19.09.2013 Views

Verklarende woordenlijst van kerkelijk jargon - Protestantse ...

Verklarende woordenlijst van kerkelijk jargon - Protestantse ...

Verklarende woordenlijst van kerkelijk jargon - Protestantse ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1<br />

<strong>Verklarende</strong> <strong>woordenlijst</strong> <strong>van</strong> <strong>kerkelijk</strong> <strong>jargon</strong><br />

aanneming – protestants ritueel <strong>van</strong> <strong>kerkelijk</strong>e volwassenwording; toelating tot het volkomen lidmaatschap<br />

na een soort examen door de kerkenraad en openbare ‘bevestiging’ (openbare belijdenis<br />

<strong>van</strong> het geloof) in een zondagse kerkdienst.<br />

aartsbisschop – bisschop <strong>van</strong> de hoofdstad <strong>van</strong> een kerkprovincie (die gevormd wordt door een aantal<br />

bisdommen); hij heeft het oppergezag over de andere bisschoppen.<br />

absolutie - het vergeven <strong>van</strong> één of meerdere zonden. Van de biecht is de absolutie, als sacramentele<br />

ritus waarin de zonden door de priester vergeven worden uit naam <strong>van</strong> Christus, het voornaamste<br />

deel.<br />

Advent – voorbereidingsperiode op het Kerstfeest. Het is een tijd <strong>van</strong> verwachten: in het duister<br />

wordt het licht verwacht. Als teken staan er vier kaarsen op de adventskrans. Op elk <strong>van</strong> de vier<br />

zondagen wordt een kaars meer aangestoken. De kracht <strong>van</strong> het licht neemt toe en vindt zijn<br />

hoogtepunt in de viering <strong>van</strong> de geboorte <strong>van</strong> Christus.<br />

aflaat – een bij de kerk tegen betaling te verkrijgen schriftelijk bewijs dat de koper ontheven is <strong>van</strong><br />

een bepaalde door een zonde veroorzaakte en door de kerk opgelegde tijdelijke straf waarvoor in<br />

het vagevuur geboet zou moeten worden. De gelovige kon een gedeeltelijke of een volledige aflaat<br />

krijgen. De gedeeltelijke aflaat werd meestal aangegeven in een aantal dagen: 100, 200 of<br />

300. Een volle aflaat was verbonden aan de pauselijke zegen.<br />

Afscheiding - scheuring <strong>van</strong> de Nederlandse Hervormde Kerk in 1834. De scheuring begon in Ulrum,<br />

waar Hendrik de Cock (1801-1842) predikant was, en verbreidde zich over heel Nederland. Met de<br />

Afscheiding werd de basis gelegd voor de latere Gereformeerde Kerken in Nederland. De afgescheidenen<br />

droegen hun eigen financiële lasten, zowel voor de kerkgebouwen, de armenzorg, de<br />

predikantstraktementen als voor de aan<strong>van</strong>kelijk door predikanten verzorgde theologische opleidingsschooltjes.<br />

Allerheiligen (Latijn: Sollemnitas Omnium Sanctorum) - een christelijk feest dat valt op 1 november.<br />

Met "alle heiligen" worden al die overledenen bedoeld die op aarde de goede strijd gestreden<br />

hebben, en dus - naar de vaste overtuiging <strong>van</strong> de geloofsgemeenschap - bij God in de hemel zijn<br />

opgenomen. Het betreft hier juist die heiligen die door het jaar geen eigen feestdag hebben bijvoorbeeld<br />

omdat hun heiligheid alleen bij God bekend was en niet bij de mensen.<br />

ambt (<strong>van</strong> het Latijnse ambactus = gezondene, bediende, dienaar; vergelijk het Nederlandse ambacht<br />

= oorspronkelijk: vaardigheid, dienst) - een positie of functie <strong>van</strong> gezag; geestelijke bediening,<br />

dienst of taak waartoe de drager <strong>van</strong> het ambt geroepen en bevoegd is. Een ambt is er om<br />

dienst te doen. Dit 'dienst doen' is niet identiek met 'service verlenen' (zoals in de dienstensector<br />

het geval is) of 'in functie zijn' (zoals ambtenaren dat zijn). Het is ook niet hetzelfde als slaafse<br />

beschikbaarheid. 'Dienst doen' is vaardigheden (charismata) die noodzakelijk zijn voor de koersvastheid<br />

<strong>van</strong> de gemeente, de kerk, gebruiken met het oog op de dienst in de wereld. Voor een<br />

ambt word je uitgekozen of geroepen en vervolgens aangesteld of gewijd. Binnen de Rooms Katholieke<br />

Kerk zijn de paus, bisschoppen, priesters en diakenen ambtsdragers, in de protestantse kerken<br />

zijn dit de predikanten, ouderlingen (ook wel oudsten genoemd) en de diakenen. Protestanten<br />

zijn er<strong>van</strong> overtuigd dat het ene ambt het andere niet mag overheersen. Daarom is de leiding <strong>van</strong><br />

de kerk toevertrouwd aan vergaderingen waarin de ambten bijeen zijn. De plaatselijke gemeente<br />

wordt niet bestuurd door managers, maar door vergaderingen waarin de drie ambten (diaken, ouderling<br />

en predikant) bijeen zijn. De plaatselijke ambtelijke vergadering (kerkenraad) kiest<br />

ambtsdragers (predikant en een diaken, ouderling of ouderling-kerkrentmeester) om hem te vertegenwoordigen<br />

op de classicale vergadering. De classis kiest uit haar midden een afgevaardigde<br />

naar de synode.<br />

ambtelijke vergadering – vergadering waarin de drie ambten (predikant, ouderling, diaken) vertegenwoordigd<br />

zijn. Een ambtelijke vergadering is verantwoordelijk voor de leiding <strong>van</strong> de kerk binnen<br />

haar ressort (ambtsgebied): plaatselijk – de kerkenraad; regionaal – de classicale vergadering;<br />

landelijk – de generale synode. . Een ambtelijke vergadering (zoals de synode) kan niet verder<br />

springen dan haar polsstok lang is: ze kan niet iets anders en niet iets meer dan vertegenwoordigers<br />

<strong>van</strong> de gemeente willen/kunnen. De macht <strong>van</strong> de ambtelijke vergadering is niet meer dan<br />

wat de gemeente aan macht erkent en aanvaardt. Erkende en aanvaarde macht noemen we gezag.<br />

Waar de instemming <strong>van</strong> de gemeente ontbreekt, verliest een ambtelijke vergadering haar gezag.<br />

ambtsdrager – degene die een <strong>kerkelijk</strong> ambt draagt.<br />

anabaptisten – aanduiding voor wederdopers of mennonieten uit de tijd <strong>van</strong> de Reformatie die stelden<br />

dat alleen volwassenen gedoopt mogen worden<br />

antependium – loshangende doek over de avondmaalstafel in de voor betreffende tijd <strong>van</strong> het ker-


2<br />

kelijke jaar <strong>van</strong> toepassing zijnde liturgische kleur.<br />

apostolaat – de opdracht <strong>van</strong> de kerk om het e<strong>van</strong>gelie midden in de wereld te verkondigen. Het<br />

woord apostolaat refereert aan het apostelambt uit het Nieuwe Testament met de betekenis <strong>van</strong><br />

‘gezonden zijn’. Het impliceert een grensoverschrijdend, naar buiten gericht spreken en handelen.<br />

Apostolische Geloofsbelijdenis - een <strong>van</strong> de centrale geloofsbelijdenissen uit het christendom. Van<br />

de belijdenis is rond 170 de eerste bekende versie op schrift gezet.<br />

ascese – sobere, ingetogen levenswijze; streven naar een zuivere manier <strong>van</strong> leven door hartstochten<br />

en begeerten te beteugelen.<br />

Aswoensdag – de dag waarmee de Veertigdagentijd (de grote vasten) voor Pasen begint. Op Aswoensdag<br />

laten rooms-katholieke gelovigen in de kerk met as een kruisje op hun voorhoofd tekenen<br />

(askruisje) om de sterfelijkheid <strong>van</strong> de mens aan te duiden.<br />

attestatie - een document dat mensen (individuen of gezinnen) mee kregen als ze overgingen <strong>van</strong><br />

de ene gemeente naar de andere. De attestatie bevatte ondermeer de volgende gegevens: namen<br />

<strong>van</strong> de betreffende persoon of gezin; geboortedatum; doop- en belijdenisdatum (indien aanwezig);<br />

en eventuele kinderen met de daarbij behorende geboorte-, doop en belijdenisdata.<br />

avondmaal – plechtigheid in protestantse kerken waarbij gemeenteleden brood en wijn delen als<br />

symbool <strong>van</strong> hun verbonden zijn met Jezus Christus (te vergelijken met de rooms-katholieke eucharistie;<br />

herinnering aan het laatste avondmaal dat Jezus met zijn leerlingen hield. ‘Maaltijd <strong>van</strong><br />

de Heer' (1 Corinthe 11:20) is de oudste aanduiding voor het avondmaal. De uitdrukking agapè<br />

(liefdesmaaltijd) treffen we voor het eerst aan bij Ignatius (circa 100). De agapèviering was verbonden<br />

met de armenzorg onder de christenen.<br />

baptisten – protestanten die geloven dat je pas gedoopt mag worden nadat je tot geloof in Jezus<br />

Christus bent gekomen en Hem door middel <strong>van</strong> een openbare belijdenis als Verlosser en Heer<br />

hebt aangenomen.<br />

bediening – <strong>kerkelijk</strong>e functie waartoe speciaal opgeleide lidmaten <strong>van</strong> de kerk kunnen worden geroepen<br />

om naast de ambtsdragers werkzaam te zijn in het apostolaat, het jeugdwerk, de catechese,<br />

het pastoraat of het diaconaat.<br />

begijnen – vrouwen die leefden als alleenstaanden en deel uitmaakten <strong>van</strong> een soort vrije lekengemeenschap<br />

binnen de Rooms Katholieke Kerk en die meestal in een begijnhof verbleven.<br />

beheer – bewindvoering over de kerkgebouwen en verdere <strong>kerkelijk</strong>e bezittingen door de plaatselijke<br />

kerkvoogdij, Commissie <strong>van</strong> Beheer dan wel college <strong>van</strong> kerkrentmeesters.<br />

belijdende leden – gemeenteleden die ‘aangenomen’ zijn oftewel openbare belijdenis <strong>van</strong> het geloof<br />

hebben gedaan en uit hoofde daar<strong>van</strong> mee zijn geroepen bepaalde verantwoordelijkheden<br />

(zoals stemrecht) te dragen in de gemeente.<br />

belijdenis – geheel <strong>van</strong> leerstellingen <strong>van</strong> een kerkgenootschap.<br />

belijdenis doen – zie aanneming.<br />

belijdenisgeschrift – min of meer uitvoerige, gezaghebbende beschrijving <strong>van</strong> de geloofsleer <strong>van</strong><br />

een kerk of een sekte. De belijdenis <strong>van</strong> de <strong>Protestantse</strong> Kerk in Nederland ‘geschiedt in gemeenschap<br />

met de belijdenis <strong>van</strong> het voorgeslacht, zoals die is verwoord (1) in de Apostolische Geloofsbelijdenis,<br />

de Geloofsbelijdenis <strong>van</strong> Nicea en de Geloofsbelijdenis <strong>van</strong> Athanasius – waardoor de<br />

kerk zich verbonden weet met de algemene christelijke Kerk -, (2) in de Onveranderde Augsburgse<br />

Confessie en de catechismus <strong>van</strong> Luther – waardood de kerk zich verbonden weet met de lutherse<br />

traditie -, (3) in de catechismus <strong>van</strong> Heidelberg, de catechismus <strong>van</strong> Genève en de Nederlandse<br />

Geloofsbelijdenis met de Dordtse Leerregels – waardoor de kerk zich verbonden weet met de gereformeerde<br />

traditie.’<br />

beroep(ing) –officieel verzoek <strong>van</strong> of namens een gemeente aan een predikant of proponent om<br />

haar ‘herder en leraar’ te worden.<br />

bevestiging – rituele bezegeling <strong>van</strong> de overgang tot een nieuwe burgerlijke of <strong>kerkelijk</strong>e staat (als<br />

lidmaat of ambtsdrager); de eerste bevestiging <strong>van</strong> een proponent tot predikant wordt kracht bijgezet<br />

met handoplegging door ambtsgenoten.<br />

bevestigingspreek – preek bij de installatie <strong>van</strong> een predikant, gehouden door de collega die de<br />

plechtigheid leidt.<br />

Bijbel – verzameling oud-Israëlitische, Joodse en vroegchristelijke geschriften. De Bijbel in zijn totaliteit<br />

gaat over wat mensen kan overkomen: over hun leven in familiekring en volk, over liefde<br />

en geluk, hoop en verwachting, geloof en twijfel, overgave en eenzaamheid, ruzies en haat, hartstocht<br />

en wraak, angst en verraad, moord en oorlog, en over de onderdrukking en de doodsnood<br />

<strong>van</strong> enkelingen en volken. Hij gaat ook over de eigenzinnigheid <strong>van</strong> de menselijke vrijheid en de<br />

grillen en tegenstrijdigheden <strong>van</strong> mannen en vrouwen, over hun morele verantwoordelijkheid en<br />

over hun complexe motieven en gevoelens. De Bijbel is geen naslagwerk, geen boek dat voor-


3<br />

schrijft hoe we moeten denken, geen natuurkundeboek, geen geschiedenisboek en geen wetenschappelijke<br />

verhandeling. De Bijbel is een geloofsboek: een boek ontstaan <strong>van</strong>uit geloof in God<br />

zoals men die heeft leren kennen in de geschiedenis <strong>van</strong> Israël en in het leven en sterven <strong>van</strong> Jezus<br />

<strong>van</strong> Nazareth; een boek om te overdenken Als geloofsboek is de Bijbel het kerkboek bij uitstek.<br />

In de kerk wordt uit de Bijbel voorgelezen en spelen Bijbelwoorden een centrale rol in de<br />

preek (ook wel overweging, meditatie of uitleg genoemd) en in de liederen die gezongen worden.<br />

Als geloofsboek is de Bijbel ook een gezinsboek. In de negentiende eeuw ontstond de gewoonte elke<br />

dag op geregelde tijden (bijvoorbeeld na de hoofdmaaltijd of voor het naar bed gaan) een gedeelte<br />

uit de Bijbel te lezen. (Zie: Leen den Besten, Het uitgelezen boek. De bijbel in Nederland,<br />

Zoetermeer: Meinema 2005).<br />

bijstand in het pastoraat – iemand die een bediening bekleedt en in het pastoraat werkzaam is.<br />

biblicisme – theologische stroming die de teksten in de Bijbel letterlijk opvat.<br />

biecht – sacrament <strong>van</strong> boete en vergeving, een <strong>van</strong> de zeven sacramenten in de Rooms Katholieke<br />

kerk. Nadat de gelovige zijn zonden beleden heeft, legt de priester hem de penitentie (boetedoening<br />

in de vorm <strong>van</strong> gebeden of goede werken) op en geeft hem goede raad zodat hij de beleden<br />

zonden in de toekomst kan vermijden. Vervolgens vergeeft hij hem uit naam <strong>van</strong> Christus.<br />

bisdom – kerkrechtelijk afgebakend gebeid dat onder het bestuur <strong>van</strong> een bisschop staat.<br />

bisschop – geestelijke die veelal aan het hoofd <strong>van</strong> een bisdom staat.<br />

calvinisme – een stroming <strong>van</strong> het protestantse christendom, gebaseerd op de theologische, en<br />

daaruit voortvloeiende sociale en politieke leer <strong>van</strong> de hervormer Johannes Calvijn (1509–1564).<br />

Calvijn en zijn volgelingen (calvinisten) stelden centraal dat alles dient tot Gods eer; <strong>van</strong>daar de<br />

belijdenis <strong>van</strong> Gods absolute soevereiniteit op alle terreinen <strong>van</strong> het leven en nadruk op het gezag<br />

<strong>van</strong> de Heilige Schrift (de Bijbel).<br />

cantor – leider <strong>van</strong> de gemeentezang, meestal de organist.<br />

catechisant - deelnemer aan een catechisatie.<br />

catechisatie, catechese - onderwijs in de geloofsleer, gegeven aan jongeren in protestantse kerken,<br />

als voorbereiding op de openbare belijdenis <strong>van</strong> het geloof. De catechese werd oorspronkelijk<br />

gegeven ter voorbereiding op de volwassenendoop.<br />

catechismus – een beknopte geloofsleer <strong>van</strong> een bepaald kerkgenootschap waarin al zijn dogma's<br />

systematisch en voor leken begrijpelijk worden weergegeven en uitgelegd; het boek voor geloofsonderricht<br />

is vaak in de vorm <strong>van</strong> een vraag en een antwoord opgezet. De belangrijke vragen <strong>van</strong><br />

het leven komen in een catechismus aan de orde: waar komt de mens <strong>van</strong>daan en waar het kwaad,<br />

hoe vindt hij verlossing en hoe dient de gelovige zich individueel en in groepsverband te gedragen,<br />

wat te doen met andersdenkenden, en wat ligt er voor de (on)gelovigen in het verschiet?<br />

censuur – <strong>kerkelijk</strong>e tuchtmaatregel, in het bijzonder ontzegging <strong>van</strong> het avondmaal.<br />

censura morum (Latijn: toezicht op de zeden) - een kritisch kijken (censura) naar alles wat in de<br />

levensstijl (morum) <strong>van</strong> gemeenteleden tussen hen en God instaat.<br />

Christus (Griekse vertaling <strong>van</strong> het Aramese Messias = ‘gezalfde’) – titel voor de brenger <strong>van</strong> het<br />

heil dat de Joden verwachtten.<br />

classis (meervoud: classes) - regionale vergadering binnen een protestants kerkgenootschap. Zij is<br />

het laagste bovengemeentelijke bestuursniveau. De classis bestaat uit afgevaardigden <strong>van</strong> iedere<br />

plaatselijke gemeente uit het classisgebied. Meerdere classes vormen de landelijke of generale<br />

synode. De taak <strong>van</strong> de classis is allereerst om ontmoetingsplatform voor gemeenten uit dezelfde<br />

regio te zijn, en dus te bevorderen dat gemeenten binnen de classis met elkaar kunnen bespreken<br />

waar ze tegen aan lopen en hoe ze <strong>van</strong> elkaar kunnen leren of dingen gezamenlijk kunnen doen.<br />

Ze is er om de onderlinge band tussen de gemeenten te bewaren en te bevorderen dat gemeenten<br />

elkaar materieel en geestelijk te steunen; ook dient ze toezicht op de gemeenten te houden en<br />

zaken te behandelen die niet door de plaatselijke kerken kunnen worden afgehandeld.<br />

collatierecht - het recht om een geestelijke, een pastoor of een dominee voor te dragen ter benoeming.<br />

Het recht was erfelijk en werd in Nederland in 1922 afgeschaft.<br />

collectant – gemeentelid, soms diaken, belast met de ‘inzameling <strong>van</strong> de gaven’ tijdens de kerkdienst.<br />

college <strong>van</strong> kerkrentmeesters - instantie, belast met het beheer <strong>van</strong> de goederen en financiële<br />

middelen <strong>van</strong> een gemeente die deel uitmaakt <strong>van</strong> de <strong>Protestantse</strong> Kerk in Nederland.<br />

commissie – een vergadering aan wie een bepaalde opdracht is gegeven door een ambtelijke vergadering<br />

Commissie <strong>van</strong> Beheer - instantie, belast met het beheer <strong>van</strong> de goederen en middelen <strong>van</strong> een<br />

Gereformeerde Kerk.<br />

communie (<strong>van</strong> het Latijnse communio = gemeenschap) - gemeenschap met lichaam en bloed <strong>van</strong><br />

Jezus Christus in de vorm <strong>van</strong> brood en wijn.


4<br />

consent – toestemming, bijvoorbeeld toestemming voor terugkeer <strong>van</strong> een ex-predikant tot het<br />

ambt, toestemming om te mogen preken.<br />

consideratie – beschouwing <strong>van</strong> de classicale vergadering over wijziging in ordinanties (<strong>kerkelijk</strong>e<br />

regels).<br />

consistorie (<strong>van</strong> het Latijnse consistorium of consortium) – oorspronkelijk: vergadering <strong>van</strong> kardinalen<br />

te Rome onder voorzitterschap <strong>van</strong> de paus. De kerkreformator Johannes Calvijn stelde 1641<br />

een consistorie in om te waken over de morele toestand <strong>van</strong> de stad Genève. Het was een <strong>kerkelijk</strong>e<br />

rechtbank <strong>van</strong> ouderlingen en predikanten, die belast was met het handhaven <strong>van</strong> de orde in<br />

de <strong>kerkelijk</strong>e organisatie en in de gemeente. Calvijn rechtvaardigde het consistorie en zijn werkwijze<br />

door er op te wijzen dat Jezus zijn leerlingen gezegd had dat ze zich op aarde moesten gedragen<br />

zoals in de hemel. Het was de taak <strong>van</strong> de kerk om hiervoor zorg te dragen. Wanneer het<br />

consistorie een straf oplegde, deed het dit niet om de persoon in kwestie te straffen maar om hem<br />

te redden <strong>van</strong> de eeuwige ondergang. In protestantse kerken werd consistorie de benaming <strong>van</strong> de<br />

kerkenraad, het hoogste orgaan <strong>van</strong> de plaatselijke en in principe zelfstandige gemeente. Het consistorie<br />

bestond uit de predikant(en) en de ouderlingen. De plaats waar het consistorie bijeen<br />

kwam werd de consistorie(kamer) genoemd.<br />

consistoriegebed – gebed, voorafgaand aan de eredienst, om Gods zegen voor voorganger en gemeente;<br />

wordt ‘achter de schermen’ (in de consistoriekamer) uitgesproken, gewoonlijk door de<br />

‘ouderling <strong>van</strong> dienst’.<br />

consulent – predikant die de dienst waarneemt voor een zieke, overleden of vertrokken collega in<br />

zijn onderafdeling <strong>van</strong> de classis (vroeger ring geheten, nu werkgemeenschap).<br />

convent (<strong>van</strong> het Latijnse conventus = samenkomst – vergadering) - vergadering <strong>van</strong> monniken; vergadering<br />

(religieus en niet religieus).<br />

curatorium – bestuur, college dat toezicht houdt.<br />

diaconie – het rechtspersoonlijkheid bezittend orgaan dat ‘eigenaar’ is <strong>van</strong> de diaconale goederen,<br />

bestuurd door het college <strong>van</strong> diakenen.<br />

diaken (Grieks: diakonos = dienaar) - in de oude kerk en ook nu nog in de Oosterse kerken de helper<br />

<strong>van</strong> de bisschop in de eredienst, de armenzorg en het bestuur; in protestantse kerken iemand aan<br />

wie de ‘dienst <strong>van</strong> de barmhartigheid’ is toevertrouwd en die samen met de ouderlingen en voorganger<br />

(ook wel dominee genoemd) het dagelijks bestuur <strong>van</strong> de plaatselijke kerk (de kerkenraad)<br />

vormt. Hielden diakenen zich vroeger vooral bezig met de <strong>kerkelijk</strong>e armenzorg, nu heeft hun<br />

werkterrein zich verbreed; ze houden zich ook bezig met vraagstukken rond vrede en gerechtigheid<br />

wereldwijd en met sociale problemen zoals vereenzaming, verslaving, baanloosheid.<br />

dienaar <strong>van</strong> het Woord (Latijn: Verbi Divini Minister) – predikant (vergelijk: ‘herder en leraar’,<br />

dominee).<br />

dogma (Grieks: dogma = beginsel, besluit) – <strong>kerkelijk</strong> vastgesteld leerstuk; geheel <strong>van</strong> geloofsartikelen.<br />

dogmatiek – wetenschap met betrekking tot de geloofsleer.<br />

Doleantie – scheuring in de Nederlandse Hervormde Kerk in 1886 onder leiding <strong>van</strong> Abraham Kuyper<br />

(1837-1920).<br />

dominee – (Latijn: domine, de aanspreekvorm <strong>van</strong> dominus = Heer; afkorting: ds of ds.) – titel <strong>van</strong><br />

en benaming voor een predikant.<br />

dominocratie – overheersing <strong>van</strong> predikanten in de Nederlandse Hervormde Kerk.<br />

doop – sacrament dat bediend wordt door onderdompeling in of besprenkeling (overgieten <strong>van</strong> het<br />

hoofd <strong>van</strong> de dopeling) met water dat zuivert, reinigt en herschept. Volgens Paulus wast de doop<br />

de zonden af en bewerkt de heiliging en rechtvaardiging voor God (1 Corinthe 6:11). Hij maakt<br />

deelachtig aan de dood en opstanding <strong>van</strong> Jezus en aan zijn tegenwoordig en toekomstig heil (Romeinen<br />

6) en hij neemt de gedoopte op in de christelijke heilsgemeenschap (1 Corinthe 12:13). De<br />

doop is uitdrukking <strong>van</strong> de nieuwe betrekking tussen God en de gedoopte. Ze symboliseert en initieert<br />

ook de brede rijkdom <strong>van</strong> het leven <strong>van</strong> een christen in navolging <strong>van</strong> Jezus.<br />

doopvragen – drietal vragen, ontleend aan het ‘doopformulier’, die voor de bediening <strong>van</strong> de doop<br />

moeten worden beantwoord door de ouders <strong>van</strong> de dopeling.<br />

Dordtse Leerregels - een weerlegging <strong>van</strong> de vijf artikelen <strong>van</strong> de remonstranten, opgesteld op de<br />

Synode <strong>van</strong> de Gereformeerde Kerken <strong>van</strong> 1618-1619 in Dordrecht, de zogenoemde Synode <strong>van</strong><br />

Dordrecht.<br />

drost - bestuursambtenaar die een gebied bestuurde dat niet gemeentelijk ingedeeld was.<br />

emeritaat - het pensioen <strong>van</strong> een geestelijke. Emeritus is een Latijns woord dat letterlijk vertaald<br />

'uitgediend' betekent; de gangbare betekenis in het Nederlands is 'rustend'.<br />

emeritus – gepensioneerd predikant. Meervoud: emeriti. Een emeritus behoudt de bevoegdheden<br />

<strong>van</strong> een predikant, zoals preekbevoegdheid.


5<br />

empirisme (<strong>van</strong> het Griekse empeiria = zintuiglijke kennis en herinnering daaraan) - filosofische<br />

stroming waarin er<strong>van</strong> wordt uitgegaan dat voor het bereiken <strong>van</strong> kennis de zintuiglijke of onmiddellijke<br />

ervaring doorslaggevend is.<br />

encycliek - belangrijke rondzendbrief <strong>van</strong> de paus aan alle rooms-katholieken over zaken <strong>van</strong> geloof<br />

en zeden.<br />

Epifanie (= verschijning) – oorspronkelijk het feest (op 6 januari) waarop door een groot deel <strong>van</strong> de<br />

kerk de geboorte <strong>van</strong> Jezus werd herdacht. Toen de kerk <strong>van</strong> de Latijnse ritus de geboorte <strong>van</strong><br />

Jezus op 25 december ging herdenken, werd op 6 januari stil gestaan bij de aanbidding <strong>van</strong> de<br />

wijzen uit het oosten, Jezus’ doop in de Jordaan en de bruiloft te Kana.<br />

eredienst – religieuze bijeenkomst tot eer <strong>van</strong> God.<br />

eucharistie (Grieks: eucharistein = dankzeggen) - dankzegging voor een grote gave, namelijk de<br />

gave <strong>van</strong> het lichaam <strong>van</strong> Christus; het belangrijkste sacrament <strong>van</strong> de Rooms Katholieke Kerk. De<br />

eucharistie is enigszins vergelijkbaar met het avondmaal dat in protestante kerken wordt gevierd.<br />

e<strong>van</strong>gelie (Grieks: euaggelion, Latijn: e<strong>van</strong>gelium = goed nieuws, blijde boodschap) - benaming <strong>van</strong><br />

de boeken in de Bijbel die vertellen over het leven, de woorden en daden <strong>van</strong> Jezus.<br />

E<strong>van</strong>gelische Gezangen – verzameling <strong>van</strong> vertaalde en oorspronkelijk Nederlandse, christelijke<br />

liederen, als aanvulling op de (oudtestamentische) Psalmen, op 1 januari 1807 ingevoerd door alle<br />

provinciale synodes <strong>van</strong> de Nederlandse Hervormde Kerk.<br />

E<strong>van</strong>gelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden - protestants kerkgenootschap dat<br />

zijn oorsprong vindt in het werk <strong>van</strong> de zestiende eeuwse Duitse kerkhervormer Maarten Luther.<br />

De eerste Lutherse gemeenten in Nederland dateren al uit de zestiende eeuw. De eigenlijke E<strong>van</strong>gelisch-Lutherse<br />

Kerk in Nederland is pas opgericht in 1818. Ze is vrijwel altijd een relatief klein<br />

kerkgenootschap gebleven, met enkele duizenden leden. In 2004 ging ze met de Gereformeerde<br />

Kerken in Nederland en de Nederlandse Hervormde Kerk op in de <strong>Protestantse</strong> Kerk in Nederland<br />

(PKN).<br />

existentialisme - verzamelnaam voor een aantal filosofische stromingen waar<strong>van</strong> de aanhangers<br />

vooral belangstelling hadden voor de vraag wat de betekenis <strong>van</strong> de individualiteit <strong>van</strong> de mens is.<br />

exorcisme - bezweren <strong>van</strong> geesten of het uitdrijven <strong>van</strong> kwade invloeden.<br />

formulier - door de kerk vastgesteld geheel <strong>van</strong> onderwijzingen, vermaningen, vragen en gebeden,<br />

voor te lezen bij het bedienen <strong>van</strong> doop, avondmaal, het inzegenen <strong>van</strong> huwelijken en het bevestigen<br />

<strong>van</strong> diakenen, ouderlingen en predikanten.<br />

Formulier <strong>van</strong> Enigheid – belijdenisgeschriften die de leer <strong>van</strong> de Gereformeerde (Hervormde) Kerk<br />

zouden uitdrukken (zie: Heidelbergse Catechismus, Nederlandse Geloofsbelijdenis, Dordtse Leerregels).<br />

geboorteleden – zij die op grond <strong>van</strong> het lidmaatschap <strong>van</strong> hun ouders gerekend werden tot de Nederlandse<br />

Hervormde Kerk.<br />

gemeente – plaatselijk kerkgemeenschap, <strong>van</strong>af de Reformatie dikwijls kerk genoemd. Om te benadrukken<br />

dat de afzonderlijke kerkgemeenschappen een eenheid vormen, werd het begrip kerk<br />

door een veel gelovigen voor het landelijk verband gebruikt. Zo spraken ze over de Nederlandse<br />

Hervormde Kerk.<br />

gereformeerd (<strong>van</strong> het Latijnse reformare = hervormen) – gelovige die verandering, hervorming<br />

(<strong>van</strong> de kerk) beoogt.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland – kerken die in 1892 zijn ontstaan door de vereniging <strong>van</strong><br />

kerken afkomstig uit de Afscheiding (1834) – de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk,<br />

na 1869 de Christelijke Gereformeerde Kerk – en de kerken, voortgekomen uit de beweging <strong>van</strong> de<br />

Doleantie (1886), de Nederduitse Gereformeerde Kerken.<br />

gereformeerden – calvinisten. In het Nederlands is het onderscheid tussen de woorden ‘hervormd’<br />

en ‘gereformeerd’ pas ontstaan na de Afscheiding <strong>van</strong> 1834. Voordien sprak men tussen 1571 en<br />

1816 uitsluitend over ‘gereformeerden’ en sinds 1816 (stichting Nederlandse Hervormde Kerk) over<br />

‘hervormden’. De afgescheiden kerken gebruikten het begrip 'gereformeerd' om aan te geven dat<br />

zij teruggingen op de oude kerk en de nieuwere Nederlandse Hervormde Kerk afwezen. Sindsdien<br />

werden met ‘hervormden’ leden <strong>van</strong> de Nederlandse Hervormde Kerk en met ‘gereformeerden’<br />

leden <strong>van</strong> de verschillende gereformeerde kerkgenootschappen bedoeld.<br />

godsdienstoefening – het verrichten <strong>van</strong> of het deelnemen aan godsdienstige of <strong>kerkelijk</strong>e plechtigheden.<br />

Goede Vrijdag - de vrijdag waarop Jezus volgens de Bijbel stierf aan het kruis. Jezus maakte duidelijk<br />

dat hij partij koos voor mensen in de verdrukking, zelfs al moest hij daarvoor sterven. Daar zit<br />

het goede <strong>van</strong> deze dag in; <strong>van</strong>daar de benaming Goede Vrijdag.<br />

Gregoriaans – op verhoogde toon voorgedragen (gezongen) Latijnse tekst, sinds de negende eeuw<br />

gebruikelijk in de liturgie.


6<br />

Heidelbergse Catechismus – een in 1563 in Heidelberg door Frederik de Vrome, keurvorst <strong>van</strong> de<br />

Palts (1559-1576) uitgegeven leerboekje, in de eerste plaats voor de jeugd, bedoeld om hen te<br />

helpen grip te krijgen op het gereformeerde geloof. Auteurs zijn Zacharias Ursinus (1534-1583) en<br />

Caspar Olevianus (1536-1587). Onder meer via Nederlandse vluchtelingen in Heidelberg werd deze<br />

catechismus al snel vertaald en verspreid in Nederland. Men herkende er het eigen geloof in. Hij<br />

werd officieel als leerboek <strong>van</strong> de kerk aangenomen, onder andere door de Synode <strong>van</strong> Dordrecht<br />

(1618-1619). De catechismus bevat 129 vragen en antwoorden <strong>van</strong> de catechismus. Deze zijn doorspekt<br />

met verwijzingen naar Bijbelteksten en zijn verdeeld over de 52 zondagen <strong>van</strong> het jaar. Ze<br />

gaan over de ellende <strong>van</strong> de mens, over zijn verlossing en over zijn dankbaarheid. Het bekendste<br />

is vraag en antwoord 1: ‘Wat is uw enige troost in leven en in sterven? Dat ik met lichaam en ziel<br />

niet aan mijzelf maar aan mijn trouwe Heiland toebehoor, die met zijn kostbaar bloed volledige<br />

voldoening voor al mijn zonden gegeven en mij uit de macht <strong>van</strong> de duivel verlost heeft en er dus<br />

voor zorgt dat zonder de wil <strong>van</strong> mijn Vader in de hemel geen haar <strong>van</strong> mijn hoofd vallen kan, ja<br />

dat alles tot mijn zaligheid dienen moet. Daarom verzekert Hij mij ook door zijn Heilige Geest <strong>van</strong><br />

het eeuwig leven en maakt Hij mij <strong>van</strong> ganser harte bereid om voortaan voor Hem te leven.’ De<br />

nationale synode <strong>van</strong> 1586 schreef voor dat predikanten ieder jaar de catechismus moesten doorwerken.<br />

Tot in het midden <strong>van</strong> de negentiende eeuw hield men aan die regel vast. Slechts zelden<br />

kwam er in plaats <strong>van</strong> de catechismuspreek een ander soort kerkdienst: een ‘Bijbeloefening’, ‘lezing’<br />

of ‘bidstond’. In sommige zeer orthodoxe kerken wordt nog altijd de Heildelbergse Catechismus<br />

gebruikt voor een preek op zondagmiddag of –avond.<br />

Hemelvaartsdag – de veertigste dag na Pasen. Op deze dag viert de kerk de ‘hemelvaart’ <strong>van</strong> Christus.<br />

Hemelvaartsdag valt altijd op een donderdag, tien dagen voor Pinksteren.<br />

hiërarchie – opbouw <strong>van</strong> de Rooms Katholieke Kerk <strong>van</strong> boven naar beneden: paus (hoofd <strong>van</strong> de<br />

kerk, gezien als plaatsbekleder <strong>van</strong> Christus en de opvolger <strong>van</strong> Petrus), aartsbisschop (hoofd <strong>van</strong><br />

een aantal bisdommen), bisschop (hoofd <strong>van</strong> een bisdom), deken (geestelijke die aan het hoofd<br />

staat <strong>van</strong> een aantal parochies), pastoor (priester die aan het hoofd staat <strong>van</strong> een parochie), kapelaan<br />

(medewerker <strong>van</strong> de pastoor in de pastorale zorg).<br />

hostie – (Latijns: hostia = slachtoffer, offerdier)- materie <strong>van</strong> ongedesemd brood (zuiver tarwemeel).<br />

De priester breekt tijdens de mis de hostie in stukken, zoals Jezus ook een brood brak om<br />

aan zijn leerlingen te geven. Vervolgens deelt hij deze aan de gelovigen uit tijdens de communie.<br />

Een hostie wordt beschouwd als brood, maar is praktisch gezien meer een wafeltje of een ouwel.<br />

In de Middeleeuwen was het bakken <strong>van</strong> hosties een gewijde bezigheid die enkel door geestelijken<br />

mocht worden uitgevoerd. Tegenwoordig worden hosties veel gebakken in zusterkloosters, in Nederland<br />

bijvoorbeeld in het Clarissenklooster in Megen. Tijdens de mis consacreert (heiligt) de<br />

priester meestal een grote hostie en vele kleine. De grote is bedoeld voor de voorganger(s) en de<br />

kleine zijn voor de gelovigen.<br />

huisbezoek - ‘herderlijk’ bezoek <strong>van</strong> een predikant en/of ouderling aan een gemeentelid, in de<br />

zeventiende en achttiende eeuw vooral ter aankondiging <strong>van</strong> het avondmaal; later ook om de gelovige<br />

zo goed mogelijk met en voor God te laten leven.<br />

humanist – aanduiding uit de negentiende eeuw voor een vijftiende eeuwse geleerde of letterkundige<br />

die geïnspireerd was door de cultuur <strong>van</strong> het oude Griekenland en Rome, waar, zoals hij<br />

meende, de menselijke vermogens beter tot ontwikkeling konden komen en gewaardeerd werden<br />

dan in de Middeleeuwen het geval was.<br />

kerkbalans - jaarlijkse actie waarin de leden <strong>van</strong> de gemeente worden oproepen een financiële bijdrage<br />

te leveren ten bate <strong>van</strong> het in stand houden <strong>van</strong> het <strong>kerkelijk</strong> werk. Van de ont<strong>van</strong>gen gelden<br />

moeten de predikant, koster, beheerder, organisten, en andere <strong>kerkelijk</strong>e werkers worden betaald,<br />

en ook de administratie-, beheers- en verzekeringskosten en de kosten onderhoud, verwarming<br />

en verlichting <strong>van</strong> de gebouwen.<br />

kandidaat – iemand die beroepbaar is tot predikant, maar nog nooit predikant is geweest.<br />

<strong>kerkelijk</strong> jaar - liturgisch jaar. Het <strong>kerkelijk</strong> jaar loopt niet parallel met het burgerlijk jaar of het<br />

zogenoemde kalenderjaar, maar wordt ingedeeld in kringen rond de grote feestdagen zoals Kerstfeest<br />

(op 25 december) en Pasen (op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente). Het<br />

<strong>kerkelijk</strong> jaar start met de Kerstkring die begint met de eerste zondag <strong>van</strong> de Advent (eigenlijk<br />

het avondgebed voorafgaand aan deze zondag) eind november. De Kerstkring gaat tot aan de vierde<br />

zondag na Epifanie (Driekoningen, 6 januari). Dan start de Paaskring die, naar gelang <strong>van</strong> de<br />

gebruikte liturgische kalender, begint met Septuagesima (70 dagen voor Pasen) of Aswoensdag.<br />

Deze kring eindigt 50 dagen na Pasen met Pinksteren. De zondag daarop volgt Trinitatis (Drievuldigheidsfeest)<br />

met daarna de 27 zondagen na Trinitatis. Deze periode wordt ook nog onderverdeeld<br />

in de zomerkring (Trinitatis en 12 zondagen erna) en de herfstkring (<strong>van</strong> de 13e tot de 27e<br />

en laatste zondag na Trinitatis). Zo is de kring <strong>van</strong> vieringen door het jaar heen gesloten.


7<br />

kerkenraad – bestuur <strong>van</strong> plaatselijke geloofsgemeenschap, bestaande uit predikant(en), ouderlingen<br />

en diakenen<br />

kerkenraadsgebed – gebed in de kerkenraadskamer (consistorie) voor het begin <strong>van</strong> de kerkdienst,<br />

uitgesproken door de dienstdoende ouderling voor de voorganger, de kerkenraadsleden en de gemeenteleden;<br />

ook wel consistoriegebed genoemd.<br />

kerkhof – veld rondom een kerk, vaak gebruikt als begraafplaats.<br />

kerkorde – geheel <strong>van</strong> regels en voorschriften voor het intern <strong>kerkelijk</strong> leven, vooral voor het kerkbestuur.<br />

De kerkorde bestaat uit de eigenlijke kerkorde (de ‘grondwet’) en de ordinanties (praktische<br />

regels). Kerkordewijzigingen worden vastgesteld nadat de classes hun beschouwingen (consideraties)<br />

hebben gegeven.<br />

kerkrentmeester – een ouderling met de opdracht de financiële belangen (voor zover niet <strong>van</strong> diaconale<br />

aard) te behartigen en de eigendommen <strong>van</strong> de gemeente te beheren.<br />

kerkvoogd – benaming voor wat nu kerkrentmeester heet.<br />

kerkvoogdij – college, belast met het beheer <strong>van</strong> de goederen en middelen <strong>van</strong> een Hervormde Gemeente.<br />

Nu: college <strong>van</strong> kerkrentmeesters.<br />

kermis – jaarlijks plaatselijk volksfeest en jaarmarkt. Van oorsprong is de kermis een <strong>kerkelijk</strong><br />

feest. Het woord zeg het al: ker(k)mis: de mis die jaarlijks werd opgedragen om de wijding <strong>van</strong> de<br />

plaatselijke kerk of de naamdag <strong>van</strong> haar patroonheilige te vieren. In het noorden <strong>van</strong> Nederland<br />

verloor de kermis na de Reformatie snel haar <strong>kerkelijk</strong> karakter, in het zuiden bleef de binding<br />

met de kerk tot in de twintigste eeuw bestaan. Aan<strong>van</strong>kelijk waren jaarmarkten altijd verbonden<br />

met kermissen en dus met de vierdag <strong>van</strong> de plaatselijke kerk. Een jaarmarkt werd weliswaar door<br />

de burgerlijke overheid ingesteld, maar was in de praktijk meestal gekoppeld aan een kerkwijdingsfeest.<br />

Handel en eredienst reikten elkaar op de kermis de hand. Pas na de Reformatie werden<br />

er geen jaarmarkten meer gehouden op kerkfeesten. Tijdens de kermis, die enkele dagen tot<br />

soms wel drie weken kon duren, garandeerde de overheid vrede, vrijhandel en vrijgeleide voor<br />

wie tenminste niet om geloofsredenen verbannen was of een halsmisdaad had begaan. De kermissen<br />

trokken naast bezoekers die vermaak zochten een bonte stoet marskramers, muziekanten,<br />

hoeren, bedelaars, zakkenrollers en toneelgezelschappen. Er werd op kermissen veel gegeten, gedronken<br />

en gedanst. Wrede spelletjes met mensen en dieren behoorden steevast tot de populaire<br />

vermaken. De puriteinen (protestanten in de zestiende eeuw in Engeland, die pleitten voor strikte<br />

levenswandel en een persoonlijke beleving <strong>van</strong> het christelijk geloof) verzetten zich heftig tegen<br />

de kermis. Dit had weinig effect, behalve hier en daar in Zeeland. Alleen in het rampjaar 1672<br />

werden de Nederlanden ‘ontkermist’. Wel ontstond er geleidelijk aan een groep gereformeerden<br />

die zich afzijdig hielden <strong>van</strong> de kermissen. Want de kermis was een hoogtijdag <strong>van</strong> ‘de wereld’.<br />

Kerstfeest – het geboortefeest <strong>van</strong> Jezus, die ‘het Licht voor de wereld’ en de ‘zon <strong>van</strong> de gerechtigheid’<br />

is. In de vierde eeuw is dit feest in de plaats gekomen <strong>van</strong> het Romeinse Natalis Invicti Solis<br />

( = de geboorte <strong>van</strong> de onoverwinnelijke zon), het zonnewendefeest.<br />

koster (<strong>van</strong> het Latijnse custos, dat bewaker betekent; custodere = bewaken) - in middeleeuwse<br />

kloosters degene die de kostbare wijnvoorraad bewaakte; ook helper <strong>van</strong> de bisschop. In de vijftiende<br />

eeuw werd aan de koster de dagelijkse zorg voor het kerkgebouw toevertrouwd: hij moest<br />

<strong>van</strong> alles wat nodig was voor de eredienst klaarzetten. Die functie heeft hij tot op <strong>van</strong>daag. Daarnaast<br />

is hij ook de gastheer die mede het gezicht <strong>van</strong> de kerk bepaalt.<br />

Kruisdagen - de maandag, dinsdag en woensdag voor Hemelvaartsdag. Ze werden rond 470 door<br />

Mamertus, bisschop <strong>van</strong> Vienne ingevoerd. Vienne is een stad in Frankrijk op ongeveer 30 kilometer<br />

ten zuiden <strong>van</strong> Lyon. Er werd een bidprocessie gehouden om Gods hulp af te smeken tegen<br />

rampen, waar Zuid-Frankrijk in die tijd veel door geteisterd werd. Pas tegen het einde <strong>van</strong> de vijftiende<br />

eeuw werd zij door de hele kerk overgenomen. Nu wordt er op de Kruisdagen vooral gebeden<br />

om zegen over de vruchten der aarde. De benaming Kruisdagen is waarschijnlijk ontleend aan<br />

het feit dat de priester een kruis meedroeg tijdens de processie door velden en akkers.<br />

laatste oliesel – laatste zalving voor het sterven <strong>van</strong> een gelovige (ziekenzalving), een <strong>van</strong> de zeven<br />

sacramenten <strong>van</strong> de Rooms Katholieke Kerk.<br />

landschrijver - particulier en algemeen secretaris <strong>van</strong> de drost; na 1614 rechtsgeleerde (Romeins<br />

recht) die fungeerde als griffier (secretaris) <strong>van</strong> de rechterlijke macht.<br />

leerrede – preek.<br />

liedboek – boek dat de aan kerk aangeboden Psalmen en gezangen bevat.<br />

lidmaat – belijdend lid <strong>van</strong> een <strong>kerkelijk</strong>e gemeente.<br />

liturgie (Grieks: leitourgia = volksdienst) - orde <strong>van</strong> de eredienst; het geheel <strong>van</strong> (voorgeschreven)<br />

gebeden, ceremoniën en handelingen die een eredienst uitmaken; verzameling <strong>van</strong> liederen, gebeden,<br />

enzovoort die in een eredienst worden gebruikt.<br />

Maria Lichtmis - het feest waarop gevierd wordt dat Christus voor de eerste keer verschijnt als ‘het


8<br />

Licht dat voor alle volkeren straalt’. Maria, de moeder <strong>van</strong> Jezus, is de draagster <strong>van</strong> dit goddelijke<br />

licht. Het feest valt veertig dagen na Kerstfeest. In het Bijbelverhaal bij Maria Lichtmis wordt<br />

Jezus naar de tempel gebracht om hem te laten zien. Hij wordt daar herkend als de Messias die<br />

God had beloofd (Lucas 2:22-40).<br />

ministerie – het college <strong>van</strong> predikanten in een centrale gemeente.<br />

mis (Heilige Mis of H. Mis; Heilig Misoffer, Eucharistieviering, Goddelijke Liturgie) - religieuze bijeenkomst<br />

waarin de viering <strong>van</strong> het sacrament <strong>van</strong> de eucharistie in de Rooms Katholieke Kerk, de<br />

Oud-Katholieke Kerken, de Oosters-Orthodoxe Kerk en (soms) de Lutherse Kerk en Anglicaanse<br />

Kerk centraal staat. De mis is volgens de rooms-katholieke leer het onbloedige offer <strong>van</strong> het Nieuw<br />

Verbond, waarin het lichaam en het bloed <strong>van</strong> Christus, onder de gedaanten <strong>van</strong> brood en wijn,<br />

door de priester aan het altaar aan God worden opgedragen en het offer <strong>van</strong> het kruis zodoende<br />

wordt hernieuwd.<br />

moderamen – dagelijks bestuur <strong>van</strong> een <strong>kerkelijk</strong>e vergadering, bestaande uit praeses (voorzitter),<br />

assessor (ver<strong>van</strong>ger <strong>van</strong> voorzitter en secretaris) en scriba (secretaris) waar het een ambtelijke<br />

vergadering of voorzitter, secretaris en penningmeester waar het een niet-ambtelijke vergadering<br />

betreft.<br />

Moderne Devotie (Latijn: Devotio Moderna) - spirituele beweging binnen de Rooms Katholieke Kerk<br />

die opkwam aan het einde <strong>van</strong> de veertiende eeuw en die streefde naar vernieuwing <strong>van</strong> de kerk,<br />

persoonlijke levensheiliging, praktische levenswijsheid, samen een gemeenschap vormen, zorg<br />

dragen voor de kwetsbaren in de samenleving en samen vieren, zingen en bidden.<br />

monstrans (Latijn: monstrare = tonen) - een houder, meestal <strong>van</strong> metaal, waarin de geconsacreerde<br />

hostie wordt getoond.<br />

Nederlandse Geloofsbelijdenis (Latijn: Confessio Belgica) – belijdenis die in 1561 is opgesteld door<br />

Waalse protestantse theoloog Guido de Brès (1522-1567), en die bedoeld was als uitleg voor de<br />

Spaanse koning Filips II (1527-1598) <strong>van</strong> het reformatorische geloof. De Geloofsbelijdenis werd al<br />

snel gezien als een gezaghebbende samenvatting <strong>van</strong> de Bijbelse leer en als verbindend document<br />

voor hen die de beginselen <strong>van</strong> het gereformeerd protestantisme waren toegedaan. Voor orthodoxe<br />

protestanten is het in deze geloofsbelijdenis verwoorde nog altijd een onopgeefbaar uitgangspunt.<br />

Nederlandse Hervormde Kerk - sinds 1816 de naam voor de Nederduits(ch)e Gereformeerde Kerk<br />

die tijdens de Tachtigjarige Oorlog de officiële kerk <strong>van</strong> de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden<br />

was geworden. De naam Nederlandsche Hervormde Kerk werd al in 1760 genoemd in de<br />

psalmberijming <strong>van</strong> het Genootschap Laus Deo Salus Populo. De naam drukt de eenheid <strong>van</strong> de afzonderlijke<br />

gemeenten uit. De uitspraak <strong>van</strong> de arrondissementsrechtbank te Assen <strong>van</strong> 24 mei<br />

1924 verklaarde: ‘De Ned. Herv. Kerk – ofschoon uit verschillende Gemeenten samengesteld –<br />

moet geacht worden één geheel uit te maken. Wie als lidmaat is toegetreden, maakt deel uit der<br />

algemeene corporatie, onverschillig in welke Gemeente hij is toegetreden; hij behoort tot de <strong>kerkelijk</strong>e<br />

Gemeente, waar zijn woonplaats is gevestigd.’ De Nederlandse Hervormde Kerk bestond<br />

uit alle hervormde gemeenten in het Koninkrijk der Nederlanden: Waalse, Presbyteriaans-Engelse,<br />

Schotse zowel als Nederduitse. Op 1 mei 2004 is de Nederlandse Hervormde Kerk met de Gereformeerde<br />

Kerken in Nederland en de E<strong>van</strong>gelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden<br />

opgegaan in de <strong>Protestantse</strong> Kerk in Nederland (PKN).<br />

notabelen – orgaan <strong>van</strong> bijstand <strong>van</strong> het college <strong>van</strong> kerkvoogden.<br />

oecumene (<strong>van</strong> het Griekse woord oikos = huis) – oorspronkelijk: het bewoonde deel <strong>van</strong> de aarde;<br />

naderhand: de hele wereld: oecumenisch waren in de eerste plaats gebeurtenissen die de hele<br />

wereld betroffen en verder ook vooral gebeurtenissen en besluiten die het machtsbereik <strong>van</strong> Rome<br />

betroffen.<br />

oecumenische beweging – een in de negentiende eeuw ontstane beweging om de confessionele<br />

scheuringen in de christenheid te overwinnen door het benadrukken <strong>van</strong> het gemeenschappelijke.<br />

Ze wordt voornamelijk door de protestantse en orthodoxe kerken gedragen, omdat de Rooms Katholieke<br />

Kerk zich als de belichaming <strong>van</strong> de hele kerk beschouwt.<br />

oecumenisch leesrooster – rooster met Bijbellezingen voor kerkdiensten, vervaardigd in opdracht<br />

<strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> Kerken in Nederland.<br />

Onze Vader (Latijn: Paternoster) - een christelijk gebed gericht aan God. Volgens de overlevering<br />

heeft Jezus zijn leerlingen dit gebed geleerd (Mattheüs 6:9-13; Lucas 11:2-4).<br />

openbare belijdenis - de ‘openbare belijdenis <strong>van</strong> het geloof’ werd in protestantse kerken in de<br />

negentiende en twintigste eeuw afgelegd op ongeveer achttienjarige leeftijd. Daar ging een belijdeniscatechese<br />

aan vooraf, meestal verzorgd door de predikant. Dat kon in groepsverband, maar<br />

ook individueel. Na de belijdeniscatechese gevolgd te hebben, werden de kandidaten in aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> tenminste één ouderling getoetst op voldoende kennis <strong>van</strong> de geloofsleer. Waren hun


9<br />

antwoorden bevredigend, dan hield de predikant een plechtige toespraak, waarmee ze aangenomen<br />

waren als lidmaten <strong>van</strong> de Hervormde Gemeente. Vervolgens volgde in het midden <strong>van</strong> de<br />

gemeente de openbare belijdenis. Die belijdenis werd gezien als antwoord op de doop als klein<br />

kind. Wie niet de kinderdoop had ont<strong>van</strong>gen, werd bij die gelegenheid (na het doen <strong>van</strong> de openbare<br />

belijdenis) alsnog gedoopt. In kerkrechtelijke zin gold degene die belijdenis had gedaan als<br />

belijdend lid <strong>van</strong> de kerk en werd toegelaten tot het heilig avondmaal. Sinds het begin <strong>van</strong> de negentiende<br />

eeuw was het gebruikelijk om op Palmzondag (de zondag voor Pasen) de belijdenis af te<br />

leggen. Nu wordt dat meer gedaan in de Paasnacht (de nacht voorafgaande aan de Paasmorgen) of<br />

tijdens het Pinksterfeest.<br />

openbaring - een (volgens gelovigen) proces waarmee een god zichzelf bekend maakt aan mensen.<br />

Dit proces kan een tekst of een toespraak <strong>van</strong> een profeet zijn of een gebeurtenis. Het begrip<br />

openbaring is soms ook de aanduiding <strong>van</strong> een 'heilig boek' (Bijbel, Koran, enzovoort) in zijn geheel.<br />

opzicht – het toezien door of in opdracht <strong>van</strong> een ambtelijke vergadering op het geestelijk leven<br />

<strong>van</strong> gemeenten, de vervulling <strong>van</strong> ambten en bedieningen, en op de belijdenis en levenspraktijk<br />

<strong>van</strong> de ambtsdragers en de leden <strong>van</strong> de gemeente.<br />

ouderling – gemeentelid dat samen met andere ambtsdragers leiding geeft aan een plaatselijke geloofsgemeenschap.<br />

De ouderling is medeverantwoordelijk voor de geloofsverkondiging in de eredienst<br />

en is aanwezig bij de bediening <strong>van</strong> de doop en het avondmaal. De taak is vooral pastoraal:<br />

gericht op het geestelijk welzijn <strong>van</strong> de gemeenteleden. De eeuwen was aan de ouderlingen en de<br />

predikant(en) de pastorale zorg toevertrouwd: ze gingen regelmatig op huisbezoek bij gemeenteleden.<br />

Momenteel hebben ouderlingen vaak een specifieke opdracht hebben op het terrein <strong>van</strong> bestuur<br />

en organisatie, pastoraat, eredienst, jeugdwerk, catechese, of vormingswerk. Sinds 1951<br />

kende de Nederlandse Hervormde Kerk de figuur <strong>van</strong> de ouderling-kerkvoogd. Toen deze kerk in<br />

2004 opging in de <strong>Protestantse</strong> Kerk in Nederland, kreeg deze de naam ouderling-kerkrentmeester.<br />

Ouderling-kerkrentmeesters scheppen en onderhouden de materiële en financiële voorwaarden<br />

voor het leven en werken <strong>van</strong> de gemeente.<br />

ouderling <strong>van</strong> dienst - ouderling die in een bepaalde kerkdienst de kerkenraad vertegenwoordigt<br />

(zie: consistoriegebed).<br />

ouwel - ook wel eetpapier genoemd, is een dun, wit ongedesemd baksel. Ouwel wordt in de Oud<br />

Katholieke Kerk en in de Rooms Katholieke Kerk gebruikt tijdens de eucharistie. Het dient hiervoor<br />

<strong>van</strong> zuiver tarwemeel, dus zonder toevoeging <strong>van</strong> gist of andere ingrediënten, te zijn gemaakt. Na<br />

de zogenaamde consecratie wordt de ouwel hostie genoemd.<br />

paaskaars – de grote kaars die in de Paasnacht ontstoken wordt en het licht <strong>van</strong> Christus symboliseert.<br />

Tijdens de Paaswake wordt de paaskaars de kerk ingedragen. In de kaars, zoals die in de<br />

Rooms Katholieke Kerk gebruikt wordt, zijn vijf wierookkorrels in kruisvorm gestoken; zij verbeelden<br />

de vijf wonden <strong>van</strong> Jezus in handen, voeten en hart. In de nachtwake <strong>van</strong> Pasen staken de<br />

eerste christenen (met hun gezicht naar het oosten gericht, waar de zon opgaat) een kaars aan.<br />

Een drievoudige uitroep ‘Licht <strong>van</strong> Christus’ begeleidde deze ritus. Ze gaven zo uiting aan hun geloof<br />

dat de opgestane Heer het licht <strong>van</strong> de wereld is.<br />

Paaswake (Paasvigilie) – <strong>van</strong> oorsprong een rooms-katholieke traditie om in de nacht <strong>van</strong> Stille Zaterdag<br />

op Paaszondag in de kerk bijeen te komen, te waken en te bidden en en de opstanding <strong>van</strong><br />

Jezus te vieren. Aan het begin <strong>van</strong> de viering is de kerkruimte in duister gehuld. Buiten de kerk<br />

wordt aan het paasvuur de kaars ontstoken. Het licht <strong>van</strong> de kaars symboliseert de opgestane<br />

Heer. De gelovigen steken (direct of indirect) hun eigen kaars aan met het vuur <strong>van</strong> de paaskaars.<br />

Paus Pius XII (1876-1956) herstelde in 1951 de Paaswake in ere. Zodoende werden de plechtigheden<br />

<strong>van</strong> het wijden <strong>van</strong> het doopwater en het ontsteken <strong>van</strong> de paaskaars, die al geruime tijd op<br />

zaterdag in de vroege ochtend werden gehouden, meestal met maar enkele gelovigen erbij, verplaatst<br />

naar de nacht of de late avond voor Paaszondag.<br />

Paaszaterdag (Stille Zaterdag) – de dag na Goede Vrijdag. Terwijl de stilte <strong>van</strong> het graf wachten de<br />

gelovigen op de overwinning <strong>van</strong> de dood.<br />

Palmzondag (Palmpasen)– de zondag voor Pasen. Deze zondag ontleent zijn naam aan de intocht<br />

<strong>van</strong> Jezus in Jeruzalem, waarbij de mensen Jezus toezwaaiden met palmtakken.<br />

Pasen – feest waarop gevierd wordt dat Jezus de dood heeft overwonnen.<br />

pastor (= ‘herder’) – iemand die binnen een kerkgemeenschap zorg draagt voor de gelovigen; algemene<br />

benaming voor predikanten, pastoors en pastorale werkers. De titel <strong>van</strong> pastor is in de<br />

Rooms Katholieke Kerk officieel voorbehouden aan priesters en wordt vooral gebruikt om de functie<br />

<strong>van</strong> priesters in ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen aan te duiden die geen parochieverantwoordelijkheid<br />

dragen. Pastorale werkers, die vaak betere studies hebben gemaakt dan<br />

de priesters, mogen geen pastor heten en al helemaal geen sacramenten toedienen.


10<br />

pastoor – katholieke geestelijke aan het hoofd <strong>van</strong> een parochie.<br />

pastorie – ambtswoning <strong>van</strong> een pastoor of predikant.<br />

pater - een monnik, kloosterling, missionaris of lid <strong>van</strong> een religieuze congregatie die priester is.<br />

piëtisme - vroomheidsbeweging in de Lutherse Kerk in Duitsland, die zich verzette tegen dorre leerstelligheid<br />

in de kerk, tegen kerkgang uit sleur en tegen een al te oppervlakkige geloofspraktijk<br />

waarin de ervaring <strong>van</strong> zonde en genade ontbreekt. Ze legde grote nadruk op geloofsbeleving met<br />

hart, mond en daad. Het piëtisme kende <strong>van</strong> de laat-zeventiende eeuw tot midden achttiende<br />

eeuw haar grootste bloei.<br />

Pinksteren (Oudgrieks: Pentèkostè; Nederlands: vijftig) of Sinksen – feest op de vijftigste dag na<br />

Pasen, waarop de uitstorting <strong>van</strong> de Heilige Geest wordt herdacht. Met deze uitstorting werd ook<br />

het begin <strong>van</strong> de christelijke Kerk gemarkeerd.<br />

praeses – voorzitter <strong>van</strong> een ambtelijke vergadering.<br />

predikant – de (meestal vrijgestelde) voorganger <strong>van</strong> een gemeente. Het woord predikant komt <strong>van</strong><br />

praedicare (een Latijnse vertaling <strong>van</strong> het Griekse woord kèrussein = verkondigen) Het betekent<br />

oorspronkelijk: handeling <strong>van</strong> een heraut die in naam <strong>van</strong> zijn koning publiek tot het volk sprak. In<br />

het Nieuwe Testament betekent praedicare: het e<strong>van</strong>gelie openlijk bekend maken. In de Middeleeuwen<br />

werden onder invloed <strong>van</strong> de franciscanen (volgelingen <strong>van</strong> Franciscus <strong>van</strong> Assisi) godsdienstige<br />

toespraken praedicationes genoemd en zij die deze hielden praedicantes. De aanduiding<br />

predikant (praedicant, prediger, prediker) wordt <strong>van</strong>af het einde <strong>van</strong> zestiende eeuw regelmatig<br />

gebruikt voor iemand die voorgaat in een protestantse kerkdienst. Een andere benaming voor predikant<br />

is ‘Dienaar <strong>van</strong> het Woord’ of ‘herder en leraar’. De gangbare aanspreektitel is dominee<br />

(afgekort: ds), <strong>van</strong> het Latijnse woord dominus, wat ‘heer’ of ‘mijnheer’ betekent.<br />

prediking / preek – verkondigen <strong>van</strong> de Bijbelse boodschap. In samenkomsten <strong>van</strong> een protestantse<br />

gemeente staat de preek centraal. Voorafgaand aan de preek worden een of meer Bijbelgedeelten<br />

voorgelezen. In de preek wordt het gelezene uitgelegd en wordt aangegeven hoe dit kan worden<br />

toegepast in het dagelijks leven. De preek wordt meestal gehouden door een predikant; wanneer<br />

deze niet beschikbaar is, leest in het algemeen een <strong>van</strong> de ouderlingen een door een predikant<br />

gemaakte preek voor (preeklezen).<br />

presbyter (Grieks: presbuteros = oudste) – ouderling. Verbasterd in de Rooms Katholieke Kerk tot<br />

priester.<br />

presbyteriaal – reformatorische vorm <strong>van</strong> de kerk, gekenmerkt door de roeping <strong>van</strong> ouderlingen uit<br />

de gemeenteleden.<br />

presbyterie – het college <strong>van</strong> ouderlingen.<br />

priester – iemand die tussen God en mensen bemiddelt; ambtsdrager in de Rooms Katholieke Kerk<br />

en Oosters Orthodoxe Kerk die door een bijzondere wijding <strong>van</strong> de lekenstand is onderscheiden en<br />

aan <strong>kerkelijk</strong>e regels is onderworpen.<br />

primus (Latijn = eerste) – het lid <strong>van</strong> een vergadering dat zich laat ver<strong>van</strong>gen door een secundus<br />

(tweede) of tertius (derde).<br />

processie - godsdienstige plechtigheid binnen de rooms-katholieke, oosters-katholieke, oriëntaalsorthodoxe<br />

en oosters-orthodoxe kerken. Deze vindt plaats in de vorm <strong>van</strong> een optocht of ommegang<br />

<strong>van</strong> geestelijken en andere gelovigen. Hosties, vaandels, het kruis, het e<strong>van</strong>gelieboek, relieken<br />

of iconen worden plechtig rondgedragen.<br />

proponent –‘kandidaat tot de Heilige Dienst’, theologiestudent die geslaagd is voor het <strong>kerkelijk</strong><br />

‘examen ter toelating tot de predikdienst’ (colloquium) en zo het recht heeft om te proponeren<br />

ofte wel te dingen naar een beroep.<br />

protestant - (Latijn: protestans, <strong>van</strong> protestari = publiekelijk verklaren, getuigen) lid <strong>van</strong> een <strong>van</strong><br />

die christelijke kerkgenootschappen die ten gevolge <strong>van</strong> de kerkhervorming (reformatie) in de zestiende<br />

eeuw zijn ontstaan.<br />

Psalmen – de 150 (151) liederen <strong>van</strong> de Israëlieten zoals die in het Oude Testament staan opgetekend<br />

of zoals ze in vertaalde en berijmde vorm in de kerken gezongen worden.<br />

quaestor – penningmeester <strong>van</strong> een ambtelijke vergadering.<br />

quorum – noodzakelijk aantal aanwezigen om te mogen beslissen.<br />

quotum – aandeel in de omslag <strong>van</strong> de kosten <strong>van</strong> een meerdere vergadering.<br />

rationalisme - aanduiding voor een aantal filosofische of wereldbeschouwelijke systemen waarin de<br />

rede of het redelijke op de een of andere manier centraal staat; als verbindend kenmerk <strong>van</strong> het<br />

rationalisme geldt de aanname dat kennis uitsluitend door de rede bewerkstelligd kan worden of<br />

zelfs in de rede besloten ligt.<br />

Reformatie – kerkhervormingsbeweging in de zestiende eeuw.<br />

relikwieën / relieken – stoffelijke resten <strong>van</strong> heiligen of voorwerpen waar heiligen contact mee<br />

hebben gehad. Veel rooms-katholieken vroegen de eeuwen door via relikwieën de betreffende hei-


11<br />

lige om voorspraak bij God. Dikwijls ook schreven ze aan relikwieën wonderen toe. Niet alle relikwieën<br />

hebben volgens hen dezelfde kracht. Bovenaan staan overblijfselen <strong>van</strong> een heilige of<br />

voorwerpen die in contact hebben gestaan met Jezus. Een trapje lager staan stukken <strong>van</strong> kleren<br />

<strong>van</strong> een heilige of voorwerpen die de heilige heeft gebruikt. Het laagst staan stukken textiel of<br />

voorwerpen die pas na de dood <strong>van</strong> de heilige in aanraking zijn gekomen met zijn overblijfselen.<br />

Het schrijn waarin relikwieën zaten, kan zelf een relikwie worden. De eerste christenen verzamelden<br />

al relikwieën <strong>van</strong> martelaren. Kerken en steden streden om de beste. Dat leidde tot vervalsingen.<br />

Om die tegen te gaan, gaf en geeft het Vaticaan verklaringen <strong>van</strong> echtheid af.<br />

remonstranten – protestanten die zich sterk aangesproken weten door Desiderius Erasmus (1467-<br />

1536). Ze staan voor een innerlijk christendom, en waarden <strong>van</strong> liefde, vrijheid en verdraagzaamheid.<br />

Ze zijn tegen bindende belijdenisgeschriften, waarin wordt vastgelegd hoe je de Bijbel moet<br />

interpreteren.<br />

Réveil - (1815-1865) - internationale opleving (opwekking) <strong>van</strong> het christelijke denken en handelen<br />

in het negentiende-eeuwse Europa.<br />

ring – een aantal hervormde gemeenten in eenzelfde regio. Een ring vormde geen <strong>kerkelijk</strong> bestuur.<br />

De kerkrechtelijke betekenis <strong>van</strong> een ring lag in de plicht tot onderlinge hulpverlening in vacante<br />

gemeenten of in gevallen met vacaturen gelijkstaande.<br />

ringvergadering - vergadering <strong>van</strong> alle hervormde predikanten in een streek, in het bijzonder belast<br />

met het verdelen <strong>van</strong> de vacaturebeurten (zie consulent).<br />

sacrament – <strong>kerkelijk</strong> gewijde handeling die als instelling <strong>van</strong> Jezus beschouwd wordt. Sacrament is<br />

een begrip uit de Romeinse militaire en religieuze wereld. Een sacrament was een geldsom, die je<br />

op een heilige plaats neerlegde als je een proces voerde. Wanneer je het proces verloor, kwam<br />

het geld aan de goden. Ook werd het woord gebruikt voor de vaandeleed <strong>van</strong> een militair. Het had<br />

dus de betekenis <strong>van</strong> zekerheid, verzekering, borg, garantie. In de Latijnse Bijbelvertaling in de<br />

derde eeuw kwam woord sacramentum voor als vertaling <strong>van</strong> het Griekse woord mustèrion (= mysterie).<br />

Zo groeide in de kerk en in het beleven <strong>van</strong> veel mensen bij het sacrament het goddelijk<br />

mysterie samen met verzekering, garantie. De doop werd bijvoorbeeld gezien een garantie <strong>van</strong><br />

eeuwig heil. In het christelijk spraakgebruik werd <strong>van</strong>af de vierde eeuw het woord sacrament<br />

meer en meer de term voor een concrete heiligende handeling die in en door de kerk wordt gesteld.<br />

Bij Aurelius Augustinus (354-430) had sacrament (naast de betekenis <strong>van</strong> heilig symbool en<br />

<strong>van</strong> de heilswerkelijkheid die voorwerp is <strong>van</strong> het geloof) de betekenis <strong>van</strong> heiligende rite. In de<br />

twaalfde eeuw legde de kerk het aantal sacramenten vast op zeven vast: doop, avondmaal, vormsel,<br />

huwelijk, ziekenzalving, priesterwijding en biecht. De kerken <strong>van</strong> de Reformatie plaatsten de<br />

nauwe verbinding tussen sacrament en verkondiging centraal en beperkten het aantal sacramenten<br />

tot doop en avondmaal (tijdelijk uitgebreid met het sacrament <strong>van</strong> de biecht).<br />

Sacramentsdag (Latijn: Corporis Christi) – rooms-katholiek hoogfeest <strong>van</strong> het ‘Allerheiligst Sacrament’<br />

op de tweede donderdag na Pinksteren. Op dit feest wordt gevierd dat Jezus zich in de gedaante<br />

<strong>van</strong> brood en wijn aan de gelovigen wil geven als voedsel en voortdurend onder de mensen<br />

wil blijven door middel <strong>van</strong> zijn waarachtige tegenwoordigheid (praesentia realis) in de geconsacreerde<br />

offergaven.<br />

schepen – stedelijk overheidspersoon, lid <strong>van</strong> het met bestuur en wetgeving, ten dele ook met de<br />

rechtspraak belaste college.<br />

scriba – secretaris <strong>van</strong> een <strong>kerkelijk</strong> college of ambtelijke vergadering.<br />

secundus – plaatsver<strong>van</strong>gend lid <strong>van</strong> een <strong>kerkelijk</strong>e vergadering.<br />

synagoge , sjoel (Grieks: huis <strong>van</strong> samenkomst) - huis <strong>van</strong> gebed en leerhuis voor Joden. Het woord<br />

sjoel is uit het Jiddisch, de Joods-Duitse taal die al <strong>van</strong>af de Middeleeuwen werd gesproken.<br />

synode (Grieks: syn = samen, hodos = de weg; dus: samen op weg) - <strong>kerkelijk</strong>e vergadering <strong>van</strong> gekozen<br />

of benoemde leden <strong>van</strong> de kerk.<br />

tertius – tweede plaatsver<strong>van</strong>ger <strong>van</strong> een lid <strong>van</strong> een <strong>kerkelijk</strong>e vergadering.<br />

Tien Geboden (ook wel Tien Uitspraken of Tien Woorden genoemd) - de tien leefregels die volgens<br />

de Joodse en christelijke geloofstraditie door God aan de mensen gegeven zijn (Exodus 20:1-21).<br />

tucht – werkzaamheden <strong>van</strong> ambtsdragers (in de Gereformeerde Kerk: ouderlingen en predikanten)<br />

ter handhaving <strong>van</strong> de morele of ideologische zuiverheid in de kerk. De <strong>kerkelijk</strong>e tucht wilde er<br />

toe dienen de gelovige zo goed mogelijk met en voor God te laten leven. De tucht droeg bij aan<br />

een groeiende disciplinering <strong>van</strong> de samenleving.<br />

vagevuur – (Latijn: purgatorium = zuiverend vuur, louterings- of reinigingsplaats) - volgens het<br />

rooms-katholieke geloof een plek in het hiernamaals, waar men wordt gelouterd of gestraft voor<br />

de dagelijkse, nog niet uitgeboete en/of de in de biecht (of door een volmaakt berouw) reeds vergeven,<br />

maar nog niet uitgeboete (dood)zonden die men heeft begaan tijdens het leven. Nadat<br />

men is gelouterd krijgt men toegang tot de hemel, alwaar men voor eeuwig in weelde mag leven,


12<br />

God lovende.<br />

vasten – een oud godsdienstig gebruik dat in alle godsdiensten voorkomt en dat bestaat uit het zich<br />

tijdelijk, volledig of gedeeltelijk onthouden <strong>van</strong> voedsel of uit het afzien <strong>van</strong> bepaalde spijzen zoals<br />

vlees. De kerk stelde het in de zesde eeuw in.<br />

vastentijd – Veertigdagentijd als voorbereiding op Pasen. In de vastentijd was het aan alle personen<br />

tussen de 21 en 59 jaar toegestaan een keer per dag een volle maaltijd te gebruiken, eventueel<br />

met vlees; de andere maaltijden waren zonder vlees en beperkt <strong>van</strong> om<strong>van</strong>g. Gedurende de vastentijd<br />

waren genietingen <strong>van</strong> allerlei aard niet toegestaan. Het doel was je te beheersen in een<br />

veertigdaagse versterving. Het meest sprekende symbool <strong>van</strong> deze versterving was voor kinderen<br />

het vastentrommeltje, waarin alle doordeweekse versnaperingen bewaard werden tot de zondag.<br />

In de vroege Middeleeuwen begon de vastentijd pas na zondag Quadragesima, terwijl er op de vier<br />

zondagen in de Veertigdagentijd niet hoefde te worden gevast. In de negende eeuw bepaalde de<br />

kerk het vasten veertig dagen te laten voortduren en de ‘vette’ dagen, vier in getal, aan het begin<br />

<strong>van</strong> de vastentijd te plaatsen.<br />

verkiezing – de manier waarop in een presbyteriale kerk ambtsdragers worden geroepen.<br />

Verlichting - West-Europese geestelijke beweging uit de achttiende eeuw die zich los probeerde te<br />

maken <strong>van</strong> de traditionele, door burgerlijke en <strong>kerkelijk</strong>e autoriteiten vertegenwoordigde standpunten.<br />

De verlichte mens zette de ooit zo <strong>van</strong>zelfsprekende samenhang tussen geloof, traditie en<br />

autoriteit opzij en hechtte veel waarde aan het zelf denken en je niet door autoriteiten laten betuttelen.<br />

Hij wilde zich alleen nog laten leiden door de rede en de resultaten <strong>van</strong> empirisch wetenschappelijk<br />

onderzoek. Hij brak met het gezag <strong>van</strong> de goddelijke openbaring. De geschiedenis<br />

beschouwde hij als een ontplooiing <strong>van</strong> het mens-zijn.<br />

vicarie - een in een stichting ondergebracht vermogen waar<strong>van</strong> de opbrengst bestemd was voor het<br />

onderhoud <strong>van</strong> een priester (een vicaris), die daarvoor aan een bepaald altaar een of meer heilige<br />

missen moest opdragen en in gebeden bepaalde personen moest gedenken en eventueel nog andere,<br />

in de stichtingsbrief bepaalde, taken opgedragen kreeg. De inkomsten <strong>van</strong> zo'n vicarie werden<br />

gegeven aan een door de stichter of zijn opvolger (een collator) uitgekozen vicaris die formeel<br />

door de geestelijke overheid (de bisschop) in dit geestelijk ambt gesteld werd. De vicaris was dan<br />

'bezitter' <strong>van</strong> de vicarie geworden onder de verplichting de vicariegoederen te beheren en hij kon<br />

daarvoor optreden in het rechtsverkeer. In de tijd <strong>van</strong> de Reformatie kregen ook protestantse gemeenten<br />

de beschikking over vicarieën. Op 15 januari 1903 besloot de kerkenraad de gelden en<br />

goederen ten name <strong>van</strong> de vicarieën ten name <strong>van</strong> ‘het Kerkenfonds der Hervormde Gemeente Zevenaar’<br />

te zetten.<br />

vicaris - 1. 'bezitter' <strong>van</strong> de vicarie die de vicariegoederen beheert; 2. een proponent die benoemd<br />

is tot bijstand in het pastoraat, dus (nog) geen ambt draagt.<br />

visitatie (<strong>van</strong> het latijnse werkwoord visitare = dikwijls zien, vaak bezoeken, onderzoeken) - een<br />

onderzoek naar de toestand <strong>van</strong> de gemeente. De apostelen bezochten de verschillende gemeenten<br />

om naar hun welstand te vernemen of om gemeente te bemoedigen (Handelingen 9:32; 15:41).<br />

Later deden de bisschoppen hetzelfde (Het woord bisschop - Grieks: episcopos - betekent letterlijk<br />

‘opziener). De Frankische koningen stuurden meestal een staatsambtenaar mee, deels om de bisschop<br />

in zijn arbeid te steunen, deels om hem te controleren. Vanaf keizer Karel de Grote (747-<br />

814) ontstond naast de gewone kerkvisitatiewerkzaamheden de visitatie naar grove zonden als<br />

echtbreuk, diefstal, moord en afgoderij, waarbij openbare <strong>kerkelijk</strong>e straffen werden opgelegd.<br />

Deze colleges werden sendgerichten (send = synode) genoemd. Ze konden naast een <strong>kerkelijk</strong>e<br />

straf ook een geldboete opleggen. Tegen het einde <strong>van</strong> de Middeleeuwen kwamen de visitatie en<br />

de sendgerichten door ontaarding in een kwade reuk te staan. Door geld kon men de <strong>kerkelijk</strong>e<br />

boetedoeningen en <strong>kerkelijk</strong>e straffen afkopen. De sendheren staken meermalen het geld zelf in<br />

de zak. In de tijd der Reformatie werd kerkvisitatie een middel tot herstel en verheffing <strong>van</strong> het<br />

<strong>kerkelijk</strong> leven. Met het oog daarop stelde Calvijn in het visitatiereglement <strong>van</strong> 1560 dat de visitatoren<br />

moesten onderzoeken of de predikanten het zuivere e<strong>van</strong>gelie preekten, stichtelijk waren in<br />

de onderwijzing <strong>van</strong> het volk, ijverig in hun pastorale arbeid en eerbaar leefden. Ook moesten ze<br />

de gemeente oproepen trouw de kerkdiensten te bezoeken en christelijk te leven. De visitatie<br />

mocht geen gerechtelijk onderzoek of een soort gericht zijn, maar slechts een middel om alle ergernissen<br />

te voorkomen, 'opdat de prediker niet ontaarde en verderve'. In de kerken <strong>van</strong> de Reformatie<br />

was men huiverig voor opzicht <strong>van</strong> bovenaf. Men wilde absoluut geen hiërarchie en bisschoppen<br />

meer. De Synode <strong>van</strong> Dordrecht bepaalde dat visitatie uit moest gaan <strong>van</strong> de classes. Zij<br />

benoemden de visitatoren in hun regio. De kerkorde <strong>van</strong> de <strong>Protestantse</strong> Kerk in Nederland vermeldt<br />

dat visitatie de opbouw <strong>van</strong> de gemeente tot doel heeft (ordinantie 10.2.2).<br />

votiefmis - mis die tot een bijzonder doeleinde wordt opgedragen.<br />

voorganger – iemand die een bepaalde kerkdienst leidt.


13<br />

voorlezer / voorzanger – een door de kerkenraad aangesteld persoon - tot ver in de negentiende<br />

eeuw meestal de schoolmeester – die de gemeentezang leidde, de Tien Woorden (meestal aangeduid<br />

als Tien Geboden) en de teksten <strong>van</strong> de zondag voordroeg. De voorlezer vulde de tijd tussen<br />

het eerste klokgelui en het eigenlijke begin <strong>van</strong> de dienst met het reciteren <strong>van</strong> de Tien Woorden<br />

of de geloofsbelijdenis en het voorlezen <strong>van</strong> een of twee zelf gekozen hoofdstukken uit de Bijbel.<br />

In de zestiende eeuw had men dit ingevoerd om te voorkomen dat de kerkgangers zich aan ‘ijdel<br />

geklap’ overgaven. In de vroege negentiende eeuw duurde deze schriftlezing gewoonlijk zo’n tien<br />

minuten. De plaats <strong>van</strong> de voorlezer-voorzanger in de liturgie (voor het begin <strong>van</strong> de eigenlijke<br />

dienst) en in het kerkgebouw (aan de voet <strong>van</strong> de preekstoel) was kenmerkend voor zijn ondergeschikte<br />

positie <strong>van</strong> de predikant. In 1824 werd dit in artikel 18 <strong>van</strong> het Reglement voor de Kerkenraden<br />

nog eens onderstreept. Het artikel bepaalde, dat alleen de predikant mocht bepalen wat er<br />

in de kerkdienst gelezen en gezongen zou worden. Een nieuwe wet op het lager onderwijs uit 1857<br />

ging nog een stap verder: een onderwijzer mocht voortaan alleen maar als koster of voorlezervoorzanger<br />

optreden na uitdrukkelijke toestemming <strong>van</strong> Gedeputeerde Staten.<br />

votum – wijdingsspreuk bij het begin <strong>van</strong> een kerkdienst; in protestantse kerkdiensten meestal:<br />

‘Onze hulp is in de Naam <strong>van</strong> de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft’ (Psalm 124:8).<br />

wederdopers – radicale reformatoren die pleitten voor de afschaffing <strong>van</strong> de kinderdoop. Omdat ze<br />

eisten dat ook zij die als kind gedoopt waren opnieuw werden gedoopt, kregen ze de naam anabaptisten<br />

(Grieks: ana = opnieuw, dubbel; baptizoo = dopen; dus herdopen. Omdat ze de doop na<br />

bekering niet als tweede doop maar als eerste en enige echte erkenden, is de naam wederdopers<br />

minder geschikt. Zelf geven zij dan ook de voorkeur aan de aanduiding dopers.<br />

Witte Donderdag – de donderdag voor Pasen. Op deze dag wordt herdacht dat Jezus met zijn leerlingen<br />

de laatste gemeenschappelijke maaltijd hield. Jezus deelde brood en wijn met zijn leerlingen.<br />

Op deze dag wordt verteld over het begin <strong>van</strong> de eucharistie / het avondmaal. Daar hoort<br />

blijdschap bij. De voorganger draagt de kleur wit. In de Rooms Katholieke kerk wordt over het<br />

kruisbeeld met een witte doek gehangen.<br />

ziekenzalving – laatste zalving voor het sterven <strong>van</strong> een gelovige. Tot voor kort was deze zalving in<br />

de Rooms Katholieke Kerk in gebruik en sterk gericht op de vergeving <strong>van</strong> zonden. Nu is het vooral<br />

een sacrament dat de zieken wordt gegeven om sterk te zijn in het dragen <strong>van</strong> het lijden.<br />

zondagsschool – (semi)<strong>kerkelijk</strong> godsdienstonderwijs aan kinderen. De Nederlandse Zondagsschoolvereeniging<br />

werd in 1866 opgericht; in 1871 de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging ‘Jachin’.<br />

Eind negentiende en begin twintigste eeuw ontwikkelde de zondagsschool zich <strong>van</strong> een armeluisalternatief<br />

voor kerk en school tot een voorportaal <strong>van</strong> catechisatie en ‘grote-mensen-kerk’.<br />

© Leen den Besten,<br />

Zevenaar, 18 maart 2013.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!