Programmaboekje : Spiegel Strijkkwartet . Liu Fang - deSingel
Programmaboekje : Spiegel Strijkkwartet . Liu Fang - deSingel
Programmaboekje : Spiegel Strijkkwartet . Liu Fang - deSingel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Creaties<br />
<strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong> . <strong>Liu</strong> <strong>Fang</strong><br />
Takemitsu, Chong, Dun<br />
donderdag 8 februari 2007
<strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong><br />
Creaties . Seizoen 2006-2007<br />
DoelenEnsemble . Orkest de Volharding olv. Jussi Jaatinen<br />
vrijdag 22 september 2006<br />
I Solisti del Vento . Bart Moeyaert<br />
vrijdag 10 november 2006<br />
Bl!ndman . Quatuor Danel<br />
vrijdag 24 november 2006<br />
Champ d’Action olv. Jaan Bossier<br />
zaterdag 2 december 2006<br />
Spectra Ensemble olv. Filip Rathé<br />
donderdag 18 januari 2007<br />
<strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong> . <strong>Liu</strong> <strong>Fang</strong><br />
donderdag 8 februari 2007<br />
Champ d’Action en Studenten Conservatorium Antwerpen<br />
olv. Vinko Globokar<br />
donderdag 10 mei 2007<br />
deFilharmonie . Collegium Vocale Gent<br />
Choeur Symphonique de Namur olv. Philippe Herreweghe<br />
vrijdag 8 juni 2007 . Kathedraal Antwerpen
egin concert 20.00 uur<br />
pauze omstreeks 20.40 uur<br />
einde omstreeks 21.40 uur<br />
de reeks Creaties wordt gesteund door<br />
SORODHA / Société Royale d’Harmonie<br />
inleiding Maarten Beirens . 19.15 uur . Foyer<br />
teksten programmaboekje Dirk Moelants<br />
coördinatie programmaboekje <strong>deSingel</strong><br />
Gelieve uw GSM uit te schakelen!<br />
Cd’s<br />
Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door<br />
’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70<br />
www.tklavervier.be<br />
Foyer <strong>deSingel</strong><br />
enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal<br />
open vanaf 18.40 uur<br />
kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur<br />
broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens<br />
pauzes<br />
Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING)<br />
• Restaurant HUGO’s at Corinthia<br />
open van 18.30 tot 22.30 uur<br />
• Gozo-bar<br />
open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur<br />
<strong>deSingel</strong>aanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw<br />
toegangsticket van <strong>deSingel</strong> voor diezelfde dag<br />
<strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong> . <strong>Liu</strong> <strong>Fang</strong> pipa<br />
Elisa Kawaguti, Stefan Willems viool<br />
Leo De Neve altviool Jan Sciffer cello<br />
Toru Takemitsu (1930-1996)<br />
A Way A Lone (1980) 14’<br />
Kee-Yong Chong (°1971)<br />
<strong>Strijkkwartet</strong> nr 3, ‘Inner Mirror’ (wereldcreatie) 19’<br />
pauze<br />
Tan Dun (°1957)<br />
Ghost Opera, voor strijkkwartet en pipa (1994) 40’
<strong>Liu</strong> <strong>Fang</strong> © J.F. Amelot<br />
Het strijkkwartet door een Aziatische bril<br />
Het strijkkwartet als typisch West-Europees genre wordt<br />
hier door een Oost-Aziatische bril bekeken. Het programma<br />
bevat werk van drie componisten uit drie opeenvolgende<br />
generaties en uit verschillende regio’s: één van de pioniers,<br />
de Japanner Toru Takemitsu, één van de grote namen uit de<br />
huidige muziekwereld, de Chinees Tan Dun, en één van de<br />
rijzende sterren in de hedendaagse muziekwereld, de Maleisiër<br />
Kee-Yong Chong. Opvallend is hoe de drie componisten<br />
er, vanuit hun eigen perspectief, steeds in slagen om een<br />
typische Aziatische klank te integreren in het ons vertrouwde<br />
klankidioom van het strijkkwartet.<br />
Maar wat is nu juist die Aziatische klank? De wortels ervan<br />
liggen in een spiritualiteit, een verbondenheid met de natuur<br />
die we terugvinden in de religieuze praktijken van onder<br />
meer het Shintoisme en het Daoisme. In tegenstelling tot het<br />
westerse streven naar opbouw, ontwikkeling, doelgerichtheid<br />
en finaliteit ziet men in de Aziatische muziekcultuur eerder<br />
een terugplooien op het moment en een idee van circulariteit.<br />
De traditionele muziek heeft dan ook geen echte harmonische<br />
onderbouw en in heel wat genres ontbreekt ook een vastgelegd<br />
ritme. Veel meer aandacht gaat echter naar de klankkleur en<br />
subtiele verschillen binnen de klanken. Hoewel de basis van<br />
veel Oost-Aziatische muziek pentatonisch is, kan van elke<br />
toon de toonhoogte subtiel gewijzigd worden en ontstaat in<br />
feite een vorm van microtonaliteit die een groter gamma van<br />
toonhoogtes toelaat dan ons twaalftoonssysteem. De meeste<br />
instrumenten zijn dan ook zo ontworpen dat de toonhoogte<br />
continu kan gewijzigd worden door bijvoorbeeld de spanning<br />
van snaren te wijzigen of de blaastechniek aan te passen. Met<br />
name in de Chinese muziek is dit aspect ook erg belangrijk in<br />
relatie tot de taal. Veel Chinese muziek, ook instrumentale<br />
muziek, is gebaseerd op gedichten, en de melodie dient dan<br />
ook de tonen van de taal te volgen, waardoor het noodzakelijk<br />
is om subtiele inflecties van de toonhoogte mogelijk te maken.
Een ander aspect van deze focus op de klank is het zoeken<br />
naar verschillende klankkleuren, met de daarbij horende<br />
speeltechnieken. In de westerse muziek was er een tendens<br />
om te streven naar een homogeen klankbeeld, gebaseerd op<br />
de ‘ideale’ klank van elk instrument, wat dan weer past in<br />
de nadruk op het horizontale, de melodische ontwikkeling.<br />
In het Oosten gaat men juist proberen om elke toonhoogte<br />
op zoveel mogelijk manieren te spelen, met telkens subtiele<br />
timbreverschillen tot gevolg. Op snaarinstrumenten gaat men<br />
bijvoorbeeld. vaak de plaats van aantokkelen of aanstrijken<br />
variëren, gaat men dezelfde noot op verschillende snaren spelen<br />
of gebruik maken van harmonieken.<br />
Wie vertrouwd is met de ontwikkelingen in de westerse<br />
klassieke muziek in de loop van de twintigste eeuw, zal in het<br />
voorgaande ongetwijfeld heel wat elementen herkend hebben.<br />
Zowel het uitschakelen van voorspelbaarheid, van metrum en<br />
tonale cadensen als het uitbreiden van het klankenspectrum<br />
waren centrale aspecten van de ontwikkeling van de westerse<br />
muziek in de twintigste eeuw. Daarnaast haalden heel wat<br />
componisten inspiratie uit oosterse spiritualiteit, denken we<br />
aan de fascinatie van John Cage voor het Zen-Boeddhisme en<br />
de implicaties die dit heeft gehad voor de ontwikkeling van<br />
toevalsmuziek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat westerse<br />
componisten zich lieten inspireren door oosterse muziek en<br />
dat het, omgekeerd, niet zo verwonderlijk is dat componisten<br />
met een oosterse achtergrond er wonderwel in slagen om hun<br />
eigen muzikale en filosofische achtergrond te incorporeren<br />
in een westers idioom. Takemitsu en Chong maken hierbij<br />
enkel gebruik van het traditionele strijkkwartet, Tan gaat<br />
ook explicieter de oosterse klankwereld introduceren door<br />
het toevoegen van elementen verwijzend naar traditonele<br />
shamanistische rituelen en van de pipa.<br />
De pipa wordt ook wel eens de Chinese luit genoemd. Men<br />
neemt dan ook aan dat ze ontstaan is uit een instrumenttype<br />
dat via de zijderoute uit het Midden-Oosten naar China<br />
gebracht werd. Net zoals onze Europese luit, zou de pipa dus<br />
afstammen van de Arabische ‘ud, of tenminste geëvolueerd<br />
zijn uit een vermenging van locale snaarinstrumenten met<br />
‘rondreizende’ versies van de ‘ud. De geschiedenis van de pipa<br />
is ondertussen ook al bijna 2000 jaar oud en in die periode<br />
zijn er nogal wat evoluties geweest in bouw en speelwijze van<br />
het instrument. De pipa die vandaag gebruikt wordt, verschilt<br />
grondig van haar Arabische en Europese verwanten. Ze heeft<br />
een groot peervormig lichaam en vier snaren, bevestigd aan<br />
opvallende laterale stemschroeven. Het belangrijkste verschil<br />
in bouw zien we echter bij de fretten. Terwijl de ‘ud fretloos<br />
is en onze luiten gebruik maken van snaren die rond de hals<br />
gewonden worden, vormen de fretten van de pipa een echt<br />
reliëf van inkepingen in de hals en opstaande stukjes hout<br />
verderop het lichaam van het instrument. Door deze hoge<br />
fretten is het mogelijk om de spanning van de snaren met<br />
de linkerhand te variëren zodat de toonhoogte continu kan<br />
gemanipuleerd worden. Opvallend is ook dat het instrument in<br />
verticale positie bespeeld wordt en dat men voor het tokkelen<br />
gebruik maakt van vingerplectra.<br />
De Japanse componist Toru Takemitsu (1930-1996), is een van<br />
de eerste componisten uit Oost-Azië die een prominente plaats<br />
verworven hebben in de geschiedenis en ontwikkeling van de<br />
westerse muziek. Merkwaardig genoeg was Takemitsu bijna<br />
volledig autodidact. Hij kwam met westerse muziek in contact<br />
tijdens zijn legerdienst, en dit fascineerde hem zodanig dat<br />
hij zelf dit soort muziek ging maken. Takemitsu had interesse<br />
voor de meest diverse muziekstijlen, hij benaderde de muziek<br />
zonder het typische hokjesdenken en we vinden in zijn werk<br />
referenties naar jazz, musical en popmuziek, naast de klassieke<br />
westerse en oosterse muziek. Met componisten als Debussy en<br />
Messiaen deelt hij een voorkeur voor fijnzinnige klankweefsels<br />
en bijzondere timbres en onder invloed van Schaeffers<br />
‘musique concrète’ ging hij elektronische muziek maken,<br />
met onder meer ‘Mizu no kyoku’ (1960) of Watermuziek.<br />
Water zal trouwens een constante worden in zijn oeuvre, met<br />
haar connotaties van zuiverheid en vaagheid sluit het thema<br />
water nauw aan bij de magische, dromerige soundscapes die<br />
Takemitsu creëerde. De aandacht voor de klank, het gebrek aan<br />
thematische ontwikkeling en de aandacht voor de natuur, zijn<br />
ook aspecten die we vinden in de Japanse muzikale traditie.<br />
Hoewel Takemitsu zich aanvankelijk sterk op westerse muziek
Kee-Yong Chong © Nelson Wong<br />
richtte, is zijn culturele achtergrond nooit volledig weg te<br />
denken. Vanaf het begin van de jaren zestig gaat hij ook meer<br />
expliciet verwijzen naar de Japanse traditie door het gebruik<br />
van traditionele instrumenten als de sho (mondorgel), biwa<br />
(een luittype verwant met de Chinese pipa) en de shakuhachi<br />
(bamboefluit).<br />
Het strijkkwartet ‘A Way A Lone’ werd in 1980 geschreven voor<br />
de tiende verjaardag van het Tokyo String Quartet en ging in<br />
1981 in première in New York. Het vormt met ‘Tooi Yobigoe-no<br />
Kanata-he!’ (Far Cries, Coming, Far!) voor viool en orkest (1980)<br />
en ‘Riverrun’ voor piano en orkest (1984), een cyclus van drie<br />
werken waarvoor hij zijn inspiratie haalde uit passages uit James<br />
Joyces ‘Finnegans Wake’. De allerlaatste lijn van dit boek is de<br />
enigmatische open zin ‘The keys to. Given! A way a lone a last<br />
a loved a long the’, een zin die terug verwijst naar het begin:<br />
‘riverrun, past Eve and Adam’s, from swerve of shore to bend<br />
of bay, brings us by a commodius vicus of recirculation back to<br />
Howth Castle and Environs.’ Hier merken we al onmiddellijk<br />
twee belangrijke elementen op uit het werk van Takemitsu:<br />
het circulaire en de referentie naar water. Het water wordt ook<br />
gesymboliseerd in het toonhoogtemateriaal dat gedomineerd<br />
wordt door de kleine secunde en de kwart, de intervallen van<br />
Es-E-A of SEA. Structureel is het werk opgevat als een reeks<br />
variaties. Net zoals Joyce in 'Finnegan’s Wake' allerlei elementen<br />
vermengt, gaat Takemitsu hier zowel jazzharmonieën<br />
als referenties naar het kleurenspel van Debussy of de<br />
tweede Weense school verwerken. Zo zien we hoe hij, quasi<br />
onmerkbaar, de meest verscheiden elementen weet samen te<br />
voegen tot een intrigerend geheel.<br />
De Maleisisch-Chinese componist Kee-Yong Chong werd<br />
geboren in 1971 en is één van de vaandeldragers van de nieuwe<br />
muziek in Zuid-Oost Azië. In zijn jonge carrière wist hij reeds<br />
een quasi-eindeloze lijst van prijzen, beurzen en opdrachten te<br />
verzamelen. Geboren in een Chinese landbouwersfamilie in het<br />
binnenland van het zuiden van continentaal Maleisië, ging hij<br />
compositie en gitaar studeren in Kuala Lumpur en vervolgens<br />
haalde hij zijn bachelor in compositie aan het conservatorium<br />
van Xi’an in China. In 1997 kwam hij naar België om zich hier
verder te bekwamen aan het Koninklijk Conservatorium van<br />
Brussel in de klas van Jan van Landeghem. Tijdens zijn studietijd<br />
volgde hij cursussen doorheen heel Europa bij componisten als<br />
Brian Ferneyhough, Daan Manneke, Peter Eötvös, Salvatore<br />
Sciarrino en Henry Pousseur. In 2001 studeerde hij af met de<br />
grootste onderscheiding, waarna hij zijn studies verderzette aan<br />
het Conservatoire Royal de Musique, de Franstalige vleugel van<br />
het Brusselse conservatorium, in de klas van Daniel Capelletti.<br />
Hier behaalde hij in 2004 zijn certificaat in compositie. Ook Kee-<br />
Yong Chong weet een eigen muzikale taal te creëren, waarbij<br />
hij vertrekt van de westerse avant-garde maar deze weet te<br />
verzoenen met elementen uit de Aziatische muziek. Hij schreef<br />
voor instrumenten als de pipa, sheng (mondorgel) en guzheng<br />
(citer) die hij inzet in dialoog met westerse instrumenten. In een<br />
aantal van zijn werken vinden we ook duidelijke verwijzingen<br />
naar diverse Aziatische muziekstijlen: van Japans kabukitheater<br />
over Beijing-opera tot gamelanmuziek. Maar ook los van de<br />
concrete verwijzingen horen we de Aziatische invloed in zijn<br />
werk. Meer bepaald is er de nadruk op het momentane, het<br />
vluchtige, het creëren van kleuren en het circulaire. Hij zoekt<br />
zijn weg in de meest vooruitstrevende muzikale technieken,<br />
maar weet tegelijk een band te behouden met een lyrische<br />
spiritualiteit en met de typische Chinese zin voor het poëtische.<br />
Vandaag beleven we de première van het Derde <strong>Strijkkwartet</strong><br />
van Chong, met als titel ‘Inner Mirror’. Het Eerste <strong>Strijkkwartet</strong><br />
‘Huang tu’ of ‘Gelig stof’ werd oorspronkelijk gecomponeerd<br />
in 1994. De titel verwijst naar een natuurfenomeen, het<br />
opwaaiende gele zand in Xi’an, een fenomeen dat reeds<br />
eeuwen bestaat en ervoor gezorgd heeft dat de geschiedenis<br />
en cultuur van vele dynastieën steeds bedolven werden en zo<br />
bewaard bleven voor het nageslacht. Dit werk werd in 2002<br />
uitgebreid met nieuw materiaal en werd in die vorm door het<br />
Danel Kwartet gecreëerd. Het Tweede <strong>Strijkkwartet</strong> ‘Scar’<br />
uit 1999 is opgedragen aan één van Chongs leraars aan het<br />
conservatorium van Xi’an, Rao Yu-Yun. Hij was één van de<br />
slachtoffers van de culturele revolutie van Mao. Dit verklankt hij<br />
door het gebruik van materiaal uit Palestrina’s offertorium ‘Ave<br />
Maria’ (een verwijzing naar de verboden westerse cultuur), in<br />
combinatie met een toendertijd populair volksliedje uit Xi’an,<br />
als symbool voor de slachtoffers van de ‘hervormingen’. In zijn<br />
Derde <strong>Strijkkwartet</strong> blikt hij terug op zijn oeuvre. Het thema<br />
spiegel staat hierbij centraal. De spiegel kan beschouwd worden<br />
als een referentie naar de opdrachtgevers, het <strong>Spiegel</strong> Kwartet,<br />
maar is ook vormelijk aanwezig. De opbouw is, net als in zijn<br />
twee vorige strijkkwartetten, symmetrisch, met een opbouw als<br />
een palindroom. Daarenboven ziet hij het werk als een reflectie<br />
van zijn werk, geen steriele reflectie, maar een spiegeling als<br />
in een wateroppervlak, waarin de beelden als levende figuren<br />
teruggekaatst worden. Hij creëert zo een transformatie van<br />
materiaal via een beweging door een abstracte ruimte, waarbij<br />
de klank uiteindelijk terugkeert naar de regionen waar hij<br />
vertrokken is.<br />
Tan Dun werd in 1957 geboren in een afgelegen<br />
plattelandsdorp in Centraal-China. Hij groeide dan ook op met<br />
volksliederen en rituele muziek uit zijn regio, zonder al te veel<br />
invloed van buitenaf. Zijn studietijd viel grotendeels samen met<br />
de periode van de culturele revolutie in China. Hij werd dan ook<br />
gedurende twee jaar verplicht te werken als rijstplanter, waarna<br />
hij ging werken als erhu (Chinese tweesnarige viool) speler en<br />
arrangeur in een locaal traditioneel operagezelschap. Het was<br />
in deze periode dat hij voor het eerst westerse klassieke muziek<br />
hoorde. In 1978 werd hij, dankzij zijn enorme kennis van Chinese<br />
volksmelodieën, toegelaten tot het centrale conservatorium<br />
van Beijing. Hij is sterk geïnteresseerd in het doorbreken van<br />
grenzen en gaat meer en meer westerse genres gebruiken,<br />
waarin hij dan elementen van de Chinese muziek incorporeert.<br />
Langzaamaan krijgt hij meer contact met de hedendaagse<br />
ontwikkelingen in de westerse muziek en zijn werken krijgen<br />
ook belangstelling uit het Westen. Zo krijgt hij in 1986 een<br />
beurs voor het doctoraatsprogramma compositie aan de<br />
Columbia Universiteit in New York. Tot op vandaag verblijft<br />
hij in New York en maakte hij onder meer furore met de<br />
soundtrack voor ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’. Zijn muziek<br />
wordt gezien als het prototype van ‘East meets West’, hoewel<br />
de componist zelf ernaar streeft om deze twee categorieën op<br />
te heffen en tot een eigen universele stijl te komen.<br />
‘Ghost Opera’ dateert uit 1994/5 en werd geschreven in
Tan Dun © Parnassus Productions<br />
opdracht van het Kronos Kwartet en de bekende pipaspeelster<br />
Wu Man. Het dateert uit een periode waarin Tan erg begaan<br />
was met vormen van ‘orkestraal theater’. Het werk gaat dan<br />
ook verder dan een traditionele instrumentale compositie,<br />
maar is echt opgevat als een spirituele totaalervaring. De<br />
titel verwijst dan ook naar een vorm binnen de traditionele<br />
Chinese opera waarin de uitvoerders in dialoog treden met hun<br />
eigen verleden en toekomst en er een innige verbondenheid<br />
is met natuurelementen. We horen dan ook niet enkel<br />
een interculturele dialoog tussen westerse en oosterse<br />
instrumenten en muzikale referenties, maar ook een dialoog<br />
met natuurelementen. Deze zijn aanwezig op het podium als<br />
installaties van water, steen, papier en metaal die hun timbres<br />
toevoegen aan het basisinstrumentarium. Daarnaast worden<br />
ook de vocale mogelijkheden van de uitvoerders gebruikt<br />
(zingen, praten, ademen) en worden theatrale elementen<br />
ingevoerd door het spelen met licht en de positie van de<br />
uitvoerders. Dit geheel is gestructureerd als een ‘opera in vijf<br />
bedrijven’, waarbij een circulaire beweging wordt uitgevoerd.<br />
Dit niet zozeer door het terugkeren van thematisch materiaal,<br />
maar het gaat eerder om een spirituele terugkeer naar het<br />
begin van de ‘geestenopera’, een tocht weliswaar die de<br />
luisteraar steeds nieuwe wijsheid moet opleveren.
<strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong><br />
Elisa Kawaguti, Stefan Willems viool . Leo De Neve altviool<br />
Jan Sciffer cello<br />
Dankzij de volledige toewijding en de passie voor het<br />
strijkkwartetgenre, verwierf het in 1996 opgerichte <strong>Spiegel</strong><br />
<strong>Strijkkwartet</strong> zeer snel nationale en internationale bekendheid. Het<br />
kwartet concerteerde in heel wat prestigieuze concertzalen en op<br />
talrijke festivals, zoals de Filharmonische Vereniging Brussel, <strong>deSingel</strong><br />
Antwerpen, De Bijloke Gent, het Festival van Vlaanderen, Festival Ars<br />
Musica, het Concertgebouw Amsterdam, Théâtre du Châtelet Paris,<br />
MUSICA Strassbourg, La Société de Musique de Chambre de Lyon,<br />
Frits Philips Eindhoven, ‘t Vrijthof Maastricht, De Doelen Rotterdam,<br />
Meistersingerhalle Nürnberg, Philharmonie Duisburg, Gesellschaft<br />
für neue Musik Mannheim, NDR Hannover, Berliner Konzerthaus,<br />
Villa Musica Mainz, Schleswig Holstein Festival, SDR Bern, Dartington<br />
Summer School, Huddersfield Contemporary Music Festival, BBC<br />
Belfast, Blachheath Halls London, Jeunesse Musicale Vienna… Het<br />
repertoire van <strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong> omvat zowel de grote tijdloze<br />
meesterwerken van Beethoven, Schubert, Brahms, Schumann,<br />
Debussy en Sjostakovitsj als de hedendaagse, soms controversiële<br />
werken zoals bijvoorbeeld ‘Black Angels for electric string quartet’<br />
van George Crumb, ‘Tetras’ van Xenakis en ‘The gate of Hell’ van<br />
Bankóvi). Daarnaast is <strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong> de laatste jaren een<br />
bron van inspiratie geworden voor hedendaagse componisten.<br />
Jaarlijks geeft het kwartet een of meer compositieopdrachten.<br />
Recent werd nieuw werk van Wim Henderickx, Danïel Capelletti,<br />
Joachim Brackx, Pim Moorer, Frédéric Devreese gebracht. Muzikale<br />
partners van <strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong> zijn accordeonist Teodoro<br />
Anzellotti, klarinettisten Jörg Widmann en Roeland Hendrikx en de<br />
pianisten Joanna MacGregor, Bernhard Wambach, Florent Boffard,<br />
Jan Michiels en Levente Kende. De cd’s van <strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong><br />
worden wereldwijd gedistribueerd door het Duitse kwaliteitslabel<br />
Musikproduktion Dabringhaus und Grimm (MDG). De cd met<br />
kamermuziek van Piet Swerts, die onder het label Phaedra verscheen,<br />
kreeg de Klara Muziekprijs 2006 voor ‘Beste Vlaamse Productie’.<br />
<strong>Spiegel</strong> <strong>Strijkkwartet</strong> is kwartet in residentie in het Koninklijk<br />
Muziekconservatorium van Antwerpen en De Bijloke Gent en wordt<br />
structureel gesteund door de Vlaamse Regering.<br />
<strong>Liu</strong> <strong>Fang</strong><br />
<strong>Liu</strong> <strong>Fang</strong> (°1974, Kunming) studeerde cum laude af aan het<br />
conservatorium van Shanghai. Met een beurs van het Canada Council<br />
for the Arts vertrok zij in 1996 naar Montreal, waar ze zich vestigde.<br />
<strong>Fang</strong> geldt als een van de meest virtuoze speelsters van de pipa<br />
of Chinese luit. Daarnaast bespeelt ze ook de guzheng of Chinese<br />
citer. <strong>Fang</strong> vertolkt zowel het traditionele Chinese repertoire als<br />
hedendaags gecomponeerde muziek. Ze creëerde werken van de<br />
Canadese componisten R. Murray Schafer en Melissa Hui en speelde<br />
samen met het Nouvelle Ensemble Moderne, Alcan String Quartet,<br />
Quartetto Paul Klee Venezia en met violist Malcolm Goldstein. Ze<br />
was soliste in twee concerti voor pipa en orkest (‘Ghost Opera’ van<br />
Tan Dun en ‘King Chu Doffs his Armour’ van Zhou Long) met het<br />
Moravisch Symfonisch Orkest in Praag. In 2001 kreeg <strong>Fang</strong> de Future<br />
Generations Millennium Prize van de Canada Council for the Arts<br />
toegekend. In 2006 ontving ze de Charles Cros Prijs van de Académie<br />
Française voor haar cd ‘Le son de soie’, verschenen bij Accords Croises.
volgend concert<br />
Kwartet<br />
in <strong>deSingel</strong><br />
do 1 mrt 2007 . 20 uur . Blauwe Zaal<br />
Tetzlaff Quartett<br />
Christian Tetzlaff, Elisabeth Kufferath viool<br />
Hanna Weinmeister altviool . Tanja Tetzlaff cello<br />
W. A. Mozart <strong>Strijkkwartet</strong> nr 15 in d, KV421 (417b)<br />
Alban Berg Lyrische Suite<br />
Felix Mendelssohn<br />
Bartholdy <strong>Strijkkwartet</strong> nr 2 in a, opus 13<br />
€ 20, € 15 (-25/65+ € 15, € 10 / -19 jaar € 8)<br />
inleiding Mark Delaere . 19.15 uur . Kleine Zaal