07.08.2013 Views

Onderzoeksprojecten (11500 - 12000 van 24496)

Onderzoeksprojecten (11500 - 12000 van 24496)

Onderzoeksprojecten (11500 - 12000 van 24496)

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

krijgen op de uitkomsten <strong>van</strong> interprofessioneel samenwerken als interventie voor chronische geriatrische zorg. In het tweede deel is het de<br />

bedoeling een beschrijving te krijgen <strong>van</strong> de bestaande zorg (regio Antwerpen) voor chronische geriatrische zorg in rust en verzorgingstehuizen<br />

(RVT's). De beschrijving <strong>van</strong> deze bestaande zorg gebeurt enerzijds op basis <strong>van</strong> de ervaringen <strong>van</strong> professionals en patiënten met behulp <strong>van</strong><br />

focusgroepen en diepte-interviews. Anderzijds zal de beschrijving in een volgende stap via een cross sectionele studie worden bekomen <strong>van</strong> de<br />

bestaande zorg in de RVT's (regio Antwerpen). In het derde en laatste deel <strong>van</strong> dit project wordt een longitudinale cohort studie met één jaar<br />

follow-up uitgevoerd. Met deze experimentele studie wordt getracht het effect <strong>van</strong> interprofessioneel samenwerken als interventie op de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> zorg voor chronisch geriatrische patiënten in een RVT te meten.<br />

De voorlopige resultaten uit de literatuurstudie geven aan dat interprofessioneel samenwerken in de gezondheidszorg voor chronische geriatrische<br />

patiënten een positief resultaat kan geven voor een aantal specifieke outcomes. Ook de intensiteit <strong>van</strong> samenwerken blijkt een invloed te kunnen<br />

hebben op kwaliteit <strong>van</strong> zorg. Ook is gebleken dat de 'usual care' onvoldoende of niet beschreven staat. Om het effect <strong>van</strong> 'gecoördineerd'<br />

interprofessioneel samenwerken op de kwaliteit <strong>van</strong> zorg voor chronische geriatrische patiënten in een RVT te kunnen meten is het belangrijk om<br />

eerst een goede beschrijving te hebben <strong>van</strong> deze 'usual care'. In dit doctoraatsproject is daarom een kwalitatief beschrijvend onderzoek lopende.<br />

Via case-study onderzoek en focusgroep onderzoek wordt getracht de bestaande zorg te beschrijven voor de doelgroep chronische geriatrische<br />

patiënten in een RVT (provincie Antwerpen).<br />

Organisaties:<br />

• Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg (ELIZA)<br />

Onderzoekers:<br />

• Herman Meulemans<br />

• Paul Van Royen<br />

Van uitstel komt afstel? Een longitudinale analyse naar nieuwe patronen <strong>van</strong> gezinsvorming aan de hand <strong>van</strong> de<br />

volkstelling <strong>van</strong> 1991 en de algemene socio-economische enquête <strong>van</strong> 2001.<br />

Vrije Universiteit Brussel<br />

Abstract: Onderzoeksopzet en probleemstelling<br />

De voorbije decennia is de vruchtbaarheid op doorgedreven wijze gedaald. In nagenoeg alle Europese landen ligt het totaal vruchtbaarheidscijfer<br />

sinds de jaren 1970 onafgebroken onder het ver<strong>van</strong>gingsniveau <strong>van</strong> 2,1 kinderen per vrouw. Deze ontwikkeling is deels het gevolg geweest <strong>van</strong> het<br />

uitstel <strong>van</strong> het ouderschap naar steeds latere leeftijden (Bongaarts & Feeney, 1998). Dit impliceert dat de recuperatie <strong>van</strong> het totaal<br />

vruchtbaarheidscijfer naar de toekomst toe zal afhangen <strong>van</strong> (a) verdere ontwikkelingen met betrekking tot de timing <strong>van</strong> vruchtbaarheid, en (b) de<br />

mate waarin uitgestelde geboorten daadwerkelijk worden gerealiseerd op latere leeftijden (Lesthaeghe & Willems, 1999). De focus <strong>van</strong> dit<br />

doctoraatsproject is gelegen op de tweede kwestie waarbij de mechanismen achter de vruchtbaarheidsrecuperatie worden onderzocht bij<br />

vrouwelijke cohorten die een nieuwe standaard hebben gezet met betrekking tot uitstel <strong>van</strong> vruchtbaarheid in België.<br />

Onderzoeksvraag<br />

Sinds het midden <strong>van</strong> de jaren 1960 is het vruchtbaarheidsregime in België grondig gewijzigd. Het totaal vruchtbaarheidscijfer daalde tot onder het<br />

ver<strong>van</strong>gingsniveau, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte <strong>van</strong> het eerste kind bleef stijgen. Op basis <strong>van</strong> de<br />

volkstellingsgegevens <strong>van</strong> 1991 reconstrueerde Neels (2006) de pariteitsspecifieke vruchtbaarheidspatronen tussen 1960 en 1990 in België. Hieruit<br />

bleek dat vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 nieuwe standaarden hebben gezet met betrekking tot het uitstel <strong>van</strong> een eerste en tweede<br />

geboorte. De analyse <strong>van</strong> de cohortenprofielen toonde aan dat de uitstelbeweging in belangrijke mate werd gedreven door de democratisering <strong>van</strong><br />

het onderwijs, de toename <strong>van</strong> het opleidingsniveau, en de gestegen arbeidsmarktparticipatie <strong>van</strong> vrouwen. Een dergelijk uitstelgedrag werd echter<br />

reeds aangetroffen bij hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen uit de vroege jaren 1920. Dit impliceert dat de uitstelbeweging <strong>van</strong> de afgelopen<br />

decennia dus niet zozeer <strong>van</strong> innovatief vruchtbaarheidsgedrag getuigt, maar veeleer moet worden begrepen als een gevolg <strong>van</strong> de forse toename<br />

<strong>van</strong> het aandeel hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen. Tegenover het uitstel <strong>van</strong> eerste en tweede geboorten staat een vrij algemeen afstel<br />

<strong>van</strong> geboorten <strong>van</strong> derde en hogere rang. Ongeacht opleidingsniveau en arbeidsmarktparticipatie blijken nog maar weinig vrouwen een geboorte<br />

<strong>van</strong> derde en hogere rang te realiseren. Een opmerkelijke vaststelling is dat de stap naar een derde geboorte in België nog het vaakst wordt gezet<br />

door hoogopgeleide vrouwen (ibidem). Desalniettemin blijkt uit recente surveygegevens een toenemende preferentie voor steeds kleinere<br />

gezinnen. Een groeiend aandeel vrouwen zegt nog maar één kind te willen (Goldstein, Lutz & Testa, 2003). Omdat de vruchtbaarheidsprofielen in<br />

België retrospectief werden gereconstrueerd op basis <strong>van</strong> de volkstellingsgegevens <strong>van</strong> 1991 kon tot nu toe nog maar weinig worden gezegd over<br />

de vruchtbaarheidsrecuperatie bij sterk uitstellende generaties en de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Vrouwen geboren tussen 1960 en<br />

1965 waren op het einde <strong>van</strong> 1990 bijvoorbeeld nog maar 25 tot 30 jaar oud, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte <strong>van</strong> het<br />

eerste kind rond de 27 à 28 jaar schommelt. Door gebruik te maken <strong>van</strong> de gekoppelde volkstellingsgegevens <strong>van</strong> 1991 en 2001 wordt het echter<br />

mogelijk om de observatieperiode met 10 jaar uit te breiden. Op die manier ontstaat een prospectief onderzoeksdesign waardoor de<br />

vruchtbaarheidsrecuperatie kan worden bestudeerd tussen 1991 en 2001. Dit zijn de jaren waarin de sterk uitstellende generaties het gros <strong>van</strong> hun<br />

vruchtbaarheid zullen realiseren. Leidt hun uitstel tot afstel? En welke factoren oefenen een bevorderlijk dan wel een remmend effect uit op de<br />

vruchtbaarheid? Beide vragen staan centraal in het voorgestelde doctoraatsonderzoek.<br />

De effecten <strong>van</strong> arbeid en gezin<br />

In vorig onderzoek werd het uitstel <strong>van</strong> het ouderschap gerelateerd aan het verhoogde opleidingsniveau en de gestegen arbeidsmarktparticipatie<br />

<strong>van</strong> vrouwen. De investering in een carrière vraagt tijd en verhoogt de opportuniteitskosten die aan het moederschap zijn verbonden. Vanuit die<br />

optiek kan een verder uitstel <strong>van</strong> het moederschap worden verwacht naarmate vrouwen hun kansen weten te verzilveren op de arbeidsmarkt. Sinds<br />

een aantal jaren stelt men echter vast dat landen met een hoog aandeel tewerkgestelde vrouwen precies de hoogste totale vruchtbaarheidscijfers<br />

laten optekenen (Brewster & Rindfuss, 2000). Het is natuurlijk de vraag of deze verbanden op geaggregeerd niveau zich ook voordoen op<br />

individueel niveau. Desalniettemin roept een dergelijke vaststelling nieuwe vragen op met betrekking tot de relatie tussen vruchtbaarheid en<br />

vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie. Dit verband getuigt <strong>van</strong> een complexer karakter dan vaak wordt gedacht. Zo suggereert recent onderzoek voor<br />

Vlaanderen dat het moederschap onder afgestudeerde en samenwonende vrouwen typisch wordt uitgesteld door drie groepen: zij die helemaal<br />

geen job hebben, zij die juist een heel drukke baan hebben, en zij die een deeltijdse baan hebben maar vrezen om hun werk te verliezen. Ook<br />

regionale karakteristieken spelen een rol: uitstel <strong>van</strong> ouderschap is het meest uitgesproken in regio's met een hoog vrouwelijk werkloosheidscijfer<br />

en in regio's met een hoge mate <strong>van</strong> genderongelijkheid op de arbeidsmarkt (Van Bavel & De Wachter, 2007). Uit het voorgaande blijkt dat<br />

verschillende facetten <strong>van</strong> de arbeidsmarkt een verschillende impact uitoefenen op het uitstel <strong>van</strong> het ouderschap. Blijft echter de vraag wat de<br />

implicaties zijn <strong>van</strong> dit uitstel met betrekking tot de vruchtbaarheid die uiteindelijk wordt gerealiseerd. En in het bijzonder de factoren die in dit<br />

verhaal een rol spelen. Hoe hangen vol- en deeltijdse banen samen met het krijgen <strong>van</strong> een kind? Wat is de impact <strong>van</strong> het aantal uren werk per<br />

week? Speelt het type job een rol? Is de sector <strong>van</strong> tewerkstelling <strong>van</strong> belang? Werk in de overheidssector gaat doorgaans gepaard met betere<br />

faciliteiten om arbeid en gezin met elkaar in overeenstemming te brengen dan werk in de privésector (Mandel & Semyonov 2006). De<br />

bovenstaande vraagstellingen kunnen echter niet op afdoende wijze worden beantwoord zonder rekening te houden met de karakteristieken <strong>van</strong><br />

partner en gezin. Is er bijvoorbeeld sprake <strong>van</strong> betekenisvolle interacties tussen de beroepsactiviteit en het opleidingsniveau <strong>van</strong> beide partners? In<br />

de literatuur wordt het belang <strong>van</strong> een gezinsperspectief in steeds belangrijkere mate onderkend, maar heeft voorlopig niet geleid tot systematisch<br />

onderzoek <strong>van</strong>uit dat perspectief <strong>van</strong>wege een gebrek aan geschikte data.<br />

De effecten <strong>van</strong> huisvestingskenmerken<br />

Hoewel sinds de jaren 1980 een aantal studies werden uitgevoerd met betrekking tot huisvesting en gezinsvorming, is de relatie tussen huisvesting<br />

en vruchtbaarheid nog maar zelden onderzocht. Volgens Mulder (2006) is er sprake <strong>van</strong> een tweezijdige relatie: demografisch gedrag oefent een<br />

impact uit op huisvesting, net zoals huisvesting een invloed uitoefent op demografisch gedrag. In dit onderzoek zal dieper worden ingegaan op het<br />

tweede luik <strong>van</strong> dit verband, en meer bepaald of huisvestingskenmerken een rol spelen in de vruchtbaarheidsrecuperatie <strong>van</strong> sterk uitstellende<br />

generaties. Huisvesting en gezinsvorming hangen echter bijzonder sterk samen, in die mate zelfs dat het vaak moeilijk is om te spreken <strong>van</strong> directe

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!