Onderzoeksprojecten (3260 - 3280 van 9127)
Onderzoeksprojecten (3260 - 3280 van 9127)
Onderzoeksprojecten (3260 - 3280 van 9127)
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
www.researchportal.be - 20 Jul 2013 16:50:41<br />
<strong>Onderzoeksprojecten</strong> (<strong>3260</strong> - <strong>3280</strong> <strong>van</strong> <strong>9127</strong>)<br />
Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)<br />
Onderzoek naar het mechanisme <strong>van</strong> virale persistentie <strong>van</strong> het Theiler's murine encephalomyelitis virus.<br />
Vrije Universiteit Brussel<br />
Abstract: Het Theiler's murine encephalomyelitis virus (TMEV) is een picornavirus dat de muis als natuurlijke gastheer heeft. Er bestaan twee<br />
subtypes <strong>van</strong> het TMEV die elk een verschillende pathologie induceren in het centrale zenuwstelsel (CZS). Enerzijds heeft men het<br />
demyeliniserende subtype dat een persistente infectie <strong>van</strong> het CZS veroorzaakt en anderzijds heeft men het neurovirulente subtype dat niet<br />
persisteert in het CZS. Onze hypothese is dat het vermogen om al dan niet te persisteren in het CZS, aan de basis ligt v.h. verschillend pathogeen<br />
karakter <strong>van</strong> beide subtypes en dat de demyelinisatie die enkel owrdt waargenomen bij de demyeliniserende stammen een gevolg is <strong>van</strong> de virale<br />
persistentie. Hoe de demyeliniserende varianten <strong>van</strong> het TMEV kunnen persisteren is nog onbekend, maar zowel virale als gastheer factoren<br />
dragen hier waarschijnlijk toe bij . Deze studie heeft tot doel inzicht te verwerven in virale en cellulaire factoren die bijdragen tot persistentie door<br />
de replicatie <strong>van</strong> beide subtypes te vergelijken. Een dergelijk inzicht zou niet alleen interessant zijn voor het TMEV, maar zou ook biologisch<br />
rele<strong>van</strong>t kunnen zijn voor andere persistente virussen. Omdat onze onderzoeksgroep uitgebreide ervaring heeft inzake de replicatie <strong>van</strong> een ander<br />
picornavirus, nl. het poliovirus, is de nodige infrastructuur en know-how aanwezig om dit project aan te vatten.<br />
Organisaties:<br />
• Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie<br />
Onderzoekers:<br />
• BARTHOLOMEUS ROMBAUT<br />
• RAPHAEL VRIJSEN<br />
Onderzoek naar het mechanisme <strong>van</strong> inflammatie- geïnduceerde spiervermoeidheid bij geriatrische patiënten.<br />
Vrije Universiteit Brussel<br />
Abstract: Situering: Voorgaand onderzoek toont aan dat inflammatie sterk inhiberend werkt op spiervermoeibaarheid en kracht bij geriatische<br />
patiënten. Via welke mechanismen inflammatie tot spierzwakte en vermoeidheid leidt is onduidelijk. DOEL: Nagaan in welke mate de afgenomen<br />
spiervermoeibaarheid en de spierzwakte bij gehospitaliseerde geriatrische patiënten met inflammatie toe te schrijven zijn aan centrale factoren<br />
(centraal zenuwstelsel) of lokale factoren (ter hoogte <strong>van</strong> de spier zelf). METHODE: gehospitaliseerde geriatrische patiënten (AZ-VUB) ingedeeld<br />
als inflammatoir (CRP>10mg/L,N=20) of niet inflammatoir (CRP
Onderzoek naar het farmacologisch en fysiologisch onderscheid <strong>van</strong> AT1 receptor antagonisten.<br />
Vrije Universiteit Brussel<br />
Abstract: Angiotensine II is ht belangrijkste peptide in het regine-angiotensine systeem (RAS). Dit systeeem regelt de cardiovasculaire homeostase<br />
en een ontregeling <strong>van</strong> het RAS kan aan de basis liggen <strong>van</strong> hypertensie. Recent zijn niet-peptide AT1. (angiotensine II receptor type 1) receptor<br />
antagonisten ontwikeld die een anti-hyertensief effect hebben. Farmacologische testen wezen uit dat deze antagonisten en insurmountable inhibitie<br />
patroon vertonen, dwz dat ze naast een rechtsverschuiving <strong>van</strong> de angiotensine II geïnduceerde dosisrespons curve ook een verlaging <strong>van</strong> de<br />
maximale respons veroorzaken. Testen in het onthaallaboratorium wezen uit dat insurmountable inhibitie verband houdt met trage dissociatie <strong>van</strong><br />
het receptor-antagonist complex. in dit project willen we de klinische en fysiologische rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> deze vorm <strong>van</strong> inhibitie onderzoeken. In eerste<br />
stadium zullen we cellijnen gebruiken afkomstig <strong>van</strong> doelwitorganen <strong>van</strong> het RAS, die endogene AT1 receptoren bevatten. op deze cellen gaan we<br />
de bindingseigenschappen <strong>van</strong> de AT1 antagonisten onderzoeken, alsook hun inhibitie op de angiotesine II gemedieerde fysiologische respons. In<br />
een tweede stadium wordt na orale toedining <strong>van</strong> de antagonisten bij de rat, de in vivo receptor bezetting en plasmabinding bepaald.<br />
Organisaties:<br />
• Toegepaste Biologische Wetenschappen<br />
Onderzoekers:<br />
• GEORGES VAUQUELIN<br />
Onderzoek naar het enigma <strong>van</strong> neurogeen stotteren: prevalentie, gedragsmatige kenmerken en neurale correlaten.<br />
K.U.Leuven<br />
Abstract: Neurogeen stotteren is een verworven stoornis waarbij stottergedragingen optreden ten gevolge <strong>van</strong> hersenbeschadiging. Dit<br />
onderzoeksproject heeft als doel systematische onderzoeksgegevens te verkrijgen over o.a. de prevalentie en de spraakkenmerken <strong>van</strong> deze<br />
populatie. Daarnaast biedt onderzoek bij deze patiënten een uniek uitgangspunt voor het bestuderen <strong>van</strong> de centraal-neurologische processen die<br />
betrokken zijn bij stotteren en meer algemeen bij de spraakproductie. In een eerste onderzoeksfase werd via een vragenlijstonderzoek informatie<br />
verzameld over kenmerken <strong>van</strong> neurogeen stotteren. Een tweede fase leidde tot prevalentiegegevens en systematische onderzoeksgegevens met<br />
betrekking tot de taal en spraak bij neurogeen stotteren na CVA. Momenteel worden de verkregen gedragsmatige gegevens gekoppeld aan de<br />
structurele beeldvormingsgegevens <strong>van</strong> het hersenletsel en is ook een fMRI-onderzoek naar spraakprocessen bij stotterenopgestart.<br />
Organisaties:<br />
• Faculteit Geneeskunde<br />
Onderzoekers:<br />
• Astrid Van Wieringen<br />
• Luc De Nil<br />
• Catherine Theys<br />
Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> uremie op (i) de gastrointestinale absorptie <strong>van</strong> lanthaan en (ii) accumulatie /(sub-<br />
)cellulaire localisatie/potentiële toxicitieit ter hoogte <strong>van</strong> de lever.<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: Een adekwate controle <strong>van</strong> het serumfosfaat bij dialysepatienten vereist het gebruik <strong>van</strong> efficiënte doch veilige fosfaatbinders. In de<br />
zoektocht naar efficiënte, veilige fosfaatbinders werd recent lanthaan(La-)carbonaat, een Al-/calciumvrije fosfaatbinder geïntroduceerd. In<br />
vergelijking tot Al is de gastrointestinale absorptie <strong>van</strong> La +/- 100 maal lager en worden zelfs na langduring therapeutisch gebruik zelden waarden ><br />
5 µg/L in bloed of > 5µg/g in weefsels aangetroffen. Daar waar Al voornamelijk via de nier wordt geëxcreteerd is de lever de belangrijkste<br />
eliminatieroute voor La. Recent konden we aantonen dat in tegenstelling tot andere organen, de concentratie <strong>van</strong> het element in de lever <strong>van</strong> de<br />
nierinsufficiënte rat duidelijk (> factor 3) verhoogd was in vergelijking tot de dieren met normale nierfunctie die dezelfde dosis kregen toegediend.<br />
Teneinde na te gaan in hoeverre de uremische status de gastrointestinale absorptie <strong>van</strong> La beïnvloedt en aldus aanleiding geeft to hogere<br />
leverconcentraties/verhoogde toxiciteit zullen we de concentratie <strong>van</strong> dit element na iv injectie en gavage met elkaar vergelijken in de lever (en<br />
andere organen) <strong>van</strong> ratten met nierinsufficiëntie versus dieren met normale nierfunctie. Tevens zullen we door middel electronmicroscopische en<br />
X-straal technieken het element subcellulair localiseren in dit orgaan.<br />
Organisaties:<br />
• Lab. Experimentele geneeskunde en pediatrie (LEMP)<br />
Onderzoekers:<br />
• Patrick D'Haese<br />
• Marc De Broe<br />
Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> rosuvastatin en zijn its N-desmethyl metaboliet op de endocytose <strong>van</strong> eiwitten in primaire,<br />
humane niercelculturen.<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: In dit onderzoek zullen we, gebruikmakend <strong>van</strong> primaire niercelculturen <strong>van</strong> de mens, het effect <strong>van</strong> rosuvastatin op de opname <strong>van</strong> FITCalbumine<br />
ter hoogte <strong>van</strong> proximale cel onderzoeken en dit vergelijken met het effect <strong>van</strong> simvastatin en pravastatin. Teneinde een beter inzicht te<br />
verkrijgen in de onderliggende mechanismen die hiervoor verantwoordelijk zijn zullen we bovendien nagaan in hoeverre (i) de verminderde<br />
eiwitopname reversiebel is na toevoeging <strong>van</strong> mevalonaat en (ii) zal het effect <strong>van</strong> de N-desmethyl metaboliet worden vergeleken met dit <strong>van</strong> het<br />
intacte rosuvastatin.<br />
Organisaties:<br />
• Nefrologie<br />
• Lab. Experimentele geneeskunde en pediatrie (LEMP)<br />
Onderzoekers:<br />
• Marc De Broe<br />
Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> neuro-immune modulatie op afferente zenuwactiviteit tijdens intestinale inflammatie bij de<br />
rat.<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: Inleiding: Ontsteking <strong>van</strong> de gastro-intestinale tractus leidt tot een verstoring <strong>van</strong> de motiliteit en symptomen zoals nausea, dyspepsie en<br />
diarree. Na uitdoven <strong>van</strong> de inflammatie persisteren deze klachten bij 30 % der patiënten. Een rol voor de gastro-intestinale innervatie en meer<br />
bepaald afferente neuronen word gesuggereerd. Doelstelling: Onderzoeken <strong>van</strong> de rol <strong>van</strong> afferente neuronen in de pathogenese <strong>van</strong> gastrointestinale<br />
motiliteitsafwijkingen bij TNBS-geïnduceerde colitis aan de hand <strong>van</strong> functionele en histologische studies bij de rat. Methoden: In vitro<br />
contractiliteitsstudies op geïsoleerde spierstrips enerzijds en peristaltiekmetingen op darmsegmenten anderzijds zullen worden gecombineerd met<br />
in vivo bepaling <strong>van</strong> maaglediging en intestinale transit. Een nieuwe techniek voor het rechtstreeks meten <strong>van</strong> afferente zenuwactiviteit zal op punt<br />
worden gesteld. Dit alles zal histologisch worden onderbouwd met routine en c-fos kleuringen). Werkplan: In een eerste deel zal de rol <strong>van</strong><br />
synaptische neurotransmissie en extrinsieke afferente neuronen worden nagegaan in vivo en in vitro. Vervolgens zal het belang <strong>van</strong><br />
ontstekingsmediatoren worden onderzocht. Een derde luik betreft de veranderde expressie <strong>van</strong> receptoren op afferente neuronen o.i.v. inflammatie.<br />
Organisaties:
• Lab. Experimentele geneeskunde en pediatrie (LEMP)<br />
Onderzoekers:<br />
• Benedicte De Winter<br />
• Paul Pelckmans<br />
• Heiko Ulrik De Schepper<br />
Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> neuro-immune modulatie op afferente zenuwactiviteit tijdens intestinale inflammatie bij de<br />
rat.<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: Inleiding: Ontsteking <strong>van</strong> de gastro-intestinale tractus leidt tot een verstoring <strong>van</strong> de motiliteit en symptomen zoals nausea, dyspepsie en<br />
diarree. Na uitdoven <strong>van</strong> de inflammatie persisteren deze klachten bij 30 % der patiënten. Een rol voor de gastro-intestinale innervatie en meer<br />
bepaald afferente neuronen word gesuggereerd. Doelstelling: Onderzoeken <strong>van</strong> de rol <strong>van</strong> afferente neuronen in de pathogenese <strong>van</strong> gastrointestinale<br />
motiliteitsafwijkingen bij TNBS-geïnduceerde colitis aan de hand <strong>van</strong> functionele en histologische studies bij de rat. Methoden: In vitro<br />
contractiliteitsstudies op geïsoleerde spierstrips enerzijds en peristaltiekmetingen op darmsegmenten anderzijds zullen worden gecombineerd met<br />
in vivo bepaling <strong>van</strong> maaglediging en intestinale transit. Een nieuwe techniek voor het rechtstreeks meten <strong>van</strong> afferente zenuwactiviteit zal op punt<br />
worden gesteld. Dit alles zal histologisch worden onderbouwd met routine en c-fos kleuringen). Werkplan: In een eerste deel zal de rol <strong>van</strong><br />
synaptische neurotransmissie en extrinsieke afferente neuronen worden nagegaan in vivo en in vitro. Vervolgens zal het belang <strong>van</strong><br />
ontstekingsmediatoren worden onderzocht. Een derde luik betreft de veranderde expressie <strong>van</strong> receptoren op afferente neuronen o.i.v. inflammatie.<br />
Organisaties:<br />
• Lab. Experimentele geneeskunde en pediatrie (LEMP)<br />
Onderzoekers:<br />
• Paul Pelckmans<br />
• Heiko Ulrik De Schepper<br />
Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> leren interprofessioneel samenwerken in de gezondheidszorg.<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: Ondanks de toenemende aandacht voor en noodzaak <strong>van</strong> interprofessioneel samenwerken in de gezondheidszorg, zijn er weinig<br />
onderzoeken die het effect er<strong>van</strong> aantonen. Dit onderzoek heeft als hoofddoel het effect te meten <strong>van</strong> interprofessioneel samenwerken op de<br />
kwaliteit <strong>van</strong> zorg.<br />
Het onderzoek is ingedeeld in drie grote delen. In het eerste deel wordt een systematische literatuurstudie uitgevoerd met als doel een zicht te<br />
krijgen op de uitkomsten <strong>van</strong> interprofessioneel samenwerken als interventie voor chronische geriatrische zorg. In het tweede deel is het de<br />
bedoeling een beschrijving te krijgen <strong>van</strong> de bestaande zorg (regio Antwerpen) voor chronische geriatrische zorg in rust en verzorgingstehuizen<br />
(RVT's). De beschrijving <strong>van</strong> deze bestaande zorg gebeurt enerzijds op basis <strong>van</strong> de ervaringen <strong>van</strong> professionals en patiënten met behulp <strong>van</strong><br />
focusgroepen en diepte-interviews. Anderzijds zal de beschrijving in een volgende stap via een cross sectionele studie worden bekomen <strong>van</strong> de<br />
bestaande zorg in de RVT's (regio Antwerpen). In het derde en laatste deel <strong>van</strong> dit project wordt een longitudinale cohort studie met één jaar<br />
follow-up uitgevoerd. Met deze experimentele studie wordt getracht het effect <strong>van</strong> interprofessioneel samenwerken als interventie op de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> zorg voor chronisch geriatrische patiënten in een RVT te meten.<br />
De voorlopige resultaten uit de literatuurstudie geven aan dat interprofessioneel samenwerken in de gezondheidszorg voor chronische geriatrische<br />
patiënten een positief resultaat kan geven voor een aantal specifieke outcomes. Ook de intensiteit <strong>van</strong> samenwerken blijkt een invloed te kunnen<br />
hebben op kwaliteit <strong>van</strong> zorg. Ook is gebleken dat de 'usual care' onvoldoende of niet beschreven staat. Om het effect <strong>van</strong> 'gecoördineerd'<br />
interprofessioneel samenwerken op de kwaliteit <strong>van</strong> zorg voor chronische geriatrische patiënten in een RVT te kunnen meten is het belangrijk om<br />
eerst een goede beschrijving te hebben <strong>van</strong> deze 'usual care'. In dit doctoraatsproject is daarom een kwalitatief beschrijvend onderzoek lopende.<br />
Via case-study onderzoek en focusgroep onderzoek wordt getracht de bestaande zorg te beschrijven voor de doelgroep chronische geriatrische<br />
patiënten in een RVT (provincie Antwerpen).<br />
Organisaties:<br />
• Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg (ELIZA)<br />
Onderzoekers:<br />
• Herman Meulemans<br />
• Paul Van Royen<br />
Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> fytaat (inositol hexakisfosfaat) op de ontwikkeling <strong>van</strong> vasculaire calcificatie in ratten met<br />
chronsiche nierinsufficiëntie<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: Vasculaire calcificatie is de belangrijkste risicofactor voor de hoge cardiovasculaire mortaliteit in patiënten met eindstadium nierfalen. De<br />
huidige therapieën die voornamelijk focussen op verstoringen in het mineraalmetabolisme zoals hyperfosfatemie en secundaire hyperparathyroidie<br />
reduceren de progressie <strong>van</strong> vasculaire calcificatie, maar deze behandelingen kunnen het calcificatieproces niet volledig blokkeren en hebben een<br />
beperkte therapietrouw. Een nieuwe alternatieve therapeutische strategie bestaat uit het rechtstreekse ingrijpen op het calcificatieproces. Daarom<br />
zal in het voorgestelde project het effect <strong>van</strong> fytaat, dat de vorming en groei <strong>van</strong> calcium-fosfaat microkristallen in zachte weefsels verhindert, op de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> vasculaire calcificaties onderzocht worden in een ratmodel voor chronisch nierfalen.<br />
Organisaties:<br />
• Pathofysiologie<br />
Onderzoekers:<br />
• Ellen Neven<br />
Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> de ruimtelijke schaal en de densiteit aan meetgegevens op het modelleren <strong>van</strong><br />
grondwaterstroming en polluenttransport<br />
Vrije Universiteit Brussel<br />
Abstract: De laatste jaren is er een aanzienlijke vooruitgang geboekt op het vlak <strong>van</strong> modelontwikkeling voor het modelleren <strong>van</strong> waterstroming en<br />
polluenttransport. De kalibratie en validatie <strong>van</strong> deze modellen is beperkt door de lage beschikbaarheid <strong>van</strong> data met aanvaardbare kwaliteit. Er is<br />
nood aan onderzoek naar de waarde <strong>van</strong> data voor bestaande modellen en op welke schaal deze data moeten worden verzameld. Kennis <strong>van</strong> de<br />
schaalafhankelijkheid <strong>van</strong> de processen zal leiden tot een beter inzicht in de relatie tussen de te verwachten modelresultaten en de vereiste<br />
hoeveelheid aan data, en zal een idee geven over welke processen dienen in rekening te worden gebracht in de modelopbouw. Hierbij is het<br />
noodzakelijk de onzekerheid, inherent aan modelleringsstudies, te kunnen kwantificeren evenals de relatie tussen de onzekerheid <strong>van</strong> de<br />
modelresultaten en de hoeveelheid en kwaliteit <strong>van</strong> de invoergegevens te bepalen. De algemene doelstelling <strong>van</strong> deze studie is onderzoek naar het<br />
effect <strong>van</strong> de ruimtelijke schaal en de densiteit <strong>van</strong> meetgegevens op: de conceptuele voorstelling <strong>van</strong> de processen, de discretisatie <strong>van</strong> de<br />
grondwatersysteme, en het numerisch oplossingsschema 2) hoe puntinformatie <strong>van</strong> toestandvariabelen en modelparameters vertaald kunnen<br />
worden naar de ruimtelijke verdeling <strong>van</strong> respectievelijk de variabelen en de parameter, 3)de kalibratie, gevoeligheidsanalyse en validatie <strong>van</strong> het<br />
model en 4) de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de modelvoorspellingen. Een bijkomende doelstelling is na te gaan in welke mate het modelleringsconcept<br />
kan worden geïntegreerd in een GIS-omgeving en hoe een GIS kan bijdragen tot een verbeterde toepassing <strong>van</strong> hydrogeologische modellen in de<br />
praktijk.
Organisaties:<br />
• Hydrologie en Waterbouwkunde<br />
Onderzoekers:<br />
• FLORIMOND DE SMEDT<br />
Onderzoek naar het cognitief functioneren <strong>van</strong> patiënten met een middelengebonden stoornis.<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: Prominente onderzoekers onderkennen het verband tussen impulsiviteit en middelengebonden stoornissen. Daar deze<br />
persoonlijkheidstrek verschillende gedragingen waaronder 'novelty seeking', een gebrekkige gedragscontrole en disinhibitie omvat, is het essentieel<br />
uit te zoeken of elke gedragscomponenten even belangrijk is. Het onderhavige onderzoeksteam onderzoekt de functie <strong>van</strong> de<br />
disinhibitiecomponent bij abstinente alcoholici. Het team maakt hierbij gebruik <strong>van</strong> vragenlijsten, go no go paradigma's en goktaken.<br />
Organisaties:<br />
• Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)<br />
Onderzoekers:<br />
• Bernard Sabbe<br />
Onderzoek naar het bestaan <strong>van</strong> een wederzijds positief terugkoppelingsmechanisme op de synthese <strong>van</strong><br />
prostaglandinen en cytokinen in circulerende boviene neutrofielen als verklaringsmodel voor de ernst <strong>van</strong> sepsis tijdens<br />
E.coli mastitis<br />
Universiteit Gent<br />
Abstract: Het risico op sepsis tijdens E.coli mastitis verhoogt met de pariteit en is het hoogst rond de partus. Men maakt onderscheid tussen<br />
'mild', 'moderate', en 'severe' sepsis. In severe sepsis veronderstellen we dat een reciprook positief<br />
terugkoppelingsmechanisme tussen de synthese <strong>van</strong> prostaglandinen (oa. PGE2,...) en cytokinen (oa. TNF,...) in circulerende boviene neutrofielen<br />
een belangrijke rol zou kunnen spelen.<br />
Organisaties:<br />
• Vakgroep Vergelijkende Fysiologie en Biometrie<br />
Onderzoekers:<br />
• Christian Burvenich<br />
Onderzoek naar genetische, immunologische en microbiële factoren in de ontstaansmechanismsen <strong>van</strong> de ziekte <strong>van</strong><br />
Crohn en colitis ulcerosa.<br />
K.U.Leuven<br />
Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract<br />
Organisaties:<br />
• TARGID<br />
Onderzoekers:<br />
• Gert Van Assche<br />
• Jan Verhaegen<br />
• Séverine Vermeire<br />
• Kristin Verbeke<br />
• Gert De Hertogh<br />
• André D'Hoore<br />
Onderzoek naar genen betrokkken in mannelijke onvruchtbaarheid.<br />
Vrije Universiteit Brussel<br />
Abstract: Mannelijke infertiliteit, verantwoordelijk voor ~30% <strong>van</strong> de kinderloosheid, gaat doorgaans gepaard met een verminderde<br />
spermaproductie. Oorzaken kunnen zowel verworven als aangeboren zijn, doch bij ~70% <strong>van</strong> de koppels blijft de oorzaak ongekend.<br />
Dit project heeft als doel genetische oorzaken <strong>van</strong> onvruchtbaarheid bij mannen verder te identificeren en te karakteriseren. Hiervoor zullen drie<br />
studies worden aangevat die elk in functie <strong>van</strong> de bevindingen verder kunnen worden uitgediept.<br />
In een eerste studie zullen drie genen (ETV5, MSH4 en STRA8), die mogelijk betrokken zijn bij het Sertoli cell-only syndroom, bestudeerd worden.<br />
Dit is een frequent voorkomend fenotype bij mannen met non-obstructieve azoöspermie. Defecten kunnen verwacht worden enerzijds in de Sertoli<br />
cellen, die een ondersteunende functie hebben en anderzijds in de geslachtscellen zelf. Er zal gezocht worden naar mutaties in deze drie genen bij<br />
mannen met een Sertoli cell-only syndroom.<br />
Een tweede deel <strong>van</strong> dit project omhelst de studie <strong>van</strong> het MSH4 gen, dat gelegen is ter hoogte <strong>van</strong> chromosoom 1p31. Bij infertiele mannen werd<br />
een verhoogde frequentie <strong>van</strong> chromosomale herschikkingen (hoofdzakelijk reciproke translokaties en inversies) vastgesteld waarbij chromosoom 1<br />
betrokken is, in vergelijking met andere chromosomen en t.o.v. <strong>van</strong> de algemene populatie. Dit laat vermoeden dat er in deze regio een gen<br />
gelegen is dat noodzakelijk is voor een normale spermatogenese. Er zal worden nagegaan of het MSH4 gen onderbroken is bij deze patiënten.<br />
Aangezien het MSH4 gen cruciaal is voor de meiose, zullen ook patiënten met een maturatie-arrest <strong>van</strong> de spermatogenese worden bestudeerd<br />
voor de aanwezigheid <strong>van</strong> mutaties in dit gen.<br />
In een laatste studie zullen partiële deleties <strong>van</strong> de AZFb regio <strong>van</strong> het Y chromosoom opgespoord en bestudeerd worden. Deze regio is immers,<br />
net zoals de AZFc regio, opgebouwd uit repetitieve sequenties, zodat deleties die een deel <strong>van</strong> de AZFb regio verwijderen theoretisch ook mogelijk<br />
zijn.<br />
Organisaties:<br />
• Embryologie en Menselijke Genetica<br />
Onderzoekers:<br />
• WILLY LISSENS<br />
• INGEBORG LIEBAERS<br />
• KATRIEN STOUFFS<br />
• HERMAN TOURNAYE<br />
Onderzoek naar genen betrokken in mannelijke onvruchtbaarheid.<br />
Vrije Universiteit Brussel<br />
Abstract: In dit project zal de functie <strong>van</strong> het PRY gen in meer detail geanalyseerd worden, en het belang <strong>van</strong> apoptose in mature zaadcellen zal<br />
bestudeerd worden. We zullen tevens drie genen bestuderen die mogelijk belangrijk zijn voor de spermatogenese. Deze genen, die uitgedrukt<br />
worden in testis weefsel, zullen gekarakteriseerd worden om alzo hun functie in de normale spermatogenese te bepalen, en bijgevolg hun mogelijke<br />
functie in mannelijke infertiliteit. Tenslotte zullen genen afgezonderd worden die gelegen zijn in het tranlocatie breekpunt gebied 1p22 en hun<br />
functie zal bepaald worden.<br />
Organisaties:<br />
• Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers:<br />
• WILLY LISSENS<br />
• ANDRE VAN STEIRTEGHEM<br />
• INGEBORG LIEBAERS<br />
• PAUL DEVROEY<br />
Onderzoek naar fundamentele en klinische aspecten <strong>van</strong> botmetabolisme.<br />
Universiteit Antwerpen<br />
Abstract: In deze studie zal een door ons recent geïdentificeerd gen (plekhm1) als genetische oorzaak voor een vorm <strong>van</strong> osteopetrose verder<br />
worden bestudeerd. Daarnaast zal de studie <strong>van</strong> een ander osteopetrotisch ratmodel ons toelaten een op dit moment ongekend gen te<br />
identificeren.<br />
Organisaties:<br />
• Menselijke moleculaire genetica<br />
Onderzoekers:<br />
• Wim Van Hul