Nieuwsbrief Arbeidsrecht – Augustus 2012 - Holland Van Gijzen
Nieuwsbrief Arbeidsrecht – Augustus 2012 - Holland Van Gijzen
Nieuwsbrief Arbeidsrecht – Augustus 2012 - Holland Van Gijzen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Nieuwsbrief</strong><br />
<strong>Augustus</strong> <strong>2012</strong><br />
<strong>Arbeidsrecht</strong><br />
In de nieuwsbrief <strong>Arbeidsrecht</strong> van de sectie<br />
arbeidsrecht van <strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong> willen wij u op korte<br />
en bondige wijze informeren over recente rechtspraak,<br />
wetgeving en actuele ontwikkelingen op het gebied van<br />
het arbeidsrecht en het medezeggenschapsrecht.<br />
Inhoudsopgave:<br />
1. Ontslag statutair bestuurder<br />
2. Hoogte vergoeding niet-genoten vakantiedagen<br />
3. Geen recht op informatie voor afgewezen sollicitant<br />
4. Geen leeftijdsdiscriminatie bij pensioenontslag<br />
piloten
1. Ontslag statutair bestuurder<br />
Op 4 april <strong>2012</strong> oordeelde de rechtbank Utrecht 1 bevestigend op de vraag of een statutair bestuurder voldoende<br />
in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt ten aanzien van het (voorgenomen) ontslag kenbaar te maken.<br />
Feiten<br />
De feiten in deze procedure waren als volgt. Met ingang van 1 januari 2007 was de statutair bestuurder algemeen<br />
directeur bij de werkgever. Op 27 september 2010 nodigde de werkgever de statutair bestuurder uit voor een<br />
buitengewone vergadering van aandeelhouders (“AvA”) op 22 oktober 2010, met als agendapunt het<br />
voorgenomen ontslag van de statutair bestuurder. Bij brief van 12 oktober 2010 werd de statutair bestuurder<br />
geïnformeerd over de redenen van het voorgenomen ontslag en werd hem de gelegenheid geboden zich bij de AvA<br />
hiertegen te verweren. Omdat de belangenbehartiger van de statutair bestuurder verhinderd was de AvA bij te<br />
wonen, verzocht hij de AvA op een andere dag doorgang te laten vinden. De werkgever liet vervolgens aan de<br />
statutair bestuurder weten, dat de AvA verplaats kon worden naar 20 oktober 2010, één van de door de statutair<br />
bestuurder voorgestelde data. De statutair bestuurder liet na tijdig op de nieuw voorgestelde datum te reageren,<br />
als gevolg waarvan de werkgever de oorspronkelijke datum van 22 oktober 2010 aanhield. De statutair<br />
bestuurder noch zijn belangenbehartiger waren aanwezig bij de AvA. Tijdens de AvA werd het besluit tot ontslag<br />
van de statutair bestuurder genomen.<br />
Vordering<br />
De statutair bestuurder riep in rechte de nietigheid, althans de vernietigbaarheid in van het besluit en vorderde<br />
loondoorbetaling, uitbetaling van zijn bonus en dat de werkgever hem in staat moest stellen zijn werkzaamheden<br />
te hervatten. Daartoe voerde hij aan dat de AvA op ongeldige wijze was uitgeroepen, hij voorafgaande aan de AvA<br />
niet was gehoord en hij zijn raadgevende stem niet had kunnen uitbrengen.<br />
De rechtbank oordeelde, dat het feit dat de AvA was uitgeroepen door (slechts) één directielid, in plaats van door<br />
de volledige directie zoals volgens de statutair bestuurder vereist was, niet kon leiden tot vernietigbaarheid van<br />
het besluit. De statuten boden namelijk de mogelijkheid dat één directielid de AvA uitroept en dat er dus dan<br />
rechtsgeldige besluiten kunnen worden genomen.<br />
De rechtbank oordeelde voorts dat het enkele feit dat de statutair bestuurder niet was gehoord, niet leidt tot<br />
vernietigbaarheid van het besluit. De statutair bestuurder was volgens de rechtbank voldoende in de gelegenheid<br />
gesteld zijn standpunt over het ontslag kenbaar te maken. De verhindering van de belangenbehartiger van de<br />
statutair bestuurder behoefte niet aan doorgang van de geplande AvA in de weg te staan. De statutair bestuurder<br />
was immers zelf niet verhinderd en had zelf het woord kunnen voeren of zich door iemand anders kunnen laten<br />
vertegenwoordigen. Door de werkgever was gemotiveerd aangevoerd waarom de AvA niet op een andere dag kon<br />
plaatsvinden.<br />
Volgens de rechtbank was het besluit om tot ontslag van de statutair bestuurder over te gaan rechtsgeldig<br />
genomen. Alle vorderingen van de statutair bestuurder werden afgewezen.<br />
1 Rechtbank Utrecht 4 april <strong>2012</strong>, LJN BW 1741.<br />
<strong>Nieuwsbrief</strong> <strong>Arbeidsrecht</strong> <strong>–</strong> <strong>Augustus</strong> <strong>2012</strong> 2
Aanbeveling<br />
Bij een ontslag van een statutair bestuurder dienen de nodige wettelijke en statutaire regels in acht te worden<br />
genomen. Een statutair bestuurder dient bijvoorbeeld gehoord te worden over het voorgenomen besluit tot<br />
ontslag over te gaan, tevens dient de statutair bestuurder een raadgevende stem te hebben in de AvA. Hoewel uit<br />
deze uitspraak blijkt, dat van een statutair bestuurder enige mate van flexibiliteit verwacht wordt om een AvA bij<br />
te wonen, is het raadzaam zorgvuldig om te gaan met de procedurele regels rondom het ontslag van een statutair<br />
bestuurder.<br />
2. Hoogte vergoeding niet-genoten vakantiedagen<br />
Bij de berekening van de vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen bij einde dienstverband, dient ook rekening<br />
te worden gehouden met andere componenten, zoals een vaste bonus en het werkgeversdeel van de<br />
pensioenafdrachten. Zo oordeelde de kantonrechter Amsterdam in een recente uitspraak 2 , waarbij ook de<br />
relevante Europese jurisprudentie op dit gebied in het oordeel betrokken is.<br />
De werknemer in de onderhavige kwestie had bij het einde van zijn dienstverband nog een groot aantal nietopgenomen<br />
vakantie-uren. De werkgever had deze vakantie-uren op het verzoek van de werknemer uitbetaald,<br />
waarbij de werkgever de hoogte van de uitbetaling had gebaseerd op enkel het vaste salaris en de vakantietoeslag<br />
daarover. De werknemer startte een procedure en voerde aan dat werkgever ten onrechte in zijn berekeningen<br />
niet de vaste bonus en het werkgeversdeel pensioenpremie had meegerekend.<br />
De kantonrechter oordeelde hierop, dat het recht op doorbetaalde vakantie een grondrecht is. Conform<br />
jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie dient een werknemer tijdens zijn vakantie zijn gebruikelijke loon<br />
te ontvangen. Tot dat loon behoort dan elke werkgeverslast die samenhangt met de taken van de werknemer<br />
waarvoor hij een vergoeding ontvangt, berekend over een representatieve referteperiode. Hierbij geldt als<br />
uitgangspunt dat de werknemer door de uitbetaling van de vakantie-uren niet in een nadeliger positie kan komen<br />
dan wanneer hij in dienst zou zijn gebleven en de vakantie-uren zou hebben opgenomen. De omvang van de<br />
referteperiode dient hierbij van geval tot geval op representativiteit te worden beoordeeld.<br />
De kantonrechter oordeelde dan ook dat de vordering van de werknemer terecht was en dat de werkgever in zijn<br />
berekening van de hoogte van de vergoeding voor de niet-opgenomen vakantiedagen, ook de vaste, contractuele<br />
bonus, alsmede het werkgeversdeel pensioenpremie mee had moeten nemen, waarbij uit kon worden gegaan van<br />
de door de werkgever opgegeven referteperiode van vijf jaar.<br />
Werkgevers dienen er dan ook rekening mee te houden dat, bij de berekening van de vergoeding bij uitkering van<br />
niet-genoten vakantiedagen, niet enkel kan worden gerekend op basis van het vaste loon inclusief<br />
vakantietoeslag. Ook overige vaste looncomponenten dienen te worden meegerekend. Let wel:<br />
onkostenvergoedingen maken geen deel uit van het vakantieloon.<br />
2 Kantonrechter Amsterdam, 29 juni <strong>2012</strong>, JAR <strong>2012</strong>/195.<br />
<strong>Nieuwsbrief</strong> <strong>Arbeidsrecht</strong> <strong>–</strong> <strong>Augustus</strong> <strong>2012</strong> 3
3. Geen recht op informatie voor afgewezen sollicitant<br />
Een werknemer die aannemelijk maakt dat hij voldoet aan de voorwaarden van een vacature, maar die niet is<br />
geselecteerd, heeft niet het recht om van de beoogde werkgever te vernemen of die aan het einde van de<br />
wervingsprocedure een andere sollicitant in dienst heeft genomen. Dit oordeelde onlangs het Hof van Justitie van<br />
de Europese Unie, nadat het Duitse Bundesarbeidsgericht een zogenaamde prejudiciële vraag aan het Hof had<br />
gesteld.<br />
Een sollicitante had op een advertentie gereageerd. De werkgever wees de sollicitante af, zonder haar voor een<br />
gesprek uit te nodigen. Kort daarna plaatste de werkgever een tweede, vergelijkbare advertentie. Daarop<br />
reageerde de sollicitante opnieuw. Andermaal wees de werkgever de sollicitante af, wederom zonder haar uit te<br />
nodigen voor een gesprek of haar aanwijzingen te verstekken over de redenen van de afwijzing.<br />
Nu de sollicitante beschikte over het gevraagde opleidingsniveau, meende de sollicitante dat zij wegens haar<br />
geslacht, leeftijd en etnische afstamming minder gunstig was behandeld dan een andere persoon in een<br />
vergelijkbare situatie. Daarop stelde zij een vordering in bij het Duitse Arbeidsgericht en eiste zij<br />
schadevergoeding, alsmede overlegging van het dossier van de in dienst genomen sollicitante. Dit zou haar in<br />
staat stellen om aan te tonen dat zij geschikter was. Het Arbeidsgericht en in hoger beroep het Landesgericht<br />
wezen de vorderingen van de sollicitante af. Daarop ging zij in beroep bij het Bundesgericht. Die stelde de<br />
volgende prejudiciële vraag aan het Hof: heeft een werknemer die aannemelijk maakt dat hij voldoet aan de<br />
voorwaarden van een vacature en die niet is geselecteerd, recht om te vernemen of de werkgever aan het einde<br />
van de wervingsprocedure een andere sollicitant in dienst heeft genomen? Het Hof beantwoordde die vraag<br />
ontkennend.<br />
Daartoe refereerde het Hof aan het Kelly-arrest van 21 juli 2011. Daar besliste het Hof dat wie zich door<br />
schending van het gelijkheidsbeginsel benadeeld acht, allereerst feiten zal moeten aantonen die directe of<br />
indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden. Pas wanneer de betrokkene dergelijke feiten heeft aangetoond,<br />
moet de verwerende partij daarna bewijzen dat het non-discriminatie beginsel niet is geschonden. Het is aan de<br />
nationale wetgeving en/of praktijk de feiten te beoordelen die directe of indirecte discriminatie kunnen doen<br />
vermoeden.<br />
Eén van de factoren die daarbij volgens het Hof in aanmerking kunnen worden genomen, is de omstandigheid dat<br />
in het onderhavige geval de werkgever zou hebben geweigerd de werknemer toegang te geven tot de informatie<br />
waarvan zij inzage wenste. Voorts zou rekening kunnen worden gehouden met het feit dat de werknemer het in de<br />
personeelsadvertentie vermelde vereiste opleidingsniveau had en de werkgever haar desondanks niet had<br />
uitgenodigd, aldus het Hof.<br />
Een werknemer die aannemelijk maakt dat hij voldoet aan de voorwaarden van een vacature en die niet is<br />
geselecteerd, heeft dus niet het recht om van de beoogde werkgever te vernemen of die aan het einde van de<br />
wervingsprocedure een andere sollicitant in dienst heeft genomen. Toch kan niet worden uitgesloten dat de<br />
weigering van een beoogde werkgever om toegang te verlenen tot informatie, één van de factoren kan vormen<br />
waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van de vaststelling van de feiten die directe of indirecte<br />
discriminatie kunnen vermoeden. Werkgevers dienen hiervan doordrongen zijn. Een ondubbelzinnige en<br />
doordachte reden bij een afwijzing verdient de voorkeur.<br />
<strong>Nieuwsbrief</strong> <strong>Arbeidsrecht</strong> <strong>–</strong> <strong>Augustus</strong> <strong>2012</strong> 4
4. Geen leeftijdsdiscriminatie bij pensioenontslag piloten<br />
KLM hanteert in haar ondernemings-cao voor piloten een verplicht pensioenontslag bij 56 jaar. De Hoge Raad<br />
oordeelde recent dat dit niet in strijd is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie.<br />
De Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (“WGBLA”) verbiedt het<br />
maken van onderscheid op grond van leeftijd, onder meer, bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Het<br />
leeftijdsonderscheid is toegestaan als sprake is van een ‘objectieve rechtvaardigingsgrond’. Er is sprake van een<br />
objectieve rechtvaardigingsgrond indien sprake is van een ‘legitiem doel’ en de middelen voor het bereiken van dat<br />
doel ‘passend’ en ‘noodzakelijk’ zijn. De KLM-cao bepaalt dat de arbeidsovereenkomst van een KLM-vlieger eindigt<br />
op 56-jarige leeftijd. Dit verplichte pensioenontslag is door enkele KLM-vliegers aangevochten in onderhavige<br />
procedure.<br />
De KLM-vliegers vorderden een verklaring voor recht dat het pensioenontslag zoals opgenomen in de KLM-cao<br />
nietig is, omdat deze in strijd zou zijn met de WGBLA. Daarnaast hebben zij een beroep gedaan op artikel 7:667 lid<br />
6 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd alleen eindigt na een<br />
opzegging.<br />
KLM en de vliegersvakbond Vereniging van de Nederlandse Verkeersvliegers (“VNV”) hebben hiertegen<br />
aangevoerd dat de doelen die met het pensioenontslag worden nagestreefd legitiem zijn en dat het<br />
pensioenontslag hiertoe een passend en noodzakelijk middel is.<br />
Het Hof gaf KLM en VNV gelijk en oordeelde dat het door de cao gemaakte leeftijdsonderscheid toegestaan was.<br />
De KLM-vliegers stelden (tevergeefs) cassatieberoep in. De Hoge Raad oordeelde, net als het Hof, dat het bereiken<br />
van een regelmatige en voorspelbare doorstroming van verkeersvliegers tussen de rangen, kostenbeheersing en<br />
een evenwichtige personeelsopbouw (waaronder begrepen een evenwichtige verdeling van de<br />
werkgelegenheidskansen) legitieme doelen zijn. Deze doelen voldoen aan werkelijke en zwaarwegende behoeften<br />
van KLM, te weten enerzijds, het kunnen beschikken over voldoende (gekwalificeerde) verkeersvliegers tegen<br />
aanvaardbare loonkosten, en anderzijds het kunnen bieden van een loopbaanperspectief aan instromende<br />
verkeersvliegers. Deze laatste hebben een groot belang vanwege de door hen gemaakte kosten voor de<br />
vliegopleiding. Het pensioenontslag is in dit kader een passend en noodzakelijk middel om deze doelen te bereiken.<br />
<strong>Van</strong> belang hierbij is ook dat circa 90% van de vliegers is aangesloten bij de VNV en dat het verplichte<br />
pensioenontslag een groot draagvlak heeft binnen KLM. De KLM-vliegers betoogden onder meer dat geen sprake<br />
kon zijn van een legitiem doel omdat in feite iedere onderneming een regelmatige doorstroming en evenwichtige<br />
personeelsopbouw nastreeft. Volgens de Hoge Raad had het Hof in dit kader terecht betekenis toegekend aan de<br />
‘specifieke situatie op de arbeidsmarkt voor verkeersvliegers’, zodat deze klacht faalde. De Hoge Raad wees, net<br />
als het Hof, het beroep op artikel 7:667 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek af. Dit artikel verzet zich namelijk niet<br />
tegen een pensioenontslag van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.<br />
Een pensioenontslag bij de AOW-gerechtigde leeftijd (of een latere datum) is geoorloofd, maar voor<br />
pensioenontslagen onder de AOW-gerechtigde leeftijd dient steeds een objectieve rechtvaardiging te zijn. Het<br />
pensioenontslag zal steeds de strenge toets van de WGBLA dienen te doorstaan. In 2011 wees het Hof van<br />
Justitie van de EU, in het zogenoemde Lufthansa-arrest, een pensioenontslag bij het bereiken van de leeftijd van<br />
60 jaar nog af. In het Lufthansa-arrest werd het aangevoerde doel, de luchtverkeersveiligheid, niet legitiem<br />
geacht. Met het KLM- arrest lijkt voorzichtig een deur open gezet voor het pensioenontslag onder de 65 jaar. In<br />
onderhavige zaak oordeelde de Hoge Raad dat een regelmatige en voorspelbare doorstroming van KLM-vliegers<br />
een legitiem doel is en dat een pensioenontslag hiertoe een passend en noodzakelijk middel is.<br />
<strong>Nieuwsbrief</strong> <strong>Arbeidsrecht</strong> <strong>–</strong> <strong>Augustus</strong> <strong>2012</strong> 5
Contactpersonen:<br />
Amsterdam, Utrecht, Eindhoven<br />
Wouter Engelsman<br />
T: 088 407 04 08<br />
E: wouter.engelsman@hollandlaw.nl<br />
Den Haag<br />
Nicky ten Bokum<br />
T: 088 407 03 08<br />
E: nicky.ten.bokum@hollandlaw.nl<br />
Rotterdam<br />
Wendy de Jong<br />
T: 088 407 02 35<br />
E: wendy.de.jong@hollandlaw.nl<br />
<strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong><br />
Advocatuur | Notariaat<br />
Over <strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong><br />
<strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong> is een toonaangevend<br />
advocaten- en notarissenkantoor met<br />
hoogwaardige juridische dienstverlening.<br />
Onze advocaten en (kandidaat-) notarissen<br />
zijn actief op alle rechtsgebieden die voor<br />
ondernemingen relevant zijn. Met<br />
vestigingen in Amsterdam, Den Haag,<br />
Eindhoven, Rotterdam, Utrecht, Brussel en<br />
legal desks in Londen en New York zijn wij<br />
in staat u passende oplossingen te bieden<br />
voor al uw juridische vraagstukken. In<br />
Nederland heeft <strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong><br />
Advocaten en Notarissen LLP een<br />
strategische alliantie met Ernst & Young<br />
Belastingadviseurs LLP.<br />
www.hollandlaw.nl<br />
<strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong> Advocaten en<br />
Notarissen LLP is een limited liability<br />
partnership opgericht naar het recht<br />
van Engeland en Wales met<br />
registratienummer OC335658 en is in<br />
Nederland geregistreerd bij de Kamer van<br />
Koophandel Rotterdam onder nummer<br />
24433164.<br />
© <strong>2012</strong> <strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong> Advocaten en<br />
Notarissen LLP<br />
Disclaimer<br />
Deze publicatie is met grote zorgvuldigheid<br />
samengesteld. Voor mogelijke onjuistheid en/of<br />
onvolledigheid van de hierin verstrekte informatie<br />
aanvaardt <strong>Holland</strong> <strong>Van</strong> <strong>Gijzen</strong> Advocaten en Notarissen<br />
LLP geen aansprakelijkheid, evenmin kunnen aan de<br />
inhoud van deze publicatierechten worden ontleend.<br />
<strong>Nieuwsbrief</strong> <strong>Arbeidsrecht</strong> <strong>–</strong> <strong>Augustus</strong> <strong>2012</strong> 6