Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Veenvlinders<br />
Verschillen tussen biologische<br />
kwaliteitselementen<br />
Aanbevelingen voor het beheer<br />
Samenvatting en conclusies<br />
terkever Hygrotus novemlineatus en de kokerjuffer Molanna albicans, bijvoorbeeld,<br />
werden in het verleden in grote aantallen aangetroffen. Sinds 1991 worden<br />
beide soorten nog maar af en toe waargenomen. Andere karakteristieke<br />
waterkeversoorten komen nog steeds veelvuldig voor (Dytiscus lapponicus) of<br />
zijn recentelijk herontdekt (D. latissimus).<br />
In hoogveenvennen zijn het aantal karakteristieke soorten en de EKR afgenomen<br />
en is het aantal storingssoorten toegenomen of gestabiliseerd. Een verklaring<br />
hiervoor kan de toegenomen (interne) eutrofiëring zijn. Drie zandbodemvennen<br />
(Ganzenpoel, Grenspoel en Koopmansveentje) laten een positieve trend<br />
zien in het aantal karakteristieke soorten. Deze vennen zijn geschoond of gebaggerd.<br />
Een actueel beeld van deze vennen is niet te geven, omdat er geen<br />
recente bemonsteringen zijn uitgevoerd. In twee zandbodemvennen (Kliplo en<br />
Schurenberg) nemen de karakteristieke soorten in de tijd juist af. Het aantal<br />
storingssoorten in alle vijf zandbodemvennen is stabiel of neemt af.<br />
Het Veenbesblauwtje, de Veenbesparelmoervlinder en het Veenhooibeestje<br />
zijn ernstig bedreigde dagvlinders en min of meer specifiek voor de Drentse<br />
hoogveenvennen. In de 18 onderzochte vennen is van elk van deze soorten één<br />
vindplaats. Ze zijn in de afgelopen vijftig jaar sterk achteruitgegaan, waarschijnlijk<br />
door stikstofdepositie, verzuring, verdroging, bosopslag, habitatisolatie<br />
en temperatuurstijging. Ook is de kleinschalige turfwinning gestaakt, waardoor<br />
in overigens geschikte veentjes de verschillende benodigde ontwikkelingsstadia<br />
van de vegetatie naar hoogveen ontbreken.<br />
De biologische kwaliteitselementen reageren verschillend op de abiotische veranderingen<br />
in de vennen. De kiezelwieren hebben de meest directe relatie met<br />
de watersamenstelling. Dan volgen de sieralgen, waarvoor de ruimtelijke differentiatie<br />
(zoals aanwezigheid van waterplanten) naast de waterchemie wat belangrijker<br />
is. De macrofauna is, behalve van de waterchemie en de ruimtelijke<br />
differentiatie binnen het ven, ook afhankelijk van de waterbodemsamenstelling<br />
en - voor de verschillende levensstadia - van het omringende landschap. Ook<br />
voor de macrofyten is naast de waterchemie de bodemsamenstelling belangrijk.<br />
Voor de veenvlinders zijn ook nog factoren van een hoger schaalniveau belangrijk.<br />
In het algemeen verschilt het oordeel over de huidige kwaliteit per ven op basis<br />
van de vegetatie, de kiezelwieren en de sieralgen niet meer dan één klasse op<br />
een schaal van vijf. In sommige gevallen zijn de verschillen groter, bijvoorbeeld<br />
doordat de algen vooral reageren op de chemische samenstelling van het<br />
water in het open water en de vegetatie meer op de habitatdifferentiatie en waterstandsvariatie<br />
in het veentje daaromheen. De kwaliteit van de macrofauna<br />
verschilt regelmatig twee klassen van de overige organismengroepen. Dit hangt<br />
waarschijnlijk samen met het slechte koloniserende vermogen van veel macrofaunasoorten,<br />
de zuurstofarme waterbodem met toxische zwavelverbindingen<br />
en een eventuele ontoereikende omgevingskwaliteit van het ven (leefomgeving<br />
voor de adulte stadia).<br />
Het beheer van de onderzochte vennen is op betrokken en kundige wijze uitgevoerd.<br />
Dat moet vooral zo doorgaan, want continuïteit in het beheer, zoals regelmatig<br />
maaien, plaggen en verwijderen van opslag, is essentieel voor de<br />
kwaliteit van vennen en hun omgeving.<br />
Adviseur Water en Natuur <strong>rapport</strong> 1010, Koeman en Bijkerk <strong>rapport</strong> 2012-076, Alterra-<strong>rapport</strong> 2351 6