7 - Training Registration System
7 - Training Registration System
7 - Training Registration System
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
7 INDELING<br />
SB 120<br />
0015<br />
PRELIMINARY<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
DIAGNOSE<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
STUURHUIS<br />
STUURPOMP<br />
LEIDINGEN EN RESERVOIR<br />
HAAKSE OVERBRENGING<br />
STUURKOLOM<br />
VOORAS<br />
0<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8
INDELING 7<br />
PRELIMINARY<br />
SB 120<br />
0015
7 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. SPECIFICATIES......................................................................................... 1-1 .............. 0015<br />
0015 1<br />
0
0<br />
TECHNISCHE GEGEVENS 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
SB 120 Specificaties<br />
1. SPECIFICATIES<br />
Vooras<br />
- NDS 56 LF, draagvermogen 5000 kg<br />
Stuurhuis<br />
- Uitvoering: automatische ontluchting,<br />
drukbegrenzingsventiel en automatisch<br />
instelbare eindbegrenzingsventielen.<br />
- Type: TAS 55-611<br />
- Overbrengsverhouding: 20,4:1<br />
Tandempomp<br />
- Uitvoering: tandwielpomp<br />
- Type: CFGP/15,2/15,2l/37143/160<br />
- Maximale rotatiesnelheid 3500 omw/min.<br />
Hydropomp stuurinrichting<br />
- Volume 15,2 liter/1000 omw/min.<br />
- Max. druk 150 bar<br />
- Stuurpompopbrengst bij een<br />
stuurolietemperatuur van 50 - 55°C<br />
(Viscositeit 20 cst) 16,0 l/min.<br />
Hydropomp ventilatoraandrijving<br />
- Volume 15,2 liter/1000 omw/min.<br />
- Max. druk 210 bar<br />
PRELIMINARY<br />
Oliereservoir<br />
- Inhoud 16 l.<br />
- Filter ingebouwd<br />
- Overdrukventiel 3 bar<br />
Haakse overbrenging<br />
- Type Geintegreerd in pailton stuurkolom<br />
- Overbrenging 1:1<br />
0015 1-1<br />
0
0<br />
TECHNISCHE GEGEVENS 7<br />
Specificaties SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
1-2 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. STORINGSTABELLEN ..............................................................................1-1 .............. 0015<br />
0015 1<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Storingstabellen<br />
1. STORINGSTABELLEN<br />
KLACHT: ZWAAR STUREN, NAAR BEIDE KANTEN EN CONSTANT<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Bandenspanning van de bestuurbare wielen te<br />
laag.<br />
Er wordt gestuurd met een stilstaand voertuig.<br />
Aslast van de vooras te hoog.<br />
Stuuroliepeil te laag.<br />
Lucht in het systeem.<br />
Filter is ernstig vervuild.<br />
Leiding geknikt of bekneld.<br />
De aanzuigopening in het reservoir is<br />
(gedeeltelijk) geblokkeerd.<br />
Stuuraslagers of kruiskoppeling(en) van de<br />
stuurkolom draaien zwaar.<br />
Haakse overbrenging draait zwaar<br />
Fuseelagering draait zwaar.<br />
Askanteling te groot.<br />
Systeemdruk te laag.<br />
Opbrengst van de stuurpomp te laag.<br />
Inwendige lekkage van het stuurhuis.<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de bandenspanning. Breng de bandenspanning<br />
op de voorgeschreven waarde.<br />
Laat het voertuig rollen tijdens het insturen.<br />
Controleer de aslast bij volle belading.<br />
Controleer het stuuroliepeil.<br />
Vul olie bij en ontlucht het systeem.<br />
Controleer systeem op lekkage.<br />
Ontlucht het systeem.<br />
Controleer de stuurolie op schuimvorming.<br />
Controleer het filter. Indien nodig vervangen.<br />
Controleer de ligging van de leidingen.<br />
Controleer de aanzuigopening in het reservoir.<br />
Krik de vooras op en controleer de stuurinrichting<br />
op draaimoment.<br />
Controleer de vooras.<br />
Controleer de askanteling. Indien nodig verkleinen<br />
Controleer de maximale systeemdruk.<br />
Vervang het drukbegrenzingsventiel of de stuurpomp.<br />
Controleer de pompopbrengst.<br />
Controleer of het stroombegrenzingsventiel niet<br />
vastzit.<br />
Vernieuw, indien nodig, de stuurpomp.<br />
Controleer de inwendige lekkage van het stuurhuis.<br />
0015 1-1<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Storingstabellen SB 120<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Bandenspanning van de bestuurbare wielen te<br />
laag.<br />
Stuuroliepeil te laag.<br />
Lucht in het systeem.<br />
Eindbegrenzingsventielen niet correct afgesteld.<br />
Fuseelagering draait zwaar.<br />
Kruiskoppelingen van de stuurkolom staan niet in<br />
lijn.<br />
Inwendige lekkage van het stuurhuis naar één<br />
zijde te groot.<br />
Stuuroliepeil te laag.<br />
Lucht in het systeem.<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Leiding tijdelijk geknikt of bekneld.<br />
De aanzuigopening in het reservoir tijdelijk geblokkeerd.<br />
Stuurpomp levert te weinig opbrengst door klem<br />
men van het stroombegrenzingsventiel.<br />
Stuurpomp levert in “koude toestand” en bij een<br />
laag toerental te weinig opbrengst, doordat de<br />
schotten in de rotor klemmen.<br />
Inwendige lekkage van het stuurhuis bij lagere<br />
drukken te groot.<br />
KLACHT: ZWAAR STUREN, NAAR EEN KANT<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de bandenspanning. Breng de bandenspanning<br />
op de voorgeschreven waarde.<br />
Controleer het stuuroliepeil.<br />
Vul olie bij en ontlucht het systeem.<br />
Controleer systeem op lekkage.<br />
Ontlucht het systeem.<br />
Controleer de stuurolie op schuimvorming.<br />
Controleer de afstelling van de<br />
eindbegrenzingsventielen.<br />
Controleer de bestuurbare as(sen).<br />
Controleer/corrigeer de positie van de kruiskoppelingen<br />
ten opzichte van elkaar.<br />
KLACHT: ZWAAR STUREN TREEDT AF TOE OP<br />
Controleer de inwendige lekkage van het stuurhuis.<br />
Maatregel<br />
Controleer het stuuroliepeil.<br />
Vul olie bij en ontlucht het systeem.<br />
Systeem op lekkage controleren.<br />
Ontlucht het systeem.<br />
Controleer de stuurolie op schuimvorming.<br />
Controleer de ligging van de leidingen.<br />
Controleer het reservoir op ongerechtigheden.<br />
Controleer de gangbaarheid van het<br />
stroombegrenzingsventiel.<br />
Controleer de pompopbrengst bij een “koude”<br />
stuurpomp.<br />
Vernieuw de stuurpomp.<br />
Controleer de inwendige lekkage van het stuurhuis<br />
bij een ingestelde druk van 15 - 30 bar.<br />
1-2 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Storingstabellen<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Er wordt gestuurd met een stilstaand voertuig.<br />
Maximale wielinslag van vooras staat foutief<br />
afgesteld.<br />
Eindbegrenzingsventielen staan niet correct<br />
ingesteld.<br />
De aslast van de vooras is te hoog.<br />
Systeemdruk is te laag.<br />
De stuurstang staat verkeerd ingesteld.<br />
Pitmanarm is in de verkeerde positie op de uitgaande<br />
as van het stuurhuis aangebracht.<br />
Verkeerde pitmanarm op het stuurhuis aangebracht.<br />
De sectoras is in de verkeerde positie in het<br />
stuurhuis aangebracht.<br />
KLACHT: TE KLEINE WIELINSLAG<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Laat het voertuig rollen tijdens het insturen.<br />
Controleer de maximale wielinslag en corrigeer<br />
deze bij een verkeerde afstelling.<br />
Controleer de afstelling van de<br />
eindbegrenzingsventielen.<br />
Controleer de aslast.<br />
Controleer de maximale systeemdruk.<br />
Vervang het drukbegrenzingsventiel of de stuurpomp.<br />
Controleer de afstelling van de stuurstang.<br />
Controleer aan de hand van de merktekens of de<br />
pitmanarm in de correcte positie op de sectoras is<br />
aangebracht.<br />
Controleer het onderdeelnummer.<br />
Zet het stuurhuis in de middenstand en controleer<br />
aan de hand van de merktekens op de ingaande as<br />
en op de sectoras<br />
of de sectoras correct aangebracht is.<br />
0015 1-3<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Storingstabellen SB 120<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Ongelijke gewichtsverdeling, waardoor voertuigscheefstand<br />
ontstaat.<br />
Het rijden over dwarsaflopende wegen.<br />
Verschil in bandenspanning tussen de wielen van<br />
de vooras.<br />
Verschillende type banden of een groot verschil in<br />
profieldiepte tussen de banden van de vooras.<br />
Verschillende type velgen op de vooras gemonteerd.<br />
Fout in een van de banden.<br />
Foutief afgestelde remmen of een rem van de<br />
vooras die blijft “hangen”.<br />
Kruiskoppelingen van de stuurkolom staan niet in<br />
lijn.<br />
Slecht afgestelde wiellagerspeling.<br />
Askanteling niet correct.<br />
Wielvlucht niet correct.<br />
Uitlijning van het voertuig is niet correct.<br />
Speling in de vooras- en/of achterasophanging.<br />
Slecht afgestelde luchtvering. Dit heeft voertuigscheefstand<br />
tot gevolg.<br />
KLACHT: VOERTUIG TREKT NAAR EEN KANT<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Pas de gewichtsverdeling aan.<br />
Houd er met het rijden over dwarsaflopende<br />
wegen rekening mee, dat het voertuig naar één<br />
kant kan trekken.<br />
Controleer de bandenspanning. Breng de bandenspanning<br />
voor de beide banden op de voorgeschreven<br />
waarde.<br />
Breng altijd banden van hetzelfde type met ongeveer<br />
dezelfde profieldiepte op een as aan.<br />
Breng altijd hetzelfde type velg op een as aan.<br />
Vervang de band aan de kant waar het voertuig<br />
naartoe trekt.<br />
Controleer de remmen. Voer eventueel reparaties<br />
uit en stel opnieuw af.<br />
Controleer/corrigeer de positie van de kruiskoppelingen<br />
ten opzichte van elkaar.<br />
Controleer de afstelling van de wiellagers. Stel de<br />
wiellagerspeling correct in.<br />
Controleer de askanteling. Stel de askanteling<br />
correct in.<br />
Controleer de wielvlucht.<br />
Controleer het aslichaam.<br />
Controleer de uitlijning van het voertuig.<br />
Controleer de ophanging. Vervang versleten onderdelen.<br />
Controleer de hoogteregeling. Stel de hoogteregeling<br />
correct af.<br />
1-4 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Storingstabellen<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Opbrengst van de stuurpomp te hoog.<br />
Hydraulische middenstand van het stuurhuis niet<br />
correct.<br />
Haakse overbrenging draait zwaar.<br />
KLACHT: VOERTUIG TREKT NAAR EEN KANT<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de pompopbrengst.<br />
Controleer de gangbaarheid van het<br />
stroombegrenzingsventiel.<br />
Controleer de hydraulische middenstand van het<br />
stuurhuis.<br />
De hydraulische middenstand is niet in te stellen.<br />
Vervang het stuurhuis.<br />
Controleer de gangbaarheid van de haakse overbrenging<br />
0015 1-5<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Storingstabellen SB 120<br />
KLACHT: VOERTUIG ZOEKT, SPOORGEVOELIGHEID<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Bandenspanning van de bestuurbare wielen te<br />
laag.<br />
Niet correct ingesteld drukpunt van het stuurhuis;<br />
speling op het drukpunt of te zwaar afgesteld<br />
drukpunt.<br />
De aslast van de vooras is te laag.<br />
Toespoor niet correct.<br />
Askanteling niet correct.<br />
Speling in de haakse overbrenging.<br />
Speling in een kruiskoppeling van de stuurkolom.<br />
Zwaar draaien van een kruiskoppeling.<br />
De kruiskoppelingen in de stuurkolom staan niet<br />
in lijn.<br />
Speling in de kogelkoppen van de stuurstang.<br />
Stuurhuis, stuurstoel of stuurstangbevestiging zit<br />
los.<br />
Versleten of zwaar draaiende fuseelagering.<br />
Verkeerd ingestelde stuurstang; bij de “rechtuit”stand<br />
van de wielen staat het stuurhuis niet in de<br />
mechanische middenstand (drukpunt).<br />
Speling in de voor- en/of achterasophanging.<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de bandenspanning.<br />
Breng de banden op de voorgeschreven spanning.<br />
Controleer de afstelling van het drukpunt. Stel het<br />
drukpunt correct af.<br />
Controleer de aslast en pas de belading aan.<br />
Controleer het toespoor.<br />
Stel het toespoor correct in.<br />
Controleer de askanteling.<br />
Stel de askanteling correct in.<br />
Controleer de haakse overbrenging.<br />
Controleer de kruiskoppelingen van de stuurkolom.<br />
Vervang de versleten onderdelen.<br />
Controleer/corrigeer de positie van de kruiskoppelingen<br />
ten opzichte van elkaar.<br />
Controleer de kogelkoppen.<br />
Vervang de kogelkop.<br />
Controleer de bevestigingen, trek de bouten/moeren<br />
na.<br />
Controleer de fuseelagering.<br />
Vervang de versleten onderdelen.<br />
Controleer de afstelling van de stuurstang.<br />
Stel de stuurstang correct af.<br />
Controleer de asophanging. Vervang de versleten<br />
delen.<br />
1-6 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Storingstabellen<br />
KLACHT: VOERTUIG ZOEKT, SPOORGEVOELIGHEID<br />
Mogelijke oorzaak<br />
De opbrengst van de stuurpomp is te groot.<br />
De inwendige wrijving van het stuurhuis is te<br />
hoog.<br />
Inwendig defect van het stuurhuis.<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de opbrengst van de stuurpomp.<br />
Controleer de gangbaarheid van het<br />
stroombegrenzingsventiel.<br />
Vernieuw, indien nodig, de stuurpomp.<br />
Controleer het doordraaimoment van het stuurhuis.<br />
Vernieuw het stuurhuis.<br />
Vernieuw het stuurhuis.<br />
0015 1-7<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Storingstabellen SB 120<br />
KLACHT: STUURWIEL DRAAIT NIET OF LANGZAAM TERUG IN DE RECHTUIT-STAND<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Bandenspanning van de bestuurbare wielen te<br />
laag.<br />
Kruiskoppelingen van de stuurkolom staan niet in<br />
lijn.<br />
De aslast van de vooras is te laag.<br />
Askanteling niet correct.<br />
Zwaar draaien van een kruiskoppeling of van de<br />
stuurkolomlagering.<br />
Zwaar draaien van de haakse overbrenging.<br />
Aanlopen van mechanische delen van de stuur<br />
inrichting (pitmanarm, stuurstang(arm) of<br />
spoorstang(arm).<br />
Stuurhuis of stuurstoel zit los.<br />
Zwaar draaiende fuseelagering.<br />
De opbrengst van de stuurpomp is te groot.<br />
Te zwaar afgesteld drukpunt.<br />
De inwendige wrijving van het stuurhuis is te<br />
groot.<br />
Inwendig defect van het stuurhuis.<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de bandenspanning.<br />
Breng de banden op de voorgeschreven spanning.<br />
Controleer/corrigeer de positie van de kruiskoppelingen<br />
ten opzichte van elkaar.<br />
Controleer de aslast en pas de belading aan.<br />
Controleer de askanteling.<br />
Stel de askanteling correct in.<br />
Controleer de kruiskoppelingen en de lagering van<br />
de stuurkolom. Vervang de versleten onderdelen.<br />
Controleer de gangbaarheid van de haakse overbrenging.<br />
Controleer het mechanische gedeelte van de<br />
stuurinrichting.<br />
Controleer de bevestigingen, trek de bouten na.<br />
Controleer de fuseelagering.<br />
Controleer de pompopbrengst.<br />
Controleer de gangbaarheid van het<br />
stroombegrenzingsventiel.<br />
Vernieuw de pomp.<br />
Controleer de afstelling van het drukpunt. Stel het<br />
drukpunt correct af.<br />
Controleer het doordraaimoment van het stuurhuis.<br />
Vernieuw het stuurhuis.<br />
Vernieuw het stuurhuis.<br />
1-8 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Storingstabellen<br />
Lucht in het systeem.<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Versleten of loszittende schokdempers van de<br />
bestuurbare as(sen).<br />
De opbrengst van de stuurpomp is te laag.<br />
Stuur-of spoorstang, stuurstoel of stuurhuis zit los<br />
Inwendige speling van het stuurhuis te groot.<br />
KLACHT: STOTEN IN HET STUURWIEL<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer het stuurolieniveau en ontlucht het<br />
systeem.<br />
Corrigeer de bevestiging.<br />
Vervang de schokdempers.<br />
Controleer de opbrengst van de stuurpomp.<br />
Controleer/herstel de bevestiging van deze delen.<br />
Controleer de inwendige speling van het stuurhuis.<br />
Vervang het stuurhuis.<br />
0015 1-9<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Storingstabellen SB 120<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Vuil tussen de velg en de naaf.<br />
Wielbouten zijn niet gelijkmatig vastgezet.<br />
Onbalans in het wiel.<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Olieniveau in het reservoir te laag.<br />
Slechte afdichting van de aanzuigleidingaansluitingen.<br />
Poreuze aanzuigleiding.<br />
Slechte inwendige afdichting van de stuurpomp.<br />
KLACHT: TRILLINGEN IN HET STUURWIEL<br />
KLACHT: LUCHT IN DE STUUROLIE<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Verwijder het wiel en reinig de velg en de naaf.<br />
Breng het wiel op de voorgeschreven manier aan.<br />
Draai alle moeren los en zet ze weer vast op de<br />
voorgeschreven manier.<br />
Het wiel statisch en dynamisch balanceren.<br />
Controleer het olieniveau.<br />
Vul olie bij.<br />
Controleer op lekkage.<br />
Maatregel<br />
Controleer de aansluitingen.<br />
Vervang de slang met de slangklemmen.<br />
Vervang de slang met de slangklemmen.<br />
Vervang de stuurpomp.<br />
1-10 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Storingstabellen<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Lekkende pers- of retourleiding.<br />
Lekkende aansluiting van de pers- of retourleiding.<br />
Lekkend reservoir.<br />
Lekkende stuurpomp.<br />
Lekkend stuurhuis.<br />
Het vet dat zich achter de stofring van de<br />
sectoras of van de ingaande as bevindt, heeft<br />
een te laag smeltpunt.<br />
Het lijkt of het stuurhuis lekt, maar het is<br />
gesmolten vet.<br />
KLACHT: LEKKAGE VAN STUUROLIE<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de leidingen en leidingaansluitingen.<br />
Zet de leidingen goed vast.<br />
Vernieuw de leiding.<br />
Controleer het reservoir.<br />
Controleer de afdichting van het pomphuis en van<br />
de plug aan de achterzijde van de stuurpomp.<br />
Controleer de afdichtingen van het stuurhuis op<br />
lekkage.<br />
Vervang het vet door vet met een smeltpunt van<br />
>130°C.<br />
0015 1-11<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Storingstabellen SB 120<br />
GELUID<br />
Opmerking<br />
De stuurinrichting produceert altijd geluid.<br />
Normale geluiden:<br />
- een sissend geluid in het stuurhuis tijdens het<br />
sturen. De geluidsterkte is afhankelijk van de<br />
systeemdruk.<br />
- een toenemende geluidsterkte tijdens het<br />
openen van het eindbegrenzingsventiel.<br />
- een maximale geluidsterkte tijdens het openen<br />
van het drukbegrenzingsventiel.<br />
KLACHT: STUURPOMP PRODUCEERT EEN GIEREND GELUID TIJDENS HET STUREN<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Te laag olieniveau, waardoor de stuurpomp lucht<br />
aanzuigt.<br />
Lucht in de stuurolie.<br />
Aanzuigleiding geknikt of bekneld.<br />
De aanzuigopening in het reservoir is<br />
(gedeeltelijk) geblokkeerd.<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer het olieniveau.<br />
Vul olie bij en controleer op lekkage.<br />
Controleer de olie op de aanwezigheid van lucht<br />
(schuimvorming).<br />
Ontlucht het systeem en spoor de oorzaak op.<br />
Controleer de aanzuigleiding.<br />
Controleer de aanzuigopening in het reservoir.<br />
KLACHT: DE STUURPOMP PRODUCEERT EEN AFWIJKEND GELUID BIJ STATIONAIR MOTOR-<br />
TOERENTAL. DE GELUIDSTERKTE NEEMT TOE BIJ EEN TOENEMEND MOTORTOERENTAL.<br />
Stuurpomp is versleten.<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Maatregel<br />
Vervang de stuurpomp.<br />
Vervang de stuurolie.<br />
Reinig het reservoir en de leidingen.<br />
Vervang het filter.<br />
1-12 0015
7 DIAGNOSE<br />
SB 120 Storingstabellen<br />
KLACHT: TIJDENS HET STUREN IS HET GELUID VAN METAAL<br />
OP METAAL HOORBAAR.<br />
Mogelijke oorzaak<br />
Stuurhuis, stuurstoel of pitmanarm zit los.<br />
Speling in een kogelkop van de stuur- of spoorstang.<br />
Delen van de stuurinrichting lopen aan.<br />
PRELIMINARY<br />
Maatregel<br />
Controleer de bevestiging van de onderdelen.<br />
Trek de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment<br />
na.<br />
Controleer de kogelkoppen.<br />
Vernieuw de kogelkop.<br />
Draai de stuurinrichting voorzichtig van aanslag<br />
naar aanslag en controleer het mechanische<br />
gedeelte van de stuurinrichting op aanlopen.<br />
0015 1-13<br />
1
1<br />
DIAGNOSE 7<br />
Storingstabellen SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
1-14 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................. 1-1 ....... 0015<br />
2. TECHNISCHE GEGEVENS ........................................................................................... 2-1 ....... 0015<br />
3. SPECIAAL GEREEDSCHAP......................................................................................... 3-1 ....... 0015<br />
4. SYSTEEMBESCHRIJVING ........................................................................................... 4-1 ....... 0015<br />
5. CONTROLEREN EN AFSTELLEN ................................................................................ 5-1 ....... 0015<br />
5.1 Controleren stuurinrichting met manometer ....................................................... 5-1 ....... 0015<br />
5.2 Controleren stuurinrichting met testkoffer .......................................................... 5-4 ....... 0015<br />
5.3 Aftappen, vullen en ontluchten van het systeem ................................................ 5-11 ..... 0015<br />
0015 1<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Veiligheidsvoorschriften<br />
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN<br />
Algemeen<br />
De stuurinrichting is een van de meest veiligheidskritische<br />
onderdelen van een voertuig. Behandel<br />
daarom tijdens onderhouds- en reparatiewerkzaamheden<br />
de stuurinrichting ook als<br />
zodanig. Werk altijd zeer schoon, zelfs het minste<br />
vuil in het systeem kan een storing veroorzaken.<br />
- Werkzaamheden aan de stuurinrichting mogen<br />
uitsluitend worden uitgevoerd door ervaren<br />
monteurs die de daarvoor benodigde cursussen<br />
hebben gevolgd.<br />
- Zet alle verbindingen met de voorgeschreven<br />
aanhaalmomenten vast.<br />
- Controleer de leidingaansluiting na het vastzetten<br />
altijd op lekkage.<br />
- In het geval van een aanrijding waarbij het<br />
stuurhuis of andere delen van de stuurinrichting<br />
(mogelijk) zijn geraakt, moet het stuurhuis ter<br />
inspectie aan DAF BUS worden aangeboden of<br />
worden vervangen. Deze maatregel geldt ook<br />
indien er geen uiterlijke schade waarneembaar<br />
is. Door de aanrijding kan het stuurhuis inwendig<br />
zijn beschadigd, waardoor het stuurhuis<br />
onbetrouwbaar is geworden.<br />
De overige (mogelijk) getroffen onderdelen van<br />
de stuurinrichting zoals stuur- en spoorstangen,<br />
stuur- en spoorstangarmen, stuurstoel,<br />
pitmanarm en de bevestiging van de<br />
genoemde delen controleren op vervormingen,<br />
scheuren, breuken, enz.<br />
Indien mogelijk, moeten de delen gemagnafluxt<br />
worden.<br />
Beschadigde onderdelen altijd vervangen, ook<br />
als daarover slechts twijfel bestaat.<br />
- Vervang de onderdelen uitsluitend door originele<br />
DAF BUS-onderdelen.<br />
- Neem geen risico en vervang ook bij twijfel het<br />
onderdeel.<br />
- Lassen aan stuurinrichting-onderdelen is<br />
verboden.<br />
- Het richten van stuurinrichting-onderdelen is<br />
verboden.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1-1<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Veiligheidsvoorschriften SB 120<br />
- Een slecht afgesteld drukpunt beinvloedt de<br />
stuureigenschappen van het voertuig nadelig.<br />
- Maak altijd een proefrit, nadat er werkzaamheden<br />
aan de stuurinrichting zijn uitgevoerd.<br />
Wees tijdens deze proefrit bedacht op het niet<br />
optimaal functioneren van de stuurinrichting.<br />
PRELIMINARY<br />
1-2 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Technische gegevens<br />
2. TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Stuurhuis TRW TAS 55<br />
Maximum systeemdruk : 150 + 10 bar<br />
Maximaal toelaatbare omloopdruk van<br />
de stuurinrichting bij een<br />
stuurolietemperatuur van 50°C : 5 bar<br />
Eindbegrenzingsdruk bij een<br />
stuurolietemperatuur van 50°C en<br />
een motortoerental van<br />
1200 - 1400 omw/min : maximaal 80 bar<br />
Maximaal toelaatbare inwendige speling<br />
van het stuurhuis met een geblokkeerde<br />
pitmanarm : 4,5° op de ingaande as<br />
Maximaal toelaatbare inwendige lekkage<br />
in het stuurhuis : 2,5 l/min<br />
Stuurpomp Sauer Sundstrand (tandempomp)<br />
Stuurpompopbrengst bij een<br />
stuurolietemperatuur van 50°C - 55°C<br />
(Viscositeit 20 cst) : 16,0 l/min.<br />
Aanhaalmomenten<br />
Aanhaalmoment moer stuurwiel : 65 ± 5 Nm<br />
PRELIMINARY<br />
0015 2-1<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Technische gegevens SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2-2 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Speciaal gereedschap<br />
3. SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
0535996 0535653<br />
Benaming Toepassing DAF BUS nr.<br />
Vulstuk 15 mm Testen van hydraulische 0535996<br />
stuurinrichting<br />
Manometer Controleren van drukken 0535653<br />
in de hydraulische stuurinrichting<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-1<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Speciaal gereedschap SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
3-2 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Systeembeschrijving<br />
4. SYSTEEMBESCHRIJVING<br />
1. Reservoir<br />
2. Filter<br />
3. Aanzuigleiding<br />
4. Stuurpomp<br />
5. Persleiding<br />
6. Stuurhuis<br />
7. Retourleiding<br />
8. Aanzuigleiding ventilatoraandrijving<br />
P Aansluiting persleiding<br />
R Aansluiting retourleiding<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-1<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Systeembeschrijving SB 120<br />
Uitvoering<br />
Het hydraulische gedeelte van de stuurinrichting<br />
bestaat uit een reservoir (1) met filter (2), de stuurpomp<br />
(4) en het stuurhuis (6).<br />
De stuurpomp (4) is een tandempomp, deze<br />
bestaat ook nog uit een pomp voor de ventilatoraandrijving.<br />
Ook het reservoir (1) en filter (2) is<br />
gedeeld met de ventilatoraandrijving.<br />
Werking<br />
Vanuit het boven de stuurpomp (4) geplaatste<br />
reservoir (1) loopt de olie door de aanzuigleiding (3)<br />
naar de stuurpomp (4).<br />
De stuurpomp (4) is uitgevoerd als tandwielpomp,<br />
en voert de olie door de persleiding (5) naar het<br />
stuurhuis (6).<br />
Vanaf het stuurhuis (6) wordt de olie door de<br />
retourleiding (7) naar het reservoir (1) teruggevoerd.<br />
In de retourleiding heerst altijd een geringe druk.<br />
Bij de maximale pompopbrengst gaat ca. 1/3gedeelte<br />
van de olie door het filter (2) en ca. 2/3 van<br />
de olie komt direct in het reservoir (1) terecht.<br />
De druk in de persleiding (5) wisselt en is afhankelijk<br />
van de kracht waarmee gestuurd wordt. Als er<br />
niet wordt gestuurd, heerst er in de persleiding de<br />
omloopdruk.<br />
Wordt er gestuurd, dan kan de druk in de persleiding<br />
oplopen tot de waarde, waarop het overdrukventiel<br />
is afgesteld.<br />
Deze maximale druk kan optreden, als er met een<br />
stilstaand voertuig op een stroef wegdek wordt<br />
gestuurd of als het voertuig met een wiel bijvoorbeeld<br />
tegen de stoeprand staat en er gestuurd<br />
wordt.<br />
Bij de maximale druk ontstaat er in de stuurinrichting<br />
een grote energie-overdracht, waarbij veel<br />
warmte vrijkomt. Houdt deze situatie te lang aan,<br />
dan kan door de warmte-ontwikkeling de stuurpomp<br />
worden beschadigd.<br />
De stuurpomp is in staat gedurende een korte tijd<br />
een zeer hoge druk te ontwikkelen (afhankelijk van<br />
het type pomp tot ca. 300 bar). Door deze zeer<br />
hoge druk kunnen delen van de stuurinrichting<br />
overbelast raken of zelfs afbreken.<br />
Een drukbegrenzingsventiel heeft tot taak de<br />
stuurinrichting te beveiligen tegen een te hoge druk.<br />
Het is niet toegestaan de systeemdruk te verhogen.<br />
Het drukbegrenzingsventiel bevindt zich in het<br />
stuurhuis. Dit is te controleren aan de hand van het<br />
PRELIMINARY<br />
4-2 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Systeembeschrijving<br />
typeplaatje op het stuurhuis.<br />
Staat op het typeplaatje een druk vermeld, dan<br />
bevindt zich in de betreffende component een<br />
drukbegrenzingsventiel.<br />
Het kan zeer gevaarlijk zijn, en is<br />
daarom verboden, zonder toestemming<br />
van DAF BUS het stuurhuis of<br />
de stuurpomp te vervangen door<br />
een van een ander type. In het<br />
geval dat het oorspronkelijke type<br />
niet meer verkrijgbaar is, zal DAF<br />
BUS een ander goedgekeurd type<br />
leveren.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-3<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Systeembeschrijving SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
4-4 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
5. CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
5.1 CONTROLEREN STUURINRICHTING MET<br />
MANOMETER<br />
Met behulp van een manometer kan een snelle<br />
controle van de stuurinrichting worden uitgevoerd.<br />
Dit kan dezelfde meter zijn als die welke ook<br />
gebruikt wordt voor het afstellen van de<br />
eindbegrenzingsventielen, zie het hoofdstuk “Speciaal<br />
gereedschap”.<br />
Met enkel een manometer kunnen slechts een<br />
beperkt aantal metingen worden verricht. Voor het<br />
testen van de stuurpomp (opbrengst in l/min. bij<br />
een bepaalde druk) en de conditie van het stuurhuis<br />
(inwendige afdichtingen, spelingen) is een testkoffer<br />
noodzakelijk.<br />
Wordt met behulp van de manometer de oorzaak<br />
niet gevonden, dan moet de stuurinrichting met<br />
behulp van de testkoffer worden gediagnostiseerd.<br />
Blokkeer het voertuig zodanig, dat<br />
dit niet van de krik of van de draaiplaten<br />
kan glijden.<br />
Wees voorzichtig bij het aanbrengen<br />
van het 15 mm vulstuk tussen<br />
de afstelbout en het aanslagpunt<br />
van de as, omdat bij deze handeling<br />
gevaar voor beknelling van<br />
ledematen bestaat.<br />
Alvorens u de manometer aansluit:<br />
1. Stuurhuisbevestiging testen.<br />
- Motortoerental stationair.<br />
- Met korte rukken aan het stuurwiel trekken.<br />
- Stuurhuis mag niet bewegen.<br />
2. Hydraulische middenstand testen.<br />
- Krik de vooras op.<br />
- Pitmanarm in de middenstand.<br />
- Motortoerental 1200 - 1400 omw/min.<br />
- Pitmanarm mag niet uit zichzelf gaan bewegen.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-1<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
Testen met de manometer<br />
1. Sluit de manometer aan op het T-stuk in de<br />
persleiding.<br />
Zorg ervoor, dat de manometer zo snel mogelijk<br />
wordt aangesloten, om te voorkomen dat er<br />
lucht in het systeem komt.<br />
Controleer na het aansluiten van de meter het<br />
stuuroliepeil in het reservoir en vul, indien<br />
nodig, bij.<br />
2. Warm de stuurolie op de onderstaande manier<br />
op, totdat de slangen minimaal handwarm zijn.<br />
- Krik de vooras op.<br />
- Het motortoerental instellen op 1200 - 1400<br />
omw/min.<br />
- De stuurinrichting 5 seconden maximaal<br />
insturen, waarbij de druk niet boven de 50<br />
bar mag komen.<br />
- Laat het stuurwiel 5 seconden los.<br />
- Ga hiermee door, totdat de vereiste temperatuur<br />
bereikt is.<br />
3. Omloopdruk meten<br />
- Motor stationair laten lopen.<br />
- Lees de manometer af. De omloopdruk is<br />
afhankelijk van het type stuurhuis, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
4. Controle vooras<br />
- Laat de motor stationair lopen.<br />
- Plaats deugdelijke draaiplaten onder de<br />
bestuurbare wielen van het voertuig.<br />
- Draai met het stuurwiel de stuurinrichting<br />
rustig vanuit de middenstand naar de beide<br />
maximale wielinslagen.<br />
- Lees de manometer tijdens het insturen af.<br />
- De druk moet gelijkmatig oplopen.<br />
5. Maximale systeemdruk testen<br />
PRELIMINARY<br />
5-2 0015<br />
02245B
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
- Laat de motor stationair lopen.<br />
- Draai de stuurinrichting in en plaats een<br />
vulstuk van 15 mm, zie het hoofdstuk “Speciaal<br />
gereedschap”, tussen de afstelbout en<br />
het aanslagpunt van de as.<br />
- Plaats een aanwijzende momentsleutel op<br />
de moer van het stuurwiel en trek met een<br />
moment van 45 Nm aan de momentsleutel.<br />
- Lees de maximale druk af op de manometer<br />
(maximale druk niet langer dan 5 seconden<br />
aanhouden). Vergelijk de gemeten waarde<br />
met de vermelde waarde, zie het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Als de gemeten waarde meer dan 10%<br />
afwijkt van de vermelde waarde, moet de<br />
oorzaak hiervan worden onderzocht met<br />
behulp van de testkoffer.<br />
- Herhaal de meting met het vulstuk van 15<br />
mm aan de andere zijde van de vooras.<br />
- Trek de moer van het stuurwiel na met het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
PRELIMINARY<br />
45Nm<br />
45Nm<br />
03000B<br />
0015 5-3<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
5.2 CONTROLEREN STUURINRICHTING MET<br />
TESTKOFFER<br />
Met behulp van de testkoffer is het mogelijk:<br />
- de conditie van de stuurinrichting in haar<br />
geheel periodiek te onderzoeken<br />
- bij niet goed functioneren van de stuurinrichting<br />
een betrouwbare diagnose te stellen.<br />
Controle met behulp van een manometer geeft<br />
alleen informatie over de drukken in het systeem,<br />
wat in een aantal gevallen voldoende kan zijn om de<br />
fout te vinden. Men verkrijgt echter geen informatie<br />
over de conditie van de stuurpomp (opbrengst) en<br />
de conditie van het stuurhuis (inwendige lekkage).<br />
Dit resulteert in de praktijk vaak in het onnodig<br />
vervangen van de stuurpomp en/of het stuurhuis.<br />
Elektronische testkoffer “Servotest 550”<br />
De hier beschreven controle wordt uitgevoerd met<br />
de testkoffer “Servotest 550”. Het is ook mogelijk,<br />
de stuurinrichting te testen met andere testapparatuur,<br />
waarmee dezelfde metingen kunnen<br />
worden uitgevoerd als met de “Servotest 550”.<br />
De testkoffer wordt met behulp van slangen in de<br />
persleiding van de stuurpomp naar het stuurhuis<br />
aangesloten.<br />
In de leidingaansluiting “Eingang” bevindt zich een<br />
filter dat, afhankelijk van de vervuiling van de olie,<br />
van tijd tot tijd gereinigd moet worden.<br />
De testkoffer “Servotest 550” bestaat uit de volgende<br />
onderdelen:<br />
1. Aansluiting “Eingang” (ingang)<br />
2. Aansluiting “Ausgang” (uitgang)<br />
3. Aansluiting “Tank”<br />
4. Kraan<br />
5. Sperventiel (Drossel)<br />
6. Drukbegrenzingsventiel 120/150 bar<br />
(omschakelbaar)<br />
7. Opbrengstmeter 0,01 - 100 l/min<br />
8. Schakelaar voor opbrengstmeter<br />
9. Lagedruk-manometer 0-25 bar<br />
10. Hogedruk-manometer 0-250 bar<br />
11. Temperatuurmeter 0-120°C.<br />
Blokkeer het voertuig zodanig, dat<br />
dit niet van de krik of van de draai-<br />
PRELIMINARY<br />
100 150<br />
50 200<br />
250<br />
5-4 0015<br />
9<br />
10<br />
11<br />
1<br />
3<br />
5<br />
10 15<br />
5 20<br />
25<br />
6<br />
4<br />
01054B<br />
7 8<br />
2
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
platen kan glijden.<br />
Wees voorzichtig bij het aanbrengen<br />
van het 15 mm vulstuk tussen<br />
de afstelbout en het aanslagpunt<br />
van de as, omdat bij deze handeling<br />
gevaar voor beknelling van<br />
ledematen bestaat.<br />
Gebruik uitsluitend koppelingen en<br />
slangen die berekend zijn op de<br />
maximale systeemdruk.<br />
Alvorens u de testkoffer aansluit:<br />
1. Reinig de leidingaansluiting van de persleiding<br />
aan het stuurhuis.<br />
2. Stuurhuisbevestiging testen.<br />
- Motortoerental stationair.<br />
- Met korte rukken aan het stuurwiel trekken.<br />
- Stuurhuis mag niet bewegen.<br />
3. Hydraulische middenstand testen.<br />
- Krik de vooras op.<br />
- Pitmanarm in de middenstand.<br />
- Motortoerental 1200 - 1400 omw/min.<br />
- Pitmanarm mag niet uit zichzelf gaan<br />
bewegen.<br />
4. Plaats deugdelijke draaiplaten onder de bestuurbare<br />
wielen van het voertuig.<br />
Aansluiten van de testkoffer<br />
1. Controleer of van de “Servotester 550” het<br />
sperventiel (5) helemaal is gesloten, de kraan<br />
(4) helemaal is geopend en de instel-<br />
mogelijkheid (6) van het drukbegrenzingsventiel<br />
op 150 bar staat ingesteld.<br />
2. Verwijder de persleiding van het stuurhuis. Zorg<br />
ervoor, dat er zo weinig mogelijk stuurolie<br />
wegloopt.<br />
PRELIMINARY<br />
100 150<br />
50 200<br />
250<br />
0015 5-5<br />
9<br />
10<br />
11<br />
1<br />
3<br />
5<br />
10 15<br />
5 20<br />
25<br />
6<br />
4<br />
01054B<br />
7 8<br />
2<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
3. Verbind de slang die op de aansluiting<br />
“Eingang” van de testkoffer is aangesloten met<br />
het leidinggedeelte dat van de stuurpomp af<br />
komt.<br />
4. Verbind de slang die op de aansluiting<br />
“Ausgang” van de testkoffer is aangesloten,<br />
met het stuurhuis.<br />
5. Hang de slang die vanaf de aansluiting “Tank”<br />
komt, in het reservoir. Maak deze slang aan<br />
het reservoir vast en zorg ervoor, dat het<br />
uiteinde van de slang onder het<br />
olie-oppervlakte blijft (om te schuimvorming<br />
voorkomen).<br />
6. Controleer het stuuroliepeil en vul zo nodig bij.<br />
7. Start de motor en houd het stuuroliepeil in de<br />
gaten.<br />
8. Ontlucht het systeem door de motor gedurende<br />
2 minuten op het stationaire toerental te<br />
laten draaien. Controleer regelmatig het stuuroliepeil<br />
en vul zo nodig bij. Stuur<br />
gedurende deze 2 minuten niet.<br />
Stuurolie op testtemperatuur brengen<br />
1. Laat de motor stationair lopen.<br />
2. Draai de kraan (4) langzaam dicht, totdat de<br />
manometer (10) een druk van 50 bar aangeeft.<br />
3. Wacht, totdat de temperatuurmeter (11) een<br />
waarde aangeeft van 50°C.<br />
4. Draai de kraan (4) weer geheel open.<br />
Opmerking<br />
- Controleer tijdens de metingen regelmatig de<br />
temperatuur van de stuurolie en warm zo nodig<br />
de stuurolie volgens de bovenstaande manier<br />
weer op.<br />
- Indien tijdens de metingen een afwijkende<br />
waarde wordt gevonden, moet eerst de oorzaak<br />
hiervan worden opgespoord en vervolgens<br />
worden verholpen, voordat de volgende meting<br />
wordt uitgevoerd.<br />
Omloopdruk meten<br />
1. Laat de motor stationair lopen.<br />
PRELIMINARY<br />
5-6 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
2. Draai de kraan (4) helemaal open.<br />
3. De omloopdruk wordt aangegeven door de<br />
manometer (9). Vergelijk de gemeten waarde<br />
met de maximaal toegestane waarde, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
Controle vooras<br />
1. Laat de motor stationair lopen.<br />
2. Controleer of de kraan (4) volledig is geopend.<br />
3. Draai met het stuurwiel de stuurinrichting<br />
rustig vanuit de middenstand naar de beide<br />
maximale wielinslagen.<br />
4. De benodigde stuurdruk moet gelijkmatig<br />
oplopen.<br />
Maximale systeemdruk meten<br />
1. Laat de motor stationair lopen.<br />
2. Draai de stuurinrichting in en plaats het vulstuk<br />
van 15 mm, zie het hoofdstuk<br />
“Speciaal gereedschap”, tussen de afstelbout<br />
en het aanslagpunt van de as.<br />
PRELIMINARY<br />
100 150<br />
50 200<br />
250<br />
0015 5-7<br />
9<br />
10<br />
11<br />
1<br />
3<br />
5<br />
10 15<br />
5 20<br />
25<br />
6<br />
4<br />
01054B<br />
7 8<br />
2<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
3. Plaats een aanwijzende momentsleutel op de<br />
moer van het stuurwiel en trek met een moment<br />
van 45 Nm aan de momentsleutel.<br />
4. Lees de druk af die de manometer (10) aangeeft<br />
(maximale druk niet langer dan 5 seconden<br />
aanhouden) en vergelijk de gemeten<br />
waarde met de vermelde waarde, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
5. Herhaal de meting met het vulstuk van 15 mm<br />
aan de andere zijde van de vooras.<br />
Eindbegrenzingsdruk meten<br />
1. Draai de stuurinrichting maximaal in.<br />
2. Breng het motortoerental op 1200 - 1400 omw/<br />
min.<br />
3. Plaats een aanwijzende momentsleutel op de<br />
moer van het stuurwiel en trek met een<br />
moment van 45 Nm aan de momentsleutel.<br />
4. De manometer (10) geeft de eindbegrenzingsdruk<br />
aan.<br />
5. Vergelijk de gemeten waarde met de opgegeven<br />
waarde, zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”.<br />
6. Voer de meting ook voor de andere zijde van de<br />
as uit.<br />
Maximale pompdruk testen<br />
1. Controleer of het drukbegrenzingsventiel (6) op<br />
150 bar staat ingesteld.<br />
2. Draai bij een stationair lopende motor de kraan<br />
(4) langzaam dicht, totdat de maximumdruk op<br />
meter (10) is bereikt. Deze maximumdruk mag<br />
hoogstens 5 seconden worden gehandhaafd.<br />
De inwendige delen van de pomp worden<br />
anders te sterk verwarmd. Dit heeft vroegtijdige<br />
slijtage van de pomp tot gevolg.<br />
Bij 150 bar wordt de druk begrensd door het in<br />
de testkoffer ingebouwde<br />
drukbegrenzingsventiel.<br />
Opmerking<br />
Draai bij een gesloten kraan (4) nooit aan het<br />
stuurwiel. De pomp of de testkoffer kunnen<br />
door piekdrukken beschadigd worden.<br />
3. Open de kraan (4).<br />
PRELIMINARY<br />
100 150<br />
50 200<br />
250<br />
45Nm<br />
45Nm<br />
03000B<br />
5-8 0015<br />
9<br />
10<br />
11<br />
1<br />
3<br />
5<br />
10 15<br />
5 20<br />
25<br />
6<br />
4<br />
01054B<br />
7 8<br />
2
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
4. Vergelijk de gemeten waarde met de opgegeven<br />
waarde, zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”.<br />
Pompopbrengst meten<br />
1. Schakel de opbrengstmeter (7) in met de<br />
schakelaar (8).<br />
2. Stel het motortoerental in op 1200 - 1400 omw/<br />
min.<br />
3. Draai de kraan (4) zo ver dicht, dat de<br />
manometer (10) de bij de pompopbrengst<br />
vermelde druk aangeeft, zie het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
4. Lees op de opbrengstmeter (7) de pompopbrengst<br />
af en vergelijk deze waarde met de<br />
opgegeven waarde, zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”.<br />
Stroombegrenzingsventiel van de stuurpomp<br />
testen<br />
1. Schakel met de schakelaar (8) de opbrengstmeter<br />
(7) in.<br />
2. Voer het motortoerental langzaam op, totdat de<br />
opbrengstmeter (7) niet meer oploopt. Controleer<br />
of de opbrengst stabiel is.<br />
3. Verhoog en verlaag het motortoerental, controleer<br />
of de opbrengst regelmatig oploopt en<br />
vervolgens stabiel blijft.<br />
4. Draai de kraan (4) langzaam dicht totdat de<br />
druk op de manometer (10) is opgelopen tot<br />
ca. 50 bar. Controleer tijdens het dichtdraaien<br />
van de kraan, of de wijzer van de manometer<br />
(10) sterk gaat schommelen.<br />
Inwendige lekkage van het stuurhuis meten<br />
1. Controleer of de verbinding tussen de aansluiting<br />
“Tank” en het stuuroliereservoir is gemaakt.<br />
De aansluiting op het reservoir moet<br />
doorlopen tot op de bodem van het reservoir,<br />
om schuimvorming te voorkomen.<br />
2. Open het sperventiel (5).<br />
3. Sluit de kraan (4) helemaal.<br />
PRELIMINARY<br />
100 150<br />
50 200<br />
250<br />
0015 5-9<br />
9<br />
10<br />
11<br />
1<br />
3<br />
5<br />
10 15<br />
5 20<br />
25<br />
6<br />
4<br />
01054B<br />
7 8<br />
2<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
4. Regel met het sperventiel (5) de druk af op 30<br />
bar onder de maximale systeemdruk.<br />
5. Open de kraan (4) volledig.<br />
6. Schakel met de schakelaar (8) de opbrengstmeter<br />
(7) in.<br />
7. Draai de stuurinrichting in en plaats het vulstuk<br />
van 15 mm, zie het hoofdstuk “Speciaal gereedschap”,<br />
tussen de afstelbout en het<br />
aanslagpunt van de as.<br />
8. Plaats een aanwijzende momentsleutel op de<br />
moer van het stuurwiel en trek met een moment<br />
van 45 Nm aan de momentsleutel.<br />
9. Lees de hoeveelheid lekolie af en vergelijk deze<br />
met de maximale toelaatbare hoeveelheid<br />
lekolie, zie het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
10. Voer de meting ook voor de andere wielinslag<br />
uit.<br />
11. Voer in het geval van een “hakende” stuurinrichting<br />
de test ook nog een keer uit met een<br />
ingestelde druk van 15 - 30 bar.<br />
Controle bevestiging stuurwielmoer<br />
Omdat mogelijk de moer van het stuurwiel met de<br />
momentsleutel wordt losgedraaid, moet de moer<br />
van het stuurwiel met het voorgeschreven aanhaalmoment<br />
worden nagetrokken, zie het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Verwijderen van de testkoffer<br />
1. Verwijder de slangen en sluit de persleiding op<br />
het stuurhuis aan.<br />
2. Controleer het stuuroliepeil en vul, indien<br />
nodig, bij.<br />
3. Ontlucht het systeem, zie de paragraaf “Aftappen,<br />
vullen en ontluchten van het systeem”.<br />
4. Controleer de leidingaansluitingen op lekkage.<br />
5. Verwijder de krik.<br />
PRELIMINARY<br />
45Nm<br />
45Nm<br />
03000B<br />
5-10 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
5.3 AFTAPPEN, VULLEN EN ONTLUCHTEN<br />
VAN HET SYSTEEM<br />
Vermijd om huidletsel te voorkomen,<br />
onnodig contact met de<br />
afgetapte olie<br />
De stuurolie dient te worden afgetapt na schade aan<br />
de stuurpomp, vervuiling van de stuurolie, water in de<br />
stuurolie of ernstige schuimvorming van de stuurolie<br />
door het aanzuigen van lucht.<br />
Aftappen<br />
1. Maak de aansluitingen bij de oliekoeler,<br />
tandempomp, stuurhuis en oliereservoir<br />
schoon.<br />
2. Krik de vooras op.<br />
3. Plaats een opvangbak onder het af te tappen<br />
onderdeel/component.<br />
4. Verwijder de vuldop (5) op het oliereservoir,<br />
koppel de leidingen (3,4) van de tandempomp<br />
los en tap de olie af van het stuursysteem en<br />
ventilatoraandrijving.<br />
5. Neem de leidingen van de oliekoeler (1,2) los<br />
en tap de olie af.<br />
6. Verwijder de retourleiding (6) van het stuurhuis<br />
(7).<br />
7. Draai het stuurwiel langzaam van aanslag tot<br />
aanslag, totdat er geen olie meer uit de leidingaansluiting<br />
stroomt.<br />
8. Breng de losgenomen leiding(en) aan.<br />
9. Vernieuw het filter in het reservoir.<br />
De afgetapte hydraulische olie<br />
mag niet meer gebruikt worden.<br />
Bewaar deze hydraulische olie<br />
gescheiden van overige afgetapte<br />
oliën en biedt de olie ter verwerking<br />
aan een daartoe bevoegde<br />
instantie aan.<br />
PRELIMINARY<br />
0015<br />
Let erop, dat het reservoir tijdens<br />
het vullen en ontluchten altijd<br />
gevuld blijft met olie, om te voorkomen<br />
dat de beide pompen lucht<br />
aanzuigen, waardoor schuimvorming<br />
in de olie zal ontstaan.<br />
5-11<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
1. Oliekoeler (Uit)<br />
2. Oliekoeler (In)<br />
3. Stuurpomp (In)<br />
4. Hydropomp (In)<br />
5. Vuldop<br />
6. Stuurhuis retourleiding<br />
7. Stuurhuis<br />
8. Hydraulisch olie reservoir<br />
9. Tandempomp<br />
10. Oliekoeler<br />
11. Thermostaatklep<br />
PRELIMINARY<br />
5-12 0015
7 STUURINRICHTING ALGEMEEN<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
Lucht in het hydraulisch systeem<br />
kan ernstige schade aan de<br />
tandempomp veroorzaken. Tevens<br />
kan er hierdoor, soms slechts af en<br />
toe, "haken" van de stuurinrichting<br />
optreden.<br />
Lucht in het hydraulisch systeem is<br />
ook hoorbaar aan een gierend<br />
geluid, wanneer het stuurwiel<br />
wordt verdraaid of de ventilator<br />
draait.<br />
Tap bij ernstige schuimvorming<br />
alle hydraulische olie af.<br />
Lokaliseer en verhelp de lekkage,<br />
waarna het systeem weer gevuld<br />
en ontlucht kan worden.<br />
Vullen/ontluchten<br />
1. Het stuurhuis is uitgerust met een automatische<br />
ontluchting. Deze ontluchting werkt<br />
echter alleen, als in het systeem de omloopdruk<br />
heerst.<br />
2. Vul het reservoir tot aan de rand met schone<br />
voorgeschreven hydraulische olie. Wacht even<br />
en vul het reservoir weer tot de rand bij.<br />
3. Torn de motor circa 2 seconden met behulp<br />
van de startmotor. Let erop, dat het reservoir<br />
gevuld blijft. Stop het tornen onmiddellijk, als<br />
het niveau te laag dreigt te worden.<br />
Vul hydraulische olie bij.<br />
4. Torn de motor circa 10 seconden met behulp<br />
van de startmotor. Let erop, dat het reservoir<br />
gevuld blijft. Stop het tornen onmiddellijk, als<br />
het niveau te laag dreigt te worden.<br />
5. Vul hydraulische olie bij tot de bovenste<br />
merkstreep op het reservoir.<br />
6. Herhaal de handelingen bij de punten 4 en 5,<br />
totdat het hydraulisch olieniveau niet meer<br />
zakt.<br />
7. Krik de vooras zover op, dat de wielen<br />
vrijkomen van de grond.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-13<br />
2
2<br />
STUURINRICHTING ALGEMEEN 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
Opmerking:<br />
Indien de mogelijkheid bestaat dat de<br />
eindbegrenzingsventielen niet correct zijn ingesteld,<br />
doordat bijvoorbeeld de maximale wielinslag is<br />
vergroot, dan moeten deze ventielen eerst correct<br />
worden ingesteld, zie werkplaatsinstructie.<br />
8. Start de motor en draai, met een stationair<br />
draaiende motor, het stuurwiel langzaam<br />
(ca. een 1/2 stuuromwenteling per seconde)<br />
links- en rechtsom, totdat de maximale<br />
wielinslag wordt bereikt. Ga hiermee door,<br />
totdat het olieniveau niet meer zakt.<br />
Let op het hydraulisch olieniveau.<br />
9. Laat de motor nog gedurende 2 minuten op<br />
stationair toerental draaien. Stuur gedurende<br />
deze 2 minuten niet.<br />
10. Controleer bij een draaiende motor het<br />
hydraulisch olieniveau en vul zo nodig bij tot<br />
het maximum niveau.<br />
11. Stop de motor. Het hydraulisch olieniveau mag<br />
hoogstens 2 cm boven de max. merkstreep<br />
stijgen. Als het hydraulisch olieniveau meer<br />
stijgt dan 2 cm, bevindt zich nog lucht in het<br />
systeem.<br />
12. Breng de vuldop aan op het reservoir en laat de<br />
vooras zakken.<br />
13. Controleer de leidingaansluitingen op lekkage.<br />
14. Maak een proefrit. Controleer hierna het<br />
hydraulisch olieniveau en controleer de leidingaansluitingen<br />
op lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
5-14 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS ........................................................................................ 1-1 ....... 0015<br />
2. SPECIAAL GEREEDSCHAP...................................................................................... 2-1 ....... 0015<br />
3. ALGEMEEN ................................................................................................................ 3-1 ....... 0015<br />
3.1 Werking TRW stuurhuis ................................................................................ 3-1 ....... 0015<br />
4. CONTROLEREN EN AFSTELLEN ............................................................................. 4-1 ....... 0015<br />
4.1 Controleren en afstellen eindbegrenzingsventielen ....................................... 4-1 ....... 0015<br />
4.2 Controleren en afstellen drukpunt ................................................................. 4-12 .... 0015<br />
4.3 Controleren lekindicator zijdeksel ................................................................. 4-14 .... 0015<br />
4.4 Controleren inwendige weerstand stuurhuis.................................................. 4-14 .... 0015<br />
5 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN .......................................................................... 5-1 ....... 0015<br />
5.1 Verwijderen en aanbrengen stuurhuis compleet ........................................... 5-1 ....... 0015<br />
5.2 Verwijderen en aanbrengen pitmanarm ......................................................... 5-4 ....... 0015<br />
5.3 Verwijderen en aanbrengen pakking zijdeksel .............................................. 5-7 ....... 0015<br />
5.4 Verwijderen en aanbrengen keerring ingaande as ......................................... 5-11 ..... 0015<br />
5.5 Verwijderen en aanbrengen drukbegrenzingsventiel ...................................... 5-14 .... 0015<br />
0015 1<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Technische gegevens<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Aanhaalmomenten<br />
Aanhaalmomenten in Nm.<br />
De aanhaalmomenten gelden uitsluitend voor gedipte schroefdraadverbindingen.<br />
PRELIMINARY<br />
A. Kroonmoer stuurstang 230 ± 15 Nm<br />
B. Bout klembeugel stuurstang 80 ± 10 Nm<br />
C. Kroonmoer stuurstang 260 ± 15 Nm<br />
D. Bevestigingsbouten stuurhuis 460 ± 10 Nm<br />
E. Pitmanarmmoer 700 ± 35 Nm<br />
F. Borgbouten koppeling stuurstang 52 ± 4 Nm<br />
G. Borgbouten koppeling stuurstang 52 ± 4 Nm<br />
0015 1-1<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Technische gegevens SB 120<br />
AANHAALMOMENTEN<br />
(tussen haakjes de pos.nrs., zie onderdelentekening):<br />
Borgmoer eindbegrenzingsventiel (9) : 75±5 Nm<br />
Bout (10) : 75±5 Nm<br />
Bevestigingsbouten stuurhuis : 460±10 Nm<br />
Pitmanarmmoer (11) : 700±35 Nm<br />
Bevestigingsbouten zijdeksel (3) : 170±5 Nm<br />
Borgmoer stelbout op sectoras (1) : 57±3 Nm<br />
Afdichtplug overdrukventiel (18) : 40 Nm<br />
Afdichtplug(en) (21), (22) : 40 Nm<br />
Stuurhuis type TRW TAS 55<br />
De laatste drie cijfers van het type-nummer op het indentificatieplaatje van het stuurhuis geeft de<br />
uitvoering weer. Bijvoorbeeld TAS-55611<br />
UITVOERING 611<br />
Overbrengverhouding 20,4:1<br />
Max. pitmanarmverdraaing 84°<br />
Max. aantal stuurwiel omwentelingen 4,4<br />
Max. lekolie bij 115-120 bar 2,5 l/min<br />
Overdrukventiel in stuurhuis ingebouwd<br />
Max. druk : 150 +10 bar<br />
Worm : RHD: rechtse spoed<br />
Hydraulisch draaimoment : maximum 3990 Nm (bij 90% rendement)<br />
Eindbegrenzingsventielen<br />
Eindbegrenzingsdruk, bij een stuurolie-temperatuur<br />
van 50°C en een motortoerental van<br />
: automatisch<br />
1200-1400 omw/min. : maximaal 80 bar<br />
Maximale doorstromingshoeveelheid : 26,5 l/min<br />
PRELIMINARY<br />
Inwendige weerstand stuurhuis<br />
Inwendige weerstand buiten het drukpunt<br />
(doordraaimoment) : maximaal 270 Ncm<br />
Weerstand verhoging in het drukpunt : 80 - 120 Ncm<br />
Axiale speling ingaande as : niet toegestaan<br />
Radiale speling ingaande as : maximaal 1,5 mm<br />
Olie<br />
Maximum temperatuur : 100°C<br />
Type : ATF A suffix A of ATF type DEXTRON III<br />
met geldig approval nr.<br />
Vet<br />
Type : S-M1C 1021-B, Beslux-1021-B<br />
1-2 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Technische gegevens<br />
PRELIMINARY<br />
Opmerking<br />
Het vervangen van pakking (4) en keerring (25) is toegestaan, het vervangen van overige onderdelen niet.<br />
0015 1-3<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Technische gegevens SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
1-4 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Speciaal gereedschap<br />
2. SPECIAALGEREEDSCHAP<br />
0535653<br />
Manometer voor het afstellen van<br />
de eindbegrenzingsventielen<br />
0535996<br />
Afstelkaliber voor controle van de maximale<br />
systeemdruk<br />
1306317<br />
Inbusafstelschroef<br />
Pitmanarmtrekker<br />
A: 0535891<br />
B: 0694786<br />
C: 0694916<br />
PRELIMINARY<br />
01114B<br />
1240095<br />
Stempel aanbrengen keerring wormas<br />
0015 2-1<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Speciaal gereedschap SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2-2 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Algemeen<br />
3. ALGEMEEN<br />
3.1 WERKING TRW STUURHUIS<br />
1. Bevestigingspen torsiestaaf<br />
2. Ingaande as<br />
3. Drukbegrenzingsventiel<br />
4. Deksel<br />
5. Torsiestaaf<br />
6. Stuurventiel<br />
7. Huis<br />
8. Bevestigingspen torsiestaaf<br />
9. Eindbegrenzingsventiel<br />
PRELIMINARY<br />
10. Kogelmoer<br />
11. Sectoras<br />
12. Wormas<br />
13. Zuiger<br />
14. Eindbegrenzingsventiel<br />
15. Huis<br />
16. Bout<br />
17. Instelbout, eindbegrenzingsventielen<br />
De bovenstaande afbeelding is de<br />
dwarsdoorsnede van het stuurhuis.<br />
0015 3-1<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Algemeen SB 120<br />
Het TRW stuurhuis heeft een mechanische<br />
overbrenging die hydraulisch wordt bekrachtigd.<br />
Mechanische overbrenging<br />
Indien de hydraulische bekrachtiging uitvalt,<br />
wordt het koppel wat op de ingaande as (2) wordt<br />
uitgeoefend mechanisch op de stuurstang overgebracht.<br />
De ingaande as (2) en de wormas (12)<br />
kunnen tenopzichte van elkaar verdraaien. Deze<br />
verdraaiing wordt beperkt door een aanslag.<br />
Tijdens het sturen zonder hydraulische bekrachtiging<br />
wordt de stuurkracht die op de ingaande as (2)<br />
wordt uitgeoefend door middel van de aanslag op de<br />
wormas (12) overgebracht. De kogelmoer (10) zet<br />
de roterende beweging van de wormas om in de<br />
lineaire beweging van de zuiger (13). De vertanding<br />
van de zuiger (13) verdraait de sectoras (11) met de<br />
daarop bevestigde pitmanarm.<br />
Omdat de vertanding van de sectoras (11) en de<br />
zuiger (13) bij rechtuit rijden constant met elkaar in<br />
aangrijping zijn, zal er lichte slijtage kunnen ontstaan<br />
die tandspeling kan veroorzaken. Om<br />
deze tandspeling op te kunnen heffen is de<br />
sectoras in axiale richting instelbaar met een<br />
stelbout. Door deze stelmogelijkheid kunnen de<br />
schuine tanden van de sectoras (11) dieper in de<br />
tanden van zuiger (13) gedrukt worden waardoor<br />
de eventuele speling wordt opgeheven.<br />
De vertanding van de sectoras (11) is zodanig<br />
uitgevoerd dat de tand die in de middenstand<br />
van het stuurhuis in aangrijping is met de tanden<br />
van de zuiger, iets hoger is dan de andere tanden.<br />
Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat, als de<br />
speling in de middenstand van het stuurhuis is<br />
gecorrigeerd, de zuiger in de andere standen zou<br />
gaan klemmen.<br />
Hydraulische bekrachtiging<br />
De oliestroom in het stuurhuis wordt geregeld door<br />
het stuurventiel (6). Het stuurventiel (6) wordt<br />
gevormd door een huis (7) die op de ingaande as<br />
(2) is bevestigd en de kamer in de wormas (12).<br />
Aan de buitenzijde van het huis (7) zijn een aantal<br />
uitsparingen aangebracht. In de kamer van de<br />
wormas (12) komen de pers- en retourleiding en<br />
de kanalen naar de cilinderhelften uit.<br />
Door de uitsparingen van het huis (7) kunnen de<br />
pers- en retourleiding met de kanalen naar de<br />
cilinderhelften worden verbonden.<br />
Wordt het huis (7) ten opzichte van de kamer in<br />
PRELIMINARY<br />
3-2 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Algemeen<br />
de wormas (12) verdraaid, dan wordt een<br />
cilinderhelft met de persleiding verbonden en de<br />
andere cilinderhelft met de retourleiding.<br />
Wordt de ingaande as (2) de andere kant op gedraaid<br />
dan wordt door de huis (7) de pers- en de<br />
retourleidingaansluiting naar de cilinderhelften<br />
verwisseld.<br />
Doordat tijdens het insturen het stuurventiel (6)<br />
de oliestroom naar een zijde van de zuiger gaat<br />
vergroten en de andere zijde van de zuiger met<br />
de retourleiding verbindt, kan de olie niet meer<br />
door het stuurhuis circuleren. Het resultaat is<br />
dat aan een zijde van de zuiger druk wordt<br />
opgebouwd waardoor de zuiger wordt verplaatst.<br />
Wordt er niet gestuurd dan staat het stuurventiel (6)<br />
in de neutrale positie. In de neutrale positie is de<br />
oliestroom naar de linkerzijde en de rechterzijde<br />
van de zuiger (13) zodanig afgeregeld, dat de door<br />
de olie op de zuiger uitgeoefende krachten gelijk<br />
zijn. De zuiger (13) zal dus niet bewegen. Men<br />
noemt deze situatie de “hydraulische<br />
middenstand” van het stuurhuis en de oliedruk<br />
die op dat moment heerst wordt de omloopdruk<br />
genoemd.<br />
Tijdens de fabrikage van het stuurhuis wordt de<br />
neutrale positie van het stuurhuis bepaald en<br />
deze instelling is niet te veranderen.<br />
Tussen de ingaande as (2) en de wormas (12) is<br />
een torsiestaaf (5) aangebracht, die door middel<br />
van pennen (1) en (8) met de ingaande as (2) en de<br />
wormas (12) is verbonden.<br />
Tijdens het insturen verdraait de ingaande as (2)<br />
ten opzichte van de wormas (12) waardoor de<br />
torsiestaaf (5) tordeert. De torsiestaaf (5) zorgt<br />
ervoor, dat wanneer er op de ingaande as geen<br />
koppel meer wordt uitgeoefend (er niet verder<br />
ingestuurd wordt) de ingaande as (2) weer de<br />
neutrale positie ten opzichte van de wormas (12)<br />
in neemt. Het stuurventiel (6) neemt daardoor ook<br />
weer de neutrale positie in en de hydraulische<br />
bekrachtiging is uitgeschakeld.<br />
De afbeelding A toont de oliestroom door het<br />
stuurhuis tijdens de hydraulische middenstand.<br />
De afbeeldingen B en C tonen de oliestroom tijdens<br />
het insturen.<br />
(De afbeelding naast de doorsnede van het<br />
stuurhuis toont de dwarsdoorsnede van het<br />
stuurventiel (6)).<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-3<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Algemeen SB 120<br />
Afbeelding A<br />
PRELIMINARY<br />
Afbeelding B<br />
3-4 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Algemeen<br />
Ontluchting<br />
Het stuurhuis is zelfontluchtend.<br />
Tijdens de omloopdruk ontlucht het stuurhuis<br />
zich zelf.<br />
Bij een hogere systeemdruk wordt de ontluchting<br />
gesloten.<br />
Drukbegrenzing<br />
Het drukbegrenzingsventiel (positie (3) in de<br />
dwarsdoorsnede afbeelding) beveiligt het<br />
systeem tegen een te hoge systeemdruk.<br />
Wordt de ingestelde druk van het ventiel bereikt,<br />
dan opent het ventiel waardoor de persleiding met<br />
de retourleiding wordt verbonden.<br />
Afbeelding C<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-5<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Algemeen SB 120<br />
Eindbegrenzing<br />
Voor het reduceren van de systeemdruk bij<br />
de maximum wielinslag zijn er twee<br />
eindbegrenzingsventielen (3) en (8) in de zuiger<br />
aangebracht, zie de afbeelding.<br />
De stiften (2) en (9) van de<br />
eindbegrenzingsventielen raken hun aanslagpunt<br />
voordat de maximale wielinslag wordt bereikt.<br />
De stift drukt de klep (5) open en de beide cilinderhelften<br />
worden met elkaar verbonden, waardoor de<br />
systeemdruk afneemt.<br />
De stift (2) van het eindbegrenzingsventiel (3) raakt<br />
het deksel (1) en de stift (9) van het<br />
eindbegrenzingsventiel (8) raakt de stelbout (10).<br />
Het instellen van de eindbegrenzingsventielen<br />
gebeurt bij een nieuw stuurhuis automatisch.<br />
De eindbegrenzingsventielen zijn met behulp<br />
van spanbussen (4) in de zuiger bevestigd,<br />
waardoor de ventielen in de zuiger verschuifbaar<br />
zijn.<br />
Bij een nieuw stuurhuis steken de<br />
eindbegrenzingsventielen zover uit de zuiger,<br />
dat deze ruim voor het bereiken van de maximale<br />
wielinslag tegen de aanslagpunten komen (het<br />
deksel en de stelbout).<br />
PRELIMINARY<br />
3-6 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Algemeen<br />
De eerste keer dat het stuurhuis maximaal<br />
wordt ingestuurd (zowel linksom als rechtsom)<br />
-met een correcte op maximum wielinslag<br />
afgestelde vooras- worden de<br />
eindbegrenzingsventielen op de juiste diepte in<br />
de zuiger gedrukt, waardoor de ventielen correct<br />
worden ingesteld.<br />
Indien de wielinslag moet worden verkleind<br />
(bijvoorbeeld doordat er grotere banden zijn<br />
gemonteerd), dient de instelling van de<br />
eindbegrenzingsventielen te worden gereset.<br />
Dit gebeurt op de onderstaande manier:<br />
- Met het stuurhuis in de middenstand wordt de<br />
stelbout (10) verder in het stuurhuis gedraaid.<br />
- Door de zuiger richting stelbout (10) te<br />
bewegen, raakt het eindbegrenzingsventiel (8)<br />
de stelbout (10) waardoor het ventiel (8) dieper<br />
in de zuiger wordt gedrukt. Tussen de beide<br />
eindbegrenzingsventielen (3) en (8) is een<br />
afstandsstift (7) aangebracht.<br />
Wanneer het ventiel (8) dieper in de zuiger<br />
wordt gedrukt, raakt het ventiel de stift (7) en<br />
de stift drukt vervolgens het ventiel (3)<br />
gedeeltelijk uit de zuiger.<br />
- Door de zuiger tot aan de maximale wielinslag<br />
richting deksel (1) te bewegen, raakt het<br />
eindbegrenzingsventiel (3) het deksel en het<br />
ventiel wordt op de juiste diepte in de zuiger<br />
gedrukt. Hiermee staat het ventiel (3) weer<br />
correct ingesteld. Tevens wordt tijdens deze<br />
handeling het eindbegrenzingsventiel (8)<br />
gedeeltelijk uit de zuiger gedrukt.<br />
- Het eindbegrenzingsventiel (8) wordt<br />
vervolgens met de stelbout (10) weer correct<br />
ingesteld.<br />
Zie voor de afstelprocedure van de<br />
eindbegrenzingsventielen het hoofdstuk<br />
“Controleren en afstellen”.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-7<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Algemeen SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
3-8 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
4 CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
4.1 CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
EINDBEGRENZINGSVENTIELEN<br />
Controleren eindbegrenzingsventielen<br />
1. Sluit de manometer, zie het hoofdstuk<br />
“Speciaal gereedschap”, aan op het T-stuk dat<br />
zich in de persleiding bevindt.<br />
Zorg ervoor, dat de manometer zo snel mogelijk<br />
wordt aangesloten, om te<br />
voorkomen, dat er lucht in het systeem komt.<br />
Controleer na het aansluiten van de meter het<br />
stuuroliepeil in het reservoir en vul zo nodig bij.<br />
2. Ontlucht de stuurinrichting. Laat daartoe de<br />
motor gedurende ca. 2 minuten stationair<br />
draaien, zonder te sturen.<br />
3. Krik de vooras op.<br />
4. Warm de stuurolie op onderstaande manier op<br />
totdat de slangen minimaal handwarm zijn.<br />
- Het motortoerental instellen op 1200 - 1400<br />
omw/min.<br />
- De stuurinrichting 5 seconden maximaal<br />
insturen, waarbij de druk niet boven de 50<br />
bar mag komen.<br />
- Laat het stuurwiel 5 seconden los.<br />
- Ga hiermee door, totdat de vereiste<br />
temperatuur bereikt is.<br />
Opmerking<br />
Indien de stuurolie te koud is, worden<br />
aanmerkelijk hogere drukken gemeten.<br />
5. Draai het stuurwiel geheel naar links.<br />
6. Breng het motortoerental op 1200 - 1400 omw/<br />
min.<br />
7. Plaats een aanwijzende momentsleutel op de<br />
moer van het stuurwiel en trek met een moment<br />
van 45 Nm aan de momentsleutel.<br />
Opmerking<br />
Laat de druk nooit hoger oplopen dan de<br />
maximaal toegestane eindbegrenzingsdruk.<br />
Loopt de druk te hoog op, dan eerst het ventiel<br />
afstellen, voordat de meting wordt hervat.<br />
PRELIMINARY<br />
45Nm<br />
45Nm<br />
0015 03000B 4-1<br />
02245B<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
8. De manometer geeft de eindbegrenzingsdruk<br />
aan. Vergelijk de gemeten waarde met de<br />
vermelde maximaal toegestane waarde, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
Houd de druk niet langer dan 5 seconden aan.<br />
Valt de gemeten waarde buiten de toegestane<br />
waarden, dan moet het eindbegrenzings-ventiel<br />
opnieuw worden ingesteld.<br />
9. Voer de meting nogmaals uit met het stuurwiel<br />
geheel naar rechts gedraaid.<br />
De drukken behoeven links en rechts niet gelijk<br />
te zijn.<br />
10. Verwijder de krik.<br />
11. Verwijder de manometer.<br />
12. Controleer na het verwijderen van de<br />
manometer het stuuroliepeil in het reservoir en<br />
vul zo nodig bij.<br />
13. Ontlucht de stuurinrichting. Laat daartoe de<br />
motor gedurende ca. 2 minuten stationair<br />
draaien, zonder te sturen.<br />
14. Trek de moer van het stuurwiel na met het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
Afstellen eindbegrenzingsventielen<br />
Er zijn 3 verschillende afstelprocedures.<br />
Procedure A, te hanteren indien:<br />
- een nieuw of gereviseerd stuurhuis wordt<br />
aangebracht.<br />
Procedure B, te hanteren indien:<br />
- de wielinslag vergroot is en de<br />
eindbegrenzingsventielen nog nooit volgens de<br />
procedure C zijn ingesteld.<br />
Procedure C, te hanteren indien:<br />
- de wielinslag is verkleind.<br />
- de wielinslag is vergroot en als de<br />
eindbegrenzingsventielen al eens volgens de<br />
procedure C zijn ingesteld.<br />
- de ingaande as van het stuurhuis meer dan 1,5<br />
omwenteling is verdraaid, voordat het stuurhuis<br />
met de stuurstang aan de stuurinrichting is<br />
verbonden.<br />
PRELIMINARY<br />
4-2 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
Opmerking:<br />
Een stuurhuis waarvan de eindbegrenzingsventielen<br />
al eens volgens<br />
procedure C zijn afgesteld is te herkennen aan het<br />
ontbreken van de fabrieksmatig aangebrachte<br />
laklaag op het uitstekende draadeind van de instelbout.<br />
Afstellen volgens procedure A<br />
De stuuras (ingaande as) mag niet<br />
meer dan 1,5 omwenteling vanuit<br />
het midden verdraaid worden,<br />
voordat het stuurhuis definitief op<br />
zijn plaats zit en de stuurstang is<br />
aangesloten. De eindbegrenzingsventielen<br />
kunnen anders te ver in<br />
de zuiger schuiven.<br />
1. Zorg ervoor, dat de bevestigingsbouten van het<br />
stuurhuis en van de stuurstoel met het juiste<br />
aanhaalmoment zijn vastgezet, zie het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
2. De pitmanarm en stuurstang moeten aangebracht<br />
zijn.<br />
3. Controleer, voordat de stuurstang wordt aangebracht<br />
de wielinslag van de vooras. Corrigeer<br />
zo nodig de wielinslag met de wielaanslagbouten<br />
op de fusees, zie het hoofdstuk “Controleren<br />
en afstellen” van “VOORAS”.<br />
4. Laat de motor stationair draaien.<br />
5. Draai het stuur geheel linksom en geheel<br />
rechtsom.<br />
De beide eindbegrenzingsventielen zijn nu op<br />
de juiste plaats in de zuiger van het stuurhuis<br />
gedrukt, en hebben daarmee zichzelf ingesteld.<br />
6. Zet de motor af.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-3<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
Afstellen volgens procedure B<br />
Zorg dat het voertuig onbeladen is.<br />
1. De wielinslag moet met de wielaanslagbouten<br />
op de fusees zijn vergroot, zie het hoofdstuk<br />
"Controleren en afstellen" van<br />
"VOORAS(SEN)".<br />
2. Laat de motor stationair draaien.<br />
3. Draai het stuur geheel linksom en geheel<br />
rechtsom.<br />
4. Zet de motor af.<br />
De complete eindbegrenzingsventielen zijn nu op<br />
de juiste plaats in de zuiger van het stuurhuis<br />
gedrukt, en hebben daarmee zichzelf ingesteld.<br />
PRELIMINARY<br />
4-4 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
Afstellen volgens procedure C<br />
- De wielinslag moet met de aanslagbouten op<br />
de fusees zijn verkleind, zie het hoofdstuk<br />
"Controleren en afstellen" van de "VOORAS".<br />
- Het instellen van de eindbegrenzingsventielen<br />
dient te gebeuren met een onbeladen<br />
voertuig!!<br />
- Zet de motor af.<br />
Hef het voertuig bij de vooras op en zet de<br />
wielen in de rechtuit stand, ondersteun de<br />
vooras zodanig dat deze op rijhoogte staat.<br />
- Neem de stuurstang bij de vooras los.<br />
Voorinstelling eindbegrenzingsventielen<br />
1. Indien het stuurhuis is voorzien van een bout<br />
moet deze worden verwijderd en worden vervangen<br />
door de inbusafstelschroef (onderdeelnummer.<br />
1306317). Draai de inbusafstelschroef<br />
(3) voorzien van een nieuwe afdichtring (1) in<br />
het stuurhuis totdat er nog ca. 25 mm draad uit<br />
de borgmoer (2) steekt. Zet de borgmoer vast.<br />
Indien het stuurhuis al is voorzien van een<br />
stelbout (3), verwijder de borgmoer (2) met de<br />
afdichtring (1) en reinig de schroefdraad.<br />
Breng een nieuwe afdichtring aan en zet de<br />
borgmoer vast.<br />
2. Hef het voertuig bij de vooras op en zet de<br />
wielen in de rechtuit stand, ondersteun de<br />
vooras zodanig dat deze op rijhoogte staat.<br />
3. Neem de stuurstang bij de vooras los.<br />
4. Sluit de manometer, zie het hoofdstuk<br />
"Speciaal gereedschap" aan op de testaansluiting<br />
welke zich in de persleiding bevindt.<br />
Zorg dat het aansluiten van de<br />
manometer zo snel mogelijk gebeurt om te<br />
voorkomen dat er lucht in het systeem komt.<br />
Controleer na het aansluiten van de meter het<br />
stuuroliepeil in het reservoir en vul indien nodig<br />
bij.<br />
5. Ontlucht de stuurinrichting. Laat daartoe<br />
zonder te sturen de motor ca. 2 minuten<br />
stationair draaien.<br />
6. Warm de stuurolie op onderstaande manier op<br />
totdat de slangen minimaal handwarm zijn.<br />
- Het motortoerental instellen op 1200 - 1400<br />
omw/min.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-5<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
- De stuurinrichting 5 seconden maximaal<br />
insturen, waarbij de druk niet boven de 50<br />
bar mag komen.<br />
- Laat het stuurwiel 5 seconden los.<br />
- Ga hiermee door totdat de vereiste<br />
temperatuur bereikt is.<br />
Opmerking:<br />
Indien de stuurolie te koud is, worden<br />
aanmerkelijk hogere drukken gemeten.<br />
7. Stop de motor.<br />
8. Draai de stelbout (3) in het stuurhuis totdat de<br />
bovenzijde van de stelbout gelijk ligt met de<br />
bovenzijde van de borgmoer (2).<br />
Draai de borgmoer vast met het juiste aanhaalmoment,<br />
zie technische gegevens.<br />
Opmerking:<br />
Het kan in sommige gevallen noodzakelijk<br />
zijn de sectoras (pitmanarm) iets te<br />
bewegen vanuit de middenstand om de<br />
inbustapeind in het eindbegrenzingsventiel<br />
te kunnen laten vallen. Zet daarna<br />
het stuur weer in de middenstand.<br />
PRELIMINARY<br />
4-6 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
9. Draai met een stilstaande motor het stuurwiel<br />
geheel linksom totdat een weerstand wordt<br />
gevoeld.<br />
(Hierdoor verplaatst de zuiger zich richting<br />
inbusafstelschroef.)<br />
Plaats een momentsleutel op de moer van het<br />
stuurwiel en draai met de momentsleutel de<br />
stuurinrichting verder in totdat een moment van<br />
50 Nm wordt bereikt.<br />
De eindbegrenzingsventielen worden met deze<br />
handeling in de "reset" positie gedrukt.<br />
10. Verwijder de momentsleutel en draai de stuurinrichting<br />
in de middenstand.<br />
11. Breng de stuurstang aan in de pitmanarm, zie<br />
het hoofdstuk "Verwijderen en aanbrengen" van<br />
de "Vooras".<br />
PRELIMINARY<br />
RHD<br />
0015 4-7<br />
LHD<br />
02254B<br />
50Nm<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
12. Draai de borgmoer los en draai de inbusafstelschroef<br />
25-27 mm uit.<br />
Draai de moer stevig vast, ervoor zorgend dat<br />
de inbusafstelschroef niet verdraaid.<br />
De bout mag niet meer dan 27 mm<br />
uitsteken om voldoende draad over<br />
te houden om in het huis te kunnen<br />
schroeven. Een grotere maat kan<br />
leiden tot verlies van de bout en<br />
daarmee van stuurkracht.<br />
13. Draai nu de moer aan met het juiste<br />
aanhaalmoment, zie technische gegevens.<br />
14. Start de motor en laat deze stationair draaien.<br />
15. Draai het stuurwiel geheel rechtsom tot tegen<br />
de aanslag. Plaats een momentsleutel op de<br />
moer van het stuurwiel en trek met een moment<br />
van 35 Nm aan de momentsleutel. De<br />
manometer mag maximaal 80 bar aangeven.<br />
Met deze handeling wordt het eindbegrenzingsventiel<br />
wat zijn aanslagpunt tegen<br />
het deksel van het stuurhuis heeft weer correct<br />
ingesteld.<br />
PRELIMINARY<br />
4-8 0015<br />
LHD<br />
RHD<br />
02256B<br />
35Nm
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
16. Laat de motor stationair draaien en draai het<br />
stuurwiel geheel linksom tot tegen aanslag.<br />
Laat de druk hierbij niet hoger oplopen dan ca.<br />
100 bar en houd tijdens het instellen deze druk<br />
niet langer aan dan 5 sec.<br />
17. Draai, met het stuurwiel tegen de aanslag, de<br />
borgmoer een slag los en draai de stelbout in,<br />
terwijl de borgmoer wordt vastgehouden. Draai<br />
de stelbout in totdat de druk wordt afgebouwd<br />
tot maximaal 80 bar. Hiermee wordt het<br />
eindbegrenzingsventiel, wat zijn aanslagpunt<br />
tegen de stel bout heeft, weer correct ingesteld.<br />
18. Stel het motortoerental in op 1200 - 1400<br />
toeren, de einbegrenzingsdruk mag niet hoger<br />
worden dan 80 bar.<br />
Draai de stelbout nog verder in indien de druk<br />
te hoog is.<br />
Opmerking:<br />
Draai de stelbout niet verder in als nodig is,<br />
anders kan de eerder bereikte instelling van het<br />
andere eindbegrenzingsventiel verloren gaan en<br />
moet de afstelprocedure van voren af aan worden<br />
herhaald.<br />
Tevens bestaat de kans dat het eindbegrenzingsventiel<br />
te vroeg opent waardoor de druk te snel<br />
wordt afgebouwd en de maximale wielinslag niet<br />
wordt bereikt.<br />
PRELIMINARY<br />
RHD<br />
0015 4-9<br />
LHD<br />
02257B<br />
max.<br />
100 bar<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
19. Zet de borg moer vast met het voorgeschreven<br />
aanhaalmoment.<br />
20. Draai het stuurwiel geheel rechtsom tot tegen<br />
aanslag, stel het motortoerental in op 1200 -<br />
1400 toeren en controleer de<br />
eindbegrenzingsdruk.<br />
21. Meet de lengte op die de stelbout uit het<br />
stuurhuis steekt (de afstand A in de<br />
afbeelding), de totale lengte mag niet meer<br />
bedragen dan 31 mm.<br />
Steekt de stelbout verder uit het stuurhuis dan<br />
de toegestane afstand, dan is niet de juiste<br />
lengte stelbout toegepast of de<br />
eindbegrenzingsventielen zijn niet correct<br />
afgesteld.<br />
Meet in dat geval de totale lengte van de<br />
stelbout op en herhaal de instelprocedure.<br />
22. Verwijder de krik.<br />
De stelbout mag niet meer dan de<br />
voorgeschreven lengte uit het<br />
stuurhuis steken, dit om voldoende<br />
draad in het huis over te houden.<br />
Een grotere maat kan leiden tot<br />
verlies van de bout en daarmee<br />
van stuurkracht.<br />
23. Verwijder de manometer.<br />
24. Controleer na het verwijderen van de meter het<br />
stuuroliepeil in het reservoir en vul indien nodig<br />
bij.<br />
25. Ontlucht de stuurinrichting.<br />
Laat daartoe zonder te sturen de motor gedurende<br />
ca. 2 minuten stationair draaien.<br />
26. Trek de moer van het stuurwiel na met het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
PRELIMINARY<br />
4-10 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
Opmerking:<br />
Als de wielinslag naderhand nog eens wordt<br />
veranderd, nadat de ventielen op bovenstaande<br />
wijze zijn ingesteld, moet de gehele procedure<br />
worden herhaald.<br />
Wanneer eenmaal de<br />
inbusafstelbout met moer gemonteerd<br />
is en de wielinslag handmatig<br />
is ingesteld, dient procedure<br />
C herhaald te worden na het verkleinen<br />
of vergroten van de wieluitslag<br />
d.m.v de wielaanslagbouten.<br />
Dit om ervoor te zorgen dat beide<br />
eindbegrenzingsventielen correct<br />
afgesteld zijn.<br />
De stuuras (ingaande as) mag niet<br />
meer dan 1,5 omwenteling vanuit<br />
het midden verdraaid worden,<br />
voordat het stuurhuis definitief op<br />
zijn plaats zit en de stuurstang is<br />
aangesloten. De eindbegrenzingsventielen<br />
kunnen anders te ver in<br />
de zuiger schuiven.<br />
Als men er niet zeker van is dat de<br />
eindbegrenzingsventielen niet te<br />
ver verschoven zijn moet na de<br />
eerste montage worden gecontroleerd<br />
of de eindbegrenzingsdruk<br />
naar links en rechts kleiner is dan<br />
80 bar is. Als dit niet zo is, handel<br />
dan volgens<br />
procedure B.<br />
OPMERKING:<br />
Correct afgestelde eindbegrenzingsventielen zorgen<br />
voor het automatisch ontluchten van het stuurhuis<br />
wat resulteert in een verlenging van de levensduur.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-11<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
4.2 CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
DRUKPUNT<br />
Controleren<br />
1. Plaats de sectoras in de middenpositie, door<br />
de merktekens (A) op sectoras en ingaande as<br />
samen te laten vallen met de tekens (B) op het<br />
stuurhuis, zie de afbeelding.<br />
2. Verwijder de stuurstang van de pitmanarm, zie<br />
het hoofdstuk “Verwijderen en aanbrengen” van<br />
“VOORAS”.<br />
Opmerking<br />
Bij een verwijderde stuurstang mag de ingaande as<br />
van het stuurhuis niet meer dan 1,5 omwenteling<br />
maken, geteld vanaf de middenpositie. Dit om de<br />
eindbegrenzingsventielen niet te verstellen.<br />
3. Controleer aan de hand van de merktekens of<br />
de sectoras nog in de middenpositie staat.<br />
4. Pak de pitmanarm vast en voel, in de<br />
bewegingsrichting van de pitmanarm, of er<br />
speling aanwezig is. Let erop, dat de ingaande<br />
as niet meer dan 1,5 omwenteling maakt,<br />
geteld vanaf de middenpositie.<br />
Er mag in de middenpositie van het stuurhuis<br />
geen speling aanwezig zijn. Buiten de middenpositie<br />
van het stuurhuis mag wel speling<br />
aanwezig zijn.<br />
5. Indien wel spelingvoelbaar is, dan kan deze<br />
met de stelbout (1) worden opgeheven.<br />
Afstellen drukpunt<br />
1. Controleer aan de hand van de merktekens of<br />
de sectoras nog in de middenpositie staat.<br />
2. Draai de borgmoer (2) een slag los.<br />
3. Draai de stelbout (1) een slag los, zodat er een<br />
duidelijke voelbare speling ontstaat.<br />
PRELIMINARY<br />
4-12 0015<br />
B<br />
A<br />
01115B
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
4. Draai de stelbout (1) langzaam rechtsom tot<br />
geen speling meer wordt gevoeld aan de<br />
pitmanarm. Hiervoor mag geen groter koppel<br />
dan 15 Nm gebruikt worden.<br />
5. Draai de stelbout nog 1/4 tot 1/2 omwenteling<br />
verder rechtsom.<br />
Wanneer de stelbout te ver<br />
rechtsom wordt gedraaid, zal het<br />
stuurwiel na een bocht niet meer<br />
uit zichzelf in de middenstand<br />
terugkeren. De stuurkracht rond de<br />
middenstand wordt groter en de<br />
rechtuitloop van het voertuig wordt<br />
slechter.<br />
6. Draai de borgmoer (2) vast met het voorgeschreven<br />
aanhaalmoment, let op dat de stelbout<br />
(1) niet meedraait.<br />
7. Controleer aan de pitmanarm of de speling nu<br />
verdwenen is. Links en rechts vanuit de middenstand<br />
van de ingaande as mag<br />
een 1/4 omwenteling geen speling voelbaar<br />
zijn.<br />
8. Indien nog speling voelbaar is, dient de afstelprocedure<br />
te worden herhaald.<br />
9. Breng de stuurstang op de pitmanarm aan, zie<br />
het hoofdstuk “Verwijderen en aanbrengen” van<br />
“VOORAS”.<br />
10. Maak een proefrit en controleer de rechtuitloop<br />
van het voertuig en het terugkeren van het<br />
stuurwiel in de middenstand na een bocht.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-13<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
4.3 CONTROLEREN LEKINDICATOR<br />
ZIJDEKSEL<br />
- In het zijdeksel is een kunststof plug aangebracht,<br />
zie de pijl in de afbeelding.<br />
- Indien langs deze plug stuurolie lekt is dit een<br />
teken dat de inwendige keerring van de<br />
sectoras lekt.<br />
- Het is niet toegestaan deze keerring te vervangen.<br />
Vervang het stuurhuis.<br />
Het is verboden:<br />
- De kunststof plug met een<br />
afdichtmiddel of met lijm in het<br />
zijdeksel aan te brengen.<br />
- Een extra laklaag over de<br />
fabrieksmatig aangebrachte<br />
laklaag aan te brengen.<br />
- Het pluggat op een andere<br />
manier dan met de plug af te<br />
dichten.<br />
Wanneer de lekolie afkomstig van<br />
de sectoraskeerring niet via het<br />
pluggat kan ontsnappen, bestaat<br />
de kans op uitval van het stuurhuis.<br />
4.4 CONTROLEREN INWENDIGE WEERSTAND<br />
STUURHUIS<br />
Controleren inwendige weerstand<br />
1. Plaats een bak onder het stuurhuis, reinig de<br />
leidingaansluitingen en verwijder de stuurolieleidingen<br />
van het stuurhuis.<br />
Vang de uitstromende stuurolie op en dicht de<br />
vrijgekomen openingen van de leidingen af.<br />
2. Draai het stuurwiel van aanslag tot aanslag<br />
totdat er geen olie meer uit het stuurhuis komt.<br />
De leidingaansluitingen op het stuurhuis niet<br />
afdichten.<br />
3. Verwijder de stuurstang van de pitmanarm, zie<br />
het hoofdstuk “Verwijderen en<br />
aanbrengen” van VOORAS.<br />
4. Verwijder de stuurkolomas van de ingaande as<br />
van het stuurhuis.<br />
PRELIMINARY<br />
4-14 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
5. Plaats een weerstandsmomentmeter op de<br />
ingaande as van het stuurhuis en meet tot<br />
maximaal 1,5 omwenteling aan weerszijde van<br />
de middenstand het weerstandmoment op.<br />
Opmerking:<br />
Bij een verwijderde stuurstang mag de ingaande as<br />
van het stuurhuis niet meer dan 1,5 omwenteling<br />
maken, geteld vanaf de middenpositie, dit om de<br />
eindbegrenzingsventielen niet te verstellen.<br />
6. Vergelijk de gemeten waarde met de maximaal<br />
toegestane waarde.<br />
De inwendige weerstand buiten het drukpunt is<br />
niet af te stellen.<br />
7. Breng de leidingen op het stuurhuis aan.<br />
8. Breng de stuuras op de ingaande as van het<br />
stuurhuis zodanig aan, dat de gleuf in de<br />
koppeling samenvalt met het merkteken op de<br />
ingaande as van het stuurhuis.<br />
Voorzie de bout van de koppeling van een<br />
nieuwe zelfborgende moer en zet deze vast<br />
met het voorgeschreven aanhaalmoment.<br />
9. Breng de stuurstang aan, zie het hoofdstuk<br />
Verwijderen en aanbrengen” van VOORAS.<br />
10. Vul en ontlucht de stuurinrichting, zie het<br />
hoofdstuk “Controleren en afstellen” van<br />
“STUURINRICHTING ALGEMEEN”.<br />
11. Indien de mogelijkheid bestaat dat de ingaande<br />
as van het stuurhuis bij een verwijderde stuurstang<br />
meer dan 1,5 omwenteling is verdraaid,<br />
geteld vanaf de middenpositie, dan moeten de<br />
eindbegrenzingsdrukken worden gecontroleerd,<br />
zie het hoofdstuk “Controleren en afstellen”.<br />
12. Maak een proefrit, controleer hierbij de<br />
werking van de stuurinrichting en controleer na<br />
de proefrit op lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-15<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
4-16 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
5. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
5.1 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN STUUR-<br />
HUIS COMPLEET<br />
In het geval van een aanrijding<br />
waarbij het stuurhuis of andere<br />
delen van de stuurinrichting<br />
(mogelijk) zijn geraakt, moet het<br />
stuurhuis ter inspectie aan DAF<br />
BUS worden aangeboden of worden<br />
vervangen. Deze maatregel<br />
geldt ook indien er geen uiterlijke<br />
schade waarneembaar is. Door de<br />
aanrijding kan het stuurhuis<br />
inwendig zijn beschadigd, waardoor<br />
het onbetrouwbaar is<br />
geworden.<br />
Verwijderen stuurhuis<br />
1. Reinig het stuurhuis en de directe omgeving<br />
ervan.<br />
2. Zet de stuurinrichting in de middenpositie.<br />
Controleer dit aan de hand van de<br />
merktekens op het stuurhuis.<br />
3. Verwijder de stuurolieleidingen van het stuurhuis.<br />
Vang de uitstromende stuurolie op en<br />
dicht de vrijgekomen openingen van de leidingen<br />
en op het stuurhuis af, om te<br />
voorkomen dat vuil kan binnendringen.<br />
4. Verwijder de stuurstang (4) uit de pitmanarm<br />
(5), zie het hoofdstuk “Verwijderen en<br />
aanbrengen” van “VOORAS”.<br />
Opmerking<br />
Bij een verwijderde stuurstang mag de<br />
ingaande as van het stuurhuis niet meer dan 1,5<br />
omwenteling maken, geteld vanaf de middenpositie.<br />
Dit om de eindbegrenzingsventielen niet te verstellen.<br />
5. Verwijder de stuuras (3) van de ingaande as<br />
van het stuurhuis.<br />
6. Draai de bouten (1) van het stuurhuis enkele<br />
slagen los.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-1<br />
B<br />
A<br />
01115B<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
7. Let op, het stuurhuis weegt ca. 35 kg.<br />
Ondersteun het stuurhuis (6) op een verantwoorde<br />
manier.<br />
8. Verwijder de bevestigingsbouten (1) van het<br />
stuurhuis (werk hierbij met tweeen).<br />
9. Verwijder het stuurhuis.<br />
Aanbrengen stuurhuis<br />
1. Reinig en controleer de draadgaten van het<br />
stuurhuis zorgvuldig.<br />
2. Reinig de aanligvlakken van het stuurhuis van<br />
verf (een dunne, fabrieksmatig aangebrachte<br />
verflaag is toegestaan), vuil, vet en dergelijke.<br />
De aanligvlakken moeten absoluut vuil- en<br />
vetvrij zijn.<br />
3. Breng in het geval van een nieuw of gereviseerd<br />
stuurhuis de leidingaansluitingen aan.<br />
4. Vernieuw de bevestigingsbouten. Voorzie de<br />
eerste winding van de schroefdraad en de<br />
onderzijde van de boutkop beide van een<br />
druppel olie. Zeker niet meer dan een druppel<br />
aanbrengen, omdat overtollige olie tussen de<br />
aanligvlakken zou kunnen komen, waardoor de<br />
kans op loslopen ontstaat. Zie ook het hoofdstuk<br />
“Algemeen” van “SCHROEFDRAAD-<br />
VERBINDINGEN”.<br />
5. Plaats de bevestigingsplaat (2) en breng het<br />
stuurhuis in positie onder het voertuig. Zet het<br />
stuurhuis (6) vast met de bevestigingsbouten,<br />
draai de bouten handvast.<br />
6. Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis<br />
vast met het juiste aanhaalmoment, zie technische<br />
gegevens.<br />
7. Verdraai de stuuras (ingaande as) totdat het<br />
merkteken (A) op de sectoras in een lijn staat<br />
met het merkteken (B) op het huis. De<br />
sectoras staat nu in de juiste positie voor<br />
montage van de pitmanarm.<br />
PRELIMINARY<br />
5-2 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
LET OP:<br />
De stuuras (ingaande as) mag niet<br />
meer dan 1,5 omwenteling vanuit het<br />
midden verdraaid worden, voordat het<br />
stuurhuis definitief op zijn plaats zit en<br />
de stuurstang is aangesloten. De<br />
eindbegrenzingsventielen kunnen<br />
anders te ver in de zuiger schuiven.<br />
8. Monteer de pitmanarm.<br />
9. Sluit de leidingen op het stuurhuis aan.<br />
10. Controleer of het merkteken op de ingaande as<br />
(B) in lijn staat met het merkteken (A) op het<br />
stuurhuis.<br />
Breng de kruiskoppeling op de ingaande as van<br />
het stuurhuis zodanig aan, dat de gleuf (C) in<br />
de koppeling samenvalt met het<br />
merkteken op de ingaande as van het stuurhuis<br />
(B), zie de afbeelding.<br />
Voorzie de bout van het klemstuk van een<br />
nieuwe, zelfborgende moer en zet deze vast<br />
met het voorgeschreven aanhaalmoment, zie<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
11. Breng de stuurstang aan, zie het hoofdstuk<br />
“Verwijderen en aanbrengen” van “VOORAS”.<br />
12. Vul en ontlucht de stuurinrichting, zie het<br />
hoofdstuk “Controleren en afstellen” van<br />
“STUURINRICHTING ALGEMEEN”.<br />
13. Stel bij een nieuw of gereviseerd stuurhuis de<br />
eindbegrenzingsventielen in, zie het hoofdstuk<br />
“Controleren en afstellen”.<br />
Indien de mogelijkheid bestaat dat de ingaande<br />
as van het stuurhuis bij een verwijderde stuurstang<br />
meer dan 1,5 omwenteling is verdraaid,<br />
geteld vanaf de middenpositie, dan moeten de<br />
eindbegrenzingsdrukken worden gecontroleerd,<br />
zie het hoofdstuk "Controleren en afstellen".<br />
14. Maak een proefrit. Controleer hierbij de werking<br />
van de stuurinrichting en controleer na de<br />
proefrit op lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-3<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
5.2 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
PITMANARM<br />
In het kader van de veiligheid<br />
verdient dit onderdeel de nodige<br />
aandacht, vooral wanneer het<br />
blootgesteld is geweest aan<br />
extreem hoge belasting<br />
(bijvoorbeeld bij een ongeval).<br />
De pitmanarm mag uitsluitend met<br />
het voorgeschreven speciale<br />
gereedschap worden verwijderd.<br />
Als dit gereedschap niet aanwezig<br />
is, mag de pitmanarm nooit worden<br />
verwijderd door deze op te<br />
stuiken met een hamer of te verhitten.<br />
Door deze handelingen wordt niet<br />
alleen de pitmanarm zeer<br />
onbetrouwbaar, maar wordt ook de<br />
sectoras blijvend beschadigd.<br />
Verwijderen pitmanarm<br />
1. Verwijder met een trekker de stuurstangkogel<br />
uit de pitmanarm.<br />
2. Reinig de schroefdraad van de sectoras die uit<br />
de moer steekt.<br />
3. Tik de borgrand van de moer op de geborgde<br />
plaats terug.<br />
4. Verwijder de moer van de sectoras.<br />
5. Stel het speciale gereedschap voor het verwijderen<br />
van de pitmanarm samen.<br />
- Breng de drukstift (D) (zie de pijl in de<br />
afbeelding) in de hydraulische trekker (A)<br />
aan.<br />
- Schroef de adaptor (B) gedeeltelijk op de<br />
hydraulische trekker (A).<br />
PRELIMINARY<br />
Pitmanarmtrekker<br />
A: 0535891<br />
B: 0694786<br />
C: 0694916<br />
5-4 0015<br />
D<br />
A<br />
B<br />
C<br />
01077B
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
6. Schuif de klauw (C) over de pitmanarm (1).<br />
Eventueel de stofring (2) van de sectoras<br />
doorsnijden en verwijderen.<br />
7. Schuif de adaptor (B) met de hydraulische<br />
trekker (A) in de klauw (C).<br />
8. Draai de spil (E) van de hydraulische trekker<br />
(A) zover mogelijk uit en draai met een steeksleutel<br />
de hydraulische trekker (A) zover<br />
mogelijk in de adaptor (B).<br />
9. Draai de spil (E) in, totdat de pitmanarm<br />
loskomt van de sectoras.<br />
Is de pitmanarm nog niet los, nadat de spil<br />
helemaal is ingedraaid, draai dan de spindel<br />
weer uit en draai dan de trekker zover mogelijk<br />
in de adaptor (B). Draai daarna de spil (E) weer<br />
in, totdat de pitmanarm los is.<br />
Controleren pitmanarm<br />
Wanneer de pitmanarm blootgesteld is geweest<br />
aan een extreem hoge belasting (ongeval), ook al<br />
zijn er op het oog geen afwijkingen geconstateerd,<br />
dan moet de pitmanarm toch gemagnafluxt<br />
worden. Is dit laatste niet mogelijk, dan moet de<br />
pitmanarm zonder meer vervangen worden.<br />
Aanbrengen pitmanarm<br />
1. Breng een nieuwe stofring op de sectoras aan.<br />
2. Voorzie het vlak van de stofring dat tegen het<br />
stuurhuis aanligt van vet met een<br />
smeltpunt > 130°C.<br />
3. Breng de pitmanarm zodanig op de sectoras<br />
aan, dat de merkstreep op de pitmanarm<br />
samenvalt met de merkstreep op de sectoras.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-5<br />
C<br />
E<br />
A<br />
B<br />
1<br />
2<br />
03002B<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
Staan op de pitmanarm twee merkstrepen, met<br />
daarbij de letters L en R, dan moet bij voertuigen<br />
met de LHD-besturing, de merkstreep met<br />
de codering L samenvallen met de markering<br />
op de sectoras. Bij voertuigen met de RHDbesturing<br />
moet de merkstreep met de codering<br />
R en de markering op de sectoras samenvallen.<br />
Opmerking<br />
Daar de sectorasmoer meestal op dezelfde<br />
plaats moet worden geborgd, is de<br />
sectorasmoer maar twee maal te borgen.<br />
Daarna moet de moer vernieuwd worden.<br />
Het is niet toegestaan de moer op een eerder<br />
geborgde plaats nogmaals te borgen.<br />
4. Breng de moer aan op de sectoras en zet hem<br />
vast met het voorgeschreven aanhaalmoment,<br />
zie het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
5. Borg de sectorasmoer door de borgrand van de<br />
moer minimaal 2,5 mm in een van de<br />
uitsparingen van de sectoras te tikken, zie de<br />
afbeelding. Gebruik altijd een nog niet eerder<br />
geborgd deel van de borgrand.<br />
Monteer, wanneer geen sectorasborgmoer<br />
gemonteerd is, sectorasmoer met een nieuwe<br />
borgplaat en haal de sectorasmoer aan met<br />
het juiste aanhaalmoment, zie technische<br />
gegevens.<br />
In nevenstaand figuur wordt getoond hoe de<br />
sectorasmoer geborgd moet worden, als na het<br />
bereiken van het voorgeschreven aanhaalmoment<br />
de positie van de borglip ongunstig<br />
uitvalt, ten opzichte van de sectorasmoer, moet<br />
de sectorasmoer VASTER aangedraaid worden<br />
totdat dit wel het geval is, de moer NOOIT<br />
losser draaien.<br />
PRELIMINARY<br />
5-6 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
5.3 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
PAKKING ZIJDEKSEL<br />
Opmerking:<br />
Het is bij TRW stuurhuizen alleen toegestaan om<br />
de keerring van de ingaande as en de pakking van<br />
het zijdeksel te vervangen.<br />
Algemeen<br />
- Voor het vervangen van de pakking van het<br />
zijdeksel moet het stuurhuis uit het voertuig<br />
worden verwijderd, zie het hoofdstuk "Verwijderen<br />
en aanbrengen".<br />
- Bij een verwijderde stuurstang mag de ingaande<br />
as van het stuurhuis niet meer dan 1,5<br />
omwenteling maken, geteld vanaf de middenpositie,<br />
dit om de eindbegrenzingsventielen<br />
niet te verstellen.<br />
- Voorzie de bekken van de bankschroef van<br />
spanplaten. Zet het stuurhuis op de<br />
bevestigingspunten vast in de bankschroef.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-7<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
Verwijderen pakking zijdeksel<br />
1. Zet het stuur in de rechtuitstand.<br />
2. Reinig het stuurhuis.<br />
3. Verwijder het stuurhuis, zie het hoofdstuk<br />
"Verwijderen en aanbrengen".<br />
LET OP:<br />
Gewicht stuurhuis ± 35 kg.<br />
4. Verwijder de pitmanarm van het stuurhuis, zie<br />
het hoofdstuk "Verwijderen en aanbrengen".<br />
5. Plaats het stuurhuis met de ingaande as<br />
(stuuras) horizontaal in een bankschroef, klem<br />
het stuurhuis vast op de montagevlakken.<br />
Klem het stuurhuis alleen in op de<br />
montagevlakken. Het vastklemmen<br />
op het huis zelf kan schade aan het<br />
stuurhuis ten gevolgen hebben.<br />
6. Controleer of het merkteken (A) op de sectoras<br />
en ingaande as in een lijn staan met het<br />
merkteken (B) op het stuurhuis.<br />
De sectoras staat nu in de juiste positie voor<br />
demontage.<br />
Verdraai de stuuras niet meer gedurende<br />
de-montagewerkzaamheden.<br />
De stuuras (ingaande as) mag niet<br />
meer dan 1,5 omwenteling vanuit<br />
het midden verdraaid worden,<br />
voordat het stuurhuis definitief op<br />
zijn plaats zit en de stuurstang is<br />
aangesloten. De eindbegrenzingsventielen<br />
kunnen anders te ver in<br />
de zuiger schuiven.<br />
7. Verwijder met een kleine schroevendraaier<br />
afdichtring (6) uit het stuurhuis (5)<br />
Let op, dat de achter de afdichtring (6)<br />
liggende keerring van de sectoras niet wordt<br />
beschadigd.<br />
8. Verwijder het vet uit de ruimte achter de<br />
vuil- en waterafdichting (6).<br />
PRELIMINARY<br />
5-8 0015<br />
01123B<br />
B<br />
A<br />
01115B
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
9. Verwijder met een fijn schuurpapier alle verf en<br />
corrosie op de sectoras (3).<br />
10. Breng een laag tape aan op de spievertanding<br />
en schroefdraad van de sectoras (3) om beschadiging<br />
van de keerringen te voorkomen<br />
tijdens demontage werkzaamheden. De tape<br />
mag niet dikker aangebracht worden dan de<br />
asdiameter.<br />
11. Verwijder de bouten (1) van het zijdeksel (2).<br />
Houd de bouten bij elkaar, het betreft hier<br />
speciale bouten. In geval van beschadiging of<br />
vermissing altijd orginele bouten bestellen.<br />
12. Verwijder het zijdeksel (2) samen met de<br />
sectoras (3) door de sectoras met een zachte<br />
doorn uit het stuurhuis te tikken.<br />
13. Verwijder de stalen pakking (4) van het deksel<br />
(2). Deze pakking is niet meer te gebruiken.<br />
14. Verwijder de tape laag.<br />
Aanbrengen<br />
- Controle centrering zuiger<br />
Er bevinden zich vier tanden op de zuiger.<br />
Controleer of de ruimte tussen de tweede en derde<br />
vertanding van de zuiger zich in het midden van de<br />
sectorasopening bevindt.<br />
Indien de zuiger niet gecentreerd<br />
is wanneer de sectoras wordt<br />
gemonteerd wordt de<br />
hoekverdraaing van de pitmanarm<br />
in een richting ernstig belemmerd.<br />
Dit kan tot ernstige ongelukken<br />
leiden.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-9<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
1. Breng een laag tape aan op de spievertanding<br />
en schroefdraad van de sectoras (3) om beschadiging<br />
van de keerringen te voorkomen<br />
tijdens de montage werkzaamheden. De<br />
tapelaag mag niet dikker aangebracht worden<br />
dan de asdiameter.<br />
Het niet goed aftapen van de spievertanding en<br />
schroefdraad kan resulteren in beschadiging<br />
van de keerring wat nadien lekkage tot gevolg<br />
heeft.<br />
2. Controleer het zijdeksel (2) en aanlegvlak op<br />
het stuurhuis op groeven en/of scherpe kanten.<br />
3. Breng een nieuwe stalen pakking (4) voorzien<br />
van wat Loctite Form-A-Gasket No 3 of een<br />
gelijkwaardig product aan.<br />
4. Breng het zijdeksel (2) met sectoras (3)<br />
compleet aan in het stuurhuis (5).<br />
Controleer of de middelste tand van de<br />
sectoras zich tussen de tweede en derde<br />
vertanding van de zuiger bevindt.<br />
5. Voorzie de bevestigingsbouten (1) van het<br />
zijdeksel (2) in het midden van Loctite 243.<br />
6. Draai de bouten (1) vast volgens aangegeven<br />
volgorde en voorgeschreven aanhaalmoment,<br />
zie technische gegevens.<br />
7. Controleer aan de hand van de merktekens op<br />
de sectoras en de ingaande as, of de middelste<br />
tand van de sectoras tussen de juiste<br />
tanden van de zuiger ingrijpt.<br />
PRELIMINARY<br />
5-10 0015
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
8. Verwijder de tape om de sectoras.<br />
9. Voorzie de ruimte voor de keerring van de<br />
sectoras van vet (smeltpunt van > 130°C), zie<br />
technische gegevens.<br />
10. Breng aan de achterzijde van de nieuwe<br />
afdichtring (6) ook vet (smeltpunt van<br />
> 130°C), zie technische gegevens aan, en<br />
breng de afdichtring (6) aan.<br />
11. Plaats, indien aanwezig, het stuurhuis op een<br />
testbank en controleer op lekkage.<br />
12. Breng de pitmanarm aan, zie het hoofdstuk<br />
"Verwijderen en aanbrengen".<br />
13. Breng het stuurhuis aan, zie het hoofdstuk<br />
"Verwijderen en aanbrengen".<br />
14. Maak een proefrit, controleer hierbij de<br />
werking van de stuurinrichting en controleer na<br />
de proefrit het stuurhuis op lekkage.<br />
5.4 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
KEERRING INGAANDE AS<br />
Opmerking:<br />
Het is bij TRW stuurhuizen alleen toegestaan om<br />
de keerring van de ingaande as en de pakking van<br />
het zijdeksel te vervangen.<br />
Algemeen<br />
- Voor het vervangen van de pakking van het<br />
zijdeksel moet het stuurhuis uit het voertuig<br />
worden verwijderd, zie het hoofdstuk<br />
"Verwijderen en aanbrengen".<br />
- Bij een verwijderde stuurstang mag de<br />
ingaande as van het stuurhuis niet meer dan<br />
1,5 omwenteling maken, geteld vanaf de<br />
middenpositie, dit om de<br />
eindbegrenzingsventielen niet te verstellen.<br />
- Voorzie de bekken van de bankschroef van<br />
spanplaten. Zet het stuurhuis op de<br />
bevestigingspunten vast in de bankschroef.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-11<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
Verwijderen keering ingaande as<br />
1. Zet het stuur in de rechtuitstand.<br />
2. Reinig het stuurhuis.<br />
3. Verwijder het stuurhuis, zie het hoofdstuk<br />
"Verwijderen en aanbrengen".<br />
LET OP:<br />
Gewicht stuurhuis ± 35 kg.<br />
4. Plaats het stuurhuis met de ingaande as<br />
(stuuras) horizontaal in een bankschroef, klem<br />
het stuurhuis vast op de montagevlakken.<br />
Klem het stuurhuis alleen in op de<br />
montagevlakken. Het vastklemmen<br />
op het huis zelf kan schade aan het<br />
stuurhuis ten gevolgen hebben.<br />
5. Controleer of het merktekens (A) op de<br />
sectoras en ingaande as in een lijn staan met<br />
het merkteken (B) op het stuurhuis.<br />
De stuuras (ingaande as) mag niet<br />
meer dan 1,5 omwenteling vanuit<br />
het midden verdraaid worden,<br />
voordat het stuurhuis definitief op<br />
zijn plaats zit en de stuurstang is<br />
aangesloten. De eindbegrenzings-<br />
ventielen kunnen anders te ver in<br />
de zuiger schuiven.<br />
6. Verwijder afdichtring (4), indien gemonteerd.<br />
7. Verwijder de borgveer (5) die zich boven de<br />
keerring (6) bevindt.<br />
8. Verwijder de keerring op de onderstaande<br />
manier:<br />
- Sluit persleidingaansluiting (P) met een plug<br />
af.<br />
- Sluit op de retourleidingaansluiting (R) een<br />
hydraulische pomp aan die een druk van ca.<br />
150 bar kan opbouwen.<br />
- Dek de opening bij de ingaande as van het<br />
stuurhuis af, ter voorkoming van wegspattende<br />
olie.<br />
PRELIMINARY<br />
5-12 0015<br />
01123B<br />
B<br />
A<br />
01115B
7 STUURHUIS<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
- Verhoog met de hydraulische pomp rustig de<br />
druk totdat de keerring (6) uit het<br />
stuurhuis wordt geperst.<br />
- Verwijder de hydraulische pomp en de plug.<br />
Aanbrengen keerring ingaande as<br />
1. Controleer de kamer van de keerring (6) op<br />
groeven en/of scherpe kanten en<br />
achtergebleven deeltjes van de keerring.<br />
2. Plaats de geleide huls (A), zie "Speciaal<br />
gereedschap" op de vertanding van de<br />
ingaande as, zodat de nieuwe keerring (6) niet<br />
wordt beschadigd.<br />
3. Voorzie de binnenzijde van de nieuwe<br />
keerring (6) van vet, zie technische gegevens,<br />
en breng de keerring met de zijde waar het<br />
veertje zich bevindt naar het stuurhuis gericht<br />
aan in het stuurhuis.<br />
4. Tik met een kunststof hamer met behulp van<br />
de doorn (B), zie het hoofdstuk "Speciaal<br />
gereedschap" de keerring (6) voorzichting in de<br />
kamer.<br />
Controleer of de groef waarin de borgveer (5)<br />
komt te liggen helemaal vrij is. Let op, dat de<br />
keerring (6) niet te diep in de kamer wordt<br />
aangebracht.<br />
5. Controleer of er tijdens het aanbrengen geen<br />
deeltjes van de keerring (6) zijn afgegaan,<br />
verwijder deze deeltjes.<br />
6. Breng een nieuwe borgveer (5) aan.<br />
Plaats daartoe de onderste lip van de<br />
borgveer in de groef en draai de veer linksom<br />
onder een lichte druk in de groef.<br />
7. Controleer aan de hand van de merktekens of<br />
het stuurhuis nog in de middenstand staat.<br />
8. Plaats, indien aanwezig, het stuurhuis op een<br />
testbank en controleer op lekkage.<br />
9. Breng het stuurhuis aan , zie het hoofdstuk<br />
"Verwijderen en aanbrengen".<br />
10. Maak een proefrit, controleer hierbij de<br />
werking van de stuurinrichting en controleer na<br />
de proefrit het stuurhuis op lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-13<br />
3
3<br />
STUURHUIS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
5.5 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
DRUKBEGRENZINGSVENTIEL<br />
Verwijderen<br />
1. Als het verwijderen van het overdrukventiel op<br />
het voertuig gebeurt, moeten het stuurhuis en<br />
de omgeving zorgvuldig worden gereinigd om<br />
binnendringen van vuil in het systeem te<br />
voorkomen.<br />
2. Verwijder de plug (1).<br />
3. Neem het drukbegrenzingsventiel (4) met de<br />
veer (3) uit het stuurhuis.<br />
4. Controleer de onderdelen op beschadigingen.<br />
Controleer of de kogel van het ventiel niet<br />
beschadigd is, want dit kan lekkage<br />
veroorzaken.<br />
5. Controleer of de zitting in het ventielhuis,<br />
waarop de kogel drukt, niet ingeslagen is of dat<br />
er geen vuildeeltjes op liggen. Dit kan ook<br />
lekkage veroorzaken. ls de zitting ingeslagen<br />
dan moet het stuurhuis voor revisie worden<br />
aangeboden.<br />
Opmerking:<br />
Het is niet toegestaan de instelling van het<br />
drukbegrenzingsventiel te veranderen.<br />
Aanbrengen<br />
1. Breng een nieuwe O-ring (2) op de plug (1)<br />
aan.<br />
2. Plaats het ventiel (4) met de veer (3) in het<br />
stuurhuis, breng de plug aan en zet deze vast<br />
met het voorgeschreven aanhaalmoment.<br />
3. Vul het hydraulisch systeem met olie en<br />
ontlucht het stuurhuis (zie "Leidingen en<br />
reservoir").<br />
4. Maak een proefrit, controleer hierbij de<br />
werking van de stuurinrichting en controleer na<br />
de proefrit de plug (1) op lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
5-14 0015
7 TANDEMPOMP<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS ........................................................................................ 1-1 ....... 0015<br />
2. ALGEMEEN ................................................................................................................ 2-1 ....... 0015<br />
2.1 Werking stuurpomp ....................................................................................... 2-1 ....... 0015<br />
3. CONTROLEREN EN AFSTELLEN ............................................................................. 3-1 ....... 0015<br />
3.1 Controleren stroombegrenzingsventiel .......................................................... 3-1 ....... 0015<br />
4. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN .......................................................................... 4-1 ....... 0015<br />
4.1 Verwijderen en aanbrengen tandempomp ..................................................... 4-1 ....... 0015<br />
0015 1<br />
4
4<br />
TANDEMPOMP 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 TANDEMPOMP<br />
SB 120 Technische gegevens<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS<br />
SAUER & SUNSTRAND CFGP/15.2/15.2L/37143/160<br />
Maximale rotatiesnelheid : 3500 omw./min.<br />
-Hydropomp ventilatoraandrijving<br />
Volume : 15,2 liter/1000 omw./min.<br />
Max druk : 210 bar<br />
-Hydropomp stuurinrichting<br />
Volume : 15,2 liter/1000 omw./min.<br />
Max druk : 150 bar<br />
Stuurpompopbrengst bij een<br />
stuurolietemperatuur van 50-55°C<br />
(Viscositeit 20 cst) : 16.0 l/min.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1-1<br />
4
4<br />
TANDEMPOMP 7<br />
Technische gegevens SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
1-2 0015
7 TANDEMPOMP<br />
SB 120 Algemeen<br />
2. ALGEMEEN<br />
2.1 WERKING STUURPOMP<br />
Algemeen<br />
De tandempomp bestaat uit twee tandwielpompen<br />
die door vier lange draadeinden met elkaar zijn<br />
verbonden. De voorste pomp (5) is de pomp van de<br />
ventilatoraandrijving, de achterste pomp (11) is de<br />
stuurpomp. De constructie van de twee pompen is<br />
identiek.<br />
Opbouw<br />
1. Aandrijfas<br />
2. Flens (tevens voorste deksel)<br />
3. Aanzuigaansluiting ventilatorpomp<br />
4. Persaansluiting ventilatorpomp (achterzijde)<br />
5. Pomphuis, ventilatoraandrijving<br />
6. Dubbele keerring<br />
7. Tussenflens<br />
8. Aandrijfas, stuurpomp<br />
9. Aanzuigaansluiting stuurpomp<br />
10. Typeplaatje<br />
11. Huis, stuurpomp<br />
12. Tussenplaat<br />
13. Bevestigingsmoeren<br />
14. Plug stroombegrenzingsventiel<br />
15. Achterdeksel<br />
16. Persaansluiting stuurpomp (achterzijde)<br />
PRELIMINARY<br />
0015 2-1<br />
4
4<br />
TANDEMPOMP 7<br />
Algemeen SB 120<br />
De tandempomp is onder te verdelen in twee<br />
pompgedeelten en een regelgedeelte. De pompgedeelten<br />
bestaan uit twee tandwielpompen.<br />
Het regelgedeelte is ondergebracht in het achterdeksel<br />
(5) van de stuurpomp en bestaat uit een<br />
gecalibreerde opening in de interne persleiding en<br />
het stroombegrenzingsventiel (2) met de veer (4).<br />
Het stroombegrenzingsventiel bepaalt de<br />
afgeregelde opbrengst naar het stuurhuis.<br />
Werking<br />
Twee tandwielen draaien in tegengestelde richting<br />
in een huis met daarin een in- en een uitlaatpoort.<br />
Vanaf de inlaatpoort transporteren de tandwielen de<br />
olie tussen de tanden naar de uitlaatpoort. Om te<br />
voorkomen dat er olie ingesloten wordt tussen de<br />
ineengrijpende tanden is er in de lagerblokkken een<br />
kanaal aangebracht om op deze plek de druk te<br />
laten ontsnappen.<br />
Om de lekkage tussen het huis en de tandwielen<br />
zo klein mogelijk te houden is de speling minimaal,<br />
echter groot genoeg om een oliefilm te behouden<br />
voor minimale slijtage. Bij toenemende druk neemt<br />
de lekkage af.<br />
Aan beide zijden van de tandwielen zijn brede<br />
lagerblokken aangebracht met daarin lagerbussen.<br />
Omdat de twee lagerblokken met de tandwielen in<br />
hetzelfde huis zitten, is een goede uitlijning van de<br />
assen automatisch gewaarborgd.<br />
Afgeregelde opbrengst<br />
De opbrengst van de pomp is in principe toerental<br />
afhankelijk. De stuurinrichting is echter gebonden<br />
aan een zo constant mogelijk olievolume. Om dit<br />
constante olievolume te bereiken is de pomp<br />
voorzien van een afgeregelde opnbrengstregeling.<br />
De aan het stuurhuis afgegeven opbrengst wordt<br />
geregeld door een gecalibreerde opening in de<br />
interne persleiding en het stroombegrenzingsventiel<br />
(2) met veer (4).<br />
PRELIMINARY<br />
1. Plug<br />
2. Stroombegrenzingsventiel<br />
3. Plug<br />
4. Veer<br />
5. Achterdeksel<br />
2-2 0015
7 TANDEMPOMP<br />
SB 120 Algemeen<br />
Indien de pompopbrengst de afgeregelde opbrengst<br />
nog niet heeft bereikt, sluit het<br />
stroombegrenzingsventiel het inwendige omloopkanaal<br />
af. De gehele pompopbrengst gaat via de<br />
gecalibreerde opening naar de persleidingaansluiting.<br />
Zo gauw de pompopbrengst door een toenemend<br />
motortoerental groter wordt dan de afgeregelde<br />
opbrengst, wordt het interne omloopkanaal geopend.<br />
Een gedeelte van de pompopbrengst wordt<br />
via het omloopkanaal teruggevoerd naar het inlaatkanaal<br />
van de pomp.<br />
Neemt door een lager motortoerental de pompopbrengst<br />
af, dan wordt de verbinding met het<br />
inwendig omloopkanaal weer gedeeltelijk afgesloten.<br />
Een kleiner gedeelte van de pompopbrengst<br />
wordt teruggevoerd naar het inlaatkanaal van de<br />
pomp.<br />
Met deze regeling komt een vrij constante olieopbrengst<br />
voor de stuurinrichting beschikbaar,<br />
ondanks een zeer variabel toerental van de motor.<br />
Opmering<br />
In deze door DAF BUS toegepaste stuurpomp is<br />
geen drukbegrenzingsventiel gemonteerd. Het<br />
drukbegrenzingsventiel is in het stuurhuis aangebracht.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 2-3<br />
4
4<br />
TANDEMPOMP 7<br />
Algemeen SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2-4 0015
7 TANDEMPOMP<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
3. CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
3.1 CONTROLEREN STROOMBEGRENZINGS-<br />
VENTIEL<br />
Indien de ruimte bij de stuurpomp toereikend is,<br />
kan deze controle bij een op de motor aangebrachte<br />
stuurpomp worden verricht.<br />
1. Reinig de stuurpomp en de directe omgeving.<br />
2. Plaats een opvangbak onder de stuurpomp.<br />
3. Verwijder de plug (1) die zich aan de achterzijde<br />
van de stuurpomp (5) bevindt.<br />
4. Neem het stroombegrenzingsventiel (2) met de<br />
veer (4) uit de stuurpomp (5).<br />
Let op de positie van het ventiel in de<br />
ventielboring.<br />
5. Controleer het ventiel en de ventielboring op<br />
vervuiling. Reinig zonodig deze delen.<br />
6. Voorzie het ventiel ruim van schone stuurolie<br />
en breng het ventiel in de juiste positie (zie<br />
afbeelding) aan in de boring.<br />
7. Controleer het ventiel op gangbaarheid. Het<br />
ventiel mag nergens haken.<br />
Controleer bij een verwijderde pomp of het<br />
ventiel door het eigen gewicht in de<br />
ventielboring heen en weer kan schuiven.<br />
8. Breng de veer (4) op het ventiel (2) aan.<br />
9. Breng de plug (1) voorzien van een nieuwe<br />
afdichtring op de pomp aan.<br />
10. Vul en ontlucht het hydraulisch systeem van<br />
de stuurinrichting, zie het hoofdstuk “Controleren<br />
en afstellen” van “STUURINRICHTING<br />
ALGEMEEN”.<br />
11. Maak een proefrit en controleer de plug op<br />
lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-1<br />
4
4<br />
TANDEMPOMP 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
3-2 0015
7 TANDEMPOMP<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
4.1 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
TANDEMPOMP<br />
De tandempomp is opgebouwd uit twee pompen;<br />
voorste pomp: hydraulische ventilatoraandrijving<br />
achterste pomp: stuurpomp<br />
1. Neem de massakabel los van de accu.<br />
2. Verwijder de brandstofopvoerpomp, zie groep 4.<br />
3. Tap de olie van het hydraulisch systeem van de<br />
ventilator aandrijving/stuurpomp af, zie “Aftappen<br />
en vullen hydraulische ventilator aandrijving”.<br />
4. Neem de zuig- en persleidingen op de tandempomp<br />
los, vang de uitstromende hydraulische<br />
olie op.<br />
5. Dicht de openingen op de tandempomp en<br />
leidingen/slangen meteen af, voorkom dat vuil<br />
het systeem kan binnendringen.<br />
6. Verwijder de twee bevestigingsbouten van de<br />
tandempomp en neem de tandempomp met<br />
pakking weg.<br />
7. Controleer de spiebaanvertandingen van de<br />
PRELIMINARY<br />
1. Compressor<br />
2. Koppelstuk<br />
3. Montageflens<br />
4. Pakking<br />
5a. Hydropomp ventilatoraandrijving<br />
5b. Stuurpomp<br />
6. Flensbout<br />
0015 4-1<br />
4
4<br />
TANDEMPOMP 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
tandempomp en koppelstuk op slijtage en<br />
beschadigingen, bij twijfel vernieuwen.<br />
8. Aanbrengen geschiedt in omgekeerde volgorde.<br />
Vervang de pakking<br />
9. Ontlucht het stuursysteem en de hydraulische<br />
ventilatoraandrijving, zie “Aftappen en vullen<br />
hydraulische ventilator aandrijving”.<br />
Opmerking<br />
Het is raadzaam bij vervanging van een versleten<br />
stuurpomp, de stuurolie helemaal af te tappen, het<br />
stuuroliereservoir uit te bouwen, grondig te reinigen<br />
en het filter te vervangen. Het is in extreme gevallen<br />
mogelijk dat de stuurpomp zodanig is versleten, dat<br />
metaaldeeltjes van de pomp in het stuurhuis zijn<br />
gekomen. Controleer het stuurhuis met de testkoffer<br />
op inwendige slijtage.<br />
PRELIMINARY<br />
4-2 0015
7 LEIDINGEN EN RESERVOIR<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. ALGEMEEN ................................................................................................... 1-1 ........................ 0015<br />
1.1 Leidingen .......................................................................................... 1-1 ........................ 0015<br />
1.2 Werking reservoir ............................................................................. 1-1 ........................ 0015<br />
2. CONTROLEREN EN AFSTELLEN ................................................................ 2-1 ........................ 0015<br />
2.1 Controleren stuurolieniveau .............................................................. 2-1 ........................ 0015<br />
2.2 Controleren leidingen........................................................................ 2-1 ........................ 0015<br />
3. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN ............................................................. 3-1 ........................ 0015<br />
3.1 Verwijderen en aanbrengen reservoir ................................................ 3-1 ........................ 0015<br />
3.2 Verwijderen en aanbrengen leidingen ............................................... 3-2 ........................ 0015<br />
0015 1<br />
5
5<br />
LEIDINGEN EN RESERVOIR 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 LEIDINGEN EN RESERVOIR<br />
SB 120 Algemeen<br />
1. ALGEMEEN<br />
1.1 LEIDINGEN<br />
Aanzuigleiding<br />
De aanzuigleiding verbindt het reservoir met de<br />
stuurpomp en bestaat uit een dikke, soepele<br />
rubberslang met een linnen buitenmantel die<br />
overgaat in een stalen leiding.<br />
De slang wordt met een slangklem aan het<br />
reservoir en aan de stalen leiding bevestigd, en<br />
deze stalen leiding is met een wartelaansluiting aan<br />
de stuurpomp bevestigd.<br />
Daar de stuurpomp niet-zelfaanzuigend is, moet het<br />
reservoir op een bepaalde hoogte boven de stuurpomp<br />
aangebracht worden.<br />
Ook de lengte van de aanzuigleiding heeft invloed<br />
op de werking van de stuurpomp.<br />
Wordt het reservoir verplaatst, waardoor de aanzuigleiding<br />
langer wordt, dan moet ook het reservoir<br />
hoger worden aangebracht.<br />
Persleiding<br />
De persleiding verbindt de stuurpomp met het<br />
stuurhuis en bestaat uit een rubberslang met een<br />
inwendige, gevlochten, stalen mantel, die overgaat<br />
in een stalen leiding. Op de slang staat de toegestane<br />
druk aangegeven.<br />
De leiding wordt met een wartelaansluiting aan de<br />
stuurpomp en aan het stuurhuis bevestigd.<br />
Retourleiding<br />
De retourleiding verbindt het stuurhuis met het<br />
reservoir en bestaat uit een stalen leiding.<br />
De leiding wordt met een wartelaansluiting aan het<br />
stuurhuis bevestigd en met een stukje slang en<br />
twee slangklemmen aan het reservoir bevestigd.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1-1<br />
5
5<br />
LEIDINGEN EN RESERVOIR 7<br />
Algemeen SB 120<br />
1.2 WERKING RESERVOIR<br />
Algemeen<br />
Het reservoir is vervaardigd uit metaal.<br />
In het reservoir is een filterelement aangebracht<br />
waarin de retourolie (gedeeltelijk) wordt gefilterd.<br />
Het filter is niet in de aanzuigleiding opgenomen<br />
omdat ten gevolge van de filterweerstand het<br />
filterelement (en het reservoir) erg groot zou worden.<br />
In het reservoir is een filterelement (3)<br />
aangebracht, waarin de retourolie (gedeeltelijk)<br />
wordt gefilterd.<br />
Het filterelement (3) wordt met een bout (2) op zijn<br />
plaats gehouden.<br />
Bij een stationair draaiende motor, waarbij de<br />
stuurpomp slechts een gedeelte van zijn<br />
opbrengst geeft gaat de gehele retouroliehoeveelheid<br />
door het filterelement (3).<br />
Geeft de stuurpomp zijn maximale opbrengst, dan<br />
wordt door de kracht die de retourolie op het<br />
filterelement (3) uitoefent, het filterelement (6)<br />
gedeeltelijk van de zitting gedrukt. Hierdoor stroomt<br />
ongeveer 2/3-deel van de stuurolie langs de onderzijde<br />
van het filterelement (3)<br />
rechtstreeks in het reservoir. Ongeveer 1/3-deel van<br />
de stuurolie gaat door het filterelement (3)<br />
Doordat bij de maximale pompopbrengst slechts<br />
een gedeelte van de olie wordt gefilterd, kan het<br />
filterelement (3) klein blijven.<br />
De omloopsnelheid van de olie is zo groot, dat de<br />
totale oliehoeveelheid toch vaak genoeg het filter<br />
passeert.<br />
Het filterelement (3) kan van zijn zitting worden<br />
gedrukt doordat tussen het filterelement (3) en de<br />
bout (2) een veer is aangebracht.<br />
Dit reservoir wordt tevens voor de ventilator aandrijving<br />
gebruikt, waardoor er twee aanzuigleidingen<br />
zijn, de linker aansluiting voor de stuurinrichting en<br />
de middelste aansluiting voor de ventilatorandrijving.<br />
De beide retour leidingen komen samen in een Yaansluiting.<br />
Aan de zijkant van het reservoir bevindt zich een<br />
peilglas (1) die is voorzien van een minimum en een<br />
maximum niveau-markering.<br />
In de dop (2) van het reservoir is een<br />
ontluchtingsgaatje aangebracht, dit moet altijd open<br />
zijn, daar anders de retourdruk hoger wordt.<br />
PRELIMINARY<br />
1-2 0015
7 LEIDINGEN EN RESERVOIR<br />
SB 120 Algemeen<br />
Opmerking<br />
Voorkom dat tijdens werkzaamheden aan de<br />
stuurinrichting vuil in het reservoir of de leidingen<br />
terechtkomt. De stuurolie wordt ongefilterd<br />
aangezogen, waardoor vuildeeltjes de stuurinrichting<br />
ongehinderd kunnen binnendringen.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1-3<br />
5
5<br />
LEIDINGEN EN RESERVOIR 7<br />
Algemeen SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
1-4 0015
7 LEIDINGEN EN RESERVOIR<br />
SB 120 Controleren en afstellen<br />
2. CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
2.1 CONTROLEREN STUUROLIENIVEAU<br />
1. Controleer het stuurolieniveau met een<br />
draaiende motor.<br />
2. Het olieniveau moet zich bij een draaiende<br />
motor tussen de minimum en maximum<br />
aanduiding van het peilglas (1) bevinden.<br />
3. Stop de motor en controleer nogmaals het<br />
olieniveau.<br />
Het oliepeil mag niet meer dan ca. 2 cm<br />
stijgen. Stijgt het peil meer, dan bevindt er zich<br />
lucht in het systeem.<br />
2.2 CONTROLEREN LEIDINGEN<br />
Controleer de leidingen op de volgende punten.<br />
1. Conditie van de leidingen<br />
- Controleer alle leidingen en controleer deze<br />
op dichtheid en slijtage.<br />
Met name bij de aanzuigleiding(en) waarin<br />
een onderdruk heerst, geeft een poreuze<br />
leiding aanleiding tot klachten (lucht in het<br />
systeem).<br />
- Vervang bij twijfel altijd de leiding.<br />
2. Leidingaansluitingen<br />
- Controleer elke leidingaansluiting op<br />
lekkage.<br />
3. Leidingloop<br />
- De leidingen mogen niet getordeerd<br />
aangebracht zijn.<br />
Om controle daarop te vergemakkelijken,<br />
kan op de slang een lijn zijn aangebracht<br />
(soms in de vorm van tekst).<br />
- De leidingen moeten vrijliggen (denk aan<br />
doorschuren).<br />
- De leidingen mogen niet in een scherpe<br />
bocht liggen, zeker de soepele<br />
aanzuigleiding en retourleiding niet.<br />
- De leidingen mogen niet door andere delen<br />
afgeklemd worden.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 2-1<br />
5
5<br />
LEIDINGEN EN RESERVOIR 7<br />
Controleren en afstellen SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2-2 0015
7 LEIDINGEN EN RESERVOIR<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
3. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
3.1 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
RESERVOIR<br />
Verwijderen reservoir<br />
1. Reinig het reservoir en de directe omgeving<br />
ervan.<br />
2. Plaats een bak onder het reservoir.<br />
3. Verwijder het deksel van het reservoir.<br />
4. Verwijder de slangen van het reservoir.<br />
Dicht de slangopeningen af. Laat het reservoir<br />
leeglopen.<br />
5. Verwijder het filterelement uit het reservoir.<br />
6. Neem de bevestiging los en verwijder het<br />
reservoir.<br />
Aanbrengen reservoir<br />
1. Reinig de binnenzijde van het reservoir grondig.<br />
2. Breng een nieuw filterelement in het reservoir<br />
aan.<br />
3. Monteer het reservoir.<br />
4. Controleer de conditie van de slangen en sluit<br />
deze aan op het reservoir.<br />
5. Zet de slangen vast met nieuwe slangklemmen.<br />
Draai de slangklem vast aan.<br />
6. Vul en ontlucht het systeem, zie het hoofdstuk<br />
“Controleren en afstellen” van “STUUR-<br />
INRICHTING ALGEMEEN”.<br />
7. Controleer de slangaansluitingen op lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-1<br />
5
5<br />
LEIDINGEN EN RESERVOIR 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
3.2 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
LEIDINGEN<br />
Verwijderen leidingen<br />
1. Reinig de leidingaansluiting en de directe<br />
omgeving ervan.<br />
2. Plaats een aftapbak onder de leidingaansluiting.<br />
3. Verwijder de leiding. Dicht de vrijgekomen<br />
openingen af.<br />
Aanbrengen leidingen<br />
1. Breng uitsluitend originele door DAF BUS<br />
geleverde leidingen aan.<br />
2. Houd bij het aanbrengen van de leiding rekening<br />
met de onderstaande zaken.<br />
- De leiding mag tijdens het aandraaien van<br />
de koppeling niet torderen. Om controle<br />
daarop te vergemakkelijken, kan op de slang<br />
een lijn zijn aangebracht (soms in de vorm<br />
van tekst).<br />
- De leiding moet vrijliggen (denk aan doorschuren).<br />
- De leiding mag niet in een scherpe bocht<br />
liggen, zeker de soepele aanzuigleiding en<br />
retourleiding niet.<br />
- De leiding mag niet door andere delen<br />
afgeklemd worden.<br />
3. Indien de slang met een slangklem wordt<br />
bevestigd, vernieuw dan de slangklem.<br />
Draai de slangklem vast aan.<br />
Controleer in het geval van een wartelbevestiging<br />
de conische delen op ongerechtigheden.<br />
4. Vul en ontlucht het systeem, zie het hoofdstuk<br />
“Controleren en afstellen” van “STUUR-<br />
INRICHTING ALGEMEEN”.<br />
5. Controleer de leidingaansluitingen op lekkage.<br />
PRELIMINARY<br />
3-2 0015
7 HAAKSE OVERBRENGING<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS ................................................................................ 1-1 ................... 0015<br />
2. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN .................................................................. 2-1 ................... 0015<br />
2.1 Verwijderen en aanbrengen haakse overbrenging ................................. 2-1 ................... 0015<br />
0015 1<br />
6
6<br />
HAAKSE OVERBRENGING 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 HAAKSE OVERBRENGING<br />
SB 120 Technische gegevens<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Aanhaalmomenten<br />
Aanhaalmomenten in Nm.<br />
De aanhaalmomenten gelden uitsluitend voor gedipte schroefdraadverbindingen. Zie voor de juiste<br />
montagemethode het hoofdstuk “Algemeen” van “SCHROEFDRAADVERBINDINGEN”.<br />
- Bevestigingsbouten haakse overbrenging : 110 ± 8<br />
- Klembout, kruiskoppelingen : 52 ± 4<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1-1<br />
6
6<br />
HAAKSE OVERBRENGING 7<br />
Technische gegevens SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
1-2 0015
7 HAAKSE OVERBRENGING<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
2. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
2.1 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
HAAKSE OVERBRENGING<br />
Verwijderen haakse overbrenging<br />
1. Zet de stuurinrichting in de middenpositie.<br />
Controleer dit aan de hand van de merktekens<br />
op het stuurhuis.<br />
2. Zet de stuurkolom in de laagste<br />
telescopische positie en kantel hem in de<br />
laagste positie.<br />
3. Verwijder de kruiskoppeling van stuuras (1) van<br />
de haakse overbrenging.<br />
4. Verwijder de bevestigingsbouten van de haakse<br />
overbrenging.<br />
5. Trek de haakse overbrenging naar beneden,<br />
tot men de bout van de kruiskoppeling<br />
van stuuras (2) los kan draaien.<br />
6. Verwijder de bevestigingsbout van de<br />
kruiskoppeling.<br />
7. Verwijder de haakse overbrenging van<br />
de stuuras (2).<br />
Aanbrengen haakse overbrenging<br />
1. Controleer of de haakse overbrenging spelingsvrij<br />
is.<br />
2. Breng de kruiskoppeling van de stuurkolom<br />
zodanig op de ingaande as van de haakse<br />
overbrenging aan, dat het stuurwiel in de<br />
positie “rechtuit” staat.<br />
3. Controleer/vernieuw de klembout van de kruiskoppeling.<br />
4. Breng de klembout met een nieuwe zelfborgende<br />
moer aan. Zet de klembout met het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment vast, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
5. Breng de haakse overbrenging aan. Zet de<br />
bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment<br />
vast, zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 2-1<br />
B<br />
A<br />
01115B<br />
6
6<br />
HAAKSE OVERBRENGING 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
5. Controleer of het stuurhuis en de haakse<br />
overbrenging nog in de middenpositie staan.<br />
6. Breng de kruiskoppeling van de stuuras<br />
“haakse overbrenging naar stuurhuis” op de<br />
haakse overbrenging aan.<br />
7. Controleer/vernieuw de klembout van de kruiskoppeling.<br />
8. Breng de klembout met een nieuwe zelfborgende<br />
moer aan. Zet de klembout met het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment vast, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
9. Controleer of het stuurhuis met de haakse<br />
overbrenging nog in de middenpositie staan.<br />
PRELIMINARY<br />
2-2 0015
7 STUURKOLOM<br />
SB 120 Inhoud<br />
INHOUD<br />
PRELIMINARY<br />
Bladzijden Datum<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS ................................................................................ 1-1 ................... 0015<br />
2. SPECIAAL GEREEDSCHAP.............................................................................. 2-1 ................... 0015<br />
3. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN .................................................................. 3-1 ................... 0015<br />
3.1 Verwijderen en aanbrengen stuurwiel .................................................... 3-1 ................... 0015<br />
3.2 Verwijderen en aanbrengen verstelbare stuurkolom compleet .............. 3-2 ................... 0015<br />
4. DEMONTEREN EN MONTEREN ........................................................................ 4-1 ................... 0015<br />
4.1 Demonteren en monteren bovenste gedeelte stuurkolom ..................... 4-1 ................... 0015<br />
4.2 Demonteren en monteren stuuras ......................................................... 4-2 ................... 0015<br />
0015 1<br />
7
7<br />
STUURKOLOM 7<br />
Inhoud SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 STUURKOLOM<br />
SB 120 Technische gegevens<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Aanhaalmomenten<br />
Moer van stuurwiel : 65 ± 5 Nm<br />
Bout van kruiskoppeling : 54 ± 4 Nm<br />
Bouten stuurkolom M8x16 : 29 Nm<br />
Klembouten bevestigingssteun M10 : 50 - 55 Nm<br />
Smeermiddelen<br />
Waarschuwing: De stuurkolom is gemeerd voor de gehele levensduur, en er mag onder<br />
geen enkele conditie olie of vet met de blokkeerinrichting in aanraking komen. Indien<br />
men hier geen rekening mee houdt kan dit ten koste gaan van de klemkracht, en kunnen er<br />
gevaarlijke situaties ontstaan tijdens het sturen/rijden.<br />
Olie<br />
Haakse overbrenging : 70cc Dexron III<br />
Vet<br />
Glijstuk : Ceritol PT2<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1-1<br />
7
7<br />
STUURKOLOM 7<br />
Technische gegevens SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
1-2 0015
7 STUURKOLOM<br />
SB 120 Speciaal gereedschap<br />
2. SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Het speciale gereedschap voor het verwijderen van<br />
het stuurwiel is niet bij DAF BUS te bestellen.<br />
Het moet aan de hand van de onderstaande tekening<br />
zelf worden vervaardigd.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 2-1<br />
7
7<br />
STUURKOLOM 7<br />
Speciaal gereedschap SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
2-2 0015
7 STUURKOLOM<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
3 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
3.1 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
STUURWIEL<br />
Verwijderen stuurwiel<br />
1. Zet de stuurinrichting met behulp van de<br />
merktekens op het stuurhuis in de<br />
middenpositie.<br />
2. Neem de afdekplaat (3) van het stuurwiel af.<br />
3. Verwijder de stuurwielmoer (2).<br />
4. Bevestig de stuurwieltrekker (A), zie het<br />
hoofdstuk “Speciaal gereedschap”, met de<br />
buitenste twee bouten aan het stuurwiel. Draai<br />
de centrale bout van de stuurwieltrekker in,<br />
totdat het stuurwiel loskomt.<br />
Aanbrengen stuurwiel<br />
1. Breng in het geval van een nieuw stuurwiel (1),<br />
de schakelring (4) in de correcte positie (zie<br />
de afbeelding) aan op het stuurwiel (1).<br />
2. Voorzie de kerfvertanding van een beetje vet.<br />
3. Controleer of de stuurinrichting nog in de<br />
middenpositie staat.<br />
4. Breng het stuurwiel zodanig op de stuuras<br />
aan, dat bij een in de middenpositie staande<br />
stuurinrichting het stuurwiel in de stand “rechtuit”<br />
staat.<br />
5. Breng de moer (2) aan, en zet deze met het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment vast.<br />
6. Breng de afdekplaat (3) aan.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-1<br />
B<br />
A<br />
01115B<br />
7
7<br />
STUURKOLOM 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
3.2 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
VERSTELBARE STUURKOLOM COMPLEET<br />
Onderdelen stuurkolom<br />
PRELIMINARY<br />
1. Moer stuurwiel<br />
2. Stuuras<br />
3. Huis stuurverstelling<br />
4. Kruiskoppeling<br />
5. Stuurkolomhuis<br />
6. Glijstuk<br />
7. Kruiskoppeling<br />
8. Haakse overbrenging<br />
9. Plug<br />
10. Foam strip<br />
3-2 0015
7 STUURKOLOM<br />
SB 120 Verwijderen en aanbrengen<br />
Verwijderen stuurkolom<br />
1. Verwijder de massaklem van de accu’s.<br />
2. Zet de stuurinrichting met behulp van de<br />
merktekens op het stuurhuis in de midden<br />
positie.<br />
3. Zet de stuurkolom in de hoogste<br />
telescopische positie en kantel hem in de<br />
laagste positie.<br />
4. Verwijder het stuurwiel, zie “Verwijderen en<br />
aanbrengen stuurwiel“.<br />
5. Verwijder de schroefjes van de stuurkolom<br />
kappen (1). Druk de rubberhoezen van de<br />
stuurschakelaars los van hun aansluitingen en<br />
in de holte van de stuurkolomkappen. Hier<br />
door wordt het mogelijk om de stuurkolom<br />
kappen over de de stuurschakelaars heen te<br />
verwijderen.<br />
6. Haal de stuurkolomschakelaar connectoren<br />
los en verwijder de stuurkolomschakelaars.<br />
7. Verwijder de luchtleiding van het huis van de<br />
stuurverstelling.<br />
8. Verwijder de bout van de kruiskoppeling die<br />
aan de uitgaande as van de haakse overbrenging<br />
zit aan de onderzijde van het voertuig.<br />
9. Neem de kruiskoppeling los van de uitgaande<br />
as van de haakse overbrenging.<br />
10. Neem de bevestiging op de vloer en onder het<br />
dashboard los en neem de stuurkolom naar<br />
boven uit het voertuig.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-3<br />
B<br />
A<br />
01115B<br />
7
7<br />
STUURKOLOM 7<br />
Verwijderen en aanbrengen SB 120<br />
Controleren onderdelen stuurkolom<br />
1. Controleer de delen van de stuurkolom op<br />
scheurvorming.<br />
2. Controleer de lagering van de stuuras op<br />
speling en gangbaarheid.<br />
3. Controleer het schuifstuk (6) van de stuuras op<br />
slijtage.<br />
4. Controleer de schroefdraad van de pasbouten<br />
van de kruiskoppelingen (4 en 7), bij twijfel de<br />
bouten vervangen.<br />
5. Controleer de draadbo(o)m(en) op<br />
beschadiging.<br />
Aanbrengen stuurkolom<br />
1. Bevestig de stuurkolom in het voertuig.<br />
2. Breng de stuurkolomschakelaars aan.<br />
3. Breng de luchtleiding aan op het huis van de<br />
stuurverstelling (3).<br />
4. Sluit de connectoren aan en bind de<br />
draadbo(o)m(en) op de oorspronkelijke manier<br />
vast.<br />
5. Breng de afschermkappen aan en monteer het<br />
stuurwiel, zie “Verwijderen en aanbrengen<br />
stuurwiel”.<br />
6. Monteer de kruiskoppeling op de uitgaande as<br />
van de haakse overbrenging (8) aan de onderzijde<br />
van het voertuig, denk hierbij aan de<br />
uitlijning.<br />
Vernieuw de zelfborgende moer en zet de bout<br />
van de kruiskoppeling met het voorgeschreven<br />
aanhaalmoment vast, zie het hoofdstuk "Technische<br />
gegevens".<br />
7. Zet de stuurkolom in de uiterste standen en<br />
controleer of de draadbomen niet bekneld<br />
raken of tegen onderdelen schuren.<br />
8. Breng de massaklem van de accu’s aan.<br />
PRELIMINARY<br />
3-4 0015
7 STUURKOLOM<br />
SB 120 Demonteren en monteren<br />
4. DEMONTEREN EN MONTEREN<br />
4.1 DEMONTEREN EN MONTEREN<br />
BOVENSTE GEDEELTE STUURKOLOM<br />
1. Verwijder de massaklem van de accu’s.<br />
2. Zet de stuurinrichting met behulp van de<br />
merktekens op het stuurhuis in de midden<br />
positie.<br />
3. Zet de stuurkolom in de hoogste<br />
telescopische positie en kantel hem in de<br />
laagste positie.<br />
4. Verwijder het stuurwiel, zie “Verwijderen en<br />
aanbrengen stuurwiel“.<br />
5. Verwijder de schroefjes van de stuurkolom<br />
kappen (1). Druk de rubberhoezen van de<br />
stuurschakelaars los van hun aansluitingen en<br />
in de holte van de stuurkolomkappen. Hier<br />
door wordt het mogelijk om de stuurkolom<br />
kappen over de de stuurschakelaars heen te<br />
verwijderen.<br />
6. Haal de stuurkolomschakelaar connectoren<br />
los en verwijder de stuurkolomschakelaars.<br />
7. Verwijder de bevestigingsbeugel (2) van de<br />
stuurkolomkappen door de 4 bouten te verwijderen.<br />
8. Verwijder de bevestigingsbeugel (3).<br />
9. Verwijder de luchtleiding van de<br />
pneumatische stuurverstelling en verwijder de<br />
bout van de bovenste kruiskoppeling (5). Het<br />
kan nodig zijn de stuurinrichting iets te ver<br />
draaien om bij de bout van de kruiskoppeling<br />
te kunnen.<br />
10. Verwijder de 4 bouten en neem het bovenste<br />
gedeelte (4) van de stuurkolom (6) los.<br />
11. Monteren gebeurd in omgekeerde volgorde.<br />
Men dient de klembouten van bevestigingsbeugel<br />
(3) en de vier bouten waarmee het<br />
bovenste gedeelte (4) van het stuurkolom<br />
vast zitaan het onderste (6) te vervangen.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-1<br />
B<br />
A<br />
01115B<br />
7
7<br />
STUURKOLOM 7<br />
Demonteren en monteren SB 120<br />
4.2 DEMONTEREN EN MONTEREN STUURAS<br />
1. Verwijder de massaklem van de accu’s.<br />
2. Zet de stuurinrichting met behulp van de<br />
merktekens op het stuurhuis in de midden<br />
positie.<br />
3. Zet de stuurkolom in de hoogste<br />
telescopische positie en kantel hem in de<br />
laagste positie.<br />
4. Verwijder het stuurwiel, zie “Verwijderen en<br />
aanbrengen stuurwiel“.<br />
5. Verwijder de schroefjes van de stuurkolomkappen<br />
(1). Druk de rubberhoezen van de<br />
stuurschakelaars los van hun aansluitingen en<br />
in de holte van de stuurkolomkappen. Hierdoor<br />
wordt het mogelijk om de stuurkolom<br />
kappen over de de stuurschakelaars heen te<br />
verwijderen.<br />
6. Haal de stuurkolomschakelaar connectoren<br />
los en verwijder de stuurkolomschakelaars.<br />
7. Verwijder de bevestigingsbeugel (2) van de<br />
stuurkolomkappen door de 4 bouten te verwijderen.<br />
8. Verwijder de bevestigingsbeugel (3) door de<br />
klembouten los te draaien en de bevestigingsbeugel<br />
naar boven van de stuurkolom af te<br />
schuiven.<br />
9. Verwijder de luchtleiding van de<br />
pneumatische stuurverstelling en verwijder de<br />
bout van de bovenste kruiskoppeling (5). Het<br />
kan nodig zijn de stuurinrichting iets te verdraaien<br />
om bij de bout van de kruiskoppeling<br />
te kunnen.<br />
10. Verwijder de kruiskoppeling van de uitgaande<br />
kant van de haakse overbrenging (7).<br />
11. Verwijder de bevestigingsbouten van de<br />
haakse overbrenging (7).<br />
12. Neem de haakse overbrenging (7) met<br />
stuuras (5) naar beneden uit de stuurkolom<br />
(6).<br />
PRELIMINARY<br />
4-2 0015<br />
B<br />
A<br />
01115B
7 STUURKOLOM<br />
SB 120 Demonteren en monteren<br />
13. Verwijder de bout van de kruiskoppeling<br />
tusssen de stuuras (5) en haakse overbrenging<br />
(7).<br />
14. Neem de stuuras los van de haakse over<br />
brenging, let op de montage positie.<br />
15. Monteren gebeurd in omgekeerde volgorde,<br />
gebruik nieuwe zelfborgende moeren bij<br />
montage van de kruiskoppelingen. Vervang<br />
de klembouten van bevestigingsbeugel (3).<br />
Gebruik de vermelde aanhaalmomenten.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-3<br />
7
7<br />
STUURKOLOM 7<br />
Demonteren en monteren SB 120<br />
PRELIMINARY<br />
4-4 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Inhoud<br />
INHOUD Bladzijden Datum<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS ................................................................... 1-1 ................................... 0015<br />
1.1 Aanhaalmomenten ................................................................................ 1-1 ................................... 0015<br />
1.2 Wielstanden .......................................................................................... 1-3 ................................... 0015<br />
1.3 Uitlijngegevens ...................................................................................... 1-4 ................................... 0015<br />
1.4 Spelingen .............................................................................................. 1-5 ................................... 0015<br />
2. SPECIAAL GEREEDSCHAP ................................................................. 2-1 ................................... 0015<br />
3. CONTROLEREN EN AFSTELLEN ........................................................ 3-1 ................................... 0015<br />
3.1 Controleren en afstellen askanteling ...................................................... 3-1 ................................... 0015<br />
3.2 Controleren wielvlucht en fuseependwarshelling .................................. 3-2 ................................... 0015<br />
3.3 Controleren en afstellen toespoor......................................................... 3-3 ................................... 0015<br />
3.4 Controleren en afstellen wielinslag ....................................................... 3-5 ................................... 0015<br />
3.5 Controleren en afstellen stuurstang ..................................................... 3-6 ................................... 0015<br />
3.6 Controleren vooraslichaam ................................................................... 3-9 ................................... 0015<br />
3.7 Controleren wielvelg ............................................................................. 3-11 ................................. 0015<br />
3.8 Controleren ABS sensorring ................................................................. 3-12 ................................. 0015<br />
4. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN .................................................... 4-1 ................................... 0015<br />
4.1 Verwijderen en aanbrengen wiel ........................................................... 4-1 ................................... 0015<br />
4.2 Verwijderen en aanbrengen vooras compleet ....................................... 4-4 ................................... 0015<br />
4.3 Verwijderen en aanbrengen stuurstang ................................................ 4-6 ................................... 0015<br />
4.4 Verwijderen en aanbrengen spoorstang ............................................... 4-7 ................................... 0015<br />
5. SERVICE MANUAL DANA NDS AXLE<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Inhoud NDS56LF<br />
PRELIMINARY<br />
2 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Technische gegevens<br />
1. TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.1 AANHAALMOMENTEN<br />
Aanhaalmomenten in Nm.<br />
De aanhaalmomenten gelden uitsluitend voor gedipte schroefdraadverbindingen.<br />
PRELIMINARY<br />
1. Wheel nut 450 - 520<br />
2. Bolts brake caliper 360 - 399<br />
3. Top and bottom lubrication nipple 14 - 20<br />
4. Top and bottom swivel cap 34 - 102<br />
5. Top lever bolts 587 - 649<br />
6. Cotter pin nut 69 - 82<br />
7. Bottom lever bolts 587 - 649<br />
8. Socket pinch bolt 45 - 50<br />
9. Ball pin nut 210 - 230<br />
10. Brake backplate fixing 115 - 140<br />
11. Hub nut 475 - 542<br />
12. Hub fixing bolts 236 - 260<br />
0015 1-1<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Technische gegevens NDS56LF<br />
AANHAALMOMENTEN<br />
Aanhaalmomenten in Nm.<br />
De aanhaalmomenten gelden uitsluitend voor gedipte schroefdraadverbindingen.<br />
Voorasophanging NDS56LF<br />
1. Moer, schokdemper: 100<br />
2. Flensbout, schommel stabilisatorstang 170 ± 15<br />
3. Flensbout, reactiestang 170 ± 15<br />
4. Bout, steun luchtvering 395 ± 30<br />
5. Flensbout, reactiestang 170 ± 15<br />
PRELIMINARY<br />
6. Flensbout, reactiestang 170 ± 15<br />
7. Flensbout, reactiestang 170 ± 15<br />
8. Kroonmoer, stabilisatorstang 230 ± 15<br />
9. Flensbout, steun reactiestang 260 ± 20<br />
1-2 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Technische gegevens<br />
1.2 WIELSTANDEN<br />
X = Vlucht (camber)<br />
Y = Fuseepenhelling (K.P.I)<br />
R = Rolradius<br />
Toespoor (afstand B-A)<br />
Toespoor afstellen dient altijd te gebeuren bij een<br />
onbeladen voertuig met de wielen op de grond.<br />
Bij aanlopen van de banden de wielinslag verkleinen.<br />
PRELIMINARY<br />
Z = Askanteling (caster) t.o.v een lijn haaks op het<br />
chassis<br />
0015 1-3<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Technische gegevens NDS56LF<br />
1.3 UITLIJNGEGEVENS<br />
Vooras<br />
Toespoor: 0 -1 mm<br />
0 - 1,7 mm/m<br />
Camber: 1°<br />
KPI: 6°30’<br />
Caster: 3°<br />
Wielinslag (binnenwiel): 54°<br />
Afstelmaat CLS<br />
Voor 432 mm<br />
Achter 488 mm<br />
PRELIMINARY<br />
1-4 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Technische gegevens<br />
1.4 SPELINGEN<br />
Wiellagers<br />
speling: max. 0,05 mm<br />
Fusee<br />
axiale speling: max. 1,02 mm<br />
radiale speling max. 0,38 mm<br />
Stuurkogels<br />
axiale speling: max. 2,0 mm<br />
radiale speling: max. 0,8 mm<br />
ABS sensorring<br />
radiale slingering: max. 0,4 mm<br />
axiale slingering: max. 0,2 mm<br />
PRELIMINARY<br />
0015 1-5<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Technische gegevens NDS56LF<br />
PRELIMINARY<br />
1-6 0015
7 FRONT AXLE<br />
NDS56LF Special tools<br />
2. SPECIAL TOOLS<br />
E644 Alignment sleeve for ø57 (‘A’) hub bearing<br />
E645 Alignment sleeve for ø60 (‘A’) hub bearing<br />
PRELIMINARY<br />
E646 Puller for top and bottom swivel bushes (Mild steel)<br />
0015 2-1<br />
8
8<br />
FRONT AXLE 7<br />
Special tools NDS56LF<br />
E647 Kingpin oil seal bush bumper (Mild steel)<br />
PRELIMINARY<br />
2-2 0015
7 FRONT AXLE<br />
NDS56LF Special tools<br />
Off aluminium<br />
Off mild steel<br />
E656 Alignment tool for fitting swivel to bed<br />
PRELIMINARY<br />
0015 2-3<br />
8
8<br />
FRONT AXLE 7<br />
Special tools NDS56LF<br />
Special tools for checking the front axle beam which cannot be ordered from DAF BUS.<br />
Gauge rods (to be made in-house)<br />
PRELIMINARY<br />
Rules (to be made in-house) Protractor (available through trade channels)<br />
2-4 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Controleren en afstellen<br />
3. CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
3.1 CONTROLEREN ASKANTELING<br />
Algemeen<br />
- Het voertuig moet op een vlakke horizontale<br />
vloer staan met de stuurinrichting in de “rechtuit”<br />
stand.<br />
- De askanteling kan met een gradenboog of<br />
met uitlijnapparatuur worden gemeten.<br />
Controleren askanteling met gradenboog<br />
1. Maak de plaats waar de gradenboog op de<br />
aspad komt te staan schoon.<br />
2. Plaats de gradenboog op een<br />
chassislangsligger en controleer of het chassis<br />
evenwijdig aan de vloer is.<br />
Zo niet, dan moet de gemeten askanteling<br />
worden gecorrigeerd met de stand van het<br />
chassis.<br />
3. Plaats de gradenboog op de aspad en meet de<br />
hoek.<br />
Vergelijk de gemeten waarde met de opgegeven<br />
waarde, zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”.<br />
4. Meet de askanteling ook aan de andere zijde<br />
van de as op.<br />
Indien er verschillende waarden worden gemeten<br />
dan moet de voorasophanging worden<br />
gecontroleerd op afwijkingen.<br />
Controleren askanteling met uitlijnapparatuur<br />
1. Maak gebruik van deugdelijke uitlijnapparatuur,<br />
die regelmatig wordt geijkt en bij voorkeur voor<br />
elke meting te kalibreren is.<br />
2. Volg de handleiding van de uitlijnapparatuur en<br />
werk nauwkeurig.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-1<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Controleren en afstellen NDS56LF<br />
3.2 CONTROLEREN WIELVLUCHT EN<br />
FUSEEPENDWARSHELLING<br />
Opmerking:<br />
Bij de onderstaande meting wordt alleen de wielvlucht<br />
gemeten. Indien de wielvlucht correct is, dan<br />
moet de fuseependwarshelling ook correct zijn.<br />
Algemeen<br />
- Het voertuig moet op een vlakke horizontale<br />
vloer staan met de stuurinrichting in de “rechtuit”<br />
stand.<br />
- De bandenspanning moet correct zijn.<br />
- Het voertuig moet onbeladen zijn.<br />
- De askanteling kan met een gradenboog of<br />
met uitlijnapparatuur worden gemeten.<br />
- Voer de meting aan de beide wielen uit.<br />
Controleren wielvlucht met gradenboog<br />
1. Maak de zijkant van de wielnaaf goed schoon<br />
en plaats de gradenboog met waterpas tegen<br />
het vlak. Houd de gradenboog verticaal.<br />
2. Stel de waterpas in en lees de aangegeven<br />
hoek af. Zie voor de juiste hoek het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Controleren wielvlucht met uitlijnapparatuur<br />
1. Maak gebruik van deugdelijke uitlijnapparatuur,<br />
die regelmatig wordt geijkt en bij voorkeur voor<br />
elke meting te kalibreren is.<br />
2. Volg de handleiding van de uitlijnapparatuur en<br />
werk nauwkeurig.<br />
Zie voor de juiste hoek het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”.<br />
Als de gemeten waarde afwijkt, dan kunnen de<br />
volgende punten hiervan de oorzaak zijn:<br />
- Overmatige speling op de fuseelagers.<br />
- Doorgebogen vooras, in dit geval zal de<br />
fuseependwarshelling ook niet meer aan de<br />
eisen voldoen.<br />
PRELIMINARY<br />
3-2 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Controleren en afstellen<br />
3.3 CONTROLEREN EN AFSTELLEN<br />
TOESPOOR<br />
Algemeen<br />
- Het toespoor moet met uitlijnapparatuur worden<br />
gemeten.<br />
- Het voertuig moet onbeladen zijn.<br />
- De meting wordt uitgevoerd met de wielen op<br />
de grond.<br />
- De stuurinrichting moet in de “rechtuit” stand<br />
staan.<br />
Controleren toespoor<br />
1. Maak gebruik van deugdelijke uitlijnapparatuur,<br />
die regelmatig wordt geijkt en bij voorkeur voor<br />
elke meting te kalibreren is.<br />
2. Volg de handleiding van de uitlijnapparatuur en<br />
werk nauwkeurig. Het toespoor is afhankelijk<br />
van het type vooras en het type spoorstang.<br />
Zie voor de juiste gegevens het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
3. Indien een grote afwijking wordt gemeten, moet<br />
de oorzaak hiervan worden opgespoord. De<br />
afwijking kan bijvoorbeeld veroorzaakt zijn door<br />
een aanrijding waarbij delen zijn verbogen.<br />
Controleer in dit geval zorgvuldig de overige<br />
delen van de stuurinrichting.<br />
Afstellen toespoor<br />
1. Draai de bouten van het klemstuk zo ver los<br />
totdat de spoorstang te verdraaien is.<br />
2. Verleng of verkort de spoorstang om het<br />
correcte toespoor te verkrijgen.<br />
PRELIMINARY<br />
Opmerking:<br />
Let op, dat het draadeinde van de kogelkop niet te<br />
ver uit de spoorstang worden gedraaid. De klembeugel<br />
moet de schroefdraad van de kogelkop altijd<br />
volledig omklemmen, zie de afbeelding.<br />
0015 3-3<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Controleren en afstellen NDS56LF<br />
3. De klembeugel moet binnen de in de figuur<br />
getoonde tolerantie (maximaal 30° verdraaid)<br />
met de open zijde boven de zaagsnede worden<br />
aangebracht.<br />
4. Reinig en controleer de bout van de klembeugel.<br />
Bij roestvorming of beschadiging de<br />
bout vernieuwen. Vervang de zelfborgende<br />
moer.<br />
5. Zet de bout van de klembeugel met het voorgeschreven<br />
aanhaalmoment vast.<br />
6. Controleer nogmaals de toespoor, door het<br />
vastzetten van de klembeugel kan het toespoor<br />
veranderen.<br />
7. Controleer of de klembeugel bij de maximale<br />
wielinslag het aslichaam niet raakt.<br />
8. Indien de klembeugels het aslichaam raken; bij<br />
verdraaibare klembeugels deze binnen de<br />
toegestane tolerantie verdraaien (zie punt 3).<br />
Als dit niet voldoende is, moet men als volgt<br />
handelen:<br />
- Aan één zijde van de spoorstang het kogeleind<br />
uit de spoorstangarm verwijderen.<br />
- De klembeugel van de spoorstang aan die<br />
zijde lossen en het kogeleind één omwenteling<br />
(360°) draaien.<br />
- De spoorstangbuis één halve omwenteling<br />
(180°) in de tegenovergestelde richting<br />
draaien. De bouten van de klembeugels<br />
staan nu van het aslichaam af.<br />
- Breng het kogeleind in de spoorstangarm<br />
aan, zie het hoofdstuk “Verwijderen en<br />
aanbrengen”.<br />
- Controleer het toespoor en stel het indien<br />
nodig bij.<br />
- Zet de bout van de klembeugel met het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment vast.<br />
- Controleer nogmaals de toespoor.<br />
PRELIMINARY<br />
3-4 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Controleren en afstellen<br />
3.4 CONTROLEREN EN AFSTELLEN WIEL-<br />
INSLAG<br />
Zorg voor uw veiligheid door het<br />
voertuig zodanig te blokkeren dat<br />
dit niet van de draaiplaten kan<br />
glijden.<br />
Controleren wielinslag<br />
1. Zet het voertuig op de parkeerrem en plaats<br />
stopblokken voor en achter de achterwielen.<br />
2. Krik de bestuurbare as op en plaats draaiplaten<br />
onder het hart van de wielen.<br />
Gebruik uitsluitend draaiplaten die de wielverplaatsing<br />
ten gevolge van de rolradius<br />
toelaten.<br />
3. Zet de wielen in de rechtuit stand en laat de<br />
wielen zakken tot op de draaiplaten. Stel de<br />
draaiplaten in op nul.<br />
4. Draai het stuurwiel geheel rechtsom tot de<br />
aanslag en controleer de wielinslag rechts.<br />
5. Draai het stuurwiel geheel linksom tot de<br />
aanslag en controleer de wielinslag links.<br />
Afstellen wielinslag<br />
1. Het afstellen van de wielinslag gebeurt door het<br />
wijzigen van de lengte van de aanslagbout op<br />
de fusee. Na het verstellen de bout borgen met<br />
de borgmoer.<br />
2. Controleer na het instellen of de band niet<br />
aanloopt.<br />
3. Indien grotere banden, velgen of sneeuwkettingen<br />
gemonteerd worden, controleer dan<br />
of er geen delen aanlopen.<br />
Eventueel wielinslag verkleinen!<br />
PRELIMINARY<br />
4. Indien de wielinslag is veranderd, moeten de<br />
eindbegrenzingsventielen nagesteld worden,<br />
zie het hoofdstuk “Controleren en afstellen” van<br />
“STUURHUIS”.<br />
0015 3-5<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Controleren en afstellen NDS56LF<br />
3.5 CONTROLEREN EN AFSTELLEN STUUR-<br />
STANG<br />
Zorg voor uw veiligheid door het<br />
voertuig zodanig te blokkeren dat<br />
dit niet van de draaiplaten kan<br />
glijden.<br />
Opmerking:<br />
Voer in het geval van een klacht de controle zo<br />
mogelijk uit met een minimaal 40% beladen voertuig.<br />
Controleren afstelling stuurstang<br />
1. Zet het voertuig op de parkeerrem en plaats<br />
stopblokken voor en achter de achterwielen.<br />
2. Krik de bestuurbare as op en plaats draaiplaten<br />
onder het hart van de wielen.<br />
Gebruik uitsluitend draaiplaten die de wielverplaatsing<br />
ten gevolge van de rolradius<br />
toelaten.<br />
3. Zet de wielen in de rechtuit stand en laat de<br />
wielen zakken tot op de draaiplaten.<br />
4. Controleer aan de hand van de merktekens op<br />
het stuurhuis (zie de afbeelding) of het stuurhuis<br />
exact in de middenstand staat.<br />
Het merkteken op de ingaande as moet in de<br />
zaagsnede zichtbaar zijn, controleer dit.<br />
5. Staat het stuurhuis niet in de middenstand dan<br />
moet het stuurhuis in de middenstand worden<br />
gedraaid door de merktekens in lijn te brengen.<br />
6. Meet de wielstand van het wiel waarmee de<br />
stuurstang is verbonden. Doe dit met behulp<br />
van uitlijnapparatuur of meet aan de voor- en<br />
achterzijde van het wiel de afstand vanaf de<br />
velgrand tot de veerbladen. De afstanden aan<br />
de voor- en achterkant van het wiel moeten<br />
gelijk zijn.<br />
7. Corrigeer bij een afwijkende waarde de stuurstanglengte.<br />
Indien een grote afwijking wordt gemeten, moet<br />
de oorzaak hiervan worden opgespoord.<br />
Mogelijk is de afwijking veroorzaakt door een<br />
aanrijding waarbij delen zijn verbogen.<br />
Controleer in dit geval zorgvuldig de overige<br />
delen van de stuurinrichting.<br />
PRELIMINARY<br />
3-6 0015<br />
B<br />
A<br />
01115B
7 VOORAS<br />
NDS56LF Controleren en afstellen<br />
Afstellen stuurstang<br />
1. Zet het wiel waarmee de stuurstang is verbonden<br />
exact in de rechtuit stand. Doe dit met<br />
behulp van uitlijnapparatuur of meet aan de<br />
voor- en achterzijde van het wiel de afstand<br />
vanaf de velgrand tot het chassis. De afstanden<br />
aan de voor- en achterkant van het wiel moeten<br />
gelijk zijn.<br />
2. Draai de bout van de klembeugel op de stuurstang<br />
los, zodat het kogeleinde draaibaar wordt.<br />
3. Verwijder de stuurstang uit de stuurstangarm,<br />
zie het hoofdstuk “Verwijderen en aanbrengen”.<br />
4. Zet het stuurhuis in de middenstand door de<br />
merktekens in lijn te brengen.<br />
5. Stel de juiste lengte van de stuurstang in door<br />
het kogeleinde in of uit te draaien.<br />
Bij een onbeladen voertuig dient het kogeleinde<br />
één slag extra te worden uitgedraaid.<br />
Let op, dat het draadeind van de kogelkop niet<br />
te ver uit de stuurstang wordt gedraaid.<br />
De klembeugel moet de schroefdraad van de<br />
kogelkop altijd volledig omklemmen, zie de<br />
afbeelding.<br />
Opmerking:<br />
Indien de lengte niet uitkomt, doordat het kogeleinde<br />
alleen een hele slag kan worden verdraaid,<br />
benader dan de correcte lengte zo dicht mogelijk,<br />
waarbij een te lange stuurstang de voorkeur heeft<br />
boven een te korte stuurstang.<br />
PRELIMINARY<br />
6. Breng de stuurstang aan in de stuurstangarm,<br />
zie het hoofdstuk “Verwijderen en aanbrengen”.<br />
7. Reinig en controleer de bout van de klembeugel,<br />
bij roestvorming of beschadiging de<br />
bout vernieuwen. Vervang de zelfborgende<br />
moer.<br />
01933B<br />
0015 3-7<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Controleren en afstellen NDS56LF<br />
8. Indien de klembeugel niet door de bout in de<br />
juiste stand ten opzichte van de zaagsnede<br />
wordt gepositioneerd, moet de klembeugel<br />
binnen de in de figuur getoonde tolerantie<br />
(maximaal 30° verdraaid) met de open zijde<br />
boven de zaagsnede worden aangebracht.<br />
9. Zet de bout van de klembeugel met het voorgeschreven<br />
aanhaalmoment vast.<br />
10. Controleer de stand van het stuurwiel in de<br />
rechtuit stand. Corrigeer zo nodig de stand<br />
door de positie van het stuurwiel op de stuuras<br />
te wijzigen.<br />
PRELIMINARY<br />
3-8 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Controleren en afstellen<br />
3.6 CONTROLEREN VOORASLICHAAM<br />
Algemeen<br />
Wanneer het voertuig een aanrijding heeft gehad of<br />
wanneer tijdens het controleren van de wiel standen<br />
abnormale afwijkingen gemeten worden, is het<br />
zinvol om het aslichaam te controleren.<br />
Een aantal van de onderstaande metingen kan ook<br />
met behulp van uitlijnapparatuur worden uitgevoerd.<br />
Raadpleeg hierover de handleiding van de uitlijnapparatuur.<br />
Het benodigde speciaal gereedschap is niet bij<br />
DAF BUS verkrijgbaar en moet zelf worden vervaardigd,<br />
zie voor de tekeningen het hoofdstuk “Speciaal<br />
gereedschap”.<br />
Verwijder de vooras van het voertuig en verwijder de<br />
beide fusees, zie het hoofdstuk “Verwijderen en<br />
aanbrengen”.<br />
Controleren vooraslichaam<br />
1. Plaats een rij over de aspaden van het<br />
vooraslichaam en controleer of de aspaden in<br />
lijn met elkaar staan.<br />
2. Leg een rij over beide aspaden en controleer of<br />
deze evenwijdig ten opzichte van elkaar staan.<br />
3. In de fuseegaten worden de twee meetstokken<br />
geplaatst.<br />
Plaats een rij met gradenboog op het aspad.<br />
Meet de hoek van de meetstokken ten opzichte<br />
van de aspaden. De hoek die gemeten<br />
moet worden bedraagt 90°.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-9<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Controleren en afstellen NDS56LF<br />
4. Meet de fuseepen-dwarshelling (K.P.I.) door op<br />
de aspadden een rij met daarop een de gradenboog<br />
te plaatsen.<br />
Door de liniaal van de gradenboog evenwijdig<br />
met de meetstok te brengen kan de hoek<br />
afgelezen worden.<br />
5. Indien bij één van de controles een afwijking<br />
wordt geconstateerd, moet tot vervanging van<br />
het aslichaam worden overgegaan.<br />
Het is niet toegestaan het<br />
vooraslichaam te richten. Hierdoor<br />
zou de materiaalsterkte kunnen<br />
worden aangetast.<br />
PRELIMINARY<br />
3-10 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Controleren en afstellen<br />
3.7 CONTROLEREN WIELVELG<br />
Algemeen<br />
1. Controleer de velgen op de onderstaande<br />
punten.<br />
- Vervorming van velgranden en/of wielschijf.<br />
Bij dubbele montage tevens het binnenwiel<br />
controleren.<br />
- Vervorming of scheuren van wielboutgaten.<br />
- Roestvorming, ook aan de bandzijde van de<br />
velg en op de velgring.<br />
2. Gescheurde of beschadigde velgen en velgen<br />
met gescheurde of vervormde wielboutgaten<br />
moeten worden vervangen.<br />
Het is verboden om aan de velg te lassen of<br />
deze op een andere manier te repareren.<br />
Een las zal na verloop van tijd door de optredende<br />
dynamische belasting weer gaan scheuren.<br />
Bij het verwijderen van een dergelijk,<br />
beschadigd wiel van het<br />
voertuig moet de band leeg zijn<br />
(ventiel verwijderen), dit in verband<br />
met de in de velg aanwezige<br />
spanningen.<br />
3. Om te vermijden dat door roestvorming schade<br />
aan de band en/of indirect (door kerfwerking)<br />
spanningsscheuren kunnen ontstaan, moet de<br />
roestwerende behandeling van de velg volledig<br />
intact worden gehouden.<br />
Zie voor het verwijderen van roest en het<br />
repareren van de laklaag het hoofdstuk “Lakbehandeling”.<br />
Bij het overspuiten dient de oude laklaag te<br />
worden verwijderd om te voorkomen dat de<br />
totale laklaag te dik wordt. De totale laklaag<br />
mag niet dikker zijn dan 50 micron.<br />
Bij een totale dikte van de laklaag<br />
(wash-primer en aflak) van meer<br />
dan 50 micron bestaat het gevaar<br />
dat na het pletten van deze laag,<br />
de voorspanning van de wielbouten<br />
vermindert. Hierdoor kunnen<br />
de wielmoeren loslopen.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 3-11<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Controleren en afstellen NDS56LF<br />
3.8 CONTROLEREN ABS SENSORRING<br />
1. Verwijder de wielnaaf, zie het hoofdstuk “Hub<br />
end disassembly”.<br />
2. Controleer de sensorring (1) op vervuiling, let<br />
hierbij met name op de vervuiling tussen de<br />
tanden van de sensorring. Indien nodig de<br />
sensorring reinigen.<br />
3. Controleer de sensorring (1) op beschadigingen.<br />
Zelfs de kleinste beschadiging kan een<br />
storing veroorzaken. Indien nodig de sensorring<br />
vernieuwen.<br />
4. Indien mogelijk de sensorring (1) op maximaal<br />
toegestane radiale en axiale slingering controleren,<br />
zie het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
5. Controleer de gangbaarheid van de sensor (2).<br />
Indien nodig de sensor reinigen en opnieuw<br />
invetten.<br />
PRELIMINARY<br />
3-12 0015
7 VOORAS<br />
NDS56LF Verwijderen en aanbrengen<br />
4. VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
4.1 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN WIEL<br />
Verwijder een wiel waarvan de<br />
velg is gescheurd of beschadigd<br />
uitsluitend met een lege band<br />
(ventiel verwijderen), dit in verband<br />
met de in de velg aanwezige<br />
spanningen.<br />
Algemeen<br />
- Breng uitsluitend originele DAF BUS velgen<br />
aan, die voor het betreffende voertuig zijn<br />
toegestaan.<br />
- Zorg dat aan beide zijden van de as uitsluitend<br />
banden van hetzelfde type worden aangebracht.<br />
- De profieldiepte van de beide banden moet<br />
ongeveer gelijk zijn, zeker bij een voertuig wat<br />
met een ABS systeem is uitgerust.<br />
Tevens mag het verschil in bandendiameter van<br />
de voor en achteras(sen) bij een voertuig wat<br />
met het ABS systeem is uitgerust niet meer<br />
dan 14% bedragen.<br />
Indien de banddiameter teveel afwijkt, wordt het<br />
ABS systeem uitgeschakeld.<br />
- Het niet goed reinigen van de pasvlakken en/of<br />
het niet gelijkmatig vastzetten van de wielmoeren<br />
kan trillingen tijdens het rijden of<br />
remmen tot gevolg hebben.<br />
Verwijderen schijfwiel<br />
1. Blokkeer het voertuig tegen wegrollen.<br />
2. Reinig de schroefdraad van de wielbouten met<br />
een staalborstel.<br />
3. Olie de bouten licht in.<br />
4. Draai de wielbouten los.<br />
5. Breng een krik zo dicht mogelijk bij het te<br />
vervangen wiel aan.<br />
Opmerking:<br />
Om vervorming van de achteras te voorkomen mag<br />
de krik nooit onder het aslichaam of het<br />
differentieelhuis worden aangebracht.<br />
6. Krik het voertuig op en plaats zo mogelijk een<br />
steun onder de as.<br />
7. Verwijder de wielmoeren en neem het wiel van<br />
de naaf.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-1<br />
8
VOORAS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen NDS56LF<br />
Aanbrengen schijfwiel<br />
1. Reinig de pasrand van de wielnaaf door de rand<br />
met een schraapstaal te ontdoen van vuil en<br />
roest.<br />
2. Breng op de pasrand van de wielnaaf een<br />
dunne vetlaag aan.<br />
3. Breng op de pasrand van de velg eveneens een<br />
dunne vetlaag aan. Deze vetlaag heeft tot doel<br />
om vastroesten van de velg aan de wielnaaf<br />
tegen te gaan.<br />
4. Controleer of de aanligvlakken van de velg en<br />
de remtrommel/wielnaaf goed schoon zijn,<br />
indien nodig reinigen.<br />
8 PRELIMINARY<br />
5. Reinig de wielmoeren en breng daarna tussen<br />
de drukring en de moer een enkele druppel olie<br />
aan.<br />
6. Breng op de eerste draadwinding van de<br />
wielbouten eveneens een enkele druppel olie<br />
aan.<br />
4-2 9835
7 VOORAS<br />
NDS56LF Verwijderen en aanbrengen<br />
7. Breng de wielmoeren aan en draai vervolgens<br />
de moeren gelijkmatig volgens de in de afbeelding<br />
getoonde volgorde aan.<br />
Het gebruik van een luchtsleutel is toegestaan<br />
maar het aanhaalmoment is verre van betrouwbaar.<br />
Het is daarom noodzakelijk dat de wielmoeren<br />
op het voorgeschreven aanhaalmoment worden<br />
getrokken met een momentsleutel. Zie voor het<br />
voorgeschreven aanhaalmoment het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Opmerking<br />
- Insnoering van de bout ontstaat bij 900 Nm; bij<br />
vet en olie.<br />
- Bij gebruik van COPASLIP of MOLYKOTE<br />
ontstaat al een insnoering bij 500 Nm.<br />
Het gebruik van COPASLIP of<br />
MOLYKOTE is dan ook niet toegestaan.<br />
De wielmoeren moeten altijd in<br />
koude toestand aangehaald en<br />
nagetrokken worden. Vermijd<br />
echter het aanhalen van de wielbouten<br />
in extreme koude.<br />
8. Controleer de bandenspanning.<br />
9. Na 100 km en na 500 km de wielmoeren<br />
nogmaals natrekken.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-3<br />
8
VOORAS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen NDS56LF<br />
4.2 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
VOORAS COMPLEET<br />
Verwijderen vooras compleet<br />
1. Zet het voertuig op de parkeerrem en verwijder<br />
de slangen van de remkamers.<br />
2. Verwijder de stuurstang uit de stuurstangarm,<br />
zie het hoofdstuk “Verwijderen en aanbrengen”.<br />
3. Draai aan beide zijden van de as de wielmoeren<br />
los, maar verwijder deze nog<br />
niet.<br />
4. Krik het voertuig zover op dat de wielen vrij<br />
komen van de grond en plaats deugdelijke<br />
steunen onder het chassis.<br />
5. Verwijder de wielmoeren en neem de wielen<br />
van de as.<br />
6. Breng een plaat met wieltjes aan om de as te<br />
ondersteunen en te verrijden, of monteer een<br />
geschikt hijsgereedschap, zie de afbeelding.<br />
7. Indien de as met ABS is uitgevoerd, maak dan<br />
de bedrading los.<br />
8. Verwijder de bouten van de onderste reactiestangen<br />
aan de aszijde.<br />
9. Maak het stangetje van het hoogteregelventiel<br />
8 PRELIMINARY<br />
los aan de aszijde.<br />
10. Ondersteun de as op een veilige manier en<br />
verwijder de veerstropmoeren.<br />
11. Laat de as op de vloer zakken. Let op, dat de<br />
as niet kantelt.<br />
Rijd de as op de plaat met wieltjes onder het<br />
voertuig uit.<br />
01975B<br />
4-4 9835
7 VOORAS<br />
NDS56LF Verwijderen en aanbrengen<br />
Aanbrengen vooras compleet<br />
1. Controleer alle bouten en moeren op roestvorming<br />
en beschadiging, indien nodig<br />
vernieuwen. Bij hergebruik de draad grondig<br />
reinigen en ontdoen van verf.<br />
2. Breng de as onder het voertuig omhoog,<br />
centreer de as m.b.v de centreerpennen.<br />
3. Breng de wielen aan, zie het hoofdstuk<br />
“Verwijderen en aanbrengen”.<br />
4. Laat het voertuig op de wielen zakken en zet<br />
de veerstropmoeren vast.<br />
5. Voorzie de uitstekende draadeinden van de<br />
veerstroppen van vet.<br />
6. Breng de stuurstang in de stuurstangarm aan,<br />
zie het hoofdstuk “Verwijderen en aanbrengen”.<br />
7. Sluit de remluchtslangen aan.<br />
8. Sluit indien losgekoppeld de ABS-bedrading<br />
aan.<br />
9. Monteer de onderste reactiestangen.<br />
10. Monteer het stangetje van het hoogteregelventiel.<br />
11. Na 100 en 500 km de wielmoeren natrekken.<br />
PRELIMINARY<br />
0015 4-5<br />
8
VOORAS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen NDS56LF<br />
4.3 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN<br />
STUURSTANG<br />
1. Verwijder aan beide zijden van de stuurstang<br />
de splitpen en vervolgens de kroonmoer.<br />
2. Verwijder met een kogeleindtrekker de kogeleinden<br />
uit de stuurstangarm en de pitmanarm.<br />
Aanbrengen stuurstang<br />
1. Neem bij een nieuwe stuurstang de instelling<br />
van de verwijderde stuurstang over.<br />
2. Reinig de conische aanligvlakken van zowel de<br />
stuurstangkogels als van de stuurstangarm en<br />
de pitmanarm. De conische vlakken moeten<br />
absoluut vuil-, vet- en verfvrij zijn.<br />
3. Breng de stuurstang aan en zet de kroonmoeren<br />
vast.<br />
4. Controleer de afstelling van de stuurstang en<br />
stel deze indien nodig bij, zie het hoofdstuk<br />
“Controleren en afstellen”.<br />
5. Controleer of het draadeind van de kogelkop<br />
niet te ver uit de stuurstang is gedraaid. De<br />
klembeugel moet de schroefdraad van de<br />
kogelkop altijd volledig omklemmen, zie de<br />
afbeelding.<br />
6. Controleer of de bout van de klembeugel met<br />
8 PRELIMINARY<br />
het voorgeschreven aanhaalmoment is vastgezet,<br />
zie het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
7. Haal de kroonmoeren met het juiste aanhaalmoment<br />
aan, zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”. Komt het splitpengat in het kogeleind<br />
niet overeen met de uitsparingen in de<br />
kroonmoer, dan moet de kroonmoer vaster<br />
worden aangedraaid.<br />
8. Breng nieuwe splitpennen aan.<br />
01933B<br />
4-6 9835
7 VOORAS<br />
NDS56LF Verwijderen en aanbrengen<br />
4.4 VERWIJDEREN EN AANBRENGEN SPOOR-<br />
STANG<br />
Verwijderen spoorstang<br />
1. Verwijder aan beide zijden van de spoorstang<br />
de splitpen en de kroonmoer.<br />
2. Verwijder met een kogeleindtrekker de kogeleinden<br />
uit de spoorstangarmen.<br />
Aanbrengen spoorstang<br />
1. Neem bij een nieuwe spoorstang de instelling<br />
van de verwijderde spoorstang over.<br />
2. Reinig de conische aanligvlakken van zowel de<br />
spoorstangkogels als van de fusees. De<br />
conische vlakken moeten absoluut vuil- vet- en<br />
verfvrij zijn.<br />
3. Breng de spoorstang aan en zet de kroonmoeren<br />
vast.<br />
4. Controleer het toespoor van de as en stel dit<br />
indien nodig bij, zie het hoofdstuk “Controleren<br />
en afstellen”.<br />
5. Controleer of de draadeinden van de spoorstang<br />
of van de kogelkoppen volledig<br />
door de klemstukken worden omklemd.<br />
6. Controleer of de bouten van de klemstukken<br />
met het voorgeschreven aanhaalmoment zijn<br />
vast gezet, zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
7. Haal de kroonmoeren met het juiste aanhaalmoment<br />
aan, zie het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”. Komt het splitpengat<br />
in het kogeleind niet overeen met de uitsparingen<br />
in de kroonmoer, dan moet de kroonmoer<br />
vaster worden aangedraaid.<br />
8. Breng nieuwe splitpennen aan.<br />
PRELIMINARY<br />
01933B<br />
0015 4-7<br />
8
VOORAS 7<br />
Verwijderen en aanbrengen NDS56LF<br />
8 PRELIMINARY<br />
4-8 9835
7 VOORAS<br />
NDS56LF Service manual<br />
5. SERVICE MANUAL DANA NDS AXLE<br />
PRELIMINARY<br />
0015 5-1<br />
8
8<br />
VOORAS 7<br />
Service manual NDS56LF<br />
PRELIMINARY<br />
5-2 0015
place product photo here<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
SERVICE MANUAL<br />
GENERAL INFORMATION<br />
NDS Axle range
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
INFORMATION ABOUT THIS MANUAL.<br />
THIS MANUAL IS DIVIDED INTO THE FOLLOWING GENERAL SECTIONS:-<br />
1) GENERAL INFORMATION (this section)<br />
2) LUBRICATION AND MAINTENANCE<br />
3) REMOVAL AND REFITTING OF THE SWIVEL (KNUCKLE) ASSEMBLY<br />
4) REMOVAL AND REFITTING OF THE BRAKE ASSEMBLY<br />
5) PARTS IDENTIFICATION<br />
The description, testing procedures, and specifications contained in this<br />
parts / service publication were current at time of printing. This manual will not be<br />
updated. If in doubt about any aspect of maintenance or servicing of the axle please<br />
contact the vehicle builder or our service department direct.<br />
Spicer Speciality Axle Division products are subject to continual development and we<br />
reserve the right to modify procedures and to make changes in specifications at any<br />
time without prior notice and without incurring obligation.<br />
The recommendations of the vehicle manufacturer should be considered as the primary<br />
source of service information regarding this SPICER SPICER SPICER ® product. This manual is intended<br />
to be used as a supplement to such information.<br />
Any references to brand names in this publication is made simply as an example of the<br />
types of tools and materials recommended for use and, as such, should not be<br />
considered as an endorsement.<br />
Spicer Speciality Axle division recommends following all manufacturers<br />
recommendations for the proper handling and disposal of lubricants and solvents.<br />
For further information please contact the supplier of lubricants and solvents.<br />
Manual No. NDS1 Issue A<br />
Page No.2
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Manual No. NDS1 Issue A<br />
IMPORTANT NOTICE<br />
THIS SYMBOL IS USED THROUGHOUT THIS MANUAL, TO CALL<br />
ATTENTION TO PROCEDURES WHERE CARELESSNESS OR<br />
FAILURE TO FOLLOW SPECIFIC INSTRUCTIONS MAY RESULT IN<br />
PERSONAL INJURY OR COMPONENT DAMAGE.<br />
DEPARTURE FROM THE INSTRUCTIONS, CHOICE OF TOOLS,<br />
MATERIALS AND RECOMMENDED PARTS MENTIONED IN THIS<br />
PUBLICATION MAY JEPORDISE THE PERSONAL SAFETY OF THE<br />
SERVICE TECHNICIAN OR VEHICLE OPERATOR.<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION URGES CAUTION<br />
WHEN PERFORMING ANY SERVICE OR MAINTENANCE<br />
PROCEDURE<br />
WARNING: FAILURE TO FOLLOW INDICATED<br />
PROCEDURES CREATES A HIGH<br />
RISK OF PERSONAL INJURY TO<br />
THE SERVICE TECHNICIAN.<br />
NOTE: FAILURE TO FOLLOW INDICATED<br />
PROCEDURES MAY CAUSE<br />
COMPONENT DAMAGE OR<br />
MALFUNCTION<br />
FOR EASE OF ASSEMBLY / DISASSEMBLY:<br />
HELPFUL REMOVAL / INSTALLATION<br />
PROCEDURES TO AID IN THE<br />
SERVICE OF YOUR NDS AXLE<br />
EVERY EFFORT HAS BEEN MADE TO ENSURE THE ACCURACY OF THE INFORMATION CONTAINED<br />
WITHIN THIS MANUAL.<br />
HOWEVER, SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION MAKES NO EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTY OR<br />
REPRESENTATION BASED ON THE ENCLOSED INFORMATION.<br />
ANY ERRORS OR OMISSIONS MAY BE REPORTED TO :<br />
THE TECHNICAL PUBLICATIONS DEPARTMENT<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
ABBEY ROAD<br />
KIRKSTALL<br />
LEEDS<br />
LS5 3NF<br />
TEL: 0044-113-2584611<br />
FAX: 0044-113-2091115<br />
Page No.3
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
WARNINGS!<br />
NON ASBESTOS FIBRES!<br />
ALTHOUGH NON OF THE BRAKE LININGS USED ON THE NDS RANGE OF AXLES CONTAIN<br />
ASBESTOS.<br />
IT SHOULD BE NOTED THAT NON ASBESTOS BRAKE LININGS CAN STILL CONTAIN<br />
INGREDIENTS WHICH CAN PRESENT HEALTH RISKS IF INHALED.<br />
ACCORDINGLY CARE SHOULD BE TAKEN TO AVOID THE CREATION AND INHALATION OF<br />
DUST WHEN BRAKES ARE SERVICED.<br />
FURTHER DETAILS SHOULD BE OBTAINED FROM YOUR EMPLOYER OR THE BRAKE<br />
MANUFACTURER!<br />
PERSONAL INJURY!<br />
TO PREVENT PERSONAL INJURY, ALWAYS WEAR APPROPRIATE PERSONAL PROTECTION<br />
EQUIPMENT (P.P.E) WHEN PERFORMING ANY MAINTENANCE WORK.<br />
SOLVENT CLEANERS!<br />
IF SOLVENT BASED CLEANERS ARE TO BE USED, THE MANUFACTURERS INSTRUCTIONS<br />
SHOULD BE CAREFULLY FOLLOWED AS WELL AS TAKING THE FOLLOWING BASIC<br />
PRECAUTIONS:-<br />
1) WEAR EYE PROTECTION!<br />
2) WEAR PROTECTIVE CLOTHING!<br />
3) WORK IN A WELL VENTILATED AREA!<br />
4) DO NOT USE PETROLIUM (GASOLINE ) BASED PRODUCTS DUE TO THE RISK OF FIRE<br />
AND / OR EXPLOSION!<br />
ON NO ACCOUNT SHOULD SOLVENT CLEANERS BE USED ON ANY OF THE BEARING<br />
COMPONENTS CONTAINED IN YOUR NDS RANGE AXLE<br />
NOTE:<br />
WELDING , MACHINING OR MODIFICATION OF ANY AXLE COMPONENT IS PROHIBITED<br />
UNLESS NOTED IN THIS MANUAL, OR OTHER SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION SERVICE<br />
LITERATURE.<br />
Manual No. NDS1 Issue A<br />
Page No.4
GLOSSARY OF TERMS<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Due to the international nature of Spicer Speciality Axle Division products certain terms and wordsrequire<br />
clarification; hence the following list:-<br />
Manual No. NDS1 Issue A<br />
ENGLISH U.S.A<br />
SWIVEL KNUCKLE<br />
COTTER PIN DRAW KEY<br />
AXLE BED I BEAM<br />
STEERING LEVER TIE ROD ARM<br />
HUB NUT SPINDLE NUT<br />
SWIVEL STOP SCREW STOP BOLT<br />
TOP / BOTTOM CAP KING PIN CAP<br />
BUSHES BUSHINGS<br />
LUBRICATOR ZIRC<br />
Page No.5
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
GENUINE SPICER SERVICE PARTS<br />
Should an axle assembly require replacement component parts, it is recommended that<br />
Spicer Speciality Axle Division service parts be used. Spicer Speciality Axle Division service<br />
parts are manufactured under the same rigid specification as are the original equipment axle<br />
components. This assures the customer who uses genuine Spicer Speciality Axle Division<br />
service parts, maximum reliability for a Spicer Speciality Axle Division assembly.<br />
Spicer Speciality Axle Division service parts are available through either your vehicle<br />
manufacturer or through Spicer Speciality Axle Division spares department.<br />
The use of non Spicer service parts may cause premature component failure and void the<br />
warranty.<br />
The items included in the spare parts section of this manual are currently available as<br />
service spare parts at the time of printing.<br />
The part numbers and illustrations are provided specifically as a guide only.<br />
ORDERING SPARE PARTS<br />
In order to assist our spares department when ordering spare parts for your NDS range axle,<br />
please have the following information to hand.<br />
1. Axle type<br />
2. Axle list number<br />
3. serial number<br />
These can be found on the axle nameplate situated on the front of the axle bed as shown<br />
below:-<br />
ALWAYS USE GENUINE SPICER SPICER®<br />
SPARE PARTS!<br />
Manual No. NDS1 Issue A<br />
SPICER SPECIALITY<br />
AXLE DIVISION<br />
TYPE NDS56<br />
SERIAL No.<br />
LIST No. 26227<br />
CUST. REF.<br />
0001<br />
SPICER ®<br />
ABCDEF 1<br />
MANUFACTURED IN THE UNITED KINGDOM<br />
typical example<br />
of nameplate<br />
Page No.6
APPLICATION POLICY<br />
Capability ratings, features and specifications vary depending upon the model type of service. Applications approvals must be<br />
obtained from Spicer Speciality axle division. We reserve the right to change or modify our product specifications, configurations, or<br />
dimensions at any time without notice.<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
ABBEY ROAD<br />
LEEDS LS5 3NF<br />
ENGLAND<br />
TEL (+44-113) 2584611 FAX (+44-113) 2586097
place product photo here<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
Maintenance Manual<br />
NDS axles<br />
Lubrication and Maintenance<br />
NDS Axle range
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
MANUAL ISSUE SHEET<br />
Page No. Issue Description / Alteration Reason Date<br />
All A New Manual Nov. 99<br />
5 B Mileage interval altered Updated spec. Mar.2000<br />
9 B Mileage interval altered Updated spec. Mar.2000<br />
13 B Tie rod torques added New tie rod Mar.2000<br />
14 B Tie rod torques added New tie rod Mar.2000<br />
15 B Air cylinder torques added New spec Mar.2000<br />
18 B Air cylinder torques added New spec Mar.2000<br />
Page No.2
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SECTION 1 LUBRICATION<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
LUBRICATION AND ROUTINE MAINTENANCE FOR NDS AXLE RANGE<br />
1.1 GREASING PERIODS<br />
1.1.1 ON HIGHWAY APPLICATIONS<br />
Pressure lubricate every 6 months or 25000 miles (40000 km)<br />
A more frequent lubrication cycle is required for axles used in on/off highway, refuse, or other severe<br />
service applications.<br />
1.1.2 Grease points as shown in fig.no.1.<br />
Grease top and bottom<br />
lubricators<br />
until grease can be seen<br />
escaping from swivel / axle bed<br />
interfaces<br />
Grease top<br />
and bottom<br />
lubricators<br />
Greasing points<br />
Fig.No.1<br />
NOTE :- ALL OTHER COMPONENTS IN THE NDS RANGE OF AXLES ARE<br />
GREASED FOR LIFE AND REQUIRE NO FURTHER LUBRICATION<br />
DURING THE LIFE OF THE COMPONENT.<br />
Recommended lubrication - LITHIUM BASE ROLLER BEARING GREASE NLGI NUMBER 2<br />
1.2 Recommended Greases<br />
Use greases to grade "F" in lubrication manual<br />
Page No.3<br />
TP171
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SECTION 2 ROUTINE MAINTENANCE<br />
2.1 Hub bearing checking<br />
a) Before commencing checks, apply parking brake, raise wheels off ground and support axle on stands.<br />
and remove brake drum (if fitted) .<br />
WARNING!<br />
NEVER WORK UNDER A VEHICLE SUPPORTED ONLY BY JACKS!<br />
ALWAYS USE SUITABLE AXSLE STANDS!<br />
b) Place magnetic base of a dial indicator on brake shoe / caliper and position dial indicator stem against a<br />
convenient marked spot on face of Hub flange<br />
c) With dial indicator in position pull hard but steadily on Hub flange and oscillate at same time until a<br />
steady reading is achieved.<br />
d) Without releasing the pressure, turn bearing so that dial indicator stem contacts marked spot and note<br />
reading on indicator.<br />
e) Push bearing flange hard and oscillate as before until a steady reading is achieved.<br />
f) Without releasing the pressure, turn bearing so that indicator stem again contacts the marked spot and<br />
note new reading on indicator.<br />
g) The difference between readings is amount of mounted end play in bearing unit .<br />
h) The mounted end play figure should not exceed 0.050mm for a new bearing.<br />
NOTE:-<br />
IF ORIGINAL BEARING UNIT IS RE-FITTED, AND END FLOAT IS MEASURED AT 1MM, WITH<br />
HUB NUT FULLY TIGHTENED TO CORRECT TORQUE, THEN THE RETAINING CLIP WITHIN THE<br />
UNIT IS DAMAGED / DISPLACED AND A NEW UNIT MUST BE FITTED.<br />
2.2 To check front wheel ' Toe In '<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
a) To preserve correct steering and avoid excessive tyre wear, tracking (or alignment) of<br />
front wheels should be checked periodically, as follows :-<br />
Set front wheels in straight ahead position and at points level with wheel centre, measure<br />
distance over hubs / wheel rims, both in front and behind axle centre.<br />
For correct 'Toe In' front measurement 'B' should be 0" to 0.04" (0 to1mm) smaller than<br />
rear measurement 'A' .<br />
b) To allow for inaccuracies in wheels, same check should be made with vehicle moved an<br />
equivalent to half of a wheel revolution (180°). Any adjustment required can be effected<br />
by backing off clamp bolts in ball sockets and rotating tie (track) rod tube.<br />
After adjustment, tighten clamp bolts to specified torque.<br />
‘A’<br />
‘B’<br />
Measure dimensions ‘A’ and ‘B’ over hubs / wheel rims<br />
on horizontal centre line.<br />
To give correct alignment ; dimension ‘A’ should be<br />
0.0" to 0.04" (0 to1mm) greater than dimension ‘B’.<br />
Fig. No.2<br />
2.3 Check condition of brake pads as described in relevant brake manufacturers service manual.<br />
TP947<br />
Page No.4
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SECTION 2 ROUTINE MAINTENANCE Cont.<br />
2.4 Check permissible slackness in swivel (king) pins every 48000 km (30000 miles) as follows :-<br />
Aspects to be considered are :a)<br />
Lateral slackness.<br />
b) Vertical slackness.<br />
Before commencing checks, apply parking brake, raise wheels off ground and support axle on stands.<br />
a) Checking lateral slackness<br />
Whilst this is being carried out the brake must be applied.<br />
Place a set -square with its stock on ground and its blade against tyre wall.<br />
Place a mark on ground to indicate position of stock end.<br />
Insert a lever through bottom cut-out of wheel and lever it upwards thus moving set-square outboard.<br />
Mark changed position of stock end.<br />
Maximum allowable stock displacement is given as follows:-<br />
for 17.5" wheels = 6mm.<br />
for 19.5" wheels = 7mm.<br />
for 22.5" wheels = 8mm.<br />
for 24.0" wheels = 9mm.<br />
If displacement exceeds stated allowance then need for bush / bearing attention and possible renewal,<br />
is in evidence.<br />
b) Checking vertical slackness<br />
This is measured by a dial indicator anchored to axle beam and having its pointer placed vertical<br />
against swivel top.<br />
Place a jack against underside of swivel and, whilst applying a lifting force, observe any movement on<br />
indicator dial.<br />
If vertical movement is evident and it exceeds 0.040" (1.02mm) then re-adjustment of swivel is required<br />
by adjusting thickness of bearing adjusting washers.<br />
2.5 Every 6 months, check for movement in ball joints as follows :-<br />
NOTE :-<br />
THIS TEST IS TO BE CARRIED OUT WITH VEHICLE IN LOADED CONDITION,<br />
DO NOT JACK UP VEHICLE<br />
a) Axial end float (axial travel)<br />
End float in direction of axis of ball pin, as shown in fig. no.3 should be within limits of<br />
0.4mm to 2.0mm max. using a test force of 850N.<br />
b) Radial end float (radial travel)<br />
Radial end float at right angles to axis of ball pin as shown in fig. no. 4 should be within<br />
limits of 0.4mm to 0.8mm max. using a test force of 6000N.<br />
Replace ball joints if outside limits given in a) and / or b).<br />
Axial end float<br />
Fig. No. 3<br />
Fig. No. 4<br />
TP803<br />
Radial end float Radial end float<br />
Page No.5
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SECTION 2 ROUTINE MAINTENANCE Cont.<br />
2.6 Every 6 months inspect ball joints for corrosion as follows :-<br />
NOTE:-<br />
INSPECTION OF BALL JOINTS IS IMPORTANT, ESPECIALLY THOSE IN OLDER VEHICLES.<br />
DAMAGED SEALING BOOTS, SALT ON ROADS IN WINTER AND CLIMATIC CONDITIONS CAN<br />
CAUSE LOSS OF THE CORROSION PROTECTION COATING APPLIED DURING MANUFACTURE.<br />
Inspection instructions:-<br />
Ensure that ball joint is in an easy access-position.<br />
Carefully clean the sealing boot contact area, to ensure that pollutants cannot get under the sealing<br />
boot during the following inspection procedure.<br />
Use an appropriate inspection sheet-metal-tool, eg. spatula with cut out, (fig. no.5) to push up the<br />
sealing boot (without damaging it) until ball pin surface is visible. Degrease the ball pin surface.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Steering lever<br />
Ball pin surface<br />
Sheet-metal-tool<br />
●<br />
Sealing boot<br />
●<br />
●<br />
Ball socket body<br />
If there is corrosion of the ball pin or the sealing boot has deteriorated through ageing or is damaged,<br />
replace the ball joint in question, or the complete tie rod or drag link as appropriate.<br />
If there is corrosion of the steering lever area which is in contact with the sealing boot, clean and<br />
eliminate all surface irregularities.<br />
If there is no corrosion or damage to the sealing boot, smear the steering lever surface with<br />
Lithium grease and push the sealing boot back into its properly seated position.<br />
●<br />
Fig. No. 5<br />
When dismantling tie rods, drag links or drop arms ensure that no damage is caused to the sealing<br />
boots or ball joint housings.<br />
●<br />
TP1271<br />
Page No.6
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SECTION 3 CARE OF WHEELS AND FIXING FACES (ALL AXLES WITH SPIGOT FIXING)<br />
At approximately 100 miles after fitting wheels, wheel nut torque should be checked with wheel ends in<br />
" cold " condition ( ie not after prolonged braking.).<br />
If any relaxation of original torque (see specification) has occured, re-tighten.<br />
Relaxation of initial torque may occur because of " Bedding Down" of hub and wheel surfaces.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NOTE:-<br />
TIGHTENING SHOULD NOT BE DONE IMMEDIATELY AFTER PROLONGED<br />
BRAKING I.E. WHEN WHEEL ENDS ARE HOT. A RELAXATION OF WHEEL NUT<br />
TORQUE DOES OCCUR WHEN WHEEL END IS HOT BUT SHOULD REVERT BACK<br />
TO THE ORIGINAL SETTING AS THE WHEEL END COOLS DOWN. RE- TIGHTENING<br />
WHEN HOT WILL PRODUCE A HIGHER TORQUE READING WHEN COLD!<br />
Although this single re-tightening after first 100 miles should be sufficient to ensure wheels stay tight,<br />
extra checks are recommended within at least the first 1000 miles to check that wheel assembly is<br />
stable and that no further relaxation is occuring.<br />
see graphic on following page for correct tightening sequence of wheel nuts<br />
3.1 Care of wheels :-<br />
Check for CRACKS in wheels, especially around the fixing holes, and in studs, nuts and washers.<br />
If in doubt RENEW .<br />
DO NOT simply re-tighten very loose wheel fixings or wheels which are continualy becoming loose.<br />
Find out why they are loose and whether any damage has been caused.<br />
Use TRAINED personnel and keep RECORDS of all attention to wheels and fixings, including which<br />
parts were renewed and when.<br />
NOTE :-<br />
FURTHER DETAILS ARE GIVEN IN BRITISH STANDARD CODE OF PRACTICE FOR THE<br />
SELECTION AND CARE OF TYRES AND WHEELS FOR COMMERCIAL VEHICLES:-<br />
BSAU50 : PART2 : SECTION 7A : 1995<br />
3.2 PROTECTION OF SPIGOT WHEEL FIXING DIAMETERS AND PRESSURE SURFACES.<br />
Although Spicer Speciality Axles Division apply an initial surface coating to wheel rim mating faces<br />
on spigot to stop rusting and facilitate easy removal of wheels. The application of P.B.C. grease such<br />
as 'Rocol Tufgear' or equivalent to wheel register is recommended.<br />
The above P.B.C. grease is available from Rocol Ltd., Rocol House, Wakefield Road,<br />
Swillington, Leeds, UK. Phone: 44 (113) 2322600. Fax: 44 (113) 2322740.<br />
Page No.7
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
6 - STUD FIXING<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
8 - STUD FIXING<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
10 - STUD FIXING<br />
3<br />
5<br />
10<br />
4<br />
5<br />
7<br />
5<br />
8<br />
3<br />
2<br />
1<br />
2<br />
1<br />
2<br />
1<br />
4<br />
7<br />
6<br />
8<br />
6<br />
Page No.8<br />
6<br />
3<br />
9<br />
4
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SECTION 4 Guidance standards for acceptable brake drum crazing (if fitted).<br />
Every 48000 km (30000 miles) or whenever brake drums are removed for axle maintenance purposes<br />
they should be checked for crazing.<br />
Brake drums with crazing in excess of that shown in fig.6 below, and which are of<br />
Spicer Speciality axle division manufacture should not be re introduced into service.<br />
Figs.7 & 8 show examples of unacceptable crazing.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
fig.6<br />
fig.7<br />
fig.8<br />
Page No.9
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
EVALUATION OF BRAKE DISC SURFACE<br />
Upon removal of brake disc Fig. 9. It's surface<br />
should be checked for defects. Inspection should<br />
cover both sides of the braking surface as well as<br />
the outer diameter of the disc.<br />
Brake disc thickness should be checked in<br />
accordance with manufacturers dimensional<br />
recommendations.<br />
You should inspect for the following:-<br />
• Heat checking<br />
• Cracks<br />
• Grooves - scoring<br />
• Blue marks - Banding<br />
• Polished discs<br />
Heat checking can be light or heavy,<br />
If light heat checking type cracks (fine and light)<br />
are found as shown in Fig.10 the disc can continue<br />
to be used.<br />
If heavy heat checking type cracks (deep and<br />
wide) are found the disc must be replaced.<br />
Cracks can be of 2 types Radial or Through.<br />
If any radial cracks are found in the brake disc<br />
surface as shown in fig. 11. then the disc<br />
must be replaced..<br />
If any Through cracks are found in the brake disc<br />
as shown in fig. 12. then the disc<br />
must be replaced..<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Fig. 9<br />
Fig. 10<br />
Fig. 11<br />
Fig. 12<br />
Page No.10<br />
TP1627<br />
TP1628<br />
TP1629<br />
TP1630
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
EVALUATION OF BRAKE DISC SURFACE CONTINUED<br />
Grooving - Scoring can be light or heavy,<br />
If light grooving is found as shown in Fig. 13 then the disc<br />
can continue to be used.<br />
If Heavy grooving is found as shown in Fig. 14 then the disc<br />
must be replaced.<br />
Blue marks - banding indicates that the disc has been<br />
exposed to very high temperatures.<br />
If Blue marks - banding are found, the reason for the high<br />
temperatures must be investigated and corrected.<br />
Refer to the Brake manufacturer for details.<br />
if left uncorrected the formation of heavy<br />
heat checking / cracks will occur.<br />
Polished discs indicate the use of improper lining material<br />
or that the disc has been re- machined to too fine a surface<br />
finish.<br />
The Gloss / polish should be removed using (80) grit<br />
Emery cloth and the brake manufacturer should be<br />
contacted for an alternate liner material.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Fig. 13<br />
Fig. 14<br />
Fig. 15<br />
Fig. 16<br />
Page No.11<br />
TP1631<br />
TP1632<br />
TP1633<br />
TP1634
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Page No.12
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SWIVEL / AXLE BED TIGHTENING TORQUES<br />
Fig.No.17<br />
PART N O ---- DESCRIPTION ----------------------------------- TIGHTENING TORQUE<br />
1 ------- Brake backplate nut 1/2" UNF ---------------- 85 - 103 lbs.ft--------115 - 140 NM ------- (All axles)<br />
2 ------- Brake backplate stud 1/2" UNF --------------- See TD 183/1 ---------------------------------- (All axles)<br />
8 ------- Swivel top cap ------------------------------------- 25 - 75 lbs.ft ----------34 - 102 NM -------- (All axles)<br />
9 ------- Swivel top cap lubricator ----------------------- 10 - 15 lbs.ft ----------14 - 20 NM ---------- (All axles)<br />
11 ------ Top lever bolts M20 x 2.5 grade 10.9 ------- 433 - 479 lbs.ft -------587 - 649 NM ------- (NDS 35/41/56)<br />
-------- Top lever bolts M20 x 2.5 grade 12.9 ------- 520 - 575 lbs.ft -------705 - 780NM ------- (NDS 56)<br />
-------- Top lever bolts M24 x 3 grade 10.9---------- 751 - 830 lbs.ft -------1018 - 1125 NM --- (NDS 80)<br />
14 ------ Cotter pin nut 1/2" UNF ------------------------- 51 - 61 lbs.ft ----------69 - 82 NM ---------- (All axles)<br />
23 ------ Lockstop nut --------------------------------------- 90 - 120 lbs.ft --------122 - 162 NM ------- (All axles)<br />
24 & 25 --- Bottom lever bolts M20 x 2.5 grade 10.9 --- 433 - 479 lbs.ft -------587 - 649 NM ------- (NDS 35/41/56)<br />
-------- Bottom lever bolts M20 x 2.5 grade 12.9 --- 520 - 575 lbs.ft -------705 - 780NM ------- (NDS 80)<br />
-------- Bottom lever bolts M24 x 3 grade 10.9 ----- 751 - 830 lbs.ft -------1018 - 1125 NM --- (NDS 80)<br />
27 ------ Ball pin nut (F4845T assembly) -------------- 155 - 170 lbs.ft -------210 - 230 NM ------- (All axles)<br />
-------- Ball pin nut (F4109T assembly) -------------- 184 - 206 lbs.ft -------249 - 279 NM ------- (All axles)<br />
-------- Ball pin nut (F4779S assembly) -------------- 100 - 170 lbs.ft -------135 - 230 NM ------- (All axles)<br />
-------- Ball pin nut (F4897S assembly) -------------- 190 - 220 lbs.ft -------257 - 298 NM ------- (All axles)<br />
30 ------ Socket pinch bolt (F4845T assembly) ------ 33 - 37 lbs.ft ----------45 - 50 NM ---------- (All axles)<br />
-------- Socket pinch bolt (F4109T assembly) ------ 52 - 59 lbs.ft ----------70 - 80 NM ---------- (All axles)<br />
-------- Socket pinch bolt (F4779S assembly) ------ 65 - 75 lbs.ft ----------88 - 102 NM -------- (All axles)<br />
-------- Socket pinch bolt (F4897S assembly) ------ 118 - 155 lbs.ft -------160 - 210 NM ------- (All axles)<br />
33 ------ Swivel bottom cap lubricator ------------------ 10 - 15 lbs.ft ----------14 - 20 NM ---------- (All axles)<br />
34 ------ Swivel bottom cap -------------------------------- 25 - 75 lbs.ft ----------34 - 102 NM -------- (All axles)<br />
41 ------ Hub nut --------------------------------------------- 350 - 400 lbs.ft -------475 - 542 NM ------- (NDS 35/41/56)<br />
-------- Hub nut --------------------------------------------- 575 - 626 lbs.ft -------778 - 849 NM ------- (NDS 80)<br />
Page No.13
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SWIVEL / AXLE BED TIGHTENING TORQUES<br />
PART N O ---- DESCRIPTION ----------------------------------- TIGHTENING TORQUE<br />
6 ------- Swivel top cap ------------------------------------- 25 - 75 lbs.ft ----------34 - 102 NM -------- (All axles)<br />
7 ------- Swivel top cap lubricator ----------------------- 10 - 15 lbs.ft ----------14 - 20 NM ---------- (All axles)<br />
9 ------- Top lever bolts M20 x 2.5 grade 10.9 ------- 433 - 479 lbs.ft -------587 - 649 NM ------- (NDS 35/41/56)<br />
-------- Top lever bolts M20 x 2.5 grade 12.9 ------- 520 - 575 lbs.ft -------705 - 780NM ------- (NDS 56)<br />
-------- Top lever bolts M24 x 3 grade 10.9---------- 751 - 830 lbs.ft -------1018 - 1125 NM --- (NDS 80)<br />
12 ------ Cotter pin nut 1/2" UNF ------------------------- 51 - 61 lbs.ft ----------69 - 82 NM ---------- (All axles)<br />
21 ------ Lockstop nut --------------------------------------- 90 - 120 lbs.ft --------122 - 162 NM ------- (All axles)<br />
22 & 23 --- Bottom lever bolts M20 x 2.5 grade 10.9 --- 433 - 479 lbs.ft -------587 - 649 NM ------- (NDS 35/41/56)<br />
-------- Bottom lever bolts M20 x 2.5 grade 12.9 --- 520 - 575 lbs.ft -------705 - 780NM ------- (NDS 80)<br />
-------- Bottom lever bolts M24 x 3 grade 10.9 ----- 751 - 830 lbs.ft -------1018 - 1125 NM --- (NDS 80)<br />
25 ------ Ball pin nut (F4845T assembly) -------------- 155 - 170 lbs.ft -------210 - 230 NM ------- (All axles)<br />
-------- Ball pin nut (F4109T assembly) -------------- 184 - 206 lbs.ft -------249 - 279 NM ------- (All axles)<br />
-------- Ball pin nut (F4779S assembly) -------------- 100 - 170 lbs.ft -------135 - 230 NM ------- (All axles)<br />
-------- Ball pin nut (F4897S assembly) -------------- 190 - 220 lbs.ft -------257 - 298 NM ------- (All axles)<br />
28 ------ Socket pinch bolt (F4845T assembly) ------ 33 - 37 lbs.ft ----------45 - 50 NM ---------- (All axles)<br />
-------- Socket pinch bolt (F4109T assembly) ------ 52 - 59 lbs.ft ----------70 - 80 NM ---------- (All axles)<br />
-------- Socket pinch bolt (F4779S assembly) ------ 65 - 75 lbs.ft ----------88 - 102 NM -------- (All axles)<br />
-------- Socket pinch bolt (F4897S assembly) ------ 118 - 155 lbs.ft -------160 - 210 NM ------- (All axles)<br />
30 ------ Swivel bottom cap lubricator ------------------ 10 - 15 lbs.ft ----------14 - 20 NM ---------- (All axles)<br />
31 ------ Swivel bottom cap -------------------------------- 25 - 75 lbs.ft ----------34 - 102 NM -------- (All axles)<br />
38 ------ Hub nut --------------------------------------------- 350 - 400 lbs.ft -------475 - 542 NM ------- (NDS 35/41/56)<br />
-------- Hub nut --------------------------------------------- 575 - 626 lbs.ft -------778 - 849 NM ------- (NDS 80)<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Fig.No.18<br />
Page No.14
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SWIVEL / HUB END TIGHTENING TORQUES<br />
PART N O DESCRIPTION TIGHTENING TORQUE<br />
1 Wheel nut M18 x 1.5 ----------------------------------------------- 235 - 260 lbs.ft 318 - 352NM<br />
Wheel nut M20 x 1.5 ----------------------------------------------- 285 - 315 lbs.ft 386 - 427NM<br />
Wheel nut M22 x 1.5 ----------------------------------------------- 475 - 525 lbs.ft 644 - 712NM<br />
6 Brake Caliper Mounting Bolt M14 x 1.5 ----------------------- 174 - 192 lbs.ft 236 - 260NM<br />
Brake Caliper Mounting Bolt M16 x 1.5 ----------------------- 266 - 294 lbs.ft 360 - 399NM<br />
Brake Caliper Mounting Bolt M18 x 1.5 ----------------------- 372 - 412 lbs.ft 504 - 559NM<br />
Brake Caliper Mounting Bolt M20 x 1.5 ----------------------- 520 - 574 lbs.ft 705 - 778NM<br />
4 Brake air cylinder retaining nuts M16 X 1.5 ------------------ 133 - 155 lbs.ft 180 - 210NM<br />
10 Hub flange retaining bolt M14 x 1.5 ---------------------------- 174 - 192 lbs.ft 236 - 260NM<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Fig.No.19<br />
Page No.15
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SWIVEL / HUB END TIGHTENING TORQUES<br />
PART N O DESCRIPTION TIGHTENING TORQUE<br />
1 Wheel nut M18 x 1.5 ----------------------------------------------- 235 - 260 lbs.ft 318 - 352NM<br />
Wheel nut M20 x 1.5 ----------------------------------------------- 285 - 315 lbs.ft 386 - 427NM<br />
Wheel nut M22 x 1.5 ----------------------------------------------- 475 - 525 lbs.ft 644 - 712NM<br />
8 Hub flange retaining bolt M14 x 1.5 ---------------------------- 174 - 192 lbs.ft 236 - 260NM<br />
9 Brake drum retaining screw -------------------------------------- 26 - 32 lbs.ft 35 - 43NM<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Fig.No.20<br />
Page No.16
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Fig.No.21<br />
PART N O DESCRIPTION TIGHTENING TORQUE<br />
1 Wheel nut M18 x 1.5 ----------------------------------------------- 235 - 260 lbs.ft 318 - 352NM<br />
Wheel nut M20 x 1.5 ----------------------------------------------- 285 - 315 lbs.ft 386 - 427NM<br />
Wheel nut M22 x 1.5 ----------------------------------------------- 475 - 525 lbs.ft 644 - 712NM<br />
20 Hub flange retaining bolt M14 x 1.5 ---------------------------- 174 - 192 lbs.ft 236 - 260NM<br />
21 Brake drum retaining screw -------------------------------------- 26 - 32 lbs.ft 35 - 43NM<br />
Page No.17
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Fig.No.22<br />
PART N O DESCRIPTION TIGHTENING TORQUE<br />
1 Wheel nut M18 x 1.5 ----------------------------------------------- 235 - 260 lbs.ft 318 - 352NM<br />
Wheel nut M20 x 1.5 ----------------------------------------------- 285 - 315 lbs.ft 386 - 427NM<br />
Wheel nut M22 x 1.5 ----------------------------------------------- 475 - 525 lbs.ft 644 - 712NM<br />
5 Brake air cylinder retaining nuts M16 X 1.5 ------------------ 133 - 155 lbs.ft 180 - 210NM<br />
6 Brake Caliper Mounting Bolt M14 x 1.5 ----------------------- 174 - 192 lbs.ft 236 - 260NM<br />
Brake Caliper Mounting Bolt M16 x 1.5 ----------------------- 266 - 294 lbs.ft 360 - 399NM<br />
Brake Caliper Mounting Bolt M18 x 1.5 ----------------------- 372 - 412 lbs.ft 504 - 559NM<br />
Brake Caliper Mounting Bolt M20 x 1.5 ----------------------- 520 - 574 lbs.ft 705 - 778NM<br />
10 Hub flange retaining bolt M14 x 1.5 ---------------------------- 174 - 192 lbs.ft 236 - 260NM<br />
Page No.18
© Spicer Speciality Axle Division<br />
NDS2 issue A<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Fig.No.23<br />
PART N O DESCRIPTION TIGHTENING TORQUE<br />
1 Wheel nut M18 x 1.5 ----------------------------------------------- 235 - 260 lbs.ft 318 - 352NM<br />
Wheel nut M20 x 1.5 ----------------------------------------------- 285 - 315 lbs.ft 386 - 427NM<br />
Wheel nut M22 x 1.5 ----------------------------------------------- 475 - 525 lbs.ft 644 - 712NM<br />
7 Hub flange retaining bolt M14 x 1.5 ---------------------------- 174 - 192 lbs.ft 236 - 260NM<br />
8 Brake drum retaining screw -------------------------------------- 26 - 32 lbs.ft 35 - 43NM<br />
Page No.19
APPLICATION POLICY<br />
Capability ratings, features and specifications vary depending upon the model type of service. Applications approvals must be obtained<br />
from Spicer Speciality Axle Division. We reserve the right to change or modify our product specifications, configurations, or dimensions<br />
at any time without notice.<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
Abbey Road, Kirkstall<br />
Leeds LS5 3NF<br />
England<br />
Tel: (113) 2584611 Fax: (113) 2586097
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
Maintenance manual<br />
NDS axles<br />
Removal and refitting<br />
of swivel assembly<br />
for NDS axle range
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Manual No. NDS3<br />
MANUAL ISSUE SHEET<br />
Page No. Issue Description / Alteration Reason Date<br />
All A New Manual Dec. 99<br />
5 B Note altered Mar.2000<br />
20 B Page added New swivel details added Mar.2000<br />
Page No.2
TOOLING REQUIRED<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
NUMBER AXLE TYPE DESCRIPTION<br />
E662 ALL ALIGNMENT SLEEVE FOR Ø55 HUB BEARING<br />
E644 ALL ALIGNMENT SLEEVE FOR Ø57 HUB BEARING<br />
E645 ALL ALIGNMENT SLEEVE FOR Ø60 HUB BEARING<br />
E660 ALL ALIGNMENT SLEEVE FOR Ø70 HUB BEARING<br />
E663 NDS35 PULLER FOR TOP & BOTTOM SWIVEL BUSHES<br />
E664 NDS41 PULLER FOR TOP & BOTTOM SWIVEL BUSHES<br />
E646 NDS56 PULLER FOR TOP & BOTTOM SWIVEL BUSHES<br />
E659 NDS80 PULLER FOR TOP & BOTTOM SWIVEL BUSHES<br />
E665 NDS35 KINGPIN OIL SEAL BUSH BUMPER<br />
E666 NDS41 KINGPIN OIL SEAL BUSH BUMPER<br />
E647 NDS56 KINGPIN OIL SEAL BUSH BUMPER<br />
E661 NDS80 KINGPIN OIL SEAL BUSH BUMPER<br />
E654 NDS35 ALIGNMENT TOOL FOR FITTING SWIVEL TO BED<br />
E655 NDS41 ALIGNMENT TOOL FOR FITTING SWIVEL TO BED<br />
E656 NDS56 ALIGNMENT TOOL FOR FITTING SWIVEL TO BED<br />
E657 NDS80 ALIGNMENT TOOL FOR FITTING SWIVEL TO BED<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
Page No.3
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
PREPARATION<br />
Prepare for axle overhaul as follows:<br />
1. Set parking brake and block drivewheels<br />
to prevent vehicle movement.<br />
2. Raise vehicle until tyres are off the<br />
ground. Support raised vehicle with<br />
safety stands<br />
WARNING!<br />
NEVER WORK UNDER A VEHICLE<br />
SUPPORTED ONLY BY A JACK<br />
ALWAYS USE SAFETY STANDS.<br />
SWIVEL / AXLE BED DISASSEMBLY<br />
1. Disconnect brakes and A.B.S sensor<br />
from vehicle.<br />
Fit plugs to connectors to prevent dirt<br />
ingress.<br />
2. Remove roadwheels, brake drums<br />
(if fitted), Hub flanges,hub bearings and<br />
brakes from swivel.<br />
NOTE!<br />
HUB BEARING ASSEMBLY SHOULD<br />
ONLY BE REMOVED IF IT IS TO BE<br />
REPLACED OR FOR REMOVAL OF<br />
BRAKE ASSEMBLY / BACKPLATE.<br />
UNNECESSARY REMOVAL CAN<br />
CAUSE DAMAGE TO THE UNIT.<br />
WARNING!<br />
TAKE CARE TO AVOID BREATHING<br />
IN BRAKE DUST DURING REMOVAL.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
Page No.4
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED DISASSEMBLY<br />
3. Remove split pin (if fitted) and loosen<br />
but do not remove ball socket nuts on tie<br />
rod.<br />
FOR EASE OF DISASSEMBLY:-<br />
WHEN LOOSENING SELF LOCKING<br />
BALL PIN NUTS.<br />
INSERTION OF A HEXAGONAL KEY<br />
(ALLEN KEY) INTO THE END OF THE<br />
BALL PIN ITSELF WILL AID IN<br />
REMOVAL.<br />
IF FOR SERVICE REASONS THE TIE<br />
ROD ONLY IS TO BE REMOVED IN<br />
ISOLATION WITHOUT REMOVING<br />
ANY OTHER PARTS.<br />
IT MAY BE NECESSARY TO USE A<br />
LONG REACH THIN WALLED<br />
SOCKET IN CERTAIN<br />
APPLICATIONS.<br />
4. Back off nuts approximately 3 - 4 mm<br />
5. Using a suitable extraction tool,<br />
disconnect ball sockets from bottom<br />
steering lever.<br />
6. Disconnect steering linkages from top<br />
steering lever, using a suitable<br />
extraction tool as in steps 3, 4, & 5<br />
NOTE:-<br />
WHEN SEPARATING BALL JOINTS<br />
FROM STEERING LEVERS, NEVER<br />
STRIKE AREAS AROUND BALL PIN<br />
TAPERS WITH A HAMMER, DUE TO<br />
POSSIBLE DEFORMATION OF BALL<br />
PIN TAPER.<br />
ALSO TAKE CARE NOT TO TRAP<br />
THE RUBBER BOOT DURING<br />
REMOVAL OF SOCKET ASSEMBLY.<br />
AS THIS WOULD REQUIRE<br />
REPLACEMENT OF THE ENTIRE<br />
SOCKET ASSEMBLY.<br />
7. Inspect rubber boots of socket<br />
assemblies as decribed in routine<br />
maintenance section. if damaged<br />
replace entire socket assembly.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
3mm<br />
GAP<br />
Page No.5
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED DISASSEMBLY<br />
8. Remove lubrication nipples from top and<br />
bottom caps.<br />
9. Remove top and bottom caps.<br />
Discard ‘O’ ring seals and foam inserts.<br />
10. Remove Cotter pin nut and washer, then<br />
drive out cotter pin using a soft metal drift.<br />
11. Drive kingpin out of swivel / axle bed with a<br />
hide faced / brass hammer and a suitable<br />
drift.<br />
12. Carefully remove swivel from axle beam.<br />
CLEANING<br />
WARNING:-<br />
COMPONENT IS HEAVY.<br />
CARE SHOULD BE TAKEN WHEN<br />
REMOVING.<br />
ALSO TAKE CARE NOT TO DROP<br />
BEARING AND SHIMS WHEN SLIDING<br />
SWIVEL FROM AXLE BED<br />
Once swivel has been removed clean all<br />
parts as below:-<br />
1. Castings / forgings and rough parts<br />
• Clean with wire brush or steam clean.<br />
2. Steel parts<br />
• Clean with suitable cleaning agent.<br />
• Rinse thoroughly.<br />
• Dry off using Clean rags.<br />
3. Inspect rubber boots of socket assemblies<br />
as decribed in routine maintenance<br />
section. if damaged replace entire socket<br />
assembly.<br />
WARNING!<br />
NEVER USE PETROL (GASOLINE) TO<br />
CLEAN PARTS DUE TO EXTREME<br />
COMBUSTABILITY!<br />
DO NOT CLEAN HUB BEARING<br />
ASSEMBLY DUE TO POSSIBILITY OF<br />
SEAL DAMAGE.<br />
TAKE CARE NOT TO USE WIRE BRUSH<br />
TO CLEAN BEARING JOURNALS ON<br />
SWIVEL.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
Page No.6
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL DISASSEMBLY<br />
1. Remove king pin bush dirt seals from swivel<br />
using a suitable tool.<br />
2. Discard seals.<br />
3. Remove swivel / king pin bushes using<br />
correct service tool (see chart on page 2)<br />
4. Discard bushes.<br />
5. Remove swivel lock stops and check for<br />
wear / damage.<br />
Replace if found to be faulty.<br />
6. Thoroughly clean seal / bush area using a<br />
wire brush and suitable cleaning agent.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
DRAW BUSH<br />
OUT OF SWIVEL<br />
Page No.7
SWIVEL REASSEMBLY<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
1. Lightly lubricate outside of replacement<br />
bushes with clean grease.<br />
2. Hand start replacement bush in swivel bore.<br />
NOTE:-<br />
ENSURE SPLIT LINE IN REPLACEMENT<br />
BUSH IS POSITIONED AS SHOWN IN<br />
DIAGRAM ON PAGE 10<br />
3. Draw bush into swivel using correct service<br />
tool (see chart at front of this section).<br />
4. Check bushes are to correct depth by<br />
tapping into position using top section of<br />
correct service tool<br />
(see chart at front of this section).<br />
5. Use same procedure for both upper and<br />
lower bushes.<br />
6. Once bushes are correctly positioned in<br />
swivel bore they require reaming.<br />
7. Ream bushes using correct Kentmoore tool<br />
for the bush fitted (see table on page 10).<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
NOTE POSITION<br />
OF SPLIT LINE<br />
DRAW BUSH<br />
INTO SWIVEL<br />
Page No.8
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
SWIVEL REASSEMBLY CONTINUED..<br />
8. Install new upper and lower swivel seals<br />
using correct service tool<br />
(see chart at front of this section).<br />
as follows:-<br />
NOTE:-<br />
USE OF CORRECT TOOL ENSURES<br />
THAT THE SEAL IS SEATED AT THE<br />
CORRECT DEPTH.<br />
INCORRECT FITTING OF SEAL CAN<br />
CAUSE PROBLEMS WHEN FITTING THE<br />
SWIVEL ASSEMBLY TO AXLE BED.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
A) Place seal onto tool, open side fist<br />
see diagram on page 10 to check<br />
correct orientation.<br />
B) Position tool, into seal / bush bore<br />
in swivel as shown.<br />
C) Insert remainder of tool,<br />
through swivel as shown.<br />
D) Gently tap seal into swivel bore<br />
to depth.<br />
NOTE:-<br />
ENSURE LIP OF SEAL IS POSITIONED<br />
AS SHOWN IN DIAGRAM ON PAGE 10<br />
SEAL SITS 0.25mm BELOW SWIVEL<br />
FACE. THIS HELPS TO PREVENT<br />
DAMAGE DURING ASSEMBLY OF<br />
SWIVEL ONTO AXLE BEAM.<br />
Manual No. NDS3<br />
Page No.9
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
DIAGRAM SHOWING CORRECT BUSH SEAL INSTALLATION.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
30°<br />
30°<br />
30°<br />
30°<br />
Install top seal face down<br />
Install bottom seal face up<br />
KINGPIN BUSHING SPECIFICATION<br />
Slot in bush must be positioned<br />
within these limits<br />
5.50mm<br />
5.25mm<br />
Bush depth<br />
5.50mm<br />
5.25mm<br />
Bush depth<br />
AXLE MODEL FINISHED DIMENSION KENTMOORE TOOL PART No.<br />
NDS 35 1.3600” T.B.A<br />
NDS 41 1.6270” PT4370 - 90<br />
NDS 56 1.7955” PT4370 - 10<br />
NDS 65 / 80 1.8745” PT4370 - 95<br />
Ensure seal is below<br />
surface when fitted<br />
Page No.10
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED REASSEMBLY<br />
NOTE:-<br />
ALWAYS REPLACE KINGPIN AND<br />
THRUST BEARING IF FOUND TO BE<br />
FAULTY.<br />
1. Lightly lubricate the following components<br />
with clean grease before assembly:-<br />
• Thrust bearing areas of swivel<br />
• Axle beam ends<br />
• Kingpin bore of axle bed<br />
2. Prepack dimples in bushing bores with<br />
grease.<br />
Also pack thrust bearing with grease, by<br />
manually kneading grease into rollers.<br />
(see lub. section for correct spec.)<br />
NOTE:-<br />
DO NOT DISASSEMBLE WHEN PACKING<br />
ON NO ACCOUNT SIMPLY WIPE<br />
GREASE AROUND INSIDE OF BEARING.<br />
ROLLERS MUST BE FULLY PACKED<br />
WITH GREASE TO AVOID FAILURE IN<br />
SERVICE.<br />
3. Select a nominal shim pack of 0.13mm<br />
thickness.<br />
4. Place shim pack onto bottom of swivel.<br />
5. Place thrust bearing onto top of shim pack,<br />
ensuring that the bearing is the correct way<br />
up (see photograph.)<br />
6. Insert setting tool<br />
(see chart at front of this section). into<br />
bottom bore of swivel, thorugh bush, shims<br />
and thrust bearing. (this serves to assist in<br />
placing swivel onto axle bed).<br />
NOTE:-<br />
USE SETTING TOOL<br />
(SEE CHART AT FRONT OF THIS<br />
SECTION).<br />
NOT KING PIN TO ALIGN BEARING AND<br />
SHIMS. THIS PREVENTS BEARING DIRT<br />
SEAL FROM BEING PUSHED UPWARDS<br />
AND CAUSING DIRT SEAL TO BECOME<br />
TRAPPED UPON ASSEMBLY OF SWIVEL<br />
TO AXLE BEAM.<br />
7. Offer swivel, shims, thrust bearing and<br />
setting tool, up to axle beam.<br />
WARNING:-<br />
COMPONENT IS HEAVY. CARE<br />
SHOULD BE TAKEN WHEN LIFTING.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
TOP OF THRUST BEARING<br />
NOTE DIRT SEAL<br />
TOP OF THRUST BEARING<br />
NOTE DIRT SEAL<br />
SETTING TOOL<br />
(SEE CHART)<br />
Page No.11
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED REASSEMBLY<br />
8. Position kingpin in top of swivel.<br />
Align slot in kingpin with cotter pin hole in<br />
bed.<br />
FOR EASE OF FITTING!<br />
SUGGEST THAT SLIGHTLY TURNING<br />
SWIVEL PIN WILL AID WHEN COTTER<br />
PIN IS TO BE FITTED LATER.<br />
9. Drive kingpin down through the swivel and<br />
axle bed using a hide faced / brass hammer<br />
and a suitable drift until bottom of kingpin is<br />
flush with bottom of lower swivel bush.<br />
(see diagram on page 10.)<br />
NOTE:-<br />
AT THIS POINT IT IS NECESSARY TO<br />
CHECK THE VERTICAL PLAY IN THE<br />
SWIVEL AND ADJUST IF NECESSARY<br />
END PLAY CHECKING / ADJUSTMENT<br />
A. Position swivel in straight ahead position.<br />
B. Mount a D.T.I on axle bed with stylus<br />
positioned on top face of swivel.<br />
C. Position a suitable pry bar between axle bed<br />
and swivel and check for lift.<br />
Correct reading should be between<br />
0.05mm to 0.13mm.<br />
D. Add or remove shims until correct D.T.I<br />
reading is obtained.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
DRIVE KING PIN DOWN<br />
THROUGH THE SWIVEL,<br />
DISPLACING SETTING TOOL.<br />
SETTING TOOL<br />
Page No.12
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED REASSEMBLY CONTINUED.<br />
10. Once vertical play adjustment is correct,<br />
check alignment of kingpin flat and cotter pin<br />
hole.<br />
11. Install a new cotter pin.<br />
NOTE:-<br />
COTTER PIN IS FITTED FROM REAR OF<br />
AXLE.<br />
12. Drive cotter pin home using a hammer and a<br />
drift if necessary.<br />
13. Fit new cotter pin washer and new nut.<br />
Tighten nut to correct torque.<br />
14. Check cotter pin is correctly seated by<br />
tapping further with hammer and punch.<br />
15. Re-check torque on cotter pin nut.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
NOTE FLAT ON<br />
COTTER PIN<br />
Page No.13
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED REASSEMBLY CONTINUED.<br />
16. Lightly grease ‘O’ ring bores in top and<br />
bottom of swivel.<br />
(This helps to hold the ‘O’ ring in place)<br />
17. Place a new ‘O’ ring into top and bottom<br />
bores in swivel, and new foam insert<br />
lightly lubricated using clean oil on each top<br />
and bottom cap.<br />
(this helps to prevent foam insert from<br />
deforming upon fitment of top / bottom caps)<br />
18. Install new king pin top and bottom caps.<br />
NOTE:-<br />
SHOULD EXISTING TOP AND BOTTOM<br />
CAPS BE IN GOOD CONDITION. IT IS<br />
POSSIBLE TO RE-USE THEM; PROVIDED<br />
THE FOLLOWING PROCEDURE IS<br />
FOLLOWED:-<br />
1) REMOVE ALL EXISTING SEALANT<br />
USING A WIRE BRUSH.<br />
2) APPLY A BEAD OF LOCTITE 577 TO<br />
SECOND THREAD FOR 180º AND REFIT<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
DOES NOT RECOMMEND RE USE OF<br />
TOP / BOTTOM CAPS WITH ORIGINAL<br />
SEALANT.<br />
FOR EASE OF ASSEMBLY!<br />
SUGGEST USING A SOCKET AND<br />
RATCHETING SPANNER TO PRESS<br />
DOWN TOP / BTM CAP AND TIGHTEN AT<br />
THE SAME TIME.<br />
ON NO ACCOUNT USE AN AIR<br />
POWERED GUN TO TIGHTEN TOPCAPS<br />
DUE TO POSSIBILITY OF STRIPPING<br />
THREADS<br />
19. Tighten top and bottom caps to correct<br />
torque.<br />
20. Refit top and bottom cap lubricators, tighten<br />
to correct torque and orient in correct<br />
direction.<br />
NOTE:-<br />
TOP & BOTTOM CAP LUBRICATORS<br />
ARE SELF TAPPING.<br />
TAKE CARE WHEN FITTING<br />
TO AVOID STRIPPING THREADS<br />
21. Charge top and bottom bushes with grease<br />
until grease seepage is evident at both the<br />
swivel / axle bed interface and thrust<br />
bearing axle bed interface.<br />
NOTE:-<br />
IF GREASE IS SEEN TO SEEP FROM<br />
TOP AND BOTTOM CAP THREADS,<br />
THE ‘0’ RING SEAL HAS BECOME<br />
DAMAGED AND MUST BE REPLACED.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
NOTE<br />
ORIENTATION<br />
OF FOAM INSERT<br />
Page No.14
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED REASSEMBLY CONTINUED.<br />
22. If Top and bottom steering levers have been<br />
removed for replacement / Checking, Refit<br />
to swivel using bolts and tighten to specified<br />
torque.<br />
23. Offer tie rod assembly up to bottom steering<br />
lever.<br />
24. Fit Ball socket nuts and tighten to specified<br />
torque.<br />
NOTE:-<br />
SUGGEST INITIAL TIGHTENING OF<br />
BALL PIN NUT TO LOWER TORQUE<br />
FIGURE. THEN TIGHTEN JUST ENOUGH<br />
TO ALIGN SPLIT PIN HOLE.<br />
DO NOT EXCEED MAXIMUM TORQUE<br />
FIGURE.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
Page No.15
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
OVERHAUL PROCEDURES<br />
SWIVEL / AXLE BED REASSEMBLY CONTINUED.<br />
25. Check alignment of split pin holes in nut and<br />
ball pin. If necessary tighten ball pin nut to<br />
align holes.<br />
26. Insert a new split pin into ball pin.<br />
27. Using suitable pliers, bend new split pin to<br />
secure ball pin nut.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
Page No.16
FINAL ASSEMBLY<br />
NOTE:-<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
THE FOLLOWING INSTRUCTIONS ARE<br />
GENERAL.<br />
REFER TO HUB END MAINTAINANCE<br />
MANUAL AND VEHICLE<br />
MANUFACTURERS ASSEMBLY<br />
INSTRUCTIONS FOR MORE DETAILED<br />
DESCRIPTIONS.<br />
1. Re fit brake assy (disc or drum version).<br />
2. Re fit brake assemblies / brake drums.<br />
3. Re connect brake connections.<br />
4. Check that interfaces between hub flange<br />
and wheel rim are free of the following:-<br />
Dirt - including liner materials<br />
Rust<br />
Paint<br />
FAILURE TO KEEP THE INTERFACES<br />
CLEAN, CAN AND WILL CAUSE THE<br />
WHEEL RIM TO DISTORT UPON<br />
TIGHTENING OF WHEEL NUTS.<br />
FOR FURTHER DETAILS SEE<br />
BS AU 50 : PART 2 :<br />
SECTION 7A ; 1995<br />
5. Refit road wheels.<br />
6. Refit wheel nuts and tighten in correct<br />
sequence (as shown on following page)<br />
to specified torque<br />
7. Check wheel alignment.<br />
8. Refit swivel stop screws and check lock<br />
angles.<br />
(see relevant installation arrangement and /<br />
or vehicle manufacturer’s instructions.)<br />
9. Lower vehicle to ground.<br />
Manual No. NDS3<br />
Page No.17
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 6 STUD FIXING<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE FOR TYPE<br />
FOR 8 STUD FIXING<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 10 STUD FIXING<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
3<br />
5<br />
10<br />
4<br />
5<br />
7<br />
5<br />
8<br />
3<br />
2<br />
1<br />
2<br />
1<br />
2<br />
1<br />
4<br />
7<br />
6<br />
8<br />
6<br />
6<br />
3<br />
9<br />
Page No.18<br />
4
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
ITEM No DESCRIPTION<br />
1 Brake backplate nut<br />
2 Brake backplate stud<br />
3 Swivel assembly<br />
4 King pin oil seal (top)<br />
5 King pin bush (top)<br />
6 Top cap ‘O’ ring<br />
7 Top cap foam insert<br />
8 Top cap<br />
9 Top cap lubricator<br />
10 Top steering lever L/H<br />
11 Top lever bolts<br />
12 Setting shims<br />
13 King pin thrust bearing<br />
14 Cotter pin nut 1/2” UNF<br />
15 Cotter pin washer<br />
16 Axle bed<br />
17 Cotter pin<br />
18 Cable protector A.B.S sensor<br />
19 Tie wrap<br />
20 A.B.S sensor<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
ITEM No DESCRIPTION<br />
21 A.B.S sensor brush<br />
22 Lockstop screw<br />
23 Lockstop nut<br />
24 Bottom lever bolt<br />
25 Bottom lever bolt<br />
26 Bottom lever<br />
27 Ball pin nut<br />
28 Split pin (Ball pin nut)<br />
29 Tie rod<br />
30 Socket pinch bolt<br />
31 Socket assembly<br />
32 Bottom cap lubricator<br />
33 Bottom cap<br />
34 Bottom cap foam insert<br />
35 Bottom cap ‘O’ ring<br />
36 King pin<br />
37 King pin bush (bottom)<br />
38 King pin oil seal (bottom)<br />
39 Thrust washer (hub bearing)<br />
40 Hub nut<br />
Page No.19
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
ITEM No DESCRIPTION<br />
1 Swivel assembly<br />
2 King pin oil seal (top)<br />
3 King pin bush (top)<br />
4 Top cap ‘O’ ring<br />
5 Top cap foam insert<br />
6 Top cap<br />
7 Top cap lubricator<br />
8 Top steering lever L/H<br />
9 Top lever bolts<br />
10 Setting shims<br />
11 King pin thrust bearing<br />
12 Cotter pin nut 1/2” UNF<br />
13 Cotter pin washer<br />
14 Axle bed<br />
15 Cotter pin<br />
16 Cable protector A.B.S sensor<br />
17 Tie wrap<br />
18 A.B.S sensor<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS3<br />
ITEM No DESCRIPTION<br />
19 A.B.S sensor brush<br />
20 Lockstop screw<br />
21 Lockstop nut<br />
22 Bottom lever bolt<br />
23 Bottom lever bolt<br />
24 Bottom lever<br />
25 Ball pin nut<br />
26 Split pin (Ball pin nut)<br />
27 Tie rod<br />
28 Socket pinch bolt<br />
29 Socket assembly<br />
30 Bottom cap lubricator<br />
31 Bottom cap<br />
32 Bottom cap foam insert<br />
33 Bottom cap ‘O’ ring<br />
34 King pin<br />
35 King pin bush (bottom)<br />
36 King pin oil seal (bottom)<br />
37 Thrust washer (hub bearing)<br />
38 Hub nut<br />
Page No.20
APPLICATION POLICY<br />
Capability ratings, features and specifications vary depending upon the model type of service. Applications approvals must be<br />
obtained from Spicer Speciality axle division. We reserve the right to change or modify our product specifications, configurations, or<br />
dimensions at any time without notice.<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
ABBEY ROAD<br />
LEEDS LS5 3NF<br />
ENGLAND<br />
TEL (+44-113) 2584611 FAX (+44-113) 2586097
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
Maintenance manual<br />
Model NDS<br />
Hub and brake assembly<br />
With Knorr Bremse<br />
Disc brake
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
Manual No. NDS4<br />
MANUAL ISSUE SHEET<br />
Page No. Issue Description / Alteration Reason Date<br />
All A New Manual Dec. 99<br />
5 B Chart altered SB500 info added Mar.2000<br />
17 B Socket and tie rod details altered Mar.2000<br />
Page No.2
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
PREPARATION<br />
Prepare for axle overhaul as follows:<br />
1 Set parking brake and block drive wheels to<br />
prevent vehicle movement.<br />
2. Raise vehicle until tyres are off the ground.<br />
support raised vehicle with safety stands.<br />
WARNING!<br />
NEVER WORK UNDER A VEHICLE<br />
SUPPORTED ONLY BY A JACK.<br />
ALWAYS USE SAFETY STANDS.<br />
HUB END DISASSEMBLY<br />
1. Disconnect brake connections and ABS<br />
sensor from vehicle.<br />
Fit plugs to connections to prevent dirt<br />
ingress.<br />
2. Loosen but do not remove, brake caliper<br />
retaining bolts<br />
3. Using suitable lifting equipment, support the<br />
brake caliper.<br />
4. Remove brake caliper retaining bolts and<br />
remove brake caliper from axle.<br />
WARNING!<br />
BRAKE CALIPER IS HEAVY<br />
ENSURE WEIGHT IS FULLY SUPPORTED<br />
BEFORE REMOVING RETAINING BOLTS.<br />
REMOVE TOP BOLT LAST TO AVOID<br />
CALIPER SWINGING AND TRAPPING<br />
FINGERS.<br />
NOTE:-<br />
BRAKE CALIPERS ARE HANDED!<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
RECOMMENDS MARKING CALIPERS<br />
WITH PAINT OR MARKER PEN TO<br />
FACILITATE CORRECT REFITTING<br />
REFER TO THE BRAKE<br />
MANUFACTURERS MANUAL FOR<br />
DETAILS OF CALIPER SERVICE.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.3
OVERHAUL PROCEDURES<br />
HUB END DISASSEMBLY<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
5. Loosen but do not remove hub flange bolts.<br />
6. Remove 2 diametrically opposed hub flange<br />
bolts.<br />
7. Replace 2 diametrically opposed hub flange<br />
bolts with 2 studs (loosely fitted).<br />
NOTE!<br />
REPLACEMENT STUDS SHOULD<br />
PROTRUDE BEYOND FRONT FACE OF<br />
HUB FLANGE TO AID REMOVAL<br />
8. Gently tap hub flange outwards using a hide<br />
faced hammer.<br />
9. Support weight of hub flange and remove<br />
hub flange retaining bolts.<br />
10. Remove hub flange and place on a suitable<br />
workbench.<br />
WARNING!<br />
COMPONENT IS HEAVY<br />
ENSURE WEIGHT IS FULLY SUPPORTED<br />
BEFORE REMOVING RETAINING BOLTS.<br />
11. Inspect wheel studs and remove for<br />
replacement, any that are found to be<br />
defective.<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.4
OVERHAUL PROCEDURES<br />
HUB END DISASSEMBLY<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
12. Once hub flange has been removed, insert<br />
two bolts into brake disc extraction holes<br />
13. Tighten to free brake disc from hub bearing.<br />
14. Support weight of brake disc and carefully<br />
slide along dummy studs to remove.<br />
WARNING!<br />
COMPONENT IS HEAVY<br />
ENSURE WEIGHT IS FULLY SUPPORTED<br />
BEFORE REMOVING .<br />
15. Place brake disc on a suitable work bench<br />
and inspect for cracks and defects, Replace if<br />
necessary.<br />
(See Lubrication and maintenance section for<br />
details of typical defects and acceptability)<br />
Check brake disc thickness is within<br />
manufacturers specifications.<br />
Refer to table below for Acceptable<br />
dimensions:<br />
WARNING!<br />
DO NOT ALLOW BRAKE DISC TO WEAR<br />
BELOW MINIMUM THICKNESS!<br />
Manual No. NDS4<br />
Brake disc type Original thickness Minimum thickness<br />
SB5000 34MM 28MM<br />
SB6000 45MM 37MM<br />
SB7000 45MM 37MM<br />
Page No.5
OVERHAUL PROCEDURES<br />
HUB END DISASSEMBLY<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
16. Using a small ended chisel, pry off the<br />
"staking" on the hub nut.<br />
17. Remove hub nut and discard.<br />
18. Remove bearing thrust washer.<br />
19. Fit bearing guide sleeve onto swivel thread.<br />
(See chart at front of swivel assembly )<br />
20. Carefully pull unitised hub bearing assembly<br />
towards end of swivel stub and remove.<br />
21. Place on a suitable workbench and inspect<br />
for wear / damage, taking care not to<br />
damage the ABS exiter ring in the process.<br />
NOTE:-<br />
THE UNITISED BEARINGS USED ON THE<br />
NDS RANGE OF AXLES, ARE NON<br />
SERVICABLE ITEMS.<br />
BEARINGS ARE PRE ADJUSTED,<br />
LUBRICATED AND HAVE SEALS FITTED<br />
AS PART OF THE MANUFACTURING<br />
PROCESS.<br />
THE BEARINGS ARE GREASED FOR<br />
LIFE AND THERE IS NO NEED OR<br />
FACILITY FOR RE-LUBRICATION.<br />
Manual No. NDS4<br />
Place bearing this way up<br />
on bench to avoid<br />
damaging pole wheel.<br />
Page No.6
OVERHAUL PROCEDURES<br />
HUB END DISASSEMBLY<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
22. Loosen and remove brake bracket locknuts<br />
23. Discard locknuts.<br />
NOTE!<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
RECOMMENDS THAT ALL METAL<br />
LOCKNUTS ARE USED ONCE ONLY<br />
24. Tap brake bracket with a hide mallet and<br />
pull it off its locating studs.<br />
25. Place on a suitable work bench<br />
and inspect for wear / damage.<br />
26. Inspect brake bracket studs<br />
for wear / damage replace if required.<br />
27 Inspect lockstop screws for wear / damage<br />
and remove for replacement if required.<br />
28. Remove ABS sensor and sensor bush inspect<br />
for wear / damage and replace if necessary.<br />
Stripdown remainder of axle as described in<br />
swivel assembly removal and refitting<br />
instructions.<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.7
OVERHAUL PROCEDURES<br />
HUB END REASSEMBLY<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
1. Follow instructions contained in swivel / axle<br />
bed reassembly section, before attempting<br />
to reassemble hub end.<br />
2. Once swivel has been refitted to axle bed,<br />
reftit any brake bracket studs that have been<br />
removed.<br />
3. Tighten using a suitable stud runner to<br />
procedure shown on page 20.<br />
4. Offer brake bracket onto studs.<br />
(Refer to hub / installation arrangement for<br />
correct orientation).<br />
5. Fit brake bracket locknuts onto brake<br />
bracket studs and tighten in correct<br />
sequence (as shown on following page)<br />
to specified torque.<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.8
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
TIGHTENING TORQUE SEQUENCE FOR 12 STUD BRAKE FIXING<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
12<br />
10<br />
4<br />
5<br />
8<br />
1<br />
2<br />
7<br />
6<br />
3<br />
9<br />
11<br />
TP1636<br />
Page No.9
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
6. Fit Unitised hub bearing guide sleeve<br />
onto swivel stub .<br />
(see chart at front of swivel section)<br />
7. Lightly lubricate the axle stub bearing<br />
diameter using grease.<br />
8. Offer new unitised bearing onto swivel<br />
stub.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.10
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
9. Place unitised hub bearing thrust<br />
washer onto axle stub.<br />
10. Fit hub nut.<br />
11. Tighten to specified torque.<br />
NOTE:-<br />
ROTATE UNITISED HUB BEARING<br />
WHILST TIGHTENING.<br />
DO NOT STAKE HUB NUT AT THIS<br />
STAGE.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.11
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
12. Refit ABS sensor bush and sensor into<br />
swivel<br />
NOTE:-<br />
A NEW SENSOR BUSH SHOULD BE<br />
FITTED WHENEVER A NEW SENSOR IS<br />
FITTED.<br />
IF FITTING A NEW SENSOR AND BUSH<br />
INTO AN ABS READY AXLE. SENSOR<br />
AND BUSH SHOULD BE SUPPLIED<br />
FROM THE SAME MANUFACTURER.<br />
13. Push sensor through bush until it comes into<br />
contact with polewheel on hub bearing<br />
assembly.<br />
14. Insert 1 - off modified hub flange bolt<br />
(IE with bolt head removed) or a stud into<br />
unitised bearing assembly hand tight, to<br />
serve as a winding handle.<br />
15. Rotate hub bearing assembly through at<br />
least one revolution.<br />
THIS SERVES TO SET THE CORRECT<br />
GAP BETWEEN SENSOR AND<br />
POLEWHEEL.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.12
OVERHAUL PROCEDURES<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
16. Check A.B.S. sensor performance as follows :a)<br />
Insert probes from a volt-meter into two plugs in sensor connector.<br />
b) Set voltmeter to read mili-volts AC.<br />
c) Rotate hub in any direction at a constant speed of 60Hz (7Kph).<br />
To determine this speed use the following calculation ;<br />
where z = number of teeth on pole wheel<br />
Note :- Reading may not be steady due to possibility of pole wheel run out and<br />
inconsistent speed of wheel.<br />
d) Maximum reading (Vmax) must not be more than 80% greater than minimum reading<br />
(Vmin). ie.<br />
Manual No. NDS4<br />
If following is true then it is likely that there is excessive pole wheel runout. Pole wheel<br />
installation will therefore need to be inspected and remounted or replaced.<br />
e) Minimum reading must be greater than voltage threshold (Vt) ie.<br />
Vmin. > Vt<br />
60Hz<br />
RPM = x 60 secs<br />
z<br />
Vmax<br />
Vmin<br />
Vmax<br />
Vmin<br />
≤ 1.8<br />
> 1.8<br />
Vt. = 60mV<br />
If this is not the case, then sensor gap is too large or there may be excessive pole wheel<br />
runout. The pole wheel will therefore need to be inspected and remounted or replaced.<br />
f) If sections d) and e) are satisfied, then the installation can be considered as satisfactory.<br />
NOTE:-<br />
THE ABOVE TEST PROCEDURE IS AS RECOMMENDED BY THE ABS MANUFACTURERS.<br />
Page No.13
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
17. Once ABS has been checked and found to<br />
be correct, Stake the hub nut by deforming<br />
with a round nosed chisel.<br />
18. Using the modified hub flange bolt as a<br />
guide. carefully position brake disc onto<br />
unitised hub bearing.<br />
19. Tap securely home<br />
(using a hide faced hammer to avoid<br />
damaging the brake disc itself.)<br />
20. Remove the modified hub flange bolt at this<br />
point.<br />
21. Carefully offer hub flange up to<br />
brake disc / unitised hub bearing assembly<br />
and hold in position by inserting 1 - off hub<br />
flange bolt and tightening hand tight.<br />
22. Insert remainder of hub flange bolts.<br />
23. Tighten to correct torque using selection<br />
procedure as shown on following page.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.14
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB FLANGE BOLT<br />
TIGHTENING TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 8 BOLT FIXING<br />
HUB FLANGE BOLT<br />
TIGHTENING TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 10 BOLT FIXING<br />
HUB FLANGE BOLT<br />
TIGHTENING TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 14 BOLT FIXING<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
3<br />
10<br />
4<br />
1<br />
5 8<br />
7<br />
10<br />
4<br />
5<br />
2<br />
1<br />
7<br />
8 6<br />
2<br />
12<br />
14<br />
5<br />
8<br />
1<br />
2<br />
7<br />
6<br />
6<br />
13<br />
11<br />
3<br />
9<br />
3<br />
9<br />
4<br />
Page No.15
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
24. Using suitable lifting equipment, support the<br />
brake caliper.<br />
WARNING!<br />
BRAKE CALIPER IS HEAVY.<br />
25. Offer brake caliper up to brake bracket.<br />
(Ensure correct hand of brake caliper is<br />
selected)<br />
26. Insert brake caliper retaining bolts and<br />
tighten hand tight.<br />
27. Tighten brake caliper bolts to secure<br />
assembly.<br />
28. Remove caliper lifting equipment<br />
WARNING!<br />
BRAKE CALIPER IS HEAVY<br />
ENSURE WEIGHT IS FULLY SUPPORTED<br />
BY RETAINING BOLTS BEFORE<br />
REMOVING LIFTING EQUIPMENT.<br />
29. Tighten brake caliper bolts to correct torque.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.16
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
30. Refit lockstop screws and adjusting nuts<br />
31. Reset lockstop screws to achieve correct<br />
lock angles as shown on installation drawing<br />
or vehicle manufacturers specifications.<br />
NOTE:-<br />
DO NOT ALLOW LOCKSTOP THREADS<br />
TO PROTRUDE THROUGH FRONT FACE<br />
OF SWIVEL.<br />
32. Check wheel alignment as follows :-<br />
a) Set axle in straight ahead position.<br />
b) At a point level with wheel centre,<br />
measure distance over hubs / wheel<br />
rims, both in front and behind axle<br />
centre.<br />
c) Front measurement ‘B’ should be<br />
0.0" to 0.04" (0.0 to 1mm) LESS<br />
than rear measurement ‘A’.<br />
d) Any adjustment on type A<br />
socket and tie rod assemblies can<br />
be effected by slackening clamp<br />
bolts in ball sockets and rotating<br />
track rod tube.<br />
For type B socket and tie rod<br />
assemblies, slacken the clamped<br />
end of the assembly and use the<br />
adjuster ring.<br />
e) After adjustment, tighten clamp bolts<br />
to specified torque.<br />
NOTE:-<br />
WHEN ADJUSTING TYPE A TIE RODS,<br />
ENSURE SOCKET THREADS ARE<br />
EQUALLY POSITIONED IN EACH END OF<br />
THE TIE ROD AND THAT THE END OF<br />
THE SOCKET THREAD IS NOT VISIBLE<br />
THROUGH THE SAWCUT<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
End of threads must<br />
not be visible here<br />
'A'<br />
Crimped end<br />
type B Socket<br />
assembly<br />
'B'<br />
Adjuster ring<br />
type B Socket<br />
assembly<br />
Clamp bolt<br />
type A<br />
Socket assembly<br />
Page No.17
OVERHAUL PROCEDURES<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
HUB END REASSEMBLY CONTINUED<br />
33. Re-connect brake to vehicle hydraulic<br />
system as recommended in brake<br />
manufacturer’s manual.<br />
34. Clean interfaces of wheelnuts,<br />
wheel rim & hub then re-fit road wheels<br />
securing with wheel nuts and tighten in<br />
correct sequence (as shown on following<br />
page) to specified torque.<br />
NOTE:-<br />
INTERFACES MUST BE FREE FROM<br />
DIRT, INCLUDING BRAKE LINER<br />
MATERIAL DEBRIS, RUST AND PAINT.<br />
FAILURE TO KEEP INTERFACES<br />
CLEAN CAN AND WILL CAUSE WHEEL<br />
RIM TO DISTORT UPON TIGHTENING<br />
OF WHEEL NUTS<br />
FOR FURTHER DETAILS SEE<br />
BS AU50 : part 2 : section 7A : 1995<br />
35. Remove axle supports and lower vehicle to<br />
ground.<br />
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.18
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 6 STUD FIXING<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 8 STUD FIXING<br />
WHEELNUT TIGHTENING<br />
TORQUE SEQUENCE<br />
FOR 10 STUD FIXING<br />
Manual No. NDS4<br />
3<br />
5<br />
10<br />
4<br />
5<br />
7<br />
5<br />
8<br />
3<br />
2<br />
1<br />
2<br />
1<br />
2<br />
1<br />
4<br />
7<br />
6<br />
8<br />
6<br />
6<br />
Page No.19<br />
3<br />
9<br />
4
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.20<br />
TP1193
© Spicer Speciality Axle Division<br />
Spicer Speciality Axle Division - Technical Publications<br />
ILLUSTRATION OF NDS HUB END WITH SEPARATE BRAKE BRACKET<br />
PART NUMBER DESCRIPTION<br />
1 ............................................... Wheel nut (Not Supplied By Spicer Speciality Axles)<br />
2 ............................................... Hub flange<br />
3 ............................................... Wheel stud<br />
4 ............................................... Brake Caliper<br />
5 ............................................... Brake Caliper Mounting Washer<br />
6 ............................................... Brake Caliper Mounting Bolt<br />
7 ............................................... Brake Bracket<br />
8 ............................................... Unitised Hub Bearing<br />
9 ............................................... Brake Disc<br />
10 .............................................. Hub Flange Retaining Bolt<br />
Manual No. NDS4<br />
Page No.21
APPLICATION POLICY<br />
Capability ratings, features and specifications vary depending upon the model type of service. Applications approvals must be<br />
obtained from Spicer Speciality axle division. We reserve the right to change or modify our product specifications, configurations, or<br />
dimensions at any time without notice.<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
ABBEY ROAD<br />
LEEDS LS5 3NF<br />
ENGLAND<br />
TEL (+44-113) 2584611 FAX (+44-113) 2586097
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
Parts manual<br />
Model NDS56<br />
List number<br />
26336<br />
Installation arrangement : F4860E<br />
Hub arrangement : F4860A
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
Manual No. NDS Parts 1<br />
MANUAL ISSUE SHEET<br />
Page No. Issue Description / Alteration Reason Date<br />
All A New Manual Dec’99<br />
5 B Brake Caliper Assy altered ECN07756 Jan.2000<br />
Page No.2
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
PARTS LIST FOR TYPE NDS 56 SWIVEL ASSEMBLY<br />
CUSTOMER: DAF BUS ASSEMBLY NUMBER 26336<br />
Qty Recommended<br />
Item Per Part Spares holding per<br />
No Description Axle number 25 50 100<br />
axles axles axles<br />
1 Brake bracket locknut 24 SL228/6 12 12 24<br />
2 Brake bracket stud 24 SL785/110 12 12 24<br />
3 Swivel 2 F4864/2 1 2 3<br />
4 King pin oil seal (top) 2 F4858/32 2 4 6<br />
5 King pin bush (top) 2 F4858/20 2 4 6<br />
6 Top cap 'O' ring 2 F4858/149 6 12 24<br />
7 Top cap foam insert 2 F4858/46 6 12 24<br />
8 Top cap 2 F4858/34 2 4 6<br />
9 Top cap lubricator 2 SL1000/55 2 2 4<br />
10 Top steering lever R/H 1 F4860/9 1 2 3<br />
11 Top lever bolts 2 ML6020/50V 2 4 6<br />
12 Swivel brg. setting shims as F4858/119A 3 6 12<br />
reqd. F4858/119B 3 6 12<br />
F4858/119C 3 6 12<br />
F4858/119D 3 6 12<br />
13 King pin thrust bearing 2 F4858/220 4 8 16<br />
14 Cotter pin nut 1/2" UNF 2 SL221/6 2 4 6<br />
15 Cotter pin washer 2 SL242/6 2 4 6<br />
16 Axle bed 1 F4860/1 1 2 3<br />
17 Cotter pin 2 F4858/57 2 4 6<br />
18 Not required on this application<br />
19 Not required on this application<br />
20 Not required on this application<br />
21 Not required on this application<br />
Manual No. NDS Parts 1<br />
Page No.3
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
PARTS LIST FOR TYPE NDS 56 SWIVEL ASSEMBLY<br />
continued...<br />
CUSTOMER: DAF BUS ASSEMBLY NUMBER 26336<br />
Qty Recommended<br />
Item Per Part Spares holding per<br />
No Description Axle number 25 50 100<br />
axles axles axles<br />
22 Lockstop screw L/H & R/H 2 F4858/44E 2 4 6<br />
Lockstop screw R/H 1 F4858/44A 1 2 3<br />
23 Lockstop nut 3 SL224/8 3 6 9<br />
24 Bottom lever bolt 2 ML6020/60V 2 4 6<br />
25 Bottom lever bolt 2 ML6020/75V 2 4 6<br />
26 Bottom lever R/H 1 F4860/7 1 2 3<br />
Bottom lever L/H 1 F4860/8 1 2 3<br />
27 Ball pin nut 2 F4422/15 2 4 6<br />
28 Split pin 2 F4422/15A 2 4 6<br />
29 Tie rod 1 F4422/12D 1 2 3<br />
30 Socket pinch bolt 2 F4845/13 2 4 6<br />
31 Socket assembly R/H 1 F4845S 1 2 3<br />
Socket assembly L/H 1 F4846S 1 2 3<br />
32 Bottom cap lubricator 2 SL1000/55 2 2 4<br />
33 Bottom cap 2 F4858/34 2 4 6<br />
34 Bottom cap foam insert 2 F4858/46 6 12 24<br />
35 Bottom cap 'O' ring 2 F4858/149 6 12 24<br />
36 King pin 2 F4858/14 2 4 6<br />
37 King pin bush (bottom) 2 F4858/20 2 4 6<br />
38 King pin oil seal (bottom) 2 F4858/32 2 4 6<br />
39 Thrust washer (hub bearing) 2 F4858/30 2 4 6<br />
40 Hub nut 2 R8863/156 2 4 6<br />
Manual No. NDS Parts 1<br />
Page No.4
Spicer SpecialityAxle Division - Technical Publications<br />
PARTS LIST FOR TYPE NDS 56 HUB AND BRAKE ASSEMBLY<br />
CUSTOMER: DAF BUS ASSEMBLY NUMBER 26336<br />
Qty Recommended<br />
Item Per Part Spares holding per<br />
No Description Axle number 25 50 100<br />
axles axles axles<br />
1 Wheel nut (Not Supplied )<br />
2 Hub flange 2 F4858/28 2 4 6<br />
3 Wheel stud (R/H Thread) 16 F4858/75 48 96 192<br />
4 Brake Caliper assembly L/H 1 SM486/27K 1 2 3<br />
Brake Caliper assembly R/H 1 SM486/28K 1 2 3<br />
Air chamber (supplied with 4) 2 SM487/30K 2 4 6<br />
5 Brake Caliper retaining Washer 12 N70039 12 24 48<br />
6 Brake Caliper retaining Bolt 12 ML5916/55X 12 24 48<br />
7 Brake Bracket 2 F4860/86 2 4 6<br />
8 Unitised Hub Bearing 2 SL284/5 2 4 6<br />
9 Brake Disc 2 F4858/88 2 4 6<br />
10 Hub Flange Bolt 20 F4860/55 20 40 60<br />
Note:- To convert axle list number 26256 to this specification use kit list number 17777/212<br />
Manual No. NDS Parts 1<br />
Page No.5
APPLICATION POLICY<br />
Capability ratings, features and specifications vary depending upon the model type of service. Applications approvals must be<br />
obtained from Spicer Speciality axle division. We reserve the right to change or modify our product specifications, configurations, or<br />
dimensions at any time without notice.<br />
SPICER SPECIALITY AXLE DIVISION<br />
ABBEY ROAD<br />
LEEDS LS5 3NF<br />
ENGLAND<br />
TEL (+44-113) 2584611 FAX (+44-113) 2586097