Bedieningshandboek MULTIMIG 300 - ELEKTRON Bremen GmbH
Bedieningshandboek MULTIMIG 300 - ELEKTRON Bremen GmbH
Bedieningshandboek MULTIMIG 300 - ELEKTRON Bremen GmbH
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Bedieningshandboek</strong><br />
<strong>MULTIMIG</strong> <strong>300</strong><br />
<strong>ELEKTRON</strong>-BREMEN Fabrik für Elektrotechnik <strong>GmbH</strong> Postfach 10 59 60 D - 28059 <strong>Bremen</strong><br />
Telefon +49 / (0)421 / 54 90 6-0 Telefax +49 / (0)421 / 54 90 619 vertrieb@elektron-bremen.de www.elektron-bremen.de
2<br />
1<br />
5<br />
6<br />
7<br />
11<br />
8<br />
14<br />
9<br />
10<br />
12<br />
13<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5
1 Uw veiligheid NL<br />
Veilig met het apparaat werken, is alleen mogelijk<br />
wanneer zowel de handleiding als de<br />
veiligheidsaanwijzigen volledig worden gelezen<br />
en de daarin aangegeven richtlijnen<br />
strikt wordt opgevolgd. Laat u zich voor het<br />
eerste gebruik praktisch voorlichten. Houdt<br />
U zich aan de veiligheidsvoorschriften.*<br />
Verwijder oplosmiddelen, ontvettingsmiddelen<br />
en andere brandbare materialen voor het lassen<br />
uit het werkgebied. Dek brandbare materialen<br />
die niet te verplaatsen zijn af.<br />
Las alleen wanneer de omgevingslucht geen<br />
hoge concentraties stof, zuurdampen, gassen of<br />
explosieve substanties bevat.<br />
Extra voorzichtigheid is geboden bij reparatiewerkzaamheden<br />
aan leidingsystemen en<br />
tanks die brandbare vloeistoffen of gassen bevatten<br />
of bevat hebben.<br />
De koelvloeistof bevat water + spiritus en is mogelijk<br />
brandbaar bij ondeskundig gebruik.<br />
Apparaat niet in de regen plaatsen, afspuiten of<br />
stoomstralen.<br />
Las nooit zonder laskap. Waarschuw personen<br />
in de omgeving voor de straling van de vlamboog.<br />
Gebruik een geschikte afzuiging voor gassen<br />
en lasdampen.<br />
Gebruik een beademingsapparaat wanneer het<br />
gevaar bestaat las- of snijdampen in te ademen.<br />
Wordt tijdens het werk de netkabel beschadigd<br />
of doorgesneden, raak de kabel dan<br />
niet aan maar trek direct de stekker uit het<br />
kontakt. Apparaat met een beschadigde netkabel<br />
nooit gebruiken.<br />
Zorg voor een geschikte brandblusser binnen<br />
handbereik.<br />
Houdt na beëindiging van de werkzaamheden<br />
een brandcontrole.<br />
Demonteer nooit het reduceerventiel. Vervang<br />
een defect reduceerventiel.<br />
Let op een goed kontakt van de massaklem in de directe<br />
omgeving van de las. De lasstroom niet via kettingen, kogellagers,<br />
staalkabels of isolatiekabels laten lopen. Deze<br />
kunnen daarbij smelten.<br />
Blokkeer de transportwielen 10 wanneer u op de plaats<br />
van het karwei bent aangekomen.<br />
Zeker uzelf en het apparaat wanneer op hooggelegen of<br />
sterk hellende plaatsen wordt gewerkt.<br />
Het apparaat mag alleen worden aangesloten aan een op<br />
de juiste wijze geaard stroomnet. Stopkontakt en verlengkabels<br />
moeten zijn voorzien van een functionele aardleiding.<br />
Draag beschermkleding, handschoenen en schort.<br />
Scherm de plaats van werken af met verplaatsbare wanden<br />
of gordijnen.<br />
Gebruik het apparaat niet voor het ontdooien van buizen of<br />
leidingen.<br />
In afgesloten ketels, onder benauwende omstandigheden<br />
en bij verhoogd electrisch risico, mogen alleen apparaten<br />
met het S<br />
-teken worden gebruikt.<br />
Schakel het apparaat af en sluit het ventiel op de gasfles<br />
tijdens pauzes.<br />
Gebruik de beveiligingsketting om te voorkomen dat de<br />
gasfles omvalt.<br />
Verwijder de gasfles tijdens transport.<br />
Verwijder de stekker uit het stopkontakt voordat van werkplek<br />
wordt veranderd of aan de machine wordt gewerkt.<br />
*) Neem de voor uw land geldende veiligheidsvoorschriften in<br />
acht.<br />
2Elementen<br />
1 Laspistool<br />
2 Reduceerventiel<br />
3 Gasfles*<br />
4 Aflegplaats<br />
5 Hijsogen<br />
6 Handgreep<br />
7 Bedieningspaneel<br />
8 centrale aansluiting<br />
9 Koelribben<br />
10 Transportwielen<br />
11 Hoofdschakelaar<br />
12 Display lasstroom/lasspanning**<br />
13 Massaklem<br />
14 Aansluiting voor massa kabel<br />
15 Afdekking Bedieningspaneel<br />
*) Toebehoren<br />
**) Optie<br />
Afgebeeld of beschreven toebehoren vallen mogelijk niet<br />
binnen de leveringsomvang.<br />
3 Gebruiksbestemming<br />
Het apparaat is bestemd voor het lassen van staal, aluminium<br />
en legeringen onder beroepsmatige en industriële omstandigheden.<br />
4 Beveiliging van het apparaat<br />
De machine is electronisch beveiligd tegen overbelasting. Verander<br />
de instelling niet als de machine in gebruik is.<br />
Sluit de zijdeksel voor het lassen.<br />
Voor aanvang van de werkzaamheden werkstuk en apparaat<br />
door middel van een massakabel met elkaar verbinden.<br />
Lasspatten aan de binnenzijde van het gasmondstuk verwijderen<br />
met een speciale tang. Besproei de binnenzijde van het<br />
gasmondstuk met een scheidingsmiddel of gebruik een speciale<br />
pasta. Dit verhindert het inbranden van lasspatten.<br />
Sproei onder een hoek om te voorkomen dat de openingen<br />
voor het beschermgas verstopt raken.<br />
Gebruik uitsluitend de hijsogen 5 voor het optillen van het apparaat.<br />
Til het apparaat niet met een vorkheftruck of dergelijken<br />
aan het huis..<br />
3
De geluidsniveau van het apparaat is minder dan 70 dB(A) gemeten<br />
bij normale belasting overeenkomstig EN 60974.<br />
Dit produkt voldoet aan de huidige geldende normen. Let bij<br />
gebruik op het volgende:<br />
Het apparaat is bestemd voor het lassen onder beroepsmatige<br />
en industriële omstandigheden. Bij gebruik in een<br />
andere omgeving (bijv. woongebied) kunnen andere electrische<br />
apparaten worden gestoord.<br />
Tijdens gebruik kunnen electromagnetische problemen<br />
ontstaan in:<br />
– Leidingen voor het stroomnet, besturingsbekabeling, signaal-<br />
en communicatieverbindingen in de nabijheid<br />
van het las- of snijapparaat.<br />
– Televisie- en radiozenders en -ontvangers<br />
4<br />
5 Geluidsproductie<br />
6 Mogelijke storingen door<br />
electromagnetische velden<br />
7 Technische gegevens<br />
Type <strong>MULTIMIG</strong> <strong>300</strong><br />
Lassen<br />
Lasbereik (I 2min-I 2max/<br />
U 2min -U 2max )<br />
A/V 30-260/<br />
(11,4)15,5-27<br />
Spanning onbelast V 12,7-34<br />
Instelling spanning Standen 41<br />
Karakteristiek constant<br />
ID 100 % 40°C A 160<br />
ID 60 % 40°C A 200<br />
ID bij max. stroom 40°C % 35<br />
ID 100 % 25°C A 180<br />
ID 60 % 25°C A 220<br />
ID bij max. stroom 25°C % 45<br />
Drosselstanden (elektr. instelbaar) 4<br />
Lasdraad staal Ø mm 0,6-1,2<br />
Lasdraad aluminium Ø mm 1,0-1,2<br />
Draadtoevoersnelheid<br />
Net<br />
m/min 0,1-25<br />
Netspanning 3~ (50/60 Hz) V 400<br />
Opgenomen vermogen S1<br />
(100 %/40°C)<br />
kVA 5<br />
Opgenomen vermogen S1<br />
(60 %/40°C)<br />
kVA 6,2<br />
Opgenomen vermogen S1<br />
(max. Strom)<br />
kVA 9,7<br />
Stroomopname I1 (100 %/40°C) A 7,2<br />
Stroomopname I1 (60 %/40°C) A 9<br />
Stroomopname I1 (max. stroom) A 14<br />
Vermogensfactor (bij I2max ) cos ϕ 0,87<br />
Afzekering A/tr 16<br />
Netstekker<br />
Apparaat<br />
CEE 16<br />
Beschermingssoort (EN 60 529) IP23<br />
Isolatiestofklasse F<br />
Koelsoort F<br />
Geluidemissie dB(A)
8 Korte bedienhandleiding<br />
<br />
De uitvoerige beschrijving vindt u in hoofdstuk 9 "Voor<br />
de ingebruikneming" en in hoofdstuk 10 "Ingebruikneming".<br />
Zet de gasfles 3 op de aanleg en maak deze vast met de<br />
ketting 35.<br />
Verwijder de schroefdop van de gasfles en open het gasflesventiel<br />
34 kort (uitblazen).<br />
Sluit de reduceerventiel 2 aan op de gasfles.<br />
Sluit de beschermgasslang 31 van de installatie aan op de<br />
reduceerventiel en open de beschermgasfles.<br />
Steek de netstekker in het stopcontact.<br />
Sluit de werkstukleiding 22 aan op de massa-aansluiting<br />
14 (-) en bevestig de massaklem 13 op het werkstuk.<br />
Plaats de draadaanvoerrollen 29 op de draadaanvoerunit<br />
overeenkomstig de gekozen lasdraad. Aandrukkracht op<br />
stand 2.<br />
Sluit het laspistool 1 aan (centrale aansluiting 8) en monteer<br />
de stroomtip overeenkomstig de gekozen lasdraad.<br />
Plaats de rol lasdraad op de machine.<br />
Zet de hoofdschakelaar 11 op Aan.<br />
Druktoets 51 ("+") en druktoets 48 (gassoort) ingedrukt<br />
houden (min. 2 sec.) en op het reduceerventiel de gashoeveelheid<br />
instellen. (Vuistformule: draaddiameter x 10 =<br />
gashoeveelheid).<br />
Draadinloop-knop ingedrukt houden tot de lasdraad ca. 10<br />
mm. voorbij het uiteinde van het gasmondstuk steekt.<br />
Met toets 44 het te verlassen materiaal kiezen.<br />
Met toets 46 de draaddiameter kiezen.<br />
Met toets 48 de beschermgassoort kiezen.<br />
Met toets 52 werkingswijze 2-takt kiezen.<br />
Toets 56 telkens indrukken tot de middelste LED voor materiaaldikte<br />
gaat branden en dan met draaiknop 53 de materiaaldikte<br />
van het te lassen materiaal instellen.<br />
Toortsschakelaar ingedrukt houden = lassen.<br />
Toortsschakelaar los laten = lasproces beëindigd.<br />
Indien gewenst kan de draadaanvoersnelheid met draaiknop<br />
58 worden gecorrigeerd.<br />
5
Aansluiten laspistool<br />
Verbind de centrale stekker 17 van het laspistool 1 met de<br />
centrale aansluiting 8 aan het apparaat.<br />
Aansluiten van de massakabel<br />
Verbind de massakabel 22 met aansluitpunt 14 op het apparaat.<br />
Draai de aansluiting rechtsom om de verbinding te zekeren<br />
en bevestig de massaklem 13 goed geleidend aan<br />
lastafel of werkstuk.<br />
Bevestigen van de massaklem<br />
Bevestig de massaklem 13 in de directe omgeving van de las<br />
waardoor de lasstroom niet zelfstandig de terugweg kan bepalen<br />
via machinedelen, kogellagers of electrische schakelingen.<br />
Let in het bijzonder op een stabiele en goed geleidende verbinding<br />
tussen massaklem en werkstuk.<br />
1 Leg de massaklem niet op de lasinstallatie of gasfles omdat<br />
anders de lasstroom via de aardeverbindingen wordt<br />
geleid en deze onherstelbaar beschadigd raken.<br />
2 Sluit de massaklem stevig aan op de lastafel of het<br />
werkstuk.<br />
Aansluiten aan het stroomnet<br />
Steek de stekker in een juiste kontaktdoos. De zekering moet<br />
in overeenstemming zijn met de opgegeven specificatie.<br />
6<br />
þ 8<br />
9 Voor het in gebruik nemen<br />
17<br />
18<br />
19<br />
20<br />
14<br />
22<br />
L1(R)<br />
L2(S)<br />
L3(T)<br />
N(MP)<br />
PE<br />
1<br />
1<br />
2<br />
1<br />
Inleggen van de draadspoel<br />
Open de deksel van het apparaat of de draadaanvoerkoffer 2<br />
en maak de moer 26 los van de houder 24.<br />
Plaats de lasdraadspoel op de houder en let daarbij op dat de<br />
uitsparing over de nok 23 valt.<br />
Gebruik voor kleine spoelen lasdraad een adapter<br />
(bestelnummer 620.9650.0).<br />
Stel de spanning van de lasdraad dusdanig af met de draadrem<br />
25 dat wanneer de knop op het laspistool wordt losgelaten<br />
de draadspoel nog net direct stil staat.<br />
Inbrengen van de lasdraad<br />
Schroef de tip uit het laspistool 1<br />
Open de deksel van het apparaat of draadaanvoerkoffer 2.<br />
De diameter van de lasdraad moet overeenstemmen met de<br />
markering op de kopse kant van de draadrol 29.<br />
Druk de hefbomen 27 opzij en steek de lasdraad door de<br />
toevoeropening 28 en de centrale aansluiting 8.<br />
27<br />
26<br />
25<br />
24<br />
28 8<br />
29<br />
Druk de zwenkarmen 30 terug en blokkeer deze met de hefbomen<br />
27.<br />
30 30<br />
27 27<br />
Schakel het apparaat in met de hoofdschakelaar 11 strek het<br />
slangenpakket uit en druk op het bedieningspaneel op de<br />
toets voor de draadinloop . Stel de aanlegdruk van de<br />
draadaanvoerrollen zodanig af met regelschroef 27 dat de<br />
draadaanvoerrollen 29 nog net draaien wanneer de draadspoel<br />
wordt tegen gehouden. De draad mag niet klemmen of<br />
worden vervormd.<br />
23<br />
27
Tip voor een toevoereenheid met 4 rollen: Stel, om de lasdraad<br />
binnen de toevoereenheid op spanning te houden, de<br />
aanlegdruk van de draadaanvoerrollen 29 aan de doorvoeropening<br />
zijde 28 lager in dan die aan de zijde van de centrale<br />
aansluiting 8.<br />
Druk zo lang op de toets voor de draadinloop. , tot de<br />
draad aan de laspistoolhals ca. 20 mm naar buiten steekt.<br />
Schroef een passende tip in het laspistool 1 en knip het uitstekende<br />
stuk draad af.<br />
Aansluiten van de gasfles<br />
Zet de gasfles 3 op de daarvoor bestemde plaats en gebruik<br />
de veiligheidsketting 35 om omvallen te voorkomen.<br />
Open de afsluiter 34 van de gasfles enkele malen om eventuele<br />
aanwezige vuildeeltjes te verwijderen.<br />
Sluit het reduceerventiel 2 aan op de gasfles 3 . Schroef de<br />
slang voor het beschermgas 31 aan het reduceerventiel.<br />
Gasfles openen en terwijl de pistoolschakelaar is ingedrukt<br />
de gashoeveelheid instellen met de instelschroef 36 van het<br />
reduceerventiel. De doorstroommeter 32 geeft de hoeveelheid<br />
gas aan. Vuistregel is: Hoeveelheid gas = Draaddiameter<br />
x 10 l.min. De inhoud van de gasfles wordt aangegeven<br />
door de inhoudsmanometer 33.<br />
34<br />
3<br />
35<br />
p p p<br />
Goed Aanlegdruk<br />
te hoog<br />
33 2 32<br />
36<br />
Onjuiste<br />
draadtoevoerro<br />
31<br />
Aanpassingen aan het apparaat voor het lassen<br />
met aluminiumdraad<br />
Wissel de draadaanvoerrollen tegen de juiste aluminiumdraad-toevoerrollen.<br />
Verwissel het laspistool voor staal met een voor aluminium of<br />
verwissel het binnenspiraal voor staal door een teflon inliner.<br />
Verwijder het capillair buisje 42 in de centrale aansluiting.<br />
Kort het uitstekende stuk teflon inliner dusdanig in dat zij heel<br />
kort aan de draadtoevoerrol ligt en schuif het overeenkomstig<br />
ingekorte messing buisje over de teflon inliner als stabilisatie.<br />
Draai het laspistool goed aan en steek de lasdraad in de opening.<br />
De bestelnummers voor wisseldelen zijn afhankelijk<br />
van het type laspistool en de draaddiameter. Raadpleeg<br />
de pistolen-onderdelenlijst.<br />
17 38 39 40 41 42 29<br />
17 Centrale stekker<br />
38 Nippel (=klemdeel) van de teflon- of kunststof inliner<br />
voor 4.0 mm en 4,7 mm buitendiameter.<br />
39 O-ring 3,5x1,5 als gas-afdichting<br />
40 Wartelmoer<br />
41 Teflon en kunststof inliner<br />
42 Steunbuisje voor teflon en kunststof inliners met 4 mm<br />
buitendiameter vervangt het stalen capillaire buisje in<br />
de centrale aansluiting.<br />
Bij een buitendiameter van 4,7 mm vervalt het buisje<br />
29 Draadaanvoerrollen<br />
7
Bedienveld DS 20<br />
43 Omschakeltoets "Handmatige bediening aan / uit"<br />
Met deze toets kan de machine tussen automatische en<br />
handmatige bediening worden omgeschakeld.<br />
44 Keuzetoets "Materiaal"<br />
Met de toets "Materiaal" wordt het te lassen materiaal<br />
gekozen.<br />
45 Toets "Save" (Tiptronic)<br />
Deze toets dient voor het opslaan van een Job<br />
46 Keuzetoets "Draaddiameter"<br />
Met de toets "Draaddiameter" wordt de diameter van het<br />
lasdraad gekozen.<br />
47 Toets "Enter" (Tiptronic)<br />
Deze toets dient ter bevestiging bij het opslaan van een<br />
Job.<br />
48 Keuzetoets "Gassoort"<br />
Met de toets "Gassoort" wordt het gebruikte gas gekozen.<br />
49 Omschakeltoets "Tiptronic On/Off"<br />
Deze toets schakelt de modus Tiptronic aan of uit.<br />
50 Multi-Functiedisplay<br />
In deze display worden alle parameterwaarden en meldingen<br />
aangeduid.<br />
51 Keuzetoetsen "+" en "-"<br />
Met deze toetsen kan tussen de secundaire parameters<br />
heen en weer geschakeld worden.<br />
52 Omschakeltoets "2-takt / 4-takt"<br />
Met deze toets wordt tussen de werkingswijze 2-takt en<br />
4-takt omgeschakeld. Een brandende LED duidt de op<br />
dat moment gekozen werkingswijze aan.<br />
53 Draaiknop voor schakelstand / materiaaldikte<br />
Met de draaiknop wordt de gewenste schakelstand, respectievelijk<br />
de materiaaldikte ingesteld. Bij automatische<br />
bediening kan het instelbereik, afhankelijk van de<br />
gekozen materiaal-draad-gas-combinatie, verkort zijn.<br />
Tijdens het lassen kan de schakelstand niet versteld<br />
worden.<br />
54 Digitale Multi-Functie-Aanduiding<br />
In deze aanduiding worden de primaire parameters aangeduid<br />
zoals schakelstand, respectievelijk materiaaldikte<br />
(in mm) of de draadaanvoersnelheid (in m/min).<br />
8<br />
10 In gebruik nemen<br />
43 44 45 46 47 48 49 50 51<br />
52 53 54 55 56 57 58 59<br />
55 LED "Overgangsvlamboog"<br />
De LED overgangsvlamboog brandt, indien de machine<br />
bij de actuele materiaal-draad-gas-combinatie en de gekozen<br />
schakelstand zich bevind in de lastechnische moeilijke<br />
bereik bevind tussen kortsluitboog en open boog<br />
oftewel de zogenaamde overgangsvlamboog. Bij handmatige<br />
bediening is deze functie niet werkzaam.<br />
56 Omschakeltoets primaire parameters<br />
Met deze toets kan men tussen lasvermogen en<br />
draadaanvoersnelheid omschakelen, welke in de digitale<br />
Multi-Functie-Aanduiding 54 wordt weergegeven. Het<br />
lasvermogen wordt door de schakelstand bewerkstelligd<br />
of door de bijbehorende materiaaldikte. Een brandende<br />
LED duidt aan, welke parameters op dat moment worden<br />
weergegeven.<br />
57 Omschakeltoets "Puntlassen" en "Intervallassen"<br />
Met deze toets wordt tussen de werkingswijzen puntlassen<br />
en intervallassen geschakeld. Een brandende LED<br />
duidt het op dat moment gekozen werkingswijze aan.<br />
58 Draaiknop "Draadaanvoersnelheid"<br />
Bij automatische bediening wordt met deze draaiknop<br />
de draadaanvoersnelheid gecorrigeerd. Bij handmatige<br />
bediening kan de draadaanvoersnelheid direct tussen<br />
0,1 en 25 m/min worden ingesteld.<br />
59 LED-aanduiding "draadaanvoer-correctie"<br />
De LED-aanduiding is alleen werkzaam bij automatische<br />
bediening en geeft de graad van de correctie aan. Brand<br />
de bovenste, middelste LED, dan blijft de voorgeprogrammeerde<br />
draadaanvoersnelheid onveranderd.<br />
Draait men de draaiknop 58 naar links, wandelt de brandende<br />
LED naar links en de draadaanvoersnelheid<br />
wordt verminderd. Draait men de draaiknop 58 naar<br />
rechts, wandelt de brandende LED naar rechts en verhoogt<br />
hiermee de draadaanvoersnelheid.<br />
60 61<br />
62<br />
60 Laspistool-Display<br />
In de display van het laspistool wordt de actuele schakelstand,<br />
materiaaldikte of draadaanvoersnelheid aangeduid<br />
(identiek als met de Multi-Functie-Aanduiding<br />
54). In de Tiptronic modus wordt de actuele Job-regel en<br />
Job-nummer aangeduid.<br />
61 Kiepschakelaar laspistoolMet de kiepschakelaar van het<br />
laspistool kan de schakelstand, materiaaldikte of de<br />
draadaanvoersnelheid worden veranderd (afhankelijk<br />
van de waarde die in de digitale Multi-Functiedisplay 54<br />
wordt aangeduid). Tijdens het lassen kan met de kiepschakelaar<br />
de draadaanvoersnelheid worden gecorrigeerd.<br />
In de Tiptronic modus kan met de kiepschakelaar<br />
tussen de geactiveerde Jobs worden omgeschakeld.<br />
62 Drukknop modus laspistool<br />
Deze knop heeft in handmatige- en automatische bediening<br />
dezelfde functie als de toets 56 bij de primaire parameters<br />
op bedienveld DS 20. In de Tiptronic modus<br />
kan met deze knop tussen Job-nummer en Job-regel<br />
worden omgeschakeld.
Automatische bediening<br />
Bij automatische bediening wordt de schakelstand en de<br />
draadaanvoersnelheid automatisch door de machine gekozen,<br />
op basis van de vooraf ingestelde materiaalsoort, materiaaldikte,<br />
draaddiameter en gassoort.<br />
Door telkens indrukken van toets 44 kan het te verlassen materiaal<br />
worden gekozen. De gekozen materiaalsoort wordt in<br />
display 50 aangeduid.<br />
Door telkens indrukken van toets 46 kan de voorgenomen<br />
draaddiameter worden gekozen. De gekozen draaddiameter<br />
word in display 50 aangeduid.<br />
Door telkens indrukken van toets 48 kan de te gebruiken gassoort<br />
worden gekozen, welke in display 50 wordt aangeduid.<br />
Drukt men op toets 56, in het veld van de primaire parameters,<br />
één of twee keer, tot de middelste LED van het symbool<br />
materiaaldikte gaat branden, dan kan met draaiknop 53 de<br />
dikte van het te lassen materiaal worden ingegeven.<br />
Handmatige bediening<br />
Bij handmatige bediening worden de lasparameters zoals<br />
schakelstand en draadaanvoersnelheid direct ingesteld,<br />
onafhankelijk van de gedefinieerde materiaal-draad-gascombinatie.<br />
De keuze van schakelstand geschiedt met draaiknop<br />
53 en de instelling van de draadaanvoersnelheid geschiedt<br />
met draaiknop 58.<br />
Secundaire parameters<br />
Met de toetsen "+" en "-" 51 kan tussen de secundaire parameters<br />
gasvoorstroomtijd, inloopsnelheid draad, schakelstand<br />
transformator, stand smoorspoel,<br />
draadaanvoersnelheid(-correctie), terugbrandtijd draad, gasnastroomtijd,<br />
intervaltijd aan, intervaltijd uit, en puntlastijd omgeschakeld<br />
worden.<br />
Indien met de toets "+" 51 of met de toets "-" 51 op de aanduiding<br />
van de secundaire parameters wordt geschakeld, verschijnt<br />
in de display 50 voor twee seconden de "nieuwe"<br />
waarde. Toets materiaal 44 heeft nu de functie waarde verkleinen,<br />
toets draaddiameter 46 heeft nu de functie einde en<br />
toets gassoort 48 heeft nu de functie waarde verhogen.<br />
De parameters intervaltijd aan en intervaltijd uit zijn alleen bij<br />
ingestelde werkingswijze intervallassen te veranderen. Dat<br />
geld tevens voor de parameter puntlastijd, welke bij ingeschakelde<br />
werkingswijze puntlassen te veranderen is.<br />
In de display 50 wordt telkens de gekozen parameter aangeduid.<br />
Tussen haakjes wordt telkens de standaard- of voorgestelde<br />
waarde aangeduid.<br />
Met de toets materiaal 44 kan de waarde van de aangeduide<br />
parameter worden verkleind en met toets gassoort 48 kan de<br />
waarde van de aangeduide parameter worden verhoogd.<br />
Afhankelijk of de machine geschakeld is voor automatisch- of<br />
handmatige bediening, kunnen de parameters als volgt worden<br />
veranderd:<br />
Parameters<br />
Stelbereik<br />
Handmatige<br />
bediening<br />
Stelbereik<br />
Automatische<br />
bediening<br />
Gasvoorstroomtijd 0,1 - 10 sec. 0,1 - 10 sec.<br />
Inloopsnelheid<br />
draad<br />
Schakelstand<br />
transformator<br />
0,1 - 10 m/min 10% - 80% van de<br />
geprogrammeerde<br />
waarde<br />
1 - 41 (afhankelijk van de<br />
actuele materiaaldraad-gas-combinatie)<br />
Parameters<br />
Stelbereik<br />
Handmatige<br />
bediening<br />
Correctie smoorspoelstand<br />
1 - 4 +/- 1<br />
Draadcorrectie 0,1 - 25 m/min 50% - 200%<br />
Terugbrandtijd<br />
draad<br />
10 - 250 msec. 50% - 200%<br />
Gasnastroomtijd 0,1 - 10 sec. 50% - 200%<br />
Intervaltijd aan 0,1 - 10 sec. 0,1 - 10 sec.<br />
Intervaltijd uit 0,1 - 2 sec. 0,1 - 2 sec.<br />
Puntlastijd 0,1 - 10 sec. 0,1 - 10 sec.<br />
Door middel van het indrukken van toets draaddiameter 46<br />
wordt de aanduiding van de secundaire parameters beëindigd<br />
en schakelt de aanduiding over naar de primaire parameters.<br />
Menu Extra’s<br />
Toegevoegd naast de secundaire parameters in het menupunt<br />
Extra's, zijn de volgende functies beschikbaar:<br />
Menupunt Aanduiding<br />
Machinegegevens Bedrijfsurenteller<br />
Lasprogramma's<br />
Bedrijfsysteem DMR<br />
Bedrijfsysteem Master<br />
Diagnose Flow koelunit [l/min]<br />
Uitgangsspanning [V]<br />
Temperatuur [°C]<br />
Laatste foutmelding<br />
Taal/Language Keuzemenu talen<br />
Contrast display 10 - 60<br />
Functieblokkering 0 alles vrij<br />
1 Werkingswijze, stand, draadcorrectie<br />
en Tiptronic vrij<br />
2 Werkingswijze, Jobkeuze vrij<br />
3 alles geblokkeerd<br />
Stelbereik<br />
Automatische<br />
bediening<br />
Met de toets materiaal 44 en gassoort 48 kan tussen de<br />
menupunten worden geschakeld. De verschillende waarden<br />
van deze menupunten kunnen door gelijktijdig indrukken van<br />
de toetsen "+" en "-" 51 worden opgeroepen. Ook hier kan<br />
tussen de verschillende waarden met toets materiaal 44 en<br />
toets gassoort 48 worden geschakeld. Terug geschied door<br />
het drukken op de toets draaddiameter 46.<br />
9
Tiptronic<br />
Met de Tiptronic-functie staan er voor de gebruiker 100 van<br />
elkaar onafhankelijke Jobs tot haar beschikking (10 Job-regels<br />
met elk 10 Jobs) In een Job zijn de gezamenlijke in het<br />
bedienveld gekozen instellingen en correcties opgeslagen.<br />
De Tiptronic-functie heeft grote voordelen bij veel terugkomende<br />
laswerkzaamheden die kunnen worden vastgelegd<br />
met bijbehorende Jobnummers of voor meerdere lassers die<br />
hun individuele instellingen willen opslaan in een Job.<br />
Job programmeren:<br />
Optimale instelling voorlassen.<br />
Save-toets 45 indrukken (LED Save knippert).<br />
Met de toets materiaal 44 en gassoort 48 of met de kiepschakelaar<br />
van het laspistool de plaats van de Job oftewel<br />
De Jobnummer kiezen en met de Enter-toets bevestigen.<br />
(Wordt de Enter-toets niet beroerd, dan stopt na 10 sec.<br />
de LED Save met knipperen na de laatste druk op een<br />
toets en wordt het proces van opslaan onderbroken).<br />
De LEDs Save en Enter bevestigen door kort knipperen<br />
de afgesloten programmering.<br />
Job kiezen:<br />
Tiptronic-functie met toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen<br />
(bijbehorende LED brand).<br />
Jobnummer met de kiepschakelaar van het laspistool kiezen<br />
( als alternatief kan het Jobnummer met de toetsen<br />
materiaal 44 en gassoort 48 worden gekozen).<br />
Indien men de Tiptronic modus weer wil verlaten dient<br />
men de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 in te drukken(LED<br />
Tiptronic gaat uit). De parameters worden weer teruggezet<br />
op die waarden, die voor het inschakelen van de<br />
Tiptronic modus waren ingesteld.<br />
Job inactief maken:<br />
Tiptronic-functie met toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen<br />
(bijbehorende LED brand).<br />
Jobnummer met de kiepschakelaar van het laspistool 61<br />
of met de toets materiaal 44 en gassoort 48 kiezen (een<br />
actieve Job wordt in de display van het laspistool 60 door<br />
een decimaalpunt tussen Jobregel en Jobnummer weergegeven).<br />
De Enter-toets 47 twee seconden lang ingedrukt houden<br />
(de decimaalpunt in de display van het laspistool 60 verdwijnt).<br />
Job actief maken:<br />
Tiptronic-functie met toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen<br />
(bijbehorende LED brand).<br />
Jobnummer met de kiepschakelaar van het laspistool 61<br />
of met de toets materiaal 44 en gassoort 48 kiezen (een<br />
inactieve Job wordt in de display van het laspistool 60<br />
door het missen van de decimaalpunt tussen Jobregel en<br />
Jobnummer weergegeven).<br />
De Enter-toets 47 twee seconden lang ingedrukt houden<br />
(de decimaalpunt in de display van het laspistool 60 verschijnt).<br />
Job nieuw programmeren:<br />
Tiptronic-functie met de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen<br />
en Job kiezen (zie Job kiezen).<br />
Gewenste instelling veranderen.<br />
Save-toets 45 indrukken (LED Save knippert).<br />
Met Enter-toets 47 bevestigen.<br />
De LEDs Save en Enter knipperen kort bij een afgesloten<br />
programmering.<br />
10<br />
Job kopieren:<br />
Tiptronic-functie met de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen<br />
en Job kiezen (zie Job kiezen).<br />
Save-toets 45 indrukken (LED Save knippert).<br />
Met de toetsen materiaal 44 en gassoort 48 een Jobnummer<br />
als doel kiezen en met de Enter-toets 47 bevestigen<br />
(wordt de Enter-toets niet ingedrukt, verdwijnt na 10 sec<br />
na het indrukken van een toets de LED Save en wordt het<br />
proces van opslaan onderbroken. Is het doel met bijbehorende<br />
Jobnummer voorheen nog niet als Job vastgelegd,<br />
dan zal deze in de display knipperend worden weergegeven.<br />
De LEDs Save en Enter knipperen kort bij een afgesloten<br />
programmering. De door de gebruiker gedefinieerde Jobtekst<br />
wordt tevens naar de nieuwe Job meegekopieerd.<br />
Job-tekst ingeven<br />
Voor elke Job kan een individuele tekst worden vastgelegd<br />
zodoende deze specifieke Job een speciaal kenteken te geven<br />
of alles eenduidig te kunnen ordenen.<br />
Tiptronic-functie met de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen<br />
en Job kiezen (zie Job kiezen).<br />
Jobnummer met de toetsen materiaal 44 en gassoort 48<br />
kiezen.<br />
De toetsen "+" en "-" 51 gelijktijdig indrukken (een knipperende<br />
cursor verschijnt in de display 50) om in de editeermodus<br />
binnen te komen.<br />
Met de toetsen "+" en "-" 51 kan de cursor worden verplaatst.<br />
Aan het einde van de regel sprint de cursor naar het<br />
begin van de volgende regel.<br />
Met de toetsen materiaal 44 en Gassoort 48 een teken<br />
(getal, letter of speciaalteken) kiezen.<br />
De editeermodus word beëindigd door het indrukken van<br />
de toets "draaddiameter" 46 of door het gelijktijdig indrukken<br />
van de toetsen "+" en "-" 51. Drukt men in de editeermodus<br />
op de toets "Tiptronic ON/ OFF" 49 (Tiptronic<br />
word uitgeschakeld) worden de ingaven van de tekst niet<br />
opgeslagen.<br />
Zowel voor de Job-regel (bovenste regel in de display 50) als<br />
ook voor de Job-nummers (onderste regel in de display 50)<br />
kunnen teksten worden geprogrammeerd.<br />
Bijzondere functies<br />
Gastest<br />
Door gelijktijdig indrukken van toets "+" 51 en de toets gassoort<br />
48 wordt de functie gastest geactiveerd. De gasklep van<br />
de machine wordt daardoor ingeschakeld om de gasverzorging<br />
te kunnen testen. De functie blijft 30 seconden lang actief<br />
en wordt automatisch beëindigd. Door opnieuw deze<br />
toetscombinatie in te drukken kan de gastest voortijdig worden<br />
beëindigd.
Foutcodes<br />
In het geval van storing wordt in de digitale Multi-Functie-Aanduiding<br />
54 een foutcode weergegeven en in de Multi-Functiedisplay<br />
50 verschijnt de bijbehorende beschrijving van de<br />
fout. Zolang de bijbehorende beschrijving van de fout in de<br />
display zichtbaar blijft kan niet met de machine worden gewerkt..<br />
Code Beschrijving fout Mogelijke oplossing<br />
E00 no Prog<br />
Voor de gekozen materiaal-draad-gas-combinatie<br />
zijn geen<br />
lasparameters voorhanden.<br />
(geen zinvolle combinatie).<br />
E01 Overtemperatuur<br />
De machine is oververhit<br />
geraakt<br />
Andere materiaal-draadgas-combinatie<br />
kiezen.<br />
De machine in de standby<br />
modus laten afkoelen.<br />
Ventilatorsysteem controleren.<br />
E02 Fout draadaanvoer Pakket laspistool met<br />
perslucht uitblazen. Binnenspiraal<br />
en draadaanvoerunit<br />
controleren<br />
E03 Constante kortsluiting Aansluiting laspistool en<br />
massakabel op kortsluiting<br />
controleren.<br />
E04 Fout hoofdrelais Hoofdrelais (in het bijzonder<br />
het terugmeldcontact)<br />
controleren<br />
E05 Fout koelcirculatie<br />
Geen of te weinig<br />
koelmiddel in de watertank.<br />
E06 Net-onderspanning<br />
De netspanning is te laag<br />
(Fase ligt er uit)<br />
Koelmiddel bijvullen en<br />
controleren<br />
Netspanning controleren,<br />
netzekeringen controleren.<br />
E07 EEProm rekensomfout Machine uit- en weer<br />
inschakelen<br />
E08 Overspanning secundair Servicetechneut inschakelen<br />
Stroom-/Spanningaanduiding 12<br />
De werkelijke waarden van de lasspanning en de lasstroom<br />
worden tijdens het lassen in een digitale display weergeven.<br />
Na het lassen wordt de Hold-functie werkzaam, waar de laatste<br />
gemiddelde waarden voor lasspanning en lasstroom worden<br />
weergegeven. De LED "Hold" blijft branden. Bij<br />
verandering van bepaalde lasinstellingen door de bediener,<br />
wordt de Hold-functie beëindigd en worden bij automatische<br />
werking de richtwaarden van stroom en spanning aangeduid.<br />
11 Basiskennis van het<br />
MIG/MAG lasproces<br />
Principe van het MIG/MAG-lasproces<br />
De draadaanvoerrollen transporteren de lasdraad van de<br />
spoel naar de tip. Tussen de lasdraad en het werkstuk brandt<br />
de vlamboog. De lasdraad is dus de vlamboogdrager. Uiterst<br />
secuur smelt de vlamboog het werkstuk waardoor het smeltbad<br />
ontstaat. De lasdraad smelt, druppelt in het smeltbad en<br />
dient zo als toevoegmateriaal. Uit de gasopening stroomt het<br />
beschermgas en zorgt er voor dat de atmosferische lucht<br />
geen toegang heeft tot de vlamboog en het smeltbad.<br />
Lasdraad<br />
Gasopening<br />
Tip<br />
Beschermgas<br />
Lasnaad<br />
Vlamboog<br />
Er zijn twee manieren van metaal lassen met beschermgas.<br />
Zij onderscheiden zich door het soort gas dat wordt gebruikt<br />
in: Metaal passief-gas lassen (Metall-Inert-Gas = MIG) waarbij<br />
het gas geen actieve rol speelt in het lasproces in tegenstelling<br />
tot het Metaal actief-gas lassen (Metall-Aktiv-Gas =<br />
MAG) waarbij het gas de werking van het lasproces ondersteunt.<br />
Las-<br />
proces<br />
MIG Helium (He)<br />
Argon (Ar)<br />
Mengsels uit<br />
Ar/He<br />
Draadaanvoerrollen<br />
Beschermgas<br />
Stroombron<br />
Werkstuck<br />
niet aktief gas aktief gas<br />
MAG-C Kooldioxyde<br />
100 % CO2 MAG-M Mengsels uit<br />
Ar/CO2 Ar/O2 Verdere onderverdeling van het lasproces vindt plaats door<br />
de vorm van de lasboog. Dit betekend dat de vorm van de<br />
vlamboog met de mate van kortsluiting en de wijze van overdragen<br />
van het toevoegmateriaal de onderverdeling bepalen.<br />
Keuze van de vlamboog is slechts beperkt mogelijk bijv. bij<br />
het lassen met een korte vlamboog. Lassen met een korte<br />
vlamboog is in iedere soort van lassen met beschermgas mogelijk<br />
door de keuze van de juiste stroomsterkte en de daarbij<br />
behorende spanning. Kortsluitfrequentie en de grote van de<br />
druppel is echter sterk afhankelijk van het gebruikte beschermgas.<br />
11
Soorten van vlambogen<br />
Kortsluit vlamboog<br />
Deze soort is bijzonder geschikt voor het lassen van dun materiaal<br />
of bij het werk onder moeilijke omstandigheden. Gelast<br />
wordt met een zeer korte vlamboog met een lage stroomsterkte<br />
en spanning. Door de oppervlaktespanning van het<br />
smeltbad wordt de druppel in het bad gezogen en wordt de<br />
vlamboog opnieuw ontstoken. Door deze herhaaldelijke cyclus<br />
ontstaat een constante wissel tussen kortsluiting en<br />
brandtijd van de vlamboog.<br />
De overgang tussen kortsluit vlamboog en gespreide<br />
vlamboog hangt af van het gasmengsel en de draaddiameter.<br />
Overgangsvlamboog<br />
Deze vorm wordt gebruikt voor plaat met een middelmatige<br />
dikte en voor het dalend lassen. De overgang van het<br />
toevoegmateriaal vindt hierbij plaats in zowel de kortsluiting<br />
als in een val. Hierdoor ontstaat een minder aantal kortsluitingen<br />
en een wat heter smeltbad als bij het lassen met een<br />
kortsluit vlamboog. Lassen met de overgangsvlamboog is<br />
economischer dan lassen met een kortsluit vlamboog omdat<br />
het een grotere smelthoeveelheid geeft dan het lassen met<br />
een kortsluit vlamboog.<br />
Lange vlamboog<br />
De lange vlamboog is typisch voor het lassen met kooldioxyde<br />
(CO2) of mengselgassen met een hoog gehalte aan CO2<br />
in het hogere vermogensbereik. De lange vlamboog is minder<br />
geschikt voor het lassen onder moeilijke omstandigheden.<br />
Hoofdzakelijk door de zwaartekracht komen grote druppels<br />
toevoegmateriaal in het smeltbad terecht. Wanneer kortsluitmomenten<br />
optreden en de vlamboog opnieuw ontsteekt ontstaan<br />
spatten.<br />
Sproei vlamboog<br />
Het zeer vloeibare smeltbad maakt deze soort vlamboog niet<br />
geschikt voor het lassen onder moeilijke omstandigheden. De<br />
sproei vlamboog ontstaat wanneer met een niet aktief gas of<br />
een mengselgas met een hoog gehalte aan Argon (Ar) gelast<br />
wordt in het hogere vermogensbereik. De sproei vlamboog<br />
heeft een zeer fijne druppelvorming en een kortsluitvrije overgang<br />
van het toevoegmateriaal.<br />
Werkbereik bij MAG-lassen<br />
Diameter<br />
draadelectrode<br />
Het principe van MIG-solderen<br />
Het proces van MIG-solderen is zeer identiek aan het MIG-<br />
MAG-lassen. Op basis van de geringe arbeidstemperatuur bij<br />
het MIG-solderen wordt het basismateriaal niet gesmolten.<br />
De verbinding geschiedt door het afsmelten van een kopergelegeerde<br />
draad, welke het basismateriaal inkapselt of "bevochtigd"<br />
(hardsoldeerverbinding).<br />
12<br />
Lange/<br />
gespreide<br />
vlamboog<br />
Overgangsvlamboog<br />
Korte<br />
Vlamboog<br />
mm A V A V A V<br />
0,8 140…<br />
180<br />
1,0 180…<br />
250<br />
1,2 220…<br />
320<br />
1,6 260…<br />
320<br />
23…<br />
28<br />
24…<br />
30<br />
25…<br />
32<br />
26…<br />
34<br />
110…<br />
150<br />
130…<br />
200<br />
170…<br />
250<br />
200…<br />
<strong>300</strong><br />
18…<br />
22<br />
18…<br />
24<br />
19…<br />
26<br />
22…<br />
28<br />
50…<br />
130<br />
70…<br />
160<br />
120…<br />
200<br />
150…<br />
200<br />
14…<br />
18<br />
16…<br />
19<br />
17…<br />
20<br />
18…<br />
21<br />
Goede laseigenschappen worden alleen bereikt wanneer spanning<br />
en stroom juist op elkaar zijn afgestemd. Bij CO2 is een ongeveer<br />
3V hogere vlamboogspanning noodzakelijk dan bij mengselgassen<br />
met een hoog gehalte aan argon (Ar).<br />
Stand van het laspistool<br />
<br />
In alle posities kan worden gewerkt: onderhands, bovenhands,<br />
horizontaal, verticaal (zowel van boven<br />
naar beneden als omgekeerd) en diagonaal.<br />
Bij onderhands en horizontaal lassen wordt het laspistool<br />
loodrecht (neutrale stand) of tot 30° stekend gehouden. Bij<br />
dikkere lagen kan het laspistool ook licht slepend worden gehouden.<br />
De neutrale stand geeft de gunstigste inbranddiepte<br />
en bescherming door het gas. Houdt het laspistool niet al te<br />
schuin om te voorkomen dat door turbowerking lucht tussen<br />
het beschermgas wordt gezogen.<br />
Bij verticaal en bovenhands lassen wordt het laspistool licht<br />
stekend gehouden. Omdat een voorlopend smeltbad ontstaat,<br />
is het gevaar van onvolledige hechting aanwezig waardoor<br />
deze techniek alleen geschikt is voor speciaal opgeleide<br />
en ervaren lassers. Het gevaar wordt groter bij dikkere materialen<br />
of wanneer het smeltbad dunner wordt door een te<br />
hoge spanning.<br />
Lasrichting stekend<br />
Lasrichting slepend<br />
Vermijd grotere pendelende bewegingen om te voorkomen<br />
dat het smeltbad voor de vlamboog wordt opgestuwd. Hierdoor<br />
ontstaat een voorlopend smeltbad en bestaat de mogelijkheid<br />
op een onvolledige hechting. Pendel, met<br />
uitzondering van verticaal stapelend lassen, slechts zo breed<br />
dat de beide voegflanken net worden geraakt. Heeft de voeg<br />
voldoende breedte dan moeten twee rupsen naast elkaar<br />
worden gelegd.<br />
Bij verticaal stapelend lassen wordt gependeld in de vorm van<br />
een open driehoek.<br />
Lengte van de vlamboog<br />
Een langere vlamboog vermindert de inbranddiepte, de rups<br />
wordt breder en vlakker en het spatten stijgt. In vergelijking<br />
met de korte vlamboog gaat het toevoegmateriaal als grotere<br />
druppels in het smeltbad over. Gebruik een langere vlamboog<br />
om een vlakke of holle naad te krijgen.<br />
Een kortere vlamboog verhoogt de inbranddiepte (bij gelijke<br />
stroomsterkte). De rups wordt smaller en het spatten vermindert.<br />
Wanneer nog geen sprake is van lassen met de kortsluit<br />
vlamboog, gaat het toevoegmateriaal als kleinere druppels in<br />
het smeltbad over.<br />
Lange vlamboog Korte vlamboog<br />
Draad-uitsteeklengte<br />
In de regel bedraagt de afstand tussen laspistool en werkstuk<br />
het 10- tot 12-voudige van de draaddiameter. De pistoolafstand<br />
kan wijzigen en zo de lengte van de lasdraad beïnvloeden.<br />
Een langere uitsteeklengte verlaagt zowel de stroomsterkte<br />
als de inbranddiepte.
Bij gelijk blijvende draadtoevoersnelheid verhoogt een kortere<br />
uitsteeklengte de stroomsterkte.<br />
Lange lasdraad Korte lasdraad<br />
12 Onderhoud<br />
Neem bij alle verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden<br />
de geldende veiligheidsvoorschriften en de voorschriften ter<br />
voorkoming van ongevallen in acht.<br />
13 Storingen oplossen<br />
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing<br />
Laspistool wordt te<br />
warm<br />
Pistoolschakelaar reageert<br />
niet<br />
Draadtoevoer stopt of<br />
draad vast gebrand aan<br />
de tip<br />
Het apparaat is onderhoudsarm. Slechts een klein aantal<br />
punten dienen regelmatig gecontroleerd te worden om het<br />
apparaat voor jaren gebruiksklaar te houden:<br />
– Controleer op gezette tijden netstekker en kabel, de laspistool<br />
en massaverbinding op beschadigingen.<br />
– Reinig het apparaat een- tot tweemaal per jaar met droge<br />
lucht (lage druk). Schakel hiervoor eerst het apparaat<br />
uit en trek de stekker uit het contact. Verwijder de<br />
zijpanelen. Om beschadigingen te vermijden, dient een<br />
directe luchtstraal van korte afstand op electronische<br />
bouwelementen te worden voorkomen.<br />
Laspistool verstopt door vuil in het koelsysteem Waterslang in omgekeerde richting doorspoelen<br />
Tip niet goed vastgezet Controleren<br />
Wartelmoer van de centrale aansluiting niet goed vast- Wartelmoer vast draaien<br />
gezet<br />
Breuk in de besturingsverbinding Controleren evt. vervangen<br />
Thermische beveiliging ingeschakeld Onbelast afkoelen<br />
Draadspoel geblokkeerd Controleren evt. vervangen<br />
Braam aan het begin van de lasdraad Einde van de draad afknippen<br />
Draadtoevoer onregel- Onjuiste aanlegdruk toevoereenheid Afstellen volgens handleiding<br />
matig of gestopt Defect laspistool Controleren evt. vervangen<br />
Geleidingsbuis in de centrale aansluiting niet aanwezig<br />
of vervuild<br />
Geleiding plaatsen of reinigen<br />
Draadspoel slecht gespoeld Controleren evt. vervangen<br />
Roest op lasdraad Controleren evt. vervangen<br />
Binnenspiraal van het laspistool verstopt Laspistool losmaken. Tip verwijderen en spiraal<br />
met lucht schoon blazen<br />
Binnenspiraal verbogen of geknikt Controleren evt. vervangen<br />
Draadrem te strak afgesteld Afstellen volgens handleiding<br />
Apparaat schakelt af Toegestane max. inschakeltijd overschreden Onbelast afkoelen<br />
Slechte koeling Luchttoevoer en -afvoer controleren<br />
Vlamboog of kortsluiting Lasspatten op de tip en gasmondstuk<br />
tussen tip en gasopening<br />
Verwijder de spatten met een speciale tang<br />
Onrustige vlamboog Tip niet in overeenstemming met de draaddiameter of Controleren evt. vervangen<br />
versleten<br />
Ventilator werkt niet Geen fase Plaats de stekker in een ander contact. Controleer<br />
de kabel en zekeringen<br />
Controlelamp in hoofd- Geen fase Plaats de stekker in een ander contact. Controschakelaar<br />
brandt niet<br />
leer de kabel en zekeringen<br />
Geen beschermgas Gasfles leeg vervangen<br />
Laspistool defect Controleren evt. vervangen<br />
Reduceerventiel vervuild of lek Controleren evt. vervangen<br />
Ventiel van de gasfles defect Vervang de gasfles<br />
Gas blijft stromen Gasventiel vervuild of vuil in ventiel Laspistool en reduceerventiel verwijderen,<br />
gasventiel met luchtdruk tegen de stroomrichting<br />
door blazen<br />
13
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing<br />
Onvoldoende gas Onjuiste instelling reduceerventiel Afstellen volgens handleiding<br />
Vervuild reduceerventiel Controleren<br />
Laspistool, gasslang verstopt op lek Controleren evt. vervangen<br />
Beschermgas wordt weg gezogen/geblazen Zorg dat geen tocht aanwezig is<br />
Lasvermogen is gedaald<br />
Stekker van massakabel<br />
wordt heet<br />
Overmatig slijpsel in<br />
toevoereenheid<br />
14 Opties<br />
Toevoervarianten<br />
Nauwkeurige aandrijving met vier rollen voor alle toepassingen.<br />
14<br />
Geen fase Plaats de stekker in een ander contact. Controleer<br />
de kabel en zekeringen<br />
Onvoldoende massa Verbinding herstellen<br />
Massakabel niet goed op het apparaat aangesloten Draai de aansluiting rechtsom<br />
Laspistool defect Repareer of vervang<br />
Stekker niet gezekerd door rechts draaien Controleren<br />
Draadaanvoerrollen niet in overeenstemming met<br />
draaddiameter<br />
Plaats de juiste rollen<br />
Onjuiste aanlegdruk in de toevoereenheid Afstellen volgens handleiding<br />
Toevoer varianten Inzetbaarheid<br />
Standaard Standaard uitvoering met 4 rollen toevoereenheid. Door draad-uitlijn-werking<br />
minder wrijving in laspistool. Gemakkelijk bij dikkere of<br />
hardere draad.<br />
Gekerfde toevoerrollen. Ideaal voor moeilijk te transporteren draad.<br />
Dubbele<br />
aandrijving<br />
(Optioneel)<br />
Gegroefde rollen<br />
boven en<br />
onder (Optioneel)<br />
Draad-uitlijn-werking in combinatie met dubbele aandrijving. Door<br />
dubbele aandrijving minder aanlegdruk dus minder vervorming van<br />
de draad. Gemakkelijk bij dikkere en hardere draad of langere tussenpakketten.<br />
Gekerfde toevoerrollen. Ideaal voor moeilijk te transporteren draad.<br />
Toevoerrollen met een dubbele groef (boven en onder). Geen draadvervorming.<br />
Ideaal voor holle zachte draden (aluminium, brons,<br />
koper...).<br />
Rollen<br />
aluminium<br />
Rollen<br />
staal<br />
Rollen<br />
gekerfd
15 Service 16 Garantie<br />
<strong>ELEKTRON</strong>- <strong>Bremen</strong> <strong>GmbH</strong><br />
Postfach 10 59 60<br />
D-28059 <strong>Bremen</strong><br />
Tel: +49 (0)421 54 90 6-0<br />
Fax: +49 (0)421 54 90 6-19<br />
Wijzigingen voorbehouden<br />
Stuur de kompleet ingevulde aanvraagkaart voor garantie<br />
binnen 10 dagen na de koop aan: <strong>ELEKTRON</strong>- <strong>Bremen</strong><br />
<strong>GmbH</strong>, Postfach 10 59 60, D-28059 <strong>Bremen</strong>, Duitsland, Tel:<br />
+49 (0)421 54 90 6-0, Fax: +49 (0)421 54 90 6-19<br />
Voor dit apparaat geldt een garantietermijn van 12 maanden<br />
vanaf de verkoopdatum. De garantie is gebaseerd op normaal<br />
gebruik.<br />
Gebruikelijke slijtage en mechanische beschadigingen of defecten<br />
veroorzaakt door onjuist en/of onzorgvuldig gebruik<br />
zijn van de garantie uitgesloten.<br />
15
326940 06/05