29.08.2013 Views

Praktische handleiding - Holcim

Praktische handleiding - Holcim

Praktische handleiding - Holcim

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Praktische</strong> <strong>handleiding</strong><br />

Duurzaam beton: samenstelling, productie en verwerking<br />

Een publicatie van <strong>Holcim</strong> (België) N.V.


Copyright:<br />

<strong>Holcim</strong> (België) NV<br />

Auteurs<br />

Materials & Applications Center<br />

<strong>Holcim</strong> Western Europe<br />

1 ste editie 2007<br />

«<strong>Holcim</strong> kan niet aansprakelijk<br />

worden gesteld voor een verkeerde<br />

toepassing of interpretatie van de<br />

inhoud van deze <strong>handleiding</strong>.<br />

Aarzel niet om contact met ons op te<br />

nemen indien u vragen heeft.»<br />

Inhoud<br />

Inleiding<br />

1. Betonbestanddelen<br />

1.1 Cement 7<br />

1.2 Aanmaakwater 16<br />

1.3 Granulaten 17<br />

1.4 Hulpstoffen 23<br />

1.5 Toevoegsels en toevoegingen 28<br />

2. Van vers beton tot verhard beton<br />

2.1 Samenstelling van beton 32<br />

2.2 Indeling in klassen 36<br />

2.3 Verwerkbaarheid en consistentie 39<br />

2.4 Productie en transport 41<br />

2.5 Storten en verdichten 43<br />

2.6 Pompbeton 45<br />

2.7 Zelfverdichtend beton 47<br />

2.8 Zichtbeton 52<br />

2.9 Nabehandeling 56<br />

2.10 Invloed van de bekisting 59<br />

2.11 Betonneren bij warm weer 61<br />

2.12 Betonneren bij koud weer 65<br />

3. Oorzaken en preventie van betonschade<br />

3.1 Ontmenging 68<br />

3.2 Scheurvorming en krimp 69<br />

3.3 Carbonatatie en wapeningscorrosie 75<br />

3.4 Uitbloeiingen 77<br />

3.5 Aantasting door vorst en dooizouten 79<br />

3.6 Sulfaataantasting 82<br />

3.7 Chemische aantasting 84<br />

3.8 Alkali-silica reactie 86<br />

3.9 Brandweerstand 88<br />

4. Bibliografie, normen en nuttige links<br />

1 1.1


1.1 2


Inleiding<br />

Er bestaan veel handboeken over de productie en ver-<br />

werking van beton. Zij bevatten heel vaak algemene aanwijzingen<br />

die veelal ontoereikend zijn voor de praktijk en<br />

voor de zeer specifieke problemen van iedere werf.<br />

<strong>Holcim</strong> wil dit tekort opvangen met deze praktische<br />

<strong>handleiding</strong>. De productie en verwerking van beton is in<br />

alle stadia onderworpen aan de regels der kunst. Deze<br />

“trucjes” die voortspruiten uit de dagelijkse ervaring<br />

worden meestal van mond tot mond doorgegeven. Met<br />

deze praktische gids willen wij ze binnen ieders bereik<br />

brengen. Daarnaast bevat deze brochure ook informatie<br />

en algemene richtlijnen uit de gebruikelijke <strong>handleiding</strong>en<br />

en referentiewerken.<br />

Deze praktische <strong>handleiding</strong> is bedoeld voor iedereen<br />

die te maken heeft met het ontwerp, de productie en<br />

de verwerking van zowel stortklaar als geprefabriceerd<br />

beton. Ook bouwheren en voorschrijvers hebben er alle<br />

belang bij deze informatie en aanbevelingen te lezen.<br />

In het algemeen wordt beton beschouwd als een robuust<br />

materiaal met een uitzonderlijke duurzaamheid.<br />

Als er her en der toch schade optreedt, dan wordt die<br />

meestal veroorzaakt door een ontwerpfout of door een<br />

onoordeelkundig gebruik of verwerking van beton.<br />

Deze praktische <strong>handleiding</strong> wil een bijdrage leveren om<br />

deze “fouten” te voorkomen. Bij het lezen van deze brochure<br />

zal duidelijk worden dat door de toepassing van<br />

eenvoudige methoden en door de naleving van traditionele<br />

regels zonder al te grote moeilijkheden kwaliteitsbeton<br />

bekomen wordt.<br />

Voor specifieke projecten kan het evenwel nodig zijn om<br />

zeer complexe constructiemethoden toe te passen. Om<br />

dit met succes te doen, moeten de uitvoerders beschikken<br />

over een grote vakbekwaamheid en moeten er doorgedreven<br />

controles worden uitgevoerd op de verwerking<br />

en de kwaliteit van het beton. In dergelijke gevallen staat<br />

het ervaren team van technische adviseurs van <strong>Holcim</strong><br />

ter beschikking van de gebruikers.<br />

3 1.1


Betonbestanddelen<br />

1.1 Cement<br />

1.2 Aanmaakwater<br />

1.3 Granulaten<br />

1.4 Hulpstoffen<br />

1.5 Toevoegsels en toevoegingen<br />

5


Algemeen<br />

Cement is een hydraulisch bindmiddel. Het is een stof<br />

die, wanneer gemengd met water, zowel in de lucht als<br />

onder water verhardt. De verharde cementspecie bezit<br />

een hoge mechanische sterkte en ontbindt niet meer<br />

in water.<br />

De cementen die in België worden gemaakt, beant-<br />

woorden aan de eisen NBN EN 197-1 (Cement –Deel 1 :<br />

Samenstelling, specificatie en conformiteitscriteria). De<br />

beoordeling van de conformiteit van de cementen met<br />

de voornoemde norm wordt geregeld door de norm<br />

NBN EN 197-2 volgens proeven die zijn opgenomen in<br />

de normenreeks NBN EN 196.<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

Geschiedenis<br />

In de Oudheid gebruikten de Romeinen al een hydraulische<br />

mortel, bestaande uit een kiezelhoudende kalk<br />

waaraan vulkanische as of baksteenpoeder werd toegevoegd.<br />

Met de gepaste granulaten verkregen zij het<br />

Opus Caementitium of “Romeins cement”, de voorloper<br />

van ons beton, dat ook aan de basis ligt van het woord<br />

“cement”.<br />

In 1824 nam de Engelsman J. Aspdin een patent op een<br />

product dat erg dicht in de buurt ligt van cement en<br />

dat hij verkreeg door het branden van een fijngemalen<br />

mengsel van kalksteen en klei. Met dit bindmiddel kon<br />

een beton worden gemaakt dat vergelijkbaar is met de<br />

Portlandsteen (een zeer sterke kalksteen afkomstig van<br />

het eiland Portland) die in Engeland veel gebruikt werd<br />

voor bouwwerken, vandaar ook de benaming “Portlandcement”.<br />

Algemeen zicht op<br />

een cementfabriek<br />

7 1.1


1.1<br />

Fig 1.1.1<br />

Machines aan<br />

het werk in een<br />

steengroeve.<br />

Fig 1.1.2<br />

Hal waar de<br />

grondstoffen<br />

gehomogeniseerd<br />

worden vóór het<br />

malen.<br />

Fig 1.1.3<br />

Draaioven, het<br />

hart van de<br />

cementfabriek.<br />

Fig 1.1.4<br />

Binnenzicht van<br />

een draaioven.<br />

8<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

Productie<br />

Portlandcement wordt geproduceerd door een mengsel<br />

van grondstoffen met een welbepaalde korrelgrootte<br />

te branden tot op het ogenblik van fusie en de alzo<br />

bekomen materie vervolgens te vermalen tot een fijn<br />

en reactief poeder: het cement. In het algemeen onderscheiden<br />

we vier fasen in de productie van cement:<br />

Ontginning en breking van de grondstoffen<br />

(fig. 1.1.1)<br />

Voor een ton cement heeft men ongeveer anderhalve<br />

ton grondstoffen – kalksteen en mergel of klei – nodig<br />

die bij het branden water en koolstofdioxide vrijgeven.<br />

In de groeve zelf wordt de grondstof gebroken tot stukken<br />

van maximaal ongeveer 60 mm groot.<br />

Menging en vermaling tot meel van de grondstoffen<br />

In de volgende fase worden de verschillende grondstoffen<br />

vermengd in de verhoudingen die overeenstemmen<br />

met de optimale chemische samenstelling<br />

(fig. 1.1.2). In een kogelmolen of koldermolen wordt de<br />

grondstof gelijktijdig gedroogd en vermalen tot fijn<br />

poeder. Dit ruw meel wordt vervolgens gemengd in<br />

homogeniseersilo’s om een uniforme samenstelling te<br />

garanderen.<br />

Omzetting tot klinker door het branden<br />

Het branden bij een temperatuur van ongeveer 1450 °C<br />

is de belangrijkste bewerking in de cementproductie<br />

(fig. 1.1.3 en 1.1.4).<br />

Bij het verlaten van de oven heeft de materie de vorm<br />

van een roodgloeiende massa, klinker genoemd, die<br />

vervolgens snel afgekoeld wordt met lucht (fig. 1.1.6).<br />

Als brandstof wordt steenkool, zware petroleum of aardgas<br />

gebruikt, soms met toevoeging van gerecycleerde<br />

stoffen, zoals bijvoorbeeld oplosmiddelen, afvaloliën of<br />

versleten banden.<br />

NB : hierboven wordt de productie volgens de “droge<br />

weg” beschreven. Er bestaan uiteraard varianten:<br />

- bij de “half-droge weg” wordt het meel door bevochtiging<br />

omgevormd tot korrels op grote draaiende schotels.<br />

Deze korrels worden daarna voorverwarmd op<br />

een voortbewegend rooster voor ze naar de draaioven<br />

gaan.<br />

- bij de “natte weg” worden de grondstoffen gemalen en<br />

gemengd met water om een vloeibare pap te vormen<br />

die gehomogeniseerd wordt in grote kuipen. Deze pap<br />

wordt daarna naar de draaioven gepompt.<br />

- bij de “half-natte weg” wordt de pap voorbereid zoals<br />

bij de natte weg maar nadien gedeeltelijk ontwaterd<br />

in filterpersen en daarna gedroogd en gemalen alvorens<br />

naar de draaioven te gaan.<br />

Het malen van de klinker met gips en andere<br />

bestanddelen<br />

Om het beoogde reactieve materiaal te verkrijgen,<br />

wordt de klinker in een aangepaste maalinstallatie<br />

(fig. 1.1.5) vermalen met een kleine hoeveelheid gips<br />

(bindingsregelaar). Afhankelijk van het soort cement,<br />

worden er aan de klinker tijdens het malen minerale<br />

bestanddelen toegevoegd (kalksteen, gegranuleerde<br />

hoogovenslak, vliegas). Op deze manier verkrijgt men<br />

cement dat samengesteld cement of hoogovencement<br />

wordt genoemd.<br />

Fig 1.1.5<br />

Binnenzicht van een maalmolen.


Kwaliteits- en conformiteitscontrole<br />

van cement<br />

De conformiteit met de normen en de kwaliteit van het<br />

cement worden door een drievoudige procedure gegarandeerd:<br />

n Interne productiecontrole (zelfcontrole)<br />

n Officiële certificatie van het kwaliteitsbeheersysteem<br />

n Extern controle-organisme<br />

Interne productiecontrole<br />

Tijdens alle productiefasen, van de groeve tot de verzending,<br />

worden er monsters voor analyse genomen.<br />

Deze productiecontrole garandeert een hoge en constante<br />

kwaliteit.<br />

De controlemethoden voor cement worden beschreven<br />

in de normenreeks NBN EN 196. De statistische verwerking<br />

van de resultaten van de monsternemingen bij de<br />

verzending moet beantwoorden aan de vereisten van<br />

de norm NBN EN 197-1.<br />

Extern controle-organisme<br />

De interne productiecontrole wordt aangevuld met een<br />

controle door een onafhankelijk extern controle-organisme,<br />

volgens de voorschriften van de norm NBN EN<br />

197-2. Deze externe controle wordt uitgevoerd door een<br />

organisme dat erkend is voor cementproeven, op monsters<br />

die willekeurig ontnomen worden in het laadstation<br />

van de fabriek.<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

Certificatie<br />

De certificatie geeft de eindgebruiker de garantie dat<br />

het cement dat hij gebruikt voldoet aan de normen.<br />

Het product krijgt daartoe een label.<br />

De CE-markering garandeert dat het cement voldoet<br />

aan de Europese normen.<br />

Het BENOR-merk garandeert dat het cement voldoet<br />

aan bepaalde bijkomende kenmerken die specifiek zijn<br />

aan in België gebruikte cementen (bijvoorbeeld : HSR,<br />

HES, LA,…). Deze specifieke kenmerken worden verder in<br />

de <strong>handleiding</strong> uitgelegd.<br />

Kwaliteitsbeheersysteem<br />

<strong>Holcim</strong> heeft een kwaliteitsbeheersysteem ontwikkeld<br />

dat volgens de norm ISO 9001 (versie 2000) gecertificeerd<br />

is. Zo kan worden gegarandeerd dat alle handelingen<br />

op een optimale, reproduceerbare en expliciete<br />

manier verlopen.<br />

Fig 1.1.7<br />

De CE- en BENORlabels<br />

geven aan<br />

dat het cement<br />

conform is met<br />

de van kracht<br />

zijnde Europese<br />

en Belgische<br />

normen.<br />

Fig 1.1.8<br />

Certificatielogo<br />

ISO 9001 – versie<br />

2000<br />

Fig 1.1.6<br />

Klinker bij het verlaten van de oven en<br />

de koelinstallatie.<br />

9 1.1


1.1<br />

Tabel 1.1.1.<br />

Samenstelling<br />

van cement<br />

volgens<br />

NBN EN 197-1<br />

10<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

Gewone cementsoorten en hun samenstelling<br />

volgens de norm NBN EN 197-1<br />

De norm NBN EN 197-1 rangschikt cement in 5 hoofdty-<br />

Hoofdtypes<br />

CEM I<br />

CEM II<br />

CEM III<br />

CEM IV<br />

CEM V<br />

Benaming van<br />

de 27 producten<br />

(gewone cementen)<br />

Portlandcement<br />

PortlandslakcementPortlandmicrosilicacement<br />

Portlandpuzzolaancement<br />

Portlandvliegascement<br />

PortlandleisteencementPortlandkalksteencement<br />

Portlandcompo-<br />

sietcement b)<br />

Hoogovencement<br />

Puzzollaan-<br />

cement b)<br />

Composiet-<br />

cement b)<br />

CEM I<br />

CEM II/A-S<br />

CEM II/B-S<br />

CEM II/A-D<br />

CEM II/A-P<br />

CEM II/B-P<br />

CEM II/A-Q<br />

CEM II/B-Q<br />

CEM II/A-V<br />

CEM II/B-V<br />

CEM II/A-W<br />

CEM II/B-W<br />

CEM II/A-T<br />

CEM II/B-T<br />

CEM II/A-L<br />

CEM II/B-L<br />

CEM II/A-LL<br />

CEM II/B-LL<br />

CEM II/A-M<br />

CEM II/B-M<br />

CEM III/A<br />

CEM III/B<br />

CEM III/C<br />

CEM IV/A<br />

CEM IV/B<br />

CEM V/A<br />

CEM V/B<br />

Klinker<br />

95-100<br />

80-94<br />

65-79<br />

90-94<br />

Hoogovenslak<br />

-<br />

6-20<br />

21-35<br />

-<br />

80-94 -<br />

65-79 -<br />

80-94 -<br />

65-79 -<br />

80-94 -<br />

65-79 -<br />

80-94 -<br />

65-79 -<br />

80-94 -<br />

65-79 -<br />

80-94 -<br />

65-79 -<br />

80-94 -<br />

65-79<br />

80-94<br />

65-79<br />

-<br />

35-64 36-65<br />

20-34 66-80<br />

5-19 81-95<br />

65-89 -<br />

45-64 -<br />

40-64 18-30<br />

20-38 31-50<br />

Microsilica<br />

-<br />

-<br />

-<br />

6-10<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

pes (CEM I tot CEM V) en onderscheidt daarbij 27 producten.<br />

Niet alle cementsoorten worden gefabriceerd<br />

of verkocht op de Belgische markt.<br />

Samenstelling (in massaprocent) a<br />

Natuurlijke puzzolanen<br />

Gebrande natuurlijke<br />

puzzolanen<br />

Hoofdbestanddelen<br />

a) De waarden in de tabel zijn uitgedrukt ten opzichte van de som van de hoofd- en nevenbestanddelen, met uitsluiting van de calciumsulfaten<br />

(gips en anhydriet), die als bindingsregelaar gebruikt worden.<br />

b) In het geval van portlandcomposietcement CEM II/A-M en CEM II/B-M, puzzolaancement CEM IV/A en CEM IV/B en composietcement<br />

CEM V/A en CEM V/B moeten de hoofdbestanddelen, anders dan klinker, in de aanduiding van het cement vermeld worden.<br />

c) Het gehalte microsilica is beperkt tot 10%.<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Siliciumhoudende vliegas<br />

K S D c) P Q V W T L LL<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Calciumhoudende vliegas<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

- 6-20 - - -<br />

- 21-35 - - -<br />

- - 6-20 - -<br />

- - 21-35 - -<br />

- - - 6-20 -<br />

- - - 21-35 -<br />

- - - - 6-20<br />

- - - - 21-35<br />

- - - - -<br />

- - - - -<br />

- - - - -<br />

- - - - -<br />

- - - - -<br />

- - - - -<br />

11-35<br />

36-55<br />

18-30<br />

31-50<br />

6-20<br />

21-35<br />

- -<br />

- -<br />

- -<br />

-<br />

-<br />

Gebrande leisteen<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

6-20<br />

21-35<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

6-20<br />

21-35<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Kalksteen<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

6-20<br />

21-35<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Nevenbestanddelen<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5<br />

0-5


Sterkteklassen<br />

Cement wordt ingedeeld in drie druksterkteklassen die<br />

worden aangeduid met de waarden 32,5, 42,5 en 52,5<br />

(tabel 1.1.2). Deze drie klassen worden aangevuld met<br />

drie subklassen volgens hun beginsterkte:<br />

n normale sterktetoename (sterkteklasse aangeduid<br />

met letter “N”)<br />

n snelle sterktetoename (sterkteklasse aangeduid met<br />

letter “R”)<br />

n langzame sterktetoename (sterkteklasse aangeduid<br />

met letter “L”), subklasse voorbehouden aan het<br />

cementtype CEM III.<br />

Bijkomende Belgische kenmerken<br />

In België bestaan er bijkomende kenmerken voor cement<br />

die niet voorkomen in de Europese norm. Deze bijkomende<br />

kenmerken worden hierna opgesomd:<br />

Cement met hoge bestandheid tegen sulfaten (HSR)<br />

volgens de norm NBN B 12-108.<br />

HSR-cement (High Sulphate Resisting) wordt gebruikt<br />

voor beton dat blootgesteld wordt aan de bijzonder<br />

agressieve inwerking van sulfaten, zoals bijvoorbeeld beton<br />

in contact met grond die meer dan 3000 mg/kg sulfaten<br />

bevat, of met vloeistoffen die meer dan 500 mg/kg<br />

sulfaten bevatten.<br />

Voor het cementtype CEM I is het bijkomende HSR-kenmerk<br />

afhankelijk van de chemische samenstelling van<br />

het cement (meer bepaald het aluminaatgehalte, Al2O3,<br />

en het gehalte tricalciumaluminaat, C3A).<br />

Door hun samenstelling (hoog slakgehalte) bezitten<br />

alle cementen van het type CEM III/B en CEM III/C het<br />

bijkomende HSR-kenmerk.<br />

Het type CEM V/A (S-V) kan eveneens het HSR-kenmerk<br />

bezitten, afhankelijk van zijn chemische samenstelling.<br />

Cement met begrensd alkali-gehalte (LA) volgens de<br />

norm NBN B 12-109<br />

LA-cement (Low Alcali) wordt gebruikt wanneer er<br />

risico is van alkali-silicareactie, d.w.z. wanneer de volgende<br />

twee voorwaarden vervuld zijn:<br />

n vochtige omgeving<br />

n het beton bevat granulaten die gevoelig zijn voor<br />

alkaliën of waarvan de gevoeligheid onbekend is.<br />

Sterkteklasse<br />

32,5 L 2)<br />

32,5 N<br />

32,5 R<br />

42,5 L 2)<br />

42,5 N<br />

42,5 R<br />

52,5 L 2)<br />

52,5 N<br />

52,5 R<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

Druksterkte 1) [N/mm2 ]<br />

Beginsterkte Normsterkte<br />

2 dagen 7 dagen 28 dagen<br />

-<br />

-<br />

≥ 10<br />

-<br />

≥ 10<br />

≥ 20<br />

≥ 10<br />

≥ 20<br />

≥ 30<br />

≥ 12<br />

≥ 16<br />

-<br />

≥ 16<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Het bijkomende LA-kenmerk kan worden toegekend<br />

aan cement CEM I, CEM III/A, B of C en CEM V in functie<br />

van het totaal gehalte aan Na2O-equivalent.<br />

Cement met hoge aanvangssterkte (HES) volgens de<br />

norm NBN B 12-110<br />

Cement van het type CEM I HES (High Early Strength)<br />

voldoet aan bijkomende criteria voor de minimale druksterke<br />

na 1 dag en is dus geschikt voor snelle ontkisting<br />

of ingebruikname:<br />

n CEM I 42.5 R HES => druksterkte na 1 dag ≥ 10 N/mm 2<br />

n CEM I 52,5 N HES => druksterkte na 1 dag ≥ 15 N/mm 2<br />

n CEM I 52,5 R HES => druksterkte na 1 dag ≥ 20 N/mm 2<br />

Overgesulfateerd cement volgens de norm NBN B12-111<br />

(speciaal cement)<br />

Het belangrijkste bestanddeel van overgesulfateerd cement<br />

is gegranuleerde hoogovenslak (S) : het slakgehalte<br />

bedraagt meer dan 80%. De twee andere bestanddelen<br />

zijn calciumsulfaat en een activeringssysteem.<br />

De sterkteklasse, bepaald op mortel met een specifieke<br />

water-cementfactor 0,4, kan 30, 40 of 50 N/mm2 zijn.<br />

De genormaliseerde benaming van overgesulfateerd cement<br />

is CSS.<br />

Gezien zijn hoog slakgehalte heeft dit cement het bijkomende<br />

kenmerk HSR en meestal is het ook LA.<br />

≥ 32,5 ≤ 52,5<br />

≥ 42,5 ≤ 62,5<br />

≥ 52,5 ---<br />

1) Bepaald volgens methode NBN EN 196-1<br />

2) Subklasse voorbehouden aan het cementtype CEM III (NBN EN 197-4)<br />

Tabel 1.1.2.<br />

Sterkteklassen<br />

van cement volgens<br />

de normen<br />

NBN EN 197-1 en<br />

NBN EN 197-4.<br />

11 1.1


1.1<br />

Tabel 1.1.3.<br />

Classificatie en<br />

invloed<br />

van toevoegsels<br />

12<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

Cement met lage hydratatiewarmte<br />

De norm NBN EN 197-1/A1 duidt met de letters LH op<br />

cement met lage hydratatiewarmte. Een LH-cement<br />

is een cement waarvan de hydratatiewarmte, bepaald<br />

volgens NBN EN 196-8 na 7 dagen of volgens NBN EN<br />

196-9 na 41u., niet groter is dan 270 J/g.<br />

Voorbeelden van genormaliseerde benamingen:<br />

CEM<br />

Cement<br />

CEM<br />

Cement<br />

CEM<br />

Cement<br />

I<br />

Cementtype<br />

I<br />

(Portlandcement)<br />

II<br />

Cementtype<br />

II<br />

(SamengesteldPortlandcement)<br />

III<br />

Cementtype<br />

III<br />

(Hoogovencement)<br />

Type toevoegsel<br />

Inert<br />

Puzzolaan<br />

Latent hydraulisch<br />

52,5<br />

Sterkteklasse<br />

52,5<br />

B<br />

Toevoegselpercentage<br />

tussen 21<br />

en 35 %<br />

B<br />

Toevoegselpercentage<br />

tussen 66<br />

en 80 %<br />

R<br />

Snelle<br />

sterktetoename<br />

M<br />

Mengsel<br />

van toevoegsels<br />

42,5<br />

Sterkteklasse<br />

42,5<br />

CE<br />

Conform<br />

aan<br />

EN 197-1<br />

LL-S-V<br />

De toevoegingen<br />

zijn:<br />

kalksteen,<br />

hoogovenslak<br />

en vliegas<br />

N<br />

Normale<br />

sterktetoename<br />

HES<br />

Hoge<br />

aanvangssterkte<br />

32,5<br />

Sterkteklasse<br />

32,5<br />

LH<br />

Lage<br />

hydratatiewarmte<br />

Deze eigenschap laat toe om de temperatuurstijging<br />

in het beton als gevolg van de cementhydratatie te beperken.<br />

Dit is vooral belangrijk voor massief beton waar<br />

de warmte-afgifte naar de omgeving zeer langzaam<br />

verloopt.<br />

BENOR<br />

Conform aan<br />

NBN EN 197-1<br />

en<br />

NBN B12-110<br />

N<br />

Normale<br />

sterktetoename<br />

CE<br />

Conform<br />

aan<br />

EN 197-1<br />

Chemische reactie Invloed<br />

#= Verhoging<br />

$ = Verlaging<br />

Geen reactie of hoogstens een<br />

oppervlakkige reactie<br />

Reactie met calciumhydroxide<br />

en water: vorming van verbindingen<br />

vergelijkbaar met de<br />

hydraten van cement<br />

In aanwezigheid van activatoren<br />

(alkaliën, kalk, sulfaten) en<br />

water: vorming van verbindingen<br />

vergelijkbaar met de<br />

hydraten van cement<br />

CE<br />

Conform<br />

aan<br />

EN 197-1<br />

HSR<br />

Hoge<br />

bestandheid<br />

tegen<br />

sulfaten<br />

# Verwerkbaarheid<br />

$ Porositeit<br />

(opvuleffect)<br />

# Verwerkbaarheid<br />

$ Porositeit<br />

# Duurzaamheid<br />

$ Hydratatiewarmte<br />

$ Beginsterkte<br />

# Eindsterkte<br />

$ Porositeit<br />

# Duurzaamheid<br />

$ Hydratatiewarmte<br />

$ Beginsterkte<br />

# Eindsterkte<br />

BENOR<br />

Confrom<br />

aan<br />

NBN EN 197-1<br />

LA<br />

Begrensd<br />

alkali-gehalte<br />

Bestanddeel<br />

Kalksteen<br />

Kwartsmeel<br />

BENOR<br />

Conform<br />

aan<br />

NBN EN 197-1,<br />

NBN B12-108<br />

en<br />

NBN B12-109<br />

Kenmerken van de belangrijkste toevoegsels voor cement<br />

Zoals opgegeven in tabel 1.1.1, worden in cement naast Deze bestanddelen geven aan het beton bijzondere<br />

klinker ook andere hoofdbestanddelen gebruikt, die kenmerken zoals bijvoorbeeld een betere verwerkbaar-<br />

samen met de klinker vermengd en gemalen worden. heid, een dichtere structuur, een lagere hydratatiewarmte<br />

of een betere duurzaamheid.<br />

Classificatie<br />

Siliciumhoudende vliegas<br />

Microsilica<br />

Natuurlijke puzzolanen<br />

Gegranuleerde<br />

hoogovenslak<br />

(gedroogd en gemalen)


Inerte toevoegsels<br />

Kalksteen (L,LL)<br />

Fijn kalksteenpoeder werkt als een “smeermiddel” en<br />

verbetert de verwerkbaarheid van beton, meer bepaald<br />

wanneer dit gepompt moet worden. De toevoeging van<br />

kalksteenmeel verleent aan het cement een goed vermogen<br />

om water vast te houden, waardoor de risico’s<br />

op ontmenging worden beperkt, het verdichten wordt<br />

vergemakkelijkt en het beton duurzamer wordt.<br />

Puzzolane toevoegsels<br />

De puzzolane toevoegsels kunnen van natuurlijke oor-<br />

sprong zijn, zoals vulkanische as, of van kunstmatige<br />

oorsprong, zoals vliegas of microsilica.<br />

In een eerste hydratatiefase zijn deze toevoegsels niet<br />

actief en vertragen ze min of meer de sterkte-ontwikkeling<br />

van beton. In een tweede fase reageren ze langzaam<br />

met het aanwezige calciumhydroxide om onoplosbare<br />

verbindingen te vormen vergelijkbaar met de<br />

hydraten van cement. Door deze puzzolane werking<br />

dragen deze toevoegsels bij tot de dichtheid en de<br />

eindsterkte van de cementpasta, maar zij vereisen wel<br />

een langere nabehandeling.<br />

Vliegas (V)<br />

Vliegas is afkomstig van de verbranding van poedersteenkool<br />

in de ketels van thermo-elektrische centrales.<br />

De kwaliteit ervan hangt niet alleen af van de gebruikte<br />

steenkool (steenkool of bruinkool), maar ook van het<br />

soort centrale en de exploitatie daarvan. De kwaliteit<br />

van de vliegas kan daardoor ook sterk verschillen van de<br />

ene producent tot de andere.<br />

Vliegas bestaat uit deeltjes die bijna zo fijn zijn als<br />

cement en de sferische vorm ervan draagt bij tot een<br />

betere verwerkbaaraheid van het beton. De toevoeging<br />

van vliegas aan het cement geeft het beton ook een betere<br />

duurzaamheid. Door de lichte bindingsvertraging<br />

Fig 1.1.9.<br />

Gegranuleerde hooghovenslak<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

die vliegas veroorzaakt, verschilt ook de ontwikkeling<br />

van de hydratatiewarmte en daardoor worden de temperatuurpieken<br />

bij het gebruik van massabeton afgezwakt.<br />

Het gebruik van luchtbelvormers samen met vliegas<br />

wordt afgeraden. De onverbrande koolstofdeeltjes in de<br />

vliegas verstoren immers de werking van deze hulpstof.<br />

Latent hydraulische toevoegsels<br />

In aanwezigheid van water en in het alkalisch milieu<br />

dat ontstaat door het vrijkomen van calciumhydroxide<br />

bij de hydratatie van klinker, vormen latent hydraulische<br />

toevoegsels verbindingen die lijken op de hydraten<br />

van klinker. De verharding verloopt evenwel trager<br />

dan bij het cementtype CEM I.<br />

Hoogovenslak (S)<br />

Gegranuleerde hoogovenslak is een nevenproduct van<br />

de staalindustrie. Voor de bereiding ervan zijn speciale<br />

en dure installaties nodig (granulator).<br />

In de cementfabriek wordt de gegranuleerde slak gedroogd<br />

en samen met klinker gemalen, in een verhouding<br />

tussen 6 en 95 %, om Portlandslakcement te<br />

verkrijgen (CEM II tot 35 % slak) of hoogovencement<br />

(CEM III tot 95% slak).<br />

De sterkte-ontwikkeling van cement met slak wordt<br />

langzamer naarmate het slakgehalte stijgt. In het algemeen<br />

is voor dit cement een langere bekistingstijd en<br />

nabehandeling nodig.<br />

Toch heeft dit cement een aantal kwaliteiten waardoor<br />

het zeer geschikt wordt voor heel wat toepassingen:<br />

n Lagere hydratatiewarmte en dus aangewezen voor<br />

massabeton en betonneren bij warm weer.<br />

n Compacte structuur van de cementpasta waardoor<br />

het beton beter bestand is tegen zacht water, zeewater<br />

of sulfaathoudend water en tegen de indringing<br />

van chloorionen.<br />

n Verminderd risico op uitbloeiingen (bij een hoog slakgehalte).<br />

n Goed behoud van de verwerkbaarheid.<br />

n Zeer hoge mechanische sterkte op lange termijn.<br />

n Verminderd risico op alkali-silicareactie.<br />

n Heldere betonkleur.<br />

13 1.1


1.1<br />

Fig 1.1.10<br />

Vergelijking van<br />

de temperatuur-<br />

stijging van<br />

mortel, aange-<br />

maakt met een<br />

CEM I 52,5 R<br />

en een<br />

CEM III/C 32,5 N<br />

14<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

Hydratatie van cement<br />

Cement dat wordt vermengd met water, reageert door<br />

te hydrateren. Bij deze reactie komt een bepaalde hoeveelheid<br />

warmte vrij en verhardt de cementbrij geleidelijk<br />

(fig. 1.1.10).<br />

Door hydratatie ontstaan twee belangrijke producten<br />

(fig. 1.1.11):<br />

n Naalden (gehydrateerde calciumsilicaten of CSH) die<br />

langzaam kruisen en zich vernestelen tot een dicht<br />

en sterk netwerk (1).<br />

n Plaatjes van calciumhydroxide (of gehydrateerde<br />

kalk, Ca[OH]2) sterk alkalisch en zonder bijdrage tot<br />

de sterkte, maar die een rol spelen bij de bescherming<br />

van wapening tegen corrosie (2).<br />

Temperatuurtoename [°C]<br />

40,0<br />

35,0<br />

30,0<br />

25,0<br />

20,0<br />

15,0<br />

10,0<br />

5,0<br />

0<br />

Fig 1.1.11.<br />

CEMI 52,5 R<br />

CEM III/C 32,5 N<br />

0:00 8:00 16:00 24:00 32:00 40:00 48:00<br />

Ouderdom [hh:mm]<br />

1<br />

2<br />

Beeld van gehydrateerde cementpasta met<br />

een rasterelektronenmicroscoop.<br />

1<br />

Opslaan en bewaren van cement<br />

Wanneer cement lange tijd opgeslagen wordt zonder<br />

bescherming, absorbeert het cement het vocht uit de<br />

lucht. Daardoor kunnen klonters ontstaan wat invloed<br />

kan hebben op het verhardingsproces. Zolang de klonters<br />

gemakkelijk verpulverd kunnen worden tussen de<br />

vingers, is het sterkteverlies echter verwaarloosbaar.<br />

Verpakt cement heeft een beperkte houdbaarheid. Het<br />

is noodzakelijk de zakken droog te bewaren in een opslagplaats.<br />

Dichtheid van cement in bulk:<br />

Niet verdicht<br />

Verdicht<br />

900-1250 kg/m 3<br />

(afhankelijk van het cementtype)<br />

tot 2200 kg/m 3<br />

(afhankelijk van het type, opslagduur<br />

en -voorwaarden )<br />

Veiligheidsvoorschriften<br />

Cement is een hydraulisch bindmiddel. In contact met<br />

water of vocht volgt er een alkalische reactie. Cement<br />

kan dan ook brandwonden, rode vlekken of allergieën<br />

veroorzaken na langdurig contact met de huid of wanneer<br />

het in de ogen komt. Daarom moeten veiligheidsuitrustingen<br />

worden gedragen wanneer men werkt<br />

met producten op basis van cement: bril, overall, handschoenen,<br />

laarzen… In het geval van irritatie overvloedig<br />

spoelen met water en een arts raadplegen.<br />

Lees ook voor elk gebruik de veiligheidsfiche die beschikbaar<br />

is op verzoek en op onze website.


Cement en de Europese richtlijn inzake<br />

chroom VI<br />

De Europese richtlijn 2003/53/EG, bij koninklijk besluit<br />

omgezet naar Belgisch recht, legt op dat “cement en<br />

cementhoudende preparaten niet gebruikt of niet in<br />

de handel gebracht mogen worden indien het gehalte<br />

aan oplosbaar chroom (VI) bij de gehydrateerde vorm<br />

van het cement of preparaat meer dan 0,0002% (2<br />

ppm) van het totale drooggewicht van het cement bedraagt.”<br />

Chroom VI is van nature in uiterst kleine hoeveelheden<br />

aanwezig in de grondstoffen die ontgonnen worden in<br />

groeven en die gebruikt worden voor de productie van<br />

cement.<br />

Gelet op dit feit, voegt <strong>Holcim</strong> aan het cement een reductiemiddel<br />

toe dat toelaat om de garantie te geven<br />

dat het gehalte aan chroom VI onder de bovengrens<br />

Betonbestanddelen<br />

Cement<br />

blijft. De werkingsduur van het reductiemiddel wordt<br />

vermeld op de leveringsbon of op de verpakking. Deze<br />

termijn geldt bij normale opslagvoorwaarden: het<br />

cement moet worden opgeslagen in een silo of in de<br />

verpakking, beschermd tegen vocht, en mag niet overmatig<br />

belucht worden (in silo’s geen intensief gebruik<br />

maken van vloeibaarmakingsystemen met perslucht).<br />

Wij benadrukken hierbij dat de meeste huidaandoeningen<br />

te maken hebben met huidirritaties, veroorzaakt<br />

door het alkalische karakter van de cementbrij. Deze<br />

kunnen optreden wanneer de voorschriften voor het<br />

dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen niet<br />

worden nageleefd. De verlaging van het gehalte oplosbaar<br />

chroom VI in cement laat in geen geval toe om af<br />

te zien van het gebruik van waterdichte, met katoen gevoerde<br />

handschoenen, waterdichte schoenen, ondoorlatende<br />

kniebeschermers, brillen enz.<br />

Fig 1.1.12<br />

Gamma verpakt<br />

cement<br />

15 1.1


1.2<br />

Fig 1.2.1<br />

Bezinkings-<br />

bekken voor het<br />

spoelwater van<br />

een beton-<br />

centrale.<br />

16<br />

Betonbestanddelen<br />

Aanmaakwater<br />

Algemeen<br />

Water speelt een dubbele rol in de betontechnologie:<br />

enerzijds zorgt het voor de hydratatie van het cement<br />

en anderzijds is het onmisbaar voor de verwerkbaarheid<br />

en goede verdichting van het beton.<br />

Onder “totaal water” wordt de volledige hoeveelheid<br />

water bedoeld die het beton bevat. Het “effectief water”<br />

daarentegen omvat slechts:<br />

n het aanmaakwater dat wordt toegevoegd bij het<br />

mengen;<br />

n het water dat zich aan het oppervlak van de granulaten<br />

bevindt;<br />

n afhankelijk van het geval, het water aanwezig in<br />

hulpstoffen of toevoegsels (suspensies van microsilica,<br />

van pigmenten ...).<br />

Het totale watergehalte omvat het effectieve watergehalte<br />

plus het water dat zich binnenin de granulaten<br />

bevindt (absorptiewater) en dat niet beschikbaar is om<br />

het mengsel te bevochtigen en aldus bij te dragen tot<br />

de verwerkbaarheid en de hydratatie van het cement.<br />

Daarom wordt het effectief watergehalte gebruikt<br />

voor de berekening van de water-cementfactor (W/C).<br />

Eisen voor het aanmaakwater<br />

Leidingwater kan worden gebruikt voor het aanmaken,<br />

op voorwaarde dat het geen grote hoeveelheden bevat<br />

van stoffen die eventueel kunnen reageren met het<br />

beton.<br />

Dergelijke stoffen kunnen meer bepaald leiden tot:<br />

n een versnelling of vertraging van de binding en de<br />

verharding (bijv.: suiker, humuszuur);<br />

n een ongecontroleerde en overmatige luchtbelvor-<br />

ming met sterkteverlies tot gevolg (bijv.: micro-organismen,<br />

oliën, vetten, suspensies, bepaalde minerale<br />

zouten);<br />

n corrosie van de wapening.<br />

De norm NBN EN 1008 van juli 2003 vertrekt van<br />

het principe dat drinkbaar water zonder bijkomende<br />

controle gebruikt mag worden voor het aanmaken<br />

van beton.<br />

Aanmaakwater voor beton moet helder, kleurloos en<br />

geurloos zijn. Na schudden mag er geen hardnekkig<br />

schuim worden gevormd. De geschiktheid van het water<br />

voor de productie van beton hangt af van de oorsprong<br />

ervan (cfr. norm NBN EN 1008).<br />

Het sulfaaatgehalte mag niet meer bedragen dan<br />

2000 mg/l.<br />

Het chloridegehalte mag niet meer bedragen dan:<br />

n voor gewapend beton: 1000 mg/l.<br />

n voor ongewapend beton: 4500 mg/l.<br />

n voor voorgespannen beton: 500 mg/l.<br />

Het gehalte alkalische zouten in beton en mortel moet<br />

beperkt blijven. De organische onzuiverheden moeten<br />

verwaarloosbaar blijven.<br />

Talrijke agressieve stoffen zijn minder erg in het aanmaakwater<br />

dan in het water dat later in contact komt<br />

met het beton. Zo kunnen sulfaathoudend water of water<br />

rijk aan koolzuur verhard beton aantasten, maar kan<br />

dergelijk water toch gebruikt worden als aanmaakwater,<br />

op voorwaarde dat voldaan is aan NBN EN 1008.<br />

Gerecycleerd water (spoelwater)<br />

Water afkomstig van recyclinginstallaties van betoncentrales<br />

(fig. 1.2.1) kan worden gebruikt als aanmaakwater,<br />

maar moet wel regelmatig worden gecontroleerd en<br />

moet voldoen aan de norm NBN EN 1008 (A.2.1), in het<br />

bijzonder voor hogesterktebeton.<br />

Bij gebruik van spoelwater voor het aanmaken van speciale<br />

betonsoorten, zoals zichtbeton, voorgespannen<br />

beton, beton met ingebrachte lucht, zelfverdichtend<br />

beton, moet rekening gehouden worden met de eventuele<br />

invloed van dit spoelwater.


Algemeen<br />

Onder granulaten verstaat men doorgaans een korrelachtig<br />

materiaal gebruikt voor de bouw. In de betontechnologie<br />

verstaat men onder granulaten het geheel<br />

van inerte materialen bestaande uit meerdere korrelmaten<br />

die het korrelskelet vormen van het beton. Dit<br />

skelet moet zo weinig mogelijk lege ruimtes bevatten:<br />

in vergelijking met de cementpasta die de granulaten<br />

omhult, bieden granulaten van goede kwaliteit immers<br />

volgende voordelen:<br />

n over het algemeen een veel hogere sterkte;<br />

n een betere duurzaamheid;<br />

n volumestabiliteit in aanwezigheid van vocht, vandaar<br />

een gunstige invloed op de betonkrimp (vermindering);<br />

n absorptie van een deel van de hydratatiewarmte en bijgevolg<br />

een matigende invloed op het bindingsproces.<br />

Zoals geïllustreerd in figuur 1.3.1 maakt men een onderscheid<br />

tussen drie soorten granulaten: zand (natuurlijk of<br />

gebroken), grof granulaat (in feite dikwijls grind of steenslag<br />

genoemd, afhankelijk van het feit of het natuurlijk of<br />

gebroken is) en granulaatmengsels (meestal aangeduid<br />

met de term “mengsel van zand en steenslag”).<br />

Benaming<br />

Zand<br />

(natuurlijk of<br />

gebroken)<br />

Grof granulaat<br />

(grind of steenslag)<br />

Granulaatmengsel<br />

(mengsel van zand<br />

en grof granulaat)<br />

Definitie Voorbeeld<br />

D ≤ 4 mm<br />

en d = 0<br />

D ≥ 4 mm<br />

d ≥ 2 mm<br />

D ≤ 45 mm<br />

en d = 0<br />

0/1<br />

0/2<br />

0/4<br />

2/8<br />

8/16<br />

16/32<br />

4/32<br />

0/32<br />

De term vulstof (of filler) wordt ook veel gebruikt en<br />

duidt een granulaat aan waarvan de korrels grotendeels<br />

door de zeef van 63 µm vallen en dat kan worden<br />

toegevoegd aan bouwmaterialen om bepaalde eigenschappen<br />

te verkrijgen.<br />

Betonbestanddelen<br />

Granulaten<br />

Kenmerken<br />

De eisen die betrekking hebben op de kenmerken van<br />

granulaten voor beton, worden gespecificeerd in de<br />

NBN EN 12620 “Granulaten voor beton”, en PTV 411 “Codificatie<br />

van de granulaten”.<br />

De granulaten hebben de volgende hoofdkenmerken:<br />

n geometrische kenmerken (korrelgrootte, gehalte aan<br />

fijne deeltjes, vorm);<br />

n fysische kenmerken (Los Angeles, Micro Deval, volumieke<br />

massa en wateropslorping, vorst-dooiweerstand,<br />

alkali-gevoeligheid, versnelde polijstingscoëfficiënt<br />

PSV);<br />

n chemische kenmerken (gehalte aan chloorionen, oplosbare<br />

sulfaten, zwavel);<br />

n zuiverheid.<br />

Fig 1.3.1<br />

Definitie met<br />

voorbeelden van<br />

de termen “zand”,<br />

“grof granulaat”<br />

en “granulaatmengsel”<br />

17<br />

1.3


1.3<br />

Fig 1.3.3<br />

Maasafmetingen<br />

van de zeven voor<br />

de bepaling van de<br />

korrelmaat.<br />

18<br />

Betonbestanddelen<br />

Granulaten<br />

Geometrische kenmerken<br />

Korrelverdeling of granulometrische curve<br />

De korrelverdeling heeft een bepalende invloed op de<br />

porositeit van het granulaatskelet en bijgevolg ook op<br />

de dichtheid en de sterkte van het beton. Verder heeft<br />

ze een aanzienlijke invloed op de waterbehoefte en op<br />

de verwerkbaarheid van het beton.<br />

De korrelverdeling geeft de dimensionele verdeling van<br />

de korrels, uitgedrukt in percentages van de massa die<br />

door een welbepaalde reeks van zeven gaan. Door de<br />

korrels te zeven met behulp van een reeks genormaliseerde<br />

zeven met vierkante mazen, verkrijgt men voor<br />

elke zeef een zeefrest, hetgeen toelaat om de kleinste<br />

korrelgrootte (d) en de grootste korrelgrootte (D) van<br />

het granulaat te bepalen en de korrelmaat uit te drukken<br />

als d/D. Aangezien alle korrelmaten van een granulaat<br />

over het algemeen min of meer dezelfde volumieke<br />

massa hebben, volstaat het de korrelverdeling te bepalen<br />

in massaprocent (zie figuur 1.3.2., volgende pagina,<br />

met voorbeelden van granulometrische curven).<br />

De zeven die de korrelmaten afbakenen (basisreeks en<br />

bijkomende reeksen) worden gegeven in figuur 1.3.3.<br />

Basisreeks<br />

mm<br />

0<br />

1<br />

2<br />

4<br />

-<br />

-<br />

8<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

16<br />

-<br />

-<br />

31,5 (32)<br />

-<br />

-<br />

63<br />

Basisreeks<br />

+ reeks 1<br />

mm<br />

0<br />

1<br />

2<br />

4<br />

5,6 (5)<br />

-<br />

8<br />

-<br />

11,2 (11)<br />

-<br />

-<br />

16<br />

-<br />

22,4 (22)<br />

31,5 (32)<br />

-<br />

45<br />

63<br />

Basisreeks<br />

+ reeks 2<br />

mm<br />

0<br />

1<br />

2<br />

4<br />

-<br />

6,3 (6)<br />

8<br />

10<br />

-<br />

12,5 (12)<br />

14<br />

16<br />

20<br />

-<br />

31,5 (32)<br />

40<br />

-<br />

63<br />

Voorbeelden van<br />

korrelmaten<br />

≤ 0,063 mm<br />

Korrelmaten<br />

0 – 4 mm<br />

4 – 8 mm<br />

8 – 16 mm<br />

16 – 32 mm<br />

≥ 32 mm<br />

Fig 1.3.4<br />

Gebruikelijke korrelmaten<br />

Benaming volgens<br />

NBN EN 12620<br />

Fijne deeltjes (vulstof)<br />

Zand<br />

Grind<br />

Grind Steenslag<br />

Grind<br />

Grof grind<br />

Bij een gedeeltelijk of totaal ontbreken van een korrelmaat<br />

in een betonmengsel spreekt men van een<br />

“discontinue” korrelverdeling. Ter hoogte van de ontbrekende<br />

korrelmaat vertoont de korrelverdeling (granulometrische<br />

curve) een horizontaal of licht hellend<br />

gedeelte (fig. 1.3.5). Meestal opteert men echter voor<br />

een continue korrelverdeling, omdat dit gunstig is voor<br />

de goede verwerkbaarheid van beton.<br />

Invloed van het gehalte aan fijne deeltjes<br />

De fractie 0-4 mm heeft een overheersende invloed<br />

op de kwaliteit van het totale mengsel granulaten. De<br />

porositeit, de korrelverdeling en –vorm van deze fractie<br />

spelen een grote rol voor de waterbehoefte.<br />

Bij goed betonzand moet ongeveer een derde van de<br />

korrels een afmeting hebben tussen 0,250 mm en<br />

0,500 mm.<br />

Ook de fijnstoffen (< 0,125 mm) spelen een determinerende<br />

rol.<br />

Daarom kan het noodzakelijk zijn om de fractie 0-4 mm<br />

samen te stellen met gewassen natuurzand, droog gebroken<br />

zand en/of gewassen gebroken zand.<br />

Ervaring heeft aangetoond dat het totale gehalte aan<br />

fijnstoffen (cement, toevoegsels en de fijne deeltjes onder<br />

0,125 mm van de granulaten) zich bij voorkeur bevindt<br />

op de waarden van tabel 1.3.6.


Doorval [%]<br />

Doorval [%]<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Zand 0/4<br />

Steenslag 4/8<br />

Steenslag 8/16<br />

Curve 0/4 en 8/16. Discontinue<br />

Curve 0/4, 4/8 en 8/16. Continue<br />

Betonbestanddelen<br />

Granulaten<br />

0<br />

0,001 0,1 1<br />

Zeef [mm]<br />

10 100<br />

0,1 1 10 100<br />

Zeef [mm]<br />

Een optimaal fijnstoffengehalte<br />

n Verhoogt de hoeveelheid smerende pasta zonder<br />

de hoeveelheid aanmaakwater aanzienlijk te<br />

moeten verhogen.<br />

n Garandeert een betere verwerkbaarheid van het<br />

beton.<br />

n Verbetert het waterretentievermogen van het<br />

mengsel en voorkomt uitzweten tijdens en na<br />

het storten.<br />

n Voorkomt ontmenging tijdens het storten en<br />

vergemakkelijkt het verdichten van het beton.<br />

n Verbetert de dichtheid van de cementpasta en<br />

daardoor ook de dichtheid van het beton.<br />

n Verbetert de werking van de hulpstoffen.<br />

Niettemin moet men erop letten dat de fijne deeltjes<br />

geen kleiachtige, zwellende stoffen bevatten.<br />

Fig 1.3.2<br />

Voorbeeld van<br />

granulometrische<br />

curves van zand<br />

en steenslag.<br />

19<br />

Fig 1.3.5<br />

Granulometrische<br />

curve van beton<br />

met (continue<br />

curve) en zonder<br />

(discontinue<br />

curve) fractie 4/8.<br />

1.3


1.3<br />

Tabel 1.3.7<br />

Relatie tussen<br />

de vorm van de<br />

korrels en hun<br />

eigenschappen.<br />

20<br />

Betonbestanddelen<br />

Granulaten<br />

Maximale diameter van<br />

de granulaten (mm)<br />

Fijnstoffengehalte (kg/m 3 beton)<br />

Vorm<br />

De porositeit en de vorm van de korrels, maar ook hun<br />

oppervlaktetoestand en de korrelverdeling hebben een<br />

aanzienlijke invloed op de waterbehoefte, de verwerkbaarheid<br />

en de stabiliteit (uitzweten of “bleeding”) van<br />

het beton. (zie figuur 1.3.7)<br />

Ervaring heeft aangetoond dat een mengsel voor beton<br />

met uitsluitend gebroken granulaten zeer goed<br />

gebruikt kan worden. De gebroken granulaten verbe-<br />

8<br />

450<br />

Tableau 1.3.6<br />

Aanbevolen fijnstoffengehalte (cement, toevoegsels en<br />

granulaten ≤ 0,125 mm) in functie van de maximale afmeting<br />

van de granulaten; deze waarden moeten aangepast worden<br />

voor pompbeton en zichtbeton.<br />

Vorm<br />

Hoekigheid<br />

Oppervlaktetoestand<br />

Specifiek oppervlak,<br />

waterbehoefte<br />

Verwerkbaarheid,<br />

verdichtbaarheid<br />

16<br />

400<br />

22,5<br />

375<br />

32<br />

350<br />

teren de mechanische sterkte van het beton (trek- en<br />

druksterkte, afslijting), maar hebben een ongunstige<br />

invloed op de verwerkbaarheid. De beperking van exploiteerbare<br />

grindgroeven leidt tot een geleidelijke<br />

uitputting van de natuurlijke zand- en rolgrindafzettingen.<br />

Daarom zal in de toekomst steeds meer en meer<br />

beroep gedaan worden op gebroken of gerecycleerde<br />

granulaten. Dit stelt geen enkel probleem op voorwaarde<br />

dat het volume cementpasta wordt aangepast.<br />

Gerolde granulaten Gebroken granulaten<br />

bolvormig afgeplat/lang kubusvormig afgeplat/lang<br />

afgerond<br />

glad<br />

stijgend<br />

dalend<br />

45<br />

325<br />

hoekig<br />

ruw<br />

63<br />

300


Fysische kenmerken<br />

Volumieke massa en wateropslorping<br />

De mineralogische oorsprong en de porositeit van de<br />

granulaten bepalen de volumieke massa ervan die<br />

gebruikt wordt bij de berekening van materialen (fig.<br />

1.3.8). De schijnbare dichtheid stemt overeen met de<br />

massa van het materiaal in bulk per volume-eenheid.<br />

Het vochtgehalte van de granulaten omvat het water<br />

aan het oppervlak van de korrels en het door de korrels<br />

geabsorbeerde water. Het vochtgehalte van zand ligt<br />

in het algemeen tussen 4 en 8% van de massa, terwijl<br />

het vochtgehalte van de grove granulaten nooit meer<br />

is dan 3%.<br />

Granulaten Volumieke massa<br />

[kg/m 3 ]<br />

Normale granulaten<br />

Zware granulaten<br />

Lichte granulaten<br />

Harde granulaten<br />

2650 – 2800<br />

≥ 3000<br />

≤ 2000<br />

≥ 2500<br />

Betonbestanddelen<br />

Granulaten<br />

Het vochtgehalte van de granulaten moet in aanmerking<br />

genomen worden voor de berekening van de volumes<br />

granulaten en voor de berekening van het aanmaakwater.<br />

Het door de granulaten geabsorbeerde water is niet<br />

beschikbaar voor de hydratatie en de vloeibaarheid van<br />

het beton.<br />

Het door grove granulaten geabsorbeerde water kan<br />

nefast zijn voor de vorstbestandheid.<br />

Het verband tussen het vochtgehalte van de granulaten,<br />

meer bepaald van zand, en de schijnbare dichtheid<br />

wordt geïllustreerd in fig. 1.3.9.<br />

Aard van de granulaten Gebruik<br />

Rivierafzettingen, gebroken<br />

granulaten<br />

Bariet, ijzerertsen, hematiet,<br />

staalkorrels<br />

Geëxpandeerde klei, schist of<br />

glas, puimsteen<br />

Kwarts, korund, siliciumcarbide<br />

(carborundum)<br />

Fig 1.3.9<br />

Typisch verband tussen het vochtgehalte<br />

en de schijnbare volumieke massa<br />

in bulk voor enkele korrelmaten<br />

Schijnbare volumieke massa [t/m 3 ]<br />

2,0<br />

1,9<br />

1,8<br />

1,7<br />

1,6<br />

1,5<br />

1,4<br />

1,3<br />

Gewapend en ongewapend<br />

beton, betonproducten<br />

Beton voor bescherming<br />

tegen straling<br />

Licht beton, isolatiebeton,<br />

hellingsbeton<br />

Harde bekledingen, slijtvast<br />

beton<br />

1,5 3,0 4,5 6,0 7,5 9,0 10,5 12,0 13,5<br />

Vochtgehalte [%]<br />

Zand 0-3mm; niet verdicht<br />

Mengsel 0-8mm, niet verdicht<br />

Mengsel 0-30mm, niet verdicht<br />

21<br />

Fig 1.3.8<br />

Classificatie van<br />

granulaten in<br />

functie van hun<br />

volumieke massa<br />

1.3


1.3<br />

Fig 1.3.10<br />

Industrieel wassen<br />

van grind<br />

22<br />

Betonbestanddelen<br />

De granulaten<br />

Los Angeles<br />

De Los Angeles coëfficiënt bepaalt de weerstand tegen<br />

verbrijzeling van grove granulaten. Een lage LA coëfficiënt<br />

betekent een goede weerstand tegen verbrijzeling.<br />

Vorstbestandheid<br />

Wanneer het beton bestand moet zijn tegen vorst, moet<br />

de vorst-dooiweerstand van de grove granulaten verzekerd<br />

worden. Granulaten met een waterabsorptie van<br />

< 1% en/of een LA 2% en<br />

toch een afdoende vorst-dooiweerstand bezitten.<br />

Bij de vorst-dooiproef voor granulaten worden met water<br />

verzadigde granulaten onderworpen aan vorst-dooicycli<br />

en wordt het massaverlies na de cycli bepaald.<br />

Alkali-silicareactie<br />

De alkali-silicicareactie wordt behandeld in hoofdstuk<br />

3.8.<br />

Andere kenmerken<br />

Voor bepaalde toepassingen (bijv. beton voor wegverhardingen)<br />

is het soms nodig om bepaalde bijkomende<br />

eisen te stellen: slijtvastheid (met de micro-Deval proef,<br />

MDW), weerstand tegen polijsting (met de PSV-proef,<br />

voorheen versnelde polijstingscoëfficiënt VPC).<br />

Chemische kenmerken<br />

Chloorionen<br />

Het gehalte chloorionen dat oplosbaar is in water, moet<br />

gekend zijn om het chloridegehalte van het beton te<br />

kunnen beoordelen.<br />

Het chloridegehalte van beton moet beperkt worden<br />

om de risico’s op corrosie van de wapening te beperken.<br />

Bepaalde chloorzouten versnellen bovendien de binding<br />

en verharding van beton. Ze zijn vooral te vinden<br />

in slecht gewassen zeegranulaten.<br />

Zwavel en oplosbare sulfaten<br />

Het totale zwavelgehalte en het totale sulfaatgehalte<br />

zijn kenmerken die regionaal gezien onmisbaar zijn om<br />

de invloed van een granulaatbron op de duurzaamheid<br />

van beton, en meer bepaald het risico op secundaire ettringietvorming,<br />

te beoordelen.<br />

Daarbij valt op te merken dat voor gerecycleerde granulaten<br />

de proefmethode aangepast moet worden om<br />

enkel de in water oplosbare sulfaten te verkrijgen. De<br />

sulfaten aanwezig in de mortelfractie van de gerecycleerde<br />

granulaten zouden immers vrijkomen door de<br />

zuuraantasting die toegepast wordt bij de proefmethode<br />

voor natuurlijke granulaten, waardoor een aanzienlijk<br />

hoger gehalte aan actieve sulfaten zou bekomen<br />

worden.<br />

Met de aanwezigheid van ijzersulfide (pyriet, marcasiet,<br />

…) moet rekening worden gehouden bij beton waarvan<br />

het uitzicht een belangrijk kenmerk vormt (risico op<br />

roestvlekken).<br />

Zuiverheid<br />

Indien de granulaten onvoldoende zuiver zijn, heeft<br />

dit een nadelig effect op de kwaliteit van het beton.<br />

Zo kan de binding en de verharding verstoord worden<br />

of de vorstbestandheid verminderen. Daarom moeten<br />

sommige granulaten gewassen worden (fig. 1.3.10) om<br />

organische stoffen, die gevaarlijk zijn voor de hydratatie<br />

van het cement, en kleideeltjes te verwijderen. De<br />

schadelijkheid van kleideeltjes wordt beoordeeld aan<br />

de hand van proeven zoals het zandequivalent en de<br />

methyleenblauwproef.


Definitie en classificatie<br />

Door hulpstoffen te gebruiken wordt tegemoet gekomen<br />

aan technische en economische overwegingen.<br />

Bepaalde prestaties van vers beton en verhard beton<br />

kunnen alleen bereikt worden met behulp van hulpstoffen.<br />

Door hulpstoffen te gebruiken kunnen de kosten<br />

worden gedrukt: kosten voor mankracht, materialen<br />

of het mengen. Door de verwerkbaarheid van het<br />

beton te verbeteren laten hulpstoffen toe goedkopere<br />

verwerkingsmethodes toe te passen op de werf.<br />

Het is echter nuttig voorafgaande proeven uit te voeren<br />

om de doeltreffendheid van de hulpstoffen na te gaan.<br />

Classificatie van hulpstoffen<br />

Hulpstoffen<br />

Plastificeerders<br />

Superplastificeerders<br />

Bindings- of<br />

verhardingsversnellers<br />

Bindingsvertragers<br />

Luchtbelvormers<br />

Waterafstotende<br />

middelen<br />

Dosering<br />

Belangrijkste effecten<br />

In het algemeen worden hulpstoffen in kleine hoeveelheden<br />

en in vloeibare vorm toegevoegd tijdens het mengen.<br />

Het gewichtpercentage in verhouding tot cement<br />

ligt meestal tussen 0,2 en 2 %. De dosering gebeurt in elk<br />

geval volgens de richtlijnen van de fabrikant.<br />

Bij doseringen van meer dan 1 % moet rekening gehouden<br />

worden met het aandeel water van de hulpstof dat<br />

zo wordt toegevoegd aan de betonmengsel. Hetzelfde<br />

geldt voor de lucht die wordt toegevoegd aan het<br />

Betonbestanddelen<br />

Hulpstoffen<br />

De conformiteit van hulpstoffen voor beton worden geregeld<br />

door de norm NBN EN 934-2.<br />

Vermindering van de W/C-factor en/of verbetering van de verwerkbaarheid<br />

Verhoging van de druksterkte<br />

Ontvlokking van de cementkorrels<br />

Sterke vermindering van de W/C-factor en/of sterke toename van de verwerkbaarheidstijd<br />

Sterke verhoging van de druksterkte<br />

Ontvlokking van de cementkorrels<br />

Vloeibaar maken van beton<br />

Gebruik van beton tijdens de winter<br />

Versnelde sterkteontwikkeling<br />

Vermindering van de bindingstijd van beton<br />

Gebruik van beton in de zomer<br />

Toename van de verwerkbaarheidsduur en bindingstijd<br />

Regeling van de hydratatiewarmte<br />

Hulpstoffen bestaan uit organische, synthetische<br />

of natuurlijke moleculen en wateroplosbare zouten.<br />

Ze worden aan het beton toegevoegd tijdens het<br />

mengen. Door hun chemische of fysische werking<br />

veranderen deze stoffen bepaalde eigenschappen<br />

van vers of verhard beton, zoals bijvoorbeeld de verwerkbaarheid,<br />

de binding, de verharding of de vorstbestandheid.<br />

Bescherming van beton tegen de inwerking van vorst en dooizouten door de vorming van<br />

een netwerk van microluchtbellen<br />

Vermindering van de capillariteit en capillaire absorptie van beton<br />

Verbeterde “waterdichtheid” van beton<br />

Mogelijkheid om bepaalde types van uitbloeiingen te verminderen<br />

mengsel door luchtbelvormers.<br />

Doseringen van minder dan 0,2 % moeten worden<br />

vermeden omdat zulke kleine hoeveelheden niet voldoende<br />

nauwkeurig gedoseerd kunnen worden met<br />

normale doseerinstallaties.<br />

Te kleine doseringen verminderen zeer snel het beoogde<br />

effect en te grote doseringen kunnen ongewenste<br />

effecten hebben, zoals vertraging van de binding, ontmenging<br />

of verlies van druksterkte.<br />

23<br />

1.4


1.4<br />

Fig. 1.4.1<br />

Effect van<br />

een super-<br />

plastificeerder<br />

24<br />

Betonbestanddelen<br />

Hulpstoffen<br />

Belangrijkste soorten hulpstoffen<br />

De plastificeerders en superplastificeerders<br />

Dit zijn veruit de meest gebruikte hulpstoffen voor beton.<br />

De plastificeerders zijn minder performant omdat<br />

ze minder geconcentreerd zijn of afkomstig zijn van<br />

hout- of maïsderivaten. De krachtiger superplastificeerders<br />

bestaan uit kunstmatige moleculen. De toeleveranciers<br />

van hulpstoffen richten hun onderzoeksinspanningen<br />

vooral op deze laatste categorie: na de<br />

“melamines” (PMS) en de “naftalenen” (PNS), hebben nu<br />

de “polycarboxylaten” (PCP) nieuwe mogelijkheden geopend<br />

voor de verwerking van beton. Ze zijn zelfs goed<br />

op weg om de twee eerste te overtreffen. Bij gebruik<br />

van (super)plastificeerders moet er altijd nauwgezet<br />

worden toegezien op de juiste verdeling van fijnen in<br />

het beton. De werkingswijze van deze hulpstoffen kan<br />

als volgt worden beschreven (zie fig. 1.4.1):<br />

Slump [mm]<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

met<br />

c<br />

b<br />

n Bij een constante W/C-factor verbeteren superplastificeerders<br />

de verwerkbaarheid van<br />

het beton (A). Deze werking is vooral van belang<br />

voor de normale toepassingen van stortklaar<br />

beton of om te betonneren bij warm weer.<br />

Het gebruiksgemak en dus ook de kwaliteit van het<br />

a<br />

zonder<br />

0,4 0,5 0,6<br />

W/Cfactor<br />

betonelement worden sterk verbeterd wanneer superplastificeerders<br />

op deze manier worden gebruikt.<br />

n Bij een constante verwerkbaarheid laten superplastificeerders<br />

toe om het aanmaakwater te verminderen<br />

en dus ook de W/C-factor (B). Met plastificeerders<br />

kan deze met tenminste 5% worden verminderd en<br />

met superplastificeerders met tenminste 12%. Het<br />

gevolg hiervan is een toename van de druksterkte,<br />

de dichtheid en de duurzaamheid van het beton.<br />

Deze werking wordt vooral toegepast voor het maken<br />

van hogesterkte beton (HSB), meer bepaald voor<br />

de prefabricage of nog om te betonneren bij koud<br />

weer, omdat het effect van de koude temperaturen<br />

gecompenseerd wordt door de waterreductie.<br />

De eigenschappen van beton worden bijna altijd<br />

verbeterd wanneer superplastificeerders worden gebruikt<br />

om de hoeveelheid water te verminderen.<br />

n In de praktijk gaat het om een gecombineerde werking<br />

(C) die min of meer één van de vorige effecten<br />

benaderd.<br />

Superplastificeerders zijn vooral van belang om kosten,<br />

verwerkbaarheid en eindkenmerken van het beton te<br />

optimaliseren. De superplastificeerders zijn onmisbaar<br />

geworden om nieuwe types beton te maken: HSB, maar<br />

ook zelfverdichtend beton.<br />

Als neveneffecten van superplastificeerders kunnen<br />

we vermelden: een vertraging van de binding bij een te<br />

hoge dosering en, in sommige gevallen, problemen met<br />

het luchtgehalte als hun gebruik wordt gecombineerd<br />

met luchtbelvormers.<br />

Het is erg belangrijk om te controleren of het cement<br />

(en in mindere mate de granulaten) compatibel is met<br />

dit type hulpstof, vooral bij een hoge dosering of wanneer<br />

verschillende hulpstoffen gelijktijdig worden gebruikt.


Versnellers<br />

Versnellers, die soms onterecht antivriesmiddelen worden<br />

genoemd, zorgen voor een vroeger begin van de binding<br />

zodat de hydratatiewarmte van het cement sneller<br />

vrijkomt. De meeste versnellers versnellen ook de verharding<br />

van het beton.<br />

Ze laten dus toe om het beton sneller te ontkisten, te belasten<br />

of bloot te stellen aan vorst.<br />

Het effect van versnellers is sterk afhankelijk van hun<br />

chemische samenstelling en die van het gebruikte cement.<br />

In de praktijk veroorzaken ze altijd een zekere daling<br />

van de eindsterkte van het beton (fig. 1.4.2).<br />

Bij een te hoge dosering kan een vertraging optreden in<br />

plaats van een versnelling van de binding en de verharding<br />

(tegenovergesteld effect).<br />

De allereerste versnellers op basis van chloriden worden<br />

vandaag de dag alleen maar gebruikt in niet-gewapend<br />

beton omwille van hun corrosieve inwerking op de wapening.<br />

Aangezien deze effecten moeilijk onder controle te houden<br />

zijn, worden versnellers nog alleen maar gebruikt in<br />

zeer bijzondere gevallen:<br />

n spuitbeton (men spreekt van versnellers-opstijvers,<br />

bij voorkeur niet-alkalisch)<br />

n betonstorten bij koud weer<br />

n zeer snelle ontkisting<br />

n betonstorten in contact met stromend water<br />

n verankeringen<br />

n herstelwerken<br />

n afdichten van waterinfiltraties en waterlekken<br />

Fig. 1.4.2<br />

Druksterkte van beton:<br />

effect van vertragers en versnellers<br />

Druksterkte [N/mm 2 ]<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Betonbestanddelen<br />

Hulpstoffen<br />

Vertragers<br />

Deze hulpstoffen vertragen het begin van de binding<br />

van het cement en verlengen daardoor de verwerkingsduur<br />

van het beton.<br />

Vertragers worden vooral toegepast in de volgende<br />

gevallen:<br />

n betonneren bij warm weer;<br />

n vervoer over lange afstanden;<br />

n betonneren van grote volumes of grote oppervlakken;<br />

n vermijden van stortnaden bij geplande stortonderbrekingen<br />

(geen discontinuïteit tussen de stortfasen);<br />

n spreiding in de tijd van het vrijkomen van hydratatiewarmte<br />

in de betonmassa.<br />

Beton met een vertrager verhardt minder snel in het<br />

begin (fig. 1.4.2), maar de druksterkte na 28 dagen is<br />

dikwijls hoger dan bij beton zonder vertrager. Omwille<br />

van de vertraagde verharding in de aanvangsfase moet<br />

bijzondere aandacht worden besteed aan de nabehandeling<br />

van beton met een vertrager.<br />

Omdat het beoogde effect sterk afhangt van het soort<br />

vertrager, maar ook van de omgevingstemperatuur,<br />

moeten er altijd voorafgaande proeven worden uitgevoerd<br />

bij verschillende temperaturen.<br />

Bij een te hoge dosering kan het effect van vertragers<br />

worden omgekeerd en worden ze dus versnellers.<br />

0,2 0,5 1 2 5 10 20 50<br />

versneld beton<br />

referentiebeton<br />

vertraagd beton<br />

Tijd [dagen]<br />

25<br />

1.4


1.4<br />

26<br />

Betonbestanddelen<br />

Hulpstoffen<br />

Luchtbelvormers<br />

Luchtbelvormers zorgen voor een dicht netwerk van<br />

microluchtbellen in beton. Op die manier wordt de<br />

bestandheid van het beton tegen vorst en tegen dooizouten<br />

sterk verbeterd (zie hoofdstuk 3.5). Het beton is<br />

daardoor ook beter verwerkbaar.<br />

Een ongewenst effect van luchtbelvormers is het verlies<br />

aan druksterkte.<br />

De bellen die in het vers beton worden ingebracht,<br />

blijven ook in het verharde beton zitten. In het geval<br />

van vorst nemen ze een deel van het water op dat in<br />

beweging wordt gezet in de capillairen. Het risico dat<br />

het beton gaat barsten door de druk van het ijs, wordt<br />

daardoor ook verminderd (fig. 1.4.3). Deze microluchtbellen<br />

verminderen daarnaast de continuïteit van de<br />

capillairen in het beton en verminderen aldus het waterabsorptievermogen.<br />

In de meeste gevallen volstaat een zeer kleine hoeveelheid<br />

hulpstof voor het gewenste luchtgehalte, maar<br />

het luchtgehalte hangt niet alleen af van de soort en de<br />

dosering van de hulpstof maar ook van een hele reeks<br />

andere factoren: cementsoort, aard en korrelverdeling<br />

van de granulaten, verwerkbaarheid, temperatuur, intensiteit<br />

en duur van het mengen, aanwezigheid van<br />

andere hulpstoffen of toevoegsels enz.. De compatibiliteit<br />

van nieuwe betonmengsels moet zeker worden<br />

gecontroleerd aan de hand van geschiktheidsproeven.<br />

<strong>Praktische</strong> regel<br />

1 % ingebrachte lucht in het beton stemt overeen<br />

met een vermindering van de hoeveelheid aanmaakwater<br />

met ongeveer 5 liter per m3 en heeft<br />

hetzelfde effect op de verwerkbaarheid als 10 tot<br />

15 kg fijne deeltjes.<br />

1% bijkomend ingebrachte lucht stemt overeen<br />

met een vermindering van 5% van de druksterkte<br />

na 28 dagen.<br />

Fig. 1.4.3<br />

Luchtbel die de rol van expansievat vervult<br />

Algemene regels voor het gebruik van hulpstoffen<br />

Alhoewel hulpstoffen dikwijls toelaten om interessante<br />

eigenschappen te bekomen, mag men nooit<br />

uit het oog verliezen dat ze het systeem granulaten-water-cement<br />

complexer maken. Daarom<br />

moet de gebruiker extra aandacht besteden aan<br />

het gebruik van hulpstoffen.<br />

n Door bepaalde hulpstoffen te mengen worden<br />

ongewenste reacties veroorzaakt. Men moet dus<br />

in de eerste plaats vermijden om hulpstoffen<br />

van verschillende fabrikanten te combineren.<br />

n Behalve wanneer anders opgegeven, moeten<br />

hulpstoffen in de menger worden toegevoegd<br />

na het aanmaakwater, wanneer het mengsel<br />

reeds voldoende bevochtigd is.


Samenvatting<br />

Effect op Superplastificeerder<br />

Verwerkbaarheid<br />

Ontmenging / bleeding<br />

Binding<br />

• versnelling<br />

• vertraging<br />

Gedrag bij pompen<br />

Beginsterkte<br />

Eindsterkte<br />

Permeabiliteit<br />

Bestandheid tegen vorst en<br />

dooizouten<br />

Betonstorten bij koud weer<br />

Betonstorten bij warm weer<br />

+ +<br />

+<br />

-<br />

+<br />

+<br />

+<br />

+<br />

+<br />

+<br />

Versneller<br />

-<br />

+ +<br />

+ +<br />

-<br />

-<br />

-<br />

+<br />

-<br />

Vertrager<br />

+<br />

-<br />

+ +<br />

-<br />

+<br />

-<br />

+<br />

Betonbestanddelen<br />

Hulpstoffen<br />

Luchtbelvormer<br />

+ + beoogd effect + mogelijk positief effect - risico op ongewenste effecten<br />

+<br />

+<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

+ +<br />

27<br />

Fig. 1.4.4<br />

Pompen voor<br />

hulpstoffen<br />

1.4


1.5<br />

28<br />

Betonbestanddelen<br />

Toevoegsels en toevoegingen<br />

Algemeen<br />

Toevoegsels zijn stoffen die bepaalde eigenschappen<br />

van het beton verbeteren, zoals de verwerkbaarheid<br />

van vers beton, de druksterkte en de<br />

dichtheid van verhard beton, of die het bepaalde<br />

bijzondere eigenschappen geven, zoals de kleur.<br />

In tegenstelling tot hulpstoffen zijn de hoeveelheden<br />

die worden toegevoegd aan het beton, voldoende<br />

om er rekening mee te houden bij de volumeberekening.<br />

De norm NBN EN 206-1 definieert toevoegsels als minerale<br />

materialen die fijn verdeeld zijn. Er bestaan 2<br />

soorten toevoegsels :<br />

n toevoegsels van het type I (quasi inert)<br />

n toevoegsels van het type II (puzzolaan of latent hy-<br />

draulisch).<br />

Toevoegsels van het type II mogen gedeeltelijk meegerekend<br />

worden in het bindmiddelgehalte volgens het<br />

k-waarde concept. In dat geval kan de dosering van het<br />

toevoegsel in overeenstemming met de norm NBN EN<br />

206-1 worden bepaald en kan de samenstelling eventueel<br />

worden aangepast aan de specifieke eisen van<br />

bepaalde onderdelen van het werk. Dit voordeel heeft<br />

evenwel ook enkele nadelen:<br />

n Voor de afzonderlijke opslag van toevoegsels zijn silo’s<br />

nodig, doseerinrichtingen en bijkomende controles.<br />

n Bepaalde toevoegsels vertonen de neiging klonters<br />

te vormen bij een langdurige opslag.<br />

Toevoegingen zijn producten die worden verwerkt in<br />

het beton en die geen cement, granulaten, aanmaakwater,<br />

hulpstoffen of toevoegsels zijn. Het gaat bijvoorbeeld<br />

over vezels, producten die de viscositeit of de<br />

thixotropie verhogen, kleurstoffen…<br />

Voor toevoegingen mag het k-waarde concept niet<br />

worden toegepast.<br />

De belangrijkste toevoegsels<br />

en toevoegingen<br />

Kalksteen- en siliciumhoudende vulstoffen.<br />

De kalksteen- en siliciumhoudende vulstoffen kunnen<br />

de korrelopbouw van het beton verbeteren wanneer<br />

zand met weinig fijnstoffen wordt gebruikt en geen<br />

correctiezand voor handen is.<br />

Deze vulstoffen worden ook gebruikt om zelfverdichtend<br />

beton (ZVB) te maken. In dat geval is het mogelijk<br />

de hoeveelheid pasta van het beton zodanig te verhogen<br />

dat het beton zonder trillen kan geplaatst worden.<br />

Deze vulstoffen moeten voldoen aan de norm NBN EN<br />

12620 en behoren tot de toevoegsels van het type I.<br />

Vezels<br />

Wat synthetische vezels betreft, worden de polypropyleenvezels<br />

het meest gebruikt. Daarmee worden vooral<br />

plastische krimpscheuren vermeden. Behalve de keuze<br />

van de meest geschikte vezels voor elke toepassing,<br />

stelt hun gebruik weinig of geen problemen en is er<br />

geen specifieke inrichting noch specifieke voorzorgsmaatregelen<br />

vereist. De normale dosering is ongeveer<br />

1 kg vezels per m3 beton.<br />

Indien staalvezels goed verdeeld zijn, verbeteren ze<br />

bepaalde mechanische eigenschappen van het beton,<br />

meer bepaald de treksterkte en de taaiheid (beton<br />

wordt minder bros). Om deze vezels te gebruiken<br />

wint men best het advies van een specialist in, omdat<br />

de doeltreffendheid van staalvezels afhankelijk is van<br />

de lengte, de diameter en de vorm, die gekozen moeten<br />

worden in functie van de gewenste toepassing. De<br />

dosering ervan schommelt meestal tussen 20 en 70 kg<br />

per m3 beton, maar uitzonderlijk stijgt deze waarde tot<br />

150 kg/m3 . Voor hoge doseringen is het nodig om bij het<br />

mengen over een aangepaste introductieinstallatie te<br />

beschikken teneinde een homogene verdeling te garanderen<br />

zonder gevaar voor agglomeratie. Het gebruik<br />

van staalvezels vergt in het algemeen een hogere cementdosering<br />

en doet de verwerkbaarheid dalen.


Fig. 1.5.1<br />

Verschillende soorten vezels: staalvezels, polypropyleen-<br />

vezels en korte stukjes wapeningsstaaf.<br />

Glasvezels worden gebruikt als wapening bij het prefabriceren<br />

van dunne elementen. Het verwerken van<br />

zulke wapeningen is delicaat en vereist een ervaren en<br />

degelijk vakman.<br />

De duurzaamheid van dit soort vezels varieert sterk en<br />

is vooral afhankelijk van hun oorsprong.<br />

De norm NBN EN 14650 behandelt de algemene regels<br />

voor de productiecontrole van staalvezelbeton.<br />

Betonbestanddelen<br />

Toevoegsels en toevoegingen<br />

Minerale kleurstoffen<br />

Minerale kleurstoffen worden gebruikt om beton en<br />

mortel te kleuren (fig. 1.5.2). In de praktijk voldoen alleen<br />

pigmenten op basis van oxiden aan de eisen qua<br />

korrelgrootte en stabiliteit.<br />

De eisen met betrekking tot kleurstoffen voor beton<br />

zijn vastgelegd in de norm EN 12878.<br />

Kleurstoffen hebben geen chemisch effect op het beton,<br />

maar door hun hoge waterbehoefte moet in het<br />

algemeen de water/cement-factor (W/C) worden verhoogd<br />

of moet gelijktijdig een superplastificeerder<br />

worden gebruikt.<br />

De kleurstofdosering wordt in de regel bepaald door de<br />

intensiteit van de gewenste kleur (enkele percenten in<br />

verhouding tot het cementgewicht), maar de normale<br />

en maximale doseringen worden ook opgegeven in de<br />

productdocumentatie.<br />

Voor en na het aanmaken van gekleurd beton moeten<br />

de menger, transportvoertuigen, overslaginrichtingen<br />

en alle gereedschappen zorgvuldig worden gereinigd<br />

anders wordt het daarna aangemaakte beton bezoedeld.<br />

Met de tijd gaat de kleurintensiteit van gekleurd beton<br />

onvermijdelijk verminderen, zelfs met de beste pigmenten.<br />

Voor de goede uitvoering van werken of elementen<br />

in gekleurd beton is een zekere ervaring vereist.<br />

n Een perfect homogene menging van het beton;<br />

n gebruik van zand met een lichte kleur;<br />

n gebruik van licht tot wit cement en een precieze<br />

dosering van de kleurstof<br />

zijn maar enkele van de onmisbare basisvoorwaarden<br />

om zichtbeton in een heldere en gelijkvormige<br />

kleur te bekomen. De kleur van de grove granulaten<br />

speelt daarentegen maar een beperkte rol.<br />

Zie ook hoofdstuk 2.10 over de invloed van de bekisting.<br />

29<br />

Fig. 1.5.2<br />

Gekleurde betonstraatstenen<br />

1.5


1.5<br />

30<br />

Betonbestanddelen<br />

Toevoegsels en toevoegingen<br />

Vliegas<br />

De eigenschappen en voordelen van vliegas worden besproken<br />

in hoofdstuk 1.1, cement.<br />

De eisen met betrekking tot vliegas voor beton worden<br />

bepaald in de norm NBN EN 450-1.<br />

Vliegas kan worden gebruikt als een toevoegsel van het<br />

type II. De k-coëfficiënt is afhankelijk van het gebruikte<br />

cement en varieert van 0 tot 0,4.<br />

Silicafume<br />

Door zijn extreme fijnheid en hoog siliciumgehalte beschikt<br />

silicafume (ook soms microsilica genoemd) over<br />

een zeer hoge puzzolane activiteitsindex. De k-coëfficiënt<br />

is 1 of 2, afhankelijk van het geval (zie NBN EN<br />

206-1).<br />

Silicafume moet voldoen aan de eisen van de norm<br />

NBN EN 13263.<br />

Omdat het ongeveer 100 maal fijner is dan cement, kan<br />

silicafume problemen opleveren voor de dosering of<br />

homogeniteit bij het aanmaken van beton.<br />

Silicafume wordt vooral verkocht in de volgende twee<br />

vormen:<br />

n in poedervorm (vraagt veel meer mengtijd: t > 180<br />

seconden),<br />

n in watersuspensie, gemakkelijk te doseren (opgelet<br />

voor vorst en sedimentatie tijdens de opslag).<br />

Een dosering van 5 tot 10 % silicafume (in verhouding<br />

tot het cementgewicht) geeft een aanzienlijke verbetering<br />

van bepaalde eigenschappen van het beton:<br />

n Verhoging van de cohesie van vers beton en het ver-<br />

mogen water vast te houden en dus vermindering<br />

van het risico op ontmenging<br />

n Voor spuitbeton: belangrijke vermindering van de<br />

rebound (terugkaatsen van granulaten tijdens het<br />

spuiten)<br />

n Sterke vermindering van de porositeit van het beton<br />

met als gevolg een aanzienlijke toename van de<br />

duurzaamheid. Wanneer silicafume wordt gebruik<br />

voor de aanmaak van HSB, bemerken we een verhoging<br />

van de bestandheid:<br />

- tegen vorstcycli,<br />

- tegen vorst en dooizouten,<br />

Fig. 1.5.3<br />

Vliegas, foto genomen met een rasterelektronen-<br />

microscoop<br />

- tegen afslijting,<br />

- tegen sulfaathoudend water en diverse agressieve<br />

chemische stoffen<br />

- en een daling van de carbonatatiesnelheid.<br />

n Aanzienlijke toename van de druksterkte. De toevoeging<br />

van silicafume laat toe hogesterkte beton<br />

te vervaardigen, maar de daaruit volgende toename<br />

van de elasticiteitsmodulus heeft een licht negatieve<br />

invloed op de taaiheid van het beton.<br />

Voor doseringen tussen 5 en 10 % moet het gebruik<br />

van silicafume altijd gecombineerd worden met<br />

een superplastificeerder en gecontroleerd worden<br />

aan de hand van voorafgaande geschiktheidsproeven<br />

om bijvoorbeeld problemen met de verwerkbaarheid<br />

tijdens de uitvoering te voorkomen.


Van vers beton tot verhard beton<br />

2.1 Samenstelling van beton<br />

2.2 Indeling in klassen<br />

2.3 Verwerkbaarheid en consistentie<br />

2.4 Productie en transport<br />

2.5 Storten en verdichten<br />

2.6 Pompbeton<br />

2.7 Zelfverdichtend beton<br />

2.8 Zichtbeton<br />

2.9 Nabehandeling<br />

2.10 Invloed van de bekisting<br />

2.11 Betonneren bij warm weer<br />

2.12 Betonneren bij koud weer<br />

31 2


2.1<br />

Fig. 2.1.1<br />

Relatief aandeel<br />

van de bestand-<br />

delen van beton<br />

32<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Samenstelling van beton<br />

Uit fig. 2.1.1 volgt dat de granulaten het grootste aandeel<br />

vormen van het beton, zowel in volume als in gewicht.<br />

Om de verwerkbaarheid van vers beton en de hydratatie<br />

van cement te garanderen, moet het aanmaakwater<br />

het volledige oppervlak van de korrels bevochtigen.<br />

Daarom moeten de bestanddelen van beton ook worden<br />

bekeken vanuit het oogpunt van hun specifieke<br />

oppervlakte. In dat opzicht is cement veruit het meest<br />

determinerende bestanddeel. Het is ook het enige dat<br />

druksterkte genereert door zijn reactie met water.<br />

Cement<br />

Water<br />

Lucht<br />

Zand<br />

Volumepercentage van de<br />

bestanddelen<br />

Grove<br />

granulaten<br />

Cement<br />

Het samenstellen van beton<br />

Om de samenstelling van beton te bepalen moet de<br />

ontwerper vooral de volgende aspecten optimaliseren:<br />

n de verwerkbaarheid<br />

n de druksterkte<br />

n de duurzaamheid<br />

n de kostprijs<br />

Water<br />

Zand<br />

Gewichtspercentage van de<br />

bestanddelen<br />

Grove<br />

granulaten<br />

Cement<br />

Zand<br />

Korreloppervlaktepercentage<br />

Grove<br />

granulaten<br />

7-15 14-19 2-6 22-32 30-48 9-18 6-9 23-35 33-55 93-95 4-6 0,51


W/C-factor<br />

laag<br />

hoog<br />

laag<br />

weinig<br />

weinig<br />

Druksterkte<br />

vers<br />

beton<br />

laag<br />

Absorption<br />

Capillaire<br />

absorptie<br />

Krimp<br />

Bleeding<br />

goed<br />

behoud van<br />

oppervlakken<br />

donkerder<br />

oppervlakken<br />

hoog<br />

veel<br />

veel<br />

Duurzaamheid<br />

Kleur<br />

W/C-factor<br />

hoog<br />

afgestoten<br />

water<br />

aantasting van<br />

blootgestelde<br />

oppervlakken<br />

lichtere<br />

oppervlakken<br />

Fig. 2.1.2<br />

Invloed van de W/C-factor op de<br />

eigenschappen van beton<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Samenstelling van beton<br />

Belang van de water/cement-verhouding<br />

(W/C-factor)<br />

De water/cement-verhouding is een van de sleutelfactoren<br />

die van doorslaggevende invloed is op alle eigenschappen<br />

van het beton (fig. 2.1.2).<br />

Bij het voorschrijven van de betoneigenschappen beperkt<br />

de ontwerper doorgaans de W/C-factor.<br />

In de praktijk is het echter tijdrovend om het watergehalte<br />

van elk beton precies te meten. Daarom baseert<br />

men zich bij de productie in de betoncentrale dikwijls<br />

op een meting van de vloeibaarheid. Voor een welbepaalde<br />

samenstelling hangt deze nauw samen met het<br />

watergehalte en bovendien is ze makkelijker te meten.<br />

Met enige ervaring geeft deze werkwijze een voldoende<br />

aanduiding van de W/C-factor, maar het is geen vervanging<br />

voor een werkelijke meting van het watergehalte<br />

van het beton.<br />

Keuze van de W/C-factor<br />

De keuze van de W/C-factor hangt in de eerste plaats<br />

af van de omgeving en de mechanische spanningen<br />

waaraan het verhard beton onderworpen zal worden<br />

(fig. 2.1.3). De norm NBN EN 206-1 bepaalt de precieze<br />

vereisten terzake. Soms kan voor een bepaalde werf de<br />

limiet voor de W/C-factor nog strenger zijn dan deze<br />

gedefinieerd in de norm. In dat geval zal meestal sprake<br />

zijn van specifieke aanbestedingsvoorwaarden waarbij<br />

bijzondere aandacht zal gaan naar de uitvoeringsomstandigheden.<br />

Druksterkte na 28d op beton (N/mm 2 )<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1<br />

W/C-factor<br />

Normale gebruiksomstandigheden (0.40 – 0.60)<br />

Uitzonderlijke gebruiksomstandigheden<br />

33<br />

Fig. 2.1.3<br />

Invloed van de<br />

W/C-factor op<br />

de druksterkte<br />

2.1


2.1<br />

34<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Samenstelling van beton<br />

Minimum cementgehalte<br />

Een voldoend cementgehalte vormt een doeltreffende<br />

bescherming van de wapening tegen corrosie. Deze bescherming<br />

is te wijten aan de hoge alkaliniteit van het<br />

calciumhydroxide dat zich vormt tijdens de hydratatie<br />

van het cement, en aan de lage porositeit van het beton.<br />

Opdat altijd zou voldaan zijn aan deze twee voorwaarden,<br />

schrijft de norm NBN B15-001 bijvoorbeeld<br />

voor dat het gewapend beton dat wordt geplaatst in<br />

een omgevingsklasse EE3 (buitenomgeving, blootgesteld<br />

aan regen en vorst), tenminste 320 kg cement per<br />

m3 beton moet bevatten. Dit minimum cementgehalte<br />

kan hoger of lager zijn voor andere delen van het bouwwerk,<br />

naargelang ze al of niet blootgesteld zijn aan<br />

weersomstandigheden of aan andere aantastingen.<br />

(zie tabel F1, F2 en F3 van de norm NBN B15-001).<br />

Fig. 2.1.4<br />

Een monogranulaire korrelopbouw<br />

geeft een lage vulgraad: de porositeit<br />

is hoog (schematische voorstelling).<br />

Porositeit van het beton<br />

Een mengsel van granulaten met een continue korrelopbouw<br />

geeft een goed verwerkbaar beton, met een<br />

hoge cohesie en geringe neiging tot ontmenging. Dit<br />

beton heeft tegelijk een lage porositeit, wat zijn duurzaamheid<br />

verhoogt (fig. 2.1.4 en 2.1.5). Mengsels met<br />

een discontinue korrelopbouw mogen alleen worden<br />

gebruikt in specifieke gevallen en met de nodige voorzorgen.<br />

Fig. 2.1.5<br />

Beton met continue en optimale korrelop-<br />

bouw geeft een hoge vulgraad: de porosi-<br />

teit is laag (schematische voorstelling).


Volumeberekening<br />

De berekening van de gewichtsamenstelling van beton<br />

is gebaseerd op het absolute volume dat elk van de bestanddelen<br />

inneemt in 1 m3 of 1000 liter gestort beton.<br />

Dit volume wordt verkregen door het gewicht van elk<br />

der bestanddelen te delen door zijn soortelijk gewicht.<br />

Het aldus bekomen volume moet worden verhoogd<br />

met de ingesloten lucht (of ingebrachte lucht in het<br />

geval een luchtbelvormer wordt gebruikt).<br />

Naast de granulaten is het gewicht van de andere bestanddelen<br />

gekend:<br />

n cement, door de dosering ervan<br />

n water, door de W/C-factor<br />

n de hulpstoffen en toevoegsels, door hun dosering<br />

Voorbeeld :<br />

Gegevens volgens NBN<br />

B15-001<br />

Cmin = 320<br />

Eeff/Cmax =0,50<br />

Bestanddelen<br />

Cement<br />

Effectief water<br />

Plastificeerder (1%)<br />

Aanmaakwater<br />

Ingesloten lucht (1,5%)<br />

Pastavolume<br />

Droge granulaten<br />

Beton<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Samenstelling van beton<br />

Om praktische doseringen te bekomen voor gebruik in<br />

de betoncentrale, moet men:<br />

1. elke korrelfractie vermeerderen met haar vochtgehalte<br />

(in het algemeen 4 tot 6 % voor zand en 1 tot 3<br />

% voor grove granulaten).<br />

2. de hoeveelheid aanmaakwater in dezelfde mate verminderen<br />

3. rekening houden met het absorptiewater van de<br />

granulaten door het toe te voegen aan het aanmaakwater.<br />

In het onderstaande voorbeeld vindt u een schema voor de<br />

berekening van de samenstelling voor een kubieke meter<br />

verdicht beton, bestemd voor gewapend beton in omgevingsklasse<br />

EE3.<br />

Massa (kg/m 3 )<br />

320<br />

160<br />

3,2<br />

157<br />

1913<br />

Volumieke<br />

massa<br />

(kg/m 3 )<br />

3,1<br />

1<br />

1,1<br />

1<br />

2,65<br />

2393<br />

Volume<br />

(l/m 3 )<br />

103<br />

160<br />

2,9<br />

157<br />

15<br />

278<br />

722<br />

1000<br />

Detail van<br />

de berekening<br />

320/3,1 = 103 l<br />

320 x 0,50 = 160 kg<br />

320 x 1% = 3,2 kg<br />

160 - 2,9 = 157 l<br />

1000 l x 1,5% =15 l<br />

103 + 160 + 15 =278 l<br />

1000 - 278 = 722 l<br />

103+157+2,9+722<br />

35<br />

2.1


2.2<br />

Fig. 2.2.1<br />

Drukproef op<br />

kubus.<br />

Fig. 2.2.2<br />

Voorbeelden<br />

van gebruikelijke<br />

omgevingsklassen<br />

36<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Indeling in klassen<br />

De betonnorm NBN EN 206-1 en de nationale aanvulling<br />

NBN B15-001:<br />

> vormen de normatieve basis voor alle structuurbeton.<br />

> classificeren het beton op basis van de blootstellingscriteria<br />

van het beton (13 omgevingsklassen) en de<br />

eigenschappen van vers en verhard beton.<br />

Druksterkteklasse<br />

Beton wordt allereerst in klassen ingedeeld volgens<br />

zijn druksterkte.<br />

De druksterkteklassen worden altijd aangeduid met<br />

de letter “C”, van het Engelse “concrete”, gevolgd door<br />

2 waarden die overeenstemmen met de druksterkte<br />

gemeten op cilindervormige, respectievelijk kubusvormige<br />

proefstukken.<br />

Voorbeeld: C 30/37<br />

C geeft aan of het gaat om beton met een normale<br />

volumemassa of om zwaar beton<br />

30 geeft de karakteristieke druksterkte, gemeten op<br />

een cilinder (Ø 150 mm, h = 300 mm),<br />

37 geeft de karakteristieke druksterkte, gemeten op<br />

een kubus met een rib van 150 mm.<br />

OMGEVINGSKLASSEN<br />

De europese norm legt 16 druksterkteklassen vast tussen<br />

C8/10 en C100/115.<br />

Als de volumieke massa van beton lager is dan 2000 kg/m 3 ,<br />

spreekt men van licht beton. In dat geval begint deze<br />

classificatie met “LC” en zijn er 14 sterkteklassen, variërend<br />

van LC8/9 tot LC80/88.<br />

Omgevingsklasse<br />

Elk beton is onderworpen aan een specifieke omgeving<br />

die invloed heeft op zijn duurzaamheid.<br />

In de norm NBN 15-001 wordt het begrip omgevingsklasse<br />

gebruikt. Er worden dertien omgevingsklassen<br />

gedefinieerd die veel voorkomen in België en voor de<br />

Belgische betonpraktijk vaak van toepassing zijn (zie<br />

tabel 2.2.1).<br />

Gebruiksdomein<br />

Aangezien de vereisten inzake duurzaamheid verschillen<br />

al naargelang het gaat om gewapend beton of niet,<br />

moet worden aangegeven of het gaat om ongewapend<br />

beton (OB), gewapend beton (GB) of voorgespannen<br />

beton (VB).


Grootste korrelafmeting van het granulaat<br />

Beton kan ook worden ingedeeld op basis van de nominale<br />

grootste afmeting van het granulaat (Dmax).<br />

Het wordt aanbevolen om een Dmax te kiezen die<br />

niet hoger is dan: • 1/5 a (a: de afstand tussen de bekistingswanden<br />

of de dikte van<br />

de plaat)<br />

• 3/4 b (b: de tussenafstand tussen<br />

de wapeningsstaven)<br />

• 1,5 b’ (b’: de tussenafstand tussen<br />

de wapeningsstaven bij overlappingslassen)<br />

• c (c: de dikte van de betondekking)<br />

• 2/5 e (e: de dikte van de opstortlaag<br />

van een samengestelde vloer)<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Indeling in klassen<br />

Consistentieklasse<br />

De verwerkbaarheid kan bepaald worden volgens meerdere<br />

vloeibaarheidsproeven (fig. 2.2.3): de zetmaat (S), de<br />

Vebetijd (V), de verdichtingsgraad (C) of de schokmaat (F).<br />

Er is geen direct onderling verband tussen de consistentieklassen<br />

volgens de verschillende methoden.<br />

Bijkomende vereisten<br />

Naast deze algemene voorschriften kunnen aan beton<br />

natuurlijk ook bijkomende eisen opgelegd worden, zoals<br />

cementsoort, type granulaat, temperatuur van vers<br />

beton, hydratatiewarmte,…<br />

Tabel 2.2.1<br />

Omgevingsklassen<br />

(1) Enkel voor uitzonderlijke toepassingen in ongewapend beton,zoals bijvoorbeeld zuiverheidbeton voor funderingen.(2) Beton zonder toegevoegde lucht behalve<br />

indien opgelegd door de voorschrijver.<br />

37<br />

2.2


2.2<br />

38<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Indeling in klassen<br />

Samenstelling van het beton volgens de normen<br />

NBN EN 206-1 en NBN B15-001<br />

Naast de indeling in klassen bepaalt de Europese norm<br />

NBN EN 206-1 de algemene regels voor de samenstelling<br />

van beton die moeten verzekeren dat het beton bestand<br />

is tegen zijn omgeving.<br />

De meeste Europese landen hebben de Europese norm<br />

aangevuld met eigen nationale voorschriften.<br />

In België bestaat er een aanvulling bij de norm NBN EN<br />

206-1, namelijk de NBN B15-001. Deze norm vult de NBN<br />

EN 206-1 aan met normatieve eisen die gebaseerd zijn<br />

op de Belgische ervaring, en geeft daarnaast ook informatieve<br />

toelichtingen. De klasse-indeling verloopt in<br />

principe volgens de Europese norm. Voor de druksterkte<br />

worden doorgaans kubussen gebruikt en de eisen inzake<br />

druksterkte verwijzen dus naar het 2e cijfer van de klasse<br />

C of CL.<br />

De Belgische norm maakt gebruik van omgevingsklassen<br />

die de milieuklassen van de Europese norm vervangen,<br />

en maakt de directe link tussen de omgevingsklassen<br />

van beton en de eisen inzake samenstelling. Deze<br />

eisen omvatten o.a. de hoeveelheid cement of equivalent<br />

bindmiddel, de (effectieve) W/C-factor en de druksterkteklasse<br />

van het beton (tabel 2.2.1)<br />

Fig. 2.2.3<br />

Verschillende<br />

vloeibaarheden<br />

van beton<br />

(zetmaat)<br />

Equivalent bindmiddel<br />

Als er naast het cement nog een toevoegsel van het<br />

type II wordt toegevoegd aan het beton, mag het kwaarde<br />

concept worden gebruikt.<br />

equivalent bindmiddel = Cement + k * Toevoegsel<br />

De normen NBN EN 206-1 en NBN B15-001 (paragraaf<br />

5.2.5.2) geven de waarden voor de coëfficiënt k.<br />

Er mag rekening worden gehouden met het equivalent<br />

bindmiddelgehalte om het minimum vereist cementgehalte<br />

en de maximale W/C te respecteren.<br />

Effectief watergehalte<br />

Het concept “effectief watergehalte” wordt als volgt<br />

gedefinieerd:<br />

effectief water = totaal water – water geabsorbeerd<br />

door de granulaten<br />

Totaal water = aanmaakwater + water vervat in en op<br />

het oppervlak van de granulaten + water van hulpstoffen<br />

en toevoegsels.<br />

De tabel 2.2.1 geeft per omgevingsklasse de eisen voor<br />

de samenstelling van het beton.


Belang van de verwerkbaarheid<br />

Een goede verwerkbaarheid vergemakkelijkt het ver-<br />

handelen en het plaatsen van beton, d.w.z. het storten<br />

in bekistingen en de verdichting. Een goede verwerkbaarheid<br />

heeft ook een gunstige invloed op de verwerkingskosten.<br />

Ook de druksterkte van het verhard beton<br />

en vooral zijn duurzaamheid hangen rechtstreeks af<br />

van een goede plaatsing, van de perfecte omhulling<br />

van de wapening en een zorgvuldige verdichting. Dit is<br />

enkel mogelijk met een goede verwerkbaarheid.<br />

Definitie van verwerkbaarheid en<br />

van consistentie<br />

De notie van verwerkbaarheid van beton beantwoordt<br />

niet aan een precieze definitie. Zij omvat verschillende<br />

eigenschappen, zoals de consistentie, de cohesie (interne<br />

samenhang), de neiging tot ontmenging, de plasticiteit<br />

en de thixotropie. Als op wetenschappelijk vlak<br />

de consistentie het resultaat is van de interne wrijving<br />

Consistentiegebied Zetmaat (slump) S<br />

Aardvochtig<br />

Plastisch<br />

Zeer plastisch<br />

Vloeibaar<br />

Zeer vloeibaar<br />

Klasse<br />

Controle van de verwerkbaarheid en<br />

aanvang van het betonneren<br />

Vergelijkbare consistentiewaarden voor beton dat afkomstig<br />

is uit verschillende installaties vormen geen<br />

garantie voor een strikt identieke verwerkbaarheid. De<br />

resultaten kunnen worden beïnvloed door de keuze van<br />

bestanddelen en door de gebruikte menginrichting.<br />

Daarom moet de verwerkbaarheid worden gecontroleerd<br />

bij aanvang van het betonneren en moet indien<br />

nodig de consistentie worden aangepast. Ook wanneer<br />

S1<br />

S2<br />

S3<br />

S4<br />

S5 (1)<br />

(1) methode niet geschikt voor dit consistentiegebied<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Verwerkbaarheid en consistentie<br />

van alle vaste deeltjes in het beton, dan kan deze in de<br />

praktijk worden bepaald door verschillende meetmethodes.<br />

Meetmethodes voor de consistentie<br />

In België worden veelvuldig twee methodes gebruikt<br />

om de consistentie van beton te bepalen: de zetmaat<br />

(“slump”) en de schokmaat of uitspreiding. Deze twee<br />

methodes (fig. 2.3.1 en 2.3.2) worden beperkt tot bepaalde<br />

consistentiegebieden.<br />

Consistentieklasse<br />

De tabel 2.3.1 geeft de consistentieklassen, zoals bepaald<br />

door de norm NBN EN 206-1, en geeft ook de meest geschikte<br />

meetmethode voor elk consistentiegebied<br />

De uitvoering van deze proeven wordt nauwkeurig beschreven<br />

in de Europese normen NBN EN 12350-2 en<br />

NBN EN 12350-5.<br />

Maat in mm<br />

10 tot 40<br />

50 tot 90<br />

100 tot 150<br />

160 tot 210<br />

( ≥ 220)<br />

Klasse<br />

F1 (1)<br />

F2<br />

F3<br />

F4<br />

F5<br />

F6 (1)<br />

Schokmaat F<br />

Maat in mm<br />

(≤ 340)<br />

350 tot 410<br />

420 tot 480<br />

490 tot 550<br />

560 tot 620<br />

(≥ 630)<br />

andere granulaten worden gebruikt, moet de consistentiewaarde<br />

die is voorgeschreven voor het werk in<br />

uitvoering, opnieuw worden gecontroleerd. Tegenwoordig<br />

wordt vooral beton met zetmaat S3 en S4 gebruikt.<br />

Het heeft het voordeel dat het gemakkelijk te storten<br />

en te verdichten is en een verhard beton oplevert met<br />

een hoge duurzaamheid.<br />

39<br />

Tabel. 2.3.1<br />

Consistentieklassen<br />

2.3


2.3<br />

Fig. 2.3.1<br />

Slumpmeting<br />

Fig. 2.3.2<br />

Meting van de schok-<br />

maat op de schoktafel<br />

40<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Verwerkbaarheid en consistentie<br />

Vloeimiddelen verbeteren de consistentie<br />

Dankzij de superplastificeerders is het mogelijk om beton<br />

aan te maken met een W/C = 0,5 (of zelfs lager) dat<br />

toch tot de consistentieklassen S3 en S4 behoort. Dit beton<br />

is bijzonder in trek omdat het gemakkelijk te storten<br />

en te verdichten is en toch een beton met goede sterkte<br />

en hoge duurzaamheid oplevert.<br />

Een hogere consistentie mag nooit worden bereikt<br />

door achteraf water toe te voegen.<br />

Invloed van andere kenmerken van het<br />

beton op de consistentie<br />

Naast hulpstoffen hebben vele andere factoren een invloed<br />

op de consistentie. Elke verandering van één of<br />

meer van deze factoren heeft niet alleen een invloed op<br />

de consistentie, maar ook op de druksterkte (en op heel<br />

Verbetering van de continuïteit van de korrelopbouw<br />

Verhoging van het gehalte ronde granulaten<br />

Verhoging van het gehalte gebroken granulaten<br />

Verhoging van het aanmaakwater<br />

Verhoging van de temperatuur van vers beton<br />

Gebruik van een superplastificeerder<br />

Gebruik van een luchtbelvormer<br />

Gebruik van een vertrager<br />

wat andere eigenschappen) van het beton, dikwijls zelfs<br />

in tegengestelde zin. De invloed van een aantal basisparameters<br />

op de consistentie en de druksterkte wordt in<br />

onderstaande tabel samengevat.<br />

Na het mengen begint de verwerkbaarheid<br />

te verminderen<br />

Zodra het mengen beëindigd is, evolueert de consistentie<br />

onvermijdelijk in ongunstige zin, wat zich vertaalt<br />

in een langzame afname van de verwerkbaarheid. Merk<br />

op dat de gebruikte referentiewaarde overeenstemt<br />

met hetzij het einde van het mengen, hetzij de levering<br />

van het beton op de werf. Dit verschil is aanzienlijk<br />

bij warm weer, evenals bij gebruik van een cement<br />

met een eerder snelle binding. Het is mogelijk om dit<br />

nadeel te ondervangen door bijvoorbeeld een cement<br />

met langzamere binding te gebruiken.<br />

Variatie Invloed op de consistentie Invloed op de druksterkte<br />

è Gunstige invloed ê Ongunstige invloed é Geen merkbare invloed<br />

è<br />

è<br />

ê<br />

è<br />

ê<br />

è<br />

è<br />

è<br />

é<br />

é<br />

è<br />

ê<br />

ê<br />

è<br />

ê<br />

è


Dosering van de bestanddelen<br />

De correcte productie van een beton met een gegeven<br />

samenstelling hangt in hoge mate af van de gebruikte<br />

productieinstallaties. De mengverhoudingen van de<br />

verschillende bestanddelen (bindmiddel, granulaten,<br />

aanmaakwater en toevoegsels) moeten daarbij zeer precies<br />

worden gerespecteerd. Daarvoor bestaan er twee<br />

systemen: massadosering en volumedosering, waarvan<br />

het laatste minder nauwkeurig is.. De volgorde waarin<br />

de bestanddelen worden ingevoerd in de menger is van<br />

groot belang en moet voorafgaand worden uitgetest.<br />

Deze volgorde heeft meer bepaald invloed op:<br />

n de goede dispersie van de bestanddelen<br />

n de doeltreffendheid van het mengen<br />

n een optimaal rendement van de hulpstoffen<br />

n het rendement van de menginstallatie<br />

n de slijtage<br />

n het reinigen en onderhouden van de menginstallatie<br />

Mengen van de bestanddelen<br />

De menger moet alle afzonderlijke bestanddelen mengen<br />

tot een perfect homogeen mengsel en bovendien<br />

voldoen aan de volgende vereisten:<br />

n hoge mengintensiteit<br />

n korte mengtijd<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Productie en transport<br />

n snelle dispersie van de bestanddelen<br />

n optimale omhulling van de granulaten door de cementpasta<br />

n snel ledigen<br />

n minimale slijtage<br />

In de centrales voor stortklaar beton gebruikt men hoofdzakelijk<br />

menginrichtingen die per batch werken. Voor<br />

elk mengertype bestaat er een minimale vullingsgraad<br />

waaronder de homogeniteit niet meer kan worden gegarandeerd.<br />

Mengtijd<br />

De vereiste mengtijd varieert afhankelijk van het te produceren<br />

beton en van het type menger. De mengtijd<br />

moet worden bepaald aan de hand van proeven.<br />

Definitie: Mengtijd = duur van het mengen vanaf het<br />

ogenblik dat alle bestanddelen, ook het water, in de menger<br />

zijn toegevoegd.<br />

Indien het nodig is om de consistentie aan te passen<br />

tijdens het mengen door water of hulpstof toe te voegen,<br />

moet de mengtijd dienovereenkomstig worden<br />

verlengd.<br />

41<br />

Fig. 2.4.1<br />

Zicht binnen in een<br />

menger van een betoncentrale.<br />

2.4


Fig. 2.4.2<br />

Wattmetercurve van<br />

een menginstallatie<br />

van een betoncentrale<br />

2.4<br />

42<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Productie en transport<br />

De praktijk en vele proeven hebben aangetoond dat er<br />

naast de homogeniteit nog andere factoren een belangrijke<br />

rol spelen voor de betonkwaliteit. Energiek<br />

mengen bijvoorbeeld is goed voor het bevochtigen en<br />

voor de dispersie van het bindmiddel, wat een gunstige<br />

invloed heeft op de druksterkte van het beton.<br />

Belangrijk:<br />

n een mengtijd van minimaal 45 tot 60 seconden<br />

wordt aanbevolen.<br />

n bij gebruik van een luchtbelvormer moet deze<br />

duur verlengd worden.<br />

Door een wattmeter (meten van het vermogen dat<br />

wordt opgenomen door de motor van de menger tijdens<br />

het aanmaken van beton) kan visueel worden<br />

weergegeven wanneer het beton een voldoende homogeniteit<br />

verkrijgt (zie fig. 2.4.2).<br />

Toevoegen<br />

van de bestanddelen<br />

Mengen, verkrijgen van<br />

homogeniteit<br />

Ledigen<br />

1 2 3<br />

0:23 0:45 0:26<br />

Transport van het beton<br />

Stortklaar beton moet zo snel mogelijk van de centrale<br />

naar de werf worden vervoerd, in het algemeen in een<br />

vrachtwagen met menginrichting . Het moet zo snel als<br />

mogelijk worden gestort als men de kwaliteit ervan wil<br />

bewaren. Tijdens het transport moet het beton worden<br />

beschermd tegen slechte weersomstandigheden, tegen<br />

de zon, wind en vorst. Verder moet men nooit aarzelen<br />

het beton af te dekken om waterverlies tegen te gaan.<br />

Bij aankomst op de werf moeten tenminste de leveringsbon<br />

en de conformiteit van de eerste levering worden<br />

gecontroleerd door de werfverantwoordelijke. Bij<br />

vrachtwagens met menginrichting moet het beton bij<br />

aankomst opnieuw worden gemengd gedurende 1 tot<br />

2 minuten alvorens het te lossen, zeker in het geval van<br />

beton met ingebrachte lucht.<br />

Het toevoegen van bijkomend water wordt ten stellingste<br />

afgeraden, omdat dit water de kwaliteit van het beton<br />

vermindert en het moeilijk goed vermengd kan worden<br />

met het beton. Als de werfverantwoordelijke niettemin<br />

toch zou vinden dat er water toegevoegd moet worden,<br />

moet dit worden vermeld op de leveringsbon en, indien<br />

het beton gecertificeerd is, verliest het daardoor zijn conformiteitslabel.<br />

Voor voertuigen zonder menginrichting,<br />

mag in geen geval water worden toegevoegd.<br />

Als een voertuig niet onmiddellijk kan worden gelost bij<br />

aankomst op de werf, moet het op een beschermde plek<br />

worden geplaatst (in de schaduw of onder een beschutting<br />

bijvoorbeeld). Als er lang gewacht moet worden,<br />

kan het beton alleen nog maar worden gebruikt voor<br />

secundaire of voorlopige werken (op- of aanvullingen,<br />

werfweg, enz.).


Stortmiddelen Consistentie van het beton<br />

Transportband<br />

Kubel<br />

Pomp<br />

Stortgoot (tot 3 m)<br />

Overslag en storten<br />

Figuur 2.5.1 geeft de belangrijkste overslagmiddelen die<br />

gebruikt mogen worden, in functie van de consistentie<br />

en de bijzonderheden van de werf.<br />

De stortmiddelen moeten aangepast zijn aan het geleverde<br />

volume. Het plaatsen van het beton moet tegen<br />

een constant ritme gebeuren, in horizontale lagen met<br />

een zo gelijkmatig mogelijke dikte. Om ontmenging te<br />

voorkomen mag de valhoogte maximaal 50 tot 70 cm<br />

bedragen. Indien deze hoogte meer is dan 2 m, moet het<br />

beton worden gestort met een buis of een slang.<br />

Verdichten<br />

Een zorgvuldige verdichting is van essentieel belang voor<br />

de duurzaamheid van het beton. Goed verdicht beton<br />

heeft de volgende voordelen:<br />

n Hogere waterdichtheid<br />

n Betere duurzaamheid<br />

n Hogere druksterkte<br />

n Betere hechting van het beton aan de wapening<br />

S1<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Storten en verdichten<br />

S2 S3 S4 S5<br />

Verdichtingsmethoden<br />

De keuze van de verdichtingsmethode is afhankelijk<br />

van de consistentie van het beton. De meest gebruikte<br />

en doeltreffendste methode is trillen met behulp van<br />

trilnaalden (fig. 2.5.2), met bekistingstrillers of met trilbalken.<br />

Dikwijls gebruikt men een combinatie van deze<br />

methodes. Trillen vermindert de interne wrijving tussen<br />

de granulaten aanzienlijk. De korrels komen dichter bij<br />

elkaar, de lucht stijgt naar het oppervlak en de holtes<br />

worden gevuld met cementpasta. Toch blijft er altijd een<br />

hoeveelheid lucht achter, de zogenaamde “ingesloten<br />

lucht”, die meestal ongeveer 1,5 % van het betonvolume<br />

bedraagt.<br />

43<br />

Fig. 2.5.1<br />

Te gebruiken stortmiddelen<br />

in functie van de<br />

consistentie<br />

Fig. 2.5.2<br />

Verdichten van<br />

beton met een<br />

trilnaald<br />

2.5


2.5<br />

Fig. 2.5.3<br />

<strong>Praktische</strong> waarden<br />

voor de werkzame<br />

zone en de afstand<br />

tussen de trilpunten<br />

voor trilnaalden<br />

met verschillende<br />

diameters.<br />

Fig. 2.5.4<br />

Storten in lagen en<br />

tussenafstand van de<br />

trilpunten<br />

Fig. 2.5.5<br />

Storten van beton<br />

door middel van<br />

een vultrechter met<br />

dompelbuis<br />

44<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Storten en verdichten<br />

Toepassingsgebied van trilnaalden met hoge fre-<br />

quentie (Fig 2.5.3) :<br />

De ervaring heeft geleerd dat een frequentie van<br />

12’000 t/min het gunstigst is voor de meest courante<br />

betonsoorten. Voor beton met een beperkte<br />

korrelgrootte moet deze frequentie worden verhoogd<br />

(tot 18’000 t/min).<br />

Diameter<br />

van de naald<br />

[mm]<br />

< 40<br />

40 à 60<br />

> 60<br />

Diameter van<br />

de werkzame<br />

zone [cm]<br />

Trilpunten<br />

30<br />

50<br />

80<br />

Trilnaald<br />

Afstand tussen de<br />

trilpunten<br />

[cm]<br />

Oppervlak van de<br />

niet-verdichte laag<br />

25<br />

40<br />

70<br />

Reeds verdichte laag 10-15cm<br />

Regels voor een goede verdichting<br />

n Tril het beton in lagen met een dikte van 30 tot 50<br />

cm.<br />

n De trilnaald moet snel in het beton worden ingebracht,<br />

op gelijkmatige tussenafstanden. Ze moet<br />

kort op het laagste punt worden gehouden, daarna<br />

langzaam omhoog getrokken en tenslotte weggehaald<br />

worden zodat het oppervlak van zelf terug<br />

dichtgaat. Als het oppervlak niet dichtgaat, kan dit<br />

erop wijzen dat de consistentie van het beton te laag<br />

is, dat de binding al begonnen is, of nog dat de trilduur<br />

onvoldoende is.<br />

n Het beton mag niet horizontaal worden verplaatst<br />

met behulp van de trilnaald.<br />

n Kies de trilpunten zodanig dat de trilzones elkaar<br />

licht overlappen (fig. 2.5.3).<br />

n Stop met trillen van zodra er een fijne laag cementmelk<br />

wordt gevormd aan het oppervlak en er slechts<br />

sporadisch grote luchtbellen naar boven komen.<br />

n Wanneer het beton gestort is in opeenvolgende lagen,<br />

moet de trilnaald ongeveer 10 tot 15 cm in de<br />

onderliggende laag doordringen om een goede hechting<br />

tussen de twee lagen te garanderen (fig. 2.5.4).<br />

n Vermijd om de wapeningen en andere ingesloten elementen<br />

aan te raken met de trilnaald.<br />

<strong>Praktische</strong> regel<br />

Afstand tussen de trilpunten = 8 tot 10 maal de diameter<br />

van de naald<br />

Naverdichten (opnieuw trillen)<br />

Door de trilnaald opnieuw in het reeds verdichte beton<br />

te brengen vooraleer de binding van het beton begonnen<br />

is, wordt de dichtheid nog verbeterd. Deze techniek<br />

is vooral geschikt voor beton met een hoge W/C-factor<br />

en met de neiging tot bleeding, of beton dat moeilijk te<br />

storten was. Zo kunnen holtes worden gevuld die ontstaan<br />

door het (na)zetten van het verse beton onder de<br />

horizontale wapeningen. Een absolute voorwaarde voor<br />

het succes van naverdichting is dit te doen op het goede<br />

moment, wanneer het beton nog verwerkbaar is. Dit is<br />

de grootste moeilijkheid. Daarom moet naverdichting<br />

worden uitgevoerd door gekwalificeerd en ervaren personeel.


Toepassingsgebied<br />

Pompen is een moderne en economische methode om<br />

beton te storten (fig. 2.6.1) en kan worden gebruikt voor<br />

bijna alle soorten werken. Toch wordt deze techniek<br />

vooral gebruikt voor omvangrijke storten of wanneer<br />

de stortzone moeilijk toegankelijk is.<br />

De betonpompen worden ondergebracht in twee grote<br />

categorieën: mobiele pompen en stationaire pompen.<br />

Onderstaande tabel geeft enkele aanwijzingen over<br />

hun prestaties. Wanneer het beton over korte afstand<br />

vervoerd moet worden en/of wanneer het betonvolume<br />

klein is, kan men ook een beroep doen op een<br />

vrachtwagen met menginrichting en pomp (fig. 2.6.2).<br />

Mobiele en stationaire pompen<br />

Debiet per uur<br />

Transportafstand<br />

Pomphoogte<br />

20 tot 150 m 3<br />

Normaal tot 500m<br />

Extreem tot 1200m<br />

Stijgend 1) tot 250 m<br />

Dalend 1) van geval tot geval<br />

1) Om ongewenst ledigen van de transportleidingen te voorkomen<br />

in geval van verstopping of onderbreking van het storten,<br />

wordt aangeraden afsluitschuiven te installeren onderaan de<br />

stijgende of dalende leidingen. Na lange valleidingen kan een<br />

remlus nuttig zijn.<br />

Eisen<br />

Voor de samenstelling van pompbeton moet men bepaalde<br />

regels in acht nemen zodat het verse beton alle<br />

eigenschappen heeft die nodig zijn voor het verpompen.<br />

Het betonmengsel voor pompbeton moet dus altijd<br />

worden opgesteld door een ervaren betonspecialist.<br />

Bij het samenstellen van pompbeton moet extra zorg<br />

worden besteed aan de korrelopbouw en de cementdosering,<br />

zonder de andere specifieke eigenschappen van<br />

het verhard beton te verwaarlozen.<br />

De pomp stuwt het beton naar de stortplaats via een<br />

leiding (Ø 100 of 125 mm) waarvan het eerste segment<br />

altijd recht en horizontaal moet zijn. Het belangrijkste<br />

risico bij het pompen van beton is het risico op ontmenging.<br />

Van vers beton tot verhard betoni<br />

Pompbeton<br />

n Cement<br />

Alle cement dat voldoet aan de norm, is geschikt voor<br />

de productie van pompbeton, maar cement dat een<br />

goede cohesie geeft aan vers beton is het meest geschikt.<br />

De minimumdosering om beton gemakkelijk<br />

door de leidingen te voeren is 320 kg/m3 .<br />

n Granulaten<br />

• Zand: de korrelopbouw van zand moet continu zijn.<br />

Te grote en ongecontroleerde verschillen in korrelopbouw<br />

van het zand zijn dikwijls de oorzaak van<br />

moeilijkheden bij het pompen.<br />

• Dankzij de vooruitgang die is geboekt bij het bouwen<br />

van pompen, speelt de vorm van de grove granulaten<br />

(gerold of gebroken) niet langer een primaire<br />

rol voor de geschiktheid tot pompen. Voor<br />

het zand daarentegen blijven een ronde korrelvorm<br />

en een continue korrelopbouw wenselijk.<br />

Fig. 2.6.1<br />

Storten van<br />

beton met een<br />

betonpomp<br />

45<br />

2.6


2.6<br />

46<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Pompbeton<br />

n Toevoegsels<br />

Door zijn ronde korrelvorm is vliegas geschikt voor<br />

het pompen van vers beton, vooral bij doseringen<br />

tussen 20 en 50 kg/m3 .<br />

n Hulpstoffen<br />

Hulpstoffen kunnen worden gebruikt volgens dezelf-<br />

de principes die ook gelden voor niet-gepompt beton.<br />

Luchtbelvormers kunnen het vermogen van de pomp<br />

wel nadelig beïnvloeden wanneer het luchtgehalte<br />

van het vers beton meer dan 4 % bedraagt.<br />

n Consistentie<br />

Om het beton gemakkelijk te kunnen verpompen<br />

moet het een voldoende plastische consistentie hebben,<br />

d.w.z. een slump tussen 100 en 250 mm.<br />

Aangezien de consistentie van beton sterk afhankelijk<br />

is van de eigenschappen van het zand, kan het nodig<br />

zijn om voorafgaande proeven uit te voeren om de gewenste<br />

verpompbaarheid te bereiken.<br />

Adviezen voor het gebruik van pompbeton<br />

Opdat het pompen van beton probleemloos zou verlopen,<br />

moet er in een zeer vroeg stadium contact worden<br />

gelegd tussen de aannemer, de pomponderneming en<br />

de betoncentrale.<br />

n De pomponderneming is verantwoordelijk voor de<br />

installatie en het gebruik van de pomp, daar waar de<br />

aannemer verantwoordelijk is voor het storten van<br />

het beton en voor de nabehandeling.<br />

n Het leveringsdebiet van het beton en de prestaties<br />

van de pomp moeten aangepast worden aan het<br />

ritme van de betonneerploeg.<br />

n Om het risico op ontmenging zoveel mogelijk te verkleinen,<br />

moet de pomp worden gevoed door een betonmixer.<br />

Bij erg korte rijtijden kan het gebruik van<br />

vrachtwagens met laadbak worden toegestaan.<br />

n Het pompen wordt in het algemeen gestart met een<br />

“smeringsoperatie” bestaande uit het verpompen<br />

van 0,5 tot 2 m3 cementrijke mortel. Deze mag in<br />

geen geval worden gebruikt als structuurbeton.<br />

Veiligheidsmaatregelen<br />

Bij het pompen van beton treden bijzondere risico’s<br />

op die zeker niet onderschat mogen worden.<br />

Zo moet men meer bepaald controleren of<br />

• er wel degelijk rekening is gehouden met de verhoogde<br />

druk van het beton op verticale bekistingen<br />

• er geen bovengrondse electriciteitsleiding aanwezig<br />

is binnen de reikwijdte van de verdeelmast;<br />

• De bodem waarop de pomp of haar toebehoren<br />

rusten, voldoende draagkrachtig is<br />

Bovendien moeten de instructies van het personeel<br />

dat de pomp bedient, strikt worden opgevolgd.<br />

Fig. 2.6.2<br />

Betonmixer voorzien van een pomp


Eigenschappen<br />

Zelfverdichtend beton (ZVB of in het Engels “SCC – Self-<br />

Compacting Concrete”) onderscheidt zich van gewoon<br />

beton door:<br />

• zijn zeer grote vloeibaarheid, gecombineerd met een<br />

aanzienlijke stabiliteit (afwezigheid van bleedingwater)<br />

• de mogelijkheid om het beton te storten zonder trillen.<br />

Verdichten gebeurt alleen door het effect van de<br />

zwaartekracht.<br />

Het gebruik van zelfverdichtend beton vereenvoudigt<br />

sterk de werfoperaties en heeft technologische voordelen.<br />

Zo kunnen complexe constructiedelen in een<br />

enkele fase gestort worden of kan zichtbeton worden<br />

verkregen met een zeer mooi uitzicht. Met deze technologie<br />

kunnen de totale bouwkosten worden gedrukt<br />

en de werkomstandigheden worden verbeterd.<br />

Technische bijzonderheden<br />

Bestanddelen van beton<br />

Pasta<br />

Het volume aan pasta (water + fijne deeltjes < 125 µm<br />

+ hulpstoffen + lucht) dat nodig is voor zelfverdichtend<br />

beton, ligt hoger dan voor getrild beton. Deze pasta<br />

heeft tot doel de granulaten van elkaar te scheiden en<br />

de wrijving ertussen te verminderen, wat gunstig is<br />

voor het uitvloeien en het vulvermogen van het beton.<br />

In het algemeen is de hoeveelheid fijne deeltjes in zelfverdichtend<br />

beton 500 kg/m3 .<br />

Deze fijne deeltjes komen van het cement, de toevoegsels<br />

en de granulaten. Om problemen met te hoge<br />

temperaturen bij het hydrateren van het cement te vermijden,<br />

is het bindmiddel meestal een samengesteld<br />

cement (CEM II of CEM III) of een mengsel van cement<br />

en vliegas en/of kalksteenmeel.<br />

De gewenste vloeibaarheid van zelfverdichtend beton<br />

wordt bereikt door een grote hoeveelheid superplastificeerder<br />

te gebruiken. Een te hoge dosering kan evenwel<br />

de gevoeligheid van beton voor ontmenging en<br />

bleeding verhogen bij variaties van het watergehalte.<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zelfverdichtend beton<br />

Bij zelfverdichtend beton met een hoge water/poeder<br />

factor volstaat de hoeveelheid fijne deeltjes dikwijls<br />

niet om het water in het beton vast te houden. In dat<br />

geval kunnen cohesieverhogende middelen worden gebruikt,<br />

die net als de fijne deeltjes tot doel hebben het<br />

uitzweten te verhinderen en de risico’s op ontmenging<br />

te beperken, door de pasta in te dikken.<br />

Hun gebruik kan evenwel, naargelang het aangewende<br />

product, leiden tot problemen met de dosering in de<br />

centrale (bij lage doseringen), tot het inbrengen van te<br />

veel lucht of tot een vermindering van de vloeibaarheid.<br />

Granulaten<br />

Voor zelfverdichtend beton kan men zowel ronde als<br />

gebroken granulaten gebruiken.<br />

Vermits de grove granulaten het blokkeren van het beton<br />

in de bekisting kunnen veroorzaken, moet het volume<br />

ervan worden beperkt. Anderzijds wordt de compactheid<br />

van het korrelskelet van het beton verhoogd<br />

door meer grove granulaten te gebruiken waardoor er<br />

minder bindmiddel nodig is om de gewenste verwerkbaarheid<br />

en sterkte te verkrijgen. Om beide eisen te<br />

combineren wordt bij zelfverdichtend beton vaak voor<br />

een grind/zand verhouding gekozen van 1.<br />

In het algemeen ligt de maximale korreldiameter Dmax<br />

van een zelfverdichtend beton tussen 10 en 20 mm. Een<br />

grotere Dmax is mogelijk, maar is niet aangewezen bij<br />

nauwe doorgangen in de bekisting of wapeningskorf.<br />

Gezien de hoge hoeveelheid zand in de samenstelling<br />

is het bovendien bijzonder belangrijk om het vochtgehalte<br />

van het zand te meten en daar ook rekening mee<br />

te houden, anders kan men onmogelijk de verwachte<br />

eigenschappen van het vers beton garanderen.<br />

Eigenschappen van vers beton<br />

Omwille van het bijzondere vloeigedrag van zelfverdichtend<br />

beton kan de consistentie ervan niet worden<br />

gemeten met behulp van de normale proefmethoden.<br />

Aangepaste proefmethoden werden ontwikkeld om de<br />

eigenschappen van dit beton te bepalen. Tot op vandaag<br />

is geen enkele methode algemeen aanvaard en<br />

bovendien laat geen enkele methode toe om alle belangrijke<br />

verwerkbaarheidsaspecten van zelfverdichtend<br />

beton te meten.<br />

47<br />

2.7


2.7<br />

Fig. 2.7.1<br />

Meten van de<br />

slumpflow<br />

Fig. 2.7.2<br />

L-box proef<br />

Fig. 2.7.3<br />

Proef met de V-<br />

funnel<br />

Fig. 2.7.4<br />

Zeefproef<br />

48<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zelfverdichtend beton<br />

Methode Eigenschap<br />

Slumpflow of uitvloeimaat Vloei- en vulgedrag in een<br />

onbelemmerde ruimte<br />

V-funnel Vloei- en vulgedrag in een<br />

onbelemmerde ruimte<br />

V-funnel na 5 minuten Ontmengingsweerstand<br />

(stabiliteit)<br />

Zeefproef Ontmengingsweerstand<br />

(stabiliteit)<br />

L-box Vloei- en vulgedrag in een<br />

belemmerde ruimte<br />

U-box Vloei- en vulgedrag in een<br />

belemmerde ruimte<br />

In België worden voornamelijk de volgende proeven<br />

gebruikt:<br />

Slumpflow<br />

De test bestaat erin het uitvloeien van beton te meten<br />

op een plaat zonder obstakels (fig. 2.7.1).<br />

L-box (of U-box)<br />

De test bestaat erin het vloei- en vulgedrag van beton<br />

doorheen obstakels (wapeningsstaven) te observeren<br />

en te meten (fig. 2.7.2).<br />

V Funnel<br />

De test bestaat erin het vloeigedrag van beton doorheen<br />

een smalle opening te observeren en te meten<br />

(fig. 2.7.3). Door het beton 15 minuten in de trechtermal<br />

te laten rusten, kan de weerstand tegen ontmenging<br />

van het beton worden bepaald.<br />

Zeefproef<br />

Door het beton na 15 minuten rust uit te gieten over<br />

een zeef kan zijn weerstand tegen ontmenging worden<br />

gemeten (fig. 2.7.4).<br />

Productie, transport en storten<br />

De productie, het transport en het storten van zelfverdichtend<br />

beton gebeurt met materiaal dat ook wordt<br />

gebruikt voor gewoon beton.<br />

Aangezien zelfverdichtend beton meestal veel nauwkeuriger<br />

moet samengesteld worden, is een zeer goede<br />

betontechnologische kennis vereist voor het ontwerp<br />

van een samenstelling die aangepast is aan het beoogde<br />

gebruik.


Betoncentrales moeten idealiter beschikken over regenvrije<br />

opslag voor de granulaten en over een betrouwbaar<br />

systeem voor het meten van het vochtgehalte van<br />

de bestanddelen.<br />

De menginstallatie moet vooral op afschuiving werken.<br />

Het wordt aanbevolen om dit beton voldoende lang te<br />

mengen tot een volledige stabilisatie van de wattmeter<br />

is bekomen.<br />

Zelfverdichtend beton kan worden vervoerd als elk ander<br />

beton. Er moet speciale aandacht worden besteed aan<br />

het feit dat er vóór het laden geen water in de vrachtwagen<br />

is, dat de truckmixer proper is en langzaam blijft<br />

roteren om ontmenging van het beton te vermijden.<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zelfverdichtend beton<br />

Bij aankomst op de werf wordt net voor het lossen gedurende<br />

tenminste 1 minuut aan grote snelheid gemengd.<br />

Bij het storten van zelfverdichtend beton moet men<br />

bijzondere aandacht schenken aan de dichtheid van de<br />

bekisting.<br />

De snelheid waarmee zelfverdichtend beton wordt gestort,<br />

heeft grote invloed op de kwaliteit van de zichtvlakken.<br />

Men zal er speciaal voor zorgen dat het storten<br />

in de bekisting langzaam gebeurt, zodat het beton voldoende<br />

tijd krijgt om te ontluchten. Zoniet bestaat het<br />

risico dat de ingesloten lucht zich opstapelt tussen het<br />

beton en de huid van de bekisting en luchtbellen vormt<br />

in het zichtvlak.<br />

49<br />

Fig. 2.7.4<br />

Zelfverdichtend<br />

beton laat een<br />

probleemloze<br />

uitvoering toe<br />

van halfronde<br />

vormen zonder<br />

stortnaden en<br />

met een mooie<br />

afwerking.<br />

2.7


2.7<br />

Fig. 2.7.5<br />

Pompen van<br />

zelfverdichtend<br />

beton via de<br />

onderkant van de<br />

bekisting<br />

50<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zelfverdichtend beton<br />

Het storten van zelfverdichtend beton kan gebeuren<br />

met de normale methoden:<br />

• Vultrechter met afsluitklep boven aan de bekisting: de<br />

storthoogte best beperken tot 5 m om een fraai zichtvlak<br />

te bekomen.<br />

• vultrechter of pomp met dompelslang: deze techniek<br />

biedt het voordeel dat het verse beton niet naar beneden<br />

valt in de bekisting (fig. 2.7.4).<br />

Een bijzondere techniek bestaat erin het beton te storten<br />

met een pomp via de onderkant van de bekisting.<br />

Daardoor wordt vermeden dat beton van een hoogte<br />

valt, krijgt het parement een mooier uitzicht en zijn er<br />

geen hoogtewerken nodig. (fig. 2.7.5).<br />

Voor horizontale storten kan zelfverdichtend beton<br />

rechtstreeks vanuit de truckmixer worden gestort of<br />

gepompt (fig. 2.7.6). De afwerking van het oppervlak<br />

gebeurt bij voorkeur met een staaf om luchtbellen te<br />

verwijderen (fig. 2.7.7).<br />

Studies hebben aangetoond dat de druk die wordt uit-<br />

geoefend door zelfverdichtend beton op de bekisting,<br />

gelijk is aan de hydrostatische druk wanneer de stijgsnelheid<br />

van het beton 12 m/uur of meer bedraagt.<br />

Het is dus nodig om bij de dimensionering van de bekisting<br />

met deze hydrostatische druk rekening te houden,<br />

behalve indien er een speciale studie terzake werd<br />

uitgevoerd.<br />

Tenslotte moet zelfverdichtend beton snel worden nabehandeld<br />

(fig. 2.7.8) omwille van de grote hoeveelheid<br />

pasta en de lage water/cement factor, waardoor de effecten<br />

van krimp kunnen toenemen en versnellen.<br />

Fig. 2.7.6<br />

Storten van zelfverdichtend beton op een horizontaal opper-<br />

vlak.<br />

Fig. 2.7.7<br />

Afstrijken van het oppervlak met een staaf die luchtbellen<br />

verwijdert.<br />

Fig. 2.7.8<br />

Vernevelen van een nabehandelingsproduct.


Toepassingsvoorbeelden<br />

Zelfverdichtend beton heeft zijn diensten al bewezen<br />

in tal van realisaties. De toepassingen zijn sterk uiteenlopend:<br />

van gebouwen, over kunstwerken (beton met<br />

sterkteklasse C25/30 tot C45/55) tot zeer zwaar belaste<br />

prefab-kolommen (C90/105).<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zelfverdichtend beton<br />

Door de goede vloeibaarheid en het vermogen om zelf<br />

overtollige lucht uit te drijven, konden elementen met<br />

een zeer dichte wapening of complexe vorm zonder<br />

problemen worden gestort (fig. 2.7.8). Door de uitstekende<br />

kwaliteit van het zichtvlak zijn er bovendien geen<br />

kosten om het betonoppervlak achteraf bij te werken<br />

of te herstellen, zoals dat meestal nodig is bij wanden<br />

en kolommen in traditioneel getrild beton.<br />

Fig. 2.7.8<br />

Met zelfverdichtend beton kunnen moeiteloos complexe vor-<br />

men worden gerealiseerd met minder betonneringsfasen.<br />

51<br />

2.7


2.8<br />

Fig. 2.8.1<br />

Gekleurd beton<br />

gegoten in een<br />

structuurbekis-<br />

ting – College van<br />

Stains (Frankrijk)<br />

52<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zichtbeton<br />

Met zichtbeton verwijst men naar elk betonoppervlak<br />

dat zichtbaar blijft en dat moet voldoen aan bepaalde<br />

esthetische criteria.<br />

In essentie onderscheidt men twee uitvoeringswijzen<br />

voor oppervlakken in zichtbeton. In het ene geval gebruikt<br />

men de bekisting als structuurelement van het<br />

oppervlak. In het andere geval wordt het oppervlak bewerkt<br />

na de ontkisting. In beide gevallen kan het beton<br />

gekleurd worden voor een bijkomend esthetisch effect.<br />

De volgende factoren hebben invloed op de kwaliteit<br />

en uitzicht van het betonoppervlak:<br />

n type en materiaal voor de bekistinghuid<br />

n aantal maal dat de bekisting wordt gebruikt en hoe<br />

proper die is<br />

n stortnaden (stoppen en hernemen van de betonnering)<br />

n stijfheid van het bekistingsysteem<br />

n hoeveelheid en soort ontkistingsolie<br />

n samenstelling en productie van het beton<br />

n storten en verdichten van het beton<br />

n weersomstandigheden tijdens het storten en de nabehandeling<br />

Om homogene zichtvlakken te verkrijgen moeten bekisting,<br />

samenstelling en productie van het beton, alsook<br />

het storten voldoen aan uitzonderlijk strenge criteria.<br />

Bestanddelen<br />

Cement<br />

Alle cementen die voldoen aan de norm NBN EN 197-1<br />

zijn in principe geschikt voor de productie van zichtbeton.<br />

Aangezien de kleur van het beton aan het oppervlak<br />

beïnvloed wordt door die van het cement, alsook<br />

door de fijne delen van de granulaten, mag men tijdens<br />

de uitvoering van het werk niet veranderen van cementtype<br />

noch van betoncentrale.<br />

n Portlandcement (CEM I) geeft betonoppervlakken<br />

met een karakteristieke, grijze tint.<br />

n Wit cement heeft reeds zijn sporen verdiend voor de<br />

productie van esthetische betonelementen. De witte<br />

kleur is ook een uitstekende basis voor het vervaardigen<br />

van gekleurd beton.<br />

n Hoogovencement (CEM III) geeft de betonoppervlakken,<br />

na het drogen, een duidelijk lichtere tint dan<br />

Portlandcement, dankzij de hoogovenslak die het<br />

eerstgenoemde cement bevat. De typische blauwgroene<br />

vlekken die men ziet na de ontkisting verdwijnen<br />

vanzelf na het drogen.<br />

Fig. 2.8.2<br />

RER-station EOLE in Parijs


Water<br />

Voor de aanmaak van zichtbeton kan leidingwater worden<br />

gebruikt. Recyclagewater van de betoncentrale moet<br />

worden vermeden omdat dit een invloed kan hebben op<br />

de kleur en op de andere eigenschappen van het beton.<br />

Granulaten<br />

Zichtbeton voor buiten moet bestand zijn tegen vorst<br />

en weersomstandigheden en daarom moeten harde en<br />

vorstbestendige granulaten worden gekozen. De kleur<br />

van zichtbeton wordt niet alleen beïnvloed door het<br />

cement maar ook door de kleur van de fijne delen van<br />

de granulaten. Wanneer het zichtbare oppervlak wordt<br />

bewerkt na ontkisting, is ook de kleur van de grove korrels<br />

van belang. Daarom moet men erop letten geen<br />

granulaten van verschillende herkomst te gebruiken<br />

om een werk in zichtbeton uit te voeren.<br />

Hulpstoffen<br />

Plastificeerders en superplastificeerders laten toe om<br />

zonder verhoging van het watergehalte een hogere<br />

consistentie te verkrijgen en daardoor ook een betere<br />

verwerkbaarheid van het beton. Hulpstoffen hebben<br />

geen rechtstreekse invloed op de kleur van zichtbeton.<br />

Ze kunnen ook worden gebruikt om de W/C-factor te<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zichtbeton<br />

verminderen zonder de consistentie te verlagen, waardoor<br />

tal van de eigenschappen van het verharde beton<br />

verbeterd worden. De vermindering van de hoeveelheid<br />

water wijzigt echter wel de kleur van het beton: beton<br />

dat minder water bevat, zal na het uitharden een donkerder<br />

kleur hebben.<br />

53<br />

Fig. 2.8.3<br />

College van Brunstatt<br />

(Frankrijk).<br />

De gevels in zichtbeton<br />

werden<br />

uitgevoerd met<br />

zelfverdichtend<br />

beton.<br />

Fig. 2.8.4<br />

Voorbeeld van<br />

fotografisch<br />

beton<br />

2.8


2.8<br />

Fig. 2.8.5<br />

Plafond van het<br />

Louvre-museum<br />

54<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zichtbeton<br />

Toevoegsels<br />

De belangrijkste toevoegsels die worden gebruikt in de<br />

samenstelling van zichtbeton, zijn minerale vulstoffen<br />

en kleurstoffen, die worden gebruikt om het beton te<br />

kleuren.<br />

Samenstelling van het beton<br />

De ervaring heeft geleerd dat het aan te raden is de<br />

cementdosering van zichtbeton boven de 350 kg/m3 te<br />

nemen bij gebruik van granulaten met een maximale<br />

afmeting van 32 mm.<br />

Bovendien moet de W/C-factor dezelfde zijn voor alle<br />

mengsels, omdat een verschil van +/- 0,02 reeds leidt<br />

tot kleurverschillen die met het blote oog zichtbaar zijn<br />

bij gladde oppervlakken. De W/C-factor moet zo laag<br />

mogelijk worden gehouden om het opstijgen water uit<br />

het gestorte beton te beperken.<br />

Het gehalte fijne deeltjes (cement, de fijne delen van<br />

de granulaten alsook de eventuele toevoegsels met een<br />

afmeting kleiner dan 0,125 mm) moet beantwoorden<br />

aan de minimale waarden zoals opgegeven in figuur<br />

1.3.6 (zie hoofdstuk granulaten). De korrelopbouw moet<br />

continu zijn.<br />

Consistentie<br />

Een aangepaste consistentie vormt een onmisbare<br />

voorwaarde voor het maken van zichtbeton. De consistentieklassen<br />

S2 en S3 zijn geschikt voor het volledig<br />

omhullen van de wapeningen.<br />

Uitvoering<br />

In de eerste plaats moet worden benadrukt dat de W/Cfactor<br />

van elke individuele levering identiek moet zijn,<br />

ongeacht het vochtgehalte van de granulaten. Bovendien<br />

moet, indien mogelijk, de mengtijd van zichtbeton<br />

altijd identiek zijn (tenminste 50 seconden). De temperatuur<br />

van het vers beton, die een invloed heeft op de<br />

reactiviteit van cement, moet ook dezelfde zijn omdat<br />

een verschil in hydratatiesnelheid verschillen in kleur<br />

kan veroorzaken.<br />

Fig. 2.8.6<br />

Parking Jura, autosnelweg A39, Frankrijk


Fig. 2.8.7<br />

Trap in printbeton<br />

De verdichting moet uniform gebeuren in kleine lagen.<br />

Bij het ontkisten moet men ervoor zorgen dat alle elementen<br />

gedurende dezelfde duur bekist zijn gebleven<br />

(tussen 2 en 5 dagen). Bovendien moet het volledige<br />

constructiedeel in één maal ontkist worden.<br />

Ook de nabehandeling van het beton verdient bijzondere<br />

aandacht. Cement heeft water nodig voor een volledige<br />

hydratatie, maar water veroorzaakt in jong beton<br />

ook een verkleuring van het betonoppervlak doordat<br />

het transformatieproces van kalkhydraat naar calciumcarbonaat<br />

wordt verstoord. Dit calciumcarbonaat<br />

vormt op het oppervlak een onoplosbare en heldere<br />

laag die men kalkuitslag (of soms uitbloeiing) noemt.<br />

Bij zichtbeton is dit natuurlijk een totaal ongewenst fenomeen.<br />

Men moet er dus voor zorgen dat aan het oppervlak<br />

van zichtbeton een ruimte ontstaat met hoge<br />

luchtvochtigheid, zonder luchtcirculatie of wateropstapeling.<br />

Dit kan gebeuren door een plastiek gordijn op te<br />

hangen op een bepaalde afstand van het zichtvlak of<br />

door het beton in geotextiel te wikkelen. Op die manier<br />

creëert men een omgeving met een vochtigheidsgraad<br />

van meer dan 80%, wat ook aan het betonoppervlak<br />

een goede hydratatie van het cement verzekert.<br />

Men moet vermijden dat het plastiek het beton raakt,<br />

zoniet is kalkuitslag onvermijdelijk. Bovendien mag<br />

men geen trek (schoorsteeneffect) creëren tussen het<br />

plastiek en het beton.<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Zichtbeton<br />

De weersomstandigheden bij het storten spelen bij<br />

zichtbeton een belangrijkere rol dan bij andere betonsoorten.<br />

De hydratatie van cement is een chemische<br />

reactie die sneller verloopt bij hoge temperaturen en<br />

langzamer bij lage temperaturen. De hydratatie is onder<br />

andere ook afhankelijk van de luchtvochtigheid.<br />

Beton heeft daardoor niet dezelfde kleur wanneer het<br />

verhardt in een koude en droge periode dan wel in een<br />

warme en vochtige periode. Variaties van de luchtvochtigheid<br />

beïnvloeden ook de vochtigheid van het bekistingmateriaal,<br />

waardoor eveneens kleurverschillen van<br />

het betonoppervlak optreden. Om al deze redenen zijn<br />

de weersomstandigheden belangrijk voor de uitvoering<br />

van een werk in zichtbeton.<br />

Wanden in zichtbeton mogen niet worden ontkist voor<br />

of tijdens hevige neerslag en mogen in geen geval worden<br />

besproeid met water net nadat ze werden ontkist.<br />

Ook het ontkistingsritme moet dusdanig worden gekozen<br />

dat de elementen gedurende eenzelfde tijd bekist<br />

blijven, ongeacht de weekends en vakantiedagen.<br />

55<br />

Fig. 2.8.8<br />

Gepolijst en<br />

geboend beton<br />

2.8


2.9<br />

Fig. 2.9.1<br />

Nabehandeling<br />

door afdekking<br />

met plastiekfolie<br />

Fig. 2.9.2<br />

Vernevelen van<br />

een nabehande-<br />

lingsproduct<br />

56<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Nabehandeling<br />

Doel van de nabehandeling van beton<br />

“Nabehandeling” is het geheel van maatregelen die genomen<br />

moeten worden om het beton te beschermen<br />

vanaf het storten totdat er voldoende sterkte is ontwikkeld,<br />

en zo de kwaliteit van het beton te garanderen<br />

Een van de belangrijkste risico’s voor jong beton is<br />

voortijdig uitdrogen dat begint aan het oppervlak, verder<br />

doordringt in de diepte en waardoor het cement<br />

op die plaatsen niet goed hydrateert. Nu is het precies<br />

in de oppervlaktelaag dat de cementmatrix een hoge<br />

dichtheid en een minimale porositeit moet hebben om<br />

weerstand te bieden aan externe aantastingen en de<br />

carbonatatie te stoppen vooraleer deze de wapening<br />

bereikt. De duurzaamheid verbeteren is dan ook het<br />

eerste doel van de nabehandeling.<br />

Een correcte nabehandeling moet het beton beschermen<br />

tegen<br />

n voortijdig uitdrogen door wind, zon, droge koude<br />

n extreme temperaturen (warmte/koude) en grote temperatuurverschillen<br />

n slechte weersomstandigheden<br />

n vroegtijdige inwerking van schadelijke stoffen (oliën<br />

enz...).<br />

Fig. 2.9.3<br />

Met een gekleurd nabehandelingsproduct kan het<br />

aanbrengen beter gecontroleerd worden.<br />

Voortijdige uitdroging<br />

De gevolgen van voortijdig verlies aan water in de oppervlaktelaag<br />

(betondekking) zijn talrijk en zeker niet<br />

gewenst :<br />

n snel optreden van grote scheuren door krimp (zie<br />

hoofdstuk 3.2 over scheuren)<br />

n verlies van sterkte<br />

n kans op een stofferig oppervlak<br />

n vermindering van de waterdichtheid en duurzaamheid<br />

n vermindering van de slijtweerstand<br />

Daarom is het uiterst belangrijk om de maatregelen<br />

tegen voortijdige uitdroging toe te passen vanaf het<br />

ogenblik dat het beton gestort is.<br />

Omwille van hun specifiek hydratatieproces, zijn cementen<br />

met een hoog gehalte aan hoogovenslak (type<br />

CEM III of overgesulfateerd cement) bijzonder gevoelig<br />

voor voortijdige uitdroging. Voor beton dat deze cementen<br />

bevat, moeten daarom alle aanbevelingen voor<br />

de nabehandeling strikt worden nageleefd..<br />

Maatregelen om voortijdige uitdroging van beton<br />

te voorkomen:<br />

n de bekisting niet verwijderen<br />

n afdekken met plastiekfolie (fig. 2.9.1)<br />

n afdekken met thermische zeilen<br />

n bescherming aanbrengen die de vochtigheid<br />

behoudt ( jute, geotextiel matten)<br />

n een nabehandelingsproduct verstuiven<br />

(fig. 2.9.2 en 2.9.3)<br />

n het betonoppervlak met water bespuiten<br />

(continu bij grote hitte)<br />

n de elementen onder water houden<br />

n verschillende van deze maatregelen<br />

combineren


Uitdrogingssnelheid<br />

De uitdrogingssnelheid is afhankelijk van de volgende factoren:<br />

n temperatuur van de lucht<br />

n temperatuur van het beton<br />

n relatieve vochtigheid van de lucht<br />

n windsnelheid<br />

Druksterkte (N/mm 2 )<br />

Plastische krimp (mm/m)<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Fig. 2.9.4<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Permanent behoud van<br />

de vochtige omgeving<br />

Ouderdom van het beton (dagen)<br />

Onbeschermd beton,<br />

windsnelheid = 20 km/u<br />

Onbeschermd beton,<br />

windsnelheid = 10 km/u<br />

Beton beschermd met een<br />

nabehandelingsproduct<br />

0 6 12 18 24<br />

Vochtige<br />

omgeving<br />

gedurende<br />

7 dagen<br />

Geen<br />

behoud<br />

van<br />

vochtigheid<br />

1 3 7 28 90<br />

Invloed van het behoud van een vochtige omgeving op de<br />

sterkteontwikkeling van het beton van de oppervlaktelaag<br />

Fig. 2.9.5<br />

Tijd (uur)<br />

Gevolgen van ongunstige weersomstandigheden op de krimp<br />

van jong beton, met en zonder nabehandeling.<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Nabehandeling<br />

Figuren 2.9.4 en 2.9.5 illustreren de invloed van deze<br />

verschillende parameters en de gunstige invloed van<br />

de nabehandeling.<br />

Relatieve<br />

luchtvochtigheid<br />

(%)<br />

10 20 30<br />

Temperatuur van de lucht (°C)<br />

Uitdroging (kg/m 2 .u)<br />

100<br />

80<br />

60<br />

20<br />

40<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

0<br />

Temperatuur van<br />

het beton (°C)<br />

Figuur 2.9.6 laat toe de uitdrogingssnelheid voor een<br />

onbeschermd beton te schatten, rekening houdende<br />

met alle hiervoor vermelde factoren. Er bestaat een verhoogd<br />

risico op scheurvorming wanneer de verdampingssnelheid<br />

hoger is dan 1 kg/m2 .u. Onder 0,5 kg/m2 .u<br />

is het risico op scheurvorming beperkt.<br />

Extreme temperatuurverschillen<br />

Beton zet uit bij warmte en krimpt bij koude. Wanneer<br />

deze thermische vervormingen verhinderd worden of<br />

bij grote temperatuurverschillen, kunnen er interne<br />

spanningen worden opgebouwd. Als deze spanningen<br />

groter zijn dan de treksterkte van het jonge beton, gaat<br />

het scheuren. Daarom moet men grote temperatuurverschillen<br />

vermijden tussen de kern en het oppervlak<br />

van beton dat nog niet voldoende verhard is.<br />

Tabel 2.9.1. vermeldt maatregelen om deze temperatuurverschillen<br />

te beperken.<br />

Andere maatregelen om temperatuurverschillen te<br />

vermijden of om de gevolgen ervan te beperken worden<br />

beschreven in hoofdstuk 3.2, waar scheurvorming<br />

wordt behandeld.<br />

30<br />

35<br />

Windsnelheid<br />

(m/s)<br />

40<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

57<br />

Fig. 2.9.6<br />

Nomogram om de<br />

uitdroging van een<br />

horizontaal onbeschermdbetonoppervlak<br />

te schatten.<br />

Voorbeeld: T° van de<br />

lucht 28°C<br />

RV van de lucht 50%<br />

T° van het beton 28°C<br />

Windsnelheid 5 m/s<br />

Resultaat:<br />

uitdrogingssnelheid<br />

= 0,8 kg/m2 .u<br />

2.9


2.9<br />

Tableau 2.9.1<br />

Nabehandelings-<br />

maatregelen<br />

in functie van<br />

de buiten-<br />

temperatuur<br />

58<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Nabehandeling<br />

Hoe nabehandelen<br />

De aangewende methode en de duur van de nabehandeling<br />

hangen hoofdzakelijk af van de omgevingsfactoren<br />

en het type beton. De experimentele norm NBN<br />

ENV 13670-1 (het vervaardigen van betonconstructies)<br />

bevat informatie over de duur van de nabehandeling.<br />

<strong>Praktische</strong> raad<br />

Om te vermijden dat het verstuiven van een nabehandelingsproduct<br />

de hechting bemoeilijkt van de<br />

laag die erop aangebracht zal worden, moet het<br />

betonoppervlak indien nodig worden behandeld<br />

na het einde van de nabehandeling (zandstralen of<br />

afschuren bijvoorbeeld).<br />

Maatregelen<br />

De blootgestelde oppervlakken afdekken, een<br />

nabehandelingproduct aanbrengen of de<br />

vochtigheid bewaren door continu besproeien.<br />

Bekiste oppervlakken: de vochtigheid van houten<br />

bekistingen behouden, metalen bekistingen<br />

beschermen tegen de zon.<br />

De blootgestelde oppervlakken afdekken of<br />

een nabehandelingproduct aanbrengen<br />

De blootgestelde oppervlakken afdekken<br />

of een nabehandelingproduct aanbrengen.<br />

Thermische bescherming nodig.<br />

Bekiste oppervlakken: een thermische bescherming<br />

aanbrengen.<br />

De blootgestelde oppervlakken omwikkelen<br />

en verwarmen of een thermische bescherming<br />

aanbrengen. De temperatuur van het<br />

beton moet boven +10 °C worden gehouden<br />

gedurende tenminste 3 dagen.<br />

Slechte weersomstandigheden<br />

Afhankelijk van de intensiteit kunnen neerslag en andere<br />

barre weersomstandigheden de eigenschappen<br />

van vers beton of van jong beton – soms definitief - veranderen:<br />

verhoogde porositeit, verminderde duurzaamheid,<br />

uitloging. In het geval van vorst moet het ontkisten<br />

worden verdaagd met het aantal dagen vorst.<br />

Onder - 3 Van<br />

– 3 tot + 5<br />

Buitentemperatuur in °C<br />

Van<br />

+ 5 tot + 10<br />

Van<br />

+ 10 tot + 25<br />

Boven<br />

+ 25


De bekisting levert een belangrijke bijdrage tot het<br />

welslagen van een constructie en bepaalt het uitzicht,<br />

de structuur en de kleur van het oppervlak (fig. 2.10.1).<br />

De bekisting schenkt aan het beton zijn architecturale<br />

eigenschappen. Niettemin wordt er soms te weinig<br />

zorg en aandacht aan besteed.<br />

Keuze van de bekisting<br />

In principe kiest de bouwonderneming de bekisting op<br />

basis van de volgende criteria:<br />

n Type werk of element<br />

n Kwaliteit van het betonoppervlak<br />

n Aantal malen hergebruik mogelijk<br />

n Montagegemak<br />

n Thermisch isolatievermogen<br />

n Prijs<br />

Bekistingsmaterialen<br />

n Ruwe of geschaafde planken<br />

n Behandelde houten panelen<br />

n Multiplexplaten (watervast)<br />

n Geplastificeerde bekisting (polyester, polystyreen,<br />

linoleum, elastomeren enz.)<br />

n Metalen bekisting<br />

Algemene eisen voor bekistingen<br />

n Precieze afmetingen<br />

n Waterdichtheid (fig. 2.10.2)<br />

n Stijfheid, geen vervormingen (fig. 2.10.3)<br />

n Proper<br />

n Lage hechting aan verhard beton<br />

n Esthetisch uitzicht van de oppervlaktestructuur<br />

(fig. 2.10.4 en 2.10.5)<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Invloed van de bekisting<br />

59<br />

Fig. 2.10.1<br />

Voorbeeld van<br />

een proef met<br />

verschillende<br />

bekistingen en<br />

gebruik van<br />

verschillende ontkistingsproducten.<br />

Alle delen werden<br />

met hetzelfde<br />

beton gestort<br />

Fig. 2.10.2<br />

Effect van bekis-<br />

tingsvoegen die<br />

onvoldoende dicht<br />

zijn<br />

Fig. 2.10.3<br />

Onvoldoende<br />

stijfheid van de<br />

bekisting en van<br />

de uitsparingen<br />

tijdens het storten<br />

van vloeibaar<br />

beton<br />

Fig. 2.10.4<br />

Geslaagd betonoppervlak:bekisting<br />

met ruwe<br />

houten planken.<br />

2.10


2.10<br />

Fig. 2.10.5<br />

Voorbeeld van<br />

een erg geslaagd<br />

oppervlak in<br />

gestructureerd<br />

beton<br />

Fig. 2.10.6<br />

Door een tekort<br />

aan ontkistings-<br />

product op be-<br />

paalde plaatsen is<br />

het beton bij het<br />

ontkisten plaat-<br />

selijk afgerukt<br />

Fig. 2.10.7<br />

Kleurverschillen<br />

in een betongevel<br />

te wijten aan een<br />

slechte verdeling<br />

van het ontkis-<br />

tingsmiddel<br />

60<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Invloed van de bekisting<br />

Soorten bekisting<br />

In het algemeen geldt dat hoe absorberender de bekisting<br />

is, hoe gladder en geslotener het oppervlak dat ze<br />

opleveren, omdat ze het overtollige water en de luchtbellen<br />

van het pas gestorte beton, op zijn minst gedeeltelijk,<br />

absorberen.<br />

Wanneer voor zichtbeton houten panelen worden gebruikt,<br />

moeten ze dezelfde mate van hergebruik hebben.<br />

Het absorberend vermogen van hout vermindert<br />

immers bij elk gebruik en zal op die manier andere<br />

kleurnuances veroorzaken. Ruwe planken moeten vooraleer<br />

ze gebruikt worden, met cementmelk verzadigd<br />

worden. Op die manier kan men de ongelijkheden in<br />

het hout min of meer opheffen en bovendien elimineert<br />

men op deze manier de suikers van het hout die<br />

de binding en hydratatie van het cement verstoren.<br />

Niet-absorberende en waterafstotende bekistingen<br />

bevorderen plaatselijke concentraties van fijne deeltjes<br />

(micro-ontmenging) en een verhoging van de W/C-factor.<br />

Hierdoor ontstaan onregelmatigheden in de kleur<br />

van het betonoppervlak (“wolken”). Grotere ontmengingen<br />

aan het oppervlak kunnen leiden tot een verlies<br />

van duurzaamheid (zie hoofdstuk 3.1, ontmenging van<br />

het beton). Voor zichtbare elementen wordt dikwijls<br />

aangeraden om absorberende bekistingen te gebruiken<br />

of bekistingen met een drainerende laag, bijvoorbeeld<br />

in polypropyleenvezels.<br />

Ontkistingsproducten<br />

Ontkistingsmiddelen worden gebruikt om de bekisting<br />

zonder problemen los te maken van het betonoppervlak<br />

en daarbij geen schade te veroorzaken aan één van<br />

beide. (fig. 2.10.6).<br />

Ze moeten met zorg worden aangebracht in een dunne<br />

en gelijkmatige laag vóór de wapening wordt geplaatst.<br />

Overtollig product moet worden weggenomen<br />

met een doek (fig. 2.10.7).<br />

Vlekken of grijsnuances aan het betonoppervlak zijn<br />

vaak een gevolg van het verkeerd aanbrengen van het<br />

ontkistingsproduct.


In de zomermaanden stelt men dikwijls vast dat de<br />

gemiddelde druksterkte na 28 dagen daalt met enkele<br />

N/mm2 .<br />

Het is een bekend fenomeen, dat zich overal ter wereld<br />

voordoet waar belangrijke temperatuurverschillen<br />

optreden tussen de seizoenen. Er zijn drie belangrijke<br />

oorzaken:<br />

Hogere temperatuur van het beton<br />

In het algemeen is het zo dat hoe hoger de temperatuur<br />

van het beton, hoe sneller het hydratatieproces<br />

verloopt, omdat de vorming van naaldvormige kristallen<br />

versneld wordt. Daaruit volgt een toename van de<br />

beginsterkte. Deze naalden zijn evenwel kleiner dan<br />

deze die zich ontwikkelen bij een minder hoge temperatuur.<br />

Ze vertonen dus minder neiging zich te verstrengelen<br />

en daaruit volgt een grotere porositeit. Omdat de<br />

eindsterkte van het beton afhangt van deze kristalverstrengeling<br />

en van de porositeit, zijn lagere eindsterktes<br />

een logisch gevolg en dit ongeacht de cementsoort<br />

(fig. 2.11.1).<br />

Druksterkte N/mm 2<br />

Druksterkte N/mm 2<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

20°C<br />

35°C<br />

20°C<br />

35°C<br />

CEM III/A 42.5 N<br />

Rc 16u Rc 24u Rc 40u Rc 2d Rc 7d Rc 28d<br />

CEM I 52.5 N<br />

Rc 16u Rc 24u Rc 2d Rc 7d Rc 28d<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Betonneren bij warm weer<br />

Niet toegestane watertoevoeging<br />

Bij hogere temperaturen stelt men in het algemeen<br />

vast dat de verwerkbaarheid van het beton sneller<br />

afneemt en dat er zelfs voortijdige verstijving kan optreden,<br />

waardoor het storten wordt bemoeilijkt. Het<br />

is niet altijd mogelijk om dit fenomeen volledig te<br />

compenseren door een hogere dosis plastificeerder. Alhoewel<br />

wordt aangeraden om op de werf nooit water<br />

aan beton toe te voegen, is de verleiding groot om het<br />

beton verwerkbaarder te maken door water toe te voegen.<br />

Maar elke toevoeging van water (hoe weinig ook)<br />

verhoogt de W/C-factor en leidt onvermijdelijk tot een<br />

druksterktedaling en een nog groter verlies van duurzaamheid<br />

van het beton<br />

<strong>Praktische</strong> regel<br />

De toevoeging van 10 liter water per m3 beton leidt<br />

tot een verlies van ongeveer 10 % van de druksterkte<br />

na 28 dagen.<br />

Fig. 2.11.1<br />

Invloed van een hoge tempera-<br />

tuur op de druksterkte. Het beton<br />

geproduceerd bij 35°C werd gedurende<br />

48 uur bij deze temperatuur<br />

bewaard en daarna bij 20°.<br />

61<br />

2.11


2.11<br />

62<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Betonneren bij warm weer<br />

Gebrek aan homogeniteit van het mengsel<br />

Als er een groot temperatuurverschil bestaat tussen de<br />

bestanddelen van beton en het aanmaakwater (leidingwater<br />

is koud, zelfs in de zomer) stelt men een onregelmatige<br />

verdeling vast van het bindmiddel in het mengsel.<br />

Dit kan leiden tot een lichte daling van de druksterkte.<br />

Om het verlies van druksterkte bij warm weer binnen<br />

aanvaardbare grenzen te houden mag de maximumtemperatuur<br />

van vers beton niet meer zijn dan 30° C.<br />

Voor beton dat aan bijzondere eisen moet voldoen, mag<br />

deze temperatuur niet meer zijn dan 25° C.<br />

Naast het verlies van druksterkte en duurzaamheid (fig.<br />

2.11.1) kan een hoge temperatuur van het beton andere<br />

ongewenste effecten veroorzaken:<br />

n De snellere hydratatie van het cement leidt tot een<br />

vroegtijdig verlies van verwerkbaarheid en soms zelfs<br />

tot een verstijving van het beton, die het storten zo<br />

goed als onmogelijk kan maken (zie ook hoofdstuk 2.3<br />

over verwerkbaarheid en consistentie).<br />

n Anderzijds gaat het beton sneller uitdrogen aan het<br />

oppervlak. Dit fenomeen wordt nog verergerd bij wind<br />

(hoe zwak ook), in de zon en bij een lage luchtvochtigheid.<br />

Nabehandeling van het beton (zie hoofdstuk 2.9)<br />

kan het verlies van vocht beperken. Als men kiest om te<br />

besproeien met water, moet dit continu gebeuren om<br />

thermische schokken aan het oppervlak te voorkomen.<br />

Indien men geen maatregelen treft, wordt het cement<br />

onvolledig gehydrateerd . De uiteindelijke druksterkte<br />

en duurzaamheid van delen van het werk (vooral de<br />

oppervlakken) die snel uitgedroogd zijn, neemt af. Het<br />

beton zal onderworpen zijn aan plastische krimp met<br />

een belangrijk risico op scheurvorming (zie hoofdstuk<br />

3.2 over scheurvorming). Zichtbeton kan ook onesthetische<br />

kleurverschillen vertonen.<br />

Maatregelen om de temperatuur van beton te<br />

beheersen<br />

De temperatuur “Tb” van vers beton kan worden berekend<br />

aan de hand van onderstaande vereenvoudigde<br />

formule:<br />

(Cc . C . Tc) + (Ce . E . Te) + (Cg . G . Tg)<br />

Tb =<br />

Cc . C + Ce . E + Cg . G<br />

Tb : Temperatuur van vers beton<br />

Cc, Ce, Cg: Soortelijke warmte van cement<br />

(0.2 cal.g-1.°C-1), van water (1),<br />

van granulaten (0.2)<br />

C, E, G : Massa van cement, water, granulaten<br />

Te, Tc, Tg : Temperatuur van water, van cement, van<br />

granulaten.<br />

Nemen we bijvoorbeeld volgende betonsamenstelling:<br />

• cement : 350 kg<br />

• water 175 liter<br />

• granulaten: 1800 kg<br />

In onderstaande tabel worden de betontemperaturen<br />

aangegeven (in het rood) met als variabelen de<br />

temperatuur van het cement (in abscis in het blauw)<br />

en deze van de granulaten (in ordinaat in het groen).<br />

In de tabel wordt verondersteld dat de temperatuur<br />

van het water constant blijft op 20°C, maar met dezelfde<br />

formule kan ook de invloed van de watertemperatuur<br />

op de temperatuur van het vers beton bepaald<br />

worden.<br />

20 30 40 50 60 70<br />

20 20 22 25<br />

30 27 29 32<br />

40 32 34 37<br />

50 39 41 44<br />

60 43 46 48<br />

70 51 53 56<br />

De tabel toont dat een temperatuurstijging van<br />

6°C bekomen wordt wanneer (bij gelijkblijvende<br />

temperatuur van de andere bestanddelen):<br />

• de temperatuur van het cement met 50°C verhoogt<br />

• de temperatuur van het water met 20°C verhoogt<br />

of<br />

• de temperatuur van de granulaten met 10°C<br />

verhoogt.<br />

Samengevat: de temperatuur van vers beton is 5<br />

maal gevoeliger voor de temperatuur van de granulaten<br />

dan voor de temperatuur van cement.


Specifieke maatregelen om de temperatuur van<br />

het beton te verminderen<br />

n De grindsilo’s voorzien van een thermische isolatie<br />

n De grove granulaten afkoelen door besproeiing 1)<br />

Het wordt ten zeerste afgeraden om warme<br />

granulaten, die bijvoorbeeld waren blootgesteld<br />

aan de zon, te gebruiken om in de zomer beton<br />

te maken. De temperatuur van de granulaten kan<br />

oplopen tot 50°C of meer aan het oppervlak van<br />

de stapel. Het wordt aanbevolen om granulaten<br />

bij voorkeur ’s morgens te gebruiken nadat ze ’s<br />

nachts zijn afgekoeld of ze vooraf af te koelen.<br />

n Het aanmaakwater koelen met ijs 1)<br />

n In bepaalde specifieke gevallen en onder controle<br />

van specialisten, kan men het beton afkoelen<br />

met vloeibare stikstof<br />

1) De dosering van het aanmaakwater moet overeenkomstig wor-<br />

den verminderd.<br />

Storten en verdichting<br />

n Het is uiterst belangrijk om wachttijden tot een<br />

minimum te beperken en het beton snel te storten.<br />

n Het werfpersoneel moet de bijzondere eisen en<br />

voorzorgen kennen die gelden voor het betonneren<br />

bij warm weer.<br />

n Als onvoorziene wachttijden niet vermeden kunnen<br />

worden, moet het beton in de vrachtwagen<br />

en/of stortkubel worden beschermd tegen zon<br />

en wind. De buitenkant van betonmixers kan<br />

met water besproeid worden om het beton in de<br />

mixer af te koelen.<br />

n Elke toevoeging van water op de werf moet strikt<br />

verboden worden<br />

Fig. 2.11.2<br />

Beschermen van het<br />

beton tegen uitdroging<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Betonneren bij warm weer<br />

Betonneren bij warm weer vereist een goede<br />

planning en zorgvuldige voorbereiding<br />

n Een zorgvuldig coördinatie van de betonleveringen<br />

en het storten laat toe wachttijden te vermijden.<br />

n Voldoende materieel en personeel voor het betonneren<br />

voorzien, zodat storten en verdichten van<br />

het beton zonder onderbreking kunnen verlopen.<br />

n Ondergrond en bekisting mogen geen water van<br />

het vers beton opslorpen. Daarom moet de bekisting<br />

of ondergrond worden bevochtigd voor<br />

het storten, maar vermijd daarbij overvloedig<br />

besproeien waardoor water in de bekisting zou<br />

achterblijven.<br />

n Indien, om welke reden dan ook, niet aan deze<br />

voorwaarden voor correct betonneren bij warm<br />

weer voldaan kan worden, moet het betonneren<br />

worden uitgesteld tot de temperatuur minder<br />

hoog is.<br />

n Het gebruik van bindingsvertragers kan in beperk-<br />

te mate de nadelige gevolgen van een te snelle<br />

hydratatie van het cement verhelpen. Vertragers<br />

hebben evenwel weinig invloed op het voortijdig<br />

opstijven van het beton en ze vereisen bovendien<br />

een langere nabehandeling. Indien er geen recente<br />

proefresultaten zijn over de invloed van de gekozen<br />

vertrager op het gebruikte cement, moeten<br />

er vooraf proeven uitgevoerd worden om de juiste<br />

dosering van de hulpstof te bepalen.<br />

63<br />

2.11


2.11<br />

64<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Betonneren bij warm weer<br />

Nabehandeling van het beton: de eerste uren na<br />

het storten zijn van doorslaggevend belang<br />

n Door onmiddellijk en voldoende lang na te behandelen,<br />

wordt uitdroging vermeden, het risico op<br />

scheurvorming verminderd en de waterdichtheid<br />

en druksterkte verhoogd.<br />

n De nabehandeling moet onmiddellijk na het storten<br />

van het beton gestart worden (fig. 2.11.3).<br />

n De nabehandeling moet gedurende meerdere<br />

dagen worden voortgezet. Aanwijzingen voor de<br />

duur in functie van specifieke parameters (type<br />

cement, W/C-factor, blootstelling) worden gegeven<br />

in de norm NBN ENV 13670-1.<br />

n De nabehandelingsmethodes, nabehandelingsproducten<br />

en andere beschermingssystemen<br />

worden beschreven in hoofdstuk 2.9. “nabehandeling”<br />

Fig. 2.11.3<br />

Verstuiven van<br />

een nabehandelingsproduct<br />

onmiddellijk na<br />

het betonneren


Risico’s bij lage temperaturen<br />

Figuur 2.12.1 toont het vertragend effect van lage temperaturen<br />

op de sterkteontwikkeling van beton. Deze<br />

vertraging is vooral merkbaar op jonge ouderdom. Het<br />

vervaardigen en het storten van beton bij lage temperaturen<br />

vraagt dus bepaalde voorzorgsmaatregelen.<br />

De norm NBN EN 206-1 bepaalt dat de temperatuur<br />

van vers beton niet lager mag zijn dan 5°C op het ogenblik<br />

van levering.<br />

Wanneer de temperatuur van beton onder 0 °C daalt,<br />

wordt er zo goed als geen sterkte ontwikkeld. Als water<br />

in het jonge beton bevriest, kan de inwendige samenhang<br />

worden verstoord door de uitzetting van het ijs.<br />

Beton dat dergelijke schade vertoont, moet verwijderd<br />

worden.<br />

Voor betonneringswerken onder -3 °C moet men ervoor<br />

zorgen dat de temperatuur van het beton tenminste<br />

+5 °C is bij het storten. Men neemt aan dat beton bestand<br />

is tegen vorst van zodra de druksterkte 5 N/mm2 bereikt.<br />

Voorzorgsmaatregelen voor het vervaardigen van<br />

beton bij koud weer<br />

Bij de productie van beton kunnen volgende maatregelen<br />

genomen worden om de sterkteontwikkeling<br />

en de evolutie van de betontemperatuur te<br />

verbeteren bij koud weer:<br />

n De temperatuur van het vers beton verhogen<br />

door het aanmaakwater en/of de granulaten te<br />

verwarmen.<br />

n De cementdosering verhogen en/of een cement<br />

met snellere sterkteontwikkeling kiezen zonder<br />

de andere bestanddelen te veranderen : hierdoor<br />

zal de jonge sterkte toenemen (fig. 2.12.2).<br />

n De W/C-factor verlagen door gebruik te maken<br />

van een superplastificeerder : hoe minder water<br />

in het beton, hoe minder gevoelig voor vorst en<br />

hoe sneller de sterkte toeneemt.<br />

n De sterkteontwikkeling versnellen door gebruik<br />

te maken van een bindings- en verhardingsversneller<br />

(zonder chloor).<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Betonneren bij koud weer<br />

CEM III/A 42,5 N : Evolutie van de druksterkte in functie van de temperatuur<br />

Rc (N/mm 2 )<br />

Rc (N/mm 2 )<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Fig. 2.12.1<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Fig. 2.12.2<br />

5°C<br />

10°C<br />

20°C<br />

Rc 16u Rc 24u Rc 40u<br />

Duur<br />

Rc 2d Rc 7d Rc 28d<br />

5°C<br />

10°C<br />

20°C<br />

Rc 16u Rc 24u Rc 40u<br />

Duur<br />

Rc 2d Rc 7d Rc 28d<br />

Invloed van lage temperaturen op de<br />

druksterkte. Voorbeeld van een beton<br />

met 300 kg cement. Het beton wordt<br />

48 uur op de aanmaaktemperatuur<br />

gehouden, daarna bewaard bij 20°C<br />

Rc (N/mm 2 )<br />

CEM I 52,5 N : Evolutie van de druksterkte in functie van de temperatuur<br />

CEM I 52,5N<br />

CEM III/A 42,5 N<br />

Rc 16u Rc 24u Rc 40u Rc 2d Rc 7d Rc 28d<br />

Vergelijking van de reactiviteit van een CEM I<br />

52,5 N en van een CEM III/A 42,5 N bij 5°C<br />

Duur<br />

65<br />

2.12


2.12<br />

66<br />

Van vers beton tot verhard beton<br />

Betonneren bij koud weer<br />

Maatregelen om de temperatuur van vers<br />

beton te verhogen<br />

Opdat de temperatuur van vers beton niet te laag<br />

zou zijn tijdens het betonneren, kan men de bestanddelen<br />

verwarmen of het cement en de granulaten<br />

tenminste op een temperatuur houden die hoger ligt<br />

dan de buitentemperatuur.<br />

Door toepassing van de formule op pagina 62 bekomt<br />

men volgende tabel die de temperatuur geeft<br />

van het vers beton (in het rood) in functie van de<br />

temperatuur van het aanmaakwater (in abscis in<br />

het blauw) en de temperatuur van de granulaten (in<br />

ordinaat in het groen), in de veronderstelling dat de<br />

temperatuur van cement 20°C bedraagt. De formule<br />

laat natuurlijk ook toe de invloed van de cementtemperatuur<br />

op de betontemperatuur te bepalen.<br />

10 20 30 40 50 60<br />

0 5 8 11 14 17 20<br />

10 11 14 17 20 23 26<br />

20 17 23 26 29 32 34<br />

De tabel illustreert dat het beton gemakkelijk boven<br />

de 10 °C gehouden kan worden, indien de temperatuur<br />

van de granulaten op tenminste 10°C wordt gehouden.<br />

Voorzorgsmaatregelen op de werf bij koud weer<br />

Voor betonneren bij lage temperaturen moeten op<br />

de werf bepaalde voorzorgsmaatregelen worden<br />

genomen:<br />

n Nooit betonneren op een bevroren bodem noch<br />

tegen bevroren beton.<br />

n Het voorverwarmde beton moet snel worden gestort<br />

in een bekisting die volledig vrij is van ijs en<br />

sneeuw. Er moet ook onmiddellijk verdicht worden.<br />

n Het is raadzaam om enkele cilindrische uitsparingen<br />

te voorzien in het beton, bijvoorbeeld met<br />

wapeningsstaven. Deze laten daarna toe om de<br />

evolutie van de inwendige betontemperatuur te<br />

meten (fig. 2.12.3).<br />

n Onmiddellijk na het storten moet het beton worden<br />

beschermd tegen warmteverliezen, zodat de<br />

hydratatiewarmte van het cement ten volle benut<br />

wordt. Een bescherming met isolerende matten<br />

of thermische zeilen wordt aanbevolen.<br />

n Als deze matten niet rechtstreeks op het betonoppervlak<br />

gelegd kunnen worden, moet luchtcirculatie<br />

onder de matten vermeden worden.<br />

n Tijdens de volledige verhardingsperiode moet<br />

het beton niet alleen worden beschermd tegen<br />

warmteverliezen, maar ook tegen uitdroging. Bij<br />

koud weer is de relatieve luchtvochtigheid doorgaans<br />

erg laag wat de verdamping van water uit<br />

het beton bevordert.<br />

n Als tijdens de verharding de betontemperatuur<br />

daalt onder het vriespunt, moet de ontkistingstijd<br />

en nabehandelingstijd worden verlengd met<br />

het aantal vorstdagen.<br />

Fig. 2.12.3<br />

Meten van de temperatuur van vers beton


Oorzaken en preventie van betonschade<br />

3.1 Ontmenging<br />

3.2 Scheurvorming en krimp<br />

3.3 Carbonatatie en wapeningscorrosie<br />

3.4 Uitbloeiingen<br />

3.5 Aantasting door vorst<br />

en dooizouten<br />

3.6 Sulfaataantasting<br />

3.7 Chemische aantasting<br />

3.8 Alkali-silicareactie<br />

3.9 Brandweerstand<br />

67 3


3.1<br />

68<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Ontmenging<br />

Vormen van ontmenging<br />

Ontmenging is een scheiding van de bestanddelen van<br />

vers beton die optreedt telkens wanneer het beton<br />

wordt vervoerd of in beweging wordt gebracht (overslag,<br />

storten, verdichten) of gewoon onder invloed van<br />

de zwaartekracht wanneer het beton in rust is.<br />

Ontmenging heeft altijd belangrijke gevolgen voor het<br />

uitzicht van het beton en heel dikwijls ook voor de kwaliteit.<br />

Dit kan het gevolg zijn van ontmenging tussen:<br />

n de verschillende fracties van de granulaten<br />

n de granulaten en de cementpasta<br />

n de fijne deeltjes en het aanmaakwater.<br />

Van de meest voorkomende vormen van ontmenging,<br />

vernoemen we:<br />

n “grindnesten”: plaatselijke concentraties van grove<br />

granulaten (fig. 3.1.1)<br />

n ”zandlopers”: afgescheiden of overtollig water dat<br />

opstijgt langs de verticale vlakken tijdens de verdichting<br />

n ”bleeding” (of uitzweten): accumulatie van overtollig<br />

water op de min of meer horizontale oppervlakken<br />

van het beton. Dit leidt tot onregelmatige, stofferige<br />

of poreuze oppervlakken<br />

n micro-ontmenging (cement/fijne deeltjes) zijn dikwijls<br />

hinderlijker voor het oog dan voor de kwaliteit<br />

Fig. 3.1.1<br />

Grindnesten<br />

te wijten aan<br />

storten van een<br />

te grote hoogte<br />

en/of een te<br />

dichte wapening<br />

Oorzaken<br />

De belangrijkste oorzaken van de verschillende<br />

soorten ontmenging zijn:<br />

n Te vloeibaar beton<br />

n Te hoge dosering plastificeerder of superplastificeerder<br />

n Foutief storten van het beton (overdreven trillen,<br />

geen stortbuis voor grote hoogtes, storten van<br />

beton tegen een verticale bekisting)<br />

n Onaangepaste betonsamenstelling (slechte samenstelling<br />

van de granulaatfracties, te laag cementgehalte,<br />

te veel water)<br />

n Maximale korreldiameter die te groot is in verhouding<br />

tot de afmetingen van het gebetonneerde<br />

element<br />

n Te korte mengtijd<br />

n Slechte dichting van de bekistingvoegen, verlies<br />

van cementmelk (filtereffect )<br />

n Te dichte wapening (zeefeffect)<br />

n Onvoldoende omhulling van de wapening


Beton is een relatief bros materiaal en het is dan ook<br />

erg moeilijk om scheuren te voorkomen. De treksterkte<br />

ervan is immers erg laag in vergelijking met de druksterkte.<br />

Uit voorzichtigheid leggen de normen voor de<br />

berekening van betonconstructies in de meeste gevallen<br />

op dat er geen rekening gehouden mag worden<br />

met de treksterkte. Het is dan ook onvermijdelijk dat er<br />

scheuren ontstaan vanaf het ogenblik dat de trekspanningen<br />

in het beton de waarde van de treksterkte (2 à 3<br />

N/mm2 voor normaal beton) bereiken of overschrijden..<br />

Deze trekspanningen en het risico op scheurvorming<br />

dat daaruit voortvloeit, kunnen het gevolg zijn van een<br />

of meer van de volgende factoren:<br />

n krimp van het beton<br />

n zettingen van de funderingen<br />

n temperatuurschommelingen<br />

n belastingen (eigengewicht, verkeer, enz.)<br />

n vorst<br />

n chemische reacties (wapeningscorrosie, alkali-silicareactie,<br />

sulfaataantasting,…).<br />

Scheuren hebben zelden een nadelige invloed op de<br />

stabiliteit van een constructie, op voorwaarde dat ze<br />

binnen de perken gehouden worden met behulp van<br />

aangepaste maatregelen.<br />

Maar naast de negatieve weerslag op het uitzicht van<br />

het betonoppervlak, kunnen scheuren toch nadelig zijn<br />

voor de duurzaamheid van de constructie: agressieve<br />

stoffen kunnen via de scheuren gemakkelijker het beton<br />

binnendringen waar ze het beton en de wapening<br />

kunnen aantasten.<br />

Het is evenwel mogelijk om in de ontwerp- en uitvoeringsfase<br />

het risico en de omvang van de scheurvorming<br />

sterk te verminderen of zelfs helemaal te voorkomen.<br />

Afhankelijk van de oorzaak van de scheurvorming,<br />

hebben volgende factoren een invloed op de scheurvorming:<br />

n de opvatting, de afmetingen en de constructieve<br />

schikkingen van het bouwwerk<br />

n de keuze van de constructie- en betonneringsfasen.<br />

n de samenstelling en nabehandeling van het beton<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Scheurvorming en krimp<br />

JA NEE<br />

Opvatting, afmetingen en constructieve<br />

schikkingen van het bouwwerk<br />

De keuze van het statisch systeem, van het aantal en<br />

de plaats van de voegen hebben een grote invloed op<br />

de trekspanningen die worden opgewekt in het beton<br />

door krimp, kruip of de vervormingen tengevolge van<br />

de belastingen.<br />

Het gebruik van spanbeton kan bijdragen tot het voorkomen<br />

van scheuren: de drukspanningen opgewekt<br />

door de voorspanning compenseren de trekspanningen<br />

en verzetten zich tegen scheurvorming.<br />

Een passieve wapening (minimale wapening volgens<br />

de normen) voorkomt in geen geval het optreden van<br />

scheuren, maar laat alleen toe de scheuropening te beperken<br />

tot een aanvaardbaar niveau, dat afhankelijk is<br />

van de hoeveelheid gebruikte wapening.<br />

Scheurvorming van beton is ook dikwijls het gevolg van<br />

weinig doordachte of zelfs foutieve keuzes met betrekking<br />

tot het ontwerp, de afmetingen of de constructieve<br />

schikkingen, bijvoorbeeld:<br />

n onvoldoende draagvermogen,<br />

n verkeerde schikking van de wapeningen,<br />

n slechte plaatsing of afwezigheid van voegen (fig. 3.2.1),<br />

n optreden van onverwachte of uitzonderlijk hoge<br />

spanningen door de keuze van het draagsysteem, zetting<br />

van de funderingen of bodemverzakkingen.<br />

69<br />

Fig. 3.2.1<br />

De slechte plaat-<br />

sing van een voeg<br />

heeft geleid tot<br />

een scheur.<br />

3.2


3.2<br />

Fig. 3.2.2<br />

Betonneringsfasen<br />

van een stortplaat (in<br />

planvorm)<br />

a) ongunstige oplossing:<br />

verhoogd scheurrisico<br />

b) gunstige oplossing:<br />

laag scheurrisico<br />

Fig. 3.2.3<br />

Betonneringsfasen voor<br />

een steunmuur (opbouw)<br />

a) ongunstige oplossing:<br />

verhoogd scheurrisico<br />

b) gunstige oplossing:<br />

laag scheurrisico<br />

Fig. 3.2.4<br />

Naderhand dichtbe-<br />

tonneren van voor-<br />

lopig uitgespaarde<br />

stroken in een vloer<br />

70<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Scheurvorming en krimp<br />

5 4 6 5 6<br />

2 7 3<br />

8 1 9<br />

3 4<br />

1 2<br />

a) b)<br />

2<br />

2 4 3<br />

1<br />

2 5 4<br />

1 1 3<br />

nadien te storten strook<br />

2 3 4<br />

a) b)<br />

1<br />

Constructie- en betonneringsfasen<br />

De keuze van de constructie- en betonneringsfasen beinvloedt<br />

eveneens het risico op scheurvorming.<br />

De krimp van het beton verloopt niet lineair in de tijd,<br />

maar neemt sterk toe in het begin en de toename vermindert<br />

in de loop van de tijd. Daarom is het raadzaam<br />

om de verschillende betonneringsfasen van een betonconstructie<br />

zonder onderbreking te laten verlopen om<br />

de nadelige gevolgen van de differentiële krimp tussen<br />

de fasen zo veel mogelijk te verminderen. (fig. 3.2.2 en<br />

fig. 3.2.3 onderaan)<br />

Voor omvangrijke werken kan het risico op scheurvor-<br />

ming aanzienlijk worden beperkt door smalle stroken<br />

niet te betonneren en te laten werken als tijdelijke<br />

krimpvoegen door ze pas nadien – indien mogelijk zelfs<br />

maanden later – dicht te betonneren (fig. 3.2.3 bovenaan<br />

en 3.2.4).


Samenstelling en nabehandeling van het<br />

beton<br />

De samenstelling van het beton en de nabehandeling<br />

hebben een zeer grote invloed op de krimpvervormingen<br />

en bijgevolg op het risico op scheurvorming. De<br />

verschillende soorten krimp en de bijhorende preventieve<br />

maatregelen worden hierna behandeld.<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Scheurvorming en krimp<br />

Soorten krimp<br />

Het is belangrijk om het onderscheid te maken tussen<br />

de verschillende soorten krimp en de gevolgen ervan<br />

(type scheuren en het tijdstip waarop ze verschijnen),<br />

om voor elk geval de juiste preventieve maatregelen te<br />

kunnen nemen (fig. 3.2.5).<br />

Soort krimp Scheurvorming Nut / doeltreffendheid van de verschillende maatregelen<br />

Plastische krimp 1)<br />

Thermische krimp<br />

Krimp door<br />

uitdroging 2)<br />

• op korte termijn,<br />

in het geval van<br />

onvoldoende<br />

nabehandeling<br />

• op lange termijn,<br />

in het geval van<br />

doeltreffende<br />

nabehandeling<br />

Tijdstip van verschijning<br />

Voor of tijdens de<br />

verharding<br />

10u tot een week<br />

na het betonneren<br />

Enkele dagen tot<br />

enkele weken na<br />

het betonneren<br />

Enkele maanden<br />

tot enkele jaren na<br />

het betonneren<br />

Type scheuren<br />

Oppervlakkig<br />

Oppervlakkig tot<br />

doorgaand<br />

Oppervlakkig tot<br />

doorgaand<br />

Doorgaand<br />

Betonsamenstelling<br />

Zwak<br />

Hoog<br />

Zeer hoog<br />

Hoog<br />

Nabehandeling<br />

Zeer hoog<br />

Zeer hoog<br />

Zeer hoog<br />

Zeer hoog<br />

1) verdamping van het water van vers beton (synoniem: vroegtijdige krimp of capillaire krimp)<br />

2) afname van de hoeveelheid vrij water in het verhard beton (door verdamping en/of door autogeen “verbruik” )<br />

Wapening<br />

Geen<br />

Middelmatig<br />

Middelmatig<br />

Hoog<br />

71<br />

Fig. 3.2.5<br />

Risico op scheurvor-<br />

ming in functie van<br />

het soort krimp<br />

3.2


3.2<br />

72<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Scheurvorming en krimp<br />

Plastische krimp<br />

Plastische krimp, ook soms capillaire krimp of vroegtijdige<br />

krimp genoemd (omdat deze optreedt vóór het<br />

einde van de binding) is te wijten aan het snelle verlies<br />

van water, onmiddellijk na het storten van het beton.<br />

Dit waterverlies is te wijten aan een buitensporige verdamping<br />

of aan een sterke opslorping door de bekisting<br />

of de ondergrond. Daaruit volgt een aanzienlijke<br />

krimp in de lagen waar dit verlies groot is, terwijl de<br />

rest van het beton minder getroffen wordt. Daardoor<br />

ontwikkelen zich interne trekspanningen in de lagen<br />

die het sterkst onderworpen zijn aan deze krimp. Als<br />

deze spanningen de trekweerstand van het beton overschrijden<br />

(per definitie laag in het begin), ontstaan er<br />

scheuren van enkele centimeter diep die meestal niet<br />

doorgaand zijn en die tot 1 mm of meer breed kunnen<br />

zijn. Horizontale elementen (platen, vloeren, verhardingen)<br />

worden het meest bedreigd door plastische krimp<br />

(fig. 3.2.6).<br />

Fig. 3.2.6<br />

Scheuren in een vloer t.g.v. plastische<br />

krimp, te wijten aan het niet nabehan-<br />

delen.<br />

Het risico op plastische krimpscheuren is des te groter<br />

naarmate de kwaliteit van het beton toeneemt door de<br />

keuze van een lage W/C-factor: hoe minder water, hoe<br />

gevoeliger het beton is voor vroegtijdige uitdroging.<br />

Naast een esthetische schade kunnen plastische<br />

krimpscheuren ook leiden tot andere betonschade,<br />

bijvoorbeeld door waterinsijpeling gevolgd door vorst.<br />

Het verlies van water kan bovendien een goede hydratatie<br />

van het cement verhinderen. Het betonoppervlak<br />

is dan minder sterk en wordt poreuzer. In ongunstige<br />

omstandigheden zal dergelijk beton weinig voldoening<br />

geven: waterinfiltratie, loskomen van grove granulaten,<br />

stofferig oppervlak en afschilferingen<br />

Preventieve maatregelen<br />

De volgende maatregelen laten toe om plastische<br />

krimpscheuren te voorkomen:<br />

n Het beton onmiddellijk na het storten nabehandelen,<br />

zoals beschreven in hoofdstuk 2.9 om de<br />

verdamping maximaal te beperken.<br />

n Wateropslorping door de bekisting of ondergrond<br />

vermijden door deze vooraf te verzadigen.<br />

n Zo mogelijk vermijden om te betonneren bij ongunstige<br />

weersomstandigheden (te hoge temperaturen<br />

en/of te veel wind), zoniet de aanbevelingen<br />

van hoofdstuk 2.11 volgen.<br />

n Polypropyleenvezels toevoegen (cf. hoofdstuk 1.5<br />

“Vezels”).


Uitdrogingskrimp<br />

Voor normaal beton ontstaat uitdrogingskrimp voornamelijk<br />

door het langzame uitdrogen van het beton<br />

en, in mindere mate, door de volumevermindering die<br />

ontstaat door de chemische binding van water en cement<br />

(autogene krimp).<br />

Enigzins vereenvoudigd verstaat men onder uitdrogingskrimp<br />

veelal de volumevermindering die het beton<br />

ondergaat door zijn uitdroging in de loop van de<br />

tijd. Hoe sneller de hoeveelheid niet-gebonden water<br />

verdampt, hoe groter de krimp van het beton. Dit<br />

uitdrogingsproces en de krimp die daardoor ontstaat,<br />

nemen toe naarmate de luchtvochtigheid van de omgeving<br />

lager is. Tenslotte neemt de krimp nog toe en<br />

treedt hij sneller op wanneer er grote hoeveelheden<br />

niet-gebonden water zijn (hoge W/C-factor), omdat de<br />

porositeit en de doorlatendheid van het beton toenemen,<br />

waardoor het uitdrogingsproces nog versnelt.<br />

De uiteindelijke waarde van de uitdrogingskrimp ligt<br />

gewoonlijk tussen 0,3 en 0,8 mm/m. Deze waarde is<br />

sterk afhankelijk van de hoeveelheid aanmaakwater.<br />

Elke verhoging van de waterdosering leidt tot een toename<br />

van de krimp.<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Scheurvorming en krimp<br />

Preventieve maatregelen<br />

De volgende maatregelen laten toe om scheuren<br />

door uitdrogingskrimp te voorkomen:<br />

n Een aangepaste continue korrelverdeling kiezen<br />

om de holle ruimte in het betonmengsel te verminderen<br />

en de behoefte aan water zo veel mogelijk<br />

te beperken.<br />

n De W/C-factor beperken tot een optimaal niveau<br />

met behulp van een superplastificeerder (in het<br />

algemeen 0,40 ≤ W/C ≤ 0,50).<br />

n Krimpvoegen voorzien (fig. 3.2.7)<br />

n De betonneringsfasen met overleg kiezen (fig. 3.2.2<br />

en fig. 3.3.3).<br />

n De nabehandelingsmaatregelen toepassen en de<br />

nabehandelingsduur respecteren, zoals aanbevolen<br />

in hoofdstuk 2.9.<br />

n Een voldoende minimale wapening en/of staalvezels<br />

voorzien om de scheuren te verdelen (het optreden<br />

van vele microscheuren is dikwijls minder<br />

schadelijk dan het optreden van minder scheuren<br />

maar met grotere scheurwijdte).<br />

Fig. 3.2.7<br />

De afwezigheid<br />

van voegen in<br />

veiligheidsstootbandenveroorzaakt<br />

regelmatige<br />

scheuren door<br />

uitdrogingskrimp<br />

73<br />

3.2


3.2<br />

74<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Scheurvorming en krimp<br />

Fig. 3.2.8 en 3.2.9<br />

De thermische krimp van de kuipwand<br />

werd verhinderd door de funderingsplaat,<br />

waardoor scheuren ontstaan in de wand.<br />

Thermische krimp<br />

De warmte die vrijkomt wanneer het cement hydrateert,<br />

veroorzaakt temperatuurgradiënten in beton.<br />

Hoge omgevingstemperaturen versnellen de hydratatie<br />

en leiden tot nog grotere gradiënten.<br />

Na de duidelijke temperatuurstijging die gepaard gaat<br />

met de binding en het begin van verharding, koelt het<br />

jonge beton af in contact met de lucht en, zoals voor de<br />

meeste andere materialen, neemt zijn volume af naarmate<br />

de betontemperatuur daalt. Aangezien beton<br />

natuurlijk sneller afkoelt aan het oppervlak dan in de<br />

diepte, kunnen er interne spanningen ontstaan tussen<br />

de interne zone die minder krimpt en de externe zone<br />

die meer krimpt. Deze spanningen kunnen oppervlakkige<br />

scheuren veroorzaken.<br />

Wanneer het beton niet onbelemmerd kan krimpen,<br />

kan de krimp die te wijten is aan de langzame afkoeling,<br />

net zoals de uitdrogingskrimp, aanleiding geven<br />

tot een min of meer diepe scheur (fig. 3.2.8 en 3.2.9).<br />

Preventieve maatregelen<br />

De volgende maatregelen laten toe thermische<br />

krimpscheuren te vermijden:<br />

n Gebruik een cement met een lage hydratatiewarmte,<br />

n Zo laat mogelijk ontkisten. Vermijd om te ontkisten<br />

wanneer de temperatuur van het beton nog<br />

zeer hoog is, om de thermische schok bij het ontkisten<br />

te beperken (bruuske afkoeling van het beton<br />

aan het oppervlak).<br />

n De betonneringsfasen weldoordacht vastleggen<br />

(fig. 3.2.2 en 3.2.3).


Wat is carbonatatie ?<br />

Carbonatatie is de chemische reactie tussen het koolzuurgas<br />

(CO2) uit de lucht en het calciumhydroxide<br />

(Ca[OH]2) van de cementmatrix.<br />

De carbonatatie begint aan het oppervlak van het<br />

beton en plant zich vervolgens langzaam voort in de<br />

diepte. De invloed ervan op het beton zelf is gunstig<br />

omdat het beton daardoor compacter wordt en de mechanische<br />

sterkte en de duurzaamheid alzo toenemen.<br />

Carbonatatie werkt als een natuurlijke bescherming<br />

tegen de indringing van gassen of vloeistoffen. Vooral<br />

ongewapend beton profiteert volledig van de gunstige<br />

invloed van de carbonatatie.<br />

Fig. 3.3.1<br />

Door het roesten van de wapenings-<br />

staven is hun volume toegenomen, met<br />

scheurvorming en afschilfering van het<br />

beton als gevolg.<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Carbonatatie en wapeningscorrosie<br />

Effect van de carbonatatie op gewapend<br />

beton<br />

In gewapend beton daarentegen kan de carbonatatie<br />

belangrijke schade toebrengen aan de structuur. Door<br />

zijn hoge alkaliteit (pH > 12) beschermt beton het staal<br />

tegen corrosie, maar carbonatatie vermindert deze alkaliniteit<br />

(pH < 9) en, wanneer het “carbonatatiefront”<br />

de wapening bereikt, kan deze beginnen te oxideren<br />

(fig. 3.3.2). Aangezien de vorming van roest steeds gepaard<br />

gaat met een volumetoename, leidt dit meestal<br />

tot het afspatten van het omhullingsbeton (fig. 3.3.1).<br />

De wapeningsstaven worden dan helemaal niet meer<br />

beschermd en het gewapend beton begint zijn draagvermogen<br />

te verliezen.<br />

Fig. 3.3.2<br />

Bepaling van het carbonatiefront op<br />

een boorkern met de fenolftaleïnetest:<br />

het gecarbonateerde beton blijft grijs,<br />

terwijl het niet-gecarbonateerd beton<br />

(het middelste, zeer alkalisch gebleven<br />

deel) met deze indicator rood kleurt.<br />

75<br />

3.3


3.3<br />

76<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Carbonatatie en wapeningscorrosie<br />

Carbonatatiesnelheid<br />

De snelheid waarmee het carbonatatiefront binnendringt<br />

in het beton, is des te groter naarmate het beton<br />

poreuzer is, maar vertraagt geleidelijk in de loop van de<br />

tijd, omdat de reeds gecarbonateerde laag de uitwisselingen<br />

met de buitenlucht afremt (fig. 3.3.3). De carbonatatiesnelheid<br />

en -diepte worden evenwel beïnvloed<br />

door vele andere factoren, zoals het cementgehalte, de<br />

temperatuurschommelingen en de frequentie van de<br />

wisselingen tussen droge en natte toestand van het<br />

betonoppervlak.<br />

Preventieve maatregelen<br />

Nooit uit het oog verliezen dat carbonatatie begint<br />

na de binding, zodra het beton ontkist is.<br />

Bedoeling is om te voorkomen dat het carbonatatiefront<br />

ooit de wapeningen bereikt. Daartoe moet<br />

men:<br />

n De wapeningen omhullen met voldoende beton,<br />

in het algemeen ligt de dikte van dit beton tussen<br />

2,5 tot 4 cm voor gebouwen. De Eurocode 2, berekening<br />

van structuren in beton NBN EN 1992-1-1<br />

§ 4.4.1., geeft een berekening voor de betondekking<br />

in functie van de blootstellingsklasse. Daarbij<br />

moet bijzondere aandacht worden besteed aan<br />

de wapeningen achter groeven en valse voegen.<br />

n De specificaties van de norm NBN EN 206-1 inzake<br />

de betonsamenstelling naleven.<br />

n Het beton goed nabehandelen zodat het oppervlak<br />

van het beton goed gehydrateerd wordt vanaf<br />

het begin en de carbonatatiesnelheid zo snel<br />

mogelijk wordt afgeremd.<br />

Fig. 3.3.3<br />

Het verband tussen de ouderdom van<br />

het beton en de carbonatatiediepte<br />

vertoont een sterke spreiding tenge-<br />

volge van de talloze parameters die de<br />

carbonatatiesnelheid beïnvloeden


Wat zijn uitbloeiingen ?<br />

Uitbloeiingen zijn vlekken, meestal wit van kleur, die<br />

verschijnen aan het betonoppervlak. Ze worden veroorzaakt<br />

door bestanddelen die in water oplossen bij het<br />

mengen of bij de hydratatie van het cement en die zich,<br />

naarmate het beton droogt, afzetten op het oppervlak<br />

op de plaatsen waar het water verdampt.<br />

Wij kunnen een onderscheid maken tussen primaire en<br />

secundaire uitbloeiingen:<br />

n primaire uitbloeiingen treden op tijdens de aanvangsfase<br />

van de verharding van het beton, nog vóór<br />

het beton blootgesteld is aan wisselende weersomstandigheden,<br />

n secundaire uitbloeiingen treden op na de eerste verharding<br />

van het beton, ofwel als gevolg van de blootstelling<br />

aan regen of van de verdere hydratatie van<br />

het cement (soms wel twee jaar na het begin van de<br />

verharding).<br />

Gevolgen van uitbloeiingen<br />

Uitbloeiingen hebben geen enkele invloed op de mechanische<br />

kenmerken van beton: geen vermindering<br />

van de mechanische sterkte, van de slijtvastheid, de<br />

vorstbestandheid of vorst-dooizoutbestandheid,…<br />

Uitbloeiingen hebben bij hun verschijnen natuurlijk<br />

een negatief effect op het uitzicht van beton, maar zij<br />

verdwijnen volledig in de loop der jaren.<br />

Kalkuitbloeiingen<br />

De meest voorkomende uitbloeiingen worden veroorzaakt<br />

door calciumhydroxide (of kalkhydraat) dat vrijkomt<br />

tijdens de hydratatie van het cement.<br />

Wanneer het aanmaakwater verdampt aan het oppervlak<br />

van het beton, laat het een rest van kalkhydroxide<br />

achter dat door het koolzuurgas van de lucht snel wordt<br />

omgezet tot onoplosbaar calciumcarbonaat. Door herhaalde<br />

wisselingen van bevochtiging en uitdroging<br />

van het betonoppervlak kan deze afzetting tamelijk dik<br />

worden en alzo zichtbaar in de vorm van een witte vlek<br />

(fig. 3.4.3).<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Uitbloeiingen<br />

Wanneer worden kalkuitbloeiingen gevormd?<br />

De atmosferische omstandigheden waaraan het beton<br />

wordt onderworpen, spelen een belangrijke rol. Een afwisselend<br />

droge en vochtige omgeving voor het jonge<br />

beton bevordert het verschijnen van kalkuitbloeiingen.<br />

In het algemeen worden uitbloeiingen vooral gevormd<br />

bij koud en vochtig weer (einde van de herfst, begin van<br />

de lente) (fig. 3.4.1). Regen, sneeuw, mist en dauw bevorderen<br />

het optreden van uitbloeiingen.<br />

Bij de betonsamenstelling spelen de volgende factoren<br />

ook een belangrijke rol:<br />

n Hoge porositeit van het beton: water kan dan gemakkelijk<br />

circuleren in de massa<br />

n Overmaat aan water<br />

77<br />

Fig. 3.4.1<br />

Uitbloeiingen op<br />

een betonelement<br />

3.4


3.4<br />

78<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Uitbloeiingen<br />

Verwijderen van uitbloeiingen<br />

Afzettingen van calciumcarbonaat verdwijnen normaal<br />

in de loop van de tijd door de regen.<br />

Dit proces kan versneld worden door het oppervlak te<br />

behandelen met bijvoorbeeld een oplossing van zoutzuur<br />

(maximum 3 %). Het is raadzaam om het beton<br />

eerst te verzadigen met water zodat het zuur er niet in<br />

doordringt en alleen inwerkt op het oppervlak. Na de<br />

reactie moet overvloedig worden gespoeld met water<br />

om een latere inwerking van het zuur op het beton zelf<br />

te vermijden.<br />

Fig. 3.4.2<br />

Uitbloeiingen op een betonmuur die na ontkisting blootgesteld<br />

was aan regen.<br />

Fig. 3.4.3<br />

Uitbloeiingen op betonblokken te wijten aan een wisseling<br />

van droogte en vocht.<br />

Preventieve maatregelen<br />

Het risico van uitbloeiingen op constructie-elementen<br />

die onvermijdelijk blootgesteld zijn aan<br />

de weersomstandigheden, is moeilijk helemaal te<br />

vermijden.<br />

Toch kan dit risico tot een minimum beperkt worden<br />

met de volgende maatregelen:<br />

n Verminder de hoeveelheid aanmaakwater (super-<br />

plastificeerders gebruiken) om een compact en<br />

weinig poreus beton te verkrijgen..<br />

n Bescherm het jonge beton tegen regen en directe<br />

zon. Deze maatregel is essentieel voor de bovenzijde<br />

van muren die blootgesteld zijn aan de<br />

weersinvloeden (fig. 3.4.2).<br />

n Vermijd condensatiewater en zorg ervoor dat<br />

alle betonoppervlakken blootgesteld zijn aan de<br />

lucht. Bijvoorbeeld geen geprefabriceerde betonproducten<br />

of -elementen rechtstreeks op elkaar<br />

stapelen.<br />

n Gebruik cement met toevoegsels (hoogovenslak,<br />

vliegas,…), dat minder kalk produceert tijdens de<br />

hydratatie.<br />

n Beschermende coating of verf gebruiken kan,<br />

maar daarvoor is het advies van een specialist<br />

nodig.<br />

Het optreden van uitbloeiingen is een fenomeen<br />

dat afhangt van talrijke factoren, die moeilijk, soms<br />

zelfs helemaal niet, te beheersen zijn, omdat ze dikwijls<br />

verbonden zijn met het locale microklimaat.<br />

Daarom moeten de maatregelen geval per geval<br />

bepaald worden en moeten er indien nodig proeven<br />

gedaan worden om de beste methode te weerhouden.


Aantasting door vorst<br />

De aantasting van het beton door de opeenvolging<br />

van vorst en dooi is hoofdzakelijk te wijten aan de<br />

transformatie in ijs van het water dat zich bevindt in<br />

de granulaten of in de capillairen van de cementmatrix.<br />

Door de omzetting in ijs neemt het volume van<br />

water met ongeveer 10 % toe. Deze volumetoename<br />

en de migratie van het nog niet bevroren capillaire water<br />

naar het ijsfront veroorzaken aanzienlijke interne<br />

hydraulische drukverschillen waardoor trekspanningen<br />

in het beton ontstaan die de treksterkte kunnen<br />

overschrijden en interne schade kan ontstaan. De herhaalde<br />

opeenvolging van vorst-dooicycli veroorzaakt<br />

dan een zeer dicht netwerk van microscheurtjes in de<br />

oppervlaktelaag van het beton. Dit netwerk ontwikkelt<br />

zich min of meer snel tot een afschilferend oppervlak<br />

(fig. 3.5.1).<br />

Temperatuurdalingen van het beton onder het vriespunt<br />

van water zijn des te gevaarlijker wanneer ze snel<br />

en frequent optreden. Toch moet worden opgemerkt<br />

dat verticale oppervlakken weinig gevoelig zijn aan dit<br />

soort schade.<br />

Aantasting door dooizouten<br />

Schade aan het beton veroorzaakt door dooizouten<br />

(ook smeltmiddelen genoemd) kan verschillende oorzaken<br />

hebben<br />

n Waterverzadiging aan het oppervlak: de smeltmiddelen<br />

doen de sneeuw of het ijs smelten. Er ontstaat dus<br />

een laag water op het oppervlak dat het beton verzadigt.<br />

Er zijn daardoor geen “expansievaten” meer voor<br />

het opzwellen wanneer het water opnieuw bevriest.<br />

n Thermische schok veroorzaakt door deze middelen in<br />

de bovenste lagen van het materiaal: de smeltmiddelen<br />

onttrekken aan het beton de warmte die nodig<br />

is om de sneeuw en het ijs te doen smelten. Zij veroorzaken<br />

daardoor een bruuske temperatuurdaling<br />

aan het betonoppervlak, waardoor hoge spanningen<br />

ontstaan tussen de oppervlaktelaag en de daaronder<br />

liggende lagen, waarvan de temperatuur niet is<br />

gedaald. Dit kan zeer snel leiden tot het afspatten of<br />

afschilferen van het oppervlak (fig. 3.5.2)<br />

n Osmotische druk: het water in het beton dat bevriest is<br />

eigenlijk een zoutoplossing. Tijdens het bevriezen ont-<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Aantasting door vorst en dooizouten<br />

staat er een scheiding in enerzijds ijs, met een lagere<br />

concentratie zout dan het oorspronkelijke water, en<br />

anderzijds een meer geconcentreerde zoutoplossing.<br />

De niet-bevroren laag die in direct contact komt met<br />

een bevroren laag bevat dus meer zout dan verder afgelegen<br />

lagen. Er ontstaat dan ook een flux om deze<br />

zoutconcentraties opnieuw in evenwicht te brengen.<br />

Deze flux veroorzaakt een druk in het materiaal die<br />

kan leiden tot scheuren of afschilferingen, afhankelijk<br />

van de diepte waarop deze druk plaatsvindt.<br />

n Bevriezing in lagen: bij een welbepaalde temperatuur<br />

bevriezen de bovenste en onderste lagen onder de invloed<br />

van de koude. De tussenlaag met de grootste<br />

concentratie chloor bevriest niet. Indien de temperatuur<br />

van het water nog verder daalt, begint deze laag<br />

te bevriezen, maar ze heeft geen mogelijkheid meer<br />

zich uit te zetten en duwt de bovenste laag omhoog.<br />

bevroren<br />

lagen<br />

lagen die later<br />

bevriezen<br />

De aantasting door dooizouten is gevaarlijker dan deze<br />

door vorst alleen, maar is wel beperkter in omvang: alleen<br />

de oppervlakken die direct in contact komen met<br />

de dooizouten lopen gevaar.<br />

79<br />

Fig. 3.5.1<br />

Het onderste deel<br />

van deze betonmuur<br />

wordt alle<br />

dagen met water<br />

gereinigd. Vorst<br />

heeft afschilferingen<br />

van het<br />

betonoppervlak<br />

veroorzaakt.<br />

Fig. 3.5.2<br />

Afschilfering van<br />

een veiligheidsstootband<br />

in<br />

gewapend beton<br />

3.5


3.5<br />

Fig. 3.5.3<br />

Goede verdeling<br />

van microbellen<br />

in beton met<br />

luchtbelvormer.<br />

100x vergroot, de<br />

afbeelding ver-<br />

tegenwoordigt<br />

750 µm<br />

Fig. 3.5.4<br />

Slechte verdeling<br />

van microbellen<br />

in beton met<br />

luchtbelvormer.<br />

100x vergroot, de<br />

afbeelding ver-<br />

tegenwoordigt<br />

750 µm<br />

80<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Aantasting door vorst en dooizouten<br />

Chloride-indringing<br />

De meest gebruikte dooizouten zijn calcium- of natriumchloride.<br />

Eens opgelost in het gesmolten ijs of de<br />

gesmolten sneeuw, dringen deze chloriden binnen in<br />

het beton over een diepte die afhankelijk is van de porositeit<br />

van het beton. Zodra de chloriden de wapening<br />

bereiken, zelfs alleen maar plaatselijk (bijvoorbeeld ter<br />

hoogte van een scheur), vormen ze een ernstig risico op<br />

putcorrosie veroorzaakt door chloriden. Om dit soort<br />

corrosie te vermijden, moeten duurdere strooimiddelen<br />

worden gebruikt zonder chloor (bijvoorbeeld op basis<br />

van glycol of ureum).<br />

Rol van luchtbelvormers<br />

Wanneer beton bevriest, is de afstand die het water onder<br />

druk door de capillairen moet afleggen om een plek<br />

te vinden waar het onbelemmerd kan bevriezen en uitzetten,<br />

de belangrijkste risicoparameter. Het inbrengen<br />

van minuscule luchtbelletjes in het beton vermindert<br />

deze afstand.<br />

Daartoe wordt aan het beton een luchtbelvormer toegevoegd<br />

bij het mengen.<br />

De doeltreffendheid van luchtbelvormers wordt bepaald<br />

door het vermogen om vele kleine belletjes te<br />

vormen voor een gegeven luchtvolume.<br />

Het net van luchtbelletjes wordt gekenmerkt door de<br />

afstandsfactor (ook aangeduid als “L bar”): dit is de gemiddelde<br />

halve afstand tussen twee luchtbellen. Hoe<br />

agressiever de omgeving (hoe sneller het koud wordt<br />

en hoe langer het koud blijft), hoe kleiner de afstandsfactor<br />

moet zijn. Bij een waarde in de orde van 250 µm<br />

is het beton bestand tegen de meeste koude omgevingen<br />

in West-Europa.<br />

De bepaling van deze parameter wordt uitgevoerd op<br />

verhard beton (fig. 3.5.3. en 3.5.4)<br />

De verhoging van het luchtgehalte veroorzaakt wel een<br />

daling van de druksterkte van het beton:<br />

+ 1% ingebrachte lucht => - 5% van de druksterkte na<br />

28 dagen.<br />

Deze daling kan opgevangen worden door cement te<br />

gebruiken van een hogere sterkteklasse of door de W/C<br />

factor te verminderen. Per percent ingebrachte lucht<br />

kan immers ongeveer 5 liter aanmaakwater per m3 beton<br />

bespaard worden, zonder invloed op de verwerkbaarheid<br />

.<br />

Bij het aanmaken en storten van beton met ingebrachte<br />

lucht wordt best bijzondere aandacht geschonken<br />

aan volgende punten:<br />

n consistentie van het beton<br />

n duur en intensiteit van het mengen<br />

n temperatuur<br />

n wijze van betonstorten<br />

n verdichtingmethode en -duur<br />

Bovendien moet met behulp van voorafgaande proeven<br />

bepaald worden of het beton met ingebrachte lucht<br />

geschikt is voor gebruik en moet dit verder worden gecontroleerd<br />

tijdens de uitvoering.<br />

De voorafgaande proeven worden in principe uitgevoerd<br />

op vers beton (meten van het luchtgehalte door


middel van een luchtmeter) en op verhard beton (meten<br />

van de diameter van de luchtbellen en hun onderlinge<br />

afstand). Deze laatste metingen worden uitgevoerd<br />

op dunne slijpplaatjes van het beton met behulp<br />

van een microscoop.<br />

Tijdens de uitvoering moet men regelmatig het luchtgehalte<br />

van het beton controleren met een luchtmeter.<br />

Samenstelling van beton dat blootgesteld is<br />

aan vorst en dooizouten<br />

Preventieve maatregelen<br />

Het basisprincipe voor beton dat bestand moet<br />

zijn tegen vorst, luidt als volgt: het beton bezit voldoende<br />

mechanische sterkte, is voldoende dicht om<br />

te verhinderen dat er water binnendringt, en heeft<br />

een goed verdeeld net van luchtbellen. In de praktijk<br />

betekent dit:<br />

n Hoog cementgehalte<br />

n Dichtheid => goede nabehandeling en lage W/Cfactor<br />

n Luchtbelvormer<br />

Om beton te hebben dat bestand is tegen dooizouten<br />

moet de huid van het beton, die als eerste aangetast<br />

zal worden door de zouten, zorgvuldig behandeld<br />

worden, d.w.z.:<br />

n Bijzondere zorg besteden aan de nabehandeling<br />

n Bleeding en afscheiding van cementpap vermijden.<br />

Verder moeten de granulaten uiteraard niet-vorstgevoelig<br />

zijn.<br />

Bij het storten moeten de niet-bekiste oppervlak-<br />

ken voldoende gespaand worden om het betonoppervlak<br />

goed te sluiten, maar ook niet te veel om te<br />

vermijden dat cementpap opstijgt of dat de luchtbellen<br />

vernietigd worden daar waar ze meest noodzakelijk<br />

zijn.<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Aantasting door vorst en dooizouten<br />

Betonsamenstelling<br />

De minimale eisen voor de betonsamenstelling worden<br />

opgelegd door de norm NBN EN 206-1 (omgevingsklassen<br />

EE2, EE3 of EE4 ; in zeeomgeving ES2 of ES4)<br />

Daarnaast leggen de standaardbestekken van de regionale<br />

ministeries voor wegenbouw (CCT RW 99 en SB<br />

250) voor wegenbeton bijkomende eisen op voor de<br />

samenstelling en voor bepaalde kenmerken van het<br />

verhard beton, zoals de wateropslorping en de afschilfering.<br />

De vorstbestandheid van beton wordt gecontroleerd<br />

door een wateropslorpingsproef (NBN B15-215), een<br />

vorstproef (NBN B15-231) en een vorst-dooizoutproef<br />

(meting massaverlies - ISO/DIS 4846.2).<br />

81<br />

3.5


3.6<br />

82<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Sulfaataantasting<br />

Aantasting door externe sulfaten<br />

Sulfaathoudend (of gipshoudend) water tast verhard<br />

beton aan. Door de reactie tussen de opgeloste sulfaten<br />

en het tricalcium aluminaat van het cement wordt<br />

een expansief product gevormd, het zogenaamde ettringiet<br />

(of Candlot-zout).<br />

Risico’s en schade t.g.v. externe sulfaten<br />

Het grootste risico treedt op bij de aanwezigheid in<br />

de ondergrond van sulfaathoudende mineralen, zoals<br />

gips en anhydriet (calciumsulfaten), zelfs wanneer ze<br />

ver verwijderd zijn. Het grondwater kan de sulfaten<br />

immers oplossen en ze over grote afstand meevoeren.<br />

Sulfaataantasting bedreigt dus vooral ingegraven (delen<br />

van) werken.<br />

Bovengronds kan huishoudelijk en/of industriëel afvalwater<br />

een risico vormen, wanneer ze sulfaten bevatten..<br />

Sulfaataantasting kenmerkt zich door een uitzetting<br />

van het beton en een sterke scheurvorming (fig. 3.6.1).<br />

De aantasting verloopt evenwel relatief langzaam, zodat<br />

tijdelijke constructies geen specifieke maatregelen<br />

vragen.<br />

Preventieve maatregelen<br />

Wanneer men verwacht of zeker is dat de elementen<br />

in beton in contact zullen komen met<br />

sulfaten opgelost in water of eenvoudig omdat<br />

ze aanwezig zijn in de bodem, moet men de volgende<br />

voorzorgsmaatregelen nemen:<br />

n Alleen zeer compact beton, met een lage porositeit<br />

dus, gebruiken.<br />

n De W/C-factor beperken tot 0,50 of lager.<br />

n Rekening houden met het feit dat door capillaire<br />

opstijging het sulfaathoudend water tamelijk<br />

hoog kan opstijgen in de structuur.<br />

n Indien het beton in contact komt met (grond-)<br />

water dat meer dan 600 mg/kg sulfaten bevat<br />

of met grondlagen die meer dan 3000 mg/kg<br />

bevatten (omgeving EA2 of EA3), moet men<br />

cement met hoge bestandheid tegen sulfaten<br />

(HSR) gebruiken, overeenkomstig de norm NBN<br />

B12-108.<br />

Men heeft dan de keuze tussen:<br />

n Cement CEM I HSR<br />

n Hoogovencement CEM III/B of CEM III/C HSR,<br />

die meer dan 65% slak bevatten.<br />

n Cement CEM V/A HSR<br />

n Overgesulfateerd cement<br />

Fig. 3.6.1<br />

Sterke uitzetting van een schijf<br />

cementpasta die onderworpen<br />

werd aan een sulfaatbestandheidstest.<br />

Het witte staafje<br />

toont de oorspronkelijke<br />

diameter.


Interne sulfaataantasting<br />

De interne sulfaataantasting, ook DEF genoemd (Delayed<br />

Ettringite Formation) is een reactie die onder bepaalde<br />

omstandigheden ontstaat tussen reeds in het<br />

beton aanwezige sulfaten en aluminaten. Daarbij is de<br />

aanwezigheid van water noodzakelijk.<br />

Dit fenomeen komt zelden voor omdat verschillende<br />

voorwaarden gelijktijdig vervuld moeten zijn (hoge<br />

verhardingstemperatuur, samenstelling van het cement,<br />

aanwezigheid van water aan het oppervlak van<br />

het beton).<br />

De “overtollige” sulfaten zijn voornamelijk afkomstig<br />

van de ontbinding bij hoge temperatuur van primair<br />

ettringiet (tri-sulfoaluminaat), gevormd tijdens de hydratatie<br />

van het cement, tot mono-sulfoaluminaat.<br />

Bij aanwezigheid van water, zal enkele weken tot enkele<br />

jaren na de verharding van het beton het overtollige<br />

sulfaat reageren met het niet-gehydrateerde aluminaat<br />

om zogenaamd secundair ettringiet te vormen.<br />

Ettringiet heeft de eigenschap te zwellen. Het primair<br />

ettringiet, dat zich vormt tijdens de hydratatie van het<br />

cement, heeft de ruimte om te zwellen aangezien het<br />

zich ontwikkelt op het ogenblik dat het materiaal nog<br />

niet verhard is.<br />

Secundair ettringiet daarentegen vormt zich wanneer<br />

het materiaal verhard is. Het heeft dus geen ruimte<br />

om ongehinderd te zwellen en de ontwikkeling ervan<br />

gaat gepaard met een expansie van het beton en met<br />

scheurvorming (fig. 3.6.2).<br />

Preventie<br />

De beste maatregel bestaat erin om de temperatuur<br />

in de kern van het beton te beperken tot 65 °C<br />

tijdens de verharding.<br />

Aangezien uitzonderlijk hoge betontemperaturen<br />

tijdens de verharding de sterkte op lange termijn<br />

kunnen doen dalen en thermische krimp en dus<br />

risico op scheurvorming veroorzaken, heeft deze<br />

maatregel bovendien een uitgesproken gunstige<br />

invloed op de intrinsieke betonkwaliteit.<br />

Constructieve schikkingen om waterstagnatie op<br />

het betonoppervlak te vermijden vormen eveneens<br />

een middel om DEF tegen te gaan.<br />

Fig. 3.6.2<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Sulfaataantasting<br />

Massieve brugpijler aangetast door een interne sul-<br />

faataantasting. Het beton was onderworpen aan een<br />

temperatuur van 80°C gedurende meer dan 200 uur<br />

tijdens de verhardingsfase.<br />

Middelen om de betontemperatuur te beheersen<br />

tijdens de verharding<br />

Er bestaan verschillende middelen om de betontemperatuur<br />

van massieve elementen te verlagen tijdens de<br />

verharding:<br />

n cement met lage hydratatiewarmte gebruiken, zoals<br />

bijvoorbeeld hoogovencement.<br />

n bij voorkeur niet-isolerende bekistingen gebruiken<br />

n het aanmaakwater afkoelen of de granulaten in de<br />

zomer besproeien<br />

n een actief koelsysteem installeren (door koudwatercirulatie)<br />

n betonneren van massieve elementen bij warm weer<br />

vermijden<br />

83<br />

3.6


3.7<br />

Fig. 3.7.1<br />

Goed bestand<br />

84<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Chemische aantasting<br />

Twee aantastingsmechanismen door chemische<br />

producten<br />

Bij blootstelling aan chemische producten kan beton<br />

ofwel bestand zijn, ofwel min of meer snel aangetast<br />

geraken. Indien aantasting optreedt, kan dit in grote lijnen<br />

volgens twee mechanismen.<br />

Chemische erosie<br />

Bij aantasting van beton door chemische erosie wordt<br />

één of meerdere van de bestanddelen van de cementmatrix<br />

opgelost door het extern chemisch middel<br />

(fig.3.7.1 tot fig. 3.7.3). Hierop volgt een geleidelijke uitloging<br />

van het opgeloste bestanddeel: het beton wordt<br />

alsmaar poreuzer en verliest tegelijkertijd zijn rol als<br />

bescherming van de wapening.<br />

Dit proces begint altijd vanaf het oppervlak dat in<br />

contact komt met het chemisch middel en plant zich<br />

(meestal langzaam) progressief voort in het beton.<br />

Zwelling<br />

Bij zwelling treedt een reactie op tussen de chemische<br />

stof die het beton is binnengedrongen via het oppervlak,<br />

een bestanddeel van de cementmatrix, en het capillair<br />

water. Indien het reactieproduct een volume inneemt<br />

dat groter is dan dit van de oorspronkelijke bestanddelen,<br />

veroorzaakt de reactie interne spanningen die kunnen<br />

leiden tot een uitzetting van de massa en een langzame,<br />

maar uitgesproken scheurvorming. Deze aantasting kan<br />

optreden tot op een bepaalde afstand van het punt waar<br />

de agressieve stof is binnengedrongen.<br />

Voorbeelden van beton onderworpen<br />

aan een zuuraantasting<br />

Fig. 3.7.2<br />

Slecht be-<br />

stand beton<br />

Siliciumhou-<br />

dende<br />

granulaten<br />

Preventieve maatregelen<br />

Voor de bescherming van beton tegen chemische<br />

aantasting zijn de volgende maatregelen nodig:<br />

n Correcte keuze van het cement en een aangepast<br />

cementgehalte<br />

n Compact beton aanwenden, met een lage porositeit<br />

en een lage W/C-factor < 0.50<br />

n Voldoende dekking op de wapening<br />

n Zorgvuldige nabehandeling van het beton<br />

n De betreffende normen en aanbevelingen toepassen.<br />

Het cementtype CEM III wordt aanbevolen voor alle<br />

gevallen waar de structuurelementen beschermd<br />

moeten worden tegen chemische aantasting (zuren,<br />

zouten of sulfaten).<br />

Bij sulfaataantasting moeten de voormelde maatregelen<br />

gecombineerd worden met het gebruik<br />

van een cement met hoge bestandheid tegen<br />

sulfaten: HSR-cement van het type CEM I, CEM III,<br />

CEM V of CSS HSR (zie ook hoofdstuk 3.6 over sulfaataantasting).<br />

In het geval van zeer specifieke aantastingen of zeer<br />

hoge concentraties aan agressieve stoffen (zie NBN<br />

EN 206-1), moeten de voormelde maatregelen worden<br />

aangevuld met het aanbrengen op het beton<br />

van een speciaal daarvoor voorziene oppervlaktebekleding<br />

(op basis van synthetisch hars, keramische<br />

materialen enz...). In geval van twijfel, wordt aangeraden<br />

het advies van een specialist in te winnen.<br />

Fig. 3.7.3<br />

Slecht be-<br />

stand beton<br />

Kalksteen-<br />

granulaten


Effect van enkele chemische stoffen op<br />

beton<br />

Figuur 3.7.4 geeft een overzicht van de invloed op beton<br />

van verschillende chemische (of natuurlijke) stoffen<br />

wanneer deze langdurig in contact komen met beton.<br />

Zwakke basen<br />

Sterke basen<br />

Zwakke zuren<br />

Sterke zuren<br />

Regenwater<br />

Gedistilleerd water<br />

Gedemineraliseerd<br />

water<br />

Olie, vetten<br />

Sulfaten in oplossing<br />

Chloriden in oplossing<br />

Koolzuurgas (CO2)<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Chemische aantasting<br />

Chemische stof Gedrag van het beton Gedrag van gewapend<br />

beton<br />

Geen aantasting<br />

l Geen aantasting<br />

◆ Directe aantasting<br />

n Corrosie ten gevolge van de aantasting van het omhullingsbeton<br />

of door sterke carbonatatie.<br />

l<br />

l<br />

l<br />

l<br />

Aantasting door<br />

chemische erosie<br />

◆<br />

◆ ◆<br />

◆<br />

◆<br />

Aantasting<br />

door zwelling<br />

◆<br />

Aantasting door corrosie<br />

van de wapening<br />

n<br />

n<br />

n<br />

n<br />

◆<br />

n<br />

85<br />

Fig. 3.7.4<br />

Effecten op<br />

beton van<br />

enkele<br />

stoffen<br />

3.7


3.8<br />

86<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Alkali-silicareactie<br />

Alkali-silicareactie<br />

De alkali-silicareactie is een langzaam evoluerende<br />

chemische reactie tussen bepaalde, zogenaamd “potentieel<br />

reactieve” granulaten en oplosbare alkaliën<br />

(natrium- en kaliumionen, Na+ en K+) afkomstig van<br />

de bestanddelen van beton (grotendeels afkomstig<br />

van het cement, ongeveer 80 %) of uit de onmiddellijke<br />

omgeving (grondwater, dooizouten, zeewater). Bepaalde<br />

kiezelhoudende mineralen (microkristallijn kwarts,<br />

opaal, chalcedoon) of silicaten (veldspaten, mica’s) worden<br />

immers “reactief”, d.w.z. instabiel, indien ze worden<br />

gebruikt in een alkalisch milieu als beton (pH > 12,5).<br />

Voor de ontwikkeling van deze reactie is een hoge vochtigheid<br />

(RV > 80%) of de aanwezigheid van water een<br />

absolute voorwaarde.<br />

De alkali-silicareactie leidt tot de vorming van een<br />

gel van alkali-silica-calcium-verbindingen, met een<br />

hydrofiel en expansief karakter. Er werd aangetoond<br />

dat ook calcium een belangrijke rol speelt in deze reactie.<br />

In beton met cement CEM I wordt deze geleverd<br />

door de Portlandiet-kristallen of calciumhydroxide, die<br />

overvloedig aanwezig zijn in de overgangszone tussen<br />

pasta en granulaten. Het vormingsproces van deze gel<br />

kan interne spanningen veroorzaken in het beton, die<br />

leiden tot expansieverschijnselen en scheurvorming<br />

Fig. 3.8.1<br />

Gel ontstaan door<br />

alkali-silicareactie (in<br />

rode kleur) rond een<br />

reactief granulaat in<br />

beton (foto met optische<br />

microscoop)<br />

waarbij dikwijls een donkergrijze gel afgescheiden<br />

wordt (niet te verwarren met kalkuitbloeiingen!). Andere<br />

mechanismen, zoals de volume-uitzetting van de kiezelhoudende<br />

mineralen van de granulaten tengevolge<br />

van de aantasting door het alkalisch betonmilieu, kunnen<br />

aanleiding geven tot een zwelling van het beton.<br />

De scheuren veroorzaken geleidelijk de vernieling van<br />

het beton door interne onthechting en door afschilfering<br />

van het betonoppervlak, enigzins vergelijkbaar<br />

met vorstschade.<br />

De aantasting van beton door alkali-silicareactie was al<br />

bekend sinds de jaren ’40 in de Verenigde Staten en Canada.<br />

Sinds de jaren ‘80 werden verschillende gevallen<br />

vastgesteld in België. Sedertdien wordt ook rekening gehouden<br />

met dit fenomeen, net zoals met elk ander risico,<br />

zowel bij het ontwerp van het bouwwerk als bij de keuze<br />

van de betonbestanddelen. Het gehalte aan oplosbare<br />

alkaliën van elk bestanddeel (cement, granulaten, hulpstoffen,<br />

toevoegsels en aanmaakwater, zeker wanneer<br />

gerecycleerd water gebruikt wordt) wordt uitgedrukt in<br />

de vorm van een percentage Na2O-equivalent.<br />

De invloed van de W/C-factor op de alkali-silicareactie<br />

blijft zeer controversieel; het is helemaal niet aangetoond<br />

dat lage waarden voordelen zouden hebben.


Preventieve maatregelen<br />

Om de alkali-silicareactie te voorkomen, moet tenminste<br />

één van de volgende maatregelen worden<br />

toegepast:<br />

n ofwel een cement LA (low alcali) volgens NBN<br />

B 12-109 gebruiken en het totaal gehalte aan<br />

oplosbare alkaliën van de betonsamenstelling<br />

berekenen (alkalibalans). Het maximum toegelaten<br />

alkaligehalte, uitgedrukt in Na2O-equivalent<br />

(kg/m3 ), is afhankelijk van het cementtype. Deze<br />

methode wordt in België het meest gebruikt.<br />

n ofwel verhinderen dat er extern water wordt toegevoerd<br />

door een aangepast ontwerp (geometrie<br />

die de afvoer van water bevordert, betrouwbare<br />

en tevens inspecteerbare en onderhoudbare waterafdichtingen,<br />

enz.).<br />

n ofwel niet-reactieve granulaten gebruiken<br />

n ofwel een betonsamenstelling kiezen die voldoet<br />

aan een expansietest.<br />

… en de cementkeuze<br />

Om de invloed van alkaliën op beton te beperken<br />

wordt het gebruik aanbevolen van het cementtype<br />

CEM III, dat als toevoegsel hoogovenslak bevat.. De<br />

hydratatiereacties van de slak zijn gunstig omdat<br />

ze de alkaliën fixeren, een deel van het Portlandiet<br />

verbruiken en de doorlatendheid van het beton verminderen.<br />

Beton met cementtype Eis m.b.t. het cement<br />

Max. Na2O-equivalent van<br />

het cement<br />

(NBN B12-109)<br />

%<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Eis m.b.t. het beton<br />

Maximaal gehalte<br />

Na2O-equivalent<br />

van het beton<br />

kg/m 3<br />

CEM I LA 0,60 3,0<br />

CEM III/A LA (36 à 49% slak) 0,90 4,5<br />

CEM III/A LA (50 à 65% slak) 1,10 5,5<br />

CEM III/B LA 1,30 6,5<br />

CEM III/C LA 2,00 10,0<br />

CEM V/A (S-V) LA 1,50 7,5<br />

CSS LA 2,00 10,0<br />

Alkali-silicareactie<br />

Fig. 3.8.3<br />

Aanbevelingen voor<br />

het voorkomen van<br />

alkali-silicareactie<br />

87<br />

Fig. 3.8.2<br />

Kunstwerk<br />

aangetast door<br />

alkali-silicareactie<br />

3.8


3.9<br />

Fig. 3.9.1<br />

Blootgekomen<br />

wapening ten-<br />

gevolge van het<br />

spatten van de<br />

betonomhulling<br />

bij een brand,<br />

zonder aanzienlij-<br />

ke invloed op het<br />

draagvermogen<br />

van de structuur<br />

Fig. 3.9.2<br />

Dankzij een<br />

brandmuur in<br />

beton werd<br />

een gebouw<br />

gespaard<br />

88<br />

Oorzaken en preventie van betonschade<br />

Brandweerstand<br />

Beton en vuur<br />

Zelfs wanneer beton aan zeer hoge temperaturen onderworpen<br />

wordt, brandt het niet en komen er geen<br />

toxische rook of gassen vrij. In tegenstelling tot andere<br />

constructiematerialen verhindert beton de verspreiding<br />

van vuur en bij brand stijgt de temperatuur<br />

van het beton slechts heel langzaam. Beton is dus een<br />

uitstekende barrière tegen brand zonder dat er een bijkomende<br />

bescherming voorzien moet worden. Enkel<br />

bij een intense en langdurige blootstelling wordt het<br />

afspatten van het beton t.h.v. de wapening waargenomen<br />

(fig. 3.9.1).<br />

Het bepalen van de brandweerstand van betonstructuren<br />

houdt verband met de robuustheid ervan, de continuïteit<br />

en de betondekking van de wapeningen en het<br />

degelijke ontwerp van de verbindingen.<br />

Kritieke temperatuur<br />

Met of zonder wapening kan beton zonder schade<br />

temperaturen verdragen tot 300 °C. Deze zogenaamd<br />

“kritieke” temperatuur wordt pas erg langzaam bereikt<br />

in contact met vuur. Proeven hebben aangetoond dat<br />

wanneer het betonoppervlak wordt blootgesteld aan<br />

een vlam van 1000 °C (wat ongeveer overeenstemt met<br />

een intens houtvuur of een gasbrander), men een uur<br />

moet wachten vooraleer de kritieke temperatuur een<br />

diepte van 2 cm in het beton bereikt, en nog een uur<br />

voor 5 cm.<br />

Bijkomende beschermende maatregelen<br />

voor bijzondere gevallen<br />

Beton vormt op zichzelf een uitstekende bescherming<br />

tegen brand en hoge temperaturen. Indien nodig kan<br />

men deze bescherming nog verhogen door de betondekking<br />

op de wapening te vergroten.<br />

Bij uitzonderlijk brandrisico, zeer hoge thermische belasting<br />

of diensttemperatuur, laten bijkomende maatregelen<br />

toe om de thermische bestandheid van beton<br />

nog aanzienlijk te verbeteren. Als maatregelen vermelden<br />

wij onder andere:<br />

n Totaal geen gecarbonateerde of kiezelhoudende granulaten<br />

gebruiken (zoals kalksteen en zandsteen bijvoorbeeld)<br />

maar wel granulaten die bestand zijn tegen<br />

vuur, zoals basalt, geëxpandeerde klei, terracotta<br />

enz.<br />

n Een keramische stabilisator toevoegen (bijvoorbeeld<br />

poeder van dakpannen) in het geval van zeer hoge<br />

diensttemperatuur .<br />

n Beton met organische vezels gebruiken die vervluchtigen<br />

bij hoge temperatuur en alzo microkanalen<br />

achterlaten waarlangs het poriewater kan worden<br />

afgevoerd zonder overdruk te veroorzaken, zodat het<br />

spatten van het omhullingsbeton vermeden wordt.<br />

Na brand<br />

Na een brand moeten de bouwwerken visueel worden<br />

geïnspecteerd en vergeleken met gelijkaardige gevallen.<br />

Alle beton dat werd blootgesteld aan temperaturen<br />

boven 300°C, moet grondig worden onderzocht om<br />

te zien welke beschadigde lagen vervangen moeten<br />

worden.<br />

Voor beton dat enkel werd blootgesteld aan temperaturen<br />

lager dan 300°C, volstaat dikwijls een eenvoudige<br />

reiniging.<br />

De snelheid van herstellen is een belangrijke factor om<br />

het exploitatieverlies na een grote brand te beperken.<br />

Omwille van economische redenen heeft herstellen de<br />

voorkeur boven afbraak en wederopbouw.


Bibliografie, normen en nuttige links<br />

89<br />

4


4<br />

90<br />

Bibliografie, normen en nuttige links<br />

Bibliografie, normen en nuttige links<br />

Association Française de Génie Civil (AFGC)<br />

Conception des bétons pour une durée<br />

de vie donnée des ouvrages; Parijs 2004, Frankrijk<br />

Baron/Ollivier (onder leiding van)<br />

Les bétons – bases et données pour leur formulation<br />

Eyrolles; Parijs 1996, Frankrijk<br />

Baron/Ollivier (onder leiding van)<br />

La durabilité des bétons<br />

Presses de l’Ecole Nationale des Ponts et<br />

Chaussées; Parijs 1992, Frankrijk<br />

Cimbeton<br />

Construire avec les bétons<br />

Le Moniteur, Frankrijk (2000)<br />

Cimbeton<br />

Fiches techniques G10 et G11;<br />

Parijs 2003 en 2006, Frankrijk<br />

Dreux/Festa;<br />

Nouveau guide du béton et de ses constituants;<br />

Eyrolles; Parijs 1998, Frankrijk<br />

Febelcem<br />

ABC van cement en beton<br />

Brussel, België 2003<br />

Dossier Cement<br />

Belgische Betongroepering (B.B.G.)<br />

Betontechnologie<br />

Brussel (2006), België<br />

Bulletin du ciment<br />

Mensuel du service de recherche et conseils techniques<br />

en matière de ciment et béton<br />

(TFB); Wildegg, Zwitserland<br />

Kosmatka/Panarese/Allen/Cumming<br />

Design and Control of Concrete Mixtures<br />

Portland Cement Association;<br />

Chicago 1991, USA<br />

Neville<br />

Properties of Concrete<br />

Longman; Burnt Mill, Harlow 1995, Verenigd Koninkrijk<br />

Venuat<br />

La pratique des ciments, mortiers et bétons<br />

Tome 1 : La pratique des liants et des bétons<br />

Tome 2 : Pratique du bétonnage, pathologie et applications<br />

Editions du Moniteur;<br />

Parijs 1989, Frankrijk<br />

Normen / richtlijnen<br />

Norm NBN EN 197-1 (2001) en NBN EN 197-1/A1 (2004)<br />

Cement – Deel 1: Samenstelling, specificaties en conformiteitscriteria<br />

voor gewone cementsoorten.<br />

Norm NBN EN 206-1 (2001), NBN EN 206-1/A1 (2004) en NBN<br />

EN 206-1/A2 (2006)<br />

Beton – Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en<br />

conformiteit<br />

Norm NBN B15-001 (2004). Aanvulling op norm NBN EN 206-1.<br />

Beton: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging<br />

en conformiteit<br />

Norm NBN EN 12620 (2002)<br />

Granulaten voor beton<br />

Norm NBN ENV 13670-1 (2000)<br />

Het vervaardigen van betonconstructies<br />

Deel 1: Algemeen gedeelte<br />

Norm NBN EN 450-1 (2005). Vliegas voor beton – Deel 1:<br />

Definitie, specificaties en overeenkomstigheidscriteria<br />

Nuttige links<br />

Febelcem (Federatie van de Belgische cementnijverheid)<br />

www.febelcem.be<br />

CRIC (Nationaal Centrum voor Wetenschappelijk en Technisch<br />

Onderzoek voor de Cementnijverheid)<br />

www.cric.be<br />

Betonplatform<br />

www.infobeton.be<br />

FSBP (Federatie voor Stortklaar Beton)<br />

www.fsbp.be<br />

GBB (Belgische Betongroepering)<br />

www.gbb-bbg.be<br />

Ministère de l’Equipement et du Transport<br />

Qualité et Construction<br />

www.qc.met.wallonie.be<br />

Departement Mobiliteit en Openbare Werken<br />

T.O.D website Q&C<br />

qc.aoso.vlaanderen.be<br />

Probeton<br />

www.probeton.be<br />

FEBE (Fédération de l’industrie du Béton)<br />

www.febe.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!