Scan 3, juni 2001 - UMC Utrecht
Scan 3, juni 2001 - UMC Utrecht
Scan 3, juni 2001 - UMC Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
EETSTOORNISSEN<br />
SUIKERZIEKTE<br />
COMMUNICATIE<br />
Anorexia nervosa zit niet alleen tussen de oren<br />
>> Op zoek naar anorexia-gen<br />
Dempt diabetes het denken?<br />
>> Rat verheldert complicaties<br />
Maximaal is niet optimaal<br />
>> Goed gesprek biedt meer dan cijfers<br />
3/01<br />
<strong>juni</strong>
<strong>Scan</strong> is een uitgave van het Universitair<br />
Medisch Centrum <strong>Utrecht</strong>, dat bestaat uit het<br />
Academisch Ziekenhuis <strong>Utrecht</strong>, de Medische<br />
Faculteit <strong>Utrecht</strong> en het Wilhelmina<br />
Kinderziekenhuis. <strong>Scan</strong> verschijnt 6 keer per<br />
jaar in een oplage van 10.000 exemplaren.<br />
Redactie<br />
Ruth Belder, Joost van der Gevel,<br />
Alies Hoogstra, Anke Leys, Pieter Lomans,<br />
Hanneke Veenstra, Caroline Wortman en<br />
Ietje Zéguers.<br />
Ontwerp en layout<br />
x-hoogte >> Joep Loonen en Hans Lodewijkx,<br />
Tilburg<br />
Redactieadres<br />
Redactie <strong>Scan</strong><br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
Huispostnummer D01.343<br />
Postbus 85500<br />
3508 GA <strong>Utrecht</strong><br />
Telefoon (030) 250 71 68<br />
Fax (030) 250 54 10<br />
E-mail <strong>Scan</strong>@azu.nl<br />
Aan dit nummer werkten verder mee<br />
Tekst: Riëtte Duynstee en<br />
Manou van de Zande<br />
Fotografie: Chris Timmers<br />
Digitale beeldbewerking: Wim Verrijp<br />
Coverfoto<br />
Chris Timmers<br />
Druk<br />
Hoonte Bosch & Keuning, <strong>Utrecht</strong><br />
ISSN<br />
1385-2167<br />
De artikelen in <strong>Scan</strong> vallen onder verantwoordelijkheid<br />
van de redactie. Zij weerspiegelen<br />
niet noodzakelijkerwijs het formele bestuurlijke<br />
standpunt van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />
Het overnemen van artikelen uit <strong>Scan</strong> is geoorloofd<br />
met bronvermelding en na overleg met de<br />
redactie.<br />
In dit nummer<br />
3<br />
6<br />
8<br />
9<br />
11<br />
kort nieuws<br />
Is het doorgedraaide slankheidsideaal van een anorexia nervosa-patiënte<br />
haar door de buitenwereld opgedrongen en zit het dus tussen de oren.<br />
Of is de ziekte misschien ook voor een deel genetisch bepaald?<br />
Onderzoekers in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> denken van wel.<br />
microbiologie<br />
Kronkelende darm op het slappe koord<br />
kort nieuws en promoties<br />
internet<br />
In een roze ochtendjas de wereld over<br />
opinie<br />
De medische status van een koelkast<br />
12 Dempt diabetes het denken?<br />
15<br />
16<br />
18<br />
21<br />
22<br />
24<br />
Voor meer informatie over de onderwerpen in dit nummer kunt u contact opnemen met<br />
de stafgroep In- en Externe Communicatie van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, telefoon (030) 250 74 83<br />
4 Anorexia nervosa zit niet alleen tussen de oren<br />
Diabetes lijkt bij oudere mensen het cognitieve vermogen aan te tasten.<br />
<strong>Utrecht</strong>se onderzoekers hebben bij diabetische ratten veranderingen in de<br />
hersencellen gevonden die met deze cognitieve achteruitgang te maken hebben.<br />
De zoektocht naar het mechanisme achter deze complicatie is in volle gang.<br />
chirurgie<br />
Ongekend elegant<br />
de grote visite<br />
‘Wel of geen therapie, wat denk jij?’<br />
inspiratie<br />
Het revolutionaire denken<br />
19 Maximaal is niet optimaal<br />
Patiënten kiezen zelf. Artsen helpen hen daarbij door voldoende informatie<br />
te geven over de ziekte en de behandelingsmogelijkheden. Dat vraagt om een<br />
verhaal dat precies is toegespitst op de situatie van de individuele patiënt.<br />
terzijde<br />
In volle vrijheid<br />
paradox<br />
De dokter in een dubbelrol<br />
stelling<br />
Test zorgvernieuwing als medicijnen
foto > Chris Timmers<br />
mix<br />
kort nieuws<br />
Ingebakerde huilbaby slaapt als een roos<br />
Huilen is communiceren. Een huilende baby<br />
heeft dorst of slaap en als de ouders daar iets<br />
aan doen is het snel over. Maar wie kent er geen<br />
gezin dat tobt met een excessief huilende baby?<br />
Vijftien procent van de baby’s huilt meer dan<br />
drie uur per etmaal. Deze huilbaby’s drijven hun<br />
ouders tot wanhoop. Overmatig huilen veroorzaakt<br />
bij hen spanning en stress, het kan bijdragen<br />
aan gedrags- en opvoedingsproblemen,<br />
de borstvoeding beïnvloeden en ongecontroleerd<br />
gedrag uitlokken. Van het hevig door elkaar<br />
Onderzoek naar de communicatie tussen cellen<br />
van het afweer- en hormoonstelsel, leverde<br />
dr Annemieke Kavelaars onlangs de ME-Award<br />
op. De prijs wordt eens per drie jaar uitgereikt<br />
door het ME-Fonds. Het fonds is opgericht door<br />
schrijfster Renate Dorrestein die met de<br />
opbrengsten van haar boek ‘Heden ik’ de eerste<br />
financiële injectie gaf. Ze heeft zelf Myalgische<br />
Encephalomyelitis (ME), ofwel het chronisch<br />
vermoeidheidssyndroom (CVS).<br />
Kavelaars won de prijs met een publicatie in het<br />
Amerikaanse medische tijdschrift Journal of<br />
Clinical Endocrinology and Metabolism. Ze is<br />
medisch bioloog en houdt zich sinds een aantal<br />
jaren bezig met de psycho-neuro immunologie.<br />
Met een werkgroep onderzocht zij een groep<br />
schudden van een baby tot aan kindermishandeling<br />
toe. Het kan ook een reden zijn om kinderen<br />
tegen alle adviezen in op de buik te laten slapen,<br />
een van de hoofdoorzaken van wiegendood.<br />
De helft van de wiegendoodbaby’s die op de<br />
buik te slapen zijn gelegd, huilden overmatig.<br />
Om de kans op wiegendood onder huilbaby’s te<br />
verkleinen doen Monique L’Hoir en Bregje van<br />
Sleuwen uit het Wilhelmina Kinderziekenhuis<br />
onderzoek naar een oud middel: inbakeren.<br />
Ingebakerde baby’s huilen minder en slapen langer,<br />
met minder onderbrekingen. Inbakeren<br />
geeft ze duidelijkheid en regelmaat, en het<br />
beperkt de bewegingsruimte van erg beweeglijke<br />
kinderen die anders niet in slaap kunnen vallen.<br />
L’Hoir en Van Sleuwen bieden nu twee groepen<br />
ouders een programma aan van regelmaat en<br />
het beperken van stimuli. De ouders houden een<br />
huildagboek bij en één van die twee groepen<br />
bakert de kinderen in als ze gaan slapen.<br />
Bij beide groepen treedt al een duidelijke verbetering<br />
op. L’Hoir en Van Sleuwen hopen ook<br />
nog te kunnen vaststellen of inbakeren meer<br />
effect heeft dan regelmaat en het beperken van<br />
stimuli alleen. Dat verschil is nog niet te zien.<br />
JvdG<br />
Voor meer informatie, tel. (030) 250 41 11 of<br />
B.E.vanSleuwen@wkz.azu.nl<br />
Vroegtijdige herkenning<br />
en behandeling delirium<br />
Acuut optredende verwardheid (delirium) komt<br />
veel voor bij oude patiënten. Delirium wordt<br />
vaak niet herkend of aangezien voor beginnende<br />
dementie of een depressie. Meestal heeft het<br />
een zuiver lichamelijke oorzaak. Infecties, bloedarmoede,<br />
vergiftiging door geneesmiddelen,<br />
vitaminegebrek en stoornissen in de hormoonhuishouding<br />
of combinaties daarvan kunnen<br />
bijvoorbeeld leiden tot een delirium. Wordt de<br />
diagnose gemist of laat gesteld dan kan dat<br />
grote gevolgen hebben: sterfte, complicaties,<br />
een lange verblijfsduur in het ziekenhuis of<br />
opname in een verpleegtehuis.<br />
Toch is een delirium goed te behandelen en eenvoudig<br />
te herkennen, stelt Marieke Schuurmans,<br />
die in mei op het onderwerp promoveerde.<br />
Verpleegkundigen met een basiskennis van<br />
geriatrie kunnen bijdragen aan een tijdige<br />
diagnose. Zij kunnen vooral vroege symptomen<br />
van een delirium signaleren, zoals verminderde<br />
aandacht, rusteloosheid, moeite met helder<br />
denken en angst. Deze symptomen treden<br />
vooral ‘s avonds en ‘s nachts op.<br />
Om een delirium op te sporen hoeven verpleegkundigen<br />
na een dienst slechts vijf minuten een<br />
observatielijst in te vullen. Vroegtijdige herkenning<br />
maakt een tijdige behandeling mogelijk,<br />
waardoor erger wordt voorkomen. JvdG<br />
Cellen hormoon- en immuunsysteem ME-patiënt luisteren niet naar elkaar<br />
jongeren van twaalf tot achttien jaar met CVS.<br />
Kavelaars: “Het syndroom omvat een scala aan<br />
klachten, waarvan chronische vermoeidheid de<br />
meest opvallende is. Vaak ontstaat CVS na een<br />
virusinfectie of operatie. De patiënt herstelt wel<br />
van de operatie of het virus, maar de vermoeidheid<br />
blijft. Bovendien slaapt de patiënt slecht en<br />
heeft hij vaak ook andere klachten zoals hoofdpijn,<br />
pijn in de spieren en concentratiestoornissen.<br />
Volgens internationale afspraken wordt de<br />
diagnose CVS gesteld bij een reductie van vijftig<br />
procent van de dagelijkse activiteit.” Kavelaars<br />
en collega’s ontdekten dat de communicatie tussen<br />
het hormoonstelsel en het afweersysteem bij<br />
CVS-patiënten niet altijd goed werkt. “Je zou<br />
kunnen stellen dat de cellen van het immuunsysteem<br />
niet goed luisteren naar de signalen die<br />
het hormoonsysteem geeft. Zo is de respons op<br />
het hormoon adrenaline beduidend minder dan<br />
normaal bij gezonde jonge mensen het geval is.”<br />
Kavelaars zou graag achter de precieze oorzaak<br />
van de haperende communicatie komen. Ze zou<br />
bovendien willen weten of die ook van invloed<br />
is op andere systemen. “De meeste ME-patiënten<br />
hebben ook last van hun spieren, dus het ligt<br />
voor de hand dat ook die te lijden hebben van<br />
een verminderde communicatie met het hormoonsysteem.”<br />
De prijs van tienduizend gulden is echter<br />
niet toereikend om dat diepgaand te onderzoeken.<br />
Wel ziet ze binnenkort de jongeren uit<br />
de winnende studie opnieuw. Ze wil graag weten<br />
of de communicatie tussen hormoonsysteem en<br />
immuunsysteem bij de patiënten die inmiddels<br />
zijn hersteld, inderdaad is verbeterd. RB<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 3
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 4<br />
tekst > Manou van de Zande<br />
foto’s > Chris Timmers<br />
Anorexia nervosa zit niet<br />
Op zoek naar anorexia-gen<br />
Vogue, Prada, Twiggy, MTV, Claudia Schiffer en Hollywood: het doorgedraaide<br />
slankheidsideaal van een anorexia nervosa-patiënte is haar door de buitenwereld<br />
opgedrongen en zit dus tussen de oren. Of is de ziekte misschien ook voor een deel<br />
genetisch bepaald? Onderzoekers in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> denken van wel.<br />
Alle meisjes van vijftien zijn met hun uiterlijk behandeling”, denkt Roger Adan. “Op het ogen-<br />
bezig en bijna alle meisjes van vijftien lijnen wel blik zijn er geen geneesmiddelen voor anorexia.<br />
eens - niets buitengewoons. Maar een paar van De behandelingen verschillen nogal; niet alleen<br />
hen slaan door en vermageren verder tot een internationaal, maar ook binnen Nederland.<br />
levensgevaarlijk laag gewicht. Sommigen sterven Psychische stoornissen zijn nu eenmaal veel<br />
uiteindelijk letterlijk de hongerdood. Waarom zij complexer dan lichamelijke, zoals bijvoorbeeld<br />
wel en hun leeftijdsgenoten niet? De oorzaken een botbreuk.” Dat een van de oorzaken van<br />
zijn moeilijk aan te wijzen, maar dr Roger Adan anorexia wellicht ook lichamelijk is, neemt al<br />
van het Rudolf Magnus Instituut en zijn onder- iets van die complexiteit weg.<br />
zoeksteam zijn er vrij zeker van dat de ziekte niet Nu wordt anorexia nog vaak gezien als een<br />
alleen door omgevingsfactoren en psychische etno-psychiatrische ziekte, vertelt kinder- en<br />
omstandigheden wordt veroorzaakt. Bij sommige jeugdpsychiater Annemarie van Elburg.<br />
patiënten verhoogt een genafwijking de kans op “De theorie is dat anorexia de dilemma’s van<br />
anorexia.<br />
jonge opgroeiende meisjes verbeeldt. In de wes-<br />
Na grondig onderzoek met proefdieren namen terse wereld zijn dat er nog al wat. Alles moet<br />
de onderzoekers het DNA van 145 anorexia- onder controle: je moet én carrière maken én<br />
patiënten onder de loep en ontdekten bij elf kinderen krijgen én er altijd leuk – en dus slank –<br />
procent van hen een genetische afwijking die uitzien.” Ook in culturen waar dun zijn nooit<br />
een must was sijpe-<br />
>> Verrast door genetisch georiënteerde hypothese len westerse schoonheidsidealen<br />
door en<br />
hun vermagerzucht zou kunnen veroorzaken. neemt het aantal anorexia-patiënten toe. “Op<br />
Deze patiënten hebben een variant op het gen Curaçao bijvoorbeeld. Nieuwe patiënten zijn ook<br />
dat Agouti-gerelateerd eiwit (AgRP), een neuro- steeds vaker meisjes van de tweede en derde<br />
peptide, maakt. Dit eiwit heeft invloed op de generatie immigranten. Ze zijn bezig met een<br />
receptoren in de hersenen die de etende mens inhaalslag en staan vaak onder nog grotere druk<br />
laten weten wanneer hij vol zit. Mensen met dan hun Nederlandse leeftijdgenoten.”<br />
vetzucht krijgen niet of veel te laat te horen dat Ze beaamt dat de ideale behandeling nog lang<br />
ze genoeg gegeten hebben, terwijl anorexia- niet gevonden is; iedere doorbraak in kennis en<br />
patiënten met de AgRP-genmutatie misschien kunde is welkom. “Een aantal jaren geleden zijn<br />
geen hongergevoel hebben. Een voorzichtige we hier begonnen met een expertisecentrum<br />
conclusie is dat meisjes met het gendefect een voor jonge mensen met anorexia. We behandelen<br />
verhoogde kans op anorexia hebben.<br />
een grote groep patiënten; per jaar komen er<br />
zestig à zeventig bij.” Die behandeling gaat in<br />
Geen geneesmiddelen<br />
nauwe samenwerking met de ouders van de<br />
“Het is heel interessant om te weten te komen meisjes: “Feitelijk maken wij van hen ook<br />
of en hoe de patiënten met de mutatie zich behandelaars. In de eerste behandelfase willen<br />
onderscheiden van anderen. Die elf procent we ze natuurlijk weer laten eten. Daarna werken<br />
reageert misschien goed op een bepaalde<br />
we aan hun zelfbeeld.”
alleen tussen de oren<br />
Andere vragen<br />
Van Elburg en haar collega’s stonden wel even<br />
met hun oren te klapperen toen Adan zo’n<br />
tweeënhalf jaar geleden zijn genetisch georiënteerde<br />
hypothese uit de doeken kwam doen.<br />
“Hij had het over ‘knock in’-muizen en stelde<br />
compleet andere vragen dan wij ooit gedaan<br />
hadden”, herinnert ze zich. Maar een nieuwe<br />
kijk zorgt meestal voor frisse ideeën, en samenwerking<br />
was al gauw een feit. “Herman van<br />
Engeland, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie<br />
was heel enthousiast over Rogers hypothese en<br />
toen is het een en ander in gang gezet. DNAonderzoek<br />
ligt altijd gevoelig, maar onze<br />
patiënten en hun ouders wilden graag meewerken;<br />
het onderzoek leeft heel erg. Ook de<br />
patiëntenvereniging is er ingedoken.”<br />
Van Elburg heeft wel een idee waarom de speurtocht<br />
naar een eventuele lichamelijke oorzaak<br />
zo omarmd wordt: “Bij alle eetstoornissen is<br />
het ontbreken van een duidelijk aanleiding, oorzaak<br />
en behandeling een groot probleem. Door<br />
die onduidelijkheid erkennen mensen soms veel<br />
te laat dat er echt iets aan de hand is. Bovendien<br />
zijn ouders vaak bang dat zij als schuldigen worden<br />
aangewezen.” En een lichamelijke afwijking<br />
is makkelijker te accepteren dan een psychische.<br />
Het belang van genetisch onderzoek in de psychiatrie<br />
is groot, vindt Adan. In het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
lopen al wat onderzoeken naar schizofrenie,<br />
ADHD (hyperactiviteit), autisme en nu dus ook<br />
anorexia nervosa. “Wat wij hebben gevonden<br />
geeft een nieuwe impuls voor toekomstige<br />
behandelingen. En de manier waarop prekliniek<br />
en kliniek nu met elkaar samenwerken geeft ons<br />
de mogelijkheid om te kijken wat de relevantie<br />
is van preklinische bevindingen voor de mens.”<br />
Of de onderzoeksinspanningen op korte termijn<br />
resulteren in een pil om dik te worden valt te<br />
betwijfelen – gebrek aan geld en dus tijd is een<br />
probleem – maar een samenwerkingsverband<br />
met de farmacie biedt mogelijk uitkomst.<br />
Adan: “Er loopt een programma met Rob Liskamp,<br />
hoogleraar bij de faculteit Farmacie, en zijn<br />
medewerkers. We hopen deze samenwerking<br />
voort te kunnen zetten met het maken van een<br />
stof die de werking van AgRP kan nabootsen.”<br />
En nog even voor de duidelijkheid: “We hebben<br />
een verband gevonden, nog geen oorzaak. Maar<br />
het is beslist een opening voor verder onderzoek!”<br />
>><br />
Anorectische meisjesratten en ‘knock in’-muizen<br />
Er was eens een dikke gele muis. Die dikke muis liep al<br />
honderd jaar als huisdiertje rond, maar pas in 1994<br />
kwamen Amerikaanse onderzoekers erachter waaróm<br />
het beestje zo dik en geel was. Agouti is een peptide dat<br />
in die dikke gele muis zowel in de huid als in het brein<br />
wordt gemaakt. Normaliter komt het agouti alleen in<br />
de huid voor en remt daar de pigmentvorming. In de<br />
dikke muis werd het agouti overál in het lichaam<br />
gemaakt. Dat leidt tot een sterke vermindering van<br />
pigmentatie in de huid (vandaar de gele kleur),<br />
omdat in de huid MSH-receptoren geblokkeerd worden.<br />
MSH (melanocyt stimulerend hormoon) is het<br />
hormoon dat pigmentatie in de huid stimuleert doordat<br />
het MSH-receptoren activeert. In de hersenen komen<br />
ook MSH-receptoren voor. MSH in de hersenen activeert<br />
de receptoren die ervoor zorgen dat je minder<br />
gaat eten of stopt met eten. Een blokkade van MSHreceptoren<br />
door agouti leidt juist tot stimulatie van<br />
eten – daardoor werd de muis zo dik.<br />
Tweelingstudies<br />
Veel onderzoekers dachten toen dat er misschien ook<br />
een hersenvariant van agouti bestond. Dit bleek te<br />
kloppen en ze noemden dit eiwit ‘Agouti-related<br />
protein’; AgRP. Al snel was duidelijk dat AgRP dezelfde<br />
werking had als agouti en dat het de eetlust stimuleert.<br />
Teveel AgRP leidt dan ook tot vetzucht. Daarom dacht<br />
de groep van Roger Adan dat te weinig ervan zou kunnen<br />
leiden tot anorexia nervosa.<br />
Van tweelingstudies was al bekend dat genetische<br />
factoren een belangrijke rol spelen bij anorexia nervosa.<br />
Adan en zijn collega’s onderzochten in DNA van<br />
anorexia nervosa-patiënten variaties in het AgRP-gen.<br />
Het bleek dat een variant van het AgRP met een iets<br />
andere structuur bij anorexiapatiënten vaker voorkomt.<br />
Met behulp van recombinant DNA-technieken willen<br />
zij nu het normale én het gemuteerde AgRP namaken.<br />
Lichtgewicht<br />
Maar wat is nu de precieze relatie tussen het gemuteerde<br />
AgRP en anorexia nervosa? Om dat te onderzoeken,<br />
onderwierp gedragsbioloog Martien Kas jonge vrouwtjesratten<br />
aan een streng dieet. Kas: “De ratten kregen<br />
een uur per dag te eten. Hun lichaamsgewicht verminderde,<br />
maar bleef na verloop van tijd wel constant.<br />
Als deze dieren in een loopwieltje kunnen rennen, doen<br />
ze dat heel intensief. Dat is nogal onlogisch: de voedselinname<br />
neemt af, maar de lichaamsactiviteit neemt toe.<br />
Bovendien aten de ratten ook nog eens minder tijdens<br />
hun etensuur dan ratten zonder loopwiel.” De overeenkomst<br />
met anorexiapatiënten was duidelijk; ook zij<br />
eten steeds minder en vertonen hyperactief gedrag.<br />
“Ik bestudeer wat er in de hersenen van deze dieren<br />
gebeurt”, vervolgt Kas. “Het idee is om het gemuteerde<br />
AgRP-gen na te maken en in de proefdieren te implanteren.<br />
Zo kunnen we de functie ervan bestuderen. In deze<br />
zogenaamde ‘knock in’-muis bekijken we dan in hoeverre<br />
deze mutatie bijdraagt aan het anorectisch proces.”<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 5
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto > Chris Timmers<br />
Mens en bacterie leven in een innige,<br />
kwetsbare balans. Een verstoring is<br />
soms levensgevaarlijk, maar kan ook<br />
onverwachte, heilzame effecten<br />
hebben. Bacteriën tegen artritis?<br />
De probiotica komen eraan!<br />
Mensen slepen zo’n vier kilo drooggewicht aan<br />
micro-organismen met zich mee. In de darmen<br />
zitten zelfs meer bacteriën dan er mensen op<br />
de wereld zijn. De mens kan niet zonder deze<br />
bewoners en zij niet zonder hem. Ze leven met<br />
elkaar in een kwetsbaar evenwicht. Zodra die<br />
balans verstoord raakt kan dat tot gevaarlijke<br />
complicaties leiden.<br />
Patiënten op een intensive care lopen bijvoorbeeld<br />
vaak een infectie met ziekenhuisbacteriën<br />
op. De naam is wat ongelukkig gekozen.<br />
Want veel van die bacteriën behoren tot de<br />
eigen flora van patiënten en zijn overgestoken<br />
vanuit de darmen. Tijdens een opname op een<br />
intensive care verandert de darmmotoriek van<br />
een patiënt. De darmen zijn langdurig leeg en<br />
de peristaltiek – beweging van de darmen – is<br />
bijvoorbeeld ook nog vertraagd door morfine.<br />
De bacteriën in de darmen groeien dan ongehinderd<br />
door. Er ontstaat een teveel, dat op een gegeven<br />
moment een uitweg zoekt. Die bacteriën<br />
komen terecht in andere organen in de buik en<br />
veroorzaken daar infecties.<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 6<br />
Kronkelende darm
op het slappe koord<br />
Een ontstoken alvleesklier (pancreatitis) bijvoor- Akkermans nog nergens harde bewijzen, wel alsnog zelf hun eigen darmflora op. Zonder die<br />
beeld, is in eerste instantie steriel. Maar als er na veel aanwijzingen. Er komt ook steeds meer bacteriën zijn ze uitermate kwetsbaar zodra ze<br />
een tijdje bacteriën uit de dunne of dikke darm literatuur over de probiotica. Mensen met<br />
uit het (steriele) lab komen.<br />
in komen kan de ontsteking ontaarden in een het prikkelbare darm-<br />
bloedvergiftiging, waarbij meerdere organen syndroom worden er >> Elke dag grote hoeveelheden bacteriën eten<br />
worden aangetast. Dat kan dodelijk aflopen. al experimenteel mee<br />
De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de ont- behandeld. Akkermans: “Bacteriën zijn namelijk Bij mensen is de eigen darmflora ook heel moeisteking<br />
in de pancreas de darmmotoriek ver- continu in gesprek met de darmwand. In die lijk te veranderen. Akkermans: “Alleen als je<br />
traagt. Bacteriën en de stoffen die zij maken gesprekken beïnvloeden bacteriën en het neuro- elke dag grote hoeveelheden bacteriën eet<br />
– zoals endotoxines – komen daardoor in de immunologisch systeem elkaar voortdurend.” (probiotica), heeft dat effect in de dunne darm.<br />
dunne darm terecht. Ze vergroten daar de door-<br />
Zodra je ermee stopt is de darmflora binnen een<br />
laatbaarheid van de darmwand, waarna levende Ieder zijn eigen darmplantage<br />
paar dagen weer normaal. Waarschijnlijk om de<br />
bacteriën in groten getale elders in het lichaam “Ieder individu heeft zijn eigen specifieke<br />
schadelijke bacteriën te remmen.”<br />
een kijkje kunnen nemen. Hoogleraar gastro- samenstelling van darmbacteriën, die het tegen<br />
intestinale fysiologie Louis Akkermans: “Dit is te infecties en auto-immuunziektes beschermt”, Bacteriën tegen artritis<br />
voorkomen door patiënten voeding te geven. stelt Akkermans. “De bacterieflora is genetisch We moeten het lichaam soms helpen zijn eigen<br />
Dat werkt, maar we weten niet waarom.”<br />
bepaald. In de ontlasting van een tweeling blijkt specifieke darmflora te handhaven om het te<br />
Daarom is de afdeling<br />
beschermen tegen infecties met andere bacteriën.<br />
van Akkermans samen >> Goed gesprek tussen bacterie en darmwand Toch lijkt ook juist het goochelen met de balans<br />
met de afdeling Medische<br />
– door deze bewust te verstoren – in te zetten<br />
Microbiologie bezig met een breed onderzoek de flora bijvoorbeeld bijna identiek. Ook als de als medische strategie.<br />
naar de relatie tussen bacteriegroei en de darm- een in Amerika woont en heel anders eet dan Met het laboratorium Psycho-neuro-immunologie<br />
motoriek.<br />
de ander in Europa.”<br />
onderzocht Akkermans de rol die de darmflora<br />
Een onderzoek bij vrijwilligers die sterke zuur- bijvoorbeeld speelt bij auto-immuunziektes.<br />
Bewegende flora<br />
remmers kregen, wees uit dat het lichaam er Ratten met artritis kregen een oraal antibioticum<br />
Motoriek en darmflora blijken sterk samen te alles aan doet om de eigen flora op peil te hou- dat een deel van de darmflora uitschakelt, waar-<br />
hangen. Die samenhang is weer van grote<br />
den. Normaal wordt 90 tot 95 procent van de door in de dunne darm gramnegatieve bacteriën<br />
invloed op de balans. Mensen met een langzame bacteriën die met het voedsel het lichaam<br />
als Escheríchia coli (E. coli) flink in aantal toe-<br />
darmmotoriek hebben te veel flora in de dunne binnenkomen, gedood door het maagzuur in nemen. De artritis, een auto-immuunziekte<br />
darm. Gramnegatieve bacteriën en anaerobe de maag. Door de zuurremmers sterven er veel waarbij de afweer de eigen gewrichten aanvalt,<br />
bacteriën horen daar bijvoorbeeld helemaal niet minder en komen er meer bacteriën in de dunne werd vijftig tot zestig procent geremd. De grote<br />
thuis. Hierdoor lopen deze mensen meer risico darm. Die blijkt ze – om de eigen flora op peil te hoeveelheid E. colibacteriën zet het auto-<br />
een ziekte te krijgen. Akkermans: “Mensen met houden – naar de dikke darm te duwen, waar immuunsysteem aan om de ontsteking van de<br />
een minder effectieve motoriek hebben in het een overvloed is aan de eigen bacteriën.<br />
gewrichten weer te onderdrukken.<br />
bovenste gedeelte van de dunne darm honderd Waardoor de niet gedode indringers het alsnog “Door de darmflora te veranderen kun je dus<br />
keer meer gramnegatieve bacteriën – een groep afleggen. Het lichaam<br />
waar veel darmbewoners, maar ook bekende verzint dus allerlei >> Overstekende bacteriën bij verstoorde balans<br />
ziekteverwekkers als Salmonella deel van uit- listen. Akkermans:<br />
maken. Als je deze mensen opereert hebben ze “Baby’s eten bijvoorbeeld – net als ratten – soms auto-immuunziektes als artritis doen afnemen”,<br />
meer kans op een bloedvergiftiging. Misschien hun eigen ontlasting op. Spelen met poep is niet concludeert Akkermans. “Het immuunsysteem<br />
heeft het zin ze voor de operatie meer goed- vies of raar. Ze doen dat omdat er bacteriën in staat altijd op scherp. Bij de ziekte van Crohn is<br />
aardige bacteriën te geven, zogenoemde pro- zitten die ze nodig hebben.”<br />
het bijvoorbeeld te actief, bij Aids te weinig.<br />
biotica. Dat verkleint misschien die kans.”<br />
Het lichaam kan dus niet zonder darmflora.<br />
Normaal zitten mensen daar tussenin. Door iets<br />
Waar goedaardige bacteriën in de juiste hoeveel- In laboratoria gekweekte steriele ratten hebben meer schadelijke bacteriën toe te voegen, is het<br />
heid voorkomen is geen plaats meer voor boos- die bacterieflora niet, maar zodra ze bacteriën immuunsysteem te stimuleren. Maar schiet je<br />
doeners. De balans is hersteld. Probiotica – zoals krijgen geven die de aanzet tot verschillende door en geef je te veel, dan verhuizen bacteriën<br />
in het bacterierijke Japanse yoghurtje Yakult – fysiologische functies. Er komen allerlei genen tot vanuit de darmen naar andere organen met<br />
kunnen goed werk doen maar er zijn volgens expressie. De steriel gekweekte ratten bouwen soms dodelijke gevolgen. Het blijft balanceren.”<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 7
kort nieuws<br />
˙ Het stollingsproces met klonterende bloedplaatjes.<br />
Foto: Harry Heijnen, digitale bewerking: Marc van Peski<br />
Promoties<br />
ZIEK DOOR SERINE-TEKORT<br />
3-PGDH-deficiëntie is een zeldzame stofwisselingsziekte,<br />
die wordt veroorzaakt door een verstoorde aanmaak van<br />
het aminozuur L-serine. De ziekte leidt tot een te kleine<br />
schedelomtrek bij de geboorte, ernstige achterstand in de<br />
geestelijke ontwikkeling en epilepsie. Deze symptomen<br />
onderstrepen het belang van L-serine voor de ontwikkeling<br />
en functie van de hersenen.<br />
In zijn promotieonderzoek verhelderde kinderarts Tom de<br />
Koning de stofwisselingsroute die leidt tot het aminozuur<br />
L-serine. Vervolgens behandelde hij een aantal serinedeficiënte<br />
(SD) patiënten met hoge doseringen van de ontbrekende<br />
aminozuren L-serine en glycine. Daarop verdwenen<br />
bij enkele patiënten de epileptische aanvallen.<br />
Diezelfde behandeling leidt ook tot een aanmerkelijke<br />
vooruitgang in de geestelijke ontwikkeling als ze prenataal<br />
of snel na de geboorte wordt toegepast. Een meisje van<br />
tien maanden oud, maakte door de behandeling bijvoorbeeld<br />
een opmerkelijke inhaalslag. Bij een SD-foetus met<br />
een te kleine schedelomvang werd aan de moeder L-serine<br />
toegediend, waardoor de baby uiteindelijk werd geboren<br />
met een normale schedelomtrek. Vroegtijdige (prenatale)<br />
diagnostiek is dus belangrijk.<br />
Beeldvorming toont aan dat de hersenen van SD-patiënten<br />
minder witte stof bevatten en de bekleding van de zenuwen<br />
minder goed is aangelegd. Ook hier blijkt een hoge dosering<br />
L-serine en glycine tot aanzienlijk herstel te leiden.<br />
De Koning ziet twee duidelijke aanknopingspunten voor<br />
verder onderzoek. Op de eerste plaats wijst de kleine schedelomtrek<br />
bij SD op een actieve rol van L-serine bij de hersenontwikkeling.<br />
Onderzoek in proefdieren kan meer licht<br />
werpen op de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel<br />
én de biologische functie van L-serine.<br />
Vanuit het aminozuur L-serine worden twee aminozuren<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 8<br />
Nieuwe pil lood om oud ijzer<br />
De derde generatie anticonceptiepil veroorzaakt niet minder hart- en vaatziekten dan de tweede<br />
generatie, terwijl die juist vooral vanwege dit bijeffect is ontwikkeld. Het risico op een stolsel in<br />
een ader (veneuze trombose) door de nieuwe pil blijkt zelfs 70 procent hoger dan dat van zijn<br />
voorganger. Anticonceptiepillen bestaan uit twee hormonen: oestrogenen en progestagenen.<br />
In de derde generatie pillen is het type oestrogeen gelijk gebleven, maar verschilt het type<br />
progestageen. Jeannet Kemmeren promoveerde 1 <strong>juni</strong> op een onderzoek naar de effecten van<br />
de twee generaties pillen en van de progestagenen die ze bevatten.<br />
De progestagenen blijken het stollingsmechanisme nauwelijks te beïnvloeden. Het hogere risico<br />
op veneuze trombose is vooral te verklaren door de combinatie van deze hormonen met het<br />
oestrogeen. Kemmeren toonde ook aan dat het risico op een herseninfarct bij beide soorten<br />
pillen gelijk is. Bij de nieuwste generatie pillen is het risico op een hartinfarct iets kleiner,<br />
maar niet significant. Kemmeren raadt vrouwen die met de pil willen beginnen daarom aan de<br />
tweede generatie pil te gebruiken. Pas als zij last krijgen van bijwerkingen als gewichtstoename,<br />
overmatige haargroei of acné is het raadzaam over te stappen op de derde generatie pil.<br />
Heeft een vrouw echter een verhoogd risico op trombose, dan kan zij volgens de onderzoekster<br />
beter kiezen voor een andere vorm van anticonceptie. JvdG<br />
gevormd, D-serine en glycine, die de eigenschappen van een<br />
neurotransmitter hebben. Van glycine is bekend dat het in<br />
hoge concentraties epilepsie veroorzaakt en wellicht leiden<br />
verlaagde concentraties van deze aminozuren ook tot<br />
epilepsie. Verder onderzoek op dit vlak voert mogelijk tot<br />
nieuwe behandelingsstrategieën voor epilepsie.<br />
Tom J. de Koning - 3-Phosphoglycerate dehydrogenase in<br />
disease and development<br />
NIEUWE LIJM VOOR MILJOEN PROTHESES<br />
Wereldwijd worden jaarlijks één miljoen heupen operatief<br />
vervangen door kunstheupen. In Nederland gaat het om<br />
ongeveer 17.000 stuks. Ongeveer één procent van die protheses<br />
raakt geïnfecteerd na de operatie. Dit is een gevreesde<br />
complicatie en de ontstekingen zijn bovendien moeilijk op<br />
te sporen. Promovendus Marc Nijhof onderzocht daarom of<br />
nieuwe afbeeldings- en opsporingstechnieken een aanvulling<br />
kunnen zijn op bestaande technieken zoals radiografie,<br />
CT en MRI. Zo testte hij de bruikbaarheid van radioactieve<br />
labels om de plaats van een infectie aan te wijzen en een<br />
DNA-techniek waarmee een aantal soorten bacteriën kan<br />
worden herkend in een ontsteking, ook als de kweek niets<br />
oplevert. De nieuwe technieken blijken veelbelovend.<br />
Verder onderzocht Nijhof of een nieuw botcement met een<br />
antibioticum, ontstekingen in het bot en prothesen kan<br />
voorkomen en behandelen. Botcement wordt gebruikt om<br />
een prothese aan het bot te lijmen. Het antibioticum<br />
tobramycine is hittebestendig, waardoor het verwerkt<br />
kan worden in een cement dat warm wordt als het uithardt.<br />
Door het antibioticum in botcement te stoppen werkt het<br />
alleen lokaal en komen er geen grote hoeveelheden<br />
antibiotica in de bloedbaan terecht. In dierexperimenten<br />
bleek het de Staphylococcus uit te schakelen – een bacterie<br />
die verantwoordelijk is voor het merendeel van de protheseinfecties.<br />
Het nieuwe cement met het antibioticum was niet<br />
alleen effectief in het voorkomen van deze infecties, maar<br />
ook in de behandeling van al langer bestaande infecties.<br />
Marc Nijhof - Musculoskeletal infections. Developments in<br />
diagnosis and treatment<br />
BETER ZICHT OP TOXOPLASMOSE<br />
Toxoplasmose van het oog wordt veroorzaakt door een<br />
infectie met de parasiet Toxoplasma gondii. De infectie leidt<br />
tot steeds terugkerende ontstekingen in het netvlies, waardoor<br />
het gezichtsvermogen kan worden aangetast.<br />
Oogarts in opleiding Lotje Bosch-Driessen constateerde dat<br />
sommige patiënten met toxoplasmose van het oog<br />
(OT-patiënten) bij staaroperaties het gevaar lopen hun<br />
gezichtsvermogen te verliezen vanwege een reactivatie van<br />
de parasiet. Toediening van medicijnen tegen de parasiet<br />
kan bij dergelijke operaties gewenst zijn. Bosch-Driessen<br />
stelt verder dat OT-patiënten evenmin zonder antiparasitaire<br />
medicatie met corticosteroïden mogen worden behandeld,<br />
omdat ook in dat geval de kans op ernstige gezichtsschade<br />
groot is.<br />
De diagnose OT wordt meestal gesteld aan de hand van het<br />
typische klinische beeld en antistoffen in het bloed. Op die<br />
manier worden veel OT-patiënten gemist die atypische<br />
klinische verschijnselen vertonen. Door zowel de vloeistof<br />
in het oog als de antistoffen in het bloed te analyseren is<br />
de diagnose veel beter te stellen.<br />
Bosch-Driessen ontzenuwt ook het idee dat OT alleen wordt<br />
veroorzaakt door congenitale infecties, infecties die voor of<br />
tijdens de geboorte worden opgelopen. Zeker een op de<br />
tien patiënten loopt de infectie echter pas na de geboorte<br />
op. Nader onderzoek voor betrouwbare cijfers is nodig, ook<br />
met het oog op de ontwikkeling van preventieprogramma’s.<br />
Ook de therapie moet worden verbeterd. Bosch-Driessen:<br />
“Momenteel is een groot aantal anti-toxoplasmatische<br />
therapieën beschikbaar, maar de effectiviteit ervan is beperkt<br />
en geen van deze therapieën kan OT genezen. Daarin moet<br />
toekomstig klinisch onderzoek verandering brengen.”<br />
Lotje Bosch-Driessen - Ocular Toxoplasmosis. New insights<br />
in diagnosis, clinical features and therapy<br />
Een volledig overzicht van de promoties is te vinden op<br />
internet: www.uu.nl onder nieuws en agenda.
In een roze ochtendjas<br />
Een man met een verband over zijn rechteroog zit achter een<br />
computer. Met zijn linker staart hij naar een website.<br />
Achter een andere computer dwaalt een vrouw met een sonde<br />
in haar neus over het internet. Ze zit tussen haar vriendin en<br />
de infuusstandaard in. Patiënten surfen in het internetcafé van<br />
het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />
de wereld over<br />
Als eerste academisch ziekenhuis van Nederland, opende het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> op<br />
2 april officieel de virtuele deuren – echte deuren zijn er niet – van het internetcafé<br />
voor patiënten en bezoekers. Zij kunnen hier sinds begin maart 24 uur per<br />
dag, 7 dagen per week, gratis tien internetterminals gebruiken. Ze kunnen er<br />
naar hartelust mailen, chatten, digitale spelletjes doen en natuurlijk allerlei<br />
informatie opzoeken.<br />
“Wij proberen zoveel mogelijk in te spelen op de wensen en behoeften van<br />
onze patiënten”, vertelt Geert Blijham, voorzitter van de Raad van Bestuur.<br />
“Veel mensen zitten thuis regelmatig achter de computer om te internetten.<br />
Hier in het ziekenhuis<br />
kon dat niet en vooral >> Fronsend kijkt Van Rosmalen naar het beeldscherm<br />
patiënten die langere<br />
tijd opgenomen zijn, vonden dat een gemis. Het internetcafé is een oplossing.<br />
Ook om contact te houden met de wereld buiten het ziekenhuis, biedt dit café<br />
mogelijkheden: patiënten kunnen er via internet op de hoogte blijven van wat<br />
elders in de wereld gebeurt en e-mailen met familie en vrienden.”<br />
Rumoerig<br />
Het is druk in het internetcafé. Een man die een uur te vroeg is voor zijn bezoek<br />
aan een specialist, doodt de tijd al surfend over het web. Naast hem tuurt een<br />
patiënte in een fel roze ochtendjas ingespannen naar het beeldscherm.<br />
Een meisje dat met haar ouders voor een polikliniekbezoek komt, leest voor<br />
ze aan de beurt is nog even snel haar mailberichten. De computer thuis is<br />
kapot, vandaar dat ze hier haar e-mail checkt. Twee patiënten, Karin en Heidie,<br />
bezoeken het internetcafé ook om te kunnen mailen. Ze hebben hun vrienden<br />
en familie verteld dat ze in het ziekenhuis hun e-mailberichten kunnen lezen en<br />
houden nu ook via mail contact. Ze vertellen dat ze meestal ’s morgens in het<br />
internetcafé zitten omdat het er dan lekker rustig is. Als ’s middags het bezoekuur<br />
losbarst, wordt het café soms bevolkt door hele gezinnen die meerdere pc’s<br />
tegelijk bezetten. Ook zijn patiënten dan vaak al pratend met hun<br />
bezoek aan het internetten. “Het is er dan bijna net zo rumoerig als in<br />
een gewoon café”, merkt Karin op.<br />
tekst > Alies Hoogstra<br />
foto’s > Chris Timmers<br />
Even snel surfen<br />
Het internetcafé is uitsluitend bestemd voor patiënten en bezoekers.<br />
Kinderen mogen alleen onder toezicht het café bezoeken. De controle<br />
daarop ontbreekt. Een jongetje van tien kan bijvoorbeeld ongehinderd<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 9<br />
˘˘
Patiëntenintranet>><br />
In het internetcafé kunnen patiënten en bezoekers<br />
ook het patiëntenintranet van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
raadplegen. Hierop staat praktische informatie als<br />
de openingstijden van de ziekenhuiskapper, logeermogelijkheden<br />
en het huren van een televisie of<br />
telefoon. Op dit web kunnen patiënten ook lezen<br />
welke ontspanningsmogelijkheden er zijn. Zo is er<br />
onder meer informatie te vinden over de ziekenhuisbibliotheken,<br />
het museum en de concerten die<br />
maandelijks worden gegeven. Wie geïnteresseerd is<br />
in kunst, kan on line een rondleiding maken langs de<br />
verschillende kunstwerken die in het ziekenhuis zijn<br />
te bewonderen. Natuurlijk bevat het patiëntenintranet<br />
ook informatie over zorg: over behandelingen<br />
en onderzoeken, maatschappelijk werk of geestelijke<br />
verzorging. Aan patiënten die graag willen internetten<br />
maar die nog niet zo bekend zijn in de digitale<br />
wereld, is ook gedacht. Het intranet bevat een webwijzer<br />
met hyperlinks naar interessante, leuke en<br />
nuttige sites op het world wide web.<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 10<br />
het café binnenlopen om zich vervolgens achter een van de pc’s te installeren. Het is niet de<br />
eerste keer. Zijn vader ligt sinds een week in het ziekenhuis en sindsdien duikt hij dagelijks<br />
– nadat hij zijn vader snel even gedag heeft gezegd – het café in om te internetten.<br />
Hij brengt meer tijd achter de computer door dan bij zijn vader aan bed.<br />
Ook medewerkers surfen wel eens ’illegaal’ in het café. Een man in een wit verplegersuniform<br />
heeft zich verschanst achter een van de computers die vanuit de centrale hal niet<br />
direct zichtbaar zijn. Ook achter een andere pc zit een medewerker. Het pasje aan zijn<br />
broek verraadt hem. Tijdens zijn pauze surft hij af en toe in het internetcafé, bekent hij.<br />
Maar hij maakt alleen gebruik van de pc’s als er geen patiënten en bezoekers zijn. Hij vindt<br />
dat personeelsleden er dan best even mogen internetten. Zodra patiënten of bezoekers<br />
willen surfen moeten ze natuurlijk wel plaats maken.<br />
Nachtbrakers<br />
Al loopt in het internetcafé geen beheerder rond, er is wel degelijk toezicht: de medewerkers<br />
van de beveiligingsdienst houden een oogje in het zeil. Vanuit hun kantoor hebben zij<br />
zicht op het café. Als ze denken dat iemand er niet thuishoort, spreken zij die persoon aan.<br />
Is het een ongewenste bezoeker, dan wordt deze vriendelijk verzocht het internetcafé te<br />
verlaten. Carel Los, hoofd van de beveiligingsdienst, meldt dat het nog maar een enkele<br />
keer is voorgekomen<br />
>> “Patiënten die niet kunnen slapen zoeken er soms hun heil”<br />
dat iemand uit het café<br />
is gestuurd. Er komen<br />
dus geen buurtbewoners naar het café om gratis te internetten, zoals door sommigen werd<br />
gevreesd. De beveiligingsdienst heeft ook geconstateerd dat er ’s nachts gebruik wordt<br />
gemaakt van het café. “Patiënten die niet kunnen slapen zoeken er soms hun heil”, aldus Los.<br />
Help<br />
Ook de automatiseringsafdeling werkt mee aan het internetcafé. De medewerkers zorgen<br />
voor de apparatuur en de internetverbindingen. Blijkbaar doen ze dat goed want de vader<br />
van een patiënte prijst de snelheid waarmee de websites op het scherm verschijnen.<br />
“Wat een snelle verbinding heb je hier, roept hij enthousiast. Veel sneller dan thuis.<br />
Wat voor netwerk gebruiken ze hier?”<br />
Minder enthousiast is de 68-jarige heer Van Rosmalen. Terwijl andere bezoekers van het<br />
café van de ene site naar de andere surfen, doet hij verwoede pogingen om op internet<br />
te komen. Fronsend kijkt Van Rosmalen naar het beeldscherm en wat hij ook probeert,<br />
het lukt niet. “Ik zit wel op een computercursus, maar hoe je moet internetten hebben<br />
we nog niet geleerd”, verklaart hij. “Er lopen hier allemaal mensen rond, maar die zijn<br />
met van alles bezig. Ik weet niet wie ik nu om hulp moet vragen.”<br />
Aan bed<br />
Het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> heeft wel nagedacht over een helpdesk, maar nog geen concrete maatregelen<br />
genomen. Marcel Metselaar, projectleider van het internetcafé, vertelt dat er niet<br />
meteen extra personeel is aangetrokken. “Eerst moet het café een tijdje draaien zodat we<br />
weten wat de ervaringen zijn. We treffen pas maatregelen als daar aanleiding toe is.”<br />
Mocht het nodig zijn om patiënten en bezoekers in het internetcafé de helpende hand te<br />
bieden, dan overweegt het ziekenhuis daar vrijwilligers voor aan te stellen. Net zoals er<br />
vrijwilligers zijn die voor patiënten een boodschap doen of ze in het ziekenhuis de weg<br />
wijzen.<br />
Met alleen het internetcafé is het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> nog niet tevreden. Blijham: “Ik zie het als<br />
een belangrijke taak voor een universitair medisch centrum om ervoor te zorgen dat de<br />
internetfaciliteiten voor patiënten steeds ‘up to date’ zijn en bovendien voortdurend in<br />
ontwikkeling blijven.” Voor patiënten die in bed moeten blijven en het internetcafé niet<br />
kunnen bezoeken heeft hij goed nieuws. Het ziekenhuis heeft plannen om ook aan bed<br />
internetvoorzieningen beschikbaar te stellen.
De medische status van een koelkast<br />
Een arts is een spoorzoeker. Hij leest de tekens op<br />
zieke lichamen en zoekt naar oorzaken. Verkouden,<br />
een warm hoofd en overal spierpijn? Een griepje<br />
misschien.<br />
De dokter is een detective die vaak met enkele<br />
aanwijzingen al een treffende hypothese weet op<br />
te stellen. Hij checkt en dubbelcheckt. Zijn diagnose<br />
en therapie liggen om het hoekje al te wachten.<br />
Toch wil een dokter liever niet genezen. Net zo min<br />
als een detective zich enthousiast aan de oplossing<br />
van de zoveelste moordzaak zet. Ze voorkomen<br />
liever dat mensen ziek worden en sterven.<br />
Daarom krijgt preventie steeds meer nadruk.<br />
Preventie is populair.<br />
Dat zullen we weten ook! De Geneeskunde<br />
vermomt zich steeds vaker als Gezondheidspolitie.<br />
De dokterdetective komt even kijken hoe het met<br />
u gaat. Hij keurmerkt uw cholesterolverlagende<br />
halvarine en loftrompettert over de calciumverrijkte<br />
melk waarmee u uw broze botten preventief spalkt<br />
tegen breuken.<br />
Op uw rokertje staat te lezen dat het schadelijk is<br />
voor de gezondheid. Plaatjes met pikzwarte rokerslongen<br />
op een pakje sigaretten moeten uw inhalatieplezier<br />
nog verder gaan bederven. Dat doet de<br />
gezondheidspolitie voor uw eigen gezondheid.<br />
De dokter waakt meer en meer over ons leven.<br />
Hij behandelt ons al voor we ziek zijn. Zijn therapie<br />
heet preventie. Hij manipuleert gen en omgeving<br />
tot genezing en gezondheid van de mensheid.<br />
Elke diagnose vereist een grondig sporenonderzoek.<br />
Als een kralensnoer rijgen de aanwijzingen<br />
zich aaneen. Daar ligt de kracht van tijdig ingrijpen:<br />
hoe eerder je een spoor vindt, hoe preventiever de<br />
preventie. Daarom screent de dokterdetective ook<br />
graag ons gedrag. Hij ziet in elk gebaar een teken<br />
van gezondheid. Of juist een bedreiging daarvan.<br />
Zo kruipt hij steeds dieper in ons leven.<br />
Woningvervuiling is een spoor. Vooral ouderen<br />
hebben vervuilde woningen. Ze combineren die<br />
vervuiling vaak met een slechte zorg voor zichzelf<br />
en een teruggetrokken leven. Van die ouderen heeft<br />
meer dan de helft een psychiatrische stoornis.<br />
Woningvervuiling is dus een tamelijk betrouwbaar<br />
spoor naar een psychiatrisch probleem.<br />
Ook de koelkast veroorzaakt spoorvorming.<br />
Kijk bij 65-plussers in de koelkast. Zit er niets in of<br />
bevat de koelkast voornamelijk spullen waarvan de<br />
uiterste verkoopdatum is verstreken, dan is de kans<br />
groot dat de bijbehorende 65-plusser binnenkort<br />
in het ziekenhuis ligt. Die 65-plussers hebben niet<br />
alleen een grotere kans op opname, maar die<br />
ziekenhuisopname komt ook nog drie keer eerder<br />
dan bij 65-plussers met een volle koelkast.<br />
Ook de temperatuur in de koelkast is een medisch<br />
teken aan de wand. Veel mensen stellen de temperatuur<br />
niet laag genoeg in. De koelkast functioneert<br />
dan als broedstoof waarin ziekmakende bacteriën<br />
zich prima ontwikkelen. De koelkasttemperatuur is<br />
dus een goede graadmeter voor voedselvergiftiging.<br />
De ambulance komt je al ophalen als je nog niet<br />
weet dat je ziek bent.<br />
Reageren? Email: <strong>Scan</strong>@azu.nl of <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> • Redactie <strong>Scan</strong> / D 01.343 • Postbus 88550 • 3508 GA <strong>Utrecht</strong><br />
Overal ligt de dokterdetective op de loer. Ik word<br />
bij het typen van dit stuk voortdurend lastiggevallen<br />
door Workpace, een programma dat mijn computer<br />
regelmatig stillegt met verplichte micro- en macropauzes.<br />
Daarmee wordt de RSI bestreden die ik<br />
nog niet heb.<br />
Niks blijft buiten schot. Wetenschappers van de<br />
Yale- en Vanderbilt-universiteit zijn in staat om<br />
aan het stemgeluid af te lezen of iemand zelfmoordplannen<br />
heeft. Kennelijk vormen bepaalde keelklanken<br />
een spoor naar diepe depressies. In Japan<br />
is een toilet ontwikkeld, dat na elke stoelgang de<br />
ontlasting screent op mogelijke bedreigingen voor<br />
de gezondheid. Na een poep of plas volgt een<br />
actuele update van de interne gezondheidstoestand.<br />
Een bh die waarschuwt bij een dreigende hartaanval,<br />
ondergoed dat geslachtsziekten signaleert?<br />
De dokter is overal.<br />
Het wordt tijd voor een ontsporing.<br />
Pieter Lomans<br />
nr nr 3 3 <strong>juni</strong> <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> <strong>2001</strong> 11<br />
foto > Chris Timmers
tekst > Pieter Lomans<br />
foto’s > Chris Timmers<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 12<br />
Dempt<br />
Diabetes lijkt bij oudere mensen het<br />
cognitieve vermogen aan te tasten.<br />
<strong>Utrecht</strong>se onderzoekers hebben bij<br />
diabetische ratten veranderingen in<br />
de hersencellen gevonden die met<br />
deze cognitieve achteruitgang te<br />
maken hebben. De zoektocht naar het<br />
mechanisme achter deze complicatie<br />
is in volle gang.<br />
Simpele vragen brengen je soms ver van huis,<br />
weet arts-assistent neurologie Geert-Jan Biessels.<br />
Acht jaar geleden begon hij onder begeleiding<br />
van hoogleraar Medische Farmacologie Willem<br />
Hendrik Gispen en hoogleraar Interne Geneeskunde<br />
Willem Erkelens aan zijn promotieonderzoek.<br />
De vraag was of diabetes (suikerziekte)<br />
ook nadelige effecten heeft op de hersenfuncties,<br />
op het cognitieve vermogen van patiënten.<br />
Op zoek naar een antwoord liet Biessels ratten<br />
te water, ondervroeg hij patiënten, keek hij<br />
naar receptoren op zenuwcellen, onderzocht hij<br />
hersenweefsel en liet hij ratten los in een ‘bos’<br />
van bier- en frisdrankblikjes. Al die omzwervingen<br />
in het lab leverden fundamentele gegevens op<br />
die uiteindelijk de zorg voor diabetespatiënten<br />
moeten verbeteren.<br />
Hoewel bijna niemand de vraag stelde naar<br />
mogelijke zenuwschade in de hersenen, ligt die<br />
volgens Biessels wel degelijk voor de hand.<br />
Diabetes is een stofwisselingsziekte, die wordt<br />
veroorzaakt door een tekort aan het hormoon<br />
insuline. Dat leidt tot een verhoogd suikergehalte<br />
in het bloed, waardoor kleine bloedvaatjes<br />
beschadigd raken. Die beschadiging tast vroeg<br />
of laat allerlei organen aan, zoals de nieren, de<br />
ogen, het hart en de perifere zenuwen.
diabetes het denken?<br />
Beschadigd irrigatiesysteem<br />
Biessels: “Het leek me logisch dat beschadiging<br />
van de bloedvaatjes ook in de hersenen<br />
tot problemen leidt. Dat zijn we gaan<br />
onderzoeken. Problemen met die bloedvaatjes,<br />
zo was het idee, moeten zich vroeg of<br />
laat vertalen in een cognitieve achteruitgang.<br />
Zoals een beschadigd irrigatiesysteem minder<br />
vruchten voortbrengt. Die achteruitgang kun<br />
je meten met neuropsychologisch onderzoek.”<br />
In de medische literatuur vond Biessels<br />
slechts geringe effecten bij patiënten met<br />
type 1 diabetes, de suikerziekte die al op<br />
jeugdige leeftijd ontstaat. Hij zag echter wél<br />
naar het platform te zwemmen. Alleen daar<br />
kan hij zonder zwemmen zijn kop boven<br />
water houden. Wat blijkt? Een diabetische<br />
rat doet langer over dat leerproces.”<br />
Drank op de bodem<br />
In samenwerking met de Amerikaanse<br />
onderzoeker Bob Isaacson werd een ‘blikjestest’<br />
ontworpen. Het basisidee is, dat een<br />
dorstige rat wordt losgelaten in een ruimte<br />
met een stuk of tien omgekeerde frisdrankblikjes.<br />
In de holle bodem van één van die<br />
blikjes zit water. Dit blikje is te herkenen<br />
aan zijn positie of opdruk. Ook hier doet<br />
>> Computers ‘leren’ door de volgorde van enen en nullen<br />
Verlies aan plasticiteit leidt tot leerproblemen<br />
te veranderen, hersencellen doen dat door<br />
een duidelijke<br />
verslechtering bij<br />
patiënten met type 2<br />
hun onderlinge contacten aan te passen<br />
diabetes, beter bekend als ouderdomsdiabe- de diabetische rat er langer over voordat<br />
tes. Biessels: “Vooral bij oudere patiënten hij weet welk blikje hij hebben moet.<br />
worden geheugenproblemen gevonden die Biessels: “Op dit basisidee kun je makkelijk<br />
het dagelijks functioneren kunnen beïnvloe- variëren. We wilden bijvoorbeeld weten of<br />
den. Dat is lang over het hoofd gezien, het tragere leerproces van de diabetische<br />
omdat deze geheugenproblemen ook voor- ratten misschien ontstaat door kijkproblemen.<br />
komen bij de ‘normale’ veroudering. De Oogschade is immers een bekend gevolg<br />
nadelige effecten van diabetes werden zo van diabetes. Dan zouden de ratten niet<br />
onterecht aan veroudering toegeschreven. trager van begrip zijn, maar worden ze<br />
Door de vergrijzing van de bevolking zal de gewoon belemmerd door een slecht zicht.<br />
combinatie ouderdom en diabetes steeds Daarom hebben we de test ook uitgevoerd<br />
meer voorkomen. Reden genoeg dus, om op met uniforme blikjes met klittenband.<br />
de ingeslagen weg verder te gaan.”<br />
Een soort Braille-test. Oogproblemen blijken<br />
geen rol te spelen. Het gaat echt om cogni-<br />
Kop boven water<br />
tieve achteruitgang.”<br />
Voor het fundamentele onderzoek werd “Ook de wijziging die we na het eerste leer-<br />
overgestapt op de diabetische rat.<br />
proces aanbrengen is interessant. We leren<br />
Cognitieve functies van een rat kunnen uit- de diabetische en niet-diabetische ratten<br />
stekend worden getest in een Morris maze. welk blikje drinken bevat. Is dat leerproces<br />
Dat is een ronde waterbak met een door- afgerond, dan doen we het water in een<br />
snee van twee meter. Ergens in het midden, andere bodem en kijken hoe snel ze hun<br />
net onder de waterspiegel, zit een klein zoekgedrag hebben aangepast. Dan zie je<br />
platform van tien bij tien centimeter. Zet een dat diabetische ratten moeilijker omschake-<br />
rat in de waterbak en hij zwemt direct naar len. Ze doen er langer over en vallen nog<br />
de rand om eruit te klimmen. Dat lukt nooit,<br />
omdat de rand te hoog is.<br />
regelmatig terug in het oude zoekpatroon.”<br />
Biessels: “Heeft de rat twee minuten<br />
Leren is veranderen<br />
gezwommen en gezocht, dan zetten we Biessels en Gispen proberen dat slechte<br />
hem op het platform. Die test herhalen we zoekgedrag te koppelen aan een concrete<br />
net zo lang tot hij heeft geleerd om meteen verandering in het brein. Waar in de ˘˘<br />
>><br />
De hippocampus van H.M.<br />
In 1953 werd H.M., toen 27 jaar, geopereerd vanwege zijn<br />
ernstige epileptische aanvallen die moeilijk te behandelen<br />
waren. Tijdens de operatie werd hersenweefsel weggehaald,<br />
om de epileptische haard te verwijderen. Zowel de hippocampus<br />
aan de linker- als rechterzijde werd verwijderd.<br />
De operatie slaagde, de aanvallen namen af en door deze<br />
verbetering van de gezondheid steeg zelfs zijn intelligentie.<br />
Maar er was een opmerkelijke ‘bijwerking’: H.M. kon<br />
geen nieuwe dingen meer leren, geen nieuwe ervaringen<br />
toevoegen aan zijn leven. Mensen die hij pas na de operatie<br />
leerde kennen en regelmatig ontmoette, moesten zich<br />
steeds opnieuw voorstellen. Hij kon evenmin onthouden<br />
wanneer hij voor het laatst had gegeten of wanneer hij<br />
met iemand had afgesproken.<br />
“Bij ratten zie je hetzelfde effect”, zegt Biessels. “Blijkbaar<br />
heb je de hippocampus nodig om nieuwe kennis op te<br />
slaan. Dat wil niet zeggen dat ‘het leren’ of ‘het geheugen’<br />
dus in de hippocampus ligt. Wel, dat die hersenstructuur<br />
noodzakelijk is om nieuwe kennis aan te maken. Daarom<br />
zijn wij juist in de hippocampus gaan zoeken naar de<br />
neurale basis van cognitieve achteruitgang door diabetes.”<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 13
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 14<br />
hersenen moet je de cognitieve achteruitgang zoeken? Biessels:<br />
“We weten door talloze onderzoeken dat in dat leerproces een<br />
centrale rol is weggelegd voor de hippocampus, een kleine sikkelvormige<br />
hersenstructuur die zowel in de linker- als rechterhersenhelft<br />
zit. De hippocampus speelt die rol zowel bij de<br />
mens als de rat.”<br />
Daarom neemt Biessels, samen met onderzoeker Amer Kamal,<br />
de zenuwcellen van de hippocampus onder de loep. Ze onderzoeken<br />
een specifiek onderdeel van die cellen. Biessels: “Leren<br />
en onthouden zijn processen die je in zenuwcellen, de basiseenheden<br />
van het brein, terug moet vinden. Computers ‘leren’<br />
door de volgorde van enen en nullen te veranderen, hersencellen<br />
doen dat door hun onderlinge contacten aan te passen.<br />
gevonden voor een complicatie van diabetes. We zien dit bij<br />
ratten met een zeer ernstige vorm van diabetes. Bij patiënten,<br />
die met medicatie de diabetes beter onder controle hebben,<br />
zal dat effect waarschijnlijk in mindere mate optreden.”<br />
Daarmee is nog geen antwoord gegeven op de vraag hoe<br />
diabetes die aantasting van de plasticiteit in de hippocampus<br />
veroorzaakt. Welke stofwisselingsprocessen leggen de plasticiteit<br />
het zwijgen op? Wordt dat proces in gang gezet door de ontregelde<br />
suikerspiegel, die zorgt voor de aantasting van de vaatwanden<br />
en zenuwen? Of speelt insuline misschien een rol,<br />
buiten die ontregelde suikerspiegel om? Daar zijn inmiddels<br />
ook aanwijzingen voor.<br />
Dat vermogen heet ‘synaptische plasticiteit’.”<br />
Tweede boosdoener<br />
Biessels: “Onlangs is ontdekt dat insuline niet alleen in de alvlees-<br />
Doof oor, geen kennis<br />
klier wordt aangemaakt, maar ook in de hersenen. Bovendien<br />
Plasticiteit staat voor vervormbaarheid, kneedbaarheid. Een blijken hersencellen receptoren voor insuline te hebben. Dat wijst<br />
synaps is een contactpunt tussen zenuwcellen, een kleine<br />
erop, dat insuline en de synaps met elkaar communiceren, dat<br />
binnenplaats waarop zenuwcellen biochemische boodschappen<br />
naar elkaar roepen. Synaptische<br />
insuline iets ‘doet’ met plasticiteit. Geef gezonde mensen met<br />
plasticiteit geeft aan, dat cellen >> Aangetaste bloedvaatjes kunnen een bron van cognitieve<br />
dat geroep op de binnenplaats<br />
kunnen veranderen. Die plasticiteit is het<br />
biomoleculair mechanisme waarmee de hersen-<br />
achteruitgang zijn, maar insuline is dat misschien ook<br />
cellen nieuwe kennis en vaardigheden opslaan, het is de biolo- leerproblemen bijvoorbeeld eenmalig insuline en ze presteren<br />
gische hardware die leren en onthouden mogelijk maakt.<br />
eventjes wat beter. Bij mensen met een langdurig verhoogde<br />
Lange termijn potentiatie is een model voor de versterking van insulinespiegel zie je het omgekeerde. Zij krijgen juist méér<br />
het contact tussen zenuwcellen. Een verzwakking heet lange leerproblemen. Het is niet bewezen dat die leerproblemen direct<br />
termijn depressie. Beide zijn in de hippocampus te meten. Hoe worden veroorzaakt door de langdurig verhoogde insuline.<br />
zo’n versterking of verzwakking tot stand komt, is vrij nauw- Het is ook mogelijk dat zowel de verhoogde insulinespiegel als<br />
keurig bekend. Biessels: “Zo weten we dat in de hippocampus de leerproblemen het gevolg zijn van een derde, nog onbekende<br />
één bepaalde receptor – factor. Hoe dat precies zit zijn we aan het uitzoeken.”<br />
een receptor is een ‘oor’ Daarmee gaat het diabetesonderzoek van Biessels en Gispen,<br />
dat een boodschap van gesubsidieerd door het Diabetes Fonds Nederland en de<br />
een andere zenuw<br />
Nederlandse Hartstichting, weer een nieuwe fase in.<br />
opvangt – onmisbaar is De ontdekkingsreis begon met het idee dat door diabetes aan-<br />
om zo’n versterking te getaste bloedvaatjes cognitieve problemen kunnen opleveren.<br />
creëren. Blokkeer je deze Via uitgebreid onderzoek bij ratten komt nu vrij onverwacht<br />
zogenaamde NMDA- insuline als mogelijk tweede boosdoener om de hoek kijken.<br />
receptor, stop je zijn oor Aangetaste bloedvaatjes kunnen een bron van cognitieve achter-<br />
dicht, dan krijg je geen<br />
versterking. Dat betekent<br />
uitgang zijn, maar insuline is dat misschien ook.<br />
géén plasticiteit en dus Spoorzoekers<br />
ook géén opslag van nieu- Biessels: “Sanne Manschot, arts-assistent bij neurologie, onderwe<br />
kennis.”<br />
zoekt nu bij patiënten de rol van de aangetaste bloedvaatjes bij<br />
de cognitieve achteruitgang. We hopen dat we op termijn door<br />
Gedrag en receptor<br />
een gerichte behandeling van die bloedvaatjes de cognitieve<br />
Biessels testte diabetische ratten in de waterbak en het blikjes- achteruitgang kunnen voorkomen. Onderzoek bij diabetische<br />
labyrint. Ze konden de ruimtelijke taken inderdaad niet meer ratten levert een zinvolle bijdrage aan die ontwikkeling.”<br />
leren. Verder werd duidelijk dat de cognitieve achteruitgang, Aan de andere kant is het ook denkbaar dat de leerproblemen<br />
het verdwijnen van de plasticiteit en stoornissen van de recep- en de cognitieve achteruitgang zijn te wijten aan een chronitor<br />
gelijk opgaan. Biessels: “Dat ondersteunt het idee dat de sche verhoging van insuline die de plasticiteit van de hersen-<br />
cognitieve achteruitgang bij diabetes samenhangt met een vercellen in de hippocampus aantast. Biessels: “Dat is een intereslies<br />
aan plasticiteit. De uitval van de NMDA-receptor in de sante, speculatieve gedachte, die nog maar net is opgedoken.<br />
synaps ontregelt de plasticiteit en dat leidt tot leerproblemen. Maar ingewikkelde vraagstukken los je alleen maar op als je elk<br />
Het lijkt erop, dat we hiermee een biochemische basis hebben nieuw spoor grondig volgt.”
Bijschildklieroperatie via een klein sneetje<br />
˚Vooraanzicht bij een patiënte die jaren geleden de conventionele<br />
operatie onderging en recent de kleine operatie.<br />
Ongekend elegant<br />
Chirurg Casper Smit onderzocht een nieuwe bijschildklieroperatie, waarmee de<br />
operatietijd van anderhalf uur is terug te brengen tot tien minuten. De nieuwe<br />
methode is mogelijk door de gerichte opsporing van verborgen bijschildklieren.<br />
De bijschildklier maakt het parathormoon.<br />
Als deze klier ziek wordt gaat hij teveel van dat<br />
hormoon maken waardoor het kalkgehalte in<br />
het bloed stijgt. Dat kan leiden tot nierstenen,<br />
pijn in de botten, moeheid, neerslachtigheid en<br />
een verminderde eetlust. Wordt het kalkgehalte<br />
erg hoog dan kan dat zelfs levensbedreigend<br />
zijn. Kalk heeft een positieve elektrische lading<br />
en als die de geleiding in de zenuwbaan van het<br />
hart verstoort, kan dat hartritmestoornissen<br />
veroorzaken.<br />
Patiënten met een zieke bijschildklier zijn alleen<br />
te behandelen met een operatie. De chirurg<br />
zoekt in de hals achter de schildklier alle vier de<br />
bijschildklieren op. Hij bepaalt welke ziek is – die<br />
is zichtbaar groter – en de chirurg verwijdert die.<br />
Is dat gebeurd dan zakt het kalkgehalte in het<br />
bloed en is de patiënt genezen. De operatie<br />
duurt anderhalf uur en de patiënt houdt er een<br />
litteken aan over van zo’n twaalf centimeter.<br />
Vervelende klier<br />
In 1994 wordt een patiënt doorverwezen vanuit<br />
een ander ziekenhuis. Daar heeft de chirurg maar<br />
drie van de vier bijschildklieren kunnen vinden<br />
en er een verwijderd, maar na de operatie heeft<br />
de patiënt nog steeds teveel kalk in zijn bloed.<br />
Kennelijk veroorzaakt juist de onvindbare klier<br />
de vervelende symptomen. Radioloog Bert van<br />
Dalen gaat op speurtocht met echo en vervolgens<br />
˚ Incisie voor de kleine operatie (ongeveer anderhalve centimeter). ˚ Een verwijderde bijschildklier.<br />
CT-scan en vindt de klier hoog in de hals, een<br />
heel ongebruikelijke plaats. Vervolgens verwijdert<br />
hoogleraar chirurgie Theo van Vroonhoven de<br />
zieke klier via een sneetje van maar anderhalve<br />
centimeter in minder dan tien minuten.<br />
Aangemoedigd door deze operatie en in de<br />
wetenschap dat in 85 procent van de gevallen<br />
maar één bijschildklier ziek is, ontwikkelt Van<br />
Vroonhoven een nieuwe operatietechniek.<br />
De beeldvormende technieken zijn sterk verbeterd,<br />
waardoor het goed mogelijk is de zieke<br />
klier vóór de operatie te lokaliseren. Doordat de<br />
chirurg vooraf weet welke klier ziek is, kan hij<br />
die gericht verwijderen. Zo ontstaat een kleinere<br />
operatie met minder kans op complicaties.<br />
“De chirurg loopt bij deze operatie bijvoorbeeld<br />
veel minder kans de zenuwen van de stembanden<br />
door te snijden”, verduidelijkt Casper Smit, die<br />
eind mei op het onderwerp promoveerde.<br />
“Stel dat je nog een keer moet opereren in een<br />
hals waar je alle bijschildklieren al een keer hebt<br />
opgezocht, dan is dat risico nog veel groter.”<br />
Halfwaardetijd is sleutel<br />
Als een chirurg de bijschildklieren niet allemaal<br />
opzoekt blijft het mogelijk dat er nóg een ziek is.<br />
Om zeker te weten dat de juiste klier is weggehaald<br />
en er niet meer ziek zijn, kan direct na<br />
de operatie de concentratie of waarde van het<br />
parathormoon worden bepaald. Dat hormoon<br />
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto’s > Audiovisuele Dienst<br />
heeft een halfwaardetijd van drie minuten.<br />
Als die waarde voor de operatie is bepaald en<br />
acht minuten na verwijdering van de bijschildklier<br />
nogmaals wordt gemeten, moet die minstens<br />
gehalveerd zijn. De uitslag is er al binnen twaalf<br />
minuten.<br />
Smit: “Dan weten we dus of er nog een bijschildklier<br />
ziek is. We opereren dan direct verder.<br />
Dat hoeft maar bij vijf van de honderd patiënten.<br />
Die patiënt wordt weliswaar wakker maar kan<br />
direct weer naar de operatiekamer, waardoor<br />
hij niet terug hoeft te komen voor een nieuwe<br />
operatie. De parathormoonbepaling is de sleutel<br />
tot nog meer direct geslaagde operaties.”<br />
Gestuurd door beelden<br />
“Er is een tendens van grote naar kleine operaties.<br />
Deze operatie past in de tijdgeest”, betoogt Smit<br />
enthousiast. “Verschrikkelijk elegant om te zien,<br />
ongekend. De beeldvorming stuurt ons. Radioloog<br />
en chirurg moeten goed communiceren.<br />
De radioloog zet van tevoren een streepje voor<br />
de incisie en dat is alles wat je er later nog van<br />
ziet: een littekentje van nog geen twee centimeter.”<br />
Net als de grote operatie slaagt de kleine in<br />
95 procent van de gevallen. Bij de ouderwetse<br />
methode werd een patiënt drie dagen opgenomen,<br />
nu nog maar één. Smit: “In de toekomst<br />
kan de operatie in dagbehandeling. De patiënt<br />
gaat dan ‘s middags weer naar huis. De operatie<br />
is nu al de helft goedkoper, en dit betekent een<br />
verdere reductie van de kosten en is ook veel<br />
minder belastend voor de patiënt.”<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 15
tekst > Riëtte Duynstee<br />
foto’s > Chris Timmers<br />
DE GROTE VISITE<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 16<br />
‘Wel of geen<br />
Het is de taak van artsen om<br />
co-assistenten te kneden in het vak.<br />
Marjon Noordzij is vijfdejaarsstudent<br />
Geneeskunde en loopt acht weken<br />
co-schappen op gynaecologie.<br />
Ze heeft zich goed voorbereid op de<br />
'tumorboard', de bespreking waarin zij<br />
alle oncologiepatiënten introduceert<br />
over wie de patholoog-anatoom nieuwe<br />
gegevens heeft.<br />
De bespreking gaat alleen over vrouwen die<br />
(vermoedelijk) kanker hebben. Ze hebben een<br />
tumor in de eierstokken, baarmoeder, baarmoedermond,<br />
schaamstreek of borsten. Meestal zijn<br />
het de meest ernstige vormen die vragen om de<br />
expertise van specialisten in een academisch ziekenhuis.<br />
Vandaar dat gynaecologen uit perifere<br />
ziekenhuizen deze patiënten hebben verwezen.<br />
Sommige van hen zijn jong: tussen de twintig<br />
en veertig. Ze zijn geopereerd of hebben nog<br />
een operatie voor de boeg, en krijgen daarna<br />
radiotherapie of chemotherapie. Ze staan<br />
allemaal onder behandeling van de gynaecoloog,<br />
die intensief samenwerkt met de internistoncoloog<br />
en de radiotherapeut. Deze vrouwen<br />
zijn ernstig ziek. Bij hen is de kanker zodanig<br />
uitgezaaid dat genezing onmogelijk is.<br />
Toch worden veel patiënten op de been gehouden<br />
door hoop en vertrouwen. De ziekte heeft
therapie, wat denk jij?’<br />
geen vat gekregen op hun positieve instelling.<br />
Als patholoog-anatoom Daisy Sie Go de kamer<br />
binnenkomt, loopt co-assistent Marjon Noordzij<br />
naar voren met een stapel sheets waarop ze per<br />
patiënt de relevante gegevens uit de statussen<br />
heeft samengevat. Het licht van de overheadprojector<br />
gaat aan, en de drieëntwintigjarige<br />
student steekt van wal.<br />
Plakjes weefsel<br />
Voor Marjon Noordzij zijn de medische termen<br />
al lang geen abracadabra meer. Zelfverzekerd<br />
vat ze samen dat de gynaecoloog bij de eerste<br />
patiënt een normale portio (baarmoedermond)<br />
heeft gezien, waardoor het ziektebeeld op een<br />
benigne (goedaardige) tumor duidt. Na de<br />
operatie is het weefsel overgedragen aan de<br />
patholoog-anatoom. Die heeft zich inmiddels met<br />
een grote doos objectglaasjes met gefixeerde<br />
plakjes weefsel geïnstalleerd achter een microscoop<br />
die is aangesloten op twee monitoren<br />
zodat ze alle aanwezigen zicht kan bieden op<br />
haar bevindingen. Ze wijst op kleine vlekjes die<br />
'koffieboonaspecten' vertonen, wat wijst op een<br />
goedaardige tumor. Toch is niet helemaal duidelijk<br />
hoe het tumorweefsel zich in de toekomst<br />
ontwikkelt. De artsen bespreken welke therapie<br />
noodzakelijk is en de volgende sheet ligt op de<br />
projector. “Deze patiënt heeft sinds een maand<br />
toenemende pijn in de onderbuik, is zeer moe,<br />
en is vijftien kilo afgevallen”, vertelt Noordzij.<br />
“Bij lichamelijk onderzoek is een voelbare massa<br />
gevonden, los van huid en onderlaag. Een CT-scan<br />
liet een grote tumor in een van de eierstokken<br />
zien, die de urineleider afsluit waardoor de nier<br />
is opgezet.”<br />
Gynaecoloog Edith Sijmons neemt het woord<br />
over. Zij heeft operatief de baarmoeder, een<br />
eierstok en eileider verwijderd. In de buikholte<br />
trof ze een abces aan dat daar waarschijnlijk via<br />
de darm was ingegroeid. De linkereierstok was<br />
er helemaal mee vergroeid. Hetzelfde is gebeurd<br />
met de omgeving, zoals darm, urineleider en de<br />
spieren van de bekkenbodem, maar hier kan het<br />
tumorweefsel onmogelijk worden verwijderd.<br />
Voor de patiënt lijkt genezing niet meer mogelijk.<br />
Verbazing alom<br />
Het weefsel is door de patholoog-anatoom uitgeplozen.<br />
Ze constateert dat het niet om een<br />
ovariumcarcinoom gaat, maar om een baarmoedercarcinoom.<br />
Iedereen is verbaasd, maar<br />
dit feit verandert weinig voor de toekomst van<br />
de vrouw. Er is zelfs een tweede tumor gevonden,<br />
in de borst. Een gezwel dat hier ontstaan is,<br />
het is dus geen uitzaaiing. De artsen vragen zich<br />
af of het baarmoedergezwel misschien een uitzaaiing<br />
van de borst is, en of het zin heeft om de<br />
restanten van het gezwel in de buik te bestralen.<br />
Radiotherapeut Ina Schultz is kort maar krachtig<br />
in haar oordeel: bestraling is geen optie. Ook voor<br />
chemotherapie komt de patiënt niet in aanmerking.<br />
De vraag is nu nog of de vrouw wél of<br />
niet belast moet worden met een zware borstoperatie<br />
als na punctie blijkt dat het ook daar<br />
om een kwaadaardige tumor gaat. Omdat de<br />
uitslag van de punctie nog niet bekend is, wordt<br />
de beslissing uitgesteld.<br />
‘Ik denk het niet’<br />
In een perifeer ziekenhuis is bij een patiënt een<br />
kleincellig carcinoom ontdekt in de baarmoederhals.<br />
Kleincellig betekent in dit geval zeer agressief,<br />
dus de patiënt is linea recta doorgestuurd<br />
naar het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. De vrouw heeft sinds<br />
twee maanden lage rugpijn. Daarom is een total<br />
body skeletscintigram van haar gemaakt, een<br />
onderzoek waarbij eventueel afwijkend<br />
botweefsel zwart aftekent. De foto's geven<br />
zwarte plekken weer in schedel, heiligbeen,<br />
gewrichten en beide heupbeenderen. Op een<br />
echo zijn uitgebreide uitzaaiingen in de lever<br />
ontdekt. De vraag is of deze gezwellen in bot<br />
en lever afkomstig zijn van het carcinoom in de<br />
baarmoederhals. ”Wat denk jij”, vraagt internistoncoloog<br />
Els Witteveen aan Noordzij. “Ik denk<br />
het niet, want de echo laat geen uitzaaiingen in<br />
de lymfeklieren om de baarmoederhals zien en<br />
die verwacht je daar juist wel.” Het antwoord<br />
klopt. Niemand weet met zekerheid waar de<br />
primaire tumor zich bevindt. Omdat longkanker<br />
gemakkelijk uitzaait naar lever en skelet, is de<br />
kans groot dat die afkomstig is uit de longen.<br />
Maar de thoraxfoto brengt gezonde longen in<br />
beeld. De therapie bestaat uit verlichting van de<br />
klachten. Als het gezwel in de baarmoederhals<br />
pijnlijk wordt, zal de radioloog overgaan tot<br />
bestraling om de groei in te dammen, zo wordt<br />
afgesproken. Een operatie heeft geen zin.<br />
Meeleven<br />
Als Sie Go klaar is met haar inbreng, snelt ze<br />
weg met de doos weefselpreparaten in haar<br />
hand. Vanaf dat moment komen alleen nog<br />
patiënten aan bod van wie de patholooganatoom<br />
geen nieuwe uitslagen heeft. Zoals de<br />
mevrouw die al een tijdlang bekend is bij de<br />
dermatoloog vanwege huidafwijkingen in het<br />
vulvagebied. Onlangs is in de huid rond de anus<br />
tumorweefsel gevonden. Verpleegkundige Teun<br />
van Baaren meldt dat er een luchtbed is besteld<br />
om pijn bij het liggen te verzachten, en dat ze<br />
ijsblokjes krijgt voor op de wond. Ina Schultz<br />
voelt niet veel voor radiotherapie omdat ze<br />
bang is daarmee de anus te beschadigen. Edith<br />
Sijmons zou eventueel kunnen opereren, maar<br />
de wond zal daarna te groot zijn om te dichten.<br />
Ze denkt erover een ‘zwaailap’ aan te brengen:<br />
een stuk huid uit de rug waar huidweefsel wél<br />
gemakkelijk weer naar elkaar toegetrokken kan<br />
worden. Vervolgens kan de radiotherapeut de<br />
patiënt brachitherapie geven: een bolletje of<br />
staafje dat radioactieve straling uitzendt, wordt<br />
in het resterend kwaadaardig weefsel gebracht<br />
zodat de anus in elk geval gespaard blijft.<br />
Na bijna drie uur zijn alle patiënten besproken<br />
en verlaat het gezelschap de vergaderruimte.<br />
Marjon Noordzij weet nog niet voor welk specialisme<br />
ze later kiest, maar ze sluit niet uit dat het<br />
gynaecologie wordt. “Het is een wisselend vak,<br />
want het heeft zowel een interne als een chirurgische<br />
kant. En je hebt veel meer contact met<br />
patiënten dan een chirurg. Een zieke galblaas<br />
haal je weg en de patiënt gaat na een paar<br />
dagen weer gezond naar huis. Hier denk je mee<br />
over iemands toekomst. Je leeft meer mee en<br />
dat spreekt me aan.”<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 17
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto > Chris Timmers<br />
“<br />
Hoofd zorg chirurgie Justine Bos kreeg dit jaar de<br />
Boerhaaveprijs. Zij verdiende deze <strong>UMC</strong>-prijs door<br />
zich buitengewoon voor de organisatie in te zetten.<br />
Wie ziet zij als haar leermeester of inspirator?<br />
Voorheen bepaalden ziekenhuis en artsen de mogelijkheden.<br />
Toen wij doorkregen dat de behoeften van de patiënt moeten<br />
bepalen hoe de organisatie er uitziet, hebben wij Jaap Maljers van<br />
Plexus Medical Group in de arm genomen. Hij heeft met professor<br />
Eikelboom van het Vaatcentrum zo’n organisatie opgezet en andere<br />
afdelingen zijn gevolgd. Ik heb van Maljers geleerd dat eigenlijk<br />
alles mogelijk is, zodra de muren in een organisatie verdwijnen.<br />
Wat mij bijzonder aansprak was het professionele karakter van de<br />
aanpak, zo’n stappenplan bijvoorbeeld. Dat je alles wat je aan<br />
gegevens kunt krijgen van tevoren verzamelt en in één klap het<br />
consult volledig kunt maken. Vroeger kreeg een patiënt nadat hij<br />
bij een specialist was geweest nog een doorverwijzing, en nog een.<br />
Nu is de patiënt er en komt iedere specialist langs. Er is een protocol<br />
en een behandelplan, wat doublures voorkomt. Een enorme serviceen<br />
kwaliteitsverbetering, en tegelijk een flinke onkostenbesparing.<br />
De organisatie is transparant geworden. Voor mij was deze ommezwaai<br />
een enorme verrijking.<br />
Haalbaar<br />
Maljers heeft een jaar lang het hele traject op poten gezet. Er moest<br />
veel worden gepraat en veel worden overtuigd. Steeds bleven de<br />
patiënten het uitgangspunt: wat willen ze, wat verwachten ze en<br />
wat is haalbaar. Samen met een automatiseerder veranderde hij<br />
bijvoorbeeld het hele afsprakensysteem. Nu kunnen wij – in samenspraak<br />
met de afdeling Radiologie – zelf afspraken maken voor de<br />
röntgen. We laten eerst een foto maken en plannen daarna een<br />
afspraak met de arts. Dat is ook prettig voor de patiënten en de<br />
verwijzers. De organisatieverandering was eigenlijk een voorloper<br />
van de ketenzorg en de zorglijnen. We houden van tevoren rekening<br />
met wat alle specialisten willen weten. Alles is in kaart gebracht en<br />
het hele proces is beheersbaar. Hierdoor voorkomen we bijvoorbeeld<br />
dat opnames niet doorgaan.<br />
Voor je zover bent moet iemand je laten zien dat het kan. Maljers<br />
heeft verteld welke kant het op moest. Hij gaat mee met de cultuur.<br />
Hij kan enthousiasmeren en vanuit de organisatie de muren slechten.<br />
Daarbij is hij een geweldige optimist. Hij weet mensen te overtuigen<br />
die nog niet zo ver zijn. Want er zijn natuurlijk wel een aantal<br />
koninkrijkjes verdwenen.<br />
Cultuurschok<br />
Ik heb leren zien dat er geen belemmeringen zijn en dat je moet<br />
blíjven denken vanuit de patiënt. Ook als die bijvoorbeeld met iets<br />
heel eenvoudigs komt, moet hij snel terechtkunnen. De protocollen<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 18<br />
Het revolutionaire denken<br />
>><br />
Jaap Maljers: oerplan<br />
“Ik zie mezelf nooit als leermeester. Ik probeer betrokkenheid en<br />
bevlogenheid over te brengen. Kennisoverdracht is meer impliciet.<br />
De verandering van werkcultuur in het Vaatcentrum was voor mij<br />
echt een oerplan. Niemand heeft last van zijn Vaatchirurgie of jeuk<br />
aan zijn Cardiologie. De gedachte was dus heel simpel: ga uit van<br />
wat de patiënt wil en richt de organisatie daar op in. In 1992 was<br />
dat nog ongebruikelijk. Dat plan was de basis voor wat ik later heb<br />
ontwikkeld. Die manier van denken over patiëntenzorg heb ik steeds<br />
verder uitgebouwd.”<br />
waren op een gegeven moment zo complex dat een kleinigheid haast niet meer<br />
kon. Je moet je niet laten ontmoedigen, maar doorgaan en controleren of<br />
gebeurt wat is afgesproken. Als een lid ontbreekt uit een multidisciplinair team,<br />
verzaakt het zijn doel. Daar mag je geen genoegen mee nemen. Je kunt het<br />
vertrouwen dat patiënten in je stellen niet beschamen. Omgekeerd is het voor<br />
ons ontzettend vervelend als een patiënt niet op een onderzoek verschijnt.<br />
Een misgelopen MRI bijvoorbeeld, kost drie kwartier en 750 gulden.<br />
Maljers bracht het revolutionaire denken. Ineens moesten de artsen zich helemaal<br />
richten naar ons. Dat was een cultuurschok. Wij dicteren nu wat er gaat gebeuren.<br />
In één klap is bijvoorbeeld ook de toestemming van de patiënt voor de behandeling<br />
geregeld. Voor de administratie moeten allerlei formulieren ineens van<br />
tevoren worden ingestuurd. En patiënten moesten er aan wennen dat er al<br />
onderzoeken gebeurden voordat ze een arts gesproken hadden. Maar door de<br />
vraagstellingen denken ze al snel: ah, ik zit goed.<br />
”
Maximaal is niet optimaal<br />
Patiënten kiezen zelf. Artsen helpen<br />
hen daarbij door voldoende informatie<br />
te geven over de ziekte en de behande-<br />
lingsmogelijkheden. Dat vraagt om een<br />
verhaal dat precies is toegespitst op<br />
de situatie van de individuele patiënt,<br />
stelt neuroloog Jaap Kappelle.<br />
“Geneeskunde moet vooral genees-<br />
kunst blijven en geen rigide uitvoering<br />
van vastgestelde regels.”<br />
“Je bent met normale, alledaagse dingen bezig<br />
en ineens krijg je ernstige uitvalsverschijnselen”,<br />
zegt neuroloog Jaap Kappelle. “Je arm weigert<br />
dienst, je oog ziet niets meer of je been hapert.<br />
De paniek slaat toe. Een herseninfarct? In vliegende<br />
vaart naar het ziekenhuis. Familie erbij.<br />
Je bent angstig en wordt overrompeld door<br />
heftige emoties. Je vraagt je af wat er gebeurt,<br />
of er iets aan te doen is.”<br />
Kappelle, onlangs benoemd tot hoogleraar<br />
neurologie, schetst de verwarring en ontreddering<br />
bij de meeste patiënten die met een herseninfarct<br />
in het ziekenhuis aankomen. Bij een<br />
herseninfarct gaat het, net als bij een hartinfarct,<br />
om snelheid. Hoe eerder de patiënt in het ziekenhuis<br />
is, hoe beter. Tijd is brein, want hoe langer<br />
het blokkerende stolsel in het bloedvat zit, hoe<br />
langer het achterliggende hersengedeelte geen<br />
zuurstof meer krijgt en hoe groter de verwoesting<br />
zal zijn. Is de patiënt binnen drie uur na de<br />
Een goed gesprek biedt meer dan cijfers<br />
eerste uitvalsverschijnselen in het ziekenhuis,<br />
dan kan de schade soms worden beperkt met<br />
een trombolyticum, een middel dat bloedstolsels<br />
oplost.<br />
Heldere keuze<br />
Soms is echter niet altijd, want bij de meerderheid<br />
van de patiënten doet het middel niets. En<br />
het kent ook nadelen. Kappelle: “We weten dat<br />
het middel een op de zeven patiënten redt van<br />
de dood of een chronisch verblijf in een verpleegtehuis.<br />
We weten óók, dat dit middel bij een op<br />
tekst > Pieter Lomans<br />
foto’s > Chris Timmers<br />
Patiënten moeten vooraf geïnformeerd worden<br />
over hun aandoening en de voor- en nadelen<br />
van de behandeling. Dat geldt ook voor de<br />
angstige, ontredderde patiënt, die net nog zo<br />
gezond als een vis de krant las en nu met loeiende<br />
sirene het ziekenhuis wordt binnengereden.<br />
Maar hoe doe je dat?<br />
Leren communiceren<br />
“Artsen kennen de cijfers en getallen, de voor- en<br />
nadelen van een behandeling”, zegt Kappelle.<br />
“Maar probeer die berg informatie eens op een<br />
>> Je moet niet méér problemen en verantwoordelijkheden<br />
de zeventien patiënten juist nieuwe<br />
uitvalsverschijnselen veroorzaakt.<br />
bij de patiënt neerleggen dan hij al heeft<br />
Dat komt doordat de ontstolling tegelijkertijd heldere, zinvolle, begrijpelijke manier te presen-<br />
de kans op een hersenbloeding vergroot. In dat teren aan de patiënt met een herseninfarct.<br />
geval is het middel erger dan de kwaal.”<br />
Dat is ongelooflijk moeilijk. En tegelijkertijd ˘˘<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 19
ook ongelooflijk belangrijk. Die informatie vormt<br />
de basis waarop de patiënt zijn keuze maakt,<br />
al of niet in overleg met de naaste familie.”<br />
Kappelle vindt dat er meer aandacht nodig is<br />
voor het voeren van dergelijke gesprekken.<br />
Communicatie en informatie zijn wezenlijke<br />
onderdelen van de geneeskunde. Trainen, droog<br />
oefenen, als medisch student of arts-assistent het<br />
verhaal aan elkaar uitleggen; dat moet nadrukkelijker<br />
op het programma. Kappelle: “Het verhelderen<br />
van de situatie waarin de patiënt is<br />
terechtgekomen en de mogelijkheden voor<br />
behandeling zijn van groot belang. Dat vereist<br />
een juiste woordkeuze en een goede inschatting<br />
van wat een patiënt kan opnemen.”<br />
Maximaal is niet ideaal<br />
Goed communiceren en informeren is iets anders<br />
dan alle beschikbare cijfers, kansen en percentages<br />
oplepelen en vervolgens de patiënt alleen<br />
laten met zijn keuze. Kappelle: “Je moet niet<br />
méér problemen en verantwoordelijkheden bij<br />
de patiënt neerleggen dan hij al heeft. Een arts<br />
moet gedoseerd informeren.”<br />
Dat vereist optimale informatie, geen maximale<br />
informatie. Medicijnen moet je doseren, informatie<br />
ook. Kappelle: “Een patiënt wil geen informatiebombardement<br />
dat het zicht op de zaak<br />
eerder belemmert dan vergroot. Hoofd- en bijzaken<br />
gaan dan snel door elkaar lopen. Het is<br />
beter om de informatie selectief en gestructureerd<br />
aan te bieden, zodat de patiënt weet wat<br />
hij weten wil en weten moet. Daarna kan hij in<br />
goed overleg met de arts zijn keuze bepalen.<br />
Als een patiënt na de hoofdlijnen ook de exacte<br />
percentages en cijfers achter de komma wil, dan<br />
geef ik die. Maar patiënten met een herseninfarct<br />
hebben daar zelden behoefte aan.”<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 20<br />
De individuele patiënt<br />
Over de individuele patiënt zeggen die getallen<br />
echter niets. Kappelle: “Je kunt vooraf tegen<br />
geen enkele patiënt met zekerheid zeggen dat<br />
bij hem het middel goed of juist slecht zal werken.<br />
Dat is een dilemma dat steeds vaker opduikt<br />
in de moderne geneeskunde. We kunnen in<br />
grote patiëntengroepen vaststellen of een<br />
middel werkt of niet. Maar of die vijftigjarige<br />
automonteur die nu op weg is naar het ziekenhuis<br />
er baat bij heeft of niet, dat blijkt pas<br />
achteraf. Geneeskunde is voor een deel kansberekening.<br />
Dat pakt voor een individuele<br />
patiënt vaak goed uit, maar soms slecht.”<br />
Samen beslissen<br />
De behandeling van patiënten met een herseninfarct<br />
vraagt om een zorgvuldige afweging van<br />
risico’s. Dat geldt ook voor andere hersenaandoeningen<br />
die door vaatproblemen ontstaan.<br />
“Ik bespreek die risico’s met de patiënt, en zo<br />
nodig met mijn collega’s”, zegt Kappelle.<br />
“De hersenen vormen een kwetsbaar en<br />
essentieel orgaan. Als er iets misgaat, zijn de<br />
gevolgen ingrijpend.”<br />
Soms treden de complicaties op, die in de risico’s<br />
van een behandeling zitten ingebakken. Met de<br />
ontstolling bij een herseninfarct, bijvoorbeeld,<br />
gaat het zes van de honderd keer fout. Kappelle:<br />
“Dat weet ik en dat leg ik uit aan de patiënt.<br />
Het is een ingecalculeerd risico, dat je neemt<br />
omdat de kans op voordeel een stuk groter is.<br />
Gaat het mis, dan is dat moeilijk te verwerken.<br />
Het raakt me, het gaat om mensenlevens. Ik kan<br />
me ook alleen maar handhaven – en dat geldt<br />
voor iedere arts – omdat ik de risico’s van een<br />
behandeling met volle overtuiging neem,<br />
in goed overleg met een geïnformeerde patiënt.<br />
Omdat het ónze gezamenlijke beslissing was.<br />
Omdat het op dat moment de beste keuze was<br />
die we konden maken.”<br />
˙ Een stolsel kan verwoestend werken.<br />
>><br />
Richtlijn en risico<br />
Kappelle is arts en wetenschapper, dokter en<br />
onderzoeker. Die combinatie is essentieel in de<br />
geneeskunde, meent hij: “Als ‘witte jas’ word je<br />
geconfronteerd met de realiteit aan bed. Je ziet<br />
problemen waarvoor nog geen oplossing bestaat<br />
en je signaleert gaten in de bestaande kennis.<br />
Het is bijvoorbeeld opvallend dat mensen die<br />
goed zijn opgeknapt na een klein herseninfarct<br />
zo ontzettend moe kunnen blijven. Niemand weet<br />
nog waar dat aan ligt. Met subsidie van de<br />
Nederlandse Hartstichting zijn we dat nu aan het<br />
onderzoeken.”<br />
De praktijk geeft richting aan het wetenschappelijke<br />
onderzoek, maar omgekeerd levert wetenschappelijke<br />
onderzoek weer richtlijnen op voor<br />
de beste behandelingen. Deze aanpak, die<br />
‘Evidence Based Medicine’ wordt genoemd,<br />
verleent de geneeskunde de noodzakelijke wetenschappelijke<br />
basis. Een arts moet echter creatief<br />
kunnen omgaan met de richtlijnen als de situatie<br />
van de patiënt daarom vraagt.<br />
Kappelle: “Een 76-jarige patiënt had terugkerende<br />
periodes waarin zijn linkeroog niet meer functioneerde.<br />
Ook had hij zo nu en dan momenten<br />
waarop hij niet kon praten en geen gevoel en<br />
kracht meer had in zijn rechter lichaamshelft.<br />
Zijn aandoening werd veroorzaakt door een volledig<br />
afgesloten linker halsslagader. Het maken van<br />
een bypass leek de beste oplossing. Grootschalig<br />
onderzoek had echter uitgewezen dat zo’n bypass<br />
meer complicaties met zich meebracht dan<br />
helemaal niets doen.”<br />
“We hebben uiteindelijk toch ingegrepen”, zegt<br />
Kappelle. “Op de eerste plaats was de aandoening<br />
van onze patiënt net iets anders dan van de<br />
patiënten op wie de richtlijn was gebaseerd.<br />
Verder was de kans groot dat de ernstige uitvalsverschijnselen<br />
bij onze patiënt snel permanent<br />
zouden worden. Tot slot speelde mee, dat onze<br />
neurochirurg Kees Tulleken een nieuw type bypass<br />
had ontwikkeld.”<br />
In overleg met de patiënt werd de ingreep uitgevoerd.<br />
Met succes. Kappelle: “Door dat succes zijn<br />
we deze nieuwe techniek verder gaan onderzoeken.<br />
We hebben nu een profiel opgesteld van patiënten<br />
die baat kunnen hebben bij deze nieuwe techniek.<br />
Zo breng je de geneeskunde verder. Er ligt altijd<br />
een grijs gebied tussen wat je wel en niet weet,<br />
tussen de geaccepteerde richtlijn en het verantwoorde<br />
experiment. Ook in die gevallen moet je<br />
het gesprek steeds opnieuw afstemmen op de<br />
unieke, individuele situatie van de patiënt.”
Verdrinken<br />
in de kieren van de taal is niets voor hem. Hij houdt van<br />
helderheid. A moet niet B zijn. Een woord, een woord. Een man, een man.<br />
Hij droomt van het leven in een wiskundig universum. Een wereld waarin<br />
gezegd wordt wat wordt bedoeld. Waarin exact wordt begrepen wat wordt<br />
gezegd. Niet Meer. Niet minder.<br />
Hier, in deze rommelige wereld, draagt de taal veel te losse kleren. Hij moet<br />
steeds weer met een boogje zeggen wat hij bedoelt. En maar hopen dat<br />
anderen horen wat hij zeggen wil. Dat vermoeiende métier beheerst hij wel,<br />
maar het maakt de dagelijkse gang van zaken zo loom en plakkerig.<br />
Waarom moet hij zeggen ‘dat hij maar weer eens aan de slag gaat’ als hij<br />
een oervervelend gesprek wil afkappen. Dat kan toch veel directer.<br />
De wetenschap is zijn toevluchtsoord. Wetenschappelijke uitspraken zijn<br />
precies en helder. Onduidelijke zinnen zijn taboe. Dus schept hij behagen<br />
in strakke betogen die geen ruimte laten voor twijfels. Als medisch onderzoeker<br />
is hij pas tevreden wanneer hij iets helder en duidelijk op papier<br />
heeft gezet. Proza in formulevorm. Bonkig en bondig. Een skelet is voldoende<br />
als het vlees er niet toe doet.<br />
In volle vrijheid<br />
Wetenschappelijke helderheid heeft een bijzondere aantrekkingskracht op<br />
hem. Ze maakt onvermoede verbanden zichtbaar en werpt licht op duistere<br />
zaken. Ze onthult en openbaart. Ze maakt in één klap overzichtelijk wat<br />
nooit eerder duidelijk was.<br />
Elke wetenschap, ook de medische, giet de wereld in tabellen, kolommen,<br />
grafieken, kaarten en schema’s. Niets is zo helder als een matrix of een<br />
raster, gevuld met harde feiten. In zo’n blokvormig raster komt de essentie<br />
van het menselijke lichaam bovendrijven. Zwarte vierkanten in een wit<br />
wegenstelsel. Coördinatiepunten in tijd en ruimte, waaraan een lichaam,<br />
een wereld, alles is op te hangen.<br />
In die drang naar duidelijkheid gaat ook wat verloren. Vaak is de realiteit<br />
te rafelig voor een rechtlijnig raster. Dan wordt een lichaam in te simpele<br />
banen geperst en de werkelijkheid geweld aangedaan. Maar wat de matrix<br />
verwaarloost en onderdrukt, komt via een onverwachte achterdeur gewoon<br />
weer terug. Uitgerekend in het raster treedt de limiet van de helderheid het<br />
duidelijkst aan het licht.<br />
Het heeft lang geduurd voordat hij dat wilde zien. Nu hij er oog voor heeft,<br />
laat de vaagheid zich niet meer verdrijven.<br />
Op de witte kruispunten van een zwartgeblokt raster ontstaan altijd grijze<br />
vlekjes. Ze zijn er niet en wel. Als hij zijn ogen richt op één zo’n schimmig<br />
vlekje in een kruispunt verdwijnt dat vlekje onmiddellijk. Maar op de<br />
omringende kruispunten duiken direct andere vlekjes op. Hoe zijn ogen<br />
ook over de coördinaten in het raster heen en weer flitsen, ze krijgen geen<br />
enkel vlekje te pakken. Omdat ze zich niet laten vangen en fixeren.<br />
Slechts in volle vrijheid kunnen ze bestaan.<br />
Ongrijpbare schimmen hebben de coördinaten van zijn mathematische<br />
matrix besmet. Zijn droom is voorgoed vervlogen. Hij weet dat helder<br />
altijd vaag zal zijn.<br />
Pieter Lomans<br />
foto > Chris Timmers nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 21
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto > Chris Timmers De<br />
>> “Je bent als specialist niet op alle gebieden deskundig”<br />
>> “Je moet er als dokter van uitgaan dat je niets hebt”<br />
Ook een dokter wordt wel eens ziek.<br />
Hij kan zichzelf eenvoudig wat voor-<br />
schrijven. Of onthoudt hij zichzelf dan<br />
de zorg die hij zijn patiënten wel<br />
biedt? Hoe doen <strong>UMC</strong>-dokters dat?<br />
Hebben zij een huisarts, dokteren zij<br />
Artsen in de Verenigde Staten hebben vaker<br />
geen huisarts dan niet-medici. Internisten en<br />
pathologen schrijven zich daar het minst in bij<br />
de huisarts, kinderartsen en psychiaters wat<br />
meer. In Nederland had 73 procent van de huisartsen<br />
in 1982 zelf geen huisarts. In 1999 was<br />
dat nog altijd 37 procent, schrijft Peter Lens in<br />
zijn boek Zieke dokters (<strong>Utrecht</strong>, 1999).<br />
Een huisarts is een specialist in de breedte en<br />
dus ook voor een dokter (medisch specialist)<br />
onontbeerlijk. Door een verkeerde zelfmedicatie<br />
kan de zieke dokter lang onbehandeld blijven.<br />
En zodra hij zich met zijn kwaal toch tot een<br />
collega wendt, duiken andere valkuilen op.<br />
Immers, wie heeft die behandelaar voor zich?<br />
Een dokter of een patiënt? Het gevaar bestaat,<br />
dat hij zijn zieke collega eerder ziet als arts dan<br />
als patiënt. Met het risico dat hij te weinig<br />
vraagt of te weinig laat onderzoeken. Of hij<br />
denkt dat hij zijn zieke collega niet alles hoeft<br />
uit te leggen, omdat die weet wat híj weet.<br />
Maar een half woord is voor een collega soms<br />
ook niet genoeg. Nog zo’n valkuil: als hij zijn<br />
collega even snel tussendoor ziet, ontbreekt<br />
vaak de juiste omgeving en tijd voor een gedegen<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 22<br />
aan zichzelf?<br />
onderzoek. Waardoor een noodzakelijk onderzoekje<br />
soms achterwege blijft of een diagnose<br />
wordt gemist.<br />
Hoogleraar Willem Erkelens stelt in zijn bijdrage<br />
aan Zieke dokters dat de behandelaar zijn zieke<br />
collega moet zien “als de best geïnformeerde en<br />
tegelijkertijd als de domste patiënt.” En daarom<br />
moet hij alle vragen stellen en alle informatie<br />
geven die hij iedere andere patiënt ook geeft.<br />
Misschien zelfs meer. Ook moet hij zijn collega<br />
niet even snel tussendoor zien, want: “niets is zo<br />
desastreus als het weglaten van onderzoeken die<br />
je anders wel zou doen.”<br />
Hoe denken artsen over zelfdokteren, zichzelf<br />
als patiënt of de betekenis van de huisarts en<br />
het behandelen van collega’s en verwanten?<br />
>><br />
dokter<br />
Arts-assistent<br />
Ron de Nijs<br />
Een slechte dokter<br />
voor jezelf<br />
“<br />
Ik ben al tien jaar niet meer bij de huisarts<br />
geweest. Kleine probleempjes kan ik<br />
zelf oplossen. Als er grote problemen zijn<br />
zal ik die met mijn vriendin bespreken:<br />
zij is huisarts in opleiding. Maar ik heb de<br />
huisarts wel eens overgeslagen. Ik denk wel<br />
dat je voor jezelf een slechte dokter bent.<br />
Je hebt de neiging om dingen te bagatelliseren.<br />
Als je zelf als dokter patiënt wordt,<br />
dan verwacht ik dat er een grote vertraging<br />
ontstaat voor je naar een collega gaat.<br />
Anderzijds loop je ook vertraging op als je<br />
het traject volgt via de huisarts. Even bij een<br />
collega langsgaan is een stuk sneller.<br />
”
in een dubbelrol<br />
>><br />
Reumatoloog<br />
Aike Kruize<br />
Besluiten of een<br />
klacht écht iets is<br />
“<br />
Ik heb geen huisarts. Toch vind ik wel dat<br />
iedereen een huisarts moet hebben. Ook ik.<br />
Een dokter zal allereerst – net als iedereen –<br />
moeten besluiten dat zijn eigen klacht écht<br />
wat is. Dat is een besluit dat je neemt vóór je<br />
een ander raadpleegt. Sommige mensen gaan<br />
met een griep in bed liggen voor iets waarvan<br />
ik zeg dat het vervelend is. Dan neem ik<br />
een paracetamol en werk ik gewoon door.<br />
Maar dat is misschien persoonsgebonden:<br />
in mijn familie was nooit iemand ziek tot<br />
hij erbij neerviel.<br />
Natuurlijk kan de huisarts bij een voorhoofdsholteontsteking<br />
ook niet veel anders<br />
voorschrijven dan spoelen met zout water.<br />
Maar als ik iets heb moet ik naar de deskundige<br />
op dat gebied en dat is de huisarts.<br />
Hij weet wat iemand op 45-jarige leeftijd<br />
heeft en wat niet. Doordat ik specialist ben<br />
zie ik alleen mensen die al door de huisarts<br />
gefilterd zijn. Als ik een collega specialist<br />
zie, is het daarom juist heel belangrijk niet<br />
af te wijken van de routine. Dat is gevaarlijk,<br />
omdat die routine een doel heeft: zorgen dat<br />
je geen dingen mist.<br />
”<br />
>><br />
Arts-assistent<br />
Herman Kreeftenberg<br />
Geen kwalen<br />
betrekken op jezelf<br />
“<br />
Ik heb geen huisarts. Ik ben nooit ziek.<br />
Dat ligt natuurlijk aan de definitie van ziek.<br />
Mijn collega’s en ik verstaan onder ‘ziek’ echt<br />
iets zoals kanker, reuma, of longembolie. Bij<br />
de huisarts komen veel mensen met psychosociale<br />
klachten. Ik vind dat je met dat soort<br />
klachten niet echt ziek bent. Als ik een gezin<br />
had zou ik wel een huisarts nemen. Je moet<br />
er als dokter van uitgaan dat je niets hebt.<br />
Het is voor mij goed zelf uit te maken of ik<br />
iets heb of niet. Als ik zeven dagen loop te<br />
braken, weet ik dat er iets aan de hand is.<br />
Ik kan dan redelijk beoordelen wat dit is.<br />
Bij een echt probleem dat ik zelf niet kan<br />
oplossen, ga ik naar de EHBO. Maar als ik<br />
een longontsteking krijg, kan ik die net zo<br />
goed beoordelen als een huisarts. Een acute<br />
buik ook. Op een moment dat ik rug- of<br />
schouderklachten heb, hoef ik daarvoor ook<br />
niet naar de huisarts. Wel vind ik het heel<br />
belangrijk dat mensen die elkaar na staan<br />
door een onafhankelijke dokter worden<br />
behandeld. Ook collega’s. Je moet niet naar<br />
een collega gaan die je goed kent. Of zelf<br />
familieleden of bekenden behandelen. Een<br />
ander gevaar van werken in de geneeskunde<br />
is, dat je kwalen van je patiënten op jezelf<br />
gaat projecteren en denkt dat je ze zelf hebt.<br />
Maar driekwart van Nederland is niet ziek.<br />
Een kwart komt bij de huisarts en maar vijf<br />
procent belandt in het ziekenhuis. Dat is een<br />
hele specifieke populatie. Het is dus niet<br />
nodig om die ziektebeelden te betrekken op<br />
jezelf.<br />
”<br />
>><br />
Hoofd huisartsenopleiding<br />
Huisarts kijkt<br />
Ron Pieters<br />
gebiedsoverstijgend<br />
“<br />
Natuurlijk moeten ook specialisten een<br />
huisarts hebben. Waarom zouden ze anders<br />
zijn dan andere mensen. Doordat ze arts<br />
zijn? Het is heel gevaarlijk om voor jezelf te<br />
dokteren. Je bent dan teveel betrokken bij<br />
jezelf. Je gaat dingen over het hoofd zien of<br />
wil dingen niet zien. Of je neemt ze juist te<br />
serieus, waardoor je onnodige onderzoeken<br />
laat doen. Wat niet was gebeurd als je meer<br />
afstand had gehad. Je bent als specialist niet<br />
op alle gebieden deskundig. Als je geen huisarts<br />
hebt, krijg je de neiging dingen niet te<br />
willen zien: struisvogelpolitiek. In een<br />
gesprek met een huisarts word je je daarvan<br />
meer bewust. Maar veel artsen hebben de<br />
illusie dat ze dat bewustwordingsproces niet<br />
nodig hebben. Dat geldt ook voor de behandeling<br />
van familieleden. Juist daarvoor<br />
moeten ze een huisarts hebben. Ik dokter<br />
ook niet met mijn kinderen.<br />
Specialisten moeten de huisarts als<br />
gesprekspartner gebruiken om naar hun<br />
eigen klachten te kijken. Als ze direct naar<br />
een bevriende specialist stappen missen ze<br />
de relativering door de bredere kijk.<br />
De huisarts kijkt gebiedsoverstijgend. Die is<br />
daarvoor toegerust, dat is zijn specialisme.<br />
Als collega’s elkaar behandelen lopen ze het<br />
risico diagnoses te missen of juist overbodig<br />
onderzoek te doen. Voor een collega zet je<br />
immers je beste beentje voor. Maar elk<br />
onderzoek houdt ook een extra risico in.<br />
Een hoog percentage patiënten ligt in het<br />
ziekenhuis vanwége onze diagnostiek of<br />
onnodige therapie. Als je bijvoorbeeld een<br />
gastroscopie (een kijkonderzoek van de<br />
maag) doet en weefsel weghaalt, dan kan dat<br />
gaan bloeden. Was de gastroscopie onnodig,<br />
dan loop je dus een onnodig risico op een<br />
bloeding. Verder valt te denken aan overgevoeligheidsreacties.<br />
Of medicijnen waar<br />
je ernstig ziek van wordt. Die moet je niet<br />
onnodig voorschrijven.<br />
”<br />
nr 3 <strong>juni</strong> <strong>2001</strong> 23
Vernieuwingen in de<br />
organisatie van zorg<br />
zoals transmurale zorg<br />
zouden volgens dezelfde<br />
wetenschappelijke<br />
normen moeten worden<br />
getest als bij geneesmiddelen<br />
het geval is.<br />
Immers, er worden grote<br />
effecten van verwacht bij<br />
omvangrijke patiëntengroepen<br />
en de<br />
bijwerkingen kunnen<br />
aanzienlijk zijn.<br />
Promovendi leveren bij hun proefschriften<br />
een aantal stellingen. Sociaal geneeskundig<br />
onderzoeker Barbara van der Linden licht<br />
haar stelling toe.<br />
S T E L L I N G<br />
Test zorgvernieuwing<br />
zoals medicijnen<br />
tekst > Joost van der Gevel | foto > Chris Timmers<br />
“<br />
Transmurale zorg is samenwerking tussen<br />
ziekenhuizen en de eerstelijn, waaronder bijvoorbeeld<br />
de huisarts en thuiszorg. In 1994 is<br />
tot die samenwerking besloten, maar er is geen<br />
geld vrijgemaakt om die ontwikkeling te volgen<br />
en te kijken of de grote verwachtingen<br />
van toen uitkomen. Zorg die patiënten vroeger<br />
in het ziekenhuis kregen, krijgen ze nu thuis.<br />
Wat eerst artsen deden, doen nu verpleegkundigen.<br />
Mensen liggen korter in het ziekenhuis<br />
en redden het verder met thuiszorg. Maar we<br />
moeten toch wel weten of ze thuis geen complicaties<br />
krijgen, en of ze zich niet onzeker voelen.<br />
Als er een nieuwe pil op de markt komt, gaan<br />
daar tien jaar onderzoek en testen aan vooraf.<br />
Bij de grote zorgveranderingen wordt echter<br />
helemaal niet systematisch bekeken of het wel<br />
goed uitpakt. Innovaties worden kennelijk niet<br />
serieus genomen. Maar zorg kan net zoveel<br />
effect hebben op hoe een patiënt zich voelt en<br />
op zijn kwaliteit van leven als de behandeling.<br />
Thuiszorgtechnologie<br />
Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van de<br />
thuiszorgtechnologie. Mensen met pijn en<br />
infecties krijgen tegenwoordig thuis een infuus.<br />
Dit is ooit getest en goed bevonden. Daarna is<br />
het overal in de regio ingevoerd en zijn er<br />
gegevens bijgehouden. Daaruit blijkt dat er na<br />
invoering meer incidenten zijn opgetreden dan<br />
tijdens het onderzoek. Er sneuvelden meer<br />
infusen en mensen werden vaker opnieuw<br />
opgenomen. Standaard zou zo’n innovatie<br />
tien jaar moeten worden gevolgd.<br />
Van heel veel innovaties in de zorg weten we<br />
niet eens of het wel goed gaat. Omdat bijvoorbeeld<br />
de uitgangssituatie niet is gemeten.<br />
Daarom moet er ook voor zorgvernieuwingen<br />
een systeem komen waarmee ze zijn te testen:<br />
voor en na de invoering. Dat is vaak lastig.<br />
Het vereist misschien meer sociaal wetenschappelijke<br />
onderzoeksmethodes dan experimentele<br />
wetenschap. Maar is het bijvoorbeeld wel zo<br />
dat transmurale zorg voor patiënten beter is<br />
dan zorg in het ziekenhuis? Of is het een religie<br />
geworden dat het thuis beter is. Veel kankerpatiënten<br />
sterven liever thuis. Dan is het goed<br />
voorzieningen voor hen op te zetten. Maar lang<br />
niet alle patiënten willen dat. Er zijn er ook die<br />
zich veiliger voelen in het ziekenhuis.<br />
Minstens 1,3 miljoen patiënten hebben te maken<br />
met verschillende vormen van transmurale<br />
zorg. Ontwikkelingen die zulke grote groepen<br />
patiënten aangaan, zouden toch bekeken<br />
moeten worden volgens strenge normen.<br />
We moeten onderzoek doen naar effecten en<br />
bijwerkingen, maar ook naar behoeften bij<br />
patiënten zelf.<br />
Toetsen<br />
Tussen de verwachtingen in 1994 en de huidige<br />
situatie bestaat een grote discrepantie. De<br />
samenwerking tussen de huisartsen en specialisten<br />
is bijvoorbeeld niet wezenlijk verbeterd.<br />
Verpleegkundigen blijken de meeste transmurale<br />
zorg te geven en lang niet alle vormen<br />
van transmurale zorg zijn overal beschikbaar.<br />
Nu wordt het tijd om die zorg een extra zet te<br />
geven en te volgen. Het is te laat om opnieuw<br />
te starten, maar we zouden bijvoorbeeld kunnen<br />
beginnen met visitaties. Misschien moet er<br />
zelfs een toetsingscommissie komen. Bij behandelingen<br />
wordt ook gekeken of ze in aanmerking<br />
komen voor vergoeding, waarom bij zorginnovaties<br />
niet?<br />
Ook moet worden vastgesteld hoe we de normen<br />
hanteren. Er is best een grote variatie in<br />
hoe zorg wordt uitgevoerd. Dat kan, maar<br />
behandelaars moeten wel worden afgerekend<br />
op hun resultaten. Die zijn bijvoorbeeld te<br />
meten in kwaliteit van leven, satisfactie, medische<br />
uitkomst en wachttijd voor een behandeling.<br />
Als eindnormen duidelijk zichtbaar zijn,<br />
stimuleert dat om zo goed en efficiënt mogelijk<br />
te presteren. Dat ontbreekt nu. Nu worden we<br />
afgerekend op het aantal opnames. Maar we<br />
moeten kijken of we met de zorg de effecten<br />
bereiken die we willen.<br />
”