1995 - 3 - Orchideeën Vereniging Vlaanderen
1995 - 3 - Orchideeën Vereniging Vlaanderen
1995 - 3 - Orchideeën Vereniging Vlaanderen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
pilrJ'$ n'liala (spew/lim)<br />
.u,l/1I)r(lI, ..-triO, /6-1!4.88<br />
(CA .]. K r"fll-)<br />
2 Vijf euwen orchideeen in beeld (8)<br />
4 H t eslacht Coryanlhes, deel 2<br />
Orchideeel1 tentoonstelling in Europatuin<br />
" e Bmg" in Helmond<br />
7 Schoonheden der omoren<br />
U lnhoudsopgave 1994<br />
13 D Orchideeendokter<br />
15 KNOP, Huub en Truus van Campen<br />
17 Allerlei Cattleya's 11<br />
17 Produktinformatie: Polystyreen en milieu<br />
19 Orchideeen-parade op Keukenhof<br />
van 23 maart tim 10 april<br />
20 Orchideeen hoog in de bergen<br />
van Nepal II
Het geslacht<br />
Coryanthes, deel2<br />
GUnther Gerlach (vertaiing Nelis van del' Cingel)<br />
Bestuivingsbiologie<br />
De bestuiving van Coryanthes-bloemen is een spectaculair<br />
gebeuren, waarover in de laatste eeuw al uitvoerig is geschreven.<br />
De eerste specu.Latieve veronderstellingen waren gebaseerd<br />
op bestuiving door kolibri's, wat door Gould in 1861 in<br />
zijn monografie over kolibri's ook werd getekend. Deze veronderstelling<br />
was het resultaat van een verkeerde determinatie<br />
van de bezochte plant. Het ging am een Heliconia, een<br />
banaanachtig gewas van een hoogte waarop geen Coryallthesplanten<br />
meer groeien. De door Ruschi in 1986 gefotografeerde<br />
kolibri bij bloembezoek van C. speciosa var. espiritosa ntcl1se<br />
toont de tot op vandaaag nag steeds heersende foutieve<br />
gedachte dat het om een vogelbloem zou gaan. De kolibri<br />
drinkt slechts uit de bloem, maar hij kan met z'n snavel onmogelijk<br />
de bloem bestuiven, want hij komt helemaal niet met<br />
pollinarium en stempel in contact. Zoals aile verwante geslachten<br />
uit de onderstam Stanhopeinae (Gongorinae) worden<br />
de Coryanthes-bloemen in werkel.ijkheid door geurstofverzamelende<br />
malU1elijke glansbijen (Euglossini) bestoven.<br />
Het aanlokkingsprincipe door bloemengeur was reeds lang<br />
bekend, wat de beloning betreft vergisten vroegere auteurs<br />
zich echter. Ze meenden dat de bijen van de bloemen voedingsweefsel<br />
afgraasden. Pas toen Vogel (1963, 1966) het geurverzamelen<br />
van mannelijke glansbijen ontdekte toonde<br />
Dodson aan, dat de Coryanthes-bloemen ook tot de parfumbloemen<br />
behoren en dat ook hierbij de beloning via geurstoffen<br />
geschiedt. Dit beloningsprincipe is slechts uit de tropen<br />
van de Nieuwe Wereld bekend. De u.itsluitend mannelijke<br />
bijen verzamelen geurstoffen van de meest verschillende<br />
bronnen. De schenen (tibia) van de achterpoten van de bijen<br />
zijn sterk opgezwollen. H.ierin bevindt zich een sponsachtig<br />
weefsel d at het mogelijk maakt de geurstoffen op te slaan.<br />
De meestal in vloeibarE' vorm door de bloemen afgegeven<br />
geurstoffen worden door de bijen met behulp van kwastjes<br />
aan de voorpoten opgenomen en vervolgens in de vlucht<br />
d.m.v. speciale kammetjes en haarborsteltjes doorgegeven aan<br />
de urnvormige achterpoten en daar door capilla.ire werking<br />
van de haren bij de opening van d r · ervoirs opgezogen en<br />
naar binnen vervoerd. Zijn de geurstoffen in kristalvorm aanwez.ig<br />
dan worden ze door lichaamseigen oplosmiddelen uit<br />
kopklieren opge.lost en vervolgens ais vloeibare geurstoffen<br />
behandeld. De geurstoffen spelen een belangrijke 1'01 bij de<br />
voortplanting van de glansbijen; hun preciese funk tie is echter<br />
tot nu toe niet bekend. Dit gedrag hebben talrijke orchideeen<br />
zich te nutte gemaakt, ze lokken de bijen met karakteristieke<br />
geurverbindingen aan en hechten hun pollinarien aan de<br />
bloembezoekers, vaak op steeds hetzelfde lichaamsdeel.<br />
Door de geur worden in de morgenuren de mannetjesbijen<br />
aangelokt. Ze omcirkelen de bloem spoedig na het opengaan,<br />
vaak in grote aantallen tegelijk en proberen erop te landen.<br />
Ze gaan opgewonden aan het werk en verliezen al spoedig<br />
hun aanvankelijke schuwheid. Bij hun pogingen onder het<br />
hypochi I te kruipen, waar de geurproducerende klieren, de<br />
osmoforen, gelokaliseerd zijn, verliezen ze hun houvast op het<br />
gladde lipoppervlak en vallen in het met vloeistof gevulde<br />
epichiel. Omdat de wanden daarvan eveneens heel glad zijn<br />
en de vleugels van het insekt nat zijn geworden kan het niet<br />
meer vliegen en dus niet meer de kuip ontvluchten. De enige<br />
weg om uit de val te ontkomen betaat erill zich tussen zuiltje<br />
en lip tc wringen. Deze weg dient zich aan, want voor de nitgang<br />
bevindt zich een callusbultje dat uitsteekt boven de<br />
vloeistofspiegel en dat de bij instaat stelt uit de vloeistof te<br />
4 Orchideeen 3/ 95<br />
C. speciosa var pictumta. Foto: G. Gerlaclz.<br />
klimmen. Nu kan deze echter niet naar boven wegvliegen<br />
want hij bevindt zich net onder het zuiltje. Vervolgens passeert<br />
hij de stempel. Bij een bloem die nog in het bezit is van<br />
het pollinarium moet de bij veel kracht gebruiken om dit te<br />
verwijderen; hij blijft aan het vingervormige rostellum hangen<br />
dat tussen borst (thorax) en achterlijf (abdomen) schuift en<br />
krijgt daarbij het brede kleefschijfje (viscidium) aan de basis<br />
van het achterlijf gekleefd. Ais het insekt zich na 10- 30 minuten<br />
bevrijd hedt, is de kleefstof die het poLiinarium vasthecht<br />
inmiddels verhard. Voor aile volgende bijen is het ontkomen<br />
aan de badkuip veel gemakkelijker. Zoals Dodson al in 1965<br />
aangaf is de discrepantie in tijd die de glansbijen nodig hebben<br />
om uit de bloem te komen als door Cruger (1865) en<br />
Allen (1951) vermeld op het verschil tu sen verse en reeds<br />
eerder bezochte bloemen terug te voeren. De pollinien aan het<br />
lijf van de bestuiver drogen enigszins uit, daarbij krimpen ze<br />
en passen ze in de nauwe stempelgroeve. Bij de volgende<br />
bloem, maar dat is pas na enige dagen -de bij vergeet het onvrijwillige<br />
bad en de moeizame bevrijding daaruit niet zo<br />
snel- wordt dan de volgende misstap gemaakt. Bij het verlaten<br />
van de badkuip stroopt ze de polLinjen aan de groefvormige<br />
stempel af en is de bestuiving voltrokken. Het is moeilijk<br />
zich de evolutie van zo'n ingewikkelde bloem met een dergelijk<br />
gecompliceerd mechanisme voor te stelien, want er zijn<br />
geen primitieve voorstadia bekend.<br />
Elk van de verschillende Coryanthes-soorten bezit haar eigen<br />
geurspectrum en alleen dit soortspecifieke mengsel is werkzaam<br />
bij een bepaalde bijesoort, een bestuiver. Daarom zijn in<br />
de natuur geen hybriden te vinden, of schoon in een biotoop<br />
meerdere Coryanthes-soorten sympatrisch voorkomen. Uit de<br />
grootte van de bloem laat zich de grootte van de bestuiver<br />
afleiden, de selectie van bestuivers vindt echter slechts plaats<br />
door de geursamenstelling. Zou b.v. een klei"ne bloem een te<br />
grote bezoeker (geen bestuiver) aanh'ekken dan zou dat tragisch<br />
zijn voor zowel de bloem als voor de bezoeker, want hij<br />
blijft in de te nauwe doorgang steken en sterft daar; hij verhindert<br />
een verdere doorgang van de ware bestuivers.<br />
Bij een omgekeerde verhouding raakt de bij noch de kleefschijf,<br />
noch de stempel en voeTt dus geen bestuiving nit.
C. speciosa. Foto: G. Gerlach.<br />
C. macrocorys. Foto: G. Gerlach<br />
Soorteninventarisatie<br />
Daar de verschillende Coryanthes-soorten zich probleemloos<br />
Iieten venneerderen, zijn vrijwel alle soorten thans in cultuur<br />
te vinden. Slechts 6 soorten, C. bcrgoldii, C.biflora, C. lIlisasii,<br />
C. pegiae, C. powellii en nog een waarvan aileen een foto, maar<br />
geen gegevens over de herkomst bekend zijn en die in mijn<br />
Coryanthes-bewerking van de werknaam C. ouscllra werd<br />
voorzien zijn momenteel spoorloos. C.bergoldii stamt uit<br />
Ecuador, de preciese gegevens zijn tegenstrijdig, want<br />
G.Bergold, bij ;.vie de plant ongeveer 20 jaar geleden bloeide,<br />
bestrijdt dat de door CDodson gedane opgaven correct zijn.<br />
C. biflora werd door Barbosa Rodriques in 1877 beschreven en<br />
stamt uit Rio Negro in Brazilie. Ongeveer 25 jaar geleden<br />
werd C. misasii ontdekt, ze werd echter pas onlangs beschreven,<br />
nadat de plant reeds doodgegaan was. C. pegiac werd pas<br />
in 1989 ontdekt, maar ondanks intensieve pogingen kon zij in<br />
har natuurlijke habitat, de omgeving van Puerto Ayacucho in<br />
Venezuela niet worden teruggevonden. C. powellii komt uit de<br />
omgeving van Panama City, ook zij werd niet weergevonden.<br />
De volgende korte beschrijvingen mogen helpen de Coryanthes-so()l'ten<br />
van elkaar. te onderscheiden. Bij problemen in<br />
de determinatie van planten met bekende herkomst is de<br />
auteur gaame bereid hulp te bieden.<br />
Sec tie Coryanthes (soorten met glad mesochiel)<br />
- C. albertil1ae Karsten 1848 -Venezueb- Bezit een slank mesoehiel<br />
en een meestal wit hypochieJ met uitgerek te punt.<br />
De bloemengeur is sterk en herinnert aan verse appels.<br />
- C. bergoldii Kennedy ex Dodson 1982 -Ecuador- Soort met<br />
slank mesoehiel en een opvallende haarLijst op het<br />
hypochiel.<br />
- C. bicalcarata Schlechter 1921 -Peru- Het zeer sianke, nagenoeg<br />
buisvormige mesochiel en het ongenagelde, zittende,<br />
hoge hypochiel kenmerken de soort. Zeer gelijkend is<br />
C. macrocorys, waarvan het hypochiel genageld(= met versmaIde<br />
basis) is.<br />
- C. elegant illlJl Linden & Reichenbach fil. 1868 (= C. wolfii<br />
Lehmann, = C. clcga/1tissima Masters) -Ecuador- De combinatie<br />
van een vrijwel vlak hypochiel met gevlekte bloemen<br />
maakt de soort onvcrwisselbaar. Het zwakke aroma doet<br />
denken aan Vick's Vaporup.<br />
- C. j7ava G.Gerlach 1991 - C( 1011lbia- De eenkleurig g Ie blo€men<br />
onderscheiden de 500rt van haar naaste verwant<br />
C. elegi111 till III. De bloemengeur is zwak en wordt door een<br />
aan Eucalyptus herinnerende component gedomineerd.<br />
- C. gernotii G. Gerlach & G. Romero 1991 -VenezlJela-<br />
De lange bloemsteel en de bloemen met een nagenoeg verborgen,<br />
kort mesochiel, dat een spits draagt, maken de soort<br />
duidelijk verschillend van de andere soorten van de sectie.<br />
De geur lijkt op die van de beide vorige SOOl'ten.<br />
- C. llOrichial1a Jenny 1986 -Costa Rica- De crel1lekleurige blo€men<br />
zijn dicht purp r gevlckt en gestippeld, het uitgerekte<br />
hypochiel is horizontaal ondersteund. De bloemengeur<br />
wordt door een harsachtige component overheerst.<br />
- C. /zuntcrial1a Schlechter 1922 -Costa Rica- De bijna witte of<br />
helgele bloemen bezitten vaak een zeer zwakke bruine stippeling;<br />
het vrije deel van het mesochiel is ongeveer zo hoog<br />
als het hypochiel. De 500rt ruikt aangenaam naar verse<br />
appelen, wat ze met C. albertil/i1 en C. panamel1sis gemeen<br />
heeft.<br />
- C. macrocorys Rolfe 1892 - Peru- Het slanke buisvormige<br />
mesochiel wijst op nauwe verwantschap met C. bicalcarata.<br />
De bloemengeur is zwak.<br />
C. rnaculata Hooker 1831 -Venezuela, Guyana's- De kleinbloemige<br />
soort bezit een gebogen hypochiel en gevlekte<br />
bloemcn. De varieteit parkeri komt uit Brits Guyana, is<br />
intensiever gekleurd en is niet in cultuur.<br />
- C. IIIl1stersiana Lehmann 1891 (= C. destillatoria,= C. brandtiae)<br />
-Colombia, Ecuador- Omdat de 500rt zeer variabe.l is, valt er<br />
geen betrouwbare diagnose van de verschillen te tellen.<br />
Aile westelijk van de Andes gevonden planten met een halfrond<br />
hypochiel behoren hiertoe. De 500rt is veel in cultuur,<br />
de bloemkleur is meestallevendig roodbruin tot bleekgeel,<br />
de bloel1len zijn dikwijls gevlekt. De bloemengeur is eigenaardig,<br />
onaangenaam muf.<br />
- C. misi1sii G.Romero & G.Geriach 1991 -Colombia, Panama<br />
Deze soort onderscheidt zich door haar knievormige mesochiel<br />
en het vlakke genagelde hypochiel van aile andere<br />
soorten van het geslacht. Helaas is deze uiterst aantrekkelijke,<br />
wonderschoon gekleurde soort (wijnrood meSo- en<br />
hypochiel in contrast met de verder cremekleurige bloem)<br />
mOl1lenteel niet in cultuur. Omdat het oorspronkelijke biotoop<br />
in Colombia ontbost is, is het te hopen dat ze elders<br />
teruggevonden wordt. De preciese vindplaatsen in Panama<br />
zijn niet bekend, bij de verzamelingen waren er slechts<br />
bewijsstnkken lIit de laatste eeuw.<br />
- C. pa l1al11ellsis G. Gerlach 1993 - Panama- De eenkleurige<br />
helgele bloem bezit een trapezevonnig gebogen hypochiel,<br />
dat verder nergens in het geslacht voorkomt. De soort ruikt<br />
aangenaam naar groene appels.<br />
- C. picturati1 Reichenbach fil. 1864 -Mex.ico tot Panama<br />
Ook deze bezit net als de vorige soort een gebogen<br />
5 Orchideeen 3/95
Allerlei Cattleya's 11<br />
Cattleya granulosa uit Brazilie<br />
Dit is een vrij groeiende soort met slanke, potloodvormige,<br />
aaneengevoegde stammen, die 50 cm hoog kunnen worden.<br />
De bladeren zijn 15 cm. lang. De bloemen verschijnen met<br />
5 tot 8 stuks en zijn 8-10 cm in doorsnede. De sepalen en petalen<br />
zijn olijfgroen tot bruin met een paa!" verspreide, kleine<br />
rode vlekken. De lip is oranjegeel naar de basis en die kleur<br />
loopt breder uit naar de lip-versmalling die zwaar karmozijn<br />
is gekleurd. De lip is wit aan de buitenkant en omvat de zuil<br />
helemaal. De lip-versmaling is verlengd en opval/end, meestal<br />
de helft of meer van de lengte van de lip, een opvallende<br />
eigenschap van deze soort. De naam van de soort verwijst<br />
naar de korreltjes of papillen die de voorste lobben van de lip<br />
bedekken, en vaak ook nog de einden van de laterale lobben.<br />
Meestal bloeit ze in de zomer vanuit een groene spath, als de<br />
stam uitrijpt.<br />
Jaren geleden werd er geschreven dat ze uit Guatemala kwam<br />
in 1840, waarheen ze inderdaad was verzonden door<br />
mr. Hartvveg vanuit Brazilie, via Guatemala, naar Engeland.<br />
Mr. Hartvveg zond de planten aan de Horticultural Society<br />
van London, Engeland zonder enige begeleidende informatie,<br />
en vandaar de controverse. De inheemse habitat is te vinden<br />
in hete, vochtige plaatsen met een duidelijk verschil in seizoenen.<br />
Mr. Fowlie (Orchid Digest, Sept-Oct 1986) beschreef de typische<br />
habitat als steile hellingen vlakbij moerassige gebieden<br />
bij de oceaan. Zomer-temperaturen lopen van 23-31 0 Cekius<br />
en de winterwaarden reiken van 22-28 a Celcius. Laat in de<br />
zomer, als de planten gebloeid hebben en een rustperiode ingaan,<br />
is het iets koeler maar ook droger, vocht wordt dan uit<br />
de zeewinden gehaald. In meer landinwaartse lokaties op 600<br />
900 m. hoogte is er meer regen en zijn er koelere temperaturen,<br />
maar de temperaturen en de hoeveelheid regen blijven<br />
hier het hele jaar door meer gelijk, anders dan op plaatsen<br />
dichter bij de evenaar. De zomer loopt hier van december tot<br />
februari, lente is september tot november, het tegenovergestelde<br />
van wat wij op het Noordelijk Halfrond ervaren. De planten<br />
bloeien in de lente, en hier wil dat zeggen in september.<br />
Produktinformatie: Polystyreen en milieu<br />
Nelis van de!" Cingel<br />
Het wordt onder vele namen aangeboden: polystyreen, piepschuim,<br />
Tempex, PS-hardschuim of EPS. In de tuinbouw<br />
wordt het gebruikt voor het aanleggen van gesloten teeltsystemen.<br />
Onderzoeksinstituten en proefstations willen echter<br />
duurzamer materialen die gestoomd kunnen worden en wijzen<br />
gebruik in de teelt in principe af. Steeds vaker vindt men<br />
het spul in korrelvorm in orchideeensubstraten. In feite is dit<br />
deels een gevolg van de afvalproblematiek. Hoewel de producenten<br />
een plan hebben gemaakt voor het inzamelen en recyc1en,<br />
kan het materiaal in feite aileen worden hergebruikt via<br />
toepassing op een lager niveau, door het te vermalen en als<br />
het schoon genoeg is weer te gebruiken voor opvulling van<br />
betonblokken, als drainagemateriaal of als teeltsubstraat.<br />
Zo komt het ook in patten terecht. Ook kan het worden verbrand.<br />
Als dat op gecontroleerde wijze gebeurt komen blijkbaar<br />
aileen C02 en H20 vrij. Hoewel de meningen verdeeld<br />
Cattleya granulosa. Foto: K. Eisses<br />
De vele beschreven varieteiten verschillen in de tekeningen en<br />
vlekkenpatronen van de sepalen en petalen, en in de helderheid<br />
van de kleur van de lip. Er worden zowel alba- al semialbavormen<br />
gevonden. Cattleya sci1ojeldiana, die ook ooit als<br />
een variteit werd beschouwd, wordt tegenwoordig als een<br />
aparte soort behandeld. In het land van herkomst zijn de bloemen<br />
minder groen, meer bronskleurig en staan verder uiteen,<br />
de rood-paarse kleur op de lip is feller. Ook is er af en toe nog<br />
een plant te vinden van de natuurlijke hybride met Cattleya<br />
labiata. De naam is Cattleya 'Le Czar', en de lavendelkleurige<br />
bloemen hebben meestal de granulosa-vorm, vooral de lip,<br />
met plattere sepalen onder invloed van de labiata-ouder.<br />
zijn over verbranding (er zijn mensen die beweren dat het<br />
verbranding verbett'rt in de ovens, maar anderen bestrijden<br />
dit), wordt er zelfs over gedacht om er briketten van te persen<br />
die een hogere energieinhoud hebben dan stookolie.<br />
Ook bij de produktie worden in tegenstelling tot wat vaak<br />
gedacht wordt geen schadelijke stoffen gebruikt, geen CFK's<br />
met name. Bij het 'opblazen' wordt pentaan gebruikt. Het is in<br />
elk geval plezierig om te weten dat piepschuim niet echt veel<br />
rnilieuschade teweegbrengt. Maar gebruikers moeten er uiteraard<br />
weI netjes mee omgaan. Helaas zie je te vaak piepschuim<br />
rondslingeren in bos, sloot en weiland. Zelf gebruik ik het<br />
zowel onderin bloempotten, als gemengd door orchideeensubstraat.<br />
(Gegevens ontleend aan Vakblad voor de Bloemisterij 15<br />
(1992)<br />
17 Orchideeen 3/95
Oliver Sparrow bezocht Nepal en in een tweetal artikelen<br />
vertelde hij over de orchideeen die hij zag. Hierbij lIet<br />
tweede artikel, vrij vertaald door H.C. Krollenberg.<br />
Orchideeen hoog in<br />
de bergen van Nepal II<br />
Na eerst kennis genomen te hebben van aile orchideeen die in<br />
de riviervlakte voorkwamen nu een besehrijving van een aantal<br />
tochten naar hoger gelegen vindplaatsen. 20 klom ik twee-maal<br />
tot 4500 m en ,veer naar beneden. We trokken over een<br />
6000 m hoog gelegen pas en kwamen in een verborgen vallei<br />
met een bijzonder rijke flora.<br />
De eerste dag klommen we tot 450 m en dan valt het op, hoe<br />
de vegetatie dan al veranderd is. De vijgebomen en elzen<br />
groeien daar niet meer en er is nu sprake van een gemengd<br />
bos met veel kastanje-aehtige bomen. Bepaalde soorten komen<br />
in hoogte-banden langs de bergen voor, zoals de pnmus.<br />
Orchideeen sehijnen niet zo zeer bepaalde boomsoorten als<br />
gastheerplant te kiezen, maar verlangen duidelijk nLwe boomsehors<br />
en een niet te dicht bladere.ndek.<br />
In het voorjaar is er een bloemenzee: dubbele kersen met raze<br />
bloemen, waarvan de kleur vloekt met het paars van<br />
Dendrobium transpa rens. Op open plaatsen - mits niet begraasd<br />
- groeien Arundilla graminifolia en Calnnthe sp. CYl1lbidium<br />
erythraeum en Cymbidium pcndullll rr komen veel voor. Ook de<br />
eerste Coelogyne planten: Coelogyne flnvida en C.eristata.<br />
Nu komen we in een boszone, met open plaatsen ertussen<br />
voor zomerweiden. Soms wonen hier nog mensen het hele<br />
jaar door, maar de welvarende rijst- en maisdorpen liggen<br />
lager. Als epifyten komen nu voor Pholidotn imbrica tn , Eriasoorten,<br />
Oberonia (herfstbloeiend en vennoedelijk O.dubin),<br />
Coelogync, vooral C. elntn. Het is hier bepaald frisser, het is<br />
droger en's naehts koud. Er is ook minder daLl\-\! en zelden<br />
mist. De planten vinden vooral in herfst en winter minder<br />
makkelijk water vergeleken bij die in de valleien. Toch geldt<br />
voor beide plaatsen van voorkomen, dat de planten '5 middags<br />
droog zijn.<br />
Als we nog hoger klimmen zien we Othoehillls n/ba, eerst<br />
spaarzaam maar dan alles overheersend. De bloei valt in<br />
november, maar de planten - wat ongeorganiseerde bossen<br />
knakworstjes met verdorde bloeiwijzen - zien er weinig aantrekkelijk<br />
uit. Nu bestaat het bos vooral uit eiken en<br />
Viburnumsoorten en het bos wordt hoger. De positie van de<br />
berghellingen ten opzichte van de zon, de regen en de wind<br />
wordt hier belangrijk. Bepaalde plaatsen krijgen veel meeT<br />
regen dan andere en dit is aan de begroeiing te zien.<br />
Orehideeen komen daar voor waar vee I vocht is en voldoende<br />
licht.<br />
Op 1900 m groeien hoge, oude eikenbomen en de bosgrond is<br />
begroeid met Ciral1dinia diversifolin, de Nepal brandnetel.<br />
Als je "gestoken" wordt door deze plant doet dit een week<br />
lang pijn, zelfs als je gestoken wordt door je broek heen.<br />
Je moet je hier heel voorziehtig bewegen als je naar orchideeen<br />
zoekt met een kijker in de boomtoppen.<br />
De massa's Otochilus moe ten beslist veellicht wegvangen van<br />
hun gastbomen. Temidden ervan bloeit Dendrobium longieornu.<br />
De plant ziet er altijd wat minnetjes uit, als een zieke<br />
Dendrobium infundibulum. Dan zie ik liever groepen Cymbi-<br />
20 Orchideeen 3/ 95<br />
Dendrobium senile. Foto: A. Klnassell<br />
diul1l eiegnl1s aan de schaduwkant in grote bomen, met hun<br />
prachtige roze en roomkleurigge bloemen. Cymbidium erythrneWIl<br />
daarentegen prefereert de volle zon en zo zijn er bomen<br />
waarop beide soorten voorkomen. En dan groeit er hoog, erg<br />
hoog, in een boom een heel bijzondere Cymbidium met zeker<br />
10 em grote roomkleurige en roze bloemen aan zeker 30 - 40<br />
bloemen dragende bloemtakken. De bladeren van deze plant<br />
zijn 4 em breed en zeker 1,5 m lang. Er waren vier bloemtakken<br />
op de plant. Ik had geen idee wat het was: een polyploide<br />
Cymbidiul/l iridioides of een kruising met Cymbidium lowinnllm?<br />
Tijdens de moesson valt hier onvoorstelbaar veel regen.<br />
Oat is te zien aan de rijke begroeiing onder de bomen en aan<br />
de overal optredende groei van mos5en. 's Winters is het hier<br />
koud en droog met weinig damv 's nacht. Dit beeld wordt<br />
nog duidelijker als we hoger komen.<br />
In de laagvlakten krijgen de planten misschien wat minder<br />
regen, maar veel dauw in de nacht. Al dat vocht zullen ze<br />
beslist nodig hebben om de heel warme maanden april en mei<br />
door te komen. Hoger op is het kOllder, de moesson brengt<br />
eindeloos veel regen en warme mist. In september is dit alles<br />
over en de winter en het voorjaar zijn erg droog. De bergen<br />
van Nepal bezoeken in deze tijd van het jaar heeft als grootste<br />
probleem: het drinkwater. Oat is er gewoon niet!<br />
Als we nog hoger klimmen, naar 2100 m, komen we in Rll(}dodendron<br />
bossen, een somber type bos met veel mos.<br />
Er leven hier insecten, mos en Rhododendrons. Maar de<br />
bomen aan de randen van dit bos zijn overladen met orchideeen.<br />
Veel minder soorten dan op lagere hoogten, maar op<br />
deze hoogte komen verreweg de meeste orchideeenplanten<br />
voor. Vooral Coelogyne cristnta, flnvidn , oehrncea, elnta ell punetnln<br />
groeien hier zowel in de volle zon als in diepe schadllw.<br />
Cyrl/.bidilllll irridioides groeiend op een eikeboom bloeit in de<br />
volle zon. Oloehilus groeit overal uitbundig. Het klimaat vertoont<br />
hier grate lokale verschillen. Als ik na 450 m klimmen<br />
20 minuten rust neem, valt er hagel op bomen die 6 m van mij<br />
af staan, maar ikzelf krijg er niets van!<br />
Tot 2700 m hoogte verandert er niet veel in deze begroeiing.<br />
Maar hier wordt het zelfs midden overdag komi. De onderbegroeiing<br />
bestaat nll llit varens, Berberissoorten en mirte.<br />
Cnlnnthe (trienrinata?) groeit op open plaatsen. Hier graeien<br />
weI dennebomen, maar erg verspreid: aparte groepen hemlockde1U1en<br />
en Abies spcctabilis met ertllssen nog
Ollcidillllljollesillllwl7 - Litho courtesy of Transfaire SA, Mr. Jean-Michel Vicillard