20.08.2013 Views

Hoofdstuk 14: Codewisseling

Hoofdstuk 14: Codewisseling

Hoofdstuk 14: Codewisseling

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Hoofdstuk</strong> <strong>14</strong>: <strong>Codewisseling</strong><br />

Meertaligen die van taal wisselen tijdens een gesprek, doen dat omdat<br />

ze hun talen niet meer uit elkaar kunnen houden of omdat het ze<br />

niet kan schelen hoe ze spreken.<br />

Het wisselen van taal heeft altijd een functie in een gesprek en gebeurt<br />

nooit op willekeurige plaatsen, ook niet als het binnen een zin is.<br />

Het vorige hoofdstuk opende met een stukje over taalcontact en de vraag wat voor gevolgen<br />

taalcontact kan hebben voor de sprekers en hun talen. Behalve dat sprekers elkaars talen kunnen<br />

leren of elementen uit elkaars talen overnemen, bestaan er ook twee- of meertalige<br />

gemeenschappen waarin de individuele sprekers allemaal twee of meer talen in hun repertoire<br />

hebben. In dat geval komt het voor dat sprekers hun talen afwisselend of door elkaar heen<br />

gebruiken. Dat verschijnsel heet codewisseling en het is een zeer algemeen en bekend<br />

verschijnsel. We horen mensen praten in een voor ons onbegrijpelijke taal en ineens komen er<br />

woorden of zinsdelen naar boven die wèl herkend worden, in het Nederlands. De sprekers lijken<br />

twee talen door elkaar te gebruiken. Wat is er aan de hand? Weten ze het niet meer in de ene<br />

taal? Denken ze niet na? Kan het ze niet schelen wat voor taal ze gebruiken? Heeft de ene taal<br />

geen woorden voor wat ze dan maar in de andere taal zeggen? In dit hoofdstuk wordt een<br />

antwoord gegeven op deze vragen.<br />

Hoe gaat codewisseling in zijn werk?<br />

Het verschijnsel codewisseling, waarbij twee- of meertalige sprekers die elkaar informeel<br />

spreken soms hun talen door elkaar gooien, is universeel. Dat wil zeggen dat het niet aan<br />

specifieke talen, groepen sprekers of delen van de wereld is gebonden. Het is een verschijnsel<br />

dat alleen voorkomt als sprekers van elkaar weten dat ze de betrokken talen spreken. Een<br />

Afghaans/Nederlandse spreker zal in een gesprek met een Nederlandstalig persoon die geen<br />

Afghaanse taal spreekt (bijvoorbeeld Pashtoe of Dari), geen woorden uit die taal gebruiken.<br />

Ook moet de situatie informeel en ongedwongen zijn. Iemand die voor een zaal met luisteraars


een toespraak houdt zal niet snel elementen uit twee talen gebruiken, behalve als het echt nodig<br />

is. Maar als diezelfde persoon vervolgens in de pauze een onderonsje heeft met iemand uit het<br />

publiek is codewisseling wel mogelijk, vooropgesteld dat beide sprekers de betrokken twee<br />

talen goed beheersen en dat ook van elkaar weten.<br />

<strong>Codewisseling</strong> wordt vaak niet erg positief beoordeeld. Tweetalige sprekers zeggen dat<br />

ze het proberen te voorkomen omdat ze het slordig vinden (zie hiervoor ook hoofdstuk 15,<br />

waar, de resultaten van een enquête onder tweetalige sprekers worden besproken). Toch komt<br />

codewisseling erg veel voor, soms ook zonder dat de sprekers zich ervan bewust zijn.<br />

<strong>Codewisseling</strong> komt op verschillende niveaus voor. In een gesprek kunnen de betrokken<br />

sprekers hun eigen, verschillende talen blijven spreken. Dan vindt de codewisseling plaats<br />

tussen de sprekers, op de grenzen tussen spreekbeurten. In dat geval wordt ook wel over<br />

‘receptieve tweetaligheid’ gesproken. De gespreksdeelnemers begrijpen elkaars talen maar<br />

gebruiken elk hun eigen (voorkeurs-) taal.<br />

<strong>Codewisseling</strong> kan ook plaats vinden in de uitingen van één persoon, wanneer iemand<br />

bijvoorbeeld de ene zin in de ene taal zegt en bij de volgende zin naar de andere taal wisselt.<br />

Tenslotte vindt codewisseling ook plaats binnen de zin, en vaak kunnen verschillende soorten<br />

codewisseling elkaar afwisselen. In wat volgt zal de aandacht gericht zijn op het laatste type<br />

codewisseling, namelijk binnen de zin.<br />

<strong>Codewisseling</strong> lijkt heel willekeurig, maar bij nader onderzoek blijkt dat er wel degelijk<br />

regels zijn waar de taalvermengende personen zich aan houden. Dat geldt niet alleen voor<br />

taalcombinaties waarbij het Nederlands betrokken is, het is net zo goed het geval in alle<br />

mogelijke andere taalparen. Of het nou om Russisch-Japans gaat, of om Engels-Spaans: overal<br />

waar twee talen vermengd worden, houden sprekers zich aan regels. Hoe dat in zijn werk gaat<br />

kan het best worden uitgelegd aan de hand van een (fictief ) voorbeeld. Daarvoor wordt hier het<br />

taalpaar Engels-Nederlands gebruikt, omdat de meeste lezers met beide talen min of meer<br />

vertrouwd zullen zijn. Stel dat een spreker de keuze heeft tussen twee zinnen, een Engelse en<br />

een Nederlandse, met dezelfde betekenis:<br />

(1) I bought the last copy 1<br />

(2) Ik kocht het laatste exemplaar<br />

1 In de voorbeelden worden andere talen dan het Nederlands cursief weergegeven.


Wanneer een spreker volkomen willekeurig van taal zou wisselen en er één zin van zou maken,<br />

zouden zinnen als hieronder kunnen ontstaan:<br />

(3) I kocht the laatste copy<br />

(4) Ik bought het last exemplaar<br />

Bij zin (3) en (4) zullen de meeste mensen ernstige twijfels hebben. Zoiets wordt eigenlijk nooit<br />

gezegd. Deze zinnen zijn vreemd. Maar zelfs wie codewisseling helemaal afkeurt zal zich toch<br />

kunnen voorstellen dat de volgende zinnen (5) en (6) wel eens uitgesproken kunnen worden:<br />

(5) Ik kocht the last copy<br />

(6) I bought het laatste exemplaar<br />

Maar wat weer niet kan is wanneer er net ergens anders in de zin van taal wordt gewisseld,<br />

bijvoorbeeld één woordje eerder of later:<br />

(7) Ik kocht het last copy<br />

(8) I bought the laatste exemplaar<br />

We hebben dus allemaal een soort ‘gevoel’ van wat voor zou kunnen komen en wat echt niet<br />

kan. Dat gevoel zegt bijvoorbeeld dat als we dan zo nodig van taal moeten wisselen, we moeten<br />

zorgen dat dat niet gebeurt tussen een pronominaal onderwerp (zoals ik, jij, zij, etc.) en een<br />

werkwoord. Of tussen een lidwoord (de/the) en de nominale groep die daarna volgt (laatste<br />

exemplaar/last copy). Deze regel hebben we nooit expliciet geleerd, maar we passen hem wel<br />

feilloos toe. En de regel blijkt niet alleen voor het taalpaar Nederlands-Engels te gelden, maar<br />

voor alle mogelijke andere taalparen.<br />

Is de ene taal belangrijker dan de andere?<br />

Een zin kan in twee talen verschillende volgordes hebben. De Nederlandse zin (9) is in het<br />

Engels (10), waarbij ‘gekocht’ in (9) aan het eind van de zin staat, terwijl ‘bought’ (het<br />

equivalent van ‘gekocht’) in (10) op een plaats eerder in de zin komt:<br />

(9) Ik heb het laatste exemplaar gekocht<br />

(10) I have bought the last copy


Wie in deze twee zinnen van taal wil wisselen, om wat voor reden dan ook, zit met een<br />

probleem: wat de keuze ook is, voor één van beide talen is de gekozen volgorde al snel<br />

verkeerd, zoals in de volgende voorbeelden te zien is:<br />

(11) Ik heb gekocht the last copy<br />

(12) Ik heb the last copy gekocht<br />

(13) I have bought het laatste exemplaar<br />

(<strong>14</strong>) I have het laatste exemplaar bought<br />

Zin (11) en (13) hebben de Engelse volgorde, zin (12) en (<strong>14</strong>) de Nederlandse. Sprekers zullen<br />

zinnen van het type (11) en (<strong>14</strong>) vermoedelijk nooit gebruiken. Het ‘vloekt’ als het ware met<br />

wat acceptabel klinkt. Voor zin (11) verwachten we blijkbaar de Nederlandse woordvolgorde,<br />

omdat ‘Ik heb’ Nederlands is. Dat betekent dat ‘gekocht’ aan het einde moet staan. Voor zin<br />

(<strong>14</strong>) verwachten we de Engelse volgorde, want ‘I have’ is Engels en daar mag ‘bought’ dus<br />

absoluut niet op de laatste plaats in de zin komen. Het hangt er blijkbaar vooral vanaf welke taal<br />

de basistaal is, die mag bepalen wat de volgorde zal worden.<br />

Het is kennelijk belangrijk om te weten wat de basistaal is, dat kwam al een paar keer<br />

hierboven ter sprake. Het leek er even op dat de basistaal de taal is waarmee een tweetalige zin<br />

begint, maar is dat eigenlijk wel zo? In zin (11) tot (<strong>14</strong>) blijkbaar wel. Maar er zijn ook<br />

voorbeelden van zinnen waarbij het niet logisch is om aan te nemen dat de taal van het eerste<br />

woord ook de taal van de hele zin is, zoals in voorbeeld (15):<br />

(15) Alleen Peter was surprised that she was so young.<br />

In deze zin is eigenlijk alles Engels behalve toevallig dat eerste woord. Dus het lijkt een beetje<br />

vreemd om aan te nemen dat de basistaal Nederlands is, alleen maar vanwege dat eerste woord.<br />

Soms wordt de basistaal door het aantal woorden bepaald: de taal waarin de meeste<br />

woorden verschijnen is de basistaal. Maar dan is de vraag weer: geldt dat voor iedere losse zin,<br />

of voor bijvoorbeeld een heel gesprek? Wat is eigenlijk de eenheid van onderzoek? In een zin<br />

kan taal A het meeste voorkomen, terwijl in de conversatie waar die zin deel van uitmaakt, Taal<br />

B misschien wel het meest gebruikt is. Dit hoeft niet altijd een probleem te zijn. Heel vaak is<br />

het van een tweetalige conversatie wel duidelijk wat de basistaal is. Het gaat hier natuurlijk om<br />

de gevallen waarin dat niet zo duidelijk is.


Vanuit psycholinguïstisch perspectief (dwz geredeneerd vanuit het brein van de<br />

individuele sprekers) kan de basistaal worden gedefinieerd als de taal die de spreker het best<br />

beheerst. De ideale tweetalige beheerst twee talen op moedertaalniveau, maar in werkelijkheid<br />

is het bijna altijd zo dat de ene taal beter beheerst wordt dan de andere, zoveel is wel duidelijk<br />

geworden uit de voorgaande hoofdstukken.<br />

Geredeneerd vanuit grammaticaal perspectief is de basistaal de meest dominante taal in<br />

een gemengde zin. Dominantie betekent in dit geval: de taal die het meest zijn<br />

grammaticaregels ofwel syntactische patronen oplegt, zoals in de volgende zin, waarin van het<br />

Marokkaans Arabisch naar het Nederlands wordt overgegaan 2<br />

:<br />

(16) l-‘islam huwa / echt liefde<br />

de-islam hij / echt liefde<br />

“De islam dat is echt liefde”<br />

In (16) staat geen koppelwerkwoord. Voor het Nederlands is dat ongrammaticaal, voor het<br />

Marokkaans Arabisch is dat heel normaal. Deze zin heeft dus de grammatica van het<br />

Marokkaans Arabisch en om die reden zou dat de basistaal kunnen worden genoemd.<br />

Vanuit sociolinguïstisch perspectief zou de basistaal Marokkaans Arabisch kunnen<br />

worden genoemd: de spreekster van (16) is lid van de eerste generatie Marokkanen die in de<br />

jaren zestig en zeventig naar Nederland is gekomen. Deze groep beheerst het Marokkaans<br />

Arabisch van huis uit beter dan het Nederlands en voor de groep als geheel is het Marokkaans<br />

Arabisch daarom basistaal. Vanuit dit perspectief wordt er dus niet naar individuele zinnen<br />

gekeken maar naar de conversationele setting in zijn geheel. Dezelfde spreekster uit (16) zegt<br />

even later:<br />

(17) l-‘islam / is liefde.<br />

In (17) staat wel een koppelwerkwoord, in tegenstelling tot in (16). Deze zin heeft volgens het<br />

grammaticale criterium als basistaal het Nederlands.<br />

Dit mag heel ingewikkeld lijken voor wie geen taalkundige is, maar het gaat wel om<br />

grammaticale regels die we blijkbaar heel goed kennen en die we feilloos weten te gebruiken.<br />

Velen hebben grote moeite om het nut in te zien van het ontleden op school. Toch blijkt uit de<br />

2 Het voorbeeld is afkomstig uit Nortier (1990)


hier besproken voorbeeldzinnetjes dat we goed in ons hoofd hebben welke verschillen er<br />

bestaan tussen woordgroepen of woordsoorten. Het leren ontleden op school is misschien niet<br />

meer dan het benoemen van wat we eigenlijk (ook als tienjarige!) allang toepassen.<br />

Ter afsluiting van deze discussie over de vraag hoe kan worden vastgesteld wat de<br />

basistaal is, volgen nu een paar voorbeelden. De eerste (18), waarin wordt gewisseld tussen<br />

Moluks Maleis en Nederlands, laat zien hoe makkelijk het kan zijn om vast te stellen wat de<br />

basistaal is 3<br />

:<br />

(18) kalau dong tukan bikin dong tukan bikin voor acht personen dek<br />

als ze altijd maken ze altijd maken en<br />

orang cuma nganga dong makan…<br />

mensen alleen kijken ze eten<br />

“Als ze [koken] is het altijd voor acht mensen, en dan kijken ze er alleen maar<br />

naar, ze eten…”<br />

Het hoeft geen betoog dat Moluks Maleis hier de basistaal is. In het volgende voorbeeld (19)<br />

worden Standaardnederlands en Limburgs (Ottersums) gebruikt. Hier ligt het moeilijker, al is<br />

wel duidelijk dat het deel in het Nederlands ´slechts´ fungeert als onderwerp bij het Limburgse<br />

vervolg van de zin 4<br />

:<br />

(19) Wat vanavond kan / wert vanoavent noch gedoan.<br />

(Wat vanavond kan wordt vanavond nog gedaan.)<br />

Beide talen komen min of meer ongeveer in gelijke mate aan bod, tenminste wat het aantal<br />

woorden betreft. Grammaticaal gezien is het Limburgs echter ´zwaarder´ dan het<br />

Standaardnederlands.<br />

<strong>Codewisseling</strong>: waarom?<br />

Uit het voorgaande is al een beetje duidelijk geworden dat codewisseling zich aan<br />

grammaticaregels blijkt te houden, en dat degenen die zich ervan bedienen blijkbaar toch wel<br />

behoorlijk goed op de hoogte moeten zijn van de regels van de betrokken talen. <strong>Codewisseling</strong><br />

kan dus niet zomaar het gevolg zijn van een slechte beheersing van een taal of van beide talen.<br />

3<br />

Afkomstig uit de doctoraalscriptie van Rosita Huwaë: Tweetaligheid in Wierden: het taalgebuik van jongeren uit<br />

een Moluikse gemeenschap. Universiteit van Amsterdam: Instituut voor Algemene Taalwetenschap, 1992.<br />

4<br />

Afkomstig uit Herman Giesbers: Code-switching tussen dialect en standaardtaal, Amsterdam: Publikaties van<br />

het P.J. Meertens Instituut <strong>14</strong>, 1989.


Maar het kan wel heel goed te maken hebben met woordkennis. Als een tweetalige een woord<br />

niet meer weet in de ene taal, is het voor de hand liggend om maar even in de ruif van de andere<br />

taal te grabbelen. Soms hangt dat sterk samen met het onderwerp van gesprek. In een gesprek in<br />

het Turks over het Nederlandse onderwijssysteem zullen vanwege die context Nederlandse<br />

woorden kunnen opduiken. Het zou niet terecht zijn om dat klakkeloos een slechte beheersing<br />

van het Turks te noemen.<br />

Soms is het gebruik van zo’n enkel woord in de andere taal voldoende om helemaal over<br />

te schakelen op de andere taal, zoals in het volgende voorbeeld uit een discussie tussen twee<br />

vrienden met een Marokkaanse achtergrond:<br />

(20) ka-ydir bhal had VVD, niet dat ik VVDer ben, maar (…)<br />

hij doet zoals die<br />

In (20) begint de spreker in het Marokkaans Arabisch. Het woord VVD is Nederlands, er is<br />

geen equivalent voor in het Marokkaans Arabisch, dus hij heeft weinig keus. Maar omdat hij<br />

dan als het ware zijn Nederlandse taalsysteem heeft geactiveerd, maakt hij de zin verder in het<br />

Nederlands af.<br />

Er zijn nog andere redenen om van taal te wisselen. Bekijk daarvoor de volgende zin,<br />

een aantal jaren geleden uitgesproken door een jongen die zowel Nederlands als Marokkaans<br />

Arabisch spreekt. In een gesprek met een andere tweetalige jongen zei hij:<br />

(21) Het is waar, walakin ik had mijn twijfels.<br />

maar<br />

Het grootste deel van de zin is Nederlands, alleen het woordje walakin (maar) is Marokkaans<br />

Arabisch. Waarom? Hij zal toch wel het Nederlandse ‘maar’ kennen? Waarschijnlijk had hij<br />

inderdaad ‘maar’ gebruikt als hij een Nederlandstalige gesprekspartner had gehad, of in ieder<br />

geval iemand die geen Marokkaans Arabisch spreekt. Vermoedelijk wilde hij door de keuze van<br />

het woordje walakin duidelijk maken dat hij weliswaar Nederlands sprak, maar dat hij<br />

tegelijkertijd zijn Marokkaanse identiteit en ook de cultureel bepaalde gevoelswaarde van de<br />

afweging wilde onderstrepen. We zouden kunnen zeggen dat het uitdrukken van een bepaalde<br />

identiteit een reden kan zijn voor codewisseling.


Tot slot<br />

In het bovenstaande heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat degene die wil begrijpen wat<br />

codewisseling voor iets is, twee soorten vragen kan stellen. Ten eerste: hoe gaat codewisseling<br />

in zijn werk? Het antwoord is dat codewisseling binnen een zin aan grammaticale regels blijkt<br />

te zijn gebonden. De tweede vraag is: waarom wisselen mensen van de ene naar de andere taal?<br />

Daar blijken verschillende redenen voor te zijn. Soms wegens gebrek aan woorden in een taal;<br />

soms omdat een woord in de andere taal als het ware die hele taal activeert; en soms omdat de<br />

spreker een gevoel of identiteit wil uitdrukken. Er zijn vast nog wel meer redenen te bedenken.<br />

In ieder geval is het inmiddels duidelijk dat codewisseling niet (alleen) plaatsvindt uit luiheid of<br />

onverschilligheid.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!