03.09.2013 Views

ruimtelijke onderbouwing verl awl koegorsstraat te wing verlegging ...

ruimtelijke onderbouwing verl awl koegorsstraat te wing verlegging ...

ruimtelijke onderbouwing verl awl koegorsstraat te wing verlegging ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING WING VERLEGGING<br />

AWL KOEGORSSTRAAT TE TERNEUZEN<br />

WATERSCHAP SCHELDESTROMEN ROMEN<br />

22 augustus 2011<br />

075634998:D - Definitief<br />

C01024.000145.0100


Inhoud<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

1 Inleiding ____________________________________________________________________________________________ 2<br />

1.1 Aanleiding __________________________________________________________________________________ 2<br />

1.2 Ligging plangebied ________________________________________________________________________ 2<br />

1.3 Vigerend bes<strong>te</strong>mmingsplan ______________________________________________________________ 4<br />

1.4 Leeswijzer __________________________________________________________________________________ 5<br />

2 Projectbeschrijving ______________________________________________________________________________ 6<br />

2.1 Huidige situatie ____________________________________________________________________________ 6<br />

2.2 Verlegging AWL Koegorsstraat __________________________________________________________ 6<br />

3 Toetsing project __________________________________________________________________________________ 8<br />

3.1 Toetsing aan het beleid____________________________________________________________________ 8<br />

3.1.1 Van rijksproject tot provinciaal project_______________________________________ 8<br />

3.1.2 Bes<strong>te</strong>mmingsplan N62 Sluiskil ________________________________________________ 9<br />

3.2 Toetsing aan milieuthema’s ______________________________________________________________ 9<br />

3.2.1 Bodem ____________________________________________________________________________ 9<br />

3.2.2 Ecologie _________________________________________________________________________ 10<br />

3.2.3 Wa<strong>te</strong>r ____________________________________________________________________________ 10<br />

3.2.4 Archeologie_____________________________________________________________________ 11<br />

3.2.5 Kabels en leidingen ____________________________________________________________ 13<br />

3.3 Financiele haalbaarheid __________________________________________________________________ 13<br />

3.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid______________________________________________________ 14<br />

Bijlage 1 Situatie- / plan<strong>te</strong>kening ________________________________________________________________ 15<br />

Bijlage 2 Verklaring Gasunie d.d. 27 juli 2011 _________________________________________________ 16<br />

Bijlage 3 Archeologische inventarisatie ________________________________________________________ 17<br />

Bijlage 4 Tabel toets onderzoeksplicht archeologie ___________________________________________ 18<br />

Bijlage 5 Verkort evaluatie verslag / adviesdocument kanaalkruising Sluiskil – zone 3 _ 20<br />

Bijlage 6 Verklaring ProRail _____________________________________________________________________ 21<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 1


HOOFDSTUK<br />

1.1 AANLEIDING<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Het project kanaalkruising Sluiskil omvat het realiseren van een nieuwe tunnel onder het<br />

kanaal van Gent naar Terneuzen, de aanslui<strong>te</strong>nde wegen en een aantal bijkomende werken.<br />

Door de tunnel komt de nieuwe N62 <strong>te</strong> lopen.<br />

1.2 LIGGING PLANGEBIED<br />

Ten behoeve van de aanleg van de tunnel dienen een aantal kabels en leidingen <strong>te</strong> worden<br />

<strong>verl</strong>egd. Eén van deze leidingen betreft een vrijvervalriolering met een betonbuis met een<br />

diame<strong>te</strong>r van 900 mm van wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen.<br />

Recen<strong>te</strong>lijk is het bes<strong>te</strong>mmingsplan N62 Sluiskiltunnel vastges<strong>te</strong>ld (25 februari 2010). Het<br />

bes<strong>te</strong>mmingsplan maakt het mogelijk deze tunnel <strong>te</strong> realiseren. De <strong>verl</strong>egging van de<br />

vrijvervalriolering is in dit bes<strong>te</strong>mmingsplan niet meegenomen. Deze leiding komt <strong>te</strong> liggen<br />

bui<strong>te</strong>n de aangegeven leidingstroken. Derhalve dient voor deze leiding een<br />

omgevingsvergunning voor het afwijken van het bes<strong>te</strong>mmingsplan <strong>te</strong> worden opges<strong>te</strong>ld.<br />

Deze <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> vormt de <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> bij deze omgevingsvergunning.<br />

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van het kanaal <strong>te</strong>r hoog<strong>te</strong> van de Lange<br />

Blikstraat en de Koegorsstraat en aangegeven op de luchtfoto en <strong>te</strong>kening op de volgende<br />

bladzijde. De huidige en toekomstige ligging van het leidingtracé zijn weergegeven op de<br />

situatie-/plan<strong>te</strong>kening in bijlage 1.<br />

1Inleiding<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 2


Globale ligging plangebied (Bron: Google Earth Pro)<br />

Plangebied leidingtracé inclusief beschermingszone<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Het plangebied betreft het nieuwe leidingtracé voor de vrijvervalriolering inclusief de<br />

bijbehorende beschermingszone. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de voorgenomen<br />

ontwikkeling en het toekomstige leidingtracé.<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 3


1.3 VIGEREND BESTEMMINGSPLAN<br />

Bes<strong>te</strong>mmingsplan N62 Sluiskiltunnel<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

De gronden van het plangebied zijn gelegen in het bes<strong>te</strong>mmingsplan N62 Sluiskiltunnel<br />

welke op 25 februari 2010 is vastges<strong>te</strong>ld. Deze hebben hierin de tijdelijke bes<strong>te</strong>mming<br />

‘Werk<strong>te</strong>rrein-1’ en voor een kleine strook ‘Werk<strong>te</strong>rrein-6’. De aanleg van een<br />

vrijvervalriolering inclusief beschermingszone is hierin niet mogelijk.<br />

Bes<strong>te</strong>mmingsplan Koegorsstraat<br />

Een deel van de leiding is gelegen in het bes<strong>te</strong>mmingsplan ‘Koegorsstraat’. Een deel van de<br />

gronden is gelegen in de bes<strong>te</strong>mmingen ‘Wa<strong>te</strong>r’ en ‘Verkeer’. Tevens ligt er een<br />

dubbelbes<strong>te</strong>mming ‘Waarde – Archeologie’ en ‘Leiding – Gas’.<br />

De aanleg van een vrijvervalriolering inclusief beschermingszone is hierin niet mogelijk.<br />

Voor de dubbelbes<strong>te</strong>mmingen ‘Waarde – Archeologie’ en ‘Leiding – Gas’ geldt dat er een<br />

omgevingsvergunning nodig is voor het aanleggen van de leiding.<br />

‘Waarde –Archeologie’<br />

Voor ‘Waarde-Archeologie’ geldt dat voor het uitvoeren van grondbewerkingen op een<br />

gro<strong>te</strong>re diep<strong>te</strong> dan 2 m beneden het maaiveld en grondbewerkingen gro<strong>te</strong>r dan 1.000m2,<br />

waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en<br />

ontginnen, een omgevingvergunning is vereist.<br />

In paragraaf 3.2.4 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden in het plangebied.<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 4


‘Leiding – Gas’<br />

1.4 LEESWIJZER<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Voor ‘Leiding – Gas’ geldt dat voor het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de<br />

bes<strong>te</strong>mmingsomschrijving is aangegeven een omgevingsvergunning is vereist. In de<br />

bes<strong>te</strong>mmingsomschrijving staat dat deze is bedoeld voor ondergrondse leidingen voor<br />

transport van aardgas. Voor de aanleg van de leiding is dus een omgevingsvergunning<br />

vereist. Met Gasunie is o<strong>verl</strong>egd en deze heeft per mail d.d. 27 juli 2011 verklaard in <strong>te</strong><br />

s<strong>te</strong>mmen met het kruisen van de gastransportleiding met het vrij verval riool d.m.v. een<br />

open ontgraving. De e-mail is opgenomen in bijlage 2.<br />

De onderliggende bes<strong>te</strong>mmingen worden voor het totale plangebied gehandhaafd. Ten<br />

behoeve van het afwijken van het bes<strong>te</strong>mmingsplan is deze <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong><br />

opges<strong>te</strong>ld om de leiding met de daarbijbehorende beschermingszone mogelijk <strong>te</strong> maken.<br />

Hoofdstuk 1 - Inleiding<br />

Hoofdstuk 2 - Projectbeschrijving<br />

Hoofdstuk 3 - Toetsing project<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 5


HOOFDSTUK<br />

2.1 HUIDIGE SITUATIE<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

De bestaande vrijvervalriolering van wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen is gelegen in de zakelijk<br />

rechtstrook aan de oostzijde van de Koegorsstraat. Vanwege de aanleg van de Sluiskiltunnel<br />

dient deze vrijvervalriolering verplaatst <strong>te</strong> worden.<br />

2.2 VERLEGGING AWL KOEGORSSTRAAT<br />

Het plangebied voor de omgevingsvergunning bestaat uit het nieuwe tracé van de<br />

vrijvervalriolering inclusief de bijbehorende beschermingszone.<br />

De gronden waar de nieuwe leiding komt <strong>te</strong> liggen zijn op dit moment deels agrarisch in<br />

gebruik en deels kruist het bestaande functies zoals de spoorlijn en een weg. Doordat het<br />

een ondergrondse leiding betreft zal het gebruik boven de grond niet wijzigen.<br />

Ech<strong>te</strong>r door de aanleg van de leiding zullen de gronden tijdelijk worden gebruikt als<br />

werk<strong>te</strong>rrein. Na realisatie krijgen de gronden hun oorspronkelijke bes<strong>te</strong>mming weer <strong>te</strong>rug.<br />

De leiding zal de bestaande spoorlijn kruisen. O<strong>verl</strong>eg met Prorail heeft plaatsgevonden<br />

over de aanleg (boring) van de leiding onder het spoor. Zij hebben aangegeven in <strong>te</strong><br />

s<strong>te</strong>mmen met de plan<strong>te</strong>keningen. De ins<strong>te</strong>mmingsbrief is opgenomen in bijlage 6.<br />

De huidige vrij vervalleiding ligt aan de oostzijde van de Koegorsstraat en kruist het<br />

tunneltracé. Ui<strong>te</strong>indelijk loost deze leiding in een ontvangput (P47) op de hoek van de<br />

Oostkade en de Lange Blikstraat.<br />

In de nieuwe situatie is een tracé gekozen waarbij de leiding de spoorlijn kruist <strong>te</strong>n zuiden<br />

van de nieuwe tunnelweg. Vervolgens loopt het tracé evenwijdig aan de Lange Blikstraat en<br />

de ballast<strong>te</strong>rp van de tunnel naar de Lange Blikstraat om hier aan <strong>te</strong> slui<strong>te</strong>n op een<br />

bestaande rioolleiding aan de noordzijde van de Lange Blikstraat, die afvoert naar de<br />

ontvangput (P 47). Het tracé is op de navolgende afbeelding aangegeven (zie ook bijlage 1<br />

voor situatie-/plan<strong>te</strong>kening).<br />

2Projectbeschrijving<br />

De leiding ligt voor ca. 50 m in het bes<strong>te</strong>mmingsplan Koegorsstraat en voor de overige ca.<br />

550 m, waarvan ca. 75 m onder de spoorlijn, in het bes<strong>te</strong>mmingsplan N62. De nieuwe buis<br />

heeft een diame<strong>te</strong>r van 900 mm. Bij de Koegorsstraat sluit de nieuwe leiding aan op NAP –<br />

1,97 m en aan de Lange Blikstraat is de aansluithoog<strong>te</strong> NAP - 2,25 m.<br />

De leiding wordt onder de spoorlijn geboord door een geslo<strong>te</strong>n frontboring en voor het<br />

overige deel vindt aanleg plaats in een open ontgraving. De bodembreed<strong>te</strong> onderkant sleuf<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 6


Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

zal ca. 2 m bedragen. De gemiddelde sleufbreed<strong>te</strong> zal bij een bovenbreed<strong>te</strong> van 8 m ca. 5 m<br />

bedragen. De leiding komt in het bodemkundig profiel <strong>te</strong> liggen nabij de overgang veen –<br />

pleistoceen zand. Waar veen onder de buis res<strong>te</strong>ert zal dit worden verwijderd en worden<br />

vervangen door zand (grondverbe<strong>te</strong>ring). Om het werk “in de droge” uit <strong>te</strong> kunnen voeren<br />

zal een bronnering door middel van een drain onder de <strong>te</strong> leggen rioolbuis worden<br />

toegepast. Bij put<strong>te</strong>n / kuipen zal een putbemaling worden toegepast.<br />

Tracé huidige (rood) en toekomstige (groen) vrijvervalriolering<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 7


HOOFDSTUK<br />

3.1 TOETSING AAN HET BELEID<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op het relevan<strong>te</strong> beleid in het kader van deze<br />

omgevingsvergunning. Gezien het feit dat de aanleg van de vrijvervalriolering een<br />

uitvloeisel is van eerdere besluitvorming, wordt met name op deze eerdere besluitvorming<br />

aangehaakt.<br />

3Toetsing project<br />

3.1.1 VAN RIJKSPROJECT TOT PROVINCIAAL PROJECT<br />

De brug bij Sluiskil over het Kanaal van Gent naar Terneuzen vormt een knelpunt voor het<br />

wegverkeer. De brug staat gemiddeld 5 uren per dag open voor de (zee)scheepvaart en dat<br />

zorgt voor lange wachttijden en een verminderde bereikbaarheid. Gevolg is onder meer<br />

economische schade en sluipverkeer door de kernen van Terneuzen en Sas van Gent. Het<br />

sluipverkeer leidt op haar beurt tot onveilige situaties, hinder en milieuo<strong>verl</strong>ast in de<br />

kernen. Met de aanleg van de Sluiskiltunnel wordt het knelpunt in de N61 - de brug over<br />

het kanaal van Gent naar Terneuzen bij Sluiskil - opgelost.<br />

In 2005 is een Trajectnota/MER gepubliceerd waarin de effec<strong>te</strong>n van de mogelijke<br />

oplossingen inzich<strong>te</strong>lijk gemaakt zijn. Op basis van de Trajectnota/MER, de inspraakreacties<br />

en het advies van de Commissie voor de Milieueffectrapportage heeft de Minis<strong>te</strong>r van<br />

Verkeer en Wa<strong>te</strong>rstaat (V&W), in overeens<strong>te</strong>mming met de Minis<strong>te</strong>r van Volkshuisvesting,<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke Ordening en Milieubeheer (VROM), in het kader van de Tracéwet- procedure de<br />

voorkeur gegeven voor één van de al<strong>te</strong>rnatieven uit de Trajectnota/MER, het (concept)<br />

Standpunt, <strong>te</strong> we<strong>te</strong>n het tunnelal<strong>te</strong>rnatief.<br />

Dit Standpunt is onder leiding van de Projectgroep Kanaalkruising Sluiskil - een<br />

samenwerkingsverband van Rijkswa<strong>te</strong>rstaat Zeeland, de provincie Zeeland, de gemeen<strong>te</strong><br />

Terneuzen en de NV Wes<strong>te</strong>rscheldetunnel - vervolgens gedetailleerd uitgewerkt in een<br />

Ontwerp-Tracébesluit (OTB) Kanaalkruising Sluiskil. Dit OTB was in de loop van 2008<br />

vrijwel gereed, maar is niet gepubliceerd.<br />

Het minis<strong>te</strong>rie van V&W en het minis<strong>te</strong>rie van VROM hebben in goed o<strong>verl</strong>eg met de regio<br />

tussentijds namelijk beslo<strong>te</strong>n dat het nieuwe tracé een regionale verbinding wordt en dat<br />

niet het Rijk, maar de provincie Zeeland de tunnel gaat aanleggen. De weg wordt daarmee<br />

onderdeel van het provinciale wegennet.<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 8


3.1.2 BESTEMMINGSPLAN N62 SLUISKIL<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Eind 2008 is als gevolg van de wijziging in het initiatiefnemerschap beslo<strong>te</strong>n om voor de<br />

realisatie van de Sluiskiltunnel met aanslui<strong>te</strong>nde weginfrastructuur een reguliere<br />

bes<strong>te</strong>mmingsplanprocedure conform de Wet <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> ordening (Wro) <strong>te</strong> star<strong>te</strong>n in de<br />

gemeen<strong>te</strong> Terneuzen. Dit bes<strong>te</strong>mmingsplan is op 25 februari 2010 vastges<strong>te</strong>ld.<br />

Verlegging vrijvervalriool<br />

Onderdeel van het bes<strong>te</strong>mmingsplan vormt de omlegging van kabels en leidingen, zoals de<br />

hier betreffende vrijvervalrioolleiding van het Wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen.<br />

In het bes<strong>te</strong>mmingsplan is een aantal leidingstroken aangegeven waar de planologisch<br />

relevan<strong>te</strong> leidingen zijn gelegen.<br />

De nieuwe vrijvervalrioolleiding betreft een planologisch relevan<strong>te</strong> leiding die op dit<br />

moment niet in het bes<strong>te</strong>mmingsplan is geregeld. Om deze leiding mogelijk <strong>te</strong> maken is<br />

deze <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> opges<strong>te</strong>ld.<br />

3.2 TOETSING AAN MILIEUTHEMA’S<br />

3.2.1 BODEM<br />

In deze paragraaf worden de relevan<strong>te</strong> milieuthema’s toegelicht.<br />

In het kader van het bes<strong>te</strong>mmingsplan N62 Sluiskiltunnel zijn reeds veel onderzoeken<br />

uitgevoerd en adviezen opges<strong>te</strong>ld. Deze onderzoeken zijn recen<strong>te</strong>lijk uitgevoerd en derhalve<br />

nog actueel. Daar waar mogelijk is voor informatie geput uit deze onderzoeken.<br />

De milieuthema’s geluid, lucht, ex<strong>te</strong>rne veiligheid en landschap zijn niet van toepassing op<br />

het project omdat het de aanleg van een ondergrondse vrijvervalriolering betreft.<br />

In het kader van het bes<strong>te</strong>mmingsplan ‘N62 Sluiskiltunnel’ is een verkennend<br />

bodemonderzoek uitgevoerd. De resulta<strong>te</strong>n van dit verkennend bodemonderzoek<br />

zijn beschreven in de rapportage Kanaalkruising Sluiskil, ‘inventarisatie bestaand<br />

grondonderzoek en grond gerela<strong>te</strong>erde risico’s’, juli 2007 . Tevens is een uitgebreid<br />

veldonderzoek uitgevoerd. Resulta<strong>te</strong>n hiervan zijn opgenomen in het rapport<br />

'Sluiskiltunnel, geo<strong>te</strong>chnisch risicodossier aanbes<strong>te</strong>dingsfase', Deltares 2009.<br />

In het plangebied van de Sluiskiltunnel is een tweetal locaties vastges<strong>te</strong>ld met een<br />

bodemverontreiniging. Dit betreft de kanaalbodem in het Kanaal Gent - Terneuzen en de<br />

locatie van het voormalige woonwagenkamp en autosloop<strong>te</strong>rrein Blikweide, net <strong>te</strong>n oos<strong>te</strong>n<br />

van het kanaal.<br />

Ter plaatse van de nieuwe vrijvervalriolering zijn geen milieuhygiënische risico’s of<br />

gebruiksbeperkingen aanwezig voor het realiseren van de beoogde functie.<br />

Ook voor het gedeel<strong>te</strong> van het bes<strong>te</strong>mmingsplan ‘Koegorsstraat’ is een bodemonderzoek<br />

uitgevoerd en is gebleken dat de grond geschikt is voor het beoogd gebruik.<br />

Voor zover bekend zijn geen veranderingen in de toestand van de bodem opgetreden of<br />

ongevallen met mogelijk bodembedreigende consequenties voorgevallen. Derhalve zijn de<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 9


3.2.2 ECOLOGIE<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

conclusies uit het bovenstaand genoemde bodemonderzoek nog actueel en zijn er op dit<br />

moment vanuit het thema bodem ook geen beperkingen voor <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> besluitvorming.<br />

Ten behoeve van het bes<strong>te</strong>mmingsplan ‘N62 Sluiskiltunnel’ heeft uitgebreid onderzoek<br />

plaatsgevonden op het gebied van flora en fauna. Onderstaand is opgesomd welke<br />

onderzoeken zijn uitgevoerd:<br />

Natuurinventarisatie Kanaalkruising Sluiskil (Wit<strong>te</strong>veen+Bos, 21 oktober 2004);<br />

Vleermuizenonderzoek kanaalkruising Sluiskil (Zoogdiervereniging VZZ, maart 2008);<br />

Onderzoek naar het voorkomen van de veldspitsmuis in de Oud Wes<strong>te</strong>nrijkerpolder<br />

(Adviesbureau Wieland, 17 november 2008);<br />

Natuurcompensatieplan - Kanaalkruising Sluiskil en reconstructie N62 - Realisatie 2,2 ha<br />

binnendijks zilt grasland + schema ontheffingen (Dienst Landelijk Gebied, 22 december<br />

2008);<br />

3.2.3 WATER<br />

Toetsing Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet - Natuurcompensatielocatie<br />

Kanaalkruising Sluiskil en reconstructie N62 (Dienst Landelijk Gebied, 19 maart 2009).<br />

Op basis van bovenstaand onderzoek is geconcludeerd dat realisatie van de plannen zoals<br />

mogelijk gemaakt met het bes<strong>te</strong>mmingsplan N62 Sluiskiltunnel op basis van ecologie is<br />

toegestaan. Het nieuwe leidingtrace is gelegen binnen de grenzen van het bes<strong>te</strong>mmingsplan<br />

N62 Sluiskiltunnel. Er mag dan ook van uitgegaan worden dat de conclusies uit eerdere<br />

onderzoeken nog valide zijn en van toepassing op de gronden binnen het plangebied van<br />

deze <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong>.<br />

De aanleg van een ondergrondse leiding is op zich niet van invloed op het thema wa<strong>te</strong>r.<br />

In het kader van het bes<strong>te</strong>mmingsplan ‘N62 Sluiskiltunnel’ is een wa<strong>te</strong>rtoets uitgevoerd. In<br />

deze wa<strong>te</strong>rtoets zijn 11 wa<strong>te</strong>rthema’s aan bod gekomen en is aangegeven hoe met de<br />

randvoorwaarden, die uit de verschillende thema’s voortvloeien, is omgegaan in het<br />

ontwerp. De wa<strong>te</strong>rparagraaf en de daaraan <strong>te</strong>n grondslag liggende onderzoeken en<br />

ontwerpkeuzes zijn in<strong>te</strong>nsief met de wa<strong>te</strong>rbeheerders besproken. De wa<strong>te</strong>rbeheerders<br />

hebben hieromtrent een positief advies afgegeven. De realisatie van de leiding betreft geen<br />

aanpassing voor de uitgangspun<strong>te</strong>n van de wa<strong>te</strong>rtoets.<br />

In het bes<strong>te</strong>mmingsplan ‘Koegersstraat’ doorkruist de nieuwe leiding een gebied met de<br />

bes<strong>te</strong>mming wa<strong>te</strong>r en groen. Tussen de oude en de nieuwe Koegorsstraat is een driehoekig<br />

gebied bes<strong>te</strong>md als wa<strong>te</strong>rberging <strong>te</strong>n behoeve van de ontwikkeling van het bedrijven<strong>te</strong>rrein.<br />

In voornoemd bes<strong>te</strong>mmingsplan is aangegeven dat er een bergingsbehoef<strong>te</strong> van 1.461 m3<br />

nodig is, hetgeen bij een mogelijke peilstijging van max. 0,60 m (tot NAP) een benodigde<br />

oppervlak<strong>te</strong> van 2.435 m2 be<strong>te</strong>kent. Het betreft een globale dimensionering op basis van<br />

een maximale afkoppeling van verhard oppervlak naar het oppervlak<strong>te</strong>wa<strong>te</strong>r.<br />

De rioolleiding kruist in de noordelijke punt de wa<strong>te</strong>rberging. Door de diep<strong>te</strong>ligging van de<br />

rioolleiding ontstaat een drempel in het bergingsgebied. De bovenkant van de rioolleiding<br />

ligt op NAP-1,0 m en met een dekking op de buis van 0,60 a 0,70 m, ligt de bodem van de<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 10


Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

berging op NAP-0,30 a 0,40 m. Hierdoor res<strong>te</strong>ert tot NAP nog een berging van 0,35 m. Bij<br />

een maximale wa<strong>te</strong>rschijf van 0,60 m is er sprake van een vermindering in de berging nabij<br />

de riolering van 0,25 m.<br />

3.2.4 ARCHEOLOGIE<br />

De opervlak<strong>te</strong> van de wa<strong>te</strong>rberging neemt niet af door de aanleg van de rioolleiding; wel is<br />

er bij de maximaal gekozen uitgangspun<strong>te</strong>n (afkoppeling en peilstijging) een beperk<strong>te</strong><br />

afname van de berging met ca. 75 m3. (ca. 300 m2 x 0,25 m).<br />

In een o<strong>verl</strong>eg met het Wa<strong>te</strong>rschap is vastges<strong>te</strong>ld dat deze geringe afname van berging er<br />

voor de aanleg van het vrijvervalriool op het aangegeven tracé geen beperkingen voor<br />

<strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> besluitvorming bestaan.<br />

Om de archeologische waarden, die zich mogelijk in het plangebied bevinden is een<br />

archeologische toets / inventarisatie gedaan. Deze inventarisatie geeft de noodzaak tot het<br />

verrich<strong>te</strong>n van archeologisch onderzoek aan. De comple<strong>te</strong> inventarisatie is als bijlage 3 van<br />

deze <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> gevoegd.<br />

Beleid<br />

De gemeen<strong>te</strong> heeft in januari 2011 het ‘gemeen<strong>te</strong>lijke in<strong>te</strong>rimbeleid archeologie’ vastges<strong>te</strong>ld.<br />

De ach<strong>te</strong>rliggende gedach<strong>te</strong> van het archeologiebeleid is het in beeld brengen van de<br />

gebieden in de gemeen<strong>te</strong> Terneuzen met een archeologische verwachtingswaarde.<br />

Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens<br />

ges<strong>te</strong>ld waarboven archeologische onderzoek verplicht is en waaronder vrijs<strong>te</strong>lling wordt<br />

<strong>verl</strong>eend. Aan de hand van de tabel ‘toets onderzoeksplicht’uit het in<strong>te</strong>rim-beleid kan<br />

worden bepaald of een bepaald gebied onderzoeksplichtig is. De tabel is toegevoegd als<br />

bijlage 4 van deze <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong>.<br />

Uit de tabel wordt duidelijk dat er een aantal voorvragen zijn die beantwoord moe<strong>te</strong>n<br />

worden voordat de conclusie of iets onderzoeksplichtig is (ja/nee) getrokken kan worden. Er<br />

dient gekeken <strong>te</strong> worden naar de Archeologische Monumen<strong>te</strong>nkaart (AMK), de Indicatieve<br />

Kaart Archeologische Waarden (IKAW), of er een archeologisch onderzoek en/of vondst is<br />

gedaan (Archis), het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) en de bodemopbouw. Op basis<br />

van de voornoemde invenatrisatie worden de stappen voor het onderhavige plangebied<br />

doorlopen en van een ja/nee (onderzoeksplicht) voorzien.<br />

Stap 1: AMK<br />

In of nabij het plangebied is geen AMK-<strong>te</strong>rrein gelegen; geen onderzoeksplicht.<br />

Stap 2: IKAW<br />

Voor het gebied geldt een lage verwachting op de IKAW; geen onderzoeksplicht.<br />

Stap 3: Vondstmeldingen (Archis/ZAA)<br />

Binnen het onderzoeksgebied en ruim daarbui<strong>te</strong>n bevinden zich geen vindplaatsen of<br />

vondstmeldingen. Enkel <strong>te</strong>n noorden van het plangebied, <strong>te</strong>n wes<strong>te</strong>n van het spoor, is<br />

vuurs<strong>te</strong>en aangetroffen tijdens inventariserend booronderzoek; geen onderzoeksplicht.<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 11


Stap 4: Bodemkaart<br />

De bodemopbouw <strong>te</strong>r plaatse van de ontwikkeling betreft Pleistoceen Zand en<br />

Hollandveen. De leiding zal meer dan 2 me<strong>te</strong>r onder maaiveld worden gerealiseerd.<br />

Hiervoor geldt voor Pleistoceen Zand en Hollandveen een onderzoeksverplichting wanneer<br />

de oppervlak<strong>te</strong> gro<strong>te</strong>r is dan 1.000 m2.<br />

De conclusie uit het gemeen<strong>te</strong>lijk beleid is dat er een onderzoeksverplichting geldt v vvoor<br />

de<br />

voorgenomen ontwikkeling doordat de totale oppervlak<strong>te</strong>, die verstoord wordt meer<br />

bedraagt t dan 1.000 m2. Het <strong>te</strong> verstoren oppervlak<strong>te</strong> betreft ech<strong>te</strong>r een langgerekt gebied<br />

van circa 600 m met een breed<strong>te</strong> van ca. 2 me<strong>te</strong>r. Een deel hiervan is reeds mogelijk<br />

verstoord door de aanleg van de spoorlijn. In onderstaande paragraaf is de archeologische<br />

verwachting <strong>te</strong>r plaatse van het plangebied op basis van reeds uitgevoerde onderzoeken<br />

beschreven.<br />

Archeologische verwachting<br />

Het plangebied is momen<strong>te</strong>el niet bebouwd. Uit historisch kaartma<strong>te</strong>riaal is gebleken dat dit<br />

<strong>te</strong>vens geldt voor de 19de en 20s<strong>te</strong> eeu eeuw. w. Met historische bebou<strong>wing</strong> behoeft dan ook geen<br />

rekening <strong>te</strong> worden gehouden. Het plangebied wordt wel doorkruist door een spoorlijn. Bij<br />

de aanleg van deze spoorlijn is de bodem hoogstwaarschijnlijk ernstig verstoord.<br />

Het plangebied valt binnen het onde onderzoeksgebied rzoeksgebied van bovengenoemd inventariserend<br />

booronderzoek van de universi<strong>te</strong>it van Gent in 2008.<br />

Vijf zones met archeologische po<strong>te</strong>ntieel binnen het tracé van de kanaalkruising Sluiskil Sluiskil, binnen het<br />

onderzoeksgebied van het booronderzoek van de universit universi<strong>te</strong>it eit van Gent in 2008<br />

Op basis van dit inventariserend booronderzoek is een zone met archeologisch po<strong>te</strong>ntieel<br />

gedefinieerd (zone 3), waarbinnen het huidige plangebied ligt.<br />

075634998:D - Definitief<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

ARCADIS 12


Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Uit twee aanvullende onderzoeken naar deze zone 3 is ech<strong>te</strong>r gebleken dat zich geen sporen<br />

of vonds<strong>te</strong>n binnen zone 3 bevinden die wijzen op oude bewoning <strong>te</strong>r plaatse. Het fysisch<br />

geografisch onderzoek toont aan dat het gebied in pre-historische tijden niet geschikt is<br />

geweest voor bewoning, met name vanwege de nat<strong>te</strong> omstandigheden en de s<strong>te</strong>rk<br />

wisselende grondwa<strong>te</strong>rspiegel. Hoewel nat<strong>te</strong>re delen van het landschap soms ex<strong>te</strong>nsief<br />

werden gebruikt voor ui<strong>te</strong>enlopende doeleinden, zijn ook daarvoor geen aanwijzigingen<br />

aangetroffen. Het evaluatieverslag van dit onderzoek is toegevoegd als bijlage 5 van deze<br />

<strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong>.<br />

Aangezien aangenomen wordt dat zone 3 nooit geschikt is geweest voor bewoning, en<br />

tijdens beide aanvullende veldonderzoeken noch sporen noch vonds<strong>te</strong>n zijn aangetroffen, is<br />

de kans op het aantreffen van archeologische res<strong>te</strong>n binnen het plangebied nihil.<br />

Conclusie<br />

Op basis van het gemeen<strong>te</strong>lijk beleid (tabel onderzoeksverplichting) is een onderzoek<br />

noodzakelijk. Uit eerdere onderzoeken blijkt ech<strong>te</strong>r de verwachting op het aantreffen van<br />

archeologische res<strong>te</strong>n binnen het plangebied ui<strong>te</strong>rst laag. Met het feit dat er sprake is van<br />

een langgerekt, smal <strong>te</strong> vergraven tracé en de reeds aanwezige mogelijke verstoring door de<br />

aanleg van de spoorlijn, is het <strong>verl</strong>enen van een ontheffing door het bevoegd gezag van de<br />

onderzoeksplicht gerechtvaardigd.<br />

Bij graafwerkzaamheden kunnen (niet voorspelbare) toevalsvonds<strong>te</strong>n worden aangetroffen,<br />

als bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumen<strong>te</strong>nwet. In dat geval moet hiervan<br />

melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.<br />

3.2.5 KABELS EN LEIDINGEN<br />

Het nieuwe leidingtracé kruist enkele planologisch relevan<strong>te</strong> kabels en leidingen en<br />

leidingen van diverse leidingeigenaren (derden). Deze leidingen blijven op deze locatie<br />

liggen.<br />

De functionali<strong>te</strong>it van deze kabel- en leidingnet<strong>te</strong>n van derden, die <strong>te</strong>r plaatse van of in de<br />

direc<strong>te</strong> omgeving van het project aanwezig zijn, moet ui<strong>te</strong>raard in stand worden gehouden.<br />

Met deze leidingbeheerders/eigenaren worden afspraken gemaakt over mogelijke<br />

maatregelen.<br />

3.3 FINANCIELE HAALBAARHEID<br />

Het <strong>verl</strong>eggen van de leidingen vindt geheel plaats voor rekening en risico van de<br />

leidingbeheerder wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen en BV Kanaalkruising Sluiskil (BV KKS).<br />

Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> ordening (Wro) dient de gemeen<strong>te</strong>raad een<br />

exploitatieplan vast <strong>te</strong> s<strong>te</strong>llen voor gronden waarop een in het Besluit <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> ordening<br />

(Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. Bro worden de bouwplannen,<br />

waarvoor een exploitatieplan moet worden opges<strong>te</strong>ld, genoemd.<br />

De <strong>verl</strong>egging van het leidingtrace voor de vrijvervalrioleing valt niet onder een van de<br />

genoemde bouwplannen. Op grond hiervan bestaat dan ook geen verplichting tot het<br />

ops<strong>te</strong>llen van een exploitatieplan.<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 13


3.4 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Voor het vasts<strong>te</strong>llen van onderhavige omgevingsvergunning wordt op grond van artikel<br />

3.10 Wabo de uitgebreide procedure op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet<br />

bestuursrecht (Awb) doorlopen.<br />

Dit be<strong>te</strong>kent dat het ontwerp van deze omgevingsvergunning <strong>te</strong>r inzage wordt gelegd.<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 14


BIJLAGE 1 Situatie- / plan<strong>te</strong>kening<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 15


BIJLAGE 2 Verklaring Gasunie d.d. 27 juli 2011<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 16


Berg S.T.A. van den (Susan)<br />

Van: Jesse J. <br />

Verzonden: woensdag 27 juli 2011 16:07<br />

Aan: Overwa<strong>te</strong>r A. (Arie); s.korevaar@vshanab.nl<br />

CC: Registratuur en Archief<br />

Onderwerp: TOLTW 11.1680 Kruising Gasunie met vrij verval riool Koegorsstraat<br />

Bijlagen: Z-555-01-KR-004.PDF<br />

Heren,<br />

Hierbij ontvangen jullie de <strong>te</strong>kening met profiel van de gastransportleiding langs de Koegorsstraat. De<br />

werkelijke ligging zal d.m.v. proefsleuven vastges<strong>te</strong>ld moe<strong>te</strong>n worden.<br />

Bij deze gaat Gasunie akkoord met het kruisen van de gastransportleiding met het vrij verval riool<br />

d.m.v. een open ontgraving, mits aan de volgende veiligheidsaspec<strong>te</strong>n wordt voldaan:<br />

Minimaal drie werkdagen voor de uitvoering van de werkzaamheden dient door de<br />

aannemer een KLIC-melding gedaan <strong>te</strong> worden bij KLIC-Nederland, <strong>te</strong>l. 0800-0080, waarna<br />

door ons een afspraak gemaakt zal worden om de <strong>te</strong> markeren met piket<strong>te</strong>n toezicht <strong>te</strong><br />

houden. De gegevens van uw project zijn vastgelegd in melding 11637630<br />

(Meldkamer Waadinxveen 0182 62 33 68)<br />

De geplaats<strong>te</strong> piket<strong>te</strong>n dienen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zichtbaar <strong>te</strong> blijven.<br />

Wanneer piket<strong>te</strong>n verdwenen zijn dient u contact op <strong>te</strong> nemen met onze toezichthouder om, in<br />

o<strong>verl</strong>eg, de markering <strong>te</strong> hers<strong>te</strong>llen.<br />

De <strong>te</strong>chnische voorwaarden luiden als volgt:<br />

a. Binnen de zakelijk rechtstrook van 4 me<strong>te</strong>r aan weerszijde van de gastransportleiding mag niet<br />

machinaal worden ontgraven, <strong>te</strong>nzij toezichthoudend personeel van ons bedrijf aanwezig is.<br />

b. Binnen de zakelijk rechtstrook van 4 me<strong>te</strong>r aan weerszijde van de gastransportleiding is opslag<br />

van grond en/of ma<strong>te</strong>rialen niet toegestaan.<br />

c. Transport over de gastransportleiding is niet toegestaan, <strong>te</strong>nzij gebruik wordt gemaakt van een<br />

door ons goedgekeurde beschermingsconstructie.<br />

d. Indien de gastransportleiding over een gro<strong>te</strong>re leng<strong>te</strong> dan 4,00 me<strong>te</strong>r vrij komt <strong>te</strong> liggen, dienen<br />

maatregelen <strong>te</strong> worden genomen om de veilige ligging van de leiding <strong>te</strong> waarborgen en de<br />

bekleding voor beschadiging <strong>te</strong> behoeden. De bekleding moet beschermd worden <strong>te</strong>gen UV-straling<br />

d.m.v. landbouwplastic en <strong>te</strong>gen mechanische beschadiging d.m.v. een lat<strong>te</strong>nman<strong>te</strong>l.<br />

e. Beschadigingen aan de gastransportleiding en/of bekleding dienen <strong>te</strong>rstond aan ons <strong>te</strong> worden<br />

gemeld.<br />

f. Binnen een strook van 1,00 me<strong>te</strong>r vanaf de gastransportleiding mogen geen palen of andere<br />

voorwerpen worden ingedreven.<br />

g. Binnen de zakelijk rechtstrook van 4 me<strong>te</strong>r aan weerszijde van de gastransportleiding is het<br />

aanbrengen van een geslo<strong>te</strong>n verharding niet toegestaan.<br />

h. De ontvangstput voor de schildboring dient meer dan 1 me<strong>te</strong>r uit de leiding aangelegd <strong>te</strong> worden.<br />

N.B. Onze leidingen zijn kathodisch beschermd.<br />

Voor een comple<strong>te</strong> lijst van voorwaarden verwijs ik u naar de si<strong>te</strong> van de VELIN:<br />

http://www.velin.nl/nl/graafvoorwaarden<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Judy Jesse<br />

Tracébeheerder<br />

E: J.Jesse@gasunie.nl<br />

T: +31 182 62 33 45<br />

M: +31 6 1100 58 15<br />

1


F: +31 182 62 33 99<br />

I: www.gasunie.nl<br />

N.V. Nederlandse Gasunie<br />

Tracébeheer West<br />

Postbus 444<br />

2740 AK Waddinxveen<br />

Coenecoop 7<br />

Gasunie gaat verder in gastransport / Gasunie takes gas transport further<br />

E6 - Z-555-01-KR-004<br />

This communication is in<strong>te</strong>nded only for use by the addressee. It may contain confidential or privileged<br />

information. If you receive this communication unin<strong>te</strong>ntionally, please let us know by reply immedia<strong>te</strong>ly.<br />

N.V. Nederlandse Gasunie does not guaran<strong>te</strong>e that the information sent with this E-mail is correct and does<br />

not accept any liability for damages rela<strong>te</strong>d thereto.<br />

2


BIJLAGE 3 Archeologische inventarisatie<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 17


ARCHEOLOGISCHE INVEN INVENTARISATIE<br />

VERLEGGING AWL KOEGO KOEGORSSTRAAT<br />

TERNEUZEN<br />

WATERSCHAP SCHELDESTROMEN ROMEN<br />

19 augustus 2011<br />

075685368:A - Concept<br />

C01024.000145.0100


Inhoud<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

1 Inleiding ____________________________________________________________________________________________ 2<br />

1.1 Aanleiding __________________________________________________________________________________ 2<br />

1.2 Doel _________________________________________________________________________________________ 2<br />

1.3 Plangebied onderzoeksgebied____________________________________________________________ 2<br />

1.4 Beleid________________________________________________________________________________________ 3<br />

1.4.1 Gemeen<strong>te</strong>lijk beleid_____________________________________________________________ 3<br />

1.5 Werkwijze __________________________________________________________________________________ 3<br />

2 Inventarisatie______________________________________________________________________________________ 4<br />

2.1 Archeologische vindplaatsen_____________________________________________________________ 4<br />

2.1.1 IKAW_____________________________________________________________________________ 4<br />

2.1.2 AMK______________________________________________________________________________ 5<br />

2.1.3 Archis 2: Vondstmeldingen en waarnemingen______________________________ 5<br />

2.1.4 Historisch kaartma<strong>te</strong>riaal ______________________________________________________ 5<br />

2.2 Eerder uitgevoerd onderzoek ____________________________________________________________ 7<br />

3 Archeologische verwachting en conclusie _________________________________________________ 9<br />

3.1 Archeologische verwachting _____________________________________________________________ 9<br />

3.2 Conclusie ___________________________________________________________________________________ 9<br />

Colofon ________________________________________________________________________________________________ 11<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 1


1.1 AANLEIDING<br />

1.2 DOEL<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

De aanleiding van deze inventarisatie is de <strong>verl</strong>egging van een vrijvervalriolering langs de<br />

Koegorstraat <strong>te</strong> Terneuzen.<br />

Bij de aanleg van de vrijvervalriolering kunnen mogelijk archeologische waarden verstoord<br />

worden. Deze inventarisatie heeft als doel inzicht <strong>te</strong> verschaffen in de archeologische<br />

waarden die zich in het plangebied kunnen bevinden. Daarnaast geeft deze inventarisatie de<br />

noodzaak tot het verrich<strong>te</strong>n van archeologisch onderzoek aan.<br />

1.3 PLANGEBIED ONDERZOEKSGEBIED<br />

Afbeelding 1<br />

Plangebied<br />

vrijvervalriolering Sluiskil –<br />

Koegorstraat.<br />

HOOFDSTUK<br />

1Inleiding<br />

Het plangebied betreft het tracé voor een <strong>te</strong> leggen vrijvervalriolering bij de Koegorstraat /<br />

Lange Blikstraat <strong>te</strong> Terneuzen zoals weergegeven op Afbeelding 1.<br />

Voor deze inventarisatie is uitgegaan van een onderzoeksgebied dat bestaat uit het<br />

plangebied en een zone van 500 me<strong>te</strong>r daaromheen. Hierdoor wordt een comple<strong>te</strong>r beeld<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 2


1.4 BELEID<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

verkregen van de aanwezige waarden in en rondom het onderzoeksgebied en kunnen<br />

resulta<strong>te</strong>n uit de omgeving worden geëxtrapoleerd.<br />

1.4.1 GEMEENTELIJK BELEID<br />

1.5 WERKWIJZE<br />

De gemeen<strong>te</strong> heeft in januari 2011 het ‘gemeen<strong>te</strong>lijke in<strong>te</strong>rimbeleid archeologie’ vastges<strong>te</strong>ld.<br />

De ach<strong>te</strong>rliggende gedach<strong>te</strong> van het archeologiebeleid is het in beeld brengen van de<br />

gebieden in de gemeen<strong>te</strong> Terneuzen met een archeologische verwachtingswaarde.<br />

Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens<br />

ges<strong>te</strong>ld waarboven archeologische onderzoek verplicht is en waaronder vrijs<strong>te</strong>lling wordt<br />

<strong>verl</strong>eend. Aan de hand van de tabel ‘toets onderzoeksplicht’uit het in<strong>te</strong>rim-beleid kan<br />

worden bepaald of een bepaald gebied onderzoeksplichtig is. De tabel is toegevoegd als<br />

bijlage 4 van de <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong>.<br />

Uit de tabel wordt duidelijk dat er vijf voorvragen zijn die beantwoord moe<strong>te</strong>n worden<br />

voordat de conclusie of iets onderzoeksplichtig is (ja/nee) kan worden getrokken. Er dient<br />

gekeken <strong>te</strong> worden naar de Archeologische Monumen<strong>te</strong>nkaart (AMK), de Indicatieve Kaart<br />

Archeologische Waarden (IKAW), of er een archeologisch onderzoek en/of vondst is gedaan<br />

(Archis), het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) en de bodemopbouw.<br />

Bij deze inventarisatie is gekeken naar het beleid van de gemeen<strong>te</strong> Terneuzen <strong>te</strong>n aanzien<br />

van archeologie en archeologische bronnen zoals de Indicatieve Kaart van Archeologische<br />

Waarden (IKAW), de Archeologische Monumen<strong>te</strong>nkaart (AMK) en de archeologische<br />

database Archis2 van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE). Daarnaast is gebruik<br />

gemaakt van enkele historische kaar<strong>te</strong>n, de geomorfologische kaart en de bodemkaart. Tot<br />

slot is gekeken naar eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek in de nabijheid van het<br />

plangebied.<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 3


2.1 ARCHEOLOGISCHE VINDPLAATSEN<br />

2.1.1 IKAW<br />

Afbeelding 2<br />

Indicatieve Kaart van<br />

Archeologische Waarden<br />

met de AMK-<strong>te</strong>rreinen,<br />

waarnemingen en<br />

vondstmeldingen.<br />

HOOFDSTUK<br />

2Inventarisatie<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) is een landelijk bestand dat is<br />

gebaseerd op de gedach<strong>te</strong> dat in Nederland de mogelijkheden tot bewoning s<strong>te</strong>rk<br />

samenhangen met het oorspronkelijke landschap en bodemtype, zodat men voorspellingen<br />

kan doen over de kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze trefkans staat op<br />

de IKAW weergegeven als zeer laag, laag, middelhoog of hoog. Vooral gebieden met een<br />

middelhoge en hoge trefkans zijn van archeologisch belang.<br />

Zoals op Afbeelding 2 <strong>te</strong> zien is geldt voor het onderzoeksgebied een lage trefkans op het<br />

aantreffen van archeologische vindplaatsen.<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 4


2.1.2 AMK<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

De Archeologische Monumen<strong>te</strong>n Kaart (AMK) geeft <strong>te</strong>rreinen weer van archeologische<br />

waarde, hoge archeologische waarde, zeer hoge archeologische waarde en beschermde<br />

<strong>te</strong>rreinen met zeer hoge archeologische waarde.<br />

Binnen een straal van meer dan 1 km rondom het plangebied zijn geen archeologische<br />

monumen<strong>te</strong>n aanwezig (zie Afbeelding 2).<br />

2.1.3 ARCHIS 2: VONDSTMELDINGEN EN WAARNEMINGEN<br />

De Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE) heeft de beschikking over een<br />

archeologisch informatiesys<strong>te</strong>em, Archis2. In deze database staan alle gegevens over<br />

vondstmeldingen, waarnemingen en archeologische onderzoeken in Nederland.<br />

Binnen het onderzoeksgebied zijn geen (recen<strong>te</strong>) vondstmeldingen aanwezig (Afbeelding 2<br />

). Wel bevindt er zich één waarneming welke betrekking heeft op vuurs<strong>te</strong>en, afkomstig uit<br />

een inventariserend veldonderzoek uit 2008 van de Universti<strong>te</strong>it van Gent.<br />

2.1.4 HISTORISCH KAARTMATERIAAL<br />

De historie van een onderzoeksgebied speelt een gro<strong>te</strong> rol bij het bepalen van de<br />

archeologische verwachting. Historische bronnen kunnen informatie over de<br />

ontwikkelingen in het onderzoeksgebied geven. Voor de negentiende en twintigs<strong>te</strong> eeuw<br />

zijn de ontwikkelingen <strong>te</strong> ach<strong>te</strong>rhalen door historisch kaartma<strong>te</strong>riaal <strong>te</strong> onderzoeken.<br />

Kaar<strong>te</strong>n worden met een relatief gro<strong>te</strong> regelmaat geproduceerd, en la<strong>te</strong>n de ontwikkeling<br />

van een landschap nauwkeurig zien.<br />

Kadas<strong>te</strong>rkaart 1811-1832<br />

Nadat het koninkrijk Holland in 1810 werd ingelijfd bij het Franse keizerrijk, werd<br />

begonnen aan het sys<strong>te</strong>matisch in kaart brengen van landeigendom, volgens het Franse<br />

sys<strong>te</strong>em. Dit was de start van het kadas<strong>te</strong>r. In de periode 1811-1832 werd vrijwel geheel<br />

Nederland in kaart gebracht met een in die tijd ongekende detaillering. De kadas<strong>te</strong>rkaar<strong>te</strong>n<br />

zijn <strong>te</strong> verdelen in twee soor<strong>te</strong>n. Als overzichtskaar<strong>te</strong>n zijn de verzamelplannen gemaakt.<br />

Voor details tot op perceelniveau zijn er de minu<strong>te</strong>nplannen.<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 5


Afbeelding 3<br />

Kadas<strong>te</strong>rkaart 1811-1832,<br />

links Neuzen sectie G,<br />

blad 3, rechts blad 1. Het<br />

plangebied bevindt zich<br />

bovenaan de kaar<strong>te</strong>n in<br />

het midden.<br />

Afbeelding 4<br />

Topografisch Militaire<br />

Kaart 1913.<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Op de kadastaerkaart 1811-1832 is <strong>te</strong> zien dat het gebied in gro<strong>te</strong> blokken is verkaveld.<br />

Binnen het plangebied is geen bebou<strong>wing</strong> aanwezig, <strong>te</strong>vens zijn er geen wegen of<br />

wa<strong>te</strong>rlopen die het plangebied doorkruisen.<br />

Topografisch Militaire Kaart 1913<br />

Op de Topografisch Militaire Kaart uit 1913 is <strong>te</strong> zien dat het onderzoeksgebied reeds<br />

doorkruist werd door de spoorlijn. Bij de aanleg van deze spoorlijn is de bodem <strong>te</strong>r plaatse<br />

hoogstwaarschijnk grootschalig verstoord. Direct <strong>te</strong>n zuidoos<strong>te</strong>n van het plangebied is het<br />

station <strong>te</strong> zien. Binenn het plangebied liggen nog s<strong>te</strong>eds geen bebou<strong>wing</strong>, wegen of<br />

wa<strong>te</strong>rlopen.<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 6


2.2 EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK<br />

Afbeelding 5<br />

Afbakening van het<br />

onderzoek in 2008.<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

In verband met de geplande aanleg van een tunnel onder het kanaal Gent-Terneuzen bij<br />

Sluiskil, is in 2008 door de universi<strong>te</strong>it van Gent een inventariserend veldonderzoek in de<br />

vorm van kar<strong>te</strong>rend booronderzoek uitgevoerd voor de kanaalkruising. In Afbeelding 5 is<br />

de afbakening van het onderzoeksgebied <strong>te</strong> zien.<br />

Uit het booronderzoek is gebleken dat in het landschap pleistocene afzettingen van de<br />

Schelde voorkomen met daarop dekzand. Plaatselijk komen venige bandjes in de Schelde<br />

afzettingen voor, die mogelijk wijzen op warmere fasen waarin bewoning mogelijk was.<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 7


Afbeelding 6<br />

Vijf zones met<br />

archeologische po<strong>te</strong>ntieel<br />

binnen het tracé van de<br />

kanaalkruising Sluiskil.<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

In de top van het dekzand kan, met name op de hoger gelegen delen, prehistorische<br />

bewoning worden verwacht. In het booronderzoek zijn vijf hoger gelegen zones afgebakend<br />

die mogelijk archeologisch po<strong>te</strong>ntieel hebben (zie Afbeelding 6).<br />

Zone 3 bevindt zich <strong>te</strong>r hoog<strong>te</strong> van het huidige plangebied voor de vrijvervalriolering. In het<br />

inventariserend veldonderzoek van de universi<strong>te</strong>it van Gent, is zone 3 uitgebreid<br />

bemons<strong>te</strong>rd. Hierbij werden fragmen<strong>te</strong>n vuurs<strong>te</strong>en aangetroffen welke wijzen op menselijke<br />

tijd in de s<strong>te</strong>entijd.<br />

In 2010/2011 heeft Earth In<strong>te</strong>gra<strong>te</strong>d Archaeology voor een deel van zone 3 een<br />

geoarcheologisch onderzoek door middel van boringen en specialistische analyses<br />

uitgevoerd. Hierbij zijn vier niveau’s van afzettingen aangetroffen; Schelde-afzettingen,<br />

Dekzand, Basisveen en Sluiskilafzettingen. Uit het booronderzoek is gebleken dat de toppen<br />

van deze afzettingen niet bewoond zijn geweest. De vindplaats werd als ‘niet<br />

behoudenswaardig’ aangemerkt.<br />

In 2011 heeft ADC-Archeoprojec<strong>te</strong>n op hetzelfde perceel een proefsleuvenonderzoek (IVO-<br />

P) uitgevoerd waarbij één proefsleuf is aangelegd. Dit onderzoek bevestigde hetgeen uit het<br />

booronderzoek is gebleken, namelijk dat er <strong>te</strong>r plaatse geen bewoning in de toppen van de<br />

vier sedimen<strong>te</strong>n heeft plaats gevonden. Het fysisch geografisch onderzoek heeft daarbij<br />

aangetoond dat het gebied in pre-historische tijden niet geschikt is geweest voor bewoning,<br />

met name vanwege de nat<strong>te</strong> omstandigheden en de s<strong>te</strong>rk wisselende grondwa<strong>te</strong>rspiegel.<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 8


HOOFDSTUK<br />

3.1 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

Het plangebied is momen<strong>te</strong>el niet bebouwd. Uit historisch kaartma<strong>te</strong>riaal is gebleken dat dit<br />

<strong>te</strong>vens geldt voor de 19 de en 20 s<strong>te</strong> eeuw. Met historische bebou<strong>wing</strong> hoeft geen rekening <strong>te</strong><br />

worden gehouden. Het plangebied wordt wel doorkruist door een spoorlijn. Bij de aanleg<br />

van deze spoorlijn is de bodem hoogstwaarschijnlijk ernstig verstoord.<br />

Voor het gebied geldt een lage verwachting op de IKAW. Binnen het onderzoeksgebied en<br />

ruim daarbui<strong>te</strong>n bevinden zich geen archeologische monumen<strong>te</strong>n, vindplaatsen of<br />

vondstmeldingen. Enkel <strong>te</strong>n noorden van het plangebied, <strong>te</strong>n wes<strong>te</strong>n van het spoor, is<br />

vuurs<strong>te</strong>en aangetroffen tijdens inventariserend booronderzoek.<br />

Zoals op Afbeelding 5 <strong>te</strong> zien is, valt het huidige plangebied binnen het onderzoeksgebied<br />

van voornoemd inventariserend booronderzoek van de universi<strong>te</strong>it van Gent in 2008.<br />

Op basis van dit inventariserend booronderzoek is een zone met archeologisch po<strong>te</strong>ntieel<br />

gedefinieerd (zone 3), waarbinnen het huidige plangebied ligt.<br />

Uit twee aanvullende onderzoek naar deze zone 3 is ech<strong>te</strong>r gebleken dat zich geen sporen of<br />

vonds<strong>te</strong>n binnen zone 3 bevinden die wijzen op oude bewoning <strong>te</strong>r plaatse. Het fysisch<br />

geografisch onderzoek toont aan dat het gebied in pre-historische tijden niet geschikt is<br />

geweest voor bewoning, met name vanwege de nat<strong>te</strong> omstandigheden en de s<strong>te</strong>rk<br />

wisselende grondwa<strong>te</strong>rspiegel. Hoewel nat<strong>te</strong>re delen van het landschap soms ex<strong>te</strong>nsief<br />

werden gebruikt voor ui<strong>te</strong>enlopende doeleinden, zijn ook daarvoor geen aanwijzigingen<br />

aangetroffen.<br />

3.2 CONCLUSIE<br />

3Archeologische<br />

verwachting en conclusie<br />

Aangezien aangenomen wordt dat zone 3 nooit geschikt is geweest voor bewoning, en<br />

tijdens beide aanvullende veldonderzoeken noch sporen noch vonds<strong>te</strong>n zijn aangetroffen, is<br />

de kans op het aantreffen van archeologische res<strong>te</strong>n binnen het plangebied nihil.<br />

De verwachting op het aantreffen van archeologische res<strong>te</strong>n binnen het plangebied is<br />

ui<strong>te</strong>rst laag. Bovendien wordt het plangebied doorkruist door een spoorlijn, waarvoor de<br />

verwachting geldt dat bij de aanleg grondige bodemverstoring heeft plaatsgevonden.<br />

Derhalve wordt geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit <strong>te</strong> voeren.<br />

Wij maken u erop at<strong>te</strong>nt dat bovenstaand advies niet uitsluit dat er bij graafwerkzaamheden<br />

(niet voorspelbare) toevalsvonds<strong>te</strong>n kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 9


Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

paragraaf 7, artikel 53 van de Monumen<strong>te</strong>nwet. In dat geval moet hiervan melding worden<br />

gedaan bij het Bevoegd Gezag.<br />

Dit advies dient door de initiatiefnemer <strong>te</strong> worden voorgelegd aan het Bevoegd Gezag, in<br />

dit geval de gemeen<strong>te</strong> Terneuzen. Het Bevoegd Gezag zal het advies beoordelen en een<br />

“Besluit tot vervolgonderzoek” nemen. Het Bevoegd Gezag kan van het advies afwijken.<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 10


Colofon<br />

ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

OPDRACHTGEVER:<br />

Wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen<br />

STATUS:<br />

Concept<br />

AUTEUR:<br />

T. Vanderhoeven MA KNA-archeoloog<br />

GECONTROLEERD DOOR:<br />

A. Overwa<strong>te</strong>r<br />

VRIJGEGEVEN DOOR:<br />

A. Overwa<strong>te</strong>r<br />

19 augustus 2011<br />

075685368:A<br />

ARCADIS NEDERLAND BV<br />

Utopialaan 40-48<br />

Postbus 1018<br />

5200 BA 's-Hertogenbosch<br />

Tel 073 6809 211<br />

Fax 073 6144 606<br />

www.arcadis.nl<br />

Handelsregis<strong>te</strong>r 9036504<br />

©ARCADIS. Alle rech<strong>te</strong>n voorbehouden. Behoudens<br />

uitzonderingen door de wet ges<strong>te</strong>ld, mag zonder schrif<strong>te</strong>lijke<br />

toes<strong>te</strong>mming van de rechthebbenden niets uit dit document<br />

worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door<br />

middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.<br />

Archeologische Inventarisatie<br />

<strong>verl</strong>egging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075685368:A - Concept ARCADIS 11


BIJLAGE 4 Tabel toets onderzoeksplicht archeologie<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 18


Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 19


BIJLAGE 5 Verkort evaluatie verslag / adviesdocument<br />

kanaalkruising Sluiskil – zone 3<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 20


Kanaalkruising Sluiskil - Zone 3<br />

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven/<strong>te</strong>stvakken<br />

Verkort Evaluatieverslag / Adviesdocument<br />

ADC ArcheoProjec<strong>te</strong>n<br />

Datum: 01-06-2011<br />

Versie: Definitief<br />

T. Obdam, H. Molthof, J. Brijker, P. Vos.<br />

M. Opbroek & D. Gerrets (red.)


Inhoudsopgave<br />

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 3<br />

1 Inleiding 5<br />

1.1 Algemeen 5<br />

1.2 Vooronderzoek 5<br />

2 Methoden en <strong>te</strong>chnieken H. Molthof & T. Obdam 7<br />

2.1 Veldwerk 7<br />

2.1.1 Fase 1 7<br />

2.1.2 Fase 2 8<br />

2.1.3 Fase 3 8<br />

2.1.4 Fase 4a 8<br />

2.1.5 Uitbreidingen 12<br />

2.1.6 Fase 4b 13<br />

2.2 Fysische geografie 14<br />

2.2.1 Mons<strong>te</strong>rname 14<br />

3 Resulta<strong>te</strong>n 16<br />

3.1 Fysisch geografisch onderzoek<br />

J. Brijker (ADC ArcheoProjec<strong>te</strong>n), & P. Vos (Deltares) 16<br />

3.2 Sporen 19<br />

3.3 Vondstma<strong>te</strong>riaal 19<br />

3.3.1 Houtskool 19<br />

3.3.2 Botfragmen<strong>te</strong>n 20<br />

3.3.3 Hazelnootdoppen 20<br />

3.3.4 Overig botanisch ma<strong>te</strong>riaal 20<br />

3.3.5 Vuurs<strong>te</strong>en en natuurs<strong>te</strong>en 20<br />

4 De onderzoeksvragen 21<br />

5 Conclusie en selectieadvies 25<br />

6 Herziene planning 26<br />

Bijlagen 27<br />

Bijlage I: Hoog<strong>te</strong>kaart top dekzand 28<br />

Bijlage II: Overzicht gezeefde vlakken 29<br />

Bijlage III: Locatie Profielen 30<br />

Bijlage IV: Afbeeldingen aangelegde vlakken 31<br />

Bijlage V: Verspreidingskaart houtskool 36<br />

Bijlage VI: Verspreidingskaart botma<strong>te</strong>riaal 37<br />

Bijlage VII:Verspreidingskaart hazelnootdoppen 38<br />

Bijlage VIII: Overzicht laagnummering 39<br />

Bijlage IX: Overzicht mons<strong>te</strong>rs 40<br />

Verklarende woordenlijst 41<br />

Afkortingen in de database 43


375000<br />

375000<br />

375000<br />

370000<br />

370000<br />

370000<br />

365000<br />

365000<br />

365000<br />

360000<br />

360000<br />

360000<br />

0<br />

40000<br />

40000<br />

PHILIPPINE<br />

PHILIPPINE<br />

2500 2500 m<br />

m<br />

HOEK<br />

HOEK<br />

SLUISKIL<br />

SLUISKIL<br />

WESTDORPE WESTDORPE WESTDORPE WESTDORPE<br />

WESTDORPE WESTDORPE<br />

SAS SAS SAS SAS SAS SAS SAS SAS SAS SAS SAS VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN GENT GENT GENT GENT GENT GENT GENT GENT<br />

GENT<br />

45000<br />

45000<br />

Afbeelding 1: Locatie van het onderzoeksgebied.<br />

TERNEUZEN<br />

TERNEUZEN<br />

SPUI SPUI SPUI SPUI SPUI SPUI SPUI<br />

SPUI SPUI SPUI SPUI SPUI SPUI SPUI<br />

50000<br />

50000<br />

AXEL<br />

AXEL AXEL AXEL AXEL AXEL AXEL AXEL<br />

ZAAMSLAG ZAAMSLAG ZAAMSLAG ZAAMSLAG<br />

ZAAMSLAG ZAAMSLAG ZAAMSLAG ZAAMSLAG ZAAMSLAG ZAAMSLAG ZAAMSLAG<br />

ZUIDDORPE ZUIDDORPE ZUIDDORPE ZUIDDORPE<br />

ZUIDDORPE ZUIDDORPE ZUIDDORPE ZUIDDORPE ZUIDDORPE<br />

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied<br />

Provincie: Zeeland<br />

Gemeen<strong>te</strong>: Terneuzen<br />

Plaats: Sluiskil<br />

Toponiem: Koegorsstraat<br />

Kadastrale gegevens: Perceel TNZP2523<br />

Kaartblad: 67G<br />

Coördina<strong>te</strong>n: NW-hoek:47.320 / 368.212<br />

Projectverantwoordelijke: M. Opbroek<br />

NO-hoek: 47.329 / 368.215<br />

ZW-hoek: 47.333 / 368.180<br />

ZO-hoek: 47.341 / 368.184<br />

Bevoegde overheid: Gemeen<strong>te</strong> Terneuzen<br />

Contactpersoon: F.D.M. Weemaes<br />

ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 46659<br />

ADC-projectcode: 4130417<br />

KNA versie: 3.2<br />

© ADC 2010<br />

55000<br />

55000<br />

Geomorfologische con<strong>te</strong>xt: Dekzand op rivierafzettingen afgedekt door<br />

getijdeafzettingen.<br />

NAP hoog<strong>te</strong> maaiveld: 1,40 m + NAP<br />

Maximale diep<strong>te</strong> onderzoek: 380 cm - mv<br />

Uitvoering van het veldwerk: 17 mei 2011 - 31 mei 2011<br />

KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT<br />

KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT KOEWACHT<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE<br />

VOGELWAARDE


Contactpersonen:<br />

Sluiskiltunnel project : Projectorganisatie BV KKS<br />

-contactpersoon : D.E.J. Eggermont 0115-647685 / 06-5119707 /<br />

d.eggermont@sluiskiltunnel.nl<br />

Adviseur Sluiskiltunnel project : RAAP-Oost-Nederland<br />

-contactpersoon : S.W. Jager 0575-567876 / 06-13104440 /<br />

s.jager@raap.nl<br />

Opdrachtgever : Combinatie BAM-TBI (CBT)<br />

-contactpersoon : Erik Quanjer 06-23007990 /<br />

ep.quanjer@mobilis.nl<br />

Bevoegd gezag : Gemeen<strong>te</strong> Terneuzen<br />

-contactpersoon : F.D.M. Weemaes 0115-455348 /<br />

f.weemaes@<strong>te</strong>rneuzen.nl<br />

Adviseur Bevoegd Gezag : Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland<br />

-contactpersoon : M.W.A. de Koning 0118-670611 / 06-23391972 /<br />

mwa.de.koning@scez.nl<br />

368750<br />

368750<br />

368750<br />

368500<br />

368500<br />

368500<br />

368250<br />

368250<br />

368250<br />

368000<br />

368000<br />

368000<br />

367750<br />

367750<br />

367750<br />

367750<br />

000<br />

Legenda<br />

46750<br />

46750<br />

Kanaal Terneuzen - Sas van Gent<br />

200 200 m<br />

m<br />

47000<br />

47000<br />

Locatie van het onderzoeksgebied<br />

N61 / N62<br />

47250<br />

47250<br />

Afbeelding 2: Detailopname locatie onderzoeksgebied.<br />

Koegorsstraat<br />

47500<br />

47500<br />

47750<br />

47750<br />

© © © © ADC ADC ADC ADC 2010 2011 2010 2011 2010 2011 2010 2011


1 Inleiding<br />

1.1 Algemeen<br />

In dit verkor<strong>te</strong> evaluatieverslag wordt een overzicht gegeven van het aangetroffen archeologische<br />

vondstma<strong>te</strong>riaal, de sporen en de indrukken met betrekking tot de bodemopbouw en fysische<br />

geografie. Daarnaast wordt het onderzoeksproces besproken en een herziene planning gegeven<br />

op basis van de nieuwe einddata van het veldonderzoek. Dit verslag wordt een verkort evaluatieverslag<br />

genoemd, aangezien dit verslag nog geen uitwerkingsvoors<strong>te</strong>l bevat en sommige<br />

onderdelen zich nog in de fase van <strong>te</strong>chnische uitwerking bevinden (zoals het digitaliseren van de<br />

profielen). Deze onderdelen zullen in een la<strong>te</strong>r stadium worden toegevoegd. Het evaluatieverslag<br />

wordt op verzoek van de opdrachtgever en het bevoegd gezag, anders dan gebruikelijk is, nu reeds<br />

in verkor<strong>te</strong> vorm gepresen<strong>te</strong>erd om snelle besluitvorming over de voortgang van de bouw van de<br />

Sluiskiltunnel mogelijk <strong>te</strong> maken.<br />

1.2 Vooronderzoek<br />

In het kader van de aanleg van de Sluiskil tunnel met bijbehorende verbindingswegen heeft<br />

archeologisch vooronderzoek in het gehele plangebied plaatsgevonden. Hierbij ging met name de<br />

aandacht uit naar de top van het veen en de pleistocene ondergrond. Op basis van het<br />

vooronderzoek door de Universi<strong>te</strong>it Gent konden vijf zones van archeologisch belang worden<br />

onderscheiden waarbij in zone 3 archeologische indicatoren in de vorm van vuurs<strong>te</strong>en en houtskool<br />

werden aangetroffen. In deze zone 3 werden diverse vervolgonderzoeken uitgevoerd door SOB<br />

Research / Earth In<strong>te</strong>gra<strong>te</strong>d Archaeology die ech<strong>te</strong>r tot <strong>te</strong>genstrijdige conclusies leidden. Om tot<br />

een definitief oordeel <strong>te</strong> komen omtrent de archeologische waarde van zone 3 is ui<strong>te</strong>indelijk<br />

beslo<strong>te</strong>n alsnog waarderend onderzoek uit <strong>te</strong> la<strong>te</strong>n voeren op een klein deel van het<br />

onderzoeksgebied (zie afb. 1 en 2), in het bijzonder de pleistocene zandondergrond. Dit onderzoek<br />

vond plaats in de vorm van 30 proefputjes van 1 x 1 m in de top van de pleistocene dekzandondergrond.<br />

Het onderzoek zou in verschillende fasen met diverse beslismomen<strong>te</strong>n worden<br />

uitgevoerd.<br />

Voor het onderzoek werden meerdere verwachtingen genoemd in het PvE, die op basis van<br />

uitgevoerde vooronderzoeken ech<strong>te</strong>r niet volledig waren bevestigd, maar ook niet konden worden<br />

uitgeslo<strong>te</strong>n. Voor de top van het veen was de kans op de aanwezigheid van sporen van bewoning<br />

en/of landschapgebruik uit de ijzertijd en/of Vroeg-Romeinse tijd klein, maar wel aanwezig (zie tabel<br />

1 voor periodisering). Daarnaast was de kans groot dat in het veen res<strong>te</strong>n van fossiele bomen<br />

konden worden gevonden, aangezien ook in de boringen al houtres<strong>te</strong>n waren aangetroffen. In de<br />

top van het pleistocene zand en de onderkant van het veen zouden sporen van mesolithische en/of<br />

neolithische bewoning evenals het toenmalige landschapsgebruik kunnen worden aangetroffen,<br />

aangezien in verschillende boringen vuurs<strong>te</strong>enma<strong>te</strong>riaal was aangetroffen. Vanwege de geringe<br />

groot<strong>te</strong> van het aangetroffen vuurs<strong>te</strong>en (naast andere overwegingen) werd eerder aan<br />

mesolithische dan neolithische res<strong>te</strong>n gedacht.<br />

Gezien de diversi<strong>te</strong>it van de <strong>te</strong> verwach<strong>te</strong>n perioden en archeologische res<strong>te</strong>n vereis<strong>te</strong>n de diverse<br />

fasen van onderzoek verschillende methoden en <strong>te</strong>chnieken. Deze stonden beschreven in het<br />

goedgekeurde PvE. 1 Vervolgens is op basis van het PvE een PvA een draaiboek gemaakt wat als<br />

aanvulling op het PvE kan worden beschouwd, meer gericht op de praktische inhoud van het<br />

onderzoek. 2 In het PvA zijn daarbij twee aanpassingen voorges<strong>te</strong>ld op het PvE, t.w. een wijziging<br />

van de maaswijd<strong>te</strong> van de zeven (van 3 mm naar 2 mm) en de dik<strong>te</strong> van de <strong>te</strong> graven lagen van de<br />

vakken van 2 x 5 cm + 2 x 10 cm, naar alle lagen in 5 cm.<br />

Tijdens het veldwerk zijn de dagrappor<strong>te</strong>n als dagelijkse voortgangsrappor<strong>te</strong>n naar alle betrokken<br />

partijen gemaild. Dagelijks was er contact via <strong>te</strong>lefoon, mail of in persoon met de verschillende<br />

betrokken partijen. Over het algemeen werden mondeling beslissingen genomen zodat de<br />

voortgang van het werk niet in het gedrang kwam. Deze beslissingen zijn vervolgens in het eerst<br />

volgende dagrapport of via de mail op schrift ges<strong>te</strong>ld. De eindbeslissing met betrekking tot de<br />

1 S.W. Jager 2011, RAAP-PvE 917.<br />

2 M. Opbroek & D. Gerrets 2011.<br />

5


opgegraven kuip is mondeling in een veldo<strong>verl</strong>eg en via de mail genomen zodat de uitvoerder door<br />

kan met de werkzaamheden zoals het aanvullen van de kuip en het trekken van de damwanden.<br />

Dit verkort evaluatieverslag zal als officieel beslisdocument dienen.<br />

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.<br />

Periode Tijd in jaren<br />

Romeinse tijd: 12 voor Chr. – 450 na Chr.<br />

Laat-Romeinse tijd 270 - 450 na Chr.<br />

Midden-Romeinse tijd 70 - 270 na Chr.<br />

Vroeg-Romeinse tijd 12 voor Chr. - 70 na Chr.<br />

IJzertijd: 800 – 12 voor Chr.<br />

La<strong>te</strong> IJzertijd 250 - 12 voor Chr.<br />

Midden-IJzertijd 500 - 250 voor Chr.<br />

Vroege IJzertijd 800 - 500 voor Chr.<br />

Bronstijd: 2000-800 voor Chr.<br />

La<strong>te</strong> Bronstijd 1100 - 800 voor Chr.<br />

Midden-Bronstijd 1800 - 1100 voor Chr.<br />

Vroege Bronstijd 2000 - 1800 voor Chr.<br />

Neolithicum (Jonge S<strong>te</strong>entijd): 5300 – 2000 voor Chr.<br />

Laat-Neolithicum 2850 - 2000 voor Chr.<br />

Midden-Neolithicum 4200 - 2850 voor Chr.<br />

Vroeg-Neolithicum 5300 - 4200 voor Chr.<br />

Mesolithicum (Midden-S<strong>te</strong>entijd): 8800 – 4900 voor Chr.<br />

Laat-Mesolithicum 6450 -4900 voor Chr.<br />

Midden-Mesolithicum 7100 - 6450 voor Chr.<br />

Vroeg-Mesolithicum 8800 - 7100 voor Chr.<br />

Paleolithicum (Oude S<strong>te</strong>entijd): tot 8800 voor Chr.<br />

Laat-Paleolithicum 35.000 - 8800 voor Chr.<br />

Midden-Paleolithicum 300.000 – 35.000 voor Chr.<br />

Vroeg-Paleolithicum tot 300.000 voor Chr.<br />

Bron: Archeologisch Basis Regis<strong>te</strong>r 1992<br />

6


2 Methoden en <strong>te</strong>chnieken<br />

H. Molthof & T. Obdam<br />

Het hoofddoel van het veldonderzoek was het beantwoorden van de vraag of er binnen het<br />

onderzoeksgebied sprake was van één of meerdere archeologische relevan<strong>te</strong> zones, waarbij deze<br />

gewaardeerd zouden worden en eventueel opgegraven.<br />

Het onderzoek vond plaats in een bouwkuip van 34 x 10 me<strong>te</strong>r die met 20 me<strong>te</strong>r diepe damwanden<br />

werd omslo<strong>te</strong>n. Hierbinnen viel het archeologisch <strong>te</strong> onderzoeken gebied van 30 x 10 me<strong>te</strong>r. Aan<br />

beide kor<strong>te</strong> zijden (noord en zuid) van de werkput is 2 me<strong>te</strong>r ruim<strong>te</strong> gela<strong>te</strong>n voor het betreden en<br />

<strong>verl</strong>a<strong>te</strong>n van de bouwkuip door middel van trappen en om ma<strong>te</strong>riaal in en uit de werkput <strong>te</strong> kunnen<br />

hijsen. In de kassen van de damwand is binnen de bouwkuip spanningsbemaling aangelegd om <strong>te</strong><br />

voorkomen dat het grondwa<strong>te</strong>r het onderzoek onmogelijk zou maken. Deze bronnering is in de<br />

kassen geplaatst om zo min mogelijk verstoringen <strong>te</strong> geven binnen het archeologisch <strong>te</strong><br />

onderzoeken gebied.<br />

Het uitgevoerde veldwerk was verdeeld in verschillende fasen:<br />

Fase 1: Afgraven, het afgraven van de bouwkuip tot bovenkant veen.<br />

Fase 2: IVO-proefsleuven, het opgraven van een eventueel archeologisch niveau op het veen.<br />

Fase 3: Voorbereiding IVO-<strong>te</strong>stvakken, machinaal verdiepen naar top pleistoceen zand.<br />

Fase 4a: IVO-<strong>te</strong>stvakken, het handmatig verdiepen van segmen<strong>te</strong>n.<br />

Fase 4b: Opgraving en aanleg van een controlevlak (sporenvlak).<br />

Hieronder volgt een beschrijving van de toegepas<strong>te</strong> methoden en <strong>te</strong>chnieken per fase en per<br />

handeling.<br />

2.1 Veldwerk<br />

2.1.1 Fase 1<br />

In deze fase is de opgebrach<strong>te</strong> zandlaag en de kleilaag daaronder machinaal verwijderd (zie afb.<br />

3). Bij de start van deze werkzaamheden bleek dat het <strong>te</strong>rrein niet deels was afgegraven (zoals<br />

vermeld in het PvE), maar dat het ophogingszand direct op de bouwvoor was aangebracht. Dit had<br />

tot gevolg dat onder het ophogingszand niet de veronders<strong>te</strong>lde 30 centime<strong>te</strong>r dikke kleilaag zat,<br />

maar dat hier ook nog de bouwvoor en ruim een me<strong>te</strong>r klei afgegraven diende <strong>te</strong> worden. Gezien<br />

de ach<strong>te</strong>rstand die werd opgelopen door de extra tijd die met het plaatsen van de bronnering<br />

gemoeid was en de extra hoeveelheid grond die moes<strong>te</strong>n worden afgegraven en afgevoerd, is<br />

beslo<strong>te</strong>n een tweede kraan in <strong>te</strong> zet<strong>te</strong>n om verdere vertraging van het project <strong>te</strong> voorkomen. Met<br />

één kraan werd onder begeleiding van een archeoloog en een fysisch geograaf het kleipakket laag<br />

voor laag verdiept <strong>te</strong>rwijl de tweede kraan het bouwzand, de bouwvoor en het eers<strong>te</strong> deel van het<br />

kleipakket afgroef. De grond is gescheiden afgegraven en vervolgens in dumpers geladen en<br />

afgevoerd, aangezien er geen ruim<strong>te</strong> was voor het <strong>te</strong>r plekke opslaan van deze grond.<br />

De laats<strong>te</strong> 50 cm van de kleilaag is onder begeleiding van twee archeologen voorzichtig afgegraven<br />

tot op de top van het veen. Hierbij is gewerkt met één kraan met een <strong>verl</strong>engde giek die boven aan<br />

de westzijde van de bouwkuip kon rijden. De gehele kuip is hierbij ontgraven exclusief de<br />

profieldam, van 1 me<strong>te</strong>r breed en 34 me<strong>te</strong>r lang (aan de oostzijde van de kuip). Hier is een<br />

kleipakket van circa 50 centime<strong>te</strong>r dik<strong>te</strong> op blijven staan om een veilige profieldam over <strong>te</strong> houden<br />

en la<strong>te</strong>r de bodemopbouw <strong>te</strong> kunnen bestuderen en documen<strong>te</strong>ren.<br />

Tijdens het laagsgewijs verdiepen van de klei tot in het top van het veen zijn geen archeologische<br />

vonds<strong>te</strong>n gedaan of sporen aangetroffen. Er zijn daarmee geen aanwijzingen voor de res<strong>te</strong>n van<br />

bewoning uit de IJzertijd of Romeinse tijd gevonden. Het vlak is aangelegd in de top van het veen<br />

(vlak 10), gefotografeerd en vervolgens ingeme<strong>te</strong>n met behulp van de rTS (roboticTotalStation).<br />

7


Afbeelding 3: De situatie tijdens fase 1, het ontgraven van de kuip tot in de top van het veen.<br />

2.1.2 Fase 2<br />

Fase 2 omvat<strong>te</strong> het opgraven van een eventueel archeologisch niveau in de top van het veen.<br />

Aangezien er in de top van het veen geen sporen van bewoning of anderszins archeologisch<br />

relevan<strong>te</strong> zaken werden aangetroffen, kon het waarderend onderzoek worden vervolgd met het<br />

uitvoeren van fase 3.<br />

2.1.3 Fase 3<br />

Fase 3 bestond uit het verdiepen van het vlak tot de bovenkant van de zandondergrond. Daarbij<br />

werden houtres<strong>te</strong>n in het veen geborgen en gedocumen<strong>te</strong>erd. Voor deze houtres<strong>te</strong>n is een<br />

tussenvlak in het veen aangelegd en gedocumen<strong>te</strong>erd (vlak 11). Het betreft deels rechtopstaande<br />

boomstronken en voor het overige deel gaat het om omgevallen bomen en takken. Deze<br />

overblijfselen bevonden zich aan de onderkant in het pakket amorf veen (S3001). Aan deze sporen<br />

is het spoornummer 997 gegeven (houtres<strong>te</strong>n) en zijn vervolgens van elkaar onderscheiden door<br />

elk een individueel vullingnummer toe <strong>te</strong> kennen. Het vlak en details van de bomen zijn<br />

gefotografeerd en de contouren van de sporen 3D ingeme<strong>te</strong>n met de rTS (zie bijlage IV). Van deze<br />

bomen, wor<strong>te</strong>ls en boomstronken zijn mons<strong>te</strong>rs genomen, die gebruikt kunnen worden voor o.a. het<br />

bepalen van boomsoort en de landschapsgeschiedenis van de locatie. Twee omgevallen bomen<br />

(S997 vulling 1 en 13) zijn met behulp van de kraan gelicht. Na afronding van de documentatie van<br />

het tussenvlak is het verdiepen vervolgd. Tijdens deze fase is het veenpakket afgegraven tot net<br />

boven het pleistoceen zand of de top van het amorf veen. Door continu <strong>te</strong> gutsen met een handguts<br />

is het vlak aangelegd op 5 tot 15 cm boven de onderkant van het veen om zodoende een<br />

beschermende laag op het zand <strong>te</strong> houden. Dit vlak is in zijn geheel gedocumen<strong>te</strong>erd als vlak 0.<br />

Tijdens de aanleg naar dit vlak zijn geen archeologische vonds<strong>te</strong>n gedaan. Dit vlak is <strong>te</strong>vens het<br />

niveau waarop de <strong>te</strong>stvakken van fase 4 zijn uitgezet. Al tijdens het verdiepen tot onderkant veen is<br />

gestart met het uitzet<strong>te</strong>n van de eers<strong>te</strong> <strong>te</strong>stvakken (aan de zuidzijde van de werkput doorlopend<br />

naar het noorden van de werkput).<br />

2.1.4 Fase 4a<br />

Graven <strong>te</strong>stvakken<br />

Tijdens deze fase is gestart met het handmatig verdiepen van de <strong>te</strong>stvakken van 1 x 1 me<strong>te</strong>r. In<br />

totaal bevat het archeologisch <strong>te</strong> onderzoeken gebied van 30 x 10 me<strong>te</strong>r dertig <strong>te</strong>stvakken die in<br />

een verspringend patroon over het <strong>te</strong>rrein zijn verspreid (zie afb. 4). Daarmee is 10% van het<br />

archeologisch <strong>te</strong> onderzoeken gebied gedekt. Elk <strong>te</strong>stvak is onderverdeeld in 4 segmen<strong>te</strong>n van<br />

50x50x5 centime<strong>te</strong>r (in totaal 720 segmen<strong>te</strong>n). Van elk segment zijn de exac<strong>te</strong> coördina<strong>te</strong>n van de<br />

hoekpun<strong>te</strong>n van <strong>te</strong> voren in het rTS gezet waarna met ditzelfde toes<strong>te</strong>l de hoekpun<strong>te</strong>n uitgezet zijn<br />

in de werkput (9 pun<strong>te</strong>n per <strong>te</strong>stvak). Elk segment was voorzien van voorgedruk<strong>te</strong> vondstkaartjes<br />

waarbij ieder segment een uniek vondstnummer had. Van elk segment zijn allereerst zogenaamde<br />

0-waarden geme<strong>te</strong>n. Dit is de hoog<strong>te</strong> van het segment voordat er begonnen wordt met handmatig<br />

verdiepen. Vervolgens kon worden gestart met het handmatig voorgraven van de vakken. Hierbij is<br />

8


de laats<strong>te</strong> laag grof veen met de hand schavend verwijderd naar de top van het dekzand of de top<br />

van het amorf veen. Bij het handmatig verwijderen van het veen zijn geen vonds<strong>te</strong>n gedaan.<br />

368180 368190 368200 368210<br />

N<br />

0<br />

283<br />

283<br />

252<br />

252<br />

286<br />

286<br />

223<br />

223<br />

255<br />

255<br />

192<br />

192<br />

226<br />

226<br />

163<br />

163<br />

195<br />

195<br />

132<br />

132<br />

289<br />

289<br />

258<br />

258<br />

166<br />

166<br />

103<br />

103<br />

135<br />

135<br />

72<br />

72<br />

229<br />

229<br />

198<br />

198<br />

106<br />

106<br />

43<br />

43<br />

12<br />

12<br />

169<br />

169<br />

138<br />

138<br />

75<br />

75<br />

2<br />

3<br />

4<br />

1<br />

109<br />

109<br />

46<br />

46<br />

15<br />

15<br />

2<br />

1<br />

78<br />

78<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

2<br />

3<br />

49<br />

49<br />

4<br />

18<br />

18<br />

1<br />

2<br />

195<br />

195<br />

47320 47330 47340<br />

10m<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

4<br />

3<br />

4<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

Afbeelding 4: Vakkenplan. Zwart omrand zijn de <strong>te</strong>stvakken aangeduid met hun vaknummer. De grijze baan is<br />

de profieldam die bij het ontgraven van de werkput is uitgespaard. In de inzet is de verdeling van de <strong>te</strong>stvakken<br />

in segmen<strong>te</strong>n in detail weergeven.<br />

9


Het daadwerkelijk handmatig, schavend verdiepen van de segmen<strong>te</strong>n is gestart vanaf de eers<strong>te</strong><br />

zandige laag onder het grove veen of de top van de laag amorf veen (in het veld ‘detritusachtige<br />

laag’ genoemd, zie afb. 5). Omdat van ieder segment een hoog<strong>te</strong>meting van de top van de zandige<br />

laag is genomen, konden deze gegevens worden gebruikt voor het maken van een hoog<strong>te</strong>kaart van<br />

de top van het zand in de werkput. Deze kaart is afgebeeld in bijlage I.<br />

Zodra een vak (4 segmen<strong>te</strong>n) op niveau was gebracht, zijn van ieder segment hoog<strong>te</strong>metingen met<br />

de rTS verricht. Hierdoor is de hoog<strong>te</strong> van elk segment op elk vlak (elke 5 cm) bekend. Hierbij heeft<br />

elk vlak in elk segment een spoor/laagnummer meegekregen tijdens het nemen van deze<br />

hoog<strong>te</strong>meting. Alle <strong>te</strong>stvakken zijn in 6 vlakken verdiept (totale diep<strong>te</strong> van 30 centime<strong>te</strong>r) zodat elk<br />

<strong>te</strong>stvak tot in het schone zand is opgegraven. Tijdens het schavenderwijs verdiepen zijn geen<br />

sporen of vondstma<strong>te</strong>riaal aangetroffen. Van alle <strong>te</strong>stvakken zijn de noordprofielen gefotografeerd<br />

en ge<strong>te</strong>kend op schaal 1:20.<br />

De grond van alle 720 eenheden/segmen<strong>te</strong>n is in plastic krat<strong>te</strong>n verzameld en vervolgens voorzien<br />

van een voorgedrukt vondstkaartje met uniek vondstnummer dat bij elk segment aan een pin<br />

bevestigd was. Deze kratjes konden in een gro<strong>te</strong>re metalen box worden geplaatst. Deze box werd<br />

vervolgens met hijsbanden aan de giek van de kraan bevestigd en uit de werkput gehesen, zodat<br />

zij gelijk bij de zeef neergezet konden worden (zie afb. 6). Vanwege deze werkwijze was in het<br />

draaiboek vastgelegd dat alle segmen<strong>te</strong>n in lagen van 5 cm dienden <strong>te</strong> worden opgegraven<br />

aangezien niet meer dan 50x50x5 cm grond in een krat past. Als gedeel<strong>te</strong>lijk in 10 cm lagen had<br />

moe<strong>te</strong>n worden opgegraven, hadden deze tijdens het zeven of in een andere fase weer bij elkaar<br />

gebracht moe<strong>te</strong>n worden, wat de administratie nodeloos complex en foutgevoelig zou maken.<br />

Daarnaast zouden alle eenheden onderling be<strong>te</strong>r vergelijkbaar zijn doordat ze dezelfde afmetingen<br />

hadden. Database <strong>te</strong>chnisch zou ach<strong>te</strong>raf altijd nog door middel van een query gro<strong>te</strong>re<br />

eenheidsma<strong>te</strong>n gevormd kunnen worden.<br />

Afbeelding 5: Het verdiepen van de <strong>te</strong>stvakken. Afbeelding 6: Transport van krat<strong>te</strong>n uit de kuip.<br />

Zeven<br />

Voor het zeven van de geschep<strong>te</strong> mons<strong>te</strong>rs uit vakken en sporen is gebruik gemaakt van een<br />

’nat<strong>te</strong>’ zeefmethode; namelijk het zogenaamde ’hondenhokken’-zeefsys<strong>te</strong>em. Dit is een sys<strong>te</strong>em<br />

waarbij de <strong>te</strong> zeven grond wordt geplaatst in een speciaal hiervoor ontworpen kruiwagen, waarvan<br />

de bodem en de zijkan<strong>te</strong>n van zeefgaas is voorzien. De kruiwagen met grond wordt in een<br />

kunststof ‘hondenhok’ gereden (zie afb. 7). Alle hondenhokken zijn aangeslo<strong>te</strong>n op een<br />

pompinstallatie en bevat<strong>te</strong>n ronddraaiende sproeikoppen, die ervoor zorgen dat de grond door de<br />

mazen van de zeef spoelt. Verstopping van het zeefgaas wordt opgelost door regelmatig met een<br />

bors<strong>te</strong>l de zeefgaas “open” <strong>te</strong> bors<strong>te</strong>len. In het draaiboek was voorges<strong>te</strong>ld om gebruik <strong>te</strong> maken<br />

van 2 mm zeven in plaats van 3 mm, aangezien het hier een waarderend onderzoek betrof waarbij<br />

juist microdebitage een gro<strong>te</strong> rol speelt. Vanuit het advies van de vuurs<strong>te</strong>enspecialist werd daarom<br />

2 mm kansrijker geacht wat betreft deze vondstca<strong>te</strong>gorie. Vanuit de expertise van het ADC bestond<br />

voldoende ervaring, waaruit duidelijk was dat zeven over 2 mm niet vertragend zou werken, ook<br />

met doorwor<strong>te</strong>ling door het veen in het zand. Met deze voorges<strong>te</strong>lde werkwijze werd door alle<br />

partijen inges<strong>te</strong>md en vervolgens uitgevoerd.<br />

10


Voor het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van tien hondenhokken, aangeslo<strong>te</strong>n op één pomp.<br />

De hondenhokken stonden aan een met wa<strong>te</strong>r gevulde zeefput, met een o<strong>verl</strong>oopbassin waaruit de<br />

pomp het wa<strong>te</strong>r onttrok. Hierdoor ontstond een geslo<strong>te</strong>n sys<strong>te</strong>em. De zeefput was zo ingericht dat<br />

alle hondenhokken op één rij waren geplaatst, om <strong>te</strong> voorkomen dat de kraan met boxen over de<br />

werkende mensen heen moest draaien.<br />

Nadat s<strong>te</strong>eds één krat (en dus één eenheid) in een kruiwagen was geleegd, werd het bijbehorende<br />

vondstkaartje aan het hondenhok bevestigd. Nadat het zand door de zeef was gespoeld, is het<br />

zeefresidu verzameld en samen met het vondstkaartje in een droogbakje gestopt. Hiervoor werden<br />

twee soor<strong>te</strong>n bakjes gebruikt: zwar<strong>te</strong> plastic bakjes voor kleine hoeveelheden residu en hou<strong>te</strong>n<br />

bakken voor gro<strong>te</strong>re hoeveelheden residu. De bodem van de hou<strong>te</strong>n bakken bestaat uit gaas met<br />

een maaswijd<strong>te</strong> van 1 mm. De zwar<strong>te</strong> bakjes hebben ech<strong>te</strong>r gaatjes die gro<strong>te</strong>r zijn dan 2 mm en<br />

daarom worden deze bekleed met gro<strong>te</strong> koffiefil<strong>te</strong>rs of zijn voorzien van millime<strong>te</strong>rgaas op de<br />

bodem. De droogbakjes met zeefresidu worden verzameld en in een droogkamer geplaatst.<br />

Afbeelding 7: Voorbeeld van het ‘hondenhokken’-zeefsys<strong>te</strong>em (N23).<br />

Drogen en vondstverwerking<br />

De droogkamer bestond uit een unit van 6 x 3 me<strong>te</strong>r met daarin s<strong>te</strong>llingkas<strong>te</strong>n voor de residuen (zie<br />

afb. 8). Door middel van kacheltjes, ventilatoren en een bouwdroger werd gezorgd voor een zo<br />

optimaal mogelijke <strong>te</strong>mperatuur, doorstroom van lucht en een lage luchtvochtigheid.<br />

Gro<strong>te</strong> residuen nemen 1,5 tot 2,5 dag om <strong>te</strong> drogen, kleine residuen ca. 1 dag (de residugroot<strong>te</strong> is<br />

afhankelijk van de ma<strong>te</strong> van ‘vervuiling‘ van de grond door bijvoorbeeld doorwor<strong>te</strong>ling of ijzeroer<br />

ed.). De gedroogde residuen zijn gesor<strong>te</strong>erd in de verschillende ca<strong>te</strong>gorieën. In deze fase van het<br />

onderzoek is een onderscheid gemaakt in de volgende (hoofd)ca<strong>te</strong>gorieën: houtskool, bot,<br />

hazelnootdoppen, overig botanisch ma<strong>te</strong>riaal, en zeefresidu. Voor houtskool en hazelnootdoppen<br />

was in verband met de tijdsdruk van <strong>te</strong>voren beslo<strong>te</strong>n dat deze alleen apart verpakt zouden worden<br />

en op aan of afwezigheid gevinkt, maar niet ge<strong>te</strong>ld en gewogen behalve bij exceptionele<br />

hoeveelheden. Tijdens het splitsen bleek ech<strong>te</strong>r dat deze ca<strong>te</strong>gorieën slechts zo sporadisch<br />

aanwezig waren, dat <strong>te</strong>llen en wegen nauwelijks extra tijd kost<strong>te</strong>. Daarom zijn ook deze ca<strong>te</strong>gorieën<br />

me<strong>te</strong>en ge<strong>te</strong>ld en gewogen.<br />

11


Afbeelding 8: Voorbeeld van een droogkamer.<br />

Al het residu is bewaard voor eventueel verder onderzoek. Na het splitsen zijn de vonds<strong>te</strong>n ge<strong>te</strong>ld,<br />

gewogen en zijn de verkregen gegevens ingevoerd in een Access-database. Voor het invoeren van<br />

de splitsgegevens is gebruik gemaakt van een zogenaamd barcodesys<strong>te</strong>em, waarbij de<br />

con<strong>te</strong>xtgegevens van ieder vondstnummer (put, vlak, vak en segment) worden verwerkt in een<br />

unieke barcode op het vondstkaartje. Na het invoeren van de vondstgegevens wordt een<br />

zogenaamd ‘splitskaartje’ uitgeprint, waarop eveneens een barcode staat. In deze barcode zijn<br />

behalve het vondstnummer ook de ca<strong>te</strong>gorie, het aantal en het gewicht verwerkt. Deze werkwijze<br />

versnelt het invoerwerk (gegevens worden ingevoerd door het kaartje <strong>te</strong> scannen), vermindert de<br />

fou<strong>te</strong>nmarge doordat schrijf- en leesfou<strong>te</strong>n niet meer mogelijk zijn, en vergemakkelijkt het opzoeken<br />

van gegevens. De ingevoerde vonds<strong>te</strong>n zijn in deponeringsdozen verpakt.<br />

Verspreidingskaar<strong>te</strong>n<br />

Om de in de vondstdatabase ingevoerde gegevens om <strong>te</strong> zet<strong>te</strong>n in verspreidingskaar<strong>te</strong>n, is gebruik<br />

gemaakt van GIS. Dit is een geografisch informatiesys<strong>te</strong>em waarmee <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> informatie over<br />

geografische objec<strong>te</strong>n kan worden opgeslagen, bewerkt, geanalyseerd en gepresen<strong>te</strong>erd. Een GIS<br />

bestaat uit twee componen<strong>te</strong>n: een database en een geografische dimensie. Door een koppeling<br />

tussen deze componen<strong>te</strong>n ontstaat een digitaal ‘model van de werkelijkheid’. In het GISprogramma<br />

MapInfo is een koppeling gemaakt tussen de gegevens uit de Access-database en de<br />

vakken- en segmen<strong>te</strong>nkaar<strong>te</strong>n. Op deze manier konden thematische verspreidingskaar<strong>te</strong>n worden<br />

gemaakt die allerlei verspreidingen en combinaties van verspreidingen weergeven. Voor het maken<br />

van verspreidingskaar<strong>te</strong>n wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van het aantal of het gewicht aan<br />

vonds<strong>te</strong>n, per ca<strong>te</strong>gorie en per zeefvak. Daarnaast kan het voorkomen van vondstma<strong>te</strong>riaal door<br />

de verschillende gezeefde vlakken inzich<strong>te</strong>lijk worden gemaakt. Wanneer vuurs<strong>te</strong>en wordt<br />

aangetroffen, is het bovendien mogelijk om de verspreiding van de verschillende typen ar<strong>te</strong>fac<strong>te</strong>n,<br />

of van verbrand en onverbrand ma<strong>te</strong>riaal in kaart <strong>te</strong> brengen. Door de verspreidingen <strong>te</strong> projec<strong>te</strong>ren<br />

op bijvoorbeeld een hoog<strong>te</strong>kaart, de geomorfologische ondergrond, of de verspreidingen van<br />

andere vondstca<strong>te</strong>gorieën, kunnen <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> patronen zichtbaar worden gemaakt.<br />

Verspreidingskaar<strong>te</strong>n van de verschillende vondstca<strong>te</strong>gorieën uit het onderhavige project zijn<br />

weergegeven in paragraaf 3.3 en bijlagen V t/m VII.<br />

2.1.5 Uitbreidingen<br />

Tijdens het proces van zeven en de daaropvolgende vondstverwerking werd al snel duidelijk dat<br />

nog geen enkel stukje antropogeen vuurs<strong>te</strong>en of natuurs<strong>te</strong>en was aangetroffen nadat alle<br />

<strong>te</strong>stvakken/segmen<strong>te</strong>n waren geschept. Daarom werd beslo<strong>te</strong>n rond de boringen die<br />

vuurs<strong>te</strong>enma<strong>te</strong>riaal hebben opgeleverd nog een aantal <strong>te</strong>stvakken (segmen<strong>te</strong>n) uit <strong>te</strong> zet<strong>te</strong>n en<br />

deze op dezelfde wijze <strong>te</strong> verdiepen en <strong>te</strong> verwerken (zie afb. 9).<br />

Rondom boring 1200 (van het onderzoek van Gent) in het zuidelijk deel van de werkput zijn in vak<br />

45 de segmen<strong>te</strong>n 1 en 2 geschept en van vak 55 de segmen<strong>te</strong>n 3 en 4. Voor alle zekerheid zijn van<br />

deze segmen<strong>te</strong>n ook vlak 0 (de laats<strong>te</strong> circa 10 centime<strong>te</strong>r van het grove veen) per segment<br />

verzameld, gezeefd en gesplitst. Daarnaast zijn deze 4 segmen<strong>te</strong>n niet tot vlak 6 maar tot en met<br />

vlak 8 geschept. Tevens is segment 1 van vak 46 nog met twee lagen extra verdiept.<br />

Rond boorpunt 1202 (van het onderzoek van Gent) zijn 3 extra segmen<strong>te</strong>n verdiept, t.w. vak 245<br />

segment 2, vak 246 segment 1 en vak 256 segment 3. Ook deze zijn vanaf vlak 0 (veenlaag)<br />

gezeefd en verdiept tot en met vlak 8. Eveneens is van vak 255 segment 4 met twee vlakken extra<br />

verdiept tot op ditzelfde niveau.<br />

Hierdoor zijn 67 extra eenheden onderzocht, waardoor het totaal aantal opgegraven eenheden op<br />

787 komt. Een overzicht van het aantal onderzoch<strong>te</strong> vlakken per segment is afgebeeld in bijlage II.<br />

Van deze uitbreidingen zijn bij boorpunt 1200 het noordprofiel ge<strong>te</strong>kend en bij de uitbreiding rond<br />

boorpunt 1202 het zuidprofiel (zie bijlage III).<br />

Tegelijk met het uitvoeren van de uitbreiding is begonnen met het documen<strong>te</strong>ren van het<br />

doorlopend oostprofiel. Dit profiel is in zijn geheel geschaafd, gefotografeerd, ingekrast en<br />

ge<strong>te</strong>kend op schaal 1:20. Zie bijlage III voor de locatie van het leng<strong>te</strong>profiel in de werkput.<br />

12


368180 368190 368200 368210<br />

0<br />

1202 ingeme<strong>te</strong>n<br />

1202<br />

(<br />

Begemann 5<br />

(<br />

((((((((((((( (((((((<br />

10m<br />

Begemann 1 ingeme<strong>te</strong>n<br />

Begemann 1<br />

((<br />

1200 ingeme<strong>te</strong>n<br />

47320 47330 47340<br />

1200<br />

Uitbreiding <strong>te</strong>stvakken bij boringen 1202 en 1200<br />

Legenda<br />

T estvakken<br />

Uitbreiding <strong>te</strong>stvakken<br />

Boorpun<strong>te</strong>n<br />

N<br />

368207<br />

368188<br />

4<br />

Boorpunt 1202<br />

3<br />

2<br />

2<br />

1<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

55<br />

55<br />

3<br />

255<br />

255<br />

3<br />

1<br />

45<br />

45<br />

2<br />

4<br />

245<br />

245<br />

47326 47327<br />

Boorpunt 1200<br />

2<br />

1<br />

4<br />

2<br />

1<br />

4<br />

2<br />

3<br />

1<br />

4<br />

56<br />

56<br />

1<br />

3<br />

256<br />

256<br />

3<br />

4<br />

1<br />

2<br />

46<br />

46<br />

47334 47335<br />

Detail uitbreiding en boorpun<strong>te</strong>n<br />

Legenda<br />

T estvakken<br />

Uitbreiding <strong>te</strong>stvakken<br />

Ingeme<strong>te</strong>n boorpun<strong>te</strong>n<br />

Boorpun<strong>te</strong>n 1200 en 1202<br />

Afbeelding 9: Rechts zijn de uitgebreide vakken/segmen<strong>te</strong>n weergegeven en de boorpun<strong>te</strong>n waaromheen<br />

aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden. Hieruit kan worden opgemaakt dat de daadwerkelijke locatie van<br />

de boorpun<strong>te</strong>n niet geheel overeenkomt met de beschikbare gegevens.<br />

2.1.6 Fase 4b<br />

In geen van alle 787 opgegraven eenheden zijn overtuigend antropogene res<strong>te</strong>n aangetroffen. Na<br />

een kort mondeling evaluatieo<strong>verl</strong>eg met het bevoegd gezag, onders<strong>te</strong>und door de dagrappor<strong>te</strong>n, is<br />

daarom aanslui<strong>te</strong>nd gestart met het verdiepen van de werkput naar een mogelijk sporenvlak, het<br />

‘controle vlak’ genoemd.<br />

Dit gebeurde eveneens met de kraan en onder begeleiding van een archeoloog en fysisch<br />

geograaf. Eerst werd het veen met de kraan verwijderd om vervolgens bij het ontbreken van sporen<br />

het vlak <strong>te</strong> verdiepen tot in het schone pleistocene zand c.q. de top van de zogenoemde Scheldeafzettingen<br />

om sporen op een dieper niveau volledig uit <strong>te</strong> slui<strong>te</strong>n. Op enkele natuurlijke<br />

verstoringen na (boomvallen) zijn geen archeologische sporen of andere indicatoren aangetroffen.<br />

Het controlevlak (vlak 12) is gefotografeerd en ingeme<strong>te</strong>n met de rTS (zie bijlage IV).<br />

1<br />

3<br />

2<br />

4<br />

246<br />

246<br />

4<br />

3<br />

2<br />

13<br />

2


2.2 Fysische geografie<br />

Nadat dit laats<strong>te</strong> controlevlak was aangelegd is het profiel op diverse plekken extra verdiept en<br />

nogmaals opgeschaafd om be<strong>te</strong>r de overgang van de rivierafzettingen met de dekzandafzettingen<br />

in beeld <strong>te</strong> brengen. De overgang van het veen naar het zand is bijge<strong>te</strong>kend op de profiel <strong>te</strong>kening.<br />

Vervolgens is begonnen met het documen<strong>te</strong>ren en nemen van diversen mons<strong>te</strong>rs volgens het<br />

daarvoor opges<strong>te</strong>lde mons<strong>te</strong>rnameplan van de fysisch geograaf. De documentatie, beschrijving en<br />

bemons<strong>te</strong>ring vond plaats door en onder begeleiding van de fysisch geografen J. Brijker (ADC) en<br />

P. Vos (Deltares).<br />

2.2.1 Mons<strong>te</strong>rname<br />

Een overzicht van het aantal genomen mons<strong>te</strong>rs is weergegeven in tabel 2. Een uitgebreid<br />

overzicht van de con<strong>te</strong>xtgegevens en laagnummers van de genomen mons<strong>te</strong>rs is opgenomen in<br />

bijlage VIII.<br />

Op drie locaties (noordelijk, centraal en zuidelijk) zijn volledige transec<strong>te</strong>n met mons<strong>te</strong>rbakken (50<br />

x 10 x 10 cm) bemons<strong>te</strong>rd. Deze transec<strong>te</strong>n beginnen onder in het dekzand en eindigen onder in<br />

de kleilaag. Deze mons<strong>te</strong>rs kunnen <strong>te</strong>vens gebruikt worden voor diverse typen onderzoek<br />

waaronder micromorfologie, pollen en zaden en 14 C. Naast de transect-bemons<strong>te</strong>ring zijn op enkele<br />

locaties extra mons<strong>te</strong>rbakken geslagen om specifieke/opvallende overgangen <strong>te</strong> bemons<strong>te</strong>ren.<br />

Uit het veenpakket zijn extra 14 C mons<strong>te</strong>rs genomen (5 li<strong>te</strong>r emmers). Deze zijn genomen uit het<br />

geoxideerde veen (S3002), de top en onderkant van het gelaagde veenpakket (S3000) en uit de<br />

top en onderkant van het veenpakket waarin zich de res<strong>te</strong>n van het oerbos bevinden (S3001).<br />

Het hout is in het veld onderzocht en bemons<strong>te</strong>rd door houtspecialist Dr. L. Kooistra (BIAX). Er zijn<br />

verschillende houtmons<strong>te</strong>rs uit het profiel genomen die gebruikt zullen worden voor het vasts<strong>te</strong>llen<br />

van boomsoort en om <strong>te</strong> bekijken of het gaat om wor<strong>te</strong>ls of takken. Dit kan gebruikt worden bij de<br />

analyse van het niveau waarop de bomen hebben gegroeid. Twee boomstammen die<br />

(hoogstwaarschijnlijk) geschikt zijn voor onderzoek aan jaarringen zijn eveneens bemons<strong>te</strong>rd (het<br />

betreft hier vulling 1 en 13). Deze mons<strong>te</strong>rs zijn geschikt voor dendrochronologie da<strong>te</strong>ringen;<br />

onderzoek van de jaarringen kan een bijdrage leveren aan de landschapsgeschiedenis (meer<br />

specifiek de vernatting en veengroei) van deze locatie. Uit de inspoelingslaag (S5000) zijn losse<br />

brokjes houtskool verzameld voor eventuele nadere bestudering en ouderdomsbepaling.<br />

Tabel 2. Overzicht van het aantal genomen mons<strong>te</strong>rs.<br />

Mons<strong>te</strong>r Aantal Opmerking<br />

Pollen (MP) 15 Pollenbakken (50x10x10cm + 50x5x5cm)<br />

Hout (MHT) 30 Zowel soortbepaling als dendro.<br />

Houtskool (MHK) 1 Uit inspoelingslaag verzameld.<br />

C14 (MC14) 5 Uit veenpakket, 5L emmers.<br />

Totaal 51<br />

14


Afbeelding 10: Overzicht oos<strong>te</strong>lijk leng<strong>te</strong>profiel met mons<strong>te</strong>rbakken.<br />

15


3 Resulta<strong>te</strong>n<br />

3.1 Fysisch geografisch onderzoek<br />

J. Brijker (ADC ArcheoProjec<strong>te</strong>n), & P. Vos (Deltares)<br />

De bodemopbouw is bestudeerd aan de hand van het doorlopende profiel en de profielen binnen<br />

de <strong>te</strong>stput<strong>te</strong>n. Hiermee is ook de <strong>ruim<strong>te</strong>lijke</strong> variatie in de bodemopbouw in beeld gebracht. De<br />

geologie en bodemopbouw van het plangebied wordt hieronder besproken aan de hand van<br />

landschapsgenetisch model, waarbij de verschillende afzettingen en processen die door de tijd<br />

hebben plaatsgevonden worden besproken.<br />

Laat-Pleistoceen - Schelde-afzettingen<br />

In het laat-pleistoceen stroomde de rivier de Schelde <strong>te</strong>r hoog<strong>te</strong> van het plangebied. Deze heeft<br />

een pakket van lemig zand afgezet. Deze afzettingen zijn binnen het plangebied aan de basis van<br />

de <strong>te</strong>stvakjes waargenomen. In het vooronderzoek zijn deze afzettingen geda<strong>te</strong>erd op 15.000 jaar<br />

voor heden.<br />

Laat-Pleistoceen - dekzand<br />

Boven de Schelde-afzettingen is een pakket dekzand van 50-150 cm dik<strong>te</strong> afgezet. Het betreft een<br />

pakket van matig siltig, matig fijn, goed gesor<strong>te</strong>erd witgrijs zand. De top van het dekzand vertoont<br />

lokaal zeer veel (micro)reliëf, er komen meerdere kopjes voor van ca. 50 cm hoog<strong>te</strong> en 2 me<strong>te</strong>r in<br />

diame<strong>te</strong>r. Dit geeft een zeer grillig profiel van de top van het dekzand. Het dekzand binnen het<br />

plangebied bestaat waarschijnlijk uit lokaal verstoven zand vanuit de onderliggende Scheldeafzettingen.<br />

In het vooronderzoek zijn deze afzettingen geda<strong>te</strong>erd op 10.000 jaar voor heden.<br />

In het Holoceen heeft er bodemvorming plaatsgevonden in deze afzettingen. In het profiel is een<br />

circa 5-10 cm dikke humueze A-horizont herkend, die direct ligt boven het matig siltige witgrijze<br />

zand. Het betreft de A-horizont van een bodem die gevormd is onder relatief nat<strong>te</strong> omstandigheden<br />

in een voedselarme ondergrond. Er is hier sprake van een AC-profiel. Door s<strong>te</strong>rke oxidatie binnen<br />

de ondergrond zelf heeft er verder geen inspoeling meer kunnen plaatsvinden. Door een s<strong>te</strong>rke<br />

aeratie van de bodem is er geen organisch ma<strong>te</strong>riaal bewaard gebleven in de ondergrond. Alleen<br />

verkoold ma<strong>te</strong>riaal is bewaard gebleven. Er zijn dan ook meerdere spikkels/fragmen<strong>te</strong>n houtskool<br />

aangetroffen in het profiel. Dit zijn de enige overgebleven restan<strong>te</strong>n van de oorspronkelijke<br />

begroeiing binnen het plangebied.<br />

Door een proces van secundaire bodemvorming (zie onder) is de primaire bodemvorming moeilijk<br />

<strong>te</strong> bestuderen. Nader specialistisch onderzoek moet de precieze ma<strong>te</strong> en aard van deze<br />

bodemvorming vasts<strong>te</strong>llen. Binnen het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden voor<br />

grootschalige erosie of verspoeling van de top van het dekzand. Op enkele plaatsen is de top van<br />

het dekzand verstoord als gevolg van boomwor<strong>te</strong>ls/omvallende bomen.<br />

Initiële veenvorming<br />

Boven het zand bevindt zich een 5-30 cm dikke s<strong>te</strong>rk amorfe, zwar<strong>te</strong> veenlaag. Deze veenlaag<br />

heeft een lich<strong>te</strong>lijk schoensmeerachtige consis<strong>te</strong>ntie. Er zijn nog zichtbare plan<strong>te</strong>nres<strong>te</strong>n in<br />

herkenbaar, welke duiden op een oligotroof (voedselarm) veen. Met de veengroei zijn de<br />

aanwezige laag<strong>te</strong>s in de top van het dekzand opgevuld. Aan de noordzijde van het profiel is een<br />

gyttja aangetroffen, wat erop wijst dat er lokaal plassen wa<strong>te</strong>r op het dekzand hebben gestaan.<br />

Het betreft basisveen dat is gevormd onder invloed van de stijgende grondwa<strong>te</strong>rspiegel in het<br />

Holoceen. Voor de precieze da<strong>te</strong>ring van de start van de veengroei en een milieureconstructie zijn<br />

mons<strong>te</strong>rs genomen.<br />

Bomen en secundaire bodemvorming<br />

Op het pakket amorf veen zijn zeer veel res<strong>te</strong>n van bomen aangetroffen. Uit de profielen blijkt<br />

duidelijk dat deze op dit veenpakket hebben gegroeid (en niet direct op het dekzand). De groei van<br />

de bomen op het veen wijst op een (tijdelijke) daling van de grondwa<strong>te</strong>rstand.<br />

Als gevolg van de wisselende grondwa<strong>te</strong>rstanden en de aanwezigheid van het veenpakket heeft er<br />

secundaire bodemvorming plaatsgevonden in de top van het dekzand. In de top van het dekzand<br />

16


Afbeelding 11: Voorbeeld van zeer lokaal dekzandkopje.<br />

17


heeft er (onregelmatig) uitspoeling plaatsgevonden, herkenbaar aan het witgrijze ‘loodzand’. Uit<br />

deze lagen zijn alle humus en ijzermineralen uitgeloogd. Hiernaast heeft er inspoeling<br />

plaatsgevonden, herkenbaar aan zowel verticale als horizontale haren van humus. Deze netwerken<br />

zijn gevormd als gevolg van grondwa<strong>te</strong>rbeweging in de top van het dekzand. Door dit proces van<br />

secundaire bodemvorming is de oorspronkelijke bodem gro<strong>te</strong>ndeels verdwenen.<br />

Afbeelding 12: Voorbeeld van boom op amorfe veenlaag overgroeid door hoogveen.<br />

Hoogveenvorming<br />

Boven het niveau van de bomen bevindt zich een pakket gelaagd veen. Dit pakket is duidelijk over<br />

de bomen heen gegroeid. Het bestaat gro<strong>te</strong>ndeels uit een oligotroof veenmosveen. Binnen dit<br />

pakket zijn onder andere duidelijk zaden van wa<strong>te</strong>rdrieblad aangetroffen.<br />

De top (bovens<strong>te</strong> 30 cm) van het veen is s<strong>te</strong>rk geoxideerd en er bevinden zich meerdere scheuren<br />

in de top. De s<strong>te</strong>rke oxidatie geeft aan dat de oorspronkelijke top van het veen veel hoger lag,<br />

mogelijk 1,5-2 me<strong>te</strong>r. Van deze oorspronkelijk top is veel ma<strong>te</strong>riaal door oxidatie verdwenen. Er zit<br />

dus een hiaat in de top van het veen. De top van het veen is niet verstoord of geërodeerd door een<br />

fysiek proces (als afspoeling), maar is s<strong>te</strong>rk ingeklonken door de oxidatie. Dit proces heeft kunnen<br />

plaatsvinden als gevolg van s<strong>te</strong>rke ontwa<strong>te</strong>ring van het veen. De krimpscheuren geven aan dat de<br />

top volledig droog heeft gestaan. Dit maakt dit niveau po<strong>te</strong>ntieel geschikt voor bewoning/menselijk<br />

gebruik in het algemeen.<br />

Mariene invloed – Sluiskilafzettingen<br />

Boven het veen ligt een pakket matig siltige kalkrijke klei. Hierbinnen zijn enkele laagjes en<br />

concentraties van schelpen aangetroffen, zowel verslagen als in levenspositie. Het betreft kwelder<br />

afzettingen die tijdens een fase van hernieuwde mariene invloed zijn gevormd. De scheuren in de<br />

top van het veen zijn opgevuld met deze afzettingen. Het is heel goed mogelijk dat de scheuren in<br />

het veen en de opvulling ervan nagenoeg gelijktijdig hebben plaatsgevonden. In de zomer met een<br />

18


lage grondwa<strong>te</strong>rstand zouden de scheuren zijn ontstaan, waarbij in de win<strong>te</strong>r met een stormvloed<br />

er klei binnen het plangebied is afgezet.<br />

3.2 Sporen<br />

Op enkele natuurlijke verstoringen na (boomvallen) zijn geen archeologische sporen of andere<br />

indicatoren aangetroffen. Afbeeldingen van de verschillende aangelegde vlakken zijn opgenomen<br />

in bijlage IV. Voor de beschrijving van de spoor- en laagnummers zie bijlage VII.<br />

Afbeelding 12: Overzicht sporenvlak.<br />

3.3 Vondstma<strong>te</strong>riaal<br />

Tabel 3: Overzicht totaal aantal en gewicht van de aangetroffen ca<strong>te</strong>gorieën.<br />

INHOUD Ca<strong>te</strong>gorie Totaal aantal Totaal gewicht in gram<br />

HK Houtskool 1293 65,7<br />

NT Hazelnoot- & eikelfragmen<strong>te</strong>n 55 3<br />

OPX Overig botanisch ma<strong>te</strong>riaal 96 8,2<br />

OXB Botfragmen<strong>te</strong>n 12 1,5<br />

RES20 Residu 550 8793,1<br />

3.3.1 Houtskool<br />

In vrijwel alle segmen<strong>te</strong>n is houtskool aangetroffen (zie de afbeelding in bijlage V), in totaal 1293<br />

fragmen<strong>te</strong>n. Het houtskool heeft een gezamenlijk gewicht van 65,7 gram. Het houtskool bestaat<br />

voor het groots<strong>te</strong> deel uit fragmen<strong>te</strong>n kleiner dan een centime<strong>te</strong>r. Daarnaast is een deel van het<br />

houtskool langwerpig van vorm en één tot enkele centime<strong>te</strong>rs lang. Hoewel er enkele vakken zijn<br />

die meer houtskool bevat<strong>te</strong>n dan andere, is de hoeveelheid houtskool over het algemeen zeer<br />

klein. Veel gezeefde eenheden leverden slechts één of twee fragmen<strong>te</strong>n houtskool op. Op dit<br />

19


moment is niet <strong>te</strong> zeggen of het houtskool een antropogene of natuurlijke oorsprong heeft. Gezien<br />

de kleine hoeveelheden, de gro<strong>te</strong> ma<strong>te</strong> van verspreiding en het ontbreken van grondsporen, is het<br />

ech<strong>te</strong>r aannemelijk dat het om houtskool van natuurlijke oorsprong gaat zoals een veen of<br />

bosbrand. Branden zouden natuurlijk door de mens kunnen zijn aangestoken en daarmee een<br />

antropogene oorsprong kunnen hebben. Het is ech<strong>te</strong>r (nog) niet mogelijk dit op basis van deze<br />

restan<strong>te</strong>n vast <strong>te</strong> s<strong>te</strong>llen doordat het onderzoek op dit vlak nog niet ver genoeg gevorderd is.<br />

3.3.2 Botfragmen<strong>te</strong>n<br />

In totaal zijn uit de 787 gezeefde eenheden 12 fragmen<strong>te</strong>n bot afkomstig, met een totaalgewicht<br />

van 1,5 gram. De fragmen<strong>te</strong>n zijn over het algemeen zeer klein; slechts één stuk is gro<strong>te</strong>r dan een<br />

centime<strong>te</strong>r. Negen van de fragmen<strong>te</strong>n hebben een wit<strong>te</strong> kleur en lijken verbrand , de overige drie<br />

zijn onverbrand. De mees<strong>te</strong> stukken zijn <strong>te</strong> klein om met zekerheid vast <strong>te</strong> kunnen s<strong>te</strong>llen of het<br />

gaat om dierlijk of menselijk bot, maar in ieder geval twee fragmen<strong>te</strong>n lijken delen van vissenbotjes<br />

<strong>te</strong> zijn. De fragmen<strong>te</strong>n bot zijn aangetroffen in alle vlakken behalve in vlak 1. Ook de horizontale<br />

verspreiding is groot, zoals de afbeelding in bijlage VI laat zien. Hoewel verbrand botma<strong>te</strong>riaal duidt<br />

op menselijke aanwezigheid is er geen clus<strong>te</strong>ring waar <strong>te</strong> nemen in de horizontale verspreiding. De<br />

fragmen<strong>te</strong>n zijn daarnaast derma<strong>te</strong> klein dat deze waarschijnlijk onder natuurlijke omstandigheden<br />

(wind, wa<strong>te</strong>r, dierlijke agentia) verspreid zijn vanuit een voorlopig onbekende primaire locatie in het<br />

gebied naar deze plek in het landschap.<br />

3.3.3 Hazelnootdoppen<br />

Tijdens het splitsen van de residu’s zijn 55 fragmen<strong>te</strong>n van mogelijke hazelnootdoppen verzameld<br />

(zie bijlage VII). Samen wegen deze fragmen<strong>te</strong>n 3 gram. Het groots<strong>te</strong> deel van de fragmen<strong>te</strong>n<br />

bestaat uit kroontjes van noot-achtige plan<strong>te</strong>nres<strong>te</strong>n, waarvan lastig <strong>te</strong> bepalen is of het gaat om<br />

hazelnootdoppen, eikels of een andere no<strong>te</strong>nsoort. Aangezien in sommige residuen, naast de<br />

kroontjes, ook eikeldopjes zijn aangetroffen, is het waarschijnlijk dat deze kroontjes behoren tot<br />

eikels, en niet tot hazelnootdoppen. Alle kroontjes zijn onverbrand, en op één na komen ze uit de<br />

vlakken 0, 1 en 2. Dit maakt het des <strong>te</strong> aannemelijker dat het gaat om natuurlijk voorkomende<br />

plan<strong>te</strong>nres<strong>te</strong>n en niet om res<strong>te</strong>n die verband houden met menselijke activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n.<br />

Behalve deze kroontjes is een 20-tal andersoortige fragmen<strong>te</strong>n aangetroffen die mogelijk wel van<br />

hazelno<strong>te</strong>n afkomstig zijn. De fragmen<strong>te</strong>n zijn afkomstig uit verschillende vlakken (0, 1, 3, 5 en 6).<br />

Eén fragment is verkoold.<br />

3.3.4 Overig botanisch ma<strong>te</strong>riaal<br />

Tijdens het splitsen van de zeefresidu’s zijn in 32 residu’s plantaardige res<strong>te</strong>n aangetroffen van een<br />

niet-nootachtige aard. Het gaat om 96 res<strong>te</strong>n, met een totaal gewicht van 8,2 gram. Een deel van<br />

de botanische res<strong>te</strong>n is al in het veld herkend als de zaadjes van wa<strong>te</strong>rdrieblad, een veel<br />

voorkomende plant in veengebieden. Het is aannemelijk dat ook de overige aangetroffen zaden- en<br />

plan<strong>te</strong>nres<strong>te</strong>n met de veengroei en natuurlijke vegetatie samenhangen. Tweederde van de<br />

aangetroffen res<strong>te</strong>n is afkomstig uit vlak 1 of 2.<br />

3.3.5 Vuurs<strong>te</strong>en en natuurs<strong>te</strong>en<br />

Tijdens het sor<strong>te</strong>ren van de residu’s zijn geen stukken vuurs<strong>te</strong>en of natuurs<strong>te</strong>en van antropogene<br />

herkomst aangetroffen. Het enige s<strong>te</strong>en dat in de zeefmons<strong>te</strong>rs aanwezig was, betreft enkele<br />

sporadische, kleine grindjes. Hun gerolde en glanzende ui<strong>te</strong>rlijk duidt erop dat deze op een<br />

natuurlijke wijze op de locatie zijn <strong>te</strong>rechtgekomen. Al het ma<strong>te</strong>riaal is door de vuurs<strong>te</strong>enspecialist<br />

bekeken en beoordeeld.<br />

20


4 De onderzoeksvragen<br />

De onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn ges<strong>te</strong>ld zullen hier voor zo ver nu<br />

mogelijk kort worden beantwoord op basis van de voorlopige bevindingen en eers<strong>te</strong> indrukken van<br />

het onderzoek. Diverse vragen zullen pas tijdens/na de uitwerking definitief kunnen worden<br />

beantwoord en bij deze vragen zal dit worden aangegeven. Vragen die vervallen doordat er geen of<br />

onvoldoende archeologische res<strong>te</strong>n zijn aangetroffen zijn in grijs gezet.<br />

Pleistocene ondergrond:<br />

1. Wat kan er worden gezegd over de ma<strong>te</strong> van gaafheid van de toplaag? Is hier sprake van<br />

verspoeling, en zo ja waar blijkt dat uit en hoeveel centime<strong>te</strong>r is er in dat geval van de<br />

toplaag verdwenen? Geldt in dat geval de erosie van de toplaag voor de gehele<br />

pleistocene ondergrond in de werkput of zijn er nog delen intact? Zo ja, waar? Zo nee, zijn<br />

er in de toplaag sporen van bodemvorming aanwezig? Wat kan hier verder over worden<br />

gezegd?<br />

De eers<strong>te</strong> conclusies van het fysisch geografisch onderzoek wijzen uit dat de toplaag<br />

intact is, er geen duidelijke sporen van verspoeling zijn aangetroffen en dat er sporen van<br />

bodemvorming aanwezig zijn (zie pag. 15 & 16). Of de bodemvorming primair of secundair<br />

is zal bij de uitwerking moe<strong>te</strong>n worden bevestigd door analyses van de mons<strong>te</strong>rs.<br />

2. Zijn in het onderzoeksgebied archeologische res<strong>te</strong>n aanwezig die (mogelijk) bedreigd<br />

worden door de herinrichting van het gebied?<br />

Nee. Doordat het waarderend onderzoek in een klein verspringend grid heeft<br />

plaatsgevonden en over 2 mm is gezeefd, kan met een gro<strong>te</strong> ma<strong>te</strong> van zekerheid ges<strong>te</strong>ld<br />

worden dat er geen archeologisch relevan<strong>te</strong> res<strong>te</strong>n aanwezig zijn. Omdat de bevindingen<br />

van de <strong>te</strong>stvakken ogenschijnlijk in <strong>te</strong>genspraak leken met de bevindingen van het<br />

vooronderzoek zijn <strong>te</strong>vens rond de boringen met vuurs<strong>te</strong>en (waar de trefkans bijzonder<br />

hoog zou moe<strong>te</strong>n zijn) aanvullende segmen<strong>te</strong>n zowel vanaf een hoger tot op een dieper<br />

niveau uitgegraven en gezeefd. Ook hierin werden geen verdere archeologische<br />

indicatoren aangetroffen. Het controlevlak (ca. 30cm onder de top van het dekzand) heeft<br />

evenmin enige indicatie voor menselijk gebruik van de onderzoekslocatie opgeleverd. Uit<br />

dit onderzoek is dan ook gebleken dat er geen archeologische res<strong>te</strong>n op deze locatie<br />

aanwezig zijn die bedreigd worden.<br />

2a. Wat is de aard en da<strong>te</strong>ring (periodisering) daarvan, en op grond waarvan?<br />

2b. Wat is de (horizontale) verspreiding daarvan?<br />

2c. Wat is de diep<strong>te</strong>ligging (en spreiding) daarvan?<br />

2d. Wat is de gaafheid en conservering daarvan?<br />

2e. Is binnen het onderzoeksgebied onderscheid <strong>te</strong> maken tussen kerngebied(en) en perifere<br />

activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n?<br />

3. Welke ma<strong>te</strong>riaalca<strong>te</strong>gorieën zijn aanwezig, wat is de vondstdichtheid en hoe is de<br />

conserveringstoestand?<br />

Uit de zeefresidu’s van de <strong>te</strong>stvakken zijn tijdens het splitsen hoofdzakelijk<br />

houtskoolfragmen<strong>te</strong>n, mogelijke hazelnootdoppen en andere botanische fragmen<strong>te</strong>n<br />

verzameld die zowel verbrand als onverbrand zijn. Hoewel verbrande hazelnootdoppen en<br />

houtskool over het algemeen als archeologische indicatoren gelden kunnen deze ook<br />

onder natuurlijke omstandigheden ontstaan. Hun in<strong>te</strong>rpretatie als archeologische indicator<br />

is dan afhankelijk van con<strong>te</strong>xt (bijvoorbeeld een antropogeen spoor), aantal en combinatie<br />

met per definitie archeologische indicatoren zoals bewerkt vuurs<strong>te</strong>en. Van geen van de<br />

vonds<strong>te</strong>n is in deze situatie met zekerheid vast <strong>te</strong> s<strong>te</strong>llen dat het om archeologische<br />

indicatoren gaat aangezien zij zich niet in een antropogene con<strong>te</strong>xt bevinden, het geen<br />

bijzondere hoeveelheden zijn en ze niet in samenhang met vuurs<strong>te</strong>en zijn aangetroffen.<br />

Daarnaast zijn enkele verbrande botfragmen<strong>te</strong>n aangetroffen, die in principe als<br />

antropogeen beschouwd worden, maar in <strong>te</strong> kleine hoeveelheden voorkomen en diffuus<br />

verspreidt zijn. De lage vondstdichtheid van al het vondstma<strong>te</strong>riaal en het feit dat de<br />

mees<strong>te</strong> vonds<strong>te</strong>n in de bovens<strong>te</strong> lagen zijn aangetroffen, doen vermoeden dat het gaat om<br />

vonds<strong>te</strong>n die veelal op natuurlijke wijze zijn ontstaan (met uitzondering van het<br />

botma<strong>te</strong>riaal) en/of op de locatie zijn <strong>te</strong>rechtgekomen .<br />

De conservering voor verbrande res<strong>te</strong>n is zoals verwacht goed. De conservering voor<br />

onverbrande res<strong>te</strong>n in het pleistocene zand wordt voorlopig als matig beschouwd. De<br />

mees<strong>te</strong> onverbrande res<strong>te</strong>n zijn namelijk afkomstig uit de top van het zand/onderkant van<br />

21


het veen waardoor hun oorsprong waarschijnlijk eerder in het veen gezocht moet worden<br />

dan in het zand zelf. Wellicht dat het pollenonderzoek nog tot een wijziging in deze<br />

in<strong>te</strong>rpretatie kan leiden.<br />

Kunnen op grond van het vondstma<strong>te</strong>riaal concre<strong>te</strong> uitspraken worden gedaan over de<br />

functie van deze activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>nzone? Zo ja, licht dit toe.<br />

4. Wat kan er worden gezegd over het gebruik van het dekzandlandschap <strong>te</strong>r plekke?<br />

Op basis van de resulta<strong>te</strong>n van dit onderzoek is aangetoond dat op de locatie geen<br />

gebruik is gemaakt van de dekzandkop op een manier die duidelijke sporen en/of<br />

vondstverspreidingen heeft ach<strong>te</strong>rgela<strong>te</strong>n (bijvoorbeeld in de vorm van een jachtkamp).<br />

Het vuurs<strong>te</strong>en uit de boringen en verbrande botma<strong>te</strong>riaal die wel antropogeen zijn, la<strong>te</strong>n<br />

ech<strong>te</strong>r zien dat de locatie mogelijk wel onderdeel was van een leefgebied wat men in ieder<br />

geval af en toe doorkruis<strong>te</strong>.<br />

5. Zijn er dumps aangetroffen? Zo ja, waar bestaan die uit?<br />

6. Bestaat er een relatie tussen eventuele opeenhopingen van (vuurs<strong>te</strong>nen) ar<strong>te</strong>fac<strong>te</strong>n en<br />

aangetroffen grondsporen?<br />

7. Kunnen er, indien er grondsporen worden aangetroffen, uitspraken worden gedaan over<br />

de functie ervan?<br />

8. Kunnen er op grond van het waarderend onderzoek uitspraken worden gedaan hoe de<br />

voedselvoorziening was geregeld in <strong>te</strong>rmen van jacht, visvangst, vee<strong>te</strong>elt en/of<br />

akkerbouw?<br />

9. Kunnen op basis van het waarderend onderzoek concre<strong>te</strong> uitspraken worden gedaan<br />

omtrent de in<strong>te</strong>nsi<strong>te</strong>it en duur van de prehistorische bewoning <strong>te</strong>r plekke? En welke<br />

conclusies zijn hier aan <strong>te</strong> verbinden <strong>te</strong>n aanzien van de informatie- (en zeldzaamheids)<br />

waarde?<br />

10. Kan er, voor wat de aangetroffen archeologische res<strong>te</strong>n betreft, een verband worden<br />

gelegd met soortgelijke vindplaatsen in de direc<strong>te</strong> of wijdere omgeving (lees: Zeeuws-<br />

Vlaanderen en het noorden van Vlaanderen)?<br />

11. Zijn de archeologische res<strong>te</strong>n behoudenswaardig en om welke reden(en)?<br />

Nee, de aangetroffen res<strong>te</strong>n zijn niet behoudenswaardig. Ze zijn minimaal en gro<strong>te</strong>ndeels<br />

niet antropogeen van karak<strong>te</strong>r (op het verbrand bot na). De diffuse verspreiding en het<br />

aantal stukjes verbrand bot (hetgeen in principe als enige archeologische indicator kan<br />

worden beschouwd) is derma<strong>te</strong> marginaal dat dit naar alle waarschijnlijkheid door middel<br />

van natuurlijke agentia op de locatie <strong>te</strong>recht is gekomen.<br />

Indien de aangetroffen archeologische res<strong>te</strong>n niet in aanmerking komen voor behoud,<br />

welke aanbevelingen zijn er <strong>te</strong>n aanzien van de verdere omgang van het hier aanwezige<br />

bodemarchief?<br />

Hoewel op deze specifieke locatie geen relevan<strong>te</strong> archeologische res<strong>te</strong>n zijn aangetroffen,<br />

is het aannemelijk dat ergens in de direc<strong>te</strong> of wijdere omgeving menselijke activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n<br />

hebben plaatsgevonden. Het vuurs<strong>te</strong>en uit de boringen is van antropogene origine en ook<br />

het verbrand botma<strong>te</strong>riaal kan als zodanig worden beschouwd.<br />

Dit waarderend <strong>te</strong>stvakkenonderzoek, waarbij een gro<strong>te</strong>r profiel bestudeerd kon worden,<br />

kan een bijdrage leveren aan de kennis en in<strong>te</strong>rpretaties van boringen in soortgelijke<br />

landschappen. De dynamiek van het landschap en de gro<strong>te</strong> verscheidenheid in<br />

bijvoorbeeld het microreliëf over kor<strong>te</strong> afstand brengen met zich mee dat bevindingen van<br />

het uitgevoerde <strong>te</strong>stvakkenonderzoek niet één op één kunnen (en mogen) worden<br />

geëxtrapoleerd naar de rest van het plangebied.<br />

De aanwezigheid van vuurs<strong>te</strong>en in een boring is een belangrijke en duidelijke indicatie<br />

voor menselijke aanwezigheid. De resulta<strong>te</strong>n van dit onderzoek la<strong>te</strong>n ech<strong>te</strong>r ook zien dat<br />

het aantreffen van vuurs<strong>te</strong>en in relatief ver uit elkaar liggende boringen aanvullend<br />

onderzoek (aanvullende boringen met vuurs<strong>te</strong>en uit een dich<strong>te</strong>r grid) vereisen voordat in<br />

dergelijke afgedek<strong>te</strong> en bijzonder dynamische landschappen de stap naar gravend<br />

onderzoek wordt gezet. Hier geldt net als bij booronderzoeken voor andere perioden dat<br />

archeologen in het geval dat het vuurs<strong>te</strong>envindplaatsen betreft slechts tot op zekere<br />

hoog<strong>te</strong> betrouwbare voorspellingen kunnen doen op basis van dergelijke kleine mons<strong>te</strong>rs<br />

in een relatief groot grid. Gezien deze ach<strong>te</strong>rgrond is en blijft het raadzaam locaties waar<br />

tijdens een kar<strong>te</strong>rend of inventariserend onderzoek vuurs<strong>te</strong>enma<strong>te</strong>riaal is aangetroffen<br />

volgens de standaard AMZ-procedures <strong>te</strong> behandelen en <strong>te</strong> waarderen door middel van<br />

boringen in een klein verspringend grid (maximaal 5 x 2,5 m) of als dit mogelijk/haalbaar is<br />

door middel van <strong>te</strong>stvakken. Alleen op deze wijze kan meer inzicht worden verworven in<br />

de be<strong>te</strong>kenis en inhoudelijke waarde van dit soort vondstcomplexen.<br />

22


12. Is er aanleiding om aan de vonds<strong>te</strong>n een bovenregionaal belang toe <strong>te</strong> kennen, ook met<br />

het oog op eventuele expositie van vonds<strong>te</strong>n die tijdens het veldonderzoek aan het licht<br />

zijn gebracht.<br />

13. Lenen de onderzoeksresulta<strong>te</strong>n zich voor een vertaling naar een groot publiek? Zo ja, hoe<br />

kunnen deze dan vertaald worden?<br />

Op het vlak van archeologische res<strong>te</strong>n lenen de resulta<strong>te</strong>n zich niet voor een groot<br />

publiek. De resulta<strong>te</strong>n die kunnen gaan voortkomen met betrekking op de<br />

landschapsreconstructie en landschappelijke historie kunnen mogelijk in<strong>te</strong>ressant zijn om<br />

op <strong>te</strong> nemen in een overkoepelend werk dat de gehele regio beslaat. Zeker visueel<br />

aantrekkelijk en tot de verbeelding sprekend is de ontwikkeling van de (oer)bossen die op<br />

meerdere plekken al zijn aangetroffen in de regio en zoals bekend van Ellewoudsdijk<br />

gebruikt kunnen zijn in la<strong>te</strong>re perioden voor huizenbouw.<br />

Top van het veen:<br />

1. Wat kan er worden gezegd over de ma<strong>te</strong> van gaafheid van de top van het veen? Is hier<br />

sprake van erosie, en zo ja waar blijkt dat dan uit en hoeveel (cm) van de bovenkant is er<br />

in dat geval verdwenen? Geldt de verspoeling in dat geval voor de gehele locatie of zijn er<br />

nog delen intact? Zo ja, waar? Zo nee, licht toe op grond waarvan kan worden<br />

geconcludeerd dat de bovenkant van het veen intact is.<br />

De top (bovens<strong>te</strong> 30 cm) van het veen is s<strong>te</strong>rk geoxideerd en er bevinden zich meerdere<br />

scheuren in de top. De s<strong>te</strong>rke oxidatie geeft aan dat de oorspronkelijke top van het veen<br />

veel hoger lag, mogelijk 1,5-2 me<strong>te</strong>r. Van deze oorspronkelijk top is veel ma<strong>te</strong>riaal weg<br />

door oxidatie. Er zit dus een hiaat in de top van het veen. De top van het veen is niet<br />

verstoord of geërodeerd door een fysiek proces (als afspoeling), maar is s<strong>te</strong>rk ingeklonken<br />

door oxidatie als gevolg van het ontwa<strong>te</strong>ren van het veen. De krimpscheuren geven aan<br />

dat de top volledig droog heeft gestaan. Dit maakt dit niveau po<strong>te</strong>ntieel geschikt voor<br />

bewoning/menselijk gebruik in het algemeen.<br />

2. Zijn in het onderzoeksgebied archeologische res<strong>te</strong>n aanwezig die (mogelijk) bedreigd<br />

worden door de herinrichting van het gebied?<br />

Nee, er zijn op deze locatie geen archeologische res<strong>te</strong>n of indicatoren aangetroffen in de<br />

top van het veen.<br />

Zo ja:<br />

2a. Wat is de aard en da<strong>te</strong>ring (periodisering) daarvan, en op basis waarvan?<br />

2b. Wat is de (horizontale) verspreiding daarvan?<br />

2c. Wat is de diep<strong>te</strong>ligging (spreiding) daarvan?<br />

2d. Wat is de gaafheid en conservering daarvan?<br />

2e. Is binnen het onderzoeksgebied onderscheid <strong>te</strong> maken tussen kerngebied(en) en perifere<br />

activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n?<br />

3. Welke ma<strong>te</strong>riaalca<strong>te</strong>gorieën zijn aanwezig, wat is de vondstdichtheid en hoe is de<br />

conserveringstoestand?<br />

4. Kunnen complexen en/of structuren worden onderscheiden? Zo ja, welke?<br />

5. Kunnen er specifieke activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>nzones worden onderscheiden. Zo ja, waaruit bestaan die?<br />

6. Kunnen op grond van het vondstma<strong>te</strong>riaal concre<strong>te</strong> uitspraken worden gedaan over de<br />

functie van deze activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>nzone? Zo ja, licht dit toe.<br />

7. Zijn er dumps aangetroffen? Zo ja, waar bestaan die dan uit?<br />

8. Kunnen er uitspraken worden gedaan hoe de voedselvoorziening was geregeld in <strong>te</strong>rmen<br />

van jacht, visvangst, vee<strong>te</strong>elt en/of akkerbouw? Zo ja, licht dit toe.<br />

9. Kunnen op basis van het waarderend onderzoek concre<strong>te</strong> uitspraken worden gedaan<br />

omtrent de in<strong>te</strong>nsi<strong>te</strong>it en duur van de bewoning <strong>te</strong>r plekke? En welke conclusies zijn hier<br />

aan <strong>te</strong> verbinden <strong>te</strong>n aanzien van de informatie- (en zeldzaamheids)waarde?<br />

10. Kan er, voor wat de aangetroffen archeologische res<strong>te</strong>n betreft, een verband worden<br />

gelegd met soortgelijke vindplaatsen in de direc<strong>te</strong> of wijdere omgeving (lees: Vlaanderen<br />

en Borsele-Ellewoutsdijk)?<br />

11. Zijn de archeologische res<strong>te</strong>n behoudenswaardig en om welke reden(en)?<br />

12. Indien de aangetroffen archeologische res<strong>te</strong>n niet in aanmerking komen voor behoud<br />

welke aanbevelingen zijn er <strong>te</strong>n aanzien van de verdere omgang van het hier aanwezige<br />

bodemarchief?<br />

13. Is er aanleiding om aan de vonds<strong>te</strong>n een bovenregionaal belang toe <strong>te</strong> kennen, ook met<br />

het oog op eventuele expositie van vonds<strong>te</strong>n die tijdens het veldonderzoek aan het licht<br />

zijn gebracht.<br />

14. Lenen de onderzoeksresulta<strong>te</strong>n zich voor een vertaling naar een groot publiek? Zo ja, hoe<br />

kunnen deze dan worden vertaald?<br />

Zie antwoord vraag 13 ‘Pleistocene ondergrond’.<br />

23


Het veen zelf:<br />

1. In welke ma<strong>te</strong> bevinden zich in het veen houtres<strong>te</strong>n?<br />

Op en in het pakket amorf veen aan de basis van het veenpakket zijn res<strong>te</strong>n van<br />

verschillende houtsoor<strong>te</strong>n aangetroffen in de vorm van boomstronken, boomstammen,<br />

wor<strong>te</strong>ls en takken. Uit de profielen blijkt duidelijk dat deze bomen op diverse niveaus op en<br />

in dit veenpakket hebben gegroeid en niet direct op het dekzand.<br />

2. Welke samens<strong>te</strong>lling en opeenvolging ( in de tijd) laat zich hierin onderscheiden en welke<br />

conclusies kunnen hieraan worden verbonden?<br />

Deze vraag kan pas na de uitwerking worden beantwoord.<br />

3. In hoeverre zijn er houtdelen aanwezig waaraan een antropogeen karak<strong>te</strong>r kan worden<br />

toegerekend?<br />

Het hout dat in het veenpakket is aangetroffen, kent geen antropogeen karak<strong>te</strong>r. Het gaat<br />

om boomstronken, takken en omgevallen boomstammen zonder enige sporen van<br />

bewerking.<br />

4. Is het mogelijk de aangetroffen hout- en wor<strong>te</strong>ldelen in een bredere landschappelijke<br />

con<strong>te</strong>xt <strong>te</strong> plaatsen? Zo ja, in welke? Zo nee, waarom niet?<br />

Deze vraag zal in de definitieve versie van dit evaluatierapport worden beantwoord en<br />

worden vergezeld van een uitwerkingsvoors<strong>te</strong>l.<br />

5. Waaruit bestond het aanwezige oerbos en hoe kan dit het best worden aangeduid en<br />

omschreven?<br />

Deze vraag kan pas na de uitwerking worden beantwoord.<br />

6. Kunnen meer concre<strong>te</strong> uitspraken worden gedaan omtrent de vernatting van het gebied<br />

en het begin van de veengroei?<br />

Deze vraag kan pas na de uitwerking worden beantwoord.<br />

7. Welke houtsoor<strong>te</strong>n kunnen worden onderscheidden en in welke ma<strong>te</strong> kan hierin een<br />

geleidelijke vernatting van het gebied worden herkend?<br />

Deze vraag kan pas na de uitwerking worden beantwoord.<br />

8. Zijn er aanwijzingen die zich la<strong>te</strong>n verbinden met de winning van hout uit het veen,<br />

bijvoorbeeld voor de bouw van huizen?<br />

Deze vraag kan pas na de uitwerking worden beantwoord, maar de eers<strong>te</strong> indrukken zijn<br />

dat dit niet het geval is, aangezien er geen kapsporen of andere sporen van bewerking zijn<br />

aangetroffen op het hout.<br />

Kan op grond van de aangetroffen houtres<strong>te</strong>n en de bestudering van het veenprofiel een<br />

meer compleet beeld worden gegeven van de vegetatiegeschiedenis van deze plek en<br />

wijdere omgeving, meer specifiek het bomenbestand?<br />

Deze vraag zal bij het uitwerkingsvoors<strong>te</strong>l worden beantwoord.<br />

En in het <strong>verl</strong>engde hiervan:<br />

9. Is het wenselijk, na bestudering en in<strong>te</strong>rpretatie van het vrijgelegde veenprofiel en de<br />

reeds beschikbare analyses aan de hand van de genomen (pollen)mons<strong>te</strong>rs hieraan nog<br />

aanvullend specialistisch onderzoek <strong>te</strong> verrich<strong>te</strong>n, met het oog op het<br />

comple<strong>te</strong>ren/bijs<strong>te</strong>llen van het geschets<strong>te</strong> beeld dat de vegetatiegeschiedenis van het<br />

gebied, en de plaats van de mens hierin? Zo ja, licht dit toe.<br />

Deze vraag zal bij het uitwerkingsvoors<strong>te</strong>l worden beantwoord.<br />

10. Is het, na bestudering en in<strong>te</strong>rpretatie van de contactzones van het veen met enerzijds de<br />

zandondergrond, anderzijds met het bovenliggende kleidek, nog wenselijk aanvullend<br />

specialistisch onderzoek <strong>te</strong> la<strong>te</strong>n verrich<strong>te</strong>n naar de ma<strong>te</strong> van erosie van de top van het<br />

veen en de zandondergrond? Zo ja, licht dit toe.<br />

Deze vraag zal bij het uitwerkingsvoors<strong>te</strong>l worden beantwoord.<br />

24


5 Conclusie en selectieadvies<br />

Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn zowel bij het graven van de <strong>te</strong>stvakken als bij het<br />

aanleggen van het controlevlak geen aanwijzingen gevonden voor bewoning of enige andere<br />

aanwijzing voor langduriger aanwezigheid van de mens gedurende de prehistorie op deze locatie.<br />

De gezeefde eenheden hebben slechts wat houtskool, sporadisch botma<strong>te</strong>riaal en enkele mogelijke<br />

hazelnootdoppen opgeleverd. Van de vonds<strong>te</strong>n is niet met zekerheid vast <strong>te</strong> s<strong>te</strong>llen dat het om<br />

archeologische indicatoren gaat en alleen van het verbrande botma<strong>te</strong>riaal valt aan <strong>te</strong> nemen dat dit<br />

door menselijk toedoen is ontstaan, ech<strong>te</strong>r niet primair op deze locatie. Het gaat namelijk om zeer<br />

weinig botma<strong>te</strong>riaal en het is diffuus verspreid. De lage vondstdichtheid en het feit dat de mees<strong>te</strong><br />

vonds<strong>te</strong>n in de bovens<strong>te</strong> lagen zijn aangetroffen, doen vermoeden dat het gaat om vonds<strong>te</strong>n van<br />

hoofdzakelijk natuurlijke oorsprong. Bui<strong>te</strong>n de spaarzame vuurs<strong>te</strong>envonds<strong>te</strong>n uit het vooronderzoek<br />

heeft het waarderend <strong>te</strong>stvakkenonderzoek geen nieuwe vonds<strong>te</strong>n van bewerkt vuurs<strong>te</strong>en of<br />

natuurs<strong>te</strong>en opgeleverd. In het controlevlak zijn, op enkele natuurlijke verstoringen na, geen<br />

archeologische sporen of andere antropogene indicatoren aangetroffen.<br />

Het uitgevoerde onderzoek heeft op landschappelijk gebied uitsluitsel kunnen bieden over twee van<br />

de vragen van het vooronderzoek. In de eers<strong>te</strong> plaats is vastges<strong>te</strong>ld dat de top van het veen is<br />

geoxideerd en ingeklonken. Ten tweede is vastges<strong>te</strong>ld dat in de top van het pleistocene zand zich<br />

een beginnende bodem heeft ontwikkeld, <strong>te</strong>rwijl het onderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd<br />

voor grootschalige erosie door bijvoorbeeld verspoeling. Wel was er waarschijnlijk sprake van een<br />

s<strong>te</strong>rk wisselende grondwa<strong>te</strong>rspiegel dicht onder het toenmalige maaiveld, waardoor zich op<br />

sommige lager gelegen delen van dit verder reliëfrijke landschap onderwa<strong>te</strong>rafzettingen (gyttja)<br />

konden vormen. Ui<strong>te</strong>indelijk neemt de vernatting van het landschap dusdanige vormen aan dat<br />

veen tot ontwikkeling komt. Dit proces van vernatting is overigens geen lineair proces geweest. De<br />

ontwikkeling van het oerbos op het veen geeft aan dat dit proces tijdelijk werd onderbroken door<br />

een drogere periode.<br />

De nat<strong>te</strong> omstandigheden van het onderzoeks<strong>te</strong>rrein <strong>te</strong>n tijde van de prehistorie zou <strong>te</strong>vens het<br />

antwoord kunnen zijn waarom de mens hier slechts voorbijganger is geweest en nooit zijn domicilie<br />

heeft gekozen. Daarvoor zoekt hij immers doorgaans de hogere <strong>te</strong>rreindelen op. Wel heeft het<br />

onderzoek van de laats<strong>te</strong> jaren uitgewezen dat deze nat<strong>te</strong>re delen van het landschap ex<strong>te</strong>nsief<br />

werden gebruikt voor ui<strong>te</strong>enlopende doeleinden. Daarvoor zijn op deze onderzoekslocatie ech<strong>te</strong>r<br />

geen concre<strong>te</strong> aanwijzingen aangetroffen.<br />

Gezien de resulta<strong>te</strong>n van dit onderzoek wordt het onderzoch<strong>te</strong> <strong>te</strong>rreindeel van zone 3 als nietbehoudenswaardig<br />

gekwalificeerd en wordt <strong>te</strong>r plekke geen archeologisch vervolgonderzoek<br />

aanbevolen.<br />

Het is ech<strong>te</strong>r feit dat <strong>te</strong>r plekke, zij het in zeer geringe ma<strong>te</strong>, archeologische indicatoren zijn<br />

aangetroffen. Daarom moet er rekening mee worden gehouden dat de zandondergrond in de<br />

direc<strong>te</strong> of wat wijdere omgeving de res<strong>te</strong>n van een of andere activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>nzone bevinden waar het<br />

ma<strong>te</strong>riaal van afkomstig is. Tegen deze ach<strong>te</strong>rgrond wordt de uitvoerder van het grondwerk<br />

geadviseerd archeologische vonds<strong>te</strong>n <strong>te</strong> melden bij de bevoegde overheid, zoals vastgelegd in de<br />

Monumen<strong>te</strong>nwet 1988, artikel 53, lid 1.<br />

25


6 Herziene planning<br />

onderdeel doorlooptijd afgerond? Opmerkingen<br />

Vervaardigen draaiboek: 12 mei. 16-mei<br />

Start-up o<strong>verl</strong>eg met<br />

betrokken partijen:<br />

18 mei. 18-mei<br />

Veldverkenning 11 mei. 11-mei<br />

Start veldwerk: 18 mei. 18-mei<br />

Aanvoer ke<strong>te</strong>n 17 mei. 16 & 17 mei<br />

Doorlooptijd veldwerk<br />

fase I:<br />

18 mei. 19-mei ach<strong>te</strong>rstand door uitloop plaatsen<br />

bronnering<br />

Evaluatie fase 1: 18 mei. 19-mei<br />

Doorlooptijd veldwerk<br />

fase II:<br />

Doorlooptijd veldwerk<br />

fase III:<br />

Optioneel 19 en 20<br />

mei.<br />

19 mei mits geen fase<br />

2 anders 23 mei.<br />

Voorbereiding fase IVa: 19 mei (mits geen fase<br />

2) anders 23/24 mei.<br />

Doorlooptijd veldwerk<br />

fase IVa:<br />

20 mei (mits geen fase<br />

2) t/m 30 mei anders<br />

23/24 mei t/m 1/2 juni.<br />

Evaluatie fase IVa: 6 juni mits geen fase 2<br />

anders 7 of 8 juni.<br />

nvt geen archeologie aangetroffen in de top<br />

van het veen<br />

19 & 20-mei O<strong>verl</strong>apt met fase II door ach<strong>te</strong>rstand door<br />

bronnering en het afgraven van 1,5 me<strong>te</strong>r<br />

klei i.p.v. 30 cm.<br />

20-mei door ach<strong>te</strong>rlopen aanlegvlak o<strong>verl</strong>apt de<br />

voorbereiding met fase IVa<br />

20 t/m 27-mei Graafwerk klaar op 25 mei.<br />

Vondstverwerking op 26 mei doordat er<br />

geen ma<strong>te</strong>riaal wordt aangetroffen. Profiel<br />

documentatie en bemons<strong>te</strong>ring 27 mei.<br />

25-mei Doordat geen antropogeen ma<strong>te</strong>riaal werd<br />

aangetroffen kon dit beslismoment eerder<br />

plaatsvinden.<br />

Fase IVb: opgraven controlevlak 25 & 26-mei geen archeologie aangetroffen in de<br />

<strong>te</strong>stvakken.<br />

Bespreking evaluatie: Tot maximaal 22 juni nvt tussenevaluatie heeft mondeling en via<br />

email en dagrappor<strong>te</strong>n plaatsgevonden<br />

Doorlooptijd veldwerk<br />

fase IVb:<br />

opgraven controlevlak<br />

21 juni. 25 & 26-mei geen archeologie aangetroffen in de<br />

<strong>te</strong>stvakken.<br />

Einddatum veldwerk: 22 juni. 1-jun <strong>te</strong>rrein volledig <strong>verl</strong>a<strong>te</strong>n<br />

Opruim dag: 23 juni. 30-mei<br />

Afvoerdag ke<strong>te</strong>npark: na opruimdag 31-mei<br />

Opruimen <strong>te</strong>rrein door<br />

CBT<br />

Vervaardiging verkort<br />

evaluatierapport:<br />

Levering volledig<br />

evaluatie-rapport en<br />

uitwerkingsvoors<strong>te</strong>l:<br />

O<strong>verl</strong>eg met directie /<br />

opdrachtgever t.b.v.<br />

uitwerkingstraject:<br />

24 juni t/m 30 juni. vanaf 1 juni<br />

na afronding<br />

<strong>te</strong>chnische uitwerking<br />

8 weken na einde<br />

veldwerk<br />

1 week na inlevering<br />

evaluatierapport<br />

Start uitwerking: Na goedkeuring<br />

evaluatierapport en<br />

uitwerkingsplan<br />

Levering conceptrapport: 8 maanden na einde<br />

veldwerk<br />

Levering 2 e concept: Maand na<br />

commentaar<br />

conceptrapport<br />

Levering definitief<br />

rapport:<br />

Na definitieve<br />

goedkeuring door de<br />

bevoegde overheid.<br />

1 & 6 juni<br />

wordt week 29<br />

wordt week 31<br />

Week 33, mits goedkeuring van het<br />

evaluatierapport en goedkeuring van het<br />

uitwerkingsvoors<strong>te</strong>l is ontvangen.<br />

begin februari 2012, mits vlot<strong>te</strong> doorloop<br />

van voorgenoemde factoren. Tevens<br />

afhankelijk van de planning van de<br />

specialis<strong>te</strong>n<br />

26<br />

Afhankelijk van <strong>verl</strong>oop voorgaande traject<br />

en rekening houdend met een <strong>te</strong>rmijn van 3<br />

weken voor de levering van commentaar<br />

en 1 week voor het verwerken van het<br />

commentaar.<br />

Mei 2012, afhankelijk van voorgaande<br />

traject en rekening houdend met een<br />

<strong>te</strong>rmijn van 5 weken voor de reactie van de<br />

bevoegde overheid en het verwerken van<br />

eventueel aanvullend commentaar.


Bijlagen<br />

27


Bijlage I: Hoog<strong>te</strong>kaart top dekzand<br />

368190 368200 368210<br />

N<br />

0<br />

Legenda<br />

2,22 m - NAP (0%*)<br />

1,92 m - NAP (25%)<br />

5m<br />

47320 47330 47340<br />

1,87 m - NAP (50%)<br />

1,81 m - NAP (75%)<br />

1,52 m - NAP (100%)<br />

Gezeefde vakken<br />

© ADC 2011<br />

* De percentages be<strong>te</strong>kenen dat 25% van het op de kaart afgebeelde gebied een hoog<strong>te</strong> heeft tussen de 2,22 en 1,92 m - NAP,<br />

50% tussen 2,22 en 1,87 m - NAP, enz.<br />

28


Bijlage II: Overzicht gezeefde vlakken<br />

368190 368200 368210<br />

N<br />

0<br />

5m<br />

47320 47330 47340<br />

Terneuzen, Sluiskil Koegorsstraat<br />

Overzicht gezeefde vlakken<br />

Legenda<br />

Vlak 1 t/m 6 gezeefd Vlak 1 t/m 8 gezeefd<br />

Vlak 0 t/m 8 gezeefd Gezeefde vakken<br />

© ADC 2011<br />

Segmen<strong>te</strong>nplan<br />

Onderzoeksgebied<br />

29


368180 368190 368200 368210<br />

Bijlage III: Locatie Profielen<br />

N<br />

Legenda<br />

0<br />

1,72 1,80 1,90<br />

283<br />

1,71<br />

252<br />

1,64<br />

245<br />

1,67<br />

258<br />

256<br />

246<br />

1,73 1,66<br />

223<br />

1,73<br />

286<br />

192<br />

255<br />

1,81<br />

163<br />

1,66<br />

1,84<br />

132<br />

226<br />

Meetpen 1; 1,00 m - NAP<br />

289<br />

1,63<br />

195<br />

1,63<br />

1,76<br />

103<br />

1,70<br />

Meetpen 2; 1,00 m - NAP<br />

1,65<br />

1,71<br />

72<br />

229 Meetpen 3; 1,00 m - NAP<br />

166<br />

1,71<br />

135<br />

198<br />

1,49<br />

1,78<br />

1,78<br />

1,75 1,77 1,80<br />

55<br />

45<br />

43<br />

2,03<br />

1,73<br />

106<br />

12<br />

169<br />

1,75<br />

75<br />

138<br />

Meetpen 4; 1,00 m - NAP<br />

1,49<br />

46<br />

1,90<br />

Meetpen 5; 1,00 m - NAP<br />

109<br />

1,85<br />

15<br />

78<br />

Meetpen 6; 1,00 m - NAP<br />

47320 47330 47340<br />

Gezeefde vakken<br />

S egmen<strong>te</strong>nplan<br />

Putomtrek<br />

10m<br />

49<br />

1,81<br />

18<br />

P rofielkolom zeefvak<br />

Leng<strong>te</strong>profiel<br />

Meetpen 7; 1,00 m - NAP<br />

XXX<br />

XXX<br />

Vaknummers<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

Top profielkolom in m - NAP<br />

30


Bijlage IV: Afbeeldingen aangelegde vlakken<br />

Zie bijlage VII voor de be<strong>te</strong>kenis van de spoor- en laagnummers.<br />

368215<br />

368215<br />

368215<br />

368210<br />

368210<br />

368210<br />

368205<br />

368205<br />

368205<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368195<br />

368195<br />

368195<br />

368190<br />

368190<br />

368190<br />

368185<br />

368185<br />

368185<br />

368185<br />

368180<br />

368180<br />

368180<br />

000<br />

47320<br />

47320<br />

5 5 m<br />

m<br />

47325<br />

47325<br />

Terneuzen, Sluiskil Lange Blikstraat<br />

Werkput 1 vlak 10<br />

Top veen<br />

3.000<br />

47330<br />

47330<br />

47335<br />

47335<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

47340<br />

47340<br />

31


368215<br />

368215<br />

368215<br />

368210<br />

368210<br />

368210<br />

368205<br />

368205<br />

368205<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368195<br />

368195<br />

368195<br />

368190<br />

368190<br />

368190<br />

368185<br />

368185<br />

368185<br />

368180<br />

368180<br />

368180<br />

000<br />

47320<br />

47320<br />

997 vul. 12<br />

997 vul. 10<br />

5 5 m<br />

m<br />

47325<br />

47325<br />

997 vul. 5<br />

997 vul. 6<br />

997 vul. 4<br />

997 vul. 3<br />

997 vul. 2<br />

997 vul. 14<br />

47330<br />

47330<br />

Terneuzen, Sluiskil Lange Blikstraat<br />

Werkput 1 vlak 11<br />

Tussenvlak<br />

997 vul. 13<br />

3.001<br />

47335<br />

47335<br />

997 vul. 11<br />

997 vul. 9<br />

997 vul. 8<br />

997 vul. 7<br />

997 vul. 1<br />

997 vul. 19<br />

47340<br />

47340<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

32


368215<br />

368215<br />

368215<br />

368215<br />

368210<br />

368210<br />

368210<br />

368210<br />

368205<br />

368205<br />

368205<br />

368205<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368195<br />

368195<br />

368195<br />

368190<br />

368190<br />

368190<br />

368185<br />

368185<br />

368185<br />

368180<br />

368180<br />

368180<br />

000<br />

47320<br />

47320<br />

BOORGAT<br />

5 5 m<br />

m<br />

997 vul. 2<br />

47325<br />

47325<br />

3.000<br />

Terneuzen, Sluiskil Lange Blikstraat<br />

Werkput 1 vlak 0<br />

Onderkant veen<br />

47330<br />

47330<br />

BOORGAT<br />

BOORGAT<br />

BOORGAT<br />

47335<br />

47335<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

47340<br />

47340<br />

33


368180 368190 368200 368210<br />

N<br />

Zeefvak 43, HOUT S997 vul. 16<br />

0<br />

Vondstnr. 9; 1,92 m - NAP<br />

Vondstnr. 8; 2,04 m - NAP<br />

Zeefvak 166; HOUT S997 vul. 17<br />

Vondstnr. 10; 1,85 m - NAP<br />

Zeefvak 18, HOUT S997 vul. 15<br />

47320 47330 47340<br />

Legenda<br />

5m<br />

Gezeefde vakken S egmen<strong>te</strong>nplan Onderzoeksgebied<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

34


368210<br />

368210<br />

368210<br />

368205<br />

368205<br />

368205<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368195<br />

368195<br />

368195<br />

368190<br />

368190<br />

368190<br />

368185<br />

368185<br />

368185<br />

6.001<br />

000<br />

47320<br />

47320<br />

998<br />

6.001<br />

6.001<br />

47325<br />

47325<br />

5 5 m<br />

m<br />

1 vul. 1<br />

6.001<br />

999<br />

6.000<br />

47330<br />

47330<br />

Terneuzen, Sluiskil Lange Blikstraat<br />

Werkput 1 vlak 12<br />

Controlevlak<br />

999<br />

1 vul. 2<br />

6.001<br />

999<br />

47335<br />

47335<br />

999<br />

6.001<br />

997 vul. 21<br />

999<br />

997 vul. 22<br />

999<br />

6.001<br />

999<br />

998<br />

999<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

47340<br />

47340<br />

35


Bijlage V: Verspreidingskaart houtskool<br />

368180 368190 368200 368210<br />

N<br />

0<br />

5m<br />

47320 47330 47340<br />

Terneuzen, Sluiskil Koegorsstraat<br />

Verspreiding houtskool<br />

Legenda<br />

2,1 - 5,5 gram<br />

0,7 - 2,0 gram<br />

0,3 - 0,7 gram<br />

0,2 gram<br />

0,1 gram<br />

Gezeefde vakken<br />

© ADC 2011<br />

Segmen<strong>te</strong>nplan<br />

Onderzoeksgebied<br />

36


Bijlage VI: Verspreidingskaart botma<strong>te</strong>riaal<br />

368180 368190 368200 368210<br />

N<br />

0<br />

5m<br />

47320 47330 47340<br />

Terneuzen, Koegorsstraat<br />

Verspreiding botma<strong>te</strong>riaal<br />

Legenda<br />

0,7 gram Gezeefde vakken Segmen<strong>te</strong>nplan<br />

0,1 gram<br />

Onderzoeksgebied<br />

© ADC 2011<br />

37


Bijlage VII: Verspreidingskaart hazelnootdoppen<br />

368215<br />

368215<br />

368215<br />

368215<br />

368210<br />

368210<br />

368210<br />

368210<br />

368205<br />

368205<br />

368205<br />

368205<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368200<br />

368195<br />

368195<br />

368195<br />

368195<br />

368190<br />

368190<br />

368190<br />

368190<br />

368185<br />

368185<br />

368185<br />

368185<br />

368180<br />

368180<br />

368180<br />

000<br />

47320<br />

47320<br />

5 5 m<br />

m<br />

47325<br />

47325<br />

Terneuzen, Koegorsstraat<br />

Verspreiding hazelnootdoppen<br />

Legenda<br />

47330<br />

47330<br />

47335<br />

47335<br />

© © ADC ADC 2011<br />

2011<br />

47340<br />

47340<br />

0,8 gram 0,1 gram Segmen<strong>te</strong>nplan<br />

0,2 - 0,4 gram<br />

Gezeefde vakken<br />

Onderzoeksgebied<br />

38


Bijlage VIII: Overzicht laagnummering<br />

Spoor Kleur Text. Gevlekt/<br />

gelaagd<br />

Insluitsels/<br />

Opmerking<br />

Omschrijving<br />

997 Dbr HT Bomen/stronken+hout voor bemons<strong>te</strong>ring<br />

998 Wt/gr Zs1 Boomvallen<br />

999 Lgr/zdgr Zs1 gevlekt REC (restan<strong>te</strong>n <strong>te</strong>stvakken)<br />

1000 (Dbr/gr ?) Bouwvoor<br />

2001 Gr/gl Ks3 gevlekt +SC, Ca3 Kleilaag met schelp<br />

2002 Bl/gr Ks3 Ca3 Klei<br />

2003 Gn/gr Ks3 gevlekt Ca3 Klei<br />

2004 Gr Ks2 Ca3 Klei Eenzelfde pakket<br />

2005 Gr Ks3 Ca3 Klei<br />

2006 Bl/gr Ks3 Ca3 Klei<br />

2500 Gr/dgr Ks2 Gevlekt H2 Mix van klei en veen + kleibrokken (baan)<br />

3000 Lbr/Dbr VKM Gelaagd Veenlagen<br />

3001 Dbr VKM +HT Veenlaag met bomen<br />

3002 Zdbr VKM Ox Geoxideerde veenlaag<br />

3003 Zdbr VKM Ox + amorf Geoxideerde, amorfe veenlaag<br />

4000 Dbr/zdgr Zs1 H2 Humeuze zandlaag direct onder veen<br />

4500 Wt/lgr Zs1 Uitspoeling<br />

5000 Gr/br Zs1 H1 Inspoeling<br />

5500 Br/gr Zs1 Overgangslaag (van 5000 naar 6000)<br />

5600 Dgr/gr Zs1 Grijze versie van 5500 (band)<br />

6000 Lgr Zs1<br />

6001 Gr/lbl Zs1 Scheldeafzetting<br />

39


Bijlage IX: Overzicht mons<strong>te</strong>rs<br />

Vondstnr Put Vak Vlak Spoor Vulling Mons<strong>te</strong>r Verzamel<br />

61 1 102 3001 1 MC14 SCHA<br />

62 1 102 3001 1 MC14 SCHA<br />

63 1 102 3000 1 MC14 SCHA<br />

64 1 102 3000 1 MC14 SCHA<br />

65 1 102 3002 1 MC14 SCHA<br />

60 1 102 5000 1 MHK SCHA<br />

1 1 2 1 1 MHT AANV<br />

2 1 1 997 2 MHT AANV<br />

3 1 1 997 6 MHT AANV<br />

4 1 1 997 9 MHT AANV<br />

5 1 11 997 11 MHT AANV<br />

6 1 11 997 13 MHT AANV<br />

7 1 11 997 14 MHT AANV<br />

8 1 18 7 997 15 MHT AANV<br />

9 1 43 7 997 16 MHT AANV<br />

10 1 166 7 997 17 MHT AANV<br />

38 1 102 997 13 MHT SCHA<br />

39 1 102 3001 1 MHT SCHA<br />

41 1 102 997 11 MHT SCHA<br />

42 1 102 997 11 MHT SCHA<br />

43 1 102 997 11 MHT SCHA<br />

44 1 102 997 11 MHT SCHA<br />

46 1 11 997 19 MHT SCHA<br />

47 1 11 997 2 MHT SCHA<br />

48 1 102 997 15 MHT SCHA<br />

49 1 102 997 15 MHT SCHA<br />

50 1 102 997 15 MHT SCHA<br />

51 1 102 3001 1 MHT SCHA<br />

52 1 102 997 18 MHT SCHA<br />

53 1 102 997 16 MHT SCHA<br />

54 1 102 3000 1 MHT SCHA<br />

55 1 102 3001 1 MHT SCHA<br />

57 1 102 6000 1 MHT SCHA<br />

66 1 102 997 11 MHT SCHA<br />

67 1 11 997 1 MHT SCHA<br />

68 1 11 997 13 MHT SCHA<br />

28 1 102 2004 1 MP SCHA<br />

29 1 102 3000 1 MP SCHA<br />

30 1 102 3001 1 MP SCHA<br />

31 1 102 2004 1 MP SCHA<br />

32 1 102 3002 1 MP SCHA<br />

33 1 102 3000 1 MP SCHA<br />

34 1 102 2005 1 MP SCHA<br />

35 1 102 3002 1 MP SCHA<br />

36 1 102 3000 1 MP SCHA<br />

37 1 102 3001 1 MP SCHA<br />

40 1 102 2000 1 MP SCHA<br />

45 1 102 3000 1 MP SCHA<br />

56 1 102 3000 1 MP SCHA<br />

58 1 102 3001 1 MP SCHA<br />

59 1 102 3000 1 MP SCHA<br />

40


Verklarende woordenlijst<br />

Antropogene sporen Alle immobiele sporen van menselijke oorsprong, variërend van paalga<strong>te</strong>n of<br />

fosfaatvlekken tot muurres<strong>te</strong>n.<br />

AMK Archeologische Monumen<strong>te</strong>nkaart geeft een overzicht van gewaardeerde archeologische<br />

<strong>te</strong>rreinen in vier ca<strong>te</strong>gorieën: 1). Archeologische waarde, 2) Hoge archeologische waarde, 3) Zeer<br />

hoge archeologische waarde en 4) Zeer hoge archeologische waarde beschermd. De AMK is de<br />

gezamenlijke verantwoordelijkheid van de RCE en de provincies en wordt beheerd door de RCE.<br />

Archeologische indicatoren Indicatief archeologisch ma<strong>te</strong>riaal dat bij (boor)onderzoek een<br />

aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, <strong>te</strong>r plaatse of in de nabijheid, van een archeologische<br />

vindplaats.<br />

Archis Archeologisch Informatie Sys<strong>te</strong>em. Dit door de RCE beheerde sys<strong>te</strong>em bevat informatie<br />

over o.a. onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen, waarnemingen, complexen en monumen<strong>te</strong>n.<br />

14 C Koolstof (radioactieve isotoop), gebruikt voor da<strong>te</strong>ring.<br />

CIS Het landelijke registratienummer <strong>te</strong>n behoeve van archeologisch onderzoek, uitgegeven door<br />

het Centraal Informatiesys<strong>te</strong>em.<br />

CMA Centraal Monumen<strong>te</strong>n Archief.<br />

Conservering De ma<strong>te</strong> waarin anorganische (aardewerk, vuurs<strong>te</strong>en, metaal, glas etc.) en<br />

organische archeologische res<strong>te</strong>n (bot, zaden, hout etc.) bewaard zijn gebleven.<br />

Dierlijke agentia Dierlijke actoren (oorzaken) die er voor zorgen dat archeologisch ma<strong>te</strong>riaal zich<br />

niet meer in de primaire con<strong>te</strong>xt bevindt. Dit kunnen bijvoorbeeld wormen en torren zijn die zorgen<br />

voor een verticale verplaatsing van het ma<strong>te</strong>riaal of roofdieren die botma<strong>te</strong>riaal verslepen en zo<br />

voor een horizontale verspreiding zorgen.<br />

Ensemblewaarde De meerwaarde die aan een vindplaats wordt toegekend op grond van de ma<strong>te</strong><br />

waarin sprake is van een landschappelijke en/of archeologische con<strong>te</strong>xt.<br />

Ex situ niet <strong>te</strong>r plaatse. Aanduiding die wordt gebruikt om aan <strong>te</strong> geven of grondsporen en / of<br />

ar<strong>te</strong>fac<strong>te</strong>n zich niet meer op de oorspronkelijke plaats in de bodem bevinden. Behoud ex situ is het<br />

bewaren van de archeologische informatie door definitief onderzoek (opgraven, documen<strong>te</strong>ren en<br />

registreren).<br />

Gaafheid De ma<strong>te</strong> van (fysieke) verstoring van de bodem en/of de (eventueel aanwezige)<br />

archeologische waarden, zowel in verticale zin (diep<strong>te</strong>) als in horizontale zin (omvang)<br />

Herinneringswaarde De herinnering die een archeologisch monument oproept over het Verleden.<br />

IKAW Indicatieve kaart van archeologische waarden, een door de RCE geproduceerde kaart op<br />

landelijk niveau met de verwach<strong>te</strong> relatieve of absolu<strong>te</strong> dichtheid van (bepaalde) archeologische<br />

verschijnselen in de bodem.<br />

IVO Inventariserend Veld Onderzoek. Het verwerven van (extra) informatie over bekende of<br />

verwach<strong>te</strong> archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing<br />

van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in<br />

het veld.<br />

Informatiewaarde De be<strong>te</strong>kenis van een monument als bron van kennis over het <strong>verl</strong>eden. De<br />

informatiewaarde wordt bepaald door de ma<strong>te</strong> waarin (een opgraving van) het monument een<br />

bijdrage kan leveren aan nieuwe kennisvorming over het <strong>verl</strong>eden.<br />

In situ Ach<strong>te</strong>rgebleven op exact de plaats waar de laats<strong>te</strong> gebruiker het heeft gedeponeerd,<br />

weggegooid of <strong>verl</strong>oren. Behoud in situ is het behouden van archeologische waarden in de bodem.<br />

KNA Kwali<strong>te</strong>itsnorm Nederlandse Archeologie.<br />

NAP Normaal Ams<strong>te</strong>rdams Peil (=officieel peilmerk).<br />

PVA Plan van Aanpak. Een door de opdrachtnemer op <strong>te</strong> s<strong>te</strong>llen plan voor de uit <strong>te</strong> voeren werken<br />

waarmee beoogd wordt aan de vereis<strong>te</strong>n zoals geformuleerd in het Programma van Eisen en/of het<br />

41


ontwerp <strong>te</strong> voldoen. Ook wordt hierin een voors<strong>te</strong>l gedaan voor de werkwijze waarmee de in het<br />

Programma van Eisen en/ of ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen<br />

worden.<br />

PVE Programma van Eisen. Het PvE is een door een bevoegde overheid opges<strong>te</strong>ld of bekrachtigd<br />

document dat de probleem- en doels<strong>te</strong>lling van de <strong>te</strong> verrich<strong>te</strong>n werkzaamheden van de vindplaats<br />

geeft en de daaruit af <strong>te</strong> leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit <strong>te</strong> voeren werk.<br />

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.<br />

Representativi<strong>te</strong>it De ma<strong>te</strong> waarin een bepaald type vindplaats typerend is voor een periode dan<br />

wel een gebied.<br />

RTS Robotic Total Station. Hiermee worden vlakken direct digitaal ingeme<strong>te</strong>n.<br />

Schoonheid De esthetisch-landschappelijke waarde van een archeologisch monument, die vooral<br />

in zichtbaarheid tot uiting komt.<br />

Selectieadvies Archeologisch inhoudelijk advies over de behoudenswaardigheid van een<br />

vindplaats. Dit wordt opges<strong>te</strong>ld aan de hand van de waarderingscri<strong>te</strong>ria.<br />

Zeldzaamheid De ma<strong>te</strong> waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een<br />

periode of in een gebied.<br />

42


Afkortingen in de database<br />

43


BIJLAGE 6 Verklaring ProRail<br />

Ruim<strong>te</strong>lijke <strong>onderbou<strong>wing</strong></strong> Verlegging AWL Koegorsstraat Terneuzen<br />

075634998:D - Definitief ARCADIS 21


Inframanagement<br />

Regio Zuid, Veiligheid Milieu &<br />

Juridisch Beheer<br />

Bezoekadres<br />

De Ves<strong>te</strong><br />

18 Sep<strong>te</strong>mberplein 30<br />

5611 AL Eindhoven<br />

Postadres<br />

Postbus 624<br />

5600 AP Eindhoven<br />

www.prorail.nl<br />

Wa<strong>te</strong>rschap Scheidestromen<br />

ta.v. A. Wisse<br />

Postbus 1000<br />

4330 ZW MIDDELBURG<br />

Datum<br />

Uw kenmerk<br />

Ons kenmerk<br />

Onderwerp<br />

Geach<strong>te</strong> heer Wisse,<br />

24 augustus 2011<br />

9W6881A0/L003/416110/<br />

411660<br />

PR/AMA/MJ B/H K/6443<br />

vergunning<br />

NO.<br />

WATERSCHAP<br />

2 9 AUG. 2011<br />

Behandeld door Hans Keeris<br />

Telefoonnummer 088 231 3486<br />

E-mail hans.keeris@prorail.nl<br />

Namens de Minis<strong>te</strong>r van Infrastructuur en Milieu (lenM) wordt het volgende medegedeeld.<br />

Op 24 maart 2011 is door Royal Haskoning <strong>te</strong> Goes, namens Wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen,<br />

Postbus 1000, 4330 ZW Middelburg, bij ProRail regio Zuid een aanvraag ingediend voor een<br />

vergunning als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de Spoorwegwet. De aanvraag is op 25 maart 2011<br />

ontvangen en geregistreerd onder het nummer PR/AMA/MJB/HK/6443. De aanvraag heeft<br />

betrekking op het leggen en onderhouden van een middels een geslo<strong>te</strong>n frontboring aangebrach<strong>te</strong><br />

betonnen man<strong>te</strong>lbuis met een uitwendige diame<strong>te</strong>r van 1310 mm en een inwendige diame<strong>te</strong>r van<br />

900 mm t.b.v. een vrijverval riolering op een diep<strong>te</strong> van 3 me<strong>te</strong>r minus maaiveld op de locatie:<br />

Spoorweg Hulst grens - Terneuzen aansluiting, geocode 130, nabij km 62.985<br />

BESLUIT<br />

De vergunning als bedoeld in artikel 19 in samenhang met artikel 20 van de Spoorwegwet wordt<br />

<strong>verl</strong>eend voor het leggen en onderhouden van een middels een geslo<strong>te</strong>n frontboring aangebrach<strong>te</strong><br />

betonnen man<strong>te</strong>lbuis met een uitwendige diame<strong>te</strong>r van 1310 mm en een inwendige diame<strong>te</strong>r van<br />

900 mm t.b.v. een vrijverval riolering op een diep<strong>te</strong> van 3 me<strong>te</strong>r minus maaiveld , verder genoemd<br />

"het werk", waarvan de plaats in rood zijn aangegeven op de bij deze vergunning behorende<br />

gewaarmerk<strong>te</strong> <strong>te</strong>kening van ProRail met nummer 6443.<br />

OVERWEGINGEN<br />

Op het aangevraagde werk zijn van toepassing de op 1 februari 2002 vastges<strong>te</strong>lde "Technische<br />

Voorschrif<strong>te</strong>n bij vergunningen voor kabels en leidingen langs, onderen boven de spoorweg",<br />

uitgave 2002. Gedeponeerd en geregistreerd <strong>te</strong>r Griffie van de Arrondissementsrechtbank <strong>te</strong><br />

Utrecht op 20 december 2001 nr. 395/2001.<br />

De vergunningaanvraag is door de volgende afdelingen getoetst aan de cri<strong>te</strong>ria van de<br />

betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid in relatie tot het veilige en<br />

doelmatig gebruik van de hoofdspoorweg: Veiligheid Milieu en Juridisch Beheer, InfraSys<strong>te</strong>men,,<br />

Planvorming en Infra Operatie.<br />

De vergunninghouder dient zich <strong>te</strong> houden aan de hieronder genoemde voorschrif<strong>te</strong>n.<br />

ProRail b.v., Kvk 30124359, ABN AMRO 451952014


P<br />

iny O «*


Prol<strong>te</strong>il<br />

Hers<strong>te</strong>llen van zettingen in het <strong>te</strong>rrein en in de spoorbaan<br />

15. Zettingen, anders dan reeds tijdens de nulmeting geconsta<strong>te</strong>erd en vastgelegd, die een gevolg<br />

zijn van het gebruik van de vergunning, worden door of namens ProRail, voor rekening van de<br />

vergunninghouder, hers<strong>te</strong>ld.<br />

Schade aan de hoofdspoorweqinfrastructuur<br />

16. a. De vergunninghouder dient bij het maken, hebben, gebruiken, onderhouden, vernieuwen,<br />

wijzigen of opruimen van het in deze vergunning genoemde werk, ervoor zorg <strong>te</strong> dragen dat<br />

de spoorweginfrastructuur of deien daarvan niet worden beschadigd en dient zich <strong>te</strong><br />

onthouden van enige handeling op of nabij de spoorweg die (ernstige) hinder of gevaar<br />

oplevert of kan opleveren voor een veilig en doelmatig gebruik of beheer van de spoorweg.<br />

b. Indien <strong>te</strong>n gevolge van het gebruik van de vergunning de spoorweginfrastructuur of delen<br />

daarvan zijn beschadigd, moet de vergunninghouder daarvan onverwijld kennis geven aan de<br />

toezichthouder spoorwegen en de procesaannemer.<br />

c. Eventueel opgetreden beschadigingen zoals vermeld onder b, worden op aanwijzing van de<br />

toezichthouder spoorwegen en de procesaannemer direct door vergunninghouder hers<strong>te</strong>ld.<br />

d. Na consta<strong>te</strong>ring van eventueel opgetreden beschadigingen zoals vermeld onder b, die na<br />

beoordeling van de toezichthouder spoorwegen of de procesaannemer een acuut gevaar<br />

opleveren voor het veilig gebruik van de hoofdspoorweginfrastructuur worden direct door<br />

ProRail op kos<strong>te</strong>n van de vergunninghouder hers<strong>te</strong>ld.<br />

Werk<strong>te</strong>rrein en aan- en afvoer van (bouw)ma<strong>te</strong>rialen<br />

17. Voor de aan- en afvoer van ma<strong>te</strong>riaal of ma<strong>te</strong>rieel mag geen gebruik worden gemaakt van<br />

de spoorweg.<br />

18. Na de oplevering van het vergunde werk moet alle niet gebruikt ma<strong>te</strong>riaal en ma<strong>te</strong>rieel worden<br />

verwijderd en het bouw<strong>te</strong>rrein schoon worden ach<strong>te</strong>rgela<strong>te</strong>n, <strong>te</strong>r beoordeling van de<br />

procesaannemer.<br />

3/6


Prevail<br />

Veiligheid<br />

19. De uitvoerend aannemer dient <strong>te</strong> zijn gecertificeerd volgens de VeiligheidChecklist Aannemer<br />

(VCA) en de Branchegerich<strong>te</strong> Toelichting Infrastructuur-normen (BTR 2004, code RIB0094-<br />

V002 van d.d. 31 oktober 2005, versie 2.1).<br />

20. Ma<strong>te</strong>riaal en ma<strong>te</strong>rieel moe<strong>te</strong>n zodanig worden opgeslagen en/of geplaatst zodat geen<br />

gevaar en hinder voor het treinverkeer ontstaat of kan ontstaan.<br />

21. Het werk<strong>te</strong>rrein en de bouwplaats dienen zodanig <strong>te</strong> worden gebruikt, onderhouden en<br />

schoonhouden dat de spoorweginfrastructuur geen enkele hinder ondervindt.<br />

Bouwcontainers/afvalcontainers dienen na afloop van de werkdag zodanig <strong>te</strong> zijn afgedekt dat<br />

er geen afval/ma<strong>te</strong>rialen/etc. op de spoorweg kan komen.<br />

22. De vergunninghouder, zijn opdrachtnemer(s) en hun personeel moe<strong>te</strong>n, om op het<br />

spoorweg<strong>te</strong>rrein werkzaamheden <strong>te</strong> verrich<strong>te</strong>n, in het bezit zijn van een persoonlijk "Bewijs<br />

van Toegang tot Spoorweg<strong>te</strong>rreinen" dat wordt verstrekt door ProRail.<br />

23. Ingeval van (dreigende) calami<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n bij de uitvoering van het werk en/of in geval van gebreken<br />

die ontstaan aan het werk en gevolgen kunnen hebben voor de veilige berijdbaarheid van het<br />

spoor, moet de vergunninghouder contact opnemen met met het Schakel- en Meidcentrum<br />

van ProRail, <strong>te</strong>lefoonnummer 040-233 4555<br />

Rechtsopvolging<br />

• Van iedere overgang van de vergunning naar rechtverkrijgenden moet de vergunninghouder<br />

of rechtverkrijgende mededeling doen aan de afdeling Veiligheid, Milieu en Juridisch Beheer<br />

van de regio Zuid van ProRail.<br />

ONDERTEKENING<br />

DE MINISTERVAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,<br />

namens deze,<br />

de Voorzit<strong>te</strong>r van de Raad van Bestuur van ProRail B.V.,<br />

namens deze,<br />

de Manager Veiligheid'? neid, Milieu en Juridisch Beheer Regio Zuid<br />

Mr. AJ<br />

4/6


äL w jpi. dl JL *<br />

MEDEDELINGEN<br />

Bezwaar<br />

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan <strong>te</strong>gen dit besluit binnen zes weken na de dag<br />

waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet<br />

worden gericht aan de Minis<strong>te</strong>rvan Infrastructuur en Milieu en moet worden ingediend bij de<br />

Direc<strong>te</strong>ur Assetmanagement ProRail (p/a Afdeling Veiligheid, Milieu en Juridisch Beheer, Postbus<br />

2038, 3500 GA <strong>te</strong> Utrecht).<br />

Het bezwaarschrift dient <strong>te</strong> zijn onder<strong>te</strong>kend en <strong>te</strong>n mins<strong>te</strong> het volgende <strong>te</strong> bevat<strong>te</strong>n:<br />

a. de naam en het adres van de indiener;<br />

b. de dag<strong>te</strong>kening;<br />

c. de omschrijving van het besluit waar<strong>te</strong>gen het bezwaar is gericht en<br />

d. de gronden van het bezwaar<br />

Voorlopige voorziening<br />

Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van<br />

een voorlopige voorziening in <strong>te</strong> dienen. Een dergelijk verzoek dient <strong>te</strong> worden gericht aan de<br />

Voorzieningenrech<strong>te</strong>r van de Rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het<br />

bezwaarschrift zijn woonplaats heeft. Het verzoek dient <strong>te</strong> zijn onder<strong>te</strong>kend en <strong>te</strong>n mins<strong>te</strong> het<br />

volgende <strong>te</strong> bevat<strong>te</strong>n:<br />

a. de naam en het adres van de verzoeker;<br />

b. de dag<strong>te</strong>kening;<br />

c. de gronden van het verzoek (motivering).<br />

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift en van het bestreden besluit <strong>te</strong><br />

worden overgelegd.<br />

Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde voorzieningenrech<strong>te</strong>r een voorlopige<br />

voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.<br />

Privaatrech<strong>te</strong>lijke toes<strong>te</strong>mming<br />

Het <strong>verl</strong>enen van toes<strong>te</strong>mming tot het privaatrech<strong>te</strong>lijk gebruik van eigendom van Railinfratrust,<br />

alsmede het aangaan van een overeenkomst omtrent dat gebruik, is namens Railinfratrust<br />

voorbehouden aan ProRail.<br />

Op onderhavige werk(en) is van toepassing:<br />

- de algemene overeenkomst inzake het gebruik van de spoorweg die met uw bedrijf is afgeslo<strong>te</strong>n.<br />

Overige vereis<strong>te</strong> vergunningen of ontheffingen<br />

Naast deze vergunning kunnen <strong>te</strong>vens, voor de handelingen waarop deze vergunning betrekking<br />

heeft, <strong>te</strong>vens vergunningen en/of ontheffingen vereist zijn op grond van andere wet<strong>te</strong>n en/of<br />

verordeningen dan waarop deze beschikking s<strong>te</strong>unt.<br />

Gecertificeerde aannemers en engineeringbureaus<br />

Voor een actueel overzicht van de gecertificeerde bedrijven kan vergunninghouder contact<br />

opnemen met de afdeling aanbes<strong>te</strong>dingszaken, kos<strong>te</strong>nmanagement en inkoop (AKI), bereikbaar<br />

onder <strong>te</strong>lefoonnummer 030-2356059. Zie ook websi<strong>te</strong> www.prorail.nl/zakenpartners onder het<br />

kopje "zakenpartners", dan "aanbes<strong>te</strong>ding en inkoop" en dan erkenningsregeling".<br />

5/6


'Wit<strong>te</strong> boekje'<br />

Indien de vergunninghouder niet in het bezit is van de "Technische Voorschrif<strong>te</strong>n bij vergunningen<br />

voor kabels en leidingen langs, onder en boven de spoorweg", uitgave 2002, dan kan dit<br />

zogenoemde 'wit<strong>te</strong> boekje' <strong>te</strong>gen kostprijs worden verkregen bij de afdeling Infrasys<strong>te</strong>men van<br />

ProRail <strong>te</strong> Utrecht faxnummer: 030-2356465.<br />

EXPEDITIE<br />

Een afschrift van deze vergunning is gezonden aan:<br />

1. (procesaannemer)<br />

2. (toezichthouder spoorwegen)<br />

3. (centraal geleid project)<br />

4. (vergunningaanvrager indien niet gelijk aan vergunninghouder)<br />

6/6


Tekening behorende bij vergunning d.d. 24-08-2011<br />

de Minis<strong>te</strong>r van Infrastructuur en Milieu,<br />

namens deze,<br />

de direc<strong>te</strong>ur van ProRail,<br />

namens deze,<br />

de manager Veiligheid, Milieu en Juridisch Beheer,<br />

mr. A.J.M. Scharpach.<br />

\J<br />

schaal<br />

1 : 1000<br />

/ ><br />

62,9<br />

L


ProÄail<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n<br />

Spoorweg kruising <strong>te</strong>n behoeve van Wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen<br />

In het baanvak Terneuzen ~ Axelse Vlak<strong>te</strong> <strong>te</strong>r hoog<strong>te</strong> van km 62.985<br />

Van<br />

Au<strong>te</strong>ur<br />

Kenmerk<br />

Versie<br />

Datum<br />

Bestand<br />

Status<br />

ProRail Ondergrondse Infra<br />

Rudolf Robben<br />

11.625<br />

C-02<br />

15-aug-2011<br />

Spoorwegkruisingen<br />

Definitief


2<br />

2.1<br />

2.2<br />

2.3<br />

2.4<br />

2.5<br />

2.6<br />

ProjRail<br />

Inhoudsopgave<br />

Algemene gegevens 3<br />

Inrichting pers- en ontvangzijde<br />

Persrichting<br />

Perskuip<br />

Ontvangkuip<br />

Peilbuizen<br />

Bronnering<br />

Rappor<strong>te</strong>n<br />

3 Wa<strong>te</strong>rgangen, spoorslo<strong>te</strong>n en gronddammen 7<br />

4 Wijze van uitvoering 7<br />

5 Toe <strong>te</strong> passen apparatuur 8<br />

6 Me<strong>te</strong>n van de spoorbaan 8<br />

7 Uitvoerings<strong>te</strong>keningen 8<br />

8 Aan- en afvoer ma<strong>te</strong>riaal 9<br />

9 Werk<strong>te</strong>rrein 9<br />

10 Ma<strong>te</strong>rialen 9<br />

11 Overdracht en afwerking 9<br />

12 Algemene voorwaarden 10<br />

12.1 Bepalingen in verband met het spoorwegverkeer 10<br />

12.2 Nadere voorwaarden geëlektrificeerde spoorwegen 11<br />

13 Lijst van afkortingen 11<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

5<br />

5<br />

5<br />

5<br />

5<br />

6<br />

6<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>nl 2/12


Prevail<br />

1 Algemene gegevens<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n voor het aanbrengen van een vrijverval rioolleiding<br />

Deze uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n behoren bij de goedgekeurde werk<strong>te</strong>kening met<br />

<strong>te</strong>keningnummer TP11169-D-X-01<br />

Dossier nummer 11.625<br />

Type beschermbuis en de plaats waar de kruising plaatsvindt<br />

Berding Beton<br />

Uitwendige diame<strong>te</strong>r van 1180 mm<br />

Inwendige diame<strong>te</strong>r van 900 mm<br />

Wanddik<strong>te</strong> van 140 mm<br />

Maximaal toelaatbare perskracht is 2900 kN<br />

Baanvak Hulst Grens ~ Terneuzen Aansluiting<br />

Geocode130<br />

Ter hoog<strong>te</strong> van km 62.985<br />

De werken zijn <strong>te</strong>n behoeve van:<br />

Wa<strong>te</strong>rschap Scheldestromen<br />

Postbus 1000<br />

4330 ZW Middelburg<br />

Contactpersoon is de heer A. Wisse<br />

Telefoonnummer 088 - 246 10 81 of 06 - 53 16 87 77<br />

De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd door:<br />

Visser en Smit Hanab<br />

Rietgorsweg 6<br />

Postbus 305<br />

3350 AH Papendrecht<br />

Contactpersoon is de heer L. Kuiper<br />

Telefoonnummer 078 - 641 74 44 of 06 - 50 22 55 36<br />

E-mail adres: l.kuiper@vshanab.nl<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>rj 3/12


ProÄail<br />

Technisch toezicht en veiligheid zal worden geleverd<br />

Strukton Railinfra Zuid<br />

Laan van Diepenvoorde 23<br />

5582 LA Waalre<br />

Contactpersoon is de heer H.Huijs<br />

Telefoonnummer 040 - 227 33 00<br />

Vergunning wordt <strong>verl</strong>eend door:<br />

ProRail Regio Zuid<br />

18 Sep<strong>te</strong>mberplein 30<br />

Postbus 624<br />

5600 AP Eindhoven<br />

Contactpersoon is de heer H. Keeris<br />

Telefoonnummer 088 - 231 34 86<br />

E-mail: hans.keeris@prorail.nl<br />

In geval van calami<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n contact opnemen met:<br />

Schakel en Meld Centrum Zuid<br />

Fuutlaan 2b<br />

5613 AD Eindhoven<br />

Telefoonnummer 040 - 233 45 54<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n] 4/12


Prevail<br />

2 Inrichting pers- en ontvangzijde<br />

2.1 Persrichting<br />

De persing dient <strong>te</strong> geschieden vanaf.de westzijde van de spoorweg.<br />

Aan deze zijde zal de perskuip worden gesitueerd.<br />

2.2 Perskuip<br />

D Ter inrichting van de perskuip dient op een afstand van ± 42 me<strong>te</strong>r uit het hart van het<br />

naastbij gelegen spoor een stalen kopwand <strong>te</strong> worden aangebracht met een breed<strong>te</strong> van<br />

4,5 me<strong>te</strong>r. Plankleng<strong>te</strong> minimaal 10 me<strong>te</strong>r en inhei/intrildiep<strong>te</strong> ca. 9,5 me<strong>te</strong>r minus<br />

maaiveld.<br />

G De perskuip dient verder geslo<strong>te</strong>n uitgevoerd <strong>te</strong> worden met een binnenafmeting van<br />

4,5 x 5 me<strong>te</strong>r, plankleng<strong>te</strong> en inhei/intrildiep<strong>te</strong> als hier boven. De perskuip dient verder <strong>te</strong><br />

worden voorzien van de nodige gordingen en s<strong>te</strong>mpels van voldoende s<strong>te</strong>rk<strong>te</strong>.<br />

D De bodem van de perskuip dient <strong>te</strong> worden "gestabiliseerd" d.m.v. een bronbemaling <strong>te</strong>r<br />

voorkoming van opbars<strong>te</strong>n.<br />

D De kopwand dient voorzien <strong>te</strong> worden van een wa<strong>te</strong>rdich<strong>te</strong> doorvoering <strong>te</strong>r passage van de<br />

doorpersbuis.<br />

D Met de berekening van de ach<strong>te</strong>rwand van de perskuip dient rekening <strong>te</strong> worden gehouden<br />

dat deze de maximale perskrach<strong>te</strong>n, gerela<strong>te</strong>erd aan de persbuis, moet kunnen opnemen.<br />

G Het drukscherm dient zowel in het horizontale als verticale vlak haaks op de boorlijn <strong>te</strong><br />

staan.<br />

G De perskuip dient <strong>te</strong> voldoen aan alle Arbo- en veiligheidseisen.<br />

O Daar de perskuip niet ligt binnen de invloedsfeer van de spoorbaan hoeft hiervoor geen<br />

2.3 Ontvangkuip<br />

vergunning <strong>te</strong> worden aangevraagd.<br />

D De ontvangkuip zal als sleuf bekisting worden uitgevoerd zoals op het goedgekeurd<br />

werkplan staat aangegeven.<br />

G De bodem van de ontvangkuip dient <strong>te</strong> worden "gestabiliseerd" d.m.v. een bronbemaling<br />

<strong>te</strong>r voorkoming van opbars<strong>te</strong>n.<br />

D De ontvangkuip dient <strong>te</strong> voldoen aan alle Arbo-en veiligheidseisen.<br />

G Daar de ontvangkuip niet ligt binnen de invloedsfeer van de spoorbaan hoeft hiervoor geen<br />

2.4 Peilbuizen<br />

vergunning <strong>te</strong> worden aangevraagd.<br />

Ter weerszijden van de spoorbaan zullen in de nabijheid van de pers- en ontvangkuip<br />

peilbuizen geplaatst <strong>te</strong> worden tot een diep<strong>te</strong> van 2 me<strong>te</strong>r onderzijde <strong>te</strong> persen buis.<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n! 5/12


ProJ<strong>te</strong>ii<br />

2.5 Bronnering<br />

D Bij de damwandpassage van pers- en ontvangkuip mag een lich<strong>te</strong> bronnering worden<br />

toegepast in de hulpkuipen.<br />

D Aan de perszijde van de spoorbaan zal aan de kopzijde van de perskuip een bronbemaling<br />

worden aangebracht zoals op de goedgekeurde <strong>te</strong>kening staat aangegeven.<br />

D Aan de ontvangzijde van de spoorbaan zal rondom de sleufbekisting bronbemaling<br />

worden aangebracht zoals op de goedgekeurde <strong>te</strong>kening staat aangegeven.<br />

n De pompen voor de bemaling dienen aan de geldende geluidsnormen <strong>te</strong> voldoen. Een<br />

2.6 Rappor<strong>te</strong>n<br />

reserve pomp dient stand-by <strong>te</strong> staan.<br />

D De persaannemer stuurt <strong>te</strong>r goedkeuring een eindconclusie van de damwandberekening<br />

naar ProRail IM, afdeling Productbeheer van pers- en ontvangkuip .<br />

Uit de eindconclusie moet blijken dat de opbouw veilig en van voldoende s<strong>te</strong>rk<strong>te</strong> is en in<br />

staat is de perskrach<strong>te</strong>n op <strong>te</strong> vangen zonder dat er zetting plaatsvinden.<br />

D De persaannemer stuurt <strong>te</strong>r goedkeuring een berekening naar ProRail IM, afdeling<br />

Productbeheer van het bronneringsplan. In dit rapport dient <strong>te</strong>vens een berekening <strong>te</strong><br />

worden opgenomen over eventuele zettingen van het spoor als gevolg van de bemaling.<br />

D De persaannemer stuurt de meetgegevens van de persing door naar ProRail IM, afdeling<br />

Productbeheer. Deze gegevens worden aangeleverd bij de revisie.<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>nl 6/12


ProÄail<br />

3 Wa<strong>te</strong>rgangen, spoorslo<strong>te</strong>n en gronddammen<br />

D De spoorslo<strong>te</strong>n aan de pers- en ontvangzijde van de spoorbaan dienen voorzien <strong>te</strong> worden<br />

van een tijdelijke gronddam van voldoende breed<strong>te</strong> en hoog<strong>te</strong> voor de stabilisatie van de<br />

frontdruk van de TBM.<br />

G Voor de instandhouding van de wa<strong>te</strong>rhuishouding dient in bovengenoemde gronddam een<br />

duikerbuis aan de pers- en ontvangzijde <strong>te</strong> worden opgenomen met voldoende<br />

doorlaatcapaci<strong>te</strong>it, e.e.a. <strong>te</strong>r goedkeuring van de wa<strong>te</strong>rbeheerder.<br />

D Op deze tijdelijke gronddam dient <strong>te</strong>r afsluiting van de spoorweg een tijdelijke afras<strong>te</strong>ring <strong>te</strong><br />

worden geplaatst, parallel aan de spoorlijn, over de gehele leng<strong>te</strong> van de aanvulling welke<br />

voldoet aan minimale wet<strong>te</strong>lijke eisen die gelden voor de afsluiting van de spoorbaan.<br />

4 Wijze van uitvoering<br />

D Met het aanbrengen van bovengenoemde voorzieningen mag niet eerder worden<br />

begonnen dan nadat een kabel en leidingen onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand<br />

van de gegevens van de WION.<br />

G De persaannemer draagt er zorg voor dat geen ontgronding of oppersing van de<br />

spoorbaan kan plaatsvinden.<br />

D De persbuizen dienen zuiver in eikaars <strong>verl</strong>engde <strong>te</strong> worden gelegd. De leng<strong>te</strong>as van de <strong>te</strong><br />

persen buizen moet samenvallen met de as van de persinstallatie. Tijdens het doorpersen<br />

dient regelmatig <strong>te</strong> worden gecontroleerd of de <strong>te</strong> persen buis in de juis<strong>te</strong> richting ligt.<br />

G De totaal <strong>te</strong> persen leng<strong>te</strong> van de <strong>te</strong> persen buizen bedraagt 78 me<strong>te</strong>r.<br />

D Ter <strong>verl</strong>aging van de perskrach<strong>te</strong>n dient bentonietsmering <strong>te</strong> worden toegepast. Hiertoe<br />

dienen 8 doorpersbuizen als smeerbuis <strong>te</strong> worden uitgevoerd.<br />

D Uitgegaan wordt van uitvoering in normale daguren. Wanneer nodig dient <strong>te</strong>r plaatse van<br />

de spoorbaan continue <strong>te</strong> worden geperst.<br />

G Tussen de betonbuizen dienen hou<strong>te</strong>n drukringen <strong>te</strong> worden toegepast.<br />

• De voegen tussen de doorgepers<strong>te</strong> buizen binnen de druklijnen zullen worden afgewerkt<br />

met Berding Iclo profiel.<br />

D Persaannemer dient alle maatregelen <strong>te</strong> nemen <strong>te</strong>n behoeve van de spoorweg veiligheid<br />

en dient zorg <strong>te</strong> dragen dat de veilige berijdbaarheid en beschikbaarheid van het spoor is<br />

gewaarborgd.<br />

G De persaannemer verzorgt vooraf de benodigde verkeersvoorzieningen incl. onderhoud en<br />

draagt na afloop van de werkzaamheden zorg voor de verwijdering.<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n] 7/12


Prevail<br />

5 Toe <strong>te</strong> passen apparatuur<br />

D De persing dient <strong>te</strong> worden uitgevoerd met een geslo<strong>te</strong>n front <strong>te</strong>chniek met een slurry<br />

schild op basis van een wa<strong>te</strong>rmengsel.<br />

G De maximale perskracht bedraagt 80 % van de toelaatbare perskracht en bedraagt voor<br />

deze doorpersing 2320 kN.<br />

6 Me<strong>te</strong>n van de spoorbaan<br />

G Voor de aanvang van de werkzaamheden dient door de persaannemer een nulmeting <strong>te</strong><br />

worden verricht <strong>te</strong>r plaatse van de kruising en <strong>te</strong>r weerszijde van de persing over een<br />

leng<strong>te</strong> van 2x12 me<strong>te</strong>r. De afstand tussen de meetpun<strong>te</strong>n bedraagt 0 ~ 3 ~ 6 ~ 12 me<strong>te</strong>r.<br />

Het meetpunt 0 is de uitgezet<strong>te</strong> boorlijn. Wanneer uit grondgegevens blijkt dat de<br />

zettingtrog gro<strong>te</strong>r is dan 24 me<strong>te</strong>r zal het meetgebied hierop worden aangepast.<br />

G In o<strong>verl</strong>eg met een door ProRail erkend Werkplekbeveiligingsbedrijf zal de bewaking van<br />

ongecontroleerde spoorzettingen geschieden door middel van een baak met<br />

wa<strong>te</strong>rpastoes<strong>te</strong>l of door een reflectorloos meettoes<strong>te</strong>l bui<strong>te</strong>n de risico zone.<br />

D Binnen de druklijnen, zoals op het goedgekeurde werkplan is weergegeven, dienen de<br />

sporen dagelijks <strong>te</strong> worden geme<strong>te</strong>n.<br />

G Na de passage van deze druklijnen tot aan de definitieve ligging dienen de sporen 1x per<br />

week <strong>te</strong> worden geme<strong>te</strong>n.<br />

G Na het gereedkomen van de persing, het verwijderen van de kuipen en wanneer het <strong>te</strong>rrein<br />

en werk wordt opgeleverd dient een eindmeting <strong>te</strong> worden uitgevoerd.<br />

7 Uitvoerings<strong>te</strong>keningen<br />

De persaannemer dient <strong>te</strong>r goedkeuring bij ProRail IM, afdeling Productbeheer<br />

profiel<strong>te</strong>keningen in (in zesvoud), waarop staat aangegeven;<br />

G Een noordpijl.<br />

G De resulta<strong>te</strong>n en de plaats van de genomen grondmons<strong>te</strong>rs en sonderingen.<br />

G De aangetroffen grondwa<strong>te</strong>rstand.<br />

Q Het bronneringsplan.<br />

G De situering van de pers- en ontvangkuip.<br />

G Een planningsschema van de uitvoering van de werkzaamheden.<br />

G Een opgave van de theoretisch <strong>te</strong> verwach<strong>te</strong>n perskrach<strong>te</strong>n;<br />

G Type en diame<strong>te</strong>r van de aan <strong>te</strong> brengen doorpersbuizen en plaats van de smeemippels.<br />

D Op de <strong>te</strong>kening zal worden aangegeven waar de buizen met smeemippels zullen worden<br />

geplaatst. Mocht in het werk blijken dat i.v.m. nazettingen hiervan moet worden afgeweken<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>nj 8/12


Profil<br />

dan zal dit pas gebeuren na o<strong>verl</strong>eg met ProRail IM, afdeling Productbeheer en de<br />

boormees<strong>te</strong>r.<br />

D Plaats, inrichting en wijze van afscherming van het werk<strong>te</strong>rrein.<br />

8 Aan- en afvoer ma<strong>te</strong>riaal<br />

D De aan- en afvoer van ma<strong>te</strong>rialen aan de pers- en ontvangzijde kan geschieden via de<br />

openbare weg.<br />

D De vergunninghouder dient met de betreffende grondeigenaren o<strong>verl</strong>eg <strong>te</strong> plegen om<br />

overeens<strong>te</strong>mming <strong>te</strong> krijgen met betrekking tot het gebruik van hun <strong>te</strong>rrein.<br />

9 Werk<strong>te</strong>rrein<br />

D Het werk<strong>te</strong>rrein dat benodigd is voor de uitvoering van deze doorpersing ligt geheel bui<strong>te</strong>n<br />

10 Ma<strong>te</strong>rialen<br />

het beheer gebied van ProRail zowel aan de pers- als aan de ontvangzijde<br />

D De doorpersbuizen worden door de persaannemer geleverd.<br />

D De buizen worden geleverd met een eindbuis in verband met "casing end seals" (spie-spie)<br />

D 8 buizen dienen <strong>te</strong> worden voorzien van smeemippels <strong>te</strong>n behoeve van de<br />

bentonietsmering.<br />

11 Overdracht en afwerking<br />

De persing dient zo nauwkeurig mogelijk <strong>te</strong> worden uitgevoerd en mag <strong>te</strong>n opzicht van de<br />

uitgezet<strong>te</strong> boorlijn;<br />

D in het verticale vlak geen gro<strong>te</strong>re afwijking vertonen dan + 100 mm en - 100 mm. Wanneer<br />

de afwijking + 100 mm bedraagt zal de rioolbuis nog voldoende afschot hebben.<br />

D in het horizontale vlak geen gro<strong>te</strong>re afwijking vertonen dan + 100 mm en - 100 mm.<br />

D Na het gereedkomen van de persing en de overdracht aan de vergunninghouder zal de<br />

hoofdaannemer C.B.T. zorg dragen dat de pers- en ontvangkuip zorgvuldig zal worden<br />

aangevuld en verdicht en dienen de hierdoor ontstane beschadigingen aan spoorinfra<br />

hers<strong>te</strong>ld <strong>te</strong> worden. Tevens zal deze zorg dragen dat de damwanden, peilbuizen en<br />

bronnering worden verwijderd.<br />

D Damwand die niet mag of kan worden verwijderd dient men af <strong>te</strong> branden tot 1,5 me<strong>te</strong>r<br />

minus maaiveld (kopwand).<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>nl 9/12


ProJïail<br />

D De grond uit de pers- en ontvangput/kuip zal hergebruikt worden en zal in de nabijheid van<br />

het werk in depot worden opgeslagen.<br />

G De vrijkomende grond uit de boring zal door de persaannemer verwerkt worden.<br />

D De opdrachtgever maakt een controle meting voor aanvang boring.<br />

12 Algemene voorwaarden<br />

Voorts dienen alle beschadigingen aan de spoorweg en overige eigendommen van ProRail<br />

hers<strong>te</strong>ld en in de oorspronkelijke toestand <strong>te</strong> worden <strong>te</strong>ruggebracht. Alle in of in de<br />

onmiddellijke nabijheid van de spoorweg uit <strong>te</strong> voeren werkzaamheden dienen <strong>te</strong> geschieden<br />

in o<strong>verl</strong>eg met en met goedkeuring van:<br />

ProRail Regio Zuid<br />

Manager Bureau Veiligheid, Milieu en Juridisch Beheer (VMJB),<br />

namens hem de heer H. Keeris<br />

Postbus 624<br />

5600 AP Eindhoven<br />

Telefoonnummer 088 - 231 34 86<br />

Tot afwijking van het bij deze uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n bepaalde mag niet worden overgegaan<br />

dan na o<strong>verl</strong>eg en met goedkeuring van vorengenoemde Manager Bureau Milieu en Juridisch<br />

Beheer. Alle maatregelen, die vervolgens die Manager VMJB nodig zijn vooreen veilige en<br />

continue exploitatie van het spoorwegverkeer, dienen op eers<strong>te</strong> aanzegging getroffen <strong>te</strong><br />

worden.<br />

12.1 Bepalingen in verband met het spoorwegverkeer<br />

1 Gedurende en als gevolg van de uitvoering van het werk mag geen gevaar voor het verkeer<br />

op de spoorweg of voor een ontregelde loop van de treinen ontstaan. Alle aanwijzingen<br />

gegeven door ProRail, of hij die daartoe bevoegd is door ProRail, dient men onverwijld en<br />

stipt op <strong>te</strong> volgen.<br />

2 ProRail zal het recht hebben, die maatregelen <strong>te</strong> treffen of die werken uit <strong>te</strong> voeren of <strong>te</strong><br />

doen uitvoeren, die zij voor de veiligheid van het verkeer of geregelde loop van de treinen<br />

nodig acht. De kos<strong>te</strong>n van zulke maatregelen, indien en voor zover deze aantoonbaar<br />

samenhangen dan wel aantoonbaar het gevolg zijn van de door opdrachtgever uit <strong>te</strong> voeren<br />

dan wel uitgevoerde werkzaamheden, zullen aan de opdrachtgever in rekening worden<br />

gebracht, <strong>te</strong>nzij naar het oordeel van ProRail blijkt dat de getroffen maatregelen het gevolg<br />

waren van schuld of nalatigheid van de aannemer.<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n] 10/12


12.2<br />

ProÄail<br />

3 In het bijzonder wordt nog bepaald, dat voor alle werkzaamheden nabij en boven de<br />

spoorweg, zoals het maken van s<strong>te</strong>igers en bekistingen enz., alsmede het aanbrengen van<br />

tuien over en het vervoer van ma<strong>te</strong>rialen, werktuigen en gereedschappen dwars over de<br />

spoorweg, s<strong>te</strong>eds voorafgaande toes<strong>te</strong>mming van Manager VMJB, uit der betreffende<br />

regio, nodig is.<br />

4 In verband met de <strong>te</strong>r zake <strong>te</strong> treffen regelingen, voorzieningen en het s<strong>te</strong>llen van veiligheid<br />

en <strong>te</strong>chnisch toezicht namens ProRail om een veilige en regelmatige exploitatie <strong>te</strong><br />

waarborgen, en het daartoe vereis<strong>te</strong> nauwe o<strong>verl</strong>eg moet deze toes<strong>te</strong>mming voor de<br />

bovenbedoelde werkzaamheden tijdig worden aangevraagd. Men dient daarbij nauwkeurig<br />

het gewens<strong>te</strong> tijdstip van aanvang, de duur en de aard van de desbetreffende<br />

werkzaamheden <strong>te</strong> worden opgegeven. De kos<strong>te</strong>n voor het s<strong>te</strong>llen van een functionaris<br />

namens ProRail voor het houden van toezicht op de veilige berijdbaarheid en de<br />

werkzaamheden komen <strong>te</strong>n las<strong>te</strong> van de aannemer.<br />

Nadere voorwaarden geëlektrificeerde spoorwegen<br />

Bij het werken nabij geëlektrificeerde spoorwegen moet de aannemer handelen volgens de<br />

Richtlijn RLN00128. Dit voorschrift is bij ProRail, afdeling Basisgegevens, <strong>te</strong>gen betaling<br />

verkrijgbaar. Telefoonnummer: 030-235 96 50<br />

13 Lijst van afkortingen<br />

BS Bovenkant spoorstaaf<br />

CUR Civiel<strong>te</strong>chnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving<br />

PCA Proces Contract Aannemer<br />

RLN00128 Richtlijn Bepalingen werken onder spanning.<br />

SMC Schakel en Meld Centrum<br />

TBM Tunnelboormachine<br />

VMJB Veiligheid Milieu en Juridisch Beheer<br />

WION Wet Informatie Ondergrondse Net<strong>te</strong>n<br />

Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n] 11/12


Colofon<br />

Ti<strong>te</strong>l<br />

Documentnummer<br />

Versie/Datum<br />

Status<br />

Van<br />

Au<strong>te</strong>ur<br />

Projectleider<br />

Distributie<br />

Document<br />

ProÄail<br />

Uitvoeringsvoorschrif<strong>te</strong>n<br />

11.625<br />

15aug2011<br />

Definitief<br />

ProRail Ondergrondse Infra<br />

Rudolf Robben<br />

Autorisatie<br />

gecontroleerd prl<br />

projectleider<br />

datum<br />

l£-~u$-7oU<br />

Vertrouwelijk Regio Centraal, Infra-informatie<br />

Uitvoeringsvoorsch rit<strong>te</strong>n] 12/12

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!