vonnis

298874 / KG ZA 07-1378
7 december 2007
4.16. Angro erkent de betrokkenheid van gedaagden sub 1 tot en met 3 bij
het verhandelen van beenmode en lingerie. Angro Holding BV is volgens Angro
een zuivere beheersmaatschappij en op geen enkele wijze betroken bij het fysiek
verhandelen van enig product.
4.17. Deze uitleg is door Bonnie Doon niet weersproken. De voorzieningenrechter
gaat er dan ook van uit dat Angro Holding is aan te merken als de moedermaatschappij
die geen bemoeienis heeft met de hierboven als voorlopig oordeel
geconstateerde inbreuk. De vorderingen voor zover gericht tegen Angro
Holding zullen dan ook worden afgewezen. Nu niet aannemelijk is dat Angro
voor het verweer met betrekking tot de positie van de holding relevante kosten
heeft gemaakt – Angro heeft ook geen proceskosten op dit punt gevorderd – zal
de voorzieningenrechter op dit punt van de proceskosten een beslissing achterwege
laten.
De Vaststellingsovereenkomst
4.18. De voorzieningenrechter begrijpt dat de Vaststellingsovereenkomst partijen
nog steeds bindt maar dat in de visie van Bonnie Doon Angro Hosiery BV
met name het onder punt drie bepaalde niet naar behoren is nagekomen. Onder
I.j. vordert Bonnie Doon de veroordeling van Angro Hosiery om alsnog na te
komen. Omdat Angro Hosiery zich op het standpunt stelt dat de Vaststellingsovereenkomst
niet ziet op de Apollo legging met vier kartelrandjes heeft de vordering
onder I.i. de strekking de voorzieningenrechter ter zake van die legging
de zelfde voorzieningen te doen treffen als ten aanzien van de andere gedaagden.
4.19. Nu Angro niet betwist dat in Nederland Apollo leggings met drie randjes
op de markt zijn gebracht en niettemin ter nakoming van punt 3 van de Vaststellingsovereenkomst
enkel recall brieven aan afnemers in België heeft overgelegd
is niet aannemelijk dat Angro de overeenkomst naar behoren is nagekomen.
Het onder I.j. gevorderde zal daarom worden toegewezen.
4.20. Het onder I.i. gevorderde zal worden toegewezen nu Angro zich op het
standpunt stelt dat de Vaststellingsovereenkomst niet ziet op de legging met
vier kartelrandjes.
Slotsom, de vorderingen
4.21. Op grond van wat hierboven is overwogen is het op het gemeenschapsrecht
gestoelde verbod onder I.a. toewijsbaar op de wijze als in het dictum verwoord.
4.22. Als regel gaat de veroordeling tot het doen van opgaven, zoals gevorderd
door Bonnie Doon onder I.d., het bestek van het kort geding te buiten. In
dit geval, waar partijen in een eerder stadium een beperkte vorm van het doen
van opgaven expliciet hebben afgesproken, en waar er vervolgens door Angro
gebrekkig gehoor aan is gegeven, acht de voorzieningenrechter deze nevenvordering
wel toewijsbaar, en zal deze worden toegewezen zoals hierna verwoord.
10