7 - Training Registration System

2
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7
Controleren en afstellen SB 120
3. Verbind de slang die op de aansluiting
“Eingang” van de testkoffer is aangesloten met
het leidinggedeelte dat van de stuurpomp af
komt.
4. Verbind de slang die op de aansluiting
“Ausgang” van de testkoffer is aangesloten,
met het stuurhuis.
5. Hang de slang die vanaf de aansluiting “Tank”
komt, in het reservoir. Maak deze slang aan
het reservoir vast en zorg ervoor, dat het
uiteinde van de slang onder het
olie-oppervlakte blijft (om te schuimvorming
voorkomen).
6. Controleer het stuuroliepeil en vul zo nodig bij.
7. Start de motor en houd het stuuroliepeil in de
gaten.
8. Ontlucht het systeem door de motor gedurende
2 minuten op het stationaire toerental te
laten draaien. Controleer regelmatig het stuuroliepeil
en vul zo nodig bij. Stuur
gedurende deze 2 minuten niet.
Stuurolie op testtemperatuur brengen
1. Laat de motor stationair lopen.
2. Draai de kraan (4) langzaam dicht, totdat de
manometer (10) een druk van 50 bar aangeeft.
3. Wacht, totdat de temperatuurmeter (11) een
waarde aangeeft van 50°C.
4. Draai de kraan (4) weer geheel open.
Opmerking
- Controleer tijdens de metingen regelmatig de
temperatuur van de stuurolie en warm zo nodig
de stuurolie volgens de bovenstaande manier
weer op.
- Indien tijdens de metingen een afwijkende
waarde wordt gevonden, moet eerst de oorzaak
hiervan worden opgespoord en vervolgens
worden verholpen, voordat de volgende meting
wordt uitgevoerd.
Omloopdruk meten
1. Laat de motor stationair lopen.
PRELIMINARY
5-6 0015