Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
preek 24 februari 2008<br />
thema Gods grootheid in het lijden van Christus.<br />
tekst <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: <strong>31</strong>-<strong>37</strong><br />
liturgie:<br />
votum en groet <strong>Psalm</strong> 68: 1, 2<br />
tien geboden <strong>Psalm</strong> 68: 8<br />
gebed<br />
bij de doop Liedboek 335 (vers 1, 2, 3; lezing formulier; vers 4, 5; vragen<br />
aan de ouders; doop; vers 6, 7; dankgebed; vers 8, 9)<br />
lezen <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 1-30 <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 1, 3, 7<br />
lezen <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: <strong>31</strong>-<strong>37</strong><br />
preek <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 10, 11<br />
gebed<br />
collecte <strong>Psalm</strong> 150<br />
zegen<br />
<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong> is een profetie over het lijden van Christus.<br />
Daar kom je achter als je het Nieuwe Testament leest. Heel vaak wordt verwezen naar<br />
juist deze psalm.<br />
Daarom heb ik er voor gekozen om over deze psalm vanmorgen een derde preek te houden.<br />
In de eerste preek stond Gods genade centraal. David vroeg aan God om genade,<br />
Christus heeft die genade verdiend, wij mogen er gebruik van maken.<br />
De tweede preek ging over Gods oordeel. In het lijden van Christus komen we op een<br />
scherpe en harde manier met Gods oordeel in aanraking.<br />
De preek van vanmorgen (de derde preek) gaat over Gods grootheid.<br />
1 Gods grootheid in het lijden van Christus: bezongen door de koning (vs. <strong>31</strong>-32).<br />
“De naam van God wil ik loven met een lied”.<br />
Zo begint onze tekst. “Gods grootheid wil ik met een lofzang prijzen”.<br />
Dat is een heel goed plan. De HERE vindt namelijk een loflied mooier dan een stier.<br />
Het is wel apart, dat het hier zo gezegd wordt. God heeft in de wetten van het Oude<br />
Testament heel precies uitgelegd aan welke eisen een offerdier moet voldoen. Stel je<br />
voor: iemand heeft een stier uitgekozen om aan God te offeren; het dier is perfect; het<br />
beantwoordt aan alle eisen die God gesteld heeft. Dan zou je denken dat God dat prima<br />
vindt. Maar David zegt hier: Nee hoor! God vindt een loflied mooier.<br />
a Dat biedt troost. Als je geen geld hebt voor de voorgeschreven offers, dan heb je altijd<br />
nog het lied. Met het lied kun je de naam van God prijzen. Zo’n lied vindt God zelfs nog<br />
mooier!<br />
b Dat is ook een vermaning. Denk niet dat je God om kunt kopen. Gods gunst is niet te<br />
koop. Hij heeft bepaalde voorschriften gegeven over de offerdienst. Maar toch: een lied<br />
komt zo goed aan bij God! een lied dat vanuit het hart komt, komt beter over bij God dan<br />
een offer dat precies volgens de regels gebracht is.<br />
c Dat is verder ook evangelie. Hier spreekt Christus. Hij weet dat Hij zichzelf moet geven.<br />
De offers van het Oude Testament zijn goed. (God wilde ze zelf! David heeft er zich<br />
voor ingezet! De hartstocht voor Gods huis heeft hem verteerd!). Maar Jezus Christus<br />
kan niet volstaan met zulk soort offers. Alles goed en wel, maar zo’n koe of zo’n stier ...,<br />
wat heeft God daaraan? Jezus Christus moet persoonlijk aan de slag. Gods grootheid<br />
moet bezongen worden door niemand minder dan Gods eigen Zoon.<br />
W.F.Wisselink (<strong>Leek</strong>) – blz. 1
Gods grootheid wordt werkelijk bezongen! Dat gebeurt door de koning!<br />
Het is de koning, die ellende kent. U mag aan David denken.<br />
God brengt hem in ellendige omstandigheden. Het is zo afschuwelijk. Zoveel mensen die<br />
zich tegen hem keren. En ze zijn zo fel. En het doet hem zo’n pijn dat zijn eigen zoon<br />
daarbij hoort: Absalom!<br />
In deze omstandigheden kan David Gods grootheid niet bezingen. Er komt geen loflied<br />
over zijn lippen. Dat krijgt hij niet voor elkaar. Hij is uitgeput van het roepen; zijn keel is<br />
schor geschreeuwd; zijn ogen doen pijn omdat hij maar blijft kijken of God hem te hulp<br />
schiet.<br />
De koning bidt. U mag aan David denken. God brengt hem in ellendige omstandigheden<br />
zodat hij tot een gebed komt, een profetie van Christus.<br />
Het is de koning, die ellende kent. Denk maar aan Christus: Davids Zoon.<br />
Juist Hij bidt. <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong> slaat juist op Hem: “Ik werd gesmaad, die schande brak mijn<br />
hart. Vergeefs wacht ik een teken van ontferming. Ik ben verzwakt, vind bij geen mens<br />
bescherming, geen enkel spoor van troost in al mijn smart” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 7).<br />
Van deze koning komt een loflied!<br />
De koning in zijn ellende, (Jezus aan het kruis), houdt zijn God vast. Zo eert Hij God.<br />
God stoot Hem weg. God wil Hem niet meer. Hij (Jezus) eert zijn God met zijn gebed:<br />
“O God, verlos mij, red mij uit mijn nood” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 1). “Beschaam om mij het stil<br />
vertrouwen niet van hen die U verwachten in gevaren. Hoe zou mijn val, o Heer der<br />
legerscharen, hun alle hoop ontnemen in verdriet!” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 3). “Uw heil zal mij<br />
verhogen uit ellende” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 9).<br />
Door het verdriet heen klinkt tegelijk zo’n vertrouwen! Jezus is zo zeker van de<br />
grootheid van zijn Vader. Hij is er zo zeker van dat zijn Vader geen misbruik maakt van<br />
zijn grootheid. Hij getuigt zelfs midden in de ellende van de grootheid van God. Dat<br />
moet je maar kunnen! Jezus kan het en Hij doet het, en Hij wil ons erin meenemen.<br />
Ook in het moeilijke middendeel van de psalm getuigt Jezus Christus van de eer van God.<br />
Hij hoopte op medelijden en op troost. Maar ze maakten het Hem extra moeilijk.<br />
Daarom bidt Hij: “Laat schuld aan al hun schuld zijn toegedaan, / ja, laat hun kwaad tot<br />
aan de hemel stijgen” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 9).<br />
Hier strijdt de koning voor de eer van Gods naam. Haters van God mogen het niet<br />
winnen. Aan vijanden van het kruis, (aan mensen die dat zijn en blijven), mag de schuld<br />
niet worden kwijtgescholden. Daar kan de koning niet voor bidden, ook onze eeuwige<br />
koning niet, (Jezus Christus). Hij bidt voor de zijnen. Hij worstelt met God om hun<br />
redding. ‘Laat Mij lijden voor de mensen die U Mij gegeven hebt. Geef aan die mensen<br />
de tijd om te zien wat ze gedaan hebben. Breng hen tot inkeer. Geef hun een nieuw hart.<br />
Geef hun vrede’. Door dat alles bezingt de koning Gods grootheid.<br />
In onze tekst komt dat er helemaal uit.<br />
“Ik zal Gods naam bezingen in een lied, met lofgezang Hem eren al mijn dagen” (<strong>Psalm</strong><br />
<strong>69</strong>: 10). Door alles wat eraan voorafgaat, wordt het een loflied dat kracht krijgt: door de<br />
diepe klanken draagt het ver.<br />
Gods grootheid … Het is machtig, zoals die grootheid wordt bezongen door Jezus, de<br />
Christus, de Zoon van David: de koning.<br />
2 Gods grootheid in het lijden van Christus: bezongen door het volk (vs. 33-34).<br />
De koning bezingt Gods grootheid. De nederige mensen zien het. Ze verheugen zich. Wie<br />
God zoeken, veren op! Ze worden helemaal blij: kleine mensen krijgen hoop.<br />
Soms wordt iemand klein onder allerlei narigheid. Hij kon zich heel wat voelen. Dapper<br />
ging hij zijn weg. Groot en fors. Energiek leefde hij erop los. Het was een leven waar<br />
W.F.Wisselink (<strong>Leek</strong>) – blz. 2
God niet aan te pas kwam. God mocht hooguit randversiering zijn. Hij kwam wel eens<br />
in de kerk, op zondag. Maar het zei hem weinig. Op maandag ging het leven gewoon<br />
weer z’n gang. Narigheid kan zo iemand klein maken. Door middel van narigheid buigt<br />
God zo iemand naar beneden. Hij voelt zich diep ongelukkig. Hij bidt: “Red mij, God”.<br />
Dat zeg je alleen als je je klein voelt.<br />
God vraagt van ons allemaal een nederige opstelling.<br />
Misschien hebt u best wel een fijn leven. Da’s mooi! Ik gun het u van harte. Maar maak<br />
je ook dan klein voor God. Laten we beseffen hoe heilig de naam van onze God is. Het<br />
kruis van Christus roept heel veel gevoelens op: dankbaarheid om Gods genade, maar<br />
ook huiver om Gods oordeel. Wat voelen we ons afhankelijk en klein. Kleine, nederige<br />
mensen, verheugen zich en gaan met de koning Gods grootheid bezingen.<br />
We krijgen moed, als we God zoeken.<br />
Het is belangrijk dat we aan God om raad vragen. Dat wordt bedoeld met dat ‘zoeken’.<br />
Vraag aan de Here wat Hij van je wil. Zoek Hem op, en vraag Hem eerbiedig om raad.<br />
Over allerlei dingen hebben we advies nodig. Bijvoorbeeld: welke opleiding kan ik<br />
straks het beste gaan doen? welke baan past goed bij mij? kan ik maar beter stoppen met<br />
mijn relatie of moet ik juist trouwen? is het verstandig om kinderen te krijgen? wat moet<br />
ik toch aan met mijn kind? wat moet mijn opstelling zijn in een bepaald conflict? We<br />
hebben er veel geld en veel tijd voor over om advies te krijgen. Hebt u er wel eens aan<br />
gedacht dat u aan God om raad zou kunnen vragen?!<br />
God lijkt zo ontoegankelijk. Hij heeft geen email adres, en geen telefoon; en brieven aan<br />
God komen onbestelbaar retour, of ze worden in Jeruzalem in de Klaagmuur gestoken.<br />
God lijkt zo ver weg. Maar Hij is vlakbij. Zoek Hem waar Hij is! Raadpleeg zijn Woord.<br />
We krijgen zo moed. Jullie hebben een dochter, een eerste of zelfs een tweede. Nu lijkt<br />
het nog heel gemakkelijk. Nu is ze zo lief. Hoe zal het zijn als ze groter is? Dan heb je<br />
haar niet aan een touwtje! Maar dan is God er, om op haar te letten en om haar te<br />
beschermen. Die belofte heeft Hij jullie gedaan.<br />
En we bezingen samen met onze eeuwige koning de grootheid van God.<br />
God is zo groot! Hij luistert naar mensen die arm zijn en in de knel zitten.<br />
Het kan best wezen dat het leven u zwaar valt. Misschien is het begin van <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong> u uit<br />
het hart gegrepen: “ik zink weg in bodemloos slijk en vind geen grond voor mijn voeten,<br />
ik ben in diep water geraakt, de stroom sleurt mij mee” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 3).<br />
Maar dan moet u wel verder gaan! “God, u kent mijn lichtzinnig leven, mijn schuld is u<br />
niet ontgaan” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 6). Besef dat u schuldig staat voor God. En erken uw schuld.<br />
Dat alles, heel het gebed van <strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>, verdriet en schuldbelijdenis, worden opgevangen<br />
aan het kruis. Christus buigt zich met ons mee.<br />
Van zichzelf kende Hij geen verdriet; Hij heeft verdriet, samen met u.<br />
Van zichzelf kende Hij geen zonde; Hij is met uw zonde belast, en er voor gestraft.<br />
Ook al aanvaard u dit volledig, het kon best wezen dat het leven u nog steeds zwaar valt.<br />
De HERE hoort de armen, maar dat betekent niet dat ze direct rijk worden.<br />
De HERE verwerpt zijn gevangen volk niet, maar ik lees niet dat ze direct vrij komen.<br />
En toch is God groot. Als je goed oog wilt krijgen voor je situatie, moet je het kruis van<br />
Christus er altijd bij betrekken.<br />
Let op het kruis van Christus. “Het is volbracht”. Uw koning heeft overwonnen.<br />
God heeft Hem gered uit elk gevaar. Hij heeft Hem met eer en heerlijkheid gekroond.<br />
God is groot. De koning bezingt zijn grootheid. Zouden wij, het volk van die koning, dan<br />
achter blijven? We krijgen hoop en we worden blij. Want onze God is groot.<br />
3 Gods grootheid in het lijden van Christus: bezongen door de schepping (vs. 35-<strong>37</strong>).<br />
“Looft, hemel, zee en aarde, looft de Heer” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 11).<br />
W.F.Wisselink (<strong>Leek</strong>) – blz. 3
De hele schepping wordt opgetrommeld. Alles moet meedoen.<br />
Dat komt veel vaker in de bijbel naar voren. Rivieren klappen in de handen voor de<br />
HERE. Bergen springen uitgelaten voor onze God; ze kunnen niet meer op hun plaats<br />
blijven staan, zo blij zijn ze dat de HERE komt om het recht te herstellen (<strong>Psalm</strong> 98).<br />
Gods grootheid wordt bezongen door de schepping. “Al wat ademt, looft de HERE!”<br />
(<strong>Psalm</strong> 150: 2). God is groot want Hij gaat Sion redden.<br />
Sion. Sion wordt in de bijbel een berg genoemd, maar eigenlijk is het maar een<br />
bescheiden heuvel. Sion is zo klein: een heuvel in Jeruzalem, maar toch: de plaats waar<br />
de tempel van God komt te staan. Het is een machtige plek. Want het is de plaats waar<br />
een mens zijn God ontmoet. Het is de plaats waar het leven hersteld wordt.<br />
Mensen verprutsen hun leven. Ze zondigen. Ze maken elkaar het leven zuur. Ze tasten de<br />
eer van God aan. Bij het altaar komt het weer goed.<br />
David is dat aan het voorbereiden: Sion, de plaats waar de tempel moet komen, de plaats<br />
waar het leven weer goed wordt. Over Sion moeten we daarom groot denken.<br />
Zonder Sion is de schepping nergens.<br />
Zonder Sion gaat de wereld eraan. Dat dreigt te gebeuren. God komt in actie. Hij zal<br />
Sion redden! Via zijn Zoon heeft Hij dat gedaan. Via Jezus Christus kunnen wij God<br />
ontmoeten. Door Jezus Christus wordt het leven hersteld. Bij Hem komt het weer goed.<br />
De profetie over de redding van Sion, is vervuld in Christus. Inderdaad: God zelf zorgt<br />
voor de verzoening. God zelf zorgt dat het goed komt tussen een mens en zijn God.<br />
Dankzij Sion is de schepping blij.<br />
Rivieren klappen in hun handen, en bergen kunnen niet meer stil blijven staan van<br />
blijdschap. Want God heeft geluisterd naar het gebed van zijn Zoon. Wie God zoeken,<br />
mogen opleven! Ze krijgen hoop! Mensen die klein zijn, (neergebogen onder de<br />
narigheid, neergebogen in kille huiver om Gods oordeel): ze mogen zich verheugen.<br />
David deed een gebed: “Beschaam om mij het stil vertrouwen niet / van hen die U<br />
verwachten in gevaren” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 3). Dat was profetie.<br />
Het is het gebed geworden van Gods Zoon. We mogen naar Jezus. Hij doet voor ons het<br />
woord bij zijn Vader in de hemel. Hij vraagt voor ons: Vader, doe hun schuld weg. Hij<br />
bedekt onze schuld. Door zijn werk (zijn leven, en vooral ook: zijn lijden) ..., daardoor<br />
komen we niet bedrogen uit. God laat ons niet staan. Hij laat ons niet ondergaan. We<br />
kunnen moe worden van het roepen. God laat op zich wachten. Hij laat ons niet staan!<br />
Want Sion is gered. Aan het kruis heeft Christus daar voor gezorgd.<br />
Vanuit Sion redt God de schepping.<br />
Hij begint bij Sion. Vanuit Sion wordt de omgeving aangepakt. David spreekt over wat<br />
hem bekend is. Hij heeft het alleen over de onmiddellijke omgeving van Sion: Juda.<br />
Maar: “Looft, hemel, zee en aarde, looft de Heer” (<strong>Psalm</strong> <strong>69</strong>: 11). Gods grootheid wordt<br />
bezongen door de schepping, want: Sion wordt gered en de omgeving van Sion wordt<br />
aangepakt: Juda, maar natuurlijk niet alleen Juda; het gaat steeds verder: tot aan de<br />
uithoeken van de aarde gaat Gods redding. Vanuit Sion, via Juda, bereikt Gods zegen de<br />
hele schepping.<br />
God zorgt dat het weer goed is tussen een mens en zijn God. Dat is nog maar het begin.<br />
God maakt het hele leven nieuw. Er komen steden waar mensen gaan wonen. Ze nemen<br />
die steden in bezit. Ze gaan er nooit weer weg: het is een erfelijk bezit. De mensen die<br />
daar wonen, dat zijn mensen die vol zijn van Gods naam; ze hebben Gods naam lief. Zij<br />
blijven wonen in de omgeving van Sion, voor altijd. Dat is wat God ons beloofd heeft bij<br />
de doop; dat is wat Hij waar maakt.<br />
En daarom bezingt de hele schepping Gods grootheid: “Al wat ademt, looft de HERE”<br />
(<strong>Psalm</strong> 150: 2).<br />
W.F.Wisselink (<strong>Leek</strong>) – blz. 4