar aanleiding van de hoge prijz<strong>en</strong> voor UMTS-lic<strong>en</strong>ties in Groot-Brittannië (De<br />
Financieel Economische Tijd, 30 mei 2000). E<strong>en</strong> vergelijkbaar standpunt had voormalig Europees Commissaris<br />
voor de mededinging, Karel Van Miert (zie De Standaard, 20 september 1995).
18<br />
Uiteraard zijn de inzicht<strong>en</strong> hierover niet uniek voor de telecomsector. 33 Toch loont het de moeite om<br />
in het huidig kader van het veil<strong>en</strong> van UMTS-spectrumrecht<strong>en</strong> hierbij stil te staan.<br />
Veiling<strong>en</strong>: mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> 34<br />
De overheid heeft de GSM-vergunning<strong>en</strong> van de drie mobiele operator<strong>en</strong> in België toegek<strong>en</strong>d aan<br />
private bedrijv<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd. De partij<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> hun offertes (business<br />
plan) in <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>t de overheid, na e<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>de studie, de vergunning toe aan ``de<br />
beste''. Rec<strong>en</strong>t hebb<strong>en</strong> tal van overhed<strong>en</strong> beslist om de vergunning<strong>en</strong> voor UMTS-lic<strong>en</strong>ties toe te<br />
k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de meest bied<strong>en</strong>de partij via e<strong>en</strong> veiling. 35<br />
Schoonheidswedstrijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> veiling<strong>en</strong> zijn allocatiemechanism<strong>en</strong> die sterk van elkaar verschill<strong>en</strong>. Bij<br />
e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal, soms onduidelijke, criteria vooropgesteld waaraan de<br />
offertes moet<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> onafhankelijke commissie buigt zich over alle voorstell<strong>en</strong>, probeert ze<br />
met elkaar te vergelijk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> kiest het beste business plan dat de schoonheidswedstrijd wint. Dit geeft<br />
e<strong>en</strong> zekere “flexibiliteit” ex post. De term “flexibiliteit” hoeft niet positief geconnoteerd te zijn.<br />
Schoonheidswedstrijd<strong>en</strong> zijn ook meer administratief <strong>en</strong> politiek gedrev<strong>en</strong> van aard. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> schoonheidswedstijd<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot formidabele sociaal-inefficiënte “r<strong>en</strong>t-seeking” activiteit<strong>en</strong>.<br />
Hierdoor kan e<strong>en</strong> kandidaat die niet noodzakelijk het beste business plan heeft maar wel excelleert in<br />
lobbying activiteit<strong>en</strong> de schoonheidswedstrijd winn<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> mooi voorbeeld van de nefaste effect<strong>en</strong><br />
die schoonheidswedstijd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> is de gecontesteerde toewijzing van e<strong>en</strong> mobilofoon<br />
lic<strong>en</strong>tie aan het bedrijf Cell-c in Zuid-Afrika. Politieke motiev<strong>en</strong> eist<strong>en</strong> dat de winn<strong>en</strong>de operator voor<br />
e<strong>en</strong> substantieel deel in hand<strong>en</strong> zou zijn van Zwarte Zuid-Afrikan<strong>en</strong>. Het aantal bedrijv<strong>en</strong> dat aan<br />
deze vereiste voldeed was echter zeer laag. E<strong>en</strong> rechtbank buigt zich mom<strong>en</strong>teel over de uitspraak van<br />
de commissie die het “beste” business plan naar vor<strong>en</strong> schoof. 36<br />
Bij e<strong>en</strong> veiling word<strong>en</strong> de regels ex ante geformuleerd: de hoogste bieder wint de veiling. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />
is er ge<strong>en</strong> derde partij (i.e. e<strong>en</strong> onafhankelijke commissie) die de winnaar bepaalt. De bieders bepal<strong>en</strong><br />
zélf wie uiteindelijk de veiling zal winn<strong>en</strong>.<br />
Het reducer<strong>en</strong> van de beste kandidaat tot de beste prijs is tegelijkertijd e<strong>en</strong> kritiek op het<br />
veilingmechanisme. Het is echter perfect mogelijk om minimum criteria mee te nem<strong>en</strong> in de<br />
toewijzing, of andere meetbare dim<strong>en</strong>sies binn<strong>en</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de veiling. Indi<strong>en</strong> de overheid ook oog<br />
33<br />
Rec<strong>en</strong>t veilde de Nederlandse overheid het recht om b<strong>en</strong>zinestations te mog<strong>en</strong> uitbat<strong>en</strong> langs de Nederlandse<br />
autoweg<strong>en</strong>.<br />
34 Deze paragraaf is deels gebaseerd op van Damme (1997). Voor meer informatie over veiling<strong>en</strong> in de mobilofonie<br />
zie bv. Milgrom (2000).<br />
35 Finland <strong>en</strong> Spanje vorm<strong>en</strong> hierop e<strong>en</strong> uitzondering. Zij koz<strong>en</strong> ervoor de kandidaat-operator<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong><br />
concurrer<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerder symbolische toetredingslic<strong>en</strong>tie. Frankrijk <strong>en</strong> Italië<br />
gebruik<strong>en</strong> e<strong>en</strong> combinatie van veiling <strong>en</strong> schoonheidswedstrijd.<br />
36 Zie The Economist, 8 juli 2000, p. 78.
19<br />
heeft voor het aantal mast<strong>en</strong> dat extra aangelegd moet word<strong>en</strong> dan kan dit opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de<br />
veiling. De overheid moet dan wel vooraf gewicht<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de dim<strong>en</strong>sies waarin gebod<strong>en</strong><br />
wordt. Indi<strong>en</strong> niet, dan br<strong>en</strong>gt m<strong>en</strong> ex post “flexibiliteit” in het allocatiemechanisme. Het vooraf<br />
toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van gewicht<strong>en</strong> aan perfect meetbare dim<strong>en</strong>sies br<strong>en</strong>gt duidelijkheid in de procedure, de te<br />
volg<strong>en</strong> strategie, <strong>en</strong> de aanduiding van de winnaar(s). Deze duidelijkheid ex ante <strong>en</strong> ex post bij<br />
veiling<strong>en</strong> is het belangrijkste onderscheid met e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd.<br />
E<strong>en</strong> andere kritiek bestaat er in dat het niet de taak van de overheid is om e<strong>en</strong> maximale<br />
veilingopbr<strong>en</strong>gst te bekom<strong>en</strong> door marktpartij<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> elkaar te lat<strong>en</strong> opbied<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> schaars goed.<br />
E<strong>en</strong> b<strong>en</strong>evol<strong>en</strong>te overheid is geïnteresseerd in het creër<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> maximaal welvaartssurplus.<br />
Veiling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> deze doelstelling bereik<strong>en</strong> omdat de winnaar dieg<strong>en</strong>e is die de grootste waarde<br />
toek<strong>en</strong>t aan het geveilde object. Dit komt overe<strong>en</strong> met het maximaliser<strong>en</strong> van het welvaartssurplus.<br />
Het aandikk<strong>en</strong> van de Schatkist is dus ge<strong>en</strong> doelstelling maar e<strong>en</strong> positief nev<strong>en</strong>effect. 37<br />
T<strong>en</strong>slotte wijz<strong>en</strong> we erop dat de veilingvorm van fundam<strong>en</strong>teel belang is. E<strong>en</strong> onbedachte<br />
veilingvorm kan hallucinante gevolg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Dit blijkt duidelijk uit de slechte resultat<strong>en</strong> van<br />
simultane veiling<strong>en</strong> met slechts één ronde (Australië <strong>en</strong> Nieuw-Zeeland). Ook sequ<strong>en</strong>tiële veiling<strong>en</strong><br />
zoals in de VS waar de <strong>en</strong>e na de andere lic<strong>en</strong>tie werd geveild leverd<strong>en</strong> povere resultat<strong>en</strong> op. In<br />
sommige gevall<strong>en</strong> vreesd<strong>en</strong> nieuwkomers dat ze teveel zoud<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> ze de veiling<br />
zoud<strong>en</strong> winn<strong>en</strong>-de welbek<strong>en</strong>de winner's curse. De nieuwkomers red<strong>en</strong>eerd<strong>en</strong> immers dat e<strong>en</strong><br />
gevestigde onderneming meer te verliez<strong>en</strong> had indi<strong>en</strong> ze de lic<strong>en</strong>tie niet kon vernieuw<strong>en</strong>. Dus wild<strong>en</strong><br />
ze er ook meer voor betal<strong>en</strong>. Het had dus ge<strong>en</strong> zin om te strijd<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> lic<strong>en</strong>tie die ze teveel<br />
zoud<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. Het gevolg was dat de mobiele lic<strong>en</strong>ties zeer goedkoop onder de hamer ging<strong>en</strong>. 38<br />
Groot-Brittannië loste dit probleem o.a. op door e<strong>en</strong> simultane veiling bij opbod te organiser<strong>en</strong>. Het<br />
ontwerp van de veiling was als volgt: één gereserveerde grotere lic<strong>en</strong>tie exclusief bedoeld voor<br />
nieuwkomers waarop de gevestigde onderneming<strong>en</strong> niet mocht<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> vier andere kleinere vrije<br />
lic<strong>en</strong>ties waarop iedere<strong>en</strong> mocht bied<strong>en</strong> (maximaal één lic<strong>en</strong>tie toe te lat<strong>en</strong> voor elke van de vier<br />
gevestigde onderneming<strong>en</strong>). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> was er e<strong>en</strong> reservatieprijs voor de vrije lic<strong>en</strong>ties: de prijs was<br />
minimum gelijk aan de prijs van de gereserveerde lic<strong>en</strong>tie. Het werd e<strong>en</strong> succes voor de Britse<br />
Schatkist. Nederland volgde de Britse veilingvorm, maar veilde <strong>en</strong>kel vijf vrije lic<strong>en</strong>ties.<br />
Tegelijkertijd heeft Nederland vijf gevestigde onderneming<strong>en</strong>. Omwille van het feit dat toetreders e<strong>en</strong><br />
informati<strong>en</strong>adeel hebb<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van de gevestigde onderneming<strong>en</strong> is hun bereidheid tot betal<strong>en</strong><br />
nooit hoger dan dat van e<strong>en</strong> gevestigde onderneming. E<strong>en</strong> toetreder die toch de hoogste bieder blijkt<br />
te zijn heeft dus meer betaald dan wat e<strong>en</strong> gevestigde onderneming bereid was te betal<strong>en</strong>. De vrees<br />
om de prooi te zijn van de winner's curse leidt uiteraard tot minder competitie bij het bied<strong>en</strong>. Dit<br />
blijkt dan ook e<strong>en</strong> terechte kritiek op de Nederlandse veilingvorm die uiteindelijk geleid heeft tot e<strong>en</strong><br />
37 De Nederlandse Minister Jorritsma hamert er op dat de spectrum-veiling<strong>en</strong> niet als doelstelling hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
maximale opbr<strong>en</strong>gst voort te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De doelstelling is om op eerlijke <strong>en</strong> transparante wijze de beste bedrijv<strong>en</strong><br />
te voorzi<strong>en</strong> van lic<strong>en</strong>ties.
20<br />
magere opbr<strong>en</strong>gst van 170 Euro per capita voor de Nederlandse Schatkist. 39 Ook het ontwerp van de<br />
Belgische veiling bleek niet optimaal te zijn. Alhoewel de veiling e<strong>en</strong> lic<strong>en</strong>tie meer voorzag dan het<br />
aantal gevestigde onderneming<strong>en</strong> toonde ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele toetreder blijk van interesse. De combinatie van<br />
vier gelijke lic<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de aanwezigheid van e<strong>en</strong> zeer dominante gevestigde onderneming was<br />
voldo<strong>en</strong>de om toetreders af te schrikk<strong>en</strong>. Het gevolg was dat slechts drie van de vier lic<strong>en</strong>ties werd<strong>en</strong><br />
toegek<strong>en</strong>d aan de gevestigde operator<strong>en</strong>. De lic<strong>en</strong>ties ging<strong>en</strong> pro forma “onder de hamer” aan de<br />
minimumprijs <strong>en</strong> de opbr<strong>en</strong>gst voor de Belgische Schatkist bedroeg slechts 45 Euro per capita. 40<br />
Veiling<strong>en</strong>, consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> innovatie<br />
De meest gehoorde kritiek op het aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van veiling<strong>en</strong> voor het bepal<strong>en</strong> van de marktspelers is<br />
dat hoge lic<strong>en</strong>tieprijz<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hoge finale prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> de innovatie afremm<strong>en</strong>. De economische<br />
theorie is heel duidelijk over het argum<strong>en</strong>t dat hoge vaste toetredingskost<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hogere<br />
eindprijz<strong>en</strong>. Het argum<strong>en</strong>t snijdt ge<strong>en</strong> hout omdat de vaste kost, éénmaal betaald, e<strong>en</strong> “sunk cost” is.<br />
Bedrijv<strong>en</strong> die aan winstmaximalisatie do<strong>en</strong> baser<strong>en</strong> hun prijspolitiek aan de hand van het snijpunt van<br />
marginale kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> marginale opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>. Vaste kost<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> hierin totaal ge<strong>en</strong> rol. Deze<br />
red<strong>en</strong>ering gaat ook op voor innovatie: de toetredingskost is e<strong>en</strong> vaste kost <strong>en</strong> beïnvloedt dus niet de<br />
marginale investeringsopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>.<br />
Uiteraard speelt de winst die e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële toetreder verwacht te behal<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol in de<br />
hoogte van het maximale uitgebrachte bod. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bieder verwacht dat de te behal<strong>en</strong> winst<strong>en</strong><br />
hoog zull<strong>en</strong> zijn, dan zal hij e<strong>en</strong> hoog bod will<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. Het economische argum<strong>en</strong>t gaat dus in de<br />
andere richting: bieding<strong>en</strong> zijn hoog omdat verwachte winst<strong>en</strong> hoog ingeschat word<strong>en</strong>! Tegelijk<br />
betek<strong>en</strong>t dit dat we hoge consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> of dat de bedrijv<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> dat de<br />
markt voor toepassing<strong>en</strong> van deze nieuwe frequ<strong>en</strong>ties heel groot zal zijn.<br />
Het bov<strong>en</strong>staand economisch argum<strong>en</strong>t klinkt overtuig<strong>en</strong>d. Offerman <strong>en</strong> Potters (2001) br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />
echter alternatieve argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan die ev<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>d klink<strong>en</strong> <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> andere richting kunn<strong>en</strong><br />
wijz<strong>en</strong>. Het eerste argum<strong>en</strong>t stelt dat het betal<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vaste hoge kost e<strong>en</strong> invloed uitoef<strong>en</strong>t op het<br />
geselecteerde ev<strong>en</strong>wicht. Indi<strong>en</strong> spelers e<strong>en</strong> hoge vast kost hebb<strong>en</strong> betaald om toe te tred<strong>en</strong> dan<br />
coördiner<strong>en</strong> ze vlugger op e<strong>en</strong> collusieve maar risicovolle prijsstrategie. De spelers zijn minder<br />
g<strong>en</strong>eigd om af te wijk<strong>en</strong> van deze risicovolle strategie omdat de hoge toetredingskost vlugger<br />
terugverdi<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong>. 41 Dit eerste effect noem<strong>en</strong> ze het “collusie”-effect. E<strong>en</strong> tweede argum<strong>en</strong>t<br />
is dat hoge veilingprijz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> “selectie”-effect creër<strong>en</strong>: hoge biedprijz<strong>en</strong> selecter<strong>en</strong> eerder bedrijv<strong>en</strong><br />
die hogere winst<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> deze bedrijv<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> meer g<strong>en</strong>eigd zijn om zich<br />
38<br />
Zie Klemperer (2000).<br />
39<br />
Zie Maasland (2000) <strong>en</strong> Klemperer (2001) voor e<strong>en</strong> geslaagde voorspelling op basis van theoretische<br />
inzicht<strong>en</strong>!<br />
40<br />
Zwitserland haalde nog lagere opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>, nl. 20 Euro per capita.<br />
41<br />
Offerman <strong>en</strong> Potters (2001) gebruik<strong>en</strong> in deze context de term “loss avoidance”.
21<br />
coöperatief op te stell<strong>en</strong> in de markt dan leidt dit tot hogere prijz<strong>en</strong>. Offerman <strong>en</strong> Potters test<strong>en</strong> op<br />
experim<strong>en</strong>tele wijze deze twee argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In drie sc<strong>en</strong>ario's vergelijk<strong>en</strong> ze telk<strong>en</strong>s de prijszetting<br />
nadat twee van de vier proefperson<strong>en</strong> toetreding volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> specifiek sc<strong>en</strong>ario verkreg<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>.<br />
Het eerste sc<strong>en</strong>ario veilt toetreding t<strong>en</strong> gunste van de twee meest bied<strong>en</strong>de (sc<strong>en</strong>ario v); het tweede<br />
sc<strong>en</strong>ario alloceert willekeurig twee lic<strong>en</strong>ties teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> exoge<strong>en</strong> vastgelegde betaling (sc<strong>en</strong>ario b); het<br />
derde sc<strong>en</strong>ario alloceert willekeurig twee lic<strong>en</strong>ties gratis (sc<strong>en</strong>ario g).<br />
Vergelijking van sc<strong>en</strong>ario's v <strong>en</strong> b met sc<strong>en</strong>ario g test het “collusie”-effect. Uit hun experim<strong>en</strong>teel<br />
onderzoek blijkt dat sc<strong>en</strong>ario's v <strong>en</strong> b significant hogere prijz<strong>en</strong> opleverd<strong>en</strong> dan sc<strong>en</strong>ario g, vooral op<br />
korte termijn. Vergelijking van sc<strong>en</strong>ario v met sc<strong>en</strong>ario b test het “selectie”-effect. De hoogte van de<br />
prijz<strong>en</strong> in sc<strong>en</strong>ario v was gemiddeld vergelijkbaar met sc<strong>en</strong>ario b. Evid<strong>en</strong>tie voor dit “selectie”-effect<br />
was dus minder duidelijk.<br />
E<strong>en</strong> ander argum<strong>en</strong>t dat gebruikt wordt is dat de <strong>en</strong>orme bedrag<strong>en</strong> die de winn<strong>en</strong>de marktpartij<strong>en</strong><br />
moet<strong>en</strong> verzamel<strong>en</strong> hun financiële positie aantast. Dit kan leid<strong>en</strong> tot duurdere l<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor<br />
toekomstige investering<strong>en</strong> wat de marginale kost<strong>en</strong> opkrikt. Dus, imperfecte kapitaalmarkt<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hogere consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>. 42 De grootte-orde van deze prijsstijging is echter niet te<br />
vergelijk<strong>en</strong> met de opbr<strong>en</strong>gst van de veiling<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de meeste bied<strong>en</strong>de<br />
mobilofoonoperator<strong>en</strong> onderdeel van financieel sterke maatschappij<strong>en</strong> <strong>en</strong> bied<strong>en</strong> dezelfde<br />
maatschappij<strong>en</strong> voor lic<strong>en</strong>ties in heel Europa. Dit relativeert de aantasting van de financiële positie<br />
van de winn<strong>en</strong>de bieders.<br />
4 Universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing<br />
Universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing bestaat erin om e<strong>en</strong> aantal courante communicatiedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />
minimum gegarandeerde kwaliteit voor iedere<strong>en</strong> te voorzi<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> redelijke prijz<strong>en</strong>. 43 Het idee van<br />
universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing vindt o.a. haar oorsprong in het zgn. “lev<strong>en</strong>snoodzakelijk” karakter van e<strong>en</strong><br />
aantal basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. 44 Sommige bevolkingsgroep<strong>en</strong>, zoals bv. lage inkom<strong>en</strong>scategorieën,<br />
gehandicapt<strong>en</strong> <strong>en</strong> bejaard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de werkelijke kostprijs van deze basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> niet betal<strong>en</strong>.<br />
Zonder deze basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> ze echter niet naar behor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong> in de maatschappij.<br />
De precieze afbak<strong>en</strong>ing van deze bevolkingsgroep<strong>en</strong> is echter ge<strong>en</strong> sinecure. De universele<br />
di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing lost dit probleem op door iedere<strong>en</strong> deze basisvoorzi<strong>en</strong>ing te garander<strong>en</strong>.<br />
42 Zie CPB-<strong>working</strong> <strong>paper</strong>s, 2000, “Auctions and precautions: overbidding in spectrum auctions and its possible<br />
impact”, Nº 127.<br />
43<br />
Het verslag van het Belgisch Instituut voor postdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> telecommunicatie over de ontwikkeling van de<br />
universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing van de telecommunicatie (1998) vermeldt o.a. volg<strong>en</strong>de communicatiedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>:<br />
volledige dekkingsgraad, uitbating van op<strong>en</strong>bare betaaltelefoons, kost<strong>en</strong>loos verstur<strong>en</strong> van noodoproep<strong>en</strong>,<br />
sociale tariev<strong>en</strong> voor basisspraaktelefonie voor bepaalde person<strong>en</strong> in moeilijkhed<strong>en</strong>, ...<br />
44<br />
Zie Laffont-Tirole (2000), sectie 6.2 voor e<strong>en</strong> uitgebreide economische interpretatie van universele<br />
di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.
22<br />
Vòòr de liberalisering hebb<strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare telefoonmaatschappij<strong>en</strong> deze verplichte di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing<br />
oorspronkelijk mog<strong>en</strong> financier<strong>en</strong> via kruissubsidiëring: winstgev<strong>en</strong>de marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
comp<strong>en</strong>seerd<strong>en</strong> verlieslat<strong>en</strong>de communicatiedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. Zo gebruikte m<strong>en</strong> de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van<br />
internationaal telefoonverkeer om het financieel verlieslat<strong>en</strong>de particuliere segm<strong>en</strong>t op het platteland<br />
te subsidiër<strong>en</strong>. Deze financiering van de verplichte universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing veroorzaakt echter<br />
zware inefficiënties: het subsidiër<strong>en</strong>de segm<strong>en</strong>t ondervindt te lage consumptie door de te hoge prijs.<br />
Het omgekeerde geldt voor het gesubsidieerde segm<strong>en</strong>t: de te lage prijs leidt tot e<strong>en</strong> te hoge<br />
consumptie. Uiteraard bracht dit systeem niet veel inc<strong>en</strong>tives teweeg om de kost<strong>en</strong> te minimaliser<strong>en</strong>.<br />
De introductie van het “(global) price cap” principe bracht hierin <strong>en</strong>igszins verandering. Dit principe<br />
definieert e<strong>en</strong> ontwikkelingsbeperking voor de prijs van e<strong>en</strong> bepaalde di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>korf. Elke di<strong>en</strong>st krijgt<br />
e<strong>en</strong> wegingscoëfficiënt. Globaal moet deze korf van di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vooraf bepaalde prijsontwikkeling<br />
respecter<strong>en</strong>. Dit geeft <strong>en</strong>ige flexibiliteit in de prijszetting op het niveau van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> voor de<br />
operator. Het geeft bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> de operator de mogelijkheid om concurr<strong>en</strong>tieel te kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong><br />
zonder hierbij als overheid globale sturing van de prijz<strong>en</strong> te verliez<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot e<strong>en</strong> “costplus”<br />
contract levert het “price-cap” contract efficiëntie op. In de economische literatuur heet dit e<strong>en</strong><br />
“high-powered inc<strong>en</strong>tive scheme”. Algeme<strong>en</strong> is er echter e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>tele afruil tuss<strong>en</strong> deze twee<br />
uiterste schema's: efficiëntieprikkels lever<strong>en</strong> weliswaar lage kost<strong>en</strong> op, maar br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> context<br />
van adverse selectie buit<strong>en</strong>sporige r<strong>en</strong>tes met zich mee. Het optimale schema ligt tuss<strong>en</strong> deze twee<br />
uiterst<strong>en</strong>.<br />
Met de liberalisering kwam de financiering van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in gevaar: subsidiër<strong>en</strong>de<br />
marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> zware concurr<strong>en</strong>tie van (soms inefficiënte) toetreders. Deze<br />
concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zett<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> de financiële bron onder druk voor het te subsidiër<strong>en</strong> marktsegm<strong>en</strong>t.<br />
E<strong>en</strong> ingreep die de financiering van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing verzekert zonder dat de<br />
marktwerking geschaad wordt was dus nodig. Het precieze ontwerp is belangrijk vanuit industrieel<br />
economische hoek omdat het de marktstructuur, de graad van concurr<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> de marktwerking<br />
meebepaalt. De c<strong>en</strong>trale vraag is dus: welk ontwerp garandeert e<strong>en</strong> efficiënte marktwerking? van<br />
Damme et al. (1999) biedt e<strong>en</strong> mooi overzicht van de efficiënte organisatie van de universele<br />
di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.<br />
E<strong>en</strong> eerste elem<strong>en</strong>t betreft de bescherming van de financieringsbron. De gevestigde onderneming<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> dit elem<strong>en</strong>t meermaals gebruikt. De Britse regulator Oftel me<strong>en</strong>t dat British Telecom's plicht<br />
voor universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing ook opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> oplevert die voldo<strong>en</strong>de comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> voor de kost<strong>en</strong>.<br />
British Telecom ontvangt noch betaalt e<strong>en</strong> vergoeding voor haar verplichte universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.<br />
De opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van de plicht tot universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing zijn o.a. de waarde van het net stijgt als er<br />
meer abonnees aangeslot<strong>en</strong> zijn; de naambek<strong>en</strong>dheid via publieke telefooncell<strong>en</strong> levert<br />
merknaamwaarde op; <strong>en</strong> de verplichting om interv<strong>en</strong>ties uit te voer<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde tijdslimiet<br />
levert betrouwbaarheid <strong>en</strong> dus merknaamwaarde op. M.a.w. bescherming van de “financieringsbron”<br />
is helemaal niet nodig. Bescherming van de zgn. “financieringsbron” levert dus alle<strong>en</strong> maar
23<br />
inefficiënties op: relatieve prijsdistortie, inefficiënte toetreding, “cream-skimming” gedrag,...Het<br />
rechtstreeks gevolg is dat de regulator de voormalige monopolist niet aan hand<strong>en</strong> <strong>en</strong> voet<strong>en</strong> bindt.<br />
Indi<strong>en</strong> de assumpties van e<strong>en</strong> contesteerbare markt voldaan zijn (i.e. diversificatievoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
strategische complem<strong>en</strong>tariteit van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>) dan leidt dit tot “second-best” efficiëntie: pot<strong>en</strong>tiële<br />
competitie werkt discipliner<strong>en</strong>d op de gevestigde onderneming <strong>en</strong> leidt tot prijz<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong><br />
overwinst<strong>en</strong> veroorzak<strong>en</strong>.<br />
Wie financiert de kost<strong>en</strong> van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing indi<strong>en</strong> deze groter zijn dan de ontvangst<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> hoe gebeurt dit optimaal? Geld uit algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong> (i.e. belasting<strong>en</strong>) is optimaal indi<strong>en</strong> dit het<br />
minst verstor<strong>en</strong>d werkt <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de informatie over de werkelijke kost<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de symmetrisch is.<br />
Het voldo<strong>en</strong> aan de tweede voorwaarde is twijfelachtig. E<strong>en</strong> alternatief is e<strong>en</strong> extern fonds<br />
rechtstreeks gefinancierd door de betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> (operator<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>). De<br />
consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> de financiering op zich kunn<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> gebruikersbelasting. Het grote<br />
draagvlak <strong>en</strong> de geringe prijselasticiteit beperk<strong>en</strong> de belastingsdistortie tot e<strong>en</strong> minimum. Vermits dit<br />
voor elke consum<strong>en</strong>t van elke operator geldt, creëert dit bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> “fair level playing field”.<br />
Alternatief zoud<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> tot het fonds in functie van de totale gemet<strong>en</strong><br />
gebruikstijd van deze basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. Operator<strong>en</strong> die echter zeer lage prijz<strong>en</strong> zett<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> zich<br />
b<strong>en</strong>adeeld vermits de gebruikstijd stijgt met dal<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong>. De operationele uitvoerbaarheid van<br />
deze twee financieringsvorm<strong>en</strong> wordt echter sterk betwijfeld. In Nederland hanteert m<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
omzetbelasting als criterium voor contributie.<br />
T<strong>en</strong>slotte is het ook belangrijk de meest efficiënte uitvoerder van de universele di<strong>en</strong>st te selecter<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> veiling kan hier e<strong>en</strong> oplossing bied<strong>en</strong> waarbij het laagste bod wint: dit is immers de operator die<br />
het meest efficiënt de opgelegde universele di<strong>en</strong>st kan uitvoer<strong>en</strong>. De gevestigde onderneming heeft<br />
uiteraard e<strong>en</strong> informatievoordeel over de werkelijke kost<strong>en</strong>. Dit voordeel kan de regulator gedeeltelijk<br />
wegwerk<strong>en</strong> door de gevestigde onderneming als eerste e<strong>en</strong> publiek bod te do<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />
Complem<strong>en</strong>tair aan het bied<strong>en</strong> is het zgn. “pay-or-play” systeem: de gevestigde onderneming verzorgt<br />
de gehele universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing t<strong>en</strong>zij e<strong>en</strong> andere operator beslist om e<strong>en</strong> onderdeel van de<br />
universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in e<strong>en</strong> bepaald gebied op zich te nem<strong>en</strong>. In dit geval moet deze operator<br />
ge<strong>en</strong> contributie betal<strong>en</strong> voor dat onderdeel van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.<br />
5 Enkele conclusies<br />
De vrijmaking van de telecommunicatiesector heeft op e<strong>en</strong> korte tijd reeds ingrijp<strong>en</strong>de wijziging<strong>en</strong><br />
met zich meegebracht. De marktstructuur is drastisch gewijzigd. De prijszetting <strong>en</strong> de toegangsprijs<br />
tot het lokale netwerk is e<strong>en</strong> controversiële <strong>en</strong> complexe materie. Deze toegangsprijz<strong>en</strong> zijn dan ook<br />
het onderwerp van e<strong>en</strong> snel verander<strong>en</strong>de <strong>en</strong> heel ingewikkelde (de)regulering in zowat alle<br />
geïndustrialiseerde land<strong>en</strong> <strong>en</strong> vooral van veel redetwist tuss<strong>en</strong> gevestigde operator<strong>en</strong> <strong>en</strong> nieuwkomers.
24<br />
Het eerste deel van deze bijdrage toonde aan dat de inzicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> al vlug afhang<strong>en</strong> van de<br />
precieze veronderstelling<strong>en</strong>. De nood aan specifieke regelgeving in deze sector hangt dan ook af van<br />
de specifieke omstandighed<strong>en</strong>. De raz<strong>en</strong>dsnelle opkomst van het Internet zal dit beeld niet<br />
noodzakelijk verander<strong>en</strong>. 45 Hoe de telecommunicatiesector er zal uitzi<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> is<br />
moeilijk in te schatt<strong>en</strong>. De uitbreiding van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in de context van het Internet<br />
kan de ontwikkeling van deze industrie e<strong>en</strong> belangrijke impuls gev<strong>en</strong>. 46<br />
E<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong> wil de rol van de regelgever drastisch ingeperkt zi<strong>en</strong> t<strong>en</strong> voordele van de<br />
mededingingsautoriteit<strong>en</strong>. Deze omzwaai is er o.a. met het oog op het stimuler<strong>en</strong> van nog meer<br />
competitie in e<strong>en</strong> sector die minder <strong>en</strong> minder e<strong>en</strong> nationaal karakter begint te verton<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />
uitgebreid vergelijk<strong>en</strong>d overzicht tuss<strong>en</strong> de voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> van regelgeving vs. mededingingsbeleid<br />
valt buit<strong>en</strong> het bestek van deze bijdrage maar zal vast <strong>en</strong> zeker e<strong>en</strong> belangrijk aspect word<strong>en</strong> van<br />
economisch onderzoek.<br />
De allocatie van schaarse middel<strong>en</strong> zoals frequ<strong>en</strong>ties via veiling<strong>en</strong> stuit op heel wat teg<strong>en</strong>wind bij tal<br />
van spelers uit de sector. Deels uit strategisch onbegrip voor de mogelijke effect<strong>en</strong> maar vooral omdat<br />
de toek<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> van eerder vrijgegev<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>ties veel goedkoper war<strong>en</strong>. Goed ontworp<strong>en</strong> veiling<strong>en</strong><br />
met minimum kwaliteitscriteria leid<strong>en</strong> echter over het algeme<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> betere toek<strong>en</strong>ning van de<br />
lic<strong>en</strong>ties aan de meest efficiënte bedrijv<strong>en</strong>. Dit staat in scherp contrast met schoonheidswedstrijd<strong>en</strong><br />
waar politieke motiev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong> het toekomstig stijg<strong>en</strong>d belang<br />
van de mediasector is er dan ook alle red<strong>en</strong> om dit veilingprincipe ook los te lat<strong>en</strong> op de gehele radio<strong>en</strong><br />
TV-sector. Belangrijker is echter dat het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van spectrumrecht<strong>en</strong> via veiling<strong>en</strong> leidt tot e<strong>en</strong><br />
zo competitief mogelijke sector. De lic<strong>en</strong>ties geld<strong>en</strong> immers voor meerdere jar<strong>en</strong>. Het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van<br />
de lic<strong>en</strong>ties aan de verkeerde (groep) bedrijv<strong>en</strong> kan grote vertraging meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> voor de groei <strong>en</strong><br />
innovatie in de sector <strong>en</strong> dus nefast zijn voor de dynamische efficiëntie in de economie.<br />
6 Refer<strong>en</strong>ties<br />
Armstrong, M.,1997(a), “Competition in telecommunications”, Oxford Review of Economic Policy,<br />
Vol. 13, blz. 64-82.<br />
Armstrong, M., 1997(b), “Mobile telephony in the UK”, The Regulation Initiative Discussion Paper<br />
Series, Nº15, London Business School.<br />
Armstrong, M. 1998, “Network Interconnection”, Economic Journal, Vol. 108, blz. 545-564.<br />
45 Zie Crémer, Rey <strong>en</strong> Tirole (1999).<br />
46 Zie Crémer (1999).
25<br />
Armstrong, M., C. Doyle <strong>en</strong> J. Vickers, 1996, “The access pricing problem: a synthesis, Journal of<br />
Industrial Economics”, Vol. 44, 2, 131-150.<br />
Armstrong, M. <strong>en</strong> J. Vickers, 1996, “Regulatory reform in telecommunications in C<strong>en</strong>tral and Eastern<br />
Europe”, Economics of Transition, Vol. 4, Nº 2, blz. 295-318.<br />
Coase, R., 1959, “The Federal Communications Commission”, Journal of Law and Economics, Vol.<br />
2., blz. 26-27.<br />
Crémer, J., 1999, “Network externalities and universal service obligation in the Internet”, mimeo.<br />
Crémer, J. <strong>en</strong> J.J. Laffont, 2000, “Pour ou contre les <strong>en</strong>chères du spectre hertzi<strong>en</strong> pour la téléphonie<br />
mobile <strong>en</strong> France”, mimeo.<br />
Crémer, J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1999, “Connectivity in the commercial Internet”, mimeo IDEI,<br />
Toulouse.<br />
Dessein, W., 2000a, “Network competition in nonlinear pricing”, mimeo.<br />
Dessein, W., 2000b, “Network competition with heterog<strong>en</strong>ous calling patterns”, mimeo.<br />
European Economy, 1999, “Liberalisation of network industries-Economic implications and main<br />
policy issues”, European Commission Directorate-G<strong>en</strong>eral for Economic and Financial Affairs, Nº 4.<br />
Flochel, L. <strong>en</strong> E. Baranes, 1998, “Interconnection of networks of differ<strong>en</strong>t quality, price discrimination<br />
and reciprocity principle”, mimeo.<br />
Hausman, J, 1994, “Proliferation of networks in telecommunications: technological and economic<br />
considerations”, in Networks, Infrastructure, and the New Task for Regulation, The University of<br />
Michigan Press.<br />
Klemperer, P., 2000, “Applying auction theory to economics”, Discussion Paper, Oxford University.<br />
Klemperer, P., 2001, “What really matters in auction design”, mimeo.<br />
Laffont, J.-J. <strong>en</strong> J. Tirole, 1993, “A theory of inc<strong>en</strong>tives in regulation and procurem<strong>en</strong>t”, MIT Press,<br />
Cambridge, MA.<br />
Laffont, J.-J. <strong>en</strong> J. Tirole, 1996, “Creating competition through interconnection: Theory and practice”,<br />
Journal of Regulatory Economics, Vol. 10, 3, blz. 227-256.<br />
Laffont, J.-J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1997, “Competition betwe<strong>en</strong> telecommunications operators”,<br />
European Economic Review, Vol. 41, blz. 701-711.<br />
Laffont, J.-J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1998a, “Network competition I. Overview and nondiscriminatory<br />
pricing”, RAND Journal of Economics, Vol. 29, Nº 1, Spring, blz. 1-37.<br />
Laffont, J.-J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1998b, “Network competition II. Price discrimination”, RAND<br />
Journal of Economics, Vol. 29, Nº 1, Spring, blz. 38-56.<br />
Laffont, J.-J. <strong>en</strong> J. Tirole, 2000, “Competition in Telecomunications”, MIT Press.<br />
Maasland, E., 2000, “Veilingmiljard<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> fictie”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong>, 85, nr.<br />
4260, blz. 479.<br />
Milgrom, P., 2000, “Putting auction theory to work: the simultaneous asc<strong>en</strong>ding auction”, Journal of<br />
Political Economy, Nº 2, Vol. 108, blz. 245-272.
26<br />
Offerman, T. <strong>en</strong> J. Potters, 2001, “Does auctioning of <strong>en</strong>try lic<strong>en</strong>ses induce collusion? An<br />
experim<strong>en</strong>tal study”, mimeo.<br />
Rey, P. <strong>en</strong> J. Tirole, 1997, “A primer in foreclosure”, te verschijn<strong>en</strong> in Handbook of Industrial<br />
Organization.<br />
Tirole, J., 1988, “The Theory of Industrial Organization”, MIT Press.<br />
van Damme, E., 1997, “Ti<strong>en</strong> misverstand<strong>en</strong> over veiling<strong>en</strong>”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong> 82,<br />
nr. 4088, blz. 24-28.<br />
van Damme, E., 1998, “Veil<strong>en</strong> in de praktijk: mobiele telefonie-frequ<strong>en</strong>ties”, Economische<br />
Statistische Bericht<strong>en</strong>, 83, nr. 4147, blz. 284-288<br />
van Damme, E., 1998, “Combinatorisch veil<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>voudig”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong>,<br />
83, nr. 4154, blz. 436-437<br />
van Damme, E., J. Jans<strong>en</strong>, J. Potters, Th. t<strong>en</strong> Raa <strong>en</strong> V. Veroud<strong>en</strong>, 1999, “Vier vrag<strong>en</strong> bij universele<br />
di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong>, 84, nr. 4199, blz. 284-288.<br />
Vickers, J., 1997, “Regulation, competition, and the structure of prices”, Oxford Review of Economic<br />
Policy, Vol. 13, Nº 1, 15-26.
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />
HOVENIERSBERG 24<br />
9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />
Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />
WORKING PAPER SERIES 1<br />
94/01 L. GOUBERT, E. OMEY, The long-term labour demand and the role of productivity in manufacturing in eight<br />
OECD-countries, June 1994, 24 p.<br />
94/02 F. HEYLEN, Social, economic and political institutions and taxes on labour, September 1994, 38 p. (published in<br />
Weltwirtschaftliches Archiv, 1995).<br />
94/03 P. JOOS, H. OOGHE, Comparison betwe<strong>en</strong> market determined and accounting determined measures of risk : an<br />
empirical assessm<strong>en</strong>t for the non-financial firms listed on the Brussels stock exhange, October 1994, 35 p.<br />
94/04 R. VANDER VENNET, Market structure and operational effici<strong>en</strong>cy a determinants of EC bank profitability,<br />
September 1994, 25 p. (published in Journal of International Financial Markets, Institutions and Money, 1994).<br />
94/05 S. MANIGART, B. CLARYSSE, K. DEBACKERE, Entry despite the network : exploring the relationship betwe<strong>en</strong><br />
network structure and <strong>en</strong>try patterns in emerg<strong>en</strong>t organizational populations, December 1994, 39 p.<br />
95/06 G. VAN HUFFEL, P. JOOS, H. OOGHE, Semi-annual earnings announcem<strong>en</strong>ts and market reaction : some rec<strong>en</strong>t<br />
findings for a small capital market, February 1995, 23 p. (published in European Accounting Review, 1996).<br />
95/07 H. SAPIENZA, S. MANIGART, W. VERMEIR, A comparison of v<strong>en</strong>ture capitalist governance and value-added in<br />
the U.S. and Western Europe, February 1995, 31 p. (published in Journal of Business V<strong>en</strong>turing, 1996).<br />
95/08 F. HEYLEN, L. GOUBERT, E. OMEY, Unemploym<strong>en</strong>t in Europe : a problem of relative or aggregate demand<br />
shocks ? , March 1995, 16 p. (published in International Labour Review, 1996).<br />
95/09 R. VANDER VENNET, The effect of mergers and acquisitions on the effici<strong>en</strong>cy and profitability of EC credit<br />
institutions, April 1995, 35 p. (published in Journal of Banking and Finance, 1996).<br />
95/10 P. VAN KENHOVE, A comparison betwe<strong>en</strong> the "pick any" method of scaling and the semantic differ<strong>en</strong>tial, April<br />
1995, 14 p.<br />
95/11 K. SCHOORS, Bad loans in transition economies, May 1995, 42 p.<br />
95/12 P. JOOS, H. OOGHE, Problem<strong>en</strong> bij het opstell<strong>en</strong> van classificatiemodell<strong>en</strong> : e<strong>en</strong> toepassing op commerciële<br />
kredietscoring bij financiële instelling<strong>en</strong>, Juni 1995, 39 p. (gepubliceerd in Tijdschrift voor <strong>Economie</strong> <strong>en</strong><br />
Managem<strong>en</strong>t, 1998).<br />
95/13 I. DE BEELDE, The evolution of industrial accounting thought in Belgium in the first half of the 20th c<strong>en</strong>tury. A<br />
textbook approach, July 1995, 29 p.<br />
95/14 D. SCHOCKAERT, Japanse laagconjunctuur <strong>en</strong> vastgoedmarktontwikkeling<strong>en</strong>, Oktober 1995, 24 p. (gepubliceerd<br />
in Maandschrift <strong>Economie</strong>, 1996).<br />
95/15 P. GEMMEL, R. VAN DIERDONCK, The design of a MRP-based hospital service requirem<strong>en</strong>ts planning system :<br />
the impact of differ<strong>en</strong>t sources of uncertainty, October 1995, October 1995, 23 p.<br />
95/16 J. MATON, The Cape of Good Hope. Employm<strong>en</strong>t and income distribution in South Africa, September 1995,<br />
October 1995, 59 p.<br />
96/17 D. WAEYTENS, Activity-based information in budgeting : the impact on information asymmetry, budget slack<br />
creation and related dysfunctional behaviors - a lab experim<strong>en</strong>t, February 1996, 40 p.<br />
96/18 R. SLAGMULDER, Using managem<strong>en</strong>t control systems to achieve alignm<strong>en</strong>t betwe<strong>en</strong> strategic investm<strong>en</strong>t<br />
decisions and strategy, February 1996, 36 p. (published in Managem<strong>en</strong>t Accounting Research, 1997).<br />
96/19 N. VALCKX, W. DE VIJLDER, Monetary policy and asset prices : a comparison of the Fed's announcem<strong>en</strong>t<br />
policies 1987-1995, March 1996, 19 p. (published in Bank- <strong>en</strong> Financiewez<strong>en</strong>, 1996).<br />
96/20 S. VANDORPE, J. DENYS, E. OMEY, De arbeidsmarktintegratie van afgestudeerd<strong>en</strong> uit TSO <strong>en</strong> BSO : e<strong>en</strong><br />
longitudinale studie, Mei 1996, 21 p. (gepubliceerd in Economisch <strong>en</strong> Sociaal Tijdschrift, 1997)
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />
HOVENIERSBERG 24<br />
9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />
Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />
WORKING PAPER SERIES 2<br />
96/21 N. VALCKX, Business cycle properties of financial indicators in Germany, October 1996, 29 p.<br />
96/22 T. TERMOTE, De arbeidsmarktparticipatie van de vrouw, ontwikkeling van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid,<br />
November 1996, 35 p.<br />
97/23 M. VERHUE, Demand for unemploym<strong>en</strong>t insurance : a survey-based analysis, January 1997, 25 p.<br />
97/24 R. VAN HOVE, R. FRAMBACH, P. VAN KENHOVE, The impact of physical attractiv<strong>en</strong>ess in advertising on<br />
consumer attitude : the role of product involvem<strong>en</strong>t, January 1997, 25 p.<br />
97/25 I. DE BEELDE, Creating a profession 'out of nothing'. The case of the Belgian auditing profession, February 1997,<br />
27 p.<br />
97/26 L. GOUBERT, De flexibiliteit van de Belgische relatieve lon<strong>en</strong>, Maart 1997, 27 p.<br />
97/27 S. MANIGART, K. DE WAELE, M. WRIGHT, K. ROBBIE, V<strong>en</strong>ture capitalist's appraisal of investm<strong>en</strong>t projects : an<br />
empirical study in four European countries, March 1997, 18 p. (published in Entrepr<strong>en</strong>eurship Theory & Practice,<br />
1997).<br />
97/28 P. DE PELSMACKER, J. VAN DEN BERGH, Advertising cont<strong>en</strong>t and irritation. A Study of 226 TV commercials,<br />
April 1997, 27 p. (published in Journal of International Consumer Marketing, 1998).<br />
97/29 R. VANDER VENNET, Determinants of EU bank takeovers : a logit analysis, April 1997, 23 p. (published as<br />
‘Causes and consequ<strong>en</strong>ces of EU bank takeovers’, in S. Eijffinger, K. Koedijk, M. Pagano and R. Portes (eds.), The<br />
Changing European Financial Landscape, CEPR, 1999).<br />
97/30 R. COOPER, R. SLAGMULDER, Factors influ<strong>en</strong>cing the target costing process : lessons from Japanese practice,<br />
April 1997, 29 p.<br />
97/31 E. SCHOKKAERT, M. VERHUE, E. OMEY, Individual prefer<strong>en</strong>ces concerning unemploym<strong>en</strong>t comp<strong>en</strong>sation :<br />
insurance and solidarity, June 1997, 24 p.<br />
97/32 F. HEYLEN, A contribution to the empirical analysis of the effects of fiscal consolidation : explanation of failure in<br />
Europe in the 1990s, June 1997, 30 p. (revised version, co-authored by G. Everaert, published in Public Choice,<br />
2000).<br />
97/33 R. FRAMBACH, E. NIJSSEN, Industrial pricing practices and determinants, June 1997, 33 p. (published in D.<br />
Thorne Leclair and M. Hartline (eds.), Marketing theory and applications, vol. 8, Proceedings AMA Winter<br />
Confer<strong>en</strong>ce 1997).<br />
97/34 I. DE BEELDE, An exploratory investigation of industry specialization of large audit firms, July 1997, 19 p.<br />
(published in International Journal of Accounting, 1997).<br />
97/35 G. EVERAERT, Negative economic growth externalities from crumbling public investm<strong>en</strong>t in Europe : evid<strong>en</strong>ce<br />
based on a cross-section analysis for the OECD-countries, July 1997, 34 p.<br />
97/36 M. VERHUE, E. SCHOKKAERT, E. OMEY, De kloof tuss<strong>en</strong> laag- <strong>en</strong> hooggeschoold<strong>en</strong> <strong>en</strong> de politieke<br />
houdbaarheid van de Belgische werkloosheidsverzekering : e<strong>en</strong> empirische analyse, augustus 1997, 30 p.<br />
(gepubliceerd in Economisch <strong>en</strong> Sociaal Tijdschrift, 1999).<br />
97/37 J. CROMBEZ, R. VANDER VENNET, The performance of conditional betas on the Brussels Stock exchange,<br />
September 1997, 21 p. (published in Tijdschrift voor <strong>Economie</strong> <strong>en</strong> Managem<strong>en</strong>t, 2000).<br />
97/38 M. DEBRUYNE, R. FRAMBACH, Effective pricing of new industrial products, September 1997, 23 p. (published in<br />
D. Grewal and C. Pechmann (eds.), Marketing theory and applications, vol. 9, Proceedings AMA Winter<br />
Confer<strong>en</strong>ce 1998).<br />
97/39 J. ALBRECHT, Environm<strong>en</strong>tal policy and the inward investm<strong>en</strong>t position of US 'dirty' industries, October 1997,<br />
20 p. (published in Intereconomics, 1998).
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />
HOVENIERSBERG 24<br />
9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />
Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />
WORKING PAPER SERIES 3<br />
97/40 A. DEHAENE, H. OOGHE, De disciplinering van het managem<strong>en</strong>t : e<strong>en</strong> literatuuroverzicht, oktober 1997, 28 p.<br />
(published in Economisch <strong>en</strong> Sociaal Tijdschrift, 2000).<br />
97/41 G. PEERSMAN, The monetary transmission mechanism : empirical evid<strong>en</strong>ce for EU-countries, November 1997, 25<br />
p.<br />
97/42 S. MANIGART, K. DE WAELE, Choice divid<strong>en</strong>ds and contemporaneous earnings announcem<strong>en</strong>ts in Belgium,<br />
November 1997, 25 p. (published in Cahiers Economiques de Bruxelles, 1999).<br />
97/43 H. OOGHE, Financial Managem<strong>en</strong>t Practices in China, December 1997, 24 p. (published in European Business<br />
Review, 1998).<br />
98/44 B. CLARYSSE, R. VAN DIERDONCK, Inside the black box of innovation : strategic differ<strong>en</strong>ces betwe<strong>en</strong> SMEs,<br />
January 1998, 30 p.<br />
98/45 B. CLARYSSE, K. DEBACKERE, P. TEMIN, Innovative productivity of US biopharmaceutical start-ups : insights<br />
from industrial organization and strategic managem<strong>en</strong>t, January 1998, 27 p. (published in International Journal of<br />
Biotechnology, 2000).<br />
98/46 R. VANDER VENNET, Converg<strong>en</strong>ce and the growth pattern of OECD bank markets, February 1998, 21 p.<br />
(forthcoming as ‘The law of proportionate effect and OECD bank sectors’ in Applied Economics, 2001).<br />
98/47 B. CLARYSSE, U. MULDUR, Regional cohesion in Europe ? The role of EU RTD policy reconsidered, April 1998,<br />
28 p. (published in Research Policy, 2000).<br />
98/48 A. DEHAENE, H. OOGHE, Board composition, corporate performance and divid<strong>en</strong>d policy, April 1998, 22 p.<br />
98/49 P. JOOS, K. VANHOOF, H. OOGHE, N. SIERENS, Credit classification : a comparison of logit models and<br />
decision trees, May 1998, 15 p.<br />
98/50 J. ALBRECHT, Environm<strong>en</strong>tal regulation, comparative advantage and the Porter hypothesis, May 1998, 35 p.<br />
(published in International Journal of Developm<strong>en</strong>t Planning Literature, 1999)<br />
98/51 S. VANDORPE, I. NICAISE, E. OMEY, ‘Work Sharing Insurance’ : the need for governm<strong>en</strong>t support, June 1998,<br />
20 p.<br />
98/52 G. D. BRUTON, H. J. SAPIENZA, V. FRIED, S. MANIGART, U.S., European and Asian v<strong>en</strong>ture capitalists’<br />
governance : are theories employed in the examination of U.S. <strong>en</strong>trepr<strong>en</strong>eurship universally applicable ?, June<br />
1998, 31 p.<br />
98/53 S. MANIGART, K. DE WAELE, M. WRIGHT, K. ROBBIE, P. DESBRIERES, H. SAPIENZA, A. BEEKMAN,<br />
Determinants of required return in v<strong>en</strong>ture capital investm<strong>en</strong>ts : a five country study, June 1998, 36 p. (forthcoming<br />
in Journal of Business V<strong>en</strong>turing, 2001)<br />
98/54 J. BOUCKAERT, H. DEGRYSE, Price competition betwe<strong>en</strong> an expert and a non-expert, June 1998,<br />
29p. (published in International Journal of Industrial Organisation, 2000).<br />
98/55 N. SCHILLEWAERT, F. LANGERAK, T. DUHAMEL, Non probability sampling for WWW surveys : a comparison of<br />
methods, June 1998, 12 p. (published in Journal of the Market Research Society, 1999).<br />
98/56 F. HEYLEN. Monetaire Unie <strong>en</strong> arbeidsmarkt : reflecties over loonvorming <strong>en</strong> macro-economisch beleid, juni 1998,<br />
15 p. (gepubliceerd in M. Eysk<strong>en</strong>s e.a., De euro <strong>en</strong> de toekomst van het Europese maatschappijmodel, Inters<strong>en</strong>tia,<br />
1999).<br />
98/57 G. EVERAERT, F. HEYLEN, Public capital and productivity growth in Belgium, July 1998, 20 p. (published in<br />
Economic Modelling, 2001).<br />
98/58 G. PEERSMAN, F. SMETS, The Taylor rule : a useful monetary policy guide for the ECB ?, September 1998, 28 p.<br />
(published in International Finance, 1999).
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />
HOVENIERSBERG 24<br />
9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />
Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />
WORKING PAPER SERIES 4<br />
98/59 J. ALBRECHT, Environm<strong>en</strong>tal consumer subsidies and pot<strong>en</strong>tial reductions of CO2 emissions, October 1998, 28 p.<br />
98/60 K. SCHOORS, A paym<strong>en</strong>t system failure and its consequ<strong>en</strong>ces for interrepublican trade in the former Soviet Union,<br />
December 1998, 31 p.<br />
98/61 M. DE LOOF, Intragroup relations and the determinants of corporate liquid reserves : Belgian evid<strong>en</strong>ce, December<br />
1998, 29 p. (published in European Financial Managem<strong>en</strong>t, 2000).<br />
98/62 P. VAN KENHOVE, W. VAN WATERSCHOOT, K. DE WULF, The impact of task definition on store choice and<br />
store-attribute sali<strong>en</strong>ces, December 1998, 16 p. (published in Journal of Retailing, 1999).<br />
99/63 P. GEMMEL, F. BOURGONJON, Diverg<strong>en</strong>t perceptions of TQM implem<strong>en</strong>tation in hospitals, January 1999, 25 p.<br />
(forthcoming in Journal of Managem<strong>en</strong>t in Medicine, 2000)<br />
99/64 K. SCHOORS, The credit squeeze during Russia's early transition. A bank-based view, January 1999, 26 p.<br />
99/65 G. EVERAERT, Shifts in balanced growth and public capital - an empirical analysis for Belgium, March 1999, 24 p.<br />
99/66 M. DE LOOF, M. JEGERS, Trade Credit, Corporate Groups, and the Financing of Belgian Firms, March 1999, 31 p.<br />
(published in Journal of Business Finance and Accounting, 1999).<br />
99/67 M. DE LOOF, I. VERSCHUEREN, Are leases and debt substitutes ? Evid<strong>en</strong>ce from Belgian firms, March 1999,<br />
11 p. (published in Financial Managem<strong>en</strong>t, 1999).<br />
99/68 H. OOGHE, A. DEHAENE, De sociale balans in België : voorstel van analysemethode <strong>en</strong> toepassing op het<br />
boekjaar 1996, April 1999, 28 p. (gepubliceerd in Accountancy <strong>en</strong> <strong>Bedrijfskunde</strong> Kwartaalschrift, 1999).<br />
99/69 J. BOUCKAERT, Monopolistic competition with a mail order business, May 1999, 9 p. (published in Economics<br />
Letters, 2000).<br />
99/70 R. MOENAERT, F. CAELDRIES, A. LIEVENS, E. WOUTERS, Communication flows in international product<br />
innovation teams, June 1999, p. (published in Journal of Product Innovation Managem<strong>en</strong>t, 2000).<br />
99/71 G. EVERAERT, Infrequ<strong>en</strong>t large shocks to unemploym<strong>en</strong>t. New evid<strong>en</strong>ce on alternative persist<strong>en</strong>ce perspectives,<br />
July 1999, 28 p.<br />
99/72 L. POZZI, Tax discounting and direct crowding-out in Belgium : implications for fiscal policy, August 1999, 21 p.<br />
99/73 I. VERSCHUEREN, M. DE LOOF, Intragroup debt, intragroup guaranties and the capital structure of Belgian firms,<br />
August 1999, 26 p.<br />
99/74 A. BOSMANS, P. VAN KENHOVE, P. VLERICK, H. HENDRICKX, Automatic Activation of the Self in a Persuasion<br />
Context , September 1999, 19 p. (forthcoming in Advances in Consumer Research, 2000).<br />
99/75 I. DE BEELDE, S. COOREMAN, H. LEYDENS, Expectations of users of financial information with regard to the<br />
tasks carried out by auditors , October 1999, 17 p.<br />
99/76 J. CHRISTIAENS, Converging new public managem<strong>en</strong>t reforms and diverging accounting practices in Belgian local<br />
governm<strong>en</strong>ts, October 1999, 26 p. (forthcoming in Financial Accountability & Managem<strong>en</strong>t, 2001)<br />
99/77 V. WEETS, Who will be the new auditor ?, October 1999, 22 p.<br />
99/78 M. DEBRUYNE, R. MOENAERT, A. GRIFFIN, S. HART, E.J. HULTINK, H. ROBBEN, The impact of new product<br />
launch strategies on competitive reaction in industrial markets, November 1999, 25 p.<br />
99/79 H. OOGHE, H. CLAUS, N. SIERENS, J. CAMERLYNCK, International comparison of failure prediction models<br />
from differ<strong>en</strong>t countries: an empirical analysis, December 1999, 33 p.
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />
HOVENIERSBERG 24<br />
9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />
Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />
WORKING PAPER SERIES 5<br />
00/80 K. DE WULF, G. ODEKERKEN-SCHRÖDER, The influ<strong>en</strong>ce of seller relationship ori<strong>en</strong>tation and buyer relationship<br />
pron<strong>en</strong>ess on trust, commitm<strong>en</strong>t, and behavioral loyalty in a consumer <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, January 2000, 27 p.<br />
00/81 R. VANDER VENNET, Cost and profit effici<strong>en</strong>cy of financial conglomerates and universal banks in Europe.,<br />
February 2000, 33 p. (forthcoming in Journal of Money, Credit, and Banking, 2001)<br />
00/82 J. BOUCKAERT, Bargaining in markets with simultaneous and sequ<strong>en</strong>tial suppliers, April 2000, 23 p. (forthcoming<br />
in Journal of Economic Behavior and Organization, 2001)<br />
00/83 N. HOUTHOOFD, A. HEENE, A systems view on what matters to excel, May 2000, 22 p.<br />
00/84 D. VAN DE GAER, E. SCHOKKAERT, M. MARTINEZ, Three meanings of interg<strong>en</strong>erational mobility, May 2000, 20<br />
p. (forthcoming in Economica, 2001)<br />
00/85 G. DHAENE, E. SCHOKKAERT, C. VAN DE VOORDE, Best affine unbiased response decomposition, May 2000,<br />
9 p.<br />
00/86 D. BUYENS, A. DE VOS, The added value of the HR-departm<strong>en</strong>t : empirical study and developm<strong>en</strong>t of an<br />
integrated framework, June 2000, 37 p.<br />
00/87 K. CAMPO, E. GIJSBRECHTS, P. NISOL, The impact of stock-outs on whether, how much and what to buy, June<br />
2000, 50 p.<br />
00/88 K. CAMPO, E. GIJSBRECHTS, P. NISOL, Towards understanding consumer response to stock-outs, June 2000,<br />
40 p. (published in Journal of Retailing, 2000)<br />
00/89 K. DE WULF, G. ODEKERKEN-SCHRÖDER, P. SCHUMACHER, Why it takes two to build succesful buyer-seller<br />
relationships July 2000, 31 p.<br />
00/90 J. CROMBEZ, R. VANDER VENNET, Exact factor pricing in a European framework, September 2000, 38 p.<br />
00/91 J. CAMERLYNCK, H. OOGHE, Pre-acquisition profile of privately held companies involved in takeovers : an<br />
empirical study, October 2000, 34 p.<br />
00/92 K. DENECKER, S. VAN ASSCHE, J. CROMBEZ, R. VANDER VENNET, I. LEMAHIEU, Value-at-risk prediction<br />
using context modeling, November 2000, 24 p. (forthcoming in European Physical Journal B, 2001)<br />
00/93 P. VAN KENHOVE, I. VERMEIR, S. VERNIERS, An empirical investigation of the relationships betwe<strong>en</strong> ethical<br />
beliefs, ethical ideology, political prefer<strong>en</strong>ce and need for closure of Dutch-speaking consumers in Belgium,<br />
November 2000, 37 p. (forthcoming in Journal of Business Ethics, 2001)<br />
00/94 P. VAN KENHOVE, K. WIJNEN, K. DE WULF, The influ<strong>en</strong>ce of topic involvem<strong>en</strong>t on mail survey response<br />
behavior, November 2000, 40 p.<br />
00/95 A. BOSMANS, P. VAN KENHOVE, P. VLERICK, H. HENDRICKX, The effect of mood on self-refer<strong>en</strong>cing in a<br />
persuasion context, November 2000, 26 p. (forthcoming in Advances in Consumer Research, 2001)<br />
00/96 P. EVERAERT, G. BOËR, W. BRUGGEMAN, The Impact of Target Costing on Cost, Quality and Developm<strong>en</strong>t<br />
Time of New Products: Conflicting Evid<strong>en</strong>ce from Lab Experim<strong>en</strong>ts, December 2000, 47 p.<br />
00/97 G. EVERAERT, Balanced growth and public capital: An empirical analysis with I(2)-tr<strong>en</strong>ds in capital stock data,<br />
December 2000, 29 p.<br />
00/98 G. EVERAERT, F. HEYLEN, Public capital and labour market performance in Belgium, December 2000, 45 p.<br />
00/99 G. DHAENE, O. SCAILLET, Reversed Score and Likelihood Ratio Tests, December 2000, 16 p.
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />
HOVENIERSBERG 24<br />
9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />
Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />
WORKING PAPER SERIES 6<br />
01/100 A. DE VOS, D. BUYENS, Managing the psychological contract of graduate recruits: a chall<strong>en</strong>ge for human<br />
resource managem<strong>en</strong>t, January 2001, 35 p.<br />
01/101 J. CHRISTIAENS, Financial Accounting Reform in Flemish Universities: An Empirical Study of the implem<strong>en</strong>tation,<br />
February 2001, 22 p.<br />
01/102 S. VIAENE, B. BAESENS, D. VAN DEN POEL, G. DEDENE, J. VANTHIENEN, Wrapped Input Selection using<br />
Multilayer Perceptrons for Repeat-Purchase Modeling in Direct Marketing, June 2001, 23 p.<br />
01/103 J. ANNAERT, J. VAN DEN BROECK, R. VANDER VENNET, Determinants of Mutual Fund Performance: A<br />
Bayesian Stochastic Frontier Approach, June 2001, 31 p.<br />
01/104 S. VIAENE, B. BAESENS, T. VAN GESTEL, J.A.K. SUYKENS, D. VAN DEN POEL, J. VANTHIENEN, B. DE<br />
MOOR, G. DEDENE, Knowledge Discovery in a Direct Marketing Case using Least Square Support Vector<br />
Machines, June 2001, 27 p.<br />
01/105 S. VIAENE, B. BAESENS, D. VAN DEN POEL, J. VANTHIENEN, G. DEDENE, Bayesian Neural Network Learning<br />
for Repeat Purchase Modelling in Direct Marketing, June 2001, 33 p.<br />
01/106 H.P. HUIZINGA, J.H.M. NELISSEN, R. VANDER VENNET, Effici<strong>en</strong>cy Effects of Bank Mergers and Acquisitions in<br />
Europe, June 2001, 33 p.<br />
01/107 H. OOGHE, J. CAMERLYNCK, S. BALCAEN, The Ooghe-Joos-De Vos Failure Prediction Models: a Cross-<br />
Industry Validation, July 2001, 42 p.<br />
01/108 D. BUYENS, K. DE WITTE, G. MARTENS, Building a Conceptual Framework on the Exploratory Job Search, July<br />
2001, 31 p.