Beste Beschikbare Technieken (BBT) bij bodemsaneringen
Beste Beschikbare Technieken (BBT) bij bodemsaneringen
Beste Beschikbare Technieken (BBT) bij bodemsaneringen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hoofdstuk 2<br />
• criteria voor het vaststellen van significante en aanhoudende stijgende<br />
tendensen en de omkering daarvan, en voor het bepalen van het beginpunt<br />
van omkeringen in tendensen;<br />
• maatregelen met het oog op het voorkomen en beperken van de indirecte<br />
lozing van verontreinigende stoffen in grondwater (verontreinigende<br />
stoffen die in grondwater terechtkomen nadat zij door de bodem of de<br />
ondergrond zijn gesijpeld).<br />
Chemische toestand van grondwater<br />
Grondwater wordt geacht in een goede chemische toestand te verkeren wanneer:<br />
• de gemeten of voorspelde concentratie van nitraten niet hoger ligt dan 50<br />
mg/l en die van de actieve bestanddelen van bestrijdingsmiddelen en hun<br />
stofwisselings- en reactieproducten niet hoger ligt dan 0,1 µg/l ;<br />
• de concentratie van alle andere verontreinigende stoffen in overeenstemming<br />
is met de definitie van goede chemische toestand als<br />
omschreven in <strong>bij</strong>lage V <strong>bij</strong> de kaderrichtlijn Water.<br />
Aanwezigheid van verontreinigende stoffen in grondwater<br />
Uiterlijk op 22 december 2005 stellen de lidstaten een drempelwaarde vast<br />
voor elke verontreinigende stof waarvan is vastgesteld dat zij ertoe <strong>bij</strong>draagt<br />
dat grondwaterlichamen als risicolopend worden aangemerkt. De lidstaten<br />
stellen ten minste drempelwaarden vast voor ammonium, arsenicum, cadmium,<br />
chloor, lood, kwik, sulfaat, trichlooretheen en tetrachlooretheen. Uiterlijk<br />
op 22 juni 2006 doen de lidstaten de Commissie een lijst toekomen van alle<br />
verontreinigende stoffen waarvoor zij een drempelwaarde hebben vastgesteld.<br />
Voor elke verontreinigende stof op deze lijst delen de lidstaten de (in <strong>bij</strong>lage<br />
III van dit voorstel) omschreven informatie mede over de grondwaterlichamen<br />
die als risicolopend zijn aangemerkt en over de betreffende<br />
drempelwaarden.<br />
De lidstaten stellen eventuele significante en aanhoudende stijgende tendensen<br />
in de concentratie van verontreinigende stoffen in grondwaterlichamen<br />
vast. Daartoe zetten zij een bewakingsprogramma op en passen zij de bepalingen<br />
van <strong>bij</strong>lage IV <strong>bij</strong> deze richtlijn toe.<br />
Rekening houdend met <strong>bij</strong>lage IV <strong>bij</strong> dit voorstel bepalen de lidstaten ook het<br />
beginpunt van een omkering in een stijgende tendens. Wat de omkering van<br />
tendensen betreft, wordt vooral aandacht besteed aan de verlaging van de<br />
concentratie van stoffen die een gevaar betekenen voor de geassocieerde<br />
aquatische ecosystemen, de van het grondwater afhankelijke terrestrische<br />
ecosystemen, de menselijke gezondheid of legitieme vormen van gebruik van<br />
het aquatische milieu.<br />
Lozing van verontreinigende stoffen in grondwater<br />
Het maatregelenprogramma voor ieder stroomgebieddistrict moet ook het<br />
voorkomen van indirecte lozingen in grondwater van elke verontreinigende<br />
stof die in de punten 1 tot en met 6 van <strong>bij</strong>lage VIII van de kaderrichtlijn Water<br />
wordt genoemd, omvatten (lijst I van Richtlijn 80/68/EEG). De indirecte<br />
IMS/N9129/LIG/03-010/D2 38