de extra uitbreiding voor groep 3 en 4 - Concertgebouw

Zing met ons mee
Extra opdrachten voor groep 3 en 4
groep 3 en 4
bijlage 2012 - 2013
concertgebouw.nl/educatie
bijlage

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Inhoud
Inleiding .........................................................................................................................................3
Cd index ........................................................................................................................................ 4
Les 1: Ik ben lekker stout.................................................................................................................5
Les 2: Het beertje Pippeloentje...................................................................................................... 6
Les 3: Stekelvarkentjes wiegelied ...................................................................................................7
Les 4: Sebastiaan........................................................................................................................... 8
Les 5: Tante en oom in Laren ........................................................................................................10
Les 6: De leeuw is los .................................................................................................................... 11
Les 7: Dikkertje Dap......................................................................................................................12
Les 8: De heks van Sier-­‐kon-­‐fleks.................................................................................................. 13
Les 9: De wim-­‐wam reus...............................................................................................................14
Les 10: Het lelijke eendje ..............................................................................................................15
Les 11: De geit van dokter Sanders ...............................................................................................16
Les 12: Pippeloentje gaat naar Engeland....................................................................................... 17
Les 13: Zomeravond .....................................................................................................................18
Les 14: M’n opa.............................................................................................................................19
1

Voorwoord
Zing met ons mee is een project voor leerlingen uit groep 1 en 2 van
het primair onderwijs. Tijdens het concert zullen de kinderen samen
met Cora Burggraaf en verschillende muzikanten liedjes zingen van
Annie M.G. Schmidt, echte klassiekers! Bijzonder is dat in het
jubileumjaar van Het Concertgebouw Zing met ons mee is uitgebreid
voor de groepen 3 en 4. In dit lesmateriaal vindt u de extra opdrachten
voor de groepen 3 en 4. Thierry Castel maakte eigentijdse
arrangementen van de liedjes, Bart Oomen maakte er als regisseur
een geheel van. Het lesmateriaal is geschreven door Marloes van Ede
en muziekvakdocenten van de afdeling Binnenschoolse
Muziekeducatie.
Wij wensen u en de kinderen veel plezier tijdens de voorbereidende
lessen en het concert.
2

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Inleiding
Binnenkort bekijkt u met uw klas de bijzondere voorstelling Zing met ons mee in Het
Concertgebouw. Zing met ons mee is een bijzondere voorstelling omdat de kinderen
samen met de musici veertien liedjes gaan zingen. Om deze voorstelling straks een
nog mooiere belevenis te laten zijn, ontdekt u via de lesbrief alles over de muziek die
de leerlingen gaan horen en uitvoeren en worden de leerlingen inhoudelijk
voorbereid op de voorstelling.
Over het lesmateriaal
Deze bijlage voor de groepen 3 en 4 is een uitbreiding van de lesbrief van Zing met
ons mee voor de groepen 1 en 2. U gebruikt de lesbrief voor de groepen 1 en 2 als
basis voor het aanleren van de liedjes. Deze bijlage voor de groepen 3 en 4 is een
aanvulling met extra opdrachten en lesideeën die aansluiten bij het
ontwikkelingsniveau en de belevingswereld van leerlingen uit groep 3 en 4. Sommige
opdrachten uit de basislesbrief zijn heel geschikt voor de groepen 3 en 4, andere
opdrachten zijn duidelijk bedoeld voor kleuters. U kunt zelf een juiste inschatting
maken van het niveau van uw leerlingen. Het is de bedoeling dat u de lessen zelf aan
uw klas geeft voorafgaand aan de voorstelling. Het is voor de kinderen nog leuker
om de voorstelling live te bekijken als ze alle liedjes goed kennen.
Kerndoelen
De kinderen in de groepen 3 en 4 gaan verder met muziek waar de kleuters in de
groepen 1 en 2 gebleven zijn. Kinderen in de groepen 3 en 4 hebben bijvoorbeeld een
groter bereik met hun stem. Ze kunnen iets lager en iets hoger zingen. Kinderen in
de groepen 3 en 4 kunnen beter de verschillende instrumenten en stemmen
herkennen, deze benoemen in een muziekstuk en kunnen zelf hun stem beter
inzetten bij de verschillende soorten liedjes. Voor beide leeftijdsgroepen geldt dat
door veel te zingen en met muziek bezig te zijn de kinderen zich niet alleen op
muzikaal gebied ontwikkelen maar ook op sociaal, emotioneel en creatief gebied.
Door met de kinderen aan dit project deel te nemen wordt er onder andere gewerkt
aan de volgende kerndoelen:
-­‐ Nederlands, kerndoel 1, 2, 3
-­‐ Oriëntatie op jezelf en de wereld, kerndoel 35, 37, 38
-­‐ Kunstzinnige oriëntatie, kerndoel 54, 55, 56
-­‐ Bewegingsonderwijs, kerndoel 57, 58
3

Cd index
1. Ik ben lekker stout
2. Het beertje Pippeloentje
3. Stekelvarkentjes wiegelied
4. Sebastiaan
5. Tante en oom in Laren
6. De leeuw is los
7. Dikkertje Dap
8. De heks van Sier-­‐kon-­‐fleks
9. De wim-­‐wam reus
10. Het lelijke eendje
11. De geit van dokter Sanders
12.Pippeloentje gaat naar Engeland
13. Zomeravond
14. M’n opa
15. Ik ben lekker stout (instrumentaal)
16. Het beertje Pippeloentje (instrumentaal)
17. Stekelvarkentjes wiegelied (instrumentaal)
18. Sebastiaan (instrumentaal)
19. Tante en oom in Laren (instrumentaal)
20. De leeuw is los (instrumentaal)
21. Dikkertje Dap (instrumentaal)
22. De heks van Sier-­‐kon-­‐fleks (instrumentaal)
23. De wim-­‐wam reus (instrumentaal)
24. Het lelijke eendje (instrumentaal)
25. De geit van dokter Sanders (instrumentaal)
26. Pippeloentje gaat naar Engeland (instrumentaal)
27. Zomeravond (instrumentaal)
28. M’n opa (instrumentaal)
4

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Les 1: Ik ben lekker stout
-­‐ Het vraaggesprek over stout zijn kan worden uitgebreid. Waarom mogen
sommige dingen wel of juist niet? Hoe zou het zijn als iedereen de hele dag
maar doet waar hij of zij zin in heeft? Waarom zijn er regels? Wat zijn de
regels in de klas? Enzovoorts.
-­‐ De leerlingen schrijven vijf dingen op die ze willen doen als ze een dag alles
mogen doen wat normaal niet mag. Bespreek van een aantal leerlingen de
lijstjes. Hebben leerlingen dezelfde dingen opgeschreven of juist heel
andere?
-­‐ Een uitbreiding op de vorige opdracht; van de dingen die ze altijd moeten
doen schrijven de kinderen op wat ze niet meer zouden willen doen. Het
kind in het lied wil bijvoorbeeld geen havermout meer eten; wat willen de
kinderen niet meer?
5

Les 2: Het beertje Pippeloentje
6
-­‐ De kinderen kunnen een beertje Pippeloentje maken van verschillende
materialen. Ze kunnen een aankleedpop maken met kleertjes van stof,
papier en karton.
-­‐ De kinderen maken een tekening waarbij ze op de ene helft van het papier
tekenen wat beertje Pippeloentje in het lied allemaal niet heeft en op de
andere helft wat beertje Pippeloentje juist wel heeft.
-­‐ U kunt het thema over wat kinderen wel of niet hebben uitbreiden door met
de kinderen te kijken naar de verschillen tussen arme en rijke landen. Wat
hebben ze in arme landen niet wat we in Nederland wel hebben? Op
www.schooltv.nl is een filmpje te vinden over verschillen tussen arm en rijk.
U kunt hiervoor zoeken in de beeldbank op ‘verschil’.

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Les 3: Stekelvarkentjes wiegelied
-­‐ De kinderen schrijven op een briefje iets wat hen anders maakt dan alle
andere kinderen. Bijvoorbeeld dat ze drie broers hebben of dat ze een
muziekinstrument bespelen. Alle briefjes gaan in een doos of bak. De
leerkracht pakt als eerste een briefje uit de doos en leest het voor. De
kinderen proberen te raden van wie het briefje is. Het kind dat het briefje
heeft geschreven, geeft antwoord.
-­‐ De kinderen kunnen een dierenlied componeren. Bedenk eerst met de klas
welke dieren er in het stuk zitten. Kies hiervoor ongeveer vijf dieren uit
bijvoorbeeld het Stekelvarkentjes wiegelied of vijf dieren van de boerderij.
Bedenk dan met de klas welke geluiden er bij de dieren horen en met welk
instrument dit geluid gemaakt kan worden. Verzin een kort verhaaltje over
de dieren en schrijf dit op het bord. Maak telkens als er een dier in het
verhaal voorkomt een kleine tekening van het dier. Dan klinkt het geluid.
Een voorbeeld: Een grote olifant stampt door het donkere bos. Bij het
woord ‘olifant’ wordt er op de grote trom geslagen, als een stampende
olifant. Lees het korte verhaal nu een aantal keer voor. De kinderen laten
tijdens het verhaal steeds met hun instrumenten de dieren horen.
7

Les 4: Sebastiaan
8
-­‐ Bekijk met de kinderen een spinnenweb. Hoe ziet een spinnenweb eruit en
hoe maakt een spin een web? De kinderen proberen zo precies mogelijk een
spinnenweb te tekenen.
-­‐ Op de volgende pagina vindt u een rekenblad. De kinderen kunnen steeds
tellen hoeveel poten de twee spinnen samen hebben.
-­‐ U kunt de kinderen verhalen vertellen over een andere spin die veel
avonturen heeft beleefd, de spin Anansi. De spin Anansi komt voor in
volksverhalen uit West-­‐Afrika en de Caraïben. Gebruik hiervoor
bijvoorbeeld:
• Het grote Anansi boek, Johan Ferrier
• Mister Anansi laat de wereld lachen, Wijnand Stomp
-­‐ Speel met de kinderen een spinnenspel in de speel-­‐ of gymzaal. Twee
kinderen (dit zijn de spinnen) staan tegenover elkaar en maken met hun
armen en handen een poortje; dit is het web. De vliegen, de andere
kinderen, lopen onder het poortje door. De spinnen kunnen een vlieg
vangen door hun armen naar beneden te doen. Dit kan ook op muziek. Als
de muziek speelt, gaan de vliegen onder het poortje door. Als de muziek
stopt vangen de spinnen een vlieg. Kinderen die gevangen zijn kunnen
samen met een ander kind spin zijn en een web maken. Zo komen er steeds
meer poortjes.

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Hoeveel poten hebben de twee spinnen bij elkaar?
…………………
………………….
………………….
………………….
………………….
9

Les 5: Tante en oom in Laren
10
-­‐ U kunt met de kinderen als warming-­‐up een stemvormingsoefening doen.
Teken op het bord een boom met een paar blaadjes. De wind blaast deze
laatste blaadjes van de boom. Trek op het bord een lijn van een blaadje dat
valt en laat met uw stem horen dat het blaadje valt door een geluid van
hoog naar laag te maken. U kunt hoger beginnen door een blad van een
hogere tak te laten vallen. Laat de blaadjes vallen op mmm, shhh, bzzz
enzovoorts. Sommige blaadjes vallen niet rechtstreeks naar beneden maar
gaan met een boogje, hoe klinkt dat? Kan dat ook getekend worden?
-­‐ Bedenk samen met de kinderen welke geluiden er allemaal in de boom te
horen zijn. Vraag de kinderen: Stel je voor dat je in een huis in een boom
woont, in de hoogste takken, ver weg van de straat, bijna zo hoog als de
wolken. Welke geluiden hoor je dan? Misschien wel geluiden uit de boom,
bijvoorbeeld van de takken, insecten, een specht, andere vogels en
geluiden van dingen of dieren in de lucht: de wind of regen. Hoe zou het er
’s ochtends vroeg en ’s nachts klinken? Klinken de geluiden hard of zacht?
Dichtbij of ver weg? Beeld de suggesties van de kinderen met de hele klas
muzikaal uit: met stem of met de handen en voeten. Hoe klinkt
bijvoorbeeld de wind of een uil? Hoe klinkt een vliegtuig in de verte of het
gekraak van de takken? Spreek goed af hoe vaak en hoe lang een geluid
klinkt en oefen dit met de kinderen. U bent de dirigent en laat met uw
handen duidelijk zien wanneer het hoog-­‐in-­‐de-­‐lucht-­‐orkest begint en
wanneer het orkest stopt.
-­‐ U kunt met de kinderen een dirigeerspel spelen. De meest leuke of
spannende geluiden van de vorige opdracht tekent u eenvoudig op het
bord, in een vakje. Doe dit met bijvoorbeeld vier geluiden, zodat er 4 vakjes
zijn met een getekend geluid erin. Wijs nu één voor één de geluiden aan –
de klas maakt het geluid dat u aanwijst. U kunt ook een stilte-­‐vakje (een
leeg vak) maken. Probeer verschillende volgordes van de geluiden en het
stilte-­‐vak uit. Laat een aantal kinderen ook eens dirigeren. U kunt variëren
met hard en zacht, bijvoorbeeld door een hand omhoog of omlaag te
bewegen. Als u met de handpalm geopend omhoog ‘duwt’ mag het luider
worden, als u met handpalm omlaag naar beneden beweegt klinkt de
muziek weer zachter.
-­‐ Bespreek met de kinderen hoe het zou zijn als de tante en oom niet de
enige mensen zouden zijn die in een boom wonen, maar als er een heel
dorp in een boom zou bestaan. Hoe ga je dan van de ene naar de andere
boom? Zou er ook een school in een boom gebouwd kunnen worden? Hier
kan een bewegingsspel in de speel-­‐ of gymzaal aan gekoppeld worden: de
boombewoners moeten van het ene naar het andere boomhuis (matten)
gaan. Spreek met de kinderen af op welke manier ze naar een andere boom
gaan. Bijvoorbeeld vliegend als een vogel, kruipend als een torretje, druk
bewegend als een mier, langzaam en vloeiend als een wormpje, fladderend
als een vlinder, enzovoorts. Een geluidssignaal op een instrument (of klap
in de handen) geeft aan wanneer de kinderen gaan verplaatsen. Dit kan ook
in spelvorm: eerst vrij bewegen en bij het geluidssignaal snel naar een
boomhuis! Wie als laatste nog loopt is af.
-­‐ Een boom is niet alleen hoog in de lucht, maar met zijn wortels ook diep in
de grond. Welke geluiden zou je horen diep onder de grond? Dit kunt u als
geluidenspel uitwerken of als tekenopdracht.

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Les 6: De leeuw is los
-­‐ Het lied De leeuw is los gaat over een leeuw die uit Artis is ontsnapt. De
kinderen kunnen meer informatie opzoeken over de leeuw en Artis of over
een andere dierentuin bij u in de buurt. Wanneer werd Artis geopend? Hoe
oud worden leeuwen? Op de website www.artis.nl staat onder het kopje
Spreekbeurten meer informatie over de geschiedenis van Artis en over de
dieren die er wonen.
-­‐ De kinderen kunnen de verschillende geluiden uit het lied vertalen naar een
instrument. Lees de tekst van het lied nog een keer voor en spreek met de
kinderen af bij welke woorden er een geluid klinkt van een
muziekinstrument. Speel bijvoorbeeld de leeuw op de trom als hij door de
straten wandelt. Welk instrument klinkt er als de leeuw brult? En als de tram
door de straten rijdt? Maak kleine tekeningetjes op het bord zodat de
kinderen weten wanneer ze aan de beurt zijn om hun geluid te maken op
het instrument en lees het verhaal nog een keer voor.
-­‐ Maak met de kinderen een lijstje van alle beroepen die in het lied
voorkomen. De versie in het liedboek Ik sta paf! verschilt van wat er op de
cd gezongen wordt. De tekst die u op de cd hoort, vindt u achterin de
lesbrief voor de groepen 1 en 2 onder Liedteksten. U kunt ook een
combinatie maken van de twee versies. De kinderen kiezen één beroep uit
waarvan ze alleen of in groepjes een tekening of poster maken met alle
informatie over dat beroep. Wat doe je als je een pianostemmer bent? Waar
werk je als je een tramconducteur bent? Wat heb je nodig? Enzovoorts.
11

Les 7: Dikkertje Dap
12
-­‐ De klas maakt met elkaar de nek van de giraf. Op een vel papier mag elk
kind een eigen stuk van de nek maken. Het mag getekend of geschilderd
worden of beplakt met papier. Het wordt een kunstcollage, alle stukjes
mogen verschillend zijn. Twee kinderen kunnen de kop van de giraf maken.
Het geheel wordt op de muur geplakt.
-­‐ De kinderen maken met instrumenten de geluiden van dieren. Dikkertje
Dap wil van de nek van de giraf glijden. Net als van een glijbaan. Met de
xylofoon kunt u het glijden heel goed nadoen. Eerst de trap op en dan
‘roetsj’ naar beneden. De giraf is niet het enige dier in de dierentuin. Welke
dieren zijn er nog meer en hoe klinken die? Bijvoorbeeld een olifant die
trompetgeluiden maakt met zijn slurf of heel erg stampt. Of hoe klinkt een
slingerende aap? Welke instrumenten kun je gebruiken om dat geluid te
maken?
-­‐ De kinderen kunnen improviseren op de muziek. Na het eerste en tweede
couplet is er een intermezzo. De musici improviseren een aantal maten. Ze
lezen de noten niet van het papier, maar verzinnen zelf wat er mooi klinkt.
De kinderen mogen in dit intermezzo met muziekinstrumenten
improviseren. Laat eerst een aantal kinderen oefenen. Twee kinderen
kiezen een muziekinstrument en spelen samen net als echte
jazzmuzikanten. Ze letten er wel op dat het mooi samen klinkt en volgen
elkaar. Bijvoorbeeld als het ene kind sneller of zachter gaat spelen volgt het
andere kind en andersom. Zing dan het lied nog eens en laat een aantal
kinderen tijdens het intermezzo op de muziekinstrumenten spelen.
-­‐ U kunt met de klas een ABC maken. Elk kind krijgt een vel papier en een
letter. De kinderen tekenen de letter en voorwerpen die met deze letter
beginnen. Alle letters worden achter elkaar opgehangen als het ABC.

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Les 8: De heks van Sier-­‐kon-­‐fleks
-­‐ De kinderen schrijven een elfje als heksenspreuk. Een elfje is een dichtvorm
van vijf regels:
Eén woord
Twee woorden
Drie woorden
Vier woorden
Eén woord
-­‐ De heks moet worden teruggestuurd naar het bos. Hoe ziet het heksenbos
eruit? Zouden er vreemde bomen en rare dieren rondlopen? De kinderen
schilderen of tekenen het heksenbos.
-­‐ Speel met de kinderen een klankspel. De heks is haar toverstaf kwijt. Eén
kind is de heks en staat op de gang te wachten. De andere kinderen
verstoppen in overleg haar toverstaf. De heks komt weer binnen en zoekt
haar toverstokje door te luisteren naar de kinderen, die harder of zachter
spelen als de heks dichterbij haar toverstokje is. Laat vier of vijf kinderen op
instrumenten spelen en herhaal het spel een aantal keer.
13

Les 9: De wim-­‐wam reus
14
-­‐ U kunt de kinderen een les geven over verhoudingen. De kinderen kunnen
elkaar opmeten met een meetlint. Hoe vaak passen de kinderen met hun
lengte in de leerkracht? En hoeveel kabouters (gebruik hiervoor een
poppetje of knuffel) moeten er op elkaar staan om net zo groot te zijn als de
kinderen? Laat de kinderen het eerst schatten en daarna uitmeten. Herhaal
deze opdracht door andere voorwerpen te gebruiken. Bespreek daarna hoe
groot de reus zou zijn, gebruik hiervoor ook de tekening uit het liedboek.
-­‐ De kinderen kunnen meestappen op de muziek. Hoe groot zijn de stappen
van de reus in het lied en hoe snel gaan de stappen? Hoe gaan de stappen
van de kinderen zelf, of die van een kabouter? Het paard galoppeert,
kunnen de kinderen dat ook?
-­‐ Op www.schooltv.nl is een filmpje te vinden over een reus en de klank ‘eu’.
U zoekt hiervoor in de beeldbank op het woord ‘reus’. Het filmpje heet De
reus. Kennen de kinderen nog meer woorden met de klank ‘eu’?

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Les 10: Het lelijke eendje
-­‐ Praat met kinderen over verschillende auto’s. Wat voor auto’s zijn er
allemaal? Het lelijke eendje is een bijnaam. Hoe zou je andere auto’s
noemen? Hebben de ouders van de kinderen ook een auto? Wat voor auto
hebben zij? Eventueel kunt u de kinderen speelgoedautootjes mee laten
nemen en met de kinderen naar de verschillen kijken tussen de auto’s.
-­‐ De kinderen maken een tekening van het lelijke eendje, de auto of een echt
eendje.
-­‐ Het lelijke eendje is een beetje een raar huisdier. Welke rare huisdieren
kunnen de kinderen nog meer bedenken? Lijkt het huisdier op bestaande
dieren of is het meer een robot? Wat kan het allemaal?
15

Les 11: De geit van dokter Sanders
16
-­‐ U kunt met de kinderen op verschillende manieren zingen. Teken op het
bord vijf vierkanten. In één vierkant tekent u een neutraal/blij gezichtje, in
één een bedroefd gezichtje, in één een slak, in één een neus, en in het
laatste een haas (of iets anders dat snel gaat). Zing nu een stukje van het
refrein normaal, verdrietig, langzaam en met dichtgeknepen neus. Snappen
de kinderen wat er met de tekeningen wordt bedoeld? Zing samen met de
klas op deze verschillende manieren terwijl u of een kind de vakjes aanwijst.
Tip: wissel niet te snel van vakje maar steeds pas na een paar zinnen.
-­‐ Hetzelfde of anders? Alle kinderen staan of zitten in de kring. U geeft een
geluid door, een klap, stamp of een klank. Varieer in tempo; ‘zo snel
mogelijk’, ‘alsof we heel moe zijn’ enzovoorts. Nu laat u een kort ritme
horen dat de kinderen precies na proberen te doen. Daarna mogen een
aantal kinderen het een beetje anders nadoen. Dan speelt u weer een ritme
en een kind mag zelf bepalen of hij of zij het ritme hetzelfde speelt of net
iets anders. Bespreek met de andere kinderen of het ritme hetzelfde was of
anders en wat er dan anders was. Herhaal dit een aantal keer.

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Les 12: Pippeloentje gaat naar Engeland
-­‐ U kunt het met de klas over Engeland hebben. Welke taal spreken ze daar,
waar staat Engeland bekend om? Bijvoorbeeld het links rijden, de
dubbeldekker bussen, de vlag van Engeland, enzovoorts.
-­‐ Als de kinderen al Engelse les krijgen kunt u de woorden uit het lied met de
kinderen vertalen naar het Engels. Bijvoorbeeld zoentje, hand, brood, boot,
enzovoorts.
-­‐ De kinderen maken een collage van een land waar ze graag naartoe zouden
gaan. Wat is er te zien in het land en welke dieren leven er? Welke taal
spreken de mensen? Het hoeft geen bestaand land te zijn: de kinderen
mogen hun fantasie de vrije loop laten.
-­‐ Als de kinderen het lied goed kennen kunt u met de kinderen afspreken dat
de laatste woorden van elke zin geklapt worden. Elke lettergreep krijgt één
klap. Kunnen ze ook een hele zin klappen? Welke woorden hebben evenveel
lettergrepen? Welk woord heeft de meeste lettergrepen? U kunt een aantal
woorden op het bord schrijven en één kind een woord laten klappen, weten
de andere kinderen welk woord er geklapt werd?
17

Les 13: Zomeravond
18
-­‐ Slaapliedjes zijn rustige liedjes om bij in slaap te vallen. Laat één of twee
kinderen muziekinstrumenten uitzoeken en rustige muziek spelen, wat voor
geluiden kunnen ze allemaal uit de muziekinstrumenten halen? Vallen de
andere kinderen ervan in slaap?
-­‐ U kunt met de kinderen een geluidenspel maken. Bespreek bij welke
woorden en zinnen uit het lied een geluid gemaakt kan worden. Bijvoorbeeld
de merel die fluit, de radio die speelt, enzovoorts. Misschien hebben de
kinderen ook nog wel meer ideeën over geluiden die je hoort als je in bed ligt
en je niet kunt slapen. U kunt tijdens het brainstormen met de hele klas een
aantal geluiden oefenen. Gebruik hiervoor de stem of handen en voeten.
Geef duidelijk aan met handgebaren wanneer de geluiden beginnen en
eindigen. Elk kind kiest nu voor zichzelf een geluid. Terwijl u de tekst van het
lied voorleest, maken de kinderen hun geluid zodra het in de tekst voorbij
komt. Pauzeer bij het voorlezen bij de geluiden zodat de kinderen de kans
hebben hun geluid te laten horen.
-­‐ Klankstaven en klokkenspelen klinken heel ‘droomachtig’. Als u twee setjes
heeft, kunt u de kinderen (of uzelf met een kind) droomgesprekjes laten
spelen. Om de beurt spelen de kinderen een korte ‘zin’, alsof ze iets zeggen
tegen iemand. Probeer het rustig en droomachtig te maken. Of misschien
gebeurt er wel iets heel spannends in de droom. Wissel af wie er begint met
‘praten’.
-­‐ Dromen de kinderen weleens? Wat dromen ze dan? Praat met de kinderen
over dromen en laat ze hun mooiste of gekste droom tekenen.

Zing met ons mee
Bijlage groep 3 en 4
Les 14: M’n opa
-­‐ De kinderen maken een tekening van zichzelf als opa of oma. Hoe zien ze
eruit als ze oud zijn? Denk aan rimpels, een bril of grijs haar.
-­‐ De kinderen kunnen hun leukste herinnering met hun opa of oma tekenen.
Waar was dat? Wat deden ze?
-­‐ Laat de kinderen een verhaal schrijven over hun opa of oma. Wat doen ze
vaak met opa en oma of waar zijn ze wel eens geweest met opa of oma?
-­‐ De kinderen kunnen rekenen met leeftijden. Vraag de kinderen naar de
leeftijd van hun opa’s en oma’s. Hoe oud zijn de kinderen samen met hun
opa en samen met hun oma? Hoeveel jaar verschillen ze? Alle opa’s en
oma’s kunnen op een lijn gezet worden van de jongste naar de oudste,
enzovoorts.
19

mauricE
amado
foundation