05.05.2013 Views

working paper series - Faculteit Economie en Bedrijfskunde

working paper series - Faculteit Economie en Bedrijfskunde

working paper series - Faculteit Economie en Bedrijfskunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

FACULTEIT ECONOMIE<br />

EN BEDRIJFSKUNDE<br />

HOVENIERSBERG 24<br />

B-9000 GENT<br />

Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />

Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />

WORKING PAPER<br />

Rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> in de industriële economie<br />

op de ontwikkeling<strong>en</strong> in de telecommunicatie<br />

Jan Bouckaert 1<br />

August 2001<br />

2001/109<br />

1 Universiteit G<strong>en</strong>t, Sint-Pietersplein 5, B-9000 G<strong>en</strong>t, E-mail : jan.bouckaert@rug.ac.be. met dank aan Eric Van<br />

Heesvelde voor nuttige informatie. Dit artikel is gevoelig verbeterd door de heel waardevolle opmerking<strong>en</strong> van<br />

twee anonieme refer<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s Prof. Bruno De Borger erk<strong>en</strong>telijk.<br />

D/2001/7012/10


Abstract<br />

Deze bijdrage behandelt e<strong>en</strong> aantal rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> over de competitie in de telecommunicatiesector<br />

vanuit industrieel economische hoek. We hecht<strong>en</strong> hierbij veel belang aan het strategisch<br />

prijszettinggedrag van telecomoperator<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> geliberaliseerde context. Het strategisch belang van<br />

interconnectieprijz<strong>en</strong> op de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs toont aan dat e<strong>en</strong> ong<strong>en</strong>uanceerde herregulering nefaste<br />

effect<strong>en</strong> kan hebb<strong>en</strong> op de optimale werking van de industrie. De voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> van het houd<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd of het veil<strong>en</strong> van frequ<strong>en</strong>ties voor mobilofoonlic<strong>en</strong>ties kom<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

aan bod. We verdedig<strong>en</strong> de stelling dat e<strong>en</strong> op maat gesned<strong>en</strong> veilingsvorm leidt tot de beste<br />

toewijzing van de schaarse frequ<strong>en</strong>ties. T<strong>en</strong>slotte besprek<strong>en</strong> we de organisatie van de universele<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in e<strong>en</strong> geliberaliseerde context.<br />

1


1 Inleiding<br />

De telecommunicatiesector is één van de meest spraakmak<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong> van de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>. De<br />

hervorming van de regelgeving, de (gedeeltelijke) privatisering van heel wat overheidsbedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

vooral de intrede van concurr<strong>en</strong>tie in deze sector staan hierbij c<strong>en</strong>traal. Deze transformatie staat in<br />

schril contrast met de vroegere situatie: heel wat infrastructuurint<strong>en</strong>sieve industrieën kreg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

natuurlijk monopolie etiket toegewez<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overheid reguleerde zwaar.<br />

Herregulering, privatisering <strong>en</strong> liberalisering staan sedert <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>aan op de Europese,<br />

Amerikaanse <strong>en</strong> Aziatische politieke <strong>en</strong> economische ag<strong>en</strong>da. De telecommunicatiesector behoort tot<br />

de klasse van zog<strong>en</strong>aamde “nutssector<strong>en</strong>” die netwerkkarakteristiek<strong>en</strong> vertoont. In ess<strong>en</strong>tie refereert<br />

de notie “netwerk” aan e<strong>en</strong> verzameling (knoop)punt<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbindingslijn<strong>en</strong> die met elkaar in<br />

verbinding staan om bepaalde strom<strong>en</strong> tot stand te kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Ess<strong>en</strong>tieel hierbij is dat er e<strong>en</strong><br />

connectie kan tot stand gebracht word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> elk paar knooppunt<strong>en</strong> via minst<strong>en</strong>s één<br />

verbindingslijn. Het pad tuss<strong>en</strong> twee knooppunt<strong>en</strong> is hier niet noodzakelijk uniek. Compatibiliteit <strong>en</strong><br />

interconnectie tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de netwerk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bijgevolg organisationeel e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

efficiëntievoordeel oplever<strong>en</strong> 1 . Historisch is dit één van de red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom beleidsm<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

netwerkindustrieën wild<strong>en</strong> omvorm<strong>en</strong> tot verticaal geïntegreerde monopolies <strong>en</strong> onderwerp<strong>en</strong> aan<br />

regelgeving. Typische netwerksector<strong>en</strong> zijn telecommunicatie, elektriciteit, water, gas,<br />

spoorweg<strong>en</strong>,… Elk van deze netwerk<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> aantal specifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> : b.v. de “flow” van<br />

strom<strong>en</strong> is in elke sector onderhevig aan typische fysische wett<strong>en</strong> <strong>en</strong> eig<strong>en</strong> specifieke beperking<strong>en</strong>.<br />

Als concreet voorbeeld nem<strong>en</strong> we de mogelijkheid tot stockage. Elektriciteit kan vooralsnog niet<br />

gestockeerd word<strong>en</strong>. Opslag van water daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is makkelijk. Deze verschill<strong>en</strong> in fysische<br />

beperking<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong> de structuur van het netwerk aanzi<strong>en</strong>lijk. Daarnaast zijn er heel wat<br />

geme<strong>en</strong>schappelijke aspect<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deze netwerksector<strong>en</strong> : bepaalde segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verton<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> natuurlijk monopolie, terwijl andere segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als “pot<strong>en</strong>tieel competitief” kunn<strong>en</strong><br />

beschouwd word<strong>en</strong>.<br />

De verklaring voor de metamorfose van gereguleerd (overheids)monopolie naar (gedeeltelijk)<br />

geprivatiseerde competitie bestaat grot<strong>en</strong>deels uit twee facett<strong>en</strong>. Enerzijds is de technologie met rasse<br />

schred<strong>en</strong> vooruitgegaan waarbij heel wat elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> natuurlijk monopolie in bepaalde<br />

marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn. Anderzijds is er de bredere cons<strong>en</strong>sus die stelt dat heel wat<br />

gereguleerde (overheids)monopolies afgedaan hebb<strong>en</strong>. Ze leidd<strong>en</strong> immers tot te hoge prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

overmatige kruissubsidiëring van winstgev<strong>en</strong>de naar verlieslat<strong>en</strong>de segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De hoge prijz<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

1 Zie European Economy (1999).<br />

2


3<br />

o.a. het gevolg van e<strong>en</strong> “cost-plus” contract 1 tuss<strong>en</strong> de gereguleerde (overheids)bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

overheid. E<strong>en</strong> dergelijk contract biedt weinig tot ge<strong>en</strong> prikkels om kost<strong>en</strong>efficiënt te operer<strong>en</strong>. Vanuit<br />

dit perspectief hebb<strong>en</strong> beleidsmakers <strong>en</strong> economist<strong>en</strong> het fal<strong>en</strong> van de overheidsregulering zwaar<br />

onderschat : deregulering, privatisering <strong>en</strong> liberalisering werpt volg<strong>en</strong>s de huidige cons<strong>en</strong>sus betere<br />

resultat<strong>en</strong> af dan gedetailleerde regulatie. De balans lijkt bijgevolg over te slaan in de andere richting :<br />

sommig<strong>en</strong> gaan er van uit dat de voormalige gereguleerde monopolies zull<strong>en</strong> uitgroei<strong>en</strong> tot<br />

competitieve industrieën waarbij deregulatie de regel zal zijn.<br />

Toch zi<strong>en</strong> we dat de transitie van gereguleerd monopolie naar liberalisering gepaard gaat met zware<br />

herregulering. De voormalige monopolies zijn voor hun prijszetting nog steeds onderhevig aan<br />

bepaalde opgelegde regels 2 . Dit artikel heeft als doel om e<strong>en</strong> aantal belangrijke industrieel<br />

economische inzicht<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t effect<strong>en</strong> van competitie in de telecommunicatiesector in kaart te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De “nieuwe industriële economie” biedt heel wat pot<strong>en</strong>tieel om economisch onderbouwde<br />

antwoord<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> op de vraag of de telecommunicatiesector e<strong>en</strong> aparte regelgeving verdi<strong>en</strong>t dan<br />

sector<strong>en</strong> zoals b.v. de markt voor computers of vrachtvervoer.<br />

De telecommunicatiemarkt is het laatste dec<strong>en</strong>nium opmerkelijk veranderd. Voorhe<strong>en</strong> beperkte de<br />

productvariëteit zich tot telegrafie, zonale, interzonale, internationale telefonie; klant<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

stiefmoederlijk behandeld <strong>en</strong> gereduceerd tot e<strong>en</strong> “telefoonnummer”. Vandaag zi<strong>en</strong> consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

door de bom<strong>en</strong> het bos niet meer van de beschikbare telefoondi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> : “calling cards”, gratis<br />

nummers, 0900-infokiosk<strong>en</strong>, ISDN-lijn<strong>en</strong>, C<strong>en</strong>trex-di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>, Internet, “Caller-Line-Id<strong>en</strong>tification”,<br />

thuisbankier<strong>en</strong>, video-op-aanvraag, tele- <strong>en</strong> videoconfer<strong>en</strong>tiegesprekk<strong>en</strong>, “data-packaging”, <strong>en</strong>z… En<br />

dit is nog maar het topje van de ijsberg. Technologie heeft het aantal telecomproduct<strong>en</strong> drastisch do<strong>en</strong><br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Daarnaast beïnvloedt de liberalisering het aantal <strong>en</strong> het soort marktparticipant<strong>en</strong> (de<br />

marktstructuur) positief : sector<strong>en</strong> die tot voor kort niet tot het locale telecommunicatielandschap<br />

behoord<strong>en</strong> word<strong>en</strong> plots belangrijke spelers. Uiteraard is de marktstructuur in volle dynamiek.<br />

Software bedrijv<strong>en</strong>, mediaconcerns <strong>en</strong> aanbieders van telecominfrastructuur <strong>en</strong> telecomdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong> strategische partnerschapp<strong>en</strong>, fusioner<strong>en</strong>, of nem<strong>en</strong> elkaar over. De nieuwe spelers kom<strong>en</strong> uit<br />

diverse hoek<strong>en</strong> : kabelmaatschappij<strong>en</strong> word<strong>en</strong> volwaardige concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het gebied van<br />

infrastructuur <strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing; elektriciteitsproduc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, water- <strong>en</strong> spoorwegmaatschappij<strong>en</strong> zijn<br />

duchtige concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> geword<strong>en</strong> in het aanbied<strong>en</strong> van infrastructuur- <strong>en</strong> transportcapaciteit.<br />

1 E<strong>en</strong> “cost-plus” contract vertrekt van de kostprijs van e<strong>en</strong> product <strong>en</strong> voegt daar e<strong>en</strong> marge aan toe zodat het<br />

bedrijf als geheel perfect kost<strong>en</strong>dekk<strong>en</strong>d is (zie Laffont <strong>en</strong> Tirole (1993)).<br />

2 E<strong>en</strong> mooi voorbeeld is de regelgeving van de interconnectieprijz<strong>en</strong> die de dominante operator mag vrag<strong>en</strong> aan<br />

toetreders. Deze prijz<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> “kost<strong>en</strong> georiënteerd” zijn <strong>en</strong> word<strong>en</strong> elk jaar herzi<strong>en</strong> (zie b.v. de docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

op de website van het Belgisch Instituut voor Post- <strong>en</strong> Telecommunicatie (www.bipt.be)).


4<br />

Deze bijdrage conc<strong>en</strong>treert zich op e<strong>en</strong> aantal belangrijke effect<strong>en</strong> van liberalisering op competitie,<br />

regulering, <strong>en</strong> toetreding in <strong>en</strong>kele voorname segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de telecommunicatiemarkt. Enkele<br />

belangrijke rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> uit de industriële economie die van toepassing zijn op de<br />

telecommunicatiesector passer<strong>en</strong> de revue. In deze bijdrage behandel<strong>en</strong> we bijgevolg niet elk aspect<br />

van telecommunicatie <strong>en</strong> bied<strong>en</strong> we ge<strong>en</strong> volledig overzicht van de rec<strong>en</strong>te literatuur over de<br />

telecommunicatiesector 3 . De herstructurering van de sector <strong>en</strong> de converg<strong>en</strong>tie met andere sector<strong>en</strong><br />

zoals de computer- <strong>en</strong> media-industrie kom<strong>en</strong> bijvoorbeeld niet aan bod. Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s behandel<strong>en</strong> we de<br />

industriële organisatie van het Internet niet.<br />

Achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s behandel<strong>en</strong> we de volg<strong>en</strong>de hete hangijzers uit de telecommunicatiesector : deel 2<br />

geeft e<strong>en</strong> modelmatige analyse van strategisch prijszettinggedrag tuss<strong>en</strong> telecomoperator<strong>en</strong>. Deel 3<br />

geeft <strong>en</strong>kele inzicht<strong>en</strong> over het veil<strong>en</strong> van frequ<strong>en</strong>ties in de mobilofonie. Deel 4 bespreekt de optimale<br />

organisatie van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing. Deel 5 sluit af.<br />

2 Netwerk competitie, strategisch prijszettingsgedrag <strong>en</strong><br />

interconnectie tuss<strong>en</strong> telefoonoperator<strong>en</strong>.<br />

De invoering van concurr<strong>en</strong>tie in de telecommunicatiesector gaat gepaard met e<strong>en</strong> aantal ingrijp<strong>en</strong>de<br />

wijziging<strong>en</strong> die nodig zijn om concurr<strong>en</strong>tie effectief te mak<strong>en</strong>. De nieuwe nichetoetreders moet<strong>en</strong><br />

immers toegang krijg<strong>en</strong> tot alle marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die nodig zijn om e<strong>en</strong> bepaalde niche te kunn<strong>en</strong><br />

bespel<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>, bestaande fless<strong>en</strong>halz<strong>en</strong> (“bottl<strong>en</strong>ecks”) di<strong>en</strong><strong>en</strong> op<strong>en</strong>gebrok<strong>en</strong>.<br />

In de economische literatuur over concurr<strong>en</strong>tie in de telecommunicatiesector zijn er mom<strong>en</strong>teel twee<br />

te onderscheid<strong>en</strong> “building blocks” of schema's 4 . Het eerste schema valt onder de noemer van “oneway<br />

access”. Ess<strong>en</strong>tieel hierbij is dat bepaalde operator<strong>en</strong> hun eindklant<strong>en</strong> niet via e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

aansluitnet kunn<strong>en</strong> bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dit schema is dus b.v. van toepassing wanneer er slechts één<br />

monopolistische netwerkoperator het locale fysisch netwerk in hand<strong>en</strong> heeft. Als voorbeeld nem<strong>en</strong> we<br />

het competitieve marktsegm<strong>en</strong>t van lange afstandtelefonie. De aanbieders of “providers” hebb<strong>en</strong><br />

toegang nodig tot de abonnees van de monopolistische netwerkoperator om deze di<strong>en</strong>st te kunn<strong>en</strong><br />

aanbied<strong>en</strong>. Het omgekeerde geldt niet : de monopolistische netwerkoperator hangt niet af van de<br />

competitieve aanbieders om zijn di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong>. Dit leidt tot e<strong>en</strong> grote asymmetrie<br />

tuss<strong>en</strong> deze twee partij<strong>en</strong>. “One-way access” geldt dus tuss<strong>en</strong> elk paar operator<strong>en</strong> waarbij slechts één<br />

operator de eindklant kan bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> via e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> aansluitnet.<br />

3 Het boek van Laffont <strong>en</strong> Tirole (2000) biedt e<strong>en</strong> synthetisch overzicht van de meest rec<strong>en</strong>te literatuur over de<br />

telecommunicatiesector. Dit artikel gebruikt e<strong>en</strong> aantal inzicht<strong>en</strong> uit deze literatuur <strong>en</strong> past ze, waar mogelijk,<br />

toe op de Belgische context.<br />

4 Deze sectie maakt gebruik van Laffont <strong>en</strong> Tirole (1996, 2000) <strong>en</strong> Armstrong (1997b).


5<br />

Het tweede schema is van toepassing wanneer er meer dan één fysische netwerkoperator actief is. Als<br />

voorbeeld van dit tweede schema nem<strong>en</strong> we locale competitie tuss<strong>en</strong> twee of meer vaste, mobiele<br />

netwerk<strong>en</strong>. De netwerk<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> op de locale markt voor dezelfde consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

behor<strong>en</strong> slechts tot één netwerk <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, wanneer ze met elkaar bell<strong>en</strong>, behor<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d<br />

netwerk. In dit geval rek<strong>en</strong><strong>en</strong> de twee netwerkoperators e<strong>en</strong> interconnectieprijs of doorschakeltarief<br />

aan om toegang te krijg<strong>en</strong> tot het terminer<strong>en</strong>d netwerk. Dit voorbeeld valt onder het tweede “building<br />

block” : nl. “two-way access”. Dit schema bevat veel meer symmetrie dan het eerste schema : elke<br />

netwerkoperator bezit nu e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiële input die e<strong>en</strong> andere operator nodig heeft wil hij e<strong>en</strong><br />

verbinding met e<strong>en</strong> ander netwerk tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Sectie 2.1 bespreekt heel kort het schema van “one-way access”. In sectie 2.2 gaan we dieper in op<br />

het probleem van “two-way access”.<br />

2.1 “One-way access”<br />

Het probleem van “one-way access” is voornamelijk relevant in sector<strong>en</strong> waar het monopolistische<br />

segm<strong>en</strong>t elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vertoont van e<strong>en</strong> “natuurlijk monopolie”: aanbieders in het complem<strong>en</strong>taire<br />

competitieve segm<strong>en</strong>t moet<strong>en</strong> toegang hebb<strong>en</strong> tot het monopolistisch segm<strong>en</strong>t (de “bottl<strong>en</strong>eck” of de<br />

“ess<strong>en</strong>tial facility”) indi<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tie effectief wil word<strong>en</strong>.<br />

Binn<strong>en</strong> dit schema zijn er twee te onderscheid<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong>. In het <strong>en</strong>e geval is de monopolistische<br />

netwerkoperator niet verticaal geïntegreerd desnoods omwille van het feit dat de regelgev<strong>en</strong>de<br />

autoriteit dit niet toelaat. Bijgevolg biedt hij ge<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan in het competitieve segm<strong>en</strong>t. Dit was<br />

b.v. het geval in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> na de opsplitsing van AT&T in locale netwerkoperator<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

lange afstandoperator<strong>en</strong>. Beid<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> tot voor kort elkaars markt niet betred<strong>en</strong> 5 .<br />

In het andere geval is de monopolistische netwerkoperator wel verticaal geïntegreerd. Bijgevolg biedt<br />

hij ook di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan op het competitieve segm<strong>en</strong>t. Als voorbeeld nem<strong>en</strong> we terug de zgn. “longdistance<br />

operators” die toegang moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tot het fysisch netwerk van de locale operator om de<br />

lange afstandsoproep te kunn<strong>en</strong> opzett<strong>en</strong> <strong>en</strong> afwikkel<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> is het<br />

f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> van concurr<strong>en</strong>tie in de “long-distance” markt in België eerder rec<strong>en</strong>t. Bedrijv<strong>en</strong> zoals GTS,<br />

Econophone, InTouch, <strong>en</strong>z...bied<strong>en</strong> hun di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan op het competitieve segm<strong>en</strong>t maar hebb<strong>en</strong> zelf<br />

ge<strong>en</strong> locaal netwerk. Het netwerk van deze aanbieders bestaat veelal uit gehuurde lijn<strong>en</strong>. Eindklant<strong>en</strong><br />

van de monopolistische netwerkoperator kunn<strong>en</strong> dan via e<strong>en</strong> toegangscode inbell<strong>en</strong> op het netwerk<br />

van deze aanbieders. Vervolg<strong>en</strong>s transporter<strong>en</strong> ze de oproep op hun (gehuurd) netwerk naar e<strong>en</strong><br />

opvangpunt dat het dichtst geleg<strong>en</strong> is bij de opgeroep<strong>en</strong>e. Op dit opvangpunt wordt de oproep<br />

losgelat<strong>en</strong> op het net van de monopolistische netwerkoperator <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s afgewikkeld.<br />

5 Dit f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> we ook aan in andere nutssector<strong>en</strong> zoals de elektriciteitssector : de netwerkoperator (het<br />

monopolistische segm<strong>en</strong>t) is volledig gescheid<strong>en</strong> van de productie van elektriciteit (het competitieve segm<strong>en</strong>t).


6<br />

Netwerkoperator<strong>en</strong> zoals Belgacom <strong>en</strong> Tel<strong>en</strong>et bied<strong>en</strong> echter deze di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> ook aan. E<strong>en</strong> lange<br />

afstandsoproep naar bv. e<strong>en</strong> Belgacom-klant vereist dus toegang tot dit netwerk. De keuze tuss<strong>en</strong> het<br />

al dan niet toelat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> netwerkoperator in het competitief segm<strong>en</strong>t betreft e<strong>en</strong> afruil tuss<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>erzijds (technische) integratie- <strong>en</strong>/of diversificatievoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds de mogelijkheid tot het<br />

uitbuit<strong>en</strong> van de monopoliepositie via “foreclosure”. 6 Het c<strong>en</strong>traal probleem is welke toegangsprijs<br />

het complem<strong>en</strong>taire competitieve segm<strong>en</strong>t van di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ers (“service providers”) vanuit sociaal<br />

optimaal standpunt di<strong>en</strong>t te betal<strong>en</strong> aan het monopolistische segm<strong>en</strong>t om e<strong>en</strong> oproep te kunn<strong>en</strong><br />

afwikkel<strong>en</strong>. De sociaal optimale prijszetting van deze toegang is belangrijk om verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> te hoge toegangsprijs speelt in het voordeel van de verticaal geïntegreerde netwerkoperator. E<strong>en</strong><br />

te lage toegangsprijs leidt tot teveel toetreding tot de markt <strong>en</strong> het ontnem<strong>en</strong> van de juiste<br />

investeringsprikkels in het monopolistische segm<strong>en</strong>t.<br />

In ess<strong>en</strong>tie zijn deze twee gevall<strong>en</strong> typische problem<strong>en</strong> voor de regelgever <strong>en</strong>/of de<br />

mededingingsautoriteit<strong>en</strong>. De nood aan sociaal optimaal “juiste” toegangsprijz<strong>en</strong> werd nijp<strong>en</strong>der<br />

naarmate de vraag naar interconnectie to<strong>en</strong>am. Dit was niet alle<strong>en</strong> het gevolg van het vrijmak<strong>en</strong> van<br />

de markt in de competitieve segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals lange afstandstelefonie, maar ook omdat het aantal<br />

fysische netwerkoperator<strong>en</strong> to<strong>en</strong>am (zie Hausman, 1994).<br />

E<strong>en</strong> veel geciteerde toegangsprijs, waarbij de monopolistische netwerkoperator ook actief is op het<br />

competitieve segm<strong>en</strong>t, is de zgn. “effici<strong>en</strong>t compon<strong>en</strong>t pricing rule” - beter bek<strong>en</strong>d onder de “ECPR”<br />

regel of ook nog “Baumol-Willig”' regel. De finale consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs op het competitieve segm<strong>en</strong>t<br />

bedraagt p = a + c waarbij a de toegangsprijs is <strong>en</strong> c de marginale kostprijs voor het transporter<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> oproep. De kostprijs die de monopolistische netwerkoperator moet mak<strong>en</strong> voor het<br />

afwikkel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> oproep bedraagt b. Noteer met P de finale consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs die de<br />

monopolistische netwerkoperator vraagt voor e<strong>en</strong> gelijkaardige oproep waarbij C zijn marginale kost<br />

is. We nem<strong>en</strong> aan dat er substitutie mogelijk is tuss<strong>en</strong> de lange afstandsoproep<strong>en</strong> op het competitieve<br />

segm<strong>en</strong>t <strong>en</strong> die aangebod<strong>en</strong> door de monopolist. Dit is niet onrealistisch. Oproep<strong>en</strong> via het<br />

competitieve segm<strong>en</strong>t lever<strong>en</strong> veelal langere wachttijd<strong>en</strong> op, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere kans op bezettoon, <strong>en</strong><br />

bevatt<strong>en</strong> in totaal meer te vorm<strong>en</strong> cijfers waardoor bv. de kans op het vorm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> verkeerd<br />

nummer to<strong>en</strong>eemt. Noteer met δ de graad van substitutie. Armstrong, Doyle <strong>en</strong> Vickers (1996) ton<strong>en</strong><br />

aan dat onder bepaalde voorwaard<strong>en</strong> de optimale toegangsprijs bepaald wordt door<br />

a = b+ δ ( P− C)<br />

. (1)<br />

Dit is e<strong>en</strong> veralgem<strong>en</strong>ing van de Baumol-Willig regel. De term δ (P - C) meet de opportuniteitskost<br />

voor de monopolist voor het afstaan van e<strong>en</strong> oproep aan de concurr<strong>en</strong>tie. Naarmate de substitutie<br />

6 De term “foreclosure” kunn<strong>en</strong> we omschrijv<strong>en</strong> als het feit dat e<strong>en</strong> dominant bedrijf de toegang tot e<strong>en</strong><br />

ess<strong>en</strong>tiële input aan e<strong>en</strong> gebruiker ontzegt met de bedoeling om de monopoliemacht van het monopoliesegm<strong>en</strong>t<br />

door te trekk<strong>en</strong> tot in het competitieve segm<strong>en</strong>t (zie Rey <strong>en</strong> Tirole, 1997).


tuss<strong>en</strong> de twee di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> to<strong>en</strong>eemt (δ → 1) derft de monopolist meer inkomst<strong>en</strong> <strong>en</strong> neemt de<br />

toegangsprijs a toe. Intuïtief zegt deze regel dat bij perfecte competitie <strong>en</strong> afwezigheid van<br />

kruiselingse prijseffect<strong>en</strong> het monopolistische segm<strong>en</strong>t aan e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>t op het competitieve<br />

segm<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> toegangsprijs aanrek<strong>en</strong>t die gelijk is aan het verschil tuss<strong>en</strong> de prijs die de monopolist<br />

vraagt <strong>en</strong> zijn marginale kost. Met andere woord<strong>en</strong>, de monopolist ontvangt de aan het competitieve<br />

segm<strong>en</strong>t afgestane winst<strong>en</strong>. Wanneer echter de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> weinig tot niet substitueerbaar zijn (δ → 0)<br />

dan b<strong>en</strong>adert de toegangsprijs a meer <strong>en</strong> meer de werkelijke kost b.<br />

Uit de bov<strong>en</strong>staande discussie blijkt dat de monopolist onder de ECPR-regel nog steeds de<br />

monopolieprijs P kan blijv<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>. Hierdoor zou de ECPR-regel monopoliewinst<strong>en</strong> in stand kunn<strong>en</strong><br />

houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> allocatieve inefficiëntie met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Voorstanders van de ECPR-regel gaan dan<br />

ook uit van de veronderstelling dat de eindprijs van de monopolist effectief gereguleerd kan word<strong>en</strong><br />

zodat ge<strong>en</strong> supranormale winst<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. 7<br />

E<strong>en</strong> andere prijsregel is de “forward-looking-increm<strong>en</strong>tal-cost''-regel of “LRIC''-regel. 8 Deze regel<br />

bepaalt de toegangsprijs aan de hand van e<strong>en</strong> efficiëntie refer<strong>en</strong>tietechnologie <strong>en</strong> staat diametraal<br />

teg<strong>en</strong>over prijsregels die gebaseerd zijn op de specifieke historische kost<strong>en</strong> van de operator in kwestie.<br />

Om deze red<strong>en</strong> biedt de LRIC-regel betere garanties in term<strong>en</strong> van statische kost<strong>en</strong>efficiëntie dan bv.<br />

de “cost-plus” regel. De LRIC-regel heeft echter ook e<strong>en</strong> aantal belangrijke nadel<strong>en</strong>. Het vergt heel<br />

veel regelgeving over hoe bv. kost<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> afgeschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>nis over huidige <strong>en</strong><br />

toekomstige infrastructuur, <strong>en</strong>z... zodat beïnvloeding reëel is. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> anticipeert e<strong>en</strong> bestaande<br />

operator dat in de toekomst goedkopere technologie in omloop zal gebracht word<strong>en</strong>. Deze operator<br />

zal daarom vandaag meer dan zijn huidige kost<strong>en</strong> aanrek<strong>en</strong><strong>en</strong> om globaal minst<strong>en</strong>s niet verlieslat<strong>en</strong>d te<br />

zijn.<br />

Tot slot wijz<strong>en</strong> we erop dat de toegangsprijs in de regel nooit perfect zal zijn. E<strong>en</strong> te hoge<br />

toegangsprijs leidt tot te weinig toetreding. E<strong>en</strong> te lage leidt tot teveel toetreding.<br />

2.2 “Two-way access”<br />

De intrede van concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> telefoonmaatschappij<strong>en</strong> die via hun fysisch netwerk strijd<strong>en</strong> om<br />

dezelfde klant<strong>en</strong> houdt o.a. in dat hun netwerk<strong>en</strong> met elkaar verbond<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. 9<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de toegang tot e<strong>en</strong> netwerk niet langer éénrichtingsverkeer zoals beschrev<strong>en</strong> in de<br />

voorgaande sectie. Twee netwerk<strong>en</strong> A <strong>en</strong> B die met elkaar verbond<strong>en</strong> zijn hebb<strong>en</strong> immers toegang tot<br />

elkaars netwerk nodig om oproep<strong>en</strong> van het <strong>en</strong>e naar het andere netwerk te kunn<strong>en</strong> verstur<strong>en</strong> én<br />

7 Zie Vickers (1997).<br />

8 De LRIC-regel wordt gebruikt in de VS <strong>en</strong> VK.<br />

9 De “Op<strong>en</strong> Network Provision” of ONP-Directive van de Europese Commissie voorziet dit. Het met elkaar<br />

verbind<strong>en</strong> van netwerk<strong>en</strong> laat toe het aantal mogelijke gesprekk<strong>en</strong> op niet-lineaire manier te do<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

levert bijgevolg schaalvoordel<strong>en</strong> op.<br />

7


8<br />

ontvang<strong>en</strong>. Het traditionele probleem van de toegang (de “bottl<strong>en</strong>eck”) <strong>en</strong> de sociaal optimale<br />

prijszetting ervan stelt zich dus in beide richting<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> komt er nu nog e<strong>en</strong> tweede<br />

probleem bij: kunn<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> e<strong>en</strong> toegangsprijs aan elkaar vrag<strong>en</strong> die collusie voor finale<br />

consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> in de hand werkt? Eén van de cruciale vrag<strong>en</strong> in verband met de liberalisering<br />

van de telefonie is bijgevolg of de marktspelers de “two-way access” prijz<strong>en</strong> al dan niet vrij mog<strong>en</strong><br />

bepal<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>, is ook hier regelgeving nodig om de markt efficiënt te lat<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>?<br />

E<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e cons<strong>en</strong>sus is hierover nog niet bereikt. Nieuw-Zeeland heeft e<strong>en</strong> politiek van laissezfaire<br />

gevolgd <strong>en</strong> laat de markt dus vrij haar gang onder de conditie dat er ge<strong>en</strong> inbreuk gepleegd wordt<br />

op de mededingingswetgeving. De Europese land<strong>en</strong>, kiez<strong>en</strong>, zoals de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, voornamelijk<br />

voor het reglem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> van de toegangsprijs op het netwerk van de dominante operator. 10 In deze<br />

sectie gaan we dieper in op het “two-way access'“ probleem. De rest van de sectie baseert zich op<br />

Armstrong (1998) <strong>en</strong> Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998a,b), <strong>en</strong> Dessein (2000a).<br />

Om inzicht te krijg<strong>en</strong> in de mogelijk collusieve effect<strong>en</strong> van interconnectieprijz<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> omgeving<br />

met tweerichtingsverkeer mak<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> aantal redelijke veronderstelling<strong>en</strong>. 11 E<strong>en</strong> eerste assumptie is<br />

dat de operator die de oproep verstuurt de interconnectieprijs a betaalt aan de operator die de oproep<br />

afwikkelt. Om de analyse niet te complex te mak<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> we aan dat elke operator i = A,B e<strong>en</strong> lage<br />

of hoge prijs per e<strong>en</strong>heid kan aanrek<strong>en</strong><strong>en</strong>. 12 Meer bepaald vraagt elke operator e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>heidsprijs<br />

{ , }<br />

p ∈ p p aan de eindgebruiker waarbij p p<br />

l L H<br />

i i i<br />

L H<br />

i < i . 13 We mak<strong>en</strong> de veronderstelling dat de twee<br />

netwerkoperator<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> met elkaar voor fysisch aangeslot<strong>en</strong> abonnees. Verder zijn ze in alle<br />

aspect<strong>en</strong> als symmetrisch te beschouw<strong>en</strong>: ze kunn<strong>en</strong> alle consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>, bied<strong>en</strong> elk<br />

gelijkaardige basistelefonie aan als <strong>en</strong>ige telecommunicatiedi<strong>en</strong>st, hebb<strong>en</strong> dezelfde kost<strong>en</strong>structuur, <strong>en</strong><br />

rek<strong>en</strong><strong>en</strong> symmetrische interconnectieprijz<strong>en</strong> aan. De twee concurrer<strong>en</strong>de netwerkoperator<strong>en</strong> 14<br />

interconnecter<strong>en</strong> met elkaar. Hun kost<strong>en</strong>structuur voor het tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> “on-net” oproep<br />

(i.e. e<strong>en</strong> oproep die begint <strong>en</strong> eindigt op het eig<strong>en</strong> netwerk) bestaat uit drie compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: het gedeelte<br />

in de “local loop” van de oproeper ( c 0 ), het gedeelte van de “local loop” van de opgeroep<strong>en</strong>e ( c0 ) <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>d gedeelte ( c 1)<br />

dat de twee local loops met elkaar verbindt bv. via “switches”,<br />

“backbone”-verbinding,... De totale kost voor het tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> verbinding is dus<br />

c≡ 2c<br />

+ c . De prijs voor het tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> “off-net” oproep (i.e. e<strong>en</strong> oproep die begint<br />

0 1<br />

10<br />

De interconnectietariev<strong>en</strong> die de dominante operator in België moet toepass<strong>en</strong> zijn niet-discriminer<strong>en</strong>d, kost<strong>en</strong><br />

gebaseerd, <strong>en</strong> dal<strong>en</strong>d over de tijd. De niet-dominante operator<strong>en</strong> zijn niet onderhevig aan e<strong>en</strong> dergelijke reeks<br />

beperking<strong>en</strong>. Dus, in principe hoeft de interconnectieprijs zelfs niet symmetrisch te zijn tuss<strong>en</strong> twee operator<strong>en</strong>.<br />

Dit is bijvoorbeeld het geval tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vast <strong>en</strong> e<strong>en</strong> mobiel netwerk. Het kost<strong>en</strong>verschil tuss<strong>en</strong> het afwikkel<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> oproep op e<strong>en</strong> vast <strong>en</strong> e<strong>en</strong> mobiel netwerk verklaart deze asymmetrie echter slechts gedeeltelijk.<br />

11<br />

Deze veronderstelling<strong>en</strong> zijn uiteraard restrictief. De effect<strong>en</strong> van mildere veronderstelling<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> we aan<br />

het eind van de sectie besprek<strong>en</strong>.<br />

12<br />

E<strong>en</strong> prijs per e<strong>en</strong>heid wordt ook wel e<strong>en</strong> lineaire prijs g<strong>en</strong>oemd. Dit is e<strong>en</strong> speciaal geval van e<strong>en</strong> niet-lineaire<br />

prijs waarbij bv. de operator naast e<strong>en</strong> prijs per e<strong>en</strong>heid ook e<strong>en</strong> vast abonnem<strong>en</strong>tsgeld aanrek<strong>en</strong>t, ook wel “twopart<br />

tariff'“ g<strong>en</strong>aamd. We kom<strong>en</strong> hier verder op terug.<br />

13<br />

E<strong>en</strong> continue prijsstrategieruimte levert kwalitatief dezelfde resultat<strong>en</strong> op.


op netwerk i maar eindigt op het andere netwerk j) bedraagt echter c0 + c1+ a:<br />

de oproep verlaat<br />

immers het eig<strong>en</strong> netwerk op het niveau van de local loop van de concurrer<strong>en</strong>de telefoonoperator. De<br />

toegangsprijs a die netwerk i moet betal<strong>en</strong> voor het gebruik<strong>en</strong> van de local loop van de rivaliser<strong>en</strong>de<br />

operator noem<strong>en</strong> we de interconnectieprijs.<br />

De consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> om klant te word<strong>en</strong> bij één telefoonoperator op basis van (i) de prijs<br />

9<br />

l<br />

p i per<br />

oproep <strong>en</strong> (ii) hun persoonlijke prefer<strong>en</strong>tie. De twee operator<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> in hun prijszetting ge<strong>en</strong><br />

onderscheid tuss<strong>en</strong> on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>, er is ge<strong>en</strong> prijsdiscriminatie. 15<br />

We gaan er vanuit dat de twee operator<strong>en</strong> horizontaal gediffer<strong>en</strong>tieerd zijn van elkaar. 16 Beschouw<br />

daartoe e<strong>en</strong> totale klant<strong>en</strong>populatie N. Elke klant wil slechts abonnee word<strong>en</strong> bij de één of de andere<br />

netwerkoperator. Indi<strong>en</strong> netwerk A <strong>en</strong> B dezelfde prijs<br />

netwerk i e<strong>en</strong> prijs<br />

L<br />

p i vraagt <strong>en</strong> netwerk j e<strong>en</strong> prijs<br />

l<br />

p i vrag<strong>en</strong> dan trekt elk 0.5N klant<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong><br />

H<br />

p j , dan heeft netwerk i e<strong>en</strong> hoeveelheid NL<br />

klant<strong>en</strong> <strong>en</strong> netwerk j e<strong>en</strong> hoeveelheid N H klant<strong>en</strong> waarbij 0< NH ≡ N − NL < 0.5N<br />

< NL < N . De<br />

l l<br />

vraagstructuur naar basistelefonie is symmetrisch waarbij q = D( p ) de vraag voorstelt <strong>en</strong> q > q<br />

indi<strong>en</strong><br />

L H<br />

i i<br />

i i<br />

L H<br />

i i<br />

p < p . Het belpatroon van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is recht ev<strong>en</strong>redig met het marktaandeel van de<br />

telefoonoperator. Dus, indi<strong>en</strong> 0 ≤ N / N ≤ 1 het marktaandeel van operator i voorstelt dan is de kans<br />

i<br />

waarmee e<strong>en</strong> oproep termineert op hetzelfde netwerk Ni / N . 17 Uit het opgelegde belpatroon kunn<strong>en</strong><br />

we makkelijk besluit<strong>en</strong> dat netwerk i e<strong>en</strong> verwachte kost c+ (1 −Ni/ N)( a−c0) heeft per oproep.<br />

Hieruit hal<strong>en</strong> we reeds dat de verwachte kost daalt naarmate het marktaandeel Ni / N stijgt indi<strong>en</strong><br />

a> c0(e<strong>en</strong><br />

assumptie die we zull<strong>en</strong> aanhoud<strong>en</strong>).<br />

De winst<br />

LL<br />

π i die elke operator maakt indi<strong>en</strong> beide e<strong>en</strong> lage prijs<br />

( )<br />

L<br />

p i vrag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we schrijv<strong>en</strong> als<br />

LL L L L<br />

π i = 0.5Nq i pi −c−0.5 a− c 0 + 0.25 Nqi ( a−c0) . (2)<br />

De eerste term geeft de netto-ontvangst<strong>en</strong> weer van on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong> vanuit het netwerk i.<br />

Deze term bestaat uit het aantal aangeslot<strong>en</strong> abonnees verm<strong>en</strong>igvuldigd met het aantal oproep<strong>en</strong> per<br />

14<br />

De analyse gaat ev<strong>en</strong>goed op voor N ≥ 2 operator<strong>en</strong>.<br />

15<br />

Deze veronderstelling is realistisch voor oproep<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> vaste netwerk<strong>en</strong> zoals bv. Belgacom <strong>en</strong> Tel<strong>en</strong>et. De<br />

alternatieve prijszettingspolitiek is om aan prijsdiscriminatie te do<strong>en</strong> naar gelang de bestemming van de oproep.<br />

Dit is van toepassing bv. voor oproep<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> vaste <strong>en</strong> mobiele netwerk<strong>en</strong>. We kom<strong>en</strong> hier verder op terug.<br />

16<br />

Voor e<strong>en</strong> model waarbij de netwerkoperator<strong>en</strong> verticaal gediffer<strong>en</strong>tieerd zijn verwijz<strong>en</strong> we naar Flochel <strong>en</strong><br />

Baranes (1998).<br />

17<br />

Ter illustratie, indi<strong>en</strong> het marktaandeel van operator i gelijk is aan N / N dan termineert de oproep met kans<br />

L<br />

N / N op het eig<strong>en</strong> netwerk.<br />

L


10<br />

klant. De term tuss<strong>en</strong> vierkante haakjes geeft de gemiddelde winstmarge weer per oproep<br />

rek<strong>en</strong>inghoud<strong>en</strong>d met de verwachte kost van on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong>. De tweede term geeft weer<br />

wat de netto-ontvangst<strong>en</strong> zijn voor het terminer<strong>en</strong> van de off-net oproep<strong>en</strong> afkomstig van het<br />

rivaliser<strong>en</strong>d netwerk. Meer bepaald zal elk netwerk de helft van haar 0.5Nq<br />

oproep<strong>en</strong> terminer<strong>en</strong> op<br />

het ander netwerk. Elk van die oproep<strong>en</strong> levert e<strong>en</strong> winstmarge a− c0op.<br />

Vergelijking (2) kan<br />

herschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot<br />

LL L L<br />

π i = 0.5Nq<br />

i pi −c<br />

, (3)<br />

waaruit onmiddellijk opvalt dat de interconnectieprijs a ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele rol speelt voor de hoogte van<br />

winst. Dit is intuïtief omdat het aantal off-net oproep<strong>en</strong> van operator A naar B gelijk is aan de<br />

instroom van terminer<strong>en</strong>de oproep<strong>en</strong> vanuit netwerk B naar A.<br />

Ev<strong>en</strong>zo kunn<strong>en</strong> we de winst HH<br />

π i die elke operator maakt indi<strong>en</strong> beide e<strong>en</strong> hoge prijs<br />

schrijv<strong>en</strong> als<br />

L<br />

i<br />

H<br />

p i vrag<strong>en</strong><br />

HH H H<br />

π i = 0.5Nq<br />

i pi −c<br />

. (4)<br />

Hier stell<strong>en</strong> we terug vast dat de hoogte van de interconnectieprijz<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele rol speelt voor de te<br />

behal<strong>en</strong> winst.<br />

De situatie wordt anders indi<strong>en</strong> de netwerkoperator<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>. Nem<strong>en</strong> we aan dat<br />

operator A e<strong>en</strong> lage prijs vraagt, terwijl B voor de hoge prijs kiest. De winstfunctie voor operator A<br />

wordt dan<br />

π = N q p −c−(1 −N / N) N ( q −q )( a−c )<br />

LH L L L H<br />

A L A A L L A B 0<br />

(5)<br />

waarbij de eerste term de variabele winst weergeeft van on-net <strong>en</strong> off-net oproep<strong>en</strong> vanuit het netwerk<br />

i zonder ev<strong>en</strong>wel rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de kost<strong>en</strong> om off-net oproep<strong>en</strong> te terminer<strong>en</strong>. De tweede<br />

term geeft deze kost<strong>en</strong> weer <strong>en</strong> illustreert dat de interconnectietariev<strong>en</strong> nu wel degelijk in de<br />

winstfunctie verschijn<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> hiervan is echter niet dat het marktaandeel van operator A groter<br />

geword<strong>en</strong> is t<strong>en</strong> koste van operator B . 18 De lagere prijs bij operator A zet haar abonnees aan tot meer<br />

L H<br />

bell<strong>en</strong>! Dit komt duidelijk tot uiting in de term ( q − q ) . Bijgevolg is er e<strong>en</strong> netto uitstroom van<br />

A B<br />

18<br />

Bij gelijke prijz<strong>en</strong> leidt elke verdeling van de marktaandel<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> grote in- <strong>en</strong> uitstroom van off-net<br />

oproep<strong>en</strong>.


11<br />

off-net oproep<strong>en</strong> van operator A naar B. Dit is voor operator A e<strong>en</strong> extra kost <strong>en</strong> wordt in de<br />

Engelstalige literatuur “access deficit” g<strong>en</strong>oemd. De winstfunctie van operator B is<br />

π = N q p −c−(1 −N / N) N ( q −q )( a−c )<br />

HL H H L H<br />

B H B B L L A B 0 . (6)<br />

Vgl. (6) illustreert duidelijk dat operator B e<strong>en</strong> netto-ontvanger is van oproep<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> aldus e<strong>en</strong> “access rev<strong>en</strong>ue” opbouwt.<br />

Indi<strong>en</strong> we nu<br />

vind<strong>en</strong> we dat<br />

L<br />

p i interpreter<strong>en</strong> als de competitieve prijs <strong>en</strong><br />

LL HH<br />

i i<br />

H<br />

p i als de monopolistische prijs dan<br />

π < π . Het consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>surplus is echter groter indi<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

competitieve prijs zett<strong>en</strong>. Veronderstel dat de operator<strong>en</strong> via wederzijdse afspraak de<br />

interconnectieprijs mog<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. Dan hebb<strong>en</strong> ze er alle belang bij om e<strong>en</strong> interconnectieprijs zo te<br />

kiez<strong>en</strong> dat het zett<strong>en</strong> van de monopolieprijs e<strong>en</strong> Nash-ev<strong>en</strong>wicht vormt, of formeel:<br />

LH HH<br />

π ( a) < π ( a)<br />

. Deze ongelijkheid gaat op indi<strong>en</strong> het doorschakeltarief a voldo<strong>en</strong>de hoog is!<br />

i i<br />

Dit effect wordt door Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998a) het raise-each-other's-cost effect g<strong>en</strong>oemd. E<strong>en</strong><br />

hoge interconnectieprijs zorgt er immers voor dat e<strong>en</strong> agressieve prijszetting e<strong>en</strong> tor<strong>en</strong>hoge “access<br />

deficit” creëert (zie vgl. (6)). Dit “access deficit” weerhoudt e<strong>en</strong> individuele operator er van onder de<br />

prijs te gaan van de rivaal. Operator<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> er bijgevolg belang bij om hoge interconnectietariev<strong>en</strong><br />

te vrag<strong>en</strong> aan elkaar. 19 In principe is het dus mogelijk dat de operator<strong>en</strong> de monopolieprijs vrag<strong>en</strong>. Het<br />

oplegg<strong>en</strong> van overheidswege van e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de lage interconnectieprijs kan zorg<strong>en</strong> voor<br />

HL LL<br />

π ( a) < π ( a)<br />

. Met andere woord<strong>en</strong>, het zett<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> hogere prijs dan je rivaal levert uiteraard<br />

i i<br />

e<strong>en</strong> lager marktaandeel <strong>en</strong> beïnvloedt je winst negatief op eig<strong>en</strong> cliënteel. Maar vooral, e<strong>en</strong> hogere<br />

prijs levert slechts e<strong>en</strong> verwaarloosbare winst op aan interconnectie-inkomst<strong>en</strong> vermits de<br />

interconnectieprijs a slechts marginaal afwijkt van de doorschakelkost c 0 .<br />

Het bov<strong>en</strong>staande e<strong>en</strong>voudig model geeft aan dat regelgeving wel degelijk nodig is omdat hoge<br />

interconnectieprijz<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot monopolistische winst<strong>en</strong> via het “raise-each-other's cost<br />

effect”. Uiteraard speelt deze set-up zich af in e<strong>en</strong> heel vere<strong>en</strong>voudigde wereld. Het basismodel<br />

maakt bv. abstractie van prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

veronderstelt het basismodel dat operator<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> via lineaire prijszetting. De realiteit<br />

illustreert echter dat operator<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> in prijz<strong>en</strong> per minuut maar bv. ook via<br />

abonnem<strong>en</strong>tsprijz<strong>en</strong>. Het invoer<strong>en</strong> van prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

19 Alhoewel er in het symmetrisch ev<strong>en</strong>wicht ge<strong>en</strong> “access deficit” opgebouwd wordt is dit niet equival<strong>en</strong>t met<br />

e<strong>en</strong> “bill and keep” systeem! In dit systeem gaat m<strong>en</strong> er van uit dat vermits bij gelijke prijz<strong>en</strong> verkeersstrom<strong>en</strong> in<br />

ev<strong>en</strong>wicht zijn, financiële strom<strong>en</strong> dit ook zijn. Om ge<strong>en</strong> nodeloze boekhoudkundige administratie te creër<strong>en</strong><br />

past m<strong>en</strong> dus ge<strong>en</strong> betaling<strong>en</strong> voor interconnectieverkeer toe tuss<strong>en</strong> de netwerk<strong>en</strong>. De doorschakelkost wordt<br />

dan als gratis aanzi<strong>en</strong>. Deze zog<strong>en</strong>aamde administratieve besparing heeft uiteraard gevolg<strong>en</strong> voor de prijszetting


12<br />

niet-lineaire prijz<strong>en</strong> zal de bevinding<strong>en</strong> van het basismodel fundam<strong>en</strong>teel wijzig<strong>en</strong>. Hieronder gaan<br />

we in op de effect<strong>en</strong> die deze bijkom<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op de rol van interconnectieprijz<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiële omgeving.<br />

Prijsdiscriminatie<br />

E<strong>en</strong> operator kan e<strong>en</strong> prijsverschil invoer<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de<br />

prijszetting van “off-net” oproep<strong>en</strong> ongewijzigd blijft <strong>en</strong> de prijs voor e<strong>en</strong> “on-net” oproep daalt, dan<br />

leidt dit tot extra marktaandeel <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel tot e<strong>en</strong> hogere winst. De beslissing van e<strong>en</strong> operator om<br />

“on-net” oproep<strong>en</strong> goedkoper te mak<strong>en</strong> leidt nu echter niet meer tot e<strong>en</strong> “access deficit”! Met andere<br />

woord<strong>en</strong>, prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong> “on-net” <strong>en</strong> “off-net” oproep<strong>en</strong> relativeert het belang van het raiseeach-other's-cost<br />

effect. 20<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot het basismodel hangt de beslissing van e<strong>en</strong> consum<strong>en</strong>t om al dan niet toe te tred<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> bepaald netwerk nu niet alle<strong>en</strong> af van de prijszettingspolitiek! Het hangt ook af van het relatief<br />

marktaandeel van e<strong>en</strong> operator. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> consum<strong>en</strong>t zich aansluit bij e<strong>en</strong> netwerk met klein<br />

marktaandeel dan bepaalt de prijs van e<strong>en</strong> “off-net” oproep vooral de telefoonrek<strong>en</strong>ing. Indi<strong>en</strong> de<br />

consum<strong>en</strong>t echter aansluit bij e<strong>en</strong> netwerk met groot marktaandeel dan is de telefoonrek<strong>en</strong>ing vooral<br />

bepaald door de prijs van de “on-net” oproep<strong>en</strong>. Er treedt m.a.w. e<strong>en</strong> netwerkeffect op wanneer<br />

operator<strong>en</strong> prijsdiscriminatie toepass<strong>en</strong>: de consum<strong>en</strong>t hecht meer waarde aan het netwerk naarmate<br />

meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tot hetzelfde netwerk toetred<strong>en</strong>. De competitie speelt zich dus af in e<strong>en</strong> andere<br />

dim<strong>en</strong>sie: prijszetting voor “on-net” oproep<strong>en</strong>. Heel wat operator<strong>en</strong> moedig<strong>en</strong> hun pot<strong>en</strong>tiële klant<strong>en</strong><br />

aan om tot hetzelfde netwerk toe te tred<strong>en</strong> als dieg<strong>en</strong>e met wie ze veel contact hebb<strong>en</strong>, zoals bv.<br />

professionele relaties <strong>en</strong> familie- <strong>en</strong> k<strong>en</strong>niss<strong>en</strong>kring. Dit zijn de zgn. “fri<strong>en</strong>ds and families”<br />

programma's. Operator<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> heel klein marktaandeel, zoals nieuwe toetreders, pass<strong>en</strong> in heel<br />

veel gevall<strong>en</strong> echter ge<strong>en</strong> prijsdiscriminatie toe omdat deze prijsstrategie precies in hun nadeel speelt.<br />

Dit biedt e<strong>en</strong> verklaring voor de prijszettingsstrategie van de derde mobilofoonoperator “Orange” waar<br />

de prijs van e<strong>en</strong> oproep oorspronkelijk onafhankelijk was van de bestemming. 21<br />

De prijspolitiek van heel wat operator<strong>en</strong> is gebaseerd op het principe van prijsdiscriminatie tuss<strong>en</strong><br />

bepaalde netwerk<strong>en</strong>. De grote mobiele netwerk<strong>en</strong> pass<strong>en</strong> dit heel bewust toe. E<strong>en</strong> oproep tuss<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de mobiele netwerk<strong>en</strong> bedraagt soms het vijfvoudige van e<strong>en</strong> “on-net” oproep binn<strong>en</strong><br />

hetzelfde mobiel netwerk. Alhoewel er kost<strong>en</strong>verschill<strong>en</strong> zijn (zoals de interconnectieprijs maar ook<br />

facturatie tuss<strong>en</strong> de netwerk<strong>en</strong>) is prijsdiscriminatie de voornaamste red<strong>en</strong>. Deze politiek van<br />

van de product<strong>en</strong>. Het heeft immers nog grotere strategische gevolg<strong>en</strong> vermits er nu ge<strong>en</strong> “access deficit” meer<br />

kan ontstaan bij e<strong>en</strong> unilaterale prijsdaling door één van de operator<strong>en</strong>!<br />

20 Zie Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998b).<br />

21 We nem<strong>en</strong> aan dat consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel nut hal<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> ze opbell<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> opgebeld word<strong>en</strong> ook positief nut<br />

oplevert dan is er e<strong>en</strong> additioneel netwerkeffect dat consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> doet kiez<strong>en</strong> voor grote netwerk<strong>en</strong>.<br />

Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> niet graag opgebeld word<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> dan vlugger voor het kleinere netwerk.


13<br />

prijsdiscriminatie is het onderwerp van heel wat discussie. De regelgev<strong>en</strong>de autoriteit ontvangt heel<br />

wat klacht<strong>en</strong> over deze praktijk. Kunn<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> uitspraak do<strong>en</strong> over de welvaartseffect<strong>en</strong> van deze<br />

prijsdiscriminatie? De consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> a priori ev<strong>en</strong>veel vraag naar zowel “on-net” als “off-net”<br />

oproep<strong>en</strong>. Ze ondervind<strong>en</strong> deze prijsdiscriminatie dus als e<strong>en</strong> soort “belasting” op hun “off-net”<br />

oproep<strong>en</strong>. Ze zijn daarom g<strong>en</strong>eigd om relatief meer “on-net” oproep<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> in vergelijking met<br />

“off-net” oproep<strong>en</strong>. De prijs van “on-net” oproep<strong>en</strong> kan echter zodanig dal<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van int<strong>en</strong>se<br />

competitie omwille van extra netwerk effect<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> dit comp<strong>en</strong>seert voor het prijsverschil <strong>en</strong> dus<br />

de daling in de vraag naar “off-net” oproep<strong>en</strong> dan hoeft prijsdiscriminatie niet slecht te zijn voor de<br />

welvaart van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De welvaart van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verhoogt dus indi<strong>en</strong> de gemiddelde<br />

prijs van e<strong>en</strong> oproep daalt t<strong>en</strong> gevolge van prijsdiscriminatie.<br />

Niet-lineaire prijszetting<br />

Het basismodel veronderstelt lineaire prijszetting. Meer algeme<strong>en</strong> houdt dit in dat er <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> prijs<br />

per tijdse<strong>en</strong>heid wordt aangerek<strong>en</strong>d. Deze specifieke prijszetting is verantwoordelijk voor de vorming<br />

van e<strong>en</strong> “access deficit” wanneer e<strong>en</strong> operator e<strong>en</strong> prijsdaling invoert om marktaandeel te winn<strong>en</strong>. Dit<br />

“access deficit” weerhoudt e<strong>en</strong> individuele operator ervan om aan agressieve prijszetting te do<strong>en</strong>.<br />

Niet-lineaire prijszetting kan dit resultaat wegwerk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> populair voorbeeld van niet-lineaire<br />

prijszetting is e<strong>en</strong> tarief per tijdse<strong>en</strong>heid gecombineerd met e<strong>en</strong> vast abonnem<strong>en</strong>tsgeld, ook wel “twopart<br />

tariff” g<strong>en</strong>oemd. 22 Het basismodel gebruikt e<strong>en</strong> speciaal geval van dit prijsschema waarbij het<br />

abonnem<strong>en</strong>tsgeld nul of exoge<strong>en</strong> verondersteld wordt. Indi<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> echter op strategische<br />

wijze ook hun abonnem<strong>en</strong>tsgeld kunn<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> als prijszettingsvariabele dan kunn<strong>en</strong> de bekom<strong>en</strong><br />

resultat<strong>en</strong> van het basismodel drastisch verander<strong>en</strong>. 23 Dessein (2000a) biedt hier e<strong>en</strong> grondige analyse.<br />

Prijscompetitie kan nu immers tot stand kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> dim<strong>en</strong>sie die wel het marktaandeel maar niet de<br />

gebruikshoeveelheid zal beïnvloed<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verlaging van het tarief per tijdse<strong>en</strong>heid verhoogt de vraag<br />

naar telecommunicatie per consum<strong>en</strong>t. Echter, e<strong>en</strong> verlaging van het abonnem<strong>en</strong>tsgeld verhoogt het<br />

marktaandeel maar niet de vraag naar telecommunicatie bij gelijke prijz<strong>en</strong> per tijdse<strong>en</strong>heid. Indi<strong>en</strong> de<br />

interconnectieprijz<strong>en</strong> hoog zijn dan heeft e<strong>en</strong> individuele operator er alle belang bij om marktaandeel<br />

te bekom<strong>en</strong> zonder extra “access deficit” te creër<strong>en</strong>. Om deze twee objectiev<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong><br />

biedt prijscompetitie in e<strong>en</strong> vast abonnem<strong>en</strong>tsgeld T i e<strong>en</strong> oplossing. In het geval van e<strong>en</strong> “two-part<br />

tariff” is de optimale variabele prijs gelijk aan de marginale oproepingskost c+ 0.5( a− c0)<br />

indi<strong>en</strong> de<br />

vraag gek<strong>en</strong>d is. Het vaste “two-part tariff” gedeelte T i staat dan voor het abonnem<strong>en</strong>tsgeld. Er is dus<br />

22 Zie Laffont, Rey, <strong>en</strong> Tirole (1998a).<br />

23 De competitie tuss<strong>en</strong> telecomoperator<strong>en</strong> gebruikt de dim<strong>en</strong>sie “abonnem<strong>en</strong>tsgeld” zeer int<strong>en</strong>s in haar<br />

prijszettingsstrategie. Dit abonnem<strong>en</strong>tsgeld is in de praktijk soms negatief: tal van mobiele operator<strong>en</strong> gev<strong>en</strong><br />

gratis e<strong>en</strong> hoeveelheid vaste beltijd of, zoals in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, e<strong>en</strong> mobilofoon gratis bij aansluiting tot<br />

hun net (zie bv. Armstrong, 1997(b)).


14<br />

ge<strong>en</strong> “access deficit” vermits de twee operator<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zelfde variabele prijszetting hanter<strong>en</strong>. Wanneer<br />

we de prefer<strong>en</strong>ties van de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor de beide netwerk<strong>en</strong> positioner<strong>en</strong> op het e<strong>en</strong>heidsinterval<br />

met netwerk<strong>en</strong> A <strong>en</strong> B op de extreme punt<strong>en</strong> dan zal de marktfrictie de hoogte van het<br />

abonnem<strong>en</strong>tsgeld bepal<strong>en</strong>. Intuïtief betek<strong>en</strong>t dit dat de mate van differ<strong>en</strong>tiatie tuss<strong>en</strong> de netwerk<strong>en</strong> de<br />

abonnem<strong>en</strong>tsprijs positief zal beïnvloed<strong>en</strong>. Het consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>surplus kan dus slechts gedeeltelijk<br />

afgeroomd word<strong>en</strong> omwille van het imperfect competitief gedrag tuss<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong>. De hoogte van<br />

de marktfrictie bepaalt dan hoeveel kan afgeroomd word<strong>en</strong>. Uiteraard kunn<strong>en</strong> de prijz<strong>en</strong> per minuut<br />

hoog oplop<strong>en</strong> omdat a≥ c0.<br />

Collusieve winst<strong>en</strong> zijn echter niet meer mogelijk via de<br />

interconnectieprijs a vermits “head-to-head” competitie verloopt via abonnem<strong>en</strong>tsgeld T i . De winst<strong>en</strong><br />

die tot stand kom<strong>en</strong> via de interconnectieprijs word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eutraliseerd door lagere abonnem<strong>en</strong>tsprijz<strong>en</strong>.<br />

Niet-lineaire prijszetting relativeert dus het resultaat van het basismodel dat hoge interconnectieprijz<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hoge winst<strong>en</strong>. Tot slot toont Dessein (2000a) aan dat, indi<strong>en</strong> de vraag naar<br />

telecommunicatie elastisch is, operator<strong>en</strong> hun winst<strong>en</strong> maximaliser<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> interconnectieprijs<br />

gelijk aan de marginale kost te zett<strong>en</strong> waardoor vrije prijszetting van de interconnectie automatisch<br />

leidt tot hoge welvaart.<br />

Speciale telefoonnummers<br />

Het basismodel ging er impliciet van uit dat elke abonnee opbelt <strong>en</strong> opgebeld wordt. Dit hoeft echter<br />

niet noodzakelijk het geval te zijn. Internetnummers, gratis nummers <strong>en</strong> premium rate nummers<br />

word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel opgebeld. Dergelijke “één-richtings” nummers lever<strong>en</strong> interessant competitief gedrag<br />

op tuss<strong>en</strong> operator<strong>en</strong>. Het volg<strong>en</strong>d voorbeeld past niet-lineaire prijszetting toe op Internetnummers.<br />

Veronderstel immers dat er twee soort<strong>en</strong> klant<strong>en</strong> bestaan: sommig<strong>en</strong> bell<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel op (bv. Internetgebruikers),<br />

terwijl ander<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel word<strong>en</strong> opgebeld (bv. Internet providers). Veronderstel dat de twee<br />

operator<strong>en</strong> perfect concurrer<strong>en</strong> in eindprijz<strong>en</strong>. In dat geval bedraagt de unieke ev<strong>en</strong>wichtsprijs<br />

p = c+ ( a+ c ) voor de eindconsum<strong>en</strong>t of de marginale kost van e<strong>en</strong> oproep. Elke operator heeft er<br />

0<br />

dus belang bij om <strong>en</strong>kel opgeroep<strong>en</strong> nummers aan te trekk<strong>en</strong> vermits a> c0.<br />

De operator<strong>en</strong><br />

concurrer<strong>en</strong> dus met elkaar via het aanbied<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vergoeding v aan de opgebelde klant<strong>en</strong>. De<br />

operator<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> er bijgevolg naar om zoveel mogelijk opgeroep<strong>en</strong> nummers als klant binn<strong>en</strong> te<br />

rijv<strong>en</strong>. Perfecte concurr<strong>en</strong>tie impliceert echter dat v= a− c0.<br />

Met andere woord<strong>en</strong>, de<br />

interconnectiemarge a− c0wordt<br />

volledig weggeconcurreerd! De netwerk<strong>en</strong> zijn bijgevolg niet in<br />

staat om via hoge interconnectieprijz<strong>en</strong> extra winst<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> te rijv<strong>en</strong>. 24<br />

24 Heel wat dominante operator<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bij de liberalisering hoge interconnectieprijz<strong>en</strong> bekom<strong>en</strong>. Ze hadd<strong>en</strong><br />

echter niet voorzi<strong>en</strong> dat het gebruik van Internet-nummers zo'n vaart zou lop<strong>en</strong>. Door de hoge<br />

interconnectieprijz<strong>en</strong> ontstond e<strong>en</strong> massale concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> de dominante <strong>en</strong> alternatieve operator<strong>en</strong> om<br />

Internet-nummers als klant binn<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>. Heel wat Internet providers slot<strong>en</strong> zich aan bij alternatieve


Competitie <strong>en</strong> toetreding<br />

Het basismodel veronderstelt dat de marktstructuur symmetrisch is tuss<strong>en</strong> de twee operator<strong>en</strong>. De<br />

liberalisering van de telecommunicatie vertrekt echter van e<strong>en</strong> asymmetrische marktstructuur waar e<strong>en</strong><br />

monopolist de hele markt bedi<strong>en</strong>de. E<strong>en</strong> analyse van deze transitiefaze leidt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s tot inzicht<strong>en</strong> die<br />

zeer sterk afhankelijk zijn van lineaire of niet-lineaire prijszetting (zie Dessein, 2000a). In Armstrong<br />

(1998) zal e<strong>en</strong> toetreder die de hele markt kan bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> premie moet<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> lagere<br />

(lineaire) prijs om klant<strong>en</strong> van de voormalige monopolist aan te trekk<strong>en</strong>. In Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole<br />

(1998a) zal de gevestigde operator e<strong>en</strong> hogere prijs vrag<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> toetreder. De gevestigde operator<br />

is immers nog monopolist voor e<strong>en</strong> bepaalde groep van consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> omdat de toetreder slechts e<strong>en</strong><br />

gedeelte van het geografisch gebied van de gevestigde operator kan bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Het gevolg is dat de<br />

toetreder onvermijdelijk e<strong>en</strong> “access deficit” oploopt. De belang<strong>en</strong> van de gevestigde onderneming <strong>en</strong><br />

de toetreders ligg<strong>en</strong> nu diametraal teg<strong>en</strong>over elkaar: de gevestigde onderneming verkiest e<strong>en</strong> heel hoge<br />

interconnectieprijs om zo toetreding te bemoeilijk<strong>en</strong> of in het slechtste geval toetreding onr<strong>en</strong>dabel te<br />

mak<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> we echter niet-lineaire prijszetting veronderstell<strong>en</strong> dan zal de toetreder in het model<br />

van Armstrong (1998) via lagere abonnem<strong>en</strong>tsprijz<strong>en</strong> marktaandeel winn<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de toetreder<br />

slechts op beperkte schaal toetreedt zoals bij Laffont, Rey <strong>en</strong> Tirole (1998a) dan zal de gevestigde<br />

operator zijn monopoliemacht over zijn “captive market” omzett<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> hoger abonnem<strong>en</strong>tsgeld.<br />

Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> zal de gevestigde operator e<strong>en</strong> lagere variabele prijs zett<strong>en</strong> omdat hij e<strong>en</strong> lagere<br />

gemiddelde marginale kost heeft dan de toetreder. Met andere woord<strong>en</strong>, in teg<strong>en</strong>stelling tot wat het<br />

basismodel met lineaire prijszetting voorspelt zal de gevestigde operator e<strong>en</strong> “access deficit” mak<strong>en</strong><br />

bij niet-lineaire prijszetting! Tot slot, indi<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van de toetreder lager zijn dan die van de<br />

gevestigde operator dan kan het wel zo zijn dat uiteindelijk de toetreder e<strong>en</strong> lagere variabele prijs zal<br />

vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> toch e<strong>en</strong> “access deficit” opbouwt.<br />

De liberalisering van de telecommunicatiemarkt gaat echter verder dan het uitbouw<strong>en</strong> van “facilities<br />

based” operator<strong>en</strong> in concurr<strong>en</strong>tie met de gevestigde operator. Mom<strong>en</strong>teel kunn<strong>en</strong> abonnees ook<br />

bell<strong>en</strong> via de zgn. “carrier access” codes: abonnees vorm<strong>en</strong> vanuit het netwerk waarbij ze aangeslot<strong>en</strong><br />

zijn e<strong>en</strong> vier-digit code dat h<strong>en</strong> toegang geeft tot e<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong>d netwerk dat echter de local loop<br />

van de abonnee niet bezit. De concurr<strong>en</strong>tie speelt zich dus af op het netwerkniveau bov<strong>en</strong> de local<br />

loop. 25 Dit betek<strong>en</strong>t tev<strong>en</strong>s dat er nog steeds ge<strong>en</strong> competitie is op het niveau van de local loop. De<br />

“facilities based” operator bezit <strong>en</strong> beheert m.a.w. nog steeds als <strong>en</strong>ige zijn eig<strong>en</strong> local loop.<br />

operator<strong>en</strong> waardoor dominante operator<strong>en</strong> heel wat off-net oproep<strong>en</strong> ondervond<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> zwaar ``access<br />

deficit'' opbouwd<strong>en</strong>. Op hun beurt concurreerd<strong>en</strong> de Internet-providers zeer agressief om Internet-gebruikers tot<br />

klant te mak<strong>en</strong>. Sommige Europese dominante operator<strong>en</strong>, waaronder Belgacom, probeerd<strong>en</strong> om de<br />

interconnectieprijs voor Internet nummers te do<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>. Dit zou de dominante operator<strong>en</strong> in staat stell<strong>en</strong> om de<br />

concurrer<strong>en</strong>de Internet-providers wat wind uit de zeil<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>. Deze differ<strong>en</strong>tiatie in interconnectietariev<strong>en</strong><br />

werd in België echter niet toegelat<strong>en</strong>.<br />

25 Hiertoe behor<strong>en</strong> bv. internationaal <strong>en</strong> interzonaal bell<strong>en</strong>.<br />

15


16<br />

Mom<strong>en</strong>teel zet m<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal Europese land<strong>en</strong>, waaronder België, de eerste stapp<strong>en</strong> om ook op<br />

korte termijn competitie toe te lat<strong>en</strong> op het niveau van de local loop. Dit betek<strong>en</strong>t dat de gevestigde<br />

onderneming verplicht wordt zijn local loop beschikbaar te stell<strong>en</strong> voor toetreders teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

vergoeding. De toetreder investeert dus niet in eig<strong>en</strong> infrastructuur maar huurt het van de gevestigde<br />

onderneming. De toetreder huurt m.a.w. de local loop van zijn abonnee bij de gevestigde<br />

onderneming. De gevestigde onderneming <strong>en</strong> de toetreder betal<strong>en</strong> elkaar e<strong>en</strong> doorschakeltarief voor<br />

elke oproep tuss<strong>en</strong> de twee operator<strong>en</strong>. Net zoals in het basismodel is het doorschakeltarief onder<br />

bepaalde voorwaard<strong>en</strong> e<strong>en</strong> middel tot succesvolle collusie bij lineaire prijszetting. E<strong>en</strong> extra elem<strong>en</strong>t<br />

is echter de huurprijs voor de local loop. E<strong>en</strong> hoge huurprijs maakt het moeilijk voor de toetreder om<br />

klant<strong>en</strong> af te snoep<strong>en</strong> van de gevestigde onderneming. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zal de gevestigde onderneming<br />

ge<strong>en</strong> agressieve prijszetting toepass<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de huurprijs hoog is: hij derft weinig inkomst<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de<br />

toetreder e<strong>en</strong> klant afsnoept. E<strong>en</strong> te lage huurprijs voor de local loop onteig<strong>en</strong>t de gevestigde<br />

onderneming gedeeltelijk van zijn gemaakte investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> creëert dynamische<br />

onderinvesteringseffect<strong>en</strong>. 26 Optimaal is dus om de kostprijs van de local loop <strong>en</strong> andere kost<strong>en</strong> die te<br />

mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met het aanlegg<strong>en</strong> van de local loop te lat<strong>en</strong> reflecter<strong>en</strong> in de huurprijs. Dit levert e<strong>en</strong><br />

“fair level playing field” op waardoor de gevestigde onderneming <strong>en</strong> de toetreder op gelijke voet<br />

behandeld word<strong>en</strong>.<br />

3 Veil<strong>en</strong> van lic<strong>en</strong>ties voor frequ<strong>en</strong>ties<br />

Heel wat markt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> omwille van hun technische of eig<strong>en</strong> specifieke aard ge<strong>en</strong> vrije toetreding<br />

aan om efficiënt te functioner<strong>en</strong>. Het aantal marktparticipant<strong>en</strong> voor bv. radio- <strong>en</strong> TV-frequ<strong>en</strong>ties is<br />

omwille van technische red<strong>en</strong><strong>en</strong> beperkt. 27 In vele gevall<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> specifieke toetredingsbeperking de<br />

<strong>en</strong>ige oplossing om allocatieve <strong>en</strong> operationele efficiëntie te verzeker<strong>en</strong>. De toewijzing van e<strong>en</strong><br />

toetredingsrecht aan e<strong>en</strong> beperkt aantal bedrijv<strong>en</strong> kan op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>. De meest<br />

courante allocatiemechanism<strong>en</strong> zijn schoonheidswedstrijd<strong>en</strong>, pure loterij<strong>en</strong>, eerst-komt-eerst-maalt<br />

principe, <strong>en</strong> veiling<strong>en</strong>. Het gebruik van veiling<strong>en</strong> om die beperkte toetreding te allocer<strong>en</strong> is de laatste<br />

jar<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 28 De meest tot de verbeelding sprek<strong>en</strong>de veiling is op dit og<strong>en</strong>blik het<br />

uitbatingsrecht van de spectrumruimte voor radiogolv<strong>en</strong>. 29 Deze ruimte is onderhevig aan technische<br />

beperking<strong>en</strong>: vrije toegang tot de markt voor radiogolv<strong>en</strong> is onmogelijk omwille van o.a. hoge<br />

duplicatiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> fysische interfer<strong>en</strong>tieproblem<strong>en</strong>. Om aan dit euvel e<strong>en</strong> economische oplossing te<br />

26<br />

In het economisch jargon noemt m<strong>en</strong> dit f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> “regulatory taking” (zie Armstrong <strong>en</strong> Vickers (1996)).<br />

27<br />

Het begrip “markt<strong>en</strong>” kunn<strong>en</strong> we heel breed interpeter<strong>en</strong>. Zo is het aantal mogelijke spelers voor het<br />

organiser<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> sportev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t zoals de Olympische Spel<strong>en</strong> beperkt tot 1.<br />

28<br />

Het idee om veiling<strong>en</strong> te gebruik<strong>en</strong> voor het allocer<strong>en</strong> van de uitbating van spectrumrecht<strong>en</strong> dateert reeds van<br />

1959 (zie Coase (1959)).<br />

29<br />

Nederland veilde als eerste Europese land in februari 1998 gebruiksrecht<strong>en</strong> voor etherfrequ<strong>en</strong>ties.


17<br />

bied<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> mechanisme ontwikkeld word<strong>en</strong> dat de beschikbare spectrumruimte optimaal<br />

verdeelt. Beperking van de toegang is dus onvermijdelijk. Tegelijkertijd is het economisch<br />

verantwoord om <strong>en</strong>kel toegang te bied<strong>en</strong> aan de meest efficiënte uitbaters van de spectrumruimte voor<br />

radiogolv<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> mobilofoonoperator<strong>en</strong> gebruik van e<strong>en</strong> publiek goed dat eig<strong>en</strong>dom is<br />

van het nationaal collectief, nl. de spectrumruimte. 30 T<strong>en</strong>slotte levert het beperk<strong>en</strong> van de toegang tot<br />

de markt superwinst<strong>en</strong> op. H<strong>en</strong> hiervoor e<strong>en</strong> bedrag lat<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> is redelijk. De doelstelling is dus:<br />

de beste bedrijv<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lic<strong>en</strong>tie krijg<strong>en</strong>. Welk economisch allocatiemechanisme dat deze<br />

doelstelling bereikt is de cruciale vraag voor heel wat overhed<strong>en</strong>.<br />

Het is welbek<strong>en</strong>d dat veiling<strong>en</strong> heel wat efficiëntievoordel<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. De procedure verloopt snel <strong>en</strong><br />

transparant. De meest (kost<strong>en</strong>)efficiënte bieder wint <strong>en</strong> zal de lic<strong>en</strong>tie ook kunn<strong>en</strong> omzett<strong>en</strong> in het<br />

maximum aan economisch surplus. Wat vooral in de verf gezet wordt is dat veiling<strong>en</strong> ongelooflijke<br />

opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> voor de overheid. UMTS-lic<strong>en</strong>ties 31 in het jaar 2000 bracht<strong>en</strong> vooral in<br />

Duitsland <strong>en</strong> het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk duizelingwekk<strong>en</strong>d veel op. De opbr<strong>en</strong>gst per capita lag in<br />

Duitsland rondom 615 Euro <strong>en</strong> in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk was dit 630 Euro.<br />

De bied<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong> zijn echter niet zo overtuigd van de allocatieve efficiëntie via veiling<strong>en</strong>. Het is<br />

duidelijk dat pot<strong>en</strong>tiële spelers liever niets betal<strong>en</strong> om tot de markt te kunn<strong>en</strong> toetred<strong>en</strong>. Hun<br />

voornaamste bezwaar is echter dat e<strong>en</strong> hoge veilingprijs leidt tot hoge consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>. Het<br />

gebruikte argum<strong>en</strong>t is dat de toetreders deze hoge vaste toetredingskost<strong>en</strong> op de één of andere manier<br />

moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> terugverdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook sommige beleidsvoerders hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong>ige reserves teg<strong>en</strong>over deze<br />

manier van het bepal<strong>en</strong> van de marktspelers. 32<br />

Deze sectie gaat eerst in op <strong>en</strong>kele belangrijke mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> veiling om de<br />

meest efficiënte aanbieders te selecter<strong>en</strong>. Dit is vanuit industrieel economisch oogpunt belangrijk<br />

omdat het allocatiemechanisme de uiteindelijke marktspelers zal bepal<strong>en</strong>. De karakteristiek<strong>en</strong> van de<br />

marktspelers zijn cruciaal voor de verdere ontwikkeling van het marktgedrag <strong>en</strong> de performantie van<br />

de sector. Dus, de manier waarop de allocatie van lic<strong>en</strong>ties gebeurt kan de ontwikkeling<strong>en</strong> in de sector<br />

significant beïnvloed<strong>en</strong>. Verder gaan we apart in op de veel gemaakte opmerking dat het veil<strong>en</strong> van<br />

spectrumrecht<strong>en</strong> de finale consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijs de hoogte injaagt <strong>en</strong> innovatie afremt.<br />

30 Zie Crémer <strong>en</strong> Laffont (2000).<br />

31 UMTS=Universal Mobile Telecommunications System. Deze “breedband” lic<strong>en</strong>ties lat<strong>en</strong> zowat alles toe aan<br />

zeer hoge snelheid via de mobilofoon: snelle Internetverbinding<strong>en</strong>, “video-on-demand”, videoconfer<strong>en</strong>ties,...<br />

32 Zie bijvoorbeeld de vrees van Europees Commissaris voor de Informatiemaatschappij, Erkki Liikan<strong>en</strong>, voor de<br />

ontwikkeling van de innovatie naar aanleiding van de hoge prijz<strong>en</strong> voor UMTS-lic<strong>en</strong>ties in Groot-Brittannië (De<br />

Financieel Economische Tijd, 30 mei 2000). E<strong>en</strong> vergelijkbaar standpunt had voormalig Europees Commissaris<br />

voor de mededinging, Karel Van Miert (zie De Standaard, 20 september 1995).


18<br />

Uiteraard zijn de inzicht<strong>en</strong> hierover niet uniek voor de telecomsector. 33 Toch loont het de moeite om<br />

in het huidig kader van het veil<strong>en</strong> van UMTS-spectrumrecht<strong>en</strong> hierbij stil te staan.<br />

Veiling<strong>en</strong>: mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> 34<br />

De overheid heeft de GSM-vergunning<strong>en</strong> van de drie mobiele operator<strong>en</strong> in België toegek<strong>en</strong>d aan<br />

private bedrijv<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd. De partij<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> hun offertes (business<br />

plan) in <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>t de overheid, na e<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>de studie, de vergunning toe aan ``de<br />

beste''. Rec<strong>en</strong>t hebb<strong>en</strong> tal van overhed<strong>en</strong> beslist om de vergunning<strong>en</strong> voor UMTS-lic<strong>en</strong>ties toe te<br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de meest bied<strong>en</strong>de partij via e<strong>en</strong> veiling. 35<br />

Schoonheidswedstrijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> veiling<strong>en</strong> zijn allocatiemechanism<strong>en</strong> die sterk van elkaar verschill<strong>en</strong>. Bij<br />

e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal, soms onduidelijke, criteria vooropgesteld waaraan de<br />

offertes moet<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> onafhankelijke commissie buigt zich over alle voorstell<strong>en</strong>, probeert ze<br />

met elkaar te vergelijk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> kiest het beste business plan dat de schoonheidswedstrijd wint. Dit geeft<br />

e<strong>en</strong> zekere “flexibiliteit” ex post. De term “flexibiliteit” hoeft niet positief geconnoteerd te zijn.<br />

Schoonheidswedstrijd<strong>en</strong> zijn ook meer administratief <strong>en</strong> politiek gedrev<strong>en</strong> van aard. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> schoonheidswedstijd<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot formidabele sociaal-inefficiënte “r<strong>en</strong>t-seeking” activiteit<strong>en</strong>.<br />

Hierdoor kan e<strong>en</strong> kandidaat die niet noodzakelijk het beste business plan heeft maar wel excelleert in<br />

lobbying activiteit<strong>en</strong> de schoonheidswedstrijd winn<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> mooi voorbeeld van de nefaste effect<strong>en</strong><br />

die schoonheidswedstijd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> is de gecontesteerde toewijzing van e<strong>en</strong> mobilofoon<br />

lic<strong>en</strong>tie aan het bedrijf Cell-c in Zuid-Afrika. Politieke motiev<strong>en</strong> eist<strong>en</strong> dat de winn<strong>en</strong>de operator voor<br />

e<strong>en</strong> substantieel deel in hand<strong>en</strong> zou zijn van Zwarte Zuid-Afrikan<strong>en</strong>. Het aantal bedrijv<strong>en</strong> dat aan<br />

deze vereiste voldeed was echter zeer laag. E<strong>en</strong> rechtbank buigt zich mom<strong>en</strong>teel over de uitspraak van<br />

de commissie die het “beste” business plan naar vor<strong>en</strong> schoof. 36<br />

Bij e<strong>en</strong> veiling word<strong>en</strong> de regels ex ante geformuleerd: de hoogste bieder wint de veiling. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

is er ge<strong>en</strong> derde partij (i.e. e<strong>en</strong> onafhankelijke commissie) die de winnaar bepaalt. De bieders bepal<strong>en</strong><br />

zélf wie uiteindelijk de veiling zal winn<strong>en</strong>.<br />

Het reducer<strong>en</strong> van de beste kandidaat tot de beste prijs is tegelijkertijd e<strong>en</strong> kritiek op het<br />

veilingmechanisme. Het is echter perfect mogelijk om minimum criteria mee te nem<strong>en</strong> in de<br />

toewijzing, of andere meetbare dim<strong>en</strong>sies binn<strong>en</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de veiling. Indi<strong>en</strong> de overheid ook oog<br />

33<br />

Rec<strong>en</strong>t veilde de Nederlandse overheid het recht om b<strong>en</strong>zinestations te mog<strong>en</strong> uitbat<strong>en</strong> langs de Nederlandse<br />

autoweg<strong>en</strong>.<br />

34 Deze paragraaf is deels gebaseerd op van Damme (1997). Voor meer informatie over veiling<strong>en</strong> in de mobilofonie<br />

zie bv. Milgrom (2000).<br />

35 Finland <strong>en</strong> Spanje vorm<strong>en</strong> hierop e<strong>en</strong> uitzondering. Zij koz<strong>en</strong> ervoor de kandidaat-operator<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong><br />

concurrer<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerder symbolische toetredingslic<strong>en</strong>tie. Frankrijk <strong>en</strong> Italië<br />

gebruik<strong>en</strong> e<strong>en</strong> combinatie van veiling <strong>en</strong> schoonheidswedstrijd.<br />

36 Zie The Economist, 8 juli 2000, p. 78.


19<br />

heeft voor het aantal mast<strong>en</strong> dat extra aangelegd moet word<strong>en</strong> dan kan dit opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de<br />

veiling. De overheid moet dan wel vooraf gewicht<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de dim<strong>en</strong>sies waarin gebod<strong>en</strong><br />

wordt. Indi<strong>en</strong> niet, dan br<strong>en</strong>gt m<strong>en</strong> ex post “flexibiliteit” in het allocatiemechanisme. Het vooraf<br />

toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van gewicht<strong>en</strong> aan perfect meetbare dim<strong>en</strong>sies br<strong>en</strong>gt duidelijkheid in de procedure, de te<br />

volg<strong>en</strong> strategie, <strong>en</strong> de aanduiding van de winnaar(s). Deze duidelijkheid ex ante <strong>en</strong> ex post bij<br />

veiling<strong>en</strong> is het belangrijkste onderscheid met e<strong>en</strong> schoonheidswedstrijd.<br />

E<strong>en</strong> andere kritiek bestaat er in dat het niet de taak van de overheid is om e<strong>en</strong> maximale<br />

veilingopbr<strong>en</strong>gst te bekom<strong>en</strong> door marktpartij<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> elkaar te lat<strong>en</strong> opbied<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> schaars goed.<br />

E<strong>en</strong> b<strong>en</strong>evol<strong>en</strong>te overheid is geïnteresseerd in het creër<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> maximaal welvaartssurplus.<br />

Veiling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> deze doelstelling bereik<strong>en</strong> omdat de winnaar dieg<strong>en</strong>e is die de grootste waarde<br />

toek<strong>en</strong>t aan het geveilde object. Dit komt overe<strong>en</strong> met het maximaliser<strong>en</strong> van het welvaartssurplus.<br />

Het aandikk<strong>en</strong> van de Schatkist is dus ge<strong>en</strong> doelstelling maar e<strong>en</strong> positief nev<strong>en</strong>effect. 37<br />

T<strong>en</strong>slotte wijz<strong>en</strong> we erop dat de veilingvorm van fundam<strong>en</strong>teel belang is. E<strong>en</strong> onbedachte<br />

veilingvorm kan hallucinante gevolg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Dit blijkt duidelijk uit de slechte resultat<strong>en</strong> van<br />

simultane veiling<strong>en</strong> met slechts één ronde (Australië <strong>en</strong> Nieuw-Zeeland). Ook sequ<strong>en</strong>tiële veiling<strong>en</strong><br />

zoals in de VS waar de <strong>en</strong>e na de andere lic<strong>en</strong>tie werd geveild leverd<strong>en</strong> povere resultat<strong>en</strong> op. In<br />

sommige gevall<strong>en</strong> vreesd<strong>en</strong> nieuwkomers dat ze teveel zoud<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> ze de veiling<br />

zoud<strong>en</strong> winn<strong>en</strong>-de welbek<strong>en</strong>de winner's curse. De nieuwkomers red<strong>en</strong>eerd<strong>en</strong> immers dat e<strong>en</strong><br />

gevestigde onderneming meer te verliez<strong>en</strong> had indi<strong>en</strong> ze de lic<strong>en</strong>tie niet kon vernieuw<strong>en</strong>. Dus wild<strong>en</strong><br />

ze er ook meer voor betal<strong>en</strong>. Het had dus ge<strong>en</strong> zin om te strijd<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> lic<strong>en</strong>tie die ze teveel<br />

zoud<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. Het gevolg was dat de mobiele lic<strong>en</strong>ties zeer goedkoop onder de hamer ging<strong>en</strong>. 38<br />

Groot-Brittannië loste dit probleem o.a. op door e<strong>en</strong> simultane veiling bij opbod te organiser<strong>en</strong>. Het<br />

ontwerp van de veiling was als volgt: één gereserveerde grotere lic<strong>en</strong>tie exclusief bedoeld voor<br />

nieuwkomers waarop de gevestigde onderneming<strong>en</strong> niet mocht<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> vier andere kleinere vrije<br />

lic<strong>en</strong>ties waarop iedere<strong>en</strong> mocht bied<strong>en</strong> (maximaal één lic<strong>en</strong>tie toe te lat<strong>en</strong> voor elke van de vier<br />

gevestigde onderneming<strong>en</strong>). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> was er e<strong>en</strong> reservatieprijs voor de vrije lic<strong>en</strong>ties: de prijs was<br />

minimum gelijk aan de prijs van de gereserveerde lic<strong>en</strong>tie. Het werd e<strong>en</strong> succes voor de Britse<br />

Schatkist. Nederland volgde de Britse veilingvorm, maar veilde <strong>en</strong>kel vijf vrije lic<strong>en</strong>ties.<br />

Tegelijkertijd heeft Nederland vijf gevestigde onderneming<strong>en</strong>. Omwille van het feit dat toetreders e<strong>en</strong><br />

informati<strong>en</strong>adeel hebb<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van de gevestigde onderneming<strong>en</strong> is hun bereidheid tot betal<strong>en</strong><br />

nooit hoger dan dat van e<strong>en</strong> gevestigde onderneming. E<strong>en</strong> toetreder die toch de hoogste bieder blijkt<br />

te zijn heeft dus meer betaald dan wat e<strong>en</strong> gevestigde onderneming bereid was te betal<strong>en</strong>. De vrees<br />

om de prooi te zijn van de winner's curse leidt uiteraard tot minder competitie bij het bied<strong>en</strong>. Dit<br />

blijkt dan ook e<strong>en</strong> terechte kritiek op de Nederlandse veilingvorm die uiteindelijk geleid heeft tot e<strong>en</strong><br />

37 De Nederlandse Minister Jorritsma hamert er op dat de spectrum-veiling<strong>en</strong> niet als doelstelling hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

maximale opbr<strong>en</strong>gst voort te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De doelstelling is om op eerlijke <strong>en</strong> transparante wijze de beste bedrijv<strong>en</strong><br />

te voorzi<strong>en</strong> van lic<strong>en</strong>ties.


20<br />

magere opbr<strong>en</strong>gst van 170 Euro per capita voor de Nederlandse Schatkist. 39 Ook het ontwerp van de<br />

Belgische veiling bleek niet optimaal te zijn. Alhoewel de veiling e<strong>en</strong> lic<strong>en</strong>tie meer voorzag dan het<br />

aantal gevestigde onderneming<strong>en</strong> toonde ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele toetreder blijk van interesse. De combinatie van<br />

vier gelijke lic<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de aanwezigheid van e<strong>en</strong> zeer dominante gevestigde onderneming was<br />

voldo<strong>en</strong>de om toetreders af te schrikk<strong>en</strong>. Het gevolg was dat slechts drie van de vier lic<strong>en</strong>ties werd<strong>en</strong><br />

toegek<strong>en</strong>d aan de gevestigde operator<strong>en</strong>. De lic<strong>en</strong>ties ging<strong>en</strong> pro forma “onder de hamer” aan de<br />

minimumprijs <strong>en</strong> de opbr<strong>en</strong>gst voor de Belgische Schatkist bedroeg slechts 45 Euro per capita. 40<br />

Veiling<strong>en</strong>, consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> innovatie<br />

De meest gehoorde kritiek op het aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van veiling<strong>en</strong> voor het bepal<strong>en</strong> van de marktspelers is<br />

dat hoge lic<strong>en</strong>tieprijz<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hoge finale prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> de innovatie afremm<strong>en</strong>. De economische<br />

theorie is heel duidelijk over het argum<strong>en</strong>t dat hoge vaste toetredingskost<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hogere<br />

eindprijz<strong>en</strong>. Het argum<strong>en</strong>t snijdt ge<strong>en</strong> hout omdat de vaste kost, éénmaal betaald, e<strong>en</strong> “sunk cost” is.<br />

Bedrijv<strong>en</strong> die aan winstmaximalisatie do<strong>en</strong> baser<strong>en</strong> hun prijspolitiek aan de hand van het snijpunt van<br />

marginale kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> marginale opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>. Vaste kost<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> hierin totaal ge<strong>en</strong> rol. Deze<br />

red<strong>en</strong>ering gaat ook op voor innovatie: de toetredingskost is e<strong>en</strong> vaste kost <strong>en</strong> beïnvloedt dus niet de<br />

marginale investeringsopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>.<br />

Uiteraard speelt de winst die e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële toetreder verwacht te behal<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol in de<br />

hoogte van het maximale uitgebrachte bod. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bieder verwacht dat de te behal<strong>en</strong> winst<strong>en</strong><br />

hoog zull<strong>en</strong> zijn, dan zal hij e<strong>en</strong> hoog bod will<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. Het economische argum<strong>en</strong>t gaat dus in de<br />

andere richting: bieding<strong>en</strong> zijn hoog omdat verwachte winst<strong>en</strong> hoog ingeschat word<strong>en</strong>! Tegelijk<br />

betek<strong>en</strong>t dit dat we hoge consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> of dat de bedrijv<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> dat de<br />

markt voor toepassing<strong>en</strong> van deze nieuwe frequ<strong>en</strong>ties heel groot zal zijn.<br />

Het bov<strong>en</strong>staand economisch argum<strong>en</strong>t klinkt overtuig<strong>en</strong>d. Offerman <strong>en</strong> Potters (2001) br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

echter alternatieve argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan die ev<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>d klink<strong>en</strong> <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> andere richting kunn<strong>en</strong><br />

wijz<strong>en</strong>. Het eerste argum<strong>en</strong>t stelt dat het betal<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vaste hoge kost e<strong>en</strong> invloed uitoef<strong>en</strong>t op het<br />

geselecteerde ev<strong>en</strong>wicht. Indi<strong>en</strong> spelers e<strong>en</strong> hoge vast kost hebb<strong>en</strong> betaald om toe te tred<strong>en</strong> dan<br />

coördiner<strong>en</strong> ze vlugger op e<strong>en</strong> collusieve maar risicovolle prijsstrategie. De spelers zijn minder<br />

g<strong>en</strong>eigd om af te wijk<strong>en</strong> van deze risicovolle strategie omdat de hoge toetredingskost vlugger<br />

terugverdi<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong>. 41 Dit eerste effect noem<strong>en</strong> ze het “collusie”-effect. E<strong>en</strong> tweede argum<strong>en</strong>t<br />

is dat hoge veilingprijz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> “selectie”-effect creër<strong>en</strong>: hoge biedprijz<strong>en</strong> selecter<strong>en</strong> eerder bedrijv<strong>en</strong><br />

die hogere winst<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> deze bedrijv<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> meer g<strong>en</strong>eigd zijn om zich<br />

38<br />

Zie Klemperer (2000).<br />

39<br />

Zie Maasland (2000) <strong>en</strong> Klemperer (2001) voor e<strong>en</strong> geslaagde voorspelling op basis van theoretische<br />

inzicht<strong>en</strong>!<br />

40<br />

Zwitserland haalde nog lagere opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>, nl. 20 Euro per capita.<br />

41<br />

Offerman <strong>en</strong> Potters (2001) gebruik<strong>en</strong> in deze context de term “loss avoidance”.


21<br />

coöperatief op te stell<strong>en</strong> in de markt dan leidt dit tot hogere prijz<strong>en</strong>. Offerman <strong>en</strong> Potters test<strong>en</strong> op<br />

experim<strong>en</strong>tele wijze deze twee argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In drie sc<strong>en</strong>ario's vergelijk<strong>en</strong> ze telk<strong>en</strong>s de prijszetting<br />

nadat twee van de vier proefperson<strong>en</strong> toetreding volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> specifiek sc<strong>en</strong>ario verkreg<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>.<br />

Het eerste sc<strong>en</strong>ario veilt toetreding t<strong>en</strong> gunste van de twee meest bied<strong>en</strong>de (sc<strong>en</strong>ario v); het tweede<br />

sc<strong>en</strong>ario alloceert willekeurig twee lic<strong>en</strong>ties teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> exoge<strong>en</strong> vastgelegde betaling (sc<strong>en</strong>ario b); het<br />

derde sc<strong>en</strong>ario alloceert willekeurig twee lic<strong>en</strong>ties gratis (sc<strong>en</strong>ario g).<br />

Vergelijking van sc<strong>en</strong>ario's v <strong>en</strong> b met sc<strong>en</strong>ario g test het “collusie”-effect. Uit hun experim<strong>en</strong>teel<br />

onderzoek blijkt dat sc<strong>en</strong>ario's v <strong>en</strong> b significant hogere prijz<strong>en</strong> opleverd<strong>en</strong> dan sc<strong>en</strong>ario g, vooral op<br />

korte termijn. Vergelijking van sc<strong>en</strong>ario v met sc<strong>en</strong>ario b test het “selectie”-effect. De hoogte van de<br />

prijz<strong>en</strong> in sc<strong>en</strong>ario v was gemiddeld vergelijkbaar met sc<strong>en</strong>ario b. Evid<strong>en</strong>tie voor dit “selectie”-effect<br />

was dus minder duidelijk.<br />

E<strong>en</strong> ander argum<strong>en</strong>t dat gebruikt wordt is dat de <strong>en</strong>orme bedrag<strong>en</strong> die de winn<strong>en</strong>de marktpartij<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> verzamel<strong>en</strong> hun financiële positie aantast. Dit kan leid<strong>en</strong> tot duurdere l<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor<br />

toekomstige investering<strong>en</strong> wat de marginale kost<strong>en</strong> opkrikt. Dus, imperfecte kapitaalmarkt<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot hogere consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>. 42 De grootte-orde van deze prijsstijging is echter niet te<br />

vergelijk<strong>en</strong> met de opbr<strong>en</strong>gst van de veiling<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de meeste bied<strong>en</strong>de<br />

mobilofoonoperator<strong>en</strong> onderdeel van financieel sterke maatschappij<strong>en</strong> <strong>en</strong> bied<strong>en</strong> dezelfde<br />

maatschappij<strong>en</strong> voor lic<strong>en</strong>ties in heel Europa. Dit relativeert de aantasting van de financiële positie<br />

van de winn<strong>en</strong>de bieders.<br />

4 Universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing<br />

Universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing bestaat erin om e<strong>en</strong> aantal courante communicatiedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

minimum gegarandeerde kwaliteit voor iedere<strong>en</strong> te voorzi<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> redelijke prijz<strong>en</strong>. 43 Het idee van<br />

universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing vindt o.a. haar oorsprong in het zgn. “lev<strong>en</strong>snoodzakelijk” karakter van e<strong>en</strong><br />

aantal basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. 44 Sommige bevolkingsgroep<strong>en</strong>, zoals bv. lage inkom<strong>en</strong>scategorieën,<br />

gehandicapt<strong>en</strong> <strong>en</strong> bejaard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de werkelijke kostprijs van deze basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> niet betal<strong>en</strong>.<br />

Zonder deze basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> ze echter niet naar behor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong> in de maatschappij.<br />

De precieze afbak<strong>en</strong>ing van deze bevolkingsgroep<strong>en</strong> is echter ge<strong>en</strong> sinecure. De universele<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing lost dit probleem op door iedere<strong>en</strong> deze basisvoorzi<strong>en</strong>ing te garander<strong>en</strong>.<br />

42 Zie CPB-<strong>working</strong> <strong>paper</strong>s, 2000, “Auctions and precautions: overbidding in spectrum auctions and its possible<br />

impact”, Nº 127.<br />

43<br />

Het verslag van het Belgisch Instituut voor postdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> telecommunicatie over de ontwikkeling van de<br />

universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing van de telecommunicatie (1998) vermeldt o.a. volg<strong>en</strong>de communicatiedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>:<br />

volledige dekkingsgraad, uitbating van op<strong>en</strong>bare betaaltelefoons, kost<strong>en</strong>loos verstur<strong>en</strong> van noodoproep<strong>en</strong>,<br />

sociale tariev<strong>en</strong> voor basisspraaktelefonie voor bepaalde person<strong>en</strong> in moeilijkhed<strong>en</strong>, ...<br />

44<br />

Zie Laffont-Tirole (2000), sectie 6.2 voor e<strong>en</strong> uitgebreide economische interpretatie van universele<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.


22<br />

Vòòr de liberalisering hebb<strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare telefoonmaatschappij<strong>en</strong> deze verplichte di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing<br />

oorspronkelijk mog<strong>en</strong> financier<strong>en</strong> via kruissubsidiëring: winstgev<strong>en</strong>de marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

comp<strong>en</strong>seerd<strong>en</strong> verlieslat<strong>en</strong>de communicatiedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. Zo gebruikte m<strong>en</strong> de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van<br />

internationaal telefoonverkeer om het financieel verlieslat<strong>en</strong>de particuliere segm<strong>en</strong>t op het platteland<br />

te subsidiër<strong>en</strong>. Deze financiering van de verplichte universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing veroorzaakt echter<br />

zware inefficiënties: het subsidiër<strong>en</strong>de segm<strong>en</strong>t ondervindt te lage consumptie door de te hoge prijs.<br />

Het omgekeerde geldt voor het gesubsidieerde segm<strong>en</strong>t: de te lage prijs leidt tot e<strong>en</strong> te hoge<br />

consumptie. Uiteraard bracht dit systeem niet veel inc<strong>en</strong>tives teweeg om de kost<strong>en</strong> te minimaliser<strong>en</strong>.<br />

De introductie van het “(global) price cap” principe bracht hierin <strong>en</strong>igszins verandering. Dit principe<br />

definieert e<strong>en</strong> ontwikkelingsbeperking voor de prijs van e<strong>en</strong> bepaalde di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>korf. Elke di<strong>en</strong>st krijgt<br />

e<strong>en</strong> wegingscoëfficiënt. Globaal moet deze korf van di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vooraf bepaalde prijsontwikkeling<br />

respecter<strong>en</strong>. Dit geeft <strong>en</strong>ige flexibiliteit in de prijszetting op het niveau van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> voor de<br />

operator. Het geeft bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> de operator de mogelijkheid om concurr<strong>en</strong>tieel te kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong><br />

zonder hierbij als overheid globale sturing van de prijz<strong>en</strong> te verliez<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot e<strong>en</strong> “costplus”<br />

contract levert het “price-cap” contract efficiëntie op. In de economische literatuur heet dit e<strong>en</strong><br />

“high-powered inc<strong>en</strong>tive scheme”. Algeme<strong>en</strong> is er echter e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>tele afruil tuss<strong>en</strong> deze twee<br />

uiterste schema's: efficiëntieprikkels lever<strong>en</strong> weliswaar lage kost<strong>en</strong> op, maar br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> context<br />

van adverse selectie buit<strong>en</strong>sporige r<strong>en</strong>tes met zich mee. Het optimale schema ligt tuss<strong>en</strong> deze twee<br />

uiterst<strong>en</strong>.<br />

Met de liberalisering kwam de financiering van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in gevaar: subsidiër<strong>en</strong>de<br />

marktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> zware concurr<strong>en</strong>tie van (soms inefficiënte) toetreders. Deze<br />

concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zett<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> de financiële bron onder druk voor het te subsidiër<strong>en</strong> marktsegm<strong>en</strong>t.<br />

E<strong>en</strong> ingreep die de financiering van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing verzekert zonder dat de<br />

marktwerking geschaad wordt was dus nodig. Het precieze ontwerp is belangrijk vanuit industrieel<br />

economische hoek omdat het de marktstructuur, de graad van concurr<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> de marktwerking<br />

meebepaalt. De c<strong>en</strong>trale vraag is dus: welk ontwerp garandeert e<strong>en</strong> efficiënte marktwerking? van<br />

Damme et al. (1999) biedt e<strong>en</strong> mooi overzicht van de efficiënte organisatie van de universele<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.<br />

E<strong>en</strong> eerste elem<strong>en</strong>t betreft de bescherming van de financieringsbron. De gevestigde onderneming<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> dit elem<strong>en</strong>t meermaals gebruikt. De Britse regulator Oftel me<strong>en</strong>t dat British Telecom's plicht<br />

voor universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing ook opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> oplevert die voldo<strong>en</strong>de comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> voor de kost<strong>en</strong>.<br />

British Telecom ontvangt noch betaalt e<strong>en</strong> vergoeding voor haar verplichte universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.<br />

De opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van de plicht tot universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing zijn o.a. de waarde van het net stijgt als er<br />

meer abonnees aangeslot<strong>en</strong> zijn; de naambek<strong>en</strong>dheid via publieke telefooncell<strong>en</strong> levert<br />

merknaamwaarde op; <strong>en</strong> de verplichting om interv<strong>en</strong>ties uit te voer<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde tijdslimiet<br />

levert betrouwbaarheid <strong>en</strong> dus merknaamwaarde op. M.a.w. bescherming van de “financieringsbron”<br />

is helemaal niet nodig. Bescherming van de zgn. “financieringsbron” levert dus alle<strong>en</strong> maar


23<br />

inefficiënties op: relatieve prijsdistortie, inefficiënte toetreding, “cream-skimming” gedrag,...Het<br />

rechtstreeks gevolg is dat de regulator de voormalige monopolist niet aan hand<strong>en</strong> <strong>en</strong> voet<strong>en</strong> bindt.<br />

Indi<strong>en</strong> de assumpties van e<strong>en</strong> contesteerbare markt voldaan zijn (i.e. diversificatievoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

strategische complem<strong>en</strong>tariteit van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>) dan leidt dit tot “second-best” efficiëntie: pot<strong>en</strong>tiële<br />

competitie werkt discipliner<strong>en</strong>d op de gevestigde onderneming <strong>en</strong> leidt tot prijz<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong><br />

overwinst<strong>en</strong> veroorzak<strong>en</strong>.<br />

Wie financiert de kost<strong>en</strong> van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing indi<strong>en</strong> deze groter zijn dan de ontvangst<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hoe gebeurt dit optimaal? Geld uit algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong> (i.e. belasting<strong>en</strong>) is optimaal indi<strong>en</strong> dit het<br />

minst verstor<strong>en</strong>d werkt <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de informatie over de werkelijke kost<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de symmetrisch is.<br />

Het voldo<strong>en</strong> aan de tweede voorwaarde is twijfelachtig. E<strong>en</strong> alternatief is e<strong>en</strong> extern fonds<br />

rechtstreeks gefinancierd door de betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> (operator<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>). De<br />

consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> de financiering op zich kunn<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> gebruikersbelasting. Het grote<br />

draagvlak <strong>en</strong> de geringe prijselasticiteit beperk<strong>en</strong> de belastingsdistortie tot e<strong>en</strong> minimum. Vermits dit<br />

voor elke consum<strong>en</strong>t van elke operator geldt, creëert dit bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> “fair level playing field”.<br />

Alternatief zoud<strong>en</strong> de operator<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> tot het fonds in functie van de totale gemet<strong>en</strong><br />

gebruikstijd van deze basisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. Operator<strong>en</strong> die echter zeer lage prijz<strong>en</strong> zett<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> zich<br />

b<strong>en</strong>adeeld vermits de gebruikstijd stijgt met dal<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong>. De operationele uitvoerbaarheid van<br />

deze twee financieringsvorm<strong>en</strong> wordt echter sterk betwijfeld. In Nederland hanteert m<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

omzetbelasting als criterium voor contributie.<br />

T<strong>en</strong>slotte is het ook belangrijk de meest efficiënte uitvoerder van de universele di<strong>en</strong>st te selecter<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> veiling kan hier e<strong>en</strong> oplossing bied<strong>en</strong> waarbij het laagste bod wint: dit is immers de operator die<br />

het meest efficiënt de opgelegde universele di<strong>en</strong>st kan uitvoer<strong>en</strong>. De gevestigde onderneming heeft<br />

uiteraard e<strong>en</strong> informatievoordeel over de werkelijke kost<strong>en</strong>. Dit voordeel kan de regulator gedeeltelijk<br />

wegwerk<strong>en</strong> door de gevestigde onderneming als eerste e<strong>en</strong> publiek bod te do<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />

Complem<strong>en</strong>tair aan het bied<strong>en</strong> is het zgn. “pay-or-play” systeem: de gevestigde onderneming verzorgt<br />

de gehele universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing t<strong>en</strong>zij e<strong>en</strong> andere operator beslist om e<strong>en</strong> onderdeel van de<br />

universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in e<strong>en</strong> bepaald gebied op zich te nem<strong>en</strong>. In dit geval moet deze operator<br />

ge<strong>en</strong> contributie betal<strong>en</strong> voor dat onderdeel van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.<br />

5 Enkele conclusies<br />

De vrijmaking van de telecommunicatiesector heeft op e<strong>en</strong> korte tijd reeds ingrijp<strong>en</strong>de wijziging<strong>en</strong><br />

met zich meegebracht. De marktstructuur is drastisch gewijzigd. De prijszetting <strong>en</strong> de toegangsprijs<br />

tot het lokale netwerk is e<strong>en</strong> controversiële <strong>en</strong> complexe materie. Deze toegangsprijz<strong>en</strong> zijn dan ook<br />

het onderwerp van e<strong>en</strong> snel verander<strong>en</strong>de <strong>en</strong> heel ingewikkelde (de)regulering in zowat alle<br />

geïndustrialiseerde land<strong>en</strong> <strong>en</strong> vooral van veel redetwist tuss<strong>en</strong> gevestigde operator<strong>en</strong> <strong>en</strong> nieuwkomers.


24<br />

Het eerste deel van deze bijdrage toonde aan dat de inzicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> al vlug afhang<strong>en</strong> van de<br />

precieze veronderstelling<strong>en</strong>. De nood aan specifieke regelgeving in deze sector hangt dan ook af van<br />

de specifieke omstandighed<strong>en</strong>. De raz<strong>en</strong>dsnelle opkomst van het Internet zal dit beeld niet<br />

noodzakelijk verander<strong>en</strong>. 45 Hoe de telecommunicatiesector er zal uitzi<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> is<br />

moeilijk in te schatt<strong>en</strong>. De uitbreiding van de universele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing in de context van het Internet<br />

kan de ontwikkeling van deze industrie e<strong>en</strong> belangrijke impuls gev<strong>en</strong>. 46<br />

E<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong> wil de rol van de regelgever drastisch ingeperkt zi<strong>en</strong> t<strong>en</strong> voordele van de<br />

mededingingsautoriteit<strong>en</strong>. Deze omzwaai is er o.a. met het oog op het stimuler<strong>en</strong> van nog meer<br />

competitie in e<strong>en</strong> sector die minder <strong>en</strong> minder e<strong>en</strong> nationaal karakter begint te verton<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

uitgebreid vergelijk<strong>en</strong>d overzicht tuss<strong>en</strong> de voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> van regelgeving vs. mededingingsbeleid<br />

valt buit<strong>en</strong> het bestek van deze bijdrage maar zal vast <strong>en</strong> zeker e<strong>en</strong> belangrijk aspect word<strong>en</strong> van<br />

economisch onderzoek.<br />

De allocatie van schaarse middel<strong>en</strong> zoals frequ<strong>en</strong>ties via veiling<strong>en</strong> stuit op heel wat teg<strong>en</strong>wind bij tal<br />

van spelers uit de sector. Deels uit strategisch onbegrip voor de mogelijke effect<strong>en</strong> maar vooral omdat<br />

de toek<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> van eerder vrijgegev<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>ties veel goedkoper war<strong>en</strong>. Goed ontworp<strong>en</strong> veiling<strong>en</strong><br />

met minimum kwaliteitscriteria leid<strong>en</strong> echter over het algeme<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> betere toek<strong>en</strong>ning van de<br />

lic<strong>en</strong>ties aan de meest efficiënte bedrijv<strong>en</strong>. Dit staat in scherp contrast met schoonheidswedstrijd<strong>en</strong><br />

waar politieke motiev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong> het toekomstig stijg<strong>en</strong>d belang<br />

van de mediasector is er dan ook alle red<strong>en</strong> om dit veilingprincipe ook los te lat<strong>en</strong> op de gehele radio<strong>en</strong><br />

TV-sector. Belangrijker is echter dat het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van spectrumrecht<strong>en</strong> via veiling<strong>en</strong> leidt tot e<strong>en</strong><br />

zo competitief mogelijke sector. De lic<strong>en</strong>ties geld<strong>en</strong> immers voor meerdere jar<strong>en</strong>. Het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van<br />

de lic<strong>en</strong>ties aan de verkeerde (groep) bedrijv<strong>en</strong> kan grote vertraging meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> voor de groei <strong>en</strong><br />

innovatie in de sector <strong>en</strong> dus nefast zijn voor de dynamische efficiëntie in de economie.<br />

6 Refer<strong>en</strong>ties<br />

Armstrong, M.,1997(a), “Competition in telecommunications”, Oxford Review of Economic Policy,<br />

Vol. 13, blz. 64-82.<br />

Armstrong, M., 1997(b), “Mobile telephony in the UK”, The Regulation Initiative Discussion Paper<br />

Series, Nº15, London Business School.<br />

Armstrong, M. 1998, “Network Interconnection”, Economic Journal, Vol. 108, blz. 545-564.<br />

45 Zie Crémer, Rey <strong>en</strong> Tirole (1999).<br />

46 Zie Crémer (1999).


25<br />

Armstrong, M., C. Doyle <strong>en</strong> J. Vickers, 1996, “The access pricing problem: a synthesis, Journal of<br />

Industrial Economics”, Vol. 44, 2, 131-150.<br />

Armstrong, M. <strong>en</strong> J. Vickers, 1996, “Regulatory reform in telecommunications in C<strong>en</strong>tral and Eastern<br />

Europe”, Economics of Transition, Vol. 4, Nº 2, blz. 295-318.<br />

Coase, R., 1959, “The Federal Communications Commission”, Journal of Law and Economics, Vol.<br />

2., blz. 26-27.<br />

Crémer, J., 1999, “Network externalities and universal service obligation in the Internet”, mimeo.<br />

Crémer, J. <strong>en</strong> J.J. Laffont, 2000, “Pour ou contre les <strong>en</strong>chères du spectre hertzi<strong>en</strong> pour la téléphonie<br />

mobile <strong>en</strong> France”, mimeo.<br />

Crémer, J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1999, “Connectivity in the commercial Internet”, mimeo IDEI,<br />

Toulouse.<br />

Dessein, W., 2000a, “Network competition in nonlinear pricing”, mimeo.<br />

Dessein, W., 2000b, “Network competition with heterog<strong>en</strong>ous calling patterns”, mimeo.<br />

European Economy, 1999, “Liberalisation of network industries-Economic implications and main<br />

policy issues”, European Commission Directorate-G<strong>en</strong>eral for Economic and Financial Affairs, Nº 4.<br />

Flochel, L. <strong>en</strong> E. Baranes, 1998, “Interconnection of networks of differ<strong>en</strong>t quality, price discrimination<br />

and reciprocity principle”, mimeo.<br />

Hausman, J, 1994, “Proliferation of networks in telecommunications: technological and economic<br />

considerations”, in Networks, Infrastructure, and the New Task for Regulation, The University of<br />

Michigan Press.<br />

Klemperer, P., 2000, “Applying auction theory to economics”, Discussion Paper, Oxford University.<br />

Klemperer, P., 2001, “What really matters in auction design”, mimeo.<br />

Laffont, J.-J. <strong>en</strong> J. Tirole, 1993, “A theory of inc<strong>en</strong>tives in regulation and procurem<strong>en</strong>t”, MIT Press,<br />

Cambridge, MA.<br />

Laffont, J.-J. <strong>en</strong> J. Tirole, 1996, “Creating competition through interconnection: Theory and practice”,<br />

Journal of Regulatory Economics, Vol. 10, 3, blz. 227-256.<br />

Laffont, J.-J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1997, “Competition betwe<strong>en</strong> telecommunications operators”,<br />

European Economic Review, Vol. 41, blz. 701-711.<br />

Laffont, J.-J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1998a, “Network competition I. Overview and nondiscriminatory<br />

pricing”, RAND Journal of Economics, Vol. 29, Nº 1, Spring, blz. 1-37.<br />

Laffont, J.-J., P. Rey <strong>en</strong> J. Tirole, 1998b, “Network competition II. Price discrimination”, RAND<br />

Journal of Economics, Vol. 29, Nº 1, Spring, blz. 38-56.<br />

Laffont, J.-J. <strong>en</strong> J. Tirole, 2000, “Competition in Telecomunications”, MIT Press.<br />

Maasland, E., 2000, “Veilingmiljard<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> fictie”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong>, 85, nr.<br />

4260, blz. 479.<br />

Milgrom, P., 2000, “Putting auction theory to work: the simultaneous asc<strong>en</strong>ding auction”, Journal of<br />

Political Economy, Nº 2, Vol. 108, blz. 245-272.


26<br />

Offerman, T. <strong>en</strong> J. Potters, 2001, “Does auctioning of <strong>en</strong>try lic<strong>en</strong>ses induce collusion? An<br />

experim<strong>en</strong>tal study”, mimeo.<br />

Rey, P. <strong>en</strong> J. Tirole, 1997, “A primer in foreclosure”, te verschijn<strong>en</strong> in Handbook of Industrial<br />

Organization.<br />

Tirole, J., 1988, “The Theory of Industrial Organization”, MIT Press.<br />

van Damme, E., 1997, “Ti<strong>en</strong> misverstand<strong>en</strong> over veiling<strong>en</strong>”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong> 82,<br />

nr. 4088, blz. 24-28.<br />

van Damme, E., 1998, “Veil<strong>en</strong> in de praktijk: mobiele telefonie-frequ<strong>en</strong>ties”, Economische<br />

Statistische Bericht<strong>en</strong>, 83, nr. 4147, blz. 284-288<br />

van Damme, E., 1998, “Combinatorisch veil<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>voudig”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong>,<br />

83, nr. 4154, blz. 436-437<br />

van Damme, E., J. Jans<strong>en</strong>, J. Potters, Th. t<strong>en</strong> Raa <strong>en</strong> V. Veroud<strong>en</strong>, 1999, “Vier vrag<strong>en</strong> bij universele<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing”, Economische Statistische Bericht<strong>en</strong>, 84, nr. 4199, blz. 284-288.<br />

Vickers, J., 1997, “Regulation, competition, and the structure of prices”, Oxford Review of Economic<br />

Policy, Vol. 13, Nº 1, 15-26.


FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />

HOVENIERSBERG 24<br />

9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />

Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />

WORKING PAPER SERIES 1<br />

94/01 L. GOUBERT, E. OMEY, The long-term labour demand and the role of productivity in manufacturing in eight<br />

OECD-countries, June 1994, 24 p.<br />

94/02 F. HEYLEN, Social, economic and political institutions and taxes on labour, September 1994, 38 p. (published in<br />

Weltwirtschaftliches Archiv, 1995).<br />

94/03 P. JOOS, H. OOGHE, Comparison betwe<strong>en</strong> market determined and accounting determined measures of risk : an<br />

empirical assessm<strong>en</strong>t for the non-financial firms listed on the Brussels stock exhange, October 1994, 35 p.<br />

94/04 R. VANDER VENNET, Market structure and operational effici<strong>en</strong>cy a determinants of EC bank profitability,<br />

September 1994, 25 p. (published in Journal of International Financial Markets, Institutions and Money, 1994).<br />

94/05 S. MANIGART, B. CLARYSSE, K. DEBACKERE, Entry despite the network : exploring the relationship betwe<strong>en</strong><br />

network structure and <strong>en</strong>try patterns in emerg<strong>en</strong>t organizational populations, December 1994, 39 p.<br />

95/06 G. VAN HUFFEL, P. JOOS, H. OOGHE, Semi-annual earnings announcem<strong>en</strong>ts and market reaction : some rec<strong>en</strong>t<br />

findings for a small capital market, February 1995, 23 p. (published in European Accounting Review, 1996).<br />

95/07 H. SAPIENZA, S. MANIGART, W. VERMEIR, A comparison of v<strong>en</strong>ture capitalist governance and value-added in<br />

the U.S. and Western Europe, February 1995, 31 p. (published in Journal of Business V<strong>en</strong>turing, 1996).<br />

95/08 F. HEYLEN, L. GOUBERT, E. OMEY, Unemploym<strong>en</strong>t in Europe : a problem of relative or aggregate demand<br />

shocks ? , March 1995, 16 p. (published in International Labour Review, 1996).<br />

95/09 R. VANDER VENNET, The effect of mergers and acquisitions on the effici<strong>en</strong>cy and profitability of EC credit<br />

institutions, April 1995, 35 p. (published in Journal of Banking and Finance, 1996).<br />

95/10 P. VAN KENHOVE, A comparison betwe<strong>en</strong> the "pick any" method of scaling and the semantic differ<strong>en</strong>tial, April<br />

1995, 14 p.<br />

95/11 K. SCHOORS, Bad loans in transition economies, May 1995, 42 p.<br />

95/12 P. JOOS, H. OOGHE, Problem<strong>en</strong> bij het opstell<strong>en</strong> van classificatiemodell<strong>en</strong> : e<strong>en</strong> toepassing op commerciële<br />

kredietscoring bij financiële instelling<strong>en</strong>, Juni 1995, 39 p. (gepubliceerd in Tijdschrift voor <strong>Economie</strong> <strong>en</strong><br />

Managem<strong>en</strong>t, 1998).<br />

95/13 I. DE BEELDE, The evolution of industrial accounting thought in Belgium in the first half of the 20th c<strong>en</strong>tury. A<br />

textbook approach, July 1995, 29 p.<br />

95/14 D. SCHOCKAERT, Japanse laagconjunctuur <strong>en</strong> vastgoedmarktontwikkeling<strong>en</strong>, Oktober 1995, 24 p. (gepubliceerd<br />

in Maandschrift <strong>Economie</strong>, 1996).<br />

95/15 P. GEMMEL, R. VAN DIERDONCK, The design of a MRP-based hospital service requirem<strong>en</strong>ts planning system :<br />

the impact of differ<strong>en</strong>t sources of uncertainty, October 1995, October 1995, 23 p.<br />

95/16 J. MATON, The Cape of Good Hope. Employm<strong>en</strong>t and income distribution in South Africa, September 1995,<br />

October 1995, 59 p.<br />

96/17 D. WAEYTENS, Activity-based information in budgeting : the impact on information asymmetry, budget slack<br />

creation and related dysfunctional behaviors - a lab experim<strong>en</strong>t, February 1996, 40 p.<br />

96/18 R. SLAGMULDER, Using managem<strong>en</strong>t control systems to achieve alignm<strong>en</strong>t betwe<strong>en</strong> strategic investm<strong>en</strong>t<br />

decisions and strategy, February 1996, 36 p. (published in Managem<strong>en</strong>t Accounting Research, 1997).<br />

96/19 N. VALCKX, W. DE VIJLDER, Monetary policy and asset prices : a comparison of the Fed's announcem<strong>en</strong>t<br />

policies 1987-1995, March 1996, 19 p. (published in Bank- <strong>en</strong> Financiewez<strong>en</strong>, 1996).<br />

96/20 S. VANDORPE, J. DENYS, E. OMEY, De arbeidsmarktintegratie van afgestudeerd<strong>en</strong> uit TSO <strong>en</strong> BSO : e<strong>en</strong><br />

longitudinale studie, Mei 1996, 21 p. (gepubliceerd in Economisch <strong>en</strong> Sociaal Tijdschrift, 1997)


FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />

HOVENIERSBERG 24<br />

9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />

Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />

WORKING PAPER SERIES 2<br />

96/21 N. VALCKX, Business cycle properties of financial indicators in Germany, October 1996, 29 p.<br />

96/22 T. TERMOTE, De arbeidsmarktparticipatie van de vrouw, ontwikkeling van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid,<br />

November 1996, 35 p.<br />

97/23 M. VERHUE, Demand for unemploym<strong>en</strong>t insurance : a survey-based analysis, January 1997, 25 p.<br />

97/24 R. VAN HOVE, R. FRAMBACH, P. VAN KENHOVE, The impact of physical attractiv<strong>en</strong>ess in advertising on<br />

consumer attitude : the role of product involvem<strong>en</strong>t, January 1997, 25 p.<br />

97/25 I. DE BEELDE, Creating a profession 'out of nothing'. The case of the Belgian auditing profession, February 1997,<br />

27 p.<br />

97/26 L. GOUBERT, De flexibiliteit van de Belgische relatieve lon<strong>en</strong>, Maart 1997, 27 p.<br />

97/27 S. MANIGART, K. DE WAELE, M. WRIGHT, K. ROBBIE, V<strong>en</strong>ture capitalist's appraisal of investm<strong>en</strong>t projects : an<br />

empirical study in four European countries, March 1997, 18 p. (published in Entrepr<strong>en</strong>eurship Theory & Practice,<br />

1997).<br />

97/28 P. DE PELSMACKER, J. VAN DEN BERGH, Advertising cont<strong>en</strong>t and irritation. A Study of 226 TV commercials,<br />

April 1997, 27 p. (published in Journal of International Consumer Marketing, 1998).<br />

97/29 R. VANDER VENNET, Determinants of EU bank takeovers : a logit analysis, April 1997, 23 p. (published as<br />

‘Causes and consequ<strong>en</strong>ces of EU bank takeovers’, in S. Eijffinger, K. Koedijk, M. Pagano and R. Portes (eds.), The<br />

Changing European Financial Landscape, CEPR, 1999).<br />

97/30 R. COOPER, R. SLAGMULDER, Factors influ<strong>en</strong>cing the target costing process : lessons from Japanese practice,<br />

April 1997, 29 p.<br />

97/31 E. SCHOKKAERT, M. VERHUE, E. OMEY, Individual prefer<strong>en</strong>ces concerning unemploym<strong>en</strong>t comp<strong>en</strong>sation :<br />

insurance and solidarity, June 1997, 24 p.<br />

97/32 F. HEYLEN, A contribution to the empirical analysis of the effects of fiscal consolidation : explanation of failure in<br />

Europe in the 1990s, June 1997, 30 p. (revised version, co-authored by G. Everaert, published in Public Choice,<br />

2000).<br />

97/33 R. FRAMBACH, E. NIJSSEN, Industrial pricing practices and determinants, June 1997, 33 p. (published in D.<br />

Thorne Leclair and M. Hartline (eds.), Marketing theory and applications, vol. 8, Proceedings AMA Winter<br />

Confer<strong>en</strong>ce 1997).<br />

97/34 I. DE BEELDE, An exploratory investigation of industry specialization of large audit firms, July 1997, 19 p.<br />

(published in International Journal of Accounting, 1997).<br />

97/35 G. EVERAERT, Negative economic growth externalities from crumbling public investm<strong>en</strong>t in Europe : evid<strong>en</strong>ce<br />

based on a cross-section analysis for the OECD-countries, July 1997, 34 p.<br />

97/36 M. VERHUE, E. SCHOKKAERT, E. OMEY, De kloof tuss<strong>en</strong> laag- <strong>en</strong> hooggeschoold<strong>en</strong> <strong>en</strong> de politieke<br />

houdbaarheid van de Belgische werkloosheidsverzekering : e<strong>en</strong> empirische analyse, augustus 1997, 30 p.<br />

(gepubliceerd in Economisch <strong>en</strong> Sociaal Tijdschrift, 1999).<br />

97/37 J. CROMBEZ, R. VANDER VENNET, The performance of conditional betas on the Brussels Stock exchange,<br />

September 1997, 21 p. (published in Tijdschrift voor <strong>Economie</strong> <strong>en</strong> Managem<strong>en</strong>t, 2000).<br />

97/38 M. DEBRUYNE, R. FRAMBACH, Effective pricing of new industrial products, September 1997, 23 p. (published in<br />

D. Grewal and C. Pechmann (eds.), Marketing theory and applications, vol. 9, Proceedings AMA Winter<br />

Confer<strong>en</strong>ce 1998).<br />

97/39 J. ALBRECHT, Environm<strong>en</strong>tal policy and the inward investm<strong>en</strong>t position of US 'dirty' industries, October 1997,<br />

20 p. (published in Intereconomics, 1998).


FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />

HOVENIERSBERG 24<br />

9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />

Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />

WORKING PAPER SERIES 3<br />

97/40 A. DEHAENE, H. OOGHE, De disciplinering van het managem<strong>en</strong>t : e<strong>en</strong> literatuuroverzicht, oktober 1997, 28 p.<br />

(published in Economisch <strong>en</strong> Sociaal Tijdschrift, 2000).<br />

97/41 G. PEERSMAN, The monetary transmission mechanism : empirical evid<strong>en</strong>ce for EU-countries, November 1997, 25<br />

p.<br />

97/42 S. MANIGART, K. DE WAELE, Choice divid<strong>en</strong>ds and contemporaneous earnings announcem<strong>en</strong>ts in Belgium,<br />

November 1997, 25 p. (published in Cahiers Economiques de Bruxelles, 1999).<br />

97/43 H. OOGHE, Financial Managem<strong>en</strong>t Practices in China, December 1997, 24 p. (published in European Business<br />

Review, 1998).<br />

98/44 B. CLARYSSE, R. VAN DIERDONCK, Inside the black box of innovation : strategic differ<strong>en</strong>ces betwe<strong>en</strong> SMEs,<br />

January 1998, 30 p.<br />

98/45 B. CLARYSSE, K. DEBACKERE, P. TEMIN, Innovative productivity of US biopharmaceutical start-ups : insights<br />

from industrial organization and strategic managem<strong>en</strong>t, January 1998, 27 p. (published in International Journal of<br />

Biotechnology, 2000).<br />

98/46 R. VANDER VENNET, Converg<strong>en</strong>ce and the growth pattern of OECD bank markets, February 1998, 21 p.<br />

(forthcoming as ‘The law of proportionate effect and OECD bank sectors’ in Applied Economics, 2001).<br />

98/47 B. CLARYSSE, U. MULDUR, Regional cohesion in Europe ? The role of EU RTD policy reconsidered, April 1998,<br />

28 p. (published in Research Policy, 2000).<br />

98/48 A. DEHAENE, H. OOGHE, Board composition, corporate performance and divid<strong>en</strong>d policy, April 1998, 22 p.<br />

98/49 P. JOOS, K. VANHOOF, H. OOGHE, N. SIERENS, Credit classification : a comparison of logit models and<br />

decision trees, May 1998, 15 p.<br />

98/50 J. ALBRECHT, Environm<strong>en</strong>tal regulation, comparative advantage and the Porter hypothesis, May 1998, 35 p.<br />

(published in International Journal of Developm<strong>en</strong>t Planning Literature, 1999)<br />

98/51 S. VANDORPE, I. NICAISE, E. OMEY, ‘Work Sharing Insurance’ : the need for governm<strong>en</strong>t support, June 1998,<br />

20 p.<br />

98/52 G. D. BRUTON, H. J. SAPIENZA, V. FRIED, S. MANIGART, U.S., European and Asian v<strong>en</strong>ture capitalists’<br />

governance : are theories employed in the examination of U.S. <strong>en</strong>trepr<strong>en</strong>eurship universally applicable ?, June<br />

1998, 31 p.<br />

98/53 S. MANIGART, K. DE WAELE, M. WRIGHT, K. ROBBIE, P. DESBRIERES, H. SAPIENZA, A. BEEKMAN,<br />

Determinants of required return in v<strong>en</strong>ture capital investm<strong>en</strong>ts : a five country study, June 1998, 36 p. (forthcoming<br />

in Journal of Business V<strong>en</strong>turing, 2001)<br />

98/54 J. BOUCKAERT, H. DEGRYSE, Price competition betwe<strong>en</strong> an expert and a non-expert, June 1998,<br />

29p. (published in International Journal of Industrial Organisation, 2000).<br />

98/55 N. SCHILLEWAERT, F. LANGERAK, T. DUHAMEL, Non probability sampling for WWW surveys : a comparison of<br />

methods, June 1998, 12 p. (published in Journal of the Market Research Society, 1999).<br />

98/56 F. HEYLEN. Monetaire Unie <strong>en</strong> arbeidsmarkt : reflecties over loonvorming <strong>en</strong> macro-economisch beleid, juni 1998,<br />

15 p. (gepubliceerd in M. Eysk<strong>en</strong>s e.a., De euro <strong>en</strong> de toekomst van het Europese maatschappijmodel, Inters<strong>en</strong>tia,<br />

1999).<br />

98/57 G. EVERAERT, F. HEYLEN, Public capital and productivity growth in Belgium, July 1998, 20 p. (published in<br />

Economic Modelling, 2001).<br />

98/58 G. PEERSMAN, F. SMETS, The Taylor rule : a useful monetary policy guide for the ECB ?, September 1998, 28 p.<br />

(published in International Finance, 1999).


FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />

HOVENIERSBERG 24<br />

9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />

Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />

WORKING PAPER SERIES 4<br />

98/59 J. ALBRECHT, Environm<strong>en</strong>tal consumer subsidies and pot<strong>en</strong>tial reductions of CO2 emissions, October 1998, 28 p.<br />

98/60 K. SCHOORS, A paym<strong>en</strong>t system failure and its consequ<strong>en</strong>ces for interrepublican trade in the former Soviet Union,<br />

December 1998, 31 p.<br />

98/61 M. DE LOOF, Intragroup relations and the determinants of corporate liquid reserves : Belgian evid<strong>en</strong>ce, December<br />

1998, 29 p. (published in European Financial Managem<strong>en</strong>t, 2000).<br />

98/62 P. VAN KENHOVE, W. VAN WATERSCHOOT, K. DE WULF, The impact of task definition on store choice and<br />

store-attribute sali<strong>en</strong>ces, December 1998, 16 p. (published in Journal of Retailing, 1999).<br />

99/63 P. GEMMEL, F. BOURGONJON, Diverg<strong>en</strong>t perceptions of TQM implem<strong>en</strong>tation in hospitals, January 1999, 25 p.<br />

(forthcoming in Journal of Managem<strong>en</strong>t in Medicine, 2000)<br />

99/64 K. SCHOORS, The credit squeeze during Russia's early transition. A bank-based view, January 1999, 26 p.<br />

99/65 G. EVERAERT, Shifts in balanced growth and public capital - an empirical analysis for Belgium, March 1999, 24 p.<br />

99/66 M. DE LOOF, M. JEGERS, Trade Credit, Corporate Groups, and the Financing of Belgian Firms, March 1999, 31 p.<br />

(published in Journal of Business Finance and Accounting, 1999).<br />

99/67 M. DE LOOF, I. VERSCHUEREN, Are leases and debt substitutes ? Evid<strong>en</strong>ce from Belgian firms, March 1999,<br />

11 p. (published in Financial Managem<strong>en</strong>t, 1999).<br />

99/68 H. OOGHE, A. DEHAENE, De sociale balans in België : voorstel van analysemethode <strong>en</strong> toepassing op het<br />

boekjaar 1996, April 1999, 28 p. (gepubliceerd in Accountancy <strong>en</strong> <strong>Bedrijfskunde</strong> Kwartaalschrift, 1999).<br />

99/69 J. BOUCKAERT, Monopolistic competition with a mail order business, May 1999, 9 p. (published in Economics<br />

Letters, 2000).<br />

99/70 R. MOENAERT, F. CAELDRIES, A. LIEVENS, E. WOUTERS, Communication flows in international product<br />

innovation teams, June 1999, p. (published in Journal of Product Innovation Managem<strong>en</strong>t, 2000).<br />

99/71 G. EVERAERT, Infrequ<strong>en</strong>t large shocks to unemploym<strong>en</strong>t. New evid<strong>en</strong>ce on alternative persist<strong>en</strong>ce perspectives,<br />

July 1999, 28 p.<br />

99/72 L. POZZI, Tax discounting and direct crowding-out in Belgium : implications for fiscal policy, August 1999, 21 p.<br />

99/73 I. VERSCHUEREN, M. DE LOOF, Intragroup debt, intragroup guaranties and the capital structure of Belgian firms,<br />

August 1999, 26 p.<br />

99/74 A. BOSMANS, P. VAN KENHOVE, P. VLERICK, H. HENDRICKX, Automatic Activation of the Self in a Persuasion<br />

Context , September 1999, 19 p. (forthcoming in Advances in Consumer Research, 2000).<br />

99/75 I. DE BEELDE, S. COOREMAN, H. LEYDENS, Expectations of users of financial information with regard to the<br />

tasks carried out by auditors , October 1999, 17 p.<br />

99/76 J. CHRISTIAENS, Converging new public managem<strong>en</strong>t reforms and diverging accounting practices in Belgian local<br />

governm<strong>en</strong>ts, October 1999, 26 p. (forthcoming in Financial Accountability & Managem<strong>en</strong>t, 2001)<br />

99/77 V. WEETS, Who will be the new auditor ?, October 1999, 22 p.<br />

99/78 M. DEBRUYNE, R. MOENAERT, A. GRIFFIN, S. HART, E.J. HULTINK, H. ROBBEN, The impact of new product<br />

launch strategies on competitive reaction in industrial markets, November 1999, 25 p.<br />

99/79 H. OOGHE, H. CLAUS, N. SIERENS, J. CAMERLYNCK, International comparison of failure prediction models<br />

from differ<strong>en</strong>t countries: an empirical analysis, December 1999, 33 p.


FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />

HOVENIERSBERG 24<br />

9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />

Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />

WORKING PAPER SERIES 5<br />

00/80 K. DE WULF, G. ODEKERKEN-SCHRÖDER, The influ<strong>en</strong>ce of seller relationship ori<strong>en</strong>tation and buyer relationship<br />

pron<strong>en</strong>ess on trust, commitm<strong>en</strong>t, and behavioral loyalty in a consumer <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, January 2000, 27 p.<br />

00/81 R. VANDER VENNET, Cost and profit effici<strong>en</strong>cy of financial conglomerates and universal banks in Europe.,<br />

February 2000, 33 p. (forthcoming in Journal of Money, Credit, and Banking, 2001)<br />

00/82 J. BOUCKAERT, Bargaining in markets with simultaneous and sequ<strong>en</strong>tial suppliers, April 2000, 23 p. (forthcoming<br />

in Journal of Economic Behavior and Organization, 2001)<br />

00/83 N. HOUTHOOFD, A. HEENE, A systems view on what matters to excel, May 2000, 22 p.<br />

00/84 D. VAN DE GAER, E. SCHOKKAERT, M. MARTINEZ, Three meanings of interg<strong>en</strong>erational mobility, May 2000, 20<br />

p. (forthcoming in Economica, 2001)<br />

00/85 G. DHAENE, E. SCHOKKAERT, C. VAN DE VOORDE, Best affine unbiased response decomposition, May 2000,<br />

9 p.<br />

00/86 D. BUYENS, A. DE VOS, The added value of the HR-departm<strong>en</strong>t : empirical study and developm<strong>en</strong>t of an<br />

integrated framework, June 2000, 37 p.<br />

00/87 K. CAMPO, E. GIJSBRECHTS, P. NISOL, The impact of stock-outs on whether, how much and what to buy, June<br />

2000, 50 p.<br />

00/88 K. CAMPO, E. GIJSBRECHTS, P. NISOL, Towards understanding consumer response to stock-outs, June 2000,<br />

40 p. (published in Journal of Retailing, 2000)<br />

00/89 K. DE WULF, G. ODEKERKEN-SCHRÖDER, P. SCHUMACHER, Why it takes two to build succesful buyer-seller<br />

relationships July 2000, 31 p.<br />

00/90 J. CROMBEZ, R. VANDER VENNET, Exact factor pricing in a European framework, September 2000, 38 p.<br />

00/91 J. CAMERLYNCK, H. OOGHE, Pre-acquisition profile of privately held companies involved in takeovers : an<br />

empirical study, October 2000, 34 p.<br />

00/92 K. DENECKER, S. VAN ASSCHE, J. CROMBEZ, R. VANDER VENNET, I. LEMAHIEU, Value-at-risk prediction<br />

using context modeling, November 2000, 24 p. (forthcoming in European Physical Journal B, 2001)<br />

00/93 P. VAN KENHOVE, I. VERMEIR, S. VERNIERS, An empirical investigation of the relationships betwe<strong>en</strong> ethical<br />

beliefs, ethical ideology, political prefer<strong>en</strong>ce and need for closure of Dutch-speaking consumers in Belgium,<br />

November 2000, 37 p. (forthcoming in Journal of Business Ethics, 2001)<br />

00/94 P. VAN KENHOVE, K. WIJNEN, K. DE WULF, The influ<strong>en</strong>ce of topic involvem<strong>en</strong>t on mail survey response<br />

behavior, November 2000, 40 p.<br />

00/95 A. BOSMANS, P. VAN KENHOVE, P. VLERICK, H. HENDRICKX, The effect of mood on self-refer<strong>en</strong>cing in a<br />

persuasion context, November 2000, 26 p. (forthcoming in Advances in Consumer Research, 2001)<br />

00/96 P. EVERAERT, G. BOËR, W. BRUGGEMAN, The Impact of Target Costing on Cost, Quality and Developm<strong>en</strong>t<br />

Time of New Products: Conflicting Evid<strong>en</strong>ce from Lab Experim<strong>en</strong>ts, December 2000, 47 p.<br />

00/97 G. EVERAERT, Balanced growth and public capital: An empirical analysis with I(2)-tr<strong>en</strong>ds in capital stock data,<br />

December 2000, 29 p.<br />

00/98 G. EVERAERT, F. HEYLEN, Public capital and labour market performance in Belgium, December 2000, 45 p.<br />

00/99 G. DHAENE, O. SCAILLET, Reversed Score and Likelihood Ratio Tests, December 2000, 16 p.


FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE<br />

HOVENIERSBERG 24<br />

9000 GENT Tel. : 32 - (0)9 – 264.34.61<br />

Fax. : 32 - (0)9 – 264.35.92<br />

WORKING PAPER SERIES 6<br />

01/100 A. DE VOS, D. BUYENS, Managing the psychological contract of graduate recruits: a chall<strong>en</strong>ge for human<br />

resource managem<strong>en</strong>t, January 2001, 35 p.<br />

01/101 J. CHRISTIAENS, Financial Accounting Reform in Flemish Universities: An Empirical Study of the implem<strong>en</strong>tation,<br />

February 2001, 22 p.<br />

01/102 S. VIAENE, B. BAESENS, D. VAN DEN POEL, G. DEDENE, J. VANTHIENEN, Wrapped Input Selection using<br />

Multilayer Perceptrons for Repeat-Purchase Modeling in Direct Marketing, June 2001, 23 p.<br />

01/103 J. ANNAERT, J. VAN DEN BROECK, R. VANDER VENNET, Determinants of Mutual Fund Performance: A<br />

Bayesian Stochastic Frontier Approach, June 2001, 31 p.<br />

01/104 S. VIAENE, B. BAESENS, T. VAN GESTEL, J.A.K. SUYKENS, D. VAN DEN POEL, J. VANTHIENEN, B. DE<br />

MOOR, G. DEDENE, Knowledge Discovery in a Direct Marketing Case using Least Square Support Vector<br />

Machines, June 2001, 27 p.<br />

01/105 S. VIAENE, B. BAESENS, D. VAN DEN POEL, J. VANTHIENEN, G. DEDENE, Bayesian Neural Network Learning<br />

for Repeat Purchase Modelling in Direct Marketing, June 2001, 33 p.<br />

01/106 H.P. HUIZINGA, J.H.M. NELISSEN, R. VANDER VENNET, Effici<strong>en</strong>cy Effects of Bank Mergers and Acquisitions in<br />

Europe, June 2001, 33 p.<br />

01/107 H. OOGHE, J. CAMERLYNCK, S. BALCAEN, The Ooghe-Joos-De Vos Failure Prediction Models: a Cross-<br />

Industry Validation, July 2001, 42 p.<br />

01/108 D. BUYENS, K. DE WITTE, G. MARTENS, Building a Conceptual Framework on the Exploratory Job Search, July<br />

2001, 31 p.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!