Kooijman_Nieuw Guinea_Kunst,.pdf - Papuaerfgoed.org

54
Het acteren, zingen en dansen werd steeds begeleid door
tromspel. De trommen, uit een stuk boomstam gemaakt en
bespannen met de huid van een slang of leguaan, zijn soms
bijna manshoge gevaarten met trechtervormige uiteinden en
forse, hoekige handvaten. Ze zijn van snijwerk en van een in
rood en wit uitgevoerde kleurversiering voorzien.
Bij initiatierituelen werden bromhouten gebruikt, lancetof
visvormige plankjes voorzien van ingesneden versieringen
die met kalk zijn volgewreven. Ze werden aan een touw rondgezwaaid.
Hun angstaanjagend gezoem begeleidde de verschijning
van de danser die was opgesierd als de dema die volgens
de mythe de grondlegger was van het betreffende ritueel.
Bromhouten en bromhoutachtige voorwerpen werden ook
gebruikt voor het beoefenen van 'zwarte magie': onder het
uitspreken van bezweringsformules werden ze dan in de richting
van de tegenstander bewogen met het doel deze ziek te
maken of te doden. Bromhouten werden ook wel, ter beveiliging
of bewaking, geplaatst bij de ingang van een tuin, de
voorkant van een huis of een slaapplaats.
Solide, houten kunstvoorwerpen werden verder door de
Marind maar weinig gemaakt. De grote rituelen speelden in
deze cultuur zo'n dominerende rol dat verreweg de meeste
producten van hun beeldende kunst het vluchtige karakter
hadden van feestattributen die alleen tijdens de vertoning
functioneerden maar daarna werden weggedaan.