bestemmingsplan bedrijventerrein sassenheim-zuid, na 1e herziening

Bestemmingen en gebruik 15
Artikel 18 Leidingen
Doeleindenomschrijving
1. de gronden op de kaart aangewezen voor "Leidingen" zijn mede bestemd voor de volgende
leidingen:
a. met een breedte van 27,5 m aan weerszijden van de hartlijn van de als zodanig aangegeven
bovengrondse hoogspanningsverbinding: een bovengrondse hoogspanningsverbinding,
150 kV;
b. met een breedte van 4,5 m aan weerszijden van de hartlijn van de als zodanig aangegeven
ondergrondse hoogspanningsverbinding: een ondergrondse hoogspanningsverbinding,
150 kV;
c. met een breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de als zodanig aangegeven
watertransportleiding: een watertransportleiding met diameter van 500 mm.
Bouwvoorschriften vanwege de bestemming "Leidingen"
2. In of op deze gronden mogen ten behoeve van de leidingen uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, worden gebouwd.
3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanduidingen op de
kaart en de volgende bepaling:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
· van bouwwerken voor de bovengrondse hoogspanningsverbinding 50 m;
· van bouwwerken voor ondergrondse (transport)leidingen/verbindingen 3 m.
Bouwvoorschriften vanwege andere bestemmingen
4. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn
op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door burgemeester en wethouders
is verleend. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen indien de
belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad, een en ander met inachtneming
van het bepaalde in artikel 17.
Aanlegvoorschriften vanwege de bestemming "Leidingen"
5. Het is verboden op of in de gronden als genoemd in lid 1 onder a t/m c zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende
werken, voorzover geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeerplaatsen en het aanleggen
van andere oppervlakteverhardingen in geval van ondergrondse en bovengrondse
(transport)leidingen;
b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van grond in geval van ondergrondse
en bovengrondse (transport)leidingen;
c. het beplanten van gronden met hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en/of
bomen in geval van bovengrondse respectievelijk ondergrondse leidingen;
d. het indrijven van voorwerpen in de bodem in geval van ondergrondse (transport)leidingen;
e. diepploegen in geval van ondergrondse (transport)leidingen;
f. het aanleggen van andere dan de in lid 1 genoemde boven- of ondergrondse leidingen en
de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande
waterlopen;
h. het plaatsen van onroerende objecten, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers
en ander straatmeubilair.
6. Het verbod als bedoeld in lid 5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal gebruik, onderhoud en beheer, in verband met de bestemming;
b. reeds in uitvoering waren op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkreeg;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg 203.11414.00