06.08.2013 Views

CNC PILOT 4290 - heidenhain

CNC PILOT 4290 - heidenhain

CNC PILOT 4290 - heidenhain

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

NC-software<br />

368 650-xx<br />

V7<br />

Bedieningshandboek<br />

Nederlands (nl)<br />

7/2004


Toetsenbord voor gegevensinvoer<br />

Bedrijfsmodus Handbediening<br />

Bedrijfsmode Automatisch bedrijf<br />

Bedrijfsmodi Programmeren (DIN PLUS, Simulatie,<br />

TURN PLUS)<br />

Bedrijfsmodi Besturen (Parameters, Service,<br />

Overdracht)<br />

Foutstatus tonen<br />

Infosysteem oproepen<br />

ESC (escape - afbreektoets)<br />

■ één menustap terug<br />

■ Dialoogbox afsluiten, gegevens niet opslaan<br />

INS (insert = Engelse term voor invoegen)<br />

■ Element in de lijst invoegen<br />

■ Dialoogbox afsluiten, gegevens opslaan<br />

ALT (alter = Engelse term voor wijzigen)<br />

■ Element in de lijst wijzigen<br />

DEL (delete = Engelse term voor wissen)<br />

■ Hiermee wordt het element in de lijst gewist<br />

■ Hiermee wordt het geselecteerde resp. het teken<br />

links van de cursor gewist<br />

. . . Cijfers voor invoer van waarden en<br />

softkey-keuze<br />

Decimale punt<br />

Min voor ingeven van voorteken<br />

”Toets Verder” voor speciale functies (bijv.<br />

Selecteren)<br />

Cursortoetsen<br />

PgUp, PgDn<br />

■ Naar vorige/volgende beeldschermpagina<br />

■ Naar vorige/volgende dialoogbox<br />

■ Van ene naar andere invoervenster<br />

Enter – Om de ingave van waarden te beëindigen<br />

Machinebedieningspaneel<br />

Cyclusstart<br />

Cyclusstop<br />

Voedingstop<br />

Spilstop<br />

Spil aan – richting M3/M4<br />

Spil ”tippen” – richting M3/M4 (De<br />

spil draait totdat u de toets<br />

indrukt.)<br />

Jogtoetsen +X/–X<br />

Jogtoetsen +Z/–Z<br />

Jogtoetsen +Y/–Y<br />

IJlgangtoets<br />

Sledeschakelaar<br />

Spilschakelaar<br />

Spiltoerental op de geprogrammeerde waarde<br />

Spiltoerental met 5 % verhogen/verlagen<br />

Override-draaiknop voor<br />

voedings-override<br />

Touchpad met rechter- en<br />

linkermuisknop


<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong>, software en functies<br />

In dit handboek wordt beschreven over welke functies u bij gebruik van<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> met NC-softwarenummer 368 650-xx (Release<br />

7.0) kunt beschikken. De programmering van de Y-as wordt niet in dit<br />

handboek, maar in het bedieningshandboek „<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> met Yas“<br />

beschreven.<br />

De machinefabrikant stemt met behulp van parameters de<br />

beschikbare functies van de besturing op de desbetreffende machine<br />

af. In dit handboek worden daarom ook functies beschreven waarmee<br />

niet elke <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> is uitgevoerd.<br />

Onderstaande <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>-functies zijn bijvoorbeeld niet op alle<br />

machines aanwezig:<br />

■ Bewerkingen met de C-as<br />

■ Bewerkingen met de Y-as<br />

■ Complete bewerking<br />

■ Gereedschapsbewaking<br />

■ Grafisch interactieve contourdefinitie<br />

■ Automatisch of grafisch interactief DIN PLUS-programma's maken<br />

Als u wilt weten welke functies door de machine met besturing<br />

worden ondersteund, kunt u contact opnemen met de<br />

machineleverancier.<br />

Veel machineleveranciers en ook HEIDENHAIN bieden<br />

programmeercursussen voor de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> aan. Wij adviseren u<br />

deze cursussen te volgen, als u de functies van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

grondig wilt leren kennen.<br />

Speciaal voor de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> biedt HEIDENHAIN het<br />

softwarepakket DataPilot <strong>4290</strong> voor de PC aan. De DataPilot is<br />

geschikt voor gebruik dicht bij de machine in de werkplaats, in het<br />

kantoor van de werkplaatschef, bij de werkvoorbereiding en voor<br />

trainingsdoeleinden. De DataPilot wordt gebruikt op PC's met het<br />

besturingssysteem WINDOWS 95, WINDOWS 98, WINDOWS ME,<br />

WINDOWS NT 4.0 of WINDOWS 2000.<br />

Gebruiksomgeving<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voldoet aan de eisen van klasse A volgens EN 55022<br />

en is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik in een industriële omgeving.


Inhoud<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

Inleiding en basisbegrippen<br />

Bedieningsinstructies<br />

Handbediening en automatisch bedrijf<br />

DIN PLUS<br />

Grafische simulatie<br />

TURN PLUS<br />

Parameter<br />

Bedrijfsmiddelen<br />

Service en diagnose<br />

Overdracht<br />

Tabellen en overzichten<br />

I<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

Inhoud


Inhoud<br />

1 Inleiding en basisbegrippen ..... 1<br />

1.1 De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ..... 2<br />

1.2 Bedrijfsmodi ..... 5<br />

1.3 Configuraties (opties) ..... 6<br />

1.4 Basisprincipes ..... 7<br />

1.5 Gereedschapsmaten ..... 10<br />

2 Bedieningsinstructies ..... 11<br />

2.1 Bedieningsinterface ..... 12<br />

2.1.1 Beeldschermweergaves ..... 12<br />

2.1.2 Bedieningselementen ..... 13<br />

2.1.3 Keuze van bedrijfsmode ..... 14<br />

2.1.4 Selecteren van functies, gegevensinvoer ..... 14<br />

2.2 Info-systeem ..... 16<br />

2.3 Foutsysteem ..... 17<br />

2.3.1 Directe foutmeldingen ..... 17<br />

2.3.2 Foutweergave, PLC-uitlezing ..... 17<br />

2.4 Gegevensbeveiliging ..... 19<br />

2.5 Begripsverklaring ..... 19<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf ..... 21<br />

3.1 Inschakelen, uitschakelen, referentieprocedure ..... 22<br />

3.1.1 Inschakelen en referentieprocedure ..... 22<br />

3.1.2 Uitschakelen ..... 23<br />

3.2 Bedrijfsmode Handbediening ..... 24<br />

3.2.1 Machinegegevens invoeren ..... 25<br />

3.2.2 M-functies ..... 25<br />

3.2.3 Handmatige draaibankbewerking ..... 26<br />

3.2.4 Handwiel ..... 26<br />

3.2.5 Spil- en jogtoetsen ..... 27<br />

3.2.6 Slede- en spilschakelaar ..... 27<br />

3.3 Gereedschapstabellen, standtijdbeheer ..... 28<br />

3.3.1 Gereedschapstabel instellen ..... 29<br />

3.3.2 Gereedschapstabel met NC-programma vergelijken ..... 31<br />

3.3.3 Gereedschapstabel uit NC-programma overnemen ..... 32<br />

3.3.4 Standtijdbeheer ..... 33<br />

3.4 Instelfuncties ..... 34<br />

3.4.1 Gereedschapswisselpositie instellen ..... 34<br />

3.4.2 Werkstuknulpunt verschuiven ..... 35<br />

3.4.3 Veiligheidszone vastleggen ..... 36<br />

3.4.4 Spanmiddeltabel instellen ..... 37<br />

3.4.5 Machinematen instellen ..... 38<br />

3.4.6 Gereedschap opmeten ..... 39<br />

II<br />

Inhoud


3.5 Automatisch bedrijf ..... 41<br />

3.5.1 Programmaselectie ..... 41<br />

3.5.2 Zoeken naar startregel ..... 42<br />

3.5.3 Programma-afloop beïnvloeden ..... 43<br />

3.5.4 Correcties ..... 44<br />

3.5.5 Standtijdbeheer ..... 45<br />

3.5.6 Inspectiebedrijf ..... 46<br />

3.5.7 Regeluitlezing ..... 48<br />

3.5.8 Grafische uitlezing ..... 49<br />

3.5.9 Status meten na bewerking ..... 51<br />

3.6 Machine-uitlezing ..... 52<br />

3.7 Belastingsbewaking ..... 54<br />

3.7.1 Referentiebewerking ..... 54<br />

3.7.2 Productie met belastingsbewaking ..... 55<br />

3.7.3 Grenswaarden bewerken ..... 56<br />

3.7.4 Referentiebewerking analyseren ..... 57<br />

3.7.5 Werken met belastingsbewaking ..... 57<br />

3.7.6 Parameters voor belastingsbewaking ..... 58<br />

4 DIN PLUS ..... 59<br />

4.1 De DIN-programmering ..... 60<br />

4.1.1 Inleiding ..... 60<br />

4.1.2 DIN PLUS-beeldscherm ..... 61<br />

4.1.3 Lineaire en rondassen ..... 62<br />

4.1.4 Maateenheden ..... 63<br />

4.1.5 Onderdelen van het DIN-programma ..... 63<br />

4.2 Informatie over programmering ..... 65<br />

4.2.1 Gelijktijdig bewerken ..... 65<br />

4.2.2 Adresparameters ..... 65<br />

4.2.3 Contourprogrammering ..... 66<br />

4.2.4 Gereedschapsprogrammering ..... 68<br />

4.2.5 Bewerkingscycli ..... 69<br />

4.2.6 NC-subprogramma's ..... 70<br />

4.2.7 Sjabloonbesturing ..... 70<br />

4.2.8 Vertaling van NC-programma's ..... 70<br />

4.3 DIN PLUS-editor ..... 71<br />

4.3.1 Hoofdmenu ..... 72<br />

4.3.2 Menu „Geometrie“ ..... 75<br />

4.3.3 Menu „Bewerking“ ..... 76<br />

4.3.4 Blokmenu ..... 77<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

III<br />

Inhoud


Inhoud<br />

IV<br />

4.4 Programmadeel-aanduidingen ..... 79<br />

4.4.1 PROGRAMMAKOP ..... 79<br />

4.4.2 REVOLVER ..... 80<br />

4.4.3 SPANMIDDEL ..... 82<br />

4.4.4 Contourbeschrijving ..... 82<br />

4.4.5 BEWERKING ..... 83<br />

4.4.6 SUBPROGRAMMA ..... 83<br />

4.5 Geometriefuncties ..... 84<br />

4.5.1 Beschrijving van onbewerkt werkstuk ..... 84<br />

4.5.2 Basiselementen van te draaien contour ..... 84<br />

4.5.3 Vormelementen van de te draaien contour ..... 86<br />

4.5.4 Hulpfuncties voor contourbeschrijving ..... 92<br />

4.5.5 Positie van de contouren ..... 95<br />

4.5.6 Contour voor-/achterkant ..... 96<br />

4.5.7 Mantelvlakcontour ..... 102<br />

4.5.8 Rond patroon met ronde sleuven ..... 108<br />

4.6.2 Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking ..... 110<br />

4.6 Bewerkingsfuncties ..... 110<br />

4.6.1 Toewijzing contour – Bewerking ..... 110<br />

4.6.3 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen ..... 111<br />

4.6.4 Voeding, toerental ..... 113<br />

4.6.5 Beitelradiuscompensatie (SRC/FRC) ..... 115<br />

4.6.6 Nulpuntverschuivingen ..... 116<br />

4.6.7 Overmaten, veiligheidsafstanden ..... 118<br />

4.6.8 Gereedschap, correcties ..... 120<br />

4.7 Draaicycli ..... 122<br />

4.7.1 Contourgerelateerde draaicycli ..... 122<br />

4.7.2 Eenvoudige draaicycli ..... 134<br />

4.8 Schroefdraadcycli ..... 140<br />

4.9 Boorcycli ..... 143<br />

4.10 Bewerking C-as ..... 148<br />

4.10.1 Algemene C-as-functies ..... 148<br />

4.10.2 Bewerking voor-/achterkant ..... 149<br />

4.10.3 Bewerking van mantelvlak ..... 150<br />

4.11 Freescycli ..... 152<br />

Inhoud


4.12 Speciale functies ..... 159<br />

4.12.1 Spanmiddelen in de simulatie ..... 159<br />

4.12.2 Sledesynchronisatie ..... 160<br />

4.12.3 Spilsynchronisatie, werkstukoverdracht ..... 161<br />

4.12.4 Contourcorrectie ..... 164<br />

4.12.5 Tussentijds meten ..... 165<br />

4.12.6 Meten na bewerking ..... 166<br />

4.12.7 Belastingsbewaking ..... 167<br />

4.13 Overige G-functies ..... 168<br />

4.14 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer ..... 173<br />

4.14.2 In-/uitvoer van V-variabelen ..... 174<br />

INPUTA ..... 174<br />

4.15 Programmering van variabelen ..... 175<br />

4.15.1 #-variabelen ..... 175<br />

4.15.2 V-variabelen ..... 177<br />

4.15.3 Sprong, herhaling, voorwaardelijke uitvoering van regel ..... 179<br />

4.16 Subprogramma's ..... 182<br />

4.17 M-functies ..... 183<br />

4.18 Voorbeelden en instructies ..... 184<br />

4.18.1 Bewerkingscyclus programmeren ..... 184<br />

4.18.2 Contourherhalingen ..... 184<br />

4.18.3 Complete bewerking ..... 187<br />

5 Grafische simulatie ..... 195<br />

5.1 De bedrijfsmode simulatie ..... 196<br />

5.1.1 Weergave-elementen, weergaven ..... 197<br />

5.1.2 Bedieningsinstructies ..... 200<br />

5.2 Hoofdmenu ..... 201<br />

5.3 Contoursimulatie ..... 203<br />

5.3.1 Functies van de contoursimulatie ..... 203<br />

5.3.2 Dimensionering ..... 204<br />

5.4 Bewerkingssimulatie ..... 205<br />

5.5 Bewegingssimulatie ..... 207<br />

5.6 Loep ..... 208<br />

5.7 3D-weergave ..... 209<br />

5.8 NC-programma-afloop controleren ..... 210<br />

5.9 Tijdberekening ..... 212<br />

5.10 Synchroonpuntanalyse ..... 213<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

V<br />

Inhoud


Inhoud<br />

6 TURN PLUS ..... 215<br />

VI<br />

6.1 De bedrijfsmode ..... 216<br />

6.2 Programmabeheer ..... 217<br />

6.2.1 TURN PLUS-bestanden ..... 217<br />

6.2.2 Programmakop ..... 218<br />

6.3 Werkstukbeschrijving ..... 219<br />

6.3.1 Invoer van de contour van het onbewerkte werkstuk ..... 219<br />

6.3.2 Invoer van contour van bewerkt werkstuk ..... 220<br />

6.3.4 Aaneengesloten contour overlappen ..... 222<br />

6.3.6 Bedieningsinstructies ..... 225<br />

6.3.7 Hulpfuncties voor de elementinvoer ..... 226<br />

6.4 Contouren onbewerkt werkstuk ..... 228<br />

6.5 Contour van bewerkt werkstuk ..... 229<br />

6.5.1 Elementen van de basiscontour ..... 229<br />

6.5.2 Vormelementen ..... 232<br />

6.5.3 Overlappingselementen ..... 239<br />

6.6 C-as-contouren ..... 242<br />

6.6.1 Contouren aan voor- en achterkant ..... 242<br />

6.7 Contouren manipuleren ..... 256<br />

6.7.2 Trimmen ..... 256<br />

6.7.3 Wijzigen ..... 258<br />

6.7.4 Wissen ..... 259<br />

6.7.5 Invoegen ..... 260<br />

6.7.6 Transformaties ..... 261<br />

6.7.7 Verbinden ..... 263<br />

6.7.8 Opsplisen ..... 263<br />

6.8 DXF-contouren importeren ..... 264<br />

6.8.1 Basisprincipes ..... 264<br />

6.8.2 Configureren van de DXF-import ..... 265<br />

6.8.3 DXF-import ..... 266<br />

6.8.4 DXF-bestanden verzenden en organiseren ..... 266<br />

6.9 Attributen toekennen ..... 267<br />

6.9.1 Attributen van onbewerkt werkstuk ..... 267<br />

6.9.2 Overmaat ..... 267<br />

6.9.3 Voeding/oppervlakteruwheid ..... 267<br />

6.9.4 Nauwkeurige stop ..... 268<br />

6.9.5 Scheidingspunten ..... 268<br />

6.9.6 Bewerkingsattributen ..... 269<br />

Inhoud


6.10 Bedieningshulpmiddelen ..... 273<br />

6.10.1 Calculator ..... 273<br />

6.10.2 Digitaliseren ..... 274<br />

6.10.3 Controle-optie – contourelementen controleren ..... 274<br />

6.10.4 Onvolledig berekende contourelementen ..... 275<br />

6.10.5 Foutmeldingen ..... 276<br />

6.11 Instellen ..... 277<br />

6.11.1 Werkstuk opspannen ..... 277<br />

6.11.2 Gereedschapstabel instellen ..... 284<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG) ..... 286<br />

6.12.1 Gereedschapsoproep ..... 287<br />

6.12.2 Snijgegevens ..... 288<br />

6.12.3 Cyclusspecificatie ..... 288<br />

6.12.4 Bewerkingswijze Voorbewerken ..... 289<br />

6.12.6 Bewerkingswijze boren ..... 299<br />

6.12.7 Bewerkingswijze nabewerken ..... 301<br />

6.12.8 Bewerkingsmethode schroefdraad (G31) ..... 306<br />

6.12.10 Speciale bewerkingen (SB) ..... 309<br />

6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG) ..... 310<br />

6.13.1 Genereren van een werkschema ..... 310<br />

6.13.2 Bewerkingsvolgorde ..... 311<br />

6.14 Controlegrafiek ..... 321<br />

6.15 Configuratie ..... 322<br />

6.16 Bewerkingsinstructies ..... 324<br />

6.16.1 Gereedschapskeuze, revolverbezetting ..... 324<br />

6.16.2 Snijwaarden ..... 325<br />

6.16.3 Koelmiddel ..... 325<br />

6.16.4 Uitdraaien ..... 326<br />

6.16.5 Binnencontouren ..... 326<br />

6.16.6 Boren ..... 328<br />

6.16.7 Complete bewerking ..... 328<br />

6.16.8 Asbewerking ..... 330<br />

6.17 Voorbeeld ..... 332<br />

7 Parameters ..... 337<br />

7.1 De bedrijfsmode Parameters ..... 338<br />

7.1.1 Parametergroepen ..... 338<br />

7.1.2 Parameters bewerken ..... 339<br />

7.2 Machineparameters ..... 341<br />

7.3 Regelparameters ..... 348<br />

7.4 Instelparameters ..... 355<br />

7.5 Bewerkingsparameters ..... 357<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

VII<br />

Inhoud


Inhoud<br />

8 Bedrijfsmiddelen ..... 371<br />

VIII<br />

8.1 Gereedschaps-database ..... 372<br />

8.1.1 Gereedschaps-editor ..... 372<br />

8.1.2 Gereedschapstypen (overzicht) ..... 375<br />

8.1.3 Gereedschapsparameters ..... 377<br />

8.1.4 Multi-gereedschap, standtijdbewaking ..... 384<br />

8.1.5 Informatie over gereedschapsgegevens ..... 385<br />

8.1.6 Gereedschapshouder, opnamepositie ..... 387<br />

8.2 Spanmiddel-database ..... 390<br />

8.2.1 Spanmiddel-editor ..... 390<br />

8.2.2 Spanmiddelgegevens ..... 392<br />

8.3 Technologie-database (snijwaarden) ..... 399<br />

9 Service en diagnose ..... 401<br />

9.1 De bedrijfsmode Service ..... 402<br />

9.2 Service-functies ..... 402<br />

9.2.1 Bedieningsautorisatie ..... 402<br />

9.2.2 Systeemservice ..... 403<br />

9.2.3 Naamlijsten ..... 404<br />

9.3 Onderhoudssysteem ..... 405<br />

9.4 Diagnose ..... 408<br />

10 Overdracht ..... 411<br />

10.1 Bedrijfsmode Transfer ..... 412<br />

10.2 Transmissieprocedure ..... 413<br />

10.2.1 Algemeen ..... 413<br />

10.2.2 Installatie van de data-overdracht ..... 414<br />

10.3 Gegevensoverdracht ..... 417<br />

10.3.1 Vrijgaven, bestandstypen ..... 417<br />

10.3.2 Bestanden zenden en ontvangen ..... 418<br />

10.4 Parameters en bedrijfsmiddelen ..... 420<br />

10.4.1 Parameters en bedrijfsmiddelen converteren ..... 420<br />

10.4.2 Parameters en bedrijfsmiddelen opslaan ..... 422<br />

10.5 Bestandsorganisatie ..... 423<br />

11 Tabellen en overzichten ..... 425<br />

11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters ..... 426<br />

11.1.1 Draaduitloopparameters DIN 76 ..... 426<br />

11.1.2 Draaduitloopparameters DIN 509 E ..... 427<br />

11.1.3 Draaduitloopparameters DIN 509 F ..... 427<br />

11.1.4 Schroefdraadparameters ..... 428<br />

11.1.5 Spoed ..... 429<br />

11.2 Technische informatie ..... 433<br />

11.3 Interfaces randapparatuur ..... 437<br />

Inhoud


1<br />

Inleiding en basisbegrippen


1.1 De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

1.1 De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> is een numerieke contourbesturing<br />

voor draaibanken en draaicentra. Behalve<br />

draaibankbewerkingen kunnen ook frees- of<br />

boorbewerkingen met de C- of Y-as worden uitgevoerd.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de gelijktijdige bewerking<br />

van maximaal 4 werkstukken tijdens het programmeren,<br />

het testen en de producxtie. De complete bewerking<br />

wordt ondersteund bij draaibanken met:<br />

■ roterende afpak-inrichting<br />

■ verplaatsbare tegenspil<br />

■ meerdere spillen, sledes en<br />

gereedschapshouders<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bestuurt maximaal 6 sledes, 4 spillen<br />

en 2 C-assen.<br />

Programmering<br />

Afhankelijk van het onderdelenprogramma en van uw<br />

organisatie kiest u de voor uw specifieke toepassing<br />

meest geschikte programmering.<br />

In TURN PLUS wordt de contour van het onbewerkte<br />

en bewerkte werkstuk grafisch interactief<br />

beschreven. Vervolgens roept u de functie voor het<br />

automatisch genereren van werkschema's (AAG) op.<br />

U krijgt dan met een druk op de druk volautomatisch<br />

het NC-programma. Als alternatief heeft u de functie<br />

voor het interactief genereren van werkschema's<br />

(IAG) tot uw beschikking. Met de IAG bepaalt u de<br />

bewerkingsvolgorde, kiest u het gereedschap en<br />

beïnvloedt u de bewerkingstechniek.<br />

Iedere bewerkingsstap wordt in de controlegrafiek<br />

weergegeven en kan direct worden gecorrigeerd. Het<br />

aanmaken van programma's met de TURN PLUS leidt<br />

tot een gestructureerd DIN PLUS-programma.<br />

Met de TURN PLUS wordt de invoer tot een minimum<br />

beperkt – voorwaarde is echter dat het gereedschap<br />

en de snijgegevens worden beschreven.<br />

Wanneer de TURN PLUS op basis van de<br />

technologische eisen niet het optimale NC-programma<br />

maakt of wanneer bij u het accent ligt op de reductie<br />

van de productietijd, programmeer dan het NCprogramma<br />

in DIN PLUS of optimaliseer het met<br />

TURN PLUS gemaakte DIN PLUS-programma.<br />

DIN PLUS ondersteunt de scheiding van de<br />

geometrische beschrijving van de bewerking van het<br />

werkstuk. DIN PLUS biedt u krachtige<br />

bewerkingscycli. Als de tekening niet volgens NCeisen<br />

is gedimensioneerd, wordt de berekening van<br />

de coördinaten uitgevoerd met de „vereenvoudigde<br />

geometrieprogrammering“.<br />

2<br />

Als alternatief kan het werkstuk in DIN PLUS met rechtlijnige<br />

verplaatsingen, cirkelbogen en eenvoudige draaicycli worden bewerkt,<br />

net als bij de conventionele DIN-programmering.<br />

Zowel de TURN PLUS als de DIN PLUS ondersteunt bewerkingen met<br />

de C- of Y-as, en complete bewerkingen.<br />

Bij de grafische simulatie worden NC-programma's onder<br />

realistische omstandigheden gecontroleerd. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> geeft de<br />

bewerking van maximaal 4 werkstukken in het werkbereik weer.<br />

Daarbij worden de onbewerkte en bewerkte werkstukken,<br />

spaninrichtingen en gereedsschap op schaal weergegeven.<br />

U kunt direct op de machine - ook parallel aan het productiebedrijf -<br />

programmeren en NC-programma's testen.<br />

Ongeacht of u eenvoudige of ingewikkelde werkstukken, afzonderlijke<br />

onderdelen, één serie of grote series op draaicentra maakt, biedt de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> altijd de juiste ondersteuning.<br />

1 Inleiding en basisbegrippen


De C-as<br />

Met de C-as voert u boor- en freesbewerkingen aan<br />

de voor- en achterkant, en op het mantelvlak uit.<br />

Bij gebruik van de C-as interpoleert een as lineair of<br />

cirkelvorming in het ingestelde bewerkingsvlak met<br />

de spil, terwijl de derde as lineair interpoleert.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt het maken van NCprogramma's<br />

met de C-as bij:<br />

■ DIN PLUS<br />

■ contourdefinitie met TURN PLUS<br />

■ werkschema's maken met TURN PLUS<br />

De Y-as<br />

Met de Y-as voert u boor- en freesbewerkingen aan de<br />

voor- en achterkant, en op het mantelvlak uit.<br />

Bij gebruik van de Y-as interpoleren twee assen lineair<br />

of cirkelvormig in het ingestelde bewerkingsvlak,<br />

terwijl de derde as lineair interpoleert. Daarmee<br />

kunnen bijvoorbeeld sleuven of kamers met platte<br />

grondvlakken en verticale sleufranden worden<br />

geproduceerd. Door het instellen van de spilhoek<br />

bepaalt u de positie van de te frezen contour op het<br />

werkstuk.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt het maken van NCprogramma's<br />

met de C-as bij:<br />

■ DIN PLUS<br />

■ contourdefinitie met TURN PLUS<br />

■ werkschema's maken met TURN PLUS<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

3<br />

1.1 De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>


1.1 De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

Complete bewerking<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de complete bewerking<br />

voor alle gangbare machine-ontwerpen. U heeft<br />

daarbij de beschikking over functies zoals<br />

gesynchroniseerde overgave van werkstukken bij<br />

draaiende spil, verplaatsen naar een vaste aanslag,<br />

gecontroleerd afsteken en coördinatentransformatie.<br />

Dit garandeert een complete bewerking in een zo kort<br />

mogelijke tijd en een eenvoudige programmering.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de complete bewerking<br />

bij:<br />

■ DIN PLUS<br />

■ contourdefinitie met TURN PLUS<br />

■ werkschema's maken met TURN PLUS<br />

4<br />

1 Inleiding en basisbegrippen


1.2 Bedrijfsmodi<br />

De functies van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> zijn in de volgende bedrijfsmodi<br />

onderverdeeld:<br />

Bedrijfsmode Handbediening<br />

In de bedrijfsmode ”Handbediening” stelt u de machine in en<br />

verplaatst u de assen handmatig.<br />

Bedrijfsmode Automatisch bedrijf<br />

In de bedrijfsmode ”Automatisch bedrijf” worden de NCprogramma's<br />

uitgevoerd. Deze besturen en bewaken de<br />

productie van de werkstukken.<br />

Programmeerbedrijfsmode DIN PLUS<br />

Met ”DIN PLUS” maakt u gestructureerde NC-programma's.<br />

U beschrijft eerst de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk en programmeert vervolgens de afzonderlijke<br />

bewerkingen.<br />

Programmeerbedrijfsmode Simulatie<br />

Met de bedrijfsmode ”Simulatie” worden geprogrammeerde<br />

contouren, verplaatsingen en verspaningsbewerkingen<br />

grafisch weergegeven. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt op schaal<br />

rekening met het werkbereik, het gereedschap en de<br />

spanmiddelen.<br />

Tijdens de simulatie berekent de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de hoofd- en<br />

bijkomende tijden voor elk gereedschap. Bij draaibanken met<br />

meerdere sledes ondersteunt de synchroonpuntanalyse de<br />

optimalisering van het NC-programma.<br />

Programmeerbedrijfsmode TURN PLUS<br />

Met ”TURN PLUS” kunt u de werkstukcontour grafisch<br />

interactief beschrijven. Voor het automatisch genereren van<br />

werkschema's (AAG) hoeft u alleen nog het materiaal en de<br />

spaninrichtingen in te geven - de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt met een<br />

druk op de knop het NC-programma. Als alternatief kunt u het<br />

werkschema grafisch interactief maken (IAG).<br />

Bestuurbedrijfsmode Parameter<br />

De systeemwerking van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> wordt via parameters<br />

geregeld. In deze bedrijfsmode stelt u de parameters in en<br />

stemt u zo de besturing op uw specifieke situatie af.<br />

In deze bedrijfsmode worden bovendien de bedrijfsmiddelen<br />

(gereedschap en spanmiddelen) en de snijwaarden<br />

beschreven.<br />

Bestuurbedrijfsmode Service<br />

In de bedrijfsmode ”Service” kunt u als gebruiker inloggen<br />

voor functies die met een wachtwoord zijn beveiligd, kiest u de<br />

dialoogtaal en voert u systeeminstellingen uit. Verder heeft u<br />

ook de beschikking over diagnosefuncties voor inbedrijfstelling<br />

en systeemcontrole.<br />

Bestuurbedrijfsmode Overdracht<br />

In de bedrijfsmode ”Overdracht” wisselt u gegevens met<br />

andere systemen uit, organiseert u uw programma's en<br />

beveilgt u uw gegevens.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

De eigenlijke „besturing“ blijft verborgen voor de<br />

operator. U dient zich echter te realiseren dat<br />

ingegeven TURN PLUS- en DIN PLUS-programma's<br />

op de ingebouwde harde schijf worden opgeslagen.<br />

Het voordeel hiervan is, dat een zeer groot aantal<br />

programma's kan worden opgeslagen.<br />

Voor de uitwisseling en beveiliging van gegevens<br />

heeft u de beschikking over de Ethernet-interface .<br />

Ook kunnen via de seriële interface (RS232)<br />

gegevens worden uitgewisseld.<br />

5<br />

1.2 Bedrijfsmodi


1.3 Configuraties (opties)<br />

1.3 Configuraties (opties)<br />

De machinefabrikant configureert de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> op basis van de<br />

specifieke condities van de draaibank. Bovendien heeft u de<br />

beschikking over de onderstaande uitbreidingsmogelijkheden (opties),<br />

waarmee de besturing op uw specifieke behoefte kan worden<br />

afgestemd:<br />

■ TURN PLUS<br />

Grafisch interactieve contourdefinitie<br />

■ Grafische werkstukbeschrijving voor onbewerkte en bewerkte<br />

werkstukken<br />

■ Geometrieprogramma voor berekening en weergave van nietgedimensioneerde<br />

contourpunten<br />

■ Eenvoudige invoer van gestandaardiseerde vormelementen, b.v.<br />

afschuiningen, afrondingen, insteken, draaduitlopen, schroefdraad of<br />

passingen<br />

■ Eenvoudige toepassing van transformaties zoals verplaatsen,<br />

roteren, spiegelen of kopiëren<br />

Grafisch interactief DIN PLUS-programma's maken<br />

■ individuele keuze van soort bewerking<br />

■ keuze van gereedschap en vastleggen van snijgegevens<br />

■ directe grafische verspaningscontrole<br />

■ directe correctiemogelijkheid<br />

Automatisch maken van DIN PLUS-programma's<br />

■ automatische gereedschapskeuze<br />

■ automatisch maken van werkschema<br />

■ TURN PLUS – Uitbreiding C- en Y-as<br />

■ C-as: weergave v.d. programmering in de aanzichten: XC-vlak<br />

(voor-/achterkant) en ZC-vlak (manteluitslag)<br />

■ Y-as: weergave v.d. programmering in de aanzichten: XY-vlak (voor-<br />

/achterkant) YZ-vlak (bovenaanzicht)<br />

■ boor- en figuurpatronen<br />

■ bewerkingscycli<br />

■ interactief of automatisch opstellen van werkschema – ook voor<br />

C- en Y-asbewerking<br />

■ TURN PLUS – Uitbreiding tegenspil<br />

■ omspannen met expertprogramma<br />

■ interactief of automatisch maken van werkschema – ook voor<br />

het omspannen en de tweede opspanning<br />

■ Tussentijds meten<br />

■ met schakelende meettaster<br />

■ voor het instellen van gereedschap<br />

■ voor het meten van werkstukken<br />

■ Meten na bewerking<br />

■ aansluiting van de meetapparatuur via de RS232-interface<br />

■ verwerking van de meetresultaten in „Automatisch bedrijf“<br />

Opties kunnen meestal naderhand worden aangebracht. Neem<br />

hiervoor contact op met uw leverancier.<br />

6<br />

In deze beschrijving wordt met alle opties<br />

rekening gehouden. Daarom kunnen de<br />

bedieningsstappen op uw machine<br />

afwijken van de hierin beschreven<br />

bedieningsprocedure, als uw systeem niet<br />

met een bepaalde optie is uitgevoerd.<br />

1 Inleiding en basisbegrippen


1.4 Basisprincipes<br />

Asaanduidingen<br />

De dwarsslede wordt aangeduid als X-as en de bedslede als Z-as.<br />

Alle getoonde en ingegeven X-waarden worden als diameter<br />

beschouwd. In TURN PLUS kunt u ingeven of X-waarden als diameterof<br />

radiuswaarden moeten worden geïnterpreteerd.<br />

Draaibanken met Y-as: de Y-as staat loodrecht op de X- en Z-as<br />

(cartesiaans systeem).<br />

Voor verplaatsingen geldt het volgende:<br />

■ verplaatsingen in plus-richting verwijderen zich van het werkstuk<br />

■ verplaatsingen in min-richting gaan naar het werkstuk toe<br />

Coördinatenstelsel<br />

De coördinaatgegevens van de hoofdassen X, Y en Z zijn gerelateerd<br />

aan het werkstuknulpunt – afwijkingen van deze regel worden<br />

vermeld.<br />

Hoekgegevens voor de C-as zijn gerelateerd aan het „nulpunt van de<br />

C-as“ (voorwaarde: de C-as is als hoofdas geconfigureerd).<br />

Absolute coördinaten<br />

Wanneer de coördinaten van een positie betrekking hebben op het<br />

werkstuknulpunt, worden ze absolute coördinaten genoemd. Elke<br />

positie van een werkstuk kan door absolute coördinaten eenduidig<br />

worden vastgelegd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

7<br />

1.4 Basisbegrippen


1.4 Basisbegrippen<br />

Incrementele coördinaten<br />

Incrementele coördinaten hebben betrekking op de laatst<br />

geprogrammeerde positie. Met incrementele coördinaten wordt de<br />

maat tussen de laatste en de daaropvolgende positie aangegeven.<br />

Elke positie van een werkstuk wordt duidelijk door incrementele<br />

coördinaten vastgelegd.<br />

Poolcoördinaten<br />

Positie-aanduidingen op het kop- of mantelvlak kunt met behulp van<br />

cartesiaanse coördinaten of poolcoördinaten ingeven.<br />

Bij een maatvoering met behulp van poolcoördinaten is een positie op<br />

het werkstuk duidelijk vastgelegd door diameter en hoek.<br />

U kunt poolcoördinaten absoluut of incrementeel ingeven.<br />

Maateenheden<br />

U kunt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> „metrisch“ of „in inches“ programmeren en<br />

bedienen. Voor de invoer en weergave gelden de in de tabel vermelde<br />

maateenheden.<br />

8<br />

Maten metrisch inch<br />

Coördinaten mm inch<br />

Lengtes mm inch<br />

Hoek graden graden<br />

Toerental omw/min omw/min<br />

Snijsnelheid m/min ft/min<br />

Voeding per omwenteling mm/omw inch/omw<br />

Voeding per minuut mm/min inch/min<br />

Versnelling m/s2 ft/s2 1 Inleiding en basisbegrippen


Machinereferentiepunten<br />

Machinenulpunt<br />

Het snijpunt van de X-as met de Z-as wordt machinenulpunt<br />

genoemd. Bij een draaibank is dit meestal het snijpunt van de spilas<br />

met het spilvlak. De letteraanduiding is „M“.<br />

Werkstuknulpunt<br />

Voor de bewerking van een werkstuk is het eenvoudiger het<br />

referentiepunt in overeenstemming met de maatvoering op de<br />

tekening op het werkstuk te positioneren. Dit punt wordt<br />

„werkstuknulpunt“ genoemd. De letteraanduiding is „W“.<br />

Referentiepunt<br />

Het hangt van de toegepaste meetsystemen af, of de besturing bij het<br />

uitschakelen haar positie ”vergeet”. Is dit het geval, dan moet u na het<br />

inschakelen van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> vaste referentiepunten aanlopen. Het<br />

systeem kent de afstanden tussen de referentiepunten en het<br />

machinenulpunt.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

9<br />

1.4 Basisbegrippen


1.5 Gereedschapsmaten<br />

1.5 Gereedschapsmaten<br />

Voor de aspositionering, de berekening van de<br />

beitelradiuscompensatie, de berekening van de snede-opdeling bij<br />

cycli etc. heeft de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> gereedschapsgegevens nodig.<br />

Gereedschapslengte<br />

Die geprogrammeerde en aangegeven positiewaarden hebben<br />

betrekking op de afstand tussen gereedschapspunt en werkstuknulpunt.<br />

Het systeem zelf kent echter uitsluitend de absolute positie van de<br />

gereedschapshouder (slede). Voor de bepaling en weergave van de<br />

gereedschapspuntpositie heeft de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de maten XE en ZE<br />

nodig, en bij boren en frezen voor Y-asbewerkingen bovendien maat Y.<br />

Gereedschapscorrecties<br />

De gereedschapspunt van het gereedschap slijt tijdens de verspaning.<br />

Om deze slijtage te compenseren, maakt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> gebruik van<br />

correctiewaarden. De correctiewaarden worden bij de lengtematen<br />

opgeteld.<br />

Beitelradiuscompensatie (SRC)<br />

Draaigereedschap is afgerond aan de gereedschapspunt. Hierdoor<br />

ontstaan onnauwkeurigheden bij de bewerking van kegels,<br />

afschuiningen en radiussen die met behulp van de<br />

beitelradiuscorrectie worden gecompenseerd.<br />

Geprogrammeerde verplaatsingen zijn gerelateerd aan de theoretische<br />

gereedschapspunt S. De SRK berekent een nieuwe verplaatsing, de<br />

equidistante, om deze fout te compenseren.<br />

Freesradiuscompensatie (FRC)<br />

Bij de freesbewerking is de uitwendige diameter van de frees<br />

bepalend voor het maken van de contour. Zonder FRC is het<br />

middelpunt van de frees het referentiepunt bij verplaatsingen. De FRC<br />

berekent een nieuwe verplaatsing, de equidistante, om deze fout te<br />

compenseren.<br />

10<br />

1 Inleiding en basisbegrippen


Bedieningsinstructies2


2.1 Bedieningsinterface<br />

2.1 Bedieningsinterface<br />

2.1.1 Beeldschermweergaves<br />

1 Bedrijfsmoderegel<br />

Geeft de status van de bedrijfsmodi weer.<br />

■ De actieve bedrijfsmode is donkergrijs<br />

gemarkeerd.<br />

■ Programmeer- en bestuurbedrijfsmodi:<br />

– de gekozen bedrijfsmode staat rechts naast<br />

symbool<br />

– aanvullende informatie zoals het gekozen<br />

programma, handeling etc. worden onder de<br />

bedrijfsmodesymbolen weergegegeven.<br />

2 Menubalk en pulldown-menu's<br />

voor het selecteren van functies<br />

3 Werkvenster<br />

Inhoud en indeling zijn afhankelijk van de bedrijfsmode.<br />

Enkele programmeer- en bestuurbedrijfsmodi<br />

overlappen de machine-uitlezing.<br />

4 Machine-uitlezing<br />

Actuele status van de machine<br />

(gereedschapspositie, de cyclus- en spilstatus,<br />

actieve gereedschap etc.). De machine-uitlezing kan<br />

worden geconfigureerd.<br />

5 Statusregel<br />

■ Simulatie, TURN PLUS: uitlezing van actuele<br />

instellingen resp. instructies voor de volgende<br />

bedieningsstappen<br />

■ Andere bedrijfsmodi: uitlezing van de laatste<br />

foutmelding<br />

6 Datumveld en Service-sein<br />

■ Uitlezing van datum en tijd<br />

■ Een gekleurde achtergrond signaleert een fout of<br />

een PLC-melding<br />

■ Het ”service-sein” geeft de staat van onderhoud<br />

van de machine aan (zie „9. 3 Onderhoudssysteem“)<br />

7 Softkey-balk<br />

Geeft de eigenlijke betekenis van de softkeys weer.<br />

8 Verticale softkey-balk<br />

Geeft de eigenlijke betekenis van de softkeys weer.<br />

Voor meer informatie zie het machinehandboek<br />

12<br />

2<br />

1<br />

4<br />

5<br />

7<br />

3<br />

2 Bedieningsinstructies<br />

8<br />

6


2.1.2 Bedieningselementen<br />

Beeldscherm met<br />

■ horizontale en verticale softkeys: de betekenis<br />

wordt boven resp. naast de softkeys weergegeven<br />

Extra toetsen (dezelfde functie als de toetsen van<br />

het bedieningspaneel):<br />

■ ESC<br />

■ INS<br />

Bedieningspaneel met<br />

■ Alfanumeriek toetsenbord met geïntegreerd<br />

veld van 3 * 3<br />

■ Toetsen voor keuze van bedrijfsmode<br />

■ Touchpad: Voor positioneren van de cursor<br />

(menu- of softkey-keuze, keuze uit lijsten, kiezen<br />

van invoervelden etc.)<br />

Machinebedieningspaneel met<br />

■ bedieningselementen voor handbediening en<br />

automatisch bedrijf van de draaibank<br />

(cyclustoetsen, jogtoetsen etc.)<br />

■ handwiel voor het nauwkeurig positioneren bij<br />

handbediening<br />

■ override-draaiknop voor voedings-override<br />

Bedieningsinstructies voor het touchpad:<br />

In de regel kunt u het touchpad als alternatief voor de<br />

cursortoetsen gebruiken. De toetsen onder het<br />

touchpad worden hierna als linker- en<br />

rechtermuisknop aangeduid.<br />

De functies en de bediening van het touchpad zijn<br />

gebaseerd op de muisbediening van de WINDOWSsystemen.<br />

■ Eenmaal klikken met linkermuisknop of eenmaal<br />

aanraken van muispad:<br />

■ de cursor wordt in lijsten of invoervensters<br />

gepositioneerd<br />

■ menu-items, softkeys of knoppen, worden<br />

geactiveerd<br />

■ Dubbelkliiken met linkermuisknop of tweemaal<br />

aanraken van muispad: in lijsten wordt het gekozen<br />

element geactiveerd (het invoervenster wordt<br />

geactiveerd)<br />

■ Eenmaal klikken met rechtermuisknop:<br />

■ komt overeen met ESC-toets – voorwaarde: de<br />

ESC-toets is in deze situatie toegestaan<br />

(bijvoorbeeld één menustap terug)<br />

■ dezelfde functie als de linkermuisknop bij keuze<br />

van softkeys of knoppen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

13<br />

2.1 Bedieningsinterface


2.1 Bedieningsinterface<br />

2.1.3 Keuze van bedrijfsmode<br />

U kunt altijd een andere bedrijfsmode kiezen. Bij het veranderen van<br />

bedrijfsmode blijft deze in de functie staan die bij het verlaten daarvan<br />

actief was.<br />

Bij de programmeer- en bestuurbedrijfsmodi wordt onderscheid<br />

gemaakt tussen de volgende situaties:<br />

■ geen bedrijfsmode geselecteerd (er staat niets naast het<br />

bedrijfsmodepictogram): kies de gewenste bedrijfsmode via het<br />

menu<br />

■ bedrijfsmode geselecteerd (wordt naast het bedrijfsmodepictogram<br />

weergegeven): de functies van deze bedrijfsmode zijn beschikbaar.<br />

In de programmeer- en bestuurbedrijfsmode kunt u met een softkey<br />

of door telkens indrukken van de desbetreffende bedrijfsmodetoets<br />

naar een andere bedrijfmode omschakelen.<br />

2.1.4 Selecteren van functies, gegevensinvoer<br />

Menubalk en pulldown-menu's<br />

Vóór de afzonderlijke menu-items staat een symbool (3 * 3 veld) met<br />

een gemarkeerde positie. Dit veld correspondeert met het numerieke<br />

toetsenbord. Druk op de ”gemarkeerde toets” om de functie te<br />

selecteren.<br />

De functiekeuze begint in de menubalk, dan volgen de pulldownmenu's.<br />

In een pulldown-menu drukt u dan weer op de cijfertoets die<br />

aan het menu-item is toegekend - als alternatief kiest u met het<br />

touchpad of ”pijl omhoog/omlaag” het gewenste menu-item en drukt<br />

u op Return.<br />

Softkey-balk<br />

De betekenis van de softkeys is afhankelijk van de bedieningssituatie<br />

op dat moment.<br />

Bepaalde softkeys werken als „tuimelschakelaars“. De bedrijfsmode<br />

is ingeschakeld, wanneer het bijbehorende veld „actief“ is (gekleurde<br />

achtergrond). De instelling blijft bestaan, totdat u de functie weer<br />

uitschakelt.<br />

Lijstverwerking<br />

DIN PLUS-programma's, gereedschaps- en parameterlijsten etc.<br />

worden in tabelvorm weergegeven. U kunt met het touchpad of de<br />

cursortoetsen in de tabel ”navigeren”, om de gegevens te bekijken, de<br />

positie voor gegevensinvoer of elementen voor handelingen zoals<br />

wissen, kopiëren, wijzigen, etc. te selecteren.<br />

Nadat de positie in de tabel of het element in de tabel eenmaal is<br />

geselecteerd, drukt u op de Enter-, INS- of DEL-toets, om de<br />

desbetreffende bewerking uit te voeren.<br />

14<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Toetsen voor keuze van bedrijfsmode: n<br />

Bedrijfsmode Handbediening<br />

Bedrijfsmode Automatisch bedrijf<br />

Programmeerbedrijfsmodi<br />

Bestuurbedrijfsmodi<br />

2 Bedieningsinstructies


Gegevensinvoer<br />

Gegevens worden in invoervensters ingevoerd en<br />

gewijzigd. In een invoervenster zijn meerdere<br />

invoervelden ondergebracht. U plaatst de cursor met<br />

het touchpad of ”pijl omhoog/omlaag” in het<br />

invoerveld.<br />

Wanneer de cursor op het invoerveld staat, kunt u<br />

gegevens invoeren. Bestaande gegevens worden<br />

overschreven. Met ”pijl naar links/pijl naar rechts”<br />

verplaatst u de cursor naar een positie in het<br />

invoerveld, om afzonderlijke tekens te wissen of toe<br />

te voegen. Met ”pijl omhoog/omlaag” of ”Enter”<br />

wordt de gegevensinvoer in een invoerveld<br />

afgesloten.<br />

Bij sommige dialogen is het aantal invoervelden te<br />

groot voor één venster. In dat geval wordt gebruik<br />

gemaakt van meer invoervensters. Dit is te zien aan<br />

het vensternummer in de kopregel. Met ”PgUp/<br />

PgDn” wisselt u van invoervenster.<br />

Wanneer u op de knop ”OK” drukt, worden<br />

ingevoerde of gewijzigde gegevens overgenomen. Als<br />

alternatief kunt u, ongeacht de cursorpositie, op de<br />

INS-toets drukken. Met de knop „Afbreken” of met<br />

de ESC-toets wordt de invoer van gegevens of<br />

wijzigingen afgebroken.<br />

Als de dialoog meerdere invoervensters omvat,<br />

worden de gegevens al overgenomen wanneer op<br />

”PgUp/PgDn” wordt gedrukt.<br />

Knoppen<br />

Bij de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> kunt u per knop diverse<br />

bedieningsmogelijkheden selecteren. Voorbeelden van<br />

knoppen: „knop OK en Afbreken“ om de dialoogbox<br />

af te sluiten, de knoppen voor „Uitgebreide invoer“,<br />

etc.<br />

Selecteer de knop en druk op „Enter“.<br />

Let op: in plaats van de „knop OK of Afbreken“ te<br />

selecteren, kunt u op de INS- of ESC-toets drukken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

15<br />

2.1 Bedieningsinterface


2.2 Info-systeem<br />

2.2 Info-systeem<br />

Het info-systeem levert u uittreksels uit het<br />

gebruikershandboek ”op het beeldscherm”. Het<br />

systeem is opgebouwd uit info-onderwerpen, die<br />

vergelijkbaar zijn met hoofdstukken in een boek. In de<br />

kopregel van het infovenster wordt het geselecteerde<br />

onderwerp en het bladzijdenummer vermeld.<br />

De ”info” geeft informatie over de actuele<br />

bedieningstoestand contextgevoelige helpfunctie).<br />

Bovendien kunt u de info-onderwerpen via de<br />

inhoudsopgave of de index kiezen. Daarvoor kiest u<br />

het gewenste onderwerp/trefwoord en drukt u op<br />

”Onderwerpkeuze” (of Enter).<br />

Kruisverwijzingen in de tekst zijn gemarkeerd.<br />

Selecteer de kruisverwijzing en ga met<br />

”Onderwerpkeuze” (of Enter) naar het onderwerp.<br />

Met „Onderwerp terug“ keert u terug naar het vorige<br />

onderwerp.<br />

Foutinfo<br />

Druk in geval van een foutmelding op de infotoets of<br />

ga in de „foutweergave“ met de cursor naar de<br />

foutmelding en druk vervolgens op de infotoets. U<br />

krijgt dan meer informatie over de foutmelding.<br />

16<br />

Info-systeem oproepen.<br />

Info-systeem afsluiten<br />

Softkeys<br />

met de cursor springt u naar<br />

■ de geselecteerde kruisverwijzing<br />

■ het geselecteerde onderwerp van de inhoudsopgave<br />

■ het geselecteerde onderwerp van de naamlijst<br />

gaat terug naar het ”laatste” info-onderwerp<br />

roept de inhoudsopgave met het overzicht van de infoonderwerpen<br />

op. De inhoudsopgave is in meerdere<br />

niveaus opgebouwd.<br />

roept de naamlijst op<br />

„bladert“ naar het vorige info-onderwerp<br />

„bladert“ naar het volgende info-onderwerp<br />

(of PgUp) vorige info-pagina<br />

(of PgDn) volgende info-pagina<br />

2 Bedieningsinstructies


2.3 Foutsysteem<br />

2.3.1 Directe foutmeldingen<br />

Er wordt gebruik gemaakt van directe foutmeldingen,<br />

wanneer directe foutcorrectie mogelijk is. U bevestigt<br />

de melding en corrigeert de fout. Voorbeeld: de<br />

ingegeven waarde van de parameter ligt buiten het<br />

geldige bereik.<br />

Informatie in de foutmelding:<br />

■ Beschrijving van de fout: verklaart de fout<br />

■ Foutnummer: wanneer u contact opneemt over<br />

serviceaangelegenheden<br />

■ Tijdstip waarop de fout is opgetreden (voor uw<br />

informatie)<br />

Symbolen<br />

Waarschuwing<br />

De programma-uitvoering/bediening<br />

wordt voortgezet. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt<br />

u attent op het ”probleem”.<br />

Fout<br />

De programma-uitvoering/bediening<br />

wordt gestopt. Herstel de fout voordat u<br />

verderwerkt.<br />

2.3.2 Foutweergave, PLC-uitlezing<br />

Foutweergave<br />

Als tijdens het opstarten van het systeem, tijdens<br />

bedrijf of tijdens de programma-afloop fouten<br />

optreden, dan wordt dit in het datumveld gemeld, in<br />

de statusregel aangegeven en in de foutweergave<br />

opgeslagen.<br />

Zolang er foutmeldingen zijn, licht de datumweergave<br />

rood op.<br />

Bedieningsinstructies<br />

opent de ”foutweergave”.<br />

meer informatie over de door de cursor<br />

gemarkeerde fout<br />

foutweergave verlaten<br />

wist de door de cursor gemarkeerde<br />

foutmelding<br />

wist alle foutmeldingen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

17<br />

2.3 Foutsysteem


2.3 Foutsysteem<br />

Informatie in de foutmelding:<br />

■ Beschrijving van de fout: verklaart de fout<br />

■ Foutnummer: wanneer u contact opneemt over<br />

serviceaangelegenheden<br />

■ Kanaalnummer: slede waarin de fout is<br />

opgetreden<br />

■ Tijdstip waarop de fout is opgetreden (voor uw<br />

informatie)<br />

■ Foutklasse (alleen bij fouten):<br />

■ Achtergrond: de melding is bedoeld als<br />

informatie of er is een ”kleine” fout opgetreden.<br />

■ Afbreken: het lopende proces (uitvoering van een<br />

cyclus, verplaatsingscommando etc.) is<br />

afgebroken. Nadat de fout is verholpen, kunt u<br />

verder werken.<br />

■ Noodstop: Verplaatsingen en de uitvoering van<br />

het DIN-programma werden gestopt. Nadat de fout<br />

is verholpen, kunt u verder werken.<br />

■ Reset: Verplaatsingen en de uitvoering van het<br />

DIN-programma werden gestopt. Schakel het<br />

systeem korte tijd uit en start het weer. Neem<br />

contact op met uw leverancier als deze fout zich<br />

nogmaals voordoet.<br />

Systeemfouten, interne fouten<br />

Als er een systeemfout of een interne fout optreedt,<br />

noteert u dan alle gegevens met betrekking tot deze<br />

melding en informeert u de leverancier. Een interne<br />

fout kunt u niet verhelpen. Schakel de besturing uit en<br />

start deze opnieuw op.<br />

Waarschuwingen tijdens de simulatie<br />

Indien er bij de simulatie van een NC-programma<br />

waarschuwingsmeldingen verschijnen, toont de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> dit in de statusregel (zie „5.1.2<br />

Bedieningsinstructies“).<br />

PLC-uitlezing<br />

Het PLC-venster wordt voor PLC-meldingen en de<br />

PLC-diagnose gebruikt. In het machinehandboek vindt<br />

u informatie over het PLC-venster.<br />

U gaat naar het PLC-venster door het foutvenster te<br />

openen (foutstatustoets) en vervolgens op de softkey<br />

„PLC Diagnose“ te drukken.<br />

Met de ESC-toets verlaat u het PLC-venster; met de<br />

softkey „<strong>CNC</strong> Diagnose“ gaat u naar het foutvenster<br />

terug.<br />

18<br />

Softkeys<br />

schakelt naar PLC-uitlezing om<br />

hiermee worden alle foutmeldingen gewist<br />

terug naar de foutweergave<br />

2 Bedieningsinstructies


2.4 Gegevensbeveiliging<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat NC-programma's, gegevens van<br />

bedrijfsmiddelen en parameters op de harde schijf op. Omdat<br />

beschadiging van de harde schijf, bijvoorbeeld door een te grote<br />

trillings- of schokbelasting, niet uit te sluiten is, adviseert<br />

HEIDENHAIN u de gemaakte programma's, gegevens van<br />

bedrijfsmiddelen en parameters regelmatig op een PC op te slaan.<br />

Op de PC kunt u van DataPilot <strong>4290</strong>, het WINDOWS-programma<br />

”Explorer” of andere geschikte programma's voor<br />

gegevensbeveiliging gebruik maken.<br />

Voor de uitwisseling en beveiliging van gegevens heeft u de<br />

beschikking over de Ethernet-interface . Ook kunnen via de seriële<br />

interface (RS232) gegevens worden uitgewisseld (zie ”10.2<br />

Transmissieprocedure“).<br />

2.5 Begripsverklaring<br />

■ Cursor: in lijsten of bij de gegevensinvoer is een element in de lijst,<br />

een invoerveld of een teken gemarkeerd. Deze „markering“ wordt<br />

cursor genoemd.<br />

■ Cursortoetsen: met de „pijltoetsen“, „PgUp/PgDn“ of het touchpad<br />

verplaatst u de cursor.<br />

■ Navigeren: in lijsten of in het invoerveld verplaatst u de cursor om<br />

de positie te selecteren die u wilt bekijken, wijzigen, aanvullen of<br />

wissen. U „navigeert“ door de lijst.<br />

■ Actieve/niet-actieve functies, menu-items: functies of softkeys<br />

die op dit moment niet kunnen worden gekozen, worden „kleurloos“<br />

weergegeven.<br />

■ Dialoogbox: andere naam voor een invoervenster.<br />

■ Bewerken: het wijzigen, invoegen en wissen van parameters,<br />

commando's etc. in de programma's, gereedschapsgegevens of<br />

parameters wordt „bewerken“ genoemd.<br />

■ Default-waarde: wanneer aan parameters van de DINcommando's<br />

of aan andere parameters waarden zijn toegekend,<br />

spreken we van „default-waarden“.<br />

■ Byte: de capaciteit van disks wordt in „Byte“ aangegeven. Omdat<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> van een harde schijf is voorzien, wordt de<br />

programmalengte (bestandslengte) ook in Byte aangegeven.<br />

■ Extensie: bestandsnamen bestaan uit de eigenlijke „naam“ en de<br />

„extensie“. De naam en extensie zijn door een „.“ van elkaar<br />

gescheiden. Met de extensie wordt het bestandstype aangegeven.<br />

Voorbeelden:<br />

■ „*.NC“ DIN-programma's<br />

■ „*.NCS“ DIN-subprogramma's<br />

■ „*.MAS“ Machineparameters<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

19<br />

2.4 Gegevensbeveiliging; 2.5 Begripsverklaring


Handbediening en<br />

automatisch bedrijf<br />

3<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 21


3.1 Inschakelen, uitschakelen, referentieprocedure<br />

3.1 Inschakelen, uitschakelen,<br />

referentieprocedure<br />

3.1.1 Inschakelen en referentieprocedure<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont in de kopregel de afzonderlijke<br />

stappen van de systeemstart. Vervolgens vraagt de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> u een bedrijfsmode te kiezen.<br />

Of er een referentieprocedure nodig is, hangt af van<br />

de voor uw machine gebruikte meetapparaten:<br />

■ EnDat-sensor: er is geen referentieprocedure<br />

vereist<br />

■ afstandsgecodeerde sensor: de positie van de<br />

assen is na een korte referentieprocedure bepaald<br />

■ standaardsensor: de assen verplaatsen zich naar<br />

bekende machinevaste punten<br />

Bij „Referentie automatisch“ volgen alle assen de<br />

referentieprocedure, bij „Referentie tippen“ volgt één<br />

as de referentieprocedure.<br />

Referentie automatisch (alle assen)<br />

Kies „Ref – Referentie automatisch“<br />

<<br />

„Status referentieprocedure“ informeert u over de<br />

actuele status. Assen waarvoor de<br />

referentieprocedure niet is uitgevoerd, worden grijs<br />

weergegeven.<br />

<<br />

Sledes waarvoor de referentieprocedure moet<br />

worden uitgevoerd of „alle sledes“ instellen<br />

(dialoogbox „Referentie automatisch“)<br />

<<br />

De referentieprocedure wordt<br />

uitgevoerd<br />

22<br />

Onderbreekt de referentieprocedure –<br />

bij cyclusstart wordt de<br />

referentieprocedure voortgezet<br />

Breekt de referentieprocedure af<br />

<<br />

Na beëindiging van de referentieprocedure:<br />

■ wordt de digitale uitlezing geactiveerd<br />

■ kan automatisch bedrijf worden gekozen<br />

■ De volgorde waarin de referentiepunten van de assen<br />

worden aangelopen, is in machineparameter 203, 253, ..<br />

vastgelegd.<br />

■ Dialoogbox „Referentie automatisch“ verlaten: druk op<br />

cyclusstop<br />

De software-eindschakelaars functioneren pas na de<br />

referentieprocedure.<br />

Bewaking van de EnDat-sensoren<br />

Wanneer uw machine met EnDat-sensoren is uitgerust, slaat de<br />

besturing de asposities bij uitschakeling op. Bij inschakeling<br />

vergelijkt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voor elke as de inschakelpositie met de<br />

opgeslagen uitschakelpositie.<br />

In geval van verschillen verschijnt een van de volgende meldingen:<br />

■ „As is na uitschakeling van de machine verplaatst.“<br />

Actuele positie controleren en bevestigen als de as werkelijk is<br />

verplaatst.<br />

■ „Opgeslagen sensorpositie van de as is ongeldig.“<br />

Deze melding is correct wanneer de besturing voor de eerste<br />

keer wordt ingeschakeld of wanneer de sensor of andere<br />

betreffende componenten van de besturing zijn vervangen.<br />

■ „Parameters zijn gewijzigd. Opgeslagen sensorpositie van de as<br />

is ongeldig.“<br />

Deze melding is correct wanneer er configuratieparameters zijn<br />

gewijzigd.<br />

Een defecte sensor kan ook de oorzaak van een van<br />

bovengenoemde meldingen zijn. Neem contact op met de<br />

leverancier van uw machine wanneer het probleem vaker optreedt.<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


Referentie tippen (afzonderlijke as)<br />

Kies „Ref – Referentie tippen“<br />

<<br />

„Status referentieprocedure“ informeert u over de<br />

actuele status. Assen waarvoor de<br />

referentieprocedure niet is uitgevoerd, worden grijs<br />

weergegeven.<br />

<<br />

Stel sledes en as in (dialoogbox „Referentie<br />

tippen“)<br />

<<br />

Zolang u de toets ingedrukt houdt,<br />

wordt de referentieprodecure<br />

uitgevoerd. Wanneer de toets wordt<br />

losgelaten, wordt de<br />

referentieprocedure onderbroken.<br />

Beëindigt de referentieprocedure<br />

<<br />

Na beëindiging van de referentieprocedure:<br />

■ Voor de as waarvoor de referentieprocedure is<br />

uitgevoerd, wordt de digitale uitlezing geactiveerd<br />

■ Wanneer voor alle assen de referentieprocedure<br />

is uitgevoerd, kan automatisch bedrijf worden<br />

geselecteerd<br />

3.1.2 Uitschakelen<br />

Uitschakelen van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>.<br />

Bevestig vervolgens de dan gestelde<br />

vraag met „OK“, om de bedrijfsvoering<br />

correct af te sluiten. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

vraagt u na enkele seconden de<br />

machine uit te schakelen.<br />

„Shutdown“ is in de programmeer- en<br />

bestuurbedrijfsmodi beschikbaar, als er geen<br />

bedrijfsmode is geselecteerd.<br />

De correcte uitschakeling wordt in de fouten-logfile<br />

vermeld.<br />

Dialoogbox „Referentie tippen“ verlaten: druk op<br />

cyclusstop<br />

De software-eindschakelaars functioneren pas na de<br />

referentieprocedure.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 23<br />

3.1 Inschakelen, uitschakelen, referentieprocedure


3.2 Bedrijfsmode Handbediening<br />

3.2 Bedrijfsmode<br />

Handbediening<br />

De bedrijfsmode Handbediening omvat functies voor<br />

het instellen van de draaibank, het bepalen van de<br />

gereedschapsmaten en de functies voor het<br />

handmatig bewerken van werkstukken.<br />

De machine-uitlezing onder aan het beeldscherm<br />

toont de gereedschapspositie en andere<br />

machinegegevens.<br />

Toepassingsmogelijkheden:<br />

■ Handbediening<br />

Met de „machinetoetsen“ en het handwiel worden<br />

de spillen gestuurd en de assen verplaatst, om het<br />

werkstuk te kunnen bewerken.<br />

■ Instellen van de machine<br />

Gebruikt gereedschap invoeren, werkstuknulpunt,<br />

gereedschapswisselpositie, afmetingen van<br />

veiligheidszone etc. vastleggen.<br />

■ Gereedschapsmaten bepalen<br />

door „aanraken“ of met meetapparatuur.<br />

■ Instellen van de uitlezingen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt meerdere varianten<br />

van de machine-uitlezing.<br />

24<br />

Tijdens handbediening worden de<br />

gegevens afhankelijk van de instelling van<br />

de besturingsparameter 1 metrisch of in<br />

inch ingevoerd en weergegeven.<br />

Houd het volgende in de gaten, wanneer er<br />

voor de machine geen<br />

referentieprocedure is uitgevoerd:<br />

■ de digitale uitlezing is ongeldig<br />

■ de software-eindschakelaars zijn niet<br />

actief.<br />

Softkeys<br />

■ Handwiel aan een as toewijzen<br />

■ Oplossend vermogen van handwiel vastleggen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Revolver één positie terug<br />

Revolver één positie vooruit<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.2.1 Machinegegevens invoeren<br />

Menugroep „F“ (voeding):<br />

■ Voeding per omwenteling<br />

Kies „Voeding per omwenteling“<br />

Geef voeding in „mm/omw“ (of „inch/omw“) in<br />

■ Voeding per minuut<br />

Kies „Voeding per minuut“<br />

Geef voeding in „mm/min“ (of „inch/min“) in<br />

Menugroep „S“ (spiltoerental):<br />

■ Spiltoerental<br />

Kies „Toerental S“<br />

Geef toerental in „omw/min“ in<br />

■ Constante snijsnelheid<br />

Kies „V-constant“<br />

Geef snijsnelheid in „m/min“ (of „ft/min“) in<br />

■ Georiënteerde spilstop<br />

Stel de spil met de spilschakelaar in<br />

Kies „Georiënteerde spilstop“<br />

Geef positie in<br />

Cyclusstart: de spil wordt gepositioneerd<br />

Cyclusstop: u verlaat de dialoogbox<br />

Menu-item „T“ (gereedschap):<br />

Kies „T“<br />

Voer revolverpositie in<br />

3.2.2 M-functies<br />

Menugroep „M“ (M-functies):<br />

■ Het M-nummer is bekend: kies „M-direct“ en geef<br />

het nummer in<br />

■ „M-menu“: kies de M-functie via het menu<br />

Na invoer/keuze van de M-functie:<br />

Cyclusstart: de M-functie wordt uitgevoerd<br />

Cyclusstop: u verlaat de dialoogbox<br />

Het M-menu is afhankelijk van de<br />

machine. Het menu kan van het hier<br />

getoonde voorbeeld afwijken.<br />

U kunt de constante snijsnelheid alleen voor sledes met<br />

een X-as ingeven.<br />

Functies van de gereedschapswissel:<br />

■ Gereedschap naar binnen zwenken<br />

■ „Nieuwe“ gereedschapsmaten verrekenen<br />

■ „nieuwe“ actuele waarden in de digitale uitlezing tonen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 25<br />

3.2 Bedrijfsmode Handbediening


3.2 Bedrijfsmode Handbediening<br />

3.2.3 Handmatige draaibankbewerking<br />

Menugroep „handmatig“:<br />

Eenvoudig langs- en dwarsdraaien<br />

Kies „continue voeding“<br />

Kies voedingsrichting (dialoogbox „Continue<br />

voeding“)<br />

Regel de voeding met de cyclustoetsen<br />

G-functies<br />

Kies de „G-functie“<br />

Geef G-nummer en functieparameters in – druk<br />

op „OK“<br />

De G-functie wordt uitgevoerd<br />

Onderstaande G-functies zijn toegestaan:<br />

■ G30 – Bewerking van achterkant<br />

■ G710 – Gereedschapsmaten toevoegen<br />

■ G720 – Spilsynchronisatie<br />

■ G602..G699 – PLC-functies<br />

NC-programma's (handbediening)<br />

Afhankelijk van de configuratie van de draaibank<br />

voert de machinefabrikant NC-programma's in als<br />

aanvulling op de handbediening (bijv.: bewerking aan<br />

achterkant inschakelen). – zie machinehandboek.<br />

3.2.4 Handwiel<br />

26<br />

Wijs het handwiel aan een van de<br />

hoofdassen of aan de C-as toe en stel<br />

de voeding resp. de rotatiehoek per<br />

handwielstap in (dialoogbox<br />

„Handwiel-Assen“).<br />

De toevoeging van het handwiel en het oplossend<br />

vermogen van het handwiel worden getoond in de<br />

machine-uitlezing (de letteraanduiding van de as en de<br />

decimaal van het oplossend vermogen van het<br />

handwiel worden gemarkeerd).<br />

Opheffen van toewijzing van handwiel: op softkey<br />

„handwiel“ drukken, wanneer de dialoogbox is<br />

geopend.<br />

De toewijzing van het handwiel wordt door de<br />

volgende gebeurtenissen opgeheven:<br />

■ slede-omschakeling<br />

■ verandering van bedrijfsmode<br />

■ bedienen van een jogtoets<br />

■ herhaalde keuze van handwieltoewijzing<br />

Bij „continue voeding“ moet een omwentelingsvoeding<br />

gedefinieerd zijn.<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.2.5 Spil- en jogtoetsen<br />

De toetsen van het „machinebedieningspaneel“<br />

worden voor de bewerking van het werkstuk tijdens<br />

handbediening en bij speciale functies, zoals posities/<br />

correctiewaarden (teachen, aanraken, etc.) bepalen,<br />

gebruikt.<br />

De activering van het gereedschap, en het vastleggen<br />

van het spiltoerental, de voeding etc., vinden via het<br />

menu plaats.<br />

Wanneer gelijktijdig op de X- en Zjogtoetsen<br />

wordt gedrukt, verplaatst u de<br />

slede diagonaal.<br />

3.2.6 Slede- en spilschakelaar<br />

■ Bij draaibanken met meerdere sledes zijn de<br />

jogtoetsen gerelateerd aan de „geselecteerde<br />

slede“.<br />

■ Keuze van de slede: sledeschakelaar<br />

■ Uitlezing van de „geselecteerde slede“: machineuitlezing<br />

■ Bij draaibanken met meerdere spillen zijn de<br />

spiltoetsen gerelateerd aan de „geselecteerde<br />

spil“.<br />

■ Keuze van de spil: spilschakelaar<br />

■ Uitlezing van de „geselecteerde spil“: machineuitlezing.<br />

■ Bij instelfuncties die aan een slede/een spil zijn<br />

gerelateerd (werkstuknulpunt,<br />

gereedschapswisselpositie, etc.), bepaalt u de<br />

slede/spil met behulp van de slede-/spilschakelaar.<br />

■ De machine-uitlezing bevat meestal slede- en<br />

spilafhankelijke weergave-elementen. U kunt met<br />

deze slede-/spilschakelaar tussen deze weergaveelementen<br />

schakelen (zie „3.6 Machine-uitlezing“).<br />

Spiltoetsen<br />

Jogtoetsen<br />

Spil in richting M3/M4 inschakelen<br />

Spil in richting M3/M4 „tippen“. De spil blijft draaien<br />

zolang de schakelaar wordt ingedrukt. Tiptoerental:<br />

machineparameter 805, 855, ...<br />

Spilstop<br />

Slede- en spilschakelaar<br />

Slede in X-richting verplaatsen<br />

Slede in Z-richting verplaatsen<br />

Slede in Y-richting verplaatsen<br />

Slede in ijlgang verplaatsen: druk tegelijk op<br />

ijlgangtoets en jogtoets. IJlgangsnelheid:<br />

machineparameter 204, 254, ...<br />

hiermee schakelt u om naar de „volgende slede“<br />

hiermee schakelt u om naar de „volgende spil“<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 27<br />

3.2 Bedrijfsmode Handbediening


3.3 Gereedeschapstabellen, standtijdbeheer<br />

3.3 Gereedschapstabellen,<br />

standtijdbeheer<br />

De gereedschapstabel (revolver-tabel) toont de<br />

actuele bezetting van de gereedschapshouder. Bij het<br />

„instellen van de gereedschapstabel“ voert u de<br />

identificatienummers van het gereedschap in.<br />

Voor het instellen van de gereedschapstabel kunt u<br />

gebruik maken van de ingevoerde gegevens van het<br />

programmadeel REVOLVER uit het NC-programma.<br />

De functies „Tabel vergelijken, tabel overnemen“<br />

hebben betrekking op het laatste tijdens automatisch<br />

bedrijf vertaalde NC-programma.<br />

Standtijdgegevens<br />

In de gereedschapstabel staan niet alleen de<br />

identificatienummers en gereedschapsaanduidingen,<br />

maar ook de standtijdbewakingsgegevens van het<br />

gereedschap:<br />

■ Status<br />

Toont alleen de resterende standtijd/het resterende<br />

aantal stuks.<br />

■ Beschikbaarheid<br />

Is de standtijd verstreken of het aantal stuks<br />

bereikt, dan is het gereedschap „niet beschikbaar“.<br />

■ VG (vervangend gereedschap)<br />

Als het gereedschap niet beschikbaar is, wordt<br />

gebruikgemaakt van vervangend gereedschap.<br />

Eenvoudig gereedschap<br />

Met de instelfuncties kan alleen gereedschap worden<br />

ingevoerd dat in de database bekend is. Als het NCprogramma<br />

gebruik maakt van „eenvoudig<br />

gereedschap“, is de procedure als volgt:<br />

NC-programma vertalen – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> werkt de<br />

gereedschapstabel automatisch bijh<br />

Wanneer de posities in de gereedschapstabel met<br />

„oud gereedschap“ zijn bezet, volgt de vraag „Moet<br />

de gereedschapstabel worden bijgewerkt?“ – er<br />

wordt pas gereedschap ingevoerd nadat u hiervoor<br />

toestemming hebt gegeven.<br />

Gereedschap dat niet in de database is opgenomen,<br />

krijgt geen identificatienummer maar de extensie<br />

„_AUTO_xx“ (xx: T-nummer).<br />

28<br />

■ De parameters van „eenvoudig gereedschap“ worden in<br />

het NC-programma vastgelegd.<br />

■ De standtijdgegevens worden alleen verwerkt als het<br />

gereedschaps-standtijdbeheer actief is.<br />

Botsingsgevaar<br />

■ Vergelijk de gereedschapstabel met de bezetting van de<br />

gereedschapshouder en controleer de<br />

gereedschapsgegevens voordat het programma wordt<br />

uitgevoerd.<br />

■ De gereedschapstabel en de maten van het ingevoerde<br />

gereedschap moeten overeenkomen met de actuele<br />

omstandigheden, omdat de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bij alle<br />

sledebewegingen, de controle van de veiligheidszone, etc.<br />

met deze gegevens rekening houdt.<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.3.1 Gereedschapstabel instellen<br />

U benoemt de gereedschapstabel onafhankelijk van<br />

de gegevens van een NC-programma.<br />

Gereedschap opnieuw invoeren<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel - Tabel<br />

instellen“<br />

<<br />

Kies gereedschapsplaats<br />

<<br />

ENTER (of INS-toets) - roept de dialoogbox<br />

„Instellen“ op<br />

<<br />

Voer identificatienummer in<br />

Gereedschap uit database overnemen<br />

„Gereedschapstype“ invoeren – de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont al het gereedschap<br />

van dit typemasker<br />

„Identificatienummer“ invoeren – de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont al het gereedschap<br />

van dit identificatienummer-masker<br />

<<br />

Kies gereedschap<br />

<<br />

Gereedschap uit database overnemen<br />

<<br />

Gereedschap wissen<br />

de gereedschap-database verlaten<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel - Tabel<br />

instellen“<br />

<<br />

Kies gereedschapsplaats<br />

<<br />

of DEL-toets wist het gereedschap<br />

Softkeys<br />

Gereedschap wissen<br />

Gereedschap uit „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“ overnemenn<br />

Gereedschap wissen en in „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“ opslaann<br />

Gereedschapsparameters bewerken<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapstypep<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapsidentificatienummer<br />

Vervolg op volgende<br />

bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 29<br />

3.3 Gereedschapstabellen, standtijden


3.3 Gereedschapstabellen, standtijden<br />

Van gereedschapsplaats wisselen<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel – Tabel<br />

instellen“<br />

<<br />

Kies gereedschapsplaats<br />

30<br />

<<br />

wist het gereedschap en slaat het op in<br />

het „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“<br />

<<br />

Kies nieuwe gereedschapsplaats<br />

<<br />

Neem het gereedschap over uit het<br />

„buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“.<br />

Als de plaats bezet is, wordt het „tot<br />

op dat moment gebruikte gereedschap“<br />

in het buffergeheugen gezet.<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.3.2 Gereedschapstabel met NCprogramma<br />

vergelijken<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> vergelijkt de actuele gereedschapstabel<br />

met de gegevens in het laatste NC-programma dat<br />

tijdens automatische bedrijf is vertaald.<br />

Gereedschapstabel vergelijken<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel – Tabel<br />

vergelijken“. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de actuele<br />

bezetting van de gereedschapstabel en markeert<br />

de afwijkingen van de geprogrammeerde<br />

gereedschapstabel.<br />

<<br />

Kies gemarkeerde gereedschapsplaats<br />

<<br />

Vergelijking nominale/actuele waarde<br />

Druk op ENTER (of INS-toets). De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> opent<br />

de dialoogbox „Vergelijking nominale/actuele waarde“.<br />

<<br />

identificatienummer van „nominaal<br />

gereedschap“ in de gereedschaptabel<br />

overnemen<br />

of<br />

Gereedschap in de database opzoeken<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> geeft het volgende gereedschap<br />

gemarkeerd weer:<br />

■ Actuele gereedschap ≠ Nominaal gereedschap<br />

■ Actueel – niet bezet; Nominaal – bezet<br />

De in het programmadeel REVOLVER ingevoerde<br />

gegevens gelden als „nominaal gereedschap“<br />

(referentie: het laatste tijdens automatisch bedrijf<br />

vertaalde NC-programma).<br />

Gereedschapsplaatsen die volgens het NC-programma<br />

niet zijn bezet, kunnen niet worden gekozen.<br />

Botsingsgevaar<br />

■ Gereedschapsplaatsen die bezet zijn,<br />

maar die volgens het NC-programma niet<br />

nodig zijn, worden niet gemarkeerd<br />

weergegeven.<br />

■ De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt rekening met het<br />

werkelijk ingevoerde gereedschap – zelfs<br />

wanneer dit niet overeenkomt met de<br />

nominale bezetting.<br />

Softkeys<br />

Gereedschap wissen<br />

Gereedschap overnemen uit het „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“<br />

Gereedschap wissen en in „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“ opslaann<br />

Gereedschapsparameters bewerken<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapstypep<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapsidentificatienummerr<br />

Identificatienummer van „nominaal gereedschap“ in de<br />

gereedschapstabel overnemen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 31<br />

3.3 Gereedschapstabellen, standtijden


3.3 Gereedschapstabellen, standtijden<br />

3.3.3 Gereedschapstabel uit NCprogramma<br />

overnemen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> neemt de „nieuwe<br />

gereedschapsbezetting“ over uit het programmadeel<br />

REVOLVER (referentie: het laatste tijdens automatisch<br />

bedrijf vertaalde NC-programma).<br />

Gereedschapstabel overnemen<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel – Tabel<br />

overnemen“.<br />

Afhankelijk van de bezetting van de<br />

gereedschapshouder op dat moment kunnen de<br />

onderstaande situaties zich voordoen:<br />

■ Gereedschapstabel wordt niet gebruikt<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert het „nieuwe gereedschap“ in<br />

de gereedschapstabel in. Posities die in de „oude<br />

gereedschapstabel“ al waren bezet, maar niet in de<br />

„nieuwe tabel“ worden gebruikt, blijven behouden.<br />

Als het gereedschap in de gereedschapshouder<br />

moet blijven, hoeft u verder niets te doen – als u dat<br />

niet wilt, kan het gereedschap worden gewist.<br />

■ Gereedschap staat op een andere positie<br />

Een gereedschap wordt niet ingevoerd als het wel<br />

in de gereedschapstabel staat, maar in de nieuwe<br />

bezetting een andere positie krijgt. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

meldt deze fout. Kies een andere<br />

gereedschapsplaats.<br />

Zolang een gereedschapspositie van de nominale<br />

bezetting afwijkt, wordt deze gemarkeerd weergegeven.<br />

32<br />

Botsingsgevaar<br />

■ Gereedschapsplaatsen die bezet zijn,<br />

maar die volgens het NC-programma niet<br />

nodig zijn, blijven gehandhaafd.<br />

■ De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt rekening met het<br />

werkelijk ingevoerde gereedschap – zelfs<br />

wanneer dit niet overeenkomt met de<br />

nominale bezetting.<br />

Softkeys<br />

Gereedschap wissen<br />

Gereedschap uit het „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“ overnemenn<br />

Gereedschap wissen en in „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“ opslaann<br />

Gereedschapsparameters bewerken<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapstypep<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapsidentificatienummer<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.3.4 Standtijdbeheer<br />

Met de functie Standtijdbeheer wordt de<br />

„gereedschapsgroep“ vastgelegd en wordt het<br />

gereedschap als „beschikbaar“ aangeduid. De<br />

standtijd/het aantal stuks wordt in de<br />

gereedschapsdatase vastgelegd (zie „8.1.7 Multigereedschap,<br />

standtijdbewaking“).<br />

De dialoogbox „Standtijdbewaking“ wordt zowel voor<br />

de invoer als weergave van de standtijdgegevens<br />

gebruikt.<br />

Wisselcodes die u in „Wisselcodes 1, 2“ invoert,<br />

kunnen als onderdeel van de variabelenprogrammering<br />

in uw NC-programma worden verwerkt (zie „4.15.2 Vvariabelen“).<br />

Parameter „Standtijdbeheer“<br />

■ Verv.-ger. (vervangend gereedschap): T-nummer<br />

(revolverpositie) van het vervangend gereedschap<br />

■ Wisselcode 1: wisselcode die bij het verstrijken<br />

van de standtijd of het bereiken van het aantal<br />

stuks voor dit gereedschap wordt geactiveerd –<br />

wisselcode 21..59<br />

■ Wisselcode 2: wisselcode die bij het verstrijken<br />

van de standtijd of het bereiken van het aantal<br />

stuks voor het „laatste gereedschap“ van deze<br />

gereedschapsgroep wordt geactiveerd –<br />

wisselcode 21..59<br />

■ Beschikbaar: geeft aan of het gereedschap<br />

„beschikbaar/niet-beschikbaar“ is (geldt alleen voor<br />

standtijdbeheer)<br />

Standtijdparameters invoeren<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel –<br />

Standtijdbeheer – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont het<br />

ingevoerde gereedschap.<br />

<<br />

Kies gereedschapsplaats<br />

<<br />

Druk op ENTER – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> opent de<br />

dialoogbox „Standtijdbeheer“<br />

<<br />

Voer het vervangend gereedschap en de<br />

standtijdparameters in - druk op OK<br />

Met „nieuwe snijkant“ wordt de standtijd/het<br />

aantal stuks uit de database overgenomen en het<br />

gereedschap als beschikbaar aangeduid.<br />

Gegevens van standtijdbeheer bijwerken<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel – Standtijdbeheer bijwerken“<br />

<<br />

Bevestig de gestelde vraag met OK – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> neemt de<br />

standtijd/het aantal stuks uit de database over en duidt al het<br />

gereedschap in de gereedschapstabel als gereed aan.<br />

<<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont ter controle de „Gereedschapstabel<br />

standtijdbeheer“.<br />

Toepassingsvoorbeeld: u hebt de snijkanten van al het ingezette<br />

gereedschap verwisseld en wilt de werkstukproductie „onder<br />

standtijdbeheer“ voortzetten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 33<br />

3.3 Gereedschapstabellen, standtijden


3.4 Instelfuncties<br />

3.4 Instelfuncties<br />

3.4.1 Gereedschapswisselpositie<br />

instellen<br />

Bij de DIN-functie „G14“ verplaatst de slede zich naar<br />

de gereedschapswisselpositie. Deze positie moet<br />

zover van het werkstuk verwijderd zijn, dat u de<br />

revolver naar iedere positie kunt zwenken.<br />

Gereedschapswisselpositie instellen<br />

Bij meerdere sledes: leg sledes vast<br />

(sledeschakelaartoets)<br />

<<br />

Kies „Instellen – ger.-wisselpositie“<br />

<<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont in de dialoogbox „Ger.wisselpositie“<br />

de geldige positie.<br />

<<br />

Gereedschapswisselpositie invoeren<br />

Voer nieuwe positie in<br />

Gereeedschapswisselpositie teachen<br />

Verplaats slede naar de<br />

„gereedeschapswisselpositie“<br />

neemt de sledepositie als<br />

gereedschapswisselpositie over<br />

34<br />

of<br />

neemt de positie van de afzonderlijke<br />

assen over<br />

De gereedschapswisselpositie wordt in de<br />

instelparameters beheerd (keuze: „Act. para –<br />

instellen (menu) – gereedschapswisselpositie – ..“).<br />

De coördinaten van de<br />

gereedschapswisselpositie worden als<br />

afstand tussen machinenulpunt en<br />

referentiepunt van de gereedschapshouder<br />

ingevoerd en weergegeven. Omdat deze<br />

waarden niet in de digitale uitlezing worden<br />

getoond, is het raadzaam de<br />

gereedschapswisselpositie te „teachen“.<br />

Softkeys<br />

■ Handwiel aan een as toewijzen<br />

■ Oplossend vermogen van handwiel vastleggen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Omwentelingsvoeding invoeren<br />

Constante snijsnelheid invoeren<br />

M-functie invoeren<br />

Aspositie als gereedschapswisselpositie overnemen(of<br />

Y- of Z-as)<br />

Sledepositie als gereedschapswisselpositie overnemen<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.4.2 Werkstuknulpunt verschuiven<br />

Werkstuknulpunt verschuiven<br />

Bij meerdere sledes: leg sledes vast<br />

(sledeschakelaartoets)<br />

<<br />

Zwenk gereedschap naar binnen<br />

<<br />

Kies „Instellen – nulpunt verschuiven“<br />

<<br />

De dialoogbox „Nulpunt verschuiven“ toont het<br />

geldige werkstuknulpunt (= nulpuntverschuiving).<br />

<<br />

Werkstuknulpunt ingeven<br />

Geef „nulpuntverschuiving“ in<br />

Aanraakpositie = werkstuknulpunt<br />

Eindvlak aanraken<br />

Aanraakpositie als werkstuknulpunt<br />

overnemen<br />

Werkstuknulpunt ten opzichte van<br />

aanraakpositie<br />

Eindvlak aanraken<br />

Aanraakpositie overnemen<br />

„Meetwaarde“ (afstand<br />

aanraakpositie - werkstuknulpunt)<br />

ingeven<br />

Het werkstuknulpunt wordt in de instelparameters<br />

beheerd (keuze: „Act. para – instellen (menu) –<br />

werkstuknulpunt – ..“).<br />

■ De „verschuiving“ is gerelateerd aan het<br />

machinenulpunt.<br />

■ U kunt het werkstuknulpunt ook voor de<br />

X- en Y-as verschuiven.<br />

Softkeys<br />

■ Handwiel aan een as toewijzen<br />

■ Oplossend vermogen van handwiel vastleggen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Omwentelingsvoeding invoeren<br />

Constante snijsnelheid invoeren<br />

M-functie invoeren<br />

Z-positie als werkstuknulpunt vastleggen (of X- of Ypositie)<br />

Werkstuknulpunt ten opzichte van actuele Z-positie<br />

vastleggen (of X- of Y-positie)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 35<br />

3.4 Instelfuncties


3.4 Instelfuncties<br />

3.4.3 Veiligheidszone vastleggen<br />

Veiligheidszone vastleggen<br />

Verwissel een willekeurig gereedschap (T0 is niet<br />

toegestaan).<br />

<<br />

Kies „Instellen – veiligheidszone“<br />

<<br />

Parameters van veiligheidszone invoeren<br />

Voer grenswaarden in<br />

Parameters van veiligheidszone per as teachen<br />

Voor elk invoerveld:<br />

Kies Invoerveld<br />

Positioneer gereedschap op<br />

„veiligheidszonegrens“<br />

Aspositie als parameters van<br />

veiligheidszone overnemen<br />

positieve/negatieve parameters van<br />

veiligheidszone teachen<br />

Kies willekeurig positief of negatief invoerveld<br />

Positioneer gereedschap op<br />

„veiligheidszonegrens“<br />

alle positieve/negatieve asposities<br />

overnemen<br />

36<br />

De parameters zijn bedoeld voor de<br />

„controle van de veiligheidszone“ – niet als<br />

software-eindschakelaar.<br />

Parameters van de veiligheideszone:<br />

■ zijn gerelateerd aan het machinenulpunt<br />

■ worden in machineparameters 1116,<br />

1156, .. beheerd<br />

■ X-waarden zijn radiusmaten<br />

■ 99999/–99999 betekent: geen bewaking<br />

van deze zijde van de veiligheidszone<br />

Softkeys<br />

■ Handwiel aan een as toewijzen<br />

■ Oplossend vermogen van handwiel vastleggen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Omwentelingsvoeding invoeren<br />

Constante snijsnelheid invoeren<br />

M-functie invoeren<br />

–X-positie als parameter „veiligheidszone –X“<br />

overnemen (of +X, –Y, +Y, –Z, +Z-positie)<br />

Asposities als positieve/negatieve<br />

veiligheidszoneparameters overnemen<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.4.4 Spanmiddeltabel instellen<br />

De spanmiddeltabel wordt door de „meelopende<br />

grafische weergave“ verwerkt.<br />

Spanmiddeltabel instellen<br />

Kies „Instellen – spanmiddelen – hoofdspil (of losse<br />

kop)“<br />

<<br />

Kies identificatienummers uit de<br />

spanmiddeldatabase<br />

Spanmiddelen voor de spillen<br />

Om de „spanvorm“ te kunnen vastleggen, moet de<br />

„spanklauw“ worden ingevoerd. Stel de spanvorm<br />

met de softkey in – deze wordt grafisch toegelicht.<br />

Via „PgDn/PgUp“ schakelt u naar de<br />

spanmiddelbezetting van andere spillen.<br />

Parameter „spil x“ (hoofdspil, spil 1, ..)<br />

■ Id(entificatienummer) van klauwplaat: verwijzing<br />

naar de database<br />

■ Id(entificatienummer) van spanklauw: verwijzing<br />

naar de database<br />

■ Id(entificatienummer) van hulpmiddel voor<br />

opspannen: verwijzing naar de database<br />

■ Spanvorm (bij spanklauwen): inwendig/uitwendig<br />

opspannen en trapvorm van de opspanning<br />

vastleggen<br />

■ Spandiameter: diameter waarmee het werkstuk<br />

wordt ingespannen. (Diameter van het werkstuk bij<br />

het uitwendig opspannen; binnendiameter bij het<br />

inwendig opspannen)<br />

Parameter „losse kop“<br />

■ Id(entifiactienummer) van punt van pinole:<br />

verwijzing naar de database<br />

Softkeys<br />

Spanmiddelparameters bewerken<br />

Gegegevens die in de spanmiddel-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar spanmiddeltype<br />

Gegevens die in de spanmiddel-database zijn ingevoerd<br />

– gesorteerd naar spanmiddel-identificatienummer<br />

„Verder“ – Spanvorm instellen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 37<br />

3.4 Instelfuncties


3.4 Instelfuncties<br />

3.4.5 Machinematen instellen<br />

U kunt de machinematen in het kader van de<br />

programmering van de variabelen in het NC-programma<br />

verwerken.<br />

De instelfunctie „machinematen“ houdt rekening met<br />

de waarden 1..9 en per waarde met de<br />

„geconfigureerde assen“.<br />

Machinematen instellen<br />

Kies „Instellen – machinematen“<br />

<<br />

Voer „nummer van de machinemaat“ in<br />

<<br />

Machinematen invoeren<br />

Voer waarden in (dialoogbox „Machinemaat x<br />

vastleggen“)<br />

Afzonderlijke machinemaat teachen<br />

Kies invoerveld<br />

Breng as in „positie“<br />

Aspositie als machinemaat overnemen<br />

(of Y- of Z-positie)<br />

Alle machinematen teachen<br />

Breng slede in „positie“<br />

Asposities van de slede als<br />

machinematen overnemen<br />

38<br />

<<br />

OK – volgende machinemaat invoeren<br />

Afbreken – machinematen instellen verlaten<br />

Machinematen worden in machineparameter 7 beheerd.<br />

Machinematen zijn gerelateerd aan het<br />

machinenulpunt.<br />

Softkeys<br />

■ Handwiel aan een as toewijzen<br />

■ Oplossend vermogen van handwiel vastleggen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Omwentelingsvoeding invoeren<br />

Constante snijsnelheid invoeren<br />

M-functie invoeren<br />

Aspositie als machinemaat x overnemen (of Y- of Z-as)<br />

Alle asposities van de slede als machinemaat<br />

overnemen<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.4.6 Gereedschap opmeten<br />

De wijze van ger-opmeten kunt u in<br />

machineparameter 6 vastleggen:<br />

■ 0: aanraken<br />

■ 1: opmeten met meettaster<br />

■ 2: opmeten met optische meetapparatuur<br />

Gereedschap opmeten<br />

Zwenk gereedschap naar binnen<br />

<<br />

Kies „Instellen – Ger-instellen – Ger-opmeten“.<br />

De dialoogbox „Ger-opmeten T...“ toont de van<br />

toepassing zijnde gereedschapsmaten.<br />

<<br />

Gereedschapsmaten invoeren<br />

Voer „maten“ in<br />

Gereedschapsmaten door aanraken bepalen<br />

Kies invoerveld „X“<br />

„Raak“ diameter „aan“, trek in Z-richting terug<br />

Diameter als „meetwaarde“<br />

overnemen<br />

Kies invoerveld „Z“<br />

„Raak“ eindvlak „aan“, trek in X-richting terug<br />

„Z-positie gereedschap“ als<br />

„meetwaarde“ overnemen<br />

Gereedschap met meettaster opmeten<br />

voor elk invoerveld:<br />

Kies invoerveld „X/Z“<br />

Verplaats de gereedschapspunt in X-/Z-richting<br />

naar de meettaster – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> neemt „maat<br />

X/Z“ over<br />

Verplaats het gereedschap terug – trek de<br />

meettaster terug<br />

Gereedschap met optische meetapparatuur<br />

opmeten<br />

voor elk invoerveld:<br />

Kies invoerveld „X/Z“<br />

Breng de gereedschapspunt in X-/Z-richting<br />

tegenover het draadkruis<br />

Waarde overnemen<br />

Softkeys<br />

■ Handwiel aan een as toewijzen<br />

■ Oplossend vermogen van handwiel vastleggen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Omwentelingsvoeding invoeren<br />

Constante snijsnelheid invoeren<br />

M-functie invoeren<br />

X-positie als meetwaarde X overnemen (of Y- of Z-positie)<br />

■ Invoergegevens van de dialoogbox „Meetwaarde<br />

ingeven“ zijn aan het werkstuknulpunt gerelateerd.<br />

■ De correctiewaarden van het gereedschap worden<br />

gewist.<br />

■ De vastgestelde gereedschapsmaten worden in de<br />

database ingevoerd.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 39<br />

3.4 Instelfuncties


3.4 Instelfuncties<br />

Gereedschapscorrectie bepalen<br />

40<br />

Gereedschap naar binnen zwenken<br />

<<br />

Kies „Instellen – Ger-instellen – Ger-correcties“<br />

<<br />

Wijs het handwiel aan de X-as toe – Verplaats het<br />

gereedschap op basis van de correctiewaarde<br />

<<br />

Wijs het handwiel aan de Z-as toe – Verplaats het<br />

gereedschap op basis van de correctiewaarde<br />

<<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> neemt de<br />

correctiewaarden over<br />

Softkeys<br />

■ Handwiel aan een as toewijzen<br />

■ Oplossend vermogen van handwiel vastleggen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Omwentelingsvoeding invoeren<br />

Constante snijsnelheid invoeren<br />

M-functie invoeren<br />

Gereedschapscorrecties overnemen<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Tijdens automatisch bedrijf worden de<br />

gegevens afhankelijk van de instelling van<br />

de besturingsparameter 1 metrisch of in<br />

inch ingegeven of weergegeven. De<br />

instelling in de ”programmakop” van het<br />

NC-programma is bepalend voor de<br />

uitvoering van het programma – deze heeft<br />

geen invloed op de bediening en uitlezing.<br />

3.5.1 Programmaselectie<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ”vertaalt” het NC-programma, alvorens<br />

u het via cyclusstart kunt activeren. „#-variabelen<br />

worden tijdens het vertaalproces ingegeven.<br />

„Herstart“ verhindert – „nieuwe start“ lanceert een<br />

nieuwe vertaling.<br />

Programmaselectie<br />

Kies „Prog – programmakeuze“<br />

Kies NC-programma<br />

Het NC-programma wordt zonder voorafgaande<br />

vertaling geladen, wanneer:<br />

■ het programma of de gereedschapstabel niet<br />

gewijzigd zijn.<br />

■ de draaibank tussentijds niet uitgeschakeld is<br />

geweest.<br />

Herstart<br />

Kies „Prog – herstart“<br />

Het NC-programma dat het laatst actief was, wordt<br />

zonder voorafgaande vertaling geladen, wanneer:<br />

■ het programma of de gereedschapstabel niet<br />

gewijzigd zijn.<br />

■ de draaibank tussentijds uitgeschakeld is geweest.<br />

Nieuwe start<br />

Kies „Prog – herstart“<br />

Het NC-programma wordt geladen en vertaald.<br />

(Toepassing: start van een NC-programma met<br />

#-variabelen.)<br />

uit DIN PLUS<br />

Kies „Prog – uit DIN PLUS“<br />

Het uit DIN PLUS geselecteerde NC-programma<br />

wordt geladen en vertaald.<br />

■ Als de „revolvertabel“ van het NCprogramma<br />

niet overeenkomt met de<br />

thans geldende tabel, verschijnt er een<br />

waarschuwingsmelding.<br />

■ De naam van het NC-programma blijft<br />

gehandhaafd, totdat er een ander<br />

programma is gekozen - ook wanneer de<br />

draaibank tussentijds uitgeschakeld is<br />

geweest.<br />

Softkeys<br />

Naar „Grafische uitlezing“ omschakelen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Regeluitlezing voor meerdere kanalen instellen<br />

Basisregels (afzonderlijke verplaatsingen) uitlezen<br />

Variabelenuitvoer onderdrukken/toestaan<br />

Programma-afloop regel voor regel instellen<br />

Programmastop bij M01 (Optionele stop)<br />

Zoeken naar startregel uitvoeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 41<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

3.5.2 Zoeken naar startregel<br />

Zoeken naar startregel<br />

42<br />

Zoeken naar startregel activeren<br />

<<br />

Positioneer de cursor op de startregel. (Bij het<br />

zoeken naar de startregel heeft u de beschikking<br />

over softkeys.)<br />

<<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> schakelt terug naar<br />

automatisch bedrijf en begint met het<br />

zoeken naar de startregel<br />

<<br />

start het NC-programma met de<br />

geselecteerde NC-regel<br />

Zoeken naar startregel zonder vooraf<br />

ingegeven startregel verlaten<br />

■ Kies een „geschikte“ startregel. De <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> houdt bij de programmastart met<br />

„Ingegeven startregel“ vanaf het begin<br />

van het programma rekening met de<br />

technologiefuncties – maar voert geen<br />

gereedschapswissel of verplaatsing uit.<br />

■ Kies bij machines met meerdere sledes<br />

voor alle sledes een geschikte startregel,<br />

voordat u op de softkey „Overnemen“ drukt.<br />

Botsingsgevaar<br />

■ Als de startregel een T-functie bevat,<br />

begint de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> met het zwenken<br />

van de revolver.<br />

■ De eerste verplaatsingsfunctie wordt<br />

vanaf de actuele gereedschapspositie<br />

uitgevoerd<br />

Softkeys<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Regeluitlezing voor meerdere kanalen instellen<br />

Basisregels (afzonderlijke verplaatsingen) uitlezen<br />

T-nummer ingeven – de cursor wordt op het volgende<br />

T-commando met dit T-nummer gepositioneerd<br />

N-nummer ingeven – de cursor wordt op het<br />

regelnummer gepositioneerd<br />

L-Nummer ingeven – de cursor wordt op de volgende<br />

oproep van een subprogramma met dit T-nummer<br />

gepositioneerd<br />

Zoeken naar startregel uitvoeren<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.5.3 Programma-afloop beïnvloeden<br />

Uitschakelniveaus<br />

■ NC-regels die worden voorafgegaan door een<br />

uitschakelniveau, worden bij een actief<br />

schakelniveau niet uitgevoerd.<br />

■ Uitschakelniveaus: 0..9<br />

■ meerdere uitschakelniveaus: als „cijferreeks“<br />

ingeven<br />

■ Uitschakelniveaus uitschakelen: „leeg“ invoerveld<br />

bij „nummer van niveau“<br />

Bediening<br />

Kies menu-item „Afloop – uitschakelniveau“<br />

Geef „Nummer van niveau“ in<br />

Ingegeven aantal stuks<br />

■ Bereik van de telling: 0..9999<br />

■ Aantal stuks = 0: fabricage zonder begrenzing van<br />

het aantal stuks – de teller wordt na elke<br />

programmarun verhoogd<br />

■ Aantal stuks > 0: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> produceert het<br />

aangegeven aantal stuks – de teller wordt na elke<br />

programmarun verlaagd<br />

■ De telling van het aantal stuks blijft gehandhaafd,<br />

ook wanneer de draaibank tussentijds<br />

uitgeschakeld is geweest.<br />

■ Indien een NC-programma met<br />

„Programmaselectie“ wordt geactiveerd, zet de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de teller van aantal stuks terug.<br />

■ Zodra het ingegeven aantal stuks is bereikt, kunt u<br />

het NC-programma niet meer starten. Kies<br />

„Herstart“, om het NC-programma opnieuw te<br />

starten.<br />

Bediening<br />

Kies menu-item „Afloop – aantal stuks“<br />

Geef aantal stuks in<br />

V-variabelen<br />

■ De dialoogbox „V-variabelen“ is bedoeld voor het<br />

uitlezen en invoeren van variabelen<br />

■ V-variabelen worden aan het begin van het NCprogramma<br />

gedefinieerd. De betekenis wordt in het<br />

NC-programma vastgelegd.<br />

Bediening:<br />

Kies menu-item „Afloop – V-variabelen“ – de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> toont de in het NC-programma gedefinieerde<br />

variabelen<br />

Druk op „Bewerken“, wanneer u een variabele<br />

wilt wijzigen<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Status uitschakelniveaus<br />

Uitlezingsveld<br />

Markeringen:<br />

■ bovenste balk: ingegeven uitschakelniveaus<br />

■ onderste balk: de door „Regeluitvoering“ herkende<br />

uitschakelniveaus (actieve uitschakelniveaus)<br />

Wanneer u uitschakelniveaus in-/uitschakelt, reageert de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> na ca. 10 regels (reden: verwerking van NCregels<br />

loopt voor op de uitvoering ervan).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 43<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

3.5.4 Correcties<br />

■ Gereedschapscorrecties<br />

Kies „Corr – ger-correcties“<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert het „T-Nummer“ en de van<br />

toepassing zijnde correctiewaarden van het actieve<br />

gereedschap in. U kunt een ander T-nummer<br />

ingeven.<br />

Voer de correctiewaarden in<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> telt de ingegeven<br />

correctiewaarden bij de bestaande waarden op.<br />

44<br />

Programma-afloop regel voor regel<br />

Er wordt een NC-functie (een<br />

basisregel) uitgevoerd, daarna gaat de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> in de toestand Aanzet-stop.<br />

Met „cyclusstart“ wordt de volgende<br />

NC-functie uitgevoerd, etc.<br />

Optionele stop<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> stopt bij de functie M01<br />

en gaat in de toestand Cyclus-stop.<br />

Met Cyclusstart wordt de uitvoering<br />

van het programma voortgezet.<br />

Voedings-override F% (0% .. 150%)<br />

De override van de geprogrammeerde voeding<br />

geschiedt met de draaiknop (machinebedieningspaneel).<br />

De machine-uitlezing toont de actuele voedingsoverride.<br />

Toerental-override S% (50% .. 150%)<br />

De toerental-override resp. het teruggaan naar het<br />

geprogrammeerde toerental geschiedt met de toetsen<br />

van het machinebedieningspaneel. De machineuitlezing<br />

toont de actuele toerental-override.<br />

Gereedschapscorrecties:<br />

■ zijn actief vanaf de volgende<br />

verplaatsingsfunctie<br />

■worden in de database overgenomen<br />

■kunnen maximaal 1 mm worden<br />

veranderd<br />

Status optionele start<br />

optionele stop uit<br />

optionele start aan<br />

Toetsen voor toerental-override<br />

Toerental op 100% (geprogrammeerde waarde)<br />

Toerental met 5% verhogen<br />

Toerental met 5% verlagen<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


■ Additieve correcties<br />

Kies „Corr – additieve correcties“<br />

Geef het nummer van de correctie in (nummer<br />

901..916) – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de van toepassing<br />

zijnde correctiewaarden<br />

Voer de correctiewaarden in<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> telt de ingegeven<br />

correctiewaarden bij de bestaande waarden op.<br />

Additieve correcties:<br />

■ worden via „G149 ..“ geactiveerd<br />

■ worden in instelparameter 10 beheerd<br />

■ kunnen maximaal 1 mm worden<br />

veranderd<br />

3.5.5 Standtijdbeheer<br />

Kies „Corr – standtijdbeheer“.<br />

de gereedschapstabel met de actuele<br />

standtijdgegevens wordt getoond<br />

Kies gereedschap<br />

Druk op ENTER om de dialoogbox<br />

„Standtijdbeheer“ te openen<br />

■ Stel „beschikbaarheid“ in – of<br />

■ actualiseer de standtijden met een „nieuwe<br />

snijkant“<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 45<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

3.5.6 Inspectiebedrijf<br />

U kunt de programma-afloop onderbreken, het<br />

„actieve gereedschap“ inspecteren, corrigeren of van<br />

snijkant verwisselen en het NC-programma bij het<br />

onderbrekingspunt voortzetten.<br />

De inspectiecyclus wordt in onderstaande stappen<br />

uitgevoerd:<br />

programma onderbreken en gereedschap „uit het<br />

materiaal halen“<br />

gereedschap controleren, zo nodig snijkant<br />

vervangenn<br />

gereedschap terugverplaatsen<br />

■ snijkant was o.k.: automatische programmaafloop<br />

voortzetten<br />

■ bij gebruik van een nieuwe snijkant: door<br />

„Aanraken“ de correctiewaarden vastleggen –<br />

daarna de automatische programma-afloop<br />

voortzetten<br />

Wanneer u het gereedschap „uit het materiaal haalt“,<br />

slaat de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de eerste vijf verplaatsingen op.<br />

Daarbij correspondeert elke verandering van richting<br />

met een verplaatsing.<br />

U kunt het NC-programma vóór het<br />

onderbrekingspunt voortzetten. Hierbij geeft u de<br />

afstand tot het „onderbrekingspunt“ aan. Als de<br />

„afstand“ groter is dan de afstand tussen het begin<br />

van de regel en het onderbrekingspunt, zal de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> bij het begin van de onderbroken NC-regel<br />

doorgaan.<br />

46<br />

■ Tijdens de inspectie kunt u de revolver<br />

zwenken, op de spiltoetsen drukken, etc.<br />

■ Als de revolver gezwenkt is, zorgt het<br />

vrijzetprogramma ervoor dat het „juiste“<br />

gereedschap wordt ingespannen.<br />

■ Kies de correctiewaarden bij vervanging<br />

van de snijkant zodanig, dat het<br />

gereedschap voór het werkstuk tot<br />

stilstand komt.<br />

■ U kunt de inspectiecyclus in de<br />

cyclusstop-toestand met ESC afbreken en<br />

naar „Handbediening“ overschakelen.<br />

Inspectiebedrijf<br />

Programma-afloop onderbreken<br />

<<br />

Kies „Insp(ectie)“<br />

<<br />

Haal het gereedschap met behulp van de jogtoetsen uit het<br />

materiaal.<br />

<<br />

Zwenk de revolver, indien nodig.<br />

<<br />

Inspecteer en vervang de snijkant, indien nodig.<br />

<<br />

Sluit de inspectie af – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> laadt het<br />

vrijzetprogramma („_SERVICE“).<br />

<<br />

De dialoogbox „Ger-correctie“ wordt geopend. Geef de<br />

gereedschapscorrectie in en sluit met „OK“ af.<br />

Kies bij een nieuwe snijkant de correctiewaarde zodanig, dat het<br />

gereedschap bij het vrijzetten vóór het werkstuk staat.<br />

<<br />

Activeer de spil, indien nodig.<br />

<<br />

start het vrijzetprogramma.<br />

<<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


Inspectiebedrijf – vervolg<br />

Dialoog „Doorstarten bij opnieuw aanlopen ?“ –<br />

Geef Ja/Nee in en druk op „OK“<br />

<<br />

Doorstarten – Ja:<br />

nu volgt de dialoog „Benaderen op<br />

onderbrekingspunt (OP) / vóór onderbrekingspunt“<br />

■ op OP: geen andere dialoog<br />

■ vóór OP: u geeft de afstand aan waarop het<br />

gereedschap vóór het onderbrekingspunt moet<br />

starten (dialoog „Afstand tot het<br />

onderbrekingspunt“)<br />

Het vrijzetprogramma verplaatst het gereedschap<br />

naar het onderbrekingspunt/tot vóór het<br />

onderbrekingspunt en zet de programma-afloop<br />

zonder stop voort.<br />

De inspectiecyclus is afgesloten.<br />

Doorstarten – Nee:<br />

nu volgt de dialoog „Benaderen op<br />

onderbrekingspunt (OP) / vóór onderbrekingspunt“<br />

■ op OP: geen andere dialoog<br />

■ vóór OP: u geeft de afstand aan waarop het<br />

gereedschap vóór het onderbrekingspunt moet<br />

starten (dialoog „Afstand tot het<br />

onderbrekingspunt“)<br />

Het vrijzetprogramma verplaatst het gereedschap<br />

naar/tot vóór het onderbrekingspunt en stopt.<br />

Toepassingsvoorbeeld: snijplaat is vervangen<br />

<<br />

Kies opnieuw „Insp(ectie)“<br />

<<br />

Dialoogbox „Gereedschap aanraken“ wordt<br />

geopend (ter informatie)<br />

<<br />

Wijs het handwiel van de X-/Z-as toe en „raak aan“<br />

<<br />

„Waarde overnemen“ – de per handwiel vastgestelde<br />

correctiewaarden worden overgenomenn<br />

<<br />

de programma-afloop wordt voortgezet<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 47<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

3.5.7 Regeluitlezing<br />

Regeluitlezing – basisregeluitlezing<br />

De regeluitlezing toont de NC-regels, zoals ze zijn<br />

geprogrammeerd. In de basisregeluitlezing<br />

verschijnen afzonderlijke verplaatsingen – de cycli zijn<br />

„gefragmenteerd“. De nummering van de basisregels<br />

is onafhankelijk van de geprogrammeerde<br />

regelnummers.<br />

De cursor staat in de regeluitlezing en in de<br />

basisregeluitlezing op regel die op dat ogenblik wordt<br />

uitgevoerd.<br />

Kanaaluitlezing<br />

Bij draaibanken met meerdere sledes (kanalen) kunt u<br />

de regeluitlezing voor maximaal 3 kanalen activeren.<br />

48<br />

Basisregel aan/uit<br />

Kanaaluitlezing omschakelen<br />

Telkens wanneer de softkey wordt<br />

ingedrukt, wordt een kanaal<br />

„bijgeschakeld“ - daarna verschijnt<br />

uitsluitend de uitlezing voor een kanaal.<br />

Variabelenuitvoer<br />

Bij „ingedrukte softkey“ kunnen<br />

variabelen worden uitgevoerd (met<br />

PRINTA). Anders wordt de<br />

variabelenuitvoer onderdrukt.<br />

Menu-item „Uitlezing – ...“<br />

■ Lettergrootte: verkleint/vergroot het korps van de<br />

regeluitlezing<br />

■ Controle op belasting – zie „3.7.2 Productie met<br />

controle op belasting“<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.5.8 Grafische uitlezing<br />

De „grafische weergave van het automatisch bedrijf“<br />

geeft geprogrammeerde onbewerkte en bewerkte<br />

werkstukken weer en toont de verplaatsingen.<br />

Hiermee kunt u de bewerking op ontoegankelijke<br />

plaatsen controleren, inzicht verkrijgen in de<br />

bewerkingstoestand, etc.<br />

Alle bewerkingen, met inbegrip van freesbewerkingen,<br />

worden in het „rotatievenster“ (XZ-aanzicht)<br />

weergegeven.<br />

Instellingen<br />

Grafische weergave activeren – als de<br />

grafische weergave reeds geactiveerd<br />

is geweest, wordt de weergave aan de<br />

actuele bewerkingstoestand<br />

aangepast.<br />

terug naar regeluitlezing<br />

Lijn: elke gereedschapsverplaatsing<br />

wordt als lijn, gerelateerd aan de<br />

theoretische gereedschapspunt,<br />

weergegeven.<br />

Snijspoor: geeft het vlak dat door het<br />

„snijdende gedeelte“ van het<br />

gereedschap wordt gepasseerd,<br />

gearceerd weer. U ziet het<br />

verspaningsbereik waarbij rekening is<br />

gehouden met de snijgeometrie (zie<br />

„5.1 De bedrijfsmode simulatie“).<br />

Lichtpunt: het witte rechthoekje geeft<br />

de theoretische beitelpunt aan.<br />

Gereedschap: de gereedschapscontour<br />

wordt weergegeven. (Voorwaarde: er<br />

moeten voldoende gegevens in de<br />

gereedschaps-database aanwezig zijn.)<br />

Standaard: bij elke regel-doorschakeling<br />

wordt de complete verplaatsing<br />

weergegeven<br />

Beweging: geeft de verspaning<br />

synchroon met de bewerking weer.<br />

Voorwaarden:<br />

■ geprogrammeerd onbewerkt werkstuk<br />

■ „beweging“ moet aan het begin van<br />

het NC-programma ingesteld zijn<br />

■ bij programmaherhalingen (M99)<br />

start de „beweging“ bij de volgende run<br />

van het NC-programma.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Softkeys<br />

Terug naar regeluitlezing<br />

Loep activeren<br />

Programma-afloop regel voor regel instellen<br />

Weergave van de verplaatsingen: lijn of (snij)spoor<br />

Gereedschapsweergave lichtpunt of gereedschap<br />

■ „Beweging“ is alleen bij draaibanken met een slede<br />

beschikbaar.<br />

■ Als er geen onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd,<br />

wordt uitgegaan van het „onbewerkte werkstuk in<br />

standaarduitvoering“ (regelparameter 23).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 49<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Vergroten, verkleinen, detail van afbeelding<br />

selecteren<br />

Bij het oproepen van de „loep“<br />

verschijnt een „rode rechthoek“ om het<br />

detail van de afbeelding te selecteren.<br />

Detail van afbeelding:<br />

■ vergroten: „PgDn“<br />

■ verkleinen: „PgUp“<br />

■ verschuiven: cursortoetsen<br />

Instellen van loep met touchpad<br />

Voorwaarde: simulatie in „stopstatus“<br />

Positioneer de cursor op een hoek van het detail<br />

van de afbeelding<br />

terwijl u de linkermuisknop ingedrukt houdt, naar de<br />

tegenoverliggende hoek van het detail van de<br />

afbeelding slepen<br />

Rechtermuisknop: terug naar standaardformaat<br />

Standaardinstellingen: zie softkey-tabel<br />

50<br />

Loep verlaten<br />

Na een sterke vergroting kunt u „Werkstuk<br />

maximaal“ of „Werkruimte“ instellen, om vervolgens<br />

een nieuw detail van de afbeelding te selecteren.<br />

Softkeys<br />

Terug naar regeluitlezing<br />

Hiermee worden de laatste vergrotingen/instellingen<br />

opgeheven en wordt de als laatste geselecteerde<br />

standaardinstelling „Werkstuk maximaal“ of<br />

„Werkbereik“ getoond.<br />

Hiermee wordt de laatste vergroting/instelling<br />

opgeheven. U kunt de „Laatste loep“ meerdere keren<br />

gebruiken.<br />

Geeft het werkstuk zo groot mogelijk weer.<br />

Geeft het werkbereik, inclusief werkstukwisselpositie,<br />

weer.<br />

In de dialoogbox „Coördinatensysteem“ stelt u de<br />

„afmetingen“ van het simulatievenster en de positie<br />

van het werkstuknulpunt in.<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.5.9 Status meten na bewerking<br />

Selectie: menu-item „Uit(lezing) – PPM-status“<br />

(automatisch bedrijf)<br />

De dialoogbox „PPM info“ geeft informatie over de<br />

status van de meetwaarden en leest de doorgegeven<br />

„resultaten“ uit:<br />

■ koppeling van meetwaarden (komt overeen met<br />

regelparameter 10)<br />

■ Uit: meetresultaten worden onmiddellijk<br />

overgenomen en overschrijven de vorige<br />

meetwaarden.<br />

■ Aan: meetresultaten worden pas overgenomen,<br />

nadat de vorige meetwaarden zijn verwerkt.<br />

■ meetwaarden geldig: status van de meetwaarden<br />

(na overname van de meetwaarden met G915 is de<br />

status „niet geldig“)<br />

■ #939: totaalresultaat van de laatste meting<br />

■ #940..956: de laatste door de meter doorgegeven<br />

meetresultaten<br />

Door op „Init“ te drukken, wordt de verbinding met de<br />

inrichting voor het meten na de bewerking<br />

geïnitialiseerd en worden de meetresultaten gewist.<br />

Via de functie Meten na Bewerking worden de ontvangen<br />

„resultaten“ tijdelijk opgeslagen. De dialoogbox „PPM info“<br />

geeft in #939..956 de tijdelijk opgeslagen waarden weer –<br />

echter niet de variabelen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 51<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.6 Machine-uitlezing<br />

3.6 Machine-uitlezing<br />

De machine-uitlezing van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> kan worden<br />

geconfigureerd. U kunt voor elke slede maximaal 6<br />

uitlezingen voor handbediening en automatisch bedrijf<br />

configureren.<br />

52<br />

hiermee schakelt u om naar de<br />

„volgende geconfigureerde uitlezing“<br />

Met de sledeschakelaar schakelt u<br />

naar de uitlezing van de volgende slede<br />

met de spilschakelaar voor uitlezing<br />

van de volgende spil.<br />

De tabel „Uitlezingselementen“ verduidelijkt de<br />

standaarduitlezingsvelden. Andere uitlezingsvelden:<br />

zie „7.3Regelparameters“<br />

U kunt de waarden van de digitale<br />

uitlezing in „uitlezingsmethode“<br />

(machineparameter 17) als volgt instellen:<br />

■ 0: actuele waarde<br />

■ 1: volgfout<br />

■ 2: restweg<br />

■ 3: gereedschapspunt gerelateerd aan<br />

machinenulpunt<br />

■ 4: sledepositie<br />

■ 5: afstand referentienok – nulimpuls<br />

■ 6: nominale positiewaarde<br />

■ 7: verschil gereedschapspunt –<br />

sledepositie<br />

■ 8: nominale IPO-positie<br />

Uitlezingselementen<br />

Digitale uitlezing (uitlezing van actuele waarde)<br />

Afstand gereedschapspunt – werkstuknulpunt<br />

■ Leeg veld: as heeft zich niet naar het referentiepunt verplaatst<br />

■ Letteraanduiding as wit: geen „vrijgave“<br />

Digitale uitlezing (uitlezing van actuele<br />

waarde) C<br />

Positie van de C-as.<br />

■ „Index“: duidt de C-as aan „0/1“<br />

■ Leeg veld: C-as is niet actief<br />

■ Letteraanduiding as wit: geen „vrijgave“<br />

Restwegweergave<br />

Restweg van de actieve verplaatsingsfunctie<br />

■ Balkdiagram: restweg in „mm“<br />

■ Veld linksonder: actuele positie<br />

■ Veld rechtsonder: restweg<br />

T-uitlezing – zonder standtijdbewaking<br />

■ T-nummer actief gereedschap<br />

■ Gereedschapscorrectiewaarden<br />

T-uitlezing – met standtijdbewaking<br />

■ T-nummer van het actieve gereedschap<br />

■ Standtijdgegevens<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


Uitlezingselementen (vervolg)<br />

Gegevens over aantal stuks/stuktijd<br />

■ Aantal bewerkte stukken van deze partij<br />

■ Bewerkingstijd van het actuele werkstuk<br />

■ Totale bewerkingstijd van deze partij<br />

Belastingsuitlezing<br />

Belasting van de spilmotoren/asaandrijvingen,<br />

gerelateerd aan het nominale draaimoment<br />

D-uitlezing – additieve correcties<br />

■ Nummer van de actieve correctie<br />

■ Correctiewaarden<br />

Slede-uitlezing<br />

■ Symbool wit: geen „vrijgave“<br />

■ Cijfer: geselecteerde slede<br />

■ Cyclustoestand: zie tabel<br />

■ Balkdiagram: voedings-override „in %“<br />

■ Bovenste veld: voedings-override<br />

■ Onderste veld: actuele voeding – bij stilstaande slede: ingestelde<br />

voeding (grijze letter)<br />

■ Sledenummer blauw gemarkeerd: bewerking van de achterkant actief<br />

Spiluitlezing<br />

■ Symbool wit: geen „vrijgave“<br />

■ Cijfer in spilsymbool: stand instelling spil/toeren-bereik<br />

■ „H“/Cijfer: gekozen spil<br />

■ Spiltoestand: zie tabel<br />

■ Balkdiagram: toerental-override „in %“<br />

■ Bovenste veld: toerental-override<br />

■ Onderste veld: actueel toerental – bij positieregeling (M19):<br />

spilpositie – bij stilstaande spil: nominaal toerental (grijs)<br />

Vrijgave-overzicht<br />

Toont de vrijgaves voor de maximaal mogelijke 6 NC-kanalen,<br />

4 spillen en 2 C-assen. Vrijgaves zijn (groen) gemarkeerd.<br />

■ Uitlezingsgroep links: „vrijgaves“<br />

F=voeding; D=gegevens; S=spil; C=C-as<br />

1..6: Nummer van de slede/spil, C-as<br />

■ Uitlezingsgroep midden: „status“<br />

Zy – linker uitlezing: cyclus aan/uit<br />

Zy – rechter uitlezing: voeding stop;<br />

R=referentieprocedure; A=automatisch bedrijf;<br />

H=handbediening;<br />

F=vrijzetten (na eindschakelaar passeren);<br />

I=inspectiebedrijf; E=instelschakelaar;<br />

■ Uitlezingsgroep rechts: „spil“<br />

Uitlezing voor „draairichting links/rechts“<br />

beide actief: spilpositionering (M19)<br />

Cyclusstatus (slede-uitlezing)<br />

Automatisch bedrijf – cyclus Aan<br />

Automatisch bedrijf – aanzet stop<br />

Automatisch bedrijf – cyclus Uit<br />

Handbediening<br />

Inspectiecyclus<br />

Machine in de instelbedrijfsmode<br />

Spilstatus (spiluitlezing)<br />

Draairichting van de spil M3<br />

Draairichting van de spil M4<br />

Spil gestopt<br />

Spil in positieregeling (M19)<br />

C-as is „geactiveerd“<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 53<br />

3.6 Machine-uitlezing


3.7 Belastingsbewaking<br />

3.7 Belastingsbewaking<br />

Bij de productie met belastingsbewaking vergelijkt de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de draaimomenten resp. de „bewerking“<br />

van de aandrijvingen met de waarden die tijdens een<br />

„referentieprocedure“ zijn bepaald.<br />

Bij overschrijding van de „draaimoment-grenswaarde 1“<br />

of „bewerkings-grenswaarde“ wordt het gereedschap<br />

als „verbruikt“ aangeduid. Bij overschrijding van<br />

„draaimoment-grenswaarde 2“ neemt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

aan dat er sprake is van een gereedschapsbreuk. De<br />

bewerking wordt dan stopgezet (voedingsstop).<br />

Overschrijding van de grenswaarden wordt in de<br />

foutmelding opgenomen.<br />

De belastingsbewaking geeft verbruikt gereedschap<br />

in de „gereedschapsdiagnosebits“ aan. Wanneer u<br />

gebruik maakt van de standtijdbewaking, beheert<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> het vervangend gereedschap (zie<br />

„4.2.4 Gereedschapsprogrammering“). De<br />

„gereedschapsdiagnosebits“ kunt u ook in het NCprogramma<br />

verwerken.<br />

3.7.1 Referentiebewerking<br />

Bij referentiebewerking (registratie nominale waarde)<br />

worden het maximale draaimoment en de<br />

bewerkingen van iedere bewakingszone, de<br />

referentiewaarden, bepaald.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert een referentiebewerking door<br />

wanneer:<br />

■ er geen „bewakingsparameters“ beschikbaar zijn.<br />

■ u in de dialoogbox „Referentiebewerking“ (na de<br />

„programmakeuze“) „Ja“ kiest.<br />

Keuze: „Uit(lezing) – Belastingsbewaking – Uitlezing“<br />

(bedrijfsmode automatisch bedrijf).<br />

Submenu „Registratie nominale waarde“:<br />

■ Menu-item „Curves“<br />

Wijs aan de invoervelden „Curve 1..4“ de<br />

aandrijvingen toe.<br />

Het „uitlezingsraster“ beïnvloedt de nauwkeurigheid<br />

en de snelheid van de uitlezing. Een „klein raster“<br />

vergroot de nauwkeurigheid van de uitlezing<br />

(waarden: 4, 9, 19, 39 seconden per afbeelding).<br />

■ Menugroep „Modus“<br />

■ Lijngrafiek: toont de draaimomenten via de tijdas<br />

54<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Bij belastingsbewaking legt u in het NC-programma bewakingszones<br />

vast en definieert u de te bewaken aandrijvingen (G995). De<br />

draaimoment-grenswaarden in een bewakingszone hebben betrekking<br />

op het maximum draaimoment dat bij de referentiebewerking is<br />

bepaald.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> controleert de draaimoment- en bewerkingswaarden<br />

bij elke interpolatorcyclus en toont de waarden in een tijdraster van<br />

20 msec. De grenswaarden worden uit de referentiewaarden en de<br />

grenswaardefactor (regelparameter 8) berekend. De grenswaarden<br />

kunnen naderhand worden gewijzigd in „Bewakingsparameters<br />

bewerken“.<br />

■ Let erop dat de omstandigheden bij de<br />

referentiebewerking en later bij de productie dezelfde zijn<br />

(voedings- en toerental-override, kwaliteit van het<br />

gereedschap, etc.)<br />

■ Per bewakingszone worden maximaal 4 apparaten<br />

bewaakt.<br />

■ Met „G996 Type belastingsbewaking“ regelt u het<br />

uitschakelen van de ijlgangbanen en de bewaking per<br />

draaimoment en/of bewerking.<br />

■ De grafische en digitale uitlezingen zijn gerelateerd aan<br />

de nominale draaimomenten.<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


■ Balkdiagram: grafische weergave van de<br />

draaimomenten en markering van de piekwaarden<br />

■ Meetwaarden opslaan/niet opslaan<br />

Opslag is een voorwaarde om op een later tijdstip<br />

een analyse van de referentiebewerking te kunnen<br />

uitvoeren. De uitlezing „Gegevens schrijven“ geeft<br />

de instelling aan.<br />

■ Grenswaarden overschrijven/niet overschrijven<br />

Wanneer u de grenswaarden ondanks een nieuwe<br />

referentiebewerking wilt behouden, kiest u<br />

„Grenswaarden niet overschrijven“.<br />

■ Pauze stopt de uitlezing<br />

■ Met Verder wordt de uitlezing voortgezet<br />

■ Auto: terug naar het menu Automatisch bedrijf<br />

Aanvullende informatie<br />

■ Zonenummer: actuele bewakingszone.<br />

Negatief voorteken: het proces wordt niet bewaakt<br />

(voorbeeld: uitschakelen van de ijlgangbanen).<br />

■ Ger.: actief gereedschap<br />

■ gekozen aandrijvingen: de aandrijvingen worden<br />

opgesomd en de actuele draaimomenten worden<br />

getoond.<br />

■ Regeluitlezing<br />

3.7.2 Productie met<br />

belastingsbewaking<br />

De instelling in het NC-programma (G996) bepaalt of<br />

de „Productie met belastingsbewaking“ plaatsvindt.<br />

Draaimomenten en grenswaarden weergeven:<br />

„Uit(lezing) – Belastingsbewaking – Uitlezing“<br />

(automatisch bedrijf).<br />

Submenu „Belastingsbewaking – Uitlezing“:<br />

■ Menu-item „Curves“<br />

Wijs aan de invoervelden „Curve 1..4“ de<br />

aandrijvingen toe.<br />

■ Lijngrafiek: één curve<br />

■ Balkdiagram: max. vier curves<br />

Weergaveraster: zie „3.7.1 Referentiebewerking“<br />

■ Menugroep „Modus“<br />

■ Lijngrafiek Draaimomenten via de tijdas en<br />

grenswaarden tonen – grenswaarden „grijs“: nietbewaakte<br />

zone (uitschakelen van ijlgangbanen).<br />

■ Balkdiagram actuele draaimomenten, de<br />

„bewerkingen“ tot dat moment en alle<br />

grenswaarden van de bewakingszone tonen<br />

■ Pauze stopt de uitlezing<br />

De referentiebewerking wordt niet door de uitlezingen<br />

beïnvloedt.<br />

■ Met Verder wordt de uitlezing voortgezet<br />

■ Auto: terug naar het menu Automatisch bedrijf<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 55<br />

3.7 Belastingsbewaking


3.7 Belastingsbewaking<br />

3.7.3 Grenswaarden bewerken<br />

Met de „bewakingsparameter – editor“ analyseert u<br />

de referentiebewerking en optimaliseert u de<br />

grenswaarden.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont in de kopregel de<br />

programmanaam van geladen bewakingsparameters.<br />

KeuzeAnwahl: „Uit(lezing) – Belastingsbewaking –<br />

Bewerken“ (automatisch bedrijf).<br />

Submenu „Bewakingsparameter – editor“:<br />

■ Menu-item „Act(ueel bestand) laden“:<br />

bewakingsparameters van het gekozen NCprogramma.<br />

■ Menu-item „Laden“: de door u gekozen<br />

bewakingsparameters.<br />

■ Menu-item „Bewerken“: hiermee kunt u de<br />

grenswaarden bekijken en bewerken.<br />

■ Menu-item „Referentiewaarden wissen“:<br />

hiermee worden de bewakingsparameters van het<br />

getoonde NC-programma gewist.<br />

■ Auto: terug naar het menu Automatisch bedrijf<br />

Bewerken van de bewakingsparameters<br />

Via de dialoogbox „Belastingsparameters weergeven<br />

en instellen“ worden de parameters van een apparaat<br />

van een bewakingszone beschikbaar gesteld voor<br />

bewerking.<br />

Het balkdiagram geeft alle apparaten van de<br />

bewakingszone weer (brede balk:<br />

vermogenswaarden; smalle balk:<br />

bewerkingswaarden). Het gekozen apparaat wordt<br />

met een kleur aangegeven.<br />

U geeft de bewakingszone in en selecteert het apparaat.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de bijbehorende referentiewaarden,<br />

stelt de grenswaarden „Vermogen“ en „Bewerking“<br />

beschikbaar voor bewerking en toont het gereedschap<br />

(T-nummer) „ter informatie“.<br />

Knoppen van de dialoogbox:<br />

■ Opslaan: hiermee worden de grenswaarden van dit<br />

apparaat in deze zone opgeslagen.<br />

■ Einde (of ESC-toets): de dialoogbox wordt<br />

verlaten.<br />

■ Bestand: schakelt over naar „Lijngrafiek“.<br />

Voorwaarde: de meetwaarden moeten bij de<br />

referentiebewerking zijn opgeslagen.<br />

56<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


3.7.4 Referentiebewerking analyseren<br />

Het draaimoment en de grenswaarden van het<br />

gekozen apparaat worden „in de tijd“ weergegeven.<br />

Grenswaarde „grijs“: niet-bewaakte zone (uitschakelen<br />

van ijlgangbanen).<br />

Naast de grafische weergave toont de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de<br />

parameters van de cursorpositie.<br />

Keuze: knop „Bestand“ (dialoogbox<br />

„Belastingsparameters weergeven en instellen“)<br />

Submenu „Analyzer (bestandsweergave)“:<br />

■ Menugroep „Positioneer cursor“ – positioneer de<br />

cursor met „pijl naar links/rechts“ of op:<br />

■ begin van bestand<br />

■ begin van volgende zone<br />

■ maximum in de zone<br />

■ Menu-item „Weergave“: selecteer het apparaat in<br />

de dialoogbox „Bestand weergeven“.<br />

■ Menu-item „Instellingen – Zoom“: Stel het<br />

„weergaveraster“ in. (Geringe waarden vergroten<br />

de weergavenauwkeurigheid en verkleinen de<br />

stapgrootte van de cursor.)<br />

De regel onder de grafische weergave toont het<br />

ingestelde raster, het tijdraster van de geregistreerde<br />

meetwaarden en de cursorpositie (gerelateerd aan de<br />

start van de referentiebewerking). Tijd „0:00.00 sec“<br />

= start van de referentiebewerking.<br />

terug naar „Bewerken van de<br />

bewakingsparameters“<br />

3.7.5 Werken met belastingsbewaking<br />

U kunt de belastingsbewaking toepassen, wanneer<br />

de bewerking met een verbruikt gereedschap een<br />

duidelijk hoger draaimoment vereist dan met een nietverbruikt<br />

gereedschap. Dit betekent dat aandrijvingen<br />

die duidelijk aan een belasting onderhevig zijn, moeten<br />

worden bewaakt – meestal de hoofdspil.<br />

Verspaningen met kleine snijdieptes kunnen door de<br />

geringe verandering van het draaimoment slechts in<br />

beperkte mate worden bewaakt.<br />

Een vermindering van het draaimoment wordt niet<br />

geconstateerd.<br />

Vastleggen van de bewakingszones: de referentiewaarden van het<br />

draaimoment zijn gerelateerd aan de grootste draaimomenten van de<br />

zone. Dit betekent dat kleinere draaimomenten slechts in beperkte<br />

mate kunnen worden bewaakt.<br />

Vlakdraaien met constante snijsnelheid: de spil wordt bewaakt<br />

zolang de versnelling 1 mm bedragen<br />

■ bij het insteken moet de snijdiepte > 1 mm bedragen<br />

■ bij het boren in volmateriaal moet de boordiameter 6..10 mm<br />

bedragen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 57<br />

3.7 Belastingsbewaking


3.7 Belastingsbewaking<br />

3.7.6 Parameters voor belastingsbewaking<br />

Machineparameter „Belastingsbewaking“ (spil: 809, 859, ...; C-as:<br />

1010, 1060; lineaire assen: 1110, 1160, ...):<br />

■ Starttijd bewaking [0..1000 ms] wordt bij „IJlgangbanen<br />

uitschakelen“ verwerkt:<br />

■ Spillen: uit de versnellings- en remcurve wordt een grenswaarde<br />

bepaald. Zolang de nominale versnelling de grenswaarde<br />

overschrijdt, wordt de bewaking uitgezet. Als de nominale<br />

versnelling lager is dan de grenswaarde, wordt de bewaking met de<br />

„starttijd bewaking“ vertraagd.<br />

■ Lineaire en C-assen: na de omschakeling van ijlgang naar<br />

voeding wordt de bewaking met de „starttijd bewaking“ vertraagd.<br />

■ Aantal te middelen tastwaarden [1..50]<br />

Het gemiddelde vermindert de gevoeligheid voor kortstondige<br />

belastingspieken.<br />

■ Max. draaimoment van de aandrijving [Nmm]<br />

■ Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]: de overschrijding<br />

van draaimoment-grenswaarde 1/2 wordt na overschrijding van tijd<br />

„P1/P2“ gemeld.<br />

Regelparameter 8 „Belastingsbewaking instellingen“<br />

■ Factor draaimoment-grenswaarde 1, 2<br />

■ Factor grenswaarde bewerking<br />

Grenswaarde = referentiewaarde * factor grenswaarde<br />

■ Minimaal draaimoment [% van nominaal draaimoment]:<br />

referentiewaarden onder deze waarde worden tot het „minimale<br />

draaimoment“ verhoogd. Daarmee worden grenswaardeoverschrijdingen<br />

door geringe draaimomentvariaties voorkomen.<br />

■ Max. bestandsgrootte [kByte]: als de gegevens van de<br />

geregistreerde meetwaarden de „maximale bestandsgrootte“<br />

overschrijden, worden de „oudste meetwaarden“ overschreven.<br />

Richtwaarde: een apparaat heeft per minuut programmarun-tijd ca.<br />

12 kByte nodig<br />

Regelparameter 15 „Bitnummers voor belastingsbewaking“:<br />

Wijst de bitnummers die in G995 worden gebruikt, aan de<br />

aandrijvingen („logische assen“) toe.<br />

58<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf


DIN PLUS<br />

4


4.1 De DIN-programmering<br />

4.1 De DIN-programmering<br />

4.1.1 Inleiding<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de „conventionele DINprogrammering“<br />

en de „DIN PLUS–programmering“.<br />

Conventionele DIN-programmering<br />

U programmeert de bewerking van het werkstuk met<br />

rechtlijnige verplaatsingen en cirkelbogen, en<br />

eenvoudige draaicycli. Voor de conventionele DINprogrammerin<br />

is de „eenvoudige<br />

gereedschapsbeschrijving“ voldoende (zie „4.4.2<br />

Revolver“).<br />

DIN PLUS – Programmering<br />

De geometrische beschrijving van het werkstuk en de<br />

bewerking zijn van elkaar gescheiden. U programmeert<br />

de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk en bewerkt het werkstuk met de contourafhankelijke<br />

draaicycli. Bij elke bewerkingsstap (ook<br />

bij afzonderlijke verplaatsingen en eenvoudige<br />

draaicycli) wordt de contourcorrectie uitgevoerd. De<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> optimaliseert zowel de verspaningen als<br />

de benaderings- en terugtrekbanen (geen lege<br />

snedes).<br />

Afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden en<br />

de complexiteit van de bewerking kunt u beslissen of<br />

u gebruikmaakt van de „conventionele DINprogrammering“<br />

of van de „DIN PLUS-programmering“.<br />

NC-programmadelen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de onderverdeling van<br />

het NC-programma in programmadelen. Er zijn ook<br />

programmadelen ten behoeve van instelinformatie en<br />

besturingsgegevens.<br />

NC-Programmadelen<br />

■ Programmakop (besturingsgegevens en<br />

instelinformatie)<br />

■ Gereedschapstabel (revolvertabel)<br />

■ Spanmiddeltabel<br />

■ Beschrijving onbewerkt werkstuk<br />

■ Beschrijving bewerkt werkstuk<br />

■ Bewerking van het werkstuk<br />

Parallel werken<br />

De draaibank kan een ander NC-programma<br />

uitvoeren terwijl u programma's bewerkt en test.<br />

60<br />

Voorbeeld „Gestructureerd DIN PLUS-programma“<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#MATERIAAL St 60-2<br />

#INSPAN-DIAMETER 120<br />

#UITSPANLENGTE 106<br />

#SPANDRUK 20<br />

#SLEDE $1<br />

#SYNCHRO 0<br />

REVOLVER 1<br />

T1 ID”342-300.1”<br />

T2 ID”111-80-080.1”<br />

T3 ID”112-16-080.1”<br />

T4 ID”121-55-040.1”<br />

T5 ID”122-20-040.1”<br />

T6 ID”151-600.2”<br />

SPANMIDDEL [ nulpuntverschuiving Z282 ]<br />

H1 ID”KH250”<br />

H2 ID”KBA250-77” Q4.<br />

ONBEW. WERKSTUK<br />

N1 G20 X120 Z120 K2<br />

BEW. WERKSTUK<br />

N2 G0 X60 Z-115<br />

N3 G1 Z-105<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N22 G59 Z282<br />

N23 G65 H1 X0 Z-152<br />

N24 G65 H2 X120 Z-118<br />

N25 G14 Q0<br />

[Voorboren-30mm-buiten-centrisch-kopvlak]<br />

N26 T1<br />

N27 G97 S1061 G95 F0.25 M4<br />

. . .<br />

EINDE<br />

4 DIN PLUS


4.1.2 DIN PLUS-beeldscherm<br />

1 Menubalk<br />

2 Weergave van geladen NC-programma's –<br />

gekozen programma is gemarkeerd<br />

3 Volledig, dubbel of drievoudig bewerkingsvenster –<br />

gekozen venster is gemarkeerd<br />

4 Contourweergave (of machineweergave)<br />

5 Softkeys<br />

Gelijktijdig bewerken<br />

U kunt maximaal acht NC-programma's/<br />

subprogramma's gelijktijdig bewerken. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

geeft de NC-programma's naar keuze weer in een<br />

volledig, dubbel of drievoudig venster.<br />

Hoofd- en submenu's<br />

De functies van de DIN PLUS-editor zijn verdeeld over<br />

het „hoofdmenu“ en meerdere „submenu's“. U heeft<br />

toegang tot de submenu's<br />

■ door het desbetreffende menu-item te kiezen<br />

■ door de cursor in het programmadeel te<br />

positioneren<br />

Softkeys<br />

Er zijn softkeys beschikbaar voor het snel<br />

omschakelen naar „naastgelegen bedrijfsmodi“, het<br />

veranderen van bewerkingsvenster en het activeren<br />

van de grafische weergave.<br />

Softkeys<br />

Omschakelen naar bedrijfsmode Simulatie<br />

Omschakelen naar bedrijfsmode TURN PLUS<br />

Van NC-programma veranderen<br />

Van NC-programma veranderen<br />

Van bewerkingsvenster veranderen<br />

Volledig venster instellen (één bewerkingsvenster)<br />

Dubbel of drievoudig venster instellen<br />

Grafische weergave activeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 61<br />

5<br />

3<br />

2<br />

4<br />

1<br />

4.1 De DIN-programmering


4.1 De DIN-programmering<br />

4.1.3 Lineaire en rondassen<br />

Hoofdassen: coördinatengegevens van de X-, Y- en Z-as zijn<br />

gerelateerd aan het werkstuknulpunt. Afwijkingen van deze regel<br />

worden aangegeven.<br />

62<br />

Bij negatieve X-coördinaten moet op het volgende<br />

worden gelet:<br />

■ niet toegestaan bij contourbeschrijvingen<br />

■ niet toegestaan voor draaibewerkingscycli<br />

■ de contourcorrectie wordt uitgezet<br />

■ de rotatierichting bij cirkelbogen (G2/G3, G12/G13) moet<br />

handmatig worden aangepast<br />

■ de positie bij de beitelradiuscompensatie (G41/G42) moet<br />

handmatig worden aangepast<br />

C-as: hoekgegevens zijn aan het „nulpunt van de C-as“ gerelateerd.<br />

(Voorwaarde: de C-as is als hoofdas geconfigureerd.)<br />

Bij C-as-contouren en C-as-bewerkingen geldt het volgende:<br />

■ coördinaatgegevens van de voor-/achterkant worden in<br />

cartesiaanse coördinaten (XK, YK) of in poolcoördinaten (X,C)<br />

aangegeven<br />

■ coördinaatgegevens op het mantelvlak worden in poolcoördinaten<br />

(Z, C) aangegeven. In plaats van „C“ kan de „baanmaat CY“<br />

(„manteluitslag“ bij de referentiediameter) worden gebruikt.<br />

Additionele assen (hulpassen): De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt niet<br />

alleen de hoofdassen maar ook<br />

■ U: lineaire as in X-richting<br />

■ V: lineaire as in Y-richting<br />

■ W: lineaire as in Z-richting<br />

■ A: rondas, roteert om X<br />

■ B: rondas, roteert om Y<br />

■ C: rondas, roteert om Z<br />

De additionele assen worden nu in het bewerkingsdeel in de functies<br />

G0..G3, G12, G13, G30, G62 en G701 geprogrammeerd. Een<br />

cirkelvormige interpolatie is alleen in de hoofdassen mogelijk.<br />

Rondassen (als additionele assen) worden in het bewerkingsdeel met<br />

G15 geprogrammeerd.<br />

■ De DIN-editor houdt alleen rekening met de adresletters<br />

van de geconfigureerde assen.<br />

■ De werking van de rondas C is afhankelijk van het feit of<br />

deze als hoofdas of als additionele as is geconfigureerd.<br />

De „C-as-functies“ G100..G113 gelden voor de „hoofdas C“.<br />

Hoofdassen<br />

Lineaire additionele assen<br />

Rondassen als additionele assen<br />

4 DIN PLUS


4.1.4 Maateenheden<br />

NC-programma's kunnen „metrisch“ of „in inches“ worden<br />

geschreven. De maateenheid wordt vastgelegd in het veld „Eenheid“<br />

(zie „4.4.1 Programmakop“). Een eenmaal vastgelegde maateenheid<br />

kan niet meer worden veranderd. Toegepaste maateenheden:<br />

zie „1.4 Basisbegrippen“.<br />

4.1.5 Onderdelen van het DIN-programma<br />

Een DIN-programma omvat de volgende elementen:<br />

■ Programmanummer<br />

■ Programmadeel-aanduidingen<br />

■ NC-regels<br />

■ Commando's voor structureren van programma's<br />

■ Commentaarregels<br />

Het programmanummer begint met „%“ gevolgd door maximaal<br />

8 tekens (cijfers, hoofdletters of ”_”, geen trema) en heeft de extensie<br />

„nc“ voor hoofdprogramma's en „ncs“ voor subprogramma's. Als<br />

eerste teken moet een cijfer of letter worden gebruikt.<br />

Programmadeel-aanduidingen: wanneer u een nieuw DINprogramma<br />

maakt, zijn er al programmadeel-aanduidingen ingevoerd.<br />

Afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden voegt u andere<br />

programmadelen toe of wist u ingevoerde aanduidingen. Een DINprogramma<br />

moet minimaal de programmadeel-aanduidingen<br />

BEWERKING en EINDE bevatten.<br />

NC-regels beginnen met een „N“ die wordt gevolgd door een<br />

regelnummer (maximaal 4 cijfers). De regelnummers hebben geen<br />

invloed op de programma-afloop. Ze dienen om een NC-regel aan te<br />

duiden.<br />

De NC-regels van de programmadelen PROGRAMMAKOP,<br />

REVOLVER en SPANMIDDEL zijn niet opgenomen in de „Organisatie<br />

van regelnummers van de DIN-editor.<br />

Een NC-regel bevat NC-commando'szoals verplaatsings-, schakel- of<br />

besturingscommando's. Verplaatsings- en schakelcommando's<br />

beginnen met „G“ resp. „M“, gevolgd door een cijfercombinatie (G1,<br />

G2, G81, M3, M30, ...) en de adresparameters.<br />

Besturingscommando's bestaan uit „trefwoorden“ (WHILE, RETURN,<br />

..), of uit een letter-/cijfercombinatie.<br />

NC-regels die uitsluitend variabelenberekeningen bevatten, zijn<br />

toegestaan.<br />

In een NC-regel kunnen meerdere NC-commando's worden<br />

geprogrammeerd wanneer niet dezelfde adresletters worden gebruikt<br />

en deze geen „tegenstrijdige“ functionaliteit hebben.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 63<br />

4.1 De DIN-programmering


4.1 De DIN-programmering<br />

Voorbeelden<br />

■ toegestane combinatie:<br />

N10 G1 X100 Z2 M8<br />

■ niet-toegestane combinatie:<br />

N10 G1 X100 Z2 G2 X100 Z2 R30 – meermaals dezelfde adresletters<br />

of<br />

N10 M3 M4 – tegenstrijdige functionaliteit<br />

NC-adresparameters<br />

De adresparameters bestaan uit 1 of 2 letters, gevolgd door<br />

■ een waarde<br />

■ een rekenformule<br />

■ een „?“ (vereenvoudigde geometrieprogrammering VGP)<br />

■ een „i“ als aanduiding voor incrementele adresparameters<br />

(voorbeelden: Xi..., Ci..., XKi..., YKi..., etc.)<br />

■ een #-variabele (wordt bij de vertaling van het NC-programma<br />

berekend)<br />

■ een V-variabele (wordt bij de uitvoering van commando's<br />

berekend)<br />

Voorbeelden:<br />

■ X20 (absolute maat)<br />

■ Zi–35.675 (incrementele maat)<br />

■ X? (VGP)<br />

■ X#12 (variabelenprogrammering)<br />

■ X{V12+1} (variabelenprogrammering)<br />

■ X(37+2)*SIN(30) (rekenformule)<br />

Programmasprongen en -herhalingen<br />

■ Voor het structureren van programma's kan gebruik worden<br />

gemaakt van programmasprongen, programmaherhalingen en<br />

subprogramma's. Voorbeeld: bewerking van begin/einde van staaf<br />

etc.<br />

■ Uitschakelniveau: beïnvloedt de uitvoering van afzonderlijke NCregels<br />

■ Slede-aanduiding: u wijst de NC-regels aan de slede toe (bij<br />

draaibanken met meerdere sledes).<br />

In- en uitvoer<br />

Met „invoer“ beïnvloedt de machine-operator de uitvoering van het<br />

NC-programma. Met „uitvoer“ informeert u de machine-operator.<br />

Voorbeeld: de machine-operator wordt gevraagd meetpunten te<br />

controleren en correctiewaarden bij te werken.<br />

Commentaar<br />

staat tussen „[...]“. Commentaar staat aan het einde van een NC-regel<br />

of alleen in een NC-regel.<br />

64<br />

4 DIN PLUS


4.2 Informatie over programmering<br />

4.2.1 Gelijktijdig bewerken<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

■ kan maximaal acht NC-programma's/subprogramma's gelijktijdig<br />

bewerken<br />

■ stelt maximaal drie bewerkingsvensters beschikbaar<br />

Bewerkingsvenster<br />

Dubbel of drievoudig venster instellen: instellen in „Config – Venster –<br />

...“ (hoofdmenu).<br />

NC-programma laden<br />

NC-programma in het volgende vrije venster laden:<br />

Kies „Prog – Laden – Hoofdprogramma/subprogramma“<br />

NC-programma in het gekozen venster laden:<br />

kies en activeer het vrije bewerkingsvenster<br />

kies „Prog – Laden – Hoofdprogramma/subprogramma“<br />

Veranderen van NC-programma en venster<br />

■ cia softkey: zie tabel<br />

■ via touchpad:<br />

■ Van NC-programma veranderen: klik op het NC-programma in de<br />

weergavebalk<br />

■ Van bewerkingsvenster veranderen: klik in het gewenste venster<br />

NC-programma opslaan<br />

■ „Prog – Opslaan“: het NC-programma in het actieve venster wordt<br />

opgeslagen. Het NC-programma blijft in het bewerkingsvenster<br />

staan – u kunt het verder bewerken.<br />

■ „Prog – Opslaan als“: het NC-programma in het actieve venster<br />

wordt onder een nieuwe programmanaam opgeslagen. In de<br />

dialoogbox „NC-programma opslaan“ stelt u in, of het<br />

bewerkingsvenster moet worden gesloten.<br />

■ „Prog – Alles opslaan“: de NC-programma's in alle actieve vensters<br />

worden opgeslagen. De NC-programma's blijven in de<br />

bewerkingsvensters staan – u kunt deze verder bewerken.<br />

4.2.2 Adresparameters<br />

Coördinaten worden absoluut of incrementeel geprogrammeerd.<br />

Wanneer de coördinaten X, Y, Z, XK, YK, C niet worden aangegeven,<br />

worden ze uit de eerder uitgevoerde regel overgenomen (blijft<br />

ingeschakeld tot het moment van uitschakeling).<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> berekent onbekende coördinaten van de hoofdassen<br />

X, Y of Z wanneer u „?“ programmeert (vereenvoudigde<br />

geometrieprogrammering – VGP).<br />

De bewerkingsfuncties G0, G1, G2, G3, G12 en G13 blijven<br />

ingeschakeld totdat ze weer worden uitgeschakeld. Dit betekent dat<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de vorige G-functie overneemt wanneer in de volgende<br />

regel de adresparameters X, Y, Z, I of K zonder G-functie zijn<br />

geprogrammeerd. Voorwaarde daarbij is dat absolute waarden als<br />

adresparameters zijn gebruikt.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Softkeys „Van venster veranderen“<br />

Van NC-programma veranderen<br />

Van NC-programma veranderen<br />

Van bewerkingsvenster veranderen<br />

Volledig venster instellen (één<br />

bewerkingsvenster)<br />

Dubbel of drievoudig venster instellen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 65<br />

4.2 Informatie over programmering


4.2 Informatie over programmering<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt variabelen en<br />

rekenformules als adresparameters.<br />

Bewerken van de adresparameters<br />

Dialoogbox activeren<br />

Cursor op het invoerveld zetten<br />

■ Waarden ingeven/wijzigen – of<br />

■ Softkey VERDER: oproepen van de „uitgebreide<br />

toevoer“<br />

■ „?“ programmeren (VGP)<br />

■ Omschakelen van „incrementeel naar<br />

absoluut“<br />

■ „Invoer van variabelen“ activeren<br />

4.2.3 Contourprogrammering<br />

De contourbeschrijving van het onbewerkte en<br />

bewerkte werkstuk is voorwaarde voor de<br />

„contourcorrectie“ en de toepassing van<br />

contourspecifieke draaicycli. Bij het frezen en boren<br />

(C- of Y-as) is de contourbeschrijving voorwaarde voor<br />

de toepassing van de bewerkingscycli.<br />

Let op het volgende bij contouren voor de<br />

draaibewerking:<br />

■ Beschrijf de contour „aaneengesloten“.<br />

■ De richting waarin wordt beschreven, is niet<br />

afhankelijk van de bewerkingsrichting.<br />

■ De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> sluit „open“ contouren asparallel.<br />

■ Contourbeschrijvingen mogen niet verder gaan dan<br />

de hartlijn.<br />

■ De contour van het bewerkte werkstuk moet<br />

binnen de contour van het onbewerkte werkstuk<br />

liggen.<br />

■ Bij stafmateriaal moet alleen het voor de productie<br />

van een werkstuk benodigde gedeelte als<br />

onbewerkt werkstuk worden gedefinieerd.<br />

■ Contourbeschrijvingen gelden voor het gehele NCprogramma<br />

- ook wanneer het werkstuk voor<br />

bewerking aan de achterkant wordt omgespannen.<br />

■ In de bewerkingscycli programmeert u<br />

„verwijzingen“ naar de contourbeschrijving.<br />

66<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de „uitgebreide<br />

invoer“ an die voor het invoerveld is<br />

toegestaan.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

4 DIN PLUS


Onbewerkte werkstukken beschrijft u<br />

■ met „macro G20 voor onbewerkte werkstukken“, indien er sprake is<br />

standaarddelen (cilinders, holle cilinders).<br />

■ met „macro G21 voor gietstukken“, wanneer de contour van het<br />

onbewerkte werkstuk is gebaseerd op de contour van het bewerkte<br />

werkstuk.<br />

■ door afzonderlijke contourelementen (bijv. contouren van bewerkte<br />

werkstukken), wanneer u G20, G21 niet kunt gebruiken.<br />

Bewerkte werkstukken worden met afzonderlijke contourelementen<br />

beschreven. U kunt attributen toewijzen aan contourelementen of aan<br />

de gehele contour. Hiermee wordt dan tijdens de bewerking van het<br />

werkstuk rekening gehouden (bijv. ruwheid, overmaten, etc.).<br />

Bij tussenbewerkingsstappen maakt u hulpcontouren. De<br />

programmering van de hulpcontouren geschiedt analoog aan de<br />

beschrijving van het bewerkte werkstuk. Per HULPCONTOUR kan<br />

een contourbeschrijving worden gemaakt – HULPCONTOUREN<br />

kunnen meerdere keren worden gemaakt.<br />

Contouren voor de C-/Y-asbewerking<br />

Contouren voor het frezen en boren worden in het programmadeel<br />

BEWERKT WERKSTUK geprogrammeerd. De bewerkingsniveaus<br />

worden aangeduid met VOORKANT, VOORKANT Y, MANTEL,<br />

MANTEL Y, etc. Programmadeel-aanduidingen kunnen meerdere keren<br />

worden gebruikt – ook kunnen er meerdere contouren binnen een<br />

programmadeel-aanduiding worden geprogrammeerd.<br />

Maximaal vier contouren per NC-programma<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt maximaal vier contourgroepen<br />

(onbewerkt en bewerkt werkstuk) in een NC-programma.<br />

Met de aanduiding CONTOUR wordt de beschrijving van een<br />

contourgroep gestart. Parameters voor de nulpuntverschuiving en het<br />

coördinatensysteem definiëren de positie van de contour in het<br />

werkbereik. Een G99 in het bewerkingsdeel wijst de bewerking aan<br />

een contour toe.<br />

Contour aanmaken bij simulatie:<br />

Bij simulatie aangemaakte contouren kunt u opslaan en in het NCprogramma<br />

inlezen. Voorbeeld: u beschrijft het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk en simuleert de bewerking van de eerste opspanning.<br />

Vervolgens slaat u de contour op. Daarbij definieert u een verschuiving<br />

van het werkstuknulpunt en/of een spiegeling. De simulatie slaat de<br />

„aangemaakte contour“ als onbewerkt werkstuk en de oorspronkelijk<br />

gedefinieerde contour van het bewerkte werkstuk op, waarbij<br />

rekening wordt gehouden met de verschuiving en spiegeling.<br />

De via simulatie aangemaakte contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk leest u in DIN PLUS in (blokmenu – „Contour invoegen“).<br />

Contourcorrectie<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> baseert zich op het onbewerkte werkstuk en houdt<br />

tijdens de contourcorrectie rekening met elke snede en elke cyclus<br />

van de draaibewerking. De „actuele werkstukcontour“ is dan in elke<br />

bewerkingssituatie bekend. Aan de hand van de „gecorrigeerde contour“<br />

optimaliseert de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de benaderings-/terugtrekbanen. Lege<br />

snedes worden zo voorkomen.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 67<br />

4.2 Informatie over programmering


4.2 Informatie over programmering<br />

De contourcorrectie wordt ook bij „hulpcontouren“<br />

uitgevoerd.<br />

Voorwaarden voor de contourcorrectie:<br />

■ Beschrijving van onbewerkt werkstuk<br />

■ Voldoende gereedschapsbeschrijving (een<br />

„eenvoudige gereedschapsdefinitie“ is niet genoeg)<br />

De contourcorrectie wordt alleen uitgevoerd voor te<br />

draaien contouren – niet voor C- of Y-as-contouren.<br />

Contourweergave<br />

Tijdens het bewerken toont de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

geprogrammeerde contouren in maximaal twee<br />

grafische vensters.<br />

■ Keuze van het grafisch venster: hoofdmenu<br />

„Grafisch venster“<br />

■ Terug naar de machine-uitlezing: hoofdmenu<br />

„Grafisch venster – Grafische weergave - UIT“<br />

Grafisch venster activeren of contouren<br />

bijwerken<br />

Aanwijzingen:<br />

■ Het startpunt van de te draaien contour wordt met<br />

een „hokje” aangegeven.<br />

■ Als de cursor op een regel van „onbew. of bew.<br />

werkstuk” staat, wordt het bijbehorende<br />

contourelement rood aangegeven en de<br />

beschrijvingsrichting getoond.<br />

■ Bij de programmering van de bewerkingscycli kunt<br />

u de getoonde contour gebruiken om de<br />

regelverwijzingen te bepalen.<br />

■ Bij de weergave van mantelvlakcontouren baseert<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> zich op de bodem van het patroon<br />

(referentiediameter bij MANTEL).<br />

4.2.4 Gereedschapsprogrammering<br />

De aanduiding van de gereedschapsplaats wordt door<br />

de machinefabrikant vastgelegd. Daarbij krijgt iedere<br />

gereedschapshouder een uniek T-nummer.<br />

In het „T-commando“ (programmadeel: BEWERKING)<br />

wordt de positie van de gereedschapsopname<br />

geprogrammeerd en daarmee ook de zwenkpositie<br />

van de gereedeschapshouder. De toewijzing van het<br />

gereedschap - de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> kent de zwenkposities<br />

uit het programmadeel REVOLVER of uit de<br />

„gereedschapstabel“, wanneer het T-nummer in het<br />

programmadeel REVOLVER niet gedefinieerd is.<br />

68<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

■ Met toevoegingen aan of wijzigingen in de contouren<br />

wordt pas rekening gehouden nadat GRAFISCHE<br />

WEERGAVE opnieuw is geactiveerd.<br />

■ Voorwaarde voor de „contourweergave” is dat er unieke<br />

NC-regelnummers worden gebruikt!<br />

4 DIN PLUS


Multi-gereedschap<br />

Bij gereedschap met meerde snijkanten wordt het T-nummer gevolgd<br />

door een „. S“.<br />

T-nummer. S S: nummer van de snijkant [0..4]<br />

(0=hoofdsnijkant – kan vervallen)<br />

In het programmadeel REVOLVER definieert u alleen de<br />

„hoofdsnijkant“.<br />

Als een snijkant van het multi-gereedschap is „verbruikt“, markeert de<br />

standtijdbewaking van het gereedschap alle snijkanten als „verbruikt“.<br />

Voorbeelden:<br />

■ T3 of T3.0 – zwenkpositie 3; hoofdsnijkant<br />

■ T12.2 – zwenkpositie 12; snijkant 2<br />

Vervangend gereedschap<br />

Wanneer u gebruik maakt van de standtijdbewaking van het<br />

gereedschap, definieert u een „gereedschapsgroep“. Zodra er een<br />

gereedschap is verbruikt, spant de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> het<br />

„zustergereedschap“ in. Pas als het laatste gereedschap uit de<br />

gereedschapsgroep is verbruikt, stopt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de uitvoering<br />

van het programma.<br />

In het programmadeel REVOLVER en in de T-oproepen programmeert u<br />

het „eerste gereedschap“ van de gereedschapsgroep. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

spant automatisch het zustergereedschap in.<br />

Als onderdeel van de variabelenprogrammering (toegang tot<br />

gereedschapscorrecties of gereedschapsdiagnosebits) adresseert u<br />

ook het „eerste gereedschap“ in de reeks. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> adresseert<br />

automatisch het „actieve gereedschap“.<br />

Vervangend gereedschap definieert u in „Instellen“<br />

(zie „3.3.4 Standtijdbeheer“).<br />

4.2.5 Bewerkingscycli<br />

HEIDENHAIN adviseert u een bewerkingscyclus in de volgende<br />

stappen te programmeren: (zie: „4.18.1 Bewerkingscyclus<br />

programmeren“):<br />

■ Gereedschap inspannen<br />

■ Snijgegevens definiëren<br />

■ Gereedschap voor de bewerkingszone positioneren<br />

■ Veiligheidsafstand vastleggen<br />

■ Cyclusoproep<br />

■ Gereedschap terugtrekken<br />

■ Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Let op het volgende wanneer als onderdeel<br />

van de optimalisatie stappen van de<br />

cyclusprogrammering vervallen:<br />

■ Een speciale voeding blijft tot het volgende<br />

voedingscommando geldig (voorbeeld:<br />

nabewerkingsvoeding bij steekcycli).<br />

■ Bij sommige cycli wordt diagonaal naar<br />

het startpunt terugekeerd wanneer u<br />

gebruikmaakt van de<br />

standaardprogrammering (voorbeeld:<br />

voorbewerkingscycli).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 69<br />

4.2 Informatie over programmering


4.2 Informatie over programmering<br />

4.2.6 NC-subprogramma's<br />

Subprogramma's worden voor de contourprogrammering of<br />

programmering van de bewerking gebruikt.<br />

In het subprogramma zijn overdrachtsparameters als variabele<br />

beschikbaar. U kunt de aanduiding van de overdrachtsparameters<br />

vastleggen (zie „4.16 Subprogramma's“).<br />

In het subprogramma zijn de lokale variabelen #256 t/m # 285 voor<br />

interne berekeningen beschikbaar.<br />

Subprogramma's worden maximaal 6 keer genest. Met „nesten“<br />

wordt bedoeld dat een subprogramma een ander subprogramma<br />

oproept etc.<br />

Als een subprogramma meerdere keren moet worden uitgevoerd,<br />

geeft u in parameter „Q“ de herhalingsfactor aan.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt onderscheid tussen lokale en externe<br />

subprogramma's. Lokale subprogramma's en het NChoofdprogramma<br />

staan in het hetzelfde bestand. Alleen het<br />

hoofdprogramma kan het lokale subprogramma oproepen. Externe<br />

subprogramma's worden in afzonderlijke bestanden opgeslagen en<br />

door willekeurige NC-hoofd- of andere NC-subprogramma's<br />

opgeroepen.<br />

Expertprogramma's<br />

Meestal levert de machinefabrikant op uw machineconfiguratie<br />

afgestemde subprogramma's voor complexe processen. Voorbeeld:<br />

werkstukoverdracht bij de complete bewerking“). Zie<br />

machinehandboek.<br />

4.2.7 Sjabloonbesturing<br />

Als „sjablonen“ worden van tevoren vastgelegde NC-codeblokken<br />

aangeduid, die in het NC-programma worden opgenomen. Dat<br />

betekent minder programmeren en er kan een verregaande<br />

standaardisering worden bereikt.<br />

Sjablonen worden door de machinefabrikant vastgelegd. Of en welke<br />

sjablonen voor uw draaibank beschikbaar zijn, kunt u van de<br />

machinefabrikant vernemen.<br />

4.2.8 Vertaling van NC-programma's<br />

Let er bij de variabelenprogrammering en de operator-communicatie<br />

op dat de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> het volledige NC-programma vóór de<br />

programma-uitvoering vertaalt (zie „3.5 Automatisch bedrijf“).<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> onderscheidt:<br />

■ #-variabelen, die bij de vertaling van het NC-programma worden<br />

berekend<br />

■ V-variabelen, die ten behoeve van de looptijd (d.w.z. bij de uitvoering<br />

van de NC-regel) worden berekend<br />

■ In-/uitvoer tijdens de vertaling van het NC-programma<br />

■ In-/uitvoer tijdens de uitvoering van het NC-programma<br />

70<br />

4 DIN PLUS


4.3 DIN PLUS-editor<br />

Menu-items kiezen<br />

U heeft toegang tot de submenu's<br />

■ door het desbetreffende menu-item te kiezen<br />

■ door de cursor in het programmadeel te positioneren<br />

van het submenu terug naar het hoofdmenu<br />

Bij het oproepen van het meu-item „Geometrie“, „Bewerking“,<br />

„Revolverbezetting“ of „Spannmiddel“ gaat de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> naar het<br />

desbetreffende programmadeel. – Als u de cursor in het<br />

programmadeel ONBEWERKT WERKSTUK, BEWERKT WERKSTUK<br />

of BEWERKING positioneert, gaat de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> naar het<br />

bijbehorende submenu.<br />

NC-regels aanmaken<br />

Het invoegen van nieuwe NC-regels is afhankelijk van het<br />

programmadeel:<br />

■ Nadat de dialoogbox „Programmakop bewerken“ is afgesloten,<br />

maakt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> automatisch de regels van de programmakop<br />

aan (aanduiding „#“).<br />

■ Met de INS-toets kunt u in de programmadelen REVOLVER en<br />

SPANMIDDEL een nieuwe regel toevoegen.<br />

■ Bij de contourprogrammering, de programmering van de bewerking<br />

en binnen subprogramma's maakt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> automatisch<br />

nieuwe NC-regels aan. Als alternatief kunt u met de INS-toets NCregels<br />

aanmaken.<br />

De nieuwe NC-regel wordt onder de cursorpositie aangemaakt.<br />

NC-elementen wissen<br />

Cursor op een element van de NC-regel (NC-regelnummer, G- of Mfunctie,<br />

adresparameter, etc.) of op de programmadeel-aanduiding<br />

plaatsen.<br />

Op de DEL-toets drukken. Het door de cursor gemarkeerde NCelement<br />

en alle bijbehorende elementen worden gewist. (Voorbeeld:<br />

als de cursor op een G-functie staat, worden ook de<br />

adresparameters gewist.)<br />

NC-elementen wijzigen<br />

Cursor op een element van de NC-regel (NC-regelnummer, G- of Mfunctie,<br />

adresparameter, etc.) of op de programmadeel-aanduiding<br />

plaatsen.<br />

Druk op ENTER of dubbelklik met de linkermuisknop. De <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> activeert een dialoogbox waarin het regelnummmer, het G-/<br />

M-nummer of de adresparameters van de G-functie voor bewerking<br />

worden aangeboden.<br />

Wanneer NC-woorden (G, M, T) worden gewijzigd, activeert de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> bovendien de dialoogbox voor bewerking van de<br />

adresparameters.<br />

Bij programmadeel-aanduidingen kunnen alleen de bijbehorende<br />

parameters worden gewijzigd (voorbeeld: nummer van de revolver).<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Voordat een NC-regel wordt gewist, wordt<br />

eerst ter controle een vraag gesteld.<br />

Afzonderlijke elementen van een NC-regel<br />

– ook G-/M-functies – worden direct gewist.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 71<br />

4.3 DIN PLUS-editor


4.3 DIN PLUS-editor<br />

„Geleide“ of „vrije“ bewerking<br />

U selecteert de NC-functies meestal aan de hand van de menu's en<br />

bewerkt de adresparameters in dialoogboxen. U kunt ook de „vrije<br />

invoer“ (menu-item „Regel“) kiezen en het NC-programma „vrij“<br />

bewerken. De maximale regellengte bedraagt bij de „vrije bewerking“<br />

128 tekens per regel.<br />

Regelverwijzingen<br />

Bij de bewerking van contourspecifieke G-functies (programmadeel<br />

BEWERKING) kunt u omschakelen naar de contourweergave en de<br />

regelverwijzingen uit de getoonde contour kiezen.<br />

G-functies<br />

Die G-functies zijn onderverdeeld in:<br />

■ Geometriefunctiesom de contour van het onbewerkte en<br />

bewerkte werkstuk te beschrijven. Additionele „hulpfuncties“<br />

hebben invloed op de bewerking (overmaten, oppervlaktekwaliteit,<br />

etc.).<br />

■ Bewerkingsfuncties voor het programmadeel BEWERKING.<br />

4.3.1 Hoofdmenu<br />

Menugroep „Prog“ (NC-programmabeheer):<br />

■ Laden – hiermee wordt het opgeslagen NC-programma geladen<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de NC-hoofd- of subprogramma's<br />

kies het NC-programma<br />

■ Nieuw – maakt een nieuw NC-hoofd- of subprogramma<br />

programmanaam invoeren<br />

hoofd- of subprogramma kiezen<br />

„Programmakop bewerken“ activeren<br />

■ Sluiten – sluit het gekozen NC-programma zonder dat dit wordt<br />

opgeslagen<br />

■ Opslaan – slaat het gekozen NC-programma op – het programma<br />

blijft beschikbaar voor bewerking<br />

■ Opslaan als – slaat het gekozen NC-programma op onder de<br />

opgegeven programmanaam<br />

„Bestand afsluiten/niet afsluiten“: u kunt ervoor kiezen dat het<br />

bewerkingsvenster moet worden gesloten of dat het NCprogramma<br />

voor bewerking beschikbaar moet blijven<br />

„Bestand opslaan als ...“: u voert de programmanaam in<br />

■ Alles opslaan – alle geladen NC-programma's worden opgeslagen<br />

Menugroep „Head“ (NC-programma-header):<br />

■ Programmakop: hiermee wordt de dialoogbox „Programmakop<br />

bewerken“ geactiveerd<br />

■ Revolverbezetting: positioneert de cursor op REVOLVER<br />

■ Spanmiddel: positioneert de cursor op SPANMIDDELEN<br />

72<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Sommige „G-nummers“ worden voor de<br />

beschrijving van het onbewerkte en<br />

bewerkte werkstuk en in het<br />

programmadeel BEWERKING gebruikt. Let<br />

er bij het kopiëren en verplaatsen van NCregels<br />

op dat alleen „geometriefuncties“<br />

voor de contourbeschrijving en alleen<br />

„bewerkingsfuncties“ in het programmadeel<br />

BEWERKING worden gebruikt.<br />

Wanneer u de bedrijfsmode „DIN PLUS“<br />

verlaat, wordt het NC-programma<br />

automatisch opgeslagen. Daarbij wordt de<br />

„oude versie“ van het NC-programma<br />

overschreven.<br />

4 DIN PLUS


Menugroep „Geometrie“ (contourprogrammering):<br />

■ Onbewerkt werkstuk – klauwplaatwerkstuk/<br />

stafmateriaal G20: hiermee wordt een NC-regel in<br />

het programmadeel ONBEWERKT WERKSTUK<br />

aangemaakt, wordt omgeschakeld naar het menu<br />

„Geometrie“ en wordt de dialoogbox<br />

„Klauwplaatwerkstuk cilinder/pijp G20“ geactiveerd.<br />

■ Onbewerkt werkstuk – gietstuk G21: hiermee<br />

wordt een NC-regel in het programmadeel<br />

ONBEWERKT WERKSTUK aangemaakt, wordt<br />

omgeschakeld naar het menu „Geometrie“ en<br />

wordt de dialoogbox „Gietstuk G21“ geactiveerd.<br />

■ Onbewerkt werkstuk - Vrije contour: hiermee<br />

wordt de cursor op het programmadeel<br />

ONBEWERKT WERKSTUK gepositioneerd en naar<br />

het menu „Geometrie“ omgeschakeld.<br />

■ Bewerkt werkstuk: positioneert de cursor op het<br />

programmadeel BEWERKT WERKSTUK en schakelt<br />

om naar het menu „Geometrie“.<br />

Afzonderlijke menu-items:<br />

■ Bewerking: hiermee wordt omgeschakeld naar het<br />

submenu „Bewerking“ en de cursor op BEWERKING<br />

gepositioneerd<br />

■ Paan (programmadeel-aanduidingen) – hiermee wordt<br />

de nieuwe programmadeel-aanduiding ingevoerd<br />

programmadeel-aanduiding kiezen en op RETURN<br />

drukken<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert de programmadeelaanduiding<br />

(op de juiste plaats) in<br />

■ Blok: hiermee wordt omgeschakeld naar<br />

„Blokbewerking“ (zie „4.5.5 Blokmenu“).<br />

Menugroep „Regel“<br />

■ Programmabegin positioneert de cursor aan het<br />

begin van het programma<br />

■ Programma-einde: positioneert de cursor aan het<br />

einde van het programma<br />

■ Zoekfuncties – regel zoeken<br />

Regelnummer invoeren<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> positioneert de cursor op het<br />

regelnummer (indien aanwezig).<br />

■ Zoekfuncties – woord zoeken<br />

NC-woord invoeren (G-functie, adresparameter, etc.)<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> positioneert de cursor op de<br />

volgende NC-regel waarin het gezochte NC-woord<br />

staat. Er wordt vanaf de cursorpositie tot het<br />

programma-einde, en daarna vanaf het<br />

programmabegin gezocht.<br />

■ Stapsgewijs bij de nummering van de NC-regels. De<br />

stapgrootte geldt uitsluitend voor dit NC-programma.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

DIN PLUS-hoofdmenu<br />

Prog (NC-programmabeheer)<br />

Head: bewerking van NC-programma-header<br />

(programmakop, revolverbezetting, spanmiddeltabel)<br />

Geo: programmering van de contour van het onbewerkte<br />

en bewerkte werkstuk (submenu „Geometrie“)<br />

Bew: programmering van de werkstukbewerking<br />

(submenu „Bewerking“)<br />

Paan: invoegen van programmadeel-aanduidingen<br />

Blok: sprong naar de „blokfuncties“ (blokmenu)<br />

Regel: functies voor het nummeren van de NC-regels,<br />

zoekfuncties en „vrije bewerking“<br />

Configuratie van het DIN PLUS-beeldscherm (met/zonder<br />

bedieningsscherm)<br />

Grafische weergave: instellen van het „grafisch venster“,<br />

in-/uitschakelen van de contourweergave<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 73<br />

4.3 DIN PLUS-editor


4.3 DIN PLUS-editor<br />

■ Regelnummering: de eerste NC-regel krijgt het nummer<br />

„stapgrootte“ – voor elke volgende regel wordt „stapgrootte“<br />

toegevoegd. Regelverwijzingen bij contourspecifieke G-functies en<br />

bij subprogramma-oproepen worden automatisch gecorrigeerd.<br />

Door deze functie verandert de volgorde van de NC-regels niet.<br />

■ Nieuw: vrije invoer<br />

Cursor positioneren<br />

„Nieuw: vrije invoer“ kiezen<br />

NC-regel invoeren<br />

De „nieuwe NC-regel“ wordt onder de cursorpositie geplaatst.<br />

■ Wijzigen: vrije invoer<br />

Cursor op de te wijzigen NC-regel positioneren<br />

„Wijzigen: vrije invoer“ kiezen<br />

NC-regel veranderen<br />

Menugroep „Config(uratie)“:<br />

■ Bedieningsscherm: u selecteert of de bedieningsschermen<br />

(hulpschermen) worden getoond.<br />

■ Venster – volledig venster/dubbel venster/drievoudig venster:<br />

aantal bewerkingsvensters instellen<br />

■ Lettergrootte – kleiner/groter: lettergroote in het<br />

bewerkingsvenster veranderen<br />

■ Lettergrootte – korps aanpassen: lettergrootte voor het<br />

geselecteerde venster in alle bewerkingsvensters instellen<br />

■ Instellingen – Opslaan: de actuele editor-toestand<br />

(vensterinstelling, alle geladen NC-programma's) wordt opgeslagen<br />

■ Instellingen – Laden: de editor-toestand die het laatst is<br />

opgeslagen, wordt geladen<br />

■ Instellingen – Auto-save aan: de actuele editor-toestand bij het<br />

uitschakelen van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> wordt opgeslagen<br />

■ Instellingen – Auto-save uit: de editor-toestand wordt bij het<br />

uitschakelen van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> niet opgeslagen<br />

Menugroep „Grafische weergave“:<br />

■ Grafische weergave – AAN: hiermee wordt de Contourweergave<br />

geactiveerd.<br />

■ Grafische weergave – UIT: hiermee wordt de contourweergave<br />

uitgeschakeld en het „machinevenster“ geactiveerd.<br />

■ Venster („Vensterkeuze“): selecteer hier maximaal twee „vensters“.<br />

De contourweergave wordt geactiveerd met „Grafische weergave<br />

AAN“.<br />

74<br />

4 DIN PLUS


4.3.2 Menu „Geometrie“<br />

Het submenu „Geometrie“ bevat G-functies en<br />

„instructies“ van de programmadelen ONBEWERKT<br />

WERKSTUK en BEWERKT WERKSTUK.<br />

Keuze van de G-functies:<br />

■ Het G-nummer is bekend: kies „G“ en geef het<br />

nummer in<br />

■ Het G-nummer is niet bekend:<br />

kies „G“<br />

Druk op softkey „VERDER“<br />

Kies G-functie uit de lijst „G-nummer“<br />

■ „G-menu“: selecteer de G-functie via het menu<br />

Menugroep „Instruc(ties)“:<br />

■ DIN PLUS-woorden – roept de keuzelijst op met:<br />

■ Instructies voor structureren van programma's<br />

■ Instructies voor in-/uitvoer<br />

■ Programmadeel-aanduidingen voor C-/Y-ascontouren<br />

■ Variabelen – Variabele of rekenformule invoeren<br />

■ VOORKANT, MANTEL, ACHTERKANT<br />

Opent de dialoogbox voor invoer van de „positie“<br />

van de contour (referentieniveau/<br />

referentiediameter)<br />

Z-positie/diameter invoeren<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voegt de programmadeelaanduiding<br />

onder de cursorpositie in.<br />

■ HULPCONTOUR – voegt de programmadeelaanduiding<br />

onder de cursorpositie in.<br />

■ Commentaarregel – Commentaar invoeren. Het<br />

commentaar wordt boven de cursorpositie<br />

aangemaakt.<br />

Afzonderlijk menu-item:<br />

■ Grafische weergave – activeert/actualiseert<br />

contouren in het grafische venster.<br />

Submenu „Geometrie“<br />

G: directe invoer van het G-nummer / oproep van de G-lijst<br />

Rechte: hiermee wordt de G1-Geo-dialoogbox geactiveerd<br />

Crkboog CW, CCW met incrementele of absolute<br />

middelpuntmaat<br />

Vormelementen van de te draaien contour, subprogrammaoproep,<br />

„referentieniveau“ voor kamer/eiland<br />

Attributen (hulpfunties) van de contourbeschrijving<br />

Voorkant: basiselementen, figuren en patronen van de<br />

contour aan de voor- of achterkant (C-as-bewerking)<br />

Mantel: basiselementen, figuren en patronen van het<br />

mantelvlak (C-as-bewerking)<br />

Instructies voor structureren van het programma en<br />

programmadeel-aanduidingen<br />

Grafische weergave: activeert/actualiseert de contour in<br />

de grafische vensters.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 75<br />

4.3 DIN PLUS-editor


4.3 DIN PLUS-editor<br />

4.3.3 Menu „Bewerking“<br />

Het submenu „Bewerking“ bevat G- en M-functies en<br />

andere „instructies“ voor het programmadeel<br />

BEWERKING.<br />

Keuze van de G-functies:<br />

■ Het G-nummer is bekend: kies „G“ en geef het<br />

nummer in<br />

■ Het G-nummer is niet bekend:<br />

kies „G“<br />

Druk op softkey „VERDER“<br />

Kies G-functie uit de lijst „G-nummer“<br />

■ „G-menu“: selecteer de G-functie via het menu<br />

Keuze van de M-functies:<br />

■ Het M-nummer is bekend: kies „M“ en geef het<br />

nummer in<br />

■ „M-menu“: selecteer de M-functie via het menu<br />

Afzonderlijke menu-items:<br />

■ T – Gereedschapsoproep<br />

Programmeer het T-nummer (zie „4.6.7<br />

Gereedschap, correcties“). In een lijst staan de in<br />

het programmadeel „Revolver“ aangegeven<br />

gereedschappen vermeld.<br />

■ F: oproep „G95 – voeding per omwenteling“<br />

■ S: oproep „G96 – snijsnelheid“<br />

Menugroep „Instruc(ties)“:<br />

■ DIN PLUS-woorden – roept de keuzelijst op met:<br />

■ Instructies voor structureren van programma's<br />

■ Instructies voor in-/uitvoer<br />

■ Variabelen – Variabele of rekenformule invoeren<br />

■ / Uitschakelniveau<br />

„Niveau 1..9“ ingeven<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> schrijft het uitschakelniveau vóór<br />

de NC-regel (voorbeeld: /3 N 100 G...)<br />

■ $ Slede<br />

„Sledenummer“ ingeven (u kunt meerdere<br />

sledenummers na elkaar ingeven)<br />

De DIN-editor schrijft de sledenummers vóór de<br />

NC-regel (voorbeeld: $1$2 N 100 G...)<br />

76<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Submenu „Bewerking“<br />

G: directe invoer van het G-nummer of oproep van de Glijst)<br />

G-menu: opent menu's met G-functies<br />

M: directe invoer van het M-nummer<br />

M-menu: opent menu's met M-functies<br />

T: gereedschapsoproep<br />

F: oproep „G95 – voeding per omwenteling“<br />

S: oproep „G96 – snijsnelheid“<br />

Instructies voor structureren van het programma<br />

Grafische weergave: activeert/actualiseert de contour in<br />

de grafische vensters.<br />

4 DIN PLUS


■ L-oproep extern – (zie „4.16 Subprogramma's)<br />

Kies subprogramma en druk op RETURN<br />

„Overdrachtparameters“ ingeven<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert de subprogramma-oproep in<br />

■ L-oproep intern – (zie „4.16 Subprogramma's“)<br />

„Subprogrammanaam“ ingeven (regelnummer<br />

waarmee het subprogramma begint)<br />

„Overdrachtparameters“ ingeven<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert de subprogramma-oproep in<br />

■ Commentaarregel<br />

Voer het commentaar in – het commentaar wordt<br />

boven de cursorpositie aangemaakt.<br />

■ Keuze van voorbeelden – keuze uit de beschikbare<br />

voorbeelden. Voorwaarde: de machinefabrikant<br />

heeft voorbeelden gedefinieerd<br />

■ Werkschema – „verzamelt“ al het commentaar dat<br />

met „// ...“ begint en plaatst dit vóór het<br />

programmadeel BEWERKING. Zo krijgt u een<br />

overzicht van de functies van het betreffende NChoofd-<br />

of subprogramma.<br />

Menu-item:<br />

■ Grafische weergave – activeert/actualiseert<br />

contouren in het grafische venster.<br />

4.3.4 Blokmenu<br />

U kunt „NC-blokken“ (meerdere opeenvolgende NCregels)<br />

wissen, verplaatsen, kopiëren of tussen NCprogramma's<br />

uitwisselen.<br />

Een NC-blok kan worden gedefinieerd door het begin<br />

en einde van het blok te „markeren“. Daarna kiest u<br />

de „Bewerking“.<br />

Om blokken tussen NC-programma's uit te<br />

wisselen, slaat u het blok op het “klembord“ op.<br />

Vervolgens leest u het blok vanaf het klembord in.<br />

Een blok blijft op het klembord staan totdat het door<br />

een nieuw blok wordt overschreven.<br />

Afzonderlijke menu-items:<br />

■ Begin markeren<br />

Cursor op het „begin van het blok“ positioneren<br />

Op „Beg mark“ drukken<br />

■ Einde markeren<br />

Cursor op het „einde van het blok“ positioneren<br />

Op „Eind mark“ drukken<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 77<br />

4.3 DIN PLUS-editor


4.3 DIN PLUS-editor<br />

Menugroep „Bewerken“:<br />

■ Knippen<br />

■ Slaat het „gemarkeerde“ blok op naar het klembord<br />

■ Wist het blok<br />

■ Kopiëren naar het klembord – kopieert het „gemarkeerde“ blok<br />

naar het klembord<br />

■ Invoegen vanaf het klembord<br />

Cursor op de bestemmingspositie plaatsen<br />

Op „Invoegen vanaf het klembord“ drukken<br />

Het blok wordt dan op de bestemmingspositie ingevoegd<br />

■ Wissen – wist het „gemarkeerde“ blok definitief (wordt niet op het<br />

klembord opgeslagen)<br />

■ Verplaatsen<br />

Cursor op de bestemmingspositie plaatsen<br />

Op „Verplaatsen“ drukken<br />

Het „gemarkeerde“ blok wordt naar de bestemmingspositie<br />

„verplaatst“ en op de huidige positie gewist<br />

■ Kopiëren en invoegen<br />

Cursor op de bestemmingspositie plaatsen<br />

Op „Kopiëren en invoegen“ drukken<br />

Het „gemarkeerde“ blok wordt dan op de bestemmingspositie<br />

ingevoegd (gekopieerd)<br />

Afzonderlijke menu-items:<br />

■ Opheffen – heft markeringen op<br />

■ Contour invoegen – hiermee wordt de contour van het onbewerkte<br />

of bewerkte werkstuk die tijdens de simulatie het laatst werd<br />

aangemaakt, onder de cursorpositie ingevoegd<br />

Als alternatief voor de functies van het blokmenu kunt u de normale<br />

toetscombinaties van WINDOWS voor het selecteren, wissen,<br />

verplaatsen, etc. gebruiken:<br />

■ Selecteren door de cursortoetsen te bedienen, terwijl u de Shifttoets<br />

ingedrukt houdt<br />

■ Ctrl-C: geselecteerde tekst naar het buffergeheugen kopiëren<br />

■ Shift-Del (verwijderen): geselecteerde tekst naar het<br />

buffergeheuegen verplaatsen<br />

■ Ctrl-V: tekst uit het buffergeheugen op de cursorpositie invoegen<br />

■ Del (verwijderen): geselecteerde tekst wissen<br />

78<br />

4 DIN PLUS


4.4 Programmadeelaanduidingen<br />

Een nieuw aangemaakt DIN-programma bevat reeds<br />

programmadeel-aanduidingen. Afhankelijk van de uit<br />

te voeren werkzaamheden voegt u andere toe of wist<br />

u ingevoerde aanduidingen. Een DIN-programma<br />

moet minimaal de programmadeel-aanduidingen<br />

BEWERKING en EINDE bevatten.<br />

4.4.1 PROGRAMMAKOP<br />

In de PROGRAMMAKOP staat:<br />

■ slede: NC-programma wordt uitsluitend op de<br />

aangegeven sledes uitgevoerd (invoer: „$1, $2, ...”)<br />

– geen invoer: het NC-programma wordt op elke<br />

slede uitgevoerd<br />

■ eenheid: maateinheid „metrisch/inch” – geen<br />

invoer: de in regelparameter 1 ingestelde<br />

maateenheid wordt overgenomen<br />

■ De andere velden bevatten organisatorische<br />

informatie en instelinformatie die geen invloed<br />

heeft op de uitvoering van het programma.<br />

De informatie van de programmakop wordt in het<br />

DIN-programma met „#“ aangegeven.<br />

Overzicht programmadeel-aanduidingen<br />

PROGRAMMAKOP<br />

REVOLVER<br />

MAGAZIJN<br />

SPANMIDDEL<br />

CONTOUR<br />

ONBEW. WERKSTUK<br />

BEW. WERKSTUK<br />

HULPCONTOUR<br />

BEWERKING<br />

EINDE<br />

SUBPROGRAMMA<br />

RETURN<br />

voor bewerkingen met de C-as<br />

VOORKANT<br />

ACHTERKANT<br />

MANTEL<br />

U kunt „eenheid“ alleen programmeren, wanneer u bij het<br />

maken van een nieuw PC-programma „Programmakop“<br />

oproept. Op een later tijdstip kunnen geen wijzigingen meer<br />

worden aangebracht.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 79<br />

4.4 Programmadeel-aanduidingen


4.4 Programmadeel-aanduidingen<br />

Vastlegging van de variabelenweergave<br />

Oproep: knop Variabelenweergave in de dialoogbox<br />

„Programmakop bewerken“<br />

In de dialoogbox kunt u maximaal 16 V-variabelen voor<br />

de programmabesturing vastleggen. Tijdens automatisch<br />

bedrijf en bij simulatie kunt u instellen, of de variabelen<br />

bij de uitvoering van het programma moeten worden<br />

opgevraagd. Anders wordt het programma met de<br />

„vooraf ingestelde waarden“ uitgevoerd.<br />

Voor elke variabele legt u vast:<br />

■ variabelennummer<br />

■ vooraf ingestelde waarde (initialisatiewaarde)<br />

■ beschrijving (tekst waarmee deze variabele bij<br />

de uitvoering van het programma wordt<br />

opgevraagd)<br />

De vastlegging van de variabelenweergave is een<br />

alternatief op de uitvoering van de programmering<br />

met INPUTA-/PRINTA-commando's.<br />

4.4.2 REVOLVER<br />

Met REVOLVER x (x: 1..6) wordt de bezetting van de<br />

gereedschapshouder x. vastgelegd. Het<br />

identificatienummer (dialoogbox „Gereedschap“)<br />

voert u direct in of neemt u uit de gereedschapsdatabase<br />

over. U krijgt toegang tot de gereedschapsdatabase<br />

via de softkeys „Typelijst“ of „ID-lijst“.<br />

Als alternatief kunnen gereedschapsparameters in<br />

het NC-programma worden vastgelegd.<br />

Gereedschapsgegevens ingeven:<br />

„Kies Header – Revolverbezetting“<br />

Cursor in het programmadeel „REVOLVER“<br />

positioneren<br />

Op INS-toets drukken<br />

Dialoogbox „Gereedschap“ bewerken<br />

Gereedschapsgegevens wijzigen:<br />

Cursor positioneren<br />

Druk op RETURN of dubbelklik met de<br />

linkermuisknop<br />

Dialoogbox „Gereedschap“ bewerken<br />

Parameters van de dialoogbox „Gereedschap“<br />

■ T-nummer: positie op de gereedschapshouder<br />

■ ID (identificatienummer): verwijzing naar<br />

database – geen invoer: gegevens worden als<br />

„tijdelijk gereedschap“ opgenomen.<br />

80<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Toegang tot de gereedschaps-database via softkey<br />

Gereedschapsparameter bewerken<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd - gesorteerd naar gereedschapstype<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapsidentificatienummer<br />

4 DIN PLUS


■ Uitgebreide invoer:<br />

■ Er gelden geen beperkingen voor de toepassing van het gereedschap.<br />

■ Bij de simulatie wordt alleen de snijkant van het gereedschap<br />

getoond.<br />

■ U legt eerst het gereedschapstype vast en bewerkt daarna de<br />

gereedaschapsparameters. De gereedschapsparameters komen<br />

overeen met de eerste dialoogbox van de gereedschaps-editor (zie<br />

„8.1 Gereedschaps-database“).<br />

■ De gegevens worden bij de vertaling van het programma alleen in de<br />

database overgenomen wanneer u het identificatienummer opgeeft.<br />

■ Eenvoudig ger.:<br />

■ Alleen geschikt voor enkelvoudige verplaatsingen en draaicycli<br />

(G0...G3, G12, G13; G81...G88).<br />

■ Er vindt geen contourcorrectie plaats.<br />

■ De beitelradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

■ Eenvoudig gereedschap wordt nietin de database opgenomen.<br />

■ Betekenis van de parameters: zie tabel<br />

Eenvoudig gereedschap<br />

Dialoogbox NC-prog. Betekenis<br />

Gereedschapstype WT Gereedschapstype en<br />

bewerkingsrichting<br />

Maat X (xe) X Instelmaat<br />

Maat Y (ye) Y Instelmaat<br />

Maat Z (ze) Z Instelmaat<br />

Radius R (rs) R Beitelradius bij draaigereedschap<br />

Bt.-br. B (sb) B Beitelbreedte bij steekbeitels en<br />

halfronde snijbeitels<br />

Diam. I (df) I Frees- of boordiameter<br />

Voorbeeld: REVOLVER-tabel<br />

REVOLVER 1<br />

T1 ID”342-300.1” [ger. uit de database]<br />

T2 WT1 X50 Z50 R0.2 B6 [eenvoudige gereedschapsbeschrijving]<br />

T3 WT122 X15 Z150 H0 V4 R0.4 A93 C55 I9 K70 [uitgebreide<br />

[gereedschapsbeschrijving – zonder opname in de DB]<br />

T4 ID”Erw.1” WT112 X20 Z150 H2 V4 R0.8 A95 C80 B9 K70<br />

[uitgebreide gereedschapsbeschrijving – met opname in de DB]<br />

. . .<br />

■ Als REVOLVER niet wordt<br />

geprogrammeerd, wordt gebruik gemaakt<br />

van het in de „gereedschapstabel“<br />

ingevoerde gereedschap (zie „3.3.1<br />

Gereedschapstabel instellen“).<br />

■ De namen „_SIM...“ en „_AUTO...“ zijn<br />

gereserveerd voor „tijdelijk gereedschap“<br />

(eenvoudig gereedschap en gereedschap<br />

zonder identificatienummer). De<br />

gereedschapsbeschrijving geldt slechts<br />

zolang het NC-programma voor simulatie<br />

of automatisch bedrijf is geactiveerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 81<br />

4.4 Programmadeel-aanduidingen


4.4 Programmadeel-aanduidingen<br />

4.4.3 SPANMIDDEL<br />

Met SPANMIDDEL x (x: 1..4) wordt de bezetting van spil x vastgelegd.<br />

Met de identificatienummers van de klauwplaat, spanklauw en<br />

hulpmiddelen voor opspannen (centerpunt etc.) maakt u de<br />

„spanmiddeltabel“. Deze wordt bij de smiluatie verwerkt (G65).<br />

Spanmiddelgegevens invoeren:<br />

„Kies Header – Spanmiddel“<br />

Cursor in het programmadeel „SPANMIDDEL“ positioneren<br />

Op INS-toets drukken<br />

Dialoogbox „Spanmiddel“ bewerken<br />

SPANMIDDEL-gegevens wijzigen:<br />

Cursor positioneren<br />

Druk op ENTER<br />

Dialoogbox „Spanmiddel“ bewerken<br />

Parameters van de dialoogbox „Spanmiddel“<br />

H: spanmiddelnummer (referentie voor G65)<br />

■ H=1: klauwplaat<br />

■ H=2: spanklauw<br />

■ H=3: hulpmiddel voor opspannen – spilzijde<br />

■ H=4: hulpmiddel voor opspannen – draaibankkopzijde<br />

ID: identificatienummer van het spanmiddel (verwijzing naar<br />

database)<br />

X: spandiameter spanklauwen<br />

Q: spanvorm bij spanklauwen (zie G65)<br />

4.4.4 Contourbeschrijving<br />

CONTOUR<br />

wijst de volgende beschrijving van het bewerkte en onbewerkte<br />

werkstuk aan een contour toe.<br />

Parameters<br />

Q: nummer van de contour – 1..4<br />

X, Z: nulpuntverschuiving (referentie: machinenulpunt)<br />

V: positie van het coördinatensysteem<br />

■ 0: het machinecoördinatensysteem geldt<br />

■ 2: gespiegeld machinecoördinatensysteem (Z-richting<br />

tegengesteld aan het machinecoördinatensysteem)<br />

82<br />

De „spanmiddeltabel“ wordt tijdens de<br />

simulatie geanalyseerd – de tabel heeft<br />

geen invloed op de uitvoering van het<br />

programma.<br />

Voorbeeld: SPANMIDDEL-tabel<br />

SPANMIDDEL 1<br />

H1 ID”KH250”<br />

H2 ID”KBA250-77”<br />

. . .<br />

4 DIN PLUS


ONBEW. WERKSTUK<br />

Programmadeel voor de contour van het onbewerkte werkstuk.<br />

BEW. WERKSTUK<br />

Programmadeel voor de contour van het bewerkte werkstuk. In de<br />

definitie van het bewerkte werkstuk gebruikt u andere<br />

programmadeel-aanduidingen, bijv. VOORKANT, MANTEL etc.<br />

VOORKANT, ACHTERKANT<br />

hiermee worden „contouren aan voor- of achterkant“ aangegeven<br />

Parameters<br />

Z: positie van de contour aan de voor-/achterkant – default: 0<br />

MANTEL<br />

hiermee worden „mantelvlakcontouren” aangegeven<br />

Parameters<br />

X: referentiediameter van de mantelvlakcontour<br />

HULPCONTOUR<br />

hiermee worden andere contourdefinities van de te draaien contour<br />

(tussencontouren) aangegeven.<br />

4.4.5 BEWERKING<br />

Programmadeel voor de bewerking van het werkstuk. Deze<br />

aanduiding moet worden geprogrammeerd.<br />

EINDE<br />

Hiermee wordt het NC-programma beëindigd. Deze aanduiding moet<br />

worden geprogrammeerd, zij vervangt M30.<br />

4.4.6 SUBPROGRAMMA<br />

Wanneer u in een NC-programma (in hetzelfde bestand) een<br />

subprogramma vastlegt, wordt dit aangeduid met SUBPROGRAMMA<br />

gevolgd door de naam van het subprogramma (max. 8 tekens).<br />

RETURN<br />

Hiermee wordt het subprogramma beëindigd.<br />

Gebruik de programmadeel-aanduidingen<br />

(VOORKANT, ACHTERKANT, etc.) als er<br />

meerdere onafhankelijke<br />

contourbeschrijvingen voor de boor-/<br />

freesbewerkingen zijn<br />

Voorbeeld „Programmadeel-aanduidingen in de<br />

definitie van het bewerkte werkstuk“<br />

. . .<br />

ONBEW. WERKSTUK<br />

N1 G20 X100 Z220 K1<br />

BEW. WERKSTUK<br />

N2 G0 X60 Z-80<br />

N3 G1 Z-70<br />

. . .<br />

VOORKANT Z-25<br />

N31 G308 P-10<br />

N32 G402 Q5 K110 A0 Wi72 V2 XK0 YK0<br />

N33 G300 B5 P10 W118 A0<br />

N34 G309<br />

VOORKANT Z0<br />

N35 G308 P-6<br />

N36 G307 XK0 YK0 Q6 A0 K34.641<br />

N37 G309<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 83<br />

4.4 Programmadeel-aanduidingen


4.5 Geometriefuncties<br />

4.5 Geometriefuncties<br />

4.5.1 Beschrijving van onbewerkt werkstuk<br />

Klauwplaat cilinder/pijp G20-Geo<br />

Contour van een cilinder/holle cilinder<br />

Parameters<br />

X: ■ Diameter cilinder/holle cilinder<br />

■ Diameter van cirkel bij onbewerkt werkstuk met meer zijden<br />

Z: lengte van onbewerkt werkstuk<br />

K: rechter zijde (afstand tussen werkstuknulpunt en rechter zijde)<br />

I: inwendige diameter bij holle cilinders<br />

Gietstuk G21-Geo<br />

Genereert de contour van het onbewerkte werkstuk uit de contour<br />

van het bewerkte werkstuk – exclusief de „equidistante overmaat P”.<br />

Parameters<br />

P: equidistante overmaat (referentie: contour van bewerkt<br />

werkstuk)<br />

Q: boring ja/nee – default: Q=0<br />

■ Q=0: zonder<br />

■ Q=1: met boring<br />

4.5.2 Basiselementen van te draaien contour<br />

Startpunt te draaien contour G0-Geo<br />

Beginpunt van een te draaien contour.<br />

Parameters<br />

X, Z: beginpunt contour (X diametermaat)<br />

84<br />

4 DIN PLUS


Baan in te draaien contour G1-Geo<br />

Parameters<br />

X, Z: eindpunt contourelement (X diametermaat)<br />

A: hoek t.o.v. roterende as – hoekrichting: zie helpscherm<br />

Q: keuze van snijpunt – default: 0. Eindpunt wanneer de baan een<br />

cirkelboog snijdt.<br />

■ Q=0: snijpunt dichtbij<br />

■ Q=1: snijpunt op afstand<br />

B: afschuining/afronding – overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afschuining/afronding aangeeft.<br />

■ B geen invoer: tangentiale overgang<br />

■ B=0: niet-tangentiale overgang<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B


4.5 Geometriefuncties<br />

4.5.3 Vormelementen van de te draaien contour<br />

Insteek (standaard) G22-Geo<br />

Insteek op een asparallel referentie-element (G1). G22 wordt aan het<br />

eerder geprogrammeerde referentie-element toegekend.<br />

Parameters<br />

X: beginpunt bij insteek eindvlak (diameter)<br />

Z: beginpunt bij insteek mantelvlak<br />

I, K: binnenhoek<br />

■ I – insteek eindvlak: eindpunt van insteek (diametermaat)<br />

■ I – insteek mantelvlak: bodem van insteek (diametermaat)<br />

■ K – insteek eindvlak: bodem van insteek<br />

■ K – insteek mantelvlak: eindpunt van insteek<br />

Ii, Ki: binnenhoek – incrementeel (let op voorteken !)<br />

■ Ii – insteek eindvlak: insteekbreedte<br />

■ Ii – insteek mantelvlak: insteekdiepte<br />

■ Ki – insteek eindvlak: insteekdiepte<br />

■ Ki – insteek mantelvlak: eindpunt van insteek (insteekbreedte)<br />

B: buitenradius/afschuining (aan beide zijden van de insteek) –<br />

default: 0<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B0: insteek rechts van referentie-element<br />

■ I


B: buitenradius/afschuining hoek dicht bij startpunt – default: 0<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B0: afrondingsradius<br />

■ P


4.5 Geometriefuncties<br />

Vrijgedraaid gedeelte G25-Geo<br />

Genereert de hieronder vermelde vrijgedraaide gedeeltes op<br />

asparallele contourhoeken. Programmeer G25 na het eerste<br />

asparallele element.<br />

Parameters<br />

H: type draaduitloop – default: 0<br />

■ H=4: draaduitloop vorm U<br />

■ H=0, 5: draaduitloop vorm DIN 509 E<br />

■ H=6: draaduitloop vorm DIN 509 F<br />

■ H=7: draaduitloop DIN 76<br />

■ H=8: draaduitloop vorm H<br />

■ H=9: draaduitloop vorm K<br />

Draaduitloop vorm U (H=4)<br />

Parameters<br />

I: draaduitloopdiepte (radius)<br />

K: draaduitloopbreedte<br />

R: binnenradius (in beide hoeken van de insteek) – default: 0<br />

P: buitenradius/afschuining – default: 0<br />

■ P>0: afrondingsradius<br />

■ P


Draaduitloop DIN 509 F (H=6)<br />

Parameters<br />

I: draaduitloopdiepte (radius)<br />

K: draaduitloopbreedte<br />

R: draaduitloopradius (in beide hoeken van de draaduitloop)<br />

P: dwarsdiepte<br />

W: draaduitloophoek<br />

A: dwarshoek<br />

Wanneer sommige parameters niet worden ingegeven, bepaalt de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de waarden gerelateerd aan de diameter (zie „11.1.3<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 F“).<br />

Draaduitloop DIN 76 (H=7)<br />

Parameters<br />

I: draaduitloopdiepte (radius)<br />

K: draaduitloopbreedte<br />

R: draaduitloopradius (in beide hoeken van de draaduitloop) –<br />

default: R=0,6*I<br />

W: draaduitloophoek – default: 30°<br />

Draaduitloop vorm H (H=8)<br />

Parameter<br />

K: draaduitloopbreedte<br />

R: draaduitloopradius<br />

W: insteekhoek<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 89<br />

4.5 Geometriefuncties


4.5 Geometriefuncties<br />

Draaduitloop vorm K (H=9)<br />

Parameters<br />

I: draaduitloopdiepte<br />

R: draaduitloopradius – geen invoer: er wordt geen cirkelelement<br />

gemaakt<br />

W: draaduitloophoek<br />

A: hoek t.o.v. langsas – default: 45°<br />

Schroefdraad (standaard) G34-Geo<br />

Enkelvoudig of aaneengesloten buiten- of binnendraad (isometrische<br />

schroefdraad met fijne spoed DIN 13 Reihe 1). De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

berekent alle benodigde waarden.<br />

U kunt schroefdraad met elkaar verbinden door meerdere G01/G34regels<br />

na elkaar te programmeren.<br />

Parameters<br />

F: spoed – geen invoer: spoed uit de standaardtabel<br />

Schroefdraad (algemeen) G37-Geo<br />

Hiermee worden de vermelde schroefdraadtypes vastgelegd.<br />

Meervoudig schroefdraad alsmede aaneengesloten schroefdraad is<br />

mogelijk. Schroefdraad wordt aaneengesloten door programmering<br />

van meerdere G01/G37-regels na elkaar.<br />

Parameters<br />

Q: type schroefdraad – default: 1<br />

■ Q=1: isometrische schroefdraad met fijne spoed (DIN 13 Teil 2,<br />

Reihe 1)<br />

■ Q=2: isometrische schroefdraad (DIN 13 Teil 1, Reihe 1)<br />

■ Q=3: isometrische kegeldraad (DIN 158)<br />

■ Q=4: isometrische kegeldraad met fijne spoed (DIN 158)<br />

■ Q=5: isometrische trapeziumdraad (DIN 103 Teil 2,<br />

Reihe 1)<br />

■ Q=6: vlak metr. trapeziumdraad (DIN 380 Teil 2, Reihe 1)<br />

■ Q=7: metrische zaagtanddraad (DIN 513 Teil 2, Reihe 1)<br />

■ Q=8: cilindrische ronde draad (DIN 405 Teil 1, Reihe 1)<br />

■ Q=9: cilindrische Whitworth-draad (DIN 11)<br />

■ Q=10: conische Whitworth-schroefdraad (DIN 2999)<br />

■ Q=11: Whitworth-pijpschroefdraad (DIN 259)<br />

■ Q=12: niet-standaard schroefdraad<br />

■ Q=13: UNC US-schroefdraad met grove spoed<br />

■ Q=14: UNF US-schroefdraad met fijne spoed<br />

90<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

■ Voor G34 of in de NC-regel met G34<br />

moet een lineair contourelement als<br />

referentie-element worden geprogrammeerd.<br />

■ De schroefdraad wordt met G31 bewerkt.<br />

■ U programmeert vóór G37 een lineair<br />

contourelement als referentie-element.<br />

■ De schroefdraad wordt met G31 bewerkt.<br />

■ Bij standaardschroefdraad worden de<br />

parameters P, R, A en W door de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> vastgelegd (zie „11.1.4<br />

Schroefdraadparameters“).<br />

■ Maak gebruik van Q=12, wanneer u<br />

individuele parameters wilt toepassen.<br />

4 DIN PLUS


■ Q=15: UNEF US-schroefdraad met extra fijne spoed<br />

■ Q=16: NPT US-conische pijpschroefdraad<br />

■ Q=17: NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad<br />

■ Q=18: NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met<br />

smeermiddel<br />

■ Q=19: NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder<br />

smeermiddel<br />

F: Spoed – moet bij Q=1, 3..7, 12 worden opgegeven. Bij andere<br />

schroefdraadtypen wordt F op basis van de diameter bepaald,<br />

wanneer deze niet geprogrammeerd is (zie „ 1.1.5 Spoed“).<br />

P: draaddiepte – alleen bij Q=12 opgeven<br />

K: uitlooplengte (bij schroefdraad zonder draaduitloop) – default: 0<br />

D: referentiepunt (positie van de draaduitloop) – default: 0<br />

■ D=0: draaduitloop aan het einde v.h. referentie-element<br />

■ D=1: draaduitloop aan het begin van het referentie-element<br />

H: aantal gangen – default: 1<br />

A: flankhoek links – alleen bij Q=12 opgeven<br />

W: flankhoek rechts – alleen bij Q=12 opgeven<br />

R: draadbreedte – alleen bij Q=12 opgeven<br />

E: variabele spoed (vergroot/verkleint de spoed per omwenteling<br />

met E) – default: 0<br />

Boring (centrisch) G49-Geo<br />

Afzonderlijke boring met verzinking en schroefdraad op het draaipunt<br />

(voor- of achterkant). De boring G49 maakt geen deel uit van de<br />

contour, maar is een vormelement.<br />

Parameters<br />

Z: positie begin v.d. boring (referentiepunt)<br />

B: boringdiameter<br />

P: boringdiepte (zonder boorpunt)<br />

W: hoek boorpunt – default: 180°<br />

R: verzinkingsdiameter<br />

U: verzinkingsdiepte<br />

E: verzinkingshoek<br />

I: draaddiameter<br />

J: draaddiepte<br />

K: draadaansnijding (uitlooplengte)<br />

F: spoed<br />

V: linkse of rechtse schroefdraad – default: 0<br />

■ V=0: rechtse schroefdraad<br />

■ V=1: linkse schroefdraad<br />

A: hoek (positie van de boring) – default: 0<br />

■ A=0: voorkant<br />

■ A=180: achterkant<br />

O: centreerdiameter<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

De schroefdraad wordt over de lengte van<br />

het referentie-element gemaakt. Zonder<br />

draaduitloop moet nog een lineair element<br />

voor de draadoverloop worden<br />

geprogrammeerd,<br />

■ G49 in het programmadeel BEWERKT<br />

WERKSTUK programmeren (niet in VOORof<br />

ACHTERKANT).<br />

■ De boring G49 met G71...G74 bewerken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 91<br />

4.5 Geometriefuncties


4.5 Geometriefuncties<br />

4.5.4 Hulpfuncties voor contourbeschrijving<br />

Overzicht<br />

G7 Nauwkeurige stop aan<br />

G8 Nauwkeurige stop uit<br />

G9 Nauwkeurige stop regelgewijs<br />

G10 Beïnvloedt de nabewerkingsvoeding voor de complete contour<br />

G38 Beïnvloedt de nabewerkingsvoeding voor basiselementen<br />

regelgewijs<br />

G39 Alleen voor vormelementen:<br />

■ beïnvloedt de nabewerkingsvoeding<br />

■ additieve correcties<br />

■ equidistante overmaten<br />

G52 Equidistante overmaat – regelgewijs<br />

G95 Legt de nabewerkingsvoeding voor de complete contour vast<br />

G149 Additieve correcties voor de basiselementen van de contour<br />

Nauwkeurige stop aan G7-Geo<br />

Schakelt „nauwkeurige stop” in. Deze functie blijft ingeschakeld,<br />

totdat deze weer wordt uitgeschakeld. De regel met G7 wordt met<br />

„nauwkeurige stop” uitgevoerd. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> start de volgende<br />

regel, wanneer het „tolerantievenster positie“ bij het eindpunt bereikt<br />

is (tolerantievenster: zie machineparameters 1106, 1156, ...).<br />

Nauwkeurige stop uit G8-Geo<br />

Schakelt „nauwkeurige stop” uit. De met G8 geprogrammeerde regel<br />

wordt zonder „nauwkeurige stop” uitgevoerd.<br />

Nauwkeurige stop regelgewijs G9-Geo<br />

„Nauwkeurige stop” voor de NC-regel waarin G9 is geprogrammeerd<br />

(zie ook „G7-Geo”).<br />

Oppervlakteruwheid G10-Geo<br />

Beïnvloedt de nabewerkingsvoeding van de G890.<br />

Parameters<br />

H: type oppervlakteruwheid (zie ook DIN 4768)<br />

■ H=1: algemene oppervlakteruwheid (profieldiepte) Rt1<br />

■ H=2: gemiddelde ruwheid Ra<br />

■ H=3: gemiddelde oppervlakteruwheid Rz<br />

RH: oppervlakteruwheid (µm, inch-modus: µinch)<br />

92<br />

■ G10-, G38-, G52-, G95- en G149-Geo<br />

gelden voor „basiselementen van de<br />

contour“ (G1-, G2-, G3-, G12- en G13-Geo)<br />

– niet voor afschuiningen/afrondingen die<br />

aansluitend op de basiselementen van de<br />

contour zijn geprogrammeerd.<br />

■ De hulpfuncties voor de contourbeschrijving<br />

beïnvloeden de nabewerkingsvoeding van<br />

de cycli G869 en G890 – niet de<br />

nabewerkingsvoeding bij steekcycli.<br />

„Nauwkeurige stop” geldt voor<br />

basiselementen van de contour die met<br />

G890 of G840 worden bewerkt.<br />

Informatie over programmering<br />

■ G10-Geo blijft ingeschakeld, totdat deze functie<br />

wordt uitgeschakeld.<br />

■ G95-Geo of G10-Geo zonder parameter schakelt de<br />

„oppervlakteruwheid” uit.<br />

■ G10 RH... (zonder „H”) overschrijft de<br />

„oppervlakteruwheid” regelgewijs.<br />

■ G38-Geo overschrijft de „oppervlakteruwheid”<br />

regelgewijs.<br />

De „oppervlakteruwheid“ geldt uitsluitend<br />

voor basiselementen van de contour.<br />

4 DIN PLUS


Voedingsreductie G38-Geo<br />

„Speciale voeding” voor de G890.<br />

Parameters<br />

E: Speciale voedingsfactor (0 < E


4.5 Geometriefuncties<br />

Overmaat regelgewijs G52-Geo<br />

Equidistante overmaat waarmee in G810, G820, G830, G860 en G890<br />

rekening is gehouden.<br />

Parameters<br />

P: overmaat (radius)<br />

H: (werking van P) absoluut / additief – default: 0<br />

■ H=0: P vervangt G57-/G58-overmaten<br />

■ H=1: P wordt bij G57-/G58-overmaten opgeteld<br />

Voeding per omwenteling G95-Geo<br />

Beïnvloedt de nabewerkingsvoeding van de G890.<br />

Parameters<br />

F: Voeding per omwenteling<br />

Additieve correctie G149-Geo<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt gebruik van 16 correctiewaarden die niet van<br />

het gereedschap afhankelijk zijn.<br />

De additieve correctie wordt geactiveerd met G149 gevolgd door een<br />

„D-nummer“ (bijvoorbeeld: G149 D901). Met „G149 D900“ wordt de<br />

additieve correctie uitgeschakeld.<br />

Parameters<br />

D: additieve correctie – default: D900 – bereik: 900..916<br />

94<br />

Informatie over programmering<br />

■ G52 werkt regelgewijs<br />

■ G52 wordt geprogrammeerd in de NC-regel met<br />

het contourelement dat moet worden veranderd<br />

■ G50 voor een cyclus (programmadeel BEWERKING)<br />

betekent dat G52-overmaten voor deze cyclus<br />

worden uitgeschakeld<br />

Informatie over programmering<br />

■ G95 blijft ingeschakeld, tot deze functie wordt<br />

uitgeschakeld<br />

■ Met G10 wordt nabewerkingsvoeding G95<br />

uitgeschakeld<br />

■ Oppervlakteruwheid en<br />

nabewerkingsvoeding naar keuze<br />

toepassen.<br />

■ De nabewerkingvoeding G95 vervangt<br />

een in het bewerkingsdeel vastgelegde<br />

bewerkingstoeslag.<br />

Informatie over programmering<br />

■ Additieve correcties gelden vanaf de regel waarin<br />

G149 is geprogrammeerd.<br />

■ Een additieve correctie blijft actief:<br />

■ tot de volgende „G149 D900“<br />

■ tot het einde van de beschrijving van het<br />

bewerkte werkstuk<br />

Let op de beschrijvingsrichting van de<br />

contour!<br />

4 DIN PLUS


4.5.5 Positie van de contouren<br />

Freesdiepte, positie van de contour<br />

Het „referentievlak“ resp. de „referentiediameter“ kan in de<br />

programmadeel-aanduiding worden vastgelegd. De diepte en positie<br />

van een te frezen contour (kamer, eiland) kunnen in de contourdefinitie<br />

worden vastgelegd:<br />

■ met „diepte P“ in de vooraf geprogrammeerde G308<br />

■ alternatief bij figuren: cyclusparameter „diepte P“<br />

Het voorteken van „diepte P“ bepaalt de positie van de te frezen<br />

contour (zie tabel):<br />

■ P0: eiland<br />

Programmadeel P Oppervlak freesbodem<br />

VOORKANT P0 Z+P Z<br />

ACHTERKANT P0 Z–P Z<br />

MANTEL P0 X+(P*2) X<br />

X: referentiediameter uit de programmadeel-aanduiding<br />

Z: referentievlak uit de programmadeel-aanduiding<br />

P: „diepte“ uit G308 of uit cyclusparameter<br />

Contouren in diverse vlakken<br />

Programmering bij hiërarchisch geneste contouren:<br />

■ Met „G308 begin eiland/kamer“ beginnen en met „G309 einde<br />

kamer/eiland“ afsluiten. Met G308 wordt een „nieuw“<br />

referentieniveau/„nieuwe“ referentiediameter vastgelegd:<br />

■ de eerste G308 neemt het in de programmadeel-aanduiding<br />

vastgelegde referentievlak over.<br />

■ met elke volgende G308 wordt een nieuw referentievlak vastgelegd.<br />

Berekening: actueel referentievlak + P (uit de voorgaande G308)<br />

■ met G309 wordt naar het vorige referentievlak teruggeschakeld.<br />

Begin kamer/eiland G308-Geo<br />

Nieuw referentieniveau/nieuwe referentiediameter bij hiërarchisch<br />

geneste contouren aan de voorkant, aan de achterkant of in het<br />

mantelvlak.<br />

Parameters<br />

P: diepte bij kamers, hoogte bij eilanden<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Kamer of eiland<br />

Eilanden: met de vlakfreescycli wordt het<br />

gehele in de contourdefinitie beschreven<br />

vlak gefreesd. Met eilanden die dit vlak zijn<br />

vastgelegd, wordt geen rekening gehouden.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 95<br />

4.5 Geometriefuncties


4.5 Geometriefuncties<br />

Einde kamer/eiland G309-Geo<br />

Einde van een „referentievlak”. Elk met G308 vastgelegd referentievlak<br />

moet met G309 worden afgesloten!<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

4.5.6 Contour voor-/achterkant<br />

Startpunt contour voor-/achterkant G100-Geo<br />

Parameters<br />

X: beginpunt in poolcoördinaten (diametermaat)<br />

C: beginpunt in poolcoördinaten (hoekmaat)<br />

XK, YK: beginpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

96<br />

Referentievlak vastleggen<br />

Begin „rechthoek“ met diepte –5<br />

Rechthoek<br />

Begin „volledige cirkel in rechthoek“ met diepte –10<br />

Volledige cirkel<br />

Einde „volledige cirkel“<br />

Einde „rechthoek“<br />

Referentiediameter vastleggen<br />

Lineaire sleuf met de diepte –5<br />

4 DIN PLUS


Baan contour voor-/achterkant G101-Geo<br />

Parameters<br />

X: eindpunt in poolcoördinaten (diametermaat)<br />

C: eindpunt in poolcoördinaten (hoekmaat)<br />

XK, YK: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

A: hoek t.o.v. XK-as<br />

B: Afschuining/afronding – overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer met het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afschuining/afronding aangeeft.<br />

■ B geen invoer: tangentiale overgang<br />

■ B=0: niet-tangentiale overgang<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B


4.5 Geometriefuncties<br />

B: afschuining/afronding – overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretisch eindpunt,<br />

wanneer u een afschuining/afronding aangeeft.<br />

■ B geen invoer: tangentiale overgang<br />

■ B=0: niet-tangentiale overgang<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B


Lineaire sleuf voor-/achterkant G301-Geo<br />

Parameters<br />

XK, YK: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

A: hoek langsas (referentie: XK-as) – default: 0°<br />

K: sleuflengte<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte/hoogte – geen invoer: „P“ uit G308<br />

■ P0: eiland<br />

Ronde sleuf voor-/achterkant G302-/G303-Geo<br />

■ G302: ronde sleuf rechtsom<br />

■ G303: ronde sleuf linksom<br />

Parameters<br />

I, J: Krommingsmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

R: krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de sleuf)<br />

A: hoek beginpunt (referentie: XK-as) – default: 0<br />

W: hoek eindpunt (referentie: XK-as)<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte/hoogte – geen invoer: „P“ uit G308<br />

■ P0: eiland<br />

Volledige cirkel voor-/achterkant G304-Geo<br />

Parameters<br />

XK, YK: cirkelmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

R: radius<br />

P: diepte/hoogte – geen invoer: „P“ uit G308<br />

■ P0: eiland<br />

G302-Geo<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 99<br />

4.5 Geometriefuncties


4.5 Geometriefuncties<br />

Rechthoek voor-/achterkant G305-Geo<br />

Parameters<br />

XK, YK: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

A: hoek langsas (referentie: XK-as) – default: 0°<br />

K: lengte<br />

B: (hoogte) breedte<br />

R: afschuining/afronding – default: 0<br />

■ R>0: afrondingsradius<br />

■ R2)<br />

A: hoek t.o.v. een zijde van de veelhoek (referentie: XK-as) –<br />

default: 0°<br />

K: lengte van zijde<br />

■ K>0: lengte van zijden<br />

■ K0: afrondingsradius<br />

■ R


Rond patroon voor-/achterkant G402-Geo<br />

G402 werkt op de boring/figuur die in de volgende regel is vastgelegd<br />

(G300..305, G307).<br />

Programmeerinstructies<br />

■ Boring/figuur in de volgende regel zonder middelpunt programmeren.<br />

– Uitzondering ronde sleuf: het „krommingsmiddelpunt I, J“, wordt<br />

aan de patroonpositie toegevoegd (zie „4.5.8 Rond patroon met<br />

ronde sleuven“).<br />

■ De freescyclus (programmadeel BEWERKING) roept de boring/<br />

figuur in de volgende regel op – niet de patroondefinitie.<br />

Parameters<br />

Q: aantal figuren<br />

K: patroondiameter<br />

A: starthoek – positie eerste figuur (referentie: XK-as) – default: 0°<br />

W: eindhoek – positie laatste figuur (referentie: XK-as) – default:<br />

360°<br />

Wi: Hoek tussen figuren<br />

V: Richting (oriëntering) – default: 0<br />

■ V=0 – zonder W: opdeling volledige cirkel<br />

■ V=0 – met W: opdeling over langere cirkelboog<br />

■ V=0 – met Wi: voorteken van Wi bepaalt de richting (Wi


4.5 Geometriefuncties<br />

4.5.7 Mantelvlakcontour<br />

Startpunt mantelvlakcontour G110-Geo<br />

Parameters<br />

Z: beginpunt<br />

C: beginpunt (beginhoek)<br />

CY: beginhoek als „baanmaat” (referentie: manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”)<br />

Baan mantelvlakcontour G111-Geo<br />

Parameters<br />

Z: eindpunt<br />

C: eindpunt (eindhoek)<br />

CY: eindhoek als „baanmaat” (referentie: manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”)<br />

A: hoek (referentie: positieve Z-as)<br />

B: afschuining/afronding – overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer met het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afschuining/afronding aangeeft.<br />

■ B geen invoer: tangentiale overgang<br />

■ B=0: niet-tangentiale overgang<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B


Cirkelboog mantelvlakcontour G112-/G113-Geo<br />

Draairichting: zie helpscherm<br />

Parameters<br />

Z: eindpunt<br />

C: eindpunt (eindhoek)<br />

CY: eindhoek als „baanmaat” (referentie: manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”)<br />

R: radius<br />

K: middelpunt (in Z-richting)<br />

W: hoek van het middelpunt<br />

J: hoek van het middelpunt als „baanmaat“<br />

Q: Keuze van snijpunt – default: 0. Eindpunt wanneer de baan een<br />

rechte of een cirkelboog snijdt.<br />

■ Q=0: snijpunt op afstand<br />

■ Q=1: snijpunt dichtbij<br />

B: afschuining/afronding – overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afschuining/afronding aangeeft.<br />

■ B geen invoer: tangentiale overgang<br />

■ B=0: niet-tangentiale overgang<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B


4.5 Geometriefuncties<br />

E: verzinkingshoek<br />

I: draaddiameter<br />

J: draaddiepte<br />

K: draadaansnijding (uitlooplengte)<br />

F: spoed<br />

V: linkse of rechtse schroefdraad – default: 0<br />

■ V=0: rechtse schroefdraad<br />

■ V=1: linkse schroefdraad<br />

A: hoek (referentie: Z-as) – default: 90° = verticale boring<br />

(bereik: 0° < A < 180°)<br />

O: centreerdiameter<br />

Lineaire sleuf in mantelvlak G311-Geo<br />

Parameters<br />

Z: middelpunt<br />

C: middelpunt (hoek)<br />

CY: hoek als „baanmaat” (referentie: manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”)<br />

A: hoek langsas (referentie: Z-as) – default: 0°<br />

K: sleuflengte<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte van de kamer – geen invoer: „P“ uit G308<br />

Ronde sleuf mantelvlak G312-/G313-Geo<br />

■ G312: ronde sleuf rechtsom<br />

■ G313: ronde sleuf linksom<br />

Parameters<br />

Z: krommingsmiddelpunt<br />

C: krommingsmiddelpunt (hoek)<br />

CY: hoek als „baanmaat” (referentie: manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”)<br />

R: krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de sleuf)<br />

A: hoek beginpunt (referentie Z-as)<br />

W: hoek eindpunt (referentie: Z-as)<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte van de kamer – geen invoer: „P“ uit G308<br />

104<br />

G312-Geo<br />

G310-boring met G71 ...G74 bewerken.<br />

4 DIN PLUS


Volledige cirkel mantelvlak G314-Geo<br />

Parameters<br />

Z: cirkelmiddelpunt<br />

C: cirkelmiddelpunt (hoek)<br />

CY: hoek als „baanmaat” (referentie: manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”)<br />

R: radius<br />

P: diepte van de kamer – geen invoer: „P“ uit G308<br />

Rechthoek mantelvlak G315-Geo<br />

Parameters<br />

Z: middelpunt<br />

C: middelpunt (hoek)<br />

CY: hoek als „baanmaat” (referentie: manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”)<br />

A: hoek langsas (referentie: Z-as) – default: 0°<br />

K: lengte<br />

B: breedte<br />

R: afschuining/afronding – default: 0<br />

■ R>0: afrondingsradius<br />

■ R2)<br />

A: hoek t.o.v. een zijde van de veelhoek (referentie: Z-as) – default: 0°<br />

K: lengte van zijde<br />

■ K>0: lengte van zijden<br />

■ K0: afrondingsradius<br />

■ R


4.5 Geometriefuncties<br />

Patroon lineair mantelvlak G411-Geo<br />

G411 werkt op de boring/figuur die in de volgende regel is vastgelegd<br />

(G310..315, 317).<br />

Programmeerinstructies<br />

■ Boring/figuur in de volgende regel zonder middelpunt programmeren.<br />

■ De freescyclus (programmadeel BEWERKING) roept de boring/<br />

figuur in de volgende regel op – niet de patroondefinitie.<br />

Parameters<br />

Q: aantal figuren – default: 1<br />

Z: beginpunt<br />

C: beginpunt (beginhoek)<br />

K: eindpunt<br />

W: eindpunt (eindhoek)<br />

Ki: afstand tussen de figuren (in Z-richting)<br />

Wi: hoekafstand tussen de figuren<br />

A: hoek langsas (referentie: Z-as) – default: 0°<br />

R: totale lengte van het patroon<br />

Ri: afstand tussen figuren (patroonafstand)<br />

Rond patroon mantelvlak G412-Geo<br />

G412 werkt op de boring/figuur die in de volgende regel is vastgelegd<br />

(G310..315, 317).<br />

Programmeerinstructies<br />

■ Boring/figuur in de volgende regel zonder middelpunt programmeren.<br />

– Uitzondering ronde sleuf: het „krommingsmiddelpunt I, J“, wordt<br />

aan de patroonpositie toegevoegd (zie „4.5.8 Rond patroon met<br />

ronde sleuven“).<br />

■ De freescyclus (programmadeel BEWERKING) roept de boring/<br />

figuur in de volgende regel op – niet de patroondefinitie.<br />

Parameters<br />

Q: aantal figuren<br />

K: cirkeldiameter<br />

A: starthoek – positie eerste figuur (referentie: Z-as) – default: 0°<br />

W: eindhoek – positie laatste figuur (referentie: Z-as) – default: 360°<br />

Wi: afstand tussen figuren<br />

106<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Bij de programmering van „Q, Z en C“<br />

worden de boringen/figuren gelijkmatig<br />

langs de omtrek verdeeld.<br />

4 DIN PLUS


V: richting (oriëntatie) – default: 0<br />

■ V=0 – zonder W: opdeling volledige cirkel<br />

■ V=0 – met W: opdeling over langere cirkelboog<br />

■ V=0 – met Wi: voorteken van Wi bepaalt de richting<br />

(Wi


4.5 Geometriefuncties<br />

4.5.8 Rond patroon met ronde sleuven<br />

Bij ronde patronen programmeert u de patroonposities, het<br />

krommingsmiddelpunt en de krommingsradius. Met DIN PLUS en<br />

TURN PLUS wordt de positie van de sleuven afhankelijk van het<br />

patroon- en krommingsmiddelpunt berekend:<br />

■ Patroonmiddelpunt = krommingsmiddelpunt en<br />

patroonradius = krommingsradius:<br />

Positie: patroonpositie = middelpunt van middellijn van sleuf<br />

■ Patroonmiddelpunt ≠ krommingsmiddelpunt of<br />

patroonradius ≠ krommingsradius:<br />

Positie: patroonpositie = krommingsmiddelpunt<br />

Voorbeeld middellijn van sleuf als referentie, normale positie:<br />

<br />

<br />

<br />

Voorbeeld middellijn van sleuf als referentie, oorspronkelijke positie:<br />

<br />

<br />

<br />

Voorbeeld krommingsmiddelpunt als referentie, normale positie<br />

<br />

<br />

<br />

Voorbeeld krommingsmiddelpunt als referentie, oorspronkelijke positie<br />

<br />

<br />

<br />

108<br />

„Positie“ van de sleuven (patroondefinitie)<br />

■ Normale positie: de start-/eindhoek gelden ten<br />

opzichte van de patroonposities. (De positiehoek<br />

wordt bij de begin-/eindhoek opgeteld.)<br />

■ Oorspronkelijke positie: de start-/eindhoek gelden<br />

absoluut.<br />

In de onderstaande voorbeelden en afbeeldingen<br />

wordt de programmering van het ronde patroon met<br />

ronde sleuven uitgelegd.<br />

Plaatsing van de sleuven op afstand „patroonradius“<br />

om het middelpunt van het patroon<br />

Alle sleuven liggen op dezelfde positie<br />

(krommingsmiddelpunt = patroonmiddelpunt)<br />

Plaatsing van de sleuven op afstand „patroonradius“<br />

Krommingsradius“ om middelpunt patroon<br />

(middelpunt patroon: X=5; Y=5)<br />

Plaatsing van de sleuven op afstand „patroonradius“<br />

Krommingsradius“ om middelpunt patroon<br />

waarbij de start-/eindhoek wordt gehandhaafd<br />

(middelpunt patroon: X=5; Y=5)<br />

4 DIN PLUS


Voorbeeld middellijn van sleuf als referentie en normale<br />

positie<br />

Voorbeeld krommingsmiddelpunt als referentie en<br />

normale positie<br />

Voorbeeld middellijn van sleuf als referentie en<br />

oorspronkelijke positie<br />

Voorbeeld krommingsmiddelpunt als referentie en<br />

oorspronkelijke positie<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 109<br />

4.5 Geometriefuncties


4.6 Bewerkingsfuncties<br />

4.6 Bewerkingsfuncties<br />

4.6.1 Toewijzing contour – Bewerking<br />

Werkstukgroep G99<br />

Als in een NC-programma meerdere contourbeschrijvingen zijn<br />

vastgelegd (werkstukken), dan wijst u met G99 de „contour Q“ aan<br />

de volgende bewerking toe. De slede-aanduiding vóór de NC-regel<br />

definieert de slede die deze contour bewerkt. Als G99 nog niet<br />

geprogrammeerd is (bij voorbeeld bij de programmastart), dan werken<br />

alle sledes op „contour 1“.<br />

Parameters<br />

Q: werkstuknummer – wordt in CONTOUR vastgelegd<br />

D: spilnummer – spil die het werkstuk houdt<br />

X, Z: nulpuntverschuiving (referentie: machinenulpunt)<br />

4.6.2 Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking<br />

IJlgang G0<br />

Het gereedschap verplaatst zich in ijlgang via de kortste weg naar het<br />

„eindpunt X“.<br />

Parameters<br />

X, Z: diameter, lengte eindpunt (X diametermaat)<br />

Gereedschapswisselpositie naderen G14<br />

De slede verplaatst zich in ijlgang naar de gereedschapswisselpositie.<br />

De coördinaten van de wisselpositie legt u in de instelmodus vast.<br />

Parameters<br />

Q: volgorde – default: 0<br />

0: diagonale verplaatsintg<br />

1: eerst in X-, daarna in Z-richting<br />

2: eerst in Z-, daarna in X-richting<br />

3: alleen in X-richting<br />

4: alleen in Z-richting<br />

Met Y-as: zie bedieningshandboek „<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> met Y-as“<br />

110<br />

Programmering X, Z: absoluut, incrementeel of blijft<br />

ingeschakeld tot moment van uitschakeling<br />

Met Y-as: zie bedieningshandboek „<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> met Y-as““<br />

■ De simulatie<br />

– positioneert het werkstuk aan de hand<br />

van de „verschuiving X, Z“<br />

– bepaalt en positioneert de spanmiddelen<br />

aan de hand van het „spilnummer D“ (G99<br />

vervangt niet G65)<br />

■ Programmeer G99 opnieuw, wanneer<br />

het werkstuk aan een andere spil wordt<br />

overgedragen en/of de positie in het<br />

werkbereik verschuift.<br />

4 DIN PLUS


IJlgang in machinecoördinaten G701<br />

De slede verplaatst zich met ijlgang via de kortst mogelijke weg naar<br />

het „eindpunt“.<br />

Parameters<br />

X, Z: eindpunt (X diametermaat)<br />

Met Y-as: zie bedieningshandboek „<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> met Y-as“<br />

4.6.3 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en<br />

cirkelbogen<br />

Rechtlijnige verplaatsing G1<br />

Het gereedschap verplaatst zich lineair met voedingssnelheid naar het<br />

„eindpunt“.<br />

Parameters<br />

X, Z: diameter, lengte eindpunt (X diametermaat)<br />

A: hoek (hoekrichting: zie helpscherm)<br />

Q: keuze van snijpunt – default: 0. Eindpunt wanneer de baan een<br />

cirkelboog snijdt.<br />

■ Q=0: snijpunt dichtbij<br />

■ Q=1: snijpunt op afstand<br />

B: afschuining/afronding – overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretisch eindpunt,<br />

wanneer u een afschuining/afronding aangeeft.<br />

■ B geen invoer: tangentiale overgang<br />

■ B=0: niet-tangentiale overgang<br />

■ B>0: afrondingsradius<br />

■ B


4.6 Bewerkingsfuncties<br />

Cirkelboog<br />

G2, G3 – incrementele middelpuntmaat<br />

G12, G13 – absolute middelpuntmaat<br />

Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel met voedingssnelheid<br />

naar het „eindpunt“.<br />

Draairichting: zie helpscherm.<br />

Parameters<br />

X, Z: diameter, lengte eindpunt (X diametermaat)<br />

R: radius (0 < R 0: afrondingsradius<br />

■ B


4.6.4 Voeding, toerental<br />

Toerentalbegrenzing Gx26<br />

G26: hoofdspil; Gx26: spil x (x: 1...3)<br />

De toerentalbegrenzing geldt tot het einde van het programma of<br />

totdat deze door een nieuwe G26/Gx26 wordt vervangen.<br />

Parameters<br />

S: (maximum) toerental<br />

Versnelling (slope) G48<br />

Versneld benaderen en afremmen alsmede maximale voeding<br />

vastleggen. G48 blijft ingeschakeld tot het moment van uitschakeling.<br />

Zonder G48 gelden de parameterwaarden:<br />

■ Versneld benaderen en afremmen: machineparameter 1105, ...<br />

„Versnellen/afremmen lineaire as“<br />

■ Maximale voeding: machineparameter 1101, ... „maximale<br />

assnelheid“<br />

Parameters<br />

E: Versneld benaderen – default: parameterwaarde<br />

F: Versneld afremmen – default: parameterwaarde<br />

H: geprogrammeerde versnelling aan/uit<br />

■ H=0: geprogrammeerde versnelling na volgende verplaatsing<br />

uitschakelen<br />

■ H=1: geprogrammeerde versnelling inschakelen<br />

P: maximale voeding – default: parameterwaarde<br />

Intermitterende voeding G64<br />

Hiermee wordt de geprogrammeerde voeding kortstondig<br />

onderbroken. G64 blijft ingeschakeld, tot deze functie wordt<br />

uitgeschakeld<br />

■ inschakelen: G64 met „E en F” programmeren<br />

■ uitschakelen: G64 zonder parameter programmeren<br />

Parameters<br />

E: pauzetijd (bereik: 0,01s < E < 99,99s)<br />

F: voedingstijd (bereik: 0,01s < E < 99,99s)<br />

Voeding per minuut rondassen G192<br />

Voeding, wanneer een rondas (hulpas) alleen verplaatst wordt.<br />

Parameters<br />

F: voeding per minuut (in °/minuut)<br />

Is S > „absoluut maximumtoerental”<br />

(machineparameter 805, e.v.), dan geldt de<br />

parameterwaarde.<br />

■ Indien P > parameterwaarde, dan geldt<br />

de parameterwaarde.<br />

■ „E, F en P“ zijn gerelateerd aan de X-/Zas.<br />

De versnelling/voeding van de slede is<br />

bij niet-asparallelle verplaatsingen groter.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 113<br />

4.6 Bewerkingsfuncties


4.6 Bewerkingsfuncties<br />

Voeding per tand Gx93<br />

Van de aandrijving afhankelijke voeding gerelateerd aan het aantal<br />

tanden van de frees (x: spil 1...3).<br />

Parameters<br />

F: voeding per tand (mm/tand / inch/tand)<br />

Voeding constant G94 (minutenvoeding)<br />

Niet van de aandrijving afhankelijke voeding<br />

Parameters<br />

F: voeding per minuut (in mm/min / inch/min)<br />

Voeding per omwenteling Gx95<br />

G95: hoofdspil; Gx95: spil x (x: 1...3)<br />

Van de aandrijving afhankelijke voeding<br />

Parameters<br />

F: voeding per omwenteling (in mm/omwenteling / inch/<br />

omwenteling)<br />

Constante snijsnelheid Gx96<br />

G96: hoofdspil; Gx96: spil x (x: 1...3)<br />

Het spiltoerental is afhankelijk van de X-positie van de<br />

gereedschapspunt of de diameter bij aangedreven gereedschap.<br />

Parameters<br />

S: snijsnelheid (in m/min / ft/min)<br />

Toerental Gx97<br />

G97: hoofdspil; Gx97: spil x (x: 1...3)<br />

Constant spiltoerental.<br />

Parameters<br />

S: toerental (in omwentelingen per minuut)<br />

114<br />

De actuele waarde toont de voeding in<br />

mm/omw.<br />

G26/Gx26 begrenst het toerental.<br />

4 DIN PLUS


4.6.5 Beitelradiuscompensatie (SRC/FRC)<br />

Beitelradiuscompensatie (SRC)<br />

Zonder SRC is de theoretische snijkantpunt het referentiepunt voor de<br />

verplaatsingen. Dit leidt bij niet-parallelle verplaatsingen tot<br />

onnauwkeurigheden. Met SRC worden geprogrammeerde<br />

verplaatsingen gecorrigeerd (zie „1.5 Gereedschapsmaten“).<br />

Bij „Q=0“ reduceert SRC de voeding bij cirkelbogen (G2, G3, G12,<br />

G13) en afrondingen, indien de „verschoven radius < oorspronkelijke<br />

radius“. Bij een afronding als overgang naar het volgende<br />

contourelement wordt de „speciale voeding“ gecorrigeerd.<br />

Gereduceerde voeding:<br />

voeding * (verschoven radius / oorspronkelijke radius)<br />

Freesradiuscompensatie (FRC)<br />

Zonder FRC is het middelpunt van de frees het referentiepunt bij<br />

verplaatsingen. Met FRC verplaatst de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> met de<br />

buitendiameter via de geprogrammeerde verplaatsingen (zie „1.5<br />

Gereedschapsmaten“).<br />

Steek-, verspanings- en freescycli bevatten SRC/FRC-oproepen. Als u<br />

deze cycli oproept, moet de SRC daarom uitgeschakeld zijn. – Indien<br />

van deze regel wordt afgeweken, wordt u hierop attent gemaakt.<br />

G40: SRC/FRC uitschakelen<br />

■ de SRC is tot en met de regel vóór G40 actief<br />

■ in de regel met G40 of in de regel na G40 is alleen een rechtlijnige<br />

verplaatsing toegestaan ((G14 is niet toegestaan)<br />

G41/G42: SRC/FRC inschakelen<br />

■ in de regel met G41/G42 of na de regel met G41/G42 moet een<br />

rechtlijnige verplaatsing (G0/G1) worden geprogrammeerd<br />

■ vanaf de volgende verplaatsing wordt rekening gehouden met<br />

SRC/FRC<br />

G41: SRC/FRC inschakelen – correctie van de beitel-/freesradius in<br />

verplaatsingsrichting links van de contour<br />

G42: SRC/FRC inschakelen – correctie van de beitel-/freesradius in<br />

verplaatsingsrichting rechts van de contour<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Parameters (G41/G42)<br />

Q: bewerkingsvlak – default: 0<br />

■ Q=0: SRC op te draaien vlak (XZ-vlak)<br />

■ Q=1: FRC aan voorkant (XC-vlak)<br />

■ Q=2: FRC op mantelvlak (ZC-vlak)<br />

■ Q=3: FRC aan voorkant (XY-vlak)<br />

■ Q=4: FRC op mantelvlak (YZ-vlak)<br />

H: uitvoer (alleen bij FRC) – default: 0<br />

■ H=0: opeenvolgende gedeeltes die elkaar<br />

snijden, worden niet bewerkt.<br />

■ H=1: de complete contour wordt bewerkt –<br />

ook wanneer gedeeltes elkaar snijden.<br />

O: voedingsreductie – default: 0<br />

■ O=0: voedingsreductie actief<br />

■ O=1: geen voedingsreductie<br />

■ Indien gereedschapsradius ><br />

contourradius, kunnen bij de SRC/FRC<br />

lussen ontstaan. Advies: maak gebruik<br />

van de nabewerkingscyclus G890 /<br />

freescyclus G840.<br />

■ FRK niet bij aanzet naar het<br />

bewerkingsvlak selecteren.<br />

■ Let bij het oproepen van<br />

subprogramma's met „actieve SRC/FRC“<br />

op het volgende:<br />

schakel SRC/FRC<br />

– uit in het subprogramma waarin deze<br />

functie is ingeschakeld.<br />

– uit in het hoofdprogramma, wanneer deze<br />

functie daarin is ingeschakeld.<br />

Basis-werkwijze van de de SRC/FRC<br />

Verplaatsing: van X10/Z10 naar X10+SRK/Z20+SRK<br />

de verplaatsing is met SRC „verswchoven“<br />

Verplaatsing van X20+SRK/Z20+SRK naar X30/Z30<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 115<br />

4.6 Bewerkingsfuncties


4.6 Bewerkingsfuncties<br />

4.6.6 Nulpuntverschuivingen<br />

In een NC-programma kunnen meerdere nulpuntverschuivingen<br />

worden geprogrammeerd. Nulpuntverschuivingen hebben geen<br />

invloed op de onderlinge verhouding tussen de coördinaten<br />

(beschrijving van onbewerkt werkstuk, bewerkt werkstuk en<br />

hulpcontour).<br />

Met G920 worden nulpuntverschuivingen tijdelijk uitgeschakeld – met<br />

G980 worden nulpuntverschuivingen weer ingeschakeld.<br />

Nulpuntverschuiving G51<br />

Verschuift het werkstuknulpunt met „Z“ (of „X“). De verschuiving<br />

heeft betrekking op het werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is<br />

vastgelegd.<br />

Het referentiepunt blijft het werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is<br />

vastgelegd, ook als G51 meermaals wordt geprogrammeerd.<br />

De nulpuntverschuiving geldt tot het programma-einde of totdat het<br />

door andere nulpuntverschuivingen wordt opgeheven.<br />

Parameters<br />

X, Z: verschuiving (X radiusmaat) – default: 0<br />

Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving G53, G54,<br />

G55<br />

Verchuift het werkstuknulpunt met de in de instelparameters 3, 4 en 5<br />

vastgelegde waarde. De verschuiving heeft betrekking op het<br />

werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is vastgelegd.<br />

Het referentiepunt blijft het werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is<br />

vastgelegd, ook als G53, G54 en G55 meermaals worden<br />

geprogrammeerd.<br />

De nulpuntverschuiving geldt tot het programma-einde of totdat het<br />

door andere nulpuntverschuivingen wordt opgeheven.<br />

116<br />

Een verschuiving in X wordt als radiusmaat aangegeven.<br />

Overzicht<br />

G51 relatieve verschuiving<br />

geprogrammeerde verschuiving<br />

referentie: ingesteld werkstuknulpunt<br />

G53, G54, G55<br />

relatieve verschuiving<br />

verschuiving uit parameters<br />

referentie: ingesteld werkstuknulpunt<br />

G56 additieve verschuiving<br />

geprogrammeerde verschuiving<br />

referentie: actueel werkstuknulpunt<br />

G59 absolute verschuiving<br />

geprogrammeerde verschuiving<br />

referentie: machinenulpunt<br />

4 DIN PLUS


Nulpuntverschuiving incrementeel G56<br />

Verschuift het werkstuknulpunt met „Z“ (of „X“). De verschuiving<br />

heeft betrekking op het werkstuknulpunt dat op dat moment geldt.<br />

Als u G56 meermaals programmeert, wordt de verschuiving altijd bij<br />

het op dat moment geldende werkstuknulpunt opgeteld.<br />

Parameters<br />

X, Z: verschuiving (X radiusmaat) – default: 0<br />

Nulpuntverschuiving absoluut G59<br />

Stelt het werkstuknulpunt in op „X, Z”. Het nieuwe werkstuknulpunt<br />

geldt tot het programma-einde.<br />

Parameters<br />

X, Z: nulpuntverschuiving (X radiusmaat)<br />

Met G59 worden de tot op dat moment geldende<br />

nulpuntverschuivingen (door G51, G53..G55 of G59)<br />

opgeheven.<br />

Contour omklappen G121<br />

Spiegelt en/of verschuift de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk. Er wordt ten opzichte van de X-as gespiegeld en in Zrichting<br />

verplaatst. Het werkstuknulpunt wordt niet beïnvloed.<br />

Door toepassing van G121 kan de beschrijving van het onbewerkte en<br />

bewerkte werkstuk worden gebruikt voor bewerking van de voor- en<br />

achterkant.<br />

Parameters<br />

H: spiegelen – standaard: 0<br />

■ H=0: contour verplaatsen – niet spiegelen<br />

■ H=1: contour verplaatsen, spiegelen en richting van de<br />

contourbeschrijving omdraaien<br />

Q: coördinatensysteem spiegelen (richting van de Z-as) –<br />

standaard: 0<br />

■ Q=0: niet spiegelen<br />

■ Q=1: spiegelen<br />

■ Mantelvlakcontouren worden op<br />

dezelfde wijze gespiegeld/verschoven als<br />

te draaien contouren.<br />

■ Hulpcontouren worden niet gespiegeld.<br />

■ Let er bij Q=1 dat het coördinatensysteem,<br />

inclusief de contour, wordt gespiegeld –<br />

H=1 spiegelt alleen de contour.<br />

Z: verschuiving – standaard: 0<br />

D: spiegelen XC/XCR (contouren voorkant/<br />

achterkant spiegelen/verplaatsen) – standaard:<br />

0<br />

■ D=0: niet spiegelen/verplaatsen<br />

■ D=1: spiegelen/verplaatsen<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 117<br />

4.6 Bewerkingsfuncties


4.6 Bewerkingsfuncties<br />

Voorbeeld bewerking aan de achterkant met tegenspil.<br />

■ Overgave van werkstukken met spiegeling van het<br />

coördinatensysteem<br />

118<br />

. . .<br />

N.. G121 H1 Q1 Z.. D1<br />

. . .<br />

■ Overgave van werkstukken zonder spiegeling van het<br />

coördinatensysteem.<br />

. . .<br />

N.. G121 H0 Q0 Z.. D1<br />

. . .<br />

Voorbeeld bewerking aan de achterkant met een spil<br />

Het werkstuk wordt met de hand omgespannnen voor bewerking van<br />

de achterkant.<br />

. . .<br />

N.. G121 H1 Q0 Z.. D1<br />

. . .<br />

4.6.7 Overmaten, veiligheidsafstanden<br />

Veiligheidsafstand G47<br />

Veiligheidsafstand voor de draaicycli: G810, G820, G830, G835, G860,<br />

G869, G890; boorcycli G71, G72, G74 en freescycli G840...G846.<br />

Met G47 zonder parameters worden de parameterwaarden<br />

geactiveerd (bewerkingsparameter 2, ... – veiligheidsafstanden).<br />

Parameters<br />

P: Veiligheidsafstand<br />

Overmaat uitschakelen G50<br />

Schakelt met G52-/G39-Geo vastgelegde overmaten voor de volgende<br />

cyclus uit. Programmeer G50 vóór de cyclus.<br />

G47 vervangt de in parameters of met<br />

G147 vastgelegde veiligheidsafstand.<br />

4 DIN PLUS


Overmaat uitschakelen G52<br />

G52 heeft dezelfde functie als G50! – Gebruik G50.<br />

Parameters<br />

P: Overmaat – wordt niet verwerkt<br />

Veiligheidsafstand G147<br />

Veiligheidsafstand voor de freescycli G840...G846 en de boorcycli<br />

G71, G72, G74.<br />

Parameters<br />

I: veiligheidsafstand freesvlak (alleen voor freesbewerkingen)<br />

K: veiligheidsafstand in aanzetrichting (diepteverplaatsing)<br />

Overmaat asparallel G57<br />

Met G57 worden verschillende overmaten in X en Z vastgelegd.<br />

Programmeer G57 voor de cyclusoproep.<br />

G57 werkt bij de volgende cycli – daarbij worden de overmaten na<br />

uitvoering van de cyclus<br />

■ gewist: G810, G820, G830, G835, G860, G869, G890<br />

■ niet gewist: G81, G82, G83<br />

Parameters<br />

X, Z: overmaat (X diametermaat) – alleen positieve waarden<br />

Overmaat parallel aan de contour (equidistant) G58<br />

Bij G890 is een negatieve overmaat toegestaan. Programmeer G58<br />

vóór de cyclusoproep.<br />

G58 werkt bij de volgende cycli – daarbij worden de overmaten na<br />

uitvoering van de cyclus<br />

■ gewist: G810, G820, G830, G835, G860, G869, G890<br />

■ niet gewist: G83<br />

Parameters<br />

P: overmaat<br />

Als de overmaten met G57 en in de cyclus zijn<br />

geprogrammeerd, gelden de volgende vermaten in de<br />

cyclus.<br />

Als de overmaat met G58 en in de cyclus is<br />

geprogrammeerd, wordt gebruik gemaakt van de<br />

cyclusovermaat.<br />

G147 vervangt de in parameters<br />

(bewerkingsparameter 2, ...) of met G47<br />

vastgelegde veiligheidsafstand.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 119<br />

4.6 Bewerkingsfuncties


4.6 Bewerkingsfuncties<br />

4.6.8 Gereedschap, correcties<br />

Gereedschap verwisselen – T<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont in programmadeel REVOLVER de vastgelegde<br />

gereedschapsbezetting. U kunt het T-nummer direct invoeren of uit de<br />

gereedschapstabel kiezen (omschakelen met de softkey VERDER). Zie<br />

ook „4.2.4 Gereedschapsprogrammering“.<br />

(Veranderen van) snijkantcorrectie G148<br />

Met „O“ worden de te verrekenen slijtagecorrecties vastgelegd. Bij<br />

de programmastart en na een T-commando zijn DX, DZ actief.<br />

Parameters<br />

O: keuze – default: 0<br />

■ O=0: DX, DZ actief – DS niet-actief<br />

■ O=1: DS, DZ actief – DX niet-actief<br />

■ O=2: DX, DS actief – DZ niet-actief<br />

120<br />

De steekcycli G860, G866, G869 houden automatisch<br />

rekening met de „juiste“ slijtagecorrectie.<br />

Additieve correctie G149<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt gebruik van 16 correcties die niet van het<br />

gereedschap afhankelijk zijn. Met G149 gevolgd door een „Dnummer“<br />

wordt de correctie ingeschakeld – „G149 D900“ schakelt de<br />

correctie uit.<br />

Parameters<br />

D: additieve correctie – default: D900 – bereik: 900..916<br />

Informatie over programmering<br />

■ De correctie moet worden „uitgestuurd“, voordat deze actief wordt.<br />

Programmeer G149 daarom één regel vóór de verplaatsing waarin<br />

de correctie actief moet zijn.<br />

■ Een additieve correctie blijft actief:<br />

■ tot de volgende „G149 D900“<br />

■ tot de volgende gereedschapswissel<br />

■ programma-einde<br />

Voorbeeld<br />

. . .<br />

N.. G1 Z–25<br />

N.. G149 D901 [correctie activeren]<br />

N.. G1 X50 [correctie „uitsturen“:<br />

positie X50 + correctie]<br />

N.. G1 Z–50 [Contourelement is met<br />

correctie]<br />

N.. G149 D900 [correctie uitschakelen]<br />

. . .<br />

4 DIN PLUS


Verrekening rechter gereedschapspunt G150<br />

Verrekening linker gereedschapspunt G151<br />

Legt bij steekbeitels en halfronde snijbeitels het<br />

werkstukreferentiepunt vast.<br />

■ G150: referentiepunt rechter gereedschapspunt<br />

■ G151: referentiepunt linker gereedschapspunt<br />

G150/G151 geldt vanaf de regel waarin het wordt geprogrammeerd en<br />

blijft actief tot<br />

■ de volgende gereedschapswissel<br />

■ het programma-einde.<br />

Aaneenschakelen van gereedschapsmaten G710<br />

Bij een T-commando vervangt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de tot op dat moment<br />

gebruikte gereedschapsmaten door de maten van het nieuwe<br />

gereedschap. Wanneer u met „G710 Q1“ de „aaneenschakeling“<br />

activeert, worden de maten van het nieuwe gereedschap<br />

toegevoegd aan de tot dan toe gebruikte maten.<br />

Parameters<br />

Q: gereedschapsmaten aaneenschakelen<br />

■ Q=0: uit<br />

■ Q=1: aan<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

■ De getoonde actuele waarden zijn altijd gerelateerd aan<br />

de gereedschapspunt die in de gereedschapsgegevens is<br />

vastgelegd<br />

■ Bij toepassing van de SRC moet u na G150/G151 ook<br />

G41/G42 aanpassen.<br />

Toepassingsvoorbeeld<br />

Voor de complete bewerking wordt het aan de<br />

voorkant bewerkte werkstuk door een „roterende<br />

afpak-inrichting“ overgenomen. De bewerking aan de<br />

achterkant vindt plaats met stilstaand gereedschap.<br />

Hiertoe worden de maten van de afpak-inrichting aan<br />

het stilstaande gereedschap toegevoegd.<br />

Voorbeeld „gereedschapsmaten aaneenschakelen“<br />

Roterende afpak-inrichting<br />

Stilstaand gereedschap op gereedschapshouder 2<br />

Voordraaibeitel voor bewerking aan achterkant<br />

Afpak-inrichting verwisselen<br />

Werkstuk van de hoofdspil in de afpakinrichting<br />

overnemen (expertprogramma)<br />

Gereedschapsmaten „aaneensluiten“<br />

Maten van afpak-inrichting aan stilstaand<br />

gereedschap toevoegen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 121<br />

4.6 Bewerkingsfuncties


4.7 Draaicycli<br />

4.7 Draaicycli<br />

4.7.1 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Regelverwijzingen bepalen:<br />

Activeer contourweergave (softkey GRAFISCHE WEERGAVE)<br />

Postioneer cursor op NS/NE en druk op softkey VERDER<br />

Kies contourelement met „pijl naar links/rechts“<br />

Met „PgDn/PgUp“ gaat u van de ene naar de andere contour (ook<br />

contouren aan de voorkant, etc.)<br />

Neem het regelnummer van het contourelement met ENTER<br />

over<br />

Voorbewerken langs G810<br />

Met G810 wordt het met „NS, NE” beschreven contourgedeelte<br />

verspaand. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent aan de hand van de<br />

gereedschapsdefinitie of er sprake is van een buiten- of<br />

binnenbewerking. Met „NS – NE“ legt u de bewerkingsrichting<br />

vast.<br />

Als de te bewerken contour uit slechts één element bestaat, geldt<br />

het volgende:<br />

■ uitsluitend NS geprogrammeerd: Bewerking in de richting<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

■ NS en NE geprogrammeerd: bewerking tegen de richting in<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />

onderverdeeld (voorbeeld: bij terugvallende contouren).<br />

De eenvoudigste vorm van programmeren is het opgeven van NS,<br />

NE en P.<br />

Parameter<br />

NS: beginregelnummer (begin van contourgedeelte)<br />

NE: eindregelnummer (einde van contourgedeelte)<br />

P: maximale aanzet<br />

I: overmaat in X-richting (diametermaat) – default: 0<br />

K: overmaat in Z-richting – default: 0<br />

E: insteekaanzet<br />

■ E=0: neergaande contouren niet bewerken<br />

■ E>0: induikvoeding<br />

■ geen invoer: voedingsreductie afhankelijk v.d. insteekhoek –<br />

max. 50%<br />

X: snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

Z: snijkantbegrenzing in Z-richting – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

H: vrijzetmethode – default: 0<br />

■ H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

■ H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

■ H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

122<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Wanneer op de pijltjestoets omhoog/<br />

omlaag wordt gedrukt, houdt de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> ook rekening met contouren die<br />

niet op het beeldscherm worden<br />

getoond.<br />

Cyclusverloop<br />

1 berekent de te verspanen gedeeltes en de snedeopdeling<br />

(aanzet)<br />

2 zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede<br />

en houdt daarbij rekening met de<br />

veiligheidsafstand (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

3 verplaatst met aanzet naar eindpunt Z<br />

4 afhankelijk van „H“:<br />

■ H=0: verspaant langs de contour<br />

■ H=1 of 2: zet onder een hoek van 45° vrij<br />

5 keert met ijlgang terug en zet voor de volgende<br />

snede aan<br />

6 herhaalt 3...5, totdat „eindpunt X“ is bereikt<br />

7 herhaalt eventueel 2...6, totdat alle te verspanen<br />

gedeeltes zijn bewerkt<br />

8 indien H=1: contour wordt afgerond<br />

9 gaat uit het materiaal zoals in „Q“ is<br />

geprogrammeerd<br />

4 DIN PLUS


A: naderingshoek (referentie: Z-as) – default: 0°/180° (parallel aan<br />

Z-as)<br />

W: uitloophoek (referentie: Z-as) – default: 90°/270° (haaks op Zas)<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde – default: 0<br />

■ Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V: aanduiding begin/einde – default: 0<br />

Een afschuining/afronding wordt bewerkt:<br />

■ V=0: aan begin en einde<br />

■ V=1: aan begin<br />

■ V=2: aan einde<br />

■ V=3: geen bewerking<br />

■ V=4: afschuining/afronding wordt bewerkt – niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte bestaat uit<br />

slechts één element)<br />

D: elementen onzichtbaar maken (beïnvloedt de bewerking van<br />

draaduitlopen, vrijdraaiingen: zie tabel) – default: 0<br />

B: slede-aanloop bij bewerking in 4 assen<br />

■ B=0: beide sledes werken op dezelfde diameter – met<br />

dubbele voeding<br />

■ B0: afstand tot „leidende“ slede (de aanloop). De sledes<br />

werken met dezelfde voeding op verschillende diameters.<br />

■ B0: slede met kleinste nummer leidt<br />

Snijkantbegrenzing: De gereedschapspositie vóór de<br />

cyclusoproep is bepalend voor de uitvoering van een<br />

snijkantbegrenzing, De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het<br />

materiaal aan de zijde van de snijkantbegrenzing waar<br />

het gereedschap zich vóór de cyclusoproep bevindt.<br />

Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

G57-overmaat: „vergroot“ de contour (ook<br />

binnencontouren)<br />

G58-overmaat:<br />

■ >0: „vergroot“ de contour<br />


4.7 Draaicycli<br />

Voorbewerken dwars G820<br />

Met G820 wordt het met „NS, NE” beschreven contourgedeelte<br />

verspaand. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent aan de hand van de<br />

gereedschapsdefinitie of er sprake is van een buiten- of<br />

binnenbewerking. Met „NS – NE“ legt u de bewerkingsrichting<br />

vast.<br />

Als de te bewerken contour uit slechts één element bestaat, geldt<br />

het volgende:<br />

■ uitsluitend NS geprogrammeerd: Bewerking in de richting<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

■ NS en NE geprogrammeerd: bewerking tegen de richting in<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />

onderverdeeld (bijv. bij terugvallende contouren).<br />

De eenvoudigste vorm van programmeren is het opgeven van NS,<br />

NE en P.<br />

Parameter<br />

NS: beginregelnummer (begin van contourgedeelte)<br />

NE: eindregelnummer (einde van contourgedeelte)<br />

P: maximale aanzet<br />

I: overmaat in X-richting (diametermaat) – default: 0<br />

K: overmaat in Z-richting – default: 0<br />

E: insteekaanzet<br />

■ E=0: neergaande contouren niet bewerken<br />

■ E>0: induikvoeding<br />

■ geen invoer: voedingsreductie afhankelijk v.d. insteekhoek –<br />

max. 50%<br />

X: snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

Z: snijkantbegrenzing in Z-richting – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

H: vrijzetmethode – default: 0<br />

■ H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

■ H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

■ H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

A: naderingshoek (referentie: Z-as) – default: 90°/270° (haaks op<br />

Z-as)<br />

W: uitloophoek (referentie: Z-as) – default: 0°/180° (parallel aan Zas)<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde – default: 0<br />

■ Q=0: terug naar startpunt (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V: aanduiding begin/einde – default: 0<br />

Een afschuining/afronding wordt bewerkt:<br />

■ V=0: aan begin en einde<br />

■ V=1: aan begin<br />

124<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Cyclusverloop<br />

1 berekent de te verspanen gedeeltes en de snedeopdeling<br />

(aanzet)<br />

2 zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede<br />

en houdt daarbij rekening met de<br />

veiligheidsafstand (eerst in X-, dan in X-richting)<br />

3 verplaatst met aanzet naar eindpunt X<br />

4 afhankelijk van „H“:<br />

■ H=0: verspaant langs de contour<br />

■ H=1 of 2: zet onder een hoek van 45° vrij<br />

5 keert met ijlgang terug en zet voor de volgende<br />

snede aan<br />

6 herhaalt 3...5, totdat „eindpunt Z“ is bereikt<br />

7 herhaalt eventueel 2...6, totdat alle te verspanen<br />

gedeeltes zijn bewerkt<br />

8 indien H=1: contour wordt afgerond<br />

9 gaat uit het materiaal zoals in „Q“ is<br />

geprogrammeerd<br />

Snijkantbegrenzing:<br />

de gereedschapspositie vóór de<br />

cyclusoproep is bepalend voor de<br />

uitvoering van een snijkantbegrenzing.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het materiaal<br />

aan de zijde van de snijkantbegrenzing<br />

waar het gereedschap zich vóór de<br />

cyclusoproep bevindt.<br />

Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

G57-overmaat: „vergroot“ de contour<br />

(ook binnencontouren)<br />

G58-overmaat:<br />

■ >0: „vergroot“ de contour<br />


■ V=2: aan einde<br />

■ V=3: geen bewerking<br />

■ V=4: afschuining/afronding wordt bewerkt –<br />

niet het basiselement (voorwaarde:<br />

contourgedeelte bestaat uit slechts één<br />

element)<br />

D: elementen onzichtbaar maken (beïnvloedt de<br />

bewerking van draaduitlopen, vrijdraaiingen:<br />

zie tabel) – default: 0<br />

B: slede-aanloop bij bewerking in 4 assen<br />

■ B=0: beide sledes werken op dezelfde<br />

diameter – met dubbele voeding<br />

■ B0: afstand tot „leidende“ slede (de<br />

aanloop). De sledes werken met dezelfde<br />

voeding op verschillende diameters.<br />

■ B0: slede met kleinste nummer leidt<br />

Toepassing als cyclus met 4 assen<br />

■ Als er met „dezelfde diameter“ wordt gewerkt,<br />

worden beide sledes gelijktijdig gestart.<br />

■ Wanneer er met „verschillende diameters“ wordt<br />

gewerkt, start de „geleide slede“ pas wanneer de<br />

leidende slede „Aanloop B“ heeft bereikt. Deze<br />

synchronisatie vindt bij elke snede plaats.<br />

Elke slede zet met de berekende snijdiepte aan.<br />

In geval van een oneven aantal snedes voert de<br />

„leidende slede“ de laatste snede uit.<br />

Bij een „constante snijsnelheid+ richt zich de<br />

snijsnelheid naar de leidende slede. Het leidende<br />

gereedschap wacht met de terugtrekbeweging op<br />

het volgende gereedschap.<br />

D G22 G23 G23 G25 G25 G25<br />

= H0 H1 H4 H5/6 H7..9<br />

0<br />

1 – – –<br />

2 –<br />

3 – – – –<br />

4 – –<br />

„ “: elementen uitschakelen<br />

Let bij Cycli met 4 assen op identiek gereedschap<br />

(gereedschapstype, beitelradius, spaanhoek, etc.).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 125<br />

4.7 Draaicycli


4.7 Draaicycli<br />

Parallel aan contour voorbewerken G830<br />

Met G830 wordt het met „NS, NE” beschreven contourgedeelte<br />

parallel aan de contour verspaand. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent aan de<br />

hand van de gereedschapsdefinitie of er sprake is van een buitenof<br />

binnenbewerking. Met „NS – NE“ legt u de bewerkingsrichting<br />

vast.<br />

Als de te bewerken contour uit slechts één element bestaat, geldt<br />

het volgende:<br />

■ uitsluitend NS geprogrammeerd: Bewerking in de richting<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

■ NS en NE geprogrammeerd: bewerking tegen de richting in<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />

onderverdeeld (bijv. bij terugvallende contouren).<br />

De eenvoudigste vorm van programmeren is het opgeven van NS,<br />

NE en P.<br />

Parameter<br />

NS: beginregelnummer (begin van contourgedeelte)<br />

NE: eindregelnummer (einde van contourgedeelte)<br />

P: maximale aanzet<br />

I: overmaat in X-richting (diametermaat) – default: 0<br />

K: overmaat in Z-richting – default: 0<br />

X: snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

Z: snijkantbegrenzing in Z-richting – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

A: naderingshoek (referentie: Z-as) – default: 0°/180° (parallel aan<br />

Z-as)<br />

W: uitloophoek (referentie: Z-as) – default: 90°/270° (haaks op Zas)<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde – default: 0<br />

■ Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V: aanduiding begin/einde – default: 0<br />

Een afschuining/afronding wordt bewerkt:<br />

■ V=0: aan begin en einde<br />

■ V=1: aan begin<br />

■ V=2: aan einde<br />

■ V=3: geen bewerking<br />

D G22 G23 G23 G25 G25 G25<br />

= H0 H1 H4 H5/6 H7..9<br />

0<br />

1 – – –<br />

2 –<br />

3 – – – –<br />

4 – –<br />

„ “: elementen uitschakelen<br />

126<br />

■ V=4: afschuining/afronding wordt bewerkt –<br />

niet het basiselement (voorwaarde: contourgedeelte<br />

bestaat uit slechts één element)<br />

D: elementen onzichtbaar maken (beïnvloedt de<br />

bewerking van draaduitlopen, vrijdraaiingen:<br />

zie tabel) – default: 0<br />

Cyclusverloop<br />

1 berekent de te verspanen gedeeltes en de snedeopdeling<br />

(aanzet)<br />

2 zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede<br />

en houdt daarbij rekening met de<br />

veiligheidsafstand<br />

3 voert de voorbewerkingssnede uit<br />

4 keert met ijlgang terug en zet voor de volgende<br />

snede aan<br />

5 herhaalt 3...4 tot het te verspanen gedeelte<br />

bewerkt is<br />

6 herhaalt eventueel 2...5, totdat alle te verspanen<br />

gedeeltes zijn bewerkt<br />

7 gaat uit het materiaal zoals in „Q“ is<br />

geprogrammeerd<br />

Snijkantbegrenzing: de gereedschapspositie<br />

vóór de cyclusoproep is bepalend<br />

voor de uitvoering van een snijkantbegrenzing.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het<br />

materiaal aan de zijde van de snijkantbegrenzing<br />

waar het gereedschap zich<br />

vóór de cyclusoproep bevindt.<br />

Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

G57-overmaat: „vergroot“ de contour<br />

(ook binnencontouren)<br />

G58-overmaat:<br />

■ >0: „vergroot“ de contour<br />


Parallel aan contour met neutraal gereedschap G835<br />

Met G835 wordt het met „NS, NE” beschreven contourgedeelte<br />

parallel aan de contour en in twee richtingen verspaand. De <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of er<br />

sprake is van een buiten- of binnenbewerking.<br />

Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />

onderverdeeld (bijv. bij terugvallende contouren).<br />

De eenvoudigste vorm van programmeren is het opgeven van NS,<br />

NE en P.<br />

Parameter<br />

NS: beginregelnummer (begin van contourgedeelte)<br />

NE: eindregelnummer (einde van contourgedeelte)<br />

P: maximale aanzet<br />

I: overmaat in X-richting (diametermaat) – default: 0<br />

K: overmaat in Z-richting – default: 0<br />

X: snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

Z: snijkantbegrenzing in Z-richting – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

A: naderingshoek (referentie: Z-as) – default: 0°/180° (parallel aan<br />

Z-as)<br />

W: uitloophoek (referentie: Z-as) – default: 90°/270° (haaks op Zas)<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde – default: 0<br />

■ Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V: aanduiding begin/einde – default: 0<br />

Een afschuining/afronding wordt bewerkt:<br />

■ V=0: aan begin en einde<br />

■ V=1: aan begin<br />

■ V=2: aan einde<br />

■ V=3: geen bewerking<br />

■ V=4: afschuining/afronding wordt bewerkt – niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte bestaat uit<br />

slechts één element)<br />

D: elementen onzichtbaar maken (beïnvloedt de bewerking van<br />

draaduitlopen, vrijdraaiingen: zie tabel) – default: 0<br />

D G22 G23 G23 G25 G25 G25<br />

=<br />

0<br />

H0 H1 H4 H5/6 H7..9<br />

1 – – –<br />

2 –<br />

3 – – – –<br />

4 – –<br />

„ “: elementen uitschakelen<br />

Cyclusverloop<br />

1 berekent de te verspanen gedeeltes en de snedeopdeling<br />

(aanzet)<br />

2 zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede<br />

en houdt daarbij rekening met de<br />

veiligheidsafstand<br />

3 voert de voorbewerkingssnede uit<br />

4 zet voor de volgende snede aan en voert de<br />

voorbewerkingssnede in tegenovergestelde<br />

richting uit<br />

5 herhaalt 3...4 tot het te verspanen gedeelte<br />

bewerkt is<br />

6 herhaalt eventueel 2...5, totdat alle te verspanen<br />

gedeeltes zijn bewerkt<br />

7 gaat uit het materiaal zoals in „Q“ is<br />

geprogrammeerd<br />

Snijkantbegrenzing: de<br />

gereedschapspositie vóór de<br />

cyclusoproep is bepalend voor de<br />

uitvoering van een snijkantbegrenzing.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het materiaal<br />

aan de zijde van de snijkantbegrenzing<br />

waar het gereedschap zich vóór de<br />

cyclusoproep bevindt.<br />

Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

G57-overmaat: „vergroot“ de contour<br />

(ook binnencontouren)<br />

G58-overmaat:<br />

■ >0: „vergroot“ de contour<br />


4.7 Draaicycli<br />

Insteken G860<br />

Met G860 wordt het met „NS, NE” beschreven contourgedeelte<br />

axiaal/radiaal verspaand. De te bewerken contour mag meerdere<br />

terugvallende gedeeltes bevatten. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent aan de<br />

hand van de gereedschapsdefinitie of er sprake is van een buitenof<br />

binnenbewerking, of een radiale of axiale insteek.<br />

Berekening van de slede-opdeling (SBF: zie bewerkingsparameter<br />

6): maximale verspringing = SBF * beitelbreedte<br />

Met „NS – NE“ legt u de bewerkingsrichting vast. Als de te<br />

bewerken contour uit slechts één element bestaat, geldt het<br />

volgende:<br />

■ uitsluitend NS geprogrammeerd: Bewerking in de richting<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

■ NS en NE geprogrammeerd: bewerking tegen de richting in<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />

onderverdeeld (bijv. bij terugvallende contouren).<br />

De eenvoudigste vorm van programmeren is het opgeven van NS<br />

resp. NS en NE.<br />

Parameter<br />

NS: beginregelnummer (begin van het contourgedeelte – of<br />

verwijzing naar een met G22-/G23-Geo beschreven insteek)<br />

NE: eindregelnummer (einde van het contourgedeelte) – vervalt<br />

als de contour met G22-/G23-Geo is vastgelegd<br />

I: overmaat in X-richting (diametermaat) – default: 0<br />

K: overmaat in Z-richting – default: 0<br />

Q: verloop – default: 0<br />

■ Q=0: voor- en nabewerken<br />

■ Q=1: alleen voorbewerken<br />

■ Q=2: alleen nabewerken<br />

X: snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

Z: snijkantbegrenzing in Z-richting – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

V: aanduiding begin/einde – default: 0<br />

Een afschuining/afronding wordt bewerkt:<br />

■ V=0: aan begin en einde<br />

■ V=1: aan begin<br />

■ V=2: aan einde<br />

■ V=3: geen bewerking<br />

E: nabewerkingsvoeding – default: actieve voeding<br />

H: vrijzetmethode bij cycluseinde – default: 0<br />

■ H=0: terug naar startpunt (axiale insteek: eerst in Z-, dan in<br />

X-richting; radiale insteek: eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

■ H=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ H=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

128<br />

Cyclusverloop (bij Q=0 of 1)<br />

1 berekent de te verspanen gedeeltes en de snedeopdeling<br />

2 zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede<br />

en houdt daarbij rekening met de<br />

veiligheidsafstand (radiale insteek: eerst in Z-, dan<br />

in X-richting; axiale insteek: eerst in X-, dan in Zrichting)<br />

3 steekt in (voorbewerkingssnede)<br />

4 keert met ijlgang terug en zet voor de volgende<br />

snede aan<br />

5 herhaalt 3...4 tot het te verspanen gedeelte<br />

bewerkt is<br />

6 herhaalt eventueel 2...5, totdat alle te verspanen<br />

gedeeltes zijn bewerkt<br />

7 indien Q=0: wordt de contour nabewerkt<br />

Snijkantbegrenzing: de<br />

gereedschapspositie vóór de<br />

cyclusoproep is bepalend voor de<br />

uitvoering van een snijkantbegrenzing.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het materiaal<br />

aan de zijde van de snijkantbegrenzing<br />

waar het gereedschap zich vóór de<br />

cyclusoproep bevindt.<br />

Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

G57-overmaat: „vergroot“ de contour<br />

(ook binnencontouren)<br />

G58-overmaat:<br />

■ >0: „vergroot“ de contour<br />


Insteekcyclus G866<br />

Met G866 wordt een met G22-Geo vastlegde insteek gemaakt. De<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of er<br />

sprake is van een buiten- of binnenbewerking, of een radiale of<br />

axiale insteek.<br />

Berekening van de slede-opdeling (SBF: zie bewerkingsparameter<br />

6): maximale verspringing = SBF * beitelbreedte<br />

Parameter<br />

NS: regelnummer (verwijzing naar G22-Geo)<br />

I: overmaat (bij het voorsteken) – default: 0<br />

■ I=0: insteek wordt in één bewerking gemaakt<br />

■ I>0: tijdens de eerste bewerking wordt voorgestoken;<br />

tijdens de tweede nabewerkt<br />

E: stilstandtijd – geen invoer: duur van een spilomwenteling<br />

■ bij I=0: bij elke insteek<br />

■ bij I>0: alleen bij nabewerken<br />

Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden<br />

Cyclusverloop<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede<br />

(radiale insteek: eerst in Z-, dan in X-richting; axiale<br />

insteek: eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

3 steekt in (zoals onder „I“ aangegeven)<br />

4 keert met ijlgang terug en zet voor de volgende<br />

snede aan<br />

5 bij I=0: wacht gedurende tijd „E“<br />

6 herhaalt 3...4 tot het te verspanen gedeelte<br />

bewerkt is<br />

7 indien I>0: wordt de contour nabewerkt<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 129<br />

4.7 Draaicycli


4.7 Draaicycli<br />

Steek-/draaicyclus G869<br />

Met G869 wordt het met „NS, NE” beschreven contourgedeelte<br />

axiaal/radiaal verspaand. Door afwisselende insteek- en<br />

voorbewerkingsbewegingen vindt de verspaning met zo weinig<br />

mogelijk vrijzet- en aanzetbewegingen plaats.<br />

De te bewerken contour mag meerdere terugvallende gedeeltes<br />

bevatten. Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />

onderverdeeld.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie<br />

of er sprake is van een radiale of axiale insteek.<br />

Met „NS – NE“ legt u de bewerkingsrichting vast. Als de te<br />

bewerken contour uit slechts één element bestaat, geldt het<br />

volgende:<br />

■ uitsluitend NS geprogrammeerd: Bewerking in de richting<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

■ NS en NE geprogrammeerd: bewerking tegen de richting in<br />

waarin de contour is gedefinieerd<br />

Afhankelijk van het materiaal, de aanzetsnelheid etc. „kantelt“ de<br />

snede bij de draaibewerking. De aanzetfout die daardoor ontstaat,<br />

kan worden gecorrigeerd met „draaidieptecorrectie R“. De waarde<br />

wordt meestal empirisch bepaald.<br />

Vanaf de tweede aanzetbeweging wordt bij de overgang van de<br />

draaibank- naar de steekbewerking het te verspanen gedeelte<br />

gereduceerd met „verspringingsbreedte B“. Bij iedere volgende<br />

overgang aan deze flank vindt - aanvullend op de verspringing tot<br />

dan toe - een reductie met „B“ plaats. De som van de<br />

„verspringing“ wordt tot 80% van de effectieve beitelbreedte<br />

begrensd (effectieve beitelbreedte = beitelbreedte –<br />

2*beitelradius). De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> reduceert eventueel de<br />

geprogrammeerde verspringingsbreedte. Het restmateriaal wordt<br />

aan het einde van het voorsteken met een steekslag verspaand.<br />

Draaien in één richting (U=1): de voorbewerking vindt plaats in de<br />

bewerkingsrichting „NS – NE“.<br />

De eenvoudigste vorm van programmeren is het opgeven van NS<br />

resp. NS en NE en P.<br />

Parameter<br />

NS: beginregelnummer (begin van contourgedeelte – of<br />

verwijzing naar G22-/G23-Geo-insteek)<br />

NE: eindregelnummer (einde van het contourgedeelte) – vervalt<br />

als de contour met G22-/G23-Geo is vastgelegd<br />

P: maximale aanzet<br />

R: draaidieptecorrectie voor nabewerking – default: 0<br />

I: overmaat in X-richting (diametermaat) – default: 0<br />

K: overmaat in Z-richting – default: 0<br />

X: snijkantbegrenzing (diametermaat) – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

Z: snijkantbegrenzing – default: geen snijkantbegrenzing<br />

130<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Cyclusverloop (bij Q=0 of 1)<br />

1 berekent de te verspanen gedeeltes en de snedeopdeling<br />

2 zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede<br />

en houdt daarbij rekening met de<br />

veiligheidsafstand (radiale insteek: eerst in Z-, dan<br />

in X-richting; axiale insteek: eerst in X-, dan in Zrichting)<br />

3 steekt in (steekbewerking)<br />

4 verspaant haaks op de steekrichting<br />

(draaibewerking)<br />

5 herhaalt 3...4 tot het te verspanen gedeelte<br />

bewerkt is<br />

6 herhaalt eventueel 2...5, totdat alle te verspanen<br />

gedeeltes zijn bewerkt<br />

7 indien Q=0: wordt de contour nabewerkt<br />

Voor G869 is gereedschap van het type<br />

26* vereist.<br />

Snijkantbegrenzing: de<br />

gereedschapspositie vóór de<br />

cyclusoproep is bepalend voor de<br />

uitvoering van een snijkantbegrenzing.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het materiaal<br />

aan de zijde van de snijkantbegrenzing<br />

waar het gereedschap zich vóór de<br />

cyclusoproep bevindt.<br />

Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

G57-overmaat: „vergroot“ de contour<br />

(ook binnencontouren)<br />

G58-overmaat:<br />

■ >0: „vergroot“ de contour<br />


A, W: beginhoek, vrijzethoek – default: tegen de<br />

insteekrichting in<br />

Q: verloop – default: 0<br />

■ Q=0: voor- en nabewerken<br />

■ Q=1: alleen voorbewerken<br />

■ Q=2: alleen nabewerken<br />

U: draaien in één richting – default: 0<br />

■ U=0: in twee richtingen<br />

■ U=1: in één richting, in contourrichting<br />

H: vrijzetmethode bij cycluseinde – default: 0<br />

■ H=0: terug naar startpunt (axiale insteek:<br />

eerst in Z-, dan in X-richting; radiale insteek:<br />

eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

■ H=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ H=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V: aanduiding begin/einde – default: 0<br />

Een afschuining/afronding wordt bewerkt:<br />

■ V=0: aan begin en einde<br />

■ V=1: aan begin<br />

■ V=2: aan einde<br />

■ V=3: geen bewerking<br />

O: insteekvoeding – default: actieve voeding<br />

E: nabewerkingsvoeding – default: actieve<br />

voeding<br />

B: verspringingsbreedte – default: 0<br />

Bewerkingsinstructies<br />

■ Omschakeling van draaibank- naar<br />

steekbewerking: voordat er wordt omgeschakeld<br />

van draaibank- naar steekbewerking, trekt de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> het gereedschap 0,1 mm terug. Hiermee<br />

wordt een „schuine“ snijkant voor de<br />

steekbewerking rechtgezet. Dit geschiedt<br />

onafhankelijk van „verspringingsbreedte B“.<br />

■ Binnenrondingen en -afschuiningen: afhankelijk<br />

van de breedte van de steekbeitel en de<br />

afrondingsradiussen vinden er voor de bewerking<br />

van de afronding steekslagen plaats waarmee<br />

een „vloeiende omschakeling“ van steek- naar<br />

draaibewerking wordt voorkomen. Op die manier<br />

wordt beschadiging van het gereedschap<br />

voorkomen.<br />

■ Kanten: vrijstaande kanten worden met een<br />

steekbewerking verspaand. Hierdoor worden<br />

„hangende ringen“ voorkomen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 131<br />

4.7 Draaicycli


4.7 Draaicycli<br />

Nabewerken van de contour G890<br />

Met G890 wordt het met „NS, NE” beschreven contourgedeelte,<br />

inclusief afschuiningen/afrondingen, parallel aan de contour in een<br />

nabewerkingssnede nabewerkt. Draaduitlopen worden bewerkt<br />

wanneer de gereedschapsgeometrie dit toelaat.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie<br />

of er sprake is van een buiten- of binnenbewerking.<br />

Met „NS – NE“ legt u de bewerkingsrichting vast. Als de te<br />

bewerken contour slechts uit één element bestaat, geldt het<br />

volgende:<br />

■ bewerking in de richting waarin de contour is gedefinieerd,<br />

wanneer u alleen NS programmeert<br />

■ bewerking tegen de richting in waarin de contour is<br />

gedefinieerd, wanneer u NS en NE programmeert<br />

Rest-nabewerking activeert u met „Q=4“ (voorbeeld: uitdraaien<br />

met bewerkingsgereedschap in tegengestelde bewerkingsrichting).<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> kent de reeds bewerkte gedeeltes en slaat deze<br />

over. Bij „Q=4“ kunt u de benaderingswijze niet beïnvloeden – de<br />

nabewerkingscyclus genereert de benaderingsbaan.<br />

Bij kleine afschuiningen/afrondingen geldt het volgende:<br />

■ Oppervlakteruwheid of voeding (met G95-Geo) is niet<br />

geprogrammeerd: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert een automatische<br />

voedingsreductie uit. De afschuining/afronding wordt met ten<br />

minste 3 omwentelingen bewerkt.<br />

■ Oppervlakteruwheid of voeding (met G95-Geo) is<br />

geprogrammeerd: geen automatische voedingsreductie<br />

Bij afschuiningen/afrondingen die vanwege hun grootte met ten<br />

minste 3 omwentelingen worden bewerkt, vindt geen<br />

automatische voedingsreductie plaats.<br />

Parameter<br />

NS: beginregelnummer (begin van contourgedeelte)<br />

NE: eindregelnummer (einde van contourgedeelte)<br />

E: insteekaanzet<br />

■ E=0: neergaande contouren niet bewerken<br />

■ E>0: induikvoeding<br />

■ geen invoer: voedingsreductie afhankelijk v.d. insteekhoek –<br />

max. 50%<br />

V: aanduiding begin/einde – default: 0<br />

Een afschuining/afronding wordt bewerkt:<br />

■ V=0: aan begin en einde<br />

■ V=1: aan begin<br />

■ V=2: aan einde<br />

■ V=3: geen bewerking<br />

■ V=4: afschuining/afronding wordt bewerkt – niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte bestaat uit<br />

slechts één element)<br />

132<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

G890 Q4 – Restnabewerken<br />

Bij het restnabewerken (G890 – Q4)<br />

controleert de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> of het<br />

gereedschap zonder botsing in de<br />

terugvallende contour kan worden<br />

verplaatst. De gereedschapsparameter<br />

+Breedte dn+ is bepalend voor deze<br />

botsingscontrole (zie „8.1.2 Informatie<br />

over gereedschapsgegevens“).<br />

4 DIN PLUS


Q: benaderingsmethode – default: 0<br />

■ Q=0: automatische keuze – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> controleert:<br />

– diagonaal benaderen<br />

– eerst in X-, dan in Z-richting<br />

– equidistant rondom de hindernis<br />

– weglaten v.d. eerste contourelementen wanneer<br />

startpositie niet bereikbaar is<br />

■ Q=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ Q=2: eerst in Z-, dan X-richting<br />

■ Q=3: niet benaderen – gereedschap bevindt zich in de buurt<br />

van het beginpunt<br />

■ Q=4: rest nabewerken<br />

H: vrijzetmethode – default: 3<br />

gereedschap zet, tegen de bewerkingsrichting in, onder een<br />

hoek van 45° vrij en verplaatst zich als volgt naar de positie „I,<br />

K”:<br />

■ H=0: diagonaal<br />

■ H=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ H=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ H=3: blijft op veiligheidsafstand staan<br />

■ H=4: geen vrijzetbeweging – gereedschap blijft op<br />

eindcoördinaat staan<br />

X: snijkantbegrenzing (diametermaat) – default: geen<br />

snijkantbegrenzing<br />

Z: snijkantbegrenzing – default: geen snijkantbegrenzing<br />

D: elementen onzichtbaar maken (beïnvloedt de bewerking van<br />

draaduitlopen, vrijdraaiingen: zie tabel) – default: 1<br />

I, K: eindpunt dat bij cycluseinde wordt benadered (I<br />

diametermaat)<br />

O: voedingsreductie – default: 0<br />

■ O=0: geen voedingsreductie<br />

■ O=1: voedingsreductie actief<br />

Combinaties van draaduitlopen kunnen als volgt worden<br />

uitgeschakeld:<br />

D G22 G23 G23 G25 G25 G25<br />

=<br />

0<br />

H0 H1 H4 H5/6 H7..9 K<br />

1 – – –<br />

2 –<br />

3 – –<br />

4 – –<br />

5 – – –<br />

6 – –<br />

7 – – – – – –<br />

„ “: elementen uitschakelen<br />

Snijkantbegrenzing: de<br />

gereedschapspositie vóór de<br />

cyclusoproep is bepalend voor de<br />

uitvoering van een snijkantbegrenzing.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het materiaal<br />

aan de zijde van de snijkantbegrenzing<br />

waar het gereedschap zich vóór de<br />

cyclusoproep bevindt.<br />

G57-overmaten: „vergroten“ de contour<br />

(ook binnencontouren)<br />

G58-overmaat:<br />

■ >0: „vergroot“ de contour<br />


4.7 Draaicycli<br />

4.7.2 Eenvoudige draaicycli<br />

Cycluseinde G80<br />

Sluit bewerkingscycli af.<br />

Langsdraaien enkelvoudig G81<br />

Met G81 wordt het contourgedeelte verspaand (voorbewerkt) dat<br />

wordt beschreven met de actuele gereedschapspositie en „X, Z“. Als u<br />

een afschuining wilt maken, stelt u de hoek in met I en K.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent een bewerking aan de binnenzijde/buitenzijde<br />

aan de positie van het eindpunt.<br />

De snede-opdeling wordt zodanig berekend dat een „nadraaisnede“<br />

overbodig is en de berekende aanzet


Kopdraaien enkelvoudig G82<br />

Met G82 wordt het contourgedeelte verspaand (voorbewerkt) dat<br />

wordt beschreven met de actuele gereedschapspositie en „X, Z“. Als u<br />

een afschuining wilt maken, stelt u de hoek in met I en K.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent een bewerking aan de binnenzijde/buitenzijde<br />

aan de positie van het eindpunt.<br />

De snede-opdeling wordt zodanig berekend dat een „nadraaisnede“<br />

overbodig is en de berekende aanzet


4.7 Draaicycli<br />

Contourherhalingscyclus G83<br />

G83 voert de in de volgende regels geprogrammeerde functies<br />

(enkelvoudige verplaatsingen of cycli zonder contourbeschrijving)<br />

meermaals uit. De bewerkingscyclus wordt afgesloten met G80.<br />

Als het aantal benodigde aanzetten in X- en Z-richting verschillend is,<br />

wordt eerst in beide richtingen met de geprogrammeerde waarden<br />

gewerkt. De aanzet wordt op nul gezet wanneer de eindwaarde voor<br />

een bepaalde waarde is bereikt.<br />

Instructies voor het programmeren van G83<br />

■ staat alleen in de regel<br />

■ mag niet met K-variabelen worden geprogrammeerd<br />

■ mag niet worden genest, zelfs niet via de oproep van<br />

subprogramma's<br />

Overmaten:<br />

■ G57-overmaten<br />

■ met deze overmaten met het juiste voorteken wordt rekening<br />

gehouden (daardoor zijn overmaten bij inwendige bewerkingen niet<br />

mogelijk)<br />

■ G58-overmaten: daarmee wordt rekening gehouden als u met SRC<br />

werkt<br />

■ G57- en G58-overmaten blijven na cycluseinde actief<br />

Cyclusverloop<br />

1 begint met de cyclusbewerking vanaf de gereedschapspositie<br />

2 zet met de in „I, K” vastgelegde waarde aan<br />

3 voert de bewerking uit die in de volgende regels is vastgelegd. De<br />

afstand tussen gereedschapspositie en startpunt van de contour<br />

geldt als „overmaat“<br />

4 keert diagonaal terug<br />

5 herhaalt 2...4, totdat het „eindpunt van de contour“ bereikt is<br />

6 keert terug naar het startpunt van de cyclus<br />

Parameters<br />

X/Z: eindpunt contour (X diametermaat) – default: overname van de<br />

laatste X/Z-coördinaat.<br />

I: maximale aanzet in X-richting (radiusmaat) – default: 0<br />

K: maximale aanzet in Z-richting – default: 0<br />

136<br />

■ De beitelradiuscorrectie: wordt niet<br />

uitgevoerd. – De SRC kan met G40..G42<br />

afzonderlijk worden geprogrammeerd.<br />

■ Veiligheidsafstand na elke snede: 1 mm.<br />

Attentie: gevaar van botsing!<br />

Na een snede keert het gereedschap<br />

diagnonaal terug, om voor de volgende<br />

snede aan te zetten. Programmeer, indien<br />

noodzakelijk, een extra ijlgangbaan om<br />

botsing te voorkomen.<br />

4 DIN PLUS


Cyclus draaduitloop G85<br />

Met G85 worden draaduitlopen volgens DIN 509 E, DIN 509 F en<br />

DIN 76 gemaakt. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bepaalt het draaduitlooptype met<br />

behulp van „K“. Draaduitloopparameters: zie tabel<br />

De voorafgaande cilinder wordt bewerkt, wanneer het gereedschap<br />

op de cilinderdiameter X „vóór“ de cilinder wordt gepositioneerd.<br />

De afrondingen van de draaduitloop worden met radius 0,6 * I<br />

uitgevoerd.<br />

Parameters<br />

X, Z: eindpunt (X als diametermaat)<br />

I: diepte/nabewerkingsovermaat (radiusmaat)<br />

■ DIN 509 E, F: nabewerkingsovermaat – default: 0<br />

■ DIN 76: draaduitloopdiepte<br />

K: draaduitloopbreedte en draaduitlooptype<br />

■ K geen invoer: DIN 509 E<br />

■ K=0: DIN 509 F<br />

■ K>0: draaduitlooplengte bij DIN 76<br />

E: gereduceerde voeding (om de draaduitloop te maken) – geen<br />

invoer: actieve voeding<br />

■ Beitelradiuscorrectie: wordt niet uitgevoerd<br />

■ Overmaten: worden niet verrekend<br />

Draaduitloop volgens DIN 509 E<br />

Diameter I K R<br />

† 18 0,25 2 0,6<br />

> 18 – 80 0,35 2,5 0,6<br />

> 80 0,45 4 1<br />

Draaduitloop volgens DIN 509 F<br />

Diameter I K R P<br />

† 18 0,25 2 0,6 0,1<br />

> 18 – 80 0,35 2,5 0,6 0,2<br />

> 80 0,45 4 1 0,3<br />

Draaduitloophoek bij draaduitloop DIN 509 E en F: 15°<br />

Dwarshoek bij draaduitloop DIN 509 F: 8°<br />

I = draaduitloopdiepte<br />

K = draaduitloopbreedte<br />

R = draaduitloopradius<br />

P = dwarsdiepte<br />

Draaduitloop DIN 76 (draaduitloop)<br />

Draaduitloop DIN 509 E<br />

Draaduitloop DIN 509 F<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 137<br />

4.7 Draaicycli


4.7 Draaicycli<br />

Insteken G86<br />

Met G86 vindt een enkelvoudige radiale en axiale insteek met<br />

afschuiningen plaats. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bepaalt een radiale/axiale of een<br />

binnen-/buiten-insteek aan de hand van de „gereedschapspositie“.<br />

„Overmaat K“ geprogrammeerd: eerst voorsteken, vervolgens<br />

nasteken (nabewerken)<br />

G86 maakt afschuiningen aan de zijkanten van de insteek. Als u geen<br />

afschuiningen wenst, moet u het gereedschap op voldoende afstand<br />

voor de insteek positioneren. Berekening van de startpositie XS<br />

(diametermaat):<br />

XS = XK + 2 * (1,3 – b)<br />

XK: contourdiameter<br />

b: breedte afschuining<br />

Cyclusverloop<br />

1 berekent de snede-opdeling – maximale verspringing: SBF *<br />

beitelbreedte (SBF: zie bewerkingsparameter 6)<br />

2 verplaatst asparallel met ijlgang naar veiligheidsafstand<br />

3 steekt in - met inachtneming van de nabewerkingsovermaat<br />

4 zonder nabewerkingsovermaat: wacht gedurende tijd „E“<br />

5 keert terug en zet opnieuw aan<br />

6 herhaalt 2...4, totdat de insteek is gemaakt<br />

7 met nabewerkingsovermaat: bewerkt de insteek na<br />

8 keert asparallel met ijlgang naar het startpunt terug<br />

Parameters<br />

X, Z: hoekpunt (X diametermaat)<br />

radiale insteek:<br />

I: overmaat<br />

■ I>0: overmaat (voorsteken en nabewerken)<br />

■ I=0: geen nabewerking<br />

K: insteekbreedte – geen invoer: er volgt een steekslag<br />

(insteekbreedte = gereedschapsbreedte)<br />

axiale insteek:<br />

I: insteekbreedte – geen invoer: er volgt een steekslag<br />

(insteekbreedte = gereedschapsbreedte)<br />

K: overmaat<br />

■ K>0: overmaat (voorsteken en nabewerken)<br />

■ K=0: geen nabewerking<br />

E stilstandtijd (vrijmaaktijd) – default: duur van een omwenteling<br />

■ met nabewerkingsovermaat: alleen bij het nabewerken<br />

■ zonder nabewerkingsovermaat: bij elke insteek<br />

138<br />

■ Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

■ Overmaten: worden niet verrekend<br />

4 DIN PLUS


Cyclus radius G87<br />

Met G87 worden overgangsradiussen voor haakse, asparallelle<br />

binnen- en buitenhoeken gemaakt. De richting wordt afgeleid uit de<br />

„positie/bewerkingsrichting“ van het gereedschap.<br />

Het voorgaande horizontale of verticale element wordt bewerkt als<br />

het gereedschap zich op de X- of Z-coördinaat van het hoekpunt<br />

bevindt, voordat de cyclus wordt uitgevoerd.<br />

Parameters<br />

X, Z: hoekpunt (X diametermaat)<br />

B radius<br />

E gereduceerde voeding – default: actieve voeding<br />

■ Beitelradiuscorrectie: wordt uitgevoerd<br />

■ Overmaten: worden niet verrekend<br />

Cyclus afschuining G88<br />

Met G88 worden schuine kanten voor haakse, asparallelle<br />

buitenhoeken gemaakt. De richting wordt afgeleid uit de „positie/<br />

bewerkingsrichting“ van het gereedschap.<br />

Het voorgaande horizontale of verticale element wordt bewerkt als<br />

het gereedschap zich op de X- of Z-coördinaat van het hoekpunt<br />

bevindt, voordat de cyclus wordt uitgevoerd.<br />

Parameters<br />

X, Z: hoekpunt (X diametermaat)<br />

B breedte afschuining<br />

E gereduceerde voeding – default: actieve voeding<br />

■ Beitelradiuscorrectie:wordt uitgevoerd<br />

■ Overmaten: worden niet verrekend<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 139<br />

4.7 Draaicycli


4.8 Schroefdraadcycli<br />

4.8 Schroefdraadcycli<br />

De slede heeft voor de eigenlijke schroefdraad een bepaalde aanloop<br />

nodig om tot de geprogrammeerde voedingssnelheid te kunnen<br />

versnellen en een uitloop (overloop) aan het einde van de<br />

schroefdraad om de slede af te remmen.<br />

Een te korte aan- of uitloop kan ten koste van de kwaliteit gaan. De<br />

<strong>CNC</strong> geeft in dat geval een waarschuwing.<br />

Schroefdraadcyclus G31<br />

Met G31 wordt met G24-, G34- of G37-Geo vastgelegd enkelvoudig,<br />

aaneengesloten en meervoudig schroefdraad gemaakt.<br />

Buiten- en binnendraad wordt aan de hand van de gereedschapsdefinitie<br />

herkend. De draadsnijgangen worden aan de hand van de<br />

draaddiepte, „aanzetbeweging I“ en „aanzetmethode V“ berekend.<br />

Parameters<br />

NS: regelnummer (verwijzing naar basiselement G1-Geo; aaneengesloten<br />

schroefdraad: regelnummer van het eerste basiselement)<br />

I: maximale aanzet<br />

B, P: aanlooplengte, overlooplengte – geen invoer: lengte wordt aan de<br />

hand van de ernaast liggende draaduitlopen of insteken bepaald.<br />

Draaduitloop/insteek is niet beschikbaar: „schroefdraadaanloop-,<br />

schroefdraaduitlooplengte“ uit bewerkingsparameter 7.<br />

D: snijrichting (referentie: richting van definitie basiselement) –<br />

default: 0;<br />

■ D=0: dezelfde richting<br />

■ D=1: tegengestelde richting<br />

V: aanzetmethode – default: 0;<br />

■ V=0: constante spaandoorsnede bij alle snedes<br />

■ V=1: constante aanzet<br />

■ V=2: met restsnedeopdeling – eerste aanzet = „rest“ van deling<br />

draaddiepte/snedediepte. De „laatste snede“ wordt in 1/2-, 1/4-,<br />

1/8- en 1/8-snede opgedeeld.<br />

■ V=3: aanzet wordt uit spoed en het toerental berekend<br />

H: wijze van verspringing (aanzetbeweging om te zorgen voor een<br />

vloeiend verloop van de draadflanken) – default: 0<br />

■ H=0: zonder verspringing<br />

■ H=1: verspringing vanaf de linkerzijde<br />

■ H=2: verspringing vanaf de rechterzijde<br />

■ H=3: verspringing afwisselend rechts/links<br />

Q: aantal vrijloopbewegingen na de laatste snede (om de snijdruk in<br />

de draadkern te verminderen) – default: 0<br />

C: starthoek (beginpunt van schroefdraad is gedefinieerd ten opzichte<br />

van niet-rotatiesymmetrische contourelementen) – default: 0<br />

140<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij een te grote „overlooplengte P“ bestaat er<br />

botsingsgevaar. De overlooplengte wordt bij de simulatie<br />

gecontroleerd.<br />

Aanlooplengte: BA > 0,75 * (F*S)² / a + 0,15<br />

Uitlooplengte: BE > 0,75 * (F*S)² / e + 0,15<br />

BA: minimale aanlooplengte<br />

BE: minimale uitlooplengte<br />

F: Spoed in mm/omw<br />

S: Toerental in omw/seconde<br />

a, e: Versnelling in mm/s²<br />

(zie „Versnelling regelbegin/regeleinde“ in<br />

machineparameter 1105, ...)<br />

Cyclusverloop<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 verplaatst diagonaal met ijlgang naar het „interne<br />

startpunt“ dat volgt uit „aanlooplengte B“ en de<br />

veiligheidsafstand<br />

3 voert een draadsnijgang uit<br />

4 keert met ijlgang terug en zet voor de volgende<br />

snede aan<br />

5 herhaalt 3...4 totdat de schroefdraad is gemaakt<br />

6 voert de lege snedes uit<br />

7 keert naar het „interne startpunt“ terug<br />

Bij meervoudige schroefdraad wordt elke<br />

schroefdraadgang met dezelfde snedediepte<br />

gesneden, voordat er opnieuw wordt aangezet.<br />

■ „Voedingsstop“ werkt aan het einde van<br />

een draadsnijgang.<br />

■ Voedings-override is niet actief.<br />

■ Gebruik de spil-override niet wanneer de<br />

voorsturing is uitgeschakeld!<br />

4 DIN PLUS


Enkelvoudige schroefdraadcyclus G32<br />

Met G32 wordt een enkelvoudige schroefdraad in een willekeurige<br />

richting en op een willekeurige plaats zonder voorsturing gesneden<br />

(langs-, conische of dwarsdraad; binnen- of buitendraad). Met G32<br />

wordt de te snijden schroefdraad bepaald aan de hand van „eindpunt<br />

schroefdraad“, „schroefdraaddiepte“ en actuele gereedschapspositie.<br />

De hoofdbewerkingsrichting van het gereedschap bepaalt of er buitenof<br />

binnendraad wordt gesneden.<br />

Eerste verplaatsing = „rest“ van de deling draaddiepte/snijdiepte<br />

Parameters<br />

X, Z: eindpunt schroefdraad (X diametermaat)<br />

F: spoed<br />

P: draaddiepte<br />

I: maximale snijdiepte<br />

B: restschnedes – default: 0<br />

■ B=0: opdeling van de „laatste snede” in 1/2-, 1/4-, 1/8- en<br />

1/8-snede<br />

■ B=1: zonder restsnede-opdeling<br />

Q: aantal vrijloopbewegingen na de laatste snede (om de snijdruk in<br />

de draadkern te verminderen) – default: 0<br />

K: uitlooplengte aan draadeinde – default: 0<br />

W: kegelhoek (bereik: –45° < W < 45°) – default: 0; positie van de<br />

conische draad ten opzichte van de lengte- of dwarsas.<br />

■ W>0: opgaande contour (in bewerkingsrichting)<br />

■ W


4.8 Schroefdraadcycli<br />

Draad enkelvoudige verplaatsing G33<br />

Met G33 wordt schroefdraad in een willekeurige richting en op een<br />

willekeurige plaats gesneden (langs-, conisch of dwarsdraad; binnenof<br />

buitendraad). Met G33 wordt een afzonderlijke draadsnijgang<br />

uitgevoerd die op de gereedschapspositie begint en bij „X, Z“ eindigt.<br />

(Spil en voedingsaandrijving worden bij de draadsnijgang<br />

gesynchroniseerd.)<br />

Parameters<br />

X, Z: diameter, lengte eindpunt draadsnijgang (X diametermaat)<br />

F: voeding per omwenteling (spoed)<br />

B, P: aanlooplengte, overlooplengte – default: 0 (zie „4.8<br />

Schroefdraadcycli“)<br />

C: starthoek (beginpunt van schroefdraad is gedefinieerd ten<br />

opzichte van niet-rotatiessymmetrische contourelementen) –<br />

default: 0<br />

Q: nummer van de spil<br />

H: referentierichting voor spoed – default: 0<br />

■ H=0: voeding op Z-as (voor langs- en conische draad tot<br />

maximaal +45°/–45° t.o.v. de Z-as<br />

■ H=1: voeding op X-as (voor dwars- en conische draad tot<br />

maximaal 45°/–45° t.o.v. de X-as<br />

■ H=2: voeding op Y-as<br />

■ H=3: baanvoeding<br />

E: incrementele spoed – default: 0<br />

■ E=0: constante spoed<br />

■ E>0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />

■ E


4.9 Boorcycli<br />

Boorcyclus G71<br />

Met G71 worden axiale/radiale boringen met stilstaand of<br />

aangedreven gereedschap gemaakt.<br />

De cyclus wordt gebruikt voor:<br />

■ afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving<br />

■ boring met contourbeschrijving (afzonderlijke boring of<br />

gatenpatroon) van de programma-onderdelen:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

Het moment van voedingsreductie is afhankelijk van het type boor:<br />

■ snijplaat- en spiraalboren met een boorhoek van 180°:<br />

reductie bij booreinde – 2*veiligheidsafstand<br />

■ andere boren:<br />

booreinde – aansnijdingslengte – veiligheidsafstand<br />

(aansnijdingslengte = boorpunt; veiligheidsafstand: zie<br />

„bewerkingsparameter 9 boren resp. G47, G147“)<br />

Parameters<br />

NS: regelnummer contour van de boring (G49-, G300- of G310-Geo) –<br />

geen invoer: afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving<br />

X, Z: positie, lengte – eindpunt van de axiale/radiale boringen (X<br />

diametermaat)<br />

E: wachttijd in seconden (voor vrijsnijden aan begin van boring) –<br />

default: 0<br />

V: voedingsreductie (50%) – default: 0<br />

■ V=0 of 2: reductie aan begin<br />

■ V=1 of 3: reductie aan begin en einde<br />

■ V=4: reductie aan einde<br />

■ V=5: geen reductie<br />

Uitzondering bij V=0 en V=1: geen reductie bij aanboren bij<br />

snijplaat- en spiraalboren met een boorhoek van 180°<br />

D: terugloopsnelheid – default: 0<br />

■ D=0: ijlgang<br />

■ D=1: voeding<br />

K: terugloopvlak (radiale boringen, boringen YZ-vlak: diametermaat)<br />

– default: naar startpositie resp. op veiligheidsafstand<br />

Cyclusverloop<br />

1 bij „boring zonder contourbeschrijving“:<br />

voorwaarde: de boor moet zich op<br />

veiligheidsafstand voor de boring („startpunt“)<br />

bevinden<br />

bij „boring met contourbeschrijving“:<br />

verplaatst met ijlgang naar het „startpunt“:<br />

■ „K“ niet geprogrammeerd: verplaatst tot<br />

veiligheidsafstand<br />

■ „K“ geprogrammeerd: verplaatst naar positie „K“<br />

en vervolgens op veiligheidsafstand<br />

2 aanboren – voedingsreductie afhankelijk van V“<br />

3 boren met voedingssnelheid<br />

4 doorboren – voedingsreductie afhankelijk van „V“<br />

5 terugtrekken – met ijlgang/voeding, afhankelijk van<br />

„D“<br />

6 terugtrekpositie:<br />

■ „K“ niet geprogrammeerd: terugtrekken naar het<br />

„startpunt“<br />

■„K“ geprogrammeerd: terugtrekken naar positie „K“<br />

■ Afzonderlijke boring zonder<br />

contourbeschrijving: „X of Z” alternatief<br />

programmeren.<br />

■ Boring met contourbeschrijving: „X, Z”<br />

niet programmeren.<br />

■ Gatenpatroon: „NS” heeft betrekking op<br />

de contour van de boring (niet op de<br />

patroondefinitie).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 143<br />

4.9 Boorcycli


4.9 Boorcycli<br />

Uitboren, verzinken G72<br />

Toepassing van G72: uitboren, verzinken, uitruimen, NC-aanboren of<br />

centreren voor axiale en radiale boringen met stilstaand of<br />

aangedreven gereedschap.<br />

G72 wordt gebruikt voor boringen met contourbeschrijving<br />

(afzonderlijke boring of gatenpatroon) van de programma-onderdelen:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

Parameters<br />

NS: regelnummer contour van de boring (G49-, G300- of G310-Geo)<br />

E: stilstandstijd (voor vrijsnijden aan einde van boring) – default: 0<br />

D: terugloopsnelheid – default: 0<br />

■ D=0: ijlgang<br />

■ D=1: voeding<br />

K: terugloopvlak (radiale boringen, boringen YZ-vlak: diametermaat)<br />

– default: naar startpositie resp. op veiligheidsafstand<br />

144<br />

Cyclusverloop<br />

1 verplaatst, afhankelijk van „K“, met ijlgang naar het<br />

„startpunt“:<br />

■ K niet geprogrammeerd: verplaatst tot<br />

veiligheidsafstand<br />

■ K geprogrammeerd: verplaatst naar positie „K“<br />

en vervolgens op veiligheidsafstand<br />

2 boort met voedingsreductie (50%) aan<br />

3 verplaatst met aanzet tot einde van de boring<br />

4 terugtrekken – met ijlgang/voeding, afhankelijk van<br />

„D“<br />

5 terugtrekpositie is afhankelijk van „K“:<br />

■ K niet geprogrammeerd: terugtrekken naar het<br />

„startpunt“<br />

■ K geprogrammeerd: terugtrekken naar positie „K“<br />

Gatenpatroon: „NS” heeft betrekking op<br />

de contour (niet op de patroondefinitie).<br />

4 DIN PLUS


Draadtappen G73<br />

Met G73 wordt axiale/radiale schroefdraad met stilstaand of<br />

aangedreven gereedschap gesneden.<br />

G73 wordt gebruikt voor boringen met contourbeschrijving<br />

(afzonderlijke boring of gatenpatroon) van de programma-onderdelen:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

Het „startpunt“ wordt uit de veiligheidsafstand en „aanlooplengte B“<br />

bepaald.<br />

Betekenis van „uittreklengte J“: gebruik deze parameter bij spantangen<br />

met lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van de<br />

draaddiepte, de geprogrammeerde spoed en de „uittreklengte“ een<br />

nieuwe nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de<br />

spoed van de draadtap. Bij het snijden van de schroefdraad wordt de<br />

draadtap over een lengte gelijk aan de „uittreklengte“ uit de<br />

klauwplaat getrokken. Deze methode resulteert in een langere<br />

standtijd van de draadtappen.<br />

Parameters<br />

NS: regelnummer contour van de boring (G49-, G300- of G310-Geo)<br />

B: aanlooplengte – default: bewerkingsparameter 7<br />

„Schroefdraadaanlooplengte [GAL]“<br />

S: teruglooptoerental – default: toerental van het draadtappen<br />

K: terugloopvlak (radiale boringen, boringen YZ-vlak: diametermaat)<br />

– default: naar startpositie resp. op veiligheidsafstand<br />

J: uittreklengte bij toepassing van spantangen met<br />

lengtecompensatie – default: 0<br />

Cyclusverloop<br />

1 verplaatst, afhankelijk van „K“, met ijlgang naar het<br />

„startpunt“:<br />

■ K niet geprogrammeerd: verplaatst direct naar<br />

het „startpunt“<br />

■ K geprogrammeerd: verplaatst naar positie „K“;<br />

vervolgens naar het „startpunt“<br />

2 verplaatst met voedingssnelheid over<br />

„aanlooplengte B“ (synchronisatie van spil en<br />

voedingsaandrijving)<br />

3 snijdt de schroefdraad<br />

4 keert, afhankelijk van „K“, met „teruglooptoerental<br />

S“ terug:<br />

■ K niet geprogrammeerd: op „startpunt“<br />

■ K geprogrammeerd: op positie „K“<br />

■ Gatenpatroon: „NS” heeft betrekking op<br />

de contour van de boring (niet op de<br />

patroondefinitie).<br />

■ „Cyclusstop“ werkt aan het einde van<br />

de draadsnijgang.<br />

■ Voedings-override is niet actief.<br />

■ Spil-override niet gebruiken!<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 145<br />

4.9 Boorcycli


4.9 Boorcycli<br />

Draadtappen G36<br />

Met G36 wordt axiale en radiale schroefdraad met stilstaand of<br />

aangedreven gereedschap gesneden. G36 bepaalt aan de hand van X<br />

en Z of er een radiale of axiale boring wordt uitgevoerd.<br />

Benader het startpunt vóór G36. G36 keert na het draadtappen naar<br />

het startpunt terug.<br />

Parameters<br />

X: Diameter – eindpunt axiale boringen<br />

Z: lengte – eindpunt radiale boringen<br />

F: voeding per omwenteling - spoed<br />

Q: spilnummer – default: 0 (hoofdspil)<br />

B: aanlooplengte voor synchronisatie van spil en<br />

voedingsaandrijving (zie G33)<br />

H: referentierichting voor spoed – default: 0<br />

■ H=0: voeding op Z-as<br />

■ H=1: voeding op X-as<br />

■ H=2: voeding op Y-as<br />

■ H=3: baanvoeding<br />

S: teruglooptoerental (hoger toerental) voor de terugtrekbeweging)<br />

– default: toerental gelijk aan dat bij schroefdraad tappen<br />

146<br />

Bewerkingsmogelijkheden:<br />

■ stilstaande draadtap: hoofdspil en<br />

voedingsaandrijving worden gesynchroniseerd.<br />

■ aangedreven draadtap: aangedreven gereedschap<br />

(hulpspil) en voedingsaandrijving worden<br />

gesynchroniseerd.<br />

■ „Cyclusstop“ werkt aan het einde van<br />

een draadsnijgang.<br />

■ Voedings-override is niet actief.<br />

■ Spil-override niet gebruiken!<br />

■ Bij niet-gestuurde gereedschapsaandrijving<br />

(zonder ROD-sensor) is<br />

voedingscompensatie noodzakelijk.<br />

4 DIN PLUS


Diepgatboren G74<br />

Met G74 worden axiale/radiale boringen in meerdere stappen met<br />

stilstaand of aangedreven gereedschap gemaakt.<br />

De eerste boorsnede vindt plaats met de „1e boordiepte P“. Bij elke<br />

volgende boorstap wordt de diepte met „reductiewaarde I“<br />

verminderd, waarbij de waarde niet onder de „minimale boordiepte J“<br />

komt. Na elke boorsnede wordt de boor met „terugloopafstand B“<br />

resp. naar „startpunt boring“ teruggetrokken.<br />

De cyclus wordt gebruikt voor:<br />

■ afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving<br />

■ boring met contourbeschrijving (afzonderlijke boring of<br />

gatenpatroon) van de programma-onderdelen:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

Het moment van voedingsreductie is afhankelijk van het type boor:<br />

■ snijplaat- en spiraalboren met een boorhoek van 180°:<br />

reductie bij booreinde – 2*veiligheidsafstand<br />

■ andere boren:<br />

booreinde – aansnijdingslengte – veiligheidsafstand<br />

(aansnijdingslengte = boorpunt; veiligheidsafstand: zie<br />

„bewerkingsparameter 9 boren resp. G47, G147“)<br />

Parameters<br />

NS: regelnummer contour van de boring (G49-, G300- of G310-Geo) –<br />

geen invoer: afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving<br />

X, Z: positie, lengte – eindpunt van de axiale/radiale boringen (X<br />

diametermaat)<br />

P: 1e boordiepte<br />

I: reductiewaarde - default: 0<br />

B: terugloopafstand – default: terugloop naar „beginpunt boring“<br />

J: minimale boordiepte - default: 1/10 van P<br />

E: stilstandstijd (voor vrijsnijden aan einde van boring) – default: 0<br />

V: voedingsreductie (50%) – default: 0<br />

■ V=0 of 2: reductie aan begin<br />

■ V=1 of 3: reductie aan begin en einde<br />

■ V=4: reductie aan einde<br />

■ V=5: geen reductie<br />

Uitzondering bij V=0 en V=1: geen reductie bij aanboren bij<br />

snijplaat- en spiraalboren met een boorhoek van 180°<br />

D: terugloopsnelheid en aanzet in de boring – default: 0<br />

■ D=0: ijlgang<br />

■ D=1: voeding<br />

K: terugloopvlak (radiale boringen: diametermaat) – default: naar<br />

startpositie resp. op veiligheidsafstand<br />

Cyclusverloop<br />

1 bij „boring zonder contourbeschrijving“:<br />

voorwaarde: de boor moet zich op<br />

veiligheidsafstand voor de boring („startpunt“)<br />

bevinden<br />

bij „boring met contourbeschrijving“:<br />

verplaatst, afhankelijk van „K“, met ijlgang naar het<br />

„startpunt“:<br />

■ K niet geprogrammeerd: verplaatst tot<br />

veiligheidsafstand<br />

■ K geprogrammeerd: verplaatst naar positie „K“<br />

en vervolgens op veiligheidsafstand<br />

2 aanboren – voedingsreductie afhankelijk van V“<br />

3 boren in meerdere stappen<br />

4 doorboren – voedingsreductie afhankelijk van „V“<br />

5 terugtrekken – met ijlgang/voeding, afhankelijk van<br />

„D“<br />

6 terugtrekpositie is afhankelijk van „K“:<br />

■ K niet geprogrammeerd: terugtrekken naar het<br />

„startpunt“<br />

■ K geprogrammeerd: terugtrekken naar positie „K“<br />

■ Afzonderlijke boring zonder<br />

contourbeschrijving: „X of Z” alternatief<br />

programmeren.<br />

■ Boring met contourbeschrijving: „X, Z”<br />

niet programmeren.<br />

■ Gatenpatroon: „NS” heeft betrekking op<br />

de contour van de boring (niet op de<br />

patroondefinitie).<br />

■ Een „voedingsreductie aan het einde“<br />

vindt uitsluitend plaats bij de laatste<br />

boorstap.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 147<br />

4.9 Boorcycli


4.10 C-as-bewerking<br />

4.10 Bewerking C-as<br />

4.10.1 Algemene C-as-functies<br />

C-as kiezen G119<br />

U maakt gebruik van G119 wanneer er meerdere C-assen zijn en<br />

tijdens de bewerking de actieve C-as wordt veranderd.<br />

G119 wijst de onder „Q“ aangegeven C-as aan de slede toe. Voor de<br />

overdracht van een actieve C-as aan een andere slede moet de<br />

„oude toewijzing“ met G119 zonder Q ongedaan maken.<br />

Parameters<br />

Q: nummer van de C-as – default: 0<br />

■ Q=0: toewijzing van de C-as – slede opheffen<br />

■ Q>0: C-as aan de slede toewijzen<br />

Referentiediameter G120<br />

Met G120 wordt de referentiediameter van het „uitgeslagen<br />

mantelvlak“ vastgelegd. Programmeer G120, wanneer u bij G110...<br />

G113 gebruikmaakt van „CY“. G120 blijft ingeschakeld, tot deze functie<br />

wordt uitgeschakeld<br />

Parameters<br />

X: Diameter<br />

Nulpuntverschuiving C-as G152<br />

Met G152 wordt het nulpunt van de C-as absoluut (referentie:<br />

machineparameters 1005 e.v. „Referentiepunt C-as”) vastgelegd. Het<br />

nulpunt geldt tot het programma-einde.<br />

Parameters<br />

C: hoek van het „nieuwe” C-as-nulpunt<br />

C-as standaardiseren G153<br />

Met G153 wordt een verplaatsingshoek >360° of


4.10.2 Bewerking voor-/achterkant<br />

IJlgang voorkant/achterkant G100<br />

Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang via de kortst mogelijke<br />

weg naar het „eindpunt“.<br />

Parameters<br />

X: diameter van het eindpunt<br />

C: hoekmaat van het eindpunt<br />

XK, YK: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Z: eindpunt – default: actuele Z-positie<br />

Programmering<br />

■ X, C, XK, YK, Z: absoluut, incrementeel of blijft<br />

ingeschakeld tot moment van uitschakeling<br />

■ X–C of XK–YK programmeren<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij Bei G100 voert het gereedschap een rechtlijnige<br />

beweging uit. Voor het positioneren van het werkstuk op<br />

een bepaalde hoek kan gebruik worden gemaakt van G110.<br />

Lineair voor-/achterkant G101<br />

Het gereedschap verplaatst zich lineair met voedingssnelheid naar het<br />

„eindpunt“.<br />

Parameters<br />

X: diameter van het eindpunt<br />

C: hoekmaat van het eindpunt<br />

XK, YK: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Z: einddiepte – default: actuele Z-positie<br />

Programmering<br />

■ X, C, XK, YK, Z: absoluut, incrementeel of blijft<br />

ingeschakeld tot moment van uitschakeling<br />

■ X–C of XK–YK programmeren<br />

Cirkelboog voor-/achterkant G102/G103<br />

Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel met voedingssnelheid<br />

naar het „eindpunt“.<br />

Draairichting: zie helpscherm<br />

Door het programmeren van „H=2 of H=3“ kunt u lineaire sleuven<br />

met een ronde bodem maken. U legt het cirkelmiddelpunt vast bij<br />

■ H=2: met I en K<br />

■ H=3: met J en K<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Cirkelboog G102<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 149<br />

4.10 C-as-bewerking


4.10 C-as-bewerking<br />

Parameters<br />

X: diameter van het eindpunt<br />

C: hoekmaat van het eindpunt<br />

XK, YK: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

R: radius<br />

I, J: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Z: einddiepte – default: actuele Z-positie<br />

H: cirkelvlak (bewerkingsvlak) – default: 0<br />

■ H=0, 1: bewerking van voorvlak (XY-vlak)<br />

■ H=2: bewerking in YZ-vlak<br />

■ H=3: bewerking in XZ-vlak<br />

K: middelpunt (Z-richting) – alleen bij H=2, 3<br />

4.10.3 Bewerking van mantelvlak<br />

IJlgang mantelvlak G110<br />

Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang via de kortst mogelijke<br />

weg naar het „eindpunt“.<br />

150<br />

Programmering<br />

■ X, C, XK, YK, Z: absoluut, incrementeel of blijft<br />

ingeschakeld tot moment van uitschakeling<br />

■ I, J: absoluut of incrementeel<br />

■ X–C of XK–YK programmeren<br />

■ „middelpunt” of „radius“ programmeren<br />

■ bij „radius“: alleen cirkelboog


Lineair mantelvlak G111<br />

Het gereedschap verplaatst zich lineair met voedingssnelheid naar het<br />

„eindpunt“.<br />

Parameters<br />

Z: eindpunt<br />

C: hoekmaat van het eindpunt<br />

CY: eindpunt als baanmaat (referentie: manteluitslag bij G120referentiediameter)<br />

X: einddiepte (diametermaat) – default: actuele X-positie<br />

Programmering<br />

■ Z, C, CY: absoluut, incrementeel of blijft ingeschakeld tot<br />

moment van uitschakeling<br />

■ Z–C of Z–CY programmeren<br />

Rond mantelvlak G112 / G113<br />

Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel met voedingssnelheid<br />

naar het „eindpunt“.<br />

Draairichting: zie helpscherm<br />

Parameters<br />

Z: eindpunt<br />

C: hoekmaat van het eindpunt<br />

CY: eindpunt als baanmaat (referentie: manteluitslag bij G120referentiediameter)<br />

R: radius<br />

K, W: positie, hoek middelpunt<br />

J: positie middelpunt als baanmaat (referentie: uitgeslagen<br />

mantelvlak bij G120-referentiediameter)<br />

X: einddiepte (diametermaat) – default: actuele X-positie<br />

Programmering<br />

■ Z, C, CY: absoluut, incrementeel of blijft ingeschakeld tot<br />

moment van uitschakeling<br />

■ K, W, J: absoluut of incrementeel<br />

■ of Z–C enK–W of Z–CY en K–J programmeren<br />

■ „middelpunt” of „radius” programmeren<br />

■ bij „radius”: cirkelboog alleen


4.11 Freescycli<br />

4.11 Freescycli<br />

Contourfrezen G840<br />

Met G840 worden figuren of „vrije contouren“ (open of gesloten<br />

contouren) van de programmadelen gefreesd, nabewerkt, gegraveerd<br />

of afgebraamd:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

NS/NE legt het contourgedeelte en de contourrichting vast. Bij<br />

gesloten contouren wordt NE niet geprogrammeerd. Bij een<br />

afzonderlijk contourelement kan de contourrichting worden<br />

omgedraaid door het programmeren van NS en NE.<br />

De freesrichting en de freesradiuscompensatie (FRC) kunnen<br />

worden beïnvloed met „cyclustype Q“, „freeslooprichting H“ en de<br />

draairichting van de frees (zie tabel).<br />

Afbramen<br />

Met G840 wordt afgebraamd, wanneer „afschuiningsbreedte B“ is<br />

geprogrammeerd. „Freesdiepte P“ bepaalt bij het afbramen de<br />

insteekdiepte van het gereedschap – „aanzetbeweging I“ vervalt.<br />

„Voorbewerkingsdiameter J“ (zie afbeelding):<br />

■ open contour – J geprogrammeerd: de contour wordt „rondom“<br />

afgebraamd. Voorwaarde: de diameter van het<br />

afbraamgereedschap is kleiner dan die van het freesgereedschap.<br />

■ open contour – gelijke diameter van afbraam- en<br />

freesgereedschap: J vervalt<br />

■ gesloten contour: de met „cyclustype Q“ geprogrammeerde kant<br />

wordt afgebraamd; J vervalt.<br />

De overige parameters worden meestal op dezelfde wijze<br />

geprogrammeerd als bij het frezen van de contour.<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Bij gesloten contouren is het loodlijnpunt van de gereedschapspositie<br />

naar het eerste contourelement de benaderings- en vrijzetpositie. Kan<br />

er geen loodlijn worden uitgezet, is het startpunt van het eerste<br />

element de benaderings- en vrijzetpositie.<br />

Bij figuren kunt u met „begin/einde element nummer D/V“ het<br />

benaderings-/vrijzetelement selecteren of onderdelen van de figuur<br />

bewerken.<br />

overmaat<br />

Met overmaat G58 „verschuift“ de te frezen contour in de richting die<br />

met „cyclustype“ is vastgelegd. Met „Inwendig frezen“ (gesloten<br />

contour) wordt de contour naar binnen verschoven – met „uitwendig<br />

frezen“ naar buiten. Bij open contouren wordt, afhankelijk van het<br />

cyclustype, de contour naar links of naar rechts verschoven.<br />

152<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Uitvoering van de cyclus<br />

1 de startpositie (X, Z, C) is de positie vóór de cyclus<br />

2 berekent de freesdiepte-aanzetten<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en zet voor de eerste<br />

freesdiepte aan<br />

4 freest de contour<br />

5 ■ Bij open contouren en bij sleuven met<br />

sleufbreedte = freesdiameter: zet voor de volgende<br />

freesdiepte aan en freest de contour in omgekeerde<br />

richting.<br />

■ Bij gesloten contouren en sleuven: zet met<br />

veiligheidsafstand vrij, benadert en zet voor de<br />

volgende freesdiepte aan.<br />

6 herhaalt 4...5, tot de complete contour is gefreesd<br />

7 trekt volgens „terugloopvlak K“ terug<br />

■ Bij „cyclustype Q=0“ wordt geen<br />

rekening gehouden met overmaten.<br />

■ Met G57- en negatieve G58-overmaten<br />

wordt geen rekening gehouden.<br />

4 DIN PLUS


Parameter<br />

Q: Cyclustype (= freeslocatie)<br />

■ Q=0: middelpunt van de frees op de contour (zonder FRC)<br />

■ Q=1 – geschlossene Kontur: Innenfräsen<br />

■ Q=1 – open contour: links in bewerkingsrichting;<br />

opeenvolgende gebieden die elkaar snijden worden niet<br />

bewerkt<br />

■ Q=2 – gesloten contour: uitwendig frezen<br />

■ Q=2 – open contour: rechts in bewerkingsrichting;<br />

opeenvolgende gebieden die elkaar snijden worden niet<br />

bewerkt<br />

■ Q=3 (bij open contouren): afhankelijk van „looprichting H<br />

van de frees“ en de rotatierichting van de frees wordt er links<br />

of rechts van de contour gefreesd (zie tabel)<br />

■ Q=4 – gesloten contour: inwendig frezen<br />

■ Q=4 – open contour: links in bewerkingsrichting;<br />

opeenvolgende gebieden die elkaar snijden worden bewerkt<br />

■ Q=5 – gesloten contour: uitwendig frezen<br />

■ Q=5 – open contour: rechts in bewerkingsrichting;<br />

opeenvolgende gebieden die elkaar snijden worden bewerkt<br />

NS: regelnummer – begin contourgedeelte<br />

■ figuren: regelnummer van de figuur<br />

■ „vrije contour“: eerste contourelement (niet het startpunt)<br />

NE: regelnummer – einde contourgedeelte<br />

■ figuren, gesloten contouren: geen invoer<br />

■ open contouren: laatste te frezen contourelement<br />

■ contour bestaat uit slechts één element: invoer vervalt<br />

H: looprichting v.d. frees – default: 0<br />

■ H=0: tegenlopend<br />

■ H=1: meelopend<br />

I: (maximale) aanzetbeweging – default: frezen in een<br />

aanzetbeweging<br />

F: voeding (diepteverplaatsing) – default: actieve voeding<br />

E: gereduceerde voeding voor ronde elementen – default:<br />

actuele voeding<br />

R: radius ingaande/uitgaande boog – default: 0<br />

■ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

■ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentiaal<br />

op het contourelement aansluit<br />

■ R


4.11 Freescycli<br />

Gesloten contouren<br />

Cyclustype Looprichting van de frees Ger.-draairichting FRC Uitvoering<br />

Contour (Q=0) – Mx03 –<br />

Contour – Mx03 –<br />

Contour – Mx04 –<br />

Contour – Mx04 –<br />

binnen (Q=1) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />

binnen tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />

binnen meelopend (H=1) Mx03 links<br />

binnen meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />

buiten (Q=2) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />

buiten tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />

buiten meelopend (H=1) Mx03 links<br />

154<br />

4 DIN PLUS


Gesloten contouren<br />

Cyclustype Looprichting van de frees Ger.-draairichting FRC Uitvoering<br />

buiten meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />

Contour (Q=0) – Mx03 –<br />

Contour – Mx04 –<br />

rechts (Q=3) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />

links(Q=3) tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />

links(Q=3) meelopend (H=1) Mx03 links<br />

rechts (Q=3) meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 155<br />

4.11 Freescycli


14.11 Freescycli<br />

Kamerfrezen voorbewerken G845<br />

Met G845 worden gesloten contouren en figuren voorbewerkt van de<br />

programma-onderdelen:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

De freesrichting kan worden beïnvloed via de „looprichting van de<br />

frees H“, de „bewerkingsrichting Q“ en de rotatierichting van de frees<br />

(zie tabel G846).<br />

Parameters<br />

NS: regelnummer – verwijzing naar contourbeschrijving<br />

P: (maximale) freesdiepte (aanzet in het freesvlak)<br />

I: overmaat in X-richting<br />

K: overmaat in Z-richting<br />

U: (minimale) overlappingsfactor – overlapping van de freesbanen<br />

(overlapping = U*freesdiameter) – default: 0,5<br />

V: overloopfactor – niet van belang bij bewerkingen met de C-as<br />

H: looprichting v.d. frees – default: 0<br />

■ H=0: tegenlopend<br />

■ H=1: meelopend<br />

F: aanzet (voor diepteverplaatsing) – default: actieve voeding<br />

E: gereduceerde voeding voor ronde elementen – default: actuele<br />

voeding<br />

J: terugloopvlak – default: terug naar startpositie<br />

■ voor- of achterkant: teruglooppositie in Z-richting<br />

■ mantelvlak: teruglooppositie in X-richting (diametermaat)<br />

Q: bewerkingsrichting – default: 0<br />

■ Q=0: van binnen naar buiten<br />

■ Q=1: van buiten naar binnen<br />

Met Y-as: zie bedieningshandboek „<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> met Y-as“<br />

156<br />

Uitvoering van de cyclus<br />

1 de startpositie (X, Z, C) is de positie vóór de cyclus<br />

2 berekent de snede-opdeling (diepteverplaatsingen<br />

freesvlak, diepteverplaatsingen freesdiepte)<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en zet voor de eerste<br />

freesdiepte aan<br />

4 freest een vlak<br />

5 verplaatst over de veiligheidsafstand, nadert en<br />

verplaatst voor de volgende freesdiepte<br />

6 herhaalt 4...5, tot het complete vlak is gefreesd<br />

7 verplaatst zich volgens „terugloopvlak J“ terug<br />

Overmaten: hiermee wordt bij G845<br />

rekening gehouden (G57: X-, Z-richting;<br />

G58: equidistante overmaat in het freesvlak).<br />

4 DIN PLUS


Kamerfrezen nabewerken G846<br />

Met G846 worden gesloten contouren en figuren nabewerkt van de<br />

programma-onderdelen:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

De freesrichting kan worden beïnvloed via „looprichting H van de<br />

frees“, „bewerkingsrichting Q“ en de rotatierichting van de frees (zie<br />

tabel hieronder).<br />

Parameters<br />

NS: regelnummer – verwijzing naar contourbeschrijving<br />

P: (maximale) freesdiepte (aanzet in het freesvlak)<br />

R: radius ingaande/uitgaande boog – default: 0<br />

■ R=0: contourelement wordt direct benaderd; de<br />

diepteverplaatsing vindt op het startpunt boven het freesvlak<br />

plaats – daarna vindt de verticale diepteverplaatsing plaats<br />

■ R>0: de frees maakt een ingaande/uitgaande boog, die<br />

tangentiaal op het contourelement aansluit<br />

U: (minimale) overlappingsfactor – overlapping van de freesbanen<br />

(overlapping = U*freesdiameter) – default: 0,5<br />

V: overloopfactor – niet van belang bij bewerkingen met de C-as<br />

H: looprichting v.d. frees – default: 0<br />

■ H=0: tegenlopend<br />

■ H=1: meelopend<br />

F: aanzet (voor diepteverplaatsing) – default: actieve voeding<br />

E: gereduceerde voeding voor ronde elementen – default: actuele<br />

voeding<br />

J: terugloopvlak – default: terug naar startpositie<br />

■ voor- of achtervlak: teruglooppositie in Z-richting<br />

■ mantelvlak: teruglooppositie in X-richting (diametermaat)<br />

Q: bewerkingsrichting – default: 0<br />

■ Q=0: van binnen naar buiten<br />

■ Q=1: van buiten naar binnen<br />

Met Y-as: zie bedieningshandboek „<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> met Y-as“<br />

Uitvoering van de cyclus<br />

1 de startpositie (X, Z, C) is de positie vóór de cyclus<br />

2 berekent de snede-opdeling (diepteverplaatsingen<br />

freesvlak, diepteverplaatsingen freesdiepte)<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en zet voor de eerste<br />

freesdiepte aan<br />

4 freest een vlak<br />

5 verplaatst over de veiligheidsafstand, nadert en<br />

verplaatst voor de volgende freesdiepte<br />

6 herhaalt 4...5, tot het complete vlak is nabewerkt<br />

7 verplaatst zich volgens „terugloopvlak J“ terug<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 157<br />

4.11 Freescycli


4.11 Freescycli<br />

Kamerfrezen<br />

Cyclus Looprichting van de frees Bewerkingsrichting Ger.-draairichting Uitvoering<br />

G845 tegenlopend (H=0) vanaf binnenzijde (Q=0) Mx03<br />

G846 tegenlopend (H=0) – Mx03<br />

G845 tegenlopend (H=0) vanaf binnenzijde (Q=0) Mx04<br />

G846 tegenlopend (H=0) – Mx04<br />

G845 tegenlopend (H=0) vanaf buitenzijde (Q=1) Mx03<br />

G845 tegenlopend (H=0) vanaf buitenzijde (Q=1) Mx04<br />

G845 meelopend (H=1) vanaf binnenzijde (Q=0) Mx03<br />

G846 meelopend (H=1) – Mx03<br />

G845 meelopend (H=1) vanaf binnenzijde (Q=0) Mx04<br />

G846 meelopend (H=1) – Mx04<br />

G845 meelopend (H=1) vanaf buitenzijde (Q=1) Mx03<br />

G845 meelopend (H=1) vanaf buitenzijde (Q=1) Mx04<br />

G846 tegenlopend (H=0) – Mx03<br />

G846 tegenlopend (H=0) – Mx04<br />

G846 meelopend (H=1) – Mx03<br />

G846 meelopend (H=1) – Mx04<br />

158<br />

4 DIN PLUS


4.12 Speciale functies<br />

4.12.1 Spanmiddelen in de simulatie<br />

Spanmiddelen G65<br />

G65 toont de spanmiddelen in de simulatiegrafiek. G65 moet voor elk<br />

spanmiddel afzonderlijk worden geprogrammeerd. G65 H.. zonder X, Z<br />

wist het spanmiddel.<br />

Spanmiddelen worden in de database beschreven en worden in<br />

SPANMIDDELEN (H=1..3) vastgelegd.<br />

Parameters<br />

H: nummer van spanmiddel (H=1..3: verwijzing naar<br />

SPANMIDDELEN)<br />

X, Z: beginpunt – positie van referentiepunt spanmiddel (X<br />

diametermaat) – referentie: werkstuknulpunt<br />

D: spilnummer (referentie: programmadeel „SPANMIDDELEN”)<br />

Q: spanvorm (alleen bij spanklauwen) – default: Q uit het<br />

programmaqdeel „SPANMIDDELEN”<br />

Spanmiddel-referentiepunt<br />

„X, Z“ bepaalt de positie van het spanmiddel in de simulatiegrafiek.<br />

De positie van het referentiepunt is afhankelijk van de spanvorm (zie<br />

afbeelding).<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> „spiegelt“ de spanmiddelen „H=1..3“, wanneer ze<br />

rechts van het werkstuk worden geplaatst.<br />

Informatie over weergave en referentiepunt:<br />

■ H=1 – klauwplaat<br />

■ wordt „open“ getoond<br />

■ referentiepunt X: midden klauwplaat<br />

■ referentiepunt Z: „rechter zijde“ (let op breedte van klauwplaat)<br />

■ H=2 – spanklauw („spanvorm Q“ definieert het referentiepunt en<br />

binnen-/buiten-spannen)<br />

■ positie van het referentiepunt: zie „afbeelding G65“<br />

■ binnen-spannen: 1, 5, 6, 7<br />

■ buiten-spannen: 2, 3, 4<br />

■ H=3 – hulpmiddel voor opspannen (draaibankcenter, centerpunt,<br />

etc.)<br />

■ referentiepunt in X: midden van het spanmiddel<br />

■ referentiepunt in Z: top van het spanmiddel<br />

Programmeer NC-regels met G65 met de<br />

„slede-aanduiding $..“, wanneer uw<br />

machine over meerdere sledes beschikt.<br />

Anders worden de spanmiddelen meerdere<br />

keren getekend<br />

Voorbeeld: uitlezing van spanmiddelen<br />

. . .<br />

SPANMIDDEL 1<br />

H1 ID”KH110” [klauwplaat]<br />

H2 ID”KBA250-77” [spanklauw]<br />

H4 ID”KSP-601N” [centerpunt]<br />

. . .<br />

ONBEW. WERKSTUK<br />

N1 G20 X80 Z200 K0<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

$1 N2 G65 H1 X0 Z-234<br />

$1 N3 G65 H2 X80 Z-200 Q4<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 159<br />

4.12 Speciale functies


4.12 Speciale functies<br />

4.12.2 Sledesynchronisatie<br />

Er wordt gebruikgemaakt van G-functies voor de synchronisatie<br />

wanneer het werkstuk met meerdere sledes wordt bewerkt. De<br />

synchronisatie vindt plaats door het gezamenlijk starten van NCregels<br />

via „merktekens“ en/of gereedschapsposities.<br />

Eenzijdige synchronisatie G62<br />

De met G62 geprogrammeerde slede wacht totdat „slede Q“ het<br />

„merkteken H“ of het merkteken en de X-/Z-coördinaat heeft bereikt.<br />

Het „merkteken“ wordt met G162 door de andere slede ingesteld.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> werkt met de actuele waardewanneer op de X- of Zcoördinaat<br />

wordt gesynchroniseerd.<br />

Parameters<br />

H: nummer van het merkteken (bereik: 0


4.12.3 Spilsynchronisatie, werkstukoverdracht<br />

Spilsynchronisatie<br />

G720 regelt de overdracht van het werkstuk van de „master- naar de<br />

slave-spil” en synchroniseert functies (b.v. „meer kanten frezen“).<br />

Programmeer het toerental van de master-spil met Gx97 S.. en leg<br />

de toerentalverhouding master-/slave-spil vast met „Q, F”. Een<br />

negatieve waarde voor Q of F zorgt voor een tegengestelde<br />

draairichting van de slave-spil. Gebruik G720 meerdere keren<br />

wanneer meerdere slave-spillen met een master-spil worden<br />

gesynchroniseerd.<br />

Daarbij geldt het volgende: Q * master-toerental = F * slavetoerental<br />

Parameters<br />

S: nummer van de master-spil [1..4]<br />

H: nummer van de slave-spil [1..4] – geen invoer of H=0:<br />

spilsynchronisatie uitschakelen<br />

C: verspringingshoek [°] – default: 0°<br />

Q: master-toerentalfactor – default: 1;<br />

bereik: –100


4.12 Speciale functies<br />

Verplaatsen naar vaste aanslag G916<br />

Met G916 wordt de „bewaking van de verplaatsing“ ingeschakeld.<br />

U verplaatst dan met G1 naar een „vaste aanslag“. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

stopt de slede zodra de „volgfout“ is bereikt, slaat de positie op en<br />

keert met de +omkeerbaan+ terug, om de spanning te<br />

verminderen.<br />

Toepassingsvoorbeeld<br />

Overname van een voorbewerkt werkstuk met de tweede,<br />

verplaatsbare spil, wanneer de positie van het werkstuk niet<br />

precies bekend is.<br />

In de machineparameters 1012, .. ;1112, 1162, .. wordt vastgelegd:<br />

■ volgfoutgrens (om de vaste aanslaggrens te herkennen)<br />

■ omkeerbaan<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

■ stelt de voedings-override in op 100%<br />

■ verplaatst naar de vaste aanslag en stopt zodra de „volgfout“ is<br />

bereikt – de resterende verplaatsing wordt gewist<br />

■ slaat de „aanslagpositie“ op in de variabelen V901..V918<br />

■ keert met de „omkeerbaan“ terug<br />

■ bewerkstelligt een „interpreter-stop“<br />

Programmeerinstructies:<br />

positioneer de slede op voldoende afstand voor de „aanslag“<br />

programmeer G916 in G1-verplaatsingsregel<br />

G1 .. als volgt programmeren:<br />

■ eindpositie ligt achter de vaste aanslag<br />

■ alleen een as verplaatsen<br />

■ voeding per minuut moet actief zijn (G94)<br />

162<br />

Vanaf softwareversie 368 650-08 kan de functie<br />

„Verplaatsen naar vaste aanslag“ ook voor de C-as<br />

worden gebruikt.<br />

Afsteekcontrole via volgfoutbewaking G917<br />

De afsteekcontrole dient om botsingen te voorkomen bij niet<br />

volledig uitgevoerde afsteekbewerkingen. G917 „bewaakt“ de<br />

verplaatsing.<br />

Toepassing<br />

■ Afsteekcontrole<br />

U verplaatst het afgestoken werkstuk in richting „+Z“. Als er een<br />

volgfout optreedt, wordt het werkstuk als niet afgestoken<br />

aangemerkt.<br />

■ Controle „afsteken zonder verdikkingen“<br />

U verplaatst het afgestoken werkstuk in richting „–Z“. Als er een<br />

volgfout optreedt, wordt het werkstuk als niet correct<br />

afgestoken aangemerkt.<br />

In de machineparameters 1115, 1165, .. wordt vastgelegd:<br />

■ volgfoutgrens<br />

■ voeding van de „bewaakte verplaatsing“<br />

ZP: eindpositie van het verplaatsingscommando<br />

S: volgfoutgrens<br />

R: omkeerbaan<br />

Voorbeeld<br />

. . .<br />

N.. G94 F200<br />

$2 N.. G0 Z20 [slede 2 voorpositioneren]<br />

$2 N.. G916 G1 Z-10 [bewaking inschakelen,<br />

verplaatsen naar vaste aanslag]<br />

. . .<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

4 DIN PLUS


Programmering van de afsteekcontrole<br />

Werkstuk afsteken<br />

Met G917 de „bewaking van de verplaatsing“ inschakelen<br />

Met G1 het afgestoken werkstuk verplaatsen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> controleert de „volgfout“ en legt het resultaat vast<br />

in variabele V300<br />

Variabele V300 verwerken<br />

Ervaringswaarden<br />

Met G917 krijgt u goede resultaten als aan de volgende voorwaarden<br />

is voldaan:<br />

■ bij ruwe spanklauwen tot 3000 omw/min<br />

■ bij gladde spanklauwen tot 2000 omw/min<br />

■ spandruk > 10 bar<br />

Afsteekcontrole via spilbewaking G991<br />

De afsteekcontrole dient om botsingen te voorkomen bij niet volledig<br />

uitgevoerde afsteekbewerkingen. Met G991 wordt het afsteken<br />

gecontroleerd door het verschil in toerental tussen de beide spillen te<br />

controleren.<br />

Eerst moeten beide spillen door het werkstuk „krachtgesloten“ met<br />

elkaar worden verbonden. De spillen draaien pas onafhankelijk van<br />

elkaar wanneer het werkstuk is afgestoken. Toerentalafwijking en<br />

bewakingstijd worden in de machineparameters 808, 858, ...<br />

vastgelegd, maar kunnen met G992 worden gewijzigd.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat het resultaat van de afsteekcontrole op in<br />

variabele V300.<br />

In „terugloopbaan R“ legt u vast welke baan moet worden<br />

gecontroleerd en bepaalt u of de afsteekbaan kort voor het<br />

doorsteken) of de terugloopbaan wordt bewaakt (zie afbeelding).<br />

Parameters<br />

R: terugloopbaan (radiuswaarde)<br />

■ geen invoer: het verschil in toerental tussen de synchroon<br />

draaiende spillen wordt (één keer) gecontroleerd<br />

■ R>0: bewaking van de „resterende afsteekbaan“<br />

■ R0,5 mm (om een<br />

controleresultaat te kunnen verkrijgen)<br />

■ bij controle op „afsteken zonder verdikkingen“:<br />

baan < breedte van het afsteekgereedschap<br />

■ resultaat in variabele V300<br />

■ 0: werkstuk is niet gecorrigeerd / niet zonder<br />

verdikkingen afgestoken (volgfout herkend)<br />

■ 1: werkstuk is correct/zonder verdikkingen<br />

afgestoken (geen volgfout herkend)<br />

■ met G917 wordt een „interpreterstop“ gegenereerd<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 163<br />

Vervolg op volgende<br />

bladzijde<br />

Programmeerinstructies:<br />

■ constante snijsnelheid G96 programmeren<br />

■ G991 en G1 (afsteek- of terugloopbaan) in een regel<br />

programmeren<br />

■ resultaat in V300:<br />

■ 0: niet afgestoken<br />

■ 1: afgestoken<br />

■ met G991 wordt een „interpreterstop“ gegenereerd<br />

4.12 Speciale functies


4.12 Speciale functies<br />

Waarden voor afsteekcontrole G992<br />

Met G992 worden de machineparameters „afsteekcontrole“ 808, 858,<br />

... overschreven.<br />

De nieuwe parameters gelden vanaf de volgende NC-regel en blijven<br />

geldig tot ze door een andere G992 of handmatig worden<br />

overschreven.<br />

Parameters<br />

S: verschil in toerental (in omwentelingen per minuut)<br />

E: bewakingstijd (in ms)<br />

4.12.4 Contourcorrectie<br />

Met de volgende G-functies beïnvloedt u de contourcorrectie (zie<br />

„4.10.2 Contourherhalingen“). Voorbeelden: programmaherhalingen<br />

(stafbewerking), programmasprongen etc.<br />

Contourcorrectie opslaan/laden<br />

Parameters<br />

Q: contour opslaan/laden<br />

■ Q=0: opslaan – de actuele contour wordt opgeslagen – de<br />

contourcorrectie wordt niet beïnvloedt<br />

■ Q=1: laden – de opgeslagen contour wordt geladen – de<br />

contourcorrectie wordt met de „geladenen contour” voortgezet<br />

Contourcorrectie G703<br />

De contourcorrectie wordt bij een IF-, WHILE- of SWITCH-instructie<br />

met V-variabelen uitgeschakeld en na ENDIF, ENDWHILE resp.<br />

ENDSWITCH weer ingeschakeld.<br />

Met G703 wordt de contourcorrectie voor de THEN-, ELSE- resp.<br />

CASE-sprong ingeschakeld.<br />

Parameters<br />

Q: contourcorrectie aan/uit<br />

■ Q=0: uit<br />

■ Q=1: aan<br />

K-default-sprong G706<br />

Met G706 wordt bij IF- of SWITCH-instructies met V-variabelen de<br />

„default-sprong“ vastgelegd. De functies van de default-sprong<br />

worden voor het bijwerken van de „technologische gegevens“<br />

gebruikt (gereedschap, gereedschapspositie, contourcorrectie, SRK,<br />

etc.). Na de sprong geldt het resultaat van de „default-sprong“. Zonder<br />

„default-sprong“ zijn de technologische gegevens niet vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Q: K-sprong<br />

■ Q=0: geen „default-sprong“ vastgelegd;<br />

■ Q=1: THEN-sprong als „default-sprong“<br />

■ Q=2: ELSE-sprong als „default-sprong“<br />

■ Q=3: actuele sprong als „default-sprong“<br />

164<br />

Programmeer G702 alleen voor een slede<br />

– meestal voor slede 1.<br />

Programmeerinstructies:<br />

Programmeer:<br />

■ G706 Q0, 1, 2: vóór de sprong<br />

■ G706 Q3: aan het begin van de THEN-, ELSE- of<br />

CASE-sprong<br />

4 DIN PLUS


4.12.5 Tussentijds meten<br />

Voorwaarde: schakelende meettaster<br />

De meetresultaten moeten door het NC-programma worden<br />

verwerkt. U kunt gebruik maken van de standtijdbewaking van het<br />

gereedschap wanneer het NC-programma „verbruikt gereedschap “<br />

meldt door het instellen van „gereedschapsdiagnosebit 4 –<br />

gereedschapsslijtage door tussentijds meten van werkstukken“<br />

(zie „4.2.4 Gereedschapsprogrammering“).<br />

Tussentijds meten inschakelen G910<br />

Met G910 wordt de meettaster ingeschakeld en wordt de bewaking<br />

van de meettaster geactiveerd.<br />

Programmeerinstructies:<br />

■ G910 alleen in de NC-regel programmeren<br />

■ G910 blijft ingeschakeld, totdat deze functie wordt uitgeschakeld<br />

■ met G913 wordt de meettaster weer uitgeschakeld<br />

Registratie van actuele waarden bij tussentijds meten<br />

G912<br />

Met G912 wordt de positie van de meettaster in de variabelen V901..<br />

V920 geschreven (zie „4.15.2 V-variabelen“).<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verplaatst zich naar het meetpunt en stopt wanneer<br />

de meettaster uitwijkt. De resterende verplaatsing wordt gewist. De<br />

reactie op de situatie „taster na verplaatsen van de meetweg niet<br />

geactiveerd“ kunt u beïnvloeden met „foutverwerking Q“.<br />

Parameters<br />

Q: foutverwerking – default: 0<br />

■ Q=0: toestand „cyclusstop“; de fout wordt uitgelezen<br />

■ Q=1: toestand „cyclus aan“; het foutnummer 5518 wordt in<br />

variabele V982 opgeslagen<br />

Tussentijds meten uitschakelen G913<br />

Met G913 wordt de bewaking van de meettaster uitgeschakeld. G913<br />

moet worden voorafgegaan door het „terugtrekken van de meettaster“.<br />

Programmeer G913 alleen in de NC-regel. Met de functie wordt een<br />

„interpreterstop“ gegenereerd.<br />

Bewaking van meettaster uitschakelen G914<br />

Schakel na het uitwijken van de meettaster de bewaking van de<br />

meettaster uit, om terug te trekken.<br />

Meettaster terugtrekken: programmeer G914 en G1 in een NC-regel<br />

NC-Satz<br />

Programmeerinstructies voor tussentijds meten:<br />

positioneer de meettaster op voldoende afstand<br />

voor het „meetpuntt“<br />

G1 .. als volgt programmeren :<br />

■ eindpositie ligt op voldoende afstand achter het<br />

„meetpunt“<br />

■ voeding per minuut moet actief zijn (G94)<br />

Voorbeeld: tussentijds meten<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

N.. T .. [meettaster verwisselen]<br />

N.. G910 [tussentijds meten activeren]<br />

N.. G0 .. [meettaster voorpositioneren]<br />

N.. G912<br />

N.. G1 .. [met meettaster naderen]<br />

N.. G914 G1 .. [meettaster terugtrekken]<br />

. . .<br />

N.. G913 [tussentijds meten uitschakelen]<br />

. . . [meetwaarden verwerken]<br />

■ X-waarden worden als radiusmaat<br />

gemeten.<br />

■ Van de variabelen wordt ook door de<br />

andere G-functies gebruik gemaakt (G901,<br />

G902, G903 en G916). Let erop dat uw<br />

meetresultaten niet worden overschreven.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 165<br />

4.12 Speciale functies


4.12 Speciale functies<br />

4.12.6 Meten na bewerking<br />

De werkstukken worden buiten de draaibank gemeten en de<br />

„resultaten“ worden naar de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> gezonden. Afhankelijk van<br />

de meetapparatuur worden meetwaarden of correctiewaarden<br />

verzonden.<br />

Wanneer de meetapparatuur een globaal meetresultaat oplevert,<br />

moet de apparatuur op „meetpunt 0“ staan.<br />

De „resultaten“ moeten worden verwerkt door het NC-programma.<br />

Voorbeeld: compensatie van de gereedschapsslijtage door correcties.<br />

U kunt gebruik maken van de standtijdbewaking van het<br />

gereedschap wanneer het NC-programma een „verbruikt<br />

gereedschap“ meldt door het instellen van „gereedschapsdiagnosebit<br />

5 – gereedschapsslijtage door tussentijds meten van werkstukken“<br />

(zie „4.2.4 Gereedschapsprogrammering“).<br />

Meten na bewerking G915<br />

G915 ontvangt actuele meetwaarden van de meetapparatuur en<br />

slaat deze op in variabelen.<br />

Betekenis van variabelen<br />

■ V939: globaal meetresultaat<br />

■ V940 meetstatus<br />

■ 0: geen nieuwe meetwaarden<br />

■ 1: nieuwe meetwaarden<br />

■ V941..V956 (volgens meetpunten 1..16).<br />

Parameters<br />

H: blok<br />

■ H=0: gereserveerd voor andere functies<br />

■ H=1: actuele meetwaarden worden ingelezen<br />

Voorbeeld: meetresultaat als correctiewaarde gebruiken<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

N2 T1 [contour nabewerken - buiten]<br />

. . .<br />

N49 . . . [einde bewerking werkstuk]<br />

N50 G915 H1 [meetresultaten opvragen]<br />

N51 IF {V940 == 1} [indien resultaten beschikbaar zijn]<br />

N52 THEN<br />

N53 V {D1 [X] = D1 [X] + V941} [meetresultaat voor correctie D1<br />

toevoegen]<br />

N54 ENDIF<br />

. . .<br />

166<br />

De status van de communicatie met de<br />

meetapparatuur voor het meten na de<br />

bewerking en de laatst ontvangen<br />

meetwaarden in de bedrijfsmode Machine<br />

- automatisch bedrijf kan worden<br />

gecontroleerd (zie „3.5.9 Status van meten<br />

na bewerking“).<br />

Analyseer de meetstatus om een dubbele<br />

of verkeerde verrekening van de<br />

correctiewaarde te voorkomen.<br />

Voorbeeld: bewaking gereedschapsbreuk<br />

(bewaking grenswaarde)<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

N2 T1 [contour voorbewerken - buiten]<br />

. . .<br />

N49 . . . [einde bewerking werkstuk]<br />

N50 G915 H1 [meetresultaten opvragen]<br />

N51 IF {V940 == 1} [indien resultaten beschikbaar zijn]<br />

N52 THEN<br />

N53 IF {V941 >= 1} [meetwaarde > 1mm]<br />

N54 THEN<br />

N55 PRINTA (“meetwaarde > 1mm =<br />

gereedschaps-breuk“)<br />

N56 M0 [geprogrammeerde stop – cyclus uit]<br />

N57 ENDIF<br />

N58 ENDIF<br />

. . .<br />

4 DIN PLUS


4.12.7 Belastingsbewaking<br />

Met de „belastingsbewaking“ wordt de prestatie of de werking van<br />

de aandrijvingen gecontroleerd en wordt deze vergeleken met<br />

grenswaarden die bij de referentiebewerking zijn bepaald.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt rekening met twee grenswaarden:<br />

■ Eerste grenswaarde is overschreden: het gereedschap wordt als<br />

„verbruikt“ aangeduid en de standtijdbewaking zet bij de<br />

volgende programmarun „vervangend gereedschap“ in (zie „4.2.4<br />

Gereedschapsprogrammering“).<br />

■ Tweede grenswaarde is overschreden: de belastingsbewaking<br />

meldt „gereedschapsbreuk“ en stopt de programmarun<br />

(aanzetstop).<br />

Bewakingszone vastleggen G995<br />

Met G995 worden de „bewakingszone“ en de te bewaken assen<br />

gedefinieerd.<br />

■ G995 met parameter: begin van de bewakingszone<br />

■ G995 zonder parameter: einde van de bewakingszone (niet<br />

vereist, wanneer nog een bewakingszone volgt)<br />

Het „nummer van de bewakingszone“ moet binnen het NCprogramma<br />

uniek zijn. Per slede zijn maximaal 49 bewakingszones<br />

mogelijk.<br />

Parameter<br />

H: nummer van de bewakingszone – bereik: 1..999<br />

Q: code voor assen (te bewaken aandrijvingen):<br />

■ 1: X-as<br />

■ 2: Y-as<br />

■ 4: Z-as<br />

■ 8: Hoofdspil<br />

■ 16: Spil 1<br />

■ 128: C-as 1<br />

Tel de codes op als er meerdere aandrijvingen moeten<br />

worden bewaakt. (Voorbeeld: Z-as en hoofdspil worden<br />

bewaakt: Q=12.)<br />

Type belastingsbewaking G996<br />

Met G996 kan de belastingsbewaking tijdelijk worden<br />

uitgeschakeld en het soort bewaking worden gedefinieerd.<br />

Parameter<br />

Q: wijze van vrijschakelen (omvang v.d. bewaking) – default: 0<br />

■ Q=0: bewaking niet actief (geldt voor het complete NCprogramma;<br />

ook eerder geprogrammeerde G995 zijn niet<br />

actief)<br />

■ Q=1: ijlgangbewegingen niet bewaken<br />

■ Q=2: ijlgangbewegingen bewaken<br />

H: bewakingswijze – default: 0<br />

■ H=0: draaimoment- en bewerkingsbewaking<br />

■ H=1: draaimomentbewaking<br />

■ H=2: bewaking van bewerking<br />

Voorbeeld: belastingsbewaking<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

N.. G996 Q1 H1 [draaimomentbewaking –<br />

ijlgangbanen niet bewaken]<br />

. . .<br />

N.. G14 Q0<br />

N.. G26 S4000<br />

N.. T2<br />

N.. G995 H1 Q9 [hoofdspil en X-as<br />

bewaken ]<br />

N.. G96 S230 G95 F0.35 M4<br />

N.. M108<br />

N.. G0 X106 Z4<br />

N.. G47 P3<br />

N.. G820 NS.. [voedingsbanen van de<br />

voorbewerkingscyclus<br />

bewaken]<br />

N.. G0 X54<br />

N.. G0 Z4<br />

N.. M109<br />

N.. G995 [einde van de bewakingszone]<br />

. . .<br />

De „code voor assen“ wordt in<br />

„bitnummers voor belastingsbewaking“<br />

(regelparameter 15) vastgelegd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 167<br />

4.12 Speciale functies


4.13 Overige G-functies<br />

4.13 Overige G-functies<br />

Stilstandstijd G4<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> wacht gedurende de tijd „F“ en voert dan de volgende<br />

programmaregel uit. Als G4 samen met een verplaatsing in een regel<br />

wordt geprogrammeerd, geldt de stilstandstijd na afloop van de<br />

verplaatsing.<br />

Parameters<br />

F: wachttijd [sec] – bereik: 0 < F < 99,999<br />

Nauwkeurige stop aan G7<br />

Met G7 wordt „nauwkeurige stop” ingeschakeld. Deze functie blijft tot<br />

het moment van uitschakeling ingeschakeld. Bij „nauwkeurige stop“<br />

start de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de volgende regel, wanneer het „tolerantievenster<br />

positie“ bij het eindpunt bereikt is (tolerantievenster:<br />

machineparameter 1106 e.v. „Positieregeling lineaire as“).<br />

„Nauwkeurige stop“ werkt op enkelvoudige verplaatsingen en cycli.<br />

De NC-regel waarin G7 is geprogrammeerd, wordt al met een<br />

„nauwkeurige stop“ uitgevoerd.<br />

Nauwkeurige stop uit G8<br />

Met G8 wordt „nauwkeurige stop” uitgeschakeld. De regel waarin G8<br />

wordt geprogrammeerd, wordt zonder „nauwkeurige stop“ uitgevoerd.<br />

Nauwkeurige stop G9<br />

G9 activeert de „nauwkeurige stop” voor de NC-regel waarin deze<br />

geprogrammeerd wordt (zie ook „G7”).<br />

Rondas verplaatsen G15<br />

G15 draait de rondas naar de opgegeven hoek. Tegelijkertijd kunnen de<br />

hoofd- en/of additionele assen rechtlijnig worden verplaatst.<br />

Parameters<br />

A, B: hoek – eindpositie van de rondas<br />

X, Y, Z: eindpunt van de hoofdas (X diametermaat)<br />

U,V,W: eindpunt van de hulpas<br />

168<br />

Programmering van alle parameters:<br />

absoluut, incrementeel of blijft ingeschakeld<br />

tot moment van uitschakeling.<br />

4 DIN PLUS


Converteren en spiegelen G30<br />

Met G30 worden G- en M-functies, alsmede slede- en<br />

spilnummers, aan de hand van conversielijsten<br />

(machineparameters 135 e.v.) geconverteerd. Met G30 worden<br />

verplaatsingen en gereedschapsmaten gespiegeld en wordt het<br />

machinenulpunt asafhankelijk met de ”nulpuntverschuiving”<br />

verplaatst (zie machineparameters 1114, 1164, ..).<br />

Toepassing:<br />

Bij de complete bewerking beschrijft u de volledige contour,<br />

bewerkt u de voorkant, spant u het werkstuk om (met het<br />

„expertprogramma“) en bewerkt u de achterkant. Om ervoor te<br />

zorgen dat de bewerking van de achterkant op dezelfde wijze als de<br />

bewerking van de voorkant kan worden geprogrammeerd<br />

(oriëntatie van de Z-as, rotatierichting bij cirkelbogen, etc.), bevat<br />

het expertprogramma commando's voor conversie en spiegeling.<br />

Parameter<br />

H: tabelnummer<br />

■ H=0: conversie uitschakelen en offset verrekenen<br />

■ H=1..4: conversietabel; bovendien wordt de verschuiving<br />

van het machinenulpunt geactiveerd (machineparameters<br />

1114, 1164, ...)<br />

Q: keuze<br />

■ Q=0: spiegeling van verplaatsing en gereedschap<br />

uitschakelen<br />

■ Q=1: spiegeling van verplaatsing voor aangegeven assen<br />

aan<br />

■ Q=2: spiegeling van gereedschapsmaten voor aangegeven<br />

assen aan<br />

X, Y, Z, U, V, W, A, B, C – askeuze<br />

■ X=0: spiegeling van de X-as uit<br />

■ X=1: spiegeling van de X-as aan<br />

■ Y=0: spiegeling van de Y-as uit<br />

etc.<br />

Veiligheidszone uitschakelen G60<br />

Met G60 wordt de bewaking van de veiligheidszone opgeheven.<br />

Met G60 wordt vóór het te bewaken resp. niet te bewaken<br />

verplaatsingscommando geprogrammeerd.<br />

Toepassingsvoorbeeld:<br />

Met G60 heft u de veiligheidzonebewaking tijdelijk op, om een<br />

centrische doorboring te maken.<br />

Parameter<br />

Q: ■ Q=0: veiligheidszone inschakelen (blijft ingeschakeld totdat<br />

deze functie wordt uigeschakeld)<br />

■ Q=1: beveiligingszone uitschakelen (blijft ingeschakeld<br />

totdat deze functie wordt uitgeschakeld)<br />

■ Q geen invoer: veiligheidszone voor de huidige NC-regel<br />

uitschakelen<br />

■ Verplaatsingen en<br />

gereedschapslengtes in aparte G30functies<br />

spiegelen.<br />

■ Met Q1, Q2 zonder askeuze wordt de<br />

spiegeling uitgeschakeld.<br />

■ U kunt uitsluitend kiezen uit<br />

geconfigureerde assen.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

■ bij overgang van AUTOMATISCH<br />

BEDRIJF naar HANDBEDIENING blijven<br />

conversies en spiegelingen<br />

gehandhaafd.<br />

■ De conversie/spiegeling moet worden<br />

uitgeschakeld wanneer u na bewerking<br />

van de achterkant de bewerking van de<br />

voorkant opnieuw wilt activeren<br />

(bijvoorbeeld bij programmaherhalingen<br />

met M99).<br />

■ Na een nieuwe programmakeuze is de<br />

conversie/spiegeling uitgeschakeld<br />

(bijvoorbeeld: overgang van<br />

HANDBEDIENING naar AUTOMATISCH<br />

BEDRIJF).<br />

Spil met werkstuk G98<br />

De toewijzing aan de spil is noodzakelijk voor<br />

schroefdraad-, boor- en freescycli, wanneer het<br />

werkstuk zich niet in de hoofdspil bevindt.<br />

Parameter<br />

Q: spilnummer - default: 0 (hoofdspil)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 169<br />

4.13 Overige functies


4.13 Overige functies<br />

Wachten op tijdstip G204<br />

G204 onderbreekt het NC-programma tot het opgegeven tijdstip.<br />

Parameters<br />

D: tag (D=1..31) – default: eerstmogelijke tijdstip „H, Q“<br />

H: uur (H=0..23)<br />

Q: minuut (Q=0..59)<br />

Nominale waarden actualiseren G717<br />

Met G717 worden de nominale positiewaarden van de besturing<br />

geactualiseerd op basis van de positiegegevens van de assen.<br />

Toepassing:<br />

■ wissen van de volgfout.<br />

■ standaardisatie van de slave-assen na het uitschakelen van een<br />

master-slave-as-koppeling.<br />

Volgfout uitsturen G718<br />

G718 voorkomt dat nominale positiewaarden van de besturing<br />

automatisch worden geactualiseerd op basis van de<br />

aspositiegegevens (b.v. bij het verplaatsen naar de vaste aanslag of<br />

na het intrekken en opnieuw toekennen van de regelaarvrijgave).<br />

Toepassing:<br />

voor het inschakelen van een master-slave-as-koppeling.<br />

Parameters<br />

Q: aan/uit<br />

■ Q=0: uit<br />

■ Q=1: aan, de volgfout blijft opgeslagen<br />

Actuele waarden in variabele G901<br />

G901 brengt de actuele waarden over naar variabele V901.. V920 (zie<br />

„4.15.2 V-variabelen“).<br />

Met de functie wordt een „interpreterstop“ gegenereerd.<br />

Nulpuntverschuiving in variabele G902<br />

Schrijft de verschuiving in Z-richting in de variabelen V901..V920 (zie<br />

„4.15.2 V-variabelen“).<br />

Met de functie wordt een „interpreterstop“ gegenereerd.<br />

Volgfout in variabele G903<br />

Met G903 wordt de actuele volgfout (afwijking van de actuele waarde<br />

van de nominale waarde) in de variabelen V901..V920 geschreven (zie<br />

„4.15.2 V-variabelen“).<br />

Met de functie wordt een „interpreterstop“ gegenereerd.<br />

170<br />

Gebruik G717 en G718 alleen in<br />

„expertprogramma's“ (zie ook<br />

„Inbedrijfstellingshandboek – Realtimekoppelfunctie“).<br />

4 DIN PLUS


Toerentalbewaking regelgewijs uit G907<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> start bewerkingen waarvoor spilrotatie is vereist<br />

wanneer het geprogrammeerde toerental is bereikt. Met G907 wordt<br />

deze toerentalbewaking regelgewijs uitgeschakeld – de verplaatsing<br />

wordt direct gestart.<br />

Programmeer G907 en de verplaatsing in dezelfde NC-regel.<br />

Voedings-override 100% G908<br />

Met G908 wordt de voedings-override bij verplaatsingen (G0, G1, G2,<br />

G3, G12, G13) regelgewijs op 100% ingesteld.<br />

Programmeer G908 en de verplaatsing in dezelfde NC-regel.<br />

Interpreterstop G909<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bewerkt ca. 15 tot 20 NC-regels „vooraf“. Wanneer<br />

variabelen kort voor de verwerking worden toegewezen, zouden<br />

„oude waarden“ worden verwerkt. Een interpreterstop zorgt ervoor<br />

dat de variabele de „nieuwe“ waarde omvat.<br />

Met G909 wordt de „interpretatie vooraf“ gestopt. De NC-regels t/m<br />

G909 worden uitgevoerd – pas daarna worden de volgende NC-regels<br />

uitgevoerd.<br />

Programmeer G909 alleen of samen met synchroonfuncties in een<br />

NC-regel. (Verschillende G-functies hebben een interpreterstop.)<br />

Voorsturing G918<br />

Met G918 wordt de voorsturing uit- en ingeschakeld. G918 kan voor/<br />

na de schroefdraadbewerking (G31, G33) in een afzonderlijke NC-regel<br />

worden geprogrammeerd.<br />

Parameters<br />

Q: Voorsturing uit/aan – default: 1<br />

■ Q=0: uit<br />

■ Q=1: aan<br />

Spil-override 100% G919<br />

Schakelt de toerental-override uit/in.<br />

Parameters<br />

Q: spilnummer – default: 0<br />

H: type begrenzing – default: 0<br />

■ H=0: spil-override inschakelen<br />

■ H=1: spil-override op 100% – blijft ingeschakeld tot moment<br />

van uitschakeling<br />

■ H=2: spil-override op 100% – voor de actuele NC-regel<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 171<br />

4.13 Overige functies


4.13 Overige functies<br />

Nulpuntverschuivingen uitschakelen G920<br />

Hiermee worden het werkstuknulpunt en de nulpuntverschuivingen<br />

„uitgeschakeld“. Verplaatsingen en digitale uitlezingen zijn gerelateerd<br />

aan het gereedschapspunt – het machinenulpunt.<br />

Nulpuntverschuivingen, gereedschapslengtes<br />

uitschakelen G921<br />

Hiermee worden het werkstuknulpunt, nulpuntverschuivingen en<br />

gereedschapsmaten „uitgeschakeld“. Verplaatsingen en digitale<br />

uitlezingen zijn gerelateerd aan het sledereferentiepunt –<br />

machinenulpunt.<br />

Volgfoutgrens G975<br />

Hiermee schakelt u naar „volgfoutgrens 2“ (zie machineparameter<br />

1106, ..).<br />

G975 blijft ingeschakeld, tot deze functie wordt uitgeschakeld Bij het<br />

programma-einde schakelt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> naar „standaardvolgfoutgrens“.<br />

Parameters<br />

Q: volgfoutgrens – default: 1<br />

■ H=1: standaard-volgfoutgrens<br />

■ H=2: volgfoutgrens 2<br />

Nulpuntverschuivingen inschakelen G980<br />

Hiermee worden het werkstuknulpunt en alle nulpuntverschuivingen<br />

„ingeschakeld“.<br />

Verplaatsingen en digitale uitlezingen zijn gerelateerd aan de<br />

gereedschapspunt – het werkstuknulpunt met inachtneming van<br />

de nulpuntverschuivingen.<br />

Nulpuntverschuivingen, gereedschapslengtes<br />

activeren G981<br />

Hiermee worden het werkstuknulpunt, alle nulpuntverschuivingen en<br />

de gereedschapsmaten „ingeschakeld“.<br />

Verplaatsingen en digitale uitlezingen zijn gerelateerd aan de<br />

gereedschapspunt – het werkstuknulpunt met inachtneming van<br />

de nulpuntverschuivingen.<br />

172<br />

4 DIN PLUS


4.14 Gegevensinvoer,<br />

gegevensuitvoer<br />

In- en uitvoer van gegevens vindt ook bij de simulatie<br />

plaats. De „V-variabelen“ worden tijdens de simulatie<br />

gesimuleerd. U kunt aan de V-variabelen waarden<br />

toewijzen en op die manier alle sprongen van uw NCprogramma<br />

testen.<br />

4.14.1 In-/uitvoer van #-variabelen<br />

INPUT<br />

Met INPUT programmeert u de invoer van #variabelen<br />

die tijdens de programmavertaling worden<br />

verwerkt.<br />

U legt de „invoertekst“ en het „nummer van de<br />

variabelen“ vast. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> stopt de vertaling bij<br />

INPUT en wacht op de invoer van de waarde van de<br />

variabele.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de invoer nadat het „INPUTcommando“<br />

is beëindigd.<br />

Syntaxis: INPUT (“tekst“, variabele)<br />

PRINT<br />

PRINT voert tijdens de programmavertaling teksten<br />

en waarden van variabelen uit U kunt meerder<br />

teksten en #-variabelen na elkaar programmeren.<br />

Syntaxis: PRINTA(“tekst1“, variabele, “Tekst1“,<br />

variabele, ..)<br />

WINDOW<br />

Met WINDOW (x) wordt een venster met regelaantal<br />

„x“ gemaakt. Het venster wordt bij de eerste in-/<br />

uitvoer geopend. WINDOW (0) sluit het venster.<br />

Het „standaard-window“ bevat 3 regels – u hoeft het<br />

niet te programmeren.<br />

Syntaxis:<br />

WINDOW(aantal regels) – 0


4.14 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer<br />

4.14.2 In-/uitvoer van V-variabelen<br />

INPUTA<br />

Met „INPUTA“ programmeert u de invoer van Vvariabelen<br />

die bij de programma-uitvoering (looptijd)<br />

worden verwerkt.<br />

U legt de „ingevoerde tekst“ en het „nummer van<br />

de variabelen“ vast. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verwacht bij de<br />

uitvoering van dit commando de invoer van de<br />

variabelewaarde. De invoer wordt aan de variabele<br />

toegewezen en de programma-uitvoering wordt<br />

voorgezet.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de invoer nadat het „INPUTcommando“<br />

is beëindigd.<br />

Syntaxis: INPUTA (“tekst“, variabele)<br />

PRINTA<br />

„PRINTA“ toont tijdens de programma-uitvoering<br />

teksten en waarden van V-variabelen op het<br />

beeldscherm. U kunt maximaal twee teksten en<br />

maximaal twee variabelen opeenvolgend<br />

programmeren. Het maximumaantal tekens<br />

bedraagt 80.<br />

De teksten en variabelenwaarden worden<br />

bovendien op de printer uitgedraaid, wanneer<br />

„Uitdraai aan“ wordt ingesteld (regelparameter 1).<br />

Syntaxis:<br />

PRINTA(“tekst1“,variabele,“tekst1“,variabele“, ..)<br />

WINDOWA<br />

Met „WINDOWA (x)“ wordt een venster met<br />

regelaantal „x“ gemaakt. Het venster wordt bij de<br />

eerste in-/uitvoer geopend. WINDOWA (0) sluit het<br />

venster.<br />

Het „standaard-window“ bevat 3 regels – u hoeft<br />

het niet te programmeren.<br />

Syntaxis:<br />

WINDOWA(aantal regels) – 0


4.15 Programmering van variabelen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> vertaalt de NC-programma's voordat deze worden<br />

uitgevoerd. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen twee types<br />

variabelen:<br />

■ #-variabele – verwerking tijdens de NC-programmavertaling<br />

■ V-variabele (of resultaten) – verwerking tijdens de uitvoering van<br />

het NC-programma<br />

De volgende regels gelden:<br />

■ „vermenigvuldiging voor deling“<br />

■ max. 6 niveaus van haakjes<br />

■ integer-variabele (alleen bij V-variabelen): integere waarden van<br />

–32767 .. +32768<br />

■ real-variabele (bij #- en V-variabele): drijvendekommagetallen met<br />

max. 10 posities vóór en 7 posities na de komma<br />

■ de variabelen blijven „gehandhaafd“, ook wanneer de besturing<br />

tussentijds wordt uitgeschakeld<br />

4.15.1 #-variabelen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt gebruik van toepassingsgebieden op basis<br />

van nummergroepen:<br />

■ #0 .. #29: kanaalafhankelijke, globale variabelen<br />

Zijn voor elke slede (NC-kanaal) beschikbaar. Gelijke<br />

variabelennummers voor verschillende sledes beïnvloeden elkaar niet.<br />

Globale variabelen blijven na het programma-einde bestaan en<br />

kunnen door het volgende NC-programma worden verwerkt.<br />

■ #30 .. #45 niet-kanaalafhankelijke, globale variabelen<br />

Zijn één keer in de besturing beschikbaar. Wanneer het NCprogramma<br />

van een slede een variabele wijzigt, dan geldt dat voor<br />

alle sledes. De variabelen blijven na het programma-einde bestaan<br />

en kunnen door het volgende NC-programma worden verwerkt.<br />

■ #46 .. #50 gereserveerde variabelen voor expertprogramma's<br />

mogen niet in uw NC-programma worden gebruikt.<br />

■ #256 .. #285 lokale variabelen<br />

gelden in een subprogramma.<br />

Parameterwaarden gelezen<br />

Syntaxis: #1 = PARA(x,y,z)<br />

x = parametergroep<br />

■ 1: machineparameter<br />

■ 2: regelparameter<br />

■ 3: instelparameter<br />

■ 4: bewerkingsparameter<br />

■ 5: PLC-parameter<br />

y = parameternummer<br />

z = subparameternummer<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Syntaxis: rekenfunctie<br />

+ optellen<br />

– aftrekken<br />

* vermenigvuldigen<br />

/ delen<br />

SQRT(...) vierkantswortel<br />

ABS(...) absolute factor<br />

TAN(...) tangens (in graden)<br />

ATAN(...) arc tangens (in graden)<br />

SIN(...) sinus (in graden)<br />

ASIN(...) arc sinus (in graden)<br />

COS(...) cosinus (in graden)<br />

ACOS(...) arc cosinus (in graden)<br />

ROUND(...) afronden<br />

LOGN(...) natuurlijke logaritme<br />

EXP(...) exponentiële functie e x<br />

INT(...) decimalen afbreken<br />

alleen bij #-variabelen:<br />

SQRTA(.., ..) vierkantswortel uit (a 2 +b 2 )<br />

SQRTS(.., ..) vierkantswortel uit (a 2 –b 2 )<br />

Programmeer NC-regels met<br />

variabelenberekeningen met de „sledeaanduiding<br />

$..“, wanneer uw draaibank<br />

over meerdere sledes beschikt. Anders<br />

worden de berekeningen meedere keren<br />

uitgevoerd.<br />

Voorbeelden „#-variabele“<br />

. . .<br />

N.. #1=PARA(1,7,3) [leest „machinemaat 1 Z“ in<br />

variabele #1 ]<br />

. . .<br />

N.. #1=#1+1<br />

N.. G1 X#1<br />

N.. G1 X(SQRT(3*(SIN(30)))<br />

N.. #1=(ABS(#2+0.5))<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 175<br />

4.15 Programmering van variabelen


4.15 Programmering van variabelen<br />

Informatie in variabelen<br />

U kunt de volgende gereedschaps- en NC-informatie uit variabelen<br />

uitlezen. De bezetting van de variabelen #518..#521 is van het<br />

gereedschapstype afhankelijk.<br />

Voorwaarde: de variabele is op basis van de gereedschapsoproep of<br />

het NC-programma „gedefinieerd“.<br />

#-variabele Gereedschapsinformatie<br />

#512 gereedschapstype bestaande uit 3 posities<br />

#513..#515 gereedschapstype 1e, 2e, 3e positie<br />

#516 effectieve lengte (nl) bij draai- en boorgereedschap<br />

#517 hoofdbewerkingsrichting (zie tabel)<br />

#518 nevenbewerkingsrichting bij draaigereedschap (zie<br />

tabel)<br />

#519 gereedschapstype:<br />

■ 14*: 1 = rechtse, 2 = linkse uitvoering (A)<br />

■ 5**, 6**: aantal tanden<br />

#520 gereedschapstype:<br />

■ 1**, 2**: beitelradius (rs)<br />

■ 3**, 4**: tapdiameter (d1)<br />

■ 51*, 52*: freesdiameter voor (df)<br />

■ 56*, 6**: freesdiameter (d1)<br />

#521 gereedschapstype:<br />

■ 11*, 12*: schachtdiameter (sd)<br />

■ 14*, 15*, 16*, 2**: beitelbreedte (sb)<br />

■ 3**, 4**: aansnijdingslengte (al)<br />

■ 5**, 6**: freesbreedte (fb)<br />

#522 gereedschapspositie (referentie: bewerkingsrichting van<br />

het gereedschap)<br />

0: op de contour<br />

1: rechts van de contour<br />

– 1: links van de contour<br />

#523..#525 instelmaten (ze, xe, ye)<br />

#526..#527 positie van het snijkantmiddelpunt I, K (zie afbeelding)<br />

#-variabele NC-informatie<br />

#768..#770 laatst geprogrammeerde positie X (radiusmaat), Y, Z<br />

#771 laatst geprogrammeerde positie C [°]<br />

#772 actieve bedrijfsmode<br />

2: machine; 3: simulatie; 4: TURN PLUS<br />

#774 status SRC/FRC<br />

40: G40 actief; 41: G41 actief; 42: G42 actief<br />

#775 nummer van de geselecteerde C-as<br />

176<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Positie- en meetgegevens zijn altijd<br />

metrisch – ook wanneer een NCprogramma<br />

„in inch“ wordt uitgevoerd.<br />

Hoofd- en nevenbewerkingsrichting<br />

0: niet gedefinieerd<br />

1: + Z<br />

2: + X<br />

3: – Z<br />

4: –X<br />

5: +/– Z<br />

6: +/– X<br />

4 DIN PLUS


#-variabele NC-informatie<br />

#776 actieve slijtagecorrecties (G148)<br />

0: DX, DZ; 1: DS, DZ; 2: DX, DS<br />

#778 maateenheid<br />

0: metrisch; 1: inch<br />

#782 actief bewerkingsvlak<br />

17: XY-vlak (voor- of achterkant)<br />

18: XZ-vlak (draaibewerking)<br />

19: YZ-vlak (bovenkant/mantel)<br />

#783, #785..#786afstand gereedschapspunt – sledereferentiepunt Y,<br />

Z, X<br />

#787 referentiediameter mantelbewerking (G120)<br />

#788 spil waarin het werkstuk is ingespannen (G98)<br />

#790 overmaat G52-Geo<br />

0: geen rekening mee houden<br />

1: rekening mee houden<br />

#791..#792 G57-overmaten X, Z<br />

#793 G58-overmaat P<br />

#794..#795 beitelbreedte in X, Z waarmee het<br />

gereedschapsreferentiepunt bij G150/G151 wordt<br />

verschoven<br />

#796 spilnummer waarvoor als laatste de voeding is<br />

geprogrammeerd<br />

#797 spilnummer waarvoor als laatste het toerental is<br />

geprogrammeerd<br />

4.15.2 V-variabelen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt op basis van de nummergroepen gebruik van<br />

de volgende waarde- en toepassingsgebieden:<br />

■ real V1 .. V199<br />

■ integer V200 .. V299<br />

■ gereserveerd V300 .. V900<br />

Vragen en toewijzingen:<br />

■ Machinematen lezen/schrijven (machineparameter 7)<br />

Syntaxis: V{Mx[y]}<br />

x = maat: 1..9<br />

y = coördinaat: X,Y,Z,U,V,W,A,B of C<br />

■ externe wisselcodes opvragen<br />

Er wordt naar een bitt van de wisselcode op 0 of 1 gevraagd. De<br />

machinefabrikant legt de betekenis van de wisselcode vast.<br />

Syntaxis: V{Ex[y]}<br />

x = slede 1..6<br />

y = bit: 1..16<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 177<br />

4.15 Programmering van variabelen


4.15 Programmering van variabelen<br />

■ Wissel-codes opvragen<br />

Met de „standtijdbewaking van het gereedschap“<br />

en het „zoeken naar de startregel“ worden<br />

wisselcodes gegenereerd (zie hieronder).<br />

Syntaxis: V{Ex[1]}<br />

x = wisselcode: 20..59, 90<br />

■ 20: de standtijd is verstreken (globale<br />

informatie)<br />

■ 21..59: de standtijd van dit gereedschap is<br />

verstreken<br />

■ 90: zoeken van startregel (0=niet actief;<br />

1=actief)<br />

De wisselcode wijst u aan het gereedschap toe<br />

(„standtijdbeheer“ – bedrijfsmode<br />

handbediening).<br />

■ gereedschapscorrecties lezen/schrijven<br />

Syntaxis: V{Dx[y]}<br />

x = T-nummer<br />

y = lengtecorrectie: X, Y of Z<br />

■ diagnosebits (standtijdbewaking van het<br />

gereedschap) lezen/schrijven<br />

Syntaxis: V{Tx[y]}<br />

x = T-nummer<br />

y = bit: 1..16 (zie tabel)<br />

Wisselcodes en standtijdbewaking van<br />

gereedschap<br />

Als een gereedschap verbruikt is, wordt „resultaat<br />

20“ (globale informatie) en „resultaat 1“<br />

gegenereerd. Aan de hand van „wisselcode 1“ kan<br />

het verbruikte gereedschap worden bepaald. Als<br />

het laatste gereedschap van een<br />

gereedschapsgroep is verbruikt, wordt bovendien<br />

„wisselcode 2“ gegenereerd.<br />

„Wisselcode 1 en 2“ kan afzonderlijk voor elk<br />

gereedschap in de „gereedschapsgroep“ worden<br />

gedefinieerd.<br />

De wisselcodes worden bij het programma-einde<br />

(M99) automatisch teruggezet.<br />

Informatie in variabelen<br />

■ V660: aantal stuks<br />

■ wordt bij de systeemstart op „0“ ingesteld<br />

■ wordt bij het laden van een nieuw NCprogramma<br />

op „0“ ingesteld<br />

■ wordt bij M30 of M99 met „1“ verhoogd<br />

■ V901..V920 worden bij de G-functies G901, G902,<br />

G903, G912 en G916 gebruikt (zie tabel).<br />

178<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Als er een gereedschapsgroep is gedefinieerd,<br />

programmeert u het „eerste gereedschap“ bij<br />

„gereedschapscorrectie en -diagnose“. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

adresseert het actieve gereedschap van de<br />

gereedschapsgroep (zie „4.2.4<br />

Gereedschapsprogrammering“).<br />

Voorbeeld „Diagnosebits“<br />

. . .<br />

N.. V{T10[1]=1} [stelt „standtijd verstreken“ bij<br />

gereedschap 10 – of vervangend gereedschap in]<br />

. . .<br />

Gereedschap diagnosebits<br />

Bit Betekenis<br />

1 ger. verbruikt – geeft de toestand van het gereedschap aan.<br />

„Reden voor stopzetten“: zie bit 2..8<br />

2 vooraf ingestelde standtijd/aantal stuk bereikt.<br />

3 gereserveerd voor „gereedschapslijtage door tussentijds<br />

meten van gereedschap“<br />

4 gereedschapslijtage vastgesteld door tussentijds meten van<br />

werkstuk<br />

5 gereedschapslijtage vastgesteld door na bewerking meten van<br />

het werkstuk<br />

6 gereedschapslijtage vastgesteld door de belastingsbewaking<br />

(grenswaarde 1 of 2 van de „capaciteit“ overschreden)<br />

7 gereedschapslijtage vastgesteld door de belastingsbewaking<br />

(grenswaade van „werk“ overschreden)<br />

8 een „aangrenzende snijkant“ van het multi-gereedschap is<br />

verbruikt.<br />

9 snijkant nieuw ?<br />

12 de reststandtijd van de snijkant bedraagt


■ V921: hoekverspringing bij „G906 Synchroon draaien van<br />

spindel“<br />

■ V922/V923: resultaat bij „G905 C-hoekverspringing“<br />

■ V982: foutnummer bij „G912 Registratie actuele waarde bij<br />

tussentijds meten“<br />

■ V300: resultaat bij „G991 Afsteekcontrole“<br />

Voorbeelden „V-variabele“<br />

. . .<br />

N.. V{M1[Z]=300} [ stelt „machinemaat 1 Z“ in op „300“ ]<br />

. . .<br />

N.. G0 Z{M1[Z]} [verplaatst naar „machinemaat 1 Z“]<br />

. . .<br />

N.. IF{E1[1]==0} [opvragen „externe wisselcode 1 – bit 1“]<br />

. . .<br />

N.. V{D5[X]=1.3} [stelt „correctie X in bij gereedschap 5“]<br />

. . .<br />

N.. V{V12=17.4}<br />

N.. V{V12=V12+1}<br />

N.. G1 X{V12}<br />

. . .<br />

Informatie over interpreterstop (G909)<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bewerkt ca. 15 tot 20 NC-regels „vooraf“. Wanneer<br />

variabelen kort voor de verwerking worden toegewezen, zouden<br />

„oude waarden“ worden verwerkt. Een interpreterstop zorgt<br />

ervoor dat de variabele de „nieuwe“ waarde omvat.<br />

Met G909 wordt de „interpretatie vooraf“ gestopt. De NC-regels t/<br />

m G909 worden uitgevoerd – pas daarna worden de volgende NCregels<br />

uitgevoerd.<br />

4.15.3 Sprong, herhaling, voorwaardelijke uitvoering<br />

van regel<br />

De „V-variabelen“ worden tijdens de simulatie gesimuleerd. U kunt<br />

aan de V-variabelen waarden toewijzen en op die manier alle<br />

sprongen van uw NC-programma testen.<br />

U kunt maximaal twee voorwaarden koppelen.<br />

Wanneer u sprongen op basis van V-variabelen<br />

programmeert, mogen er geen #-variablen in de<br />

programmasprongen worden gebruikt.<br />

■ De telling van het aantal stuks in V660<br />

wijkt af van de telling van het aantal stuks<br />

in machine-uitlezing.<br />

■ X-waarden worden als radiuswaarden<br />

opgeslagen.<br />

■ Let op het volgende: de functies G901,<br />

G902, G903, G912 en G916<br />

overschrijven de variabelen – ook<br />

wanneer ze nog niet zijn verwerkt!<br />

Bezetting van variabelen V901..V920<br />

X Z Y<br />

slede 1 V901 V902 V903<br />

slede 2 V904 V905 V906<br />

slede 3 V907 V908 V909<br />

slede 4 V910 V911 V912<br />

slede 5 V913 V914 V915<br />

slede 6 V916 V917 V918<br />

C-as 1: V919<br />

C-as 2: V920<br />

■ Programmeer een interpreterstop,<br />

wanneer variabelen of externe<br />

wisselcodes „kort voordat“ de regel<br />

wordt uitgevoerd, veranderen.<br />

■ Door elke interpreterstop wordt de<br />

uitvoeringstijd van het NC-programma<br />

verlengd.<br />

■ Enkele G-functies bevatten de<br />

interpreterstop.<br />

Vergelijkingsoperatoren voor IF... en WHILE..<br />

< kleiner dan<br />

groter dan<br />

>= groter dan of gelijk aan<br />

== Gelijk aan<br />

Voorwaarden koppelen:<br />

AND logische verbinding EN<br />

OR logische verbinding OF<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 179<br />

4.15 Programmering van variabelen


4.15 Programmering van variabelen<br />

IF..THEN..ELSE..ENDIF – Programmasprong<br />

De „voorwaardelijke sprong“ omvat de volgende elementen:<br />

■ IF (als) – gevolgd door de voorwaarde. Bij de „voorwaarde“ staan<br />

links en rechts van de „verhoudingsoperator“ variabelen of<br />

rekenformules.<br />

■ THEN (dan) – wanneer aan de voorwaarde is voldaan, wordt de<br />

THEN-sprong uitgevoerd<br />

■ ELSE (anders) – indien niet aan de voorwaarde is voldaan, wordt<br />

de ELSE-sprong uitgevoerd<br />

■ ENDIF – hiermee wordt de „voorwaardelijke programmasprong“<br />

afgesloten.<br />

Programmeerinstructies<br />

IF kiezen (Menu: „Bewerking – Instructies – DIN PLUS-woorden“)<br />

„Voorwaarde“ ingeven (alleen de noodzakelijke haakjes ingeven)<br />

NC-regels van de THEN- en ELSE-sprong invoegen – de ELSEsprong<br />

kan vervallen<br />

WHILE..ENDWHILE – Programmaherhaling<br />

De „programmaherhaling“ omvat de volgende elementen:<br />

■ WHILE – gevolgd door de voorwaarde. Bij de „voorwaarde“ staan<br />

links en rechts van de „verhoudingsoperator“ variabelen of<br />

rekenformules.<br />

■ ENDWHILE – sluit de „voorwaardelijke programmasprong“ af<br />

NC-regels tussen WHILE en ENDWHILE worden uitgevoerd zolang<br />

aan de „voorwaarde“ wordt voldaan. Als niet aan de voorwaarde<br />

wordt voldaan, gaat de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verder met de regel na<br />

ENDWHILE.<br />

Programmeerinstructies<br />

WHILE kiezen (menu: „Bewerking – Instructies– DIN PLUSwoorden“)<br />

„Voorwaarde“ ingeven (alleen de noodzakelijke haakjes ingeven)<br />

NC-regels invoegen<br />

180<br />

■ NC-regels met IF, THEN, ELSE, ENDIF<br />

mogen geen andere commando's bevatten<br />

■ Bij sprongen op basis van V-variabelen<br />

of wisselcodes wordt de contourcorrectie<br />

bij de IF-instructie uitgeschakeld en bij<br />

ENDIF weer ingeschakeld. Met G703<br />

wordt de contourcorrectie ingeschakeld.<br />

Voorbeeld:<br />

. . .<br />

N.. IF {E1[16]==1}<br />

N.. THEN<br />

N.. G0 X100 Z100<br />

N.. ELSE<br />

N.. G0 X0 Z0<br />

N.. ENDIF<br />

. . .<br />

■ Vindt de herhaling op basis van Vvariabelen<br />

of wisselcodes plaats, dan<br />

wordt de contourcorrectie bij de WHILEinstructie<br />

uitgeschakeld en bij ENDWHILE<br />

weer ingeschakeld. Met G703 wordt de<br />

contourcorrectie weer ingeschakeld.<br />

■ Wanneer altijd aan de „voorwaarde“ in<br />

het WHILE-commando wordt voldaan, leidt<br />

dit tot een „gesloten programmalus“. Dit<br />

is een veel voorkomende storingsoorzaak,<br />

wanneer met programmaherhalingen<br />

wordt gewerkt.<br />

Voorbeeld:<br />

. . .<br />

N.. WHILE (#4=0)<br />

N.. G0 Xi10<br />

. . .<br />

N.. ENDWHILE<br />

. . .<br />

4 DIN PLUS


SWITCH..CASE – programmasprong<br />

Die „Switch-instructie“ bestaat uit de volgende elementen:<br />

■ SWITCH – gevolgd door een variabele. De inhoud van de<br />

variabele wordt in de volgende CASE-instructies opgevraagd.<br />

■ CASE x – deze CASE-sprong wordt bij de variabelenwaarde x<br />

uitgevoerd. CASE kan meermaals worden geprogrammeerd.<br />

■ DEFAULT – deze sprong wordt uitgevoerd wanneer geen CASEinstructie<br />

met de variabelenwaarde overeenkomt. DEFAULT kan<br />

vervallen.<br />

■ BREAK – sluit de CASE- ofDEFAULT-sprong af<br />

Programmeerinstructies<br />

SWITCH kiezen menu: „Bewerking – Instructies – DIN PLUSwoorden“)<br />

„variabele invoeren (zonder haakjes)<br />

voor iedere CASE-sprong:<br />

CASE kiezen (menu: „Bewerking – Instructies – DIN PLUSwoorden“)<br />

„SWITCH-voorwaarde“ (waarde van de variabele) invoeren<br />

de uit te voeren NC-regels invoegen<br />

voor de DEFAULT-sprong:<br />

de uit te voeren NC-regels invoegen<br />

Uitschakelniveau /..<br />

Een NC-regel die wordt voorafgegaan door een uitschakelniveau<br />

wordt bij actief uitschakelniveau niet uitgevoerd (zie „4.3.3 Menu<br />

Bewerking“).<br />

Uitschakelniveaus worden tijdens „automatisch bedrijf“<br />

(bedrijfsmode Machine) ingeschakeld/uitgeschakeld.<br />

U kunt bovendien gebruikmaken van de uitschakelinterval<br />

(instelparameter 11 „Niveau/uitschakelinterval“). Met een<br />

„uitschakelinterval x“ wordt het uitschakelniveau om de x-keer<br />

ingeschakeld.<br />

Voorbeeld: /1 N 100 G...<br />

„N100“ wordt niet uitgevoerd wanneer uitschakelniveau 1 actief is.<br />

Slede-aanduiding $..<br />

Een NC-regel die wordt voorafgegaan door een slede-aanduiding,<br />

wordt alleen voor de opgegeven slede uitgevoerd (zie „4.3.3 menu<br />

Bewerking“). – NC-regels zonder slede-aanduiding worden op alle<br />

sledes uitgevoerd.<br />

■ Vindt de sprong plaats op basis van Vvariabelen<br />

of wisselcodes, dan wordt de<br />

contourcorrectie bij de SWITCHinstructie<br />

uitgeschakeld en bij<br />

ENDSWITCH weer ingeschakeld. Met<br />

G703 wordt de contourcorrectie weer<br />

ingeschakeld.<br />

■ De variabele waarde moet een<br />

integere waarde zijn - deze wordt niet<br />

afgerond.<br />

Voorbeeld:<br />

N.. SWITCH {V1}<br />

N.. CASE 1 [wordt uitgevoerd bij V1=1]<br />

N.. G0 Xi10<br />

. . .<br />

N.. BREAK<br />

N.. CASE 2 [wordt uitgevoerd bij V1=2]<br />

N.. G0 Xi10<br />

. . .<br />

N.. BREAK<br />

N.. DEFAULT [wordt uitgevoerd als er geen<br />

N.. G0 Xi10 CASE-instructie met de<br />

. . . variabelenwaarde overeenkomt]<br />

N.. BREAK<br />

N.. ENDSWITCH<br />

. . .<br />

Bij draaibanken met één slede of<br />

wanneer er in de „programmakop“ één<br />

slede wordt opgegeven, is een sledeaanduiding<br />

niet noodzakelijk.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 181<br />

4.15 Programmering van variabelen


4.16 Subprogramma's<br />

4.16 Subprogramma's<br />

Oproep van subprogramma: L”xx” V1<br />

■ L: kenletter voor oproep van subprogramma<br />

■ ”xx”: naam van het subprogramma – bij externe<br />

subprogramma's bestandsnaam (max. 8 cijfers of<br />

letters)<br />

■ V1: code voor extern subprogramma – vervalt bij<br />

lokale subprogramma's<br />

Instructies voor het werken met subprogramma's:<br />

■ Externe subprogramma's staan in een apart<br />

bestand. Ze kunnen door willekeurige<br />

hoofdprogramma's, andere subprogramma's en<br />

door TURN PLUS worden opgeroepen.<br />

■ Lokale subprogramma's staan in het<br />

hoofdprogrammabestand. Ze kunnen uitsluitend<br />

vanuit het hoofdprogramma worden opgeroepen.<br />

■ Subprogramma's kunnen maximaal 6 keer worden<br />

„genest“. Met „nesten“ wordt bedoeld dat in een<br />

subprogramma een ander subprogramma wordt<br />

opgeroepen.<br />

■ Recursies moeten worden vermeden.<br />

■ U kunt in een subprogramma maximaal 20<br />

„overdrachtswaarden“ opnemen. De aanduidingen<br />

(parameter-identificatie) zijn:<br />

LA..LF, LH, I, J, K, O, P, R, S, U, W, X, Y, Z.<br />

In het subprogramma zijn de overdrachtswaarden<br />

als variabelen beschikbaar. De code is: „#__..“<br />

gevolgd door de parameteraanduiding in kleine<br />

letters (bijvoorbeeld: #__la).<br />

U kunt deze overdrachtswaarden bij de<br />

programmering van variabelen in het<br />

subprogramma gebruiken.<br />

■ De variabelen #256..#285 zijn in elk subprogramma<br />

als lokale variabele beschikbaar.<br />

■ Als een subprogramma meermaals moet worden<br />

uitgevoerd, kunt u de herhalingsfactor opgeven in<br />

de parameter „Aantal herhalingen Q“.<br />

■ Een subprogramma wordt afgesloten met<br />

RETURN.<br />

Dialoogteksten<br />

U kunt de parameterbeschrijvingen die voor of na de<br />

invoervelden staan, in een extern subprogramma<br />

vastleggen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> stelt de maateenheden van de<br />

parameters automatisch in op „metrisch“ of „inch“.<br />

Maximaal 19 beschrijvingen – de positie van de<br />

parameterbeschrijving in het subprogramma is<br />

willekeurig.<br />

182<br />

De parameter „LN“ is gereserveerd voor de overdracht<br />

van regelnummers. Deze parameter kan bij hernummering<br />

van het NC-programma een nieuwe waarde krijgen.<br />

Parameterbeschrijvingen:<br />

[//] – begin<br />

[pn=n; s=parametertekst (maximaal 16 tekens) ]<br />

[//] – einde<br />

pn: Parameter-identifier (la, lb, ...)<br />

n: conversiecijfer voor maateenheden<br />

■ 0: dimensieloos<br />

■ 1: „mm“ of „inch“<br />

■ 2: „mm/omw„ of „inch/omw“<br />

■ 3: „mm/min“ of „inch/min“<br />

■ 4: „m/min“ of „feet/min“<br />

■ 5: „omw/min“<br />

■ 6: graden (°)<br />

■ 7: „µm“ of „µinch“<br />

Voorbeeld<br />

. . .<br />

[//]<br />

[la=1; s=stafdiam.]<br />

[lb=1; s=startpunt in Z]<br />

[lc=1; s=afschuining/afr. (-/+)]<br />

. . .<br />

[//]<br />

. . .<br />

4 DIN PLUS


4.17 M-functies<br />

Met M-functies wordt de programma-afloop gestuurd en worden de<br />

apparaten van de machine (machinefuncties) in- en uitgeschakeld.<br />

M00 Programmastop<br />

De uitvoering van het programma wordt gestopt – „cyclusstart“ zet<br />

de uitvoering van het programma voort.<br />

M01 Optionele stop<br />

Met de softkey „Optionele stop“ (automatisch bedrijf) kunt u ingeven,<br />

of de uitvoering van het programma bij M01 moet stoppen. Met<br />

„cyclusstart“ wordt de uitvoering van het programma voortgezet.<br />

M30 Programma-einde<br />

M30 betekent „programma- resp. subprogramma-einde“. (M30 hoeft<br />

niet te worden geprogrammeerd.)<br />

Als u na M30 „Cyclusstart“ kiest, wordt het programma vanaf het<br />

begin opnieuw uitgevoerd.<br />

M99 programma-einde met herstart aan begin van programma of<br />

bij opgegeven regelnummer<br />

M99 betekent „programma-einde en herstart“. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> begint<br />

opnieuw met de uitvoering van het programma vanaf:<br />

■ programmabegin wanneer NS niet is ingevoerd<br />

■ regelnummer NS wanneer NS is ingevoerd<br />

Alle functies die blijven ingeschakeld tot het moment van<br />

uitschakeling (voeding, toerental, gereedschapsnummer,<br />

etc.)die aan het programma-einde geldig zijn, gelden ook<br />

als het programma opnieuw wordt opgestart. U moet deze<br />

functies daarom aan het programmabegin of vanaf de<br />

startregel (bij gebruik van M99) opnieuw programmeren.<br />

M97 Synchroonfunctie<br />

Sledes waarvoor M97 is geprogrammeerd, wachten tot alle sledes<br />

deze regel hebben bereikt. Daarna wordt de uitvoering van het<br />

programma voortgezet.<br />

Voor ingewikkelde bewerkingen (b.v. bewerking van meerdere<br />

werkstukken) kan M97 met parameters geprogrammeerd worden.<br />

Parameters<br />

H: Nummer van synchroonteken – de verwerking geschiedt<br />

uitsluitend tijdens de interpretatie van de NC-programma’s<br />

Q: Sledenummer – gebruik de synchronisatie met Q wanneer<br />

synchronisatie met $x niet mogelijk is<br />

D: Aan/uit – default: 0<br />

■ 0: uit – synchronisatie met uitvoeringstijd van het NCprogramma<br />

■ 1: aan – synchronisatie uitsluitend tijdens de interpretatie<br />

van de NC-programma’s<br />

Voorbeeld M97<br />

. . .<br />

$1 N.. G1 X.. Z..<br />

$2 N.. G1 X.. Z..<br />

$1$2 N.. M97 [$1, $2 wachten op elkaar]<br />

. . .<br />

Machinefuncties<br />

De werking van de machinefuncties is afhankelijk<br />

van de uitvoering van de draaibank. In onderstaande<br />

tabel zijn de „meestal“ toegepaste M-functies<br />

opgesomd.<br />

Raadpleeg uw machinehandboek voor<br />

informatie over de M-functies van uw<br />

machine.<br />

M-functies voor programmabesturing<br />

M00 Programmastop<br />

M01 Optionele stop<br />

M30 Programma-einde<br />

M99 NS.. Programma-einde met herstart<br />

M-functies als machinefuncties<br />

M03 Hoofdspil aan (rechtsom)<br />

M04 Hoofdspil aan (linksom)<br />

M05 Hoofdspil stop<br />

M12 Rem hoofdspil aanhalen<br />

M13 Rem hoofdspil afzetten<br />

M14 C-as aan<br />

M15 C-as uit<br />

M19 C.. Spilstop op positie „C“<br />

M40 Spiloverbrenging op 0 instellen<br />

(neutraalstand)<br />

M41 Spiloverbrenging op 1 instellen<br />

M42 Spiloverbrenging op 2 instellen<br />

M43 Spiloverbrenging op 3 instellen<br />

M44 Spiloverbrenging op 4 instellen<br />

Mx03 Spil x aan (cw)<br />

Mx04 Spil x aan (ccw)<br />

Mx05 Spil x stop<br />

M97 Synchroonfunctie<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 183<br />

4.17 M-functies


4.18 Voorbeelden en instructies<br />

4.18 Voorbeelden en instructies<br />

4.18.1 Bewerkingscyclus programmeren<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

4.18.2 Contourherhalingen<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

184<br />

Voorbeeld: typische structuur van een bewerkingscyclus<br />

Nulpuntverschuiving<br />

Toerentalbegrenzing vastleggen<br />

Gereedschapswisselpositie naderen<br />

Gereedschap verwisselen<br />

Technologiegegevens: snijsnelheid<br />

(Toerental); voeding; draairichting<br />

Positioneren<br />

Veiligheidsafstand vastleggen<br />

Cyclusoproep<br />

Indien noodzakelijk: vrijzetten<br />

Gereedschapswisselpositie naderen<br />

Voorbeeld: programmering van contourherhalingen,<br />

inclusief opslaan van de contour<br />

4 DIN PLUS


Contour opslaan<br />

„Qx“ = aantal herhalingen<br />

Opgeslagen contour laden<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 185<br />

4.18 Voorbeelden en instructies


4.18 Voorbeelden en instructies<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

186<br />

Afsteekgereedschap verwisselen<br />

Referentiepunt aan rechter zijde van snijkant positioneren<br />

SKC inschakelen<br />

SKC uitschakelen<br />

Incrementele nulpuntverschuiving<br />

4 DIN PLUS


4.18.3 Complete bewerking<br />

De bewerking van de voor- en achterkant in een NC-programma<br />

wordt als een complete bewerking beschouwd. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

ondersteunt de complete bewerking voor alle gangbare machineontwerpen.<br />

U heeft daarbij de beschikking over functies zoals<br />

gesynchroniseerde overgave van werkstukken bij draaiende spil,<br />

verplaatsen naar een vaste aanslag, gecontroleerd afsteken en<br />

coördinatentransformatie. Dit garandeert een complete bewerking in<br />

een zo kort mogelijke tijd en een eenvoudige programmering.<br />

U beschrijft zowel de te draaien contour, de contouren voor de C-as<br />

(resp. Y-as) als de complete bewerking in een NC-programma. Voor het<br />

omspannen beschikt u over expertprogramma's die rekening houden<br />

met de draaibankconfiguratie. De complete bewerking kan ook<br />

worden toegepast op draaibanken met een hoofdspil.<br />

Basisprincipes<br />

Contouren achterkant C-as: de oriëntatie van de XK-as en dus ook<br />

de oriëntatie van de C-as zijn afhankelijk van het werkstuk. Hieruit<br />

volgt het onderstaande voor de achterkant:<br />

■ oriëntatie van de XK-as: ”naar links” (voorkant: ”naar rechts”)<br />

■ oriëntatie van de C-as: ”rechtsom”<br />

■ rotatierichting bij cirkelbogen G102: ”linksom”<br />

■ rotatierichting bij cirkelbogen G103: ”rechtsom”<br />

Contouren achterkant Y-as: de oriëntatie van de X-as is „afhankelijk<br />

van het werkstuk“. Hieruit volgt het onderstaande voor de achterkant:<br />

■ oriëntatie van de X-as „naar links“ (voorkant: „naar rechts“)<br />

■ rotatierichting bij cirkelbogen G2: „linksom“<br />

■ rotatierichting bij cirkelbogen G3: „rechtsom“<br />

Draaibewerking: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de complete bewerking<br />

met converteer- en spiegelfuncties, zodat het principe<br />

■ verplaatsingen in plus-richting verwijderen zich van het werkstuk<br />

■ verplaatsingen in min-richting gaan naar het werkstuk toe<br />

bij de bewerking aan de achterkant blijven gehandhaafd.<br />

Meestal stelt de machinefabrikant op uw draaibank afgestemde<br />

expertprogramma's beschikbaar voor de overdracht van het<br />

werkstuk.<br />

Voorkant<br />

Achterkant<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 187<br />

4.18 Voorbeelden en instructies


4.18 Voorbeelden en instructies<br />

Programmering<br />

Bij de contourprogrammering aan de achterkant moet<br />

rekening worden gehouden met de oriëntatie van de<br />

XK-as (of X-as) en de rotatierichting in het geval van<br />

cirkelbogen.<br />

Zolang u van boor- en freescycli gebruik maakt, hoeft<br />

u bij de bewerking van de achterkant geen rekening te<br />

houden met bijzonderheden, omdat de cycli aan<br />

vooraf gedefinieerde contouren zijn gerelateerd.<br />

Bij de bewerking van de achterkant met de<br />

basisfuncties G100..G103 (resp. G0..G3, G12.. G13<br />

voor de Y-as), gelden dezelfde voorwaarden als bij de<br />

contouren aan de achterkant.<br />

Draaibewerking<br />

In de expertprogramma's voor het omspannen zijn<br />

converteer- en spiegelfuncties opgenomen. Bij het<br />

bewerken van de achterkant (2e opspanning) geldt:<br />

■ + richting: weg van het werkstuk<br />

■ – richting: naar het werkstuk toe<br />

■ G2/G12: cirkelbogen ”rechtsom”<br />

■ G3/G13: cirkelbogen ”linksom”<br />

Complete bewerking met tegenspil<br />

G30: met het expertprogramma wordt de spiegeling<br />

van de Z-as en de conversie van de cirkelbogen (G2,<br />

G3, ..) ingeschakeld. Conversie van de cirkelbogen is<br />

noodzakelijk voor draaibewerking en C-asbewerking.<br />

G121: het expertprogramma verschuift de contour en<br />

spiegelt het coördinatensysteem (Z-as). Voor de<br />

bewerking van de achterkant (2e opspanning) is het<br />

meestal niet noodzakelijk G121 verder te<br />

programmeren.<br />

Complete bewerking met een spil<br />

G30: is meestal niet noodzakelijk<br />

G121: Het expertprogramma spiegelt de contour. Voor<br />

de bewerking van de achterkant (2e opspanning) is<br />

het meestal niet noodzakelijk G121 verder te<br />

programmeren.<br />

Werken zonder expertprogramma's<br />

Als er geen gebruik wordt gemaakt van de<br />

converteer- en spiegelfuncties, geldt het volgende<br />

principe:<br />

■ + richting: weg van de hoofdspil<br />

■ – richting: naar de hoofdspil toe<br />

■ G2/G12: cirkelbogen ”rechtsom”<br />

■ G3/G13: cirkelbogen ”linksom”<br />

188<br />

Schakel bij de Y-asbewerking van de achterkant (kopvlak<br />

aan de achterkant) de conversie van cirkelbogen uit (G30<br />

H2) en bij draaibewerking en bewerking van het YZ-vlak<br />

(mantelaanzicht) weer in (G30 H1).<br />

4 DIN PLUS


Voorbeeld: complete bewerking op draaibank met<br />

verplaatsbare tegenspil<br />

Het werkstuk wordt aan de voorkant bewerkt, via het<br />

expertprogramma aan de tegenspil overgedragen en<br />

daarna wordt de achterkant bewerkt.<br />

■ Afbeelding boven: bewerking aan de voorkant<br />

■ Afbeelding onder: bewerking aan de achterkant.<br />

Het expertprogramma voert de volgende taken uit:<br />

■ werkstuk gesynchroniseerd aan tegenspil<br />

overdragen<br />

■ verplaatsingen voor de Z-as spiegelen<br />

■ conversielijst activeren<br />

■ contourbeschrijving spiegelen en voor de 2e<br />

opspanning verschuiven<br />

Het spiegelen/converteren voor de bewerking van de<br />

achterkant (expertprogramma) wordt aan het<br />

programma-einde met de functie G30 uitgeschakeld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 189<br />

4.18 Voorbeelden en instructies


4.18 Voorbeelden en instructies<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

190<br />

Voorbeeld: complete bewerking op machine met<br />

tegenspil<br />

Spanmiddel voor 1e opspanning<br />

Spanmiddel voor 2e opspanning<br />

4 DIN PLUS


Nulpuntverschuiving 1e opspanning<br />

Spanmiddel tonen 1e opspanning<br />

Frezen - contour - buiten - voorkant<br />

Omspannen voorbereiden<br />

Spanmiddel 1e opspanning wissen<br />

Slede voor omspannen synchroniseren<br />

Expertprog. voor afsteken en omspannen<br />

LA=toerentalbegrenzing<br />

LD=ophaalpositie Z<br />

LE=werkpositie Z – slede 2<br />

LF=lengte van bewerkt werkstuk<br />

LH=afstand klauwplaatreferentie tot aanslagkant<br />

werkstuk<br />

I=minimale voedingsbaan vaste aanslag<br />

Spanmiddel spil 4 inschakelen<br />

Bewerking achterkant<br />

Bewerking achterkant uitschakelen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 191<br />

4.18 Voorbeelden en instructies


4.18 Voorbeelden en instructies<br />

Voorbeeld: complete bewerking op draaibank met<br />

één spil<br />

Het voorbeeld toont de bewerking van de voor- en<br />

achterkant in één NC-programma.<br />

Het werkstuk wordt aan de voorkant bewerkt –<br />

daarna volgt het handmatig omspannen. Vervolgens<br />

wordt de achterkant bewerkt.<br />

Het expertprogramma spiegelt en verschuift de<br />

contour voor de 2e opspanning.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

192<br />

Voorbeeld: complete bewerking op machine met<br />

één spil<br />

4 DIN PLUS


Nulpuntverschuiving 1e opspanning<br />

Spanmiddel tonen 1e opspanning<br />

Omspannen voorbereiden<br />

Spanmiddel 1e opspanning wissen<br />

Expertprog. voor handmatig omspannen<br />

V=<br />

LF=lengte van bewerkt werkstuk<br />

LH=afstand van klauwplaatreferentie tot<br />

aanslagkant werkstuk<br />

spanmiddel bewerking achterkant inschakelen<br />

Frezen - achterkant<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 193<br />

4.18 Voorbeelden en instructies


Grafische simulatie5


5.1 De bedrijfsmode Simulatie<br />

5.1 De bedrijfsmode simulatie<br />

Simulatiebeeldscherm<br />

1 Inforegel: sub-bedrijfsmode van de simulatie,<br />

gesimuleerd NC-programma<br />

2 Simulatievenster: de bewerking wordt in maximaal<br />

drie vensters weergegeven<br />

3 Geprogrammeerde NC-regel (NC-bronregel) –<br />

alternatief weergave van variabelen<br />

4 Weergeven: NC-regelnummer, positiewaarden,<br />

gereedschapsinformatie – alternatief snijwaarden<br />

5 Coördinatensysteem van de sledes<br />

6 Status van de simulatie, status van de<br />

nulpuntverschuiving<br />

Functies van de simulatie<br />

Met de bedrijfsmode „Simulatie“ worden<br />

geprogrammeerde contouren, verplaatsingen en<br />

verspaningsbewerkingen grafisch weergegeven. De<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt op schaal rekening met het<br />

werkbereik, het gereedschap en de spanmiddelen.<br />

Bewerkingen met de C- of Y-as kunnen worden<br />

gecontroleerd in de hulpvensters (voorkant-/mantelvenster<br />

en zijaanzicht).<br />

Bij ingewikkelde NC-programma's met<br />

programmasprongen, variabelenberekeningen,<br />

externe gebeurtenissen etc. kunnen de ingevoerde<br />

gegevens en de gebeurtenissen worden gesimuleerd,<br />

en op die manier dus alle programmasprongen<br />

worden getest.<br />

Tijdens de simulatie berekent de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de<br />

hoofd- en bijkomende tijden voor elk gereedschap.<br />

Bij draaibanken met meerdere sledes ondersteunt de<br />

synchroonpuntanalyse de optimalisering van het<br />

NC-programma.<br />

Maximaal vier werkstukken in het werkbereik<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de programmatest voor<br />

draaibanken met meerdere sledes in een werkbereik.<br />

U kunt de bewerking van maximaal 4 werkstukken<br />

tegelijkertijd simuleren.<br />

De bedrijfsmode Simulatie is onderverdeeld in:<br />

■ contoursimulatie: weergave van<br />

geprogrammeerde contouren<br />

■ bewerkingssimulatie: controle van de verspaning<br />

■ bewegingssimulatie: weergave van de bewerking<br />

„in real-time“ met permanente contourcorrectie<br />

196<br />

Softkeys<br />

1<br />

5 6<br />

Omschakeling naar de bedrijfsmode DIN PLUS<br />

Omschakeling naar de bedrijfsmode TURN PLUS<br />

Naar de volgende slede omschakelen<br />

Loep aktiveren<br />

Programma-afloop regel voor regel instellen<br />

Basisregelmode instellen<br />

Volgende „selectie“ oproepen<br />

Regelparameter 1 („Instellingen“) bepaalt of de weergave<br />

„metrisch of in inch“ is. De instelling in de<br />

„programmakop“ heeft geen invloed op de bediening en<br />

weergave in de bedrijfsmode Simulatie.<br />

3<br />

2<br />

4<br />

5 Grafische simulatie


5.1.1 Weergave-elementen, weergaven<br />

Weergave-elementen:<br />

■ Coördinatensysyemen<br />

Het nulpunt van het coördinatensysteem komt<br />

overeen met het werkstuknulpunt. De pijlen van de<br />

X- en Z-assen wijzen in positieve richting. Als het<br />

NC-programma meerdere werkstukken bewerkt,<br />

worden de coördinatensystemen van alle<br />

geactiveerde sledes getoond.<br />

■ Weergave van onbewerkt werkstuk<br />

■ geprogrammeerd: geprogrammeerd onbewerkt<br />

werkstuk<br />

■ niet geprogrammeerd: „standaard onbewerkt<br />

werkstuk“ (regelparameter 23)<br />

■ Weergave van bewerkt werkstuk (en hulpcontouren)<br />

■ geprogrammeerd: geprogrammeerd bewerkt werkstuk<br />

■ niet geprogrammeerd: geen weergave<br />

■ Weergave van het gereedschap<br />

■ im NC-programma geprogrammeerd: het in<br />

programmadeel REVOLVER geprogrammeerde<br />

gereedschap wordt gebruikt<br />

■ niet in het NC-programma geprogrammeerd:<br />

het item in de gereedschaptabel wordt gebruikt (zie<br />

„3.3 Gereedschapstabellen, standtijdgegevens“)<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> genereert de afbeelding van het<br />

gereedschap aan de hand van de parameters van de<br />

gereedschaps-database. Of het complete gereedschap<br />

of alleen het „snijdende gedeelte“ moet worden<br />

getoond, kunt u vastleggen in „Afbeeldingsnummer“<br />

(Afbeeldingsnummer=–1 in de gereedschaps-editor:<br />

geen weergave van gereedschap).<br />

■ Spanmiddelweergave<br />

De simulatie toont spanmiddelen wanneer ze met<br />

„G65 Spanmiddel voor grafische weergave“ zijn<br />

geprogrammeerd.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> genereert de afbeelding van het<br />

spanmiddel aan de hand van de parameters van de<br />

spanmiddel-database.<br />

■ Lichtpunt<br />

Het lichtpunt(het witte rechthoekje) geeft de<br />

theoretische beitelpunt aan.<br />

■ IJlgangbanen<br />

worden met een witte stippellijn aangegeven.<br />

■ Lijnweergave<br />

Voedingsbanen worden met een ononderbroken lijn<br />

weergegeven. Ze geven de baan van de theoretische<br />

beitelpunt aan. De lijnweergave is heel geschikt<br />

om de snede-opdeling snel te bekijken. Ze is echter<br />

ongeschikt voor een nauwkeurige controle van de<br />

contour, omdat de baan niet overeenkomt met de<br />

theoretische beitelpunt van de werkstukcontour. De<br />

<strong>CNC</strong> compenseert deze „vertekening“ door middel<br />

van beitelradiuscorrectie.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 197<br />

5.1 De bedrijfsmode Simulatie


5.1 De bedrijfsmode Simulatie<br />

U kunt de kleur van de voedingsbaan gerelateerd<br />

aan het T-nummer instellen (regelparameter 24).<br />

Bij de snijspoorweergave geeft de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> het<br />

vlak dat binnen het „snijbereik“ van het gereedschap<br />

valt, gearceerd weer. Dit betekent dat u het<br />

verspaande gedeelte ziet, waarbij rekening wordt<br />

gehouden met de precieze beitelgeometrie<br />

(beitelradius, beitelbreedte, beitelpositie, etc.).<br />

U kunt bij snijspoor controleren of er materiaal<br />

achterblijft, of de contour wordt beschadigd en of<br />

overlappingen te groot zijn. De snijspoorweergave is<br />

met name interessant bij steek- en boorbewerkingen<br />

en de bewerking van afschuiningen, omdat hier de<br />

gereedschapsvorm bepalend is voor het resultaat.<br />

Informatie over de weergaven<br />

■ Geprogrammeerde NC-regel (NC-bronregel)<br />

■ Weergave van de NC-bronregels van maximaal<br />

vier sledes (instelling: menu-item „Instellen –<br />

Venster“)<br />

■ alternatief: weergave van vier geselecteerde<br />

variabelen (selectie: menu-item „Debug – Variabelen<br />

tonen – Variabelen instellen“)<br />

■ Weergeven:<br />

■ regelnummer, positiewaarden (actuele waarden)<br />

en gereedschap van de geselecteerde slede<br />

■ alternatief voor de gereedschapsgegevens:<br />

toerental, voeding, spil, rotatierichting van de spil<br />

Coördinatensystemen van de sledes<br />

198<br />

■ $n (n: 1..6): slede-aanduiding – de<br />

geselecteerde slede is gemarkeerd<br />

■ symbool: geconfigureerd symbool van<br />

de slede<br />

■ getal in symbool: contour dat door<br />

deze slede wordt bewerkt<br />

5 Grafische simulatie


Nulpuntverschuivingen<br />

U stelt in de dialoogbox „Contourenselectie“ (menu-item „Instellen –<br />

Contourenselectie“) in, of er bij de simulatie rekening met<br />

nulpuntverschuivingen moet worden gehouden. – Anders klikt u met<br />

het touchpad op het symbool „Nulpuntverschuivingen“, om de<br />

instelling te veranderen.<br />

Met een gewijzigde instelling wordt pas bij een nieuwe start van de<br />

simulatie rekening gehouden.<br />

Met nulpuntverschuivingen rekening houden:<br />

■ Het machinenulpunt is het referentiepunt voor de positionering van<br />

contouren en voor de verplaatsingen<br />

■ Met nulpuntverschuivingen wordt rekening gehouden<br />

Met nulpuntverschuivingen wordt geen rekening houden:<br />

■ Het werkstuknulpunt is het referentiepunt voor de verplaatsingen<br />

■ Nulpuntverschuivingen worden genegeerd<br />

Wanneer u gebruik maakt van programmadeel-aanduiding CONTOUR<br />

en G99, dan geldt onafhankelijk van de status van de<br />

nulpuntverschuiving:<br />

■ het werkstuk (de contour) wordt op de in CONTOUR vastgelegde<br />

positie weergegeven<br />

■ G99 X.. Z.. verschuift het werkstuk naar een nieuwe positie<br />

Meerdere werkstukken in het werkbereik<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont maximaal vier werkstukken in het werkbereik en<br />

simuleert de bewerking van deze werkstukken. De (eerste) positie<br />

van het werkstuk wordt in CONTOUR gedefinieerd. Een latere<br />

verschuiving van de werkstukpositie is met G99 mogelijk.<br />

Status van nulpuntverschuivingen<br />

Met nulpuntverschuivingen wordt<br />

rekening gehouden<br />

Met nulpuntverschuivingen wordt geen<br />

rekening gehouden<br />

Met een wijziging in de status wordt pas<br />

bij een nieuwe start van de simulatie<br />

rekening gehouden. De symbolen worden<br />

„kleurloos“ weergegeven zolang er nog<br />

geen rekening is gehouden met de<br />

gewijzigde instelling.<br />

Coördinatensystemen van de contouren<br />

■ Qn (n: 1..4): contour n – de<br />

geselecteerde contour is gemarkeerd<br />

■ symbool: coördinatensysteem van<br />

deze contour<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 199<br />

5.1 De bedrijfsmode Simulatie


5.1 De bedrijfsmode Simulatie<br />

5.1.2 Bedieningsinstructies<br />

Simulatie inschakelen<br />

NC-programma laden<br />

Simulatievenster instellen (voorkant-,<br />

mantelvenster, etc.)<br />

Simulatiemode instellen (afzonderlijke, basisregel<br />

zonder stop)<br />

Simulatietype selecteren (contour, bewerking,<br />

beweging)<br />

Op „Nieuw“ drukken<br />

Simulatiemode „zonder stop“:<br />

■ met „Stop“ wordt de simulatie gestopt<br />

■ met „Verder“ wordt de simulatie voortgezet<br />

Simulatiemode „Afzonderlijke regel of basisregel“:<br />

■ de simulatie stopt na iedere afzonderlijke regel/<br />

basisregel<br />

■ met „Verder“ wordt de simulatie voortgezet<br />

Tijdens een simulatiestop kunt u de mode wijzigen,<br />

andere instellingen uitvoeren of omschakelen naar<br />

dimensionering.<br />

Fouten en waarschuwingen<br />

Als er tijdens het vertalen van het NC-programma<br />

waarschuwingsmeldingen verschijnen, wordt dit in de<br />

kopregel gemeld. Bij een simulatiestop of na de<br />

simulatie roept u met menu-item „Instell(ingen) –<br />

Waarschuwingen“ de aanwezige meldingen op. Als er<br />

meerdere waarschuwingen zijn ingevoerd, schakelt u<br />

met ENTER naar de volgende melding.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> wist een waarschuwing zodra de<br />

melding met ENTER wordt bevestigd. Er worden<br />

maximaal 20 waarschuwingen opgeslagen.<br />

Als er tijdens het vertalen van het NC-programma<br />

fouten optreden, wordt de simulatie afgebroken.<br />

200<br />

Softkeys „Simulatiemodi instellen“<br />

Stop na elke NC-bronregel. „Verder“ simuleert de<br />

volgende NC-bronregel.<br />

■ Contoursimulatie: stop na elk afzonderlijk<br />

contourelement. Contourmacro's (contourcycli) worden<br />

„opgedeeld“. Met „Verder“ wordt het volgende<br />

contourelement weergegeven.<br />

■ Bewerkings- of bewegingssimulatie: stop na elke<br />

verplaatsing. Bewerkingscycli worden „opgedeeld“.<br />

„Verder“ simuleert de volgende verplaatsing.<br />

Zonder stop (softkeys Afzonderlijke regel en Basisregel zijn niet<br />

ingedrukt): De simulatie wordt „zonder stop“ uitgevoerd.<br />

5 Grafische simulatie


5.2 Hoofdmenu<br />

Menugroep „Prog(rammakeuze)“:<br />

■ Laden<br />

Kies NC-programma en druk op OK<br />

■ uit DIN PLUS – het in DIN PLUS gekozen NCprogramma<br />

wordt overgenomen<br />

■ Menu-items voor het oproepen van de:<br />

■ contoursimilatie: „Contour“<br />

■ bewerkingssimulatie: „Bewerking“<br />

■ bewegingssimulatie: „Beweging“<br />

■ 3D-weergave: „3D-weergave“<br />

Menugroep „Instell(ingen)“:<br />

De door u uitgevoerde instellingen gelden bij contour-,<br />

bewerkings- en bewegingssimulatie.<br />

■ „Instellen – Venster“ (dialoogbox Vensterkeuze)<br />

Afhankelijk van de te controleren bewerking<br />

selecteert u de venstercombinatie.<br />

Voorkant-venster<br />

De contour en verplaatsing worden in het XY-vlak<br />

weergegeven, waarbij rekening wordt gehouden met<br />

de spilpositie. De spilpositie 0° ligt op de positieve Xas<br />

(aanduiding: „XK“).<br />

Mantel-venster<br />

De weergave van contouren en verplaatsingen is<br />

gebaseerd op de positie op de „manteluitslag“<br />

(aanduiding: CY) en de Z-coördinaten.<br />

De weergave van de C-as-contouren komt overeen<br />

met de contour op het werkstukoppervlak. (In het<br />

grafische venster van de DIN PLUS Editor worden de<br />

mantelcontouren „op de freesbodem“ getekend. Ze<br />

zijn daarom korter dan de cirkelboog op het<br />

werkstukoppervlak.<br />

Venster „Zijaanzicht (YZ)“<br />

De contour- en verplaatsing worden in het YZ-vlak<br />

weergegeven. Daarbij wordt alleen rekening<br />

gehouden met de Y- en Z-coördinaten – niet met de<br />

spilpositie.<br />

Weergave van verplaatsingen in de hulpvensters<br />

De voorkant- en mantel-vensters en het zijaanzicht<br />

gelden als hulpvensters. Verplaatsingen worden pas<br />

weergegeven, wanneer de C-as naar binnen<br />

gezwenkt resp. een G17 of G19 (bij de Y-as) uitgevoerd<br />

is.<br />

Via G18 of het uitschakelen van de C-as wordt de<br />

weergave van de verplaatsingen in de hulpvensters<br />

gestopt.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

■ Na programmawijzigingen in de DIN PLUS-editor hoeft u<br />

alleen maar „Nieuw“ te selecteren om het gewijzigde NCprogramma<br />

te simuleren.<br />

■ Voorkant- en mantel-vensters werken met een „vaste“<br />

spilpositie. Wanneer het werkstuk op de draaibank wordt<br />

bewerkt, zorgt de simulatie voor beweging van het<br />

gereedschap.<br />

■ Het „mantelvenster“ en het „zijaanzicht (YZ)“ worden<br />

afwisselend weergegeven.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 201<br />

5.2 Hoofdmenu


5.2 Hoofdmenu<br />

Optioneel stelt u „weergave van de verplaatsingen in<br />

de hulpvensters: altijd“ in (dialoogbox: „Vensterkeuze“).<br />

Dan wordt elke verplaatsing in alle simulatievensters<br />

weergegeven.<br />

Bronregelweergave<br />

Stel bij NC-programma's voor meerdere sledes in,<br />

met welke sledes bij de bronregelweergave rekening<br />

moet worden gehouden.<br />

■ „Instellen – Sledes“: Bij draaibanken met<br />

meerdere sledes stelt u in:<br />

■ „weergave voor verplaatsing voor ...“:<br />

– „alle sledes“: verplaatsingen voor alle sledes<br />

weergeven<br />

– „actuele slede“: verplaatsingen van de<br />

geselecteerde slede weergeven<br />

■ Sledepositie: voor elke slede stelt u in of de<br />

verplaatsingen voor/na de hartlijn moeten worden<br />

getekend.<br />

Knop „Terugzetten“: de in de machineparameters<br />

vastgelegde sledepositie wordt overgenomen.<br />

■ „Instellen – Contourselectie“:<br />

■ Stel in de dialoogbox in of een geselecteerde<br />

contour of alle contouren van het NC-programma<br />

moeten worden weergegeven.<br />

■ Stel in of met nulpuntverschuivingen rekening<br />

moet worden gehouden.<br />

■ Met „Instellen – Statusregel“ of „PgDn/PgUp“<br />

verandert u van „weergave“. Als alternatief op de<br />

gereedschapsgegevens kunt u de technologische<br />

gegevens controleren.<br />

■ „Instellen – Nulpunt C“ (alleen bij actief<br />

„mantelvenster“): in de dialoogbox „Nulpunt“ stelt<br />

u in op welke positie de manteluitslag moet worden<br />

„opengesneden“. De „hoek C“ die u wilt ingeven,<br />

ligt op de Z-as.<br />

Standaardinstelling: „Hoek C = 0°“<br />

202<br />

5 Grafische simulatie


5.3 Contoursimulatie<br />

5.3.1 Functies van de contoursimulatie<br />

In de contoursimulatie kunt u<br />

■ uit „beitel- of aanzichtweergave“ kiezen.<br />

■ de contourprogrammering via de contouropbouw<br />

regel voor regel controleren.<br />

■ de parameters van een contourelement controleren<br />

(element-dimensionering).<br />

■ elk contourpunt ten opzichte van een referentiepunt<br />

dimensioneren (puntdimensionering).<br />

Voorwaarde voor de contoursimulatie zijn<br />

geprogrammeerde contouren (beschrijving onbewerkt/<br />

bewerkt werkstuk, hulpcontouren). Als de<br />

contourbeschrijvingen onvolledig zijn, wordt er „zoveel<br />

mogelijk“ weergegeven.<br />

terug naar het hoofdmenu<br />

■ Menu-items voor de besturing van de simulatie<br />

■ Nieuw: tekent de contour opnieuw (met<br />

programmawijzigingen wordt rekening gehouden)<br />

■ Verder: toont de volgende NC-bronregel of<br />

basisregel<br />

■ Menupunt „(Contour)weergave“<br />

Hiermee configureert u:<br />

■ „snede(weergave)“<br />

■ „aanzicht(weergave)“<br />

■ „snede- & aanzicht(weergave“: boven de hartlijn<br />

aanzicht-, onder de hartlijn snedeweergave<br />

Menugroep „Instell(ingen) – ...“:<br />

■ „... – venster“:<br />

„... – nulpunt C“:<br />

zie „5.2 Hoofdmenu“<br />

■ „... – contourkeuze“:<br />

■ in de dialoogbox stelt u in, of een geselecteerde<br />

contour of alle contouren van het NC-programma<br />

moeten worden weergegeven.<br />

■ U stelt in of er met nulpuntverschuivingen<br />

rekening moet worden gehouden.<br />

■ „... – waarschuwingen“: zie „5.1.2<br />

Bedieningsinstructies“<br />

■ Menu-item „3D-weergave“: zie „5.7 3Dweergave“<br />

■ Menugroep „Debug“:<br />

wanneer u gebruik maakt van variabelen voor de<br />

contourbeschrijving, kunt u met de „debug-fucties“<br />

de variabelen weergeven en wijzigen (zie „5.8<br />

Controle van NC-programma-afloop“).<br />

In de mode „Afzonderlijke regel of basisregel“ wordt de<br />

snedeweergave getoond.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 203<br />

5.3 Contoursimulatie


5.3 Contoursimulatie<br />

5.3.2 Dimensionering<br />

Selectie: menu-item „Dimensionering“<br />

204<br />

terug naar contoursimulatie<br />

■ Menu-item „Element-dimensionering“<br />

In de regel „Weergaven“ worden alle gegevens van<br />

het gemarkeerde contourelement getoond.<br />

■ de pijl geeft de richting van de contourbeschrijving<br />

aan:<br />

■ naar het volgende contourelement: „pijl naar<br />

links/rechts“<br />

■ naar andere contour (voorbeeld: van contour van<br />

onbewerkt naar contour van bewerkt werkstuk):<br />

„pijl omhoog/omlaag“<br />

■ Menu-item „Punt-dimensionering“<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de maten van het contourpunt<br />

ten opzichte van het „referentiepunt“.<br />

Referentiepunt vastleggen:<br />

plaats de cursor (rode vierkantje) op het<br />

referentiepunt<br />

kies „Referentiepunt vastleggen“ – het<br />

„vierkantje“ krijgt een andere kleur<br />

plaats de cursor op het te meten contourpunt –<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de maten ten opzichte van het<br />

„referentiepunt“<br />

Referentiepunt opheffen<br />

Met „Referentiepunt uit“ wordt het ingestelde<br />

referentiepunt opgeheven – u kunt een nieuw<br />

referentiepunt vastleggen<br />

Bedieningsinstructies:<br />

■ met „pijl omhoog/omlaag“ gaat u naar de<br />

volgende contourgroep.<br />

■ bij figuren worden de afzonderlijke elementen<br />

gedimensioneerd.<br />

■ het geselecteerde referentievlak (XC, XY, etc.)<br />

wordt in de „weergaveregel“ getoond.<br />

De dimensioneringsfuncties kunnen ook<br />

met de bewerkings- of bewegingssimulatie<br />

worden opgeroepen (menu-item<br />

„Dimensionering“).<br />

Speciale softkeys<br />

Hiermee gaat u naar het volgende simulatievenster.<br />

Voorwaarde: er zijn contouren op de referentievlakken<br />

(voorkant, voorkant Y, mantelvlak, zijaanzicht) aanwezig.<br />

5 Grafische simulatie


5.4 Bewerkingssimulatie<br />

Functies van de bewerkingssimulatie:<br />

■ de gereedschapsverplaatsingen controleren<br />

■ de snedeopdeling controleren<br />

■ de bewerkingstijd bepalen<br />

■ een overschrijding van de veiligheidszone en<br />

eindschakelaars bewaken<br />

■ variabelen bekijken en instellen<br />

■ bewerkte contour opslaan<br />

terug naar het hoofdmenu<br />

Bewaking van veiligheidszone en eindschakelaars<br />

Aanvullend op de instelling bij simulatie wordt de<br />

veiligheidszonebewaking in machineparameter 205, ...<br />

ingeschakeld („bewaking aan/uit“). De maten van de<br />

veiligheidszone worden tijdens instelbedrijf<br />

(bedrijfsmode handbediening) ingesteld. De maten<br />

worden in de machineparameters 1116, ... beheerd.<br />

Contour aanmaken bij simulatie<br />

Bij simulatie aangemaakte contouren kunt u opslaan<br />

en in het NC-programma inlezen. Voorbeeld: u<br />

beschrijft het onbewerkte en bewerkte werkstuk en<br />

simuleert de bewerking van de eerste opspanning.<br />

Vervolgens slaat u de contour op. Daarbij definieert u<br />

een verschuiving van het werkstuknulpunt en/of een<br />

spiegeling. De simulatie slaat de „aangemaakte<br />

contour“ als onbewerkt werkstuk en de oorspronkelijk<br />

gedefinieerde contour van het bewerkte werkstuk op,<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de verschuiving<br />

en spiegeling.<br />

De via simulatie aangemaakte contour van het<br />

onbewerkte en bewerkte werkstuk leest u in DIN<br />

PLUS in (blokmenu – „Contour invoegen“).<br />

Menu-items voor de besturing van de simulatie<br />

■ Nieuw: simuleert de bewerking opnieuw (met<br />

programmawijzigingen wordt rekening gehouden)<br />

■ Verder: simuleert de volgende NC-bronregel of<br />

basisregel<br />

■ Stop: stopt de simulatie. U kunt de instellingen<br />

wijzigen of de „contour corrigeren“.<br />

Menugroep „Instell(ingen) – ...“<br />

■ „... – venster“:<br />

„... – slede“:<br />

„... – contourkeuze“:<br />

„... – statusregel“:<br />

„... – nulpunt C“:<br />

zie „5.2 Hoofdmenu“<br />

■ „... – waarschuwingen“: zie „5.1.2<br />

Bedieningsinstructies“<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

U kunt de snelheid van de bewerkingssimulatie met<br />

regelparameter 27 beïnvloeden.<br />

Speciale softkeys<br />

Weergave van de verplaatsingen: lijn of (snij)spoor<br />

Gereedschapsweergave lichtpunt of gereedschap<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 205<br />

5.4 Bewerkingssimulatie


5.4 Bewerkingssimulatie<br />

■ „... – Tijden“: zie „5.9 Tijdberekening“<br />

■ „... – Beveiligingszone – ...“<br />

– „Bewaking uit“: de veiligheidszone/<br />

eindschakelaars worden niet bewaakt<br />

– „Bewaking met waarschuwing“: De <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> registreert een overschrijding van de<br />

veiligheidszone/eindschakelaars en behandelt deze<br />

als waarschuwing. Het NC-programma wordt tot<br />

het programma-einde gesimuleerd.<br />

– „Bewaking met fout(melding)“: een<br />

overschrijding van de veiligheidszone of<br />

eindschakelaars leidt direct tot een foutmelding en<br />

tot het afbreken van de simulatie.<br />

Menugroep „Contour – ...“:<br />

■ „... – Contourcorrectie“<br />

Werkt de contour bij op basis van de gesimuleerde<br />

productietoestand. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> baseert zich<br />

daarbij op het onbewerkte werkstuk en houdt<br />

rekening met alle tot op dat moment uitgevoerde<br />

snedes.<br />

■ „... – Dimensionering“: zie „5.3.2 Dimensionering“<br />

■ Menu-item „3D-weergave“: zie „5.7 3Dweergave“<br />

■ „... – Contouren opslaan“<br />

Slaat de contour op basis van de gesimuleerde<br />

productietoestand op als ONBEWERKT WERKSTUK<br />

en slaat bovendien het geprogrammeerde bewerkte<br />

werkstuk op.<br />

Instellingen in de dialoogbox „Contouren voor NCprogramma<br />

opslaan“:<br />

■ Eenheid: contourbeschrijving metrisch of in inch<br />

■ Contour: selectie van de contour (wanneer er<br />

meerdere contouren aanwezig zijn)<br />

■ Verschuiving: waarde voor de verschuiving van<br />

het werkstuknulpunt<br />

■ Spiegeling: contouren worden gespiegeld/niet<br />

gespiegeld<br />

Menugroep „Debug“<br />

Wanneer u gebruik maakt van variabelen voor de<br />

bewerking van het werkstuk, kunt u met de „debugfuncties“<br />

de variabelen weergeven en wijzigen (zie<br />

„5.8 NC-programma-afloop controleren.<br />

206<br />

5 Grafische simulatie


5.5 Bewegingssimulatie<br />

De bewegingssimulatie toont het onbewerkte<br />

werkstuk als „gevuld vlak“ en „verspaant“ het<br />

tijdens de simulatie (veeggrafiek). De gereedschappen<br />

verplaatsen zich met de geprogrammeerde<br />

voedingssnelheid („real-time“).<br />

U kunt de bewegingssimulatie op elk gewenst<br />

moment, ook binnen een NC-regel, stoppen. De<br />

weergave onder het simulatievenster toont de<br />

eindpositie van de actuele verplaatsing.<br />

Als er behalve het rotatievenster nog andere<br />

simulatievensters zijn ingeschakeld, wordt in de<br />

hulpvensters een „lijngrafiek“ weergegeven.<br />

Bewaking van veiligheidszone en eindschakelaars<br />

Aanvullen op de instelling bij simulatie wordt de<br />

veiligheidszonebewaking in machineparameter 205, ...<br />

ingeschakeld („bewaking aan/uit“). De maten van de<br />

veiligheidszone worden tijdens instelbedrijf<br />

(bedrijfsmode handbediening) ingesteld. De maten<br />

worden in de machineparameters 1116, ... beheerd.<br />

Visuele eindschakelaarbewaking<br />

Afhankelijk van de instelling „Eindschakelaarweergave<br />

voor slede x“ (dialoogbox „Slede instellingen“) toont<br />

de bewegingssimulatie de posities van de softwareeindschakelaars<br />

ten opzichte van de gereedschapspunt<br />

(rode rechthoek). Dit vereenvoudigt de controle van<br />

de verplaatsingen in de buurt van werkbereikgrenzen.<br />

De visuele eindschakelaarbewaking is onafhankelijk<br />

van de bewaking van de veiligheidszone en<br />

eindschakelaars.<br />

terug naar het hoofdmenu<br />

Menu-items voor de besturing van de simulatie<br />

■ Nieuw: simuleert de bewerking opnieuw (met<br />

programmawijzigingen wordt rekening gehouden)<br />

■ Verder: simuleert de volgende NC-bronregel of<br />

basisregel<br />

■ Stop: stopt de simulatie. U kunt de instellingen<br />

wijzigen of de „contour corrigeren“.<br />

Menugroep „Instell(ingen) – ...“:<br />

■ „... – venster“:<br />

„... – contourselectie“:<br />

„... – statusregel“:<br />

zie „5.2 Hoofdmenu“<br />

■ „... – slede“: zie „5.2 Hoofdmenu“.<br />

Bij de bewegingssimulatie kunt u bovendien<br />

„Eindschakelaarweergave voor slede x“ activeren.<br />

De simulatie toont de eindschakelaarmaten ten opzichte<br />

van de gereedschapspunt. Daarom worden de<br />

eindschakelaarmaten bij een gereedschapswissel opnieuw<br />

gepositioneerd.<br />

■ „... – waarschuwingen“: zie „5.1.2 Bedieningsinstructies“<br />

■ „... – tijden“: zie „5.9 Tijdberekening“<br />

■ „... – beveiligingszone – ...“: zie „5.4 Bewerkingssimulatie“<br />

Menugroep „Debug“<br />

Als u gebruik maakt van variabelen voor de werkstukbewerking, kunt<br />

u met de „debug-functies“ de variabelen weergeven en wijzigen (zie<br />

„5.8 NC-programma-afloop controleren“).<br />

Menugroep „Contour“:<br />

■ „Contour – Dimensionering“: zie „5.3.2 Dimensionering“<br />

■ „Contour – 3D-weergave“: zie „5.7 3D-weergave“<br />

Verplaatsingssnelheid beïnvloeden (via het menu)<br />

■ „–“: vermindert de verplaatsingssnelheid.<br />

■ „>|


5.6 Loep<br />

5.6 Loep<br />

Met de „loep“ vergroot/verkleint u de afbeelding en<br />

selecteert u het detail van de afbeelding.<br />

Instellen van loep met toetsenbord<br />

Voorwaarde: simulatie in „Stop-status“<br />

208<br />

Bij het oproepen van de „loep„<br />

verschijnt een „rode rechthoek“ om het<br />

detail van de afbeelding te selecteren.<br />

Bij meerdere simulatievensters:<br />

venster instellen<br />

Detail van afbeelding:<br />

■ vergroten: „PgDn“<br />

■ verkleinen: „PgUp“<br />

■ verschuiven: cursortoetsen<br />

Instellen van loep met touchpad<br />

Voorwaarde: simulatie in „Stop-status“<br />

Positioneer de cursor op een hoek van het detail<br />

van de afbeelding<br />

terwijl u de linkermuisknop ingedrukt houdt, naar de<br />

tegenoverliggende hoek van het detail van de<br />

afbeelding slepen<br />

Rechtermuistoets: terug baar standaardgrootte<br />

Standaardinstellingen: zie softkey-tabel<br />

Loep verlaten<br />

Na een sterke vergroting kunt u „Werkstuk<br />

maximaal“ of „Werkruimte“ instellen, om vervolgens<br />

een nieuw detail van de afbeelding te selecteren.<br />

Softkeys<br />

Hiermee worden de laatste vergrotingen/instellingen<br />

opgeheven en wordt de laatste instelling „Werkstuk<br />

maximaal“ of „Werkbereik“ getoond.<br />

Hiermee wordt de laatste vergroting/instelling<br />

opgeheven. U kunt de „Laatste loep“ meerdere keren<br />

gebruiken.<br />

Schakelt de loepfunctie naar het volgende<br />

simulatievenster.<br />

Geeft het werkstuk zo groot mogelijk weer.<br />

Geeft het werkbereik, inclusief werkstukwisselpositie,<br />

weer.<br />

„Afmetingen“ van het simulatievenster en positie van<br />

het werkstuknulpunt instellen. Bij meerdere vensters<br />

moet de instelling voor elk venster apart geschieden. De<br />

instelling heeft betrekking op de contour van de<br />

geselecteerde slede.<br />

5 Grafische simulatie


5.7 3D-weergave<br />

In de 3D-weergave toont de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> het werkstuk<br />

overeenkomstig de gesimuleerde productietoestand.<br />

Als u de 3D-weergave vanuit de contoursimulatie<br />

oproepen, wordt het bewerkte werkstuk getoond.<br />

Oproep: menu-item „3D-weergave“<br />

3D-weergave verlaten<br />

Beïnvloeding van de weergave:<br />

■ via de softkey schakelt u heen en weer tussen<br />

„volume- en rasterweergave“<br />

■ vergroten: softkey of „PgDn“<br />

■ verkleinen: softkey of „PgUp“<br />

■ roteren: cursortoetsen, plus- und min-toets<br />

■ softkey „Standaard 3D-weergave“ toont het<br />

werkstuk in standaardgrootte en standaardpositie<br />

Bij de 3D-weergave wordt rekening<br />

gehouden met de bij de draaibewerking<br />

gemaakte contouren – geen C- of Yasbewerkingen.<br />

Softkeys<br />

Weergave als „volumemodel“ in de<br />

normale weergave (niet gedraaid, niet<br />

vergroot/verkleind)<br />

Weergave als „rastermodel“<br />

Weergave vergroten<br />

Weergave verkleinen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 209<br />

5.7 3D-weergave


5.8 NC-programma-afloop controleren<br />

5.8 NC-programma-afloop<br />

controleren<br />

Bij ingewikkelde NC-programma's met<br />

programmasprongen, variabelenberekeningen,<br />

wisselcodes etc. kunnen de ingevoerde gegevens en<br />

de wisselcodeds worden gesimuleerd, en op die<br />

manier dus alle programmasprongen worden getest.<br />

Menugroep „Debug“:<br />

■ „Debug – Startregel instellen“<br />

„Debug – Startregel wissen“<br />

„Debug – Startregel weergeven“<br />

Wanneer een „startregel“ is vastgelegd, wordt het<br />

NC-programma tot deze regel vertaald, zonder dat<br />

de verplaatsingen worden getoond. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

stopt – met „Verder“ wordt de simulatie voortgezet.<br />

■ „Debug – Variabelen/bronregel“<br />

Onder het simulatievenster wordt bij de<br />

stanaardinstelling de NC-bronregel getoond. Met<br />

„Variabelen/bronregel“ schakelt u heen en weer<br />

tussen de weergave van vier „geselecteerde<br />

variabelen“ en de weergave van de NC-bronregel.<br />

■ „Debug – Variabelen tonen – ...“<br />

■ „... – Alle #-variabelen“<br />

De variabelen worden in een dialoogbox getoond.<br />

Met „pijl omhoog/omlaag“ en „PgDn/PgUp“ de<br />

gewenste variabelen weergeven.<br />

Als alleen het variabelennummer wordt getoond,<br />

wordt hiervan geen gebruik gemaakt.<br />

■ „... – Alle V-variabelen“<br />

De variabelengroep selecteren en het „eerste<br />

variabelennummer“ definiëren (dialoogbox „Vweergave“)<br />

De variabelen worden in een dialoogbox<br />

weergegeven.<br />

Met „pijl omhoog/omlaag“ en „PgDn/PgUp“ de<br />

gewenste variabelen weergeven.<br />

■ „... – Weergave instellen“<br />

Variabelentype en -nummer instellen<br />

De variabelen worden weergegeven (afwisselend<br />

met „NC-bronregel“).<br />

■ „... – Weergave terugzetten<br />

De variabelen worden niet meer weergegeven.<br />

210<br />

De variabelen en wisselcodes worden gesimuleerd. Dat<br />

betekent dat dit niet van invloed is op de bij automatisch<br />

bedrijf en handbediening gebruikte variabelen en<br />

wisselcodes.<br />

Variabelengroepen<br />

Keuze Weergave Betekenis<br />

# Variabelen # .. #-variabelen<br />

V-variable KV .. V-variabelen<br />

Gereedschapscorrectie X, ... KD X, ...<br />

Gereedschapscorrecties<br />

Machinematen X, ... KM X, ... Machinematen<br />

Gereedschapsmaten Mx, ...KTM X, ... Gereedschapsmaten<br />

Wisselcodes – Wisselcodes van<br />

gereedschapsstandtijdbeheer<br />

en zoeken naar startregel<br />

Wisselcodes – Wisselcodes<br />

5 Grafische simulatie


■ „Debug – Variabelen wijzigen – ...“<br />

■ „... – V-variabelen wijzigen“<br />

Variabelentype en -nummer instellen<br />

„Waarde“ of „wisselcode“ ingeven<br />

„Status“ definiëren:<br />

– Niet gedefinieerd: aan de variabele is geen<br />

waarde/wisselcode toegewezen. Dit komt overeen<br />

met de toestand na een NC-programmastart. Bij de<br />

simulatie van een NC-regel met deze variabele<br />

wordt u gevraagd de waarde/wisselcode in te<br />

voeren.<br />

– Gedefinieerd: bij de simulatie van een NC-regel<br />

met deze variabele wordt van de ingegeven<br />

waarde/wisselcode uitgegaan.<br />

– Opvragen: bij de simulatie van een NC-regel met<br />

deze variabele wordt de variabele/wisselcode<br />

opgevraagd.<br />

■ „... – alle xx-variabelen/wisselcodes wissen“<br />

Wanneer variabelen de „status gedefinieerd“<br />

hebben, wist u de status van de desbetreffende<br />

variabelengroep/wisselcodes.<br />

„xx“ staat voor:<br />

■ V-var.: V-variabelen<br />

■ D-var.: gereedschapscorrecties<br />

■ E-var.: wisselcodes en externe gebeurtenissen<br />

■ M-var.: machinematen<br />

■ T-var.: gereedschapsmaten<br />

■ „Debug – V-variabelenweergave“<br />

Stelt de in de „V-variabelenweergave“<br />

(programmakop) gedefinieerde variabelen voor<br />

bewerking beschikbaar. Als „Terugzetten“ wordt<br />

geselecteerd, worden de „vooraf ingestelde<br />

waarden“ overgenomen.<br />

Voorwaarde: de „V-variabelenweergave“ is<br />

gedefinieerdt.<br />

■ „Debug – Uitvoervenster – ...“<br />

■ „... – Venster activeren“<br />

■ „... – Venster uitschakelen“<br />

Als het NC-programma gegevens uitvoert, moet u<br />

instellen of het uitvoervenster moet worden<br />

weergegeven of onderdrukt.<br />

■ „... – # – Uitvoer tonen“<br />

■ „... – V – Uitvoer tonen“<br />

Als de gegevensuitvoer en de #-en V-variabelen<br />

elkaar overlappen, haalt u dan met deze menuitems<br />

de gewenste weergave naar voren.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 211<br />

5.8 NC-programma controleren


5.9 Tijdberekening<br />

5.9 Tijdberekening<br />

Tijdens de simulatie van de bewerking of beweging<br />

berekent de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de hoofd- en bijkomende<br />

tijden.<br />

Oproep: menu-item „Instell(ingen) – Tijden“<br />

Tijdberekening verlaten<br />

De tabel „Tijdberekening“ toont de hoofd-, bijkomende<br />

en totaaltijden (groen: hoofdtijden; geel: bijkomende<br />

tijden). Elke regel betekent dat er een nieuw<br />

gereedschap wordt ingezet (de T-oproep is<br />

maatgevend).<br />

Wanneer meer tijden zijn ingevoerd dan op de regels<br />

van een beeldschermpagina kunnen worden getoond,<br />

kunt u met de cursortoetsen en „PgDn/PgUp“ meer<br />

tijdinformatie oproepen.<br />

212<br />

Schakeltijden waarmee tijdens de<br />

tijdberekening rekening wordt gehouden,<br />

kunt u in regelparameters 20, 21 instellen.<br />

Softkeys<br />

naar de volgende slede omschakelen<br />

tabel „tijdberekening“ afdrukken<br />

(zie „regelparameter 40“).<br />

„Synchroonpuntanalyse“ oproepen<br />

5 Grafische simulatie


5.10 Synchroonpuntanalyse<br />

Als de verspaning met meerdere sledes wordt<br />

uitgevoerd, coördineert u de bewerking met<br />

„synchroonpunten“.<br />

De „synchroonpuntanalyse“ toont de onderlinge<br />

samenhang tussen de sledes. In de grafische weergave<br />

worden de gereedschapswissel, synchroonpunten en<br />

wachttijden getoond. De aanvullende „synchroonpuntinformatie“<br />

biedt informatie over het geselecteerde<br />

punt (pijl onder het balkdiagram).<br />

Oproep: de „synchroonpuntanalyse“ is<br />

een subfunctie van de „tijdberekening“.<br />

Synchroonpunten selecteren:<br />

■ van slede verwisselen: via softkey of „pijl omhoog/<br />

omlaag“<br />

■ volgende/voorafgaande synchroonpunt: „pijl naar<br />

links/rechts“<br />

Synchroonpunt-informatie:<br />

■ NC-programma/subprogramma<br />

■ actief gereedschap<br />

■ de voor het geselecteerde synchroonpunt relevante<br />

NC-regel<br />

■ „tw“: wachttijd bij dit synchroonpunt<br />

■ „tg“: berekende uitvoeringstijd vanaf<br />

programmastart<br />

Terug naar „tijdberekening“: softkey opnieuw<br />

indrukken:<br />

Terug naar „simulatie“<br />

Softkeys<br />

naar de volgende slede omschakelen<br />

terug naar „tijdberekening“<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 213<br />

5.10 Synchroonpuntanalyse


TURN PLUS<br />

6


6.1 De bedrijfsmode TURN PLUS<br />

6.1 De bedrijfsmode<br />

TURN PLUS<br />

In TURN PLUS wordt de contour van het onbewerkte<br />

en bewerkte werkstuk grafisch interactief beschreven.<br />

Vervolgens laat u het werkschema automatisch<br />

maken – of u genereert het interactief. Het resultaat<br />

is een gestructureerd DIN PLUS-programma met<br />

commentaar.<br />

TURN PLUS omvat:<br />

■ het grafisch interactief maken van contouren<br />

■ het instellen (gereedschap opspannen)<br />

■ het interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

■ het automatisch genereren van werkschema's<br />

(AAG)<br />

voor<br />

■ de draaibewerking<br />

■ boor- en freesbewerking met de C-as<br />

■ boor- en freesbewerking met de Y-as<br />

■ de complete bewerking<br />

TURN PLUS-concept<br />

De werkstukbeschrijving (onbewerkt en bewerkt<br />

werkstuk, te boren en te frezen contouren) dient als<br />

basis voor het genereren van werkschema's. De<br />

snijkantbegrenzingen worden bij het opspannen van<br />

het werkstuk bepaald. Voor de gereedschapskeuze<br />

biedt TURN PLUS de volgende strategieën:<br />

■ automatische keuze uit de gereedschaps-database<br />

■ toepassing van de actuele revolverbezetting<br />

■ eigen revolverbezettingen van de TURN PLUS<br />

De snijwaarden worden uit de technologie-database<br />

gehaald.<br />

TURN PLUS maakt een werkschema, waarbij rekening<br />

wordt gehouden met technologische attributen (bijv.<br />

overmaten, toleranties, oppervlakteruwheid, etc.)<br />

Iedere invoer en iedere gegenereerde bewerkingsstap<br />

wordt weergegeven en kan direct worden gecorrigeerd.<br />

Door correctie van het onbewerkte werkstuk<br />

optimaliseert TURN PLUS de benaderingsbanen en<br />

worden „lege snedes“ en botsingen tussen werkstuk en<br />

snijkant van het gereedschap voorkomen. De strategie<br />

voor het genereren is in de „bewerkingsvolgorde“ en<br />

in de „bewerkingsarameters“ vastgelegd. Zo kunt u<br />

TURN PLUS aan uw eigen behoeften aanpassen.<br />

U kunt ook deelresultaten gebruiken en deze met<br />

DIN PLUS verder bewerken (voorbeeld: contour met<br />

TURN PLUS vastleggen en de bewerking in DIN PLUS<br />

programmeren). Als alternatief kunt u het door<br />

TURN PLUS gemaakte DIN PLUS-programma<br />

optimaliseren.<br />

216<br />

Bedieningsinstructies<br />

In de „statusregel“ (boven de softkey-balk) staat informatie over de<br />

mogelijke bedieningsstappen.<br />

TURN PLUS maakt gebruik van een uit meerdere stappen opgebouwde<br />

menustructuur. Met de ESC-toets gaat u één menustap terug.<br />

Deze beschrijving is gebaseerd op de bediening via het menu, via<br />

softkeys en via het touchpad. U kunt echter de van eerdere <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong>-versies bekende bediening zonder softkeys en touchpad blijven<br />

gebruiken.<br />

Als er meerdere vensters (aanzichten) op het beeldscherm worden<br />

getoond, wordt het „actieve venster“ met een groen kader<br />

aangegeven. Met „PgDn/PgUp“ verandert u van venster. Met de<br />

toets „.“ wordt het actieve venster in volledige beeldschermgrootte<br />

getoond. Als u nogmaals op „.“ drukt, gaat u terug naar de weergave<br />

van „meerdere vensters“.<br />

Bij „Configuratie“ kunt u meerdere weergave- en invoervarianten<br />

instellen (zie „6.15 Configuratie“).<br />

Bij het genereren van werkschema's door TURN PLUS wordt<br />

gebruik gemaakt van de gegevens uit de gereedschaps-,<br />

spanmiddel- en technologie-database. Zorg voor actuele en<br />

juiste beschrijvingen van de bedrijfsmiddelen.<br />

6 TURN PLUS


6.2 Programmabeheer<br />

6.2.1 TURN PLUS-bestanden<br />

TURN PLUS heeft directory's voor:<br />

■ complete programma's (beschrijving van<br />

onbewerkte/bewerkte werkstukken en werkschema)<br />

■ werkstukbeschrijvingen (onbewerkte/bewerkte<br />

werkstukken)<br />

■ beschrijvingen van onbewerkte werkstukken<br />

■ beschrijvingen van bewerkte werkstukken<br />

■ afzonderlijke aaneengesloten contouren<br />

■ eigen revolverbezettingen van de TURN PLUS<br />

(siehe „6.11.2 Gereedschapstabel instellen“)<br />

U kunt deze structuur voor uw eigen organisatie<br />

gebruiken. Voorbeeld: met een werkstukbeschrijving<br />

kunt u verschillende werkschema's maken.<br />

Menugroep „Programma(beheer)“:<br />

■ Laden<br />

Selecteer programmagroep (compleet, werkstuk,<br />

onbewerkt werkstuk, bewerkt werkstuk of<br />

aaneengesloten contour)<br />

Selecteer bestand<br />

■ Nieuw – hiermee wordt een nieuw TURN PLUSprogramma<br />

gemaakt<br />

Voer de naam van het programma in en leg het<br />

materiaal vast<br />

Activeer „Programmakop bewerken“<br />

Leg na afsluiten van „Programmakop bewerken“<br />

het onbewerkte en bewerkte werkstuk vast en<br />

maak het werkschema<br />

■ Wissen<br />

Selecteer programmagroep (compleet, werkstuk,<br />

onbewerkt werkstuk, bewerkt werkstuk of<br />

aaneengesloten contour)<br />

Selecteer en wis het bestand<br />

■ Opslaan – hiermee wordt het gemaakte<br />

programma opgeslagen<br />

Selecteer de programmagroep (compleet,<br />

werkstuk, bewerkt werkstuk, onbewerkt werkstuk,<br />

aaneengesloten contour of NC-programma) – bij<br />

„compleet“ wordt ook het NC-programma<br />

opgeslagen<br />

Geef de naam van het programma in en<br />

controleer deze<br />

Klik op „OK“ – het bestand wordt opgeslagen<br />

Softkeys<br />

Omschakeling naar de bedrijfsmode DIN PLUS<br />

Omschakelen naar bedrijfsmode Simulatie<br />

Loep activeren (zie: „6.14 Controlegrafiek“<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 217<br />

6.2 Programmabeheer


6.2 Programmabeheer<br />

6.2.2 Programmakop<br />

In de PROGRAMMAKOP staat:<br />

■ Grondstof – voor de bepaling van de snijwaarden<br />

■ Toewijzing spil – slede 1e opspanning<br />

■ Toewijzing spil – slede 2e opspanning<br />

Geef bij complete bewerking de spil/slede aan<br />

waarmee de opspanning wordt bewerkt.<br />

■ Toerentalbegrenzing:<br />

■ geen invoer: SMAX is de toerentalbegrenzing<br />

■ invoer < SMAX: invoer is de toerentalbegrenzing<br />

■ invoer > SMAX: SMAX is de toerentalbegrenzing<br />

SMAX: zie bewerkingsparameter 2 (globale<br />

technologieparameter – toerentalbegrenzing).<br />

■ Knop „M-functies“: u kunt maximaal vijf Mfuncties<br />

vastleggen waarmee TURN PLUS bij het<br />

genereren van het NC-programma rekening houdt.<br />

■ Aan het „begin van de bewerking“<br />

■ Na een gereedschapswissel (T-commando)<br />

■ Aan het einde van de bewerking<br />

De velden<br />

■ inspandiameter<br />

■ uitspanlengte<br />

■ spandruk<br />

worden door TURN PLUS bij de functie „Instellen“<br />

bepaald en automatisch ingevoerd (zie „6.11.1<br />

Werkstuk opspannen“).<br />

De andere velden bevatten organisatorische<br />

informatie en instelinformatie die geen invloed heeft<br />

op de uitvoering van het programma.<br />

De informatie in de programmakop wordt in het DINprogramma<br />

met „#“ aangeduid.<br />

218<br />

6 TURN PLUS


6.3 Werkstukbeschrijving<br />

Informatie over contourinvoer<br />

U maakt een contour door achtereenvolgens de<br />

afzonderlijke contourelementen in te voeren.<br />

U kunt de contourelementen/contourpunten absoluut,<br />

incrementeel, cartesiaans of polair beschrijven.<br />

Meestal geeft u de gegevens in zoals ze in de<br />

tekening zijn gedimensioneerd.<br />

X-waarden moeten als diameter of radius worden<br />

ingegeven (zie „6.15 Configuratie“).<br />

TURN PLUS berekent ontbrekende coördinaten,<br />

snijpunten, middelpunten etc., voor zover dit<br />

rekenkundig mogelijk is. Wanneer er diverse<br />

oplossingen mogelijk zijn, kunt u de mathematisch<br />

uitvoerbare varianten bekijken en de door u gewenste<br />

oplossing selecteren.<br />

6.3.1 Invoer van de contour van het<br />

onbewerkte werkstuk<br />

■ Standaardvormen (staf, pijp): vastleggen met<br />

macro's voor onbewerkte werkstukken<br />

■ Ingewikkelde onbewerkte werkstukken:<br />

beschrijving conform bewerkt werkstuk<br />

■ Giet- of smeedstukken: worden uit het bewerkte<br />

werkstuk en de overmaat gegenereerd<br />

Invoer van contour van het onbewerkte werkstuk<br />

(standaardvorm)<br />

„Werkstuk – Onbewerkt werkstuk – Staf/pijp“ selecteren<br />

<<br />

Maten van het onbewerkte werkstuk invoeren<br />

<<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont het onbewerkte werkstuk<br />

<<br />

„ESC-toets“ – terug naar hoofdmenu<br />

Zie ook<br />

■ „6.4 Contouren onbewerkt werkstuk“<br />

■ „6. 9.1 Attributen van onbewerkt werkstuke“<br />

Contouren in DXF-formaat importeren<br />

Contouren die in DXF-formaat beschikbaar zijn, kunnen in de<br />

programmeerwerkstand TURN PLUS worden geïmporteerd (zie<br />

„6.8 DXF-contouren importeren“).<br />

DXF-contouren beschrijven:<br />

■ Onbewerkte werkstukken<br />

■ Eindproducten<br />

■ Aaneengesloten contouren<br />

■ Te frezen contouren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 219<br />

6.3 Werkstukbewerking


6.3 Werkstukbewerking<br />

6.3.2 Invoer van contour van bewerkt<br />

werkstuk<br />

De contour van het bewerkte werkstuk omvat:<br />

■ de te draaien contour, bestaande uit<br />

■ de basiscontour<br />

■ de vormelementen (afschuiningen, afrondingen,<br />

draaduitlopen, insteken, schroefdraad, centrische<br />

boringen)<br />

■ C-ascontouren<br />

De te draaien contouren (onbewerkt/bewerkt werkstuk)<br />

moeten gesloten zijn.<br />

Invoer van de basiscontour<br />

Invoer van de basiscontour<br />

„Werkstuk – Bewerkt werkstuk – Contour“<br />

selecteren<br />

<<br />

„Startpunt van de contour“ vastleggen<br />

<<br />

„Baan/boog“ selecteren<br />

<<br />

Basiscontour element voor element invoeren:<br />

Baan<br />

■ Richting aande hand van het menusymbool kiezen<br />

■ Baan beschrijven beschrijven<br />

Boog<br />

■ Rotatierichting aan de hand van het menusymbool<br />

kiezen<br />

■ Boog beschrijven<br />

■ Omschakelen tussen baan-/boogmenu: met<br />

softkey<br />

<<br />

Is de contour niet gesloten:<br />

■ 2 * ESC-Taste indrukken<br />

■ „Contour sluiten?“ – kies „Ja“<br />

Zie ook<br />

■ „6.5.1 Elementen van de basiscontour“<br />

■ „6.3.7 Hulpfuncties voor de elementinvoer“<br />

■ „6.9 Attributen toewijzen“<br />

220<br />

Beschrijf eerst de basiscontour en plaats er dan de<br />

vormelementen overheen.<br />

6 TURN PLUS


6.3.3 Vormelementen overlappen<br />

Vormelementen worden over de basiscontour heen<br />

geplaatst. Er blijven „op zichzelf staande“ elementen<br />

over die u kunt wijzigen of wissen. Indien nodig<br />

genereert TURN PLUS een speciale bewerking van de<br />

vormelementen.<br />

De positieselectie houdt rekening met het type<br />

vormelement:<br />

■ Afschuining: buitenhoeken<br />

■ Afronding: buiten- en binnenhoeken<br />

■ Draaduitloop: binnenhoek met haaks op elkaar<br />

staande asparallelle rechten<br />

■ Insteek: rechten<br />

■ Schroefdraad: rechten<br />

■ (Centrische) boring: middenas aan voor- of<br />

achterkant<br />

Vormelementen overlappen<br />

„Werkstuk – Bewerkt werkstuk – Vorm“ selecteren<br />

<<br />

Type van het vormelement selecteren (submenu „Vorm“)<br />

<<br />

Een vormelement selecteren<br />

Positie met softkey of touchpad kiezen<br />

Meerdere vormelementen selecteren<br />

Posities met softkey of touchpad kiezen<br />

<<br />

Parameters van het vormelement invoeren<br />

<<br />

TURN PLUS toont het/de vormelement(en).<br />

Zie ook<br />

■ „6.5.2 Vormelementen“<br />

■ „6.3.6 Bedieningsinstructies“<br />

Leg afschuiningen, afrondingen, draaduitlopen, etc vast als<br />

vormelementen. Dan kan bij het genereren van het<br />

werkschema rekening worden gehouden met speciale<br />

bewerkingen van deze vormelementen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 221<br />

6.3 Werkstukbewerking


6.3 Werkstukbewerking<br />

6.3.4 Aaneengesloten contour<br />

overlappen<br />

Vaak voorkomende aaneengesloten contouren<br />

maakt u eenmalig aan en integreert u eenmalig of<br />

als „reeks“ in de contour. Geïntegreerde<br />

aaneengesloten contouren maken deel uit van de<br />

contour.<br />

De aaneengesloten contouren<br />

(overlappingselementen)<br />

■ cirkelboog<br />

■ spie<br />

■ ponton<br />

zijn vooraf vastgelegd. Ingewikkelde contouren<br />

worden als een contour van een bewerkt werkstuk<br />

beschreven. Wanneer de aaneengesloten contour<br />

wordt opgeslagen, kan deze in verschillende<br />

programma's worden gebruikt.<br />

Overlappingselementen overlappen aanwezige<br />

lineaire of ronde contourelementen<br />

(hulpcontourelementen).<br />

Aaneengesloten contour integreren<br />

Aaneengesloten contour laden (indien nodig):<br />

Kies „Programma – Laden – Aaneengesloten<br />

contour“<br />

<<br />

Kies en laad bestand<br />

<<br />

Terug naar het hoofdmenu<br />

<<br />

Kies „Werkstuk – Bewerkt werkstuk – Vorm –<br />

Vormelement – ...“<br />

<<br />

Standaard-overlappingselement:<br />

Kies en beschrijf de overlappingscontour<br />

Aaneengesloten contour of laatste<br />

overlappingselement:Kies<br />

„... – Kontur“<br />

<<br />

Selecteer hulpcontourelement<br />

<<br />

Definieer de overlapping (dialoogbox „Lineaire/<br />

cirkelvormige overlapping“)<br />

<<br />

TURN PLUS toont de overlapping – u kunt deze<br />

accepteren (OK) of niet accepteren (afbreken).<br />

222<br />

<<br />

Aaneengesloten contour integreren (vervolg)<br />

Er zijn verschillende oplossingen mogelijk: kies oplossing<br />

<<br />

TURN PLUS integreert de overlappende contouren in de<br />

bestaande contour.<br />

Zie ook „6.5.3 Overlappingselementen“<br />

6 TURN PLUS


6.3.5 Invoer van de C-ascontouren<br />

Standaardvormen worden met Figuren, regelmatig<br />

gerangschikte figuren of boringen in lineaire of ronde<br />

patronen vastgelegd. Ingewikkelder contouren kunnen<br />

met de basiselementen baan en boog worden<br />

beschreven.<br />

Patroon<br />

■ Lineaire gatenpatronen (boorpatronen)<br />

■ Ronde gatenpatronen (boorpatronen)<br />

■ Lineaire figuurpatronen (te frezen contouren)<br />

■ Ronde figuurpatronen (te frezen contouren)<br />

■ Een afzonderlijke boring<br />

Figuren<br />

■ Cirkel (volledige cirkel)<br />

■ Rechthoek<br />

■ Veelhoek<br />

■ Lineaire sleuf<br />

■ Ronde sleuf<br />

De patronen en figuren positioneert u<br />

■ aan de voorkant (C-asbewerking)<br />

■ op het mantelvlak (C-asbewerking)<br />

■ aan de achterkant (C-asbewerking)<br />

Referentievlak instellen/selecteren<br />

Het referentievlak (het geselecteerde venster) is met<br />

een gekleurd kader gemarkeerd. TURN PLUS relateert<br />

alle activiteiten aan dit venster.<br />

Nog een referentievlak (venster) activeren:<br />

1 Vensterconfiguratie instellen<br />

„Configuratie – Wijzigen – Aanzichten“ (hoofdmenu)<br />

kiezen<br />

Venster markeren (dialoogbox „Vensterconfiguratie“)<br />

Terug naar het hoofdmenu<br />

„Werkstuk – onbewerkt werkstuk“ selecteren<br />

Venster selecteren: „PgDn/PgUp“<br />

2e venster (referentievlak) kiezen<br />

Het venster „Te draaien contour“ selecteren<br />

Patroon/figuur (submenu „Patronen/figuren“) kiezen<br />

TURN PLUS opent de dialoogbox „Invoervlak<br />

kiezen“ – referentievlak kiezen<br />

Keuze bij meer vensters: „PgDn/PgUp“<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

■ Beschrijf de te draaien contour volledig voordat u de<br />

contouren voor de C-/Y-asbewerking vastlegt.<br />

■ Kies het referentievlak (voorkant, mantelvlak, etc.)<br />

voordat u contouren voor de C-/Y-as vastlegt.<br />

Zie ook<br />

■ „6.6.1 Contouren aan voor- en achterkant“<br />

■ „6.6.2 Contouren op mantelvlak“<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 223<br />

6.3 Werkstukbewerking


6.3 Werkstukbewerking<br />

Figuren vastleggen<br />

„Werkstuk – Bewerkt werkstuk – Figuur“ selecteren<br />

<<br />

Figuurtype selecteren<br />

<<br />

Indien nodig: referentievlak (voorkant, mantelvlak, etc.) einstellen<br />

<<br />

„Bewerkingsvlak“ selecteren – „referentiemaat“ controleren/<br />

corrigeren<br />

<<br />

■ Positie ingeven<br />

■ Op knop „Figuur“ klikken en figuur vastleggen<br />

<<br />

Invoer controleren – op „OK“ klikken<br />

Patroon/afzonderlijke boring vastleggen<br />

„Werkstuk – Bewerkt werkstuk – Patroon“ selecteren<br />

<<br />

Patroontype/afzonderlijke boring selecteren<br />

<<br />

Indien nodig: referentievlak (voorkant, mantelvlak, etc.) instellen<br />

<<br />

„Bewerkingsvlak“ selecteren – „referentiemaat“ controleren/<br />

corrigeren<br />

<<br />

Patroon<br />

■ Patroonposities en -gegevens invoeren<br />

■ Op knop „Boring/figuur“ klikken en boring/figuur vastleggen<br />

Afzonderlijke boring<br />

■ Positie ingeven<br />

■ Op knop „Boring“ klikken en boring vastleggen<br />

Invoer controleren – op „OK“ klikken<br />

224<br />

Contourdefinitie met basiselementen<br />

Indien nodig: referentievlak (voorkant, mantelvlak,<br />

etc.) instellen<br />

<<br />

„Werkstuk – Bewerkt werkstuk – Contour“ selecteren<br />

<<br />

„Bewerkingsvlak“ selecteren – „referentiemaat“<br />

controleren/corrigeren<br />

<<br />

„Startpunt van de contour“ vastleggen<br />

<<br />

C-/Y-contour element voor element beschrijven<br />

<<br />

Nadat de contour is voltooid: 2 * ESC-toets<br />

6 TURN PLUS


6.3.6 Bedieningsinstructies<br />

Softkeys<br />

Het type dimensionering, speciale functies, selecties<br />

etc. worden met softkeys ingesteld. De volgende<br />

tabellen alsmede het overzicht van de softkeys aan<br />

het einde van dit gebruikershandboek verklaren de<br />

betekenis van de softkeys.<br />

Selectie met het touchpad<br />

Houd bij het selecteren met het touchpad rekening<br />

met het volgende:<br />

■ Enkele selectie:<br />

Cursor op element, punt, etc. positioneren<br />

Op linkermuisknop klikken<br />

■ Meervoudige selectie:<br />

Meervoudige selectie met softkey inschakelen<br />

Cursor op element, punt, etc. positioneren<br />

Op linkermuisknop klikken<br />

Cursor op volgende element, punt, etc. positioneren<br />

etc.<br />

■ Selectie van gebied:<br />

Cursor op het eerste element positioneren<br />

Selectie van gebied met softkey inschakelen<br />

Cursor op het laatste element positioneren<br />

■ linkermuisknop: Selectie van gebied in de richting<br />

waarin de contour wordt beschreven<br />

■ rechtermuisknop: selectie van gebied tegen de<br />

richting in waarin de contour wordt beschreven<br />

Kleuren bij selectiepunten<br />

■ rood: door cursor gekozen, niet geselecteerd punt<br />

■ groen. geselecteerd punt<br />

■ blauw: door cursor gekozen, geselecteerd punt<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Meervoudige selectie met softkey<br />

„Werkstuk – Bewerkt werkstuk – Vorm“ selecteren<br />

<<br />

Type van het vormelement selecteren (submenu „Vorm“)<br />

<<br />

Cursor op „eerste positie“ plaatsen<br />

<<br />

Meervoudige selectie inschakelen<br />

<<br />

Selectiepunten na elkaar markeren:<br />

Cursor op „volgende positie“ plaatsen<br />

<<br />

Gekozen punt selecteren<br />

Selectie afsluiten – parameters van het vormelement<br />

invoeren<br />

Als alternatief kunt u alle punten selecteren en de selectie<br />

van de niet gewenste posities ongedaan maken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 225<br />

6.3 Werkstukbewerking


6.3 Werkstukbewerking<br />

6.3.7 Hulpfuncties voor de elementinvoer<br />

Menugroep „Wissen“<br />

■ Element/gedeelte wissen: wist de laatst ingegeven<br />

contourelementen.<br />

„Element/gedeelte“ selecteren<br />

TURN PLUS markeert het laatste element<br />

Met softkey het contourgedeelte selecteren en bevestigen – het<br />

contourgedeelte wordt gewist<br />

■ Onvolledig berekende elementen: wist direct alle onvolledig<br />

berekende contourelementen.<br />

■ Gedeelte: wist de complete contour.<br />

Menugroep „Nulpunt“<br />

■ Verschuiven: verschuift het nulpunt van het coördinatensysteem<br />

■ naar de ingegeven positie (absolute invoer)<br />

■ met de ingegeven waarde (incrementele invoer)<br />

■ Terugzetten: zet het nulpunt van het coördinatensysteem terug<br />

naar de oorspronkelijk geprogrammeerde positie.<br />

Menugroep „Dupliceren“<br />

■ Reeks – lineair: dupliceert het geselecteerde contourgedeelte en<br />

„koppelt“ dit n-keer aan de contour.<br />

„Reeks – lineair“ selecteren<br />

TURN PLUS markeert het laatste element<br />

Met softkey het contourgedeelte selecteren en bevestigen<br />

Dialoogbox „Reeks lineair in Reihe linear kopiêren“ invoeren<br />

TURN PLUS breidt de contour uit<br />

Parameters (dialoogbox „Reeks lineair kopiêren“)<br />

Q: aantal (het contourgedeelte wordt Q-maal gedupliceerd)<br />

226<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

6 TURN PLUS


■ Reeks – rond: dupliceert het geselecteerde contourgedeelte en<br />

„koppelt“ dit n-keer aan de contour.<br />

„Reeks – rond“ selecteren<br />

TURN PLUS markeert het laatste element<br />

Met softkey het contourgedeelte selecteren en bevestigen<br />

Dialoogbox „Reeks rond kopiëren“ invoeren<br />

TURN PLUS toont een „hartlijn“ als „rood vierkant“ – kies de<br />

„hartlijn“ met softkey en bevestig met softkey – TURN PLUS breidt<br />

de contour uit<br />

Parameters (dialoogbox „Reeks rond kopiëren“)<br />

Q: aantal (het contourgedeelte wordt Q-maal gedupliceerd)<br />

R: patroonradius<br />

Uitvoering van „Dupliceren – rond“<br />

■ Hartlijnen: TURN PLUS brengt met „radius“ een cirkel om het<br />

begin- en eindpunt van het contourgedeelte aan. Uit de snijpunten<br />

van de cirkels volgen de beide mogelijke hartlijnen.<br />

■ De draaiingshoek volgt uit de afstand tussen begin- en eindpunt<br />

van het contourgedeelte.<br />

■ Contour uitbreiden: TURN PLUS dupliceert het geselecteerde<br />

contourgedeelte, roteert het en „koppelt“ het aan de contour<br />

■ Spiegelen: spiegelt het geselecteerde contourgedeelte en<br />

„koppelt“ dit aan de contour.<br />

„Spiegelen“ selecteren<br />

TURN PLUS markeert het laatste element<br />

Met softkey het contourgedeelte selecteren en bevestigen<br />

Dialoogbox „Reeks rond kopiëren“ invoeren<br />

Op „OK“ klikken – TURN PLUS breidt de contour uit<br />

Parameters (dialoogbox „Duplicieren door spiegelen“)<br />

W: hoek van de spiegelas – referentie van de hoek: positieve Zas<br />

(de spiegelas loopt door het actuele eindpunt van de<br />

contour)<br />

Menu-item „Info“<br />

Opent/sluit het venster met de informatie over „onvolledig berekende<br />

geometrie-elementen“.<br />

■ Wanneer niet alle info-boxen in het venster staan: met „pijl omhoog/<br />

omlaag“ verplaatst u de cursor naar de volgende/vorige info-box.<br />

■ Met de „ALT-toets“ worden de parameters van het laatste<br />

onvolledig berekende element voor bewerking beschikbaar gesteld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 227<br />

6.3 Werkstukbewerking


6.4 Contouren onbewerkt werkstuk<br />

6.4 Contouren onbewerkt werkstuk<br />

Staf<br />

hiermee wordt de contour van een cilinder (klauwplaat of stafdeel)<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X: ■ diameter<br />

■ diameter van cirkel bij onbewerkt werkstuk met meer zijden<br />

Z: lengte van het onbewerkte werkstuk, inclusief overmaat in<br />

dwarsrichting<br />

K: overmaat in dwarsrichting (afstand werkstuknulpunt –<br />

rechter zijde)<br />

Pijp<br />

hiermee wordt de contour van een holle cilinder (pijpdeel) vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X: ■ diameter<br />

■ diameter van cirkel bij onbewerkt werkstuk met meer zijden<br />

I: binnendiameter<br />

Z: lengte van het onbewerkte werkstuk, inclusief overmaat in<br />

dwarsrichting<br />

K: overmaat in dwarsrichting (afstand werkstuknulpunt –<br />

rechter zijde)<br />

Gietstuk (of smeedstuk)<br />

Genereert het onbewerkte werkstuk uit een aanwezig bewerkt<br />

werkstuk<br />

Parameters<br />

Oppervlak: ■ Onbewerkt gietstuk<br />

■ Onbewerkt smeedstuk<br />

met boring ■ ja<br />

■ nee<br />

K: equidistante overmaat voor het complete werkstuk<br />

I: Afzonderlijke overmaat (voor afzonderlijke elementen of<br />

contourgedeeltes):<br />

228<br />

Voer eerst de „afzonderlijke overmaat“ in<br />

en kies dan het contourelement/<br />

contourgedeelte uit.<br />

6 TURN PLUS


6.5 Contour van bewerkt werkstuk<br />

6.5.1 Elementen van de basiscontour<br />

Parameters die TURN PLUS kent, worden niet opgevraagd – de<br />

invoervelden zijn geblokkeerd. Voorbeeld: bij horizontale en verticale<br />

banen verandert maar een van de coördinaten en de hoek is door de<br />

richting van het element vastgelegd.<br />

Het type dimensionering kunt u via de softkey instellen (zie tabel).<br />

Startpunt van de contour<br />

Met Contour wordt het startpunt vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X, Z: beginpunt van de contour<br />

P, α: beginpunt van de contour in poolcoördinaten (referentie hoek<br />

α: positieve Z-as)<br />

Softkeys „Dimensionering contourelementen“<br />

Polaire dimensionering van het eindpunt:<br />

hoek α<br />

Polaire dimensionering van het eindpunt:<br />

radius<br />

Polaire dimensionering van het<br />

middelpunt: hoek β<br />

Polaire dimensionering van het<br />

middelpunt: radius<br />

Hoek ten opzichte van het voorgaande<br />

element<br />

Hoek ten opzichte van het volgende<br />

element<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 229<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

Banen<br />

Kies de richting van de baan aan de hand van het menusymbool en<br />

dimensioneer de baan.<br />

Verticale of horizontale baan<br />

Baan met hoek<br />

230<br />

Richting van de baan kiezen<br />

Richting van de baan kiezen<br />

„Baan in willekeurige richting“ kiezen<br />

U bepaalt het eindpunt van de baan en legt de overgang naar het<br />

volgende contourelement vast.<br />

Parameters<br />

X, Z: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Xi, Zi: afstand tussen begin- en eindpunt<br />

P, α:: eindpunt in poolcoördinaten (referentie hoek α: positieve Z-as)<br />

W: hoek van de baan (referentie: zie helpscherm)<br />

WV: hoek ten opzichte van het voorgaande element<br />

WN: hoek ten opzichte van het volgende element<br />

WV, WN:<br />

■ de hoek gaat van het voorgaande/volgende element<br />

linksom naar het nieuwe element<br />

■ boog als voorgaand/volgend element: hoek ten opzichte<br />

van de raaklijn<br />

L: lengte van de baan<br />

tangentiaal/niet-tangentiaal: overgang naar het volgende<br />

contourelement vastleggen<br />

6 TURN PLUS


Bogen<br />

Kies de draairichting van de boog aan de hand van het menusymbool<br />

en dimensioneer de boog.<br />

Het type dimensionering kunt u via de softkey instellen (zie tabel).<br />

Bogen<br />

Rotatierichting van de boog kiezen<br />

Parameters eindpunt boog<br />

X, Z: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Xi, Zi: afstand tussen begin- en eindpunt<br />

P, α:: eindpunt in poolcoördinaten (referentie hoek α: positieve Z-as)<br />

Pi, αi: eindpunt polair, incrementeel (Pi: lineaire afstand tussen<br />

begin- en eindpunt; referentie αi: zie afbeelding)<br />

Parameters middelpunt boog<br />

I, K: middelpunt (XM radiusmaat)<br />

Ii, Ki: afstand tussen begin- en middelpunt<br />

PM, β: middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek β: positieve Zas)<br />

PMi, βi: middelpunt polair, incrementeel (PMi: lineaire afstand tussen<br />

begin- en middelpunt; referentie βi: hoek tussen denkbeeldige<br />

lijn in het beginpunt, parallel aan de Z-as en lijn beginpunt –<br />

middelpunt)<br />

Overige parameters<br />

R: radius van de boog<br />

tangentiaal/niet-tangentiaal: overgang naar het volgende<br />

contourelement vastleggen<br />

Parameters „hoek“<br />

WA: hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in het startpunt van de<br />

boog<br />

WE: hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in het eindpunt van de<br />

boog<br />

WV: hoek tussen voorgaand element en raaklijn in het startpunt<br />

van de boog<br />

WN: hoek tussen raaklijn in het eindpunt van de boog en volgend<br />

element<br />

WV, WN:<br />

■ de hoek gaat van het voorgaande/volgende element<br />

linksom naar het nieuwe element<br />

■ boog als voorgaand/volgend element: hoek ten opzichte<br />

van de raaklijn<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 231<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

6.5.2 Vormelementen<br />

Afschuining<br />

Parameters<br />

B: breedte afschuining<br />

Afronding<br />

Parameters<br />

B: afrondingsradius<br />

Draaduitloop vorm E<br />

Parameters<br />

K: draaduitlooplengte<br />

I: draaduitloopdiepte (radius)<br />

R: draaduitloopradius (in beide hoeken van de draaduitloop)<br />

W: inloophoek (draaduitloophoek)<br />

TURN PLUS doet, afhankelijk van de diameter, een voorstel voor de<br />

draaduitloopparameters (zie „ 1.1.2 Draaduitloopparameters DIN 509 E“).<br />

232<br />

6 TURN PLUS


Draaduitloop vorm F<br />

Parameters<br />

K: draaduitlooplengte<br />

I: draaduitloopdiepte (radius)<br />

R: draaduitloopradius (in beide hoeken van de draaduitloop)<br />

P: dwarsdiepte<br />

W: inloophoek (draaduitloophoek)<br />

A: uitloophoek (dwarshoek)<br />

TURN PLUS doet, afhankelijk van de diameter, een voorstel voor de<br />

draaduitloopparameters (zie „ 1.1.3 Draaduitloopparameters DIN 509 F“).<br />

Draaduitloop vorm G<br />

TURN PLUS doet een voorstel voor de parameters – U mag de<br />

waarden overschrijden. De voorgestelde waarden zijn gebaseerd op<br />

isometrische schroefdraad (DIN 13) die aan de hand van de diameter<br />

wordt bepaald.<br />

■ Parameters: zie „ 1.1.1 Draaduitloopparameters DIN 76“<br />

■ Spoed bepalen: zie „ 1.1.5 Spoed“<br />

Parameters<br />

F: spoed<br />

K: draaduitlooplengte (draaduitloopbreedte)<br />

I: draaduitloopdiepte (radius)<br />

R: draaduitloopradius (in beide hoeken van de draaduitloop) –<br />

default: R=0,6*I<br />

W: inloophoek (draaduitloophoek)<br />

Draaduitloop vorm H<br />

Parameters<br />

K: draaduitlooplengte<br />

R: draaduitloopradius<br />

W: insteekhoek<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 233<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

Draaduitloop vorm K<br />

Parameters<br />

I: draaduitloopdiepte<br />

R: draaduitloopradius<br />

W: openingshoek<br />

A: Inloophoek (hoek t.o.v. langsas) – default: 45°<br />

Draaduitloop vorm U<br />

Parameters<br />

K: draaduitlooplengte (draaduitloopbreedte)<br />

I: draaduitloopdiepte (radius)<br />

R: binnenradius (in beide hoeken van de insteek) – default: 0<br />

P: buitenradius/afschuining<br />

■ nee: geen afschuining/afronding<br />

■ afschuiningen: P = breedte van de afschuining<br />

■ afrondingen: P = radius van de afronding<br />

234<br />

6 TURN PLUS


Insteek algemeen<br />

Hiermee wordt een axiale of radiale insteek op een lineair referentieelement<br />

vastgelegd. De insteek wordt aan het geselecteerde<br />

referentie-element toegewezen.<br />

Parameters<br />

X/Z: referentiepunt<br />

K: insteekbreedte (zonder afschuining/afronding)<br />

I: insteekdiepte<br />

U: diameter/radius bodem van de insteek (bij insteken parallel<br />

aan de Z-as)<br />

A: insteekhoek (hoek tussen insteekflanken) –<br />


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

Vrijdraaiing (vorm FD)<br />

Hiermee wordt een axiale of radiale vrijdraaiing op een lineair<br />

referentie-element vastgelegd. De vrijdraaiing wordt aan het eerder<br />

geselecteerde referentie-element toegewezen.<br />

Parameters<br />

X/Z: referentiepunt<br />

K: insteekbreedte<br />

I: insteekdiepte<br />

U: diameter/radius bodem van de insteek (wanneer de bodem<br />

van de insteek parallel aan de Z-as loopt)<br />

A: insteekhoek ( 0° < A


Schroefdraad<br />

Hiermee worden de vermelde schroefdraadtypes vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Q: type schroefdraad<br />

■ Isometrisch schroefdraad met fijne spoed (DIN 13 Teil 2,<br />

Reihe 1)<br />

■ Isometrisch schroefdraad (DIN 13 Teil 1, Reihe 1)<br />

■ Isometrisch kegeldraad (DIN 158)<br />

■ Isometrisch kegeldraad met fijne spoed (DIN 158)<br />

■ Isometrisch trapeziumdraad (DIN 103 Teil 2, Reihe 1)<br />

■ Vlak metrisch trapeziumdraad (DIN 380 Teil 2, Reihe 1)<br />

■ Metrische zaagtanddraad (DIN 513 Teil 2, Reihe 1)<br />

■ Cilindrische ronde schroefdraad (DIN 405 Teil 1, Reihe 1)<br />

■ Cilindrische Whitworth-schroefdraad (DIN 11)<br />

■ Conische Whitworth-schroefdraad (DIN 2999)<br />

■ Whitworth-pijpschroefdraad (DIN 259)<br />

■ Niet-standaard draad<br />

■ UNC US-schroefdraad met grove spoed<br />

■ UNF US-schroefdraad met fijne spoed<br />

■ UNEF US-schroefrdraad met extra fijne spoed<br />

■ NPT US-conische pijpschroefdraad<br />

■ NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad<br />

■ NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met smeermiddel<br />

■ NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder smeermiddel<br />

V: draairichting<br />

■ rechtse schroefdraad<br />

■ linkse schroefdraad<br />

D: referentiepunt selecteren<br />

■ begin schroefdraade bij startpunt van het element<br />

■ begin schroefdraad bij eindpunt van het element<br />

F: ■ spoed<br />

■ aantal gangen per inch<br />

De spoed/het aantal gangen per inch moet bij „metrische<br />

schroefdraad met fijne spoed, conische schroefdraad (met<br />

fijne spoed), (vlak) trapeziumdraad en „niet-standaard<br />

schroefdraad“ worden getoond. Bij de andere schroefdraadtypes<br />

kan de parameter vervallen. De spoed wordt dan op basis<br />

van de diameter bepaald (zie „ 1.1.5 Spoed“).<br />

E: variabele spoed (vergroot/verkleint de spoed per omwenteling<br />

met E) – default: 0<br />

L: lengte van de sschroefdraad (inclusief uitlooplengte)<br />

K: uitlooplengte (bij schroefdraad zonder draaduitloop)<br />

I: Steek voor bepaling van het aantal gangen<br />

H: aantal gangen – default: 1<br />

A, W: flankhoek links/rechts – bij niet-standaard schroefdraad<br />

P: draaddiepte – bij niet-standaard schroefdraad<br />

R: draadbreedte – bij niet-standaard schroefdraad<br />

Softkeys „schroefdraad“<br />

Richting van de schroefdraad<br />

vastleggen<br />

In plaats van „spoed“ wordt „aantal<br />

gangen per inch“ ingevoerd<br />

■ Voer „I“ of „H“ in. Het volgende geldt:<br />

spoed/steek = aantal gangen.<br />

■ U kunt nog meer attributen aan de<br />

schroefdraad toewijzen (zie „6.9.6<br />

Bewerkingsattributen“).<br />

■ Maak gebruik van „niet-standaardschroefdraad“,<br />

wanneer u individuele<br />

parameters wilt toepassen.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

De schroefdraad wordt over de lengte van<br />

het referentie-element gemaakt. Bij<br />

bewerkingen zonder draaduitloop moet<br />

„uitlooplengte K“ worden geprogrammeerd,<br />

zodat de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de draadoverloop<br />

zonder botsingsgevaar kan uitvoeren.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 237<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

(Centrische) boring<br />

legt een afzonderlijke boring op de hartlijn (voor- of achterkant) vast.<br />

De „boring“ kan de volgende elementen bevatten:<br />

■ centrering<br />

■ cilindervormige boring<br />

■ verzinking<br />

■ schroefdraad<br />

Parameters centrering<br />

O: centreerdiameter<br />

Parameters cilindrische boring<br />

B: Boringdiameter<br />

P: boringdiepte (zonder boorpunt)<br />

W: boorpunthoek<br />

■ W=0°: de AAG genereert bij de boorcyclus een<br />

„voedingsreductie (V=1)“<br />

■ W>0°: boorpunthoek<br />

Passing: H6...H13 of „zonder passing“ (zie „6.16.6 Boren“)<br />

Parameters verzinking<br />

R: verzinkingsdiameter<br />

U: verzinkingsdiepte<br />

E: verzinkingshoek<br />

238<br />

6 TURN PLUS


Parameters schroefdraad<br />

I: nominale diameter<br />

J: draaddiepte<br />

K: draadaansnijding (uitlooplengte)<br />

F: spoed<br />

Draadtype: rechtse/linkse schroefdraad<br />

6.5.3 Overlappingselementen<br />

Oproep: menu-item „Vorm – Vormelement – ...“ (submenu „Bewerkt<br />

werkstuk“)<br />

■ Selecteer de aaneengesloten contouren cirkelboog, spie of ponton,<br />

leg het element vast en overlap het direct na het vastleggen.<br />

■ Bij het menu-item „Vorm – Vormelement – Contour“ overlapt TURN<br />

PLUS de aaneengesloten contour die het laatst is geladen. Deze is<br />

of een eerder geladen aaneengesloten contour (hoofdmenu:<br />

„Programma – Laden – Aaneengesloten contour“) of het<br />

overlappingselement dat het laatst is vastgelegd.<br />

Cirkelboog<br />

Referentiepunt is het cirkelmiddelpunt.<br />

Parameters<br />

XF, ZF: verschuiving van het referentiepunt<br />

R: radius van de cirkelboog<br />

A: openingshoek<br />

W: Rotatiehoek: de overlappende contour wordt met de<br />

„rotatiehoek“ geroteerd<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 239<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

Spie/afgeronde spie<br />

Referentiepunt: punt van de spie/middelpunt van de afronding<br />

Parameters<br />

XF, ZF: verschuiving van het referentiepunt<br />

R: ■ R>0: afrondingsradius<br />

■ R=0: geen afronding<br />

A: openingshoek<br />

LS: lengte van de spiezijden (overstaande elementdelen worden<br />

op de punten waar ze elkaar overlappen, afgebroken)<br />

W: Rotatiehoek: de overlappende contour wordt met de<br />

„rotatiehoek“ geroteerd<br />

Ponton<br />

Referentiepunt: midden van het basiselement<br />

Parameters<br />

XF, ZF: verschuiving van het referentiepunt<br />

R: ■ R>0: afrondingsradius<br />

■ R=0: geen afronding<br />

A: openingshoek<br />

LS: lengte van de pontonzijden (overstaande elementdelen worden<br />

op de punten waar ze elkaar overlappen, afgebroken)<br />

B: breedte van het basiselement<br />

W: Rotatiehoek: de overlappende contour wordt met de<br />

„rotatiehoek“ geroteerd<br />

Overlapping<br />

Afhankelijk van de vorm van het hulcontourpelement vindt het<br />

volgende plaats<br />

■ lineaire overlapping of<br />

■ cirkelvormige overlapping<br />

240<br />

De overlappingsposities kunnen van het<br />

hulpcontourelement afwijken.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Softkeys „Lineaire overlapping“<br />

Lengte (in plaats van eindpunt)<br />

aangeven<br />

Lengte (in plaats van eindpunt)<br />

aangeven<br />

Softkeys „Cirkelvormige overlapping“<br />

Eerste overlappingspositie via hoek<br />

vastleggen<br />

Laatste overlappingspositie via hoek<br />

vastleggen<br />

6 TURN PLUS


Parameters „Lineaire overlapping“<br />

X, Z: startpunt – positie van het eerste overlappingselement<br />

Positie: ■ Oorspronkelijke positie: voegt de overlappingscontour<br />

„origineel“ in de hulpcontour in (zie helpscherm „1.“).<br />

■ Normale positie: roteert de overlappingscontour met de<br />

stijgingshoek van het hulpcontourelement en voegt deze<br />

vervolgens in de hulpcontour in (zie helpscherm „2.“).<br />

Q: aantal overlappingselementen<br />

XE, ZE: eindpunt: – positie van het laatste overlappingselement<br />

XEi, ZEi: eindpunt incrementeel<br />

L: afstand tussen eerste en laatste overlappingspunt<br />

Li: afstand tussen de overlappingselementen<br />

α: hoek – default: hoek van het hulpcontourelement<br />

Parameters „cirkelvormige overlapping“<br />

X, Z: startpunt – positie van het eerste overlappingselement<br />

α: startpunt als hoek (referentie: een parallel aan de Z-as<br />

lopende lijn door het middelpunt van de geselecteerde boog)<br />

Positie: ■ Oorspronkelijke positie: voegt de overlappingscontour<br />

„origineel“ in de hulpcontour in (zie helpscherm „1.“).<br />

■ Normale positie: roteert de overlappingscontour met de<br />

hoek van het overlappingspunt en voegt deze vervolgens in<br />

de hulpcontour in (zie helpscherm „2.“).<br />

Q: aantal overlappingselementen<br />

β: eindpunt – positie van het laatste overlappingselement<br />

(referentie: een parallel aan de Z-as lopende lijn door het<br />

middelpunt van de geselecteerde boog)<br />

βe: hoek tussen het eerste en laatste overlappingselement<br />

βi: hoek tussen overlappingselementen<br />

De rotatierichting waarin de overlappingscontouren worden<br />

aangebracht, komt overeen met de rotatierichting van het<br />

hulpcontourelement.<br />

Het „referentiepunt“ van de overlappingscontour wordt op<br />

het „overlappingspunt“ gepositioneerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 241<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.6 C-ascontouren<br />

6.6 C-as-contouren<br />

6.6.1 Contouren aan voor- en achterkant<br />

Freesdiepte<br />

Bij figuren wordt „diepte P“ als parameter ingegeven. Wanneer te<br />

frezen contouren met afzonderlijke elementen worden beschreven,<br />

opent TURN PLUS, nadat de contourinvoer is beëindigd, de dialoogbox<br />

„Kamer/contour“ waarin naar „diepte P“ wordt gevraagd.<br />

Met „diepte P > 0“ wordt een „kamer“ vastgelegd.<br />

Positie van de contouren aan voor-/achterkant<br />

TURN PLUS neemt het geselecteerde „referentievlak“ over en stelt<br />

dit als „referentiemaat“ voor.<br />

Dialoogbox „Referentiegegevens“<br />

Z: referentiemaat<br />

Startpunt contour voor-/achterkant<br />

Met Contour wordt het startpunt vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK, YK: beginpunt van de contour in cartesiaanse coördinaten<br />

P, a: beginpunt van de contour in poolcoördinaten (referentie hoek<br />

a: positieve XK-as)<br />

242<br />

6 TURN PLUS


Baan contour voor-/achterkant<br />

Kies de richting van de baan aan de hand van het menusymbool en<br />

dimensioneer de baan.<br />

Parameters<br />

XK, YK: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

XKi, YKi: afstand tussen begin- en eindpunt<br />

P, α: eindpunt in poolcoördinaten (referentie hoek α: positieve XKas)<br />

W: hoek van de baan (referentie: zie helpscherm)<br />

WV: hoek ten opzichte van het voorgaande element<br />

WN: hoek ten opzichte van het volgende element<br />

WV, WN:<br />

■ de hoek gaat van het voorgaande/volgende element<br />

linksom naar het nieuwe element<br />

■ boog als voorgaand/volgend element: hoek ten opzichte<br />

van de raaklijn<br />

L: lengte van de baan<br />

tangentiaal/niet-tangentiaal: overgang naar het volgende<br />

contourelement vastleggen<br />

Cirkelboog contour voor-/achterkant<br />

Kies de rotatierichting van de boog aan de hand van het menusymbool<br />

en dimensioneer de boog.<br />

Parameters eindpunt boog<br />

XK, YK: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

XKi, YKi: afstand tussen begin- en eindpunt<br />

P, α: eindpunt in poolcoördinaten (referentie hoek a: positieve XK-as)<br />

Pi, αi: eindpunt polair, incrementeel (Pi: lineaire afstand tussen<br />

begin- en eindpunt; referentie ai: hoek tussen denkbeeldige<br />

lijn in het beginpunt, parallel aan de XK-as en lijn beginpunt –<br />

eindpunt)<br />

Parameters middelpunt boog<br />

I, J: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Ii, Ji: afstand tussen begin- en middelpunt in XK-, Y-richting<br />

β, PM: middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek b: positieve<br />

XK-as)<br />

βi, PMi: middelpunt polair, incrementeel (PMi: lineaire afstand tussen<br />

begin- en middelpunt; referentie bi: hoek tussen denkbeeldige<br />

lijn in het beginpunt, parallel aan de XK-as en lijn beginpunt –<br />

middelpunt)<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Het eindpunt mag niet het startpunt zijn<br />

(geen volledige cirkel).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 243<br />

6.6 C-ascontouren


6.6 C-ascontouren<br />

Overige parameters<br />

R: radius van de boog<br />

tangentiaal/niet-tangentiaal: overgang naar het volgende<br />

contourelement vastleggen<br />

Parameters „hoek“<br />

WA: hoek tussen positieve XK-as en raaklijn in het startpunt van<br />

de boog<br />

WE: hoek tussen positieve XK-as en raaklijn in het eindpunt van<br />

de boog<br />

WV: hoek tussen voorgaand element en raaklijn in het startpunt<br />

van de boog<br />

WN: hoek tussen raaklijn in het eindpunt van de boog en volgend<br />

element<br />

WV, WN:<br />

■ de hoek gaat van het voorgaande/volgende element<br />

linksom naar het nieuwe element<br />

■ boog als voorgaand/volgend element: hoek ten opzichte<br />

van de raaklijn<br />

Afzonderlijke boring<br />

Parameters „referentiepunt“<br />

XK, YK: boringsmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

α, PM: middelpunt van de boring in poolcoördinaten (referentie hoek<br />

α: positieve XK-as)<br />

De „boring“ kan de volgende elementen bevatten:<br />

■ centrering<br />

■ cilindervormige boring<br />

■ verzinking<br />

■ schroefdraad<br />

244<br />

6 TURN PLUS


Parameters centrering<br />

O: centreerdiameter<br />

Parameters cilindrische boring<br />

B: Boringdiameter<br />

P: boringdiepte (zonder boorpunt)<br />

W: boorpunthoek<br />

■ W=0°: de AAG genereert bij de boorcyclus een<br />

„voedingsreductie (V=1)“<br />

■ W>0°: boorpunthoek<br />

Passing: H6...H13 of „zonder passing“ (zie „6.16.6 Boren“)<br />

Parameters verzinking<br />

R: verzinkingsdiameter<br />

U: verzinkingsdiepte<br />

E: verzinkingshoek<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 245<br />

6.6 C-ascontouren


6.6 C-ascontouren<br />

Parameters „schroefdraad“<br />

I: nominale diameter<br />

J: draaddiepte<br />

K: draadaansnijding (uitlooplengte)<br />

F: spoed<br />

Draadtype: rechtse/linkse schroefdraad<br />

Cirkel (volledige cirkel)<br />

Parameters<br />

XK, YK: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

α, PM: middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek a: positieve<br />

XK-as)<br />

R/K: radius/diameter van de cirkel<br />

P: diepte van de figuur<br />

Rechthoek<br />

Parameters<br />

XK, YK: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

α, PM: middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek a: positieve<br />

XK-as)<br />

A: hoek langsas van rechthoek (referentie: XK-as)<br />

K: lengte van de rechthoek<br />

B: breedte van de rechthoek<br />

R: Afschuining/afronding<br />

■ afschuiningsbreedte<br />

■ afrondingsradius<br />

P: diepte van de figuur<br />

246<br />

6 TURN PLUS


Veelhoek<br />

Parameters<br />

XK, YK: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

α, PM: middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek a: positieve<br />

XK-as)<br />

A: hoek t.o.v. een zijde van de veelhoek (referentie: XK-as)<br />

Q: aantal hoeken (Q>=3)<br />

K: lengte van zijde<br />

SW: sleutelwijdte (diameter binnencirkel)<br />

R: Afschuining/afronding<br />

■ afschuiningsbreedte<br />

■ afrondingsradius<br />

P: diepte van de figuur<br />

Lineaire sleuf<br />

Parameters<br />

XK, YK: middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

α, PM: middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek a: positieve<br />

XK-as)<br />

A: hoek langsas van de sleuf (referentie: XK-as)<br />

K: sleuflengte<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte van de figuur<br />

Ronde sleuf<br />

Parameters<br />

XK, YK: krommingsmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

α, PM: krommingsmiddelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek α:<br />

positieve XK-as)<br />

A: starthoek (beginpunt) van de sleuf (referentie: XK-as)<br />

W: eindhoek (eindpunt) van de sleuf (referentie: XK-as)<br />

R: krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de sleuf)<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte van de figuur<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 247<br />

6.6 C-ascontouren


6.6 C-ascontouren<br />

Lineair gatenpatroon, lineair figuurpatroon<br />

Parameters<br />

XK, YK: beginpunt van het patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

α, P: beginpunt patroon in poolcoördinaten (referentie hoek<br />

α: positieve XK-as)<br />

Q: aantal figuren – default: 1<br />

I, J: eindpunt van het patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

Ii, Ji: afstand tussen twee figuren in XK-/YK-richting<br />

β: hoek langsas van het patroon (referentie: XK-as)<br />

L: totale lengte van het patroon<br />

Li: afstand tussen twee figuren (patroonafstand)<br />

Beschrijving van de boring/figuur<br />

Rond gatenpatroon, rond figuurpatroon<br />

Parameter<br />

XK, YK: middelpunt van patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

α, PM: middelpunt patroon in poolcoördinaten (referentie hoek α:<br />

positieve XK-as)<br />

Q: aantal figuren<br />

Oriëntatie:<br />

■ rechtsom<br />

■ linksom<br />

R/K: radius/diameter van de cirkel<br />

A, W: beginhoek, eindhoek – positie eerste/laatste figuur<br />

(referentie: XK-as) – Speciale gevallen:<br />

■ zonder A en W: opdeling volledige cirkel, beginnend bij<br />

0°<br />

■ zonder W: opdeling volledige cirkel<br />

Wi: hoek tussen twee figuren (het voorteken is niet van belang)<br />

Positie van de figuren:<br />

■ Normale positie: de basisfiguur wordt om het<br />

middelpunt van het patroon gedraaid (rotatie om het<br />

middelpunt van het patroon)<br />

■ Oorspronkelijke positie: de positie van de basisfiguur<br />

blijft gehandhaafd (translatie)<br />

Beschrijving van de boring/figuur<br />

248<br />

Softkeys „Type dimensionering“<br />

Lineair patroon: lengte aangeven<br />

Lineair patroon: hoek aangeven<br />

Bij patronen met ronde sleuven wordt het<br />

„krommingsmiddelpunt“ aan de<br />

patroonpositie toegevoegd (zie „4.5.8 Rond<br />

patroon met ronde sleuven“).<br />

6 TURN PLUS


6.6.2 Contouren van het mantelvlak<br />

Cartesiaanse of polaire dimensionering<br />

De „baanmaat CY“ is gerelateerd aan de manteluitslag bij<br />

„referentiediameter”.<br />

Freesdiepte<br />

Bij figuren wordt „diepte P“ als parameter ingegeven. Wanneer te<br />

frezen contouren met afzonderlijke elementen worden beschreven,<br />

opent TURN PLUS, nadat de contourinvoer is beëindigd, de dialoogbox<br />

„Kamer/contour“ waarin naar „diepte P“ wordt gevraagd.<br />

Met „diepte P“ > 0 wordt een „kamer“ vastgelegd.<br />

Positie van de contouren op het mantelvlak<br />

TURN PLUS neemt het geselecteerde „referentievlak“ over en stelt<br />

dit als „referentiediameter“ voor.<br />

Dialoogbox „Referentiegegevens“<br />

X: referentiediameter<br />

Startpunt mantelvlakcontour<br />

Met Contour wordt het startpunt vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z: beginpunt van de contour<br />

P: beginpunt van de contour – polair<br />

CY: beginpunt van de contour – hoek als „baanmaat“<br />

C: beginpunt van de contour – hoek<br />

Softkeys „Dimensionering mantelvlak“<br />

Polaire dimensionering<br />

Hoek of hoek als baanmaat<br />

Polaire dimensionering (parameter „P“):<br />

■ „P“ is gerelateerd aan het uitgeslagen<br />

mantelvlak.<br />

■ Kies een oplossing, als er twee<br />

oplossingen mogelijk zijn.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 249<br />

6.6 C-ascontouren


6.6 C-ascontouren<br />

Baan mantelvlakcontour<br />

Kies de richting van de baan aan de hand van het menusymbool en<br />

dimensioneer de baan.<br />

Parameters<br />

Z: eindpunt van de baan<br />

P: eindpunt van de baan – polair<br />

CY: eindpunt van de baan – hoek als „baanmaat“<br />

C: eindpunt van de baan – hoek<br />

W: hoek van de baan (referentie: zie helpscherm)<br />

WV: hoek ten opzichte van het voorgaande element<br />

WN: hoek ten opzichte van het volgende element<br />

WV, WN:<br />

■ de hoek gaat van het voorgaande/volgende element<br />

linksom naar het nieuwe element<br />

■ boog als voorgaand/volgend element: hoek ten opzichte<br />

van de raaklijn<br />

L: lengte van de baan<br />

tangentiaal/niet-tangentiaal: overgang naar het volgende<br />

contourelement vastleggen<br />

Cirkelboog mantelvlakcontour<br />

Kies de draairichting van de boog aan de hand van het menusymbool<br />

en dimensioneer de boog.<br />

Parameters eindpunt boog<br />

Z: eindpunt<br />

P: eindpunt – polair<br />

CY: eindpunt – hoek als „baanmaat“<br />

C: eindpunt – hoek<br />

Parameters middelpunt boog<br />

K: middelpunt<br />

CJ: middelpunt (hoek als „baanmaat“ – referentie: manteluitslag<br />

bij „referentiediameter”)<br />

PM: middelpunt, polair<br />

β: middelpunt (hoek)<br />

Overige parameters<br />

R: radius van de boog<br />

tangentiaal/niet-tangentiaal: overgang naar het volgende<br />

contourelement vastleggen<br />

250<br />

6 TURN PLUS


Parameters „Hoek“<br />

WA: hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in het startpunt van de<br />

boog<br />

WE: hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in het eindpunt van de<br />

boog<br />

WV: hoek tussen voorgaand element en raaklijn in het startpunt<br />

van de boog<br />

WN: hoek tussen raaklijn in het eindpunt van de boog en volgend<br />

element<br />

WV, WN:<br />

■ de hoek gaat van het voorgaande/volgende element<br />

linksom naar het nieuwe element<br />

■ boog als voorgaand/volgend element: hoek ten opzichte<br />

van de raaklijn<br />

Afzonderlijke boring<br />

Parameters „referentiepunt“<br />

Z: middelpunt van de boring<br />

CY: middelpunt van de boring - hoek als „baanmaat“<br />

C: middelpunt van de boring – hoek<br />

De „boring“ kan de volgende elementen bevatten:<br />

■ centrering<br />

■ cilindervormige boring<br />

■ verzinking<br />

■ schroefdraad<br />

Parameters centrering<br />

O: centreerdiameter<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 251<br />

6.6 C-ascontouren


6.6 C-ascontouren<br />

Parameters cilindrische boring<br />

B: Boringdiameter<br />

P: boordiepte (diepte van boring en kamerhoogte – zonder booren<br />

centreerpunt)<br />

W: boorpunthoek<br />

■ W=0°: de AAG genereert bij de boorcyclus een<br />

„voedingsreductie (V=1)“<br />

■ W>0°: boorpunthoek<br />

Passing: H6...H13 of „zonder passing“ (zie „6.16.6 Boren“)<br />

Parameters verzinking<br />

R: verzinkingsdiameter<br />

U: verzinkingsdiepte<br />

E: verzinkingshoek<br />

Parameters schroefdraad<br />

I: nominale diameter<br />

J: draaddiepte<br />

K: draadaansnijding (uitlooplengte)<br />

F: spoed<br />

Draadtype: rechtse/linkse schroefdraad<br />

252<br />

6 TURN PLUS


Cirkel (volledige cirkel)<br />

Parameters<br />

Z: middelpunt van de figuur<br />

CY: middelpunt van de figuur – hoek als „baanmaat“<br />

C: middelpunt van de figuur – hoek<br />

R: radius<br />

K: cirkeldiameter<br />

P: diepte van de figuur<br />

Rechthoek<br />

Parameters<br />

Z: middelpunt van de figuur<br />

CY: middelpunt van de figuur – hoek als „baanmaat“<br />

C: middelpunt van de figuur – hoek<br />

A: hoek langsas van rechthoek (referentie: Z-as)<br />

K: lengte van de rechthoek<br />

B: breedte van de rechthoek<br />

R: Afschuining/afronding<br />

■ afschuiningsbreedte<br />

■ afrondingsradius<br />

P: diepte van de figuur<br />

Veelhoek<br />

Parameters<br />

Z: middelpunt van de figuur<br />

CY: middelpunt van de figuur – hoek als „baanmaat“<br />

C: middelpunt van de figuur – hoek<br />

A: hoek t.o.v. een zijde van de veelhoek (referentie: Z-as)<br />

Q: aantal hoeken (Q>=3)<br />

K: lengte van zijde<br />

SW: sleutelwijdte (diameter binnencirkel)<br />

R: Afschuining/afronding<br />

■ afschuiningsbreedte<br />

■ afrondingsradius<br />

P: diepte van de figuur<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 253<br />

6.6 C-ascontouren


6.6 C-ascontouren<br />

Lineaire sleuf<br />

Parameters<br />

Z: middelpunt van de figuur<br />

CY: middelpunt van de figuur – hoek als „baanmaat“<br />

C: middelpunt van de figuur – hoek<br />

A: hoek langsas van de sleuf (referentie: Z-as)<br />

K: sleuflengte<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte van de figuur<br />

Ronde sleuf<br />

Parameters<br />

Z: middelpunt van de figuur<br />

CY: middelpunt van de figuur – hoek als „baanmaat“<br />

C: middelpunt van de figuur – hoek<br />

A: starthoek (beginpunt) van de sleuf (referentie: Z-as)<br />

W: eindhoek (eindpunt) van de sleuf (referentie: Z-as)<br />

R: krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de sleuf)<br />

B: sleufbreedte<br />

P: diepte van de figuur<br />

Lineair gatenpatroon, lineair figuurpatroon<br />

Parameters<br />

Z: beginpunt patroon<br />

CY: beginpunt patroon – hoek als „baanmaat“<br />

C: beginpunt patroon – hoek<br />

Q: aantal figuren<br />

K: eindpunt patroon<br />

Ki: afstand tussen de figuren (in Z-richting)<br />

CYE: eindpunt patroon – hoek als „baanmaat“<br />

CYi: afstand tussen de figuren – als „baanmaat“<br />

254<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

6 TURN PLUS


L: totale lengte van het patroon<br />

Li: afstand tussen de figuren (patroonafstand)<br />

β: hoek langsas van het patroon (referentie: Z-as)<br />

W: eindhoek<br />

Wi: afstand tussen de figuren als hoek (patroonafstand)<br />

Beschrijving van de boring/figuur<br />

Rond gatenpatroon, rond figuurpatroon<br />

Parameter<br />

Z: middelpunt patroon<br />

CY: middelpunt patroon – hoek als „baanmaat+<br />

C: middelpunt patroon – hoek<br />

Q: aantal figuren – default: 1<br />

Oriëntatie:<br />

■ rechtsom<br />

■ linksom<br />

R: patroonradius<br />

K: patroondiameter<br />

A, W: beginhoek, eindhoek – positie eerste/laatste figuur<br />

(referentie: Z-as) – Speciale gevallen:<br />

■ zonder A en W: opdeling volledige cirkel, beginnend bij<br />

0°<br />

■ zonder W: opdeling volledige cirkel<br />

Wi: hoek tussen twee figuren (het voorteken is niet van belang)<br />

Bij figuren (met uitzondering van de cirkel) legt u de „positie van de<br />

figuren“ in de figuurbeschrijving vast:<br />

■ normale positie (H=0): de basisfiguur wordt om het<br />

middelpunt van het patroon gedraaid (rotatie om het<br />

middelpunt van het patroon)<br />

■ oorspronkelijke positie (H=1): de positie van de<br />

basisfiguur blijft gehandhaafd (translatie)<br />

Beschrijving van de boring/figuur<br />

Als het „eindpunt“ niet wordt<br />

geprogrammeerd, worden de boringen/<br />

figuren gelijkmatig langs de omtrek<br />

verdeeld.<br />

Bij patronen met ronde sleuven wordt<br />

het „krommingsmiddelpunt“ aan de<br />

patroonpositie toegevoegd (zie „4.5.8<br />

Rond patroon met ronde sleuven“).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 255<br />

6.6 C-ascontouren


6.7 Contouren manipuleren<br />

6.7 Contouren manipuleren<br />

Let bij wijzigingen in contouren op het volgende:<br />

■ Als contourelementen worden gecombineerd met vormelementen,<br />

zijn getoonde of in te geven eindpunten gerelateerd aan het<br />

„theoretische eindpunt“. Bij wijigingen aan de contourelementen<br />

worden afschuiningen, afrondingen, schroefdraad en draaduitlopen<br />

automatisch op de nieuwe positie afgestemd.<br />

■ De volgorde en het begin-/eindpunt van een contourelement worden<br />

door de definitierichting bepaald.<br />

■ Na het trimmen, wissen of invoegen analyseert TURN PLUS of<br />

direct opeenvolgende elementen tot een baan/boog kunnen worden<br />

samengevat. De gewijzigde contour wordt gestandaardiseerd.<br />

6.7.1 Contour onbewerkt werkstuk wijzigen<br />

Een standaard onbewerkt werkstuk (staf, pijp) kunt u:<br />

■ wissen – menuvolgorde: „Werkstuk – Onbewerkt werkstuk –<br />

Manipuleren – Wissen – Contour“<br />

■ opsplitsen – menuvolgorde: „Werkstuk – Onbewerkt werkstuk –<br />

Manipuleren – Opsplitsen“<br />

Het standaard onbewerkte werkstuk wordt in afzonderlijke<br />

contourelementen onderverdeeld. Vervolgens kunnen de<br />

afzonderlijke elementen worden gemanipuleerd.<br />

Als er sprake is van een gietstuk of als het onbewerkte werkstuk<br />

met afzonderlijke elementen is vastgelegd, kan het als een bewerkt<br />

werkstuk worden gemanipuleerd.<br />

6.7.2 Trimmen<br />

Menugroep „Trimmen“:<br />

„Lente element“:<br />

Lengte van een lineair element wijzigen. Het startpunt van het<br />

contourelement blijft gehandhaafd.<br />

■ Gesloten contouren: het gemanipuleerde element wordt opnieuw<br />

berekend – de positie van het volgende element wordt aangepast.<br />

■ Open contouren: het gemanipuleerde element wordt opnieuw<br />

berekend – de volgende aaneengesloten contour wordt verschoven.<br />

Bediening<br />

Cursor op het te wijzigen contourelement plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“ klikken<br />

256<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Wanneer contouren voor C- of Yasbewerking<br />

zijn vastgelegd, kan de te<br />

draaien contour niet worden gewijzigd.<br />

Softkeys „Trimmen“<br />

Nieuwe lengte<br />

Nieuw eindpunt<br />

Nieuw eindpunt<br />

6 TURN PLUS


nieuwe lengte/eindpositie invoeren (dialoogbox „Baanlengte<br />

wijzigen“)<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

Parameters<br />

L/X/Z: ■ nieuwe lengte<br />

■ nieuwe eindpositie<br />

Opvolger:<br />

■ met hoekverandering naar volgend element<br />

■ zonder hoekverandering naar volgend element<br />

„Lengte contour“:<br />

Lengte van de contour wijzigen. U selecteert het te wijzigen element<br />

en een „compensatie-element“. Meestal een element van de<br />

buitencontour en een van de binnencontour.<br />

Bediening<br />

Cursor op het te wijzigen contourelement plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“ drukken<br />

ieuwe lengte of nieuwe eindpositie invoeren(dialoogbox „Baanlengte<br />

wijzigen“)<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

Parameters<br />

L/X/Z: ■ nieuwe lengte<br />

■ nieuwe eindpositie<br />

„Radius“:<br />

Radius van een boog wijzigen.<br />

Bediening<br />

Cursor op het te wijzigen contourelement plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“ klikken<br />

nieuwe radius invoeren (dialoogbox „Radius trimmen“)<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

Parameters<br />

R: radius<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 257<br />

6.7 Contouren manipuleren


6.7 Contouren manipuleren<br />

„Diameter“:<br />

Diameter van een horizontaal lineair element wijzigen. TURN PLUS<br />

berekent het gemanipuleerde element opnieuw en past de positie van<br />

het vorige/volgende element aan.<br />

Bediening<br />

Cursor op het te wijzigen contourelement plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“ klikken<br />

nieuwe diameter en aanpassingen aan voorganger-/opvolgerelement<br />

invoeren (dialoogbox „Diameter wijzigen“)<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

Parameters dialoogbox „Diameter wijzigen“<br />

X: nieuwe diameter<br />

Voorganger-/opvolger(element):<br />

■ met hoekverandering<br />

■ zonder hoekverandering<br />

6.7.3 Wijzigen<br />

Menugroep „Wijzigen“<br />

„Contourelement“:<br />

Parameters van het contourelement wijzigen. TURN PLUS past de<br />

volgende elementen aan. Het startpunt blijft gehandhaafd.<br />

Bediening<br />

Cursor op het te wijzigen contourelement plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“ klikken<br />

TURN PLUS opent een „dialoogbox baan/boog“<br />

Parameters wijzigen<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

„Contourelement met verschuiven“:<br />

Parameters van het contourelement wijzigen. TURN PLUS verschuift<br />

de contour in overeenstemming met de wijziging. Het startpunt blijft<br />

gehandhaafd.<br />

Bediening<br />

Cursor op het te wijzigen contourelement plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“ klikken<br />

TURN PLUS opent een „dialoogbox baan/boog“<br />

Parameters wijzigen<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

258<br />

6 TURN PLUS


„Vormelement“:<br />

Parameters van het vormelement wijzigen. TURN PLUS past de<br />

aangrenzende elementen aan.<br />

Cursor op het te wijzigen vormelement positioneren<br />

Op softkey „Bevestigen“ klikken<br />

TURN PLUS opent de dialoogbox met de parameters van het<br />

vormelement<br />

Parameters wijzigen<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren (wanneer u de<br />

parameters van een schroefdraad wijzigt, worden de nieuwe<br />

parameters direct overgenomen)<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

„Patroon/figuur/kamer“:<br />

Parameters van het patroon/de figuur wijzigen. Als de contour uit<br />

afzonderlijke elementen is gemaakt, kan de contour worden<br />

uitgebreid, verkleind (elementen wissen) of kan de „diepte“ worden<br />

gewijzigd.<br />

Venster met het gewenste referentievlak activeren (voor-/<br />

achterkant, mantelvlak, voorkant Y/achterkant Y, mantel Y)<br />

Cursor op patroon/figuur/contour plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“ klikken<br />

Patroon/figuur: TURN PLUS opent de dialoogbox met de<br />

parameters van het patroon/de figuur. – Parameters wijzigen<br />

Contour met „baan/boog“ uitbreiden; met „wissen“<br />

contourgedeelte selecteren en wissen<br />

TURN PLUS toont de gewijzigde contour<br />

■ Softkey „Bevestigen“: oplossing accepteren<br />

■ ESC-toets: oplossing niet accepteren<br />

6.7.4 Wissen<br />

Menugroep „Wissen“<br />

„Element/gedeelte“:<br />

wist het geselecteerde contourgedeelte<br />

■ Een contourelement wissen<br />

Cursor op het contourelement plaatsen<br />

Softkey „Bevestigen“: TURN PLUS wist het contourelement<br />

■ Contourgedeelte wissen:<br />

Cursor op het begin van het contourgedeelte plaatsen<br />

Begin van gedeelte markeren (softkey „Markering gedeelte“)<br />

Cursor op het einde van het contourgedeelte plaatsen<br />

Softkey „Bevestigen“: TURN PLUS wist het gedeelte<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 259<br />

6.7 Contouren manipuleren


6.7 Contouren manipuleren<br />

„Contour/kamer/figuur/patroon“:<br />

■ Onbewerkt of bewerkt werkstuk: wist de complete contour<br />

■ Kamer, figuur, patroon:<br />

Venster met het gewenste referentievlak activeren (voor-/<br />

achterkant, mantelvlak, voorkant Y/achterkant Y, mantel Y)<br />

Cursor op patroon/figuur/contour plaatsen<br />

Softkey „Bevestigen“: TURN PLUS wist het contourelement<br />

„Vormelement“:<br />

Cursor op het vormelement plaatsen<br />

Softkey „Bevestigen“: TURN PLUS wist het vormelement en past<br />

het referentie-element/aangrenzende elementen aan.<br />

„Alle vormelementen“:<br />

TURN PLUS wist alle vormelementen en past de referentieelementen/de<br />

aangrenzende elementen aan.<br />

6.7.5 Invoegen<br />

Menugroep „Invoegen“<br />

„Baan/boog“:<br />

voegt een lineair element/een boog op een geselecteerd punt in.<br />

„Invoegpunt“ selecteren<br />

Softkey „Bevestigen“: TURN PLUS activeert het „baanmenu/<br />

boogmenu“<br />

Baan/boog selecteren en vastleggen<br />

TURN PLUS manipuleert de contour<br />

„Contour“:<br />

voegt meerdere contourelementen op het geselecteerde punt in.<br />

„Invoegpunt“ selecteren<br />

Softkey „Bevestigen“: TURN PLUS activeert de „elementinvoer“<br />

Elementen selecteren en vastleggen<br />

TURN PLUS manipuleert de contour<br />

260<br />

6 TURN PLUS


6.7.6 Transformaties<br />

Menugroep „Transformaties“<br />

De transformatiefuncties worden voor te draaien contouren en voor<br />

contouren aan de voorkant, het mantelvlak, etc. toegepast.<br />

■ Te draaien contour: de contour in de „originele positie“ wordt gewist<br />

en de complete te draaien contour „getransformeerd“.<br />

■ Contouren voorkant, mantelvlak, etc.: u selecteert of de contour in<br />

de „oorspronkelijke positie“ wordt gewist of gekopieerd en<br />

„getransformeerd“.<br />

„Verschuiven“:<br />

verschuift de contour naar de aangegeven positie of incrementeel<br />

(referentiepunt: startpunt van de contour).<br />

Parameters<br />

X, Z: eindpunt<br />

Xi, Zi: eindpunt - incrementeel<br />

„Roteren“:<br />

TURN PLUS roteert de contour in de hartlijn over de rotatiehoek.<br />

Parameters<br />

X, Z: hartlijn in cartesiaanse coördinaten<br />

α, P: hartlijn in poolcoördinaten<br />

W: rotatiehoek<br />

Softkeys „Transformaties“<br />

Polaire dimensionering: hoek α<br />

Polaire dimensionering: radius<br />

Polaire dimensionering eindpunt: hoek β<br />

Polaire dimensionering eindpunt: radius<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 261<br />

6.7 Contouren manipuleren


6.7 Contouren manipuleren<br />

„Spiegelen“:<br />

de positie van de spiegelas wordt door het begin- en eindpunt resp.<br />

het beginpunt en de hoek bepaald.<br />

Parameters<br />

X, Z: beginpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

XE, ZE: eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

W: hoek (referentie: positieve Z-as)<br />

α, P: beginpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

β, PE: eindpunt in poolcoördinaten<br />

„Inverteren“:<br />

Hiermee wordt de definitierichting van de contour geïnverteerd.<br />

262<br />

6 TURN PLUS


6.7.7 Verbinden<br />

Menu-item „Verbinden“:<br />

TURN PLUS sluit een open contour door een lineair element in te<br />

voegen.<br />

6.7.8 Opsplisen<br />

Menu-item „Opsplitsen“:<br />

Cursor op vormelement/figuur/patroon plaatsen<br />

Op softkey „Bevestigen“klikken – TURN PLUS splitst het<br />

vormelement/figuur/patroon op<br />

■ Te draaien contour: vormelementen (ook afschuiningen en<br />

afrondingen) worden in banen en bogen omgezet.<br />

■ Contouren voorkant, mantelvlak, etc.: figuren en patronen worden in<br />

banen en bogen omgezet.<br />

Het opdelen van een vormelement/figuur/<br />

patroon kan niet ongedaan worden<br />

gemaakt.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 263<br />

6.7 Contouren manipuleren


6.8 DXF-contouren importeren<br />

6.8 DXF-contouren importeren<br />

6.8.1 Basisprincipes<br />

Contouren die in DXF-formaat beschikbaar zijn, kunnen in de<br />

programmeerwerkstand TURN PLUS worden geïmporteerd.<br />

DXF-contouren beschrijven:<br />

■ Onbewerkte werkstukken<br />

■ Eindproducten<br />

■ Aaneengesloten contouren<br />

■ Te frezen contouren<br />

Bij contouren van onbewerkte werkstukken en eindproducten mag<br />

de DXF-layer slechts één contour bevatten – bij te frezen contouren<br />

kunnen er meer contouren aanwezig zijn en worden geïmporteerd.<br />

Vereisten aan de DXF-contour of het DXF-bestand<br />

■ alleen tweedimensionale elementen<br />

■ de contour moet in een afzonderlijke layer liggen (zonder<br />

maatlijnen, zonder rotatiezijden, etc.)<br />

■ te draaien contouren (onbewerkte werkstukken of<br />

eindproducten) dienen bij voorkeur boven de hartlijn te worden<br />

weergegeven (zo niet, dan moeten ze in TURN PLUS worden<br />

nabewerkt)<br />

■ geen volledige cirkels, geen splines, geen DXF-blokken (macro's),<br />

etc.<br />

■ de geïmporteerde contouren mogen uit maximaal 4000<br />

elementen (lijnen, cirkelbogen) bestaan. Bovendien mogen er<br />

maximaal 10000 polylijnpunten worden gebruikt<br />

Geschikt maken van de contour tijdens de DXF-import<br />

Tijdens het importeren wordt de contour van DXF-formaat naar<br />

TURN PLUS-formaat geconverteerd. Daarbij vinden de volgende<br />

wijzigingen in de contourweergave plaats, omdat het DXF-formaat<br />

in principe anders is dan het TURN PLUS-formaat:<br />

■ eventuele leemtes tussen contourelementen worden gesloten<br />

■ polylijnen worden in lineaire elementen omgezet<br />

Bovendien worden de volgende kenmerken die voor een TURN-<br />

PLUS contour vereist zijn, vastgelegd:<br />

■ het startpunt van de contour<br />

■ de rotatierichting van de contour<br />

Proces van de DXF-import:<br />

Selectie van het DXF-bestand<br />

Selectie van de layer die uitsluitend de contour(en) bevat<br />

Importeren van de contour(en)<br />

Opslaan of bewerken van de contour in TURN PLUS<br />

264<br />

6 TURN PLUS


6.8.2 Configureren van de DXF-import<br />

Het „geschikt maken“ van de contour tijdens de DXF-import kan via<br />

de hieronder beschreven configuratieparameters worden<br />

beïnvloed.<br />

DXF-configuratie:<br />

Vanuit het hoofdmenu Configuratie/Wijzigen/DXF-parameters<br />

selecteren<br />

Instellingen in de dialoogbox „DXF-parameters“ uitvoeren<br />

Dialoogbox met OK afsluiten<br />

Dialoogbox „Instellingen“ oproepen (menu-item Instellingen) en<br />

het veld Startpunt automatisch instellen<br />

Dialoogbox met OK afsluiten<br />

met de ESC-toets een menustap teruggaan<br />

Menu-item Configuratie/Opslaan selecteren<br />

Bestand „Standaard“ selecteren en de gewijzigde configuratie<br />

opslaan<br />

DXF-configuratieparameters<br />

■ Maximale leemte: er kunnen zich in de DXF-tekening kleine<br />

leemtes bevinden tussen de contourelementen. In deze<br />

parameter geeft u op hoe groot de afstand tussen twee<br />

contourelementen mag zijn.<br />

■ Wordt de maximale leemte niet overschreden, dan wordt het<br />

volgende element als onderdeel van de „huidige“ contour<br />

beschouwd.<br />

■ Als de maximale leemte wordt overschreden, geldt het<br />

volgende element als element van de „nieuwe“ contour.<br />

■ Startpunt: de DXF-import analyseert de contour en legt het<br />

startpunt vast. De mogelijke instellingen hebben de volgende<br />

betekenis:<br />

■ rechts, links, boven, onder: het startpunt wordt op het<br />

contourpunt gepositioneerd dat het meest rechts (of links, ..) ligt.<br />

Als verscheidene contourpunten aan deze conditie voldoen,<br />

wordt een van deze punten automatisch geselecteerd.<br />

■ Maximale afstand: de DXF-import positioneert het startpunt op<br />

een van de contourpunten die het verst van elkaar verwijderd<br />

zijn. Welk van deze punten als startpunt wordt vastgelegd, wordt<br />

automatisch bepaald en kan niet worden beïnvloed.<br />

■ Gemarkeerde punt: wanneer een van de contourpunten in de<br />

DXF-tekening met een volledige cirkel is gemarkeerd, wordt dit<br />

punt als startpunt vastgelegd. Het midden van de volledige cirkel<br />

moet zich op het contourpunt bevinden.<br />

■ Rotatierichting: legt vast of de contour met de klok mee of tegen<br />

de klok in is gericht.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 265<br />

6.8 DXF-contouren importeren


6.8 DXF-contouren importeren<br />

In de configuratieparameter Startpunt automatisch stelt u het<br />

gedrag van de TURN PLUS bij de invoer van de contour van het<br />

eindproduct in.<br />

Betekenis van de instelling van het veld Startpunt automatisch:<br />

■ Ja: TURN PLUS springt bij het oproepen van de invoer van de<br />

eindproductcontour direct naar de invoer van het startpunt van de<br />

contour. U heeft niet de beschikking over de softkey DXF-import.<br />

■ Nee: na het oproepen van de invoer van de eindproductcontour<br />

kunt u kiezen of er een eindproductcontour/DXF-contour moet<br />

worden ingelezen of dat de contour handmatig moet worden<br />

ingevoerd.<br />

Deze instelling geldt alleen voor de invoer van de<br />

eindproductcontour. Bij alle andere contouren selecteert u de<br />

invoerwijze van de contour via het menu of de softkey.<br />

6.8.3 DXF-import<br />

De functie DXF-import staat altijd tot uw beschikking als er een<br />

contour moet worden ingevoerd. Het verloop van de DXF-import is<br />

niet afhankelijk van de te importeren contour (onbewerkt werkstuk,<br />

eindproduct, etc.)..<br />

DXF-import<br />

266<br />

Op softkey DXF-import drukken – TURN PLUS opent<br />

het keuzevenster „DXF-import“<br />

<<br />

DXF-bestand selecteren en laden<br />

<<br />

<<br />

Met de softkeys Volgende contour / Vorige contour<br />

selecteert u de te importeren contour<br />

DXF-contour(en) importeren<br />

6.8.4 DXF-bestanden verzenden en organiseren<br />

De verzend- en organisatiefuncties van de werkstand Verzenden<br />

ondersteunen DXF-bestanden.<br />

Stel in de dialoogbox „Masker van de bestanden“ het bestandstype<br />

TURN PLUS-DXF-bestand in, om de DXF-bestanden te bewerken.<br />

6 TURN PLUS


6.9 Attributen toekennen<br />

Attributen van onbewerkt werkstuk<br />

Hiermee wordt de opdeling van de te verspanen gedeeltes en de<br />

keuze van de voorbewerkingscycli in de AAG beïnvloed.<br />

Selectie: „Werkstuk – Onbewerkt werkstuk – Attributen“<br />

Attributen van bewerkt werkstuk<br />

Volgens de geometrische beschrijving van de contour van het<br />

bewerkte werkstuk kunt u attributen aan contourelementen/<br />

contourgedeeltes toekennen. De AAG en IAG verwerken de attributen<br />

voor het genereren van werkschema's.<br />

Selectie: „Werkstuk – Onbewerkt werkstuk – Attributen“<br />

6.9.1 Attributen van onbewerkt werkstuk<br />

Leg het „type halffabrikaat“ vast (dialoogbox „Kwaliteit van het<br />

oppervlak“):<br />

■ Onbewerkt giet-, smeedstuk: werkschema wordt gemaakt<br />

volgens de strategie „Bewerking gietstukken“ (eerst dwars – dan<br />

langs voorbewerken).<br />

■ Voorgedraaid onbewerkt werkstuk: werkschema wordt gemaakt<br />

volgens de standaardstrategie. In afwijking van de standaardbewerking<br />

wordt gebruik gemaakt van contourparallelle voorbewerkingscycli.<br />

■ „Onbekend“ (of geen attribuut vastgelegd): werkschema wordt<br />

gemaakt volgens de standaardstrategie.<br />

6.9.2 Overmaat<br />

De overmaat blijft na de bewerking gehandhaafd (voorbeeld:<br />

slijpovermaat). TURN PLUS onderscheidt:<br />

■ absolute overmaat: is „definitief“ – andere overmaten worden<br />

genegeerd.<br />

■ relatieve overmaat: geldt aanvullend op andere overmaten.<br />

Parameters<br />

I: absolute overmaat<br />

Ii: relatieve overmaat<br />

6.9.3 Voeding/oppervlakteruwheid<br />

Voeding<br />

De invoerwaarde geldt als nabewerkingsvoeding (zie ook „4.5.4<br />

Hulpfuncties voor contourbeschrijving“).<br />

Voedingsreductie<br />

De invoerwaarde wordt met de actuele voeding vermenigvuldigd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 267<br />

6.9 Attribute toekennen


6.9 Attribute toekennen<br />

Oppervlakteruwheid<br />

De oppervlakteruwheid wordt bij de nabewerking verwerkt (zie ook<br />

„4.5.4 Hulpfuncties voor contourbeschrijving“). TURN PLUS onderscheidt:<br />

■ oppervlakteruwheid (Rt) – algemene oppervlakteruwheid (profieldiepte)<br />

■ gemiddelde ruwheid (Ra)<br />

■ gemiddelde oppervlakteruwheid (Rz)<br />

Additieve correctie<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt gebruik van 16 correctiewaarden die niet van<br />

het gereedschap afhankelijk zijn. Hier legt u het „nummer van de<br />

additieve correctie“ vast. De correctiewaarde wordt bij de bewerking<br />

van het werkstuk vastgelegd.<br />

Niet bewerken<br />

De uitwerking van het attribuut is afhankelijk van de bewerkingswijze:<br />

■ Voorbewerken: Het attribuut wordt alleen bij het eerste/laatste<br />

element van een binnen-/buitencontour verwerkt. Vormelementen<br />

worden niet bewerkt.<br />

■ Voorbewerken:gemarkeerde elementen worden niet voorbewerkt.<br />

■ Voorboren: met attribuut wordt geen rekening gehouden.<br />

■ Insteken: gemarkeerde insteken worden niet bewerkt.<br />

■ Bewerking van de schroefdraad: gemarkeerde<br />

schroefdraadelementen worden niet nabewerkt en er wordt geen<br />

schroefdraad getapt.<br />

■ Centrisch boren: gemarkeerde boringen (vormelementen) worden<br />

niet geboord.<br />

■ Boren: gemarkeerde boringen worden (voor de C-/Y-bewerking)<br />

worden niet bewerkt.<br />

■ Frezen: gemarkeerde freescontouren (voor de C-/Y-bewerking)<br />

worden niet bewerkt.<br />

6.9.4 Nauwkeurige stop<br />

Gemarkeerde contourelementen worden met „Nauwkeurige stop“<br />

bewerkt (zie ook „4.5.4 Hulpfuncties voor contourbeschrijving“).<br />

6.9.5 Scheidingspunten<br />

Worden voor asbewerking of bewerking in meerdere<br />

opspanningen gebruikt.<br />

Na het selecteren van het element opent TURN PLUS de dialoogbox<br />

„Scheidingspunt“.<br />

Parameters<br />

Positie:<br />

■ Wissen: wist het bestaande scheidingspunt (een steek van<br />

het contourelement blijft echter bestaan)<br />

■ 1. in eindpunt: scheidingspunt aan het einde van het element<br />

■ 2. op element: scheidingspunt ligt op het element<br />

X, Z: positie van het scheidingspunt<br />

268<br />

6 TURN PLUS


6.9.6 Bewerkingsattributen<br />

De AAG verwerkt de bewerkingsattributen voor het genereren van<br />

werkschema's. De IAG neemt de bewerkingsattributen als<br />

cyclusparameters over<br />

Bewerkingsattributen vastleggen<br />

Bewerkingsvlak instellen (te draaien contour, eindvlak of<br />

mantelvlak, etc.)<br />

Type attribuut selecteren (submenu van „Bewerkingsattributen“)<br />

Contourelement selecteren (aanwezige attributen worden getoond)<br />

Attributen invoeren/wijzigen<br />

Softkeys<br />

Als in een figuur boringen zijn aangemaakt („figuur in figuur“), herkent<br />

TURN PLUS deze „vlakken“. Kies eerst het vlak en vervolgens de<br />

gewenste contour.<br />

Bewerkingsattribuut Schroefdraad snijden<br />

Parameters<br />

B, P: aanlooplengte, overlooplengte – geen invoer: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

bepaalt de lengte aan de hand van de ernaast liggende<br />

draaduitlopen of insteken. Als er geen draaduitloop of insteek<br />

is, wordt gebruik gemaakt van de „schroefdraadaanloop- en<br />

schroefdraaduitlooplengte” van bewerkingsparameter 7 (zie<br />

ook „ 4.8 Schroefdraadcycli“).<br />

C: starthoek – wanneer het begin van de schroefdraad ten<br />

opzichte van niet-rotatiesymmetrische contourelementen is<br />

gedefinieerd<br />

I: maximale aanzet<br />

V: type aanzet<br />

■ (V=0) constante doorsnede: constante spaandoorsnede bij<br />

alle snedes<br />

■ (V=1) constante aanzet<br />

■ (V=2) (rest)snede-opdeling: als er na de deling<br />

schroefdraaddiepte/aanzet een rest overblijft, geldt deze<br />

„rest“ voor de eerste aanzetbeweging. De „laatste snede”<br />

wordt in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede opgedeeld.<br />

■ (V=3) EPL-methode: aanzet wordt uit spoed en toerental<br />

berekend<br />

H: wijze van verspringing van de afzonderlijke<br />

aanzetbewegingen om te zorgen voor een vloeiend verloop<br />

van de draadflanken<br />

■ H=0: zonder verspringing<br />

■ H=1: verspringing vanaf de linkerzijde<br />

■ H=2: verspringing vanaf de rechterzijde<br />

■ H=3: verspringing afwisselend rechts/links<br />

Q: aantal lege snedes – na de laatste snede (om de snijdruk in<br />

de draadkern te verminderen)<br />

Softkeys „Vlakkeuze“<br />

Volgende/voorgaande vlak bij „figuur in<br />

figuur“<br />

Volgend/vorig vlak bij „figuur in figuur“<br />

Volgende/vorige figuur of patroon<br />

Volgende/vorige figuur of patroon<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 269<br />

6.9 Attribute toekennen


6.9 Attribute toekennen<br />

Bewerkingsattribuut meten<br />

TURN PLUS roept met de parameters van de dialoogbox<br />

„Meetsnede“ het in bewerkingsparameter 21 – „UP-MEAS01“<br />

ingevoerde expertprogramma op.<br />

Parameters<br />

I: Overmaat voor meetsnede<br />

K: Lengte voor meetsnede<br />

Q: Meetlusteller: elk n-de werkstuk wordt gemeten<br />

Bewerkingsattribuut boren<br />

Roept het submenu met boorattributen en boorcombinaties op (zie<br />

ook „4.9 Boorcycli“). TURN PLUS houdt rekening met<br />

boorcombinaties bij de gereedschapskeuze en bij het genereren van<br />

werkschema's (één bewerking voor een „boorcombinatie“).<br />

Terugloopvlak<br />

Hier wordt de boor vóór/na het boren gepositioneerd<br />

(mantelvlakboring: diameter).<br />

Parameters<br />

K: terugloopvlak – positie van de boor voor/na het boren<br />

Boorcombinaties<br />

Het attribuut beïnvloedt de gereedschapskeuze:<br />

■ Centreren met verzinken: NC-aanboorbeitel (type 32*);<br />

alternatief gereedschap: centerboor (type 31*)<br />

■ Boren met verzinken: trapboor (type 42*)<br />

■ Boren met schroefdraad: draadtap (type 44*)<br />

■ Boren en ruimen: deltaboor (type 47*)<br />

Niet bewerken<br />

De boring/het boorpatroon wordt niet bewerkt.<br />

Boorattributen wissen<br />

Wist alle attributen van deze boring.<br />

270<br />

6 TURN PLUS


Bewerkingsattributen frezen<br />

Selecteer in het submenu het type freesbewerking (zie ook „4.11<br />

Freescycli“).<br />

Contour frezen<br />

Freest de figuur of de „vrij gedefinieerde“ open of gesloten contour.<br />

Parameters<br />

Q: freeslocatie<br />

■ Contour: middelpunt frees op de contour<br />

■ Binnenkant (frezen) – gesloten contour<br />

■ Buitenkant (frezen) – gesloten contour<br />

■ Links – van de open contour (in bewerkingsrichting)<br />

■ Rechts – van de open contour (in bewerkingsrichting)<br />

H: looprichting van de frees<br />

■ 0: tegenlopend<br />

■ 1: meelopend<br />

D: freesdiameter voor de gereedschapskeuze<br />

K: terugloopvlak: freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

Vlak frezen<br />

Freest het binnenvlak van gesloten contouren (figuur of „vrij<br />

gedefinieerde“ contour).<br />

Parameters<br />

H: looprichting van de frees<br />

■ 0: tegenlopend<br />

■ 1: meelopend<br />

D: freesdiameter voor de gereedschapskeuze<br />

K: terugloopvlak: freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 271<br />

6.9 Attribute toekennen


6.9 Attribute toekennen<br />

Afbramen<br />

Braamt de figuur of de „vrij gedefinieerde“ open of gesloten contour af.<br />

Parameters<br />

H: looprichting van de frees<br />

■ 0: tegenlopend<br />

■ 1: meelopend<br />

B: breedte afschuining<br />

W: Afschuiningshoek: voor de gereedschapskeuze – default 45°<br />

K: terugloopvlak: freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

Graveren<br />

Graveert de contour (figuur, „vrij gedefinieerde“ open of gesloten<br />

contour).<br />

Parameters<br />

B: breedte<br />

W: hoek voor de gereedschapskeuze – default 45°<br />

K: terugloopvlak: freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

niet bewerken<br />

de te frezen contour wordt niet bewerkt.<br />

Freesattributen wissen<br />

Wist alle attributen van deze te frezen contour.<br />

272<br />

6 TURN PLUS


6.10 Bedieningshulpmiddelen<br />

6.10.1 Calculator<br />

Voor standaardberekeningen en de berekening van<br />

passingstoleranties en de diameter van de cilindrische boring (bij<br />

binnendraad) kunt u van de calculator gebruik maken.<br />

Berekeningen uitvoeren:<br />

Plaats de cursor op het invoerveld van de dialoogbox<br />

Roep de calculator op – de waarde van het invoerveld<br />

wordt overgenomen.<br />

Berekening uitvoeren<br />

■ „OK“ – schakelt de calculator uit met overname van de waarde<br />

■ „Afbreken“ – schakelt de calculator uit zonder overname van de<br />

waarde<br />

Weergaven:<br />

■ afleeswaarde (onder „=“)<br />

■ opgeslagen waarde (rechts van „=“)<br />

■ rekenkundige bewerking en tussenresultaat (rechts naast de<br />

afleeswaarde)<br />

Bedieningsinstructies:<br />

■ Kies en activeer de rekenfunctie/invoervelden met de cursortoetsen<br />

of de muis.<br />

■ De rekenfuncties (SIN, kwadrateren, etc.) zijn gerelateerd aan de<br />

„uitlezing“.<br />

Calculatorfuncties<br />

= Berekening uitvoeren; resultaat tonen<br />

+, –, *, / Basisberekeningen<br />

SIN, COS, TAN<br />

trigonometrische functies<br />

ASIN, ACOS, ATAN<br />

trigonometrische inversefuncties<br />

X2 Kwadrateren<br />

¹ Wortel uit<br />

STO Uitlezing opslaan<br />

STO+, STO– Uitlezing bij geheugeninhoud optellen of daarvan<br />

aftrekken<br />

RCL Geheugeninhoud als uitlezing overnemen<br />

CLR Uitlezing wissen<br />

1/x Omgekeerde waarde<br />

π Waarde van Pi (3,14159)<br />

n% Percentageberekening<br />

Calculatorfuncties<br />

Passing Hiermee wordt de gemiddelde<br />

tolerantie voor passingen berekend<br />

Nominale diameter invoeren<br />

„Passing“ activeren<br />

Passinggegevens invoeren<br />

(dialoogbox „Passing“) – op „OK“<br />

klikken<br />

De calculator neemt de „gemiddelde<br />

tolerantie“ als uitlezing over<br />

Binnenschroefdraad berekent de diameter van de<br />

cilindrische boring uit de<br />

schroefdraadgegevens<br />

„Binnendraad“ activeren<br />

Draadgegevens invoeren (dialoogbox<br />

„Binnendraad“) – op „OK“ klikken<br />

De calculator berekent de diameter<br />

van de cilindrische boring en neemt<br />

deze als uitlezing over<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 273<br />

6.10 Bedieningshulpmiddelen


6.10 Bedieningshulpmiddelen<br />

6.10.2 Digitaliseren<br />

U kunt de invoerwaarden met de kruiscursor bepalen<br />

(digitaliseren) en overnemen. TURN PLUS toont de<br />

coördinaten van de kruiscursorpositie.<br />

274<br />

Digitaliseringsmode activeren (bij<br />

geopende dialoogbox)<br />

Kruiscursor positioneren: cursortoetsen of muis<br />

Digitaliseringsmode verlaten:<br />

■ „Enter“ – met overname van waarden<br />

■ „ESC“ – zonder overname van waarden<br />

■ Verander vóór het oproepen van de<br />

digitaliseringsmode de zoom-instelling,<br />

wanneer de incrementen bij de<br />

kruiscursorbewegingen te klein/groot zijn.<br />

■ De waarden worden als absolute<br />

waarden van het cartesiaanse<br />

coördinatensysteem overgenomen –<br />

onafhankelijk van de instelling van de<br />

invoervelden.<br />

6.10.3 Controle-optie –<br />

contourelementen controleren<br />

Met de „controle-optie“ controleert u<br />

contourelementen, vormelementen, figuren en<br />

patronen. De gegevens kunnen niet worden gewijzigd.<br />

Contourelementen met de controle-optie<br />

controleren:<br />

Venster (referentievlak) selecteren<br />

„Controle-optie“ oproepen<br />

Cursor op contour-/vormelement, figuur of patroon<br />

positioneren en bevestigen<br />

TURN PLUS toont de ingevoerde parameters<br />

ALT-Taste: TURN PLUS toont alle parameters van<br />

het element – bij vormelementen de parameters<br />

van de afzonderlijke elementen<br />

Pijl naar links/rechts (bij geopende dialoogbox):<br />

toont de parameters van het volgende/vorige<br />

element<br />

Met „ESC“ wordt de dialoogbox gesloten<br />

6 TURN PLUS


6.10.4 Onvolledig berekende<br />

contourelementen<br />

Als bij onvolledig berekende elementen een contourelement<br />

onvolledig is vastgelegd, wordt deze fout door<br />

TURN PLUS gemeld. Nadat u de foutmelding heeft<br />

bevestigd, positioneert u de cursor met de softkeys<br />

op het desbetreffende onvolledig berekende element<br />

en corrigeert u de gegevens.<br />

Softkeys „Onvolledig berekende contourelementen“<br />

Vorige onvolledig berekend element<br />

kiezen<br />

Volgende onvolledig berekend element<br />

kiezen<br />

Gekozen onvolledig berekend element<br />

selecteren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 275<br />

6.10 Bedieningshulpmiddelen


6.10 Bedieningshulpmiddelen<br />

6.10.5 Foutmeldingen<br />

Verschijnt na de eigenlijke foutmelding het teken „>>“,<br />

dan toont TURN PLUS desgewenst meer informatie<br />

met betrekking tot deze foutmelding.<br />

276<br />

Opvragen van aanvullende informatie<br />

met betrekking tot de foutmelding<br />

6 TURN PLUS


6.11 Instellen<br />

Met „Instellen“ legt u de spanmiddelen, de spanmiddelposities en<br />

de eigen revolverbezetting van TURN PLUS vast.<br />

TURN PLUS bepaalt bij de opspanning van het werkstuk<br />

de inwendige en uitwendige snijkantbegrenzing<br />

de nulpuntverschuiving (wordt als G59-functie in het NCprogramma<br />

overgenomen)<br />

en neemt onderstaande instelinformatie over in de programmakop (zie<br />

„6.2.2 Programmakop“):<br />

■ inspandiameter<br />

■ uitspanlengte<br />

■ spandruk<br />

6.11.1 Werkstuk opspannen<br />

Opspannen aan spilzijde<br />

Werkstuk aan spilzijde opspannen<br />

„Instellen – Opspannen – Inspannen“ selecteren<br />

<<br />

„Spilzijde“ selecteren<br />

<<br />

Type klauwplaat in het submenu selecteren – TURN PLUS opent de<br />

desbetreffende dialoogbox:<br />

■ klauwplaat met twee klauwen<br />

■ klauwplaat met drie klauwen<br />

■ klauwplaat met vier klauwen<br />

■ gespleten gereedschapshouder<br />

■ zonder klauwplaat (meenemer voorkant)<br />

■ klauwplaat met drie klauwen indirect (meenemer voorkant met<br />

klauw)<br />

<<br />

■ Gegevens voor het „opspannen“ invoeren<br />

■ het „spanbereik“ vastleggen<br />

<<br />

TURN PLUS toont de spanmiddelen en de snijkantbegrenzing (als<br />

„rode streep“).<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

■ U kunt de vastgestelde<br />

snijkantbegrenzing instellen/wijzigen.<br />

■ Wanneer u geen gebruik maakt van<br />

„opspannen“, gaat TURN PLUS uit van<br />

standaardwaarden.<br />

■ Spanmiddelen voor de tweede<br />

opspanning worden na de bewerking van<br />

de eerste opspanning vastgelegd.<br />

■ Wanneer het werkstuk aan de zijde van<br />

de spil en de losse kop wordt<br />

opgespannen, neemt TURN PLUS aan dat<br />

er sprake is van een asbewerking (zie<br />

ook „6.16.9 Asbewerking“).<br />

Selecteer eerst het type klauwplaat en het<br />

type klauw. TURN PLUS houdt rekening<br />

met deze gegevens bij het kiezen van het<br />

identificatienummer klauwplaat/klauw.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 277<br />

6.11 Instellen


6.11 Instellen<br />

Parameters bij klauwplaten met twee, drie of vier<br />

klauwen<br />

Identificatienummer klauwplaat<br />

Klauwtype: klauwtype en trapvorm vastleggen<br />

Spanvorm: inwendig/uitwendig opspannen en<br />

trapvorm van de opspanning vastleggen<br />

Identificatienummer klauw<br />

Inspanlengte: wordt aan de hand van de klauw en de<br />

trapvorm van de opspanning bepaald.<br />

Corrigeer de waarde bij een afwijkende<br />

inspanlengte.<br />

Spandruk: wordt in de „programmakop“<br />

overgenomen – TURN PLUS verwerkt de<br />

parameter niet<br />

Instelmaat klauw: afstand buitenkant klauwplaat –<br />

buitenkant klauw; negatieve maat: de klauw<br />

steekt buiten de klauwplaat uit (de maat<br />

dient ter informatie)<br />

Knop „Spanbereik kiezen“: hiermee wordt de plaats<br />

van het spanmiddel vastgelegd<br />

■ Bij contouren met afschuining, afrondingen<br />

of boogelementen het gedeelte „om de<br />

spanhoek“ markeren<br />

■ Bij haakse delen een element markeren<br />

dat aan de spanhoek grenst<br />

278<br />

Spanvorm zonder met één met twee<br />

trappen trap trappen<br />

D=1<br />

D=2<br />

D=3<br />

D=4<br />

D=5<br />

D=6<br />

D=7<br />

6 TURN PLUS


Parameters gespleten gereedschapshouder:<br />

Identificatienummer klauwplaat<br />

Spandiameter<br />

Uitspanlengte: afstand voorkant spantang – rechter<br />

zijde onbewerkt werkstuk<br />

Spandruk: wordt in de „programmakop“<br />

overgenomen – TURN PLUS verwerkt de<br />

parameter niet<br />

Parameters „zonder klauwplaat“ (meenemer<br />

voorkant):<br />

Identificatienummer<br />

Indrukdiepte: globale diepte waarmee de klauwen in<br />

het materiaal drukken (TURN PLUS gebruikt<br />

deze waarde om de afbeelding van de<br />

meenemer aan de voorkant te positioneren)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 279<br />

6.11 Instellen


6.11 Instellen<br />

Parameters bij „klauwplaat met drie klauwen<br />

indirect“ (meenemer voorkant in spanklauw):<br />

Identificatienummer klauwplaat<br />

Klauwtype: legt het klauwtype vast<br />

Identificatienummer klauw<br />

Identificatienummer meenemer voorkant<br />

Indrukdiepte: globale diepte waarmee de klauwen in<br />

het materiaal drukken (TURN PLUS gebruikt<br />

deze waarde om de afbeelding van de<br />

meenemer aan de voorkant te positioneren)<br />

Spandruk: wordt in de „programmakop“<br />

overgenomen – TURN PLUS verwerkt de<br />

parameter niet<br />

Opspannen aan zijde van losse kop<br />

Menu-item „Zijde losse kop“<br />

Parameters<br />

Opspanning: selecteer het type spanmiddel<br />

■ centerpunt<br />

■ draaibankcenter<br />

■ centreerconus<br />

Identificatienummer van het spanmiddel<br />

Centreerdiepte: diepte waarmee het spanmiddel in<br />

het materiaal drukt (TURN PLUS gebruikt<br />

deze waarde om de afbeelding van het<br />

spanmiddel te positioneren)<br />

280<br />

Wanneer het werkstuk aan de zijde van de<br />

spil en de losse kop wordt opgespannnen,<br />

neemt TURN PLUS aan dat er sprake is<br />

van een asbewerking.<br />

6 TURN PLUS


Snijkantbegrenzing vastleggen<br />

Menu-item: „Inspannen – snijkantbegrenzing“<br />

TURN PLUS legt de „snijkantbegrenzing voor AAG“ voor de buiten- en<br />

binnencontour vast bij „Opspannen - spilzijde“. U kunt de waarden<br />

wijzigen/aanvullen.<br />

De snijkantbegrenzing wordt als „rode streep“ getoond.<br />

Opspanplan wissen<br />

Menu-item: „Opspannen – Opspanplan wissen“<br />

Hiermee worden alle gegevens voor de werkstukopspanning en de<br />

ingevoerde snijkantbegrenzingen gewist.<br />

Omspannen<br />

Omspannen – Standaardbewerking<br />

Maak gebruik van „Omspannen – Standaardbewerking“ als de<br />

bewerking aan de voor- en achterkant met aparte NC-programma's<br />

wordt uitgevoerd.<br />

TURN PLUS<br />

■ „klapt“ het (onbewerkte en bewerkte) werkstuk om en verschuift<br />

het nulpunt met „Nvz“<br />

■ roteert de mantelvlakcontouren of de contouren van het YZ-vlak<br />

met „Wvc“<br />

■ wist de spanmiddelen van de eerste opspanning.<br />

Parameters „Werkstuk omspannen“<br />

Nvz: nulpuntverschuiving (voorgestelde waarde: lengte van de<br />

contour van het bewerkte werkstuk)<br />

Wvc: hoekverschuiving<br />

Omspannen – Complete bewerking 1e opspanning na 2e<br />

opspanning<br />

Hiermee wordt de bewerking van de 2e opspanning gestart.<br />

Leg eerst de spanmiddelen vast. Vervolgens activeert TURN PLUS<br />

een expertprogramma (uit bewerkingsparameter 21) voor de<br />

werkstukoverdracht. Welk expertprogramma wordt toegepast, hangt<br />

af van de invoer „1e opspanning spil .. – 2e opspanning spil ..“ in de<br />

programmakop:<br />

■ dezelfde spil (handmatig omspannen): invoer van „UP-UMHAND“<br />

■ verschillende spillen (werkstuk wordt aan tegenspil<br />

overgedragen): invoer van „UP-UMKOMPL“<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant beschikbaar<br />

gesteld. Daarom kunnen zich afwijkingen bij de hierna beschreven<br />

parameters voordoen. Raadpleeg het expertprogramma en het<br />

machinehandboek voor de betekenis van de parameters en de<br />

uitvoering van het expertprogramma.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

■ Sla voor het „omspannen“ het<br />

werkschema etc. voor bewerking van de<br />

eerste opspanning op. TURN PLUS wist bij<br />

het „omspannen“ het eerder gegenereerde<br />

werkschema en de toegepaste<br />

bedrijfsmiddelen.<br />

■ Omspannen vervangt niet het<br />

opspannen.<br />

■ F1/B1, F2/B2: klauwplaat/spanklauw hoofd- en<br />

tegenspil<br />

■ Nvz: nulpuntverschuiving (G59, ...)<br />

■ I: veiligheidsafstand naar onbewerkt werkstuk<br />

(bewerkingsparameter 2)<br />

■ NP0: nulpunt-offset (bijv. machineparameter 1164<br />

voor Z-as $1)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 281<br />

6.11 Instellen


6.11 Instellen<br />

TURN PLUS voert de vastgestelde parameters als<br />

voorgestelde waarde in. Controleer de ingevoerde<br />

waarden en vul deze eventueel aan.<br />

282<br />

De betekenis van de<br />

overdrachtparameters is afhankelijk van<br />

de naam van het expertprogramma.<br />

Overdrachtparameters bij het expertprogramma<br />

„UMKOMPL“<br />

Toerental bij de overgave van werkstukken (LA)<br />

Rotatierichting van de spil(LB):<br />

■ 0: CCW<br />

■ 1: CW<br />

Toerental- of hoeksynchronisatie (LC):<br />

■ 0: hoeksynchronisatie zonder<br />

hoekverspringing<br />

■ >0: hoeksynchronisatie met vooraf<br />

ingestelde hoekverspringing<br />


Overdrachtparameters bij expertprogramma met<br />

een andere naam<br />

Toerental bij de overgave van werkstukken (LA)<br />

Rotatierichting van de spil (LB):<br />

■ 3: CW<br />

■ 4: CCW<br />

Hoeksynchronisatie (LC):<br />

■ 0: hoeksynchronisatie<br />

■ 1: toerentalsynchronisatie<br />

Verspringingshoek (LD): bij hoeksynchronisatie<br />

Vaste aanslag (LE):<br />

■ 0: met verplaatsen naar vaste aanslag<br />

■ 1: zonder verplaatsen naar vaste aanslag<br />

Ophaalmaat (LF): ophaalpositie in machinemaatn<br />

(n: 1..6)<br />

Minimale voedingsbaan (LH): voor „verplaatsen naar<br />

vaste aanslag“ (zie machinehandboek)<br />

Maximale voedingsbaan (I): voor „verplaatsen naar<br />

vaste aanslag“ (zie machinehandboek)<br />

Voedingsbaan (J): voor „verplaattsen naar vaste<br />

aanslag“ (zie machinehandboek)<br />

Klauwspoeling (K): zie machinehandboek<br />

Overdrachtparameters – ter informatie<br />

Met TURN PLUS (Z):<br />

■ 1: bewerkingen op de tegenspil<br />

voorbereiden (conversies inschakelen,<br />

nulpuntverschuiving, etc.)<br />

Werkpositie $2 (U): voorgestelde waarde: nulpuntoffset<br />

bijv. uit machineparameter 1164 voor Zas<br />

$1 (zie schets)<br />

Nulpuntverschuiving (W): verschuiving van het NCnulpunt<br />

(berekening: afstand referentiepunt<br />

klauwplaat tot aanslagkant spanklauw +<br />

lengte bewerkt werkstuk)<br />

Lengte van bewerkt werkstuk (LF): uit de<br />

werkstukbeschrijving<br />

Omspannen – Complete bewerking terug naar 1e<br />

opspanning<br />

Wanneer u na bewerking van de 2e opspanning<br />

correcties/optimalisaties in de geometrie of<br />

bewerking wilt uitvoeren, keert u met deze functie<br />

terug naar het „uitgangspunt van de bewerking“. De<br />

werkblokken van de 2e opspanning worden<br />

afgekeurd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 283<br />

6.11 Instellen


6.11 Instellen<br />

6.11.2 Gereedschapstabel instellen<br />

Met „Instellen – Gereedschapstabel – ...“ kan de eigen<br />

revolverbezetting van TURN PLUS worden beheerd<br />

(zie ook „bewerkingsparameter 2 Globale<br />

technologieparameters“).<br />

■ Revolver bekijken – Revolver n bekijken: toont de<br />

revolverbezetting.<br />

■ Revolver instellen – Revolver n instellen:<br />

Gereedschap kiezen en op de revolver potioneren<br />

■ Tabel laden – opgeslagen gereedschapstabel:<br />

opgeslagen gereedschaptabel laden (keuzevenster<br />

„Bestand laden“)<br />

■ Tabel laden – gereedschapstabel van de<br />

machine: actuele revolverbezetting van de machine<br />

overnemen (zie „3.3.1 Gereedschapstabel<br />

instellen“).<br />

■ Tabel opslaan: de actuele revolverbezetting wordt<br />

in een bestand opgeslagen<br />

■ Tabel wissen: TURN PLUS wist het geselecteerde<br />

bestand<br />

284<br />

Laadt de eigen revolverbezetting van<br />

TURN PLUS voordat u met de<br />

gereedschapskeuze van IAG/AAG gaat<br />

werken.<br />

Gereedschap uit de database<br />

„Instellen – Gereedschapstabel – Revolver instellen<br />

– Revolver n instellen“ kiezen<br />

<<br />

Gereedschapsplaats kiezen („pijl omhoog/omlaag of<br />

touchpad)<br />

<<br />

Gereedschap kiezen<br />

<<br />

<<br />

„Gereedschapstype“ invoeren – de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont alle gereedschappen<br />

van dit typemasker<br />

„Identificatienummer“ invoeren – de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont alle gereedschappen<br />

van dit identificatienummer-masker<br />

Gereedschap uit database overnemen<br />

ESC-toets – de gereedschaps-database<br />

verlaten<br />

Softkeys „Gereedschaps-database“<br />

Gereedschap wissen<br />

Gereedschap uit „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“ overnemen<br />

Gereedschap wissen en in „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“ opslaan<br />

Gereedschapsparameter bewerken<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd - gesorteerd naar gereedschapstypep<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd naar gereedschapsidentificatienummer<br />

Andere softkeys: zie „3.3.1 Gereedschapstabel instellen“<br />

Stel de koelcircuits in de dialoogbox „Gereedschap“ in.<br />

6 TURN PLUS


Gereedschaop opnieuw invoeren<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel – Revolver<br />

instellen – Revolver n instellen“<br />

<<br />

Kies de gereedschapsplaats („pijl omhoog/omlaag“<br />

of touchpad)<br />

<<br />

ENTER (of INS-toets) – opent de dialoogbox<br />

„Gereedschap“<br />

<<br />

■ Voer het gereedschaps-identificatienummer in<br />

■ Knop Koelcircuit: getoonde koelcircuits<br />

instellen(aan; uit; hoge druk)<br />

Van gereedschapsplaats wisselen<br />

Kies „Instellen – Gereedschapstabel – Revolver<br />

instellen – Revolver n instellen“<br />

<<br />

Kies gereedschapsplaats („pijl omhoog/omlaag“ of<br />

touchpad)<br />

<<br />

wist het gereedschap en slaat het op in<br />

het „buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“<br />

<<br />

Kies een nieuwe gereedschapsplaats („pijl omhoog/<br />

omlaag“ of touchpad)<br />

<<br />

Neemt het gereedschap over uit het<br />

„buffergeheugen voor<br />

identificatienummers“.<br />

Als de plaats bezet is, wordt het „tot<br />

op dat moment gebruikte<br />

gereedschap“ in het buffergeheugen<br />

gezet.<br />

Gereedschap wissen<br />

„Instellen – Gereedschapstabel – Revolver instellen – Revolver n<br />

instellen“ kiezen<br />

<<br />

Gereedschapsplaats kiezen („pijl omhoog/omlaag of touchpad)<br />

<<br />

of met DEL-toets wordt het gereedschap gewist<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 285<br />

6.11 Instellen


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

6.12 Interactief genereren van<br />

werkschema's (IAG)<br />

In IAG worden de afzonderlijke werkblokken van het<br />

wwerkschema vastgelegd. Daarbij selecteert u het<br />

gereedschap en de snijwaarden en legt u de<br />

bewerkingscyclus vast.<br />

De bewerkingsautomaat genereert een compleet<br />

werkblok (deelbewerking).<br />

Bij speciale bewerkingen (SB) voegt u<br />

verplaatsingen, oproepen van subprogramma's of G-/<br />

M-functies toe (voorbeeld: toepassing van systemen<br />

voor de handling van werkstukken).<br />

Een werkblok kan het volgende omvatten:<br />

■ de gereedschapsoproep<br />

■ de snijwaarden (technologiegegevens)<br />

■ het benaderen<br />

■ de bewerkingscyclus<br />

■ het terugtrekken<br />

■ het benaderen van het gereedschapswisselpunt<br />

Als het gereedschap/de gereedschapsgegevens van<br />

het voorgaande werkblok worden gebruikt, genereert<br />

TURN PLUS geen nieuwe gereedschapsoproep resp.<br />

geen nieuwe voedings- en toerentalcommando's.<br />

Werkblok genereren<br />

Bewerkingswijze selecteren<br />

<<br />

Gereedschap selecteren (submenu „Gereedschap“)<br />

<<br />

„Snijgegevens“ selecteren<br />

■ Snijgegevens controleren/optimaliseren<br />

■ Koelmiddel in-/uitschakelen en koelcircuit<br />

vastleggen<br />

<<br />

„Cyclus – Bewerkingsgedeelte“ selecteren<br />

■ Bewerkingsgedeelte door selectie van het gebied<br />

vastleggen<br />

■ TURN PLUS markeert het geselecteerde<br />

bewerkingsgedeelte<br />

<<br />

„Cyclus – Cyclusparameters“ kiezen<br />

■ TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

„Cyclusparameters“<br />

■ Parameters controleren/optimaliseren<br />

<<br />

286<br />

Werkblok genereren (vervolg)<br />

Indien nodig: „Cyclus – Benaderen“ selecteren<br />

■ Benaderingspositie en benaderingswijze invoeren<br />

<<br />

Indien nodig: „Cyclus – Vrijzetten“ selecteren<br />

■ Positie en vrijzetmethode invoeren<br />

<<br />

Indien nodig: „Cyclus – Gereedschapswisselpositie benaderen“<br />

selecteren<br />

■ Positie en benaderingswijze voorwiselpunt invoeren<br />

<<br />

„Start“ – TURN PLUS simuleert de bewerking (zie „6.14<br />

Controlegrafiek“)<br />

<<br />

U kunt het werkblok:<br />

■ overnemen: het werkblok wordt opgeslagen en het werkstuk<br />

wordst bijgewerkt (correctie van het onbewerkte werkstuk)<br />

■ wijzigen: TURN PLUS accepteert het werkblok niet – controleer/<br />

optimaliseer de parameters en simuleer opnieuw<br />

■ herhalen: TURN PLUS simuleert de bewerking opnieuw<br />

6 TURN PLUS


Doorgaan met bestaand werkschema<br />

„IAG“ kiezen<br />

<<br />

TURN PLUS opent de dialoog „Werkschema<br />

bestaat“ – stel doorgaan in<br />

<<br />

Nog meer werkblokken toevoegen<br />

Bestaand werkschema wijzigen<br />

„IAG“ kiezen<br />

<<br />

TURN PLUS opent de dialoog „Werkschema<br />

bestaat“ – stel wijzigen in<br />

<<br />

TURN PLUS toont het bestaande werkschema<br />

<<br />

Markeer de te wijzigen werkblokken<br />

<<br />

TURN PLUS simuleert het werkschema<br />

■ niet gemarkeerde werkblokken: zonder stop<br />

■ gemarkeerde werkblokken: de vraag „Wijzigen?“<br />

verschijnt<br />

<<br />

Te wijzigen werkblokken:<br />

■ TURN PLUS markeert het bewerkingsgedeelte en<br />

stelt alle IAG-functies beschikbaar<br />

■ corigeer/optimaliseer het bewerkingsblok 6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

6.12.1 Gereedschapsoproep<br />

Menugroep „Gereedschap – ...“<br />

■ handmatig via revolverbezetting: een op de<br />

revolver geplaatst gereedschap kiezen<br />

■ handmatig via gereedschapstype/<br />

identificatienummer: gereedschap uit database<br />

kiezen en op de revolver plaatsen<br />

■ van de laatste bewerking: het als laatste gebruikte<br />

gereedschap wordt ingezet<br />

■ automatisch: De IAG belast zich met het kiezen en<br />

plaatsen van het gereedschap. – Voorwaarde:<br />

definitie van het bewerkingsgedeelte<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 287


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

6.12.2 Snijgegevens<br />

■ Snijsnelheid, hoofd- en nevenvoeding: worden aan<br />

de hand van de grondstof en de<br />

gereedschapsgegevens bepaald – controleer/<br />

optimeer deze waarden<br />

■ Maximale snedediepte P: wordt als<br />

cyclusparameter overgenomen.<br />

■ Koelmiddel, koelmiddelcircuit vastleggen: gebruik<br />

vastleggen<br />

6.12.3 Cyclusspecificatie<br />

Menu-item „Cyclus – ...“<br />

Bewerkingsgedeelte: stel het te verspanen gedeelte<br />

voor iedere selectie van een gedeelte in.<br />

Cyclusparameter: controleer/optimaliseer de<br />

parameters.<br />

Benaderen: het gereedschap verplaatst zich in ijlgang<br />

van de actuele positie naar de benaderingspositie –<br />

voordat de cyclus wordt opgeroepen.<br />

De boor- schroefdraadcycli omvatten niet het<br />

„Benaderen“. Positioneer het gereedschap met<br />

„Benaderen“ op een geschikte positie.<br />

Vrijzetten: het gereedschap verplaatst zich na het<br />

cycluseinde in ijlgang naar de vrijzetpositie.<br />

Gereedschapwisselpositie benaderen: het<br />

gereedschap verplaatst zich na het cycluseinde resp.<br />

na het „vrijzetten“ in ijlgang naar de wisselpositie. De<br />

in de dialoogbox vastgelegde wisselpositie wordt<br />

alleen bij „WP=1“ (bewerkingsparameter 2) verwerkt.<br />

De verplaatsingswijze (G0 of G14) en de wisselpositie<br />

worden in bewerkingsparameter 2 vastgelegd.<br />

288<br />

Bewerkingsrichting bij selectie van het gebied:<br />

■ met toets of softkey: de volgorde van de selectie bepaalt<br />

de bewerkingsrichting<br />

■ touchpad:<br />

linkermuisknop – bewerkingsrichting tegengesteld aan<br />

richting waarin de contour wordt gemaakt;<br />

rechtermuisknop – bewerkingsrichting tegen de richting in<br />

waarin de contour wordt gemaakt<br />

6 TURN PLUS


6.12.4 Bewerkingswijze Voorbewerken<br />

Overzicht: bewerkingswijze Voorbewerken<br />

■ Voorbewerken langs (G810)<br />

■ Voorbewerken dwars (G820)<br />

■ Voorbewerken parallel aan de contour (G830)<br />

■ Voorbewerken automatisch – TURN PLUS genereert alle<br />

voorbewerkingen automatisch<br />

■ Voorbewerken uitdraaien<br />

■ Resmateriaal voorbewerken langs<br />

■ Restmateriaal voorbewerken dwars<br />

■ Restmateriaal voorbewerken parallel aan de contour<br />

■ Uitdraaien automatisch<br />

■ Voorbewerken uitdraaien (neutraal gereedschap)<br />

Voorbewerken langs, dwars (G810, G820)<br />

Parameters<br />

P: snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A: starthoek (referentie: Z-as)<br />

■ langs: default 0°/180° (parallel aan Z-as)<br />

■ dwars: default 90°/270° (haaks op Z-as)<br />

W: vrijzethoek (referentie: Z-as)<br />

■ langs: default 90°/270° (haaks op Z-as)<br />

■ dwars: default 0°/180° (parallel aan Z-as)<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

I, K: verschillende langs-/dwarsovermaat<br />

I: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

Insteken: neergaande contouren bewerken?<br />

■ ja<br />

■ nee<br />

E: gereduceerde insteekvoeding bij neergaande contouren<br />

H: vrijzetmethode – type contourafronding<br />

■ H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

■ H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

■ H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

■ Q=0: terug naar startpunt<br />

Langs: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Dwars: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Bewerking van draaduitloop (zie softkey-tabel)<br />

Softkey „Voorbewerking“<br />

Langs-/dwarsovermaat of constante<br />

overmaat instellen<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 289<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Voorbewerken parallel aan de contour (G830)<br />

Parameters<br />

P: snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A: naderingshoek (referentie: Z-as) – default: 0°/180° (parallel aan<br />

Z-as)<br />

W: vrijzethoek (referentie: Z-as) – default: 90°/270° (haaks op Zas)<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

I, K: verschillende langs-/dwarsovermaat<br />

I: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

E: gereduceerde insteekvoeding<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

■ Q=0: terug naar startpunt – eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Bewerking van draaduitloop (zie softkey-tabel)<br />

Voorbewerken automatisch<br />

Menu-item: Voorbewerken – Voorbewerken automatisch<br />

TURN PLUS genereert de werkblokken voor alle voorbewerkingen<br />

(langs, dwars, uitdraaien, binnen, buiten, etc.). Daarbij worden alle<br />

elementen van het werkblok bepaald (gereedschap, snijgegevens,<br />

cyclusparameters, etc.).<br />

290<br />

6 TURN PLUS


Snijkantbegrenzing bij „restmateriaal voorbewerken“<br />

Wanneer er bij neergaande contouren restmateriaal achterblijft, kan dit<br />

worden verspaand met „Voorbewerken uitdraaien – Restmateriaal<br />

voorbewerken ...“.<br />

Snijkantbegrenzing: zonder snijkantbegrenzing bewerkt TURN PLUS<br />

het geselecteerde bewerkingsgedeelte. Om botsingen te voorkomen,<br />

wordt het geselecteerde bewerkingsgedeelte met de snijkantbegrenzing<br />

beperkt. De bewerkingscyclus houdt rekening met de veiligheidsafstand<br />

(SAR, SIR – bewerkingsparameter 2) vóór het restmateriaal.<br />

Snijkantbegrenzing vastleggen<br />

Positioneer het gereedschap aan de zijde van de snijkantbegrenzing<br />

waar zich het restmateriaal bevindt.<br />

Bewerkingsgedeelte selecteren<br />

„Beginpunt van het restmateriaal“ als positie van de<br />

snijkantbegrenzing selecteren (zie afbeelding).<br />

Botsingsgevaar<br />

De verspaning van het restmateriaal vindt plaats zonder<br />

botsingsbewaking. Controleer de snijkantbegrenzing en<br />

naderingshoek (dialoogbox „Cyclus Parameters<br />

(Voorbewerken)“).<br />

Restmateriaal voorbewerken (uitdraaien) – langs/<br />

dwars<br />

Parameters<br />

P: snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A: starthoek (referentie: Z-as)<br />

■ langs: default 0°/180° (parallel aan Z-as)<br />

■ dwars: default 90°/270° (haaks op Z-as)<br />

W: vrijzethoek (referentie: Z-as)<br />

■ langs: default 90°/270° (haaks op Z-as)<br />

■ dwars: default 0°/180° (parallel aan Z-as)<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

I, K: verschillende langs-/dwarsovermaat<br />

I: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

Insteken: neergaande contouren bewerken?<br />

■ ja<br />

■ nee<br />

E: gereduceerde insteekvoeding bij neergaande contouren<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

AR: beginpunt restmateriaal<br />

SAR: veiligheidsafstand buiten<br />

(bewerkingsparameter 2)<br />

SB: Snijkantbegrenzing<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 291<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

H: vrijzetmethode – type contourafronding<br />

■ H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

■ H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

■ H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

Q: vrijzetmethode: bij cycluseinde<br />

■ Q=0: terug naar startpunt<br />

Langs: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Dwars: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Bewerking van draaduitloop (zie softkey-tabel)<br />

Restmateriaal voorbewerken (uitdraaien) – parallel<br />

aan de conour<br />

Parameters<br />

P: snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A: starthoek (referentie: Z-as)<br />

■ langs: default 0°/180° (parallel aan Z-as)<br />

■ dwars: default 90°/270° (haaks op Z-as)<br />

W: vrijzethoek (referentie: Z-as)<br />

■ langs: default 90°/270° (haaks op Z-as)<br />

■ dwars: default 0°/180° (parallel aan Z-as)<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

I, K: verschillende langs-/dwarsovermaat<br />

I: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

Insteken: neergaande contouren bewerken?<br />

■ ja<br />

■ nee<br />

E: gereduceerde insteekvoeding bij neergaande contouren<br />

H: vrijzetmethode – type contourafronding<br />

■ H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

■ H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

■ H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

■ Q=0: terug naar startpunt<br />

Langs: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Dwars: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Bewerking van draaduitloop (zie softkey-tabel)<br />

292<br />

6 TURN PLUS


Uitdraaien – automatisch<br />

ondersteunt de tweezijdige bewerking. TURN PLUS selecteert eerst<br />

het voorbewerkingsgereedschap ten behoeve van de voorbewerking<br />

en vervolgens het gereedschap met tegengestelde bewerkingsrichting<br />

voor de verspaning van het restmateriaal.<br />

„Uitdraaien – automatisch“ bewerkt alleen „insteken“ (– een<br />

vrijdraaiing kan met een standaard-voorbewerkingscyclus<br />

worden bewerkt. TURN PLUS maakt een onderscheid<br />

tussen insteek en vrijdraaiing aan de hand van de<br />

„toelaatbare induikhoek EKW“ (bewerkingsparameter 1).<br />

Voorbewerken uitdraaien – neutraal gereedschap<br />

(G835)<br />

Parameters<br />

P: snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A: naderingshoek (referentie: Z-as) – default: 0°/180° (parallel<br />

aan Z-as)<br />

W: vrijzethoek (referentie: Z-as) – default: 90°/270° (haaks op Zas)<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

I, K: verschillende langs-/dwarsovermaat<br />

I: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

Insteken: neergaande contouren bewerken?<br />

■ ja<br />

■ nee<br />

E: gereduceerde insteekvoeding bij neergaande contouren<br />

Bidirectioneel: verspaning met cyclus<br />

■ ja: G835<br />

■ nee: G830<br />

Q: vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

■ Q=0: terug naar startpunt<br />

Langs: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Dwars: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Bewerking van draaduitloop (zie softkey-tabel)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 293<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

6.12.5 Bewerkingswijze Steken<br />

Overzicht: bewerkingswijze steken<br />

■ Contoursteken (G860) – radiaal, axiaal of automatisch<br />

■ Insteken (G866) – radiaal, axiaal of automatisch<br />

■ Steekdraaien (G869) – radiaal, axiaal of automatisch<br />

■ Afkorten<br />

■ Afkorten/bewerking achterkant voorbereiden (werkstukoverdracht)<br />

Contoursteken radiaal/axiaal (G860)<br />

Voor de vormelementen: insteek algemeen, vrijdraaiing (insteek<br />

vorm F) en vrij gedefinieerde insteekcontouren<br />

Parameters<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

I, K: verschillende langs-/dwarsovermaat<br />

I: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

Afloop: Instellen via softkey<br />

■ Voorsteken en nabewerken in één bewerking<br />

■ alleen voorsteken<br />

■ alleen nabewerken<br />

Insteken radiaal/axiaal (G866)<br />

Voor de vormelementen: insteek vorm D (afdichtingsring), insteek<br />

vorm S (borgring)<br />

Wanneer u een „overmaat“ opgeeft, wordt er eerst voorgestoken en<br />

vervolgens nabewerkt. Bij het „nabewerken“ wordt met de<br />

„wachttijd“ alleen bij het nabewerken - in het andere geval bij elke<br />

insteek rekening gehouden.<br />

Parameters<br />

I: overmaat (langs en dwars)<br />

E: Wachttijd<br />

294<br />

Softkeys „Afloop steken“<br />

Langs-/dwarsovermaat of constante<br />

overmaat instellen<br />

Voorsteken en nabewerken<br />

Voorsteken<br />

Nabewerken<br />

6 TURN PLUS


Steekdraaien (G869)<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> verspaant het materiaal met afwisselende insteek- en<br />

voorbewerkingsbewegingen.<br />

Parameters<br />

P: maximale snijdiepte<br />

R: dieptecorrectie – afhankelijk van het materiaal, de<br />

voedingssnelheid etc. „kantelt“ de snijkant bij de<br />

draaibankbewerking. Deze aanzetfout kan worden<br />

gecorrigeerd met „draaddieptecorrectie R“. De<br />

draaidieptecorrectie wordt meestal empirisch bepaald.<br />

B: verspringingsbreedte – vanaf de tweede aanzetbeweging<br />

wordt bij de overgang van de draaibank- naar de<br />

steekbewerking het te verspanen gedeelte gereduceerd met<br />

de „verspringingsbreedte B“. Bij iedere volgende overgang<br />

van draaibank- naar steekbewerking aan deze flank vindt -<br />

aanvullend op de verspringing tot dan toe - een reductie met<br />

„B“ plaats. Het overblijvende restmateriaal wordt aan het<br />

einde van het voorsteken met een steekslag verspaand.<br />

A, W: starthoek, vrijzethoek – referentie: Z-as – default: tegen de<br />

insteekrichting in<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

I, K: verschillende langs-/dwarsovermaat<br />

I: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

S: (Unidirectioneel/) bidirectioneel – instelling via softkey<br />

Er wordt voorgestoken:<br />

■ ja (S=0): bidirectioneel<br />

■ nee (S=1): unidirectioneel in de richting die bij de selectie<br />

van het bewerkingsgedeelte is vastgelegd<br />

O: steekvoeding – default: actieve voeding<br />

E: nabewerkingsvoeding – default: actieve voeding<br />

H: vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

■ H=0: terug naar startpunt (axiaal: eerst in Z-, dan in Xrichting;<br />

radiaal: eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

■ H=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

■ H=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Afloop: Instellen via softkey<br />

■ Voorsteken en nabewerken in één bewerking<br />

■ alleen voorsteken<br />

■ alleen nabewerken<br />

Softkeys „Steekdraaien“<br />

Langs-/dwarsovermaat of constante<br />

overmaat instellen<br />

Unidirectioneel/bidirectioneel<br />

Voorsteken en nabewerken<br />

Voorsteken<br />

Nabewerken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 295<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Afsteken<br />

Het afsteken wordt met het expertprogramma uitgevoerd dat in<br />

bewerkingsparameter 21 – „UP 100098“ is ingevoerd.<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant beschikbaar<br />

gesteld. Daarom kunnen zich afwijkingen bij de hierna beschreven<br />

parameters voordoen. Raadpleeg het expertprogramma en het<br />

machinehandboek voor de betekenis van de parameters en de<br />

uitvoering van het expertprogramma.<br />

TURN PLUS bepaalt de parameters voor zover mogelijk en voert deze<br />

als voorgestelde waarde in. Controleer de ingevoerde waarden en vul<br />

deze zo noditg aan.<br />

Parameters<br />

Stafdiameter (LA):<br />

Startpunt in Z (LB): TURN PLUS neemt de positie over die bij de<br />

selectie van het gedeelte is bepaald<br />

Afschuining/afronding (LC):<br />

■ < 0: afschuiningsbreedte<br />

■ > 0: afrondingsradius<br />

Voedingsreductie vanaf X (LD): voor de „laatste baan“ (de<br />

„gereduceerde voeding“ wordt in het expertprogramma<br />

vastgelegd)<br />

Diameter bewerkt werkstuk (LE): voor bepaling van de positie van de<br />

afschuining/afronding<br />

Binnendiameter (LF): het expertprogramma gaat iets verder dan deze<br />

positie om te waarborgen dat er veilig wordt afgekort<br />

■ = 0: bij een „massief werkstuk“<br />

■ > 0: bij een pijp<br />

Veiligheidsafstand (LH): naar startpositie X<br />

Beitelbreedte (I): wordt meestal niet verwerkt<br />

Afsteken en werkstukoverdracht<br />

TURN PLUS activeert een expertprogramma (uit<br />

bewerkingsparameter 21) voor het afsteken en de<br />

werkstukoverdracht. Welk expertprogramma wordt toegepast, hangt<br />

af van de invoer „1e opspanning spil .. – 2e opspanning spil ..“ in de<br />

programmakop:<br />

■ dezelfde spil (handmatig omspannen): invoer van „UP-ABHAND“<br />

■ verschillende spillen (werkstuk wordt aan tegenspil<br />

overgedragen): invoer van „UP-UMKOMPLA“<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant beschikbaar<br />

gesteld. Daarom kunnen zich afwijkingen bij de hierna beschreven<br />

parameters voordoen. Raadpleeg het expertprogramma en het<br />

machinehandboek voor de betekenis van de parameters en de<br />

uitvoering van het expertprogramma.<br />

296<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Bewerkingsgedeelte selecteren:<br />

verticaal element dat moet worden<br />

afgekort – en de afschuining/afronding.<br />

Parameters „Afsteken“<br />

6 TURN PLUS


Verloop afsteken en werkstukoverdracht:<br />

Selecteer het verticale element dat moet worden<br />

afgestoken – TURN PLUS opent de dialoogbox van<br />

het expertprogramma<br />

Controleer de parameters „Afsteken“ en vul deze zo<br />

nodig aan<br />

Nadat u op OK hebt geklikt, vindt het afsteken plaats<br />

Leg de spanmiddelgegevens en -positie voor de<br />

tweede opspanning vast<br />

Controleer de parameters „Werkstukoverdracht“ en<br />

vul deze zo nodig aan<br />

Nadat u op OK hebt geklikt vindt de<br />

werkstukoverdracht plaats<br />

TURN PLUS voert de vastgestelde parameters als<br />

voorgestelde waarden in. Controleer de ingevoerde<br />

waarden en vul deze zo nodig aan.<br />

De betekenis van de<br />

overdrachtparameters is afhankelijk van<br />

de naam van het expertprogramma.<br />

Overdrachtparameters bij het expertprogramma<br />

„UMKOMPLA“<br />

„Afsteken“ (zie schets)<br />

Toerentalbegrenzing (LA): ten behoeve van het<br />

afsteken<br />

Maximale diameter onbewerkt werkstuk (LB):<br />

voorgestelde waarde: uit de<br />

werkstukbeschrijving<br />

Gereduceerde voeding (K): ten behoeve van het<br />

afsteken<br />

■ 0: geen voedingsreductie<br />

■ >0: (gereduceerde) voeding<br />

Startpunt in X (O): ten behoeve van het afsteken –<br />

voorgestelde waarde: uit de<br />

werkstukbeschrijving<br />

Startpunt in Z (P): ten behoeve van het afsteken –<br />

voorgestelde waarde: verticaal element uit<br />

de „selectie“<br />

„Werkstukoverdracht“ (zie ook „6.11 Instellen –<br />

Omspannen“)<br />

Toerental- of hoeksynchronisatie (LC):<br />

■ 0: hoeksynchronisatie zonder<br />

hoekverspringing<br />

■ >0: hoeksynchronisatie met vooraf<br />

ingestelde hoekverspringing<br />


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Overdrachtparameters bij expertprogramma met<br />

een andere naam<br />

„Afsteken“ (zie schets)<br />

Toerentalbegrenzing (LA): ten behoeve van het afsteken<br />

Voedingsreductie (LB): voedingswaarde voor het<br />

„laatste gedeelte“ van de afsteekbewerking<br />

Klauwspoeling (K): zie machinehandboek<br />

Startpositie X (O): ten behoeve van het afsteken –<br />

voorgestelde waarde uit de<br />

werkstukbeschrijving<br />

Positie van de gereduceerde voeding X (P): vanaf deze<br />

positie vindt verplaatsing met gereduceerde<br />

voeding plaats<br />

Eindpositie X (R): eindpositie bij het afsteken<br />

Startpositie Z (S): ten behoeve van het afsteken –<br />

voorgestelde waarde: verticaal element uit<br />

de „selectie“<br />

Steekbeitelbreedte (Y): snijkantbreedte van het<br />

afsteekgereedschap<br />

„Werkstukoverdracht“ (zie ook „6.11 Instellen –<br />

Omspannen“)<br />

Hoeksynchronisaie (LC):<br />

■ 0: hoeksynchronisatie<br />

■ 1: toerentalsynchronisatie<br />

Hoekverspringing (LD): bij hoeksynchronisatie<br />

Vaste aanslag (LE):<br />

■ 0: met verplaatsen naar vaste aanslag<br />

■ 1: zonder verplaatsen naar vaste aanslag<br />

Machinemaat (LF): ophaalpositie in machinemaat n<br />

(n: 1..6)<br />

Minimale voedingsbaan (LH): voor „verplaatsen naar<br />

vaste aanslag“ (zie machinehandboek)<br />

Maximale voedingsbaan (I): voor „verplaatsen naar<br />

vaste aanslag“ (zie machinehandboek)<br />

Incr. Voedingsbaan (J): voor „verplaattsen naar vaste<br />

aanslag“ (zie machinehandboek)<br />

Bewerkingspositie Z $2 (U): werkpositie tegenspil –<br />

voorgestelde waarde nulpunt-offset bijv. uit<br />

machineparameter 1164 voor Z-as $1 (zie<br />

schets)<br />

Nulpuntverschuiving (W): verschuiving van het NCnulpunt<br />

(berekening: afstand referentiepunt<br />

klauwplaat tot aanslagkant spanklauw +<br />

lengte bewerkt werkstuk)<br />

Lengte van bewerkt werkstuk (LF): uit de<br />

werkstukbeschrijving<br />

Met TURN PLUS (Z):<br />

■ 1: bewerkingen op de tegenspil<br />

voorbereiden (conversies inschakelen,<br />

nulpuntverschuiving, etc.)<br />

298<br />

6 TURN PLUS


6.12.6 Bewerkingswijze boren<br />

Overzicht: bewerkingswijze boren<br />

■ Centrisch voorboren (G74)<br />

■ Centreren (G72)<br />

■ Boren (G71 of G74)<br />

■ Soevereinen (G72)<br />

■ Verzinkboren (G72)<br />

■ Ruimen (G71)<br />

■ Draadtappen (G73)<br />

■ Speciaalboren<br />

■ Centreren en verzinken (G72)<br />

■ Boren en verzinken (G72)<br />

■ Boren en schroefdraad (G73)<br />

■ Boren en ruimen (G71 of G74)<br />

■ Boren automatisch – houdt rekening met vormelementen boringen,<br />

afzonderlijke boringen en gatenpatronen<br />

Centrisch voorboren (G74)<br />

Voorboren op hartlijn met vast gereedschap.<br />

Bewerkingsgedeelte selecteren<br />

Selecteer alle contourelementen die de boring omsluiten. Indien nodig,<br />

kan de boring met „Boorbegrenzing Z“ worden beperkt.<br />

Parameters<br />

Z: boorbegrenzing<br />

S: veiligheidsafstand – genereert „veiligheidsafstand G47“ vóór<br />

de boorcyclus<br />

P: 1e boordiepte<br />

J: minimale boordiepte<br />

I: reductiewaarde<br />

B: terugloopafstand – default: terugloop naar „beginpunt boring“<br />

E: wachttijd (voor het vrijmaken aan het einde van de boring)<br />

Centrisch voorboren – Automatisch bedrijf<br />

„Centrisch voorboren – Automatisch bedrijf“ zorgt voor het complete<br />

voorboren – ook als vanwege verschillende diameters een<br />

gereedschapswissel noodzakelijk is.<br />

Softkeys „Voedingsreductie“<br />

Voedingsreductie „doorboren“<br />

Voedingsreductie „aanboren“<br />

Voedingsreductie „aanboren“ bij<br />

snijplaatboren en spiraalboren met een<br />

boorhoek van 180°<br />

Positioneer de boor met „Cyclus –<br />

Benaderen“ op hartlijn.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 299<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Bewerkingswijzen boren<br />

IAG genereert de volgende boorcycli:<br />

■ centrisch voorboren: G74<br />

■ centreren: G72<br />

■ boren<br />

– geen parameter „diepboren“ ingesteld: G71<br />

– parameter „diepboren“ ingesteld: G74<br />

■ soevereinen: G72<br />

■ verzinkboren: G72<br />

■ ruimen: G71<br />

■ schroefdraad tappen: G73<br />

■ centreren en verzinken: G72<br />

■ boren en verzinken: G72<br />

■ boren en schroefdraad: G73<br />

■ boren en ruimen: G71 of G74<br />

Voor<br />

■ vast gereedschap: bij boren op hartlijn<br />

■ aangedreven gereedschap: bij C-asbewerkingen<br />

Voedingsreductie<br />

U kunt bij het aanboren en/of doorboren een voedingsreductie van<br />

50% vastleggen. De voedingsreductie bij het doorboren wordt<br />

afhankelijk van het type boor ingeschakeld:<br />

■ snijplaatboor en spiraalboor met een boorhoek van 180°: booreinde<br />

– 2*veiligheidsafstand<br />

■ andere boren: booreinde – aansnijdingslengte – veiligheidsafstand<br />

(aansnijdingslengte = punt van de boor; veiligheidsafstand: zie<br />

„bewerkingsparameter 9 boren resp. G47, G147“)<br />

Parameters<br />

K: terugloopvlak – default: terug naar startpositie resp. naar<br />

veiligheidsafstand<br />

D: terugloop (softkey „Verder“)<br />

■ met voedingssnelheid<br />

■ in ijlgang<br />

E: (stilstandstijd voor het) vrijmaken<br />

F50%: voedingsreductie – zie softkey-tabel<br />

Parameters (diepboren speciaal)<br />

P: 1e boordiepte<br />

J: minimale boordiepte<br />

I: dieptereductie (reductiewaarde)<br />

B: vrijzetmaat (terugloopafstand) – default: terugloop naar<br />

„beginpunt boring“<br />

Parameters (tappen van schroefdraad speciaal)<br />

A: aanlooplengte – default: bewerkingsparameter 7<br />

„Schroefdraadaanlooplengte [GAL]“<br />

S: teruglooptoerental – default: toerental van het draadtappen<br />

300<br />

6 TURN PLUS


6.12.7 Bewerkingswijze nabewerken<br />

Overzicht: bewerkingswijze Voorbewerken<br />

■ Nabewerken – contourbewerking (G890)<br />

■ Nabewerken passingdraaien<br />

■ Nabewerken – vrijdraaien<br />

■ Nabewerken – restcontourbewerking (G890 – Q=4)<br />

■ Nabewerken uitdraaien – neutraal ger. (G890 – Q=4)<br />

Bedieningsinstructies<br />

De „benaderingsmethode, vrijzetmethode en vormelementbewerking“<br />

worden met softkeys vastgelegd – zie de volgende tabellen.<br />

Softkeys „Nabewerken – Benaderen“<br />

Benaderen: automatische keuze – IAG controleert:<br />

■ diagonaal benaderen<br />

■ eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ equidistant om de hindernis heen<br />

■ Weglaten van het eerste contourelement wanneer de<br />

startpositie niet bereikbaar is<br />

Benanderen: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Benaderen: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

Softkeys „Nabewerken – Vrijzetten“<br />

Wordt vrijgezet onder een hoek van 45° tegen de<br />

bewerkingsrichting in en verplaatst zich diagonaal naar<br />

de vrijzetpositie<br />

Wordt vrijgezet onder een hoek van 45° tegen de<br />

bewerkingsrichting in en verplaatst zich eerst in X-, dan<br />

in Z-richting naar de vrijzetpositie<br />

Wordt vrijgezet onder een hoek van 45° tegen de<br />

bewerkingsrichting in en verplaatst zich eerst in in Z-,<br />

dan in X-richting naar de vrijzetpositie<br />

Wordt met voedingssnelheid vrijgezet naar<br />

veiligheidsafstand<br />

Softkeys „Vormelementbewerking“<br />

Sofkey-balk voor het selecteren van de volgende<br />

vormelementen omschakelen:<br />

Draaduitloop vorm E<br />

Softkeys „Vormelementbewerking“<br />

Draaduitloop vorm F<br />

Draaduitloop vorm G<br />

Vrijdraaiing<br />

Sofkey-balk voor het selecteren van de<br />

volgende vormelementen omschakelen:<br />

Afschuining<br />

Afronding<br />

Passing<br />

Schroefdraad<br />

Sofkey-balk voor het selecteren van de<br />

volgende vormelementen omschakelen:<br />

Draaduitloop vorm H<br />

Draaduitloop vorm K<br />

Draaduitloop vorm U<br />

Insteek algemeen<br />

Insteel vorm S<br />

Insteek vorm D<br />

Sofkey-balk terugzetten<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 301<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Nabewerken – contourbewerking (G890)<br />

Het geselecteerde contourgedeelte wordt parallel aan de contour in<br />

één nabewerking bewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met<br />

afschuiningen, afrondingen en draaduitlopen.<br />

Bij afschuiningen/afrondingen geldt het volgende:<br />

■ attribuut „oppervlakteruwheid/voeding“ niet geprogrammeerd: de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voert een automatische voedingsreductie uit. Er worden<br />

ten minste „FMUR“ omwentelingen (bewerkingsparameter 5)<br />

uitgevoerd.<br />

■ attribuut „oppervlakteruwheid/voeding“ geprogrammeerd: geen<br />

voedingsreductie<br />

■ Bij afschuiningen/afrondingen die vanwege de grootte met minstens<br />

„FMUR“ omwentelingen (bewerkingsparameter 5) worden bewerkt,<br />

vindt geen voedingsreductie plaats.<br />

Parameters<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

L, P: verschillende langs-/dwarsovermaat – genereert „overmaat<br />

G57“ vóór de cyclus<br />

L: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

Insteken: neergaande contouren bewerken?<br />

■ ja<br />

■ nee<br />

E: gereduceerde insteekvoeding bij neergaande contouren<br />

Benaderen:<br />

■ ja: „benaderingsmethode Q“ via softkey instellen<br />

■ nee (Q=3): het gereedschap bevindt zich in de buurt van<br />

het beginpunt<br />

Q: benaderingsmethode – via softkey instellen<br />

Vrijzetten:<br />

■ ja: „vrijzetmethode H“ via softkey instellen<br />

■ nee (H=4): gereedschap blijft op de eindcoördinaat staan<br />

H: vrijzetmethode – via softkey instellen<br />

I, K: vrijzetpositie bij H=0, 1 of 2<br />

Bewerking van vormelementen met ...: de te bewerken<br />

vormelementen, afschuiningen, etc. via softkey instellen<br />

302<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bepaalt de voorgestelde<br />

waarde van de „vrijzetpositie I,K“<br />

afhankelijk van het feit of u „Cyclus –<br />

Benaderen“ programmeert:<br />

■ geprogrammeerd: positie uit „Cyclus –<br />

Benaderen“<br />

■ niet geprogrammeerd: positie van het<br />

gereedschapswisselpunt<br />

6 TURN PLUS


Nabewerken - passingdraaien<br />

TURN PLUS voert een meetsnedeop het geselecteerde<br />

contourelement uit. Voorwaarde: aan het contourelement is het<br />

attribuut „Meten“ toegewezen (zie „6.9.6 Bewerkingsattributen“).<br />

Parameters<br />

I: Overmaat voor meetsnede<br />

K: Lengte voor meetsnede<br />

Q: Meetlusteller (elk n-de werkstuk wordt gemeten)<br />

„Passingdraaien“ wordt door het expertprogramma (invoer) „UP-<br />

MEAS01“ (bewerkingsparameter 21) uitgevoerd. Parameters van het<br />

expertprogramma: zie machinehandboek.<br />

Nabewerken – vrijdraaien<br />

Nabewerken – vrijdraaien is bedoeld voor de bewerking van<br />

draaduitlopen<br />

■ Vorm U<br />

■ Vorm H<br />

■ Vorm K<br />

Aangrenzende verticale elementen die nog een overmaat hebben,<br />

worden bij de draaduitloopbewerking vorm U op eindmaat afgedraaid.<br />

Bedieningsinstructies<br />

Gereedschap kiezen<br />

Bewerkingsgedeelte selecteren<br />

„Start“ indrukken<br />

De bewerking van de draaduitlopen kan<br />

niet worden beïnvloed (menu-item „Cyclus<br />

– Cyclusparameters“ kan niet worden<br />

geselecteerd).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 303<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Nabewerken – restcontourbewerking (G890 – Q=4)<br />

Wanneer er bij neergaande contouren restmateriaal achterblijft, kan dit<br />

worden verspaand met „Nabewerken – Restcontourbewerking“.<br />

Snijkantbegrenzing: de nabewerking begint bij het „restmateriaal“.<br />

Meestal is geen snijkantbegrenzing vereist.<br />

304<br />

Bij het restnabewerken (G890 – Q4) wordt gecontroleerd<br />

of het gereedschap zonder botsing in de terugvallende<br />

contour kan worden verplaatst. De<br />

gereedschapsparameter „breedte dn“ is bepalend voor<br />

deze botsingscontrole (zie „8.1.2 Informatie over<br />

gereedschapsgegevens“).<br />

Parameters<br />

X, Z: Snijkantbegrenzing<br />

Overmaattype instellen: via softkey<br />

L, P: verschillende langs-/dwarsovermaat – genereert „overmaat<br />

G57“ vóór de cyclus<br />

L: constante overmaat – genereert „overmaat G58“ vóór de<br />

cyclus<br />

Insteken: neergaande contouren bewerken?<br />

■ ja<br />

■ nee<br />

E: gereduceerde insteekvoeding bij neergaande contouren<br />

Vrijzetten:<br />

■ ja: „vrijzetmethode H“ via softkey instellen<br />

■ nee (H=4): gereedschap blijft op de eindcoördinaat staan<br />

H: vrijzetmethode – via softkey instellen<br />

I, K: vrijzetpositie bij H=0, 1 of 2<br />

Bewerking van vormelementen met ...: de te bewerken<br />

vormelementen, afschuiningen, etc. via softkey instellen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bepaalt de voorgestelde waarde van de<br />

„vrijzetpositie I,K“ afhankelijk van het feit of u „Cyclus –<br />

Benaderen“ programmeert:<br />

■ geprogrammeerd: positie uit „Cyclus – Benaderen“<br />

■ niet geprogrammeerd: positie van het<br />

gereedschapswisselpunt<br />

6 TURN PLUS


Nabewerken – Uitdraaien (neutraal gereedschap)<br />

(G890 – Q=4)<br />

IAG bewerkt instekende contourgedeeltes die aan de hand van de<br />

„induikhoek“ worden bepaald (insteken: EKW


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

6.12.8 Bewerkingsmethode schroefdraad (G31)<br />

Parameters<br />

B, P: aanlooplengte, overlooplengte – geen invoer: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

bepaalt de lengte aan de hand van de ernaast liggende<br />

draaduitlopen of insteken. Als er geen draaduitloop of insteek<br />

is, wordt gebruik gemaakt van de „schroefdraadaanloop- en<br />

schroefdraaduitlooplengte” van bewerkingsparameter 7 (zie<br />

ook „ 4.8 Schroefdraadcycli“).<br />

C: starthoek – wanneer het begin van de schroefdraad ten<br />

opzichte van niet-rotatiesymmetrische contourelementen is<br />

gedefinieerd<br />

I: maximale aanzet<br />

V: type aanzet<br />

■ constante doorsnede (V=0): constante spaandoorsnede bij<br />

alle snedes<br />

■ constante aanzet (V=1)<br />

■ (rest)snede-opdeling (V=2): als er na de de deling<br />

schroefdraaddiepte/aanzet een rest overblijft, geldt deze<br />

„rest” voor de eerste aanzetbeweging. De „laatste snede”<br />

wordt in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede opgedeeld.<br />

■ EPL-methode (V=3): aanzet wordt uit spoed en toerental<br />

berekend<br />

H: wijze van verspringing van de afzonderlijke<br />

aanzetbewegingen om te zorgen voor een vloeiend verloop<br />

van de draadflanken<br />

■ H=0: zonder verspringing<br />

■ H=1: verspringing vanaf de linkerzijde<br />

■ H=2: verspringing vanaf de rechterzijde<br />

■ H=3: verspringing afwisselend rechts/links<br />

Q: aantal lege snedes – na de laatste snede (om de snijdruk in<br />

de draadkern te verminderen)<br />

306<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij een te grote „overlooplengte P“ bestaat<br />

er botsingsgevaar. De overlooplengte<br />

wordt bij de simulatie gecontroleerd.<br />

6 TURN PLUS


6.12.9 Bewerkingswijze frezen<br />

Overzicht: bewerkingswijze frezen<br />

■ Contour frezen – voorbewerken, nabewerken (G840)<br />

■ Vlak frezen – voorbewerken (G845), nabewerken (G846)<br />

■ Afbramen (G840)<br />

■ Graveren (G840)<br />

■ Frezen automatisch – voorbewerken, nabewerken<br />

Contourfrezen – voorbewerken/nabewerken,<br />

afbramen (G840)<br />

Bij contourfrezen en afbramen worden figuren of „vrije contouren“<br />

(open of gesloten contouren) van de referentievlakken bewerkt:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

Met overmaat L „verschuift“ de te frezen contour in de richting die<br />

met „freeslocatie Q“ is vastgelegd:<br />

■ Q=0: overmaat wordt genegeerd<br />

■ Q=1 (gesloten contour): verkleint de contour<br />

■ Q=2 (gesloten contour): vergroot de contour<br />

■ Q=3 (open contour): verschuiving links/rechts – afhankelijk van de<br />

bewerkingsrichting<br />

Parameters<br />

K: terugloopvlak – default: terug naar startpositie<br />

■ voor- of achtervlak: teruglooppositie in Z-richting<br />

■ mantelvlak: teruglooppositie in X-richting (diametermaat)<br />

Q: freeslocatie<br />

■ Q=0 contour: middelpunt frees op de contour<br />

■ Q=1 binnenkant (frezen) – gesloten contour<br />

■ Q=2 buitenkant (frezen) – gesloten contour<br />

■ Q=3 links/rechts van de contour (referentie:<br />

bewerkingsrichting) – open contour<br />

H: looprichting van de frees<br />

■ H=0: tegenlopend<br />

■ H=1: meelopend<br />

R: ingaande radius<br />

■ R=0: contourelement direct benaderen<br />

■ R>0: ingaande/uitgaande radius die tangentiaal op het<br />

contourelement aansluit<br />

■ R


6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

P: ■ contourfrezen: freesdiepte – overschrijft de „diepte“ van de<br />

contourdefinitie<br />

■ afbramen: insteekdiepte van het gereedschap – default:<br />

afschuiningsbreedte (uit „bewerkingsattribuut Afbramen“)<br />

+ 1 mm<br />

I: maximale aanzet – default: frezen in een aanzetbeweging<br />

L: overmaat – freescontour „verschuiven“ („overmaat G58“<br />

vóór de freescyclus)<br />

308<br />

■ Effecten van „freeslocatie, looprichting van de frees en<br />

draairichting van het gereedschap“: zie „4.11 Freescycli“.<br />

■ Afbramen: de afschuiningsbreedte wordt als<br />

bewerkingsattribuut gedefinieerd.<br />

Vlakfrezen – voorbewerken/nabewerken (G845/G846)<br />

Bewerkt figuren of gesloten geschlossene „vrije contouren“ van de<br />

referentievlakken voor/na:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

Parameters<br />

J: terugloopvlak – default: terug naar startpositie<br />

■ voor- of achtervlak: teruglooppositie in Z-richting<br />

■ mantelvlak: teruglooppositie in X-richting (diametermaat)<br />

Q: bewerkingsrichting<br />

■ naar buiten (Q=0): van binnen naar buiten<br />

■ naar binnen (Q=1): van buiten naar binnen<br />

H: looprichting van de frees<br />

■ H=0: tegenlopend<br />

■ H=1: meelopend<br />

U: overlappingsfactor – bereik: 0


Graveren (G840)<br />

Graveert open of gesloten contouren van de referentievlakken:<br />

■ VOORKANT<br />

■ ACHTERKANT<br />

■ MANTEL<br />

Opties (parameters)<br />

K: terugloopvlak – default: terug naar startpositie<br />

■ voor- of achtervlak: teruglooppositie in Z-richting<br />

■ mantelvlak: teruglooppositie in X-richting (diametermaat)<br />

P: freesdiepte – insteekdiepte van het gereedschap<br />

6.12.10 Speciale bewerkingen (SB)<br />

Bij speciale bewerkingen (SB) voegt u verplaatsingen, oproepen van<br />

subprogramma's of G-/M-functies toe (voorbeeld: toepassing van<br />

systemen voor de handling van werkstukken).<br />

Een „speciale bewerking“ legt een werkblok vast dat in het<br />

werkschema is opgenomen.<br />

Speciale bewerkingen<br />

■ Gereedschapsbanen met voedingssnelheid of in ijlgang – inclusief<br />

gereedschapsoproep en definitie van de technologiegegevens<br />

Oproep:<br />

IAG-menu-item „Speciale bew(werking)“<br />

Menu-item „Vrije invoer“<br />

Menu-item „Gereedschap“ – gereedschap kiezen en positioneren<br />

menu-item „Regel voor regel“ selecteren<br />

met de overige menu-items de gereedschapsbaan en de<br />

technologiegegevens (G-/M-functies) vastleggen<br />

■ Subprogramma-oproep, G- en M-functies<br />

menu-item „SB“ selecteren<br />

menu-item „Vrije invoer“ selecteren<br />

menu-item „Regel voor regel“ selecteren<br />

menu-item „Technologie“ selecteren<br />

menu-item „Subprogramma“ of „G- en M-functies“ selecteren<br />

het gewenste subprogramma/de gewenste functies selecteren –<br />

op „OK“ drukken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 309<br />

6.12 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

6.13 Automatisch genereren<br />

van werkschema's (AAG)<br />

De AAG genereert een werkschema, dat uit<br />

afzonderlijke werkblokken bestaat. De elementen<br />

van een werkblok worden automatisch door TURN<br />

PLUS bepaald. Via de „controlegrafiek“ heeft u directe<br />

controle (zie „6.14 Controlegrafiek“).<br />

De volgorde van de bewerking kan worden<br />

beïnvloed met de bewerkingsvolgorde-editor (zie<br />

„6.13.2 Bewerkingsvolgorde“).<br />

Wanneer er al een deelbewerking is uitgevoerd,<br />

kunt u de bewerking met AAG „voortzetten“.<br />

6.13.1 Genereren van een werkschema<br />

Menu-item: AAG – Automatisch bedrijf<br />

TURN PLUS genereert de werkblokken in de bij<br />

„bewerkingsvolgorde“ vastgelegde volgorde en toont<br />

deze in de controlegrafiek. Na het genereren kunt u<br />

het werkschema<br />

■ accepteren of<br />

■ niet accepteren.<br />

Met de ESC-toets wordt het genereren onderbroken.<br />

Alle werkblokken die tot op dat moment volledig zijn<br />

gemaakt, blijven behouden.<br />

Menu-item: AAG – Bloksgewijs<br />

TURN PLUS genereert de werkblokken in de bij<br />

„bewerkingsvolgorde“ vastgelegde volgorde en toont<br />

deze in de controlegrafiek. Na het genereren kunt u<br />

het werkschema<br />

■ accepteren,<br />

■ niet accepteren of<br />

■ herhalen.<br />

Na het afsluiten van het bloksgewijs genereren van<br />

het werkschema kunt u het werkschema<br />

■ accepteren of<br />

■ niet accepteren.<br />

Voor bewerkingsdetails die niet aan de hand van de<br />

contouranalyse, attributen, etc. kunnen worden<br />

bepaald, maakt TURN PLUS gebruik van<br />

standaardwaarden. U ontvangt informatie via een<br />

„waarschuwingsmelding“ – maar kunt niet ingrijpen.<br />

Voorbeeld: wanneer het werkstuk niet wordt<br />

„ingespannen“, gaat TURN PLUS uit van een bepaalde<br />

inspanvorm/-lengte en wordt de snijkantbegrenzing<br />

dienovereenkomstig ingesteld.<br />

310<br />

6 TURN PLUS


6.13.2 Bewerkingsvolgorde<br />

In de volgorde waarin de bewerkingen zijn uitgevoerd,<br />

analyseert TURN PLUS de contour. Daarbij worden de<br />

te bewerken gedeelten en de parameters van het<br />

gereedschap bepaald. De contouranalyse wordt met<br />

behulp van de bewerkingsparameters uitgevoerd.<br />

TURN PLUS maakt het volgende onderscheid bij de<br />

bewerkingen:<br />

■ hoofdbewerking<br />

■ subbewerking<br />

■ plaats (bewerkingsplaats)<br />

Met de „subbewerking“ en de „bewerkingsplaats“<br />

„verfijnt“ u de bewerkingsspecificatie. Wanneer u de<br />

subbewerking/bewerkingsplaats niet opgeeft,<br />

genereert de AAG bewerkingsblokken voor alle<br />

subbewerkingen/bewerkingsplaatsen.<br />

In de onderstaande tabel worden de aanbevolen<br />

combinaties van „hoofdbewerking – subbewerking –<br />

bewerkingsplaats“ vermeld en de werkwijze van de<br />

AAG uitgelegd.<br />

Andere invloedsfactoren voor het genereren van het<br />

werkschema zijn:<br />

■ geometrie van de contour<br />

■ attributen van de contour<br />

■ beschikbaarheid van gereedschap<br />

■ bewerkingsparameters<br />

De AAG genereert geen werkblokken wanneer een<br />

noodzakelijke voorbewerking niet is afgesloten, het<br />

gereedschap niet beschikbaar is of als zich<br />

soortgelijke situaties voordoen. TURN PLUS slaat<br />

technologisch niet zinvolle bewerkingen/<br />

bewerkingsvolgordes over.<br />

Bewerking achterkant (complete bewerking)<br />

De bewerking aan de achterkant begint met de hoofden<br />

subbewerking „Afsteken – complete bewerking“<br />

resp. „Omspannen – complete bewerking“.<br />

■ U kunt na „afsteken ... / omspannen ...“ andere<br />

bewerkingen voor de bewerking van de achterkant<br />

vastleggen.<br />

■ Wanneer na het „Afsteken ... / omspannen ...“ geen<br />

andere hoofdbewerkingen worden vastgelegd, past<br />

TURN PLUS de volgorde voor bewerking van de<br />

voorkant ook toe voor bewerking van de<br />

achterkant.<br />

■ TURN PLUS maakt altijd gebruik van de actuele<br />

bewerkingsvolgorde. U kunt de „actuele<br />

bewerkingsvolgorde“ wijzigen of door het laden van een<br />

andere bewerkingsvolgorde overschrijven.<br />

■ Wanneer u een „compleet programma“ laadt en een<br />

nieuw werkschema genereert, wordt de actuele<br />

bewerkingsvolgorde als uitgangspunt genomen.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

TURN PLUS houdt bij de boor- en freesbewerking geen<br />

rekening met de toestand van de draaibankbewerking. Let<br />

op de bewerkingsvolgorde „draaibankbewerking vóór booren<br />

freesbewerking“.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 311<br />

6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Lijst met bewerkingsvolgordes<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Centrisch voorboren Contouranalyse: bepaling van de boorstappen<br />

bewerkingsparameter: centrisch voorboren (3)<br />

312<br />

– – Voorboren 1e stap<br />

Voorboren 2e stap<br />

Afboren<br />

Voorboren – Voorboren 1e stap<br />

Voorboren 2e stap<br />

Afboren – Afboren<br />

Voorbewerken (zonder uitdraaien) Contouranalyse: onderverdeling van de contour in<br />

gedeeltes voor bewerking buitenkant langs/buitenkant<br />

dwars en binnenkant langs/binnenkant dwars op basis<br />

van de dwars-/lengteverhouding (PLVA, PLVI).<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameters: voorbewerken (4)<br />

– – Bewerking dwars, langs buiten- en binnenkant<br />

langs – Langsbewerking – buiten en binnen<br />

langs buiten Langsbewerking – buiten<br />

langs binnen Langsbewerking – binnen<br />

dwars – Dwarsbewerking<br />

parallel aan contour – Bewerking parallel aan contour - buiten en binnen<br />

parallel aan contour buiten Bewerking parallel aan contour – buiten<br />

parallel aan contour binnen Bewerking parallel aan contour – binnen<br />

(Voorbewerken) Uitdraaien Contouranalyse: aan de hand van de „induikhoek EKW“<br />

instekende contourgedeeltes (niet-gedefinieerde insteken)<br />

bepalen. De bewerking vindt plaats met een of twee<br />

gereedschappen.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameter: globale parameters bewerken<br />

werkstuk (1)<br />

– – Langs-, dwarsbewerking – buiten en binnen<br />

langs buiten Langsbewerking – buiten<br />

langs binnen Langsbewerking – binnen<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

6 TURN PLUS


Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

(Voorbewerken) Uitdraaien – vervolg<br />

dwars buiten Dwarsbewerking – buiten voor- en achterkant<br />

dwars binnen Dwarsbewerking – binnen<br />

dwars buiten/voorkant Dwarsbewerking – buiten voorkant<br />

dwars buiten/achterw Dwarsbewerking – buiten achterkant<br />

neutraal ger. – Langs-, dwarsbewerking – buiten en binnen<br />

neutraal ger. buiten Langsbewerking – buiten<br />

neutraal ger. binnen Langsbewerking – binnen<br />

neutraal ger. buiten/voorkant Dwarsbewerking – buiten voor- en achterkant<br />

neutraal ger. binnen/voorkant Dwarsbewerking – binnen<br />

Als in de bewerkingsvolgorde uitdraaien vóór<br />

steekdraaien/contoursteken is vermeld,<br />

worden instekende contourgedeeltes door<br />

middel van uitdraaien bewerkt. – Uitzondering:<br />

er is geen geschikt gereedschap aanwezig.<br />

Contourbewerking (nabewerken) Contouranalyse: onderverdeling van de contour in<br />

gedeeltes voor bewerking buitenkant/binnenkant.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameter: nabewerken (5)<br />

parallel aan contour – Bewerking buitenkant en binnenkant<br />

parallel aan contour buiten Bewerking buitenkant<br />

parallel aan contour binnen Bewerking binnenkant<br />

neutraal ger. – Bewerking buitenkant en binnenkant<br />

neutraal ger. buiten Bewerking buitenkant<br />

neutraal ger. binnen Bewerking binnenkant<br />

neutraal ger. buiten/voorkant Bewerking voor- en achterkant buiten<br />

neutraal ger. binnen/voorkant Bewerking voorkant – binnen<br />

Niet-gedefinieerde insteken worden alleen<br />

bewerkt wanneer ze eerst worden voorbewerkt.<br />

■Subbewerking „parallel aan contour“<br />

(standaardgereedschap): nabewerken volgens<br />

het principe „Uitdraaien“.<br />

■Subbewerking „neutraal gereedschap“:<br />

nabewerken met een gereedschap.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 313<br />

6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Steekdraaien Contouranalyse:<br />

■zonder voorafgaande voorbewerking: de complete<br />

contour, inclusief instekende contourgedeeltes (nietgedefinieerde<br />

insteken) wordt bewerkt.<br />

■ Voorafgaande voorbewerking: instekende<br />

contourgedeeltes (niet-gedefinieerde insteken) worden<br />

aan de hand van de „induikhoek EKW“ bepaald en<br />

bewerkt.<br />

Volgorde:bewerking buitenkant voor binnenkant<br />

Bewerkingsparameters:globale parameters bewerkt<br />

werkstuk (1)<br />

314<br />

– – Radiale/axiale bewerking – buiten en binnen<br />

parallel aan contour buiten Radiale bewerking – buiten<br />

parallel aan contour binnen Radiale bewerking – binnen<br />

parallel aan contour buiten/voorkant Axiale bewerking – buiten<br />

parallel aan contour binnen/voorkant Axiale bewerking – binnen<br />

■ Als in de bewerkingsvolgorde steekdraaien<br />

vóór uitdraaien is vermeld, worden<br />

instekende contourgedeeltes door middel van<br />

steekdraaien bewerkt. – Uitzondering: er is<br />

geen geschikt gereedschap aanwezig.<br />

■ Steekdraaien – contoursteken worden<br />

alternatief toegepast.<br />

Contoursteken Contouranalyse: instekende contourgedeeltes (insteken)<br />

worden aan de hand van de „induikhoek EKW“ bepaald<br />

en bewerkt.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameters: globale parameters van<br />

bewerkt werkstuk (1)<br />

– – Radiale/axiale bewerking – buiten en binnen<br />

Asbewerking: de axiale bewerking buiten vindt „voor en<br />

achter“ plaats<br />

parallel aan contour buiten Radiale bewerking – buiten<br />

Asbewerking: vindt „voor en achter“ plaats<br />

parallel aan contour binnen Radiale bewerking – binnen<br />

parallel aan contour buiten/voorkant Axiale bewerking – buiten<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

6 TURN PLUS


Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Contoursteken – vervolg<br />

parallel aan contour binnen/voorkant Axiale bewerking – binnen<br />

■ Als in de bewerkingsvolgorde<br />

contoursteken vóór uitdraaien is vermeld,<br />

worden instekende contourgedeeltes door<br />

middel van contoursteken bewerkt. –<br />

Uitzondering: er is geen geschikt gereedschap<br />

aanwezig.<br />

■ Steekdraaien – contoursteken worden<br />

alternatief toegepast.<br />

Insteken Contouranalyse: vormelementen „Insteken“ bepalen:<br />

■ vorm S (borgring – insteek vorm S)<br />

■ vorm D (afdichtingsring – insteek vorm D)<br />

■ vorm A (insteek algemeen)<br />

■ vorm FD (vrijdraaiing F) – FD wordt alleen met<br />

„insteken“ bewerkt bij „induikhoek EKW


6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Vrijdraaien – vervolg<br />

316<br />

Vorm H, K, U, G (*) binnen Bewerking binnen<br />

*: type draaduitloop vastleggen.<br />

TURN PLUS bewerkt draadduitlopen vorm G<br />

bij het voor-/nabewerken. Een draaduitloop<br />

vorm G wordt alleen bij de bewerking<br />

„Vrijdraaien“ gestoken, wanneer er geen<br />

geschikt voor-/nabewerkingsgereedschap<br />

beschikbaar was.<br />

Draadsnijden Contouranalyse: vormelementen „Schroefdraad“<br />

bepalen.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant –<br />

vervolgens volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Cilindrische (langs), conische en dwarsdraad buiten en<br />

binnen bewerken<br />

cilindrisch (langs),<br />

conisch, dwars (*)<br />

cilindrisch (langs),<br />

buiten Buitendraad bewerken<br />

conisch, dwars (*)<br />

*: draadtype vastleggen.<br />

binnen Binnenschroefdraad bewerken<br />

Boren Contouranalyse: vormelementen „Boringen“ bepalen.<br />

Volgorde – boortechnologie/combinatieboringen:<br />

■ Centreren / centreren met verzinken<br />

■ Boren<br />

■ Verzinken / boren met verzinken<br />

■ Ruimen / boren en ruimen<br />

■ Draadtappen / boor- schroefdraadcombinatie<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

■ Centrisch<br />

■ Voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

■ Mantelvlak bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– daarna volgorde van de geometrische definitie<br />

–<br />

Centreren, boren,<br />

verzinken, ruimen,<br />

– Bewerking van alle boringen op alle bewerkingsplaatsen<br />

Draadtappen (*) – Bewerking gekozen boortechnologie op alle<br />

bewerkingsplaatsen<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

6 TURN PLUS


Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Boren – vervolg<br />

Centreren, boren,<br />

verzinken, ruimen,<br />

Draadtappen (*) Plaats Bewerking v.d. boring op de gekozen bewerkingsplaats<br />

*: boortechnologie vastleggen.<br />

Combinatieboringen:<br />

■ leg de combinatieboringen als<br />

bewerkingsattribuut vast (zie „6.9.6<br />

Bewerkingsattributen“).<br />

■ Selecteer de „bijbehorende<br />

boortechnologie“ als subbewerking (zie<br />

boven).<br />

Frezen Contouranalyse: „te frezen contouren“ bepalen.<br />

Volgorde – freestechnologie:<br />

■ lineaire en ronde sleuven<br />

■ „open“ contouren<br />

■ gesloten contouren (kamers), vlak met één of<br />

meerdere zijden<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

■ voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

■ mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– daarna volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking volgens alle freestechnologieën op alle<br />

bewerkingsplaatsen<br />

Vlak, contour, sleuf<br />

kamer (*)<br />

Vlak, contour, sleuf<br />

– Bewerking volgens de gekozen freestechnologie op alle<br />

bewerkingsplaatsen<br />

kamer (*) Plaats Bewerking volgens de gekozen freestechnologie op de<br />

gekozen bewerkingsplaats<br />

*: Contourvorm vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 317<br />

6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Afbramen Contouranalyse: te frezen contouren met attribuut<br />

„afbramen“ bepalen.<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

■ voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

■ mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– daarna volgorde van de geometrische definitie<br />

318<br />

– – Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

„afbramen“ op alle bewerkingsplaatsen<br />

Contour, sleuf,<br />

kamer (*) Plaats Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

„afbramen“ op de gekozen bewerkingsplaats<br />

*: Contourvorm vastleggen.<br />

Graveren Contouranalyse: te frezen contouren met attribuut<br />

„graveren“ bepalen.<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

■ voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

■ mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– daarna volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

„graveren“ op alle bewerkingsplaatsen<br />

Contour, sleuf (*) Plaats Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

„graveren“ op de gekozen bewerkingsplaats<br />

*: Contourvorm vastleggen.<br />

Nafrezen Contouranalyse: „te frezen contouren“ bepalen.<br />

Volgorde – freestechnologie:<br />

■ lineaire en ronde sleuven<br />

■ „open“ contouren<br />

■ gesloten contouren (kamers), vlak met één of<br />

meerdere zijden<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

■ voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

■ mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– daarna volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking volgens alle freestechnologieën op alle<br />

bewerkingsplaatsen<br />

Vlak, contour, sleuf<br />

kamer (*) – Bewerking volgens de gekozen freestechnologie op alle<br />

bewerkingsplaatsen<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

6 TURN PLUS


Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Nafrezen – vervolg<br />

Vlak, contour,<br />

sleuf, kamer (*) Plaats Bewerking volgens de gekozen freestechnologie op de<br />

gekozen bewerkingsplaats<br />

*: freestechnologie vastleggen.<br />

Afsteken – – Het werkstuk wordt afgestoken.<br />

Complete bewerking – Het werkstuk wordt afgestoken en door de tegenspil<br />

overgenomen.<br />

Omspannen Complete bewerking – ■ Draaibank met tegenspil: het werkstuk wordt door de<br />

tegenspil overgenomen.<br />

■ Draaibank met een spil: het werkstuk wordt handmatig<br />

omgespannen.<br />

Pasbewerking De AAG houdt rekening met het bewerkingsattribuut „Meten“ bij de contourbewerking<br />

(nabewerken)<br />

Speciale bewerking Is niet van belang voor AAG<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 319<br />

6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.13 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Bewerkingsvolgordes bewerken en<br />

beheren<br />

Bewerkingsvolgorde bewerken<br />

Kies „AAG – Bewerkingsvolgorde – Wijzigen“ –<br />

TURN PLUS activeert de „bewerkingsvolgordeeditor“<br />

<<br />

Kies de positie<br />

<<br />

Bewerking opnieuw invoeren<br />

■ Plaats de cursor (de nieuwe bewerking wordt vóór<br />

de cursorpositie aangemaakt)<br />

Activeert de dialoog<br />

„Bewerkingsvolgorde invoeren“<br />

■ Hoofdbewerking<br />

■ Subbewerking<br />

■ Plaats<br />

kiezen en met „Enter“ bevestigen<br />

Met „OK“ wordt de nieuwe bewerking<br />

overgenomen<br />

Bewerking wijzigen<br />

■ Plaats de cursor<br />

Activeert de dialoog<br />

„Bewerkingsvolgorde invoeren“<br />

■ Hoofdbewerking<br />

■ Subbewerking<br />

■ Plaats<br />

kiezen en met „Enter“ corrigeren<br />

Met „OK“ wordt de gewijzigde bewerking<br />

overgenomen<br />

Bewerking wissen<br />

■ Plaats de cursor<br />

320<br />

TURN PLUS verwijdert de bewerking<br />

<<br />

Met „OK“ wordt de gewijzigde bewerkingsvolgorde<br />

opgeslagen<br />

Beheer van de bewerkingsvolgorde-bestanden<br />

De volgende sub-items van „AAG – Bewerkingsvolgorde“ zijn bedoeld<br />

voor het beheer van de bestanden:<br />

■ Laden<br />

■ Opslaan (op schijf opslaan)<br />

■ Wissen<br />

6 TURN PLUS


6.14 Controlegrafiek<br />

Bij de contourinvoer tekent TURN PLUS de<br />

contourelementen die kunnen worden weergegeven.<br />

De IAG en AAG tonen de contour van het bewerkte<br />

werkstuk en geven het verspaningsproces grafisch<br />

weer. De contour van het onbewerkte werktstuk<br />

wordt bij de verspaning gecorrigeerd.<br />

De weergave van de gereedschapsbanen en de<br />

simulatiemode wordt met Softkey ingesteld.<br />

Venster van maximale grootte<br />

Wanneer er meer vensters op het beeldscherm<br />

worden weergegeven, kunt u met de toets „.“ tussen<br />

„Venster van maximale grootte“ en „Weergave van<br />

meerdere vensters“ omschakelen.<br />

Loep<br />

Bij het activeren verschijnt een „rode<br />

rechthoek“ om het detail van de<br />

afbeelding te selecteren en het<br />

submenu „Standaard-loepinstellingen“.<br />

Loep instellen met toetsenbord<br />

■ vergroten: „PgDn“<br />

■ verkleinen: „PgUp“<br />

■ verschuiven: cursortoetsen<br />

Loep instellen met touchpad<br />

Positioneer de cursor op een hoek van het detail<br />

van de afbeelding<br />

Terwijl u de linkermuisknop ingedrukt houdt, naar de<br />

tegenoverliggende hoek van het detail van de<br />

afbeelding slepen<br />

Standaard-instellingen: zie softkey-tabel<br />

Na een sterke vergroting kunt u „Werkstuk<br />

maximaal“ of „Werkbereik“ instellen, om vervolgens<br />

een nieuw detail van de afbeelding te selecteren.<br />

Loep verlaten: ESC-toets<br />

Softkeys „Controlegrafiek“<br />

■ Aan: stopt na elke verplaatsing<br />

■ Uit: simuleert de complete bewerking<br />

De volgende verplaatsing uitvoeren<br />

(simulatiemode „Basisregel aan“)<br />

Loep activeren<br />

Softkeys „Controlegrafiek“<br />

Softkeys „Loep“<br />

(Snij)spoor: geeft het vlak dat door het „snijdende<br />

gedeelte“ van het gereedschap wordt gepasseerd,<br />

gearceerd weer<br />

Lijn: voedingsbanen worden met een ononderbroken lijn<br />

voorgesteld (referentie: theoretische gereedschapspunt)<br />

Veeggrafiek: „verspaant“ (veegt weg) het vlak dat door<br />

het „snijdende gedeelte“ van het gereedschap wordt<br />

gepasseerd<br />

Hiermee wordt de laatste instelling „Werkstuk<br />

maximaal“ of „Werkbereik“ getoond.<br />

Hiermee wordt de laatste vergroting/instelling opgeheven.<br />

U kunt de „Laatste loep“ meerdere keren gebruiken.<br />

Schakelt de loepfunctie nar het volgende venster.<br />

Geeft het werkstuk zo groot mogelijk weer.<br />

Geeft het werkbereik, inclusief werkstukwisselpositie,<br />

weer.<br />

Coördinatensysteem en positie van het<br />

werkstuknulpunt instellen (zie „6.15 Configuratie“)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 321<br />

6.14 Controlegrafiek


6.15 Configuratie<br />

6.15 Configuratie<br />

Met de functies van „Configuratie“ wijzigt en beheert u verschillende<br />

uitlezings- en invoervarianten.<br />

Instellingen:<br />

Zoomen:<br />

■ dynamisch: past de contourweergave aan de<br />

venstergrootte aan<br />

■ statisch: past de contourweergave bij het laden van de<br />

contour aan de venstergrootte aan en houdt deze instelling<br />

vast<br />

Vlakidentificatie (aanduiding van de coördinatenassen)<br />

■ weergeven<br />

■ niet weergeven<br />

Puntraster (op de achtergrond)<br />

■ weergeven<br />

■ niet weergeven<br />

Invoer van X-waarden (voor basis- en vormelementen van de te<br />

draaien contour)<br />

■ diameter: ingevoerde waarden gelden als diameterwaarden<br />

■ radius: ingevoerde waarden gelden als radiuswaarden<br />

met bedieningsscherm (voor uitleg van de invoerparameters)<br />

■ ja: bedieningsscherm weergeven<br />

■ nee: bedieningsscherm niet weergeven<br />

Vensterconfiguratie (menu-item „Aanzichten“):<br />

Aanzichten die TURN PLUS naast het hoofdaanzicht (XZ-vlak) moet<br />

weergeven (voorkant, manteluitslag, etc.).<br />

Hoofdaanzicht spiegelen?<br />

■ Ja: contour volledig weergeven<br />

■ Nee: contour boven de hartlijn weergeven<br />

Coördinaten<br />

Instellen van het coördinatensysteem en de positie van het<br />

werkstuknulpunt voor<br />

■ het hoofdaanzicht<br />

■ de voorkant<br />

■ de achterkant<br />

■ het mantelvlak<br />

Parameters (voorbeeld hoofdaanzicht)<br />

Delta X, Z: legt de afmetingen van het controlegrafiekvenster vast<br />

min XN, ZN: legt de positie van het werkstuknulpunt vast<br />

322<br />

Invoer van X-waarden: bij<br />

standaardvormen voor de beschrijving van<br />

het onbewerkte werkstuk gelden Xwaarden<br />

altijd als diameterwaarden. X-/XEcoördinaten<br />

bij contouren voor de C-/Yasbewerking<br />

gelden altijd als radiuswaarden.<br />

TURN PLUS<br />

■ past de afmetingen aan de hoogte en<br />

breedte van het beeldscherm aan.<br />

■ vergroot de afmetingen van het<br />

vensterzodanig dat het werkstuk volledig<br />

wordt weergegeven.<br />

6 TURN PLUS


Controlegrafiek:<br />

Bij de sub-items geeft u voor IAG en AAG afzonderlijk het volgende op:<br />

basisregel:<br />

■ aan: stopt na elke verplaatsing<br />

■ uit: simuleert de complete bewerking<br />

Soort grafische weergave:<br />

■ Gereedschapsbaan: voedingsbanen worden met een<br />

ononderbroken lijn voorgesteld (referentie: theoretische<br />

gereedschapspunt)<br />

■ Snijspoor: het vlak dat door het „snijdende gedeelte“ van<br />

het gereedschap wordt gepasseerd, wordt gearceerd<br />

weergegeven. U ziet het verspaande gedeelte, waarbij<br />

rekening wordt gehouden met de precieze snijkantgeometrie<br />

(beitelradius, bijtelbreedte, snijkantpositie, etc.). De<br />

gereedschapsgegevens dienen als basis voor deze<br />

weergave.<br />

■ Veeggrafiek: het onbewerkte werkstuk wordt als „gevuld<br />

vlak“ getoond en bij de bewerking „verspaand“.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 323<br />

6.15 Configuratie


6.16 Bewerkingsinstructies<br />

6.16 Bewerkingsinstructies<br />

6.16.1 Gereedschapskeuze, revolverbezetting<br />

De gereedschapskeuze wordt bepaald door:<br />

■ de bewerkingsrichting<br />

■ de te bewerken contour<br />

■ de bewerkingsvolgorde<br />

Als het „ideale gereedschap“ niet beschikbaar is, zoekt TURN PLUS<br />

■ eerst een „vervangend gereedschap“,<br />

■ vervolgens een „noodgereedschap“.<br />

De bewerkingsstrategie wordt eventueel aangepast aan het<br />

vervangend of noodgereedschap. Indien er meerdere geschikte<br />

gereedschappen zijn, maakt TURN PLUS gebruik van het „optimale“<br />

gereedschap.<br />

Multi-gereedschap wordt niet ondersteund (met uitzondering van<br />

combinatiegereedschap voor het boren).<br />

Contoursteken, steekdraaien<br />

Beitelradius: moet kleiner zijn dan de kleinste binnenradius van de te<br />

steken contour – maar >= 0,2 mm.<br />

TURN PLUS bepaalt de breedte van de steekbeitel als volgt:<br />

De te steken contour bevat<br />

■ asparallel bodemelement met radiussen aan beide zijden:<br />

SB


6.16.2 Snijwaarden<br />

TURN PLUS bepaalt de snijwaarden aan de hand van<br />

■ het materiaal (programmakop)<br />

■ het snijmateriaal (gereedschapsparameter)<br />

■ het bewerkingstype (gekozen hoofdbewerking bij IAG;<br />

hoofdbewerking uit bewerkingsvolgorde bij AAG).<br />

De vastgestelde waarden worden met de gereedschapsafhankelijke<br />

correctiefactoren vermenigvuldigd (zie „8.3 Technologie-database<br />

(snijgegevens)“ en „8.1.2 Informatie over gereedschapsgegevens“).<br />

Bij het voor- en nabewerken geldt het volgende:<br />

■ hoofdvoeding bij toepassing van de hoofdsnijkant<br />

■ nevenvoeding bij toepassing van de nevensnijkant<br />

Bij freesbewerkingen geldt het volgende:<br />

■ hoofdvoeding bij bewerkingen in het freesvlak<br />

■ nevenvoeding bij aanzetbewegingen<br />

Bij draadsnij-, boor- en freesbewerkingen wordt de snijsnelheid in een<br />

toerental omgezet.<br />

6.16.3 Koelmiddel<br />

Afhankelijk van materiaal, snijmateriaal en bewerkingswijze in de<br />

technologie-database, legt u vast of er al dan niet met koelmiddel<br />

wordt gewerkt.<br />

AAG<br />

Als er in de technologie-database koelmiddel is aangegeven, schakelt<br />

AAG de toegewezen koelcircuits voor dit werkblok in. Wanneer het<br />

koelcircuit met „hoge druk“ werkt, genereert AAG de bijbehorende Mfunctie.<br />

Wanneer u met een „vaste revolverbezetting“ werkt (zie<br />

bewerkingsparameter 2), kunt u aan elk gereedschap koelcircuits en<br />

de instelling „hoge druk/normale druk“ toewijzen (menu-item:<br />

„Instellen – Gereedschapstabel – Tabel instellen“). De AAG schakelt<br />

de bijbehorende koelcircuits in zodra het gereedschap wordt ingezet.<br />

IAG<br />

IAG regelt de koelcircuits op dezelfde wijze als AAG. Als alternatief<br />

kunt u bij „Snijgegevens“ de koelcircuits en druktrap voor het actuele<br />

werkblok instellen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 325<br />

6.16 Bewerkingsinstructies


6.16 Bewerkingsinstructies<br />

6.16.4 Uitdraaien<br />

Als het „uitdraaien“ in de bewerkingsvolgorde vóór het „steekdraaien en<br />

contoursteken“ is gerangschikt, worden neergaande contourgedeeltes<br />

(niet-gedefinieerde insteken) met voorbewerkingsgereedschap<br />

verspaand. In het andere geval bewerkt AAG deze contourgedeeltes<br />

met steekbeitels. TURN PLUS maakt een onderscheid tussen<br />

insteken en vrijdraaiing aan de hand van de „induikhoek EKW“<br />

(bewerkingsparameter 1).<br />

Als het uitdraaiingsgedeelte niet met één gereedschap kan worden<br />

verspaand, bewerkt TURN PLUS met het eerste gereedschap voor en<br />

wordt het restmateriaal met een gereedschap in tegengestelde<br />

bewerkingsrichting verspaand.<br />

Contourbewerking (nabewerken): AAG bewerkt uitgedraaide<br />

insteekgedeelten volgens dezelfde strategie als bij het voorbewerken.<br />

Afhankelijk van de contour en het beschikbare gereedschap doen zich<br />

de volgende situaties voor:<br />

■ Compleet uitdraaien met één gereedschap. Als er meerdere<br />

gereedschappen beschikbaar zijn, heeft het gereedschap met de<br />

„standaardbewerkingsrichting“ voorrang.<br />

■ Als het uitdraaigedeelte als eindelement een verticaal element<br />

bevat, verloopt de eerste uitdraaibewerking tegen het verticale<br />

element (zie afbeelding).<br />

■ Als de vrijloophoek voor beide gereedschappen verschillend is,<br />

wordt eerst met het gereedschap met de grootste vrijloophoek<br />

gewerkt.<br />

■ Als de vrijloophoek voor beide gereedschappen gelijk is, wordt eerst<br />

vanaf de zijde met de kleinste „induikhoek“ gewerkt.<br />

326<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij het uitdraaien in het binnengedeelte wordt de<br />

insteekdiepte van het gereedschap niet gecontroleerd.<br />

Kies geschikt gereedschap.<br />

6.16.5 Binnencontouren<br />

TURN PLUS bewerkt doorgaande binnencontouren tot de overgang<br />

van het „laagste punt“ naar een grotere diameter. Bovendien<br />

beïnvloedt de<br />

■ snijkantbegrenzing binnen<br />

■ overstekende lengte binnen ULI (bewerkingsparameter 4)<br />

tot welke positie er wordt geboord, voorbewerkt en nabewerkt.<br />

Voorwaarde is dat de effectieve gereedschapslengte voor de<br />

bewerking toereikend is – zo niet, dan bepaalt deze parameter de<br />

binnenbewerking.<br />

6 TURN PLUS


Grenzen bij de binnenbewerking<br />

■ Voorboren<br />

SBI begrenst het boren.<br />

■ Voorbewerken<br />

SBI of SU begrenzen het voorbewerken.<br />

SU = voorbewerkings-basislengte (sbl) + overstekende lengte<br />

binnen (ULI)<br />

Om tijdens de bewerking „ringen“ te voorkomen, laat TURN PLUS<br />

een gedeelte van 5° vóór de grenslijn van de voorbewerking staan.<br />

■ Nabewerken<br />

sbl begrenst het nabewerken.<br />

De afbeeldingen tonen de maten (a), de boorbewerking (b), de<br />

voorbewerking (c) en de nabewerking (d).<br />

Voorbeeld 1<br />

De voorbewerkings-grenslijn (SU) bevindt zich vóór de<br />

snijkantbegrenzing binnen (SBI).<br />

Voorbeeld 2<br />

De voorbewerkings-grenslijn (SU) bevindt zich achter de<br />

snijkantbegrenzing binnen (SBI).<br />

Afkortingen<br />

SBI: snijkantbegrenzing binnen<br />

SU: voorbewerkings-grenslijn (SU = sbl + ULI)<br />

sbl: Voorbewerkings-basislengte („laagste, achterste punt“ van de<br />

binnencontour)<br />

ULI:overstekende lengte binnen (bewerkingsparameter 4)<br />

nbl: effectieve gereedschapslengte (gereedschapsparameter)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 327<br />

6.16 Bewerkingsinstructies


6.16 Bewerkingsinstructies<br />

6.16.6 Boren<br />

Boring zonder opgave van passing<br />

TURN PLUS selecteert gereedschap waarmee op<br />

eindmaat kan worden bewerkt. Eerst wordt naar<br />

spiraalboren gezocht, vervolgens naar snijplaatboren.<br />

Boring met opgave van passing<br />

TURN PLUS bewerkt de boring in twee stappen.<br />

■ Boring met een kleinere diameter dan de nominale<br />

diameter van de boring.<br />

■ „Ruimen“ op eindmaat<br />

6.16.7 Complete bewerking<br />

U beschrijft eerst de contour van het onbewerkte en<br />

bewerkte werkstuk en TURN PLUS genereert dan het<br />

werkschema voor het complete werkstuk.<br />

Afhankelijk van de „bewerkingsvolgorde“ activeert<br />

TURN PLUS na de bewerking van de voorkant een<br />

expertprogramma voor het omspannen<br />

(bewerkingsparameter 21):<br />

■ „Omspannen – Complete bewerking“: de tegenspil<br />

neemt het werkstuk over (invoer van „UP-<br />

UMKOMPL“)<br />

■ „Afsteken – Complete bewerking“: stafbewerking –<br />

het werkstuk wordt afgestoken en door de<br />

tegenspil overgenomen (invoer van „UP-<br />

UMKOMPLA“)<br />

Het gegenereerde NC-programma omvat de<br />

bewerking van de voor- en achterkant (inclusief de<br />

boor-, frees- en binnenbewerking), het oproepen van<br />

het expertprogramma en de spaninformatie voor<br />

beide opspanningen (zie ook: „4.18.3 Complete<br />

bewerking“)<br />

Voorwaarden voor de complete bewerking<br />

■ Programmakop: toewijzing spil – slede voor de<br />

tweede opspanning (invoervelden: „2e opspanning<br />

spil .. met slede ..“).<br />

■ Bewerkingsvolgorde: invoer „hoofdbewerking“<br />

OMSPANNEN of AFSTEKEN na de bewerking van<br />

de voorkant (zie „6.13.2 Bewerkingsvolgorde“).<br />

Voor de bewerking aan de achterkant kunt u:<br />

■ na OMSPANNEN/AFSTEKEN de bewerkingen<br />

invoeren.<br />

■ dezelfde bewerkingsvolgorde als bij de bewerking<br />

van de voorkant hanteren (geen verdere invoer na<br />

OMSPANNEN/AFSTEKEN).<br />

328<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

TURN PLUS verwerkt alleen de informatie „met/zonder<br />

passing“. Het type passing (H6, H7, ..) heeft geen invloed.<br />

6 TURN PLUS


Informatie over bewerking aan achterkant<br />

Houd bij contouren van de achterkant (C-/Yasbewerking)<br />

rekening met de oriëntatie van de XK-as<br />

resp. de X-as en de oriëntatie van de C-as.<br />

Benamingen:<br />

■ Voorkant: de zijde die naar het werkbereik is<br />

gekeerd<br />

■ Achterkant („R“): de zijde die van het werkbereik is<br />

afgekeerd<br />

Deze aanduidingen gelden ook als het werkstuk in de<br />

tegenspil is ingespannen - of als bij draaibanken met<br />

één spil het werkstuk voor bewerking van de<br />

achterkant is omgespannen.<br />

Weergave bij draaibank met tegenspil.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 329<br />

6.16 Bewerkingsinstructies


6.16 Bewerkingsinstructies<br />

6.16.8 Asbewerking<br />

Bij asonderdelen ondersteunt TURN PLUS niet alleen de<br />

standaardbewerking, maar ook de bewerking aan de achterkant van<br />

de buitencontour. Hiermee kunnen assen in één opspanning worden<br />

bewerkt.<br />

TURN PLUS ondersteunt niet het terugtrekken van de losse kop en<br />

controleert niet de spantoestand.<br />

Criterium voor een „as“: het werkstuk is aan de zijde van de spil en<br />

losse kop opgespannen.<br />

330<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

TURN PLUS controleert niet de botsingssituatie bij het<br />

vlakdraaien of bij bewerkingen aan de voor- en achterkant.<br />

Scheidingspunt (TR)<br />

Met het scheidingspunt wordt het werkstuk opgedeeld in voorkant en<br />

achterkant. Wanneer het scheidingspunt niet wordt opgegeven,<br />

positioneert TURN PLUS dit punt bij de overgang van de grootste naar<br />

een kleinere diameter. Scheidingspunten moeten op buitenhoeken<br />

worden gepositioneerd.<br />

Gereedschap voor de bewerking van<br />

■ voorkant: hoofdbewerkingsrichting „– Z“; resp. in eerste instantie<br />

„linker“ steek- of draadsnijgereedschap, etc.<br />

■ achterkant: hoofdbewerkingsrichting „+ Z“; resp. in eerste instantie<br />

„rechter“ steek- of draadsnijgereedschap, etc.<br />

Scheidingspunt instellen/wijzigen: zie „6.9.5 Scheidingspunten“<br />

Veiligheidszones voor boor- en freesbewerking<br />

■ TURN PLUS bewerkt te boren en te frezen contouren op het<br />

eindvlak (voor- en achterkant) onder volgende voorwaarden:<br />

■ de (horizontale) afstand tot het eindvlak moet > 5 mm bedragen –<br />

of<br />

■ de afstand tussen spanmiddel en te boren/te frezen contour moet<br />

> SAR bedragen (SAR: zie bewerkingsparameter 2).<br />

■ Als de as aan spilzijde in klauwen is ingespannen, houdt TURN PLUS<br />

rekening met de snijkantbegrenzing (SB).<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

6 TURN PLUS


Bewerkingsinstructies<br />

■ Klauwplaatspanning aan spilzijde<br />

Het onbewerkte werkstuk in het spanbereik moet voorbewerkt zijn.<br />

Op basis van de snijkantbegrenzing zouden anders niet zinvolle<br />

bewerkingsstrategieën kunnen worden gegenereerd.<br />

■ Stafbewerking<br />

TURN PLUS regelt niet de staflader en beweegt niet de losse kop<br />

en bril. – De bewerking tussen spantang en centerpunt met zetten<br />

van het werkstuk wordt niet ondersteund.<br />

■ Vlakdraaien<br />

■ Let erop dat de bij „Bewerkingsvolgorde“ ingevoerde gegevens<br />

voor het complete werkstuk gelden – ook voor het vlakdraaien van<br />

de aseinden.<br />

■ De AAG bewerkt niet het binnengedeelte aan de achterkant. Als<br />

de as aan spilzijde met klauwen is ingespannen, wordt de<br />

achterkant niet bewerkt.<br />

■ Langsbewerking<br />

Eerst wordt de voorkant en vervolgens de achterkant bewerkt.<br />

■ Voorkomen van botsingen<br />

Wanneer bewerkingen niet zonder botsingen worden uitgevoerd,<br />

kunt u:<br />

■ het terugtrekken van de losse kop, het plaatsen van de bril, etc.<br />

achteraf in het DIN PLUS-programma aanvullen.<br />

■ door het achteraf invoegen van een snijkantbegrenzing in het DIN<br />

PLUS-programma botsingen voorkomen.<br />

■ de automatische bewerking in AAG door toewijzing van het<br />

attribuut „niet bewerken“ of door opgave van de<br />

„bewerkingsplaats“ in de bewerkingsvolgorde verhinderen.<br />

■ het onbewerkte werkstuk met overmaat = 0 vastleggen. Dan<br />

vervalt de bewerking aan de voorkant (voorbeeld: afgekorte en<br />

gecentreerde assen).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 331<br />

6.16 Bewerkingsinstructies


6.17 Voorbeeld<br />

6.17 Voorbeeld<br />

Op basis van de productietekening worden de<br />

bewerkingsstappen voor het maken van de contour<br />

van het onbewerkte/bewerkte werkstuk, het instellen<br />

en het automatisch genereren van het werkschema<br />

vermeld.<br />

Programma aanmaken<br />

„Programma – Nieuw“ selecteren<br />

<<br />

Dialoogbox „Nieuw programma“:<br />

■ Programmanaam invoeren<br />

■ Materiaal – uit de naamlijst kiezen<br />

■ Op knop „Programmakop“ klikken<br />

<<br />

Dialoogbox „Programmakop“:<br />

■ „Spil – slede voor 1e opspanning“ invoeren<br />

■ Zo nodig andere velden invullen<br />

<<br />

Terug naar de dialoogbox „Nieuw programma“<br />

<<br />

„OK“ – het nieuwe programma is ingesteld<br />

Onbewerkt werkstuk vastleggen<br />

„Werkstuk – onbewerkt werkstuk“ selecteren<br />

<<br />

„Staf“ selecteren<br />

<<br />

Dialoogbox „Staf“:<br />

■ diameter = 60 mm<br />

■ lengte = 80 mm<br />

■ overmaat = 2 mm<br />

■ „OK“ – TURN PLUS geeft het onbewerkte<br />

werkstuk weer<br />

<<br />

„ESC-toets“ – terug naar hoofdmenu<br />

332<br />

Niet-gedimensioneerde afschuiningen: 1x45°<br />

Niet-gedimensioneerde radiussen: 1mm<br />

Onbewerkt werkstuk: ¬60 X 80; materiaal: Ck 45<br />

6 TURN PLUS


Basiscontour vastleggen<br />

„Werkstuk – onbewerkt werkstuk“ selecteren<br />

<<br />

Dialoogbox „Punt (startpunt van de contour)“:<br />

■ X = 0<br />

■ Z = 0<br />

■ „OK“ – TURN PLUS toont het startpunt<br />

<<br />

selecteren<br />

X = 16 – op „OK“ klikken<br />

<<br />

<<br />

<<br />

<<br />

<<br />

selecteren<br />

Z = –25 – op „OK“ klikken<br />

selecteren<br />

X = 35 – op „OK“ klikken<br />

selecteren<br />

Z = –43 – op „OK“ klikken<br />

selecteren<br />

X = 58<br />

W = 70 – op „OK“ klikken<br />

selecteren<br />

Z = –76 – op „OK“ klikken<br />

<<br />

■ 2 * ESC-toets<br />

■ „Contour sluiten?“ – kies „Ja“ – de basiscontour<br />

is gemaakt<br />

Vormelementen vastleggen<br />

„Vorm – afschuining“ selecteren<br />

■ „Hoek draadtap“ selecteren<br />

■ Dialoogbox „Afschuining“:<br />

■ Afschuiningsbreedte = 3 mm<br />

<<br />

„Vorm – afronding“ selecteren<br />

■ „Hoeken voor afronding“ selecteren<br />

■ Dialoogbox „Afronding“:<br />

■ Afrondingsradius = 2 mm<br />

<<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 333<br />

6.17 Voorbeeld


6.17 Voorbeeld<br />

Vormelementen vastleggen (vervolg)<br />

„Vorm – Draaduitloop – Draaduitloop vorm G“<br />

selecteren<br />

■ „Hoek voor draaduitloop“ selecteren<br />

■ Dialoogbox „Draaduitloop Vorm G“:<br />

■ Draaduitlooplengte = 5 mm<br />

■ Draaduitloopdiepte = 1,3 mm<br />

■ Insteekhoek = 30 °<br />

<<br />

„Vorm – Insteek – Insteek vorm D“ selecteren<br />

■ „Basiselement voor insteek“ selecteren<br />

■ Dialoogbox „Insteek vorm D“:<br />

■ Referentiepunt (Z) = –30 mm<br />

■ Insteekbreedte (Ki) = –8 mm<br />

■ Insteekdiameter= 25 mm<br />

■ Hoeken (B): afschuiningen; 1 mm<br />

<<br />

„Vorm – schroefdraad“ selecteren<br />

■ „Basiselement voor schroefdraad“ selecteren<br />

■ Dialoogbox „Schroefdraad“:<br />

■ „Isometrisch schroefdraad“ selecteren<br />

<<br />

„ESC-toets“ – terug naar hoofdmenu<br />

Instellen – Werkstuk opspannen<br />

„Instellen – Opspannen – Inspannen“ selecteren<br />

<<br />

„Spilzijde – Klauwplaat met drie klauwen“ selecteren<br />

<<br />

Dialoogbox „Klauwplaat met drie klauwen“<br />

■ „Identificatienummer klauwplaat“ selecteren<br />

■ „Klauwplaattype“ invoeren<br />

■ „Spanvorm“ invoeren<br />

■ „Identificatienummer klauw“ selecteren<br />

■ „Inspanlengte, spandruk“ controleren/invoeren<br />

■ Spanbereik vastleggen (een contourelement dat<br />

door de spanklauw wordt aangeraakt, selecteren)<br />

<<br />

Dialoogbox „Klauwplaat met drie klauwen“ afsluiten<br />

– TURN PLUS toont de spanmiddelen en de<br />

snijkantbegrenzing<br />

<<br />

„ESC-toets“ – terug naar hoofdmenu<br />

334<br />

6 TURN PLUS


Werkschema „bloksgewijs“ aanmaken<br />

„AAG – Bloksgewijs“ selecteren<br />

<<br />

TURN PLUS simuleert het verspanen per<br />

afzonderlijk werkblok<br />

<<br />

„(Werk)blok overnemen“ – selecteren<br />

<<br />

Nadat het werkschema is opgesteld:<br />

„Werkschema overnemen“ – selecteren<br />

Programma's opslaan<br />

„Programma – Opslaan – Compleet“ selecteren<br />

<<br />

Bestandsnaam controleren – op „OK“ klikken<br />

<<br />

TURN PLUS slaat<br />

■ het werkschema, de contour van het onbewerkte/<br />

bewerkte werkstuk (in een bestand) op<br />

■ het NC-programma (DIN PLUS-formaat) op<br />

AAG genereert de werkblokken aan de hand van de<br />

bewerkingsvolgorde en de instellingen van de<br />

bewerkingsparameters (zie „6.13.2 Bewerkingsvolgorde<br />

en 7.5 Bewerkingsparameters“).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 335<br />

6.17 Voorbeeld


Parameters<br />

7<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 337


7.1 De bedrijfsmode Parameters<br />

7.1 De bedrijfsmode<br />

Parameters<br />

7.1.1 Parametergroepen<br />

De parameters van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> zijn in groepen<br />

onderverdeeld<br />

■ Machineparameters<br />

Om de besturing aan te passen op de draaibank<br />

(parameters van de apparatuur, modules, toewijzing<br />

van de assen, sledes, spillen, etc.).<br />

■ Regelparameters<br />

Om de besturing te configureren (machine-uitlezing,<br />

interfaces, toegepast maatsysteem, etc.).<br />

■ Instelparameters<br />

Speciale instellingen voor de productie van een<br />

bepaald werkstuk (werkstuknulpunt,<br />

gereedschapswisselpositie, correctiewaarden, etc.).<br />

■ PLC-parameters<br />

Parameters uit deze groep worden door de<br />

machinefabrikant vastgelegd (zie machinehandboek).<br />

■ Bewerkingsparameters<br />

Strategieparameters voor de bewerkingscycli en<br />

TURN PLUS.<br />

In deze bedrijfsmode worden bovendien de volgende<br />

bedrijfsmiddel- en technologieparameters beheerd (zie<br />

hoofdstuk „8 Bedrijfsmiddelen):<br />

■ Gereedschapsparameters<br />

■ Spanmiddelparameters<br />

■ Technologieparameters (snijwaarden)<br />

In dit handboek worden de parameters beschreven die<br />

de machine-operator kan wijzigen (gebruikerscategorie<br />

„Systeembeheerder“). De overige parameters worden<br />

in het Technisch handboek uitgelegd.<br />

Uitwisseling en beveiliging van gegevens<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de uitwisseling van<br />

gegevens van de parameters alsmede de<br />

bijbehorende naamlijsten. Bij de gegevensbeveiliging<br />

wordt met alle parameters rekening gehouden.<br />

De uitwisseling en beveiliging van gegevens vinden<br />

plaats in de bedrijfsmode Transfer – zie „10.4<br />

Parameters en bedrijfsmiddelen“.<br />

338<br />

Hoofdmenu bedrijfsmode Parameters<br />

Actuele parameters – veelgebruikte parameters – kunnen<br />

via menu worden geselecteerd<br />

Parameterlijsten van de groepen PLC, Instellen en<br />

Bewerking<br />

Gereedschapsparameters<br />

Beschrijving van de het gereedschap – zie „8.1<br />

Gereedschaps-database“<br />

Spanmiddelparameters<br />

Beschrijving van de spanmiddelen – zie „8.2 Spanmiddeldatabase“<br />

Technologieparameters – zie „8.3 Technologie-database<br />

(snijwaarden)“<br />

Configuratie – parameterlijsten van alle groepen (kan<br />

alleen worden geselecteerd met de autorisatie<br />

„Systeembeheerder“)<br />

Invoer/Uitvoer en gegevensbeveiliging van parameters<br />

7 Parameters


7.1.2 Parameters bewerken<br />

Actuele parameters<br />

In de menugroep „Act(uele) Para(meters)“ zijn<br />

veelgebruikte parameters ondergebracht, waaruit u<br />

kunt kiezen zonder dat u het nummer van de<br />

parameter kent.<br />

Parameters bewerken<br />

Eventueel aanmelden als „systeemmanager“<br />

(bedrijfsmode Service)<br />

<<br />

„Act.para“ kiezen (bedrijfsmode Parameters)<br />

<<br />

Parameter via het menu selecteren – de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> stelt de parameter voor het bewerken<br />

beschikbaar<br />

<<br />

Wijzigingen aanbrengen<br />

Parameterlijsten<br />

De parametergroepen<br />

■ instelparameters<br />

■ bewerkingsparameters<br />

■ PLC-parameters<br />

zijn in de subitems van „Param(eter)lijsten“<br />

beschikbaar. U kunt deze parameters selecteren<br />

zonder dat u als „Systeembeheerder“ bent ingelogd.<br />

Instel-/bewerkingsparameters bewerken<br />

„Param.lijst“ kiezen (bedrijfsmode Parameters)<br />

<<br />

Parametergroep kiezen<br />

■ instelparameters<br />

■ bewerkingsparameters<br />

■ PLC-parameters<br />

<<br />

Parameters selecteren<br />

<<br />

ENTER – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> stelt de parameter voor<br />

het bewerken beschikbaar<br />

<<br />

Wijzigingen aanbrengen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 339<br />

7.1 De bedrijfsmode Parameters


7.1 De bedrijfsmode Parameters<br />

Configuratieparameters bewerken<br />

De parameters van de groepen „Machine“ und<br />

„Besturing“ kunnen als volgt worden bewerkt:<br />

Parameters bewerken<br />

Aanmelden als „systeemmanager“ (bedrijfsmode<br />

Service)<br />

<<br />

„Config“ kiezen (bedrijfsmode Parameters)<br />

<<br />

Parameternummer is niet bekend:<br />

parametergroep kiezen (Machine, Besturing)<br />

<<br />

Parameter kiezen („pijl omhoog/omlaag of touchpad)<br />

<<br />

ENTER – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> stelt de parameter voor<br />

het bewerken beschikbaar<br />

Parameternummer is bekend:<br />

„Machine-Direct / Besturing-Direct“<br />

<<br />

Parameternummer invoeren<br />

<<br />

Wijzigingen aanbrengen<br />

In de submenu's van „Config“ kunt u verder de<br />

parametergroepen<br />

■ instelparameters<br />

■ bewerkingsparameters<br />

■ PLC-parameters<br />

kiezen De bediening is zoals beschreven onde<br />

Parameterlijsten.<br />

340<br />

■ De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> controleert of de operator het recht heeft<br />

de parameter te veranderen. Log in als<br />

„Systeembeheerder“ als u beveiligde parameters wilt<br />

bewerken. Anders kunt u de parameter alleen lezen.<br />

■ Parameters die de productie van een werkstuk<br />

beïnvloeden, kunnen niet tijdens atomatisch bedrijf worden<br />

gewijzigd.<br />

■ Parameters die u als machine-operator niet kunt wijzigen,<br />

worden in het technisch handboek toegelicht.<br />

7 Parameters


7.2 Machineparameters<br />

Nummergroepen van de machineparameters:<br />

■ 1..200: algemene machineconfiguratie<br />

■ 201..500: sledes 1..6: 50 posities per slede (NCkanaal)<br />

■ 501..800: gereedschapshouder 1..6: 50 posities<br />

per gereedschapshouder<br />

Algemene machineparameters<br />

6 – Gereedschap meten<br />

Met de parameter wordt vastgelegd hoe de<br />

gereedschapslengtes tijdens instelbedrijf worden<br />

bepaald.<br />

7 – Machinematen<br />

NC-programma's kunnen als onderdeel van de<br />

variabelenprogrammering gebruikmaken van<br />

machinematen. De inhoud en verwerking van de<br />

machinematen is uitsluitend afhankelijk van het NCprogramma.<br />

17 – Uitlezing instelling<br />

De „uitleeswijze“ legt de inhoud van de digitale<br />

uitlezingen (uitlezingen van actuele waarden) binnen<br />

de machine-uitlezing vast.<br />

■ 801..1000: spil 1..4: 50 posities per spil<br />

■ 1001..1100: C-as 1..2: 50 posities per C-as<br />

■ 1101..2000: as 1..16: 50 posities per as<br />

■ 2001..2100: diverse apparaten van de machine<br />

■ Wijze (van gereedschap meten):<br />

■ 0: aanraken<br />

■ 1: meettasters<br />

■ 2: optische meetapparatuur<br />

■ Voeding meten:voedingssnelheid voor het benaderen van de<br />

meettaster<br />

■ Vrijzetbaan: minimale verplaatsing om de meettaster na het uitwijken<br />

(tegen de meetrichting in) terug te trekken.<br />

■ Maat n X, Y, Z, U, V, W, A, B, C (n: 1..9)<br />

■ Uitleeswijze actuele waarden<br />

■ 0: actuele waarde<br />

■ 1: volgfout<br />

■ 2: restweg<br />

■ 3: gereedschapspunt – referentie machinenulpunt<br />

■ 4: sledepositie<br />

■ 5: afstand referentienok – nulimpuls<br />

■ 6: nominale positiewaarde<br />

■ 7: verschil gereedschapspunt – sledepositie<br />

■ 8: nominale IPO-positie<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 341<br />

7.2 Machineparameters


7.2 Machineparameters<br />

Algemene machineparameters (vervolg)<br />

18 Besturingsconfiguratie<br />

Parameters voor sledes<br />

204, 254, ... voedingsbanen<br />

IJlgang- en voedingssnelheden wanneer u de slede<br />

met de jog-toetsen verplaatst.<br />

205, 255, ... veiligheidszonebewaking<br />

De veiligheidszonematen worden asspecifiek<br />

vastgelegd (machineparameters 1116, ...). In deze<br />

parameter kunt u aangeven of de<br />

veiligheidszonematen moeten worden bewaakt.<br />

208, 258, ... draadsnijden<br />

De parameterwaarden worden gebruikt wanneer de<br />

in-/uitschakelbaan in het NC-programma niet<br />

geprogrammeerd is.<br />

209, 259, ... uitschakeling van slede<br />

342<br />

■ PLC zorgt voor werkstuktelling<br />

■ 0: <strong>CNC</strong> zorgt voor werkstuktelling<br />

■ 1: PLC zorgt voor werkstuktelling<br />

■ M0/M1 voor alle NC-kanalen<br />

■ 0: M0/M1 genereert op geprogrammeerde kanaal een STOP<br />

■ 1: M0/M1 genereert op alle kanalen een STOP<br />

■ Interpreterstop bij gereedschapswissel<br />

■ 0: geen kein interpreterstop<br />

■ 1: interpreterstop – de vooruitblikkende regelinterpretatie wordt<br />

gestopt en weer ingeschakeld nadat de T-functie is uitgevoerd.<br />

■ IJlgang baansnelheid handbediening<br />

■ Voeding baansnelheid handbediening<br />

■ Bewaking<br />

■ 0: veiligheidszonebewaking uit<br />

■ 1: veiligheidszonebewaking aan<br />

Van de andere parameters wordt momenteel geen gebruik gemaakt.<br />

■ Inschakelbaan: versnellingsbaan aan het begin van de draadsnijgang<br />

voor synchronisatie van de voedingsas en spil.<br />

■ Uitschakelbaan: vertragingsbaan aan het einde van de draadsnijgang.<br />

■ Slede<br />

■ 0: slede „uitschakelen“<br />

■ 1: slede niet „uitschakelen“<br />

7 Parameters


Parameters voor slede (vervolg)<br />

211, 261, ... positie meettaster of optische<br />

meetapparatuur<br />

Bij de positie van de meettaster worden de<br />

uitwendige coördinaten van de taster aangegeven.<br />

Bij de optische meetapparatuur wordt de positie<br />

van het draadkruis aangegeven (+X/+Z).<br />

Referentie: machinenulpunt.<br />

511..542, 561..592, ... Beschrijving<br />

gereedschapsopnames<br />

Posities van de gereedschapsopnames gerelateerd<br />

aan het referentiepunt van de gereedschapshouder.<br />

Parameters voor spillen<br />

804, 854, ... veiligheidszonebewaking spil – wordt momenteel niet gebruikt<br />

805, 855, ... algemene parameters spil<br />

806, 856, ... tolerantiewaarden spil<br />

■ Positie meettaster/optische meetapparatuur +X<br />

■ Positie meettaster –X<br />

■ Positie meettaster/optische meetapparatuur +Z<br />

■ Positie meettaster –Z<br />

■ Afstand gereedschapshouder-referentiepunt X / Z / Y: afstand<br />

gereedschapshouder-referentiepunt – gereedschapsopname-referentiepunt<br />

■ Correctie X / Z / Y: correctiewaarde voor de afstand<br />

gereedschapshouder-referentiepunt – gereedschapsopname-referentiepunt<br />

■ Nulpuntverschuiving (M19): legt de verschuiving tussen het<br />

referentiepunt van de spil en het referentiepunt van het meetsysteem vast.<br />

Deze waarde wordt na de nulimpuls van het meetsysteem overgenomen.<br />

■ Aantal omwentelingen vrijmaken: aantal spilomwentelingen na het<br />

stoppen van de spil in automatisch bedrijf. (Bij lage spiltoerentallen zijn<br />

extra spilomwentelingen noodzakelijk om het gereedschap te ontlasten.)<br />

■ Tolerantiewaarde toerental [%]: de regeldoorschakeling van regel G0<br />

naar regel G1 vindt plaats bij de status „toerental bereikt“. Deze status<br />

wordt bereikt zodra het toerental binnen de tolerantiegrens valt. De<br />

tolerantiewaarde is gerelateerd aan de nominale waarde.<br />

■ Venster positie [°]: de regeldoorschakeling bij georiënteerde spilstop<br />

(M19) vindt plaats bij de status „positie bereikt“. Deze status wordt<br />

bereikt zodra de positietolerantie tussen de nominale en actuele<br />

waarde binnen de tolerantiegrens ligt. De tolerantiewaarde is gerelateerd<br />

aan de nominale waarde.<br />

■ Toerentaltolerantie synchroon draaien [omw/min]: criterium voor<br />

de status „synchroon draaien bereikt“.<br />

■ Positietolerantie synchroon draaien [°]: criterium voor de status<br />

„synchroon draaien bereikt“.<br />

De parameterinstellingen van de slave-spil zijn maatgevend.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 343<br />

7.2 Machineparameters


7.2 Machineparameters<br />

Parameters voor spillen (vervolg)<br />

807, 857, ... hoekverspringing meten (G906) spil<br />

344<br />

Status synchroon draaien bereikt:¨ wanneer het verschil van de<br />

actuele toerentalwaarden en het verschil van de actuele<br />

positiewaarden van de gesynchroniseerde spillen binnen het<br />

tolerantievenster ligt, is de status bereikt. Bij de status „synchroon<br />

draaien bereikt“ wordt het draaimoment van de geleide spil begrensd.<br />

Let op: de waarden mogen niet onder de bereikbare toleranties liggen. De<br />

tolerantie moet groter zijn dan de som van de maximale<br />

synchronisatieschommelingen van de leidende en geleide spil (ca. 5..10<br />

omw/min).<br />

Analyse: G906 hoekverspringing meten bij synchroon draaien van spil<br />

■ Maximaal toelaatbare positieverandering: tolerantievenster voor<br />

wijziging van de verspringing na het aan beide zijden oppakken van een<br />

werkstuk tijdens synchroon draaien. Indien de wijziging van de<br />

verspringing deze maximale waarde overschrijdt, volgt er een<br />

foutmelding.<br />

Er moet rekening worden gehouden met een normale schommeling van 0,5°.<br />

■ Wachttijd verspringing meten: meetduur<br />

808, 858, ... afsteekcontrole (G991) spil<br />

Na het afsteken verandert de faseverhouding van de<br />

beide synchroon draaiende spillen zonder dat de<br />

nominale waarde (toerental/rotatiehoek) wordt gewijzigd.<br />

Als het toerentalverschil binnen de bewakingstijd<br />

wordt overschreden, is het resultaat „afgestoken“.<br />

Analyse: G991 afsteekcontrole door middel van spilbewaking<br />

809, 859, ... belastingsbewaking spil<br />

■ Toerentalverschil<br />

■ Bewakingstijd<br />

Analyse: belastingsbewaking<br />

■ Starttijd bewaking [0..1000 ms] – (wordt alleen bij „ijlgangbanen<br />

uitschakelen“ verwerkt): de bewaking is niet actief, wanneer de<br />

nominale versnelling van de spil de grenswaarde overschrijdt<br />

(grenswaarde = 15% van versnellings-/remflank). Indien de nominale<br />

versnelling onder de grenswaarde ligt, wordt de bewaking na het<br />

verstrijken van de „starttijd van de bewaking“ ingeschakeld.<br />

■ Aantal te middelen tastwaarden [1..50]: bij de bewaking wordt de<br />

gemiddelde waarde bepaald uit het „aantal te middelen waarden“.<br />

Daarmee wordt de gevoeligheid voor kortstondige belastingspieken<br />

verlaagd.<br />

■ Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]<br />

Na overschrijding van tijdsduur „P1 resp. P2“ (draaimomentgrenswaarde<br />

1 resp. 2) wordt een overschrijding van de grenswaarde<br />

gemeld.<br />

■ maximum draaimoment – wordt op dit moment niet gebruikt<br />

7 Parameters


Parameters voor C-assen<br />

1007, 1057 Omkeerfoutcompensatie C-as<br />

Bij omkeerfoutcompensatie wordt bij iedere<br />

richtingverandering met de „waarde van de<br />

omkeerfoutcompendatie“ rekening gehouden.<br />

1010, 1060 belastingsbewaking C-as<br />

■ Wijze van omkeerfoutcompensatie<br />

■ 0: geen omkeerfoutcompensatie<br />

■ 1: aandrijving en meetsysteem zijn vast verbonden. De<br />

omkeerfoutcompensatie compenseert de omkeerfout tussen<br />

aandrijving en tafel. Bij iedere verandering van richting wordt de<br />

nominale waarde met de „waarde van de omkeerfoutcompensatie“<br />

gecorrigeerd.<br />

■ 2: bij directe positiemeting compenseert de<br />

omkeerfoutcompensatie de omkeerfout tussen aandrijving en<br />

meetsysteem. Bij iedere verandering van richting wordt de nominale<br />

waarde met de „waarde van de omkeerfoutcompensatie“<br />

gecorrigeerd.<br />

■ Waarde van de omkeerfoutcompensatie:<br />

■ bij wijze=1: correctiewaarde met positief voorteken<br />

■ bij wijze=2: correctiewaarde met negatief voorteken<br />

Analyse: belastingsbewaking<br />

■ Starttijd bewaking [0..1000 ms] – (wordt alleen bij „ijlgangbanen<br />

uitschakelen“ verwerkt): de bewaking is niet actief wanneer de<br />

nominale versnelling van de spil de grenswaarde overschrijdt<br />

(grenswaarde = 15% van versnellings-/remflank). Indien de nominale<br />

versnelling onder de grenswaarde ligt, wordt de bewaking na het<br />

verstrijken van de „starttijd van de bewaking“ ingeschakeld.<br />

■ Aantal te middelen tastwaarden [1..50]: bij de bewaking wordt de<br />

gemiddelde waarde bepaald uit het „aantal te middelen waarden“.<br />

Daarmee wordt de gevoeligheid voor kortstondige belastingspieken<br />

verlaagd.<br />

■ maximum draaimoment – wordt op dit moment niet gebruikt<br />

■ Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]<br />

De overschrijding van de grenswaarde wordt gemeld, wanneer de<br />

overschrijding tijdsduur „P1 resp. P2“ voor draaimomentgrenswaarde<br />

1 resp. 2 heeft overschreden.<br />

1016, 1066 eindschakelaar en ijlgangsnelheid C-as<br />

■ IJlgangsnelheid C-as: maximale snelheid bij de spilpositionering.<br />

1019, 1069 Algemene gegevens C-as<br />

Deze parameter wordt verwerkt wanneer<br />

„Voorpositionering“ is ingeschakeld<br />

(„Uitbreidingscode 1“– machineparameter 18). Bij<br />

digitale aandrijvingen is voorpositionering meestal<br />

niet noodzakelijk.<br />

■ Spilvoorpositionering M14: hoek waaronder de spil wordt<br />

gepositioneerd, voordat de C-as wordt ingeschakeld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 345<br />

7.2 Machineparameters


7.2 Machineparameters<br />

Parameters voor C-assen (vervolg)<br />

1020, 1070 hoekcompensatie C-as – de parameters worden door de machinefabrikant ingevoerd.<br />

1021..1026, 1071..1076 compensatiewaarden C-as – de parameters worden door de machinefabrikant ingevoerd.<br />

Parameters voor lineaire assen<br />

1107, 1157, ... omkeerfoutcompensatie lineaire as<br />

Bij omkeerfoutcompensatie wordt bij elke verandering<br />

van richting met de „waarde van de<br />

omkeerfoutcompensatie“ rekening gehouden.<br />

■ Wijze van omkeerfoutcompensatie<br />

■ 0: geen omkeerfoutcompensatie<br />

■ 1: aandrijving en meetsysteem zijn vast verbonden. De<br />

omkeerfoutcompensatie compenseert de omkeerfout tussen<br />

aandrijving en tafel. Bij iedere verandering wordt de nominale waarde<br />

met de „waarde van de omkeerfoutcompensatie“ gecorrigeerd.<br />

■ 2: bij directe positiemeting compenseert de omkeerfoutcompensatie<br />

de omkeerfout tussen aandrijving en meetsysteem. Bij iedere<br />

verandering van richting wordt de nominale waarde met de „waarde<br />

van de omkeerfoutcompensatie“ gecorrigeerd.<br />

■ Waarde van de omkeerfoutcompensatie:<br />

■ bij wijze=1: correctiewaarde met positief voorteken<br />

■ bij wijze=2: correctiewaarde met negatief voorteken<br />

1110, 1160, ... belastingsbewaking lineaire as<br />

346<br />

Analyse: belastingsbewaking<br />

■ Starttijd bewaking [0..1000 ms] – (wordt alleen bij „ijlgangbanen<br />

uitschakelen“ verwerkt): de bewaking is niet actief, wanneer de<br />

nominale versnelling van de spil de grenswaarde overschrijdt<br />

(grenswaarde = 15% van versnellings-/remflank). Indien de nominale<br />

versnelling onder de grenswaarde ligt, wordt de bewaking na het<br />

verstrijken van de „starttijd van de bewaking“ ingeschakeld.<br />

■ Aantal te middelen tastwaarden [1..50]: bij de bewaking wordt de<br />

gemiddelde waarde bepaald uit het „aantal te middelen waarden“.<br />

Daarmee wordt de gevoeligheid voor kortstondige belastingspieken<br />

verlaagd.<br />

■ maximum draaimoment – wordt op dit moment niet gebruikt<br />

■ Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]<br />

De overschrijding van de grenswaarde wordt gemeld, wanneer de<br />

overschrijding tijdsduur „P1 resp. P2“ voor draaimoment-grenswaarde<br />

1 resp. 2 heeft overschreden.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

7 Parameters


Parameters voor lineaire assen (vervolg)<br />

1112, 1162, ... verplaatsen naar vaste aanslag<br />

(G916) lineaire as<br />

Geldt voor de lineaire as waarvoor G916 wordt<br />

geprogrammeerd.<br />

1114, 1164, ... nulpunt-offset bij converteren<br />

lineaire as<br />

1115, 1165, ... afsteekcontrole (G917) lineaire as<br />

Geldt voor de lineaire as waarvoor G917 wordt<br />

geprogrammeerd.<br />

1116, 1166, ... eindschakelaar, veiligheidszone,<br />

voedingen lineaire as<br />

Analyse: G916 Verplaatsen naar vaste aanslag<br />

■ Volgfoutgrens: de slede wordt gestopt zodra de „volgfout“ (afwijking<br />

actuele positie v.d. nominale positie) de volgfoutgrens heeft bereikt.<br />

■ Omkeerbaan: na het bereiken van de „vaste aanslag“ wordt de slede<br />

via de omkeerbaan teruggepositioneerd (om de spanning te<br />

verminderen).<br />

■ NC-nulpunt-offset: lengte waarmee het machinenulpunt bij de<br />

conversie (G30) wordt verschoven.<br />

Analyse: G917 Afsteekcontrole door middel van volgfoutbewaking<br />

■ Volgfoutgrens: de slede wordt gestopt zodra de afwijking van de<br />

actuele ten opzichte van de nominale positie de volgfoutgrens heeft<br />

bereikt. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> meldt dan „volgfout geconstateerd“.<br />

■ Voeding bij het verplaatsen van de lineaire as „met volgfoutbewaking“.<br />

■ Veiligheidszonemaat negatief<br />

■ Veiligheidszonemaat positief<br />

Maten voor de veiligheidszonebewaking“. Referentie: machinenulpunt<br />

■ IJlgangsnelheid tijdens automatisch bedrijf<br />

■ Referentiemaat: afstand referentiepunt – machinenulpunt<br />

1120, 1170, ... instelcompensatie lineaire as – de parameters worden door de machinefabrikant ingevoerd.<br />

Parameters van de apparatuur<br />

De parameters 2003 ... 2013 worden op dit moment niet gebruikt<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 347<br />

7.2 Machineparameters


7.3 Regelparameters<br />

7.3 Regelparameters<br />

Regelparameters<br />

1 – Instellingen<br />

8 – Belastingsbewaking instellingen<br />

10 – Meten na bewerking<br />

348<br />

■Uitdraaionderdrukken: met het PRINTA-commando in het NC-programma<br />

drukt u via een printer gegevens af (zie ook regelparameter 40, ...).<br />

■0: afdrukken onderdrukken<br />

■1: afdrukken<br />

■Metrisch / inch: instelling van het maatsysteem.<br />

■0: metrisch<br />

■1: inch<br />

■Uitleesformaat van de digitale uitlezingen (uitlezing van actuele<br />

waarden).<br />

■0: formaat 4.3 (4 posities voor de komma, 3 posities na de komma)<br />

■1: formaat 3.4 (3 posities voor de komma, 4 posities na de komma)<br />

■Bij DIN PLUS-programma's is de in de programmakop<br />

ingevoerde maateenheid bepalend – onafhankelijk van het hier<br />

ingestelde maatsysteem.<br />

■Start de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> opnieuw, wanneer van maatsysteem<br />

wordt veranderd.<br />

Analyse: belastingsbewaking<br />

■Factor draaimoment-grenswaarde 1<br />

■Factor draaimoment-grenswaarde 2<br />

■Factor werk-grenswaarde<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> berekent:<br />

grenswaarde = referentiewaarde * factor grenswaarde<br />

■Min. draaimoment [% van nominaal draaimoment]:<br />

referentiewaarden onder deze waarde worden tot het „min.<br />

draaimoment“ verhoogd. Daarmee worden grenswaardeoverschrijdingen<br />

door geringe draaimomentvariaties voorkomen.<br />

■Max. bestandsgrootte [kB]:<br />

als de gegevens van de geregistreerde meetwaarden de „maximale<br />

bestandsgrootte“ overschrijden, worden de „oudste meetwaarden“<br />

overschreven.<br />

Richtwaarde: een apparaat heeft per minuut programmarun-tijd ca. 12 kByte<br />

nodig<br />

Analyse: meten na bewerking<br />

■ Meten inschakelen<br />

■ 0: meten na bewerking uit<br />

■ 1: meten na bewerking aan – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> is gereed voor<br />

ontvangst van gegevens<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

7 Parameters


Regelparameters (vervolg)<br />

11 – FTP – parameters<br />

20 – Tijdbepaling voor simulatie algemeen<br />

Neventijden voor de functie „tijdbepaling“.<br />

21 – Tijdbepaling voor simulatie: M-functie<br />

Individuele tijdtoeslagen voor maximaal 10 Mfuncties.<br />

■Meetprocedure<br />

■1: meten na bewerking<br />

■Meetwaardekoppeling<br />

■0: nieuwe meetwaarden overschrijven oude meetwaarden<br />

■1: nieuwe meetwaarden worden pas na verwerking van de oude<br />

meetwaarden ontvangen<br />

De selectie van de seriële interface en de instelling van de<br />

interface-parameters vinden plaats in regelparameters 40 ...<br />

Analyse: gegevensoverdracht via FTP (File Transfer Protocol)<br />

■Gebruikersnaam: naam van uw eigen station<br />

■Wachtwoord<br />

■Adres/naam van FTP-server: adres/naam van de<br />

communicatiepartner<br />

■FTP gebruiken<br />

■0: nee<br />

■1: ja<br />

U kunt de parameters ook met de transfer-functies instellen.<br />

Verwerking: tijdbepaling (bedrijfsmode Simulatie)<br />

■Gereedschapswisseltijd [sec]<br />

■Schakeltijd tandwielkast [sec]<br />

■Tijdtoeslag M-functiesw [sec]: Voor alle M-functies geldt deze tijd. U<br />

kunt speciale M-functies in regelparameter 21 van nog een tijdtoeslag<br />

voorzien.<br />

Verwerking: tijdbepaling (bedrijfsmode Simulatie)<br />

■1..10. M-functie – nummer van de M-functie<br />

■Tijdtoeslag [sec] – individuele tijdtoeslag. De tijdbepaling van de<br />

bedrijfsmode Simulatie telt deze tijd op bij de tijdtoeslag volgens<br />

regelparameter 20.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 349<br />

7.3 Regelparameters


7.3 Regelparameters<br />

Regelparameters (vervolg)<br />

22 Simulatie: standaardvenstergrootte (X, Z)<br />

De bedrijfsmode Simulatie past de venstergrootte aan<br />

op het onbewerkte werkstuk. Als er geen onbewerkt<br />

werkstuk is geprogrammeerd, werkt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

met de „standaard-venstergrootte“.<br />

Analyse: bedrijfsmode Simulatie<br />

23 – Simulatie: standaard onbewerkt werkstuk<br />

Als er geen onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd,<br />

werkt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> met het „standaard onbewerkte<br />

werkstuk“.<br />

Analyse: bedrijfsmode Simulatie<br />

350<br />

■Nulpuntpositie X – afstand van coördinatenoorsprong tot vensterrand<br />

■Nulpuntpositie Z – afstand van coördinatenoorsprong tot linker<br />

vensterrand<br />

■Delta X – verticale vergroting van het grafisch venster.<br />

■Delta Z – horizontale vergroting van het grafisch venster.<br />

■Buitendiameter<br />

■Lengte van onbewerkt werkstuk<br />

■Rechterzijde onbewerkt werkstuk (overmaat) referentie:<br />

werkstuknulpunt<br />

■Binnendiameter bij holle cilinders; bij massieve werkstukken: „0“.<br />

24 – Simulatie: kleurtabel voor voedingsbanen<br />

De voedingsbaan van gereedschap wordt weergegeven<br />

in de kleur die aan de revolverpositie is toegekend.<br />

Analyse: bedrijfsmode Simulatie<br />

■Kleur voor revolverpositie n (n: 1..16) – kleurcode:<br />

■0: lichtgroen (standaardkleur)<br />

■1: donkergrijs<br />

■2: lichtgrijs<br />

■3: donkerblauw<br />

■4: lichtblauw<br />

■5: donkergroen<br />

■6: lichtgroen<br />

■7: donkerrood<br />

■8: lichtrood<br />

■9: geel<br />

■10: wit<br />

27 – Simulatie: instellingen<br />

De bewerkingssimulatie en de controlegrafiek (TURN<br />

PLUS) wachten telkens nadat een baan is<br />

weergegeven, gedurende de tijd „baan-vertraging“.<br />

Hiermee wordt de simulatiesnelheid beïnvloed.<br />

Kleinste eenheid: 10 msec<br />

Analyse: bedrijfsmode Simulatie<br />

■Baan-vertraging (bewerking)<br />

7 Parameters


Regelparameters (vervolg)<br />

40 – Toewijzing aan de interfaces<br />

De interface-parameters worden in parameters 41 t/m<br />

47 opgeslagen. In parameter 40 wijst de<br />

machinefabrikant een interface-beschrijving aan een<br />

apparaat toe.<br />

De bedrijfsmode Transfer maakt gebruik van de<br />

parameters van de interface die onder „externe in-/<br />

uitvoer“ is vastgelegd<br />

Betekenis van de invoer:<br />

■1..7: interface 1..7 – voorbeeld: „2 = interface 2“<br />

(regelparameter 42)<br />

41..47 – Interfaces<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat in deze parameters de<br />

„instellingen“ van de seriële interfaces en de printerinterface<br />

op.<br />

48 – Transfer-directory<br />

196 – SIK-nummer<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> controleert of er opties voor uw<br />

systeem zijn vrijgegeven. U moet dus aan uw<br />

machinefabrikant uw board-nummer opgeven voor de<br />

vrijgave van andere opties.<br />

■externe in-/uitvoer<br />

■DATA<strong>PILOT</strong> 90<br />

■Printer<br />

■Meten na bewerking<br />

■ 2. Toetsenbord (of kaartenlezer)<br />

De parameters worden door de machineleverancier ingesteld.<br />

De parameters worden in de bedrijfsmode Transfer ingesteld.<br />

■NETWERK-directory<br />

Pad van de directory die tijdens de communicatie met NETWERK<br />

beschikbaar wordt gesteld en getoond.<br />

De parameters worden in de bedrijfsmode Transfer ingesteld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 351<br />

7.3 Regelparameters


7.3 Regelparameters<br />

Regelparameters (vervolg)<br />

197 – Wachtwoorden voor opties<br />

U kunt de opties waarvan u op uw <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> gebruik<br />

kunt maken, tijdelijk activeren. Voer dan „9999“ in het<br />

volgende invoerveld in en start de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

opnieuw. Nu heeft u gedurende een beperkte tijd de<br />

beschikking over alle opties.<br />

301 e.v. – uitlezing type 1..6 handbediening/<br />

automatisch bedrijf<br />

De machine-uitlezing omvat 12 configureerbare velden<br />

die als volgt zijn gerangschikt:<br />

Veld 1 Veld 5 Veld 9<br />

Veld 2 Veld 6 Veld 10<br />

Veld 3 Veld 7 Veld 11<br />

Veld 4 Veld 8 Veld 12<br />

352<br />

Het aantal opties dat kan worden vrijgegeven, is beperkt.<br />

Opties zijn niet overdraagbaar naar andere systemen.<br />

■Afbeelding veld n (n: 1..12): codecijfer van de „afbeelding“ die hier<br />

moet worden weergegeven (voor codecijfer zie op volgende bladzijden).<br />

■Slede / spil: leg vast voor welke slede, spil of C-as de weergave moet<br />

plaatsvinden. (De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herkent automatisch of er sprake is van<br />

een afbeelding voor een slede, spil of C-as.)<br />

■0: het met de slede-/spilschakelaar geselecteerde apparaat wordt<br />

getoond<br />

■>0: slede-, spil- of C-asnummer<br />

■Apparaatgroep: moet altijd „0“ zijn.<br />

7 Parameters


Codecijfers voor „afbeeldingen“.<br />

0 Speciale code geen uitlezing<br />

1 Uitlezing actuele<br />

X-waarde<br />

2 Uitlezing actuele<br />

Z-waarde<br />

3 Uitlezing actuele<br />

C-waarde<br />

4 Uitlezing actuele<br />

Y-waarde<br />

5 Uitlezing X-actueel<br />

en restweg<br />

6 Uitlezing Z-actueel<br />

en restweg<br />

8 Uitlezing Y-actueel<br />

en restweg<br />

10 Alle hoofdassen<br />

11 Alle hulpassen<br />

12 Uitlezing actuele<br />

U-waarde (hulpas)<br />

13 Uitlezing actuele<br />

V-waarde (hulpassen)<br />

14 Uitlezing actuele<br />

W-waarde (hulpassen)<br />

Codecijfers voor „afbeeldingen“.<br />

15 Uitlezing actuele<br />

a-waarde (hulpas)<br />

16 Uitlezing actuele<br />

b-waarde (hulpas)<br />

17 Uitlezing actuele<br />

c-waarde (hulpas)<br />

21 Gereedschapsuitlezing<br />

met correcties (DX, DZ)<br />

22 Gereedschapsuitlezing<br />

met identificatienummer<br />

23 Additieve correcties<br />

25 Gereedschapsuitlezing<br />

met standtijdinformatie<br />

26 Uitlezing voor multigereedschap<br />

met correcties<br />

(DX, DZ)<br />

30 Uitlezing U-actueel<br />

en restweg (hulpas)<br />

31 Uitlezing V-actueel<br />

en restweg (hulpas)<br />

32 Uitlezing W-actueel<br />

en restweg (hulpas)<br />

33 Uitlezing a-actueel<br />

en restweg (hulpas)<br />

34 Uitlezing b-actueel<br />

en restweg (hulpas)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 353<br />

7.3 Regelparameters


7.3 Regelparameters<br />

Codecijfers voor „afbeeldingen“.<br />

35 Uitlezing c-actueel en<br />

restweg uitlezing (hulpas)<br />

41 Informatie over aantal<br />

stuks en stuktijd<br />

42 Aantal stuks -<br />

informatie<br />

43 Informatie over stuktijd<br />

45 M01 en<br />

uitschakelniveaus<br />

60 Spil- en toerentalinformatie<br />

61 Actuele/nominale<br />

waarde toerental<br />

69 Actuele/nominale<br />

waarde voeding<br />

70 Slede- en voedingsinformatie<br />

71 Kanaaluitlezing<br />

81 Vrijgave-overzicht<br />

88 Uitlezing bezetting<br />

a-as (hulpas)<br />

354<br />

Codecijfers voor „afbeeldingen“.<br />

89 Uitlezing bezetting<br />

b-as (hulpas)<br />

90 Uitlezing bezetting<br />

c-as (hulpas)<br />

91 Uitlezing bezetting<br />

belasting<br />

92 Uitlezing bezetting<br />

X-as<br />

93 Uitlezing bezetting<br />

Z-as<br />

94 Uitlezing bezetting<br />

C-as<br />

95 Uitlezing bezetting<br />

Y-as<br />

96 Uitlezing bezetting<br />

U-as (hulpas)<br />

97 Uitlezing bezetting<br />

V-as (hulpas)<br />

98 Uitlezing bezetting<br />

W-as (hulpas)<br />

99 Leeg veld<br />

7 Parameters


7.4 Instelparameters<br />

Advies: maak gebruik van „Actuele<br />

parameter – Instellen (menu) – ... “ voor<br />

het bewerken van de parameterszum<br />

Editieren der Parameter. Bij de andere<br />

menu-items worden de parameters zonder<br />

opgave van de assen vermeld.<br />

Instelparameters<br />

Werkstuknulpunt<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt voor elke slede bij:<br />

■ werkstuknulpunt hoofdspil (referentie:<br />

machinenulpunt)<br />

■ werkstuknulpunt tegenspil (referentie:<br />

machinenulpunt tegenspil)<br />

Met „PgDn/PgUp“ gaat u naar de volgende/vorige<br />

slede.<br />

„Werkstuknulpunt tegenspil“ volgt uit<br />

„machinenulpunt + nulpunt-offset“<br />

(machineparameters 1114, 1164, ..). Dit wordt met<br />

„G30 H1 ..“ geactiveerd.<br />

■ Positie nulpunt „hoofdspil“ X, Y, Z – slede 1<br />

■ Positie nulpunt „hoofdspil“ X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

■ Positie nulpunt „tegenspil“ X, Y, Z – slede 1<br />

■ Positie nulpunt „tegenspil“ X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

Stel het werkstuknulpunt in de bedrijfsmode Handbediening<br />

in.<br />

Gereedschapswisselpositie<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt de gereedschapswisselpositie<br />

voor elke slede bij. Met „PgDn/PgUp“ gaat u naar de<br />

volgende/vorige slede.<br />

Met „ligging gereedschapswisselpositie“ wordt de<br />

afstand tot het machinenulpunt vastgelegd.<br />

■ Positie gereedschapswisselpositie X, Y, Z – slede 1<br />

■ Positie gereedschapswisselpositie X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

Stel het werkstuknulpunt in de bedrijfsmode Handbediening<br />

in.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 355<br />

7.4 Instelparameters


7.4 Instelparameters<br />

Instelparameters (vervolg)<br />

Nulpunt-overmaten G53/G54/G55<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt nulpunt-overmaten voor elke<br />

slede bij. Met „PgDn/PgUp gaat u naar de volgende/<br />

vorige slede.<br />

Nulpuntverschuiving C-as<br />

Standtijdbewaking van gereedschap<br />

356<br />

■ Overmaat X, Y, Z – slede 1<br />

■ Overmaat X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

■ Nulpuntverschuiving C-as 1<br />

■ Nulpuntverschuiving C-as 2<br />

Additieve correcties<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt gebruik van 16<br />

correctiewaarden (resp. X en Z). De correctiewaarden<br />

worden in het NC-programma in- en uitgeschakeld (zie<br />

G149, G149-Geo).<br />

■ Correctie 901..916 X<br />

■ Correctie 901..916 Z<br />

■ Beïnvloedt de actuele waarde van de C-as.<br />

■ De nulpuntverschuiving G152 werkt aanvullend op deze<br />

parameter.<br />

■ Standtijdschakelaar – bewaking standtijd/aantal stuks<br />

■ 0: uit<br />

■ 1: aan<br />

■ Belastingsbewaking<br />

■ 0: uit<br />

■ 1: aan<br />

Wanneer een additieve correctie tijdens automatisch bedrijf<br />

wordt gewijzigd, verandert deze parameter.<br />

Uitschakelniveau, uitschakelinterval<br />

U kunt aan een uitschakelniveau een<br />

uitschakelinterval toekennen. Dan worden NC-regels<br />

met het aangegeven uitschakelniveau om de n-de<br />

keer uitgevoerd.<br />

■ Uitschakelniveau [0..9]<br />

■ Uitschakelinterval [0..99]<br />

0: NC-regels met dit niveau worden nooit uitgevoerd.<br />

1: NC-regels met dit niveau worden altijd uitgevoerd.<br />

2..99: NC-regels met dit niveau worden om de n-de keer uitgevoerd.<br />

Activeren/deactiveren van de uitschakelniveaus tijdens<br />

automatisch bedrijf.<br />

7 Parameters


7.5 Bewerkingsparameters<br />

Bij het genereren van het werkschema (TURN PLUS) en bij<br />

verschillende bewerkingscycli wordt van<br />

bewerkingsparameters gebruik gemaakt.<br />

1 – Globale parameters van onbewerkte werkstukken<br />

(ruwheid/grenswaarden)<br />

Alle elementen van het bewerkte werkstuk worden volgens „ORA en<br />

ORW“ bewerkt (analyse: nabewerkingscyclus G890).<br />

■ Type ruwheid [ORA] – type oppervlakteruwheid<br />

■ 0: zonder opgave van ruwheid<br />

■ 1 – Rt: ruwheid in [µm]<br />

■ 2 – Ra: gemiddelde ruwheid in [µm]<br />

■ 3 – Rz: gemiddelde ruwheid in [µm]<br />

■ 4 – Vr: directe opgave van voeding in [mm/omw]<br />

■ Ruwheidswaarden [ORW]: ruwheid - zonder voedingswaarden<br />

■ Toelaatbare induikhoek [EKW]: grenshoek bij instekende<br />

contourgedeeltes om te kunnen onderscheiden tussen draai- of<br />

steekbewerking.<br />

■ EKW > mtw: vrijdraaiing<br />

■ EKW


7.5 Bewerkingsparameters<br />

AAG – definitie van de benaderingswijze: desbetreffende<br />

bewerkingsparameters; wisselpositie: ingestelde<br />

gereedschapswisselpositie<br />

■ 2: benaderen van de gereedschapswisselpositie met G14.<br />

■ 3: benaderen van een berekende wisselpositie met G0 – TURN PLUS<br />

berekent aan de hand van het actuele en volgende gereedschap de<br />

optimale wisselpositie<br />

■ Toerentalbegrenzing [SMAX]: globale toerentalbegrenzing – u kunt<br />

in de „programmakop“ van het TURN PLUS-programma een<br />

kleinere toerentalbegrenzing vastleggen (zie „6.2.2 Programmakop“).<br />

Globale veiligheidsafstanden<br />

■ aan buitenkant van onbewerkt werkstuk [SAR] – afstand aan<br />

buitenkant van onbewerkt werkstuk<br />

■ aan binnenkant van onbewerkt werkstuk [SIR] – afstand aan<br />

binnenkant van onbewerkt werkstuk<br />

■ aan buitenkant van bewerkt deel [SAT] – afstand aan buitenkant<br />

van voorbewerkt werkstuk<br />

■ aan binnenkant van bewerkt deel [SIT] – afstand aan binnenkant<br />

van voorbewerkt werkstuk<br />

De TURN PLUS houdt rekening met SAR/SIR bij alle draaibank-/<br />

voorbewerkingen en bij centrisch voorboren.<br />

SAT/SIT geldt bij voorbewerkte werkstukken voor:<br />

■ nabewerken<br />

■ steekdraaien<br />

■ contoursteken<br />

■ insteken<br />

■ schroefdraad snijden<br />

■ meten<br />

3 – Centrisch voorboren<br />

Voorboren – gereedschapskeuze, overmaten<br />

Er wordt in maximaal 3 stappen voorgeboord:<br />

■ 1e voorboorstap (grensdiameter UBD1)<br />

■ 2e voorboorstap (grensdiameter UBD2)<br />

■ afboorstap<br />

■ 1e boorgrensdiameter [UBD1]<br />

■ 1e voorboorstap: indien UBD1 < DB1max<br />

■ gereedschapskeuze: UBD1


Benamingen:<br />

■ db1, db2: boordiameter<br />

■ DB1max/DB2max: maximale binnendiameter 1e/2e boorstap<br />

■ dimin: minimale binnendiameter<br />

■ BBG – boorbegrenzingselementen: contourelementen die door<br />

UBD1/UBD2 worden gesneden<br />

■ UBD1/UBD2 zijn niet van belang, wanneer de<br />

hoofdbewerking „centrisch voorborenn“ op de subbewerking<br />

„afboren“ wordt afgestemd (zie „6.12.2 Bewerkingsvolgorde“).<br />

■ Voorwaarde: UBD1 > UBD2<br />

■ UBD2 moet een volgende binnenbewerking met<br />

boorstangen toestaan.<br />

■ Boorpunthoektolerantie [SWT] – wanneer het<br />

boorbegrenzingselement een afschuining is, zoekt de TURN PLUS<br />

eerst een spiraalboor met bijbehorende boorpunthoek.<br />

SWT: toelaatbare afwijking boorpunthoek<br />

Als er geen geschikte spiraalboor beschikbaar is, wordt er<br />

voorgeboord met een snijplaatboor.<br />

■ Boorovermaat – diameter [BAX] – bewerkingsovermaat op<br />

boordiameter (X-richting – radiusmaat).<br />

■ Boorovermaat – diepte [BAZ] – bewerkingsovermaat op<br />

boordiepte (Z-richting).<br />

BAZ wordt niet aangehouden, wanneer<br />

■ een volgende nabewerking aan de binnenzijde vanwege<br />

een te kleine diameter niet mogelijk is.<br />

■ bij zakboringen in de afboorstap<br />

„dimin < 2* UBD2“ is.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 359<br />

7.5 Bewerkingsparameters


7.5 Bewerkingsparameters<br />

Voorboren – benaderen/vrijzetten, veiligheidsafstanden<br />

■ Benaderen voor voorboren [ANB]<br />

■ Vrijzetten voor gereedschapswissel [ABW]<br />

Wijze van benaderen/vrijzetten:<br />

■ 1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

■ 2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ 3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ 6: meeslepen, X- voor Z-richting<br />

■ 7: meeslepen, Z- voor X-richting<br />

Benaderings- en vrijzetbewegingen vinden met ijlgang (G0) plaats.<br />

■ Veiligheidsafstand tot het onbewerkte werkstuk [SAB]<br />

■ Inwendige veiligheidsafstand [SIB] – bij het diepboren<br />

(terugloopafstand B bij G74).<br />

Voorboren – bewerking<br />

■ Boordiepteverhouding [BTV] – de TURN PLUS controleert de 1e<br />

en 2e boorstap. De voorboorstap wordt uitgevoerd bij:<br />

BTV


4 – Voorbewerken<br />

Voorbewerken – Gereedschaps- en bewerkingsnormen<br />

Het gereedschap wordt afhankelijk van de bewerkingsplaats en de<br />

hoofdbewerkingsrichting (HBR) op basis van de instel- en<br />

boorpunthoek geselecteerd. Bovendien geldt:<br />

■ in eerste instantie wordt standaard-voorbewerkingsgereedschap<br />

gebruikt.<br />

■ alternatief wordt gereedschap gebruikt dat een complete<br />

bewerking mogelijk maakt.<br />

■ Instelhoek – buiten/langs [RALEW]<br />

■ Boorpunthoek – buiten/langs [RALSW]<br />

■ Instelhoek – buiten/dwars [RAPEW]<br />

■ Boorpunthoek – buiten/dwars [RAPSW]<br />

■ Instelhoek – binnen/langs [RILEW]<br />

■ Boorpunthoek – binnen/langs [RILSW]<br />

■ Instelhoek – binnen/dwars [RIPEW]<br />

■ Boorpunthoek – binnen/dwars [RIPSW]<br />

Parameters voor het bewerken van contourgedeeltes:<br />

■ Standaard/compleet – buiten/langs [RAL]<br />

■ Standaard/compleet – binnen/langs [RIL]<br />

■ Standaard/compleet – buiten/dwars [RAP]<br />

■ Standaard/compleet – binnen/dwars [RIP]<br />

Invoer:<br />

■ 0: complete voorbewerking met insteken. TURN PLUS zoekt een<br />

gereedschap voor de complete bewerking.<br />

■ 1: standaard-voorbewerking zonder insteken<br />

Voorbewerken – gereedschapstoleranties en overmaten<br />

Voor de gereedschapskeuze geldt het volgende:<br />

■ instelhoek (EW): EW >= mkw (mkw: toenemende contourhoek)<br />

■ instel- (EW) en boorpunthoek (SW):<br />

NWmin < (EW+SW) < NWmax<br />

■ nevenhoek (RNWT): RNWT = NWmax – NWmin<br />

■ Nevenhoektolerantie [RNWT] – tolerantiebereik voor hulpsnijkant<br />

van gereedschap<br />

■ Vrijmaakhoek [RFW] – minimaal verschil contour - hulpsnijkant<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 361<br />

7.5 Bewerkingsparameters


7.5 Bewerkingsparameters<br />

Het gedeelte van het bewerkte werkstuk kan van overmaten worden<br />

voorzien:<br />

■ Type overmaat [RAA]<br />

■ 16: verschillende langs-/dwarsovermaat – geen afzonderlijke<br />

overmaten<br />

■ 144: verschillende langs-/dwarsovermaat – met afzonderlijke<br />

overmaten<br />

■ 32: equidistante overmaat – geen afzonderlijke overmaten<br />

■ 160: equidistante overmaat – met afzonderlijke overmaten<br />

■ Equidistant of langs [RLA]: equidistante overmaat of<br />

langsovermaat<br />

■ Geen of dwars [RPA]: dwarsovermaat<br />

Voorbewerken – benaderen en vrijzetten<br />

■ Benaderen voorbewerken buitenkant [ANRA]<br />

■ Benaderen voorbewerken binnenkant [ANRI]<br />

■ Vrijzetten voorbewerken buitenkant [ABRA]<br />

■ Vrijzetten voorbewerken binnenkant [ABRI]<br />

Wijze van benaderen/vrijzetten:<br />

■ 1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

■ 2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ 3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ 6: meeslepen, X- voor Z-richting<br />

■ 7: meeslepen, Z- voor X-richting<br />

Benaderings- en vrijzetbewegingen vinden met ijlgang (G0) plaats.<br />

Voorbewerken – bewerkingsanalyse<br />

De TURN PLUS bepaalt aan de hand van PLVA/PLVI of er een langs- of<br />

dwarsbewerking wordt uitgevoerd.<br />

■ Dwars-/langsverhouding buiten [PLVA]<br />

■ PLVA AP/AL: dwarsbewerking<br />

■ Dwars-/langsbewerking binnen[PLVI]<br />

■ PLVI IP/IL: dwarsbewerking<br />

■ Minimale dwarslengte [RMPL] (radiuswaarde): bepaalt of het<br />

voorste verticale element van de buitencontour van een bewerkt<br />

werkstuk dwars wordt voorbewerkt.<br />

■ RMPL > l1: zonder extra dwars voorbewerken<br />

■ RMPL < l1: met extra dwars voorbewerken<br />

■ RMPL = 0: speciaal geval<br />

■ Dwarshoekafwijking [PWA]: het eerste voorste element geldt als<br />

verticaal element, wanneer het binnen +PWA en –PWA ligt.<br />

362<br />

7 Parameters


Voorbewerken – bewerkingscycli<br />

■ Overstekende lengte buiten [ULA]: lengte waarmee bij de<br />

buitenbewerking in langsrichting tot buiten het eindpunt wordt<br />

voorbewerkt. – Wordt niet aangehouden wanneer de<br />

snijkantbegrenzing voor of binnen de overstekende lengte ligt.<br />

■ Overstekende lengte binnen [ULI] (zie ook „6.15.5 Binnencontouren“)<br />

■ Lengte waarmee bij de binnenbewerking in langsrichting tot buiten<br />

het eindpunt wordt voorbewerkt. – Wordt niet aangehouden<br />

wanneer de snijkantbegrenzing voor of binnen de overstekende<br />

lengte ligt.<br />

■ Wordt bij de berekening van de boordiepte bij het centrisch<br />

voorboren gebruikt.<br />

■ Vrijzetlengte buiten [RAHL]<br />

■ Vrijzetlengte binnen [RIHL]<br />

Vrijzetlengte voor afvlakvarianten (H=1, 2) van de<br />

voorbewerkingscycli (G810, G820) bij de buitenbewerking (RAHL) /<br />

binnenbewerking (RIHL).<br />

■ Snijdiepte-reductiefactor [SRF] – bij het voorbewerken met<br />

gereedschap dat niet in de hoofdbewerkingsrichting wordt<br />

toegepast, wordt de verplaatsing (snijdiepte) gereduceerd.<br />

Berekening van de verplaatsing (P) voor de voorbewerkingscycli<br />

(G810, G820):<br />

P = ZT * SRF (ZT: verplaatsing uit de technologie-database<br />

5 – Nabewerken<br />

Nabewerken – Gereedschaps- en bewerkingsnormen<br />

Het gereedschap wordt afhankelijk van de bewerkingsplaats en de<br />

hoofdbewerkingsrichting (HBR) op basis van de instel- en<br />

boorpunthoek geselecteerd. Bovendien geldt voor de<br />

gereedschapskeuze het volgende:<br />

■ Allereerst wordt standaard-nabewerkingsgereedschap toegepast.<br />

■ Als met het standaard-nabewerkingsgereedschap de<br />

vormelementen vrijdraaiingen (vorm FD) en draaduitlopen (vorm E,<br />

F, G) niet kunnen worden bewerkt, dan worden de vormelementen<br />

achtereenvolgens uitgeschakeld. De TURN PLUS probeert de<br />

„restcontour“ herhalend te bewerken. De uitgeschakelde<br />

vormelementen worden daarna afzonderlijk met het juiste<br />

gereedschap bewerkt.<br />

■ Instelhoek – buiten/langs [FALEW]<br />

■ Boorpunthoek – buiten/langs [FALSW]<br />

■ Instelhoek – buiten/dwars [FAPEW]<br />

■ Boorpunthoek – buiten/dwars [FAPSW]<br />

■ Instelhoek – binnen/langs [FILEW]<br />

■ Boorpunthoek – binnen/langs [FILSW]<br />

■ Instelhoek – binnen/dwars [FIPEW]<br />

■ Boorpunthoek – binnen/dwars [FIPSW]<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 363<br />

7.5 Bewerkingsparameters


7.5 Bewerkingsparameters<br />

Met de volgende parameters wordt de bewerking van de<br />

contourgedeeltes vastgelegd:<br />

■ Standaard/compleet – buiten/langs [FAL]<br />

■ Standaard/compleet – binnen/langs [FIL]<br />

■ Standaard/compleet – buiten/dwars [FAP]<br />

■ Standaard/compleet – binnen/dwars [FIP]<br />

Invoer:<br />

■ 0 – Complete nabewerking: de TURN PLUS zoekt het optimale<br />

gereedschap voor bewerking van het complete contourgedeelte.<br />

■ 1 – Standaard-nabewerking:<br />

■ Wordt allereerst met standaard-nabewerkingsgereedschap<br />

uitgevoerd. Vrijdraaiingen en draaduitlopen worden met geschikt<br />

gereedschap bewerkt.<br />

■ Als het standaard-nabewerkingsgereedschap niet geschikt is voor<br />

vrijdraaiingen en draaduitlopen, maakt de TURN PLUS onderscheid<br />

tussen standaardbewerkingen en bewerking van de<br />

vormelementen.<br />

■ Als de onderverdeling in standaard- en vormelementbewerking<br />

geen succes heeft, schakelt de TURN PLUS om naar „complete<br />

bewerking“.<br />

Nabewerken – gereedschapstoleranties, benaderen en vrijzetten<br />

Voor de gereedschapskeuze geldt het volgende:<br />

■ instelhoek (EW): EW >= mkw (mkw: toenemende contourhoek)<br />

■ instel- (EW) en boorpunthoek (SW):<br />

NWmin < (EW+SW) < NWmax<br />

■ nevenhoek (FNWT): FNWT = NWmax – NWmin<br />

■ Nevenhoektolerantie [FNWT] – tolerantiebereik voor hulpsnijkant<br />

van gereedschap<br />

■ Vrijmaakhoek [FFW] – minimaal verschil contour - hulpsnijkant<br />

■ Benaderen nabewerken buitenkant [ANFA]<br />

■ Benaderen nabewerken binnenkant [ANFI]<br />

■ Vrijzetten nabewerken buitenkant [ABFA]<br />

■ Vrijzetten nabewerken binnenkant [ABFI]<br />

Wijze van benaderen/vrijzetten:<br />

■ 1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

■ 2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ 3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ 6: meeslepen, X- voor Z-richting<br />

■ 7: meeslepen, Z- voor X-richting<br />

Benaderings- en vrijzetbewegingen vinden met ijlgang (G0) plaats.<br />

364<br />

7 Parameters


Nabewerken – bewerkingsanalyse<br />

■ Minimale dwarslengte [FMPL] – de TURN PLUS onderzoekt het<br />

voorste element van de buitencontour die moet worden nabewerkt.<br />

Daarbij geldt het volgende:<br />

■ Bewerkt werkstuk met binnencontour:<br />

■ FMPL >= l1: zonder extra dwarssnede<br />

■ FMPL < l1: met extra dwarssnede<br />

■ Bewerkt werkstuk zonder binnencontour: altijd met extra<br />

dwarssnede<br />

■ De extra dwarssnede wordt van buiten naar binnen<br />

uitgevoerd.<br />

■ De „dwarshoekafwijking PWA“ heeft geen invloed op de<br />

analyse van de verticale elementen.<br />

■ Maximale nabewerkings-snijdiepte [FMST] – legt de toelaatbare<br />

insteekdiepte voor onbewerkte draaduitlopen vast. De<br />

nabewerkingscyclus (G890) bepaalt aan de hand van deze<br />

parameter of draaduitlopen (vorm E, F, G) tijdens het nabewerken<br />

van de contour worden bewerkt. Het volgende geldt:<br />

■ FMST > ft: met bewerking van de draaduitloop (ft:<br />

draaduitloopdiepte)<br />

■ FMST


7.5 Bewerkingsparameters<br />

Insteken en contoursteken – gereedschapskeuze, overmaten<br />

Als er bij de bewerkingswijze contoursteken alleen lineaire<br />

elementen beschikbaar zijn, maar er is geen asparallel element op de<br />

bodem van de insteek, vindt de gereedschapskeuze plaats op basis<br />

van de „steekbreedte-deler SBD“.<br />

■ Steekbreedte-deler [SBD]<br />

SB


Draadsnijden - bewerking<br />

■ Schroefdraadaanlooplengte [GAL] – aanloop voor de<br />

draadaansnijding.<br />

■ Schroefdraaduitlooplengte [GUL] – uitloop (overloop) na de<br />

draadaansnijding.<br />

GAL/GUL worden als schroefdraadattributen<br />

„aanlooplengte B / uitlooplengte P“ overgenomen, als ze<br />

niet als attributen ingevoerd zijn.<br />

8 – Meten<br />

Meten – meetprocedure<br />

■ Meetprocedure [MART] – opgenomen.<br />

■ 1: handmatig meten – roept een expertprogramma op<br />

■ 2, 3: worden op dit moment niet gebruikt<br />

■ Meetlusteller [MC] – geeft aan met welke intervallen er moet<br />

worden gemeten.<br />

Meten – Meetlusgeometrie<br />

■ Meetovermaat [MA] – die zich nog op het te meten element<br />

bevindt.<br />

■ Lengte van meetsnede [MSL]<br />

De meetparameters worden als attribuut aan de passingelementen<br />

toegewezen.<br />

9 – Boren<br />

Boren – benaderen en vrijzetten<br />

■ Benaderen voorkant [ANBS]<br />

■ Benaderen mantelvlak [ANBM]<br />

■ Vrijzetten voorkant [ABGA]<br />

■ Vrijzetten mantelvlak [ABGI]<br />

Wijze van benaderen/vrijzetten:<br />

■ 1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

■ 2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ 3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ 6: meeslepen, X- voor Z-richting<br />

■ 7: meeslepen, Z- voor X-richting<br />

Benaderings- en vrijzetbewegingen vinden met ijlgang (G0) plaats.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 367<br />

7.5 Bewerkingsparameters


7.5 Bewerkingsparameters<br />

Boren – veiligheidsafstanden<br />

■ Inwendige veiligheidsafstand [SIBC] – bij het diepboren<br />

(terugloopafstand B bij G74).<br />

■ Aangedreven boorgereedschap [SBC] – veiligheidsafstand aan<br />

voorkant en mantelvlak voor aangedreven gereedschap.<br />

■ Niet-aangedreven boorgereedschap [SBCF] – veiligheidsafstand<br />

aan voorkant en mantelvlak voor niet-aangedreven gereedschap.<br />

■ Aangedreven draadtap [SGC] – veiligheidsafstand aan voorkant<br />

en mantelvlak voor aangedreven gereedschap.<br />

■ Niet-aangedreven draadtap [SGCF] – veiligheidsafstand aan<br />

voorkant en mantelvlak voor niet-aangedreven gereedschap.<br />

Boren - bewerking<br />

Deparameters gelden voor het boren met diepboorcyclus (G74).<br />

■ Boordieptefactor [BTFC] – 1e boordiepte: bt1 = BTFC * db (db:<br />

boordiameter)<br />

■ Boordieptereductie [BTRC] – 2e boordiepte: bt2 = bt1 – BTRC; de<br />

overige boorstappen worden dienovereenkomstig gereduceerd<br />

■ Diametertolerantie boor [BDT] – voor keuze van<br />

boorgereedschap (centerboor, aanboorbeitel, verzinkboor, getrapte<br />

boor, conische ruimer).<br />

Boordiameter: DBmax = BDT + d (DBmax: maximale boordiameter)<br />

Gereedschapskeuze: DBmax > DB > d<br />

10 – Frezen<br />

Frezen – benaderen en vrijzetten<br />

■ Benaderen voorkant [ANMS]<br />

■ Benaderen mantelvlak [ANMM]<br />

■ Vrijzetten voorkant [ABMA]<br />

■ Vrijzetten mantelvlak [ABMM]<br />

Wijze van benaderen/vrijzetten:<br />

■ 1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

■ 2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

■ 3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

■ 6: meeslepen, X- voor Z-richting<br />

■ 7: meeslepen, Z- voor X-richting<br />

Benaderings- en vrijzetbewegingen vinden met ijlgang (G0) plaats.<br />

368<br />

7 Parameters


Frezen – veiligheidsafstanden en overmaten<br />

■ Veiligheidsafstand in aanzetrichting [SMZ] – afstand tussen<br />

startpositie en bovenkant van te frezen object.<br />

■ Veiligheidsafstand in freesrichting [SME] – afstand tussen te<br />

frezen contour en freesflank.<br />

■ Overmaat in freesrichting [MEA]<br />

■ Overmaat in aanzetrichting [MZA]<br />

11 – Belastingsbewaking – algemene schakelaars<br />

■ Belastingsbewaking aan/uit<br />

■ 0: TURN PLUS genereert geen commando's voor<br />

belastingsbewaking<br />

■ 1: TURN PLUS genereert commando's voor belastingsbewaking<br />

■ Positie van apparaten (komt overeen met parameter Q van G996)<br />

■ 0: bewaking niet actief<br />

■ 1: ijlgangbewegingen niet bewaken<br />

■ 2: ijlgangbewegingen bewaken<br />

12..19 – Belastingsbewaking voor bewerkingswijzen<br />

De eerste parameter bepaalt of de bewerkingswijze moet worden<br />

bewaakt. Met de overige parameters worden - afhankelijk van de<br />

bewerkingsplaats en -bewerkingswijze - de te controleren apparaten<br />

vastgelegd.<br />

Invoer voor de parameters 12..19:<br />

■ „Bewerkingswijze ...“Aan/Uit:<br />

■ 0: belastingsbewaking „Uit“<br />

■ 1: belastingsbewaking „Aan“<br />

■ te bewaken apparaten (bij meerdere apparaten som van de<br />

aanduidingen):<br />

■ 0: geen bewaking<br />

■ 1: X-as<br />

■ 2: Y-as<br />

■ 4: Z-as<br />

■ 8: hoofdspil<br />

■ 16: aangedreven gereedschap<br />

■ 32: spil 3<br />

■ 64: spil 4<br />

■ 128: C-as 1<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 369<br />

7.5 Bewerkingsparameters


7.5 Bewerkingsparameters<br />

12..19 – Belastingsbewaking voor<br />

Bewerkingswijzen (vervolg)<br />

■ 12 Belastingsbewaking centrisch voorboren<br />

■ Centrisch boren aan/uit<br />

■ Centreren<br />

■ Boren<br />

■ Uitboren<br />

■ Verzinkboren<br />

■ Uitruimen<br />

■ Draadtappen<br />

■ 13 Belastingsbewaking voorbewerken<br />

■ Voorbewerken aan/uit<br />

■ Buiten langs<br />

■ Buiten dwars<br />

■ Binnen langs<br />

■ Binnen dwars<br />

■ 14 Belastingsbewaking contoursteken<br />

■ Voorsteken aan/uit<br />

■ Buiten<br />

■ Binnen<br />

■ Dwars<br />

■ 15 Belastingsbewaking contourbewerking<br />

■ Nabewerken aan/uit<br />

■ Buiten<br />

■ Binnen<br />

■ 16 Belastingsbewaking insteken<br />

■ Insteken aan/uit<br />

■ Buiten<br />

■ Binnen<br />

■ 17 Belastingsbewaking draadsnijden<br />

■ Draadsnijden aan/uit<br />

■ Buiten<br />

■ Binnen<br />

■ Dwars<br />

■ 18 Belastingsbewaking boren C-as<br />

■ Boren C-as aan/uit<br />

■ Centreren<br />

■ Boren<br />

■ Uitboren<br />

■ Verzinkboren<br />

■ Uitruimen<br />

■ Draadtappen<br />

■ 19 Belastingsbewaking frezen C-as<br />

■ Frezen aan/uit<br />

■ Sleuffrezen<br />

■ Contourfrezen<br />

■ Kamerfrezen<br />

■ Afbramen<br />

■ Graveren<br />

370<br />

20 – Rotatierichting voor bewerking achterkant<br />

■ Rotatierichting spiegelen<br />

■ 0: dezelfde rotatierichting voor bewerking voor- en<br />

achterkant<br />

■ 1: rotatierichting spiegelen (i.p.v. M3 – M4; i.p.v. M4 – M3)<br />

21 – Naam van expertprogramma<br />

De TURN PLUS maakt voor de functies zoals<br />

werkstukoverdracht voor de complete bewerking etc. gebruik<br />

van expertprogramma's. In deze parameter legt u vast van<br />

welke expertprogramma's (subprogramma's) gebruik wordt<br />

gemaakt.<br />

Voer de namen van de subprogramma's in.<br />

■ UP 100098 (afsteken)<br />

■ UP 100099 (staflader)<br />

■ UP EXUMS12 (op dit moment niet van belang)<br />

■ UP EXUMS12A (op dit moment niet van belang)<br />

■ UP MEAS01 (meetsnede)<br />

■ UP UMKOMPL (omspannen voor machines met<br />

tegenspil)<br />

■ UP UMKOMPLA (afsteken en omspannen voor<br />

machines met tegenspil)<br />

■ UP UMHAND (omspannen bij machines zonder<br />

tegenspil)<br />

■ UP ABHAND (afsteken en omspannen bij machines<br />

zonder tegenspil)<br />

7 Parameters


Bedrijfsmiddelen8<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 371


8.1 Gereedschaps-database<br />

8.1 Gereedschaps-database<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat maximaal 999<br />

gereedschapsbeschrijvingen op die u met de<br />

gereedschapseditor beheert.<br />

Uitwisseling en beveiliging van gegevens<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de uitwisseling van<br />

gegevens en de gegevensbeveiliging van de<br />

bedrijfsmiddelen (gereedschap, spanmiddelen,<br />

technologiegegevens) alsmede de bijbehorende<br />

naamlijsten – zie „10 Transfer“.<br />

8.1.1 Gereedschaps-editor<br />

Keuze: menu-item „Ger“ (bedrijfsmode<br />

Parameters)<br />

Bewerken van de gereedschapsgegevens<br />

De gereedschapsgegevens worden in 3<br />

dialoogboxen bewerkt. De parameters van de beide<br />

eerste dialoogboxen zijn afhankelijk van het<br />

gereedschapstype. De derde dialoogbox is bedoeld<br />

voor multi-gereedschaps- en standtijdbeheer. U<br />

kunt de derde dialoogbox „indien nodig“<br />

bewerken.<br />

De gereedschapsparameters omvatten:<br />

■ basisgegevens<br />

■ informatie over de gereedschapsweergave<br />

(simulatie/controlegrafiek)<br />

■ gegevens voor de TURN PLUS<br />

(gereedschapskeuze, automatisch genereren van<br />

werkschema's).<br />

Wanneer u geen gebruik maakt van de TURN PLUS,<br />

of de gereedschapsweergave niet wilt gebruiken,<br />

kunnen de desbetreffende gereedschapsgegevens<br />

komen te vervallen.<br />

■ Menu-item „Nieuw Direct“<br />

„Ger.-type“ invoeren<br />

Als het gereedschapstype niet bekend is:drukt<br />

u bij<br />

■ Hoofdgroep<br />

■ Subgroep<br />

■ Bewerkingsrichting<br />

op de softkey „Verder“ en kiest u het type/de<br />

bewerkingsrichting<br />

Gereedschapsgegevens ingeven<br />

■ Menugroep „Nieuw menu“<br />

Gereedschapstype kiezen<br />

Gereedschapsgegevens ingeven<br />

■ Menu-item „Tijdelijke beschrijvingen wissen“<br />

Hiermee wist u de gereedschapsbeschrijvingen<br />

die via het NC-programma „tijdelijk“ zijn<br />

opgenomen. Tijdelijke gereedschapsbeschrijvingen<br />

beginnen met „_SIM..“ resp.<br />

„_AUTO..“ (zie „4.6.2 REVOLVER x“).<br />

372<br />

Softkeys<br />

Het speciale draaigereedschap, de speciale boren en de<br />

speciale frezen zijn gereserveerd voor gereedschap dat<br />

aan geen ander type kan worden toegewezen. Dit<br />

gereedschap wordt niet bij contourgerelateerde cycli<br />

toegepast en wordt niet door de TURN PLUS gebruikt.<br />

Omschakelen naar de bedrijfsmode Service<br />

Omschakelen naar de bedrijfsmode Transfer<br />

Ingevoerd gereedschap van de gereedschapshouder<br />

(revolver)<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd op gereedschapstype<br />

Gegevens die in de gereedschaps-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd op gereedschapsidentificatienummer<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Gereedschapstabellen<br />

Gebruik de gereedschapstabellen als uitgangspunt<br />

voor het bewerken, kopiëren of wissen van items.<br />

Maakt een lijst van de actuele bezetting<br />

van de gereedschapshouder.<br />

Maakt een lijst van de ingevoerde<br />

items gesorteerd op<br />

gereedschapstype.<br />

„Ger.-type“ invoeren<br />

Ger.-type is niet bekend:<br />

■ hoofdgroep<br />

■ subgroep<br />

■ bewerkingsrichting<br />

via softkey „Verder“ kiezen<br />

Maakt een lijst van de ingevoerde items<br />

gesorteerd op identificatienummer (id).<br />

Met „Masker voor identificatienummers“<br />

wordt de lijst beperkt. Er worden alleen<br />

items getoond die met het masker<br />

overeenkomen.<br />

Masker:<br />

■ Gedeelte van de id invoeren: op de<br />

volgende posities kunnen willekeurige<br />

tekens staan.<br />

■ ?: op deze posities kan een<br />

willekeurig teken staan.<br />

Afkortingen (kopregel van de gereedschapslijst):<br />

■ rs: beitelradius<br />

db: boordiameter<br />

df: freesdiameter<br />

■ ew: instelhoek<br />

bw: boorhoek<br />

fw: freeshoek<br />

■ T-nr.(T-nummer bij de revolvertabel):<br />

zie „4.2.4 Gereedschapsprogrammering“<br />

Gereedschapstabel bewerken<br />

Cursor op het gewenste gereedschap positioneren<br />

en op softkey klikken.<br />

Item kopiëren<br />

■ U kunt alleen „vergelijkbaar“<br />

gereedschap kopiëren<br />

■ Het „nieuwe“ gereedschap krijgt een<br />

nieuw identificatienummer<br />

Item wissen<br />

of ENTER: item bewerken<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Softkeys<br />

Ingevoerd gereedschap wissen<br />

Ingevoerd gereedschap kopiëren<br />

Ingevoerd gereedschap bewerken<br />

Getoonde items op gereedschapstype sorteren<br />

Getoonde items op gereedschaps-identificatienummer<br />

sorteren<br />

Volgorde van sorteren omkeren<br />

Afbeelding van het gereedschap tonen<br />

Items in de revolvertabel worden in de gereedschaps-editor<br />

noch gekopieerd noch gewist. Als de bedrijfsmode<br />

Automatisch bedrijf niet actief is, kunnen items worden<br />

gewijzigd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 373<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

Afbeelding van het gereedschap tonen<br />

374<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> genereert de afbeelding<br />

van het gereedschap uit de<br />

parameters. Aan de hand van de<br />

„grafische uitlezing“ kunnen de<br />

ingevoerde gegevens worden<br />

gecontroleerd. Met wijzigingen wordt<br />

rekening gehouden zodra u het<br />

invoerveld hebt verlaten.<br />

Grafische uitlezing verlaten: opnieuw op softkey klikken<br />

Gereedschapspositie: wordt gebruik<br />

gemaakt van de gereedschapsparameter<br />

„opnametype“, dan geldt: De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

zoekt naar het opnametype in de<br />

„beschrijvingen gereedschapsopname“<br />

vanaf machineparameter 511. De eerste<br />

gereedschapsopname met dit opnametype<br />

is bepalend voor de gereedschapspositie.<br />

8 Bedrijfsmiddelen


8.1.2 Gereedschapstypen (overzicht)<br />

Hoofdbewerkingsrichting (derde positie van het gereedschapstype):<br />

zie afbeelding.<br />

Draaibeitels<br />

■ Voorbewerkingsgereedschap (type 11x)<br />

■ Nabewerkingsgereedschap (type 12x)<br />

■ Draadsnijgereedschap standaard (type 14x)<br />

■ Insteekgereedschap (type 15x)<br />

■ Afsteekgereeedschap (type 161)<br />

■ Halfronde snijbeitels (type 21x)<br />

■ Kopieergereedschap (type 22x) – TURN PLUS maakt uitsluitend<br />

gebruik van kopieergereedschap voor de draaduitlopen H en K.<br />

■ Steekdraaigereedschap (type 26x)<br />

■ Kartelgereeedschap (type 27x)<br />

■ Speciaal draaigereedschap (type 28x)<br />

Boren<br />

■ Centerboren (type 31x)<br />

■ NC-aanboorbeitels (type 32x)<br />

■ Spiraalboren (type 33x)<br />

■ Snijplaatboren (type 34x)<br />

■ Verzinkborenr (type 35x)<br />

■ Soevereinboren (type 36x)<br />

■ Draadtappen (type 37x)<br />

■ Getrapte boren (type 42x)<br />

■ Ruimers (type 43x)<br />

■ Draadtappen (type 44x)<br />

■ Deltaboren (type 47x)<br />

■ Kottergereedschap (type 48x) – wordt niet door TURN PLUS<br />

gebruikt<br />

■ Speciaal boorgereedschap (type 49x)<br />

Voorbeeld: ger.-type 11x<br />

Voorbeeld: ger.-type 31x<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 375<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

Frezen<br />

■ Sleuffrezen (type 51x)<br />

■ Stiftfrezen (type 52x)<br />

■ Schijffrezen (type 56x) – TURN PLUS maakt hiervan geen gebruik<br />

■ Hoekfrezen (type 61x)<br />

■ Draadfrezen (type 63x) – TURN PLUS maakt hiervan geen gebruik<br />

■ Freesstiften (type 64x)<br />

■ Cirkelzaagblad (type 66x) – TURN PLUS maakt hiervan geen gebruik<br />

■ Speciaal freesgereedschap (type 67x)<br />

Werkstuk-handlingsystemen<br />

■ Aanslaggereedschap (type 71x)<br />

■ Stafgrijpers (type 72x)<br />

■ Roterende afpak-inrichting (type 75x)<br />

376<br />

Speciaal gereedschap is gereserveerd voor gereedschap<br />

dat aan geen ander type kan worden toegewezen. Dit<br />

gereedschap wordt niet bij contourgerelateerde cycli<br />

toegepast en wordt niet door de TURN PLUS gebruikt.<br />

Meetapparatuur<br />

■ Meettaster (type 81x)<br />

Voorbeeld: ger.-type 51x<br />

Voorbeeld: ger.-type 71x<br />

Voorbeeld: ger.-type 81x<br />

8 Bedrijfsmiddelen


8.1.3 Gereedschapsparameters<br />

Parameters draaigereedschap<br />

Parameters dialoogbox 1 G S TP<br />

ID: gereedschaps-identificatienummer<br />

X-, Z-maat (xe, ze): instelmaten – –<br />

Inst.h (ew): instelhoek<br />

Beit.h (sw): beitelpunthoek<br />

Radius (rs): beitelradius<br />

NBR: nevenbewerkingsrichting –<br />

Bt.br (sb) – Draadsnijgereedschap:<br />

beitelbreedte – afstand van snijkant tot<br />

gereedschapspunt –<br />

Bt.br (sb): beitelbreedte<br />

Bt.lg (sl): beitellengte<br />

Sn.lg (sl) – kartelgereedschap: roldiameter – –<br />

Sn.br (sb) – kartelgereedschap: rolbreedte – –<br />

NBR: nevenbewerkingsrichting –<br />

X-, Z-corr (DX, DZ): correctiewaarde<br />

(maximaal +/– 10 mm) – –<br />

Rot.richt.: spilrotatierichting –<br />

eff.lg (nl): effectieve lengte bij binnenbeitels<br />

– –<br />

Inst.dpt (et): maximale insteekdiepte<br />

S-corr (DS): speciale correctiewaarde voor de<br />

3e snijkantzijde (maximaal +/– 10 mm) –<br />

zie ook G148 en G150/G151 – –<br />

Draadsnijgereedschap:<br />

■ let erop dat bij de types 141, 143 de „instelmaat ze“ en<br />

bij de types 142, 144 de „instelmaat xe“ vanaf de snijkant<br />

wordt gemeten.<br />

■ De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bepaalt aan de hand van de parameter<br />

„rotatierichting“, of er een „overhead-gereedschap“ of het<br />

„standaardgereedschap“ wordt ingezet.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Voorbeeld ger.-type 111<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 377<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

Parameters dialoogbox 2 G S TP<br />

Ger.-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. hgt (wh): hoogte van de gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. br (wb): breedte van de gereedschapshouder – –<br />

Breedte (dn): gereedschapsbreedte (gereedschapspunt<br />

tot achterkant schacht) – –<br />

Schachtd (sd): schachtdiameter – –<br />

Uitv. (A): linkse of rechtse gereedschapsuitvoering<br />

Uitv. (A) – Halfronde snijbeitels: linkse, rechtse of<br />

neutrale gereedschapsuitvoering bij<br />

gereedschapsposities 1..4<br />

Spoed: draadspoed –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid –<br />

Nummer van afbeelding – –<br />

Snijmat(eriaal) – –<br />

CSP-corr.: correctiefactor snijsnelheid<br />

– –<br />

FDR-corr.: correctiefactor voeding – –<br />

Deep-corr.: correctiefactor snijdiepte – –<br />

Opnametype –<br />

G: basisgegevens<br />

S: weergave van gereedschap (simulatie)<br />

TP: TURN PLUS<br />

zie ook:<br />

■ „8.1.4 Multi-gereedschap, standtijdbewaking“ (parameters van de<br />

derde dialoogbox)<br />

■ „8.1.5 Informatie over gereedschapsgegevens“<br />

■ „8.1.6 Gereedschapshouder, opnamepositie“<br />

378<br />

■ De parameter „Uitvoering“ bepaalt of het gereedschapsreferentiepunt<br />

zich aan de linker of rechter snijkantzijde<br />

bevindt.<br />

■ Bij neutrale halfronde snijbeitels bevindt het<br />

gereedschapsreferentiepunt zich aan de linker snijkantzijde.<br />

Voorbeeld ger.-type 111<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Parameters boorgereedschap<br />

Parameters dialoogbox 1 G S TP<br />

ID: gereedschaps-identificatienummer<br />

X-, Z-, Y-maat (xe, ze, ye): instelmaten – –<br />

Diam. (db): boordiameter<br />

Boorh (bw): boorhoek<br />

Beit.h (sw): beitelpunthoek<br />

Tapdiam. (d1): tapdiameter<br />

Taplgt. (l1): taplengte<br />

Positieh (rw): positiehoek –<br />

X-, Z-, Y-corr (DX, DZ, DY): correctiewaarden<br />

(maximaal +/– 10 mm) – –<br />

Rot.richt.: spilrotatierichting –<br />

Eff.boorl (nl): effectieve lengte van de boor – –<br />

Boortype: zie naamlijst *1 – *1<br />

Aans.lgt. (al): aansnijdingslengte<br />

Naamlijst „Draadtaptype“:<br />

■ 0: niet-gedefinieerd<br />

■ 11: metrisch<br />

■ 12: fijne schroefdraad<br />

■ 13: inchschroefdraad<br />

■ 14: pijpschroefdraad<br />

■ 15: UNC<br />

■ 16: UNF<br />

■ 17: PG<br />

■ 18: NPT<br />

■ 19: trapeziumdraad<br />

■ 20: overige<br />

*1: de parameter „boortype“ wordt bij de bepaling van de<br />

schroefdraadparameters gebruikt. Hiermee wordt in geval van AAG bij<br />

de gereedschapskeuze rekening gehouden.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Voorbeeld ger.-type 311<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 379<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

Parameters dialoogbox 2 G S TP<br />

Ger.-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. hgt (wh): hoogte van de gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. br (wb): breedte van de gereedschapshouder – –<br />

Klp.diam (fd): diameter van de klauwplaat – *1 –<br />

Klp.hgt (fh): hoogte van de klauwplaat – *1 –<br />

Overst.lg (ax): oversteeklengte – –<br />

Spoed (hb): draadspoed –<br />

Passing (kwaliteit): zie naamlijst *2 – –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid –<br />

Nummer van afbeelding – –<br />

Snijmat (eriaal) – –<br />

CSP-corr.: correctiefactor snijsnelheid – –<br />

FDR-corr.: correctiefactor voeding – –<br />

Deep-corr.: correctiefactor snijdiepte – –<br />

Opnametype –<br />

Naamlijst „Passingkwaliteit“:<br />

■ H6<br />

■ H7<br />

■ H8<br />

■ H9<br />

■ H10<br />

■ H11<br />

■ H12<br />

■ H13<br />

*1 – Afmetingen klauwplaat<br />

■ houders F, K: „fd, fh“ dienen voor maatvoering van de houder<br />

■ andere houders: bij fd=0, fh=0 wordt geen klauwplaat<br />

weergegeven<br />

*2: De automatische gereedschapskeuze van TURN PLUS controleert<br />

de „passingkwaliteit“ gedefinieerd/niet gedefinieerd – er volgt geen<br />

gedetailleerde analyse.<br />

G: basisgegevens<br />

S: weergave van gereedschap (simulatie)<br />

TP: TURN PLUS<br />

zie ook:<br />

■ „8.1.4 Multi-gereedschap, standtijdbewaking“ (parameters van de<br />

derde dialoogbox)<br />

■ „8.1.5 Informatie over gereedschapsgegevens“<br />

■ „8.1.6 Gereedschapshouder, opnamepositie“<br />

380<br />

Voorbeeld ger.-type 311<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Parameters freesgereedschap<br />

Parameters dialoogbox 1 G S TP<br />

ID: gereedschaps-identificatienummer<br />

X-, Z-, Y-maat (xe, ze, ye): instelmaten – –<br />

Diam (df): freesdiameter voor<br />

Diam (d1): freesdiameter<br />

Breedte (fb): freesbreedte<br />

Hoek (fw): freeshoek<br />

Inst.dpt (et): maximale insteekdiepte –<br />

Positieh (rw): positiehoek –<br />

X-, Z-, Y-corr (DX, DZ, DY): correctiewaarden<br />

(maximaal +/– 10 mm) – –<br />

D-corr (DD): correctie freesdiameter – –<br />

Rot.richt.: spilrotatierichting –<br />

Bt.lg (sl): beitellengte van de frees<br />

Aantal tanden van de frees –<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Voorbeeld ger.-type 611<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 381<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

Parameters dialoogbox 2 G S TP<br />

Ger.-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. hgt (wh): hoogte van de gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. br (wb): breedte van de gereedschapshouder – –<br />

Klp.diam (fd): diameter van de klauwplaat – *1 –<br />

Klp.hgt (fh): hoogte van de klauwplaat – *1 –<br />

Overst.lg (ax): oversteeklengte – –<br />

Spoed (hf): draadspoed – –<br />

Aantal gangen (gb) bij meervoudig schroefdraad – – –<br />

Type vertanding van de frees – zie naamlijst – –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid –<br />

Nummer van afbeelding – –<br />

Snijmat(eriaal) – –<br />

CSP-corr.: correctiefactor snijsnelheid – –<br />

FDR-corr.: correctiefactor voeding – –<br />

Deep-corr.: correctiefactor snijdiepte – –<br />

Opnametype –<br />

Naamlijst „Type vertanding“:<br />

■ 0: niet-gedefinieerd<br />

■ 1: rch.voork (rechte voorkant)<br />

■ 2: sch.voork (schuine voorkant)<br />

■ 3: rch.omtr (rechte omtrek)<br />

■ 4: sch.omtr (schuine omtrek)<br />

■ 5: rVoorOmtr (rechte voorkant en omtrek)<br />

■ 6: sVoorOmtr (schuine voorkant en omtrek)<br />

■ 7: speciale vertanding<br />

*1: bij fd=0/fh=0 wordt geen klauwplaat getoond.<br />

G: basisgegevens<br />

S: weergave van gereedschap (simulatie)<br />

TP: TURN PLUS<br />

zie ook:<br />

■ „8.1.4 Multi-gereedschap, standtijdbewaking“ (parameters van de<br />

derde dialoogbox)<br />

■ „8.1.5 Informatie over gereedschapsgegevens“<br />

■ „8.1.6 Gereedschapshouder, opnamepositie“<br />

382<br />

Voorbeeld ger.-type 611<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Parameters van systemen voor de handling van<br />

werkstukken en meetsystemen<br />

Parameters dialoogbox 1 G S TP<br />

ID: gereedschaps-identificatienummer –<br />

X-, Z-maat (xe, ze): instelmaten – –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid – –<br />

Schachtd (sd): schachtdiameter – –<br />

Multi-ger: multi-gereedschap (zie „4.2.4 Gereedschapprogrammering“)<br />

– –<br />

■ nee: geen multi-gereedschap<br />

■ hoofd: hoofdsnijkant<br />

■ neven: nevensnijkant<br />

M-ID: identificatienummer van de „volgende snijkant“<br />

bij multi-gereedschap – –<br />

Ger.-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. hgt (wh): hoogte van de gereedschapshouder – –<br />

Ger.-h. br (wb): breedte van de gereedschapshouder – –<br />

Overst.lg (ax): oversteeklengte – –<br />

Nummer van afbeelding – –<br />

Opnametype – –<br />

Mag(azijn) Code: wordt op dit moment niet gebruikt<br />

Mag(azijn) Attr(ibuut): wordt op dit moment niet gebruikt<br />

Voorbeeld ger.-type 811<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 383<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

8.1.4 Multi-gereedschap, standtijdbewaking<br />

Multi-gereedschap<br />

Draaigereedschap met meerdere (maximaal 5) snijkanten wordt als<br />

multi-gereedschap aangeduid. In de gereedschaps-database wordt<br />

elke snijkant met een record beschreven – bovendien wordt een<br />

„gesloten reeks“ van alle snijkanten van het multi-gereedschap<br />

opgebouwd.<br />

Noem een van de snijkanten de hoofdsnijkant en de andere<br />

snijkanten nevensnijkant. In de gereedschapstabel wordt alleen<br />

het identificatienummer van de hoofdsnijkant ingevoerd (zie „4.2.4<br />

Gereedschapsprogrammering“).<br />

Parameters 3e dialoogbox<br />

Mag(azijn) coderingCode: wordt op dit moment niet gebruikt<br />

Mag(azijn) attr(ibuut): wordt op dit moment niet gebruikt<br />

Multi-ger.: multi-gereedschap<br />

■ nee: geen multi-gereedschap<br />

■ hoofd: hoofdsnijkant<br />

■ neven: nevensnijkant<br />

M-ID: identificatienummer van de „volgende snijkant“ bij multigereedschap<br />

Bew(akings)wijze van standtijdbewaking (zie „4.2.4<br />

Gereedschapsprogrammering“)<br />

■ geen<br />

■ standtijdbewaking<br />

■ bewaking van aantal stuks<br />

Standtijd totaal: standtijd van de beitel<br />

Resterende standtijd: weergave van de resterende standtijd<br />

Totaal aantal stuks: totaal aantal stuks van een snijkant.<br />

Resterend aantal stuks: weergave van het resterend aantal stuks.<br />

Reden tot stopzetten: weergave van reden tot stopzetten:<br />

■ standtijd verstreken<br />

■ aantal stuks bereikt<br />

■ standtijd verstreken<br />

■ vastgesteld door tussentijd meten<br />

■ vastgesteld door meten na bewerking<br />

■ gereedschapslijtage (grenswaarde 1 of 2 van „capaciteit“<br />

overschreden) – vastgesteld door belastingsbewaking<br />

■ gereedschapslijtage (grenswaarde van „werk“ overschreden) –<br />

vastgesteld door belastingsbewaking<br />

De standtijdparameters worden bij een nieuwe snijkant gereset<br />

(zie „ 3.5.5 Standtijdbeheer“).<br />

384<br />

Gegevensinvoer multi-gereedschap<br />

Hoofdsnijkant:<br />

parameterinvoer (dialoogbox 1 en 2)<br />

met „PgDn“ naar dialoogbox 3 gaan<br />

in het invoerveld „Multi-ger“ hoofd(snijkant)<br />

instellen<br />

in het invoerveld „M-ID“ het<br />

identificatienummer van de volgende<br />

nevensnijkant invoeren<br />

Dialoogbox met „OK“ afsluiten<br />

voor elke nevensnijkant:<br />

identificatienummer invoeren<br />

(identificatienummer dat bij de voorgaande<br />

snijkant bij „M-ID“ is ingevoerd)<br />

meer parameters invoeren (dialoogbox 1 en 2)<br />

met „PgDn“ naar dialoogbox 3 gaan<br />

in het invoerveld „Multi-ger“ neven(snijkant)<br />

instellen<br />

in het invoerveld „M-ID“ het<br />

identificatienummer van de volgende<br />

nevensnijkant invoeren – bij de laatste<br />

nevensnijkant wordt het identificatienummer van<br />

de hoofdsnijkant ingevoerd<br />

Dialoogbox met „OK“ afsluiten<br />

Let bij multi-gereedschap op de<br />

„gesloten reeks“ (hoofdsnijkant –<br />

nevensnijkanten – hoofdsnijkant).<br />

8 Bedrijfsmiddelen


8.1.5 Informatie over gereedschapsgegevens<br />

■ Ger.-identificatienummer (ger.-id): elk gereedschap wordt met<br />

een unieke ger.-id aangeduid (maximaal 16 cijfers/letters). Het<br />

identificatienummer mag niet met een „_“ beginnen.<br />

■ Gereedschapstype:<br />

■ eerste, tweede cijfer: type gereedschap<br />

■ derde cijfer: gereedschapspositie/hoofdbewerkingsrichting.<br />

■ Instelmaten (xe, ze): afstand tussen gereedschapsreferentiepunt<br />

en referentiepunt van gereedschapshouder (referentiepunt van<br />

gereedschapshouder: zie machinehandboek)<br />

■ Correctiewaarden (DX, DZ, DS) compenseren de slijtage van de<br />

snijkant van het gereedschap. Bij steekbeitels en halfronde snijbeitels<br />

heeft DS betrekking op de correctiewaarde van de derde snijkantzijde<br />

(de van het gereedschapsreferentiepunt afgekeerde zijde).<br />

■ Beitellengte (sl): lengte van de snijplaat.<br />

■ De contourgerelateerde cycli controleren of met het gereedschap<br />

de vereiste verspaning kan worden uitgevoerd.<br />

■ Beïnvloedt de gereedschapskeuze van TURN PLUS.<br />

■ Wordt voor de „weergave van het snijspoor“ en de grafische<br />

weergave van het gereedschap geanalyseerd.<br />

■ Nevenbewerkingsrichting (NBR): hiermee wordt vastgelegd in<br />

welke richtingen anders dan de hoofbewerkingsrichting het<br />

gereedschap ook nog kan werken.<br />

■ De contourgerelateerde cycli controleren of met het gereedschap<br />

de vereiste verspaning kan worden uitgevoerd.<br />

■ Beïnvloedt de gereedschapskeuze van de TURN PLUS.<br />

■ De AAG maakt voor de nevenbewerkingsrichting gebruik van:<br />

– de nevenvoeding (zie „8.3 Technologie-database (snijwaarden)“)<br />

– een gereduceerde snijdiepte (zie bewerkingsparameter 4 – „SRF“<br />

■ Rotatierichting: legt de spilrotatierichting voor het gereedschap<br />

vast; geeft aan of er sprake is van aangedreven/niet-aangedreven<br />

gereedschap.<br />

■ De contourgerelateerde cycli controleren of met het gereedschap<br />

de vereiste verspaning kan worden uitgevoerd.<br />

■ Beinvloedt de gereedschapskeuze van de TURN PLUS.<br />

■ Legt de spilrotatierichting vast bij AAG.<br />

■ Breedte (dn): maat van de gereedschapspunt tot de achterkant van<br />

de schacht. De „breedte (dn)“ wordt voor de grafische weergave<br />

van het gereedschap gebruikt.<br />

■ (Fysiek) beschikbaar: hiermee markeert u niet-beschikbaar<br />

gereedschap, zonder dat het item in de database wordt gewist.<br />

■ Uitvoering: „links of rechts gereedschap“ – hiermee wordt de<br />

positie van het gereedschapsreferentiepunt vastgelegd. Bij<br />

„neutrale uitvoering“ bevindt het gereedschapsreferentiepunt zich<br />

aan de linker snijkantzijde.<br />

■ Nummer van afbeelding: gereedschap of alleen de snijkant<br />

weergeven?<br />

■ 0: gereedschap weergeven<br />

■ –1: alleen de snijkant van het gereedschap weergeven<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Een „>>“ achter het invoerveld betekent<br />

„naamlijst“. Kies de<br />

gereedschapsparameters uit de<br />

„naamlijst“ en neem deze als invoer over.<br />

Opvragen van de naamlijst: cursor op het<br />

invoerveld plaatsen en op softkey „>>“<br />

klikken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 385<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

■ CSP-correctie: snijsnelheid (Eng.: cutting speed)<br />

FDR-correctie: voeding (Eng.: feed rate)<br />

Deep-correctie: snijdiepte (Eng.: deep=diep)<br />

De TURN PLUS vermenigvuldigt de uit de technologie-database<br />

bepaalde snijwaarden met deze correctiewaarden.<br />

■ Opnametype – wordt bij draaibanken met verschillende<br />

gereedschapsopnames gebruikt. Het gereedschap wordt toegepast<br />

wanneer het opnametype hetzelfde is als het opnametype dat voor<br />

deze opnameplaats is vastgelegd (zie machineparameter 511, ...).<br />

■ Beïnvloedt de gereedschapskeuze en -plaatsing in de TURN<br />

PLUS.<br />

■ Met de functies „Gereedschapstabel instellen“ wordt<br />

gecontroleerd of het gereedschap op de bedoelde revolverpositie<br />

kan worden toegepast.<br />

■ Positiehoek (rw):legt de afwijking ten opzichte van de<br />

hoofdbewerkingsrichting in rekenkundig positieve zin vast (–90° <<br />

rw < +90°).<br />

De TURN PLUS maakt alleen gebruik van boor- en<br />

freesgereedschap dat in de richting van de hoofdas respectievelijk<br />

haaks op de hoofdas werkt<br />

■ Aantal tanden: wordt bij „voeding per tand G93“ gebruikt<br />

■ Uitsteeklengte (ax) – bij boor- en freesgereedschap:<br />

■ axiaal gereedschap: ax = afstand van<br />

gereedschapsreferentiepunt tot bovenkant van de houder<br />

■ radiaal gereedschap: ax = afstand van<br />

gereedschapsreferentiepunt tot onderkant van de houder (ook<br />

wanneer de boor/frees in een klauwplaat is ingespannen)<br />

386<br />

Dimensionering „positiehoek rw“<br />

8 Bedrijfsmiddelen


8.1.6 Gereedschapshouder, opnamepositie<br />

Bij de gereedschapsweergave (simulatie en controlegrafiek) wordt<br />

rekening gehouden met de vorm van de houder en de opnamepositie<br />

op de gereedschapshouder.<br />

Gereedschapshouder<br />

Of de gereedschapshouder in een axiale of radiale opname wordt<br />

gebruikt, en of er een adapter wordt toegepast, wordt door de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> op basis van de revolverpositie bepaald.<br />

Wanneer het type gereedschapshouder niet wordt opgegeven, maakt<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> gebruik van de vereenvoudigde weergave.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> houdt rekening met de volgende houders (benaming<br />

van de standaardhouder volgens DIN 69 880):<br />

■ A1 boorstanghouder<br />

■ B1 rechts kort<br />

■ B2 links kort<br />

■ B3 rechts kort overhead<br />

■ B4 links kort overhead<br />

■ B5 rechts lang<br />

■ B6 links lang<br />

■ B7 rechts lang overhead<br />

■ B8 links lang overhead<br />

■ C1 rechts<br />

■ C2 links<br />

■ C3 rechts overhead<br />

■ C4 links overhead<br />

■ D1 meervoudige opname<br />

■ A boorstanghouder<br />

■ B boorhouder met koelmiddeltoevoer<br />

■ C vierkant langs<br />

■ D vierkant dwars<br />

■ E bewerking voor-/achterkant<br />

■ E1 U-boor<br />

■ E2 opname cilindrische schacht<br />

■ E3 opname spantang<br />

■ F boorhouder MK (morse-kegel)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 387<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.1 Gereedschaps-database<br />

■ K boorhouder<br />

■ Z aanslag<br />

■ T1 aangedreven axiaal<br />

■ T2 aangedreven radiaal<br />

■ T3 boorstanghouder<br />

■ X5 aangedreven axiaal<br />

■ X6 aangedreven radiaal<br />

■ X7 aangedreven speciale houder<br />

388<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Adapter<br />

Bij gebruik van een adapter wordt met de maten gereedschapshoogte<br />

(wh) en gereedschapsbreedte (wb) de hoogte/breedte van de adapter<br />

en houder aangegeven.<br />

Opnamepositie<br />

De opnamepositie wordt door de machinefabrikant vastgelegd (zie<br />

machineparameters 511, ...).. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bepaalt de opnamepositie<br />

op basis van de revolverpositie.<br />

■ axiale opname – linker revolverzijde (AP=0)<br />

■ radiale opname – linker revolverzijde (AP=1)<br />

■ radiale opname – rechter revolverzijde (AP=2)<br />

■ axiale opname – rechter revolverzijde (AP=3)<br />

Als de radiale opname in het midden van de revolverschijf<br />

plaatsvindt, wordt gebruikgemaakt van „AP=1“.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 389<br />

8.1 Gereedschaps-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

8.2 Spanmiddel-database<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat maximaal 999<br />

spanmiddelbeschrijvingen op die u met de<br />

gereedschapseditor beheert.<br />

Spanmiddelen worden in de bedrijfsmode TURN<br />

PLUS gebruikt en in de simulatie/controlegrafiek<br />

getoond.<br />

Spanmiddel-identificatienummer<br />

Elk spanmiddel wordt met een unieke spanmiddelid.<br />

aangeduid (maximaal 16 cijfers/letters). Het<br />

identificatienummer mag niet met een „_“<br />

beginnen.<br />

Spanmiddeltype<br />

Met het spanmiddeltype wordt het type klauwplaat<br />

en het type spanklauw aangeduid.<br />

8.2.1 Spanmiddel-editor<br />

Selectie: menu-item „Span(middel)“ (bedrijfsmode<br />

Parameters)<br />

Bewerken van de spanmiddelgegevens<br />

De spanmiddelgegevens worden in een dialoogbox<br />

bewerkt. De spanmiddelparameters bevatten<br />

informatie voor de weergave van het spanmiddel in<br />

de simulatie/controlegrafiek en andere gegevens<br />

voor de spanmiddelkeuze van TURN PLUS.<br />

Wanneer u geen gebruikmaakt van de TURN PLUS,<br />

of de spanmiddelweergave niet wilt gebruiken,<br />

kunnen de desbetreffende spanmiddelgegevens<br />

komen te vervallen.<br />

Spanmiddelbeschrijving maken<br />

■ Menu-item „Nieuw Direct“<br />

Invoer van het „spanmiddeltype“<br />

Invoer van de spanmiddelgegevens in de<br />

dialoogbox<br />

■ Menu-item „Nieuw menu“<br />

Selectie van het spanmiddeltype in de<br />

submenu's<br />

Invoer van de spanmiddelgegevens in de<br />

dialoogbox<br />

390<br />

Softkeys<br />

Omschakelen naar de bedrijfsmode Service<br />

Omschakelen naar de bedrijfsmode Transfer<br />

Gegegevens die in de spanmiddel-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd op spanmiddeltype<br />

Gegevens die in de spanmiddel-database zijn<br />

ingevoerd – gesorteerd op spanmiddelidentificatienummer<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Spanmiddeltabellen<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> rangschikt de ingevoerde items op<br />

identificatienummers of gesorteerd op spanmiddeltypes.<br />

De spanmiddeltabel is het uitgangspunt voor het<br />

bewerken, kopiëren of wissen van items.<br />

Maakt een lijst van de ingevoerde items<br />

gesorteerd op identificatienummer (id).<br />

Met „Masker voor identificatienummers“<br />

wordt de lijst beperkt. Er worden alleen<br />

items getoond die met het masker<br />

overeenkomen.<br />

Masker:<br />

■ Gedeelte van de id invoeren: op de<br />

volgende posities kunnen willekeurige<br />

tekens staan.<br />

■ ?: op deze positie kan een willekeurig<br />

teken staan.<br />

Maakt een lijst van de ingevoerde<br />

items gesorteerd op spanmiddeltype.<br />

Met het masker voor „typenummer“<br />

wordt de lijst beperkt. Er worden alleen<br />

items getoond die met het masker<br />

overeenkomen.<br />

In de kop van de spanmiddeltabel staat informatie<br />

over het ingevoerde masker en het aantal gevonden<br />

en opgeslagen gereedschappen. Bovendien wordt het<br />

maximale aantal gereedschappen aangegeven dat de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> opslaat.<br />

Spanmiddeltabel bewerken<br />

Plaats de cursor op het gewenste spanmiddel en druk<br />

op de desbetreffende toets.<br />

Item kopiëren (alleen spanmiddel van<br />

hetzelfde type)<br />

Item wissen<br />

of ENTER: item bewerken<br />

Softkeys<br />

Ingevoerd spanmiddel wissen<br />

Ingevoerd spanmiddel kopiëren<br />

Ingevoerd spanmiddel bewerken<br />

Getoonde items op spanmiddeltype sorteren<br />

Getoonde items op spanmiddel-identificatienummer<br />

sorteren<br />

Volgorde van sorteren omkeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 391<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

8.2.2 Spanmiddelgegevens<br />

Overzicht van de spanmiddeltypes<br />

De spanmiddelparameters zijn afhankelijk van de types.<br />

Spanmiddelhoofdgroepen<br />

Klauwplaat<br />

Spanmiddel<br />

Klauwplaat Type<br />

Gespleten gereedschapshouder 110<br />

Klauwplaat met twee klauwen 120<br />

Klauwplaat met drie klauwen 130<br />

Klauwplaat met vier klauwen 140<br />

Spanschijf 150<br />

Speciale klauwplaat 160<br />

Spanmiddel Type<br />

Spanklauw 21x<br />

392<br />

Zachte klauwen 211<br />

Harde klauwen 212<br />

Grijperklauw 213<br />

Speciale klauw 214<br />

Spantang 220<br />

Opspandoorn 23x<br />

Meenemer voorkant 24x<br />

Draaigrijper 25x<br />

Centerpunt 26x<br />

Centerpunt 27x<br />

Centreerconus 28x<br />

Opname bij spanmiddelen, type 23x..28x Type<br />

Cilindrische klauwplaatopname xx1<br />

Vlakke-flensopname xx2<br />

Morse-kegel MK3 xx3<br />

Morse-kegel MK4 xx4<br />

Morse-kegel MK5 xx5<br />

Morse-kegel MK6 xx6<br />

Overige opnamen xx7<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Klauwplaat<br />

Parameters klauwplaat (type 1x0)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

Kl.aansl.: code „klauwaansluiting“<br />

d: klauwplaatdiameter<br />

l: klauwplaatlengte<br />

maxSpDm (d1): maximale spandiameter<br />

minSpDm (d2): minimale spandiameter<br />

dz: centreerdiameter<br />

max.toer: maximaal toerental [omw/min]<br />

Code klauwaansluiting<br />

Wanneer slechts bepaalde klauwplaat/spanklauwcombinaties<br />

zijn toegestaan, kan dit worden geregeld met<br />

„klauwaansluiting“. Geef zowel aan de klauwplaat als aan de<br />

toegestane spanklauwen dezelfde code.<br />

„Klauwaansluiting = 0“: alle spanklauwen zijn toegestaan.<br />

Gespleten gereedschapshouder (type 110) Voorbeeld: klauwplaat met drie klauwen<br />

(type 130)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 393<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Spanklauwen<br />

Parameters spanklauwen (type 21x)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

Kl.aansl: code „klauwaansluiting“ – moet overeenkomen met<br />

de code bij klauwplaat<br />

L: klauwbreedte<br />

H: klauwhoogte<br />

G1: maat stap 1 in Z-richting<br />

G2: maat stap 2 in Z-richting<br />

Voorbeeld: spanklauw (type 211) Voorbeeld: grijpklauw (type 213)<br />

394<br />

Parameters spanklauwen (type 21x)<br />

S1: maat stap 1 in X-richting<br />

S2: maat stap 2 in X-richting<br />

minSpDm: minimale spandiameter<br />

maxSpDm: maximale spandiameter<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Spantang<br />

Parameters spantang (type 220)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

d: klembusdiameter<br />

Spantang (type 220)<br />

Opspandoorn<br />

Parameters opspandoorn (type 23x)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

Opspandoorn:<br />

LD: totale lengte<br />

DF: flensdiameter<br />

BF: flensbreedte<br />

maxSpDm: maximale spandiameter<br />

minSpDm: minimale spandiameter<br />

Opspandoorn (type 23x)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 395<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Meenemer voorkant<br />

Parameters meenemer voorkant (type 24x)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

ds: diameter punt<br />

ls: lengte punt<br />

DK: diameter middendeel<br />

BK: breedte middendeel<br />

DF: flensdiameter<br />

BR: flensbreedte<br />

d1: maximale spancirkeldiameter<br />

d2: minimale spancirkeldiameter<br />

Meenemer voorkant (type 24x)<br />

396<br />

Draaigrijper<br />

Parameters draaigrijper (type 25x)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

Nomd: draaigrijperdiameter<br />

Lengte: draaigrijperlengte<br />

maxSpDm: maximale spandiameter<br />

minSpDm: minimale spandiameter<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Centerpunt<br />

Parameters centerpunt (type 26x)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

w1: beitelpunthoek 1<br />

w2: beitelpunthoek 2<br />

d1: diameter 1<br />

d2: diameter 2<br />

IA: lengte van conisch gedeelte<br />

d3: diameter van centerpuntbus<br />

b3: breedte van centerpuntbus<br />

md: omtrekdiameter van de afdrukmoer<br />

mb: breedte van de afdrukmoer<br />

Centerpunt (type 26x)<br />

Centerpunt<br />

Parameters draaibankcenter (type 27x)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

w1: beitelpunthoek 1<br />

w2: beitelpunthoek 2<br />

d1: diameter 1<br />

d2: diameter 2<br />

zl: lengte van draaibankcenter<br />

md: omtrekdiameter van de afdrukmoer<br />

mb: breedte van de afdrukmoer<br />

Draaibankcenter (type 27x)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 397<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Centreerconus<br />

Parameters centreerconus (type 28x)<br />

ID: spanmiddel-identificatienummer<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

zw: centreerconushoek<br />

za: afstand centreerconus - pinole<br />

d1: (maximale) diameter 1<br />

d2: (minimale) diameter 2<br />

zl: lengte van de centreerconus<br />

Centreerconus (type 28x)<br />

398<br />

8 Bedrijfsmiddelen


8.3 Technologie-database<br />

(snijwaarden)<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat de technologiegegevens op<br />

afhankelijk van<br />

■ het materiaal<br />

■ het snijmateriaal<br />

■ de bewerkingswijze<br />

De bewerkingswijzen die door de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> worden<br />

ondersteund, zijn vastgelegd – de materialen en<br />

snijmaterialen worden vastgelegd in de „naamlijst“.<br />

De snijwaarden worden beheerd met de<br />

technologie-editor.<br />

Keuze: menu-item „Tech(nologiegegevens)“<br />

(bedrijfsmode Parameters)<br />

Bij het genereren van werkschema's maakt TURN<br />

PLUS gebruik van de technologische gegevens. U<br />

kunt deze database bovendien gebruiken om „uw“<br />

snijwaarden op te slaan.<br />

Snijwaardetabellen<br />

■ Tab(el) materiaal<br />

U legt de bewerkingswijze en het snijmateriaal vast<br />

– de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> vermeldt de snijwaarden<br />

gesorteerd op „materiaal“.<br />

■ Tab(el) snijmateriaal<br />

U legt het materiaal en de bewerkingswijze vast -<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> vermeldt de snijwaarden gesorteerd<br />

op „snijmateriaal“.<br />

■ Tab(el) Bew(erkings)wijze<br />

U legt het materiaal en het snijmateriaal vast – de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> vermeldt de snijwaarden gesorteerd op<br />

„bewerkingswijzen“.<br />

Voer het (snij)materiaal en de<br />

bewerkingswijze altijd in met behulp van<br />

de naamlijst.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 399<br />

8.3 Technologie-database (snijwaarden)


8.3 Technologie-database (snijwaarden)<br />

Menu-item „Snij(waarden) direct“<br />

U geeft het (snij)materiaal en de bewerkingswijze in –<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> stelt de snijwaarden beschikbaar, zodat<br />

ze kunnen worden bewerkt.<br />

Snijwaarden<br />

■ Specifieke snijkracht van het materiaal:<br />

de parameter dient ter informatie – wordt niet<br />

verwerkt.<br />

■ Snijsnelheid<br />

■ Hoofdvoeding [mm/omw]:<br />

voeding voor de hoofdbewerkingsrichting<br />

■ Nevenvoeding [mm/omw]:<br />

voeding voor de nevenbewerkingsrichting<br />

■ Aanzetbeweging<br />

■ met/zonder koelmiddel<br />

De functie voor het automatisch genereren van<br />

werkschema's (AAG) bepaalt op basis van deze<br />

parameter of er koelmiddel wordt gebruikt.<br />

400<br />

TURN PLUS vermenigvuldigt de<br />

snijwaarden met de correctiefactoren<br />

(CSP-, FDR- DEEP-corr) die aan het<br />

gereedschap zijn toegewezen (zie „8.1.2<br />

Informatie over gereedschapsgegevens“).<br />

8 Bedrijfsmiddelen


Service en diagnose<br />

9


9.1 Bedrijfsmode Service<br />

9.1 De bedrijfsmode Service<br />

De bedrijfsmode Service omvat:<br />

■ servicefuncties<br />

■ diagnosefuncties<br />

■ onderhoudssysteem<br />

Servicefuncties: inloggen en beheer van gebruikers,<br />

andere taal kiezen en verscheidene<br />

systeeminstellingen<br />

Diagnosefuncties: controle van het systeem en<br />

ondersteuning bij de storingsdiagnose<br />

Het onderhoudssysteem herinnert de<br />

machinegebruiker aan de noodzakelijke<br />

onderhoudswerkzaamheden.<br />

9.2 Service-functies<br />

9.2.1 Bedieningsautorisatie<br />

Functies zoals het wijzigen van belangrijke parameters,<br />

blijven voorbehouden aan geautoriseerde gebruikers.<br />

Autorisatie vindt plaats wanneer met het juiste<br />

wachtwoord is ingelogd. U bent ingelogd totdat er<br />

wordt „uitgelogd“ of totdat er een andere gebruiker<br />

heeft ingelogd.<br />

Het „wachtwoord“ bestaat uit 4 cijfers – het wordt<br />

„verborgen“ (niet zichtbaar) ingevoerd.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> onderscheidt de volgende<br />

gebruikerscategorieën:<br />

■ „zonder beveiligingsklasse“<br />

■ „NC-programmeurs“<br />

■ „systeembeheerders“<br />

■ „servicepersoneel“ (van de machinefabrikant)<br />

Menu-item „Inloggen“<br />

Bij het inloggen als gebruiker kiest u uit de lijst met<br />

alle gebruikers uw „eigen“ naam en voert u uw<br />

„eigen“ wachtwoord in.<br />

Menu-item „Uitloggen“<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> maakt geen gebruik van automatisch<br />

uitloggen met tijdregeling. Daarom moet de gebruiker<br />

uitloggen, wanneer u uw systeem wilt beveiligen<br />

tegen onbevoegde toegang.<br />

Menu-item „Geb.Srv.“ (Gebruikersservice)<br />

Om gebruik te kunnen maken van de optie<br />

„Gebruikersservice“, moet als „Systeembeheerder“<br />

worden ingelogd.<br />

■ Geb(ruiker) invoeren<br />

U geeft de naam van de nieuwe gebruiker in, legt het<br />

wachtwoord vast en stelt de „gebruikerscategorie“<br />

in. Voorwaarde is dat u als „Systeembeheerder“<br />

bent ingelogd.<br />

402<br />

Diverse service- en diagnosefuncties zijn voor het serviceen<br />

inbedrijfstellingspersoneel gereserveerd.<br />

9 Service en diagnose


■ Geb(ruiker) verwijderen<br />

Selecteer de naam die u wilt wissen, uit de operator-lijst en klik op „OK“.<br />

■ Wachtwoord veranderen<br />

Iedere operator kan zijn „eigen“ wachtwoord veranderen. Om<br />

misbruik te voorkomen, moet eerst het „oude“ wachtwoord worden<br />

ingevoerd, voordat een nieuw wachtwoord kan worden opgeslagen.<br />

Menu-item „Onderhoud“<br />

zie „9.3 Onderhoudssysteem<br />

9.2.2 Systeemservice<br />

Menugroep „Sys.Srv.“ (Systeemservice)<br />

■ Datum/tijd<br />

Bij foutmeldingen worden de datum en tijd geregistreerd. Omdat<br />

fouten lange tijd in een „logfile“ worden opgeslagen, moet u op de<br />

juiste instelling letten. Met behulp van deze informatie kan bij<br />

service gemakkelijker een foutdiagnose worden uitgevoerd.<br />

■ Omschakelen taal<br />

Selecteer met de softkey „>>“ de taal en klik op „OK“. Als u de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> opnieuw opstart, is de beeldschermdialoog naar de<br />

gekozen taal omgeschakeld.<br />

■ FWL-bewerken – afhankelijk van taal – wordt op dit moment niet<br />

gebruikt<br />

■ FWL-bewerken – onafhankelijk van taal:<br />

■ grondstof (bestandsnaam: „0TEMATER“)<br />

■ snijmateriaal (bestandsnaam: „0TESTOFF“)<br />

■ passingen (bestandsnaam: „0WZPASSU“)<br />

■ „0Listbox“: wordt op dit moment niet gebruikt<br />

(FWL = naamlijsten – zie „9.2.3 Naamlijsten“)<br />

■ Ondersteunende grafiekenr AAN/UIT<br />

Als het menu-item „Ondersteunende grafieken AAN“ is gekozen,<br />

worden de ondersteunende grafieken van de bedrijfsmode Machine<br />

niet getoond.<br />

■ Bewerkingsschakelaar AAN/UIT<br />

Met de „bewerkingsschakelaar“ beveiligt u de bedrijfsmodes<br />

■ DIN PLUS<br />

■ TURN PLUS<br />

■ Parameters<br />

tegen tegen onbevoegde toegang. Als het menu-item op<br />

„Bewerkingsschakelaar AAN“ is ingesteld, kunnen deze menuitems<br />

uitsluitend worden geselecteerd nadat u als „NCprogrammeur“<br />

(of hoger) bent ingelogd.<br />

Menugroep „App.-d.“ (apparaat-diagnose)<br />

Met de menu-items roept u diagnosefuncties op die door de<br />

machinefabrikant zijn vastgelegd (zie machinehandboek).<br />

■ De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> wordt met de gebruiker<br />

„wachtwoord 1234“ en het wachtwoord<br />

„1234“ geleverd (autorisatie<br />

„Systeembeheerder“). Log in als gebruiker<br />

„wachtwoord 1234“ en voer een nieuwe<br />

operator in. Het „wachtwoord 1234“ moet<br />

daarna worden verwijderd.<br />

■ De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voorkomt het verwijderen<br />

van de „laatste systeemmanager“ – u<br />

mag het wachtwoord echter niet vergeten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 403<br />

9.2 Service-functies


9.2 Servicefuncties<br />

9.2.3 Naamlijsten<br />

Grondstoffen en snijmaterialen<br />

De benamingen van grondstoffen en snijmaterialen in<br />

de technologie-database worden in naamlijsten<br />

bijgehouden. Hiermee kunt u de database specifiek<br />

afgestemd op in uw bedrijf gebruikte materialen,<br />

opbouwen (zie ook „7.5 Database met snijgegevens“).<br />

Passingen<br />

Voor de gereedschappen ruimer en deltaboor wordt de<br />

parameter „passing“ bijgehouden. In de naamlijst<br />

„0WZPASSU“ legt u de gewenste passingkwaliteiten<br />

vast.<br />

Let bij het bewerken van de naamlijst op het volgende:<br />

■ max. 64 vermeldingen<br />

■ Code<br />

■ cijfer van 0..63<br />

■ geen dubbele codes toekennen<br />

■ Begrip<br />

■ maximaal 16 tekens<br />

Bewerken van een naamlijst<br />

„Sys.Srv. – FWL-bewerken – onafhankelijk van<br />

taal“ selecteren<br />

<<br />

Kiezen:<br />

■ „0TEMATER“ (grondstof)<br />

■ „0TESTOFF“ (snijmateriaal)<br />

■ „0WZPASSU“ (passingkwaliteit)<br />

<<br />

Item veranderen<br />

De te veranderen positie kiezen – op ENTER<br />

klikken<br />

<<br />

„Code“, „Begrip“ veranderen – op OK klikken, de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat de gegevens op<br />

Nieuw item<br />

404<br />

opent de dialoog „Bewerking naamlijsten“<br />

<<br />

„Code“, „Begrip“ invoeren – op OK klikken, de <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> slaat de gegevens op<br />

9 Service en diagnose


9.3 Onderhoudssysteem<br />

Onderhoudssysteem<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> herinnert de machinegebruiker aan de noodzakelijke<br />

onderhouds- en servicewerkzaamheden. Daartoe is iedere activiteit<br />

„in het kort“ (module, onderhoudsinterval, verantwoordelijke persoon,<br />

etc.) beschreven. Deze informatie staat in de lijst „Onderhouds- en<br />

serviceactiviteiten“. Een uitvoerige beschrijving van de<br />

onderhoudsactiviteit wordt „desgewenst“ getoond.<br />

Een uitgevoerde onderhoudsactiviteit wordt bevestigd. Daarna begint<br />

het onderhoudsinterval opnieuw. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat het<br />

bevestigingstijdstip samen met de nominale datum in een logbestand<br />

op. De bevestigings-logbestanden kunnen door het servicepersoneel<br />

worden uitgelezen en geanalyseerd. Dit kan (op zijn minst) de laatste<br />

10 bevestigingen inzien.<br />

Weergave van de onderhoudsstatus: „verkeerslicht“ rechts naast<br />

het datum-/tijdveld<br />

■ groen: geen onderhoudsactiviteiten noodzakelijk<br />

■ geel. ten minste één onderhoudsactiviteit is binnenkort noodzakelijk<br />

■ rood: ten minste één onderhoudsactiviteit is noodzakelijk of allang<br />

noodzakelijk<br />

De status met de hoogste prioriteit wordt weergegeven (rood voor<br />

geel, geel voor groen).<br />

Datums en periodes (zie afbeelding):<br />

■ I – interval: door de machinefabrikant vastgestelde periode van het<br />

onderhoudsinterval.<br />

Tijdens de inschakelduur van de besturing wordt het lopende<br />

onderhoudsinterval steeds korter. De resterende tijd wordt in de<br />

kolom „wanneer“ aangegeven.<br />

■ D – duur: door de machinefabrikant vastgestelde periode tussen<br />

„noodzakelijke“ en „allang noodzakelijke“ onderhoudsactiviteit.<br />

■ Q – bevestigingsperiode: in deze periode kan de<br />

onderhoudsactiviteit worden uitgevoerde en bevestigd.<br />

■ t1 – tijdstip „onderhoudsactiviteit is binnenkort noodzakelijk“:<br />

■ vanaf dit tijdstip kan de onderhoudsactiviteit worden uitgevoerd<br />

en bevestigd.<br />

■ De status wordt „geel“ aangegeven.<br />

■ Berekening: t1 = invoer van voorafgaande waarschuwing *<br />

interval / 100<br />

■ t2 – tijdstip „onderhoudsactiviteit is noodzakelijk“:<br />

■ vanaf dit tijdstip moet de onderhoudsactiviteit worden uitgevoerd<br />

en bevestigd.<br />

■ De status wordt „rood“ aangegeven.<br />

■ Berekening: t2 = interval<br />

■ t3 – tijdstip „onderhoudsactiviteit is allang noodzakelijk“:<br />

■ het tijdstip van de onderhoudsactiviteit is overschreden.<br />

■ De status wordt onveranderd „rood“ aangegeven.<br />

■ Berekening: t3 = interval + duur<br />

■ Voorwaarde: de machinefabrikant moet<br />

de noodzakelijke activiteiten invoeren en<br />

de uitvoerige beschrijvingen van de<br />

activiteiten beschikbaar stellen.<br />

■ Alle statuswijzigingen inclusief de<br />

bevestiging van de onderhoudsactiviteit<br />

worden aan de PLC doorgegeven. In het<br />

machinehandboek kunt u nalezen of<br />

noodzakelijke of al lang noodzakelijke<br />

noodzakelijke onderhoudsactiviteiten<br />

verdere consequenties hebben.<br />

Verklaring:<br />

I: interval<br />

D: duur<br />

Q: bevestigingsperiode<br />

t1: onderhoudsactiviteit is binnenkort noodzakelijk<br />

t2: onderhoudsactiviteit is noodzakelijk<br />

t3: ondershoudsactiviteit is allang noodzakelijk<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 405<br />

9.3 Onderhoudssysteem


9.3 Onderhoudssysteem<br />

Lijst „onderhoudsactiviteiten“<br />

■ Soort zie tabel „soort onderhoudsactiviteit“<br />

De status wordt met een achtergrondkleur<br />

aangegeven:<br />

■ geen kleur: geen onderhoudsactiviteiten<br />

noodzakelijk<br />

■ geel: er is binnenkort een onderhoudsactiviteit<br />

noodzakelijk<br />

■ rood: er is een onderhoudsactiviteit noodzakelijk<br />

of allang noodzakelijk<br />

■ Locatie: plaats van de module<br />

■ Module: benaming van de module<br />

■ Wanneer: resterende tijd tot het tijdstip<br />

„onderhoudsactiviteit is noodzakelijk“<br />

(= resterende tijd van het onderhoudsinterval)<br />

■ Duur: tijd tussen „noodzakelijke“ en „allang<br />

noodzakelijke“ onderhoudsactiviteit<br />

■ Wie: persoon die verantwoordelijk is voor de<br />

uitvoering van de activiteit<br />

■ Interval: periode van het onderhoudsinterval<br />

■ Voorafgaande waarschuwing: legt het tijdstip van<br />

de status „onderhoudsactiviteit is binnenkort<br />

noodzakelijk“ vast (gerelateerd aan het<br />

onderhoudsinterval)<br />

■ Documentatiereferentie en -soort:<br />

■ Met invoer: met softkey „Info activiteit“ wordt<br />

een uitvoerige beschrijving van de<br />

onderhoudsactiviteit opgevraagd<br />

■ Geen invoer: er is geen uitvoerige beschrijving<br />

van de onderhoudsactiviteit beschikbaar<br />

Oproepen van het onderhoudssysteem: menu-item<br />

„Onderhoud“ (bedrijfsmode Service)<br />

406<br />

Terug naar „Service“<br />

Na het oproepen van het onderhoudssysteem wordt<br />

de lijst Onderhouds- en serviceactiviteiten met alle<br />

activiteiten getoond. De informatie wordt in deel 1 en<br />

2 onderverdeeld (wisselen via softkey).<br />

Bediening<br />

■ Pijl omhoog/omlaag; PgDn/PgUp: hiermee kan de<br />

cursor in de lijst met activiteiten worden verplaatst<br />

■ Enter: opent een dialoogbox met de parameters van<br />

de met de cursor geselecteerde activiteit<br />

Softkeys „Onderhoudssysteem - algemeen“<br />

„Deel 2“ van de activiteitenlijst tonen<br />

„Deel 1“ van de activiteitenlijst tonen<br />

Uitvoerige beschrijving van de activiteit opvragen<br />

Naar softkey-balk „Soort/status van de activiteiten“<br />

omschakelen<br />

Naar softkey-balk „Onderhoudssysteem“<br />

terugschakelen<br />

Soort onderhoudsactiviteit<br />

Reiniging<br />

Inspectie<br />

Onderhoud<br />

Service<br />

„–“ voor het symbool: het onderhoudssysteem is gedeactiveerd<br />

9 Service en diagnose


Keuze van de lijst<br />

U kunt de lijst „Onderhouds- en service-activiteiten“<br />

op grond van onderstaande criteria opvragen:<br />

Lijst van alle onderhoudsactiviteiten<br />

Lijst van de „komende, noodzakelijke<br />

en allang noodzakelijke<br />

onderhoudsactiviteiten“<br />

Omschakelen van de softkey-balk naar<br />

„Soort/status van de activiteiten“<br />

Soort activiteiten:<br />

Lijst van de service-activiteiten<br />

Lijst van de onderhoudsactiviteiten<br />

Lijst van de inspectie-activiteiten<br />

Lijst van de reinigingsactiviteiten<br />

Status van de activiteiten:<br />

Lijst van de „noodzakelijke en allang<br />

noodzakelijke onderhoudsactiviteiten“<br />

Lijst van de „komende<br />

onderhoudsactiviteiten“<br />

Bevestigde activiteiten<br />

Somt de „bevestigde“<br />

onderhoudsactiviteiten“ op<br />

Lijst „Bevestigde activiteiten“:<br />

■ Soort:<br />

■ symbool: zie tabel „Soort onderhoudsactiviteiten“<br />

■ „+“: activiteit is bevestigd<br />

■ Activiteit: aanduiding van de onderhoudsactiviteit<br />

■ Bevestiging – door: naam van de persoon die<br />

bevestigt<br />

Bevestiging – op: datum van de bevestiging<br />

■ Sinds: Tijdstip „onderhoudsactiviteit is<br />

noodzakelijk“ (t2)<br />

■ Commentaar van de persoon die bevestigt<br />

Tijdgegevens (duits/engels)<br />

M / M: minuten<br />

S / H: uren<br />

T / D: dagen<br />

W / W: weken<br />

J / Y: jaren<br />

Delen van een tijdseenheid worden als tiendelige breuk vermeld.<br />

Voorbeeld: 1.5 S = 1 uur 30 minuten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 407<br />

9.3 Onderhoudssysteem


9.4 Diagnose<br />

9.4 Diagnose<br />

Oproepen: menu-item „Diag(nose)“ in de<br />

bedrijfsmode „Service“<br />

408<br />

Terug naar „Service“<br />

Bij „Diagnose“ heeft u de beschikking over informatie-<br />

, test- en controlefuncties als ondersteuning bij de<br />

storingsdiagnose.<br />

Menu-item „Info“<br />

U krijgt informatie over de toegepaste softwaremodules.<br />

Menu-groep „Uitlezingen“<br />

■ Geheugen – is gereserveerd voor<br />

servicepersoneel<br />

■ Variabelen toont de actuele inhoud van ca. 500 Vvariabelen<br />

(zie ook „4.15.2 V-variabelen“).<br />

■ „---“: de variabele is niet geïnitialiseerd<br />

■ „???“: de variabele is niet beschikbaar<br />

■ Input/Output toont de actuele status van alle<br />

input-/outputgegevens(interface <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> –<br />

draaibank).<br />

■ 16 input/outputgegevens: in de dialoogbox „I/O“<br />

voor uitlezing selecteren“ selecteert u max. 16<br />

input-/outputgegevens. Nadat de dialoogbox is<br />

afgesloten, toont de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de actuele status<br />

van deze input/output. Elke verandering van status<br />

wordt direct getoond.<br />

Verlaten van de uitleesfunctie: „ESC-toets“<br />

■ Geheugen cyclisch – is voor het servicepersoneel<br />

gereserveerd<br />

■ Variabelen cyclisch: selecteer een V-variabele. De<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont de actuele waarde. Elke<br />

waardeverandering wordt direct getoond.<br />

■ In- uitvoer cyclisch: kies een I/U-positie. De <strong>CNC</strong><br />

<strong>PILOT</strong> geeft de actuele status aan. Elke verandering<br />

van status wordt direct getoond.<br />

Cyclische uitlezingen overlappen het machinevenster<br />

gedeeltelijk. U sluit cyclische uitlezingen af met<br />

„Uitlezingen – Stop cyclische uitlezingen“.<br />

9 Service en diagnose


Menugroep „Logfiles“<br />

Fouten, systeemgebeurtenissen en de uitwisseling<br />

van gegevens tussen de verschillende systeemcomponenten<br />

worden in logfiles geregistreerd.<br />

Bepaalde logfiles worden „op commando“<br />

opgeslagen en kunnen door het servicepersoneel<br />

bij de foutdiagnose worden gebruikt.<br />

■ Fouten-logfile tonen toont de meest recente<br />

melding. Met „PgUp/PgDn“ kunt u de andere<br />

items bekijken.<br />

■ Fouten-logfile opslaan maakt een kopie van de<br />

fouten-logfile (bestandsnaam: error.log; directory:<br />

Para_Usr). Aanwezige bestanden „error.log“<br />

worden overschreven.<br />

■ Ipo-Trace opslaan slaat informatie op over de<br />

laatste interpolatorfuncties (bestandsnamen:<br />

IPOMakro.cxx, IPOBewbe.cxx, IPOAxCMD.cxx – xx:<br />

00..99; directory: Data).<br />

Menugroep „Remote“<br />

De „Remote-functies“ ondersteunen de<br />

afstandsdiagnose. Uw machinefabrikant kan u<br />

hierover nader informeren.<br />

Menugroep „Controles“<br />

■ Hardware – systeeminfo: u krijgt informatie over<br />

de toegepaste hardwarecomponenten.<br />

■ Opties: u krijgt een overzicht van de beschikbare<br />

en geïnstalleerde opties van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> (zie<br />

ook „1.3 Uitbreidingsmogelijkheden (opties)“ en<br />

regelparameter 197).<br />

■ Netwerk – instellingen: met dit menu-item wordt<br />

de WINDOWS-dialoogbox „Network“<br />

opgeroepen. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> wordt als „Client for<br />

Microsoft Networks“ ingevoerd. Uitgebreide<br />

informatie over de installatie en configuratie van<br />

netwerken vindt u in de desbetreffende<br />

documentatie of de Online-helpfunctie van<br />

WINDOWS.<br />

■ Netwerk – vrijgavewachtwoord: voor lees- en<br />

schrijftoegang kent u afzonderlijke wachtwoorden<br />

toe. De wachtwoorden gelden echter voor alle<br />

„vrijgegeven directory's (zie ook „10.3.1 Vrijgaven,<br />

bestandstypes“).<br />

In de dialoogbox „Vrijgave-wachtwoord“ zijn de<br />

opgesomde „vrijgavenamen“ voor uw<br />

informatie. U kunt alleen in de velden<br />

„Wachtwoord lezen en wachtwoord schrijven“<br />

gegevens invoeren. De invoer is niet zichtbaar.<br />

■ Netwerk – Netwerk AAN:<br />

■ Netwerk – Netwerk UIT: schakelt de<br />

netwerkadapter in of uit. Start het systeem<br />

opnieuw omdat in- of uitschakeling pas na een<br />

herstart actief wordt.<br />

Menu-item „Osci(lloscoop), Logic An(alizer)“:<br />

gereserveerd voor het servicepersoneel<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 409<br />

9.4 Diagnose


Overdracht<br />

10


10.1 Bedrijfsmode Transfer<br />

10.1 Bedrijfsmode Transfer<br />

„Transfer“ wordt ten behoeve van de<br />

gegevensbeveiliging en de uitwisseling van<br />

gegevens met andere systemen voor elektronische<br />

gegevensverwerking gebruikt. Daarbij worden<br />

bestanden overgedragen. Het gaat dan om bestanden<br />

met NC-programma's (DIN PLUS- of TURN PLUSprogramma's),<br />

parameterbestanden of bestanden<br />

met informatie voor het servicepersoneel<br />

(oscilloscoopgegevens, logfiles, etc.)<br />

De bedrijfsmode Transfer omvat ook<br />

organisatiefuncties zoals dupliceren, wissen,<br />

hernoemen, etc.<br />

Gegevensbeveiliging<br />

HEIDENHAIN adviseert de met <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

aangemaakte programma's regelmatig op een pc op<br />

te slaan.<br />

U moet in ieder geval ook de parameters opslaan.<br />

Omdat parameters niet vaak worden gewijzigd,<br />

hoeven ze alleen te worden opgeslagen indien dit<br />

noodzakelijk is. Zie „10.4.2 Parameters en<br />

bedrijfsmiddelgegevens opslaan“.<br />

Uitwisseling van gegevens met DataPilot<br />

HEIDENHAIN biedt als aanvulling op de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>machinebesturing<br />

het PC-programmapakket<br />

DataPilot <strong>4290</strong> aan. DataPilot heeft dezelfde<br />

programmeer- en testfuncties als de besturing. Dat<br />

betekent dat u TURN PLUS- en DIN PLUSprogramma's<br />

op de pc aanmaakt, deze via simulatie<br />

test en ze aan de machinebesturing overdraagt.<br />

Systemen voor gegevensbeveiliging/-uitwisseling<br />

De DataPilot is geschikt voor gegevensbeveiliging.<br />

Als alternatief voor DataPilot kunt u<br />

besturingssysteemfuncties van WINDOWS of in de<br />

handel verkrijgbare pc-programma's voor<br />

gegevensbeveiliging gebruiken.<br />

Printer<br />

In Besturen kunt u DIN PLUS-programma's en<br />

parameter-/bedrijfsmiddelgegevens op de printer<br />

afdrukken. TURN PLUS-programma's kunnen niet<br />

worden afgedrukt.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bereidt het afdrukken op DIN A4formaat<br />

voor.<br />

412<br />

Menu Bedrijfsmode Transfer<br />

Netwerk – activeert het WINDOWS-netwerk en toont de<br />

„gemaskeerde“ bestanden van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> en de<br />

communicatiepartners.<br />

Serieel – activeert de seriële datacommunicatie en toont<br />

de „gemaskeerde“ bestanden van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>.<br />

FTP – activeert het FTP-netwerk en toont de<br />

„gemaskeerde“ bestanden van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> en de<br />

communicatiepartners.<br />

Oproepen van Besturen (lokaal)<br />

Parameterconv(ersie) – parameters/bedrijfsmiddelen van<br />

„intern formaat“ naar ASCII-formaat omzetten – of<br />

omgekeerd; gegevensbeveiliging voorbereiden –<br />

opgeslagen bestanden inlezen<br />

Instelling van de netwerk-, FTP-, seriële-interface- en<br />

printerparameters<br />

■ Bestanden in „TURN PLUS-formaat“ worden alleen door<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> of DataPilot verwerkt – ze zijn niet „leesbaar“.<br />

■ „Servicebestanden“ ondersteunen de storingsdiagnose.<br />

In de regel worden deze bestanden door het<br />

servicepersoneel overgezet en geanalyseerd.<br />

10 Overdracht


10.2 Transmissieprocedure<br />

10.2.1 Algemeen<br />

Interfaces<br />

U wordt aangeraden de gegevens via een Ethernet-interface over te<br />

dragen. Dit garandeert een hoge transmissiesnelheid, een hoge mate<br />

van veiligheid en een comfortabele bediening. Gegevensoverdracht<br />

via een seriële interface is eveneens mogelijk.<br />

■ WINDOWS-netwerken (Ethernet-interface):<br />

met een „WINDOWS-netwerk“ integreert u uw draaibank in een<br />

LAN-netwerk. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> ondersteunt de voor WINDOWS<br />

gebruikelijke netwerken. Vanaf de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> kunnen bestanden<br />

worden verzonden/opgehaald. Andere netwerkgebruikers hebben<br />

toegang tot „vrijgegeven directory's“ om erin te lezen of te<br />

schrijven – onafhankelijk van de activiteiten van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> logt meestal bij het opstarten van het systeem in<br />

het netwerk in en blijft „in het netwerk“ totdat het systeem wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

■ FTP (File Transfer Protocol) (Ethernet-interface):<br />

met „FTP“ integreert u uw draaibank in een LAN-netwerk. Hiervoor<br />

moet er op de host-computer een FTP-server geïnstalleerd zijn<br />

(maakt bij WINDOWS NT en UNIX deel uit van het<br />

besturingssysteem; voor WINDOWS 95/98 zijn FTP-servers<br />

leverbaar). Vanaf de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> kunnen bestanden worden<br />

verzonden/opgehaald.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> heeft geen serverfunctie. Dit betekent dat andere<br />

netwerkgebruikers geen toegang hebben tot bestanden van de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>.<br />

■ Serieel<br />

U draagt programma- en parameterbestanden via een seriële<br />

interface over – zonder protocol. U moet zich ervan overtuigen dat<br />

het externe apparaat de vastgelegde interface-parameters<br />

(baudrate, woordlengte, etc.) aanhoudt.<br />

■ Netwerkprinter<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> zendt printeruitvoer naar de „standaardprinter“.<br />

Voorwaarden:<br />

■ geïnstalleerde printer-driver<br />

■ instelling als „standaardprinter“<br />

■ naam van het apparaat: STD (dialoogbox „Instelling printer“)<br />

■ Lokale printer<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> zendt printeruitvoer naar de „COMx-interface“<br />

(invoer in het veld „Naam van apparaat“ – dialoogbox „Instelling<br />

printer“).<br />

HEIDENHAIN raadt u aan de printer door het<br />

servicepersoneel in bedrijf te laten stellen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 413<br />

10.2 Transmissieprocedure


10.2 Transmissieprocedure<br />

10.2.2 Installatie van de data-overdracht<br />

Netwerk configureren<br />

WINDOWS-netwerken en FTP-netwerken worden<br />

met functies van het WINDOWS-besturingssysteem<br />

geconfigureerd.<br />

Inloggen als „systeembeheerder“<br />

„Controles – Netwerk – Instellingen“ kiezen – met<br />

dit menu-item wordt de WINDOWS-dialoogbox<br />

„Netwerk“ opgeroepen.<br />

Netwerk configureren. De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> wordt als<br />

„client voor Microsoft-netwerken“ ingevoerd.<br />

Uitgebreide informatie over de installatie en<br />

configuratie van netwerken vindt u in de<br />

desbetreffende documentatie of de Onlinehelpfunctie<br />

van WINDOWS.<br />

414<br />

HEIDENHAIN adviseert u de configuratie<br />

van Windows-netwerken te laten uitvoeren<br />

door geautoriseerd personeel van de<br />

machinefabrikant.<br />

Instellingen voor WINDOWS-netwerk<br />

Inloggen als „systeembeheerder“<br />

„Instelling – Netwerk“ kiezen (bedrijfsmode<br />

Transfer)<br />

Dialoogbox „Instelling netwerk“:<br />

■ Transfer-bestand: pad van de<br />

communicatiepartner invoeren (zie volgende pagina)<br />

■ Auto-Login bij opstarten:<br />

– JA: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> zorgt voor inloggen met de in<br />

„Gebruikersnaam“ en „Wachtwoord“ ingevoerde<br />

gegevens<br />

– NEE: u voert de gebruikersnaam en het<br />

wachtwoord in bij het opstarten van het systeem<br />

Advies: maak gebruik van „automatisch inloggen“<br />

WINDOWS-netwerk activeren:<br />

„Netwerk“ (bedrijfsmode Transfer) kiezen – de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> toont met inachtneming van het<br />

ingestelde „masker“:<br />

■ bestanden van het eigen systeem<br />

■ bestanden van de ingestelde transfer-directory<br />

(bestanden van de communicatiepartner)<br />

10 Overdracht


Transfer-directory<br />

De computernaam, de vrijgavenaam en het pad van<br />

de communicatiepartner voert u in in „Transferdirectory“<br />

(dialoogbox „Instelling netwerk“) op de<br />

volgende wijze:<br />

\\computernaam\vrijgavenaam\pad<br />

Voorbeeld:<br />

\\DATA<strong>PILOT</strong>\C\DP90V70\MASCH\MASCHINE1<br />

De „computernaam“ en de „vrijgavenaam“ stelt u op<br />

de pc van de communicatiepartner in. In het<br />

voorbeeld is de schijf „C“ vrijgegeven.<br />

Of u met de vrijgavenaam het complete „pad“ of een<br />

gedeelte van het „pad“ definieert, hangt af van uw<br />

organisatie.<br />

Instellingen voor FTP<br />

Inloggen als „systeembeheerder“<br />

In regelparameter 11 („FTP-parameters“) instellen:<br />

■ FTP gebruiken: 1 (=JA)<br />

„Instelling – FTP“ kiezen (bedrijfsmode Transfer)<br />

Dialoogbox „Instelling FTP“:<br />

■ gebruikersnaam, wachtwoord: voor inloggen op<br />

de host-computer<br />

■ adres/naam FTP-server: servernaam of IP-adres<br />

van de host-computer invoeren<br />

De menu-items „FTP“ en „Instelling –<br />

FTP“ kunnen alleen worden gekozen,<br />

wanneer „FTP gebruiken = Ja“ in<br />

regelparameter 11 is ingevoerd.<br />

FTP activeren:<br />

„FTP“ (bedrijfsmode Transfer) kiezen – de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

toont met inachtneming van het ingestelde<br />

„masker“:<br />

■ gegevens van het eigen systeem<br />

■ gegevens van de ingestelde transfer-directory<br />

(bestanden van de communicatiepartner)<br />

Definieer de „transfer-directory“ zonder subdirectory. De<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voegt de „laatste trap“ toe, afhankelijk van het<br />

bestandstype.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 415<br />

10.2 Transmissieprocedure


10.2 Transmissieprocedure<br />

Seriële interface of printer configureren<br />

Inloggen als „systeembeheerder“<br />

„Instelling – Serieel/printer“ kiezen (bedrijfsmode<br />

Transfer)<br />

Dialoogbox „Instelling serieel/printer“ invullen<br />

Parameters<br />

De instelling van de interface-parameters moet op het<br />

externe apparaat zijn afgestemd.<br />

■ Baudrate (in bits per seconde): de baudrate wordt<br />

afgestemd op de omstandigheden ter plaatse<br />

(kabellengte, storingsinvloeden, etc.) Een hoge<br />

baudrate heeft weliswaar een snelle dataoverdracht<br />

als voordeel, maar is gevoeliger voor<br />

storingen dan een lage baudrate.<br />

■ Woordlengte: u kunt kiezen uit 7 of 8 bits per teken.<br />

■ Pariteit: als u een even/oneven pariteit kiest, vult<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de pariteitsbit zo aan, dat er altijd<br />

een even/oneven aantal „ingestelde“ bits per teken<br />

wordt verzonden. De pariteit kan op het externe<br />

apparaat worden gecontroleerd.<br />

Bij de instelling „geen pariteit“ worden de tekens zo<br />

verzonden als ze zijn opgeslagen.<br />

De pariteitsbit wordt aanvullend op het bij<br />

woordlengte ingestelde aantal bits verzonden.<br />

■ Stopbits: u kunt kiezen uit 1, 1 1/2 en 2 stopbits.<br />

■ Protocol:<br />

■ Hardware (hardware-handshake): de ontvanger<br />

laat de zender via „RTS/CTS-signalen“ weten dat hij<br />

tijdelijk geen gegevens kan ontvangen. Voorwaarde<br />

voor de hardware-handshake is dat de RTS/CTSsignalen<br />

in de datatransmissiekabel bedraad zijn.<br />

■XON/XOFF (software-handshake): de ontvanger<br />

zendt „XOFF“ als hij tijdelijk geen gegevens kan<br />

ontvangen. Met „XON“ geeft de ontvanger aan dat<br />

hij weer gegevens kan ontvangen. Voor de<br />

software-handshake zijn geen „RTS/CTS-signalen“<br />

nodig in de transmissiekabel.<br />

■ ON/XOFF (software-handshake): bij het begin van<br />

de data-overdracht zendt de ontvanger „XON“, om<br />

aan te geven dat hij kan ontvangen. De ontvanger<br />

zendt „XOFF“ als hij tijdelijk geen gegevens kan<br />

ontvangen. Met „XON“ geeft de ontvanger aan dat<br />

hij weer gegevens kan ontvangen. Voor de<br />

software-handshake zijn geen „RTS/CTS-signalen“<br />

in de transmissiekabel nodig.<br />

■ Naam van apparaat:<br />

COM1: V.24/RS-232-C-data-interface<br />

416<br />

■ De menu-items „Serieel“ en „Instelling – Serieel“ kunnen<br />

alleen worden gekozen, wanneer in „Externe in-/uitvoeren“<br />

(regelparameter 40) een interface is toegewezen.<br />

■ De parameters van de seriële interface worden in een<br />

van de regelparameters 41 t/m 47 opgeslagen. (afhankelijk<br />

van de instelling in regelparameter 40).<br />

10 Overdracht


10.3 Gegevensoverdracht<br />

10.3.1 Vrijgaven, bestandstypen<br />

Vrijgaven – <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

zie lijst „Vrijgegeven directory's“<br />

U kunt deze directory's door het toekennen van<br />

wachtwoorden wachtwoorden tegen schrijf- en/of<br />

leesacties beveiligen (menu-item „Controles -<br />

Netwerk – Vrijgavewachtwoord“ bedrijfsmode<br />

Service/Diagnose – zie „9.3 Diagnose“)<br />

Als u geen wachtwoord invoert, hebben alle<br />

communicatiepartners toegang tot de directory's.<br />

Vrijgaven - communicatiepartners<br />

De communicatiepartner kan wachtwoorden voor<br />

lees- en schrijfacties toekennen (WINDOWS:<br />

„Configuratiescherm - Netwerken –<br />

Toegangsautorisatie op vrijgaveniveau“). Vervolgens<br />

verschijnt bij toegang tot directory's van de partner de<br />

WINDOWS-dialoogbox „Enter Network Password“.<br />

Als er slechts één wachtwoord wordt gebruikt, kan<br />

het worden opgeslagen. De dialoogbox verschijnt dan<br />

slechts één keer (resp. bij verandering van het<br />

wachtwoord). Iedere verdere toegang wordt aan de<br />

hand van het opgeslagen wachtwoord gecontroleerd.<br />

Als er voor de lees- en schrijfautorisatie verschillende<br />

wachtwoorden gelden, verschijnt de dialoogbox<br />

„Enter Network Password“ telkens bij de eerste<br />

toegang na het opnieuw opstarten van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>.<br />

Bestandstypen<br />

U kunt in de dialoogbox „Masker van de bestanden“<br />

de volgende keuzes maken:<br />

■ alle NC-programma's (DIN PLUS-programma's)<br />

■ NC-hoofdprogramma's (DIN PLUS-programma's)<br />

■ NC-subprogramma's (DIN PLUS-programma's)<br />

■ Opmaakmodelbestanden (DIN PLUSopmaakmodellen)<br />

■ TURN PLUS compleet (beschrijving van<br />

onbewerkte en bewerkte werkstukken en<br />

werkschema)<br />

■ TURN PLUS-werkstukken (beschrijving van<br />

onbewerkte en bewerkte werkstukken)<br />

■ TURN PLUS onbewerkte werkstukken<br />

(beschrijving van onbewerkte werkstukken)<br />

■ TURN PLUS bewerkte werkstukken (beschrijving<br />

van bewerkte werkstukken)<br />

■ TURN PLUS aaneengesloten contouren<br />

(beschrijving van aaneengesloten contouren<br />

■ TURN PLUS Rev(olver)tabellen<br />

■ TURN PLUS Bew(erkingsvolgorde<br />

■ Parameterbestanden (directory „PARA_USR“)<br />

■ Parameter-backup (directory „Backup“)<br />

■ Programmkoplijsten (hulpbestanden voor in<br />

programmakop ingevoerde gegevens)<br />

■ Servicebestanden (directory „DATA“)<br />

Let op: gevaar van botsing!<br />

Andere netwerkgebruikers kunnen NC-programma's van<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> overschrijven. Zorg er bij de inrichting van<br />

het netwerk en bij de uitgifte van vrijgavewachtwoorden<br />

voor dat alleen geautoriseerde personen toegang tot de<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> hebben.<br />

Vrijgegeven directory's <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

...\NCPS: NC-hoofd- en subprogramma's, opmaakprofielbestanden<br />

...\GTR: beschrijvingen van onbewerkte werkstukken (TURN PLUS)<br />

...\GTF: beschrijvingen van bewerkte werkstukken (TURN PLUS)<br />

...\GTW: werkstukbeschrijvingen (TURN PLUS)<br />

...\GTC: complete programma's (TURN PLUS)<br />

...\GTT: beschrijvingen van aaneengesloten contouren (TURN PLUS)<br />

...\GTL: revolvertabellen (TURN PLUS)<br />

...\GTB: bewerkingsvolgordes (TURN PLUS)<br />

...\PARA_USR:<br />

■ hulpbestanden voor in programmakop ingevoerde gegevens<br />

■ geconverteerde parameter- en bedrijfsmiddelbestanden<br />

■ (opgeslagen) fouten-logfile<br />

...\DATA: bestanden voor het servicepersoneel<br />

...\BACKUP: bestanden voor de gegevensbeveiliging (backup/restore)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 417<br />

10.3 Gegevensoverdracht


10.3 Gegevensoverdracht<br />

10.3.2 Bestanden zenden en ontvangen<br />

Kies na selectie van „Transfer“ via het menu de<br />

transmissieprocedure:<br />

■ Netwerk: WINDOWS-netwerken<br />

■ Serieel: seriële gegevensoverdracht<br />

■ FTP: File Transfer Protocol<br />

Weergaven<br />

■ linkervenster: eigen bestanden van de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

■ rechtervenster:<br />

■ netwerk en FTP: directory van het externe<br />

apparaat<br />

■ seriële overdracht: ingestelde interface<br />

418<br />

Terug naar het Transfer-hoofdmenu<br />

■ Als het externe apparaat niet bereikbaar<br />

is, verschijnt er na een wachttijd een<br />

foutmelding.<br />

■ Parameters en bedrijfsmiddelgegevens<br />

moeten voor de overdracht worden<br />

„geconverteerd“ – en omgekeerd<br />

(zie „10.4.1 Parameter- en<br />

bedrijfsmiddeloverdracht“<br />

Van communicatiepartner veranderen<br />

Invoer in „transfer-directory“ resp. in „Adres/naam<br />

FTP-server“ wijzigen (dialoogbox „Instellingen – ..“).<br />

Van bestandsgroep veranderen, „masker“ wijzigen<br />

De actuele maskerinstelling wordt onder de<br />

menuregel weergegeven.<br />

■ Bestandstype: zie „10.3.1 Vrijgaven,<br />

bestandstypen“<br />

■Sorteren: bestanden „op naam“ of<br />

„op datum“ sorteren<br />

■ Masker: er worden enkel items<br />

getoond die aan het masker voldoen.<br />

Wildcards:<br />

*:hier kunnen willekeurige tekens<br />

komen te staan.<br />

?: hier kan een willekeurig teken komen<br />

te staan.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voegt aan het<br />

ingegeven masker automatisch een<br />

„*“ toe.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Softkeys<br />

Omschakelen naar de bedrijfsmode Service<br />

Omschakelen naar de bedrijfsmode Parameter<br />

Bestandstype, sortering en maskering instellen<br />

Werkt de bestandslijst bij<br />

„Bestuurfuncties“ oproepen – zie „10.4<br />

Bestandsorganisatie“<br />

Gemarkeerde bestanden zenden<br />

Gemarkeerde bestanden van extern apparaat „ophalen“<br />

– bij seriële overdracht: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> gaat naar<br />

gereedheid voor ontvangst<br />

Alle bestanden markeren<br />

Bestand markeren<br />

10 Overdracht


Bediening<br />

■ Pijl omhoog/omlaag; PgUp/PgDn: hiermee kan de cursor in de<br />

bestandslijst worden verplaatst<br />

■ Pijl naar links/rechts: schakelt om tussen linker- en rechtervenster –<br />

zo schakelt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> om tussen gereed voor zenden en<br />

gereed voor ontvangst<br />

■ Teken/reeks tekens invoeren: de cursor gaat op het volgende<br />

bestand staan dat met deze reeks tekens begint<br />

■ Enter (bij DIN PLUS-programma's, parameter- en<br />

bedrijfsmiddelbestanden): toont de inhoud van het bestand. U sluit<br />

het bestand door nogmaals op Enter (of de ESC-toets) te klikken<br />

markeert alle getoonde bestanden – wanneer nogmaals<br />

hierop wordt geklikt, wordt de „markering“ gewist<br />

of „+“ (plus-toets) markeert het geselecteerde bestand<br />

– wanneer nogmaals hierop wordt geklikt, wordt de<br />

markering gewist<br />

■ Netwerk of FTP: gemarkeerde gegevens worden door<br />

de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> aan de communicatiepartner<br />

overgedragen. Als het bestand al bestaat, verschijnt de<br />

vraag „overschrijven?“.<br />

■ Seriële overdracht: gemarkeerde bestanden worden<br />

verzonden.<br />

■ Netwerk of FTP: gemarkeerde bestanden worden<br />

door de communicatiepartner aan de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong><br />

overgedragen. Als het bestand al bestaat, verschijnt de<br />

vraag „overschrijven?“.<br />

■ Seriële overdracht: de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> gaat naar gereed<br />

voor ontvangst, resp. ontvangt de binnenkomende<br />

gegevens. Als de bestanden al bestaan, verschijnt de<br />

vraag „overschrijven?“.<br />

■ Muisbediening: het plaatsen van de cursor, het markeren en<br />

weergeven van het bestand (bij DIN PLUS-programma's,<br />

parameter- en bedrijfsmiddelbestanden) kunt u gewoon met de muis<br />

doen<br />

Start bij seriële overdracht eerst de<br />

„ontvangerr“ en dan de „zender“.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 419<br />

10.3 Gegevensoverdracht


10.4 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

10.4 Parameters en<br />

bedrijfsmiddelen<br />

10.4.1 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

converteren<br />

Oproepen: menu-item „Parameterconv(ersie) –<br />

Opslaan/laden“<br />

420<br />

Terug naar het transfer-hoofdmenu<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> slaat parameters en<br />

bedrijfsmiddelgegevens op in „interne formaten“ en in<br />

eigen directory's van <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>. Alvorens gegevens<br />

worden verzonden, worden ze naar „ASCII-formaat“<br />

geconverteerd en naar de directory „PARA_USR“<br />

overgezet.<br />

Omgekeerd worden ontvangen parameter-/<br />

bedrijfsmiddelbestanden in de directory „PARA_USR“<br />

opgeslagen. Als volgende stap kunt u deze bestanden<br />

„activeren“. Dit betekent dat de bestanden naar het<br />

„interne formaat“ worden geconverteerd en naar<br />

eigen directory's van <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> worden overgezet.<br />

Na deze stap werkt de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> met de ontvangen<br />

parameters/bedrijfsmiddelgegevens.<br />

Bij de conversie van parameters/bedrijfsmiddelen legt<br />

u de naam van het backup-bestand vast en beïnvloedt<br />

u de uitvoer als volgt (dialoogbox „Parameters<br />

opslaan“):<br />

■ zonder commentaar: er worden uitsluitend<br />

parameters/bedrijfsmiddelgegevens uitgevoerd<br />

■ met commentaar: aanvullend op de<br />

parameters/bedrijfsmiddelgegevens wordt<br />

commentaar als toelichting op de gegevens<br />

uitgegeven<br />

„Masker“ wijzigen (alleen in het rechter venster)<br />

De actuele maskerinstelling wordt onder de<br />

menuregel weergegeven.<br />

■ Sorteren: bestanden „op naam“ of<br />

„op datum“ sorteren<br />

■ Masker: er worden alleen items<br />

getoond die aan het masker voldoen.<br />

Wildcards:<br />

*: hier kunnen willekeurige tekens<br />

komen te staan.<br />

?: hier kan een willekeurig teken komen<br />

te staan.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voegt aan het<br />

ingevoerde masker automatisch een<br />

„*“ toe.<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Softkeys „Parameterconversie“<br />

Afzonderlijke parameters/bedrijfsmiddelgegevens<br />

converteren<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen converteren<br />

Gemarkeerde bestanden „activeren“<br />

„Bestuurfuncties“ oproepen – zie „10.4<br />

Bestandsorganisatie“<br />

Opdat parameter-/bedrijfsmiddelgegevens via seriële<br />

transfer kunnen worden overgedragen (7-bits transfer),<br />

worden umlauttekens in het commentaar door „_“ vervangen.<br />

10 Overdracht


Bediening<br />

■ Pijl omhoog/omlaag; PgUp/PgDn: hiermee kan de<br />

cursor in de bestandslijst worden verplaatst<br />

■ Pijl naar links/rechts: hiermee gaat u van het linker<br />

naar het rechter venster of omgekeerd<br />

■ Enter (alleen in het rechter venster): toont de inhoud<br />

van het bestand – u sluit het bestand af door<br />

opnieuw op Enter (of de ESC-toets) te drukken<br />

Opent het geselecteerde parameter-/<br />

bedrijfsmiddelbestand en stelt de<br />

afzonderlijke parameters/<br />

bedrijfsmiddelen voor het markeren en<br />

aansluitend verzenden beschikbaar.<br />

Converteert en verzendt de<br />

gemarkeerde parameter-/<br />

bedrijfsmiddelbestanden resp. de<br />

gemarkeerde parameters/<br />

bedrijfsmiddelen (selectieve keuze) in<br />

de directory „PARA_USR“.<br />

„Haalt“ de gemarkeerde parameter-/<br />

bedrijfsmiddelbestanden op uit de<br />

directory „PARA_USR“, converteert de<br />

gegevens naar het „interne formaat“<br />

en overschrijft de bestaande<br />

parameters/bedrijfsmiddelgegevens.<br />

Markeert alle getoonde bestanden<br />

resp. parameters/bedrijfsmiddelen<br />

(selectieve keuze) – wanneer nogmaals<br />

hierop wordt geklikt, wordt de<br />

„markering“ gewist<br />

Markeert het geselecteerde bestand<br />

resp. de parameter/het bedrijfsmiddel –<br />

wanneer nogmaals hierop wordt<br />

geklikt, wordt de „markering“ gewist<br />

■ Muisbediening: het plaatsen van de cursor, het<br />

markeren en weergeven van het bestand (bij DIN<br />

PLUS-programma's, parameter- en<br />

bedrijfsmiddelbestanden) kunt u gewoon met de<br />

muis doen<br />

■ Bij het „laden“ herkent de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> de parameter-/<br />

bedrijfsmiddelgroep aan de hand van de extensie. Daarom<br />

mag op externe systemen de bestandsnaam worden<br />

gewijzigd – echter niet de extensie.<br />

■ Bij het inlezen controleert de besturung of de operator<br />

het recht heeft deze parameter te wijzigen resp. of de<br />

bedrijfsmode Atomatisch bedrijf actief is. Als de parameter<br />

niet mag worden gewijzigd, wordt hij bij het inlezen<br />

overgeslagen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 421<br />

10.4 Parameters en bedrijfsmiddelen


10.4 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

10.4.2 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

opslaan<br />

De gegevensbeveiliging wordt bij parameters en<br />

bedrijfsmiddelen in twee stappen gerealiseerd:<br />

Backup-bestanden aanmaken (functie back-up)<br />

Backup-bestanden naar een extern systeem<br />

overzetten (standaard-transfer-functie)<br />

Het inlezen van gegevensbeveiliginggeschiedt bij<br />

parameters en bedrijfsmiddelen eveneens in twee<br />

stappen:<br />

Backup-bestanden van het externe systeem<br />

„afhalen“ (standaard-transfer-functie)<br />

Backup-bestanden in <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> „integreren“<br />

(functie restore)<br />

Bij backup worden de volgende bestanden<br />

overgezet naar de directory „BACKUP“:<br />

■ alle parameterbestanden<br />

■ alle bedrijfsmiddelbestanden<br />

■ alle bijbehorende naamlijsten<br />

■ onderhoudssysteembestanden<br />

Parameters en bedrijfsmiddelgegevens worden bij<br />

de backup „geconverteerd“.<br />

Restore leest alle backup-bestanden van de<br />

directory „BACKUP“ in (behalve de bestanden van<br />

het onerhoudssysteem).<br />

Oproepen: menu-item „Parameterconversie –<br />

Backup / Restore“<br />

422<br />

Terug naar het transfer-hoofdmenu<br />

Bediening<br />

■ Pijl omhoog/omlaag (alleen in rechter venster);<br />

verplaatst de cursor in de bestandslijst<br />

■ Pijl naar links/rechts: hiermee gaat u van het linker<br />

naar het rechter venster of omgekeerd<br />

■ Enter (alleen in het rechter venster): toont de<br />

inhoud van het bestand – u sluit het bestand af<br />

door opnieuw op Enter (of de ESC-toets) te<br />

drukken<br />

(alleen in het rechter venster):<br />

sorteren op datum of bestandsnaam<br />

Backup uitvoeren. Alle bestaande<br />

backup-bestanden worden gewist.<br />

Vervolgens worden de nieuwe<br />

backup-bestanden aangemaakt.<br />

Restore uitvoeren.<br />

Softkeys „Gegevensbeveiliging“<br />

Sorteren instellen<br />

Werkt de bestandslijst bij<br />

Backup uitvoeren<br />

Restore uitvoeren<br />

Restore verwacht een via Backup aangemaakte volledige<br />

bestandsgroep. Advies: behandel de bij de bacup<br />

aangemaakte bestandsgroep steeds als een „blok“.<br />

Voorwaarden voor de restore:<br />

■ inloggen als „systeembeheerder“<br />

■ de bedrijfsmode Automatisch bedrijf mag niet actief<br />

zijn<br />

■ de backup-bestanden moeten in de directory<br />

„BACKUP“ beschikbaar zijn<br />

Een restore van de onderhoudssysteembestanden kan<br />

door het servicepersoneel worden uitgevoerd.<br />

10 Overdracht


10.5 Bestandsorganisatie<br />

De bestuurfuncties worden gebruikt voor de eigen<br />

bestanden van <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> en onder de volgende<br />

voorwaarden ook voor bestanden van de<br />

communicatiepartner:<br />

■ transmissieprocedure „WINDOWS-netwerk“<br />

■ inloggen als „systeembeheerder“<br />

Kiezen van bestandsorganisatie:<br />

■ menu-item „Organisatie“ (alleen voor eigen<br />

bestanden van <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong>)<br />

■ softkey „Bestuurfuncties“.<br />

Informatie in de bestandslijst<br />

■ Bestandsnaam en extensie (*.NC =<br />

hoofdprogramma; *.NCS = subprogramma; etc.)<br />

■ Bestandsgrootte in bytes – in [...]<br />

■ Attribuut<br />

■ „r/w“: lezen en schrijven toegestaan (read/write)<br />

■ „ro“: alleen lezen toegestaan (read only)<br />

■ Datum, tijd van de wijziging<br />

Van bestandsgroep veranderenn, „masker“<br />

wijzigen<br />

De actuele maskerinstelling wordt onder de<br />

menuregel weergegeven.<br />

■ Bestandstype: zie „10.3.1 Vrijgaven,<br />

bestandstypes“<br />

■ Sorteren: bestanden „op naam“ of<br />

„op datum“ sorteren<br />

■ Masker: er worden enkel items<br />

getoond die aan het masker voldoen.<br />

Wildcards:<br />

*: hier kunnen willekeurige tekens<br />

komen te staan.<br />

?: hier kan een willekeurig teken komen<br />

te staan.<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> voegt aan het ingegeven<br />

masker automatisch een „*“ toe.<br />

Bediening:<br />

■ Pijl omhoog/omlaag; PgUp/PgDn: hiermee kan de<br />

cursor in de bestandslijst worden verplaatst<br />

■ Teken/reeks tekens invoeren: de cursor gaat op het<br />

volgende bestand staan dat met deze reeks tekens<br />

begint<br />

■ Enter (bij DIN PLUS-programma's, parameter- en<br />

bedrijfsmiddelbestanden): toont de inhoud van het<br />

bestand. U sluit het bestand door nogmaals op<br />

Enter (of de ESC-toets) te klikken<br />

Markeert alle getoonde bestanden –<br />

wanneer nogmaals hierop wordt<br />

geklikt, wordt de „markering“ gewist<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

Softkeys „Bestuurfuncties“<br />

Gemarkeerde bestanden wissen<br />

Gemarkeerd bestand hernoemen<br />

Gemarkeerd bestand dupliceren<br />

Bestandstype, sortering en markering instellen<br />

Gemarkeerde bestanden printen<br />

Alle bestanden markeren<br />

Bestand markeren<br />

„Transferfuncties“ oproepen<br />

„Bestuurfuncties“ oproepen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 423<br />

10.5 Bestandsorganisatie


10.5 Bestandsorganisatie<br />

424<br />

of „+“ (plus-toets) markeert het<br />

geselecteerde bestand – wanneer<br />

nogmaals hierop wordt geklikt, wordt<br />

de „markering“ gewist<br />

■ Muisbediening: het plaatsen van de cursor, het<br />

markeren en weergeven van het bestand (bij DIN<br />

PLUS-programma's, parameter- en<br />

bedrijfsmiddelbestanden) kunt u gewoon met de<br />

muis doen<br />

Andere bestuurfuncties: zie tabel met de softkeys<br />

10 Overdracht


11<br />

Tabellen en overzichten


11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters<br />

11.1 Draaduitloop- en<br />

schroefdraadparameters<br />

11.1.1 Draaduitloopparameters DIN 76<br />

TURN PLUS bepaalt de parameters van de<br />

draaduitloop (draaduitloop DIN 76) aan de hand van<br />

de spoed.<br />

Hierin betekenen:<br />

dr.spoed = spoed<br />

I = draaduitloopdiepte (radius)<br />

K = draaduitloopbreedte<br />

R = draaduitloopradius<br />

W= draaduitloophoek<br />

De draaduitloopparameters zijn overeenkomstig DIN 13<br />

voor metrische schroefdraad<br />

426<br />

Buitendraad<br />

Dr.spoed I K R W<br />

0,2 0,3 0,7 0,1 30°<br />

0,25 0,4 0,9 0,12 30°<br />

0,3 0,5 1,05 0,16 30°<br />

0,35 0,6 1,2 0,16 30°<br />

0,4 0,7 1,4 0,2 30°<br />

0,45 0,7 1,6 0,2 30°<br />

0,5 0,8 1,75 0,2 30°<br />

0,6 1 2,1 0,4 30°<br />

0,7 1,1 2,45 0,4 30°<br />

0,75 1,2 2,6 0,4 30°<br />

0,8 1,3 2,8 0,4 30°<br />

1 1,6 3,5 0,6 30°<br />

1,25 2 4,4 0,6 30°<br />

1,5 2,3 5,2 0,8 30°<br />

1,75 2,6 6,1 1 30°<br />

2 3 7 1 30°<br />

2,5 3,6 8,7 1,2 30°<br />

3 4,4 10,5 1,6 30°<br />

3,5 5 12 1,6 30°<br />

4 5,7 14 2 30°<br />

4,5 6,4 16 2 30°<br />

5 7 17,5 2,5 30°<br />

5,5 7,7 19 3,2 30°<br />

6 8.3 21 3,2 30°<br />

Binnendraad<br />

Dr.spoed I K R W<br />

0,2 0,1 1,2 0,1 30°<br />

0,25 0,1 1,4 0,12 30°<br />

0,3 0,1 1,6 0,16 30°<br />

0,35 0,2 1,9 0,16 30°<br />

0,4 0,2 2,2 0,2 30°<br />

0,45 0,2 2,4 0,2 30°<br />

0,5 0,3 2,7 0,2 30°<br />

0,6 0,3 3,3 0,4 30°<br />

0,7 0,3 3,8 0,4 30°<br />

0,75 0,3 4 0,4 30°<br />

0,8 0,3 4,2 0,4 30°<br />

11 Tabellen en overzichten


11.1.2 Draaduitloopparameters DIN 509 E<br />

De draaduitloopparameters worden afhankelijk van de<br />

cilinderdiameter bepaald.<br />

Hierin betekenen:<br />

I = draaduitloopdiepte<br />

K = draaduitlooplengte<br />

R = draaduitloopradius<br />

W= draaduitloophoek<br />

11.1.3 Draaduitloopparameters DIN 509 F<br />

De draaduitloopparameters worden afhankelijk van de<br />

cilinderdiameter bepaald.<br />

Hierin betekenen:<br />

I = draaduitloopdiepte<br />

K = draaduitlooplengte<br />

R = draaduitloopradius<br />

W= draaduitloophoek<br />

P = dwarsdiepte<br />

A = dwarshoek<br />

Binnendraad (vervolg)<br />

Dr.spoed I K R W<br />

1 0,5 5,2 0,6 30°<br />

1,25 0,5 6,7 0,6 30°<br />

1,5 0,5 7,8 0,8 30°<br />

1,75 0,5 9,1 1 30°<br />

2 0,5 10,3 1 30°<br />

2,5 0,5 13 1,2 30°<br />

3 0,5 15,2 1,6 30°<br />

3,5 0,5 17,7 1,6 30°<br />

4 0,5 20 2 30°<br />

4,5 0,5 23 2 30°<br />

5 0,5 26 2,5 30°<br />

5,5 0,5 28 3,2 30°<br />

6 0,5 30 3,2 30°<br />

Diameter I K R W<br />

1,6 – 3 0,1 1 0,2 15°<br />

> 3 – 10 0,2 2 0,2 15°<br />

> 10 – 18 0,2 2 0,6 15°<br />

> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15°<br />

> 80 0,4 4 1 15°<br />

Diameter I K R W P A<br />

1,6 – 3 0,1 1 0,2 15° 0,1 8°<br />

> 3 – 10 0,2 2 0,4 15° 0,1 8°<br />

> 10 – 18 0,2 2 0,6 15° 0,1 8°<br />

> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15° 0,2 8°<br />

> 80 0,4 4 1 15° 0,3 8°<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 427<br />

11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters


11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters<br />

11.1.4 Schroefdraadparameters<br />

De <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bepaalt de schroefdraadparameters aan de hand van<br />

onderstaande tabel. Wanneer in kolom F „*“ is aangegeven, wordt<br />

de spoed – afhankelijk van het schroefdraadtype – op basis van de<br />

diameter bepaald.<br />

Hierin betekenen:<br />

F = Spoed<br />

P = draaddiepte<br />

R = schroefdraadbreedte<br />

A = flankhoek links<br />

W= flankhoek rechts<br />

428<br />

De „draadspeling ac“ wordt aan de hand van de<br />

spoed bepaald<br />

Spoed ac<br />


Draadtype Q F P R A W<br />

Q=15 Extra fijne schroefdraad UNEF US Buiten * 0,61343*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,54127*F F 30° 30°<br />

Q=16 conische pijpschroefdraad NPT US Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Q=17 conische Dryseal NPTF US pijpschroefdraad<br />

Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Q=18 cilindrische pijpschroefdraad NPSC US<br />

met smeermiddel Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Q=19 cilindrische schroefdraad NPFS US<br />

zonder smeermiddel Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

11.1.5 Spoed<br />

Q=2 isometrische schroefdraad<br />

Diameter Spoed<br />

1 0,25<br />

1,1 0,25<br />

1,2 0,25<br />

1,4 0,3<br />

1,6 0,35<br />

1,8 0,35<br />

2 0,4<br />

2,2 0,45<br />

2,5 0,45<br />

3 0,5<br />

3,5 0,6<br />

4 0,7<br />

4,5 0,75<br />

5 0,8<br />

6 1<br />

7 1<br />

8 1,25<br />

9 1,25<br />

10 1,5<br />

11 1,5<br />

12 1,75<br />

14 2<br />

16 2<br />

18 2,5<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Diameter Spoed<br />

20 2,5<br />

22 2,5<br />

24 3<br />

27 3<br />

30 3,5<br />

33 3,5<br />

36 4<br />

39 4<br />

42 4,5<br />

45 4,5<br />

48 5<br />

52 5<br />

56 5,5<br />

60 5,5<br />

64 6<br />

68 6<br />

Q=8 cilindrische ronde draad<br />

Diameter Spoed<br />

12 2,54<br />

14 3,175<br />

40 4,233<br />

105 6,35<br />

200 6,35<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 429<br />

11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters


11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters<br />

Q=9 cilindrische Whitworth-draad<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/4“ 6,35 1,27<br />

5/16“ 7,938 1,411<br />

3/8“ 9,525 1,588<br />

7/16“ 11,113 1,814<br />

1/2“ 12,7 2,117<br />

5/8“ 15,876 2,309<br />

3/4“ 19,051 2,54<br />

7/8“ 22,226 2,822<br />

1“ 25,401 3,175<br />

1 1/8“ 28,576 3,629<br />

1 1/4“ 31,751 3,629<br />

1 3/8“ 34,926 4,233<br />

1 1/2“ 38,101 4,233<br />

1 5/8“ 41,277 5,08<br />

1 3/4“ 44,452 5,08<br />

1 7/8“ 47,627 5,645<br />

2“ 50,802 5,645<br />

2 1/4“ 57,152 6,35<br />

2 1/2“ 63,502 6,35<br />

2 3/4“ 69,853 7,257<br />

Q=10 conische Whitworth-schroefdraad<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/16“ 7,723 0,907<br />

1/8“ 9,728 0,907<br />

1/4“ 13,157 1,337<br />

3/8“ 16,662 1,337<br />

1/2“ 20,995 1,814<br />

3/4“ 26,441 1,814<br />

1“ 33,249 2,309<br />

1 1/4“ 41,91 2,309<br />

1 1/2“ 47,803 2,309<br />

2“ 59,614 2,309<br />

2 1/2“ 75,184 2,309<br />

3“ 87,884 2,309<br />

4“ 113,03 2,309<br />

5“ 138,43 2,309<br />

6“ 163,83 2,309<br />

430<br />

Q=11 Whitworth-pijpschroefdraad<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/8“ 9,728 0,907<br />

1/4“ 13,157 1,337<br />

3/8“ 16,662 1,337<br />

1/2“ 20,995 1,814<br />

5/8“ 22,911 1,814<br />

3/4“ 26,441 1,814<br />

7/8“ 30,201 1,814<br />

1“ 33,249 2,309<br />

1 1/8“ 37,897 2,309<br />

1 1/4“ 41,91 2,309<br />

1 3/8“ 44,323 2,309<br />

1 1/2“ 47,803 2,309<br />

1 3/4“ 53,746 2,309<br />

2“ 59,614 2,309<br />

2 1/4“ 65,71 2,309<br />

2 1/2“ 75,184 2,309<br />

2 3/4“ 81,534 2,309<br />

3“ 87,884 2,309<br />

3 1/4“ 93,98 2,309<br />

3 1/2“ 100,33 2,309<br />

3 3/4“ 106,68 2,309<br />

4“ 113,03 2,309<br />

4 1/2“ 125,73 2,309<br />

5“ 138,43 2,309<br />

5 1/2“ 151,13 2,309<br />

6“ 163,83 2,309<br />

Q=13 Grove schroefdraad UNC US<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

0,073“ 1,8542 0,396875<br />

0,086“ 2,1844 0,453571428<br />

0,099“ 2,5146 0,529166666<br />

0,112“ 2,8448 0,635<br />

0,125“ 3,175 0,635<br />

0,138“ 3,5052 0,79375<br />

0,164“ 4,1656 0,79375<br />

0,19“ 4,826 1,058333333<br />

0,216“ 5,4864 1,058333333<br />

Vervolg op volgende bladzijde<br />

11 Tabellen en overzichten


Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/4“ 6,35 1,27<br />

5/16“ 7,9375 1,411111111<br />

3/8“ 9,525 1,5875<br />

7/16“ 11,1125 1,814285714<br />

1/2“ 12,7 1,953846154<br />

9/16“ 14,2875 2,116666667<br />

5/8“ 15,875 2,309090909<br />

3/4“ 19,05 2,54<br />

7/8“ 22,225 2,822222222<br />

1“ 25,4 3,175<br />

1 1/8“ 28,575 3,628571429<br />

1 1/4“ 31,75 3,628571429<br />

1 3/8“ 34,925 4,233333333<br />

1 1/2“ 38,1 4,233333333<br />

1 3/4“ 44,45 5,08<br />

2“ 50,8 5,644444444<br />

2 1/4“ 57,15 5,644444444<br />

2 1/2“ 63,5 6,35<br />

2 3/4“ 69,85 6,35<br />

3“ 76,2 6,35<br />

3 1/4“ 82,55 6,35<br />

3 1/2“ 88,9 6,35<br />

3 3/4“ 95,25 6,35<br />

4“ 101,6 6,35<br />

Q=14 Fijne schroefdraad UNF US<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

0,06“ 1,524 0,3175<br />

0,073“ 1,8542 0,352777777<br />

0,086“ 2,1844 0,396875<br />

0,099“ 2,5146 0,453571428<br />

0,112“ 2,8448 0,529166666<br />

0,125“ 3,175 0,577272727<br />

0,138“ 3,5052 0,635<br />

0,164“ 4,1656 0,705555555<br />

0,19“ 4,826 0,79375<br />

0,216“ 5,4864 0,907142857<br />

1/4“ 6,35 0,907142857<br />

5/16“ 7,9375 1,058333333<br />

3/8“ 9,525 1,058333333<br />

7/16“ 11,1125 1,27<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/2“ 12,7 1,27<br />

9/16“ 14,2875 1,411111111<br />

5/8“ 15,875 1,411111111<br />

3/4“ 19,05 1,5875<br />

7/8“ 22,225 1,814285714<br />

1“ 25,4 1,814285714<br />

1 1/8“ 28,575 2,116666667<br />

1 1/4“ 31,75 2,116666667<br />

1 3/8“ 34,925 2,116666667<br />

1 1/2“ 38,1 2,116666667<br />

Q=15 Extra fijne schroefdraad UNEF US<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

0,216“ 5,4864 0,79375<br />

1/4“ 6,35 0,79375<br />

5/16“ 7,9375 0,79375<br />

3/8“ 9,525 0,79375<br />

7/16“ 11,1125 0,907142857<br />

1/2“ 12,7 0,907142857<br />

9/16“ 14,2875 1,058333333<br />

5/8“ 15,875 1,058333333<br />

11/16“ 17,4625 1,058333333<br />

3/4“ 19,05 1,27<br />

13/16“ 20,6375 1,27<br />

7/8“ 22,225 1,27<br />

15/16“ 23,8125 1,27<br />

1“ 25,4 1,27<br />

1 1/16“ 26,9875 1,411111111<br />

1 1/8“ 28,575 1,411111111<br />

1 3/16“ 30,1625 1,411111111<br />

1 1/4“ 31,75 1,411111111<br />

1 5/16“ 33,3375 1,411111111<br />

1 3/8“ 34,925 1,411111111<br />

1 7/16“ 36,5125 1,411111111<br />

1 1/2“ 38,1 1,411111111<br />

1 9/16“ 39,6875 1,411111111<br />

1 5/8“ 41,275 1,411111111<br />

1 11/16“ 42,8625 1,411111111<br />

1 3/4“ 44,45 1,5875<br />

2“ 50,8 1,5875<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 431<br />

11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters


11.1 Draaduitloop- en schroefdraadparameters<br />

Q=16 conische pijpschroefdraad NPT US<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/16“ 7,938 0,94074074<br />

1/8“ 10,287 0,94174074<br />

1/4“ 13,716 1,411111111<br />

3/8“ 17,145 1,411111111<br />

1/2“ 21,336 1,814285714<br />

3/4“ 26,67 1,814285714<br />

1“ 33,401 2,208695652<br />

1 1/4“ 42,164 2,208695652<br />

1 1/2“ 48,26 2,208695652<br />

2“ 60,325 2,208695652<br />

2 1/2“ 73,025 3,175<br />

3“ 88,9 3,175<br />

3 1/2“ 101,6 3,175<br />

4“ 114,3 3,175<br />

5“ 141,3 3,175<br />

6“ 168,275 3,175<br />

8“ 219,075 3,175<br />

10“ 273,05 3,175<br />

12“ 323,85 3,175<br />

14“ 355,6 3,175<br />

16“ 406,4 3,175<br />

18“ 457,2 3,175<br />

20“ 508,0 3,175<br />

24“ 609,6 3,175<br />

Q=17 conische Dryseal pijpschroefdraad NPTF-US<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/16“ 7,938 0,94174074<br />

1/8“ 10,287 0,94174074<br />

1/4“ 13,716 1,411111111<br />

3/8“ 17,145 1,411111111<br />

1/2“ 21,336 1,814285714<br />

3/4“ 26,67 1,814285714<br />

1“ 33,401 2,208695652<br />

1 1/4“ 42,164 2,208695652<br />

1 1/2“ 48,26 2,208695652<br />

2“ 60,325 2,208695652<br />

2 1/2“ 73,025 3,175<br />

3“ 88,9 3,175<br />

432<br />

Q=18 cilindrische pijpschroefdraad NPSC US<br />

met smeermiddel<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/8“ 10,287 0,94174074<br />

1/4“ 13,716 1,411111111<br />

3/8“ 17,145 1,411111111<br />

1/2“ 21,336 1,814285714<br />

3/4“ 26,67 1,814285714<br />

1“ 33,401 2,208695652<br />

1 1/4“ 42,164 2,208695652<br />

1 1/2“ 48,26 2,208695652<br />

2“ 60,325 2,208695652<br />

2 1/2“ 73,025 3,175<br />

3“ 88,9 3,175<br />

3 1/2“ 101,6 3,175<br />

4“ 114,3 3,175<br />

Q=19 cilindrische pijpschroefdraad NPFS US<br />

zonder smeermiddel<br />

Draad- Diameter Draad-<br />

aanduiding (in mm) spoed<br />

1/16“ 7,938 0,94174074<br />

1/8“ 10,287 0,94174074<br />

1/4“ 13,716 1,411111111<br />

3/8“ 17,145 1,411111111<br />

1/2“ 21,336 1,814285714<br />

3/4“ 26,67 1,814285714<br />

1“ 33,401 2,208695652<br />

11 Tabellen en overzichten


11.2 Technische informatie<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

Basisuitvoering Baanbesturing met geïntegreerde motorregeling en geïntegreerde<br />

omvormer<br />

■ 2 gestuurde assen X1 en Z1 op slede 1<br />

■ 1 gestuurde spil<br />

uit te breiden tot maximaal 10 regelkringen<br />

■ maximaal 6 sledes<br />

■ maximaal 4 spillen<br />

■ maximaal 2 C-assen<br />

Weergave 15-inch TFT-vlakbeeldscherm<br />

Programmageheugen Harde schijf<br />

Interpolatie<br />

Rechte in 2 hoofdassen. optioneel in 3 hoofdassen (maximaal ± 10m)<br />

Cirkel in 2 assen (cirkelradius maximaal 100 m)<br />

C-as interpolatie van de lineaire assen X en Z met de C-as<br />

Schroeflijn overlapping van cirkelbaan en rechte<br />

Look ahead vooruitblikkende berekening van het baansnelheidsprofiel<br />

rekening houdend met maximaal 20 regels<br />

Voeding ■ maximale ijlgang bij een resolutie van 0,001: 400 m/min<br />

■ invoer in mm/min of mm/omwenteling<br />

■ constante snijsnelheid<br />

■ spoed met spaanbreken<br />

Data-interfaces V.24/RS-232-C met maximaal 38,4 kBaud<br />

■ Ethernet 100 Base T (maximaal 100 MBaud)<br />

■ printeruitvoer via seriële interface<br />

Toebehoren <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

DataPilot Pc-software voor programmering en opleiding voor de draaibankbesturing<br />

<strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong>:<br />

■ programmering en programmatest<br />

■ programmabeheer<br />

■ beheer van de bedrijfsmiddelen<br />

■ gegevensbeveiliging<br />

■ scholing<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 433<br />

11.2 Technische informatie


11.2 Technische informatie<br />

Programmeren <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

DIN-editor Programmering volgens DIN 66025<br />

DIN PLUS ■ Instelinformatie over onbewerkt werkstuk, materiaal gereedschap,<br />

spanmiddelen<br />

■ uitgebreide reeks functies (IF...THEN...ELSE; WHILE...;<br />

SWITCH...CASE)<br />

■ begeleide invoer en ondersteunende grafieken voor iedere<br />

programmeerfunctie<br />

■ subprogramma's en variabelenprogrammering<br />

■ controlegrafiek voor onbewerkt en bewerkt werkstuk<br />

■ parallele programmering<br />

■ parallele simulatie<br />

■ alfanumerieke programmanaam<br />

434<br />

Cycli voor de contourbeschrijving ■ standaardvormen onbewerkt werkstuk<br />

■ insteken<br />

■ draaduitlopen<br />

■ schroefdraad<br />

■ boorpatronen voor kop- en mantelvlak, resp. XY- en ZY-vlak<br />

■ figuurpatronen voor kop- en mantelvlak, resp. XY- en ZY-vlak<br />

Bewerkingscycli ■ verspaningscycli langs en dwars<br />

■ insteekcycli radiaal en axiaal<br />

■ steekdraaicycli radiaal en axiaal<br />

■ draaduitloopcycli<br />

■ afsteekcyclus<br />

■ schroefdraadcycli radiaal en axiaal (meervoudige, aaneengesloten<br />

schroefdraad, conisch schroefdraad, incrementele spoed)<br />

■ boor-, diepboor- en draadtapcycli (met/zonder voedingscompensatie)<br />

radiaal en axiaal (C-as en Y-as)<br />

■ contourfrezen en kamerfrezen radiaal en axiaal (C-as en Y-as)<br />

■ vlakfrezen, meerdere zijden frezen radiaal en axiaal (Y-as)<br />

TURN PLUS – grafische programmering (optie)<br />

geometrische werkstukbeschrijving voor onbewerkte en bewerkte<br />

werkstukken<br />

grafisch geometrieprogramma voor berekening en weergave ook van<br />

niet-gedimensioneerde contourpunten die willekeurig lang zijn gekoppeld<br />

■met eenvoudige invoer van gestandaardiseerde vormelementen:<br />

afschuiningen, afrondingen, draaduitlopen, schroefdraad, passingen<br />

■ met eenvoudige invoer van transformaties:<br />

verschuiven, roteren, spiegelen, kopiëren<br />

■ als er voor berekende coördinaten meerdere geometrische oplossingen<br />

zijn, worden alle oplossingen ter keuze aangeboden<br />

11 Tabellen en overzichten


Programmeren <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

C-as-bewerking ■ weergave en programmering in 3 aanzichten (ZX-, XC-, ZC-vlak),<br />

alsmede van de mantelvlakuitslag<br />

■ boor- en figuurpatronen in het XC- en ZC-vlak<br />

■ bewerkingscycli voor het boren en frezen van kop- en mantelvlak<br />

Y-asbewerking ■ weergave en programmering in 3 aanzichten (ZX-, XY-, ZY-vlak), alsmede<br />

van de mantelvlakuitslag<br />

■ boor- en freespatronen in het XY- en ZY-vlak<br />

■ bewerkingscycli voor het boren en frezen in het XY- en ZY-vlak<br />

TURN PLUS – grafisch-interactieve volgordeprogrammering (optie)<br />

volgordeprogrammering in afzonderlijke bewerkingen voor de rotatie-, Cas-,<br />

Y-as- en complete bewerking met:<br />

■ oproepen van gereedschap en snijgegevens<br />

■ individuele keuze en bepaling van de bewerkingsmethode<br />

■ directe grafische controle van de gesimuleerde verspaning en<br />

vervolgens de mogelijkheid tot correctie<br />

■ omspannen met machinespecifiek expertprogramma voor de<br />

bewerking van de achterkant<br />

■ interactief genereren van werkblokken voor het omspannen voor de<br />

tweede opspanning<br />

TURN PLUS – automatisch genereren van DIN PLUS-programma's (optie)<br />

automatisch aanmaken van NC-programma's voor rotatie, C-as-, Y-as- en<br />

complete bewerking<br />

■ automatische gereedschapskeuze<br />

■ automatische revolverbezetting<br />

■ automatisch genereren van de bewerking van alle bewerkingsvlakken<br />

■ automatische snijkantbegrenzing door spanmiddelen<br />

■ automatisch omspannen met machinespecifiek expertprogramma voor<br />

de bewerking van de achterkant<br />

■ automatisch genereren van werkblokken voor het omspannen voor de<br />

tweede opspanning<br />

Info-systeem ■ informatie over de G-functies<br />

■ ondersteuning bij de grafische programmering van TURN PLUS<br />

■ ondersteuning bij de interactieve volgordeprogrammering van TURN<br />

PLUS<br />

■ informatie over de parameters en bedrijfsmiddelgegevens<br />

■ contextafhankelijk oproepen van het info-systeem<br />

■ zoeken naar onderwerpen via inhoudsopgave en index<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 435<br />

11.2 Technische informatie


11.2 Technische informatie<br />

Programmeren <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong><br />

Meten (optie)<br />

436<br />

in de machine voor het instellen van gereedschap en het meten van werkstukken in de<br />

bedrijfsmodes „Handmatig“ en „Automatisch bedrijf“ met schakelend<br />

tastsysteem<br />

op externe meetplaatsen Overname van meetresultaten van externe meetapparatuur voor de<br />

verwerking van meetgegevens in de bedrijfsmode „Automatisch bedrijf“:<br />

■ maximaal 16 meetpunten<br />

■ data-interface: V.24/RS-232-C<br />

■ communicatieprotocol: 3964-R<br />

Gereedschapsbewaking<br />

Standtijdbewaking Standtijdbewaking op basis van tijd en aantal stuks<br />

Belastingsbewaking Breuk- en slijtagebewaking door motorstroomanalyse<br />

■ maximaal 4 aandrijvingen<br />

■ Weergave van de belastingswaarden door een balkdiagram of een<br />

lijngrafiek<br />

Gereedschapsinspectie voor het controleren van de snijplaten tijdens de bewerking; opnieuw<br />

benaderen van het werkstuk op de vrijzetbaan<br />

11 Tabellen en overzichten


11.3 Interfaces randapparatuur<br />

Op de <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> bevinden zich onderstaande stekkers voor de<br />

aansluiting van randapparatuur of PC's, en voor de integratie van de<br />

besturing in netwerken. In uw machinehandboek is vermeld met<br />

welke stekkers uw draaibank is uitgevoerd.<br />

Seriële interface<br />

Stekkertype: 9-polig, SUB-D pennen<br />

Pin Signal RS232<br />

2 TxD Transmit Data<br />

3 RxD Receive Data<br />

4 DTR Data Terminal Ready<br />

5 GND Signal-Ground<br />

6 DSR Data Set Ready<br />

7 RTS Request to Send<br />

8 CTS Clear to Send<br />

Huis Complete bescherming<br />

Vanwege de directe galvanische verbinding met de externe<br />

PC kunnen verschillende referentieniveaus van de<br />

netvoeding tot storingen in de interface leiden.<br />

Maatregelen:<br />

■ indien mogelijk de servicestekkerdoos op de machine<br />

voor de pc gebruiken.<br />

■ De verbinding uitsluitend maken/verbreken wanneer de<br />

machine en de pc zijn uitgeschakeld.<br />

■ De kabels mogen niet langer dan 20 m zijn. Gebruik een<br />

kortere kabellengte in een omgeving met veel storingen<br />

(EMC).<br />

■ Advies: gebruik een adapter met galvanische scheiding.<br />

Ethernet-interface<br />

Stekkertype: Bus RJ45-aansluiting<br />

Pin Bezetting<br />

1 Tx+<br />

2 Tx–<br />

3 REC+<br />

4 vrijhouden<br />

5 vrijhouden<br />

6 REC–<br />

7 vrijhouden<br />

8 vrijhouden<br />

Huis Complete bescherming<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> 437<br />

11.3 Interfaces randapparatuur


Symbolen<br />

#-variabele<br />

bij de NC-programmavertaling ..... 70<br />

in-/uitvoer ..... 173<br />

Programmering ..... 175<br />

$ – Slede-aanduiding<br />

Bewerking ..... 76<br />

Uitvoering ..... 181<br />

/ Uitschakelniveau<br />

Bewerking ..... 76<br />

Uitvoering ..... 181<br />

? – VGP Vereenvoudigde Geometrie-<br />

Programmering ..... 65<br />

3D-aanzicht ..... 209<br />

4-as-bewerking<br />

Cyclus G810 ..... 123<br />

Cyclus G820 ..... 125<br />

A<br />

AAG ..... 306<br />

Aaneenschakelen van gereedschapsmaten G710 ..... 121<br />

Aanloop (schroefdraad) ..... 140<br />

Aanslaggereedschap ..... 372<br />

Aanzichtweergave ..... 203<br />

Absolute coördinaten ..... 7<br />

Actief gereedschap 178<br />

Actuele waarden in variabele G901 ..... 170<br />

Additieve correcties<br />

Correctie G149-Geo ..... 94<br />

Corrrectie G149 ..... 120<br />

invoeren ..... 45<br />

weergeven ..... 53<br />

Adresparameters<br />

Basisprincipes ..... 64<br />

Programmering ..... 65<br />

Adresparameters (blijven ingeschakeld tot moment<br />

van uitschakeling) ..... 65<br />

Afbeelding van het gereedschap tonen ..... 370<br />

Afbeelding vergroten/verkleinen<br />

Simulatie ..... 208<br />

TURN PLUS ..... 317<br />

Afbeeldingen voor machine-uitlezing ..... 349<br />

Afbramen<br />

DIN PLUS-freescyclus G840 ..... 152<br />

TURN PLUS-bewerkingsattribuut ..... 268<br />

Afdichtingsring (TURN PLUS-vormelement) ..... 235<br />

Afkorten (IAG)<br />

Standaardbewerking ..... 292<br />

Afpak-inrichting ..... 372<br />

Afronding<br />

DIN PLUS Cyclus G87 ..... 139<br />

TURN PLUS Vormelement ..... 232<br />

Afschuining<br />

DIN PLUS-cyclus G88 ..... 139<br />

TURN PLUS-vormelement ..... 232<br />

Afstandsdiagnose..... 405<br />

Afsteekcontrole<br />

door spilbewaking G991 ..... 163<br />

door volgfoutbewaking G917 ..... 162<br />

Waarden voor afsteekcontrole G992 ..... 164<br />

Afsteekgereedschap ..... 371<br />

Afzonderlijke boring (TURN PLUS) ..... 244<br />

Asaanduidingen ..... 7<br />

Asbewerking (TURN PLUS)<br />

Bewerkingsinstructies ..... 326<br />

Instellen ..... 273<br />

Attributen<br />

voor overlappingselementen G39-Geo ..... 93<br />

voor TURN PLUS-contouren ..... 263<br />

Attributen onbewerkt werkstuk (TURN PLUS) ..... 263<br />

Automatisch bedrijf ..... 41<br />

Automatisch genereren van werkschema’s<br />

(AAG) ..... 306<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> I<br />

Index


Index<br />

B<br />

Baan<br />

II<br />

DIN PLUS<br />

Contour voor-/achterkant G101-Geo ..... 97<br />

Lineaire beweging G1 ..... 111<br />

Mantelvlak G111 ..... 151<br />

Mantelvlakcontour G111-Geo ..... 102<br />

met afschuining G88 ..... 139<br />

met radius G87 ..... 139<br />

Te draaien contour G1-Geo ..... 85<br />

Voor-/achterkant G101 ..... 149<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ..... 250<br />

Te draaien contour ..... 230<br />

Voor-/achterkant ..... 243<br />

Baanmaat ..... 62<br />

Basiscontour (TURN PLUS) ..... 229<br />

Basisregelmode<br />

Automatisch bedrijf ..... 42<br />

Simulatie ..... 196<br />

Basisregeluitlezing<br />

Automatisch bedrijf ..... 48<br />

Simulatie ..... 200<br />

Bediening<br />

Gegevensinvoer ..... 15<br />

Knoppen ..... 15<br />

Lijstverwerking ..... 14<br />

Menubalk ..... 14<br />

Selecteren van functies ..... 14<br />

Softkey-balk ..... 14<br />

Bedieningsautorisatie ..... 398<br />

Bedieningselementen ..... 13<br />

Bedieningspaneel ..... 13<br />

Beeldscherm ..... 13<br />

Machinebedieningspaneel ..... 13<br />

Touchpad ..... 13<br />

Bedieningshulpmiddelen (TURN PLUS) ..... 269<br />

Bedieningsscherm configureren ..... 74<br />

Bedrijfsmodes<br />

Automatisch bedrijf ..... 41<br />

Bedrijfsmodekeuze ..... 14<br />

DIN PLUS ..... 60<br />

Handbediening ..... 24<br />

Overzicht ..... 5<br />

Parameters ..... 334<br />

Service en diagnose ..... 398<br />

Simulatie ..... 196<br />

Transfer ..... 408<br />

TURN PLUS ..... 216<br />

Beeldschermweergaves<br />

algemeen ..... 12<br />

DIN PLUS-beeldscherm ..... 61<br />

Simulatiebeeldscherm ..... 196<br />

Begin kamer/eiland G308-Geo ..... 95<br />

Beitelcorrectie G148 ..... 120<br />

Beitelnummer ..... 69<br />

Beitelradiuscompensatie<br />

Basisprincipes ..... 10<br />

Programmering ..... 115<br />

Belastingsbewaking<br />

Basisprincipes ..... 54<br />

Bewakingszone vastleggen G995 ..... 167<br />

Grenswaarden bewerken ..... 56<br />

Parameters voor ... ..... 58<br />

Productie met ... ..... 55<br />

Programmering ..... 167<br />

Referentiebewerking ..... 54<br />

Referentiebewerking analyseren ..... 57<br />

Type belastingsbewaking G996 ..... 167<br />

Werken met ... ..... 57<br />

Belastingsweergave ..... 53<br />

Beschrijvingsrichting van de contour ..... 66<br />

Bestanden zenden/ontvangen ..... 414<br />

Bestandsorganisatie ..... 419<br />

Bestandstypes ..... 413<br />

Index


Bewaking aantal stuks<br />

Aantal stuks in variabele ..... 178<br />

Informatie over aantal stuks ..... 53<br />

Ingegeven aantal stuks ..... 43<br />

Bewegingssimulatie ..... 207<br />

Bewerken ..... 19<br />

Bewerking achterkant<br />

DIN PLUS<br />

Elementen van contour voor-/achterkant ..... 96<br />

Programmadeel-aanduiding ..... 83<br />

Programmadeel-aanduiding programmeren ..... 75<br />

Voorbeeld met een spil ..... 192<br />

Voorbeeld met een tegenspil ..... 187<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsinstructies ..... 324<br />

Bewerkingsvolgorde ..... 307<br />

Bewerking DIN PLUS<br />

Bewerkingsfuncties ..... 110<br />

Bewerkingsmenu ..... 76<br />

Programmadeel-aanduiding 83<br />

Bewerkingsautomaat (IAG) ..... 282<br />

Bewerkingscyclus programmeren<br />

Informatie over programmering ..... 69<br />

Voorbeeld van programma ..... 184<br />

Bewerkingsinstructies (TURN PLUS) ..... 320<br />

Bewerkingsparameters ..... 353<br />

Bewerkingsrichting van de contour ..... 66<br />

Bewerkingsschakelaar ..... 399<br />

Bewerkingssimulatie ..... 205<br />

Bewerkingsvlak ..... 67<br />

Bewerkingsvolgorde AAG<br />

algemeen ..... 307<br />

beheren ..... 316<br />

bewerken ..... 316<br />

Lijst met .. ..... 308<br />

Bewerkingswijzen (technologie-database) ..... 395<br />

Bewerkingswijzen TURN PLUS-IAG<br />

Boren ..... 295<br />

Frezen ..... 303<br />

Nabewerken ..... 297<br />

Schroefdraad ..... 302<br />

Steken ..... 290<br />

Voorbewerken ..... 285<br />

Binnenbewerking (TURN PLUSbewerkingsinstructies)<br />

..... 323<br />

Blokbewerking<br />

Blokken verwisselen ..... 77<br />

Invoegen, kopiëren, wissen ..... 78<br />

Bogen Zie Cirkelbogen<br />

Boorgereedschap ..... 371<br />

Boren<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ..... 66<br />

Boring (centrisch) G49-Geo ..... 91<br />

Cyclus boren G71 ..... 143<br />

Cyclus diepboren G74 ..... 147<br />

Cyclus schroefdraadtappen G36 ..... 146<br />

Cyclus schroefdraadtappen G73 ..... 145<br />

Cyclus uitboren, verzinken G72 ..... 144<br />

Mantelvlak G310-Geo ..... 103<br />

Voor-/achterkant G300-Geo ..... 98<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsattribuut ..... 266<br />

Boring mantelvlak ..... 251<br />

Boring voor-/achterkant ..... 244<br />

Centrische boring ..... 238<br />

IAG boren..... 296<br />

IAG centrisch voorboren ..... 295<br />

Borgring (TURN PLUS) ..... 236<br />

Bronregelweergave – simulatie ..... 202<br />

Byte ..... 19<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> III<br />

Index


Index<br />

C<br />

Calculator (TURN PLUSbedieningshulpmiddelen)<br />

..... 269<br />

C-as<br />

Basisprincipes ..... 3<br />

C-hoekverspringing G905 ..... 161<br />

Configuratie ..... 62<br />

Contouren voor de .. ..... 67<br />

Hoekmaten ..... 7<br />

kiezen G119 ..... 148<br />

Nulpuntverschuiving G152 ..... 148<br />

Referentiediameter G120 ..... 148<br />

standaardiseren G153 ..... 148<br />

Centerboor ..... 371<br />

Centerpunt ..... 393<br />

Centerpunt ..... 393<br />

Centreerconus ..... 394<br />

Centreren<br />

DIN PLUS Cyclus G72 ..... 144<br />

TURN PLUS<br />

IAG-bewerking ..... 295<br />

Mantelvlak ..... 251<br />

Voor-/achterkant ..... 244<br />

Vormelement ..... 238<br />

Centrisch voorboren (IAG) ..... 295<br />

Cirkelboog<br />

DIN PLUS<br />

Contour voor-/achterkant G102-, G103-Geo ..... 97<br />

Draaibankbewerking G2, G3, G12, G13 ..... 112<br />

Mantelvlak G112, G113 ... 250 151<br />

Mantelvlakcontour G112-, G113-Geo ..... 103<br />

Te draaien contour G2-, G3-, G12-,<br />

G13-Geo ..... 85<br />

Voor-/achterkant G102, G103 ..... 149<br />

TURN PLUS<br />

Basiscontour ..... 231<br />

Mantelvlak ..... 250<br />

Voor-/achterkant ..... 243<br />

Cirkelboog. Zie Cirkelbogen<br />

IV<br />

Cirkelinterpolatie ..... 62<br />

Cirkelzaagblad ..... 372<br />

Commentaar<br />

Basisprincipes ..... 64<br />

Invoer bewerkingsmenu ..... 77<br />

Invoer geometriemenu ..... 75<br />

Complete bewerking<br />

Basisprincipes ..... 4<br />

in DIN PLUS ..... 187<br />

TURN PLUS<br />

AAG – Bewerkingsinstructies ..... 324<br />

AAG – Bewerkingsvolgorde ..... 307<br />

Configuratie<br />

DIN PLUS-bedieningsscherm ..... 74<br />

TURN PLUS ..... 318<br />

Constante snijsnelheid Gx96 ..... 114<br />

Continue voeding (handbediening) ..... 26<br />

Contour<br />

Contourkeuze (simulatie) ..... 202<br />

Contoursimulatie ..... 203<br />

Contourweergave activeren/actualiseren ..... 74<br />

Contourweergave inschakelen ..... 68<br />

omklappen G121 ..... 117<br />

Programmadeel-aanduiding in DIN PLUS ..... 82<br />

Contour – bewerking, toekenning .. ..... 110<br />

Contour aanmaken bij simulatie ..... 67<br />

Contour bewerkt werkstuk<br />

Basisprincipes ..... 66<br />

Programmadeel-aanduiding<br />

BEWERKT WERKSTUK ..... 83<br />

TURN PLUS ..... 220<br />

Contour onbewerkt werkstuk<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ..... 66<br />

Beschrijving van onbewerkt werkstuk ..... 84<br />

TURN PLUS<br />

Contour onbewerkt werkstuk wijzigen ..... 256<br />

Contourelementen ..... 228<br />

Invoer van .. ..... 219<br />

Index


Contourbewerking (nabewerken) IAG ..... 298<br />

Contourcorrectie<br />

Basisprincipes ..... 67<br />

bij simulatie ..... 206<br />

Contourcorrectie G703 ..... 164<br />

Contourcorrectie opslaan/laden G702 ..... 164<br />

Contourdefinitie<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ..... 66<br />

Contour onbewerkt/bewerkt werkstuk ..... 84<br />

Geometriemenu ..... 75<br />

Hoofdmenu ..... 73<br />

Mantelvlak ..... 102<br />

Voor-/achterkant ..... 96<br />

TURN PLUS<br />

Basiscontour ingeven ..... 229<br />

Basisprincipes werkstukbeschrijving ..... 219<br />

Contour onbewerkt werkstuk ..... 228<br />

Contourelementen controleren ..... 270<br />

Contouren veranderen ..... 256<br />

Mantelvlak ..... 249<br />

Voor-/achterkant ..... 242<br />

Vormelementen invoeren ..... 232<br />

Contouren voor de draaibankbewerking ..... 66<br />

Contourfrezen<br />

DIN PLUS-cyclus G840 ..... 152<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsattribuut ..... 267<br />

IAG-bewerking ..... 303<br />

Contourgerelateerde draaicycli ..... 122<br />

Contourherhaling (DIN PLUS-voorbeeld) ..... 184<br />

Contourherhalingscyclus G83 ..... 136<br />

Contoursteken (IAG) ..... 290<br />

Controle NC-programma-afloop ..... 210<br />

Controlegrafiek (TURN PLUS) ..... 317<br />

Controle-optie (TURN PLUSbedieningshulpmiddelen)<br />

..... 270<br />

Conventionele DIN-programmering ..... 60<br />

converteren (parameters en bedrijfsmiddelen) ..... 416<br />

Converteren en spiegelen G30 ..... 169<br />

Coördinaten<br />

absolute .. ..... 7<br />

Basisprincipes ..... 62<br />

Coördinatensysteem ..... 7<br />

incrementele .. ..... 8<br />

Pool- ..... 8<br />

Programmering van .. ..... 65<br />

Correctie<br />

Additieve correctie G149 ..... 120<br />

Additieve correctie G149-Geo ..... 94<br />

Correctiewaarden invoeren ..... 44<br />

Cursor ..... 19<br />

Cycluseinde G80 ..... 134<br />

Cyclusspecificatie (TURN PLUS IAG) ..... 284<br />

D<br />

DataPilot ..... 408<br />

Datum instellen ..... 399<br />

Debug ..... 210<br />

Default-waarde ..... 19<br />

Deltaboor ..... 371<br />

Detail van afbeelding kiezen<br />

Simulatie ..... 208<br />

TURN PLUS ..... 317<br />

Diagnose ..... 404<br />

Dialoogbox ..... 19<br />

Dialoogteksten bij subprogramma’s ..... 182<br />

Diepboren G74 ..... 147<br />

Digitale uitlezing ..... 52<br />

Digitaliseren (TURN PLUS-bedieningshulpmiddel) ..... 270<br />

Dimensionering (simulatie) ..... 204<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ..... 2<br />

Beeldscherm ..... 61<br />

Concept ..... 60<br />

Editor ..... 71<br />

Hoofdmenu ..... 72<br />

Parallel bewerken ..... 61<br />

Programmering ..... 60<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> V<br />

Index


Index<br />

Directory’s, vrijgegeven .. ..... 413<br />

Draadfrees ..... 372<br />

Draadsnijgereedschap standaard ..... 371<br />

Draadtap ..... 371<br />

Draadtap ..... 371<br />

Draadtappen<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G36 ..... 146<br />

Schroefdraad, contourgerelateerd G73 ..... 145<br />

TURN PLUS<br />

Centrische boring ..... 238<br />

IAG-bewerking ..... 295<br />

Mantelvlak ..... 252<br />

Voor-/achterkant ..... 246<br />

Draaduitloop<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G85 ..... 137<br />

Definitie met G25-Geo ..... 88<br />

DIN 509 E ..... 88<br />

DIN 509 F ..... 89<br />

DIN 76 ..... 89<br />

Vorm H ..... 89<br />

Vorm K ..... 90<br />

Vorm U ..... 88<br />

TURN PLUS<br />

DIN 509 E ..... 232<br />

DIN 509 F ..... 233<br />

DIN 76 ..... 233<br />

Vorm H ..... 233<br />

Vorm K ..... 234<br />

Vorm U ..... 234<br />

Draaduitloop ..... 137<br />

Draaduitloopparameters<br />

DIN 509 E ..... 423<br />

DIN 509 F ..... 423<br />

DIN 76 ..... 422<br />

Draaicycli<br />

contourgerelateerde ..... 122<br />

eenvoudige ..... 134<br />

VI<br />

Draaien (TURN PLUS-contour) ..... 261<br />

Draaigereedschap ..... 371<br />

Draaigrijper ..... 392<br />

D-uitlezing ..... 53<br />

Dupliceren (TURN PLUS-contouren) ..... 226<br />

E<br />

Eenvoudig gereedschap<br />

Instellen ..... 28<br />

Programmering ..... 81<br />

Eenzijdige synchronisatie G62 ..... 160<br />

Eiland (DIN PLUS) ..... 95<br />

Einde<br />

Kamer/eiland G309-Geo ..... 96<br />

Programmadeel-aanduiding ..... 83<br />

Eindschakelaarbewaking bij simulatie ..... 207<br />

Element-dimensionering (simulatie) ..... 204<br />

Elementen van het DIN-programma ..... 63<br />

Equidistante ..... 10<br />

ESC-toets ..... 15<br />

Ethernet-interface<br />

Pinbezetting ..... 433<br />

Transmissieprocedure met .. ..... 409<br />

Expertprogramma ..... 70<br />

Extensie ..... 19<br />

Externe subprogramma’s ..... 70<br />

F<br />

F-functies (blijven ingeschakeld tot moment<br />

van uitschakeling) ..... 65<br />

File Transfer Protocol (FTP) ..... 409<br />

Formaatbeheer ..... 70<br />

Fouten-logfile ..... 405<br />

Foutmelding (simulatie) ..... 200<br />

Foutmelding ..... 17<br />

Index


Freesbewerking<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ..... 66<br />

Contourfrezen G840 ..... 152<br />

Kamerfrezen nabewerken G846 ..... 157<br />

Kamerfrezen voorbewerken G845 ..... 156<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsattribuut ..... 267<br />

IAG frezen ..... 303<br />

Freescycli<br />

DIN PLUS<br />

Contourfrezen G840 ..... 152<br />

Kamerfrezen nabewerken G846 ..... 157<br />

Kamerfrezen voorbewerken G845 ..... 156<br />

TURN PLUS<br />

Afbramen ..... 303<br />

Contourfrezen ..... 303<br />

Graveren ..... 305<br />

Vlakfrezen ..... 304<br />

Freesdiepte<br />

DIN PLUS ..... 95<br />

TURN PLUS – mantelvlak ..... 249<br />

TURN PLUS – vcor-/achterkant ..... 242<br />

Freesgereedschap ..... 372<br />

Freesradiuscompensatie<br />

Basisprincipes ..... 10<br />

Programmering ..... 115<br />

Freesrichting (DIN PLUS)<br />

Cyclus G840 ..... 152<br />

Cyclus G845 ..... 156<br />

Cyclus G846 ..... 157<br />

Freesstiften ..... 372<br />

FTP (File Transfer Protocol) ..... 409<br />

F-uitlezing ..... 53<br />

G<br />

Gebruiker ingeven ..... 398<br />

Gegevensbeveiliging<br />

Algemeen ..... 19<br />

Bedrijfsmode Transfer ..... 408<br />

Gegevensin-/uitvoer (NC-programma) ..... 173<br />

Gegevensinvoer ..... 15<br />

Gegevensoverdracht<br />

Algemeen ..... 413<br />

Installatie van .. ..... 410<br />

Instellingen voor FTP ..... 411<br />

Instellingen voor WINDOWS-netwerk ..... 410<br />

Transfer-directory ..... 411<br />

Genereren van werkschema TURN PLUS<br />

AAG ..... 306<br />

IAG ..... 282<br />

Geneste contouren ..... 95<br />

Geometrie (in hoofdmenu) ..... 73<br />

Geometriefuncties (DIN PLUS) ..... 84<br />

Georiënteerde spilstop ..... 25<br />

gereedschap<br />

Afbeelding van het gereedschap tonen ..... 370<br />

Gereedschapsweergave (simulatie) ..... 197<br />

meten ..... 39<br />

verwisselen (DIN PLUS) ..... 120<br />

Gereedschap met meerdere snijkanten ..... 69<br />

Gereedschapscorrecties<br />

Basisprincipes ..... 10<br />

bepalen ..... 40<br />

Programmering van variabelen ..... 178<br />

tijdens automatisch bedrijf ..... 44<br />

Gereedschaps-database<br />

Adapter ..... 385<br />

Afbeelding van het gereedschap tonen ..... 370<br />

algemeen ..... 368<br />

Beitellengte ..... 381<br />

Breedte ”dn” ..... 381<br />

Correctiewaarden ..... 381<br />

CSP-correctie ..... 382<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> VII<br />

Index


Index<br />

Deep-correctie ..... 382<br />

Enkelvoudig gereedschap ..... 81<br />

FDR-correctie ..... 382<br />

Ger.-identificatienummer ..... 368<br />

Gereedschaps-editor ..... 368<br />

Gereedschapshouder ..... 383<br />

Gereedschapspositie ..... 370<br />

Gereedschapstabellen ..... 369<br />

Informatie over gereedschapsgegevens ..... 381<br />

Instelmaten ..... 381<br />

Invoer, uitgebreide .. ..... 81<br />

Multi-gereedschap ..... 380<br />

Naamlijsten ..... 381<br />

NBR (nevenbewerkingsrichting) ..... 381<br />

Nummer van afbeelding ..... 381<br />

Opnamepositie ..... 385<br />

Opnametype ..... 382<br />

Positiehoek ..... 382<br />

Rotatierichting ..... 381<br />

Standtijdbewaking ..... 380<br />

Uitsteeklengte ..... 382<br />

Uitvoering ..... 381<br />

Gereedschapsgroep<br />

Basisprincipes ..... 69<br />

Vervangend gereedschap vastleggen ..... 33<br />

Gereedschapskeuze<br />

Handbediening ..... 25<br />

TURN PLUS ..... 320<br />

Gereedschapslengtematen ..... 10<br />

Gereedschapsmaten aaneenschakelen G710 ..... 121<br />

Gereedschapsoproep (TURN PLUS IAG) ..... 283<br />

Gereedschapsprogrammering ..... 68<br />

Gereedschapstabel<br />

instellen (machine instellen) ..... 29<br />

instellen (TURN PLUS) ..... 280<br />

met NC-programma vergelijken ..... 31<br />

uit NC-programma overnemen ..... 32<br />

VIII<br />

Gereedschapstypes<br />

Aanslaggereedschap ..... 372<br />

Afpak-inrichting ..... 372<br />

Afsteekgereedschap ..... 371<br />

Boorgereedschap ..... 371<br />

Centerboor ..... 371<br />

Cirkelzaagblad ..... 372<br />

Deltaboor ..... 371<br />

Draadfrees ..... 372<br />

Draadsnijgereedschap standaard ..... 371<br />

Draadtap ..... 371<br />

Draadtap ..... 371<br />

Draaigereedschap ..... 371<br />

Freesgereedschap ..... 372<br />

Freesstiften ..... 372<br />

Getrapte boor ..... 371<br />

Halfronde snijbeitel ..... 371<br />

Hoekfrees 372<br />

Insteekgereedschap ..... 371<br />

Kartelgereedschap ..... 371<br />

Kopieergereedschap ..... 371<br />

Kottergereedschap ..... 371<br />

Meettaster ..... 372<br />

Nabewerkingsgereedschap ..... 371<br />

NC-aanboorbeitel ..... 371<br />

Ruimer ..... 371<br />

Schijffrees ..... 372<br />

Sleuffrees ..... 372<br />

Snijplaatboor ..... 371<br />

Speciaal draaigereedschap ..... 371<br />

Speciaal freesgereedschap ..... 372<br />

Speciaalboorgereedschap ..... 375<br />

Spiraalboor ..... 371<br />

Stafgrijper ..... 372<br />

Steekdraaigereedschap ..... 371<br />

Stiftfrees ..... 372<br />

Verzinkboor ..... 371<br />

Verzinkboor ..... 371<br />

Voorbewerkingsgereedschap ..... 371<br />

Werkstuk-handlingsystemen ..... 372<br />

Index


Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking ..... 110<br />

Gereedschapswisselpositie<br />

benaderen G14 ..... 110<br />

instellen ..... 34<br />

Gestructureerd DIN PLUS-programma ..... 60<br />

Getrapte boor ..... 371<br />

G-functies<br />

handmatige draaibewerking ..... 26<br />

Keuz]e uit lijst van bewerkingsfuncties ..... 76<br />

Keuze uit lijst van geometriefuncties ..... 75<br />

G-functies voor beschrijving van de contouren<br />

G0-Geo Startpunt contour ..... 84<br />

G100-Geo Startpunt voorkant ..... 96<br />

G101-Geo Baan voorkant ..... 97<br />

G102-Geo Cirkelboog voorkant ..... 97<br />

G103-Geo Cirkelboog voorkant ..... 97<br />

G10-Geo Oppervlakteruwheid ..... 92<br />

G110-Geo Startpunt mantelvlak ..... 102<br />

G111-Geo Baan mantelvlak ..... 102<br />

G112-Geo Cirkelboog mantelvlak ..... 103<br />

G113-Geo Cirkelboog mantelvlak ..... 103<br />

G12-Geo Cirkelboog ..... 85<br />

G13-Geo Cirkelboog ..... 85<br />

G149-Geo Additieve correctie ..... 94<br />

G1-Geo Baan ..... 85<br />

G20-Geo Klauwplaat cilinder/pijp ..... 84<br />

G21-Geo Gietstuk ..... 84<br />

G22-Geo Insteek (standaard) ..... 86<br />

G23-Geo Insteek (algemeen) ..... 86<br />

G24-Geo Schroefdraad met draaduitloop ..... 87<br />

G25-Geo Draaduitloopcontour ..... 88<br />

G2-Geo Cirkelboog ..... 85<br />

G300-Geo Boring voorkant ..... 98<br />

G301-Geo Lineaire sleuf voorkant ..... 99<br />

G302-Geo Ronde sleuf voorkant ..... 99<br />

G303-Geo Ronde sleuf voorkant ..... 99<br />

G304-Geo Volledige cirkel ..... 99<br />

G305-Geo Rechthoek voorkant ..... 100<br />

G307-Geo Veelhoek voorkant ..... 100<br />

G308-Geo Begin kamer/eiland ..... 95<br />

G309-Geo Einde kamer/eiland ..... 96<br />

G310-Geo Boring mantelvlak ..... 103<br />

G311-Geo Lineaire sleuf mantelvlak ..... 104<br />

G312—Geo Ronde sleuf mantelvlak ..... 104<br />

G313-Geo Ronde sleuf mantelvlak ..... 104<br />

G314-Geo Volledige cirkel mantelvlak ..... 105<br />

G315-Geo Rechthoek mantelvlak ..... 105<br />

G317-Geo Veelhoek mantelvlak ..... 105<br />

G34-Geo Schroefdraad (standaard) ..... 90<br />

G37-Geo Schroefdraad (algemeen) ..... 90<br />

G38-Geo Voedingsreductie ..... 93<br />

G39-Geo Attributen voor overlappende<br />

elementen ..... 94<br />

G3-Geo Cirkelboog ..... 85<br />

G401-Geo Patroon lineair voorkant ..... 100<br />

G402-Geo Patroon rond voorkant ..... 101<br />

G411-Geo Patroon lineair mantelvlak ..... 106<br />

G412-Geo Patroon rond mantelvlak ..... 106<br />

G49-Geo Boring (centrisch) ..... 91<br />

G7-Geo Nauwkeurige stop aan ..... 92<br />

G95-Geo Voeding per omwenteling ..... 94<br />

G9-Geo Nauwkeurige stop regelgewijs ..... 92<br />

G-functies voor bewerking<br />

G0 IJlgang ..... 110<br />

G1 Lineaire beweging ..... 111<br />

G100 IJlgang voor-/achterkant ..... 149<br />

G101 Lineair voor-/achterkant ..... 149<br />

G102 Cirkelboog voor-/achterkant ..... 149<br />

G103 Cirkelboog voor-/achterkant ..... 149<br />

G110 IJlgang mantelvlak ..... 150<br />

G111 Lineair mantelvlak ..... 151<br />

G112 Rond mantelvlak ..... 151<br />

G113 Rond mantelvlak ..... 151<br />

G119 C-as kiezen ..... 148<br />

G12 Cirkelboog ..... 112<br />

G120 Referentiediameter ..... 148<br />

G121 Contour omklappen ..... 117<br />

G13 Cirkelboog ..... 112<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> IX<br />

Index


Index<br />

X<br />

G14 Gereedschapwisselpositie ..... 110<br />

G147 Veiligheidsafstand (freesbewerking) ..... 119<br />

G148 Veranderen van snijkantcorrectie ..... 120<br />

G149 Additieve correctie ..... 120<br />

G15 Rondas verplaatsen ..... 168<br />

G150 Compensatie rechter gereedschapspunt ..... 121<br />

G151 Compensatie linker gereedschapspunt ..... 121<br />

G152 Nulpuntverschuiving C-as ..... 148<br />

G153 C-as standaardiseren ..... 148<br />

G162 Synchroonteken vastleggen ..... 160<br />

G192 Minutenvoeding rondassen ..... 113<br />

G2 Cirkelboog ..... 112<br />

G204 Wachten op tijdstip ..... 170<br />

G26 Toerentalbegrenzing ..... 113<br />

G3 Cirkelboog ..... 112<br />

G30 Converteren en spiegelen ..... 169<br />

G31 Schroefdraadcyclus ..... 140<br />

G32 Enkelvoudige draadcyclus ..... 141<br />

G33 Draad enkelvoudige verplaatsing ..... 142<br />

G36 Schroefdraadtappen ..... 146<br />

G4 Stilstandstijd ..... 168<br />

G40 SRC/FRC uitschakelen ..... 115<br />

G41 SRC/FRC inschakelen ..... 115<br />

G42 SRC/FRC inschakelen ..... 115<br />

G47 Veiligheidsafstand ..... 118<br />

G48 Versnelling (slope) ..... 113<br />

G50 Overmaat uitschakelen ..... 118<br />

G51 Nulpuntverschuiving ..... 116<br />

G52 Overmaat uitschakelen ..... 119<br />

G53 Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving<br />

..... 116<br />

G54 Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving<br />

..... 116<br />

G55 Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving<br />

..... 116<br />

G56 Nulpuntverschuiving incrementeel ..... 117<br />

G57 Overmaat asparallel ..... 119<br />

G58 Overmaat parallel aan contour ..... 119<br />

G59 Nulpuntverschuiving absoluut ..... 117<br />

G60 Veiligheidszone uitschakelen ..... 169<br />

G62 Eenzijdige synchronisatie ..... 160<br />

G63 Synchrone start van verplaatsingen ..... 160<br />

G64 Intermitterende voeding ..... 113<br />

G65 Spanmiddel ..... 159<br />

G7 Nauwkeurige stop aan ..... 168<br />

G701 IJlgang in machinecoördinaten ..... 111<br />

G702 Contourcorrectie opslaan/laden ..... 164<br />

G703 Contourcorrectie ..... 164<br />

G706 K-default-sprong ..... 164<br />

G71 Boorcyclus ..... 143<br />

G710 Aaneenschakelen van<br />

gereedschapsmaten ..... 121<br />

G717 Nominale waarden actualiseren ..... 170<br />

G718 Volgfout uitsturen ..... 170<br />

G72 Uitboren, verzinken ..... 144<br />

G720 Spilsynchronisatie ..... 161<br />

G73 Schroefdraadtappen ..... 145<br />

G74 Diepboorcyclus ..... 147<br />

G8 Nauwkeurige stop uit ..... 168<br />

G80 Cycluseinde ..... 134<br />

G81 Langsdraaien enekelvoudig ..... 134<br />

G810 Voorbewerken langs ..... 122<br />

G82 Vlakdraaien enkelvoudig ..... 135<br />

G820 Voorbewerken dwars ..... 124<br />

G83 Contourherhalingscyclus ..... 136<br />

G830 Voorbewerken parallel aan contour ..... 126<br />

G835 Parallel aan contour met netraal<br />

gereedschap ..... 127<br />

G840 Contourfrezen ..... 152<br />

G845 Kamerfrezen voorbewerken ..... 156<br />

G846 Kamerfrezen nabewerken ..... 157<br />

G85 Draaduitloopcyclus ..... 137<br />

G86 Enkelvoudige insteekcyclus ..... 138<br />

G860 Insteken contourgerelateerd ..... 128<br />

G866 Insteekcyclus ..... 129<br />

G869 Steek-/draaicyclus ..... 130<br />

G87 Baan met radius ..... 139<br />

G88 Baan met afschuining ..... 139<br />

Index


G890 Contour nabewerken ..... 132<br />

G9 Nauwkeurige stop ..... 168<br />

G901 Actuele waarden in variabele ..... 170<br />

G902 Nulpuntverschuiving in variabele ..... 171<br />

G903 Volgfout in variabele ..... 171<br />

G905 C-hoekverspringing ..... 161<br />

G906 Hoekverspringing bij spilsynchronisatie<br />

vastleggen ..... 161<br />

G907 Toerentalbewaking regelgewijs uit ..... 171<br />

G908 Voedings-override 100% ..... 171<br />

G909 Interpreterstop ..... 171<br />

G910 Tussentijds meten inschakelen ..... 165<br />

G912 Opnemen van actuele waarde tussentijds<br />

meten ..... 165<br />

G913 Tussentijds meten uitschakelen ..... 165<br />

G914 Meettaster terugtrekken ..... 165<br />

G915 Meten na bewerking ..... 166<br />

G916 Verplaatsen naar vaste aanslag ..... 162<br />

G918 Voorsturing ..... 171<br />

G919 Spil-override 100% ..... 171<br />

G920 Nulpuntverschuivingen uitschakelen ..... j172<br />

G921 Nulpuntversch., ger.-lengtes<br />

uitschakelen ..... 172<br />

G93 Voeding per tand ..... 114<br />

G94 Voeding constant ..... 114<br />

G95 Voeding per omwenteling ..... 114<br />

G96 Constante snijsnelheid ..... 114<br />

G97 Toerental ..... 114<br />

G975 Volgfoutgrens ..... 172<br />

G98 Spil met werkstuk ..... 169<br />

G980 Nulpuntverschuivingen activeren ..... 172<br />

G981 Nulpuntversch., ger.-lengtes<br />

inschakelen ..... 172<br />

G99 Werkstukgroep ..... 110<br />

G991 Afsteekcontrole – spilbewaking ..... 163<br />

G992 Waarden voor afsteekcontrole ..... 164<br />

G995 Bewakingszone vastleggen ..... 167<br />

G996 Type belastingsbewaking ..... 167<br />

G917 Afsteekcontrole ..... 162<br />

Gietstuk<br />

DIN PLUS onbewerkt werkstuk G21-Geo ..... 84<br />

TURN PLUS onbewerkt werkstuk ..... 228<br />

Grafisch venster ..... 68<br />

Grafische weergave (DIN PLUS) ..... 74<br />

Grafische weergave ..... 49<br />

Graveren<br />

DIN PLUS-cyclus G840 ..... 152<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsattribuut ..... 268<br />

IAG-bewerking ..... 305<br />

Grondstof (technologie-database) ..... 395<br />

Grondstofaanduidingen ..... 400<br />

H<br />

Halfronde snijbeitel ..... 371<br />

Handbedieningsfuncties ..... 24<br />

Handwiel ..... 26<br />

Help ..... 16<br />

Herhalingsfactor subprogramma’s 70<br />

Herstart (NC-programma’s) ..... 41<br />

Herstart ..... 41<br />

Hoekfrees ..... 372<br />

Hoekgegevens voor C-as ..... 62<br />

Hoekverspringing<br />

C-hoekverspringing G905 ..... 161<br />

Hoekverspringing bij spilsynchronisatie vastleggen<br />

G90 ..... 161<br />

Hoofdassen<br />

Basisprincipes ..... 62<br />

Plaatsing ..... 7<br />

Hoofdsnijkant ..... 69<br />

Hoofdvoeding ..... 396<br />

Hulpassen ..... 62<br />

Hulpassen ..... 62<br />

Hulpcontour<br />

bij simulatie ..... 197<br />

Invoer van programmadeel-aanduiding ..... 75<br />

Programmadeel-aanduiding ..... 83<br />

Hulpfuncties voor contourbeschrijving ..... 92<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> XI<br />

Index


Index<br />

I<br />

IAG ..... 282<br />

identificatienummer<br />

Gereedschap ..... 80<br />

Spanmiddel ..... 82<br />

IF.. Programmasprong ..... 180<br />

IJlgang<br />

IJlgang G0 ..... 110<br />

in machinecoördinaten G701 ..... 111<br />

Mantelvlak G110 ..... 150<br />

Voor-/achterkant G100 ..... 149<br />

IJlgangbanen (simulatie) ..... 197<br />

In-/uitvoer<br />

Operatorcommunicatie ..... 64<br />

Programmering ..... 174<br />

Tijdstip van .. ..... 70<br />

inch<br />

Bedrijfsmode Machine ..... 24, 41<br />

Maateenheden ..... 8<br />

Maatsysteem vastleggen ..... 79<br />

Programmering ..... 63<br />

incrementele adresparameters<br />

Aanduiding ..... 64<br />

Programmering ..... 65<br />

Incrementele coördinaten ..... 8<br />

Informatie „onvolledig berekende geometrieelementen“<br />

..... 227<br />

Informatie in variabelen..... 178<br />

Informatie over stuktijd ..... 53<br />

Info-systeem ..... 16<br />

Ingavefijnheid ..... 429<br />

INPUT (invoer #-variabele) ..... 173<br />

INPUTA (invoer V-variabele) ..... 174<br />

Inschakelen ..... 22<br />

Inspectiebedrijf ..... 46<br />

Installatie van de data-overdracht ..... 410<br />

Insteekgereedschap ..... 371<br />

XII<br />

Insteken<br />

DIN PLUS<br />

Contourgerelateerd insteken G860 ..... 128<br />

eenvoudig G86 ..... 138<br />

eenvoudig G866 ..... 129<br />

Insteekcontour (algemeen) G23-Geo ..... 86<br />

Insteekcontour (standaard) G22-Geo ..... 86<br />

Insteekcyclus G866 ..... 129<br />

TURN PLUS<br />

IAG-bewerking ..... 290<br />

Vormelement algemene insteek ..... 235<br />

Vormelement insteek vorm D<br />

(afdichtingsring) ..... 235<br />

Vormelement insteek vorm F (vrijdraaiing) ..... 236<br />

Vormelement insteek vorm S (borgring) ..... 236<br />

Instellen<br />

DIN PLUS-programmakop ..... 79<br />

Instelfuncties ..... 34<br />

Instelparameters ..... 351<br />

TURN PLUS-programmakop ..... 218<br />

Instellen (TURN PLUS) ..... 273<br />

INS-toets ..... 15<br />

Instructies, invoer ..... 76<br />

Integer-variabele ..... 175<br />

Interactief genereren van werkschema’s (IAG) ..... 282<br />

Interfaces<br />

Ethernet<br />

Pinbezetting ..... 433<br />

Transmissieprocedure met .. ..... 409<br />

Serieel<br />

Algemeen ..... 409<br />

Configuratie ..... 412<br />

Pinbezetting ..... 433<br />

Interfaces randapparatuur ..... 433<br />

Intermitterende voeding G64 ..... 113<br />

Interne fout ..... 18<br />

Interpreterstop<br />

Interpreterstop G909 ..... 171<br />

Programmering van variabelen ..... 179<br />

Index


Inverteren (TURN PLUS-contour) ..... 262<br />

Invoegen (TURN PLUS-contour) ..... 260<br />

Invoerveld ..... 15<br />

Invoervenster ..... 15<br />

J<br />

Jogtoetsen ..... 27<br />

Jogtoetsen ..... 27<br />

K<br />

Kamerfrezen<br />

Nabewerken G846 ..... 157<br />

Te frezen contour kamer ..... 95<br />

Voorbewerken G845 ..... 156<br />

Kartelgereedschap ..... 371<br />

Klauwplaat cilinder/pijp G20-Geo ..... 84<br />

Knop OK ..... 15<br />

Knoppen ..... 15<br />

Koelmiddel<br />

Technologie-database ..... 396<br />

TURN PLUS ..... 321<br />

Kopieergereedschap ..... 371<br />

Kottergereedschap ..... 371<br />

L<br />

Langsdraaien enkelvoudig G81 ..... 134<br />

Lineair patroon Zie Patroon<br />

Lineaire en rondassen ..... 62<br />

Loep<br />

Automatisch bedrijf (grafische weergave) ..... 49<br />

Simulatie ..... 208<br />

TURN PLUS Controlegrafiek ..... 317<br />

Logfile ..... 405<br />

Lokale subprogramma’s ..... 70<br />

Lokale variabelen ..... 70<br />

L-oproep ..... 77<br />

M<br />

Maateenheden<br />

in DIN PLUS-programma ..... 63<br />

Maatsysteem vastleggen ..... 79<br />

Overzicht ..... 8<br />

Machinebedieningspaneel ..... 13<br />

Machinefuncties ..... 183<br />

Machinegegevens ..... 25<br />

Machinematen instellen ..... 38<br />

Machinenulpunt ..... 9<br />

Machineparameters ..... 337<br />

Machinereferentiepunten ..... 9<br />

Machine-uitlezing<br />

Basisprincipes ..... 12<br />

instellen/omschakelen ..... 52<br />

Uitlezing vastleggen ..... 349<br />

Uitlezingselementen ..... 52<br />

Mantelvlak<br />

Bewerkingsfuncties ..... 150<br />

Contourfuncties ..... 102<br />

Coördinatengegevens ..... 62<br />

Mantelvenster (simulatie) ..... 201<br />

Referentiediameter G120 ..... 148<br />

TURN PLUS Contouren ..... 249<br />

Meenemer voorkant ..... 392<br />

Meettaster<br />

Gereedschap ... ..... 372<br />

Gereedschap meten met .. ..... 39<br />

Tussentijds meten met ... ..... 165<br />

Menu-items ..... 14<br />

Menukeuze ..... 19<br />

Meten<br />

Meten na bewerking ..... 166<br />

TURN PLUS Bewerkingsattribuut ..... 266<br />

Tussentijds meten ..... 165<br />

Meten na bewerking<br />

Cyclus G915 ..... 166<br />

Status ..... 51<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> XIII<br />

Index


Index<br />

Metrisch<br />

Maatsysteem automatisch bedrijf ..... 41<br />

Maatsysteem bedrijfsmode Handbediening ..... 24<br />

Maatsysteem vastleggen ..... 79<br />

Overzicht maateenheden ..... 8<br />

M-functies<br />

in handbediening ..... 25<br />

Invoer ..... 76<br />

M00 Programmastop ..... 183<br />

M01 Optionele stop ..... 183<br />

M30 Programma-einde ..... 183<br />

M97 Synchroonfunctie 183<br />

M99 Programma-einde met terugsprong ..... 183<br />

TURN PLUS Programmakop ..... 218<br />

TURN PLUS Speciale bewerking IAG ..... 305<br />

Multi-gereedschap<br />

Definitie van .. ..... 380<br />

Programmering van .. ..... 69<br />

N<br />

Naamlijsten ..... 400<br />

Nabewerken<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G890 ..... 132<br />

Nabewerkingsvoeding ..... 94<br />

TURN PLUS-IAG<br />

Contourbewerking (G890) ..... 298<br />

Passingdraaien ..... 299<br />

Restcontourbewerking ..... 300<br />

Uitdraaien (neutraal ger.) ..... 301<br />

Vrijdraaien ..... 299<br />

Nabewerkingsgereedschap ..... 371<br />

Nauwkeurige stop<br />

aan G7 ..... 168<br />

aan G7-Geo ..... 92<br />

regelgewijs G9 ..... 168<br />

regelgewijs G9-Geo ..... 92<br />

TURN PLUS-attribuut ..... 264<br />

uit G8 ..... 168<br />

uit G8-Geo ..... 92<br />

XIV<br />

navigeren ..... 19<br />

NC-aanboren G72 ..... 144<br />

NC-adresparameter ..... 64<br />

NC-commando’s<br />

Basisprincipes ..... 63<br />

Wijzigen, wissen ..... 72<br />

NC-programma-afloop controleren ..... 210<br />

NC-programmabeheer ..... 72<br />

NC-programmadelen ..... 60<br />

NC-programma-header ..... 72<br />

NC-programma-uitvoering ..... 70<br />

NC-regels<br />

aanmaken, wissen ..... 71<br />

Basisprincipes ..... 63<br />

nummeren ..... 73<br />

NC-subprogramma’s ..... 70<br />

Negatieve X-coördinaten ..... 62<br />

Netwerken<br />

installeren ..... 410<br />

Instellingen (diagnose) ..... 405<br />

Overzicht ..... 409<br />

Nevenbewerkingsrichting (NBR) 381<br />

Nevenvoeding ..... 396<br />

Nominale positiewaarden actualiseren G717 ..... 170<br />

Nominale waarden actualiseren G717 ..... 170<br />

Nulpunt<br />

C-as ..... 62<br />

Machinenulpunt ..... 9<br />

Verschuiving absoluut G59 ..... 117<br />

Verschuiving activeren G980 ..... 172<br />

Verschuiving bij simulatie ..... 199<br />

Verschuiving C-as G152 ..... 148<br />

Verschuiving in variabele G902 ..... 171<br />

Verschuiving incrementeel G56 ..... 117<br />

Verschuiving parameterafhankelijk G53..G55 ..... 116<br />

Verschuiving relatief G51 ..... 116<br />

Verschuiving uitschakelen G920 ..... 172<br />

Verschuiving, ger.-lengtes inschakelen G981 ..... 172<br />

Verschuiving, ger.-lengtes uitschakelen G921 ..... 172<br />

Index


Verschuivingen, overzicht ..... 116<br />

Werkstuknulpunt ..... 9<br />

wijzigen in TURN PLUS ..... 226<br />

O<br />

Omspannen ..... 277<br />

Onbekende coördinaten ..... 65<br />

ONBEWERKT WERKSTUK (programmadeelaanduiding)<br />

..... 83<br />

Onderhoudssysteem ..... 401<br />

Opdelen (TURN PLUS) ..... 262<br />

Open contouren ..... 66<br />

Operatorcommunicatie ..... 64<br />

Oppervlakteruwheid<br />

Bewerkingsparameters ..... 353<br />

DIN PLUS Functie G10-Geo ..... 92<br />

TURN PLUS Attribuut ..... 263<br />

Opspanplan wissen ..... 277<br />

Opties ..... 6<br />

Opties, weergave van de .. ..... 405<br />

Optionele stop<br />

Automatisch bedrijf ..... 44<br />

M-functie M01 ..... 183<br />

Optische meetapparatuur ..... 39<br />

Organisatie (bestandsbeheer) ..... 419<br />

Overdrachtwaarden subprogramma’s ..... 182<br />

Overlappingselement (TURN PLUS)<br />

Cirkelboog ..... 239<br />

Lineaire/cirkelvormige overlapping ..... 240<br />

Ponton ..... 240<br />

Spie ..... 240<br />

Overloop schroefdraad ..... 140<br />

Overmaat<br />

asparallel G57 ..... 119<br />

parallel aan de contour (equidistant) G58 ..... 119<br />

regel voor regel G52-Geo ..... 94<br />

TURN PLUS-attribuut ..... 263<br />

uitschakelen G50 ..... 118<br />

Overzicht van G-functies ..... 3<br />

P<br />

Pad ..... 411<br />

Parallel aan contour voorbewerken<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G830 ..... 126<br />

met neutraal ger.-cyclus G835 ..... 127<br />

TURN PLUS IAG-bewerking ..... 286<br />

Parallel werken ..... 60<br />

Parallele bewerking (DIN PLUS) ..... 65<br />

Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving<br />

G53..G55 ..... 116<br />

Parameterbeschrijving – subprogramma’s ..... 182<br />

Parameters<br />

Beveiligde parameters ..... 336<br />

bewerken ..... 335<br />

Bewerkingsparameters ..... 353<br />

C-asparameters ..... 341<br />

Instelparameters ..... 351<br />

Machineparameters ..... 337<br />

Parametergroepen ..... 334<br />

Parameters lineaire as ..... 342<br />

Regelparameters ..... 344<br />

Spilparameters ..... 339<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen<br />

converteren ..... 416<br />

opslaan ..... 418<br />

overdragen ..... 416<br />

Parameterwaarden lezen (DIN PLUS) ..... 175<br />

Passingen<br />

IAG Meetsnede ..... 299<br />

TURN PLUS Boringen ..... 324<br />

Patroon<br />

DIN PLUS<br />

Lineair mantelvlak G411-Geo ..... 106<br />

Lineair voor-/achterkant G401-Geo ..... 100<br />

Rond mantelvlak G412-Geo ..... 106<br />

Rond voor-/achterkant G402-Geo ..... 101<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> XV<br />

Index


Index<br />

TURN PLUS<br />

Lineair mantelvlak ..... 254<br />

Lineair voor-/achterkant ..... 248<br />

Rond mantelvlak ..... 255<br />

Rond voor-/achterkant ..... 248<br />

Pijp (TURN PLUS) ..... 228<br />

PLC-melding ..... 18<br />

Poolcoördinaten ..... 8<br />

Positie van de te frezen contouren<br />

DIN PLUS ..... 95<br />

TURN PLUS-mantelvlak ..... 249<br />

TURN PLUS-voor-/achterkant ..... 242<br />

PRINT (uitvoer #-variabele) ..... 173<br />

PRINTA (uitvoer V-variabele) ..... 174<br />

Printer ..... 409<br />

Programma-afloop beïnvloeden ..... 43<br />

Programma-afloop regel voor regel<br />

Automatisch bedrijf ..... 43<br />

Simulatie ..... 196<br />

Programmabesturing ..... 183<br />

Programmadeel-aanduiding DIN PLUS<br />

Invoer geometrie-menu ..... 75<br />

Invoer hoofdmenu ..... 73<br />

Overzicht ..... 79<br />

Programmadeel-aanduidingen ..... 79<br />

Programmageheugen ..... 429<br />

Programmaherhaling, WHILE.. ..... 180<br />

Programmakop<br />

DIN PLUS ..... 79<br />

TURN PLUS ..... 218<br />

Programmanummer ..... 63<br />

Programmaselectie ..... 41<br />

Programmasprong IF.. ..... 180<br />

Programmasprong SWITCH.. ..... 181<br />

Programmastop M00 ..... 183<br />

Programma-uitvoering ..... 70<br />

Programmavertaling ..... 70<br />

Programm-einde met terugsprong M99 ..... 183<br />

Pull-down-menu ..... 14<br />

Puntdimensionering (simulatie) ..... 204<br />

XVI<br />

R<br />

Radius G87 ..... 139<br />

Real-variabele ..... 175<br />

Rechthoek<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G315-Geo ..... 105<br />

Voor-/achterkant G305-Geo ..... 100<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ..... 253<br />

Voor-/achterkant ..... 246<br />

Rechtlijnige verplaatsing Zie Baan<br />

Referentiediameter<br />

Programmadeel-aanduiding ..... 75<br />

Referentiediameter G120 ..... 148<br />

Referentieprocedure ..... 22<br />

Referentiepunt ..... 9<br />

Referentiepunt bepalen/opheffen (simulatie) ..... 204<br />

Referentievlak<br />

Programmadeel-aanduiding ..... 75<br />

Referentievlak G308 ..... 95<br />

Referentievlak instellen (TURN PLUS) ..... 224<br />

Regelmatige veelhoek Zie veelhoek<br />

Regelnummer<br />

Basisprincipes ..... 63<br />

Nummering ..... 74<br />

Regelparameters ..... 344<br />

Regeluitlezing<br />

instellen ..... 48<br />

Lettergrootte ..... 48<br />

Regelverwijzingen<br />

Bewerkingscycli ..... 122<br />

Contourweergave ..... 72<br />

Rekenformule<br />

Invoer bewerkingsmenu ..... 76<br />

Invoer geometriemenu ..... 75<br />

Rekenkundige functies ..... 175<br />

Index


Restcontourbewerking<br />

DIN PLUS Restnabewerken ..... 132<br />

TURN PLUS<br />

IAG Nabewerken ..... 300<br />

IAG Snijkantbegrenzing ..... 287<br />

IAG Voorbewerken ..... 287<br />

IAG Voorbewerken parallel aan contour ..... 288<br />

Restwegweergave ..... 52<br />

RETURN (programmadeel-aanduiding) ..... 83<br />

Revolver<br />

DIN PLUS Gereedschapsprogrammering ..... 68<br />

DIN PLUS Programmadeel-aanduiding ..... 80<br />

TURN PLUS Revolverbezetting ..... 320<br />

Rond patroon met ronde sleuven ..... 108<br />

Rond patroon Zie Patroon<br />

Rondas<br />

Basisprincipes ..... 62<br />

Minutenvoeding rondassen G192 ..... 113<br />

verplaatsen G15 ..... 168<br />

Ronde sleuf<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G311-Geo ..... 104<br />

Voor-/achterkant G301-Geo ..... 99<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ..... 254<br />

Voor-/achterkant ..... 247<br />

Ronde sleuf<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G312-/G313-Geo ..... 104<br />

Voorkant G302-/G303-Geo ..... 99<br />

in ronde patronen ..... 108<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ..... 254<br />

Voor-/achterkant ..... 247<br />

Ruimen<br />

Cyclus G72 ..... 144<br />

IAG-bewerking ..... 295<br />

Ruimer ..... 371<br />

S<br />

Scheidingspunt<br />

TURN PLUS Attribuut ..... 264<br />

TURN PLUS Bewerkingsinstructie ..... 326<br />

Schijffrees ..... 372<br />

Schroefdraad<br />

DIN PLUS<br />

Algemeen G37-Geo ..... 90<br />

Enkelvoudige verplaatsing G33 ..... 142<br />

met draaduitloop G24-Geo ..... 87<br />

Schroefdraadcyclus G31 140<br />

Schroefdraadcyclus, enkelvoudig ..... G32 ..... 141<br />

Schroefdraadtappen G36 ..... 146<br />

Standaard G34-Geo ..... 90<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsattribuut ..... 265<br />

IAG-bewerking ..... 302<br />

Vormelement ..... 237<br />

Schroefdraadparameters ..... 424<br />

Seriële interface<br />

Algemeen ..... 409<br />

Configureren ..... 412<br />

Pinbezetting ..... 433<br />

Service-functies 398<br />

Simulatie<br />

3D-aanzicht ..... 209<br />

Beeldscherminhoud ..... 196<br />

Bewaking van veiligheidszone en<br />

eindschakelaars ..... 205<br />

Bewegingssimulatie ..... 207<br />

Bewerkingssimulatie ..... 205<br />

Contour aanmaken bij simulatie ..... 205<br />

Contoursimulatie ..... 203<br />

De bedrijfsmode .. ..... 196<br />

Dimensionering ..... 204<br />

Fouten en waarschuwingen ..... 200<br />

Hoofdmenu ..... 201<br />

Lijn- en spoorweergave ..... 197<br />

Loep ..... 208<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> XVII<br />

Index


Index<br />

Mantelvenster ..... 201<br />

NC-programma-afloop controleren ..... 210<br />

Synchroonpuntanalyse ..... 213<br />

Tijdberekening ..... 212<br />

TURN PLUS controlegrafiek ..... 317<br />

Voorkant-venster ..... 201<br />

Weergave spanmiddelen ..... 197<br />

Weergave van het gereedschap ..... 197<br />

Weergave-elementen ..... 197<br />

Weergeven ..... 198<br />

Zijaanzicht (YZ) ..... 201<br />

Slede-aanduiding<br />

Basisprincipes ..... 64<br />

Programmeren ..... 76<br />

voorwaardelijke uitvoering van regel ..... 181<br />

Sledeschakelaar ..... 27<br />

Sledesynchronisatie ..... 160<br />

Algemeen ..... 160<br />

Eenzijdige synchronisatie G62 ..... 160<br />

Synchrone start van verplaatsingen G63 ..... 160<br />

Synchroonteken vastleggen G162 ..... 160<br />

Slede-uitlezing ..... 53<br />

Sleuffrees ..... 372<br />

Sleuven<br />

DIN PLUS<br />

Lineaire sleuf mantelvlak G311-Geo ..... 104<br />

Lineaire sleuf voor-/achterkant G301-Geo ..... 99<br />

Ronde sleuf mantelvlak G312-/G313-Geo ..... 104<br />

Ronde sleuf voor-/achterkant G302-/G303-<br />

Geo ..... 99<br />

TURN PLUS<br />

Lineaire sleuf mantelvlak ..... 254<br />

Lineaire sleuf voor-/achterkant ..... 247<br />

Ronde sleuf mantelvlak ..... 254<br />

Ronde sleuf voor-/achterkant ..... 247<br />

Smeedstuk (TURN PLUS) ..... 228<br />

Snedeweergave ..... 203<br />

Snijgegevens (TURN PLUS IAG) ..... 284<br />

XVIII<br />

Snijkantbegrenzing<br />

bij het instellen (TURN PLUS) ..... 273<br />

bij het restmateriaal voorbewerken<br />

(TURN PLUS) ..... 287<br />

vastleggen/wijzigen (TURN PLUS) ..... 277<br />

Snijmateriaal<br />

Aanduidingen vastleggen ..... 400<br />

Technologie-database ..... 395<br />

Snijplaatboor ..... 371<br />

Snijsnelheid<br />

Handbediening ..... 25<br />

Technologie-database ..... 396<br />

Snijspoorweergave ..... 197<br />

Snijwaarden<br />

bepalen in TURN PLUS ..... 321<br />

Technologie-database ..... 395<br />

Softkey-balk ..... 14<br />

Software-eindschakelaar<br />

Handbediening ..... 24<br />

Referentieprocedure ..... 22<br />

Software-handshake (gegevensoverdracht) ..... 412<br />

Spanmiddel<br />

DIN PLUS Programmadeel-aanduiding ..... 82<br />

Referentiepunt ..... 159<br />

weergeven G65 ..... 159<br />

Spanmiddel-database<br />

algemeen ..... 386<br />

Centerpunt ..... 393<br />

Centerpunt ..... 393<br />

Centreerconus ..... 394<br />

Draaigrijper ..... 392<br />

Identificatienummer spanmiddel ..... 386<br />

Klauwplaat ..... 389<br />

Meenemer voorkant ..... 392<br />

Opspandoorn ..... 391<br />

Overzicht spanmiddeltypes ..... 388<br />

Overzicht van spanmiddeltypes ..... 388<br />

Spanklauwen ..... 390<br />

Spanmiddel-editor ..... 386<br />

Index


Spanmiddeltabellen ..... 387<br />

Spanmiddeltype ..... 386<br />

Spantang ..... 391<br />

Spanmiddeltabel instellen ..... 37<br />

Speciale bewerkingen (IAG) ..... 305<br />

Spiegelen<br />

DIN PLUS<br />

Contour omklappen G121 ..... 117<br />

Converteren en spiegelen G30 ..... 169<br />

TURN PLUS<br />

Contouren manipuleren ..... 262<br />

Hulpfunctie ..... 227<br />

Spil<br />

met werkstuk G98 ..... 169<br />

Spil-override 100% G919 ..... 171<br />

Spilschakelaar ..... 27<br />

Spilsynchronisatie G720 ..... 161<br />

Spiltoerental ..... 25<br />

Spiltoestand ..... 53<br />

Spiltoetsen ..... 27<br />

Spiluitlezing ..... 53<br />

Spiraalboor ..... 371<br />

Spoed ..... 425<br />

Sprong<br />

Basisprincipes ..... 64<br />

Programmering ..... 179<br />

Staf (TURN PLUS) ..... 228<br />

Standtijdbeheer<br />

Gegevens in de gereedschaps-database ..... 380<br />

Gegevens weergeven ..... 28<br />

Gereedschapsdiagnosebits ..... 178<br />

Parameters invoeren ..... 33<br />

tijdens automatisch bedrijf ..... 45<br />

Standtijdbewaking van gereedschap<br />

Basisprincipes ..... 69<br />

Diagnosebits ..... 178<br />

met belastingsbewaking ..... 167<br />

Parameters invoeren ..... 33<br />

Stapgrootte NC-regelnummer ..... 73<br />

Startpunt contour<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G110-Geo ..... 102<br />

Te draaien contour G0-Geo ..... 84<br />

Voor-/achterkant G100-Geo ..... 96<br />

weergeven ..... 68<br />

TURN PLUS<br />

Basiscontour ..... 229<br />

Mantelvlak ..... 249<br />

Voor-/achterkant ..... 242<br />

Steekbewerking<br />

DIN PLUS<br />

Insteekcyclus G866 ..... 129<br />

Insteken G860 ..... 128<br />

TURN PLUS<br />

IAG Contoursteken ..... 290<br />

IAG Insteken ..... 290<br />

Steekdraaien<br />

DIN PLUS Cyclus G869 ..... 130<br />

IAG-bewerking ..... 291<br />

Steekdraaigereedschap ..... 371<br />

Stiftfrees ..... 372<br />

Stilstandstijd G4 ..... 168<br />

Subprogramma<br />

Basisprincipes ..... 70<br />

Oproep ..... 182<br />

Programmadeel-aanduiding ..... 83<br />

SWITCH..CASE – programmasprong ..... 181<br />

Synchronisatie<br />

Synchrone start van verplaatsingen G63 ..... 160<br />

Synchronisatie, spil G720 ..... 161<br />

Synchroonfunctie M97 ..... 183<br />

Synchroonteken vastleggen G162 ..... 160<br />

Synchroonpuntanalyse ..... 213<br />

Systeemfout ..... 18<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> XIX<br />

Index


Index<br />

T<br />

Taal instellen ..... 399<br />

Tabellen<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 E ..... 423<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 F ..... 423<br />

Draaduitloopparameters DIN 76 ..... 422<br />

Schroefdraadparameters ..... 424<br />

Spoed ..... 425<br />

Q= 2 isometrische schroefdraad ..... 425<br />

Q= 8 cilindrische ronde schroefdraad ..... 425<br />

Q= 9 cilindrische Whitworth-schroefdraad ..... 426<br />

Q=10 conische Whitworth-schroefdraad ..... 426<br />

Q=11 Whitworth-pijpschroefdraad ..... 426<br />

Q=13 grove schroefdraad UNC US ..... 426<br />

Q=14 fijne schroefdraad UNF US ..... 427<br />

Q=15 extrafijne schroefdraad UNEF US ..... 427<br />

T-commando<br />

Basisprincipes ..... 68<br />

Gereedschap verwisselen ..... 120<br />

Te draaien contouren ..... 66<br />

Technische informatie ..... 429<br />

Technologie-database<br />

Bewerkingswijze ..... 395<br />

Grondstof ..... 395<br />

Hoofdvoeding ..... 396<br />

Koelmiddel ..... 396<br />

Nevenvoeding ..... 396<br />

Snijmateriaal ..... 395<br />

Snijsnelheid ..... 396<br />

Verplaatsing ..... 396<br />

Tijd instellen ..... 399<br />

Tijdberekening ..... 212<br />

T-nummer ..... 80<br />

Toerental<br />

Constante snijsnelheid Gx96 ..... 114<br />

Toerental Gx97 ..... 114<br />

Toerentalbegrenzing Gx26 ..... 113<br />

Toerentalbewaking regel voor regel uit G907 ..... 171<br />

Toerental-override ..... 44<br />

XX<br />

Toetsenbord voor gegevensinvoer ..... 2<br />

Toewijzing contour – Bewerking ..... 110<br />

Touchpad ..... 13<br />

Transfer ..... 408<br />

Transformaties (TURN PLUS-contouren) ..... 261<br />

Transmissieprocedure ..... 409<br />

Trimmen (TURN PLUS-contour) ..... 256<br />

T-uitlezing ..... 52<br />

TURN PLUS<br />

AAG<br />

Bewerkingsvolgorde ..... 307<br />

Bewerkingsvolgordes bewerken en beheren ..... 316<br />

Genereren van een werkschema ..... 306<br />

Lijst met bewerkingsvolgordes ..... 308<br />

Algemeen<br />

Bedieningsinstructies ..... 216<br />

Bestanden beheren ..... 217<br />

Bewerkingsinstructies ..... 320<br />

Configuratie ..... 318<br />

Contrelegrafiek ..... 317<br />

De bedrijfsmode .. ..... 216<br />

Programmakop ..... 218<br />

Voorbeeld ..... 328<br />

Bewerkingsinstructies<br />

Asbewerking ..... 326<br />

Binnencontouren ..... 322<br />

Boren ..... 324<br />

Complete bewerking ..... 324<br />

Gereedschapskeuze ..... 320<br />

Koelmiddel ..... 321<br />

Revolverbezetting ..... 320<br />

Snijwaarden ..... 321<br />

Uitdraaien ..... 322<br />

Contourdefinitie<br />

Aaneengesloten contour integreren ..... 222<br />

Attributen toekennen ..... 263<br />

Attributen van onbewerkt werkstuk ..... 263<br />

Bedieningshulpmiddelen ..... 269<br />

Bedieningsinstructies ..... 225<br />

Index


Bewerkingsattributen ..... 265<br />

Contour onbewerkt werkstuk wijzigen ..... 256<br />

Contour trimmen ..... 256<br />

Contour wijzigen ..... 258<br />

Contour wissen ..... 259<br />

Contouren onbewerkt werkstuk ..... 228<br />

Contouren van het mantelvlak ..... 249<br />

Elementen voor C-ascontouren ..... 242<br />

Elementen voor contouren van bewerkt<br />

werkstuk ..... 229<br />

Hulpfuncties voor de elementinvoer ..... 226<br />

Invoegen in de contour ..... 260<br />

Invoer van contour van bewerkt werkstuk ..... 220<br />

Invoer van contour van onbewerkt<br />

werkstuk ..... 219<br />

Invoer van de C-ascontouren ..... 223<br />

Kleuren bij selectiepunten ..... 225<br />

Opdelen (vormelementen, figuren, patronen) ..... 262<br />

Overlappingselementen ..... 239<br />

Selectie met het touchpad ..... 225<br />

Selectie met softkeys ..... 225<br />

Transformaties ..... 261<br />

Verbinden ..... 262<br />

Vormelementen ..... 232<br />

Vormelementen overlappen ..... 221<br />

Werkstukbeschrijving ..... 219<br />

IAG<br />

Bewerkingswijze boren ..... 295<br />

Bewerkingswijze frezen ..... 303<br />

Bewerkingswijze nabewerken ..... 297<br />

Bewerkingswijze schroefdraad ..... 302<br />

Bewerkingswijze steken ..... 290<br />

Bewerkingswijze voorbewerken ..... 285<br />

Cyclusspecificatie ..... 284<br />

Gereedschapsoproep ..... 283<br />

Interactief genererenvan werkschema’s ..... 282<br />

Snijgegevens ..... 284<br />

Speciale bewerkingen (SB) ..... 305<br />

Instellen<br />

Gereedschapstabel instellen .... 280<br />

Omspannen ..... 277<br />

Snijkantbegrenzing vastleggen ..... 277<br />

Werkstuk opspannen ..... 273<br />

Tussencontouren ..... 83<br />

Tussentijds meten<br />

inschakelen G910 ..... 165<br />

Meettaster terugtrekken G914 ..... 165<br />

Registratie actuele waarden bij .. G912 ..... 165<br />

uitschakelen G913 ..... 165<br />

Type belastingsbewaking G996 ..... 167<br />

U<br />

Uitboren G72 ..... 144<br />

Uitbreidingsmogelijkheden ..... 6<br />

Uitdraaien<br />

TURN PLUS-bewerkingsinstructies ..... 322<br />

TURN PLUS-IAG<br />

Nabewerken (neutraal gereedschap) ..... 301<br />

Nabewerken ..... 300<br />

Restmateriaal voorbewerken langs/dwars ..... 287<br />

Restmateriaal voorbewerken parallel aan<br />

contour ..... 288<br />

Snijkantbegrenzing bij ... ..... 287<br />

Uitdraaien – automatisch ..... 289<br />

Voorbewerken ..... (neutraal gereedschap) ..... 289<br />

Uitgebreide invoer bij adresparameters ..... 66<br />

Uitlezing actuele waarde ..... 52<br />

Uitloop (schroefdraad) ..... 140<br />

Uitschakelen ..... 23<br />

Uitschakelinterval ..... 181<br />

Uitschakelniveau<br />

Basisprincipes ..... 64<br />

Bewerking ..... 76<br />

invoeren ..... 43<br />

Uitvoering ..... 181<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> XXI<br />

Index


Index<br />

Uitvoer<br />

#-variabelen ..... 173<br />

Operatorcommunicatie ..... 64<br />

Programmering van ... ..... 173<br />

Tijdstip van ... ..... 70<br />

V-variabelen ..... 174<br />

Uitwisseling van gegevens (transfer) ..... 408<br />

V<br />

Variabelen<br />

#-variabelen ..... 175<br />

als adresparameter ..... 66<br />

Berekeningen ..... 175<br />

Bezetting ..... 179<br />

In-/uitvoer van #-variabelen ..... 173<br />

In-/uitvoer van V-variabelen ..... 174<br />

Informatie in variabelen ..... 178<br />

Invoer bewerkingsmenu ..... 76<br />

Invoer geometriemenu ..... 75<br />

Programmering ..... 175<br />

Toepassingsgebied ..... 177<br />

Variabelenweergave ..... 80<br />

V-variabelen ..... 177<br />

Vaste aanslag, verplaatsen naar .. G916 ..... 162<br />

Veelhoek<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G317-Geo ..... 105<br />

Voor-/achterkant G307-Geo ..... 100<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ..... 253<br />

Voor-/achterkant ..... 247<br />

Veiligheidsafstand<br />

Draaibankbewerking G47 ..... 118<br />

Freesbewerking G147 ..... 119<br />

Veiligheidszone<br />

uitschakelen G60 ..... 169<br />

vastleggen ..... 36<br />

Veiligheidszonebewaking (simulatie) ..... 205<br />

Veld van 3 * 3 ..... 14<br />

XXII<br />

Vensterkeuze<br />

DIN PLUS-contourweergave ..... 74<br />

Simulatie ..... 201<br />

Veranderen van snijkantcorrectie G148 ..... 120<br />

Verbinden (TURN PLUS-contouren) ..... 262<br />

Verplaatsing ..... 396<br />

Verrekening linker/rechter gereedschapspunt<br />

G151 ..... 121<br />

Verschuiven (TURN PLUS-contour) ..... 261<br />

Verschuiven programmablokken ..... 78<br />

Verschuiven van de contour G121 ..... 117<br />

Versnelling (slope) G48 ..... 113<br />

Vertaling van het NC-programma ..... 70<br />

Verzinkboor ..... 371<br />

Verzinkboor ..... 371<br />

Verzinkboren (IAG) ..... 295<br />

Verzinkboren (IAG) ..... 295<br />

Verzinken<br />

DIN PLUS Cyclus G72 ..... 144<br />

TURN PLUS<br />

IAG-soevereinen ..... 295<br />

IAG-verzinkboren ..... 295<br />

Verzinking mantelvlak ..... 252<br />

Verzinking voor-/achterkant ..... 245<br />

Vormelement ..... 238<br />

VGP – Vereenvoudigde Geometrie-<br />

Programmering ..... 65<br />

Vlak frezen<br />

IAG voorbewerken/nabewerken ..... 304<br />

TURN PLUS-bewerkingsattribuut ..... 267<br />

Vlakdraaien enkelvoudig G82 ..... 135<br />

Voeding<br />

constant G94 ..... 114<br />

in handbediening ..... 25<br />

Intermitterende voeding G64 ..... 113<br />

Minutenvoeding rondassen G192 ..... 113<br />

per omwenteling G95-Geo ..... 94<br />

per omwenteling Gx95 ..... 114<br />

per tand Gx93 ..... 114<br />

Index


Rondassen G192 ..... 113<br />

TURN PLUS Attribuut ..... 263<br />

Uitlezing voedings-override ..... 53<br />

Voedings-override 100% G908 ..... 171<br />

Voedings-override tijdens automatisch bedrijf ..... 44<br />

Voedingsreductie G38-Geo ..... 93<br />

Voeding per minuut<br />

Handbediening ..... 25<br />

Lineaire assen G94 ..... 114<br />

Rondassen G192 ..... 113<br />

Voeding per omwenteling ..... 25<br />

Volgfout<br />

-grens G975 ..... 172<br />

in variabele G903 ..... 171<br />

uitsturen G718 ..... 170<br />

Volledige cirkel<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G314-Geo ..... 105<br />

Voor-/achterkant G304-Geo ..... 99<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ..... 253<br />

Voor-/achterkant ..... 246<br />

Voorbeelden<br />

Bewerkingscyclus programmeren ..... 184<br />

Complete bewerking met een spil ..... 192<br />

Complete bewerking met tegenspil ..... 187<br />

Contourherhalingen ..... 184<br />

DIN PLUS-programmering ..... 184<br />

TURN PLUS ..... 328<br />

Voorbewerken<br />

DIN PLUS<br />

Parallel aan contour met neutraal gereedschap<br />

G835 ..... 127<br />

Parallel aan contour voorbewerken G830 ..... 126<br />

Voorbewerken dwars G820 ..... 124<br />

Voorbewerken langs G810 ..... 122<br />

TURN PLUS<br />

automatisch ..... 286<br />

Langs, dwars ..... 285<br />

Parallel aan contour ..... 286<br />

Uitdraaien neutraal ger. ..... 289<br />

Voorbewerken dwars G820 ..... 124<br />

Voorbewerken langs G810 ..... 122<br />

Voorbewerkingsgereedschap ..... 371<br />

Voorboren (IAG) ..... 295<br />

Voorkant<br />

Basisprincipes ..... 62<br />

Bewerking ..... 149<br />

Contourbeschrijving ..... 96<br />

Programmadeel-aanduiding ..... 83<br />

Voorkant-venster (simulatie) ..... 201<br />

Voorsturing G918 ..... 171<br />

Vormelementen<br />

DIN PLUS ..... 86<br />

TURN PLUS ..... 232<br />

Vrijdraaiing<br />

TURN PLUS-vormelement ..... 236<br />

Vormelement G23-Geo ..... 86<br />

Vrije bewerking<br />

Basisprincipes ..... 72<br />

Menu-items ..... 74<br />

Vrijgaven<br />

Vrijgavenaam communicatiepartner ..... 411<br />

Vrijgave-wachtwoord (netwerk) ..... j405<br />

Vrijgegeven directory’s ..... 413<br />

Vrijgave-overzicht (machine-uitlezing) ..... 53<br />

W<br />

Waarden voor afsteekcontrole G992 ..... 164<br />

Waarschuwingen (simulatie) ..... 200<br />

Wachten op tijdstip G204 ..... 170<br />

Wachtwoord ..... 398<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> <strong>PILOT</strong> <strong>4290</strong> XXIII<br />

Index


Index<br />

Weergaven<br />

DIN PLUS-contourweergave ..... 68<br />

Machine-uitlezing<br />

Betekenis van de weergave-elementen ..... 52<br />

omschakelen naar automatisch bedrijf ..... 52<br />

omschakelen naar handbediening ..... 24<br />

Weergavevelden vastleggen ..... 348<br />

Regeluitlezing ..... 48<br />

Simulatie<br />

Informatie over de weergaven ..... 198<br />

Weergave-elementen ..... 197<br />

Werkstuk opspannen (TURN PLUS) ..... 273<br />

Werkstukgroep G99 ..... 110<br />

Werkstuk-handlingsystemen ..... 372<br />

Werkstuknulpunt<br />

Basisprincipes ..... 9<br />

invoeren ..... 35<br />

Parameters ..... 337<br />

Werkstukoverdracht ..... 161<br />

Afsteekcontrole via spil-bewaking G991 ..... 163<br />

Afsteekcontrole via volgfout-bewaking ..... 162<br />

C-hoekverspringing G905 ..... 161<br />

Hoekverspringing bij spilsynchronisatie vastleggen<br />

G90 ..... 161<br />

Spilsynchronisatie G720 ..... 161<br />

Verplaatsen naar vaste aanslag G916 ..... 162<br />

Waarden voor afsteekcontrole G992 ..... 164<br />

Werkvenster ..... 12<br />

WHILE.. Programmaherhaling ..... 180<br />

Wijzigen – TURN PLUS-contour ..... 258<br />

WINDOW (speciaal uitvoervenster) ..... 173<br />

WINDOWA (speciaal uitvoervenster) ..... 174<br />

WINDOWS-netwerken ..... 409<br />

Wisselcodes ..... 178<br />

Wisselcodes verwerken ..... 178<br />

Wissen<br />

TURN PLUS Contour manipuleren ..... 259<br />

TURN PLUS-elementinvoer ..... 226<br />

XXIV<br />

Y<br />

Y-as ..... 3<br />

Y-asbewerking ..... 67<br />

Z<br />

Zijaanzicht (YZ) (simulatie) ..... 201<br />

Zoeken naar startregel ..... 42<br />

Zoekfuncties ..... 73<br />

Zustergereedschap ..... 69<br />

Zwenkpositie gereedschapshouder ..... 68<br />

Index


Samenhang tussen geometrie- en bewerkingscommando's<br />

Draaibewerking<br />

Functie Geometrie Bewerking<br />

Afzonderlijke elementen G0..G3 G810 Voorbewerkingscyclus overlangs<br />

G12/G13 G820 Voorbewerkingscyclus overdwars<br />

G830 Voorbewerkingscyclus parallel aan de contour<br />

G835 Parallel aan contour met neutraal gereedschap<br />

G860 Insteekcyclus universeel<br />

G869 Steek-/draaicyclus<br />

G890 Nabewerkingscyclus<br />

Insteek G22 (standaard) G860 Insteekcyclus universeel<br />

G866 Insteken<br />

G869 Steek-/draaicyclus<br />

Insteek G23 G860 Insteekcyclus universeel<br />

G869 Steek-/draaicyclus<br />

Schroefdraad G24 G810 Voorbewerkingscyclus overlangs<br />

met draaduitloop G820 Voorbewerkingscyclus overdwars<br />

G830 Voorbewerkingscyclus parallel aan de contour<br />

G890 Nabewerkingscyclus<br />

G31 Schroefdraadcyclus<br />

Draaduitloop G25 G810 Voorbewerkingscyclus overlangs<br />

G890 Nabewerkingscyclus<br />

Schroefdraad G34 (standaard) G31 Schroefdraadcyclus<br />

G37 (algemeen)<br />

Boring G49 (hartlijn) G71 Enkelvoudige boorcyclus<br />

G72 Uitboren, verzinken etc.<br />

G73 Draadtapcyclus<br />

G74 Diepboorcyclus


C-as-bewerking – voor-/achterkant<br />

Functie Geometrie Bewerking<br />

Afzonderlijke elementen G100..G103 G840 Contourfrezen<br />

G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

Figuren G301 Ronde sleuf G840 Contourfrezen<br />

G302/G303 Ronde sleuf G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

G304 Volledige cirkel<br />

G305 Rechthoek<br />

G307 Regelmatige veelhoek<br />

Boring G300 G71 Enkelvoudige boorcyclus<br />

G72 Uitboren, verzinken etc.<br />

G73 Draadtapcyclus<br />

G74 Diepboorcyclus<br />

C-as-bewerking – mantel<br />

Functie Geometrie Bewerking<br />

Afzonderlijke elementen G110..G113 G840 Contourfrezen<br />

G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

Figuren G311 Ronde sleuf G840 Contourfrezen<br />

G312/G313 Ronde sleuf G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

G314 Volledige cirkel<br />

G315 Rechthoek<br />

G317 Regelmatige veelhoek<br />

Boring G310 G71 Enkelvoudige boorcyclus<br />

G72 Uitboren, verzinken etc.<br />

G73 Draadtapcyclus<br />

G74 Diepboorcyclus


Overzicht F-functies contourbeschrijving<br />

Draaibewerking<br />

Beschrijving van onbewerkt werkstuk Bladzijde<br />

G20-Geo Klauwplaat cilinder/pijp 84<br />

G21-Geo Gietstuk 84<br />

Basiselementen van te draaien contour Bladzijde<br />

G0-Geo Startpunt van de contour 84<br />

G1-Geo Baan 85<br />

G2-Geo Boog incr. middelpuntmaat 85<br />

G3-Geo Boog incr. middelpuntmaat 85<br />

G12-Geo Boog abs. middelpuntmaat 85<br />

G13-Geo Boog abs. middelpuntmaat 85<br />

Vormelementen van de te draaien contour Bladzijde<br />

G22-Geo Insteek (standaard) 86<br />

G23-Geo Insteek/vrijdraaiing 86<br />

G24-Geo Schroefdraad met draaduitloop 87<br />

G25-Geo Draaduitloopcontour 88<br />

G34-Geo Schroefdraad (standaard) 90<br />

G37-Geo Schroefdraad (algemeen) 90<br />

G49-Geo Boring op hartlijn 91<br />

Hulpfuncties voor contourbeschrijving Bladzijde<br />

Overzicht: Hulpfuncties voor contourbeschrijving 92<br />

G7-Geo Nauwkeurige stop aan 92<br />

G8-Geo Nauwkeurige stop uit 92<br />

G9-Geo Nauwkeurige stop regelgewijs 92<br />

G10-Geo Oppervlakteruwheid 92<br />

G38-Geo Voedingsreductie 93<br />

G39-Geo Attributen overlappingselementen 93<br />

G52-Geo Overmaat regelgewijs 94<br />

G95-Geo Voeding per omwenteling 94<br />

G149-Geo Additieve correctie 94<br />

C-as-bewerking<br />

Overlappende contouren Bladzijde<br />

G308-Geo Begin kamer/eiland 95<br />

G309-Geo Einde kamer/eiland 96<br />

Contour voor-/achterkant Bladzijde<br />

G100-Geo Startpunt contour voorkant 96<br />

G101-Geo Baan voorkant 97<br />

G102-Geo Boog voorkant 97<br />

G103-Geo Boog voorkant 97<br />

G300-Geo Boring voorkant 98<br />

G301-Geo Rechte sleuf voorkant 99<br />

G302-Geo Ronde sleuf voorkant 99<br />

G303-Geo Ronde sleuf voorkant 99<br />

G304-Geo Volledige cirkel voorkant 99<br />

G305-Geo Rechthoek voorkant 100<br />

G307-Geo Regelmatige veelhoek voorkant 100<br />

G401-Geo Patroon lineair voorkant 100<br />

G402-Geo Patroon in cirkel voorkant 101<br />

Mantelvlakcontour Bladzijde<br />

G110-Geo Startpunt mantelvlakcontour 102<br />

G111-Geo Baan mantelvlak 102<br />

G112-Geo Boog mantelvlak 103<br />

G113-Geo Boog mantelvlak 103<br />

G310-Geo Boring mantelvlak 103<br />

G311-Geo Rechte sleuf mantelvlak 104<br />

G312-Geo Ronde sleuf mantelvlak 104<br />

G313-Geo Ronde sleuf mantelvlak 104<br />

G314-Geo Volledige cirkel mantelvlak 105<br />

G315-Geo Rechthoek mantelvlak 105<br />

G317-Geo Regelmatige veelhoek mantelvlak 105<br />

G411-Geo Patroon lineair mantelvlak 106<br />

G412-Geo Patroon in cirkel mantelvlak 106


Overzicht G-functies BEWERKING<br />

Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking Bladzijde<br />

G0 Positioneren in ijlgang 110<br />

G14 Gereedschapswisselpositie naderen 110<br />

G701 IJlgang in machinecoördinaten 111<br />

Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen Bladzijde<br />

G1 Rechtlijnige verplaatsing 111<br />

G2 In cirkel incr. middelpuntmaat 112<br />

G3 In cirkel incr. middelpuntmaat 112<br />

G12 In cirkel abs. middelpuntmaat 112<br />

G13 In cirkel abs. middelpuntmaat 112<br />

Voeding, toerental Bladzijde<br />

Gx26 Toerentalbegrenzing * 113<br />

G48 Versnelling (slope) 113<br />

G64 Intermitterende voeding 113<br />

G192 Voeding per minuut rondas 113<br />

Gx93 Voeding per tand * 114<br />

G94 Voeding per minuut 114<br />

Gx95 Voeding per omwenteling 114<br />

Gx96 Constante snijsnelheid 114<br />

Gx97 Toerental 114<br />

Beitelradiuscompensatie (SRC/FRC) Bladzijde<br />

G40 FRC/SRC uitschakelen 115<br />

G41 SRC/FRC links 115<br />

G42 SRC/FRC rechts 115<br />

Nulpuntverschuivingen Bladzijde<br />

Overzicht nulpuntverschuivingen 116<br />

G51 Nulpuntverschuiving (relatief) 116<br />

G53 Parameterafhankelijke nulpuntversch. 116<br />

G54 Parameterafhankelijke nulpuntversch. 116<br />

G55 Parameterafhankelijke nulpuntversch. 116<br />

G56 Additieve nulpuntverschuiving 117<br />

G59 Absolute nulpuntverschuiving 117<br />

G121 Contour spiegelen/verplaatsen 117<br />

G152 Nulpuntverschuiving C-as 148<br />

G920 Nulpuntverschuiving uitschakelen 172<br />

* „x“ = nummer van de spil (0...3)<br />

Nulpuntverschuivingen Bladzijde<br />

G921 Nulpuntverschuiving, gereedschapsmaten<br />

uitschakelen 172<br />

G980 Nulpuntverschuiving inschakelen 172<br />

G981 Nulpuntverschuiving, gereedschapsmaten<br />

inschakelen 172<br />

Overmaten, veiligheidsafstanden Bladzijde<br />

G47 Veiligheidsafstanden instellen 118<br />

G50 Overmaat uitschakelen 118<br />

G52 Overmaat uitschakelen 119<br />

G57 Overmaat asparallel 119<br />

G58 overmaat parallel aan contour 119<br />

G147 Veiligheidsafstand (freesbewerking) 119<br />

Gereedschap, correcties Bladzijde<br />

T Gereedschap verwisselen 120<br />

G148 (Veranderen van) snijkantcorrectie 120<br />

G149 Additieve correctie 120<br />

G150 Compensatie rechter gereedschapspunt 121<br />

G151 Compensatie linker gereedschapspunt 121<br />

G710 Aaneenschakelen van gereedschapsmaten 121<br />

Eenvoudige draaicycli Bladzijde<br />

G80 Cycluseinde 134<br />

G81 Eenvoudig voorbewerken overlangs 134<br />

G82 Eenvoudig voorbewerken overdwars 135<br />

G83 Contourherhalingscyclus 136<br />

G85 Draaduitloop 137<br />

G86 Insteken 138<br />

G87 Overgangsradiussen 139<br />

G88 Afschuiningen 139<br />

Contourgerelateerde draaicycli Bladzijde<br />

G810 Voorbewerkingscyclus overlangs 122<br />

G820 Voorbewerkingscyclus overdwars 124<br />

G830 Voorbewerkingscyclus parallel aan<br />

de contour 126<br />

G835 Parallel aan contour met neutraal<br />

gereedschap 127<br />

G860 Universele insteekcyclus 128<br />

G866 Insteken 129<br />

G869 Steek-/draaicyclus 130<br />

G890 Nabewerkingscyclus 132


Schroefdraadcycli Bladzijde<br />

G31 Schroefdraadcyclus 140<br />

G32 Enkelvoudige draad 141<br />

G33 Afzonderlijke draadsnijgang 142<br />

Boorcycli Bladzijde<br />

G36 Draadtappen 146<br />

G71 Enkelvoudige boorcyclus 143<br />

G72 Uitboren, verzinken etc. 144<br />

G73 Draadtapcyclus 145<br />

G74 Diepboorcyclus 147<br />

Bewerking C-as<br />

C-as Bladzijde<br />

G119 C-as kiezen 148<br />

G120 Referentiediameter mantelvlakbewerking<br />

148<br />

G152 Nulpuntverschuiving C-as 148<br />

G153 C-as standaardiseren 148<br />

Bewerking voor-/achterkant Bladzijde<br />

G100 IJlgang voorkant 149<br />

G101 Rechtlijnige verplaatsing voorkant 149<br />

G102 Cirkelboog voorkant 149<br />

G103 Cirkelboog voorkant 149<br />

Bewerking van mantelvlak Bladzijde<br />

G110 IJlgang mantelvlak 150<br />

G111 Rechtlijnige verplaatsing mantelvlak 151<br />

G112 Cirkelboog mantelvlak 151<br />

G113 Cirkelboog mantelvlak 151<br />

G120 Referentiediameter mantelvlakbewerking<br />

148<br />

Freescycli Bladzijde<br />

G840 Contourfrezen 152<br />

G845 Kamerfrezen voorbewerken 156<br />

G846 Kamerfrezen nabewerken 157<br />

Speciale functies<br />

Toewijzing contour – Bewerking Bladzijde<br />

G99 Werkstukgroep 110<br />

Spanmiddelen in de simulatie Bladzijde<br />

G65 Spanmiddelen weergeven 159<br />

Sledesynchronisatie Bladzijde<br />

G62 Eenzijdige synchronisatie 160<br />

G63 Synchrone start van verplaatsingen 160<br />

G162 Synchroonteken vastleggen 160<br />

Spilsynchronisatie, werkstukoverdracht Bladzijde<br />

G30 Converteren en spiegelen 169<br />

G121 Contour spiegelen/verplaatsen 117<br />

G720 Spilsynchronisatie 161<br />

G905 C-hoekverspringing meten 161<br />

G906 Hoekverspringing bij synchroon draaien van spil<br />

vastleggen 161<br />

G916 Verplaatsen naar vaste aanslag 162<br />

G917 Afsteekcontrole via volgfoutbewaking<br />

162<br />

G991 Afsteekcontrole bij spilbewaking<br />

163<br />

G992 Waarden voor afsteekcontrole 164<br />

Contourcorrectie Bladzijde<br />

G702 Contourcorrectie opslaan/laden 164<br />

G703 Contourcorrectie aan/uit 164<br />

G706 K-default-sprong 164<br />

Tussentijds en na bewerking meten Bladzijde<br />

G910 Tussentijds meten inschakelen 165<br />

G912 Registratie actuele waarde bij<br />

tussentijdse meting 165<br />

G913 Tussentijds meten uitschakelen 165<br />

G914 Meettasterbewaking uitschakelen 165<br />

G915 Meten na bewerking 166<br />

Belastingsbewaking Bladzijde<br />

G995 Bewakingszone vastleggen 167<br />

G996 Type belastingsbewaking 167


Overige G-functies Bladzijde<br />

G4 Wachttijd 168<br />

G7 Nauwkeurige stop aan 168<br />

G8 Nauwkeurige stop uit 168<br />

G9 Nauwkeurige stop (regelgewijs) 168<br />

G15 Langs rondassen verplaatsen 168<br />

G30 Converteren en spiegelen 169<br />

G60 Veiligheidszone uitschakelen 169<br />

G98 Toewijzing spil - werkstuk 169<br />

G121 Contour spiegelen/verplaatsen 117<br />

G204 Wachten op tijdstip 170<br />

G717 Nominale waarden actualiseren 170<br />

G718 Volgfout uitsturen 170<br />

G901 Actuele waarden in variabele 170<br />

G902 Nulpuntverschuiving in variabele 170<br />

G903 Volgfout in variabele 170<br />

G907 Toerentalbewaking regelgewijs uit 171<br />

G908 Voedings-override 100% 171<br />

G909 Interpreterstop 171<br />

G918 Voorsturing aan/uit 171<br />

G919 Spil-override 100% 171<br />

G920 Nulpuntverschuiving uitschakelen 172<br />

G921 Nulpuntverschuiving, gereedschapsmaten<br />

uitschakelen 172<br />

G975 Volgfoutgrens 172<br />

G980 Nulpuntverschuiving inschakelen 172<br />

G981 Nulpuntverschuiving, gereedschapsmaten<br />

inschakelen 172<br />

Gegevensinvoer, gegevensuitvoer Bladzijde<br />

INPUT Invoer (#-variabele) 173<br />

WINDOW Uitvoervenster openen (#-variabele) 173<br />

PRINT Uitvoer (#-variabele) 173<br />

INPUTA Invoer (V-variabele) 174<br />

WINDOWA Uitvoervenster openen (V-variabele) 174<br />

PRINTA Uitvoer (V-variabele) 174<br />

Programmering van variabelen Bladzijde<br />

#-variabele Verwerking bij programmavertaling<br />

175<br />

V-variabele Verwerking bij programmauitvoering<br />

177<br />

Programmasprong, -herhaling Bladzijde<br />

IF..THEN.. Programmasprong 180<br />

WHILE Programmaherhaling 180<br />

SWITCH..CASE programmasprong 181<br />

Speciale functies Bladzijde<br />

$ Slede-aanduiding 181<br />

/ Uitschakelniveau 181<br />

Subprogramma's Bladzijde<br />

Oproepen van subprogramma 182<br />

zie machinehandboek<br />

G500..502 „OEM-cyclus“<br />

G600, 602..699 „PLC-functie“<br />

zie technisch handboek<br />

G715 Real time-koppelfunctie<br />

G716 Real time-koppelfunctie<br />

G719 Real time-koppelfunctie<br />

gereserveerd voor intern gebruik<br />

G16 gereserveerd voor 3D<br />

G704 Vrijzet-inspectie<br />

G705 Vrijzet-inspectie<br />

G900<br />

G990<br />

Vrijzet-inspectie


TURN PLUS-softkeys (keuze)<br />

Algemene softkeys<br />

invoerparameters door „digitaliseren“ bepalen<br />

invoerparameters met calculator berekenen<br />

incrementele maten<br />

omschakelen naar „booginvoer“<br />

omschakelen naar „lijninvoer“<br />

softkey „Verder“ – volgende element, volgende<br />

keuze, etc.<br />

tangentiale overgang naar het volgende<br />

contourelement<br />

tangentiale overgang naar het volgende<br />

contourelement<br />

contour opslaan<br />

Softkeys: elementselectie<br />

selectie van gedeelte inschakelen<br />

volgende/vorige contourelement selecteren<br />

volgende/vorige contourelement selecteren<br />

selectie van meerdere elementen inschakelen<br />

en alle elementen selecteren<br />

selectie van meerdere elementen inschakelen<br />

Softkeys: puntselectie<br />

meervoudige selectie inschakelen en alle<br />

elementen selecteren<br />

meervoudige selectie inschakelen<br />

volgende/vorige punt (contourovergang)<br />

selecteren<br />

volgende/vorige punt (contourovergang)<br />

selecteren<br />

Softkeys: middelpunt-/eindpuntselectie<br />

middelpunt-/eindpuntselectie inschakelen<br />

volgende/vorige middelpunt/eindpunt selecteren<br />

volgende/vorige middelpunt/eindpunt selecteren<br />

Softkeys: vormelementselectie<br />

alle vormelementen selecteren<br />

volgende/vorige vormelement selecteren<br />

volgende/vorige vormelement selecteren<br />

Softkeys: selectie algemeen<br />

■ gekozen element/punt selecteren<br />

■ selectie overnemen<br />

Gekozen element/punt<br />

deselecteren

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!