NTOG 2011 02
NTOG 2011 02
NTOG 2011 02
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
68<br />
<strong>02</strong><br />
Nederlands tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie vol. 124, maart <strong>2011</strong><br />
namelijk respectievelijk 0,<strong>02</strong>4 en -0,013. Dit suggereert<br />
dat er geen relatie is tussen morfologische embryoparameters<br />
en de viability-score.<br />
Met behulp van een receiver operating characteristic<br />
(of ROC)-curve werd een afkapwaarde berekend<br />
voor de viability-score. Nagegaan werd of embryo’s<br />
die een viability-score hadden boven de afkapwaarde<br />
van 0,3 een andere zwangerschapskans hadden dan<br />
embryo’s met een score daaronder. De groep van<br />
304 embryo’s werd tevens opgedeeld in vier morfologische<br />
klasses: A tot en met D, waarbij A de morfologisch<br />
beste embryo’s waren en D de morfologisch<br />
slechtste embryo’s. Binnen elke morfologische groep<br />
was te zien dat embryo’s met een viability- score boven<br />
de afkapwaarde van 0,3 een hoger zwangerschapspercentage<br />
hadden dan die met een score<br />
daaronder (figuur 2).<br />
Validatie voorspellende formule<br />
De resultaten van de externe validatie staan weergegeven<br />
in figuur 3. Ook hier hadden de groep embryo’s<br />
met een hogere viability-score een hoger<br />
doorgaand zwangerschapspercentage.<br />
Gecryopreserveerde embryo’s<br />
Over het geheel was het percentage levendgeboren<br />
kinderen per embryotransfer 30,7% (39/127). De gemiddelde<br />
viability-score van de embryo’s die niet implanteerden<br />
(0,48 ± 0,17), was significant lager dan<br />
de gemiddelde viability-score van de embryo’s die<br />
Percentage levendgeboren kinderen<br />
50<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
19,4<br />
< 0,450<br />
tot een levendgeboren kind leidden (0,57 ± 0,13; p<br />
=0,0<strong>02</strong>). Een multivariate logistische regressieanalyse<br />
toonde dat de viability-score en de morfologie<br />
van het embryo significant geassocieerd waren met<br />
het percentage levendgeboren kinderen. Het al dan<br />
niet hervatten van de celdeling na ontdooiing, ICSI-<br />
of ivf-behandeling in de verse cyclus, duur en indicatie<br />
van de subfertiliteit, de leeftijd van de vrouw bij<br />
de eicelpunctie en het gebruikte stimulatieprotocol in<br />
de verse cyclus hadden alle geen significante invloed<br />
op het percentage levendgeboren kinderen. De lage<br />
correlatie van 0,20 tussen embryomorfologie en de<br />
viability-score suggereert opnieuw dat er bijna geen<br />
relatie bestaat tussen deze twee parameters.<br />
In figuur 4 staan de viability-scores van de 127 gecryopreserveerde<br />
embryo’s geanalyseerd per kwartiel.<br />
Bij embryo’s met een hogere viability-score was<br />
het percentage levendgeboren kinderen hoger (p =<br />
0,<strong>02</strong>). In figuur 5 staan de viability-scores van de 67<br />
embryo’s in compactiestadium en de 60 blastocysten<br />
geanalyseerd per kwartiel. De viability-scores van<br />
embryo’s met een gelijkwaardige morfologische score<br />
toonden een trend van meer levendgeboren kinderen<br />
bij een hogere viability-score (compactiestadium<br />
(p = 0,11) en blastocyst (p = 0,08)).<br />
Beschouwing<br />
Het is mogelijk om met NIR-spectroscopie verschillen<br />
in samenstelling van kweekmedium te meten<br />
welke door het ontwikkelende embryo zijn veroor-<br />
28,1 28,1<br />
0,450-0,530<br />
Viability-score<br />
0,530-0,578<br />
Figuur 4. De relatie tussen het percentage levend geboren kinderen en stijgende viability-scores. Viability-scores<br />
van 127 gecryopreserveerde en ontdooide embryo’s zijn per kwartiel uitgezet, met 31 embryo’s in het eerste<br />
kwartiel en 32 embryo’s in de laatste drie kwartielen (p = 0,<strong>02</strong>).<br />
46,9<br />
> 0,578