13.09.2013 Views

download hier gratis het nulnummer - Article

download hier gratis het nulnummer - Article

download hier gratis het nulnummer - Article

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nulnummer maart 2008<br />

Alles wat ons bezig houdt<br />

heeft iets met kunst te<br />

maken...<br />

...alles wat met kunst te<br />

maken heeft houdt ons<br />

bezig.<br />

Dit nieuwe magazine<br />

uitgegeven door Stichting<br />

Art gaat over kunst. Ons<br />

doel is dat dit blad kunst<br />

gaat worden.<br />

Studiarttijdschrift<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 2<br />

Inhoud<br />

Voorwoord<br />

Op zoek naar artistiek onderzoek 4<br />

Zingen voor een lege zaal: Shirin Neshats Turbulent als multicultureel kunstwerk 8<br />

Design voor de Toekomst 0<br />

Barcelona rond 900: De Parel van de Middellandse Zee 4<br />

De Nieuwe Collectie: <strong>het</strong> heft in eigen handen 20<br />

Hamburger Bahnhof: Hedendaagse kunst in een historisch jasje 24<br />

Waarde van tijdschriftonderzoek met betrekking tot de kunsthistorische canon<br />

Over blinde vlekken, struikelblokken en kapstokken bij <strong>het</strong> doen van tijdschriftonderzoek 28<br />

Over zintuigen en schoonheidsoordelen: een essay over de basisprincipes van est<strong>het</strong>ica 6<br />

Instant Ease: zoveel te krijgen, zo weinig te kiezen 42<br />

Colofon<br />

Jaargang , <strong>nulnummer</strong>, maart 2008<br />

Hoofd- en eindredactie<br />

Karlijn de Jong<br />

Froukje van der Meulen<br />

Eefje Zalm<br />

Deze uitgave kwam tot stand met<br />

medewerking van<br />

Lieve d’Hont<br />

Schrijvers<br />

Hestia Bavelaar<br />

Stella van Dongen<br />

Rianne Groen<br />

Niek Lekkerkerk<br />

Chrissy Meijns<br />

Suzanne van der Meulen<br />

Adelheid Smit<br />

Erik van Tuijn<br />

Vrienden van <strong>Article</strong><br />

Hestia Bavelaar<br />

Mevrouw H.J. Crol-Bouma<br />

John en Paula Groen<br />

Deel omslag illustratie:<br />

Banksy,<br />

Vandalized Oil Paintings,<br />

Crude Oil, 2004<br />

Peter Hecht<br />

Annemieke Hoogenboom<br />

Ingeborg Laarakkers<br />

Leo en Jitske van der Meulen<br />

Meindert van der Meulen<br />

Ariane de Ranitz<br />

Manfred Sellink<br />

Erik van Tuijn<br />

Wim en Helma Zalm<br />

Redactieadres<br />

<strong>Article</strong>, t.a.v. Stichting Art, Kromme<br />

Nieuwegracht 29, 5 2 HD Utrecht.<br />

Email: article@stichting-art.nl<br />

Abonnementen:<br />

€ 5,- voor vier uitgaven<br />

(losse verkoop € 5,- per stuk)<br />

Stuur een email naar: article@stichtingart.nl<br />

of vul <strong>het</strong> aanmeldingsformulier<br />

in op www.stichting-art.nl. Abonnees<br />

krijgen de edities van <strong>Article</strong> thuisgestuurd.<br />

Abonnementen worden zonder<br />

tegenbericht na vier uitgaven verlengd<br />

na ingang van de jaargang. Opzegging<br />

voor jaargang 2 dient te geschieden<br />

vóór de vierde uitgave van jaargang .<br />

Word vriend voor € 30,- en steun <strong>Article</strong><br />

extra! Als vriend van dit tijdschrift krijgt<br />

u een vermelding in <strong>Article</strong>.<br />

Rekeningnummer: 6 80 6 t.n.v.<br />

Stichting Art te Utrecht<br />

Indien de redactie er niet in is geslaagd<br />

<strong>het</strong> copyright van de in dit nummer<br />

gepubliceerde afbeeldingen te regelen<br />

volgens de wettelijke bepalingen, verzoeken<br />

wij de rechthebbenden alsnog<br />

contact op te nemen met de redactie.<br />

Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen<br />

zonder voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van de uitgever.<br />

Oplage: 600<br />

Ontwerp en vormgeving:<br />

Dick de Jong, www.dgraphics.nl,<br />

Druk: drukkerij Van den Bosch & Fikkert<br />

Almelo, www.druk-bosfik.nl<br />

© <strong>Article</strong>, Utrecht, maart 2008<br />

VOORWOORD<br />

Alles wat ons bezig houdt heeft iets met kunst te maken…<br />

… alles wat met kunst te maken heeft houdt ons bezig.<br />

<strong>Article</strong> gaat over kunst, en alles daaromheen.<br />

Sterker nog, ons doel is dat dit<br />

blad kunst gaat worden. Wij beseffen dat<br />

we de lat hoog leggen; <strong>het</strong> gaat namelijk<br />

niet zonder goede schrijvers, sprekende<br />

afbeeldingen en kloppende financiën. De<br />

vormgever en de drukker zijn een niet onbelangrijke<br />

factor; de lezer is de laatste en<br />

belangrijkste schakel. Toch is <strong>het</strong> gelukt:<br />

de allereerste uitgave van ons tijdschrift<br />

over kunst(geschiedenis) ligt <strong>hier</strong> voor u.<br />

Of <strong>Article</strong> zélf kunst is geworden, is aan u.<br />

<strong>Article</strong> is een initiatief van studenten<br />

kunstgeschiedenis aan de Universiteit<br />

Utrecht, en is bedoeld voor kunstgeschiedenisstudenten,<br />

-docenten, alumni en<br />

andere kunstliefhebbers. Iedereen mag<br />

deelnemen, maar we streven wel naar een<br />

academisch niveau. <strong>Article</strong> probeert zo<br />

een podium te zijn voor iedere kunsthistoricus,<br />

<strong>het</strong>zij in de dop, <strong>het</strong>zij professioneel.<br />

Op die manier wordt dit tijdschrift<br />

een weerspiegeling van alles wat ons bezighoudt:<br />

een goed geslaagd essay, een<br />

recensie van een tentoonstelling die u<br />

bijbleef, een gesprek met een interessant<br />

persoon of kritiek op een favoriet kunstwerk.<br />

Het is aan u.<br />

De veelzijdigheid die dan ontstaat, kunt u<br />

met eigen ogen bekijken. In dit <strong>nulnummer</strong><br />

behandelen we est<strong>het</strong>iek naast ecodesign;<br />

de frictie tussen kunst en wetenschap<br />

naast een bespiegeling op <strong>het</strong> doen<br />

van tijdschriftonderzoek; Berlijn naast<br />

Barcelona en een interview naast een recensie.<br />

Uiteraard is uw eigen bijdrage welkom<br />

– financieel, tekstueel of moreel. U<br />

leest <strong>het</strong> goed, we zijn alweer volop bezig<br />

met de volgende uitgave en we hopen dat<br />

met uw hulp dit blad gaat bloeien. Wie gelezen<br />

wordt, blijft; <strong>het</strong> is aan u.<br />

De redactie: Froukje van der Meulen, Eefje<br />

Zalm en Karlijn de Jong.<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 4<br />

O p z o e k n a a r<br />

a r t i s t i e k o n d e r z o e k<br />

Chrissy Meijns<br />

Onderzoek in kunst, de kunstenaar als onderzoeker. De combinatie suist al enige tijd rond in de be-<br />

schouwing van artistieke praktijken, en <strong>het</strong> meest direct kwam <strong>het</strong> onderwerp recent nog naar voren<br />

in de discussie omtrent <strong>het</strong> invoeren van een ‘derde cyclus’ in <strong>het</strong> kunstonderwijs: een heus promotie-<br />

traject, waarvan artistiek onderzoek de meest wenselijke invulling zou zijn. Ook verregaande professi-<br />

onalisering, transparantie vereisende onderlinge competitie, concurrentie en een wens tot emancipatie<br />

van de kunsten ten opzichte van vakwetenschappen kunnen echter als verklaringen voor deze hausse<br />

van de karakterisering van kunst als onderzoek worden genoemd.<br />

kunst<br />

Ruime aandacht resulteert echter niet<br />

altijd in ruime helderheid. De keurige definities<br />

in <strong>het</strong> door <strong>het</strong> Expertisecentrum<br />

Onderzoek in de Kunsten aan de K.U. Leuven<br />

opgestelde ABC van <strong>het</strong> Artistiek Onderzoek<br />

kunnen namelijk niet voorkomen<br />

dat er nog steeds twijfel kan bestaan aan<br />

de legitimiteit van de karakterisering van<br />

kunst als onderzoek. Gegeven <strong>het</strong> brede<br />

voorkomen van deze aanduiding loont<br />

<strong>het</strong> te vragen wat artistiek onderzoek is.<br />

Gaat <strong>het</strong> <strong>hier</strong> om een praktijk, parallel aan<br />

wetenschap, die eenvoudigweg op een<br />

ander domein is gericht, of dient <strong>het</strong> als<br />

een volstrekt eigenaardig en onvergelijkbaar<br />

fenomeen te worden beschouwd?<br />

Doelt deze aanduiding op een bepaald<br />

soort kunst, een stroming, of betreft <strong>het</strong><br />

een blik op een de artistieke praktijk als<br />

geheel?<br />

Nu is <strong>het</strong>, hoewel dit wel deels <strong>het</strong> beginpunt<br />

zal zijn, minder van belang strak aan<br />

te sluiten bij wat actueel onder <strong>het</strong> begrip<br />

‘artistiek onderzoek’ gevat wordt. Juist om<br />

aan te geven waar en wanneer <strong>het</strong> gebruik<br />

van dit stempel op zijn plaats is, is <strong>het</strong> nodig<br />

<strong>hier</strong>van afstand te doen om te bepalen<br />

hoe dit <strong>het</strong> beste wordt begrepen. Het is<br />

dan ook een dergelijke meest bruikbare<br />

uitleg die ik in dit artikel zal proberen te<br />

construeren.<br />

Kunst en vakwetenschap<br />

Allereerst enkele terminologische verduidelijkingen.<br />

‘Artistiek onderzoek’ wordt<br />

door mij gebruikt als equivalent aan<br />

‘kunstzinnig onderzoek’, ‘onderzoek in de<br />

kunst’, ‘practice-as-research’, oftewel alle<br />

aanduidingen waarin de creatieve praktijk<br />

van de kunstenaar wordt genomen als<br />

zijnde een praktijk van onderzoek. Relevanter<br />

echter zijn de afbakeningen in de<br />

praktijk. Henk Borgdorff, lector Kunsttheorie<br />

en onderzoek aan de Amsterdamse<br />

Hogeschool voor de Kunsten (AHK) en<br />

fervent pleitbezorger van wat hij noemt<br />

de ‘emancipatie van faculteit der kunsten’<br />

waar erkenning van de artistieke onderzoekspraktijk<br />

een belangrijk deel van uitmaakt,<br />

meent dat twee onderscheidingen<br />

noodzakelijk zijn. Enerzijds een onderscheid<br />

binnen de kunsten tussen onderzoekende<br />

en niet-onderzoekende kunst,<br />

anderzijds tussen de verschillende onderzoekspraktijken,<br />

te weten de artistieke en<br />

de vakwetenschappelijke. Zich baserende<br />

op richtlijnen van internationale kunstonderzoek<br />

ondersteunende organisaties<br />

geeft hij in ‘Het debat over onderzoek<br />

in de kunsten’, een aantal criteria voor<br />

de gevraagde afbakeningen die formeel<br />

bepalingen van wetenschappelijk onderzoek<br />

gelijken . De onderzoekende kunstpraktijk<br />

dient onder meer te zijn bedoeld<br />

als onderzoek, en dit doet <strong>het</strong> door uit te<br />

gaan van heldere en welgearticuleerde<br />

onderzoeksvragen teneinde kennis en begrip<br />

te verruimen.<br />

Het beoogde onderzoeksobject is <strong>hier</strong><br />

de artistieke praktijk. Hoewel <strong>het</strong> ‘verruimen’<br />

van kennis en begrip als resultaat<br />

van onderzoek misschien enigszins te liberaal<br />

gesteld is (niet wordt gezegd wát<br />

er dient te worden verkregen, maar enkel<br />

wat <strong>het</strong> effect van wat wordt verkregen<br />

op de al bestaande kennis zal zijn) zou<br />

deze omschrijving echter evenzeer voor<br />

de vakwetenschapper kunnen gelden. De<br />

bioloog bijvoorbeeld bedoelt <strong>het</strong> voortplantingsgedrag<br />

van een bepaalde vis te<br />

onderzoeken, formuleert de vraag “Wat is<br />

<strong>het</strong> gedrag dat deze vis bij de voortplanting<br />

vertoont?” en heeft als doel kennis te<br />

verkrijgen van <strong>het</strong> voortplantingsgedrag<br />

van de vis.<br />

Hoe is dan aan te geven dat <strong>het</strong> om een<br />

artistieke praktijk gaat? De crux ligt in dit<br />

geval bij aanvullende karakteriseringen:<br />

<strong>het</strong> onderzoek vindt plaats in de vorm en<br />

door middel van kunstobjecten en creatieve<br />

processen, en de gezochte kennis<br />

is impliciet gesitueerd en belichaamd in<br />

afzonderlijke kunstwerken en artistieke<br />

processen. De kennis dient onthuld en<br />

gearticuleerd te worden – er is altijd sprake<br />

van creatie en reflectie. Artistiek onderzoek<br />

is dan ook artistiek omdat kunstwerk<br />

en <strong>het</strong> proces van <strong>het</strong> maken van kunst in<br />

methode, onderzoeksobject en einddoel<br />

aanwezig zijn.<br />

Beperkingen<br />

De centrale plaats die kunstwerk en creatieproces<br />

bij artistiek onderzoek zouden<br />

innemen levert een bijzondere verweving<br />

op. Wanneer nu wordt gekeken naar <strong>het</strong><br />

beoogde onderzoeksobject, de artistieke<br />

praktijk, vormt een eerste probleem dat<br />

<strong>het</strong> artistiek onderzoek in deze zin wel<br />

heel erg beperkt lijkt. Als voor een schilder<br />

enkel <strong>het</strong> schilderen zélf de praktijk en <strong>het</strong><br />

onderwerp van reflectie vormt, welk <strong>het</strong><br />

individuele overstijgende belang kunnen<br />

de uitkomsten van haar onderzoek dan<br />

hebben? Kunsttheoreticus Camiel Van<br />

Winkel merkt in zijn ‘Flexibele multipliciteiten:<br />

<strong>het</strong> discours over onderzoek in de<br />

kunst’ op dat de in de hedendaagse kunst<br />

zo populaire thema’s als globalisering of<br />

identiteitspolitiek <strong>hier</strong> buiten vallen. Dit<br />

bezwaar is ten dele op z’n plaats. Ook<br />

Borgdorff gaf in zijn artikel reeds aan dat<br />

onderzoek dat enkel tot de eigen praktijk<br />

beperkt blijft nauwelijks relevant genoemd<br />

kan worden. Toch kan ook onderzoek dat<br />

op de eigen kunstzinnige werkzaamheden<br />

gericht is algemene relevantie hebben.<br />

Dat is, niet de grote maatschappelijke<br />

thema’s aanroeren, maar inzichten<br />

ontwikkelen die algemeen in de artistieke<br />

praktijk van nut zijn. Zou, heel concreet,<br />

De volledige definitie van artistiek onderzoek waar Borgdorff uiteindelijk toe komt luidt: “De<br />

kunstpraktijk geldt als onderzoek wanneer <strong>het</strong> de bedoeling is door middel van een oorspronkelijke<br />

studie in en door kunstobjecten en creatieve processen onze kennis en ons begrip te verruimen. Daarbij<br />

wordt begonnen met vragen die relevant zijn in de onderzoeksomgeving en in de kunstwereld. Er wordt<br />

gebruikgemaakt van experimentele en hermeneutische methoden, die de impliciete kennis onthullen en<br />

articuleren, welke in afzonderlijke kunstwerken en artistieke processen gesitueerd en belichaamd is. Het<br />

onderzoeksproces en de uitkomsten worden op een adequate manier gedocumenteerd en uitgedragen aan<br />

de onderzoeksgemeenschap en <strong>het</strong> bredere publiek.” Henk Borgdorff, ‘Het debat over onderzoek in de<br />

kunsten’, p. 9<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 5


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 6<br />

...de eerste en meest belangrijke<br />

implicatie is dat er met<br />

<strong>het</strong> kunstwerk een duidelijk<br />

fundament wordt gevonden<br />

voor de artistieke component<br />

van artistiek onderzoek...<br />

als historisch voorbeeld niet de ontwikkeling<br />

(of: ‘ontdekking’) van <strong>het</strong> lineair perspectief<br />

of de olieverf tot zo’n in de praktijk<br />

gerealiseerd inzicht gerekend kunnen<br />

worden? Voor een groot aantal beeldend<br />

kunstenaars van belang, hoewel in individuele<br />

praktijken tot stand gekomen. Toch<br />

blijven <strong>hier</strong> nog enige problemen liggen.<br />

Waarom zou er in een dergelijk geval namelijk<br />

sprake zijn van een samengaan van<br />

creatie en reflectie, zoals in de aanduiding<br />

van artistiek onderzoek voorstaan wordt?<br />

Deze ontdekkingen zijn, hoewel praktisch<br />

toepasbaar, volledig theoretisch expliciteerbaar.<br />

Sterker nog, er zou niet eens een<br />

kunstwerk aan te pas hoeven komen.<br />

Een dergelijke argwaan jegens de verbondenheid<br />

van kunst en theoretische reflectie<br />

in artistiek onderzoek, zoals <strong>hier</strong> geëtaleerd<br />

is, wordt bovendien gevoed doordat<br />

documentatie in deze onderzoeksvorm<br />

een vrij belangrijke rol inneemt; een gegeven<br />

dat Van Winkel in zijn stuk al <strong>het</strong> bezwaar<br />

ontlokte dat van de kunstenaar tot<br />

documentalist dreigt te worden gemaakt.<br />

Deze rol van verslaglegging kan begrepen<br />

worden als een beweging richting grotere<br />

transparantie, maar vormt misschien<br />

ook deels een tegemoetkoming aan <strong>het</strong><br />

bezwaar dat kunst onvergelijkbaar is. Resultaten<br />

van artistiek onderzoek zouden,<br />

wanneer afgemeten aan <strong>het</strong> kunstwerk,<br />

niet te bepalen zijn. Accurate vastlegging<br />

van proces en uitkomst als basis ter beoordeling<br />

van de werkzaamheden van de<br />

kunstenaar-onderzoeker – <strong>het</strong> kan niet<br />

netter.<br />

Nauwkeurig misschien, maar is accurate<br />

vastlegging en reflectie <strong>hier</strong>op ook werkelijk<br />

een artistiek onderzoekende praktijk?<br />

Verschillende bestudeerde aspecten wijzen<br />

er op dat, hoewel <strong>het</strong> in Borgdorffs<br />

onderzoekscriteria expliciet als relevant<br />

onderdeel van zowel onderzoeksobject<br />

als –methode genoemd wordt, <strong>het</strong> kunstwerk<br />

binnen dit geheel van onderzoek<br />

in de kunst sterk gebagatelliseerd raakt.<br />

Nog leidt dit tot een opmerkelijke suggestie:<br />

niet zou bij <strong>het</strong> vraagstuk van artistiek<br />

onderzoek de wetenschappelijke<br />

aard van deze praktijk in twijfel getrokken<br />

worden, maar is <strong>het</strong> daarentegen de artistieke<br />

component waarvan <strong>het</strong> fundament<br />

in grote mate onhelder blijft.<br />

Terug naar <strong>het</strong> object<br />

Een wending, een andere benadering lijkt<br />

nodig. Wat zijn de consequenties wanneer<br />

de nadruk op proces, methode en de<br />

vastlegging <strong>hier</strong>van even los worden gelaten<br />

en in de eerste plaats wordt uitgegaan<br />

van juist <strong>het</strong> totnogtoe onduidelijk aanwezige<br />

onderzoeksobject, <strong>het</strong> kunstwerk?<br />

De eerste en meest belangrijke implicatie<br />

is dat er met <strong>het</strong> kunstwerk een duidelijk<br />

fundament wordt gevonden voor de artistieke<br />

component van artistiek onderzoek.<br />

Als iets binnen deze praktijk <strong>het</strong> ijkpunt<br />

van de kunstzin van zowel voorafgaand<br />

experiment als de artistieke aard van de<br />

persoon van de uitvoerder is, dan is <strong>het</strong><br />

dit. Bovendien is er met betrekking tot<br />

<strong>het</strong> resultaat van onderzoek de rijkdom,<br />

aangezien de beperkingen in aan te roeren<br />

thema’s die zich voordeden bij een<br />

gerichtheid op slechts <strong>het</strong> eigen artistieke<br />

proces <strong>hier</strong> niet hoeven te spelen. Het lijkt<br />

inderdaad plausibel aan te nemen dat een<br />

kunstwerk alles tot thema kan zijn. De<br />

aanvankelijke aannemelijkheid van dit<br />

uitgangspunt wordt echter geproblematiseerd<br />

door de vraag hoe in dit fundament<br />

dan de theoretische reflectie verweven<br />

kan zijn. Hoe is er kennis in kunst? Is ‘tot<br />

thema zijn’ misschien <strong>het</strong>zelfde als ‘impliciete<br />

kennis’?<br />

Het is op dit punt dat ik een streep dien<br />

te trekken. In dubio, dat wel, want er zijn<br />

twee mogelijkheden om deze strijd te beslechten.<br />

Enerzijds staat als mogelijkheid<br />

nog open een lange weg van onderzoek<br />

waarbij wordt aangenomen dat, uitgaande<br />

van tenminste <strong>het</strong> kunstwerk om de<br />

aanwezigheid van de artistieke component<br />

te waarborgen, kunst en kennis wel<br />

degelijk samen kunnen gaan. Naar hoe<br />

uiteindelijk de onderneming van een dergelijke<br />

verduidelijking er uit zal komen te<br />

zien, hoe wij <strong>het</strong> onthullen en articuleren<br />

van kennis belichaamd in kunst werkelijk<br />

kunnen realiseren, is <strong>het</strong> in dit geval nog<br />

gissen. Daarvoor zijn de op dit punt de<br />

aanduidingen in teksten over artistiek<br />

onderzoek nog te weinig concreet. Wel is<br />

duidelijk dat hoe dan ook een bemerking<br />

“Kunst wordt dan (opnieuw) beschouwd<br />

als een volwaardige kennisvorm,” zwak<br />

gezegd, nog heel wat uitleg verdient.2<br />

Langs de andere, korte weg zal zonder<br />

enig pardon gesteld worden dat er geen<br />

samengaan van creatie en theorie mogelijk<br />

is waarbij niet <strong>het</strong> één door <strong>het</strong> ander<br />

wordt uitgesloten – artistiek onderzoek<br />

is niet mogelijk op de verenigende wijze<br />

als voorgesteld, zo luidt dan de conclusie.<br />

Dit is <strong>het</strong> punt waarop wij ons, zonder<br />

verder onderzoek, nu bevinden. Creatie<br />

en theoretische reflectie zijn twee onderscheiden<br />

activiteiten, en een kunstenaar<br />

heeft dan ook geen bijzondere toegang<br />

tot bijzondere kennis van kunst die voor<br />

de kunsthistoricus en -wetenschapper ontoegankelijk<br />

blijft.<br />

Artistiek tintje<br />

Tot besluit: wat is artistiek onderzoek? In<br />

beginsel zijn er twee zaken die <strong>hier</strong> samengevoegd<br />

dienen te worden en tegelijkertijd<br />

om voorrang strijden, namelijk de<br />

praktische creatie en de theoretische reflectie.<br />

Onder de ene uitleg blijft artistiek<br />

onderzoek hangen in inzichten waar überhaupt<br />

geen kunstwerk aan te pas hoeft te<br />

2 Gesteld door Johan Pas in zijn ‘Kunst<br />

als kennis: notities bij de academisering van <strong>het</strong><br />

hoger kunstonderwijs’ ter aanduiding van de situatie<br />

wanneer de hiërarchie en polarisatie tussen<br />

kunst en wetenschap sneuvelt. Pas neemt <strong>hier</strong><br />

opmerkelijk genoeg aan dat of kunst al dan niet<br />

als volwaardige kennisvorm beschouwd wordt niet<br />

afhankelijk is van een verduidelijking van de wijze<br />

waarop kennis in kunst belichaamd zou kunnen<br />

zijn, maar van de verhouding waarom <strong>het</strong> staat tot<br />

wetenschap.<br />

komen, onder een andere is weliswaar <strong>het</strong><br />

artistieke centraal aanwezig, maar blijft<br />

<strong>het</strong> vooralsnog onduidelijk hoe <strong>hier</strong> werkelijk<br />

kennis aan te verbinden is. Tot <strong>het</strong><br />

moment dat werkelijk de eventuele aard<br />

en samenhang van in kunst belichaamde<br />

kennis kan worden verduidelijkt vervalt<br />

dan ook de bijzondere status van de kunstenaar-onderzoeker<br />

als kon deze vanuit<br />

een tussendringende dubbelpositie bepaalde<br />

kennis verkrijgen die voor kunstwetenschappers<br />

volkomen onbereikbaar<br />

zou blijven. De artistiek onderzoeker<br />

mag dan experimenteren en reflecteren,<br />

kunst maken en interessante perspectieven<br />

genereren, wanneer dit werkelijk tot<br />

theoretische inzichten gedreven wordt is<br />

<strong>het</strong> niets anders dan gewone, omlijstende<br />

theorie – wetenschap vanuit een artistieke<br />

hoek, dat ook precies op die merites dient<br />

te worden beoordeeld.<br />

Besproken literatuur<br />

Borgdorff, H. ‘Het debat over onderzoek in de<br />

kunsten’, in: M. Bleeker, L. van Heteren,<br />

C. Kattenbelt, K. Vuyk (red.), De theatermaker als<br />

onderzoeker.<br />

Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006,<br />

pp. 2 - 9.<br />

Pas, Johan ‘Kunst als kennis: notities bij de academisering<br />

van <strong>het</strong> hoger<br />

kunstonderwijs’, in: rekto:verso, nr. 25, septemberoktober<br />

200 , pp. 0- 2.<br />

Winkel, C. van ‘Flexibele multipliciteiten: <strong>het</strong> discours<br />

over onderzoek in de kunst’, in:<br />

De Witte Raaf, nr. 22, juli 2006, pp. 2- .<br />

Expertisecentrum onderzoek in de kunsten, K.U.<br />

Leuven. ABC van <strong>het</strong> Artistiek Onderzoek: http://<br />

associatie.kuleuven.be/ivok/ABC.html<br />

Chrissy Meijns is tweedejaars studente<br />

kunstgeschiedenis aan de Universiteit<br />

Utrecht<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> numnummer maart 2008 article pag 88<br />

Z i n g e n v O O R e e n l e g e Z A A l<br />

S h i r i n n e s h a t s Tu r b u l e n t<br />

a l s m u l t i c u l t u r e e l<br />

k u n s t w e r k<br />

Froukje van der Meulen<br />

een muzikaal duel tussen een man en een vrouw. Twee videoschermen: <strong>het</strong> ene scherm toont een man<br />

die een traditioneel Perzisch lied zingt voor een uitsluitend mannelijk publiek. Als <strong>het</strong> applaus is ver-<br />

stomd, komt de gesluierde vrouw op <strong>het</strong> andere scherm in actie. gepassioneerd begint ze te zingen,<br />

maar de zaal is leeg: er is geen publiek te zien. De zangpartij bevat eigenzinnige klanken en is elektro-<br />

nisch bewerkt, zodat een ontraditionele compositie ontstaat. De mannen op <strong>het</strong> andere scherm lijken<br />

als betoverd toe te kijken. Met deze tegenstelling tart de vrouw <strong>het</strong> iraans-islamitische verbod om in<br />

haar eentje voor een publiek op te treden. 1<br />

1<br />

Dit is Turbulent, een multi-screen installation<br />

over de aan strenge regels gebonden<br />

verhouding tussen mannen en vrouwen<br />

in een islamitische maatschappij. Tien<br />

minuten lang worden verschillende filmbeelden<br />

gelijktijdig op twee schermen getoond.<br />

Kunstenares Shirin Neshat won<br />

<strong>hier</strong>mee in 999 de Eerste Internationale<br />

Shirin Neshat, ‘Turbulent (Turbolenta)<br />

998’, Shirin Neshat, Milano 2002, p. 98.<br />

Shirin Neshat, Turbulent, 1998, video stills.<br />

Prijs op de Biënnale in Venetië. 2 In al haar<br />

video’s komen de sterke scheidingen en<br />

tegenstellingen tussen man en vrouw binnen<br />

de islam naar voren.<br />

globalisering<br />

Het leven in een tijdperk van globalisering<br />

werpt veel vragen op over <strong>het</strong> stre-<br />

2 Giorgio Verzotti, Andrea Viliani, ‘Biography’,<br />

Shirin Neshat, Milano 2002, p. 9.<br />

ven naar een multiculturele samenleving<br />

en de behoefte aan harmonie tussen verschillende,<br />

soms met elkaar botsende<br />

culturen. Na de postmoderne periode<br />

van ‘Anything goes’ raken kunstenaars<br />

steeds meer betrokken bij maatschappelijke<br />

ontwikkelingen. Ze nemen vaker een<br />

maatschappelijk standpunt in, waardoor<br />

politiek een rol is gaan spelen in de kunst.<br />

Het kijken naar kunst is niet passief meer,<br />

maar kunst is deel uit gaan maken van de<br />

wereld van de toeschouwer. Het openstellen<br />

van grenzen heeft bovendien als<br />

gevolg dat er op steeds meer verschillende<br />

plaatsen grootschalige kunsttentoonstellingen<br />

gehouden worden, waar niet alleen<br />

werk van Amerikaanse en Europese<br />

kunstenaars getoond wordt, maar ook<br />

dat van kunstenaars met wortels buiten<br />

de westerse traditie. 4 Shirin Neshat is een<br />

duidelijke exponent van deze ontwikkeling.<br />

In Qazvin geboren, maar wonend in<br />

New York, ontmoeten in haar twee culturen.<br />

Omwentelingen<br />

Shirin Neshat ( 95 ) groeide op in <strong>het</strong><br />

relatief moderne en verwesterlijkte Iran,<br />

dat van sjah Mohammed Reza. Tijdens<br />

de ingrijpende veranderingen door Ayatolla<br />

Khomeini’s Islamitische Revolutie in<br />

9 9 studeerde ze in de Verenigde Staten.<br />

Pas in 990, na de dood van Khomeini,<br />

werd <strong>het</strong> voor haar weer mogelijk om Iran<br />

te bezoeken. Neshat trof er een resoluut<br />

veranderde samenleving aan. Iran bleek<br />

een gesloten land geworden dat geleid<br />

wordt door een theocratische regering.<br />

Vrouwen leefden in een ondergeschikte<br />

positie en mochten alleen in een chador<br />

naar buiten. ‘Het was schokkend en beangstigend.<br />

Ik raakte er zo door gefascineerd<br />

dat ik besloot om daar uiting aan te<br />

geven. Ik koos voor fotografie omdat dat<br />

me <strong>het</strong> realisme gaf dat ik nodig had.’ 5<br />

In 996 stapte ze over op film, zodat ze<br />

Michael Archer, Art since 960, London<br />

2002 , p. 2 4.<br />

4 Michael Archer, op.cit. (noot ), p. 244.<br />

5 Lien Heyting, ‘Voorzichtig oogcontact:<br />

gesprek met videokunstenaar Shirin<br />

Neshat’, NRC Handelsblad, 0 juni<br />

2000.<br />

daarmee een verhaal kon vertellen. ‘Mensen<br />

kijken aandachtiger naar kunstwerken<br />

die een verhaal bevatten, <strong>het</strong> grote publiek<br />

gaat dan ook veel meer op in films dan<br />

in andere kunstvormen.’ 6 Door gebruik<br />

te maken van video-installaties hoopt ze<br />

haar verhalen toegankelijk te maken voor<br />

een groot, internationaal publiek. Ze is<br />

bang dat moderne beeldende kunst te<br />

geïsoleerd en ontoegankelijk is en te ver<br />

afstaat van <strong>het</strong> publiek. ‘Daarom experimenteer<br />

ik met een mengvorm van film,<br />

beeldende kunst en muziek. Ik probeer<br />

een verhaalvorm te vinden die niet afhankelijk<br />

is van dialogen, die niet aan taal is<br />

gebonden, maar vooral aan beelden en<br />

geluid.’<br />

Universele kunst<br />

Het zijn gesluierde vrouwen die vaak de<br />

hoofdrol spelen in Shirin Neshats werk,<br />

zo ook in Turbulent. Het lijkt misschien<br />

een feministische aanklacht tegen de positie<br />

van de vrouw in de islamitische samenleving,<br />

maar dat is niet de expliciete<br />

bedoeling van Neshat. Ze wil geen politiek<br />

correcte, multiculturele modelkunstenaar<br />

zijn - ze probeert juist te laten zien<br />

dat de werkelijkheid in een land als Iran<br />

veel ingewikkelder is dan men zich in <strong>het</strong><br />

Westen kan voorstellen. Met haar werk wil<br />

ze dieper gaan dan alleen politieke stellingname<br />

tegen de theocratie in Iran. Het<br />

is geen aanklacht of veroordeling; ze wil<br />

universele kunst maken. ‘Juist voor multiculturele<br />

kunstenaars is <strong>het</strong> belangrijk<br />

dat hun werk universeel is, een algemene<br />

zeggingskracht heeft en mensen aan <strong>het</strong><br />

denken zet.’ 8 Turbulent is daarom geen<br />

protest tegen <strong>het</strong> Iraanse bewind - <strong>het</strong> is<br />

eerder een beeldende overpeinzing over<br />

de veranderingen die hebben plaatsgevonden<br />

in <strong>het</strong> land dat ze lang geleden<br />

verliet.<br />

Froukje van der Meulen is masterstudente<br />

Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg<br />

aan de Universiteit Utrecht<br />

6 Heyting 2000, op.cit (noot 5).<br />

Heyting 2000, op.cit (noot 5).<br />

8 Heyting 2000, op.cit (noot 5).<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 9


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 0<br />

D e s i g n v o o r d e<br />

To e k o m s t<br />

Niek Lekkerkerk<br />

We weten allemaal dat onze natuurlijke bronnen gelimiteerd zijn en dat<br />

de natuurlijke balans van de aarde verstoord is geraakt. Chemische stoffen<br />

en bijproducten die ontstaan bij <strong>het</strong> produceren van voorwerpen<br />

schaden niet alleen ons milieu, ze zijn ook nog eens slecht<br />

voor onze gezondheid. We leven in een consumptiemaatschappij<br />

met <strong>het</strong> verlangen naar nieuwe en betere producten.<br />

Dit verlangen gaat niet veranderen: <strong>het</strong> is<br />

geïntegreerd in onze moderne manier van leven.<br />

De sleutel tot een houdbare toekomst ligt bij <strong>het</strong><br />

vinden van een methode om de levensstijl van<br />

onze huidige samenleving, een samenleving<br />

die meer verbruikt dan goed is, tevreden te houden<br />

op basis van een meer opbouwende methode. ecologische<br />

designers denken onder andere na over economische aspecten, <strong>het</strong> milieu en sociale belangen bij <strong>het</strong><br />

produceren, de levenscyclus, en de keuze van materialen.<br />

Hoe kan ecologisch design een verschil<br />

maken? Design is een eeuwig evoluerend<br />

en veranderend gebied. Er zijn eindeloze<br />

ontwikkelingen in materialen, technieken<br />

en processen, om nog niet te spreken van<br />

nieuwe designtrends. De overtuiging dat<br />

<strong>het</strong> integreren van ecologisch bewustzijn<br />

door designers in <strong>het</strong> designproces<br />

belangrijk is, wordt steeds vaker gezien<br />

als een vereiste. Zo is bijvoorbeeld hergebruik<br />

niet langer een aardig concept,<br />

maar een noodzaak. Designers spelen<br />

een sleutelrol bij de bevordering van dit<br />

proces omdat ze verantwoordelijk zijn<br />

voor <strong>het</strong> maken van besluiten met betrekking<br />

tot de materiaalkeuze en de productiemethode.<br />

Designers zijn niet alleen stilistische<br />

vernieuwers, maar ook degenen<br />

die problemen dienen op te lossen.<br />

Voordat u dit artikel verder leest, volgt<br />

de definitie van design die ik zal hanteren<br />

in dit artikel. Dit omdat design een<br />

zeer breed begrip is, dat betrekking heeft<br />

op driedimensionale objecten, grafische<br />

communicatiemiddelen, informatietechnologie,<br />

stedelijke vormgeving, etcetera.<br />

Ik definieer <strong>het</strong> begrip design als <strong>het</strong> ont-<br />

werp en de vorm van alle door de mens<br />

gemaakte objecten, als instrument ter<br />

verbetering van de kwaliteit van <strong>het</strong> menselijke<br />

leven.<br />

In <strong>het</strong> tijdschrift Metropolis stond afgelopen<br />

juni <strong>het</strong> artikel ‘Design als kritiek’, geschreven<br />

door Louise Schouwenberg. In<br />

de tweede en derde alinea van dit artikel<br />

schrijft zij <strong>het</strong> volgende: ‘…Design pretendeert<br />

functionele antwoorden te hebben<br />

op specifieke vragen, maar meestal hebben<br />

de ontwerpers zowel <strong>het</strong> euvel als de<br />

noodzaak van een oplossing zelf bedacht.<br />

Zij creëren producten voor een wereld van<br />

overvloed en bekommerden zich tot voor<br />

kort niet om gevolgen als overproductie,<br />

milieuvervuiling, de (zichtbare) kloof tussen<br />

arm en rijk en andere uitwassen van<br />

de consumptiemaatschappij. Uiteraard<br />

zijn álle creatieve domeinen onderhevig<br />

aan <strong>het</strong> marktdenken en daarmee medeverantwoordelijk<br />

voor de gevolgen, maar<br />

<strong>het</strong> lijkt evident dat <strong>het</strong> designvak zich<br />

<strong>het</strong> meest direct tot de commercie verhoudt.<br />

Dat beïnvloedt zonder meer wat<br />

ontwerpers maken en hoe ze tegen hun<br />

vak aankijken. Terwijl <strong>het</strong> kritisch ondervragen<br />

van de eigen discipline bijna een<br />

voorwaarde is voor goede kunst, geldt dat<br />

niet of nauwelijks voor de vakgebieden<br />

die afhankelijk zijn van een onmiddellijke<br />

positieve receptie. Voor designers bestaat<br />

de wereld primair uit consumenten. Pas<br />

wanneer die consumenten méér engagement<br />

wensen, verandert de markt haar<br />

koers …’.<br />

Bij haar beweringen wil ik een aantal kanttekeningen<br />

plaatsen. Te zeggen dat design<br />

pretendeert functionele antwoorden<br />

te hebben op specifieke vragen, maar dat<br />

de ontwerpers meestal <strong>het</strong> kwaad als de<br />

noodzaak van een oplossing zelf bedacht<br />

hebben is ongenuanceerd. Bijvoorbeeld<br />

<strong>het</strong> ontwikkelen van geluidsdempende<br />

muren die de overlast die voertuigen op<br />

snelwegen veroorzaken proberen tegen te<br />

gaan: hebben designers baat bij die overlast?<br />

Persoonlijk ben ik van mening dat<br />

design de harmonisatie van de menselijke<br />

omgeving beoogt, zowel in de conceptie<br />

van de dagelijkse gebruiksvoorwerpen als<br />

de inrichting van de leefruimtes.<br />

Het produceren voor een wereld van overvloed<br />

en de (zichtbare) kloof<br />

tussen arm en rijk is wat mij<br />

betreft een onontkoombaar<br />

maar ook een betrekkelijk<br />

probleem. Design wordt<br />

een steeds beter betaalbaar<br />

begrip: door massaproductie<br />

kan er snel, efficiënt en<br />

vervolgens ook goedkoper<br />

geproduceerd worden, maar<br />

de kans op overproductie<br />

wordt groter. Hierdoor wordt<br />

de (zichtbare) kloof tussen<br />

arm en rijk niet persé kleiner:<br />

want betaalbaar design<br />

zal de middenmoot vergroten,<br />

maar wellicht ook <strong>het</strong> onderscheid tussen<br />

écht arm, en écht rijk versterken. Nu<br />

zijn er verschillende gradaties in design:<br />

mensen met een hoog inkomen kunnen<br />

zich duurder design veroorloven, mensen<br />

met een laag inkomen niet. De werkelijke<br />

kloof tussen arm en rijk ligt volgens mij<br />

bij <strong>het</strong> inkomen, niet bij <strong>het</strong> designvak:<br />

designers treft geen blaam omdat zij ontwerpen<br />

voor iedere doelgroep, voor ieder<br />

persoon een passend voorwerp.<br />

Dat design een vakgebied is dat afhankelijk<br />

is van een onmiddellijke positieve<br />

receptie spreekt voor zich, maar dat zegt<br />

absoluut niet dat designers de eigen discipline<br />

niet kritisch zouden ondervragen.<br />

Voorwerpen moeten aan een tal van eisen<br />

voldoen, van de functionaliteit van<br />

een product tot een bepaalde est<strong>het</strong>ische<br />

waarde. Daarnaast is er nog eens sprake<br />

van commerciële competitie: designbureaus<br />

moeten progressief en innoverend<br />

te werk gaan om niet achter te raken op<br />

andere ontwerpbureaus en dit vraagt om<br />

een vernieuwende en kritische blik.<br />

Welke factoren zijn cruciaal voor een<br />

houdbare toekomst, welke methodes zouden<br />

designers meer of verplicht moeten<br />

toepassen? Hieronder volgt een aantal<br />

punten waarin de stroming die momenteel<br />

gemarkeerd wordt als ‘ecologisch de-<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 2<br />

Banksy,<br />

Vandalized<br />

Oil Paintings,<br />

Crude<br />

Oil, 2004.<br />

sign’ zich onderscheidt van <strong>het</strong> gangbare<br />

design.<br />

Het vervormen of omvormen van materialen.<br />

Onvermijdelijk heeft al <strong>het</strong> design een<br />

beperkte levensduur: <strong>het</strong> product raakt<br />

overbodig, <strong>het</strong> gaat kapot, of <strong>het</strong> wordt<br />

simpelweg ouderwets. Zoveel als we<br />

kunnen proberen wij, de consumenten,<br />

de consequenties van <strong>het</strong> door ons gecreëerde<br />

afval te negeren, maar de grote<br />

hoop die overblijft moet toch ergens zijn<br />

standplaats hebben. Daarom is <strong>het</strong> overwegen<br />

van materialen met een ‘laag’ effect<br />

vitaal.<br />

Vernieuwbare materialen (materialen die<br />

makkelijk terugkeren in <strong>het</strong> milieu of na<br />

gebruik tot iets anders omgevormd kunnen<br />

worden), niet-giftige materialen (materialen<br />

waarvan in hun fabrieksproces<br />

chemicaliën zijn vervangen voor veiligere,<br />

natuurlijke stoffen), en materialen die<br />

makkelijk te recyclen zijn (materialen die<br />

geen gemengde samenstellingen bevatten),<br />

zijn allemaal aantrekkelijke opties.<br />

Efficiëntie binnen <strong>het</strong> designproces. Efficiëntie<br />

is een ecologisch vriendelijke eigenschap<br />

die kort op energieverbruik bij <strong>het</strong><br />

produceren, transporteren, of <strong>het</strong> gebruik<br />

op zich. Bij <strong>het</strong> produceren betekent efficiëntie<br />

<strong>het</strong> gebruik van minder materialen<br />

en arbeid om <strong>het</strong> object zelf te fabriceren.<br />

Objecten met een licht gewicht, die gedemonteerd<br />

kunnen worden en plat verpakt<br />

kunnen worden vormen een gemak bij<br />

<strong>het</strong> transporteren, en zorgen ervoor dat er<br />

meer producten in een keer getransporteerd<br />

kunnen worden. Voorwerpen kunnen<br />

ook worden ontworpen om energie te<br />

besparen door ze hernieuwbare bronnen<br />

te laten benutten (zoals de zon), of door<br />

ze de energie die ze verbruiken te laten<br />

behouden.<br />

Fantasierijk hergebruik. Het selecteren<br />

van gerecyclede materialen is de ideale<br />

keuze voor ontwerpers, maar <strong>het</strong> produceren<br />

van gerecyclede materialen kost<br />

nog steeds een hoop tijd en energie. Dus<br />

waarom niet recyclen door <strong>het</strong> gebruik<br />

van gevonden voorwerpen?<br />

Veel designers binnen <strong>het</strong> ecologische<br />

design slaan grote delen van <strong>het</strong> productieproces<br />

over door <strong>het</strong> terugwinnen<br />

van afgedankte materialen die ze om hen<br />

heen vinden. Stralende kroonluchters zijn<br />

samengesteld uit delen van transparante<br />

plastic frisdrankflessen, slimme verlichting<br />

wordt gevormd uit soepblikken, moderne<br />

houten meubelen worden gemaakt<br />

van schrootjes, en dit zijn nog maar enkele<br />

voorbeelden van wat men allemaal kan<br />

met afgedankt materiaal en creativiteit.<br />

Sociale gevoeligheid. Het gebruik van milieuvriendelijke<br />

materialen en processen<br />

zijn alleen onderdeel van de oplossing<br />

om een milieubewustere samenleving te<br />

creëren. Het verkrijgbaar maken van deze<br />

producten en hun boodschap voor de alledaagse<br />

consument is een ander belangrijk<br />

onderdeel. Als ecologisch bewustzijn<br />

een automatisch onderdeel van <strong>het</strong> designproces<br />

wil kunnen zijn, dan moet <strong>het</strong><br />

ook onderdeel zijn van de selectie van<br />

de consument. Hetgeen betekent dat er<br />

producten gecreëerd moeten worden die<br />

betaalbaar, gewild en modieus zijn. Dit is<br />

een van de redenen waarom ecologische<br />

ontwerpbureaus werken met jonge mensen<br />

die op de hoogte zijn van de laatste<br />

trends. Toegankelijkheid, functie en stijl<br />

zijn daarbij de hoogste prioriteiten. Een<br />

ander onderdeel van de oplossing is <strong>het</strong><br />

gebruik van de meest verantwoorde productieprocessen,<br />

die de mens noch <strong>het</strong><br />

milieu kwaad doen. Sommige bedrijven,<br />

zoals American Apparel, hebben een<br />

‘sweatshop free’ (zoiets als ‘slavenvrije’)<br />

filosofie; ze creëren stijlvolle kleding zonder<br />

hun arbeidskrachten uit te buiten.<br />

Andere ecologische ontwerpers, waarvan<br />

sommigen actief zijn als stedenbouwkundige,<br />

ontwerpen bijvoorbeeld parken<br />

waarbij de natuurlijke omgeving én <strong>het</strong><br />

publiek baat hebben bij dat ontwerp. Deze<br />

bedrijven en ontwerpers zijn onderdeel<br />

van een nieuwe beweging die producten<br />

creëert met sociale gevoeligheid in <strong>het</strong><br />

achterhoofd.<br />

Tenslotte vind ik dat iedereen onderdeel<br />

zou moeten zijn van deze strijd. Een strijd<br />

die door alle betrokken partijen gevoerd<br />

moet worden: designers (ontwerpers), architecten,<br />

producenten, de zakenwereld<br />

én consumenten. De wereldbevolking<br />

moet accepteren, zelfs eisen dat de designwereld<br />

meer moet gaan kijken naar<br />

milieukwesties, en daarbij gebruik moet<br />

maken van alle technische en materiële<br />

mogelijkheden. Het is een strijd waarbij<br />

de staat ook betrokken dient te worden,<br />

die ons naar een utopische samenleving<br />

kan leiden, en naar de hoop op rechtvaardige<br />

wetten voor een eerlijke samenleving,<br />

of tenminste een gelukkigere.<br />

De discussie rond ecologisch design is<br />

een prachtige discussie met betrekking<br />

op de sociologie, filosofie, economie en<br />

politiek, met humaniteit en natuur aan de<br />

grondslag van <strong>het</strong> debat. Dus, laat ons de<br />

gebeden zingen van een democratisch en<br />

deelnemend milieugevecht. Samen is alles<br />

mogelijk.<br />

Louise Schouwenberg, ‘Design als<br />

kritiek’, Metropolis M (200 ) nr. (juni / juli), pp.<br />

22-2 .<br />

literatuur:<br />

C. Hendrickson e.a. (red.), ‘Introduction to Green<br />

Design’, door Carnegie Mellon University, Pittsburgh<br />

PA.<br />

Niek Lekkerkerk is tweedejaars student<br />

kunstgeschiedenis aan de Universiteit<br />

Utrecht<br />

Eocologisch<br />

design,<br />

kartonnen<br />

stoel<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 4<br />

Afb. : Antoni Gaudí, gevel van Casa Battló ( 904- 906) (eigen foto)<br />

Barcelona rond 900<br />

D e P a r e l v a n d e<br />

M i d d e l l a n d s e Z e e<br />

Stella van Dongen<br />

Rond 1900 maakte Barcelona een bloeiperiode door op <strong>het</strong> gebied van schilderkunst, beeldhouwkunst,<br />

literatuur, muziek en architectuur. ‘Het Parijs van <strong>het</strong> zuiden’ en ‘de Parel van de Middellandse Zee’<br />

zijn slechts enkele benamingen voor de Catalaanse hoofdstad in die tijd. Mede door architecten als<br />

gaudí (1852-1926) en beeldend kunstenaars als Casas (1866-1932) en Rusiñol (1861-1931) veranderde<br />

Barcelona tussen 1880 en 1910 in een moderne metropool.<br />

een nieuw centrum<br />

Doordat in de eerste helft van de 9 e eeuw<br />

<strong>het</strong> aantal inwoners van Barcelona sterk<br />

groeide, raakte de oude binnenstad overbelast.<br />

Uitbreiding was noodzakelijk en<br />

in 858 maakte ingenieur Ildefons Cerdà<br />

( 8 5- 8 6) plannen om een nieuwe wijk<br />

naast de oude middeleeuwse stadskern<br />

op te trekken. Eixample, zoals de nieuwe<br />

wijk werd genoemd, moest gebouwd worden<br />

in een stijl die aan de ene kant Europese<br />

moderniteit uitstraalde, maar toch<br />

ook sterk geworteld was in de eigen Catalaanse<br />

cultuur. Deze stijl, de Catalaanse<br />

variant van de Franse art nouveau, noemde<br />

men Modernista.<br />

Eixample werd <strong>het</strong> nieuwe centrum van<br />

de stad en belangrijke modernistische<br />

huizen werden in <strong>het</strong> centrale deel van<br />

de wijk gebouwd door een nieuwe generatie<br />

architecten. Deze jonge architecten<br />

kregen les op de in 8 geopende Escola<br />

d’Arquitectura (Architectuurschool) in<br />

Barcelona. Hier kregen ze zowel vakken<br />

op <strong>het</strong> gebied van materiaalkunde en<br />

meetkunde als les over kunst- en architectuurgeschiedenis<br />

om zo een goede<br />

basis te hebben voor <strong>het</strong> bouwen van een<br />

nieuwe stad. De jonge architecten, waaronder<br />

Antoni Gaudí, voegden golvende<br />

lijnen en expressieve details toe aan de<br />

architectuur van de middeleeuwse gotiek<br />

en creëerden <strong>hier</strong>mee een nieuwe beeldtaal<br />

voor de stad.<br />

Opdrachtgevers voor deze huizen<br />

waren veelal welgestelde industriëlen die<br />

graag in een moderne omgeving wilden<br />

wonen. De huizen werden vernoemd naar<br />

de eigenaars. Voorbeelden <strong>hier</strong>van zijn<br />

Casa Milà ( 906- 9 0), ook wel La Perdrera<br />

genoemd, en Casa Battló ( 904- 906),<br />

beide op de Passeig de Gràcia en ontworpen<br />

door Gaudí (zie afb. ). De golvende<br />

gevels, kleurrijke ornamenten en gebogen<br />

houten meubelen vormen samen een<br />

waar gesammtkunstwerk. Met hun unieke<br />

stijl zijn zij bovendien karakteristiek voor<br />

<strong>het</strong> werk van Gaudí.<br />

Ook voor de familie Güell heeft<br />

Gaudí een aantal gebouwen ontworpen.<br />

Deze welgestelde Catalaanse familie<br />

gaf hem onder meer de opdracht Palau<br />

Güell, een woonhuis voor de familie,<br />

te bouwen, en ook Park Güell, bedoeld<br />

als een dorp binnen Barcelona, is een<br />

voorbeeld van zo’n opdracht. Hiervan<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 5


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 6<br />

Afb. 2: Antoni Gaudí, detail van de Sagrada Família ( 88 -heden) (eigen foto)<br />

zijn uiteindelijk echter alleen <strong>het</strong> park<br />

zelf en twee woningen uitgevoerd. Het<br />

park is openbaar en zowel bewoners<br />

van Barcelona als toeristen kunnen <strong>het</strong><br />

kosteloos bezoeken om een wandeling<br />

te maken of te genieten van <strong>het</strong> uitzicht<br />

over de stad.<br />

In 88 begon de bouw van <strong>het</strong> meest bekende<br />

werk van Gaudí, de Sagrada Família<br />

(zie afb. 2). In deze kerk combineerde hij<br />

<strong>het</strong> spirituele van de middeleeuwen met<br />

moderne symbolistische elementen. Bovendien<br />

maakte hij gebruik van gotische<br />

constructies die hij met moderne materialen<br />

uitvoerde en verbeterde. De Sagrada<br />

Família werd geheel bekostigd door aalmoezen<br />

en op deze manier wordt er tot<br />

op de dag van vandaag aan gebouwd.<br />

Parijs als inspiratie<br />

Van de groep beeldend kunstenaars die<br />

rond 890 in Catalonië opkwamen, waren<br />

vooral Ramon Casas (zie afb. ) en Santiago<br />

Rusiñol belangrijk. Net als de nieuwe<br />

generatie architecten wilden zij de kunstopvattingen<br />

in Catalonië vernieuwen door<br />

moderne aspecten met Catalaanse tradities<br />

te combineren. Casas en Rusiñol gingen<br />

dan ook naar Parijs, de plaats waar de<br />

nieuwe artistieke stromingen ontstonden.<br />

Ze waren niet geïnteresseerd in Rome, de<br />

stad die de traditionele kunstenaar Mariano<br />

Fortuny en zijn volgelingen bezochten.<br />

In Montmartre zagen Casas en Rusiñol<br />

de wereld van de impressionisten en portretteerden<br />

zij karakteristieke bohémiens.<br />

Omdat ze zelf uit een welgesteld milieu<br />

kwamen en <strong>het</strong> financieel niet moeilijk<br />

hadden werden zij ‘gouden bohemiens’<br />

genoemd.<br />

Wat betreft onderwerpskeuze heeft hun<br />

tijd in Parijs ook veel invloed gehad. Ze<br />

kozen straatjes in buitenwijken en kroegen<br />

als motieven om schilderijen van te<br />

maken, iets waarmee ze wilden uitdrukken<br />

dat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> schilderij zelf ging en<br />

niet zozeer om een boodschap die uitgedragen<br />

moest worden. Mede door de ‘mythische’<br />

status die Parijs had, waren deze<br />

schilderijen geliefd bij <strong>het</strong> Catalaanse publiek.<br />

goudkoorts<br />

Een kans voor <strong>het</strong> publiek om kennis te<br />

maken met de kunst van Casas en Rusiñol<br />

bood de galerie Sala Parés. De eigenaar,<br />

Joan Baptista Parés ( 84 - 926), was oorspronkelijk<br />

een handelaar in kunstenaarsmaterialen,<br />

maar zijn winkel veranderde<br />

geleidelijk in een galerie waar men moderne<br />

kunst kon kopen. Parés stelde niet<br />

een bepaald soort kunst tentoon, maar<br />

stelde simpelweg zijn ruimte beschikbaar<br />

voor kunstenaars om hun werk te tonen.<br />

Onder andere doordat de welgestelde<br />

industriëlen hun pas gebouwde huizen<br />

wilden decoreren, groeide de vraag naar<br />

beeldende kunst, meubelen en andere<br />

toegepaste kunst in dezelfde stijl. Dit verschijnsel,<br />

dat ook wel la febre d’or (goudkoorts)<br />

werd genoemd, gaf de kunsthandel<br />

dan ook een impuls.<br />

Naast Sala Parés was ook <strong>het</strong> café Els<br />

Quatre Gats belangrijk voor de ontwikkeling<br />

van de moderne kunst rond 900.<br />

Naar <strong>het</strong> voorbeeld van Le Chat Noir in<br />

Parijs (half pension, half cabaret) besloten<br />

onder andere Casas en Rusiñol dit<br />

café te openen om kunstenaars met elkaar<br />

in contact te brengen. In <strong>het</strong> café<br />

werden onder meer bijeenkomsten, tentoonstellingen<br />

en poppenspelen georganiseerd.<br />

Als leerling van Casas kreeg Pablo<br />

Picasso ( 88 - 9 ) in Els Quatre Gats<br />

bovendien de kans om voor <strong>het</strong> eerst zijn<br />

werk te laten zien. Al gauw sloeg hij echter<br />

een andere weg in dan zijn leermeester en<br />

ging net als een jongere generatie kunstenaars<br />

in een post-impressionistische stijl<br />

werken. Rond de eeuwwisseling werden<br />

Casas en Rusiñol inmiddels gezien als<br />

gevestigde modernisten. Op dezelfde<br />

manier als Casas en Rusiñol een decennium<br />

eerder de buitenwijken van Parijs<br />

als voorbeeld hadden genomen ging deze<br />

jongere generatie naar de buitenwijken<br />

van Barcelona zelf om hun inspiratie uit<br />

te halen.<br />

Met een nieuw centrum en vooruitstrevende<br />

beeldende kunstenaars is Barcelona<br />

rond 900 getransformeerd tot een<br />

moderne stad die internationaal meetelt.<br />

Nog steeds zijn de gebouwen die in deze<br />

periode zijn ontworpen de blikvangers<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 8<br />

Afb. : Ramon Casas, Plein air ( 890-9 ), Museu Nacional d’Art de Catalunya<br />

van de stad, en komen toeristen ruim<br />

honderd jaar later nog naar de Catalaanse<br />

hoofdstad om <strong>het</strong> werk van de impressionistische<br />

schilders te bewonderen.<br />

Stella van Dongen is derdejaars<br />

studente taal- en cultuurstudies aan de<br />

Universiteit Utrecht, met hoofdrichting<br />

kunstgeschiedenis.<br />

Dit artikel is gebaseerd op Teresa-M.<br />

Sala (red.), Barcelona 1900, Amsterdam<br />

200 . Deze catalogus is gepubliceerd<br />

naar aanleiding van de tentoonstelling<br />

‘Barcelona 900’ die van 2 september<br />

200 tot en met 20 januari 2008 in <strong>het</strong><br />

Van Gogh Museum te Amsterdam te<br />

zien was.<br />

Plattegrond Barcelona rond 1900<br />

bron website: http://contueor.com/baedeker/spain_portugal/barcelona2.jpg<br />

art-verteren?<br />

Mail <strong>hier</strong>over en vraag naar onze voorwaarden:<br />

article@stichting-art.nl<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 9


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 20<br />

D e N i e u w e C o l l e c t i e :<br />

h e t h e f t i n<br />

e i g e n h a n d e n<br />

Suzanne van der Meulen en Froukje van der Meulen<br />

een dooddoener, een cliché, een uitgekauwd vooroordeel is <strong>het</strong>, de vraag: ‘Kunstgeschiedenis, wat<br />

kan je daar dan mee?’. iedere kunstgeschiedenisstudent wordt regelmatig geconfronteerd met deze<br />

domme vraag, die doelt op de barre arbeidsmogelijkheden in de kunstwereld. Maar is <strong>het</strong> eigenlijk wel<br />

een domme vraag? Helpt de studie je bij <strong>het</strong> vinden van een baan, of is <strong>het</strong> gewoon een kwestie van in<br />

<strong>het</strong> ‘wereldje’ terechtkomen? Dit vraagstuk was onderwerp van <strong>het</strong> door Stichting Art georganiseerde<br />

symposium Dat hoeft geen bezwaar te zijn. De zin en onzin van een kunstgeschiedenisstudie. Kunst-<br />

geschiedenis: kán je daar eigenlijk wat mee? een gesprek met De nieuwe Collectie, vier (kunst)historici<br />

die zich niet lieten afschrikken door clichés en <strong>het</strong> heft in eigen handen hebben genomen.<br />

De cijfers<br />

De statistieken liegen er niet om. Jaarlijks<br />

brengt Elsevier in samenwerking<br />

met SEO Economisch Onderzoek de<br />

arbeidspositie van hoger opgeleiden in<br />

kaart. Uit <strong>het</strong> meest recente onderzoek,<br />

gepubliceerd in mei 200 , blijkt dat de<br />

arbeidsmarktpositie van de pas afgestudeerde<br />

ondervraagden de afgelopen jaren<br />

is verbeterd: de zoekduur is afgenomen,<br />

salarissen zijn gestegen. Maar geldt dit<br />

ook voor de pas afgestudeerde kunstgeschiedenisstudent?<br />

Helaas: vooral economische<br />

en technische studies zijn gewild<br />

bij werkgevers. Afgestudeerden met een<br />

culturele achtergrond doen er relatief lang<br />

over om een baan op minimaal mbo-niveau<br />

te vinden. De gemiddelde zoekduur<br />

naar een baan voor WO’ers is vier en een<br />

halve maand – voor degenen met een afgeronde<br />

kunstgeschiedenisstudie is dat<br />

al gauw zo’n acht maanden.<br />

‘Dat hoeft geen bezwaar te zijn’<br />

Dit pessimisme klonk ook door in <strong>het</strong> op<br />

2 oktober 200 door Stichting Art georganiseerde<br />

symposium met de veelzeggende<br />

titel Dat hoeft geen bezwaar te zijn.<br />

De zin en onzin van een kunstgeschiedenisstudie.<br />

‘Dat hoeft geen bezwaar te zijn’<br />

was de reactie van Willem Sandberg, di-<br />

SEO ( 6 december 200 )<br />

recteur van <strong>het</strong> Stedelijk Museum in de<br />

jaren vijftig en zestig, toen een sollicitant<br />

zei dat hij kunstgeschiedenis gestudeerd<br />

had. Begrijpelijkerwijs waren er op <strong>het</strong><br />

symposium veel bezorgde gezichten te<br />

zien en werd er veel kritiek geuit op de<br />

toepasbaarheid van de studie kunstgeschiedenis.<br />

‘Heeft kunstgeschiedenis<br />

studeren zin of was je er sowieso gekomen?’,<br />

‘Hoe kom ik in dat ons-kent-onswereldje<br />

terecht?’ en ‘In hoeverre wordt<br />

de discrepantie tussen studie en werk<br />

opgevangen?’ zijn slechts enkele van de<br />

prangende vragen die afgevuurd werden<br />

op de gastsprekers. Te gast waren onder<br />

andere schrijver Hans den Hartog Jager,<br />

conservatoronderzoeker van <strong>het</strong> Van<br />

Gogh Museum Chris Stolwijk en hoogleraar<br />

Kunstgeschiedenis aan de Universiteit<br />

Utrecht Peter Hecht, die <strong>het</strong> toch allemaal<br />

gemaakt hebben in de kunstwereld.<br />

Zij wel. Maar – zo werd <strong>het</strong> symposium<br />

toch nog met enkele bemoedigende opmerkingen<br />

in majeur beëindigd – zeuren<br />

helpt niet. Máák je eigen studie. Je moet<br />

gedreven zijn en keuzes durven maken.<br />

En wees niet bang voor <strong>het</strong> ons-kent-onsgevoel:<br />

netwerken is niet netwerken, maar<br />

elkaar opstuwen.<br />

De nieuwe Collectie<br />

Gesneden koek voor Martine Gosselink<br />

( 969), Koosje Hofman ( 969), Hester<br />

Schölvinck ( 969) en Christien Oele<br />

( 9 ), vier (kunst)historici die samen<br />

<strong>het</strong> culturele collectief De Nieuwe Collectie<br />

vormen. Zij doen freelance projecten<br />

die variëren van tentoonstellingen voor<br />

musea tot educatieve websites voor kinderen.<br />

Dit blijkt een lucratieve werkwijze<br />

te zijn.<br />

Op dit moment is Martine net klaar met<br />

een masterplan voor een nieuw maritiem<br />

museum in Galle, Sri Lanka. Zij heeft een<br />

adviesrapport geschreven over de inhoud<br />

van <strong>het</strong> museum, van welke objecten er<br />

komen te hangen tot de organisatiestructuur<br />

van <strong>het</strong> toekomstige museum en<br />

hoe de routing in <strong>het</strong> gebouw zal zijn.<br />

Koosje ontwikkelt in samenwerking met<br />

<strong>het</strong> Gemeentearchief van Amsterdam<br />

een educatief project genaamd ‘Buurt<br />

en Stad’, waarin Amsterdammers kennis<br />

kunnen maken met de geschiedenis van<br />

hun buurt en van de stad. Hester heeft<br />

als organisator <strong>het</strong> project ‘Plantage aan<br />

<strong>het</strong> Water’ een duidelijk gezicht gegeven<br />

in samenwerking met vijftien culturele in-<br />

v.l.n.r.:<br />

Christien,<br />

Hester,<br />

Martine en<br />

Koosje van De<br />

Nieuwe<br />

Collectie<br />

(foto: Suzanne<br />

van der<br />

Meulen)<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 2


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 22<br />

stellingen, van <strong>het</strong> Joods Historisch Museum<br />

tot <strong>het</strong> Tropenmuseum.<br />

Bij de oprichting van De Nieuwe Collectie<br />

hoort, zoals <strong>het</strong> een fatsoenlijk bedrijf<br />

betaamt, een mooie anekdote. Hester en<br />

Koosje kenden elkaar via D’ARTS, een<br />

soortgelijk kunsthistorisch bureau. Dat<br />

was leuk werk, omdat ze, anders dan in<br />

een museum, allemaal verschillende projecten<br />

organiseerden. Maar na een aantal<br />

jaar daar in dienst gewerkt te hebben, wilden<br />

ze <strong>het</strong> ook wel eens zelf doen. Voor<br />

Koosjes bruiloft voerden Hester en Martine,<br />

die elkaar nog kenden van een stage<br />

bij <strong>het</strong> Rijksmuseum, een stukje op waarin<br />

ze met z’n drieën zo’n cultureel collectief<br />

op zouden zetten. Later tijdens <strong>het</strong> borrelen<br />

bleek dit toch wel een heel goed plan<br />

te zijn. De grap werd werkelijkheid en De<br />

Nieuwe Collectie was geboren.<br />

Freelance<br />

Toen ze begonnen in 995 waren er veel<br />

freelancers actief als vertalers en tekstschrijvers,<br />

maar nog nauwelijks op <strong>het</strong><br />

gebied van tentoonstellingen maken. Tegenwoordig<br />

komt dit fenomeen steeds<br />

meer op. Toch wordt De Nieuwe Collectie<br />

nog niet verdrongen door de concurrentie.<br />

Hun geheim is dat ze allen als eenling<br />

in een contractmaatschap werken.<br />

Ze versterken elkaar, vullen elkaar aan<br />

en kunnen elkaar opvangen, anders dan<br />

alleenstaande freelancers. Bovendien<br />

heeft de opdrachtgever de keuze uit vier<br />

(kunst)historici met elk hun eigen specialisme.<br />

Musea hebben meestal hun eigen tentoonstellingmakers:<br />

wanneer schakelen<br />

ze De Nieuwe Collectie dan in? ‘Als ze zelf<br />

geen grip kunnen krijgen op de stof, in<br />

tijdsgebrek zitten, een projectleider nodig<br />

hebben of een specialist willen hebben,<br />

kloppen ze bij ons aan,’ vertelt Martine.<br />

‘Het zijn ook vaak de dingen eromheen<br />

waar ze je voor vragen: boeken, rondleidingen,<br />

educatie, films,’ vult Christien<br />

aan, die als laatste bij De Nieuwe Collectie<br />

is aangesloten. Ze halen dus geen werk<br />

uit handen van de conservator. Hester: ‘Je<br />

kan natuurlijk ook zelf met ideeën komen.<br />

Zoals bijvoorbeeld met de tentoonstelling<br />

van Madurodam in de Tropen waarbij<br />

miniaturen van Indonesische bouwkunst<br />

uit de collectie van <strong>het</strong> Tropenmuseum<br />

in Madurodam werden tentoongesteld.<br />

Ik vond dat zo’n voor de hand liggend<br />

idee, maar dat had nog nooit iemand bedacht.’<br />

Studie en praktijk<br />

Nu lijken de (kunst)historici <strong>het</strong> goed voor<br />

elkaar te hebben met een mooi kantoor<br />

op de Herengracht, maar eens moesten<br />

ook zij als pas afgestudeerden hun plaats<br />

veroveren op de arbeidsmarkt. ‘Veel gaat<br />

via via,’ vertelt Hester. ‘Wij studeerden<br />

begin jaren negentig af, en <strong>het</strong> was moeilijk<br />

een baan te vinden in die tijd.’ Als bijbaantje<br />

werkte ze bij de Nieuwe Kerk in<br />

de boekwinkel en D’ARTS verzorgde er<br />

de communicatie. Daar zochten ze gelukkig<br />

een manusje van alles. ‘Hier heb<br />

ik veel van geleerd, niet alleen op <strong>het</strong><br />

gebied van communicatie, maar ook de<br />

kantoordingen: brieven opstellen, offertes<br />

lezen, faxen, <strong>het</strong> contact met de klant.<br />

Deze praktische kant leer je niet tijdens je<br />

studie.’ ‘Nee, niks van wat wij doen hebben<br />

we tijdens onze studie geleerd,’ lacht<br />

Martine, maar dat wordt al gauw genuanceerd<br />

door Hester: ‘Het omgaan met de<br />

stof gaat natuurlijk veel makkelijker als je<br />

geschiedenis of kunstgeschiedenis hebt<br />

gestudeerd.’ Want hoewel er tegenwoordig<br />

veel meer opleidingen bestaan die<br />

gericht zijn op de praktische kant van de<br />

kunstwereld zoals Museumstudies, zijn<br />

Hester en Martine toch blij dat ze een degelijke<br />

studie kunstgeschiedenis gevolgd<br />

hebben. Tijdens hun studie kregen ze de<br />

kans om zich inhoudelijk te ontwikkelen;<br />

de praktijk volgt daarna wel. Martine: ‘Ik<br />

heb me tijdens mijn studie kunnen specialiseren<br />

op één gebied (de VOC, kolonialisme<br />

en overzeese expansie). Nu word<br />

ik daar nog steeds voor gevraagd.’ Wees<br />

niet bang om een keuze te maken, drukt<br />

ze de huidige student op <strong>het</strong> hart. Je beperkt<br />

je niet, in tegendeel: je onderscheidt<br />

je van de rest.<br />

Naast specialiseren hebben de dames<br />

van De Nieuwe Collectie nog wel meer<br />

tips. Christien: ‘Goed kunnen schrijven<br />

is een pré. Je moet je plan kunnen verkopen.<br />

We merken vaak dat stagiaires heel<br />

schools schrijven.’ Hester had dat in <strong>het</strong><br />

begin ook: ‘Door alle aangeleerde regels<br />

ben je helemaal verkrampt voordat je iets<br />

op durft te schrijven: hoe moet ik de noten<br />

gebruiken, heb ik dit zelf bedacht of<br />

heeft iemand anders dit bedacht? Je moet<br />

dit eerst loslaten, voordat je je gedachten<br />

de vrije loop kan laten.’ Dat klinkt bekend<br />

in de oren. Hans den Hartog Jager sprak<br />

op <strong>het</strong> symposium over een loden last die<br />

<strong>het</strong> vrije schrijven in de weg stond.<br />

Martine: ‘Je mening heb je nog niet<br />

ontwikkeld als 25-jarige beginneling. Dat<br />

leer je door veel te zien, museumfolders<br />

te bekijken, in <strong>het</strong> buitenland goed<br />

op te letten. Ga nú al tijdens een<br />

museumbezoek kritisch kijken. Wat is<br />

nieuw? Waarom is <strong>het</strong> slecht, of juist<br />

goed? Dat laatste is vaak nog veel<br />

lastiger te beschrijven.’<br />

De teneur is duidelijk. Laat je niet<br />

afschrikken door negatieve verhalen,<br />

met passiviteit kom je immers nergens.<br />

Om met de woorden van Den Hartog<br />

Jager op <strong>het</strong> symposium te spreken: ‘Je<br />

moet weten wat je wilt. Gedrevenheid<br />

is belangrijk, die vaardigheden leer je<br />

vanzelf wel.’ Dat maakt <strong>het</strong> verhaal<br />

van De Nieuwe Collectie, van jonge<br />

kunsthistorici die zelfstandig willen zijn<br />

in de culturele sector meer dan duidelijk.<br />

voor informatie over de projecten van de<br />

nieuwe Collectie:<br />

www.denieuwecollectie.nl<br />

Suzanne van der Meulen en Froukje van<br />

der Meulen zijn beide masterstudentes<br />

Architectuurgeschiedenis en<br />

Monumentenzorg aan de<br />

Universiteit Utrecht.<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 2


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 24<br />

H a m b u r g e r b a H n H o f :<br />

H e d e n d a a g s e k u n s t i n e e n h i s t o r i s c h j a s j e<br />

Adelheid Smit<br />

Het Hamburger Bahnhof - Museum für gegenwart heeft net als vele andere musea in Berlijn <strong>het</strong> laat-<br />

ste jaar een groeiend aantal bezoekers mogen verwelkomen. in haar twaalf prille bestaansjaren heeft<br />

<strong>het</strong> museum een enorme bekendheid gekregen en zich een stabiele positie als instituut voor contem-<br />

poraine kunst verworven. Wel is zij ingericht aan de hand van een wat traditionele formule, die niet<br />

lijkt te passen bij een museum voor hedendaagse kunst.<br />

Het museum volgt niet alleen in de inrichting<br />

van de tentoonstellingen <strong>het</strong> principe<br />

van de “white cube” – een vorm die weliswaar<br />

nog steeds in verschillende instellingen<br />

haar nut bewijst, maar nog zelden<br />

als vast profiel geldt voor een compleet<br />

museum voor hedendaagse kunst – maar<br />

baseert ook haar tentoonstellingen vrijwel<br />

geheel op twee privécollecties (en een<br />

klein deel van de collectie van de Neue<br />

Nationalgalerie), waar de meeste hedendaagse<br />

musea en kunsthallen vooral tijdelijke<br />

tentoonstellingen met voor korte tijd<br />

geleende werken presenteren. Hoe heeft<br />

<strong>het</strong> toch nog relatief jonge Hamburger<br />

Bahnhof tot een dergelijk concept kunnen<br />

komen en daarbij zo’n naam kunnen maken?<br />

Een korte analyse<br />

van een klassiek<br />

museum voor contemporaine<br />

kunst.<br />

Het Hamburger<br />

Bahnhof, dat haar<br />

naam dankt aan de<br />

oorspronkelijke functie<br />

van haar hoofdgebouw, <strong>het</strong> in 846/4<br />

gegronde station voor de treinverbinding<br />

tussen Berlijn en Hamburg, werd in 996<br />

na grondige renovatie door de architect<br />

Josef Paul Kleihüs na lange leegstand opnieuw<br />

geopend als museum voor hedendaagse<br />

kunst. Daarbij had de stad Berlijn,<br />

en zeker de ‘Staatlichen Museen zu Berlin’<br />

(een verzameling van verschillende<br />

musea die door meerdere deelstaten en<br />

vooral Berlijn financieel gesteund worden<br />

en elk op eigen wijze bijdragen aan <strong>het</strong><br />

behoud van <strong>het</strong> Duitse cultureel erfgoed)<br />

vooral voor ogen om de Nationalgalerie<br />

van haar steeds nijpendere ruimtegebrek<br />

af te helpen door haar collectie hedendaagse<br />

kunst in <strong>het</strong> Hamburger Bahnhof<br />

te exposeren. Daarnaast zocht de stad<br />

Berlijn ook naar een manier om een vaste<br />

overeenkomst te kunnen sluiten met de<br />

verzamelaar Erich Marx. Na een succesvolle<br />

tentoonstelling van diens internationaal<br />

bekende collectie in de Neue Nationalgalerie<br />

in 98 / 984, bood <strong>het</strong> nieuwe<br />

Hamburger Bahnhof de mogelijkheid de<br />

samenwerking met Marx om te zetten in<br />

een langdurig bruikleen van zijn verzameling.<br />

Hoewel <strong>het</strong> Hamburger Bahnhof tegenwoordig<br />

als een onafhankelijk museum<br />

gezien wordt/wil worden (maar samen<br />

met nog vier andere musea, bijv. de Neue<br />

Nationalgalerie, onder de noemer National<br />

Galerie valt), was haar oorspronkelijke<br />

stichting daar dus niet op geijkt. In plaats<br />

van haar eigen concept te scheppen en<br />

van daaruit te verzamelen en presenteren,<br />

werd <strong>het</strong> profiel van <strong>het</strong> museum<br />

direct bepaald door de Marx-privécollec-<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 25


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 26<br />

tie. Daarbij moet gewezen worden op <strong>het</strong><br />

feit dat de Marx-verzameling naast haar<br />

verzamelaar, die verlangde dat zoveel<br />

mogelijk van zijn werken bij de opening<br />

getoond zouden worden, ook een vaste<br />

curator met zich mee bracht, Heiner Bastian,<br />

die de inhoudelijke samenhang van<br />

de collectie zou blijven bepalen.<br />

Dat dit laatste soms voor problemen<br />

kon zorgen laat zich raden; de belangen<br />

van een museum, dat streeft naar<br />

<strong>het</strong> (re)presenteren van tendensen in de<br />

kunst vanuit een kunsthistorische discipline,<br />

kunnen nooit geheel overeenkomen<br />

met de inhoud van een veelal op<br />

grond van persoonlijke voorkeuren geselecteerde<br />

privéverzameling. Het zal daarom<br />

geen verrassing zijn dat bij <strong>het</strong> sluiten<br />

van een zevenjarige leenovereenkomst<br />

met Friedrich Christian Flick in 2004 <strong>het</strong><br />

Hamburger Bahnhof er voor koos de<br />

verantwoordelijkheid voor de collectie in<br />

<strong>het</strong> museum niet meer bij een externe<br />

conservator te leggen. De Flick-collectie<br />

wordt tot 20 in gedeeltes getoond in<br />

verschillende tentoonstellingen, zowel in<br />

overzichtsexposities als solo- en thematentoonstellingen.<br />

Het feit dat <strong>het</strong> Hamburger Bahnhof ook<br />

in een later stadium van haar bestaan<br />

ervoor koos haar ‘image’ wederom door<br />

een privécollectie te laten beïnvloeden,<br />

om niet te zeggen bepalen, lijkt een wat<br />

vreemde beslissing voor een museum dat<br />

gestaag in belang aan <strong>het</strong> groeien was en<br />

daarbij steeds meer zelfbewustzijn verwierf.<br />

Voor een verklaring voor deze stap<br />

moeten we ons wat specifieker richten<br />

op zowel de Erich Marx- als de Friedrich<br />

Christian Flick-collectie.<br />

Allereerst bleek na de eerste grote tentoonstelling<br />

in <strong>het</strong> Hamburger Bahnhof<br />

met belangrijke stukken uit de collectie<br />

Marx, met monumentale werken van<br />

onder anderen Anselm Kiefer en Joseph<br />

Beuys, dat veel werken uit de verzameling<br />

eenvoudigweg te groot en zwaar waren<br />

om regelmatig verplaatst te worden. Dit<br />

was zowel financieel als praktisch gecompliceerd<br />

en noodzaakte daarom vanaf de<br />

start van <strong>het</strong> museum een vaste opstelling<br />

met een aantal stukken uit de Marxcollectie.<br />

Vanwege <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> gebouw<br />

oorspronkelijk ook niet ontworpen was<br />

voor <strong>het</strong> tentoonstellen van kunst, bleek<br />

<strong>het</strong> realiseren van elkaar regelmatig afwisselende<br />

tijdelijke tentoonstellingen een<br />

probleem.<br />

Daarnaast was de keuze voor een profi-<br />

lering door middel van privécollecties<br />

misschien beperkt in programmerende<br />

zin, maar door <strong>het</strong> kiezen voor dergelijke<br />

samenwerkingsverbanden heeft <strong>het</strong><br />

Hamburger Bahnhof wel steeds de beschikking<br />

gehad over collecties van wereldklasse.<br />

Waar de meeste musea om<br />

budgettaire beperkingen vaak genoegen<br />

moeten nemen met kleinere aankopen en<br />

lijdend moeten toezien hoe de beste stukken<br />

van belangrijke kunstenaars in privécollecties<br />

verdwijnen, heeft Hamburger<br />

Bahnhof de mogelijkheid vele topstukken<br />

zichtbaarheid te geven binnen haar eigen<br />

muren. Zo heeft zij een complete zaal in<br />

de westvleugel kunnen inrichten met een<br />

vaste tentoonstelling van Joseph Beuys<br />

en toont zij op dit moment in de tentoonstelling<br />

Reset een fraai overzicht van werken<br />

van onder anderen Roy Lichtenstein,<br />

Robert Rauschenberg, Cy Twombly, Andy<br />

Warhol en werken van Matthew Barney,<br />

Bruce Nauman en Rachel Whiteread uit<br />

de collectie Marx. 2 De Flick verzameling<br />

weet met stukken van kunstenaars als<br />

Paul McCarthy, Jason Rhoades, Francis<br />

Picabia (zijn late werk), Pipilotti Rist en<br />

Stan Douglas haar eigen inbreng in <strong>het</strong><br />

museum te hebben, goed inspringend op<br />

de gaten die de Marx-collectie vertoonde.<br />

Rondlopen door <strong>het</strong> Hamburger Bahnhof<br />

museum is zeker voor de kunsthistoricus<br />

dan ook een feest van herkenning, al zijn<br />

de meeste werken al enigszins gedateerd.<br />

Meenden vele critici dat de prijs van <strong>het</strong><br />

stempel dat dergelijke particuliere verzamelingen<br />

op een museum drukken te<br />

hoog zou zijn, <strong>het</strong> Hamburger Bahnhof<br />

dacht daar, al dan niet terecht, anders<br />

over.<br />

In ieder geval lijken de grote namen uit de<br />

Marx- en Flick-collectie een belangrijke reden<br />

te zijn voor de in de afgelopen twaalf<br />

jaar almaar stijgende populariteit van <strong>het</strong><br />

museum. Het museum biedt op haar<br />

manier een kans om kwalitatief goede<br />

werken te zien van kunstenaars die hun<br />

betekenis binnen de hedendaagse kunst<br />

reeds bewezen hebben. Dat <strong>het</strong> museum<br />

zich vooral de rol van traditioneel reflecterend<br />

museum aanmeet, en zich minder<br />

opstelt als venster op de actuele kunst<br />

van de 2 ste eeuw, stamt voort uit haar<br />

sterke link met haar geleende collecties<br />

en haar onflexibele huisvesting. De effectiviteit<br />

van deze positie van <strong>het</strong> Hamburger<br />

Bahnhof als hedendaags museum<br />

is uit haar nog steeds groeiende prestige<br />

gebleken, de duurzaamheid ervan zal in<br />

de komende jaren moeten blijken.<br />

De in dit artikel genoemde historische<br />

feiten zijn gebaseerd op: P.-K. Schuster en E.<br />

Blume, Zehn Jahre Hamburger Bahnhof. Museum<br />

für Gegenwart, Berlijn 2006<br />

2 Zie voor tentoonstellingsinformatie:<br />

www.hamburgerbahnhof.de<br />

E. Blume, J. Jäger en G. Knapstein,<br />

Friedrich Christian Flick Collection im Hamburger<br />

Bahnhof, Berlin 2004<br />

Adelheid Smit is derdejaars studente<br />

kunstgeschiedenis aan de Universiteit<br />

Utrecht, momenteel studerende aan de<br />

Humboldt Universität Berlin, stagiaire bij<br />

<strong>het</strong> Hamburger Bahnhof – Museum für<br />

Gegenwart - Berlin<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 2


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 28<br />

KKK<br />

D e c o r r i g e r e n D e<br />

w a a r D e v a n<br />

t i j D s c H r i f t -<br />

o n D e r z o e k m e t<br />

b e t r e k k i n g t o t D e<br />

k u n s t H i s t o r i s c H e<br />

Hestia Bavelaar<br />

c a n o n<br />

O v e r<br />

b l i n d e<br />

v l e k k e n ,<br />

s t r u i k e l -<br />

b l o k k e n<br />

e n<br />

k a p s t o k k e n<br />

b i j h e t<br />

d o e n v a n<br />

t i j d s c h r i f t -<br />

o n d e r z o e k<br />

De laatste tijd is er in nederland een discussie gaande over de identiteit van <strong>het</strong><br />

vak kunstgeschiedenis als academische discipline. Het gaat in dit debat om fun-<br />

damentele vraagstukken over de afbakening van <strong>het</strong> onderzoeksdomein en de te<br />

hanteren onderzoeksmethoden en theoretische kaders. Het komt nogal eens voor<br />

dat kunsthistorici de methodologische en theoretische uitgangspunten impliciet<br />

hanteren, waardoor de indruk wordt gewekt dat deze in zijn geheel afwezig zijn.<br />

DDe laatste tijd is er in Nederland een<br />

discussie gaande over de identiteit van<br />

<strong>het</strong> vak kunstgeschiedenis als academische<br />

discipline. Het gaat in dit debat<br />

om fundamentele vraagstukken over de<br />

afbakening van <strong>het</strong> onderzoeksdomein<br />

en de te hanteren onderzoeksmethoden<br />

en theoretische kaders. Het komt nogal<br />

eens voor dat kunsthistorici de methodologische<br />

en theoretische uitgangspunten<br />

impliciet hanteren, waardoor de indruk<br />

wordt gewekt dat deze in zijn geheel afwezig<br />

zijn. De reden voor dit ogenschijnlijk<br />

ontbreken van een theoretsich kader is<br />

dat de Hollandse kunsthistoricus wars is<br />

van vaststaande paradigma’s en normen<br />

die vaak inherent verbonden zijn aan alles<br />

overkoepelende theoretische raamwerken.<br />

Daarnaast mag de theorie ook niet<br />

te veel losgezongen zijn van <strong>het</strong> onderzoeksobject,<br />

een gevaar dat met name bij<br />

sterk ideologisch georiënteerde theorieën<br />

doorgaans op de loer ligt. Hoewel ik niet<br />

pleit voor <strong>het</strong> aanhangen van één zaligmakende<br />

theorie, meen ik wel dat <strong>het</strong><br />

zinvol is om <strong>het</strong> begrippenapparaat en de<br />

onderzoeksmethoden beter aan te scherpen.<br />

Het leek mij daarom interessant om<br />

nu voor mijzelf eens te expliciteren welke<br />

methoden en theorieën ik heb toegepast<br />

bij <strong>het</strong> schrijven van mijn proefschrift<br />

over <strong>het</strong> algemeen culturele tijdschrift de<br />

Kroniek van Kunst en Kultuur (<strong>hier</strong>na aan-<br />

geduid als de KKK)( 9 5- 965).<br />

Deze zoektocht heeft me onder meer<br />

duidelijk gemaakt dat er nogal wat blinde<br />

vlekken en valkuilen op de loer liggen bij<br />

<strong>het</strong> doen van tijdschriftonderzoek, met<br />

name als <strong>het</strong> gaat om een breed georiënteerd<br />

tijdschrift. Bij <strong>het</strong> traceren en daarmee<br />

scherper omlijnen van de interpretatieve<br />

kaders en verklaringsmodellen die ik<br />

ruim tien jaar geleden bij mijn onderzoek<br />

heb gehanteerd, ben ik geneigd vast te<br />

stellen dat ik me daar nu op een nog kritischer<br />

manier toe zou verhouden.<br />

Toen ik medio jaren negentig als kunsthistoricus<br />

begon aan mijn proefschrift<br />

was er in Nederland binnen de geesteswetenschappen<br />

belangstelling opgekomen<br />

voor de invloed van kunstinstituties<br />

als invloedrijke spelers binnen de kunstwereld.<br />

Door kunstsociologische studies<br />

van onder andere H.S. Becker, die met<br />

zijn boek Art Worlds ( 982) nog steeds<br />

<strong>het</strong> methodologisch gezicht van dergelijke<br />

kunstwetenschappelijke studies<br />

bepaalt, vatte ook in Nederland steeds<br />

meer de overtuiging post dat kunstuitingen<br />

niet uitsluitend vanuit hun eigen<br />

geschiedenis en methodologische traditie<br />

(stilistisch, iconologisch, semiotisch,<br />

historisch-empirisch) bestudeerd zouden<br />

moeten worden, maar dat hun<br />

betekenis pas in <strong>het</strong> samenspel<br />

met andere actoren goed<br />

begrepen kan worden. Met<br />

andere woorden: <strong>het</strong> proces<br />

van legitimering en canonisering<br />

van kunstuitingen is de<br />

uitkomst van de interactie van<br />

verschillende actoren binnen<br />

een bepaalde periode. Arthur<br />

Danto stelde in zijn boek After<br />

the End of Art ( 99 ) zelfs<br />

dat kunst een niet op zich zelf<br />

staand gegeven is, maar pas<br />

tot leven wordt gewekt door<br />

de diverse instituties. Voor de beeldende<br />

kunstwereld kan dan gedacht worden aan<br />

tentoonstellingen, musea, kunstkritiek,<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 29


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 0<br />

K<br />

K<br />

K<br />

kunsthistorische studies (voornamelijk<br />

overzichtswerken), kunstopleidingen,<br />

kunsthandel etc.<br />

Het mag duidelijk zijn dat ook kunsttijdschriften<br />

een cruciale rol spelen in de vorming<br />

en consolidering van een normatief<br />

systeem, de canon. Deze berust in feite<br />

op <strong>het</strong> principe van uitsluiting: er wordt in<br />

gereflecteerd wat de moeite waard wordt<br />

gevonden en wat niet. Deze hiërarchie<br />

is niet gefixeerd, maar wordt telkens opnieuw<br />

in de diverse institutionele kaders<br />

vastgesteld in een proces van opnemen<br />

en afstoten. Tijdschriften hebben niet alleen<br />

een reflecterende rol (en zijn daardoor<br />

uitstekende bronnen voor receptieonderzoek),<br />

maar ze kunnen natuurlijk<br />

ook een sturende rol hebben vervuld. Als<br />

<strong>het</strong> laatste <strong>het</strong> geval is, vormt de kunstkritiek<br />

een essentieel bestanddeel van <strong>het</strong><br />

artistieke proces. Een tijdschrift kan dus<br />

een trendvolger, maar ook een trendsetter<br />

zijn.<br />

Ik heb indertijd voor de KKK gekozen omdat<br />

de redactie de intentie had om een<br />

objectieve doorsnede van waardevolle uitingen<br />

te bieden. Er zweefde de redactie<br />

dus niet een bepaald utopisch ideaal voor<br />

ogen, zoals dat bijvoorbeeld <strong>het</strong> geval<br />

was bij De Stijl, maar eerder de wens om<br />

de rijkdom aan artistieke uitingen voor<br />

de toekomst veilig te stellen. Het leek mij<br />

plausibel te veronderstellen dat een dergelijke<br />

ondogmatische houding ertoe geleid<br />

heeft dat de jaargangen van de KKK een<br />

panoramisch beeld zouden geven van de<br />

cultuur in de betreffende periode. In ieder<br />

geval meer dan dat <strong>het</strong> geval is bij een<br />

sterk programmatisch tijdschrift, waarin<br />

een exclusieve artistieke overtuiging werd<br />

beleden. Optimistisch ging ik er vanuit<br />

dat de KKK een interessante invalshoek<br />

zou bieden om de kunst en cultuur in de<br />

periode 9 5- 965 te onderzoeken. Men<br />

vindt er de visies terug van een duidelijk<br />

aanwijsbare groep die een gemeenschappelijk<br />

doel nastreefde en in principe niets<br />

buitensloot.<br />

Toen ik mij ging beraden op de methodologische<br />

aanpak van dit tijdschrift stuitte<br />

ik op een aantal problemen, die bij nader<br />

inzien inherent zijn aan elk historisch onderzoek:<br />

in hoeverre kun je vat krijgen op<br />

<strong>het</strong> verleden, hoeveel en welke bronnen<br />

moeten in <strong>het</strong> onderzoek betrokken worden,<br />

hoe dienen deze geïnterpreteerd te<br />

worden en hoe waardevrij kun je zijn? Ik<br />

zou ze <strong>hier</strong> graag in hun onderlinge samenhang<br />

willen voorleggen. De gemeenschappelijke<br />

noemer bij de <strong>hier</strong>na volgende<br />

vraagstukken is dat ze alle op de een of<br />

andere manier betrekking hebben op <strong>het</strong><br />

proces van canonvorming.<br />

De eerste en meest fundamentele vraag<br />

was in hoeverre je er vanuit mag gaan dat<br />

de inhoud van een breed georiënteerd<br />

tijdschrift een waarheidsgetrouwe afspiegeling<br />

is van zijn tijd. Het lijkt zo vanzelfsprekend<br />

en verleidelijk, maar is dit wel<br />

terecht?<br />

Een sterk contextgerichte en kwalitatieve<br />

methode zal mijns inziens kunnen voorkomen<br />

dat een tunnelvisie omtrent <strong>het</strong><br />

object van onderzoek ontstaat. Verhelderend<br />

zijn de drie verschillende categorieen<br />

zoals die binnen tijdschriftonderzoek<br />

zijn onderscheiden door de pionier op dit<br />

gebied, Siem Bakker. 2 Hij onderscheidt<br />

bibliografisch, documentair en kwalitatief<br />

gericht onderzoek. De eerste betreft <strong>het</strong><br />

inventariseren van auteurs en onderwerpen<br />

in <strong>het</strong> tijdschrift, de tweede gaat een<br />

stapje verder door ook allerlei andere documenten<br />

die met <strong>het</strong> blad en zijn medewerkers<br />

te maken erbij te betrekken. De<br />

kwalitatief gerichte studie is <strong>het</strong> meest<br />

uitgebreid. Naast een nauwgezette analyse<br />

van de teksten en een beschrijving van<br />

de geschiedenis van <strong>het</strong> tijdschrift wordt<br />

<strong>het</strong> tijdschrift vergeleken met andere contemporaine<br />

tijdschriften, maar ook met<br />

allerhande andere zaken die betrekking<br />

hebben op de artistieke visies in een bepaalde<br />

periode. Deze komen bijvoorbeeld<br />

tot uitdrukking in stromingen, boeken,<br />

tentoonstellingen etcetera. Daarnaast<br />

wordt ook gekeken naar de invloed van<br />

politieke en maatschappelijke ontwikkelingen<br />

in <strong>het</strong> betreffende tijdvak.<br />

Tijdschriftonderzoek kan dan ook met<br />

recht een vorm van cultuurhistorisch onderzoek<br />

genoemd worden. Een wezenlijk<br />

verschil met kunsthistorisch onderzoek<br />

is dat we bij tijdschriftonderzoek niet te<br />

maken hebben met de kunstobjecten<br />

zelf, maar met de interpretatie van en <strong>het</strong><br />

waardeoordeel over deze objecten in een<br />

bepaalde periode. In zekere zin is er meer<br />

verwantschap met literatuurwetenschap,<br />

die zich bezighoudt met de thematisering,<br />

interpretatie en theoretisering van<br />

teksten. Een overeenkomst met kunstgeschiedenis<br />

is weer wel dat <strong>het</strong> onderzoeksdomein<br />

– kunst en cultuur – beide<br />

behoren tot de zogenaamde ‘essentially<br />

contested concepts’ (W.B. Gallie), <strong>het</strong>geen<br />

wil zeggen dat de begrippen niet<br />

eenduidig zijn maar verbonden zijn met<br />

normatieve connotaties en waardengeladen<br />

zijn. De hermeneutische of ’verstehende’<br />

onderzoekshouding lijkt mij dan<br />

ook de meest zinvolle en bruikbare. Met<br />

een open houding, dus zonder vooropgestelde<br />

hypothese of theorie – ook wel<br />

aangeduid als ‘theoretical sensitivity’<br />

– worden teksten geïnterpreteerd en vergeleken<br />

met andere contemporaine bronnen.<br />

Uit een dergelijk onderzoek kan dan<br />

een theoretisch concept voortvloeien of<br />

een bestaande theorie kan worden uitgebreid<br />

of juist in twijfel worden getrokken.<br />

Hiermee belanden we bij de tweede valkuil<br />

in <strong>het</strong> onderzoek: op welke manier<br />

kon ik mijn normen en waarden niet teveel<br />

laten meewegen in de selectie en<br />

interpretatie van <strong>het</strong> materiaal? De interpretatie<br />

van <strong>het</strong> onderzoeksmateriaal<br />

maakt namelijk niet alleen de kern van<br />

<strong>het</strong> onderzoek uit, maar is er tegelijkertijd<br />

de achilleshiel van. Indachtig de woorden<br />

van Karl Popper dat ‘elke waarneming<br />

wordt gekleurd door onze opvattingen,<br />

verwachtingen en interesses’, was ik op<br />

mijn hoede. Zo schreef ik in de inleiding:<br />

‘Door de bronnen en hun context te bestuderen<br />

hoop ik een licht te werpen op<br />

<strong>het</strong> eigentijdse discours en recht te doen<br />

aan de complexiteit van dit tijdvak’. Voor<br />

een onderzoeker is <strong>het</strong> natuurijk behoorlijk<br />

lastig, om niet te zeggen onmogelijk,<br />

om je volledig los te maken van de vigerende<br />

canon. De canonisering van de<br />

twintigste eeuwse kunst is sinds de jaren<br />

zestig van de vorige eeuw ingezet door<br />

belangrijke kunsthistorische studies en<br />

<strong>het</strong> tentoonstellings- en aankoopbeleid<br />

van de musea voor moderne kunst. Een<br />

richting bepalende factor <strong>hier</strong>in heeft <strong>het</strong><br />

uit Amerika overgewaaide modernistische<br />

vooruitgangsmodel gespeeld. Kunstenaars<br />

en stromingen die niet in eerste<br />

instantie op vernieuwing uit waren, werden<br />

nogal eens veronachtzaamd en raakten<br />

<strong>hier</strong>door in de vergetelheid. De studie<br />

naar tijdschriften laat zien dat de achteraf<br />

geconstrueerde canon niet altijd overeenkomt<br />

met wat er in een bepaalde periode<br />

als waardevol werd beschouwd. Het<br />

openbaart daardoor des te meer dat de<br />

canonvorming zeer sterk bepaald wordt<br />

door actuele kunsttheoretische modellen<br />

en allerminst op universele gronden gestoeld<br />

is. Tijdschriftonderzoek onthult als<br />

<strong>het</strong> ware de vele blinde vlekken en hiaten<br />

die in de officiële kunstgeschiedschrijving<br />

zijn gevallen. Dit wil natuurlijk niet altijd<br />

zeggen dat alle vergeten kunstenaars per<br />

definitie ten onrechte buiten de boot zijn<br />

gevallen, maar <strong>het</strong> toont wel aan dat de<br />

canonvorming zeer smaak- en tijdgevoelig<br />

is. Dit zou ik de corrigerende werking<br />

van <strong>het</strong> tijdschriftonderzoek willen noemen.<br />

Een derde struikelblok dat bij elk tijdschriftonderzoek<br />

vermeden moet worden<br />

en dat tevens nauw gerelateerd is aan<br />

de invloed van de canon, is hoe <strong>het</strong>erogeen<br />

materiaal onderzocht kan worden.<br />

Hoewel de open houding, zoals gezegd,<br />

de meest vruchtbare benadering is, lijkt<br />

<strong>het</strong> daarentegen ook weer niet wenselijk<br />

om elk theoretisch en interpretatief kader<br />

achterwege te laten. Om zoals dat <strong>het</strong><br />

geval is in de KKK enig vat te krijgen op<br />

<strong>het</strong> – althans op <strong>het</strong> eerste gezicht – <strong>het</strong>erogene<br />

materiaal, zal er in ieder geval<br />

gethematiseerd en gestructureerd moeten<br />

worden. Om niet te verzanden in een<br />

inventariserende opsomming van op zich<br />

zelf staande feiten, zal selectie, weging en<br />

structurering van de gegevens noodzakelijk<br />

zijn. De uiteenlopende onderwerpen<br />

en meningen zullen op de een of andere<br />

manier toch in een samenhangende con-<br />

1<br />

2<br />

3<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 2<br />

KKK<br />

structie ondergebracht moeten worden.<br />

Met <strong>het</strong> selectieve proces begeef je je per<br />

definitie op glad ijs. Je kunt <strong>het</strong> eigenlijk<br />

nooit helemaal goed doen. Als de retrospectieve<br />

kennis geen enkele sturende rol<br />

vervult, is <strong>het</strong> risico groot dat daardoor<br />

een aantal interessante ontwikkelingslijnen<br />

over <strong>het</strong> hoofd worden gezien,<br />

althans zij worden niet in de selectie betrokken.<br />

Als anderzijds weer teveel wordt<br />

uitgegaan van kennis achteraf met de<br />

daarbij horende verklaringsmodellen dan<br />

loop je <strong>het</strong> gevaar aan allerlei kwesties en<br />

ontwikkelingen die wel degelijk in die tijd<br />

een belangrijke rol speelden, voorbij te<br />

gaan. De bekende blinde vlekken. Beide<br />

benaderingen zouden elkaar niet per se<br />

hoeven uit te sluiten, mits daar met verstand<br />

mee omgegaan wordt. Het achteraf<br />

ontstane normatieve beeld kan naar mijn<br />

mening wel in de interpretatie een signalerende<br />

rol vervullen: <strong>het</strong> kan patronen en<br />

leidmotieven zichtbaar maken die anders<br />

onderbelicht zouden blijven. Hier moet<br />

echter wel behoedzaam mee omgegaan<br />

worden, omdat <strong>het</strong> gevaar groot is dat<br />

de onderzoeksobjecten worden ingezet<br />

als illustraties en manifestaties van <strong>het</strong><br />

zo tot de verbeelding sprekende begrip<br />

tijdgeest. Hierin ga ik mee met de kunst-<br />

en cultuurhistoricus E.H. Gombrich, die<br />

in zijn boek In search for cultural history<br />

( 969) ingaat tegen de benadering van<br />

Jacob Burckhardt en Johan Huizinga, die<br />

beiden uitgaan van de Hegeliaanse opvatting<br />

dat alle uitingen in een bepaalde<br />

periode noodzakelijkerwijs met elkaar<br />

samenhangen, de ‘geest van de tijd’ uitdrukken.<br />

Gombrich stelt <strong>hier</strong> tegenover<br />

dat juist niet teveel uitgegaan moet worden<br />

van vooropgestelde abstracties, maar<br />

dat <strong>het</strong> onderzoek zich moet richten op<br />

de specifieke en bijzondere aspecten van<br />

een bepaald tijdvak, zoals de rol van bepaalde<br />

individuen en tradities. Vervolgens<br />

kunnen er dan verbanden worden gelegd<br />

en interpretaties worden verricht, die<br />

kunnen leiden tot een definiëring van een<br />

meer algemeen tijdsbeeld.<br />

Bij de selectie van <strong>het</strong> onderzoeksmateriaal<br />

heeft allereerst <strong>het</strong> tijdschrift zelf als<br />

richtlijn gefungeerd. De inhoud van <strong>het</strong><br />

tijdschrift schreef in feite al een eerste<br />

grove schifting van de onderwerpen voor:<br />

welke onderwerpen worden met een zekere<br />

regelmaat behandeld, waar wordt de<br />

nadruk op gelegd, welke waardeoordelen<br />

worden gehanteerd? Een tweede selectiemiddel<br />

is <strong>het</strong> onderzoek naar andere<br />

tijdschriften en boeken uit diezelfde periode.<br />

Hieruit kan een aantal thema’s gedistilleerd<br />

worden, die de gemoederen in<br />

die tijd bezighielden. Vervolgens kan dan<br />

weer gekeken worden hoe die thema’s in<br />

<strong>het</strong> betreffende tijdschrift naar voren komen.<br />

Op basis van de drie voorgaande<br />

onderzoeksstappen ben ik tot een aantal<br />

kernthema’s gekomen, die zich in de KKK<br />

manifesteerden. Hierdoor kan enerzijds<br />

tussen de artikelen zelf een samenhang<br />

geboden worden en anderzijds wordt<br />

<strong>hier</strong>mee ook de relatie zichtbaar met wat<br />

er toen buiten de KKK gedacht werd over<br />

diezelfde onderwerpen.<br />

De interpretatieve kaders die ik voor<br />

mijn KKK-studie heb toegepast waren de<br />

vooral na de oorlog duidelijk beschreven<br />

stromingen, stijlen en scholen, zoals De<br />

Stijl, de Bergense School, <strong>het</strong> Magisch<br />

Realisme en <strong>het</strong> Surrealisme. Maar natuurlijk<br />

zijn dit grotendeels achteraf geconstrueerde<br />

entiteiten, die zeker niet<br />

onwrikbaar zijn. Daarnaast speelde <strong>het</strong> al<br />

genoemde modernistische vooruitgangsmodel,<br />

waarbij vernieuwing, originaliteit<br />

en grensverlegging sleutelbegrippen zijn,<br />

hoezeer ik mij daarvan ook trachtte los te<br />

maken, zeker een rol in mijn kwalificatie<br />

van de KKK-generatie. Het leek bijna wel<br />

of ontsnappen <strong>hier</strong>aan onmogelijk was.<br />

Bij de karakterisering van de KKK stuitte<br />

ik <strong>hier</strong>door op <strong>het</strong> volgende dilemma.<br />

Bestudering van de KKK en andere contemporaine<br />

tijdschriften wijst uit dat de<br />

aandacht en waardering in de jaren dertig<br />

voor de na de oorlog heilig verklaarde<br />

avant-gardistische bewegingen eigenlijk<br />

vrij minimaal is geweest. Men had over<br />

<strong>het</strong> algemeen weinig goede woorden over<br />

voor De Stijl en de abstracte kunst in <strong>het</strong><br />

algemeen. Dit was ‘schon dada gewesen’<br />

en bovendien veel te quasi-mystiek en teveel<br />

alleen op vorm gericht. Zo kwam ik<br />

er achter dat de in de jaren zestig herontdekte<br />

avant-gardestromingen in de jaren<br />

dertig ironisch genoeg werden gezien als<br />

een ‘verouderd modernisme’. Deze afwijzende<br />

houding komt heel saillant naar voren<br />

in de onverbiddelijke oordelen van de<br />

gezaghebbende auteurs en critici Menno<br />

ter Braak, E. du Perron en Jan Greshoff.<br />

Zo schrijft Greshoff over de Stijl:<br />

En achteraf vragen wij ons af hoe <strong>het</strong> mogelijk<br />

was, dat wij ons zoo gemakkelijk<br />

hebben laten inpalmen door welluidende<br />

fraseologieën over de mystiek van de compositie,<br />

de magie der kleuren en de waarlijk<br />

verbazingwekkende waarheden welke in <strong>het</strong><br />

simpele spel van verhoudingen geopenbaard<br />

worden. 3<br />

Hij deed de abstracte kunst dan ook af als<br />

een ‘subtiele rebus, waar alleen ingewijden<br />

een oplossing voor konden vinden’.<br />

Ter Braak en Du Perron deelden Greshoffs<br />

afwijzing van de abstracte kunst, maar op<br />

grond van andere argumenten. Zij verwierpen<br />

vooral <strong>het</strong> modernistische streven<br />

naar universaliteit en ‘de vergoding<br />

van de vorm ten koste van de creatieve<br />

mens’. De preoccupatie met de ‘pure<br />

kunst’ heeft er volgens hem toe geleid<br />

dat men zich alleen bezighield met ‘compositorische<br />

verhoudingen en de kleurwaarden’,<br />

<strong>het</strong>geen heeft geresulteerd in<br />

de Mondriaan-en Van der Leck-cultus.’ 4<br />

Ik raak er dan ook steeds meer van overtuigd<br />

dat inderdaad, zoals Gombrich dat<br />

zag, de opvattingen en de invloed van<br />

personen een niet te onderschatten rol<br />

hebben gespeeld in de vorming van de<br />

communis opinio in een bepaalde periode.<br />

In dit geval was er sprake van een aantal<br />

gezaghebbende cultuurdragers (naast<br />

de bovengenoemde drie kan ook nog<br />

gedacht worden aan Johan Huizinga, Jan<br />

Engelman en Albert Plasschaert), die de<br />

gave hadden hun mening op een uiterst<br />

scherpe en vaak ook humoristische manier<br />

te verwoorden. Naast hun afwijzing<br />

van de avant-garde, was ook duidelijk terug<br />

te vinden welke motieven <strong>hier</strong>aan ten<br />

grondslag hebben gelegen.<br />

Binnen de KKK leefde de opvatting dat<br />

de nadruk in de jaren tien en twintig op<br />

de specifieke eigenschappen van <strong>het</strong> medium<br />

een noodzakelijke analytische fase<br />

was geweest in de kunst, waar een reinigende<br />

werking vanuit was gegaan. Hier<br />

moest de kunst echter niet in blijven steken,<br />

maar op voortbouwen. Door tempering<br />

van de al te extreme kunstuitingen en<br />

door samensmelting van de experimentele<br />

en traditionele uitgangspunten zou<br />

zich een menselijke en duurzame kunst<br />

kunnen ontwikkelen.<br />

Het probleem dat zich nu voordoet is hoe<br />

deze generatie te interpreteren en daarmee<br />

te typeren. Was ze regressief of was zij wel<br />

degelijk ook progressief, maar werd daar<br />

iets anders onder verstaan dan de door<br />

<strong>het</strong> modernistisch gedachtegoed doordesemde<br />

naoorlogse generatie (waartoe ik<br />

natuurlijk ook behoor) dat deed? Wat met<br />

vrij grote zekerheid in ieder geval aangenomen<br />

kan worden is dat de KKK-mentaliteit<br />

er zonder enige twijfel de oorzaak<br />

van is dat de belangstelling voor de jaren<br />

dertig zo laat op gang is gekomen. Deze<br />

zogenaamde vergeten generatie, of ook<br />

wel intermezzo-generatie genoemd, bevond<br />

zich volgens de modernisten tussen<br />

wal en schip. Ze heeft enerzijds de revolutionaire<br />

experimenten van de voorgaande<br />

generatie uit de jaren tien en twintig gemist,<br />

en was anderzijds na de oorlog niet<br />

bij machte om de herontdekking van de<br />

avant-gardistische stromingen te waarderen.<br />

Pas vanaf de postmodernistische<br />

jaren tachtig waar figuratieve kunst weer<br />

werd gerehabiliteerd is de belangstelling<br />

voor de jaren dertig en hun specifieke karakter<br />

sterk toegenomen.<br />

De kwalificatie van de KKK wordt dan ook<br />

veel positiever wanneer uitgegaan wordt<br />

van een postmodernistisch referentiekader.<br />

Je zou de KKK als behoudend en<br />

restauratief kunnen bestempelen, maar<br />

evengoed kun je vanuit <strong>het</strong> postmodernistisch<br />

perspectief <strong>hier</strong> op een veel genuanceerdere<br />

manier naar kijken. Als wordt<br />

bedacht dat in de jaren dertig en veertig<br />

<strong>het</strong> internationale modernisme al een tijd<br />

over zijn – voorlopige – hoogtepunt heen<br />

KKK<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 4<br />

KKK<br />

KKK<br />

was en dat eclecticisme, relativering van<br />

vernieuwing en <strong>het</strong> terugkijken naar kunst<br />

uit <strong>het</strong> verleden de meest gangbare benadering<br />

was, lijkt me <strong>het</strong> niet ver gezocht<br />

om een parallel met <strong>het</strong> postmodernisme<br />

te zien.<br />

De pluriformiteit en de onoverzichtelijkheid<br />

van gelijktijdig naast elkaar voorkomende<br />

stijlen zijn in beide tijdperken<br />

verantwoordelijk voor <strong>het</strong> gevoel dat de<br />

vooruitgangsgedachte maar een wankel<br />

recht van bestaan heeft. De ontmaskering<br />

van <strong>het</strong> originaliteitsbegrip dat sinds<br />

midden jaren zeventig met behulp van<br />

structuralistische en poststructuralistische<br />

denkbeelden door de Amerikaanse<br />

Oktobergroep ter hand werd genomen,<br />

is in zekere zin in een eenvoudige versie<br />

al in 950 bij Braat aan te wijzen. Zo<br />

schrijft hij vijf jaar na de oorlog in <strong>het</strong> artikel<br />

‘Devaluatie der oorspronkelijkheid?’:<br />

‘Het schijnt mij soms een der typerende<br />

verschijnselen in <strong>het</strong> chaotische kulturele<br />

leven onzer dagen te zijn, dat gezoek naar<br />

en gezeur over en zich beroemen op “oorspronkelijkheid”’.<br />

Dit vertroebelt volgens<br />

hem waar <strong>het</strong> in creativiteit werkelijk om<br />

gaat, omdat volledige oorspronkelijkheid<br />

helemaal niet bestaat. Kunstenaars hebben<br />

volgens Braat altijd al – en dit zullen<br />

zij blijven doen – ‘variaties op een<br />

vrij beperkt aantal thema’s gemaakt. Een<br />

begaafd kunstenaar en eerlijk kunstenaar<br />

“verwerkt” alle voorgaande indrukken op<br />

zijn eigen, oorspronkelijke wijze. Zo put<br />

<strong>het</strong> ‘genie’ Picasso voortdurend ‘uit de<br />

over-rijke collecties van kunstperioden<br />

en kunstrichtingen uit alle tijden en landen.’<br />

5 Een verschil is wel dat in de jaren<br />

dertig de opvatting leefde dat na de uiteenrafeling<br />

van de kunst door de talloze<br />

–ismen er weer naar een herstel van de<br />

‘eeuwige waarden’ in de kunst gestreefd<br />

zou moeten worden. Het Postmodernisme,<br />

dat veel cynischer en artificiëler is,<br />

staat vooral in <strong>het</strong> teken van de ‘verloren<br />

onschuld’.<br />

Het laveren van de KKK tussen een benauwende<br />

behoudzucht en een kritiekloze<br />

vernieuwingszucht, door Braat omschreven<br />

als ‘koersend tussen de scylla<br />

van de verstarring en de charybdis van<br />

culturele modes in’ was vooral ook ingegeven<br />

door de dreigende teloorgang<br />

van de cultuur, veroorzaakt door <strong>het</strong> nationaal-socialisme<br />

en de opkomst van de<br />

massa’s. 6 Als kunstenaar mocht je je niet<br />

aan de zijlijn begeven, de omstandigheden<br />

dicteerden als <strong>het</strong> ware een politieke<br />

en sociale betrokkenheid. Dit komt niet<br />

alleen tot uitdrukking in de grote behoefte<br />

aan individuele vrijheid, maar ook aan de<br />

wens zich dienstbaar aan de samenleving<br />

op te stellen. De experimenten van de<br />

avant-gardebewegingen uit de jaren tien<br />

en twintig waren met de nardruk op formalistische<br />

en conceptuele/metafysische<br />

benaderingen, ongeschikt om de problemen<br />

van <strong>het</strong> zo kwetsbare bestaan <strong>het</strong><br />

hoofd te bieden of – als tijdelijke troost<br />

– te overstijgen. Het realisme, een gematigde<br />

vorm van expressionisme en <strong>het</strong><br />

classicisme werden daartoe als meer geeigende<br />

uitdrukkingsvormen beschouwd,<br />

omdat daarin <strong>het</strong> humane en universele<br />

in hun onderlinge samenhang verbeeld<br />

konden worden. Ik denk nu dat de laatste<br />

meer postmodernistisch georiënteerde<br />

benadering uiteindelijk meer recht doet<br />

aan de invloed die specifieke artistieke en<br />

ook buiten-artistieke factoren op de mentaliteit<br />

van een generatie hebben gehad,<br />

waarbij een tijdgebonden waardeoordeel<br />

zich veel minder doet gelden.<br />

Hestia Bavelaar is docent onderzoeker<br />

Kunstgeschiedenis aan de Universiteit<br />

utrecht. In 1997 promoveerde zij met haar<br />

dissertatie Kroniek van Kunst en Kultuur.<br />

Geschiedenis van een tijdschrift 1935-1965<br />

Hestia Bavelaar, Kroniek van Kunst en<br />

Kultuur. Geschiedenis van een tijdschrift 1935-1965,<br />

Leiden 998<br />

2 S. Levie, ‘De functie van <strong>het</strong> tijdschriftonderzoek<br />

in <strong>het</strong> literatuuronderwijs’, in: De<br />

Spektator ( 984), 295- 0 .<br />

Jan Greshoff, ‘A.C. Willink’, in: Forum 2<br />

( 9 ) 2, - 22.<br />

4 Menno ter Braak, ‘Het schrijverspalet’,<br />

in: Forum ( 9 2) , 6 -690.<br />

5 L.P.J. Braat, ‘Devaluatie der oorspronkelijkheid?’,<br />

in: Kroniek van Kunst en Kultuur ( 950)<br />

2, 28-49.<br />

6 L.P.J. Braat, ‘Wij gaan door’, in: Kroniek<br />

van Kunst en Kultuur 5 ( 955) 0, 2 .<br />

tijd voor een pauze<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 5


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 6<br />

Alexander Baumgarten<br />

o v e r z i n t u i g e n e n s c H o o n H e i D s o o r D e l e n :<br />

e e n e s s a y o v e r d e b a s i s p r i n c i p e s v a n<br />

est<strong>het</strong>ica<br />

Rianne Groen<br />

ik sta in <strong>het</strong> Uffizi-museum in Florence voor een klein zelfportret van Raphael en word getroffen door<br />

de schoonheid van zijn serene gezichtsuitdrukking. Achter me hoor ik een toerist zeggen dat hij <strong>het</strong><br />

een bijzonder saai werk vindt voor een Raphael, waarna hij snel doorloopt naar de Boticelli’s aan de<br />

overkant. Wie had er gelijk?<br />

De est<strong>het</strong>ica is <strong>het</strong> gebied waarin kunstgeschiedenis en filosofie elkaar raken. Kunstfilosofie is een zeer<br />

interessante toevoeging op de kunstgeschiedenis voor <strong>het</strong> interpreteren en begrijpen van beeldende<br />

kunst. in dit essay zijn de belangrijkste principes van de est<strong>het</strong>ica uitgelegd aan de hand van drie filo-<br />

sofen die over est<strong>het</strong>ica hebben geschreven: Alexander Baumgarten, David Hume en immanuel Kant.<br />

Baumgartens est<strong>het</strong>ica<br />

Alexander Baumgarten ( 4- 62) was<br />

de eerste filosoof die <strong>het</strong> begrip est<strong>het</strong>ica<br />

noemt. Baumgarten hoort officieel bij<br />

de groep filosofen die zich rationalisten<br />

noemden, maar hij week toch behoorlijk af<br />

van deze stroming. Waar de rationalisten<br />

de zintuiglijke kennis volledig afwezen,<br />

vond Baumgarten haar wel de moeite van<br />

<strong>het</strong> bestuderen waard. Baumgarten vond<br />

net als de rationalisten dat kennis verkregen<br />

door redenatie de hoogste vorm van<br />

kennis was, maar hij vond ook dat deze<br />

kennis tekort schoot. Ze moest worden<br />

aangevuld met zintuiglijke kennis.<br />

Kunst kan ons helpen om de kennis die<br />

verkregen is door redenatie aan te vullen.<br />

Volgens Baumgarten was kunst een bepaalde<br />

weergave van de zintuiglijke waarneming,<br />

die ons een ander en rijker beeld<br />

geeft van de werkelijkheid dan redenatie<br />

alleen.<br />

Hij noemde vanuit dit standpunt schoonheid<br />

de perfectie van die zintuiglijke kennis.<br />

Maar deze uitspraak was nogal problematisch:<br />

Baumgarten leek namelijk zo<br />

<strong>het</strong> est<strong>het</strong>ische te vereenzelvigen met de<br />

zintuiglijke kennis. Zoals hij <strong>het</strong> zei zou<br />

iets dat perfect de zintuiglijke waarneming<br />

weergeeft, zoals een foto, dus ook meteen<br />

mooi moeten zijn, aangezien dat perfecte<br />

zintuiglijke kennis zou inhouden. Maar<br />

een foto vinden we niet mooi omdat <strong>het</strong><br />

de zintuiglijke waarneming perfect weer-<br />

spiegelt, maar omdat <strong>het</strong> ons iets doet, of<br />

omdat we de stijl van de fotograaf mooi<br />

vinden. Deze cognitivistische drogrede<br />

probeerde Baumgarten te omzeilen door<br />

te zeggen dat <strong>het</strong> niet om <strong>het</strong> gekende<br />

gaat, maar de manier waarop iets gekend<br />

wordt: over hoe <strong>het</strong> is om iets waar te nemen.<br />

Toch gaat <strong>het</strong> tegen je gevoel in om<br />

kunst gelijk te stellen aan kennis.<br />

Baumgartens filosofie staat in verband<br />

met de filosofie van de empiristen omdat<br />

hij ook aandacht besteedt aan de zintuigen:<br />

net als de rationalisten acht hij de<br />

rede echter wel hoger dan de zintuiglijke<br />

waarneming.<br />

De empiristen dachten in tegenstelling<br />

tot de rationalisten dat alle concepten na<br />

de ervaring zijn ontstaan en dat zintuiglijke<br />

waarneming de belangrijkste bron<br />

van kennis is.<br />

Dit brengt ons bij David Hume ( -<br />

6), één van de drie grote Britse empiristen.<br />

Hume ontwikkelde <strong>het</strong> empirisme<br />

als grote tegenhanger van <strong>het</strong> rationalisme,<br />

dat hij afdeed als bestaande uit ‘enkel<br />

drogredeneringen en misleiding’.<br />

Hume en <strong>het</strong> empirisme<br />

Waar de rationalisten de ideeën bovenaan<br />

stelden, vond Hume indrukken belangrijk.<br />

Hume maakte een onderscheid tussen<br />

indrukken en ideeën. Ideeën waren<br />

volgens hem veel minder levendig dan<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 8<br />

David Hume<br />

de indrukken. Als je<br />

bijvoorbeeld je tong<br />

hebt gebrand aan<br />

<strong>het</strong>e thee is die ervaring<br />

zelf veel intenser<br />

dan de herinnering<br />

aan <strong>het</strong> verbranden<br />

van je tong. De ideeen<br />

zijn eigenlijk maar<br />

een vage kopie van<br />

de indrukken.<br />

Hume heeft een heel<br />

duidelijke, maar eenduidige<br />

mening over<br />

smaakoordelen: over<br />

smaak valt niet te<br />

twisten. Iedereen heeft zijn eigen smaak.<br />

Een ander oordeel over wat mooi is, is<br />

volgens hem niet beter of slechter, maar<br />

alleen maar anders. Je kunt daar dus niet<br />

over oordelen. Toch vinden we sommige<br />

kunstwerken duidelijk beter dan andere.<br />

Hume geeft op dit probleem een zeer onbevredigend<br />

antwoord: de tand des tijds<br />

zal wel uitmaken wat meesterwerken zijn<br />

geweest.<br />

Hume zegt: schoonheid is een expressie<br />

van een sentiment, een emotie. Iedereen<br />

heeft wel eens een emotie ervaren bij <strong>het</strong><br />

kijken naar kunst. Hoe meer je van kunst<br />

weet of er in geïnteresseerd bent, des te<br />

sterker kan een dergelijke emotie zijn.<br />

Maar emoties beelden niets af. Wat is dan<br />

de relatie tussen <strong>het</strong> object – <strong>het</strong> kunstwerk<br />

– en die emotie? Hume beschouwt<br />

die emotie niet als eigenschap van <strong>het</strong> object.<br />

De emotie ligt dus buiten <strong>het</strong> kunstwerk.<br />

Hume beschrijft de ‘est<strong>het</strong>ische<br />

gebeurtenis’, dus <strong>het</strong> ervaren van zo’n<br />

schoonheidssentiment, in drie stappen:<br />

een object moet bepaalde kwaliteiten hebben,<br />

deze moeten worden waargenomen,<br />

en vervolgens moet dit tot een emotie leiden.<br />

Wanneer dat niet gebeurt ervaar je<br />

volgens Hume geen schoonheid.<br />

Bij <strong>het</strong> bestuderen van de gedachten van<br />

zowel de rationalisten als de empiristen<br />

kom je tot de conclusie dat er iets mist.<br />

De rationalisten en empiristen lijken allebei<br />

iets te zijn vergeten: ze hebben niet<br />

bij elkaar gekeken. Zo zijn de rationalisten<br />

de betekenis van de ervaring vergeten, en<br />

hebben de empiristen niet bedacht hoe<br />

een ervaring kan worden gekleurd door<br />

de rede. Immanuel Kant ( 24 – 804)<br />

wilde <strong>het</strong> empirisme met <strong>het</strong> rationalisme<br />

verzoenen.<br />

Kant<br />

Immanuel Kant was in eerste instantie<br />

een aanhanger van <strong>het</strong> rationalisme, maar<br />

na <strong>het</strong> lezen van Hume’s werk kwam hij<br />

tot de ontdekking dat redenatie alleen<br />

niet genoeg is: ze heeft input nodig uit<br />

de ervaring. Ervaring alleen was volgens<br />

hem zeker niet genoeg omdat deze al een<br />

structuur heeft: ze is kant-en-klaar geordend<br />

in ruimte en tijd. Deze structuur<br />

moest zich ook ergens bevinden, want de<br />

ervaring op zich had die ordening niet.<br />

Kant bedacht zich dus dat er een beetje<br />

van beide stromingen in moest zitten en<br />

kwam zo op zijn Copernicaanse Wending,<br />

die een even radicale omkering betekende<br />

als de ontdekking van Copernicus dat de<br />

aarde om de zon draait.<br />

Kant’s nieuwe systeem was ook radicaal<br />

anders dan <strong>het</strong> oude: zijn Copernicaanse<br />

Wending houdt in dat wij ons niet aanpassen<br />

aan de werkelijkheid, maar dat de<br />

werkelijkheid zich ook aan ons aanpast.<br />

Je bekijkt namelijk alles vanuit je eigen<br />

perspectief, door <strong>het</strong> denkraam van je eigen<br />

geest. Dit is bij iedereen verschillend:<br />

alsof iedereen een gekleurde bril op heeft<br />

die niet afgezet kan worden. Maar wat is<br />

dan de werkelijkheid op zich, zonder de<br />

gekleurde bril van <strong>het</strong> individu? Volgens<br />

Kant kunnen we dat Ding an Sich, zoals hij<br />

<strong>het</strong> noemt, niet kennen: ieder antwoord<br />

zou speculatief zijn omdat <strong>het</strong> altijd vanuit<br />

een individu gezien is. Wat er achter<br />

de fenomenale wereld is kunnen we dus<br />

niet zien.<br />

Kant kende de theorieën van zijn voorgangers<br />

goed. Als hij nadacht over schoonheid,<br />

bekeek hij dan ook eerst Hume’s<br />

theorie over <strong>het</strong> schoonheidssentiment.<br />

Kant vond echter dat zo’n schoonheidssentiment<br />

nietszeggend is. Andermans<br />

gevoel is namelijk alleen maar anders,<br />

niet beter. Daar heb je niets aan, want <strong>het</strong><br />

zegt niets, <strong>het</strong> is niet informatief.<br />

Hij beriep zich <strong>hier</strong> op de idee dat als je<br />

iets mooi vindt, je graag wil dat iedereen<br />

<strong>het</strong> mooi vindt. Bij Hume werkte dit niet,<br />

want je bent volgens hem uitgepraat als<br />

de een zegt ‘ik vind dit mooi’ en de ander<br />

‘ik vind dit niet mooi’. Dit is simpelweg<br />

niet bevredigend.<br />

Kant zei daarom: schoonheid is een regulatief<br />

ideaal, een soort gemeenschappelijk<br />

zintuig.<br />

Kant onderzocht ook <strong>het</strong> smaakoordeel<br />

vanaf zijn oorsprong. Volgens hem bestaat<br />

dat uit vier onderdelen: kwaliteit,<br />

kwantiteit, doelmatigheid en noodzakelijkheid.<br />

Schoonheid is volgens Kant geen bepalend<br />

concept, maar gaat over <strong>het</strong> vrije<br />

spel der kenvermogens. Schoonheid valt<br />

ook niet te bewijzen, maar je kunt wel de<br />

fouten uit je smaakoordeel verwijderen,<br />

zoals je sentimentaliteit. Het smaakoordeel<br />

drukt echter geen kennis uit. Kennis<br />

is slechts in een klein proces betrokken<br />

bij <strong>het</strong> smaakoordeel. Het is alleen nodig<br />

om met anderen over <strong>het</strong> smaakoordeel<br />

te communiceren, omdat we grotendeels<br />

dezelfde kennis hebben. De smaakoordelen<br />

hebben zuivere en onzuivere aspecten:<br />

zuiver is <strong>het</strong> vrije spel der kenvermogens<br />

en onzuiver de kennis van <strong>het</strong> individu<br />

die <strong>hier</strong>bij is betrokken. Over <strong>het</strong> kennis-<br />

Immanuel Kant<br />

gedeelte valt te discussiëren, maar over<br />

de ervaring van <strong>het</strong> est<strong>het</strong>ische zelf niet.<br />

Zoals Kant <strong>het</strong> zei kun je dus geen discussie<br />

houden over <strong>het</strong> gevoel dat je ervaart<br />

naar aanleiding van een kunstwerk, maar<br />

wel over de aspecten of identiteit van een<br />

object. Je moet dus weten of verschillende<br />

emoties van jou en van de ander om <strong>het</strong>zelfde<br />

aspect van een kunstwerk gaan.<br />

Ik denk dat Kant essentieel werk heeft verricht<br />

door <strong>het</strong> empirisme en <strong>het</strong> rationalisme<br />

te verzoenen met zijn systeem. Zijn<br />

visie van een schoonheidservaring, een<br />

emotie die gekleurd is door een persoonlijk<br />

denkkader, is nog steeds makkelijk te<br />

begrijpen en te accepteren. Ik denk ook<br />

dat dit denkkader <strong>het</strong> enige discutabele<br />

moment is in een smaakoordeel: je kunt<br />

erover discussiëren of jouw gekleurde<br />

bril door opvoeding of cultuur de juiste<br />

kleur heeft. Over de emotie zelf valt niet<br />

te twisten, aangezien dat een individuele<br />

ervaring is die alleen jij meemaakt.<br />

verder lezen?<br />

- Aest<strong>het</strong>ics, Anne Shepard, Oxford<br />

98 .<br />

Een algemene introductie in de kunstfilosofie.<br />

- Over Schoonheid, Immanuel<br />

Kant, Amsterdam 2002<br />

Klein boekje met <strong>het</strong> eerste gedeelte van<br />

de oorspronkelijke tekst van de Kritik der<br />

Urteilskraft ( 90) van Kant.<br />

- Aest<strong>het</strong>ics, the classic readings,<br />

David E. Cooper, Oxford 2006<br />

Boek met klassieke bronteksten over<br />

schoonheid. Met teksten van onder andere<br />

Plato, Schopenhauer, Tolstoi en Heidegger.<br />

Rianne Groen is derdejaars studente<br />

kunstgeschiedenis aan de Universiteit<br />

Utrecht<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 9


Omdat <strong>het</strong> ook<br />

mooi anders kan...<br />

...omdat <strong>het</strong> ook mooi anders kan...<br />

...omdat <strong>het</strong> ook mooi anders kan...<br />

...omdat <strong>het</strong> ook mooi anders kan...<br />

grafische vormgeving<br />

ontwerp - copywriting - opmaak - drukwerkbegeleiding - webdesign - freelance - 06 48 208 418<br />

grafische vormgeving<br />

ontwerp - copywriting - opmaak - drukwerkbegeleiding - webdesign - freelance - 06 48 208 418<br />

M 06 48 208 418 E d@dgraphics.nl W www.dgraphics.nl<br />

grafische vormgeving<br />

ontwerp - copywriting - opmaak - drukwerkbegeleiding - webdesign - freelance - 06 48 208 418<br />

...voor slechts E 0,00 bent u onze vriend en<br />

steunt u ons studiartmagazine ‘article’.<br />

U krijgt daarvoor natuurlijk ook ons tijdschrift<br />

thuisgestuurd. (zie ook colofon)<br />

- DRUKKERIJ VAN DEN BOSCH & FIKKERT -<br />

- Tel.: 0546 - 81 30 17 - E-mail: info@druk-bosfi k.nl -<br />

- www.druk-bosfi k.nl -<br />

Bladeren door 25 jaar Stichting Art<br />

Stichting Art is de studievereniging<br />

van de opleiding Kunstgeschiedenis<br />

die al sinds 98<br />

bestaat. Voor alle kunstgeschiedenisstudenten<br />

maar vooral<br />

voor onze leden organiseren<br />

we <strong>het</strong> hele jaar door leuke,<br />

gezellige activiteiten met een<br />

kunstzinnig tintje. Hierbij kun<br />

je denken aan verschillende<br />

(buitenlandse) excursies, lezingen,<br />

workshops, filmavonden,<br />

galerietochten, stadswandelingen,<br />

borrels, gala, feesten en ga<br />

zo maar door!<br />

Voor maar € 5,- per jaar ben<br />

je lid. Alle reden dus om lid te<br />

worden en te blijven! Blijf up<br />

to date en bezoek de website<br />

www.stichting-art.nl<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 4


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 42<br />

R e c e n s i e . . .<br />

I n s t a n t E a s e :<br />

z o v e e l t e k r i j g e n ,<br />

z o w e i n i g t e k i e z e n<br />

Erik van Tuijn<br />

Sinds november 2007 huist de Utrechtse kunstinstelling expodium in een oud garagebedrijf aan de<br />

Krugerstraat, net achter De Utrechtse Munt. Hiermee komt voorlopig een einde aan de veelvuldige<br />

verhuizingen van de instelling, die achtereenvolgens aan <strong>het</strong> ledig erf, De lange nieuwstraat en in de<br />

vredenburg gehuisvest was. De uitgangspunten van expodium zijn gedurende de vele verhuizingen<br />

wel ongewijzigd gebleven: <strong>het</strong> instituut profileert zichzelf niet alleen als tentoonstellingsruimte, maar<br />

biedt jonge kunstenaars door middel van intensieve begeleiding ook een plaats om hun werk verder te<br />

ontwikkelen.<br />

Deze werkwijze werd ook toegepast in<br />

de tentoonstelling Instant Ease, die in<br />

december te zien was in <strong>het</strong> kader van<br />

Utrecht Manifest, de Utrechtse ‘biënnale<br />

voor social design’. Expodium daagde<br />

kunstenaars Tijmen Hauer, Ronald Nijhof<br />

en <strong>het</strong> Franse duo Pacôme Beru & Samir<br />

Mougas uit om nieuw werk te ontwikkelen<br />

rond <strong>het</strong> biënnalethema ‘De erfenis<br />

van <strong>het</strong> modernisme’.<br />

Utrecht Manifest richtte zich <strong>hier</strong>bij op<br />

de doorwerking van <strong>het</strong> modernisme in<br />

architectuur en vormgeving op <strong>het</strong> gebied<br />

van streven naar duurzaamheid, kwaliteit<br />

van leven en sociaal welzijn. Expodium<br />

ging nog een stap verder en formuleerde<br />

aan de kunstenaars de vraag in hoeverre<br />

de huidige hype van <strong>het</strong> maatschappelijk<br />

verantwoord ondernemen een gevolg is<br />

van marktgericht denken, in plaats van<br />

oprechte interesse in <strong>het</strong> creëren van<br />

een leefbaardere wereld. Door te kiezen<br />

voor zo’n ambitieus uitgangspunt<br />

(over)simplificeert Expodium de verhouding<br />

tussen de begrippen modernisme<br />

en kapitalisme weliswaar, maar de vraag<br />

is desalniettemin een interessante.<br />

De kunstenaars op hun beurt geven aan<br />

de vraagstelling elk een geheel eigen invulling.<br />

Nijhof blijft in zijn werk Paviljoen<br />

(200 ) <strong>het</strong> meest trouw aan de uitgangspunten<br />

van Utrecht Manifest. Hij bouwde<br />

een onderkomen van wrakhout en andere<br />

restmaterialen, verwijzend naar de duizenden<br />

krottenwijken, bidonvilles en favela’s<br />

overal ter wereld. Wie de kleine veranda<br />

van Paviljoen beklimt en zich door<br />

de lichtsluis naar binnen heeft gebaand<br />

waant zich plotsklaps in een modernistisch<br />

walhalla. De muren perfect wit, alle<br />

hoeken precies negentig graden en alles<br />

smetloos en perfect afgewerkt. Van boven<br />

Pacôme Beru & Samir Mougas, It’s Up To You (2007), met op de achtergrond Ronald<br />

Nijhof, Paviljoen (2007). foto: Expodium<br />

Pacôme Beru & Samir Mougas,<br />

Knight (2007), onderdeel van de<br />

installatie It’s Up To You (2007). foto:<br />

Expodium<br />

valt steeds van kleur wisselend licht in de<br />

ruimte. Het werk heeft, door de lage intensiteit<br />

en de onduidelijke bron van <strong>het</strong><br />

licht, iets weg van James Turrells lichtinstallatie<br />

Wedgework III ( 969), uit de collectie<br />

van museum De Pont in Tilburg. In<br />

Nijhofs favela komt <strong>het</strong> modernistische<br />

ideaal – een betere leefomgeving voor iedereen<br />

– in aanvaring met de realiteit van<br />

de stedelijke migratie in de derde wereld.<br />

Pacôme Beru & Samir Mougas, Xplosion (2007), onderdeel<br />

van de installatie It’s Up To You (2007). foto: Expodium<br />

De werken Talking Heads (200 ) van<br />

Tijmen Hauer en It’s Up To You (200 )<br />

van Beru en Mougas laten de specifieke<br />

vraagstelling van Expodium los en bekritiseren<br />

de hedendaagse consumptiemaatschappij<br />

in meer algemene termen. Beide<br />

werken steunen op <strong>het</strong> idee dat techno-<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 4


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 44<br />

Tijmen Hauer, Talking Heads (2007), foto: Expodium<br />

logische vooruitgang, serieproductie en<br />

standaardisering ons een vals gevoel van<br />

keuzevrijheid verschaffen. Hauer laat met<br />

zijn film Talking Heads zien dat alle visuele<br />

formats van nieuwsprogramma’s op<br />

TV zo weinig van elkaar verschillen dat zij,<br />

zelfs als ze met tienen over elkaar worden<br />

geprojecteerd, nog steeds een herkenbaar<br />

beeld opleveren. Tegelijkertijd visualiseert<br />

hij de media-overkill, waar we zo aan gewend<br />

zijn dat we hem eigenlijk nooit meer<br />

zien. Beru en Mougas benaderen <strong>het</strong> idee<br />

van de Westerse overvloed van een andere<br />

zijde. In analogie met <strong>het</strong> werk van<br />

Felix Gonzalez-Torres, wordt de beschouwer<br />

een stapel posters aangeboden, waarvan<br />

hij of zij één of meerdere exemplaren<br />

kan meenemen. Op de laatste Biënnale<br />

van Venetië leidde dat in <strong>het</strong> Amerikaans<br />

paviljoen bij vlagen tot chaotische taferelen,<br />

als complete schoolklassen zich<br />

op Gonzalez-Torres’ werk stortten - en<br />

passent <strong>het</strong> paviljoen degraderend tot<br />

garage sale. Van een keuzemoment was<br />

nagenoeg geen sprake meer: hooguit of<br />

alles in enkel- of meervoud moest worden<br />

meegenomen. Deze keuze-inflatie wordt<br />

door Beru en Mougas opnieuw bevraagd:<br />

de installatie It’s Up To You, biedt de bezoeker<br />

de keuze uit twee foto’s. Een ingehuurde<br />

beveiligingsbeambte ziet erop<br />

toe dat bezoekers er werkelijk maar één<br />

meenemen. De keuze zelf is een triviale,<br />

maar Beru en Mougas willen de bezoeker<br />

bewust maken van <strong>het</strong> bestaan van <strong>het</strong><br />

keuzemoment. In principe hadden de<br />

kunstenaars elke twee willekeurige objecten<br />

aan kunnen bieden, maar zij hebben<br />

gekozen voor foto’s die tezamen een verhalend<br />

tweeluik vormen. Dit tweeluik, dat<br />

een simpel verhaal vertelt over een ridder<br />

die een stapel kartonnen dozen ter aarde<br />

Ronald Nijhof, Paviljoen (2007), interieur, foto: Expodium<br />

laat storten, functioneert binnen de installatie<br />

als een kunstwerk op zich. Het idee<br />

van de afgedwongen keuze – <strong>het</strong> centrale<br />

concept van <strong>het</strong> werk – raakt door de foto’s<br />

verstoord: de bezoeker gaat hoe dan<br />

ook maar met de helft van een kunstwerk<br />

naar huis.<br />

Dat de kunstwerken in Instant Ease soms<br />

nog niet helemaal uitgekristalliseerd<br />

zijn, neemt niet weg dat Expodium erin<br />

geslaagd is vier kunstenaars te vinden<br />

met potentie voor de toekomst. Juist de<br />

imperfecties leiden tot de broodnodige<br />

discussie die Expodium aan wil gaan<br />

om de kunstenaars verder te helpen met<br />

hun werk. In die zin ligt de tentoonstelling<br />

misschien niet geheel in de lijn van<br />

<strong>het</strong> Utrecht Manifest, maar is <strong>het</strong> wel een<br />

geslaagde demonstratie van Expodiums<br />

artistieke visie.<br />

Instant Ease<br />

29 november t/m december 200<br />

Expodium, platform voor jonge kunst<br />

Krugerstraat , Utrecht<br />

www.expodium.nl<br />

Utrecht Manifest, 2e biënnale voor social<br />

design<br />

24 november 200 t/m februari 2008<br />

www.utrechtmanifest.nl<br />

Erik van Tuijn is kunsthistoricus en<br />

kunstcriticus, werkzaam voor de<br />

Onderzoekschool Kunstgeschiedenis te<br />

Utrecht.<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 45


<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 46<br />

Adverteren? Abonnement?<br />

Natuurlijk kost<br />

adverteren geld.<br />

Maar in A’rticle levert<br />

dat zo ongelooflijk<br />

veel op:<br />

goodwill,<br />

naamsbekendheid,<br />

profilering van<br />

uw bedrijf,<br />

<strong>het</strong> voortbestaan van<br />

ons blad...<br />

Neem daarom snel<br />

contact op met:<br />

article@stichting-art.nl<br />

Natuurlijk wilt u na <strong>het</strong> lezen van dit<br />

eerste nummer<br />

meteen abonnee worden.<br />

Dat kan!<br />

Mail uw gegevens en stort <strong>het</strong><br />

abonnementsgeld<br />

(slechts E 5,00)<br />

voor vier schitterende nummers.<br />

Via dit mail-adres kunt u zich<br />

abonneren: article@stichting-art.nl,<br />

onder vermelding van:<br />

naam, postadres, email.<br />

Na storting van E 5,00 op<br />

rekeningnummer 6 .80. 6<br />

t.n.v.<br />

Stichting Art te Utrecht<br />

o.v.v. abonnement <strong>Article</strong> en<br />

uw naam,<br />

krijgt u de vier (4) exemplaren<br />

opgestuurd.<br />

Hart v or alumni, studenten en medewerkers<br />

Utrechts Universiteitsfonds<br />

Het Utrechts Universiteitsfonds – opgericht 1886 – is met 10.000 begunstigers de oudste<br />

en grootste begunstigersorganisatie van alumni, (oud-)medewerkers en studenten in<br />

Utrecht. Dankzij hun bijdragen kan <strong>het</strong> Utrechts Universiteitsfonds al meer dan honderd<br />

jaar onder andere wetenschappelijke, culturele en sportieve activiteiten van Utrechtse<br />

studentenverenigingen ondersteunen.<br />

Word ok begunstiger!<br />

Neem contact met ons op via internet, e-mail of telefoon, of kom langs!<br />

Utrechts Universiteitsfonds<br />

Heidelberglaan 8, Utrecht<br />

Postbus 80125, 3508 TC Utrecht<br />

Telefoon: (030) 253 8025<br />

E-mail: ufonds@uu.nl<br />

Website: www.ufonds.uu.nl<br />

B o e k h a n d e l ALEPH A n t i q u a r i a a t<br />

In- en verkoop van boeken<br />

Kunst, architectuur, muziek, literatuur, geschiedenis, filosofie, biologie<br />

Tevens cd’s en dvd’s te koop gevraagd<br />

Boekhandel-antiquariaat Aleph<br />

Vismarkt 9<br />

3511 KR Utrecht<br />

030 2 322 069<br />

www.alephbooks.com<br />

<strong>nulnummer</strong> maart 2008 article pag 4


voor voorbereiding van de<br />

tentoonstelling<br />

Beeldenstorm /<br />

Verleden van Nederland<br />

1566-2008<br />

die in oktober 2008 plaatsvindt<br />

museumgoudA<br />

Ranti Tjan<br />

directeur<br />

06-14014900<br />

GEZOCHT<br />

2 stagiaires

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!