22.08.2013 Views

Programmaboekje : Pina Bausch . Palermo Palermo - deSingel

Programmaboekje : Pina Bausch . Palermo Palermo - deSingel

Programmaboekje : Pina Bausch . Palermo Palermo - deSingel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De voorstelling duurt ongeveer twee uur vijfenveertig minuten, inclusief<br />

een pauze.<br />

eerste deel 90’<br />

pauze 20’<br />

tweede deel 55’<br />

redactie programmaboekje <strong>deSingel</strong><br />

druk Godefroit<br />

Gelieve uw GSM uit te schakelen!


Foyer <strong>deSingel</strong><br />

enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal<br />

open vanaf 18.40 uur<br />

kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur<br />

broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens<br />

pauzes<br />

Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING)<br />

• Restaurant HUGO’s at Corinthia<br />

open van 18.30 tot 22.30 uur<br />

• Gozo-bar<br />

open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur<br />

<strong>deSingel</strong>aanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw<br />

toegangsticket van <strong>deSingel</strong> voor diezelfde dag<br />

<strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> . Tanztheater Wuppertal<br />

<strong>Palermo</strong> <strong>Palermo</strong><br />

regie, choreografie <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong><br />

dans Regina Advento, Ruth Amarante,<br />

Andrey Berezin, Alexandre Castres,<br />

Barbara Hampel, Ditta Miranda Jasjfi,<br />

Na Young Kim, Daphnis Kokkinos,<br />

Beatrice Libonati, Eddie Martinez,<br />

Melanie Maurin, Dominique Mercy,<br />

Thusnelda Mercy, Pascal Merighi,<br />

Cristiana Morganti, Nazareth Panadero,<br />

Fabien Prioville, Jorge Puerta Armenta,<br />

Jean-Laurent Sasportes, Azusa Seyama,<br />

Julie Shanahan, Julie Anne Stanzak,<br />

Michael Strecker, Fernando Suels,<br />

Kenji Takagi, Aida Vainieri<br />

scenografie Peter Pabst<br />

kostuums Marion Cito<br />

medewerking muziek Matthias Burkert<br />

regie-assistentie Robert Sturm<br />

technische leiding Manfred Marczewski, Jörg Ramershoven<br />

licht Fernando Jacon<br />

assistentie licht Kerstin Hardt, Jo Verlei<br />

geluid Andreas Eisenschneider<br />

podiumtechniek Dietrich Röder, Martin Winterscheidt<br />

podiumregie Peter Lütke<br />

rekwisieten Jennifer Günther, Jan Szito<br />

follow-up kostuums Silvia Franco, Andreas Maier,<br />

Ulrike Wüsten<br />

eerste opvoering 17 december 1989


© Matthias Zölle<br />

<strong>Palermo</strong> <strong>Palermo</strong><br />

Twee jaar nadat <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> haar film ‘Die Klage der Kaiserin’<br />

had gerealiseerd, en de reconstructie van haar repertoire verder<br />

zette met de herneming van ‘1980 – Ein Stück von <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong>’<br />

en van ‘Keuschheitslegende’, creëerde ze haar nieuwe stuk in<br />

samenwerking met het Teatro Biondo Stabile di <strong>Palermo</strong>.<br />

Wanneer de toeschouwers de zaal binnenkomen, is de<br />

toneelopening voor driekwart afgesloten door een stenen muur.<br />

Kort daarop stort die met een daverend lawaai in, en kijken we uit<br />

op een puinveld dat tot aan het brandscherm reikt. In de tijd van de<br />

val van de Berlijnse Muur hebben sommigen in ‘<strong>Palermo</strong> <strong>Palermo</strong>’<br />

een reflectie willen zien op de Duitse gevoelens die de eenmaking<br />

had opgewekt. Dat is echter geenszins het geval, daar het stuk zich<br />

los van elk nationalistisch motief, resoluut naar het zuiden richt.<br />

Waar het Tanztheater zijn zoektocht naar de bronnen van het<br />

leed en naar een mogelijk einde aan de pijn verder zet, komen in<br />

‘<strong>Palermo</strong> <strong>Palermo</strong>’ duidelijk de conflicten aan bod tussen arm en<br />

rijk in Zuid-Italië. Tegen alle schijn in, wordt het relaas gebracht van<br />

een diep gevoel van ontreddering. Wanneer de muur ineenstort,<br />

ontvouwt zich een nieuw perspectief. Het statische en vrijwel<br />

onbeweeglijke karakter gaat over in een gevoel van openheid die<br />

niet slechts fysiek maar ook emotioneel is. De toneelvloer is bedekt<br />

met verbrijzelde of geordende blokken steen, waartussen de<br />

spelers zich moeizaam een weg banen en hun evenwicht trachten te<br />

bewaren om zich niet te kwetsen. Hun parcours herinnert aan een<br />

koers met hindernissen waarbij de thema's zouden zijn: liefde en<br />

mislukking, verlangen naar intimiteit en teleurstelling.<br />

<strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> is allang begaan met deze thema's, die ze nu in een<br />

Italiaanse context situeert. Rood stof wolkt uit de toneelzolder<br />

omlaag, als door een sirocco meegevoerd. De oosterse tonaliteiten<br />

van de Siciliaanse etnische muziek, de mondharpen, de Afrikaanse<br />

<strong>Palermo</strong>, dinsdag 3 april 1787 Met dit vel papier wil ik, voor zover dat mogelijk is, jullie,<br />

mijn dierbaren, doen delen in het schoonste genot; het wil jullie de weergaloze, een grote<br />

watermassa omvattende baai schilderen: van een punt in het Oosten waar een tamelijk vlak


zangen gemengd met klokkengelui en gesjirp van krekels voeren<br />

het publiek een archaïsche en landelijke wereld binnen. De blues,<br />

gezongen door de ‘Women Independant Blues’, een Amerikaanse<br />

groep uit de jaren 1930, de zachte klanken van Renaissanceluiten<br />

en de solo-stukken voor viool van Paganini harmoniëren ermee. Al<br />

horen we hier en daar enkele dansnummers van Ben Webster en<br />

Georges Boulanger, toch blijft de sfeer veeleer gespannen. ‘<strong>Palermo</strong><br />

<strong>Palermo</strong>’ gaat over het miserabele overleven van mannen en<br />

vrouwen in harde en arme contreien waarover een loden zon haar<br />

gewicht drukt. De precisie van de scenische actie loopt parallel met<br />

de scherpe contrasten die door het licht worden geschapen.<br />

Na de val van de muur treedt een vrouw in het voetlicht, op hoge<br />

hakken en gekleed in een goedkoop zomerjurkje; schichtig tekent<br />

ze een kruis op de grond en haar aangezicht, waarna ze poses<br />

van een variétéartieste aanneemt. Ze beveelt twee mannen haar<br />

de hand te reiken of haar te kussen. Maar niets bevalt haar. Ten<br />

langen leste doet ze hen rotte tomaten in haar gezicht gooien;<br />

"More! To my face!", schreeuwt ze. Deze wanhoopskreet van<br />

liefde verhult nauwelijks de zelfhaat die haar bezielt. Deze vrouw<br />

is één van de hoofdfiguren van het stuk. Enige tijd later zien we<br />

haar uitgestrekt op de grond liggen, terwijl een man haar handen<br />

en voeten in lompen wikkelt. Dan loopt ze op handen en voeten,<br />

gedraagt zich als een dier om te eindigen als gebrekkige bedelares.<br />

Voor het voetlicht vertelt ze vervolgens het verhaal van een man<br />

die zich van een dak wil storten en die door een perverse menigte<br />

tot springen aangespoord wordt. De toon van haar verhaal doet<br />

denken aan een striemende staat van beschuldiging. De hele duur<br />

van de voorstelling zal deze woede die haar drijft haar niet verlaten.<br />

Vervolgens gaat deze vrouw terzijde zitten, met een kous over haar<br />

gezicht en een revolver in de hand; zwijgend kijkt ze naar wat op<br />

het toneel gebeurt. Dan weer schudt ze op de grond luidruchtig een<br />

jurk leeg die gevuld is met borden – als een wanhopig teken van<br />

haar eenzaamheid. Eén enkele keer echter wordt ze op de tonen<br />

van een melodieuze zang dansend begeleid door een man, die haar<br />

voorgebergte ver in zee uitloopt, langs vele steile, fraai gevormde, met bos begroeide rotsen<br />

tot de visserswoningen van de voorsteden, dan langs de stad zelf, waar de huizen aan de<br />

rand alle met hun front naar de haven zijn toegekeerd, zoals ook onze behuizing, tot aan de<br />

zachtjes achterover laat vallen, haar beschermt en zich teder over<br />

haar ontfermt.<br />

Tegenover deze vrouw staat een tengere danseres, gekleed in een<br />

sobere zwarte jurk; een weduwe die door de rouw zo overmand is<br />

dat ze nodig ondersteund moet worden. Eerst wordt ze opgebracht<br />

als een opgerold diertje. Dan stellen de vijf individuen die haar<br />

dragen en die een fles water tussen haar benen geplaatst hebben,<br />

haar voor aan een man. Met een verwijtende houding keert ze de<br />

fles om die leeg begint te lopen. Herhaaldelijk pogen ze haar te<br />

reanimeren, geven mond-op-mondademhaling en hartmassage.<br />

Ondertussen kent ook zij haar klein geluksmoment. Ze zet een<br />

gebarendans in alsof ze uit de lucht iets wil plukken; ze steekt het<br />

stenenveld over, wervelt verrukt rond in de ruimte die haar open en<br />

breed ontsloten wordt door Paganini's vioolklanken.<br />

Ineens verschijnt weer de woedende vrouw als ontspannen lady,<br />

gekleed in witte pels. Ze neemt de zorg op voor de arme kleine<br />

weduwe, stelt haar fier glimlachend voor aan het publiek, en<br />

begeleidt haar dan met veel vertoon naar de uitgang.<br />

In feite zijn allen op zoek naar schoonheid. Gekleed in een prachtige<br />

jas van rood satijn is de man die de glazen water zo melodieus laat<br />

trillen daar een eenvoudig voorbeeld van. Maar de schoonheid die<br />

ze menen gevat te hebben, ontsnapt hen even vlug als het water dat<br />

die andere wanhopige man in de handen van een onbeminde heeft<br />

gestort.<br />

Allen hunkeren ze naar liefde. Een vrouw bevochtigt lichtjes haar<br />

lippen, bestrooit ze met suiker voor ze een man roept om haar<br />

te kussen. Bij wijze van bedanking laat ze arrogant een geldstuk<br />

op de grond vallen. Hij beantwoordt dit koele gebaar door voor<br />

haar voeten een volle zak geld te ledigen. Niet onder de indruk<br />

draait ze zich om en verdwijnt. Een ander wil persé en prozaïsch<br />

een zigeunerliedje over een afwezige geliefde vertalen. Haar<br />

stemgeluid laat geen enkele passie doorschemeren; wat het gemis<br />

nog duidelijker maakt. Om aan de eenzaamheid te ontsnappen,<br />

pogen sommigen zich op groteske wijze van alles toe te eigenen.<br />

poort waardoor we binnen zijn gekomen. Dan gaat het verder westwaarts naar de<br />

gebruikelijke aanlegplaats voor kleinere schepen, tot aan de eigenlijke haven bij de Molo,<br />

waar grotere schepen aanmeren. Daar rijst nu, om alle vaartuigen te beschutten, in het


Zo verklaart een vrouw koudweg dat de spaghettistengels die ze in<br />

haar hand houdt, van haar en van niemand anders zijn, dat ze die<br />

niet zal delen of wegschenken. Ze toont ze één na één en schrijft er<br />

haar naam op. Kort daarop zien we haar orde scheppen in een hoop<br />

schoenen die ze op een tafel zet, terwijl ze al wat haar in het leven<br />

angst aanjaagt, opsomt: sprinkhanen, blote benen, stenen, adders,<br />

droge huid, poesjes...<br />

Plots lijkt ze geschokt door haar eigen gedrag, en vlucht ze weg.<br />

Maar al gauw keert ze terug en begint ze bekakt een conversatie<br />

met een danseres. Zich een houding aanmeten is vaak de enige<br />

manier om zich af te schermen.<br />

Ellende is niet noodzakelijk een teken van simpelheid of<br />

authenticiteit, en in rijkdom kan evenzeer de diepste eenzaamheid<br />

schuilgaan. Zo gezien is, wanneer we de ware redenen van het<br />

verlangen op de keper beschouwen, de wereld een absurde plek.<br />

Tussen de stenen is een riante picknick geïnstalleerd. Maar dat<br />

witte tafelkleed, dat bestek en dat tafelgerei lijken er alleen te zijn<br />

voor een hond, die we met zijn muil in een bord zien zitten. Weldra<br />

verschijnt de hele troep, als een begrafenisstoet, statig voor het<br />

voetlicht; met pompeuze gebaren strooien ze allerlei afval in het<br />

rond.<br />

Terwijl de vrouwen gevangenen van de rouw en van een<br />

onuitsprekelijke en wanhopige woede zijn, lijken de mannen totaal<br />

van streek in hun eigen wereldje. Eén van hen – zijn gezicht is zwart<br />

geschilderd, kijkt woest om zich heen; hij rookt en probeert de<br />

rookkringen te bijten die uit zijn mond komen. Om indruk te maken<br />

op een vrouw aapt hij haar na: wanneer ze met haar rug tegen de<br />

achterwand op haar handen gaat staan, loopt hij haar na, en doet<br />

hij hetzelfde. Heftig wordt hij uitgescholden, en krijgt de raad zich<br />

niet belachelijk te maken. Als volmaakt vrijgezel heeft een ander<br />

zich met een kastje en een televisietoestel een hoekje van het<br />

toneel ingericht om naar een film over haaien te kijken. Hij droomt<br />

ervan verschrikkelijk te zijn, maar het enige dat hij bereikt is dat<br />

hij de kerel die hij daarnet gevloerd heeft, ertoe kan dwingen hem<br />

Westen de Monte Pellegrino met zijn fraaie vormen op, nadat deze een lieflijk en vruchtbaar<br />

dal, dat zich naar de andere kant van de stad tot aan zee uitstrekt, tussen zichzelf en het<br />

eigenlijke vasteland heeft overgelaten. <strong>Palermo</strong>, woensdag 4 april 1787. De bodem van<br />

een sigaretje te geven. In zijn ‘salon’ snijdt hij zich in zijn voorarm<br />

en roostert zijn vlees op de zool van zijn strijkijzer. Gehuld in een<br />

zijden mantel, paradeert hij met het loopje van een bokskampioen.<br />

Nadat een vrouw water heeft gegooid op de vloer van zijn kamer,<br />

doet hij enkele zwemoefeningen op de tonen van ‘Kings Son’, een<br />

dramatisch werk van de componist Edvard Grieg. Wat later zien<br />

we hem een krant verbranden. In een andere scène laat hij zich<br />

de handjes kussen als de Godfather, al is hij alleen in staat om te<br />

schieten op tomaten.<br />

Allen hunkeren ze naar liefde. Mannen en vrouwen liggen<br />

uitgestrekt tussen het puin en gaan wellustig met hun wijsvinger<br />

in hun broek, strijken ermee onder hun trui of hun lijfje. Wanneer<br />

ze dansen, en de stilte om hen heen grijpt, verbeelden ze zich<br />

een ogenblik wat de realiteit echt zou kunnen zijn. Op de klanken<br />

van ‘Die Klage der Kaiserin’, een meditatief muziekstuk uit de<br />

Chinese Middeleeuwen, is de weduwe op de grond bloemen aan<br />

het schilderen. Een andere vrouw gaat aan tafel zitten, roert heel<br />

bedachtzaam met haar lepeltje haar koffie, vòòr ze bij wijze van<br />

dodenritueel, haar trouwring en die van haar man inslikt. Op dat<br />

ogenblik horen we het ritmisch gebrom van de mondharpen,<br />

eindeloos herhaald. Enige tijd later laat de wanhopige vrouw,<br />

gekleed in een lange avondjurk, zich optillen door een man: in de<br />

lucht trappelt ze lichtjes met haar voeten. Een andere vrouw wordt<br />

eveneens door een man doorheen de ruimte gedragen en zet zich<br />

tegen de muur af als een kikker. Plots zien we dat al de mannen<br />

de weduwe opgetild door de lucht voeren. Ze zetten haar neer,<br />

en vormen met hun handpalmen een weg waarover ze kan lopen;<br />

dan stapt ze, haar evenwicht zoekend, over hun voeten. En in deze<br />

gewichtsloosheid wordt de plaats doordrongen door een stemming<br />

van treurnis en onbewogenheid.<br />

De tellurische dynamiek die op het einde van het eerste deel<br />

ontstaat, beantwoordt aan deze onbestemde sfeer; hij roept<br />

herinneringen op aan de slotmomenten van ‘Bandoneon’. De<br />

schorre keelgeluiden van een Siciliaans visserslied doorzinderen de<br />

de vlakte waarin <strong>Palermo</strong> ligt, alsmede buiten de stad de streek Ai Colli en ook een gedeelte<br />

van de Bagheria, bestaat uit Muschelkalk, waaruit de stad is opgetrokken, vandaar ook dat<br />

op deze locaties grote steengroeven zijn aan te treffen. In de nabijheid van de Monte


uimte. Terwijl de machinisten het toneel vrijmaken, en de vrijgezel<br />

als een variétégirl aan het publiek de pauze aankondigt, loopt de<br />

dans verder. Eerst solo, dan in duet trachten de dansers in bruuske<br />

en scherpe bewegingen de indruk te geven dat ze wat ze doen,<br />

graag doen. Maar wat lijkt op een strijd is ook een uitwisseling van<br />

tederheid, geboren uit een organische opwelling.<br />

Het tweede deel herneemt en varieert de thema's van het eerste<br />

in scherzovorm. Het begint vrolijk met de opkomst van een vrouw,<br />

die op een bluesritme een bal vangt met haar zalmroze cocktailjurk.<br />

Zich bizar in bochten wringend, springt ze vervolgens achter de<br />

wolk parfum die ze net verstoven heeft. Tenslotte duwt ze een<br />

grote koelkast op wieltjes voort, en legt ze uit hoe ze als kind de<br />

sneeuw redde van de zomerse hitte.<br />

Iets verder maken twee lachende mannen in trenchcoat zich klaar<br />

om uit te gaan; ze strijken citroensap in hun haar. Een ander<br />

voert enkele pirouettes uit, blaast op een pluimpje dat in de lucht<br />

zweeft, en dat hij met pincetjes wil grijpen. Een ander brengt de<br />

hele tafel naar zijn mond om van een glas te drinken – grapjes en<br />

medeplichtige knipoogjes naar de toeschouwers.<br />

Op slag verandert het theater in een concertzaal. Vijf ontstemde<br />

piano's worden op het voortoneel gebracht. De spelers beginnen<br />

plechtig de inleiding te spelen van het Concerto nr. 1 voor piano<br />

van Tsjaikovski. Kort daarop hergroeperen de vrouwen zich voor<br />

een strak geritmeerde dans; ze nemen elkaar vast bij de heupen,<br />

strijken met de hand door de haren. Beetje bij beetje wordt de sfeer<br />

rustiger: een warme zomernacht valt als een loden deken over het<br />

toneel. We horen alleen het snerpende gesjirp van de krekels. Een<br />

man lakt zijn nagels, zoekt een hoekje op, ontkleedt en wast zich.<br />

Een ander dompelt zijn hemd in koud water en trekt het weer aan.<br />

Dan plaatst hij een hoop kaarsen op zijn arm en speelt hij ‘Stormy<br />

Weather’ op sax. De vrouw met de gesuikerde lippen komt terug op.<br />

Ze wordt gekust en ze betaalt. Vervolgens wast ze haar parels, laat<br />

zich de handpalmen kussen door de toeschouwers, wier bezwete<br />

voorhoofd ze teder bet. Dat gebeurt allemaal simpel en intiem in<br />

Pellegrino liggen ze op één plaats meer dan vijftig voet diep. De onderste lagen zijn witter<br />

van kleur. Men vindt daar veel versteende koralen en schaaldieren, vooral grote<br />

sintjakobsschelpen. De bovenste laag is vermengd met rode leem en bevat weinig of<br />

het theater; de kijker is hier deelachtig aan deze vertrouwelijkheid.<br />

De verwachting en de dagelijkse conflicten zijn verdwenen; even<br />

heerst rust. Het wordt terug licht. We horen een dodenmars. Met<br />

de armen op en neer komen de mannen en vrouwen op. Met een<br />

appel in evenwicht op hun hoofd, kunnen ze moeilijk het verdriet<br />

op hun droef gelaat onderdrukken. Plots, wanneer het vrolijke<br />

geschal van een doedelzak weerklinkt, beginnen ze te huppelen<br />

aan de rand van het toneel, dubbel geplooid, als geknakt. Met<br />

het hoofd omlaag, vervuld van smart, openen en sluiten ze hun<br />

armen, hun benen, en gaan ze op die manier in tegen de triomfante<br />

accenten van de muziek. Machinisten lossen en schikken de stenen.<br />

Vanuit de toneelzolder zakt een boom in bloei, opgehangen aan<br />

zijn wortels. De voorstelling lijkt te eindigen op dit poëtische beeld.<br />

Maar wanneer het publiek reeds applaudisseert, komt een danser<br />

het toneel weer op om met ingehouden stem te vertellen hoe de<br />

ganzen aan de vos konden ontsnappen en gered werden: "En als ze<br />

niet gestorven zijn, dan zijn ze nog steeds aan het bidden. Goede<br />

avond."<br />

Het publiek is niet slechts toeschouwer, maar ook medeplichtige in<br />

een conviviaal verband dat – zoals <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> het zegt – uitnodigt<br />

om samen te glimlachen om de dingen des levens.<br />

Als de liefde een terugkerend thema is in haar creaties, is het niet<br />

als iets dat komen zal, maar als de reële en aanwezige vorm van<br />

elk verlangen. Haar stukken verhalen ons de vreugde en de angst<br />

van het zijn, met alle zintuigen. Ze vertellen ons dat wie zichzelf<br />

aanvaardt zoals hij is, aan de oorsprong ligt van alle beweging.<br />

Authenticiteit overstijgt de notie van tijd.<br />

Uit: Norbert Servos, <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> ou l’art de dresser un poisson rouge,<br />

Parijs, L’Arche, 2001, pp. 199-206 (vertaling Frans Redant)<br />

helemaal geen schelpen. Helemaal bovenop ligt rode leem, maar niet in dikke lagen. De<br />

Monte Pellegrino torent boven dit alles uit; de berg bestaat uit oudere kalksteen, vol gaten<br />

en spleten die zich, nauwkeurig bezien, hoewel zeer onregelmatig, toch naar de ordening


© Ulli Weiss<br />

Vragen, opdrachten, thema’s en trefwoorden uit de<br />

repetities van ‘<strong>Palermo</strong> <strong>Palermo</strong>’<br />

13.4.1989<br />

Als men niet kan denken, wat denkt men<br />

Bijbelse wind<br />

Tarantella<br />

Heidense gebruiken<br />

19.4.<br />

De aarde komt van boven<br />

Olifantenkerkhof<br />

Basilicum<br />

20.4.<br />

Uitverkoren<br />

Laurier<br />

Oogstbewegingen<br />

Uit Duitsland, maar niet<br />

Iets aangenaams vloeit over het lichaam<br />

21.4.<br />

Maan<br />

Aarde modder<br />

Wat je kunt krijgen<br />

22.4.<br />

Verval<br />

Vrouwenverering<br />

Beestje<br />

Koud geraffineerd<br />

Boom schilderen<br />

Sprinkhaan<br />

van de banken richten. Het gesteente is massief en geeft een klinkend geluid. <strong>Palermo</strong>,<br />

donderdag 5 april 1787 We hebben de stad gedetailleerd bekeken. De bouwtrant doet in<br />

de meeste gevallen sterk denken aan die van Napels, niettemin geven openbare


26.4.<br />

Honger<br />

Een beetje pijn doen<br />

Prettig, strelen<br />

Stippen<br />

27.4.<br />

Iets beschermen<br />

28.4.<br />

Vleugel<br />

29.4.<br />

Goedkope vreugde<br />

Spaghetti in kimono<br />

2.5.<br />

Mooi protest<br />

Twijg<br />

Aarde in de kamer<br />

Charmant bestraffen<br />

Citroen<br />

Cirkels<br />

3.5.<br />

Met iets spaarzaam omgaan<br />

Teken voor geluk<br />

Arme armen<br />

5.5.<br />

Jezelf overwinnen<br />

Verwachtingen<br />

Kwade reactie op iets gewoons<br />

monumenten, fonteinen bij voorbeeld, nog minder blijk van goede smaak. Hier is, anders<br />

dan in Rome, geen artistieke geest die het bouwen reguleert, vorm en uiterlijk van het<br />

bouwwerk hangen slechts van toevallige omstandigheden af. Het bestaan van een fontein<br />

8.5.<br />

Een voorwerp troosten<br />

Lafheid<br />

Schaamte<br />

Iets schoons wat je niet kan benutten<br />

Oneindige beweging<br />

9.5.<br />

Sterren<br />

Bereid tot kompromissen<br />

Iets beloven<br />

Sporen<br />

15.5.<br />

Meedogenloos<br />

Pak aan<br />

16.5.<br />

Iets wat jullie aan het hart ligt<br />

Wat hebben jullie gezien<br />

Trots bedelen<br />

17.5.<br />

Gekruid<br />

Veld van bloemen wat doen<br />

Stier<br />

18.5.<br />

Incasseren<br />

Beiden alleen<br />

Sporen<br />

die heel de eilandbevolking met bewondering vervult, zou moeilijk denkbaar zijn, als niet in<br />

Sicilië zulk fraai, bont marmer voorkwam en als niet een beeldhouwer, bedreven in het<br />

uitbeelden van dieren, juist in die tijd in de gunst had gestaan. Het zal niet meevallen deze


19.5.<br />

Gifspuit<br />

Angst voor een klein dier<br />

Op hulp hopen, wat doen jullie<br />

Stenen<br />

21.5.<br />

Iets utopisch<br />

Duif<br />

Midden<br />

Aanmoedigen<br />

22.5.<br />

Iets niet graag doen<br />

Iets nieuws, iets ouds<br />

23.5.<br />

Doden met voeten<br />

Opsporingsbericht<br />

Horens<br />

Dode handen – ritme uit 6<br />

24.5.<br />

Dode handen + dode voeten<br />

Bevestigen<br />

27.5.<br />

Vriendelijk gedrag<br />

fontein te beschrijven. Op een betrekkelijk klein plein staat een rond architectonisch<br />

bouwwerk, niet eens een stok hoog, sokkel, muur en deklijst van kleurig marmer, in de muur<br />

zijn, in één lijn, verscheidene nissen aangebracht, waarin allerlei dierkoppen, gehouwen uit<br />

28.5.<br />

Als een koning<br />

Geen angst hebben<br />

Zich te goed voor iets voelen<br />

29.5.<br />

Fiets met duif<br />

Koren van het kaf scheiden<br />

Teken<br />

30.5.<br />

Ogen wensen<br />

Penelope<br />

Kleine beloning<br />

Last licht gemaakt<br />

31.5.<br />

Nogmaals van voren<br />

Zelfvernietiging<br />

Iets gaat kapot niets doen<br />

1.6.<br />

Zoals lammeren<br />

Zorgen om morgen<br />

Verleiding weerstaan<br />

Hoe maakt men engelen uit duivels<br />

wit marmer, met gestrekte halzen de beschouwer aankijken: paard, leeuw, kameel en olifant<br />

wisselen elkaar af, en men zou eigenlijk niet verwachten dat achter deze in een kring,<br />

opgestelde menagerie, van vier kanten, door uitgespaarde openingen marmeren treden naar


© Matthias Zölle


Ik ben een realistische optimist<br />

De ontmoeting vindt plaats in de kleine, oude balletzaal van het<br />

Opernhaus in Wuppertal. Niet bepaald een luxe-ruimte; hier heerst<br />

een werksfeer. Misschien speelt dat ook wel een rol als <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong><br />

zegt dat zij altijd al graag heeft gewerkt in deze stad, in dit theater.<br />

Een plek die bij het Tanztheater past, zonder de bedrieglijke – en<br />

beangstigende – glamour van een moderne high-tech tempel. Het<br />

theater heeft een geschiedenis, en draagt de zichtbare sporen<br />

van een lang gebruik. Tijdens het gesprek kiest <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong><br />

haar woorden met zorg, soms aarzelend – niet omdat ze om een<br />

antwoord verlegen is, maar om de dingen zo nauwkeurig mogelijk<br />

te zeggen.<br />

Zorgvuldigheid en precisie zijn ook altijd typerend geweest voor<br />

haar werk. Zij kijkt je recht in de ogen wanneer ze tegen je spreekt,<br />

alsof ze wil controleren of haar woorden werkelijk goed overkomen.<br />

Communicatie is voor haar het allerbelangrijkste: dat er iets wordt<br />

geraakt waardoor je elkaar ontmoet.<br />

Toch heeft het Tanztheater in het begin veel weerstand<br />

ondervonden, soms zelfs agressie. Hoe ga je daarmee om? Hoe speel<br />

je het klaar om je onder zulke felle aanvallen te blijven concentreren<br />

op wat je wilt zeggen?<br />

“De kritiek”, zegt ze, “kwam altijd van bepaalde mensen, bepaalde<br />

groepen, die was er niet over de hele linie. Het was niet zo dat<br />

geen mens respect had voor dit soort werk. Soms was het natuurlijk<br />

moeilijk, maar als je een stuk maakt, kun je niet vragen welk publiek<br />

je daar een plezier mee doet. Een publiek bestaat toch uit heel veel<br />

verschillende mensen. Dus wat voor publiek? Voor wie? Dat weet<br />

je niet. Ik kan alleen maar proberen te zeggen, te laten zien en uit<br />

te zoeken wat me aan het hart ligt. Dat is al zo moeilijk, vind ik,<br />

om goed te formuleren of te laten voelen waar het om gaat, dat je<br />

met elkaar communiceert zonder woorden, met handelingen. Het<br />

de fontein leiden waaruit men het rijkelijk vloeiende water kan scheppen. Iets soortgelijks<br />

gaat op voor de kerken, waar de prachtlievendheid van de jezuïeten nog wordt overtroffen,<br />

niet op grond van beginselen en doelbewust, maar hoogstens bij toeval, al naar een<br />

zijn altijd dingen waarbij je vooral moet aanvoelen wat erachter zit.<br />

Maar het is wel degelijk iets concreets, en het is de enige maatstaf<br />

die je hebt: te bereiken waar je naar op zoek bent – daar een vorm<br />

voor te vinden.”<br />

Misschien was juist dat de uitdaging: telkens weer - onverstoorbaar<br />

- een gemeenschappelijk raakpunt te zoeken, ook of juist wanneer<br />

het pijnlijk werd. Maar ze heeft nooit willen provoceren.<br />

“Het was vaak een misverstand, omdat de mensen soms dachten dat<br />

ik iemand wilde provoceren of een soort kritiek wilde uitoefenen. Ik<br />

wilde helemaal niemand kwetsen. Als iemand zich gekwetst voelde,<br />

dan zat hem dat gewoon in de zaak zelf.”<br />

<strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> heeft niet de pretentie van een avant-garde kunstenaar<br />

die zich bewust in de nesten werkt en op die manier aandacht<br />

trekt. Daarin is zij volstrekt integer. Maar heeft zij er wel eens over<br />

gedacht te stoppen?<br />

“Ik heb er wel eens over gedacht iets anders te gaan maken, maar<br />

nogmaals, nooit vanwege het publiek. Nooit. Wat ik maak, is toch<br />

juist voor het publiek. Dat was nooit de reden dat ik wel eens<br />

aanvallen van vertwijfeling heb gehad.”<br />

En de dansers? Die moesten ook veranderen, een nieuwe, bredere<br />

opvatting van dans krijgen. Geen gemakkelijke exercitie. “Het<br />

woord ‘dansen’ was verbonden met heel bepaalde begrippen. Dat<br />

dans een andere vorm kan hebben, is heel moeilijk te begrijpen.<br />

Het is gewoon niet waar dat dansen een bepaalde techniek is. Het<br />

zou waanzinnig arrogant zijn om te denken dat allerlei andere<br />

dingen geen dans zijn. Bovendien geloof ik dat juist veel simpele<br />

dingen alleen door heel goede dansers kunnen worden gedaan.<br />

Dat is allemaal heel subtiel. Ik vraag nooit iets intiems. Ik vraag iets<br />

precies.<br />

ambachtsman, beelden- of lofwerksnijder, vergulder, lakwerker of marmersnijder bij de hand<br />

was die zijn kunnen, zonder smaak en zonder zich door een voorbeeld te laten leiden, op<br />

bepaalde plaatsen in de praktijk wilde brengen. Tegelijk ontdekt men een talent om dingen


Als een danser daar antwoord op geeft, is het iets dat we allemaal<br />

hebben. Iets dat we weten, maar niet met ons verstand. Ook het<br />

klassieke ballet – dat waren vroeger ooit echte gebaren, niet zomaar<br />

wat bewegingen waarvan veel dansers helemaal niet meer weten<br />

waar die vandaan komen.”<br />

Toch krijgt zij de laatste tijd, na jarenlang vechten, vaak net zulke<br />

reacties als bij het klassieke ballet. Er zijn open doekjes, alsof het om<br />

de virtuoze techniek gaat. Is dat niet gevaarlijk?<br />

“Mijn stukken hebben daar eigenlijk niets mee te maken. Ik vind<br />

het fijn als ik merk dat de mensen begrijpen waar ik het over heb.<br />

Daar hoort geen boe-geroep bij. Iedereen heeft toch deel aan de<br />

voorstelling. Als mensen dan voelen dat we elkaar hebben ontmoet,<br />

vind ik dat heel fijn. Maar het beoordelen van de choreografie<br />

– daar gaat het toch helemaal niet om. Het gaat om iets heel<br />

anders: menselijkheid. We zijn niet uit op effect, er is niets op het<br />

toneel wat er niet hoort. Ieder ding heeft betekenis. Alle franje is<br />

weggelaten. Niet dat ik geen andere dingen zou kunnen maken. Ik<br />

laat bewust zoveel mogelijk achterwege.”<br />

Juist vanwege die soberheid wordt de groep uit Wuppertal wel het<br />

arme, ook bewegings-arme, danstheater genoemd. Zouden ze het<br />

niet prettig vinden om eens een stuk te maken helemaal vanuit de<br />

beweging, zoals in het begin?<br />

“Ik denk dat dat vanzelf wel komt. Ik vind het altijd heerlijk om te<br />

bewegen. Het is vaak gebeurd dat er heel veel beweging was, en<br />

om een of andere reden heb ik dat steeds meer teruggeschroefd,<br />

tot het punt was bereikt dat het klopte. Of een dans ontwikkelt zich<br />

op een manier die je helemaal niet in de gaten hebt. Het gaat er<br />

altijd om wat er uit wanhoop of uit vreugde ontstaat. Je denkt niet:<br />

ik ben choreograaf, nu moet er weer worden gedanst. Dat is geen<br />

criterium. Daarvoor is dans te belangrijk. Alleen – ik beschouw meer<br />

dingen als dans. Bijna alles kan dans zijn. Dat heeft te maken met<br />

een bepaald bewustzijn, een bepaalde geestelijke en lichamelijke<br />

houding, en ook een enorme precisie: weten, ademen, het kleinste<br />

detail. Het heeft altijd te maken met de manier waarop. Er zijn<br />

uit de natuur na te bootsen, zodat bij voorbeeld die dierenkoppen vrij goed zijn bewerkt.<br />

Zoiets wekt natuurlijk de bewondering van de menigte, wier hele kunstgenot slechts in de<br />

ontdekking van een gelijkenis tussen het nagebootste en het oorspronkelijke beeld is<br />

zoveel dingen die dans zijn, ook heel tegenstrijdige dingen. Dansen<br />

zijn ook uit wanhoop ontstaan, niet alleen uit vreugde – vanuit<br />

totaal verschillende situaties. We leven nu bijvoorbeeld ook in een<br />

heel bepaalde tijd, waarin de dans echt geboren moet worden.<br />

Beslist niet uit ijdeltuiterij.”<br />

Wanhoop laten zien en op de planken brengen – dat was ooit het<br />

– vaak schokkende – pionierswerk van het Tanztheater Wuppertal.<br />

Inmiddels, met een bepaalde tijdsafstand, komen de stukken veel<br />

komischer over.<br />

“Het publiek had nooit gedacht dat ik gevoel voor humor heb, ze<br />

hebben gewoon niet gezien dat alles veel complexer is. Maar met<br />

mijn stukken is het net als met muziek: ze zijn niet gemaakt om<br />

maar één keer te bekijken. Ik zie de stukken heel vaak en weet hoe<br />

verschillend het is wat daar kan gebeuren. Met elke kleine nuance<br />

verandert er iets. Maar dat heeft ook te maken met je houding, met<br />

de eigenlijke reden voor die humor. Ik geloof dat ik een vreselijk<br />

realistische optimist ben. Niet zomaar een optimist. Maar dat is de<br />

enige werkelijkheid die er is: over communicatie praten. Humor<br />

heeft iets te maken met kritiek, maar ook met liefde. Het zijn heel<br />

subtiele dingen waarover je samen kunt lachen: bijvoorbeeld over<br />

het feit dat je weet hoe moeilijk het is. Dat is voor mij heel reëel, het<br />

is tenminste niet iets utopisch. Veel dingen zijn volgens mij helemaal<br />

niet optimistisch, omdat ze helemaal niet bestaan. Het zijn maar<br />

dromen. Dat kan ook mooi zijn. Het hangt er gewoon van af hoe je<br />

werkt. Ik werk aan iets dat met deze tijd te maken heeft.”<br />

Toch zijn de eigentijdse stukken van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> – tegen wil en<br />

dank – klassiek geworden. Is dat niet benauwend? Is het geen<br />

belemmering?<br />

“Dat is natuurlijk heel moeilijk werken. Dat is altijd heel moeilijk<br />

geweest, en het blijft moeilijk: steeds weer die oude stukken<br />

bijhouden. Soms is het moeilijk om de kracht ervoor op te brengen<br />

en er weer plezier in te krijgen.”<br />

En het succes? De grote wereldtoernees?<br />

“Het woord succes – daar denk ik niet over na. Om te beginnen<br />

gelegen. Tegen de avond had ik een vrolijke ontmoeting, toen ik in de langgerekte straat de<br />

zaak van een kleine handelaar betrad om diverse kleinigheden te kopen. Terwijl ik voor de<br />

winkel stond om de koopwaar te bekijken, rakelde een lichte windstoot die door de straat


vind ik het al een groot wonder dat we met dit soort werk de hele<br />

wereld afreizen – hoe je elkaar overal vindt, dat je elkaar echt kunt<br />

ontmoeten. Dat is echt fantastisch, dat dit werk zich niet aantrekt<br />

van grenzen, dat de mensen elkaar kunnen begrijpen. Tegelijkertijd<br />

krijg ik de kans om te leren: verschillende manieren van leven,<br />

allerlei soorten muziek en dans... en dan te zien hoe in die stukken<br />

krachten vrijkomen die positief gaan werken. Het doet mensen<br />

iets, ze worden ontroerd. Het is heel precieze taal die daar wordt<br />

gesproken. We proberen altijd met ons hoofd te begrijpen wat we<br />

eigenlijk allang begrijpen, heel precies begrijpen. Dat is de enige<br />

ware taal. Er gebeuren steeds dezelfde dingen, op dezelfde muziek,<br />

op dezelfde plaats. Dat is iets heel precies, je kunt het alleen niet<br />

zien.”<br />

Het Tanztheater Wuppertal spreekt in tekens die boven alle culturen<br />

uitstijgen – en blijft toch eigentijds. Hier worden verhalen verteld<br />

die iedereen aangaan, maar zij worden verteld vanuit het hier-ennu.<br />

Zij putten niet alleen uit een of andere archaïsche bron, maar<br />

hebben voeling met deze tijd op een manier die misschien niet<br />

zichtbaar is, maar die wel helder en duidelijk overkomt. Al meer<br />

dan twintig jaar volgt <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> het spoor van communicatie:<br />

een grootscheeps onderzoek, een zoektocht naar raakpunten,<br />

naar herkenbaarheid. Die ontstaat niet vanzelf, maar moet worden<br />

gecreëerd. Het danstheater stelt hoge eisen aan de toeschouwer. De<br />

toeschouwer moet actief meedoen, moet zijn eigen tekens creëren.<br />

Anders vindt er geen communicatie plaats. In het begin was er<br />

veel weerstand. Daar stond dan een groep die in alle oprechtheid<br />

op zoek was naar verloren liefde, naar het verloren geluk: maar<br />

wat zij op de planken brachten, kwam als een schok. Niemand<br />

was voorbereid op zulk soort confrontaties, en velen wilden zulke<br />

onverwachte ontmoetingen liever vermijden – door verontwaardigd<br />

de deur dicht te slaan of zich geruisloos terug te trekken.<br />

Maar het pijnlijke of provocatieve van dit werk zit in de zaak zelf,<br />

in de dingen die worden benoemd en in een ongewone vorm<br />

worden gegoten. <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> en haar ensemble leggen integer<br />

heen wervelde ongelooflijk veel stof op, dat dadelijk op alle winkelruiten neersloeg. Goeie<br />

genade, vertelt u mij eens, riep ik uit, waarom is uw stad toch zo vies? Valt daar dan niets<br />

tegen te doen? Deze straat steekt qua lengte en schoonheid de Corso in Rome naar de<br />

en trefzeker de vinger op de zere plek. Zij brengen van alles aan<br />

het licht waarvoor veel mensen liever hun ogen sluiten. Maar<br />

tegelijk biedt deze realistische optimiste uitzicht op een weids,<br />

schitterend panorama. Haar humor vult de poëtische ruimten ook<br />

met vertrouwen in de toekomst. Als zij het heeft over het “subtiele<br />

waarover je samen kunt lachen”, dan spreekt daaruit de opluchting<br />

van iemand die - al is het maar even – afstand kan nemen en naar<br />

zichzelf kan kijken, lachend en huilend tegelijk.<br />

Het Tanztheater Wuppertal is allang klassiek geworden. Het<br />

kenmerk van klassiek theater is dat het een scherp beeld geeft<br />

van de tijd: een tijd vol littekens en open wonden, maar ook<br />

vol verborgen krachten, mogelijkheden, betere oplossingen en<br />

onverwachte uitwegen. Maar in wezen is er meer: een verlangen<br />

dat eigenlijk onvervulbaar is en geen einde kent. Elk mens ervaart<br />

het aan den lijve: het verlangen om uit je eigen huid te kruipen en<br />

boven jezelf uit te stijgen.<br />

Norbert Servos, in: Programmaboek Holland Festival, 1995, pp. 23-26<br />

kroon. Aan weerskanten trottoirs die alle bezitters van een winkel of werkplaats voortdurend<br />

schoonhouden door alles naar het midden van de straat te vegen, die daardoor alleen maar<br />

viezer wordt, zodat elke windvlaag het vuil dat u naar het plaveisel hebt gebezemd bij u


© Ulli Weiss<br />

Op wankele grond<br />

Natuurvolkeren dansten op elke bodem die ze aantroffen; dat doen<br />

ze vandaag nog. Maar het skelet van hun lichamen is niet alleen<br />

minder zwak dan dat van westerse dansatleten. Ook belasten hun<br />

ritmische passen doorgaans minder de botten (en pezen) dan de<br />

geëlaboreerd virtuoze bewegingen van de westerse dansstijlen<br />

met hun lastige sprongen en draaiingen. Westerse theaters hebben<br />

reeds vroeg rekening gehouden met het lichaam van hun dansers.<br />

Verende vloeren werden ontworpen om de harde landingen na<br />

‘grand jetés’ (brede sprong, waarbij de benen van de danser in<br />

spagaat gestrekt worden) of ‘double tours’ (dubbele draaiing in de<br />

lucht om de eigen lichaamsas) op te vangen. In de 20e eeuw werd<br />

de balletvloer ingevoerd; het rubberachtige oppervlak maakt het<br />

toneel perfect effen maar niet glad; vandaag danst welhaast geen<br />

enkel professioneel dansensemble tussen San Francisco en Tokio nog<br />

op de naakte houten toneelvloer.<br />

Ook de vroege stukken van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong>, van ‘Fragment’ tot<br />

‘Orpheus und Euridike’, spelen op 'normale' balletvloeren. Haar<br />

‘Iphigenie’ had, in de lente van 1974, wel de mogelijkheid om<br />

verscheidene segmenten van de toneelvloer op verschillende<br />

hoogten te brengen, en liet aldus de vloer onder de danspassen<br />

van Iphigeneia, Thoas, Orestes en Pylades op letterlijk wankele<br />

bodem uitvoeren. Maar het oppervlak van de vloer bleef voorlopig<br />

onveranderd.<br />

Pas met Stravinsky's ‘Frühlingsopfer’ (‘Le Sacre du Printemps’)<br />

anderhalf jaar later, stootte <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> wat betreft de vormgeving<br />

van de dansvloer, door naar andere dimensies, waarschijnlijk omdat<br />

ondertussen haar decors door Rolf Borzik ontworpen werden (voor<br />

haar eerste zeven stukken had de choreografe als scenografen<br />

Hermann Markard, Christian Piper, Jürgen Dreier en Karl Kneidl).<br />

Nu is het zo dat <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> altijd veel belang gehecht heeft aan<br />

terug bezorgt. In Napels dragen bedrijvige ezels elke dag het afval naar tuinen en akkers,<br />

zou bij u niet iets dergelijks te bedenken of te organiseren zijn? Het is bij ons nu eenmaal<br />

niet anders, antwoordde de man; wat we uit huis kieperen, ligt meteen voor onze deur op


de vormgeving, dat de ideeën voor de decors van haar stukken<br />

van haar kwamen en niet meteen van Borzik, die alleen haar<br />

suggesties visueel vertaalde. Toch kan het niet worden ontkend dat<br />

pas de samenwerking van <strong>Bausch</strong> met Borzik tot de toneelbeelden<br />

leidde waar de vaste greep op de bodem opgeheven was, en de<br />

ondergrond oneffen, nat of glad werd – in één woord: gevaarlijk.<br />

Sindsdien nam <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> nog zelden genoegen met een<br />

toneelvloer zoals bijna al haar collega's gebruikten. Door haar<br />

decorontwerpers Rolf Borzik en later Peter Pabst liet ze een reeks<br />

ongewone toneelbeelden, maar vooral onorthodoxe toneelvloeren<br />

bouwen, uniek in de geschiedenis van de dans. Buiten hun functie<br />

van hinderlijk obstakel hadden ze één ding gemeen: ze boden het<br />

oog van de kijker een even hinderlijk als mooi beeld.<br />

In het geval van ‘Le Sacre’ gebruikten <strong>Bausch</strong> en Borzik turfgrond<br />

om de normale 'toneelbodemgesteldheid' op te heffen. De laag turf<br />

die de toneelvloer centimeters dik bedekt, hindert het barrevoets<br />

dansen slechts minimaal. Toch dempt hij zowel passen als passies,<br />

en in de loop van de voorstelling doet hij de naakte, zwetende<br />

bovenlichamen van de mannen, die zich telkens weer op de grond<br />

laten vallen, en uiteraard ook de als lichte onderjurken van de<br />

vrouwen, donker kleuren.<br />

Voor de Brecht-Weillavond die in de zomer van 1976 in première<br />

gaat, verplaatst Borzik het profiel van een in Wuppertal echt<br />

bestaande straat, met afvoergoot en al, naar het toneel van de<br />

opera. Het stuk dat gaat over de wereld van lichtzinnige meisjes en<br />

zware jongens, speelt zich bij <strong>Bausch</strong> en Borzik ook letterlijk in de<br />

goot af.<br />

Voor ‘Komm tanz mit mir’, amper een jaar later, bouwt Borzik<br />

het toneel om tot een grote glijbaan. Slechts een smalle strook<br />

in de voorgrond die ruim bedekt is met dorre takken, ligt vlak en<br />

gelijkvloers; naar achteren rijst de gladde vloer meters de hoogte<br />

in. De mannen van het Wuppertaler Tanztheater gebruiken met<br />

luid jolijt de gladde helling als kinderen een glijbaan; van onderen<br />

proberen ze tevergeefs de helling op te klauteren of op te lopen.<br />

hopen te rotten. U ziet hier dikke lagen stro en riet, keukenafval en allerlei ander vuil, dat<br />

alles koekt samen en keert als stof naar ons terug. Daartegen weren wij ons de hele dag.<br />

Maar ziet u, onze mooie, nijvere, aardige bezems raken versleten en vermeerderen alleen<br />

Natuurlijk heeft dit toneelbeeld een symbolische betekenis; het<br />

staat voor de eeuwige stroom van het leven, die zich slechts in één<br />

richting beweegt en onomkeerbaar is.<br />

Nog een jaar later, in de lente van 1978, experimenteren Rolf Borzik<br />

en <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> de eerste keer met water op het toneel. Voor de<br />

Macbeth-parafrase ‘Er nimmt sie bei der Hand und führt sie in das<br />

Schloss, die anderen folgen’, gecreëerd in het Schauspielhaus<br />

Bochum bij de jaardag van het Deutsche Shakespeare-Gesellschaft,<br />

en later overgeplaatst naar Wuppertal, bouwen ze op het<br />

voortoneel een diep waterbassin, waar de personages, vooral<br />

Macbeth, steeds weer in duiken, zodat het water naar alle kanten<br />

en ook op de eerste rijen parket plenst: één van de redenen van<br />

massaal protest van het premièrepubliek, waardoor de voorstelling<br />

dreigde stopgezet te worden.<br />

Vòòr het paar <strong>Bausch</strong>/Borzik in ‘Arien’ het ganse toneel centimeters<br />

diep onder water zet (en in de fond nog extra een soort zwembad<br />

bouwt dat voldoende diep is om als badplaats te dienen voor een<br />

kunstnijlpaard) gaat Borzik in ‘Café Müller’ tegen de choreografe<br />

in, die oorspronkelijk een zo leeg mogelijk toneel voor ogen had.<br />

Hij plaatst de toneelruimte vol met tientallen stoelen, die hij bij de<br />

eerste opvoeringen eigenhandig voor de dansers aan de kant ruimt.<br />

Het is de eerste keer dat Borzik zijn achtergrondpositie opgeeft<br />

en voor de duur van een voorstelling in het licht der openbaarheid<br />

treedt.<br />

Voor leken kan de zin die onze laatste paragraaf inleidde, heel<br />

simpel klinken: "Vòòr het paar het ganse toneel centimeters diep<br />

onder water zet..." In de praktijk van het theater gingen hier<br />

harde gevechten in de coulissen aan vooraf. De zin "Dat hebben<br />

wij hier nog nooit gedaan", klinkt in het theater even klassiek als<br />

overal; uiteraard wordt hij ook door de machinisten van Wuppertal<br />

gebruikt, samen met de uitspraak: "<strong>Pina</strong>, dat gaat niet!" Niet<br />

om dwars te liggen of uit luiheid reageerden de machinisten zo.<br />

Achter hun opmerking school de niet ongefundeerde zorg dat het<br />

toneel niet volledig af te dichten zou zijn, en dat doorsijpelend<br />

maar het vuil voor onze huizen. En indien men het van de humoristische kant bekeek, was<br />

dat inderdaad zo. Ze hebben aardige bezems van dwergpalmen, waaraan men nauwelijks<br />

iets zou hoeven te veranderen om ze als waaiers te laten dienen, ze raken snel ver-sleten en


© Ulli Weiss


water de hydraulica en andere techniek in de 'dessous' zou kunnen<br />

beschadigen; een eventueel ongeval zou miljoenen aan reparaties<br />

kosten.<br />

Maar onder haar zachte uiterlijk is <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> – niet alleen, maar<br />

vooral als het om artistieke kwesties gaat – hard als graniet. Met de<br />

bewering "Het gaat niet", heeft ze zich nog nooit tevreden gesteld<br />

of in het riet laten sturen, en op het bezwaar van de Wuppertaalse<br />

toneeltechniek reageerde ze hardnekkig met "Laten we het<br />

tenminste proberen; opgeven kunnen we het idee altijd nog". De<br />

tests verliepen met succes, het resultaat bracht een ommekeer<br />

in de esthetiek van het toneelbeeld. Sinds ‘Arien’ hebben veel<br />

regisseurs en decorontwerpers die voorheen nooit op het idee<br />

zouden gekomen zijn, het element water in hun decorconcepten<br />

ingebouwd; weinigen echter met de onbuigzame consequentie van<br />

<strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> en Rolf Borzik.<br />

Toen Borzik in januari 1980 overleed, kon <strong>Bausch</strong> welhaast zeker<br />

zijn dat geen toneeltechnicus (maar ook geen decorontwerper)<br />

zich tegen haar extreemste wensen zou blijven verzetten. Vooral<br />

de vloeren van haar stukken verrasten het publiek steeds opnieuw.<br />

In ‘1980 – Een stuk van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong>’, bedekte Peter Pabst, die na<br />

twee stages met Gralf-Edzard Habben (‘Bandoneon’) en Ulrich<br />

Bergfelder (‘Walzer’) vanaf 1982 de nieuwe vaste decorontwerper<br />

van de choreografe zou worden, de hele toneelvloer met een<br />

grasveld, dat bij reisvoorstellingen niet meegebracht maar ter<br />

plekke vers aangekocht werd. In ‘Nelken’ dat in de winter van 1982<br />

zijn première beleefde, worden duizenden roze kunstanjers in een<br />

dunne rubberlaag gestoken. De dansers vertrappelen en maaien<br />

onbewogen de bloemen plat (en vernielen er elke voorstelling<br />

enkele honderden); de voorraad wordt regelmatig aangevuld uit<br />

Zuidoost-Azië. Voor de leek lijkt de decoropbouw van ‘Nelken’<br />

dankzij de bloemen en dankzij twee hoge metaalconstructies,<br />

waarvan stuntmannen zich in de diepte storten, buitengewoon<br />

omslachtig. In feite is die echter relatief eenvoudig en op korte tijd<br />

te realiseren, zodat ‘Nelken’ snel de meest geliefde reisvoorstelling<br />

de stompjes liggen bij duizenden op straat. Op mijn herhaalde vraag of daartegen geen<br />

voorzieningen waren te treffen, antwoordde hij: onder het volk gaat het praatje dat juist<br />

degenen die voor hygiëne moeten zorgen wegens hun grote invloed niet gedwongen<br />

van het Tanztheater Wuppertal is geworden.<br />

Het afschaffen van de vaste toneelvloer was echter verre van<br />

een dogma. Borzik reeds had in 1977 voor ‘Blaubart’ tijdens het<br />

beluisteren van een bandopname van Béla Bartòks opera ‘De<br />

burcht van hertog Blauwbaard’, over de vloer van de grote eind<br />

19e-eeuwse kamer waarin het stuk speelt, gewoon verlepte blaren<br />

laten uitstrooien; en bij het laatste door hem verzorgde stuk,<br />

‘Keuschheitslegende’, heeft hij het tot ijs bevroren water dat de<br />

ondergrond vormt, niet realistisch en voor elke voorstelling vers<br />

met een ijsmachine gerealiseerd, maar gewoon op de toneelvloer<br />

geschilderd.<br />

Maar de meeste van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong>s toneelbeelden zijn steeds<br />

ongewoon gebleven. Voor ‘Bandoneon’, onmiddellijk na ‘1980’ en<br />

‘Keuschheitslegende’ ontstaan onder de indruk van een tournee in<br />

Zuid-Amerika, nam ze een toevalligheid te baat die anderen veeleer<br />

als een handicap voor hun werk zouden gezien hebben: toen de<br />

machinisten op commando van de directie van Wuppertal nog<br />

tijdens de sterk uitgelopen generale repetitie het decor al begonnen<br />

af te breken, terwijl de dansers stoïcijns verder dansten, had<br />

<strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> zoveel schik in de situatie, dat ze die op de première<br />

kunstmatig liet naspelen; sindsdien demonteren de machinisten<br />

vaak in het eerste van de twee bedrijven het decor en de vloer. Het<br />

tweede deel speelt dan op het lege toneel.<br />

In ‘Viktor’ uit 1986 situeren <strong>Bausch</strong> en Pabst het gebeuren in<br />

een diepe put; aan de rand staat de danser Jan Minarik haast<br />

onophoudelijk zand in de diepte te schoffelen. In ‘Ahnen’ uit 1987<br />

staat het speelvlak vol met grote (kunst-)Saguarocactussen zoals die<br />

groeien in de woestijn van Arizona. In ‘Tanzabend II’ (1991) toveren<br />

tien ton kalizout het toneel om in een stralend witte woestenij. Het<br />

toneelbeeld van ‘Stück mit dem Schiff’ (1993) wordt gedomineerd<br />

door een reuzengrote, op een verlaten strand vastgelopen kotter.<br />

Het door vier Amerikaanse universiteiten gesponsorde ‘Nur Du’<br />

uit 1996 speelt op een open plek tussen de reuzenstammen van<br />

Californische Redwoodbomen. Het belangrijkste decorelement<br />

kunnen worden de nodige gelden naar behoren te besteden, en daarbij komt nog de<br />

zonderlinge vrees dat, wanneer mest en stro eenmaal zijn opgeruimd, pas goed zichtbaar<br />

wordt in welke belabberde staat de bestrating daaronder verkeert, waardoor dan weer aan


van het stuk ‘Der Fensterputzer’, dat inspeelt op de bizarre, door<br />

de choreografe ironisch overdreven eigenaardigheden van de stad<br />

Hongkong, is een grote bewegende berg pioenen, de Chinese<br />

bloem bij uitstek; de pioenenberg symboliseert allicht het reuzenrijk<br />

van Rood China, dat de Britse kroonkolonie enkele maanden na de<br />

première en de opvoeringen in Hongkong opgeslokt heeft. Voor<br />

het tot nog toe jongste stuk van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong>, ‘Masurca Fogo’ dat<br />

zich afspeelt op het (vulkanische) Kaapverdische eiland, heeft Peter<br />

Pabst uit een kloof in de fond vulkaanlava in de witte toneelruimte<br />

laten vloeien; de lava vormt achteraan op het toneel een heuvel,<br />

waarop de danseressen niet alleen voor een zonnebad poseren; veel<br />

opkomsten volgen de hobbelige, gevaarlijke weg over de lava naar<br />

het eigenlijke dansvlak.<br />

Maar twee toneelbeelden van de latere stukken verdienen een<br />

bijzondere vermelding. In ‘<strong>Palermo</strong> <strong>Palermo</strong>’ uit 1989, onmiddellijk<br />

na de val van de Berlijnse Muur ontstaan, vult in het begin een muur<br />

van grijze betonstenen volledig de toneelopening van de Barmense<br />

Opera. Na enige lange ogenblikken, waarin de toeschouwer – die<br />

<strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> inzake decor ondertussen tot bijna alles in staat acht<br />

– zich afvraagt of het stuk zich misschien op het niet eens één<br />

meter diepe stuk toneel vòòr de muur zal afspelen, dondert de<br />

muur ineen; de brokstukken vliegen in het rond, niet zonder enige<br />

stofontwikkeling, rommelend over bijna het hele toneel, waar<br />

ze voor de rest van de voorstelling blijven liggen; de taferelen en<br />

dansen worden op het lastige, gevaarlijke terrein tussen het scherpe<br />

puin uitgevoerd.<br />

In ‘Ein Trauerspiel’ echter (1994) drijven Pabst en <strong>Bausch</strong> de<br />

waterspelen, die <strong>Bausch</strong> en Borzik meer dan vijftien jaar daarvoor<br />

begonnen waren, ten top. In een diep, met water gevuld bekken,<br />

dat bijna de hele toneelruimte inneemt, drijft als hoofdspeelvlak<br />

een grote, als met vulkaanas bedekte ijsschol, die de dansers alleen<br />

bereiken door over het water te springen. In het tweede deel<br />

van het stuk echter stort een ware waterval uit de toneelzolder<br />

in zee: één van die theaterwonderen, die ondertussen door de<br />

het licht zou komen hoe oneerlijk een ander fonds wordt beheerd. Maar dat alles, zo voegde<br />

hij er met een olijke uitdrukking op zijn gezicht aan toe, was enkel de uitleg die<br />

kwaadgezinden aan de zaak gaven, hij zelf deelde de mening van degenen die beweerden<br />

Wuppertaalse toneeltechniek van de choreografe mogelijk worden<br />

gemaakt.<br />

Maar ook in het kleine wordt water in de stukken van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong><br />

in toenemende mate belangrijker. Het wordt ten tonele gevoerd<br />

in emmers en aquariums, plastic zakken en plastic flessen. Het<br />

wordt gedronken, uitgespuwd en gebruikt om te wassen, ook<br />

over het toneel en het lichaam van de dansers gespoten, door<br />

menselijke waterspuwers uitgebraakt. In een minuscuul plasje<br />

probeert Jan Minarik te zwemmen. Als bron van het leven en als<br />

een steeds belangrijker wordende, door de mens verkwiste schaarse<br />

hulpbron, wint water in het werk van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> in die mate aan<br />

betekenis, dat het oeuvre van de choreografe vanaf de jaren tachtig<br />

toegespitst is op milieuproblematiek.<br />

Niet alleen de bodem van haar stukken, maar ook talrijke door <strong>Pina</strong><br />

<strong>Bausch</strong> in het spel gebrachte rekwisieten zijn absoluut ongewoon.<br />

Voor ‘Arien’ had ze een levensgroot, levensecht nijlpaard<br />

laten maken, dat ze verwikkelde in een schone maar triestige<br />

liefdesaffaire met danseres Josephine Ann Endicott. In<br />

‘Keuschheitslegende’ was het nijlpaard vervangen door drie<br />

eveneens levensechte krokodillen, die tussen de dansers op de<br />

grond rondkropen: vreesaanjagende, doch in hun dagelijkse doen<br />

onschuldige loeders. Aan de figuranten echter, die deze omhulsels<br />

tot leven moesten brengen, bezorgden de krokodillen in het begin<br />

wel lichamelijke problemen. Omdat de krokodillenlijven, anders<br />

dan de uitnodigende nijlpaardenbody, echt wel aan de smalle kant<br />

waren, en het materiaal blijkbaar ook bepaalde dampen afscheidde,<br />

verliepen de eerste tests met de krokodillen niet geheel rimpelloos;<br />

het kwam tot onwel worden en tot zowaar in zwijm vallen binnen<br />

de menselijke krokodillenpopulatie. In de woestijn van Arizona,<br />

de plaats van handeling van ‘Ahnen’, is – als voorlopig het laatste<br />

van de exotische dieren in een stuk van <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> – een eenzame<br />

walrus verloren gelopen, die ook in ‘Masurca Fogo’ opduikt; was<br />

hij in ‘Ahnen’ nog een leeg omhulsel, dan heeft hij nu vlees en spek<br />

gekregen, en is hij een ware 'dierenpersoonlijkheid' geworden.<br />

dat de adel deze zachte onderlaag in stand hield om ’s avonds de traditionele plezierrit in<br />

hun karossen comfortabel op verende bodem te kunnen volbrengen. En aangezien de man<br />

op dreef was, liet hij zich spottend over nog tal van andere misbruiken van het stadsbestuur


Op de gebeurtenissen van ‘1980’ kijkt enkel nog een kunstree<br />

toe. De andere dieren in de theatrale menagerie van <strong>Pina</strong><br />

<strong>Bausch</strong> zijn echter levend – en meestal gaat het om honden:<br />

piepkleine schoothondjes bijvoorbeeld, die in ‘Viktor’ – waar ook<br />

twee Lunebergse heideschapen op een grasloze weide worden<br />

gezet – worden geveild, twee Pekinezen die Jan Minarik in ‘Der<br />

Fensterputzer’ op het toneel uitlaat, de Duitse schepers die in<br />

‘Nelken’ de anjervelden bewaken en die samen met hun baasjes<br />

telkens ter plekke geëngageerd worden. Dat de honden bij tijd en<br />

stond onophoudelijk blaffen, in andere opvoeringen daarentegen<br />

aan de lijn van hun eigenaars er maar sprakeloos bij lopen, is<br />

gelegen in de aard van het beestje: theater is nu eenmaal 'live',<br />

en ook bij <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong> is geen enkele voorstelling gelijk aan een<br />

andere.<br />

Uit: Jochen Schmidt, Tanzen gegen die Angst. <strong>Pina</strong> <strong>Bausch</strong>, München, Econ<br />

Taschenbuch Verlag, 1999, pp. 179-187 (vertaling Frans Redant)<br />

uit, hetgeen voor mij het troostrijke bewijs vormt dat de mens nog altijd humor genoeg<br />

heeft om zich over het onafwendbare vrolijk te maken. Uit: Johann Wolfgang von Goethe,<br />

Italiaanse reis, Amsterdam, Uitgeverij Boom, 1999, p. 247, p. 250-252

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!