15.09.2013 Views

Ontgrondingenvergunning (pdf, 20 mb) - Kustwerk Katwijk

Ontgrondingenvergunning (pdf, 20 mb) - Kustwerk Katwijk

Ontgrondingenvergunning (pdf, 20 mb) - Kustwerk Katwijk

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoogheemraadschap van Rijnland<br />

t.a.v. de heer P. de Booij<br />

Postbus 156<br />

2300 AD LEIDEN<br />

Datum<br />

21 mei <strong>20</strong>13<br />

omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillll<br />

13.33<strong>20</strong><br />

Uw Brief Uw Kenmerk Ons Kenmerk<br />

ODH-<strong>20</strong>13-3058<br />

Bijlage(n) Afdeling/Team<br />

Toetsing o\<br />

Vergunningverlening<br />

Milieu<br />

Betreft<br />

Uw aanvraag om een vergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden ten<br />

behoeve van het realiseren van een nieuwe Kustversterking bij <strong>Katwijk</strong> aan<br />

Zee.<br />

Geachte heer Booij,<br />

Zaaknummer<br />

Maen01<br />

Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht zenden wij u de beschikkingen in het kader van de<br />

Bezoekadres<br />

Zuid-Hollandplein 1<br />

2596 AW Den Haag<br />

Postadres<br />

Postbus 14060<br />

2501 GB Den Haag<br />

T (070)218 9900<br />

E info@odh.nl<br />

I www.odh.nl<br />

Contactpersoon<br />

M. Endert<br />

Telefoonnummer<br />

06-21 45 94 87<br />

Ontgrondingenwet en op grond van de Natuurbeschermingswet alsmede een publicatie met betrekking tot<br />

bovengenoemd onderwerp.<br />

Wij wijzen u op de mogelijkheid om bezwaar en om in beroep te gaan tegen de beschikkingen en/of<br />

daartegen een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen binnen de in de<br />

bijgevoegde publicatie gestelde termijn.<br />

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,<br />

voor dezen,<br />

ing. L. Hopma<br />

1


P r<br />

Z U I D<br />

H O L L A N D<br />

Bekendmaking goedkeuringsbesluit<br />

projectplan en uitvoeringsbesluiten<br />

Kustversterking <strong>Katwijk</strong><br />

Onderwerp<br />

ľT^ļWpīļ Hoogheemraadschap van<br />

WRijnland<br />

Gedeputeerde Staten (GSļ van Zuid-Holland hebben bij besluit van 2 mei <strong>20</strong>13<br />

goedkeuring verleend aan het projectplan Kustversterking <strong>Katwijk</strong>, zoals op 27 februari<br />

<strong>20</strong>13 is vastgesteld door de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van<br />

Rijnland. De kustversterking bestaat uit een Dijk-in-Duin constructie langs de boulevard<br />

waardoor het centrum van <strong>Katwijk</strong> binnendijks komt te liggen.<br />

Procedure<br />

GS van Zuid-Holland zijn op grond van de artikelen 5.8 tot en met 5.12 van de Waterwet<br />

belast met de gecoördineerde voorbereiding, waaronder gelijktijdige terinzagelegging, van<br />

besluiten die nodig zijn ter uitvoering van het projectplan Kustversterking <strong>Katwijk</strong>. Het gaat<br />

hierbij om de volgende besluiten:<br />

- Omgevingsvergunning kustversterking door de gemeente <strong>Katwijk</strong>;<br />

' Natuurbeschermingswet vergunning kustversterking door de provincie Zuid-Holland;<br />

« <strong>Ontgrondingenvergunning</strong> kustversterking door de provincie Zuid-Holland.<br />

Het ontwerpprojectplan, het MER en de ontwerp uitvoeringsbesluiten met relevante stukken<br />

hebben van 15 oktober <strong>20</strong>12 tot en met 26 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 ter inzage gelegen. Naar<br />

aanleiding van de ingebrachte zienswijzen is (mede) door het waterschap een Nota van<br />

Zienswijzen en Wijzigingen opgesteld. De zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging<br />

van het projectplan en evenmin tot een wijziging van de uitvoeringsbesluiten. Wel is<br />

a<strong>mb</strong>tshalve een kleine correctie gepleegd op een profieltekening bij het projectplan.<br />

Inzage<br />

Vanaf 24 mei <strong>20</strong>13 tot en met 4 juli <strong>20</strong>13 liggen het provinciale goedkeuringsbesluit, het<br />

door het waterschap vastgestelde projectplan, het MER, het vaststellingsbesluit van het<br />

waterschap inclusief de Nota van Zienswijzen en Wijzigingen en de (uitvoerings)besluiten<br />

van de verschillende overheidsinstanties met relevante stukken, ter inzage bij:<br />

« Hoogheemraadschap van Rijnland, tijdens kantooruren, Archimedesweg 1 te Leiden<br />

(tel. 071 -306 30 63);<br />

« Gemeentehuis <strong>Katwijk</strong>, Koningin Julianalaan 3 te <strong>Katwijk</strong>, van maandag tot en met vrijdag<br />

van 8.00 tot 12.00 uur en op donderdag ook van 17.00 tot <strong>20</strong>.00 uur (tel. 071 -406 50 00);<br />

» Provincie Zuid-Holland, het Loket, ruimte A0.51, tijdens kantooruren, Zuid-Hollandplein 1<br />

te Den Haag (tel. 070 - 441 88 55).<br />

Deze stukken zijn gedurende voornoemde inzagenperiode in principe ook te downloaden<br />

vanaf de website www.kustweriKkatwijk.nl<br />

Beroep<br />

Beroep kan van 24 mei <strong>20</strong>13 tot en met 4 juli <strong>20</strong>13 door belanghebbenden worden ingesteld<br />

tegen het besluit tot goedkeuring van het vastgestelde projectplan en de overige definitieve<br />

besluiten, wanneer:<br />

«zij tijdens de terinzagelegging van ontwerpprojectplan en ontwerpbesluiten een<br />

zienswijze hebben ingediend;<br />

»zij redelijkerwijs geen zienswijzen hebben kunnen indienen;<br />

»zij het oneens zijn met de wijzigingen die bij vaststelling van het projectplan/de<br />

uitvoeringsbesluiten zijn aangebracht.<br />

Het beroepschrift moet worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad<br />

van State, Postbus <strong>20</strong>019, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet voldoen aan de<br />

inhoudsvereisten zoals aangegeven in artikel 6.5 van de Algemene wet bestuursrecht.<br />

Het projectplan en de uitvoeringsbesluiten vallen onder de Crisis -en herstelwet en het<br />

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Dit betekent onder meer dat de beroepsgronden in<br />

het beroepschrift moeten worden opgenomen en dat deze na afloop van de beroepstermijn<br />

niet meer kunnen worden aangevuld.<br />

Diegene die beroep instelt, kan bij de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak een<br />

verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Als gedurende de beroepstermijn<br />

om een voorlopige voorziening is verzocht, wordt het besluit niet van kracht voordat op dat<br />

verzoek is beslist. Voor het instellen van beroep en het indienen van een voorlopige<br />

voorziening zijn griffierechten verschuldigd.<br />

Inlichtingen<br />

Voor nadere inlichtingen over de stukken die ter inzage liggen kunt u contact opnemen met<br />

de heer J. Vessies (tel. 070 - 441 73 31) of mevrouw O. Bongers (tel. 070 - 441 76 58) van<br />

de provincie Zuid-Holland.<br />

Deze bekendmaking staat ook op www.zuid-holland.nl, www.kustwerkkatwijk.nl,<br />

www.rijnland.net en www.officielebekendmakingen.nl (onder Staatscourant).


Hoogheemraadschap Rijnland<br />

T.a.v. dhr. P. de Booij<br />

Postbus 156<br />

2300 AD LEIDEN<br />

TT MEI <strong>20</strong>13<br />

Bijlage(n)<br />

Betreft<br />

Uw Brief<br />

<strong>20</strong>-08-<strong>20</strong>12<br />

omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

Uw Kenmerk<br />

Afdeling/Team<br />

Toetsing en<br />

Vergunningverlening<br />

Milieu<br />

Definitief besluit ontgrondingenvergunning Kustversterking <strong>Katwijk</strong><br />

BESLUIT van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland<br />

Onderwerp<br />

2 0 MUI <strong>20</strong>13<br />

Ons Kenmerk<br />

ODH-<strong>20</strong>13-356<br />

Bezoekadres<br />

Zuid-Hollandlaan 1<br />

2596 AW Den Haag<br />

Postadres<br />

Postbus 14060<br />

2501 GB Den Haag<br />

T (070)218 9900<br />

E info@odh.nl<br />

I www.odh.nl<br />

Contactpersoon<br />

Maarten Endert<br />

Doorkiesnummer<br />

06-21459487<br />

Op <strong>20</strong> augustus <strong>20</strong>12 hebben wij een aanvraag om een vergunning ingevolge artikel 8 van de Ontgrondingenwet<br />

ontvangen van ARCADIS Nederland namens het Hoogheemraadschap van Rijnland voor het uitvoeren van<br />

ontgrondingswerkzaamheden ten behoeve van het realiseren van een nieuwe kustversterking bij <strong>Katwijk</strong> aan Zee.<br />

Het realiseren van de nieuwe kustversterking in <strong>Katwijk</strong> aan Zee vindt plaats op het <strong>Katwijk</strong>se strand en in de<br />

duinen en wordt in het noorden begrensd door het Uitwateringskanaal en ten zuiden door de Sportlaan. De<br />

ontgronding valt binnen de percelen kadastraal bekend gemeente <strong>Katwijk</strong>, sectie A, nummers 12817, 12818,<br />

15635, 15756, 16113, 16273, 16274, 16275, 16276, 16277, 16278, 16279, 16280, 16281, 165841, 16634 en<br />

16637.<br />

Procedure<br />

Gelijktijdig met de aanvraag voor een ontgrondingsvergunning is voor genoemde werkzaamheden een<br />

Natuurbeschermingswet vergunning aangevraagd en is bij de gemeente <strong>Katwijk</strong> een Omgevingsvergunning voor<br />

de onderdelen bouw en handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening aangevraagd. Ingevolge artikel 5.4 van<br />

de Waterwet heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland, als beheerder van de waterkering, voor het wijzigen<br />

hiervan een projectplan opgesteld. In het kader van de Waterwet, paragraaf 5.2 wordt een gecoördineerde<br />

besluitvormingsprocedure gevolgd. Wij zijn in dat kader belast met de uitvoering. Op de voorbereiding van de<br />

besluiten is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.<br />

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 10, lid 2, van de Ontgrondingenwet hebben wij Burgemeester en<br />

Wethouders van de gemeente <strong>Katwijk</strong> bij brief van 31 augustus <strong>20</strong>12, kenmerk PZH-<strong>20</strong>12-347891971, verzocht<br />

ons college aan te geven of de ontgronding in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, een ter<br />

inzage gelegd ontwerp voor een herziening van het bestemmingsplan, of een geldend voorbereidingsbesluit ter<br />

zake, en, zo dit niet het geval is, of het gemeentebestuur bereid is aan de ontgronding planologische medewerking<br />

te verlenen. Ten aanzien hiervan merken wij op dat bij de gemeente <strong>Katwijk</strong> een Omgevingsvergunning voor het<br />

handelen in strijd met regels van de ruimtelijke ordening is aangevraagd.<br />

De volgende bestuursorganen en organisaties zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de aanvraag:<br />

Burgemeester en Wethouders van de gemeente <strong>Katwijk</strong>;<br />

1


omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;<br />

Beschouwingen ten aanzien van de aanvraag<br />

Algemeen<br />

De ontgrondingswerkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van het project <strong>Kustwerk</strong> <strong>Katwijk</strong>. Van de<br />

bestaande primaire waterkering voldoet een gedeelte niet aan de veiligheidsnormen. Om deze onveilige situatie<br />

aan te pakken, dient de waterkering te worden versterkt. In een Milieueffectrapportage (Mer) zijn de milieueffecten<br />

van verschillende alternatieven om versterking te bewerkstelligen tegen elkaar afgewogen. Hieruit is een<br />

voorkeursalternatief naar voren gekomen, een Dijk-in-Duin constructie met binnendijkse parkeergarage. Dit<br />

voorkeursalternatief is nader uitgewerkt.<br />

Ingevolge artikel 5.4 van de Waterwet is het Hoogheemraadschap van Rijnland, als beheerder van de waterkering,<br />

verplicht om voor de wijziging van de waterkering een projectplan op te stellen. In het projectplan wordt de wijze<br />

waarop de wijziging van de waterkering wordt uitgevoerd omschreven en wordt bovendien een beschrijving van de<br />

te treffen voorzieningen ter voorkoming van of het beperken van nadelige gevolgen van de uitvoering van het<br />

werk. Aangezien het plan de verlegging van de primaire waterkering betreft wordt voorts in het plan beschreven<br />

hoe de nieuwe waterkering in de omgeving wordt ingepast.<br />

De doelstelling van het projectplan Kustversterking <strong>Katwijk</strong> is het waarborgen van de veiligheid van het achterland.<br />

Dat houdt in dat de waterkering bestand moet zijn tegen een maatgevende waterstand met een kans op<br />

voorkomen van 1/10.000 per jaar en dient de waterkering ingepast te worden in de omgeving met behoud van de<br />

bestaande ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt.<br />

De volgende ontgrondingswerkzaamheden zullen worden verricht:<br />

de zeelijn schuift 70 meter zeewaarts op;<br />

er wordt voorzien in een Dijk-in-Duin constructie;<br />

het uitwateringskanaal wordt verlengd (50 meter zeewaarts);<br />

ontgravingen ten behoeve van het voorzien in de mogelijke toekomstige aanleg van een parkeergarage;<br />

de herinrichting van het duin aan landzijde van de toekomstige dijk.<br />

Toetsingskader<br />

De Ontgrondingenwet heeft betrekking op het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een<br />

terrein wordt verlaagd. Met deze handelingen worden sommige belangen rechtstreeks gediend, doch kunnen ook<br />

belangen worden geschaad. Afweging van de bij de ontgronding betrokken belangen vindt plaats in de<br />

vergunningenprocedure in het kader van de Ontgrondingenwet en de Ontgrondingenverordening Zuid-Holland<br />

1998.<br />

Ontgrondingenverordening Zuid-Holland 1998<br />

Volgens artikel 6, lid 1, sub j, van de Ontgrondingenverordening Zuid-Holland 1998 geldt voor ontgrondingen ten<br />

behoeve van het aanleggen, onderhouden, verhogen, verzwaren van waterstaatswerken, waarbij de diepte van de<br />

ontgronding niet meer dan 3,00 m beneden het maaiveld bedraagt een vrijstelling van de vergunningsplicht.<br />

Onderhavige aanvraag heeft betrekking op het verleggen van een waterstaatswerk en er wordt tot 8 m beneden<br />

het maaiveld ontgraven. De aangevraagde ontgronding is derhalve niet vrijgesteld van de vergunningsplicht.<br />

Bestemmingsplan<br />

De werkzaamheden die zijn beschreven in het projectplan Kustversterking <strong>Katwijk</strong> en waarvoor vergunning wordt<br />

aangevraagd zijn strijdig met de regels uit de vigerende bestemmingsplannen. In verband met deze strijdigheid is<br />

een omgevingsvergunning onderdeel 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening' aangevraagd. De<br />

volgende bestemmingsplannen hebben betrekking op het projectgebied:<br />

2


ř<br />

omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

bestemmingsplan Landelijk Gebied, vastgesteld in juli 1978 door de gemeente <strong>Katwijk</strong>;<br />

bestemmingsplan Centrum, vastgesteld in februari 1999 door de gemeente <strong>Katwijk</strong>;<br />

bestemmingsplan <strong>Katwijk</strong> aan Zee <strong>20</strong>04, vastgesteld in dece<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>05 door de gemeente <strong>Katwijk</strong>; en<br />

bestemmingsplan Archeologie gemeente <strong>Katwijk</strong>, vastgesteld in oktober <strong>20</strong>09 door de gemeente <strong>Katwijk</strong>.<br />

Er is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding, bestemmingsplan <strong>Kustwerk</strong> <strong>Katwijk</strong>. In dit bestemmingsplan<br />

worden de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening planologisch vastgelegd. Dit<br />

bestemmingsplan gaat tegelijkertijd met het projectplan Kustversterking <strong>Katwijk</strong> en de daaraan gekoppelde<br />

vergunningaanvragen in procedure.<br />

In het projectgebied gelden de volgende bestemmingen:<br />

Waterkering;<br />

Duinen;<br />

Strand; en<br />

Dagrecreatie.<br />

Eigendomssituatie<br />

Op grond van artikel 3, lid 2, van de Ontgrondingenwet moet een afweging plaatsvinden van alle bij de<br />

ontgronding betrokken belangen. Tot die belangen behoren de eigendoms- en pachtrechten van de percelen<br />

waarop de ontgrondingsvergunning betrekking heeft. Uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager van de<br />

ontgrondingsvergunning de procedure voor het verkrijgen van instemmingsverklaringen heeft opgestart en de<br />

benodigde instemmingen heeft verkregen. Deze zijn toegevoegd als bijlage 6 van de aanvraag.<br />

Ontgrondingsplan<br />

Het oppervlak van de ontgronding bedraagt ter plaatse van de doorsnijding van de dijk aan de noordzijde ca.<br />

2.400 m 2<br />

en ter plaatse van de doorsnijding van de dijk aan de zuidzijde ca. 2.000 m 2<br />

. Het herinrichten van het<br />

gebied aan landzijde van de dijk bestrijkt een oppervlakte van ca. 33.000 m 2<br />

. De huidige perceelhoogte is<br />

gemiddeld gelegen tussen NAP t8,5 tot NAP +10.5 m. Ontgraven wordt tot een diepte van maximaal 8 m<br />

beneden het maaiveld. De ontgronding wordt uitgevoerd conform bijgevoegde dwarsprofielen en<br />

overzichtstekeningen die als bijlagen bij de vergunningaanvraag zijn gevoegd. Het ontgraven materiaal wordt<br />

lokaal hergebruikt. De toplaag van het bestaande duin wordt herverdeeld over de kruin van het nieuwe duin. Het<br />

overige materiaal wordt ook in de nieuwe waterkering toegepast. Er is sprake van een gesloten grondbalans. De<br />

start van de uitvoering van het werk is gepland in het derde kwartaal van <strong>20</strong>13; de verwachte oplevering is in het<br />

tweede kwartaal van <strong>20</strong>15.<br />

Bodemverontreiniging<br />

Ten behoeve van het project Kustversterking <strong>Katwijk</strong> is in het kader van de MER een quick scan<br />

bodemverontreiniging uitgevoerd (kenmerk C03021.300019, d.d. 23 septe<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>09, bijlage 8 bij de aanvraag).<br />

Op grond van de resultaten van dit onderzoek concluderen wij dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat in<br />

het gebied bodemverontreiniging aanwezig is.<br />

Milieueffectrapportage (MER)<br />

Het project is MER-plichtig. De MER zal gelijktijdig met het projectplan en de vergunningaanvragen in procedure<br />

gaan. De MER is opgenomen als bijlage bij het Projectplan.<br />

Landschap en natuurwaarden<br />

Het projectgebied grenst aan Natura<strong>20</strong>00-gebieden. Voor de aanleg van de kustversterking is derhalve een<br />

Natuurbeschermingswetvergunning noodzakelijk. Deze wordt gelijktijdig met de ontgrondingsvergunning in<br />

procedure gebracht.<br />

3


Flora- en faunawet<br />

omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

Tijdens het project wordt gewerkt conform de door de minister goedgekeurde gedragscode van de Unie van<br />

Waterschappen. Er wordt geen aparte ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet aangevraagd.<br />

Archeologie<br />

Met betrekking tot archeologie en cultuurhistorie is door Arcadis een verkennend en karterend onderzoek verricht.<br />

Dit onderzoek heeft als kenmerk 076526497:C - Concept en is gedateerd 18 juli <strong>20</strong>12. De verwachting voor het<br />

aantreffen van archeologische waarden in het plangebied is hoog. Vanwege deze hoge verwachting dienen in<br />

overleg met de provinciale archeoloog en de gemeentelijke archeoloog proefsleuven te worden gemaakt. De<br />

bevindingen die worden gedaan naar aanleiding van deze proefsleuven bepalen of een definitief onderzoek dient<br />

te worden verricht. Voordat van start wordt gegaan met afgravingen dienen voornoemde archeologische<br />

inspanningen te zijn afgerond. Hiertoe zullen voorschriften aan de vergunning verbonden worden.<br />

Recreatie/veiligheid<br />

De start van de uitvoering van het werk is gepland in het derde kwartaal van <strong>20</strong>13; de verwachte oplevering is in<br />

het tweede kwartaal van <strong>20</strong>15. Om de veiligheid van recreanten en omwonenden te waarborgen dienen<br />

maatregelen te worden getroffen. De ontgravingslocaties dienen door middel van een hekwerk van de omgeving<br />

te zijn afgesloten. Een voorschrift ter zake is in de vergunning opgenomen.<br />

Risicoanalyse conventionele explosieven<br />

Ter bepaling van het risico op aanwezigheid van niet-gedetoneerde explosieven in het projectgebied is een<br />

risicoanalyse verricht door Saricon ('Projectgebonden Risicoanalyse Conventionele Explosieven Kustversterking<br />

<strong>Katwijk</strong>', kenmerk 11S131-PRA-03, d.d. 25 oktober <strong>20</strong>11). Uit deze risicoanalyse kan geconcludeerd worden dat<br />

er geen aanleiding is om aan te nemen dat zich in het projectgebied niet-gedetoneerde explosieven bevinden.<br />

Zienswijzen en adviezen<br />

Ter voldoening aan het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb is de vergunningaanvraag bekend gemaakt en heeft<br />

met de bijbehorende rapporten, alsmede de ontwerpbeschikking, voor een ieder ter inzage gelegen voor een<br />

periode van 6 weken vanaf 15 oktober <strong>20</strong>12 in het gemeentehuis van <strong>Katwijk</strong>, het hoogheemraadschap van<br />

Rijnland en in het provinciehuis te Den Haag. Gedurende deze periode had een ieder de mogelijkheid om<br />

mondeling of schriftelijk zienswijzen in te brengen.<br />

Ter inzage legging ontwerpbesluit en indiening zienswijzen<br />

Op 23 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 hebben wij een zienswijze ontvangen van Banning Advocaten namens P. Bruijs, A. van<br />

Leeuwen, R Meijvogel, D. Parlevliet, A. Ozinga, M. van Dijk en A. de Witte. Op 26 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 hebben wij een<br />

zienswijze ontvangen van R.P. Krom. De zienswijzen komen inhoudelijk overeen en zullen daarom gezamenlijk<br />

worden behandeld.<br />

Samenvatting zienswijzen<br />

Volgens indieners van de zienswijzen is er een minder ingrijpend alternatief voorhanden, namelijk een kortere<br />

constructie die uit oogpunt van veiligheid niet onderdoet voor de langere constructie waarvoor het plan is<br />

opgesteld. Voor de <strong>Ontgrondingenvergunning</strong> betekent het dat dit alternatief minder inbreuk maakt op de waarden<br />

die de Ontgrondingenwet wil beschermen.<br />

Naar aanleiding van de zienswijzen merken wij het volgende op.<br />

De zienswijzen hebben de strekking dat wij, bij de beoordeling van de onderhavige vergunning, het alternatief van<br />

een kortere constructie voor de lengte van de dijk hadden dienen te betrekken. In het kader van de<br />

Ontgrondingenwet vindt echter beoordeling plaats van datgene dat wordt aangevraagd. Een alternatievenafweging<br />

vindt in het kader van de Ontgrondingenwet niet plaats. De ingediende zienswijzen leiden niet tot het oordeel dat<br />

de ontgrondingenvergunning geweigerd dient te worden.<br />

4


Conclusie<br />

omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

Gelet op artikel 10, lid 5, van de Ontgrondingenwet, overwegende:<br />

dat de voorgenomen ontgronding strijdig is met de vigerende bestemmingsplannen;<br />

dat gelijktijdig met het indienen van deze aanvraag een omgevingsvergunning onderdeel 'handelen in strijd<br />

met regels ruimtelijke ordening' is aangevraagd;<br />

dat er derhalve geen planologische belemmeringen zijn voor het verlenen van de vergunning;<br />

dat de voorgenomen ontgronding niet strijdig is met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, zie verder de<br />

beschouwingen ten aanzien van de aanvraag;<br />

dat er geen waterstaatkundige, natuurwetenschappelijke, archeologische of landschappelijke bezwaren<br />

bestaan;<br />

dat, gelet op het belang van de ontgronding ten behoeve van de versterking van de zeewering <strong>Katwijk</strong> in de<br />

gemeente <strong>Katwijk</strong>, wij van oordeel zijn dat bij afweging van alle bij de ontgronding betrokken belangen er geen<br />

zwaarwegende redenen zijn op grond waarvan de ontgrondingsvergunning zou moeten worden geweigerd.<br />

5


BESLUIT<br />

omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

Gelet op artikel 8 van de Ontgrondingenwet en het bepaalde in de Ontgrondingenverordening Zuid-Holland<br />

besluiten wij aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, hierna te noemen de vergunninghouder, tot 1 januari<br />

<strong>20</strong>16, vergunning te verlenen voor de ontgravingen ten behoeve van de realisering van een nieuwe<br />

kustversterking in de gemeente <strong>Katwijk</strong>, kadastraal bekend gemeente <strong>Katwijk</strong>, sectie A, nummers 12817,12818,<br />

15635, 15756, 16113, 16273,16274, 16275, 16276, 16277,16278, 16279, 16280, 16281, 165841, 16634 en<br />

16637.<br />

Aan deze vergunning verbinden wij de volgende voorschriften:<br />

1. De ontgronding dient plaats te vinden binnen de grenzen van de percelen kadastraal bekend gemeente<br />

<strong>Katwijk</strong>, sectie A, nummers 12817, 12818, 15635, 15756, 16113, 16273, 16274, 16275, 16276, 16277, 16278,<br />

16279, 16280, 16281, 165841,16634 en 16637.<br />

2. De ontgrondingen en de inrichtingen van de kustversterking dienen te geschieden overeenkomstig het bij het<br />

besluit behorende 'Projectplan Kustversterking <strong>Katwijk</strong>' en de als zodanig gewaarmerkte tekeningen die zijn<br />

opgenomen in bijlage 1 en 2 van de aanvraag van <strong>20</strong> augustus <strong>20</strong>12.<br />

3. De ontgrondingen mogen niet dieper plaatsvinden dan tot een diepte van 8,00 m beneden de huidige<br />

perceelshoogte.<br />

4. Er mag niet eerder met graafwerkzaamheden van start worden gegaan dan nadat in overleg met het hoofd<br />

van het bureau Cultuur van de directie Leefomgeving en Bestuur en het hoofd Advisering Archeologische<br />

Monumentenzorg van de gemeente <strong>Katwijk</strong> proefsleuven zijn aangelegd. Indien archeologische resten<br />

worden aangetroffen, mag niet eerder met graafwerkzaamheden van start worden gegaan dan nadat een<br />

definitief archeologisch onderzoek is verricht. Dit onderzoek vindt plaats onder begeleiding van het hoofd van<br />

het bureau Cultuur van de directie Leefomgeving en Bestuur en het hoofd Advisering Archeologische<br />

Monumentenzorg van de gemeente <strong>Katwijk</strong>.<br />

5. De start van de werkzaamheden moet ten minste twee weken van tevoren schriftelijk worden medegedeeld<br />

aan het hoofd van de afdeling Bodem van de Omgevingsdienst West-Holland, postbus 159, 2300 AD Leiden,<br />

telefoonnummer 071-4083100.<br />

6. De vergunninghouder zorgt ervoor dat de vrijgekomen en af te voeren hoeveelheid grond wordt gemeten in<br />

kubieke meters. De afgevoerde hoeveelheden dienen te worden geregistreerd. Binnen twee weken na<br />

beëindiging van de ontgravingen dienen de meetgegevens aan het in voorschrift 5 genoemde bureauhoofd te<br />

worden gezonden.<br />

7. De ontgravingslocaties dienen door middel van hekwerken met een minimale hoogte van 2,5 m van de naaste<br />

omgeving te worden afgescheiden. Bewoners en/of bezoekers van de locatie dienen door middel van<br />

waarschuwingsborden met daarop de tekst 'pas op levensgevaarlijk terrein' te worden gewaarschuwd voor<br />

mogelijke risico's.<br />

8. Indien er tijdens de graafwerkzaamheden sporen van vroegere bewoning of materialen die van oudheidkundig<br />

belang zijn, worden aangetroffen, dient de vergunninghouder onmiddellijk het hoofd van het bureau Cultuur<br />

van de directie Leefomgeving en Bestuur in kennis te stellen, telefoonnummer 070 - 441 84 85. Iedere<br />

aanwijzing die door of vanwege het hoofd van het bureau Cultuur wordt verstrekt, dient stipt opgevolgd te<br />

worden.<br />

6


omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

9. Zowel de werkelijke start als de beëindiging van de ontgrondingswerkzaamheden moet schriftelijk worden<br />

gemeld aan het in voorschrift 5 genoemde afdelingshoofd.<br />

10. De vergunninghouder zorgt ervoor dat binnen één maand nadat de ontgrondingen zijn afgerond al het<br />

materieel dat direct verband houdt met de ontgrondingen, is afgevoerd van de ontgrondingslocaties.<br />

11. Indien zich tijdens de ontgravingen een calamiteit voordoet moet de vergunninghouder onmiddellijk het in<br />

voorschrift 5 genoemde afdelingshoofd en buiten kantooruren de milieuklachtenlijn van Zuid-Holland 0888-<br />

333555, hierover inlichten. De aanwijzing die door of vanwege het in voorschrift 5 genoemde afdelingshoofd<br />

wordt gegeven, moet door de vergunninghouder stipt worden opgevolgd.<br />

12. Ten behoeve van de beoordeling van mogelijke schade aan gebouwen dienen vóór de start van de<br />

ontgronding en direct na afloop van de werkzaamheden, door een ter zake kundig bureau c.q. bedrijf, een<br />

landmeetkundige en fotografische opname te worden gemaakt van alle objecten die beïnvloed kunnen worden<br />

door de werkzaamheden. De opnamen dienen in een expertiserapport te worden vastgelegd. Het<br />

expertiserapport en de fotografische opnamen dienen aan het in voorschrift 5 genoemde bureauhoofd te<br />

worden gezonden.<br />

Opmaak besluit<br />

Het ontwerpbesluit is op 26 septe<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 vastgesteld. Het ontwerpbesluit is opgesteld door de provincie Zuid-<br />

Holland. Hierbij is gebruik gemaakt van de provinciale huisstijl en provinciaal briefpapier. Per 1 maart <strong>20</strong>13 zijn de<br />

vergunningverlenende taken in het kader van de Ontgrondingenwet overgedragen aan de Omgevingsdienst<br />

Haaglanden. Vanaf deze datum worden alle besluiten door de Omgevingsdienst Haaglanden genomen namens<br />

de provincie Zuid-Holland. Hierdoor wijkt de opmaak en het gebruikte papier in dit besluit af van het<br />

ontwerpbesluit. Inhoudelijk doen zich geen wijzigingen voor.<br />

Aandachtspunten<br />

Wij zijn bevoegd de vergunning in te trekken wanneer de daaraan verbonden voorschriften niet zijn of worden<br />

nageleefd, dan wel wanneer de behartiging van de door de Ontgrondingenwet beschermde belangen dat nodig<br />

maken en andere maatregelen daarvoor geen oplossing bieden.<br />

Door het verlenen van de vergunning wordt niet vooruitgelopen op enig andere, door welk bestuur dan ook<br />

krachtens de wet of een verordening met betrekking tot de onderhavige aangelegenheid eventueel te nemen<br />

beslissing. Voordat met de ontgrondingswerkzaamheden wordt begonnen, moet door de vergunninghouder<br />

worden nagegaan of dergelijke beslissingen vereist zijn. Is dit het geval, dan moet voor de aanvang van de<br />

werkzaamheden overleg worden gepleegd met de desbetreffende bevoegde bestuursorganen.<br />

Uit artikel 16, lid 1, van de Ontgrondingenwet vloeit voort dat de werking van deze vergunning wordt opgeschort<br />

totdat de beroepstermijn is verstreken. Indien tijdens de beroepstermijn een verzoek om een voorlopige<br />

voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op het verzoek is beslist.<br />

Overtredingen van de voorschriften<br />

Wij wijzen de vergunninghouder erop dat, indien zonder voorafgaande toestemming van ons college wordt<br />

afgeweken van de voorschriften, dit gezien wordt als een overtreding. In dat geval moet de vergunninghouder op<br />

aanzegging en binnen de daarbij opgedragen termijn de overtreding ongedaan maken. Wordt hieraan niet<br />

voldaan, dan zullen wij eventueel - op kosten van de vergunninghouder - de nodige herstelwerkzaamheden (laten)<br />

uitvoeren dan wel eventueel een dwangsom opleggen.<br />

7


Beroep tegen dit besluit<br />

omgevingsdienst<br />

HAAGLANDEN<br />

Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden op grond van artikel 5.13 van de Waterwet gedurende de<br />

inzagetermijn van zes weken bij één instantie beroep instellen. De beroepstermijn vangt aan op de datum zoals<br />

aangegeven in de bekendmaking van de provincie. Het beroepsschrift kan te zijner tijd worden ingediend bij de<br />

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus <strong>20</strong>019, 2500 EA Den Haag.<br />

Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan echter geen beroep worden ingesteld<br />

door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft<br />

gebracht tegen het ontwerpbesluit.<br />

Dit besluit valt onder de Crisis- en herstelwet. Ingevolge deze Wet en het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet<br />

dienen de beroepsgronden in het beroepsschrift te worden opgenomen en kunnen deze na afloop van de<br />

beroepstermijn niet meer worden aangevuld.<br />

Krachtens artikel 6:16 van de Awb schorst het beroep de werking van het besluit niet. Gelet hierop kan - als<br />

beroep is ingesteld - ingevolge artikel 8:81 van de Awb, juncto artikel 46 van de Wet op de Raad van State bij de<br />

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek tot het treffen van een<br />

voorloppige voorziening worden ingediend. Als gedurende de beroepstermijn om een voorlopige voorziening is<br />

verzocht, wordt het besluit niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist.<br />

Verzoek om schadevergoeding<br />

Artikel 26 van de Ontgrondingenwet bevat een regeling dat, indien en voor zover blijkt dat de aanvrager, de<br />

houder van de vergunning of degene die in overeenstemming met Afdeling 3.4 van de Algemene wet<br />

bestuursrecht zijn zienswijzen naar voren heeft gebracht, ten gevolge van een beschikking ter zake van een<br />

ontgronding als bedoeld in artikel 8 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste<br />

behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, wordt hem een<br />

naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toegekend. Het verzoek om schadevergoeding dient te worden<br />

gericht aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag.<br />

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,<br />

voor dezen,<br />

L.P. KI<br />

Afschrift aan:<br />

- RVOB, t.a.v. dhr. P.G. Hofland, Korte Voorhout 7, 2511 CW Den Haag, als eigenaar;<br />

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Dienst Regelingen,<br />

Backoffice West, t.a.v. de heer M. van Opijnen, Postbus <strong>20</strong>401, 2500 EK Den Haag;<br />

- ILT, t.a.v. de afdeling Water, Bodem en Bouwen, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag;<br />

- Stichting Duinbehoud, Postbus 664, 2300 AR Leiden;<br />

Burgemeester en Wethouders van de gemeente <strong>Katwijk</strong>;<br />

- Arcadis Nederland, t.a.v. mw. J. van der Giessen, Postbus 1018, 5<strong>20</strong>0 BA 's-<br />

Hertogenbosch;<br />

- Omgevingsdienst West-Holland, Afdeling Bodem, t.a.v. dhr. H. van Veen.<br />

8


p<br />

İ ľ HOLLAND<br />

ZUID<br />

'Bezoekadres<br />

Zuid-Hollandplein 1<br />

2596 AW Den Haag<br />

Tram 8 en 9 en bussen<br />

18, 22, 65 stoppen<br />

dichtbij het<br />

provinciehuis. Vanaf<br />

station Den Haag CS is<br />

het tien minuten lopen.<br />

De parkeerruimte voor<br />

auto's is beperkt.<br />

Afdeling Vergunningen<br />

is ISO-9001<br />

gecertificeerd<br />

Hoogheemraadschap van Rijnland<br />

Afdeling Plantoetsing en Vergunningverlening<br />

Postbus 156<br />

2300 AD LEIDEN<br />

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland<br />

Aanvraag<br />

Directie Omgevingsdiensten<br />

Afdeling Vergunningen<br />

Contact<br />

K.P. Fabry<br />

T 070 - 441 87 79<br />

F 070 - 441 78 26<br />

kp.fabry@pzh.nl<br />

Postadres Provinciehuis<br />

Postbus 90602<br />

2509 LP Den Haag<br />

T 070-441 66 11<br />

www.zuid-holland.nl<br />

Datum<br />

2 1 MEI <strong>20</strong>13<br />

Ons kenmerK<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Uw kenmerk<br />

Bijlagen<br />

2<br />

Op 14 augustus <strong>20</strong>12 hebben wij binnen het kader van de gecoördineerde voorbereiding, zoals<br />

bepaald in artikel 5.8 van de Waterwet, ten behoeve van de besluiten die nodig zijn voor de<br />

aanleg en aanwezigheid van de versterking van de primaire waterkering <strong>Katwijk</strong>, een aanvraag<br />

ontvangen van Arcadis Nederland B.V. namens het Hoogheemraadschap Rijnland om een<br />

vergunning ex artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder: de Nbwet 1998)<br />

voor de aanleg en aanwezigheid voor de versterking van de primaire waterkering <strong>Katwijk</strong> bij de<br />

nabijgelegen Natura <strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel 4» Berkheide' en 'Coepelduynen.<br />

Besluit<br />

Op grond van onze overwegingen, zoals weergegeven in bijlage 1 onder D, besluiten wij een<br />

vergunning ex artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aan het<br />

Hoogheemraadschap Rijnland te verlenen voor de aanleg en aanwezigheid van de versterking<br />

van de primaire waterkering <strong>Katwijk</strong> nabij de Natura <strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel S Berkheide' en<br />

'Coepelduynen'.<br />

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden verbinden wij aan de vergunning ex artikel<br />

19d van de Natuurbeschermingswet de volgende voorschriften:<br />

Algemeen<br />

1) De aanvraag (brief van 14 augustus <strong>20</strong>12) en de documenten 'Aanvraag vergunning<br />

Natuurbeschermingswet Kustversterking <strong>Katwijk</strong>' gedateerd 8 augustus <strong>20</strong>12 met kenmerk<br />

076534015:0.6 en 'Passende beoordeling Kustversterking <strong>Katwijk</strong> ten behoeve van<br />

vergunningverlening artikel 19d Nbwet 1998' gedateerd 6 augustus <strong>20</strong>12 met kenmerk<br />

076433598A.13 maken deel uit van deze vergunning, tenzij voorschriften anders bepalen.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


P r<br />

m<br />

ZuiD<br />

2/28<br />

H O L L A N D<br />

2) De vergunninghouder dient:<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

- de aanvang van de werkzaamheden/activiteit uiterlijk één week van tevoren schriftelijk te<br />

melden bij de afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen van de Omgevingsdienst<br />

Zuid-Holland Zuid met bijgevoegd een volledig ingevuld informatieblad die bij deze<br />

vergunning is gevoegd. Het informatieblad behorende bij een<br />

Natuurbeschermingswetvergunning is ook digitaal (word- of PDF-format) beschikbaar en<br />

down te loaden via www.pzh.nl. Op dit formulier dient ook vermeld te worden welk<br />

materieel zal worden ingezet.<br />

- wijzigingen van gegevens uit het informatieblad van bijvoorbeeld contactpersonen of<br />

contactgegevens vooraf onder vermelding van de wijzigingsdatum schriftelijk te melden<br />

aan de afdeling Handhaving.<br />

- ervoor te zorgen dat de voorwaarden waaronder deze vergunning is verleend, bekend is bij<br />

personeel (van derden) middels een toereikende schriftelijke instructie. Deze instructie<br />

dient tevens aan de afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen van de<br />

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te worden gestuurd. Deze instructie dient uiterlijk drie<br />

weken na het inwerking treden van de vergunning of uiterlijk drie weken voor aanvang van<br />

de werkzaamheden aan de afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen van de<br />

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te worden gestuurd.<br />

- uiterlijk één week na het beëindigen van de werkzaamheden alle bouwmaterialen, zwerfvuil<br />

en andere gebiedsvreemde elementen die verband houden met de werkzaamheden,<br />

opgeruimd te hebben;<br />

- uiterlijk één week na het beëindigen van de werkzaamheden de afdeling Toezicht en<br />

Handhaving, Team Groen van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid hiervan in kennis te<br />

stellen.<br />

Contactgegevens van de afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen van de<br />

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid zijn: postbus 550, 3300 AN te Dordrecht,<br />

telefoonnummer 078-7708585 (fax 078-7708584, mailadres: meldinqNBwet@ozhz.nl).<br />

3) De vergunninghouder is te allen tijde verantwoordelijk en dient ervoor te zorgen dat de<br />

vergunning en voorschriften worden uitgevoerd en nageleefd zoals geformuleerd.<br />

4) Bij wijzigingen van omstandigheden waaronder deze vergunning is verleend dient de<br />

provincie Zuid-Holland, afdeling Vergunningen, bureau Omgevingsvergunning, Groen en<br />

Grondwater, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag, telefoonnummer 070 - 441 75 69 hiervan<br />

terstond in kennis te worden gesteld.<br />

5) Indien in strijd met deze vergunning wordt gehandeld, kan deze vergunning te allen tijde<br />

worden ingetrokken (artikel 43 lid 2 Natuurbeschermingswet). Overtreding van één of<br />

meerdere vergunningvoorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 16 en/of 19d van de<br />

Natuurbeschermingswet 1998 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, 2" van de<br />

Wet op Economische Delicten. Een economisch delict is een misdrijf voor zover opzettelijk<br />

begaan. Voor zover het niet opzettelijk is begaan is het een overtreding.<br />

P/H <strong>20</strong>13-369380400 dd. 1? 02 <strong>20</strong>13


ffî<br />

provincie HOLLAND<br />

ZUID<br />

3/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

6) Bij noodzakelijke wijziging van de tenaamstelling van vergunninghouder dient de huidige<br />

vergunninghouder overeenstemming te bereiken met de partij die als vergunninghouder gaat<br />

optreden. De afdeling Vergunningen, bureau Omgevingsvergunning, Groen en Grondwater,<br />

Postbus 90602, 2509 LP Den Haag, dient van deze wijziging van de tenaamstelling te<br />

worden geïnformeerd.<br />

Werkzaamheden<br />

7) De voorwaarden waaronder deze vergunning is verleend dienen bekend te zijn bij personeel<br />

van derden middels een toereikende schriftelijke instructie. Deze instructie stuurt u tevens<br />

aan de afdeling Handhaving van de provincie Zuid-Holland te Dordrecht (zie adres onder<br />

voorwaarde 4) te worden gestuurd.<br />

8) Voor het uitvoeren van werkzaamheden dient gebruik te worden gemaakt van bestaande<br />

infrastructuur. De aan- en afvoerdepots, depots van grond en materialen, bouwketen e.d.<br />

dienen buiten de Natura <strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel S Berkheide' en 'Coepleduynen' te<br />

worden gesitueerd.<br />

9) Er dient, vanwege het risico op het lekken van stoffen uit voertuigen en machines, geen<br />

onderhoud aan materieel in de Natura <strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel S Berkheide' en<br />

'Coepleduynen' plaats te vinden. Om dezelfde reden dient er geen stalling van voertuigen en<br />

machines in deze gebieden plaats te vinden.<br />

10) In de nachtelijke uren dient het gebruik van kunstlicht zo veel mogelijk afgeschermd te<br />

worden en dient het licht alleen op het uit te voeren werk te worden gericht.<br />

Ter inzage legging ontwerpbesluit en indiening zienswijzen<br />

Het ontwerpbesluit is op 9 oktober <strong>20</strong>12 gepubliceerd in <strong>Katwijk</strong> Central en op 11 oktober <strong>20</strong>12 in<br />

De Rijnsburger, van 15 oktober <strong>20</strong>12 tot en met 26 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 was voor een ieder de<br />

mogelijkheid om mondeling of schriftelijk zienswijzen in te brengen. Op 23 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12<br />

hebben wij een zienswijze ontvangen van Banning Advocaten namens P. Bruijs, A. van Leeuwen,<br />

R Meijvogel, D. Parlevliet, A. Ozinga, M. van Dijk en A. de Witte. Op 26 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 hebben<br />

wij een zienswijze ontvangen van R.P. Krom. Onze reactie op deze zienswijzen vindt u in bijlage<br />

1, paragraaf E.<br />

Tegen het definitieve besluit kunnen belanghebbenden op grond van artikel 5.13 van de<br />

Waterwet gedurende de inzagetermijn van zes weken bij één instantie beroep instellen. De<br />

beroepstermijn vangt aan op de datum zoals aangegeven in de bekendmaking van de provincie.<br />

Het beroepschrift kan te zijner tijd worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de<br />

Raad van State, Postbus <strong>20</strong>019, 2500 EA Den Haag.<br />

Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan echter geen beroep<br />

worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij<br />

geen zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpbesluit.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


4/28<br />

HOLLAND<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Dit besluit valt onder de Crisis- en herstelwet. Ingevolge deze Wet en het Besluit uitvoering Crisis-<br />

en herstelwet dienen de beroepsgronden in het beroepschrift te worden opgenomen en kunnen<br />

deze na afloop van de beroepstermijn niet meer worden aangevuld.<br />

Krachtens artikel 6:16 van de Awb schorst het beroep de werking van dit besluit niet. Gelet hierop<br />

kan - als beroep is ingesteld - ingevolge artikel 8:81 van de Awb, juncto artikel 46 van de Wet op<br />

de Raad van State bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State<br />

een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend. Als gedurende de<br />

beroepstermijn om een voorlopige voorziening is verzocht, wordt het besluit niet van kracht<br />

voordat op dat verzoek is beslist.<br />

Hoogachtend,<br />

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,<br />

voor dezen,<br />

ir. L.C. de Jonge MPA<br />

Hoofd bureau Omgevingsvergunning, Groen en Grondwater<br />

Deze brief is digitaal vastgesteld, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief.<br />

Afschrift aan:<br />

Burgemeester en Wethouders van <strong>Katwijk</strong>, afdeling Veiligheid, team Milieu, Postbus 589,<br />

22<strong>20</strong> AN <strong>Katwijk</strong>;<br />

Gemeente <strong>Katwijk</strong>, t.a.v. dhr. H. van Dalfsen, Postbus 589, 22<strong>20</strong> AN <strong>Katwijk</strong>;<br />

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw S Innovatie, Directie RRE/Nb-wet team, t.a.v.<br />

drs. P.E.C. Kelderman, Postbus <strong>20</strong>401, 2500 EK Den Haag;<br />

Rijkswaterstaat Zuid-Holland, afdeling Vergunningen, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam;<br />

Banning Advocaten, t.a.v. mr. drs. H.A. Pasveer, Postbus 1714, 5<strong>20</strong>0 BT 's-Hertogenbosch;<br />

P. Bruijs, Boulevard 125, 2225 HC <strong>Katwijk</strong>;<br />

- A. van Leeuwen, Boulevard 123, 2225 HC <strong>Katwijk</strong>;<br />

R. Meijvogel, Boulevard 124, 2225 HC <strong>Katwijk</strong>;<br />

- D. Parlevliet, Boulevard 126, 2225 HC <strong>Katwijk</strong>;<br />

- A. Ozinga, Boulevard 127, 2225 HC <strong>Katwijk</strong>;<br />

M. van Dijk, Boulevard 129, 2225 HC <strong>Katwijk</strong>;<br />

- A. de Witte, Vuurbaakplein 1, 2225 JB <strong>Katwijk</strong>;<br />

- Dr. Ir. R.P. Krom, Boulevard 132, 2225 HC <strong>Katwijk</strong>;<br />

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, afdeling Handhaving, dhr. C. Ladrak, Postbus 550, 3300<br />

AN Dordrecht.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


P<br />

7uiD<br />

5/28<br />

m VĴSÍ<br />

H O L L A N D<br />

Ons kenmerk<br />

Bijlagen bij vergunning versterking van de primaire waterkering <strong>Katwijk</strong><br />

Bijlage 1<br />

A. Gevraagde activiteit<br />

B. Procedure<br />

C. Wettelijk kader Natuurbeschermingswet 1998<br />

D. Overwegingen<br />

E. Zienswijze<br />

Bijlage 2<br />

Instandhoudingsdoelstellingen aanwijzingsbesluiten Natura <strong>20</strong>00-gebieden<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

'Meijendel S Berkheide' en 'Coepelduynen'. Doelen en waarden van de (voormalig)<br />

beschermde natuurmonumenten.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


6/28<br />

HOLLAND<br />

Bijlage 1<br />

A Gevraagde activiteit<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

De bestaande primaire waterkering ligt midden in het centrum van de gemeente <strong>Katwijk</strong> en een<br />

gedeelte van deze waterkering voldoet niet aan de gestelde veiligheidsnormen. Om deze<br />

onveilige situatie aan te pakken is het noodzakelijk de waterkering te versterken.<br />

De waterkering wordt evenwijdig aan het strand versterkt met een zandig duin, met daarin een<br />

dijk. De totale kruinbreedte van deze zogenaamde Dijk-in-Duin (van Boulevard tot duinvoet) is<br />

circa 130 meter. Dit is een verbreding van circa 70 m zeewaarts ten opzichte van de bestaande<br />

situatie. De hoogte van de Dijk-in-Duin is NAP +7.Õ meter. De totale lengte van de Dijk-in-Duin is<br />

circa 900 m.<br />

Uitgangspunt in het ontwerp is dat <strong>Katwijk</strong> aan zee die oostwaarts van de Boulevard ligt.,<br />

binnendijks komt te liggen. Dit betekent een begrenzing aan de noordzijde tot aan het<br />

uitwateringskanaal (alle bebouwing ten oosten van de Boulevard) en aan de zuidkant een<br />

begrenzing tot aan de Seinpoststraat. Verder ten zuiden van de Seinpoststraat liggen de duinen<br />

hoger, is de bebouwingsdichtheid lager en ligt de bebouwing hoger en meer van de zee af.<br />

Voor het zand voor de kustversterking wordt gebruik gemaakt van substraat dat qua<br />

eigenschappen (korrelgrootte, slibfractie en kalkgehalte) overeenkomt met de eigenschappen van<br />

het substraat van omliggende duingebieden (Meijendel S Berkheide en Coepelduynen).<br />

Tegelijk met de aanleg van de kustversterking zal ook de aanwezige uitwatering, gelegen ten<br />

noorden van het centrum van <strong>Katwijk</strong> worden verlengd.<br />

De uitvoeringswijze zal onder andere de volgende werkwijze betreffen:<br />

B Procedure<br />

Het zand zal vanaf zee op het strand gespoten worden en in profiel worden gebracht.<br />

Het materiaal voor aanleggen van de oeverbekleding van de uitwateringsluis wordt vanaf<br />

land per as aangevoerd. De verlenging van de uitwatering zal in dezelfde periode<br />

plaatsvinden als het zandwerk.<br />

De aan te brengen zandvolumes en ruimtelijke inrichting van de nieuwe waterkering zijn<br />

zodanig, dat het binnen een jaar uitvoerbaar is.<br />

Uitvoering zal deels in de nacht plaatsvinden. Met name de zandsuppletie zal continu (7<br />

dagen per week, 24 uur per dag) plaatsvinden.<br />

Coördinatie Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland<br />

Artikel 5.8 van de Waterwet bepaalt dat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een<br />

gecoördineerde voorbereiding bevorderen van de besluiten die nodig zijn voor de aanleg en<br />

aanwezigheid voor de versterking van de primaire waterkering <strong>Katwijk</strong>, waaronder de<br />

onderhavige vereiste natuurbeschermingswetvergunning. In afwijking van de reguliere procedure<br />

ingevolge de wet, die onder normale omstandigheden van toepassing zou zijn op deze aanvraag,<br />

bepaalt artikel 5.9 van de Waterwet dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in dit<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


p<br />

m<br />

į HOLLAND<br />

7/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

geval van toepassing is. Dit betekent onder meer dat Gedeputeerde Staten de termijnen bepalen<br />

waarbinnen het besluit omtrent de natuurbeschermingswetvergunning genomen moet worden.<br />

Verder verzorgen GS de geco<strong>mb</strong>ineerde bekendmaking van het (ontwerp)projectplan en alle<br />

overige (ontwerp)besluiten. Gedurende de ter inzage legging van zes weken voor deze<br />

ontwerpbesluiten en de daarop betrekking hebbende stukken kunnen zienswijzen naar voren<br />

worden gebracht door een ieder. Tegen de definitieve besluiten kunnen belanghebbenden<br />

vervolgens direct beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.<br />

Deze bijzondere procedure van de Waterwet voor waterstaatswerken komt in de plaats van de<br />

reguliere bezwaarschriften- en beroepsprocedure. Een verdere versnelling van de voorbereiding<br />

voor de noodzakelijke kustversterking bij <strong>Katwijk</strong> is mogelijk doordat afdeling 2 van hoofdstuk 1<br />

van de Crisis- en herstelwet van toepassing is op alle besluiten die betrekking hebben op dit soort<br />

infrastructurele projecten.<br />

Ter inzage legging ontwerpbesluit en indiening zienswijzen<br />

Het ontwerpbesluit is op 9 oktober <strong>20</strong>12 gepubliceerd in <strong>Katwijk</strong> Central en op 11 oktober <strong>20</strong>12 in<br />

De Rijnsburger, van 15 oktober <strong>20</strong>12 tot en met 26 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 was voor een ieder de<br />

mogelijkheid om mondeling of schriftelijk zienswijzen in te brengen.<br />

Tegen het ontwerpbesluit zijn een tweetal zienswijzen binnengekomen. Banning Advocaten heeft<br />

per brief (gedateerd 22 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 met kenmerk 516.12-HP/skg en door ons ontvangen op<br />

23 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12) namens enkele omwonende een zienswijze ingediend. Tevens heeft de heer<br />

R.P. Krom per brief (gedateerd 22 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 en door ons ontvangen op 26 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12)<br />

een zienswijze ingediend. De beantwoording vindt u in paragraaf E.<br />

C Wettelijk kader Natuurbeschermingswet 1998<br />

Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Nbwet 1998, is het verboden zonder vergunning van<br />

Gedeputeerde Staten in een Beschermd Natuurmonument handelingen te verrichten, te doen<br />

verrichten ofte gedogen, die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de<br />

natuurwetenschappelijke betekenis van het Beschermd Natuurmonument of voor dieren of<br />

planten in het Beschermd Natuurmonument of die het Beschermd Natuurmonument ontsieren,<br />

dan wel in strijd met de bij een vergunning gestelde voorschriften of beperkingen handelingen te<br />

verrichten, te doen verrichten of te gedogen.<br />

Ingevolge 19a, eerste lid, van de Nbwet 1998, stellen Gedeputeerde Staten na overleg met de<br />

eigenaars, gebruikers en andere belanghebbenden, voor een op grond van artikel 10a, eerste lid,<br />

aangewezen gebied of een op grond van artikel 12, derde lid, voorlopig aangewezen gebied een<br />

beheerplan vast waarin met inachtneming van de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering<br />

van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, wordt beschreven welke<br />

instandhoudingsmaatregelen getroffen dienen te worden en op welke wijze. Tevens kan het<br />

beheerplan beschrijven welke handelingen en ontwikkelingen in het gebied en daarbuiten, in<br />

voorkomend geval onder nader in het beheerplan aangegeven voorwaarden en beperkingen, het<br />

bereiken van de instandhoudingsdoelstelling niet in gevaar brengen, mede gelet op de<br />

instandhoudingsmaatregelen die worden getroffen. Het beheerplan kan zulks ook doen ten<br />

aanzien van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van<br />

projecten en andere handelingen van nationaal belang in het gebied en daarbuiten. Ingevolge het<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


provincie H o L L A N D<br />

incie<br />

ZUID<br />

8/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

zevende lid van artikel 19a van de Nbwet 1998 wordt een beheerplan uiterlijk driejaar na<br />

dagtekening van het in artikel 10a, eerste lid van de Nbwet 1998 genoemde besluit voor het eerst<br />

vastgesteld.<br />

Ingevolge artikel 19d, eerste lid, van de Nbwet 1998, is het verboden zonder vergunning, of in<br />

strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, van Gedeputeerde Staten,<br />

projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de<br />

instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde<br />

lid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura <strong>20</strong>00-gebied<br />

kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor<br />

het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval<br />

projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen<br />

aantasten.<br />

Op grond van artikel 19e van de Nbwet 1998 moet bij het verlenen van een vergunning als<br />

bedoeld in artikel 19d, lid 1, rekening gehouden worden met:<br />

de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben gelet op de instandhoudings­<br />

doelstelling van een Natura <strong>20</strong>00-gebied;<br />

een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan;<br />

vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonder­<br />

heden.<br />

Ingevolge artikel 19f, eerste lid, maakt de initiatiefnemer voor projecten waarover Gedeputeerde<br />

Staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid,<br />

nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een op grond van<br />

artikel 10a, eerste lid, maar die afzonderlijk of in co<strong>mb</strong>inatie met andere projecten of handelingen<br />

significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens Gedeputeerde<br />

Staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij<br />

rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied, met uitzondering<br />

van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, van dat gebied.<br />

Ingevolge artikel 19g, eerste lid, kan een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, slechts<br />

worden verleend indien Gedeputeerde Staten uit de passende beoordeling, bedoeld in artikel 19f,<br />

eerste lid, zich ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende<br />

gebied niet zullen worden aangetast.<br />

Ingevolge artikel 19ia, voor zover thans van belang, is, ingeval de instandhoudingsdoelstelling<br />

voor een Natura <strong>20</strong>00-gebied mede betrekking heeft op doelstellingen als bedoeld in artikel 10a,<br />

derde lid, artikel 16, eerste tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing op handelingen<br />

die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van<br />

het Natura <strong>20</strong>00-gebied anders dan vereist ingevolge de richtlijnen, bedoeld in artikel 10a,<br />

tweede lid, of voor dieren en planten in dat gebied, of die het gebied ontsieren.<br />

Ingevolge artikel 43, tweede lid, aanhef en onder d, kan een vergunning worden ingetrokken of<br />

gewijzigd indien de omstandigheden sedert het tijdstip waarop de vergunning is verleend zodanig<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


provincie HOLLAND<br />

9/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

zijn gewijzigd, dat deze niet, niet zonder beperkingen of voorwaarden of slechts onder andere<br />

beperkingen of voorwaarden zou zijn verleend indien deze omstandigheden op het tijdstip waarop<br />

de vergunning is verleend zouden hebben bestaan.<br />

Het onderhavige project heeft mogelijk effecten op de Natura <strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel Ã<br />

Berkheide' en 'Coepelduynen' en de (voormalig) beschermde natuurmonumenten 'Harstenhoek',<br />

'Berkheide' en 'Coepelduin'.<br />

Het gebied "Coepelduynen" is op 23 dece<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>09 op grond van artikel 10a van de Nbwet 1998<br />

aangewezen. Op grond van artikel 1 onder n van de Nbwet 1998 valt dit gebied onder de definitie<br />

van Natura <strong>20</strong>00-gebied.<br />

Bij beschikking van 7 dece<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>04 is het gebied 'Meijendel S Berkheide' geplaatst op de lijst<br />

van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio, zoals bedoeld<br />

in artikel 4, lid 2 van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG). Op grond van artikel 1 onder n van<br />

de Nbwet 1998 valt dit gebied onder de definitie van Natura <strong>20</strong>00-gebied. Op 27 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>06<br />

heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het ontwerp-aanwijzingsbesluit voor<br />

dit gebied bekendgemaakt.<br />

De begrenzing van de reeds eerder vastgestelde aanwijzing voor het (voormalige) beschermde<br />

natuurmonument 'Coepelduin' valt binnen het hierboven genoemde Natura <strong>20</strong>00-gebied. Op<br />

grond van artikel 15a lid 2 is het aanwijzingsbesluit tot Beschermd Natuurmonument voor het<br />

gebied 'Coepelduin' vervallen.<br />

Het bepaalde in artikel 19ia leidt er toe dat vanwege de effecten van de voorgenomen handeling<br />

voor dit gebied een besluit op grond van artikel 16 en op grond van artikel 19d van de Nbwet<br />

1998 noodzakelijk is.<br />

De begrenzing van de reeds eerder vastgestelde beschermde natuurmonumenten<br />

'Harstenhoek' en 'Berkheide' 1<br />

valt binnen het Natura <strong>20</strong>00-gebied Meijendel S Berkheide.<br />

Aangezien voor dit gebied nog geen definitief aanwijzingsbesluit op grond van artikel 10a Nbwet<br />

1998 geldt artikel 16 van toepassing op de beschermde natuurmonumenten 'Harstenhoek' en<br />

'Berkheide'.<br />

Voor een uitgebreide beschrijving van de (ontwerp-)instandhoudingsdoelstellingen per Natura<br />

<strong>20</strong>00-gebied en de waarden van de verschillende beschermde natuurmonumenten wordt<br />

verwezen naar bijlage 2.<br />

D Overwegingen<br />

De thans voorliggende aanvraag voor de Natura <strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel S Berkheide' en<br />

'Coepelduynen' is getoetst aan de bepalingen van 19d van de wet en voor de (voormalige)<br />

beschermde natuurmonumenten 'Coepelduyn', 'Harstenhoek' en 'Berkheide' eveneens aan de<br />

Het gebied 'Harstenhoek' is bij besluit van 15 nove<strong>mb</strong>er 1988 aangewezen als Beschermd Natuurmonument. Het<br />

gebied 'Berkheide is op 12 april 1990 aangewezen als Beschermd Natuurmonument en op 12 mei 1992 als<br />

staatsnatuurmonument.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


10/28<br />

HOLLAND<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

bepalingen van artikel 16. Voorts is bij de beoordeling van de aanvraag rekening gehouden met<br />

het ontwerpaanwijzingsbesluit op grond van artikel 10a voor het gebied 'Meijendel 4» Berkheide'<br />

zoals verwoord in het wettelijk kader onder C.<br />

Bij de aanvraag is het document 'Passende beoordeling Kustversterking <strong>Katwijk</strong> ten behoeve van<br />

vergunningverlening artikel 19d Nbwet 1998' (verder: passende beoordeling) gedateerd<br />

6 augustus <strong>20</strong>12 gevoegd.<br />

De kustversterking ligt buiten (ten noorden van) de begrenzing van het Natura <strong>20</strong>00-gebied<br />

'Meijendel à Berkheide'. Binnen de begrenzing van het Natura <strong>20</strong>00-gebied 'Meijendel ó\<br />

Berkheide' liggen het beschermde natuurmonumenten 'Berkheide' en 'Harstenhoek'. Deze<br />

gebieden zijn uit een oogpunt van natuurschoon en zijn natuurwetenschappelijke betekenis<br />

aangewezen als Beschermd Natuurmonument.<br />

De kustversterking ligt buiten (ten zuiden van) de begrenzing van het Natura <strong>20</strong>00-gebied<br />

'Coepelduynen'. Binnen de begrenzing van het Natura <strong>20</strong>00-gebied 'Coepelduynen' ligt het<br />

Beschermd Natuurmonument 'Coepelduin'. Het gebied 'Coepelduin' is uit een oogpunt van<br />

natuurschoon en zijn natuurwetenschappelijke betekenis aangewezen als Beschermd<br />

Natuurmonument.<br />

Voor de beoordeling van de aanvraag en de effecten op de verschillende natuurwaarden hebben<br />

wij onderscheid gemaakt in de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura<br />

<strong>20</strong>00-gebied en de doelstellingen zoals beschreven in het (voormalige) aanwijzingsbesluit voor<br />

de Beschermde Natuurmonumenten. In deze beoordeling is per habitattype/soort/doelstelling<br />

aangegeven of sprake is van een mogelijk (significant) negatief effect. De effecten die hier van<br />

belang zijn hebben betrekking op geluid, optische verstoring, licht, verstuiving van zand en<br />

stikstofdepositie.<br />

Beoordeeld is of tijdelijke en permanente effecten kunnen optreden en zo ja, op welke wijze deze<br />

voorkomen kunnen worden door het treffen van mitigerende maatregelen en/of acceptabel zijn in<br />

het licht van de wezenlijke en natuurlijke kenmerken van het gebied en de mate waarin het<br />

behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar worden gebracht.<br />

Natura <strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel S, Berkheide' 8. 'Coepelduynen'<br />

Effecten op habitattypen<br />

Tijdelijke effecten door toename stikstofdepositie<br />

In de passende beoordeling is beschreven dat als gevolg van de uitstoot van uitlaatgassen van<br />

de schepen, machines en voertuigen die gebruikt worden voor de aanleg van de kustversterking,<br />

zal een tijdelijke toename van de stikstofdepositie plaatsvinden in een contour rondom het<br />

plangebied. In deze passende beoordeling is per habitattype het mogelijke effect in beeld<br />

gebracht. Negatief effecten als gevolg van stikstofdepositie tijdens de aanlegfase worden in de<br />

passende beoordeling uitgesloten.<br />

Subsidiair merken wij het volgende op. Voor 'Meijendel à Berkheide' en 'Coepelduynen' worden<br />

beheerplannen opgesteld. In deze beheerplannen worden maatregelen opgenomen voor het<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


ZUID HOLLAND<br />

11/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

behalen van de gestelde instandhoudingsdoelen. Deze twee beheerplannen zijn nog niet<br />

definitief vastgesteld. In verband hiermee hebben wij, vooruitlopend op de vaststelling van deze<br />

beheerplannen met de betreffende terreinbeherende organisaties afspraken gemaakt over de<br />

instandhoudingsmaatregelen in het gebied waar het gaat om het behalen van<br />

instandhoudingsdoelstellingen in relatie tot stikstofdepositie. De zeer geringe tijdelijke toename<br />

van stikstofdepositie ten gevolge van het project zal geen effect hebben op het behalen van de<br />

instandhoudingsdoelen.<br />

Verstuiving van zand<br />

Als gevolg van de verbreding van het strand ten noorden van het uitwateringskanaal zal de<br />

verstuiving in de zuidelijke punt van de zeereep aldaar toenemen. Deze zeereep maakt<br />

onderdeel uit van het Natura <strong>20</strong>00-gebied Coepelduynen. Verstuiving is een belangrijke<br />

voorwaarde voor de instandhouding van H21<strong>20</strong> witte duinen. Extra verstuiving door de<br />

kustversterking zal dus lokaal een verbetering van de kwaliteit en mogelijk uitbreiding van het<br />

oppervlakte van H21<strong>20</strong> tot gevolg hebben.<br />

Effecten op habitatsoorten<br />

Alleen het Natura <strong>20</strong>00-gebied 'Meijendel 4* Berkheide' is aangewezen voor habitatsoorten. Het<br />

gaat om de nauwe korfslak en de meervleermuis. De gevlekte witsnuitlibel is in het ontwerp<br />

aanwijzingsbesluit opgenomen als complementaire doelstelling. Ondanks het voornemen van het<br />

ministerie van EL&I om bij de definitieve aanwijzing de complementaire doelstelling te verwijderen<br />

is zekerheidshalve toch getoetst aan de gevlekte witsnuitlibel.<br />

Het leefgebied van de nauwe korfslak en de gevlekte witsnuitlibel bestaat uit de habitattypen<br />

voorkomend in Meijendel S Berkheide. De nauwe korfslak is een landslak die voorkomt op natte<br />

tot matig vochtige plaatsen, zoals natte duinvalleien, maar ook bosjes en bosranden met een<br />

vochtig microklimaat. Het gaat dan voornamelijk om de habitattypen H2160 duindoornstruwelen<br />

en H2190B vochtige duinvalleien. De gevlekte witsnuitlibel is gebonden aan duinpiassen met veel<br />

opgaande begroeiing, wat in Meijendel S Berkheide het habitattype H2190D vochtige duinvalleien<br />

(moerasvegetatie) is.<br />

Omdat negatieve effecten op deze habitattypen worden uitgesloten (zie hiervoor), geldt dat<br />

negatieve effecten op de (leefgebieden van) deze twee habitatsoorten ook zijn uit te sluiten ten<br />

aanzien van stikstofdepositie.<br />

Het Natura <strong>20</strong>00-gebied Meijendel S Berkheide is voor de meervleermuis van belang gezien de<br />

overwintering van deze soort in de aanwezige bunkers. Op de functionaliteit van de bunkers als<br />

winterverblijf zijn geen negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op voorhand uit te<br />

sluiten. Ten aanzien van mogelijke effecten van licht, geluid en optische verstoring op de<br />

instandhoudingsdoelstellingen van de nauwe korfslak, de meervleermuis en de gevlekte<br />

witsnuitlibel het volgende. De nauwe korfslak is niet gevoelig voor effecten van licht, geluid en<br />

trillingen. Effecten op deze soort zijn dus uit te sluiten.<br />

Ten aanzien van de meervleermuis en de gevlekte witsnuitlibel blijkt uit de passende beoordeling<br />

dat de leefgebieden en trekroutes van de meervleermuis en de gevlekte witsnuitlibel niet in de<br />

buurt voorkomen van de werkzaamheden. De effecten van licht, geluid en trillingen op deze<br />

habitatsoorten zijn dus uit te sluiten.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


p<br />

m<br />

į HOLLAND<br />

12/28<br />

Beschermde natuurmonumenten<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

De beschermde natuurmonumenten 'Berkheide' en 'Coepelduin' 2<br />

zijn aangewezen vanwege zijn<br />

natuurwetenschappelijke betekenis en natuurschoon. Daarbij gaat het om de volgende bijzondere<br />

waarden vanuit de natuurwetenschappelijke betekenis:<br />

geologie, geomorfologie en water;<br />

flora en vegetatie;<br />

fauna.<br />

De werkzaamheden vinden plaats buiten de begrenzing van de beschermde natuurmonumenten<br />

en hebben daardoor geen effecten op geologie en geomorfologie. Er zullen geen veranderingen<br />

in de hoeveelheid kwel plaatsvinden waardoor er geen vernatting zal optreden in de<br />

duingebieden. Negatieve effecten ten gevolge van de waterhuishouding zijn dan ook uitgesloten<br />

op alle beschermde natuurgebieden.<br />

Tijdelijke effecten door toename geluid, optische verstoring en licht<br />

Lichtverstoring en optische verstoring vindt in het projectgebied in de huidige situatie ook al<br />

plaats, als gevolg van de aanwezige kunstverlichting in de bebouwde kom en de bewegingen van<br />

auto's en recreanten op de boulevard en op het strand. Bij de boulevard is dus geen wezenlijke<br />

verandering van lichtverstoring en optische verstoring te verwachten. Omdat ook 's nachts<br />

gewerkt gaat worden met schepen en vrachtwagens voor de kustversterking en voor het<br />

verlengen van het uitwateringskanaal, kan wel een toename plaatsvinden van lichtverstoring en<br />

optische verstoring in de zuidelijke punt van 'Coepelduynen' en de noordelijke punt van<br />

'Meijendel à Berkheide'. Omdat de verlichting echter alleen gericht zal worden op de<br />

werkzaamheden, optische verstoring niet verder zal rijken dan de eerste duinenrij en geluid<br />

aanzienlijk verder draagt, zal het verstorende effect van geluid als leidend worden beschouwd<br />

voor de mate van verstoring.<br />

Voor de aanleg van de kustversterking inclusief het verlengen van het uitwateringskanaal is een<br />

aparte geluidsberekening opgesteld. Bij deze berekening is ook al de aanleg van de<br />

parkeergarage, die binnendijks bij de kustversterking gerealiseerd zal worden, meegenomen. De<br />

berekening moet dus gezien worden als een worst case. Er is gekeken of relevante soorten in het<br />

beïnvloedingsgebied van de 45 dB(A) 3<br />

contour voorkomen.<br />

Omdat afhankelijk van planning en eventuele uitloop van de werkzaamheden deze ook kunnen<br />

doorlopen in het broedseizoen, is ook gekeken naar de mogelijke effecten tijdens maximaal één<br />

broedseizoen.<br />

2<br />

Effecten op het beschermde natuurmonument 'Harstenhoek zijn gezien de afstand (meer dan 10 km) tot de<br />

kustversterking uit te sluiten. Dit gebied wordt in deze beoordeling dan ook verder buiten beschouwing gelaten.<br />

3<br />

De 45 dBA contour wordt gezien als een waarde waarbij geen afname in de dichtheid van broedvogels in open<br />

terrein te verwachten zijn (Reijnen et al. 1992).<br />

P/H-<strong>20</strong>13 369380400 dd. 1? 0? <strong>20</strong>13


ffî<br />

~ HOLLAND<br />

ZUID<br />

13/28<br />

'Berkheide'<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Tussen het plangebied en Berkheide vinden al vele vormen van beweging en lichtuitstoot plaats<br />

(activiteiten op de boulevard en de Sportlaan). Hierdoor is verstoring door geluidshinder<br />

maatgevend voor het bepalen van effecten op (broed)vogels.<br />

De natuurwaarden van het beschermde natuurmonument die gevoelig zijn voor verstoring zijn de<br />

avifaunaistische waarden. Binnen het beïnvloedingsgebied (45 dB(A) contour) zijn geen<br />

moerasgebieden, meertjes, grootschalige bosopstanden of steilwanden aanwezig. Dat betekent<br />

dat effecten op watervogels, moerasvogels, bosvogels en oeverzwaluwen in dit gebied zijn uit te<br />

sluiten. De volgende vogelsoorten van het open duin en van bosschages blijven dan over (op<br />

basis van Ministerie van LNV, aanwijzingsbesluit Beschermd Natuurmonument Berkheide):<br />

» broedvogels: Paapje (zeer zeldzaam), Sprinkhaanzanger, Graspieper, Kwartel (zeldzaam),<br />

Kuifleeuwerik (zeer zeldzaam), Tapuit, Roodborsttapuit, Boompieper, Kneu, Nachtegaal,<br />

Braamsluiper, Goudvink;<br />

» doortrekkers en overwinteraars: Rode Wouw (zeer zeldzaam), Blauwe Kiekendief, Buizerd,<br />

Sperwer, Gele Kwikstaart, Beflijster, Kramsvogel, Koperwiek, Keep, IJsgors, Sneeuwgors.<br />

Van de broedvogels komen de graspieper, roodborsttapuit en sprinkhaanzanger binnen het<br />

beïnvloedingsgebied voor (Slaterus, <strong>20</strong>08).<br />

In Berkheide zijn in <strong>20</strong>07 92 territoria van de qraspieper vastgesteld. Eén van deze territoria<br />

bevindt zich binnen het beïnvloedingsgebied. Worst case gaat deze nestlocatie tijdens de<br />

uitvoeringsfase tijdelijk verloren, wat neerkomt op T/o van de totale populatie. De graspieper<br />

broedt in open gebieden met een korte vegetatie, afgewisseld met overjarige gras- of heidepollen.<br />

In deze pollen wordt het nest verstopt. Dit vegetatietype is in Berkheide in ruime mate aanwezig,<br />

er zijn dus voldoende alternatieve broedlocaties voorhanden. Negatieve effecten op de populatie<br />

graspiepers in Berkheide als gevolg van verstoring worden uitgesloten.<br />

In Berkheide zijn in <strong>20</strong>07 41 territoria van de roodborsttapuit vastgesteld. Eén van deze territoria<br />

bevindt zich binnen het beïnvloedingsgebied. Worst case gaat deze nestlocatie tijdens de<br />

uitvoeringsfase tijdelijk verloren, wat neerkomt op 2Vo van de totale populatie. De roodborsttapuit<br />

broedt in open structuurrijke gebieden , vaak op overgangen van grasland naar bosschages. Dit<br />

vegetatietype is in Berkheide in ruime mate aanwezig, er zijn dus voldoende alternatieve<br />

broedlocaties voorhanden. Negatieve effecten op de populatie roodborsttapuiten in Berkheide als<br />

gevolg van verstoring worden uitgesloten.<br />

In Berkheide zijn in <strong>20</strong>07 72 territoria van de sprinkhaanzanqer vastgesteld. Eén van deze<br />

territoria bevindt zich binnen het beïnvloedingsgebied. Worst case gaat deze nestlocatie tijdens<br />

de uitvoeringsfase tijdelijk verloren, wat neerkomt op IVo van de totale populatie. De<br />

sprinkhaanzanger broedt in ruigtes, voornamelijk in de buurt van water. Op deze nestlocatie komt<br />

echter geen water voor, vermoedelijk bevond het broedpaar zich in een duindoornruigte. Dit<br />

vegetatietype is in Berkheide in ruime mate aanwezig, er zijn dus voldoende alternatieve<br />

broedlocaties voorhanden. Negatieve effecten op de populatie sprinkhaanzangers in Berkheide<br />

als gevolg van verstoring worden uitgesloten.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


P<br />

J HOLLAND<br />

14/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

De overwinteraars en doortrekkers die in Berkheide voorkomen zijn minder gebonden aan een<br />

territorium dan de broedvogels. De soorten zijn dus mobieler en hebben een binding met habitats<br />

die verspreid over het hele gebied voorkomen. Hieronder vallen: duindoorn (kramsvogel,<br />

koperwiek), open duingraslanden (gele kwikstaart, beflijster, ijsgors), bosschages (keep), strand<br />

(sneeuwgors) en ongebonden soorten (alle roofvogels). Geen van de vogelsoorten is gebonden<br />

aan een habitat dat specifiek alleen voorkomt binnen het beïnvloedingsgebied. Slechts een klein<br />

oppervlak {^"/a) van Berkheide wordt verstoord door geluid. Er zijn dus voldoende alternatieven<br />

aanwezig voor de doortrekkers en overwinteraars. Negatieve effecten op de populatie van deze<br />

soorten als gevolg van verstoring kan worden uitgesloten.<br />

'Coepelduin'<br />

De oude doelen van het Beschermd Natuurmonument Coepelduin zijn opgenomen in het<br />

aanwijzings-besluit van het Natura <strong>20</strong>00-gebied Coepelduynen. De natuurwaarden van het oude<br />

beschermde natuurmonument die gevoelig zijn voor verstoring zijn de avifaunistische waarden.<br />

Het betreft de volgende vogelsoorten (op basis van Ministerie van LNV, aanwijzingsbesluit<br />

Beschermd Natuurmonument Coepelduin):<br />

» broedvogels: Graspieper, Patrijs, Veldleeuwerik, Tapuit, Roodborsttapuit;<br />

» doortrekkers en overwinteraars: Frater.<br />

Van de broedvogels komt alleen de graspieper in het beïnvloedingsgebied voor.<br />

In Coepelduin zijn in <strong>20</strong>07 (Slaterus, <strong>20</strong>08) 18 territoria van de qraspieper vastgesteld. Één van<br />

deze territoria bevindt zich binnen het beïnvloedingsgebied. Worst case gaat deze nestlocatie<br />

tijdens de uitvoeringsfase tijdelijk verloren, wat neerkomt op 6 "h van de totale populatie. De<br />

graspieper broedt in open gebieden met een korte vegetatie, afgewisseld met overjarige gras- of<br />

heidepollen. In deze pollen wordt het nest verstopt. Dit vegetatietype is in Coepelduin in ruime<br />

mate aanwezig, er zijn dus voldoende alternatieve broedlocaties voorhanden.<br />

De frater is een wintergast die in Coepelduin vooral op duinaveruit foerageert (aanwijzingsbesluit<br />

Coepelduin, ministerie LNV). Duinaveruit komt voornamelijk in de noordelijke helft van<br />

Coepelduin voor en komt in het beïnvloedingsgebied slechts zeer sporadisch voor (Inberg eř al.,<br />

<strong>20</strong>07). Negatieve effecten op de populatie fraters in Coepelduin als gevolg van verstoring worden<br />

uitgesloten.<br />

Schadelijke effecten als gevolg van de gevraagde activiteit op de beschermde<br />

natuurmonumenten zijn daarmee uitgesloten.<br />

Cumulatie<br />

In de passende beoordeling zijn mogelijke cumulatieve effecten in beeld gebracht. Hierbij is<br />

rekening gehouden met de depositie van bedrijven en de nieuw te bouwen parkeergarage in<br />

<strong>Katwijk</strong>. Geconcludeerd is dat (significante) effecten in cumulatie met andere plannen en<br />

projecten zijn uitgesloten.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


P<br />

7uiD<br />

15/28<br />

m<br />

H O L L A N D<br />

E Zienswijze<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Tegen het ontwerpbesluit zijn door Banning Advocaten namens P. Bruijs, wonende aan de<br />

Boulevard 125, A. van Leeuwen, wonende aan de Boulevard 123, R Meijvogel, wonende aan de<br />

Boulevard 124, D. Parlevliet, wonende aan de Boulevard 126,<br />

A. Ozinga, wonende aan de Boulevard 127, M. van Dijk, wonende aan de Boulevard 129 en A. de<br />

Witte, wonende aan het Vuurbaakplein 1, allen te <strong>Katwijk</strong> (ZH) op 22 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 zienswijzen<br />

ingediend en door ons ontvangen op 23 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12. Daarnaast heeft R.P. Krom, Boulevard<br />

132, te <strong>Katwijk</strong> op 22 nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12 zienswijzen ingediend en door ons ontvangen op 26<br />

nove<strong>mb</strong>er <strong>20</strong>12. De zienswijzen komen inhoudelijk overeen en zullen daarom gezamenlijk<br />

worden behandeld.<br />

Samenvatting zienswijzen<br />

Volgens indieners van de zienswijzen is er een minder ingrijpend alternatief voorhanden, namelijk<br />

een kortere constructie die uit oogpunt van veiligheid niet onderdoet voor de langere constructie<br />

waarvoor het plan is opgesteld. Voor de Natuurbeschermingswet betekent het dat dit alternatief<br />

minder inbreuk maakt op de waarden die de Natuurbeschermingswet wil beschermen. Daarom<br />

dient de vergunning voor de langere constructie zoals die is aangevraagd -als zijnde onnodig<br />

ingrijpend- te worden geweigerd.<br />

Naar aanleiding van de zienswijzen merken wij het volgende op.<br />

De zienswijzen hebben de strekking dat wij, bij de beoordeling van de onderhavige vergunning,<br />

het alternatief van een kortere constructie voor de lengte van de dijk hadden dienen te betrekken.<br />

In het kader van de Nbwet vindt echter beoordeling plaats van datgene dat wordt aangevraagd.<br />

Een alternatievenweging komt pas aan de orde op het moment dat er als gevolg van de<br />

aangevraagde activiteit, op grond van een passende beoordeling, sprake is van mogelijke<br />

significante gevolgen (de zogenaamde ADC-toets). Volgens de passende beoordeling worden<br />

mogelijke significante gevolgen uitgesloten. Het betrekken van mogelijke alternatieven en een<br />

beoordeling daarvan is daarom niet aan de orde.<br />

Conclusie<br />

Resumerend zijn wij van mening dat de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg en<br />

aanwezigheid van de versterking van de primaire waterkering <strong>Katwijk</strong> niet zullen leiden tot<br />

aantasting van de wezenlijke kenmerken van de (voormalig) Beschermde Natuurmonumenten<br />

'Berkheide', 'Harstenhoek' en 'Coepelduyn' en de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura<br />

<strong>20</strong>00-gebieden 'Meijendel S Berkheide' en 'Coepelduynen niet in gevaar zullen brengen. Er zijn<br />

daarom geen redenen de vergunning te weigeren. In deze vergunning zijn voorschriften<br />

opgenomen die de natuurwaarden van het gebied beschermen.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


IK II.'<br />

provincie HOLLAND<br />

ZUID<br />

16/28<br />

Bijlage 2<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Instandhoudingsdoelstellingen aanwijzingsbesluiten Natura <strong>20</strong>00-gebieden<br />

'Meijendel X Berkheide' en 'Coepelduynen'. Doelen en waarden van de (voormalig)<br />

beschermde natuurmonumenten.<br />

Instandhoudingsdoelstellingen<br />

Inleiding<br />

Het ecologisch netwerk Natura <strong>20</strong>00 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden<br />

van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding<br />

behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip "instandhouding" wordt een<br />

geheel van maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke<br />

habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van<br />

instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als<br />

Habitatrichtlijngebied "tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de<br />

gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een<br />

type natuurlijke habitat [...] of van een soort [...] alsmede voor de coherentie van<br />

Natura<strong>20</strong>00- en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en<br />

vernietiging".<br />

Deze bepaling is in artikel 10a, tweede lid, van de Nbwet 1998 nader uitgewerkt. Op grond<br />

van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de<br />

instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van<br />

de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en<br />

plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura<strong>20</strong>00-gebied<br />

instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is<br />

uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren<br />

voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau.<br />

Algemene doelen<br />

» Behoud van de bijdrage van het Natura<strong>20</strong>00-gebied aan de biologische diversiteit en<br />

aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de<br />

Europese Unie.<br />

» Behoud van de bijdrage van het Natura<strong>20</strong>00-gebied aan de ecologische samenhang van<br />

het Natura<strong>20</strong>00-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie.<br />

» Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten<br />

behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende<br />

natuurlijke habtitattypen en soorten.<br />

» Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang<br />

» van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en<br />

soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.<br />

» Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame<br />

instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen<br />

zijn geformuleerd.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


m<br />

P<br />

TUID HOLLAND<br />

17/28<br />

Bijlage 2<br />

Instandhoudingsdoelstellingen per Natura <strong>20</strong>00-gebied<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

De met een * aangeduide gebieden zijn prioritaire habitattypen, waar ingevolge de Nbwet<br />

1998 strengere eisen gesteld moeten worden bij toetsing op grond van artikel 19d en<br />

volgende.<br />

Natura <strong>20</strong>00-gebied Meijendel à Berkheide<br />

Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I)<br />

H21<strong>20</strong><br />

Doel<br />

Toelichting<br />

H2130<br />

Doel<br />

Toelichting<br />

H2160<br />

Doel<br />

Toelichting<br />

H2180<br />

Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria ("witte<br />

duinen")<br />

Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.<br />

Voor een goede kwaliteit van het habitattype witte duinen is verstuiving van<br />

de zeereep van belang. Dit is tevens van belang voor verbetering van de<br />

kwaliteit van achtergelegen duingraslanden (habitattype H2130).<br />

"Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie ("grijze duinen")<br />

uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit grijze duinen, kalkrijk<br />

(subtype A) en grijze duinen, kalkarm (subtype B).<br />

Oppervlakteuitbreiding en verbetering kwaliteit grijze duinen is gewenst<br />

gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding en de grote<br />

verantwoordelijkheid van Nederland voor dit habitattype in Europa. Het beste<br />

kan dit gebeuren vanuit gedegradeerd duingraslanden of vanuit struweel.<br />

Behoud van de goede voorbeelden is om dezelfde reden van groot belang,<br />

in Meijendel en Berkheide met speciale aandacht voor graslanden en het<br />

zeedorpenlandschap (grijze duinen, kalkrijk (subtype A)). Het gebied levert<br />

een zeer grote bijdrage aan het landelijke doel voor subtype A.<br />

Duinen met Hippophaë rhamnoides<br />

Behoud oppervlakte en kwaliteit. Enige achteruitgang in oppervlakte ten<br />

gunste van habitattype H2130 grijze duinen of H2190 vochtige duinvalleien<br />

is toegestaan.<br />

Het habitattype duindoornstruwelen komt lokaal in goede kwaliteit (met veel<br />

struweelsoorten) voor. Wegens de grote oppervlakte levert het gebied een<br />

zeer grote bijdrage aan het landelijke doel voor het habitattype. Het type is<br />

landelijk niet bedreigd. Uitbreiding van het habitattype duindoornstruwelen<br />

kan een bedreiging vormen voor onder meer habitattype H2130 grijze<br />

duinen. Om de kwaliteit te behouden moeten alle successiestadia in het<br />

gebied voorkomen, ook de jonge stadia die als matig ontwikkeld worden<br />

beoordeeld.<br />

Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


m<br />

P<br />

TUID HOLLAND<br />

18/28<br />

Doei<br />

Toelichting<br />

H2190<br />

Doel<br />

Toelichting<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Behoud oppervlakte en kwaliteit duinbossen, droog (subtype A) en behoud<br />

oppervlakte en verbetering kwaliteit duinbossen, vochtig (subtype B) en<br />

duinbossen, binnenduinrand (subtype C).<br />

De duineikenbossen (duinbossen (subtype A)) van Meijendel en Berkheide<br />

behoren tot de best ontwikkelde voorbeelden in ons land. Dit subtype<br />

verkeert landelijk in een gunstige staat van instandhouding. Omdat de<br />

subtypen duinbossen, vochtig (subtype B) en duinbossen, binnenduinrand<br />

(subtype C) landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding<br />

verkeren wordt verbetering kwaliteit nagestreefd. Door de grote oppervlakte<br />

van habitattype duinbossen, vochtig (subtype B) levert het gebied een zeer<br />

grote bijdrage aan het landelijk doel voor dit subtype.<br />

Vochtige duinvalleien<br />

Uitbreiding oppervlakte verbetering kwaliteit vochtige duinvalleien, open<br />

water (subtype A), vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B) en vochtige<br />

duinvalleien, hoge moerasplanten (subtype D).<br />

In dit gebied zijn door waterwinning de valleien over grote delen van het<br />

gebied te nat (door hoge waterstanden in infiltratiepiassen) en/of<br />

dichtgegroeid. Er zijn reeds allerlei inspanningen verricht om het habitattype<br />

vochtige duinvalleien te herstellen. Met de derde en laatste fase van de<br />

duinregeneratie-projecten zullen de doelen op het punt van oppervlakte<br />

worden bereikt.<br />

Habitatsoorten (bijlage II)<br />

H1014 Nauwe korfslak<br />

Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.<br />

Toelichting Er zijn diverse populaties Nauwe korfslakken in het gebied bekend,<br />

waaronder enkele zeer grote. Het gebied levert één van de grootste<br />

bijdragen voor deze soort.<br />

H1318 Meervleermuis<br />

Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.<br />

Toelichting De meervleermuis overwintert hier in bunkers. Het betreft momenteel het<br />

Complementaire doelen<br />

belangrijkste overwinteringsgebied. Voor de soort zijn ook de aanwezige<br />

landgoederen van belang, omdat deze fungeren als zomerverblijven.<br />

H1042 Gevlekte witsnuitlibel<br />

Doel Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor vestiging<br />

populatie.<br />

Toelichting De gevlekte witsnuitlibel heeft een zeer ongunstige staat van instandhouding<br />

door het tekort aan gebieden en de landelijk te geringe populatiegrootte.<br />

Vestiging van een populatie in het gebied is nodig voor het realiseren van<br />

een landelijk gunstige staat van instandhouding. De soort breidt zich<br />

momenteel uit in de duinen, zodat de verwachting is dat het doel op termijn<br />

gerealiseerd kan worden.<br />

Doelen en waarden Harstenhoek<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


R<br />

ZUID HOLLAND<br />

19/28<br />

Het gebied Harstenhoek is uit een oogpunt van natuurschoon en zijn<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

natuurwetenschappelijke betekenis aangewezen als Beschermd Natuurmonument.<br />

In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit is de natuurwetenschappelijke betekenis en het<br />

natuurschoon nader uitgewerkt.<br />

Natuurwetenschappelijke betekenis<br />

Geologie, geomorfologie en waterhuishouding<br />

Het natuurmonument bestaat uit jonge duin- en strandzanden, gelegen op oude duin- en<br />

strandzanden met plaatselijk Hollandveen. Dit veen, voorkomend in de laagten tussen de<br />

strandwallen, ligt op NAP en is alleen terug te vinden in het oostelijk deel van het<br />

Nettenboetstersveld en de 'voormalige spoorbaan'.<br />

Het Nettenboetstersveld en het tot het natuurmonument behorende gedeelte van de<br />

voormalige spoorbaan maken deel uit van een eertijds licht geaccidenteerde<br />

middenduinvallei, welke als gevolg van stadsuitbreidingen gedeeltelijk is bebouwd.<br />

Door kustafslag ter hoogte van Scheveningen ligt (het restant van) deze middenduinvallei<br />

opvallend dicht bij zee in vergelijking met meer noordelijk gelegen middenduinvalleien.<br />

In het Nettenboetstersveld en de aangrenzende spoorbaan vindt een geringe afstroming van<br />

grondwater in de richting van Den Haag plaats. Het freatisch grondwater bestaat voor een<br />

belangrijk deel uit neerslagwater. De greppels ter plaatse wijzen op een hoge waterstand in<br />

het verleden. Vanaf begin deze eeuw vindt in aangrenzende duingebieden sterke<br />

wateronttrekking plaats. Thans ligt hierdoor in het Nettenboetstersveld de grondwaterspiegel<br />

meer dan 2.00 meter beneden maaiveld; bij de voormalige spoorbaan meer dan 3.00 meter.<br />

Het "Oostduin" is een slechts licht vergraven duingebied. Plaatselijk komen in dit deel van<br />

het natuurmonument hoogteverschillen van enkele meters en enkele zeer steile hellingen<br />

voor. Na de aanleg van infiltratiewerken in het aangrenzend duingebied kwam de<br />

grondwaterspiegel hier hoger te liggen. Het grondwater stroomt waarschijnlijk af richting zee<br />

en stad en bestaat deels uit infiltratiewater en deels uit neerslagwater. Het "Oostduin" is<br />

droger dan het Nettenboetstersveld. Met name de geomorfologie van het<br />

Nettenboetstersveld is in sterke mate door de mens bepaald.<br />

In het natuurmonument, dat een van oorsprong kalkrijk gebied is, is door ontginning en<br />

landbouwkundig gebruik de bodem in het Nettenboetstersveld veranderd in klakloze<br />

vlakvaag- en duinvaaggronden. In het "Oostduin" wordt de bodem gevormd door<br />

kalkhoudende duinvaaggronden.<br />

Flora en vegetatie<br />

De variatie aan milieu-omstandigheden in het natuurmonument heeft, in samenhang met het<br />

sinds jaar en dag gevoerde extensieve beheer, geleid tot verschillende vegetatietypen met<br />

ieder een specifieke flora.<br />

Het natuurmonument behoort tot de vegetatiekundig best onderzochte duingebieden van<br />

ons land. Het terrein is vooral van belang vanwege de bijzondere botanische samenstelling<br />

van de zeldzame duingraslanden die er voorkomen.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


provincie H o L L A N D<br />

incie<br />

ZUID<br />

<strong>20</strong>/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Belangrijke in het natuurmonument voorkomende zeldzame en minder algemene<br />

plantensoorten zijn:<br />

In het Nettenboetstersveld: Liggende asperge, Viltganzerik, Gestreepte klaver,<br />

Knolbeemdgras, Zeepkruid, Bitterkruid, Blauwe bremraap, Kegelsilene, Oorsilene,<br />

Lathyruswikke, alsmede mos- en korstmossoorten, zoals Cladonia;<br />

Op de "voormalige spoorbaan": Wilde tijm, Blauwe bremraap, Wegdistel, Zeepkruid en<br />

Liggende asperge;<br />

In het "Oostduin": Viltganzerik, Kegelsilene, Slangekruid, Ossetong, Duinsalamonszegel en<br />

Duinviooltje.<br />

De vegetatie van de vlakke delen is grasachtig en de heuvelachtige randen zijn begroeid<br />

met struweel. De volgende plantengemeenschappen kunnen in het natuurmonument worden<br />

onderscheiden:<br />

In het Nettenboetstersveld: Vroege haver- en zandzegge-, duinschapegras, kraailook-<br />

Op de "voormalige spoorbaan": Overgang duingrasland naar ruigte en struweel met<br />

ruigtevegetaties.<br />

Vanaf 1960 is vanuit het centrale deel van het Nettenboetstersveld, waarschijnlijk als gevolg<br />

van konijnenvraat en een wijziging in het beheer naar "niets doen", een ontwikkelin gaande<br />

waarbij het aantal hogere planten afneemt en het aantal mossen en korstmossen toeneemt.<br />

De vestiging van een groot aantal soorten mossen en korstmossen, in het bijzonder van het<br />

geslacht Cladonia, is vanuit natuurwetenschappelijk oogpunt van groot belang.<br />

Fauna<br />

Het natuurmonument is als broed-, rust- en foeragegebied van betekenis voor verschillende<br />

vogelsoorten. De struwelen in het natuurmonument zijn van groot belang als broed- en<br />

rustgelegenheid voor met name zangvogels. Genoemd kunnen worden: de Gekraagde<br />

roodstaart, Goudvink, Goudhaantje, Tuinfluiter en Nachtegaal. De open delen van het<br />

duingebied zijn van betekenis voor de Kievit, Tapuit, Kneu, Veldleeuwerik en Graspieper.<br />

De besdragende struwelen in het natuurmonument vormen tevens een fourage- en<br />

rustplaats voor verschillende trekvogels, zoals de Kramsvogel. Het natuurmonument vormt<br />

een onderdeel van het verspreidingsgebied van zes soorten amfibieën, waaronder de<br />

rugstreeppad, alsmede één reptielensoort, de ernstig bedreigde zandhagedis.<br />

Het natuurmonument is door zijn variatie in flora en vegetatie tevens van belang voor<br />

insecten, zoals de Oranjetip-vlinder.<br />

Natuurschoon<br />

en duinpaardebloemassociaties; duindoornstruweel;<br />

mossengemeenschappen waarin Campylopus introflexus<br />

overheerst.<br />

In het "Oostduin": Kruidenrijk open duindoornstruweel met stuifduin- en<br />

pioniervegetaties.<br />

Het natuurmonument maakt onderdeel uit van het duinlandschap. De "Harstenhoek" kan<br />

worden beschouwd als een zeldzaam duinlandschapstype, dat wel het Zeedorpenlandschap<br />

wordt genoemd. Een dergelijk landschap bestaat uit duinterreinen in en rond "zeedorpen",<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


p<br />

m<br />

į HOLLAND<br />

21/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

die onder invloed van allerlei menselijke activiteiten in het verleden een specifiek karakter<br />

hebben gekregen.<br />

Het natuurmonument is door zijn openheid, de mate van reliëf en zijn relatieve<br />

verscheidenheid aan milieu-omstandigheden van betekenis uit het oogpunt van<br />

natuurschoon.<br />

Doelen en waarden Berkheide<br />

Het gebied Berkheide is uit een oogpunt van natuurschoon en zijn natuurwetenschappelijke<br />

betekenis aangewezen als Beschermd Natuurmonument.<br />

In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit is de natuurwetenschappelijke betekenis en het<br />

natuurschoon nader uitgewerkt.<br />

Natuurwetenschappelijke betekenis<br />

Geologie, geomorfologie en waterhuishouding<br />

Tot ongeveer 3000 v Chr. wisselden zeespiegeldalingen en rijzingen elkaar af. Voor de<br />

Noordzee hield dit in dat de kustlijn zich afwisselend zeewaarts en landinwaarts verplaatste.<br />

Ten gevolge van de afwisselende dynamische processen bestaat de ondergrond uit een<br />

aantal door zee, rivieren, ijs en wind afgezette lagen. Naar hun samenstelling zijn deze lagen<br />

goed waterdoorlatend (zand, grind) of slecht waterdoorlatend (klei, leemachtige gronden).<br />

De bovengrens van de pleistocene afzettingen ligt op ongeveer -15 meter NAP. In de<br />

holocene afzettingen bevinden zich zandige en kleiige zones met veenlagen. De bovenste<br />

lagen worden gevormd door jonge duinzanden. Specifiek voor Berkheide is een afsluitende<br />

kleilaag op ongeveer 2 meter beneden NAP. De jonge duinzanden bestaan uit duinvaag- en<br />

vlakvaaggronden, welke kalkhoudend zijn. De duinvoet van de zeereep heeft zich sinds<br />

1850 circa 100 meter zeewaarts verplaatst. Hiertegenover staat het afgraven van de<br />

binnenduinen ten behoeve van de bollenteelt vanaf 1850. Het huidige duinlandschap is<br />

gevormd door overstuiving van de oude duinen. Berkheide is geomorfologisch te verdelen in<br />

de buitenduinen, middenduinen en binnenduinen. De hoogteverschillen variëren van 5 tot 30<br />

meter. De buitenduinen en met name de zeereep kregen hun vorm pas in de 18 e<br />

en 19 e<br />

eeuw. In de zeereep en daaraan grenzende duinen tot circa 500 meter landinwaarts<br />

bevinden zich streepduinen en microparaboolduinen met enkelvoudige uitblazingsvalleien.<br />

Het middenduin is circa 1000 meter breed en kreeg zijn huidige natuurlijke vorm met name<br />

in de 17 e<br />

en 18 6<br />

eeuw. Het middenduin wordt gekenmerkt door kamduinreeksen en<br />

samengestelde uitblazingsvalleien. In het westelijk deel van het middenduin liggen,<br />

evenwijdig aan de kust lopende, valleien die van elkaar gescheiden zijn door duinruggen. In<br />

deze valleien zijn de restanten van duinakkers waarnee<strong>mb</strong>aar. Deze duinakkers kenden een<br />

landbouwkundig gebruik. In de 19 e<br />

en <strong>20</strong> e<br />

eeuw zijn grote delen van het middenduin<br />

vergraven ten behoeve van de waterwinning. In noord-zuid-richting zijn een aantal<br />

winningskanalen gegraven. Oostelijk en westelijk hiervan liggen een aantal infiltratiepiassen.<br />

Het oostelijk deel van het middenduin is grillig en reliëfrijk met hoge tot zeer hoge<br />

duinmassieven (tot 37 meter boven NAP). De binnenduinrand wordt met name in het zuid­<br />

oostelijk deel van Berkheide gekenmerkt door een gesloten duinenreeks van circa 500 meter<br />

breed en bestaat uit overwegend loopduinenreeksen.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


22/28<br />

m<br />

HOLLAND<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Tot aan het begin van de 19 e<br />

eeuw bestond Berkheide voor minder dan eenderde uit<br />

vochtige duinvallleien. Verlaging van het peil van achterliggende polders, toenemende<br />

begroeiing en verbeterde vastlegging van de duinen vanaf begin 19 e<br />

eeuw maar met name<br />

afzanding van de binnenduinrand en waterwinning vanaf eind 19 e<br />

eeuw hebben een sterke<br />

verdroging tot gevolg gehad. Halverwege de <strong>20</strong> e<br />

eeuw werd begonnen met infiltratie van<br />

oppervlaktewater waardoor plaatselijk stijging van de grondwaterstand optrad. Doordat de<br />

waterkwaliteit van het oppervlaktewater verslechterde werden steeds meer eutrofe stoffen in<br />

duin geïnfiltreerd. De oppervlakte aan infiltratieplassen en verzamel- en spoelvijvers<br />

bedraagt nu 60 ha. Een aantal winningskanalen ligt diep vergraven in het duin (kanaal 3 is<br />

bijv. 1600 meter lang en 100 meter breed). Het grondwaterpeil in vrijwel het gehele<br />

natuurmonument wordt in sterke mate kunstmatig beheerd ten behoeve van de<br />

waterwinning. Als gevolg van ontbrekende voorzuivering van het infiltratiewater is het<br />

grondwater in het natuurmonument gedeeltelijk sterk eutroof.<br />

Flora en vegetatie<br />

De vegetatie van Berkheide is gelet op zowel de grote diversiteit en natuurlijkheid als de<br />

aanwezigheid van zeldzame organismen van internationaal belang. De variatie in<br />

milieuomstandigheden in het natuurmonument heeft, in samenhang met het sinds jaar en<br />

dag gevoerde extensieve beheer en beïnvloed door de waterwinning, geleid tot verschillende<br />

vegetatietypen met hun specifieke flora.<br />

In de buitenste duinenrij, waar een voortdurende aanvoer van zout en kalkrijk zand<br />

plaatsvindt, domineert bijna overal helm en komen verder soorten voor als rood zwenkgras,<br />

biestarwegras, zandhaver en plaatselijk ook zeewinde en blauwe zeedistel.<br />

Landinwaarts neemt het aandeel van de zeeduinplanten in de stuifduinvegetaties af; duinriet<br />

neemt tot tot zeer algemeen. In de stuifduinvegetaties komen als zandzegge, zandraket,<br />

duinviooltje, gerstdravik, muurpeper, duinreigersbek, kleverige reigersbek en kruipend<br />

stalkruid. Op de zuidhellingen komen hier winterannuellen voor zoals kandelaartje,<br />

zanddoddegras en vroegeling.<br />

Direct ten zuiden van <strong>Katwijk</strong> in de graslanden van de Vriezewei, Dorendel en delen van de<br />

stuifduinen dragen de vegetaties een eigen karakter. Zij behoren tot het zgn.<br />

zeedorpenlandschap dat eeuwenlang een vrij constante menselijke beïnvloeding heeft<br />

ondergaan. Dominerend is hier de duinaveruit met verder soorten als zeeschildzaad,<br />

knolbeemdgras, kegelsilene en duinpaardebloem.<br />

Duingraslanden komen verspreid voor in het gehele natuurmonument. Te onderscheiden zijn<br />

: kalkgraslanden met soorten als bitterkruid, bitterkruidbremraap, wondklaver, kleine<br />

steemtijm, driedistel en kruisbladgentiaan; graslanden van ontkalkte bodems met soorten als<br />

zandblauwtje, klein tasjeskruid, vleugeltjesbloem, paashaver en veel mossen en<br />

korstmossen; voedselrijke graslanden op voormalige akkers in het noorden van het<br />

natuurmonument met soorten als reukgras, duizendblad, gewoon beemdgras, wilde peen,<br />

brunel, veldlathyrus en smalbladige weegbree; graslanden met verstoorde milieus als gevolg<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


TuiD<br />

23/28<br />

m<br />

H O L L A N D<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

van vergravingen en hydrologische veranderingen met soorten als boskruiskruid, knikkend<br />

wilgenroosje, kantig wilgenroosje en duinriet.<br />

De noordhellingvegetaties worden gekenmerkt door veel kruiden en lage struwelen. Ze<br />

liggen als eilandjes in het duin en vormen een van de meest soortenrijke en waardevolle<br />

vegetatietypen. In de noordhellingvegetaties komen soorten voor als dauwbraam, wilde<br />

liguster, duinsalamonszegel, nachtsilene, argimonie, ruig viooltje, hondsviooltje, stijve<br />

ogentroost, maanvaren, blauwe bremraap, kruisbladgentiaan en scherpe fijnstraal.<br />

Ondermeer op plaatsen waar in het verleden overstuivingen hebben plaatsgevonden komen<br />

uitgestrekte dwergstruwelen voor waarin duinroos domineert. Op oude overstuivingsvlakten<br />

spreekt men van duinroosvlakten. Deze zijn vaak bijzonder soortenrijk met veel hogere<br />

planten en vooral veel soorten mossen en korstmossen zoals rendiermos en kraakloof. Deze<br />

vegetaties zijn voor Nederlandse begrippen in hoge mate uniek.<br />

Langs paden en op vergraven terreinen komen duidelijk herkenbare storingsvegetaties voor.<br />

Duinspecifieke storingsplanten zijn hierzandkool, hondstong, slangekruid, grote<br />

teunisbloem, zeepkruid en wegdistel. Langs de droge storingsplaatsen komen soorten voor<br />

als smal vlieszaad, kromhals, loogkruid, spiesmelde, liggende vetmuur en<br />

hertshoornweegbree. Daar waardoor vermenging van kalkrijke ondergronden met humus en<br />

plantenresten versnelde mineralisatie optreedt, zoals bij vergravingen ten behoeve van<br />

waterwinwerken, komen soorten van voeselrijke milieus voor zoals zwarte nachtschade,<br />

akkerdistel en kleine brandnetel. Op dergelijke vergravingen komt tevens inplant van<br />

helmsoorten voor.<br />

Vooral in het zuidelijk deel van het natuurmonument komen planten van bosranden en<br />

struwelen voor. Te onderscheiden zijn de gevarieerde struwelen in de beschutting van de<br />

zeereep met gewone vlier als opvallendste soort, de karakteristiek laaggeschoren<br />

ligusterstruwelen in het open duingebied aan weerszijden van het fietspad, de soortenarme<br />

duindoornstruwelen verspreid in het gehele gebied, de struwelen met wilde liguster en<br />

kamperfoelie vooral op de noordhellingen en de meidoornstruwelen. In het struweel komen<br />

soorten voor als zuurbes, kardinaalsmuts, kaneel-, rimpel- en viltroos en egelantier.<br />

Het voormalige landgoedbos Pan van Persijn is een recreatiebos geworden. Daarbuiten<br />

komt nauwelijks hoog opgaand bos voor. Van het Parlevlietbos zijn geen restanten over. Wel<br />

zijn er veel opgaande vegetaties (meer dan 4 meter hoog) aanwezig. Het gaat hier om<br />

meidoornbos en duineikenbos in het oostelijk deel en Berkenbos in het zuidoostelijk deel.<br />

De plassen in Berkheide zijn ten gevolge van de infiltratie vrijwel allemaal voedselrijk. Veel<br />

hier voorkomende plantensoorten zijn kenmerkend voor voedselrijke waterkanten en<br />

moerassen. Hier voorkomende soorten zijn onder meer groot moerasscherm, beekpunge,<br />

cyperzegge en gewone waterbies.<br />

Door infiltratie met zeer voedselrijk water en/of door hoge instroomsnelheden, hebben zich in<br />

de omgeving van de infiltratiepiassen in de zogenaamde kwelzones vochtige vegetaties<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


provincie H o L L A N D<br />

incie<br />

ZUID<br />

24/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

ontwikkeld, kenmerkend voor een voedselrijk milieu. Bij niet te steile oevers is meestal een<br />

zonering te zien. De laagste zone, bestaande uit waterplanten, wordt gedomineerd door<br />

lisdodde. Een tweede zone, op de grens van water en land, wordt gedomineerd door<br />

watermunt. Bij grote en onregelmatige waterstandsschommelingen en bij steile oevers<br />

ontbreekt de tweede zone meestal en is derde zone aanwezig. Deze bestaat uit<br />

hoogopgaande kragen van harig wilgenroosje, konininnekruid of grote brandnetel. Tenslotte<br />

een vierde zone welke nooit onder water komt te staan waar duinriet domineert.<br />

In het westelijk deel van Berkheide komen kwelgebieden voor met een lage belasting met<br />

eutroof infiltratiewater en een matige beïnvloeding van de natuurlijke seizoensfluctuatie van<br />

de waterstand. Hier hebben de oorspronkelijke vochtige duinvalleivegetaties zich nog min of<br />

meer kunnen handhaven met soorten als kruipend zenegroen, gevleugeld hertshooi,<br />

gewone wederik, kale jonker, padderus, schildereprijs, egelboterbloem, zeegroene zegge en<br />

duinrus.<br />

Fauna<br />

In samenhang met de hierboven geschetste verscheidenheid in abiotisch milieu en<br />

vegetatietypen heeft zich in het natuurmonument, een gevarieerde fauna ontwikkeld. De<br />

afwisseling van bos, struweel, grasland en plassen in het duingebied vormt een optimaal<br />

biotoop voor een rijk geschakeerde broedvogelbevolking. In Berkheide broeden ongeveer<br />

100 soorten. Circa 30 soorten broeden in het biotoop van permanent open water,<br />

oeverzones en moerassen in het waterwingebied. Circa 34 soorten broeden in de bossen.<br />

De overige soorten broeden verspreid in struwelen, duingraslanden, (korst)mos- en<br />

duinroosvegetaties.<br />

In het natuurmonument broeden onder meer wintertaling, zomertaling, bergeend, krakeend,<br />

slobeend, waterral, paapje, sprinkhaanrietzanger, kleine karekiet, kluut, baardmannetje,<br />

grauwe kiekendief, graspieper, kwartel, oeverzwaluw, kuifleeuwerik, tapuit, roodborsttapuit,<br />

boompieper, kneu, nachtegaal, braamsluiper, ransuil, bosuil, boomvalk, spotvogel,<br />

wielewaal, goudvink en grauwe vliegenvanger.<br />

Berkheide is een belangrijk rust- en foerageergebied voor trekvogels en van belang voor<br />

wintergasten.<br />

Hier voorkomende doortrekkers en wintergasten zijn onder meer purperreiger, lepelaar,<br />

pijlstaart, nonnetje, rode wouw, bruine kiekendief, blauwe kiekendief, havik, sperwer,<br />

buizerd, visarend, zilverplevier, zwarte ruiter, groenpootruiter, grote stern, zwarte stern,<br />

waterpieper, gele kwikstaart, beflijster, kramsvogel, koperwiek, keep, frater, ijsgors en<br />

sneeuwgors.<br />

Uit Berkheide zijn waarnemingen bekend van in totaal 268 (onder-)soorten broedvogels en<br />

niet-broedvogels.<br />

Vooral in en nabij de kwelplassen komen veel amfibieën voor zoals bruine kikker, groene<br />

kikker, gewone pad, rugstreeppad en kleine watersalamander. In het droge duin komt als<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


m<br />

p r<br />

7rľx^<br />

ZUID<br />

HOLLAND<br />

25/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

reptielsoort de zandhagedis voor. Door de verscheidenheid aan biotopen is de<br />

insectenfauna zeer soortenrijk. Een aanzienlijk deel van de Nederlandse soorten komt in de<br />

duinen voor. De duinen vormen een belangrijke schakel in de trekroute van vlinders. Op<br />

duindoorn en kruiskruid komen veel rupsen van respectievelijk Bastaardsatijnvlinder en de<br />

Sint Jansvlinder voor. De slakkenfauna is nabij de binnenduinrand rijk aan soorten.<br />

In het natuurmonument voorkomende zoogdiersoorten zijn onder meer ree, vos, bunzing,<br />

wezel, egel, konijn, haas, eekhoorn, woelrat, zwarte rat, bosmuis, dwergmuis, rosse<br />

woelmuis, bosspitsmuis, waterspitsmuis, dwergspitsmuis, watervleermuis, dwergvleermuis<br />

en ruige dwergvleermuis.<br />

Natuurschoon<br />

Het natuurmonument kent door de verschillen in abiotische en biotische eigenschappen,<br />

alsmede door het beheer, dat in zijn verschijningsvorm een afpiegeling vormt van het sinds<br />

jaar en dag gebezigde gebruik van het gebied door de mens, een grote afwisseling in<br />

visueel-ruimtelijke eigenschappen. Plaatselijk is het natuurschoon evenwel aangetast door<br />

waterwinningswerken.<br />

Het natuurmonument wordt gevormd door een omvangrijk en weinig versnipperd duingebied,<br />

dat, mede door het wisselend reliëf, de grote verscheidenheid van milieu-omstandigheden<br />

en de verschillende terreintypen met hun natuurlijke vegetaties, in landschappelijk opzicht<br />

een gevarieerd karakter heeft.<br />

Het karakter van het duin- en binnenduinlandschap, gekenmerkt door bossen, struwelen en<br />

open duingebieden met de daaraan grenzende binnenduingraslanden in verschillende stadia<br />

van ontwikkeling, verleent het natuurmonument in landschappelijk opzicht een aantrekkelijk<br />

aanzien, het is daarom, mede vanwege de uitgestrektheid van het gebied en de relatief grote<br />

rust, uit oogpunt van natuurschoon van grote betekenis.<br />

Natura <strong>20</strong>00-gebied Coepelduynen<br />

Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I)<br />

H21<strong>20</strong><br />

Doel<br />

Toelichting<br />

H2130<br />

Doel<br />

Toelichting<br />

Witte duinen<br />

Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.<br />

Het habitattype kan in kwaliteit worden verbeterd door herstel van<br />

verstuiving in de zeereep, voor zover er geen conflicten ontstaan met de<br />

veiligheid van de zeewering. Verstuiving is mede van belang voor het<br />

achtergelegen habitattype grijze duinen (H2130).<br />

"Grijze duinen<br />

Behoud oppervlakte en kwaliteit grijze duinen, kalkrijk (subtype A).<br />

Het subtype grijze duinen, kalkrijk (subtype A) is over een grote oppervlakte<br />

in goed ontwikkelde vorm in het gebied aanwezig. Daarom is hier geen<br />

doelstelling voor ontwikkeling of uitbreiding geformuleerd. Het gebied levert<br />

een grote bijdrage aan het landelijke doel voor dit subtype.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


provincie HOLLAND<br />

ZUID<br />

26/28<br />

H2160<br />

Doel<br />

Duindoornstruwelen<br />

Behoud oppervlakte en kwaliteit.<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Toelichting Het habitattype duindoornstruwelen is over een beperkte oppervlakte<br />

H2190<br />

Doel<br />

aanwezig. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding van<br />

duindoornstruwelen en aangezien uitbreiding van het type ten koste kan<br />

gaan van onder meer habitattype grijze duinen (H2130), wordt behoud van<br />

oppervlakte en kwaliteit nagestreefd. Om de kwaliteit te behouden is het<br />

gewenst dat alle successiestadia in het gebied voorkomen.<br />

Vochtige duinvalleien<br />

(subtype B).<br />

Toelichting Het habitattype vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B) is over een<br />

Doelen en waarden Coepelduin<br />

Het gebied Coepelduin is uit een oogpunt van natuurschoon en zijn natuurwetenschappelijke<br />

betekenis aangewezen als Beschermd Natuurmonument.<br />

In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit is de natuurwetenschappelijke betekenis en het<br />

natuurschoon nader uitgewerkt.<br />

Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige duinvalleien, kalkrijk<br />

beperkte oppervlakte redelijk ontwikkeld aanwezig. Er zijn potenties voor het<br />

verbeteren van de kwaliteit van het habitattype in het gebied, hiervoor<br />

worden reeds inspanningen geleverd. Voor de oppervlakte van het<br />

habitattype in dit gebied zijn de mogelijkheden volledig benut.<br />

Natuurwetenschappelijke betekenis<br />

Geologie, geomorfologie en waterhuishouding<br />

Het natuurmonument Coepelduin is aan de monding van de Oude Rijn ontstaan tussen 1<strong>20</strong>0<br />

en 1700 na Chr. Het gebied wordt gekenmerkt door een grotendeels natuurlijke en<br />

ongestoorde geomorfologie. In het zuidelijk deel bevindt zich op circa NAP een<br />

ondoordringbare kleilaag, terwijl meer naar het noorden veen in de ondergrond wordt<br />

aangetroffen op ca. 1,5 m - NAP. De duinen bestaan uit kalkrijke jonge duinen van matig fijn<br />

zand in de zeereep tot fijn zand in het middenduin. De gesloten zeereep heeft nagenoeg<br />

geen valleien en is op kunstmatige wijze door zandsuppletie versterkt. Het middenduin<br />

bestaat uit duincomplexen met enkelvoudige uitblazingsvalleien bestaande uit<br />

microparabool- en streepduincomplexen.<br />

De binnenduinrand is enkele eeuwen geleden afgegraven ten behoeve van de<br />

bloe<strong>mb</strong>ollencultuur. Door deze afgravingen en de ligging aan de Oude Rijn zijn de duinen<br />

hier smal (ca. 600 m) Het hoogteverschil bedraagt 5 tot 30 m.<br />

In het duingebied zijn in het verleden weiden ontstaan na opvulling van valleien met<br />

stadsafval en zijn aardappelakkertjes in cultuur gebracht door afgraving en verrijking van de<br />

bodem met visafval. Direct ten noorden van <strong>Katwijk</strong> ligt een uit de zeventigerjaren<br />

daterende puinstort. Aan de oostzijde liggen enkele verzonken bunkers.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


m<br />

P<br />

TuiD HOLLAND<br />

27/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

Door wegzijging van water naar o.a. het aangrenzende industrie- en poldergebied heeft een<br />

daling van de grondwaterstand plaatsgevonden. Desondanks heeft het natuurmonument een<br />

natuurlijk fluctuerende waterhuishouding. In het algemeen is sprake van droge<br />

omstandigheden. Uitzondering hierop vormt de min of meer vochtige vallei in het zuidwesten<br />

van het natuurmonument genaamd 'Guitedeľ.<br />

Flora en vegetatie<br />

Het natuurmonument Coepelduin ontleent zijn waarde oa. aan de botanische diversiteit met<br />

enkele karakteristieke plantengemeenschappen en zeldzame en minder algemene<br />

plantesoorten. Het gebied heeft een overwegend lange en gesloten, grazige vegetatie. Er<br />

worden ca. <strong>20</strong>0 plantensoorten aangetroffen.<br />

In de zeereep wordt een pioniervegetatie aangetroffen met o.a. Zeeraket en Blauwe<br />

zeedistel. Op sommige plaatsen komt hier opgaand struweel voor met Zwarte vlier, Wilde<br />

liguster en Boksdoorn.<br />

Tot de vegetaties die op noordhellingen voorkomen en karakteristiek zijn voor het<br />

zogenaamde Zeedorpenlandschap behoort de hier zeer goed ontwikkelde Gemeenschap<br />

van Wondklaver en Nachtsilene. Naast de reeds genoemde soorten komen hierin voor:<br />

Bitterkruid, Bitterkruidbremraap en Duinaveruit. De Duinaveruit is voor dit gebied een<br />

karakteristieke verschijning. Op zuidhellingen komt de Gemeenschap van duinsterretje voor<br />

met als kenmerkende soorten o.a. Kandelaartje, Kleverige reigersbek en diverse blad- en<br />

korstmossen, waaronder Cladonia.<br />

Een bijzonder type duingrasland komt voor in het zuiden met o.a. Fakkelgras, Echt en Glad<br />

walstra. Op de begraasde duinweiden komen vegetaties voor met o.a. Driedistel, Blauwe<br />

bremraap, Knikkende distel en Nacht-, Blaas- en Kegelsilene. Deze weiden zijn kenmerkend<br />

voor het Zeedorpenlandschap.<br />

Op de hogere vlak glooiende terreingedeelten van het natuurmonument komen goed<br />

ontwikkelde Duinroosvelden voor. Andere voor dit vegetatietype karakteristieke soorten zijn<br />

o.a. Muizeoortje en Kleine leeuwetand. Deze vegetatie wordt in noordelijke richting<br />

vervangen door een vegetatietype waarin Dauwbraam overheerst die op noordhellingen<br />

vergezeld gaan van o.a. Duinsalamonszegel en Eikvaren.<br />

Door de nabijheid van de Oude Rijn zijn enige fluviatiele soorten zoals Sikkelklaver, Blauwe<br />

bremraap en Bitterkruid in dit duingebied vertegenwoordigd.<br />

Bos en opgaand struweel komt in het natuurmonument met name voor op de<br />

binnenduinrand in het noordoosten van het natuurmonument en bestaat o.a. uit iep, eik,<br />

linde Grauwe abeel en Zwarte den.<br />

Zeldzame of minder algemene planten die in het natuurmonument voorkomen zijn o.a.: het<br />

zeer zeldzame Hondskruid, dat in Nederland slechts op drie plaatsten wordt aangetroffen,<br />

voorts Maanvaren, Aardkastanje, Kleine steentijm, Kleine pimpernel, Ruige scheefkelk,<br />

Duinaveruit, Blauwe bremraap, Driedistel, Kegelsilene, Oorsilene, Geelwit walstra en<br />

Moeslook.<br />

Een groot aantal paddestoelen komt voor in het natuurmonument waarvan een relatief groot<br />

deel als zeldzaam wordt aangemerkt. Veel soorten komen vrijwel alleen voor op of in de<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13


p<br />

m<br />

~į HOLLAND<br />

28/28<br />

Ons kenmerk<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400<br />

buurt van kleine stuifplekken, waaronder zeldzame soorten als Zeeduinchampignon,<br />

Zandtulp en Gesteelde stuifbal. Andere paddestoelen die voorkomen zijn o.a. Elfenwasplaat,<br />

Papegaaizwam en de Duinparasolzwam.<br />

Fauna<br />

Het natuurmonument is als broed-, rust-, fourageer- en doortrekgebied van betekenis voor<br />

veel vogelsoorten.<br />

Karakteristiek voor het open en halfopen duinlandschap ter plaatse zijn broedvogels zoals<br />

Tapuit, Roodborsttapuit, Veldleeuwerik, Graspieper en Patrijs. Tijdens de vogeltrek naar het<br />

zuiden foerageert de Frater masaal, in groepen tot 300 exemplaren, op het zaad van de<br />

Duinaveruit.<br />

In het natuurmonument komen als zoogdieren onder meer voor Konijn, Haas, Vos, Bunzing,<br />

Wezel, Egel, Bosmuis en Bosspitsmuis. Voorts worden af en toe Reeën waargenomen.<br />

Van de herpetofauna komen Zandhagedis en Bruine kikker voor. De Bruine kikker is in de<br />

voortplantingstijd aangewezen op de ondiepe sloot aan de oostzijde van het<br />

natuurmonument.<br />

Van de insekten komt o.a. de zeldzame Duinparelmoervlinder voor. Voor het<br />

Zeedorpenlandschap karakteristieke insektensoorten zijn: de Kokermot (Coleophora otitae)<br />

die op Silene voorkomt en Coleophora granulatella op Duinaveruit.<br />

Daar het gebied voor gemotoriseerd verkeer grotendeels is afgesloten en door een geringe<br />

ontsluiting heerst in het natuurmonument relatieve rust die bijdraagt aan de waarde van het<br />

gebied voor de fauna.<br />

Natuurschoon<br />

Het Natuurmonument kent door de verschillen in abiotische en biotische eigenschappen, het<br />

vroegere gebruik en beheer van het gebied door de mens, het afwisselende reliëf, de grote<br />

verscheidenheid aan milieu-omstandigheden en de verschillende terreintypen met hun<br />

vegetaties, een grote afwisseling in landschappelijk opzicht.<br />

Het karakter van het duin- en binnenduinlandschap, gekenmerkt door de afwisseling van<br />

duingraslanden, struwelen en bos, verleent het natuurmonument in landschappelijk opzicht<br />

een aantrekkelijk aanzien. Het is daarom, mede vanwege de uitgestrektheid van het gebied,<br />

de gaafheid, de mate van reliëf en de verscheidenheid aan milieu-omstandigheden, van<br />

betekenis uit het oogpunt van natuurschoon.<br />

PZH-<strong>20</strong>13-369380400 dd. 12-02-<strong>20</strong>13

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!