Bevorderen van disseminatie van innovaties in het ... - Cinop
Bevorderen van disseminatie van innovaties in het ... - Cinop
Bevorderen van disseminatie van innovaties in het ... - Cinop
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Bevorderen</strong> <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
<strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
beroepsonderwijs<br />
Een review op basis <strong>van</strong> theorieën en modellen<br />
over organisatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
Reg<strong>in</strong>a H. Mulder (Universität Regensburg)
Colofon<br />
Titel <strong>Bevorderen</strong> <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs<br />
Een review op basis <strong>van</strong> theorieën en modellen over<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
Auteur Reg<strong>in</strong>a H. Mulder<br />
Uitgave Expertisecentrum Beroepsonderwijs<br />
Oktober 2011<br />
Ontwerp Art & Design Theo <strong>van</strong> Leeuwen BNO<br />
Vormgev<strong>in</strong>g Evert <strong>van</strong> de Biezen<br />
ISBN/EAN 978-94-6052-038-9<br />
Bestellen Via <strong>in</strong>fo@ecbo.nl o.v.v. bestelnummer A00644<br />
ecbo ’s-Hertogenbosch ecbo Utrecht<br />
Postbus 1585 Postbus 19194<br />
5200 BP ’s-Hertogenbosch 3501 DD Utrecht<br />
073 687 25 00 030 296 04 75<br />
<strong>in</strong>fo@ecbo.nl<br />
www.ecbo.nl<br />
expertisecentrum<br />
beroepsonderwijs<br />
Gebruik en overname <strong>van</strong> teksten, ideeën en resultaten uit deze publicatie<br />
is vrijelijk toegestaan, mits met bronvermeld<strong>in</strong>g EvdB-A00644_v1/111010
Inhoudsopgave<br />
Woord vooraf 5<br />
1 Inleid<strong>in</strong>g 7<br />
2 Innovatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> 15<br />
2.1 Begripsbepal<strong>in</strong>g: <strong><strong>in</strong>novaties</strong> 15<br />
2.2 Begripsbepal<strong>in</strong>g: <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> 24<br />
3 Organisatietheorieën 29<br />
3.1 Individu als uitgangspunt 32<br />
3.2 Groep als uitgangspunt 38<br />
3.3 Organisatie als uitgangspunt 44<br />
3.4 Kennisverspreid<strong>in</strong>g en -ontwikkel<strong>in</strong>g als uitgangspunt 60<br />
4 Betekenis <strong>van</strong> de theorieën en modellen voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> 69<br />
4.1 Aspecten ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> 70<br />
4.2 Uitkomsten <strong>van</strong> de workshop en de Delphi-studie 85<br />
4.3 Activiteiten voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> 89<br />
Literatuur 101<br />
Bijlage 1: Delphi-studie: lijst <strong>van</strong> respondenten 111<br />
Bijlage 2: De vragenlijsten <strong>in</strong> de Delphi-studie 113<br />
Bijlage 3: Overzicht <strong>van</strong> genoemde bevorderende en<br />
storende factoren voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> 125<br />
Bijlage 4: Deelnemers workshop 129<br />
3
Woord vooraf<br />
Innovatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> primaire onderwijsproces is een belangrijk thema <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
beroepsonderwijs. Dergelijke vernieuw<strong>in</strong>gen v<strong>in</strong>den wel plaats, maar reiken<br />
zelden verder dan de persoon, <strong>het</strong> team of de afdel<strong>in</strong>g die <strong>het</strong> betreft. Daarom<br />
zijn we <strong>in</strong> de literatuur gaan kijken naar aanwijz<strong>in</strong>gen hoe toepass<strong>in</strong>gen <strong>van</strong><br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> verspreid kunnen worden naar andere opleid<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> dezelfde<br />
school, of b<strong>in</strong>nen andere schoolsoorten kunnen aarden.<br />
In de voorliggende literatuurstudie geeft Reg<strong>in</strong>a Mulder, hoogleraar<br />
Algemene pedagogiek/onderwijskunde aan de Universität Regensburg, aan<br />
dat <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse middelbaar<br />
beroepsonderwijs een sterke fi nanciële impuls kreeg met de BVE-2000-regel<strong>in</strong>g.<br />
Deze regel<strong>in</strong>g zette veel docenten en andere actoren <strong>in</strong> de scholen aan tot<br />
nadenken over en daadwerkelijk ontwikkelen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Daarna volgden vele<br />
andere regel<strong>in</strong>gen en stimulansen. Dit heeft tot substantiële vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> beroepsonderwijs geleid. Een deel daar<strong>van</strong> is op de werkvloer <strong>in</strong> de praktijk<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs ontstaan. Een ander deel is geïnitieerd door de overheid en<br />
(mede) ontwikkeld door onderwijsondersteunende <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen, bedrijven en<br />
kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven.<br />
Systematische evaluaties <strong>van</strong> deze <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn wegens gebrek aan fi nanciële<br />
middelen echter niet of nauwelijks uitgevoerd. Ook worden de ontwikkelde<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> en de ervar<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de mensen die die <strong><strong>in</strong>novaties</strong> hebben ontwikkeld<br />
en toegepast, zelden gebruikt bij andere opleid<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen dezelfde school of<br />
b<strong>in</strong>nen een andere onderwijs<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g. Van <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is <strong>in</strong> dat geval amper<br />
sprake. Vanuit economisch perspectief is dit een gemiste kans.<br />
Om de vraag te beantwoorden hoe <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>s <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
beroepsonderwijs gestimuleerd kunnen worden, bekeek Reg<strong>in</strong>a Mulder<br />
verschillende theorieën en modellen over organisaties, en organisatie- en<br />
kennisontwikkel<strong>in</strong>g. Ook sprak ze met experts uit <strong>het</strong> beroepsonderwijs. De<br />
theoretische modellen laten zien hoe <strong>in</strong>novatie tot stand komt tussen <strong>in</strong>dividuele<br />
medewerkers, <strong>in</strong> teams en op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> afdel<strong>in</strong>gen en de organisatie als<br />
5
6<br />
geheel. Wie zijn erbij betrokken, welke <strong>in</strong>itiatieven worden genomen en hoe wordt<br />
daarbij gebruikt gemaakt <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie en ideeën en <strong>van</strong> andere strategische<br />
bronnen zoals kapitaal, menskracht en nieuwe technologieën? In de studie<br />
wordt vervolgens uitgelegd welke vormen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bestaan om nieuwe<br />
<strong>in</strong>zichten verder uit te venten en te verspreiden.<br />
De conclusie <strong>van</strong> de studie is dat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> beweg<strong>in</strong>g <strong>in</strong>houdt. Beweg<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
de <strong>in</strong>novatie zelf, <strong>van</strong> de betrokkenen en <strong>van</strong> de organisatie waar de <strong>in</strong>novatie<br />
tot stand komt. Mensen leren <strong>van</strong> elkaar als gezamenlijk nieuwe ervar<strong>in</strong>gen<br />
worden opgedaan. De systematische uitwissel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze ervar<strong>in</strong>gen leidt tot<br />
kennisontwikkel<strong>in</strong>g bij alle betrokkenen. Het collectief leren b<strong>in</strong>nen en <strong>van</strong> de<br />
organisatie bevordert derhalve de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Scholen zouden, geïnspireerd door deze literatuurstudie, een profi el kunnen<br />
maken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie die <strong>in</strong> hun organisatie tot stand zou moeten komen.<br />
Wat zijn daar<strong>van</strong> de kenmerken? Welke cultuurvormen zijn er? Hoe wordt<br />
kennisverspreid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de organisatie gestimuleerd? Wie leert daar<strong>van</strong> en<br />
welke problemen worden hiermee precies opgelost? We hopen dat <strong>het</strong><br />
literatuuroverzicht aldus helpt om <strong><strong>in</strong>novaties</strong> beter te kunnen plaatsen, en vooral<br />
om de barrières weg te nemen, waardoor organisatieontwikkel<strong>in</strong>g gemakkelijker<br />
kan plaatsv<strong>in</strong>den.<br />
Marc <strong>van</strong> der Meer<br />
Directeur Expertisecentrum Beroepsonderwijs
Inleid<strong>in</strong>g 1<br />
Het belang <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> Nederlands beroepsonderwijs<br />
Het beroepsonderwijs kenmerkt zich door een grote complexiteit <strong>in</strong> opgaven,<br />
structuren en omgev<strong>in</strong>gskenmerken. De opdracht <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs is<br />
om de deelnemers adequaat voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Nationale en<br />
<strong>in</strong>ternationale discussies over thema’s als een leven lang leren en burgerschap<br />
hebben geleid tot extra opdrachten. De expliciet geformuleerde opdracht<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs bestaat uit <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> de algemene<br />
vorm<strong>in</strong>g en de persoonlijke ontplooi<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deelnemers en <strong>het</strong> draagt bij<br />
aan <strong>het</strong> maatschappelijk functioneren (Wet educatie en beroepsonderwijs,<br />
<strong>in</strong> Staatsblad, 1995). De complexiteit <strong>in</strong> en voor <strong>het</strong> beroepsonderwijs<br />
wordt vergroot door verschillende ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de maatschappij.<br />
Technologische, economische, sociale en maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />
leiden tot voortdurende verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de eisen die de arbeidsmarkt stelt<br />
aan de toekomstige werknemers en daarmee aan de studenten die <strong>het</strong><br />
beroepsonderwijs uitstromen. Tevens hebben deze ontwikkel<strong>in</strong>gen tot gevolg<br />
dat de kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>stromende studenten veranderen. Jaren geleden<br />
werd er al op gewezen dat al deze ontwikkel<strong>in</strong>gen en de gevolgen daar<strong>van</strong><br />
ervoor zorgen dat <strong>het</strong> beroepsonderwijs fl exibel moet zijn en moet reageren op<br />
dergelijke verander<strong>in</strong>gen. Onderwijs dient responsief te zijn (bijvoorbeeld Nijhof<br />
& Streumer, 1994).<br />
Het besef dat deze ontwikkel<strong>in</strong>gen leiden tot de noodzaak <strong>van</strong> <strong>het</strong> ontwikkelen<br />
en toepassen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs, is eveneens niet nieuw.<br />
Vanuit verschillende <strong>in</strong>valshoeken is deze noodzaak erkend. Een voorbeeld<br />
vormt <strong>het</strong> door de overheid geïnitieerde debat over de aansluit<strong>in</strong>g tussen <strong>het</strong><br />
beroepsonderwijs en bedrijven (Cie.-Wagner, 1984; Cie.-Rauwenhoff, 1990;<br />
Cie.-Van Veen, 1993). Andere impulsen zijn uitgegaan <strong>van</strong> <strong>het</strong> problematiseren<br />
en analyseren <strong>van</strong> de aansluit<strong>in</strong>g tussen <strong>het</strong> onderwijs en de arbeidsmarkt.<br />
In dit kader is gewezen op kwantitatieve en kwalitatieve discrepantie en<br />
de diverse (selectie-, allocatie- en kwalifi catie-) functies <strong>van</strong> <strong>het</strong> (beroeps)onderwijs<br />
(bijvoorbeeld Van Hoof & Dronkers, 1980; De Grip, 1987). Een andere<br />
<strong>in</strong>valshoek die leidde tot <strong>het</strong> <strong>in</strong>zien <strong>van</strong> de noodzaak om de kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
7
8<br />
beroepsonderwijs te optimaliseren met behulp <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, zijn studies naar<br />
rendement en schoolloopbanen (bijvoorbeeld Den Boer & Meesterberends-<br />
Harms, 1992; Van den Berg, Eimers, e.a., 1994; Batenburg & Den Boer, 1997;<br />
Mulder & Van Wensveen, 2000).<br />
Innovaties en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs<br />
Innovatieontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroeps onderwijs<br />
kreeg een sterke fi nanciële impuls met de BVE-2000 regel<strong>in</strong>g. Dit zette veel<br />
docenten en andere actoren <strong>in</strong> de scholen aan tot <strong>het</strong> nadenken over en<br />
<strong>het</strong> daadwerkelijk ontwikkelen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Daarna volgden vele andere<br />
regel<strong>in</strong>gen en impulsen. Dit heeft tot een grote hoeveelheid <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
beroepsonderwijs geleid. Een deel daar<strong>van</strong> is <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs<br />
ontstaan (‘op de werkvloer’). Een ander deel is geïnitieerd en (mede) ontwikkeld<br />
door externen, zoals onderwijsondersteunende <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen, bedrijven, opleid<strong>in</strong>gsen<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gsfondsen en kenniscentra.<br />
Systematische evaluaties <strong>van</strong> deze <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn – wegens gebrek aan fi nanciële<br />
middelen – niet of nauwelijks uitgevoerd. Een aantal voorbeelden <strong>van</strong> refl ectie<br />
<strong>in</strong> en over <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en begeleidend onderzoek is wel voorhanden (bijvoorbeeld<br />
Koops, 1998; Cremers, 2003; Mulder, 2003). Een deel <strong>van</strong> dergelijke refl ecties<br />
levert <strong>in</strong>teressante <strong>in</strong>formatie op over wat de kenmerken <strong>van</strong> de <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn,<br />
hoe ze ontwikkeld zijn en ook welke problemen ontstaan zijn en hoe daarmee<br />
is omgegaan. Recent wordt meer systematisch <strong>in</strong>formatie verzameld over<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Uitkomsten <strong>van</strong> deze studies <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs laten zien dat<br />
er <strong>in</strong>middels wel <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs ontwikkeld<br />
worden, er soms ook geanalyseerd is wat succes- en faalfactoren <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
(kunnen) zijn, maar dat de verspreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> niet (of nauwelijks)<br />
plaatsv<strong>in</strong>dt (bijvoorbeeld De Bruijn, Hermanussen & Van de Venne, 2008;<br />
Van den Berg & De Bruijn, 2009). Dit is overigens geen typisch Nederlands<br />
verschijnsel. In heel andere contexten – bijvoorbeeld <strong>in</strong> polytechnics <strong>in</strong> Ghana<br />
waar competentiegericht onderwijs wordt ontwikkeld en toegepast – blijkt<br />
eveneens dat er problemen met <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn. Opvallend is<br />
dat er <strong>in</strong> deze opleid<strong>in</strong>gen (die vergelijkbaar zijn met <strong>het</strong> hbo) meer aanwijz<strong>in</strong>gen<br />
te v<strong>in</strong>den zijn voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bij dezelfde soort opleid<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> verschillende<br />
scholen, dan b<strong>in</strong>nen dezelfde school <strong>in</strong> andere opleid<strong>in</strong>gen (Mulder, 2010).<br />
Vanuit economisch perspectief is <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> een gemiste
kans. De ontwikkelde <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zelf en de ervar<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> alle betrokkenen <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
ontwikkelen en toepassen <strong>van</strong> de <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, worden niet of nauwelijks gebruikt<br />
<strong>in</strong> andere sett<strong>in</strong>gs. Daarmee is <strong>het</strong> ook <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> <strong>het</strong> realiseren<br />
<strong>van</strong> kwalitatief goed beroepsonderwijs een gemiste kans. De vraag is nu wat de<br />
oorzaken zijn dat er b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> beroepsonderwijs niet meer gebruik gemaakt<br />
wordt <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> andere afdel<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen een school en ook<br />
tussen scholen (<strong>van</strong> <strong>het</strong> vmbo naar <strong>het</strong> mbo bijvoorbeeld, of <strong>van</strong> <strong>het</strong> mbo naar<br />
<strong>het</strong> hbo, of tussen mbo’s).<br />
Uit de praktijk komen verschillende aspecten naar voren die de oorzaak kunnen<br />
zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> niet verspreiden <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Een voorwaarde voor geslaagde<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is een geslaagde <strong>in</strong>novatie en <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> die <strong>in</strong>novatie.<br />
Daarom kunnen eerste aanknop<strong>in</strong>gspunten gevonden worden <strong>in</strong> <strong>het</strong> v<strong>in</strong>den<br />
<strong>van</strong> de redenen waarom <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zelf al dan niet slagen. In hun rapport<br />
over de <strong>in</strong>novatiearrangementen, wijzen De Bruijn, Hermanussen en Van de<br />
Venne (2008) op een aantal oorzaken waarom de doelen daar<strong>van</strong> niet bereikt<br />
zijn. Tevens doen ze suggesties ter verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de situatie. Bijvoorbeeld:<br />
<strong>in</strong>dien een <strong>in</strong>novatie niet is <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> de context <strong>van</strong> een al lopend en een<br />
fundamenteel <strong>in</strong>novatieproces, schijnt dat niet bevorderlijk te zijn voor <strong>het</strong> slagen<br />
<strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie. Innovaties dienen breed te zijn en breed uitgezet te worden<br />
<strong>van</strong>af <strong>het</strong> beg<strong>in</strong>. En dat <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> een lerende<br />
organisatie. Sterke communicatie en sterk commitment <strong>van</strong> <strong>het</strong> management<br />
is bevorderlijk. Geopperd wordt verder dat de agenda over een langere periode<br />
dient te lopen dan de eigenlijke projectperiode. Tevens worden voorwaarden<br />
voor mogelijkheden om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen genoemd: de <strong>in</strong>novatie moet<br />
<strong>in</strong>gebed zijn <strong>in</strong> <strong>het</strong> beleid <strong>van</strong> de schoolorganisatie, er moet sprake zijn <strong>van</strong><br />
gedeeld eigenaarschap, er moet draagvlak voor de <strong>in</strong>novatie zijn en de <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> regionaal partnerschap is nodig (De Bruijn, Hermanussen & Van de Venne,<br />
2008). Van den Berg en Geurts (2007) wijzen op vijf sleutels voor succes <strong>van</strong><br />
de <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zelf. Helder eigenaarschap, <strong>in</strong>spirerend concept, professionele<br />
aanpak, duidelijke resultaten en expliciet leren. Concreter betreft dit bijvoorbeeld<br />
de aspecten <strong>in</strong>terne en externe prestatieafspraken en refl ectie. Uit deze korte<br />
opsomm<strong>in</strong>g blijkt dat er een grote bandbreedte is <strong>in</strong> de vermeende factoren<br />
die <strong><strong>in</strong>novaties</strong> succesvol kunnen maken en de verspreid<strong>in</strong>g daar<strong>van</strong> wellicht<br />
succesvol kunnen maken.<br />
9
10<br />
De vraag hoe <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> bevorderd wordt en kan worden, is<br />
hiermee nog niet beantwoord. Er is niet of nauwelijks echt <strong>in</strong>zicht, gebaseerd<br />
op empirische gegevens, <strong>in</strong> hoe <strong><strong>in</strong>novaties</strong> ontstaan en ontwikkeld kunnen<br />
worden en hoe <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> kan worden bevorderd. Als er al<br />
aandacht naar de thematiek uitgaat, dan levert dat slechts <strong>in</strong> beperkte mate<br />
aanknop<strong>in</strong>gspunten ter verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Dat<br />
heeft een aantal oorzaken. Ten eerste blijken de dan genoemde factoren een<br />
opsomm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> heel verschillende d<strong>in</strong>gen: <strong>van</strong> kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
zelf, <strong>van</strong> gedrag <strong>van</strong> actoren, <strong>van</strong> de kenmerken <strong>van</strong> de schoolomgev<strong>in</strong>g en <strong>van</strong><br />
de kenmerken <strong>van</strong> de nog bredere context. Ten tweede wordt veelal aandacht<br />
besteed aan proceskenmerken en niet aan datgene wat daadwerkelijk verspreid<br />
dient te worden. Ten derde is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang dat helder onderscheid wordt<br />
gemaakt, <strong>in</strong> ieder geval analytisch, tussen <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g enerzijds en<br />
de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> anderzijds. Innovaties en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> hebben<br />
andere doelen, andere vereisten en andere voorwaarden. Daarmee is overigens<br />
niet gezegd dat ze niet tegelijkertijd kunnen plaatsv<strong>in</strong>den. Maar daarover later<br />
meer.<br />
Doel <strong>van</strong> de review<br />
In deze review gaat <strong>het</strong> erom <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> hoe <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong><br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> bevorderd kan worden. Daarmee staat de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> centraal. Het<br />
doel <strong>van</strong> de review is <strong>het</strong> bieden <strong>van</strong> handvatten aan diegenen die <strong>in</strong> en voor<br />
onderwijsorganisaties werken aan de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Dat zijn die<br />
personen die bijvoorbeeld werken aan <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> conceptuele z<strong>in</strong>,<br />
die concreet nadenken over <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en <strong>het</strong> vormgeven <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en/of<br />
die verantwoordelijk zijn voor <strong>in</strong>novatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Denk aan medewerkers<br />
<strong>van</strong> onderwijs<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen, maar ook medewerkers <strong>van</strong> andere (onderwijsondersteunende)<br />
<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen die werken aan de ontwikkel<strong>in</strong>g en implementatie<br />
<strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, zoals onderwijsondersteuners, kenniscentra en lectoren. In deze<br />
review worden concrete kenmerken <strong>van</strong> organisaties, condities en activiteiten<br />
genoemd die kunnen worden uitgevoerd om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> de<br />
praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs te bevorderen. Voor de realisatie en omzett<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> deze aspecten <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs, bieden de resultaten <strong>in</strong><br />
eerste <strong>in</strong>stantie aanknop<strong>in</strong>gspunten voor de leid<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> management <strong>van</strong><br />
de onderwijsorganisatie. Daarnaast vereist de omzett<strong>in</strong>g handelen <strong>van</strong> andere<br />
rele<strong>van</strong>te actoren, zoals docenten en externe ondersteuners. De review focust
op die <strong><strong>in</strong>novaties</strong> die <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de student direct de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs beïnvloeden, ofwel de kwaliteit bepalen. Dat betekent dat<br />
de focus ligt op <strong><strong>in</strong>novaties</strong> die gaan over <strong>het</strong> primaire proces. Het gaat om<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> tussen afdel<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen voor <strong>het</strong> beroepsonderwijs,<br />
maar ook tussen verschillende <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelfde type. Tevens gaat <strong>het</strong><br />
om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> tussen verschillende onderwijstypes: <strong>van</strong> vmbo naar mbo, <strong>van</strong><br />
mbo naar hbo enzovoort.<br />
Ter vergrot<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> hoe <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorderd kan worden, wordt<br />
geprobeerd mogelijkheden te v<strong>in</strong>den die wellicht nog niet toegepast worden en<br />
waar misschien nog niet aan gedacht is door <strong>het</strong> analyseren <strong>van</strong> theorieën over<br />
organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g. Hiertoe is een review uitgevoerd met als<br />
centrale vraag: ‘Hoe kan <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> bevorderd worden?’<br />
Inhoud en structuur <strong>van</strong> de review<br />
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is <strong>het</strong> noodzakelijk allereerst een aantal<br />
begrippen te verhelderen. Zowel <strong>het</strong> begrip <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> als <strong>in</strong>novatie wordt veel<br />
gebruikt. Veelal zonder duidelijke defi niër<strong>in</strong>g. In hoofdstuk 2 wordt op basis <strong>van</strong><br />
de verschillende bestaande defi nities <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> een analyse<br />
uitgevoerd en vastgesteld wat er onder verstaan wordt.<br />
Geprobeerd wordt concrete kenmerken <strong>van</strong> en b<strong>in</strong>nen organisaties en concrete<br />
activiteiten te formuleren die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kunnen bevorderen. Omdat dit erg<br />
afhangt <strong>van</strong> de kenmerken <strong>van</strong> de context, zijn parallel aan de bestuder<strong>in</strong>g en<br />
analyse <strong>van</strong> de theorieën data verzameld <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse<br />
beroepsonderwijs. Er is een Delphi-studie uitgevoerd en een workshop gehouden<br />
met experts. De uitkomsten <strong>van</strong> beide zijn ter ondersteun<strong>in</strong>g <strong>van</strong> gemaakte<br />
keuzes <strong>in</strong> de defi nities gebruikt en waren leidend <strong>in</strong> <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> wat de<br />
rele<strong>van</strong>te aspecten <strong>van</strong> de theorieën zijn voor deze review. Ter illustratie zijn de<br />
uitkomsten <strong>van</strong> de Delphi-studie en de workshop opgenomen <strong>in</strong> de verschillende<br />
delen <strong>van</strong> de review, daar waar <strong>het</strong> <strong>in</strong>houdelijk past.<br />
Voordat antwoord kan worden geven op de centrale vraag, worden <strong>in</strong> hoofdstuk<br />
3 theorieën over organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g besproken. Deze<br />
theorieën worden gerekend tot verschillende wetenschappelijke discipl<strong>in</strong>es:<br />
economie, sociologie, bedrijfskunde, psychologie en antropologie. Er kan een<br />
11
12<br />
onderscheid gemaakt worden <strong>in</strong> een groep <strong>van</strong> theorieën die als eerste ontstaan<br />
zijn; een soort basistheorieën. Ideeën <strong>van</strong> Marx, Weber en Durkheim behoren<br />
bijvoorbeeld tot deze categorie. Daar zijn de uitgangspunten en opvatt<strong>in</strong>gen<br />
veelal zeer verschillend en confl icterend. Ten tweede zijn er volgende generaties<br />
theorieën ontstaan. Er zijn twee duidelijke kenmerken <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
deze theorieën te herkennen: 1) Veel <strong>van</strong> de al aanwezige aspecten <strong>in</strong> de<br />
basistheorieën zijn veel specifi eker uitgewerkt en veel complexer <strong>in</strong> die volgende<br />
generaties. 2) Er zijn veel verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen tussen deze zogenoemde basistheorieën<br />
ontstaan.<br />
Omdat <strong>in</strong> dit hoofdstuk alleen datgene beschreven wordt wat de theorieën zelf<br />
zeggen, wordt hier vooral aandacht besteed aan de kenmerken <strong>van</strong> organisaties<br />
en aan hoe organisaties zich ontwikkelen. Dissem<strong>in</strong>atie en <strong>in</strong>novatie komen<br />
alleen aan de orde <strong>in</strong>dien de theorie zelf daar expliciet aandacht aan besteed.<br />
Het doel <strong>van</strong> hoofdstuk 3 is <strong>in</strong>zicht bieden <strong>in</strong> de theorieën zelf, maar dan<br />
specifi ek wat betreft de aspecten <strong>in</strong> deze theorieën die <strong>van</strong> belang kunnen zijn<br />
voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Dit gebeurt op basis <strong>van</strong> de defi nities die <strong>in</strong><br />
hoofdstuk 2 ontwikkeld zijn en die later vertaald kunnen worden naar concrete<br />
handel<strong>in</strong>gen voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g. In hoofdstuk 3 zijn de theorieën<br />
gestructureerd naar vertrekpunt <strong>van</strong> de theorie; dat kan <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu, de groep of<br />
de organisatie zijn. Theorieën worden behandeld als <strong>het</strong> vertrekpunt rele<strong>van</strong>t is<br />
voor de later te behandelen <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Naast <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> vertrekpunt is<br />
er nog een tweede rele<strong>van</strong>te dimensie te onderscheiden; die <strong>van</strong> <strong>het</strong> object dat<br />
ontwikkeld en gedissem<strong>in</strong>eerd moet worden: kennis. Er is een groep theorieën<br />
die vooral voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> rele<strong>van</strong>t is door de aandacht die besteed wordt<br />
aan kennis en kennisontwikkel<strong>in</strong>g. En die gezamenlijk niet z<strong>in</strong>vol bij een <strong>van</strong> de<br />
onderscheiden niveaus opgenomen kunnen worden. Daarom worden deze <strong>in</strong><br />
een aparte paragraaf beschreven. De structuur b<strong>in</strong>nen de paragrafen is naar<br />
rele<strong>van</strong>te aspecten <strong>in</strong> relatie tot <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g en niet naar theorie. Om<br />
te begrijpen waarom en hoe bepaalde geformuleerde mogelijkheden voortkomen<br />
uit de analyse <strong>van</strong> een bepaalde theorie, wordt <strong>van</strong> sommige, specifi eke<br />
theorieën meer achtergrond<strong>in</strong>formatie gegeven over wat een bepaalde theorie<br />
bevat aan assumpties, kenmerken en ideeën.<br />
Nadat hoofdstuk 3 een groot aantal aspecten heeft opgeleverd waar<strong>van</strong> (<strong>in</strong> de<br />
verschillende theorieën en modellen) verondersteld wordt dat ze nodig zijn voor
de organisatie en/of organisatieontwikkel<strong>in</strong>g, wordt <strong>in</strong> hoofdstuk 4 beschreven<br />
wat de betekenis <strong>van</strong> deze aspecten zijn voor de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Alle aspecten die <strong>in</strong> hoofdstuk 3 naar voren kwamen, zijn daartoe geanalyseerd<br />
en geïntegreerd. Hier is reken<strong>in</strong>g gehouden met op de Nederlandse beroepsonderwijs<br />
situatie toegespitste defi nitie <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en <strong>in</strong>novatie. Dit alles<br />
resulteert <strong>in</strong> een rele<strong>van</strong>te structuur <strong>in</strong> relatie tot <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g (<strong>in</strong><br />
paragraaf 4.1). De kenmerken <strong>van</strong> organisaties worden eerst behandeld: zowel<br />
kenmerken <strong>van</strong> de organisatie zelf als ook kenmerken en processen die ervoor<br />
zorgen dat de organisatie zich verder ontwikkelt. Vervolgens komen aspecten<br />
aan de orde die <strong>het</strong> gedrag betreffen: <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> personen <strong>in</strong> organisaties<br />
dat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> zou kunnen bevorderen, <strong>het</strong> gedrag en processen <strong>in</strong> groepen<br />
en netwerken en <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong> grenzen <strong>van</strong> groepen. In relatie tot al<br />
deze aspecten wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn om met bepaalde<br />
activiteiten <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen. In paragraaf 4.2 worden uitkomsten <strong>van</strong><br />
de workshop en de Delphi-studie besproken. Tot slot volgt een presentatie <strong>van</strong> te<br />
verrichten activiteiten <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> vragen die beantwoord moeten worden om<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>in</strong> de context <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs te (kunnen)<br />
bevorderen.<br />
Delphi-studie<br />
Om de uitkomsten <strong>van</strong> deze review zo contextgebonden mogelijk te maken, is een Delphi-studie<br />
uitgevoerd. In drie rondes is aan <strong>in</strong> totaal veertien experts iedere keer een vragenlijst per e-mail<br />
toegestuurd. Deze experts zijn wetenschappers, praktijkonderzoekers, <strong>in</strong>novatiemanagers, lectoren,<br />
onderwijsdirecteuren, onderwijsondersteuners en beleidsmedewerkers (zie bijlage 1). In de eerste<br />
ronde hebben de deelnemers aan de hand <strong>van</strong> concrete <strong><strong>in</strong>novaties</strong> waar<strong>in</strong> ze zelf particpeerden,<br />
vragen beantwoord over of <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> heeft plaatsgevonden en waarom wel of waarom niet<br />
(N=11). In de tweede ronde is voor alle <strong>in</strong> de eerste ronde genoemde succes- en faalfactoren<br />
(belemmerende en bevorderende factoren voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>) nagegaan of ze daadwerkelijk<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorderende of -belemmerende factoren zijn. En hoe belangrijk ze voor dat proces<br />
zijn en welke de belangrijkste zijn (N=10). In de derde ronde zijn de uitkomsten <strong>van</strong> de tweede<br />
ronde verwerkt en is over verschillende kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie, concrete activiteiten, en<br />
attitude <strong>van</strong> de betrokkenen gevraagd welke de belangrijkste zijn. Aan de experts is hierbij verzocht<br />
om een prioriter<strong>in</strong>g aan te geven (N=6). Op basis <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de tweede ronde is<br />
een ideale situatie beschreven die de kenmerken heeft die door de respondenten als belangrijke<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorderende aspecten zijn benoemd. De vraag was hoe ter realisatie <strong>van</strong> deze ideale<br />
situatie de onderwijsorganisatie eruit dient te zien en wat de diverse actoren (deelnemers, docenten,<br />
management <strong>van</strong> de school en externe actoren) dienen te doen om deze situatie te realiseren.<br />
De antwoorden zijn anoniem behandeld, ze zijn <strong>in</strong>houdelijk geanalyseerd en waar mogelijk zijn<br />
gemiddelden berekend. De uitkomsten staan op de rele<strong>van</strong>te plaatsen <strong>in</strong> de review vermeld.<br />
13
Innovatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
In de literatuur wordt <strong>het</strong> begrip <strong>in</strong>novatie veel gebruikt, waarbij zelden<br />
duidelijk wordt gemaakt wat daaronder precies wordt verstaan. Er zijn<br />
meerdere redenen om deze begrippen helder te defi niëren: er is veel<br />
verwarr<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de literatuur en <strong>in</strong> de praktijk wat een <strong>in</strong>novatie precies<br />
is, en wat al dan niet een <strong>in</strong>novatie mag <strong>het</strong>en. Bovendien moet om<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te kunnen bevorderen, duidelijk zijn wat <strong>het</strong> verschil is en<br />
waar de grens ligt tussen <strong>in</strong>novatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. In dit hoofdstuk<br />
komen alle <strong>in</strong> de literatuur gevonden (impliciet of expliciet genoemde)<br />
dimensies <strong>in</strong> de defi nities <strong>van</strong> beide begrippen en de opvatt<strong>in</strong>gen over<br />
wat <strong>in</strong>novatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is, aan de orde. Zodanig gestructureerd dat<br />
<strong>het</strong> tot een bruikbare defi nitie leidt. Een bruikbare defi nitie <strong>van</strong> dergelijke<br />
begrippen kan niet zonder specifi eke contextgebonden <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g.<br />
Hier is dat die <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs. Ter illustratie<br />
zijn uitkomsten <strong>van</strong> de Delphi-studie en de workshop opgenomen<br />
<strong>in</strong> kaders. De bij de Nederlandse context passende defi nities geven<br />
stur<strong>in</strong>g aan de selectie <strong>van</strong> (delen <strong>van</strong>) theorieën over organisaties<br />
en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g en ook aan de <strong>in</strong>terpretatie daar<strong>van</strong> (<strong>in</strong> de<br />
volgende hoofdstukken).<br />
2.1 Begripsbepal<strong>in</strong>g: <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
Innovatie: product, proces en voorwaarden<br />
Onderzoek naar <strong><strong>in</strong>novaties</strong> kent een lange traditie. Veelal wordt <strong>het</strong><br />
werk <strong>van</strong> Schumpeter (1942) beschouwd als de start <strong>van</strong> dit type<br />
onderzoek. Innovatie is volgens hem een proces <strong>van</strong> creatieve destructie.<br />
Uitgangspunt <strong>van</strong> zijn analyses is de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de markt. Iets nieuws,<br />
bijvoorbeeld een nieuw product dat op de markt komt, verstoort <strong>het</strong><br />
(markt)evenwicht. Daarna komt er weer een nieuw evenwicht. De <strong>in</strong>vloed<br />
die vooral technologische <strong><strong>in</strong>novaties</strong> op marktwerk<strong>in</strong>g en strategieën <strong>van</strong><br />
bedrijven hebben; daar gaat <strong>het</strong> om. Incrementele en radicale <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
worden onderscheiden: <strong>in</strong>crementele <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn dan <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
15
16<br />
waarbij door al bestaande partijen bijvoorbeeld, nieuwe producten op<br />
de markt ontwikkeld en gebracht worden. Dit verstoort <strong>het</strong> evenwicht<br />
op de markt niet. Met radicale <strong><strong>in</strong>novaties</strong> wordt gedoeld op de situatie<br />
waarbij nieuwe partijen op de markt komen, dat leidt tot een verstor<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> marktevenwicht (bijvoorbeeld Dowl<strong>in</strong>g & Ruefl i, 1992). Het<br />
verschil tussen <strong>in</strong>crementele en radicale <strong><strong>in</strong>novaties</strong> wordt niet overal<br />
en altijd op (precies) dezelfde manier gedefi nieerd. Nooteboom (1999)<br />
wijst op een ander aspect: radicale <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn reconstructieve<br />
nieuwe d<strong>in</strong>gen en zogenaamde <strong>in</strong>crementele (oplopende) <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
zijn cumulatieve vernieuw<strong>in</strong>gen (zie ook Nelson & W<strong>in</strong>ter, 1982, p. 31).<br />
Radicale <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot <strong>in</strong>crementele <strong><strong>in</strong>novaties</strong>,<br />
onvoorspelbaar en zijn daarmee niet <strong>het</strong> gevolg <strong>van</strong> een rationele keuze of<br />
besluitvorm<strong>in</strong>gsprocessen. De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een radicale <strong>in</strong>novatie is<br />
niet (bewust) gepland.<br />
Vanuit een macroperspectief besteedt sociologisch onderzoek aandacht<br />
aan de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de omgev<strong>in</strong>g op creativiteit en <strong>in</strong>novatie (Ford,<br />
1996). Het besef ontstond dat <strong>in</strong>novatie meer is dan creativiteit; ook de<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ideeën en de toepass<strong>in</strong>g en implementatie daar<strong>van</strong><br />
behoort tot de <strong>in</strong>novatie. Kanter (1983; 1988) defi nieert <strong>in</strong>novatie als<br />
<strong>het</strong> genereren, accepteren en implementeren <strong>van</strong> nieuwe ideeën,<br />
processen of diensten. Innovatie kent meerdere fasen: de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> een idee, gevolgd door de toepass<strong>in</strong>g of de implementatie. Een veel<br />
gebruikte defi nitie <strong>van</strong> <strong>het</strong> begrip <strong>in</strong>novatie is de volgende <strong>van</strong> West en<br />
Farr (1990): “<strong>in</strong>tentional <strong>in</strong>troduction and application with<strong>in</strong> a role, group<br />
or organization of ideas, processes, products or procedures, new to the<br />
rele<strong>van</strong>t unit of adoption, designed to signifi cantly benefi t the <strong>in</strong>dividual,<br />
the group, the organization or wider society” (p. 9). Vele andere defi nities<br />
<strong>van</strong> <strong>in</strong>novatie (bijvoorbeeld Chen, 2006; Heye, 2006; Kjellberg &<br />
Werneman, 2000; Van de Ven & Angle, 1989) verschillen hier<strong>van</strong> niet<br />
op wezenlijke punten. De manier waarop <strong>in</strong>novatie gedefi nieerd wordt,<br />
hangt af <strong>van</strong> <strong>het</strong> analyseniveau. Hoe hoger <strong>het</strong> niveau, waarbij <strong>het</strong><br />
systeemniveau hoger is dan <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividueel niveau, des te onhelderder<br />
blijkt de defi nitie (West & Alt<strong>in</strong>k, 1996).
Van belang is te realiseren dat <strong>in</strong>novatie iets anders is dan <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Er zijn verschillende typen modellen ontwikkeld over hoe<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> zich ontwikkelen en wat voor processen dat zijn. Er kunnen<br />
zelfs diverse generaties worden onderscheiden, zoals <strong>het</strong> volgende<br />
overzicht laat zien. Dit is een overzicht <strong>van</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
bestuderen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, dat is gebaseerd op economische literatuur<br />
(Mar<strong>in</strong>ova & Phillimore, 2003). Daar is <strong>in</strong>novatie eerst als een black box<br />
opgevat, waarbij de <strong>in</strong>novatieprocessen niet belangrijk geacht werden.<br />
Alleen de <strong>in</strong>- en output <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatie werd <strong>van</strong> belang geacht.<br />
Daarna, <strong>in</strong> de jaren zestig en zeventig, komen de l<strong>in</strong>eaire modellen.<br />
Dit werk maakt gebruik <strong>van</strong> ideeën <strong>van</strong> Schumpeter. Enerzijds wordt<br />
b<strong>in</strong>nen deze categorie technologie of wetenschap als belangrijke bron<br />
voor <strong><strong>in</strong>novaties</strong> beschouwd. Anderzijds is er <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> specifi eke<br />
processen die leiden tot technologische ontwikkel<strong>in</strong>gen, waarbij de<br />
technologie als resultaat <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatie gezien kan worden, of als de<br />
<strong>in</strong>novatie zelf. Belangrijk is dat <strong>in</strong> deze benader<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
als een l<strong>in</strong>eair verlopend proces beschouwd wordt, dat een relatie heeft<br />
met bepaalde behoeften. Er is wel een discussie over wat er eerst was;<br />
de behoefte of de technologie. Deze l<strong>in</strong>eaire modellen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
werden gevolgd door de <strong>in</strong>teractieve modellen. Daarbij wordt er<strong>van</strong><br />
uitgegaan dat <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g een <strong>in</strong>teratief proces is, waarbij<br />
complexe netwerken <strong>van</strong> communicatie een belangrijke rol spelen<br />
(bijvoorbeeld Coehoorn, 1995). Vervolgens gaat <strong>het</strong> bij systeemmodellen<br />
om <strong>in</strong>teracties, relaties en synergieën. Aspect daarbij is dat organisaties<br />
die niet veel eigen bronnen hebben, kunnen profi teren <strong>van</strong> hun netwerk<br />
met andere bedrijven. Daartoe kan <strong>het</strong> concept <strong>van</strong> de ‘open <strong><strong>in</strong>novaties</strong>’<br />
gerekend worden (bijvoorbeeld Chesbrough, Vanhaverbeke & West,<br />
2006). Dit concept, dat een bedrijfskundige achtergrond kent, bouwt<br />
(eveneens) voort op ideeën <strong>van</strong> Schumpeter. Het gaat hierbij om de<br />
relatie tussen de organisatie waar de <strong>in</strong>novatie ontwikkeld wordt, dan<br />
wel gesitueerd is of wordt, met de context <strong>van</strong> deze organisatie. Bij<br />
deze benader<strong>in</strong>g worden drie processen onderscheiden: ‘<strong>van</strong> buiten<br />
naar b<strong>in</strong>nen’, ‘<strong>van</strong> b<strong>in</strong>nen naar buiten’ en <strong>het</strong> ‘gecomb<strong>in</strong>eerde proces’.<br />
‘Van buiten naar b<strong>in</strong>nen’ wordt kennis gehaald en ontwikkelde ideeën<br />
worden gegenereerd <strong>van</strong> buiten een organisatie (klanten, leveranciers,<br />
externe technologieën). Bij ‘<strong>van</strong> b<strong>in</strong>nen naar buiten’ (<strong>in</strong>side-out) gaat<br />
17
18<br />
<strong>het</strong> om <strong>het</strong> optimaal profi teren <strong>van</strong> externe actoren, bedrijven, kennis<br />
enzovoort <strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffende bedrijf. Dit proces ondersteunt een externe<br />
commercialiser<strong>in</strong>g. En dan wordt nog ‘de comb<strong>in</strong>atie’ als mogelijk proces<br />
gezien, waar <strong>het</strong> gaat om gemeenschappelijk ontwikkelen en uitbuiten.<br />
Kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsproces zijn <strong>in</strong> dit geval strategische<br />
allianties en <strong>in</strong>novatienetwerken (Chesbrough, Vanhaverbeke & West,<br />
2006). Vervolgens richten evolutiemodellen zich volgens Mar<strong>in</strong>ova en<br />
Phillimore (2003) niet op een mechanische benader<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>in</strong>noveren,<br />
maar ze zien <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> een<br />
biologische metafoor (aspecten als selectie, reproductie en erfenis en ook<br />
fi tness en adaptatie, <strong>in</strong> Darw<strong>in</strong>’s z<strong>in</strong>). Daarnaast krijgen de elementaire<br />
<strong>in</strong>teractieaspecten (concurrentie tussen producten of tussen bedrijven,<br />
en naast concurrentie <strong>in</strong>middels ook samenwerk<strong>in</strong>g) en contextaspecten<br />
aandacht b<strong>in</strong>nen deze modellen. Deze categorie modellen zegt dat<br />
<strong>in</strong>novatie per defi nitie verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong>houdt en dat besliss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />
<strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>gsprocessen niet alleen op basis <strong>van</strong> kosten tot stand<br />
komen. Innovaties ontwikkelen zich <strong>in</strong> een historische context, sociale<br />
conventies en relaties tussen mensen en organisaties. En dan wordt,<br />
tot slot, nog de <strong>van</strong>af beg<strong>in</strong> jaren negentig bestaande generatie <strong>van</strong><br />
‘<strong>in</strong>novatieve milieus’ onderscheiden, waar <strong><strong>in</strong>novaties</strong> voortkomen uit een<br />
creatieve comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> generieke kennis en specifi eke competenties.<br />
De aanname is dat <strong>het</strong> <strong>in</strong>novatieproces niet los te zien is <strong>van</strong> de ruimte<br />
waar <strong>het</strong> plaatsv<strong>in</strong>dt. Integendeel; <strong>in</strong>novatie is erg contextgebonden<br />
en een sterk territoriaal gelokaliseerd fenomeen. Dynamische lokale<br />
leerprocessen zijn een kenmerk <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zoals ze hier gezien<br />
worden. Lokale private of publieke <strong>in</strong>stituties ondersteunen de<br />
<strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g. Het is een proces dat sterk door cultuur beïnvloed<br />
wordt. Een voorbeeld <strong>van</strong> een model dat <strong>in</strong> deze categorie valt, is dat <strong>van</strong><br />
‘de lerende regio’.<br />
Op basis <strong>van</strong> hun analyse komen Mar<strong>in</strong>ova en Phillimore (2003)<br />
overigens tot de conclusie dat hoe meer <strong>in</strong>novatie wordt bestudeerd en<br />
onderzocht, des te duidelijker <strong>het</strong> wordt dat <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g een<br />
complex proces is.<br />
Diverse aspecten die <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g kunnen bevorderen, zijn<br />
tussendoor al aan de orde geweest. Aandacht voor de voorwaarden voor
<strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g is er bijvoorbeeld ook <strong>in</strong> organisatiepsychologisch<br />
onderzoek. Daar<strong>in</strong> wordt geprobeerd <strong>in</strong>zicht te verkrijgen <strong>in</strong> <strong>in</strong>dividuele<br />
en <strong>in</strong>tra-<strong>in</strong>dividuele determ<strong>in</strong>anten <strong>van</strong> succes <strong>van</strong> implementatie <strong>van</strong><br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> (Amabile, 1997). Creativiteit – dat wil zeggen de productie <strong>van</strong><br />
nieuwe en passende ideeën – wordt gezien als een noodzakelijke eerste<br />
stap voor <strong><strong>in</strong>novaties</strong> (Amabile, 1997; West, 2002). Nooteboom (1999)<br />
wijst op een ander aspect: de persoonlijke connotaties <strong>van</strong> medewerkers<br />
<strong>in</strong> een organisatie kunnen een bron zijn <strong>van</strong> diversiteit <strong>in</strong> de organisatie.<br />
Deze diversiteit kan leiden tot zowel <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> fouten, maar ook tot<br />
<strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> een organisatie.<br />
Het <strong>in</strong>novatieproces is eveneens meer specifi ek voor de publieke sector<br />
gedefi nieerd. Daar worden diverse kernelementen <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatieprocessen<br />
benoemd (IDeA, 2005: <strong>in</strong> OECD, 2009). Deze zijn de identifi catie <strong>van</strong><br />
discrepanties, omissies, hiaten en problemen. De tweede vormt <strong>het</strong><br />
herkennen <strong>van</strong> de mogelijkheden voor actie (capaciteit). Een derde is de<br />
commitment <strong>van</strong> politieke leiders met de <strong>in</strong>novatie en de ondersteun<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> management en leid<strong>in</strong>g. De volgende zijn: de samenwerk<strong>in</strong>g tussen<br />
diverse afdel<strong>in</strong>gen en providers en de <strong>in</strong>corporatie <strong>van</strong> ideeën, service en<br />
gebruikers en de sensitiviteit voor hun behoeften. En een laatste kenmerk<br />
is <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> nieuwe technologieën.<br />
Innovaties <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs<br />
Als <strong>het</strong> specifi ek om <strong>het</strong> onderwijs gaat, kan eveneens <strong>het</strong> al eerdergenoemde<br />
onderscheid tussen <strong>in</strong>crementele en radicale <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
gemaakt worden. Daarnaast worden nog systeem<strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
onderscheiden (OECD, 2009). De eerste twee hebben <strong>in</strong> deze<br />
driedel<strong>in</strong>g een andere betekenis gekregen dan voorheen beschreven.<br />
De <strong>in</strong>crementele <strong>in</strong>novatie betreft <strong>in</strong> dit geval kle<strong>in</strong>e verander<strong>in</strong>gen; de<br />
radicale vorm betreft de <strong>in</strong>troductie <strong>van</strong> nieuwe diensten of manieren<br />
iets te doen <strong>in</strong> relatie tot <strong>het</strong> proces of de dienstverlen<strong>in</strong>g. De systeem<strong>in</strong>novatie<br />
betreft nieuwe arbeidsstructuren, typen organisatie, relaties<br />
tussen organisaties, met als doel de overall performance <strong>van</strong> een systeem<br />
te verbeteren. Een systeem<strong>in</strong>novatie is een langdurig proces. De duur<br />
is afhankelijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> type <strong>in</strong>novatie, duur <strong>van</strong> de implementatie en de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (OECD, 2009). Gesteld wordt dat een systeemverander<strong>in</strong>g<br />
19
20<br />
als gevolg <strong>van</strong> de <strong>in</strong>troductie <strong>van</strong> bijvoorbeeld een wet m<strong>in</strong>stens tien jaar<br />
duurt (Nijhof, 2004).<br />
Innovaties <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs kunnen producten zijn, processen, diensten,<br />
posities (zoals nieuwe contexten of klanten), strategieën of beleid (OECD,<br />
2009). Meer specifi ek voor <strong>het</strong> beroepsonderwijs wordt de volgende<br />
opsomm<strong>in</strong>g beschreven: nieuwe ideeën, kennis en praktijken, maar ook<br />
verbeterde ideeën, kennis en praktijken (Mitchell, 2003: <strong>in</strong> OECD, 2009;<br />
Kostoff, 2003: <strong>in</strong> OECD, 2009).<br />
In bestaande defi nities <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatie is <strong>het</strong> nieuwe altijd een belangrijk<br />
aspect (bijvoorbeeld OECD, 2009). Wat veelal ontbreekt <strong>in</strong> defi nities is<br />
dat <strong>in</strong>novatie iets is dat de realisatie <strong>van</strong> nieuwe doelen <strong>in</strong> zich draagt.<br />
Dat maakt <strong>het</strong> verschil met vernieuw<strong>in</strong>gen (Lagerweij, 1987; Fullan,<br />
1991). Na een uitvoerige analyse <strong>van</strong> verschillende defi nities wordt <strong>in</strong><br />
deze review voor <strong>het</strong> beroepsonderwijs de volgende defi nitie gehanteerd:<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> zijn de ontwikkelde en gerealiseerde ideeën over producten<br />
en processen, die nieuw zijn en waar de doelen nieuw zijn, die kunnen<br />
worden gebruikt door een persoon, groep of organisatie en die nuttig zijn<br />
voor (dezelfde of andere) personen, groepen of organisaties (Messmann,<br />
Mulder & Gruber, 2010).<br />
Het is <strong>van</strong> belang erop te wijzen dat kennis een belangrijke rol speelt <strong>in</strong><br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Zowel <strong>in</strong> deze defi nitie, als <strong>in</strong> vele bestaande defi nities, wordt<br />
kennis niet expliciet genoemd, maar vormt <strong>het</strong> impliciet een wezenlijk<br />
onderdeel <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatie en <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Om <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g te bestuderen, om ze te kunnen<br />
optimaliseren, moet onderscheid gemaakt worden tussen diverse<br />
categorieën factoren. Ten eerste de kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie zelf.<br />
Ten tweede vormt <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> de actoren (gedrag, attitude en<br />
<strong>in</strong>novatief gedrag) <strong>in</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> een belangrijke component. Kennis<br />
vormt <strong>in</strong> relatie tot <strong>het</strong> gedrag een belangrijke rol. Ten derde is <strong>het</strong><br />
proces <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g een belangrijke categorie. Ook<br />
daarb<strong>in</strong>nen spelen kennis en <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> actoren een belangrijke rol,<br />
evenals hun attitude. Daarnaast zijn er de voorwaarden voor <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
die door de context worden gevormd: voorwaarden op school- en
schoolorganisatieniveau en op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> de maatschappij. Hiertoe<br />
behoren aspecten als <strong>in</strong>novatief vermogen <strong>van</strong> de school en wet- en<br />
regelgev<strong>in</strong>g. Al deze categorieën zijn belangrijk voor de ontwikkel<strong>in</strong>g en<br />
doorvoer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> (bijvoorbeeld Lagerweij, 1987; Fullan, 1991;<br />
Mulder, 2004).<br />
In deze opsomm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> categorieën factoren wordt een onderscheid<br />
gemaakt tussen de <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zelf en <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Innovatieontwikkel<strong>in</strong>g wordt <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs veelal<br />
beschouwd als een l<strong>in</strong>eair proces. Simpele, l<strong>in</strong>eaire modellen <strong>in</strong> de<br />
literatuur onderscheiden veelal de fasen <strong>van</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g, implementatie,<br />
evaluatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (bijvoorbeeld OECD, 2009). In de praktijk<br />
wordt <strong>het</strong> <strong>in</strong>novatieproces veelal beschouwd als een proces dat dient te<br />
starten met <strong>het</strong> defi niëren <strong>van</strong> problemen en behoeften, gevolgd door<br />
<strong>het</strong> formuleren <strong>van</strong> doelen en <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> oploss<strong>in</strong>gen, <strong>het</strong><br />
implementeren <strong>van</strong> de oploss<strong>in</strong>gen, <strong>het</strong> uitproberen en uitvoeren <strong>van</strong> de<br />
vermeende oploss<strong>in</strong>gen, evalueren en eventueel nog een bijstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
<strong>in</strong>novatie.<br />
In de huidige context zijn de <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zelf veelal aan verander<strong>in</strong>g<br />
onderhevig, als gevolg <strong>van</strong> verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g die<br />
bijvoorbeeld nieuwe doelen tot gevolg hebben, of <strong>in</strong>terne verander<strong>in</strong>gen<br />
(bijvoorbeeld door nieuwe actoren). Dat wil zeggen; <strong><strong>in</strong>novaties</strong> kunnen<br />
zich doorontwikkelen, ze zijn dynamisch en niet statisch. In <strong>het</strong> kader<br />
<strong>van</strong> de voortdurende ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de context, moeten ze zich<br />
doorontwikkelen. In comb<strong>in</strong>atie met de zojuist genoemde defi nitie<br />
<strong>van</strong> <strong>in</strong>novatie betekent dat, dat <strong>het</strong> ontwikkelproces niet l<strong>in</strong>eair hoeft<br />
te verlopen <strong>in</strong> de praktijk. In deze review wordt <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
– overeenkomstig andere eerdergenoemde modellen over <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
– niet als l<strong>in</strong>eair proces beschouwd. Er zijn <strong>in</strong> de praktijk<br />
voorbeelden te v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> die bijvoorbeeld tussentijdse<br />
evaluatiemomenten kennen, of tussentijds aangepaste doelstell<strong>in</strong>gen, of<br />
tussentijds delen uitproberen en bijstellen. Het woord implementatie, als<br />
zijnde een product of proces wat af is en <strong>in</strong>gevoerd wordt, past dan ook<br />
niet bij de huidige realiteit <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g. Het lijkt vooral te<br />
passen <strong>in</strong> l<strong>in</strong>eaire modellen, maar m<strong>in</strong>der <strong>in</strong> iteratieve <strong>in</strong>novatieprocessen<br />
21
22<br />
en de andere genoemde modellen, zoals evolutiemodellen en de<br />
‘<strong>in</strong>novatieve milieus’.<br />
Voor de helderheid dient bovendien gewezen te worden op <strong>het</strong> verschil<br />
tussen <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g en participatie <strong>in</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Dit verschil<br />
wordt <strong>in</strong> de literatuur niet (expliciet) gemaakt, hoewel <strong>het</strong> wel een<br />
belangrijk verschil is. Vanuit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> een <strong>in</strong>dividu bijvoorbeeld<br />
betekent dat <strong>het</strong> onderscheid tussen zelf een <strong>in</strong>novatie bedenken en<br />
ontwikkelen, versus <strong>het</strong> meedoen aan <strong><strong>in</strong>novaties</strong> die anderen ontwikkelen<br />
of ontwikkeld hebben. Dat vereist verschillende acties en zeker ook<br />
verschillende competenties. Die verschillen <strong>in</strong> acties en competenties<br />
hebben vervolgens consequenties voor de organisatie. De leden <strong>van</strong> de<br />
organisatie (waaronder de leid<strong>in</strong>g) dienen zich daar<strong>van</strong> bewust te zijn, om<br />
<strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g en de participatie <strong>van</strong> medewerkers<br />
<strong>in</strong> <strong>in</strong>novatie te kunnen optimaliseren.<br />
Uitkomsten <strong>van</strong> de Delphi-studie ten aanzien <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs<br />
In de eerste ronde <strong>van</strong> de Delphi-studie is aan de hand <strong>van</strong> de genoemde defi nitie <strong>van</strong><br />
<strong>in</strong>novatie gevraagd naar concrete voorbeelden <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> waar de respondenten<br />
zelf bij betrokken zijn (geweest). In totaal zijn 17 voorbeelden genoemd. De genoemde<br />
voorbeelden variëren <strong>van</strong> de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Vrije Keuze Leereenheden, waarbij<br />
leereenheden gekozen kunnen worden; ook die leereenheden <strong>van</strong> een andere afdel<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de school. De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Blended Learn<strong>in</strong>g is een ander voorbeeld. Een<br />
derde voorbeeld is een concept Meervoudige Intelligenties (MI). Daar gaat <strong>het</strong> om een<br />
leeromgev<strong>in</strong>g met als doel meerdere talenten <strong>van</strong> studenten en docenten te ontdekken.<br />
Het doel <strong>van</strong> de vraag was om de validiteit <strong>van</strong> de antwoorden op de daaropvolgende<br />
vragen te kunnen vaststellen. Hebben de door de respondenten gegeven antwoorden op<br />
de vragen over wat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorderende en belemmerende factoren zijn, <strong>in</strong>derdaad<br />
betrekk<strong>in</strong>g op wat we hier onder <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en <strong>in</strong>novatie verstaan? Het doel was niet om<br />
<strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> welke <strong><strong>in</strong>novaties</strong> er <strong>in</strong> Nederland ontwikkeld zijn en op dit moment<br />
worden.
Ondanks <strong>het</strong> voorleggen <strong>van</strong> de genoemde defi nitie, bleek er <strong>in</strong> sommige gevallen twijfel<br />
te bestaan bij de respondenten over wat wel en wat niet een <strong>in</strong>novatie is. Belangrijk <strong>in</strong><br />
de defi nitie is dat <strong>het</strong> niet <strong>het</strong>zelfde is als participatie <strong>in</strong> iets, of de toepass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> iets<br />
(bijvoorbeeld een spelsimulatie) dat door anderen ontwikkeld is en bijvoorbeeld eenmalig<br />
wordt toegepast. Dat was <strong>in</strong> 4 <strong>van</strong> de 17 gevallen wel <strong>het</strong> geval. In 3 <strong>van</strong> de 17 genoemde<br />
voorbeelden werd er niet zelf geïnnoveerd. Belangrijk aspect dat niet altijd is meegenomen<br />
<strong>in</strong> de overweg<strong>in</strong>g – hoewel <strong>het</strong> wel deel uitmaakt <strong>van</strong> de defi nitie – is dat <strong>het</strong> dient te gaan<br />
om nieuwe doelen. Uit de antwoorden viel op te maken dat <strong>het</strong> <strong>in</strong> 4 gevallen niet om<br />
nieuwe doelen gaat. En bij 5 gegeven antwoorden was dat moeilijk vast te stellen. Daar<br />
werden bijvoorbeeld aspecten genoemd als <strong>het</strong> verhogen <strong>van</strong> <strong>het</strong> rendement, <strong>het</strong> beter<br />
<strong>in</strong>tegreren <strong>van</strong> theorie en praktijk. Dat zijn geen nieuwe doelen als dat voorheen ook al<br />
<strong>het</strong> doel was, maar (kennelijk) (nog) niet gelukt is. In 3 <strong>van</strong> de 17 gevallen kan op alle 3<br />
de kenmerken vastgesteld worden dat <strong>het</strong> daar niet g<strong>in</strong>g om een <strong>in</strong>novatie volgens de hier<br />
gehanteerde defi nitie. 2 daar<strong>van</strong> zijn gepresenteerd door respondenten die ook berichtten<br />
<strong>van</strong> een daadwerkelijke <strong>in</strong>novatie. Omdat <strong>het</strong> antwoord <strong>van</strong> de derde respondent<br />
niet verschilde met de antwoorden die de anderen gaven over wat belemmerende en<br />
stimulerende factoren zijn, zijn alle antwoorden op deze beide vragen opgenomen <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
vervolg <strong>van</strong> de Delphi-studie.<br />
Innovatief gedrag<br />
Innovatief gedrag is gedrag dat leidt tot <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. De Jong en Den<br />
Hartog (2007) stellen dat <strong>in</strong>novatief gedrag een allesomvattend,<br />
multidimensionaal construct is. Het omvat alle gedrag<strong>in</strong>gen waardoor<br />
medewerkers kunnen bijdragen aan <strong>het</strong> <strong>in</strong>novatieproces. Gebaseerd op<br />
de eerdergenoemde defi nitie <strong>van</strong> ‘<strong><strong>in</strong>novaties</strong>’ <strong>van</strong> West en Farr (1990),<br />
ziet Janssen (2000) <strong>in</strong>novatief gedrag als “<strong>het</strong> <strong>in</strong>tentioneel genereren,<br />
promoten en realiseren <strong>van</strong> nieuwe ideeën <strong>in</strong> een arbeidsrol, groep of<br />
organisatie, om de organisatie, rol of groep daar<strong>van</strong> te laten profi teren”<br />
(p. 43, vertaald). Innovatief gedrag op <strong>het</strong> werk kan gedefi nieerd worden<br />
als: <strong>in</strong>tentionele cognitieve en fysieke activiteiten <strong>van</strong> medewerkers, die<br />
alleen of <strong>in</strong> sociale <strong>in</strong>teractie plaatsv<strong>in</strong>den en die tot generatie, promotie<br />
en realisatie <strong>van</strong> nieuwe en aanwendbare ideeën leiden (Messmann,<br />
Mulder & Gruber, 2010, vertaald). Voor participatie <strong>in</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> geldt<br />
deze specifi eke defi nitie niet. Daar is <strong>het</strong> vooral <strong>van</strong> belang dat, evenals<br />
<strong>in</strong> (alle andere, gewone) facetten <strong>van</strong> <strong>het</strong> uitoefenen <strong>van</strong> een beroep,<br />
medewerkers gemotiveerd werken.<br />
Innovatie <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> deze review<br />
De genoemde defi nitie <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> wordt als uitgangspunt genomen.<br />
Van belang is dat de <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> deze review primair uitgaat naar<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> die <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijsveld zijn ontstaan. Innovaties kunnen zijn<br />
ontstaan met behulp <strong>van</strong> ondersteun<strong>in</strong>g <strong>van</strong> externe actoren. Het doel<br />
23
24<br />
<strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie dient te zijn gericht op de verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs. Dat heeft tot gevolg dat de review zich met name richt<br />
op <strong><strong>in</strong>novaties</strong> die (een aspect <strong>van</strong>) <strong>het</strong> primaire proces betreffen. De<br />
component ‘nieuwe doelen’, betekent hier dat de <strong>in</strong>novatie nieuwe doelen<br />
heeft ten opzichte <strong>van</strong> de <strong>in</strong> die context bestaande situatie. Dat hoeft niet<br />
per se te betekenen dat <strong>het</strong> om iets gaat dat nog nergens ter wereld als<br />
doel geformuleerd is.<br />
Dissem<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> de door de respondenten genoemde <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
De vraag of de <strong><strong>in</strong>novaties</strong> op andere plaatsen <strong>in</strong> de organisatie zijn toegepast, of zelfs <strong>in</strong><br />
andere beroepsonderwijsorganisaties, leverde uiteenlopende antwoorden op:<br />
“Nee, de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> vond niet plaats, <strong>van</strong>wege <strong>het</strong> not <strong>in</strong>vented here syndrom.”<br />
“De <strong>in</strong>novatie is op een andere locatie toegepast.”<br />
“De <strong>in</strong>novatie is aangepast voor en op een andere locatie.”<br />
“Een deel <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie is overgenomen.”<br />
“Toegepast wordt een <strong>in</strong>novatie die ergens anders ontstaan is.”<br />
Vaak is aangegeven dat de <strong>in</strong>novatie juist niet is overgenomen door anderen. Dat er geen<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> plaatsvond. In één geval is gezegd dat <strong>het</strong> zowel <strong>in</strong> andere scholen als ook<br />
naar een ander opleid<strong>in</strong>gsniveau is gedissem<strong>in</strong>eerd.<br />
2.2 Begripsbepal<strong>in</strong>g: <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
Diverse <strong>in</strong>valshoeken<br />
Ter bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> begrip <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> zijn verschillende <strong>in</strong>valshoeken<br />
behulpzaam. Ten eerste is geput uit literatuur over transfer, waarbij <strong>het</strong><br />
vooral gaat om <strong>het</strong> verwerven <strong>van</strong> kennis en vaardigheden <strong>in</strong> de ene<br />
context en de toepass<strong>in</strong>g daar<strong>van</strong> <strong>in</strong> een andere. Naast de <strong>in</strong>middels<br />
meer klassieke opvatt<strong>in</strong>gen over wat transfer is (zie bijvoorbeeld <strong>in</strong><br />
Simons, 1990) waarbij bijvoorbeeld near en far transfer, of positieve<br />
en negatieve transfer, worden onderscheiden, wezen auteurs zoals<br />
Bransford en Schwartz (1999) op de complexiteit <strong>van</strong> transfer. Bij near<br />
transfer bijvoorbeeld, gaat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> kennis die eerder<br />
verworven is bij een volgend probleem dat sterk overeenkomt met <strong>het</strong><br />
eerder opgeloste probleem. Far transfer doelt dan op <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong><br />
kennis bij <strong>het</strong> oplossen <strong>van</strong> een probleem dat duidelijk andere kenmerken<br />
heeft dan <strong>het</strong> eerder opgeloste probleem. Door Bransford en Schwartz<br />
wordt met transfer eveneens gedoeld op <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> kennis <strong>in</strong> een
andere sett<strong>in</strong>g, maar door hen wordt <strong>het</strong> transferproces veel meer opgevat<br />
als een dynamisch proces, als een leerproces dat door verschillende<br />
factoren beïnvloed wordt. Zo hebben naast de zogenaamde ‘transfer <strong>in</strong>’<br />
factoren zoals voorkennis, tevredenheid, motivatie en attitude ten aanzien<br />
<strong>van</strong> leren en transfer (Schwartz & Nasir, 2003), ook de kenmerken<br />
<strong>van</strong> de context (bijvoorbeeld leer- en arbeidsomgev<strong>in</strong>g) <strong>in</strong>vloed op <strong>het</strong><br />
plaatsv<strong>in</strong>den <strong>van</strong> transfer.<br />
Ten tweede bieden studies naar boundary cross<strong>in</strong>g (oftewel <strong>het</strong><br />
overschrijden <strong>van</strong> grenzen) aanknop<strong>in</strong>gspunten (bijvoorbeeld Tuomi-<br />
Gröhn & Engeström, 2008). Boundary cross<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt plaats tussen<br />
zogenaamde systemen <strong>van</strong> activiteit (activity systems). En dan vooral <strong>in</strong><br />
vlakke organisaties, <strong>in</strong> organisaties die bestaan uit teams en/of netwerken.<br />
Het cognitieve proces dat doorlopen wordt bij boundary cross<strong>in</strong>g is dat<br />
een team, een <strong>in</strong>dividu of de organisatie ergens tegenaan loopt dat tot dan<br />
toe niet bekend is voor die betreffende actor, of <strong>in</strong> een andere omgev<strong>in</strong>g.<br />
Of zelfs tegen iets aan loopt waarvoor een actor niet gekwalifi ceerd is.<br />
Dissem<strong>in</strong>atie is dan <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong> grenzen, <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene systeem<br />
naar <strong>het</strong> andere zogezegd. De aanname is dat dat georganiseerd kan<br />
worden met zogenaamde boundary crossers (grensoverschrijders).<br />
Een soort vertalers die de verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen de verschillende systemen<br />
vormen; dat kunnen bijvoorbeeld <strong>in</strong>dividuen die <strong>in</strong> verschillende systemen<br />
actief zijn doen.<br />
Ten derde bieden opbrengsten uit studies naar <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en <strong>in</strong>noveren<br />
aanknop<strong>in</strong>gspunten. Dissem<strong>in</strong>atie (diffusion) is volgens Kanter (1988)<br />
<strong>het</strong> proces <strong>van</strong> – <strong>in</strong>dien de <strong>in</strong>novatie geïsoleerd is ontwikkeld – <strong>het</strong><br />
opnieuw verb<strong>in</strong>den aan actoren en activiteiten waardoor <strong>het</strong> mogelijk<br />
is dat de <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong> de praktijk wordt gebruikt. Als de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
een <strong>in</strong>tensief proces was, zal dat ook gelden voor de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Voor<br />
<strong>het</strong> gebruik elders zijn vele andere personen, activiteiten, patronen en<br />
structuren nodig om de <strong>in</strong>novatie te <strong>in</strong>corporeren, zodat iets verandert<br />
<strong>in</strong> die nieuwe context. Kanter argumenteert dat de kans om de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te realiseren, vergroot wordt <strong>in</strong>dien de <strong>in</strong>novatie zelf zich<br />
niet of nauwelijks hoeft te veranderen. Dissem<strong>in</strong>atie wordt gezien als<br />
<strong>het</strong> proces <strong>van</strong> communiceren over de <strong>in</strong>novatie, via bepaalde kanalen,<br />
door leden <strong>van</strong> een sociaal systeem (Rogers, 2003). Dissem<strong>in</strong>atie kan<br />
zowel gepland als spontaan plaatsv<strong>in</strong>den. Communicatie is daarbij <strong>het</strong><br />
25
26<br />
proces waar<strong>in</strong> deelnemers gezamenlijk ontwikkelen en <strong>in</strong>formatie met<br />
elkaar delen om een wederzijds begrip te realiseren. Dissem<strong>in</strong>atie wordt<br />
dan opgevat als een speciale vorm <strong>van</strong> communicatie waarbij de <strong>in</strong>houd<br />
<strong>van</strong> de conversatie bestaat uit nieuwe ideeën. De rol <strong>van</strong> stakeholders<br />
bestaat daaruit dat ze moeten beschikken over kennis, moeten kunnen<br />
overtuigen, moeten kunnen implementeren en dat ze achter hun<br />
besliss<strong>in</strong>gen staan.<br />
De veronderstell<strong>in</strong>g is dat er voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bepaalde structurele<br />
en relationele voorwaarden vervuld moeten zijn. Specifi ek voor <strong>het</strong><br />
beroepsonderwijs en bedrijfsopleid<strong>in</strong>gen formuleren Hull, Kester en<br />
Mart<strong>in</strong> (1973, <strong>in</strong> OECD, 2009) deze voorwaarden voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Die<br />
zijn gerelateerd aan de drie kenmerken <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>, namelijk de<br />
<strong>in</strong>itiator, een gebruiker en de <strong>in</strong>novatie zelf. Deze drie aspecten moeten<br />
aanwezig zijn; dat is de eerste voorwaarde. De volgende voorwaarde<br />
is dat er <strong>in</strong>teracties tussen die drie plaatsv<strong>in</strong>den. B<strong>in</strong>nen deze groep<br />
voorwaarden moet bijvoorbeeld de <strong>in</strong>itiator <strong>in</strong> staat zijn de klanten<br />
duidelijk te maken waarom een <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong>novatief is. En <strong>het</strong> adequaat<br />
reageren <strong>van</strong> de <strong>in</strong>itiator op de reactie <strong>van</strong> de klant is eveneens <strong>van</strong><br />
belang (strategierespons). De derde structurele voorwaarde betreft<br />
<strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> de verspreid<strong>in</strong>g. Het gaat dan om de impact <strong>van</strong> de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> op de <strong>in</strong>itiator, de <strong>in</strong>novatie zelf of de klant. Communicatieve,<br />
affectieve en gedragseffecten zijn een mogelijk gevolg <strong>van</strong> de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Dit model gaat dieper <strong>in</strong> op processen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> dan<br />
bijvoorbeeld <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Rogers.<br />
Dissem<strong>in</strong>atie kan op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorafgaande als volgt z<strong>in</strong>vol voor de<br />
context <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs gedefi nieerd worden:<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> betreft <strong>het</strong> proces <strong>van</strong>, al dan niet geplande,<br />
transfer <strong>van</strong> (delen <strong>van</strong>) <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> een andere sett<strong>in</strong>g, die daar dan<br />
<strong>in</strong> een andere vorm (namelijk aangepast aan de nieuwe context, dan<br />
wel speciaal ontwikkeld <strong>in</strong> de nieuwe context) worden toegepast. Het<br />
proces <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is een dynamisch proces, waarbij de <strong>in</strong>novatie<br />
beïnvloed wordt door de kenmerken <strong>van</strong> de betrokken actoren (hun<br />
kennis, attitude enzovoort) en door de kenmerken <strong>van</strong> de context. Het
transferproces (ofwel <strong>het</strong> transfereren) verloopt via communicatie en<br />
gemeenschappelijke activiteiten.<br />
Object <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
Kenmerkend voor de defi nities <strong>in</strong> diverse bronnen is dat ze verschillen<br />
naar wat er gedissem<strong>in</strong>eerd wordt; <strong>het</strong> object <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> varieert.<br />
Dissem<strong>in</strong>atie <strong>in</strong> de praktijk zou kunnen betekenen:<br />
1 <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> de orig<strong>in</strong>ele <strong>in</strong>novatie met dezelfde kenmerken <strong>in</strong><br />
een andere sett<strong>in</strong>g (adoptie);<br />
2 <strong>het</strong> gebruikmaken <strong>van</strong> <strong>het</strong> orig<strong>in</strong>ele model en dat aanpassen aan de<br />
nieuwe sett<strong>in</strong>g (adaptatie);<br />
3 door gebruik te maken <strong>van</strong> kennis en ervar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatie naar<br />
een andere sett<strong>in</strong>g, leidt dat tot een andere dan de orig<strong>in</strong>ele <strong>in</strong>novatie<br />
(een vernieuw<strong>in</strong>g).<br />
Bij de laatstgenoemde twee gaat <strong>het</strong> niet om <strong>het</strong> transfereren <strong>van</strong> een<br />
blauwdruk naar een volgende sett<strong>in</strong>g. Deze vormen sluiten aan bij <strong>het</strong><br />
eerdergenoemde dynamische aspect <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Deze beide<br />
vormen bieden de mogelijkheid – aansluitend bij de wensen en behoeften<br />
<strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs (onder andere De Bruijn, Hermanussen & Van<br />
de Venne, 2008; uitkomsten <strong>van</strong> de Delphi-studie) – dat kennis en<br />
ervar<strong>in</strong>g worden gebruikt om iets te ontwikkelen dat past bij de specifi eke<br />
kenmerken <strong>van</strong> de nieuwe context. Daarom richt deze review zich op <strong>het</strong><br />
v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> mogelijkheden om de laatste twee vormen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
te bevorderen. Bij beide vormen wordt nieuwe kennis ontwikkeld. Bij de<br />
tweede vorm kan die kennisontwikkel<strong>in</strong>g zich beperken tot <strong>het</strong> <strong>in</strong>tegreren<br />
<strong>van</strong> reeds bestaande kennis <strong>in</strong> <strong>het</strong> kennisbestand <strong>van</strong> een bepaalde<br />
persoon. Bij de derde vorm bestaat kennisontwikkel<strong>in</strong>g uit <strong>het</strong> ontstaan<br />
<strong>van</strong> kennis die tot die tijd helemaal nog niet bestaat.<br />
Voor de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs – en daarmee<br />
voor deze review – is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang dat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
b<strong>in</strong>nen een organisatie <strong>van</strong> de ene afdel<strong>in</strong>g naar een andere (bijvoorbeeld<br />
<strong>van</strong> de ene opleid<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g naar een andere) aandacht krijgt en ook<br />
die <strong>van</strong> de ene school naar een andere (bijvoorbeeld <strong>van</strong> vmbo naar<br />
mbo, of hbo). De <strong>in</strong>novatie moet <strong>in</strong> ieder geval aangepast worden aan<br />
de kenmerken en eisen <strong>van</strong> een nieuwe context. De veronderstell<strong>in</strong>g is<br />
27
28<br />
dat, deels omdat nieuwe mensen <strong>in</strong> <strong>het</strong> proces betrokken zijn, er bij hen,<br />
maar ook bij de anderen sprake is <strong>van</strong> kennisontwikkel<strong>in</strong>g, doordat zij<br />
nieuwe ervar<strong>in</strong>gen opdoen. Dat impliceert dat er geleerd wordt.<br />
Workshop met experts<br />
Na de Delphi-studie is <strong>in</strong>formatie verzameld tijdens een workshop. Daar hebben de<br />
aanwezige experts (<strong>in</strong>novatiemanagers, praktijk onderzoekers, onderwijsondersteuners,<br />
wetenschappers, lectoren, beleidsmedewerkers, onderwijsdirecteuren) (N=23) zich<br />
gebogen over een <strong>van</strong> de vier verschillende geselecteerde theorieën. Ze kregen de<br />
opdracht te formuleren wat op basis <strong>van</strong> de theorie voor concrete handel<strong>in</strong>gen uitgevoerd<br />
dienen te worden <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
<strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> te bevorderen. Het doel was tweeledig.<br />
Ten eerste met behulp <strong>van</strong> de expertise <strong>van</strong> de aanwezigen de suggesties voor de<br />
concrete handel<strong>in</strong>gen ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> contextgebonden maken. Met<br />
andere woorden; z<strong>in</strong>vol te maken voor de situatie <strong>in</strong> en behoeften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse<br />
beroepsonderwijs.<br />
Ten tweede is de workshop een eerste fase <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> deze<br />
review. Enerzijds doordat de aanwezigen <strong>het</strong> proces doorlopen hebben <strong>van</strong> <strong>het</strong> kennis<br />
nemen <strong>van</strong> theorieën, <strong>het</strong> daar<strong>van</strong> afl eiden <strong>van</strong> concrete handel<strong>in</strong>gsacties voor de praktijk,<br />
waardoor kennis gegenereerd is tijdens de workshop. Anderzijds doordat de aanwezigen<br />
de mogelijkheid is geboden om <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> wat deze review kan opleveren voor<br />
hun praktijk. De belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> deze workshop staan <strong>in</strong> deze review.<br />
Ter afsluit<strong>in</strong>g<br />
Een aantal aspecten dat <strong>in</strong> dit hoofdstuk aan de orde kwam, dient hier<br />
expliciet te worden vermeld. Er is een verschil tussen <strong><strong>in</strong>novaties</strong> (als<br />
product) en <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g (als proces). Tevens is er een verschil<br />
tussen <strong>het</strong> ontwikkelen (<strong>in</strong>clusief <strong>het</strong> bedenken en realiseren) <strong>van</strong> een<br />
<strong>in</strong>novatie en <strong>het</strong> participeren <strong>in</strong> een <strong>in</strong>novatie (dat <strong>van</strong>uit een <strong>in</strong>dividueel<br />
perspectief door anderen ontwikkeld en uitgevoerd wordt, maar dat<br />
wel degelijk tot verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> eigen werk kan leiden). Dissem<strong>in</strong>atie<br />
is meer dan <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatie die elders ontwikkeld is.<br />
Kennis en kennisontwikkel<strong>in</strong>g spelen daarbij een belangrijke rol, evenals<br />
de complexiteit <strong>van</strong> de context.
Organisatietheorieën 3<br />
Selectie <strong>van</strong> theorieën en modellen<br />
Voor <strong>het</strong> beantwoorden <strong>van</strong> de centrale vraag zijn theorieën over<br />
organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g geanalyseerd. In dit hoofdstuk<br />
worden de theorieën sec beschreven. Dat betekent dat vele aspecten<br />
aan de orde komen die volgens de theorieën en modellen de kenmerken<br />
<strong>van</strong> organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g (kunnen) zijn en/of de<br />
noodzakelijke kenmerken <strong>van</strong> organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
om als organisatie te overleven. De <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> dit hoofdstuk dient als<br />
basis voor <strong>het</strong> volgende hoofdstuk, waar specifi ek wordt <strong>in</strong>gegaan op de<br />
betekenis <strong>van</strong> deze aspecten voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Om de vraag te beantwoorden wat theorieën over organisaties en<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g op kunnen leveren voor de bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>s <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs, kunnen we putten uit diverse<br />
wetenschappelijke discipl<strong>in</strong>es. Verschillende wetenschappelijke<br />
discipl<strong>in</strong>es leveren namelijk een bijdrage aan <strong>het</strong> beschrijven en begrijpen<br />
<strong>van</strong> organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g: economie, sociologie,<br />
psychologie, bedrijfskunde en antropologie. Deze discipl<strong>in</strong>es leveren<br />
verschillende theorieën. Zijn er <strong>in</strong> <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
theorieën over organisaties wellicht nog discipl<strong>in</strong>aire grenzen te trekken,<br />
<strong>in</strong> de verdere ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de wetenschap over organisaties en<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g is dat zeker niet <strong>het</strong> geval. Dat heeft ertoe geleid<br />
dat bepaalde theorieën tot meerdere discipl<strong>in</strong>es gerekend worden.<br />
Bovendien zijn er <strong>in</strong> de loop <strong>van</strong> de tijd <strong>in</strong> verdere theorievorm<strong>in</strong>g veel<br />
dwarsverbanden tussen de strom<strong>in</strong>gen gelegd. Daarbij komt dat ook<br />
b<strong>in</strong>nen de discipl<strong>in</strong>es grote verschillen bestaan, zelfs zodanig dat er<br />
theorieën zijn b<strong>in</strong>nen een discipl<strong>in</strong>e die <strong>in</strong> tegenspraak met elkaar zijn.<br />
Dat maakt dat een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g naar discipl<strong>in</strong>es niet z<strong>in</strong>vol is.<br />
B<strong>in</strong>nen alle genoemde discipl<strong>in</strong>es vond theorieontwikkel<strong>in</strong>g over<br />
organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g plaats. De eerstontwikkelde<br />
theorieën kunnen als een soort basistheorieën beschouwd worden.<br />
29
30<br />
Voorbeelden zijn bureaucratietheorieën, cont<strong>in</strong>gentietheorieën en later<br />
<strong>het</strong> postmodernisme. Al de basistheorieën zijn <strong>in</strong> volgende generaties<br />
theorieën enerzijds specifi eker en complexer geworden, anderzijds<br />
zijn er meer verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen tussen de strom<strong>in</strong>gen ontstaan. Van al de<br />
basistheorieën is bekeken wat de belangrijke aspecten zijn die voor<br />
<strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> belang zouden kunnen zijn. Deze<br />
aspecten zijn <strong>in</strong> dit hoofdstuk opgenomen. Bijvoorbeeld aspecten als<br />
vertrouwen en contracten of overeenkomsten uit de economische<br />
traditie. Van de latere, specifi ekere en complexere theorieën zijn die<br />
theorieën <strong>in</strong> dit hoofdstuk opgenomen, die expliciet organisaties en<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g behandelen. Van deze theorieën zijn alleen<br />
die geselecteerd die aspecten opleveren die voor de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
<strong>van</strong> belang zouden kunnen zijn. Bij de selectie is specifi ek reken<strong>in</strong>g<br />
gehouden met de aansluit<strong>in</strong>g bij de eerdergenoemde defi nities <strong>van</strong><br />
<strong>in</strong>novatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Dat betekent bijvoorbeeld dat aandacht is<br />
voor theorieën die iets opleveren voor de bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
als zijnde een niet (per se) l<strong>in</strong>eair verlopend proces en voor <strong>in</strong>novatie<br />
als zijnde een dynamisch proces (en niet als blauwdruk). Een beperkt<br />
aantal theorieën behandelt specifi ek <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Deze<br />
theorieën worden, hoewel ze zich niet specifi ek richten op organisaties en<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g, eveneens <strong>in</strong> dit hoofdstuk behandeld. Aanvullend<br />
worden enkele theorieën en modellen besproken die dieper <strong>in</strong>gaan op<br />
bepaalde deelaspecten uit alle eerdergenoemde theorieën, <strong>in</strong>dien dat<br />
bijdraagt aan de beantwoord<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de vraag.<br />
Als ‘theorie’ wordt gedefi nieerd als “…een systeem <strong>van</strong> denkbeelden of<br />
hypothesen waarmee waargenomen feiten of verschijnselen verklaard<br />
kunnen worden of voorspell<strong>in</strong>gen kunnen worden gedaan” (Geerts &<br />
Heestermans, 1984), dan kunnen niet alle aangehaalde ‘theorieën’<br />
daartoe gerekend worden. In sommige gevallen zijn zogenaamde<br />
theorieën opgenomen die veeleer voortvloeien uit een analyse <strong>van</strong><br />
beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> verschijnselen <strong>in</strong> de praktijk. Deze zijn bijvoorbeeld<br />
ontwikkeld om te kunnen worden toegepast voor <strong>in</strong>terventies <strong>in</strong> de praktijk<br />
en hebben niet de pretentie om te verklaren of te voorspellen. Deze<br />
worden modellen genoemd.
Opbouw en <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> <strong>het</strong> hoofdstuk<br />
Het is z<strong>in</strong>vol dit hoofdstuk te structureren naar de aspecten die<br />
voor de latere <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>discussie <strong>van</strong> belang zijn. Daarbij wordt<br />
geprobeerd overlap te voorkomen. De structuur <strong>in</strong> paragrafen is naar<br />
twee verschillende dimensies die bij <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> belang zijn. De<br />
eerste vormt <strong>het</strong> ‘niveau’ <strong>van</strong> waaruit een theorie, of een groep theorieën<br />
start: <strong>in</strong>dividu, groep of organisatie. Daarmee wordt bedoeld dat <strong>het</strong><br />
vertrekpunt voor de redener<strong>in</strong>g ter verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> organisaties en/of<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g op een <strong>van</strong> deze drie niveaus ligt. In sommige<br />
gevallen valt er te twisten over op welk niveau <strong>het</strong> vertrekpunt ligt. In<br />
dat geval is de theorie daar opgenomen waar <strong>het</strong> <strong>het</strong> meest z<strong>in</strong>vol is <strong>in</strong><br />
relatie tot de later te behandelen <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Begonnen wordt met<br />
theorieën en modellen over organisatieontwikkel<strong>in</strong>g die als vertrekpunt <strong>het</strong><br />
<strong>in</strong>dividuele niveau nemen: bijvoorbeeld <strong>het</strong> handelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen. Dat<br />
betekent overigens niet dat deze theorieën zich beperken tot uitspraken<br />
op alleen dit niveau. Het gaat immers om theorieën over organisaties en<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g; <strong>in</strong> de theorieën zelf is meestal ook aandacht voor<br />
implicaties op de andere niveaus: groeps- en organisatieniveau.<br />
Voor de andere paragrafen is dezelfde procedure gehanteerd. De tweede<br />
paragraaf richt zich op <strong>het</strong> uitgangspunt ‘groep’. De laatste <strong>in</strong> deze rij<br />
richt zich op theorieën en modellen die de ‘organisatie’ als uitgangspunt<br />
nemen. Soms zijn de hier behandelde theorieën aangevuld met een<br />
beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verdere ontwikkel<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen deze theorieën, die<br />
gescheiden wellicht eerder <strong>in</strong> een andere categorie zouden kunnen<br />
behoren. De <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de theorieën en de selectie <strong>van</strong> belangrijke<br />
aspecten <strong>van</strong> theorieën, is beïnvloed door de defi nitie <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>.<br />
Naast de dimensie ‘niveau’, wordt er nog een tweede dimensie<br />
onderscheiden, namelijk de dimensie die gericht is op <strong>het</strong> object ‘kennis’,<br />
dat ontwikkeld dan wel gedissem<strong>in</strong>eerd moet worden. Daarbij komen<br />
kennisverspreid<strong>in</strong>g en kennisontwikkel<strong>in</strong>g aan de orde. In <strong>het</strong> vorige<br />
hoofdstuk is al gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> kennis en kennisontwikkel<strong>in</strong>g<br />
voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Deze theorieën kunnen, als groep, niet z<strong>in</strong>vol <strong>in</strong> een<br />
andere paragraaf ondergebracht worden. Ze betreffen een duidelijk<br />
andere dimensie, waarop <strong>in</strong> de laatste paragraaf <strong>van</strong> dit hoofdstuk wordt<br />
<strong>in</strong>gegaan.<br />
31
32<br />
B<strong>in</strong>nen elke paragraaf vormen niet de theorieën zelf de<br />
paragrafenstructuur, maar de aspecten die <strong>van</strong> belang zijn voor<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Ingegaan wordt op de opbrengsten <strong>van</strong> de theorieën: wat<br />
zeggen zij over de betreffende aspecten <strong>in</strong> relatie tot organisaties en/<br />
of organisatieontwikkel<strong>in</strong>g? De betekenis <strong>van</strong> de aspecten voor specifi ek<br />
de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> komt dan <strong>in</strong> hoofdstuk 4 aan de orde. Daarnaast is een<br />
aantal kaders opgenomen met <strong>in</strong>formatie over een aantal rele<strong>van</strong>te,<br />
complexe theorieën en modellen. Deze achtergrond<strong>in</strong>formatie maakt <strong>het</strong><br />
mogelijk om te kunnen begrijpen waar de aspecten en de <strong>in</strong> hoofdstuk<br />
4 opgenomen suggesties op basis <strong>van</strong> deze theorieën en modellen,<br />
<strong>van</strong>daan komen. Bij de besprek<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de theorieën en modellen <strong>in</strong> dit<br />
hoofdstuk is de term<strong>in</strong>ologie <strong>van</strong> de betreffende theorie of <strong>het</strong> model<br />
overgenomen.<br />
3.1 Individu als uitgangspunt<br />
In deze paragraaf wordt <strong>in</strong>gegaan op aspecten die volgens verschillende<br />
theorieën noodzakelijk zijn voor organisaties om te overleven en om zich<br />
verder te ontwikkelen. Op deze plaats worden aspecten behandeld die <strong>in</strong><br />
eerste <strong>in</strong>stantie uitgaan <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen. Het gedrag <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen vormt<br />
een eerste belangrijke aspect.<br />
Ter verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> organisaties<br />
worden verschillende argumenten aangevoerd. Op basis <strong>van</strong> de<br />
transactiekostentheorie <strong>van</strong> Williamson kunnen we er<strong>van</strong> uitgaan dat<br />
mensen geneigd zijn tot opportunisme en dat zij over een beperkte<br />
rationaliteit beschikken (zie Lammers, Mijs & Van Noort, 2000). Neig<strong>in</strong>g<br />
tot opportunisme betekent dat iemand wanneer zijn of haar belang<br />
gediend wordt en de situatie <strong>het</strong> toelaat, zelfs kan overgaan tot oneerlijk<br />
gedrag zoals bedriegen, liegen, verdraaien <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie of met opzet<br />
achterhouden <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie. Opportunistisch handelen wordt mogelijk<br />
gemaakt door <strong>het</strong> gegeven <strong>van</strong> de beperkte rationaliteit. Mensen die<br />
naar <strong>in</strong>tentie rationeel handelen, worden beperkt door de complexiteit<br />
<strong>in</strong> en de onzekerheid over de beschikbare <strong>in</strong>formatie en ook door de<br />
beperk<strong>in</strong>gen die mensen zelf hebben <strong>in</strong> hun <strong>in</strong>formatieverwerkende
capaciteit. Opportunisme hangt af <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> onzekerheid en<br />
complexiteit en <strong>van</strong> de mate waar<strong>in</strong> er sprake is <strong>van</strong> transactiespecifi eke<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen. Dit zijn <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen die gebonden zijn aan een bepaalde<br />
relatie en verloren gaan bij <strong>het</strong> verbreken <strong>van</strong> de relatie. Een voorbeeld is<br />
de relatie tussen werkgever en werknemer. De organisatie heeft er belang<br />
bij dat opportunistisch gedrag tegengegaan wordt, om de transactiekosten<br />
te drukken. Het gaat dan om <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen die <strong>in</strong> materiaal, kapitaal<br />
(gebouwen, mach<strong>in</strong>es) of menselijk kapitaal zijn gedaan.<br />
Het streven <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuele leid<strong>in</strong>ggevenden of managers naar maximale<br />
effi ciëntie, naar zo laag mogelijke transactiekosten, leidt tot de meest<br />
effi ciënte coörd<strong>in</strong>atievoorzien<strong>in</strong>gen en organisatievormen. De aandacht<br />
voor de neig<strong>in</strong>g tot opportunisme en beperkte rationaliteit leidt tot de<br />
redener<strong>in</strong>g dat met hiërarchische structuurkenmerken <strong>in</strong> de organisatie<br />
<strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> opportunistisch handelen <strong>in</strong>gedamd kan worden.<br />
Door hiërarchisch-buraucratische plann<strong>in</strong>g, stur<strong>in</strong>g en controle <strong>van</strong><br />
de transacties worden besluiten genomen <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief<br />
<strong>van</strong> de organisatie en niet <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> de <strong>in</strong>dividuen.<br />
Men<strong>in</strong>gsverschillen worden dan niet opgelost met onderhandel<strong>in</strong>gen,<br />
maar met hiërarchische autoriteit. Daartegenover staan dan de kosten <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> te organiseren beheers<strong>in</strong>gsapparaat en <strong>van</strong> <strong>het</strong> mogelijke gebrek aan<br />
motivatie <strong>van</strong> de werknemers. Dit laatste omdat ze niet – <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g<br />
tot een (markt)situatie waar ze voor eigen reken<strong>in</strong>g opereren – door hun<br />
eigen belang worden gedreven.<br />
Naast de transactiekostentheorie wordt ook de agency theory tot de<br />
categorie neo-<strong>in</strong>stitutionele economische theorieën gerekend. Neo<strong>in</strong>stitutionele<br />
economische theorieën houden zich bezig met de analyse<br />
<strong>van</strong> <strong>in</strong>stituties (bijvoorbeeld overeenkomsten, hiërarchieën, markten) waar<br />
economische ruil plaatsv<strong>in</strong>dt. Het doel is de structuur, de effecten <strong>van</strong><br />
gedrag, de effi ciëntie en de verander<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> economische <strong>in</strong>stituties te<br />
verklaren. Het vertrekpunt <strong>van</strong> de agency theory is gelijk aan die <strong>van</strong> de<br />
transactiekostentheorie. Hier echter staat <strong>het</strong> contract of de overeenkomst<br />
centraal. Het gaat daarbij om de contractuele vormgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de relatie<br />
tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, bijvoorbeeld werkgever en<br />
werknemer, onder de condities <strong>van</strong> ongelijke geïnformeerdheid en<br />
verschil <strong>in</strong> belangen. Hierbij wordt tevens reken<strong>in</strong>g gehouden met<br />
33
34<br />
onzekerheid en de bereidheid om risico te nemen. Een organisatie wordt<br />
opgevat als een netwerk <strong>van</strong> overeenkomsten. Agencyproblemen bestaan<br />
uit de ongelijke verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie en verschillen <strong>in</strong> belangen. Vier<br />
verschillende soorten <strong>van</strong> problemen worden onderscheiden. Ten eerste is<br />
er de onvolledige <strong>in</strong>formatie over de eigenschappen <strong>van</strong> de medewerker.<br />
Ten tweede bestaat er onvolledige <strong>in</strong>formatie over de bedoel<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de<br />
contractpartner. Ten derde heeft de contractpartner een kennisvoorsprong<br />
die hij <strong>in</strong> zijn handelen kan benutten <strong>in</strong> zijn eigen voordeel. Ten vierde<br />
kan de opdrachtgever <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> de opdrachtnemer<br />
<strong>in</strong> relatie tot de opdracht zien, maar niet <strong>het</strong> daadwerkelijke gedrag <strong>van</strong> de<br />
opdrachtnemer. Hoe m<strong>in</strong>der <strong>in</strong>formatie <strong>in</strong> deze vier vormen voorhanden<br />
is, des te slechter is <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> <strong>het</strong> werk (zie Ebers & Gotsch,<br />
2006). Op deze manier is er oog voor de afhankelijkheid <strong>van</strong> de prestaties<br />
<strong>van</strong> een effi ciënte contractuele vormgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> relaties. De agency theory<br />
zegt dat economische uitruil gebeurt op basis <strong>van</strong> een contract tussen<br />
verschillende <strong>in</strong>dividuele actoren. Die actoren zijn aan beide kanten<br />
onvolledig geïnformeerd, gericht op opbrengstmaximalisatie en ze hebben<br />
tegenstrijdige doelen. De agency theory wijst op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>het</strong> goed<br />
regelen <strong>van</strong> de afspraken <strong>in</strong> een contractuele vorm.<br />
Naast <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen zoals tot nu toe aan de orde is<br />
geweest, is een volgend gedragsaspect de keuzes <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen. In<br />
gedragswetenschappelijke besluitvorm<strong>in</strong>gstheorieën wordt gewezen op<br />
<strong>het</strong> belang <strong>van</strong> evenwicht. En dan met name <strong>in</strong> relatie tot de keuzes die<br />
<strong>in</strong>dividuen maken (Berger & Bernhard-Mehlich, 2006). Een organisatie<br />
wordt hier beschouwd als een systeem <strong>van</strong> bewust gecoörd<strong>in</strong>eerde<br />
handel<strong>in</strong>gen of krachten <strong>van</strong> twee of meer personen. Analyse <strong>van</strong><br />
organisaties v<strong>in</strong>dt plaats naar wat de organisatie is en hoe deze zich<br />
aanpast aan de omgev<strong>in</strong>g. Het gaat hier om <strong>het</strong> volgende: een <strong>in</strong>dividu<br />
wordt als een belangrijke strategische factor <strong>in</strong> de organisatie beschouwd.<br />
Om een toestand <strong>van</strong> evenwicht te bereiken, moeten <strong>in</strong>dividuen<br />
bereid zijn (ofwel gemotiveerd zijn) om een bijdrage te leveren, ofwel<br />
een ‘vergoed<strong>in</strong>g’ te leveren, <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> arbeid bijvoorbeeld. Voor<br />
die vergoed<strong>in</strong>gen betaalt de organisatie <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong><br />
bijvoorbeeld materiële of fi nanciële vergoed<strong>in</strong>g of prestige. Het gaat om<br />
een evenwicht <strong>in</strong> de vergoed<strong>in</strong>g aan de werknemer en de bijdrage (ofwel
vergoed<strong>in</strong>g) <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu aan de organisatie. Formele organisaties<br />
motiveren medewerkers tot deelname door een aanspor<strong>in</strong>g en die<br />
medewerkers leveren dan een bijdrage. Individuen betalen door zolang<br />
ze de vergoed<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de werkgever als groter of gelijk waarnemen dan<br />
dat wat zij zelf leveren. Deze redener<strong>in</strong>g volgend, overleeft een organisatie<br />
zolang <strong>het</strong> de vaardigheid heeft de balans <strong>van</strong> bevredig<strong>in</strong>g en belast<strong>in</strong>g<br />
te realiseren. Het is echter ook afhankelijk <strong>van</strong> alternatieve waargenomen<br />
mogelijkheden <strong>van</strong> medewerkers om hun behoeften te bevredigen (March<br />
& Simon, 1958: <strong>in</strong> Berger & Bernhard-Mehlich, 2006). Deze redener<strong>in</strong>g<br />
volgend, kan gesteld worden dat ook waarder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de prestaties <strong>van</strong><br />
medewerkers <strong>van</strong> belang kan zijn.<br />
Door de beperkte rationaliteit en de al eerdergenoemde onvolledige<br />
geïnformeerdheid is <strong>het</strong> niet eenvoudig om toekomstige gebeurtenissen<br />
te beoordelen. De keuzemogelijkheden die er zijn, worden slechts <strong>in</strong><br />
beperkte mate waargenomen. De organisatie dient daarom complexiteit<br />
en onzekerheid te reduceren. Simon onderscheidt vijf mechanismen<br />
die organisaties tot hun beschikk<strong>in</strong>g hebben om de complexiteit<br />
te verm<strong>in</strong>deren en die de keuzes <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen beïnvloeden:<br />
arbeidsverdel<strong>in</strong>g, standaardisatie (<strong>van</strong> processen), macht en hiërarchie,<br />
communicatie en <strong>in</strong>doctr<strong>in</strong>atie (<strong>in</strong> Boerner, Macher & Teece, 2001).<br />
Een ander aspect <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen levert de rationeel<br />
functionalistische strom<strong>in</strong>g. De assumptie is dat handelen <strong>van</strong><br />
<strong>in</strong>dividuen gedreven wordt door rationele motieven. Bijvoorbeeld <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
functionalisme <strong>van</strong> Parsons wordt gesteld dat gedrag bepaald wordt door<br />
rationele motieven en dat die rationele uitwissel<strong>in</strong>g erop is gericht dat<br />
alles zo goed mogelijk functioneert (Gherardi & Nicol<strong>in</strong>i, 2001). Op basis<br />
<strong>van</strong> deze assumptie kan beargumenteerd worden dat <strong>in</strong>dividuen gaan<br />
participeren <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie door hen erop te wijzen wat de z<strong>in</strong> <strong>van</strong> de<br />
<strong>in</strong>novatie is. Tevens leidt <strong>het</strong> tot de opvatt<strong>in</strong>g dat <strong>in</strong>dien een <strong>in</strong>dividu op<br />
<strong>het</strong> hiaat of de discrepantie gewezen wordt die bestaat tussen <strong>het</strong> gedrag<br />
en <strong>het</strong> wenselijk gedrag (dat leidt tot optimaliser<strong>in</strong>g), <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu zijn<br />
gedrag aanpast (Gherardi & Nicol<strong>in</strong>i, 2001).<br />
Een volgend aspect vormt <strong>het</strong> leren <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen. In hun analyse <strong>van</strong><br />
de bijdrage die psychologie levert aan <strong>het</strong> thema ‘de lerende organisatie’,<br />
35
36<br />
besteden Maier, Prange en Von Rosenstiel (2001) daar aandacht aan. Op<br />
basis <strong>van</strong> diverse leertheoretische strom<strong>in</strong>gen – zoals <strong>het</strong> behaviourisme,<br />
cognitivisme en constructivisme – formuleren ze vijf belangrijke punten.<br />
Om te beg<strong>in</strong>nen wijzen ze erop dat leren niet altijd <strong>in</strong>tentioneel is. Dat<br />
leidt er bijvoorbeeld toe dat naast best practices ook ongewenst gedrag<br />
geleerd kan worden of zelfs disfunctioneel gedrag. Punt twee houdt<br />
<strong>in</strong> dat <strong>in</strong>dividuen kunnen leren <strong>van</strong> modellen, ofwel <strong>van</strong> voorbeelden.<br />
Ten derde stellen zij dat voorkennis altijd belangrijk is, maar gevaarlijk<br />
kan zijn. Mensen ontwikkelen op basis <strong>van</strong> ambigue <strong>in</strong>formatie hun<br />
regels. Die leiden ze af <strong>van</strong> de <strong>in</strong>formatie die ze hebben. Als vierde punt<br />
brengen ze naar voren dat mensen die regels vervolgens toepassen<br />
op nieuwe situaties en eigen acties. Deze manier <strong>van</strong> leren is gevoelig<br />
voor <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> fouten, omdat fout op fout gestapeld kan worden.<br />
Ten vijfde wijzen ze erop dat leren gemotiveerd gedrag is. Daarbij is <strong>van</strong><br />
belang te realiseren dat leren niet automatisch leidt tot meer succes. Er<br />
is een verschil tussen leerresultaat en <strong>het</strong> gedrag dat leidt tot resultaten<br />
(performance). Het resultaat is afhankelijk <strong>van</strong> vele factoren, zoals <strong>van</strong><br />
kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> werk, <strong>van</strong> de groep of <strong>van</strong> de organisatie.<br />
Organisatiepsychologie richt zich vooral op <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen<br />
<strong>in</strong> organisaties, <strong>in</strong> plaats <strong>van</strong> op de organisaties zelf. Een analyse <strong>van</strong><br />
Kieser (2006a) laat zien dat de human-relationsbeweg<strong>in</strong>g impact heeft<br />
gehad op de organisatiepsychologie. Zo zijn de studies <strong>van</strong> Hawthorne<br />
belangrijk geweest <strong>in</strong> <strong>het</strong> laten zien dat psychische factoren de prestaties<br />
<strong>van</strong> medewerkers beïnvloeden. Aandacht kan tot gewenst gedrag leiden.<br />
Naast psychische factoren wordt <strong>in</strong> de organisatiepsychologie een groot<br />
aantal andere factoren onderzocht: arbeidsmotivatie, arbeidssatisfactie,<br />
psychische belast<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> team op <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> de<br />
teamleden, commitment, motivatie, gebruik <strong>van</strong> techniek en de<br />
uitwerk<strong>in</strong>gen op de psyche (bijvoorbeeld automatiser<strong>in</strong>g), keuzegedrag<br />
<strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen en groepen, vaststellen <strong>van</strong> de ‘match’ tussen personen<br />
en activiteiten, kwalifi cer<strong>in</strong>g, confl ictmanagement enzovoort. In al<br />
deze deelgebieden zijn relatief eenvoudige theorieën steeds complexer<br />
geworden. En voor vrijwel alle thema’s zijn <strong>in</strong>middels complexe theorieën<br />
ontwikkeld. Het gaat hier echter altijd om <strong>in</strong>dividuele kenmerken. Op deze<br />
theorieën wordt hier niet verder <strong>in</strong>gegaan, omdat ze zich niet bezighouden
met wat organisaties zijn, noch hoe organisaties zich ontwikkelen (Kieser,<br />
2006a).<br />
Nooteboom (1999; 2000) besteedt specifi ek aandacht aan <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
en legt daarbij een l<strong>in</strong>k tussen diverse theorieën, waaronder de<br />
eerdergenoemde cognitieve leertheorieën en economische theorieën.<br />
In hun tekst over de bijdrage <strong>van</strong> de economiewetenschappen aan<br />
de lerende organisatie, wijzen Boerner, Macher en Teece (2001) op<br />
al eerdergenoemde aspecten als onzekerheid, beperkte rationaliteit,<br />
geïnformeerdheid en equilibrium. Zij geven <strong>in</strong> dit verband een overzicht<br />
<strong>van</strong> leervormen die <strong>in</strong>dividuen uitvoeren en die tot specifi eke vormen<br />
<strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> (kunnen) leiden: learn<strong>in</strong>g by do<strong>in</strong>g, wat kan leiden tot<br />
<strong>in</strong>novatie <strong>in</strong> productieprocessen. ‘Leren door te zoeken’ is geschikt voor<br />
een commerciële focus, vooral <strong>in</strong> <strong>het</strong> dome<strong>in</strong> research en development.<br />
‘Wetenschappelijk leren’ leidt tot <strong>het</strong> absorberen <strong>van</strong> nieuwe kennis en<br />
technologieën <strong>van</strong> buiten de organisatie. Met leren door te gebruiken<br />
wordt <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> producten gestimuleerd. Spillover learn<strong>in</strong>g is een<br />
vorm <strong>van</strong> leren waarmee externe kennis geabsorbeerd wordt en praktijken<br />
<strong>van</strong> bijvoorbeeld rivalen worden geïmiteerd.<br />
De belangrijkste aspecten<br />
Samengevat leveren de theorieën en modellen die <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu als<br />
vertrekpunt nemen <strong>in</strong> relatie tot organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
<strong>het</strong> volgende op over organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g. Omdat<br />
mensen eigen belang nastreven, is er de neig<strong>in</strong>g tot opportunistisch<br />
gedrag. Voor organisaties is <strong>het</strong> belangrijk dat dat gedrag wordt<br />
tegengegaan. Dat betekent voor de organisatievorm dat een hiërarchisch<br />
bureaucratische structuur en plann<strong>in</strong>g wenselijk is. Dit brengt echter<br />
kosten met zich mee. Bovendien is <strong>het</strong> niet bevorderlijk voor de motivatie<br />
<strong>van</strong> de werknemers. Van belang is dat overeenkomsten gesloten worden<br />
tussen de verschillende partijen, zoals de werkgever en werknemer,<br />
waardoor de relatie tussen beide goed geregeld wordt. De organisatie<br />
heeft meerdere mogelijkheden en strategieën om de complexiteit te<br />
verm<strong>in</strong>deren, waaronder standaardisatie en communicatie.<br />
Besluitvorm<strong>in</strong>g dient centraal plaats te v<strong>in</strong>den uit effi ciëntieoverweg<strong>in</strong>gen,<br />
niet uit motivatieoverweg<strong>in</strong>gen. Meer uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de<br />
37
38<br />
handelende en gemotiveerde medewerker dient de organisatie hem te<br />
belonen voor zijn bijdrage aan de organisatie. Dit moet <strong>in</strong> balans zijn,<br />
omdat anders de medewerkers de bijdrage niet leveren, of zelfs zullen<br />
vertrekken. Individuen dienen te worden gewezen op de betekenis <strong>van</strong><br />
hun werk en op eventuele verschillen tussen hun gedrag en <strong>het</strong> gedrag<br />
dat wenselijk is voor goede arbeidsprestaties. En medewerkers moeten<br />
worden gewaardeerd en aandacht krijgen. Voor de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
organisatie is <strong>het</strong> verder <strong>van</strong> belang dat medewerkers leren, bijvoorbeeld<br />
<strong>van</strong> modellen. Hierbij moet bedacht worden dat dit niet altijd <strong>het</strong><br />
gewenste effect oplevert: er kunnen fouten worden gemaakt tijdens <strong>het</strong><br />
leerproces en voorkennis kan leren bevorderen, maar ook frustreren.<br />
Omdat leren gemotiveerd gedrag is, moet ervoor gezorgd worden dat<br />
medewerkers daadwerkelijk gemotiveerd zijn. Afhankelijk <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong><br />
een <strong>in</strong>novatie kunnen verschillende vormen <strong>van</strong> leren effectief <strong>in</strong>gezet<br />
worden.<br />
3.2 Groep als uitgangspunt<br />
In deze paragraaf gaat <strong>het</strong> om theorieën die als vertrekpunt de ‘groep’<br />
hebben. Een groep is een sociaal systeem, dat gekenmerkt wordt doordat<br />
<strong>het</strong> als groep gezien wordt door de leden en door niet-leden. De leden<br />
hebben een bepaalde mate <strong>van</strong> afhankelijkheid en er is sprake <strong>van</strong> een<br />
taakverdel<strong>in</strong>g (Maier, Prange & Von Rosenstiel, 2001). Nog specifi eker<br />
beschrijven Kozlowski en Bell (2003, p. 334) wat arbeidsteams zijn. Deze<br />
bestaan uit twee of meer personen; ze bestaan om voor de organisatie<br />
rele<strong>van</strong>te opdrachten te vervullen en delen één of meer gezamenlijke<br />
doelen. Er is sprake <strong>van</strong> sociale <strong>in</strong>teractie. Arbeidsteams maken de<br />
afhankelijkheid <strong>in</strong> de opdrachtvervull<strong>in</strong>g zichtbaar. Bijvoorbeeld <strong>in</strong> een<br />
workfl ow, <strong>in</strong> geformuleerde doelen en/of resultaten. Ze hebben en<br />
onderhouden grenzen. Ze zijn <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> een organisatiecontext die<br />
grenzen stelt, <strong>het</strong> team beperk<strong>in</strong>gen oplegt en uitwissel<strong>in</strong>g met andere<br />
units <strong>in</strong> een bredere entiteit beïnvloedt.<br />
De sociocognitieve benader<strong>in</strong>g gaat er<strong>van</strong> uit dat organisaties sociale<br />
structuren zijn, gevormd door <strong>in</strong>dividuen en groepen. Er wordt <strong>van</strong>uit
gegaan dat de benodigde kennis, <strong>het</strong> voorhanden zijn <strong>van</strong> kennis en<br />
<strong>het</strong> gebruik er<strong>van</strong> op <strong>in</strong>dividueel niveau en groepsniveau kan liggen<br />
(Maier, Prange & Von Rosenstiel, 2001). Er zijn verschillende begrippen<br />
<strong>in</strong> omloop <strong>in</strong> relatie tot kennis <strong>van</strong> en <strong>in</strong> groepen. Voorbeelden<br />
zijn shared cognition (Thompson, Lev<strong>in</strong>e & Messick, 1999), group<br />
cognition (Akkerman, Van den Bossche e.a., 2007), collective learn<strong>in</strong>g,<br />
transactive memory, team learn<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>formation shar<strong>in</strong>g (Mohammed<br />
& Dumville, 2001). Alle begrippen wijzen op <strong>het</strong> delen <strong>van</strong> kennis,<br />
gedachten en ideeën <strong>in</strong> een groep. Bijvoorbeeld over <strong>het</strong> gedrag <strong>in</strong> de<br />
groep en de doelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> werk. Er wordt gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong><br />
gedeelde kennis <strong>in</strong> een groep om te kunnen omgaan met problemen<br />
en verander<strong>in</strong>gen, bijvoorbeeld bij de start <strong>van</strong> een project (Klimoski &<br />
Mohammed, 1994). Er zijn echter verschillen <strong>in</strong> de genoemde begrippen.<br />
Het kan gaan om de kennis <strong>in</strong> een groep als optelsom <strong>van</strong> de kennis <strong>van</strong><br />
alle leden en die wordt gedeeld en voor de andere leden vrij toegankelijk<br />
is. De andere benader<strong>in</strong>g stelt dat iedereen zelf over alle kennis beschikt.<br />
Mohammed en Dumville (2001) <strong>in</strong>tegreren veel verschillende aspecten<br />
<strong>in</strong> hun concept <strong>van</strong> team mental model en stellen dat dat een relatie<br />
heeft met de performance. Het gaat hier om gedeelde <strong>in</strong>formatie, <strong>het</strong><br />
gezamenlijk hebben <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie en om <strong>het</strong> delen <strong>van</strong> gedachten,<br />
ideeën en normen en waarden <strong>in</strong> de groep (Klimoski & Mohammed,<br />
1994; Rupprecht, Mulder & Gruber, <strong>in</strong>gediend). De perceptie <strong>van</strong> de<br />
groepsleden of een groep daadwerkelijk een groep is, hangt af <strong>van</strong> de<br />
groepscultuur. In aanvull<strong>in</strong>g daarop kan gewezen worden op <strong>het</strong> belang<br />
<strong>van</strong> een feedbackcultuur (bijvoorbeeld Kahmann, 2009), een leercultuur<br />
(bijvoorbeeld Boreham, 2008) en een cultuur <strong>van</strong> <strong>het</strong> leren <strong>van</strong> fouten<br />
(bijvoorbeeld Bauer, 2008; Bauer & Mulder, 2008). Uit verschillende<br />
studies blijkt dat <strong>in</strong>dien dergelijke culturen bestaan <strong>in</strong> een organisatie,<br />
medewerkers <strong>in</strong> die organisatie meer leren dan <strong>in</strong> situaties waar die<br />
culturen niet goed ontwikkeld zijn. Leren <strong>van</strong> medewerkers kan de<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g ten goede komen.<br />
Informatie kan, volgens vele studies <strong>in</strong> de sociocognitieve benader<strong>in</strong>g, <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> geheugen <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen opgeslagen zijn. Het kan ook opgeslagen<br />
zijn <strong>in</strong> andere media zoals boeken en geformaliseerde rout<strong>in</strong>es<br />
(Maier, Prange & Von Rosenstiel, 2001). Als kennis niet gedeeld is en<br />
cultuurkenmerken dat niet bevorderen, kan <strong>in</strong>formatie niet doorgegeven<br />
worden, waardoor niet optimaal geleerd wordt.<br />
39
40<br />
De socioculturele benader<strong>in</strong>g komt voort uit micro-<strong>in</strong>teractionistische<br />
benader<strong>in</strong>gen (Gherardi & Nicol<strong>in</strong>i, 2001). In die benader<strong>in</strong>gen wordt<br />
er<strong>van</strong> uitgegaan dat alle ontwikkel<strong>in</strong>g en verander<strong>in</strong>g verloopt via<br />
zogenoemde mediatoren. Deze mediatoren zijn bijvoorbeeld symbolen.<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>g wordt <strong>in</strong> deze benader<strong>in</strong>g opgevat als een sociaal en<br />
cultureel proces. Individuen construeren de realiteit en worden door de<br />
realiteit gevormd. Tot de socioculturele benader<strong>in</strong>g kan <strong>het</strong> werk <strong>van</strong><br />
Brown en Duguid (2001) (waarover later meer) gerekend worden en<br />
tevens <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Lave (1991), Lave en Wenger (1991) en Wenger<br />
(1998). Wenger (1998) analyseerde naar aanleid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> situaties die<br />
hij heeft waargenomen <strong>in</strong> organisaties welke kenmerken groepen <strong>in</strong><br />
organisaties hebben waar <strong><strong>in</strong>novaties</strong> ontwikkeld zijn. Een dergelijke groep<br />
noemt hij een community of practice (CoP). In een CoP zijn de leden<br />
aan elkaar verbonden door hun gezamenlijk ontwikkelde begrip <strong>van</strong> wat<br />
hun CoP is en wat de doelen zijn. Een CoP wordt ontwikkeld door <strong>het</strong><br />
wederzijdse engagement <strong>van</strong> de leden. En er is sprake <strong>van</strong> een shared<br />
repertoire. Een CoP ontstaat met de competenties en ervar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
leden en beg<strong>in</strong>t als een soort leerproces. Het gaat om groepen die de<br />
ruimte krijgen of hebben om met elkaar te communiceren. Die groepen<br />
ontstaan toevallig. Dat wil zeggen; <strong>het</strong> ontstaan wordt niet gestuurd of<br />
georganiseerd. Dat geldt tevens voor <strong>het</strong> leiderschap <strong>in</strong> de groep.<br />
Er zijn grenzen aan de groep, maar die grenzen zijn niet star. Mensen<br />
kunnen <strong>in</strong>- en uitstappen. Een belangrijk kenmerk is dat groepen fl exibel<br />
zijn. Indien ze statisch zouden zijn – dat wil zeggen: als steeds dezelfde<br />
leden deel uit zouden maken <strong>van</strong> de groep – zou er geen <strong>in</strong>novatie<br />
plaatsv<strong>in</strong>den. Wenger onderscheidt drie dimensies aan de hand waar<strong>van</strong><br />
vastgesteld kan worden hoe fl exibel de CoP is en wat de grenzen <strong>van</strong> een<br />
CoP zijn: de mate <strong>van</strong> coörd<strong>in</strong>atie, transparantie en de mogelijkheden tot<br />
onderhandel<strong>in</strong>g.<br />
Zoals gezegd, <strong>het</strong> gevaar bestaat dat een CoP een starre, niet lerende<br />
eenheid wordt. De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een CoP kent diverse fasen: die <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> leren en <strong>het</strong> ontstaan (enterprise). Vervolgens kan er meer diepgang<br />
<strong>in</strong> <strong>het</strong> sociale kapitaal <strong>van</strong> de groep ontstaan (mutuality) en een niveau<br />
bereikt worden waar de groep zichzelf als groep ervaart en bewust<br />
waarneemt (repertoire). Afgaand op de beschreven kenmerken <strong>van</strong>
een CoP, is <strong>het</strong> geen arbeidsteam zoals bedoeld <strong>in</strong> de eerdergenoemde<br />
defi nitie <strong>van</strong> Kozlowski en Bell.<br />
Belangrijk is <strong>het</strong> behoren tot een community. Dat kan door samen d<strong>in</strong>gen<br />
te doen (engagement), gezamenlijk een beeld te ontwikkelen en te<br />
hebben <strong>van</strong> wat de groep is (imag<strong>in</strong>ation). Bovendien moet er voldoende<br />
relatie zijn met de andere activiteiten die de leden <strong>van</strong> de CoP uitvoeren<br />
(alignment). Leren nu, wordt gezien als <strong>het</strong> groeien <strong>in</strong> de community. Het<br />
is een sociale activiteit die plaatsv<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> een bepaalde context. Daarmee<br />
zijn <strong>het</strong> leren en de kennis die ontwikkeld wordt, afhankelijk <strong>van</strong> de<br />
kenmerken <strong>van</strong> die context (Lave, 1991; Lave & Wenger, 1991). Leren<br />
en kennisdelen worden niet als iets abstracts opgevat, maar hebben te<br />
maken met <strong>het</strong> ‘erbij horen’. De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> identiteit wordt als een<br />
belangrijke component gezien. Identiteitsontwikkel<strong>in</strong>g is cruciaal voor <strong>het</strong><br />
sociale leren, omdat identiteit competenties en ervar<strong>in</strong>g comb<strong>in</strong>eert; en<br />
dat leidt tot kennis. De identiteit bepaalt tevens hoe we <strong>in</strong> staat zijn om<br />
te participeren <strong>in</strong> een CoP. En ook of we, door <strong>het</strong> ‘tijdelijk uitschakelen’<br />
<strong>van</strong> de eigen identiteit bijvoorbeeld, <strong>in</strong> staat zijn de grenzen <strong>van</strong> CoP’s te<br />
overschrijden en <strong>in</strong> bijvoorbeeld andere CoP’s te participeren. Er wordt<br />
op drie belangrijke aspecten gewezen <strong>in</strong> relatie tot <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong><br />
een gezonde sociale identiteit: <strong>het</strong> meervoudige lidmaatschap en over<br />
meerdere communitygrenzen gaan (expansiveness), <strong>het</strong> hebben <strong>van</strong><br />
sterke relaties met anderen (connectedness) en er wordt op gewezen<br />
dat de identiteit weliswaar <strong>het</strong> vehikel is om te participeren <strong>in</strong> een<br />
sociale wereld, maar omgekeerd ook tot non-participatie kan leiden<br />
(effectiveness).<br />
Ook bij Granovetter (1985) gaat <strong>het</strong> om relaties. Dit past <strong>in</strong> de traditie<br />
<strong>van</strong> de transactiekostentheorie. Hij heeft aandacht voor de sterkte <strong>van</strong><br />
de verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen, <strong>van</strong> de relaties tussen personen. Zwakke relaties<br />
hebben <strong>het</strong> voordeel dat er meer kans is op iets nieuws. De kans is<br />
echter ook groter op misverstanden, wegens een gebrek aan gedeelde<br />
praktijkervar<strong>in</strong>g. Het kan zijn dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> <strong>het</strong> verspreiden <strong>van</strong><br />
impliciete kennis, sterke relaties belangrijk zijn (zie ook Nooteboom,<br />
1999). Voor <strong>het</strong> verspreiden <strong>van</strong> kennis moet er immers veel vertrouwen<br />
zijn. Sterke relaties zijn eveneens nodig als <strong>het</strong> om een systeem<strong>in</strong>novatie<br />
gaat, dan moet alles namelijk afgestemd worden op andere aspecten<br />
41
42<br />
<strong>van</strong> de organisatie. Aan de andere kant kunnen sterke relaties ook<br />
weer <strong>in</strong>novatie tegengaan, wegens te veel loyaliteit, persoonlijke<br />
<strong>in</strong>teractie(patronen), we<strong>in</strong>ig feedback of geen kritiek (durven) geven.<br />
Daardoor ontstaan geen nieuwe comb<strong>in</strong>aties <strong>van</strong> kennis. Het idee is dat<br />
zelfs impliciete kennis tussen de leden getransfereerd kan worden. Echter,<br />
<strong>het</strong> delen <strong>van</strong> al bestaande impliciete kennis leidt niet tot <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Nooteboom (1999) wijst <strong>in</strong> dit verband op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> vertrouwen en<br />
wederzijds begrip om kennisuitwissel<strong>in</strong>g mogelijk te maken. De realisatie<br />
<strong>van</strong> deze voorwaarden kan gezien worden als een relatiespecifi eke<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g. Er wordt een verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met de eerdergenoemde<br />
transactiekosten theorie gelegd. Lage kosten worden nagestreefd, maar<br />
<strong>het</strong> te veel ‘dichttimmeren’ met contracten, monitor<strong>in</strong>gsystemen enzovoort<br />
staat fl exibiliteit <strong>in</strong> de weg en remt <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> juist af.<br />
Voor Stacey (2003) gaan ideeën over ‘lerende organisaties’ en ook<br />
<strong>van</strong> de chaostheorie niet ver genoeg. Stacey gaat er<strong>van</strong> uit dat er geen<br />
objectieve kennis bestaat. Een organisatie kan niet begrepen worden, als<br />
ze als systeem wordt opgevat. Stacey vat organisaties op als niet-l<strong>in</strong>eaire<br />
processen en wijst erop dat er beperk<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong> wat een leid<strong>in</strong>ggevende<br />
aan stur<strong>in</strong>gsmogelijkheden heeft. Communicatie en relaties zijn nodig<br />
voor <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong> processen <strong>in</strong> de organisatie. Een leid<strong>in</strong>ggevende<br />
kan deze echter niet organiseren met behulp <strong>van</strong> middelen, structuren,<br />
plannen, omdat niet te sturen is hoe deze worden geïnterpreteerd.<br />
De enige manier om de organisatie te verbeteren, te beïnvloeden en<br />
verander<strong>in</strong>gen te bevorderen, is om zelf actief te participeren. Hij<br />
wijst erop dat diversiteit <strong>in</strong> de groep belangrijk is, <strong>in</strong> men<strong>in</strong>gen, <strong>in</strong><br />
achtergrondkenmerken, maar alleen dan als die diversiteit bewust<br />
waargenomen wordt.<br />
Overigens wijzen empirische studies over de relatie tussen diversiteit<br />
<strong>in</strong> groepen en <strong><strong>in</strong>novaties</strong> op <strong>het</strong> volgende: diversiteit <strong>in</strong> achtergrondkenmerken<br />
<strong>in</strong> een groep is niet bevorderend voor <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Cognitieve<br />
diversiteit kan daarentegen bevorderend werken voor <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong><br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> (Van der Vegt & Van de Vliert, 2005). Een meta-analyse<br />
<strong>van</strong> recent onderzoek over effecten <strong>van</strong> diversiteit (Van Knippenberg<br />
& Schippers, 2007) laat zien dat diversiteit <strong>in</strong> beroepsgerelateerde<br />
kenmerken (zoals beroepservar<strong>in</strong>g en opleid<strong>in</strong>g) niet altijd effect heeft op
prestaties. Effecten <strong>van</strong> diversiteit kunnen afhangen <strong>van</strong> de kenmerken<br />
<strong>van</strong> de taak, <strong>van</strong> contextvariabelen (Jackson, Joshi & Erhardt, 2003) en<br />
hoe diverse diversiteitsaspecten samenspelen b<strong>in</strong>nen een team (Van der<br />
Vegt & Van de Vliert, 2005). Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen dat cognitieve diversiteit<br />
eerder bevorderlijk is voor <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en culturele diversiteit eerder niet.<br />
Sterker echter zijn de <strong>in</strong>dicaties dat diverse aspecten <strong>van</strong> diversiteit<br />
samenspelen. Relatief we<strong>in</strong>ig diversiteit <strong>in</strong> de demografi sche component,<br />
gecomb<strong>in</strong>eerd met meer diversiteit <strong>in</strong> de beroepsspecifi eke achtergrond<br />
(zoals opleid<strong>in</strong>g, ervar<strong>in</strong>g en kwalifi caties) laat de sterkste relatie zien met<br />
diverse aspecten <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatief gedrag (Rupprecht, Strasser, Mulder &<br />
Gruber, 2011).<br />
Om terug te komen op Stacey (2007): Stacey stelt dat diversiteit <strong>van</strong><br />
medewerkers gebruikt moet worden. Dat betekent dat deze expliciet<br />
moet worden gemaakt. Daarom moet er over worden gesproken. Verder<br />
is <strong>het</strong> voor <strong>het</strong> realiseren <strong>van</strong> verander<strong>in</strong>gen een voorwaarde dat iedere<br />
medewerker beschikt over de capaciteit te veranderen en responsief<br />
handelt.<br />
Toch kan men niet voorspellen wat <strong>het</strong> eigen handelen voor gevolgen<br />
heeft. Dit wordt bepaald door de mogelijkheden en grenzen <strong>van</strong> de<br />
medewerkers en de managers en door de context. Interpretatie v<strong>in</strong>dt<br />
plaats door mensen zelf, dat is niet te sturen. Dat betekent dat bewuste<br />
stur<strong>in</strong>g <strong>van</strong> processen door managers niet mogelijk is. Wat een manager<br />
kan doen, is aan deze communicatie deelnemen, zich bewust zijn <strong>van</strong><br />
de beperk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> zijn/haar stur<strong>in</strong>gsmogelijkheden, refl ectief zijn en op<br />
zoek gaan naar betere manieren om te handelen. Flexibiliteit is belangrijk.<br />
Er moet gecommuniceerd worden, omdat processen altijd via <strong>in</strong>teracties<br />
tussen mensen plaatsv<strong>in</strong>dt. Specifi eke, lokale, <strong>in</strong>teractie tussen mensen<br />
is nodig om een organisatie te begrijpen. Dat betekent dat communicatie<br />
georganiseerd dient te worden.<br />
Opbrengst <strong>van</strong> deze paragraaf<br />
De theorieën en modellen op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> de ‘groep’ samenvattend, is<br />
<strong>het</strong> belangrijk dat ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> groepen enerzijds wordt opgevat als een<br />
sociaal en cultureel proces en anderzijds als een cognitief (leer)proces.<br />
Er wordt gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> kennis die <strong>in</strong> een groep verzameld<br />
is en die gedeeld wordt (verspreid over <strong>in</strong>dividuen of <strong>in</strong> de hoofden <strong>van</strong><br />
43
44<br />
alle), <strong>van</strong> gedeelde opvatt<strong>in</strong>gen over wat de groep is en <strong>van</strong> de doelen<br />
<strong>van</strong> de groep, gedeelde normen, waarden enzovoort. Daarvoor is goede<br />
<strong>in</strong>formatievoorzien<strong>in</strong>g noodzakelijk. Verder wordt gewezen op <strong>het</strong> belang<br />
<strong>van</strong> aspecten als groepscultuur, feedbackcultuur, leercultuur.<br />
Participatie <strong>in</strong> sociale leerprocessen moet worden bevorderd. Er dient<br />
gebruik te worden gemaakt <strong>van</strong> de diversiteit <strong>in</strong> de groep, met name de<br />
cognitieve diversiteit.<br />
Met betrekk<strong>in</strong>g tot leiderschap dient men zich te realiseren dat een leider<br />
een actieve participant is en beperkte stur<strong>in</strong>gsmogelijkheden heeft.<br />
Communicatie <strong>in</strong> groepen moet worden bevorderd, ook over kenmerken<br />
<strong>van</strong> de groep zelf, zoals de genoemde diversiteit. Groepen moeten de<br />
mogelijkheid krijgen om zich te ontwikkelen. In <strong>het</strong> bijzonder voor <strong>het</strong><br />
bevorderen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> dienen de relaties <strong>in</strong> de groepen niet te sterk te<br />
zijn, omdat dan niets nieuws kan ontstaan. Aan de andere kant zijn sterke<br />
relaties bevorderlijk voor <strong>het</strong> noodzakelijke vertrouwen dat nodig is om<br />
kennis <strong>in</strong> een groep te delen.<br />
3.3 Organisatie als uitgangspunt<br />
Nooteboom (1999) stelt dat <strong>van</strong>uit bronnen en competenties<br />
geredeneerd, een bedrijf een confi guratie <strong>van</strong> technologie en organisatie<br />
is, waarbij de organisatie bestaat uit een aantal bronnen (goederen,<br />
competenties en persoonlijke voordelen) die verenigd zijn <strong>in</strong> verschillende<br />
vormen <strong>van</strong> kapitaal (fi nancieel, menselijk, sociaal en commercieel).<br />
Goederen zijn onderworpen aan eigenaarschap en contracten. Dat<br />
kan niet zo gekopieerd worden <strong>in</strong> andere organisaties, omdat <strong>het</strong> <strong>in</strong><br />
de hoofden en handen <strong>van</strong> de mensen zit, <strong>in</strong> organisatiestructuren<br />
en -culturen. In deze paragraaf wordt een aantal theorieën besproken<br />
die ter verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g <strong>het</strong><br />
organisatieniveau als <strong>in</strong>steek hebben genomen. De besproken theorieën<br />
belichten verschillende aspecten <strong>van</strong> organisaties: de organisatie als<br />
lerende organisatie, de structuur <strong>van</strong> een organisatie, de context <strong>van</strong> een<br />
organisatie en <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong> grenzen <strong>van</strong> organisaties. Omdat<br />
deze theorieën veelal een hoge mate <strong>van</strong> complexiteit bezitten, wordt op<br />
diverse theorieën uitvoeriger <strong>in</strong>gegaan.
Lerende organisatie<br />
Senge (1990) kan met zijn werk tot de systeemtheorieën gerekend<br />
worden. Hij benadrukt dat een voorwaarde voor de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
<strong>in</strong>novatieve lerende organisaties is, dat de <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> de organisatie<br />
<strong>in</strong> staat zijn tot systemic th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g. Senge onderscheidt vijf dimensies<br />
<strong>van</strong> leren die geïntegreerd moeten zijn om een lerende organisatie te<br />
realiseren. De eerste dimensie betreft <strong>het</strong> leren <strong>van</strong> personen. Dat is<br />
een voorwaarde voor <strong>in</strong>novatieve lerende organisaties, echter geen<br />
garantie. De tweede zijn mental models. Daarmee doelt hij op ideeën,<br />
generalisaties, beelden die mensen hebben die bepalen hoe de wereld<br />
door hen begrepen wordt en hoe ze handelen. Daarvoor moeten de<br />
beelden die mensen hebben expliciet gemaakt worden en er moet over<br />
gediscussieerd worden. Conversaties waar<strong>in</strong> een balans bestaat tussen<br />
onderzoeken wat de beelden zijn en ze ter discussie stellen, noemt hij<br />
noodzakelijk en betitelt hij als leerzame conversaties. De derde dimensie<br />
is shared vision. Dat zijn gedeelde en gemeenschappelijke ideeën over<br />
de toekomst. Dat is nodig voor commitment. Team learn<strong>in</strong>g is de vierde<br />
dimensie. Dit start met een dialoog en leidt tot gezamenlijk denken. Het<br />
wordt beschouwd als <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> verbanden leggen en ontwikkelen<br />
<strong>van</strong> een team om de resultaten te realiseren die de leden <strong>van</strong> de groep<br />
daadwerkelijk willen. Daarvoor zijn shared visions alleen niet genoeg. Er<br />
moet samen geleerd worden. Deze vier dimensies zijn alle noodzakelijk<br />
en ze moeten geïntegreerd worden. Maar dat is niet voldoende. Een vijfde<br />
dimensie is <strong>van</strong> belang: namelijk systemic th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g. Het is <strong>het</strong> middel<br />
om de andere vier te <strong>in</strong>tegreren tot een coherent geheel <strong>van</strong> theorie en<br />
praktijk.<br />
Daarvoor raadt Senge aan system maps te ontwikkelen. Dat zijn<br />
diagrammen die de belangrijkste onderdelen <strong>van</strong> een systeem en hoe<br />
ze met elkaar zijn verbonden, weergeven. Het gaat er hier om begrip en<br />
<strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> hoe systemen werken. De organisatie als systeem<br />
bijvoorbeeld, maar ook de relaties tussen verschillende personen.<br />
Voor leid<strong>in</strong>ggevenden betekent dit dat ze ontwikkelaars moeten zijn<br />
<strong>van</strong> beleid, strategieën en systemen. Daarnaast is hun rol als stewards<br />
noodzakelijk: uitleggen wat de z<strong>in</strong> is <strong>van</strong> wat ze doen en wat er gebeurt<br />
expliciteren aan de hand <strong>van</strong> bijvoorbeeld verhalen. Ook moeten ze zich<br />
bewust zijn <strong>van</strong> hun rol als docent, waarbij ze dan niet ‘voorzeggen’, maar<br />
45
46<br />
leermogelijkheden creëren en faciliteren. Ze zijn verantwoordelijk voor <strong>het</strong><br />
realiseren <strong>van</strong> organisaties waar <strong>in</strong>dividuen steeds hun mogelijkheden<br />
verbeteren <strong>in</strong> <strong>het</strong> begrijpen <strong>van</strong> de complexiteit, <strong>in</strong> <strong>het</strong> helder maken<br />
<strong>van</strong> hun visie en <strong>in</strong> <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong> hun shared mental models. Dat<br />
betekent dat leid<strong>in</strong>ggevenden verantwoordelijk zijn voor leren en voor<br />
gedeeld leiderschap.<br />
Een andere belangrijke benader<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de discussie over lerende<br />
organisaties is die <strong>van</strong> Argyris (1962; 1977) samen met zijn collega Schön<br />
(1996).<br />
Het model <strong>van</strong> de ‘lerende organisatie’ <strong>van</strong> Argyris en Schön (1996)<br />
Kern <strong>van</strong> <strong>het</strong> model is dat <strong>in</strong>dividuen theorieën hebben die hun gedrag bepalen. Deze<br />
theorieën kunnen er de oorzaak <strong>van</strong> zijn dat niet-<strong>in</strong>tentionele, organisatiedefensieve<br />
rout<strong>in</strong>es ontwikkeld worden. Dat zijn alle activiteiten, beleid of praktijken die voorkómen dat<br />
medewerkers <strong>in</strong> een beschamende/ongemakkelijke, of bedreigende situatie terechtkomen<br />
en tegelijkertijd verh<strong>in</strong>deren dat geleerd wordt <strong>van</strong> de fouten enzovoort. Het <strong>in</strong>dividu wordt<br />
dan als <strong>het</strong> ware te veel beschermd.<br />
De theorie presenteert een actiewetenschappelijk model waarbij <strong>in</strong>dividuen geholpen<br />
kunnen worden hun aanvaarde en geaccepteerde theorieën bloot te leggen, te testen en<br />
dan te veranderen om leren te bevorderen (Argyris, 1995). Argyris en Schön wijzen op<br />
<strong>het</strong> belang <strong>van</strong> theories <strong>in</strong> action. Deze theorieën bepalen <strong>het</strong> gedrag. Daarb<strong>in</strong>nen worden<br />
theories <strong>in</strong> use en espoused theories onderscheiden. De laatste zijn de theorieën die<br />
iemand naar buiten toe uit, ofwel zegt te hebben. Deze theorieën vertegenwoordigen de<br />
opvatt<strong>in</strong>gen, attitude en waarden <strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffende <strong>in</strong>dividu. De theories <strong>in</strong> use zijn de<br />
theorieën die <strong>het</strong> gedrag daadwerkelijk bepalen.<br />
Argyris en Schön onderscheiden <strong>in</strong> hun model <strong>van</strong> de lerende organisatie op de eerste<br />
plaats <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> s<strong>in</strong>gle loop learn<strong>in</strong>g. Daarbij wordt bijvoorbeeld geleerd <strong>van</strong> fouten<br />
die gecorrigeerd (kunnen) worden. Dat kan leiden tot aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de handel<strong>in</strong>g.<br />
Double loop learn<strong>in</strong>g gaat verder, dan wel dieper. Doordat meer gerefl ecteerd wordt,<br />
verandert niet alleen de handel<strong>in</strong>g (of <strong>het</strong> gedrag), maar kunnen verander<strong>in</strong>gen <strong>van</strong><br />
attitude, <strong>in</strong>zichten en <strong>in</strong>terpretaties ontstaan. De theorie die de handel<strong>in</strong>gen bepaalt<br />
(theory <strong>in</strong> use), wordt aangepast als gevolg <strong>van</strong> refl ectie. Ten slotte onderscheiden Argyris<br />
en Schön deutero learn<strong>in</strong>g. Dit v<strong>in</strong>dt plaats op een niveau hoger en is nodig om defensief<br />
gedrag <strong>van</strong> medewerkers tegen te gaan. Met deutero learn<strong>in</strong>g is <strong>het</strong> mogelijk dieper te<br />
gaan <strong>in</strong> de attitudeverander<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>terpretaties. En wel zodanig dat iemand zich daar<strong>van</strong><br />
bewust wordt en (dan) <strong>in</strong> staat is om naar buiten toe te uiten, welke theorieën hij/zij<br />
werkelijk heeft.
Werktheorie<br />
(espoused)<br />
Deutero<br />
Learn<strong>in</strong>g<br />
Werktheorie<br />
(theory <strong>in</strong> use)<br />
Double Loop<br />
Learn<strong>in</strong>g<br />
Eigen weergave, gebaseerd op Argyris, 1962; 1977.<br />
Handel<strong>in</strong>g<br />
S<strong>in</strong>gle Loop<br />
Learn<strong>in</strong>g<br />
Consequenties<br />
Een belangrijke assumptie <strong>in</strong> deze theorie is dat mensen defensieve<br />
rout<strong>in</strong>es ontwikkelen, om schaamte of ongemakkelijke situaties te<br />
voorkomen, of daarmee om te gaan. Deze zijn vaak niet bekend, maar<br />
remmen wel de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de lerende organisatie. Ter bevorder<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de lerende organisatie is <strong>het</strong> belangrijk dat deze rout<strong>in</strong>es <strong>in</strong>zichtelijk<br />
gemaakt worden. Een lerende organisatie ontstaat als <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu<br />
problematische situaties bewust ervaart en beg<strong>in</strong>t te onderzoeken,<br />
om de situatie <strong>in</strong> de organisatie te verbeteren. Om <strong>het</strong> resultaat voor<br />
de organisatie z<strong>in</strong>vol te maken of te behouden, moeten die resultaten<br />
vastgehouden worden <strong>in</strong> beelden en <strong>in</strong> de hoofden <strong>van</strong> de mensen en <strong>in</strong><br />
epistemologische artefacten zoals programma’s, her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>gen en maps.<br />
Hoe loopt <strong>het</strong> proces? Refl ectie maakt leren mogelijk, met als gevolg<br />
dat handel<strong>in</strong>gen aangepast kunnen worden. Double loop learn<strong>in</strong>g gaat<br />
dieper en leidt tot aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de theorieën die <strong>het</strong> handelen <strong>van</strong> een<br />
persoon bepalen. Voor lerende organisaties is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang dat ook<br />
deutero learn<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt, dat leidt tot aanpass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de theorieën<br />
die door <strong>in</strong>dividuen geuit worden. En wel zodanig, dat die overeenkomen<br />
met hun daadwerkelijke werktheorieën. Individuen zijn zich niet bewust<br />
dat er een discrepantie bestaat tussen die twee. Mensen ontwikkelen zelfs<br />
(onbewust) strategieën om zich niet bewust te zijn <strong>van</strong> deze discrepantie.<br />
Daarbij verschillen de theories <strong>in</strong> use <strong>van</strong> verschillende mensen<br />
nauwelijks, de espoused theories echter wel (Argyris, 1977).<br />
Als er sprake is <strong>van</strong> een groot verschil tussen theories <strong>in</strong> use en espoused<br />
theories, biedt dat veel potentieel voor leren. Een voorwaarde voor leren<br />
47
48<br />
is echter dat de discrepantie tussen de gebruikte werktheorie en de<br />
werktheorie die naar anderen toe geuit wordt, zichtbaar wordt. Het idee<br />
is dat een persoon dat zelf niet kan; hij ontwikkelt immers strategieën om<br />
zich niet bewust te zijn <strong>van</strong> de discrepantie.<br />
Dat vormt de basis voor de opvatt<strong>in</strong>g dat <strong>in</strong>terventies <strong>van</strong> buitenaf<br />
nodig zijn. Meer concreet betekent dit, dat mensen <strong>van</strong> buiten (externe<br />
deskundigen bijvoorbeeld) nodig zijn om de <strong>in</strong>dividuen bewust te maken<br />
<strong>van</strong> de verschillende werktheorieën die <strong>in</strong> een organisatie bestaan.<br />
Structuur <strong>van</strong> de organisatie<br />
Er bestaan verschillende opvatt<strong>in</strong>gen over wat de rol <strong>van</strong> structuur is<br />
<strong>in</strong> organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g en wat belangrijke aspecten<br />
ten aanzien <strong>van</strong> die structuur zijn. Structuration theory wijst op <strong>het</strong><br />
belang <strong>van</strong> handel<strong>in</strong>gen en structuren. Structuur moet als proces <strong>van</strong><br />
productie en reproductie begrepen worden en niet als iets statisch gezien<br />
worden. Giddens (1984) zet zich af tegen zowel objectieve opvatt<strong>in</strong>gen<br />
(structuralisme, functionalisme) als tegen subjectieve opvatt<strong>in</strong>gen<br />
(<strong>in</strong>terpretatieve benader<strong>in</strong>gen, hermeneutiek) en vat structuur op als<br />
regels en bronnen, die <strong>in</strong>teractieve relaties <strong>in</strong> tijd en ruimte stabiliseren.<br />
Daarvoor zijn handel<strong>in</strong>gen nodig. Giddens wijst op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> agency,<br />
waarmee hij niet doelt op de <strong>in</strong>tentie <strong>van</strong> mensen om te handelen, maar<br />
op dat wat zij daadwerkelijk doen. Voor organisatieontwikkel<strong>in</strong>g betekent<br />
dit dat mensen actief moeten participeren.<br />
Foucault behandelt een ander aspect <strong>van</strong> participatie. Hij wordt gerekend<br />
tot de strom<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> postmodernisme en is <strong>van</strong> men<strong>in</strong>g dat discours<br />
sociale structuren ontwikkelt. In relatie tot de lerende organisatie wijzen<br />
Gherardi en Nicol<strong>in</strong>i (2001) erop dat impliciete kennis <strong>het</strong> object <strong>van</strong><br />
refl ectie is. Leren <strong>in</strong> organisaties is een discursieve praktijk. Door discours<br />
maken mensen de wereld ‘<strong>in</strong>telligenter’ en nemen ze stell<strong>in</strong>g. Dat<br />
betekent dat praten over <strong>het</strong> object <strong>van</strong> belang is. Bijvoorbeeld over de<br />
organisatie als <strong>het</strong> daarom gaat, of over <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en <strong>in</strong>novatie als dat<br />
<strong>het</strong> thema is. Refl ectie en de plaats waar dat plaatsv<strong>in</strong>dt, de praktijk, zijn<br />
beide belangrijk.
Een belangrijk aspect <strong>van</strong> de organisatie vormt <strong>het</strong> niveau <strong>in</strong> de<br />
organisatie waar de besluiten worden genomen. De verdere ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> de eerdergenoemde gedrags wetenschappelijke besluitvorm<strong>in</strong>gstheorieën<br />
leidde onder andere tot de garbage can theory (Cohen,<br />
March & Olsen, 1972: <strong>in</strong> Boerner, Macher & Teece, 2001). Belangrijke<br />
componenten daar<strong>in</strong> zijn naast de eerdergenoemde onvolledige<br />
geïnformeerdheid, technologieën, <strong>in</strong>consistente en onoperationele doelen,<br />
wisselende deelnemers en aandacht. Het laatste aspect verwijst naar<br />
<strong>het</strong> feit dat mensen aan meerdere besluitvorm<strong>in</strong>gs processen deelnemen<br />
en hun aandacht moeten verdelen. Bij toenemende complexiteit <strong>in</strong> de<br />
organisatie wordt <strong>het</strong> coörd<strong>in</strong>atie probleem groter. Dit model verklaart<br />
dat bij verschillen <strong>in</strong> participatiegraad bij <strong>het</strong> oplossen <strong>van</strong> complexe<br />
problemen (zoals een reorganisatie), verschillende problemen ontstaan.<br />
Als de medewerkers op midden en hogere niveaus <strong>in</strong> de organisatie<br />
over we<strong>in</strong>ig besliss<strong>in</strong>gsmogelijkheden beschikken, kan dat leiden tot<br />
een situatie waar oploss<strong>in</strong>gen voor problemen niet toegepast worden<br />
<strong>in</strong> geval <strong>van</strong> vergelijkbare problemen ergens anders <strong>in</strong> de organisatie.<br />
Als er veel besliss<strong>in</strong>gsmomenten en -mogelijkheden zijn, <strong>in</strong> de vorm<br />
<strong>van</strong> veel projectgroepen waar de besluiten worden genomen, dan kost<br />
dat de medewerkers veel tijd en energie. Deze situatie kan leiden tot<br />
lange besluitvorm<strong>in</strong>gstijden en uite<strong>in</strong>delijk tot <strong>het</strong> belemmeren <strong>van</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de organisatie doordat die verzanden.<br />
De mogelijkheid om we<strong>in</strong>ig, belangrijke personen de besliss<strong>in</strong>gen te laten<br />
nemen en de besliss<strong>in</strong>g ‘erdoor te drukken’, vormt geen oploss<strong>in</strong>g ter<br />
verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de nadelen <strong>van</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g door de projectgroepen.<br />
Ten eerste omdat dit niet leidt tot goede besliss<strong>in</strong>gen. Details <strong>van</strong> situaties<br />
en problemen worden door deze beslissers niet gezien en kunnen dus<br />
niet meegenomen worden <strong>in</strong> de besluitvorm<strong>in</strong>g. Bovendien missen deze,<br />
tot dan toe succesvolle managers, belangrijke ervar<strong>in</strong>g die nodig is voor<br />
<strong>het</strong> maken <strong>van</strong> goede besliss<strong>in</strong>gen; de ervar<strong>in</strong>g om te gaan met fouten<br />
en met niet-succesvolle gebeurtenissen. Ten tweede omdat niet iedereen<br />
betrokken is <strong>in</strong> de besluitvorm<strong>in</strong>g waardoor weerstand kan ontstaan (<strong>in</strong> de<br />
onderste laag).<br />
Niet <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen, maar de rout<strong>in</strong>es <strong>in</strong> een organisatie<br />
vormen de organisatie volgens Nelson en W<strong>in</strong>ter (1982). Met rout<strong>in</strong>e<br />
49
50<br />
wordt gedoeld op wederkerende <strong>in</strong>teractiepatronen. Met <strong>het</strong> begrip<br />
<strong>in</strong>teractie wordt gewezen op de collectieve aard <strong>van</strong> deze patronen. Van<br />
belang is te realiseren dat met rout<strong>in</strong>es niet alleen de productieprocessen<br />
bedoeld worden, maar ook de procedures <strong>in</strong> de organisatie, waaronder<br />
bijvoorbeeld besluitvorm<strong>in</strong>gsprocessen. Rout<strong>in</strong>es bepalen wat door wie en<br />
hoe wordt gedaan. Omdat rout<strong>in</strong>es deze, gedeeltelijk impliciete, kennis<br />
bevatten, is er ruimte voor <strong>in</strong>terpretatie. Dat maakt dat er enige mate <strong>van</strong><br />
fl exibiliteit voorhanden is, waardoor organisaties zich kunnen ontwikkelen.<br />
Verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de organisatie kunnen echter leiden<br />
tot bestaansrisico, als gevolg <strong>van</strong> de pog<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de organisatie om de<br />
rout<strong>in</strong>es aan te passen aan die veranderende omgev<strong>in</strong>g (Nelson & W<strong>in</strong>ter,<br />
1982; Hoeve & Nieuwenhuis, 2006). Omgekeerd kan verondersteld<br />
worden dat ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de organisatie kan worden geforceerd door<br />
verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de rout<strong>in</strong>es aan te brengen. De impuls hiervoor kan<br />
zowel door leden <strong>van</strong> de organisatie zelf gegeven worden, als ook <strong>van</strong><br />
buitenaf komen. De rol <strong>van</strong> de context <strong>van</strong> de organisatie komt <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
navolgende nog sterker naar voren.<br />
De context <strong>van</strong> de organisatie<br />
In de organisatiesociologie wordt veelal onderscheid gemaakt tussen<br />
bureaucratie- en cont<strong>in</strong>gentietheorieën. Voor de eerste categorie vormen<br />
ideeën <strong>van</strong> Weber een belangrijke basis. In de cont<strong>in</strong>gentiebenader<strong>in</strong>g<br />
gaat <strong>het</strong> niet over de positie en de rol <strong>van</strong> de omgev<strong>in</strong>g, of over<br />
<strong>in</strong>teractie, maar over <strong>het</strong> determ<strong>in</strong>isme <strong>van</strong> de omgev<strong>in</strong>g. B<strong>in</strong>nen de<br />
cont<strong>in</strong>gentiebenader<strong>in</strong>g is een onderscheid tussen cont<strong>in</strong>gentietheorieën<strong>in</strong>-engere-z<strong>in</strong><br />
en cont<strong>in</strong>gentietheorieën-<strong>in</strong>-ruimere-z<strong>in</strong> te herkennen<br />
(Lammers, Mijs & Van Noort, 2000). De eersten gaan er<strong>van</strong> uit dat<br />
organisatiestructuur/regime <strong>in</strong>vloed heeft op de doelmatigheid en<br />
doeltreffendheid <strong>van</strong> de organisatie. En dat situationele kenmerken de<br />
effecten <strong>van</strong> de organisatiestructuur/regime op de doelmatigheid en<br />
doeltreffendheid beïnvloeden. Bijvoorbeeld de nationale cultuur beïnvloedt<br />
<strong>het</strong> effect dat de organisatiestructuur heeft op de doelmatigheid <strong>van</strong><br />
de organisatie. De laatste theorieën gaan uit <strong>van</strong> directe situationele<br />
<strong>in</strong>vloeden op de organisatiestructuur/regime. Thema’s die een rol<br />
(kunnen) spelen, zijn externe situatiefactoren als taakomgev<strong>in</strong>g,<br />
externe machts- en afhankelijkheidsverhoud<strong>in</strong>gen, nationale cultuur,
<strong>in</strong>stitutionele cultuur en de <strong>in</strong>terne situatiefactoren: bewerk<strong>in</strong>gs- en<br />
<strong>in</strong>formatietechnologie, om<strong>van</strong>g, ouderdom, ondernem<strong>in</strong>gsstrategie en<br />
<strong>in</strong>stitutionele taakstell<strong>in</strong>g (Lammers, Mijs & Van Noort, 2000).<br />
Tot de cont<strong>in</strong>gentietheorieën wordt bijvoorbeeld <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> M<strong>in</strong>tzberg<br />
(1979) gerekend. M<strong>in</strong>tzberg kijkt naar structuren <strong>van</strong> organisaties, <strong>van</strong>uit<br />
de focus op coörd<strong>in</strong>atiemechanismen. Hij zegt dat een organisatie<br />
die <strong>het</strong> meest geschikt is voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, die met<br />
<strong>het</strong> coörd<strong>in</strong>atiemechanisme adhocracy is. Dat is een organisatievorm<br />
waarbij de professionals een sterke positie hebben. In de adhocracy<br />
staan op <strong>in</strong>novatie gerichte projecten centraal. Er bestaan bijna geen<br />
constante en starre structuren. Ze worden veel meer steeds opnieuw aan<br />
de veranderende eisen aangepast. In operatieve adhocracies worden<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> doorgevoerd voor afnemers (bijvoorbeeld <strong>in</strong> consultancy).<br />
Operatieve en adm<strong>in</strong>istratieve taken vallen hier vaak samen. Dat betekent<br />
<strong>het</strong> volgende; specialisten voor bepaalde opdrachten voeren die uit en<br />
nemen tevens (een deel <strong>van</strong>) de taken <strong>van</strong> <strong>het</strong> middenmanagement<br />
voor hun reken<strong>in</strong>g. In de adm<strong>in</strong>istratieve adhocracy worden projecten<br />
vooral voor <strong>in</strong>terne doele<strong>in</strong>den ontwikkeld. Hier bestaat een duidelijke<br />
afgebakende operatieve kern, bijvoorbeeld <strong>in</strong> high-tech-ondernem<strong>in</strong>gen.<br />
De medewerkers <strong>in</strong> de projecten zijn ook sterk betrokken bij de<br />
formuler<strong>in</strong>g <strong>van</strong> strategieën. Op basis <strong>van</strong> deze beschrijv<strong>in</strong>g zou de<br />
adm<strong>in</strong>istratieve adhocracy wellicht bij <strong>het</strong> onderwijs passen, maar niet bij<br />
<strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>.<br />
Deze en andere verdere uitwerk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de cont<strong>in</strong>gentietheorie gaan<br />
er<strong>van</strong> uit dat de omgev<strong>in</strong>g en de organisatie moeten passen. In de<br />
nieuwere opvatt<strong>in</strong>gen betekent dat echter niet meer per defi nitie dat<br />
aan de omgev<strong>in</strong>g aangepast moet worden, maar dat die omgev<strong>in</strong>g ook<br />
veranderbaar is. Het idee is dat de fi t tussen organisatie en omgev<strong>in</strong>g<br />
tegemoet komt aan onze behoefte naar orde (bijvoorbeeld Kieser, 2006b).<br />
In de functionalistische traditie <strong>van</strong> Luhmann gaat <strong>het</strong> wel over de<br />
mogelijkheden <strong>in</strong> een omgev<strong>in</strong>g. Luhmann (2008) baseert zich op ideeën<br />
<strong>van</strong> Parsons (zie Martens & Ortmann, 2006). Luhmann ziet cont<strong>in</strong>gentie<br />
als omgev<strong>in</strong>g niet als determ<strong>in</strong>erend, maar juist als een kader dat <strong>in</strong><br />
staat stelt om keuzes te maken. Ze biedt mogelijkheden, maar bevat<br />
51
52<br />
tegelijkertijd ook de bedreig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> chaos. Dat is wat hij bedoelt met<br />
complexiteit. Besliss<strong>in</strong>gen zijn afhankelijk <strong>van</strong> de omgev<strong>in</strong>g, <strong>van</strong> de<br />
keuzevrijheid. Als er meer psychologische en sociale systemen zijn,<br />
dan is er sprake <strong>van</strong> dubbele cont<strong>in</strong>gentie. Met deze complexiteit moet<br />
worden omgegaan. Rout<strong>in</strong>es kunnen daarbij helpen. Rituelen en formele<br />
en <strong>in</strong>formele regels ook. Organisaties bestaan volgens Luhmann uit<br />
besliss<strong>in</strong>gen, of communicatie over besliss<strong>in</strong>gen. Communicatie is een<br />
selectie <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie, mededel<strong>in</strong>gen en begrijpen. Dat vormt een drieeenheid.<br />
Kennis kan op nieuwe leden overgedragen worden, maar wordt<br />
opgenomen afhankelijk <strong>van</strong> de eigen psychische factoren. Luhmann zegt<br />
dat besliss<strong>in</strong>gen communicatie zijn.<br />
Verder redenerend komt hij tot de conclusie dat een baan bij de persoon<br />
moet passen. Leren v<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> een context plaats, is een praktijk of ervar<strong>in</strong>g<br />
en moet als een sociaal proces beschouwd worden. En <strong>het</strong> concept<br />
<strong>van</strong> participatie betekent dat leren niet iets is wat los <strong>van</strong> de context<br />
plaatsv<strong>in</strong>dt. De logica <strong>van</strong> de praktijk impliceert dat kennis nodig is<br />
over wat noodzakelijk is om competent te zijn <strong>in</strong> een bepaalde context.<br />
Luhmann zegt dat een proces <strong>van</strong> zelfi nterpretatie (op organisatieniveau)<br />
nodig is: wat zijn de doelen, de structuren, de normen en waarden<br />
enzovoort <strong>van</strong> en b<strong>in</strong>nen de organisatie? Dat levert kennis op over de<br />
kennisontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de groep en de sociale effecten <strong>van</strong> de door <strong>in</strong> deze<br />
groep geproduceerde kennis.<br />
Neo-<strong>in</strong>stitutionele organisatietheorieën nemen een deel <strong>van</strong> de aspecten<br />
<strong>van</strong> Weber over (zie Walgenbach, 2006) en wijzen op de legitimiteit<br />
<strong>van</strong> formele structuren. Componenten <strong>van</strong> de kennissociologie vormen<br />
de basis voor deze opvatt<strong>in</strong>gen. Een uitgangspunt vormt dat de<br />
‘werkelijkheid’ sociaal geconstrueerd is. Daarmee wordt bedoeld dat<br />
<strong>in</strong>dividuen op basis <strong>van</strong> hun ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> dagelijks leven bepalen<br />
wat de werkelijkheid is. Institutionaliser<strong>in</strong>g vormt hier een belangrijk<br />
begrip. Institutionaliser<strong>in</strong>g als ‘toestand’ betekent dat de verwacht<strong>in</strong>gen en<br />
eisen <strong>van</strong> de maatschappij bepalen wat welke betekenis heeft en welke<br />
handel<strong>in</strong>gen mogelijk zijn. Het ‘proces’ <strong>van</strong> <strong>in</strong>stitutionaliser<strong>in</strong>g leidt tot<br />
een situatie waar<strong>in</strong> sociale relaties en handel<strong>in</strong>gen als <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
opgevat worden en niet meer ter discussie gesteld worden. Dat alles<br />
heeft tot gevolg dat niet alleen organisaties, maar ook <strong>in</strong>dividuen en
hun belangen, bepaald worden door geïnstitutionaliseerde regels en<br />
verwacht<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de omgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de organisatie. Deze regels en<br />
verwacht<strong>in</strong>gen vormen de verklar<strong>in</strong>g voor verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de formele<br />
structuur <strong>van</strong> de organisatie. Sterke <strong>in</strong>stitutionaliser<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de context <strong>van</strong><br />
de organisatie zorgt voor sterk gereguleerd gedrag <strong>van</strong> de organisatie.<br />
Bij een m<strong>in</strong>der geïnstitutionaliseerde context is <strong>het</strong> gedrag m<strong>in</strong>der<br />
voorgeschreven.<br />
Organisaties ontwikkelen zich door <strong>het</strong> overnemen <strong>van</strong> de regels en<br />
verwacht<strong>in</strong>gen en niet door als gevolg <strong>van</strong> concurrentie ontwikkelde<br />
effi ciëntie- of effectiviteitsoverweg<strong>in</strong>gen.<br />
In deze opvatt<strong>in</strong>g worden geïnstitutionaliseerde verwacht<strong>in</strong>gen en regels <strong>in</strong><br />
de maatschappij door <strong>het</strong> management overgenomen. Het management<br />
kan hiermee de stabiliteit <strong>van</strong> <strong>in</strong>terne en externe organisatieverhoud<strong>in</strong>gen<br />
vergroten en ervoor zorgen dat er toevoer is <strong>van</strong> de voor <strong>het</strong> voortbestaan<br />
<strong>van</strong> de organisatie benodigde bronnen. In de verdere ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
deze strom<strong>in</strong>g wordt <strong>het</strong> overnemen <strong>van</strong> de regels als legitiem ervaren,<br />
waarbij de overname <strong>in</strong> economisch gew<strong>in</strong> kan resulteren. Organisaties<br />
die maatschappelijke gelegitimeerde en gerationaliseerde elementen<br />
<strong>in</strong> hun formele structuren opnemen, optimaliseren hun legitimiteit en<br />
verhogen de overlev<strong>in</strong>gskansen.<br />
Overschrijden <strong>van</strong> grenzen<br />
Een andere <strong>in</strong>valshoek die rele<strong>van</strong>t is, met name als <strong>het</strong> gaat om de<br />
mogelijkheden die er zijn om grenzen <strong>van</strong> organisaties te overschrijden,<br />
zijn de ideeën <strong>van</strong> Engeström.<br />
53
54<br />
Activity systems en boundary cross<strong>in</strong>g volgens Engeström (1987; 2001)<br />
Op basis <strong>van</strong> de activity theory, ook wel handel<strong>in</strong>gstheorieën genoemd, komt Engeström tot<br />
opvatt<strong>in</strong>gen over de structuur <strong>van</strong> menselijk gedrag, de zogenaamde activity systems. Hij<br />
bouwt voort op ideeën <strong>van</strong> Marx, bijvoorbeeld <strong>in</strong> de opvatt<strong>in</strong>g dat productieprocessen deel<br />
uitmaken <strong>van</strong> een systeem.<br />
Hij onderscheidt <strong>in</strong> de <strong>in</strong>terne systemen verschillende aspecten (zie fi guur hierna). Ten<br />
eerste de <strong>in</strong>strumenten of mediat<strong>in</strong>g artifacts. Daarmee doelt hij op artefacten, bijvoorbeeld<br />
<strong>het</strong> curriculum <strong>in</strong> de context <strong>van</strong> onderwijs. Ten tweede objects. Dat kunnen leerl<strong>in</strong>gen<br />
zijn, of hun gedrag. Via <strong>het</strong> object kunnen de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> systeem zichtbaar worden<br />
en buiten <strong>het</strong> systeem komen: outcome. Het volgend aspect is division of labour. Daar gaat<br />
<strong>het</strong> om hoe arbeid verdeeld is, wie welke taken heeft, <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> plann<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />
curriculum bijvoorbeeld. Community doelt op een gemeenschap, bijvoorbeeld een groep<br />
docenten. Rules: de geschreven en vooral ook ongeschreven regels <strong>in</strong> <strong>het</strong> systeem; en ten<br />
slotte de subjects, zoals docenten.<br />
In dit systeem v<strong>in</strong>dt productie plaats tussen <strong>in</strong>strument, subject en object. Uitwissel<strong>in</strong>g<br />
v<strong>in</strong>dt plaats tussen subject, community en regels. Distributie v<strong>in</strong>dt plaats tussen object,<br />
community en division of labour. En consumptie v<strong>in</strong>dt plaats tussen subject, object en<br />
community. Een activity system wordt gezien als een collectieve en dynamische formatie<br />
die een complexe structuur heeft.<br />
Rules<br />
Subject<br />
Bron: Engeström, 2001, p. 135.<br />
Instruments<br />
Community<br />
Object<br />
Outcome<br />
Division<br />
of Labor<br />
Een helder beeld <strong>van</strong> een activity system maakt duidelijk hoe handel<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> organisaties plaatsv<strong>in</strong>den en welke aspecten aan elkaar verbonden zijn.<br />
De aanname is dat deze aspecten elkaar beïnvloeden en op elkaar dienen<br />
aan te sluiten. Deze activity systems vormen de basis voor ideeën over<br />
<strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong> grenzen <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene systeem naar <strong>het</strong> andere. Dit<br />
wordt boundary cross<strong>in</strong>g genoemd. Mogelijkheden voor <strong>het</strong> ontwikkelen<br />
<strong>van</strong> organisaties kunnen worden afgeleid <strong>van</strong> <strong>het</strong> verder denken <strong>in</strong> termen
<strong>van</strong> systemen. Engeström spreekt <strong>van</strong> de structuur <strong>van</strong> <strong>het</strong> menselijk<br />
handelen. De activiteitensystemen waar<strong>in</strong> dat plaatsv<strong>in</strong>dt, dienen met<br />
elkaar te communiceren om organisatieontwikkel<strong>in</strong>g te bevorderen. Dat<br />
betekent dat grenzen <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene naar <strong>het</strong> andere systeem overschreden<br />
moeten worden. Communicatie v<strong>in</strong>dt plaats over objecten (zoals <strong>het</strong><br />
gedrag <strong>van</strong> leerl<strong>in</strong>gen, of een bepaalde handel<strong>in</strong>g, of een deel <strong>van</strong> een<br />
<strong>in</strong>novatie) door subjecten <strong>van</strong> de verschillende systemen (een lid <strong>van</strong> de<br />
ene groep met een lid <strong>van</strong> de andere). De verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen systemen<br />
is de <strong>in</strong>terpretatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> object. Wat overgaat naar een ander systeem,<br />
is de <strong>in</strong>terpretatie <strong>van</strong> iets: gedrag, shared mental models, objecten<br />
(concrete artefacten zoals een leerplan). Zo komen nieuwe <strong>in</strong>zichten en<br />
<strong>in</strong>formatie <strong>in</strong> een andere groep. De communicatie kan daarbij tevens<br />
aanleid<strong>in</strong>g zijn tot refl ectie over de bestaande regels <strong>in</strong> de groep waar de<br />
<strong>in</strong>novatie al was en zodoende tot aanpass<strong>in</strong>gen leiden <strong>in</strong> die groep (<strong>in</strong><br />
regels, <strong>in</strong> <strong>het</strong> object enzovoort). Zo v<strong>in</strong>dt expansive learn<strong>in</strong>g plaats.<br />
De aanname is dat dit georganiseerd kan worden met zogenaamde<br />
boundary crossers. Een soort vertalers die de verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen de<br />
verschillende systemen leggen. Mensen die <strong>in</strong> verschillende systemen<br />
actief zijn, kunnen dat bijvoorbeeld doen. Boundary cross<strong>in</strong>g kan<br />
gestimuleerd worden door <strong>het</strong> verm<strong>in</strong>deren <strong>van</strong> beperk<strong>in</strong>gen door<br />
zogenaamd groepsdenken. Bovendien is bevorderend voor boundary<br />
cross<strong>in</strong>g dat fragmentatie (<strong>in</strong> activiteiten, <strong>in</strong> opdrachten enzovoort)<br />
tegengegaan wordt. Daarbij kunnen shared mental models, <strong>in</strong> de<br />
vorm <strong>van</strong> gemeenschappelijke en gedeelde kennis en opvatt<strong>in</strong>gen <strong>het</strong><br />
overschrijden <strong>van</strong> kennis over grenzen bevorderen. Sociale <strong>in</strong>teractie is<br />
daarvoor noodzakelijk; mensen moeten met elkaar praten.<br />
Afdel<strong>in</strong>gen of scholen kunnen als aparte activiteitensystemen worden<br />
beschouwd. In onderzoek naar boundary cross<strong>in</strong>g zijn deze ideeën verder<br />
uitgewerkt en <strong>in</strong> diverse sett<strong>in</strong>gs empirisch onderzocht (bijvoorbeeld Star,<br />
1989, <strong>in</strong>: Tuomi-Gröhn & Engeström, 2008; Ludvigson, Havnes & Lahn,<br />
2008), ook specifi ek bij docenten <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs (Lambert,<br />
2008). Kernpunt is dat er systemen zijn die met elkaar moeten<br />
communiceren en dat <strong>het</strong> dan gaat om de <strong>in</strong>terpretatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> object.<br />
Wenger (2000) komt <strong>van</strong>uit een hele andere <strong>in</strong>valshoek (zie paragraaf<br />
3.2) eveneens tot opvatt<strong>in</strong>gen over hoe grenzen overschreden kunnen<br />
55
56<br />
worden. Hij onderscheidt drie soorten bruggen: ten eerste broker<strong>in</strong>g.<br />
Sommige mensen functioneren als broker, ofwel makelaars. Er zijn<br />
verschillende typen: boundary spanners, die zich bezighouden met<br />
een specifi eke boundary voor een bepaalde tijd, roamers die contacten<br />
leggen tussen verschillende communities of practice en outposts, die<br />
kennis terug <strong>in</strong> de groep brengen en pairs: mensen die een goede<br />
relatie hebben met iemand uit een andere community of practice.<br />
Ten tweede onderscheidt hij boundary objecten. Dat zijn bijvoorbeeld<br />
artefacten, discourses (gemeenschappelijke taal, om over betekenis te<br />
onderhandelen) of gemeenschappelijke processen, <strong>in</strong>clusief rout<strong>in</strong>es en<br />
procedures die <strong>het</strong> mogelijk maken om activiteiten te coörd<strong>in</strong>eren over<br />
grenzen heen. Ten derde onderscheidt hij boundary <strong>in</strong>teracties. Dit zijn<br />
bijvoorbeeld bezoeken. Discussies zijn dan de boundary encounters.<br />
Praktijken of ervar<strong>in</strong>gen houden <strong>in</strong> dat mensen contact hebben met<br />
anderen, <strong>van</strong> andere afdel<strong>in</strong>gen bijvoorbeeld. Dat heeft <strong>het</strong> gevaar<br />
<strong>in</strong> zich dat er weer nieuwe grenzen ontstaan waardoor deze mensen<br />
brokers worden. Dat kan voorkomen worden door steeds te vragen en<br />
te refl ecteren over hoe deze acties een brug slaan tussen CoPs. Met<br />
‘periferie’ wordt gedoeld op iets creëren zodat buitenstaanders <strong>in</strong> de<br />
periferie mee kunnen doen. Bijvoorbeeld help desks. En vervolgens wijst<br />
Wenger op de mogelijkheid <strong>van</strong> cross discipl<strong>in</strong>ary projects om grenzen te<br />
overschrijden.<br />
Om relaties tussen verschillende organisaties te bevorderen, biedt de<br />
benader<strong>in</strong>g <strong>van</strong> open <strong><strong>in</strong>novaties</strong> eveneens aanknop<strong>in</strong>gspunten. Dit is<br />
een model dat ontstaan is op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestuderen <strong>van</strong> situaties<br />
<strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> ondernem<strong>in</strong>gen en heeft een bedrijfskundige<br />
achtergrond (bijvoorbeeld Gassmann & Enkel, 2006). Het is erg gericht<br />
op <strong>in</strong>novatieve (technische) producten. Bij een open <strong>in</strong>novatie zijn drie<br />
processen <strong>in</strong> kennisstromen te onderscheiden: ‘<strong>van</strong> buiten naar b<strong>in</strong>nen’,<br />
<strong>van</strong> ‘b<strong>in</strong>nen naar buiten’ en <strong>het</strong> ‘gecomb<strong>in</strong>eerde proces’ (Chesbrough,<br />
Vanhaverbeke & West, 2006). Van buiten naar b<strong>in</strong>nen wordt kennis<br />
gehaald en ontwikkelde ideeën worden gegenereerd (<strong>van</strong> klanten,<br />
leveranciers, externe technologieën). Het idee is dat als kennis ontstaat,<br />
op diezelfde plek niet de <strong>in</strong>novatie hoeft te ontstaan. Om dit proces te<br />
bevorderen, worden kennisbrokers <strong>in</strong>gezet. Er wordt een idee geopperd
om kennis <strong>van</strong> buiten bij elkaar te brengen. En de zoekers naar die<br />
kennis (organisaties die een vraag hebben), kunnen via een website hun<br />
probleem of vraagstell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geven en wachten totdat andere organisaties<br />
oploss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>sturen. De oploss<strong>in</strong>gen worden dan betaald. Zo kan een<br />
belon<strong>in</strong>gspr<strong>in</strong>cipe <strong>in</strong>gevoerd worden. Bij ‘<strong>van</strong> b<strong>in</strong>nen naar buiten’ (<strong>in</strong>sideout)<br />
gaat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> optimaal profi teren <strong>van</strong> externen <strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffende<br />
bedrijf. Dit ondersteunt de externe commercialiser<strong>in</strong>g. Dat betekent<br />
dat bewust <strong>in</strong>formatie of ideeën naar buiten stromen. Bijvoorbeeld <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> outsourcen <strong>van</strong> productieprocessen kan zo <strong>het</strong> risico (op schade of<br />
fouten bijvoorbeeld) gem<strong>in</strong>imaliseerd worden (pharma-<strong>in</strong>dustrie). Het<br />
positieve <strong>van</strong> deze strategie kan ook spillover zijn: positieve neveneffecten<br />
<strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> die ook op andere markten verkocht kunnen worden.<br />
Patenteren is daar<strong>van</strong> een voorbeeld uit de praktijk. En dan wordt nog de<br />
‘comb<strong>in</strong>atie’ als mogelijk proces gezien, dat wil zeggen als strategie die<br />
sommige bedrijven hanteren. Daar gaat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> tegelijk ontwikkelen<br />
en uitbuiten. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> vormen de samenwerk<strong>in</strong>gsverbanden<br />
om een nieuw vliegtuig te bouwen. Daarbij wordt gezamenlijk een<br />
gegarandeerde markt georganiseerd en afhankelijkheid gecreëerd.<br />
Dergelijke bedrijven weten dat een balans tussen geven en nemen<br />
noodzakelijk is voor <strong>het</strong> slagen <strong>van</strong> de samenwerk<strong>in</strong>g. Dit is bijvoorbeeld<br />
terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> jo<strong>in</strong>t ventures. Kenmerken zijn dan strategische<br />
allianties en <strong>in</strong>novatienetwerken (Chesbrough, Vanhaverbeke & West<br />
2006).<br />
Op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> open <strong><strong>in</strong>novaties</strong> kan gesteld worden dat <strong>het</strong><br />
belangrijk is <strong>in</strong> netwerken te opereren en strategische allianties te vormen.<br />
Het overw<strong>in</strong>nen <strong>van</strong> <strong>het</strong> not <strong>in</strong>vented here-syndroom ligt dan niet <strong>in</strong> de<br />
strategie en <strong>het</strong> proces zelf, maar <strong>in</strong> de psychologische factoren <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
niet accepteren. Het benutten <strong>van</strong> kennis <strong>van</strong> klanten en leveranciers<br />
zou ook kennis uit andere sectoren/<strong>in</strong>dustrieën voor eigen onderzoek en<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g moeten omvatten.<br />
Voorgaande paragrafen bieden aanknop<strong>in</strong>gspunten voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>,<br />
doordat aandacht besteed wordt aan <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong> grenzen.<br />
Kanter en Rogers besteden <strong>in</strong> hun werk specifi ek aandacht aan<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Opvatt<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> zowel Kanter als <strong>van</strong> Rogers kunnen<br />
tot de eerdergenoemde cont<strong>in</strong>gentiebenader<strong>in</strong>g gerekend worden.<br />
57
58<br />
Beiden hebben expliciet aandacht voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Kanter (1988)<br />
is <strong>van</strong> men<strong>in</strong>g dat <strong>het</strong> bij <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en <strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g om<br />
processen op microniveau gaat, maar dat de kenmerken <strong>van</strong> de context<br />
bepalend zijn voor wat er gebeurt en wat er kan gebeuren. Dat is <strong>in</strong><br />
overeenstemm<strong>in</strong>g met de basisideeën <strong>in</strong> de cont<strong>in</strong>gentietheorieën.<br />
Kanter wijst op de rol en noodzaak <strong>van</strong> active agents ter bevorder<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Deze dienen voor communicatie te zorgen. Tevens<br />
dienen groepen geformeerd te worden die verantwoordelijk zijn voor de<br />
verspreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Voor <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en de verspreid<strong>in</strong>g daar<strong>van</strong><br />
is een zeer hoge activiteit nodig. Tevens wijst Kanter erop dat de context<br />
waar de <strong>in</strong>novatie overgenomen dient te worden, voorbereid moet worden<br />
op de komst <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie (anticipation). Voorbereid<strong>in</strong>g voor <strong>in</strong>novatie<br />
betekent dat de mensen waar <strong>het</strong> om gaat, zodanig worden geïnformeerd<br />
dat ze <strong>in</strong> staat zijn de nieuwe ideeën op te nemen. Dat ze open staan voor<br />
nieuwe ideeën en de <strong>in</strong>novatie en dat ze de <strong>in</strong>novatie zullen toepassen.<br />
Ze moeten daarvoor sensibel gemaakt worden en dat houdt meer <strong>in</strong><br />
dan alleen <strong>in</strong>formeren. Als de nieuwe omgev<strong>in</strong>g niet voorbereid en<br />
meegenomen wordt, dan ontstaat weerstand.<br />
Formaliser<strong>in</strong>g (sterke structuren) en centralisatie, ofwel concentratie <strong>van</strong><br />
macht, is volgens Kanter bevorderend voor diffusie <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> die<br />
een ger<strong>in</strong>ge mate <strong>van</strong> technische specialisatie kennen en voor (<strong>in</strong> hun<br />
behoeften) relatief homogene groepen. Zij lijkt zich hier te baseren op<br />
Rogers (2003) die zegt dat centrale aanstur<strong>in</strong>g <strong>in</strong> geval <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> met<br />
een hoge mate aan expertise (top-down) tot <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kunnen leiden.<br />
Dissem<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> m<strong>in</strong>der complexe <strong><strong>in</strong>novaties</strong> v<strong>in</strong>dt decentraal plaats door<br />
niet-experts die zelf de gebruikers <strong>in</strong> horizontale netwerken zijn, dan wel<br />
worden.<br />
De belangrijkste aspecten<br />
De behandelde theorieën en modellen op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> organisaties<br />
samenvattend, is <strong>het</strong> om te beg<strong>in</strong>nen belangrijk te beseffen dat<br />
kenmerken <strong>van</strong> de context <strong>van</strong> <strong>in</strong>vloed zijn op de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
organisaties. Verder wordt <strong>het</strong> leren <strong>van</strong> organisaties belangrijk gevonden.<br />
Lerende organisaties kunnen worden gerealiseerd door <strong>het</strong> bevorderen<br />
<strong>van</strong> systeemdenken door de medewerkers, waarbij ook de andere<br />
dimensies worden geïntegreerd (teamleren, gemeenschappelijke visie,
leren <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen, expliciet maken <strong>van</strong> beelden en opvatt<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de<br />
leden <strong>van</strong> de organisatie). Volgens Luhmann is ook refl ectie op wat de<br />
organisatie is <strong>van</strong> belang: haar doelen, normen en waarden, structuren<br />
enzovoort.<br />
Bovendien wordt refl ectie <strong>van</strong> belang geacht voor <strong>het</strong> aanpassen <strong>van</strong><br />
handel<strong>in</strong>gen aan gewenste uitkomsten, bijvoorbeeld als gevolg <strong>van</strong><br />
gemaakte fouten worden de handel<strong>in</strong>gen aangepast. Echter ook om de<br />
daadwerkelijk toegepaste werktheorieën als de geuite werktheorieën te<br />
optimaliseren en <strong>het</strong> geheel beter op elkaar te laten aansluiten. Gesteld<br />
wordt dat voor dit bewustword<strong>in</strong>gsproces externe personen nodig zijn.<br />
Verder wordt gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> communicatie en discours.<br />
Mensen moeten actief ageren en participeren, dat geldt ook voor<br />
leid<strong>in</strong>ggevenden. Die moeten zich echter ook bewust zijn <strong>van</strong> de grenzen<br />
<strong>van</strong> hun stur<strong>in</strong>gsmogelijkheden.<br />
Institutionaliser<strong>in</strong>g is nodig voor <strong>het</strong> overleven <strong>van</strong> de organisatie.<br />
Organisaties die gelegitimeerde en gerationaliseerde elementen <strong>in</strong> hun<br />
formele structuren opnemen, overleven. Formele structuren, sterke<br />
regulatie <strong>van</strong> gedrag en <strong>in</strong>teractie die <strong>in</strong> sterke mate structureel bepaald<br />
is, zijn belangrijke kenmerken. De adhocracy is volgens M<strong>in</strong>tzberg de<br />
meest geschikte coörd<strong>in</strong>atievorm <strong>van</strong> organisaties voor <strong>het</strong> bevorderen<br />
<strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Daar<strong>in</strong> hebben professionals een sterke positie. Voor<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> met een hoge graad <strong>van</strong> expertise, is volgens<br />
Kanter centralisatie en concentratie <strong>van</strong> macht, met sterke formele<br />
structuren, bevorderlijk. Voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong><br />
grenzen, <strong>van</strong> bijvoorbeeld kennis <strong>van</strong> de ene groep naar de andere,<br />
worden diverse aspecten genoemd. Verschillende ‘typen’ personen<br />
kunnen dat bevorderen of realiseren: gewezen is op boundary crossers,<br />
brokers, active agents. Verder spelen boundary objects een rol en<br />
boundary <strong>in</strong>teractions. Kennis kan <strong>van</strong>uit de organisatie naar buiten<br />
vloeien en <strong>van</strong> buiten naar b<strong>in</strong>nen. Een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> beide is eveneens<br />
mogelijk.<br />
59
60<br />
3.4 Kennisverspreid<strong>in</strong>g en -ontwikkel<strong>in</strong>g als uitgangspunt<br />
In relatie tot de opbrengst voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>, levert een aantal theorieën<br />
en modellen vooral wat op <strong>in</strong>dien <strong>het</strong> object <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> als<br />
uitgangspunt genomen wordt: de kennis. Daarom is <strong>in</strong> deze paragraaf <strong>het</strong><br />
vertrekpunt niet de dimensie ‘niveau’ <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> een persoon, een<br />
groep of de organisatie, maar de kennis zelf.<br />
Tot de micro-<strong>in</strong>teractionistische benader<strong>in</strong>gen rekenen Gherardi en<br />
Nicol<strong>in</strong>i (2001) <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Brown en Duguid (2001). Ze stellen zich<br />
de vraag waarom <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> ondernem<strong>in</strong>gen verloren gaan en waarom<br />
juist niet. Zij gebruiken <strong>het</strong> al eerder gemaakte onderscheid <strong>in</strong> sticky en<br />
leaky knowledge. Sticky kennis is kennis die blijft kleven. Bij een persoon<br />
bijvoorbeeld. Leaky kennis is kennis die uitlekt, naar bijvoorbeeld andere<br />
afdel<strong>in</strong>gen of naar een andere organisatie. Dat laatste kan <strong>in</strong> relatie tot<br />
concurrentie gevaarlijk zijn. In relatie tot <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang<br />
dat sticky kennis leaky wordt.<br />
Kennis wordt opgedaan <strong>in</strong> de praktijk. Het is daarmee afhankelijk <strong>van</strong> de<br />
kenmerken <strong>van</strong> de praktijk. En eveneens afhankelijk <strong>van</strong> de kenmerken<br />
<strong>van</strong> de praktijk wordt kennis al dan niet gedeeld. Voor kennisverspreid<strong>in</strong>g<br />
is <strong>het</strong> noodzakelijk dat netwerken ontstaan. Het idee is dat diverse<br />
aspecten <strong>van</strong> impliciete kennis <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de groep met elkaar<br />
geconfronteerd worden. Dat kan <strong>in</strong> zulke netwerken, of groepen. Het is<br />
dan wel een voorwaarde dat de leden elkaar begrijpen. Daarom moeten<br />
ze dezelfde praktijk hebben. Dat betekent dat mensen soortgelijke<br />
opdrachten of taken <strong>in</strong> hun werk hebben. Mensen met gelijke beroepen,<br />
ook <strong>in</strong> andere organisaties, kunnen of moeten tot een dergelijk netwerk<br />
behoren, anders begrijpen ze elkaar niet en kan sticky kennis niet leaky<br />
worden. Interessant is dat organisaties alleen (of <strong>in</strong> ieder geval vooral)<br />
mensen met andere praktijkervar<strong>in</strong>g hebben omdat er arbeidsdel<strong>in</strong>g<br />
(nodig) is. Omgekeerd geredeneerd; als kennis uitlekt naar een praktijk<br />
die gedeeld wordt (shared practice), dan kleeft <strong>het</strong> daar waar praktijk<br />
niet gedeeld wordt. En dat betekent dat een volgende voorwaarde voor<br />
kennisverspreid<strong>in</strong>g <strong>het</strong> bestaan <strong>van</strong> vertrouwen <strong>in</strong> de groep is. Sticky<br />
knowledge wat vooral (maar niet per se) impliciete kennis is, bev<strong>in</strong>dt<br />
zich op groepsniveau. En leaky knowledge, wat eerder gecodifi ceerde<br />
expliciete kennis is, bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> de organisatie. Het verspreiden
<strong>van</strong> kennis gaat dus alleen op organisatieniveau. Voor <strong>het</strong> verspreiden<br />
<strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zou dat betekenen dat systemen of netwerken <strong>van</strong><br />
complementaire kennis tot één compleet geheel aan kennis gemaakt<br />
moeten worden.<br />
Hakkara<strong>in</strong>en, Palonen e.a. (2004) komen ook tot de conclusie dat<br />
ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de praktijk opgedaan moeten worden. Zij hanteren<br />
<strong>het</strong> onderscheid tussen fl uide competenties en gekristalliseerde<br />
competenties. Fluide competenties zijn processen <strong>van</strong> <strong>het</strong> afl eiden <strong>van</strong><br />
de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor <strong>het</strong> oplossen <strong>van</strong> nieuwe<br />
problemen. Dat is gebaseerd op de al bestaande kennisbasis <strong>van</strong> de<br />
experts. Gekristalliseerde competenties doelen op deels geautomatiseerde<br />
patronen <strong>van</strong> problemen oplossen die worden ontwikkeld door praktijkervar<strong>in</strong>g.<br />
De veronderstell<strong>in</strong>g is dat om nieuwe kennis te ontwikkelen, mensen<br />
samen komen en samen een gedeelde praktijk hebben (shared practice).<br />
Zij bouwen voort op de idee <strong>van</strong> communities of practice (CoP), maar<br />
komen uit bij <strong>het</strong> formuleren <strong>van</strong> de noodzaak <strong>van</strong> Innovative Knowledge<br />
Communities (IKC). In een IKC wordt kennis ontwikkeld. Gesteld wordt<br />
dat de opdracht <strong>van</strong> een CoP <strong>het</strong> reduceren <strong>van</strong> problemen is en de<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> rout<strong>in</strong>es om problemen snel te kunnen oplossen. Een<br />
CoP gaat daarom niet ver genoeg voor de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> kennis. Een<br />
IKC kan progressief problemen oplossen. Als <strong>het</strong> probleem geanalyseerd<br />
wordt, kunnen uit de kennis die ontstaat uit nieuwe praktijken wederom<br />
rout<strong>in</strong>es afgeleid worden. In een IKC gaat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong><br />
kennis.<br />
De consequentie hier<strong>van</strong> is dat groepen samengesteld moeten worden die<br />
een gemeenschappelijke ervar<strong>in</strong>g beleven. Een netwerk is hier dan ook<br />
belangrijk, maar dan bestaande uit mensen die gezamenlijk ervar<strong>in</strong>gen<br />
opdoen. Het sturen <strong>van</strong> groepen die problemen analyseren en de kennis<br />
opdoen <strong>in</strong> de groep, vormen belangrijke componenten.<br />
In dit verband kan gewezen worden op knotwork<strong>in</strong>g (Engeström, 1999:<br />
<strong>in</strong> Hakkara<strong>in</strong>en, Palonen e.a. 2004). Mogelijkheden om dynamische<br />
verander<strong>in</strong>g te bevorderen en distributief coöperatieve werkprocessen te<br />
bevorderen, worden gezien <strong>in</strong> <strong>het</strong> aan elkaar verb<strong>in</strong>den <strong>van</strong> actoren en<br />
activiteitensystemen door groepen te formeren. Groepen die voorheen<br />
61
62<br />
geen relatie hadden, die gezamenlijk een taak moeten uitvoeren.<br />
Typerend is dat <strong>het</strong> om personen, taken en tools gaat en dat die groepen<br />
voor een relatief korte tijd bestaan.<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> kennis <strong>in</strong> organisaties volgens Nonaka en Takeuchi<br />
Nonaka en Takeuchi (1995) onderscheiden twee dimensies. De epistemologische<br />
dimensie betreft de verschillende soorten kennis die ze onderscheiden. Als eerste<br />
expliciete kennis, kennis waar<strong>van</strong> we weten dat we <strong>het</strong> hebben. Expliciete kennis kan zijn<br />
opgeslagen <strong>in</strong> bijvoorbeeld boeken. En als tweede impliciete kennis (tacit knowledge) is<br />
de kennis waarover we wel beschikken, die we ook gebruiken, maar waar<strong>van</strong> we ons niet<br />
bewust zijn dat we deze hebben en toepassen.<br />
De andere dimensie noemen Nonaka en Takeuchi de ontologische. Daarmee doelen ze op<br />
de verschillende existerende niveaus: <strong>in</strong>dividu, groep, organisatie en tussen organisaties.<br />
De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> kennis en daarmee <strong>van</strong> de organisatie is een proces dat op <strong>het</strong> niveau<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu en de groep plaatsv<strong>in</strong>dt. In relatie tot de diverse soorten kennis worden de<br />
volgende processen onderscheiden: <strong>van</strong> impliciete kennis <strong>van</strong> bijvoorbeeld een <strong>in</strong>dividu<br />
naar impliciete kennis <strong>van</strong> bijvoorbeeld een groep, is socialisatie. Externalisatie is <strong>het</strong><br />
proces <strong>van</strong> impliciete kennis <strong>van</strong> een <strong>in</strong>dividu expliciet maken. Daarna wordt expliciete<br />
kennis <strong>van</strong> een <strong>in</strong>dividu expliciet voor bijvoorbeeld een ander <strong>in</strong>dividu of een groep; dat<br />
is de comb<strong>in</strong>atie. Expliciete kennis <strong>van</strong> een <strong>in</strong>dividu omzetten tot impliciete kennis is <strong>het</strong><br />
proces <strong>van</strong> <strong>in</strong>ternalisatie. Dit is een doorgaand proces, zoals weergegeven <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerste<br />
beeld.<br />
Tacit<br />
Taciit<br />
Tacit Tacit<br />
Socialization<br />
Empathiz<strong>in</strong>g<br />
Externalization<br />
Articulat<strong>in</strong>g<br />
Embody<strong>in</strong>g Connect<strong>in</strong>g<br />
Internalization Comb<strong>in</strong>ation<br />
Explicit Explicit<br />
Gebaseerd op Nonaka & Takeuchi, 1995; Nonaka, Toyama & Byosière, 2003.<br />
Explicit<br />
Explicit
Het proces <strong>van</strong> kennisontwikkel<strong>in</strong>g wordt nader beschreven aan de hand <strong>van</strong> activiteiten<br />
(Nonaka, Toyama & Byosière, 2003). Socialisatie is <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>het</strong> bij elkaar brengen<br />
<strong>van</strong> impliciete kennis door gemeenschappelijke ervar<strong>in</strong>gen. Bij socialisatie wordt gewezen<br />
op een paar aspecten, waaronder accumulatie <strong>van</strong> impliciete kennis. Het verzamelen <strong>van</strong><br />
sociale kennis, ook <strong>van</strong> buiten de organisatie, bijvoorbeeld door <strong>in</strong>teractie met externe<br />
experts en <strong>het</strong> opdoen <strong>van</strong> ideeën <strong>in</strong> <strong>het</strong> dagelijkse leven. Hetzelfde kan gedaan worden <strong>in</strong><br />
de eigen organisatie. Het organiseren <strong>van</strong> transfer <strong>van</strong> impliciete kennis hoort eveneens tot<br />
de fase <strong>van</strong> socialisatie. Managers kunnen bijvoorbeeld een werkomgev<strong>in</strong>g creëren waar<strong>in</strong><br />
collega’s <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> elkaar kunnen zien om de expertise en competenties die nodig zijn<br />
voor <strong>het</strong> werk beter te begrijpen. Empathie is daarbij belangrijk, omdat dat als voorwaarde<br />
gezien wordt voor <strong>het</strong> delen <strong>van</strong> impliciete kennis onder collega’s. Externalisatie is <strong>het</strong><br />
proces <strong>van</strong> articulatie <strong>van</strong> impliciete kennis, zodat <strong>het</strong> expliciete kennis wordt. Dit vormt<br />
de sleutel voor kennisontwikkel<strong>in</strong>g: zo worden nieuwe, expliciete concepten ontwikkeld.<br />
Hiervoor kunnen metaforen gebruikt worden of analogieën of modellen. Deze vormen de<br />
basis voor de dialoog. Metaforen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om (cognitieve)<br />
confl icten te veroorzaken. Dat kan leiden tot nieuwe concepten. Bij ‘comb<strong>in</strong>atie’ gaat<br />
<strong>het</strong> om <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> expliciete kennis <strong>van</strong> een <strong>in</strong>dividu naar expliciete kennis <strong>van</strong> een<br />
ander <strong>in</strong>dividu of een groep. Dit kan plaatsv<strong>in</strong>den door <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie,<br />
deze te <strong>in</strong>tegreren, te ordenen en structureren en dat vervolgens <strong>in</strong> databases, manuals<br />
of documenten op te slaan. Met bijvoorbeeld presentaties kan de zo verworven expliciete<br />
kennis verspreid worden <strong>in</strong> de organisatie. Internalisatie kan plaatsv<strong>in</strong>den door <strong>het</strong> opdoen<br />
<strong>van</strong> eigen ervar<strong>in</strong>gen, <strong>het</strong> opdoen <strong>van</strong> nieuwe ideeën en kennis, <strong>het</strong> proberen te begrijpen<br />
<strong>van</strong> waarden en gedachten. Dat kan plaatsv<strong>in</strong>den <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie met medewerkers b<strong>in</strong>nen<br />
de organisatie. Het wordt ook wel gezien als learn<strong>in</strong>g-by-do<strong>in</strong>g. Tevens behoort tot dit<br />
proces <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> prototypes of simulaties en <strong>het</strong> experimenteren daarmee. Deze<br />
ervar<strong>in</strong>gen en de uitkomsten worden gedeeld met collega’s.<br />
In <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Nonaka en Takeuchi wordt de ontologische dimensie geïntegreerd. Dat<br />
betekent dat <strong>het</strong> beschreven proces <strong>van</strong> vier fasen op de verschillende existerende niveaus<br />
plaatsv<strong>in</strong>dt. De auteurs gaan uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> volgende: <strong>het</strong> proces wordt eerst doorlopen op<br />
<strong>in</strong>dividueel niveau, vervolgens op groepsniveau enzovoort. Een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> de beide<br />
niveaus (<strong>in</strong>dividu en groep) en <strong>het</strong> proces dat doorlopen wordt, is grafi sch weergegeven <strong>in</strong><br />
onderstaande fi guur.<br />
Nonaka, 1994, p. 20.<br />
63
64<br />
De ideeën <strong>van</strong> Nonaka en Takeuchi leveren <strong>het</strong> <strong>in</strong>zicht op dat organisaties<br />
zich ontwikkelen door <strong>het</strong> expliciet maken <strong>van</strong> impliciete kennis <strong>van</strong> een<br />
medewerker (Nonaka, 1994; Nonaka & Takeuchi, 1997; Von Krogh,<br />
Ichijo & Nonaka, 2000; Nonaka, Toyama & Byosière, 2003). Impliciete<br />
kennis kan expliciet gemaakt worden doordat er empathie is en articulatie<br />
plaatsv<strong>in</strong>dt. Metaforen, analogieën enzovoort kunnen worden gebruikt<br />
om cognitieve confl icten te organiseren. Dat kan samen met andere<br />
al verzamelde <strong>in</strong>formatie en met aanvullende eigen praktijkervar<strong>in</strong>gen<br />
worden opgeslagen <strong>in</strong> <strong>het</strong> eigen geheugen.<br />
Het idee is dat de eenheid waar deze impliciete kennis naar toe stroomt<br />
steeds groter wordt. Dat wil zeggen dat <strong>het</strong> wisselen <strong>van</strong> impliciete<br />
naar expliciete kennis als een spiraal loopt met als start een <strong>in</strong>dividuele<br />
medewerker, daarna <strong>het</strong> team als niveau. Op teamniveau kunnen dan<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> plaatsv<strong>in</strong>den. Dat is op dat niveau nodig, anders kan een<br />
organisatie zich niet verder ontwikkelen. Verspreid<strong>in</strong>g kan plaatsv<strong>in</strong>den<br />
door steeds een niveau hoger te gaan. Het gaat <strong>in</strong> deze theorie om<br />
kennisverspreid<strong>in</strong>g en om <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> nieuwe kennis.<br />
Een andere <strong>in</strong>valshoek is de discussie omtrent kennismanagement.<br />
In veel modellen over kennismanagement ligt de nadruk op <strong>het</strong><br />
verspreiden <strong>van</strong> kennis. Een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> benader<strong>in</strong>gen over kennismanagement<br />
is die naar proces en product. Hierbij focust de eerste op<br />
kennismanagement als een proces <strong>van</strong> kennisontwikkel<strong>in</strong>g en de tweede<br />
op kennis als product dat <strong>in</strong> documenten zit en die daarom ontwikkeld,<br />
bewaard en toegankelijk gemaakt moeten worden met behulp <strong>van</strong><br />
kennismanagement systemen (Lehner, 2006).<br />
Daarvoor kunnen bijvoorbeeld computerprogramma’s worden gebruikt.<br />
Dit is een nogal <strong>in</strong>strumentele opvatt<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> organiseren <strong>van</strong> kennisverspreid<strong>in</strong>g.<br />
Het bevat bijvoorbeeld, veelal impliciet, de assumptie dat<br />
als kennis voorhanden is, die ook toegepast wordt door diegenen die <strong>het</strong><br />
nodig hebben. Dit schijnt toch niet altijd <strong>het</strong> geval te zijn. Een voorbeeld<br />
daar<strong>van</strong> is <strong>het</strong> niet of nauwelijks gebruiken <strong>van</strong> een helpfunctie <strong>in</strong> een<br />
computerprogramma (Bastiaens, 1997). Schneider (1996) onderscheidt<br />
diverse niveaus <strong>van</strong> kennismanagement: op de eerste plaats <strong>het</strong> net<br />
genoemde technische niveau, waar <strong>het</strong> gaat om de ict-<strong>in</strong>frastructuur waar<br />
<strong>in</strong>formatie verzameld en bewaard wordt. Vervolgens onderscheid hij <strong>het</strong>
organisatieniveau. Kennismanagement op dit niveau houdt zich bezig met<br />
aspecten als dehiërarchiër<strong>in</strong>g, deregulatie, organisatieoverschrijdende<br />
arbeidsgroepen en zelforganisatie. Op <strong>het</strong> derde, <strong>in</strong>dividuele niveau,<br />
gaat <strong>het</strong> om mentorprogramma’s, vertrouwenwekkende maatregelen,<br />
nastreven <strong>van</strong> een open leer- en communicatiecultuur. En dan tot slot <strong>het</strong><br />
systeemniveau. Daar gaat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> letten op diversiteit bij <strong>het</strong> aanstellen<br />
<strong>van</strong> nieuwe medewerkers, belon<strong>in</strong>gssystemen (belonen <strong>van</strong> creatieve<br />
medewerkers bijvoorbeeld), zij-<strong>in</strong>stroom mogelijk maken en realiseren en<br />
vrije onderzoeksbudgetten. Er worden drie strom<strong>in</strong>gen onderscheiden:<br />
1) de technologische, waar <strong>in</strong>gegaan wordt op <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatieve<br />
technologieën om de marktpositie zeker te stellen en <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestaan<br />
<strong>van</strong> een organisatiekennisbasis; 2) de door Lehner genoemde ‘humane’<br />
strom<strong>in</strong>g. Daar wordt de persoon als centrale kennisdrager gezien. En de<br />
laatste jaren wordt toenemend 3) de <strong>in</strong>tegratieve benader<strong>in</strong>g gekozen.<br />
Daartoe worden door sommige auteurs ook Nonaka en Takeuchi en<br />
Probst gerekend (Lehner, 2006). Het model <strong>van</strong> kennismanagement <strong>van</strong><br />
Probst bijvoorbeeld, doet meer recht aan de complexiteit <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuele<br />
besliss<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> gebruikers, dan de benader<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de humane of<br />
technologische strom<strong>in</strong>g. Bij dit model wordt onderscheid gemaakt <strong>in</strong><br />
diverse aspecten <strong>van</strong> kennismanagement.<br />
Kennismanagement volgens Probst<br />
Het doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Probst was <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> een overzicht <strong>van</strong><br />
ideaaltypische activiteiten voor <strong>in</strong>terventies <strong>in</strong> organisaties. Het is opgezet als een<br />
beschrijv<strong>in</strong>g en niet als een theoretisch model, noch op basis <strong>van</strong> empirische bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen.<br />
Het is ontwikkeld ter ondersteun<strong>in</strong>g <strong>van</strong> kennismanagement <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> organisaties.<br />
In dit model <strong>van</strong> kennismanagement worden zes verschillende aspecten onderscheiden:<br />
kennis identifi ceren, kennis verwerven, kennis ontwikkelen, kennis verdelen, kennis<br />
gebruiken, kennis bewaren. Deze worden als centrale activiteiten opgevat. Er worden<br />
drie bouwstenen onderscheiden. Het formuleren <strong>van</strong> de doelen <strong>van</strong> kennis is de eerste.<br />
De tweede betreft <strong>het</strong> beoordelen <strong>van</strong> kennis. De derde is <strong>het</strong> gehele kader met de zes<br />
verschillende aspecten: <strong>het</strong> b<strong>in</strong>nenkader wordt als een geheel gezien. In <strong>het</strong> b<strong>in</strong>nenste<br />
kader is geen sprake <strong>van</strong> een bepaalde volgorde. Alle componenten kunnen aan elkaar<br />
gerelateerd zijn. Het zijn allemaal kernactiviteiten. Het gehele model verb<strong>in</strong>dt de drie<br />
bouwstenen.<br />
De twee aspecten ‘doelen vaststellen’ en ‘<strong>het</strong> beoordelen <strong>van</strong> kennis’ kunnen zo<br />
geïnterpreteerd worden dat <strong>het</strong> ‘<strong>van</strong> boven’ komt (<strong>het</strong> management bijvoorbeeld), maar dat<br />
is niet noodzakelijk.<br />
65
66<br />
Kennis- Feedback Beoordelen<br />
ddoelen l<br />
<strong>van</strong> kkennis i<br />
Identificatie<br />
<strong>van</strong> kennis<br />
Opslaan <strong>van</strong><br />
kennis<br />
Kennis- Gebruik<br />
verwerv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> kennis<br />
Kennisontwikkel<strong>in</strong>gg<br />
Gebaseerd op Probst, Raub & Romhardt, 2006, p. 32.<br />
Verdel<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> kennis<br />
Probst, Raub en Romhardt (2006) leveren <strong>het</strong> <strong>in</strong>zicht dat – hoewel <strong>in</strong><br />
verschillende benader<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>formatie en kennisverspreid<strong>in</strong>g wel als<br />
belangrijk ervaren worden – dat niet voldoende is. Het gaat eveneens<br />
om <strong>het</strong> formuleren <strong>van</strong> doelen <strong>van</strong> kennis en <strong>het</strong> beoordelen/waarderen<br />
<strong>van</strong> kennis. Op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Probst kan beargumenteerd<br />
worden dat organisatieontwikkel<strong>in</strong>g bevorderd kan worden door de zes<br />
verschillende aspecten <strong>in</strong> <strong>het</strong> b<strong>in</strong>nenste kader, aangevuld met de twee<br />
andere dimensies ‘kennisdoelen’ en ‘beoordelen <strong>van</strong> kennis’.<br />
Opbrengst <strong>van</strong> deze paragraaf<br />
De opbrengst <strong>van</strong> deze paragraaf ligt <strong>in</strong> <strong>het</strong> besef dat er diverse aspecten<br />
zijn waardoor een organisatie zich verder kan ontwikkelen, namelijk<br />
door identifi catie <strong>van</strong> kennis, opslaan <strong>van</strong> kennis, kennisverwerv<strong>in</strong>g,<br />
kennisontwikkel<strong>in</strong>g, verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> kennis en gebruik <strong>van</strong> kennis. Dat<br />
vormt gezamenlijk één dimensie. De andere twee zijn: <strong>het</strong> formuleren<br />
<strong>van</strong> kennisdoelen en <strong>het</strong> beoordelen <strong>van</strong> kennis. Kennisontwikkel<strong>in</strong>g kan<br />
bevorderd worden door <strong>het</strong> expliciet maken <strong>van</strong> impliciete kennis, door<br />
bijvoorbeeld <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> metaforen en analogieën. Als middelen<br />
tot kennisontwikkel<strong>in</strong>g worden <strong>het</strong> structureren <strong>van</strong> kennis, empathie,
articulatie, <strong>in</strong>corporeren en verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen leggen gezien, dat op een steeds<br />
hoger niveau gebracht wordt (<strong>in</strong>dividu, groep, organisatie).<br />
Ten behoeve <strong>van</strong> kennis- en competentieontwikkel<strong>in</strong>g voor <strong>het</strong> kunnen<br />
oplossen <strong>van</strong> nieuwe problemen, <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> nieuwe rout<strong>in</strong>es<br />
of voor <strong>het</strong> behouden <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, dienen netwerken te worden<br />
georganiseerd die een gemeenschappelijke praktijk hebben. Dat<br />
kan enerzijds betekenen dat mensen met eenzelfde soort baan, met<br />
soortgelijke opdracht, <strong>in</strong> verschillende organisaties met elkaar <strong>in</strong> een<br />
netwerk zouden moeten participeren. Anderzijds kan <strong>het</strong> betekenen dat<br />
mensen samen een shared practice hebben. Deze groepen kunnen ook<br />
tijdelijk geformeerde groepen zijn met een specifi eke opdracht. Belangrijk<br />
is dat kennis verspreid wordt <strong>in</strong> de groep, maar ook dat nieuwe kennis en<br />
competenties ontwikkeld worden.<br />
Wat zijn de belangrijkste redenen waarom <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> niet plaatsv<strong>in</strong>dt?<br />
In de eerste ronde <strong>van</strong> de Delphi-studie werd gevraagd naar de belangrijkste redenen<br />
waarom <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> niet plaatsv<strong>in</strong>dt. Op deze vraag zijn de volgende antwoorden<br />
gegeven: ‘personele wissel<strong>in</strong>gen’, ‘te we<strong>in</strong>ig beschikbare tijd’, ‘angst voor veranderen’ en<br />
‘vrijblijvendheid <strong>in</strong> de participatie <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie’.<br />
Ter afsluit<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> hoofdstuk<br />
De aspecten die <strong>in</strong> dit hoofdstuk aan de orde kwamen, betreffen<br />
kenmerken <strong>van</strong> organisaties en kenmerken <strong>van</strong> processen <strong>in</strong> organisaties.<br />
Deze aspecten komen voort uit theorieën over organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g<br />
en helpen organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g te<br />
begrijpen en te verklaren. Tevens kwamen aspecten aan de orde waar<strong>van</strong><br />
<strong>in</strong> de genoemde theorieën verondersteld wordt dat ze <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong><br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> bevorderen. In een enkel geval zijn voorwaarden genoemd die<br />
de verspreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> zouden bevorderen.<br />
Van al deze aspecten wordt <strong>in</strong> <strong>het</strong> volgende hoofdstuk onderzocht wat de<br />
betekenis is voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
67
Betekenis <strong>van</strong> de theorieën<br />
en modellen voor<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> 4<br />
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de consequenties <strong>van</strong> de <strong>in</strong><br />
hoofdstuk 3 aan de orde gekomen aspecten <strong>van</strong> organisaties en voor<br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g zijn voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Daartoe<br />
is de <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> <strong>het</strong> vorige hoofdstuk geanalyseerd en geïntegreerd.<br />
Vervolgens zijn de uitkomsten daar<strong>van</strong> gestructureerd met <strong>het</strong> oog op hun<br />
betekenis voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Dat heeft overigens geleid tot een andere<br />
<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> paragrafen <strong>in</strong> dit hoofdstuk dan <strong>in</strong> <strong>het</strong> vorige hoofdstuk. Dit<br />
hoofdstuk beg<strong>in</strong>t met een overzicht <strong>van</strong> de aspecten die rele<strong>van</strong>t zijn voor<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g. In paragraaf 4.2 worden uitkomsten <strong>van</strong> de<br />
workshop en de Delphi-studie kort gepresenteerd. In paragraaf 4.3 wordt<br />
op basis <strong>van</strong> de <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> deze review beschreven wat de activiteiten<br />
zijn die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>in</strong> de context <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs<br />
kunnen bevorderen. Ten eerste dient een analyse te worden gemaakt<br />
<strong>van</strong> de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en de <strong>in</strong>novatie die gedissem<strong>in</strong>eerd wordt. Ten<br />
tweede dient een profi el te worden ontwikkeld <strong>van</strong> de organisatie waar<br />
de <strong>in</strong>novatie moet ontstaan. Tot slot wordt een aantal aandachtspunten<br />
genoemd waaraan gedacht moet worden om de theorieën en modellen <strong>in</strong><br />
de praktijk z<strong>in</strong>vol te kunnen toepassen.<br />
Wat zijn de belangrijkste kenmerken die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorderen?<br />
Op de vraag: ‘Wat zijn de belangrijkste kenmerken die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorderen?’ werden<br />
<strong>in</strong> de Delphi-studie de volgende aspecten <strong>het</strong> meest genoemd: ‘grote betrokkenheid <strong>van</strong><br />
docenten’, ‘de <strong>in</strong>novatie heeft heldere doelen’, ‘de ondersteun<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> management <strong>van</strong><br />
de school voor de <strong>in</strong>novatie is groot’, ‘<strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie is er ruimte en tijd voor refl ectie’ en<br />
‘de <strong>in</strong>novatie vormt een oploss<strong>in</strong>g voor een concreet, bestaand probleem’. Deze factoren<br />
worden gevolgd door een groep die eveneens belangrijk is (maar iets m<strong>in</strong>der): ‘de <strong>in</strong>novatie<br />
beg<strong>in</strong>t op de werkvloer’ (bottom-up), ‘de <strong>in</strong>novatie heeft zichtbare resultaten opgeleverd’,<br />
‘sterk gevoel <strong>van</strong> urgentie voor verander<strong>in</strong>gen bij docenten’, ‘betrokkenen hebben geen<br />
angst voor verander<strong>in</strong>gen’, ‘ondersteun<strong>in</strong>g door de schoolleid<strong>in</strong>g’.<br />
69
70<br />
Daarnaast zijn nog de volgende factoren als belangrijkste aangeduid (niet door alle<br />
respondenten genoemd): ‘voldoende fi nanciële middelen’, ‘niet of nauwelijks personele<br />
wissel<strong>in</strong>gen’, ‘docenten worden getra<strong>in</strong>d <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie’, ‘de <strong>in</strong>novatie is niet<br />
te complex’, ‘de <strong>in</strong>novatie is gericht op <strong>het</strong> primaire proces’, ‘er is voldoende beschikbare<br />
tijd’, ‘leerl<strong>in</strong>gen zijn betrokken bij de (ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de) <strong>in</strong>novatie’, ‘er is geen sprake<br />
<strong>van</strong> vrijwillige deelname <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie’. De uitkomsten <strong>van</strong> de Delphi-studie geven een<br />
idee waar, op basis <strong>van</strong> de antwoorden <strong>van</strong> de experts die deelnamen, mogelijkheden<br />
liggen om de situatie voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te verbeteren (voor een volledig<br />
overzicht <strong>van</strong> de uitkomsten zie bijlage 3).<br />
4.1 Aspecten ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
Verschillende theoretische uitgangspunten leiden tot verschillende<br />
opvatt<strong>in</strong>gen over wat gedaan kan worden om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te versterken.<br />
In <strong>het</strong> vorige hoofdstuk kwamen veel aspecten aan de orde die de<br />
organisatie helpen te overleven of verder te ontwikkelen. Slechts een<br />
beperkt aantal benader<strong>in</strong>gen besteedt specifi ek aandacht aan wat de<br />
aspecten zijn die <strong>in</strong>novatie en/of <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorderen. Alle aspecten<br />
die <strong>in</strong> hoofdstuk 3 aan de orde kwamen, zijn samengevat en opgesomd<br />
(<strong>in</strong> de afsluitende delen b<strong>in</strong>nen alle paragrafen <strong>in</strong> hoofdstuk 3).<br />
Vervolgens is geanalyseerd wat de betekenis <strong>van</strong> al deze aspecten voor<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is. Daarbij is reken<strong>in</strong>g gehouden met zowel de defi nitie <strong>van</strong><br />
‘<strong>in</strong>novatie’ en ‘<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>’ en ook met de uitkomsten <strong>van</strong> de Delphistudie<br />
en de workshop. Dat betekent dat de analyse op twee manieren<br />
een contextspecifi eke uitwerk<strong>in</strong>g (namelijk die <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse<br />
beroepsonderwijs) heeft gekregen. Alle analysestappen hebben geleid<br />
tot een <strong>in</strong>tegratie <strong>van</strong> alle aspecten en een andere structuur <strong>in</strong> deze<br />
paragraaf dan <strong>in</strong> hoofdstuk 3. De uitkomsten <strong>van</strong> deze analyse worden<br />
hier gepresenteerd.<br />
In relatie tot de defi nities betekent dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> kort dat de activiteiten z<strong>in</strong>vol<br />
moeten zijn voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, specifi ek die <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
die <strong>het</strong> primaire proces betreffen, <strong>in</strong> de beroepsonderwijskolom tussen<br />
en b<strong>in</strong>nen scholen. Dissem<strong>in</strong>atie wordt daarbij als een dynamisch, nietl<strong>in</strong>eair<br />
verlopend proces opgevat. Dissem<strong>in</strong>atie wordt beïnvloed door<br />
de kenmerken <strong>van</strong> de context en door alle betrokkenen. Tijdens de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> wordt door de betrokkenen kennis en ervar<strong>in</strong>g opgedaan<br />
en bij <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> ontstaat veelal nieuwe kennis. Voorwaarde voor<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> b<strong>in</strong>nen of tussen organisaties is niet alleen dat organisaties
overleven, maar ook dat de organisatie zich verder kan ontwikkelen.<br />
Dit is <strong>in</strong>herent aan de defi nitie <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. De vraag is nu welke<br />
kenmerken <strong>van</strong> een organisatie <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kunnen bevorderen.<br />
Kenmerken <strong>van</strong> de organisatie<br />
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen kenmerken ten<br />
aanzien <strong>van</strong> de structuur <strong>van</strong> de organisatie en kenmerken die <strong>het</strong><br />
gedrag <strong>van</strong> de organisatie, of de leden daar<strong>van</strong> betreffen. In relatie tot<br />
structuurkenmerken is gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> een vlakke hiërarchie<br />
voor fl exibiliteit <strong>in</strong> de organisatie en voor de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Tevens is gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> een ger<strong>in</strong>ge specialisatiegraad<br />
b<strong>in</strong>nen en tussen afdel<strong>in</strong>gen, een sterke decentralisatie, m<strong>in</strong>imaliser<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> centrale ondersteunende afdel<strong>in</strong>gen, een eenvoudige confi guratie en<br />
de fl exibiliteit om tijdelijke teams voor <strong><strong>in</strong>novaties</strong> te ontwikkelen.<br />
Ook is vastgesteld, <strong>in</strong> relatie tot <strong>in</strong>novatiebevorder<strong>in</strong>g, dat de organisatie<br />
uit professionals bestaat met een sterke positie (adhocracy). Kanter<br />
komt tot de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g dat <strong>in</strong> <strong>in</strong>novatieve bedrijven, daar waar <strong>in</strong>novatie<br />
gewaardeerd werd, ruimte is voor <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> fouten, medewerkers<br />
zekerheid wordt geboden en een langzame verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de positie<br />
mogelijk is (klimmen op de ladder). Daarbij worden succesvolle personen<br />
ondersteund door <strong>in</strong>formatie, personele en fi nanciële middelen en zijn de<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> een <strong>in</strong>tern resultaatgericht controlesysteem.<br />
Voor de verspreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> dus, wordt<br />
gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> een organisatie die niet sterk hiërarchisch<br />
georganiseerd is. Een bureaucratische organisatie is disfunctioneel.<br />
Deze is traag en snel geneigd tot onbedoelde neveneffecten – zoals de<br />
vermeerder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> banen of overmatige voorschriften – en draagt <strong>het</strong><br />
risico <strong>van</strong> confl icten tussen specialisten en bureaucraten <strong>in</strong> zich.<br />
Een organisatie kan ervoor kiezen om besliss<strong>in</strong>gsbevoegdheid op diverse<br />
niveaus te plaatsen. Indien besliss<strong>in</strong>gen op een centraal niveau genomen<br />
worden door we<strong>in</strong>ig mensen, kan snelle besluitvorm<strong>in</strong>g gerealiseerd<br />
worden. Bovendien kunnen deze mensen op dit niveau oploss<strong>in</strong>gen voor<br />
problemen overdragen naar andere situaties met dezelfde of soortgelijke<br />
problemen. Het kan echter ook problemen opleveren, omdat veel<br />
detailkennis daar niet voorhanden is, waardoor deze niet meegenomen<br />
71
72<br />
kan worden <strong>in</strong> de besluitvorm<strong>in</strong>g. Dit komt de kwaliteit <strong>van</strong> de besluiten<br />
niet ten goede. Bovendien bestaat <strong>het</strong> gevaar dat besliss<strong>in</strong>gen niet door<br />
de niet-beslissers geaccepteerd worden: <strong>het</strong> not <strong>in</strong>vented here-syndroom.<br />
Indien de professionals zelf de besliss<strong>in</strong>gen nemen, betekent dat <strong>in</strong><br />
geval <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> dat er diverse actoren en groepen zijn die de<br />
besliss<strong>in</strong>gen nemen. Als er veel besliss<strong>in</strong>gen genomen worden door<br />
de groepsleden, bijvoorbeeld docenten en anderen die <strong>in</strong> de praktijk<br />
werken <strong>in</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen, leidt dat tot <strong>het</strong> veelvuldig moeten<br />
nemen <strong>van</strong> besliss<strong>in</strong>gen, wat tijd en energie kost. Met langdurige<br />
besluitvorm<strong>in</strong>gsprocessen kan <strong>het</strong> geheel verzanden.<br />
Anderzijds is een bepaalde mate <strong>van</strong> autonomie noodzakelijk voor de<br />
motivatie <strong>van</strong> de medewerkers. Ook voor <strong>het</strong> creëren <strong>van</strong> een situatie<br />
waar<strong>in</strong> fl exibel gereageerd kan worden op onvoorziene situaties, wat <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> geval <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> veelvuldig voor zal komen, is een bepaalde<br />
mate <strong>van</strong> autonomie bevorderlijk. Bovendien hebben de medewerkers<br />
gedetailleerde <strong>in</strong>formatie die bij ger<strong>in</strong>ge autonomie en beslisbevoegdheid<br />
verloren gaat en niet omgezet kan worden <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces,<br />
dan wel niet effi ciënt omgezet kan worden <strong>van</strong>wege tijdverlies. Sterke<br />
<strong>in</strong>stitutionaliser<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de organisatie is niet wenselijk.<br />
Bij sterke <strong>in</strong>stitutionaliser<strong>in</strong>g is <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> de organisatie sterk<br />
voorgeschreven. De organisatie moet zich immers, om te overleven,<br />
aanpassen aan de regels en de verwacht<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de omgev<strong>in</strong>g. Gezien<br />
<strong>het</strong> feit dat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen slecht voorspelbaar en afhankelijk <strong>van</strong><br />
de context zijn, zijn <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g en sterk voorgeschreven<br />
gedrag geen passende comb<strong>in</strong>atie. Organisaties moeten juist fl exibel<br />
kunnen handelen en moeten ook onconventionele oploss<strong>in</strong>gen en<br />
procedures kunnen ontwikkelen. Organisaties kunnen hun bestaan<br />
<strong>in</strong> gevaar brengen door hun rout<strong>in</strong>es zeer sterk te veranderen naar<br />
aanleid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g. Echter, verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />
organisatie om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen, kan een impuls krijgen door<br />
bewust bestaande rout<strong>in</strong>es te doorbreken en te veranderen, bijvoorbeeld<br />
besluitvorm<strong>in</strong>gsprocessen.
Een ander belangrijk aspect <strong>in</strong> relatie tot <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> vormt de manier<br />
waarop kennis <strong>in</strong> de organisatie verspreid wordt. Een organisatie dient<br />
kennismanagement te faciliteren en organiseren. Dat beperkt zich<br />
echter niet tot <strong>het</strong> verspreiden <strong>van</strong> kennis. Kennisdoelen bepalen en<br />
<strong>het</strong> beoordelen <strong>van</strong> bestaande kennis, vormen belangrijke aspecten.<br />
Het management of de leid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een onderwijsorganisatie kan dat op<br />
zich nemen. Daarnaast zijn andere aspecten <strong>van</strong> kennismanagement<br />
belangrijk: identifi catie <strong>van</strong> kennis, opslaan <strong>van</strong> kennis, gebruik<br />
<strong>van</strong> kennis, kennisverwerv<strong>in</strong>g, kennisontwikkel<strong>in</strong>g. Het opslaan en<br />
identifi ceren <strong>van</strong> kennis kan georganiseerd worden; de andere vormen<br />
dienen gefaciliteerd te worden. Aanwijz<strong>in</strong>gen daarvoor komen nog aan<br />
bod.<br />
Hoe zouden organisaties eruit moeten zien opdat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kan plaatsv<strong>in</strong>den?<br />
In de Delphi-studie is gevraagd hoe organisaties eruit moeten zien opdat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kan<br />
plaatsv<strong>in</strong>den. Daarop kwamen de volgende antwoorden:<br />
fl exibele, open school, die zelf wil leren;<br />
iedereen voelt zich waargenomen en is betrokken (docenten hebben een gevoel <strong>van</strong><br />
waarder<strong>in</strong>g bijvoorbeeld);<br />
experimenteerruimte voor medewerkers;<br />
goede voorlicht<strong>in</strong>g;<br />
organiseren <strong>van</strong> feedback;<br />
benoemen behaalde succes.<br />
Daarnaast zijn nog de volgende factoren genoemd als zijnde belangrijk, maar iets m<strong>in</strong>der<br />
dan de bovenstaande:<br />
onderwijskundig leider;<br />
gericht op primaire proces;<br />
leerl<strong>in</strong>gen betrokken bij <strong>in</strong>novatie;<br />
voldoende tijd en geld;<br />
we<strong>in</strong>ig verloop <strong>in</strong> personeel.<br />
Lerende organisatie<br />
Voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang dat een<br />
organisatie zich (mee)ontwikkelt. De <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de omgev<strong>in</strong>g op de<br />
organisatie wordt niet door alle theorieën als determ<strong>in</strong>erende <strong>in</strong>vloed<br />
opgevat. Wel wordt vrijwel altijd onderkend dat kenmerken <strong>van</strong> de<br />
context de keuzemogelijkheden <strong>van</strong> een organisatie bepalen. Daarom<br />
is <strong>het</strong> noodzakelijk dat een organisatie ‘zichzelf kent’. Dat betekent<br />
dat een zelfanalyse noodzakelijk is, over wat de organisatie is, welke<br />
structuurkenmerken deze heeft, welke doelen, welke normen en<br />
73
74<br />
waarden enzovoort. De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een organisatie kan vervolgens<br />
alleen gerealiseerd worden met de <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> die organisatie. De<br />
veronderstell<strong>in</strong>g luidt dat een organisatie alleen kan ontwikkelen<br />
<strong>in</strong>dien zij leert. Dat leren is noodzakelijk voor de nieuwe <strong>in</strong>treders <strong>in</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen. Niet alleen de nieuwe <strong>in</strong>treders, maar ook<br />
diegenen die al de nodige kennis en ervar<strong>in</strong>g hebben met <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>, moeten leren. Verder leren, kennis ontwikkelen en ervar<strong>in</strong>g<br />
opdoen is noodzakelijk, omdat de nieuwe context waar<strong>in</strong> bijvoorbeeld een<br />
specifi eke <strong>in</strong>novatie gedissem<strong>in</strong>eerd wordt, andere kenmerken kent dan<br />
die waar de <strong>in</strong>novatie is ontstaan.<br />
Specifi ek voor organisaties die zich verder ontwikkelen, is <strong>het</strong> <strong>van</strong><br />
belang te realiseren dat leren gemotiveerd gedrag is. De lerende<br />
moet dus gemotiveerd zijn en daar kan de organisatie aan bijdragen.<br />
Individuen kunnen leren <strong>van</strong> voorbeelden, zowel <strong>van</strong> personen als <strong>van</strong><br />
gebeurtenissen. Van belang is te realiseren dat leren niet per defi nitie<br />
<strong>in</strong>tentioneel is en ook niet altijd positieve uitkomsten kent. Het geleerde<br />
draagt niet per se bij tot verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de situatie.<br />
Bij <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> kennis wordt voorkennis geactiveerd. Ambigue<br />
voorkennis en regels kunnen bijvoorbeeld leiden tot <strong>het</strong> aanleren <strong>van</strong><br />
‘verkeerde’ kennis, die dan vervolgens wordt toegepast <strong>in</strong> nieuwe situaties.<br />
Dus is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang voor de organisatie om te weten wat de voorkennis<br />
<strong>van</strong> de medewerkers is. En omdat leren niet altijd <strong>in</strong>tentioneel is, kan<br />
daarmee voorkomen worden dat bijvoorbeeld fout op fout gestapeld<br />
wordt <strong>in</strong> de kennis <strong>van</strong> de medewerkers. Cultuuraspecten kunnen <strong>het</strong><br />
leren <strong>in</strong> de organisatie bevorderen: bijvoorbeeld een feedbackcultuur,<br />
een leercultuur, waar bijvoorbeeld fouten gemaakt mogen worden en er,<br />
openlijk, ruimte is om daar<strong>van</strong> te leren.<br />
Een voorwaarde voor <strong>het</strong> zich (kunnen) ontwikkelen <strong>van</strong> een organisatie is<br />
dat de personen <strong>in</strong> de organisatie zich (kunnen) ontwikkelen. Vervolgens<br />
kunnen, naast <strong>het</strong> eerdergenoemde kennismanagement, strategieën<br />
gehanteerd worden om de organisatie verder te brengen. Dat is met name<br />
<strong>van</strong> belang als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> verspreiden <strong>van</strong> kennis en <strong>het</strong> ontwikkelen<br />
<strong>van</strong> nieuwe kennis, die beide voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> als voorwaarde worden<br />
beschouwd. Een <strong>van</strong> de mogelijkheden wordt gezien <strong>in</strong> <strong>het</strong> concept
<strong>van</strong> Argyris en Schön. Concreet voor de organisatie betekent <strong>het</strong> dat<br />
de medewerkers leren refl ecteren op hun eigen werkprestaties. Indien<br />
die niet optimaal zijn, dienen ze (<strong>in</strong> staat te zijn) hun gedrag aan te<br />
passen. Bovendien dienen ze zich bewust te zijn <strong>van</strong> hun werktheorieën,<br />
zodat ze, <strong>in</strong>dien nodig ook hun normen en waarden, <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g, attitude,<br />
<strong>in</strong>terpretaties enzovoort aan kunnen passen. Dat is echter nog niet<br />
voldoende: medewerkers dienen zich ook bewust te zijn <strong>van</strong> eventuele<br />
discrepanties tussen de werktheorieën die ze zeggen te hanteren en<br />
die ze daadwerkelijk hanteren. Het verschil wegnemen leidt tot betere<br />
prestaties <strong>in</strong> de organisatie. Medewerkers hebben ondersteun<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dit<br />
proces nodig, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat ze <strong>van</strong> de organisatie tijd voor refl ectie krijgen,<br />
de mogelijkheid om de nieuwe strategieën uit te voeren en externe hulp<br />
voor bewustword<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de werktheorieën. Omdat <strong>het</strong> om diepgaande<br />
processen gaat, is <strong>het</strong> niet mogelijk de refl ectie tijdens de uitoefen<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> werk te realiseren.<br />
Het leren <strong>van</strong> personen <strong>in</strong> de organisatie is niet voldoende voor de verdere<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de organisatie. Daarvoor wordt <strong>het</strong> ook noodzakelijk<br />
geacht dat de beelden die de mensen hebben, expliciet worden gemaakt<br />
(hun attitude, hun visie). Bovendien is een door de medewerkers<br />
gedeelde visie voor en over de toekomst noodzakelijk en dient <strong>in</strong> groepen<br />
te worden geleerd (team learn<strong>in</strong>g). Dat kan door dialoog en gezamenlijk<br />
refl ecteren. Deze vier aspecten dienen te worden gekoppeld aan<br />
kennis over <strong>het</strong> systeem waar<strong>in</strong> ze werken (de organisatie). Daarvoor<br />
moeten systemen zichtbaar gemaakt worden. Dat past bij <strong>het</strong> eerder<br />
vermelde aspect dat een organisatie zichzelf moet kennen. Structuuren<br />
cultuurkenmerken moeten voor de medewerkers expliciet gemaakt<br />
worden. Bijvoorbeeld <strong>in</strong> system maps en <strong>in</strong> diagrammen die de<br />
belangrijkste onderdelen weergeven en hoe ze met elkaar verbonden zijn.<br />
Begrip over hoe systemen werken, maar ook relaties tussen personen<br />
zijn <strong>van</strong> belang. Dat biedt de mogelijkheid dat de andere vier genoemde<br />
aspecten geïntegreerd kunnen worden, op elkaar aan kunnen sluiten en<br />
een consistent geheel kunnen vormen. Hierdoor kan de organisatie zich<br />
verder ontwikkelen en daarmee is dan een voorwaarde gerealiseerd om<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen.<br />
75
76<br />
Voorwaarde voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is dat kennis ontwikkeld wordt door<br />
<strong>in</strong>dividuen en ook door de organisatie. De organisatie kan dat stimuleren<br />
door de eerder beschreven processen <strong>van</strong> socialisatie, externalisatie,<br />
comb<strong>in</strong>atie en <strong>in</strong>ternalisatie te ondersteunen en situaties te creëren<br />
waardoor deze processen kunnen plaatsv<strong>in</strong>den. Concreet kunnen de<br />
volgende activiteiten uitgevoerd worden: <strong>in</strong>teractie met externe experts,<br />
observeren <strong>van</strong> <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> collega’s en <strong>het</strong> delen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen,<br />
empathie bevorderen, bevorderen <strong>van</strong> articulatie <strong>van</strong> impliciete kennis<br />
met behulp <strong>van</strong> analogieën, metaforen en modellen die de basis voor<br />
een dialoog vormen. Het verzamelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie en die <strong>in</strong>tegreren<br />
en opslaan <strong>in</strong> bijvoorbeeld databases, vormt eveneens een activiteit.<br />
Net als <strong>het</strong> opdoen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen, nieuwe ideeën en kennis. Tevens<br />
kunnen simulaties en prototypes ontwikkeld worden, die vervolgens<br />
worden uitgeprobeerd. Interactie met externe experts wordt als belangrijk<br />
aspect opgevat. Het proces <strong>van</strong> de vier fasen – socialisatie, externalisatie,<br />
comb<strong>in</strong>atie en <strong>in</strong>ternalisatie – dient te worden doorlopen op een steeds<br />
hoger niveau: <strong>van</strong> bijvoorbeeld een docent, naar een groep, naar de<br />
organisatie. Met deze activiteiten kan <strong>het</strong> leren <strong>van</strong> de organisatie<br />
gerealiseerd worden en daarmee <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorderd worden.<br />
Participeren <strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> de organisatie<br />
Voorwaarde voor <strong>het</strong> slagen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is dat iedereen participeert<br />
en geëngageerd is. Er is een aantal aspecten <strong>in</strong> de theorieën te<br />
herkennen waarmee de participatie <strong>van</strong> medewerkers <strong>in</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
gestimuleerd kan worden. Belangrijk is dat de organisatie opportunistisch<br />
gedrag <strong>van</strong> de medewerkers tegengaat. Dat kan gerealiseerd worden<br />
door onder andere <strong>het</strong> geven <strong>van</strong> voldoende <strong>in</strong>formatie. Daarmee wordt<br />
de onzekerheid <strong>van</strong> een medewerker gereduceerd. Het is belangrijk te<br />
realiseren dat vier verschillende aspecten <strong>van</strong> onvolledige <strong>in</strong>formatie tot<br />
problemen kunnen leiden:<br />
1 Er is onvolledige <strong>in</strong>formatie over de eigenschappen <strong>van</strong> de<br />
medewerker.<br />
2 Er bestaat onvolledige <strong>in</strong>formatie over de bedoel<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de<br />
contractpartner.<br />
3 Er is een kennisvoorsprong <strong>van</strong> de contractpartner die hij <strong>in</strong> zijn<br />
handelen kan gebruiken voor zijn eigen voordeel.
4 De opdrachtgever kan <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> de opdrachtnemer<br />
<strong>in</strong> relatie tot de opdracht zien, maar niet <strong>het</strong> daadwerkelijke<br />
gedrag <strong>van</strong> de opdrachtnemer.<br />
Hoe m<strong>in</strong>der <strong>in</strong>formatie <strong>in</strong> deze vier vormen voorhanden is, des te slechter<br />
is <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> <strong>het</strong> werk. Dat betekent dat de organisatie ervoor<br />
moet zorgen dat deze vier vormen <strong>van</strong> onvolledig geïnformeerd zijn, niet<br />
voorkomen.<br />
Daarnaast is <strong>het</strong> sluiten <strong>van</strong> een contract een belangrijk aspect, waar<strong>in</strong><br />
de overeengekomen rechten, plichten, wederzijdse verwacht<strong>in</strong>gen,<br />
opdrachten en de doelen opgenomen zijn. Daarmee wordt de<br />
onzekerheid en ook de complexiteit voor een medewerker gereduceerd.<br />
Reductie <strong>van</strong> complexiteit kan een werkgever organiseren door<br />
arbeidsdel<strong>in</strong>g, standaardisatie <strong>in</strong> processen, via macht en hiërarchie en<br />
door communicatie en <strong>in</strong>doctr<strong>in</strong>atie. Een belangrijk aspect ter reductie<br />
<strong>van</strong> onzekerheid is de baanzekerheid en de vergoed<strong>in</strong>g (ook <strong>in</strong> de vorm<br />
<strong>van</strong> salaris). Het is belangrijk te realiseren dat <strong>in</strong>dividuen een afweg<strong>in</strong>g<br />
maken tussen de belon<strong>in</strong>g die ze krijgen, <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> geld, goederen,<br />
personeel enzovoort en dat wat een persoon aan ‘betal<strong>in</strong>g’ doet, <strong>in</strong> de<br />
vorm <strong>van</strong> arbeid. Zolang iemand tevreden is, <strong>in</strong> ieder geval <strong>het</strong> gevoel<br />
heeft dat de betal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de organisatie aan de persoon groter is dan<br />
omgekeerd, zal hij blijven participeren. Dit is belangrijk omdat <strong>het</strong> de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> ten goede komt, <strong>in</strong>dien de goede, competente mensen<br />
blijven participeren (en niet vertrekken). Bij vertrek gaat voor de<br />
organisatie belangrijke kennis en ervar<strong>in</strong>g verloren. Het is bevorderlijk<br />
aandacht te schenken aan de medewerkers en waarder<strong>in</strong>g uit te spreken.<br />
Bovendien zijn beide bevorderlijk voor de noodzakelijke motivatie <strong>van</strong> de<br />
medewerker. Aanvullende strategieën zijn: <strong>het</strong> uitleggen aan docenten<br />
en andere rele<strong>van</strong>te actoren (deelnemers, bedrijven, enzovoort) wat<br />
de <strong>in</strong>novatie is, wat <strong>het</strong> nut er<strong>van</strong> is en waarom <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> z<strong>in</strong>vol is.<br />
Een volgend aspect betreft een bewustword<strong>in</strong>gsproces. Het idee is dat<br />
<strong>in</strong>dien een persoon erop gewezen wordt dat er een discrepantie bestaat<br />
tussen <strong>het</strong> gedrag dat tot goede prestaties leidt (en gewenst gedrag) en<br />
<strong>het</strong> daadwerkelijke gedrag <strong>van</strong> de betreffende persoon, hij zijn gedrag<br />
zal aanpassen. Dat betekent dat de bewustword<strong>in</strong>g over <strong>het</strong> eigen en<br />
gewenste gedrag georganiseerd dient te worden. In een ander verband<br />
77
78<br />
is dat eveneens <strong>van</strong> belang. In relatie tot de mogelijkheden die iemand<br />
heeft om te leren, is gewezen op <strong>het</strong> feit dat leren niet altijd iets positiefs<br />
tot gevolg heeft. Als een medewerker verkeerde, niet passende voorkennis<br />
heeft en daarop nieuwe kennis ontwikkelt, levert dat een situatie op waar<br />
verkeerde d<strong>in</strong>gen geleerd worden. Het bewustzijn over de kwaliteit <strong>van</strong> de<br />
voorkennis is dus belangrijk.<br />
Groepen en netwerken<br />
Vanuit verschillende <strong>in</strong>valshoeken is gewezen op <strong>het</strong> belang <strong>van</strong><br />
netwerken en groepen. In relatie tot <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
dienen netwerken of groepen te ontstaan waar<strong>in</strong> gecommuniceerd kan<br />
worden. Het is <strong>van</strong> belang dat de leden <strong>van</strong> een dergelijk netwerk een<br />
gedeelde praktijk hebben. Dat kan enerzijds betekenen dat mensen <strong>van</strong><br />
verschillende organisaties <strong>in</strong> een netwerk opgenomen zijn. De gedeelde<br />
praktijk betekent <strong>in</strong> dat geval dat zij dezelfde taken en opdrachten <strong>in</strong> hun<br />
beroep kennen. Bijvoorbeeld docenten <strong>in</strong> een bepaalde opleid<strong>in</strong>g, of<br />
docenten en praktijkopleiders die met vergelijkbare deelnemers werken,<br />
of docenten <strong>van</strong> verschillende scholen <strong>van</strong> een bepaalde opleid<strong>in</strong>g.<br />
Alleen dan kunnen ze elkaar begrijpen en de <strong>in</strong>formatie <strong>van</strong> elkaar<br />
goed <strong>in</strong>terpreteren. Dat zijn voorwaarden voor kennisuitwissel<strong>in</strong>g en <strong>het</strong><br />
ontstaan <strong>van</strong> nieuwe kennis. Een organisatie daarentegen heeft mensen<br />
met verschillende praktijkervar<strong>in</strong>g omdat er sprake is <strong>van</strong> arbeidsdel<strong>in</strong>g.<br />
Een andere <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘gedeelde praktijk’ is dat de leden <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
netwerk gezamenlijk ervar<strong>in</strong>gen opdoen. De veronderstell<strong>in</strong>g is dat<br />
alleen zo nieuwe oploss<strong>in</strong>gen voor nieuwe problemen ontwikkeld kunnen<br />
worden. Gedeelde praktijk betekent <strong>in</strong> dit geval samenwerken. Nog<br />
specifi eker: samenwerken <strong>in</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen.<br />
Het kan zijn dat met steeds nieuw samengestelde groepen, die voor<br />
een relatief korte periode als groep fungeren, de mogelijkheden om<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen vergroot worden. De organisatie kan deze<br />
netwerken organiseren en faciliteren.<br />
Een aantal kenmerken <strong>van</strong> groepen kan <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorderen. Al<br />
eerder is gewezen op <strong>het</strong> feit dat er kennis gedeeld dient te worden.<br />
Dat geldt eveneens voor een groep of netwerk. Deze dient zich immers<br />
ook verder te ontwikkelen. Gedeelde kennis wordt soms opgevat als dat
iedereen zijn eigen, verschillende, kennis <strong>in</strong>brengt. In andere defi nities<br />
wordt <strong>het</strong> opgevat als dat iedereen <strong>in</strong> de groep alle kennis heeft die er<br />
<strong>in</strong> de groep is (iedereen heeft dezelfde kennis). Het concept <strong>van</strong> team<br />
mental models behelst beide en daarbij ook de gezamenlijke ideeën,<br />
normen en waarden <strong>in</strong> de groep, alsook de opvatt<strong>in</strong>gen over wat de groep<br />
is, de doelen enzovoort.<br />
Kennis bestaat overigens alleen <strong>in</strong> relatie tot de eerdergenoemde praktijk.<br />
De kenmerken <strong>van</strong> de praktijk bepalen wat de kennis is en hebben ook<br />
<strong>in</strong>vloed op de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de kennis. Kennisontwikkel<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> een<br />
context plaats. Voor <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> kennis is communicatie nodig<br />
(discours). Daarbij is <strong>het</strong> belangrijk dat gepraat wordt over die praktijk<br />
en waar <strong>het</strong> om gaat; over de <strong>in</strong>novatie die <strong>het</strong> betreft, de situatie die<br />
<strong>het</strong> betreft, over rout<strong>in</strong>es, over processen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> enzovoort.<br />
Kennisontwikkel<strong>in</strong>g wordt als een proces gezien <strong>van</strong> sociale participatie.<br />
Dat betekent dat leren niet los gezien kan worden <strong>van</strong> de context.<br />
Wat de leden doen en hoe kennis ontwikkeld wordt, hangt af <strong>van</strong> hun<br />
opvatt<strong>in</strong>gen over wat de groep is en wat de functie <strong>van</strong> de groep is. Dat<br />
vereist overigens tijd voor refl ectie. En dat moet gefaciliteerd worden.<br />
Hoe kennis ontwikkeld wordt, hangt <strong>van</strong> de groepscultuur af. Voor een<br />
groep geldt natuurlijk ook dat een feedbackcultuur, een leercultuur waar<br />
<strong>van</strong> fouten geleerd kan en mag worden, bevorderlijk is. De groep moet<br />
door diens leden als groep geïnterpreteerd en gezien worden. Het lid<br />
worden <strong>van</strong> een groep wordt ook wel als socialisatieproces opgevat. Een<br />
proces waarbij iemand <strong>in</strong> de groep groeit en identiteit ontwikkeld wordt.<br />
Socialisatie wordt ook wel opgevat als participatie <strong>in</strong> sociale leerprocessen.<br />
Voor kennisontwikkel<strong>in</strong>g is <strong>het</strong> bevorderlijk <strong>in</strong>dien duidelijk is wat nodig<br />
is om competent te zijn voor de betreffende opdracht. Daarvoor kunnen<br />
feedbackgesprekken behulpzaam zijn. Met refl ectie <strong>in</strong> een groep kan de<br />
kennis <strong>van</strong> de groep over de groep blootgelegd worden. Dat bevordert<br />
de word<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de groep. Eveneens versterkt refl ectie <strong>in</strong> de groep de<br />
bewustword<strong>in</strong>g over de eisen die <strong>het</strong> werken <strong>in</strong> deze groep, met deze<br />
specifi eke opdracht, stelt. Dat levert kennis over de kennisontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
de groep op.<br />
Concrete leeractiviteiten die uitgevoerd kunnen worden ter bevorder<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>, zijn <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie, learn<strong>in</strong>g-by-do<strong>in</strong>g<br />
79
80<br />
en toepass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> producten <strong>van</strong> anderen die dan aan de eigen context<br />
aangepast worden.<br />
Sterke sociale structuren bepalen <strong>in</strong>dividueel gedrag <strong>in</strong> een groep. De<br />
relaties <strong>in</strong> de groepen dienen sterk te zijn om de kennis te delen en er<br />
moet vertrouwen bestaan <strong>in</strong> de groep. Sterke relaties kunnen daarentegen<br />
<strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> de weg staan, <strong>van</strong>wege bepaald gedrag<br />
als gevolg <strong>van</strong> die sterke relaties, zoals grote loyaliteit, persoonlijke<br />
<strong>in</strong>teractiepatronen, we<strong>in</strong>ig feedback en kritiek geven. Echter, sterke<br />
relaties bevorderen <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Bijvoorbeeld <strong>in</strong> <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> een<br />
systeem<strong>in</strong>novatie, waar alles goed op elkaar afgestemd moet worden met<br />
andere aspecten <strong>van</strong> en b<strong>in</strong>nen de organisatie, wat veel uitwissel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
kennis behoeft.<br />
Mensen hebben kennis die ze niet met anderen delen. In <strong>het</strong> bijzonder<br />
als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang<br />
dat kennis niet op één plaats blijft ‘hangen’, maar dat <strong>het</strong> naar andere<br />
mensen, groepen en contexten over gaat. Bij <strong>het</strong> delen <strong>van</strong> kennis is<br />
<strong>het</strong> <strong>van</strong> belang dat niet alleen de expliciete kennis wordt gedeeld, maar<br />
ook geprobeerd wordt impliciete kennis expliciet te maken. Dat kan<br />
bijvoorbeeld door <strong>het</strong> aan de hand <strong>van</strong> metaforen laten articuleren. Een<br />
voorwaarde voor <strong>het</strong> delen <strong>van</strong> kennis is dat er vertrouwen <strong>in</strong> een groep is.<br />
Kennisdelen v<strong>in</strong>dt plaats zolang de opbrengsten hoger zijn dan de kosten.<br />
Als iemand bijvoorbeeld angst heeft voor zijn positie (<strong>in</strong> de groep, maar<br />
ook zijn baan bijvoorbeeld) zal hij zijn (unieke) kennis niet toevertrouwen<br />
aan de groep. Met <strong>het</strong> oog op <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is <strong>het</strong> belangrijk dat die angst<br />
wordt weggenomen. Dat kan door de groepsleden en ook door de leid<strong>in</strong>g<br />
worden gedaan.<br />
Om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen met behulp <strong>van</strong> groepen, moet worden<br />
nagegaan welke kenmerken en processen <strong>in</strong> groepen de kennisdel<strong>in</strong>g<br />
en kennisontwikkel<strong>in</strong>g bevorderen en op een andere wijze <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
kunnen bevorderen. Voor kennis delen en ontwikkelen is samenwerken<br />
en communiceren noodzakelijk. Deze aspecten komen hier aan de orde.<br />
Deze worden gevolgd door andere rele<strong>van</strong>te kenmerken <strong>van</strong> (processen
<strong>van</strong>) de groep: de <strong>in</strong>houd of opdracht, de autonomie, <strong>het</strong> leiderschap en<br />
kenmerken <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de groep.<br />
Voor <strong>het</strong> optimaliseren <strong>van</strong> samenwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> groepen en voor<br />
kennisontwikkel<strong>in</strong>g is communicatie noodzakelijk. De groep kan zo<br />
<strong>in</strong>formatie en nieuwe impulsen <strong>in</strong>brengen en dient daarbij evenwicht<br />
te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de verschillende belangrijke onderdelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> systeem<br />
(activity system): er v<strong>in</strong>dt productie plaats tussen <strong>het</strong> object, subject<br />
en de gemeenschap. Dat zijn achtereenvolgens bijvoorbeeld de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>, een docent en de groepsleden. Dat dient te passen bij de<br />
arbeidsdel<strong>in</strong>g, de (geschreven en ongeschreven) regels <strong>in</strong> <strong>het</strong> systeem<br />
en de <strong>in</strong>strumenten (bijvoorbeeld <strong>het</strong> curriculum). Indien dat niet past,<br />
moeten aanpass<strong>in</strong>gen plaatsv<strong>in</strong>den om <strong>het</strong> geheel (weer) op elkaar te<br />
laten aansluiten. Om nu <strong>het</strong> overgaan <strong>van</strong> kennis <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene naar <strong>het</strong><br />
andere systeem te realiseren, wat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kan bevorderen, dient<br />
gecommuniceerd te worden door leden <strong>van</strong> verschillende systemen<br />
over <strong>het</strong> betreffende object: <strong>in</strong> dit geval ‘<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>’ of de ‘<strong>in</strong>novatie’<br />
die gedissem<strong>in</strong>eerd wordt. Concreet worden mogelijkheden gezien <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> organiseren <strong>van</strong> meet<strong>in</strong>gs, bezoeken en discussies. Een dergelijk<br />
systeem wordt gezien als een collectieve en dynamische formatie met een<br />
complexe structuur.<br />
Ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> groepsprocessen die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kunnen<br />
vergroten, dient gebruik te worden gemaakt <strong>van</strong> de diversiteit <strong>in</strong> de<br />
groep. Dat kan alleen als deze expliciet aan de orde komt <strong>in</strong> de groep.<br />
Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen dat cognitieve diversiteit meer potentie voor de<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> nieuwe processen en producten heeft, dan bijvoorbeeld<br />
demografi sche diversiteit. De laatste kan, bijvoorbeeld <strong>in</strong> geval <strong>van</strong> sterke<br />
cultuurverschillen, leiden tot een situatie waar<strong>in</strong> mensen elkaar niet<br />
goed begrijpen. Met cognitieve diversiteit kunnen cognitieve confl icten<br />
veroorzaakt worden, die kunnen leiden tot refl ectie. Refl ectie leidt tot<br />
leren. Bovendien ontstaat met cognitieve diversiteit een situatie waar de<br />
kennis en competenties <strong>van</strong> de leden elkaar kunnen aanvullen. Dat is een<br />
<strong>van</strong> de vormen <strong>van</strong> gedeelde kennis.<br />
81
82<br />
De groep of <strong>het</strong> netwerk heeft een gemeenschappelijke opdracht nodig.<br />
Opdrachten zoals ‘<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatie’, of ‘<strong>het</strong> <strong>in</strong>voeren <strong>van</strong> een<br />
<strong>in</strong>novatie of delen daar<strong>van</strong>’, of ‘de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatie’, zijn<br />
geen opdrachten die doen denken aan rout<strong>in</strong>ematig werken. Daarbij komt<br />
dat wordt verondersteld dat rout<strong>in</strong>es <strong>in</strong>novatie verstoren. Omgekeerd<br />
wordt geredeneerd dat <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> rout<strong>in</strong>es <strong>in</strong> arbeidsprocessen<br />
(dat kan ook projectwerk zijn) tijd en energie vrij kunnen maken voor<br />
refl ectie. Zo kunnen bijvoorbeeld ongewone situaties en ervar<strong>in</strong>gen<br />
ontstaan, die wellicht tot <strong><strong>in</strong>novaties</strong> leiden. Dat zou betekenen dat<br />
<strong>in</strong>novatie ontwikkel<strong>in</strong>g gestimuleerd kan worden door rout<strong>in</strong>es te<br />
doorbreken, waarmee mensen ‘gedwongen’ worden na te denken en te<br />
leren.<br />
In relatie tot autonomie <strong>van</strong> de groep wordt nog eens gewezen op<br />
de eerder beschreven voor- en nadelen <strong>van</strong> centrale en decentrale<br />
besluitvorm<strong>in</strong>g. Concreet betekent dat voor groepen dat <strong>het</strong> management<br />
de grote lijnen, <strong>in</strong> samenwerk<strong>in</strong>g met de groep, kan uitzetten en dat<br />
de groep een grote mate <strong>van</strong> autonomie krijgt/neemt over die aspecten<br />
die de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> zelf betreffen (en niet alle randvoorwaarden). Ter<br />
bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is <strong>het</strong> belangrijk dat de organisatie en de<br />
leid<strong>in</strong>g vertrouwen hebben <strong>in</strong> de groep of <strong>het</strong> netwerk.<br />
Het bepalen <strong>van</strong> wie de leider is, kan als een groeps<strong>in</strong>terne<br />
aangelegenheid beschouwd worden. Senge heeft gewezen op drie rollen<br />
voor leiders die noodzakelijk zijn. Ten eerste die <strong>van</strong> de steward die de<br />
z<strong>in</strong> en <strong>het</strong> nut uitlegt <strong>van</strong>, <strong>in</strong> dit geval, de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en <strong>het</strong> object<br />
<strong>van</strong> die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (de <strong>in</strong>novatie). Ten tweede die <strong>van</strong> ontwikkelaar<br />
<strong>van</strong> beleid, strategieën en systemen. En ten derde die <strong>van</strong> een docent<br />
die niet ‘voorzegt’, maar leermogelijkheden creëert. De leid<strong>in</strong>g moet<br />
zich echter bewust zijn <strong>van</strong> de beperk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> haar gedrag en dat ze<br />
onderdeel is <strong>van</strong> de gebeurtenissen <strong>in</strong> de groep. Een leid<strong>in</strong>ggevende dient<br />
actief te participeren <strong>in</strong> de groep. Maar doordat hij niet kan sturen hoe<br />
gebeurtenissen geïnterpreteerd worden door de leden <strong>van</strong> de groep, kan<br />
hij nauwelijks <strong>in</strong>vloed uitoefenen op de processen. Hij kan iets proberen,<br />
maar of de <strong>in</strong>formatie en de gebeurtenissen door de medewerkers<br />
<strong>van</strong> de groep op de juiste manier geïnterpreteerd wordt, daarop heeft
hij geen <strong>in</strong>vloed. Van belang is dat de leid<strong>in</strong>ggevende zich bewust is<br />
<strong>van</strong> deze beperk<strong>in</strong>g. Dat is een voorwaarde voor de, voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
noodzakelijke, organisatieontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Over grenzen <strong>van</strong> groepen<br />
De grenzen <strong>van</strong> de groep moeten fl exibel zijn. Dat betekent dat nieuwe<br />
mensen kunnen <strong>in</strong>treden. Alleen dan komen er nieuwe <strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> de<br />
groep. Bijvoorbeeld door <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> cognitieve confl icten, als gevolg<br />
<strong>van</strong> andere kennis die een nieuwkomer <strong>in</strong>brengt, kan leren <strong>in</strong> de groep<br />
worden bevorderd.<br />
Groepen die fl exibel zijn en niet statisch, kunnen met de b<strong>in</strong>nenkomst<br />
<strong>van</strong> nieuwe leden kennis ‘<strong>in</strong> huis halen’. Naast <strong>het</strong> kennis <strong>van</strong> buiten<br />
naar b<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> de organisatie brengen, met bijvoorbeeld zogenaamde<br />
‘kennisbrokers’, kan <strong>het</strong> eveneens bevorderlijk zijn voor de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
om kennis <strong>van</strong> b<strong>in</strong>nen naar buiten (de organisatie, <strong>het</strong> netwerk of de<br />
groep) te laten vloeien. Geprofi teerd kan worden <strong>van</strong> anderen <strong>in</strong>dien<br />
delen <strong>van</strong> de eigen kennis en ervar<strong>in</strong>gen elders worden toegepast.<br />
Daar<strong>van</strong> kan geleerd worden en verbeter<strong>in</strong>gen kunnen dan weer naar de<br />
eigen context worden <strong>in</strong>gebracht. In <strong>het</strong> laatste geval kan <strong>van</strong> comb<strong>in</strong>atie<br />
gesproken worden, waar er sprake is <strong>van</strong> wederzijdse afhankelijkheid,<br />
bijvoorbeeld <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> specifi eke afspraken <strong>in</strong> strategische allianties.<br />
Om de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen, moeten grenzen overschreden<br />
worden, grenzen <strong>van</strong> de ene naar de andere groep of sett<strong>in</strong>g. De<br />
communicatie tussen groepen dient te gaan over dat wat <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene<br />
systeem, de ene sett<strong>in</strong>g, naar de andere gedissem<strong>in</strong>eerd wordt (de<br />
‘<strong>in</strong>novatie’) en <strong>het</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces zelf. Dat kan ook gaan over <strong>het</strong><br />
gedrag <strong>van</strong> deelnemers, of een bepaalde strategie of handel<strong>in</strong>g. De<br />
communicatie wordt dan uitgevoerd door <strong>het</strong> subject <strong>van</strong> een bepaald<br />
systeem of groep. Dat kan een docent zijn. Scholen, netwerken<br />
of arbeidsgroepen kunnen als systeem worden opgevat. Wat nu<br />
getransfereerd wordt <strong>van</strong> de ene naar de andere context is de <strong>in</strong>terpretatie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> object, dus <strong>in</strong> dit geval, de <strong>in</strong>terpretatie <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie.<br />
‘Systemen’ moeten met elkaar communiceren. De communicatie kan<br />
aanleid<strong>in</strong>g zijn tot refl ectie over de bestaande regels bijvoorbeeld en zo<br />
tot aanpass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> systeem leiden. Ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgaan<br />
83
84<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> ene naar <strong>het</strong> andere systeem, kunnen zogenaamde boundary<br />
crossers dienen. Zij treden op als een soort vertalers waarmee de<br />
verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen de verschillende systemen gevormd wordt. Bijvoorbeeld<br />
personen die <strong>in</strong> verschillende systemen actief zijn, kunnen dat doen.<br />
Boundary cross<strong>in</strong>g kan gestimuleerd worden door m<strong>in</strong>der groepsdenken<br />
en m<strong>in</strong>der fragmentatie, en meer gedeelde mental models. Sociale<br />
<strong>in</strong>teractie is een voorwaarde.<br />
Ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> worden, naast de al genoemde<br />
boundary crossers, andere rollen onderscheiden. Andere opdrachten<br />
<strong>van</strong> mensen <strong>in</strong> de functie <strong>van</strong> tussenpersoon zijn bijvoorbeeld <strong>het</strong> halen<br />
<strong>van</strong> kennis <strong>van</strong> buiten de organisatie en dat <strong>in</strong> de organisatie of groep<br />
<strong>in</strong>brengen, <strong>het</strong> zich bezighouden met een specifi ek element <strong>van</strong> de grens<br />
en zich daar op focussen en verantwoordelijk voor zijn. Het leggen <strong>van</strong><br />
contacten met andere groepen is een volgende. En <strong>het</strong> hebben <strong>van</strong> een<br />
goed contact met een lid <strong>van</strong> een andere groep. Naast deze rollen gaat<br />
Wenger <strong>in</strong> op een aantal specifi eke kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> overschrijden<br />
<strong>van</strong> grenzen. Deze kunnen <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> bevorderen. Hij<br />
wijst op boundary objects. Dat zijn bijvoorbeeld artefacten, discourses<br />
(gemeenschappelijke taal, om over betekenis te onderhandelen) of<br />
gemeenschappelijke processen, <strong>in</strong>clusief rout<strong>in</strong>es en procedures die<br />
<strong>het</strong> mogelijk maken om activiteiten te coörd<strong>in</strong>eren over grenzen heen.<br />
Ten derde onderscheidt hij boundary <strong>in</strong>teracties. Dit zijn bijvoorbeeld<br />
bezoeken, vergader<strong>in</strong>gen, workshops, discussies. De deelname <strong>van</strong><br />
een verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gspersoon kan ook grenzen opwerpen, <strong>in</strong>dien deze<br />
verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gspersoon zich als enige expert opstelt, als een bemiddelaar<br />
<strong>van</strong> kennis. Hij kan daarmee weer nieuwe grenzen ontwikkelen die voor<br />
de andere groepsleden niet te overschrijden zijn zonder hem. Dat kan<br />
voorkomen worden door <strong>het</strong> steeds blijven afvragen hoe handel<strong>in</strong>gen<br />
en activiteiten een brug slaan tussen de diverse groepen. Verder wordt<br />
op <strong>het</strong> belang gewezen <strong>van</strong> buitenstaanders die <strong>in</strong> de periferie kunnen<br />
participeren. Daarvoor kunnen bijvoorbeeld help desks dienen. En dan<br />
wijst Wenger nog op cross discipl<strong>in</strong>ary projects, die <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong><br />
grenzen kunnen bevorderen.
De organisatie kan nog een ander aspect organiseren ter bevorder<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Door Kanter wordt gewezen op de rol die active agents<br />
kunnen spelen bij <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Zij zorgen ervoor dat de context waar de<br />
<strong>in</strong>novatie naartoe gaat, wordt voorbereid op de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie.<br />
De betreffende actoren dienen te worden voorbereid, zodat ze begrijpen<br />
wat <strong>het</strong> doel is <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie, en wat er op hen afkomt. Active agents<br />
kunnen personen of groepen zijn. Ze moeten een verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g hebben<br />
met <strong>het</strong> topmanagement, ofwel de leid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de organisatie. Een<br />
groep als active agent houdt <strong>in</strong> dat deze groep verantwoordelijk is voor<br />
de verspreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Die heeft dan als taak andere groepen<br />
voor te bereiden op verander<strong>in</strong>gen. Deze active agents moeten relaties<br />
leggen tussen afdel<strong>in</strong>gen, groepen of netwerken en kunnen zo <strong>in</strong>formatie<br />
verspreiden. Kanter stelt dat hiertoe specifi eke groepen moeten worden<br />
gevormd, die dit dan als expliciete opdracht moeten krijgen.<br />
4.2 Uitkomsten <strong>van</strong> de workshop en de Delphi-studie<br />
Het doel <strong>van</strong> de workshop was om op basis <strong>van</strong> theorieën en modellen<br />
over organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g te komen tot de formuler<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> een aantal concrete acties die passen <strong>in</strong> de context <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Nederlandse beroepsonderwijs. Dat betekent dat meerdere denkstappen<br />
doorlopen moeten worden:<br />
1 <strong>het</strong> begrijpen <strong>van</strong> de theorie;<br />
2 de analyse <strong>van</strong> de theorie ten aanzien <strong>van</strong> de consequenties daar<strong>van</strong><br />
voor concrete activiteiten voor organisatieontwikkel<strong>in</strong>g;<br />
3 de betekenis daar<strong>van</strong> voor handel<strong>in</strong>gen ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>;<br />
4 bepalen of en hoe deze handel<strong>in</strong>gen bruikbaar zijn <strong>in</strong> de context.<br />
Met andere woorden; welke <strong>van</strong> deze handel<strong>in</strong>gen zijn geschikt<br />
voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de context <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse<br />
beroepsonderwijs?<br />
In de discussies kwamen alle aspecten aan de orde. In slechts één<br />
workshopbijeenkomst is <strong>het</strong> echter niet mogelijk om deze vier stappen<br />
gestructureerd en uitputtend te doorlopen. In onderstaand kader zijn de<br />
resultaten <strong>van</strong> deze bijeenkomst <strong>in</strong> korte steekwoorden opgenomen.<br />
85
86<br />
Wat zou je op basis <strong>van</strong> de theorie morgen direct <strong>in</strong> de praktijk moeten brengen om<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen?<br />
Tijdens de workshop werd deze vraag als volgt beantwoord:<br />
Argyris en Schön<br />
Een externe moet mentale modellen boven tafel krijgen (manager bijvoorbeeld).<br />
Directeur/manager voert een gesprek met een persoon om een persoonlijk perspectief te<br />
leren kennen en moet <strong>in</strong> dialoog over verander<strong>in</strong>gsnoodzaak gaan.<br />
De verantwoordelijkheid moet bij <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu/team liggen.<br />
Innoverend leren vereist bewustword<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> leerproces en dat kan alleen met externe<br />
hulp.<br />
Er moet voor gewaakt worden dat de externe betrokken raakt.<br />
Engeström<br />
Bij deze theorie kwam de vraag op aan welk radertje <strong>van</strong> <strong>het</strong> model je moet draaien om <strong>het</strong><br />
systeem <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g te krijgen.<br />
Alles wat je doet, moet op elkaar aansluiten en gericht zijn op <strong>het</strong>zelfde doel.<br />
Nonaka en Takeuchi<br />
Mensen leren, kennis moet zich door explicatie uitbreiden. Dan kunnen mensen de kennis<br />
<strong>in</strong>ternaliseren. Mensen moeten <strong>van</strong> elkaar leren en daar zijn ontmoet<strong>in</strong>gen voor nodig. Die<br />
kun je faciliteren. Zorgen dat mensen <strong>van</strong> elkaar leren, refl ectie is noodzakelijk, mensen<br />
bij elkaar brengen, stimuleren <strong>van</strong> participatie bijvoorbeeld door laten ervaren/zien/<br />
experimenteren dat <strong>het</strong> werkt.<br />
Probst<br />
Overkoepelend refl ectiemoment: is dit de juiste kennis voor de organisatie? Dit refl ectiemoment<br />
missen de deskundigen vaak: je moet voorkomen dat kennismanagement een log<br />
monster wordt. Maak je kennisdoelen helder voor je beg<strong>in</strong>t.<br />
Eigenaar <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatieproject moet gestimuleerd worden om voordat een project<br />
<strong>in</strong>gediend wordt bewust na te denken over de benodigde kennis. Met behulp <strong>van</strong> kennis<br />
kan de eigenaar <strong>het</strong> projectdoel aanscherpen. Vervolgens kan <strong>in</strong> <strong>het</strong> plan <strong>van</strong> aanpak<br />
beschreven worden hoe kennis wordt opgedaan en gedeeld wordt <strong>in</strong> de organisatie en<br />
daarbuiten.<br />
Tijdens de discussies bleken deze verder te gaan dan <strong>het</strong> sec afl eiden<br />
<strong>van</strong> wat de theorie zegt. Uit bovenstaand kader valt op te maken dat<br />
de <strong>in</strong>terpretatie <strong>van</strong> de betekenis <strong>van</strong> de theorieën door de workshopdeelnemers<br />
belangrijke aspecten naar voren heeft gebracht. Voorbeelden<br />
daar<strong>van</strong> zijn bewustword<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> leerproces en noodzaak <strong>van</strong> refl ectie,<br />
kennisontwikkel<strong>in</strong>g en ontmoet<strong>in</strong>gen.<br />
Het doel <strong>van</strong> de laatste fase <strong>van</strong> de Delphi-studie was om <strong>van</strong> de experts<br />
te ervaren wat zij denken dat verschillende actoren kunnen dan wel<br />
moeten doen om de ideale situatie voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g te<br />
realiseren. In de voorafgaande fasen waren kenmerken achterhaald<br />
<strong>van</strong> een ideale situatie. De door de experts genoemde kenmerken – dat
wil zeggen de meest genoemde en de kenmerken die als belangrijkste<br />
werden aangeduid – zijn <strong>in</strong> de navolgende casus (zie kader) verwerkt.<br />
Door deze methode wordt achterhaald wat experts denken dat<br />
de handel<strong>in</strong>gen zijn die moeten worden uitgevoerd. Vanwege de<br />
medewerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> experts uit de specifi eke context <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs,<br />
mag worden verondersteld dat specifi eke en rele<strong>van</strong>te<br />
aspecten <strong>van</strong> deze context mee zijn genomen <strong>in</strong> hun overweg<strong>in</strong>gen.<br />
Wat moeten de verschillende actoren doen om een ideale situatie te creëren?<br />
Aan de hand <strong>van</strong> een ideale situatie, die geformuleerd is op basis <strong>van</strong> de kenmerken<br />
gesuggereerd door de deelnemers aan de Delphi-studie, is de volgende vraag gesteld:<br />
Wat moeten de verschillende actoren doen om deze situatie te realiseren?<br />
Probeer je onderstaande situatie <strong>in</strong> een beroepsopleid<strong>in</strong>g voor te stellen!<br />
De <strong>in</strong>novatie waar <strong>het</strong> hier om gaat, heeft heldere doelen, al een aantal zichtbare resultaten<br />
opgeleverd (aangetoond door begeleidend onderzoek) en vormt de oploss<strong>in</strong>g voor een<br />
probleem. Dat wil zeggen; voor iets dat door velen als een probleem wordt ervaren. Dat<br />
heeft er overigens toe bijgedragen dat ‘de werkvloer’ een belangrijke rol heeft gespeeld <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> deze <strong>in</strong>novatie. De <strong>in</strong>novatie zelf kenmerkt zich bovendien nog door <strong>het</strong><br />
voorhanden zijn <strong>van</strong> voldoende beschikbare tijd en er is ruimte en tijd voor refl ectie. Het<br />
betreft een <strong>in</strong>novatie die met name gericht is op <strong>het</strong> primaire proces.<br />
Er is sprake <strong>van</strong> een urgentiegevoel bij docenten dat er iets moet veranderen, de<br />
betrokkenheid <strong>van</strong> docenten bij de <strong>in</strong>novatie is groot en zij kennen geen angst voor<br />
verander<strong>in</strong>gen. Dat laatste geldt voor alle betrokkenen. Leerl<strong>in</strong>gen zijn eveneens betrokken<br />
bij de <strong>in</strong>novatie. Er zijn we<strong>in</strong>ig betrokkenen die de <strong>in</strong>novatie gedurende de ontwikkel<strong>in</strong>g,<br />
implementatie en uitvoer<strong>in</strong>g verlaten, die, <strong>in</strong>dien dat wel <strong>het</strong> geval was geweest, ver<strong>van</strong>gen<br />
hadden moeten worden. De participatie <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie is echter niet vrijblijvend. Alle<br />
benodigde activiteiten worden ondersteund door zowel <strong>het</strong> (midden)management <strong>van</strong> de<br />
school als de schoolleid<strong>in</strong>g.<br />
Leerl<strong>in</strong>gen<br />
Ideeën tonen, verantwoordelijkheid nemen, meedenken over onderwijs, actief zijn,<br />
feedback geven.<br />
Docenten<br />
Professional zijn, open staan, durven, actieve rol, experimenten, refl ecteren, samen koers<br />
bepalen, contact met leerl<strong>in</strong>gen, motivatie. Overleg, ook over <strong>in</strong>teracties en evaluatie.<br />
Management<br />
Communiceren, doel bewaken, faciliteren, onzekerheid wegnemen, rol <strong>van</strong> critical friend,<br />
vertalen <strong>van</strong> gewenste <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong> concrete doelstell<strong>in</strong>gen, dienstbaar ten opzichte <strong>van</strong><br />
professionals opstellen, onderwijskundig leiderschap, contacten werkveld, begeleid<strong>in</strong>g en<br />
motiveren <strong>van</strong> docenten.<br />
Schoolleid<strong>in</strong>g<br />
Visie uitstralen, ontwikkelen, uitdragen. Ruimte geven, actief participeren <strong>in</strong> bijvoorbeeld<br />
een stuurgroep. Kaders neerzetten, oog voor noodzaak vernieuw<strong>in</strong>g, bedrijfsvoer<strong>in</strong>g op<br />
orde, goede contacten buitenwereld. Voldoende middelen. Innovatiedoelen naar buiten<br />
uitdragen.<br />
87
88<br />
Bedrijfsleven<br />
Vervlecht<strong>in</strong>g relaties met scholen, communicatie: belang/wensen bedrijfsleven, niet<br />
communiceren over leerproces <strong>van</strong> de school. In regio sterke relatie school-bedrijf.<br />
Externen (belanghebbenden, adviseurs)<br />
Ondersteunen en aansluiten bij school, ondersteunen bij organisatie <strong>van</strong> gelegenheid<br />
tot refl ectie, critical friend. Bijvoorbeeld kenniscentra: helpen bij vertal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> theorie<br />
naar praktijk. Verantwoordelijkheid primair proces bij school laten. Bescheidenheid <strong>van</strong><br />
buitenstaander. Positief feedback geven. Niet eigen expertise voorop stellen. Bl<strong>in</strong>de<br />
vlekken bij <strong>in</strong>noverende scholen opmerken. Scholen helpen realistische doelstell<strong>in</strong>gen te<br />
formuleren.<br />
Overheid<br />
Vertrouwen <strong>in</strong> <strong>het</strong> veld tonen, door middel <strong>van</strong> eisen stellen, helpen <strong>in</strong> v<strong>in</strong>den richt<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Sponsor. Wettelijk kader vaststellen. Meedenken met wensen ten aanzien <strong>van</strong><br />
gevolgen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Anderen<br />
Af en toe een volstrekte buitenstaander toelaten.<br />
Veel <strong>van</strong> de genoemde aspecten <strong>in</strong> de Delphi-studie zijn voorwaarden<br />
voor <strong>het</strong> realiseren <strong>van</strong> de kenmerken <strong>van</strong> de ideale situatie. Voorbeelden<br />
daar<strong>van</strong> zijn de houd<strong>in</strong>g en attitude <strong>van</strong> docenten en ook <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
management en de schoolleid<strong>in</strong>g. Volgens de experts is voor alle<br />
genoemde actoren een taak weggelegd. Veel componenten, bijvoorbeeld<br />
de faciliter<strong>in</strong>g en ondersteun<strong>in</strong>g door <strong>het</strong> management en schoolleid<strong>in</strong>g,<br />
komen overeen met wat de analyse <strong>van</strong> theorieën heeft opgeleverd. In<br />
de resultaten <strong>van</strong> de experts lijken de schoolleid<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> management<br />
als een separate actor ervaren te worden en m<strong>in</strong>der als een actieve<br />
participant die deel uitmaakt <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen. In dit verband<br />
kunnen opvatt<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> Stacey <strong>in</strong> her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g geroepen worden. Met<br />
name <strong>het</strong> aspect dat niet te beïnvloeden is hoe een boodschap, besluit of<br />
afspraak geïnterpreteerd wordt. Dat heeft tot gevolg dat er beperk<strong>in</strong>gen<br />
zijn aan de mogelijkheden <strong>van</strong> de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> leid<strong>in</strong>ggevenden en<br />
management. Zij kunnen hun doel slechts bij benader<strong>in</strong>g bereiken. Ook<br />
al kunnen er problemen bestaan <strong>in</strong> de communicatie en samenwerk<strong>in</strong>g,<br />
toch werd er <strong>in</strong> de Delphi-studie op gewezen dat anderen een rol kunnen<br />
spelen <strong>in</strong> de ondersteun<strong>in</strong>g, bijvoorbeeld ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> aspect<br />
‘vertalen <strong>van</strong> theorie naar praktijk’. De <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> paragraaf 4.1 geeft veel<br />
aanknop<strong>in</strong>gspunten voor bepaalde rollen die mensen kunnen uitvoeren<br />
om kennis over de grenzen <strong>van</strong> groepen te brengen, waarbij die kennis<br />
zich daar dan vervolgens verder ontwikkelt.
In paragraaf 4.1 is veel aandacht voor aspecten op groepsniveau: voor<br />
<strong>het</strong> communiceren, <strong>het</strong> leren, <strong>het</strong> samenwerken <strong>in</strong> groepen. Dat is <strong>in</strong><br />
de Delphi-studie niet expliciet genoemd. Wellicht is dat niet <strong>het</strong> eerste<br />
waaraan gedacht wordt, of misschien wordt <strong>het</strong> als <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
gevonden dat de deelnemers aan de Delphi-studie <strong>het</strong> niet expliciet<br />
genoemd hebben. Aspecten als communicatie, refl ectie en leren<br />
zijn wel naar voren gekomen <strong>in</strong> de Delphi-studie. En dan met name<br />
als aspecten die door enkele actoren uitgevoerd worden. Naast <strong>het</strong><br />
genoemde groepsniveau bleek <strong>in</strong> de vorige paragraaf dat aspecten die<br />
met kennisontwikkel<strong>in</strong>g te maken hebben, <strong>van</strong> belang zijn. Voor <strong>het</strong><br />
bevorderen <strong>van</strong> kennisontwikkel<strong>in</strong>g, -verspreid<strong>in</strong>g en groepsprocessen en<br />
voor <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong> grenzen <strong>van</strong> groepen biedt de vorige paragraaf<br />
veel <strong>in</strong>houdelijke aanknop<strong>in</strong>gspunten. In paragraaf 4.3 wordt aangegeven<br />
wat gedaan moet worden om de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te bevorderen voordat de<br />
verdere, passende, <strong>in</strong>houdelijke keuzes gemaakt kunnen worden.<br />
4.3 Activiteiten voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
De aspecten die <strong>in</strong> paragraaf 4.1 zijn genoemd, bieden mogelijkheden ter<br />
bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>. Deze aspecten kunnen <strong>in</strong><br />
concrete activiteiten worden vertaald, die <strong>in</strong> twee grote opdrachten samen<br />
te vatten zijn. De eerste betreft <strong>het</strong> analyseren <strong>van</strong> wat de <strong>in</strong>novatie is die<br />
gedissem<strong>in</strong>eerd moet worden en wat de kenmerken <strong>van</strong> de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
zijn. Dit kan alleen z<strong>in</strong>vol worden uitgevoerd als tevens de relatie met de<br />
context <strong>in</strong>zichtelijk wordt gemaakt. Als duidelijkheid bestaat over wat de<br />
<strong>in</strong>novatie en de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> zijn, dan kan de tweede opdracht z<strong>in</strong>vol<br />
worden uitgevoerd: de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een profi el <strong>van</strong> de organisatie<br />
waar de <strong>in</strong>novatie een plek dient te krijgen. Ook hier is de context <strong>van</strong><br />
belang: de relatie <strong>van</strong> de organisatie met haar context dient helder te<br />
worden gemaakt. Alvorens de <strong>in</strong>novatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> te kunnen<br />
analyseren, dient nog eens kort <strong>in</strong> her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g geroepen te worden wat <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> kader <strong>van</strong> deze review onder beide verstaan wordt.<br />
89
90<br />
Innovatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
In deze review worden <strong><strong>in</strong>novaties</strong> opgevat als de ontwikkelde en<br />
gerealiseerde ideeën over producten en processen, die nieuw zijn en waar<br />
de doelen nieuw zijn, die kunnen worden gebruikt door een persoon,<br />
groep of organisatie en nuttig zijn voor (dezelfde of andere) personen,<br />
groepen of organisaties. Voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> geldt dat<br />
<strong>het</strong> een proces betreft <strong>van</strong>, al dan niet geplande, transfer <strong>van</strong> (delen<br />
<strong>van</strong>) <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> een andere sett<strong>in</strong>g. Het proces <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is<br />
een dynamisch proces, waarbij de <strong>in</strong>novatie beïnvloed wordt door de<br />
kenmerken <strong>van</strong> de betrokken actoren (hun kennis, attitude, enzovoort)<br />
en door de kenmerken <strong>van</strong> de context. Dissem<strong>in</strong>atie wordt, evenals<br />
<strong>in</strong>novatieontwikkel<strong>in</strong>g, niet als een l<strong>in</strong>eair proces opgevat, maar als een<br />
non-l<strong>in</strong>eair, complex proces <strong>in</strong> een complexe context. Het transferproces<br />
<strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> verloopt via communicatie en gemeenschappelijke<br />
acties.<br />
Voor de context <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs wordt <strong>in</strong> deze<br />
review onder <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>het</strong> volgende verstaan: ‘<strong>het</strong> gebruikmaken<br />
<strong>van</strong> de orig<strong>in</strong>ele <strong>in</strong>novatie en dat aanpassen aan de nieuwe sett<strong>in</strong>g’<br />
(adaptatie), als ook ‘door gebruik te maken <strong>van</strong> kennis en ervar<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
een <strong>in</strong>novatie naar een andere sett<strong>in</strong>g, een orig<strong>in</strong>ele, nieuwe versie <strong>van</strong><br />
een <strong>in</strong>novatie met andere kenmerken ontwikkelen’ (een vernieuw<strong>in</strong>g).<br />
Het gaat hier dus niet om <strong>het</strong> transfereren <strong>van</strong> een blauwdruk naar een<br />
volgende sett<strong>in</strong>g. Dat past niet bij de kenmerken <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en hun<br />
complexiteit <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs, noch bij de complexiteit <strong>van</strong> de<br />
context (<strong>van</strong> de school en daarbuiten) waar<strong>in</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> plaatsv<strong>in</strong>dt.<br />
Deze beide vormen sluiten aan bij <strong>het</strong> eerdergenoemde dynamische<br />
aspect <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Deze opvatt<strong>in</strong>gen over wat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is,<br />
bieden de mogelijkheid dat de gedissem<strong>in</strong>eerde <strong>in</strong>novatie aansluit bij<br />
de wensen en behoeften <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs opdat met kennis<br />
en ervar<strong>in</strong>g iets ontwikkeld wordt dat past bij de specifi eke kenmerken<br />
<strong>van</strong> de nieuwe context. Dissem<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> kan b<strong>in</strong>nen een<br />
organisatie <strong>van</strong> de ene afdel<strong>in</strong>g naar een andere (bijvoorbeeld <strong>van</strong> de ene<br />
opleid<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g naar een andere), en ook die <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene schooltype<br />
naar <strong>het</strong> andere (bijvoorbeeld vmbo naar mbo of hbo).
Wat kan gedaan worden om de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> Nederlandse<br />
beroepsonderwijs te bevorderen? Allereerst moet op basis <strong>van</strong> alle<br />
voorafgaande <strong>in</strong>formatie gerealiseerd worden dat deze vraag niet<br />
eenduidig en voor alle <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen, <strong>in</strong> alle sett<strong>in</strong>gs te<br />
beantwoorden is. De comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de theorieën<br />
en modellen met de defi nitie <strong>van</strong> <strong>in</strong>novatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> leiden tot de<br />
formuler<strong>in</strong>g <strong>van</strong> nog twee componenten die alle actoren die betrokken<br />
zijn bij <strong>het</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces zich moeten realiseren. De eerste is dat er<br />
bij <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen ontwikkel<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt, dat er geleerd wordt<br />
door de betrokkenen. Dissem<strong>in</strong>atie is beweg<strong>in</strong>g. Beweg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
zelf, <strong>van</strong> de betrokkenen en <strong>van</strong> de organisatie waar de <strong>in</strong>novatie een plek<br />
krijgt en verder ontwikkeld dient te worden. Leren v<strong>in</strong>dt bijvoorbeeld plaats<br />
omdat er nieuwe mensen <strong>in</strong> <strong>het</strong> proces betrokken zijn en er daardoor<br />
bij hen, maar ook bij de anderen, sprake is <strong>van</strong> nieuwe gezamenlijke<br />
ervar<strong>in</strong>gen die leiden tot kennisontwikkel<strong>in</strong>g bij alle betrokkenen.<br />
Leren b<strong>in</strong>nen en <strong>van</strong> de organisatie leidt tot organisatieontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Dissem<strong>in</strong>atie kan niet plaatsv<strong>in</strong>den zonder organisatieontwikkel<strong>in</strong>g. Deze<br />
relatie is wederzijds: <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> veroorzaakt als <strong>het</strong> ware ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> de organisatie en de organisatie moet zich ontwikkelen opdat<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> mogelijk is en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kan of moet aangepast worden<br />
aan de kenmerken <strong>van</strong> de organisatie. Daarmee is de tweede component<br />
geïntroduceerd: de relatie met de context. De slaagkans <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
hangt af <strong>van</strong> de context en de afstemm<strong>in</strong>g daarmee. Dissem<strong>in</strong>eren en<br />
<strong>in</strong>noveren zijn contextgebonden processen. De relatie met de context en<br />
de rol <strong>van</strong> die context moet daarom helder gemaakt worden. Maar eerst<br />
dient te worden vastgesteld wat de kenmerken <strong>van</strong> de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en de<br />
te dissem<strong>in</strong>eren <strong>in</strong>novatie zijn.<br />
Analyse <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en de relatie met de context<br />
In de praktijk dient deze analyse voor ieder <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces te worden<br />
uitgevoerd. Ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> moeten de actoren <strong>in</strong><br />
de organisatie waar de <strong>in</strong>novatie naar toe gedissem<strong>in</strong>eerd wordt, deze<br />
analyse uitvoeren. Deze actoren dienen te begrijpen waar <strong>het</strong> om gaat.<br />
De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de analyse kan <strong>van</strong>zelfsprekend door andere actoren<br />
ondersteund of begeleid worden. Deze actoren moeten zich echter<br />
realiseren dat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de ‘ont<strong>van</strong>gende’<br />
91
92<br />
organisatie geen <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces is, maar een <strong>in</strong>novatieproces. Met dit<br />
(verschil <strong>in</strong>) perspectief moet reken<strong>in</strong>g gehouden worden.<br />
Er is een aantal analysevragen geformuleerd om vast te kunnen stellen<br />
wat <strong>in</strong>novatie is en wat de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> is. Deze vragen leveren een<br />
soort checklist op waar<strong>in</strong> alle rele<strong>van</strong>te aspecten zijn opgenomen die<br />
voortkomen uit de analyse <strong>in</strong> hoofdstuk 2.<br />
Bij de formuler<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de vragen is, overeenkomstig de primaire<br />
doelgroep <strong>van</strong> deze review, gekozen voor <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> diegenen die<br />
betrokken zijn bij <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g. En niet <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief<br />
<strong>van</strong> de ‘ont<strong>van</strong>gende’ partij, want dan zou er immers over <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong><br />
plaats <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> gesproken moeten worden.<br />
Checklist voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g<br />
1 Wat is <strong>het</strong> object <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>?<br />
Dit betekent: vaststellen wat de kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> object <strong>van</strong> de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (namelijk de <strong>in</strong>novatie) zijn, wat <strong>het</strong> doel is, wie de<br />
rele<strong>van</strong>te actoren zijn enzovoort.<br />
2 Wat is <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>? Wat wordt verspreid? Bijvoorbeeld een <strong>in</strong>novatie,<br />
of een deel daar<strong>van</strong>. Wat is <strong>het</strong> doel <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (adaptatie of<br />
vernieuw<strong>in</strong>g)? Past de gekozen <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bij de kenmerken en<br />
doelen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie?<br />
De <strong>in</strong>novatie heeft, als <strong>het</strong> goed is, bepaalde doelen. Met een <strong>in</strong>novatie<br />
kunnen ook heel andere (neven)doelen nagestreefd worden. Indien<br />
een <strong>in</strong>novatie gedissem<strong>in</strong>eerd wordt, moet vastgesteld worden wat de<br />
doelen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie zelf zijn, wat de eventuele andere doelen <strong>van</strong><br />
de toepass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie zijn en of die passen bij de doelen <strong>van</strong><br />
de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (zie 3 en 4). In de praktijk is <strong>in</strong> een andere context<br />
vaak een ander probleem op te lossen (door middel <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>)<br />
dan <strong>het</strong> probleem waarvoor de <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong> de orig<strong>in</strong>ele sett<strong>in</strong>g bedoeld<br />
was.<br />
3 Wat zijn de implicaties <strong>van</strong> de gekozen vorm <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> voor<br />
de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de doelstell<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>? Wat zijn de<br />
doelstell<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>? Wat zijn de <strong>in</strong>dicatoren voor <strong>het</strong><br />
bereiken <strong>van</strong> dat doel?<br />
In de volgorde adoptie, adaptatie en vernieuw<strong>in</strong>g is er een toenemend<br />
aantal vrijheidsgraden. Met vrijheidsgraden wordt gedoeld op de
speelruimte die er is, maar ook op de gevolgen die dat heeft <strong>in</strong> de vorm<br />
<strong>van</strong> verantwoordelijkheid. Concreet betekent dat <strong>in</strong> dit geval dat <strong>in</strong> de<br />
laatste vorm meer ruimte en ook meer noodzaak is voor <strong>het</strong> maken <strong>van</strong><br />
keuzes dan <strong>in</strong> de eerste twee vormen. Dat betekent dat <strong>het</strong> maken <strong>van</strong><br />
keuzes daar nog belangrijker is dan <strong>in</strong> geval <strong>van</strong> adaptatie, waar <strong>het</strong><br />
maken <strong>van</strong> eigen keuzes wederom noodzakelijker is dan bij adoptie.<br />
Als bijvoorbeeld nog niet helder is hoe de <strong>in</strong>novatie er uite<strong>in</strong>delijk uit<br />
gaat zien is <strong>het</strong> noodzakelijk dat de doelen helder gesteld worden en/<br />
of <strong>het</strong> op te lossen probleem helder geformuleerd wordt. ‘Heldere<br />
doelstell<strong>in</strong>g’ hoeft <strong>in</strong> dit geval overigens niet iets te betekenen als ‘de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> heeft plaatsgevonden’ of ‘de nieuwe onderwijsvormen<br />
zijn geïmplementeerd’. Veel passender hier zijn doelen als ‘de ervar<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> bij de <strong>in</strong>novatie betrokken personen heeft tot een bepaalde<br />
verander<strong>in</strong>g geleid’, of ‘door <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie zijn de<br />
prestaties <strong>van</strong> de deelnemers verbeterd’, of ‘door <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong><br />
de <strong>in</strong>novatie is de drop out afgenomen’. Waarbij dan de verander<strong>in</strong>g<br />
concreet geformuleerd zou kunnen worden. Dat biedt de mogelijkheid<br />
om andere dan de klassieke <strong>in</strong>dicatoren voor succes toe te passen.<br />
Dat past overigens goed bij een suggestie uit de Delphi-studie dat<br />
successen, ook tussendoor, gevierd moeten worden.<br />
4 Welke problemen moeten worden opgelost met de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>? En<br />
voor welke problemen <strong>in</strong> de nieuwe context is de te dissem<strong>in</strong>eren<br />
<strong>in</strong>novatie daadwerkelijk een oploss<strong>in</strong>g?<br />
Het is belangrijk te realiseren dat <strong><strong>in</strong>novaties</strong> nogal eens gedissem<strong>in</strong>eerd<br />
worden <strong>van</strong>uit een context waar een specifi ek probleem opgelost moest<br />
worden (of wordt) met deze <strong>in</strong>novatie, naar een context waar datzelfde<br />
probleem niet bestaat. Een ander aspect dat aandacht behoeft, is dat<br />
als <strong>het</strong> op te lossen probleem zowel een probleem <strong>van</strong> de organisatie<br />
is als <strong>van</strong> de <strong>in</strong>dividuen die betrokken zijn bij de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>, de<br />
kans groter is dat activiteiten ontplooid worden om <strong>het</strong> probleem op te<br />
lossen.<br />
5 Past de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>in</strong> de organisatie?<br />
Hier gaat <strong>het</strong> erom of <strong>het</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces, dat door <strong>het</strong> dynamische<br />
karakter ook een organisatieontwikkel<strong>in</strong>gsproces is of kan zijn, past bij<br />
de kenmerken en doelen <strong>van</strong> de organisatie.<br />
93
94<br />
6 Dezelfde vraag dient gesteld te worden <strong>in</strong> relatie tot de externe context<br />
<strong>van</strong> de organisatie: past de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> hier<strong>in</strong>?<br />
Van belang is dat alle keuzes die gemaakt worden ten aanzien <strong>van</strong><br />
de geformuleerde vragen op elkaar afgestemd moeten zijn, zodat een<br />
coherent geheel ontstaat.<br />
Als gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> dynamische karakter <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
kan niet worden volstaan met een eenmalige analyse. Deze analyse<br />
moet vaker worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld<br />
verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> doelstell<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie kunnen leiden<br />
tot aanpass<strong>in</strong>gen om alle onderdelen weer op elkaar aan te laten<br />
sluiten. Overigens vormt de analyse een onderdeel <strong>van</strong> <strong>het</strong> gehele<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces. Dat geldt eveneens voor de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />
profi el <strong>van</strong> de organisatie waar de <strong>in</strong>novatie vaste voet aan de grond moet<br />
krijgen.<br />
Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> profi el <strong>van</strong> de ‘<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>ve organisatie’<br />
Nadat is bepaald wat met de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> beoogd is, moet worden<br />
vastgesteld wat de kenmerken <strong>van</strong> de context <strong>van</strong> de nieuwe <strong>in</strong>novatie<br />
zijn. Hier wordt <strong>het</strong> woord ‘nieuwe <strong>in</strong>novatie’ gebruikt omdat <strong>van</strong>uit <strong>het</strong><br />
perspectief <strong>van</strong> de actoren <strong>in</strong> de context waar de <strong>in</strong>novatie ‘naar toe<br />
gedissem<strong>in</strong>eerd wordt’ er sprake is <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatie. En ‘nieuw’ omdat<br />
<strong>het</strong> hier niet gaat om een blauwdruk, maar om <strong>in</strong> ieder geval adaptatie en<br />
<strong>van</strong>uit <strong>het</strong> perspectief <strong>van</strong> de nieuwe sett<strong>in</strong>g, nieuwe doelen.<br />
Inzicht <strong>in</strong> de kenmerken <strong>van</strong> de context is noodzakelijk om de <strong>in</strong>novatie<br />
te kunnen aanpassen aan de context en anderzijds om de context aan te<br />
kunnen passen aan de doelstell<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Van belang is<br />
dat dit <strong>in</strong>zicht verkregen wordt aan <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces.<br />
Daarmee wordt <strong>het</strong> huidige profi el <strong>van</strong> de organisatie beschreven: hoe<br />
ziet de organisatie zichzelf en wat voor soort organisatie wil zij zijn? Deze<br />
profi elbepal<strong>in</strong>g leidt tot een bewustword<strong>in</strong>gsproces ten aanzien <strong>van</strong> de<br />
mogelijkheden en beperk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> <strong>in</strong>noveren <strong>in</strong> de beoogde context.<br />
En kan daarmee leiden tot aanpass<strong>in</strong>gen en de benodigde ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie en de organisatie. Ook hier geldt dat, als gevolg <strong>van</strong><br />
de dynamiek <strong>in</strong> de organisatie, <strong>het</strong> voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorder<strong>in</strong>g<br />
noodzakelijk is dat de profi elbeschrijv<strong>in</strong>g vaker dan eens wordt uitgevoerd.
Daarmee worden verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de organisatie <strong>in</strong>zichtelijk en kan<br />
zelfs vastgesteld worden of eventueel bewuste aanpass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />
organisatie(ontwikkel<strong>in</strong>g) tot <strong>het</strong> gewenste resultaat hebben geleid.<br />
Om <strong>het</strong> profi el <strong>van</strong> de organisatie te kunnen beschrijven, is <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
navolgende een aantal vragen opgesomd die gedistilleerd zijn uit<br />
hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1. Deze vragen dienen als leidraad. Dat<br />
betekent dat door deze vragen te beantwoorden <strong>het</strong> profi el <strong>van</strong> de<br />
context <strong>van</strong> de nieuwe <strong>in</strong>novatie helder wordt. Dit is noodzakelijk<br />
om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen te kunnen laten slagen. Voor succesvolle<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> moet de context bekend zijn. Het profi el vormt de basis<br />
voor mogelijkheden om een organisatie te realiseren waar <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
optimaal plaatsv<strong>in</strong>dt. B<strong>in</strong>nen deze vragen worden twee niveaus<br />
onderscheiden: die <strong>van</strong> de organisatie waar de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> plaatsv<strong>in</strong>dt<br />
en die <strong>van</strong> de externe context <strong>van</strong> de organisatie.<br />
Checklist voor de profi elbeschrijv<strong>in</strong>g<br />
1 Welke keuze wordt/is gemaakt <strong>in</strong> de structuur <strong>van</strong> de organisatie?<br />
Deze vraag dient beantwoord te worden, ook voor specifi eke<br />
kenmerken als hiërarchie, besluitvorm<strong>in</strong>g, autonomie.<br />
2 Wat is de organisatie zelf? Wat zijn de kenmerken, de doelen, de<br />
normen en waarden, de verschillende cultuurvormen?<br />
3 Hoe wordt kennisverspreid<strong>in</strong>g en kennisontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de organisatie<br />
georganiseerd, gestimuleerd en gefaciliteerd?<br />
4 Hoe moet <strong>het</strong> leren <strong>van</strong> medewerkers bevorderd worden?<br />
Daarbij zijn de volgende aspecten <strong>van</strong> belang: hoe mensen leren, hoe<br />
evenwicht gecreëerd wordt, hoe opportunistisch gedrag tegengegaan<br />
wordt, hoe mensen gemotiveerd en gewaardeerd worden, hoe<br />
onzekerheid gereduceerd wordt, of <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> contracten of<br />
overeenkomsten afspraken en doelen worden vastgelegd.<br />
5 Hoe wordt <strong>het</strong> leren <strong>in</strong> en <strong>van</strong> groepen en netwerken bevorderd en<br />
georganiseerd?<br />
Daarbij zijn componenten als vertrouwen, communicatie en <strong>het</strong><br />
faciliteren <strong>van</strong> leren noodzakelijke aandachtspunten. Ook aspecten als<br />
kennisdelen zijn <strong>van</strong> belang.<br />
6 Wat zijn de kenmerken <strong>van</strong> die groepen en netwerken?<br />
95
96<br />
Daarbij moet aandacht geschonken worden aan de kennis <strong>in</strong> en <strong>van</strong><br />
de groep, normen en waarden, kenmerken <strong>in</strong> relatie tot cognitieve en<br />
culturele diversiteit. Het gaat er hier ook om of de leden een gedeelde<br />
of gemeenschappelijke praktijk(ervar<strong>in</strong>g) hebben. Dat laatste heeft<br />
immers gevolgen voor de communicatiemogelijkheden.<br />
7 Hoe is de relatie tussen de groep/<strong>het</strong> netwerk met de andere<br />
onderdelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> systeem?<br />
Dat betreft aspecten als de andere actoren, de <strong>in</strong>novatie, de regels,<br />
normen en waarden, de <strong>in</strong>strumenten, de doelen. Of <strong>het</strong> geheel een<br />
coherent, op elkaar afgestemd geheel is.<br />
8 Wat is de opdracht <strong>van</strong> de groep of <strong>het</strong> netwerk?<br />
De relaties met <strong>het</strong> op te lossen probleem en met de doelen <strong>van</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> dienen hier expliciet geanalyseerd te worden. Bovendien<br />
moet hier aandacht worden besteed aan de aard <strong>van</strong> <strong>het</strong> werk: wat<br />
kan bijvoorbeeld, effi ciënt, <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> rout<strong>in</strong>es georganiseerd<br />
worden?<br />
9 Wat is de structuur <strong>van</strong> de groep?<br />
Hier is <strong>het</strong> zaak helder te formuleren wie de leid<strong>in</strong>g heeft, wie welke<br />
bevoegdheden heeft, <strong>in</strong> hoeverre autonomie aanwezig/noodzakelijk is,<br />
wie welke besliss<strong>in</strong>gen te nemen heeft.<br />
10 Wat is de cultuur <strong>in</strong> de groep?<br />
Hier gaat <strong>het</strong> om een grote hoeveelheid aspecten: <strong>het</strong> groeien<br />
<strong>in</strong> de groep, <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> een collectieve identiteit, de<br />
socialisatie, <strong>het</strong> bestaan <strong>van</strong> een feedback- en/of leercultuur en de<br />
machtsverhoud<strong>in</strong>gen.<br />
Naast de organisatie-<strong>in</strong>terne aspecten, wezen vrijwel alle theorieën<br />
en modellen op de rol die de context <strong>van</strong> de organisatie speelt. Soms<br />
wordt de context als bepalend voor de mogelijkheden <strong>van</strong> de organisatie<br />
beschouwd. Soms wordt gewezen op <strong>het</strong> feit dat de organisatie (ook) de<br />
context kan veranderen. Dat leidt tot de volgende vragen:<br />
11 Wat is de organisatie <strong>in</strong> relatie tot de context?<br />
Hier moet een analyse gemaakt worden <strong>van</strong> de organisatie, <strong>van</strong> de<br />
kenmerken <strong>van</strong> de context en <strong>van</strong> de relatie tussen die twee. Het<br />
laatste aspect betreft ook <strong>het</strong> analyseren <strong>van</strong> wat de grenzen <strong>in</strong>
handel<strong>in</strong>gsmogelijkheden en verantwoordelijkheden <strong>van</strong> de organisatie<br />
zijn en <strong>in</strong> hoeverre de organisatie de context kan veranderen.<br />
12 Hoe wordt de communicatie met de context georganiseerd?<br />
Hier moet aandacht geschonken worden aan alle componenten<br />
en actoren die <strong>het</strong> overschrijden <strong>van</strong> grenzen kunnen bevorderen.<br />
Thema’s zijn bijvoorbeeld de genoemde actoren als boundary<br />
crossers, active agents en kennisbrokers.<br />
Ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> al deze componenten kunnen <strong>in</strong> de organisatie<br />
keuzes gemaakt worden. De kenmerken onderl<strong>in</strong>g en de keuzes die<br />
gemaakt worden, moeten bij elkaar aansluiten. Dat is een voorwaarde<br />
voor <strong>het</strong> kunnen bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>.<br />
13 In hoeverre sluiten alle keuzes en alle kenmerken bij elkaar aan?<br />
De ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> profi el <strong>van</strong> de organisatie moet uit <strong>het</strong><br />
perspectief <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g worden uitgevoerd. Dat<br />
impliceert dat ook vastgesteld moet worden of <strong>het</strong> profi el past bij<br />
de uitkomsten <strong>van</strong> de analyse <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie en de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>.<br />
Eventuele discrepanties die zo zichtbaar worden, vormen<br />
aanleid<strong>in</strong>g voor aanpass<strong>in</strong>gen die leiden tot verdere ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie, <strong>van</strong> de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en/of <strong>van</strong> de organisatie. De<br />
beschreven theorieën en modellen bieden aanknop<strong>in</strong>gspunten<br />
voor concrete handel<strong>in</strong>gen die uitgevoerd kunnen worden om de<br />
(benodigde) ontwikkel<strong>in</strong>g te realiseren.<br />
Interpretatie en gebruik <strong>van</strong> de uitkomsten<br />
Nadat alle vragen beantwoord zijn, kunnen de juiste, passende<br />
besliss<strong>in</strong>gen genomen worden voor concrete acties die afgeleid kunnen<br />
worden uit de <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> paragraaf 4.1. De keuzes die voor ieder<br />
proces <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> weer anders zullen (moeten) uitvallen, moeten<br />
passen bij de te dissem<strong>in</strong>eren <strong>in</strong>novatie, bij de mogelijkheden en wensen<br />
voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en bij de organisatie. Met andere woorden: bij de<br />
antwoorden op de hiervoor geformuleerde vragen. Bovendien moeten ze<br />
consistent zijn: ze moeten bij elkaar passen, gezamenlijk realiseerbaar<br />
zijn, z<strong>in</strong>vol zijn en elkaar niet belemmeren of storen.<br />
Voor <strong>het</strong> z<strong>in</strong>vol gebruiken <strong>van</strong> de beschreven theorieën en modellen is <strong>het</strong><br />
noodzakelijk zich bewust te zijn <strong>van</strong> de mogelijkheden en beperk<strong>in</strong>gen.<br />
97
98<br />
Vele beschreven aspecten uit de theorieën en modellen kunnen worden<br />
toegepast <strong>in</strong> de praktijk <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> concrete activiteiten. Hierna volgt<br />
een opsomm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> aspecten waaraan gedacht moet worden bij <strong>het</strong> <strong>in</strong> de<br />
praktijk uitvoeren <strong>van</strong> die activiteiten.<br />
1 De genoemde aspecten: de kenmerken <strong>van</strong> organisaties, <strong>van</strong><br />
organisatieontwikkel<strong>in</strong>g en componenten die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kunnen<br />
bevorderen, zijn gebaseerd op een bepaalde theorie of model. Dat<br />
heeft twee implicaties. Ten eerste is er (veelal) geen empirische<br />
evidentie dat <strong>het</strong> werkt, of <strong>in</strong> welke context <strong>het</strong> werkt. Ten tweede moet<br />
gerealiseerd worden dat <strong>in</strong>dien de betreffende theorie niet overtuigt als<br />
theorie, dat gevolgen heeft voor wat de gebruiker <strong>van</strong> de suggesties <strong>in</strong><br />
de praktijk al dan niet omzet, dan wel wil omzetten.<br />
2 Van belang is te realiseren dat er ook theorieën behandeld zijn die<br />
(ten dele) tegenstrijdig zijn. Bijvoorbeeld of een organisatie de context<br />
beïnvloedt of dat een omgev<strong>in</strong>g bepalend is voor de (on)mogelijkheden<br />
<strong>van</strong> de organisatie om te handelen en zich te ontwikkelen.<br />
3 Tevens is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang te realiseren dat er ook tegenstrijdige<br />
aspecten zijn, die niet te comb<strong>in</strong>eren zijn. Van de beschreven<br />
theorieën en modellen zijn soms verschillende en soms zelfs<br />
tegenstrijdige suggesties voor concrete acties af te leiden. Bijvoorbeeld<br />
dat besliss<strong>in</strong>gen centraal of decentraal genomen moeten worden.<br />
4 Bovendien maken vele aspecten deel uit <strong>van</strong> een complex model;<br />
ze hebben veelal betekenis <strong>in</strong> relatie tot de andere aspecten <strong>van</strong><br />
dat model. Het kan bijvoorbeeld zijn dat kennis over <strong>het</strong> systeem<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> niet bevordert als niet de andere vier aspecten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
model <strong>van</strong> Senge zijn gerealiseerd.<br />
In de praktijk is er altijd sprake <strong>van</strong> een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> activiteiten. Die<br />
kunnen elkaar, specifi ek <strong>in</strong> relatie tot <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>bevorder<strong>in</strong>g, ook bijten.<br />
Het is voorstelbaar dat niet alle comb<strong>in</strong>aties <strong>van</strong> activiteiten mogelijk<br />
zijn. Tijdens de derde ronde <strong>van</strong> de Delphi-studie is overigens gevraagd<br />
of <strong>van</strong> de genoemde kenmerken <strong>in</strong> de casus er wellicht aspecten zijn<br />
die a) niet te realiseren en b) niet te comb<strong>in</strong>eren zijn. De personen<br />
die dat beantwoordden, zeiden vrijwel allemaal dat <strong>het</strong> eenvoudigweg<br />
gecomb<strong>in</strong>eerd en gerealiseerd moet worden.
De mogelijkheden die de genoemde aspecten voor concrete activiteiten<br />
ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bieden, hangen <strong>van</strong>zelfsprekend af <strong>van</strong><br />
de kenmerken <strong>van</strong> de specifi eke context <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie. Ook de sett<strong>in</strong>g<br />
waar de nieuwe <strong>in</strong>novatie naar toe gedissem<strong>in</strong>eerd wordt, is hierbij <strong>van</strong><br />
belang. Dat impliceert dat bepaalde aspecten – zoals de mogelijkheden<br />
die bepaalde groepsprocessen bieden of activiteiten ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
kennisontwikkel<strong>in</strong>g – <strong>in</strong> iedere sett<strong>in</strong>g andere mogelijkheden bieden en<br />
er <strong>in</strong> iedere sett<strong>in</strong>g anders uitzien. Alleen al <strong>van</strong>wege <strong>het</strong> simpele feit dat<br />
iedere groep of organisatie uit andere personen bestaat en deze personen<br />
<strong>het</strong> proces en de uitkomsten beïnvloeden. Iedere actor zal zelf moeten<br />
bepalen wat <strong>in</strong> zijn of haar organisatie en situatie past of wat iets kan<br />
opleveren.<br />
Het doel <strong>van</strong> deze studie was om te onderzoeken of er op basis <strong>van</strong><br />
theorieën over organisaties en organisatieontwikkel<strong>in</strong>g mogelijkheden<br />
zijn die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs kunnen<br />
bevorderen. Mogelijkheden waaraan <strong>in</strong> de praktijk wellicht nog niet is<br />
gedacht. In de verschillende analysestappen heeft de specifi citeit <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs op verschillende manieren <strong>in</strong>vloed<br />
gehad. In de eerste plaats <strong>in</strong> de defi nitie <strong>van</strong> de begrippen <strong>in</strong>novatie en<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>. Deze defi nities waren <strong>van</strong> <strong>in</strong>vloed <strong>in</strong> de volgende fasen <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> traject en vonden met name zijn weerslag <strong>in</strong> de genoemde aspecten<br />
ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (<strong>in</strong> paragraaf 4.1) en de activiteiten<br />
voor <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> (<strong>in</strong> paragraaf 4.3). Daarnaast is<br />
<strong>in</strong>formatie uit de Delphi-studie en de workshop <strong>in</strong> deze beide paragrafen<br />
meegenomen. De theorieën en modellen blijken veel aanknop<strong>in</strong>gspunten<br />
te bieden die kunnen leiden tot concrete activiteiten ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> de praktijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs.<br />
In deze review is een aantal opdrachten geformuleerd die<br />
kunnen bijdragen aan <strong>het</strong> succesvol dissem<strong>in</strong>eren. Een belangrijke<br />
vervolgstap <strong>in</strong> dit proces is dat geanalyseerd wordt <strong>in</strong> hoeverre de<br />
geformuleerde vragen passen <strong>in</strong> de context <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nederlandse beroepsonderwijs.<br />
Voorstelbaar is dat daarvoor experts uit de praktijk uitgenodigd<br />
worden om zich hierover te buigen. Een andere vervolgstap is dat deze<br />
exercitie een follow-up krijgt. Enerzijds <strong>in</strong> <strong>het</strong> analyseren <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>processen<br />
aan de hand <strong>van</strong> de <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> deze review (en de aspecten<br />
99
100<br />
uit de theorieën en modellen). Anderzijds door <strong>het</strong> na geruime tijd<br />
bijstellen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> deze review. Hierbij kunnen ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />
praktijk gebruikt worden om de <strong>in</strong>houd <strong>van</strong> deze review contextspecifi eker<br />
te maken en te kunnen aanscherpen. Bovendien kan deze review worden<br />
beschouwd als een eerste fase <strong>van</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een theorie; namelijk<br />
over hoe <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs bevorderd<br />
kan worden. Deze ‘theorie’ kan dan door verdere theorieontwikkel<strong>in</strong>g,<br />
gecomb<strong>in</strong>eerd met de opbrengst <strong>van</strong> praktijkervar<strong>in</strong>g, verder ontwikkeld<br />
worden.<br />
Deze analyse <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> dient uitgevoerd te worden en <strong>het</strong><br />
profi el <strong>van</strong> de organisatie moet ontwikkeld worden. Zo worden de<br />
eigen specifi eke behoeften <strong>van</strong> de organisatie helder <strong>in</strong> relatie tot de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> en de rele<strong>van</strong>te kenmerken en relaties met de omgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
de organisatie. De genoemde helderheid is noodzakelijk om <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
tot een succes te maken. Dit leidt tot een concrete opdracht aan de<br />
praktijk, namelijk dat de genoemde vragen beantwoord moeten worden<br />
daar waar <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> nagestreefd wordt.
Literatuur<br />
Akkerman, S., Bossche, P. <strong>van</strong> den, Admiraal, W., Gijselaers, W., Segers, M.,<br />
Simons, R.-J. & Kirschner, P. (2007). Reconsider<strong>in</strong>g group cognition:<br />
From conceptual confusion to a boundary area between cognitive and<br />
socio-cultural perspectives? Educational Research Review, 2, 39-63.<br />
Amabile, T. (1997). Motivat<strong>in</strong>g creativity <strong>in</strong> organizations: On do<strong>in</strong>g what you love<br />
and lov<strong>in</strong>g what you do. California Management Review, 40, 39-58.<br />
Argyris, C. (1962). Interpersonal competence and organizational effectiveness.<br />
Homewood: Dorsey Press.<br />
Argyris, C. (1977). Double-loop learn<strong>in</strong>g <strong>in</strong> organizations. Harvard Bus<strong>in</strong>ess<br />
Review, 55, 115-125.<br />
Argyris, C. (1995). Action science and organizational learn<strong>in</strong>g. Journal of<br />
Managerial Psychology, 10, 20-26.<br />
Argyris, C. & Schön, D. (1996). Organizational learn<strong>in</strong>g II: Theory, method and<br />
practice. Read<strong>in</strong>g, Mass.: Addison Wesley.<br />
Bastiaens, T. (1997). Leren en werken met Electronic Performance Support<br />
Systems: Een effectevaluatie. Enschede: Universiteit Twente.<br />
Batenburg, T.A. <strong>van</strong> & Boer, P.R. den (1997). Startkwalifi catie en voortijdig<br />
schoolverlaten. Amsterdam: Max Goote Kenniscentrum voor<br />
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.<br />
Bauer, J. (2008). Learn<strong>in</strong>g from errors at work. Studies on nurses’ engagement<br />
<strong>in</strong> error-related learn<strong>in</strong>g activities. Doctoral dissertation, University of<br />
Regensburg. Http://epub.uni-regensburg.de/10748/1/diss_veroeff_<br />
endversion.pdf.<br />
Bauer, J. & Mulder, R.H. (2008). Conceptualisation of learn<strong>in</strong>g through errors at<br />
work. In S. Billett, C. Harteis & A. Eteläpelto (Eds.), Emerg<strong>in</strong>g perspectives<br />
of workplace learn<strong>in</strong>g (pp. 115-130). Rotterdam: Sense Publishers.<br />
Berg, E. <strong>van</strong> den, Eimers, T., Feijnen, C.J. & Hövels, B.W.M. (1994). Rendement<br />
Leerl<strong>in</strong>gwezen: tegen de stroom <strong>in</strong> of met de stroom mee: Een<br />
beleidsgericht onderzoek naar rendementsbepalende factoren <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
leerl<strong>in</strong>gwezen. Den Haag: COB/Sociaal-Economische Raad.<br />
Berg, J. <strong>van</strong> den & Geurts, J. (2007). Leren <strong>van</strong> <strong>in</strong>noveren: vijf sleutels voor<br />
succes. ’s-Hertogenbosch: CINOP.<br />
101
102<br />
Berg, N. <strong>van</strong> den & Bruijn, E. de (2009). Het glas vult zich: Kennis over<br />
vormgev<strong>in</strong>g en effecten <strong>van</strong> competentiegericht beroepsonderwijs;<br />
verslag <strong>van</strong> een review. ’s-Hertogenbosch/Amsterdam: Expertisecentrum<br />
Beroepsonderwijs.<br />
Berger, U. & Bernhard-Mehlich, I. (2006). Die Verhaltenswissenschaftliche<br />
Entscheidungstheorie. In A. Kieser & M. Ebers (Hrsg.),<br />
Organisationstheorien (pp. 169-239). Stuttgart: Kohlhammer.<br />
Boer, P.R. den & Meesterberends-Harms, G.J. (1992). Het rendement <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
leerl<strong>in</strong>gwezen: Een vooronderzoek. Gron<strong>in</strong>gen: RION.<br />
Boerner, C.S., Macher, J.T. & Teece, D.J. (2001). A review and assessment of<br />
organizational learn<strong>in</strong>g <strong>in</strong> economic theories. In M. Dierkes, A.B. Antal,<br />
J. Child & I. Nonaka (Eds.), Handbook of organizational learn<strong>in</strong>g &<br />
knowledge (pp. 89-117). New York: Oxford University Press.<br />
Boreham, N. (2008). Organisational learn<strong>in</strong>g as structuration: an analysis of<br />
worker-led organisational enquiries <strong>in</strong> an oil refi nery. In W.J. Nijhof &<br />
L.F.M. Nieuwenhuis (Eds.), The Learn<strong>in</strong>g Potential of the Workplace (pp.<br />
227-240). Rotterdam: Sense Publishers.<br />
Bransford, J.D. & Schwartz, D.L. (1999). Reth<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g Transfer: A simple proposal<br />
with multiple implications. Review of Research <strong>in</strong> Education, 24, 61-100.<br />
Brown, J.S. & Duguid, P. (2001). Knowledge and organization: A social-practice<br />
perspective. Organization Science, 12 (2), 198-213.<br />
Bruijn, E. de, Hermanussen, J. & Venne, L. <strong>van</strong> de (2008). Evaluatie<br />
Innovatiearrangement Beroepskolom 2004. Voortgangsrapport tranche<br />
2004. Driebergen/’s-Hertogenbosch: Het Platform Beroepsonderwijs/<br />
CINOP.<br />
Chen, Y. (2006). Market<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novation. Journal of Economics & Management<br />
Strategy, 15, 101-123.<br />
Chesbrough, H., Vanhaverbeke, W. & West, J. (Eds.) (2006). Open <strong>in</strong>novation:<br />
Research<strong>in</strong>g a new paradigm. Oxford: Oxford University Press.<br />
Cie.-Rauwenhoff (1990). Onderwijs - Arbeidsmarkt: naar een werkzaam traject.<br />
Alphen aan den Rijn: M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong> Onderwijs & Wetenschappen.<br />
Cie.-Van Veen (1993). Beroepsvorm<strong>in</strong>g langs vele wegen. Zoetermeer: M<strong>in</strong>isterie<br />
<strong>van</strong> Onderwijs & Wetenschappen.
Cie.-Wagner (1984). Op weg naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid:<br />
E<strong>in</strong>drapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Open Overleg over de voorstellen <strong>van</strong> de commissie-<br />
Wagner <strong>in</strong>zake <strong>het</strong> beroepsonderwijs. Den Haag: M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong> Onderwijs<br />
& Wetenschappen.<br />
Coehoorn, C.A. (1995). The Dutch <strong>in</strong>novation centers: Implementation of<br />
technology policy or facilitation of small enterprises? Capelle aan den<br />
IJssel: Labyr<strong>in</strong>t.<br />
Cremers, P. (2003). Niets zo blijvend als verander<strong>in</strong>g. Delft: AXIS.<br />
Dowl<strong>in</strong>g, M.J. & Ruefl i, T.W. (1992). Technological <strong>in</strong>novation as a gateway to<br />
entry: The case of the telecommunications equipment <strong>in</strong>dustry. Research<br />
Policy, 21 (1), 63-78.<br />
Ebers, M. & Gotsch, W. (2006). Institutionenökonomische Theorien der<br />
Organisation. In A. Kieser & M. Ebers (Hrsg.), Organisationstheorien (pp.<br />
247-306). Stuttgart: Kohlhammer.<br />
Engeström, Y. (1987). Learn<strong>in</strong>g by Expand<strong>in</strong>g. An activity-theoretical approach to<br />
developmental research. Hels<strong>in</strong>ki: Orienta-Konsultit.<br />
Engeström, Y. (2001). Expansive learn<strong>in</strong>g at work: Toward an activity theoretical<br />
reconceptualization. Journal of Education and Work, 14, 133-156.<br />
Ford, C.M. (1996). A theory of <strong>in</strong>dividual creative action <strong>in</strong> multiple social<br />
doma<strong>in</strong>s. Academy of Management Review, 21, 1112-1142.<br />
Fullan, M. (1991). The new mean<strong>in</strong>g of educational change. London: Cassell.<br />
Gassmann, O. & Enkel, E. (2006). Open <strong>in</strong>novation. Die Öffnung des<br />
Innovationsprozesses erhöht das Innovationspotential. Zeitschrift Führung<br />
+ Organisation, 75, 132-138.<br />
Geerts, G. & Heestermans, H. (1984). Van Dale. Groot woordenboek der<br />
Nederlandse Taal. 11e , herziene druk. Utrecht: Van Dale Lexicografi e.<br />
Gherardi, S. & Nicol<strong>in</strong>i, D. (2001). The sociological foundations of organizational<br />
learn<strong>in</strong>g. In M. Dierkes, A.B. Antal, J. Child & I. Nonaka (Eds.), Handbook<br />
of organizational learn<strong>in</strong>g & knowledge (pp. 35-60). New York: Oxford<br />
University Press.<br />
Giddens, A. (1984). The constitution of society. Outl<strong>in</strong>e of the theory of<br />
structuration. Berkeley: University of California Press.<br />
Granovetter, M. (1985). Economic Action and Social Structure: The Problem of<br />
Embeddedness. American Journal of Sociology, 91, 481-510.<br />
Grip, A. de (1987). Onderwijs en arbeidsmarkt: Schol<strong>in</strong>gsdiscrepanties.<br />
Amsterdam: VU Uitgeverij.<br />
103
104<br />
Hakkara<strong>in</strong>en, K., Palonen, T., Paavola, S. & Leht<strong>in</strong>en, E. (2004). Communities<br />
of networked expertise: Professional and educational perspectives.<br />
Amsterdam: Elsevier.<br />
Heye, D. (2006). Creativity and <strong>in</strong>novation: Two key characteristics of the<br />
successful 21st century <strong>in</strong>formation professional. Bus<strong>in</strong>ess Information<br />
Review, 23, 252-257.<br />
Hoof, J.J. <strong>van</strong> & Dronkers, J. (1980). Onderwijs en arbeidsmarkt. Deventer: Van<br />
Loghum Slaterus.<br />
Hoeve, A. & Nieuwenhuis, L.F.M. (2006). Learn<strong>in</strong>g rout<strong>in</strong>es <strong>in</strong> <strong>in</strong>novation<br />
processes. Journal of Workplace Learn<strong>in</strong>g, 18 (3), 171-185.<br />
Jackson, S.E., Joshi, A. & Erhardt, N.H. (2003). Recent research on team and<br />
organizational diversity: SWOT analysis and implications. Journal of<br />
Management 29, 801-830.<br />
Janssen, O. (2000). Job demands, perceptions of effort-reward fairness and<br />
<strong>in</strong>novative work behaviour. Journal of Occupational and Organizational<br />
Psychology, 73, 287-302.<br />
Jong, J.P.J. de & Hartog, D.N. den (2007). How leaders <strong>in</strong>fl uence employees’<br />
<strong>in</strong>novative behaviour. European Journal of Innovation Management, 10,<br />
41-64.<br />
Kahmann, K. (2009). Die Erfassung der Feedbackkultur <strong>in</strong> Organisationen.<br />
Konstruktion und psychometrische Überprüfung e<strong>in</strong>es Mess<strong>in</strong>struments.<br />
Hamburg: Verlag Dr. Kova .<br />
Kanter, R.M. (1983). The change masters. Innovation and entrepreneurship <strong>in</strong><br />
the American corporation. New York: Simon and Schuster.<br />
Kanter, R.M. (1988). When a thousand fl owers bloom: Structural, collective<br />
and social conditions for <strong>in</strong>novation <strong>in</strong> organizations. Research <strong>in</strong><br />
Organizational Behavior, 10, 169-211.<br />
Kieser, A. & Ebers, M. (Eds.) (2006). Organisationstheorien. Stuttgart:<br />
Kohlhammer.<br />
Kieser, A. (2006a). Human Relations-Bewegung und Organisationspsychologie.<br />
In A. Kieser & M. Ebers (Hrsg.), Organisationstheorien (pp. 133-164).<br />
Stuttgart: Kohlhammer.<br />
Kieser, A. (2006b). Der situative Ansatz. In A. Kieser & M. Ebers (Hrsg.),<br />
Organisationstheorien (pp. 215-239). Stuttgart: Kohlhammer.
Kjellberg, A. & Werneman, A. (2000). Bus<strong>in</strong>ess <strong>in</strong>novation – <strong>in</strong>novative teams,<br />
competence brokers and beehive structures – <strong>in</strong> a susta<strong>in</strong>able work<br />
organization. Annals of the CIRR, 49, 355-358.<br />
Klimoski, R. & Mohammed, S. (1994). Team mental model: construct or<br />
metaphor? Journal of Management, 20, 403-437.<br />
Knippenberg, D. <strong>van</strong> & Schippers, M.C. (2007). Work group diversity. Annual<br />
Review of Psychology, 58, 515-541.<br />
Koops, K. (1998). Een Pilootschool: Wat bevordert strategische<br />
onderwijs<strong>in</strong>novatie? Leeuwarden: Friesland College.<br />
Kozlowski, S.W.J. & Bell, B.S. (2003). Work groups and teams <strong>in</strong> organizations.<br />
In W.C. Borman, D.R. Ilgen & R.J. Klimoski (Eds.), Handbook of<br />
psychology: Industrial and organizational psychology (pp. 333-375).<br />
London: Wiley.<br />
Krogh, G. von, Ichijo, K. & Nonaka, I. (2000). Enabl<strong>in</strong>g knowledge creation:<br />
How to unlock the mystery of tacit knowledge and release the power of<br />
<strong>in</strong>novation. Oxford: Oxford University Press.<br />
Lagerweij, N.A.J. (1987). Theorie <strong>van</strong> de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g. In J.A. <strong>van</strong><br />
Kemenade, N.A.J. Lagerweij, J.M.G. Leune & J.J.M. Ritzen (Eds.),<br />
Onderwijs, bestel en beleid 3: Onderwijs <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g (pp. 99-178).<br />
Gron<strong>in</strong>gen: Wolters-Noordhoff.<br />
Lambert, P. (2008). Promot<strong>in</strong>g developmental transfer <strong>in</strong> vocational teacher<br />
education. In T. Tuomi-Gröhn & Y. Engeström (Eds.), Between school<br />
and work. New perspectives on transfer and boundary-cross<strong>in</strong>g (pp. 233-<br />
257). B<strong>in</strong>gley: Emerald.<br />
Lammers, C.J., Mijs, A.A. & Noort, W.J. <strong>van</strong> (2000). Organisaties<br />
vergelijkenderwijs: Ontwikkel<strong>in</strong>g en rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> <strong>het</strong> sociologisch denken<br />
over organisaties (8ste bijgewerkte druk). Utrecht: Het Spectrum.<br />
Lave, J. (1991). Situat<strong>in</strong>g learn<strong>in</strong>g <strong>in</strong> communities of practice. In L.B. Resnick,<br />
J.M. Lev<strong>in</strong>e & S.D. Teasley (Eds.), Perspectives on socially shared<br />
cognition (pp. 63-82). Wash<strong>in</strong>gton DC: American Psychological<br />
Association.<br />
Lave, J. & Wenger, E. (1991). Situated learn<strong>in</strong>g: Legitimate peripheral<br />
participation. Cambridge: Cambridge University Press.<br />
Lehner, F. (2006). Wissensmanagement: Grundlagen, Methoden und technische<br />
Unterstützung. München: Hanser.<br />
105
106<br />
Ludvigson, S.R., Havnes, A. & Lahn, L.C. (2008). Workplace learn<strong>in</strong>g across<br />
activity systems: A Case Study of Sales Eng<strong>in</strong>eers. In T. Tuomi-Gröhn &<br />
Y. Engeström (Eds.), Between school and work. New perspectives on<br />
transfer and boundary-cross<strong>in</strong>g (pp. 291-311). B<strong>in</strong>gley: Emerald.<br />
Luhmann, N. (2008). E<strong>in</strong>führung <strong>in</strong> die Systemtheorie. Heidelberg: Carl Auer<br />
Systeme.<br />
Maier, G.W., Prange, C. & Rosenstiel, L. von (2001). Psychological perspectives<br />
of organizational Learn<strong>in</strong>g. In M. Dierkes, A.B. Antal, J. Child & I. Nonaka<br />
(Eds.), Handbook of organizational learn<strong>in</strong>g & knowledge (pp. 14-34).<br />
New York: Oxford University Press.<br />
March, J.G. & Simon, H.A. (1958). Organizations. New York: Wiley.<br />
Mar<strong>in</strong>ova, D. & Phillimore, J. (2003). Models of <strong>in</strong>novation. In L.V. Shav<strong>in</strong><strong>in</strong>a<br />
(Ed.), The <strong>in</strong>ternational handbook on <strong>in</strong>novation (pp. 44-53). Amsterdam:<br />
Elsevier.<br />
Martens, G. & Ortmann, W. (2006). Organisationen <strong>in</strong> Luhmanns Systemtheorie.<br />
In A. Kieser & M. Ebers (Hrsg.), Organisationstheorien (pp. 429-461).<br />
Stuttgart: Kohlhammer.<br />
Messmann, G., Mulder, R.H. & Gruber, H. (2010). Relations between vocational<br />
teachers’ characteristics of professionalism and their <strong>in</strong>novative work<br />
behaviour. Empirical Research <strong>in</strong> Vocational Education and Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g, 2,<br />
23-42.<br />
M<strong>in</strong>tzberg, H. (1979). The structur<strong>in</strong>g of organizations. Englewood Cliff: Prentice<br />
Hall.<br />
Mohammed, S. & Dumville, B.C. (2001). Team mental models <strong>in</strong> a team<br />
knowledge framework: expand<strong>in</strong>g theory and measurement across<br />
discipl<strong>in</strong>ary boundaries. Journal of Organizational Behavior, 22, 89-106.<br />
Montalvo, C.C. (2006). What triggers change and <strong>in</strong>novation? Technovation, 26,<br />
312-323.<br />
Mulder, R.H. & Wensveen, P. <strong>van</strong> (2000). Innovaties en kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
elektrotechnisch onderwijs. Rotterdam: RISBO/Erasmus Universiteit.<br />
Mulder, R.H. (2003). Probleemgestuurd Onderwijs <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g. Delft: AXIS.<br />
Mulder, R.H. (2004). Design and evaluation of complex learn<strong>in</strong>g environments<br />
<strong>in</strong> secondary vocational education. Oxford Studies <strong>in</strong> Comparative<br />
Education, 13, 171-182.<br />
Mulder, R.H. (2010). Competence-based Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g <strong>in</strong> Polytechnics <strong>in</strong> Ghana: a<br />
review. Regensburg: University of Regensburg.
Nelson, R.R. & W<strong>in</strong>ter, S.G. (1982). An Evolutionary Theory of Economic Change.<br />
Cambridge: Harvard University Press.<br />
Nijhof, W.J. (2004). The process of shap<strong>in</strong>g responsive VET system; a<br />
reconstruction. In W.J. Nijhof & W. <strong>van</strong> Esch (Eds.), Unravell<strong>in</strong>g policy,<br />
power, process and performance (pp. 15-42). ’s-Hertogenbosch: CINOP.<br />
Nijhof, W.J. & Streumer, J.N. (Eds.) (1994). Flexibility <strong>in</strong> tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g and vocational<br />
education. Utrecht: Lemma.<br />
Nonaka, I. (1994). A dynamic theory of organizational knowledge creation.<br />
Organization Science, 5, 14-37.<br />
Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1995). The Knowledge-Creat<strong>in</strong>g Company: How<br />
Japanese Companies Create the Dynamics of Innovation. Oxford: Oxford<br />
University Press.<br />
Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1997). Die Organisation des Wissens. Frankfurt am<br />
Ma<strong>in</strong>: Campus Verlag.<br />
Nonaka, I., Toyama, R. & Byosière, P. (2003). A theory of organizational<br />
knowledge creation: Understand<strong>in</strong>g the dynamic process of creat<strong>in</strong>g<br />
knowledge. In M. Dierkes, A.B. Antal, J. Child & I. Nonaka (Eds.),<br />
Handbook of organizational learn<strong>in</strong>g & knowledge (pp. 491-517). New<br />
York: Oxford University Press.<br />
Nooteboom, B. (1999). Innovation, learn<strong>in</strong>g and <strong>in</strong>dustrial organisation.<br />
Cambridge Journal of Economics, 23, 127-150.<br />
Nooteboom, B. (2000). Learn<strong>in</strong>g and Innovation <strong>in</strong> Organizations and<br />
Economics. Oxford: University Press.<br />
OECD (2009). Work<strong>in</strong>g out change. Systemic <strong>in</strong>novation <strong>in</strong> vocational education<br />
and tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g. Paris: Organisation for Economic Co-operation and<br />
Development.<br />
Probst, G., Raub, S. & Romhardt, K. (2006). Wissen managen. Wiesbaden:<br />
Gabler.<br />
Rogers, E.M. (2003). Diffusion of Innovations. New York: Free Press.<br />
Rupprecht, M., Strasser, J., Mulder, R.H. & Gruber, H. (2011). Innovatives<br />
Verhalten <strong>in</strong> <strong>het</strong>erogenen Beratungsteams. In S. Dohrn, J. Hasebrook<br />
& M. Schmette (Eds.), Vielfalt und Innovation: Strategisches Diversity<br />
Management für Innovationserfolg (pp. 246-272). Aachen: Shaker Verlag.<br />
Rupprecht, M., Mulder, R.H. & Gruber, H. (submitted). Characteristics of team<br />
processes for develop<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novat<strong>in</strong>gs <strong>in</strong> consultancy teams.<br />
107
108<br />
Schneider, U. (1996). Management <strong>in</strong> der wissensbasierten Unternehmung: Das<br />
Wissensnetz <strong>in</strong> und zwischen Unternehmen knüpfen. In U. Schneider<br />
(Hrsg.), Wissensmanagement: Die Aktivierung des <strong>in</strong>tellektuellen Kapitals<br />
(pp. 13-48). Frankfurt: FAZ.<br />
Schumpeter, J.A. (1942). Capitalism, socialism and democracy. New York:<br />
Harper & Row.<br />
Schwartz, D.L. & Nasir, N. (2003). Transfer of learn<strong>in</strong>g. In W. Guthrie (Ed.),<br />
Encyclopedia of education (pp. 1449-1452). New York: Macmillan.<br />
Senge, P. (1990). The Fifth Discipl<strong>in</strong>e: The Art and Practice of the Learn<strong>in</strong>g<br />
Organization. New York: Currency Doubleday.<br />
Simons, P.J.R. (1990). Transfervermogen. Inaugurele rede. Nijmegen: Katholieke<br />
Universiteit Nijmegen.<br />
Staatsblad (1995), 501. Wet educatie en beroepsonderwijs. Den Haag: Sdu<br />
Uitgevers.<br />
Stacey, R.D. (2003). Strategic management and Organisational Dynamics: The<br />
Challenge of Complexity (4th edition). Harlow: Prentice Hall.<br />
Stacey, R.D., Griffi n, D. & Shaw P. (2000). Complexity and Management.<br />
London: Routledge.<br />
Thompson, L.L., Lev<strong>in</strong>e J.M. & Messick, D.M. (Eds.) (1999). Shared Cognition <strong>in</strong><br />
Organizations. London: LEA.<br />
Tuomi-Gröhn, T. & Engeström, Y. (2008). Conceptualiz<strong>in</strong>g transfer: From<br />
standard notions to developmental perspectives. In T. Tuomi-Gröhn &<br />
Y. Engeström (Eds.), Between school and work: New perspectives on<br />
transfer and boundary-cross<strong>in</strong>g (pp. 19-38). B<strong>in</strong>gley: Emerald.<br />
Vegt, G.S. <strong>van</strong> der & Vliert, E. <strong>van</strong> de (2005). Effects of skill dissimilarity and task<br />
<strong>in</strong>terdependence on help<strong>in</strong>g <strong>in</strong> work teams. Journal of Management, 31,<br />
73-89.<br />
Ven, A.H. <strong>van</strong> de & Angle, H.K. (1989). An <strong>in</strong>troduction to the M<strong>in</strong>nesota<br />
<strong>in</strong>novation research program. In A.H. <strong>van</strong> de Ven, H.L. Angle & M.S.<br />
Poole (Eds.), Research on the management of <strong>in</strong>novation (pp. 3-30). New<br />
York: Harper & Row.<br />
Walgenbach, P. (2006). Gidden’s Theorie der Strukturierung. In A. Kieser &<br />
M. Ebers (Hrsg.), Organisationstheorien (pp. 355-376). Kohlhammer:<br />
Stuttgart.<br />
Wenger, E. (1998). Communities of Practice. New York: Cambridge University<br />
Press.
Wenger, E. (2000). Communities of Practice and Social Learn<strong>in</strong>g Systems.<br />
Organization, 7, 225-246.<br />
West, M.A. & Farr, J.L. (1990). Innovation at work. In M.A. West & J.L. Farr<br />
(Eds.), Innovation and creativity at work: Psychological and organizational<br />
strategies (pp. 3-13). Chichester: John Wiley.<br />
West, M.A. (2002). Sparkl<strong>in</strong>g founta<strong>in</strong>s or stagnant ponds: An <strong>in</strong>tegrative model<br />
of creativity and <strong>in</strong>novation implementation <strong>in</strong> work groups. Applied<br />
Psychology: An International Review, 51 (3), 355-424.<br />
West, M.A. & Alt<strong>in</strong>k, W.M.M. (1996). Innovation at work: Individual, group,<br />
organizational, and socio-historical perspectives. European Journal of<br />
Work and Organizational Psychology, 5, 3-11.<br />
109
110
Bijlage 1:<br />
Delphi-studie: lijst <strong>van</strong> respondenten<br />
Deelnemers Organisatie<br />
Loek Nieuwenhuis Universiteit <strong>van</strong> Tilburg Wetenschapper<br />
Aimee Hoeve Expertisecentrum Beroepsonderwijs Prakijkonderzoeker<br />
Alien Cnossen Kenwerk Onderwijsondersteuner<br />
Bert <strong>van</strong> Veldhuizen Regiocollege Innovatiemanager<br />
Ellen Klatter Fontys Hogeschool Lector<br />
Frank de Jong Stoas Hogeschool Lector<br />
José Bours Kon<strong>in</strong>g Willem I College Innovatiemanager<br />
Christa Er<strong>in</strong>ga M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en<br />
Wetenschap<br />
Beleidsmedewerker<br />
Robert Koch ROC Midden Nederland Onderwijsdirecteur<br />
Mieke de Haan MBO Raad Beleidsmedewerker<br />
Eva Voncken Actis Advies Onderwijsondersteuner<br />
Sandra Beuv<strong>in</strong>g ROC de Leijgraaf Onderwijsdirecteur<br />
Sietske Waslander Tias Nimbas Bus<strong>in</strong>ess School Wetenschapper<br />
Maaike <strong>van</strong> Kessel Van Kessel & Oosterhof Prakijkonderzoeker<br />
111
112
Bijlage 2:<br />
De vragenlijsten <strong>in</strong> de Delphi-studie<br />
1e Ronde Delphi-studie <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> de Review Innovaties <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
Beroepsonderwijs (RIB)<br />
Innovaties zijn: producten of processen die nieuw zijn, toegepast kunnen worden<br />
door een persoon, groep of organisatie en die z<strong>in</strong>vol zijn voor (dezelfde of andere)<br />
personen, groepen of organisaties. Innovaties zijn meer dan verbeter<strong>in</strong>gen.<br />
Innovaties hebben namelijk nieuwe doelen. Het doel moet <strong>in</strong> dit geval iets te<br />
maken hebben met de verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs.<br />
Dat betekent bijvoorbeeld dat een <strong>in</strong>novatie een product kan betreffen dat<br />
toegepast wordt <strong>in</strong> <strong>het</strong> primaire proces (zoals lesmateriaal). Het kan echter ook<br />
iets zijn ter verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderwijs dat niet (alleen) <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
primaire proces toegepast wordt (zoals een begeleid<strong>in</strong>gs <strong>in</strong>strument). Het moet<br />
wel iets zijn wat nieuw is. Dat betekent bijvoorbeeld dat <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> een<br />
portfolio geen <strong>in</strong>novatie is, omdat dat geen nieuw <strong>in</strong>strument is en geen nieuw<br />
doel kent.<br />
Dissem<strong>in</strong>atie is: <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> <strong>in</strong> een andere opleid<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
dezelfde school (horizontale <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>), of een andere schoolsoort (<strong>van</strong> vmbo<br />
naar mbo, of <strong>van</strong> mbo naar hbo, of <strong>van</strong> hbo naar vmbo, of omgekeerd, verticale<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>). Dissem<strong>in</strong>atie kan op meerdere manieren plaatsv<strong>in</strong>den:<br />
1 <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> dezelfde <strong>in</strong>novatie met dezelfde kenmerken als de orig<strong>in</strong>ele<br />
versie <strong>in</strong> een andere sett<strong>in</strong>g (kopie);<br />
2 <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>het</strong> orig<strong>in</strong>ele model en dat aanpassen aan de nieuwe sett<strong>in</strong>g<br />
(adaptatie);<br />
3 <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> kennis en ervar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een <strong>in</strong>novatie naar een andere sett<strong>in</strong>g,<br />
dat leidt tot een <strong>in</strong>novatie met andere kenmerken dan de orig<strong>in</strong>ele versie<br />
(vernieuw<strong>in</strong>g).<br />
Bovenstaande defi nitie <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> is nog vrij algemeen. In deze studie gaat<br />
<strong>het</strong> om <strong><strong>in</strong>novaties</strong>:<br />
1 <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsonderwijs (vmbo, mbo, hbo);<br />
2 die <strong>in</strong> of voor een specifi eke opleid<strong>in</strong>g of een school ontwikkeld zijn;<br />
113
114<br />
3 en <strong>in</strong> een opleid<strong>in</strong>g of een school toegepast worden (hoewel <strong>het</strong> kan zijn dat<br />
die daar gestart is, maar <strong>in</strong>middels ook elders wordt gebruikt/toegepast).<br />
Beantwoord alle 6 vragen voor maximaal 3 voorbeelden <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>! Van<br />
belang is dat alle rele<strong>van</strong>te <strong>in</strong>formatie wordt genoemd. En dat, <strong>in</strong>dien meerdere<br />
<strong><strong>in</strong>novaties</strong> genoemd worden, <strong><strong>in</strong>novaties</strong> gekozen worden met verschillende<br />
kenmerken. Indien een vraag, of aspect <strong>van</strong> een vraag, niet rele<strong>van</strong>t is, hoeft dat<br />
niet (gedetailleerd) beschreven te worden.<br />
1 Noem een <strong>in</strong>novatie (let op voorgaande defi nitie en kenmerken!) waar je op de<br />
een of andere manier zelf bij betrokken bent geweest. (NB. Indien die er niet<br />
is, dan hoeven de volgende vragen niet beantwoord te worden).<br />
2 Wat was je eigen rol daar<strong>in</strong>? Wat heb je gedaan?<br />
3 Beschrijf de <strong>in</strong>novatie kort aan de hand <strong>van</strong> (<strong>in</strong> ieder geval) de volgende<br />
kenmerken:<br />
a Doel<br />
b Sett<strong>in</strong>g: waar (schooltype)<br />
c Activiteiten<br />
d Betrokken actoren en hun rollen<br />
e Om<strong>van</strong>g (tijd en eventueel geld)<br />
f Tussentijdse en/of e<strong>in</strong>dresultaten<br />
4 V<strong>in</strong>dt/vond er <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> plaats:<br />
a Horizontale? Verticale?<br />
b Kopie? Adaptatie? Vernieuw<strong>in</strong>g?<br />
5 Welke factoren hebben ertoe bijgedragen dat <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> plaatsvond? Of<br />
hebben de kans op <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> vergroot? (NB Neem <strong>in</strong> de beschrijv<strong>in</strong>g op<br />
over welke vorm <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> je <strong>het</strong> hebt).<br />
a Activiteiten<br />
b Actoren<br />
c Kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
d Kenmerken <strong>van</strong> de context<br />
e Anders…
6 Welke factoren hebben ertoe geleid dat er GEEN <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> plaatsvond? Of<br />
hebben de kans op <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> verkle<strong>in</strong>d? (NB Neem <strong>in</strong> de beschrijv<strong>in</strong>g op<br />
over welke vorm <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> je <strong>het</strong> hebt).<br />
a Activiteiten<br />
b Actoren<br />
c Kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
d Kenmerken <strong>van</strong> de context<br />
e Anders…<br />
2e Ronde Delphi-studie <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> de Review Innovaties <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
Beroepsonderwijs (RIB)<br />
Alle vragen <strong>in</strong> deze ronde hebben betrekk<strong>in</strong>g op de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>.<br />
Deze <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> kan plaatsv<strong>in</strong>den naar een andere opleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dezelfde<br />
school, naar een andere school <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelfde type, of <strong>van</strong> een ander type (<strong>van</strong><br />
vmbo naar mbo bijvoorbeeld). De vragen hebben eveneens betrekk<strong>in</strong>g op alle<br />
‘soorten’ <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> die <strong>in</strong> de vorige ronde onderscheiden zijn (kopie,<br />
adaptatie, vernieuw<strong>in</strong>g).<br />
Hieronder wordt eerst een aantal vragen gesteld naar de factoren die<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bemoeilijken dan wel verstoren. Daarna volgen dezelfde vragen naar<br />
de factoren die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevorderen.<br />
Met ‘<strong>in</strong>novatie’ wordt bedoeld de orig<strong>in</strong>ele <strong>in</strong>novatie die al dan niet<br />
gedissem<strong>in</strong>eerd wordt. Het gaat hier om factoren die de kenmerken <strong>van</strong> de<br />
orig<strong>in</strong>ele <strong>in</strong>novatie betreffen, de activiteiten die gedaan worden/zijn <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
kader <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie, de bij de <strong>in</strong>novatie betrokken actoren en mogelijke<br />
randvoorwaarden. (Als <strong>het</strong> om <strong>het</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces gaat, is dat uitdrukkelijk<br />
aangegeven).<br />
115
116<br />
1 Welke factoren verstoren <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>? Deze<br />
vraag kan vlot beantwoord worden. Geef voor ieder aspect, 1 antwoord aan <strong>in</strong><br />
hoeverre deze <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> verstoort/bemoeilijkt. (Door dubbel<br />
te klikken op een hokje, dan te activeren en dan OK te drukken, kan <strong>het</strong><br />
betreffende hokje aangekruist worden).<br />
Factor<br />
Grootte school (groot)<br />
Grootte <strong>in</strong>novatie<br />
Selectie <strong>van</strong> alleen de leuke aspecten<br />
Inbedd<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> curriculum<br />
Rol externe onderwijskundige ondersteuners/adviseurs<br />
Niet We<strong>in</strong>ig Sterk Zeer sterk<br />
Innovatie <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> hele opleid<strong>in</strong>g<br />
Innovatie is landelijk<br />
Innovatie is oploss<strong>in</strong>g voor een probleem<br />
Praktijkopleiders<br />
Rol <strong>in</strong>spectie<br />
Overnemen <strong>van</strong> onderdelen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Innovatie is regionaal<br />
Innovatie <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> deel <strong>van</strong> de opleid<strong>in</strong>g<br />
Interne onderwijskundigen<br />
Betrokkenheid leerl<strong>in</strong>gen<br />
Externe eisen t.a.v. examens<br />
Ruimte voor op maat maken <strong>in</strong>novatie<br />
Innovatie is lokaal (alleen <strong>in</strong> eigen school)<br />
Grootte school (kle<strong>in</strong>)<br />
Externe eisen t.a.v. <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g cgo<br />
Beschikbaarheid <strong>in</strong>formatie over hoe de <strong>in</strong>novatie<br />
aangepast kan worden aan de eisen <strong>van</strong> een andere<br />
context<br />
Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g docenten door docenten <strong>van</strong> dezelfde school<br />
Voorschriften hoe de <strong>in</strong>novatie toegepast dient te worden<br />
Open structuur <strong>in</strong>novatie<br />
Professionaliser<strong>in</strong>g door externen
Factor Niet We<strong>in</strong>ig Sterk Zeer sterk<br />
Info workshops over de <strong>in</strong>novatie voor anderen<br />
F<strong>in</strong>anciële middelen<br />
Richtlijnen <strong>van</strong> kenniscentra<br />
Vrijheid om <strong>in</strong>novatie naar eigen context aan te passen<br />
Start <strong>in</strong>novatie is bottom-up<br />
Innovatie gericht op de organisatie <strong>van</strong> onderwijs<br />
Personele wissel<strong>in</strong>gen<br />
Heldere doelen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Relatie met bedrijven<br />
Beschikbare tijd<br />
Betrokkenheid kenniscentra<br />
Betrokkenheid docenten<br />
Ondersteun<strong>in</strong>g/gedrag <strong>van</strong> schoolleid<strong>in</strong>g<br />
Innovatie gericht op <strong>het</strong> primaire proces<br />
Focus op realisatie doelen<br />
Visie <strong>van</strong> de schoolleid<strong>in</strong>g<br />
Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g docenten <strong>in</strong> <strong>in</strong>novatie<br />
Innovatieontwikkelaars actief deel <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces<br />
Projectleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novatie<br />
Positioner<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong> de organisatie<br />
Publiciteit voor de <strong>in</strong>novatie/bekendheid <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Angst voor veranderen<br />
Delen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie met elkaar<br />
Delen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie met anderen<br />
Top-down <strong>in</strong>novatie<br />
Urgentiegevoel docenten dat er iets moet veranderen<br />
Complexiteit <strong>in</strong>novatie<br />
Ruimte voor refl ectie <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Focus op organiseerbaarheid bij de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
Effi ciënt gebruikmaken <strong>van</strong> tijd, geld en personele <strong>in</strong>zet<br />
Effectstudies <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
Uitwissel<strong>in</strong>g tussen actoren <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
117
118<br />
Factor Niet We<strong>in</strong>ig Sterk Zeer sterk<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novatie gradueel<br />
Innovatiecultuur<br />
Feedback <strong>van</strong> onderzoekers op de <strong>in</strong>novatie<br />
Zichtbare resultaten <strong>in</strong>novatie<br />
Vrijblijvendheid participatie <strong>in</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces<br />
Ondersteun<strong>in</strong>g management <strong>van</strong> de school<br />
2 Zijn er nog andere factoren die <strong>het</strong> proces (kunnen) verstoren?<br />
3 Noem de vijf belangrijkste factoren die <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> dissem<strong>in</strong>eren verstoren.<br />
4 Indien een genoemde factor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bemoeilijkt, hoe ziet <strong>het</strong> er dan uit?<br />
(Welke kenmerken heeft <strong>het</strong> dan?).<br />
Zoals boven vermeld: met ‘<strong>in</strong>novatie’ wordt bedoeld de orig<strong>in</strong>ele <strong>in</strong>novatie die<br />
al dan niet gedissem<strong>in</strong>eerd wordt. Het gaat hier om factoren die de kenmerken<br />
<strong>van</strong> de orig<strong>in</strong>ele <strong>in</strong>novatie betreffen, de activiteiten die gedaan worden/zijn <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> kader <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie, de bij de <strong>in</strong>novatie betrokken actoren en mogelijke<br />
randvoorwaarden. (Als <strong>het</strong> om <strong>het</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces gaat, is dat uitdrukkelijk<br />
aangegeven).<br />
5 Welke factoren bevorderen <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>? Deze<br />
vraag kan vlot beantwoord worden. Geef voor ieder aspect, 1 antwoord aan <strong>in</strong><br />
hoeverre deze <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> verstoort/bemoeilijkt. (Door dubbel<br />
te klikken op een hokje, dan te activeren en dan OK te drukken, kan <strong>het</strong><br />
betreffende hokje aangekruist worden).<br />
Factor<br />
Grootte school (groot)<br />
Grootte <strong>in</strong>novatie<br />
Selectie <strong>van</strong> alleen de leuke aspecten<br />
Inbedd<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> curriculum<br />
Rol externe onderwijskundige ondersteuners/<br />
adviseurs<br />
Niet We<strong>in</strong>ig Sterk Zeer sterk
Factor Niet We<strong>in</strong>ig Sterk Zeer sterk<br />
Innovatie <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> hele opleid<strong>in</strong>g<br />
Innovatie is landelijk<br />
Innovatie is oploss<strong>in</strong>g voor een probleem<br />
Praktijkopleiders<br />
Rol <strong>in</strong>spectie<br />
Overnemen <strong>van</strong> onderdelen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Innovatie is regionaal<br />
Innovatie <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> deel <strong>van</strong> de opleid<strong>in</strong>g<br />
Interne onderwijskundigen<br />
Betrokkenheid leerl<strong>in</strong>gen<br />
Externe eisen t.a.v. examens<br />
Ruimte voor op maat maken <strong>in</strong>novatie<br />
Innovatie is lokaal (alleen <strong>in</strong> eigen school)<br />
Grootte school (kle<strong>in</strong>)<br />
Externe eisen t.a.v. <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g cgo<br />
Beschikbaarheid <strong>in</strong>formatie over hoe de <strong>in</strong>novatie<br />
aangepast kan worden aan de eisen <strong>van</strong> een<br />
andere context<br />
Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g docenten door docenten <strong>van</strong> dezelfde<br />
school<br />
Voorschriften hoe de <strong>in</strong>novatie toegepast dient te<br />
worden<br />
Open structuur <strong>in</strong>novatie<br />
Professionaliser<strong>in</strong>g door externen<br />
Info workshops over de <strong>in</strong>novatie voor anderen<br />
F<strong>in</strong>anciële middelen<br />
Richtlijnen <strong>van</strong> kenniscentra<br />
Vrijheid om <strong>in</strong>novatie naar eigen context aan te<br />
passen<br />
Start <strong>in</strong>novatie is bottom-up<br />
Innovatie gericht op de organisatie <strong>van</strong> onderwijs<br />
Personele wissel<strong>in</strong>gen<br />
Heldere doelen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Relatie met bedrijven<br />
Beschikbare tijd<br />
119
120<br />
Factor Niet We<strong>in</strong>ig Sterk Zeer sterk<br />
Betrokkenheid kenniscentra<br />
Betrokkenheid docenten<br />
Ondersteun<strong>in</strong>g/gedrag <strong>van</strong> schoolleid<strong>in</strong>g<br />
Innovatie gericht op <strong>het</strong> primaire proces<br />
Focus op realisatie doelen<br />
Visie <strong>van</strong> de schoolleid<strong>in</strong>g<br />
Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g docenten <strong>in</strong> <strong>in</strong>novatie<br />
Innovatieontwikkelaars actief deel <strong>van</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces<br />
Projectleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novatie<br />
Positioner<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong> de organisatie<br />
Publiciteit voor de <strong>in</strong>novatie/bekendheid <strong>van</strong> de<br />
<strong>in</strong>novatie<br />
Angst voor veranderen<br />
Delen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie met elkaar<br />
Delen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie met anderen<br />
Top-down <strong>in</strong>novatie<br />
Urgentiegevoel docenten dat er iets moet<br />
veranderen<br />
Complexiteit <strong>in</strong>novatie<br />
Ruimte voor refl ectie <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Focus op organiseerbaarheid bij de <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
Effi ciënt gebruikmaken <strong>van</strong> tijd, geld en personele<br />
<strong>in</strong>zet<br />
Effectstudies <strong><strong>in</strong>novaties</strong><br />
Uitwissel<strong>in</strong>g tussen actoren <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novatie gradueel<br />
Innovatiecultuur<br />
Feedback <strong>van</strong> onderzoekers op de <strong>in</strong>novatie<br />
Zichtbare resultaten <strong>in</strong>novatie<br />
Vrijblijvendheid participatie <strong>in</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces<br />
Ondersteun<strong>in</strong>g management <strong>van</strong> de school
6 Zijn er nog andere factoren die <strong>het</strong> proces bevorderen?<br />
7 Noem de vijf belangrijkste factoren die <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> dissem<strong>in</strong>eren<br />
bevorderen.<br />
8 Indien een genoemde factor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> bevordert, hoe ziet <strong>het</strong> er dan uit?<br />
(Welke kenmerken heeft <strong>het</strong> dan?).<br />
3e Ronde Delphi-studie <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> de Review Innovaties <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
Beroepsonderwijs (RIB)<br />
Beantwoord eerst deel 1 voordat je deel 2 leest!<br />
Deel 1<br />
Ter bevorder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong> <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie kunnen de volgende<br />
kenmerken <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong>, activiteiten <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> <strong><strong>in</strong>novaties</strong> en de houd<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de betrokkenen, <strong>van</strong> belang zijn.<br />
1 Voldoende fi nanciële middelen<br />
2 Grote betrokkenheid docenten<br />
3 Innovatie heeft heldere doelen<br />
4 Niet of nauwelijks personele wissel<strong>in</strong>gen<br />
5 Innovatie beg<strong>in</strong>t op de werkvloer (bottom-up)<br />
6 Docenten worden getra<strong>in</strong>d <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
7 Innovatie heeft zichtbare resultaten opgeleverd<br />
8 Innovatie is niet te complex<br />
9 Innovatie is gericht op <strong>het</strong> primaire proces<br />
10 Ondersteun<strong>in</strong>g door <strong>het</strong> management <strong>van</strong> de school is groot<br />
11 Sterk gevoel <strong>van</strong> urgentie voor verander<strong>in</strong>gen bij docenten<br />
12 Betrokkenen hebben geen angst voor verander<strong>in</strong>gen<br />
13 Er is geen sprake <strong>van</strong> vrijwillige deelname <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie<br />
14 In de <strong>in</strong>novatie is er ruimte en tijd voor refl ectie<br />
15 Leerl<strong>in</strong>gen zijn betrokken bij de (ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de) <strong>in</strong>novatie<br />
16 Voldoende beschikbare tijd<br />
17 Ondersteun<strong>in</strong>g door de schoolleid<strong>in</strong>g<br />
18 Innovatie vormt de oploss<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een concreet, bestaand probleem<br />
121
122<br />
Beantwoord nu de volgende drie vragen. (Nummers kunnen aangegeven<br />
worden):<br />
1 Wat zijn de belangrijkste drie aspecten?<br />
Toelicht<strong>in</strong>g?<br />
2 Welke aspecten zijn niet met elkaar te comb<strong>in</strong>eren?<br />
Toelicht<strong>in</strong>g?<br />
3 Welke aspecten zijn absoluut niet realiseerbaar?<br />
Toelicht<strong>in</strong>g?<br />
Deel 2<br />
Probeer je onderstaande situatie <strong>in</strong> een beroepsopleid<strong>in</strong>g voor te stellen!<br />
De <strong>in</strong>novatie waar <strong>het</strong> hier om gaat, heeft heldere doelen, al een aantal zichtbare<br />
resultaten opgeleverd (aangetoond door begeleidend onderzoek) en vormt de<br />
oploss<strong>in</strong>g voor een probleem. Dat wil zeggen: voor iets dat door velen als een<br />
probleem ervaren wordt. Dat heeft er overigens toe bijgedragen dat ‘de werkvloer’<br />
een belangrijke rol heeft gespeeld <strong>in</strong> <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> deze <strong>in</strong>novatie. De<br />
<strong>in</strong>novatie zelf kenmerkt zich voorts nog door <strong>het</strong> voorhanden zijn <strong>van</strong> voldoende<br />
beschikbare tijd en er is ruimte en tijd voor refl ectie. Het betreft een <strong>in</strong>novatie die<br />
met name gericht is op <strong>het</strong> primaire proces. Er is sprake <strong>van</strong> een urgentiegevoel<br />
bij docenten dat er iets moet veranderen, de betrokkenheid <strong>van</strong> docenten bij de<br />
<strong>in</strong>novatie is groot en zij kennen geen angst voor verander<strong>in</strong>gen. Dat laatste geldt<br />
voor alle betrokkenen. Leerl<strong>in</strong>gen zijn eveneens betrokken bij de <strong>in</strong>novatie. Er zijn<br />
we<strong>in</strong>ig betrokkenen die de <strong>in</strong>novatie gedurende de ontwikkel<strong>in</strong>g, implementatie<br />
en uitvoer<strong>in</strong>g verlaten, die, <strong>in</strong>dien dat wel <strong>het</strong> geval was geweest, ver<strong>van</strong>gen<br />
hadden moeten worden. De participatie <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie is echter niet vrijblijvend.<br />
Alle benodigde activiteiten worden ondersteund door zowel <strong>het</strong> (midden)management<br />
<strong>van</strong> de school als de schoolleid<strong>in</strong>g.
Beantwoord de drie volgende vragen:<br />
1 Welke kenmerken moet een onderwijsorganisatie hebben, zodat deze situatie<br />
gerealiseerd kan worden?<br />
2 Wat kunnen de volgende actoren daaraan bijdragen, om deze situatie te<br />
realiseren? (nummer de antwoorden):<br />
a Leerl<strong>in</strong>gen<br />
b Docenten<br />
c Management <strong>van</strong> afdel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de organisatie<br />
d Schoolleid<strong>in</strong>g<br />
e Bedrijfsleven<br />
f Externe belanghebbenden: <strong>in</strong>spectie, kenniscentra, externe exam<strong>in</strong>er<strong>in</strong>g…<br />
g Externe adviseurs/onderwijsondersteuners<br />
h Overheid<br />
i Anderen<br />
3 Welke <strong>van</strong> de genoemde aspecten moeten per se worden uitgevoerd?<br />
(Nummer kan genoemd worden)<br />
123
124
Bijlage 3:<br />
Overzicht <strong>van</strong> genoemde bevorderende en<br />
storende factoren voor <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
In de onderstaande tabellen staan alle genoemde factoren die <strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
kunnen bevorderen dan wel verstoren. De range loopt <strong>van</strong> ‘niet’ (1) tot ‘zeer<br />
sterk’ (4). De antwoorden geven de gemiddelde waarden <strong>van</strong> 10 personen aan.<br />
Kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie (1)<br />
Kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie zelf<br />
Stimulerende<br />
factoren<br />
Belemmerende<br />
factoren<br />
Gemiddelde (SD) Gemiddelde (SD)<br />
Grootte <strong>in</strong>novatie 2.0 (1.07) 2.6 (0.70)<br />
Innovatie is landelijk 2.4 (1.27) 2.0 (1.00)<br />
Innovatie is oploss<strong>in</strong>g voor een probleem 3.8 (0.76) 1.1 (0.33)<br />
Innovatie is regionaal 2.9 (0.90) 1.6 (0.88)<br />
Innovatie <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> deel <strong>van</strong> de opleid<strong>in</strong>g 2.4 (0.99) 1.8 (0.67)<br />
Innovatie is lokaal (alleen <strong>in</strong> eigen school) 2.6 (1.13) 1.9 (1.05)<br />
Open structuur <strong>in</strong>novatie 2.5 (0.55) 1.9 (0.83)<br />
Innovatie gericht op de organisatie <strong>van</strong><br />
onderwijs<br />
2.5 (0.55) 2.0 (0.93)<br />
Heldere doelen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie 3.5 (0.53) 1.4 (0.52)<br />
Innovatie gericht op <strong>het</strong> primaire proces 3.2 (0.75) 1.4 (0.52)<br />
Focus op realisatie doelen 3.1 (0.69) 1.4 (0.74)<br />
Publiciteit voor de <strong>in</strong>novatie/bekendheid <strong>van</strong><br />
de <strong>in</strong>novatie<br />
2.6 (1.06) 1.8 (1.09)<br />
Zichtbare resultaten <strong>in</strong>novatie 3.4 (1.06) 1.7 (1.10)<br />
Complexiteit <strong>in</strong>novatie 1.5 (0.53) 2.9 (0.57)<br />
Ruimte voor refl ectie <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie 3.4 (0.74) 2.0 (1.00)<br />
Focus op organiseerbaarheid bij de<br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong><br />
2.7 (0.76) 1.8 (0.87)<br />
125
126<br />
Kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie (1)<br />
Effi ciënt gebruikmaken <strong>van</strong> tijd, geld en<br />
personele <strong>in</strong>zet<br />
Stimulerende<br />
factoren<br />
Belemmerende<br />
factoren<br />
Gemiddelde (SD) Gemiddelde (SD)<br />
3.1 (0.38) 1.6 (0.92)<br />
Effectstudies <strong><strong>in</strong>novaties</strong> 3.2 (0.41) 1.6 (0.74)<br />
Uitwissel<strong>in</strong>g tussen actoren <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie 3.1 (0.99) 1.6 (1.01)<br />
Condities<br />
F<strong>in</strong>anciële middelen 3.3 (0.89) 2.8 (1.20)<br />
Personele wissel<strong>in</strong>gen 1.5 (0.76) 3.4 (0.84)<br />
Beschikbare tijd 3.1 (1.13) 3.4 (0.53)<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novatie gradueel 2.8 (0.75) 1.4 (0.52)<br />
Kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie (2)<br />
Innovatieproces<br />
Stimulerende<br />
factoren<br />
Belemmerende<br />
factoren<br />
Gemiddelde (SD) Gemiddelde (SD)<br />
Start <strong>in</strong>novatie is bottom-up 3.0 (1.15) 1.9 (1.05)<br />
Top-down <strong>in</strong>novatie 1.5 (0.84) 2.8 (0.89)<br />
Context<br />
Inbedd<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> curriculum 3.1 (0.90) 2.1 (1.10)<br />
Innovatie <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> hele opleid<strong>in</strong>g 2.9 (0.70) 1.9 (1.05)<br />
Dissem<strong>in</strong>atieproces<br />
Selectie <strong>van</strong> alleen de leuke aspecten 1.8 (1.10) 2.5 (0.76)<br />
Overnemen <strong>van</strong> onderdelen <strong>van</strong> de<br />
<strong>in</strong>novatie<br />
2.2 (0.75) 2.4 (0.92)<br />
Ruimte voor op maat maken <strong>in</strong>novatie 2.9 (0.99) 2.0 (1.22)<br />
Beschikbaarheid <strong>in</strong>formatie over hoe de<br />
<strong>in</strong>novatie aangepast kan worden aan de<br />
eisen <strong>van</strong> een andere context<br />
3.1 (0.90) 1.8 (1.04)
Kenmerken <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie (2)<br />
Voorschriften hoe de <strong>in</strong>novatie toegepast<br />
dient te worden<br />
Vrijheid om <strong>in</strong>novatie naar eigen context<br />
aan te passen<br />
Vrijblijvendheid participatie <strong>in</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces<br />
Activiteiten<br />
Stimulerende<br />
factoren<br />
Belemmerende<br />
factoren<br />
Gemiddelde (SD) Gemiddelde (SD)<br />
2.3 (1.11) 2.3 (0.70)<br />
3.4 (1.06) 1.6 (1.01)<br />
1.9 (0.69) 3.0 (0.76)<br />
Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g docenten <strong>in</strong> <strong>in</strong>novatie 3.3 (1.04) 2.2 (1.20)<br />
Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g docenten door docenten <strong>van</strong><br />
dezelfde school<br />
2.7 (0.95) 1.8 (1.09)<br />
Professionaliser<strong>in</strong>g door externen 2.7 (0.49) 2.0 (0.76)<br />
Info workshops over de <strong>in</strong>novatie voor<br />
anderen<br />
Actoren<br />
Intern<br />
3.0 (0.76) 1.7 (0.87)<br />
Stimulerende<br />
factoren<br />
Belemmerende<br />
factoren<br />
Gemiddelde (SD) Gemiddelde (SD)<br />
Praktijkopleiders 2.2 (0.75) 1.9 (0.35)<br />
Rol <strong>in</strong>spectie 2.1 (1.07) 2.6 (0.84)<br />
Interne onderwijskundigen 2.5 (0.93) 2.0 (1.00)<br />
Betrokkenheid leerl<strong>in</strong>gen 3.6 (0.53) 1.3 (0.50)<br />
Betrokkenheid docenten 3.4 (1.13) 1.8 (1.30)<br />
Ondersteun<strong>in</strong>g/gedrag <strong>van</strong> schoolleid<strong>in</strong>g 3.3 (1.11) 2.9 (1.45)<br />
Ondersteun<strong>in</strong>g management <strong>van</strong> de school 3.4 (1.06) 2.9 (1.17)<br />
Visie <strong>van</strong> de schoolleid<strong>in</strong>g 3.3 (1.04) 2.1 (1.27)<br />
Innovatieontwikkelaars actief deel <strong>van</strong><br />
<strong>dissem<strong>in</strong>atie</strong>proces<br />
3.1 (0.99) 1.8 (1.09)<br />
127
128<br />
Actoren<br />
Stimulerende<br />
factoren<br />
Belemmerende<br />
factoren<br />
Gemiddelde (SD) Gemiddelde (SD)<br />
Projectleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong>novatie 3.0 (0.93) 2.1 (1.05)<br />
Angst voor veranderen 1.6 (1.19) 3.6 (0.70)<br />
Delen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie met<br />
elkaar<br />
Delen <strong>van</strong> ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>novatie met<br />
anderen<br />
Urgentiegevoel docenten dat er iets moet<br />
veranderen<br />
Extern<br />
Rol externe onderwijskundige ondersteuners/<br />
adviseurs<br />
2.9 (0.83) 1.6 (1.01)<br />
3.0 (0.92) 1.6 (1.01)<br />
3.5 (1.07) 1.9 (1.36)<br />
2.5 (0.76) 2.1 (0.99)<br />
Relatie met bedrijven 2.8 (0.41) 2.0 (0.53)<br />
Betrokkenheid kenniscentra 2.2 (0.75) 1.6 (0.74)<br />
Feedback <strong>van</strong> onderzoekers op de <strong>in</strong>novatie 3.1 (0.38) 1.5 (0.76)<br />
Kenmerken <strong>van</strong> de context<br />
School<br />
Extern<br />
Stimulerende<br />
factoren<br />
Belemmerende<br />
factoren<br />
Gemiddelde (SD) Gemiddelde (SD)<br />
Grootte school (groot) 1.6 (0.53) 2.4 (0.88)<br />
Grootte school (kle<strong>in</strong>) 2.5 (1.07) 1.8 (0.83)<br />
Innovatiecultuur 3.3 (1.04) 2.3 (1.12)<br />
Externe eisen t.a.v. examens 2.0 (1.12) 2.7 (1.00)<br />
Positioner<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>in</strong>novatie <strong>in</strong> de<br />
organisatie<br />
3.3 (1.04) 2.6 (1.01)<br />
Externe eisen t.a.v. <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g cgo 2.1 (1.21) 1.6 (0.74)<br />
Richtlijnen <strong>van</strong> kenniscentra 1.9 (0.69) 2.3 (1.00)
Bijlage 4:<br />
Deelnemers workshop<br />
Naam Organisatie<br />
José <strong>van</strong> den Berg Expertisecentrum Beroepsonderwijs<br />
Sandra Beuv<strong>in</strong>g ROC de Leijgraaf<br />
Sandra Bijwaard Zadk<strong>in</strong>e<br />
Josée Bours Kon<strong>in</strong>g Willem I College<br />
Alien Cnossen Kenwerk (kenniscentrum)<br />
Jitse Talsma Raveste<strong>in</strong> & Zwart<br />
Gert<strong>in</strong>e Fornerod CINOP<br />
Kar<strong>in</strong> Hendrich ROC Rivor<br />
Aimee Hoeve Expertisecentrum Beroepsonderwijs<br />
Mieke Huigen MBO Raad<br />
Maaike <strong>van</strong> Kessel Van Kessel & Oosterhof<br />
Ellen Klatter Fontys Hogeschool<br />
Arend <strong>van</strong> der Lee Zadk<strong>in</strong>e<br />
Marc <strong>van</strong> der Meer Expertisecentrum Beroepsonderwijs<br />
Reg<strong>in</strong>a Mulder Universiteit Regensburg<br />
Loek Nieuwenhuis IVA/Expertisecentrum Beroepsonderwijs<br />
Huub Schmitz Het Platform Beroepsonderwijs<br />
John Schobben ROC de Leijgraaf<br />
Rika Schut Centrum voor Naschol<strong>in</strong>g<br />
Boukje Spit M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />
Bert <strong>van</strong> Veldhuizen Regio College<br />
Eva Voncken Actis Advies<br />
Paula Willemse IVA<br />
129
130