06.05.2013 Views

artikel NTZ - Asvz

artikel NTZ - Asvz

artikel NTZ - Asvz

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Implementatie van Triple-C:<br />

veranderingen in vaardigheden en<br />

probleemgedrag<br />

Een longitudinale studie bij cliënten met ernstig probleemgedrag<br />

H. van Wouwe, L. Simons en C. Janssen<br />

1 Inleiding<br />

In van Wouwe et al. (2011) en van Wouwe en<br />

van de Weerd (2011) is beschreven dat Triple-<br />

C een behandelmodel is voor mensen met een<br />

verstandelijke beperking die tevens ernstige<br />

gedragsproblemen vertonen. In Triple-C (Client,<br />

Coach, Competentie) wordt getracht een<br />

onvoorwaardelijke en continue relatie tussen<br />

de begeleider en de cliënt te realiseren en daartoe<br />

ook randvoorwaarden te creëren. Doel is<br />

de competenties van cliënten op de competentiegebieden<br />

zelfzorg, wonen, werk/scholing en<br />

vrije tijd te vergroten en gedragsproblemen te<br />

verminderen. Gestreefd wordt naar ‘het her-<br />

Beleid & Management<br />

stel van het gewone leven’ (Ter Horst, 1994).<br />

Het model neemt daarom het probleemgedrag<br />

niet primair als uitgangspunt, maar pakt de<br />

omgevingsvariabelen aan om de kwaliteit van<br />

leven te bevorderen.<br />

Het model bevat elementen van methoden<br />

waarvan de effectiviteit eerder is aangetoond,<br />

namelijk: gedragstherapeutische interventies<br />

en interventies uit de hechtingstheorie, hoewel<br />

de evidentie voor effectiviteit van de laatste<br />

groep interventies bij mensen met een verstandelijke<br />

beperking nog niet erg substantieel<br />

is. De effectiviteit van gedragstherapeutische<br />

methoden is al vele malen aangetoond in de<br />

Triple-C is een behandelmodel voor cliënten met een verstandelijke beperking en<br />

probleemgedrag, waarbij gebruik wordt gemaakt van principes uit de leertheorie en uit de<br />

gehechtheidstheorie. Dit onderzoek doet verslag van de invoering en effecten van invoering<br />

van de methodiek bij 47 cliënten die naar een nieuwe woning verhuisden. Er werd gevonden<br />

dat de vaardigheden van de cliënten significant toenamen na de verhuizing en dat deze meer<br />

toenamen naarmate Triple-C adequater geïmplementeerd was. In groepen waar Triple-C<br />

adequater geïmplementeerd was namen gedragsproblemen vaker af.<br />

Het <strong>artikel</strong> is van belang voor gedragsdeskundigen in het algemeen en voor behandelaars in<br />

het bijzonder. WB<br />

<strong>NTZ</strong> 1-2013 31<br />

ARTIKEL


Implementatie van Triple-C: veranderingen in vaardigheden en probleemgedrag<br />

wetenschappelijke literatuur (Allen, 2000;<br />

Feldman et al., 2004; Grey, Hastings & Mc-<br />

Clean, 2007; Prout & Nowak-Drabik, 2003;<br />

Janssen & Schuengel, 2010). De elementen<br />

uit de gedragstherapeutische stroming die<br />

gebruikt worden in het Triple-C model zijn<br />

extinctie en competentievermeerdering (van<br />

Wouwe et al., 2011). Emerson (2001) onderscheidt<br />

twee oriëntaties in therapieën: ten eerste<br />

de pathologische benadering, die focust op<br />

de eliminatie van pathologische gedragingen<br />

en ten tweede de constructionele benadering.<br />

De laatste is een benadering, waarbij de oplossing<br />

van problemen meer gezocht wordt in de<br />

constructie van een nieuw gedragsrepertoire<br />

dan in de eliminatie van een pathologisch gedragsrepertoire.<br />

Het Triple-C model gebruikt<br />

deze constructionele benadering als basis voor<br />

een intensief dagprogramma met duidelijke<br />

ritmes.<br />

Naast de effectief gebleken elementen uit<br />

de gedragstherapeutische stroming maakt<br />

Triple-C ook gebruik van elementen uit de<br />

hechtingstheorie. De hechtingstheorie richt<br />

zich specifiek op de wisselwerking tussen de<br />

ontwikkeling van het individu en de (opvoedings-)relatie<br />

waarin hij of zij participeert<br />

(Janssen, Schuengel & Stolk, 2002). Kinderen<br />

en jongeren die wonen in instellingen zijn<br />

veelal onveilig gehecht (Zegers, Schuengel,<br />

Van IJzendoorn & Janssen, 2006; Schuengel<br />

en Janssen, 2006). Mensen met een verstandelijke<br />

beperking kunnen door hun cognitieve<br />

beperkingen moeilijk met stress omgaan<br />

en kunnen in stressvolle situaties vaak geen<br />

veilige basis vinden bij een hechtingsfiguur<br />

die normaliter een emotieregulerende functie<br />

heeft in tijden van stress. Niet succesvol omgaan<br />

met stress en geen veilige basis vinden bij<br />

een hechtingsfiguur kunnen ernstige gedragsproblemen<br />

tot gevolg hebben. Het blijkt voor<br />

cliënten met een verstandelijke beperking echter<br />

wel zeer goed mogelijk een hechtingsrelatie<br />

met een professionele zorgverlener op te<br />

bouwen (Zegers et al., 2006; Schipper et al.,<br />

2006; Janssen et al., 2002). Dit is opmerkelijk<br />

gezien de veelal wisselende diensten van zorgverleners<br />

(Janssen et al., 2002). Als gevolg van<br />

deze bevinding achten Schuengel en Sterkenburg<br />

(2004) een direct op hechting gerichte<br />

interventie noodzakelijk om een veilige basis<br />

tussen cliënt en professionele zorgverlener te<br />

bewerkstelligen. Een professionele zorgverlener<br />

zal, met als doel een hechtingsrelatie met<br />

de cliënt op te bouwen, de tegennatuurlijke<br />

weg moeten gaan. Ondanks de aanvankelijke<br />

afwijzing door de cliënt blijft de therapeut op<br />

liefdevolle en respectvolle wijze contact maken,<br />

overigens zonder de cliënt te dwingen om<br />

contact te accepteren.<br />

Synergie lijkt mogelijk tussen deze beide<br />

methoden. Wanneer de hechtingsrelatie in een<br />

fase is, waarin de cliënt de professionele zorgverlener<br />

gebruikt om te exploreren, omdat<br />

deze zorgverlener zijn stress is gaan bufferen,<br />

kunnen eventueel gedragstherapeutische interventies<br />

starten (Schuengel & Sterkenburg,<br />

2004). Deze synergie tussen gedragstherapie<br />

en therapie gericht op hechting is bestudeerd<br />

door Sterkenburg. Zij vond dat zelfs alleen al<br />

een verbeterde hechtingsrelatie met de professionele<br />

zorgverlener gerelateerd was aan<br />

een significante vermindering van probleemgedrag<br />

(Sterkenburg, Janssen & Schuengel,<br />

32 <strong>NTZ</strong> 1-2013


H. van Wouwe, L. Simons en C. Janssen<br />

2008). De drie fasen van de Integrale Therapie<br />

voor Gehechtheid en Gedrag (ITGG) van Sterkenburg<br />

zijn: 1) bonding (contact maken), 2)<br />

symbiose (veilige gehechtheid) en 3) stimulatie<br />

van individuatie. Dit zijn ook de drie fasen in<br />

de relatieopbouw binnen het Triple-C model<br />

(van Wouwe en van de Weerd, 2011).<br />

Het Triple-C model is in het werkveld ogenschijnlijk<br />

succesvol en wordt nu door veel<br />

instellingen geïmplementeerd, maar de werkzaamheid<br />

is wetenschappelijk nog onvoldoende<br />

aangetoond. In dit longitudinale onderzoek<br />

wordt nagegaan, in hoeverre de implementatie<br />

is gerealiseerd in de nieuwe groepen, in<br />

hoeverre er veranderingen zijn in vaardigheden<br />

en probleemgedrag bij de cliënten, in<br />

hoeverre er ontwikkelingen zijn in het gebruik<br />

van middelen en maatregelen en van gedragsbeïnvloedende<br />

medicijnen. En tot slot wordt<br />

nagegaan in hoeverre de implementatie van<br />

Triple-C gerelateerd is aan veranderingen bij<br />

cliënten en aan veranderingen in het gebruik<br />

van middelen en maatregelen en van gedragsbeïnvloedende<br />

medicijnen. Verwacht wordt,<br />

dat naarmate Triple-C adequater en vollediger<br />

is geïmplementeerd er een toename te zien zal<br />

zijn van vaardigheden, er een afname te zien<br />

zal zijn van probleemgedrag, en er een afname<br />

te zien zal zijn van middelen en maatregelen<br />

en van het gebruik van gedragsbeïnvloedende<br />

medicijnen.<br />

2 Methode<br />

2.1 Design<br />

Gekozen is voor een longitudinaal design met<br />

twee voormetingen en vijf nametingen bij een<br />

groep nieuwe cliënten. De eerste voormeting<br />

vond plaats kort voor de overgang naar een<br />

nieuwe instelling, waarin Triple-C werd geïmplementeerd,<br />

en de tweede kort na de opname,<br />

namelijk na vier weken om de cliënten de kans<br />

te geven te wennen aan hun nieuwe situatie.<br />

De nametingen vonden plaats 2, 3, 6, 9, en 12<br />

maanden na opname. Omdat voor de eerste<br />

meting weinig data uit de oude voorziening<br />

voorhanden bleken (behalve voor de Triple-<br />

C index) kan niet gesproken worden van een<br />

duidelijk pre-postdesign met een baseline en<br />

nametingen, maar eerder van een correlationeel<br />

onderzoek.<br />

2.2 De onderzoeksgroep en procedure<br />

In het voorjaar van 2011 werden 53 nieuwe<br />

cliënten met ernstig probleemgedrag van woningen<br />

waarin niet gebruik werd gemaakt<br />

van Triple-C naar nieuwe woningen en teams<br />

overgeplaatst. Het betreft 24 uurszorg. Dit<br />

kon vanwege de start van acht nieuwe woningen<br />

voor 6 cliënten en de herbestemming van<br />

een bestaande woning van 6 normaal begaafde<br />

cliënten met een autismespectrumstoornis.<br />

Voor een deel bestonden de nieuwe teams uit<br />

begeleiders die bekend waren met Triple-C<br />

(m.n. teamleiders) en voor een deel uit nieuwe<br />

begeleiders. De behandelaars werkten op basis<br />

van het Triple-C model en coachten samen<br />

met daartoe aangestelde coaches de teams in<br />

het vorm geven aan het model. Besloten werd<br />

om in dit longitudinale onderzoek al deze<br />

nieuwe cliënten zonder selectie op te nemen.<br />

In de loop van het onderzoek werd de dataverzameling<br />

bij 6 cliënten gestopt: vanwege<br />

een snelle herplaatsing (4 cliënten) of vanwege<br />

problemen met dataverzameling (2 cliënten).<br />

<strong>NTZ</strong> 1-2013 33


Implementatie van Triple-C: veranderingen in vaardigheden en probleemgedrag<br />

Dus van de oorspronkelijke 53 cliënten participeerden<br />

uiteindelijk 47 in dit onderzoek: 35<br />

mannen en 12 vrouwen; 11 cliënten hadden<br />

een IQ lager dan 50, 28 cliënten tussen 50 en<br />

85 en 8 cliënten hoger dan 85; de gemiddelde<br />

leeftijd was 20.3 jaar (sd 7.1). 41 cliënten hadden<br />

een indicatie volgens zorgzwaartepakket<br />

7 (VG), zes cliënten hadden een indicatie volgens<br />

zorgzwaartepakket 7 (GGZ7B). Cliënten<br />

met een zorgzwaartepakket ZZP 7 (VG)<br />

kennen verschillende vormen van extreme<br />

gedragsproblematiek. Dit kan zich op allerlei<br />

wijze uiten, bijvoorbeeld verbaal agressief, lichamelijk<br />

agressief, destructief, manipulatief,<br />

dwangmatig, ongecontroleerd en reactief gedrag.<br />

Hierbij is continu behoefte aan hulp,<br />

toezicht of sturing. Daarbij is zelfverwondend<br />

of zelfbeschadigend gedrag eveneens<br />

te verwachten. De cliënten vragen van hun<br />

omgeving continu grote alertheid. Het corrigeren<br />

van gedrag is zeer moeilijk doordat<br />

cliënten niet of moeilijk beïnvloedbaar zijn.<br />

De begeleiding is vaak individueel gericht en<br />

structuurbiedend, waarbij de nadruk ligt op<br />

voorspelbaarheid van de invulling van de dag<br />

en vaste leefregels. Er is sprake van risicovol<br />

gedrag, maatschappelijk probleemgedrag en<br />

cliënten zijn vaak zelf niet gemotiveerd voor<br />

behandeling. In verband met veiligheidsrisico’s<br />

zijn doorgaans meerdere begeleiders<br />

tegelijkertijd aanwezig (Zorg-zwaartepakketten<br />

sector gehandicaptenzorg versie 2010).<br />

C liënten met een zorgzwaartepakket GGZ7B:<br />

Deze cliëntgroep heeft vanwege een zeer<br />

ernstige psychiatrische aandoening zeer intensieve<br />

behandeling (geneeskundige zorg)<br />

nodig die het verblijf in een instelling nood-<br />

zakelijk maakt. Daarnaast is zeer intensieve<br />

begeleiding nodig met intensieve verzorging,<br />

een buitengewoon gestructureerd klimaat en<br />

grote mate van beveiliging en bescherming.<br />

Deze cliënten kennen verschillende vormen<br />

van extreme gedragsproblematiek. Dit betreft<br />

verbaal agressief, lichamelijk agressief, destructief,<br />

manipulatief, dwangmatig, ongecontroleerd<br />

en reactief gedrag. Hierbij is continu<br />

behoefte aan hulp, toezicht of sturing. Daarbij<br />

is zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag<br />

eveneens te verwachten. De psychiatrische<br />

problematiek is bij deze cliënten over het algemeen<br />

actief van aard (de psychopathologie<br />

is floride). De psychiatrische symptomen zijn<br />

moeilijk onder controle te krijgen. Er is regelmatig<br />

sprake van intensivering van de behandeling<br />

en begeleiding (Zorgzwaartepakketten<br />

GGZ 2013).<br />

2.3 De instrumenten<br />

Triple-C index. In van Wouwe et al. (2011)<br />

werd een Triple-C index ontwikkeld, die aangeeft<br />

in hoeverre voor een specifieke cliënt in<br />

de dagelijkse zorg aan de voorwaarden van<br />

Triple-C wordt voldaan. Met name deze index<br />

werd als afhankelijke variabele gebruikt<br />

in dit longitudinale onderzoek om na te gaan<br />

of verbeteringen op deze index gerelateerd<br />

waren aan verbeteringen in gedrag en vaardigheden<br />

van de cliënt. Het betreft een vragenlijst<br />

met 31 items met een 5-puntsschaal. Gebruik<br />

werd gemaakt van een gemiddelde totaalscore<br />

en van drie subschalen: 1) gerichtheid op een<br />

adequate relatie met de cliënt, 2) gerichtheid<br />

op vergroten van vaardigheden van de cliënt<br />

en 3) de mate waarin aan de randvoorwaar-<br />

34 <strong>NTZ</strong> 1-2013


H. van Wouwe, L. Simons en C. Janssen<br />

den voor Triple-C wordt voldaan met betrekking<br />

tot overdracht en rapportage. Het is een<br />

intern betrouwbaar instrument gebleken (interne<br />

consistentie: alpha .91) en een exploratieve<br />

factoranalyse toonde de drie subschalen<br />

die bij de constructie van het instrument werden<br />

geoperationaliseerd, een indicatie voor<br />

een adequate constructvaliditeit (van Wouwe<br />

et al., 2011). Deze index werd in dit onderzoek<br />

afgenomen door de eerste twee auteurs,<br />

experts met betrekking tot Triple-C, in een<br />

interview met de betreffende orthopedagoog<br />

en persoonlijk begeleiders. De beide auteurs<br />

waren overigens blind voor de scores op de<br />

hierna te beschrijven afhankelijke variabelen.<br />

Vaardigheden. De Vineland Adaptive Behavior<br />

Scales (VABS uitgebreide versie, van<br />

Berckelaer et al., 1995) werd gebruikt om de<br />

vaardigheden van de cliënten te meten: de drie<br />

subschalen communicatieve, dagelijkse en sociale<br />

vaardigheden, die betrouwbaar en valide<br />

zijn gebleken (Kraijer et al., 2003). In de analyse<br />

is gebruik gemaakt van de subschaalscores.<br />

Probleemgedrag. Voor de meting van probleemgedrag<br />

werden twee instrumenten<br />

voor elke cliënt afgenomen : 1) De VOG,<br />

de Nederlands versie van de Developmental<br />

Behavior Checklist (DBC; Koot en Dekker,<br />

2001), een vragenlijst specifiek voor mensen<br />

met een verstandelijke handicap óf de CBCL<br />

(Verhulst, van der Ende en Koot, 1996) bij<br />

de acht cliënten zonder verstandelijke handicap,<br />

en 2) Het Consensusprotocol Ernstig<br />

Probleemgedrag (CEP, Kramer, 2001), een<br />

protocol waarin deskundigen proberen overeenstemming<br />

te bereiken over de ernst van<br />

het probleemgedrag. Gebruikt werden die<br />

items, waarin gevraagd werd naar voorkomen<br />

en frequentie van probleemgedrag, die grote<br />

overeenkomst vertoonden met de SGZ (Kraijer<br />

en Plas, 2007): de items met betrekking<br />

tot lichamelijke agressie, destructief gedrag,<br />

verbale agressie, seksueel probleemgedrag,<br />

stereotiep dwangmatig gedrag, teruggetrokken<br />

gedrag, reactief probleemgedrag, maatschappelijk<br />

probleemgedrag en uitingen van<br />

intrapsychische problematiek.<br />

Deze meetinstrumenten voor vaardigheden<br />

en probleemgedrag zijn alle betrouwbaar en<br />

valide gebleken en werden in dit onderzoek<br />

afgenomen door vier ervaren psychologische<br />

assistenten, die daartoe de persoonlijk begeleiders<br />

van de cliënt interviewden.<br />

Gegevens over de frequentie van het gebruik<br />

van middelen en maatregelen (afzondering,<br />

separatie, fixatie, gedwongen voeding,<br />

gedwongen medicatie) werden gehaald uit het<br />

elektronisch dossier (PlanCareDossier) van de<br />

cliënten.<br />

Gegevens over gedragsbeïnvloedende medicijnen<br />

werden geturfd op grond van data in<br />

het digitale dossier van de cliënten: wel/niet<br />

psychofarmaca en de dosis.<br />

2.4 Data analyse<br />

Voor de analyse van de ontwikkelingen in zowel<br />

de Triple-C index als in de afhankelijke<br />

variabelen vaardigheden en probleemgedrag<br />

werden gepaarde t-toetsen en variantie-analyses<br />

met herhaalde metingen gedaan. Voor<br />

de correlaties tussen de ontwikkelingen op<br />

de Triple-C index enerzijds en de ontwikkelingen<br />

met betrekking tot vaardigheden en<br />

gedrag anderzijds werd gebruik gemaakt van<br />

<strong>NTZ</strong> 1-2013 35


Implementatie van Triple-C: veranderingen in vaardigheden en probleemgedrag<br />

de verschilscores tussen de samengestelde gemiddelden<br />

op meetmomenten 1 en 2 enerzijds<br />

en de samengestelde gemiddelden op de meetmomenten<br />

3, 4, 5, 6, 7 anderzijds.<br />

3 Resultaten<br />

3.1 Implementatie van Triple-C<br />

Figuur 1 laat zien in hoeverre Triple-C was<br />

geïmplementeerd. De toename op de Triple-<br />

C index over de verschillende meetmomenten<br />

bleek significant zowel voor de totaalscore (F<br />

(6, 38)=47.3; P=.00), als voor de subschalen<br />

relatiegerichte begeleiding (F(6, 39)=121.9;<br />

P=.00), competentiegerichte begeleiding (F(6,<br />

39)=37.0; P=.00), en de randvoorwaarden<br />

met betrekking tot overdracht en rapportage<br />

(F(6, 38)=28.0; P=.00). Er bleek voor zowel de<br />

totaalscore als voor de subschalen sprake van<br />

telkens een lineaire toename (test of withinsubjects<br />

contrasts: resp. F(1)=194.3, 160.0,<br />

152.7, 165.3; P=.00). Dus het model is door<br />

de behandelaars direct vanaf meetmoment 2<br />

gebruikt en de teams zijn in de loop van de<br />

twaalf maanden steeds beter de principes van<br />

Triple-C gaan hanteren. Bij paarsgewijze vergelijking<br />

viel op dat er geen significante verbeteringen<br />

optraden voor de totaalscore tussen<br />

meetmoment 3 en 4, voor relatiegerichte zorg<br />

tussen meetmomenten 3 tot en met 7, voor<br />

competentie gerichte zorg tussen meetmomenten<br />

3 tot en met 6 en voor randvoorwaarden<br />

overdracht en rapportage tussen meetmomenten<br />

2, 3 en 4.<br />

Figuur 1: Triple-C index op de 7 meetmomenten (totaalscore: TCItot, relatiegerichte score:<br />

TCIrel, competentiegerichte score: TCIcomp en score voor overdracht en rapportage:<br />

TCIman)<br />

36 <strong>NTZ</strong> 1-2013


H. van Wouwe, L. Simons en C. Janssen<br />

3.2 Ontwikkeling van vaardigheden<br />

Op het eerste meetmoment in de oorspronkelijke<br />

voorziening zijn van slechts 25 cliënten<br />

data van de VABS beschikbaar. De communicatieve<br />

vaardigheden, de dagelijkse vaardigheden<br />

en de sociale vaardigheden van deze<br />

25 cliënten bleken op een t-test met gepaarde<br />

metingen tussen meetmoment 1 en 2 niet significant<br />

te verschillen (zie tabel 1).<br />

Onduidelijk blijft of ook voor de andere cliënten<br />

voor wie geen eerste meting beschikbaar<br />

was, de baseline stabiel was. Vanaf de tweede<br />

meting zijn van nagenoeg alle cliënten de data<br />

wel beschikbaar. De gemiddelde vaardigheden<br />

van alle cliënten als groep, communicatieve<br />

vaardigheden, dagelijkse vaardigheden en<br />

sociale vaardigheden, namen na de opname<br />

vanaf meetmoment 2 significant toe (F (5,<br />

40)=resp. 10.0, 7.6 en 7.1; P=.00). Dit beeld<br />

is te zien in figuur 2. In de vergelijking tussen<br />

de score van cliënten op meetmoment 1 en 2<br />

enerzijds en meetmomenten 3 t/m 7 anderzijds<br />

bleek dat ongeveer 75 tot 80 % van de clienten<br />

is vooruitgegaan wat betreft deze drie<br />

VABS vaardigheden. Het bleek voor de drie<br />

VABS vaardigheden een lineaire toename van<br />

de gemiddelde score te zijn (resp. F(1)=35.2,<br />

30.4, 29.8; P=.00). De verbeteringen tussen<br />

de zes meetmomenten bleken bij paarsgewijze<br />

vergelijkingen voor de drie subschalen van de<br />

VABS ook alle significant (behalve voor sociale<br />

vaardigheden tussen meetmoment 2 en 3).<br />

Tabel 1: Vaardigheden (VABS) gemiddelden (en standaarddeviaties) op meetmoment 1 en<br />

2 (n=25)<br />

VABS Meetmoment 1<br />

Meetmoment 2<br />

gemiddelde (SD)<br />

gemiddelde (SD)<br />

Communicatieve vaardigheden 203.7 (29.2) 203.8 (28.9)<br />

Dagelijkse vaardigheden 268.2 (64.1) 267.4 (64.3)<br />

Sociale vaardigheden 136.6 (44.7) 125.6 (34.5)<br />

Figuur 2: Communicatieve, dagelijkse en sociale vaardigheden op 6 meetmomenten<br />

<strong>NTZ</strong> 1-2013 37


Implementatie van Triple-C: veranderingen in vaardigheden en probleemgedrag<br />

3.3 Ontwikkelingen in gedragsproblemen<br />

Met betrekking tot de meting van gedragsproblemen<br />

met VOG en CBCL zijn er veel<br />

missende data in de eerste meting in de oorspronkelijke<br />

voorziening. Voor die cliënten<br />

die wel data hadden op de eerste meting bleken<br />

op een t-test met gepaarde metingen de<br />

gedragsproblemen tussen meting 1 en 2 niet<br />

significant te verschillen voor de VOG (n=15)<br />

en de CBCL (n=6). Na de opname, dus vanaf<br />

het tweede meetmoment werden met een variantieanalyse<br />

met herhaalde metingen voor de<br />

groep cliënten als geheel ook geen significante<br />

veranderingen, dus ook geen verbeteringen,<br />

geconstateerd op de VOG (bij de cliënten met<br />

een verstandelijke beperking), noch op de<br />

CBCL (bij de cliënten zonder verstandelijke<br />

beperking). Er is getracht een combinatie te<br />

maken van CBCL (“normaal”, “grens”, “klinisch”)<br />

en VOG (percentielscores) voor de<br />

zeven meetmomenten teneinde in de analyse<br />

een grotere n te kunnen gebruiken (CBCL<br />

“grens” werd omgescoord naar het 75e percentiel<br />

en CBCL “klinisch” naar het 90e percentiel).<br />

Deze samengestelde variabele kreeg<br />

het label “gedragsproblemen”. Ook hier bleek<br />

een variantieanalyse met herhaalde metingen<br />

geen significante veranderingen op deze gedragsproblemen<br />

te tonen. Na vergelijking van<br />

enerzijds het samengestelde gemiddelde over<br />

de meetmomenten 1 en 2 en anderzijds het samengestelde<br />

gemiddelde over de meetmomenten<br />

3, 4, 5, 6 en 7 bleek wel dat 37 % van de<br />

cliënten minder gedragsproblemen vertoonde<br />

in metingen 3 t/m 7 vergeleken met metingen<br />

1 en 2.<br />

3.4 Ontwikkelingen in gebruik van middelen<br />

en maatregelen en van gedragsbeïnvloedende<br />

medicijnen<br />

Wat betreft Middelen en Maatregelen waren<br />

de kleine aantallen een probleem. Wel werd<br />

geconstateerd dat in de oorspronkelijke voorziening<br />

7 cliënten soms 10 keer of meer per<br />

week naar separeerruimtes werden gebracht<br />

of werden afgezonderd. Na de verhuizing<br />

kwam dit niet meer voor, werden geen Middelen<br />

en Maatregelen meer gebruikt bij 5 van<br />

deze 7 cliënten en werd bij anderen nog sporadisch<br />

gebruik gemaakt van kortdurende fixatie<br />

of gedwongen medicatie.<br />

Er werden nauwelijks veranderingen gevonden<br />

in het gebruik van gedragsbeïnvloedende<br />

medicijnen over de laatste 6 meetmomenten.<br />

3.5 Relatie tussen Triple-C index enerzijds<br />

en vaardigheden, gedragsproblemen en<br />

het gebruik van middelen en maatregelen<br />

en gedragsbeïnvloedende medicijnen<br />

anderzijds<br />

De Pearson correlaties in tabel 2 laten zien,<br />

dat die cliënten die steeds adequatere zorg<br />

volgens het Triple-C model kregen, significant<br />

hoger scoorden op communicatieve, dagelijkse<br />

en sociale vaardigheden en significant<br />

minder gedragsproblemen zijn gaan vertonen<br />

en te maken kregen met minder Middelen en<br />

Maatregelen. Er was sprake van soms sterke/<br />

hoge correlaties tussen de Triple-C index en<br />

vooral vaardigheden en van middelhoge correlaties<br />

met gedragsproblemen.<br />

Er werden geen significante correlaties gevonden<br />

tussen adequatere implementatie van<br />

38 <strong>NTZ</strong> 1-2013


H. van Wouwe, L. Simons en C. Janssen<br />

Triple-C en verminderd gebruik van psychofarmaca.<br />

4 Discussie<br />

Er kan gezegd worden, dat Triple-C steeds<br />

adequater werd geïmplementeerd gedurende<br />

dit onderzoek. De relatie en de competentie-<br />

Tabel 2: Pearson correlaties tussen verbeteringen in implementatie van Triple-C enerzijds en verbeteringen<br />

in vaardigheden (=positieve correlatie) en gedrag van cliënten (=negatieve correlatie)<br />

anderzijds<br />

Verbeteringen in: Triple-C totaal Op relatie Op<br />

Randvoorwaarden<br />

gerichte zorg vaardigheden<br />

gerichte zorg<br />

Triple-C<br />

Communicatieve vaardigheden<br />

(n=46)<br />

.503 ** .326 * .544 ** .434 **<br />

Dagelijkse vaardigheden (n=46) .463 ** .308 * .523 ** .375 **<br />

Sociale vaardigheden<br />

(n=46)<br />

gerichte zorgonderdelen van Triple-C leken<br />

vooral in de beginfase, de eerste drie maanden,<br />

te verbeteren, en ook in de laatste fase<br />

na ongeveer negen maanden. De randvoorwaarden<br />

van overdracht en rapportage bleken<br />

daarentegen slechts in de latere fasen van het<br />

onderzoek gerealiseerd te worden. Dit kan be-<br />

.574 ** .407 ** .608 ** .463 **<br />

CEP Lichamelijke agressie (n=44) -.168 -.372 ** -.100 -.062<br />

CEP Destructief gedrag (n=44) -.512 ** -.430 ** -.388 ** -.503 **<br />

CEP Teruggetrokken gedrag (n=44) -.250 -.036 -.438 ** -.196<br />

CEP Maatsch. probleemgedrag (n=44) -.213 -.180 -.296 * -.146<br />

VOG totaal (n=37) .021 .039 .028 .018<br />

VOGstorend/antisocial (n=37) -.226 -.190 -.308* -.164<br />

VOGcommunicatie (n=37) .213 .098 .229 .206<br />

VOGangst (n=37) -.229 -.188 -.203 -.228<br />

VOGsocbeperkt (n=37) -.017 -.118 -.187 .114<br />

Gedragsproblemen totaal (n=45) -.407** -.261* -.479** -.333*<br />

Fixatie (n=46) -.251 * -.267 * -.210 -.214<br />

Separatie (n=46) -.551 ** -.351 ** -.567 ** -.493 **<br />

Afzondering (n=46) -.642 ** -.424 ** -.678 ** -.555 **<br />

**P


Implementatie van Triple-C: veranderingen in vaardigheden en probleemgedrag<br />

grepen worden doordat er sprake was nieuw<br />

gestarte woningen. De relatie en competentiegerichte<br />

zorgonderdelen zitten verweven in de<br />

begeleidingsstijl van medewerkers, terwijl de<br />

randvoorwaarden voor overdracht en rapportage<br />

nog onvoldoende georganiseerd waren.<br />

Gebleken is dat een adequatere implementatie<br />

van Triple-C bij cliënten samengaat met<br />

een significante toename van vaardigheden en<br />

een significante afname van gedragsproblemen<br />

van cliënten. Bovendien bleek Triple-C<br />

ook gerelateerd aan een afname van Middelen<br />

en Maatregelen. Omdat het hier herhaalde<br />

metingen betrof en dus elke cliënt in dit onderzoek<br />

zijn eigen controle was, mag gesproken<br />

worden van daadwerkelijke veranderingen bij<br />

deze cliënten. In een nadere analyse van de<br />

data met de vraag welke cliënten (leeftijd, niveau<br />

van functioneren, sekse) nu het meest gegroeid<br />

zijn, bleken leeftijd en sekse weinig uit<br />

te maken. Wel bleek dat verbetering van vaardigheden<br />

significant vaker voorkwam bij clienten<br />

die op een hoger niveau functioneerden<br />

(Pearson correlatie tussen niveau van functioneren<br />

enerzijds en verbeteringen in communicatieve<br />

vaardigheden .29, in dagelijkse vaardigheden<br />

.47 en in sociale vaardigheden .36).<br />

Een afname van gedragsproblemen kwam vaker<br />

voor bij cliënten met een lager niveau van<br />

functioneren, overigens was dit laatste slechts<br />

een trend (r =-.22; P


H. van Wouwe, L. Simons en C. Janssen<br />

begeleiders. Zeker waar het gaat om de cor-<br />

relationele analyses tussen de index en deze<br />

afhankelijke variabelen is het ‘blind’ zijn voor<br />

elkaars beoordelingen noodzakelijk.<br />

Dit onderzoek vond plaats met nieuwe<br />

c liënten in nieuwe teams, die varieerden wat<br />

betreft de implementatie van Triple-C en het<br />

onderzoek suggereert dat implementatie van<br />

Triple-C al snel tot resultaten kan leiden.<br />

T riple-C zou met name leiden tot het ver-<br />

groten van vaardigheden van cliënten, en als<br />

Triple-C goed wordt geïmplementeerd zou het<br />

ook leiden tot een vermindering van gedragsproblemen.<br />

Verder onderzoek met een adequaat<br />

multiple baselinedesign zou over deze<br />

veronderstelde causaliteit uitsluitsel moeten<br />

geven.<br />

Gestart wordt binnenkort met een vervolmaking<br />

van de Triple-C index, die nu nog door<br />

experts werd afgenomen. Getracht wordt de<br />

index geschikt te maken voor invulling door orthopedagogen<br />

zelf. Hiertoe zal een uitgebreide,<br />

maar handzame instructie geschreven worden<br />

bij de vragen van de index, mede met behulp<br />

van de kennis van deze experts en de ervaringen<br />

uit dit onderzoek. Daartoe wordt deze kennis<br />

en worden deze ervaringen geëxpliciteerd en in<br />

een onderzoek ter commentaar voorgelegd aan<br />

orthopedagogen en begeleiders.<br />

Medio 2013 zal vervolgens gestart worden<br />

met een grotere onderzoeksgroep waarbij een<br />

data-base wordt opgezet met vergelijkbare<br />

meetinstrumenten als in dit onderzoek.<br />

Onderzocht gaat ook nog worden met de<br />

data uit dit onderzoek in hoeverre bijvoorbeeld<br />

het meewerkend teamleiderschap (en<br />

andere zorgrelevante zaken waarnaar ge-<br />

vraagd is in de index) gerelateerd is geweest<br />

aan de gevonden veranderingen bij cliënten.<br />

Auteurs<br />

Drs. Hans van Wouwe is als GZ-psycholoog<br />

en hoofd behandeling verbonden aan ASVZ<br />

Lucy Simons, Msc. is als orthopedagoog eveneens<br />

verbonden aan ASVZ<br />

Dr. Cees Janssen is als onderzoeksbegeleider<br />

verbonden aan Carante groep en was universitair<br />

hoofddocent Orthopedagogiek aan de<br />

Vrije Universiteit<br />

Correspondentie-adres: hvwouwe@asvz.nl<br />

Literatuur<br />

Allen, D. (2000). Recent research on physical aggression<br />

in persons with intellectual disability: An overview.<br />

Journal of Intellectual & Developmental Disability,<br />

25, 41-57.<br />

Berckelaer-Onnes, I. A. van, Buysse, W. H., Dijkxhoorn,<br />

Y. M., Gooyen, J. B. M., & Ploeg, D. A. van der<br />

(1995). Vineland Adaptive Behavior Scales Handleiding<br />

& Tabellen bij de Uitgebreide Versie (proefversie).<br />

Researchgroep Ernstige Ontwikkelingsstoornissen,<br />

afdeling Orthopedagogiek, Universiteit Leiden,<br />

Leiden.<br />

Emerson, E. (2001). Challenging Behaviour. Analysis and<br />

intervention in people with severe intellectual disabilities.<br />

Cambridge: University Press.<br />

Feldman, M.A., Atkinson, L., Foti-Gervais, L., & Condillac,<br />

R. (2004). Formal versus informal interventions<br />

for challenging behaviour in persons with intellectual<br />

disabilities. Journal of Intellectual Disability Research,<br />

48, 60-68.<br />

Gerris, J.R.M. (2001). Jeugdzorg en jeugdbeleid naar integraal<br />

welzijn. Assen: Van Gorcum.<br />

Grey, I.M., Hastings, R.P., & McClean, B. (2007). Staff<br />

Training and Challenging Behaviour. Journal of<br />

Applied Research in Intellectual Disabilities, 20, 1-5.<br />

Janssen, C.G.C. & Schuengel, C. (2010). Interventies voor<br />

mensen met een verstandelijke beperking en ernstige<br />

gedrags- en/of emotionele problemen. Tijdschrift voor<br />

Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en Klinische Kinderpsychologie,<br />

35, 1, 20-32.<br />

<strong>NTZ</strong> 1-2013 41


Implementatie van Triple-C: veranderingen in vaardigheden en probleemgedrag<br />

Janssen, C.G.C., Schuengel, C., & Stolk. J. (2002). Understanding<br />

challenging behaviour in people with severe<br />

and profound ntellectual disability: a stressattachment<br />

model. Journal of Intellectual Disability Research, 46,<br />

445-453.<br />

Koot, H.M., & Dekker, M.C. (2001). Handleiding voor de<br />

VOG. Ouder- en leerkrachtversie. Rotterdam: Afdeling<br />

Kinder- en jeugdpsychiatrie, Erasmus Medisch<br />

Centrum, Sophia Kinderziekenhuis/ Erasmus Universiteit<br />

Rotterdam Nederland.<br />

Kramer, G.J.A, (2001). Consensusprotocol Ernstig Probleemgedrag.<br />

Handleiding voor het beschrijven en<br />

beoordelen van probleemsituaties rond cliënten van de<br />

gehandicaptenzorg, Rapport VGN Utrecht.<br />

Kraijer, D. W., Bildt, A. A. de, Systema, S., & Minderaa,<br />

R. B. (2003). De Vineland-Z: De Vineland Adaptive<br />

Behavior Scales genormeerd voor kinderen en jeugdigen<br />

met een verstandelijke beperking. Nederlands<br />

Tijdschrift voor de Zorg aan verstandelijk gehandicapten,<br />

2, 76-93.<br />

Kraijer, D. D., & Plas, J. J. (2007). Handboek psychodiagnostiek<br />

en beperkte begaafdheid. Amsterdam:<br />

Harcourt Book Publishers.<br />

Prout, H.T., & Nowak-Drabik, K.M. (2003). Psychotherapy<br />

with persons who have mental retardation:<br />

an evaluation of effectiveness. American Journal on<br />

Mental Retardation, 2, 82-93.<br />

Schipper, J.C. de, Stolk, J., & Schuengel, C. (2006). Professional<br />

caretakers as attachment figures in day care<br />

centers for children with intellectual disability and<br />

behavior problems. Research in Developmental Disabilities,<br />

27, 203-216.<br />

Schuengel, C., & Janssen, C.G.C. (2006). People with<br />

mental retardation and psychopathology: Stress, affect<br />

regulation and attachment. A review. International<br />

Review Research Mental Retardation, 32, 8 , 229-260.<br />

Schuengel, C., & Sterkenburg, P. (2004). Gehechtheid als<br />

gemeenschappelijk terrein voor psychotherapie en<br />

orthopedagogiek. Kinder- & Jeugdpsychiatrie, 31,<br />

40-58.<br />

Sterkenburg, P.S., Janssen, C.G.C., & Schuengel, C. (2008).<br />

Developing a therapeutic relationship with a blind client<br />

with a severe intellectual disability and persistent<br />

challenging behaviour. Disability & Rehabilitation,<br />

17, 1318-1327.<br />

Verhulst, F.C., Ende, J., van der, & Koot, H.M. (1996).<br />

Handleiding voor de CBCL / 4-18. Rotterdam: Afdeling<br />

Kinder- en jeugdpsychiatrie, Erasmus Medisch<br />

Centrum, Sophia Kinderziekenhuis/ Erasmus Universiteit<br />

Rotterdam Nederland.<br />

Wouwe, H. van, Simons, L., & Janssen, C.G.C. (2011 ).<br />

Een index voor de mate waarin de Triple-C methodiek<br />

is geïmplementeerd. Interne consistentie en exploratieve<br />

factoranalyse, <strong>NTZ</strong>, 2, 88-100.<br />

Wouwe, H. van en Weerd, D. van de (2011). Triple-C.<br />

Gewoon is anders. ASVZ, Sliedrecht. Dijkshoorn,<br />

Y.M., Buysse, W.H. en Berckelaer-Onnes, I.A. van<br />

(2000). Werken aan herstel van het gewone leven.<br />

Evaluatierapport Universiteit Leiden.<br />

Zegers, M.A.M., Schuengel, C., IJzendoorn, M.H. van,<br />

& Janssens, J.M.A.M. (2006). Attachment representations<br />

of institutionalized adolescents and their<br />

professional caregivers: predicting the development of<br />

therapeutic relationships. American Journal of Orthopsychiatry,<br />

76, 325-334.<br />

42 <strong>NTZ</strong> 1-2013


H. van Wouwe, L. Simons en C. Janssen<br />

Samenvatting<br />

Triple-C is een behandelmodel voor cliënten<br />

met een verstandelijke beperking en<br />

probleemgedrag, dat steeds meer geïmplementeerd<br />

wordt in de zorg en tot doel heeft<br />

de vaardigheden van cliënten te vergroten<br />

en gedragsproblemen te doen afnemen.<br />

In Triple-C wordt gebruik gemaakt van<br />

principes uit de leertheorie en principes uit<br />

de gehechtheidstheorie. De werkzaamheid<br />

van Triple-C is echter nog onvoldoende<br />

aangetoond. In dit onderzoek met herhaalde<br />

metingen bij 47 cliënten, die naar<br />

een nieuwe woning verhuisden, werd in<br />

wisselende tempo’s op de nieuwe woningen<br />

Triple-C ingevoerd. Uiteindelijk bleek<br />

Triple-C naarmate de tijd vorderde steeds<br />

adequater te zijn ingevoerd. Aangetoond<br />

werd, dat de vaardigheden van de cliënten<br />

significant toenamen na de verhuizing en<br />

meer toenamen naarmate Triple-C adequater<br />

geïmplementeerd was op de woning.<br />

Bovendien bleek dat op groepen waarin<br />

Triple-C adequater was geïmplementeerd<br />

gedragsproblemen van cliënten vaker afnamen.<br />

Voor het eerst werd een begin van een<br />

evidence-base voor Triple-C aangetoond.<br />

Suggesties voor vervolgonderzoek werden<br />

gegeven.<br />

Summary<br />

Triple-C, a model of care for people with<br />

an intellectual disability and challenging<br />

behaviour aimed at an increase of competences<br />

and a decrease of challenging<br />

behaviour, is nowadays frequently used in<br />

The Netherlands. Using effective principles<br />

of both behaviour therapy and attachment<br />

therapy, the relatedness of Triple-C<br />

with increasing competences and decreasing<br />

challenging behaviour are not yet documented<br />

by research. In this study using<br />

a repeated measurement design with 47<br />

clients that moved to our care-facility,<br />

Triple-C was implemented with varying<br />

pace and varying success in the new groups<br />

of these clients. The analyses of the data<br />

showed 1) that competences increased and<br />

that this increase was related to increases<br />

in adequacy of implementation of Triple-<br />

C in the groups, and 2) that those clients,<br />

who lived in groups in which Triple-C was<br />

more thoroughly implemented during the<br />

research, more often showed a decrease<br />

of challenging behaviour. We formulated<br />

some suggestions for further research in<br />

strengthening the evidence-base of Triple-C<br />

even more.<br />

<strong>NTZ</strong> 1-2013 43

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!