Verslag plantenonderzoek Valleikanaal Amersfoort 2011

3. Werkwijze
3.1 Organisatie
VEGETATIEONDERZOEK VALLEIKANAAL AMERSFOORT
Het onderzoek is uitgevoerd door vrijwilligers van de KNNV Afdeling Amersfoort e.o. In de lente van
2011 is er een werkgroep geformeerd om het onderzoek uit te voeren bestaande uit:
• Arie van den Bremer (coördinatie)
• Joop de Wilde
• Tom Huijbregts
• Gert Lodewijk
• Loes Dieben
• Geert Hurkens
• Kees Quaadgras
• Kees Both
• Atty van Dijk
• Wout de Jong
• Bart Iping
• Gabrielle Bartelsen
Gemiddeld eenmaal per week werd een vak onderzocht met 2 tot 5 deelnemers. Totaal zijn er ca 360
mensuren in het veld doorgebracht. Een belangrijk nevendoel van dit onderzoek is kennisoverdracht
geweest tussen leden van de KNNV en dat doel is zeker bereikt. Om werkgroepleden de kans te
geven aan het onderzoek deel te nemen is er op wisselende dagdelen gewerkt. Het meeste
onderzoek heeft in de lente plaatsgevonden. In de nazomer is dit onderzoek herhaald omdat het
vinden en determineren van soorten planten erg seizoengebonden is. In augustus is er bijvoorbeeld
geen speenkruid meer te vinden en voor tandzaad geldt dat in de lente. Het veldwerk is in september
2011 afgerond en in de maanden daarna is dit rapport geschreven.
3.2 Aanpak onderzoek
Het Valleikanaal loopt van de A28 tot de Eem en is verdeeld in 13 vakken waarbij vak 2 gespitst is in
vak a en b. Totaal dus 14. Elk vak is vervolgens verdeeld in subvakken a, b enz. Bij de indeling is
onderscheid aangebracht tussen linker en rechter oever van het Valleikanaal. Als er in een vak ook
poelen voorkomen dan hebben die ook een subvaknummer gekregen waarbij er onderscheid is
aangebracht tussen poelranden en de weilandjes om de poel heen.Totaal zijn er 10 poelachtige
situaties waarvan 7 aquafloramatten hebben gekregen. De vakken en subvakken zijn genummerd en
zijn te zien op de kaarten die in paragraaf 2.6 van dit rapport zijn opgenomen.
Per subvak is via veldonderzoek nagegaan welke plantensoorten er voorkomen en met welke
abundantie. De abundantie geeft met een code aan in welke dichtheid een soort voorkomt. De
codering is weergegeven in onderstaande tabel.
In volgende hoofdstukken wordt gerekend met getalswaarden voor de abundantie om een inzicht te
krijgen in het aantal planten, dat er van soorten voorkomt. Zie laatste kolom in de tabel.
De namen van de plantensoorten zijn gebaseerd op de namen in het boek Heukel’s Flora van
Nederland
15