11.09.2013 Views

Libellen in de Wellemeersen - Hostbasket

Libellen in de Wellemeersen - Hostbasket

Libellen in de Wellemeersen - Hostbasket

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Danny Van Schan<strong>de</strong>vyl<br />

<strong>Libellen</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong><br />

(Odonata)<br />

Een gedocumenteerd verslag over een<br />

libellenobservatie <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van 1996 tot en met<br />

2007, <strong>in</strong> een natuurreservaat langs <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r<br />

(België -Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren)


<strong>Libellen</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong><br />

Een gedocumenteerd verslag over een libellenobservatie <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van 1996 tot en met 2007,<br />

<strong>in</strong> een natuurreservaat langs <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r (België -Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />

Danny Van Schan<strong>de</strong>vyl<br />

It may thus be expected that the list given is by no means a complete one,<br />

as from time to time new immigrants wil appear, while other species, now present,<br />

may disappear through competition. (Prof. H. J. Dumont, 1971)


1. Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”<br />

Situer<strong>in</strong>g<br />

De <strong>Wellemeersen</strong> ten zui<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Kapellemeersen ten noor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r vormen op <strong>de</strong> grens van Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren en Vlaams-<br />

Brabant een waar<strong>de</strong>vol natuurgebied van ongeveer 350 ha -Topografische kaart NGI 30/3-4 (1/25000).<br />

De <strong>Wellemeersen</strong> zelf vormen een 109 ha groot, laaggelegen moerassig gebied op <strong>de</strong> l<strong>in</strong>keroever van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, voor het grootste<br />

ge<strong>de</strong>elte gelegen op het grondgebied Den<strong>de</strong>rleeuw (<strong>de</strong>elgemeente Welle) en wor<strong>de</strong>n ruwweg begrensd door :<br />

-ten noor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> autosnelweg Brussel- Oosten<strong>de</strong> ;<br />

-ten oosten <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, die <strong>de</strong> grens vormt tussen Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren en Vlaams Brabant;<br />

-ten zui<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> spoorweglijn Brussel- Oosten<strong>de</strong>;<br />

-ten westen door <strong>de</strong> spoorweglijn Brussel- Den<strong>de</strong>rleeuw- Aalst- Gent en ten <strong>de</strong>le ook door <strong>de</strong> 1-2 m hoge erosiewal van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r,<br />

waarboven het bebouw<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong>straat en <strong>de</strong> Zavelputstraat uitsteekt.<br />

Ontstaan, geomorfologie en reliëf<br />

Als we heel ver terugkeren <strong>in</strong> <strong>de</strong> tijd had <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r een bre<strong>de</strong>, diepe vallei uitgegraven <strong>in</strong> het landschap. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste<br />

ijstij<strong>de</strong>n voer<strong>de</strong>n noordwestenstormen vanuit <strong>de</strong> droogstaan<strong>de</strong> Noordzee m<strong>in</strong> of meer fijn stof aan (löss). Dit löss werd afgezet aan <strong>de</strong><br />

luwzij<strong>de</strong> (westkant) van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>rvallei. Op <strong>de</strong> oostelijke, naar <strong>de</strong> w<strong>in</strong>d gekeer<strong>de</strong> valleiflank was er bijna geen afzett<strong>in</strong>g. Dit zacht<br />

glooien aan <strong>de</strong> ene zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> steilere hell<strong>in</strong>g aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> zijn vandaag <strong>de</strong> dag nog steeds te zien tij<strong>de</strong>ns een<br />

wan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>.<br />

Tegelijkertijd was er natuurlijk ook <strong>de</strong> voortduren<strong>de</strong> afzett<strong>in</strong>g en erosie van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r zelf. In warmere tij<strong>de</strong>n ontwikkel<strong>de</strong>n zich veen-<br />

en turflagen <strong>in</strong> <strong>de</strong> alluviale Den<strong>de</strong>rvlakte. Bo<strong>de</strong>merosie door het <strong>in</strong> cultuur brengen van <strong>de</strong> hell<strong>in</strong>gen zorg<strong>de</strong> er voor dat massa’s lemig<br />

materiaal van <strong>de</strong> akkers <strong>in</strong> <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r terecht kwam. Als natuurlijke rivier had <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r een belangrijk verval en een bruisend regime.<br />

Grote neerslaghoeveelhe<strong>de</strong>n veroorzaakten dan ook een hevige, maar kortstondige was met grote snelheid en <strong>de</strong>biet. Toen <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r<br />

nog niet gekanaliseerd was en door het ontbreken van sluizen waren w<strong>in</strong>teroverstrom<strong>in</strong>gen een normaal verschijnsel. Ook nu nog kan<br />

het aanzien van <strong>de</strong>ze ogenschijnlijk rustige rivier veran<strong>de</strong>ren en trad hij <strong>de</strong> afgelopen jaren tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> w<strong>in</strong>ter enkele keren ver buiten zijn<br />

oevers.<br />

Bij een <strong>de</strong>rgelijke overstrom<strong>in</strong>g schuur<strong>de</strong> het water telkens een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

zachtere kleiige en lemige bo<strong>de</strong>mlagen weg, zodat een m<strong>in</strong> of meer steil talud<br />

van één tot een paar meter hoog ontstond, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> erosiewal. Deze<br />

bochtige wal ligt langsheen <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r op wisselen<strong>de</strong> afstand van <strong>de</strong> eigen-<br />

lijke rivierbedd<strong>in</strong>g, ter hoogte van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> zelfs op een paar hon<strong>de</strong>rd<br />

meter.<br />

Telkens <strong>de</strong> rivier buiten zijn oevers trad, g<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het overstrom<strong>in</strong>gswater <strong>de</strong><br />

zwaarste, zweven<strong>de</strong> zand– en leem<strong>de</strong>eltjes eerst vlak buiten <strong>de</strong> bedd<strong>in</strong>g be-<br />

z<strong>in</strong>ken. De lichtste klei<strong>de</strong>eltjes wer<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r meegevoerd <strong>in</strong> <strong>de</strong> richt<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> erosiewal en vorm<strong>de</strong>n zo regelmatig een nieuwe, dunne kleifilm over het<br />

grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> alluviale vlakte.<br />

Langsheen <strong>de</strong> zomerbedd<strong>in</strong>g ontstond op die manier een hoger gelegen gor<strong>de</strong>l<br />

uit zandleem, <strong>de</strong> oeverwal, waarop wei<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n aangelegd. Tussen <strong>de</strong> oe-<br />

verwal en <strong>de</strong> erosiewal werd een komvormige zone gevormd, waarvan <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>m bestond uit ondoorlaatbare klei.<br />

Deze <strong>de</strong>eltjes waren zowel afkomstig van het overstrom<strong>in</strong>gswater als wegge-<br />

spoeld van <strong>de</strong> hoger gelegen gron<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> erosiewal naar <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r toe.<br />

In <strong>de</strong>ze kleikom was uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijk doorlopend voldoen<strong>de</strong> water (dus ook <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

zomer) aanwezig om een moerasvegetatie te laten ontstaan.<br />

Geomorfologisch kan men dus stellen dat <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r <strong>in</strong> <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

<strong>Wellemeersen</strong> een lage alluviale vlakte heeft gevormd. Deze vlakte, variërend<br />

In breedte van 200 tot 1000 m, wordt van het pleistocene gebied geschei<strong>de</strong>n<br />

door steilran<strong>de</strong>n (1- 3 m hoog). De opbouw van <strong>de</strong> vallei is assymetrisch.<br />

Overstrom<strong>in</strong>g e<strong>in</strong><strong>de</strong>jaar 2002- Foto Bruno De Bruyn<br />

Een <strong>de</strong>rgelijke valleivorm is geomorfologisch bijzon<strong>de</strong>r en typerend voor het perciglaciale gebied. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste ijstijd (Wurmglaciaal)<br />

werd het tertiaire oppervlak be<strong>de</strong>kt met niveo-eolisch leem en zandleem. Wegens het overheersen van westenw<strong>in</strong><strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> afzett<strong>in</strong>g werd <strong>de</strong> lijzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>in</strong>gesne<strong>de</strong>n pleistocene vallei van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r be<strong>de</strong>kt door een dik leempakket.<br />

De valleien wer<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns het Atlanticum be<strong>de</strong>kt met terrigeen kleiig of lemig materiaal. Hier en daar ontstond veen.<br />

In <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> zijn <strong>in</strong> het allivium dui<strong>de</strong>lijk oerverwallen en komgron<strong>de</strong>n te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Het reliëf <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> wordt <strong>in</strong> hoofdzaak bepaald door het hoogteverschil tussen <strong>de</strong> alluviale vlakte van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r en het<br />

kwartaire leem<strong>de</strong>k. Het erosietalud vormt tussen <strong>de</strong>ze twee geomorfologische eenhe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> meeste plaatsen een scherpe grens.<br />

Op an<strong>de</strong>re plaatsen, zoals <strong>in</strong> het noordwesten van het gebied, verloopt <strong>de</strong> overgang iets gelei<strong>de</strong>lijker.<br />

Ver<strong>de</strong>re reliëfverschillen wor<strong>de</strong>n gevormd door uitgesproken oeverwallen en <strong>de</strong> vrij steile rechter valleiflank van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r.<br />

1<br />

Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”


De verschillen <strong>in</strong> bo<strong>de</strong>mgesteldheid wor<strong>de</strong>n dui<strong>de</strong>lijk bij het bekijken van een bo<strong>de</strong>mkaart (Fig. 1).<br />

Hierop on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n we twee grondsoorten, lichte klei (E) en zandleem (L).<br />

Op bei<strong>de</strong> grondsoorten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wij volgen<strong>de</strong> types :<br />

b : goed gedra<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> grond, geduren<strong>de</strong> heel het jaar een optimale vochtigheidsgraad<br />

c : tamelijk goed gedra<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> grond, <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m is nat geduren<strong>de</strong> korte tijd<br />

d : onvoldoen<strong>de</strong> gedra<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> grond, <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m blijft geduren<strong>de</strong> geruime tijd nat<br />

e,h : slecht gedra<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, grondwatertafel geduren<strong>de</strong> een <strong>de</strong>el van het jaar <strong>de</strong> oppervlakte<br />

f: zeer slecht gedra<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, watertafel vrijwel steeds tot aan <strong>de</strong> oppervlakte.<br />

De erosiewal en <strong>de</strong> oeverwal bestaan uit m<strong>in</strong> of meer natte zandleem. Hierop v<strong>in</strong><strong>de</strong>n wij bewon<strong>in</strong>g, grasland, wei<strong>de</strong>n en een droger<br />

bosge<strong>de</strong>elte aan <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r. Op <strong>de</strong> kleibo<strong>de</strong>ms v<strong>in</strong><strong>de</strong>n we, naargelang <strong>de</strong> vochtigheid, natte graslan<strong>de</strong>n, zeggenvegetaties, elzen-<br />

broek en populieraanplant<strong>in</strong>gen.<br />

2<br />

Fig. 1 - Bo<strong>de</strong>mkaart<br />

Legen<strong>de</strong><br />

Ee : Natte klei met grondwater<br />

Ef : Zeer natte klei met grondwater<br />

Eh : Natte klei met stuwwater<br />

Lb & Lc : Droge tot matig droge zandleem<br />

Ld : Matig natte zandleem<br />

Lc : Natte zandleem met grondwater<br />

Lf : Zeer natte zandleem met grondwater<br />

1-8 : Spoorlijn Brussel – Oosten<strong>de</strong><br />

5 : Autosnelweg met Gatesvijver<br />

6 : Spoorlijn Den<strong>de</strong>rleeuw – Kortrijk<br />

7 : Station Den<strong>de</strong>rleeuw<br />

In <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> v<strong>in</strong>dt men dus jonge bo<strong>de</strong>ms zon<strong>de</strong>r profielontwikkel<strong>in</strong>g op lemig, zandlemig en kleiig materiaal.<br />

De oeverwal van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r bestaat uit zandleem tot zwaar zandleemgron<strong>de</strong>n met gleyverschijnselen op ger<strong>in</strong>ge diepte.<br />

De sterk gleyige gron<strong>de</strong>n op kleiig materiaal overwegen. Het betreft hier Eep- en Efp- gron<strong>de</strong>n die men <strong>in</strong> <strong>de</strong> kommen aantreft. Deze<br />

kommen zijn zeer vochtig en/of overstromen regelmatig. In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond start op een diepte van twee meter een twaalf meter dikke<br />

zandlaag. De gron<strong>de</strong>n boven het erosietalud zijn voornamelijk opgebouwd uit een dikke (soms kleiige) leemlaag.<br />

De <strong>in</strong>vloed van <strong>de</strong> mens<br />

De achttien<strong>de</strong> eeuw<br />

Op een kab<strong>in</strong>etskaart van 1771-1778 van Graaf <strong>de</strong> Ferraris, <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> kaartenontwerper uit <strong>de</strong> Oostenrijkse Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n staan <strong>de</strong><br />

<strong>Wellemeersen</strong> beschreven als niet te betre<strong>de</strong>n moerassige bossen, waar<strong>in</strong> een afwater<strong>in</strong>gssloot (<strong>de</strong> Rijt) getekend staat, die nu nog<br />

steeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> loop heeft. De wijk Leeuwbrug wordt als LEUIBRUGH aangeduid. Langs <strong>de</strong> huidige Ro<strong>de</strong>straat is er al bewon<strong>in</strong>g,<br />

langs <strong>de</strong> erosiewal zijn stroken bospercelen te zien, vooral op plaatsen waar nu nog kwel wordt aangetroffen.<br />

Op <strong>de</strong> drogere oeverwal langs <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r zijn enkele percelen als akker <strong>in</strong> gebruik. Wat echter het meest opvalt is dat <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r nog<br />

een zeer mean<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> rivier is.<br />

De negentien<strong>de</strong> eeuw<br />

Op een topografische kaart van P. Van<strong>de</strong>rmaelen uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1846-1854 is er <strong>in</strong> feite niet veel veran<strong>de</strong>rd. Voor het eerst komt op<br />

een kaart <strong>de</strong> naam Welle Meerschen voor. Er is nagenoeg geen <strong>in</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>in</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke perceeltjes, vermoe<strong>de</strong>lijk wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>n<br />

toen na het hooien gemeenschappelijk gebruikt. De buurtweg die nu nog bij <strong>de</strong> meeste wan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen gevolgd wordt is dui<strong>de</strong>lijk<br />

aangegeven. De Den<strong>de</strong>r is nog steeds niet rechtgetrokken. Twee evenwijdige lijnen zou<strong>de</strong>n een aanduid<strong>in</strong>g kunnen zijn voor <strong>de</strong><br />

geplan<strong>de</strong> aanleg van een spoorweg.<br />

De kanalisatie van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r v<strong>in</strong>dt plaats <strong>in</strong> 1865. Er wer<strong>de</strong>n grote bochten uitgesne<strong>de</strong>n en er werd een brug gebouwd tussen<br />

Den<strong>de</strong>rleeuw en Teralfene. Aan het reeds bestaan<strong>de</strong> sas van Huissegem wer<strong>de</strong>n verbeter<strong>in</strong>gswerken uitgevoerd en <strong>de</strong> brug van<br />

Teralfene krijgt ook een sas.<br />

Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”


Op stafkaarten uit 1871 en 1884 treffen wij voor het eerst <strong>de</strong> spoorlijn 50A Brussel- Den<strong>de</strong>rleeuw- Aalst- Gent aan (Chem<strong>in</strong> <strong>de</strong> Fer <strong>de</strong><br />

Gand à Bruxelles), met een afsplits<strong>in</strong>g ter hoogte van <strong>de</strong> grens Leeuwbrug- Welle van <strong>de</strong> spoorlijn 89 naar Kortrijk. De<br />

werkzaamhe<strong>de</strong>n begonnen <strong>in</strong> 1853. Om <strong>de</strong> spoordijken aan te leggen en te stabiliseren werd grond uit <strong>de</strong> nabijgelegen bosgebie<strong>de</strong>n<br />

gehaald, zo ontston<strong>de</strong>n drie “zavelputten” (van het werkwoord “uitzavelen”):<br />

-<strong>de</strong> driehoekige Kle<strong>in</strong>e zavelput aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> spoorlijn naar Aalst, richt<strong>in</strong>g Den<strong>de</strong>r;<br />

-<strong>de</strong> rechthoekige Grote zavelput precies daartegenover aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong>;<br />

-<strong>de</strong> driehoekige Mannekesput nog ver<strong>de</strong>r westelijk langs <strong>de</strong> aftakk<strong>in</strong>g.<br />

De Den<strong>de</strong>r is rechtgetrokken, <strong>de</strong> afgesne<strong>de</strong>n armen, waarvan één <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> zijn nog niet verland. Op <strong>de</strong> kaarten zijn<br />

eveneens een groter aantal afwater<strong>in</strong>gssloten en een groter aantal bewerkte percelen (als weiland of hooiland) terug te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n,<br />

samen met enkele populieraanplant<strong>in</strong>gen.<br />

De tw<strong>in</strong>tigste eeuw<br />

In 1910 gaat men van start met <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> rechtstreekse spoorlijn Brussel-Oosten<strong>de</strong>. De werkzaamhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />

Eerste wereldoorlog on<strong>de</strong>rbroken en pas <strong>in</strong> 1919 hervat. Op een stafkaart van 1911 is <strong>de</strong>ze “nieuwe lijn”, <strong>de</strong> spoorlijn 50 met een<br />

uitrit- en opritstuk naar en van het station van Den<strong>de</strong>rleeuw reeds aanwezig. Opvallend zijn zeker ook <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re aangroei van<br />

het aantal populieraanplant<strong>in</strong>gen en hooilan<strong>de</strong>n.<br />

De aanleg van sluizen op <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r zou <strong>in</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren <strong>de</strong> <strong>de</strong>bietregel<strong>in</strong>g zondanig verbeteren dat <strong>de</strong> overstrom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

w<strong>in</strong>ter nooit meer <strong>de</strong> afmet<strong>in</strong>gen aannamen van voorheen.<br />

Bij het e<strong>in</strong><strong>de</strong> van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog zou<strong>de</strong>n twee feiten het leven <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> beïnvloe<strong>de</strong>n:<br />

-het uitschakelen van enkele sluizen op <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed <strong>in</strong> <strong>de</strong> w<strong>in</strong>ter weer wateroverlast ontstaan, er <strong>de</strong><strong>de</strong>n zich weer overstro-<br />

m<strong>in</strong>gen voor.<br />

-bij bombar<strong>de</strong>menten op het spoorwegstation van Den<strong>de</strong>rleeuw en op <strong>de</strong> kruispunten van <strong>de</strong> spoorlijnen <strong>in</strong> Leeuwbrug, kwamen ook<br />

heel wat bommen <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> terecht. Deze bomkraters, ”bomputten” genoemd liepen al vlug on<strong>de</strong>r water en vorm<strong>de</strong>n<br />

m<strong>in</strong>iatuurplassen waar<strong>in</strong> het na enige tijd krioel<strong>de</strong> van planten en dieren.<br />

Twee luchtfoto’s genomen door <strong>de</strong> Britisch Army Forces op 18 juli 1944. De Geallieer<strong>de</strong>n voer<strong>de</strong>n kort na mekaar twee bombar<strong>de</strong>menten uit op Den<strong>de</strong>rleeuw<br />

met <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g <strong>de</strong> Duitse bezetter af te snij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> buitenwereld. Het eerste bombar<strong>de</strong>ment op 25 mei 1944 had als doelwit <strong>de</strong> spoorwegbrug over <strong>de</strong><br />

Den<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> grens Den<strong>de</strong>rleeuw-Teralfene (ro<strong>de</strong> pijl). Citaat: “ Zij dropten 92 bommen van 500 lbs (Engelse pounds), ongeveer <strong>de</strong> helft hiervan viel op het<br />

grondgebied van Erembo<strong>de</strong>gem (Ressebeke) en Teralfene. De an<strong>de</strong>re helft kwam <strong>in</strong> <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>rmeersen en <strong>de</strong> bossen rond Leeuwbrug terecht. “<br />

Een twee<strong>de</strong> bombar<strong>de</strong>ment op 8 juli 1944 had als doelwit <strong>de</strong> spoorlijnen Brussel- Oosten<strong>de</strong> , Den<strong>de</strong>rleeuw - Aalst en Den<strong>de</strong>rleeuw - Kortrijk met vertakk<strong>in</strong>gen<br />

en bruggen op <strong>de</strong> grens Leeuwbrug-Welle (gele pijlen). Ook hiervan “verdwalen” er een groot aantal en komen terecht <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>. De verse<br />

bomkraters zijn dui<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> foto’s te zien.<br />

Foto’s - Photo-library <strong>de</strong>partment of the Geographic University of Keel –Great Britta<strong>in</strong>.<br />

3<br />

Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”


Een laatste grote <strong>in</strong>greep <strong>in</strong> het landschap gebeurt <strong>in</strong> <strong>de</strong> vijftiger jaren met <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> autosnelweg Brussel-Oosten<strong>de</strong>. Hierbij<br />

werd zand gewonnen voor het ophogen van <strong>de</strong> bermen om <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r te overbruggen.<br />

Zo ontstond <strong>de</strong> grote waterplas die nu als Gatesvijver bekend staat , genoemd naar <strong>de</strong> nabijgelegen fabriek die er koelwater uit<br />

putte.<br />

De <strong>Wellemeersen</strong> zijn vanaf dan langs ie<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> omsloten door opvallen<strong>de</strong> grenzen.<br />

De Den<strong>de</strong>r werd ongeschikt voor biologisch leven omstreeks 1949-1950 als gevolg van zich herstellen<strong>de</strong> <strong>in</strong>dustrie langs <strong>de</strong><br />

waterloop.<br />

Bij het beg<strong>in</strong> van <strong>de</strong> zestiger jaren beg<strong>in</strong>t het door menselijke <strong>in</strong>grepen verkeerd te lopen <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>.<br />

Veel bomputten wor<strong>de</strong>n opgevuld met huisvuil, an<strong>de</strong>re “opgekuist” om als visvijver te kunnen gebruiken. Afvoersloten van rioolwater<br />

slibben door vervuil<strong>in</strong>g langzaam dicht. Hierdoor ontstond te lange wateroverlast op <strong>de</strong> laagst gelegen <strong>de</strong>len, waardoor veel<br />

populieren afsterven.<br />

Rond 1970 drukt <strong>de</strong> mens nog sterker zijn stempel op het natuurgebied. Veel wei<strong>de</strong>n en hooilan<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n afgerasterd, bemest<br />

en omgezet <strong>in</strong> graaswei<strong>de</strong>n voor koeien, paar<strong>de</strong>n, schapen en ganzen. Van <strong>de</strong> oorspronkelijke vegetatie op <strong>de</strong>ze percelen bleef<br />

algauw niets meer over. Op privé-percelen wer<strong>de</strong>n nieuwe visvijvers gegraven wat <strong>in</strong>vloed had op <strong>de</strong> waterhuishoud<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

omgev<strong>in</strong>g, wer<strong>de</strong>n weekendhuisjes en afsluit<strong>in</strong>gen geplaatst.<br />

Grotere percelen wer<strong>de</strong>n verhuurd als jachtterre<strong>in</strong>, een paar ervan wer<strong>de</strong>n als maïsakker voor fazantenvoer <strong>in</strong> gebruik genomen.<br />

De jaren zeventig en tachtig, het tij keert…<br />

In 1972 waren er plannen om <strong>in</strong> het gebied een verkle<strong>in</strong><strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stallatie voor huisvuil (lees stort) te <strong>in</strong>stalleren. Dankzij het verzet van<br />

<strong>de</strong> plaatselijke bevolk<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> <strong>in</strong>teresse van diverse laboratoria van <strong>de</strong> Rijksuniversiteit van Gent voor het gebied, werd <strong>in</strong> 1973 <strong>de</strong><br />

wettelijke procedure tot klasser<strong>in</strong>g <strong>in</strong>gezet, wat <strong>in</strong> 1975 tot beteken<strong>in</strong>g leid<strong>de</strong>.<br />

Enkele publicaties (Van Cotthem 1966, Dumont 1971, Kuyken et al 1972 en Van Stalle 1976) bewezen het biologisch belang van het<br />

geheel. Het hele gebied werd dan ook op <strong>de</strong> gewestplannen <strong>in</strong> 1978 <strong>in</strong>gekleurd als reservaat en natuurgebied, 109 ha wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong><br />

1980 <strong>in</strong>geschreven als waar<strong>de</strong>vol landschap en het gebied wordt <strong>in</strong> 1981 <strong>in</strong>geschreven op <strong>de</strong> aankoopprioriteitenlijst van het Vlaams<br />

Gewest.<br />

De aanleg van een gemeentelijk wan<strong>de</strong>lpad <strong>in</strong> 1981 en enkele perceeltjes die jaarlijks gehooid wer<strong>de</strong>n door lokale natuurliefhebbers<br />

waren <strong>de</strong> daaropvolgen<strong>de</strong> jaren echter <strong>de</strong> enige bijkomen<strong>de</strong> wapenfeiten. Tot <strong>in</strong> 1988 on<strong>de</strong>r impuls van <strong>de</strong> milieuwerkgroepen uit <strong>de</strong><br />

Den<strong>de</strong>rstreek een eerste hooilandje werd aangekocht door het toenmalige Belgische Vogel- en Natuurreservaten, later Natuur-<br />

reservaten vzw en ook <strong>de</strong> plaatselijke beheerswerkgroep <strong>Wellemeersen</strong> werd opgericht.<br />

De <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itieve doorbraak werd bereikt <strong>in</strong> 1991 bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rteken<strong>in</strong>g van een samenwerk<strong>in</strong>gsakkoord tussen <strong>de</strong> vzw<br />

Natuurreservaten, <strong>de</strong> beheerswerkgroep <strong>Wellemeersen</strong> en het gemeentebestuur van Den<strong>de</strong>rleeuw <strong>in</strong>zake grondaankopen, beheer<br />

en publicaties rond het reservaat. Via een aanvullen<strong>de</strong> jaarlijkse gemeentesubsidie bovenop <strong>de</strong> gewestsubsidie (M<strong>in</strong>afonds),<br />

subsidie door het prov<strong>in</strong>ciebestuur Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren en het reservatenfonds kon<strong>de</strong>n vanaf dan aankoopkosten van gron<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het<br />

reservaat volledig gef<strong>in</strong>ancierd wor<strong>de</strong>n.<br />

In 2001 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> quasi <strong>in</strong>tegraal aangeduid als Europees Habitatrichtlijngebied. Wie nog enige twijfels had over het<br />

nut van <strong>de</strong>ze samenwerk<strong>in</strong>gsakkoor<strong>de</strong>n kreeg hiermee <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itief bevestig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>rlijke natuurwaar<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het Den<strong>de</strong>rleeuws<br />

reservaat.<br />

Anno 2009 is er 85 ha aan gron<strong>de</strong>n verworven en <strong>in</strong> beheer door <strong>de</strong> beheerswerkgroep en terre<strong>in</strong>ploegen van Natuurpunt.<br />

Hun werk voor <strong>de</strong> toekomst bestaat <strong>in</strong> het herstel ( o.a. door het verwij<strong>de</strong>ren van omhe<strong>in</strong><strong>in</strong>gen, uitdiepen van vervuil<strong>de</strong> en dichtgeslib-<br />

<strong>de</strong> sloten, kappen van populieren en aanplant<strong>in</strong>g van streekeigen bomen en struiken…) en het behoud van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>.<br />

Hydrografie<br />

Het gebied hoort tot het Den<strong>de</strong>rbekken. De Den<strong>de</strong>r kan omschreven wor<strong>de</strong>n als een gestuw<strong>de</strong> regenrivier met een vrij grote maar<br />

ge<strong>de</strong>mpte <strong>in</strong>vloed op het meersengebied.<br />

De dra<strong>in</strong>age van het gebied gebeurt <strong>in</strong> hoofdzaak door <strong>de</strong> Rijt, een centrale sloot die door <strong>de</strong> komgron<strong>de</strong>n loopt van zuid naar noord.<br />

In het noordoosten van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> werd <strong>de</strong> oeverwal doorgestoken om <strong>de</strong> afwater<strong>in</strong>g te kunnen laten gebeuren. De Rijt wordt<br />

ook gevoed door talrijke zijsloten, die op hun beurt <strong>in</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g staan met greppels <strong>in</strong> of tussen <strong>de</strong> percelen.<br />

Bijkomen<strong>de</strong> afwater<strong>in</strong>g van <strong>in</strong> hoofdzaak gron<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> gebeurt door twee sloten die <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke en zui<strong>de</strong>lijke<br />

punten van reservaat doorsnij<strong>de</strong>n. De zui<strong>de</strong>lijke sloot bestaat uit twee afzon<strong>de</strong>rlijk <strong>in</strong> <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r uitmon<strong>de</strong>n<strong>de</strong> takken. De Molenbeek<br />

<strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n vertoont nog vrij goe<strong>de</strong> structuurkenmerken. Deze sloot is echter anno 2009 nog steeds verontre<strong>in</strong>igd met vooral<br />

huishou<strong>de</strong>lijk afvalwater. De zui<strong>de</strong>lijke sloten zijn hiervan een paar jaar afgesloten en stijgen jaarlijks <strong>in</strong> kwaliteit. Enkel bij zeer<br />

zware regenval doen <strong>de</strong>ze sloten nog dienst als overstort.<br />

Naast sloten nemen vijvers en poelen een belangrijke plaats <strong>in</strong> <strong>in</strong> het gebied. De vijvers ontston<strong>de</strong>n voornamelijk door het uitgraven<br />

van turf. Vele poelen zijn bomkraters.<br />

Het gebied ten westen van <strong>de</strong> spoorlijn watert eveneens af via <strong>de</strong> Rijt.<br />

4<br />

Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”


Hydrologie<br />

Hydrologisch zijn voor het gebied voornamelijk kwel<strong>in</strong>vloe<strong>de</strong>n van belang. Die zijn het meest uitgesproken op <strong>de</strong> overgang van<br />

kwartair <strong>de</strong>k en alluvium, waar bronzones voorkomen.<br />

In <strong>de</strong> komgron<strong>de</strong>n treedt diffuse kwel op. Ter hoogte van <strong>de</strong> steilran<strong>de</strong>n v<strong>in</strong><strong>de</strong>n we enkele puntvormige bronnen. Deze vallen ook <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> droogste zomers niet droog zodanig dat naast ondiep kwelwater wellicht ook diep kwelwater aan <strong>de</strong> oppervlakte komt. Een<br />

peilbuizennetwerk is opgesteld om meer <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> <strong>de</strong> hydrologie van het gebied.<br />

De kwel<strong>in</strong>vloe<strong>de</strong>n zijn dus vanaf het erosietalud tot <strong>in</strong> <strong>de</strong> kommen merkbaar. Ecologisch speelt kwel echter slechts een belangrijke<br />

rol <strong>in</strong> <strong>de</strong> smalle zone aan <strong>de</strong> voet van het talud. Het effect van kwelwater wordt <strong>in</strong> een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> kommen teniet gedaan door over-<br />

strom<strong>in</strong>gen met vaak nog vervuild water vanuit <strong>de</strong> Rijt.<br />

Ook <strong>de</strong> zone met vijvers ten westen van <strong>de</strong> spoorweg ligt <strong>in</strong> <strong>de</strong> natuurlijke kwelzone van het gebied. De vijvers die <strong>in</strong> het mid<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zijn gegraven, zijn ondanks hun dra<strong>in</strong>erend effect potentieel bijzon<strong>de</strong>r waar<strong>de</strong>vol. De Gatesvijver heeft<br />

eveneens een dra<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> werk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> aanpalen<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n. Deze diepe en grote zandw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>gsput ontvangt eveneens<br />

kwelwater. De Gatesvijver watert via een kle<strong>in</strong>e sloot af naar <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r. An<strong>de</strong>re <strong>in</strong>grepen die <strong>de</strong> natuurlijke hydrologie van het<br />

gebied verstoren zijn vijvertjes die voornamelijk <strong>in</strong> het komgebied wer<strong>de</strong>n gegraven. Daarbij zijn zowel dra<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> als waterpeilver-<br />

hogen<strong>de</strong> <strong>in</strong>vloe<strong>de</strong>n merkbaar.<br />

Wat <strong>de</strong> natuurlijke dra<strong>in</strong>age van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>ms betreft bestaan <strong>de</strong> laagst gelegen gebie<strong>de</strong>n uit zeer sterk of sterk gleyige gron<strong>de</strong>n met<br />

een slechte of tamelijk slechte natuurlijke dra<strong>in</strong>age. De hoger gelegen gron<strong>de</strong>n hebben een betere natuurlijke dra<strong>in</strong>age.<br />

De Den<strong>de</strong>r is een typische regenrivier, waarvan het wisselvallige <strong>de</strong>biet en peil s<strong>in</strong>ds 1975 wor<strong>de</strong>n bijgestuurd door een sas te Aalst.<br />

Natuurlijke overstrom<strong>in</strong>gen tre<strong>de</strong>n nog steeds op, zij het m<strong>in</strong><strong>de</strong>r frequent en korter dan voor 1975. Het uitblijven van on<strong>de</strong>rhoudswer-<br />

ken zorg<strong>de</strong> ervoor dat het gebied ook vaak overstroomd werd door <strong>de</strong> centrale afvoersloot, die zeer sterk verontre<strong>in</strong>igd was door<br />

rioolwater van <strong>de</strong> gemeente Den<strong>de</strong>rleeuw. Deze sloot voert anno 2009 vrijwel geen rioolwater meer af, zodat steeds m<strong>in</strong><strong>de</strong>r vervuild<br />

water <strong>in</strong> het gebied terechtkomt.<br />

Vegetatie (ten behoeve van <strong>de</strong> leesbaarheid wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> wetenschappelijke namen van planten en dieren niet vermeld)<br />

Dottergraslan<strong>de</strong>n<br />

In het gebied komen een aantal zeer soortenrijke en goed ontwikkel<strong>de</strong> Dottergraslandvegetaties voor.<br />

Een eerste type wordt gekenmerkt door het voorkomen van Knolsteenbreek. Ver<strong>de</strong>r komen hier o.a. Dotterbloem, Ad<strong>de</strong>rwortel, Egel-<br />

boterbloem, P<strong>in</strong>ksterbloem, Reukgras, Zachte dravik, Tweerijige zegge, Echte koekoeksbloem, Wil<strong>de</strong> bertram en Gevlekte orchis<br />

voor. Een twee<strong>de</strong> type wordt gekenmerkt door het voorkomen van Rietorchis en veel Tweerijige en Scherpe zegge. Ook vele van <strong>de</strong><br />

hogergenoem<strong>de</strong> soorten komen voor <strong>in</strong> dit type. Van het eerste type komen ook overgangen voor naar Glanshavergraslan<strong>de</strong>n.<br />

Glanshavergraslan<strong>de</strong>n<br />

De graslan<strong>de</strong>n van dit type komen hoofdzakelijk voor op <strong>de</strong> oeverwal of op <strong>de</strong> overgang van <strong>de</strong> oeverwal naar komgron<strong>de</strong>n. Dit type<br />

is meestal fragmentarisch ontwikkeld door een te hoge bemest<strong>in</strong>g. Soorten als Grote bevernel, Grote vossenstaart, Frans raaigras,<br />

Margriet, Wil<strong>de</strong> peen, Knoopkruid en Groot streepzaad komen dan ook eer<strong>de</strong>r voor <strong>in</strong> <strong>de</strong> perceelsran<strong>de</strong>n of zeer verspreid <strong>in</strong><br />

graslan<strong>de</strong>n die hoofdzakelijk van het Beemdgras-Raaigrastype zijn. Een vrij goed ontwikkeld grasland van dit type komt ook voor op<br />

het talud van <strong>de</strong> autosnelweg.<br />

Droge graslan<strong>de</strong>n<br />

Op <strong>de</strong> nog niet verruig<strong>de</strong> spoorwegtaluds komen nog enkele fraai ontwikkel<strong>de</strong> droge graslan<strong>de</strong>n voor met elementen van het<br />

Glanshaververbond. Het betreft hier een structuurrijke vegetatie met overgangen naar struwelen. Hier<strong>in</strong> komen soorten als<br />

Schermhavikskruid, St-Janskruid, Gewoon biggekruid, Muizenoortje, Wil<strong>de</strong> marjole<strong>in</strong> en een we<strong>in</strong>ig Agrimonie voor.<br />

Beemdgras-Raaigraswei<strong>de</strong>n<br />

Heel wat vochtige graslan<strong>de</strong>n zijn door een verbeter<strong>de</strong> afwater<strong>in</strong>g en verhoogd mestgift geëvolueerd naar eer<strong>de</strong>r soortenarme<br />

graswei<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> soortenrijkste graaswei<strong>de</strong>vegetatie komen naast Engels raaigras en Ruw beemdgras o.a. ook P<strong>in</strong>ksterbloem,<br />

Veldzur<strong>in</strong>g, Kruipen<strong>de</strong> en Scherpe boterbloem, Ruige zegge, Gewoon struisgras, Fior<strong>in</strong>gras, Gestreepte witbol en Valse voszegge<br />

voor.<br />

Vochtige ruigtes<br />

Vochtige ruigtes nemen een belangrijke plaats <strong>in</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>. Vaak zijn <strong>de</strong>ze vegetaties gelegen on<strong>de</strong>r populieraanplanten<br />

op voormalig grasland. Het betreft hier voornamelijk Moerasspirearuigtes en ruigtes die gedom<strong>in</strong>eerd wor<strong>de</strong>n door Rietgras. Op<br />

enkel langdurig geïnun<strong>de</strong>er<strong>de</strong> plaatsen is ook Liesgras dom<strong>in</strong>ant. Op vele plaatsen komen hier ook Gele lis, Bitterzoet, Haagw<strong>in</strong><strong>de</strong><br />

en Harig wilgenroosje voor.<br />

Een merkwaardige vochtige ruigte, gedom<strong>in</strong>eerd door Reuzenpaar<strong>de</strong>straat komt voor <strong>in</strong> een <strong>de</strong>el van het spoorwegtalud. Wellicht<br />

komt hier ondanks <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> spoorweg nog steeds diep kwelwater aan <strong>de</strong> oppervlakte.<br />

Grote zeggenvegetaties<br />

Enkele vochtige ruigtes <strong>in</strong> <strong>de</strong> nabijheid van of op open plekken <strong>in</strong> het moerasbos wor<strong>de</strong>n gedom<strong>in</strong>eerd door grote zeggen.<br />

Vooral Moeraszegge, Scherpe zegge en Oeverzegge bepalen het aspect.<br />

5<br />

Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”


Elzenbroekbos<br />

Het elzenbroekbos wordt gekenmerkt door zijn grote ontoegankelijkheid. Het kan langdurig overstroomd zijn. Door <strong>de</strong> vaak slechte<br />

waterkwaliteit is <strong>de</strong> oorspronkelijke vegetatie vaak <strong>in</strong> een verruig<strong>de</strong> vorm aanwezig. Vaak zijn ook hier canadapopulieren <strong>in</strong>geplant,<br />

die zich <strong>in</strong> slechte toestand bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n en niet zel<strong>de</strong>n afsterven.<br />

Op vele plaatsen komen echter nog soortenrijke vegetaties voor met Dotterbloem, Slanke sleutelbloem, Ad<strong>de</strong>rwortel, Gele lis, P<strong>in</strong>k-<br />

sterbloem en ruigtekrui<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> boomlaag is Zwarte els dom<strong>in</strong>ant.<br />

Op <strong>de</strong> iets drogere bo<strong>de</strong>m komt een Ruigte-Elzenbroekbos voor. Ruigtekrui<strong>de</strong>n dom<strong>in</strong>eren hier <strong>de</strong> vegetatie.<br />

Elzenbroekbos Moerasspirearuigte – Foto’s Bruno De Bruyn<br />

Essen-Elzen-Olmenbos en bronbos<br />

Deze vegetaties zijn wellicht <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>volste bosvegetaties <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>. Ruimtelijk zijn bei<strong>de</strong> vegetatietypes moeilijk te<br />

schei<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong> aanwezigheid van zowel bronnen als diffuse kwel komen bronbossoorten voor zoals Verspreidbladige goudveil,<br />

Reuzenpaar<strong>de</strong>staart en Hangen<strong>de</strong> zegge. Deze soorten zijn terug te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> vegetaties die eer<strong>de</strong>r tot <strong>de</strong> Essen-Elzen-<br />

Olmenbossen wor<strong>de</strong>n gerekend met o.a. Dotterbloem, Zevenblad, Dagkoekoeksbloem, Muskuskruid, Moesdistel, Bosbies, Bos-<br />

anemoon, Slanke sleutelbloem, IJle zegge en Brandnetel.<br />

Een zeldzame soort als Zwarte rapunzel verdween volledig en Knolsteenbreek g<strong>in</strong>g sterk achteruit. De moslaag kent enkele<br />

zeldzame soorten zoals Beekmos en Sikkelsterretje.<br />

Waterplantenvegetaties<br />

De huidige waterplantenvegetaties zijn bijna allemaal kenmerkend voor eutrofe situaties. De zavelputten die potentieel zeer waar-<br />

<strong>de</strong>vol kunnen zijn door hun ligg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> kwelzone, hebben door eutrofiër<strong>in</strong>g als gevolg van het overstromen van <strong>de</strong> Rijt en het<br />

verwij<strong>de</strong>ren van planten een verarm<strong>de</strong> waterplantenvegetatie. De kle<strong>in</strong>ere poelen en bomputten zijn veelal sterk verland zodat <strong>de</strong><br />

vroegere vegetatie met waterranonkels, Pijlkruid en Waterviolier zijn vervangen door verland<strong>in</strong>gsvegetaties. Enkele kle<strong>in</strong>ere poelen<br />

hebben evenwel nog steeds een rijke vegetatie met o.a. Gekroesd fonte<strong>in</strong>kruid en Waterviolier.<br />

Akkeronkrui<strong>de</strong>n<br />

De lemige grond aan <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> had<strong>de</strong>n vroeger een zekere faam voor wat betreft het voorkomen van<br />

akkeronkrui<strong>de</strong>n. Korenbloem, Bleke en Grote klaproos, Eenjarige hardbloem en Kle<strong>in</strong> bronkruid komen wel nog <strong>in</strong> het gebied voor, zij<br />

het dan dat ze zeer sterk achteruit gaan.<br />

Fauna<br />

Ongewervel<strong>de</strong>n<br />

De <strong>Wellemeersen</strong> wor<strong>de</strong>n bewoond door een enorm aantal ongewervel<strong>de</strong>n. Naast een vrij groot aantal libellensoorten komt er een<br />

grote variatie aan soorten nachtvl<strong>in</strong><strong>de</strong>rs (wellicht meer dan 500) voor, waaron<strong>de</strong>r Wespvl<strong>in</strong><strong>de</strong>r, S<strong>in</strong>t-Jacobsvl<strong>in</strong><strong>de</strong>r, Grote<br />

hermelijnvl<strong>in</strong><strong>de</strong>r en Kle<strong>in</strong>e nachtpauwoog.<br />

Frequent voorkomen<strong>de</strong> dagvl<strong>in</strong><strong>de</strong>rs zijn Oranjetipje, Groot dikkopje, Zwartspriet- en Geelsprietdikkopje, Bont en Oranje Zandoogje,<br />

Landkaartje en Kon<strong>in</strong>g<strong>in</strong>nepage. Van Koev<strong>in</strong>kje, Hooibeestje en Argusvl<strong>in</strong><strong>de</strong>r ontbreken recente waarnem<strong>in</strong>gen.<br />

Uit <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>sectenor<strong>de</strong>n onthou<strong>de</strong>n we Muskusboktor, Grote populierenboktor, Moerasspr<strong>in</strong>khaan, Blauwvleugelspr<strong>in</strong>khaan en<br />

Reuzenhoutwesp.<br />

6<br />

Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”


Avifauna<br />

Belangrijke broedvogels <strong>in</strong> het gebied zijn o.a. IJsvogel, Waterral, W<strong>in</strong>tertal<strong>in</strong>g, Dodaars, Nachtegaal, Spotvogel en Rietgors. In een<br />

recent verle<strong>de</strong>n waren <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> een belangrijk broedgebied voor <strong>de</strong> Klapekster, een soort die dankzij het gevoer<strong>de</strong> beheer<br />

opnieuw tot <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n gaat behoren, hetzij als w<strong>in</strong>tergast of als broedvogel.<br />

In <strong>de</strong> w<strong>in</strong>ter pleisteren er diverse een<strong>de</strong>nsoorten en een enkele Roerdomp. Zeldzame w<strong>in</strong>tergasten zijn o.a. Grote zaagbek, Nonnetje<br />

en Brilduiker.<br />

In het voorjaar pleisteren er op <strong>de</strong> vloeiwei<strong>de</strong>n te Erembo<strong>de</strong>gem tij<strong>de</strong>lijk een aantal steltlopers die op doortrek zijn, waaron<strong>de</strong>r Grutto,<br />

Kemphaan en Groenpootruiter. Frequenter v<strong>in</strong>dt men er Watersnip, Witgatje, Oeverloper en Kle<strong>in</strong>e plevier.<br />

Amfibieën<br />

In het gebied komen V<strong>in</strong>pootsalaman<strong>de</strong>r, Kle<strong>in</strong>e watersalaman<strong>de</strong>r, Alpenwatersalaman<strong>de</strong>r, Gewone pad, Bru<strong>in</strong>e en Groene kikker<br />

voor.<br />

Reptielen<br />

Levendbaren<strong>de</strong> hagedis en Hazelworm komen vermoe<strong>de</strong>lijk nog voor <strong>in</strong> het gebied, alhoewel recente waarnem<strong>in</strong>gen ontbreken.<br />

Tevens zijn er waarnem<strong>in</strong>gen van Glad<strong>de</strong> slang en R<strong>in</strong>gslang bekend. In hoeverre een populatie van <strong>de</strong>ze soorten <strong>in</strong> <strong>de</strong> Welle-<br />

meersen aanwezig is, is niet bekend.<br />

Twee bewoners van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>, het Groot dikkopje en <strong>de</strong> V<strong>in</strong>pootsalaman<strong>de</strong>r – Foto’s Henk Wallays<br />

7<br />

Kennismak<strong>in</strong>g met het natuurreservaat “De <strong>Wellemeersen</strong>”


2. Een lifetrap voor libellen !<br />

Dat libellen zich over aanzienlijke afstan<strong>de</strong>n kunnen verplaatsen blijkt<br />

dui<strong>de</strong>lijk uit het tempo waar<strong>in</strong> vrijwel alle libellen nieuwe biotopen berei-<br />

ken.<br />

Bij libellen maakt men het on<strong>de</strong>rscheid tussen zwerf- en trekgedrag.<br />

Bij trek, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot bij zwerven is doorgaans sprake van een dui-<br />

<strong>de</strong>lijke richt<strong>in</strong>g. Heel wat dieren op het noor<strong>de</strong>lijke halfrond (trekvogels,<br />

dagvl<strong>in</strong><strong>de</strong>rs, nachtvl<strong>in</strong><strong>de</strong>rs en zweefvliegen) trekken <strong>in</strong> het voorjaar<br />

naar het noor<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> <strong>de</strong> herfst naar het zui<strong>de</strong>n.<br />

Bij onze <strong>in</strong>heemse libellen is vooral <strong>de</strong> herfsttrek naar het zui<strong>de</strong>n bekend<br />

van <strong>de</strong> Bru<strong>in</strong>ro<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel (Sympetrum striolatum).<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk kunnen <strong>de</strong> meeste libellensoorten zich verplaatsen over af-<br />

stan<strong>de</strong>n van tientallen kilometer of meer. Verschei<strong>de</strong>ne factoren kunnen<br />

hierbij een rol spelen.<br />

Zo kunnen juveniele imago’s door een krachtige w<strong>in</strong>d passief afdrijven.<br />

8<br />

Bru<strong>in</strong>o<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel - Sympetrum striolatum – Foto Henk Wallays<br />

Geslachtsrijpe dieren kunnen actief op zoek zijn naar een territorium of een geschikte eiafzetplaats.<br />

Dit actief zwerven kan ook on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el zijn van een overlev<strong>in</strong>gsstrategie. Soorten van tij<strong>de</strong>lijke biotopen zoals <strong>de</strong> Zwerven<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel<br />

(Sympetrum fonscolombii) kunnen bijvoorbeeld na het uitsluipen over hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n kilometers uitzwermen. Een an<strong>de</strong>r voorbeeld hier-<br />

van is <strong>de</strong> Za<strong>de</strong>llibel (Hemianax ephigger) die op <strong>de</strong>ze manier spectaculaire afstan<strong>de</strong>n kan afleggen.<br />

Soms kan zwerven massale vormen aannemen. Vroeger wer<strong>de</strong>n regelmatig zwermen van miljoenen exemplaren van <strong>de</strong> Viervlek<br />

(Libellula qaudrimaculata) waargenomen. Dergelijke vluchten hebben mogelijk te maken met een <strong>in</strong>wendige parasiet, die <strong>de</strong> libellen<br />

stimuleert om te zwermen en zich op <strong>de</strong>ze manier te versprei<strong>de</strong>n.<br />

Tij<strong>de</strong>ns hun zwerftochten volgen libellen aanwezige landschapselementen. Rivieren en an<strong>de</strong>re grote waterlopen <strong>in</strong> het algemeen,<br />

maar ook artificiële, door <strong>de</strong> mens gecreëer<strong>de</strong> opvallen<strong>de</strong> lijnvormige bakens <strong>in</strong> het landschap.<br />

De Den<strong>de</strong>r <strong>in</strong> het oosten, <strong>de</strong> autosnelweg E40 <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> steile spoorwegbermen <strong>in</strong> het westen, zuidwesten en het zui<strong>de</strong>n, al<br />

<strong>de</strong>ze grenzen van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> doen dienst als artificiële routes voor <strong>de</strong> verspreid<strong>in</strong>g van libellen.<br />

Een an<strong>de</strong>re mogelijke wijze om een gebied te bereiken is dan weer meer acci<strong>de</strong>nteel, door on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re mee te reizen met een boot,<br />

tre<strong>in</strong> of een an<strong>de</strong>r motorvoertuig, die het dier ver wegbrengt van zijn oorspronkelijk leefgebied. Deze <strong>in</strong>dividuen zien waarschijnlijk <strong>de</strong><br />

kans schoon om hun “transportmid<strong>de</strong>l” te verlaten wanneer <strong>de</strong> tre<strong>in</strong> bijv. stilstaat aan een signaal of er zich file voordoet op <strong>de</strong> E40.<br />

Het hele lagergelegen gebied tussen <strong>de</strong> grenzen fungeert vervolgens als het ware als een lifetrap voor om het even welke zwerven<strong>de</strong><br />

libel. Eens “gevangen” <strong>in</strong> <strong>de</strong> kleikom v<strong>in</strong>dt zij een veelheid aan habitats, allen op hoogstens een paar hon<strong>de</strong>rd meter van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r<br />

gelegen.<br />

Bei<strong>de</strong> seksen moeten dan ook <strong>de</strong> soortspecifieke habitat kunnen herkennen. Wijfjes zullen zich <strong>in</strong> hoge mate laten beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong> overlev<strong>in</strong>gskans van eieren en larven. Voor mannetjes is <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze plaats i<strong>de</strong>aal om geslachtsrijpe vrouwtjes aan te<br />

treffen. Er wordt veron<strong>de</strong>rsteld dat libellen stapsgewijs visueel kiezen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vlucht. De keuze berust waarschijnlijk op een reeks<br />

van aangeboren habitatpreferenties en zoekpatronen. Op een hoogte van vijf tot tw<strong>in</strong>tig meter kunnen libellen waarschijnlijk verschil-<br />

len<strong>de</strong> habitattypen <strong>in</strong> het landschap on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Een grote rol speelt <strong>de</strong> weerkaats<strong>in</strong>g van gepolariseerd licht op grote of kle<strong>in</strong>ere<br />

wateroppervlakken. De vorm van <strong>de</strong>ze schitter<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> mate waar<strong>in</strong> <strong>de</strong>ze is geschakeerd door vegetatie of strom<strong>in</strong>g geven een aan -<br />

wijz<strong>in</strong>g omtrent <strong>de</strong> geschiktheid van een habitat. Komt een habitat overeen met het zoekbeeld wordt er op een lagere hoogte ver<strong>de</strong>r<br />

gezocht naar <strong>de</strong> juiste microhabitat.<br />

Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> waargenomen libellen <strong>in</strong> het gebied zullen dus zeker zwerven<strong>de</strong> <strong>in</strong>dividuen zijn, hetzij alleen zwervend of <strong>in</strong> aantal.<br />

Zij vormen voor <strong>de</strong> waarnemer een mooie aanvull<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> toch al rijke libellenfauna van het gebied.<br />

Potentiële verspreid<strong>in</strong>gsroutes voor zwerven<strong>de</strong> libellen : l<strong>in</strong>ks <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, <strong>in</strong> het mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong> taluds van <strong>de</strong> E40 autosnelweg, rechts <strong>de</strong> spoorlijnen.<br />

Een lifetrap voor libellen!


3. Leefgebie<strong>de</strong>n voor libellen.<br />

Algemeen<br />

-Alle bezochte plaatsen b<strong>in</strong>nen het reservaat De <strong>Wellemeersen</strong> liggen langs <strong>de</strong> as van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nloop van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, een zijrivier van <strong>de</strong><br />

Schel<strong>de</strong>, over een lengte van m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 4 km. Ze zijn gesitueerd op <strong>de</strong> l<strong>in</strong>keroever van <strong>de</strong> rivier en niet meer dan een paar hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

meter ervan verwij<strong>de</strong>rd.<br />

-Alle wateroppervlakken zijn artificieel en verschillend <strong>in</strong> leeftijd en oorsprong en op één na zeer tot vrij ondiep. De grotere vijvers en<br />

poelen zijn van nature permanente wateren. Kle<strong>in</strong>ere poelen, afvoergeulen, sloten, beken en slenken drogen <strong>in</strong> warme zomers voor een<br />

groot ge<strong>de</strong>elte of volledig uit.<br />

- De meeste wateroppervlakken zijn b<strong>in</strong>nen een gebied gelegen dat doorsne<strong>de</strong>n of begrensd wordt door steile spoorwegtaluds <strong>in</strong> het<br />

zui<strong>de</strong>n, het westen en het zuidwesten , <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r <strong>in</strong> het oosten, <strong>de</strong> autosnelweg Brussel-Oosten<strong>de</strong> <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n. Alleen <strong>de</strong><br />

vloeiwei<strong>de</strong>n op het grondgebied Erembo<strong>de</strong>gem liggen net noor<strong>de</strong>lijk hiervan gesitueerd. Al <strong>de</strong>ze grenzen kunnen dienen als artificiële<br />

wegen voor <strong>de</strong> verspreid<strong>in</strong>g van Odonata en zoals <strong>in</strong> hoofdstuk “een lifetrap voor libellen!” besproken kan het gebied dienst doen als een<br />

lifetrap voor ie<strong>de</strong>re migreren<strong>de</strong> libel.<br />

B<strong>in</strong>nen <strong>de</strong>ze omschreven grenzen ligt een zeer natte <strong>de</strong>pressie met moerassen, vochtige wei<strong>de</strong>n en bosschages.<br />

Beschrijv<strong>in</strong>g van een aantal specifieke biotopen.<br />

1. De drie “Zavelputten”<br />

Deze vijvers zijn <strong>de</strong> oudste <strong>in</strong> het gebied en situeren zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> kruis<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> spoorweglijnen Brussel -Oosten<strong>de</strong> en<br />

Brussel -Gent en het zijspoor van <strong>de</strong> spoorweg Brussel-Oosten<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> gemeente Den<strong>de</strong>rleeuw. Zij wer<strong>de</strong>n gegraven <strong>in</strong> het mid<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw om <strong>de</strong> spoorwegtaluds aan te vullen (uitzavelen). Alle drie liggen zij op het grondgebied van <strong>de</strong> vroegere<br />

gemeente Welle.<br />

Zij kregen door <strong>de</strong> plaatselijke bevolk<strong>in</strong>g <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> namen : Kle<strong>in</strong>e zavelput, Grote zavelput en <strong>de</strong> Mannekesput.<br />

Kle<strong>in</strong>e en Grote zavelput maken <strong>de</strong>el uit van het transgressiegebied van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, waarbij <strong>de</strong> Grote zavelput zeer dicht tegen <strong>de</strong><br />

erosiewal aanligt. De Mannekesput ligt volledig uit <strong>de</strong> alluviale vlakte. Zijn bo<strong>de</strong>m ligt zelfs hoger dan het oppervlak van <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re.<br />

De Kle<strong>in</strong>e zavelput en Mannekesput hebben een driehoekige vorm met een langste zij<strong>de</strong> van ongeveer 40 meter, <strong>de</strong> grote zavelput is een<br />

uitgestrekte rechthoek van 120 op 50 meter. De diepte van <strong>de</strong>ze vijvers bedraagt nergens meer dan 3 meter.<br />

Kle<strong>in</strong>e zavelput<br />

Ingesloten tussen stukken elzenbroek met populieraanplant<strong>in</strong>gen ligt langs <strong>de</strong> spoorlijn Brussel-Gent, <strong>de</strong> driehoekige Kle<strong>in</strong>e zavelput.<br />

Daar waar <strong>in</strong> een recent verle<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> w<strong>in</strong>ter alleen een zoom met Scherpe zegge (Carex acuta) en Liesgras (Glyceria maxima) <strong>de</strong><br />

achterrand van <strong>de</strong> plas aangaf is <strong>de</strong>ze door slechte afwater<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het achterliggen<strong>de</strong> elzenbroek volledig vervaagd. Het elzenbroek met<br />

talrijke omgewaai<strong>de</strong> en afgestorven populieren staat <strong>de</strong> laatste jaren dan ook permanent on<strong>de</strong>r water . De plas wordt naast regenwater<br />

voor een <strong>de</strong>el gevoed met kwelwater, wat er <strong>in</strong> <strong>de</strong> w<strong>in</strong>ter voor zorgt dat hij nooit helemaal dichtvriest. Door <strong>de</strong> lokale biologen werd hij <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> vorige eeuw reeds beschreven als een vijver met een zeer rijke watervegetatie van fonte<strong>in</strong>krui<strong>de</strong>n (Potamogeton sp.), Gedoornd<br />

hoornblad (Ceratophyllum <strong>de</strong>mersum), Aarve<strong>de</strong>rkruid (Myriophyllum spicatum) en Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae). DUMONT<br />

stel<strong>de</strong> vanaf 1965 een toename vast van <strong>de</strong> Zwanebloem (Butomus umbellatus), Egelskop (Sparganium erecta) en Pijlkruid (Sagittaria<br />

sagittifolia).<br />

Vanaf het beg<strong>in</strong> van <strong>de</strong> jaren 80 begon het echter ook hier <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> kant uit te gaan. De vijver werd steeds vaker bezocht door<br />

vissers, die hun uitverkoren visstekje ”opkuisten”, dus vrijmaakten van voor hen “lastig kruid “. Samen met het uitzetten van vis op<br />

beperkte schaal, waaron<strong>de</strong>r ook planteneters als karper en brasem, zorg<strong>de</strong> dit algauw voor een sterke verarm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> watervegetatie.<br />

Pijlkruid, Zwanebloem en Kikkerbeet verdwenen dan weer door toedoen van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> tu<strong>in</strong>vijvercultuur . Van <strong>de</strong> ene op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

dag verhuis<strong>de</strong>n planten van <strong>de</strong> oever, sommige zelfs <strong>in</strong> volle bloei, naar een of an<strong>de</strong>re tu<strong>in</strong>vijver.<br />

De af<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Den<strong>de</strong>rleeuw van <strong>de</strong> toenmalige vzw Natuureservaten kon <strong>de</strong> plas net voor <strong>de</strong> volledige teloorgang aankopen <strong>in</strong> 1998.<br />

Hierdoor werd het aantal vissers beperkt (niet verbannen) en <strong>de</strong> planteneten<strong>de</strong> vissoorten wer<strong>de</strong>n systematisch weggevangen.<br />

Anno 2009 resulteert dit <strong>in</strong> een eutrofe plas met een teruggekeer<strong>de</strong> watervegetatie van Fonte<strong>in</strong>krui<strong>de</strong>n, Gedoornd hoornblad, Aarve<strong>de</strong>r-<br />

kruid en een we<strong>in</strong>ig Kikkerbeet, die zich slechts langzaam herstelt. Bij <strong>de</strong> waterrand komen Scherpe zegge, Liesgras, Egelskop,<br />

Wolfspoot (Lycopus europaeus), Gele lis (Iris pseudoacorus), Waterweegbree (Alisma plantago-aquatica) en een nog zeldzame<br />

Zwanebloem voor. De oever langs <strong>de</strong> kant van het spoorwegtalud is begroeid met tal van kruidachtige planten.<br />

Bij <strong>de</strong>ze vijver wer<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 maar liefst 23 soorten libellen waargenomen, waaron<strong>de</strong>r als vaste bewoners<br />

Smaragdlibel (Cordulia aenea) en Vuurlibel (Crocothemis erythraea)!<br />

Grote zavelput<br />

Net aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong> spoorlijn Brussel-Gent ligt <strong>de</strong> rechthoekige Grote zavelput, geflankeerd door een elzenbroek- bronbosje<br />

langs <strong>de</strong> zuidkant en <strong>de</strong> spoorwegberm langs <strong>de</strong> oostkant. Hij is ver<strong>de</strong>r omr<strong>in</strong>gd door een moerasvegetatie met Riet (Phragmites australis)<br />

en Rietgras (Phalaris arund<strong>in</strong>acea), die doorsne<strong>de</strong>n wordt door <strong>de</strong> afvoerbeek uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>elgemeente Welle (waterloop 5083).<br />

9<br />

Leefgebie<strong>de</strong>n voor libellen


Door prof W. Van Cotthem <strong>in</strong> 1980 als volgt omschreven: “mooie stukjes watervegetatie sieren <strong>de</strong> rand , terwijl op <strong>de</strong> berm een reeks<br />

kleurrijke planten groeien, die meer van een droge bo<strong>de</strong>m hou<strong>de</strong>n.” Van <strong>de</strong>ze watervegetatie maakten o.a. Witte waterlelie (Nymphaea<br />

alba) en Gele plomp (Nuphar lutea) <strong>de</strong>el uit.<br />

In het beg<strong>in</strong> van <strong>de</strong> observatieperio<strong>de</strong> werd <strong>de</strong>ze locatie frequent bezocht met tal van waarnem<strong>in</strong>gen, tot <strong>in</strong> <strong>de</strong> herfst van 1998 door een<br />

bres <strong>in</strong> <strong>de</strong> oever <strong>de</strong> vijver toen nog sterk vervuild water van <strong>de</strong> afvoerbeek <strong>in</strong> <strong>de</strong> vijver terecht kwam. Het herstel van <strong>de</strong> oever liet veel te<br />

lang op zich wachten met een ernstige vervuil<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> vijver en vissterfte tot gevolg. De watervegetatie verdween voor het grootste<br />

<strong>de</strong>el, wat ook zijn weerslag had op <strong>de</strong> libellenpopulaties. In 2007 werd voor het eerst na een gelei<strong>de</strong>lijk herstel, weer on<strong>de</strong>rgedoken<br />

waterplanten waargenomen en waren ook libellen weer van <strong>de</strong> partij (o. a. ook Smaragdlibel <strong>in</strong> 2008).<br />

Ironisch genoeg werd een paar jaar later <strong>de</strong> bewuste waterloop 5083 na collectorwerken door Aquaf<strong>in</strong> volledig verstoken van rioolwater<br />

en ontvangt <strong>de</strong>ze nu alleen nog regenwater.<br />

De Kle<strong>in</strong>e zavelput <strong>in</strong> <strong>de</strong> voorzomer – Eigen foto De Grote zavelput <strong>in</strong> <strong>de</strong> vroege lente –Foto Bruno De Bruyn<br />

Mannekesput<br />

In tegenstell<strong>in</strong>g tot <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re vijvers bestaat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m rond <strong>de</strong> Mannekesput ge<strong>de</strong>eltelijk uit gestorte gron<strong>de</strong>n. Slechts een kle<strong>in</strong><br />

ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> oorspronkelijke bo<strong>de</strong>m en vegetatie bleef onaangetast. Deze zavelput werd al vlug na het on<strong>de</strong>rzoek van DUMONT<br />

<strong>in</strong>gepalmd door een club fervente vissers en ken<strong>de</strong> s<strong>in</strong>dsdien een sterke terugval, en veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>in</strong> een typische visvijver (Fytoplanktoneutroof).<br />

Voordien had ook <strong>de</strong>ze vijver een goed gestructureer<strong>de</strong> en gevarieer<strong>de</strong> waterplantenvegetatie. Gezien het privékarakter (<strong>in</strong>cluis<br />

kant<strong>in</strong>e) werd <strong>de</strong>ze vijver slechts sporadisch bezocht <strong>in</strong> <strong>de</strong> observatieperio<strong>de</strong>.<br />

2. De Gatesvijver<br />

De Gatesvijver is een groot, regelmatig gevormd reservoir (550 X 450 m) dat enkel met <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r is verbon<strong>de</strong>n door mid<strong>de</strong>l van een<br />

smalle overloop. De maximum diepte bedroeg tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> referentieperio<strong>de</strong> ongeveer 10 meter, <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> diepte 6 meter. Het<br />

gedraagt zich als een eutroof meer, waarbij het zomerhypolimnion (dieper dan 4 meter) volledig verstoken blijft van zuurstof. Het leven<br />

van bo<strong>de</strong>m-en waterorganismen en het <strong>in</strong>sectenleven is dan ook beperkt tot <strong>de</strong> oeverzone, die varieert van 10 tot 30 meter breedte.<br />

DUMONT stel<strong>de</strong> langs <strong>de</strong> oever vanaf 1964 een toename vast van Zwanebloem (Butomus umbellatus), Egelskop (Sparganium erecta)<br />

en Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia), die vanaf toen alle an<strong>de</strong>re planten schenen te dom<strong>in</strong>eren. Riet (Phragmites australis) was en is nog<br />

steeds slechts lokaal abundant. De on<strong>de</strong>rgedoken vegetatie bestond vooral uit verschillen<strong>de</strong> soorten hoornbla<strong>de</strong>n (Ceratophyllum spec.).<br />

Deze zandw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>gsput werd <strong>in</strong> 1953-54 gegraven om het lokale autosnelwegtalud op te hogen en ligt pal op <strong>de</strong> grens van het<br />

transgressiegebied van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, zodat het oostelijke <strong>de</strong>el zich nog bev<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> <strong>de</strong> alluviale vlakte en het westelijk <strong>de</strong>el toebehoort aan <strong>de</strong><br />

erosiewal. Hierdoor zijn oostelijk oevers vlak en <strong>de</strong> westelijke steil, ongeveer 10 meter met een hell<strong>in</strong>g van ca 70°. Het reservoir wordt<br />

gevoed door kwelwater <strong>in</strong> het westelijke talud en heeft een zeer kle<strong>in</strong>e afwater<strong>in</strong>g naar <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r dat het water van <strong>de</strong> rivier<br />

ontvangt.<br />

Tot het e<strong>in</strong><strong>de</strong> van <strong>de</strong> graafwerken was <strong>de</strong> Gatesvijver verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r door een breed kanaal, zodat dit mogelijk zorg<strong>de</strong> voor<br />

een snelle kolonisatie van restpopulaties uit <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, en er zodoen<strong>de</strong> reeds een zeer rijke libellenfauna aanwezig was bij <strong>de</strong> aanvang<br />

van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksperio<strong>de</strong> van DUMONT <strong>in</strong> 1957.<br />

Reeds kort na <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong>ze plas werd het water door <strong>de</strong> nabijgelegen fabriek (Gates Europe NV, productie van rubberen<br />

aandrijfslangen) gebruikt als koelwater. Dit leid<strong>de</strong> al vlug tot <strong>de</strong> afzett<strong>in</strong>g van een fijne olielaag langs <strong>de</strong> oevers en op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m die<br />

echter niet meteen een dramatisch effect had op het leven <strong>in</strong> en langs het water.<br />

Deze afzett<strong>in</strong>g en het feit dat <strong>de</strong> vijver <strong>in</strong> <strong>de</strong> daaropvolgen<strong>de</strong> jaren druk bezocht werd door hengelaars leid<strong>de</strong> toch langzaam maar zeker<br />

tot een verarm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> vegetatie <strong>in</strong> en rond het water. Zwanebloem en Egelskop wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> jaren steeds schaarser en het Pijl-<br />

kruid verdween zelfs volledig en ruim<strong>de</strong>n plaats voor tal van an<strong>de</strong>re soorten meer algemene oeverplanten.<br />

10<br />

Leefgebie<strong>de</strong>n voor libellen


In 2003 werd na een bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek een ernstige historische<br />

vervuil<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> waterbo<strong>de</strong>m vastgesteld met zware metalen en<br />

m<strong>in</strong>erale oliën. In oktober 2008 startte men na overleg en <strong>in</strong><br />

samenspraak met <strong>de</strong> Natuurpuntaf<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Denerleeuw met <strong>de</strong><br />

saner<strong>in</strong>gswerken.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze werken wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> oeverzones afgevlakt, <strong>de</strong> ver-<br />

vuil<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m afge<strong>de</strong>kt met een geotextiel (folie) en nadien van<br />

een nieuwe, zuivere 40cm dikke grondlaag voorzien. Er werd<br />

gekozen om geen grond van el<strong>de</strong>rs aan te voeren, maar hier-<br />

voor een uitgrav<strong>in</strong>g te doen op het aanpalen<strong>de</strong> perceel (WMD<br />

22), zodat er dus een nieuwe, vrij grote, <strong>in</strong> diepte variëren<strong>de</strong> poel<br />

ontstaat tussen <strong>de</strong> Gatesvijver en <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r.<br />

Het effect van <strong>de</strong>ze drastische <strong>in</strong>greep <strong>in</strong> het landschap op <strong>de</strong><br />

waterhuishoud<strong>in</strong>g van omliggen<strong>de</strong> percelen en het waterleven zal<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren moeten blijken.<br />

Specifiek voor libellen wordt er uitgekeken naar het effect op <strong>de</strong><br />

vrij grote populatie van <strong>de</strong> Watersnuffel (Enallagma cyathigerum),<br />

die el<strong>de</strong>rs <strong>in</strong> het reservaat heel wat zeldzamer is (zie Soortbe-<br />

sprek<strong>in</strong>g).<br />

Luchtfoto –op <strong>de</strong> voorgrond <strong>de</strong> Gatesvijver, l<strong>in</strong>ks ervan het perceel WMD22 en<br />

uiterst l<strong>in</strong>ks <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r.<br />

3. De bomputten<br />

De hevige bombar<strong>de</strong>menten op het station van Den<strong>de</strong>rleeuw <strong>in</strong> 1944 had<strong>de</strong>n voor het gebied geen an<strong>de</strong>r blijvend effect dan <strong>de</strong> creatie<br />

van een groot aantal nieuwe biotopen voor waterdieren en planten. Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze bomputten wer<strong>de</strong>n kort na hun ontstaan ver-<br />

nietigd (zelfs na eerst te zijn opgevuld met huisvuil!), maar een aantal zijn nog <strong>in</strong> hun oorspronkelijke staat verspreid <strong>in</strong> het gebied te<br />

v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Deze zijn na verloop van tijd zeer ondiep gewor<strong>de</strong>n en ge<strong>de</strong>eltelijk verlandt. De meeste vallen <strong>in</strong> <strong>de</strong> zomer dan ook volledig<br />

droog. De overheersen<strong>de</strong> vegetatie bestaat <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze putten uit Waterviolier (Hottonia palustris). De bomputten die door <strong>de</strong> eigenaars van<br />

<strong>de</strong> percelen wer<strong>de</strong>n uitgediept en/of vergroot hebben een rijkere watervegetatie en bevatten permanent water, al kan <strong>de</strong> watertafel <strong>in</strong> zeer<br />

droge zomers danig dalen. Ze zijn vaak <strong>in</strong> een boomrijke omgev<strong>in</strong>g gelegen en dus <strong>in</strong> m<strong>in</strong> of meer<strong>de</strong>re mate beschaduwd, maar<br />

herbergen niettegenstaan<strong>de</strong> een eigen libellenfauna.<br />

4. An<strong>de</strong>re vijvers<br />

Vanaf het beg<strong>in</strong> van <strong>de</strong> jaren zestig werd een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bomputten door gron<strong>de</strong>igenaars omgezet naar visvijvers of wer<strong>de</strong>n volledig<br />

nieuwe vijvers gegraven, soms zelfs met bijbehorend weekendhuisje. Dit alles had een <strong>in</strong>vloed op <strong>de</strong> waterhuishoud<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g.<br />

DUMONT was er zelf getuige van hoe een van zijn vaak bezochte bomputtensites op het Arendsveld (WMD 100-101) <strong>in</strong> 1967 totaal werd<br />

veran<strong>de</strong>rd door <strong>de</strong> eigenaars.<br />

Het gebied bevat anno 2009 dan ook nog steeds een aantal van <strong>de</strong>ze privé-vijvers, gegraven tussen beg<strong>in</strong> van <strong>de</strong> jaren zestig en mid<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> jaren zeventig. De meeste zijn omhe<strong>in</strong>d en bijgevolg niet toegankelijk. Het spreekt vanzelf dat <strong>de</strong>ze plaatsen slechts zel<strong>de</strong>n<br />

kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n bezocht.<br />

Nog vermel<strong>de</strong>nswaardig is <strong>de</strong> kle<strong>in</strong>e, ondiepe <strong>de</strong>potvijver gelegen aan het e<strong>in</strong><strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>straat (WMD 18). In oorsprong be-<br />

vatte het perceel een voormalig woonhuisje met een tu<strong>in</strong>vijver, maar s<strong>in</strong>ds het materiaal<strong>de</strong>pot van <strong>de</strong> plaatselijke Natuurpuntbeheers-<br />

werkgroep er gevestigd is, en het dus vaker werd bezocht, wer<strong>de</strong>n er tal van libellenwaarnem<strong>in</strong>gen gedaan.<br />

De laatste jaren neemt <strong>de</strong> rietkraag echter steeds meer uitbreid<strong>in</strong>g en zon<strong>de</strong>r <strong>in</strong>grijpen zal <strong>de</strong> vijver steeds ver<strong>de</strong>r verlan<strong>de</strong>n.<br />

5. Natte wei<strong>de</strong>n en vloeiwei<strong>de</strong>n<br />

Het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van het gebied (gemeente Erembo<strong>de</strong>gem-Aalst) bestaat uit ou<strong>de</strong> vloeiwei<strong>de</strong>n. De asymmetrie van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>rvallei is<br />

hier sterk geaccentueerd. Er is aan bei<strong>de</strong> oevers een vrij abrupte overgang naar het hoger gelegen zandleemgebied. Op een enkele plek<br />

is <strong>de</strong> zwakke oeverwal doorbroken en is er vanuit <strong>de</strong> graslan<strong>de</strong>n een door het vee gebruikte drenkplaats <strong>in</strong> <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r. Ondanks<br />

overstrom<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r wordt dit ge<strong>de</strong>elte van het reservaat hydrologisch vooral beïnvloed door stagnerend regenwater. Dit<br />

gebeurt zeer frequent, waardoor dit open gebied een voor <strong>de</strong> regio belangrijke pleisterplaats is voor vogels. De bo<strong>de</strong>m bestaat uit natte<br />

alluviale klei en naar <strong>de</strong> oeverwal en valleiran<strong>de</strong>n toe uit natte zandleemgron<strong>de</strong>n.<br />

Aanvankelijk g<strong>in</strong>g het om vrij voedselrijke, natte graaswei<strong>de</strong>n met een vrij soortenarme vegetatie, gedom<strong>in</strong>eerd door Ruw beemdgras<br />

(Poa trivialis) en bijkomen<strong>de</strong> soorten als P<strong>in</strong>ksterbloem (Cardam<strong>in</strong>e pratensis), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), Kamgras<br />

(Cynosurus cristatus), Reukgras (Anthoxanthum odoratum) en Veldzur<strong>in</strong>g (Rumex actosa).<br />

Oorspronkelijk waren hier<strong>in</strong> sterk verlan<strong>de</strong> poelen (vlasrootputten), greppels en natte <strong>de</strong>pressies aanwezig met eer<strong>de</strong>r een vegetatie van<br />

Liesgras (Glyceria maxima) en Pitrus (Juncus effusus). De weilan<strong>de</strong>n zijn geflankeerd door mesotrofe Elzenbroekbosjes die zijn <strong>in</strong>geplant<br />

met populier. Door het uitnemen van poelen en greppels, zon<strong>de</strong>r echter hun oorspronkelijke dra<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> functie te herstellen, werd er<br />

voornamelijk <strong>in</strong> het voorjaar meer water opgehou<strong>de</strong>n met een aanpalen<strong>de</strong> plas-drassituatie, wat <strong>de</strong> avifauna sterk ten goe<strong>de</strong> kwam.<br />

Door een extensiever graasbeheer (seizoensbeweid<strong>in</strong>g met Galloway-run<strong>de</strong>ren) evolueer<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>elten van <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>n steeds meer<br />

naar een moerasvegetatie.<br />

Door <strong>de</strong> langere aanwezigheid van water en structuurrijke vegetatie werd dit <strong>de</strong>el van het reservaat ook een steeds <strong>in</strong>teressanter biotoop<br />

voor libellen. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 wer<strong>de</strong>n er niet m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 24 soorten waargenomen, waaron<strong>de</strong>r Zui<strong>de</strong>lijke keizerlibel (Anax<br />

parthenope).<br />

11<br />

Leefgebie<strong>de</strong>n voor libellen


Een an<strong>de</strong>re ooit vrij voedselrijke, te <strong>in</strong>tensief begraas<strong>de</strong> wei<strong>de</strong> is gelegen op het <strong>in</strong>ventarisatieblok WMD39. Deze wei<strong>de</strong> was <strong>de</strong> eerste <strong>in</strong><br />

het reservaat waar <strong>in</strong> 1996 Gallowayrun<strong>de</strong>ren wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gezet , en wordt s<strong>in</strong>dsdien <strong>de</strong> Gallowaywei<strong>de</strong> genoemd. Ook hier werd het bio-<br />

toop door het uitnemen van sterk verlan<strong>de</strong> poelen en slenken <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met een extensieve begraz<strong>in</strong>g omgevormd tot een structuur-<br />

rijke moerasvegetatie. De wei<strong>de</strong> is ten noor<strong>de</strong>n begrensd door een vochtig elzenbosje, <strong>in</strong> het zui<strong>de</strong>n en ge<strong>de</strong>eltelijk ook <strong>in</strong> het westen<br />

door een permanent on<strong>de</strong>r water staand broekbos en ten oosten door een bosvegetatie op <strong>de</strong> drogere oeverwal. Door <strong>de</strong>ze bescherm<strong>de</strong><br />

ligg<strong>in</strong>g ontstaat een eigen microklimaat waardoor <strong>de</strong> wei<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>r attractief is voor libellen en dan vooral voor hei<strong>de</strong>libellen. Er wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996 – 2007 maar liefst zeven Sympetrum-soorten waargenomen waaron<strong>de</strong>r Bandhei<strong>de</strong>libel (Sympetrum pe<strong>de</strong>montanum)<br />

en Zwerven<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel (Sympetrum fonscolombii). In 1997-1998 vertoef<strong>de</strong> er vermoe<strong>de</strong>lijk ook <strong>de</strong> Beekoeverlibel (Orthetrum<br />

coerulescens), waarvan <strong>in</strong> augustus 1998 een vrouwtje werd gevangen op het aanpalend perceel naar <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r toe.<br />

Verlan<strong>de</strong> bomput - Foto Bruno De Bruyn. De Gallowaywei<strong>de</strong> – Foto Joost Mertens.<br />

12<br />

Leefgebie<strong>de</strong>n voor libellen


4. Op zoek naar libellen.<br />

Algemeen<br />

<strong>Libellen</strong> (Odonata) hebben werkelijk alles mee om bij <strong>de</strong> <strong>in</strong>sectenliefhebber populair te zijn :<br />

-zij zijn <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot vele an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>secten vrij groot van stuk.<br />

De uiterste afmet<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Europese soorten gaan van 2cm bij <strong>de</strong> Dwergjuffer (Nehalennia speciosa ) tot 8,5cm bij <strong>de</strong> Gewo-<br />

ne bronlibel (Cordulegaster boltonii). De vleugelwijdte varieert van 2,5 cm bij <strong>de</strong> Dwergjuffer tot 10,5 cm bij <strong>de</strong> Grote Keizerlibel<br />

(Anax imperator).<br />

-zij zijn een kle<strong>in</strong>e <strong>in</strong>sectenor<strong>de</strong>.<br />

In België zijn er “slechts” 69 soorten beschreven, <strong>in</strong> Europa 130 ( ter vergelijk<strong>in</strong>g : <strong>in</strong> België zijn er 2.405 soorten vl<strong>in</strong><strong>de</strong>rs bekend!).<br />

Men kan dus <strong>in</strong> een korte tijd gemakkelijk een groot aantal soorten leren kennen.<br />

-zij zijn als <strong>in</strong>sectengroep gemakkelijk te herkennen aan het slanke achterlijf en <strong>de</strong> lange vleugels.<br />

Verwarr<strong>in</strong>g met an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>secten is vrijwel uitgesloten. Enkel enkele Netvleugeligen (Neuroptera), zoals <strong>de</strong> Bastaardlibellen (Ascal-<br />

phidae) of bepaal<strong>de</strong> Mierenleeuwen (Myrmeleontidae) lijken wat op libellen, maar hebben echter allen lange antennen.<br />

-<strong>de</strong> meeste libellen zijn ook opvallend gekleurd, wat <strong>de</strong> herkenn<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het veld vereenvoudigt.<br />

In <strong>de</strong> <strong>in</strong>sectenor<strong>de</strong> Odonata zijn er twee on<strong>de</strong>ror<strong>de</strong>s, <strong>de</strong> Zygoptera of <strong>de</strong> gelijkvleugeligen en <strong>de</strong> Anisoptera of ongelijkvleugeligen.<br />

De eerste wor<strong>de</strong>n gemeenzaam juffers genoemd, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> “echte” libellen. Ook tussen <strong>de</strong>ze twee on<strong>de</strong>ror<strong>de</strong>s is het verschil<br />

dui<strong>de</strong>lijk en snel <strong>in</strong> het veld te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Bij juffers zijn <strong>de</strong> voor -en achtervleugels zo goed als gelijk van vorm. In rust hou<strong>de</strong>n ze hun vleugels boven het achterlijf tegen<br />

elkaar, of zoals bij <strong>de</strong> pantserjuffers half gespreid.<br />

“Echte” libellen zijn forser, <strong>de</strong> voor -en achtervleugels verschillen dui<strong>de</strong>lijk : <strong>de</strong> achtervleugels zijn aan <strong>de</strong> basis veel bre<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong><br />

voorvleugels en wor<strong>de</strong>n gespreid boven het lichaam gehou<strong>de</strong>n.<br />

Het aantal soorten <strong>in</strong> een gebied zoals <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> is overzichtelijk kle<strong>in</strong> en het is goed mogelijk b<strong>in</strong>nen enkele seizoenen<br />

vrijwel alle soorten te leren kennen. Voor wie echter nog we<strong>in</strong>ig ervar<strong>in</strong>g heeft , is het handig <strong>de</strong> libellen te vangen voor <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atie.<br />

Diverse tabellen en veldgidsen kunnen vervolgens helpen bij het op naam brengen van libellen. Na wat oefen<strong>in</strong>g is dit niet meer<br />

nodig en kunnen libellen met behulp van een verrekijker geï<strong>de</strong>ntificeerd wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Libellen</strong> <strong>de</strong>term<strong>in</strong>eren, herkennen en vangen<br />

Determ<strong>in</strong>eren<br />

<strong>Libellen</strong> zijn on<strong>de</strong>r meer te herkennen aan hun kleuren, teke-<br />

n<strong>in</strong>g, formaat en <strong>de</strong> vorm van hun achterlijfaanhangsels. Het<br />

biotoop en <strong>de</strong> tijd van het jaar geven extra zekerheid over <strong>de</strong><br />

juistheid van <strong>de</strong> <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atie, maar zijn zeker niet altijd door-<br />

slaggevend. Er is he<strong>de</strong>n ten dage echter een overweldigend<br />

aanbod aan <strong>in</strong>formatie te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n over libellen en een aantal<br />

uitsteken<strong>de</strong> <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atiewerken voor imago’s, voor larven en<br />

larvenhuidjes beschikbaar met teken<strong>in</strong>gen, kleurenplaten en<br />

foto’s( zie hoofdstuk Geraadpleeg<strong>de</strong> literatuur), zodat ie<strong>de</strong>re<br />

libel mits wat doorzett<strong>in</strong>g op naam kan wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />

In het veld is het aan te ra<strong>de</strong>n zowel een <strong>de</strong>rterm<strong>in</strong>atietabel als<br />

een fotogids te gebruiken. De <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atie aan <strong>de</strong> hand van<br />

een tabel geeft <strong>de</strong> betrouwbaarste resultaten en kan dan ver-<br />

volgens met een fotogids gecontroleerd wor<strong>de</strong>n.<br />

Vangst en herkenn<strong>in</strong>g van imago’s en larven.<br />

Op jacht naar hei<strong>de</strong>libellen op WMD 39 – Foto Joost Mertens<br />

Bij sommige soorten zijn <strong>de</strong> kenmerken zo subtiel of zijn <strong>de</strong> <strong>in</strong>dividuen zo beweeglijk, dat vangen noodzakelijk is voor een goe<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>term<strong>in</strong>atie. In <strong>de</strong> hand kan een libel pas echt goed bekeken wor<strong>de</strong>n en zeker voor beg<strong>in</strong>nen<strong>de</strong> waarnemers is vangen met een<br />

<strong>in</strong>sectennet aan te ra<strong>de</strong>n.<br />

Het vangen van libellen vereist enige handigheid. <strong>Libellen</strong> kunnen goed zien en blijven vaak ver van <strong>de</strong> oever. Vliegen<strong>de</strong> libellen<br />

kunnen het best van achteren bena<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n, aangezien het gezichtsvermogen vanuit <strong>de</strong>ze hoek het kle<strong>in</strong>st is. <strong>Libellen</strong> die <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

vegetatie zitten kunnen van bovenaf gevangen wor<strong>de</strong>n.<br />

Voor het vangen van libellen wordt dan ook een grotere variant van het klassieke <strong>in</strong>sectennet gebruikt. De steel moet m<strong>in</strong>imaal 50<br />

cm lang zijn, maar liefst langer en uitschuifbaar en bestaan uit een stevig maar niet te zwaar materiaal. Hieraan wordt een ron<strong>de</strong><br />

13<br />

Op zoek naar libellen


eugel vastgemaakt, bekleed met een net van grofmazige, glad<strong>de</strong> vitrage. Het net dient zo diep te zijn dat <strong>de</strong> punt over <strong>de</strong> beugel<br />

kan wor<strong>de</strong>n geslagen ( bijvoorbeeld 60cm bij een mid<strong>de</strong>llijn van 35cm). Hierdoor is het voor <strong>de</strong> gevangen dieren niet meer mogelijk<br />

te ontsnappen. Om beschadig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> libel te voorkomen dient <strong>de</strong> punt van het net afgerond te zijn. Dergelijke netten zijn natuur-<br />

lijk ook kant en klaar te koop.<br />

Eens gevangen, dient het vastpakken van libellen zorgvuldig te gebeuren. Ze kunnen het best bij <strong>de</strong> vleugels vastgenomen wor<strong>de</strong>n,<br />

gezien dan <strong>de</strong> kans op beschadig<strong>in</strong>g het kle<strong>in</strong>st is. Pas uitgeslopen exemplaren mogen juist niet bij <strong>de</strong> vleugels wor<strong>de</strong>n vastgepakt,<br />

<strong>de</strong>ze zijn nog te teer en week en <strong>de</strong> kans dat ze aan elkaar blijven plakken is groot. Grotere libellen kunnen eventueel ook bij het<br />

borststuk of met drie of meer poten tussen <strong>de</strong> v<strong>in</strong>gers wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n.<br />

Bij het vangen van libellen bestaat steeds <strong>de</strong> kans dat ze<br />

beschadigd raken. Zelfs al is dit niet het geval, een gevangen<br />

libel wordt allesz<strong>in</strong>s verstoord. Vangst moet met an<strong>de</strong>re<br />

woor<strong>de</strong>n zo veel mogelijk verme<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n.<br />

Na enige ervar<strong>in</strong>g met het <strong>de</strong>term<strong>in</strong>eren <strong>in</strong> <strong>de</strong> hand, zal het<br />

niet altijd meer nodig zijn om een libel te vangen en zal dit met<br />

behulp van een verrekijker kunnen gebeuren.<br />

Niet alle verrekijkers komen hiervoor echter <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g,<br />

<strong>de</strong> scherpstelafstand – <strong>de</strong> afstand die mimimaal tussen waar-<br />

nemer en libel moet zitten om kunnen scherp te stellen - moet<br />

m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan vier meter bedragen. Verrekijkers met een sterkte<br />

van 8X30 of 8X42 zijn hierdoor en door hun betrekkelijk<br />

ger<strong>in</strong>ge gewicht zeer geschikt. Neem naast een verrekijker<br />

toch steeds een net mee.<br />

Libel vastgenomen bij <strong>de</strong> vleugels – Foto Joost Mertens<br />

Larven wor<strong>de</strong>n verzameld met schepnetten, die ook gebruikt wor<strong>de</strong>n voor het nemen van monsters van macrofauna.<br />

Dit zijn zware netten met een stevige rand en een maaswijdte van maximaal 2 mm, voorzien van een twee meter lange steel.<br />

Hiermee kan men vanaf <strong>de</strong> kant bemonsteren, of wa<strong>de</strong>nd door ondiep water. De <strong>in</strong>houd van een schepbeurt wordt uitgegoten <strong>in</strong><br />

grote witte plastic schalen, die het v<strong>in</strong><strong>de</strong>n van larven vergemakkelijken. Larven kunnen ter plaatse ge<strong>de</strong>term<strong>in</strong>eerd wor<strong>de</strong>n maar<br />

kunnen ook op alcohol bewaard wor<strong>de</strong>n om later te <strong>de</strong>term<strong>in</strong>eren.<br />

Bij het verzamelen van larven is het van belang zoveel mogelijk microhabitats te bemonsteren. Dus niet alleen <strong>in</strong> het water, maar<br />

ook op waterplanten of <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m zowel langs <strong>de</strong> kant van het water als wat ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> oever.<br />

On<strong>de</strong>rzoek naar larven kan ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat imago’s er niet of nauwelijks zijn, zij het dat vele soorten larven hebben die <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

w<strong>in</strong>ter wegkruipen <strong>in</strong> <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r en dus moeilijker te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n zijn.<br />

Voor het verzamelen van larvenhuidjes ten slotte zijn geen “<strong>in</strong>strumenten” nodig, zij kunnen gewoon van <strong>de</strong> grond of <strong>de</strong> vegetatie<br />

wor<strong>de</strong>n geplukt. De meeste larvenhuidjes zitten tot op enkele tientallen centimeters boven <strong>de</strong> waterspiegel <strong>in</strong> <strong>de</strong> oevervegetatie.<br />

Het zoeken naar larvenhuidjes vereist een speciaal zoekbeeld, maar met enige oefen<strong>in</strong>g is het vrij gemakkelijk om ze te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n.<br />

De vegetatie kan vanaf <strong>de</strong> landzij<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n afgespeurd, maar nog beter en productiever is het om vanuit het water te zoeken.<br />

Om een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> larvenhuidjes te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n, moet een gebied meer<strong>de</strong>re keren afgezocht wor<strong>de</strong>n. Vele soorten hebben een<br />

korte uitsluipperio<strong>de</strong> en larvenhuidjes zijn kwetsbaar - regen en w<strong>in</strong>d maken dat ze snel van <strong>de</strong> vegetatie verdwijnen.<br />

Wie herhaal<strong>de</strong>lijk zoekt op één plaats krijgt een i<strong>de</strong>e van <strong>de</strong> aantallen en ook van <strong>de</strong> geslachtsverhoud<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> uitgeslopen<br />

<strong>in</strong>dividuen.<br />

Hou er ook reken<strong>in</strong>g mee dat niet alle huidjes te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n zijn <strong>in</strong> <strong>de</strong> vegetatie aan <strong>de</strong> oever, maar dat sommige soorten uitsluipen op <strong>de</strong><br />

grond of op enige afstand van het water. In het beg<strong>in</strong> zal het ook niet altijd lukken aan <strong>de</strong> hand van zo’n larvenhuidje tot op soort te<br />

<strong>de</strong>term<strong>in</strong>eren. Zorg dus voor een goed <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atiewerk, en vergeet niet: al doen<strong>de</strong> leert men.<br />

Op zoek naar larven…<br />

en vervolgens <strong>de</strong> vangst bekijken – Foto’s Bruno De Bruyn<br />

14<br />

Op zoek naar libellen


5. Methodiek en algemene resultaten<br />

Oorsprong van <strong>de</strong> gegevens<br />

Algemeen<br />

De gegevens die voor het opstellen van dit rapport wer<strong>de</strong>n gebruikt zijn voor het grootste <strong>de</strong>el zichtwaarnem<strong>in</strong>gen, genoteerd door<br />

<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers aan <strong>de</strong> observatie. Aan het e<strong>in</strong>d van het libellenseizoen van ie<strong>de</strong>r jaar wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gegevens opgevraagd en <strong>in</strong><br />

een eigen databank bijgehou<strong>de</strong>n. De gegevens wer<strong>de</strong>n ook jaarlijks gepubliceerd <strong>in</strong> het jaarverslag van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Den<strong>de</strong>rleeuw<br />

van <strong>de</strong> toenmalige VZW Natuurreservaten, later Natuurpunt en overgemaakt aan <strong>de</strong> libellenwerkgroep Gomphus.<br />

Aan <strong>de</strong> waarnemer wer<strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong> gegevens gevraagd : soortnaam, aantal (globaal of zo mogelijk gesplitst <strong>in</strong> mannetjes en wijf-<br />

jes), waarnem<strong>in</strong>gsdatum, plaatsbepal<strong>in</strong>g, speciale gedrag<strong>in</strong>gen (par<strong>in</strong>g, eiafzet…), en <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> waarnemer.<br />

Ook gegevens betreffen<strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n larven en exuvia wer<strong>de</strong>n nauwkeurig bijgehou<strong>de</strong>n.<br />

Soortbepal<strong>in</strong>g<br />

De <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atie van libellen <strong>in</strong> het veld is <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot veel an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>secten relatief gemakkelijk en is vergelijkbaar met vogels<br />

kijken. Met een behulp van een verrekijker is het <strong>in</strong> <strong>de</strong> meeste gevallen mogelijk <strong>de</strong> soort goed te herkennen.<br />

Waar dit nodig bleek, werd <strong>de</strong> soort gevangen en op naam gebracht aan <strong>de</strong> hand van een of meer<strong>de</strong>re <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atiewerk(en).<br />

Plaatsbepal<strong>in</strong>g<br />

Voor <strong>de</strong> plaatsbepal<strong>in</strong>g werd een voor <strong>in</strong>ventarisatiedoele<strong>in</strong><strong>de</strong>n reeds bestaan<strong>de</strong> <strong>in</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van het natuurgebied <strong>in</strong> 184, <strong>in</strong> het veld<br />

dui<strong>de</strong>lijk herkenbare <strong>in</strong>ventarisatieblokken, behou<strong>de</strong>n (Fig. 2). Deze <strong>in</strong>ventarisatieblokken vallen ruimweg b<strong>in</strong>nen volgen<strong>de</strong> Km-<br />

hokken : UTM ES7439 - ES7440 - ES7441 en ES7539. Gezien <strong>de</strong> meeste me<strong>de</strong>werkers het gebied kennen als hun broekzak,<br />

vorm<strong>de</strong> dit we<strong>in</strong>ig problemen. Toch werd bij iets meer dan 8 % (141) van <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen geen <strong>in</strong>ventarisatieblok vermeld; 25<br />

hiervan betroffen waarnem<strong>in</strong>gen aan <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>r, waarbij <strong>de</strong> waarnemer vergat het blok te noteren vanwaar hij <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>g<br />

<strong>de</strong>ed. Deze waarnem<strong>in</strong>gen wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gegeven <strong>in</strong> <strong>de</strong> databank als “onbepaald”, en kon<strong>de</strong>n dus niet wor<strong>de</strong>n gebruikt om <strong>de</strong><br />

verspreid<strong>in</strong>gskaartjes per soort te vervolledigen.<br />

Tijdsbepal<strong>in</strong>g<br />

In tegenstell<strong>in</strong>g tot <strong>de</strong> gegevens betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> plaatsbepal<strong>in</strong>g was er geen enkele waarnem<strong>in</strong>g zon<strong>de</strong>r exacte datum. Dit gaf <strong>de</strong><br />

mogelijkheid een fenologiegrafiek op te maken die per <strong>de</strong>ca<strong>de</strong> een overzicht geeft van <strong>de</strong> vliegtijd van <strong>de</strong> imago’s van ie<strong>de</strong>re soort<br />

<strong>in</strong> het gebied.<br />

Aantallen<br />

Bij ie<strong>de</strong>re waarnem<strong>in</strong>g werd gevraagd het aantal waargenomen <strong>in</strong>dividuen op te geven, globaal of zo mogelijk gesplitst <strong>in</strong><br />

mannetjes en wijfjes. Vooral <strong>de</strong> eerste jaren van <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen werd hier tegen gezondigd. Onbepaal<strong>de</strong> vermeld<strong>in</strong>gen als<br />

“algemeen” en “massaal” duid<strong>de</strong>n op bijzon<strong>de</strong>r grote aantallen, maar een echte tell<strong>in</strong>g ontbrak.<br />

Toch is het aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> bekomen gegevens over <strong>de</strong> gehele observatieperio<strong>de</strong> mogelijk van <strong>de</strong> meeste soorten na te gaan<br />

of er zich grote schommel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> populatie hebben voorgedaan.<br />

Juistheid van <strong>de</strong> gegevens<br />

Gezien het grootste ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> gegevens uit visuele waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het veld bestond, kan <strong>de</strong>ze manier van<br />

<strong>in</strong>ventariseren voor sommigen onbetrouwbaar lijken. Toch leek <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong> <strong>de</strong> meest gerechtvaardig<strong>de</strong>, omdat :<br />

-het opnemen van Odonata <strong>in</strong> een verzamel<strong>in</strong>g niet alleen niet meer van <strong>de</strong>ze tijd is, maar ook een tijdrovend werk dat maar wei-<br />

nig voldoen<strong>in</strong>g geeft on<strong>de</strong>r meer door <strong>de</strong> verkleur<strong>in</strong>g van gedroog<strong>de</strong> specimen. Ook een verzamel<strong>in</strong>g op alcohol geeft niet het ge-<br />

wenste resultaat.<br />

-alle libellen <strong>in</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren volledige bescherm<strong>in</strong>g genieten en bijgevolg dus ook niet mogen wor<strong>de</strong>n gevangen. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> eerste<br />

jaren van <strong>de</strong> observatieperio<strong>de</strong> werd dan ook bij <strong>de</strong> Adm<strong>in</strong>istratie Milieu, Natuur en Land<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g - Af<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Natuur van <strong>de</strong> Vlaam-<br />

se Gemeenschap een vergunn<strong>in</strong>g voor het vangen aangevraagd. Later werd <strong>de</strong> <strong>in</strong>ventarisatie d.m.v. vangst van een aantal dier-<br />

soorten opgenomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> beheersplannen.<br />

-<strong>de</strong> <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atie van libellen <strong>in</strong> het veld zoals reeds vermeld vrij gemakkelijk is en <strong>de</strong>term<strong>in</strong>atie op afstand met een verrekijker mo-<br />

gelijk is. Gezien een groot ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers aan <strong>de</strong> observatie ook notoire vogelkijkers zijn, was een verrekijker van<br />

goe<strong>de</strong> kwaliteit steeds bij <strong>de</strong> hand.<br />

Wanneer een zichtwaarnem<strong>in</strong>g echter ernstig <strong>in</strong> twijfel werd getrokken, werd b<strong>in</strong>nen een zo kort mogelijke tijd (meestal reeds ’s<br />

an<strong>de</strong>rendaags) een herbezoek gedaan met vangstmateriaal om <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>g te kunnen bevestigen. Waar mogelijk wer<strong>de</strong>n dan<br />

enkele foto’s genomen. Op <strong>de</strong>ze manier wer<strong>de</strong>n tal van waarnem<strong>in</strong>gen bevestigd of juist helemaal niet.<br />

15<br />

Methodiek en algemene resultaten


Fig. 2 – Kaart van het natuurreservaat <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> ver<strong>de</strong>eld <strong>in</strong> 184 <strong>in</strong> het veld dui<strong>de</strong>lijk herkenbare <strong>in</strong>ventarisatieblokken.<br />

Deze blokken bevatten soms meer<strong>de</strong>re percelen, maar zijn steeds goed omlijnd zichtbaar <strong>in</strong> het landschap. Bij het noteren van<br />

het blok werd dit vooraf gegaan door <strong>de</strong> co<strong>de</strong> WMD.<br />

Zo herkent men op <strong>de</strong>ze kaart on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> spoorlijnen (waarvan ook <strong>de</strong> taluds een bloknummer kregen), <strong>de</strong> E40-autosnelweg,<br />

<strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> Gatesvijver (WMD11) en <strong>de</strong> driehoekige Kle<strong>in</strong>e Zavelput (WMD 34).<br />

16<br />

Methodiek en algemene resultaten


Stocker<strong>in</strong>g en verwerk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> gegevens<br />

Alle gegevens wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> een computerbestand (Accesdatabase) en wor<strong>de</strong>n bewaard. Volgen<strong>de</strong> gegevens zijn opgeslagen<br />

: soortco<strong>de</strong>, soortnaam, aantal waargenomen dieren, waarnem<strong>in</strong>gsdatum, plaatsbepal<strong>in</strong>g (<strong>in</strong>ventarisatieblok), speciale<br />

gedrag<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> waarnemer. Het is onze <strong>in</strong>tentie <strong>de</strong>ze gegevens beschikbaar te hou<strong>de</strong>n voor ie<strong>de</strong>reen en op<br />

aanvraag kan een lijst per soort, per waarnem<strong>in</strong>gsplaats of per waarnemer verkregen wor<strong>de</strong>n.<br />

Bij <strong>de</strong> verwerk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> gegevens werd vooreerst per soort aangeduid op welke <strong>in</strong>ventarisatieblokken zij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-<br />

2007 werd waargenomen, wat leid<strong>de</strong> tot een verspreid<strong>in</strong>gskaartje per soort. Hierop wer<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> geken<strong>de</strong> v<strong>in</strong>dplaatsen uit het<br />

verle<strong>de</strong>n aangeduid.<br />

Vervolgens werd per soort naast <strong>de</strong> numerieke data (aantal blokken, aantal waarnem<strong>in</strong>gen) ook drie <strong>in</strong><strong>de</strong>xen berekend. De eerste<br />

R% is het percentage waarnem<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> beschouw<strong>de</strong> soort t.o.v. het totaal aantal waarnem<strong>in</strong>gen.<br />

De twee<strong>de</strong>, D% is het percentage blokken waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> soort voortkomt t.o.v. het totaal aantal <strong>in</strong>ventarisatieblokken.<br />

De laatste ten slotte, D’%, is het percentage blokken waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> soort voorkomt t.o.v. het aantal <strong>in</strong>ventarisatieblokken waar<strong>in</strong> tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 libellen wer<strong>de</strong>n aangetroffen.<br />

R% is te beschouwen als een maat van abundantie t.o.v. alle an<strong>de</strong>re soorten, terwijl D% een maat van verspreid<strong>in</strong>g aangeeft over<br />

het hele reservaat. D’% kan dan gezien wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> trefkans van <strong>de</strong> soort b<strong>in</strong>nen het gebied voor <strong>de</strong> waarnemer die <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>l-<br />

pa<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het reservaat gebruikt.<br />

Zoals reeds vermeld kon uit <strong>de</strong> records ook gegevens bekomen wor<strong>de</strong>n betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> aantallen, <strong>de</strong> fenologie en <strong>de</strong> voortplant<strong>in</strong>gs-<br />

stadia. Deze wer<strong>de</strong>n verwerkt <strong>in</strong> <strong>de</strong> besprek<strong>in</strong>g per soort (Zie hoofdstuk Soortbesprek<strong>in</strong>g).<br />

Numeriek overzicht<br />

Tabel 1(pag<strong>in</strong>a 19) geeft een overzicht van alle soorten waarvan <strong>in</strong> <strong>de</strong> databank voor <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 waarnem<strong>in</strong>gen<br />

wer<strong>de</strong>n verzameld, 36 <strong>in</strong> totaal. Per soort eerst <strong>de</strong> wetenschappelijke naam, dan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse naam en vervolgens <strong>de</strong><br />

verkorte 8-letterco<strong>de</strong> die bij <strong>de</strong> verwerk<strong>in</strong>g van gegevens werd gebruikt. De laatste kolom vermeldt of het gaat om zichtwaarnem<strong>in</strong>-<br />

gen (Z) en/of vangsten (V) of bei<strong>de</strong>n. Hierbij volgen<strong>de</strong> opmerk<strong>in</strong>gen:<br />

(*)Calopteryx splen<strong>de</strong>ns is geen regelmatige bewoner van <strong>de</strong> Den<strong>de</strong>rstreek en is een soort van stromend water, van re<strong>de</strong>lijke<br />

kwaliteit. Gezien het gebrek hieraan <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> referentieperio<strong>de</strong>, kan <strong>de</strong> soort er zich niet handhaven. Toch<br />

werd zij <strong>de</strong> afgelopen twaalf jaar vier keer waargenomen als zwerver.<br />

Aeshna grandis is van oudsher een bewoner van het reservaat en werd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> referentieperio<strong>de</strong> slechts <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e aantallen<br />

waargenomen.<br />

Aeshna aff<strong>in</strong>is en Anax parthenope zijn van orig<strong>in</strong>e zui<strong>de</strong>lijke soorten die zich se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> jaren negentig steeds ver<strong>de</strong>r naar het<br />

noor<strong>de</strong>n uitbrei<strong>de</strong>n. Deze soorten komen steeds vaker <strong>in</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren tot voortplant<strong>in</strong>g en kunnen zich op <strong>de</strong>ze manier tij<strong>de</strong>lijk<br />

vestigen.<br />

Van Cordulia aenea , Crocothemis erythraea, Orthetrum coerulescens, Sympetrum pe<strong>de</strong>montanum en Sympetrum fonscolombii<br />

wer<strong>de</strong>n vangsten gedaan, waardoor <strong>de</strong> juistheid van <strong>de</strong>ze records vaststaat.<br />

Gomphus pulchellus is gekend van twee waarnem<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen hetzelf<strong>de</strong>. Er wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> daarop volgen<strong>de</strong> jaren geen larven of<br />

exuvia gevon<strong>de</strong>n, zodat mag veron<strong>de</strong>rsteld wor<strong>de</strong>n dat het hier om zwerven<strong>de</strong> specimen g<strong>in</strong>g.<br />

Cordulegaster boltonii werd twee opeenvolgen<strong>de</strong> jaren door verschillen<strong>de</strong> waarnemers eveneens zwervend waargenomen b<strong>in</strong>nen<br />

het gebied.<br />

(**)Brachytron pratense en Orthetrum brunneum: twee zeer twijfelachtige waarnem<strong>in</strong>gen. In het ver<strong>de</strong>r verloop van <strong>de</strong> besprek<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> resultaten werd met <strong>de</strong>ze soorten geen reken<strong>in</strong>g gehou<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> het totaal aantal waarnem<strong>in</strong>gen zijn <strong>de</strong>ze tevens niet<br />

meegeteld. Deze waarnem<strong>in</strong>gen kunnen echter wel van belang zijn en wor<strong>de</strong>n besproken <strong>in</strong> het hoofdstuk “Soortbesprek<strong>in</strong>g”.<br />

Specifiek<br />

Tabel 2 toont <strong>de</strong> soortenlijst van <strong>de</strong> overgebleven soorten (34) met het jaar waar<strong>in</strong> zij wer<strong>de</strong>n aangetroffen. Het betreft hier een<br />

louter kwalitatieve bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g, zon<strong>de</strong>r reken<strong>in</strong>g te hou<strong>de</strong>n met schommel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> populaties.<br />

Gemid<strong>de</strong>ld wer<strong>de</strong>n er ongeveer 20 (19,75) soorten libellen per jaar waargenomen. Uitzon<strong>de</strong>rlijke libellenjaren qua soortenaantal<br />

bleken 2005 (27), 2002 (24), 2006 (24) en 1999 (23).<br />

17<br />

Methodiek en algemene resultaten


Uit <strong>de</strong>ze tabel kan ook meteen vastgesteld welke soorten slechts af en toe als zwerver wer<strong>de</strong>n waargenomen en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, regel-<br />

matig voorkomen<strong>de</strong> “vaste” bewoners van het reservaat.<br />

In tabel 3 (pag<strong>in</strong>a 20) zijn vervolgens <strong>de</strong> soorten opgesomd waarvan tij<strong>de</strong>ns perio<strong>de</strong> 1996-2007 tekenen zijn gevon<strong>de</strong>n die wijzen<br />

op voortplant<strong>in</strong>g. Van <strong>de</strong>ze 23 soorten kan m.a.w. veron<strong>de</strong>rsteld wor<strong>de</strong>n dat zij zich b<strong>in</strong>nen het reservaat <strong>in</strong> meer of m<strong>in</strong><strong>de</strong>re<br />

mate voortplanten. Zij wor<strong>de</strong>n hierna <strong>de</strong> vaste soorten genoemd.<br />

Hierbij volgen<strong>de</strong> opmerk<strong>in</strong>gen:<br />

(*)Aeshna grandis is van oudsher een bewoner van het reservaat en <strong>de</strong> waargenomen aantallen zijn kle<strong>in</strong>. Alles wijst er echter op<br />

dat een populatie van <strong>de</strong>ze soort zich <strong>in</strong> stand houdt.<br />

(**)Crocothemis erythraea is een nog vrij zeldzame, recente bewoner van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>. Aan <strong>de</strong> Kle<strong>in</strong>e zavelput kan men<br />

<strong>de</strong> soort reeds een aantal jaar op rij regelmatig waarnemen en wijst alles erop dat zij er zich heeft voortgeplant. Waarnem<strong>in</strong>gen<br />

van larven of larvenhuidjes ontbreken echter tot op he<strong>de</strong>n.<br />

Van Cordulia aenea werd voortplant<strong>in</strong>g vermoed maar er wer<strong>de</strong>n pas <strong>in</strong> 2008 voor het eerst aan <strong>de</strong> Kle<strong>in</strong>e zavelput larvenhuidjes<br />

gevon<strong>de</strong>n.<br />

Abundantie (Talrijkheid)<br />

In tabel 4 zijn voor <strong>de</strong> overgebleven vaste soorten, per soort het aantal waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 opgesomd. In to-<br />

taal wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> observatieperio<strong>de</strong> 1840 waarnem<strong>in</strong>gsrecords genoteerd. De vaste soorten zijn goed voor <strong>in</strong> totaal 1783 records<br />

m.a.w. 96,90 % van alle waarnem<strong>in</strong>gen.<br />

Daarnaast bev<strong>in</strong>dt zich <strong>de</strong> Abundantie-<strong>in</strong><strong>de</strong>x R%, die het percentage waarnem<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> beschouw<strong>de</strong> soort uitmaakt t.o.v. het<br />

totaal aantal waarnem<strong>in</strong>gen. R% is te beschouwen als een maat van abundantie t.o.v. alle an<strong>de</strong>re soorten.<br />

Uit tabel 4 volgt dat <strong>de</strong> eerste zes soorten meer dan <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen uitmaken (54,41%). Het zijn <strong>in</strong> volgro<strong>de</strong><br />

Ischnura elegans, Aeshna cyanea, Coenagrion puella, Sympetrum sangu<strong>in</strong>eum, Anax imperator en Sympetrum striolatum.<br />

Merk ook op dat Ischnura elegans bijzon<strong>de</strong>r algemeen is en liefst 14,84 % van alle waarnem<strong>in</strong>gen voor zijn reken<strong>in</strong>g neemt.<br />

De m<strong>in</strong>st abundante soorten (R% < 1) zijn : Aeshna grandis, Cordulia aenea, Crocothemis erythraea, Enallagma cyathigerum,<br />

Erythromma l<strong>in</strong><strong>de</strong>nii en Lestes sponsa.<br />

Deze graad van abundantie kan echter een vertekend beeld geven. Een soort als Enallagma cyathigerum bijvoorbeeld heeft over<br />

<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 slechts 13 records laten optekenen. Deze waarnem<strong>in</strong>gen betroffen echter steeds een groot aantal <strong>in</strong>dividu-<br />

en (soms meer dan 200), wat <strong>de</strong>ze soort toch vrij algemeen maakt <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>. De soort kent tevens een kle<strong>in</strong>e<br />

verspreid<strong>in</strong>g, wat <strong>de</strong> kans op aantreffen op die plaats aanzienlijk vergroot.<br />

Verspreid<strong>in</strong>g<br />

Fig. 3 (pag<strong>in</strong>a 21) toont <strong>de</strong> verspreid<strong>in</strong>gskaart met daarop aangeduid het aantal waarnem<strong>in</strong>gen per <strong>in</strong>ventarisatieblok. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> 1996-2007 wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong> 80 blokken waarnem<strong>in</strong>gen gedaan. Gezien niet alle blokken geschikt zijn voor libellen (door<br />

beboss<strong>in</strong>g e.d.) is dit een vrij groot gebied, dat meer dan <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> oppervlakte van het reservaat beslaat.<br />

Niet verwon<strong>de</strong>rlijk liggen <strong>de</strong> blokken met <strong>de</strong> meeste waarnem<strong>in</strong>gen (+ 60) aan vijvers, plassen en vochtige weilan<strong>de</strong>n langs <strong>de</strong><br />

meest gebruikte wan<strong>de</strong>lpa<strong>de</strong>n en waar zich ook traditionele stop- en rustplaatsen voor <strong>de</strong> waarnemers bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Zo ziet men van<br />

boven naar on<strong>de</strong>r :<br />

-WMD 173 : (UTM ES7441) De vloeiwei<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> G. De Schepperstraat <strong>in</strong> Erembo<strong>de</strong>gem, een plaats die vaak bezocht wordt<br />

door vogelkijkers en waar <strong>in</strong> 2004 een vogelijkhut werd neergezet.<br />

-WMD 11 : (UTM 7440) De Gatesvijver en omliggen<strong>de</strong> percelen, eveneens een traditionele stopplaats voor vogelkijkers.<br />

-WMD 18 : (UTM 7440) De kle<strong>in</strong>e <strong>de</strong>potvijver gelegen aan het e<strong>in</strong><strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>straat en omliggen<strong>de</strong> percelen.<br />

Een druk bezochte omgev<strong>in</strong>g, niet alleen is het materiaal<strong>de</strong>pot van <strong>de</strong> plaatselijke Natuurpuntbeheerswerkgroep er gevestigd,<br />

het is ook vaak een vertrekpunt voor <strong>de</strong> gelei<strong>de</strong> wan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen.<br />

-WMD 39 : (UTM 7440) De Gallowaywei<strong>de</strong>, waar door extensieve begraz<strong>in</strong>g met Gallowayrun<strong>de</strong>ren een natte wei<strong>de</strong> met poelen<br />

en sloten wordt <strong>in</strong> stand gehou<strong>de</strong>n.<br />

-WMD 34 : (UTM 7439) De Kle<strong>in</strong>e Zavelput, een van <strong>de</strong> grotere vijvers.<br />

Het pad tussen Kle<strong>in</strong>e Zavelput en <strong>de</strong> Depotvijver werd vrijwel bij ie<strong>de</strong>re rondgang aangedaan. In m<strong>in</strong><strong>de</strong>re mate werd <strong>de</strong> route<br />

dan uitgebreid met een bezoek aan <strong>de</strong> Grote Zavelput en <strong>de</strong> vijvers en bomputten langs <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong>straat.<br />

Men kan dus stellen dat tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 aan een <strong>in</strong>tensieve monitor<strong>in</strong>g van het gebied werd gedaan.<br />

18<br />

Methodiek en algemene resultaten


Soort 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007<br />

Calopteryx splen<strong>de</strong>ns X X X<br />

Wetenschappelijk naam Ne<strong>de</strong>rlandse naam Soortco<strong>de</strong> Aard<br />

Calopteryx splen<strong>de</strong>ns Wei<strong>de</strong>beekjuffer CALOSPLE Z/V *<br />

Lestes viridis Houtpantserjuffer LESTVIRI Z/V<br />

Lestes viridis X X X X X X X X X X X X<br />

Lestes sponsa X X X X X<br />

Lestes sponsa Gewone pantserjuffer LESTSPON Z/V<br />

Coenagrion puella Azuurwaterjuffer COENPUEL Z/V<br />

Coenagrion puella X X X X X X X X X X X X<br />

Coenagrion pulchellus X<br />

Coenagrion pulchellum Variabele waterjuffer COENPULC Z/V<br />

Pyrrhosoma nymphula Vuurjuffer PYRRNYMP Z/V<br />

Pyrrhosoma nymphula X X X X X X X X<br />

Ishnura elegans X X X X X X X X X X X X<br />

Ishnura elegans Lantaarntje ISCHELEG Z/V<br />

Ishnura pumilio Tengere grasjuffer ISCHPUMI Z/V<br />

Ishnura pumilio X X X X X<br />

Erythromma l<strong>in</strong><strong>de</strong>ni X X X X X X X X<br />

Erythromma l<strong>in</strong><strong>de</strong>ni Kanaaljuffer ERYTLIND Z/V<br />

Erythromma najas Grote roodoogjuffer ERYTNAJA Z/V<br />

Erythromma najas X X X X X X X X X X X X<br />

Erytthromma viridulum X X X X X X X X X X X X<br />

Erythromma viridulum Kle<strong>in</strong>e roodoogjuffer ERYTVIRI Z/V<br />

Enallagma cyathigerum Watersnuffel ERYTCYAT Z/V<br />

Enallagma cyathigerum X X X X X X X<br />

Platycnemis pennipes X<br />

Platycnemis pennipes Blauwe breedscheenjuffer PLATPENN Z<br />

Brachytron pratense Glassnij<strong>de</strong>r BRACPRAT Z **<br />

Aeshna aff<strong>in</strong>is X X X X X<br />

Aeshna cyanea X X X X X X X X X X X X<br />

Aeshna cyanea Blauwe glazenmaker AESHCYAN Z/V<br />

Aeshna grandis Bru<strong>in</strong>e glazenmaker AESHGRAN Z *<br />

Aeshna grandis X X X X X<br />

Aeshna mixta X X X X X X X X X X X<br />

Aeshna mixta Paar<strong>de</strong>nbijter AESHMIXT Z/V<br />

Aeshna aff<strong>in</strong>is Zui<strong>de</strong>lijke glazenmaker AESHAFFI Z *<br />

Anax imperator X X X X X X X X X X X X<br />

Anax parthenope X<br />

Anax imperator Grote keizerlibel ANAXIMPE Z/V<br />

Anax parthenope Zui<strong>de</strong>lijke keizerlibel ANAXPART Z *<br />

Gomphus pulchellus X<br />

Libellula quadrimaculata X X X X X X X<br />

Gomphus pulchellus Plasrombout GOMPPULC Z *<br />

Libellula quadrimaculata Viervlek LIBEQUAD Z/V<br />

Libellula <strong>de</strong>pressa X X X X X X X X X X X<br />

Orthetrum cancellatum X X X X X X X X X X X X<br />

Libellula <strong>de</strong>pressa Platbuik LIBEDEPR Z/V<br />

Orthetrum brunneum Zui<strong>de</strong>lijke oeverlibel ORTHBRUN Z **<br />

Orthetrum coerulescens X<br />

Sympetrum striolatum X X X X X X X X X X X X<br />

Orthetrum cancellatum Gewone oeverlibel ORTHCANC Z/V<br />

Orthetrum coerulescens Beekoeverlibel ORTHCOER Z/V *<br />

Sympetrum vulgatum X X X X X X X X X<br />

Sympetrum flaveolum X X X X X X X<br />

Sympetrum striolatum Bru<strong>in</strong>ro<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel SYMPSTRI Z/V<br />

Sympetrum vulgatum Steenro<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel SYMPVULG Z/V<br />

Sympetrum fonscolombii X<br />

Sympetrum pe<strong>de</strong>montanum X<br />

Sympetrum flaveolum Geelvlekhei<strong>de</strong>libel SYMPFLAV Z/V<br />

Sympetrum fonscolombii Zwerven<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel SYMPFONS Z/V *<br />

Sympetrum danae X X X X X X X X X X X X<br />

Sympetrum pe<strong>de</strong>montanum Bandhei<strong>de</strong>libel SYMPPEDE Z/V *<br />

Sympetrum sangu<strong>in</strong>eum X X X X X X X X X X X X<br />

Sympetrum danae Zwarte hei<strong>de</strong>libel SYMPPEDE Z/V<br />

Crocothemis erythraea X X X<br />

Sympetrum sangu<strong>in</strong>eum Bloedro<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel SYMPSANG Z/V<br />

Cordulia aenea X X X X<br />

Crocothemis erythraea Vuurlibel CROCERYT Z/V *<br />

Cordulegaster boltonii X X<br />

Cordulia aenea Smaragdlibel CORDAENE Z/V *<br />

Totaal soorten/jaar 16 17 14 23 19 17 24 18 20 27 24 18<br />

Cordulegaster boltonii Gewone bronlibel CORDBOLT Z *<br />

Tabel 1: Waargenomen soorten <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007. Tabel 2 : Soortenlijst op basis van het jaar van waarnem<strong>in</strong>g.<br />

Methodiek en algemene resultaten<br />

19


Methodiek en algemene resultaten<br />

20<br />

Soort Blokken D% D’%<br />

Aeshna cyanea 38 20.65 47.50<br />

Soort Records R%<br />

Aeshna cyanea 164 8.91<br />

Wetenschappelijke naam Ne<strong>de</strong>rlandse naam par<strong>in</strong>g eiafzet exuvia tenerals larven<br />

Aeshna cyanea Blauwe glazenmaker X X X X X<br />

Aeshna grandis 7 3.80 8.75<br />

Aeshna mixta 34 18.47 42.50<br />

Aeshna grandis 10 0.54<br />

Aeshna mixta 86 4.67<br />

Aeshna grandis* Bru<strong>in</strong>e glazenmaker X<br />

Aeshna mixta Paar<strong>de</strong>nbijter X X X X X<br />

Anax imperator 26 14.13 32.50<br />

Coenagrion puella 31 16.85 38.75<br />

Anax imperator 128 6.96<br />

Coenagrion puella 161 8.75<br />

Anax imperator Grote keizerlibel X X X X X<br />

Coenagrion puella Azuurwaterjuffer X X X X X<br />

Cordulia aenea 1 0.54 1.25<br />

Crocothemis erythraea 1 0.54 1.25<br />

Cordulia aenea 11 0.60<br />

Crocothemis erythraea 14 0.95<br />

Cordulia aenea** Smaragdlibel X X<br />

Crocothemis erythraea** Vuurlibel X X<br />

Enallagma cyathigerum 3 1.63 3.75<br />

Erythromma l<strong>in</strong><strong>de</strong>ni 7 3.80 8.75<br />

Enallagma cyathigerum 13 0.71<br />

Erythromma l<strong>in</strong><strong>de</strong>ni 17 0.92<br />

Enallagma cyathigerum Watersnuffel X X X X<br />

Erythromma l<strong>in</strong><strong>de</strong>ni Kanaaljuffer X X X<br />

Erythromma najas 11 5.98 13.75<br />

Erytthromma viridulum 14 7.61 17.50<br />

Erythromma najas 45 2.45<br />

Erytthromma viridulum 64 3.48<br />

Erythromma najas Grote roodoogjuffer X X X X X<br />

Erytthromma viridulum Kle<strong>in</strong>e roodoogjuffer X X X X X<br />

Ishnura elegans 44 23.91 55.00<br />

Lestes sponsa 10 5.43 12.50<br />

Ishnura elegans 273 14.84<br />

Lestes sponsa 18 0.98<br />

Ishnura elegans Lantaarntje X X X X X<br />

Lestes sponsa Gewone pantserjuffer X X X<br />

Lestes viridis 28 15.22 35.00<br />

Libellula <strong>de</strong>pressa 25 13.58 31.25<br />

Lestes viridis 97 5.27<br />

Libellula <strong>de</strong>pressa 106 5.76<br />

Lestes viridis Houtpantserjuffer X X X X X<br />

Libellula quadrimaculata Viervlek X X X<br />

Libellula quadrimaculata 7 3.80 8.75<br />

Orthetrum cancellatum 23 12.50 28.75<br />

Libellula quadrimaculata 24 1.30<br />

Orthetrum cancellatum 111 6.03<br />

Libellula <strong>de</strong>pressa Platbuik X X X X X<br />

Orthetrum cancellatum Gewone oeverlibel X X X X X<br />

Pyrrhosoma nymphula 16 8.70 20.00<br />

Sympetrum danae 16 8.70 20.00<br />

Pyrrhosoma nymphula 54 2.93<br />

Sympetrum danae 43 2.34<br />

Pyrrhosoma nymphula Vuurjuffer X X X X<br />

Sympetrum danae Zwarte hei<strong>de</strong>libel X X X<br />

Sympetrum flaveolum 10 5.43 12.50<br />

Sympetrum sangu<strong>in</strong>eum 40 21.74 50.00<br />

Sympetrum flaveolum 33 1.79<br />

Sympetrum sangu<strong>in</strong>eum 149 8.10<br />

Sympetrum flaveolum Geelvlekhei<strong>de</strong>libel X X X X<br />

Sympetrum sangu<strong>in</strong>eum Bloedro<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel X X X X X<br />

Sympetrum striolatum 37 20.11 46.25<br />

Sympetrum vulgatum 10 5.43 12.50<br />

Sympetrum striolatum 126 6.85<br />

Sympetrum vulgatum 36 1.97<br />

Sympetrum striolatum Bru<strong>in</strong>ro<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel X X X X<br />

Sympetrum vulgatum Steenro<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>libel X X X<br />

Tabel 3 : Lijst van <strong>de</strong> vaste bewoners en waargenomen tekenen van voortplant<strong>in</strong>g. Tabel 4: Aantal records en Abundantie-<strong>in</strong><strong>de</strong>x. Tabel 5: Aantal <strong>in</strong>ventarisatieblokken en Verspreid<strong>in</strong>gs<strong>in</strong><strong>de</strong>xen.


Fig. 3 Fig. 4<br />

Methodiek en algemene resultaten<br />

21


Tabel 5 geeft het aantal <strong>in</strong>ventarisatieblokken weer waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> soorten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 wer<strong>de</strong>n waargenomen.<br />

Daarnaast werd <strong>de</strong> verspreid<strong>in</strong>gs<strong>in</strong><strong>de</strong>x D% berekend, dit is het percentage blokken waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> soort voortkomt t.o.v. het totaal aan-<br />

tal <strong>in</strong>ventarisatieblokken (184) en kan dus beschouwd wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> relatieve verspreid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> soort b<strong>in</strong>nen het hele reservaat.<br />

D’%, is dan het percentage blokken waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> soort voorkomt t.o.v. het aantal <strong>in</strong>ventarisatieblokken waar<strong>in</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996<br />

-2007 libellen wer<strong>de</strong>n aangetroffen (80). Deze <strong>in</strong><strong>de</strong>x zal zoals eer<strong>de</strong>r vermeld het meest aansluiten bij <strong>de</strong> werkelijke verspreid<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> soort.<br />

Slechts twee soorten wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong> 50% of meer van alle blokken waargenomen. Het betreft Ischnura elegans (55%) en Sympetrum<br />

sangu<strong>in</strong>eum (50%), gevolgd door Aeshna cyanea , Sympetrum striolatum en Aeshna mixta.<br />

In comb<strong>in</strong>atie met R% is Ischnura elegans dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> algemeenst voorkomen<strong>de</strong> soort. Ver<strong>de</strong>r gaat het om mobiele soorten, die<br />

ook vaak ver van water wor<strong>de</strong>n aangetroffen en dus bij wijze van spreken overal tegen het lijf kunnen wor<strong>de</strong>n gelopen.<br />

Soorten met zowel een kle<strong>in</strong>e R% als een D% zijn dan wel zeldzamer, toch kunnen een aantal on<strong>de</strong>r hen b<strong>in</strong>nen een gebied als<br />

<strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> op het juiste tijdstip <strong>in</strong> het jaar én op <strong>de</strong> juist bepaal<strong>de</strong> plaats toch goed waar te nemen zijn (bijv. Enallagma<br />

cyathigerum, Cordulia aenea en Crocothemis erythraea).<br />

Soortenrijkdom<br />

Fig. 4 toont <strong>de</strong> verspreid<strong>in</strong>gskaart met daarop aangeduid het aantal waargenomen soorten per <strong>in</strong>ventarisatieblok. Hieruit blijkt dat<br />

er een aantal plaatsen zijn <strong>in</strong> het reservaat waar men b<strong>in</strong>nen een paar goe<strong>de</strong> libellenseizoenen al vlug gemid<strong>de</strong>ld tw<strong>in</strong>tig soorten<br />

kan waarnemen. Drie plaatsen scoren bijzon<strong>de</strong>r goed , met name :<br />

-WMD 173 : (UTM ES7441) De vloeiwei<strong>de</strong> <strong>in</strong> Erembo<strong>de</strong>gem (24);<br />

-WMD 18 : (UTM 7440) De kle<strong>in</strong>e <strong>de</strong>potvijver gelegen aan het e<strong>in</strong><strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>straat (23);<br />

-WMD 34 : (UTM 7439) De Kle<strong>in</strong>e Zavelput (23).<br />

Naar Vlaamse normen hebben <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> een vrij rijke libellenfauna. Met 23 resi<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> soorten is het al een gebied met<br />

een meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> libellenfauna, maar <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen van zwerven<strong>de</strong> dieren brengt het totaal voor <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-<br />

2007 op 34 soorten, wat toch een aanzienlijk aantal is. S<strong>in</strong>ds 1957 wer<strong>de</strong>n er zelfs 36 soorten waargenomen.<br />

Alle vaste bewoners van het gebied zijn soorten die overwegend stilstaan<strong>de</strong> wateren bewonen. Hieron<strong>de</strong>r zijn soorten te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

die vooral <strong>de</strong> grotere vijvers bewonen, dus wateren met een rijk voedselaanbod (bijv. Erythromma l<strong>in</strong><strong>de</strong>nii en Enallagma<br />

cyathigerum) en soorten die eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kle<strong>in</strong>ere poelen, bomputten, slenken en sloten als voortplant<strong>in</strong>gsplaatsen verkiezen, die ook<br />

een veel kle<strong>in</strong>er voedselaanbod bie<strong>de</strong>n (bijv. <strong>de</strong> meeste Sympetrumsoorten en Aeshna cyanea).<br />

Opvallend is ook <strong>de</strong> soorten die bekend staan als pioniersoorten het reservaat regelmatig aandoen (Ischnura pumilio) of er volledig<br />

<strong>in</strong>geburgerd zijn (Lestes sponsa, Libellula <strong>de</strong>pressa). Deze kunnen vermoe<strong>de</strong>lijk ten volle profiteren van <strong>de</strong> met regelmaat uitge-<br />

voer<strong>de</strong> beheerswerken.<br />

Uit een vergelijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> twee observatieperio<strong>de</strong>s blijkt dat:<br />

-Brachytron pratense en Aeshna isoceles niet meer wer<strong>de</strong>n waargenomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 en dus vermoe<strong>de</strong>lijk volledig<br />

verdwenen zijn uit het gebied.<br />

Het gaat om twee soorten die ook el<strong>de</strong>rs <strong>in</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren een algemene historische achteruitgang vertonen.<br />

-Coenagrion pulchellum en Platycnemis pennipes van hun vroegere voortplant<strong>in</strong>gsplaatsen zijn verdwenen en <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-<br />

2007 nog slechts acci<strong>de</strong>nteel zwervend wer<strong>de</strong>n aangetroffen.<br />

Alhoewel <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van het verdwijnen van <strong>de</strong>ze soorten niet precies kan achterhaald wor<strong>de</strong>n, lijkt het aannemelijk dat dit niet<br />

alleen te wijten is aan habitatverlies, maar zeker ook aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>ge competitie met an<strong>de</strong>re soorten.<br />

-<strong>de</strong> “nieuwkomers” on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vaste bewoners zijn: Erythromma viridulum, Crocothemis erythraea en Cordulia aenea. Erythromma<br />

viridulum was tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1957-1969 nog niet aanwezig <strong>in</strong> het gebied en <strong>de</strong>ed zijn <strong>in</strong>tre<strong>de</strong> <strong>in</strong> het gebied ergens tussen 1969<br />

en 1974. De soort ken<strong>de</strong> s<strong>in</strong>dsdien een gestage toename, vermoe<strong>de</strong>lijk door het warmere klimaat en <strong>de</strong> tolerantie voor meer<br />

voedselrijke omstandighe<strong>de</strong>n, en is nu een zeer algemeen voorkomen<strong>de</strong> juffer <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>.<br />

Cordulia aenea en Crocothemis erythraea wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> eerste perio<strong>de</strong> slechts occasioneel waargenomen, nu wijst alles erop dat zij<br />

zich <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e aantallen voortplanten.<br />

-een aantal van oudsher vaste bewoners dui<strong>de</strong>lijk algemener wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het reservaat, wat er kan op wijzen dat <strong>de</strong>ze soorten<br />

doordat het juiste habitat aanwezig bleef, helemaal <strong>in</strong>geburgerd geraakten <strong>in</strong> het gebied, vaak ook ten koste van an<strong>de</strong>re soorten.<br />

22<br />

Methodiek en algemene resultaten


- <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen van Aeshna aff<strong>in</strong>is <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 geen uitsluitsel geven over het feit of <strong>de</strong>ze soort zich <strong>in</strong> het gebied<br />

voortplant of zich reeds heeft voortgeplant. Hetzelf<strong>de</strong> kan ook gezegd wor<strong>de</strong>n van Ischnura pumilio.<br />

-het aantal zwerven<strong>de</strong> soorten <strong>in</strong> <strong>de</strong> laatste perio<strong>de</strong> ten slotte sterk toe nam. Dit heeft vermoe<strong>de</strong>lijk niet alleen te maken met een<br />

grotere <strong>in</strong>ventarisatieactiviteit, maar ook met het feit dat het gebied op zich een hoge immigratie van Odonata kent. Het vermogen<br />

van <strong>de</strong>rgelijke soorten om zich te vestigen wordt waarschijnlijk niet alleen bepaald door het aanbod <strong>in</strong> habitats, maar ook en vooral<br />

door <strong>de</strong> competitie met <strong>de</strong> reeds aanwezig, resi<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> soorten.<br />

Ro<strong>de</strong> lijst Vlaan<strong>de</strong>ren<br />

Fig. 5 geeft <strong>de</strong> <strong>in</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g weer van alle 34 waargenomen soorten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 <strong>in</strong> <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> lijstcategorie voor Vlaan-<br />

<strong>de</strong>ren (De Knijf et al 2006).<br />

Het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> waargenomen soorten (85%) bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> categorie “Momenteel niet bedreigd”. Hieron<strong>de</strong>r vallen<br />

ook alle vaste bewoners van het reservaat.<br />

Cordulegaster boltonii en Coenagrion pulchellum bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> categorie “Bedreigd” en Orthetrum coerulescens <strong>in</strong> <strong>de</strong> cate-<br />

gorie “Kwetsbaar”.<br />

Anax parthenope bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> categorie “Niet beschouwd” en Aeshna aff<strong>in</strong>is <strong>in</strong> <strong>de</strong> categorie ”Onvoldoen<strong>de</strong> gekend”.<br />

1<br />

2<br />

1<br />

Ro<strong>de</strong>lijstcategorie soorten 1996-2007<br />

1<br />

Fig.5<br />

29<br />

Momenteel niet bedreigd 85%<br />

Kwetsbaar 3%<br />

Bedreigd 6%<br />

Onvoldoen<strong>de</strong> gekend 3%<br />

Niet beschouwd 3%<br />

23<br />

Par<strong>in</strong>gswiel van Lantaarntjes (Ishnura elegans) - Foto<br />

Joost Mertens<br />

Methodiek en algemene resultaten


6. Soortbesprek<strong>in</strong>g<br />

Leeswijzer soortteksten<br />

In dit hoofdstuk wor<strong>de</strong>n 36 soorten libellen besproken die tot op he<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong> wer<strong>de</strong>n waargenomen.<br />

Alle soortteksten zijn volgens <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> structuur opgebouwd en waar mogelijk werd een foto van een imago afgebeeld met<br />

vermeld<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> fotograaf.<br />

Op <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong> ernaast bev<strong>in</strong>dt zich een verspreid<strong>in</strong>gskaartje, een fenologiegrafiek , wordt <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> lijststatus van <strong>de</strong> soort vermeld,<br />

wordt het aantal records en het aantal <strong>in</strong>ventarisatieblokken <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 vermeld, en <strong>de</strong> uiterste waarnem<strong>in</strong>gsdata.<br />

Elk van <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len wordt ver<strong>de</strong>r kort toegelicht.<br />

Naamgev<strong>in</strong>g<br />

Bovenaan elke tekst staat <strong>de</strong> wetenschappelijke en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse soortnaam. De wetenschappelijke naam is gebaseerd op <strong>de</strong><br />

meest recente <strong>in</strong>zichten.<br />

Biotoop<br />

On<strong>de</strong>r biotoop wordt het landschapselement waar <strong>de</strong> soort voorkomt verstaan, met <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> eigenschappen. Gegevens over<br />

<strong>de</strong>ze biotopen zijn gebaseerd op <strong>de</strong> Belgische en Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur. In eerste <strong>in</strong>stantie wordt het optimale biotoop beschreven,<br />

dit is het biotoop waar <strong>de</strong> soort voor zijn voorkomen <strong>in</strong> belangrijke mate afhankelijk van is. Terloops wor<strong>de</strong>n ook suboptimale en<br />

sporadische biotopen vernoemd. In <strong>de</strong>ze biotopen wordt voortplant<strong>in</strong>g <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>re mate of slechts zel<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />

Imago’s<br />

Hier komt <strong>de</strong> levenswijze van <strong>de</strong> libel aan bod, vanaf zijn eerste vlucht, met <strong>in</strong>begrip van voedsel, concurrentie en jacht-, territorium,<br />

paar–en eiafzetgedrag.<br />

Biotoop van <strong>de</strong> larven<br />

Deze rubriek beschrijft chronologisch het leven van <strong>de</strong> libel on<strong>de</strong>r water, van ei tot het uitsluipen.<br />

Vliegtijd<br />

De vliegtijd <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze rubriek vermeld betreft <strong>de</strong>ze die men terugv<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> <strong>de</strong> literatuur. Er wordt gespecifieerd wanneer <strong>de</strong> hoofdvliegtijd<br />

van een soort valt en of er een piek is <strong>in</strong> het aantal waarnem<strong>in</strong>gen.<br />

Volgen<strong>de</strong> typen kunnen wor<strong>de</strong>n vermeld:<br />

Voorjaarsoort : <strong>de</strong> hoofdvliegtijd valt bijna geheel <strong>in</strong> mei en juni.<br />

Zomersoort : soorten met een lange vliegtijd en met <strong>de</strong> hoofdvliegtijd van juni tot augustus.<br />

Voorzomersoorten : hoofdvliegtijd bijna geheel <strong>in</strong> juni en juli.<br />

Hoogzomersoorten : hoofdvliegtijd bijna geheel <strong>in</strong> juli en augustus.<br />

Nazomersoort : <strong>de</strong> hoofdvliegtijd valt bijna geheel <strong>in</strong> augustus en september.<br />

Verbreid<strong>in</strong>gsvermogen<br />

Hier wordt beschreven hoe snel een libel nieuwe habitats kan ont<strong>de</strong>kken en of een libel zwerfgedrag vertoont. Deze <strong>in</strong>formatie is<br />

tevens ontleend aan <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> literatuur.<br />

Geken<strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen voor 1996<br />

Hier wor<strong>de</strong>n alle geken<strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> besproken soort vermeld die voor <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 bekend waren uit het<br />

reservaat <strong>de</strong> <strong>Wellemeersen</strong>. Meestal zijn <strong>de</strong>ze geput uit <strong>de</strong> publicatie “A contribution to the ecology of some odonata. The Odonata<br />

of a “trap” area around Den<strong>de</strong>rleeuw”, door professor Henri J. DUMONT gepubliceerd <strong>in</strong> het Bullet<strong>in</strong> et Annales <strong>de</strong> la Société Royale<br />

Entomologique <strong>de</strong> Belgique uit 1971. Ze dateren dus uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1957-1969 en vorm<strong>de</strong>n een zeer dankbaar vergelijk<strong>in</strong>gspunt<br />

met het verle<strong>de</strong>n.<br />

Waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007<br />

Deze rubriek beperkt zich niet allen tot een stand van zaken voor wat betreft <strong>de</strong> waarnem<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> soort <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-<br />

2007, maar er wor<strong>de</strong>n bijv. ook vergelijk<strong>in</strong>gen gemaakt met het verle<strong>de</strong>n of bemerk<strong>in</strong>gen over <strong>de</strong> hoofdvliegtijd van <strong>de</strong> soort <strong>in</strong> het<br />

reservaat of over <strong>de</strong> plaats van aantreffen.<br />

Bescherm<strong>in</strong>g<br />

Op basis van <strong>de</strong> ecologie en <strong>de</strong> trend <strong>in</strong> het recente verle<strong>de</strong>n wordt hier <strong>de</strong> verwacht<strong>in</strong>g gegeven voor <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> soort<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> nabije toekomst. Indien speciale maatregelen z<strong>in</strong>vol zijn wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot bescherm<strong>in</strong>g besproken.<br />

Verspreid<strong>in</strong>gskaart<br />

Bij ie<strong>de</strong>re soort is een kaartje van het reservaat afgebeeld, zoals reeds eer<strong>de</strong>r vermeld ver<strong>de</strong>eld <strong>in</strong> 184 <strong>in</strong> het veld dui<strong>de</strong>lijk herken-<br />

bare <strong>in</strong>ventarisatieblokken. Ie<strong>de</strong>r blok waar <strong>de</strong> soort werd aangetroffen is er op aangeduid on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vorm:<br />

24<br />

Soortbesprek<strong>in</strong>g


- oranje stip = waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007<br />

- blauwe stip = waarnem<strong>in</strong>gen voor 1996<br />

- blauw/oranje stip = waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bei<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>s.<br />

Hierdoor krijgt men een dui<strong>de</strong>lijk beeld van <strong>de</strong> verspreid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> soort over het reservaat.<br />

Fenologiegrafiek<br />

De vliegtijd van ie<strong>de</strong>re soort wordt <strong>in</strong> een grafiek weergegeven per <strong>de</strong>ca<strong>de</strong> ( perio<strong>de</strong> van 10 dagen). Hiervoor werd gebruik gemaakt<br />

van het aantal waarnem<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen die perio<strong>de</strong> en niet van het aantal waargenomen exemplaren. De grafiek geeft dus <strong>de</strong> vliegtijd<br />

van <strong>de</strong> imago’s weer en wanneer er een piek is <strong>in</strong> het aantal waarnem<strong>in</strong>gen.<br />

Ro<strong>de</strong> lijst Vlaan<strong>de</strong>ren<br />

De status van <strong>de</strong> soort zoals <strong>de</strong>ze is vermeld <strong>in</strong> <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> lijst Vlaan<strong>de</strong>ren (De Knijf et al 2006).<br />

Aantal records, aantal <strong>in</strong>ventarisatieblokken<br />

Het aantal waarnem<strong>in</strong>gen die van <strong>de</strong> besproken soort <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2007 wer<strong>de</strong>n opgetekend en het aantal <strong>in</strong>ventarisatie-<br />

blokken waar zij werd aangetroffen.<br />

Uiterste waarnem<strong>in</strong>gsdata<br />

De vermeld<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong> laatste datum waarop een imago van <strong>de</strong> soort werd waargenomen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> referentieperio<strong>de</strong><br />

en <strong>in</strong> welk jaar dit gebeur<strong>de</strong>.<br />

Summary<br />

Na ie<strong>de</strong>re soortbesprek<strong>in</strong>g volgt een korte samenvatt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het Engels.<br />

25<br />

Soortbesprek<strong>in</strong>g

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!